03.05.2013 Views

Dreamweaver CS3 - Adobe

Dreamweaver CS3 - Adobe

Dreamweaver CS3 - Adobe

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Zie “Dynamische inhoud toevoegen aan pagina's” op pagina 536 voor meer informatie.<br />

Dynamische inhoud definiëren met een CFC<br />

DREAMWEAVER <strong>CS3</strong><br />

Handboek<br />

In <strong>Dreamweaver</strong> kunt u een recordset als een bron van dynamische inhoud definiëren door een CFC te gebruiken dat een<br />

recordsetdefinitie bevat.<br />

1 Voer in het vak Naam een naam voor de CFC-recordset in.<br />

Dikwijls wordt het voorvoegsel rs vóór recordsetnamen geplaatst om ze te onderscheiden van andere objectnamen in de<br />

code, bijvoorbeeld: rsPressRelease.<br />

Recordsetnamen mogen alleen alfanumerieke tekens en het onderstrepingsteken (_) bevatten. U mag geen speciale tekens<br />

of spaties gebruiken.<br />

2 Selecteer een van de pakketten die al op de server zijn gedefinieerd.<br />

Als het pakket niet in het pop-upmenu voorkomt, kunt u de lijst met pakketten vernieuwen door op de knop Vernieuwen<br />

vlakbij het pop-upmenu te klikken.<br />

Zorg ervoor dat u de CFC's eerst op de testserver laadt. Alleen de CFC's op de testserver worden weergegeven.<br />

3 Selecteer een van de componenten die in het geselecteerde pakket zijn gedefinieerd.<br />

Als het pop-upmenu Component geen componenten bevat, of als het menu alleen oudere componenten bevat, moet u de<br />

CFC-bestanden op de testserver laden.<br />

4 (Optioneel) Klik op de knop Nieuwe component maken als u een component wilt maken.<br />

a Voer in het vak Naam de naam voor de nieuwe CFC in. De naam mag alleen alfanumerieke tekens en het<br />

onderstrepingsteken (_) bevatten.<br />

b Voer in het vak 'Map van component' de locatie voor de CFC in, of blader om de map te zoeken.<br />

Opmerking: De map moet het relatieve pad naar de hoofdmap van de site zijn.<br />

5 Selecteer in het pop-upmenu Functie de functie die de recordsetdefinitie bevat.<br />

Het pop-upmenu functie bevat alleen de functies die in de geselecteerde component zijn gedefinieerd. Als dit pop-upmenu<br />

geen functies bevat of als de laatste wijzigingen niet in de vermelde functies worden weergegeven, controleert u of de laatste<br />

wijzigingen wel op de server zijn geladen.<br />

Opmerking: De vakken Verbinding en SQL zijn alleen-lezen.<br />

6 Bewerk elke parameter (type, waarde en standaardwaarde) die als functieargument moet worden doorgegeven door op<br />

de knop Bewerken te klikken.<br />

a Voer een waarde voor de huidige parameter in door het type van de waarde in het pop-upmenu Waarde te selecteren en<br />

de waarde in het vak aan de rechterkant in te voeren.<br />

Het type van de waarde kan een URL-parameter, een formuliervariabele, een cookie, een sessievariabele, een<br />

toepassingsvariabele of een ingevoerde waarde zijn.<br />

b Voer een standaardwaarde voor de parameter in het vak Standaardwaarde in.<br />

Als geen runtime waarde wordt geretourneerd, wordt de standaardparameterwaarde gebruikt.<br />

c Klik op OK.<br />

U kunt de databaseverbinding en de SQL-query voor de recordset niet wijzigen. Deze velden zijn altijd uitgeschakeld. De<br />

verbinding en SQL-query worden alleen ter informatie weergegeven.<br />

7 Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de recordset te maken.<br />

Als de SQL-instructie paginaparameters bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het vak<br />

Parameters geldige testwaarden bevat voordat u op Testen klikt.<br />

Alsdequerymetsuccesisuitgevoerd,wordtderecordsetineentabelweergegeven. Elkerijbevateenrecordenelkekolom<br />

stelt een veld in die record voor.<br />

638

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!