KOSTEN BATEN ANALYSE (MKBA) – E - Deurganckdoksluis

KOSTEN BATEN ANALYSE (MKBA) – E - Deurganckdoksluis KOSTEN BATEN ANALYSE (MKBA) – E - Deurganckdoksluis

deurganckdoksluis.be
from deurganckdoksluis.be More from this publisher
03.05.2013 Views

Geïntegreerde MKBA/EEA voor een tweede maritieme toegang Waaslandhaven en alle onlosmakelijk ermee verbonden ingrepen Bijlage C TOELICHTING BIJ KENGETALLEN VOOR DE DIRECTE NETWERKEFFECTEN Voor de berekening van de directe netwerkeffecten wordt gebruik gemaakt van kengetallen uit de Standaardmethodiek (Resource Analysis en RebelGroup Advisory, 2006) In deze bijlage worden de bronnen van de kengetallen toegelicht. De kengetallen in de Standaardmethodiek zijn uitgedrukt in prijzen van 2005. In de MKBA van de tweede maritieme toegang zijn ze geactualiseerd tot 2007 op de wijze die in de hoofdtekst uitgelegd is. C.1 Wegvervoer Tabel 42 toont de kengetallen voor de bepaling van de netwerkkosten van een toename van het achterlandvervoer over de weg (in geval van een daling van het achterlandvervoer gelden dezelfde kengetallen met een omgekeerd teken). Merk op dat de infrastructuurkosten in Tabel 42 enkel op het gebruik slaan (d.w.z. slijtage). De kosten van eventuele aanvullende infrastructuurinvesteringen (of van vervroeging van investeringen) die het zeehavenproject nodig maakt, moeten apart begroot worden. Tabel 42 Marginale netwerkkosten van wegvervoer 110 Eindrapport (eurocent per voertuigkilometer, prijzen van 2005) Voertuigcategorie Congestie Lichte vrachtwagen Zware vrachtwagen Infrastructuur (slijtage) Belastingsinkomsten (= baat of negatieve kost ) Accijns Totaal* Diesel 31,67 0,00 -4,57 -5,36 LPG 31,67 0,00 -1,95 -3,25 Benzine 31,67 0,00 -9,39 -10,39 Diesel 42,23 0,15 -10,96 -14,81 Gemiddelde vrachtwagens 35,57 0,06 -7,08 -9,02 * Voor buitenlandse voertuigen gebruiken we de enkel accijnsinkomsten, voor binnenlandse voertuigen de totale belastingen op vrachtwagenverkeer. Bron: Berekeningen op basis van gegevens uit De Ceuster (2004). Zie toelichting in tekst. De bedragen in Tabel 42 zijn gebaseerd op De Ceuster (2004). De oorspronkelijke bedragen in prijzen van 2002 zijn omgezet in prijzen van 2005 met behulp van de BBPdeflator. De waarden van de effecten op congestie en de marginale belastinginkomsten werden daarenboven aangepast aan de stijging van het BBP per hoofd met een elasticiteit van 0,75. De vraag stelt zich of we moeten rekenen met de totale belastingopbrengsten per voertuigkilometer (inbegrepen vaste of jaarlijkse belastingen per voertuig), of enkel met de brandstofaccijnzen. Het antwoord hangt af van het feit of de extra vervoersprestaties door de bestaande vrachtwagens geleverd worden, dan wel of er aanvullende vrachtwagens ingezet worden. In het algemeen kunnen we hier geen uitspraak over

Geïntegreerde MKBA/EEA voor een tweede maritieme toegang Waaslandhaven en alle onlosmakelijk ermee verbonden ingrepen doen. Bovendien moeten we rekening houden met het deel van de belastingen dat naar het buitenland afvloeit (bijvoorbeeld inschrijvingsbelastingen). Op basis van bovenstaande overwegingen besluiten we tot een compromis waarbij we voor buitenlandse voertuigen enkel de brandstofaccijnzen over de in België afgelegde afstand meenemen, en voor binnenlandse voertuigen de totale extra belastinginkomsten. Voor toekomstige jaren moeten de getallen in Tabel 42 aangepast worden aan de stijging van het inkomen per hoofd, waardoor sommige kosten toenemen. Tabel 43 beschrijft de aannames omtrent de toekomstige evolutie van de externe kosten per voertuigkilometer. Tabel 43 Toekomstige evolutie van de marginale netwerkkosten van wegvervoer 111 Eindrapport Netwerkeffect Toekomstige evolutie van netwerkkosten per voertuigkilometer Congestie + 1,5% per jaar (75% van groei van BBP per hoofd) Infrastructuur Constant Marginale belastingsinkomsten + 1,5% per jaar (75% van groei van BBP per hoofd) Bron: Aannames over inkomenselasticiteit van effecten op basis van wetenschappelijke literatuur Congestiekosten bestaan uit tijdskosten. We mogen verwachten dat de tijdswaardering van personen toeneemt met het inkomen. Beschouw eerst deelnemers aan het verkeer die werken (beroepschauffeurs, zakelijke reizigers). In een eerste benadering stijgt de waarde van hun reistijd proportioneel met het loon. De werkelijke stijging kan iets lager zijn indien de productiviteit van de reistijd toeneemt (ten gevolge van verbeteringen van mobiele communicatie). Ook de waarde van vrije tijd is gerelateerd aan het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe groter de consumptiemogelijkheden tijdens de vrije tijd. Dit suggereert dat de waarde van de vrije tijd evolueert met de consumptie per hoofd. Op lange termijn moeten het BBP per hoofd, de consumptie per hoofd en de lonen ongeveer even snel groeien, maar er kunnen op korte en middellange termijn verschillen optreden. In België blijft de stijging van de lonen en van de consumptie reeds gedurende een decennium achter op het BBP, en ook in de volgende vijf jaren wordt hetzelfde beeld verwacht. Om de zaken echter niet te compliceren hanteren we het BBP per hoofd als de enige inkomensmaatstaf. Onderzoeken beschouwen doorgaans ook de relatie tussen de reistijdwaarde en het BBP per hoofd. Zij vinden een elasticiteit tussen 0,5 en 1. 42 Met andere woorden: indien het BBP per hoofd stijgt met 1%, dan stijgt de reistijdwaarde met 0,5 tot 1%. Eén van de redenen waarom de elasticiteit ten opzichte van het BBP lager dan 1 bedraagt, is het feit dat een deel van de tijdskosten betrekking op de voertuigen (afschrijving) en de goederen (in geval van goederenvervoer). Deze kosten blijven constant in reële termen. Op basis van bovenstaande bevindingen nemen we aan dat de congestiekosten stijgen met 75% van de groei van het BBP per hoofd. Voor de toekomstige evolutie van het reële BBP per hoofd gaan we uit van een groeivoet van 2% per hoofd. Dit komt overeen met het groeipercentage in de prognoses voor de periode 2006-2011 van het Planbureau (2006). Bijgevolg nemen de congestiekosten toe met 0,75 x 2% = 1,5% per jaar. 42 Zie De Jong e.a. (2004), Commissariat General du Plan (2001) en Mackie. e.a (2003) voor een overzicht van resultaten.

Geïntegreerde <strong>MKBA</strong>/EEA<br />

voor een tweede maritieme toegang Waaslandhaven<br />

en alle onlosmakelijk ermee verbonden ingrepen<br />

doen. Bovendien moeten we rekening houden met het deel van de belastingen dat naar<br />

het buitenland afvloeit (bijvoorbeeld inschrijvingsbelastingen). Op basis van<br />

bovenstaande overwegingen besluiten we tot een compromis waarbij we voor<br />

buitenlandse voertuigen enkel de brandstofaccijnzen over de in België afgelegde afstand<br />

meenemen, en voor binnenlandse voertuigen de totale extra belastinginkomsten.<br />

Voor toekomstige jaren moeten de getallen in Tabel 42 aangepast worden aan de stijging<br />

van het inkomen per hoofd, waardoor sommige kosten toenemen. Tabel 43 beschrijft de<br />

aannames omtrent de toekomstige evolutie van de externe kosten per voertuigkilometer.<br />

Tabel 43 Toekomstige evolutie van de marginale netwerkkosten van wegvervoer<br />

111 Eindrapport<br />

Netwerkeffect Toekomstige evolutie van netwerkkosten per voertuigkilometer<br />

Congestie + 1,5% per jaar (75% van groei van BBP per hoofd)<br />

Infrastructuur Constant<br />

Marginale belastingsinkomsten + 1,5% per jaar (75% van groei van BBP per hoofd)<br />

Bron: Aannames over inkomenselasticiteit van effecten op basis van wetenschappelijke literatuur<br />

Congestiekosten bestaan uit tijdskosten. We mogen verwachten dat de tijdswaardering<br />

van personen toeneemt met het inkomen. Beschouw eerst deelnemers aan het verkeer<br />

die werken (beroepschauffeurs, zakelijke reizigers). In een eerste benadering stijgt de<br />

waarde van hun reistijd proportioneel met het loon. De werkelijke stijging kan iets lager<br />

zijn indien de productiviteit van de reistijd toeneemt (ten gevolge van verbeteringen van<br />

mobiele communicatie). Ook de waarde van vrije tijd is gerelateerd aan het inkomen. Hoe<br />

hoger het inkomen, hoe groter de consumptiemogelijkheden tijdens de vrije tijd. Dit<br />

suggereert dat de waarde van de vrije tijd evolueert met de consumptie per hoofd.<br />

Op lange termijn moeten het BBP per hoofd, de consumptie per hoofd en de lonen<br />

ongeveer even snel groeien, maar er kunnen op korte en middellange termijn verschillen<br />

optreden. In België blijft de stijging van de lonen en van de consumptie reeds gedurende<br />

een decennium achter op het BBP, en ook in de volgende vijf jaren wordt hetzelfde beeld<br />

verwacht. Om de zaken echter niet te compliceren hanteren we het BBP per hoofd als de<br />

enige inkomensmaatstaf.<br />

Onderzoeken beschouwen doorgaans ook de relatie tussen de reistijdwaarde en het BBP<br />

per hoofd. Zij vinden een elasticiteit tussen 0,5 en 1. 42 Met andere woorden: indien het<br />

BBP per hoofd stijgt met 1%, dan stijgt de reistijdwaarde met 0,5 tot 1%. Eén van de<br />

redenen waarom de elasticiteit ten opzichte van het BBP lager dan 1 bedraagt, is het feit<br />

dat een deel van de tijdskosten betrekking op de voertuigen (afschrijving) en de goederen<br />

(in geval van goederenvervoer). Deze kosten blijven constant in reële termen.<br />

Op basis van bovenstaande bevindingen nemen we aan dat de congestiekosten stijgen<br />

met 75% van de groei van het BBP per hoofd. Voor de toekomstige evolutie van het reële<br />

BBP per hoofd gaan we uit van een groeivoet van 2% per hoofd. Dit komt overeen met<br />

het groeipercentage in de prognoses voor de periode 2006-2011 van het Planbureau<br />

(2006). Bijgevolg nemen de congestiekosten toe met 0,75 x 2% = 1,5% per jaar.<br />

42 Zie De Jong e.a. (2004), Commissariat General du Plan (2001) en Mackie. e.a (2003) voor een overzicht<br />

van resultaten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!