03.05.2013 Views

3 - Service Box - Peugeot

3 - Service Box - Peugeot

3 - Service Box - Peugeot

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website<br />

van <strong>Peugeot</strong>, in de rubriek "My<strong>Peugeot</strong>".<br />

Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie<br />

over het onderhoud van uw auto.<br />

Als de rubriek "My<strong>Peugeot</strong>" niet beschikbaar is op de website van<br />

het merk voor uw land, kunt u het instructieboekje op het volgende<br />

internetadres raadplegen:<br />

http://public.servicebox.peugeot.com<br />

Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens<br />

toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie<br />

is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkeringen die<br />

worden weergegeven met dit pictogram:<br />

Belangrijke informatie:<br />

Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires<br />

die niet onder een artikelnummer in het assortiment van<br />

Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het<br />

elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken<br />

u hier rekening mee te houden en raden u aan contact op te<br />

nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT<br />

om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en<br />

accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer.<br />

Selecteer:<br />

de link in het gedeelte voor "Particulieren",<br />

de taal,<br />

het model van uw auto,<br />

de uitgiftedatum g die overeenkomt met de datum van deel 1A op p phet<br />

kentekenbewijs van uw auto.<br />

U kunt hier het instructieboekje van uw auto in dezelfde lay-out bekijken.


WELKOM<br />

Wij danken u voor uw keuze voor de 508 RXH.<br />

Dit instructieboekje is ontwikkeld om u<br />

in de gelegenheid te stellen onder alle<br />

omstandigheden optimaal gebruik te maken<br />

van de mogelijkheden van uw auto.<br />

In het eerste deel van het boekje is de<br />

belangrijkste informatie samengevat om u in<br />

korte tijd vertrouwd te maken met de bediening<br />

van uw auto.<br />

Vervolgens komen alle details van uw auto<br />

op het gebied van comfort, veiligheid en<br />

praktische informatie uitgebreid aan bod,<br />

zodat u en uw passagiers maximaal van de<br />

auto kunnen genieten.<br />

Elk geleverd model kan, afhankelijk van het<br />

uitrustingsniveau, de carrosserievarianten, de<br />

uitvoeringen en de specifieke kenmerken voor<br />

het land waarvoor de auto bestemd is, slechts<br />

van een deel van de in dit boekje vermelde<br />

uitrustingen zijn voorzien.<br />

Symbolen<br />

Waarschuwing:<br />

dit symbool geeft waarschuwingen<br />

weer die u absoluut dient te respecteren<br />

omwille van uw veiligheid en die van<br />

anderen en om schade aan uw auto te<br />

voorkomen.<br />

Informatie:<br />

dit symbool vestigt uw aandacht op<br />

aanvullende informatie die u helpt de<br />

gebruiksmogelijkheden van uw auto<br />

optimaal te benutten.<br />

Bescherming van het<br />

milieu:<br />

dit symbool verschijnt bij adviezen met<br />

betrekking tot de bescherming van het<br />

milieu.<br />

Verwijzing:<br />

dit symbool verwijst naar de bladzijde<br />

waar meer informatie over de<br />

desbetreffende functie is te vinden.


Inhoud<br />

In één oogopslag<br />

Hybridesysteem<br />

Controle tijdens het rijden<br />

.<br />

Presentatie 22<br />

Starten / afzetten 25<br />

Verklikkerlampje Ready 29<br />

Keuzeschakelaar HYbrid4 29<br />

Energiemeter 32<br />

Weergave van de energiestromen van het<br />

hybridesysteem 33<br />

Eco off 36<br />

Eco-rijden 37<br />

Verbruik 39<br />

Tractiebatterij 40<br />

Slepen 44<br />

Instrumentenpaneel 45<br />

Verklikkerlampjes 46<br />

Meters 57<br />

Boordcomputer 62<br />

Datum en tijd instellen 65<br />

.<br />

Toegang tot de auto<br />

Sleutel met afstandsbediening 66<br />

Alarm 76<br />

Elektrisch bedienbare ruiten 78<br />

Bagageruimte 80<br />

Elektrisch bedienbare achterklep 81<br />

Panoramadak (SW) 84<br />

Brandstoftank 85<br />

Tankbeveiliging diesel 86<br />

Comfort<br />

Voorstoelen 88<br />

Achterbank 92<br />

Spiegels 94<br />

Stuurwielverstelling 96<br />

Indeling interieur 97<br />

Indeling van de bagageruimte 100<br />

Verwarming en ventilatie 106<br />

Automatische airconditioning met<br />

gescheiden regeling 108<br />

Automatische airconditioning quadrizone 111<br />

Achterruitverwarming 116<br />

Programmeerbaar verwarmings-/<br />

ventilatiesysteem 117<br />

Rijden<br />

Elektrische parkeerrem 119<br />

EGS-versnellingsbak met 6 versnellingen 126<br />

Hill Holder 130<br />

Head-up display 131<br />

Snelheidsbegrenzer 134<br />

Snelheidsregelaar 136<br />

Parkeerhulp 138<br />

Intelligente parkeerhulp 140<br />

Zicht<br />

Lichtschakelaar 142<br />

LED-verlichting 145<br />

Automatische verlichting 147<br />

Koplampen verstellen 150<br />

Bochtverlichting 151<br />

Ruitenwisserschakelaar 152<br />

Automatische ruitenwissers 154<br />

Plafonniers 156<br />

Sfeerverlichting 157


Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Kinderzitjes 158<br />

ISOFIX-kinderzitjes 164<br />

Kinderbeveiliging 167<br />

Veiligheid<br />

Richtingaanwijzers 168<br />

Urgence-oproep of Assistance-oproep 169<br />

Claxon 169<br />

ESP 170<br />

Veiligheidsgordels 173<br />

Airbags 176<br />

Praktische informatie<br />

Bandenreparatieset 180<br />

Wiel verwisselen 186<br />

Een lamp vervangen 191<br />

Zekeringen vervangen 198<br />

12V-accu 202<br />

Eco-mode 205<br />

Wisserbladen vervangen 206<br />

Slepen van uw auto 207<br />

Slepen 209<br />

Trekken van een aanhanger 210<br />

Allesdragers monteren 212<br />

Accessoires 213<br />

Onderhoud<br />

Openen van de motorkap 216<br />

Brandstoftank leeg (Diesel) 217<br />

Dieselmotor 218<br />

Niveaus controleren 219<br />

Controles 222<br />

Technische gegevens<br />

Inhoud<br />

Elektromotor 225<br />

Dieselmotor 226<br />

Gewichten (diesel) 227<br />

Afmetingen 228<br />

Identifi catie 229<br />

Audio en telematica<br />

Urgence-oproep of Assistance-oproep 231<br />

JBL Hifi -systeem 233<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Nav 235<br />

Index<br />

Visuele index<br />

.<br />

.


4<br />

In één oogopslag<br />

Presentatie van het HYbrid4-systeem<br />

Wij willen u bedanken voor uw keuze voor<br />

deze HYbrid4-auto die op een aantal punten<br />

verschilt van een conventionele auto.<br />

Lees dit instructieboekje aandachtig door om<br />

alle functies van het hybridesysteem te leren<br />

kennen. Raadpleeg voor meer informatie het<br />

hoofdstuk "Hybridesysteem".<br />

22<br />

De HYbrid4-technologie combineert op slimme<br />

wijze twee aandrijfconcepten: een HDidieselmotor<br />

die de voorwielen aandrijft en een<br />

elektromotor die zorgt voor de aandrijving van<br />

de achterwielen.<br />

Deze twee motoren kunnen afzonderlijk<br />

of gelijktijdig werken, afhankelijk van de<br />

geselecteerde stand van het hybridesysteem<br />

en de rijomstandigheden.<br />

De auto wordt door alleen de elektromotor<br />

aangedreven in de stand "ZEV" (Zero Emission<br />

Vehicle) en, bij lage snelheden en wanneer<br />

weinig vermogen wordt gevraagd, in de<br />

stand "Auto". Bij wegrijden vanuit stilstand, bij<br />

accelereren en tijdens het schakelen assisteert<br />

de elektromotor de dieselmotor.<br />

De batterij die voor de voeding van de<br />

elektromotor zorgt, wordt tijdens het<br />

decelereren weer bijgeladen.<br />

1. HDi-dieselmotor (aandrijving van de<br />

voorwielen).<br />

2. Elektromotor (aandrijving van de achterwielen).<br />

3. 200V-tractiebatterij.<br />

4. Elektronische controle-eenheid vermogen.<br />

5. Stop & Start-systeem.<br />

6. Gestuurde handgeschakelde<br />

6-versnellingsbak.<br />

7. Elektrische stroom.<br />

8. Keuzeschakelaar HYbrid4.


Zuinig en milieuvriendelijk rijden<br />

Het brandstofverbruik van een auto kan sterk variëren afhankelijk van:<br />

- de rijstijl van de bestuurder (rustig, sportief, snel, ...),<br />

- het type traject dat wordt afgelegd (stad, buitenweg, autosnelweg, weinig verkeer, file, ...) en de snelheid.<br />

Belangrijkste adviezen voor zuinig rijden<br />

Keuzeschakelaar hybridesysteem<br />

Zet voor een optimaal brandstofverbruik, ook in stadsverkeer, de keuzeschakelaar in de stand Auto<br />

(deze stand wordt bij het starten automatisch ingeschakeld).<br />

In deze stand worden de energiebronnen (verbrandingsmotor en/of elektromotor) optimaal gebruikt. De andere<br />

standen zijn daarentegen voor een specifiek gebruik bedoeld.<br />

Selectiehendel van de versnellingsbak<br />

Gebruik zo veel mogelijk de automatische stand A . In deze stand wordt altijd de op dat moment optimale<br />

versnelling ingeschakeld.<br />

Soepel rijden<br />

Rijd zo veel mogelijk in de "eco" -zone van de energiemeter: accelereer rustig, rijd waar mogelijk met een<br />

constante snelheid en gebruik daarbij de snelheidsregelaar of -begrenzer.<br />

Gebruik de "charge" -zone: anticipeer op verkeersomstandigheden die een lagere snelheid vereisen door het<br />

gas los te laten in plaats van te remmen. De naald van de energiemeter (in de "charge"-zone) geeft aan hoeveel<br />

energie er op deze manier wordt teruggewonnen.<br />

Verbruiksgeschiedenis<br />

Bekijk het effect van uw rijstijl en het type traject door de verbruiksgeschiedenis te raadplegen. Zie het hoofdstuk<br />

"Multifunctionele displays".<br />

Oorzaken van een te hoog brandstofverbruik en controles<br />

Net als bij andere auto's geldt ook in dit geval het volgende: belaad uw auto niet te zwaar, beperk zo veel<br />

mogelijk de luchtweerstand van de auto (sneller dan 50 km/h rijden met geopende ruiten, aanwezigheid van<br />

beladen of onbeladen dakdragers, ...) en beperk zo veel mogelijk het gebruik van verbruikers (airconditioning,<br />

stoelverwarming, achterruitverwarming, ...).<br />

Controleer regelmatig de bandenspanning en houd u daarbij aan de door de fabrikant aanbevolen waarden. Laat<br />

uw auto volgens de voorschriften van de fabrikant onderhouden.<br />

In één oogopslag<br />

.<br />

5


6<br />

In één oogopslag<br />

Buitenzijde<br />

Elektronische sleutel:<br />

Keyless entry and start<br />

Met dit systeem kunt u de auto openen en<br />

sluiten en de motor starten zonder dat u de<br />

sleutel uit uw zak hoeft te halen. De sleutel<br />

moet zich wel in het detectiegebied bevinden.<br />

25, 67<br />

Noodreparatieset voor<br />

banden<br />

Met deze complete set, bestaande uit een<br />

compressor en een flacon met afdichtmiddel,<br />

kunt u een noodreparatie aan een band<br />

uitvoeren.<br />

180<br />

Elektrisch bedienbare achterklep<br />

Dit elektrisch bedienbare systeem biedt u de<br />

mogelijkheid om met een druk op de knop de<br />

achterklep te openen en te sluiten.<br />

80<br />

Parkeerhulp voor en<br />

achter<br />

Deze functie waarschuwt u tijdens het vooruit-<br />

of achteruitrijden voor obstakels voor en achter<br />

de auto.<br />

138


Openen<br />

Keyless entry and<br />

start-systeem<br />

Openen<br />

Houd uw hand, terwijl de elektronische sleutel<br />

zich in het detectiegebied bevindt, achter de<br />

buitenportiergreep om de auto te ontgrendelen,<br />

trek vervolgens aan de portiergreep om het<br />

portier te openen.<br />

Sluiten<br />

In één oogopslag<br />

Houd, terwijl de elektronische sleutel zich in<br />

het detectiegebied bevindt, een vinger tegen de<br />

portiergreep (bij de merktekens) om de auto te<br />

vergrendelen.<br />

67, 70<br />

.<br />

7


8<br />

In één oogopslag<br />

Openen<br />

Sleutel met afstandsbediening<br />

A. Uitklappen/inklappen van de sleutel.<br />

B. Ontgrendelen van de auto.<br />

66<br />

Overige beschikbare functies...<br />

C. Vergrendelen van de auto.<br />

Lokaliseren van de auto.<br />

Brandstoftank<br />

1. Openen van de brandstofvulklep.<br />

2. Openen en bevestigen van de<br />

brandstoftankdop.<br />

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 72 liter.<br />

85


Interieur<br />

Sfeerverlichting<br />

Het gedimde licht van de sfeerverlichting<br />

verbetert bij weinig buitenlicht het zicht in het<br />

interieur.<br />

157<br />

Head-up display<br />

Dit systeem projecteert de informatie over de<br />

wagensnelheid en de snelheidsbegrenzer/<br />

snelheidsregelaar op een getint scherm in het<br />

gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze de<br />

blik op de weg gericht kan houden.<br />

131<br />

In één oogopslag<br />

Audio- en communicatiesysteem<br />

Dit systeem is voorzien van de<br />

nieuwste technologie: autoradio met<br />

MP3-afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting,<br />

Bluetooth handsfree set, navigatiesysteem<br />

met kleurenscherm, AUX-aansluitingen,<br />

hifi-audiosysteem, ...<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Nav+<br />

235<br />

Automatische airconditioning<br />

Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning op<br />

een bepaald comfortniveau in te stellen. Aan de hand<br />

van deze instelling en de weersomstandigheden wordt<br />

de airconditioning vervolgens automatisch geregeld.<br />

Gescheiden regeling<br />

108<br />

Quadrizone<br />

111<br />

Het optionele JBL audiosysteem<br />

is speciaal ontworpen voor het<br />

interieur van uw auto.<br />

Raadpleeg de rubriek "Audio en<br />

telematica".<br />

.<br />

9


10<br />

In één oogopslag<br />

Schakelaars<br />

Het branden van een verklikkerlampje geeft aan<br />

of de bijbehorende functie is in- of uitgeschakeld.<br />

Massagefunctie.<br />

91<br />

Grootlichtassistent.<br />

148<br />

Intelligente parkeerhulp.<br />

140<br />

Inbraakalarm.<br />

76<br />

Motor starten/afzetten met de<br />

elektronische sleutel.<br />

25/26<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect SOS<br />

231<br />

Elektrische parkeerrem.<br />

119<br />

Openen van de achterklep.<br />

69, 80<br />

Openen van de brandstofvulklep.<br />

85<br />

Uitschakelen van het CDS-systeem.<br />

172<br />

Elektrisch kinderslot.<br />

167<br />

Verklikkerlampje programmeerbare<br />

verwarming.<br />

117<br />

Uitschakelen parkeerhulp.<br />

139<br />

Uitschakelen automatisch afzetten<br />

van de verbrandingsmotor.<br />

36<br />

Head-up display<br />

(aan/uit, instellingen).<br />

131


Comfort<br />

Voorstoelen<br />

Elektrisch verstellen<br />

1. Hoek- en hoogteverstelling van de zitting<br />

en verstelling in lengterichting.<br />

2. Rugleuningverstelling.<br />

3. Verstelling van de lendensteun.<br />

88<br />

In één oogopslag<br />

.<br />

11


12<br />

In één oogopslag<br />

Cockpit<br />

1. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.<br />

2. Koplampverstelling.<br />

3. Schakelaar verlichting en<br />

richtingaanwijzers.<br />

4. Instrumentenpaneel.<br />

5. Airbag bestuurder.<br />

Claxon.<br />

6. Versnellingshendel.<br />

7. Keuzeschakelaar HYbrid4-systeem.<br />

8. 12V-aansluiting.<br />

USB-/Jack-aansluitingen.<br />

9. Hendel motorkapontgrendeling.<br />

10. Zekeringkast.<br />

11. Zijruitontwaseming.<br />

12. Voorruitontwaseming.<br />

13. Contact-/stuurslot.<br />

14. Starten met de elektronische sleutel.<br />

15. Bediening op het stuurwiel van de<br />

autoradio.<br />

16. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/<br />

boordcomputer.<br />

17. Schakelaar alarmknipperlichten en centrale<br />

vergrendeling.<br />

18. Display.<br />

19. Middelste verstelbare en afsluitbare<br />

ventilatieroosters.<br />

20. Airbag passagier.<br />

21. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters.<br />

22. Dashboardkastje / Uitschakeling<br />

passagiersairbag.<br />

23. Elektrische parkeerrem.<br />

24. Middenarmsteun met opbergvakken.<br />

25. Opbergvakken (volgens uitvoering).<br />

26. Autoradio.<br />

27. Bedieningspaneel verwarming/<br />

airconditioning.<br />

28. Alarm / <strong>Peugeot</strong> Connect SOS - <strong>Peugeot</strong><br />

Connect Assistance.<br />

29. Bediening <strong>Peugeot</strong> Connect Nav.<br />

30. Massage / Grootlichtassistent / Intelligente<br />

parkeerhulp.


In één oogopslag<br />

.<br />

13


14<br />

In één oogopslag<br />

Comfort<br />

Verstellen van de hoofdsteun<br />

Druk op de knop A om de hoofdsteun lager te<br />

zetten.<br />

Beweeg om de hoofdsteun hoger te zetten<br />

deze omhoog tot de gewenste positie is bereikt.<br />

90<br />

Stuurwiel verstellen<br />

1. Ontgrendelen van het stuurwiel met de<br />

hendel.<br />

2. Verstellen in hoogte en diepte.<br />

3. Vergrendelen van het stuurwiel met de<br />

hendel.<br />

96<br />

Deze handelingen moeten uit<br />

veiligheidsoverwegingen uitsluitend<br />

worden uitgevoerd als de auto stilstaat.<br />

Bediening stoelverwarming<br />

0 : uit.<br />

1: laag.<br />

2 : gemiddeld.<br />

3 : hoog.<br />

90


Comfort<br />

Buitenspiegels<br />

Verstellen<br />

1. Selecteren van de buitenspiegel.<br />

2. Verstellen van de buitenspiegel.<br />

3. In de neutraalstand zetten van de selectieschakelaar<br />

en in- en uitklappen van de buitenspiegels.<br />

94<br />

Overige beschikbare functies...<br />

Automatisch kantelen van het<br />

spiegelglas bij het inschakelen van de<br />

achteruitversnelling.<br />

Binnenspiegel<br />

Uitvoering met handbediende<br />

dag-/nachtstandinstelling<br />

1. Selecteren van de dagstand van de<br />

spiegel.<br />

2. Verstellen van de binnenspiegel.<br />

Uitvoering met automatische<br />

dag-/nachtstandinstelling<br />

1. Automatisch instellen van de dag- of<br />

nachtstand.<br />

2. Verstellen van de binnenspiegel.<br />

96<br />

In één oogopslag<br />

Veiligheidsgordels vóór<br />

1. Omdoen.<br />

2. Vastmaken.<br />

3. Controle van de vergrendeling door aan de<br />

riem te trekken.<br />

173<br />

.<br />

15


16<br />

In één oogopslag<br />

Zicht<br />

Ring A<br />

Ring B<br />

143<br />

Uit.<br />

Automatische verlichting<br />

Parkeerlicht.<br />

Dimlicht/grootlicht.<br />

Mistachterlicht.<br />

Ruitenwissers<br />

Schakelaar A: ruitenwissers vóór<br />

2 . Hoge snelheid.<br />

1. Normale snelheid.<br />

Int. Interval.<br />

0. Uit.<br />

AUTO Automatische ruitenwissers.<br />

Een keer wissen: trek de hendel één keer<br />

naar u toe.<br />

Ruitensproeiers: trek de hendel naar u toe en<br />

houd de hendel enige tijd in deze stand.<br />

152<br />

Inschakelen van de stand<br />

"AUTO"<br />

Beweeg de hendel één keer omlaag.<br />

Beweeg de hendel nogmaals één keer<br />

omlaag of zet de hendel in een andere<br />

stand: Int., 1 of 2.<br />

154<br />

Ring B: ruitenwisser achter<br />

153<br />

Uit.<br />

Interval.<br />

Ruitensproeier.


Controle tijdens het rijden<br />

Instrumentenpaneel<br />

Wanneer u het contact aanzet, slaan alle<br />

meters uit en keren vervolgens terug naar de<br />

"0"-stand.<br />

A. Als het contact wordt aangezet, moet de<br />

meter het resterende brandstofniveau<br />

weergeven.<br />

B. Bij draaiende motor moet het<br />

verklikkerlampje laag brandstofniveau<br />

uitgaan.<br />

C. Als het contact wordt aangezet, wordt op<br />

het display van het instrumentenpaneel het<br />

motorolieniveau weergegeven.<br />

Ga indien nodig tanken of vul olie bij.<br />

45<br />

Verklikkerlampjes<br />

In één oogopslag<br />

1. Als het contact wordt aangezet, gaan de<br />

oranje en rode waarschuwingslampjes<br />

branden.<br />

2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes<br />

weer uitgaan.<br />

Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er<br />

lampjes blijven branden.<br />

46<br />

.<br />

17


18<br />

In één oogopslag<br />

Veiligheid voor alle inzittenden<br />

Airbag voorpassagier<br />

1. Open het dashboardkastje.<br />

2. Steek de sleutel in de schakelaar.<br />

3. Selecteer de stand:<br />

"ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de<br />

voorstoel zit of een kinderzitje voor vervoer met het<br />

gezicht in de rijrichting is bevestigd,<br />

"OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje voor<br />

vervoer met de rug in de rijrichting is bevestigd.<br />

4. Verwijder de sleutel zonder de stand van de<br />

schakelaar te veranderen.<br />

177<br />

Veiligheidsgordels voor en<br />

frontairbag aan passagierszijde<br />

A. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/<br />

losgemaakte veiligheidsgordels voor<br />

174<br />

B. Verklikkerlampje storing van één van de<br />

airbags.<br />

C. Verklikkerlampje ingeschakelde frontairbag<br />

aan passagierszijde.<br />

177


Onder het rijden<br />

Vóór het starten<br />

- Zet de selectiehendel in de stand N.<br />

- Steek de sleutel in het contactslot of zorg<br />

ervoor dat de elektronische sleutel zich in<br />

de auto bevindt.<br />

Starten bij temperaturen boven<br />

nul<br />

- Trap het rempedaal in.<br />

- Druk één keer kort (ongeveer 1 seconde)<br />

op de knop START/STOP of draai de<br />

sleutel volledig richting het dashboard, in<br />

de stand 3 (starten).<br />

In één oogopslag<br />

- Het instrumentenpaneel wordt ingeschakeld,<br />

het verklikkerlampje Ready gaat branden en<br />

ter bevestiging klinkt een geluidssignaal.<br />

- De draaiknop op de middenconsole staat in<br />

de stand AUTO.<br />

25<br />

Bij temperaturen onder nul moet de<br />

dieselmotor voorgloeien:<br />

- Druk één keer, zonder r het<br />

rempedaal in te trappen, kort op de<br />

knop START/STOP.<br />

- Wacht tot het verklikkerlampje voor<br />

het voorgloeien is gedoofd.<br />

- Druk nogmaals, met het rempedaal<br />

ingetrapt, kort op de knop<br />

START/STOP.<br />

.<br />

19


20<br />

In één oogopslag<br />

Wegrijden<br />

- Houd het rempedaal ingetrapt en zet de<br />

selectiehendel in de stand A om vooruit<br />

te rijden of in de stand R om achteruit te<br />

rijden.<br />

- Laat het rempedaal los om weg te rijden.


Onder het rijden<br />

Snelheidsbegrenzer "LIMIT"<br />

1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.<br />

2. Verlagen van de ingestelde snelheid.<br />

3. Verhogen van de ingestelde snelheid.<br />

4. Onderbreken/hervatten van de<br />

snelheidsbegrenzing (pause).<br />

5. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.<br />

Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij<br />

draaiende motor.<br />

134<br />

Snelheidsregelaar<br />

"CRUISE"<br />

1. Selecteren van de snelheidsregelaar.<br />

2. Verlagen van de ingestelde snelheid.<br />

3. Verhogen van de ingestelde snelheid.<br />

4. Onderbreken/hervatten van de<br />

snelheidsregeling (pause).<br />

5. Uitschakelen van de snelheidsregelaar.<br />

Het instellen van een snelheid en het activeren<br />

van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij<br />

een wagensnelheid hoger dan 40 km/h met<br />

minimaal de 2e versnelling ingeschakeld.<br />

136<br />

Weergave op het<br />

instrumentenpaneel<br />

In één oogopslag<br />

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is<br />

ingeschakeld, verschijnen de instellingen van<br />

het systeem op het instrumentenpaneel.<br />

Snelheidsregelaar<br />

Snelheidsbegrenzer<br />

.<br />

21


22<br />

Hybridesysteem<br />

Presentatie<br />

slimme wijze twee aandrijfconcepten: een<br />

HDi-dieselmotor die de voorwielen aandrijft en<br />

een elektromotor die zorgt voor de aandrijving<br />

van de achterwielen.<br />

Deze twee motoren kunnen afzonderlijk<br />

of gelijktijdig werken, afhankelijk van de<br />

geselecteerde stand van het hybridesysteem<br />

en de rijomstandigheden.<br />

De auto wordt door alleen de elektromotor<br />

aangedreven in de stand "ZEV" (Zero Emission<br />

Vehicle) en, bij lage snelheden en wanneer<br />

weinig vermogen wordt gevraagd, in de<br />

stand "Auto". Bij wegrijden vanuit stilstand, bij<br />

accelereren en tijdens het schakelen assisteert<br />

de elektromotor de dieselmotor.<br />

De batterij die voor de voeding van de<br />

elektromotor zorgt, wordt tijdens het<br />

decelereren weer bijgeladen.<br />

1. HDi-dieselmotor (aandrijving van de<br />

voorwielen).<br />

2. Elektromotor (aandrijving van de achterwielen).<br />

3. 200V-tractiebatterij.<br />

4. Elektronische controle-eenheid vermogen.<br />

5. Stop & Start-systeem.<br />

6. Gestuurde handgeschakelde<br />

6-versnellingsbak.<br />

7. Elektrische stroom.<br />

8. Keuzeschakelaar HYbrid4.


Belangrijkste onderdelen van het HYbrid4-systeem<br />

De voorin geplaatste HDi dieselmotor (1) drijft de auto aan via de voorwielen en levert onder<br />

normale omstandigheden het grootste deel van het vermogen om te kunnen rijden.<br />

Deze motor is voorzien van het Stop & Start-systeem (5) , dat het opladen van de tractiebatterij<br />

regelt en indien nodig voor extra vermogen zorgt (stand 4x4).<br />

Afhankelijk van de geselecteerde stand van het hybridesysteem zorgt de achterin geplaatste<br />

elektromotor (2) voor de aandrijving van alleen de achterwielen of vult deze de dieselmotor aan.<br />

De elektromotor regelt de regeneratie van energie en het opladen van de tractiebatterij tijdens het<br />

decelereren en werkt tot 120 km/h.<br />

Een 200V-tractiebatterij (3) (hoogspanningsaccu) van het type NI-MH bevat de energievoorraad<br />

voor de achterin geplaatste elektromotor.<br />

Het laadniveau wordt automatisch op peil gehouden wanneer de auto decelereert.<br />

De tractiebatterij bevindt zich in een compartiment van de bagageruimte dat alleen toegankelijk is<br />

voor gekwalificeerde technici van de werkplaats.<br />

Het laadniveau van de tractiebatterij wordt aangegeven door 8 horizontale of verticale streepjes<br />

(afhankelijk van het type display).<br />

De normale 12V-accu die zich in de motorruimte bevindt, zorgt voor de voeding van de elektrische<br />

installatie van de auto. Deze accu wordt automatisch bijgeladen door het hoogspanningsnetwerk.<br />

Hybridesysteem<br />

.<br />

23


24<br />

Hybridesysteem<br />

De elektronische controle-eenheid vermogen (4) stuurt automatisch de verschillende<br />

werkingsfasen van de twee motoren (dieselmotor en elektromotor) aan om een zo laag mogelijk<br />

brandstofverbruik mogelijk te maken.<br />

Voor de regeling van het elektrische vermogen zijn een motorgenerator en een omvormer nodig.<br />

De motorgenerator bepaalt het koppel van de elektromotor door de van de tractiebatterij afkomstige<br />

stroom te regelen. Het spanningsbereik van de motorgenerator ligt tussen 150 en 270 V.<br />

De omvormer zet de hoogspanning van 200 V van de tractiebatterij om in een spanning van<br />

12 V voor de voeding van de elektrische installatie van de auto.<br />

Het Stop & Start-systeem (5) schakelt de dieselmotor uit als de auto tot stilstand komt<br />

(bijvoorbeeld voor een verkeerslicht, bij het naderen van een voorrangsweg of in een file) of in<br />

rijomstandigheden waarbij volledig elektrisch kan worden gereden.<br />

Het stoppen en starten van de dieselmotor gebeurt onmiddellijk en op een voor de bestuurder<br />

onmerkbare manier.<br />

De gestuurde handgeschakelde versnellingsbak (6) zorgt in de automatische stand voor<br />

een aanzienlijk lager brandstofverbruik ten opzichte van een conventionele handgeschakelde<br />

versnellingsbak, dankzij het elektronisch geregelde schakelprogramma.<br />

Met behulp van de schakelflippers achter het stuurwiel kunt u bovendien op elk moment zelf<br />

schakelen, zowel in de automatische als de handgeschakelde stand.


Starten - afzetten van de motor<br />

Vóór het starten Starten bij temperaturen<br />

boven nul<br />

- Zet de selectiehendel in de stand N.<br />

- Als uw auto is voorzien van het Keyless<br />

entry and start-systeem, is het voldoende<br />

als de sleutel zich in het interieur van de<br />

auto bevindt.<br />

- Is uw auto niet van dit systeem voorzien,<br />

steek dan de sleutel in het contactslot.<br />

- Trap het rempedaal in.<br />

- Druk één keer kort (ongeveer 1 seconde) op<br />

de knop START/STOP of draai de sleutel<br />

zo ver mogelijk richting het dashboard, in de<br />

stand 3 (starten).<br />

- Het stuurslot wordt ontgrendeld (er is een<br />

geluid hoorbaar en het stuurwiel beweegt<br />

iets).<br />

- Houd het rempedaal ingetrapt tot het<br />

HYbrid4-systeem is ingeschakeld (het<br />

instrumentenpaneel wordt ingeschakeld, het<br />

verklikkerlampje Ready gaat branden en ter<br />

bevestiging klinkt een geluidssignaal).<br />

Het hybridesysteem bepaalt of de dieselmotor<br />

gestart moet worden.<br />

Hybridesysteem<br />

Starten bij temperaturen<br />

onder nul<br />

Bij temperaturen onder nul moet de dieselmotor<br />

voorgloeien:<br />

- Druk, zonder het rempedaal in te<br />

trappen , één keer kort (ongeveer<br />

1 seconde) op de knop START/STOP of<br />

draai de sleutel zo ver mogelijk richting het<br />

dashboard, in de stand 3 (starten).<br />

- Het stuurslot wordt ontgrendeld (er is een<br />

geluid hoorbaar en het stuurwiel beweegt<br />

iets).<br />

- Wacht tot het verklikkerlampje voor het<br />

voorgloeien is gedoofd .<br />

- Druk, met het rempedaal ingetrapt,<br />

nogmaals kort op de knop START/STOP of<br />

laat de sleutel in de stand 3 (starten) staan.<br />

- Houd het rempedaal ingetrapt tot het<br />

HYbrid4-systeem is ingeschakeld (het<br />

verklikkerlampje Ready gaat branden en<br />

ter bevestiging klinkt een geluidssignaal)<br />

en de dieselmotor is gestart.<br />

.<br />

25


26<br />

Hybridesysteem<br />

Afzetten<br />

- Zet, voordat het HYbrid4-systeem wordt<br />

uitgeschakeld, de selectiehendel in de<br />

stand N.<br />

- Druk kort op de knop START/STOP of draai<br />

de sleutel zo ver mogelijk naar u toe, in de<br />

stand 1 (Stop).<br />

- Het systeem wordt uitgeschakeld en het<br />

stuurslot wordt vergrendeld.<br />

Wanneer u de auto hebt stilgezet, dient u voordat<br />

u uitstapt het contact af te zetten en te wachten tot<br />

het verklikkerlampje Ready y uitgaat. Wanneer u dit<br />

niet doet, blijft het hybridesysteem ingeschakeld.<br />

Raadpleeg voor meer informatie<br />

de rubriek "voorzorgsmaatregelen/<br />

waarschuwingen motorruimte".<br />

Wanneer u wegrijdt in de elektrische<br />

stand, maakt uw auto geen geluid.<br />

Let dus extra goed op voetgangers<br />

die u mogelijk niet horen aankomen.


van de motor<br />

(accessoirestand)<br />

Draai de sleutel richting het dashboard in de<br />

middelste stand of zorg ervoor dat de sleutel<br />

van het keyless entry and start-systeem zich<br />

in het interieur van de auto bevindt; druk,<br />

zonder het rempedaal in te trappen op de knop<br />

"START/STOP". Het contact is aangezet om zo<br />

de verschillende accessoires te activeren.<br />

Druk op de knop "START/STOP":<br />

de verlichting en lampjes van<br />

het instrumentenpaneel gaan<br />

branden zonder dat de motor<br />

wordt gestart.<br />

Druk nogmaals op de knop om<br />

het contact af te zetten en de<br />

auto te kunnen vergrendelen.<br />

Wanneer u de accessoirestand<br />

langdurig gebruikt, wordt automatisch<br />

de eco-mode ingeschakeld om te<br />

voorkomen dat de accu ontladen raakt.<br />

Diefstalbeveiliging<br />

Elektronische startbeveiliging<br />

In de sleutels is een chip aangebracht die over<br />

een geheime code beschikt. Om te kunnen<br />

starten, moet bij het aanzetten van het contact<br />

de code van de sleutel worden herkend door de<br />

startbeveiliging.<br />

Deze elektronische startbeveiliging blokkeert<br />

het motormanagementsysteem zodra het<br />

contact wordt afgezet en voorkomt zo het<br />

starten van de motor bij een inbraak.<br />

Bij een storing in het systeem wordt u<br />

gewaarschuwd door een melding op het display<br />

van het instrumentenpaneel.<br />

De auto kan dan niet gestart worden.<br />

Raadpleeg zo snel mogelijk het<br />

PEUGEOT-netwerk.<br />

Hybridesysteem<br />

.<br />

27


28<br />

Hybridesysteem<br />

Noodprocedure voor het starten<br />

met de elektronische sleutel<br />

Als de elektronische sleutel zich in het<br />

detectiegebied bevindt en uw auto niet start als<br />

u op de knop "START/STOP" drukt:<br />

Open het klepje onder de knop<br />

"START/STOP".<br />

Steek de elektronische sleutel in de houder<br />

A.<br />

Druk op de knop "START/STOP".<br />

Als de motor draait, kunt u de<br />

elektronische sleutel verwijderen en het<br />

klepje sluiten.<br />

Noodprocedure voor het afzetten van<br />

de motor met de elektronische sleutel<br />

In noodgevallen kan de motor geforceerd<br />

worden afgezet door de knop "START/STOP"<br />

ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.<br />

In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld<br />

zodra de auto stilstaat.<br />

Als de elektronische sleutel zich niet meer<br />

in het detectiegebied bevindt op het moment<br />

dat de motor moet worden afgezet, wordt een<br />

melding weergegeven op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Houd de knop "START/STOP" ongeveer<br />

drie seconden ingedrukt als u de motor<br />

geforceerd wilt afzetten (let op: zonder<br />

de sleutel kan de motor niet meer gestart<br />

worden).<br />

Tijdens het gebruik van de auto moet<br />

de elektronische sleutel zich in het<br />

interieur bevinden.<br />

Als de elektronische sleutel niet<br />

wordt herkend door het keyless<br />

entry and start-systeem<br />

Als de elektronische sleutel zich niet meer in het<br />

detectiegebied bevindt tijdens het rijden of wanneer<br />

u (op een later moment) het hybridesysteem wilt<br />

uitschakelen, wordt een melding weergegeven op<br />

het display van het instrumentenpaneel.<br />

Houd de knop "START/STOP"<br />

ongeveer drie seconden ingedrukt<br />

als u het hybridesysteem geforceerd<br />

wilt uitschakelen (let op: zonder de<br />

elektronische sleutel in het detectiegebied<br />

kan het systeem niet meer ingeschakeld<br />

worden).


Verklikkerlampje Ready<br />

Trap, terwijl de selectiehendel in de stand N staat,<br />

het rempedaal in en schakel het hybridesysteem in.<br />

Dit verklikkerlampje gaat branden zodra de auto<br />

klaar is om te rijden (standaard is de stand "Auto"<br />

geselecteerd) en de bestuurder het gaspedaal kan<br />

intrappen om weg te rijden.<br />

Het verklikkerlampje zal gewoonlijk vrijwel<br />

direct gaan branden, maar onder bepaalde<br />

omstandigheden (wanneer bijvoorbeeld bij koud<br />

weer de dieselmotor moet voorgloeien of wanneer<br />

de eco-mode is ingeschakeld) kan het voorkomen<br />

dat u enkele seconden moet wachten.<br />

Schakel, als u de auto hebt stilgezet, het<br />

hybridesysteem uit en controleer of het<br />

verklikkerlampje Readyy uit is voordat u de<br />

auto verlaat. Wanneer u dit niet doet, blijft<br />

het hybridesysteem ingeschakeld.<br />

Raadpleeg voor meer informatie<br />

de rubriek "Voorzorgsmaatregelen/<br />

waarschuwingen motorruimte".<br />

Keuzeschakelaar HYbrid4<br />

Stand AUTO : voor normale rijomstandigheden<br />

en een zo laag mogelijk brandstofverbruik.<br />

Stand ZEV V:<br />

100% elektrisch rijden.<br />

Hybridesysteem<br />

Met de keuzeschakelaar kunt u een keuze maken uit vier aandrijfstanden.<br />

Draai de knop naar rechts of links: de geselecteerde stand wordt aangegeven door het branden van<br />

het desbetreffende verklikkerlampje.<br />

Stand Sport: voor maximale prestaties.<br />

Stand 4WD : aandrijving van zowel de<br />

voorwielen als de achterwielen.<br />

.<br />

29


30<br />

Hybridesysteem<br />

Stand Auto<br />

Deze stand wordt aanbevolen voor normaal<br />

gebruik k en wordt automatisch geactiveerd<br />

bij het starten van het hybridesysteem.<br />

In deze stand wordt de werking van de dieselmotor<br />

en de elektromotor automatisch afgestemd<br />

op ingeschakelde functies van de auto, de<br />

rijomstandigheden en de rijstijl voor een zo laag<br />

mogelijk brandstofverbruik van de auto. o<br />

In deze stand kan onder bepaalde<br />

omstandigheden automatisch worden<br />

overgeschakeld op elektrisch rijden<br />

(zero emission).<br />

In de stand Auto geldt voor de elektromotor r het<br />

volgende:<br />

- de auto kan, afhankelijk van de laadtoestand<br />

van de tractiebatterij, in de stand elektrisch<br />

rijden "zero emission" door de elektromotor<br />

worden aangedreven tot maximaal ongeveer<br />

60 km/h, als aan de voorwaarden met<br />

betrekking tot de auto wordt voldaan en als<br />

het gaspedaal niet te diep wordt ingetrapt,<br />

- de elektromotor assisteert de dieselmotor<br />

bij het wegrijden, bij het schakelen, tijdens<br />

het accelereren en wanneer de voorwielen<br />

onvoldoende grip hebben (de elektromotor<br />

zorgt automatisch voor vierwielaandrijving ),<br />

- de elektromotor werkt niet bij snelheden hoger<br />

dan 120 km/h.<br />

Stand ZEV *<br />

(100% elektrisch)<br />

De werking als Zero Emission Vehicle wordt<br />

voor 100% verzorgd door de elektrische<br />

aandrijving van de achterwielen.<br />

Wanneer u deze stand kiest, kunt u geruisloos<br />

rijden met een lage snelheid.<br />

Deze stand is beschikbaar<br />

als aan alle noodzakelijke<br />

voorwaarden wordt voldaan.<br />

Het is vooral van belang<br />

dat de laadtoestand van de<br />

tractiebatterij voldoende is<br />

(minimaal 4 streepjes).<br />

* ZEV: Zero Emission Vehicle.<br />

Als niet aan de voorwaarden voor deze<br />

stand wordt voldaan, verschijnt de melding<br />

"elektrische stand momenteel niet beschikbaar"<br />

op het display. Het controlelampje ZEV zal<br />

enkele seconden knipperen en vervolgens<br />

uitgaan en het controlelampje AUTO van de<br />

keuzeschakelaar gaat branden.<br />

In de stand ZEV:<br />

- Werkt het intrappen van het gaspedaal<br />

progressief.<br />

- Zijn de actieradius en de prestaties<br />

beperkt. De maximumsnelheid in deze<br />

stand is ongeveer 60 km/h.<br />

- Wanneer veel vermogen wordt gevraagd<br />

of de omstandigheden het starten van de<br />

dieselmotor vereisen, schakelt het systeem<br />

automatisch over op de stand AUTO.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over<br />

het "Automatisch herstarten van de<br />

dieselmotor of GEEN toegang tot de<br />

stand ZEV" de desbetreffende rubriek.


Stand Sport<br />

(diesel en<br />

elektrisch)<br />

Deze stand maakt een sportievere rijstijl<br />

mogelijk dankzij extra prestaties.<br />

De auto accelereert sneller doordat de<br />

volledige capaciteit van de elektromotor<br />

is gekoppeld aan het vermogen van de<br />

dieselmotor.<br />

Voor de progressiviteit van het gaspedaal, de<br />

aansturing van de EGS-versnellingsbak en<br />

het door de elektromotor geleverde vermogen<br />

zijn in deze stand specifieke regelingen van<br />

toepassing.<br />

In de stand Sport:<br />

- Assisteert de elektromotor de dieselmotor<br />

tot 120 km/h.<br />

Stand 4WD **<br />

(diesel en<br />

elektrisch)<br />

In deze stand is bij lage snelheden extra<br />

tractie *** beschikbaar dankzij de permanente<br />

aandrijving van de voor- en achterwielen van<br />

de auto: de dieselmotor (aandrijving van de<br />

voorwielen) en de elektromotor (aandrijving van de<br />

achterwielen) werken gelijktijdig en permanent.<br />

De dieselmotor en de elektromotor worden<br />

elektronisch op elkaar afgestemd, zodat de tractie<br />

van de auto op een wegdek met weinig grip wordt<br />

verbeterd.<br />

In de stand 4WD:<br />

- Wordt de achterin geplaatste elektromotor<br />

indien nodig gevoed door de dynamo/<br />

startmotor van de voorin geplaatste<br />

dieselmotor. De dieselmotor werkt permanent.<br />

- Assisteert de elektromotor de dieselmotor tot<br />

120 km/h.<br />

Deze stand dient gekozen te worden<br />

wanneer u op gladde wegen of op onverhard<br />

terrein (bijvoorbeeld modder en zand) rijdt.<br />

In deze stand is het raadzaam om<br />

onder zware omstandigheden en als de<br />

wegconditie het toelaat veel gas te geven<br />

om weg te kunnen rijden en te voorkomen<br />

dat de auto vast komt te zitten.<br />

Hybridesysteem<br />

Let op: de wagenhoogte van uw auto<br />

is onder ideale omstandigheden<br />

ongeveer 184 mm (waarde rijklaar:<br />

alleen de bestuurder inclusief volle<br />

brandstoftank).<br />

Deze waarde kan, afhankelijk van de<br />

belading van de auto, de ondergrond en<br />

de omgeving variëren.<br />

Als de bestuurder van mening is dat de<br />

auto een obstakel kan passeren, is hij<br />

hiervoor zelf volledig verantwoordelijk.<br />

** 4WD: 4 Wheel Drive (vierwielaandrijving).<br />

*** Deze stand komt optimaal tot zijn recht als<br />

de auto is voorzien van banden die geschikt<br />

zijn voor de desbetreffende ondergrond (bijv.<br />

winterbanden).<br />

.<br />

31


32<br />

Hybridesysteem<br />

Energiemeter<br />

Op de meter worden het actuele totale<br />

vermogen van de elektromotor en de<br />

dieselmotor weergegeven.<br />

De energiemeter bevat drie werkingszones.<br />

Zone ECO<br />

Deze zone geeft aan dat wordt gereden met<br />

een optimaal brandstofverbruik , ongeacht of<br />

100% elektrisch, met alleen de dieselmotor of<br />

met een combinatie van beide wordt gereden.<br />

Deze zone is eenvoudig te bereiken door uw<br />

rijstijl aan te passen (m.b.v. het zogenaamde<br />

"Nieuwe Rijden"), waardoor het verbruik van de<br />

elektromotor of de dieselmotor zo laag mogelijk is.<br />

Zone CHARGE<br />

Deze zone geeft aan dat elektrische<br />

regeneratie van energie plaatsvindt: bij<br />

decelereren, remmen of het loslaten van het<br />

gaspedaal, ...<br />

Hierbij wordt de tractiebatterij bijgeladen met<br />

"gratis" energie , die kan worden hergebruikt<br />

zodra weer energie nodig is.<br />

Zone POWER<br />

Deze zone geeft aan dat extra vermogen<br />

wordt gevraagd van het hybridesysteem,<br />

waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van<br />

het gekoppelde vermogen van de dieselmotor<br />

en de elektromotor.


Weergave van de energiestromen van het hybridesysteem<br />

Hybridesysteem<br />

De actuele informatie met betrekking tot de geselecteerde stand van het hybridesysteem, de pijlen van de energiestromen en de laadtoestand van de<br />

tractiebatterij worden weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.<br />

Standen hybridesysteem<br />

1. Geselecteerde stand van het hybridesysteem (AUTO, ZEV,<br />

SPORT, 4WD).<br />

2. Meldingen, bijv.: "Zero Emission" als de dieselmotor is uitgeschakeld<br />

(0 g/km CO 2 ).<br />

Infrastructuur van de auto<br />

3. Dieselmotor.<br />

4. Laadtoestand van de tractiebatterij.<br />

5. Elektromotor/generator.<br />

Werking/energiestromen<br />

6. De dieselmotor voedt de tractiebatterij (afhankelijk van de<br />

laadtoestand).<br />

7. Pijl van links naar rechts: de tractiebatterij voedt de elektromotor<br />

(als de elektromotor in werking is).<br />

Pijl van rechts naar links: de elektromotor/generator laadt de<br />

tractiebatterij op (regeneratie van energie).<br />

8. De dieselmotor drijft de voorwielen aan.<br />

9. De elektromotor drijft de achterwielen aan.<br />

.<br />

33


34<br />

Hybridesysteem<br />

Voorbeelden van weergaven<br />

Bij het starten en stoppen<br />

Er zijn geen energiestromen (het Stop & Start-systeem stopt en<br />

start de dieselmotor automatisch).<br />

Terugwinnen van energie<br />

Tijdens deze fase (snelheid minderen, remmen, loslaten van het<br />

gaspedaal, in alle standen) wordt de tractiebatterij opgeladen<br />

door de elektromotor/generator die wordt aangedreven door de<br />

achterwielen.<br />

Het terugwinnen van energie werkt optimaal wanneer u het<br />

gaspedaal snel loslaat om op de motor af te remmen. De auto<br />

zal dan sneller vertragen dan een conventionele auto.<br />

100% elektrisch<br />

Tijdens het volledig elektrisch rijden (stand AUTO of ZEV) werkt<br />

alleen de elektromotor die wordt gevoed door de tractiebatterij.<br />

De elektromotor drijft de achterwielen aan.<br />

De aanduiding "Zero Emission" wijst erop dat de dieselmotor is<br />

gestopt en de auto geen CO 2 uitstoot.


Automatisch herstarten van de dieselmotor of GEEN toegang tot de stand ZEV<br />

Afhankelijk van de hieronder beschreven<br />

omstandigheden kan het voorkomen dat de<br />

verbrandingsmotor automatisch weer wordt<br />

gestart of de stand ZEV niet beschikbaar is.<br />

De verbrandingsmotor wordt automatisch<br />

weer uitgeschakeld zodra de<br />

omstandigheden niet meer aan de orde zijn.<br />

Wanneer door de hieronder beschreven<br />

omstandigheden de stand ZEV niet meer<br />

beschikbaar is en de dieselmotor weer wordt<br />

gestart, wordt automatisch overgegaan op<br />

de stand AUTO.<br />

Actie van de bestuurder<br />

- In de stand M zetten van de<br />

selectiehendel.<br />

- Bedienen van de schakelflippers achter<br />

het stuurwiel om te schakelen.<br />

- Langdurig en krachtig accelereren.<br />

- Gebruik van de ruitontwaseming.<br />

- Gebruik van de airconditioning.<br />

Behoud van de prestaties van<br />

het systeem<br />

- Zodra de wagensnelheid na het<br />

starten hoger is dan 30 km/h (als de<br />

verbrandingsmotor sinds het starten van<br />

het hybridesysteem nog niet is gestart).<br />

- Als de laadtoestand van de tractiebatterij<br />

onvoldoende is. Om in de stand ZEV<br />

een bepaalde afstand te kunnen rijden<br />

is een laadtoestand van minimaal<br />

4 segmenten nodig (in de stand AUTO<br />

kan er bij een lagere laadtoestand<br />

minder lang elektrisch worden gereden).<br />

- Als het brandstofniveau de<br />

minimumreserve bereikt (als een groot<br />

deel van deze minimumreserve wordt<br />

verbruikt, kan het voorkomen dat de<br />

stand ZEV na het tanken nog enige tijd<br />

niet beschikbaar is).<br />

- Tijdens de regeneratie van het roetfilter<br />

die elke ongeveer 500 km (of minder<br />

als veelvuldig in stadsverkeer wordt<br />

gereden) automatisch plaatsvindt en<br />

5 tot 10 minuten duurt.<br />

Weersomstandigheden en<br />

zware wegcondities<br />

Hybridesysteem<br />

- Wanneer de motortemperatuur afwijkt<br />

van de voor de omstandigheden<br />

vereiste temperatuur (zoals een te lage<br />

motortemperatuur in combinatie met de<br />

buitentemperatuur).<br />

- Als de tractiebatterij bijna volledig is<br />

geladen (bijvoorbeeld bij het afdalen van<br />

een lange helling) en het terugwinnen<br />

van energie niet meer mogelijk is, wordt<br />

automatisch de verbrandingsmotor weer<br />

gestart zodat kan worden afgeremd op<br />

de motor.<br />

- Als de auto een steile helling op rijdt<br />

(helling van een parkeergarage, ...).<br />

- Als de auto langdurig in de zon heeft<br />

gestaan.<br />

- Bij het rijden in de bergen (ijlere lucht).<br />

Uw auto is voorzien van geperfectioneerde<br />

emissieregelsystemen, waaronder in het<br />

bijzonder het roetfilter (FAP).<br />

De dieselmotor van uw auto levert met<br />

regelmatige intervallen de energie die nodig<br />

is om dit filter te reinigen.<br />

Tijdens deze regeneratiefase van het<br />

roetfilter wordt de elektromotor bewust niet<br />

ingeschakeld.<br />

.<br />

35


36<br />

Hybridesysteem<br />

Schakelaar ECO<br />

OFF<br />

afgezet en zorgt zo voor een nog aangenamer<br />

thermisch comfort in de auto (de airconditioning<br />

blijft permanent werken).<br />

Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de<br />

motor onmiddellijk gestart.<br />

Druk nogmaals op de schakelaar om terug<br />

te keren naar de normale werking van het<br />

systeem.<br />

Bij het afzetten van het contact wordt<br />

de normale werking weer geactiveerd<br />

(controlelampje van de schakelaar uit).<br />

Tijdens elektrisch rijden en in de STOPstand<br />

van het Stop & Start-systeem zorgt het<br />

hybridesysteem ervoor dat automatisch de<br />

motor weer wordt gestart als dat nodig is om<br />

het comfort in het interieur op hetzelfde niveau<br />

te houden * .<br />

Onder zeer warme weersomstandigheden is<br />

het echter mogelijk dat temperatuurverschillen<br />

waarneembaar zijn. Om hier onder dergelijke<br />

omstandigheden geen last van te hebben, kunt<br />

u de functie ECO OFF inschakelen.<br />

* Behalve in de stand ZEV. In deze stand wordt<br />

voorrang gegeven aan elektrisch rijden, ten<br />

koste van een optimaal thermisch comfort.


Hybridesysteem<br />

Eco-rijden<br />

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO 2 -uitstoot van uw auto verminderen.<br />

Maak optimaal gebruik van<br />

de versnellingsbak<br />

Laat de selectiehendel zo vaak mogelijk in<br />

de automatische stand staan; in deze stand<br />

wordt de afhankelijk van de omstandigheden<br />

optimale versnelling ingeschakeld.<br />

Kies voor een soepele<br />

rijstijl<br />

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij<br />

voorkeur af op de motor in plaats van het<br />

rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal<br />

geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,<br />

neemt het brandstofverbruik en de CO 2 -uitstoot<br />

af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer<br />

beperkt.<br />

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik<br />

dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/<br />

h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).<br />

Gebruik op slimme wijze de<br />

elektrische voorzieningen<br />

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur<br />

in de auto hoog is opgelopen, open dan alle<br />

ruiten en de ventilatieroosters alvorens de<br />

airconditioning in te schakelen.<br />

Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,<br />

maar laat de ventilatieroosters geopend.<br />

Gebruik de voorzieningen in het interieur<br />

die de temperatuurstijging kunnen beperken<br />

(blinderingspaneel van het panoramadak,<br />

zonneschermen, enz.).<br />

Schakel de airconditioning uit zodra de<br />

gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij<br />

auto's met een automatische airconditioning).<br />

Schakel de achterruitverwarming en de<br />

ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn<br />

als deze niet automatisch worden aangestuurd.<br />

Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk<br />

uit.<br />

Schakel de verlichting en de mistlampen uit als<br />

het zicht voldoende is.<br />

Laat de dieselmotor vooral 's winters na het<br />

starten niet stationair warmdraaien: uw auto<br />

warmt sneller op als u rijdt.<br />

Sluit als passagier zo min mogelijk<br />

multimedia-apparatuur (DVD-speler,<br />

MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto<br />

aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het<br />

brandstofverbruik, te beperken.<br />

Koppel externe apparatuur los als u de auto<br />

verlaat.<br />

.<br />

37


38<br />

Hybridesysteem<br />

Beperk de oorzaken van een<br />

hoger brandstofverbruik<br />

Verdeel het gewicht evenwichtig over de<br />

auto: plaats de zwaarste voorwerpen in<br />

de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de<br />

achterbank.<br />

Beperk de belading en de luchtweerstand<br />

(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,<br />

aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever<br />

een dakkoffer.<br />

Verwijder na gebruik de dakdragers en het<br />

imperiaal.<br />

Vervang na de winter zo snel mogelijk de<br />

winterbanden door zomerbanden.<br />

Houd u aan de<br />

onderhoudsvoorschriften<br />

Controleer regelmatig de bandenspanning<br />

(bij koude banden), houd u daarbij aan de<br />

bandenspanning die staat vermeld op de sticker<br />

op de portiersponning aan bestuurderszijde.<br />

Controleer de bandenspanning met name:<br />

- voor een lange rit,<br />

- bij de wisseling van de seizoenen,<br />

- als de auto gedurende langere tijd niet is<br />

gebruikt.<br />

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie<br />

verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen,<br />

enz.) en houd u daarbij aan het door de<br />

fabrikant voorgeschreven interval.<br />

Laat bij het tanken het vulpistool niet meer<br />

dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat<br />

brandstof uit de tank stroomt.<br />

U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na<br />

3000 km het gemiddelde brandstofverbruik<br />

zich stabiliseert.


Verbruik van uw hybrideauto op het display<br />

Gemiddeld verbruik over de laatste 5 minuten.<br />

"60% Hybrid Use" betekent dat 60% met assistentie van<br />

de elektromotor (in de stand Auto, ZEV, Sport of 4WD)<br />

en 40% met alleen de dieselmotor wordt gereden (zonder<br />

assistentie van het hybridesysteem).<br />

Raadpleeg voor meer informatie over de boordcomputer het desbetreffende hoofdstuk.<br />

Hybridesysteem<br />

Resetten van het overzicht<br />

van het verbruik<br />

Druk, terwijl het hybridesysteem is geactiveerd<br />

en het traject "2" wordt weergegeven langer<br />

dan twee seconden op de toets om het<br />

overzicht van het verbruik te resetten.<br />

.<br />

39


40<br />

Hybridesysteem<br />

200V-tractiebatterij<br />

De 200V-tractiebatterij kan niet via het lichtnet<br />

worden opgeladen.<br />

De tractiebatterij is van het type Ni-MH<br />

(nikkel-metaalhydride) en bevindt zich onder<br />

de vloerplaat van de bagageruimte, vlak bij de<br />

elektromotor.<br />

Laden<br />

De tractiebatterij wordt opgeladen als de auto<br />

snelheid mindert. De elektromotor fungeert dan<br />

als generator en zet kinetische energie om in<br />

elektrische energie (niet bij snelheden hoger<br />

dan 120 km/h).<br />

Het is niet mogelijk om de tractiebatterij via het<br />

lichtnet op te laden.<br />

De tractiebatterij kan indien nodig ook<br />

automatisch worden opgeladen via het Stop &<br />

Start-systeem van de dieselmotor.<br />

Door op deze manier energie terug te winnen wordt<br />

"gratis" energie verkregen.<br />

De tractiebatterij wordt uiterst snel en efficiënt<br />

opgeladen.<br />

Nadat de accu is ontladen (bijvoorbeeld door<br />

langdurig rijden in de stand ZEV of onder zware<br />

gebruiksomstandigheden) is de laadtoestand snel<br />

weer voldoende voor een volledig gebruik van de<br />

mogelijkheden van de verschillende standen van het<br />

hybridesysteem.<br />

Het opladen gebeurt automatisch tijdens het<br />

rijden.<br />

Het opladen kan worden versneld door op de motor<br />

af te remmen.<br />

De tractiebatterij heeft een laadtoestand van<br />

gemiddeld 4 à 5 streepjes, zodat er een marge<br />

overblijft voor het terugwinnen van energie bij het<br />

snelheid minderen of in een afdaling (gratis energie).<br />

Om een lange levensduur van de<br />

tractiebatterij mogelijk te maken komt<br />

de laadtoestand nooit onder de 20% uit,<br />

ook niet als na het rijden in de stand ZEV<br />

een laadtoestand van 0 streepjes wordt<br />

weergegeven.<br />

Als de tractiebatterij bijna volledig is<br />

geladen, kan het zijn dat de auto bij het<br />

loslaten van het gaspedaal minder vertraagt.


Hoogspanning<br />

De elektromotor werkt met een spanning van<br />

150 tot 270 V.<br />

Let op de waarschuwingsstickers die op de<br />

auto zijn aangebracht.<br />

Wees uiterst voorzichtig bij werkzaamheden in<br />

de buurt van onderdelen met hoogspanning en<br />

onderdelen die heet kunnen worden door de<br />

elektrische stroom.<br />

Zet alvorens<br />

werkzaamheden uit te<br />

voeren altijd het contact<br />

af (controlelampje<br />

Ready gedoofd).<br />

Noodonderbreker<br />

In het geval van een aanrijding worden<br />

de hoogspanning en de voeding van de<br />

brandstofpomp onderbroken door een<br />

noodonderbreker, waardoor uw auto niet meer<br />

gestart kan worden.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het<br />

hybridesysteem weer in te schakelen.<br />

Hoogspanningskabels<br />

Een aantal hoogspanningskabels zijn aan de<br />

onderzijde van de auto bevestigd; zorg ervoor<br />

dat deze niet beschadigd raken bij het rijden op<br />

slecht begaanbaar terrein.<br />

Raak onderdelen, oranje kabels en<br />

stekkers van het hoogspanningscircuit<br />

nooit aan, ook niet na een aanrijding.<br />

Breng hefsystemen (krik,<br />

tweekolomsbrug, ...) aan onder de<br />

daarvoor bestemde steunpunten<br />

om beschadiging van de kabels te<br />

voorkomen.<br />

Hybridesysteem<br />

Waarschuwingen m.b.t. de tractiebatterij<br />

De tractiebatterij (hoogspanningsbatterij) mag<br />

nooit door middel van een extern apparaat<br />

worden opgeladen. Laat werkzaamheden<br />

aan de tractiebatterij uitsluitend over aan een<br />

gekwalificeerde technicus.<br />

Het onoordeelkundig uitvoeren van<br />

werkzaamheden aan de tractiebatterij kan<br />

leiden tot ernstige brandwonden en elektrische<br />

schokken die levensgevaarlijk letsel kunnen<br />

veroorzaken.<br />

Een hoogspanningsbatterij van het type Ni-MH<br />

(nikkel-metaalhydride) dient aan het einde van<br />

de levenscyclus op de voorgeschreven wijze<br />

te worden afgevoerd via de werkplaats, zodat<br />

door de recycling van de batterij het milieu kan<br />

worden ontzien.<br />

.<br />

41


42<br />

Hybridesysteem<br />

Ventilatie van de tractiebatterij<br />

De tractiebatterij is voorzien van een<br />

luchtkoelingssysteem dat bestaat uit een<br />

luchtaanzuigopening (op de hoedenplank) en<br />

een ventilator (onder de bagageruimtebekleding<br />

links).<br />

Dit systeem werkt niet permanent. Het past<br />

de mate van ventilatie automatisch aan de<br />

behoefte van de tractiebatterij aan.<br />

De werking van het systeem kan achterin<br />

hoorbaar zijn, zelfs als de auto na het rijden<br />

stilstaat.<br />

Als deze aanzuigopening verstopt is, kan<br />

de tractiebatterij oververhit en daardoor<br />

beschadigd raken. Dit kan een nadelig<br />

effect hebben op de prestaties van het<br />

hybridesysteem.<br />

Om ervoor te zorgen dat de<br />

tractiebatterij optimaal kan werken,<br />

dient u de volgende aanbevelingen in<br />

acht te nemen:<br />

- houd de aanzuigopening vrij van<br />

vreemde voorwerpen, zodat de<br />

tractiebatterij niet oververhit kan<br />

raken waardoor de prestaties van<br />

het hybridesysteem afnemen,<br />

- mors geen vloeistof, de accu zou<br />

hierdoor beschadigd kunnen raken.


Voorzorgsmaatregelen/waarschuwingen motorruimte<br />

Zet, voordat u de<br />

motorkap opent,<br />

altijd het contact af<br />

(verklikkerlampje Ready<br />

gedoofd).<br />

Ook de dynamo/startmotor van uw hybrideauto<br />

wordt met hoogspanning gevoed. Wanneer u<br />

de motorkap opent zonder eerst het contact<br />

af te zetten, kan het voorkomen dat de motor<br />

plotseling door de dynamo/startmotor weer<br />

wordt gestart.<br />

Zet het contact eveneens af voordat<br />

u brandstof gaat tanken, om te<br />

voorkomen dat tijdens het tanken de<br />

motor opnieuw wordt gestart.<br />

Hybridesysteem<br />

.<br />

43


44<br />

Hybridesysteem<br />

Slepen<br />

selectiehendel in de stand N en schakel vervolgens het hybridesysteem uit.<br />

De auto mag maximaal 10 meter worden verplaatst met een snelheid van maximaal 10 km/h als de<br />

omstandigheden (bijvoorbeeld een slechte toegankelijkheid) dit vereisen.<br />

De auto mag niet worden gesleept met de voor- of<br />

achterwielen op de grond, de auto mag uitsluitend<br />

worden vervoerd op een bergingsauto of trailer.<br />

Gebruik de sleepogen uitsluitend voor het<br />

lostrekken van de auto of om de auto op een<br />

bergingsauto te vervoeren.


Instrumentenpaneel<br />

Meters en displays Bedieningstoetsen<br />

1. Verbruiks-/energieopwekkingsindicator<br />

(vermogen beschikbaar in percentage)<br />

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk<br />

"Hybridesysteem".<br />

2. Verklikkerlampje Ready .<br />

Geeft aan dat de auto klaar is om weg te<br />

rijden.<br />

3. Motorolietemperatuurmeter.<br />

4. Brandstofniveaumeter.<br />

5. Koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />

6. Snelheidsmeter (km/h of mph).<br />

7. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de<br />

snelheidsbegrenzer.<br />

8. Stand van de selectiehendel en van<br />

de versnelling van de gestuurde<br />

handgeschakelde versnellingsbak.<br />

9. Display: energiestromen hybridesysteem,<br />

waarschuwingsmeldingen, meldingen over<br />

de status van functies, boordcomputer.<br />

10. Dagteller (km of miles).<br />

11. Automatische ruitenwissers<br />

Onderhoudsindicator<br />

(km of miles) vervolgens,<br />

kilometerteller.<br />

Beide functies worden achtereenvolgend<br />

weergegeven na het aanzetten van het contact.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

A. Dimmer verlichting.<br />

B. Weergave logboek<br />

waarschuwingsmeldingen.<br />

Informatie over het onderhoud.<br />

C. Resetten van de dagteller.<br />

1<br />

45


46<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Gebruik, als de auto stilstaat, de linker<br />

draaiknop van het stuurwiel om door de menu's<br />

te scrollen en de parameters van de auto in te<br />

stellen (comfort- en rijsystemen, ...).<br />

- Draaien (buiten menu om): u scrolt door de<br />

diverse beschikbare actieve functies.<br />

- Indrukken: toegang tot het algemene menu,<br />

bevestigen van uw keuze.<br />

- Draaien (in het menu): verplaatsen naar<br />

boven of naar beneden in het menu.<br />

Algemeen menu<br />

1<br />

2<br />

2<br />

Parameters van de auto<br />

Instellingen bestuurdersplaats<br />

Alleen ontgrendelen kofferdeksel<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

2<br />

Hulp bij het rijden<br />

Geprogrammeerde snelheden<br />

Achterruitenwisser aan bij achteruit<br />

Elektrische parkeerrem<br />

Verlichting<br />

Instapverlichting<br />

Follow me home-verlichting<br />

Bochtverlichting<br />

Instellingen display<br />

Taal<br />

Eenheid<br />

Verbruik<br />

Temperatuur<br />

Kleurstelling<br />

Voorverwarming / voorventilatie<br />

Instellingen<br />

Verklikkerlampjes<br />

De verklikkerlampjes geven de bestuurder<br />

informatie over de werking van een<br />

systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of<br />

waarschuwen de bestuurder in het geval van<br />

een storing (waarschuwingslampje).<br />

Bij het aanzetten van het contact<br />

Als het contact wordt aangezet, gaan<br />

bepaalde waarschuwingslampjes op het<br />

instrumentenpaneel en/of op het display van<br />

het instrumentenpaneel enkele seconden<br />

branden.<br />

Zodra de motor wordt gestart, moeten deze<br />

lampjes weer uitgaan.<br />

Als het lampje blijft branden, controleer dan<br />

voordat u gaat rijden welke functie het betreft.<br />

Bijbehorende waarschuwingen<br />

Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan<br />

branden in combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Verklikkerlampjes kunnen constant branden of<br />

knipperen.<br />

Een aantal verklikkerlampjes heeft<br />

beide mogelijkheden. Of het constant<br />

branden of knipperen van een<br />

controlelampje duidt op een storing, is<br />

afhankelijk van de werkingsfase van<br />

de auto.


Controle tijdens het rijden<br />

Verklikkerlampjes ingeschakelde functies<br />

De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Ready<br />

(gereed)<br />

Richtingaanwijzer<br />

links<br />

Richtingaanwijzer<br />

rechts<br />

permanent. De auto is rijklaar en u kunt het<br />

gaspedaal intrappen.<br />

knippert, met<br />

geluidssignaal.<br />

knippert, met<br />

geluidssignaal.<br />

Als u de lichtschakelaar omlaag<br />

beweegt.<br />

Als u de lichtschakelaar omhoog<br />

beweegt.<br />

Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand<br />

"Parkeerlichten".<br />

Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand<br />

"Dimlicht".<br />

Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe<br />

trekt.<br />

Grootlichtassistent permanent. U hebt de lichtschakelaar naar u toe<br />

getrokken en de toets is ingedrukt.<br />

Het controlelampje van de toets<br />

brandt.<br />

Mistachterlichten permanent. De mistachterlichten zijn<br />

ingeschakeld.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".<br />

Het verklikkerlampje brandt als de hoogspanning is<br />

ingeschakeld.<br />

Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen<br />

naar dimlicht.<br />

De camera op de binnenspiegel geeft al of niet toestemming voor<br />

het overschakelen van het grootlicht naar het dimlicht, afhankelijk<br />

van de buitenverlichting en de verkeerssituatie. Trek de<br />

lichtschakelaar naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen.<br />

Tirez la commande d'éclairage pour revenir en feux de<br />

croisement.<br />

Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten<br />

uit te schakelen.<br />

1<br />

47


48<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Voorgloeien<br />

dieselmotor<br />

permanent. De startknop "START/STOP" is<br />

ingedrukt (Contact).<br />

Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of<br />

niet goed vrijgezet.<br />

Uitschakeling<br />

van de<br />

automatische<br />

werking van<br />

de elektrisch<br />

bediende<br />

handrem<br />

Voet op het<br />

rempedaal<br />

permanent. De functies "automatisch<br />

aantrekken" (bij het afzetten<br />

van de motor) en "automatisch<br />

vrijzetten" zijn uitgeschakeld of<br />

werken niet.<br />

knippert. Als u de auto op een helling te<br />

lang probeert tegen te houden<br />

door het gaspedaal in te trappen,<br />

raakt de koppeling oververhit.<br />

Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.<br />

Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat<br />

het rempedaal ingetrapt blijft bij auto's met automatische versnellingsbak of EGSversnellingsbak;<br />

en het koppelingspedaal bij een handgeschakelde versnellingsbak.<br />

De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen<br />

30 seconden).<br />

Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens<br />

weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.<br />

Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het<br />

rempedaal in.<br />

Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.<br />

Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over de<br />

handrem.<br />

Activeer de functie (volgens land van bestemming) via het configuratiemenu van<br />

de auto of raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats<br />

als de handrem niet meer automatisch wordt aangetrokken of vrijgezet.<br />

De handrem kan met behulp van de procedure voor de noodontgrendeling<br />

handmatig worden vrijgezet.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over de elektrisch bediende handrem de<br />

rubriek "Rijden".<br />

Gebruik het rempedaal en/of de elektrisch bediende handrem.


Automatische<br />

ruitenwissers<br />

Airbag aan<br />

passagierszijde<br />

Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar<br />

beneden bewogen.<br />

permanent op het<br />

display van de<br />

verklikkerlampjes voor<br />

de veiligheidsgordels<br />

en de airbag vóór aan<br />

passagierszijde.<br />

De schakelaar in het dashboardkastje<br />

staat in de stand "ON".<br />

De passagiersairbag vóór is geactiveerd.<br />

Plaats in dit geval geen kinderzitje<br />

met de rug in de rijrichting op de stoel<br />

van de voorpassagier.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

De automatische stand van de ruitenwissers vóór is<br />

geactiveerd.<br />

Beweeg om de automatische stand van de<br />

ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet<br />

de hendel in een andere stand.<br />

Zet de schakelaar in de stand "OFF" om de<br />

passagiersairbag vóór uit te schakelen.<br />

In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de<br />

rijrichting plaatsen.<br />

1<br />

49


50<br />

Controle tijdens het rijden<br />

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.<br />

Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel.<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Passagiersairbag permanent, op het display<br />

van de verklikkerlampjes<br />

voor de veiligheidsgordels<br />

en de airbag vóór aan<br />

passagierszijde.<br />

CDS/ASR<br />

(ESP)<br />

De schakelaar in het dashboardkastje<br />

staat in de stand "OFF".<br />

De airbag vóór aan passagierszijde is<br />

uitgeschakeld.<br />

permanent. De toets (op het wegklapbare<br />

paneel, linksonder op het dashboard)<br />

wordt ingedrukt. Het bijbehorende<br />

verklikkerlampje gaat branden.<br />

De functie CDS/ASR wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

CDS: dynamische stabiliteitscontrole.<br />

ASR: antispinregeling.<br />

Zet de schakelaar in de stand " ON" om de airbag vóór<br />

aan passagierszijde in te schakelen.<br />

Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje<br />

met de rug in de rijrichting.<br />

Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te<br />

schakelen. Het verklikkerlampje dooft.<br />

De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de motor wordt gestart.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld, wordt het<br />

automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden<br />

hoger dan ongeveer 50 km/h.


Waarschuwingslampjes<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Als bij ingeschakeld hybridesysteem of tijdens het rijden een van de volgende waarschuwingslampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het<br />

desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.<br />

Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel wordt weergegeven.<br />

Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

STOP permanent,<br />

in combinatie<br />

met een ander<br />

waarschuwingslampje,<br />

een geluidssignaal en<br />

een melding op het<br />

display.<br />

Dit waarschuwingslampje brandt<br />

bij een lekke band, een storing<br />

met betrekking tot het remsysteem<br />

of de stuurbekrachtiging, een te<br />

lage motoroliedruk, een te hoge<br />

koelvloeistoftemperatuur, een storing<br />

met betrekking tot het hybridesysteem<br />

of een ernstige elektrische storing.<br />

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige<br />

plaats, omdat u anders het risico loopt op ernstige<br />

motorschade.<br />

Zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

1<br />

51


52<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

<strong>Service</strong> brandt tijdelijk. Er is een kleine storing<br />

opgetreden waarbij geen specifiek<br />

verklikkerlampje gaat branden.<br />

Roetfilter<br />

(diesel)<br />

permanent. Er is een ernstige storing<br />

opgetreden waarbij geen specifiek<br />

verklikkerlampje gaat branden.<br />

permanent, in combinatie<br />

met de tijdelijk weergegeven<br />

melding "Kans op verstopping<br />

van het roetfilter".<br />

Identificeer de storing met behulp van de melding op<br />

het display, bijvoorbeeld:<br />

- het hybridesysteem,<br />

- het sluiten van de portieren, achterklep of<br />

motorkap,<br />

- het motorolieniveau,<br />

- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,<br />

- de batterij van de afstandsbediening,<br />

- vervuiling van het roetfilter (diesel).<br />

Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Identificeer de storing met behulp van de melding op<br />

het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Het roetfilter begint vervuild te raken. Regenereer, zodra de omstandigheden dit toelaten,<br />

het roetfilter door met een snelheid van minimaal<br />

60 km/h te rijden tot het verklikkerlampje <strong>Service</strong> uit<br />

gaat.<br />

permanent. Het minimumniveau in het<br />

additiefreservoir is bereikt.<br />

Laat het reservoir snel bij het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats bijvullen.


Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Elektrisch<br />

bediende<br />

handrem<br />

Storing<br />

elektrisch<br />

bediende<br />

handrem<br />

Uitschakeling<br />

van de<br />

automatische<br />

werking van<br />

de elektrisch<br />

bediende<br />

handrem<br />

knippert. Het aantrekken van de elektrisch<br />

bediende handrem is onderbroken.<br />

Het aantrekken/vrijzetten werkt niet.<br />

permanent. Zonder dat andere controlelampjes<br />

branden: storing in de elektrisch<br />

bediende handrem.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.<br />

Parkeer de auto op een vlakke, horizonale<br />

ondergrond, zet het contact af en raadpleeg<br />

het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

De rem kan handmatig worden vrijgezet.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over de elektrisch<br />

bediende handrem de rubriek "Rijden".<br />

Remsysteem permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.<br />

Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een<br />

artikelnummer van PEUGEOT.<br />

Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem<br />

dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

+ permanent, in<br />

combinatie met het<br />

waarschuwingslampje<br />

ABS.<br />

permanent. De functies "automatisch aantrekken"<br />

(bij het afzetten van de motor)<br />

en "automatisch vrijzetten" zijn<br />

uitgeschakeld of werken niet.<br />

Er is een storing in de elektronische<br />

remdrukregelaar (REF).<br />

Activeer de functie (volgens land van bestemming)<br />

via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats<br />

als de handrem niet meer automatisch wordt<br />

aangetrokken of vrijgezet.<br />

De handrem kan met behulp van de procedure voor de<br />

noodontgrendeling handmatig worden vrijgezet.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over de elektrisch<br />

bediende handrem de rubriek "Rijden".<br />

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

1<br />

53


54<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Antiblokkeersysteem<br />

(ABS)<br />

Dynamische<br />

stabiliteitscontrole<br />

(CDS/ASR)<br />

Zelfdiagnose<br />

motor<br />

Laag<br />

brandstofniveau<br />

permanent. Er is een storing in het<br />

antiblokkeersysteem.<br />

knippert. De CDS-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor<br />

een betere koersstabiliteit.<br />

permanent. Storing in het CDS-/ASR-systeem, tenzij<br />

deze is uitgeschakeld (toets ingedrukt en<br />

verklikkerlampje van de toets brandt).<br />

knippert. Er is een storing in het<br />

motormanagementsysteem.<br />

permanent. Er is een storing in de<br />

emissieregeling.<br />

permanent, met de<br />

wijzer in het rode<br />

gebied.<br />

Als het lampje gaat branden zit er<br />

nog ongeveer 7 liter r brandstof in de<br />

tank.<br />

Vanaf dit moment worden de<br />

laatste liters brandstof in de tank<br />

aangesproken.<br />

De normale remwerking blijft behouden.<br />

Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg<br />

zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Kans op beschadiging van de katalysator.<br />

Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of<br />

door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats als dit niet het geval is.<br />

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u<br />

met een lege tank strandt.<br />

Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten<br />

van het contact branden zolang er niet voldoende<br />

brandstof getankt is.<br />

Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,<br />

hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het<br />

injectiesysteem beschadigd raken.


Pictogram in het display van<br />

het instrumentenpaneel<br />

Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Motoroliedruk permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.<br />

Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg<br />

het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Laadstroom<br />

accu*<br />

Een of meer<br />

portieren<br />

geopend<br />

* Volgens land van bestemming.<br />

permanent. Er is een storing in het<br />

laadstroomcircuit van de accu.<br />

permanent, in combinatie<br />

met een melding die het<br />

desbetreffende portier<br />

aangeeft, bij een snelheid<br />

lager dan 10 km/h.<br />

permanent, in combinatie<br />

met een melding die<br />

het desbetreffende<br />

portier aangeeft en een<br />

geluidssignaal, bij een<br />

snelheid hoger dan<br />

10 km/h.<br />

Een portier of de achterklep is niet<br />

goed gesloten.<br />

Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.<br />

Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.<br />

1<br />

55


56<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen<br />

Veiligheidsgordel(s)<br />

niet vastgemaakt of<br />

weer losgemaakt.<br />

permanent, en<br />

knippert vervolgens<br />

in combinatie met een<br />

in volume toenemend<br />

geluidssignaal.<br />

Een van de veiligheidsgordels is niet<br />

vastgemaakt of weer losgemaakt.<br />

Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele<br />

seconden en dooft als het contact<br />

wordt aangezet.<br />

permanent. Er is een storing in een van de<br />

airbags of de pyrotechnische<br />

gordelspanners.<br />

Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de<br />

bochtverlichting.<br />

Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de<br />

gesphouder.<br />

Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.<br />

Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.


Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

Bij ingeschakeld hybridesysteem:<br />

- in zone A , de temperatuur is in orde,<br />

- in zone B, de temperatuur is te hoog. Het<br />

waarschuwingslampje STOP gaat branden,<br />

in combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.<br />

Wacht enkele minuten voordat u de motor<br />

afzet.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

De temperatuur en de druk in het koelcircuit<br />

beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.<br />

Om koelvloeistof bij te vullen:<br />

wacht tot de motor is afgekoeld,<br />

draai de dop twee omwentelingen los om<br />

de druk te laten dalen,<br />

verwijder vervolgens de dop,<br />

vul bij tot aan het merkteken "MAXI".<br />

Wees voorzichtig bij het bijvullen<br />

van de koelvloeistof: kans op<br />

brandwonden. Vul niet bij tot boven het<br />

maximumniveau (aangegeven op het<br />

reservoir).<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Motorolietemperatuurmeter<br />

Deze geeft bij aangezet contact en tijdens het<br />

rijden de temperatuur van de motorolie aan.<br />

Als de wijzer in gebied C staat, is de<br />

temperatuur in orde.<br />

Als de wijzer in gebied D staat, is de<br />

temperatuur te hoog.<br />

Verlaag de rijsnelheid om de temperatuur te<br />

verlagen.<br />

1<br />

57


58<br />

Controle tijdens het rijden<br />

CHECK (automatische controle van de auto)<br />

Automatische CHECK<br />

Contact aan: alle pictogrammen van de<br />

gecontroleerde functies worden weergegeven.<br />

Na enkele seconden doven ze.<br />

Gelijktijdig wordt automatisch een CHECK<br />

(automatische controle van de auto) uitgevoerd.<br />

Als er geen storing wordt gesignaleerd, kunt u<br />

de motor starten.<br />

In het geval van een storing<br />

Er is een "kleine" storing gesignaleerd: de<br />

desbetreffende waarschuwingslampjes gaan<br />

branden en vervolgens weer uit.<br />

U kunt de auto starten, maar raadpleeg zo<br />

snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Er is een "grote" storing gesignaleerd: de<br />

desbetreffende waarschuwingslampjes blijven<br />

branden, in combinatie met het lampje STOP of<br />

SERVICE.<br />

Start de auto niet.<br />

Neem zo snel mogelijk contact op met het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Handmatige CHECK<br />

Druk op de knop "CHECK" van het<br />

instrumentenpaneel om de CHECK<br />

(automatische controle van de auto) handmatig<br />

te activeren.<br />

Met behulp van deze functie kunnen op elk<br />

gewenst moment (contact aan of bij draaiende<br />

motor) de aanwezige waarschuwingsmeldingen<br />

worden weergegeven.<br />

Het display van het instrumentenpaneel<br />

geeft bij draaiende motor en tijdens het<br />

rijden de pictogrammen weer die een storing<br />

aangeven (in geval van een storing).<br />

Zolang de airbag aan passagierszijde is<br />

uitgeschakeld * , wordt het desbetreffende<br />

pictogram constant weergegeven.<br />

* Volgens land van bestemming.<br />

Dimmer verlichting<br />

Druk, als de verlichting brandt, op de<br />

knop B om de dashboardverlichting en de<br />

sfeerverlichting sterker te laten branden of op<br />

de knop A om de verlichting te dimmen.<br />

Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte<br />

is bereikt.


Onderhoudsindicator<br />

De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel<br />

kilometer u nog verwijderd bent van de<br />

eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het<br />

onderhoudsschema van de fabrikant.<br />

Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste<br />

nulstelling van de onderhoudsindicator op basis<br />

van twee parameters:<br />

- het aantal afgelegde kilometers,<br />

- de verstreken tijd sinds de laatste<br />

onderhoudscontrole.<br />

De afstand tot de eerstvolgende<br />

beurt is meer dan 3000 km<br />

Als het contact wordt aangezet, verschijnt er<br />

geen onderhoudsinformatie op het display.<br />

De afstand tot de eerstvolgende<br />

beurt is 1000 tot 3000 km<br />

Als het contact wordt aangezet, gaat<br />

gedurende 5 seconden de onderhoudssleutel<br />

branden. De kilometerteller geeft de<br />

resterende kilometers tot de eerstvolgende<br />

onderhoudscontrole aan.<br />

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende<br />

onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.<br />

Als het contact wordt aangezet, geeft het display<br />

gedurende 5 seconden het volgende aan:<br />

5 seconden na het aanzetten van het contact<br />

verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de<br />

kilometerstand en de stand van de dagteller<br />

aan.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

De afstand tot de eerstvolgende<br />

beurt is minder dan 1000 km<br />

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende<br />

onderhoudscontrole bedraagt 900 km.<br />

Als het contact wordt aangezet, geeft het display<br />

gedurende 5 seconden het volgende aan:<br />

5 seconden na het aanzetten van het contact<br />

treedt de kilometerteller weer in werking en<br />

blijft de sleutel branden om aan te geven<br />

dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden<br />

uitgevoerd moeten worden.<br />

Het pictogram van de sleutel brandt<br />

in combinatie met een melding op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

1<br />

59


60<br />

Controle tijdens het rijden<br />

De afstand tot de eerstvolgende<br />

beurt is overschreden<br />

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende<br />

5 seconden de sleutel knipperen om aan te<br />

geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo<br />

spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.<br />

Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende<br />

onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.<br />

Als het contact wordt aangezet, geeft het display<br />

gedurende 5 seconden het volgende aan:<br />

5 seconden na het aanzetten van het contact<br />

treedt de kilometerteller weer in werking en<br />

blijft de sleutel branden.<br />

De factor tijd kan worden meegewogen<br />

bij de nog af te leggen kilometers,<br />

afhankelijk van de rijgewoonten van de<br />

bestuurder.<br />

De sleutel kan ook gaan branden als het<br />

interval van twee jaar is overschreden.<br />

Op 0 zetten van de<br />

onderhoudsindicator<br />

De onderhoudsindicator moet na elke<br />

onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.<br />

Voer dit als volgt uit:<br />

zet het contact af,<br />

druk op de resetknop van de dagteller en<br />

houd deze ingedrukt,<br />

zet het contact aan; de kilometerteller<br />

begint terug te tellen,<br />

laat de knop los als het display "=0"<br />

aangeeft; de sleutel verdwijnt.<br />

Als u na deze handeling de accu wilt<br />

loskoppelen, vergrendel dan de auto<br />

en wacht minimaal 5 minuten. Het op<br />

0 zetten van de onderhoudsindicator<br />

zal anders niet worden opgeslagen.<br />

Opnieuw weergeven van de<br />

onderhoudsinformatie<br />

U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie<br />

weergeven.<br />

Druk op de knop voor nulstelling van de<br />

dagteller.<br />

De onderhoudsinformatie wordt enkele<br />

seconden weergegeven en verdwijnt<br />

vervolgens weer.


Motorolieniveaumeter<br />

De motorolieniveaumeter geeft aan of het<br />

motorolieniveau in orde is.<br />

Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de<br />

onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens<br />

gedurende enkele seconden het motorolieniveau.<br />

Een controle van het olieniveau is alleen<br />

betrouwbaar als de auto op een vlakke,<br />

horizontale ondergrond staat en de motor<br />

minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.<br />

Olieniveau correct<br />

Als het motorolieniveau in orde is, wordt<br />

een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel weergegeven.<br />

Te weinig olie<br />

Als het motorolieniveau te laag is, wordt een melding op<br />

het display van het instrumentenpaneel weergegeven.<br />

Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat<br />

het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om<br />

te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.<br />

Storing motorolieniveaumeter<br />

Als de motorolieniveaumeter defect is, wordt een<br />

melding op het display van het instrumentenpaneel<br />

weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Oliepeilstok<br />

Raadpleeg de rubriek "Controles" voor de<br />

plaats van de peilstok en het bijvullen van<br />

motorolie voor het motortype van uw auto.<br />

2 merktekens op de<br />

peilstok:<br />

- A = maxi; het<br />

olieniveau mag nooit<br />

boven dit niveau<br />

uitkomen,<br />

- B = mini; als het<br />

olieniveau niet boven<br />

het niveau B uitkomt,<br />

moet het voor de<br />

motor van uw auto<br />

voorgeschreven type<br />

motorolie worden<br />

bijgevuld via de<br />

vuldop.<br />

Kilometerteller<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Op het display wordt in het gedeelte A de<br />

totale kilometerstand en in het gedeelte B de<br />

dagteller weergegeven.<br />

Nulstelling dagteller<br />

Druk, als de dagteller wordt weergegeven,<br />

enkele seconden op de knop.<br />

1<br />

61


62<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Boordcomputer<br />

De boordcomputer geeft tijdens het rijden<br />

verschillende informatie (actieradius,<br />

brandstofverbruik ...).<br />

Display van het instrumentenpaneel<br />

Weergave van de informatie<br />

Druk op de toets op het stuurwiel om<br />

achtereenvolgens de verschillende functies<br />

van de boordcomputer weer te geven.<br />

Of op het uiteinde van de<br />

ruitenwisserschakelaar.<br />

- Actuele informatie:<br />

● actieradius,<br />

● huidig brandstofverbruik,<br />

● de teller van het<br />

Stop & Start-systeem.<br />

- Traject "1":<br />

● gemiddelde snelheid,<br />

voor het eerste traject,<br />

● gemiddeld<br />

brandstofverbruik,<br />

● afgelegde afstand.<br />

- Traject "2":<br />

● gemiddelde snelheid,<br />

voor het tweede traject,<br />

● gemiddeld<br />

brandstofverbruik,<br />

● afgelegde afstand.


Traject resetten<br />

Druk de toets langer dan twee seconden<br />

in zodra het gewenste traject wordt<br />

aangegeven of houd de linker draaiknop op<br />

het stuurwiel ingedrukt.<br />

De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en<br />

hebben dezelfde eigenschappen.<br />

Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden<br />

voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor<br />

een maandelijks verbruik.<br />

Resetten van het overzicht<br />

van het verbruik<br />

Druk, terwijl het hybridesysteem is geactiveerd<br />

en het traject "2" wordt weergegeven langer<br />

dan twee seconden op de toets om het<br />

overzicht van het verbruik te resetten.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

1<br />

63


64<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Boordcomputer, enkele definities...<br />

Actieradius<br />

(km of miles)<br />

De actieradius geeft aan<br />

hoeveel kilometer u nog met<br />

de resterende hoeveelheid<br />

brandstof kunt rijden, berekend<br />

op basis van het gemiddelde<br />

verbruik over de laatste<br />

afgelegde kilometers.<br />

Deze waarde kan variëren door een<br />

gewijzigde rijstijl of het rijden op een<br />

helling, waardoor het momentele<br />

brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.<br />

Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,<br />

verschijnen streepjes op het display. Na het<br />

tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de<br />

actieradius opnieuw berekend en weergegeven<br />

als deze meer dan 100 km bedraagt.<br />

Het hybridesysteem en de elektromotor<br />

zorgen niet voor een grotere actieradius,<br />

neem daarom de aanwijzingen van de<br />

boordcomputer in acht.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats als<br />

tijdens het rijden de streepjes continu<br />

worden weergegeven.<br />

Momenteel verbruik<br />

(l/100 km, km/l of mpg)<br />

Dit is het gemiddelde<br />

brandstofverbruik over de laatste<br />

seconden.<br />

Deze functie wordt alleen weergegeven<br />

bij snelheden vanaf 30 km/h.<br />

Gemiddeld verbruik<br />

(l/100 km, km/l of mpg)<br />

Dit is het gemiddelde verbruik<br />

sinds de laatste nulstelling van<br />

de boordcomputer.<br />

Gemiddelde snelheid<br />

(km/h of mph)<br />

Dit is de gemiddelde snelheid<br />

sinds de laatste nulstelling van de<br />

boordcomputer (contact aan).


Datum en tijd instellen<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Nav+<br />

Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ".<br />

Selecteer " Configuratie display " en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer " Datum en tijd instellen " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer " Minuten synchroniseren<br />

via GPS " om de instelling van de<br />

minuten automatisch te laten doen door<br />

het systeem.<br />

Controle tijdens het rijden<br />

Selecteer het item dat u wilt wijzigen.<br />

Druk op de toets OK om de selectie te<br />

bevestigen, verander de instelling en bevestig<br />

de wijziging nogmaals om de nieuwe gegevens<br />

op te slaan.<br />

Verander de instellingen één voor één.<br />

Selecteer vervolgens " OK " op het scherm en<br />

bevestig de wijzigingen om ze in het geheugen<br />

op te slaan.<br />

1<br />

65


66<br />

Toegang tot de auto<br />

Sleutel met afstandsbediening<br />

sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens<br />

voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.<br />

Uitklappen van de sleutel<br />

Druk op deze knop om de sleutel uit te<br />

klappen.<br />

Inklappen van de sleutel<br />

Druk op deze knop om de sleutel in te<br />

klappen.<br />

Wanneer u deze knop niet indrukt bij het<br />

inklappen van de sleutel, kan het mechanisme<br />

beschadigd raken.


Systeem "Keyless entry and start"<br />

Systeem waarmee de auto geopend,<br />

gesloten en gestart kan worden zonder<br />

dat u de elektronische sleutel tevoorschijn<br />

hoeft te halen. Kan ook worden gebruikt als<br />

afstandsbediening.<br />

Openen van de auto<br />

Volledig ontgrendelen<br />

Met de sleutel<br />

Draai de sleutel in de richting van de<br />

voorzijde van de auto om de auto te<br />

ontgrendelen.<br />

Met de afstandsbediening<br />

Druk op het geopende hangslot<br />

om de auto te ontgrendelen.<br />

Als deze knop ingedrukt wordt gehouden,<br />

worden de ruiten automatisch geopend.<br />

Toegang tot de auto<br />

Met de elektronische sleutel<br />

Als u de elektronische sleutel op zak hebt<br />

binnen de detectiezone, kunt u de auto<br />

ontgrendelen door uw hand op de achterzijde<br />

van de portiergreep te leggen. Trek vervolgens<br />

aan de portiergreep om het portier te openen.<br />

Ook uw passagiers kunnen de portieren<br />

(maar niet de achterklep) openen als de<br />

elektronische sleutel zich in de detectiezone<br />

bevindt.<br />

Het ontgrendelen wordt bevestigd<br />

door het gedurende ongeveer<br />

2 seconden snel knipperen van de<br />

richtingaanwijzers.<br />

Tegelijkertijd worden, afhankelijk<br />

van de uitvoering van de auto, de<br />

buitenspiegels uitgeklapt.<br />

2<br />

67


68<br />

Toegang tot de auto<br />

Vuil (vocht, stof, modder, zout, ...) op de<br />

binnenzijde van de portiergreep kan de<br />

detectie negatief beïnvloeden.<br />

Als na het reinigen van de binnenzijde<br />

van de portiergreep met een doek het<br />

probleem niet is verholpen, raadpleeg<br />

dan het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Plotseling contact met water<br />

(waterstraal, hogedrukspuit, ...) kan<br />

door het systeem worden beschouwd<br />

als een verzoek om ontgrendelen van<br />

de auto.<br />

Selectieve ontgrendeling<br />

De selectieve ontgrendeling kan<br />

worden ingesteld met behulp van het<br />

configuratiemenu op het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Standaard is de volledige<br />

ontgrendeling geactiveerd.<br />

Met de afstandsbediening<br />

Alleen het bestuurdersportier<br />

ontgrendelen: druk één keer op<br />

het geopende hangslot.<br />

De overige portieren en de achterklep<br />

ontgrendelen: druk nogmaals op het<br />

geopende hangslot.<br />

Met de elektronische sleutel<br />

Steek om alleen het bestuurdersportier te<br />

ontgrendelen, terwijl u de elektronische<br />

sleutel op zak hebt, uw hand achter de<br />

portiergreep van het bestuurdersportier en<br />

trek het portier open.<br />

Steek om de auto volledig te ontgrendelen<br />

uw hand achter de portiergreep van een<br />

van de andere portieren, aan de zijde waar<br />

de elektronische sleutel zich bevindt, en<br />

trek het portier open.<br />

Het ontgrendelen wordt bevestigd<br />

door het gedurende ongeveer<br />

2 seconden snel knipperen van de<br />

richtingaanwijzers.<br />

Tegelijkertijd worden, afhankelijk<br />

van de uitvoering van de auto, de<br />

buitenspiegels uitgeklapt.


Ontgrendelen g van de<br />

bagageruimte<br />

Met de afstandsbediening<br />

Druk op deze knop om de<br />

auto te ontgrendelen en de<br />

bagageruimte te openen.<br />

Met de elektronische sleutel<br />

Trek als de elektronische sleutel zich<br />

binnen het detectiebereik bevindt aan de<br />

handgreep 1 om de auto te ontgrendelen<br />

en de bagageruimte te openen.<br />

Selectieve ontgrendeling<br />

bagageruimte geactiveerd<br />

Het selectief ontgrendelen van de<br />

bagageruimte kunt u instellen met<br />

behulp van het configuratiemenu op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Standaard is deze functie uitgeschakeld.<br />

Met de afstandsbediening of de<br />

elektronische sleutel wordt dan alleen de<br />

bagageruimte ontgrendeld en/of geopend.<br />

Vergeet niet de bagageruimte weer te<br />

vergrendelen.<br />

Toegang tot de auto<br />

2<br />

69


70<br />

Toegang tot de auto<br />

Sluiten van de auto<br />

Normale vergrendeling<br />

Met de sleutel<br />

Draai de sleutel in de richting van de<br />

achterzijde van de auto om de auto volledig<br />

te vergrendelen.<br />

Met de afstandsbediening<br />

Druk op het gesloten hangslot<br />

om de auto volledig te<br />

vergrendelen.<br />

Met de elektronische sleutel<br />

Druk, als de elektronische sleutel zich<br />

binnen het detectiebereik bevindt, met een<br />

van uw vingers op de portiergreep (bij de<br />

merktekens) om de auto te vergrendelen.<br />

Druk, als de elektronische sleutel zich<br />

binnen het detectiebereik bevindt, bij de<br />

achterklep op een knop om de auto te<br />

vergrendelen.<br />

Wanneer u de sleutel in de vergrendelstand<br />

gedraaid houdt, de knop van de<br />

afstandsbediening ingedrukt houdt of uw<br />

vinger op de portiergreep houdt, worden<br />

ook de ruiten en het schuifdak gesloten.<br />

Het vergrendelen wordt bevestigd door<br />

het gedurende ongeveer 2 seconden<br />

branden van de richtingaanwijzers.<br />

Tegelijkertijd worden, afhankelijk<br />

van de uitvoering van de auto, de<br />

buitenspiegels ingeklapt.<br />

De auto kan niet worden vergrendeld<br />

als een van de elektronische sleutels<br />

zich nog in de auto bevindt of het<br />

contact aan is gezet.<br />

Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen in<br />

de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een<br />

korte tijd, zonder de sleutel mee te nemen.<br />

Wees bedacht op diefstal als de<br />

elektronische sleutel zich binnen het<br />

detectiebereik bevindt terwijl uw auto<br />

ontgrendeld is.<br />

Als één van de portieren of de<br />

achterklep geopend is of als een van de<br />

elektronische sleutels zich in de auto<br />

bevindt, werkt de centrale vergrendeling<br />

niet.<br />

Als de auto is vergrendeld en per<br />

ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat<br />

binnen ongeveer 30 seconden een van<br />

de portieren wordt geopend, wordt de<br />

auto automatisch weer vergrendeld.<br />

Het in- en uitklappen van de<br />

buitenspiegels met de afstandsbediening<br />

kan worden uitgeschakeld door het<br />

PEUGEOT-netwerk.


Supervergrendeling<br />

De supervergrendeling blokkeert het<br />

van buitenaf en van binnenuit openen<br />

van de portieren.<br />

Als de supervergrendeling<br />

is ingeschakeld, is ook de<br />

vergrendelingsschakelaar in het<br />

interieur buiten werking.<br />

Schakel daarom nooit de<br />

supervergrendeling in als er zich<br />

iemand in de auto bevindt.<br />

Met de sleutel<br />

Draai de sleutel richting de achterzijde<br />

van de auto om de auto volledig te<br />

vergrendelen.<br />

Draai binnen 5 seconden de sleutel<br />

nogmaals richting de achterzijde van de<br />

auto om de supervergrendeling van de auto<br />

in te schakelen.<br />

Met de afstandsbediening<br />

Druk op het gesloten hangslot<br />

om de auto volledig te<br />

vergrendelen of druk langer dan<br />

2 seconden op het gesloten<br />

hangslot om ook de ruiten te<br />

sluiten.<br />

Druk binnen 5 seconden nogmaals op het<br />

gesloten hangslot om de supervergrendeling<br />

van de auto in te schakelen.<br />

Met de elektronische sleutel<br />

Via de portieren:<br />

Druk, als de elektronische sleutel zich vlak<br />

bij de auto bevindt, met een vinger op de<br />

portiergreep (bij de merktekens) om de<br />

auto te vergrendelen.<br />

Druk binnen vijf seconden nogmaals op de<br />

portiergreep om de supervergrendeling in<br />

te schakelen.<br />

Toegang tot de auto<br />

Via de achterklep:<br />

Druk, als de elektronische sleutel zich<br />

binnen het bepaalde gebied bevindt, op de<br />

knop om de auto te vergrendelen.<br />

Druk binnen vijf seconden nogmaals op<br />

de knop om de supervergrendeling in te<br />

schakelen.<br />

De supervergrendeling wordt<br />

bevestigd door het gedurende<br />

ongeveer 2 seconden branden van de<br />

richtingaanwijzers.<br />

2<br />

71


72<br />

Toegang tot de auto<br />

Vergrendelen / ontgrendelen van binnenuit<br />

Druk op de knop om de portieren en de<br />

bagageruimte te ver- of ontgrendelen.<br />

Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is<br />

de knop buiten werking.<br />

Gebruik in dat geval de sleutel of<br />

de afstandsbediening om de auto te<br />

ontgrendelen.<br />

Als u vanwege het vervoer van een groot<br />

voorwerp met de achterklep geopend<br />

rijdt, kunt u het waarschuwingssignaal<br />

voor de geopende achterklep<br />

uitschakelen door de knop in te drukken.<br />

Bij het van binnenuit vergrendelen<br />

worden de buitenspiegels niet ingeklapt.<br />

Automatische centrale<br />

vergrendeling van de portieren<br />

De portieren kunnen tijdens het rijden<br />

automatisch worden vergrendeld (bij een<br />

snelheid hoger dan 10 km/h).<br />

Houd om deze functie in of uit te schakelen de<br />

knop ingedrukt tot een melding op het display<br />

wordt weergegeven.<br />

Het rijden met vergrendelde portieren<br />

kan bij een noodgeval de toegang tot de<br />

auto voor de hulpdiensten belemmeren.<br />

Lokaliseren van de auto<br />

Druk op het symbooltje van het<br />

gesloten hangslot om de eerder<br />

vergrendelde auto te lokaliseren<br />

op een parkeerplaats.<br />

De plafonniers gaan branden en de<br />

richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele<br />

seconden.


Noodprocedure<br />

Noodprocedure voor<br />

openen/sluiten<br />

met de elektronische sleutel<br />

Met de geïntegreerde sleutel kan de auto<br />

vergrendeld en ontgrendeld worden als de<br />

elektronische sleutel niet werkt:<br />

- lege batterij, accu ontladen of<br />

losgekoppeld, ...<br />

- auto bevindt zich in een omgeving met veel<br />

elektromagnetische straling.<br />

Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde<br />

sleutel 2 uit de houder te halen.<br />

Open of sluit de auto met de sleutel.<br />

Handmatig vergrendelen<br />

Bestuurdersportier<br />

Steek de sleutel in het slot om het portier te<br />

vergrendelen of ontgrendelen.<br />

Overige portieren<br />

Controleer bij de achterportieren of de<br />

kinderbeveiliging is uitgeschakeld.<br />

Verwijder met de sleutel het zwarte<br />

afdekkapje op de zijkant van het portier.<br />

Steek de sleutel zonder te forceren in de<br />

opening en duw vervolgens, zonder te<br />

draaien, de nok het portier in.<br />

Verwijder de sleutel en plaats het<br />

afdekkapje terug.<br />

Toegang tot de auto<br />

Storing afstandsbediening<br />

Na het losnemen en weer aansluiten van de<br />

accukabels, het vervangen van de batterij<br />

van de afstandsbediening of een storing in de<br />

afstandsbediening kan de auto niet meer met<br />

de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld<br />

en gelokaliseerd worden.<br />

Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met<br />

de sleutel in het slot.<br />

Synchroniseer vervolgens de<br />

afstandsbediening.<br />

Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats als<br />

de storing niet is verholpen.<br />

Synchroniseren<br />

(afstandsbediening)<br />

Zet het contact aan.<br />

Druk zo snel mogelijk gedurende enkele<br />

seconden op een van de knoppen van de<br />

afstandsbediening.<br />

Zet het contact af.<br />

De afstandsbediening werkt nu weer.<br />

2<br />

73


74<br />

Toegang tot de auto<br />

Synchroniseren<br />

(elektronische sleutel)<br />

Zet het contact af.<br />

Druk zo snel mogelijk gedurende enkele<br />

seconden op een van de knoppen van de<br />

afstandsbediening.<br />

Zet het contact aan.<br />

De elektronische sleutel werkt nu weer.<br />

Batterij van de sleutel vervangen<br />

Batterij ref.: CR2032 / 3 V.<br />

Deze batterij is via het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.<br />

Als de batterij van de afstandsbediening<br />

vervangen moet worden, wordt u<br />

gewaarschuwd door een melding op het display<br />

van het instrumentenpaneel.<br />

Wip het deksel met een kleine<br />

schroevendraaier bij de uitsparing los.<br />

Verwijder het deksel.<br />

Verwijder de lege batterij.<br />

Plaats een nieuwe batterij in de juiste<br />

richting in de houder.<br />

Druk het deksel op de afstandbediening vast.<br />

Gooi de lege batterijen van de<br />

afstandsbediening niet weg: ze bevatten<br />

metalen die schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Lever lege batterijen in bij een speciaal<br />

verzamelpunt.<br />

Batterij van de elektronische<br />

sleutel vervangen<br />

Batterij ref.: CR2032 / 3 V.<br />

Deze batterij is via het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.<br />

Als de batterij vervangen moet worden, wordt u<br />

gewaarschuwd door een melding op het display<br />

van het instrumentenpaneel.<br />

Wip het deksel met een spits voorwerp bij<br />

de sleutelhanger los.<br />

Verwijder de lege batterij.<br />

Schuif de nieuwe batterij in de juiste<br />

richting op zijn plaats.<br />

Zet het deksel aan de voorzijde vast en klik<br />

het dicht.<br />

Synchroniseer de elektronische sleutel.


Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren<br />

Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-netwerk.<br />

Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen.<br />

Afstandsbediening<br />

Toegang tot de auto<br />

De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te<br />

spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.<br />

Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar<br />

worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.<br />

De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.<br />

Vergrendelen van de auto<br />

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.<br />

Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel mee als u de auto verlaat,<br />

zelfs al is dit voor korte duur.<br />

Elektrische storingen<br />

De elektronische sleutel van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische<br />

apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...<br />

Diefstalbeveiliging<br />

Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.<br />

Vergeet niet aan het stuurwiel te draaien om het stuurslot te activeren.<br />

Bij het aanschaffen van een gebruikte auto<br />

Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw<br />

bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.<br />

2<br />

75


76<br />

Toegang tot de auto<br />

Alarm<br />

Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en<br />

diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende<br />

typen beveiliging:<br />

- Omtrekbeveiliging<br />

Dit systeem houdt de te openen<br />

carrosseriedelen van de auto in de gaten.<br />

Het alarm gaat af als iemand een portier, de<br />

achterklep of de motorkap probeert te openen.<br />

- Interieurbeveiliging<br />

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen<br />

in het interieur worden waargenomen.<br />

Het alarm gaat af als er een ruit wordt<br />

ingeslagen, als iets of iemand de auto<br />

binnendringt of als iets of iemand in de auto<br />

beweegt.<br />

- Wegsleepbeveiliging<br />

Dit systeem treedt in werking als er veranderingen<br />

in de wagenhoogte worden waargenomen.<br />

Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,<br />

verplaatst of aangestoten.<br />

Automatische beveiligingsfunctie<br />

Dit systeem treedt in werking als iemand<br />

probeert het alarm te saboteren.<br />

Het alarm gaat af als iemand probeert<br />

de accu, de bedieningseenheid of de<br />

kabels van de sirene uit te schakelen of<br />

te beschadigen.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen<br />

aan het alarmsysteem aan te brengen.<br />

Vergrendelen van de auto met<br />

volledig ingeschakeld alarm<br />

Inschakelen<br />

Zet het contact af en verlaat de auto.<br />

Druk op de vergrendelknop<br />

van de afstandsbediening of<br />

vergrendel de auto met het<br />

"Keyless entry and start"systeem.<br />

Het alarmsysteem is geactiveerd: het<br />

verklikkerlampje van de knop zal één keer per<br />

seconde knipperen.<br />

De inbraakbeveiliging wordt 5 seconden nadat<br />

de vergrendelknop van de afstandsbediening<br />

is ingedrukt of nadat de auto met het "Keyless<br />

entry and start"-systeem vergrendeld is,<br />

geactiveerd. De interieurbeveiliging wordt<br />

45 seconden en de wegsleepbeveiliging<br />

90 seconden nadat de vergrendelknop van de<br />

afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.<br />

Indien een portier of de achterklep niet goed is<br />

gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar<br />

wordt de omtrekbeveiliging na 45 seconden wel<br />

ingeschakeld.<br />

Uitschakelen van de<br />

interieurbeveiliging<br />

Druk op de ontgrendelknop<br />

van de afstandsbediening of<br />

ontgrendel de auto met het<br />

"Keyless entry and start"systeem.<br />

De interieurbeveiliging wordt<br />

uitgeschakeld; het verklikkerlampje<br />

van de knop gaat uit.


Vergrendelen van de auto met<br />

alleen de omtrekbeveiliging<br />

ingeschakeld<br />

Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit<br />

om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt<br />

ingeschakeld als bijvoorbeeld:<br />

- een ruit op een kier blijft staan,<br />

- de auto wordt gewassen,<br />

- een wiel wordt verwisseld,<br />

- de auto wordt gesleept,<br />

- de auto op een boot wordt vervoerd.<br />

Uitschakelen van de interieur- en<br />

wegsleepbeveiliging<br />

Zet het contact af en druk binnen<br />

10 seconden op deze knop<br />

tot het verklikkerlampje blijft<br />

branden.<br />

Verlaat de auto.<br />

Druk onmiddellijk op de<br />

vergrendelknop van de<br />

afstandsbediening of vergrendel<br />

de auto met het "Keyless entry<br />

and start"-systeem.<br />

Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld;<br />

het verklikkerlampje van de knop zal één keer<br />

per seconde knipperen.<br />

De interieur- en wegsleepbeveiliging worden<br />

uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure<br />

elke keer na het afzetten van het contact wordt<br />

uitgevoerd.<br />

Opnieuw inschakelen van de<br />

interieur- en wegsleepbeveiliging<br />

Druk op de ontgrendelknop<br />

van de afstandsbediening of<br />

ontgrendel de auto met het<br />

"Keyless entry and start"-systeem<br />

om de omtrekbeveiliging uit te<br />

schakelen.<br />

Druk op de vergrendelknop<br />

van de afstandsbediening of<br />

vergrendel de auto met het<br />

"Keyless entry and start"systeem<br />

om alle alarmsystemen<br />

in te schakelen.<br />

Het verklikkerlampje van de knop<br />

zal opnieuw één keer per seconde<br />

knipperen.<br />

Afgaan van het alarm<br />

Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking<br />

en knipperen de richtingaanwijzers gedurende<br />

dertig seconden.<br />

Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden<br />

de alarmsystemen uitgeschakeld.<br />

Als het verklikkerlampje van de knop<br />

snel knippert bij het ontgrendelen van<br />

de auto met de afstandsbediening of<br />

met het "Keyless entry and start"systeem,<br />

is het alarm tijdens uw afwezigheid<br />

afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als<br />

het contact wordt aangezet.<br />

Toegang tot de auto<br />

Storing afstandsbediening<br />

Om de alarmsystemen uit te schakelen:<br />

Ontgrendel de auto met de sleutel in het<br />

slot van het bestuurdersportier.<br />

Open het portier; het alarm gaat af.<br />

Zet het contact aan, het alarm stopt. Het<br />

verklikkerlampje van de knop gaat uit.<br />

Vergrendelen van de auto<br />

zonder het alarm in te schakelen<br />

Vergrendel de auto of schakel de<br />

supervergrendeling in met de sleutel in het<br />

slot van het bestuurdersportier.<br />

Storing<br />

Als bij het aanzetten van het contact het<br />

verklikkerlampje van de knop blijft branden,<br />

duidt dit op een storing in het systeem.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Automatisch inschakelen *<br />

Het systeem wordt 2 minuten nadat het<br />

laatste portier of de achterklep is gesloten,<br />

automatisch ingeschakeld.<br />

Om het afgaan van het alarm bij het<br />

openen van een portier of de achterklep te<br />

voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop<br />

van de afstandsbediening worden gedrukt<br />

of moet de auto ontgrendeld worden met het<br />

"Keyless entry and start"-systeem.<br />

* Volgens land van bestemming.<br />

2<br />

77


78<br />

Toegang tot de auto<br />

Elektrisch bedienbare ruiten<br />

1. Schakelaar ruitbediening links voor.<br />

2. Schakelaar ruitbediening rechts voor.<br />

3. Schakelaar ruitbediening rechts achter.<br />

4. Schakelaar ruitbediening links achter.<br />

5. Blokkeerschakelaar elektrisch<br />

bedienbare ruiten achter, r<br />

vergrendeling van de achterportieren<br />

(kinderbeveiliging).<br />

Handbediening<br />

Duw of trek de schakelaar tot het zware punt<br />

om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt<br />

zodra de schakelaar wordt losgelaten.<br />

Automatische bediening<br />

(volgens uitvoering)<br />

Duw of trek de schakelaar voorbij het zware<br />

punt om de ruit te openen of sluiten. Als u de<br />

schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit<br />

volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om<br />

het openen of sluiten te stoppen.<br />

Ongeveer 1 minuut nadat de sleutel uit het<br />

contact is genomen, kunnen de ruiten niet meer<br />

worden bediend.<br />

Zet het contact aan om de ruiten weer te<br />

kunnen bedienen.<br />

Beveiliging tegen beknellen<br />

Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,<br />

stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk<br />

weer open.<br />

Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de<br />

schakelaar om de ruit helemaal te openen en<br />

trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de<br />

ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na<br />

het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.<br />

Tijdens deze handelingen is de beveiliging<br />

tegen beknellen uitgeschakeld.<br />

Blokkering van de ruitbediening<br />

achter<br />

Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op<br />

de schakelaar 5 om de ruitbediening achter,<br />

ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.<br />

De binnenportiergrepen van de achterportieren<br />

worden in dat geval ook geblokkeerd.<br />

Als de schakelaar is ingedrukt (het lampje<br />

brandt), is de ruitbediening geblokkeerd. Als<br />

de schakelaar niet is ingedrukt (het lampje is<br />

gedoofd), is de ruitbediening niet geblokkeerd.


Resetten van de<br />

ruitbediening<br />

Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de<br />

ruitbediening gereset worden.<br />

Tijdens deze handelingen is de beveiliging<br />

tegen beknellen uitgeschakeld:<br />

- open de ruit volledig en sluit de ruit.<br />

Telkens als de schakelaar omhoog wordt<br />

getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.<br />

Laat de schakelaar los en trek hem<br />

opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is<br />

gesloten,<br />

- houd de schakelaar na het sluiten nog<br />

minimaal 1 seconde vast.<br />

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs<br />

voor een korte periode, altijd de sleutel uit<br />

het contact.<br />

Wanneer tijdens het bedienen van de ruit<br />

iets tussen de ruit en de sponning bekneld<br />

raakt, moet de ruit weer worden geopend.<br />

Druk daarvoor op de desbetreffende<br />

schakelaar.<br />

Wanneer de bestuurder de ruit aan<br />

passagierszijde bedient, moet deze ervan<br />

verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten<br />

van de ruit verhindert.<br />

De bestuurder moet ervan verzekerd zijn<br />

dat de passagiers op de juiste manier<br />

gebruik maken van de elektrische<br />

ruitbediening.<br />

Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het<br />

bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.<br />

Toegang tot de auto<br />

2<br />

79


80<br />

Toegang tot de auto<br />

Bagageruimte<br />

Openen<br />

Ontgrendel de auto volledig met de<br />

afstandsbediening of de sleutel, duw op de<br />

hendel A en open de achterklep.<br />

Vanuit het interieur<br />

Houd deze knop ingedrukt tot u aan het geluid<br />

hoort dat de achterklep ontgrendeld is.<br />

Sluiten<br />

Trek de achterklep omlaag met behulp van<br />

de handgreep aan de binnenzijde.<br />

Als de achterklep niet goed is gesloten bij<br />

ingeschakeld hybridesysteem of rijdende<br />

auto (snelheid boven de 10 km/uur), verschijnt<br />

er gedurende enkele seconden een melding op<br />

het display van het instumentenpaneel.


Elektrisch bedienbare achterklep<br />

Openen<br />

Auto vergrendeld/<br />

supervergrendeld<br />

Druk op deze knop A van de<br />

afstandsbediening.<br />

Auto ontgrendeld<br />

Druk op de knop A van de<br />

afstandsbediening of op de knop B van de<br />

achterklep.<br />

Vanuit het interieur<br />

Toegang tot de auto<br />

Druk op deze knop om de achterklep<br />

te ontgrendelen en open vervolgens de<br />

achterklep.<br />

Wanneer u de achterklep met de<br />

afstandsbediening opent, controleer dan of niets<br />

de beweging van de achterklep kan hinderen.<br />

2<br />

81


82<br />

Toegang tot de auto<br />

Druk op deze knop C om de<br />

achterklep elektrisch te sluiten.<br />

Probeer de achterklep bij het sluiten niet<br />

tegen te houden; hierdoor stopt de achterklep<br />

met sluiten en gaat deze vervolgens enkele<br />

centimeters omhoog.<br />

Handmatig sluiten: beweeg de achterklep een<br />

klein eindje omhoog en omlaag, zodat deze<br />

ontgrendeld wordt, en sluit vervolgens de<br />

achterklep.<br />

Zorg ervoor dat tijdens het openen<br />

of sluiten van de achterklep niemand<br />

in de buurt staat om verwondingen<br />

te voorkomen.<br />

Openen of sluiten<br />

onderbreken<br />

Tijdens het elektrisch openen of sluiten van<br />

de achterklep is het op elk gewenst moment<br />

mogelijk de beweging stil te zetten:<br />

druk op de knop in het interieur, op de knop<br />

A van de afstandsbediening of op de knop<br />

B of C van de achterklep.<br />

Instellen van de<br />

openingshoogte<br />

De maximale openingshoogte van de achterklep<br />

kan worden opgeslagen (laag plafond, ...).<br />

Deze hoogte kan in twee stappen worden<br />

opgeslagen door meerdere keren op de knop C<br />

te drukken:<br />

- als tijdens het openen, op het moment dat de<br />

achterklep de gewenste stand heeft bereikt,<br />

de knop wordt ingedrukt, blijft de achterklep<br />

in de desbetreffende stand staan,<br />

- als de knop nogmaals wordt ingedrukt, wordt<br />

de stand van de achterklep opgeslagen. Dit<br />

wordt bevestigd door een geluidssignaal.<br />

Om deze opgeslagen stand te wissen<br />

moet de knop opnieuw ingedrukt worden<br />

gehouden tot een geluidssignaal hoorbaar<br />

is.<br />

Waarschuwing "achterklep open"<br />

Als de achterklep niet goed gesloten is, zal,<br />

als het hybridesysteem is ingeschakeld of de<br />

auto rijdt, een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel worden weergegeven<br />

in combinatie met een geluidssignaal (vanaf<br />

10 km/h).


Noodbediening<br />

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele<br />

storing in het systeem van de centrale<br />

vergrendeling de achterklep mechanisch<br />

ontgrendeld worden.<br />

Ontgrendelen<br />

Klap de achterbank naar voren om bij het<br />

slot in de bagageruimte te komen.<br />

Steek een kleine schroevendraaier in de<br />

opening A van het slot om de achterklep te<br />

ontgrendelen.<br />

Verplaats de nok naar links.<br />

Vergrendeling na het sluiten<br />

Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,<br />

wordt deze weer vergrendeld als het probleem<br />

niet is verholpen.<br />

Toegang tot de auto<br />

2<br />

83


84<br />

Toegang tot de auto<br />

Panoramadak (SW)<br />

U hebt de beschikking over een panoramadak<br />

met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht<br />

in het interieur worden vergroot. Het elektrisch<br />

bedienbare zonnescherm zorgt voor een nog beter<br />

thermisch en akoestisch comfort in het interieur.<br />

Elektrisch bedienbaar<br />

zonnescherm<br />

Dit is elektrisch te bedienen met behulp van<br />

een draaiknop.<br />

Openen<br />

Draai de knop linksom (meerdere standen zijn<br />

mogelijk).<br />

Sluiten<br />

Draai de knop terug in zijn oorspronkelijke<br />

stand.<br />

Als de stand van het scherm niet overeenkomt<br />

met de stand op de draaiknop, druk dan de<br />

knop in tot het scherm wel de juiste stand heeft<br />

bereikt.<br />

Beveiliging tegen beknellen<br />

Als het zonnescherm bij het sluiten tegen een<br />

obstakel stuit, stopt het automatisch en gaat het<br />

gedeeltelijk, tot de 2e stand, weer open.<br />

Als het na een tweede keer nog niet lukt, moet<br />

het systeem wellicht gereset worden.<br />

Systeem resetten<br />

Na het opnieuw aansluiten van de accukabels<br />

of bij een storing in het zonnescherm tijdens<br />

het openen of sluiten, moet u het systeem soms<br />

resetten:<br />

draai de draaiknop in de stand "volledig<br />

openen",<br />

wacht tot het zonnescherm volledig is<br />

geopend,<br />

druk de draaiknop direct in en houd deze<br />

gedurende minimaal drie seconden ingedrukt.<br />

Als het zonnescherm bij het sluiten ongewild<br />

opengaat, voer dan, zodra het zonnescherm<br />

ophoudt te bewegen, de volgende handelingen uit:<br />

- draai de draaiknop in de stand "volledig<br />

sluiten",<br />

- druk de draaiknop direct in,<br />

- houd de draaiknop ingedrukt tot het<br />

zonnescherm volledig is gesloten.<br />

Tijdens deze handelingen werkt de<br />

beveiliging tegen het beknellen niet.<br />

Als er iets bekneld raakt tijdens het<br />

bedienen van het zonnescherm, moet u<br />

de beweging van het scherm omkeren.<br />

Draai hiervoor de draaiknop in de juiste<br />

richting.<br />

Let er bij het bedienen van het<br />

zonnescherm op dat niets het correcte<br />

sluiten van het scherm kan verhinderen.<br />

Zorg ervoor dat de inzittenden het<br />

zonnescherm correct gebruiken.<br />

Let goed op de kinderen tijdens het<br />

openen en sluiten van het scherm.


Brandstoftank<br />

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 72 liter.<br />

Openen<br />

- Druk op de toets.<br />

Dit is gedurende enkele minuten na het<br />

afzetten van het contact mogelijk. Zet het<br />

contact nog een keer aan om deze functie<br />

opnieuw te activeren (indien nodig).<br />

De motor moet altijd<br />

worden afgezet door<br />

het hybridesysteem<br />

uit te schakelen (het<br />

verklikkerlampje Ready moet zijn gedoofd) om<br />

te voorkomen dat de motor tijdens het tanken<br />

automatisch wordt gestart.<br />

Tanken<br />

Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,<br />

wordt deze stijging van het brandstofniveau niet<br />

weergegeven op de brandstofmeter.<br />

Tijdens het openen van de tankdop kan een<br />

geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.<br />

Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk<br />

die ontstaat door de afdichting van het<br />

brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.<br />

Kies bij het tankstation de juiste brandstof<br />

(deze staat vermeld op de sticker aan de<br />

binnenzijde van de brandstofvulklep van uw<br />

auto).<br />

Open de vuldop door deze een kwart<br />

omwenteling linksom te draaien.<br />

Verwijder de vuldop en plaats deze op de<br />

steun (aan de klep).<br />

Toegang tot de auto<br />

Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de<br />

vulopening en druk hierbij de metalen klep<br />

A in.<br />

Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool<br />

maximaal drie keer afslaan, aangezien er<br />

anders storingen kunnen optreden.<br />

Plaats de vuldop terug en sluit deze door<br />

de dop een kwart omwenteling rechtsom te<br />

draaien.<br />

Druk de klep van de tankdop dicht.<br />

Uw auto is voorzien van een katalysator, die de<br />

schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen<br />

vermindert.<br />

Indien u per vergissing de verkeerde<br />

brandstof voor uw auto tankt, moet<br />

de tank beslist worden afgetapt<br />

voordat de motor kan worden<br />

gestart.<br />

2<br />

85


86<br />

Toegang tot de auto<br />

Minimumbrandstofniveau<br />

Als het minimumbrandstofniveau<br />

is bereikt, gaat dit<br />

waarschuwingslampje branden, in<br />

combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Als dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer<br />

7 liter r brandstof in de tank.<br />

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen<br />

dat u zonder brandstof komt te staan.<br />

Onderbreking<br />

brandstoftoevoer<br />

Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij<br />

een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer<br />

afsluit.<br />

Tankbeveiliging diesel<br />

Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken.<br />

Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.<br />

Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, wordt geactiveerd zodra u de<br />

brandstoftankdop verwijdert.<br />

Werking<br />

Wanneer u bij een dieseluitvoering een<br />

benzinetankpistool in de tankopening plaatst,<br />

wordt dit tegengehouden door een klep,<br />

waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet<br />

getankt kan worden.<br />

Probeer in dat geval niet toch te tanken<br />

maar kies een dieseltankpistool.<br />

Het vullen van de brandstoftank met<br />

behulp van een jerrycan is wel mogelijk,<br />

maar doe dit met beleid.<br />

Houd de tuit van de jerrycan recht en<br />

druk deze niet tegen de klep van de<br />

tankbeveiliging, om ervoor te zorgen dat de<br />

brandstof netjes in de vulopening stroomt.<br />

Reizen naar het buitenland<br />

Omdat de tankpistolen voor het tanken van<br />

Diesel per land kunnen verschillen, kan de<br />

aanwezigheid van een tankbeveiliging op de<br />

auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.<br />

Wij adviseren u daarom voordat u naar het<br />

buitenland afreist bij het PEUGEOT-netwerk<br />

te informeren of uw auto geschikt is om in het<br />

desbetreffende land te kunnen tanken.


Brandstofkwaliteit voor<br />

dieselmotoren<br />

DIESEL<br />

Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos<br />

rijden op biobrandstoffen die aan de huidige<br />

en toekomstige Europese richtlijnen voldoen<br />

(diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590<br />

gemengd met biobrandstof die voldoet aan de<br />

richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt<br />

kunnen worden (met een gehalte aan methylestervetzuren<br />

van 0 tot 7%).<br />

Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk<br />

bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat<br />

de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt<br />

worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof<br />

(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke<br />

olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden<br />

(kans op schade aan de motor en het<br />

brandstofcircuit).<br />

Toegang tot de auto<br />

2<br />

87


88<br />

Comfort<br />

Voorstoelen<br />

Elektrisch verstellen<br />

Zet, om de stoelen elektrisch te verstellen, het contact aan of start de motor als de eco-modus is<br />

ingeschakeld.<br />

Na het openen van het voorportier kan de bediening van de elektrische verstelling van de<br />

bestuurdersstoel nog ongeveer een minuut worden gebruikt. Ongeveer een minuut na het uitzetten van<br />

het contact en in de eco-mode, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling uitgeschakeld.<br />

Als het contact wordt aangezet, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling weer ingeschakeld.<br />

1. Zitting kantelen en in hoogte en in<br />

lengterichting verstellen<br />

Licht de schakelaar aan de voorzijde op<br />

of druk deze neer om het zitgedeelte van<br />

de stoel te kantelen.<br />

Licht de schakelaar aan de achterzijde<br />

op of druk deze neer om het zitgedeelte<br />

te verhogen of te verlagen.<br />

Beweeg de schakelaar naar voren of<br />

naar achteren om de stoel naar voren of<br />

naar achteren te bewegen.<br />

2. Kantelen van de rugleuning<br />

Beweeg de schakelaar naar voren of<br />

naar achteren om de hellingshoek van de<br />

rugleuning in te stellen.<br />

3. Lendensteun verstellen<br />

Dit systeem biedt de mogelijkheid om<br />

onafhankelijk van elkaar de hoogte en de<br />

diepte van de lendensteun in te stellen.<br />

Bedien de schakelaar:<br />

Naar voren of naar achteren voor meer of<br />

minder steun in de lendenen.<br />

Omhoog of omlaag om de drukzone van<br />

de lendensteun omhoog of omlaag te<br />

bewegen.


Opslaan van zitposities in<br />

het geheugen<br />

Dit systeem slaat de elektrische instellingen<br />

van de bestuurdersstoel, de buitenspiegels en<br />

het head-up display op. U kunt twee standen<br />

opslaan met de toetsen aan de zijkant van de<br />

bestuurdersstoel.<br />

Opslaan van een zitpositie<br />

met de toetsen M / 1 / 2<br />

Zet het contact aan.<br />

Zet uw stoel, de buitenspiegels en het<br />

head-up display in de gewenste stand.<br />

Druk op de toets M en vervolgens binnen<br />

4 seconden op de toets 1 of 2 .<br />

Een geluidssignaal geeft aan dat de<br />

zitpositie is opgeslagen.<br />

Het opslaan van een andere stand annuleert de<br />

vorige, in het geheugen opgeslagen stand.<br />

Oproepen van een opgeslagen zitpositie<br />

Contact aan of draaiende motor<br />

Druk kort op de toets 1 of 2 om de<br />

desbetreffende zitpositie op te roepen.<br />

Een geluidssignaal geeft aan dat de opgeslagen<br />

zitpositie is ingenomen.<br />

U kunt de beweging onderbreken door op de<br />

toets M , 1 of 2 te drukken of door één van de<br />

schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.<br />

U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het<br />

rijden.<br />

Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is<br />

tot 45 s na het afzetten van het contact mogelijk.<br />

In-/uitstapfunctie<br />

Comfort<br />

Deze functie vergemakkelijkt het in- en<br />

uitstappen.<br />

Zo schuift de stoel automatisch naar achteren<br />

bij het afzetten van het contact of bij het<br />

openen van het bestuurdersportier; de stoel<br />

blijft in deze stand staan tot u weer instapt.<br />

Bij aanzetten van het contact schuift de stoel<br />

weer naar voren in de geprogrammeerde stand.<br />

Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel<br />

niet gehinderd wordt door voorwerpen of<br />

personen.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats om deze functie in<br />

of uit te schakelen.<br />

3<br />

89


90<br />

Comfort<br />

Hoogte- en hoekverstelling<br />

hoofdsteun<br />

Hoofdsteun omlaag bewegen: druk de knop A<br />

in tot voorbij het zware punt en beweeg de<br />

hoofdsteun naar beneden tot de gewenste<br />

positie is bereikt; laat vervolgens de knop los.<br />

Hoofdsteun omhoog bewegen: beweeg de<br />

hoofdsteun omhoog tot de gewenste positie is<br />

bereikt.<br />

Hoofdsteun verwijderen: druk op de twee<br />

pallen B en trek de hoofdsteun omhoog.<br />

Hoofdsteun terugplaatsen: zet de pennen van<br />

de hoofdsteun recht in de openingen van de<br />

rugleuning. Controleer of de hoofdsteun goed<br />

vastzit door deze naar boven te trekken.<br />

Voor de veiligheid is het frame van de<br />

hoofdsteun voorzien van een blokkeersysteem<br />

om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in<br />

het geval van een aanrijding.<br />

De juiste stand van de hoofdsteun is als<br />

de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter<br />

hoogte van de bovenzijde van het hoofd<br />

bevindt.<br />

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn<br />

verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn<br />

geplaatst en correct zijn afgesteld.<br />

Bediening stoelverwarming<br />

Als het hybridesysteem is ingeschakeld, is<br />

de stoelverwarming voor beide voorstoelen<br />

afzonderlijk regelbaar.<br />

Met de draaiknop kan de stoelverwarming<br />

ingeschakeld worden en kan een<br />

verwarmingsstand worden geselecteerd:<br />

0 : Uit.<br />

1: Laag.<br />

2 : Gemiddeld.<br />

3 : Hoog.


Massagefunctie<br />

Deze functie zorgt voor een massage ter<br />

hoogte van de lendenen van de bestuurder. De<br />

functie werkt alleen bij draaiende motor en als<br />

de STOP-stand van het Stop & Start-systeem<br />

is geactiveerd.<br />

Inschakelen<br />

Druk op deze knop.<br />

Het verklikkerlampje gaat branden en de<br />

massagefunctie wordt voor een tijdsduur van<br />

1 uur ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur<br />

wordt de massage in cycli van 6 minuten<br />

uitgevoerd (4 minuten massage worden<br />

gevolgd door 2 minuten rust). Het systeem<br />

voert in totaal 10 cycli uit.<br />

Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het<br />

verklikkerlampje gaat dan uit.<br />

Uitschakelen<br />

U kunt de massagefunctie op elk<br />

gewenst moment uitschakelen door<br />

op deze knop te drukken.<br />

Comfort<br />

3<br />

91


92<br />

Comfort<br />

Achterbank<br />

U kunt het linkerdeel (1/3) en/of het rechterdeel (2/3) van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten.<br />

Hoofdsteunen buitenste<br />

zitplaatsen achter<br />

De hoofdsteunen hebben twee standen, een hoge stand<br />

(comfort en veiligheid) en een lage stand (zicht naar<br />

achteren). De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd.<br />

Verwijderen van een hoofdsteun:<br />

trek de hoofdsteun omhoog tot aan de<br />

aanslag,<br />

druk vervolgens de pal A in.<br />

Ga nooit rijden met passagiers op de<br />

achterbank als de hoofdsteunen zijn<br />

verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn<br />

geplaatst en in de hoge stand staan.<br />

Neerklappen van de achterbank<br />

vanuit de bagageruimte<br />

Elk gedeelte van de achterbank (1/3 of<br />

2/3) is voorzien van een afzonderlijk<br />

ontgrendelingsmechanisme om de rugleuning en de<br />

zitting vanuit de bagageruimte neer te klappen.<br />

Zorg ervoor dat de rugleuning ongehinderd<br />

kan worden neergeklapt (hoofdsteunen,<br />

veiligheidsgordels, ...),<br />

zorg er ook voor dat de beweging van<br />

de bank niet kan worden gehinderd door<br />

voorwerpen die zich op of onder de bank<br />

bevinden,<br />

trek vanuit de bagageruimte aan de<br />

ontgrendeling en duw tegen de rugleuning.


Neerklappen van de<br />

achterbank via de achterzijde<br />

Zorg ervoor dat de beweging van de bank niet<br />

kan worden gehinderd door voorwerpen die<br />

zich op of onder de bank bevinden.<br />

Schuif de voorstoel indien nodig naar<br />

voren,<br />

controleer of de veiligheidsgordel langs de<br />

rand van de rugleuning loopt,<br />

zet de hoofdsteunen in de laagste stand of<br />

verwijder deze indien nodig,<br />

trek de hendel 1 naar voren om de<br />

rugleuning 2 te ontgrendelen en klap deze<br />

vervolgens naar voren.<br />

Comfort<br />

Terugplaatsen van de achterbank<br />

Let erop dat bij het terugplaatsen van de<br />

achterbank de veiligheidsgordels niet klem<br />

komen te zitten en dat de gesphouders op de<br />

juiste plek komen te zitten.<br />

Zet de rugleuning rechtop en vergrendel<br />

deze, de zitting komt dan vanzelf op zijn<br />

plaats,<br />

controleer of het rode vlak ter hoogte van<br />

ontgrendeling 1 niet meer zichtbaar is,<br />

zet de hoofdsteunen weer in de hoogste<br />

stand of plaats deze terug.<br />

3<br />

93


94<br />

Comfort<br />

Spiegels<br />

Buitenspiegels<br />

De verstelbare buitenspiegels zorgen voor<br />

het benodigde zicht naar achteren bij een<br />

inhaalmanoeuvre of het parkeren van de<br />

auto. De buitenspiegels kunnen ook worden<br />

ingeklapt voor het parkeren in een smalle<br />

straat.<br />

Ontwaseming - ontdooiing<br />

Als uw auto voorzien is van spiegelverwarming,<br />

kunt u deze inschakelen door op de toets<br />

van de achterruitverwarming te drukken<br />

(zie paragraaf "Ontwaseming - Ontdooiing<br />

achterruit").<br />

De achterruitverwarming werkt uitsluitend als<br />

het hybridesysteem is ingeschakeld.<br />

Verstellen<br />

Zet de knop A naar links of rechts om de<br />

desbetreffende spiegel te selecteren.<br />

Duw de knop B in de 4 richtingen om de<br />

spiegel af te stellen.<br />

Zet de knop A weer in het midden.<br />

De waargenomen objecten in de<br />

buitenspiegels lijken verder af dan ze in<br />

werkelijkheid zijn.<br />

Hiermee moet rekening worden<br />

gehouden om de afstand ten opzichte van<br />

achteropkomend verkeer goed in te schatten.<br />

Inklappen<br />

- Automatisch: vergrendel de auto met de<br />

afstandsbediening of de sleutel.<br />

- Handmatig: trek bij aangezet contact de<br />

schakelaar A naar achteren.<br />

Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp<br />

van de schakelaar A, worden ze niet automatisch<br />

uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek<br />

nogmaals de schakelaar A naar achteren om de<br />

buitenspiegels uit te klappen.<br />

Uitklappen<br />

- Automatisch: ontgrendel de auto met de<br />

afstandsbediening of de sleutel.<br />

- Handmatig: trek bij aangezet contact de<br />

schakelaar A naar achteren.<br />

Het automatisch in- en uitklappen van de<br />

buitenspiegels kan worden gedeactiveerd<br />

door het PEUGEOT-netwerk of door een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Klap de buitenspiegels in als u uw auto<br />

in een automatische autowasstraat laat<br />

wassen.


Automatisch kantelen<br />

buitenspiegels bij het<br />

achteruitrijden<br />

De buitenspiegels kunnen bij het achteruit<br />

inparkeren naar de grond worden gericht.<br />

Programmeren<br />

Schakel bij draaiende motor de<br />

achteruitversnelling in.<br />

Selecteer en verstel achtereenvolgens de<br />

linker en rechter buitenspiegel.<br />

De ingestelde standen worden direct<br />

opgeslagen.<br />

Inschakelen<br />

Schakel bij draaiende motor de<br />

achteruitversnelling in.<br />

Beweeg de schakelaar A naar rechts of<br />

links om de desbetreffende buitenspiegel<br />

te selecteren.<br />

De geselecteerde buitenspiegel wordt in de<br />

geprogrammeerde stand gericht.<br />

Uitschakelen<br />

Haal de versnellingsbak uit de<br />

achteruitversnelling en wacht tien<br />

seconden.<br />

of<br />

Zet de schakelaar A in de middelste stand.<br />

De buitenspiegel keert terug naar de<br />

oorspronkelijke stand.<br />

De buitenspiegel keert ook terug naar de<br />

oorspronkelijke stand:<br />

- zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,<br />

- als de motor wordt afgezet.<br />

Comfort<br />

3<br />

95


96<br />

Comfort<br />

Binnenspiegel<br />

Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter<br />

de auto.<br />

De binnenspiegel is voorzien van een<br />

nachtstand waardoor de spiegel donkerder<br />

wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt<br />

van de koplampverlichting van achteropkomend<br />

verkeer, zon ... (antiverblindingsstand).<br />

Binnenspiegel met handbediende<br />

dag-/nachtstand<br />

Verstellen<br />

Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.<br />

Dag-/nachtstand<br />

Trek aan het hendeltje om de spiegel in de<br />

nachtstand te zetten.<br />

Duw het hendeltje naar voren om de<br />

spiegel terug te zetten in de dagstand.<br />

Om veiligheidsrdenen moeten de<br />

spiegels zo zijn ingesteld dat de<br />

"dode hoek" zo klein mogelijk is.<br />

Automatisch dimmende binnenspiegel<br />

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die<br />

vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel<br />

valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en<br />

automatisch over van de dag- in de nachtstand.<br />

Zodra de achteruitversnelling wordt<br />

ingeschakeld, wordt de spiegel in de<br />

dagstand gezet voor een maximaal<br />

zicht naar achteren.<br />

Stuurwielverstelling<br />

Zorg dat de auto stilstaat en duw<br />

de hendel omlaag om het stuurwiel te<br />

ontgrendelen.<br />

Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte<br />

voor een optimale zithouding.<br />

Trek aan de hendel om het stuurwiel te<br />

vergrendelen.<br />

Voer deze handelingen om<br />

veiligheidsredenen uitsluitend uit bij<br />

stilstaande auto.


Indeling interieur<br />

1. Gekoeld dashboardkastje<br />

Het dashboardkastje is voorzien van een<br />

ventilatieopening die met een draaiknop<br />

kan worden afgesloten. Via deze opening<br />

wordt koude lucht toegevoerd.<br />

2. Wegklapbare bekerhouders<br />

Druk op het deksel om de bekerhouder te<br />

openen.<br />

3. Uitneembare asbak<br />

Druk op het deksel om de asbak te openen.<br />

Asbak legen: trek de asbak omhoog om<br />

deze te verwijderen.<br />

4. Muntenvak<br />

5. <strong>Peugeot</strong> Connect SOS, <strong>Peugeot</strong><br />

Connect Assistance<br />

6. Middenarmsteun vóór<br />

7. 12V-aansluitingen vóór (120 W)<br />

Houd u aan het maximaal toegestane<br />

vermogen om schade aan uw apparatuur te<br />

voorkomen.<br />

8. <strong>Peugeot</strong> Connect USB<br />

Comfort<br />

3<br />

97


98<br />

Comfort<br />

Matten<br />

De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.<br />

Bevestigen<br />

Gebruik, wanneer u een nieuwe mat<br />

bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de<br />

bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.<br />

De overige matten worden gewoon op de<br />

vloerbedekking gelegd.<br />

Verwijderen<br />

Verwijderen van de mat aan de<br />

bestuurderszijde:<br />

zet de stoel in de achterste stand,<br />

maak de bevestigingen los,<br />

verwijder vervolgens de mat.<br />

Terugplaatsen<br />

Terugplaatsen van de mat aan de<br />

bestuurderszijde:<br />

leg de mat goed op zijn plaats,<br />

druk de bevestigingen vast,<br />

controleer of de mat goed vastzit.<br />

Om te voorkomen dat de pedalen blijven<br />

hangen:<br />

- gebruik uitsluitend matten die op de<br />

bevestigingen van de auto passen;<br />

het gebruik van deze bevestigingen is<br />

verplicht.<br />

- gebruik nooit meer dan één mat per<br />

plaats.<br />

Bij gebruik van niet door PEUGEOT<br />

goedgekeurde matten kan de bediening<br />

van de pedalen worden gehinderd en kan<br />

de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer<br />

negatief worden beïnvloed.<br />

Middenarmsteun achter<br />

Klap de middenarmsteun achter omlaag<br />

voor een optimaal zitcomfort.<br />

De armsteun is bij bepaalde uitvoeringen<br />

voorzien van bekerhouders. Tevens hebt u, als<br />

de armsteun is neergeklapt, toegang tot het<br />

skiluik.


Skiluik<br />

Het skiluik kan worden gebruikt voor het<br />

vervoeren van lange voorwerpen.<br />

Openen<br />

Klap de middenarmsteun omlaag.<br />

Druk op de ontgrendelingsknop van het<br />

luik.<br />

Laat het skiluik zakken.<br />

Steek voorwerpen vanuit de bagageruimte<br />

door het skiluik.<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect USB - USB-box<br />

Deze aansluitmodule, die bestaat uit een<br />

JACK-aansluiting en een USB-poort, bevindt<br />

zich in de armsteun vóór (onder het deksel).<br />

Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,<br />

zoals een iPod ® of een USB-stick.<br />

Dankzij de aansluitmodule kunt u de<br />

audiobestanden op uw draagbare apparatuur<br />

beluisteren via de luidsprekers van uw<br />

autoradio.<br />

U kunt deze bestanden beheren met de toetsen<br />

op het stuurwiel of het bedieningspaneel van<br />

de autoradio en ze weergeven op het display<br />

van het instrumentenpaneel.<br />

Comfort<br />

Tijdens het gebruik van de USB-poort kan de<br />

draagbare apparatuur automatisch worden<br />

opgeladen.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over<br />

het gebruik van deze uitrusting de<br />

rubriek "Audio en datacommunicatie".<br />

3<br />

99


100<br />

Comfort<br />

Indeling van de bagageruimte<br />

1. Bagageruimteverlichting<br />

2. Schakelaars voor neerklappen<br />

zitplaatsen achter<br />

3. Inklapbare haken<br />

4. 12V-aansluiting (maximaal 120 W)<br />

5. Opbergvakken<br />

Hierin zijn het sleepoog, het wielblok (om<br />

te voorkomen dat de auto wegrolt) en de<br />

bandenreparatieset opgeborgen (volgens<br />

uitvoering en land van bestemming).<br />

6. Bagageafdekking<br />

(zie volgende pagina) .<br />

7. Sjorogen<br />

Pak de ringen één voor één en leg ze in de<br />

geleiderail .<br />

Verplaats de ring in de gewenste positie<br />

door op de knop te duwen.


Ventilatie van de tractiebatterij<br />

De tractiebatterij is voorzien van een<br />

luchtkoelingssysteem dat bestaat uit een<br />

luchtaanzuigopening (op de hoedenplank) en<br />

een ventilator (onder de bagageruimtebekleding<br />

links).<br />

Dit systeem werkt niet permanent. Het past<br />

de mate van ventilatie automatisch aan de<br />

behoefte van de tractiebatterij aan.<br />

De werking van het systeem kan achterin<br />

hoorbaar zijn, zelfs als de auto na het rijden<br />

stilstaat.<br />

Als deze aanzuigopening verstopt is, kan<br />

de tractiebatterij oververhit en daardoor<br />

beschadigd raken. Dit kan een nadelig<br />

effect hebben op de prestaties van het<br />

hybridesysteem.<br />

Om ervoor te zorgen dat de<br />

tractiebatterij optimaal kan werken,<br />

dient u de volgende aanbevelingen in<br />

acht te nemen:<br />

- houd de aanzuigopening vrij van<br />

vreemde voorwerpen, zodat de<br />

tractiebatterij niet oververhit kan<br />

raken waardoor de prestaties van<br />

het hybridesysteem afnemen,<br />

- mors geen vloeistof, de accu zou<br />

hierdoor beschadigd kunnen raken.<br />

Comfort<br />

3<br />

101


102<br />

Comfort<br />

Bagageafdekscherm<br />

Oprollen Verwijderen Plaatsen<br />

Druk voorzichtig de vergrendeling<br />

(PRESS) in, het bagageafdekscherm wordt<br />

automatisch opgerold.<br />

De flap A kan langs de leuning van de<br />

achterbank worden neergeklapt.<br />

Knijp de bediening 1 in en licht het<br />

bagageafdekscherm eerst aan het rechter<br />

uiteinde op, daarna aan het linker uiteinde<br />

en verwijder het.<br />

Plaats het linker uiteinde van het<br />

oprolmechanisme in de uitsparing B achter<br />

de achterbank.<br />

Knijp de bediening 1 van het<br />

oprolmechanisme in en bevestig het in de<br />

uitsparing C rechts.<br />

Laat de bediening los om het<br />

bagageafdekscherm te bevestigen.<br />

Rol het bagageafdekscherm af tot het vast<br />

kan worden gezet aan de achterstijl.


Gevarendriehoek (opbergen)<br />

In de binnenbekleding van het kofferdeksel is<br />

plaats voor een opgevouwen gevarendriehoek,<br />

al dan niet in een koker.<br />

Trek voordat u uit de auto stapt om<br />

de gevarendriehoek uit te vouwen<br />

en te plaatsen uw reflecterende<br />

veiligheidsvest aan.<br />

De opgevouwen gevarendriehoek (of de koker)<br />

moet de volgende afmetingen hebben:<br />

- A : lengte = 438 mm,<br />

- B: hoogte = 56 mm,<br />

- C: breedte = 38 mm.<br />

Raadpleeg voor gebruik van de<br />

gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de<br />

fabrikant.<br />

Draai aan de knop om het deksel te<br />

verwijderen.<br />

Houd het deksel en de gevarendriehoek<br />

tegen om te voorkomen dat ze vallen.<br />

Comfort<br />

Op de weg plaatsen van de<br />

gevarendriehoek<br />

Plaats de gevarendriehoek achter de<br />

auto op de in de onderstaande tabel<br />

aangegeven afstand, afhankelijk van het<br />

wegtype en de hoeveelheid buitenlicht.<br />

Plaatsingsafstand (in meter)<br />

Binnenweg<br />

Overdag 's Nachts<br />

Snelweg<br />

50 m 80 m 150 m<br />

Deze waarden zijn gebaseerd op<br />

internationale richtlijnen.<br />

Houd u bij het plaatsen van de<br />

gevarendriehoek aan de ter plaatse<br />

geldende wettelijke voorschriften.<br />

De gevarendriehoek is leverbaar als<br />

accessoire, raadpleeg het PEUGEOT-netwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

3<br />

103


104<br />

Comfort<br />

Bagagenet voor hoge belading<br />

Het net, dat aan de specifieke bovenste en<br />

onderste bevestigingen wordt vastgemaakt,<br />

zorgt ervoor dat de auto tot aan het dak kan<br />

worden beladen:<br />

- achter de voorstoelen (1e zitrij) wanneer de<br />

achterbank is neergeklapt,<br />

- achter de achterbank (2e zitrij).<br />

Klap de achterbank niet op wanneer<br />

de oprolautomaat van het net op<br />

de rugleuning van de neergeklapte<br />

achterbank is bevestigd. g<br />

1 e zitrij<br />

plaats de oprolautomaat van het net boven<br />

de twee rails (op de achterzijde van de<br />

neergeklapte achterbank),<br />

de twee inkepingen A moeten boven de<br />

twee rails B zijn geplaatst. Schuif de twee<br />

rails B in de inkepingen A en druk de<br />

oprolautomaat (in lengterichting) van rechts<br />

naar links om deze te blokkeren,<br />

controleer of het net goed is vastgemaakt<br />

en goed gespannen is,<br />

klap de achterbank neer,<br />

rol het bagagenet voor hoge belading uit<br />

zonder het strak te spannen,<br />

plaats een van de uiteinden van de metalen<br />

stang van het net in de desbetreffende<br />

bovenste bevestiging 1,<br />

trek aan de metalen stang van het net om<br />

het andere uiteinde in de andere bovenste<br />

bevestiging 1 te plaatsen.


2 e zitrij<br />

rol de bagageafdekking op en verwijder deze<br />

vervolgens,<br />

plaats het linker uiteinde van de oprolautomaat<br />

2 in de steun van de bagageafdekking,<br />

plaats het rechter uiteinde van de<br />

oprolautomaat 2 in de steun van de<br />

bagageafdekking, vergrendel deze vervolgens<br />

(rode markering),<br />

rol het bagagenet voor hoge belading vanaf<br />

de achterbank uit, duw er daarbij tegenaan om<br />

het net los te maken uit de bevestigingshaken,<br />

plaats een van de uiteinden van de metalen<br />

stang van het net in de desbetreffende<br />

bovenste bevestiging 3 ,<br />

trek aan de metalen stang van het net en<br />

plaats het andere uiteinde in de andere<br />

bovenste bevestiging 3 ,<br />

controleer of het net goed is vastgemaakt<br />

en goed gespannen is.<br />

Comfort<br />

3<br />

105


106<br />

Comfort<br />

Verwarming en ventilatie<br />

De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort<br />

en zicht in het interieur.<br />

De lucht in het interieur wordt gefilterd<br />

en wordt van buitenaf toegevoerd via het<br />

luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur<br />

gerecirculeerd.<br />

Bedieningspaneel<br />

De lucht kan afhankelijk van de instellingen<br />

van de bestuurder, voorpassagier of<br />

achterpassagiers (afhankelijk van het<br />

uitrustingsniveau) via verschillende circuits<br />

worden toegevoerd.<br />

Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de<br />

verschillende circuits wordt gemengd om het<br />

gewenste comfortniveau te bereiken.<br />

Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende<br />

(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de<br />

gewenste uitstroomopeningen verdeeld.<br />

Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid<br />

wordt verhoogd of verlaagd.<br />

De bedieningsschakelaars bevinden zich op<br />

het paneel A van de middenconsole.<br />

Luchtverdeling<br />

1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of<br />

ontwasemen van de voorruit.<br />

2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of<br />

ontwasemen van de zijruiten.<br />

3. Afsluitbare en verstelbare<br />

zijventilatieroosters.<br />

4. Afsluitbare en verstelbare middelste<br />

ventilatieroosters.<br />

5. Uitstroomopeningen beenruimte<br />

voorpassagiers.<br />

6. Afsluitbare en verstelbare ventilatieroosters<br />

voor de achterpassagiers.<br />

7. Uitstroomopeningen beenruimte<br />

achterpassagiers.


Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning<br />

Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende<br />

gebruiksadviezen in acht :<br />

Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u<br />

het passagierscompartiment kort ventileren.<br />

Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.<br />

Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de<br />

uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en<br />

overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.<br />

Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig<br />

gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten beslaan.<br />

Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor<br />

de regeling van de automatische airconditioning.<br />

Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte<br />

staat te houden.<br />

Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek<br />

vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").<br />

Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het speciale toegevoegde actieve<br />

filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur<br />

(vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).<br />

Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit heeft<br />

een hoger brandstofverbruik tot gevolg.<br />

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij<br />

een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een<br />

optimale trekkracht van de motor.<br />

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water<br />

onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.<br />

Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte staat te houden.<br />

Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Comfort<br />

Het airconditioningssysteem is chloorvrij<br />

en is niet schadelijk voor de ozonlaag.<br />

3<br />

107


108<br />

Comfort<br />

Automatische airconditioning met gescheiden regeling<br />

De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).<br />

De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).<br />

Automatische werking<br />

1. Automatisch programma<br />

"Comfort"<br />

Druk op deze toets "AUTO". Het<br />

lampje gaat branden.<br />

Het is raadzaam deze stand te gebruiken:<br />

het systeem regelt de temperatuur, de<br />

luchtopbrengst, de luchtverdeling naar<br />

de luchtroosters en de luchtrecirculatie<br />

automatisch en optimaal aan de hand van de<br />

door u ingestelde waarde.<br />

Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief<br />

gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.<br />

Om bij koude motor de toevoer van<br />

koude lucht te beperken, wordt de<br />

aanjagerregeling geleidelijk op het<br />

optimale niveau gebracht.<br />

Bij koud weer wordt de warme lucht<br />

uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten<br />

en de beenruimte van de passagiers<br />

verdeeld.<br />

In de stand ZEV V gaat het verklikkerlampje<br />

van de toets " AUTO"<br />

niet branden.<br />

2 - 3. Regeling bestuurders-/<br />

passagierszijde<br />

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de<br />

temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.<br />

De op het display weergegeven waarde heeft<br />

betrekking op een bepaald comfortniveau en<br />

niet op de werkelijke temperatuur in graden<br />

Celsius of Fahrenheit.<br />

Draai de knop 2 of 3 naar links<br />

(blauw) of naar rechts (rood) om<br />

deze waarde te verlagen of te<br />

verhogen.<br />

Voor een optimaal comfort wordt de waarde<br />

21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk<br />

van uw wensen een afstelling tussen 18 en<br />

24 gebruikelijk.<br />

Voor een optimaal comfort is het raadzaam<br />

dat het verschil in instelling links en rechts niet<br />

meer dan 3 bedraagt.


Als de temperatuur in de auto bij<br />

het instappen veel lager of hoger<br />

is dan de ingestelde waarde, heeft<br />

het geen zin om voor het gewenste<br />

comfort de ingestelde waarde te<br />

wijzigen. Het systeem compenseert<br />

automatisch en zo snel mogelijk het<br />

temperatuurverschil.<br />

4. Automatisch programma<br />

"Zicht"<br />

Zie paragraaf "Ontwaseming -<br />

ontdooiing vóór".<br />

Bij auto's met een Stop & Startsysteem<br />

geldt dat zolang de<br />

voorruitontwaseming in werking is, de<br />

dieselmotor niet wordt afgezet.<br />

5. Centrale regeling/gescheiden<br />

regeling<br />

Druk op deze toets om de instellingen<br />

van de passagierszijde af te stemmen<br />

op die van de bestuurderszijde<br />

(centrale regeling). Het lampje van de<br />

toets gaat branden.<br />

6. Airconditioning aan/uit<br />

De airconditioning functioneert, als<br />

de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk<br />

seizoen.<br />

Dit systeem maakt het mogelijk om:<br />

- in de zomer de temperatuur in het interieur<br />

te verlagen,<br />

- in de winter, bij temperaturen hoger dan<br />

3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.<br />

Inschakelen<br />

Druk op de toets "A/C" , het desbetreffende<br />

lampje gaat groen branden.<br />

De airconditioning werkt niet als de regeling<br />

voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.<br />

Uitschakelen<br />

Druk nogmaals op de toets "A/C", het<br />

groene lampje dooft.<br />

Het uitschakelen van de airconditioning kan<br />

negatieve effecten hebben (vocht, condens).<br />

Handmatig instellen<br />

Comfort<br />

7. Maximale werking airconditioning<br />

Als u de temperatuur van de lucht<br />

in het interieur tijdelijk wilt verlagen,<br />

drukt u op deze toets; de aanduiding<br />

"LO" wordt weergegeven.<br />

Druk nogmaals op de toets om terug te gaan<br />

naar de vorige instellingen.<br />

Al naar gelang uw wensen kunt u de<br />

automatische bediening van het systeem<br />

handmatig aanpassen. De overige functies<br />

worden automatisch geregeld.<br />

Druk op de toets "AUTO" om het systeem<br />

weer volledig automatisch te laten<br />

functioneren.<br />

Om het interieur maximaal te verkoelen<br />

of te verwarmen is het mogelijk de<br />

minimale waarde 14 of de maximale<br />

waarde 28 te overschrijden.<br />

Draai de knop 2 of 3 naar links<br />

totdat "LO" verschijnt of naar<br />

rechts totdat "HI" verschijnt.<br />

3<br />

109


110<br />

Comfort<br />

8. Regeling luchtverdeling<br />

Druk op de desbetreffende toets voor de<br />

stand:<br />

Voorruit en zijruiten.<br />

Centrale ventilatieroosters en<br />

zijventilatieroosters.<br />

Beenruimte.<br />

Afhankelijk van uw behoeften kunt<br />

u twee instellingen combineren of<br />

de drie instellingen gezamenlijk<br />

selecteren.<br />

9. Regeling luchtopbrengst<br />

Druk op deze toets<br />

"gevulde ventilator" om de<br />

luchtopbrengst te verhogen.<br />

Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het<br />

pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator,<br />

geleidelijk gevuld.<br />

Druk op deze toets<br />

"lege ventilator" om de<br />

luchtopbrengst te verlagen.<br />

Uitschakelen van het systeem<br />

Druk op deze toets<br />

"lege ventilator" van de<br />

luchtopbrengst tot het symbool<br />

van de ventilator verdwijnt en<br />

"--" wordt weergegeven.<br />

Alle functies van de airconditioning worden dan<br />

uitgeschakeld.<br />

De temperatuur wordt dan niet meer<br />

geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom<br />

gehandhaafd.<br />

10. Toevoer van buitenlucht/<br />

luchtrecirculatie<br />

Druk op deze toets om de lucht in<br />

het interieur te laten recirculeren. Het<br />

lampje van de toets gaat branden.<br />

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van<br />

buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De<br />

luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de ruitensproeiers worden geactiveerd.<br />

Druk de toets, zodra de luchtrecirculatie<br />

niet meer nodig is, nogmaals in om de<br />

toevoer van buitenlucht te hervatten en het<br />

beslaan van de ruiten te voorkomen. Het<br />

lampje van de toets gaat uit.<br />

Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld<br />

systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan<br />

of de luchtkwaliteit vermindert.<br />

Als u op de toets "gevulde ventilator" drukt,<br />

wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij<br />

de instellingen van vóór de uitschakeling<br />

worden toegepast.


Automatische airconditioning quadrizone<br />

De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).<br />

De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).<br />

Automatische werking<br />

1. Automatisch programma<br />

"Confort"<br />

Met de standen Soft/Auto/Fast kunnen de<br />

bestuurder en de voorpassagier het door hen<br />

gewenste comfortniveau instellen:<br />

Voor een aangenaam comfort en een zo<br />

laag mogelijk geluidsniveau, aangezien<br />

de aanjagersnelheid beperkt wordt.<br />

Voor het beste compromis tussen<br />

thermisch comfort en een laag<br />

geluidsniveau.<br />

Voor een doeltreffende en<br />

dynamische luchttoevoer.<br />

2. Inschakelen / uitschakelen van<br />

de airconditioning achter<br />

Druk op deze toets om de<br />

airconditioning achter uit te<br />

schakelen en het systeem te<br />

blokkeren. Op het LCD-display<br />

wordt een hangslot weergegeven. Als de<br />

airconditioning achter weer wordt ingeschakeld,<br />

wordt de automatische stand geactiveerd en de<br />

laatst ingestelde waarden voor de temperatuur<br />

toegepast.<br />

Comfort<br />

3 - 4. Regeling aan bestuurders-/<br />

passagierszijde<br />

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de<br />

temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.<br />

De op het display weergegeven waarde heeft<br />

betrekking op een bepaald comfortniveau en<br />

niet op de werkelijke temperatuur in graden<br />

Celsius of Fahrenheit.<br />

Draai de knop 3 of 4 naar links<br />

(blauw) of naar rechts (rood) om<br />

deze waarde te verlagen of te<br />

verhogen.<br />

Voor een optimaal comfort wordt de waarde<br />

21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk<br />

van uw wensen een afstelling tussen 18 en<br />

24 gebruikelijk.<br />

Voor een optimaal comfort is het raadzaam<br />

dat het verschil in instelling links en rechts niet<br />

meer dan 3 bedraagt.<br />

3<br />

111


112<br />

Comfort<br />

Als de temperatuur in de auto bij<br />

het instappen veel lager of hoger<br />

is dan de ingestelde waarde, heeft<br />

het geen zin om voor het gewenste<br />

comfort de ingestelde waarde te<br />

wijzigen. Het systeem compenseert<br />

automatisch en zo snel mogelijk het<br />

temperatuurverschil.<br />

5. Automatisch programma<br />

"Zicht"<br />

Zie de paragraaf "Ontwaseming -<br />

ontdooiing vóór".<br />

Bij auto's met een Stop & Startsysteem<br />

geldt dat zolang de<br />

voorruitontwaseming in werking is, de<br />

dieselmotor niet wordt afgezet.<br />

6. Centrale regeling / Quadrizone<br />

Druk op deze toets om de instellingen<br />

van de passagierszijde voor en<br />

achter af te stemmen op die van de<br />

bestuurderszijde (centrale regeling).<br />

Het lampje in de toets gaat branden.<br />

7. In-/uitschakelen van de<br />

airconditioning<br />

De airconditioning functioneert, als<br />

de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk<br />

seizoen.<br />

Dit systeem maakt het mogelijk om:<br />

- in de zomer de temperatuur in het interieur<br />

te verlagen,<br />

- in de winter, bij temperaturen hoger dan<br />

3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.<br />

Inschakelen<br />

Druk op de toets "A/C" , het desbetreffende<br />

lampje gaat groen branden.<br />

De airconditioning werkt niet als de regeling<br />

voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.<br />

Uitschakelen<br />

Druk nogmaals op de toets "A/C", het<br />

desbetreffende groene lampje dooft.<br />

Het uitschakelen van de airconditioning kan<br />

negatieve effecten hebben (vocht, condens).<br />

Handmatige instellingen<br />

Al naar gelang uw wensen kunt u de<br />

automatische bediening van het systeem<br />

handmatig aanpassen. De overige functies<br />

worden automatisch geregeld.<br />

Druk op een van de toetsen Soft/Auto/Fast om<br />

de automatische stand weer in te schakelen.<br />

Om het interieur maximaal te verkoelen<br />

of te verwarmen is het mogelijk de<br />

minimale waarde 14 of de maximale<br />

waarde 28 te overschrijden.<br />

Draai de knop 3 of 4 linksom<br />

tot "LO" wordt weergegeven<br />

of rechtsom tot "HI" wordt<br />

weergegeven.<br />

In de stand ZEV gaat het<br />

verklikkerlampje van de toets " A/C" niet<br />

branden.


Druk op de desbetreffende toets voor de<br />

stand:<br />

Voorruit en zijruiten.<br />

Centrale ventilatieroosters en<br />

zijventilatieroosters.<br />

Beenruimte.<br />

Afhankelijk van uw wensen kunt<br />

u twee instellingen combineren of<br />

de drie instellingen gezamenlijk<br />

selecteren.<br />

9. Regeling luchtopbrengst<br />

Druk op deze toets<br />

"gevulde ventilator" om de<br />

luchtopbrengst te verhogen.<br />

Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het<br />

pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator,<br />

geleidelijk gevuld.<br />

Druk op deze toets<br />

"lege ventilator" om de<br />

luchtopbrengst te verlagen.<br />

Uitschakelen van het systeem<br />

Druk op deze toets<br />

"lege ventilator" van de<br />

luchtopbrengst tot het symbool<br />

van de ventilator verdwijnt en "--"<br />

wordt weergegeven.<br />

Alle functies van de airconditioning worden dan<br />

uitgeschakeld.<br />

De temperatuur wordt dan niet meer<br />

geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom<br />

gehandhaafd.<br />

Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld<br />

systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan<br />

of de luchtkwaliteit vermindert. Als u op de toets<br />

"gevulde ventilator" drukt, wordt het systeem<br />

weer ingeschakeld waarbij de instellingen van<br />

vóór de uitschakeling worden toegepast.<br />

10. Toevoer van buitenlucht/<br />

luchtrecirculatie<br />

Comfort<br />

Automatische stand luchttoevoer<br />

Deze stand wordt bij het programma<br />

"Comfort" standaard geactiveerd.<br />

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van<br />

buitenlucht bij stank en stofoverlast af te<br />

sluiten. De luchtrecirculatie wordt automatisch<br />

ingeschakeld als de ruitensproeiers worden<br />

geactiveerd. De luchtrecirculatie wordt bij<br />

temperaturen lager dan 5°C niet ingeschakeld<br />

om te voorkomen dat de ruiten van de auto<br />

beslaan.<br />

Druk deze toets, zodra de luchtrecirculatie<br />

niet meer nodig is, nogmaals in om de<br />

toevoer van buitenlucht te hervatten en het<br />

beslaan van de ruiten te voorkomen. Het<br />

lampje van de toets gaat uit.<br />

3<br />

113


114<br />

Comfort<br />

Comfortregeling achterpassagiers<br />

De bediening van de airconditioning achter<br />

werkt uitsluitend als vanaf de zitplaatsen vóór:<br />

- de toets REAR is geactiveerd,<br />

- het automatische programma Zicht niet is<br />

ingeschakeld.<br />

1. Automatisch programma<br />

Comfort<br />

Druk op de toets "AUTO". Het<br />

verklikkerlampje in de toets gaat<br />

branden.<br />

Wij raden u aan deze stand te gebruiken. In<br />

deze stand worden automatisch op optimale<br />

wijze alle functies - de interieurtemperatuur,<br />

de luchthoeveelheid, de luchtverdeling -<br />

geregeld overeenkomstig het door u ingestelde<br />

comfortniveau.<br />

Dit systeem werkt, als de ruiten gesloten zijn, in<br />

alle seizoenen doeltreffend.<br />

2. Regeling van de luchtverdeling 3. Temperatuurregeling links of<br />

rechts<br />

Druk meerdere keren op de desbetreffende<br />

toets om de luchtverdeling als volgt te wijzigen:<br />

- Beenruimte en centraal<br />

ventilatierooster.<br />

- Centraal ventilatierooster.<br />

- Automatische regeling<br />

luchtverdeling.<br />

De linker en rechter passagier kunnen<br />

afzonderlijk de door hun gewenste temperatuur<br />

instellen.<br />

De op het display weergegeven waarde heeft<br />

betrekking op een comfortniveau en niet op een<br />

temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.<br />

Draai de draaiknop linksom om<br />

de temperatuur te verlagen en<br />

rechtsom om de temperatuur te<br />

verhogen.<br />

Een ingestelde waarde van ongeveer 21 biedt<br />

een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een<br />

andere waarde instellen; een waarde tussen<br />

18 en 24 is gebruikelijk.<br />

Bovendien raden wij u af om een instelling te<br />

kiezen waarbij het verschil tussen de waarden<br />

links en rechts groter is dan 3.<br />

Zorg ervoor dat de ventilatieroosters en<br />

de luchtafvoerkanalen in de vloer niet zijn<br />

afgedekt.


4. Regeling van de luchtopbrengst<br />

Druk op deze toets "gevulde<br />

ventilator" om de luchtopbrengst<br />

te verhogen.<br />

Het symbool voor de aanjagersnelheid, de<br />

ventilator, wordt geleidelijk afhankelijk van de<br />

gevraagde waarde gevuld.<br />

Druk op deze toets<br />

"lege ventilator" om de<br />

luchtopbrengst te verlagen.<br />

Uitschakelen van het systeem<br />

Druk op deze toets "lege<br />

ventilator" van de luchtopbrengst<br />

tot het symbool van de ventilator<br />

verdwijnt en "- -" wordt<br />

weergegeven.<br />

Hiermee worden alle functies van het<br />

airconditioningsysteem uitgeschakeld.<br />

Het thermische comfort wordt niet meer<br />

geregeld. Een lichte luchtstroom die<br />

wordt veroorzaakt doordat de auto zich<br />

voortbeweegt, blijft echter voelbaar.<br />

Comfort<br />

3<br />

115


116<br />

Comfort<br />

Ontwasemen -<br />

Ontdooien vóór<br />

Met handbediende<br />

airconditioning<br />

Selecteer dit programma om de<br />

voorruit en de zijruiten snel te<br />

ontwasemen of te ontdooien.<br />

Het systeem werkt volledig automatisch<br />

en regelt de luchttemperatuur, de<br />

aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de<br />

luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de<br />

zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.<br />

Stel de temperatuurregeling in om de ruiten<br />

sneller te ontwasemen/ontdooien.<br />

Druk om het programma uit te schakelen<br />

nogmaals op de toets "Zicht". Het lampje van<br />

de toets gaat uit en het systeem wordt weer<br />

ingeschakeld met de instellingen van vóór de<br />

inschakeling van het programma.<br />

Met automatische<br />

airconditioning met gescheiden<br />

regeling of quadrizone<br />

Automatisch programma<br />

"Zicht"<br />

Selecteer dit programma om de<br />

voorruit en de zijruiten snel te<br />

ontwasemen of te ontdooien.<br />

Het systeem werkt volledig automatisch<br />

en regelt de luchttemperatuur, de<br />

aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de<br />

luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de<br />

zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.<br />

Als bij de airconditioning quadrizone op deze<br />

toets wordt gedrukt, wordt de airconditioning<br />

achter uitgeschakeld en wordt de bediening<br />

ervan geblokkeerd.<br />

Druk nogmaals op de toets "Zicht" of op<br />

"AUTO" om deze functie uit te schakelen;<br />

het lampje in de toets gaat uit en dat van de<br />

toets "AUTO" gaat branden.<br />

Het systeem keert terug naar dezelfde<br />

instellingen als die van vóór het uitschakelen.<br />

Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt<br />

dat zolang de voorruitontwaseming in werking<br />

is, de dieselmotor niet wordt afgezet.<br />

Achterruitverwarming<br />

Aan<br />

Uit<br />

De achterruitverwarming kan<br />

worden ingeschakeld met de toets<br />

op het bedieningspaneel van de<br />

airconditioning.<br />

De achterruitverwarming werkt uitsluitend als<br />

het hybridesysteem is ingeschakeld.<br />

Druk op deze toets om de achterruit<br />

en, afhankelijk van de uitvoering, de<br />

buitenspiegels te ontwasemen. Het<br />

verklikkerlampje van de toets gaat branden.<br />

De achterruitverwarming wordt automatisch<br />

uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te<br />

voorkomen.<br />

U kunt de achterruitverwarming ook eerder<br />

uitschakelen door nogmaals op de toets te<br />

drukken. Het verklikkerlampje van de toets<br />

gaat uit.<br />

Schakel, zodra de omstandigheden<br />

het toelaten, de achterruit- en<br />

buitenspiegelverwarming uit omdat<br />

minder stroomverbruik leidt tot een<br />

lager brandstofverbruik.


Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem<br />

Stand "Programmeerbare<br />

verwarming"<br />

Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem<br />

dat het koelvloeistofcircuit van de motor<br />

opwarmt, zodat de ruiten sneller ontdooid<br />

kunnen worden en het interieur voorverwarmd<br />

kan worden.<br />

Dit verklikkerlampje gaat uitsluitend<br />

branden als het systeem in de stand<br />

"programmeerbare verwarming"<br />

wordt geprogrammeerd.<br />

Stand "Programmeerbare<br />

ventilatie"<br />

In deze stand wordt het interieur geventileerd<br />

met buitenlucht, zodat onder zomerse<br />

omstandigheden bij het instappen een<br />

aangenamere temperatuur in het interieur<br />

heerst.<br />

Programmeren<br />

Druk met aangezet contact op de linker<br />

draaiknop van het stuurwiel om toegang te<br />

krijgen tot het hoofdmenu.<br />

Selecteer in het "Hoofdmenu" de optie<br />

"Voorverwarming/ventilatie",<br />

Comfort<br />

Vink "Activeren" aan en selecteer voor het<br />

programmeren indien nodig "Parameters",<br />

Selecteer "Verwarming" om de motor<br />

en het interieur voor te verwarmen of<br />

"Ventilatie" om het interieur te ventileren,<br />

3<br />

117


118<br />

Comfort<br />

Selecteer:<br />

- "onmiddellijk" om de verwarming of<br />

ventilatie te starten (als de keuze via<br />

"OK" is bevestigd),<br />

- het eerste klokje om uw vertrektijd te<br />

programmeren/op te slaan,<br />

- het tweede klokje om een tweede<br />

vertrektijd te programmeren/op te slaan.<br />

Afhankelijk van de ingestelde vertrektijd<br />

berekent het systeem automatisch het optimale<br />

inschakeltijdstip.<br />

De werking van de stand "Ventilatie"<br />

bij het onmiddellijk of geprogrammeerd<br />

inschakelen van deze stand is afhankelijk<br />

van de temperatuur in het interieur van de<br />

auto en de buitentemperatuur.<br />

Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld<br />

afhankelijk van het seizoen, een keuze<br />

maken uit twee starttijden.<br />

Via een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel wordt uw keuze<br />

bevestigd.<br />

Tussen twee keer starten van de<br />

auto kan er slechts één stand voor<br />

het geprogrammeerd of onmiddellijk<br />

voorverwarmen/ventileren worden<br />

ingeschakeld.<br />

Het onmiddellijk of geprogrammeerd<br />

inschakelen van de verwarming en de<br />

ventilatie werkt niet als:<br />

- het brandstofniveau te laag is,<br />

- de accuspanning te laag is.<br />

Voordat de verwarming of de ventilatie<br />

wordt geprogrammeerd moet eerst<br />

de interieurbeveiliging van het<br />

inbraakalarm worden uitgeschakeld<br />

(zie "Alarm").<br />

Zorg ervoor dat de programmeerbare<br />

verwarming altijd is uitgeschakeld<br />

tijdens het bijvullen van brandstof,<br />

om brand- en explosiegevaar te<br />

voorkomen.<br />

Gebruik om koolmonoxidevergiftiging<br />

te voorkomen de programmeerbare<br />

verwarming nooit, zelfs niet voor korte<br />

tijd, in een afgesloten ruimte zoals<br />

een garage of werkplaats zonder<br />

afzuiginstallatie.<br />

Parkeer om brandgevaar te voorkomen<br />

de auto niet op een brandbare<br />

ondergrond (dor gras, dode bladeren,<br />

papier...).


Elektrische parkeerrem<br />

De elektrische parkeerrem kan op<br />

twee manieren worden bediend:<br />

- Automatisch aantrekken/vrijzetten<br />

De parkeerrem wordt automatisch<br />

aangetrokken bij het afzetten van de motor<br />

en automatisch vrijgezet bij het wegrijden<br />

(standaard geactiveerde functies),<br />

- Handmatig aantrekken/vrijzetten<br />

De parkeerrem kan handmatig worden<br />

aangetrokken door aan de hendel A te<br />

trekken.<br />

U kunt de parkeerrem handmatig weer<br />

vrijzetten door het rempedaal ingetrapt te<br />

houden en gelijktijdig de hendel in te drukken<br />

en vervolgens los te laten.<br />

Als de parkeerrem nog niet is aangetrokken en het<br />

bestuurdersportier wordt geopend, klinkt er een<br />

geluidssignaal en verschijnt er een melding op het<br />

display.<br />

Programmeren van de werking<br />

Afhankelijk van het land van bestemming kan<br />

de functie voor het automatisch aantrekken van<br />

de parkeerrem bij het afzetten van de motor en<br />

het automatisch vrijzetten van de parkeerrem<br />

bij het wegrijden worden uitgeschakeld.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld/<br />

uitgeschakeld via het menu op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Als de functie is uitgeschakeld, dient u de<br />

parkeerrem dus handmatig te bedienen.<br />

Als dit verklikkerlampje brandt<br />

op het instrumentenpaneel, is de<br />

automatische functie uitgeschakeld.<br />

Wij raden u aan de parkeerrem niet te<br />

gebruiken bij zeer lage temperaturen<br />

(vorst) en bij het trekken van een<br />

aanhanger (slepen, ...). Schakel in<br />

dergelijke gevallen de automatische<br />

parkeerrem uit of zet deze met de hand<br />

vrij.<br />

Handmatig aantrekken<br />

Rijden<br />

Wanneer de auto stilstaat en het hybridesysteem<br />

is in-of uitgeschakeld trekt u aan de hendel A<br />

om de parkeerrem aan te trekken.<br />

De aangetrokken toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door:<br />

- het branden van het<br />

verklikkerlampje parkeerrem en het<br />

verklikkerlampje P op de hendel A,<br />

- de weergave van een melding.<br />

Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl<br />

het hybridesysteem is ingeschakeld en de<br />

parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt een<br />

geluidssignaal en verschijnt er een melding op<br />

het display.<br />

Controleer voordat u de auto verlaat of<br />

de verklikkerlampjes van de parkeerrem<br />

op het instrumentenpaneel en op de<br />

hendel A constant branden.<br />

4<br />

119


120<br />

Rijden<br />

Handmatig vrijzetten<br />

Om bij aangezet contact of terwijl het<br />

hybridesysteem is ingeschakeld de parkeerrem<br />

vrij te zetten, trapt t u het rempedaal in, druktt u de<br />

hendel A in en laat u deze vervolgens weer los.<br />

De vrijgezette toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door:<br />

- het uitgaan van het<br />

verklikkerlampje parkeerrem en het<br />

verklikkerlampje P op de hendel A ,<br />

- de weergave van een melding.<br />

Als u aan de hendel A trekt zonder het<br />

rempedaal in te trappen, wordt de parkeerrem<br />

niet vrijgezet en verschijnt een melding op het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Extra stevig aantrekken<br />

U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra<br />

stevig aantrekken . Dit gebeurt door de hendel<br />

A langer te bedienen , tot een melding op het<br />

display verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.<br />

Het extra stevig aantrekken van de<br />

parkeerrem is noodzakelijk in de volgende<br />

omstandigheden:<br />

- wanneer aanhanger aan de auto is<br />

gekoppeld en de automatische bediening<br />

is geactiveerd, terwijl u de parkeerrem<br />

handmatig bedient,<br />

- wanneer de hellingcondities vermoedelijk<br />

zullen variëren terwijl de auto stilstaat<br />

(bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd<br />

wordt op een boot of trailer, of bij slepen).<br />

In het geval van een aangekoppelde<br />

aanhanger, wanneer de auto beladen is<br />

of op een steile helling staat, dient u de<br />

parkeerrem extra stevig aan te trekken,<br />

bij het parkeren de voorwielen naar de<br />

stoeprand te sturen en een versnelling<br />

in te schakelen.<br />

Na het extra stevig aantrekken van de<br />

parkeerrem duurt het langer voordat de<br />

parkeerrem weer is vrijgezet.<br />

Automatisch aantrekken,<br />

motor afgezet<br />

Wanneer de auto stilstaat en u de motor<br />

afzet, wordt de parkeerrem automatisch<br />

aangetrokken.<br />

De aangetrokken toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door:<br />

- het branden van het verklikkerlampje<br />

remsysteem en het verklikkerlampje<br />

P op de hendel A ,<br />

- de weergave van een melding.<br />

Controleer voordat u de auto verlaat of<br />

de verklikkerlampjes van de parkeerrem<br />

op het instrumentenpaneel en op de<br />

hendel A constant branden.<br />

Laat kinderen nooit alleen in de auto<br />

wanneer het contact is aangezet:<br />

ze zouden de parkeerrem kunnen<br />

vrijzetten.


Automatisch vrijzetten<br />

De elektrische parkeerrem wordt automatisch<br />

geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden ,<br />

zet de selectiehendel in de stand A , M of R<br />

en geef gas.<br />

De vrijgezette toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door:<br />

- het doven van het verklikkerlampje<br />

handrem en het verklikkerlampje P<br />

op de hendel A,<br />

- de weergave van een melding.<br />

Geef, wanneer de auto stilstaat terwijl<br />

het hybridesysteem is ingeschakeld,<br />

niet onnodig gas omdat u dan het risico<br />

loopt dat de parkeerrem wordt vrijgezet.<br />

Parkeerrem aantrekken,<br />

hybridesysteem ingeschakeld<br />

Wanneer de auto stilstaat terwijl het<br />

hybridesysteem is ingeschakeld, dient u de<br />

auto tegen wegrollen te beveiligen door de<br />

parkeerrem handmatig aan te trekken. Trek<br />

daarvoor aan de hendel A.<br />

De aangetrokken toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door:<br />

- het branden van het<br />

verklikkerlampje parkeerrem en het<br />

verklikkerlampje P op de hendel A ,<br />

- de weergave van een melding.<br />

Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl<br />

de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt een<br />

geluidssignaal en verschijnt er een melding op<br />

het display.<br />

Controleer voordat u de auto verlaat of<br />

de verklikkerlampjes van de parkeerrem<br />

op het instrumentenpaneel en op de<br />

hendel A constant branden.<br />

Bijzondere omstandigheden<br />

Rijden<br />

In bepaalde situaties (starten van de motor...)<br />

bepaalt de parkeerrem zelf zijn aantrekkracht.<br />

Dit is normaal.<br />

Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen<br />

zonder de motor te starten, trap dan met<br />

aangezet contact het rempedaal in en zet<br />

de parkeerrem vrij door de hendel A eerst<br />

in te druk ken en vervolgens los te laten .<br />

De vrijgezette toestand van de parkeerrem<br />

wordt aangegeven door het doven van het<br />

verklikkerlampje op de hendel A en van het<br />

verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in<br />

combinatie met een melding.<br />

Wanneer de parkeerrem is aangetrokken<br />

en u deze vanwege een defect of accupech<br />

niet kunt vrijzetten, kunt u gebruik maken van<br />

de functie voor de noodontgrendeling van de<br />

parkeerrem.<br />

Om de goede werking van de parkeerrem<br />

en dus uw veiligheid te garanderen, mag de<br />

parkeerrem niet vaker dan acht keer achter<br />

elkaar worden aangetrokken en vrijgezet.<br />

Als dit toch gebeurt, wordt u gewaarschuwd<br />

door een melding en het knipperen van een<br />

verklikkerlampje.<br />

4<br />

121


122<br />

Rijden<br />

Noodremfunctie<br />

Wanneer het rempedaal niet werkt, kan de<br />

auto worden gestopt door aan de hendel A te<br />

trekken en deze vast te houden.<br />

De dynamische stabiliteitsregeling zorgt<br />

ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de<br />

noodremfunctie actief is.<br />

In geval van een storing aan het systeem van<br />

de noodremfunctie verschijnt een melding.<br />

Bij een defect aan het CDS,<br />

aangegeven door het branden van dit<br />

verklikkerlampje, kan de stabiliteit bij het<br />

remmen niet worden gegarandeerd.<br />

In dat geval moet de bestuurder er zelf<br />

voor zorgen dat de auto stabiel blijft door<br />

afwisselend aan de hendel A te trekken en<br />

deze weer los te laten.<br />

Noodontgrendeling<br />

Als de bediening van de elektrische<br />

parkeerrem niet werkt of als de accu ontladen<br />

is, kan de parkeerrem door middel van een<br />

handbediende noodontgrendeling worden<br />

ontgrendeld.<br />

Beveilig de auto tegen wegrollen<br />

(of blokkeer de auto terwijl het<br />

rempedaal nog ingetrapt is) en zet als<br />

het hybridesysteem is ingeschakeld de<br />

selectiehendel in de stand M of R .<br />

Schakel het hybridesysteem uit, maar<br />

laat het contact aanstaan. Als de<br />

auto niet tegen wegrollen kan worden<br />

beveiligd, mag de noodontgrendeling<br />

niet worden uitgevoerd en moet zo snel<br />

mogelijk contact worden opgenomen<br />

met het PEUGEOT-netwerk of met een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

De noodremfunctie mag uitsluitend in<br />

uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.<br />

Gebruik indien uw auto hiermee is<br />

uitgerust het wielblok B dat zich achter de<br />

achterbank bevindt.<br />

Beveilig de auto als deze op een helling<br />

staat tegen wegrollen door het wielblok<br />

voor of achter (aan de kant van de voet<br />

van de helling) een van de voorwielen te<br />

plaatsen.<br />

Plaats op een vlakke ondergrond het<br />

wielblok voor of achter een van de<br />

voorwielen.


Klap het 2/3 gedeelte van de achterbank<br />

neer om bij het groene deksel te komen.<br />

De noodremfunctie mag uitsluitend in<br />

uitzonderlijke situaties worden gebruikt.<br />

Maak een gat in het deksel en plaats de<br />

bediening in de schacht.<br />

Draai de bediening voor de noodontgrendeling<br />

rechtsom. Uit veiligheidsoverwegingen<br />

moet t de bediening tot de aanslag worden<br />

doorgedraaid. De parkeerrem is losgezet.<br />

Zorg ervoor dat de bediening weer goed wordt<br />

teruggezet.<br />

De werking van de parkeerrem wordt gereset<br />

zodra het contact wordt afgezet en weer wordt<br />

aangezet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk<br />

als het resetten van de parkeerrem niet<br />

mogelijk is.<br />

Vervolgens kan het langer duren voordat de<br />

parkeerrem wordt aangetrokken dan bij de<br />

normale werking.<br />

Rijden<br />

Neem uit veiligheidsoverwegingen altijd<br />

zo snel mogelijk contact op met het<br />

PEUGEOT-netwerk om het deksel te laten<br />

vervangen.<br />

Zorg ervoor dat er geen stoffige of vochtige<br />

voorwerpen in de buurt van het deksel<br />

worden geplaatst.<br />

Zodra bij de noodprocedure de<br />

mechanische ontgrendeling van de<br />

parkeerrem is begonnen, kan niet meer<br />

worden gegarandeerd dat de auto met de<br />

parkeerrem tegen wegrollen kan worden<br />

beveiligd en is het niet mogelijk om de<br />

parkeerrem mechanisch weer aan te<br />

trekken.<br />

De hendel A mag niet worden bediend en<br />

het systeem mag niet worden uitgezet of<br />

gestart zolang de ontgrendelingsbediening<br />

niet is teruggezet.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Nadat de storing is verholpen of de accu<br />

weer is opgeladen, kunt u de parkeerrem<br />

weer activeren door de bedieningshendel<br />

A uitgetrokken te houden tot het<br />

verklikkerlampje van de parkeerrem (!)<br />

begint te knipperen. Houd de hendel<br />

vervolgens nogmaals uitgetrokken tot<br />

dit verklikkerlampje permanent blijft<br />

branden.<br />

4<br />

123


124<br />

Rijden<br />

Storingen<br />

Als het storingslampje van de elektrische parkeerrem gaat branden in combinatie met één of meer verklikkerlampjes uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op<br />

een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Situaties Gevolgen<br />

Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van de<br />

volgende verklikkerlampjes:<br />

Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van de<br />

volgende verklikkerlampjes:<br />

Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van de<br />

volgende verklikkerlampjes:<br />

- De automatische bediening is uitgeschakeld.<br />

- De hill holder is niet beschikbaar.<br />

- De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bediend.<br />

- De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden vrijgezet<br />

door het rempedaal in te trappen en de hendel los te laten.<br />

- De hill holder is niet beschikbaar.<br />

- De automatische bediening en het handmatig aantrekken van de<br />

parkeerrem blijven mogelijk.<br />

- De automatische bediening is uitgeschakeld.<br />

- De hill holder is niet beschikbaar.


en/of<br />

knipperend.<br />

Situaties Gevolgen<br />

Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de<br />

volgende verklikkerlampjes:<br />

en/of<br />

knipperend.<br />

Rijden<br />

Om de elektrische parkeerrem aan te trekken:<br />

parkeer de auto en zet het contact uit,<br />

trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de parkeerrem is<br />

aangetrokken,<br />

zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de<br />

elektrische parkeerrem gaan branden.<br />

Het aantrekken van de parkeerrem duurt langer dan normaal.<br />

Om de elektrische parkeerrem vrij te zetten:<br />

zet het contact aan,<br />

houd de hendel ongeveer 3 seconden ingedrukt en laat de hendel weer los.<br />

Als het controlelampje van de elektrische parkeerrem knippert of als de<br />

verklikkerlampjes niet gaan branden als het contact wordt aangezet, werken<br />

deze procedures niet. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en laat het<br />

systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

- Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzetten van de<br />

motor en automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar.<br />

- Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrische parkeerrem<br />

is niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet<br />

beschikbaar.<br />

Weergave van de melding "Storing accu" . - Zet de auto zo snel mogelijk stil (rekening houdend met het overige<br />

verkeer) en beveilig de auto tegen wegrollen (plaats indien nodig een<br />

wielblok achter een wiel).<br />

- Trek de elektrische parkeerrem aan alvorens de motor af te zetten.<br />

4<br />

125


126<br />

Rijden<br />

EGS-versnellingsbak met 6 versnellingen<br />

Bij de EGS-versnellingsbak met 6 versnellingen<br />

kunt u kiezen tussen automatische bediening<br />

en handmatig schakelen.<br />

Deze versnellingsbak heeft twee<br />

gebruiksmogelijkheden:<br />

- automatische bediening, waarbij het<br />

op- en terugschakelen volledig automatisch<br />

wordt geregeld,<br />

- handmatige bediening, waarbij de<br />

bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.<br />

Bij de automatische bediening blijft het altijd<br />

mogelijk om zelf te schakelen met behulp van<br />

de flippers achter het stuurwiel, bijvoorbeeld<br />

om even snel in te halen.<br />

In combinatie met deze versnellingsbak<br />

beschikt uw auto over een aantal aanvullende<br />

functies:<br />

- de Hill Start Assist,<br />

- de kruipfunctie (de auto zet zich bij het<br />

loslaten van het rempedaal langzaam<br />

in beweging), als de automatische<br />

bediening is geselecteerd of tijdens het<br />

achteruitrijden.<br />

Selectiehendel<br />

R. Achteruit.<br />

Trap het rempedaal in, trek de<br />

selectiehendel omhoog en duw deze naar<br />

voren.<br />

N. Neutraalstand.<br />

Trap het rempedaal in en selecteer deze<br />

stand om de motor te kunnen starten.<br />

A. Automatische bediening.<br />

Duw de selectiehendel naar achteren om<br />

deze stand te selecteren.<br />

M. Handmatig, sequentieel schakelen.<br />

Til de selectiehendel op en beweeg deze<br />

naar achteren om deze stand te selecteren<br />

en schakel vervolgens met behulp van de<br />

flippers achter het stuurwiel.<br />

Flippers achter het stuurwiel<br />

+. Opschakelen (rechts van het stuurwiel).<br />

Trek de flipper aan de rechterzijde achter<br />

het stuurwiel "+" een keer naar u toe om<br />

op te schakelen.<br />

-. Terugschakelen (links van het stuurwiel).<br />

Trek de flipper aan de linkerzijde achter het<br />

stuurwiel "-" een keer naar u toe om terug<br />

te schakelen.<br />

Met de flippers is het niet mogelijk de<br />

neutraalstand of de achteruitversnelling<br />

in te schakelen of uit de<br />

achteruitversnelling te schakelen.


Weergave op het<br />

instrumentenpaneel<br />

N Neutral (neutraalstand).<br />

R Reverse (achteruitversnelling).<br />

1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen bij handmatig<br />

schakelen.<br />

A Gaat branden als u kiest voor automatische<br />

bediening en gaat uit als u kiest voor<br />

handmatige bediening.<br />

Trap het rempedaal in als een<br />

melding wordt weergegeven op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Bij het inschakelen van de<br />

achteruitversnelling klinkt een<br />

geluidssignaal.<br />

Zet voordat u de auto verlaat de<br />

selectiehendel in de stand N en schakel<br />

het hybridesysteem uit door het contact uit<br />

te zetten (controlelampje Ready y gedoofd).<br />

Starten van de auto<br />

Selecteer de stand N.<br />

Houd het rempedaal ingetrapt.<br />

Start het hybridesysteem.<br />

Op het display van het<br />

instrumentenpaneel verschijnt de<br />

aanduiding N.<br />

Als u de motor probeert te starten zonder dat<br />

de selectiehendel in de stand N staat, knippert<br />

de aanduiding N op het instrumentenpaneel<br />

in combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Als bij het starten het rempedaal niet wordt<br />

ingetrapt, knippert op het instrumentenpaneel de<br />

aanduiding voet op het rempedaal in combinatie<br />

met een geluidssignaal en een melding op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Selecteer een versnelling (stand M of A A)<br />

of<br />

de achteruitversnelling (stand R). R<br />

Zet de handrem vrij als deze niet<br />

automatisch wordt bediend.<br />

Neem uw voet van het rempedaal en geef<br />

gas.<br />

Op het display van het<br />

instrumentenpaneel verschijnt de<br />

aanduiding A, 1 of R.<br />

Trap om krachtig te accelereren<br />

(bijvoorbeeld voor een<br />

inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met<br />

kracht in, tot voorbij het zware punt.<br />

Rijden<br />

Als de motor stationair draait, u niet<br />

remt, de handrem is vrijgezet en de<br />

stand R , A of M is geselecteerd, rijdt de<br />

auto zonder dat u gas hoeft te geven.<br />

Automatische bediening<br />

Start de auto en selecteer de stand A om<br />

de stand automatische bediening in te<br />

schakelen.<br />

Op het display van het<br />

instrumentenpaneel verschijnt de<br />

aanduiding A.<br />

De versnellingsbak werkt dan automatisch,<br />

zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De<br />

versnellingsbak kiest voortdurend de meest<br />

geschikte versnelling, afhankelijk van de<br />

volgende parameters:<br />

- de rijstijl,<br />

- het profiel van de weg.<br />

4<br />

127


128<br />

Rijden<br />

Handmatig schakelen<br />

Bij de automatische bediening blijft het altijd<br />

mogelijk om zelf te schakelen met behulp van<br />

de flippers achter het stuurwiel, bijvoorbeeld<br />

om even snel in te halen.<br />

Bedien de flippers "+" of "-" achter het<br />

stuur.<br />

De versnellingsbak wordt dan in de<br />

desbetreffende versnelling geschakeld, mits de<br />

snelheid van de auto en het motortoerental dit<br />

toestaan. De aanduiding A blijft op het display<br />

staan.<br />

Als de stuurbediening enige tijd niet meer<br />

gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer<br />

over op de automatische stand.<br />

Handmatig schakelen<br />

Zet na het starten de selectiehendel in de<br />

stand M om de handbediende stand in te<br />

schakelen.<br />

Bedien de flippers + of -.<br />

De aanduiding A verdwijnt en de<br />

achtereenvolgens ingeschakelde<br />

versnellingen worden weergegeven op<br />

het display van het instrumentenpaneel.<br />

Het schakelen naar een andere versnelling<br />

is alleen mogelijk als de snelheid van de<br />

auto en het motortoerental dit toestaan. De<br />

verbrandingsmotor blijft altijd draaien.<br />

Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen<br />

het gaspedaal los te laten.<br />

Bij het remmen of het verminderen van<br />

de snelheid schakelt de versnellingsbak<br />

automatisch terug, zodat de juiste versnelling<br />

is geselecteerd op het moment dat u het<br />

gaspedaal weer intrapt.<br />

Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling<br />

wordt geselecteerd, wordt deze pas<br />

ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand<br />

is gekomen (rempedaal ingetrapt). Op het<br />

display van het instrumentenpaneel wordt<br />

een pictogram weergegeven.<br />

In de handbediende stand wordt bij krachtig<br />

accelereren niet opgeschakeld als de<br />

bestuurder de flippers achter het stuurwiel<br />

niet bedient.<br />

Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens<br />

het rijden.<br />

Selecteer de achteruitversnelling (stand R R)<br />

uitsluitend als de auto volledig stilstaat en<br />

de voet op het rempedaal wordt gehouden.


Kruipfunctie (rijden zonder<br />

gasgeven)<br />

Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage<br />

snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...).<br />

Als het hybridesysteem is ingeschakeld en de<br />

selectiehendel in de stand A , M of R staat, zet<br />

de auto zich langzaam in beweging zodra u<br />

het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het<br />

gaspedaal bedient).<br />

Uit veiligheidsoverwegingen wordt deze functie<br />

alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt<br />

tijdens het inschakelen van een versnelling<br />

vooruit of de achteruitversnelling.<br />

Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het<br />

bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de<br />

functie weer in te schakelen het portier en trap<br />

het rempedaal of gaspedaal in.<br />

Laat als het hybridesysteem is<br />

ingeschakeld nooit kinderen alleen in de<br />

auto achter.<br />

Stilzetten van de auto<br />

Voordat u de motor afzet, kunt u:<br />

- de selectiehendel in de stand N bewegen<br />

om de neutraalstand te selecteren,<br />

- een versnelling ingeschakeld laten. In dat<br />

geval kan de auto niet worden verplaatst.<br />

Trek in beide gevallen de handrem aan om de<br />

auto volledig stil te zetten (als de handrem niet<br />

in de automatische stand staat ingesteld).<br />

Selecteer wanneer u de auto met<br />

ingeschakeld hybridesysteem stilzet<br />

altijd de neutraalstand N .<br />

Controleer voordat u werkzaamheden<br />

onder de motorkap uitvoert altijd of de<br />

selectiehendel in de neutraalstand N<br />

staat en de handrem is aangetrokken.<br />

Storing<br />

Rijden<br />

Als dit waarschuwingslampje bij<br />

het aanzetten van het contact gaat<br />

knipperen, in combinatie met een<br />

geluidssignaal en een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel, duidt dit op een storing in de<br />

versnellingsbak.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Houd bij het starten van de motor altijd<br />

het rempedaal ingetrapt.<br />

Trek de handrem aan om te voorkomen<br />

dat de auto wegrolt, behalve wanneer<br />

de handrem automatisch wordt bediend.<br />

4<br />

129


130<br />

Rijden<br />

Hill Holder<br />

Dit systeem houdt bij het wegrijden op een<br />

helling uw auto ongeveer 2 seconden op<br />

zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het<br />

rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.<br />

Deze functie is alleen actief:<br />

- als de auto volledig stilstaat met het<br />

rempedaal ingedrukt,<br />

- bij bepaalde hellingcondities,<br />

- als het bestuurdersportier is gesloten.<br />

De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.<br />

Verlaat de auto niet in de korte periode<br />

dat u de Hill Holder gebruikt.<br />

Als u de auto moet verlaten terwijl het<br />

hybridesysteem ingeschakeld is, trek<br />

de parkeerrem dan handmatig aan<br />

en controleer of het verklikkerlampje<br />

van de parkeerrem en het lampje P<br />

op de hendel (elektrische parkeerrem)<br />

permanent branden.<br />

Als de auto bergopwaarts stilstaat en de<br />

selectiehendel in de stand A of M staat, wordt<br />

de auto even op zijn plaats gehouden<br />

wanneer u het rempedaal loslaat:<br />

Als de auto bergafwaarts stilstaat en de<br />

achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt<br />

de auto even op zijn plaats gehouden<br />

wanneer u het rempedaal loslaat.<br />

Storing<br />

Bij een storing in de Hill Holder gaan deze<br />

controlelampjes branden. Raadpleeg het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats om het systeem te laten controleren.


Head-up display<br />

scherm projecteert, in het directe gezichtsveld<br />

van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet<br />

van de weg hoeft af te wenden.<br />

Dit systeem werkt wanneer het hybridesysteem<br />

is ingeschakeld. De instellingen worden bij het<br />

afzetten van het contact opgeslagen.<br />

Schakelaars<br />

1. Inschakelen head-up display.<br />

2. Uitschakelen head-up display<br />

(lang indrukken).<br />

3. Regeling lichtsterkte.<br />

4. Hoogteverstelling weergave.<br />

Informatie op het head-up<br />

display<br />

Rijden<br />

Als het head-up display is ingeschakeld, geeft<br />

het de volgende informatie weer:<br />

A. De snelheid van uw auto.<br />

B. De informatie van de snelheidsregelaar/begrenzer.<br />

C. De aanwijzingen van het navigatiesysteem<br />

(volgens uitvoering). Deze worden in de<br />

elektrische stand in het blauw weergegeven.<br />

Raadpleeg voor meer informatie over<br />

het navigatiesysteem de rubriek "Audio<br />

en datacommunicatie".<br />

4<br />

131


132<br />

Rijden<br />

Inschakelen/uitschakelen<br />

Druk bij draaiende motor op de toets 1 om<br />

het systeem in te schakelen en het scherm<br />

uit te klappen.<br />

Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem<br />

uit te schakelen en het scherm in te klappen.<br />

De ingeschakelde/uitgeschakelde status van<br />

het head-up display blijft behouden als de motor<br />

opnieuw wordt gestart.<br />

Hoogteverstelling<br />

Stel het display bij draaiende motor op de<br />

gewenste hoogte af met de toetsen 4:<br />

- omhoog om het display hoger af te<br />

stellen,<br />

- omlaag om het display lager af te stellen.<br />

Regelen van de lichtsterkte<br />

Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van<br />

het display in met de toetsen 3:<br />

- "zon" om de lichtsterkte te verhogen,<br />

- "maan" om de lichtsterkte te verlagen.<br />

Het is raadzaam de toetsen uitsluitend<br />

bij stilstaande auto te bedienen.<br />

Leg nooit voorwerpen rondom het<br />

scherm (of in de uitsparing) zodat het<br />

uitklappen en de goede werking van het<br />

scherm niet verhinderd worden.<br />

Bij bepaalde weersomstandigheden<br />

(regen en/of sneeuw, zeer zonnig<br />

weer, ...) kan de informatie op het<br />

head-up display tijdelijk minder goed<br />

leesbaar zijn.<br />

Sommige zonnebrillen kunnen het lezen<br />

van de informatie hinderen.<br />

Gebruik een schone en zachte doek<br />

(bijvoorbeeld een brillendoekje<br />

of microfiberdoekje) om het<br />

projectiescherm te reinigen. Gebruik<br />

nooit een droge doek, een schuurspons,<br />

of een schoonmaak- of oplosmiddel om<br />

te voorkomen dat er krassen ontstaan<br />

op het scherm of de anti-reflecterende<br />

laag beschadigd raakt.


Snelheden opslaan<br />

Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de snelheidsregelaar.<br />

Werking<br />

U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen<br />

van het systeem.<br />

Standaard zijn er al enkele snelheden<br />

opgeslagen.<br />

Ga naar het hoofdmenu van het display van<br />

het instrumentenpaneel door op de toets<br />

"CONFIG" te drukken.<br />

Selecteer het menu "Persoonlijke<br />

instellingen - Configuratie" en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer het menu "Parameters auto" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer "Opgeslagen snelheden" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Wijzig de snelheid.<br />

Selecteer "OK " en bevestig dit om de<br />

wijzigingen op te slaan.<br />

Voer deze handelingen omwille van de<br />

veiligheid alleen uit als de auto stilstaat<br />

en gebruik hierbij het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Deze handelingen kunnen alleen<br />

uitgevoerd worden als de auto stilstaat.<br />

Selecteren<br />

Rijden<br />

Selecteren van een opgeslagen<br />

snelheid:<br />

druk op de toets " + " of<br />

" -" en houd de toets even<br />

ingedrukt; het systeem<br />

stopt bij de dichtstbijzijnde<br />

opgeslagen snelheid,<br />

druk nog eens op de toets " + " of "- " en<br />

houd de toets ingedrukt om een andere<br />

opgeslagen snelheid te kiezen.<br />

Op het instrumentenpaneel wordt de snelheid<br />

en de status van het systeem<br />

(in-/uitgeschakeld) weergegeven.<br />

4<br />

133


134<br />

Rijden<br />

Snelheidsbegrenzer<br />

wagensnelheid de door de bestuurder<br />

ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.<br />

Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,<br />

heeft het dieper intrappen van het gaspedaal<br />

geen effect. Alleen door het gaspedaal<br />

tot voorbij het zware punt in te trappen,<br />

kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden<br />

overschreden.<br />

Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer<br />

wordt losgelaten en de wagensnelheid onder<br />

de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de<br />

snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.<br />

Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer<br />

geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid<br />

dient minimaal 30 km/h te bedragen.<br />

Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer<br />

geschiedt eveneens handmatig met de hendel.<br />

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het<br />

afzetten van het contact opgeslagen in het<br />

geheugen.<br />

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet<br />

de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in<br />

acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven<br />

vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.<br />

Bediening op het stuurwiel<br />

1. Toets voor het selecteren van de<br />

snelheidsbegrenzer<br />

2. Toets voor het verlagen van de ingestelde<br />

snelheid<br />

3. Toets voor het verhogen van de ingestelde<br />

snelheid<br />

4. Toets voor het onderbreken/hervatten van<br />

de snelheidsbegrenzing (Pause)<br />

5. Toets voor het uitschakelen van de<br />

snelheidsbegrenzer<br />

Weergave op het<br />

instrumentenpaneel<br />

De informatie van de snelheidsbegrenzer<br />

wordt weergegeven op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Deze informatie wordt tevens<br />

weergegeven op het head-up display.<br />

Zie voor meer informatie de rubriek<br />

"Head-up display".<br />

A. Snelheidsbegrenzing ingeschakeld/<br />

onderbroken<br />

B. Snelheidsbegrenzer geselecteerd<br />

C. Ingestelde snelheid


Programmeren<br />

Druk op 1: de snelheidsbegrenzer<br />

is geselecteerd, maar nog niet<br />

ingeschakeld (Pause).<br />

Er kan een snelheid worden ingesteld<br />

zonder de begrenzer in te schakelen.<br />

Stel de snelheid in door op de toets 2 of<br />

3 te drukken (bijv.: 90 km/h).<br />

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:<br />

- +/- 1 km = kort indrukken,<br />

- +/- 5 km = lang indrukken,<br />

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.<br />

Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .<br />

Onderbreken van de snelheidsbegrenzing: druk nogmaals op de<br />

toets 4 : het onderbreken wordt bevestigd op het display via de<br />

melding "Pause".<br />

Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op<br />

de toets 4.<br />

Overschrijden van de ingestelde snelheid<br />

Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet<br />

verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij<br />

het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de<br />

ingestelde snelheid op het display knipperen.<br />

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het<br />

gas wordt losgelaten.<br />

Rijden<br />

Uitschakelen van de functie<br />

Druk op 5: de snelheidsbegrenzer is<br />

uitgeschakeld.<br />

Storing<br />

In het geval van een storing in de<br />

snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid<br />

gewist en knipperen de streepjes op het display.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Bij een steile afdaling of bij het krachtig<br />

intrappen van het gaspedaal kan de<br />

snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de<br />

ingestelde snelheid wordt overschreden.<br />

Bij gebruik van niet door PEUGEOT<br />

goedgekeurde matten kan de bediening<br />

van het gaspedaal worden gehinderd<br />

en daarmee de werking van de<br />

snelheidsbegrenzer worden beïnvloed.<br />

De door PEUGEOT goedgekeurde<br />

matten zijn voorzien van een derde<br />

bevestigingspunt bij de pedalen, waarmee<br />

wordt voorkomen dat de mat en de pedalen<br />

met elkaar in contact kunnen komen.<br />

4<br />

135


136<br />

Rijden<br />

Snelheidsregelaar<br />

de bestuurder met een constante ingestelde<br />

snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.<br />

Het inschakelen van de snelheidsregelaar<br />

geschiedt handmatig. Hiervoor is het nodig dat:<br />

- de wagensnelheid minimaal 40 km/h is,<br />

- minimaal de 2e versnelling is ingeschakeld,<br />

- de stand A is geselecteerd.<br />

Het uitschakelen van de snelheidsregelaar<br />

geschiedt handmatig met de hendel,<br />

door het rempedaal in te trappen of om<br />

veiligheidsredenen door activering van het<br />

ESC.<br />

Door het gaspedaal in te trappen, kan de<br />

ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.<br />

Om weer terug te keren naar de ingestelde<br />

snelheid is het voldoende het gaspedaal los te<br />

laten.<br />

Na het afzetten van het contact worden alle<br />

ingestelde snelheden gewist.<br />

Bediening op het stuurwiel<br />

1. Toets voor het selecteren van de snelheidsregelaar<br />

2. Toets voor het programmeren van een snelheid en<br />

het verlagen van de ingestelde snelheid<br />

3. Toets voor het programmeren van een snelheid en<br />

het verhogen van de ingestelde snelheid<br />

4. Toets voor het onderbreken/hervatten van de<br />

snelheidsregeling (Pause)<br />

5. Toets voor het uitschakelen van de<br />

snelheidsregelaar<br />

Bij het gebruik van de snelheidsregelaar<br />

moet de bestuurder te allen tijde de<br />

snelheidslimiet in acht nemen, zijn<br />

aandacht op het verkeer blijven vestigen<br />

en zijn verantwoordelijkheid nemen.<br />

Weergave op het display<br />

De informatie van de snelheidsregelaar<br />

wordt weergegeven op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Deze informatie wordt tevens<br />

weergegeven op het head-up display.<br />

Zie voor meer informatie de rubriek<br />

"Head-up display".<br />

A. Snelheidsregelaar ingeschakeld/<br />

onderbroken<br />

B. Snelheidsregelaar geselecteerd<br />

C. Ingestelde snelheid


Programmeren<br />

Druk op 1: de snelheidsregelaar<br />

is geselecteerd, maar nog niet<br />

ingeschakeld (Pause).<br />

Stel de snelheid in door de<br />

wagensnelheid op het gewenste niveau<br />

te brengen en vervolgens op de toets<br />

2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).<br />

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:<br />

- +/- 1 km = kort indrukken,<br />

- +/- 5 km = lang indrukken,<br />

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.<br />

Onderbreken van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het<br />

onderbreken wordt bevestigd door de melding "Pause".<br />

Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op<br />

de toets 4.<br />

Overschrijden van de ingestelde snelheid<br />

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde<br />

snelheid op het display knipperen.<br />

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de<br />

snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.<br />

Uitschakelen van de functie<br />

Druk op 5 : de snelheidsregelaar is uitgeschakeld. Op het display<br />

wordt weer de kilometerteller weergegeven.<br />

Storing<br />

Rijden<br />

In het geval van een storing in de<br />

snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid<br />

gewist en knipperen de streepjes op het display.<br />

Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Let tijdens het gebruik van de<br />

snelheidsregelaar op wanneer u de<br />

snelheid met de toetsen instelt; dit kan<br />

een plotselinge verandering van de<br />

wagensnelheid veroorzaken.<br />

Gebruik de snelheidsregelaar niet op<br />

gladde wegen of bij zeer druk verkeer.<br />

Bij een steile afdaling kan de<br />

snelheidsregelaar niet voorkomen dat de<br />

ingestelde snelheid wordt overschreden.<br />

Om te voorkomen dat de pedalen blijven<br />

hangen:<br />

- controleer of de mat goed op zijn<br />

plaats ligt,<br />

- gebruik nooit meer dan één mat per<br />

plaats.<br />

4<br />

137


138<br />

Rijden<br />

PARKEERHULP<br />

Deze functie signaleert met behulp van<br />

sensoren in de bumper obstakels in de<br />

nabijheid van de auto (personen, auto's,<br />

bomen, slagbomen, enz.) die binnen het<br />

detectiebereik vallen.<br />

Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)<br />

die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,<br />

worden door dode hoeken in het detectiebereik<br />

mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich<br />

vlak bij de auto bevinden.<br />

Deze functie is een hulpsysteem: de<br />

bestuurder dient altijd alert te blijven en<br />

is zelf verantwoordelijk.<br />

Parkeerhulp achter<br />

De functie wordt geactiveerd zodra de<br />

achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij<br />

klinkt een geluidssignaal.<br />

Zodra de achteruitversnelling wordt<br />

uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.<br />

Geluidssignalen<br />

De bestuurder wordt via een onderbroken<br />

geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van<br />

obstakels. De frequentie van het geluidssignaal<br />

neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.<br />

Aan de weergave van het geluidssignaal via de<br />

luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan<br />

welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.<br />

Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel<br />

kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het<br />

geluidssignaal ononderbroken.<br />

Grafi sche weergave<br />

De grafische weergave is een aanvulling op het<br />

geluidssignaal. Op het multifunctionele display<br />

worden blokjes weergegeven die het pictogram<br />

van de auto steeds dichter naderen. Als de auto<br />

het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt<br />

ook het symbool "Gevaar" op het display.


Parkeerhulp vóór<br />

De parkeerhulp vóór is een aanvulling op<br />

de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd<br />

zodra er bij een wagensnelheid van maximaal<br />

10 km/h vóór de auto een obstakel wordt<br />

gedetecteerd.<br />

De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra<br />

de auto langer dan drie seconden stilstaat met<br />

een ingeschakelde versnelling vooruit, als er<br />

geen obstakel meer wordt gedetecteerd of<br />

wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan<br />

10 km/h.<br />

Aan de hand van het geluid dat via<br />

de luidspreker (voor of achter) wordt<br />

weergegeven, is te herkennen of het<br />

obstakel zich voor of achter de auto bevindt.<br />

Uitschakelen/activeren van de<br />

parkeerhulp vóór en achter<br />

De functie kan worden uitgeschakeld door deze<br />

knop in te drukken. Het controlelampje in de<br />

knop gaat branden.<br />

Door de knop opnieuw in te drukken wordt de<br />

functie weer geactiveerd. Het controlelampje<br />

dooft.<br />

De functie wordt automatisch<br />

uitgeschakeld zodra een aanhanger<br />

wordt aangekoppeld of een<br />

fietsendrager wordt gemonteerd (auto's<br />

voorzien van een door PEUGEOT<br />

aanbevolen trekhaak of fietsendrager).<br />

Storing<br />

Rijden<br />

Als er een storing optreedt,<br />

gaat bij het inschakelen<br />

van de achteruitversnelling<br />

dit verklikkerlampje op het<br />

instrumentenpaneel branden en/of wordt er een<br />

bericht op het display weergegeven, in combinatie<br />

met een geluidssignaal (korte pieptoon).<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Controleer bij slecht weer of in winterse<br />

omstandigheden of de sensoren<br />

soms bedekt zijn met modder, ijs<br />

of sneeuw. Bij het inschakelen van<br />

de achteruitversnelling geeft een<br />

geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat<br />

de sensoren vuil kunnen zijn.<br />

Als de snelheid van de auto lager<br />

is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp<br />

geluidssignalen geven als reactie op<br />

bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,<br />

vrachtwagens, drilboren, enz.).<br />

4<br />

139


140<br />

Rijden<br />

Intelligente parkeerhulp<br />

Dit systeem meet de afmetingen van een<br />

parkeerplek tussen twee auto's of obstakels en<br />

geeft informatie over:<br />

- de mogelijkheid te parkeren in een lege<br />

parkeerplaats, aan de hand van de<br />

afmetingen van uw auto en de benodigde<br />

afstanden voor het manoeuvreren,<br />

- de moeilijkheidsgraad van het inparkeren.<br />

Het systeem meet geen parkeerruimtes op<br />

waarvan de afmetingen aanmerkelijk groter of<br />

kleiner zijn dan de afmetingen van uw auto.<br />

Weergave<br />

Het verklikkerlampje van de<br />

schakelaar A kan twee verschillende<br />

toestanden aangeven:<br />

- brandt permanent: de functie is<br />

geselecteerd door een druk op de<br />

schakelaar A .<br />

- uit: de functie is niet ingeschakeld.


U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:<br />

Zet de selectiehendel in de stand A.<br />

Druk op de schakelaar A om de functie te<br />

selecteren.<br />

Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde<br />

van de parkeerplaats in; er verschijnt een<br />

melding en het verklikkerlampje knippert<br />

ter bevestiging van het meten.<br />

Rij langs de parkeerplaats met een<br />

snelheid van minder dan 20 km/h, en<br />

bereid u voor op het inparkeren.<br />

Zodra het systeem klaar is met het meten,<br />

geeft het de moeilijkheidsgraad voor het<br />

inparkeren aan met een melding op het<br />

display van het instrumentenpaneel, in<br />

combinatie met een geluidssignaal.<br />

De functie kan de volgende meldingen weergeven:<br />

Inparkeren mogelijk<br />

Inparkeren moeilijk<br />

Inparkeren afgeraden<br />

Rijden<br />

De functie wordt automatisch uitgeschakeld:<br />

- bij het inschakelen van de<br />

achteruitversnelling,<br />

- bij het afzetten van het contact,<br />

- als geen meting nodig is,<br />

- vijf minuten na het selecteren van de<br />

functie,<br />

- als gedurende langer dan een minuut met<br />

meer dan 70 km/h wordt gereden.<br />

Als de zijdelingse afstand tussen uw<br />

auto en de parkeerplek te groot is,<br />

bestaat de kans dat het systeem geen<br />

meting uitvoert.<br />

De functie blijft na elke meting<br />

beschikbaar, zodat u meerdere<br />

parkeerplaatsen achter elkaar kunt<br />

laten opmeten.<br />

Let er bij slecht weer en in de winter op<br />

dat de sensoren niet vervuild, bevroren<br />

of met sneeuw bedekt zijn.<br />

De intelligente parkeerhulp schakelt de<br />

parkeerhulp aan de voorzijde tijdens het<br />

meten uit, zolang de auto vooruit rijdt.<br />

Laat het systeem bij een storing<br />

controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

4<br />

141


142<br />

Zicht<br />

Lichtschakelaar<br />

Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen.<br />

Hoofdverlichting<br />

Uw auto is voorzien van verschillende<br />

verlichtingsfuncties:<br />

- parkeerlicht: om gezien te worden,<br />

- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder<br />

medeweggebruikers te verblinden,<br />

- grootlicht: voor een optimaal zicht op<br />

wegen zonder ander verkeer,<br />

- bochtverlichting: voor een optimaal zicht in<br />

bochten.<br />

Aanvullende verlichting<br />

Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting<br />

voor specifieke rijomstandigheden:<br />

- mistachterlichten: voor een optimale<br />

zichtbaarheid van achteren bij mist,<br />

- dagrijverlichting: voor een betere<br />

zichtbaarheid van uw auto overdag.<br />

Automatische functies<br />

Het verlichtingssysteem van uw auto heeft<br />

verschillende extra automatische functies die<br />

afzonderlijk kunnen worden ingesteld:<br />

- follow me home-verlichting,<br />

- bochtverlichting,<br />

- instapverlichting,<br />

- dagrijverlichting,<br />

- automatische verlichting,<br />

- "Grootlichtassistent".


Ring voor de selectie van de<br />

stand van de hoofdverlichting<br />

Draai aan de ring om het symbool van de<br />

gewenste stand tegenover het merkteken te<br />

zetten.<br />

Lichten uit.<br />

Automatische verlichting.<br />

Alleen parkeerlicht.<br />

Dimlicht of grootlicht. Grootlichtschakelaar<br />

Zicht<br />

Trek de hendel naar u toe om over te schakelen<br />

van dim- naar grootlicht en terug.<br />

Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer<br />

alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt<br />

u een lichtsignaal geven door de hendel naar u<br />

toe te trekken.<br />

Verklikkerlampjes<br />

Een verklikkerlampje op het<br />

instrumentenpaneel geeft aan dat de<br />

geselecteerde verlichting is ingeschakeld.<br />

5<br />

143


144<br />

Zicht<br />

Ring voor de selectie van de mistverlichting<br />

De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht.<br />

Mistachterlichten<br />

Verdraai de ring één stand naar voren om<br />

de mistachterlichten in te schakelen.<br />

Als de verlichting automatisch wordt<br />

uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische<br />

verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt<br />

uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de<br />

parkeerlichten branden.<br />

Draai de ring naar achteren om de<br />

mistverlichting uit te schakelen.<br />

De parkeerlichten worden dan ook<br />

uitgeschakeld.<br />

Bij helder of regenachtig weer,<br />

zowel overdag als 's nachts, zijn de<br />

mistachterlichten verblindend voor<br />

medeweggebruikers en daarom niet<br />

toegestaan. Gebruik ze uitsluitend bij<br />

mist of sneeuwval.<br />

Onder deze weersomstandigheden<br />

dient u de mistlampen en het dimlicht<br />

handmatig in te schakelen, omdat<br />

de lichtsensor voldoende licht kan<br />

waarnemen.<br />

Vergeet niet de mistachterlichten uit te<br />

zetten zodra ze niet meer nodig zijn.


Als het contact is afgezet, de verlichting<br />

handmatig is ingeschakeld en een van<br />

de voorportieren wordt geopend, klinkt<br />

een geluidssignaal om aan te geven dat<br />

de verlichting nog brandt.<br />

Het geluidssignaal stopt zodra de<br />

verlichting wordt uitgeschakeld.<br />

Als de dimlichten bij afgezet contact<br />

blijven branden, gaat de auto over in<br />

de ECO-mode om het ontladen van de<br />

accu te voorkomen.<br />

Als het contact wordt afgezet, wordt<br />

de verlichting gedoofd, maar kunt u de<br />

verlichting altijd weer inschakelen met<br />

de lichtschakelaar.<br />

Onder bepaalde weersomstandigheden<br />

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich<br />

een laagje condens aan de binnenzijde<br />

van de koplampen en de achterlichten<br />

vormen; dit verdwijnt enkele minuten na<br />

het ontsteken van de koplampen.<br />

LED-verlichting<br />

Deze wordt automatisch ingeschakeld als de<br />

motor wordt gestart.<br />

Afhankelijk van het land van bestemming doet<br />

deze verlichting dienst als:<br />

- dagrijverlichting * en als parkeerlicht<br />

's nachts (bij de dagrijverlichting is de<br />

lichtsterkte groter),<br />

of als<br />

- parkeerlichten overdag en 's nachts.<br />

Als uw auto is uitgerust met LED's werken<br />

de conventionele gloeilampen van de<br />

dagrijverlichting/ parkeerlichten vóór niet.<br />

* functie kan worden ingesteld via het<br />

configuratiemenu van de auto.<br />

Verlichting overdag<br />

Zicht<br />

Verlichting overdag is verplicht in sommige<br />

landen: deze wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de motor wordt gestart zodat de auto<br />

overdag beter zichtbaar is voor de overige<br />

weggebruikers.<br />

De verlichting overdag is beschikbaar:<br />

- in landen waar dit volgens de wetgeving<br />

verplicht is; het dimlicht brandt in<br />

combinatie met de parkeerlichten en de<br />

kentekenplaatverlichting,<br />

- in overige landen; de speciaal voor dit doel<br />

bestemde verlichting brandt.<br />

Deze functie kan worden<br />

ingeschakeld of uitgeschakeld<br />

via het configuratiemenu van<br />

de auto.<br />

5<br />

145


146<br />

Zicht<br />

Handbediende follow me<br />

home-verlichting<br />

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten<br />

van het contact de dimlichten nog even blijven<br />

branden om het uitstappen in het donker te<br />

vergemakkelijken.<br />

Inschakelen<br />

Geef binnen 30 seconden of 1 minuut na<br />

het afzetten van het contact (afhankelijk<br />

van de in het configuratiemenu ingestelde<br />

tijd van de automatische follow-me-homeverlichting)<br />

een "lichtsignaal" met de<br />

lichtschakelaar.<br />

Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de<br />

functie uit te schakelen.<br />

Uitschakelen<br />

Na het vergrendelen van de auto wordt de<br />

handbediende follow me home-verlichting na<br />

ongeveer 30 seconden automatisch uitgeschakeld.<br />

De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het<br />

inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van<br />

het verkeer.<br />

Duw de lichtschakelaar binnen één minuut<br />

na het afzetten van het contact omhoog of<br />

omlaag om de parkeerlichten aan de kant van<br />

het verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts<br />

van de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag<br />

duwen; parkeerlichten links gaan branden).<br />

Het inschakelen wordt bevestigd door<br />

een geluidssignaal en het branden van<br />

het controlelampje van de desbetreffende<br />

richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.<br />

Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de<br />

lichtschakelaar in de middenstand of zet het<br />

contact aan.


Automatische verlichting<br />

Het parkeerlicht en het dimlicht worden<br />

automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte<br />

van de omgeving onvoldoende is of in<br />

bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden<br />

ingeschakeld.<br />

De verlichting wordt uitgeschakeld als de<br />

lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is<br />

of nadat het wissen is gestopt.<br />

Inschakelen<br />

Draai de ring in de stand "AUTO". " Het<br />

inschakelen wordt bevestigd door een melding<br />

op het display van het instrumentenpaneel.<br />

Uitschakelen<br />

Draai de ring in een andere stand. Het<br />

uitschakelen wordt bevestigd door een melding<br />

op het display van het instrumentenpaneel.<br />

Koppeling met de automatische<br />

follow me home-verlichting<br />

De koppeling van de automatische follow<br />

me home-verlichting aan de automatische<br />

verlichting biedt de volgende extra<br />

mogelijkheden:<br />

- instellen van de duur van de follow me<br />

home-verlichting (15, 30 of 60 seconden),<br />

- automatische inschakeling van de follow<br />

me home-verlichting als de automatische<br />

verlichting is ingeschakeld.<br />

Instellen<br />

De tijdsduur van de follow me<br />

home-verlichting kan via het<br />

configuratiemenu van het display<br />

van het instrumentenpaneel in de<br />

autoparameters worden ingesteld.<br />

Storing<br />

Bij een storing in de<br />

lichtsensor gaat de<br />

verlichting branden,<br />

wordt dit pictogram weergegeven op<br />

het instrumentenpaneel en/of verschijnt<br />

een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel, in combinatie met een<br />

geluidssignaal.<br />

Zicht<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Als de lichtsensor bij mist of sneeuw<br />

voldoende licht waarneemt, wordt de<br />

verlichting niet automatisch ingeschakeld.<br />

Dek de met de regensensor<br />

gecombineerde lichtsensor die zich in<br />

het midden van de voorruit achter de<br />

binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de<br />

sensor gekoppelde functies worden dan<br />

niet meer bediend.<br />

5<br />

147


148<br />

Zicht<br />

Grootlichtassistent<br />

Dit systeem schakelt automatisch om<br />

tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de<br />

aanwezigheid van overig verkeer op de weg<br />

dat wordt geregistreerd door een sensor op de<br />

binnenspiegel.<br />

Het systeem wordt geactiveerd vanaf 25 km/h<br />

en wordt weer gedeactiveerd bij 15 km/h.<br />

Inschakelen<br />

zet de lichtschakelaar in de stand "AUTO"<br />

of "Dimlicht/grootlicht",<br />

druk op deze toets; het<br />

lampje gaat branden.<br />

Uitschakelen<br />

De bestuurder kan indien nodig op elk moment<br />

zelf ingrijpen:<br />

druk op deze toets; het<br />

lampje gaat uit,<br />

of schakel om met de lichtschakelaar terwijl<br />

deze in de stand "AUTO" of "Dimlicht/<br />

grootlicht" staat.<br />

Bij het geven van een lichtsignaal wordt<br />

het systeem niet uitgeschakeld.<br />

De status van het systeem blijft na<br />

het afzetten van het contact in het<br />

geheugen opgeslagen.<br />

Het automatische omschakelsysteem<br />

is een hulpsysteem bij het rijden. De<br />

bestuurder blijft zelf verantwoordelijk<br />

voor de verlichting van zijn auto en de<br />

aanpassing van de verlichting aan de<br />

lichtsterkte van de omgeving, het zicht<br />

en het verkeer.<br />

Er kunnen storingen in de werking van<br />

het systeem optreden:<br />

- als het zicht slecht is (bijvoorbeeld<br />

bij sneeuwval, zware regenval of<br />

dichte mist, ...),<br />

- als het gedeelte van de voorruit voor<br />

de sensor vuil, beslagen of bedekt is<br />

(bijvoorbeeld met een sticker),<br />

- als de verlichting van uw auto wordt<br />

weerkaatst door spiegelende of<br />

reflecterende panelen (bijvoorbeeld<br />

verkeersborden).<br />

Het systeem signaleert geen:<br />

- weggebruikers die geen verlichting<br />

voeren, zoals voetgangers,<br />

- weggebruikers van wie de<br />

verlichting wordt afgeschermd<br />

(bijvoorbeeld door een vangrail op<br />

de snelweg),<br />

- weggebruikers die zich aan de top<br />

of de voet van een steile helling,<br />

in een bocht of op een zijweg<br />

bevinden.


Instapverlichting<br />

buitenzijde<br />

De instapverlichting wordt afhankelijk van de<br />

door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid<br />

licht geactiveerd om op donkere plaatsen het<br />

lokaliseren van de auto en het instappen te<br />

vergemakkelijken.<br />

Inschakelen<br />

Druk op het geopende hangslot<br />

van de afstandsbediening.<br />

Het dimlicht en parkeerlicht<br />

gaan branden en uw auto wordt<br />

ontgrendeld.<br />

Uitschakelen<br />

De instapverlichting buitenzijde gaat na een<br />

bepaalde tijd automatisch uit, of gaat uit na het<br />

aanzetten van het contact of het vergrendelen<br />

van de auto.<br />

Programmeren<br />

De duur van het branden<br />

van de instapverlichting kan<br />

worden geselecteerd via het<br />

configuratiemenu van het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Verlichting<br />

buitenspiegels<br />

Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,<br />

worden de volgende delen verlicht:<br />

- het oppervlak naast het bestuurders- en<br />

het passagiersportier,<br />

- het oppervlak voor de buitenspiegels en<br />

achter de voorportieren.<br />

Inschakelen<br />

Zicht<br />

De instapverlichting wordt ingeschakeld:<br />

- bij het ontgrendelen,<br />

- bij het verwijderen van de contactsleutel,<br />

- bij het openen van een portier,<br />

- bij het lokaliseren van de auto via de<br />

afstandsbediening.<br />

Uitschakelen<br />

De verlichting dooft na een bepaalde tijd<br />

automatisch.<br />

5<br />

149


150<br />

Zicht<br />

Halogeen<br />

koplampen<br />

handmatig verstellen<br />

Verstel de koplampen met halogeenlampen<br />

afhankelijk van de belading van uw auto<br />

om verblinding van medeweggebruikers te<br />

voorkomen.<br />

1 Bestuurder .<br />

2 Bestuurder + voorpassagier.<br />

3 Bestuurder + voorpassagier +<br />

achterpassagiers.<br />

4 5 personen.<br />

5 5 personen + belading in de bagageruimte.<br />

6 Bestuurder + belading in de bagageruimte.<br />

Stand "0": basisinstelling.<br />

Automatische koplamphoogteverstelling bij<br />

xenonlampen<br />

Om verblinding van andere weggebruikers<br />

te voorkomen corrigeert dit systeem bij<br />

stilstaande auto automatisch de hoogte van de<br />

lichtbundel van de xenonlampen, afhankelijk<br />

van de belading van de auto.<br />

In het geval van een storing<br />

verschijnt dit pictogram op<br />

het instrumentenpaneel,<br />

in combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Het systeem zet in dat geval de koplampen in<br />

de lage stand.<br />

Raak in het geval van een storing de xenonlampen<br />

niet aan. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.


Dynamische bochtverlichting<br />

Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,<br />

zorgt deze functie ervoor dat de lichtbundels de<br />

wegberm beter verlichten in bochten.<br />

Deze functie, die uitsluitend in combinatie<br />

met xenonlampen wordt geleverd, zorgt voor<br />

een aanzienlijke verbetering van het zicht in<br />

bochten.<br />

Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt of<br />

in de achteruitversnelling staat, is deze<br />

functie uitgeschakeld.<br />

De status van de functie blijft na<br />

het afzetten van het contact in het<br />

geheugen opgeslagen.<br />

met bochtverlichting<br />

zonder bochtverlichting<br />

Configuratie<br />

Storing<br />

Zicht<br />

Deze functie kan worden<br />

geactiveerd of gedeactiveerd via het<br />

configuratiemenu van het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

In het geval van een storing<br />

knippert dit pictogram op het<br />

instrumentenpaneel in combinatie<br />

met een melding op het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

5<br />

151


152<br />

Zicht<br />

Ruitenwisserschakelaar<br />

De ruitenwissers voor en achter zorgen<br />

voor een optimaal zicht voor de bestuurder,<br />

ongeacht de weersomstandigheden.<br />

Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende<br />

automatische functies van de ruitenwissers<br />

mogelijk:<br />

- automatische werking van de ruitenwissers<br />

vóór,<br />

- automatisch inschakelen van de<br />

ruitenwisser achter bij het inschakelen van<br />

de achteruitversnelling.<br />

Handmatige functies<br />

De bestuurder schakelt de ruitenwissers<br />

handmatig in.<br />

Uitvoering met handbediende<br />

ruitenwissers (interval)<br />

Uitvoering met automatische ruitenwissers<br />

Ruitenwissers vóór<br />

Wissnelheid:<br />

hoge snelheid (hevige neerslag),<br />

normale snelheid (matige regenval),<br />

interval (wissnelheid aangepast aan<br />

de wagensnelheid),<br />

uit,<br />

één keer wissen (duw de hendel even<br />

omlaag),<br />

automatisch (omlaag duwen<br />

en loslaten),<br />

één keer (de hendel even<br />

naar u toe trekken).


Ruitenwisser achter<br />

Ring voor de selectie van de ruitenwisser<br />

Schakel de automatische werking van<br />

de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval<br />

of strenge vorst en bij montage van<br />

een fietsendrager op de achterklep.<br />

Dit kan worden uitgevoerd via het<br />

configuratiemenu van het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

achter:<br />

uit,<br />

interval,<br />

wissen en sproeien (gedurende enige<br />

tijd).<br />

Achteruitversnelling<br />

Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld<br />

op het moment dat u de achteruitversnelling<br />

inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser<br />

achter ingeschakeld.<br />

Instellen<br />

Deze functie kan worden<br />

geactiveerd of gedeactiveerd via het<br />

configuratiemenu van het display van<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Deze functie is standaard<br />

geactiveerd.<br />

Ruitensproeiers vóór en<br />

koplampsproeiers<br />

Zicht<br />

Trek de ruitenwisserschakelaar naar u<br />

toe. De ruitensproeiers treden in werking,<br />

waarna enige tijd de ruitenwissers worden<br />

ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.<br />

De koplampsproeiers worden alleen<br />

geactiveerd als de dimlichten branden .<br />

Te laag niveau ruiten-/<br />

koplampsproeiervloeistof<br />

Als uw auto is voorzien van<br />

koplampsproeiers en het<br />

niveau van het reservoir<br />

te laag is, verschijnt dit pictogram op het<br />

instrumentenpaneel in combinatie met een<br />

geluidssignaal en een melding op het display<br />

van het instrumentenpaneel.<br />

Het pictogram verschijnt als het contact wordt<br />

aangezet of als de schakelaar wordt bediend,<br />

zolang het reservoir niet gevuld is.<br />

Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of<br />

laat het bijvullen.<br />

5<br />

153


154<br />

Zicht<br />

Automatische ruitenwissers<br />

vóór<br />

De ruitenwissers worden automatisch<br />

ingeschakeld als de sensor achter de<br />

binnenspiegel regen detecteert. De snelheid<br />

van de ruitenwissers wordt aangepast aan de<br />

hoeveelheid neerslag.<br />

Inschakelen<br />

Duw de hendel één keer omlaag.<br />

Dit verklikkerlampje op het<br />

instrumentenpaneel gaat branden en<br />

er verschijnt een melding.<br />

Uitschakelen<br />

Duw de hendel nog een keer omlaag<br />

of zet de hendel in een andere stand<br />

(Int., 1 of 2).<br />

Dit verklikkerlampje op het<br />

instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt<br />

een melding.<br />

Elke keer als het contact meer<br />

dan 1 minuut is afgezet, moet u<br />

de automatische werking van de<br />

ruitenwissers opnieuw activeren door<br />

de hendel één keer omlaag te duwen.


Storing<br />

In het geval van een storing in de automatische<br />

werking van de ruitenwissers werken deze in<br />

de intervalstand.<br />

Laat het systeem controleren door het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Dek de regensensor, die zich<br />

gecombineerd met de lichtsensor in<br />

het midden van de voorruit achter de<br />

binnenspiegel bevindt, niet af.<br />

Schakel de automatische werking van<br />

de ruitenwissers uit als de auto wordt<br />

gewassen in een wasstraat.<br />

Wacht 's winters met het inschakelen<br />

van de automatische ruitenwissers tot<br />

de voorruit ontdooid is.<br />

Speciale stand van de<br />

ruitenwissers voor<br />

Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers<br />

los te zetten van de voorruit.<br />

In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen<br />

worden gereinigd of de ruitenwissers worden<br />

vervangen. In de winter kan deze stand tevens<br />

worden gebruikt om de ruitenwissers los te<br />

zetten van de voorruit.<br />

Als de ruitenwisserschakelaar binnen een<br />

minuut nadat het contact is afgezet wordt<br />

bediend, worden de ruitenwissers in de<br />

verticale stand gezet.<br />

Zet het contact aan en bedien de<br />

ruitenwisserschakelaar om de<br />

ruitenwissers na de werkzaamheden weer<br />

in de ruststand te zetten.<br />

Zicht<br />

Om een goede werking van de flat-blade<br />

ruitenwissers te behouden, adviseren wij u:<br />

- voorzichtig met de ruitenwissers om te<br />

gaan,<br />

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen<br />

met zeepsop,<br />

- de ruitenwissers niet te gebruiken om<br />

een stuk karton tegen de voorruit te<br />

houden,<br />

- de ruitenwissers te vervangen zodra<br />

ze tekenen van slijtage vertonen.<br />

5<br />

155


156<br />

Zicht<br />

Plafonniers<br />

1. Plafonnier vóór<br />

2. Kaartleeslampjes vóór<br />

3. Kaartleeslampjes achter<br />

4. Sfeerverlichting<br />

Plafonnier vóór<br />

In deze stand gaat de<br />

interieurverlichting geleidelijk branden:<br />

- als de auto wordt ontgrendeld,<br />

- als de sleutel uit het contact wordt verwijderd,<br />

- als een portier wordt geopend,<br />

- als op de vergrendelingsknop van de<br />

afstandsbediening wordt gedrukt om de auto<br />

te lokaliseren.<br />

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:<br />

- als de auto wordt vergrendeld,<br />

- als het contact wordt aangezet,<br />

- 30 seconden na het sluiten van het laatste<br />

portier.<br />

Permanent uit.<br />

Permanent aan.<br />

In de stand "interieurverlichting permanent<br />

ingeschakeld", blijft de interieurverlichting<br />

afhankelijk van de omstandigheden gedurende<br />

een bepaalde tijd branden:<br />

- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,<br />

- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,<br />

- als het hybridesysteem is ingeschakeld:<br />

onbeperkt.<br />

Kaartleeslampjes vóór en<br />

achter<br />

Druk bij aangezet contact op de<br />

desbetreffende schakelaar.<br />

Als plafonnier vóór in de stand<br />

"interieurverlichting permanent ingeschakeld"<br />

staat, branden ook de kaartleeslampjes achter,<br />

behalve als deze in de stand "Permanent uit"<br />

staan.<br />

U kunt de kaartleeslampjes achter vanaf de<br />

zitplaatsen vóór uitschakelen om bijvoorbeeld<br />

slapende passagiers niet te storen. De<br />

achterpassagiers kunnen echter altijd zelf de<br />

kaartleeslampjes inschakelen.<br />

Zorg ervoor dat er geen voorwerpen in<br />

contact zijn met de plafonniers.


Sfeerverlichting<br />

omgeving bevindt.<br />

Inschakelen<br />

Als het buiten donker is, gaan de leds van de<br />

sfeerverlichting automatisch branden als de<br />

parkeerlichten worden ingeschakeld.<br />

Uitschakelen<br />

De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de<br />

parkeerlichten worden uitgeschakeld.<br />

De sfeerverlichting kan handmatig worden<br />

uitgeschakeld door de dimmer van de<br />

verlichting van het instrumentenpaneel op het<br />

zwakste niveau te zetten.<br />

Zicht<br />

5<br />

157


158<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Algemene informatie met betrekking tot<br />

kinderzitjes<br />

Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van<br />

uw auto veel aandacht heeft besteed aan<br />

veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is<br />

hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van<br />

uzelf.<br />

Volg voor een optimale veiligheid de volgende<br />

adviezen op:<br />

- conform de Europese wetgeving dienen<br />

kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner<br />

dan 1,50 m in gehomologeerde, aan<br />

het lichaamsgewicht aangepaste<br />

kinderzitjes op met veiligheidsgordels of<br />

ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen<br />

te worden vervoerd * ,<br />

- de veiligste plaats voor het vervoeren<br />

van een kind is volgens de statistieken<br />

een plaats op de achterbank van uw<br />

auto,<br />

- kinderen tot 9 kg moeten zowel voorals<br />

achterin met de rug in de rijrichting<br />

worden vervoerd.<br />

PEUGEOT beveelt u aan kinderen op<br />

de zij achterzitplaatsen van uw auto te<br />

vervoeren:<br />

- met de rug in de rijrichting tot 2 jaar,<br />

- met het gezicht in de rijrichting<br />

vanaf 2 jaar.<br />

* De regels voor het vervoeren van kinderen<br />

zijn per land verschillend. Informeer hiervoor<br />

naar de wetgeving in uw land.


Kinderzitje op de passagiersstoel voor<br />

"Met de rug in de rijrichting"<br />

Wanneer een kinderzitje voor het<br />

vervoeren met de rug in de rijrichting op<br />

de passagiersstoel voor r wordt geplaatst,<br />

moet de airbag aan passagierszijde zijn<br />

uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan<br />

het kind bij het afgaan van de airbag<br />

levensgevaarlijk gewond raken .<br />

"Met het gezicht in de rijrichting"<br />

Wanneer een kinderzitje met het gezicht in<br />

de rijrichting op de passagiersstoel voor<br />

wordt geplaatst, moet de stoel in de achterste<br />

stand van de voor-/achterwaartse verstelling<br />

worden gezet, in de hoogste stand en met<br />

de rugleuning rechtop en mag de airbag aan<br />

passagierszijde niet worden uitgeschakeld.<br />

Let erop dat de veiligheidsgordel goed<br />

aansgespannen is.<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Passagiersstoel in de hoogste stand en zo<br />

ver mogelijk naar achteren.<br />

6<br />

159


160<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Airbag aan passagierszijde OFF<br />

Raadpleeg de voorschriften op de sticker die<br />

zich aan beide zijden van de zonneklep aan<br />

passagierszijde bevindt:<br />

Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een<br />

kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.<br />

Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.<br />

Raadpleeg de rubriek "Airbags" van het<br />

gedeelte "Veiligheid" voor meer informatie<br />

over het uitschakelen van de airbag.


Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.<br />

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg<br />

L1<br />

"RÖMER/BRITAX Baby-Safe Plus".<br />

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.<br />

L4<br />

"RECARO Start".<br />

Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg<br />

L2<br />

"RÖMER Duo Plus ISOFIX".<br />

L5<br />

"KLIPPAN Optima".<br />

Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg),<br />

gebruik alleen de zitverhoging.<br />

L6<br />

"RÖMER KIDFIX"<br />

Kan op de ISOFIX-verankeringspunten van de auto worden bevestigd.<br />

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.<br />

6<br />

161


162<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Bevestiging kinderzitjes met veiligheidsgordel<br />

Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een<br />

universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:<br />

Plaats<br />

Passagiersstoel vóór (c)<br />

met hoogteverstelling<br />

Passagiersstoel vóór (c)<br />

zonder hoogteverstelling<br />

Buitenste zitplaatsen<br />

achter<br />

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie<br />

Minder dan 13 kg<br />

(Categorie 0 (b) en 0+)<br />

Tot ongeveer 1 jaar<br />

Van 9 tot 18 kg<br />

(Categorie 1)<br />

Van 1 tot ongeveer<br />

3 jaar<br />

Van 15 tot 25 kg<br />

(Categorie 2)<br />

Van 3 tot ongeveer<br />

6 jaar<br />

Van 22 tot 36 kg<br />

(Categorie 3)<br />

Van 6 tot ongeveer<br />

10 jaar<br />

U (R) U (R) U (R) U (R)<br />

U U U U<br />

U U U U<br />

Middelste zitplaats achter X X X X<br />

a : universeel kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel.<br />

b : groep 0, vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voor worden vervoerd.<br />

c : raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.<br />

U : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de "rug in de rijrichting"<br />

als met het "gezicht in de rijrichting".<br />

U (R): als U, waarbij de stoel van de auto in de hoogste stand en zo ver mogelijk naar achteren moet staan.<br />

X: zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtscategorie.


Adviezen voor kinderzitjes<br />

De onjuiste bevestiging van een kinderzitje<br />

brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij<br />

een aanrijding.<br />

Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het<br />

tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,<br />

worden vastgemaakt waarbij de speling ten<br />

opzichte van het lichaam van het kind zoveel<br />

mogelijk moet worden beperkt.<br />

Zorg er bij het bevestigen van het<br />

kinderzitje met de veiligheidsgordel voor<br />

dat de veiligheidsgordel correct tegen het<br />

kinderzitje is gespannen en dat de gordel het<br />

kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif<br />

de passagiersstoel, wanneer deze versteld<br />

kan worden, indien nodig naar voren.<br />

Zorg er voor een optimale bevestiging<br />

van het kinderzitje "met het gezicht in de<br />

rijrichting" voor dat de rugleuning van het<br />

zitje tegen de rugleuning van de stoel van<br />

de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen<br />

belemmering vormt.<br />

Als de hoofdsteun verwijderd moet<br />

worden, berg deze dan zorgvuldig op om te<br />

voorkomen dat de hoofdsteun door de auto<br />

vliegt bij krachtig afremmen.<br />

Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet<br />

met het gezicht in de rijrichting op de<br />

passagiersstoel voor worden vervoerd,<br />

behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn<br />

door andere kinderen of als de achterbank<br />

niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is.<br />

Schakel de airbag aan passagierszijde<br />

uit zodra een kinderzitje met de rug in de<br />

rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.<br />

Het kind kan anders bij het afgaan van de<br />

airbag levensgevaarlijk gewond raken.<br />

Plaatsen van een stoelverhoger<br />

Het bovenste gedeelte van de<br />

veiligheidsgordel moet over de schouder van<br />

het kind liggen zonder de hals te raken.<br />

Controleer of de heupgordel goed over de<br />

bovenbenen van het kind ligt.<br />

PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger<br />

met rugleuning te gebruiken voorzien<br />

van een gordelgeleider ter hoogte van de<br />

schouder.<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Laat uit veiligheidsoverwegingen:<br />

- geen kinderen zonder toezicht achter in<br />

een auto,<br />

- nooit een kind of een dier in een auto<br />

achter wanneer alle ruiten gesloten zijn<br />

en de auto in de zon staat,<br />

- de sleutels nooit binnen bereik van de<br />

kinderen achter in de auto.<br />

Gebruik de kindersloten om te voorkomen<br />

dat de portieren en de portierruiten achter<br />

per ongeluk geopend worden.<br />

Zorg er voor dat de portierruiten achter niet<br />

verder dan voor 1/3 deel geopend worden.<br />

Plaats zonneschermen om uw jonge<br />

kinderen tegen de zon te beschermen.<br />

6<br />

163


164<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

ISOFIX-bevestigingen<br />

Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIXnormen.<br />

De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust<br />

met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:<br />

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:<br />

- Twee bevestigingsringen A , die zich tussen<br />

de rugleuning en de zitting van de zitplaats<br />

bevinden, aangegeven met een etiket.<br />

- Eén bevestigingsring B achter de<br />

stoel, TOP TETHER genoemd, voor de<br />

bevestiging van de bovenste riem.<br />

De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige,<br />

degelijke en snelle montage van het kinderzitje in<br />

uw auto.<br />

De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over<br />

twee sloten die eenvoudig aan de twee<br />

bevestigingsringen A kunnen worden verankerd.<br />

Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van<br />

een bovenste bevestigingsriem die kan worden<br />

vastgemaakt aan de bevestigingsring B.<br />

Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te maken de<br />

hoofdsteun van de zitplaats omhoog en steek de haak<br />

tussen de hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig<br />

de haak aan de bevestigingsring B en trek de riem aan.<br />

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan<br />

het kind bij een aanrijding ernstig letsel<br />

oplopen.<br />

Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging<br />

van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin<br />

staat vermeld welke kinderzitjes voor uw auto<br />

zijn gehomologeerd.


ISOFIX-kinderzitje<br />

Aanbevolen door PEUGEOT en gehomologeerd voor uw auto<br />

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"<br />

(gewichtsgroep B1 )<br />

Groep 1: van 9 tot 18 kg<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.<br />

Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B , de<br />

TOP TETHER.<br />

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.<br />

Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind de rugleuning raken.<br />

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het<br />

kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.<br />

Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.<br />

6<br />

165


166<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes<br />

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de<br />

auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.<br />

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A A t/m G).<br />

Tot 10 kg<br />

(categorie 0)<br />

Tot ca.<br />

6 maanden<br />

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie<br />

Tot 10 kg<br />

(categorie 0)<br />

Tot 13 kg<br />

(categorie 0+)<br />

Tot ca. 1 jaar<br />

Van 9 tot 18 kg (categorie 1)<br />

Van ca. 1 tot ca. 3 jaar<br />

Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg "rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"<br />

ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1<br />

Passagiersstoel voor Geen Isofix<br />

Buitenste zitplaatsen achter X IL-SU IL-SU<br />

Middelste zitplaats achter Geen Isofix<br />

IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.<br />

IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:<br />

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,<br />

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,<br />

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.<br />

Raadpleeg de paragraaf "Isofix-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem.<br />

X: zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een kinderzitje of een reiswieg uit de aangegeven gewichtsklasse.<br />

IUF<br />

IL-SU


Elektrische kinderbeveiliging<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen<br />

De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.<br />

Inschakelen<br />

Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.<br />

Het verklikkerlampje van de knop gaat<br />

branden in combinatie met een melding die het<br />

inschakelen bevestigt.<br />

Het lampje blijft branden zolang de elektrische<br />

kinderbeveiliging is ingeschakeld.<br />

Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te<br />

openen en de elektrisch bedienbare achterste<br />

zijruiten te bedienen vanaf de bestuurdersstoel.<br />

Uitschakelen<br />

Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op<br />

deze knop.<br />

Het verklikkerlampje van de knop gaat<br />

uit in combinatie met een melding die het<br />

uitschakelen bevestigt.<br />

Het lampje blijft uit zolang de elektrische<br />

kinderbeveiliging is uitgeschakeld.<br />

Als het lampje een ander signaal geeft,<br />

wijst dit op een storing in de elektrische<br />

kinderbeveiliging.<br />

Laat het systeem controleren door<br />

het PEUGEOT-netwerk of door een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Dit systeem werkt onafhankelijk van de<br />

centrale vergrendeling; gebruik het nooit<br />

in plaats daarvan.<br />

Controleer bij het aanzetten van<br />

het contact altijd de stand van de<br />

kinderbeveiliging.<br />

Neem vóór het verlaten van de auto altijd<br />

de sleutel uit het contact, zelfs voor korte<br />

periodes.<br />

Bij een ernstige aanrijding wordt de<br />

elektrische kinderbeveiliging automatisch<br />

uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers<br />

de auto ongehinderd kunnen verlaten.<br />

6<br />

167


168<br />

Veiligheid<br />

Richtingaanwijzers<br />

Links: duw de hendel helemaal omlaag.<br />

Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.<br />

Wanneer de richtingaanwijzers na<br />

meer dan 20 seconden nog niet zijn<br />

uitgeschakeld, wordt bij een snelheid<br />

van meer dan 60 km/h automatisch het<br />

knippergeluid versterkt.<br />

Functie "snelweg"<br />

Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,<br />

zonder het zware punt te passeren; de<br />

desbetreffende richtingaanwijzers knipperen<br />

vervolgens drie keer.<br />

Alarmknipperlichten<br />

Druk de knop in, de richtingaanwijzers<br />

knipperen tegelijkertijd.<br />

De alarmknipperlichten werken ook als het<br />

contact is afgezet.<br />

Automatisch inschakelen<br />

van de alarmknipperlichten<br />

Bij een noodstop, en afhankelijk van de mate<br />

van remvertraging, en als het ABS ingrijpt of als<br />

een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de<br />

alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.<br />

Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de<br />

alarmknipperlichten uit.<br />

U kunt de alarmknipperlichten echter ook<br />

uitschakelen door de knop in te drukken.


Urgence-oproep of<br />

Assistance-oproep<br />

Hiermee kunt u een noodoproep of<br />

hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de<br />

desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.<br />

Raadpleeg de rubriek "Audio en<br />

datacommunicatie" voor meer informatie<br />

over het gebruik van deze voorziening.<br />

Claxon<br />

Systeem om uw medeweggebruikers met een<br />

geluidssignaal te waarschuwen voor direct<br />

gevaar.<br />

Druk op het middelste gedeelte van het<br />

stuur met bedieningstoetsen.<br />

Beperk het gebruik van de claxon tot de<br />

volgende gevallen:<br />

- direct gevaar,<br />

- inhalen van een fietser of<br />

voetganger,<br />

- naderen van een onoverzichtelijke<br />

situatie.<br />

Veiligheid<br />

7<br />

169


170<br />

Veiligheid<br />

Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)<br />

Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de<br />

volgende systemen omvat:<br />

- het antiblokkeersysteem (ABS) en de<br />

elektronische remdrukregelaar (EBD),<br />

- de noodremassistentie (AFU),<br />

- de antislipregeling (ASR),<br />

- de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).<br />

Begrippen<br />

Antiblokkeersysteem (ABS) en<br />

elektronische remdrukregelaar<br />

(EBD)<br />

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor<br />

een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van<br />

uw auto en voor een betere controle in bochten,<br />

vooral op een slecht of glad wegdek.<br />

Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen<br />

in het geval van een noodstop.<br />

De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.<br />

Noodremassistentie (AFU)<br />

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de<br />

optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat<br />

de remafstand kleiner wordt.<br />

Het systeem wordt ingeschakeld als het<br />

rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor<br />

dat de benodigde bedieningskracht wordt<br />

verminderd en de effectiviteit van het remmen<br />

wordt vergroot.<br />

Antislipregeling (ASR)<br />

De ASR past de aandrijfkracht aan om het<br />

doorspinnen van de wielen te voorkomen<br />

via de remmen van de aangedreven wielen<br />

en de motor. De ASR zorgt ook voor meer<br />

koersstabiliteit bij het accelereren.<br />

Dynamische stabiliteitscontrole<br />

(CDS)<br />

De CDS houdt de vier wielen in de gaten en<br />

grijpt, als de koers van de auto afwijkt van<br />

de door de bestuurder gewenste richting,<br />

automatisch in via de remmen van een of<br />

meerdere wielen en het motorkoppel om de<br />

auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers<br />

te brengen.


Tractiecontrole op<br />

besneeuwde wegen<br />

(Intelligent Traction Control)<br />

Deze auto is uitgerust met een systeem dat<br />

zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen:<br />

Intelligent Traction Control.<br />

Deze automatische functie is permanent<br />

geactiveerd om situaties met weinig grip<br />

op te sporen, zoals het wegrijden en het<br />

voortbewegen van de auto in verse en diepe<br />

sneeuw of over platgereden sneeuw.<br />

In dergelijke omstandigheden beperkt de<br />

Intelligent Traction Control het doorslippen<br />

van de wielen om voor een optimale grip<br />

te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de<br />

bestuurbaarheid verbeterd.<br />

In barre rijomstandigheden (diepe sneeuw,<br />

modder, enz.) kan het nuttig zijn de<br />

dynamische stabiliteitscontrole en de<br />

antislipregeling tijdelijk uit te schakelen, zodat<br />

de wielen kunnen slippen, waardoor ze meer<br />

grip zouden kunnen vinden.<br />

Het is raadzaam om het systeem zodra het kan<br />

weer in te schakelen.<br />

Onder gladde omstandigheden is het raadzaam<br />

te rijden op winterbanden.<br />

Werking<br />

Antiblokkeersysteem (ABS) en<br />

elektronische remdrukregelaar<br />

(REF)<br />

Als dit lampje gaat branden in<br />

combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display,<br />

duidt dit op een storing in het ABSsysteem,<br />

waardoor u tijdens het remmen de<br />

controle over uw auto zou kunnen verliezen.<br />

Als dit lampje gaat branden in<br />

combinatie met het lampje STOP P,<br />

een<br />

geluidssignaal en een melding op het<br />

display, duidt dit op een storing in de<br />

elektronische remdrukregelaar waardoor u tijdens<br />

het remmen de controle over uw auto zou kunnen<br />

verliezen.<br />

Stop onmiddellijk.<br />

Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Veiligheid<br />

Zorg er bij vervanging van de wielen (banden<br />

en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd<br />

die voor uw auto zijn gehomologeerd.<br />

De normale werking van het<br />

antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door<br />

het trillen van het rempedaal.<br />

Trap het rempedaal bij een noodstop<br />

krachtig en volledig in en laat het<br />

niet los.<br />

7<br />

171


172<br />

Veiligheid<br />

Dynamische stabiliteitscontrole<br />

(CDS)<br />

Inschakelen<br />

Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra<br />

de motor wordt gestart.<br />

Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te<br />

weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt.<br />

Uitschakelen<br />

In dat geval gaat dit verklikkerlampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

knipperen.<br />

In bijzondere omstandigheden (als de auto<br />

vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)<br />

kan het nuttig zijn het ESP-systeem uit te<br />

schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en<br />

weer grip kunnen krijgen.<br />

Druk op de knop "ESP OFF" .<br />

Als dit verklikkerlampje en het lampje<br />

op de knop gaan branden, grijpt het<br />

ESP-systeem niet meer in op de<br />

werking van de motor.<br />

Opnieuw inschakelen<br />

Het systeem wordt automatisch weer<br />

ingeschakeld als het contact opnieuw wordt<br />

aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.<br />

Druk nogmaals op de knop "ESP OFF" om<br />

het systeem handmatig weer in te schakelen.<br />

Storing<br />

Als dit verklikkerlampje gaat branden<br />

in combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van<br />

het instrumentenpaneel, duidt dit op<br />

een storing in het systeem.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

Het ESP-systeem zorgt voor meer<br />

veiligheid tijdens het rijden. De<br />

bestuurder mag zich echter nooit laten<br />

verleiden tot het nemen van meer<br />

risico's of te hard rijden.<br />

De goede werking van het systeem<br />

wordt verzekerd door de naleving van<br />

de voorschriften van de constructeur<br />

met betrekking tot de wielen (banden<br />

en velgen), onderdelen van het<br />

remsysteem, elektronische onderdelen<br />

alsmede de montageprocedure en het<br />

uitvoeren van werkzaamheden door het<br />

PEUGEOT-netwerk.<br />

Laat het systeem na een aanrijding<br />

controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde<br />

werkplaats.


Veiligheidsgordels<br />

Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter<br />

De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van<br />

een pyrotechnische gordelspanner en een<br />

spankrachtbegrenzer.<br />

Deze systemen zorgen voor extra<br />

bescherming van de bestuurder en passagier<br />

bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.<br />

Bij een krachtige aanrijding zorgen de<br />

pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de<br />

veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen<br />

van de inzittenden worden getrokken.<br />

De pyrotechnische gordelspanners zijn actief<br />

zodra het contact wordt aangezet.<br />

De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht<br />

waarmee de gordel tegen het lichaam van<br />

de inzittenden getrokken wordt en bevordert<br />

daarmee de veiligheid.<br />

De achterzitplaatsen zijn voorzien van een<br />

driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat<br />

en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van<br />

de middelste zitplaats achter).<br />

Omdoen<br />

Veiligheid<br />

Trek aan de gordel en steek de gesp in de<br />

gordelsluiting.<br />

Controleer of de gordel goed is<br />

vastgemaakt door even aan de riem te<br />

trekken.<br />

Losmaken<br />

Druk op de rode knop van de gordelsluiting.<br />

Houd de gordel vast terwijl deze zich<br />

oprolt.<br />

7<br />

173


174<br />

Veiligheid<br />

Hoogteverstelling vóór<br />

Knijp, om het bevestigingspunt te vinden,<br />

de knop in en schuif deze in één van de<br />

standen.<br />

Pictogram(men)<br />

veiligheidsgordel(s) losgemaakt/<br />

niet vastgemaakt<br />

1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of<br />

achter losgemaakt/niet vastgemaakt, op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

2. Pictogram veiligheidsgordel links voor.<br />

3. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.<br />

4. Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.<br />

5. Pictogram veiligheidsgordel midden achter.<br />

6. Pictogram veiligheidsgordel links achter.<br />

Als de wagensnelheid hoger is<br />

dan 20 km/h, knippert (knipperen)<br />

het pictogram (de pictogrammen)<br />

gedurende twee minuten in combinatie<br />

met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft<br />

(blijven) het pictogram (de pictogrammen) branden<br />

zolang de bestuurder of passagier(s) zijn gordel<br />

(hun gordels) niet heeft (hebben) vastgemaakt.<br />

Pictogram(men)<br />

veiligheidsgordel(s) voor en achter<br />

Bij het aanzetten van het contact<br />

gaat het pictogram 1 op het<br />

instrumentenpaneel en de<br />

desbetreffende pictogrammen<br />

(2 t/m 6) op het pictogrammendisplay van<br />

de veiligheidsgordels en passagiersairbag<br />

rood branden als de desbetreffende<br />

veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is<br />

losgemaakt.


Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder<br />

te controleren of alle passagiers hun<br />

veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en<br />

vastgemaakt.<br />

Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het<br />

rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al<br />

betreft het een korte rit.<br />

Draai de gespen van de veiligheidsgordels<br />

niet om; de gordels zijn dan niet voldoende<br />

effectief.<br />

De veiligheidsgordels zijn voorzien van een<br />

oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte<br />

van de gordel automatisch wordt aangepast<br />

aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De<br />

gordel wordt automatisch opgerold als deze<br />

niet wordt gebruikt.<br />

Controleer zowel voor en na het gebruik van<br />

de gordel of deze goed is opgerold.<br />

De heupgordel moet zo laag mogelijk op het<br />

bekken worden geplaatst.<br />

De schoudergordel moet langs het holle<br />

gedeelte van de schouder worden geplaatst.<br />

De oprolautomaten zijn voorzien van<br />

een automatische blokkeerinrichting die<br />

in werking treedt bij een aanrijding, een<br />

noodstop of het over de kop slaan van<br />

de auto. U kunt de blokkeerinrichting<br />

deblokkeren door stevig aan de riem te<br />

trekken en deze weer los te laten, zodat de<br />

riem weer een stukje wordt opgerold.<br />

Voor een effectieve werking van de<br />

veiligheidsgordel:<br />

- dient deze strak om het lichaam te<br />

worden gedragen,<br />

- moet deze in een vloeiende beweging<br />

naar voren worden getrokken, zonder<br />

dat de gordel gedraaid raakt,<br />

- mag deze door niet meer dan één<br />

persoon worden gedragen,<br />

- mag deze geen beschadigingen of rafels<br />

vertonen,<br />

- mag er om te voorkomen dat de gordel<br />

niet goed werkt, niets aan worden<br />

gewijzigd.<br />

Vanwege de wettelijke<br />

veiligheidsvoorschriften moeten<br />

werkzaamheden en controles aan de<br />

veiligheidsgordels worden uitgevoerd<br />

door het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor<br />

de garantie zorgt en de werkzaamheden<br />

volgens de voorschriften uitvoert.<br />

Laat de veiligheidsgordels van uw auto<br />

regelmatig controleren door het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats,<br />

vooral als de gordels beschadigingen<br />

vertonen.<br />

Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop<br />

of een reinigingsmiddel voor textiel,<br />

verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.<br />

Controleer na het neerklappen of verstellen<br />

van een stoel of de achterbank of de gordel<br />

zich op de juiste plaats bevindt en goed is<br />

opgerold.<br />

Voorschriften voor kinderen<br />

Veiligheid<br />

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan<br />

1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.<br />

De veiligheidsgordel mag door niet meer dan<br />

één persoon gedragen worden.<br />

Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens<br />

het rijden.<br />

Bij aanrijdingen<br />

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van<br />

de aard en de kracht van de aanrijding,<br />

vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.<br />

Het activeren van de gordelspanners gaat<br />

gepaard met wat onschadelijke rook en een<br />

knal, als gevolg van de activering van de<br />

pyrotechnische lading die in het systeem is<br />

geïntegreerd.<br />

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van<br />

de airbag branden.<br />

Laat het systeem na een aanrijding<br />

controleren en eventueel vervangen door het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Bij een aanrijding wordt de hoogspanning<br />

automatisch onderbroken.<br />

7<br />

175


176<br />

Veiligheid<br />

Airbags<br />

De airbags zijn speciaal ontworpen om de<br />

veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd<br />

de middelste passagier achter) bij ernstige<br />

aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen<br />

een aanvulling op de werking van de<br />

veiligheidsgordels met spanbegrenzers<br />

(behalve bij de middelste passagier achter).<br />

De elektronische schoksensoren registreren<br />

de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan<br />

de registratiezones voor een aanrijding worden<br />

blootgesteld:<br />

- bij een ernstige aanrijding gaan de<br />

airbags onmiddellijk af om de inzittenden<br />

van de auto (uitgezonderd de middelste<br />

passagier achter) te beschermen. Direct<br />

na de aanrijding ontsnapt het gas snel<br />

uit de airbags, zodat het zicht niet wordt<br />

belemmerd en de inzittenden de auto<br />

eventueel kunnen verlaten,<br />

- bij een minder ernstige aanrijding of een<br />

aanrijding van achteren en in bepaalde<br />

gevallen waarbij de auto over de kop slaat,<br />

treden de airbags niet in werking. De<br />

veiligheidsgordels zorgen in deze situaties<br />

voor een afdoende bescherming.<br />

De airbags werken alleen als het<br />

contact aan is.<br />

De airbags werken slechts eenmaal.<br />

Als er een tweede aanrijding plaatsvindt<br />

(tijdens hetzelfde of een volgend<br />

ongeval), worden de airbags niet meer<br />

opgeblazen.<br />

Registratiezones voor een<br />

aanrijding<br />

A. Impactzone vóór.<br />

B. Impactzone opzij.<br />

Het activeren van de airbags gaat<br />

gepaard met wat onschadelijke rook en<br />

een knal, als gevolg van de activering<br />

van de pyrotechnische lading die in het<br />

systeem is geïntegreerd.<br />

De rook is niet schadelijk, maar kan<br />

voor personen die hier gevoelig voor<br />

zijn, irriterend zijn.<br />

De knal die bij het afgaan wordt<br />

geproduceerd, kan het gehoor<br />

gedurende een korte periode enigszins<br />

verminderen.<br />

Frontairbags<br />

De frontairbags beschermen de bestuurder<br />

en voorpassagier bij een ernstige frontale<br />

aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel<br />

te verkleinen.<br />

De bestuurdersairbag is geïntegreerd in<br />

het stuurwiel en de passagiersairbag in het<br />

dashboard boven het dashboardkastje.<br />

Activering<br />

De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,<br />

behalve als de airbag aan passagierszijde<br />

is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale<br />

aanrijding binnen (een gedeelte van) de<br />

impactzone vóór (A), in de lengterichting<br />

van de auto en vanaf de voorzijde richting<br />

de achterzijde van de auto, die zich op een<br />

horizontale ondergrond moet bevinden.<br />

De frontairbag wordt opgeblazen tussen de<br />

bestuurder en het stuur of tussen de passagier<br />

voorin en het dashboard om te verhinderen dat<br />

deze naar voren wordt geslingerd.


Uitschakelen<br />

Alleen de airbag aan passagierszijde kan<br />

worden uitgeschakeld:<br />

zet het contact af f,<br />

steek de sleutel in de<br />

schakelaar voor uitschakelen van de airbag<br />

aan passagierszijde,<br />

draai deze in de stand "OFF" ,<br />

verwijder de sleutel zonder de stand van de<br />

schakelaar te veranderen.<br />

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto<br />

brandt dit waarschuwingslampje hetzij op<br />

het instrumentenpaneel, hetzij op het display<br />

voor de waarschuwingslampjes van de autogordels en<br />

de airbag aan passagierszijde, bij aangezet contact en<br />

zolang de airbag is uitgeschakeld.<br />

Schakel voor de veiligheid van uw kind<br />

de airbag aan passagierszijde altijd uit<br />

als u een kinderzitje met de rug in de<br />

rijrichting op de voorstoel plaatst.<br />

Anders kan een kind bij het afgaan<br />

van de airbag levensgevaarlijk gewond<br />

raken.<br />

Opnieuw inschakelen<br />

Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan<br />

met afgezet contact de schakelaar weer op<br />

"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen<br />

en zo de veiligheid van uw passagier te<br />

garanderen.<br />

Als het contact is aangezet en<br />

de airbag aan passagierszijde<br />

opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit<br />

waarschuwingslampje op het display<br />

van de waarschuwingslampjes van<br />

de autogordels en de airbag aan<br />

passagierszijde gedurende ongeveer<br />

1 minuut branden.<br />

Storing<br />

Veiligheid<br />

Als dit lampje op het<br />

instrumentenpaneel gaat branden in<br />

combinatie met een geluidssignaal<br />

en een melding op het display van<br />

het instrumentenpaneel, laat het<br />

systeem y dan controleren door het PEUGEOT-<br />

netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De<br />

kans bestaat dat de airbags bij een ernstige<br />

aanrijding niet worden geactiveerd.<br />

Als dit lampje knippert, raadpleeg<br />

dan het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats. De<br />

kans bestaat dat de airbag aan<br />

passagierszijde bij een ernstige<br />

aanrijding niet wordt geactiveerd.<br />

Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als<br />

minimaal één van beide waarschuwingslampjes<br />

van de airbags permanent blijft branden.<br />

Laat het systeem controleren door het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

7<br />

177


178<br />

Veiligheid<br />

Zijairbags<br />

De zijairbags beschermen de bestuurder en<br />

de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse<br />

aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.<br />

De zijairbags zijn aangebracht in het frame van<br />

de rugleuning, aan de portierzijde.<br />

Activering<br />

De zijairbags worden aan de desbetreffende<br />

zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse<br />

aanrijding binnen (een gedeelte van) de<br />

impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas<br />

van de auto en vanaf de buitenzijde richting de<br />

binnenzijde van de auto.<br />

De zijairbag wordt opgeblazen tussen de<br />

inzittende voorin en het desbetreffende<br />

portierpaneel.<br />

Detectiezones voor een<br />

aanrijding<br />

A. Impactzone vóór.<br />

B. Impactzone opzij.<br />

Windowairbags<br />

De windowairbags beschermen de bestuurder<br />

en passagiers (uitgezonderd de middelste<br />

passagier achter) bij een ernstige zijdelingse<br />

aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant<br />

van het hoofd te verkleinen.<br />

De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen<br />

en in de hemelbekleding.<br />

Activering<br />

De windowairbag wordt gelijktijdig met<br />

de zijairbag aan de desbetreffende zijde<br />

opgeblazen bij een ernstige zijdelingse<br />

aanrijding binnen (een gedeelte van) de<br />

impactzone opzij (B ), waarbij de krachten<br />

loodrecht op de lengterichting van de auto en<br />

vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van<br />

de auto worden uitgeoefend.<br />

De windowairbag wordt opgeblazen tussen de<br />

inzittenden vóór en achter en de ruiten.<br />

Storing<br />

Als dit waarschuwingslampje gaat<br />

branden in combinatie met een<br />

geluidssignaal en een melding op het<br />

display van het instrumentenpaneel,<br />

raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats om het systeem<br />

te laten controleren. De kans bestaat dat de<br />

airbags bij een ernstige aanrijding niet worden<br />

geactiveerd.<br />

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of<br />

bij over de kop slaan kan het zijn dat de<br />

airbag niet wordt geactiveerd.<br />

Bij een aanrijding van achteren of<br />

een frontale aanrijding wordt de<br />

windowairbag niet geactiveerd.


Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:<br />

Maak er een gewoonte van om normaal<br />

rechtop in de voorstoelen te zitten.<br />

Draag altijd een correct afgestelde<br />

autogordel.<br />

Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag<br />

en de inzittenden (kinderen, huisdieren,<br />

objecten...). Dit kan de goede werking van de<br />

airbag belemmeren en/of de inzittende bij het<br />

opblazen van de airbag verwonden.<br />

Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto<br />

de airbagsystemen controleren.<br />

Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen<br />

uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of<br />

door een gekwalificeerde werkplaats worden<br />

uitgevoerd.<br />

Zelfs als alle bovenstaande voorschriften<br />

worden nageleefd, blijft de kans bestaan<br />

op letsel of lichte brandwonden aan het<br />

hoofd, de borst of de armen als de airbag<br />

wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk<br />

zeer snel opgeblazen (binnen enkele<br />

milliseconden) en loopt vervolgens even<br />

snel leeg, waarbij de warme gassen via de<br />

daarvoor bestemde openingen naar buiten<br />

stromen.<br />

Airbags vóór<br />

Houd het stuurwiel niet aan de spaken<br />

vast en laat uw handen niet op het<br />

stuurwielkussen rusten.<br />

De voorpassagier mag zijn voeten niet op het<br />

dashboard laten rusten.<br />

Het is raadzaam niet te roken in de<br />

auto. Als de airbag wordt opgeblazen,<br />

kunnen brandende sigaretten of een pijp<br />

brandwonden of ander letsel veroorzaken.<br />

Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten<br />

in de stuurwielbekleding en sla er niet op.<br />

Zijairbags<br />

Veiligheid<br />

Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor<br />

goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie<br />

met actieve zijairbags gebruikt kunnen<br />

worden. Voor informatie over de stoelhoezen<br />

die geschikt zijn voor uw auto kunt u<br />

zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk<br />

(zie hoofdstuk "Praktische informatie - §<br />

Accessoires").<br />

Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de<br />

stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van<br />

de airbags kunnen leiden tot verwondingen<br />

aan armen of borstkas.<br />

Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel<br />

zitten.<br />

Windowairbags<br />

Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;<br />

dit zou bij het afgaan van de windowairbags<br />

kunnen leiden tot hoofdletsel.<br />

Demonteer nooit de handgrepen van<br />

het dak (indien aanwezig); deze maken<br />

deel uit van de bevestiging van de<br />

windowairbags.<br />

7<br />

179


180<br />

Praktische informatie<br />

Bandenreparatieset<br />

De volledige set voor de reparatie van een<br />

band bestaat uit een compressor en een flacon<br />

met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band<br />

tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde<br />

garage kunt bereiken.<br />

Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke<br />

banden worden gerepareerd, als het lek zich in<br />

het loopvlak of de hiel van de band bevindt.<br />

Toegang tot de set<br />

Overzicht gereedschap<br />

Al het gereedschap is specifiek bestemd<br />

voor uw auto, gebruik het niet voor andere<br />

doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw<br />

auto voorzien van het volgende gereedschap.<br />

1. 12V-compressor.<br />

De compressor bevat een<br />

afdichtingsproduct voor het tijdelijk<br />

repareren van een band en regelt de<br />

bandenspanning.<br />

2. Een wielblok * voor een van de voorwielen,<br />

zodat de auto niet weg kan rollen.<br />

3. Afneembaar sleepoog.<br />

Zie paragraaf "Slepen van de auto".<br />

* Volgens land van bestemming of uitvoering.


Beschrijving van de set<br />

A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op<br />

spanning brengen".<br />

B. Aan/uit schakelaar "I/O".<br />

C. Knop voor leeg laten lopen.<br />

D. Manometer (bar of psi).<br />

E. Opbergvak met:<br />

- kabel + adapter voor 12V-aansluiting,<br />

- diverse opblaasnippels voor accessoires<br />

als ballonnen, fietsbanden, ...<br />

F. Flacon met afdichtmiddel.<br />

G. Witte slang met dop voor de reparatie.<br />

H. Zwarte slang voor het op spanning<br />

brengen.<br />

I. Sticker met snelheidslimiet.<br />

Praktische informatie<br />

De sticker met snelheidslimiet I moet<br />

op het stuurwiel worden geplakt om u<br />

te herinneren aan het feit dat de band<br />

tijdelijk is gerepareerd.<br />

Rijd na het repareren met behulp van<br />

de bandenreparatieset niet sneller dan<br />

80 km/h.<br />

8<br />

181


182<br />

Praktische informatie<br />

Reparatiemethode<br />

1. Afdichting van het lek<br />

Zet het contact af.<br />

Zet de schakelaar A in de stand<br />

"Reparatie".<br />

Controleer of de schakelaar B in<br />

de stand "O" staat.<br />

Verwijder het voorwerp dat de lekkage<br />

heeft veroorzaakt niet uit de band.<br />

Rol de witte slang G volledig uit.<br />

Draai de dop van de witte slang los.<br />

Sluit de witte slang aan op het ventiel van<br />

de lekke band.<br />

Let op: dit product is schadelijk<br />

(ethyleenglycol, colofonium...) bij<br />

inname en irriterend voor de ogen.<br />

Houd het middel buiten het bereik van<br />

kinderen.<br />

Sluit de stekker van de compressor aan op<br />

de 12V-aansluiting in de auto.<br />

Start de motor en laat deze draaien.<br />

Schakel de compressor niet in voordat<br />

de witte slang is aangesloten op het<br />

ventiel van de band: het afdichtmiddel<br />

wordt anders buiten de band gespoten.


Activeer de compressor door de schakelaar<br />

B in de stand "I" te zetten, tot de<br />

bandenspanning 2,0 bar bedraagt.<br />

Het afdichtmiddel wordt onder druk in<br />

de band gespoten; neem gedurende<br />

deze handeling de slang niet los van de<br />

aansluiting (kans op spatten).<br />

Als na vijf tot zeven minuten de<br />

gewenste bandenspanning niet is<br />

bereikt, is de band niet te repareren met<br />

de bandenreparatieset; neem contact<br />

op met het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats om u verder<br />

te helpen.<br />

Verwijder de set en draai de dop van de<br />

witte slang vast.<br />

Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof<br />

niet op of in de auto terecht kunnen komen.<br />

Houd de set binnen handbereik.<br />

Maak direct een rit van ongeveer vijf<br />

kilometer met matige snelheid (tussen<br />

20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het<br />

lek kan dichten.<br />

Zet de auto stil en controleer de reparatie<br />

en de bandenspanning met de set.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

183


184<br />

Praktische informatie<br />

2. Op spanning brengen<br />

Zet de schakelaar A in de stand<br />

"Bandenspanning".<br />

Rol de zwarte slang H volledig<br />

uit.<br />

Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van<br />

de gerepareerde band.<br />

Sluit de stekker van de compressor weer<br />

aan op de 12V-aansluiting in de auto.<br />

Start de motor opnieuw en laat de motor<br />

draaien.<br />

Ga zo snel mogelijk naar een<br />

servicepunt van het PEUGEOT-netwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Vergeet niet de technicus te vertellen<br />

dat u de set hebt gebruikt. Na nadere<br />

inspectie kan de technicus u vertellen<br />

of de band gerepareerd kan worden of<br />

moet worden vervangen.<br />

Breng de band met behulp van de<br />

compressor op de voorgeschreven<br />

spanning (spanning verhogen:<br />

schakelaar B in stand "I"; spanning<br />

verlagen: schakelaar B in stand "O"<br />

en knop C indrukken), zoals vermeld<br />

op de bandenspanningssticker in de<br />

portieropening aan bestuurderszijde.<br />

Als de bandenspanning sterk daalt, is<br />

het lek niet goed gedicht; neem contact<br />

op met het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats om u verder te<br />

helpen.<br />

Verwijder de set en berg deze op.<br />

Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder<br />

dan 200 km.


Uitnemen van de flacon<br />

Berg de zwarte slang op.<br />

Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los.<br />

Houd de compressor rechtop.<br />

Draai de flacon aan de onderzijde los.<br />

Let op dat er geen afdichtmiddel uit de<br />

flacon stroomt.<br />

De uiterste gebruiksdatum staat op de<br />

patroon vermeld.<br />

De patroon met afdichtmiddel kan slechts<br />

één keer gebruikt worden en moet daarna<br />

worden vervangen, ook als hij niet leeg is.<br />

Werp de patroon na gebruik niet weg,<br />

maar lever deze in bij het PEUGEOTnetwerk<br />

of een officieel inzamelpunt.<br />

Vergeet niet om bij het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde<br />

werkplaats een nieuwe patroon met<br />

afdichtmiddel te kopen.<br />

Controle / aanpassen<br />

bandenspanning<br />

U kunt de compressor, zonder inspuiting van<br />

het afdichtmiddel, ook gebruiken om:<br />

- uw bandenspanning te controleren of uw<br />

banden op spanning te brengen,<br />

- andere opblaasbare voorwerpen op te<br />

pompen (ballen, fietsbanden...).<br />

Draai de schakelaar A in de<br />

stand "Op spanning brengen".<br />

Rol de zwarte slang H volledig<br />

uit.<br />

Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van<br />

de band of van de accessoire.<br />

Breng indien nodig eerst een van de<br />

meegeleverde verloopstukken aan.<br />

Praktische informatie<br />

Sluit de stekker van de compressor aan op<br />

de 12V-aansluiting van de auto.<br />

Start de auto en laat de motor draaien.<br />

Breng de band op spanning met behulp<br />

van de compressor (op spanning brengen:<br />

schakelaar B in stand "I"; leeg laten lopen:<br />

schakelaar B in stand "O" en druk op de<br />

knop C ), zoals staat aangegeven op de<br />

bandenspanningssticker van de auto of het<br />

opblaasbare voorwerp.<br />

Verwijder de set en berg deze op.<br />

8<br />

185


186<br />

Praktische informatie<br />

Wiel verwisselen<br />

In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.<br />

Toegang tot het gereedschap<br />

Het gereedschap bevindt zich in de<br />

bagageruimte, achter de achterbank.<br />

Beschikbaar gereedschap *<br />

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto<br />

en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw<br />

auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere<br />

doeleinden.<br />

1. Wielsleutel.<br />

Hiermee kan de wieldop worden verwijderd<br />

en kunnen de wielbouten worden losgedraaid.<br />

2. Krik met geïntegreerde slinger.<br />

Hiermee kan de auto worden opgekrikt.<br />

* Volgens land van bestemming.<br />

3. Gereedschap voor het verwijderen van<br />

sierdoppen.<br />

Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen<br />

de sierdoppen van de wielbouten worden<br />

verwijderd.<br />

4. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in<br />

het dashboardkastje).<br />

Hiermee kunnen met behulp van de<br />

wielsleutel de speciale slotbouten worden<br />

verwijderd.<br />

5. Eén wielblok om wegrollen van de auto te<br />

voorkomen.<br />

6. Sleepoog.<br />

Zie de paragraaf "Slepen van de auto".<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden aan<br />

de auto wilt uitvoeren, om letsel door<br />

het automatisch starten van de motor te<br />

voorkomen.<br />

Zorg ervoor dat bij gebruik van<br />

hefgereedschap (bijvoorbeeld een<br />

krik) altijd de steunpunten voor de krik<br />

worden gebruikt om te voorkomen dat de<br />

hoogspanningskabels beschadigd raken.


Wiel met wieldop<br />

Monteren: plaats de wieldop, begin bij<br />

de ventielopening en druk de wieldop<br />

rondom met de hand vast.<br />

Demonteren van het wiel<br />

Stilzetten van de auto<br />

Zet de auto op een plaats waar het<br />

verkeer niet gehinderd wordt en zorg<br />

ervoor dat de auto op een horizontale,<br />

stabiele en stroeve ondergrond staat.<br />

Trek de handrem aan (tenzij deze<br />

geprogrammeerd is in de automatische<br />

stand), zet het contact af en zet de<br />

selectiehendel in de stand A , M of R om<br />

de wielen te blokkeren.<br />

Controleer of het verklikkerlampje<br />

remsysteem en het controlelampje P op<br />

de handremhendel branden.<br />

Controleer of de inzittenden de auto<br />

hebben verlaten en zich op een veilige<br />

plaats bevinden.<br />

Ga nooit onder een auto liggen die<br />

alleen op de krik steunt; gebruik een bok.<br />

Procedure<br />

Praktische informatie<br />

Verwijder de sierdop van de wielbouten<br />

met het gereedschap 3 (volgens<br />

uitvoering).<br />

Bevestig de dop 4 op de wielsleutel 1 en<br />

draai de slotbout een omwenteling los<br />

(volgens uitvoering).<br />

Draai de overige wielbouten een<br />

omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .<br />

8<br />

187


188<br />

Praktische informatie<br />

Plaats de krik 2 onder één van de twee<br />

steunpunten aan de voorzijde A of<br />

achterzijde B (weergegeven door een<br />

driehoek), bij het te verwisselen wiel.<br />

Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op de<br />

grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk<br />

zich loodrecht onder het gebruikte<br />

steunpunt A of B bevindt.<br />

Krik de auto op tot er voldoende ruimte<br />

tussen het wiel en de grond is om het (niet<br />

lekke) reservewiel te monteren.<br />

Verwijder de wielbouten en leg ze op een<br />

schone plaats weg.<br />

Verwijder het wiel.


Monteren van het wiel<br />

Na het verwisselen van het wiel<br />

Verwijder de naafdop van het wiel<br />

om het op de juiste manier in de<br />

bagageruimte op te bergen.<br />

Laat zo snel mogelijk het<br />

aanhaalmoment van de wielbouten en<br />

de bandenspanning van het reservewiel<br />

controleren door het PEUGEOT-netwerk<br />

of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Laat de lekke band zo spoedig mogelijk<br />

repareren en verwissel hem met het<br />

reservewiel.<br />

Procedure<br />

Praktische informatie<br />

Plaats het wiel op de naaf.<br />

Draai de wielbouten met de hand vast.<br />

Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en<br />

de dop 4 enigszins vast.<br />

Draai de overige wielbouten enigszins vast<br />

met alleen de wielsleutel 1.<br />

8<br />

189


190<br />

Praktische informatie<br />

Laat de krik zakken.<br />

Vouw de krik 2 op en verwijder hem.<br />

Draai de slotbout vast met de wielsleutel<br />

1 en de dop 4.<br />

Draai de overige wielbouten vast met<br />

alleen de wielsleutel 1.<br />

Bevestig de doppen op de overige<br />

wielbouten (volgens uitvoering).<br />

Berg het gereedschap op in de houder.


Een lamp vervangen<br />

Verlichting vóór<br />

Uitvoering met xenonlampen en<br />

bochtverlichting<br />

1. Richtingaanwijzers (LED's).<br />

2. Dimlicht/grootlicht (bochtverlichting)<br />

(D1S-35W).<br />

3. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED's).<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden aan<br />

de auto wilt uitvoeren, om letsel door<br />

het automatisch starten van de motor te<br />

voorkomen.<br />

Onder bepaalde weersomstandigheden<br />

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich<br />

een laagje condens aan de binnenzijde<br />

van de koplampen en de achterlichten<br />

vormen; dit verdwijnt enkele minuten na<br />

het ontsteken van de koplampen.<br />

Praktische informatie<br />

Uitvoering met halogeenlampen<br />

1. Dim- en grootlicht (H7-55W).<br />

2. Grootlicht (H7-55W).<br />

3. Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED's).<br />

4. Richtingaanwijzers (PY21-21W).<br />

Let er bij het monteren van H7-lampen met nokjes<br />

op dat deze nokjes goed in de uitsparingen<br />

komen, zodat het licht in de juiste richting schijnt.<br />

8<br />

191


192<br />

Praktische informatie<br />

De koplampunits zijn voorzien van glas<br />

van polycarbonaat met een speciale<br />

vernislaag:<br />

reinig de koplampen nooit met<br />

een droge of schurende doek en<br />

gebruik geen oplosmiddelen,<br />

gebruik een spons met zeepwater,<br />

wanneer u met een<br />

hogedrukreiniger hardnekkig vuil<br />

probeert te verwijderen, houd<br />

de straal dan nooit langdurig op<br />

de koplampen, de achterlichten<br />

en de randen ervan gericht, om<br />

beschadiging van de vernislaag en<br />

de afdichtrubbers te voorkomen,<br />

raak de lamp niet met de vingers<br />

aan, maar gebruik een nietpluizende<br />

doek.<br />

Bij het vervangen van lampen moet de<br />

verlichting minstens enkele minuten<br />

uitgeschakeld zijn (risico van ernstige<br />

verbranding).<br />

In verband met het behoud van de<br />

kwaliteit van de koplampen mogen<br />

uitsluitend anti-UV-lampen worden<br />

gebruikt.<br />

Vervang een kapotte lamp altijd door een<br />

nieuwe lamp met dezelfde specificaties.<br />

Elektrocutiegevaar<br />

Het vervangen van een xenonlamp<br />

(D1S-35W) moet worden uitgevoerd<br />

door het PEUGEOT-netwerk of door<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Dim- en grootlicht (uitvoering<br />

met xenonlampen)<br />

Het vervangen van D1S-xenonlampen<br />

dient vanwege elektrocutiegevaar te<br />

worden uitgevoerd door het PEUGEOTnetwerk<br />

of door een gekwalificeerde<br />

werkplaats.<br />

Het is raadzaam om beide D1S-lampen<br />

gelijktijdig te laten vervangen als één<br />

ervan defect is.<br />

Richtingaanwijzers<br />

(uitvoering met<br />

xenonlampen)<br />

Dagrijverlichting<br />

Neem voor het vervangen van<br />

de ledlampen contact op met het<br />

PEUGEOT-netwerk of met een<br />

gekwalificeerde werkplaats.


Dimlicht (uitvoering met<br />

halogeenlampen)<br />

Trek aan de borglip om de plastic<br />

beschermkap te verwijderen.<br />

Neem de stekker van de lamp los.<br />

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang<br />

de lamp.<br />

Voer het monteren uit in de omgekeerde<br />

volgorde.<br />

Grootlicht (uitvoering met<br />

halogeenlampen)<br />

Trek aan de borglip om de plastic<br />

beschermkap te verwijderen.<br />

Neem de stekker van de lamp los.<br />

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang<br />

de lamp.<br />

Voer het monteren uit in de omgekeerde<br />

volgorde.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

193


194<br />

Praktische informatie<br />

Richtingaanwijzers (uitvoering met halogeenlampen)<br />

Draai het wiel volledig naar binnen voor<br />

een gemakkelijke toegang tot de spatplaat.<br />

Verwijder de twee bevestigingsbouten van<br />

het deksel in de wielkast.<br />

Zet het deksel halfopen.<br />

Draai de lamphouder een kwart<br />

omwenteling en verwijder het geheel.<br />

Neem de stekker van de lamphouder los.<br />

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang<br />

de lamp.<br />

Voer het monteren uit in de omgekeerde<br />

volgorde.<br />

Voor het vervangen van deze lampen<br />

kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats raadplegen.<br />

Instapverlichting in de<br />

buitenspiegels<br />

Voor het vervangen van de LED dient u het<br />

PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats te raadplegen.<br />

Geïntegreerde zijknipperlichten<br />

Voor het vervangen van deze lampen dient u<br />

het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde<br />

werkplaats te raadplegen.


Achterlichten<br />

1. Remlicht (LED's).<br />

2. Achteruitrijlicht (W19W).<br />

3. Richtingaanwijzers (PY21W<br />

amberkleurig).<br />

4. Parkeerlicht (LED's).<br />

5. Mistachterlichten (LED's).<br />

LED's vervangen<br />

Neem voor het vervangen van LED's<br />

contact op met het PEUGEOT-netwerk<br />

of met een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Richtingaanwijzers (op de<br />

schermen)<br />

Open de achterklep en verwijder<br />

vervolgens het afdekplaatje.<br />

Verwijder het afdichtschuim.<br />

Neem de stekker van de lamp los.<br />

Verwijder de bevestigingsmoer van de<br />

lamp.<br />

Praktische informatie<br />

Verwijder de lamp voorzichtig via de<br />

buitenzijde van de auto.<br />

Verwijder het afdichtschuim.<br />

Maak de lamphouder los.<br />

Draai de lamp een kwart omwenteling en<br />

vervang deze.<br />

Voer het monteren uit in de omgekeerde<br />

volgorde.<br />

8<br />

195


196<br />

Praktische informatie<br />

Achteruitrijlicht (achterklep)<br />

Open de achterklep en verwijder<br />

vervolgens het afdekplaatje.<br />

Neem de stekker van de lamp los.<br />

Verwijder de bevestigingsmoer van de<br />

lamp.<br />

Verwijder de lamp voorzichtig via de<br />

buitenzijde van de auto.<br />

Verwijder het afdichtschuim.<br />

Draai de lamphouder een kwart<br />

omwenteling en vervang de lamp.<br />

Voer het monteren uit in de omgekeerde<br />

volgorde.


Derde remlicht (LED's)<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Steek een kleine schroevendraaier in een<br />

van de buitenste gaten van het lampglas.<br />

Duw de schroevendraaier naar buiten om<br />

het lampglas los te maken.<br />

Neem de stekker van de lamp los.<br />

Verwijder het lampglas.<br />

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang<br />

de lamp.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

197


198<br />

Praktische informatie<br />

Zekeringen vervangen<br />

In het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.<br />

Toegang tot het gereedschap<br />

De tang voor het verwijderen van zekeringen<br />

bevindt zich in het dashboardkastje.<br />

Vervangen van een zekering<br />

Goed Defect<br />

Voordat u een zekering vervangt, dient u de<br />

oorzaak van de storing op te sporen en te<br />

(laten) verhelpen.<br />

U kunt aan de draad van een zekering zien<br />

of deze defect is.<br />

Gebruik de speciale tang om de zekering<br />

uit de zekeringkast te verwijderen.<br />

Vervang een defecte zekering altijd door<br />

een zekering met dezelfde stroomsterkte.<br />

Selecteer de zekering aan de hand van<br />

het nummer op de zekeringkast, de op de<br />

zekering aangegeven stroomsterkte en het<br />

onderstaande overzicht.<br />

Montage van elektrische<br />

accessoires<br />

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van<br />

uw auto is reeds rekening gehouden met de<br />

montage van zowel de standaarduitrusting<br />

als eventuele opties.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats voordat u andere<br />

elektrische voorzieningen of accessoires in<br />

de auto monteert of laat monteren.<br />

PEUGEOT is niet aansprakelijk voor<br />

kosten die voortvloeien uit storingen<br />

veroorzaakt door het monteren<br />

van extra accessoires die niet door<br />

aanbevolen en geleverd worden, en niet<br />

volgens de voorschriften van PEUGEOT<br />

zijn gemonteerd. Dit geldt met name als<br />

het gezamenlijke stroomverbruik van de<br />

extra accessoires meer dan<br />

10 milliampère bedraagt.


De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde<br />

van het dashboard (linkerzijde).<br />

Toegang tot de zekeringen<br />

Open het uitklapbare paneel; u moet<br />

daarbij een zekere weerstand overwinnen.<br />

Zekering<br />

nr.<br />

Ampère<br />

(A)<br />

Functies<br />

F6 A of B 15 Autoradio.<br />

F8 3 Inbraakalarm.<br />

F13 10 Aansteker vóór.<br />

F14 10 12V-aansluiting vóór.<br />

F16 3 Plafonnier achter, kaartleeslampen achter.<br />

F17 3 Plafonnier vóór, make-upspiegel.<br />

F28 A of B 15 Autoradio.<br />

F30 20 Ruitenwisser achter.<br />

F32 10 Audioversterker.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

199


200<br />

Praktische informatie<br />

Zekeringen achter het<br />

dashboardkastje<br />

Zekering<br />

N°<br />

Ampère<br />

(A)<br />

Functies<br />

F3 15 Paneel ruitbediening in bestuurdersportier, 12V-aansluiting achterzitplaatsen.<br />

F4 15 12V-aansluiting bagageruimte.<br />

F5 30 Elektrisch bedienbare ruiten achter met eentrapsbediening.<br />

F6 30 Elektrisch bedienbare ruiten vóór met eentrapsbediening.<br />

F11 20 <strong>Service</strong>centrale trekhaakaansluiting.<br />

F12 20 Audioversterker.<br />

F15 20 Blinderingspaneel panoramadak.<br />

F16 5 Paneel ruitbediening in bestuurdersportier.


Zekeringen<br />

motorruimte<br />

De zekeringkast bevindt zich onder de<br />

motorkap, naast de accu.<br />

Toegang tot de zekeringen<br />

Maak het deksel los.<br />

Vervang de zekering (zie de<br />

desbetreffende paragraaf).<br />

Sluit na het vervangen van de zekering<br />

zorgvuldig het deksel voor een goede<br />

afdichting van de zekeringkast.<br />

Zekering<br />

N°<br />

Ampère<br />

(A)<br />

Functies<br />

F20 15 Ruitensproeierpomp voor en achter.<br />

F21 20 Pomp koplampsproeiers.<br />

F22 15 Claxon.<br />

F23 15 Grootlicht rechts.<br />

F24 15 Grootlicht links.<br />

F27 5 Afschermklep koplamp links.<br />

F28 5 Afschermklep koplamp rechts.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

201


202<br />

Praktische informatie<br />

12V-accu<br />

Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.<br />

Uw auto is naast de tractiebatterij van<br />

het hybridesysteem voorzien van een<br />

conventionele 12V-accu. Deze accu bevindt<br />

zich onder de motorkap.<br />

In bepaalde omstandigheden, als de 12V-accu<br />

te ver ontladen is om het hybridesysteem in te<br />

schakelen, kan de 12V-accu via een hulpaccu<br />

worden opgeladen.<br />

Laad de 12V-accu niet op als het<br />

verklikkerlampje Ready brandt.<br />

Deze sticker geeft aan dat er een<br />

speciale 12V-loodaccu is gebruikt die<br />

alleen losgekoppeld en/of vervangen<br />

mag worden bij het PEUGEOT-netwerk<br />

of bij een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Het negeren van deze aanwijzing kan<br />

ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan<br />

vervanging toe is.<br />

Toegang tot de accu<br />

De accu bevindt zich in de motorruimte.<br />

Toegang tot de accu:<br />

open de motorkap via hendel in het<br />

interieur en bedien gebruik vervolgens de<br />

veiligheidshaak aan de buitenzijde,<br />

verwijder de kunststof afdekkap voor<br />

toegang tot de pluspool,<br />

maak indien nodig de zekeringkast los om<br />

de accu te kunnen verwijderen.<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden aan<br />

de auto wilt uitvoeren, om letsel door<br />

het automatisch starten van de motor te<br />

voorkomen.<br />

Loskoppelen van de pluspool (+)<br />

Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog<br />

om de accupoolklem E te openen.<br />

Weer aansluiten van de pluspool (+)<br />

Plaats de geopende accupoolklem E op de<br />

pluspool (+) van de accu.<br />

Druk verticaal op de accupoolklem E om<br />

hem goed tegen de accu aan te drukken.<br />

Zet de accupoolklem vast door de pasnok<br />

opzij te bewegen en vervolgens de hendel<br />

D omlaag te duwen.<br />

Forceer de hendel niet bij het<br />

omlaagduwen, aangezien de<br />

accupoolklem niet kan worden<br />

vergrendeld als deze niet correct is<br />

geplaatst; herhaal de procedure.


Starten van de motor met<br />

een hulpaccu en startkabels<br />

Als de accu van uw auto ontladen is, kan<br />

de motor worden gestart met een hulpaccu<br />

(externe accu of een accu van een andere auto)<br />

en startkabels.<br />

Controleer eerst of de nominale spanning<br />

van de hulpaccu 12 V bedraagt en of<br />

de capaciteit van de hulpaccu minimaal<br />

gelijk is aan die van de ontladen accu.<br />

Start de motor niet door een acculader<br />

aan te sluiten.<br />

Koppel de pluspool (+) van de accu niet<br />

los terwijl de motor draait.<br />

Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)<br />

van de ontladen accu A en vervolgens op<br />

de pluspool (+) van de hulpaccu B .<br />

Sluit de groene of zwarte kabel aan op de<br />

minpool (-) van de hulpaccu B (of op het<br />

massapunt van de auto met de hulpaccu).<br />

Sluit het andere uiteinde van de groene<br />

of zwarte kabel aan op het massapunt C<br />

van de auto met de lege accu (of op de<br />

motorsteun).<br />

Start de motor van de auto met de<br />

hulpaccu en laat deze gedurende enkele<br />

minuten draaien.<br />

Stel de startmotor in werking van de auto<br />

met de lege accu en laat de motor draaien.<br />

Als de motor niet direct start, zet dan het<br />

contact af en wacht even alvorens een<br />

nieuwe poging te doen.<br />

Wacht tot de motor stationair draait en<br />

neem dan de kabels in omgekeerde<br />

volgorde los.<br />

Praktische informatie<br />

Koppel de kabels niet te snel los, maar<br />

laat ze enkele minuten (tot de motor<br />

weer stationair draait) aangesloten om<br />

te voorkomen dat de accu te weinig<br />

opgeladen wordt en de handeling dus<br />

opnieuw uitgevoerd moet worden.<br />

Bij het starten van de auto waarvan de<br />

accu defect is, moet de elektronische<br />

sleutel zich in het interieur bevinden,<br />

moet het bestuurdersportier gesloten<br />

zijn en moet de veiligheidsgordel aan<br />

bestuurderszijde zijn vastgemaakt.<br />

8<br />

203


204<br />

Praktische informatie<br />

Laden met behulp van een<br />

acculader<br />

Maak de accupoolklemmen los.<br />

Volg de aanwijzingen van de fabrikant van<br />

de acculader.<br />

Sluit de accukabels weer aan, te beginnen<br />

met de (-) kabel.<br />

Controleer of de accupolen en de klemmen<br />

schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een<br />

(witte of groene) oxidatielaag, neem dan<br />

de accukabels los en reinig de polen en<br />

klemmen.<br />

Laad de tractiebatterij niet op.<br />

Na het monteren van de accu<br />

kan het, afhankelijk van de<br />

weersomstandigheden en de<br />

laadtoestand van de accu, enkele uren<br />

(tot ongeveer 8 uur) duren voordat het<br />

Stop & Start-systeem weer zal werken.<br />

Accu's bevatten schadelijke stoffen,<br />

zoals zwavelzuur en lood. Accu's<br />

moeten volgens de wettelijke<br />

voorschriften worden afgevoerd en<br />

mogen in geen geval bij het huisvuil<br />

terechtkomen.<br />

Lever lege batterijen en accu's in bij een<br />

speciaal afvalstoffendepot.<br />

Het is raadzaam de accu los te<br />

koppelen als uw auto langer dan een<br />

maand buiten gebruik is.<br />

Keer de polariteiten niet om en gebruik<br />

uitluitend een 12-volts accu.<br />

Maak de accupoolklemmen niet los bij<br />

draaiende motor.<br />

Laad de accu niet op zonder de<br />

accupoolklemmen los te nemen.<br />

Het aanduwen van de auto om de motor<br />

te starten, is niet toegestaan.<br />

Vóór het loskoppelen van de<br />

accukabels<br />

Wacht 2 minuten na het afzetten van het<br />

contact.<br />

Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de<br />

accukabels loskoppelt.<br />

Na het weer aansluiten van de<br />

accukabels<br />

Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens<br />

de motor te starten, zodat de elektronische<br />

systemen geïnitialiseerd kunnen worden.<br />

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze<br />

handeling toch nog problemen voordoen.<br />

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het<br />

zelf opnieuw initialiseren van (afhankelijk van<br />

de uitvoering):<br />

- de sleutel met afstandsbediening,<br />

- het elektrische zonnescherm / de<br />

elektrische zonneschermen,<br />

- ...


Spaarfase<br />

De spaarfase stuurt de elektrische functies van<br />

de auto aan om het ontladen van de accu te<br />

voorkomen.<br />

Tijdens het rijden kunnen in verband met de<br />

laadtoestand van de accu enkele functies<br />

(airconditioning, achterruitverwarming, ...)<br />

tijdelijk worden uitgeschakeld.<br />

Deze functies worden automatisch<br />

ingeschakeld zodra de laadtoestand van de<br />

accu dit toelaat.<br />

Eco-mode<br />

Praktische informatie<br />

De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de<br />

accu ontladen raakt.<br />

Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en<br />

telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten<br />

gebruiken.<br />

Inschakelen van de<br />

eco-mode<br />

Vervolgens geeft een melding op het display<br />

van het instrumentenpaneel aan dat de ecomode<br />

is ingeschakeld en worden de actieve<br />

functies in de ruststand gezet.<br />

Als u op het moment dat de eco-mode wordt<br />

ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het<br />

gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten<br />

worden voortgezet via de handsfree set van uw<br />

autoradio.<br />

Als de eco-mode is geactiveerd,<br />

kan het bij het inschakelen van het<br />

hybridesysteem enkele seconden duren<br />

tot het controlelampje Ready gaat<br />

branden.<br />

Uitschakelen van de<br />

eco-mode<br />

De functies worden automatisch weer<br />

ingeschakeld als de motor gestart wordt.<br />

Start om de functies direct weer te kunnen<br />

gebruiken de motor en laat deze draaien:<br />

- minder dan tien minuten om de functies<br />

ongeveer vijf minuten te kunnen<br />

gebruiken,<br />

- meer dan tien minuten om de functies<br />

ongeveer dertig minuten te kunnen<br />

gebruiken.<br />

Neem de tijd die nodig is voor het starten van<br />

de motor in acht om een juiste lading van de<br />

accu te garanderen.<br />

Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van<br />

de motor om de accu bij te laden.<br />

Als de accu ontladen is, kan de motor niet<br />

gestart worden (zie de paragraaf "Accu").<br />

8<br />

205


206<br />

Praktische informatie<br />

Wisserbladen vervangen<br />

demonteert<br />

Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen<br />

één minuut na het afzetten van het contact<br />

om de ruitenwissers naar het midden van<br />

de voorruit te verplaatsen.<br />

Demonteren<br />

Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.<br />

Maak het wisserblad los en verwijder het.<br />

Monteren<br />

Breng het nieuwe wisserblad aan en klik<br />

het vast.<br />

Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.<br />

Na het monteren van een<br />

wisserblad vóór<br />

Zet het contact aan.<br />

Bedien nogmaals de<br />

ruitenwisserschakelaar om de<br />

ruitenwissers in de ruststand te zetten.


Uw auto op een bergingsauto vervoeren<br />

Werkwijze voor vervoer van uw auto op een bergingsauto.<br />

Toegang tot het gereedschap<br />

Het sleepoog bevindt zich achter de<br />

achterbank.<br />

Klap het 2/3 gedeelte van de achterbank<br />

neer om bij het sleepoog te komen.<br />

Laat uw auto bij pech altijd op een<br />

bergingsauto vervoeren.<br />

Sleep de auto nooit met de vier<br />

wielen of met alleen de voor- of<br />

de achterwielen op de grond. De<br />

aandrijving van de auto kan dan<br />

beschadigd raken.<br />

Zet de selectiehendel in de stand N en<br />

zet altijd de motor af (verklikkerlampje<br />

Ready uit).<br />

Aan de voorzijde<br />

Praktische informatie<br />

Maak het klepje in de voorbumper los door<br />

op de onderkant ervan te drukken.<br />

Draai het sleepoog vast tot de aanslag.<br />

Bevestig de sleepkabel of -stang.<br />

Schakel de alarmknipperlichten in.<br />

Zet de selectiehendel in de stand N.<br />

Het niet opvolgen van dit advies kan er<br />

toe leiden dat bepaalde onderdelen van<br />

het remsysteem beschadigd raken en<br />

dat de rembekrachtiger na het starten<br />

mogelijk niet meer werkt.<br />

8<br />

207


208<br />

Praktische informatie<br />

Aan de achterzijde<br />

Trek het klepje in de achterbumper aan de<br />

linkerkant los via de punt van de ring.<br />

Draai het sleepoog vast tot de aanslag.<br />

Bevestig de sleepkabel of -stang.<br />

Schakel de alarmknipperlichten in.<br />

Bij het slepen van de auto met<br />

stilstaande motor zijn de rem- en<br />

stuurbekrachtiging uitgeschakeld.


Slepen<br />

Voordat u werkzaamheden uitvoert: trap het rempedaal in terwijl het contact aanstaat, zet de<br />

selectiehendel in de stand N en schakel vervolgens het hybridesysteem uit.<br />

De auto mag maximaal 10 meter worden verplaatst met een snelheid van maximaal 10 km/h als de<br />

omstandigheden (bijvoorbeeld een slechte toegankelijkheid) dit vereisen.<br />

De auto mag niet worden gesleept met de voor- of<br />

achterwielen op de grond, de auto mag uitsluitend<br />

worden vervoerd op een bergingsauto of trailer.<br />

Gebruik de sleepogen uitsluitend voor het<br />

lostrekken van de auto of om de auto op een<br />

bergingsauto te vervoeren.<br />

Praktische informatie<br />

8<br />

209


210<br />

Praktische informatie<br />

Trekken van een aanhanger<br />

De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor<br />

het aankoppelen van een aanhanger of het monteren<br />

van een fietsendrager en een elektrische aansluiting<br />

voor de verlichting en signalering.<br />

Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het<br />

vervoer van personen en bagage, maar is<br />

tevens geschikt voor het trekken van een<br />

aanhanger.<br />

Maximaal<br />

aanhangergewicht<br />

Het maximale aanhangergewicht bedraagt<br />

800 kg.<br />

Sneeuwscherm<br />

Bij het trekken van een aanhanger dient het<br />

sneeuwscherm te zijn verwijderd, indien uw<br />

auto hiermee is uitgerust.<br />

Raadpleeg daarvoor het PEUGEOT-netwerk of<br />

een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Wij raden u aan gebruik te maken van<br />

een speciaal door PEUGEOT geteste<br />

en goedgekeurde trekhaak inclusief<br />

bedrading en deze door het PEUGEOTnetwerk<br />

of een gekwalificeerde<br />

werkplaats te laten monteren.<br />

Als de trekhaak wordt gemonteerd door<br />

een bedrijf dat niet tot het PEUGEOTnetwerk<br />

behoort, moet de montage<br />

altijd volgens de voorschriften van de<br />

fabrikant worden uitgevoerd.<br />

Het rijden met een aanhanger heeft veel<br />

invloed op het rijgedrag van de auto en<br />

vergt daarom extra aandacht van de<br />

bestuurder.


Adviezen<br />

Gewichtsverdeling<br />

Verdeel het gewicht in de caravan/<br />

aanhanger gelijkmatig, plaats zware<br />

voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en<br />

houd u aan de toegestane kogeldruk.<br />

Door een geringere luchtdichtheid nemen<br />

de prestaties van de motor af als men op<br />

grotere hoogte boven de zeespiegel komt.<br />

Trek boven de 1000 m 10% van het maximale<br />

aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke<br />

volgende 1000 m.<br />

Raadpleeg de rubriek "Technische gegevens"<br />

voor de gewichten en aanhangergewichten die<br />

voor uw auto van toepassing zijn.<br />

Zijwind<br />

Houd er rekening mee dat de<br />

zijwindgevoeligheid van de auto groter is.<br />

Koeling<br />

Het trekken van een aanhanger op<br />

een helling veroorzaakt een hogere<br />

koelvloeistoftemperatuur.<br />

De koelventilator wordt elektrisch bediend en is<br />

niet afhankelijk van het motortoerental.<br />

Pas uw snelheid aan om het toerental te<br />

beperken.<br />

Het maximale aanhangergewicht is<br />

afhankelijk van het hellingspercentage en de<br />

buitentemperatuur.<br />

Let in elk geval goed op de aanwijzing van de<br />

koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />

Als het waarschuwingslampje van<br />

de koelvloeistoftemperatuur gaat<br />

branden in combinatie met het<br />

waarschuwingslampje STOP, P stop<br />

dan zo snel mogelijk en zet de<br />

motor af.<br />

Remmen<br />

Praktische informatie<br />

Het trekken van een aanhanger verlengt de<br />

remweg.<br />

Bij een lange afdaling is het, om te voorkomen<br />

dat de remmen oververhit raken, raadzaam om<br />

op de motor af te remmen.<br />

Banden<br />

Controleer de bandenspanning van de auto<br />

en de aanhanger en breng deze indien<br />

nodig op de juiste waarde.<br />

Verlichting<br />

Controleer de verlichting van de<br />

aanhanger.<br />

De parkeerhulp wordt automatisch<br />

uitgeschakeld als bij het aankoppelen<br />

van een aanhanger een originele<br />

PEUGEOT-trekhaak wordt gebruikt.<br />

8<br />

211


212<br />

Praktische informatie<br />

Allesdragers monteren<br />

Houd u bij het monteren van de dwarsdragers<br />

aan hun montageplaats. Deze zijn herkenbaar<br />

aan de merktekens op beide dakrails.<br />

Gebruik door PEUGEOT goedgekeurde<br />

accessoires en houd u aan de<br />

aanwijzingen en instructies in de<br />

montagehandleiding van de fabrikant<br />

om beschadiging van de carrosserie<br />

(vervorming, krassen, ...) te voorkomen.<br />

Max. toegestane daklast op allesdrager,<br />

bij een maximale laadhoogte van 40 cm<br />

(m.u.v. fietsendrager): 100 kg.<br />

Pas bij een belading hoger dan<br />

40 cm de rijsnelheid aan aan de<br />

rijomstandigheden om schade aan de<br />

allesdragers en de bevestigingsplaatsen<br />

op het dak te voorkomen.<br />

Raadpleeg de wetgeving van uw land<br />

met betrekking tot het vervoeren van<br />

voorwerpen die langer zijn dan de auto.


Accessoires<br />

Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk.<br />

Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid.<br />

Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie<br />

van PEUGEOT.<br />

"Comfort":<br />

thermomodule, rokersset, 230V-aansluiting,<br />

uitneembare lamp, ...<br />

"Familie en recreatie":<br />

zitverhogers en kinderzitjes, bak in<br />

bagageruimte, dakkoffer, skidrager,<br />

fietsendrager op trekhaak, trekhaken<br />

(zwanenhals, zonder gereedschap afneembare<br />

kogel, wegklapbaar), bedrading, verschuifbare<br />

laadvloer, ombouwset bedrijfsauto, ...<br />

De trekhaak en bijbehorende bedrading<br />

moeten door het PEUGEOT-netwerk worden<br />

gemonteerd.<br />

"Styling":<br />

spoiler, spatlappen voor en achter,<br />

aluminium pookknop, lichtmetalen velgen<br />

(16, 17, 18 en 19 inch), carrosseriestylingset,<br />

buitenspiegelkappen, windgeleiders op de<br />

portieren, ...<br />

"Veiligheid":<br />

snelheidsregelaar/-begrenzer, inbraakalarm,<br />

hyperfrequentie-eenheid, graveren van<br />

ruiten, slotbouten, alcoholtest, EHBOtrommel,<br />

gevarendriehoek, veiligheidsvest,<br />

voertuigvolgsysteem voor lokalisering na<br />

diefstal, winteruitrusting (stalen 17 inchvelgen<br />

geschikt voor sneeuwkettingen),<br />

sneeuwkettingen, achteruitrijcamera,<br />

parkeerhulp voor en achter, bagageblok, ...<br />

"Bescherming":<br />

Praktische informatie<br />

matten * , stoelhoezen, beschermhoes voor<br />

de auto, zonneschermen, bagagenet,<br />

bagagenet voor hoge lading, hondenrek,<br />

dorpelbeschermers voor portieren en<br />

bagageruimte, kunststof stootlijsten, ...<br />

* Om te voorkomen dat pedalen blijven hangen:<br />

- controleer of de mat goed op zijn plaats<br />

ligt en goed is bevestigd,<br />

- leg nooit meerdere matten op één<br />

plaats.<br />

8<br />

213


214<br />

Praktische informatie<br />

"Multimedia":<br />

autoradio's, portable navigatiesystemen,<br />

portable videoscherm Takara/Sony, Bluetooth<br />

handsfree set, luidsprekers, DVD-speler, WiFi,<br />

rijhulpsystemen, videoafspeelmogelijkheid,<br />

hyperfrequentie-eenheid, ...<br />

Installeren van<br />

radiocommunicatiezenders<br />

Voordat u radiozenders als uitrusting<br />

achteraf monteert, kunt u bij het<br />

PEUGEOT-netwerk informeren<br />

naar de technische gegevens<br />

(frequentieband, maximaal<br />

uitgangsvermogen, positie antenne,<br />

specifieke installatievoorschriften) van<br />

de voor montage geschikte zenders<br />

ter beschikking, volgens de Richtlijn<br />

Elektromagnetische Compatibiliteit<br />

(2004/104/EG).<br />

Producten voor reiniging, onderhoud<br />

(interieur en exterieur), bijvullen<br />

(ruitensproeiervloeistof...) en navullen<br />

(flacon voor bandenreparatieset...) zijn<br />

verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.<br />

Afhankelijk van de lokale wetgeving<br />

kan de aanwezigheid van een<br />

veiligheidsvest, een gevarendriehoek en<br />

een set reservelampen en -zekeringen<br />

in de auto verplicht zijn.<br />

Het monteren van elektrische uitrustingen<br />

of accessoires die niet onder een<br />

artikelnummer in het assortiment van<br />

PEUGEOT voorkomen, kan leiden tot<br />

storingen in het elektronisch systeem van<br />

uw auto en een verhoogd stroomverbruik<br />

veroorzaken.<br />

Houdt u rekening met deze te nemen<br />

voorzorgmaatregel. Wij raden u<br />

aan contact op te nemen met een<br />

vertegenwoordiger van het merk<br />

PEUGEOT om u te laten informeren over<br />

het assortiment uitrustingen en accessoires<br />

voorzien van een artikelnummer.


PEUGEOT & TOTAL<br />

Onderhoud<br />

9<br />

215


216<br />

Onderhoud<br />

Openen van de motorkap<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden onder<br />

de motorkap wilt uitvoeren, om letsel<br />

door het automatisch starten van de<br />

motor te voorkomen.<br />

Raak de oranje "hoogspanningskabels"<br />

nooit aan.<br />

Openen<br />

In het interieur: trek de handgreep links<br />

onder het dashboard naar u toe.<br />

Aan de buitenzijde : beweeg de hendel<br />

omhoog en til de motorkap op.<br />

Een gasdemper opent de motorkap en houdt<br />

deze omhoog.<br />

Sluiten<br />

Laat de motorkap voorzichtig zakken en<br />

laat deze aan het einde van de slag in het<br />

slot vallen.<br />

Controleer of de motorkap goed<br />

vergrendeld is.


Brandstoftank leeg (Diesel)<br />

Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van<br />

een lege brandstoftank noodzakelijk om het<br />

brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de<br />

afbeelding van de desbetreffende motorruimte.<br />

Als de tank van uw auto is voorzien van<br />

een tankbeveiliging, raadpleeg dan de<br />

rubriek "Tankbeveiliging (Diesel)".<br />

Als de motor niet direct aanslaat,<br />

beëindig dan uw startpoging en herhaal<br />

de procedure.<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden onder<br />

de motorkap wilt uitvoeren, om letsel<br />

door het automatisch starten van de<br />

motor te voorkomen.<br />

2.0 HDi-motor<br />

Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter<br />

diesel.<br />

Open de motorkap.<br />

Verwijder indien nodig de afdekkap van de<br />

motor voor toegang tot de opvoerpomp.<br />

Draai de ontluchtingsnippel los.<br />

Bedien de handopvoerpomp tot u brandstof<br />

door de transparante slang ziet stromen.<br />

Draai de ontluchtingsnippel vast.<br />

Bedien de startmotor tot de motor aanslaat<br />

(als de motor bij de eerste poging niet<br />

aanslaat, wacht dan vijftien seconden<br />

alvorens opnieuw te starten).<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp<br />

en vervolgens de startmotor opnieuw.<br />

Breng de afdekkap van de motor aan en<br />

controleer vervolgens of deze goed vastzit.<br />

Sluit de motorkap.<br />

Onderhoud<br />

9<br />

217


218<br />

Onderhoud<br />

Dieselmotor<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden onder<br />

de motorkap wilt uitvoeren, om letsel<br />

door het automatisch starten van de<br />

motor te voorkomen.<br />

Dit overzicht is een hulpmiddel bij<br />

het controleren van de verschillende<br />

vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde<br />

onderdelen en het ontluchten van het<br />

brandstofcircuit.<br />

1. Reservoir stuurbekrachtiging.<br />

2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.<br />

3. Reservoir koelvloeistof.<br />

4. Reservoir remvloeistof.<br />

5. Accu/zekeringen.<br />

6. Zekeringkast.<br />

7. Luchtfilter.<br />

8. Oliepeilstok.<br />

9. Motorolie (bij)vullen.<br />

10. Handopvoerpomp.<br />

11. Ontluchtnippel.


Niveaus controleren<br />

Onderhoud<br />

Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Controleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden onder<br />

de motorkap wilt uitvoeren, om letsel<br />

door het automatisch starten van de<br />

motor te voorkomen.<br />

Motorolieniveau<br />

Het motorolieniveau kan bij aangezet<br />

contact worden gecontroleerd via<br />

de motorolieniveaumeter op het<br />

instrumentenpaneel, of met de oliepeilstok.<br />

Een handmatige controle van het motorolieniveau<br />

is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke,<br />

horizontale ondergrond staat en de motor<br />

minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.<br />

Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten<br />

door olie moet bijvullen. PEUGEOT adviseert u om<br />

elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien<br />

nodig, olie bij te vullen.<br />

Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het<br />

dashboard bij het aanzetten van het contact na<br />

30 minuten de juiste waarde aangeven.<br />

Olie verversen<br />

Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het<br />

verversingsinterval voor uw auto.<br />

Om een verminderde betrouwbaarheid van de<br />

motor en de emissieregeling te voorkomen, is<br />

het gebruik van additieven in de motorolie niet<br />

toegestaan.<br />

Let bij werkzaamheden onder de<br />

motorkap goed op, want bepaalde delen<br />

van de motor kunnen zeer heet zijn<br />

(kans op brandwonden).<br />

Type motorolie<br />

Gebruik de door de fabrikant aanbevolen<br />

motorolie voor uw auto en motoruitvoering.<br />

Remvloeistofniveau<br />

Het remvloeistofniveau dient zich<br />

zo dicht mogelijk bij het merkteken<br />

"MAXI" te bevinden. Controleer indien<br />

dit niet het geval is of de remblokken<br />

van uw auto zijn versleten.<br />

Remvloeistof verversen<br />

Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het<br />

voorgeschreven verversingsinterval.<br />

Type remvloeistof<br />

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven<br />

remvloeistof die voldoet aan de DOT4-norm.<br />

Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau<br />

Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau<br />

dient zich zo dicht mogelijk bij het<br />

merkteken "MAXI" te bevinden. Draai<br />

bij koude motor de dop open om het<br />

niveau te controleren.<br />

9<br />

219


220<br />

Onderhoud<br />

Het koelvloeistofniveau dient zich<br />

zo dicht mogelijk bij het merkteken<br />

"MAXI" te bevinden, maar mag<br />

beslist niet hoger zijn.<br />

Als de motor warm is, wordt de temperatuur<br />

van de koelvloeistof geregeld door de<br />

koelventilator. Deze kan ook bij afgezet contact<br />

werken.<br />

Bij uitvoeringen voorzien van een roetfilter<br />

kan de koelventilator bij afgezet contact<br />

nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor.<br />

Wacht bovendien alvorens werkzaamheden<br />

aan het koelsysteem uit te voeren ten minste<br />

1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het<br />

koelsysteem onder druk staat.<br />

Draai om brandwonden te voorkomen de dop<br />

eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten<br />

dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald<br />

is, de dop en vul koelvloeistof bij.<br />

Koelvloeistof verversen<br />

De koelvloeistof behoeft niet te worden<br />

ververst.<br />

Type koelvloeistof<br />

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven<br />

koelvloeistof.<br />

Niveau ruiten- en<br />

koplampsproeiervloeistof<br />

Wanneer uw auto is voorzien van<br />

koplampsproeiers, wordt een te<br />

laag vloeistofniveau van de ruiten-<br />

en koplampsproeiers aangegeven<br />

door een geluidssignaal en een<br />

melding op het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het<br />

reservoir bij.<br />

Type ruiten- en<br />

koplampsproeiervloeistof<br />

Voor een optimale reiniging en om het<br />

bevriezen van de sproeiers te voorkomen is<br />

het (bij)vullen van het reservoir met water niet<br />

toegestaan.


Niveau brandstofadditief<br />

(diesel met roetfilter)<br />

Een te laag additiefniveau wordt aangegeven<br />

door het verklikkerlampje <strong>Service</strong> in combinatie<br />

met een geluidssignaal en een melding op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Bijvullen<br />

Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren<br />

door het PEUGEOT-netwerk of door een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Afgewerkte producten<br />

Vermijd langdurig huidcontact met<br />

afgewerkte olie en andere vloeistoffen.<br />

De meeste van deze vloeistoffen zijn<br />

bijtend en schadelijk voor de gezondheid.<br />

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen<br />

niet in het riool, in het water of op de grond.<br />

Deponeer afgewerkte olie in de<br />

daarvoor bestemde containers<br />

bij het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Onderhoud<br />

9<br />

221


222<br />

Onderhoud<br />

Controles<br />

Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het laten<br />

controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.<br />

Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.<br />

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje<br />

Ready uit) als u werkzaamheden onder<br />

de motorkap wilt uitvoeren, om letsel<br />

door het automatisch starten van de<br />

motor te voorkomen.<br />

12V-accu<br />

De accu is onderhoudsvrij.<br />

Niettemin is het raadzaam om<br />

regelmatig te controleren of de<br />

accupolen en -klemmen schoon<br />

zijn, vooral bij warm weer en in de winter.<br />

Raadpleeg voordat u de accukabels<br />

losneemt de rubriek "Praktische informatie"<br />

voor meer informatie over de te nemen<br />

voorzorgsmaatregelen.<br />

Deze sticker, die hoort bij het Stop & Startsysteem,<br />

geeft aan dat er een speciale<br />

12V-loodaccu is gebruikt die alleen<br />

losgekoppeld en/of vervangen mag worden<br />

door het PEUGEOT-netwerk of door een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Luchtfilter en interieurfilter<br />

Laat de filters periodiek vervangen<br />

volgens de in het onderhoudsboekje<br />

aangegeven intervallen.<br />

Als de omgeving (veel stof...) en<br />

het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe<br />

aanleiding geven, moeten de filters twee<br />

keer zo vaak worden vervangen.<br />

Een verstopt interieurfilter kan de prestaties<br />

van de airconditioning verstoren en<br />

onaangename geuren veroorzaken.<br />

Oliefilter<br />

Laat bij het olie verversen tevens<br />

het oliefilter vervangen.<br />

Raadpleeg het onderhoudsboekje<br />

voor het vervangingsinterval.


Roetfilter (diesel)<br />

Als het roetfilter vervuild is, wordt<br />

u hierop geattendeerd door het<br />

tijdelijk branden van dit lampje in<br />

combinatie met een melding op het<br />

multifunctionele display.<br />

Ga om het roetfilter te regenereren,<br />

zodra de omstandigheden het toelaten,<br />

met een snelheid van minimaal 60 km/h<br />

rijden tot het lampje dooft.<br />

Als het lampje blijft branden is het<br />

minimum brandstofadditiefniveau<br />

bereikt: raadpleeg de paragraaf "Niveau<br />

brandstofadditief".<br />

Bij een nieuwe auto kunt u de<br />

eerste paar keer dat het roetfilter<br />

geregenereerd wordt een brandlucht<br />

ruiken; dit is volkomen normaal.<br />

Als langdurig met zeer lage snelheid<br />

wordt gereden of de motor langdurig<br />

stationair draait, kan bij gasgeven<br />

soms rook uit de uitlaat waargenomen<br />

worden. Dit heeft geen invloed op de<br />

prestaties en heeft geen gevolgen voor<br />

het milieu.<br />

Tijdens de regeneratie van het roetfilter<br />

is 100% elektrisch rijden niet mogelijk.<br />

Onderhoud<br />

EGS-versnellingsbak met<br />

6 versnellingen<br />

Remblokken<br />

De versnellingsbak is<br />

onderhoudsvrij<br />

(olie verversen niet noodzakelijk).<br />

Raadpleeg het onderhoudsboekje<br />

voor het interval van de<br />

niveaucontrole.<br />

De slijtage van de remblokken<br />

is sterk afhankelijk van de rijstijl,<br />

vooral bij stadsverkeer en veel korte<br />

ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk<br />

blijken om de remblokken vaker, tussen twee<br />

onderhoudscontroles door, te laten controleren.<br />

Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt<br />

een te laag remvloeistofniveau erop dat de<br />

remblokken versleten zijn.<br />

9<br />

223


224<br />

Onderhoud<br />

Staat van remschijven Elektrische parkeerrem<br />

of een gekwalificeerde werkplaats<br />

voor informatie over het controleren<br />

van de slijtage van de remschijven.<br />

Dit systeem hoeft niet apart<br />

gecontroleerd te worden. Als er<br />

zich toch een probleem voordoet,<br />

laat het systeem dan controleren<br />

door het PEUGEOT-netwerk of een<br />

gekwalificeerde werkplaats.<br />

Raadpleeg voor meer informatie de rubriek<br />

"Elektrische parkeerrem - § Storingen".<br />

Gebruik uitsluitend door PEUGEOT<br />

aanbevolen producten of gelijkwaardige<br />

kwaliteitsproducten.<br />

Om de werking van belangrijke organen<br />

als het remsysteem te optimaliseren,<br />

selecteert en biedt PEUGEOT<br />

specifieke producten aan.<br />

Vanwege de kans op beschadiging<br />

van het elektrisch systeem is het<br />

reinigen van de motorruimte met een<br />

hogedrukreiniger niet toegestaan.


Elektromotor en tractiebatterij<br />

Elektromotor -<br />

Techniek Synchroon met permanente magneten.<br />

Max. vermogen: ECE-norm (kW) 27<br />

Toerental bij max. vermogen (t/min) 2500<br />

Max. koppel: ECE-norm (Nm) 200<br />

Toerental bij max.koppel (t/min) 1250<br />

Rendement (%) 80 - 90<br />

Tractiebatterij<br />

Ni-MH<br />

(Nikkel-metaalhydride)<br />

Spanning (V~) 200<br />

Energieopslagcapaciteit (kWh / Ah) 1,1 / 5,5<br />

Actieradius (km) 2 (ongeveer)<br />

Technische gegevens<br />

De actieradius is afhankelijk van de weersomstandigheden, de rijstijl van de bestuurder, het gebruik van de elektrische uitrustingen van de auto en de<br />

leeftijd van de batterij.<br />

10<br />

225


226<br />

Technische gegevens<br />

Motor en versnellingsbak<br />

Dieselmotor<br />

Versnellingsbak<br />

2,0 l HDi<br />

163 pk<br />

2Tronic<br />

(6 versnellingen)<br />

Type Variant Uitvoering 8URHC8/P<br />

Cilinderinhoud (cm 3 ) 1997<br />

Boring x slag (mm) 85 x 88<br />

Max. vermogen: ECE-norm (kW) 120<br />

Toerental bij max. vermogen (t/min) 3850<br />

Max. koppel: ECE-norm (Nm) 300<br />

Toerental bij max. koppel (t/min) 1750<br />

Brandstof Diesel<br />

Katalysator Ja<br />

Roetfilter Ja<br />

Inhoud carter (in liter)<br />

Motor (met vervangen filter) 5


Gewichten en aanhangergewichten (in kg)<br />

Dieselmotoren<br />

Versnellingsbak<br />

2,0 l HDi<br />

163 pk<br />

2Tronic<br />

(6 versnellingen)<br />

Type Variant Uitvoering 8URHC8/P<br />

- Ledig gewicht 1770<br />

- Gewicht rijklaar * 1845<br />

- Maximaal technisch toegestane massa totaal 2325<br />

- Maximaal toegestaan treingewicht<br />

helling max. 12%<br />

- Aanhanger geremd (binnen max.<br />

toegestaan treingewicht)<br />

helling max. 10% of 12%<br />

- Aanhanger geremd ** (met verminderde<br />

belading auto, binnen max. toegestaan<br />

treingewicht)<br />

- Aanhanger ongeremd 750<br />

- Aanbevolen kogeldruk 75<br />

Technische gegevens<br />

* Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).<br />

** Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd.<br />

Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.<br />

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient<br />

voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd.<br />

Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h).<br />

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C<br />

bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.<br />

3125<br />

800<br />

1100<br />

10<br />

227


228<br />

Technische gegevens<br />

Afmetingen (in mm)<br />

brandstoftank).<br />

Deze waarde kan, afhankelijk van de belading van de auto, de ondergrond en de omgeving variëren.<br />

Als de bestuurder van mening is dat de auto een obstakel kan passeren, is hij hiervoor zelf volledig verantwoordelijk.


Identifi catie<br />

De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.<br />

A. Serienummer onder de motorkap.<br />

Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie,<br />

bij de schokdempersteun.<br />

B. Serienummer op de onderste<br />

voorruittraverse.<br />

Dit nummer staat op een sticker en is<br />

zichtbaar door de voorruit.<br />

C. Constructeurssticker.<br />

Dit nummer staat op een eenmalige<br />

sticker op de portiersponning, aan<br />

bestuurderszijde.<br />

D. Sticker bandenspanning/kleurcode van<br />

de lak.<br />

Deze sticker is op de middenstijl aan<br />

bestuurderszijde bevestigd.<br />

Technische gegevens<br />

De sticker bevat de volgende informatie:<br />

- bandenspanning zonder en met volle<br />

belading,<br />

- bandenmaat,<br />

- door de constructeur aanbevolen<br />

bandenmerken,<br />

- bandenspanning van het reservewiel,<br />

- kleurcode van de lak.<br />

Controleer de bandenspanning<br />

minimaal één keer per maand, bij koude<br />

banden.<br />

Er mogen alleen sneeuwkettingen op<br />

de voorwielen worden gemonteerd.<br />

De keuzeschakelaar moet in de stand<br />

4WD staan.<br />

Een te lage bandenspanning<br />

veroorzaakt een hoger<br />

brandstofverbruik.<br />

10<br />

229


230<br />

Technische gegevens


URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP<br />

231


232<br />

URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP<br />

Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op<br />

deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en<br />

een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de<br />

alarmcentrale PEUGEOT CONNECT SOS is verstuurd * .<br />

Het groene ledlampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de<br />

verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het<br />

lampje uit.<br />

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep<br />

geannuleerd. Het groene ledlampje dooft. De annulering wordt bevestigd<br />

met een gesproken bericht.<br />

Om een oproep te annuleren kunt u ook de alarmcentrale PEUGEOT<br />

CONNECT SOS melden dat de oproep per vergissing werd verstuurd.<br />

De alarmcentrale PEUGEOT CONNECT SOS lokaliseert onmiddellijk uw<br />

auto, neemt in uw landstaal contact met u op ** en roept indien nodig de<br />

hulp in van de bevoegde hulpdiensten ** . In landen waar de alarmcentrale<br />

niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd,<br />

wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder<br />

lokalisatie.<br />

Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft<br />

waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van<br />

de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.<br />

* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoorwaarden, die u bij uw verkooppunt kunt<br />

opvragen, en de technische beperkingen van het systeem.<br />

** Afhankelijk van de geografi sche dekking van PEUGEOT CONNECT SOS en PEUGEOT<br />

CONNECT ASSISTANCE en van de offi ciële landstaal die door de eigenaar van de auto<br />

is gekozen.<br />

De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschikbare diensten van<br />

PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op www.peugeot.nl bekijken.<br />

Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het<br />

aanvragen van hulp bij het stranden van de auto.<br />

Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is<br />

verstuurd ** .<br />

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag<br />

geannuleerd.<br />

Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.<br />

WERKING VAN HET SYSTEEM<br />

Bij het aanzetten van het contact, gaat<br />

het groene lampje 3 seconden branden.<br />

Dit duidt op een goede werking van het<br />

systeem.<br />

Het oranje lampje knippert: er is een storing<br />

in het systeem.<br />

Het oranje lampje blijft branden: de<br />

noodbatterij moet vervangen worden.<br />

Raadpleeg in beide gevallen het<br />

PEUGEOT-netwerk.<br />

Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden<br />

wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten<br />

controleren en eventueel confi gureren. In een meertalig land kunt u het<br />

systeem laten confi gureren in de offi ciële landstaal van uw voorkeur.<br />

Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de diensten van<br />

PEUGEOT CONNECT, behoudt de constructeur zich het recht voor om op<br />

elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.


JBL HIFI-SYSTEEM<br />

Het Hifi -systeem versie 5.1 is door de ingenieurs van PEUGEOT samen met de specialisten van het merk JBL ontwikkeld.<br />

Voor een optimale geluidskwaliteit zijn voor en achter in het interieur vier<br />

tweewegluidsprekersets gemonteerd. De twee wegen worden door een<br />

actief fi ltersysteem van elkaar gescheiden.<br />

De luidsprekersets bestaan uit een tweeter met textieldome, voor een<br />

stabiele en uitgebalanceerde geluidsweergave van de hoge tonen, en<br />

een mediumwoofer met een vermogen van 50 W RMS voorzien van<br />

een omgekeerde driver en een neodymium magneet voor een perfecte<br />

weergave van de lage tonen.<br />

De centrale luidspreker in het dashboard zorgt voor een nog betere<br />

geluidskwaliteit en geeft de inzittenden het gevoel bij een live-optreden<br />

aanwezig te zijn.<br />

De subwoofer in de bagageruimte, met een drievoudige spoel en een<br />

vermogen van 150 W, geeft extra diepte en kleur aan de lage tonen van<br />

het geluidsspectrum.<br />

Het geheel wordt aangestuurd door een 10-wegversterker met een<br />

vermogen van 500 W RMS en een impedantie van 2 ohm. Deze<br />

versterker is van specifi eke software voorzien die zorgt voor een<br />

surround-effect en een uitstekende geluidsverdeling, zodat zowel de<br />

bestuurder als de passagiers optimaal van de muziek kunnen genieten.<br />

233


234


Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in<br />

uw auto functioneert.<br />

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen<br />

die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren<br />

bij stilstaande auto.<br />

Wanneer de eco-mode is geactiveerd, schakelt<br />

het systeem zichzelf na het afzetten van de motor<br />

automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen<br />

raakt.<br />

PEUGEOT CONNECT NAV<br />

GPS-NAVIGATIE<br />

MULTIMEDIA-AUTORADIO/BLUETOOTH-<br />

TELEFOON<br />

INHOUD<br />

01 Basisfunctie - Bedieningspaneel<br />

02 Stuurkolomschakelaars<br />

03 Werking<br />

04 Navigatie<br />

05 Verkeersinformatie<br />

06 Telefoneren<br />

07 Index - ADDR BOOK<br />

08 Radio<br />

09 Multimediaspelers<br />

10 Audio-instellingen<br />

11 Configuratie<br />

12 Menustructuur<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

blz.<br />

236<br />

238<br />

239<br />

241<br />

255<br />

258<br />

266<br />

269<br />

272<br />

278<br />

279<br />

280<br />

Veelgestelde vragen blz. 283<br />

235


236<br />

01 BASISFUNCTIES<br />

Ingedrukt houden: resetten van het<br />

systeem.<br />

Toets MODE: selecteren<br />

van het type permanente<br />

weergave.<br />

Draaien: volumeregeling<br />

(voor elke geluidsbron<br />

afzonderlijk, inclusief de<br />

TA-meldingen en navigatieaanwijzingen).<br />

Aan/uit.<br />

Kort indrukken: onderbreken/<br />

herstellen van het geluid.<br />

Display uitschakelen.<br />

Selecteren van de<br />

geluidsbron: CD, USB,<br />

AUX, Apple ® -speler,<br />

Bluetooth Streaming,<br />

Radio.<br />

Selecteren:<br />

- automatisch zoeken naar radiozenders in afl opende/<br />

oplopende volgorde.<br />

- van het vorige/volgende nummer op de CD, MP3-bestand<br />

of mediabestand.<br />

De kaart naar links/naar rechts verplaatsen in de stand<br />

" De kaart verplaatsen ".<br />

Functie TA<br />

(verkeersinformatie)<br />

aan/uit.<br />

Kort indrukken: selecteren<br />

van een in het geheugen<br />

opgeslagen radiozender.<br />

Lang indrukken: de<br />

radiozender waar u<br />

op dat moment naar<br />

luistert opslaan als<br />

voorkeuzezender.<br />

Weergave van de lijst met ontvangen radiozenders,<br />

nummers of CD/MP3/Apple ® -speellijsten.<br />

Lang indrukken: beheer van de structuur van de MP3/<br />

WMA-bestanden/bijwerken van de lijst met ontvangen<br />

radiozenders.<br />

Selecteren van het<br />

FM-golfbereik.<br />

Annuleren van de<br />

bewerking, omhoog in de<br />

menustructuur.<br />

Lang indrukken: terug<br />

naar de permanente<br />

weergave.<br />

Toegang tot de " Audioinstellingen<br />

":<br />

klankkleur, bassen,<br />

hoge tonen, loudness,<br />

geluidsverdeling,<br />

balans links/rechts,<br />

balans voor/achter,<br />

snelheidsafhankelijke<br />

volumeregeling.<br />

Selecteren:<br />

- van het vorige/volgende item in een lijst of in een menu.<br />

- van de vorige/volgende afspeellijst van de mediadrager.<br />

- stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een<br />

hogere/lagere frequentie.<br />

- van de vorige/volgende MP3-afspeellijst.<br />

De kaart omhoog/omlaag verplaatsen, met de functie<br />

" De kaart verplaatsen ".


01<br />

BASISFUNCTIES<br />

Toegang tot het menu "Telefoon"<br />

en weergave van de laatste<br />

gesprekken of aannemen van een<br />

inkomend gesprek.<br />

Toegang tot het menu<br />

" Navigatie " en weergave van de<br />

laatst gekozen bestemmingen.<br />

Met de radio als geluidsbron,<br />

toegang tot het menu " RADIO "<br />

en weergave van de lijst met<br />

ontvangen radiozenders.<br />

Toegang tot het menu<br />

" Confi guratie ".<br />

Lang indrukken: toegang tot het<br />

GPS-bereik en de demo-modus.<br />

Annuleren van de bewerking, omhoog in<br />

de menustructuur.<br />

Lang indrukken: terug naar de<br />

permanente weergave.<br />

Draaiknopje voor selecteren en bevestigen:<br />

Selecteer een item op het display en<br />

bevestig uw keuze door het knopje kort in<br />

te drukken.<br />

Druk als er geen menu of lijst wordt<br />

weergegeven het knopje kort in om een<br />

contextmenu op te vragen, afhankelijk van<br />

de weergave op het scherm.<br />

Draaien bij weergave van de kaart:<br />

in-/uitzoomen op de kaart.<br />

Weigeren van een inkomend<br />

gesprek of gesprek beëindigen.<br />

Toegang tot het menu<br />

" Verkeersinformatie TMC "<br />

en weergave van de actuele<br />

verkeersinformatie.<br />

Media als geluidsbron, toegang<br />

tot het menu " MEDIA " en<br />

weergave van de tracklist.<br />

Weergave van de lijst met<br />

contacten / Toegang tot het menu<br />

" Contacten ".<br />

237


238<br />

02 STUURKOLOMSCHAKELAARS<br />

- Indrukken: toegang tot het<br />

menu van het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

- Draaien: scrollen binnen het<br />

menu van het display van het<br />

instrumentenpaneel.<br />

- Volume verhogen.<br />

- Geluidsweergave onderbreken /<br />

hervatten.<br />

- Volume verlagen.<br />

- Draaien.<br />

Radio: automatische selectie van<br />

vorige/volgende zender.<br />

Media: volgende/vorige track.<br />

- Drukken en draaien: naar<br />

6 opgeslagen voorkeurzenders.<br />

- Geluidsbron wijzigen.<br />

- Toets TEL/SRC (kort indrukken):<br />

Binnenkomend gesprek aannemen.<br />

Tijdens een telefoongesprek: toegang tot<br />

het menu Telefoon: Gesprek beëindigen,<br />

privé-modus, handsfree functie.<br />

- Toets TEL/SRC (even ingedrukt houden):<br />

Binnenkomend gesprek weigeren of<br />

telefoongesprek beëindigen.<br />

Buiten een telefoongesprek om: toegang<br />

tot het menu Telefoon (nummer ( kiezen,<br />

contacten, lijst met gesprekken, voice mail).<br />

- Selecteren van permanente<br />

weergave op het display.<br />

- Radio: weegave van zenders.<br />

Media: weergave van tracklist.


"RADIO"<br />

03<br />

"TELEFOON"<br />

(tijdens communicatie)<br />

ALGEMENE WERKING<br />

Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan:<br />

ENERGIESTROMEN HYBRIDESYSTEEM<br />

Raadpleeg voor meer informatie<br />

de rubriek "Weergave van<br />

de energiestromen van het<br />

hybridesysteem" van het hoofdstuk<br />

"Hybridesysteem".<br />

SETUP : INSTELLINGEN:<br />

datum en tijd, confi guratie weergave, geluid.<br />

Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht,<br />

niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder<br />

schoonmaakmiddel.<br />

"KAART OP VOLLEDIG<br />

SCHERM"<br />

"KAART OP VERKLEIND<br />

SCHERM"<br />

(tijdens navigatie)<br />

VERBRUIK HYBRIDEAUTO<br />

Raadpleeg voor meer informatie<br />

de rubriek "Verbruik van uw<br />

hybrideauto" van het hoofdstuk<br />

"Hybridesysteem".<br />

Geluidsbron veranderen:<br />

RADIO : RADIO als geluidsbron.<br />

MUSIC : MUSIC als geluidsbron.<br />

Raadpleeg het hoofdstuk "Menustructuur display" voor een<br />

gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden binnen de<br />

menu's.<br />

239


240<br />

03<br />

ALGEMENE WERKING<br />

WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT<br />

Door de draaiknop in te drukken krijgt u<br />

toegang tot de snelkeuzemenu's.<br />

RADIO:<br />

1<br />

1<br />

1<br />

TA in-/uitschakelen<br />

RDS in-/uitschakelen<br />

TELEFOON (tijdens<br />

communicatie):<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

Opties<br />

Veranderen van frequentieband<br />

In-/uitschakelen verkeersinformatie (TA)<br />

Privémodus<br />

In de wacht zetten<br />

1<br />

1<br />

MULTIMEDIASPELERS, CD<br />

OF USB (afhankelijk van<br />

media):<br />

Afspeelwijze:<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

Normaal<br />

Willekeurig<br />

Willekeurig op elk medium<br />

Herhalen<br />

KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG<br />

OF VERKLEIND SCHERM:<br />

1<br />

DTMF-tonen<br />

Ophangen<br />

Navigatie stoppen/hervatten<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

Bestemming kiezen<br />

Adres invoeren<br />

Adresboek<br />

GPS-coördinaten<br />

Alternatieve route<br />

Kaart verplaatsen<br />

Info plaats<br />

Als bestemming kiezen<br />

Als etappe kiezen<br />

Deze plaats opslaan (contacten)<br />

Kaartmodus verlaten<br />

Navigatiecriteria


04<br />

NAVIGATIE<br />

Naar het menu "NAVIGATIE"<br />

Druk op NAV.<br />

Houd het uiteinde van de<br />

lichtschakelaar even ingedrukt<br />

om de laatste gesproken<br />

instructie te herhalen.<br />

Selecteer r " Opties " in het navigatiemenu en vervolgens<br />

" Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze<br />

om de laatste bestemmingen te wissen. Selecteer " Ja " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Het is niet mogelijk om één enkele bestemming te wissen.<br />

"Navigatie"<br />

"N Navigatie i ig ti i "<br />

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).<br />

of<br />

Raadpleeg het<br />

PEUGEOT-netwerk<br />

om updates voor de<br />

kaartgegevens te<br />

verkrijgen.<br />

241


242<br />

04<br />

NAVIGATIE<br />

EEN BESTEMMING KIEZEN<br />

EEN NIEUWE BESTEMMING KIEZEN<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer " Een bestemming kiezen"<br />

en bevestig uw keuze, selecteer dan<br />

" Adres invoeren " en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer " Land " en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer " Plaats" en bevestig uw<br />

keuze om de plaats van bestemming op<br />

te slaan.<br />

Selecteer één voor één de letters van de<br />

plaats en bevestig elke letter steeds met<br />

het draaiknopje.<br />

Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze.<br />

U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen<br />

door een paar letters op te geven en dit te bevestigen met "Lijst" .<br />

Draai aan de draaiknop en selecteer OK<br />

om uw keuze te bevestigen.<br />

Vul de gegevens zoals "Weg"<br />

en " Nummer/Kruising" op dezelfde<br />

manier in.<br />

Selecteer "Opslaan " om de adreskaart op te slaan.<br />

U kunt maximaal 400 kaarten opslaan.<br />

Bevestig met "OK" om het navigeren te<br />

starten.<br />

Selecteer een navigatiecriterium:<br />

"Snelste route ", "Kortste route " of<br />

beste route " Afstand/Tijd ", en selecteer<br />

indien gewenst, aanvullende criteria<br />

zoals: "Met tolwegen ", " Met veerpont",<br />

of "Verkeersinformatie" en bevestig uw<br />

keuze met " OK ".


04<br />

NAVIGATIE<br />

EEN BESTEMMING KIEZEN<br />

NAAR EEN VAN DE LAATSTE BESTEMMINGEN<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer de gewenste bestemming en<br />

bevestig uw keuze om het navigeren te<br />

starten.<br />

NAAR EEN CONTACT UIT HET ADRESBOEK<br />

Navigeren naar een uit het adresboek van de telefoon<br />

geïmporteerd adres is alleen mogelijk als het adresbestand<br />

compatibel is met het systeem.<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

" Navigatie ".<br />

Selecteer en bevestig "Bestemming<br />

kiezen", selecteer vervolgens<br />

" Adresboek " en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer de gewenste bestemming en<br />

bevestig uw keuze met " OK" om het<br />

navigeren te starten.<br />

243


244<br />

04<br />

NAVIGATIE<br />

GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN NAAR EEN PUNT OP DE KAART<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer en bevestig " Bestemming<br />

kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten"<br />

en bevestig uw keuze.<br />

Voer de GPS-coördinaten in en bevestig<br />

uw invoer met "OK" om het navigeren<br />

te starten.<br />

Druk, als de kaart op het scherm wordt<br />

weergegeven, op OK om naar het<br />

contextmenu te gaan. Selecteer dan<br />

"Kaart verplaatsen" en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Verplaats de cursor op het scherm<br />

met de navigatietoets om een<br />

bestemmingspunt te kiezen.<br />

Druk op OK voor het contextmenu van<br />

de functie " Kaart verplaatsen ".<br />

Selecteer "Als bestemming kiezen" of<br />

"Als tussenstop kiezen " en bevestig<br />

uw keuze.


04<br />

NAVIGATIE<br />

NAAR POINTS OF INTEREST (POI)<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer "Een bestemming kiezen"<br />

en bevestig dit, selecteer vervolgens<br />

"Een adres invoeren" en bevestig dit.<br />

Selecteer en bevestig "POI " en selecteer<br />

en bevestig dan " Rondom huidige<br />

plaats " om een POI in de buurt te<br />

zoeken.<br />

Selecteer en bevestig "POI " om een POI<br />

in een etappe op te nemen, selecteer<br />

vervolgens "Op de route " en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Om een POI als bestemming op te<br />

geven moet u eerst het land en de<br />

plaats opgeven (zie "Naar nieuwe<br />

bestemming"), vervolgens "POI"<br />

selecteren en bevestigen en dan<br />

"Dichtbij" selecteren en bevestigen.<br />

Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de<br />

omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...).<br />

Selecteer " Zoeken op Naam" om POI's op naam in plaats van op<br />

afstand te zoeken.<br />

Zoek een POI in één van de rubrieken<br />

op de volgende pagina's.<br />

Selecteer de gewenste POI en bevestig<br />

uw keuze met "OK " om het navigeren<br />

te starten.<br />

245


246<br />

04<br />

POI-LIJST<br />

NAVIGATIE<br />

Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest<br />

in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te<br />

zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.<br />

* Afhankelijk van beschikbaarheid in<br />

het land.


04 NAVIGATIE<br />

UPDATEN RISICOZONE-POI'S<br />

De uitgebreide procedure is beschikbaar bij het PEUGEOTnetwerk.<br />

De bestanden moeten in zijn geheel worden gekopieerd op het<br />

gekozen medium.<br />

Een melding geeft aan dat het downloaden succesvol is afgerond.<br />

Er mogen geen andere gegevens op de CD-Rom of USB-stick zijn<br />

opgeslagen.<br />

* Beschikbaar in bepaalde landen.<br />

Download vanaf internet het updatebestand voor<br />

de Risicozone POI'S en zet het op een CD-Rom of<br />

USB-stick.<br />

Deze dienst * is beschikbaar via http://peugeot.<br />

navigation.com of https://www.peugeot-connectdownloads.co.uk.<br />

Plaats de CD-Rom of de USB-stick met het<br />

bestand voor Points Of Interest in de CD- of USBspeler<br />

van het systeem.<br />

Het systeem detecteert automatisch welk<br />

medium is geplaatst. Start de update door "JA" te<br />

bevestigen.<br />

247


248<br />

04 NAVIGATIE<br />

INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN<br />

RISICOGEBIEDEN<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze,<br />

selecteer vervolgens " Risicogebieden<br />

instellen " en bevestig uw keuze.<br />

U kunt nu kiezen uit:<br />

- "Zichtbare meldingen"<br />

- "Meldingen met geluidssignalen"<br />

- "Alleen meldingen weergeven bij het<br />

navigeren"<br />

- "Alleen meldingen geven bij een te hoge<br />

snelheid".<br />

U kunt de tijd tussen het moment van de<br />

waarschuwing voor een Risicogebied en het<br />

passeren van het risicogebied instellen.<br />

Selecteer "OK K"<br />

om de instellingen te bevestigen.<br />

Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicogebieden zijn<br />

gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd.<br />

De gedetailleerde procedure voor het updaten van de risicogebieden<br />

is beschikbaar op de website www.peugeot.com.


04 NAVIGATIE<br />

EEN ETAPPE TOEVOEGEN<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer " Etappes en routes " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer " Etappe toevoegen " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Het adres van de etappe geeft u als<br />

bestemming op via " Adres invoeren ",<br />

een kaart uit het " Adresboek ", of uit<br />

"Laatste bestemmingen".<br />

Selecteer " Dichtbij" om in de buurt van<br />

de etappe te komen of "Strikt " om de<br />

etappe heel precies te rijden.<br />

Bevestig met "OK" om het navigeren<br />

te starten en globaal de richting aan te<br />

geven.<br />

ETAPPES BEHEREN<br />

Herhaal de handelingen 1 en 2,<br />

selecteer " Etappes Ordenen/Wissen"<br />

en bevestig uw keuzes om etappes te<br />

beheren.<br />

Selecteer de etappe die u wilt<br />

verplaatsen.<br />

Selecteer en bevestig uw keuze om de<br />

wijzigingen op te slaan.<br />

Selecteer "Verwijderen " om een etappe te verwijderen.<br />

249


250<br />

04 NAVIGATIE<br />

NAVIGATIEOPTIES<br />

CRITERIA VOOR DE BEREKENING<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer "Opties " en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer " Rekencriteria defi niëren " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Met deze functie kunt u de verschillende<br />

criteria voor het berekenen van de route<br />

instellen:<br />

- de soort route (" Snelste route ",<br />

"Kortste route", " Afstand/Tijd "),<br />

- aanvullende criteria zoals (" Met<br />

tolwegen" of " Met veerpont"),<br />

- al of niet rekening houden met de<br />

verkeersinformatie<br />

("Verkeersinformatie").<br />

Als u opgeeft dat het systeem rekening moet houden met de<br />

verkeersinformatie, wordt er automatisch een nieuwe route<br />

berekend als de verkeerssituatie daar aanleiding toe geeft.<br />

Selecteer " OK" en bevestig uw keuze<br />

om de instellingen op te slaan.


04 NAVIGATIE<br />

KAARTEN BEHEREN<br />

POINTS OF INTEREST OP DE KAART KIEZEN<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie ".<br />

Selecteer "Kaartbeheer" r en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer "Gegevens van de kaart " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer één of meer categorieën die u<br />

op het scherm wilt zien.<br />

Selecteer " Standaard " om alleen " Tankstations, garages " en<br />

"Risicogebieden" (indien gedownload) weer te geven op de<br />

kaart.<br />

Selecteer " OK" en bevestig uw keuze,<br />

selecteer nogmaals "OK" en bevestig dit<br />

opnieuw om de instellingen op te slaan.<br />

251


252<br />

04 NAVIGATIE<br />

ORIËNTERING VAN DE KAART<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie ".<br />

Selecteer "Kaartbeheer" r en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer "Oriëntering van de kaart"<br />

en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer:<br />

- "Op auto georiënteerd " om de<br />

kaart op de auto te richten,<br />

- "Op noorden georiënteerd " om<br />

de kaart altijd naar het noorden te<br />

richten,<br />

- "Perspectief" f om de kaart in<br />

perspectief te zien.<br />

In het menu " SETUP " kunt u de kleur van de kaart veranderen<br />

door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen.<br />

De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal<br />

van 100 m of kleiner.


04 NAVIGATIE<br />

GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN INSTELLEN<br />

VOLUMEREGELING/UITSCHAKELEN<br />

Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te<br />

bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing.<br />

Druk op NAV voor het menu<br />

"Navigatie".<br />

Selecteer "Opties " en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer "Instellen gesproken<br />

berichten" en bevestig uw keuze.<br />

Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu<br />

"SETUP" / " Spraaksynthese ".<br />

Selecteer de volumeweergave en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Stel het gewenste volume in en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer "Uitschakelen " om de gesproken instructies uit te<br />

schakelen.<br />

Selecteer " OK" en bevestig uw keuze.<br />

253


254<br />

04 NAVIGATIE<br />

MANNENSTEM/VROUWENSTEM<br />

Druk op SETUP voor het<br />

confi guratiemenu.<br />

Selecteer " Spraaksynthese " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer " Mannenstem kiezen " of<br />

" Vrouwenstem kiezen" en bevestig<br />

uw keuze met " Ja ". Het systeem wordt<br />

vervolgens opnieuw opgestart.


05 VERKEERSINFORMATIE<br />

Naar het menu "VERKEERSINFORMATIE"<br />

Druk op "TRAFFIC ".<br />

" Verkeersinformatie V Ve k kee s i f fo at ti tie TMC<br />

TMC C"<br />

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).<br />

of<br />

255


256<br />

05<br />

INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN<br />

Een TMC-bericht (Trafi c Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en<br />

doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart.<br />

Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen.<br />

Druk op TRAFFIC voor weergave van<br />

het menu "Verkeersinformatie TMC".<br />

Selecteer de functie "Geografi sch<br />

fi lter" en bevestig uw keuze.<br />

Wij adviseren:<br />

- een fi lter op de route en<br />

- een fi lter rondom de auto van:<br />

- 20 km in de stad,<br />

- 50 km op de snelweg.<br />

Het systeem biedt de keuze:<br />

- " Bewaar alle berichten :",<br />

of<br />

- "Bewaar de berichten :"<br />

● "Rondom de auto", (bevestig de<br />

opgegeven kilometers om dit te<br />

wijzigen en de afstand te kiezen),<br />

● " Op de route".<br />

Bevestig met "OK" om de wijzigingen op<br />

te slaan.


05<br />

BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC<br />

Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld:<br />

Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld:<br />

VERKEERSBERICHTEN BELUISTEREN<br />

De functie TA (Traffi c Announcement) geeft voorrang aan het luisteren<br />

naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een<br />

radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een<br />

verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment<br />

wordt weergegeven (Radio, CD, USB, ...) automatisch onderbroken en wordt<br />

het verkeersbericht weergegeven. Zodra het verkeersbericht is afgelopen,<br />

wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.<br />

Druk op RADIO om het menu weer te<br />

geven.<br />

Selecteer " Opties" en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer " TA in-/uitschakelen " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Het geluidsvolume van de verkeersberichten kunt u alleen instellen<br />

tijdens de weergave van een dergelijk bericht.<br />

U kunt de functie op elk moment in- of uitschakelen door<br />

op de toets te drukken.<br />

Druk tijdens een verkeersbericht op de toets wanneer u<br />

het bericht wilt onderbreken.<br />

257


258<br />

06 TELEFONEREN<br />

Toegang tot het menu "TELEFOON"<br />

Druk op deze toets.<br />

Selecteer in "Lijst gesprekken" een nummer en bevestig<br />

uw keuze met OK om een gesprek te starten.<br />

Binnenkomende gesprekken.<br />

Uitgaande gesprekken.<br />

" Telefoon Tlf eeoo "<br />

In de bovenbalk wordt steeds<br />

aangegeven<br />

Geen verbinding met een<br />

telefoon.<br />

Verbinding met een<br />

telefoon.<br />

Binnenkomend gesprek.<br />

Uitgaand gesprek.<br />

Bezig met<br />

synchroniseren van<br />

adresboek.<br />

Telefoongesprek bezig.<br />

Als u verbinding met een andere telefoon maakt, wordt<br />

de lijst met de laatste gesprekken gewist.


06<br />

TELEFONEREN<br />

BLUETOOTH-TELEFOON<br />

KOPPELEN<br />

EERSTE KOPPELING<br />

Ga voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp, enz.) naar<br />

www.peugeot.nl.<br />

Activeer de Bluetooth-functie van uw<br />

telefoon en stel deze zo in dat de<br />

telefoon "gezien" wordt.<br />

Druk op deze toets.<br />

Selecteer "Bluetooth-functies" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag<br />

om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de<br />

volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden<br />

uitgevoerd als de auto stilstaat .<br />

Selecteer "Randapparatuur zoeken" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Er verschijnt een overzicht van de<br />

apparatuur die waargenomen is. Wacht<br />

tot de knop "Verbinden" verschijnt.<br />

Selecteer het gewenste apparaat in de<br />

lijst, kies dan " Verbinden" en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Het systeem stelt voor:<br />

- het profi el "Handsfree functie "<br />

(alleen telefoon),<br />

- het profi el "Audio " (streaming:<br />

lezen van muziekbestanden van de<br />

telefoon),<br />

- of beide profi elen " Alle".<br />

Selecteer met " OK " en bevestig uw<br />

keuze.<br />

259


260<br />

06<br />

TELEFONEREN<br />

De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.<br />

Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn.<br />

Kies het profi el "Handsfree functie " als u geen muziek wilt<br />

beluisteren.<br />

Het systeem kan maar één profi el kiezen als de telefoon<br />

geen extra functies heeft. U kunt allebei de profi elen als<br />

standaardinstelling kiezen.<br />

Kies een code voor de verbinding en<br />

bevestig uw invoer met " OK".<br />

Voer dezelfde pincode als die van de telefoon in om<br />

de verbinding tot stand te brengen.<br />

Accepteer een automatische verbinding met de telefoon als u wilt<br />

dat de telefoon automatisch aangesloten wordt bij het starten van<br />

de auto.<br />

Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt<br />

om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek.<br />

Bij terugkomst in de auto wordt de verbinding met de laatst<br />

aangesloten telefoon binnen ongeveer 30 seconden na het<br />

aanzetten van het contact, automatisch weer tot stand gebracht<br />

(Bluetooth actief en apparatuur "zichtbaar").<br />

Om het profi el van de automatische verbinding te veranderen,<br />

moet u de koppeling met de desbetreffende telefoon ongedaan<br />

maken en de telefoon daarna met het nieuwe profi el opnieuw<br />

koppelen.


06 TELEFONEREN<br />

BELLEN<br />

EEN NIEUW NUMMER BELLEN EEN CONTACT BELLEN<br />

Druk op deze toets.<br />

Selecteer "Bellen" en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Toets het nummer in op het virtuele<br />

toetsenbord door de cijfers te selecteren<br />

en daarna te bevestigen.<br />

Bevestig met "OK" om het ingevoerde<br />

telefoonnummer te bellen.<br />

Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige<br />

plaats of gebruik de toetsen op het stuur.<br />

Druk op deze toets of houd<br />

TEL/SRC op het stuurwiel ingedrukt.<br />

Selecteer "Contacten " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer het gewenste contact en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer het nummer en bevestig uw<br />

keuze om het bellen te starten.<br />

261


262<br />

06 TELEFONEREN<br />

LAATSTE NUMMERS BELLEN<br />

Druk op deze toets of houd TEL/SRC<br />

ingedrukt, selecteer " Gesprekkenlijst"<br />

en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer het gewenste nummer en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Druk op PHONE, selecteer " Telefoonopties " en bevestig uw<br />

keuze, en selecteer vervolgens " De gesprekkenlijst wissen" als<br />

u de lijst met gesprekken wilt wissen, en bevestig uw keuze.<br />

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval<br />

de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.<br />

EEN GESPREK BEËINDIGEN<br />

Druk op GESPREK BEËINDIGEN.<br />

of<br />

Houd de toets TEL/SRC op het<br />

stuurwiel even ingedrukt.


06 TELEFONEREN<br />

EEN GESPREK AANNEMEN<br />

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een<br />

pop-upvenster op het scherm.<br />

Standaard is het systeem ingesteld op<br />

"Ja" om het gesprek aan te nemen.<br />

Druk op " OK " om het gesprek aan te<br />

nemen.<br />

Selecteer " Nee " en bevestig uw keuze<br />

om het gesprek te weigeren.<br />

Druk deze toets of TEL/SRC even in om<br />

een gesprek aan te nemen.<br />

Houd deze toets of TEL/SRC langer<br />

ingedrukt<br />

of druk op OPHANGEN om een gesprek<br />

te weigeren.<br />

263


264<br />

06<br />

OPTIES TIJDENS EEN GESPREK *<br />

Druk tijdens het gesprek een paar keer<br />

op de toets MODE om het telefoonmenu<br />

te selecteren en druk vervolgens op<br />

"OK" om naar het contextmenu te gaan.<br />

Of druk deze toets even in.<br />

Selecteer " Privé-modus " en bevestig<br />

uw keuze om het gesprek rechtstreeks<br />

via de telefoon te voeren.<br />

Of selecteer " Hands-freefunctie " en<br />

bevestig uw keuze om het gesprek via<br />

de luidsprekers van de audio-installatie<br />

weer te geven.<br />

Selecteer en bevestig " In de wacht<br />

zetten " om het gesprek in de wacht te<br />

zetten.<br />

Of selecteer " Gesprek hervatten " en<br />

bevestig uw keuze om een gesprek dat<br />

in de wacht is gezet, voort te zetten.<br />

* Afhankelijk van het type telefoon en het abonnement.<br />

Selecteer " DTMF-tonen " om het<br />

numerieke toetsenbord te kunnen<br />

gebruiken voor het kiezen van eventuele<br />

opties die u in een gesprek worden<br />

aangegeven.<br />

Selecteer " Verbreken " om het gesprek<br />

te beëindigen.<br />

U kunt ook een conference-call met 3<br />

deelnemers houden. Start daarvoor eerst<br />

2 afzonderlijke gesprekken* en selecteer<br />

dan "Conference " in het contextmenu<br />

dat verschijnt als u deze toets indrukt.


06<br />

TELEFONEREN<br />

BEHEER VAN TELEFOONVERBINDINGEN BELTONEN INSTELLEN<br />

Druk op deze toets.<br />

Selecteer "Bluetooth-functies".<br />

Selecteer " Lijst met gekoppelde<br />

randapparatuur" r en bevestig uw keuze.<br />

U kunt nu:<br />

- verbinding maken met de geselecteerde<br />

telefoon via " Verbinden" of de<br />

verbinding " Verbreken ",<br />

- de koppeling met de geselecteerde<br />

telefoon verbreken.<br />

U kunt ook alle koppelingen tegelijk verbreken.<br />

Druk op deze toets.<br />

Selecteer "Telefoonopties" en bevestig<br />

uw keuze.<br />

Selecteer "Opties beltonen " en<br />

bevestig uw keuze.<br />

U kunt het volume en het type beltoon<br />

instellen.<br />

Selecteer "OK" en bevestig uw keuze<br />

om de wijzigingen op te slaan.<br />

265


266<br />

07 INDEX - ADDR BOOK<br />

Toegang tot het menu "CONTACTEN"<br />

Druk op ADDR BOOK.<br />

De manier waarop de<br />

contactenlijst geordend is,<br />

hangt af van de gebruikte<br />

telefoon.<br />

Bestemming:<br />

- afkomstig van de contacten die in de mobiele telefoon<br />

en op de SIM-kaart zijn opgeslagen (afhankelijk van<br />

de synchronisatie-opties van het Bluetooth-menu en<br />

de compatibiliteit van de telefoon),<br />

- opgeslagen in het systeem.<br />

Selecteer een contact en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer vervolgens "Navigeren naar" r en bevestig uw keuze.<br />

"Contacten Contacten C t t "<br />

" Co Contacten C t ttacte t weergeven<br />

ee ge g e "<br />

(" ( O " " "I I t "<br />

Telefooncontacten:<br />

- van de mobiele telefoon en de SIM-kaart (afhankelijk<br />

van de synchronisatie-opties van het Bluetooth-menu<br />

en de compatibiliteit van de telefoon),<br />

- opgeslagen in het systeem.<br />

Selecteer een telefooncontact en bevestig uw keuze om<br />

het desbetreffende nummer te bellen.


07<br />

INDEX - ADDR BOOK<br />

ADRESBOEK / SYNCHRONISEREN CONTACTEN<br />

Druk twee keer op ADDR BOOK en<br />

selecteer vervolgens "Nieuw contact"<br />

om een nieuw contact op te slaan.<br />

Druk twee keer op ADDR BOOK ,<br />

selecteer vervolgens "Confi guratie" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer "Alle contacten wissen "<br />

om de opgeslagen contacten uit het<br />

geheugen te verwijderen.<br />

Selecteer "Alles importeren " om alle<br />

contacten van de telefoon te importeren<br />

en op te slaan.<br />

Selecteer " Synchronisatie-opties" en<br />

bevestig uw keuze:<br />

- Geen synchronisatie: alleen de in het<br />

geheugen van het systeem opgeslagen<br />

contacten (altijd aanwezig).<br />

- Contacten van telefoon weergeven:<br />

alleen de contacten die in het geheugen<br />

van de telefoon zijn opgeslagen.<br />

- Contacten van SIM-kaart weergeven:<br />

alleen de contacten die op de SIMkaart<br />

van de telefoon zijn opgeslagen.<br />

- Alle contacten weergeven: de<br />

contacten die in het geheugen van<br />

de telefoon én op de SIM-kaart zijn<br />

opgeslagen.<br />

Druk twee keer op ADDR BOOK en<br />

selecteer vervolgens "Status van<br />

contactengeheugen " als u wilt weten<br />

hoeveel contacten er in het geheugen<br />

zijn opgeslagen en hoeveel ruimte er nog<br />

over is.<br />

267


268<br />

07<br />

INDEX - ADDR BOOK<br />

CONTACTEN BEHEREN<br />

Druk twee keer op ADDR BOOK ,<br />

selecteer vervolgens "Contacten<br />

weergeven" en bevestig uw keuze.<br />

Selecteer het gewenste contact en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer "Openen " om een extern<br />

contact weer te geven of een opgeslagen<br />

contact te wijzigen.<br />

Een extern contact moet altijd eerst geïmporteerd worden voordat<br />

u het kunt wijzigen. Het contact wordt in het geheugen van het<br />

systeem opgeslagen. Contacten in het adresboek van de telefoon of<br />

op de SIM-kaart kunnen niet verwijderd of gewijzigd worden via de<br />

Bluetooth-verbinding.<br />

Selecteer "Importeren " om één contact<br />

naar het systeem te kopiëren.<br />

Selecteer "Verwijderen " om een<br />

opgeslagen contact uit het systeem te<br />

verwijderen.<br />

Selecteer OK of ESC om dit menu te<br />

verlaten.


08 RADIO<br />

Naar het menu "RADIO"<br />

Druk op RADIO.<br />

Houd LIST even ingedrukt om<br />

het overzicht van zenders te<br />

verversen.<br />

Druk op of of gebruik het draaiknopje om de vorige<br />

of volgende zender van de lijst te kiezen.<br />

Dit overzicht verschijnt ook als u de toets LIST op het<br />

stuur indrukt.<br />

"FM FM FM-band FM band b d dd"<br />

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).<br />

of<br />

269


270<br />

08 RADIO<br />

SELECTEREN VAN EEN ZENDER<br />

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de<br />

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.<br />

De kwaliteit van de ontvangst wordt<br />

aangegeven door het aantal actieve<br />

golven in dit symbool.<br />

Alfabetisch<br />

Druk op RADIO of LIST , kies de<br />

gewenste zender en bevestig uw keuze.<br />

Automatisch zoeken<br />

Druk op off om automatisch naar<br />

lagere of hogere frequenties te zoeken.<br />

Of draai het knopje van de bediening op<br />

het stuur.<br />

Handmatig zoeken<br />

Druk op of om stapsgewijs naar<br />

een andere frequentie te zoeken.<br />

EEN ZENDER OPSLAAN<br />

Houd, nadat u een zender hebt<br />

geselecteerd, een van de toetsen van<br />

het numerieke toetsenbord gedurende<br />

2 seconden ingedrukt om deze zender<br />

op te slaan in het geheugen.<br />

Er klinkt een piepje ter bevestiging.<br />

Druk op een van de toetsen van het<br />

numerieke toetsenbord om de onder<br />

dat nummer opgeslagen zender op te<br />

vragen.<br />

Of druk en draai aan het knopje op het<br />

stuur.


08<br />

RADIO<br />

RDS INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN<br />

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar<br />

de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven<br />

luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige<br />

RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat<br />

de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit<br />

verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.<br />

Druk op RADIO.<br />

Selecteer " Opties " en bevestig uw<br />

keuze.<br />

Selecteer " RDS inschakelen/<br />

uitschakelen " en bevestig uw keuze.<br />

Druk, als de radiogegevens worden weergegeven op " OK " om het<br />

contextmenu op te vragen.<br />

Selecteer " RDS inschakelen/uitschakelen ".<br />

271


272<br />

09 MULTIMEDIASPELERS<br />

Naar het menu "MUZIEK-MEDIA"<br />

Druk op MEDIA.<br />

Deze lijst verschijnt ook als u op toets LIST van<br />

de bediening op het stuur drukt.<br />

"MEDIA MEDIA MEDIA"<br />

Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts).<br />

of


09 MULTIMEDIASPELERS<br />

CD, MP3-CD, USB-SPELER<br />

INFORMATIE EN ADVIEZEN<br />

De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, .fl ac,<br />

.ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.<br />

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden<br />

afgespeeld.<br />

Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, .m3u, ...) kunnen<br />

niet worden afgespeeld.<br />

WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn.<br />

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en<br />

48 kHz.<br />

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd<br />

speciale tekens (bijv.: " ", ?, ù) om problemen met het afspelen of de<br />

weergave te voorkomen.<br />

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard<br />

ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen<br />

afspelen.<br />

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze<br />

niet goed wordt afgespeeld.<br />

Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor<br />

het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in<br />

(maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.<br />

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de<br />

standaard Joliet te gebruiken.<br />

Het systeem is geschikt voor externe geluidsdragers<br />

(USB of iPod via USB-kabel - niet meegeleverd).<br />

U kunt deze apparatuur bedienen via de audioinstallatie<br />

van de auto.<br />

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door<br />

het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet<br />

meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten.<br />

Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 16 of 32 om te<br />

kunnen worden afgespeeld.<br />

273


274<br />

09<br />

AUDIOBRONNEN<br />

Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de<br />

USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel<br />

(niet meegeleverd) op de USB-poort aan.<br />

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten<br />

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze<br />

lijsten kan enkele seconden of soms enkele<br />

minuten duren nadat het apparaat voor de eerste<br />

keer is aangesloten.<br />

Het verwijderen van alle andere dan<br />

muziekbestanden en het verminderen van het<br />

aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze<br />

afspeellijsten versnellen.<br />

De afspeellijsten worden iedere keer na het<br />

opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten<br />

van een USB-stick vernieuwd. De autoradio slaat<br />

de lijsten echter wel op en als ze niet zijn gewijzigd,<br />

is de laadtijd korter. Het afspelen volgt na een korte<br />

tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick.<br />

GELUIDSBRON KIEZEN<br />

Via de toets SOURCE of SRC op het stuur kunt u van de ene naar<br />

de andere geluidsbron overschakelen.<br />

"RADIO "<br />

"STREAMING "<br />

"CD/CD MP3 "<br />

"AUX "<br />

"USB, iPod"<br />

Druk op MEDIA voor weergave van het<br />

menu " MEDIA".<br />

Selecteer " Andere Media " en bevestig<br />

uw keuze.


09<br />

Vorige track.<br />

EEN TRACK SELECTEREN<br />

Volgende track.<br />

Vorige afspeellijst.<br />

Volgende afspeellijst.<br />

Snel vooruit.<br />

Snel achteruit.<br />

MULTIMEDIASPELERS<br />

Pauze: SRC even ingedrukt houden.<br />

/<br />

/<br />

Even ingedrukt<br />

houden<br />

Even ingedrukt<br />

houden<br />

LIST: Overzicht van tracks en<br />

afspeellijsten op USB of CD<br />

Omhoog en omlaag in de lijst.<br />

Bevestigen, verder in de menustructuur.<br />

Terug in de menustructuur.<br />

/ /<br />

/ /<br />

+ /<br />

/<br />

275


276<br />

09<br />

MULTIMEDIASPELERS<br />

APPLE ® -SPELER AANSLUITEN<br />

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel<br />

(niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.<br />

Het afspelen begint automatisch.<br />

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.<br />

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat<br />

(artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).<br />

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen<br />

moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens<br />

een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw<br />

keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.<br />

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de<br />

generatie van uw Apple ® -speler.<br />

De lijst van compatibele uitrusting en een update voor de software zijn<br />

verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.<br />

STREAMING AUDIO<br />

Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de<br />

telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen.<br />

Maak een verbinding met de telefoon: zie het hoofdstuk<br />

"TELEFONEREN".<br />

Kies het profi el "Audio" of "Alle".<br />

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de<br />

audioweergave moet starten via de telefoon.<br />

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van<br />

de autoradio.<br />

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een<br />

geluidsbron beschouwd.<br />

Wij adviseren de functie " Herhalen" voor Bluetooth-apparatuur in te<br />

schakelen.


09 MULTIMEDIASPELERS<br />

AUX-INGANG GEBRUIKEN<br />

Audio-kabel niet meegeleverd<br />

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een geschikte kabel<br />

aan op de JACK-aansluiting. Druk op MEDIA voor weergave van het<br />

menu "MEDIA".<br />

Selecteer "AUX-ingang inschakelen/<br />

uitschakelen " en bevestig uw keuze.<br />

Stel eerst het volume van het externe<br />

apparaat in (luid). Regel daarna het<br />

volume van de audio-installatie in de<br />

auto.<br />

De bediening gebeurt via het externe apparaat.<br />

277


278<br />

10 AUDIO-INSTELLINGEN<br />

Deze zijn op te vragen met de toets<br />

MUSIC op het bedieningspaneel of door<br />

de toets RADIO of MEDIA (afhankelijk<br />

van de geluidsbron) even ingedrukt te<br />

houden.<br />

- " Klankkleur r " (6 verschillende opties)<br />

- " Bassen "<br />

- " Hoge tonen "<br />

- " Loudness " (In-/uitschakelen)<br />

- "Verdeling" (" Bestuurder r ", " Alle passagiers ")<br />

- " Balans " (Links/Rechts)<br />

- " Fader r " (Voor/Achter)<br />

- " Autom. volume " afhankelijk van de rijsnelheid<br />

(In-/uitschakelen)<br />

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het<br />

Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de<br />

weergave en kan worden afgestemd op het aantal inzittenden.<br />

De ( Klankkleur r, Bassen , Hoge tonen en Loudness ) zijn voor elke<br />

geluidsbron apart in te stellen.<br />

De instellingen van de verdeling van het geluid en de balans zijn voor<br />

alle geluidsbronnen gelijk.<br />

Geïntegreerd audiosysteem: Sound Staging van Arkamys © .<br />

Dankzij het Sound Staging-systeem krijgen de bestuurder en de<br />

passagiers het gevoel bij een live-uitvoering aanwezig te zijn: het geluid<br />

lijkt van voren te komen en omgeeft de inzittenden volledig.<br />

Deze nieuwe ervaring wordt mogelijk gemaakt door de software van de<br />

autoradio die de digitale signalen van de mediaspelers (radio, CD, MP3, ...)<br />

bewerkt zonder dat de instellingen van de luidsprekers veranderd hoeven<br />

te worden. Bij de bewerking van de signalen wordt rekening gehouden met<br />

de vorm van het interieur, zodat de muziek optimaal wordt weergegeven.<br />

De Arkamys © -software in uw autoradio bewerkt het digitale signaal van<br />

alle mediaspelers (autoradio, CD, MP3, enz.) waardoor een natuurlijke<br />

geluidsweergave wordt verkregen, waarbij het geluid van voren, ter<br />

hoogte van de voorruit, lijkt te komen waardoor zowel stemmen als<br />

muziekinstrumenten optimaal tot hun recht komen.


11 CONFIGURATIE<br />

WEERGAVE INSTELLEN<br />

Druk op SETUP voor het menu<br />

"Confi guratie".<br />

Selecteer "Confi guratie weergave" en<br />

bevestig uw keuze.<br />

Selecteer " Kies de kleur r " en bevestig<br />

uw keuze om de weergave van de<br />

kleuren en de kaart op het scherm in te<br />

stellen:<br />

- stand "Dag",<br />

- stand "Nacht",<br />

- automatische dag/nacht-stand,<br />

op basis van het branden van de<br />

verlichting.<br />

Selecteer " Lichtsterkte instellen " en<br />

bevestig uw keuze om de lichtsterkte in<br />

te stellen.<br />

Druk op " OK " om de wijzigingen op te<br />

slaan.<br />

De instellingen voor dag en nacht zijn<br />

onafhankelijk van elkaar.<br />

279


280<br />

12<br />

MENU "Navigatie"<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

Een bestemming kiezen<br />

Adres invoeren<br />

Index<br />

GPS-coördinaten (Opslaan)<br />

Etappes en route<br />

Een etappe toevoegen<br />

Adres invoeren<br />

Adresboek<br />

MENUSTRUCTUUR DISPLAY<br />

BASISFUNCTIE<br />

1<br />

2<br />

2<br />

3<br />

KEUZE A<br />

keuze A1<br />

keuze A2<br />

KEUZE B...<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

2<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

Laatste bestemmingen<br />

Etappes Ordenen / Wissen<br />

Alternatieve route<br />

Gekozen bestemming<br />

Opties<br />

Defi niëren rekencriteria<br />

Instellen gesproken berichten<br />

Laatste bestemmingen wissen<br />

Risicozones instellen<br />

Kaartbeheer<br />

Oriëntering van de kaart<br />

Gegevens van de kaart<br />

De kaart verplaatsen / "Volgen auto"<br />

Cartografi e en update<br />

Beschrijving van bestand met risicogebieden<br />

Navigatie stoppen / hervatten<br />

MENU "TRAFFIC"<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

Geografi sch fi lter<br />

Bewaar alle berichten<br />

Bewaar de berichten<br />

Rondom de auto<br />

Op de route<br />

TMC-zender kiezen<br />

TMC automatisch volgen<br />

TMC handmatig volgen<br />

Lijst van TMC-zenders<br />

Verkeersinformatie aan / uit


12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY<br />

MENU "Telefoon"<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

Bellen<br />

Contacten<br />

Lijst gesprekken<br />

Telefoonfuncties<br />

Opties beltonen<br />

De gesprekkenlijst wissen<br />

Bluetooth-functies<br />

Lijst met gekoppelde randapparatuur<br />

Verbinden<br />

Verbreken<br />

Wissen<br />

Alles wis.<br />

Randapparatuur zoeken<br />

Naam van radiotelefoon wijzigen<br />

MENU "Contacten"<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

Contacten weergeven<br />

Openen<br />

Importeren<br />

Wissen<br />

Nieuw contact<br />

Confi guratie<br />

Alle contacten wissen<br />

Alles importeren<br />

Synchronisatie-opties<br />

Geen synchronisatie<br />

Contacten van telefoon weergeven<br />

Contacten van SIM-kaart weergeven<br />

Alle contacten weergeven<br />

Staat van de contacten<br />

MENU "RADIO"<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

Volgende band<br />

Opties (radio)<br />

TA inschakelen / uitschakelen<br />

RDS inschakelen / uitschakelen<br />

Audio-instellingen<br />

Omgeving<br />

Geen<br />

Klassiek<br />

Jazz<br />

Rock<br />

Techno<br />

Spraak<br />

281


1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

282<br />

3<br />

3<br />

12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY<br />

Lage tonen<br />

Hoge tonen<br />

Volume<br />

Verdeling<br />

Bestuurder<br />

Alle passagiers<br />

Balans L-R<br />

Balans V-A<br />

Autom. volume<br />

Radiolijst updaten<br />

MENU "MEDIA"<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

Volgende medium<br />

USB-medium uitwerpen<br />

Afspeelmodus<br />

Normaal<br />

Willekeurig<br />

Willekeurig op hele medium<br />

Herhalen<br />

Audio-instellingen (idem RADIO)<br />

AUX-ingang inschakelen / uitschakelen<br />

MENU "SETUP"<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

3<br />

3<br />

4<br />

4<br />

4<br />

Confi guratie display<br />

Kies de kleur<br />

Harmonie<br />

Cartografi e<br />

Dagstand<br />

Nachtstand<br />

Dag/Nacht auto<br />

Lichtsterkte instellen<br />

Datum en tijd instellen<br />

Spraaksynthese<br />

Volume van de instructies<br />

Mannenstem kiezen / Vrouwenstem kiezen


VEELGESTELDE VRAGEN<br />

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

De route wordt niet<br />

berekend.<br />

De POI's worden niet<br />

aangegeven.<br />

Het geluidssignaal van<br />

de Risicogebieden<br />

functioneert niet.<br />

Het systeem stelt bij<br />

belemmeringen geen<br />

alternatieve routes voor.<br />

Ontvangst van een<br />

melding van een<br />

Risicogebied dat niet op<br />

mijn route ligt.<br />

De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv.<br />

geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt).<br />

Controleer de criteria in het Menu "Navigatie"\<br />

"Opties"\"Rekencriteria defi niëren".<br />

De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's.<br />

De POI's zijn niet gedownload. Download de POI's van de website:<br />

"http://peugeot.navigation.com".<br />

Het geluidssignaal is niet geactiveerd. Activeer het geluidssignaal in het menu<br />

"Navigatie"\"Opties"\"Risicogebieden instellen".<br />

Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie. Selecteer de functie "Verkeersinformatie" in het<br />

overzicht met criteria.<br />

Het systeem meldt alle Risicogebieden die zich buiten de route in<br />

een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook<br />

Risicogebieden gesignaleerd die zich op nabij gelegen routes of op<br />

parallelbanen bevinden.<br />

Zoom in op de kaart om de exacte positie van het Risicogebied te<br />

kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen<br />

buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment<br />

van de melding en het passeren van het risicogebied te verkorten.<br />

283


284<br />

VEELGESTELDE VRAGEN<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

Sommige fi les op de<br />

route worden niet direct<br />

gemeld.<br />

De hoogte wordt niet<br />

weergegeven.<br />

Het lukt me niet om mijn<br />

Bluetooth-telefoon te<br />

koppelen.<br />

Het signaal van de<br />

aangesloten Bluetoothtelefoon<br />

is niet hoorbaar.<br />

Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de<br />

verkeersinformatie te ontvangen.<br />

Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt<br />

ontvangen (weergave van de icoontjes van de<br />

verkeersinformatie op de kaart).<br />

Het fi lter is te krap ingesteld. Verander de instellingen via "Geografi sch fi lter".<br />

In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...)<br />

verkeersinformatie beschikbaar.<br />

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren<br />

voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.<br />

De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de<br />

omgeving (tunnel...) en het weer.<br />

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld<br />

of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.<br />

Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is<br />

afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.<br />

Wacht tot het systeem volledig is opgestart.<br />

Controleer of het GPS van ten minste 4 satellieten<br />

een signaal ontvangt (druk lang op de toets<br />

SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik").<br />

Dit is een normaal verschijnsel. De werking van<br />

het systeem is afhankelijk van de ontvangst van<br />

het GPS-signaal.<br />

- Controleer of de Bluetooth-functie van uw<br />

telefoon is ingeschakeld.<br />

- Controleer bij de instellingen van uw telefoon<br />

of deze op "Vind mij" staat.<br />

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem. Een overzicht van compatibele Bluetoothtelefoons<br />

is verkrijgbaar bij het netwerk.<br />

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon. Verhoog het volume van de radio eventueel tot het<br />

maximum en verhoog het geluidsniveau van de<br />

telefoon indien nodig.<br />

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden. Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten,<br />

aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).


VEELGESTELDE VRAGEN<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

Sommige contacten<br />

komen dubbel voor in<br />

de lijst.<br />

De contacten worden niet<br />

in alfabetische volgorde<br />

weergegeven.<br />

Het systeem ontvangt<br />

geen SMS-berichten.<br />

De CD wordt steeds<br />

uitgeworpen of kan niet<br />

worden afgespeeld door<br />

de CD-speler.<br />

Na het laden van een CD<br />

of het aansluiten van een<br />

USB-stick moet u enige<br />

tijd wachten.<br />

De CD-speler levert een<br />

slechte geluidskwaliteit.<br />

Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die<br />

in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens<br />

worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten<br />

dubbel worden overgenomen.<br />

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van<br />

de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden<br />

overgenomen.<br />

De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.<br />

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen,<br />

bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de<br />

autoradio gelezen kunnen worden.<br />

De gebrande CD is niet compatibel met de CD-speler.<br />

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de audioinstallatie<br />

wordt herkend.<br />

Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een<br />

aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden<br />

tot enkele minuten duren.<br />

Kies "Contacten van simkaart weergeven" of<br />

"Contacten van telefoon weergeven".<br />

Verander de instellingen voor de weergave van<br />

contacten in de telefoon.<br />

- Controleer of de CD op de juiste wijze in de speler<br />

is geplaatst.<br />

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet<br />

worden gelezen als deze te veel is beschadigd.<br />

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is<br />

gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio".<br />

- De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's<br />

afspelen.<br />

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is<br />

onvoldoende om deze door de autoradio te laten<br />

afspelen.<br />

Dit is een normaal verschijnsel.<br />

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg<br />

ze zorgvuldig op.<br />

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de<br />

CD-speler afgestemd.<br />

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op<br />

0 en kies geen klankkleur.<br />

285


286<br />

VEELGESTELDE VRAGEN<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

Soms wordt de informatie<br />

tijdens de weergave van<br />

een mediaspeler niet<br />

correct weergegeven.<br />

Bij streaming audio start<br />

het lezen van bestanden<br />

niet.<br />

De namen van de<br />

nummers en de speelduur<br />

verschijnen niet op het<br />

scherm bij streaming audio.<br />

De ontvangstkwaliteit<br />

van de beluisterde<br />

radiozender neemt<br />

geleidelijk af of de<br />

voorkeuzezenders<br />

kunnen niet worden<br />

ontvangen (geen<br />

geluid, 87,5 Mhz wordt<br />

weergegeven...).<br />

Ik kan sommige<br />

opgeslagen zenders uit<br />

de lijst niet ontvangen.<br />

De naam van de zender<br />

verandert.<br />

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming<br />

van nummers en afspeellijsten.<br />

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen<br />

automatisch te starten.<br />

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.<br />

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation<br />

of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.<br />

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.)<br />

kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.<br />

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat<br />

of een parkeergarage).<br />

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de<br />

lijst is veranderd.<br />

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee<br />

(titel van het actuele nummer enz.).<br />

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.<br />

Start het afspelen via de aangesloten<br />

randapparatuur.<br />

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om<br />

het systeem te laten controleren of er een sterkere<br />

zender in het gebied aanwezig is.<br />

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te<br />

maken met een storing in de radio.<br />

Laat de antenne controleren door het<br />

PEUGEOT-netwerk.


VEELGESTELDE VRAGEN<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

Na het instellen van de<br />

bassen en hoge tonen is<br />

de geluidssfeer niet meer<br />

geselecteerd.<br />

Na het selecteren van<br />

een geluidssfeer staan<br />

de bassen en hoge tonen<br />

weer op 0.<br />

Bij het veranderen van<br />

de balans wordt de<br />

gekozen geluidsverdeling<br />

uitgeschakeld.<br />

Bij het veranderen van de<br />

geluidsverdeling worden<br />

de instellingen van de<br />

balans uitgeschakeld.<br />

Er is een verschil in<br />

geluidskwaliteit tussen<br />

de verschillende<br />

geluidsbronnen (radio,<br />

CD...).<br />

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.<br />

Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.<br />

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.<br />

Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.<br />

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,<br />

Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) voor elke geluidsbron<br />

afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere<br />

geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.<br />

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge<br />

tonen of de geluidssfeer om de gewenste<br />

geluidskwaliteit te verkrijgen.<br />

Wijzig de instelling van de balans of de<br />

geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit<br />

te verkrijgen.<br />

Controleer of de audio-instellingen (Volume,<br />

Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) zijn<br />

afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.<br />

Het is raadzaam de AUDIO-functies (Bassen,<br />

Hoge tonen, Fader, Balans) in de middelste stand<br />

te zetten, de klankkleur "Lineair" te selecteren<br />

en de functie Loudness AAN te zetten als de<br />

CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de<br />

radio is geselecteerd.<br />

287


288<br />

VRAAG ANTWOORD OPLOSSING<br />

Na het afzetten van de<br />

motor wordt het systeem<br />

na enkele minuten<br />

automatisch uitgeschakeld.<br />

Het afspelen van de<br />

muziek op mijn<br />

USB-stick begint pas na<br />

lang wachten (ongeveer<br />

2 tot 3 minuten).<br />

Als ik met mijn iPhone<br />

verbinding maak met de<br />

telefoonfunctie en ik hem<br />

gelijktijdig op de USBpoort<br />

aansluit, kan ik de<br />

muziekbestanden niet<br />

afspelen.<br />

VEELGESTELDE VRAGEN<br />

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de<br />

laadtoestand van de accu dat toestaat.<br />

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem<br />

is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.<br />

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan<br />

kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld<br />

(tot 10 keer de fabrieksopgave).<br />

Als de iPhone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie,<br />

forceert deze de streamingfunctie. De streamingfunctie krijgt voorrang<br />

boven de USB-functie die daardoor niet gebruikt kan worden. Bij<br />

apparatuur van Apple® wordt in dat geval een gedeelte van de track niet<br />

afgespeeld.<br />

Start de motor om de accu op te laden.<br />

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick<br />

staan en beperk het aantal submappen in de<br />

mappenstructuur van de USB-stick.<br />

Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer<br />

aan (de USB-functie krijgt dan voorrang boven de<br />

streamingfunctie).


A<br />

Aanhanger.....................................................<br />

r 210 Bagageruimte............................................ 80-82<br />

Aanhangergewichten....................................227 Bagageruimte (openen) ..................................69<br />

Aansluiting 12V ...............................................97 Banden ............................................................37<br />

ABS ...............................................................170 Bandenreparatieset ......................................180<br />

Accessoires............................................. 27, 213 Bandenspanning .....................................37, 229<br />

Accessoirestand .............................................27 Bandenspanningscontrole (met set).............180<br />

Accu ................ 4, 22, 40-42, 101, 202-204, 222 Batterij afstandsbediening ........................ 73-75<br />

Accu laden ........................................... 202, 204 Batterij afstandsbediening<br />

Achterruitverwarming .............................94, 116 vervangen ...............................................73, 74<br />

Achteruitrijlicht ..............................................195 Bediening autoradio aan stuurkolom............238<br />

Afmetingen ....................................................228 Bekerhouder....................................................97<br />

Afstandsbediening ........................66-68, 70, 75 Beladen ................................................... 37, 212<br />

Afzetten van de motor...............................<br />

r 28, 29 Binnenspiegel .................................................96<br />

Airbags............................................................56 Bluetooth (handsfree set) .............................259<br />

Airbags vóór..........................................<br />

r 176, 179 Bluetooth (telefoon).......................................259<br />

Airconditioning ................................................37 Bochtverlichting .................................... 151, 191<br />

Airconditioning (handbediend)......................107 Bodemvrijheid .........................................31, 228<br />

Airconditioning met gescheiden regeling ..... 116 Boordcomputer r ......................................... 62, 64<br />

Airconditioning quadrizone ............ 111, 114, 116 Brandstof...................................................<br />

f 37, 87<br />

Alarmknipperlichten ..............................103, 168 Brandstofniveaumeter.....................................<br />

r 85<br />

Alarmsysteem .................................................76 Brandstoftank ..................................................85<br />

Allesdragers..................................................212 Brandstof tanken.......................................85, 87<br />

Antiblokkeersysteem (ABS)..........................170 Brandstoftank leeg (diesel)...........................217<br />

Antispinregeling (ASR) ...........................54, 170 Brandstofverbruik...................................... 37, 39<br />

Armleuning......................................................97 Brandstofvuldop..............................................85<br />

Armleuning achter...........................................<br />

r 98 Brandstofvulklep .............................................85<br />

ASR...............................................................170<br />

Audio-aansluitingen ........................................99<br />

Buitenspiegels...........................................94, 95<br />

Automatische airconditioning ........107, 108, 111<br />

Automatische ruitenwissers..................152, 154<br />

Automatisch inschakelen<br />

alarmknipperlichten ....................................168<br />

Automatisch inschakelen verlichting ....143, 147<br />

C<br />

Centrale vergrendeling ...................................70<br />

Claxon ...........................................................169<br />

B<br />

Cockpit ............................................................12<br />

Contact ............................................................27<br />

Contact aangezet ............................................27<br />

Bagageafdekking ..........................................102 Controle motorolieniveau................................61<br />

Bagagenet voor hoge belading.....................104 Controles....................................... 218, 222-224<br />

Index<br />

D<br />

Dagrijverlichting ............................................145<br />

Datum (instellen) .............................................65<br />

Derde remlicht ...............................................197<br />

Diesel ................................................. 35, 36, 48<br />

Dieselmotor.....................<br />

r 87, 217, 218, 226, 227<br />

Dimlicht .................................... 47, 142, 191-193<br />

Display instrumentenpaneel .....................46, 62<br />

Dynamische noodrem ................................... 119<br />

E<br />

Eco-mode......................................................205<br />

Eco off f ............................................................. 36<br />

Electronic Stability<br />

Program (ESC) .............................54, 170, 172<br />

Elektrisch bedienbaar kofferdeksel ..........81, 82<br />

Elektrisch bediende handrem ....................... 119<br />

Elektronische remdrukregelaar (REF) .........170<br />

Elektronische sleutel..................... 28, 66-70, 73<br />

Elektronische startblokkering ................... 27, 75<br />

Energiestromen hybridesysteem..........4, 22, 33<br />

F<br />

Follow me home verlichting ..................146, 147<br />

Functie snelweg<br />

(richtingaanwijzers) .....................................168<br />

G<br />

Geheugen instellingen bestuurder r ................. 89<br />

Gereedschap ................................................186<br />

Gestuurde handgeschakelde<br />

versnellingsbak...................................126, 223<br />

.<br />

289


290<br />

Index<br />

Gevarendriehoek ..........................................103<br />

Gewichten .....................................................227<br />

GPS...............................................................244<br />

Grootlicht .................................. 47, 142, 191-194<br />

Grootlichtassistent ..........................................47<br />

H<br />

Halogeenlampen ...................................191, 193<br />

Handrem ...................................... 122, 223, 224<br />

Handsfree set ................................................259<br />

Head-up display............................ 131, 134, 136<br />

Hill-Holder r ..................................................... 130<br />

Hoofdsteunen achter r ...................................... 92<br />

Hoofdsteunen verstellen.................................90<br />

Hoofdsteunen vóór..........................................<br />

r 90<br />

Hoogspanning........... 40-42, 101, 175, 204, 216<br />

Hoogspanningskabel ...................................... 41<br />

Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ...........96<br />

Hoogteverstelling veiligheidsgordels............ 174<br />

Hulpoproep............................................169, 232<br />

Hybride................................... 4, 22, 29, 33, 202<br />

Hybridesysteem ........................... 4, 22, 23, 239<br />

I<br />

Identificatie (stickers) ....................................229<br />

Identificatie auto ............................................229<br />

Identificatiegegevens....................................229<br />

Identificatieplaatjes constructeur..................229<br />

Indeling bagageruimte ..................................100<br />

Indeling interieur r ............................................. 97<br />

Inhoud brandstoftank......................................85<br />

Instapfunctie ....................................................89<br />

Instapverlichting ............................................149<br />

Instellingen bestuurder<br />

(opslaan) .......................................................89<br />

Instrumentenpaneel ........................................45<br />

Instrumentenpanelen......................................46<br />

Intelligente tractiecontrole ............................ 171<br />

Interieurfilter..................................................<br />

r 222<br />

Interieurfilter (vervangen) .............................222<br />

Interieurverlichting ................................156, 157<br />

ISOFIX...........................................................165<br />

ISOFIX (bevestigingen).................................164<br />

ISOFIX kinderzitjes ............................... 164-166<br />

JBL (audiosysteem) ..................................9, 233<br />

J<br />

K<br />

Kaartleeslampjes ..........................................156<br />

Kentekenplaatverlichting ..............................197<br />

Keuzeschakelaar hybride ...............................29<br />

Keyless entrée and start.....................67, 68, 75<br />

Kinderbeveiliging ..................................162, 167<br />

Kinderen........................................162, 165, 166<br />

Kinderzitjes ...........................................158, 163<br />

Kinderzitjes (conventioneel) ................. 161, 162<br />

Kleurcode lak ................................................229<br />

Kleurendisplay met<br />

kaartweergave DT ..............................239, 280<br />

Klokje (instellen)..............................................65<br />

Kofferdeksel sluiten ........................................80<br />

Koplampsproeiers.........................................153<br />

Koplampverstelling........................................150<br />

Krik ................................................................186<br />

L<br />

Laden accu........................................... 202, 204<br />

Lampen (vervangen).....................191, 195, 197<br />

Lekke band....................................................180<br />

Lichtschakelaar.....................................<br />

r 142, 146<br />

Lokaliseren van de auto..................................72<br />

Luchtfilter r ...................................................... 222<br />

Luchtfilter (vervangen)..................................222<br />

M<br />

Massagefunctie ...............................................91<br />

Matten .............................................................98<br />

Mat verwijderen ..............................................98<br />

Menustructuren display ................................280<br />

Milieu..................................................... 5, 37, 74<br />

Milieubewust rijden .........................................37<br />

Mistachterlicht.......................................144, 195<br />

Mistlampen vóór............................................<br />

r 144<br />

Monteren allesdragers..................................212<br />

Motoren ................................................. 225-227<br />

Motorolieniveaumeter r ............................. 61, 219<br />

Multimediaspelers.........................................272<br />

N<br />

Navigatiesysteem..........................241, 242, 250<br />

Neerklappen stoelen achter............................<br />

r 92<br />

Niveau brandstofadditief diesel ....................221<br />

Niveau koelvloeistof......................................<br />

f 220<br />

Niveau koplampsproeiervloeistof f ......... 153, 220<br />

Niveau remvloeistof f ...................................... 219<br />

Niveau ruitensproeiervloeistof.............. f 153, 220<br />

Niveaus controleren.............................. 219-221<br />

Niveaus en controles ............................ 218-221


Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof............. f 219<br />

Noodbediening achterklep..............................83<br />

Noodoproep ..........................................169, 232<br />

Noodprocedure afzetten van de motor........... r 28<br />

Noodprocedure starten .................................203<br />

Noodremassistentie ......................................170<br />

Noodremassistentie (AFU) ...........................170<br />

Nulstelling onderhoudsindicator r ..................... 60<br />

O<br />

Oliefilter.........................................................<br />

r 222<br />

Oliefilter (vervangen) ....................................222<br />

Olieniveau ............................................... 61, 219<br />

Oliepeilstok ............................................. 61, 219<br />

Onder de motorkap.................................43, 218<br />

Onderhoudscontroles .....................................37<br />

Onderhoudsindicator r ...................................... 59<br />

Ontdooien................................................94, 116<br />

Ontgrendelen ............................................66, 67<br />

Ontgrendelen bagageruimte...........................69<br />

Ontluchten brandstofsysteem.......................217<br />

Opbergvakken...................................97, 98, 100<br />

Openen bagageruimte ....................... 66, 69, 80<br />

Openen portieren............................................66<br />

Openen zonnescherm panoramadak.............84<br />

Oprijwagen..............................................44, 209<br />

Overzicht brandstofverbruik .....................39, 63<br />

Overzicht gewichten .....................................227<br />

Overzicht motoren ................................ 225-227<br />

Overzicht zekeringen....................................198<br />

P<br />

Panoramadak ..................................................84<br />

Parkeerhulp achter........................................<br />

r 138<br />

Parkeerhulp vóór...........................................<br />

r 139<br />

Parkeerlichten..............................142, 145, 146,<br />

191, 194, 195<br />

Parkeerplaatsassistent .................................140<br />

PEUGEOT CONNECT ASSISTANCE ..........232<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Nav+.................................235<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Plug ....................................99<br />

PEUGEOT CONNECT SOS.........................232<br />

Plafonniers ....................................................156<br />

Portieren sluiten..............................................70<br />

R<br />

Radio.....................................................269, 270<br />

Ready..............................................................29<br />

Regelmatige controles.......................... 222-224<br />

Regelmatig onderhoud ...................................37<br />

Regeneratie roetfilter....................................<br />

r 223<br />

Remblokken ..........................................223, 224<br />

Remlichten ....................................................195<br />

Remmen ................................................223, 224<br />

Remschijven..........................................223, 224<br />

Reservewiel ..................................................186<br />

Reservoir koplampsproeiers.........................220<br />

Reservoir ruitensproeiers .............................220<br />

Resetten overzicht<br />

brandstofverbruik....................................39, 63<br />

Richtingaanwijzers ........146, 168, 191, 194, 195<br />

Riem ..............................................................100<br />

Roetfilter................................................<br />

r 221, 223<br />

Ruitensproeier achter r ................................... 153<br />

Ruitensproeiers vóór.....................................<br />

r 153<br />

Ruitenwisser achter r ...................................... 153<br />

Ruitenwisserbladen (vervangen) ..........155, 206<br />

Ruitenwissers ..................................49, 152, 154<br />

Ruitenwisserschakelaar.........................<br />

r 152-154<br />

Index<br />

S<br />

Schakelaars stoelverwarming ........................90<br />

Selectiehendel gestuurde<br />

handgeschakelde versnellingsbak .............126<br />

Serienummer auto ........................................229<br />

Set voor tijdelijke bandenreparatie ...............180<br />

Sfeerverlichting .............................................157<br />

Sjorogen ........................................................100<br />

Skiluik..............................................................99<br />

Slepen van een auto .......................44, 207, 209<br />

Sleutel .....................................66-68, 70, 73, 75<br />

Sleutel met afstandsbediening .......................27<br />

Sleutel niet herkend ........................................28<br />

Sneeuwkettingen ..........................................229<br />

Sneeuwscherm .............................................210<br />

Snelheidsbegrenzer..............................<br />

r 133, 134<br />

Snelheidsregelaar.................................<br />

r 133, 136<br />

Snelmenu's....................................................240<br />

Spaarfase......................................................205<br />

Spraaksynthese ............................................253<br />

Standkachel (Webasto)................................. 117<br />

Starten.....................................................25, 203<br />

Starten van de auto.................................25, 126<br />

Starten van de motor r .......................... 28, 29, 35<br />

Stilzetten van de auto .......................25, 28, 126<br />

Stoelen achter.................................................<br />

r 92<br />

Stoelen verstellen ...........................................88<br />

Stoelverwarming.............................................90<br />

Stoppen...........................................................25<br />

Stop Start ..................................... 109, 112, 116,<br />

202, 216-219, 222<br />

Streaming audio Bluetooth ...........................276<br />

Stuurslot..........................................................27<br />

Stuurwiel (verstellen) ......................................96<br />

Supervergrendeling ........................................71<br />

Synchroniseren<br />

afstandsbediening ..................................73, 74<br />

Synchroniseren van de<br />

afstandsbediening ..................................73, 74<br />

.<br />

291


292<br />

Index<br />

T<br />

Technische gegevens ........................... 225-227<br />

Te laag brandstofniveau..................................85<br />

Telefoon.................................................259, 261<br />

Teller..........................................................<br />

r 32, 45<br />

Tijdelijke bandenspanning (met set).............180<br />

Tijd instellen ....................................................65<br />

TMC (verkeersinformatie) .............................256<br />

Trekhaak........................................................210<br />

U<br />

Uitschakelen airbag passagier r ..................... 176<br />

Uitschakelen ESP .........................................172<br />

USB-aansluiting..............................................99<br />

V<br />

Veiligheidsgordels ..................................173-175<br />

Veiligheidsvoorzieningen voor<br />

kinderen...................... 158, 162, 164-166, 176<br />

Ventilatie............................ 37, 42, 101, 106, 107<br />

Ventilatieroosters ..........................................106<br />

Verbruikscijfers ...............................................39<br />

Verkeersinformatie (TA) ........................ 257, 271<br />

Verkeersinformatie (TMC) ....................256, 257<br />

Verklikkerlampje Ready ............................29, 85<br />

Verklikkerlampjes....................46, 48, 50, 51, 53<br />

Verklikkerlampjes (status) .........................48, 53<br />

Verklikkerlampje service.................................52<br />

Verklikkerlampje voorgloeien (diesel).............48<br />

Verlichting overdag ...............145, 191, 192, 194<br />

Vermogen ........................................................32<br />

Vervoer van lange voorwerpen.......................99<br />

Verwarming......................................37, 114, 117<br />

Voorstoelen...............................................88, 89<br />

W<br />

Waarschuwing vergeten verlichting..............144<br />

Wiel demonteren...........................................187<br />

Wiel monteren...............................................187<br />

Wiel verwisselen...........................................186<br />

Window-airbags .................................... 178, 179<br />

X<br />

Xenonlampen ................................................191<br />

Z<br />

Zekeringen ....................................................198<br />

Zekeringen vervangen..................................198<br />

Zekeringkast dashboard ...............................198<br />

Zekeringkast motorruimte.............................198<br />

Zij-airbags ............................................. 178, 179<br />

Zijknipperlicht................................................194<br />

Zijspots..................................................149, 194<br />

Zijverlichting..................................................149<br />

Zonnescherm (panoramadak) ........................84<br />

Zuinig rijden ....................................................37


Exterieur<br />

Sleutel met afstandsbediening/<br />

elektronische sleutel 25-26, 66-74<br />

- openen/sluiten<br />

- diefstalbeveiliging<br />

- starten<br />

Visuele index<br />

Ruitenwissers 152-155<br />

Ruitenwisserbladen vervangen 155, 206<br />

Panoramadak 84<br />

- batterij<br />

Allesdragers<br />

Accessoires<br />

212<br />

213-214<br />

Instapverlichting 149<br />

Verlichting buitenspiegels 149<br />

Bochtverlichting 151<br />

Achterklep 80, 83<br />

Koplampverstelling 150<br />

-<br />

-<br />

openen/sluiten<br />

noodbediening<br />

Lampen vervangen<br />

- koplampen<br />

191-194<br />

Elektrisch bedienbare achterklep 81-82<br />

- mistlampen vóór<br />

Bandenreparatieset 180-185<br />

- zijknipperlichten<br />

Lampen vervangen 195-197<br />

- achterlichten<br />

- derde remlicht<br />

- kentekenplaatverlichting<br />

- mistachterlichten<br />

Parkeerhulp 138-139<br />

Trekhaak 210-211<br />

Slepen (autotransporter) 207-209<br />

ESP: ABS, REF, AFU, ASR,<br />

CDS 170-172<br />

Bandenspanning 229<br />

Wiel verwisselen 186-190<br />

- gereedschap<br />

- demonteren/monteren<br />

Intelligente parkeerhulp 140-141<br />

Buitenspiegels 94-95<br />

Portieren 66-73<br />

- Keyless entry and start<br />

- openen/sluiten<br />

- centrale vergrendeling<br />

- noodbediening<br />

Alarmsysteem 76-77<br />

Ruitbediening 78-79<br />

Brandstoftank,<br />

tankbeveiliging 85-86<br />

.<br />

293


294<br />

Visuele index<br />

Interieur<br />

Voorzieningen bagageruimte 100<br />

- sjorogen, haken<br />

- verlichting<br />

- laadvloer<br />

- opbergvakken<br />

- accessoire-aansluiting<br />

Bagageafdekking 102<br />

Bagagenet voor hoge belading 104-105<br />

Gevarendriehoek (opbergruimte) 103<br />

Tractiebatterij 40-42, 225<br />

Achterzitplaatsen 92-93<br />

ISOFIX-kinderzitjes 164-166<br />

Middenarmsteun achter 98<br />

Skiluik 99<br />

Voorstoelen 88-91<br />

- hoofdsteunen<br />

- stoelverwarming<br />

- in-/uitstapfunctie<br />

- massage<br />

Conventionele kinderzitjes 158-163<br />

Elektrisch kinderslot 167<br />

Matten 98<br />

Airbags 176-179<br />

Indeling interieur 12-13, 97<br />

Uitschakeling<br />

passagiersairbag 160, 177<br />

Veiligheidsgordels 173-175


Cockpit<br />

Elektrische parkeerrem 119-125<br />

Zekeringen dashboard 198-199<br />

Motorkapontgrendeling 216<br />

Buitenspiegels 94-95<br />

Ruitbediening, blokkering 78-79<br />

2 Tronic<br />

versnellingsbak 126-129<br />

Hill Holder,<br />

kruipfunctie 124, 130, 129<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect USB 99<br />

Plafonniers 156<br />

Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/<br />

airbag aan passagierszijde 174, 177<br />

Binnenspiegel 96<br />

Panoramadak 84<br />

Airconditioning quadrizone,<br />

achter 111-115<br />

Visuele index<br />

<strong>Peugeot</strong> Connect Nav+ 235-288<br />

Datum/tijd instellen 65<br />

Zekeringen achter het<br />

dashboardkastje 200<br />

Verwarming, ventilatie 106-107<br />

Automatische airconditioning met<br />

gescheiden regeling 108-110<br />

Airconditioning quadrizone 111-115<br />

Ontwasemen/ontdooien 116<br />

.<br />

295


296<br />

Visuele index<br />

Cockpit (vervolg)<br />

Instrumentenpaneel 45-46, 57-61<br />

- check/onderhoudsindicator/dagteller<br />

- dimmer dashboardverlichting<br />

Verklikkerlampjes 46-56<br />

Verklikkerlampje Ready 29<br />

Meters 57-61<br />

Energiemeter 32<br />

Contactslot, motor<br />

starten/afzetten 25-28<br />

Elektrische parkeerrem 119-125<br />

Rijen drukschakelaars, knoppen 10<br />

Eco off 36<br />

Programmeerbare verwarming 117-118<br />

Koplampverstelling 150<br />

Head-up display 131-132<br />

Lichtschakelaar 142-148<br />

Richtingaanwijzers,<br />

parkeerverlichting 168, 194<br />

Kleurendisplay 239, 280-282<br />

Energiestromen hybridesysteem 33-34<br />

Verbruik hybride, eco-rijden 37-39<br />

Alarmknipperlichten 168<br />

Ruitenwisserschakelaar 152-155<br />

Boordcomputer 62-64<br />

Keuzeschakelaar HYbrid4 29-31<br />

Opslaan van snelheden 133<br />

Snelheidsbegrenzer 134-135<br />

Snelheidsregelaar 136-137<br />

Stuurwiel verstellen 96<br />

Claxon 169


Onderhoud - Gegevens<br />

Hoogspanningskabels 41, 43<br />

Niveaus controleren 219-221<br />

- olie<br />

- remvloeistof<br />

- stuurbekrachtigingsvloeistof<br />

- koelvloeistof<br />

- ruitensproeier-/<br />

koplampsproeiervloeistof<br />

Controle van onderdelen 222-224<br />

- 12V-accu<br />

- luchtfilter<br />

- interieurfilter<br />

- oliefilter<br />

- elektrische parkeerrem<br />

- remblokken/-schijven<br />

Lampen vervangen 191-197<br />

- voor<br />

- achter<br />

Brandstoftank leeg (diesel) 217<br />

12V-accu 202-204<br />

Spaarfase accu, eco-mode 205<br />

Zekeringen motorruimte 198, 201<br />

Visuele index<br />

Motorkapontgrendeling 216<br />

Onder de motorkap 218<br />

Elektromotor, tractiebatterij 225<br />

Dieselmotor 226<br />

Gewichten 227<br />

Identificatie 229<br />

Afmetingen 228<br />

.<br />

297


Dit instructieboekje behandelt alle<br />

beschikbare uitrustingen van dit model.<br />

Uw auto is, afhankelijk van het<br />

uitrustingsniveau, de uitvoering en de<br />

specifieke kenmerken voor het land<br />

waarvoor de auto bestemd is, slechts van<br />

een deel van de in dit boekje vermelde<br />

uitrustingen voorzien.<br />

Aansprakelijkheid voor de gegeven<br />

beschrijvingen en illustraties wordt niet<br />

aanvaard. Automobiles PEUGEOT behoudt<br />

zich het recht voor tussentijds wijzigingen<br />

aan te brengen in de door haar gevoerde<br />

modellen en de bijbehorende uitrusting<br />

en accessoires, zonder verplicht te zijn dit<br />

instructieboekje aan te passen.<br />

Gedrukt in de EU<br />

Dit instructieboekje maakt onlosmakelijk<br />

deel uit van uw auto. Vergeet niet dit boekje<br />

bij doorverkoop van uw auto aan de nieuwe<br />

eigenaar te geven.<br />

Automobiles PEUGEOT verklaart dat,<br />

door toepassing van de voorschriften in de<br />

Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53)<br />

met betrekking tot autowrakken, wordt<br />

voldaan aan de in deze richtlijn gestelde<br />

doelen en dat recycleerbare materialen<br />

worden gebruikt voor de fabricage van<br />

producten die door haar worden verkocht.<br />

Reproductie of vertaling, zelfs gedeeltelijk,<br />

is verboden zonder schriftelijke toestemming<br />

van Automobiles PEUGEOT.<br />

Neem voor alle werkzaamheden aan uw<br />

auto contact op met een gekwalificeerde<br />

werkplaats die beschikt over de juiste<br />

technische informatie, vakkennis en<br />

apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in<br />

staat u dit te bieden.<br />

Néerlandais<br />

02-12


www.peugeot.com<br />

Néerlandais<br />

NE. 12RXH.0071

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!