laboratorium Bioveiligheid in het
laboratorium Bioveiligheid in het
laboratorium Bioveiligheid in het
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VLAAMS INTERUNIVERSITAIR INSTITUUT<br />
VOOR BIOTECHNOLOGIE<br />
UNIVERSITEIT<br />
GENT<br />
Universiteit Antwerpen<br />
<strong>Bioveiligheid</strong><br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>laboratorium</strong>
<strong>Bioveiligheid</strong><br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>laboratorium</strong><br />
1e editie, april 2000<br />
Uitgave van VIB,<br />
Vlaams Interuniversitair Instituut<br />
voor Biotechnologie<br />
Redactie:<br />
René Custers,<br />
regulatory affairs manager, VIB<br />
Verkrijgbaar bij:<br />
VIB<br />
Rijvisschestraat 120<br />
9052 Zwijnaarde<br />
tel.: (09) 244 66 11<br />
fax: (09) 244 66 10<br />
e-mail: vib@vib.be<br />
web: http://www.vib.be<br />
Verantwoordelijke uitgever:<br />
Jo Bury, VIB<br />
Rijvisschestraat 120<br />
9052 Zwijnaarde<br />
Niets uit deze brochure mag worden<br />
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt<br />
voor commerciële doele<strong>in</strong>den.<br />
Voor educatieve doele<strong>in</strong>den dient steeds<br />
de bron vermeld te worden.<br />
© April 2000
VOORWOORD<br />
De moderne biotechnologie is niet meer weg te denken uit de onderzoekslaboratoria.<br />
Duizenden onderzoekers maken gebruik van micro-organismen, planten of dieren om relevante<br />
onderzoeksvragen te beantwoorden. Steeds vaker gaat <strong>het</strong> daarbij om genetisch<br />
gewijzigde organismen (GGO’s).<br />
Het is de onderzoekswereld zelf die <strong>in</strong> <strong>het</strong> verleden gewezen heeft op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong><br />
veilig werken met GGO’s. Dit heeft geleid tot de ontwikkel<strong>in</strong>g van regels en richtlijnen die<br />
tot doel hebben bij te dragen tot de bescherm<strong>in</strong>g van mens en milieu. Inmiddels zijn er<br />
heel wat van deze regels <strong>in</strong> wetgev<strong>in</strong>g omgezet.<br />
Het behoort tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderzoeker om deze<br />
veiligheidsregels na te leven. Daarnaast behoort <strong>het</strong> tot de verantwoordelijkheid van de<br />
onderzoeker om studenten, of andere mensen die nog we<strong>in</strong>ig werkervar<strong>in</strong>g hebben, op te<br />
leiden <strong>in</strong> de theoretische en praktische aspecten van de bioveiligheid.<br />
We hopen dat deze brochure, aangevuld met praktische <strong>in</strong>structies en begeleid<strong>in</strong>g, een<br />
nuttig werk<strong>in</strong>strument blijkt om iedereen op een veilige wijze de boeiende wereld van de<br />
biotechnologische onderzoekslaboratoria te laten <strong>in</strong>duiken.<br />
Jo Bury en Rudy Dekeyser<br />
algemene directie VIB<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 3
4<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
1. INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5<br />
2. BIOVEILIGHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6<br />
3. INDELING IN RISICOKLASSEN EN RISICO-ANALYSE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9<br />
4. VERSPREIDING VAN EN BESMETTING MET ORGANISMEN<br />
IN HET LABORATORIUM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13<br />
5. INPERKING: EEN COMBINATIE VAN INFRASTRUCTUUR<br />
EN WERKVOORSCHRIFTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19<br />
6. BESMETTING, ACCIDENTEN, ONTSMETTING EN INACTIVERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26<br />
7. WERKEN MET ENKELE VEELGEBRUIKTE LABORATORIUM-ORGANISMEN . . . . . . . . . .31<br />
8. REFERENTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41<br />
9. VERKLARENDE WOORDENLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42<br />
BIJLAGE 1:<br />
INPERKINGSEISEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43<br />
BIJLAGE 2:<br />
VIB RICHTLIJNEN VOOR INSCHALING VAN ACTIVITEITEN MET GGO’S . . . . . . . . . . . . . .52<br />
BIJLAGE 3 :<br />
DE BIOLOGISCHE RISICOKLASSE VAN ENKELE RELEVANTE PATHOGENEN . . . . . . . .60<br />
BIJLAGE 4:<br />
LEESCOMMISSIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64<br />
BIJLAGE 5:<br />
INFORMATIEBLAD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
1. INLEIDING<br />
In veel biotechnologisch en biomedisch onderzoek wordt gewerkt met biologisch materiaal.<br />
In steeds grotere mate wordt daarbij gebruik gemaakt van moderne moleculair biologische<br />
technieken zoals recomb<strong>in</strong>ant-DNA technologie. In dit boekje wordt een kort overzicht<br />
gegeven van de basispr<strong>in</strong>cipes die van belang zijn voor <strong>het</strong> veilig werken met genetisch<br />
gemodificeerde en/of ziekteverwekkende organismen. Daarbij zijn drie typen van<br />
beschermende veiligheidsmaatregelen te onderscheiden:<br />
a. bescherm<strong>in</strong>g van de onderzoeker,<br />
b. bescherm<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> experiment, en<br />
c. bescherm<strong>in</strong>g van mens en milieu.<br />
De verschillende maatregelen zullen <strong>in</strong> dit boekje zowel worden uitgewerkt voor microorganismen<br />
(onder meer bacteriën, virussen en schimmels), als voor planten en dieren.<br />
Iedereen die <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong> met deze organismen werkt moet de basisbegrippen van<br />
bioveiligheid kennen en er <strong>in</strong> de dagelijkse <strong>laboratorium</strong>praktijk naar handelen. Alleen op<br />
die manier kan een werksituatie worden gecreëerd die veilig is voor uzelf, voor de medemens<br />
en voor <strong>het</strong> milieu.<br />
Het veilig werken met biologisch materiaal wordt bovendien vereist vanuit twee typen van<br />
wetgev<strong>in</strong>g die aan de basis liggen van de voorschriften zoals deze <strong>in</strong> dit boekje worden<br />
uitgewerkt:<br />
1. De wetgev<strong>in</strong>g voor de bescherm<strong>in</strong>g van de medewerker bij de uitvoer<strong>in</strong>g van zijn werk.<br />
2. De milieuwetgev<strong>in</strong>g voor <strong>het</strong> werken met genetisch gemodificeerde organismen.<br />
Voor beide bestaat een Europese wetgev<strong>in</strong>g die <strong>in</strong> de nationale wetgev<strong>in</strong>g is omgezet.<br />
Figuur 1: Het biohazard teken. Dit teken geeft aan dat er met biologisch risicohoudend<br />
materiaal wordt gewerkt (vanaf risicoklasse 2)<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 5
6<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
2. BIOVEILIGHEID<br />
Wat is bioveiligheid?<br />
De bioveiligheid van <strong>laboratorium</strong>werk staat centraal <strong>in</strong> dit boekje. Daarbij gaat <strong>het</strong> om de<br />
<strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke gevaren van levende organismen en hoe deze veilig te hanteren. Ook genetisch<br />
materiaal zoals ‘naakt’ DNA kan gevaarlijk zijn. Voordat werk met pathogene of genetisch<br />
gemodificeerde organismen (GGO’s) <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong> wordt gestart moet stilgestaan<br />
worden bij de eigenschappen van die organismen en moeten waar nodig maatregelen<br />
worden getroffen om eventuele risico’s voor mens of milieu tot een m<strong>in</strong>imum te beperken.<br />
...’Safety first!’...<br />
Welke gevaren?<br />
Biologisch materiaal is noch <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek gevaarlijk, noch <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek veilig. Eventueel gevaar<br />
hangt af van de eigenschappen van een organisme. Eigenschappen van organismen die<br />
gevaar <strong>in</strong>houden, zijn de volgende:<br />
• Pathogeniteit<br />
De pathogeniteit geeft aan of een organisme - bijvoorbeeld een bacterie, virus, schimmel,<br />
of parasiet - <strong>in</strong> staat is een ziekte te veroorzaken bij een plant, dier of mens. Factoren<br />
zoals <strong>in</strong>fectiedosis, virulentie en productie van tox<strong>in</strong>es door de ziekteverwekker spelen<br />
een rol <strong>in</strong> de mate waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> organisme <strong>in</strong> staat is een ziekte te veroorzaken.<br />
Infectiedosis<br />
Besmett<strong>in</strong>g met één pathogeen betekent nog niet automatisch een <strong>in</strong>fectie.<br />
De <strong>in</strong>fectiedosis verschilt van pathogeen tot pathogeen. Hieronder volgen<br />
voorbeelden van enkele voor de mens relevante <strong>in</strong>fectiedosissen van<br />
pathogenen wanneer zij via hun natuurlijke verspreid<strong>in</strong>gsweg verspreid<br />
worden:<br />
pathogeen Infectieuze dosis<br />
adenovirus > 150 pfu (<strong>in</strong>tranasaal)<br />
<strong>in</strong>fluenza virus 790 pfu (nasopharyncheaal)<br />
tuberculose bacteriën 10 bacillen (<strong>in</strong>halatie)<br />
typhus bacteriën 105 bacteriën (<strong>in</strong>gestie)<br />
pfu = plaque form<strong>in</strong>g units<br />
Bron: Material Safety Data Sheets, Health Canada<br />
• Toxiciteit<br />
Toxiciteit is vergiftig<strong>in</strong>g. De meeste stoffen zijn bij normaal gebruik niet <strong>in</strong> staat een<br />
vergiftig<strong>in</strong>g te veroorzaken. De mate van toxiciteit wordt meestal aangegeven <strong>in</strong> een
LD50 waarde voor vertebraten uitgedrukt <strong>in</strong> gewichtseenheden per kg lichaamsgewicht.<br />
De LD50 (LD staat voor: Lethal Dose) is de waarde waarbij blootstell<strong>in</strong>g aan <strong>het</strong> agens tot<br />
gevolg heeft dat 50% van de blootgestelde proefdieren dood gaat. Als <strong>het</strong> gaat om<br />
levende organismen, dan gaat tox<strong>in</strong>evorm<strong>in</strong>g vaak gepaard met pathogeniteit.<br />
• Allergeniteit<br />
Allergeniteit is een niet-toxische, door <strong>het</strong> immuunsysteem gemedieerde, ongewenste<br />
reactie van <strong>het</strong> lichaam op een stof of agens. Immuunglobul<strong>in</strong>e E (IgE) en mestcellen<br />
(cellen van <strong>het</strong> immuunsysteem die onder meer hepar<strong>in</strong>e produceren) spelen vaak een<br />
rol <strong>in</strong> de allergische reactie. Een allergische reactie kan zich onder meer uiten <strong>in</strong> huidirritaties,<br />
niezen, astmatische aanvallen, chronische longaandoen<strong>in</strong>gen en kan soms zelfs<br />
leiden tot een levensbedreigende shock.<br />
Ter voorkom<strong>in</strong>g van long- en huidaandoen<strong>in</strong>gen bij <strong>laboratorium</strong>personeel<br />
dient de mogelijkheid van een allergische reactie mee <strong>in</strong> overweg<strong>in</strong>g genomen<br />
te worden en dient ernaar gestreefd te worden om rechtstreeks contact<br />
(<strong>in</strong>ademen, huidcontact) van <strong>het</strong> personeel met allergene stoffen te<br />
vermijden.<br />
• Verstor<strong>in</strong>g van ecologische evenwichten<br />
Hier is <strong>het</strong> met name van belang om mogelijke verstor<strong>in</strong>gen van ecologische evenwichten<br />
die verband houden met activiteiten met GGO’s te bespreken. Verstor<strong>in</strong>g van een<br />
ecologisch evenwicht zou kunnen gebeuren wanneer een GGO met een bepaalde eigenschap<br />
zich ongewenst naar <strong>het</strong> milieu verspreidt, of wanneer er vanuit dat organisme<br />
verspreid<strong>in</strong>g van genetisch materiaal plaatsheeft naar andere organismen <strong>in</strong> <strong>het</strong> milieu.<br />
Aan de potentiële gevaren die verbonden zijn aan recomb<strong>in</strong>ant-DNA technologie en de<br />
risico-<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g daarrond zal verderop <strong>in</strong> dit boekje dieper worden <strong>in</strong>gegaan.<br />
• Andere schadelijke effecten<br />
Soms zijn er ook andere ongewenste effecten die maken dat extra voorzichtigheid geboden<br />
is bij <strong>het</strong> hanteren van biologisch materiaal. Het is niet mogelijk een limitatieve<br />
lijst te maken van dergelijke effecten. Waar <strong>het</strong> echter om gaat is dat men stil moet<br />
staan bij de eigenschappen van materiaal voor ermee te gaan werken. Als belangrijke<br />
categorie kunnen misschien de genen aangeduid worden die immuunmodulerende<br />
eigenschappen bezitten. Daarbij is echter lang niet elke immuunmodulatie schadelijk.<br />
Om uitsluitsel te geven over <strong>het</strong> gevaar moeten de eventuele effecten worden nagegaan<br />
en is vaak overleg aangewezen. Ter illustratie kan <strong>het</strong> voorbeeld gegeven worden van<br />
<strong>het</strong> werken met een vacc<strong>in</strong>iavirus waar<strong>in</strong> een gen gekloneerd is dat voor immuunsuppressie<br />
zorgt. De immuunsuppressie zou ervoor kunnen zorgen dat <strong>het</strong> lichaam een mogelijke<br />
<strong>in</strong>fectie met dat virus niet goed kan bestrijden. Infecties met vacc<strong>in</strong>iavirus kunnen<br />
<strong>in</strong> uitzonderlijke gevallen leiden tot een dodelijke encephalitis.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 7
8<br />
Werken met ‘naakt’ DNA<br />
We worden <strong>in</strong> onze leefomgev<strong>in</strong>g dagelijks geconfronteerd met DNA. In<br />
<strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt vooral gewerkt met DNA <strong>in</strong> de vorm van plasmiden,<br />
gedigesteerd DNA, of primers. DNA op zich is ongevaarlijk. Maar toch<br />
is <strong>het</strong> werken met DNA niet altijd ongevaarlijk. Met name wanneer <strong>het</strong><br />
DNA codeert voor een cellulair oncogen. Met een oncogen wordt <strong>in</strong> dit<br />
geval een ‘dom<strong>in</strong>ant transformerend’ gen bedoeld: een gen dat na <strong>in</strong>corporatie<br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong> genoom de transformatie* van de cel als directe gevolg heeft.<br />
Transformatie - de omvorm<strong>in</strong>g naar een snel- en one<strong>in</strong>dig delende cel - is<br />
de belangrijkste eerste stap <strong>in</strong> tumorvorm<strong>in</strong>g. Een prikaccident met dergelijk<br />
materiaal brengt een risico met zich mee. Medewerkers die met dit<br />
materiaal werken dienen zich bewust te zijn van <strong>het</strong> risico, dienen handschoenen<br />
te dragen en moeten <strong>het</strong> werken met scherpe voorwerpen (scalpels,<br />
<strong>in</strong>jectienaalden) tot een m<strong>in</strong>imum beperken. Eénmaal dit DNA <strong>in</strong> een<br />
bacterie of een cel geïncorporeerd is, brengt <strong>het</strong> niet langer een verhoogd<br />
risico met zich mee. Tenzij de cel een packag<strong>in</strong>gcel is waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> oncogen<br />
door een virale vector kan worden opgenomen die <strong>het</strong> oncogen verder kan<br />
verspreiden.<br />
Oncogenen en virale vectoren<br />
Het kloneren van DNA dat codeert voor een dom<strong>in</strong>ant transformerend cellulair<br />
oncogen brengt met name een extra risico met zich mee wanneer <strong>het</strong><br />
<strong>in</strong> een virale vector wordt gezet die <strong>in</strong> <strong>het</strong> genoom <strong>in</strong>tegreert. Daarbij<br />
wordt onderscheid gemaakt tussen amphotrope en ecotrope virale vectoren<br />
aangezien de laatste alleen muizencellen kunnen <strong>in</strong>fecteren. Amphotrope<br />
vectoren kunnen ook menselijke cellen <strong>in</strong>fecteren en brengen dus een<br />
hoger risico met zich mee dan ecotrope.<br />
*zie verklarende woordenlijst<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
3. INDELING IN RISICOKLASSEN<br />
EN RISICO-ANALYSE<br />
Pathogene organismen<br />
Organismen worden <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> vier risicoklassen. Organismen die geen ziekten verwekken<br />
horen thuis <strong>in</strong> risicoklasse 1. Ziekteverwekkers horen thuis <strong>in</strong> de klassen 2, 3 of 4, afhankelijk<br />
van de mate van ziekteverwekkendheid en de mate waar<strong>in</strong> therapieën beschikbaar<br />
zijn. Om een onderscheid aan te kunnen geven met de risicoklassen voor GGO’s<br />
wordt de risicoklasse van een natuurlijk pathogeen vaak aangeduid als de biologische risicoklasse.<br />
Hieronder volgt een beknopt overzicht waar<strong>in</strong> is aangegeven welk type van organisme<br />
<strong>in</strong> de betreffende klasse thuishoort:<br />
klasse 1 niet-pathogeen zeer onwaarschijnlijk dat <strong>het</strong> agens een<br />
ziekte veroorzaakt<br />
klasse 2 zwak pathogeen laag <strong>in</strong>fectievermogen en goed<br />
te bestrijden<br />
klasse 3 matig pathogeen zeer <strong>in</strong>fectieus, maar goed te bestrijden,<br />
of matig <strong>in</strong>fectieus maar nauwelijks<br />
te bestrijden<br />
klasse 4 zwaar pathogeen zeer <strong>in</strong>fectieus, vaak dodelijk, en niet<br />
of nauwelijks te bestrijden<br />
Naast de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van een pathogeen <strong>in</strong> een klasse is <strong>het</strong> altijd van belang te vermelden<br />
welke gastheer <strong>het</strong> pathogeen heeft. Infectieziekten zijn namelijk een wisselwerk<strong>in</strong>g tussen<br />
pathogeen en gastheer. Bepaalde pathogenen hebben een breed gastheerbereik, andere kunnen<br />
slechts één of enkele gastheren <strong>in</strong>fecteren. Ook kan de pathogeniteitsklasse van een bepaald<br />
pathogeen dat zowel de mens als <strong>het</strong> dier kan <strong>in</strong>fecteren, per gastheer verschillen. Zo<br />
is voor de mens de pathogeniteitsklasse van Herpes virus B klasse 3 en voor <strong>het</strong> dier klasse 2.<br />
Van de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van pathogenen <strong>in</strong> de biologische risicoklassen zijn lijsten gepubliceerd,<br />
waar<strong>in</strong> de biologische risicoklasse van de verschillende organismen kan worden opgezocht.<br />
In België zijn de volgende lijsten relevant:<br />
• bijlage 5.51.8 aan Vlarem II (http://biosafety.ihe.be/NL/Arr.Vl.NL/MenuVL.html), en<br />
• bijlage 1 aan <strong>het</strong> Kon<strong>in</strong>klijk Besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherm<strong>in</strong>g<br />
van de werknemers tegen de risico’s bij blootstell<strong>in</strong>g aan biologische agentia op <strong>het</strong><br />
werk (alleen humaan pathogenen; Belgisch Staatsblad 01/10/1996).<br />
In bijlage 3 is de biologische risicoklasse weergegeven van enkele relevante pathogenen.<br />
Opportunistische pathogenen zijn organismen die alleen een ziekte kunnen veroorzaken <strong>in</strong><br />
mensen of dieren waarvan <strong>het</strong> immuunsysteem onvoldoende functioneert. Deze organismen<br />
worden <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> klasse 1.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 9
10<br />
Aan <strong>het</strong> werken met niet-genetisch gemodificeerde klasse 1 organismen worden <strong>in</strong> de<br />
wetgev<strong>in</strong>g geen eisen gesteld. Toch is <strong>het</strong> voor niet-genetisch gemodificeerde klasse 1<br />
micro-organismen en cellen sterk aanbevolen om de basispr<strong>in</strong>cipes van Veilige Microbiologische<br />
Technieken (VMT) te hanteren (zie hst 5). Het werken met klasse 2, 3 en 4 agentia<br />
mag alleen <strong>in</strong> speciaal daarvoor uitgeruste laboratoria.<br />
Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)<br />
Recomb<strong>in</strong>ant-DNA technologie is niet meer uit moderne biologische en biomedische<br />
onderzoekslaboratoria weg te denken. Escherichia coli K12 is daarbij <strong>het</strong> paradepaardje<br />
onder de <strong>laboratorium</strong>organismen en wordt door bijna iedereen gebruikt als middel om<br />
DNA te kloneren of tot expressie te brengen.<br />
Def<strong>in</strong>itie van een GGO<br />
GGO’s zijn organismen waarvan <strong>het</strong> genetisch materiaal is gewijzigd op een<br />
wijze die niet mogelijk is door voortplant<strong>in</strong>g of natuurlijke recomb<strong>in</strong>atie.<br />
Technieken die leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van een GGO zijn <strong>in</strong> ieder geval:<br />
• recomb<strong>in</strong>ant DNA- en RNA- technieken waarbij gebruik wordt gemaakt<br />
van gastheer/vectorsystemen,<br />
• technieken waarbij genetisch materiaal dat buiten <strong>het</strong> organisme is geprepareerd,<br />
rechtstreeks <strong>in</strong> een organisme wordt gebracht, daaronder begrepen<br />
micro-<strong>in</strong>jectie, macro-<strong>in</strong>jectie en micro-encapsulatie,<br />
• celfusie- of hybridisatietechnieken waarbij levende cellen met nieuwe<br />
comb<strong>in</strong>aties van genetisch materiaal worden gevormd die van nature<br />
niet voorkomen.<br />
De volgende technieken worden niet geacht te leiden tot genetische modificatie,<br />
op de voorwaarde dat bij de technieken geen gebruik gemaakt<br />
wordt van recomb<strong>in</strong>ant DNA moleculen of GGO’s:<br />
• <strong>in</strong> vitro bevrucht<strong>in</strong>g,<br />
• conjugatie, (faag)transductie, virale <strong>in</strong>fectie, transformatie of elk ander<br />
natuurlijk proces,<br />
• polyploïde-<strong>in</strong>ductie.<br />
Inmiddels kan een groot aantal organismen genetisch gemodificeerd worden, bijvoorbeeld:<br />
bacteriën, gisten, schimmels, <strong>in</strong>secten (fruitvlieg), parasieten (malaria), nematoden (bijv.<br />
Caenorhabditis elegans), planten, kikkers (Xenopus) of zoogdieren (muizen, ratten, konijnen,<br />
geiten, schapen, varkens, runderen). Bij genetische modificatie zijn altijd de volgende<br />
componenten betrokken:<br />
1. Een gastheer (<strong>het</strong> te modificeren organisme);<br />
N.B. De term ‘gastheer’ heeft hier een andere betekenis dan <strong>in</strong> de context van pathogenen (zie verklarende<br />
woordenlijst)<br />
2. Een vector (die afhankelijk van <strong>het</strong> gebruikte systeem al dan niet <strong>in</strong> <strong>het</strong> uite<strong>in</strong>delijke<br />
GGO aanwezig zal zijn);<br />
3. Een donorsequentie (of <strong>in</strong>sert), afkomstig uit een bepaald organisme (<strong>het</strong> donororga-<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
nisme). Ook wordt steeds vaker gewerkt met een synt<strong>het</strong>isch vervaardigde sequentie.<br />
Deze sequentie kan ofwel van nature <strong>in</strong> een bepaald organisme voorkomen, ofwel volledig<br />
nieuw zijn.<br />
De risico-analyse<br />
GGO’s zijn (net als niet-GGO’s) noch <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek gevaarlijk, noch <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek veilig. Daarom<br />
wordt per geval een risico-analyse uitgevoerd. De risico-analyse is een drietrapsproces<br />
waar<strong>in</strong> achtereenvolgens:<br />
1. De eigenschappen van de gastheer, vector en donorsequenties die gevaar met zich<br />
meebrengen zoals pathogeniteit, toxiciteit, mogelijkheden tot verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />
organisme en overdracht van genetisch materiaal worden geïdentificeerd. Dit leidt tot<br />
een eerste identificatie van <strong>het</strong> niveau van risico.<br />
2. Vervolgens wordt vastgesteld welke maatregelen nodig zijn om <strong>het</strong> organisme veilig te<br />
kunnen hanteren. Daarbij wordt reken<strong>in</strong>g gehouden met:<br />
• De eigenschappen van <strong>het</strong> milieu dat aan <strong>het</strong> GGO zou kunnen worden blootgesteld.<br />
• Het type en de schaal van de activiteit.<br />
• Eventuele niet-standaard handel<strong>in</strong>gen.<br />
3. Aan de hand van de uitkomst van de stappen 1 en 2 wordt dan de risicoklasse vastgesteld.<br />
Net als bij pathogenen worden GGO’s <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> vier risicoklassen, en wel als volgt:<br />
risicoklasse 1 GGO’s die geen of een activiteiten waarvoor <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 1<br />
verwaarloosbaar risico <strong>in</strong>houden voldoende is om zowel de mens als <strong>het</strong> milieu<br />
te beschermen<br />
risicoklasse 2 GGO’s die we<strong>in</strong>ig risico activiteiten waarvoor <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 2<br />
<strong>in</strong>houden voldoende is om zowel de mens als <strong>het</strong> milieu<br />
te beschermen<br />
risicoklasse 3 GGO’s die een matig risico activiteiten waarvoor <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 3<br />
<strong>in</strong>houden voldoende is om zowel de mens als <strong>het</strong> milieu<br />
te beschermen<br />
risicoklasse 4 GGO’s die veel risico activiteiten waarvoor <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 4<br />
<strong>in</strong>houden voldoende is om zowel de mens als <strong>het</strong> milieu<br />
te beschermen<br />
Er is <strong>in</strong>middels al heel wat ervar<strong>in</strong>g met de risico-analyse van GGO’s. Dit heeft geleid tot<br />
richtlijnen voor <strong>het</strong> <strong>in</strong>delen van GGO’s. Deze richtlijnen zijn weergegeven <strong>in</strong> bijlage 2. Ze<br />
geven een goede <strong>in</strong>dicatie van <strong>het</strong> benodigde <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau. Afhankelijk van <strong>het</strong> type<br />
en de schaal van de activiteit dient nog nagegaan te worden of er bijzondere aanvullende<br />
maatregelen nodig zijn of dat er maatregelen van <strong>het</strong> basis<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau achterwege<br />
kunnen blijven. De vier <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus voor laboratoria, animalaria en serres zijn beschreven<br />
<strong>in</strong> bijlage 1.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 11
12<br />
Hieronder wordt een vergelijk gemaakt tussen de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van pathogenen en GGO’s <strong>in</strong><br />
risicoklassen en de bijbehorende basis<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus.<br />
Klasse pathogenen GGO’s basis<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g<br />
risicoklasse 1 niet-pathogenen geen of verwaarloosbaar niveau 1 voor GGO’s, VMT voor<br />
risico niet-gemodificeerde micro-organismen<br />
of cellen*<br />
risicoklasse 2 zwak pathogenen we<strong>in</strong>ig risico niveau 2<br />
risicoklasse 3 matig pathogenen matig risico niveau 3<br />
risicoklasse 4 zware pathogenen veel risico niveau 4<br />
* N.B.: niveau 1 omschrijft vereisten voor zowel de <strong>in</strong>frastructuur als werkvoorschriften, ook al zijn<br />
de eisen aan de <strong>in</strong>frastructuur zeer beperkt. VMT (Veilige Microbiologische Technieken) omschrijft<br />
alleen een werkwijze.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
4. VERSPREIDING VAN EN<br />
BESMETTING MET ORGANISMEN<br />
IN HET LABORATORIUM<br />
Natuurlijke besmett<strong>in</strong>gswegen<br />
Pathogenen hebben elk hun eigen besmett<strong>in</strong>gsweg via welke ze van <strong>het</strong> ene naar <strong>het</strong><br />
andere organisme overgedragen worden. Hieronder volgen enkele belangrijke besmett<strong>in</strong>gswegen:<br />
besmett<strong>in</strong>gsweg voorbeeld<br />
huidcontact schimmels<br />
via de lucht of via aërosolen mazelenvirus<br />
griepvirus<br />
prikken (<strong>in</strong>secten, <strong>in</strong>jectienaalden) malariaparasiet<br />
gele koorts parasiet<br />
bloed-bloed contact HIV-virus<br />
hepatitis B virus<br />
via wonden staphylococcen<br />
via faecaal materiaal typhus bacteriën<br />
poliovirus<br />
Al deze besmett<strong>in</strong>gswegen kunnen, afhankelijk van <strong>het</strong> type werk dat gedaan wordt, <strong>in</strong><br />
<strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> voorkomen. Bij organismen die zich via de lucht kunnen verspreiden,<br />
spelen kle<strong>in</strong>e druppeltjes of druppelkernen een rol, maar kan verspreid<strong>in</strong>g ook plaatsv<strong>in</strong>den<br />
via direct contact met bijvoorbeeld de handen, zakdoeken en kleren.<br />
Figuur 2: Verspreid<strong>in</strong>g van micro-organismen via de lucht<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 13
14<br />
Verspreid<strong>in</strong>gswegen<br />
Blootstell<strong>in</strong>g van <strong>laboratorium</strong>medewerkers aan organismen kan op verschillende manieren<br />
gebeuren. In pr<strong>in</strong>cipe kan elke open bron van organismen (bijv. een geopende petrischaal<br />
of fles) een bron van verspreid<strong>in</strong>g van deze organismen zijn. Nu zal een houder <strong>in</strong> de praktijk<br />
alleen geopend worden wanneer er geen besmett<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> materiaal <strong>in</strong> de houder<br />
kan plaatsv<strong>in</strong>den, dus bij een vlam, of <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et. De praktijk laat zien dat<br />
van de meeste <strong>laboratorium</strong><strong>in</strong>fecties de oorzaak onbekend is. In de gevallen dat de oorzaak<br />
wel bekend is gaat <strong>het</strong> om prikaccidenten, morsen, kapot glaswerk, met de mond pipetteren<br />
en om <strong>het</strong> bijten of krabben door een proefdier.<br />
Aërosolen<br />
B<strong>in</strong>nen de verschillende verspreid<strong>in</strong>gswegen verdienen aërosolen bijzondere aandacht.<br />
Aërosolen zijn zeer fijne vloeistofdruppeltjes die zich via de lucht kunnen verspreiden.<br />
Aërosolen ontstaan bijvoorbeeld bij <strong>het</strong> openen van flesjes met vloeistoffen waarop een<br />
natte stop zit, of bij vortexen, blenden, bij <strong>het</strong> leegblazen van een pipet of <strong>het</strong> uitgloeien<br />
van een natte entnaald. Aërosolvorm<strong>in</strong>g moet zoveel mogelijk worden vermeden. Bij werk<br />
met organismen die een bepaald gevaar <strong>in</strong>houden (vanaf risicoklasse 2) moeten aërosolproducerende<br />
werkzaamheden zoveel mogelijk <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et worden uitgevoerd.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
Figuur 3: aërosolproducerende handel<strong>in</strong>gen<br />
Ongewenste verspreid<strong>in</strong>g van organismen of<br />
van genetisch materiaal<br />
Zoals hierboven duidelijk mag zijn geworden betekent de verspreid<strong>in</strong>g van voor de mens<br />
gevaarlijke organismen een risico voor de medewerker (uzelf of uw collega’s). Wanneer<br />
verspreid<strong>in</strong>g naar een medewerker mogelijk is, is ook verspreid<strong>in</strong>g naar <strong>het</strong> milieu niet uit-
gesloten. Verspreid<strong>in</strong>g van organismen of van genetisch materiaal naar <strong>het</strong> milieu toe is<br />
vaak ongewenst omdat dit een risico met zich mee kan brengen <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van verspreid<strong>in</strong>g<br />
van pathogeniteit, toxiciteit of verstor<strong>in</strong>g van een ecologisch evenwicht. Dit geldt zeker<br />
voor de pathogenen en de GGO’s die <strong>in</strong> de risicoklassen 2, 3 en 4 thuishoren. Voor de<br />
GGO’s die thuishoren <strong>in</strong> risicoklasse 1 - zij brengen geen of een verwaarloosbaar risico met<br />
zich mee - geldt ook dat de verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> organisme of van <strong>het</strong> genetisch materiaal<br />
naar <strong>het</strong> milieu toe moet worden beperkt.<br />
Bacteriën, gisten, schimmels<br />
Bacteriën zijn <strong>in</strong> veel gevallen <strong>in</strong> staat genetisch materiaal over te dragen. Zeker wanneer<br />
gewerkt wordt met vectoren die makkelijk overdraagbaar zijn (makkelijk mobiliseerbaar, of<br />
zelfs zelfoverdraagbaar). Om te voorkomen dat genetisch materiaal makkelijk wordt overgedragen<br />
wordt daarom <strong>in</strong> de praktijk <strong>in</strong> de meeste gevallen gewerkt met vectoren die<br />
moeilijk mobiliseerbaar zijn. Gisten en schimmels bezitten niet de eigenschap om gemakkelijk<br />
genetisch materiaal over te dragen. Bij deze organismen gaat <strong>het</strong> voornamelijk om<br />
<strong>het</strong> tegengaan van de verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> organisme zelf.<br />
Het plasmide<br />
bevat genen<br />
die coderen<br />
voor de sex<br />
pili-eiwitten<br />
sex pili chromosoom<br />
Enkelstreng DNA wordt<br />
door de sex pilus<br />
overgedragen naar<br />
de ontvanger.<br />
Figuur 4: Overdracht van een zelfoverdraagbaar plasmide via conjugatie<br />
Zelfoverdraagbaarheid<br />
Natuurlijke plasmiden uit bacteriën bezitten soms de eigenschap om zichzelf<br />
over te kunnen dragen naar verwante bacteriën. Dit betekent dat zij ondermeer<br />
de genen dragen die zorgen voor de aanmaak van de structuren (‘pilli’)<br />
waarmee de ene bacterie een verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g legt met de andere bacterie. Het<br />
plasmide wordt dan door dit kanaal overgedragen. De frequentie van overdracht<br />
van zelfoverdraagbare plasmiden ligt ook relatief hoog (10 -3 tot 10 -5 ).<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 15
16<br />
Dierlijke en menselijke cellen<br />
Dierlijke en menselijke cellen kunnen zich niet zomaar naar <strong>het</strong> milieu verspreiden. Nietbesmette<br />
cellen kunnen ook geen genetisch materiaal ongewenst naar <strong>het</strong> milieu overdragen.<br />
Dierlijke en menselijke cellen zijn ten dode opgeschreven wanneer zij aan een nietsteriele<br />
omgev<strong>in</strong>g worden blootgesteld. Een uitzonder<strong>in</strong>g wordt gevormd door cellen die<br />
van nature <strong>in</strong> een niet-steriele omgev<strong>in</strong>g moeten overleven, zoals bijvoorbeeld vissen- of<br />
kikkereicellen. In <strong>het</strong> geval van niet-besmette cellen zijn de maatregelen die getroffen<br />
worden om de celkweek te beschermen ook voldoende om <strong>het</strong> milieu te beschermen. De<br />
overdracht van genetisch materiaal vanuit dierlijke en menselijke cellen naar de omgev<strong>in</strong>g<br />
kan alleen wanneer de cellen besmet zijn met biologische agentia - bijv. virussen - die <strong>in</strong><br />
staat zijn <strong>het</strong> genetisch materiaal te mobiliseren. De vraag of cellen al dan niet geïnfecteerd<br />
zijn is uit oogpunt van bioveiligheid belangrijk. Eventueel aanwezige virussen kunnen<br />
een gevaar vormen voor de medewerker of <strong>het</strong> milieu en maatregelen dienen daarop<br />
afgestemd te zijn.<br />
‘Besmette’ dierlijke cellen<br />
Bij activiteiten met dierlijke cellen kan onderscheid gemaakt worden<br />
tussen primaire celculturen en ‘established cell l<strong>in</strong>es’. Primaire<br />
celculturen worden gemaakt door een biopt van een dier of mens<br />
<strong>in</strong> cultuur te brengen. Vaak kan van dergelijke cellen niet op voorhand<br />
uitgesloten worden dat ze besmet zijn met een ziekteverwekker,<br />
bijv. een virus. Daarom dient met primaire cellen altijd enige<br />
voorzichtigheid te worden betracht. Established cell l<strong>in</strong>es zijn culturen<br />
die al langer <strong>in</strong> kweek zijn en die geïmmortaliseerd zijn zodat<br />
ze one<strong>in</strong>dig blijven delen. Meestal is gekend of ze vrij zijn van<br />
ongewenste besmett<strong>in</strong>gen. De immortalisatie van dergelijke cellen<br />
kan op verschillende manieren tot stand zijn gekomen:<br />
• spontaan (zoals bijv. bij NIH-3T3 cellen),<br />
• als gevolg van een natuurlijke virale <strong>in</strong>fectie (bijv. HELA cellen,<br />
waar<strong>in</strong> enkele genen van <strong>het</strong> HPV virus aanwezig zijn),<br />
• of door de cellen te transfecteren met een factor die immortalisatie<br />
tot gevolg heeft.<br />
Bij <strong>het</strong> hanteren van viraal geïmmortaliseerde cellijnen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie<br />
met vectoren waar<strong>in</strong> virale componenten aanwezig zijn, moet<br />
altijd nagegaan worden of <strong>het</strong> mogelijk is dat er viruspartikels<br />
gevormd worden. Als dat zo is dient de cellijn <strong>in</strong>geschaald te worden<br />
<strong>in</strong> de risicoklasse van <strong>het</strong> betreffende virus.<br />
Virussen<br />
Bij virussen kan onderscheid gemaakt worden tussen wild type virussen en virale vectoren<br />
(van virus afgeleide virale constructies). Het gebruik van virussen of virale vectoren impliceert<br />
ook altijd <strong>het</strong> gebruik van gastheercellen. Zonder gastheercellen geen vermenigvuldi-<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
g<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> virus. In de praktijk komen er drie typen handel<strong>in</strong>gen voor: (1) celkweek om<br />
een virus te produceren, (2) <strong>het</strong> hanteren van virus bevattende supernatanten (voor kwaliteitscontrole,<br />
etc...) en (3) <strong>het</strong> transduceren van een te onderzoeken cellijn, proefdier of<br />
plant. Zeker <strong>in</strong> de virussupernatanten kan <strong>het</strong> virus <strong>in</strong> grote hoeveelheden en geconcentreerd<br />
aanwezig zijn. Voorzichtigheid bij <strong>het</strong> hanteren van de supernatanten is geboden.<br />
Na <strong>in</strong>fectie van cellen, plant of proefdier hangt <strong>het</strong> gevaar af van de mogelijkheden van<br />
<strong>het</strong> virus of de virale vector om zich nog te kunnen vermenigvuldigen. Soms wordt<br />
gewerkt met replicatiedefectief virus, wat betekent dat <strong>het</strong> virus wel de cellen kan <strong>in</strong>fecteren,<br />
maar zich niet meer kan vermenigvuldigen. De verspreid<strong>in</strong>gs- en overlev<strong>in</strong>gsmogelijkheden<br />
verschillen van virus tot virus. Sommige viruspartikels kunnen zich via de lucht verspreiden<br />
en kunnen soms buiten de gastheer lang overleven. Andere virussen, zoals bijvoorbeeld<br />
HIV, zijn buiten de gastheer zeer kwetsbaar. Plantenvirussen hebben soms een<br />
‘vector’ nodig om zich te kunnen verspreiden: vaak een <strong>in</strong>sect die <strong>het</strong> virus opzuigt en zo<br />
de verspreid<strong>in</strong>g naar andere planten bewerkstelligt.<br />
Transgene planten<br />
Transgene planten worden <strong>in</strong>-vitro gekweekt, <strong>in</strong> fytotrons/kweekcellen en <strong>in</strong> serres en ze<br />
lopen niet zomaar weg. Toch verdient de ongewenste verspreid<strong>in</strong>g naar <strong>het</strong> milieu bijzondere<br />
aandacht. Zonder de juiste maatregelen kunnen pollen (stuifmeel) zich via de lucht of<br />
met behulp van <strong>in</strong>secten naar <strong>het</strong> milieu verspreiden. Of dit een reëel risico vormt hangt af<br />
van de vraag of de plant een zelfbevruchter is of een kruisbevruchter. Bij een zelfbevruchter<br />
blijft de verspreid<strong>in</strong>g van pollen immers zonder effect. In <strong>het</strong> geval van een kruisbevruchter<br />
is van belang na te gaan of er bloeiende verwante planten <strong>in</strong> <strong>het</strong> milieu voorkomen<br />
waarmee de plant zou kunnen hybridiseren (kruisbevruchten). Daarnaast kunnen<br />
zaden van transgene planten zich soms gemakkelijk ongewenst verspreiden. Zaden kunnen<br />
heel fijn of kleverig zijn en worden dan gemakkelijk meegenomen.<br />
pollen<br />
zaad<br />
stengelbasis<br />
Figuur 5: de reproductieve delen van Brassica<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 17
18<br />
Niet alleen pollen en zaden kunnen aanleid<strong>in</strong>g geven tot de ongewenste verspreid<strong>in</strong>g van<br />
genetisch materiaal van planten. Ook bepaalde plantendelen kunnen soms, afhankelijk van<br />
de plant, nog gemakkelijk uitgroeien tot een hele plant. Zo kan een takje van een wilg<br />
nog uitgroeien tot een hele boom en kan de stronk van kool nog wortel schieten. Dit betekent<br />
dat bij <strong>het</strong> hanteren van transgene planten of transgeen plantenmateriaal speciale<br />
aandacht moet worden besteed aan de mogelijke verspreid<strong>in</strong>g van de delen van de plant<br />
die (nog) reproductief zijn. Indien er een reële kans bestaat dat de plant zich <strong>in</strong> <strong>het</strong> milieu<br />
kan vestigen of <strong>in</strong>dien uitkruis<strong>in</strong>g naar (bloeiende) verwanten mogelijk is, dient reproductief<br />
plantenmateriaal eerst gedood te worden voordat <strong>het</strong> als afval wordt afgevoerd.<br />
Transgene dieren<br />
Bij transgene dieren moet voorkomen worden dat de dieren zich ongewenst verspreiden.<br />
Afhankelijk van <strong>het</strong> dier is dit gemakkelijk of soms moeilijker te voorkomen. Kle<strong>in</strong>e knaagdieren<br />
zoals de muis dienen <strong>in</strong> degelijke kooien gehuisvest te worden en de dierverblijven<br />
dienen zo ontworpen te zijn dat ontsnapp<strong>in</strong>g niet zomaar mogelijk is. Bij toepass<strong>in</strong>g van<br />
een genetisch gemodificeerd micro-organisme of een wildtype pathogeen <strong>in</strong> een dier dient<br />
per geval bepaald te worden op welke wijze <strong>het</strong> micro-organisme of <strong>het</strong> pathogeen zich<br />
zou kunnen verspreiden vanuit <strong>het</strong> proefdier en dienen de <strong>in</strong>perkende maatregelen daarop<br />
afgestemd te worden. Het kan dan soms nodig zijn de dieren <strong>in</strong> <strong>in</strong>dividueel geventileerde<br />
kooien te huisvesten en al <strong>het</strong> materiaal dat <strong>in</strong> aanrak<strong>in</strong>g is geweest met de dieren te ontsmetten.<br />
Bij gebruik van cellen of ander biologisch materiaal <strong>in</strong> dieren dient bijzondere<br />
aandacht besteed te worden aan de mogelijke aanwezigheid van pathogene virussen <strong>in</strong> dit<br />
materiaal. Sommige cellijnen zijn besmet met virussen. Zijn dergelijke virussen aanwezig,<br />
dan dienen de <strong>in</strong>perkende maatregelen aangepast te worden <strong>in</strong>dien de mogelijkheid bestaat<br />
dat <strong>het</strong> virus zich verspreidt.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
5. INPERKING: EEN COMBINATIE<br />
VAN INFRASTRUCTUUR EN<br />
WERKVOORSCHRIFTEN<br />
Aan de vier risicoklassen voor activiteiten met pathogene of genetisch gemodificeerde<br />
organismen zijn vier basis<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus gekoppeld. Inperk<strong>in</strong>g van de gevaren wordt<br />
bereikt door de toepass<strong>in</strong>g van een comb<strong>in</strong>atie van maatregelen van <strong>in</strong>frastructuur en <strong>het</strong><br />
hanteren van speciale werkvoorschriften.<br />
Inperk<strong>in</strong>g van gevaren<br />
=<br />
Infrastructuur + werkvoorschriften<br />
Wanden, deuren, veiligheidskab<strong>in</strong>et, Niet eten, dr<strong>in</strong>ken of roken,<br />
werkoppervlakken, etc... handen wassen, etc...<br />
Elke trede <strong>in</strong> de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus voegt een aantal eisen toe aan de eisen aan <strong>in</strong>frastructuur<br />
en werkvoorschriften van <strong>het</strong> voorgaande niveau. Niet alleen voor laboratoria zijn<br />
deze <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus gedef<strong>in</strong>ieerd. Ook voor serres, proefdierverblijven en grootschalige<br />
proces<strong>in</strong>stallaties zijn de verschillende niveaus van <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g uitgeschreven. Een overzicht<br />
van de eisen aan de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus van laboratoria, animalaria en serres zijn te v<strong>in</strong>den<br />
<strong>in</strong> de bijlagen aan dit boekje. De eisen voor grootschalige proces<strong>in</strong>stallaties zijn op te vragen<br />
bij de milieucoörd<strong>in</strong>ator.<br />
gesloten<br />
deur<br />
wastafel<br />
ventilatie<br />
des<strong>in</strong>fectie<br />
werkoppervlakken<br />
<strong>laboratorium</strong>jas<br />
Figuur 6: <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong><br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 19
20<br />
Inperk<strong>in</strong>g aan de bron<br />
Zoals bij elke activiteit die een risico kan <strong>in</strong>houden, dient een risico zoveel mogelijk bij de bron<br />
te worden aangepakt. Dit betekent onder meer dat wanneer <strong>het</strong>zelfde bereikt kan worden<br />
met een organisme, gastheer of vector die m<strong>in</strong>der risico’s met zich meebrengt, dit altijd de<br />
voorkeur heeft. Enkele belangrijke voorbeelden van biologische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g aan de bron zijn:<br />
• Neem een <strong>in</strong>geperkte <strong>laboratorium</strong>stam <strong>in</strong> plaats van een wild type stam;<br />
• neem een moeilijk mobiliseerbare vector <strong>in</strong> plaats van een zelfoverdraagbare;<br />
• neem replicatiedefectief virus <strong>in</strong> plaats van replicatiecompetent virus.<br />
Fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g<br />
Bij fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g gaat <strong>het</strong> om alle fysieke maatregelen die genomen worden om een<br />
organisme van de buitenwereld af te schermen. Dit beg<strong>in</strong>t met de houder waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> organisme<br />
zich bev<strong>in</strong>dt maar daarnaast gaat <strong>het</strong> om een <strong>laboratorium</strong>constructie met een<br />
vloer, wanden en een plafond, en deuren en ramen die dicht kunnen. Ook gaat <strong>het</strong> om<br />
werkoppervlakken die geschikt zijn voor <strong>het</strong> werken met de betreffende pathogenen of<br />
GGO’s. Om te kunnen werken met micro-organismen moeten de werkoppervlakken glad<br />
zijn afgewerkt en goed ontsmet kunnen worden. Een wasbak moet aanwezig zijn om na<br />
de werkzaamheden de handen te kunnen wassen. Voor de hogere <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus 2, 3<br />
en 4 worden er afhankelijk van <strong>het</strong> risico van de activiteit fysieke maatregelen toegevoegd<br />
aan <strong>het</strong> basisniveau zoals bijvoorbeeld:<br />
• veiligheidskab<strong>in</strong>et (klasse I, II of III)<br />
• onderdruk <strong>in</strong> <strong>het</strong> lokaal<br />
• een sas (sluis)<br />
• een douche<br />
• HEPA-filter<strong>in</strong>g van de afgevoerde lucht<br />
• speciale bekers en apparatuur om de verspreid<strong>in</strong>g van aërosolen tegen te gaan<br />
• gasdichtheid van <strong>het</strong> lokaal om <strong>het</strong> met een gas te kunnen ontsmetten<br />
• etc...<br />
Een overzicht van de fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen is opgenomen <strong>in</strong> de bijlage 1.<br />
Veiligheidskab<strong>in</strong>etten<br />
Een veiligheidskab<strong>in</strong>et is een belangrijke vorm van fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g. In feite wordt hiermee<br />
een veilige werkplaats <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong> gecreëerd. Veiligheidskab<strong>in</strong>etten zijn <strong>in</strong><br />
eerste <strong>in</strong>stantie ontworpen met <strong>het</strong> oog op de bescherm<strong>in</strong>g van de medewerker en <strong>in</strong><br />
tweede <strong>in</strong>stantie met <strong>het</strong> oog op de bescherm<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> milieu. Er wordt een onderscheid<br />
gemaakt <strong>in</strong> drie klassen: I, II en III. Een klasse I veiligheidskab<strong>in</strong>et is een afzuigkast,<br />
waarbij de afgezogen lucht over een HEPA-filter wordt geleid. Dit kab<strong>in</strong>et geeft alleen bescherm<strong>in</strong>g<br />
aan de medewerker, maar niet aan <strong>het</strong> experiment.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
Room air<br />
Contam<strong>in</strong>ated air<br />
HEPA-filtered air<br />
Figuur 7: Veiligheidskab<strong>in</strong>et klasse I<br />
Klasse II<br />
Een veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse II (een ‘downflow’kast) beschermt zowel de medewerker<br />
als <strong>het</strong> experiment en <strong>het</strong> milieu. Deze kasten hebben een neerwaartse lam<strong>in</strong>aire luchtstroom.<br />
Van dit type kab<strong>in</strong>et bestaan er heel veel verschillende uitvoer<strong>in</strong>gen.<br />
Room air<br />
Contam<strong>in</strong>ated air<br />
HEPA-filtered air<br />
Figuur 8: Veiligheidskab<strong>in</strong>et klasse II<br />
A front open<strong>in</strong>g<br />
B sash<br />
C exhaust HEPA<br />
D exhaust plenum<br />
A front open<strong>in</strong>g<br />
B sash<br />
C exhaust HEPA filter<br />
D supply HEPA filter<br />
E rear plenum<br />
F blower<br />
De goede werk<strong>in</strong>g van een klasse II veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
De bescherm<strong>in</strong>g die een veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse II aan de medewerker, <strong>het</strong> experiment<br />
en <strong>het</strong> milieu geeft, staat of valt met de goede werk<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 21
22<br />
Hiervoor is <strong>het</strong> noodzakelijk dat de luchtstromen <strong>in</strong> <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et zo m<strong>in</strong> mogelijk verstoord<br />
worden. Dit betekent <strong>het</strong> volgende:<br />
1. Bereid een experiment terdege voor en verzamel alle benodigde spullen<br />
vooraleer te starten;<br />
2. Voordat <strong>het</strong> experiment gestart kan worden moet <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et al m<strong>in</strong>imaal<br />
10 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g zijn;<br />
3. Ontsmet <strong>het</strong> werkoppervlak en de luchtaanzuigroosters met een des<strong>in</strong>fectans<br />
(bijvoorbeeld 70% alcohol);<br />
4. Zet alleen de noodzakelijke spullen <strong>in</strong> <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et;<br />
5. Zet nooit materialen op de luchtaanzuigroosters aan weerszijden van <strong>het</strong><br />
werkoppervlak;<br />
6. Werk van l<strong>in</strong>ks naar rechts of omgekeerd, maar zorg <strong>in</strong> ieder geval voor<br />
een ‘schone’ kant en een ‘vuile’ kant (met kle<strong>in</strong>e houder voor biologisch<br />
besmet afval zoals pipetpunten);<br />
7. Zorg voor afvalbakken voor besmet en niet-besmet materiaal en zet deze<br />
aan weerszijden van de stoel, buiten <strong>het</strong> veiligheidskab<strong>in</strong>et;<br />
8. Maak rustige, beheerste beweg<strong>in</strong>gen om de luchtstromen zo m<strong>in</strong> mogelijk<br />
te verstoren;<br />
9. Werk diep genoeg <strong>in</strong> <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et, niet er half buiten;<br />
10. Werk nooit met een bunzenbrander, omdat deze de luchtstroom te veel<br />
verstoort, maar gebruik wegwerp-entnaalden voor <strong>het</strong> overenten;<br />
11. Ontsmet na <strong>het</strong> experiment de materialen (aan de buitenzijde) voordat<br />
deze uit <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et worden verwijderd;<br />
12. Ontsmet <strong>het</strong> werkoppervlak en de luchtaanzuigroosters;<br />
13. Laat <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et na <strong>het</strong> experiment nog m<strong>in</strong>imaal 5 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g;<br />
14. Sluit de open<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et af.<br />
Klasse III<br />
Een veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse III geeft een optimale bescherm<strong>in</strong>g aan zowel medewerker<br />
als milieu, maar geeft een iets m<strong>in</strong>der goede bescherm<strong>in</strong>g aan <strong>het</strong> experiment vanwege<br />
<strong>het</strong> ontbreken van de neerwaartse luchtstroom <strong>in</strong> <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et. De klasse III kast is volledig<br />
afgesloten en manipulaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> kab<strong>in</strong>et geschieden via afgesloten rubber manc<strong>het</strong>ten.<br />
Materiaal wordt <strong>in</strong> de kast gebracht via een kle<strong>in</strong>e goederensas.<br />
Room air<br />
Contam<strong>in</strong>ated air<br />
HEPA-filtered air<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
Figuur 9: Veiligheidskab<strong>in</strong>et klasse III<br />
A glove ports with O-r<strong>in</strong>g<br />
for attach<strong>in</strong>g armlenght<br />
gloves to cab<strong>in</strong>et<br />
B sash<br />
C exhaust HEPA filter<br />
D supply HEPA filter<br />
E double-ended autoclave<br />
or pass-through box
Bescherm<strong>in</strong>g<br />
veiligheidskab<strong>in</strong>et medewerker milieu experiment<br />
klasse I goed goed slecht<br />
klasse II goed goed goed<br />
klasse III uitstekend uitstekend goed<br />
Horizontale lam<strong>in</strong>aire flowkasten en crossflowkasten<br />
In laboratoria waar met dierlijke cellen of met <strong>in</strong>-vitro plantenkweek wordt gewerkt, wordt<br />
veel gebruik gemaakt van horizontale lam<strong>in</strong>aire flow- en crossflowkasten. Dit zijn kasten<br />
waar<strong>in</strong> een steriele luchtstroom horizontaal of verticaal de kast <strong>in</strong> wordt geblazen maar<br />
waar de ‘vuile’ lucht de <strong>laboratorium</strong>ruimte <strong>in</strong> wordt geblazen. Dit betekent dat de medewerker<br />
<strong>in</strong> de luchtstroom zit. Dergelijke kasten geven dus geen enkele bescherm<strong>in</strong>g aan de<br />
medewerker en ook niet aan <strong>het</strong> milieu. Het zijn dus geen ‘veiligheidskab<strong>in</strong>etten’ en <strong>het</strong><br />
gebruik ervan moet <strong>in</strong> de meeste gevallen afgeraden worden. Dergelijke kasten kunnen<br />
niet gebruikt worden voor werk dat een risico voor de medewerker of voor <strong>het</strong> milieu<br />
<strong>in</strong>houdt. Het gebruik van dergelijke kasten is uitzonderlijk toegestaan zolang er niet<br />
gewerkt wordt met open bronnen van GGO’s of met pathogenen, zoals bijvoorbeeld open<br />
petrischalen met gemodificeerde of pathogene bacteriën of geopende erlenmeyers met<br />
bacteriekweken.<br />
crossflowkast<br />
Room air<br />
Contam<strong>in</strong>ated air<br />
HEPA-filtered air<br />
A front open<strong>in</strong>g<br />
B sash<br />
C supply HEPA filter<br />
D blower<br />
Figuur 10<br />
horizontale<br />
lam<strong>in</strong>aire<br />
flowkast<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 23
24<br />
HEPA filters<br />
HEPA staat voor ‘High Efficiency Particulate Air’ filter. Dit is een filter<br />
waar<strong>in</strong> een matrix vele keren opgevouwen zit zodat een heel groot oppervlak<br />
teruggebracht wordt tot een relatief kle<strong>in</strong> volume. Een HEPA filter kan<br />
met zeer grote efficiëntie deeltjes afvangen: slechts maximaal 0.03% van<br />
de deeltjes met een doorsnee van 0.3 micrometer mogen door de filter<br />
passeren. De eigenschappen van de filter zijn zodanig dat zowel de deeltjes<br />
die groter zijn als de deeltjes die kle<strong>in</strong>er zijn dan 0.3 micrometer, met een<br />
grotere efficiëntie worden afgevangen.<br />
Werkvoorschriften<br />
Fysieke maatregelen alleen zijn niet voldoende om een veilige werksituatie te creëren. Het<br />
gaat juist om de comb<strong>in</strong>atie met een speciale werkwijze. Dit betekent dat voor elk niveau<br />
ook specifieke werkvoorschriften zijn uitgeschreven.<br />
Basiswerkvoorschriften: Veilige Microbiologische Technieken<br />
Voor <strong>het</strong> basis<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau vormen de werkvoorschriften de belangrijkste bijdrage aan<br />
de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g. Deze basisvoorschriften vormen de pr<strong>in</strong>cipes van “Veilige Microbiologische<br />
Technieken” (VMT). Iedereen die <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong> met micro-organismen en cellen<br />
werkt moet deze voorschriften tot de dagelijkse rout<strong>in</strong>e maken.<br />
VMT:<br />
1. Deuren en ramen zijn gesloten tijdens de werkzaamheden.<br />
2. Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen.<br />
3. Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
zijn verboden.<br />
4. Draag geen sieraden of horloges en houd de handen schoon en de nagels<br />
kort.<br />
5. Na <strong>het</strong> morsen van GGO’s wordt direct ontsmet.<br />
• Neem vloeistoffen op met tissues of papier en gooi dit <strong>in</strong> de bak voor<br />
biologisch afval.<br />
• Ontsmet met bijv. 70% alcohol <strong>het</strong> oppervlak waarop gemorst is.<br />
Gebruik hiervoor een tissue of papier.<br />
• Was de handen na afloop.<br />
6. Het ontstaan en verspreiden van aërosolen wordt gem<strong>in</strong>imaliseerd.<br />
• Centrifugeer alleen met dichte buizen.<br />
• Voorkom dat doppen van buizen nat zijn.<br />
• Gloei natte entnaalden op de juiste manier uit; d.w.z. eerst de steel en<br />
dan pas <strong>het</strong> entoog.<br />
• Laat entnaalden eerst afkoelen voor ze weer <strong>in</strong> cultuurvloeistof te steken.<br />
• Druk pipetten niet met kracht leeg, maar laat ze leeglopen.<br />
• Giet vloeistoffen geleidelijk (en nooit van grote hoogte) uit.<br />
7. Met de mond pipetteren is verboden.<br />
• Gebruik altijd een pipetteerballon of een mechanische pipet.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
• Voor kle<strong>in</strong>e hoeveelheden wordt een mechanische micropipet<br />
gebruikt.<br />
8. Gebruikte materialen worden ontsmet voordat ze worden gewassen of<br />
hergebruikt.<br />
• Dit kan door ze te autoclaveren, door ze af te nemen met 70%<br />
alcohol of door ze <strong>in</strong> ontsmettende vloeistof te dompelen (bv.<br />
decontam<strong>in</strong>e).<br />
9. Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• Deponeer hiertoe <strong>het</strong> afval <strong>in</strong> de verzamelbak voor biologisch afval.<br />
Dit moet worden afgevoerd naar de autoclaaf of naar een verbrand<strong>in</strong>gsoven<br />
die geschikt is voor de verbrand<strong>in</strong>g van ziekenhuisafval.<br />
10. De handen worden gewassen voordat <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt verlaten.<br />
• Gebruik hierbij des<strong>in</strong>fecterende zeep.<br />
Naast <strong>het</strong> hanteren van deze basiswerkvoorschriften zijn ook belangrijk:<br />
1. Het bijhouden van een gedetailleerd labjournaal, waar<strong>in</strong> per dag beschreven wordt met<br />
welk biologisch materiaal u heeft gewerkt en welke handel<strong>in</strong>gen u heeft verricht;<br />
2. Het controleren van <strong>het</strong> biologisch materiaal waarmee gewerkt wordt. Wanneer materiaal<br />
van collega-onderzoekers wordt verkregen dient eerst gecontroleerd te worden<br />
dat <strong>het</strong> <strong>in</strong>derdaad om <strong>het</strong> bedoelde materiaal gaat (stamcontrole, controle (van restrictiepatronen)<br />
van vectoren), en bovendien dienen ook de eigen stammen regelmatig<br />
gecontroleerd te worden. Een alternatief is om regelmatig vanuit een schone stock te<br />
werken of stammen regelmatig opnieuw <strong>in</strong> te kopen.<br />
Elk eenvoudig <strong>laboratorium</strong> waar<strong>in</strong> de VMT-werkwijze wordt toegepast, voldoet aan <strong>het</strong><br />
<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 1. Het <strong>laboratorium</strong> hoeft niet meer dan de simpele basisvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
te hebben als een vloer, wanden, plafond, glad afgewerkte, goed te re<strong>in</strong>igen werkoppervlakken<br />
en een wasbak. Voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus 2, 3 en 4 worden aan de basisvoorschriften<br />
eisen toegevoegd zoals bijvoorbeeld:<br />
• Tijdens de uitvoer<strong>in</strong>g van de werkzaamheden worden handschoenen gedragen.<br />
• Toegang tot de werkruimte is voorbehouden aan bevoegden.<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
• Inactiver<strong>in</strong>g van de effluenten van wasbakken en douches.<br />
• Specifieke maatregelen om de vorm<strong>in</strong>g van aërosolen tegen te gaan, bijvoorbeeld <strong>het</strong><br />
uitvoeren van mogelijks aërosolproducerende handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et.<br />
• Een strikt regime van <strong>het</strong> aantrekken van speciale beschermende werkkled<strong>in</strong>g.<br />
• Ontsmett<strong>in</strong>g van kleren vooraleer men de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone verlaat.<br />
• etc...<br />
Een overzicht van de eisen aan werkvoorschriften van de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus 1 t/m 4 is<br />
gegeven <strong>in</strong> de bijlage 1.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 25
26<br />
6. BESMETTING, ACCIDENTEN,<br />
ONTSMETTING EN<br />
INACTIVERING<br />
Een besmett<strong>in</strong>g is gauw gebeurd. Er kan gemorst worden bij <strong>het</strong> overgieten van vloeistof<br />
of er kunnen een paar druppels wegspatten. Het is zaak een besmett<strong>in</strong>g direct<br />
ongedaan te maken. Ook andere ongelukjes zoals <strong>het</strong> stukvallen van een glazen houder,<br />
een prikaccident met een naald of een snijwond van een mes of scalpel zitten <strong>in</strong><br />
een kle<strong>in</strong> hoekje. Bij elke besmett<strong>in</strong>g of elk ongeluk is blootstell<strong>in</strong>g aan <strong>het</strong> organisme<br />
<strong>het</strong> gevolg. Dit is niet meteen een direct gevaar wanneer <strong>het</strong> om onschadelijke organismen<br />
gaat. Toch dient ook dan een besmett<strong>in</strong>g opgeruimd te worden. Gebeurt dit niet,<br />
dan betekent dit dat resten van micro-organismen zich <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> ophopen<br />
en zo een potentiële bron van besmett<strong>in</strong>g vormen voor <strong>het</strong> werk van anderen.<br />
Er kan echter ook sprake zijn van ongelukjes met organismen die ofwel direct voor de<br />
medewerker (alle humane pathogenen), ofwel voor <strong>het</strong> leefmilieu (GGO’s van risicoklassen<br />
2, 3 en 4) een risico <strong>in</strong>houden. Dan is <strong>het</strong> zeker zaak gemorst materiaal snel op te<br />
ruimen en oppervlakken te ontsmetten. Het morsen op niet-<strong>in</strong>tacte huid of <strong>het</strong> morsen<br />
van bijvoorbeeld pathogeen-virusconcentraat op de <strong>in</strong>tacte blote huid mag niet onopgemerkt<br />
voorbijgaan.<br />
Voorkom<strong>in</strong>g<br />
Het is zaak om ongelukjes zoveel mogelijk te voorkomen. Dit kan alleen door voorzichtig<br />
en doordacht te werken. Experimenten dienen zorgvuldig van tevoren te worden<br />
gepland, materialen van tevoren verzameld en na afloop dient alles weer te worden<br />
opgeruimd. Slordigheid is de belangrijkste oorzaak van ongelukjes. Scalpels niet rond<br />
laten sl<strong>in</strong>geren, maar opbergen <strong>in</strong> een veilige houder. Op <strong>in</strong>jectiespuiten de naalden<br />
niet herkappen, maar de naalden deponeren <strong>in</strong> een speciaal daarvoor voorziene conta<strong>in</strong>er.<br />
Meld<strong>in</strong>g<br />
Het is zaak om accidenten waarbij medewerkers aan gevaarlijke menselijke pathogenen<br />
zijn blootgesteld te melden. En niet alleen wanneer <strong>het</strong> bloed eruit spuit. Ook wanneer<br />
er een kans op besmett<strong>in</strong>g is geweest, of wanneer er twijfels zijn over de karakterisatie<br />
van <strong>het</strong> materiaal (denk aan niet-getest patiëntenbloed) moet een meld<strong>in</strong>g gedaan<br />
worden. De verantwoordelijke personen voor de bioveiligheid en/of de <strong>in</strong>terne dienst<br />
voor preventie en bescherm<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>dien nodig ook de arbeidsgeneesheer en de verze-<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
ker<strong>in</strong>gsdienst (<strong>in</strong> verband met de eventuele terugbetal<strong>in</strong>g van dure geneesmiddelen)<br />
dienen op de hoogte te worden gesteld. Na <strong>het</strong> ongeluk dienen meteen passende<br />
maatregelen te worden genomen. Antivirale geneesmiddelen moeten bijvoorbeeld waar<br />
nodig kort na de besmett<strong>in</strong>g worden <strong>in</strong>genomen.<br />
Handelen na prik- of snijaccident<br />
Bij een prik- of snijaccident, of een spat <strong>in</strong> <strong>het</strong> oog of op de mucose met materiaal dat<br />
<strong>in</strong>fectieus is voor de mens moet <strong>het</strong> volgende worden gedaan:<br />
1. De wonde laten bloeden.<br />
2. Uitwassen.<br />
3. Ontsmetten.<br />
4. Eventuele verdere verzorg<strong>in</strong>g.<br />
5. Noteren <strong>in</strong> <strong>het</strong> EHBO register.<br />
Afhankelijk van <strong>het</strong> type agens waaraan men is blootgesteld dienen eventueel aanvullende<br />
maatregelen te worden genomen. Bij opname van ongekarakteriseerd menselijk<br />
bloed dient bijvoorbeeld bepaald te worden of er besmett<strong>in</strong>g geweest is met Hepatitis<br />
B, Hepatitis C of HIV en moet bepaald worden hoe dit te bestrijden.<br />
Ontsmett<strong>in</strong>g van werkoppervlakken en dergelijke<br />
Voor de ontsmett<strong>in</strong>g van materialen en werkoppervlakken zijn verschillende middelen<br />
beschikbaar die elk hun eigen werk<strong>in</strong>gsmechanisme hebben. De meest belangrijke ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen<br />
zijn:<br />
• Alcohol<br />
Alcoholen zijn effectief tegen vegetatieve bacteria, schimmels en virussen met een<br />
lipide membraan, maar niet tegen sporen. De werkzaamheid tegen non-lipide virussen<br />
is sterk variabel. Het moet als een 70% oploss<strong>in</strong>g gebruikt worden. Mengsels met<br />
andere agentia zijn effectiever dan alcohol alleen, bijvoorbeeld 70% alcohol met<br />
100g formaldehyde per liter of alcohol met 2g/liter chlor<strong>in</strong>e. N.B.: de ontaarde alcohol<br />
die <strong>in</strong> laboratoria wordt gebruikt is giftig. Ook alcoholoploss<strong>in</strong>gen vergaan en<br />
daarom dienen ze m<strong>in</strong>imaal één keer per maand ververst te worden.<br />
• Natrium hypochloriet<br />
Het vrijkomende chlor<strong>in</strong>e werkt sterk oxiderend en is effectief tegen alle typen van<br />
micro-organismen. Natrium hypochloriet moet toegepast worden <strong>in</strong> een concentratie<br />
van 20 ml/l tot 100ml/l afhankelijk van de vraag of <strong>het</strong> gaat om ‘vuile condities’.<br />
Oploss<strong>in</strong>gen met chlor<strong>in</strong>e vergaan snel. Om er zeker van te zijn dat ze goed werken<br />
dienen de oploss<strong>in</strong>gen één keer per week ververst te worden.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 27
28<br />
• Formaldehyde<br />
Formaldehyde is een gas dat werkzaam is tegen alle micro-organismen, mits gebruikt bij<br />
een temperatuur hoger dan 20°C en een luchtvochtigheid van 70%. Het is geschikt voor<br />
<strong>het</strong> ontsmetten van vloeistoffen en voor de decontam<strong>in</strong>atie van veiligheidskab<strong>in</strong>etten of<br />
van hele ruimten via vernevel<strong>in</strong>g. N.B.: formaldehyde is een vermoed carc<strong>in</strong>ogeen.<br />
Bovendien is <strong>het</strong> irriterend en mag <strong>het</strong> niet worden <strong>in</strong>geademd. Formaldehyde wordt<br />
alleen <strong>in</strong> uitzonderlijke gevallen gebruikt wanneer een lokaal of een veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
<strong>in</strong> zijn geheel ontsmet moet worden, bijvoorbeeld een luchtdicht L3 <strong>laboratorium</strong> waar<br />
een besmett<strong>in</strong>g heeft plaatsgevonden of een luchtdicht proefdierverblijf waar gevaarlijke<br />
micro-organismen op de vloeren en wanden kunnen zitten. Ontsmett<strong>in</strong>g met formaldehyde<br />
is een tijdrovende en gevaarlijke ondernem<strong>in</strong>g die alleen door specialisten veilig<br />
kan worden uitgevoerd. Overleg met de preventiedienst is daarom aangewezen alvorens<br />
op te starten.<br />
• Waterstofperoxide<br />
Net als hypochloriet werkt dit tegen alle typen van micro-organismen vanwege zijn oxiderende<br />
werk<strong>in</strong>g. Het wordt gebruikt als een oploss<strong>in</strong>g van 6%. Het is niet geschikt voor<br />
gebruik op alum<strong>in</strong>ium, koper, z<strong>in</strong>k of brons.<br />
• Moderne breedspectrum ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen<br />
Superdecontam<strong>in</strong>e<br />
Dit is een serie van schoonmaak- en ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen voor <strong>laboratorium</strong>apparatuur<br />
en -gereedschappen. Superdecontam<strong>in</strong>e 11 en 77 zijn sterk alkalische detergenten,<br />
die vooral geschikt zijn voor <strong>het</strong> ontsmetten van gebruiksvoorwerpen door onderdompel<strong>in</strong>g<br />
gedurende 2 - 12 uur, afhankelijk van de aard en de graad van de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g.<br />
Na uitlekken van de gebruiksvoorwerpen dienen ze meteen afgespoeld te worden<br />
en als laatste liefst met gedem<strong>in</strong>eraliseerd of gedestilleerd water.<br />
RBS SR 80<br />
Dit is ontsmett<strong>in</strong>gsproduct aanbevolen voor geneeskunde, veeartsenijkunde en ziekenhuizen<br />
en bestaat uit een mengsel van oppervlakte-actieve stoffen, formaldehyde, dialhyde,<br />
synergische complexe van quaternair ammoniumderivaten, amfoteer. Het heeft<br />
een bacterie-, virus-, fungi- en algidodend vermogen met ruim spectrum. Het dient<br />
gebruikt te worden <strong>in</strong> een concentratie van 25 tot 50 mg per liter water (warm of<br />
koud). Een oploss<strong>in</strong>g moet m<strong>in</strong>imaal één keer per week ververst worden.<br />
Er zijn van meerdere fabrikanten diverse vergelijkbare producten op de markt.<br />
Ontsmett<strong>in</strong>g, zeker als <strong>het</strong> gaat om de ontsmett<strong>in</strong>g van oppervlakken, geschiedt nooit<br />
voor de volle 100%. Ontsmett<strong>in</strong>g leidt slechts tot een sterke reductie van <strong>het</strong> aantal kiemen<br />
(bij goede ontsmett<strong>in</strong>g van een bacteriële besmett<strong>in</strong>g om en nabij de 90%, virale<br />
besmett<strong>in</strong>g is meestal beter te verwijderen). Ook is <strong>het</strong> zo dat bij <strong>het</strong> gebruik van ontsmet-<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
t<strong>in</strong>gsmiddelen de lijken van de micro-organismen en <strong>het</strong> vuil vaak achterblijven. Daarom is<br />
<strong>het</strong> van belang dat bij de (wekelijkse) schoonmaak van de ruimten de werkoppervlakken,<br />
vloeren en deurknoppen worden afgenomen met warm water en zeep. Twee keer ontsmetten<br />
leidt dus eigenlijk pas tot een echt goede ontsmett<strong>in</strong>g.<br />
De werkzaamheid van verschillende ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen<br />
schimmels bacteriën mycobacteria sporen lipide non-lipide<br />
virussen virussen<br />
alcohol - +++ +++ - + V<br />
hypochloriet + +++ ++ ++ + +<br />
formaldehyde +++ +++ +++ +++* + +<br />
peroxide + +++ ++ ++ + +<br />
* boven de 40 °C v = variabel<br />
Inactivatie<br />
De dod<strong>in</strong>g van biologisch materiaal is vaak niet eenvoudig. Bacteriesporen zijn bijvoorbeeld<br />
resistent tegen temperaturen van 100°C. Autoclaveren is dan aangewezen: verhitt<strong>in</strong>g<br />
van water onder druk bij 121°C gedurende 20 m<strong>in</strong>uten. Soms worden ook temperaturen<br />
van 134°C gehanteerd. De dod<strong>in</strong>g van micro-organismen is zeer goed, op de voorwaarde<br />
dat de <strong>het</strong>e stoom overal goed bij kan. Luchtzakken zijn een bekend probleem. Cellen zijn<br />
soms <strong>in</strong> staat <strong>in</strong> een luchtzak de autoclaver<strong>in</strong>g levend te doorstaan. Het beladen van een<br />
autoclaaf dient daarom zorgvuldig te gebeuren en deksels dienen losgedraaid te worden.<br />
Autoclaver<strong>in</strong>g is de aangewezen methode om bacteriën, gisten en schimmels te doden.<br />
Voor andere organismen zoals cellen van planten en dieren en soms ook van virussen zijn<br />
eenvoudiger alternatieven beschikbaar. Verhitt<strong>in</strong>g tot 80°C of de blootstell<strong>in</strong>g aan een<br />
zeepoploss<strong>in</strong>g zijn vaak voldoende om de cellen te doden. Het is van belang om na te<br />
gaan of de toe te passen methode een gevalideerde methode is: dat wil zeggen dat nagegaan<br />
moet worden dat de dod<strong>in</strong>g effectief is. Inactivatie geeft een veel betere dod<strong>in</strong>g dan<br />
ontsmett<strong>in</strong>g: een juist uitgevoerde <strong>in</strong>activatie geeft een dod<strong>in</strong>g van 100%.<br />
Vaak wordt voor de dod<strong>in</strong>g van vloeistoffen met bacteriën gebruik gemaakt van Natrium<br />
hypochloriet. Daarbij moet opgelet worden dat de f<strong>in</strong>ale concentratie chlor<strong>in</strong>e <strong>in</strong> de oploss<strong>in</strong>g<br />
voldoende is om de bacteriën te doden. Opgemerkt moet worden dat autoclaver<strong>in</strong>g<br />
nog altijd een veel milieuvriendelijker methode van <strong>in</strong>activatie is. De vloeistoffen met<br />
chloor worden <strong>in</strong> de praktijk (te) vaak door de gootsteen gegooid. Er mogen <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe<br />
geen stoffen <strong>in</strong> <strong>het</strong> bedrijfsafvalwater terechtkomen die de werk<strong>in</strong>g van een afvalwaterzuiver<strong>in</strong>gsstation<br />
negatief zouden kunnen beïnvloeden.<br />
Voor een goede dod<strong>in</strong>g van micro-organismen is ook belangrijk dat <strong>het</strong> ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel<br />
voldoende lang <strong>in</strong> contact is met de micro-organismen. Over <strong>het</strong> algemeen geldt dat<br />
een blootstell<strong>in</strong>g van 10 tot 30 m<strong>in</strong>uten vereist is.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 29
30<br />
Biologisch afval<br />
Tegenwoordig worden biologisch gevaarlijke stoffen (pathogenen, GGO’s) steeds vaker afgevoerd<br />
via de systemen voor ziekenhuisafval. Het afval wordt dan niet eerst gedood, maar<br />
wordt verzameld <strong>in</strong> speciale houders voor ‘biohazard’ afval, en wordt met enige regelmaat<br />
afgevoerd naar een vuilverbrand<strong>in</strong>gsoven die geschikt is voor de behandel<strong>in</strong>g van ziekenhuisafval.<br />
Voor vast- en laag-risicomateriaal zijn er kartonnen houders waar<strong>in</strong> een plastic<br />
zak zit. Voor de afvoer van vloeistoffen, vochtig materiaal en hoog-risico afval bestaan er<br />
polyethyleen tonnetjes (30 liter). Grote hoeveelheden vloeistof en materialen die worden<br />
hergebruikt dienen altijd <strong>in</strong>-huis te worden geïnactiveerd of ontsmet.<br />
Onder biologisch afval wordt verstaan:<br />
Wel:<br />
• alle genetisch gewijzigd en/of pathogeen biologisch materiaal: celculturen, culturen van<br />
micro-organismen, weefsel, bloed, ...<br />
• typisch labo-afval van organische aard: gels, ...<br />
• alle mogelijks biologisch besmet materiaal: handschoenen, doekjes of papier, wegwerp<br />
kweekrecipiënten, pipetten, ...<br />
• en alle zaken die niet noodzakelijk besmet zijn, maar die niet <strong>in</strong> een gewone vuilzak<br />
mogen worden geworpen omdat ze scherp zijn, of er vies uitzien (beenderen, bloed,...)<br />
Niet:<br />
• radio-actief besmet afval (dit dient apart te worden afgevoerd).<br />
De aangewezen ontsmett<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>activatiemethode voor enkele relevante organismen<br />
Ontsmett<strong>in</strong>g Inactivatie<br />
1% NaOCl 2% 70% formal- natte hitte droge hitte verhitt<strong>in</strong>g<br />
glutaraldehyd<br />
ethanol dehyd 121°C, 20’ 160 °C, 60’ 60 °C,<br />
E. coli x x x x x x<br />
Lactobacillus x x x x x x<br />
Salmonella x x x x x x<br />
Aspergillus x x x x<br />
Adenovirus x x x<br />
Influenzavirus x x x x x, 30’<br />
HIV x x x x, 30’*<br />
Vacc<strong>in</strong>ia x x x x**<br />
* geldt alleen voor kle<strong>in</strong>e volum<strong>in</strong>a serum<br />
** alleen voor heat-labile antigen vacc<strong>in</strong>ia<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
7. WERKEN MET ENKELE<br />
VEELGEBRUIKTE<br />
LABORATORIUM-ORGANISMEN<br />
Werken met genetisch gemodificeerde Escherichia coli<br />
en met fagen<br />
Inschal<strong>in</strong>g<br />
Genetisch gemodificeerde E.coli K12, B en C stammen en alle fagen kunnen onder L1<br />
omstandigheden (zie bijlage 1) gehanteerd worden op de voorwaarde dat:<br />
• de gebruikte vectoren niet zelfoverdraagbaar zijn<br />
• de gekloneerde genen geen schadelijke genproducten aanmaken (bijv. een tox<strong>in</strong>e).<br />
Deze K12, B en C stammen zijn geattenueerde (verzwakte) <strong>laboratorium</strong>stammen die ten<br />
opzichte van de wildtype E.coli stammen biologisch <strong>in</strong>geperkt zijn. Een uitzonder<strong>in</strong>g vormt de<br />
stam E.coli BL21. Hiervoor is een L2 <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g aangewezen. Hieronder zijn enkele <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gen<br />
gegeven, waarbij ter illustratie is aangegeven volgens welke <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel uit bijlage 2<br />
deze <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g tot stand is gekomen. Omdat deze <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gen uitgaan van onschadelijke<br />
<strong>in</strong>serts is uit bijlage 2 steeds <strong>het</strong> subartikel e of j van toepass<strong>in</strong>g (afhankelijk van de vraag of<br />
<strong>het</strong> DNA al gekarakteriseerd is). Het spreekt voor zich dat <strong>het</strong> <strong>in</strong>sert sterk medebepalend is<br />
voor de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g. Dit betekent dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> geval met <strong>in</strong>serts gewerkt wordt die niet-onschadelijk<br />
zijn, bijvoorbeeld wanneer <strong>het</strong> <strong>in</strong>sert codeert voor de productie van een tox<strong>in</strong>e, een ander<br />
subartikel van toepass<strong>in</strong>g wordt en dan gaat de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>imaal één trede omhoog.<br />
Stam vectoren <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g* <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel**<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
behorend tot niet-zelfoverdraagbare L1 1.e of j bijna alle gebruikte coli<br />
E. coli K12, vectoren (tra - B of C<br />
) systemen vallen hieronder<br />
behorend tot zelfoverdraagbare L2 2.e of j een voorbeeld is sommige<br />
E. coli K12, vectoren (tra + B of C<br />
) m<strong>in</strong>iTn5 systemen<br />
E. coli BL21 niet-zelfoverdraagbare L2 2.e of j de biologische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g<br />
vectoren van deze stam is onvoldoende<br />
om een verlag<strong>in</strong>g<br />
van de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van L2<br />
naar L1 mogelijk te maken<br />
Overige E. coli niet-zelfoverdraagbare L2 3.e of j er moet vanuit worden<br />
stammen vectoren gegaan dat deze stammen<br />
nog pathogeen zijn<br />
* uitgaande van onschadelijke <strong>in</strong>serts, schadelijke <strong>in</strong>serts verhogen de risicoklasse<br />
** <strong>het</strong> gaat hierbij om de uit de schema’s <strong>in</strong> bijlage 2 van toepass<strong>in</strong>g zijnde <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 31
32<br />
Laboratoriumvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
In veel gevallen wordt met E.coli K12, B of C stammen gewerkt <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met nietzelfoverdraagbare<br />
vectoren en dan is een eenvoudig L1 <strong>laboratorium</strong> met basisvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
voldoende. Vanzelfsprekend moeten de werkoppervlakken goed ontsmet kunnen worden.<br />
Open handel<strong>in</strong>gen met E. coli kunnen op een bench gebeuren, mits de vorm<strong>in</strong>g van<br />
aërosolen gem<strong>in</strong>imaliseerd wordt (zie VMT voorschriften). Enten en dergelijke kunnen bij<br />
een vlam. Een alternatief voor <strong>het</strong> werken met open bronnen op de bench is om deze<br />
handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et uit te voeren. De voorschriften van Veilige<br />
Microbiologische Technieken dienen te worden nageleefd.<br />
Afval<br />
Alle vaste materialen (voed<strong>in</strong>gsbodems) en alle vloeistoffen die gemodificeerde coli’s<br />
bevatten en alle met coli’s besmette materialen dienen geïnactiveerd of ontsmet te worden.<br />
Er mag geen levende coli <strong>in</strong> <strong>het</strong> huishoudelijk afval terechtkomen. Zorg daarom voor<br />
afvalbakken die duidelijk gemarkeerd zijn voor biologisch afval. Vloeistoffen dienen geautoclaveerd<br />
te worden voordat ze door de gootsteen verdwijnen. Een alternatief is <strong>in</strong>activatie<br />
met hypochloriet, maar dit is een m<strong>in</strong>der milieuvriendelijk alternatief. Een uitzonder<strong>in</strong>g<br />
op deze regel zijn E.coli K12 stammen die een vector dragen die niet mobiliseerbaar (mob - )<br />
en goed gekarakteriseerd is, een gen dragen dat goed gekarakteriseerd is (herkomst, grootte,<br />
genproduct, functie, etc...) en bovendien een genproduct aanmaken dat gekend is en<br />
volstrekt onschadelijk is. In dat geval is <strong>in</strong>activer<strong>in</strong>g niet nodig. Dit behoort echter tot de<br />
uitzonder<strong>in</strong>gsgevallen die <strong>in</strong> een researchsett<strong>in</strong>g nauwelijks voorkomen.<br />
Bijzonderheden<br />
Met enige regelmaat (2x per jaar) dienen de gebruikte stammen gecontroleerd te worden<br />
(stamcontrole). Een alternatief is om regelmatig opnieuw te starten vanuit een schone cultuurstock.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
Voorbeeld van een risico-analyse<br />
Om de bepal<strong>in</strong>g van de risicoklasse en de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsmaatregelen te illustreren en tevens<br />
aan te geven hoe dit boekje kan worden gebruikt worden hieronder enkele concrete praktijkvoorbeelden<br />
van risico-<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>gen uitgewerkt.<br />
Een voorbeeld van de bepal<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de praktijk<br />
1. De kloner<strong>in</strong>g van een chymos<strong>in</strong>e-gen <strong>in</strong> pUC18 met E. coli stam JM109 als gastheer, waarbij<br />
alleen kle<strong>in</strong>schalige standaard<strong>laboratorium</strong>handel<strong>in</strong>gen zullen worden uitgevoerd<br />
Stap 1: Is de comb<strong>in</strong>atie van gastheer en vector geschikt voor risicoklasse 1? Daarvoor moet eerst<br />
nagegaan worden of de gebruikte E.coli stam geschikt is voor risicoklasse 1. Alle E. coli K12, B of C-
stammen zijn geschikt voor risicoklasse 1 en dus is <strong>het</strong> voldoende om <strong>in</strong> catalogi, bij de leveranciers,<br />
of <strong>in</strong> stammendatabases (bijv. ATCC of DSMZ) na te gaan of JM109 tot deze stammen<br />
behoort. Het antwoord is <strong>in</strong> dit geval: ja, JM109 is een E.coli K12.<br />
Daarna moet nagegaan worden of de vector geschikt is voor risicoklasse 1. PUC18 is een goed<br />
gekarakteriseerde vector zonder schadelijke eigenschappen die bovendien niet-zelfoverdraagbaar is.<br />
De vector is geschikt voor risicoklasse 1. (Een gedetailleerde beschrijv<strong>in</strong>g van de eisen aan vectoren<br />
is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 2 aan deze brochure, <strong>in</strong> hst A. Ook is daar te v<strong>in</strong>den wat ´goed gekarakteriseerd´<br />
<strong>in</strong>houdt).<br />
De gastheer-vector comb<strong>in</strong>atie is dus geschikt voor risicoklasse 1.<br />
Stap 2: Nu kan <strong>in</strong> bijlage 2 <strong>het</strong> bijbehorende <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsartikel worden opgezocht. In dit geval is<br />
uit hst A van bijlage 2, <strong>in</strong> de ‘eerste richt<strong>in</strong>g’ de categorie 1 van toepass<strong>in</strong>g (gastheer-vectorsysteem<br />
voldoen immers aan de criteria voor <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> risicoklasse 1). Maar voor de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g dient<br />
eerst nog <strong>het</strong> risico van <strong>het</strong> <strong>in</strong>sert <strong>in</strong>geschat te worden.<br />
Stap 3: In dit geval wordt gewerkt met een stukje erfelijk materiaal uit rund dat verantwoordelijk is<br />
voor de productie van chymos<strong>in</strong>e, een eiwit dat zorgt voor de stremm<strong>in</strong>g van kaas. Het is <strong>in</strong> dit<br />
geval goed gekarakteriseerd, is geen tox<strong>in</strong>e, heeft niets te maken met virussen of met pathogeniteit,<br />
en is ook niet op een andere wijze schadelijk. Dus is uit hst A van bijlage 2, <strong>in</strong> de ‘tweede richt<strong>in</strong>g’,<br />
categorie j van toepass<strong>in</strong>g, <strong>het</strong>geen een eerste identificatie van <strong>het</strong> <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsniveau oplevert: L1<br />
Stap 4: Zijn er nog bijzonderheden <strong>in</strong> verband met: (1) <strong>het</strong> milieu dat zou kunnen worden blootgesteld,<br />
(2) <strong>het</strong> type en de schaal van de activiteit, en (3) eventuele niet-standaard handel<strong>in</strong>gen. In<br />
dit geval worden er bijvoorbeeld alleen kle<strong>in</strong>schalige, reguliere handel<strong>in</strong>gen gedaan zoals: transformatie,<br />
kle<strong>in</strong>schalige kweek <strong>in</strong> erlenmeyers, centrifugatie, eiwitisolatie, gelelectroforese. Een activiteit<br />
wordt pas als grootschalig gezien als <strong>het</strong> gaat om grote kweekvolumes <strong>in</strong> een productiefaciliteit.<br />
Toch vereisen ook kle<strong>in</strong>e fermentoren vaak bijzondere aandacht als <strong>het</strong> gaat om afdicht<strong>in</strong>g en fysische<br />
<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g van de down-stream process<strong>in</strong>g. Er zijn <strong>in</strong> dit geval geen bijzondere handel<strong>in</strong>gen die<br />
ofwel een extra risico met zich meebrengen ofwel een bijzondere vorm van additionele <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g<br />
vereisen. De f<strong>in</strong>ale <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g komt daarom neer op <strong>het</strong> hanteren van de standaard L1-voorschriften.<br />
Hierover kan <strong>het</strong> volgende <strong>in</strong> dit boekje worden teruggevonden:<br />
• L1-<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen: bijlage 1 van dit boekje<br />
• Gedetailleerde VMT-basisvoorschriften: hst 5 van dit boekje<br />
• Hoe te ontsmetten en te <strong>in</strong>activeren: hst 6 van dit boekje<br />
Een mogelijke variatie op dit voorbeeld:<br />
1a. De kloner<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> chymos<strong>in</strong>e gen <strong>in</strong> een zelfoverdraagbaar plasmide <strong>in</strong> E. coli JM109 en<br />
<strong>het</strong> aanbrengen van de gemodificeerde bacteriën op een kunststof matrix waarbij niet vermeden<br />
kan worden dat aërosolen ontstaan.<br />
In dit geval verandert de <strong>in</strong>houd van stap 2: de vector voldoet niet aan de eisen voor risicoklasse 1.<br />
Dit betekent dat van hst A, bijlage 2, <strong>in</strong> de ‘eerste richt<strong>in</strong>g’ nu categorie 2 van toepass<strong>in</strong>g wordt.<br />
Het genproduct is nog steeds goed gekend en niet schadelijk, dus blijft <strong>in</strong> de ‘tweede richt<strong>in</strong>g’ j van<br />
toepass<strong>in</strong>g, wat een L2 <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g oplevert.<br />
Er wordt bovendien een bijzondere aërosolproducerende handel<strong>in</strong>g uitgevoerd. Hiervoor is een<br />
additionele <strong>in</strong>perkende maatregel nodig, bovenop de standaard L2 voorschriften: er moet een veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
van klasse II aanwezig zijn waar<strong>in</strong> de aërosolproducerende handel<strong>in</strong>g wordt uitgevoerd.<br />
F<strong>in</strong>aal wordt de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g dus L2 mét gebruik van veiligheidskab<strong>in</strong>et. Hierover kan <strong>het</strong><br />
volgende <strong>in</strong> dit boekje worden teruggevonden:<br />
• L2-<strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen: bijlage 1 van dit boekje<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 33
34<br />
• Beschrijv<strong>in</strong>g hoe te handelen <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et: hst 5 van dit boekje<br />
• Hoe te ontsmetten en te <strong>in</strong>activeren: hst 6 van dit boekje<br />
Zijn er gevallen aan te wijzen waar<strong>in</strong> er bijzondere aandacht nodig is voor eventueel extra te<br />
nemen maatregelen? Hieronder volgen enkele voorbeelden:<br />
1. Het ontstaan en de verspreid<strong>in</strong>g van aërosolen kan niet worden gem<strong>in</strong>imaliseerd (dit is <strong>het</strong><br />
voorbeeld hierboven beschreven onder 1a). Het gebruik van een veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse II<br />
is dan al gauw noodzakelijk.<br />
2. GGO´s of pathogenen worden <strong>in</strong> een niet-destructieve met<strong>in</strong>g gedurende langere tijd open en<br />
bloot gehanteerd. Als de organismen gevaarlijk zijn, dient nagegaan te worden of ze zich zouden<br />
kunnen verspreiden. Zo ja, dan dienen <strong>in</strong> veel gevallen de ruimte en de medewerker extra<br />
beschermd te zijn (bijv. onderdruk en HEPA-filter<strong>in</strong>g op afgevoerde lucht en/of handschoenen<br />
en gelaatsbescherm<strong>in</strong>g).<br />
3. GGO´s of pathogenen worden <strong>in</strong> fermentoren gehanteerd en <strong>in</strong> een downstream-proces opgezuiverd.<br />
Sommige fermentoren zijn dichter dan andere en dit geldt zeker ook voor downstream-procesapparatuur.<br />
Bij organismen van klasse 2 en hoger dient er bijvoorbeeld ook een<br />
hydrofoob absoluut filter of een HEPA-filter aanwezig te zijn op de fermentorgasafvoer.<br />
4. GGO´s of pathogenen worden <strong>in</strong> of op een plant of proefdier gebracht. Er dient per geval<br />
zorgvuldig te worden nagegaan of verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> GGO of <strong>het</strong> pathogeen moet worden<br />
tegengegaan. De maatregelen hangen sterk af van plant tot plant en van dier tot dier. Vaak<br />
bepaalt de toedien<strong>in</strong>gswijze of en hoe een micro-organisme zich kan verspreiden.<br />
Wat te doen bij twijfel over de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g of eventueel toe te passen maatregelen?<br />
In achtereenvolgende stappen, <strong>in</strong>dien de voorgaande stap geen uitsluitsel heeft gegeven:<br />
1. Zoek eventueel ontbrekende <strong>in</strong>formatie op om een betere <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g te kunnen maken.<br />
2. Raadpleeg uw hiërarchische overste.<br />
3. Raadpleeg uw groepsleider.<br />
4. W<strong>in</strong> eventueel advies <strong>in</strong> bij <strong>in</strong>terne experts op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van bioveiligheid (zie bijlage 4 van dit<br />
boekje), of w<strong>in</strong> anders eventueel extern advies <strong>in</strong> bij de sectie bioveiligheid en biotechnologie<br />
van <strong>het</strong> WIV (http://biosafety.ihe.be).<br />
Werken met niet-pathogene genetisch gemodificeerde gisten<br />
Inschal<strong>in</strong>g<br />
Niet-pathogene genetisch gemodificeerde gisten zoals Saccharomyces cerevisiae, Schizosaccharomyces<br />
pombe en Pichia pastoris kunnen allemaal onder L1 condities gehanteerd<br />
worden op voorwaarde dat er geen genen <strong>in</strong> zijn gekloneerd die gevaarlijke producten<br />
aanmaken. De <strong>in</strong> laboratoria gebruikte stammen van gist zijn allemaal op de één of andere<br />
wijze deficiënt en hebben een speciaal voed<strong>in</strong>gsmedium nodig waaraan een bepaalde<br />
essentiële stof is toegevoegd. Vaak gaat <strong>het</strong> om am<strong>in</strong>ozuurdeficiënties.<br />
Laboratoriumvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
Dezelfde standaard <strong>laboratorium</strong>voorzien<strong>in</strong>gen als voor E.coli zijn voldoende. Het verdient<br />
echter aanbevel<strong>in</strong>g open handel<strong>in</strong>gen met gisten uit te voeren <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
Gisten kunnen gedurende lange tijd <strong>in</strong> de lucht overleven en kunnen op deze wijze allerlei<br />
kweken besmetten. Daarnaast is er bij gesensibiliseerde mensen kans op een allergische<br />
reactie na blootstell<strong>in</strong>g aan gist of zijn sporen. Daarom wordt gistwerk vaak <strong>in</strong> een apart<br />
lokaal gedaan.<br />
Afval<br />
Op dezelfde manier als voor E. coli dient alle afval dat genetisch gemodificeerde gisten<br />
bevat geïnactiveerd of ontsmet te worden.<br />
Bijzonderheden<br />
Ook hier geldt dat bij <strong>het</strong> kloneren van een gen dat codeert voor een schadelijk genproduct<br />
zoals een tox<strong>in</strong>e, de risicoklasse omhoog gaat en dat alle bijbehorende maatregelen<br />
moeten worden opgetrokken naar dat niveau.<br />
Werken met genetisch gemodificeerde cellijnen<br />
Inschal<strong>in</strong>g<br />
De <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van dierlijke of menselijke cellijnen is niet eenvoudig. De bepalende factor is<br />
of de cellen schadelijke biologische agentia kunnen produceren, en dan met name virussen.<br />
Ten eerste dient een onderscheid te worden gemaakt tussen primaire cellen en ‘established<br />
cell l<strong>in</strong>es’. De m<strong>in</strong>imum <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van primaire cellen is L2. Bij established cell<br />
l<strong>in</strong>es moet vastgesteld worden of ze eventueel een virus zouden kunnen produceren.<br />
Daarbij moet reken<strong>in</strong>g gehouden worden met virale sequenties die <strong>in</strong> de vector aanwezig<br />
zijn. Enkele voorbeelden:<br />
cellijn virale vector (dient <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g* <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gs- opmerk<strong>in</strong>g<br />
sequenties slechts als regel**<br />
<strong>in</strong> cellijn voorbeeld)<br />
primaire onbekend niet relevant L2 - <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g kan pas<br />
muizencellijn omlaag als aangetoond<br />
is dat de cellen<br />
geen schadelijke<br />
biologische agentia<br />
produceren<br />
NIH-3T3 geen SV40ori vector L1 4.e of j kans op vorm<strong>in</strong>g van<br />
virus is nul<br />
HELA E6E7 genen SV40ori vector L1 4.e of j comb<strong>in</strong>atie virale<br />
uit HPV sequenties <strong>in</strong> cellijn en<br />
vector kunnen geen<br />
virus opleveren<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 35
36<br />
293 E1 en E1 L2 8.e of j recomb<strong>in</strong>atie tussen<br />
stuk E4 gedeleteerde sequenties <strong>in</strong> cellijn<br />
uit adenovirale en vector kan replicatie<br />
adenovirus vector competente virus-<br />
deeltjes geven<br />
EBV geïm- cellen niet relevant L2 - de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van de<br />
mortaliseerde bevatten cellen volgt de<br />
lymfocyten compleet <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />
EBV virus virus dat er<strong>in</strong><br />
aanwezig is<br />
* uitgaande van onschadelijke <strong>in</strong>serts, schadelijke <strong>in</strong>serts verhogen de risicoklasse!<br />
** <strong>het</strong> gaat hierbij om de uit de schema’s <strong>in</strong> bijlage 2 van toepass<strong>in</strong>g zijnde <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel<br />
Laboratoriumvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
De benodigde <strong>laboratorium</strong>voorzien<strong>in</strong>gen variëren naargelang de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g. Eenvoudige L1<br />
laboratoria voldoen voor cellen zoals NIH-3T3. In de praktijk is <strong>het</strong> zo dat voor <strong>het</strong> enten<br />
en opgroeien van dergelijke cellen goed uitgeruste celkweeklaboratoria worden gebruikt die<br />
qua <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g veel meer zijn dan een L1 <strong>laboratorium</strong>. Er is meestal een veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
aanwezig om bij de open handel<strong>in</strong>gen met de cellen de cellen te beschermen tegen <strong>in</strong>fecties<br />
van buitenaf. In plaats van een veiligheidskab<strong>in</strong>et wordt vaak gebruik gemaakt van een<br />
horizontale lam<strong>in</strong>aire flowkast. Een dergelijke kast is geschikt voor L1 activiteiten met celkweken.<br />
Voor cellen die een L2 <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g vereisen, is een horizontale lam<strong>in</strong>aire flowkast<br />
niet geschikt. In dat geval is alleen een veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse II geschikt om zowel<br />
de medewerker, <strong>het</strong> milieu en de celkweek te beschermen. De eisen van L2 <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g<br />
met die van L1 zijn vooral strenger voor wat betreft de toegang tot <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> en de<br />
uitvoer<strong>in</strong>g van werkzaamheden waarbij aërosolen gevormd kunnen worden.<br />
Afval<br />
Al <strong>het</strong> biologisch afval van genetisch gemodificeerde cellen dient te worden geïnactiveerd.<br />
Er is echter een onderscheid tussen de celkweken van L1 niveau en die van L2 niveau.<br />
Voor celculturen van L1 niveau is <strong>het</strong> voldoende om ze bloot te stellen aan een zeepoploss<strong>in</strong>g<br />
en vervolgens door de gootsteen te spoelen. Ook besmette materialen kunnen op<br />
deze manier behandeld worden. Voor celculturen op L2 niveau dienen meer rigoureuze<br />
maatregelen te worden genomen om ervan verzekerd te zijn dat ook mogelijke schadelijke<br />
biologische agentia gedood zijn. Autoclaveren is daarvoor de meest aangewezen methode.<br />
Bijzonderheden<br />
Werk nooit met autologe cellen. Zeker wanneer daar groeifactoren of oncogenen <strong>in</strong> gekloneerd<br />
zouden worden bestaat <strong>het</strong> gevaar dat een besmett<strong>in</strong>g leidt tot ongewenste gevolgen.<br />
De cellen worden immers niet door <strong>het</strong> immuunsysteem als vreemd herkend.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
Werken met genetisch gemodificeerde virussen of<br />
virale vectoren<br />
Inschal<strong>in</strong>g<br />
De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van genetisch gemodificeerde virussen <strong>in</strong> risicoklassen volgt <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />
de biologische risicoklassen van de virussen (zie bijlage 5.51.8 aan Vlarem II), tenzij <strong>het</strong><br />
<strong>in</strong>sert zorgt voor een verhog<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> risico. In dat geval dient de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g hoger uit te<br />
vallen dan de biologische risicoklasse van <strong>het</strong> virus. Het gebruik van virussen kan niet los<br />
gezien worden van <strong>het</strong> gebruik van cellijnen. En dit betekent dat ook hier gekeken moet<br />
worden naar de comb<strong>in</strong>atie van virussequenties <strong>in</strong> de vector en <strong>in</strong> de cellijn. Bij de productie<br />
van replicatiedefectieve viruspartikels wordt gebruik gemaakt van cellijnen die de<br />
ontbrekende virale sequenties bezitten die nodig zijn om viruspartikels gevormd te krijgen.<br />
Pas wanneer er <strong>in</strong> dergelijke systemen geen kans bestaat op vorm<strong>in</strong>g van replicatiecompetente<br />
partikels kan de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g een trede omlaag.<br />
packag<strong>in</strong>g virale sequenties vector (dient als <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g* <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gs- opmerk<strong>in</strong>g<br />
cellijn <strong>in</strong> cellijn voorbeeld) regel**<br />
293 E1 gen en stuk E1 gedeleteerde L2 8 e of j comb<strong>in</strong>atie virale<br />
van E4 gen uit adenovirale sequenties <strong>in</strong> cellijn<br />
adenovirus vector en vector kunnen<br />
virus opleveren<br />
PER.C6 E1 gebied van E1 gedeleteerde L1 9 e of j kans op vorm<strong>in</strong>g van<br />
adenovirus adenovirale vector virus is verwaarlooszonder<br />
sequentie- baar kle<strong>in</strong> vanwege<br />
overlap ontbreken van<br />
sequentie-overlap<br />
PA317 gag-pol-env van retrovirale vector L2 8 e of j kans op vorm<strong>in</strong>g van<br />
amfotroop zonder RCR’s is kle<strong>in</strong>, maar<br />
muizen-retrovirus gag-pol-env niet nul. Er is vaak<br />
genen nog wat<br />
sequentie-overlap<br />
Y-CRE gag-pol en env retrovirale vector L1 7 e of j kans op vorm<strong>in</strong>g van<br />
genen van ecotroop zonder RCR’s is kle<strong>in</strong>er dan<br />
muizen-retrovirus gag-pol-env bij PA317 en bovenals<br />
twee gescheiden genen dien is <strong>het</strong> virus ecoconstructen<br />
troop dus kan <strong>het</strong> de<br />
mens niet <strong>in</strong>fecteren<br />
fNX-ampho E1/E4 van retrovirale vector L2 8 e of j kans op vorm<strong>in</strong>g van<br />
adenovirus, largeT zonder RCR’s kle<strong>in</strong>er dan bij<br />
van SV40, en gag-pol-env PA317, maar door<br />
episomaal gag-pol genen episomale aanwezigen<br />
env genen van heid van gag-pol en<br />
amfotroop retrovirus env <strong>in</strong> meerdere<br />
kopieën is de kans<br />
op vorm<strong>in</strong>g van<br />
RCR’s niet nul<br />
* uitgaande van onschadelijke <strong>in</strong>serts, schadelijke <strong>in</strong>serts verhogen de risicoklasse!<br />
** <strong>het</strong> gaat hierbij om de uit de schema’s <strong>in</strong> bijlage 2 van toepass<strong>in</strong>g zijnde <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 37
38<br />
Laboratoriumvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
Voor <strong>het</strong> opgroeien van adenovirale of muizenretrovirale partikels, of ze nu replicatiedefectief<br />
zijn of niet, is een <strong>laboratorium</strong> met <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau 2 aangewezen. Bovendien is een<br />
veiligheidskab<strong>in</strong>et van klasse II nodig, een horizontale lam<strong>in</strong>aire flowkast geeft onvoldoende<br />
bescherm<strong>in</strong>g aan de medewerker en <strong>het</strong> milieu. Strikte toegangsregels gelden voor de<br />
toegang tot de ruimte.<br />
Afval<br />
Al <strong>het</strong> vast, vloeibaar en besmet materiaal dient geïnactiveerd of ontsmet te worden voordat<br />
<strong>het</strong> wordt weggegooid of hergebruikt. Autoclaveren is hiervoor de aangewezen<br />
methode, of afvoeren van <strong>het</strong> materiaal <strong>in</strong> speciale biohazardafvalconta<strong>in</strong>ers naar een vuilverbrand<strong>in</strong>g<br />
die geschikt is voor de verbrand<strong>in</strong>g van ziekenhuisafval.<br />
Bijzonderheden<br />
Werkzaamheden met de verschillende virale vectoren kunnen niet gelijktijdig <strong>in</strong> eenzelfde<br />
ruimte, laat staan <strong>in</strong> eenzelfde veiligheidskab<strong>in</strong>et worden uitgevoerd. Na beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van<br />
werkzaamheden met een bepaald virus dienen de werkoppervlakken en <strong>het</strong> veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
te worden opgeruimd en ontsmet voordat <strong>het</strong> wordt vrijgegeven voor werkzaamheden<br />
met een ander virus.<br />
In <strong>het</strong> bovenstaande wordt uitgegaan van onschadelijke <strong>in</strong>serts. Bij <strong>het</strong> gebruik van virale<br />
vectoren, zeker wanneer <strong>het</strong> gaat om vectoren die hun erfelijk materiaal <strong>in</strong> <strong>het</strong> genoom<br />
van de cel <strong>in</strong>bouwen, moet extra opgepast worden met bijvoorbeeld <strong>het</strong> gebruik van<br />
oncogenen. De <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g gaat dan een klasse omhoog. Ook genen voor sommige<br />
immuunmodulerende eiwitten kunnen <strong>in</strong> virale vectoren als schadelijk worden aangemerkt.<br />
Een risicoklasse 3 <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> sommige gevallen nodig en daarvoor gelden<br />
strikte <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsvoorzien<strong>in</strong>gen en werkvoorschriften die <strong>in</strong> de praktijk nogal wat met zich<br />
meebrengen.<br />
Er zijn steeds meer systemen voor de productie van virale vectoren waarbij <strong>het</strong> partikel dat<br />
geproduceerd wordt bestaat uit componenten afkomstig van verschillende virussen. Het<br />
meest bekende voorbeeld is de pseudotyper<strong>in</strong>g van retrovirale vectoren met <strong>het</strong> VSV-G<br />
eiwit. Dergelijke comb<strong>in</strong>aties van virale componenten verdienen bijzondere aandacht.<br />
Gastheerspecificiteit kan veranderen, bijvoorbeeld van niet-<strong>in</strong>fectieus voor de mens naar<br />
wel-<strong>in</strong>fectieus voor de mens. De risicoklasse dient aangepast te worden aan <strong>het</strong> actuele<br />
risico.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
Werken met genetisch gemodificeerde Agrobacterium<br />
Inschal<strong>in</strong>g<br />
Over <strong>het</strong> algemeen wordt gewerkt met A. tumefaciens stammen die ‘disarmed’ zijn, dat wil<br />
zeggen dat ze niet langer oncogeen zijn. Ze veroorzaken geen ‘crown galls’ meer. Deze<br />
stammen vallen <strong>in</strong> risicoklasse 1. Dit geldt niet voor wildtype stammen of voor A. rhizogenes.<br />
stam vectoren <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g* <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel**<br />
opmerk<strong>in</strong>gen<br />
disarmed A. b<strong>in</strong>aire en andere L1 1 e of j de stammen zijn biologisch<br />
tumefaciens plant <strong>in</strong>geperkt ten opzichte van<br />
stammen transformatie<br />
vectoren<br />
de wildtype stammen<br />
niet-disarmed A. b<strong>in</strong>aire en andere L2 3 e of j deze stammen zijn pathogeen<br />
tumefaciens plant transformatie<br />
stammen vectoren<br />
A. rhizogenes b<strong>in</strong>aire en andere<br />
plant transformatie<br />
vectoren<br />
L2 3 e of j deze stammen zijn pathogeen<br />
* uitgaande van onschadelijke <strong>in</strong>serts<br />
** <strong>het</strong> gaat hierbij om de uit bijlage 2 van toepass<strong>in</strong>g zijnde <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsregel<br />
Laboratoriumvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
Standaard L1 <strong>laboratorium</strong>voorzien<strong>in</strong>gen volstaan voor disarmed A. tumefaciens stammen.<br />
Dezelfde regels kunnen gevolgd worden voor E. coli K12. Voor de niet-disarmed of A. rhizogenes<br />
stammen volstaat een standaard L2 <strong>laboratorium</strong>. In geval van L2 werkzaamheden<br />
waarbij de vorm<strong>in</strong>g van aërosolen niet kan worden vermeden, dient een veiligheidskab<strong>in</strong>et<br />
aanwezig te zijn.<br />
Afval<br />
Al <strong>het</strong> materiaal, vast of vloeibaar, dient ontsmet te worden net als voor E. coli. Autoclaveren<br />
is daarvoor de meest aangewezen methode.<br />
Bijzonderheden<br />
Vaak worden kle<strong>in</strong>e, recent getransformeerde plantjes overgezet op verse media. Deze<br />
plantjes zijn (nog) niet vrij van A. tumefaciens. Meestal wordt dit gedaan <strong>in</strong> horizontale<br />
lam<strong>in</strong>aire flowkasten. Dit is toegestaan zolang er niet gewerkt wordt met echte open<br />
bronnen van Agrobacterium.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 39
40<br />
Werken met transgene planten<br />
Bij <strong>het</strong> werken met transgene planten kunnen de volgende vuistregels gehanteerd worden:<br />
1. Kweek <strong>in</strong> fytotrons of kweekcellen:<br />
• Kweekcellen moeten dicht zijn en mogen niet direct op de buitenlucht openen.<br />
• Plantenmateriaal moet geautoclaveerd worden voordat <strong>het</strong> als restafval wordt afgevoerd<br />
(<strong>in</strong> <strong>het</strong> geval <strong>het</strong> nog niet vrij is van genetisch gemodificeerde Agrobacterium<br />
tumefaciens).<br />
• De verspreid<strong>in</strong>g van zaden moet worden tegengegaan en reproductieve delen van<br />
planten moeten geïnactiveerd worden voordat ze als afval worden afgevoerd.<br />
2. Kweek <strong>in</strong> serres:<br />
• Bij gebruik van bloeiende <strong>in</strong>sectenbestuivers moeten open<strong>in</strong>gen voorzien zijn van<br />
<strong>in</strong>sectengaas en mag de serre niet direct op de buitenlucht openen (er moet een sas<br />
zijn); bij gebruik van bloeiende zelfbevruchters, apomicten of w<strong>in</strong>dbestuivers hoeft<br />
er geen <strong>in</strong>sectengaas op de open<strong>in</strong>gen en is een sas niet echt nodig.<br />
• Ook hier geldt dat de verspreid<strong>in</strong>g van zaden tegengegaan moet worden. Zaden<br />
moeten zorgvuldig worden verzameld. Grond die zaden kan bevatten mag pas na<br />
<strong>in</strong>activer<strong>in</strong>g worden afgevoerd als afval. Reproductieve delen van planten moeten<br />
geïnactiveerd worden voordat ze als afval worden afgevoerd.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
8. REFERENTIES<br />
Begrip voor Veilige Microbiologische Techniek; theoretische <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g voor de practische<br />
cursus, Commissie ad hoc recomb<strong>in</strong>ant-DNA werkzaamheden, 1987<br />
Veilig werken met micro-organismen en cellen <strong>in</strong> laboratoria en werkruimten; theorie en<br />
praktijk; concept, oktober 1997; Nederlandse Verenig<strong>in</strong>g voor Microbiologie.<br />
Laboratory Biosafety Manual, second edition, WHO, Geneva, 1993<br />
Richtlijn 90/219/EEG, zoals gewijzigd door richtlijn 98/81/EEG<br />
Vlarem I en II, rubriek 51<br />
Biosafety cab<strong>in</strong>ets, CDC, Atlanta, USA<br />
http://biosafety.ihe.be<br />
http://www.hc-sc.qc.ca/hpb/lcdc/biosafty/msds/<strong>in</strong>dex.html<br />
http://www.ebsa.be<br />
http://www.cdc.gov/od/ohs<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 41
42<br />
9. VERKLARENDE WOORDENLIJST<br />
Aërosol: m<strong>in</strong>uscule vloeistofdruppeltjes die zich door de lucht kunnen verplaatsen<br />
Biologisch agens: <strong>in</strong> zijn wettelijke def<strong>in</strong>itie betekent dit ziekteverwekker (zie welzijnswetgev<strong>in</strong>g)<br />
Donorsequentie: <strong>het</strong> stukje erfelijk materiaal dat uit een bepaald organisme - de donor -<br />
wordt overgebracht naar een ander organisme, ook wel <strong>in</strong>sert genaamd. In veel gevallen is<br />
echter geen sprake meer van <strong>het</strong> overbrengen van een sequentie uit een ‘donor’, maar<br />
wordt een stuk erfelijk materiaal synt<strong>het</strong>isch aangemaakt<br />
Gastheer:<br />
(1) <strong>in</strong> de context van natuurlijke pathogenen betekent gastheer <strong>het</strong> organisme dat van<br />
nature door de ziekteverwekker wordt geïnfecteerd,<br />
(2) <strong>in</strong> de context van genetische modificatie betekent gastheer <strong>het</strong> te modificeren organisme:<br />
<strong>het</strong> organisme waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> nieuwe stukje erfelijk materiaal wordt ondergebracht.<br />
HEPA: High Efficiency Particulate Air (filter)<br />
Pathogeniteit: ziekteverwekkendheid<br />
Reproductief: <strong>in</strong> staat uit te groeien tot een zelfstandig functionerend organisme<br />
Toxiciteit: vergiftig<strong>in</strong>g<br />
Transductie: staat <strong>in</strong> feite gelijk aan virale <strong>in</strong>fectie. Wordt <strong>in</strong> de praktijk vooral gebruikt<br />
om de <strong>in</strong>fectie van bacteriën door fagen en om de <strong>in</strong>fectie van cellen door een virale vector<br />
aan te duiden<br />
Transformatie:<br />
(1) <strong>in</strong> de context van tumoren betekent transformatie de omvorm<strong>in</strong>g van een normale cel<br />
naar een one<strong>in</strong>dig delende tumorcel,<br />
(2) transformatie wordt <strong>in</strong> de genetische modificatie ook als algemene term gebruikt om<br />
<strong>het</strong> proces van genetische modificatie aan te duiden (transformeren is dan gelijk aan<br />
genetisch modificeren).<br />
Vector: letterlijk betekent dit ‘drager’<br />
(1) <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van genetische modificatie is dit <strong>het</strong> plasmide, cosmide, artificial chromosome<br />
of ander genetisch element dat de genetische modificatie - <strong>het</strong> <strong>in</strong>sert - draagt en<br />
b<strong>in</strong>nenbrengt <strong>in</strong> <strong>het</strong> te modificeren organisme,<br />
(2) <strong>in</strong> de context van virale <strong>in</strong>fectie van planten duidt <strong>het</strong> begrip vector <strong>het</strong> organisme aan<br />
dat zorgdraagt voor de overdracht van <strong>het</strong> virus van de ene naar de andere plant. In<br />
sommige gevallen zijn dit bladluizen.<br />
Virale vector: een van een wild-type virus afgeleide virale constructie dat een vreemd<br />
DNA-fragment kan opnemen of <strong>in</strong> zich heeft en zich ofwel autonoom kan gedragen,<br />
<strong>in</strong>dien hij de sequenties bezit die nodig zijn voor zijn verspreid<strong>in</strong>g van cel tot cel, ofwel<br />
defectief, <strong>in</strong>dien hij één of meer sequenties mist voor zijn verspreid<strong>in</strong>g<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
BIJLAGE 1: INPERKINGSEISEN<br />
Deze bijlage geeft enkel de eisen voor latoratoria, animalaria en serres. De <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen voor grootschalige<br />
fermentoractiviteiten zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 2 aan Vlarem II.<br />
(zie http://biosafety.ihe.be).<br />
Inperk<strong>in</strong>gseisen van de niveaus 1 t/m 4 voor laboratoria (L1 t/m L4)<br />
Enkele basiseisen voor alle <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus:<br />
• <strong>Bioveiligheid</strong>sopleid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> personeel voor <strong>het</strong> risiconiveau waar<strong>in</strong> hij/zij werkt.<br />
• Bijhouden van de werkzaamheden <strong>in</strong> een labjournaal of logboek.<br />
Risicoklasse 1, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau L1:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g L1<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• De werkoppervlakken zijn glad afgewerkt, waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, bestand tegen zuren, basen, organische<br />
oplosmiddelen, en gemakkelijk te re<strong>in</strong>igen.<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
Werkvoorschriften L1 (= VMT)<br />
• Deuren en ramen zijn gesloten tijdens de werkzaamheden.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> zijn verboden.<br />
• Na <strong>het</strong> morsen wordt direct ontsmet.<br />
• Het ontstaan en verspreiden van aërosolen wordt gem<strong>in</strong>imaliseerd.<br />
• Met de mond pipetteren is verboden.<br />
• Gebruikte materialen worden ontsmet voordat ze worden gewassen of hergebruikt.<br />
• Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• De handen worden gewassen voordat <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt verlaten.<br />
Risicoklasse 2, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau L2:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g L2<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• De werkoppervlakken zijn glad afgewerkt, waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, bestand tegen zuren, basen, organische<br />
oplosmiddelen, en gemakkelijk te re<strong>in</strong>igen.<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren.<br />
• Biohazard symbool en <strong>het</strong> <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau evenals de coörd<strong>in</strong>aten van de verantwoordelijke op de<br />
toegangsdeur.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• De toegangsdeur is voorzien van automatische sluit<strong>in</strong>g.<br />
• Er is een kijkvenster aanwezig.<br />
• Wasbakken met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g<br />
• Er is een veiligheidskab<strong>in</strong>et aanwezig (klasse I of II)<br />
Werkvoorschriften L2<br />
• Deuren en ramen zijn gesloten tijdens de werkzaamheden.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 43
44<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> zijn verboden.<br />
• Na <strong>het</strong> morsen wordt direct ontsmet.<br />
• Het ontstaan en verspreiden van aërosolen wordt gem<strong>in</strong>imaliseerd.<br />
• Met de mond pipetteren is verboden.<br />
• Gebruikte materialen worden ontsmet voordat ze worden gewassen of hergebruikt.<br />
• Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• De handen worden gewassen voordat <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt verlaten.<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Aërosolproducerende handel<strong>in</strong>gen worden <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et uitgevoerd.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
Risicoklasse 3, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau L3:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g L3<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• De werkoppervlakken en de vloer zijn glad afgewerkt, waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, bestand tegen zuren,<br />
basen, organische oplosmiddelen, en gemakkelijk te re<strong>in</strong>igen.<br />
• Er is een wasbak met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g aanwezig <strong>in</strong> de luchtsluis nabij de uitgang.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren met een automatische sluit<strong>in</strong>g.<br />
• Biohazard symbool, <strong>het</strong> <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau, aard van <strong>het</strong> biologisch risico, lijst van toegelaten personen,<br />
criteria voor toegang evenals de coörd<strong>in</strong>aten van de verantwoordelijke op de toegangsdeur.<br />
• Toegang via luchtsluis of enige toegang via L2.<br />
• Vaste ramen.<br />
• Luchtdicht lokaal zodat fumigatie mogelijk is.<br />
• Er is een brandalarmsysteem aanwezig.<br />
• Er is een systeem voor communicatie met de buitenwereld aanwezig.<br />
• Luchttoevoer en -afvoer zijn onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Luchttoevoer en -afvoersysteem afsluitbaar met kleppen.<br />
• Onderdruk <strong>in</strong> de gecontroleerde zone ten opzichte van de omliggende zone voorzien van controle en<br />
alarmsysteem.<br />
• HEPA-filtratie van de afvoerlucht.<br />
• Systeem dat toelaat filters te vervangen en daarbij besmett<strong>in</strong>g te vermijden.<br />
• Er is een veiligheidskab<strong>in</strong>et aanwezig (klasse II).<br />
• Er is een centrifuge <strong>in</strong> de <strong>in</strong>geperkte zone.<br />
• Er is een autoclaaf <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebouw.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> is gescheiden van andere werkzones <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebouw of is <strong>in</strong> een afzonderlijk gebouw<br />
gelegen.<br />
• Er is een kijkvenster aanwezig.<br />
• Toevoerbuizen voor vloeistoffen zijn voorzien van een terugvloeibeveilig<strong>in</strong>g.<br />
• Er is een noodstroomvoorzien<strong>in</strong>g.<br />
• Er is een autoclaaf <strong>in</strong> de <strong>in</strong>geperkte zone.<br />
• Luchttoevoer en/of -afvoer gescheiden van die van aangrenzende lokalen.<br />
Werkvoorschriften L3:<br />
• Deuren en ramen zijn gesloten tijdens de werkzaamheden.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
• De <strong>laboratorium</strong>jassen zijn specifiek voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone en worden ontsmet vooraleer ze de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone<br />
verlaten.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> zijn verboden.<br />
• Na <strong>het</strong> morsen wordt direct ontsmet.<br />
• Het ontstaan en verspreiden van aërosolen wordt gem<strong>in</strong>imaliseerd. Hiervoor worden specifieke maatregelen<br />
getroffen (gesloten buizen, etc.).<br />
• Met de mond pipetteren is verboden.<br />
• Gebruikte materialen worden ontsmet voordat ze worden gewassen of hergebruikt.<br />
• Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• De handen worden gewassen voordat <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt verlaten.<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Aërosolproducerende handel<strong>in</strong>gen worden <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et uitgevoerd.<br />
• Er worden handschoenen gedragen.<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
• Laboratoriumuitrust<strong>in</strong>g is specifiek voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de hevels.<br />
• Inactiver<strong>in</strong>g van de effluenten van de wasbakken en douches volgens een geschikte methode vóór<br />
e<strong>in</strong>dafvoer.<br />
Risicoklasse 4, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau L4:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g L4<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• Het <strong>laboratorium</strong> is gescheiden van andere werkzones <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebouw of is <strong>in</strong> een afzonderlijk gebouw<br />
gelegen.<br />
• De werkoppervlakken, vloer, wanden en plafond zijn glad afgewerkt, waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, bestand<br />
tegen zuren, basen, organische oplosmiddelen, en gemakkelijk te re<strong>in</strong>igen.<br />
• Er is een wasbak met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g aanwezig <strong>in</strong> de luchtsluis nabij de uitgang.<br />
• Toevoerbuizen voorzien van een terugvloeibeveilig<strong>in</strong>g.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren met een automatische sluit<strong>in</strong>g.<br />
• Biohazard symbool, <strong>het</strong> <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau, aard van <strong>het</strong> biologisch risico, lijst van toegelaten personen,<br />
criteria voor toegang evenals de coörd<strong>in</strong>aten van de verantwoordelijke op de toegangsdeur.<br />
• Toegang via luchtsluis.<br />
• Vaste onbreekbare ramen.<br />
• Luchtdicht lokaal zodat fumigatie mogelijk is.<br />
• Er is een brandalarmsysteem aanwezig.<br />
• Er is een systeem voor communicatie met de buitenwereld aanwezig met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g.<br />
• Kijkvenster of gelijkwaardig systeem dat toelaat te zien wie er zich <strong>in</strong> <strong>het</strong> lokaal bev<strong>in</strong>dt.<br />
• Luchttoevoer is gescheiden van aangrenzende lokalen.<br />
• Luchttoevoer en -afvoer zijn onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Luchttoevoer en -afvoersysteem afsluitbaar met kleppen.<br />
• Onderdruk <strong>in</strong> de gecontroleerde zone ten opzichte van de omliggende zone (voorzien van controle en<br />
alarmsysteem).<br />
• HEPA-filtratie van de toevoer- en afvoerlucht (dubbel bij de afvoer).<br />
• Systeem dat toelaat filters te vervangen en daarbij besmett<strong>in</strong>g te vermijden.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 45
46<br />
• Er is een veiligheidskab<strong>in</strong>et aanwezig (klasse III, of II mits gebruik gemaakt wordt van isolatiepak dat<br />
onder overdruk staat).<br />
• Er is een centrifuge <strong>in</strong> de <strong>in</strong>geperkte zone.<br />
• Er is een noodstroomvoorzien<strong>in</strong>g.<br />
• Doorgeef-autoclaaf <strong>in</strong> de <strong>in</strong>geperkte zone.<br />
• Vacuümgenerator voorzien van HEPA filter.<br />
Werkvoorschriften L4:<br />
• Deuren en ramen zijn gesloten tijdens de werkzaamheden.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen.<br />
• De <strong>laboratorium</strong>jassen zijn specifiek voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone en worden ontsmet vooraleer ze de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone<br />
verlaten.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> zijn verboden.<br />
• Na <strong>het</strong> morsen wordt direct ontsmet.<br />
• Het ontstaan en verspreiden van aërosolen wordt gem<strong>in</strong>imaliseerd. Hiervoor worden specifieke maatregelen<br />
getroffen (gesloten buizen, etc.).<br />
• Met de mond pipetteren is verboden.<br />
• Gebruikte materialen worden ontsmet voordat ze worden gewassen of hergebruikt.<br />
• Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• De handen worden gewassen voordat <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> wordt verlaten.<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Aërosolproducerende handel<strong>in</strong>gen worden <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et uitgevoerd.<br />
• Er worden handschoenen gedragen.<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
• Laboratoriumuitrust<strong>in</strong>g is specifiek voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Ontsmett<strong>in</strong>gmiddel <strong>in</strong> de hevels.<br />
• Inactiver<strong>in</strong>g van de effluenten van de wasbakken en douches volgens een geschikte methode vóór<br />
e<strong>in</strong>dafvoer.<br />
Inperk<strong>in</strong>gseisen voor de niveaus 1 t/m 4 voor kweekcellen en serres (G1 t/m G4)<br />
Risicoklasse 1, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau G1<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g G1:<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
Werkvoorschriften G1:<br />
• Voorbehouden toegang.<br />
• Er wordt beschermende kled<strong>in</strong>g gedragen.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren is verboden.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Controleprogramma van <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
• Vernietig<strong>in</strong>g of sterilisatie van (reproductieve delen van) planten vóórdat deze worden afgevoerd.<br />
• Sterilisatie van ondergrond en potten vóór hergebruik of verwijder<strong>in</strong>g.<br />
Risicoklasse 2, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau G2<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g G2:<br />
• De kweekcel of serre is een permanente structuur.<br />
• Rondom de serre een zone van 1.5 m breed <strong>in</strong> beton of gezuiverd van plantengroei.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
• Gangpaden van hard materiaal.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren.<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
• Signalisatie van <strong>het</strong> biologisch risico.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Toegang via een luchtsluis.<br />
• Materiaal van wanden, vloer, zolder<strong>in</strong>g waterondoordr<strong>in</strong>gbaar en gemakkelijk schoon te maken.<br />
• Materiaal van werkoppervlakken, vloer bestand tegen zuren of basen, organische oplosmiddelen<br />
en ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen.<br />
• Brandalarmsysteem.<br />
• Een systeem voor communicatie met de buitenwereld.<br />
• Luchttoevoer- en afvoersysteem onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Luchttoevoer- en luchtafvoersysteem afsluitbaar d.m.v. kleppen.<br />
Werkvoorschriften G2:<br />
• Voorbehouden toegang<br />
• Er wordt beschermende kled<strong>in</strong>g gedragen.<br />
• Vernietig<strong>in</strong>g of sterilisatie van (reproductieve delen van) planten vóórdat deze worden afgevoerd.<br />
• Sterilisatie van ondergrond en potten vóór hergebruik of verwijder<strong>in</strong>g.<br />
• Transport van zichzelf verspreidende organismen tussen de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszones <strong>in</strong> conta<strong>in</strong>ers.<br />
• Decontam<strong>in</strong>atie van conta<strong>in</strong>ers vóór transport.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Handschoenen.<br />
• Vermeld<strong>in</strong>g van gebruikte organismen op <strong>het</strong> register.<br />
Risicoklasse 3, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau G3<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g G3:<br />
• De serre is een permante structuur.<br />
• De serre/kweekkamer is gescheiden van andere werkzones <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebouw of is <strong>in</strong> een afzonderlijk<br />
gebouw gelegen.<br />
• Rondom de serre een zone van 1.5 m breed <strong>in</strong> beton of gezuiverd van plantengroei.<br />
• Gangpaden van hard materiaal.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren.<br />
• Er is een wasbak aanwezig bij de uitgang of <strong>in</strong> de luchtsluis.<br />
• Signalisatie van <strong>het</strong> biologisch risico.<br />
• Toegang via een luchtsluis.<br />
• Materiaal van wanden, vloer, zolder<strong>in</strong>g waterondoordr<strong>in</strong>gbaar en gemakkelijk schoon te maken.<br />
• Materiaal van werkoppervlakken, vloer bestand tegen zuren of basen, organische oplosmiddelen<br />
en ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen.<br />
• Verzamelen en steriliseren van water afkomstig van de vloer.<br />
• Brandalarmsysteem.<br />
• Er is een systeem voor communicatie met de buitenwereld.<br />
• Luchttoevoer- en afvoersysteem onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Luchttoevoer- en luchtafvoersysteem afsluitbaar d.m.v. kleppen.<br />
• HEPA filtratie van toevoer- en afvoerlucht.<br />
• Systeem dat toelaat filters te vervangen en daarbij besmett<strong>in</strong>g te vermijden.<br />
• Automatisch systeem bij panne.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 47
48<br />
• Serre of kweekcel met eigen specifieke uitrust<strong>in</strong>g.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Onderdruk <strong>in</strong> de gecontroleerde zone ten opzichte van de omliggende zones.<br />
• Autoclaaf of equivalente uitrust<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Doorgeefautoclaaf.<br />
• Fumigatiekamer of immersietank voor transfer van levend materiaal.<br />
Werkvoorschriften G3:<br />
• Voorbehouden toegang.<br />
• Er wordt beschermende kled<strong>in</strong>g gedragen, specifiek voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone en deze wordt<br />
ontsmet voordat deze de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone verlaat.<br />
• Vernietig<strong>in</strong>g of sterilisatie van (reproductieve delen van) planten vóórdat deze worden afgevoerd.<br />
• Sterilisatie van ondergrond en potten vóór hergebruik of verwijder<strong>in</strong>g.<br />
• Transport van zichzelf verspreidende organismen tussen de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszones <strong>in</strong> dubbele conta<strong>in</strong>ers.<br />
• Decontam<strong>in</strong>atie van conta<strong>in</strong>ers vóór transport.<br />
• Vermeld<strong>in</strong>g van gebruikte organismen op <strong>het</strong> register.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Handschoenen.<br />
• Inactivatie van de effluenten van wasbakken en douches vóór e<strong>in</strong>dafvoer.<br />
Risicoklasse 4, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau G4:<br />
Een G4 serre behoort tot de hoge uitzonder<strong>in</strong>gen. De beschrijv<strong>in</strong>g ervan wordt hier beperkt tot<br />
de vermeld<strong>in</strong>g dat <strong>het</strong> om een serre gaat die aan dezelfde <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen voldoet als een L4<strong>laboratorium</strong>.<br />
Inperk<strong>in</strong>gseisen van de niveaus 1 t/m 4 voor animalaria (A1 t/m A4)<br />
Risicoklasse 1, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau A1:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g A1:<br />
• Het animalarium bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren.<br />
• Werkoppervlakken, muren, vloeren, zolder<strong>in</strong>g en kooien zijn waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, gemakkelijk<br />
schoon te maken en bestand tegen ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen.<br />
• Er is een wasplaats voor kooien.<br />
• Inperk<strong>in</strong>gsniveau, aard van <strong>het</strong> biologisch risico, coörd<strong>in</strong>aten van verantwoordelijke, lijst van<br />
toegelaten personeel en criteria voor toegang tot de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone staan op de toegangsdeur<br />
vermeld.<br />
Werkvoorschriften A1:<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Alle activiteiten worden <strong>in</strong> een register vermeld.<br />
• Isolatie van proefdieren gebruikt bij de proefnem<strong>in</strong>g.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen, die specifiek is voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> animalarium zijn verboden.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
Risicoklasse 2, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau A2:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g A2:<br />
• Het animalarium bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
• Er is een wasbak aanwezig.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren met een automatische sluit<strong>in</strong>g.<br />
• Werkoppervlakken, muren, vloeren, zolder<strong>in</strong>g en kooien zijn waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, gemakkelijk<br />
schoon te maken en bestand tegen ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen.<br />
• Afzonderlijke ruimte voor <strong>het</strong> opslaan van propere kooien, voeder en strooisel.<br />
• Er is een wasplaats voor kooien.<br />
• Biohazardsymbool, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau, aard van <strong>het</strong> biologisch risico, coörd<strong>in</strong>aten van de verantwoordelijke,<br />
lijst van toegelaten personeel en criteria voor toegang tot de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone staan<br />
op de toegangsdeur vermeld.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Het animalarium is gescheiden van andere werkzones <strong>in</strong> <strong>het</strong>zelfde gebouw of is <strong>in</strong> een afzonderlijk<br />
gebouw gelegen.<br />
• Toegang via een luchtsluis.<br />
• Luchtdicht lokaal zodat fumigatie mogelijk is en/of de aanwezigheid van een fumigatiesysteem<br />
of ontsmett<strong>in</strong>gsbad.<br />
• Gebouw dusdanig ontworpen dat accidentele ontsmett<strong>in</strong>g van dieren vermeden wordt.<br />
• Kijkvenster.<br />
• Wasbakken met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g.<br />
• Luchtafvoersysteem gescheiden van aangrenzende lokalen.<br />
• Luchttoevoer- en afvoersysteem onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Onderdruk <strong>in</strong> de gecontroleerde zone ten opzichte van omliggende zone.<br />
• Veiligheidskab<strong>in</strong>et.<br />
• Dieren huisvesten <strong>in</strong> isolatieruimten.<br />
Werkvoorschriften A2:<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Alle activiteiten worden <strong>in</strong> een register vermeld.<br />
• Isolatie van proefdieren gebruikt bij de proefnem<strong>in</strong>g.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen, die specifiek is voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> animalarium zijn verboden.<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Elim<strong>in</strong>atie door verbrand<strong>in</strong>g.<br />
• Handschoenen voor manipulatie van proefdieren.<br />
• Ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de hevels.<br />
• Ademhal<strong>in</strong>gsmasker voor manipulatie van geïnfecteerde dieren.<br />
• Animalarium met eigen specifieke uitrust<strong>in</strong>g.<br />
• Inactiver<strong>in</strong>g van biologisch afval.<br />
• Besmet materiaal wordt ontsmet voordat <strong>het</strong> wordt schoongemaakt, hergebruikt of vernietigd.<br />
Risicoklasse 3, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau A3:<br />
Basiseisen fysische <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g A3:<br />
• Het animalarium bestaat uit een permanente structuur van wanden, deur(en), vloer en plafond.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 49
50<br />
• Het animalarium is gescheiden van de andere werkzones <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebouw of is <strong>in</strong> een afzonderlijk<br />
gebouw gelegen.<br />
• Toegang via een luchtsluis.<br />
• Er is een wasbak met niet-manuele bedien<strong>in</strong>g aanwezig nabij de uitgang of <strong>in</strong> de sas.<br />
• Vergrendelbare toegangsdeuren met een automatische sluit<strong>in</strong>g.<br />
• Vaste ramen.<br />
• Luchtdicht lokaal zodat fumigatie mogelijk is, fumigatiesysteem, en/of ontsmett<strong>in</strong>gsbad.<br />
• Gebouw dusdanig ontworpen dat accidentele ontsnapp<strong>in</strong>g van dieren vermeden wordt.<br />
• Kijkvenster.<br />
• Werkoppervlakken, muren, vloeren, zolder<strong>in</strong>g en kooien zijn waterondoordr<strong>in</strong>gbaar, gemakkelijk<br />
schoon te maken en bestand tegen ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen.<br />
• Afzonderlijke ruimte voor <strong>het</strong> opslaan van propere kooien, voeder en strooisel.<br />
• Er is een wasplaats voor kooien.<br />
• Biohazardsymbool, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau, aard van <strong>het</strong> biologisch risico, coörd<strong>in</strong>aten van de verantwoordelijke,<br />
lijst van toegelaten personeel en criteria voor toegang tot de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone staan<br />
op de toegangsdeur vermeld.<br />
• Brandalarmsysteem.<br />
• Er is een systeem voor communicatie met de buitenwereld aanwezig.<br />
• Luchttoevoer- en luchtafvoersysteem onderl<strong>in</strong>g verbonden om accidentele overdruk te vermijden.<br />
• Luchttoevoer- en luchtafvoersysteem afsluitbaar d.m.v. kleppen.<br />
• Onderdruk <strong>in</strong> de gecontroleerde zone ten opzichte van omliggende zones, voorzien van controle<br />
en alarmsysteem.<br />
• HEPA-filtratie van de afgevoerde lucht.<br />
• Systeem dat toelaat filters te vervangen en daarbij besmett<strong>in</strong>g te vermijden.<br />
• Specifieke maatregelen om dusdanig te ventileren opdat de luchtbesmett<strong>in</strong>g tot een m<strong>in</strong>imum<br />
wordt herleid.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Er is een douche aanwezig (als enige doorgang van ‘vuile’ naar ‘schone’ deel van de sas).<br />
• Toevoerbuizen van vloeistoffen voorzien van een terugvloeibeveilig<strong>in</strong>g.<br />
• Autonoom elektrisch systeem bij panne.<br />
• Luchttoevoersysteem gescheiden van de aangrenzende lokalen.<br />
• Luchtafvoersysteem gescheiden van de aangrenzende lokalen.<br />
• HEPA-gefilterde lucht mag opnieuw <strong>in</strong> omloop worden gebracht.<br />
• Er is een veiligheidskab<strong>in</strong>et aanwezig.<br />
• Huisvest<strong>in</strong>g van dieren <strong>in</strong> isolatieruimten.<br />
• Autoclaaf <strong>in</strong> de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Doorgeefautoclaaf.<br />
Werkvoorschriften A3:<br />
• De toegang is voorbehouden aan bevoegde personen.<br />
• Alle activiteiten worden <strong>in</strong> een register vermeld.<br />
• Isolatie van proefdieren gebruikt bij de proefnem<strong>in</strong>g.<br />
• Tijdens <strong>het</strong> werk wordt een <strong>laboratorium</strong>jas gedragen, die specifiek is voor de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone.<br />
• Eten, dr<strong>in</strong>ken, roken en de opslag van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren <strong>in</strong> <strong>het</strong> animalarium zijn verboden.<br />
• Er is een controleprogramma voor <strong>in</strong>secten en knaagdieren.<br />
• Elim<strong>in</strong>atie door verbrand<strong>in</strong>g.<br />
• Handschoenen voor manipulatie van dieren.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
• Ontsmett<strong>in</strong>g van kled<strong>in</strong>g vooraleer ze de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gszone verlaat.<br />
• Ontsmett<strong>in</strong>gsmiddelen <strong>in</strong> de hevels.<br />
• Animalarium met eigen specifieke uitrust<strong>in</strong>g.<br />
• Biologisch afval wordt geïnactiveerd.<br />
• Besmet materiaal wordt ontsmet voordat <strong>het</strong> wordt schoongemaakt, hergebruikt of vernietigd.<br />
Afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog worden aan toegevoegd:<br />
• Ademhal<strong>in</strong>gsmasker voor manipulatie van geïnfecteerde dieren.<br />
• Periode waarb<strong>in</strong>nen elk contact van personeel met <strong>het</strong> gastheerdier moet worden vermeden.<br />
• Inactiver<strong>in</strong>g van de effluenten van de wasbakken en douches vóór e<strong>in</strong>dafvoer.<br />
Risicoklasse 4, <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau A4<br />
Een A4 proefdierverblijf behoort, net als een L4 <strong>laboratorium</strong> tot de hoge uitzonder<strong>in</strong>gen. De<br />
beschrijv<strong>in</strong>g van dit A4-verblijf wordt daarom beperkt tot de opmerk<strong>in</strong>g dat de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gseisen<br />
gelijk zijn aan die van een L4-<strong>laboratorium</strong> aangevuld met enkele bijzondere eisen voor de hanter<strong>in</strong>g<br />
van de proefdieren en de <strong>in</strong>activer<strong>in</strong>g van de proefdieren.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 51
52<br />
BIJLAGE 2: VIB RICHTLIJNEN VOOR<br />
INSCHALING VAN<br />
ACTIVITEITEN MET GGO’S<br />
Situer<strong>in</strong>g<br />
Deze richtlijnen hebben tot doel hulp te bieden bij de vaststell<strong>in</strong>g van de benodigde <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus<br />
bij activiteiten met genetisch gemodificeerde organismen. In deze bijlage wordt onderscheid gemaakt<br />
tussen activiteiten met micro-organismen en cellen (hst. A), activiteiten met planten (hst. B) en activiteiten<br />
met dieren (hst. C). De transformatie van planten met behulp van Agrobacterium stammen wordt<br />
<strong>in</strong>geschaald als een activiteit met <strong>het</strong> micro-organisme.<br />
Gebruik van deze richtlijnen<br />
Deze richtlijnen bieden met name hulp bij de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de benodigde <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsmaatregelen voor<br />
activiteiten met micro-organismen en cellen (hst A van deze richtlijnen). In dit hoofdstuk A staat een<br />
beschrijv<strong>in</strong>g hoe de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsschema’s te gebruiken. Daarnaast zijn de benodigde def<strong>in</strong>ities van tox<strong>in</strong>es<br />
en de eisen aan gastheren en vectoren voor risicoklasse 1 weergegeven. Indien <strong>het</strong> gaat om activiteiten<br />
met transgene planten, dan geeft hst. B een leidraad. Activiteiten met transgene dieren en vooral activiteiten<br />
waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen of cellen gecomb<strong>in</strong>eerd wordt<br />
met dieren zijn niet eenvoudig <strong>in</strong> te schalen. Hst C geeft hier<strong>in</strong> een leidraad.<br />
Er zijn natuurlijk gevallen waar<strong>in</strong> deze richtlijnen niet voorzien. In een dergelijk geval is <strong>het</strong> voor advies<br />
raadzaam contact op te nemen met de bioveiligheidsexperten <strong>in</strong>tern en extern zoals weergegeven <strong>in</strong> bijlage<br />
4 van dit boekje.<br />
Bronnen<br />
De richtlijnen zijn afgeleid van de Richtlijnen van de Nederlandse Commissie Genetische Modificatie<br />
(COGEM) voor zover die toepasbaar zijn <strong>in</strong> België. Daarnaast is gebruik gemaakt van de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsvoorschriften<br />
zoals deze zijn opgenomen <strong>in</strong> de bijlagen bij hoofdstuk 5.51 van Vlarem II.<br />
HST A. RICHTLIJNEN VOOR INSCHALING VAN ACTIVITEITEN MET<br />
GENETISCH GEMODIFICEERDE MICRO-ORGANISMEN EN CELLEN<br />
Inschal<strong>in</strong>gsregels<br />
Op de volgende pag<strong>in</strong>a’s zijn schema’s weergegeven waar<strong>in</strong> een eerste identificatie van <strong>het</strong> <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveau<br />
kan worden afgeleid. Zoals aangegeven <strong>in</strong> hoofdstuk 3 en <strong>in</strong> <strong>het</strong> voorbeeld <strong>in</strong> hoofdstuk 7, dient<br />
daarna nog gekomen te worden tot een f<strong>in</strong>ale vaststell<strong>in</strong>g van de benodigde maatregelen waarbij reken<strong>in</strong>g<br />
gehouden wordt met (1) de eigenschappen van <strong>het</strong> milieu dat aan <strong>het</strong> GGO zou kunnen worden<br />
blootgesteld, (2) <strong>het</strong> type en de schaal van de activiteit, en (3) eventuele niet-standaard handel<strong>in</strong>gen.<br />
Het <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsschema is <strong>in</strong> vier stukken verdeeld:<br />
• Deel 1: Activiteiten met gastheer/vectorsystemen die al dan niet voldoen aan risicoklasse 1 en activiteiten<br />
met pathogene gastheren.<br />
• Deel 2: Activiteiten met animale cellen zonder virale vectoren en met baculovirussen.<br />
• Deel 3: Activiteiten met animale cellen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met virussen of virale vectoren.<br />
• Deel 4: Vervaardig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plantencellen.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
De schema’s werken als volgt: Eerst worden de vier deelschema’s <strong>in</strong> de ‘eerste richt<strong>in</strong>g’ langsgelopen en<br />
wordt bepaald welk type van gastheer en vector van toepass<strong>in</strong>g is. In tweede <strong>in</strong>stantie wordt <strong>in</strong> de<br />
‘tweede richt<strong>in</strong>g’ bepaald of <strong>het</strong> gaat om activiteiten met ongekarakteriseerd of gekarakteriseerd genetisch<br />
materiaal. In derde <strong>in</strong>stantie wordt dan b<strong>in</strong>nen de van toepass<strong>in</strong>g zijnde categorie (gekarakteriseerd<br />
of ongekarakteriseerd) bepaald welk type van <strong>in</strong>sertie van toepass<strong>in</strong>g is. In <strong>het</strong> geval van ongekarakteriseerd<br />
genetisch materiaal is <strong>het</strong> een keuze tussen een van de categorieën a t/m e, <strong>in</strong> <strong>het</strong> geval van gekarakteriseerd<br />
genetisch materiaal is <strong>het</strong> een keuze tussen de categorieën f t/m j. Uit de comb<strong>in</strong>atie van de<br />
van toepass<strong>in</strong>g zijnde categorie van gastheer/vector en van toepass<strong>in</strong>g zijnde categorie van <strong>in</strong>sert kan<br />
dan de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g worden afgelezen.<br />
Def<strong>in</strong>itie van klassen van tox<strong>in</strong>es<br />
a. Een tox<strong>in</strong>e van klasse T-3 is een tox<strong>in</strong>e met een LD50 voor vertebraten van m<strong>in</strong>der dan 100 nanogram<br />
per kg lichaamsgewicht.<br />
b. Een tox<strong>in</strong>e van klasse T-2 is een tox<strong>in</strong>e met een LD50 voor vertebraten van 100 nanogram tot 1<br />
microgram per kg lichaamsgewicht.<br />
c. Een tox<strong>in</strong>e van klasse T-1 is een tox<strong>in</strong>e met een LD50 voor vertebraten van 1 tot 100 microgram per<br />
kg lichaamsgewicht.<br />
Eisen aan gastheer/vector systemen voor <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> risicoklasse 1<br />
Eisen voor kle<strong>in</strong>schalige <strong>laboratorium</strong>handel<strong>in</strong>gen<br />
(kle<strong>in</strong>schalig is < 100 liter effectief kweekvolume)<br />
1. De gastheer is niet pathogeen.<br />
2. De gastheer is vrij van gekende biologische agentia die potentieel schadelijk zijn.<br />
3. De vector is goed gekarakteriseerd, dit wil zeggen: <strong>het</strong> type vector moet gedef<strong>in</strong>ieerd zijn (plasmide,<br />
cosmide, m<strong>in</strong>ichromosoom, etc.), grootte moet gekend zijn, functie en herkomst van structurele<br />
genen en merkergenen moeten gekend zijn, evenals restrictiesites, en replicon. Commercieel verkrijgbare<br />
vectoren zijn <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen goed gekarakteriseerd.<br />
4. De vector mag geen schadelijke gevolgen hebben (geen virulentie- en tox<strong>in</strong>ebepalende elementen<br />
overbrengen).<br />
5. De omvang van de vector is zoveel mogelijk beperkt tot die elementen die noodzakelijk zijn.<br />
6. De vector mag de stabiliteit van <strong>het</strong> GGO <strong>in</strong> <strong>het</strong> milieu niet doen toenemen.<br />
7. De vector moet moeilijk te mobiliseren zijn (Tra - ).<br />
8. De vector mag geen resistentiemerkers overdragen naar micro-organismen die deze niet van nature<br />
opnemen, <strong>in</strong>dien dergelijke opname <strong>het</strong> gebruik van geneesmiddelen ter bestrijd<strong>in</strong>g van ziekteverwekkers<br />
<strong>in</strong> gevaar brengt.<br />
Biologische risicoklassen<br />
Met organismen van biologische risicoklassen 4, 3 en 2 wordt bedoeld organismen die respectievelijk<br />
<strong>in</strong>gedeeld zijn <strong>in</strong> de pathogeniteitsklassen 4, 3 en 2 als weergegeven <strong>in</strong> bijlage 5.51.8 van Vlarem II.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 53
54<br />
1: Activiteiten met gastheer/vectorsystemen die al dan niet voldoen aan risicoklasse 1<br />
en activiteiten met pathogene gastheren<br />
tweede richt<strong>in</strong>g<br />
Activiteiten waarbij ongekarakteriseerd genetisch<br />
materiaal is toegevoegd<br />
Activiteiten waarbij gekarakteriseerd genetisch<br />
materiaal is toegevoegd<br />
eerste richt<strong>in</strong>g<br />
a. De donor produceert een tox<strong>in</strong>e van T3 L4 L4 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
respectievelijk klasse T2 L3 L4 een pathogeen van: Klasse 3 L3<br />
T1 L2 L3 Klasse 2 L2<br />
b. De donor is een voor eukaryote cellen Klasse 4 L3 L4 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>fectieus virus van respectievelijk Klasse 3 L2 L3 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
Klasse 2 L1 L2 van: Klasse 2 L2<br />
c. De donor is een defect voor eukaryote Klasse 4 L2 L2 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
cellen <strong>in</strong>fectieus virus van Klasse 3 L1 L2 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
respectievelijk: Klasse 2 L1 L2 van: Klasse 2 L2<br />
d. De donor is een niet-viraal pathogeen Klasse 4 L3 L3 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
van respectievelijk Klasse 3 L2 L2 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
Klasse 2 L1 L2 van: Klasse 2 L2<br />
e. De donor is een organisme van L1 L2 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
biologische risicoklasse 1, of een plant een pathogeen Klasse 3 L3<br />
of een dier van: Klasse 2 L2<br />
f. De sequentie bevat genetische T3 L4 L4 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een tox<strong>in</strong>e T2 L3 L4 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
van respectievelijk klasse T1 L2 L3 van: Klasse 2 L2<br />
g. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L3 L4 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L2 L3 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse 2 L1 L2 van: Klasse 2 L2<br />
virus, van respectievelijk<br />
h. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L2 L2 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L1 L2 een pathogeen Klasse 3 L3<br />
defect, voor eukaryote cellen Klasse 2 L1 L2 van: Klasse 2 L2<br />
<strong>in</strong>fectieus virus, van respectievelijk:<br />
i. De sequentie bevat genetische L1 L2 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een een pathogeen Klasse 3 L3<br />
schadelijk genproduct, anders dan <strong>in</strong> f. van: Klasse 2 L2<br />
j. De sequentie bevat genetische L1 L2 De gastheer is Klasse 4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een een pathogeen Klasse 3 L3<br />
onschadelijk genproduct van: Klasse 2 L2<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
1. Activiteiten <strong>in</strong> een gastheer/vectorsysteem die<br />
voldoen aan de criteria voor <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> risicoklasse<br />
1<br />
2. Activiteiten <strong>in</strong> een gastheer/vectorsysteem<br />
waarbij enkel de vector niet voldoet aan de<br />
criteria voor <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> risicoklasse 1<br />
3. Activiteiten waarbij een pathogeen microorganisme<br />
van biologische risicoklassen 2, 3<br />
of 4 als gastheer wordt gebruikt
2: Activiteiten met animale cellen zonder virale vectoren en met baculovirussen<br />
tweede richt<strong>in</strong>g<br />
Activiteiten waarbij gekarakteriseerd genetisch materiaal is toegevoegd Activiteiten waarbij ongekarakteriseerd genetisch materiaal is toegevoegd<br />
eerste richt<strong>in</strong>g<br />
4. Vervaardig<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
animale cellen<br />
waarbij geen virale<br />
vector wordt<br />
gebruikt<br />
5. De virale vector is,<br />
of is afgeleid van,<br />
een baculovirus dat<br />
biologisch <strong>in</strong>geperkt<br />
is of dat door<br />
de vervaardig<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong>geperkt wordt<br />
6. De virale vector is,<br />
of is afgeleid van,<br />
een biologisch niet<strong>in</strong>geperktbaculovirus<br />
dat door de vervaardig<strong>in</strong>g<br />
evenm<strong>in</strong><br />
wordt <strong>in</strong>geperkt<br />
a. De donor produceert een tox<strong>in</strong>e van T3 L1 L2 L3<br />
respectievelijk klasse T2 L1 L1 L2<br />
T1 L1 L1 L2<br />
b. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L4 L4 L4<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus virus Klasse 3 L3 L3 L3<br />
van respectievelijk klasse 4, 3 of 2, en Klasse 2 L2 L2 L2<br />
aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
c. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L3 L2 L3<br />
defect voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse 3 L2 L2 L2<br />
virus van respectievelijk klasse 4, 3 of Klasse 2 L1 L1 L2<br />
2, en aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan niet leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
d. De donor is een niet-viraal Klasse 4 L3 L2 L3<br />
pathogeen van respectievelijk Klasse 3 L2 L2 L2<br />
Klasse 2 L1 L1 L2<br />
e. De donor is een organisme van L1 L1 L2<br />
biologische risicoklasse 1 of een plant<br />
of een dier<br />
f. De sequentie bevat genetische T3 L1 L2 L3<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een tox<strong>in</strong>e T2 L1 L1 L2<br />
van respectievelijk klasse T1 L1 L1 L2<br />
g. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L4 L4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L3 L3 L3<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse 2 L2 L2 L2<br />
virus, van respectievelijk klasse 4, 3 of<br />
2 en aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
h. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L3 L2 L3<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L2 L2 L2<br />
defect, voor eukaryote cellen Klasse 2 L1 L1 L2<br />
<strong>in</strong>fectieus virus, van respectievelijk<br />
klasse 4, 3 of 2, en aanwezigheid van<br />
<strong>het</strong> genetisch materiaal van de donor <strong>in</strong><br />
de gastheer kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g<br />
van autonoom replicerende virusdeeltjes:<br />
i. De sequentie bevat genetische L1 L1 L2<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een<br />
schadelijk genproduct, anders dan <strong>in</strong> f.<br />
j. De sequentie bevat genetische L1 L1 L2<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een<br />
onschadelijk genproduct<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 55
56<br />
3: Activiteiten met animale cellen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met virussen of virale vectoren<br />
tweede richt<strong>in</strong>g<br />
Activiteiten waarbij ongekarakteriseerd genetisch materiaal is toegevoegd<br />
Activiteiten waarbij gekarakteriseerd genetisch<br />
materiaal is toegevoegd<br />
eerste richt<strong>in</strong>g<br />
a. De donor produceert een tox<strong>in</strong>e van T3 L2 Resp. L4, L4, L4 Resp. L3, L3, L3<br />
respectievelijk klasse T2 L2 Resp. L4, L4, L3 Resp. L3, L2, L2<br />
T1 L2 Resp. L4, L4, L3 Resp. L3, L2, L2<br />
b. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L4 Resp. L4, L4, L4 Resp. L4, L4, L4<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus virus van Klasse 3 L3 Resp. L4, L3, L3 Resp. L3, L3, L3<br />
respectievelijk klasse 4, 3 of 2 en Klasse 2 L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch materiaal<br />
van de donor <strong>in</strong> de gastheer kan leiden<br />
tot de vorm<strong>in</strong>g van autonoom<br />
replicerende virusdeeltjes<br />
c. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L3 Resp. L4, L3, L3 Resp. L3, L3, L3<br />
defect voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse 3 L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
virus van respectievelijk klasse 4, 3 of 2, Klasse 2 L1 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L1<br />
en aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan niet leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
d. De donor is een niet-viraal pathogeen Klasse 4 L3 Resp. L4, L3, L3 Resp. L3, L3, L3<br />
van respectievelijk Klasse 3 L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
Klasse 2 L1 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L1<br />
e. De donor is een organisme van biolo- L1 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L1<br />
gische risicoklasse 1, of een plant of een dier<br />
f. De sequentie bevat genetische T3 L2 Resp. L4, L4, L4 Resp. L3, L3, L3<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een tox<strong>in</strong>e T2 L2 Resp. L4, L4, L3 Resp. L3, L2, L2<br />
van respectievelijk klasse T1 L2 Resp. L4, L4, L3 Resp. L3, L2, L2<br />
g. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L4 Resp. L4, L4, L4 Resp. L4, L4, L4<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een voor Klasse 3 L3 Resp. L4, L3, L3 Resp. L3, L3, L3<br />
eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus virus, van Klasse 2 L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
respectievelijk klasse 4, 3 of 2 en<br />
aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch materiaal<br />
van de donor <strong>in</strong> de gastheer kan leiden<br />
tot de vorm<strong>in</strong>g van autonoom<br />
replicerende virusdeeltjes<br />
h. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L3 Resp. L4, L3, L3 Resp. L3, L3, L3<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
defect, voor eukaryote cellen Klasse 2 L1 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L1<br />
<strong>in</strong>fectieus virus, van respectievelijk klasse<br />
4, 3 of 2, en aanwezigheid van <strong>het</strong><br />
genetisch materiaal van de donor <strong>in</strong> de<br />
gastheer kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
i. De sequentie bevat genetische L2 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L2<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een schadelijk<br />
genproduct, anders dan <strong>in</strong> f.<br />
j. De sequentie bevat genetische L1 Resp. L4, L3, L2 Resp. L3, L2, L1<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een<br />
onschadelijk genproduct<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
7. De virale vector is een compleet<br />
of defect ecotroop muizenretrovirus<br />
8. De virale vector is een mens- of<br />
dierpathogeen autonoom replicerend<br />
virus van respectievelijk<br />
klasse 4, 3 of 2 of een daarvan<br />
afgeleid defect virus en de<br />
mogelijkheid dat autonoom<br />
replicerende virusdeeltjes<br />
gevormd worden bestaat<br />
9. De virale vector is, of is afgeleid<br />
van, een satellietvirus, of is een<br />
defect virus afgeleid van een<br />
mens- of dierpathogeen van<br />
respectievelijk klasse 4, 3 of 2;<br />
de mogelijkheid dat autonoom<br />
replicerende virusdeeltjes<br />
gevormd worden bestaat niet
4: Vervaardig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plantencellen<br />
tweede richt<strong>in</strong>g<br />
Activiteiten waarbij ongekarakteriseerd genetisch materiaal is toegevoegd<br />
Activiteiten waarbij gekarakteriseerd genetisch<br />
materiaal is toegevoegd<br />
eerste richt<strong>in</strong>g<br />
10. De virale vector is, of is afgeleid<br />
van, een plantenvirus en<br />
is biologisch <strong>in</strong>geperkt.<br />
11. De virale vector is, of is afgeleid<br />
van, een plantenvirus en is<br />
niet biologisch <strong>in</strong>geperkt<br />
a. De donor produceert een tox<strong>in</strong>e van T3 L2 L3<br />
respectievelijk klasse T2 L1 L2<br />
T1 L1 L2<br />
b. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L4 L4<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus virus Klasse 3 L3 L3<br />
van respectievelijk klasse 4, 3 of 2, en Klasse 2 L2 L2<br />
aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
c. De donor is, of is afgeleid van, een Klasse 4 L1 L2<br />
defect voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse3 L1 L2<br />
virus van respectievelijk klasse 4, 3 of Klasse 2 L1 L2<br />
2, en aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan niet leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
d. De donor is een niet-viraal Klasse 4 L1 L2<br />
pathogeen van respectievelijk Klasse 3 L1 L2<br />
Klasse 2 L1 L2<br />
e. De donor is een organisme van L1 L2<br />
biologische risicoklasse 1, of een plant<br />
of een dier<br />
f. De sequentie bevat genetische T3 L2 L3<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een tox<strong>in</strong>e T2 L1 L2<br />
van respectievelijk klasse T1 L1 L2<br />
g. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L4 L4<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse3 L3 L3<br />
voor eukaryote cellen <strong>in</strong>fectieus Klasse 2 L2 L2<br />
virus, van respectievelijk klasse 4, 3 of<br />
2 en aanwezigheid van <strong>het</strong> genetisch<br />
materiaal van de donor <strong>in</strong> de gastheer<br />
kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g van<br />
autonoom replicerende virusdeeltjes<br />
h. De sequentie bevat genetische Klasse 4 L1 L2<br />
<strong>in</strong>formatie voor de vorm<strong>in</strong>g van een Klasse 3 L1 L2<br />
defect, voor eukaryote cellen Klasse 2 L1 L2<br />
<strong>in</strong>fectieus virus, van respectievelijk<br />
klasse 4, 3 of 2, en aanwezigheid van<br />
<strong>het</strong> genetisch materiaal van de donor <strong>in</strong><br />
de gastheer kan leiden tot de vorm<strong>in</strong>g<br />
van autonoom replicerende virusdeeltjes:<br />
i. De sequentie bevat genetische L1 L2<br />
<strong>in</strong>formatie die codeert voor een<br />
schadelijk genproduct, anders dan <strong>in</strong> f.<br />
j. De sequentie bevat genetische <strong>in</strong>formatie L1 L2<br />
die codeert voor een onschadelijk genproduct<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 57
58<br />
HST B. RICHTLIJNEN VOOR INSCHALING VAN ACTIVITEITEN IN SERRES MET<br />
PLANTEN DIE TRANSGEEN ZIJN OF GENETISCH GEMODIFICEERDE<br />
MICRO-ORGANISMEN DRAGEN<br />
Hieronder zijn de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gsrichtlijnen weergegeven uit bijlage 5.51.4.C van Vlarem II<br />
Niveau G1:<br />
• De steriele of gesteriliseerde planten.<br />
• De strikt autogame planten (zelfbevruchters).<br />
• De planten die niet <strong>in</strong> staat zijn om <strong>in</strong> <strong>het</strong> ecosysteem te overleven (zoals banaan).<br />
• De planten die <strong>in</strong> <strong>het</strong> ecosysteem geen <strong>in</strong>terfertiele soorten hebben (zoals banaan).<br />
• De planten die door een virus van biologische risicoklasse 2, door een genetisch gemodificeerd<br />
virus van risicoklasse 1 of 2 of door een virale vector van risicoklasse 1 of 2 zijn geïnfecteerd, of<br />
die een viraal genoom van risicoklasse 1 of 2 vertonen.<br />
• De planten die drager zijn van een zichzelf niet verspreidend fytopathogeen van biologische risicoklasse<br />
1 of 2.<br />
Niveau G2:<br />
• De allogame (kruisbevruchters) of autogame (zelfbevruchters), anemofiele (w<strong>in</strong>dbestuivers) of<br />
entomofiele (<strong>in</strong>sectenbestuivers) planten.<br />
• De planten waarvan de volledige ontwikkel<strong>in</strong>gscyclus enkel kan plaatsv<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>het</strong> ecosysteem en<br />
waarvan de zaden een lange overlev<strong>in</strong>gsduur hebben (naargelang <strong>het</strong> geval en de verworven ervar<strong>in</strong>g).<br />
• De planten die door een virus van biologische risicoklasse 3, door een virale vector van risicoklasse<br />
3 zijn geïnfecteerd of die een viraal genoom van risicoklasse 3 vertonen.<br />
• De planten die drager zijn van een zichzelf verspreidend fytopathogeen of van een GGO van (biologische)<br />
risicoklasse 2 of van een fytopathogeen of van een GGO van (biologische) risicoklasse 3.<br />
Niveau G3:<br />
• De planten die gelijkaardige eigenschappen hebben als diegene die beschreven zijn <strong>in</strong> niveau 2 en<br />
die, <strong>het</strong>zij een gevaarlijk vreemd gen (dat bijvoorbeeld voor een tox<strong>in</strong>e codeert), <strong>het</strong>zij een virus<br />
van biologische risicoklasse 4, <strong>het</strong>zij een viraal genoom van biologische risicoklasse 4 hebben<br />
gekregen.<br />
• De planten die onderworpen zijn aan eerste proeven van overdracht van genen, die afkomstig zijn<br />
van een voor de mens of <strong>het</strong> milieu gevaarlijk pathogeen organisme en waarvan de risico’s niet<br />
gekend zijn.<br />
• De planten die drager zijn van een fytopathogeen of van een GGO van (biologische) risicoklasse 4.<br />
Niveau G4:<br />
• De planten die een virus van biologische risicoklasse 4 hebben gekregen, dat een bijzonder hoog<br />
gevaar vertegenwoordigt voor <strong>het</strong> milieu (of waarvoor een nultolerantie vereist is) of een gen<br />
bevatten dat verantwoordelijk is voor de synthese van voor de mens of <strong>het</strong> dier bijzonder gevaarlijke<br />
stoffen.<br />
• De planten die drager zijn van een fytopathogeen of een GGO van (biologische) risicoklasse 4, dat<br />
een bijzonder groot gevaar vertegenwoordigt voor <strong>het</strong> milieu (of waarvoor een nultolerantie vereist<br />
is).<br />
• De planten die vreemde genen bevatten, afkomstig van een voor de mens, <strong>het</strong> dier of <strong>het</strong> milieu<br />
bijzonder gevaarlijk pathogeen organisme en waarvan de risico’s niet gekend zijn.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>
HST C. RICHTLIJNEN VOOR INSCHALING VAN ACTIVITEITEN IN<br />
DIERVERBLIJVEN MET DIEREN DIE TRANSGEEN ZIJN OF GENETISCH<br />
GEMODIFICEERDE MICRO-ORGANISMEN OF CELLEN DRAGEN<br />
Niveau A1:<br />
• de zichzelf niet verspreidende dieren (varkens, schapen, runderen) die een vreemd DNA-fragment<br />
<strong>in</strong> hun genoom hebben opgenomen zonder de hulp van een virale vector;<br />
• de zichzelf niet verspreidende dieren die drager zijn van GGO’s van risicoklasse 1.<br />
Niveau A2:<br />
• de zichzelf verspreidende dieren (kle<strong>in</strong>e knaagdieren, konijnen, <strong>in</strong>secten, vissen) die een vreemd<br />
DNA-fragment <strong>in</strong> hun genoom hebben opgenomen, zonder de hulp van een virale vector;<br />
• de zichzelf verspreidende dieren die drager zijn van GGO’s van risicoklasse 1 of 2.<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
De <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van activiteiten met dieren die genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM’s) of<br />
cellen dragen is gecompliceerder dan de <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>g van genetisch gemodificeerde micro-organismen<br />
op zich. Dit komt omdat bij activiteiten <strong>in</strong> dierverblijven niet alleen de risicoklasse van <strong>het</strong> GGM van<br />
belang is, ook de specifieke comb<strong>in</strong>atie proefdier/micro-organisme, de wijze van toedien<strong>in</strong>g en de<br />
mogelijke verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> micro-organisme spelen een zeer belangrijke rol. Bij werkzaamheden<br />
met GGM’s <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong> wordt <strong>het</strong> micro-organisme altijd gehanteerd <strong>in</strong> een gesloten houder,<br />
en wanneer deze houder geopend wordt en de kans daarbij bestaat dat micro-organismen zich<br />
verspreiden (bijv. via aërosolen), gebeurt dit veelal <strong>in</strong> een veiligheidskab<strong>in</strong>et (klasse 2 en hoger). Het<br />
proefdier kan niet gezien worden als een gesloten houder. Dit betekent dat voor elke comb<strong>in</strong>atie<br />
proefdier/micro-organisme zorgvuldig bepaald moet worden of eventueel bijzondere maatregelen<br />
nodig zijn om verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> micro-organisme tegen te gaan. Deze bijzondere maatregelen<br />
zijn <strong>in</strong> de beschrijv<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>gsniveaus A1 t/m A4 <strong>in</strong> bijlage 1 aangeduid onder <strong>het</strong> kopje:<br />
“afhankelijk van de werkzaamheden kan hier nog aan worden toegevoegd”.<br />
Een voorbeeld: een genetisch gemodificeerd adenovirus van risicoklasse 2 moet <strong>in</strong> een <strong>laboratorium</strong><br />
onder standaard L2-condities worden gehanteerd. Wanneer dit virus <strong>in</strong> de longen van een<br />
muis wordt toegediend <strong>in</strong> de vorm van een aërosol, zijn standaard A2 condities niet voldoende<br />
om verspreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> virus tegen te gaan. Er zal een veiligheidskab<strong>in</strong>et aanwezig moeten zijn<br />
voor de toedien<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> virus, de muizen moeten gehuisvest worden <strong>in</strong> speciale filtertopkooien,<br />
en al <strong>het</strong> afval (faeces, ur<strong>in</strong>e, bedd<strong>in</strong>g, etc.) moet geïnactiveerd worden. Wanneer <strong>het</strong> niet<br />
om een muis zou gaan, maar om een varken, zijn weer andere maatregelen nodig omdat een<br />
varken niet <strong>in</strong> een filtertopkooi gehuisvest kan worden. Het verblijf <strong>in</strong> zijn geheel moet dan de<br />
benodigde <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g geven. Dit betekent dat er een sas zal moeten zijn, onderdruk, de ruimte<br />
zal moeten geschikt zijn om te kunnen worden gefumigeerd, medewerkers zullen speciale<br />
beschermende kled<strong>in</strong>g moeten dragen die na de werkzaamheden <strong>in</strong> de sas achterblijft en er zullen<br />
speciale voorzien<strong>in</strong>gen moeten getroffen worden voor de <strong>in</strong>activatie van faeces en ur<strong>in</strong>e<br />
(gesloten opvangsysteem gekoppeld aan een <strong>in</strong>stallatie voor <strong>in</strong>activatie).<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 59
60<br />
BIJLAGE 3 : DE BIOLOGISCHE RISICOKLASSE<br />
VAN ENKELE RELEVANTE<br />
PATHOGENEN<br />
In deze bijlage zijn de biologische risicoklassen weergegeven van enkele relevante pathogenen. Deze<br />
lijst is een verkorte versie van de bijlage 5.51.8 van Vlarem II. Enkel de meest relevant geachte<br />
pathogenen zijn <strong>in</strong> deze lijst weergegeven. Wordt er gewerkt met een ander pathogeen dat niet op<br />
deze lijst voorkomt, dan kunnen de lijsten van Vlarem geraadpleegd worden. Komt <strong>het</strong> pathogeen<br />
ook daar niet op voor, dan dient u contact op te nemen met de <strong>in</strong>terne of externe deskundigen (zie<br />
bijlage 4), of met de Sectie <strong>Bioveiligheid</strong> en Biotechnologie van <strong>het</strong> WIV (http://biosafety.ihe.be).<br />
M = biologische risicoklasse voor mensen<br />
D = biologische risicoklasse voor dieren<br />
P = biologische risicoklasse voor planten<br />
OP = opportunistisch pathogeen<br />
(*) = vertonen een beperkt <strong>in</strong>fectierisico, omdat ze niet overdraagbaar zijn via de lucht<br />
+ = virus waarvan <strong>het</strong> biologisch risico afhangt van <strong>het</strong> gastheer-dier<br />
Mens en dierpathogenen: bacteriën en aanverwanten<br />
M D<br />
3 3 Bacillus anthracis<br />
OP OP Bacillus cereus<br />
2 Bacillus lentimorbus<br />
2 Bacillus popiliae<br />
2 Bacillus sphaericus<br />
2 Bacillus thur<strong>in</strong>giensis<br />
2 Bordetella avium<br />
2 3 Bordetella bronchiseptica<br />
2 Bordetella parapertussis<br />
2 Bordetella pertussis<br />
2 2 Campylobacter coli<br />
2 2 Campylobacter fetus subsp. fetus<br />
3 Campylobacter fetus subsp. venerealis<br />
2 2 Campylobacter jejuni<br />
2 2 Campylobacter spp.<br />
2 Chlamydia pneumoniae<br />
2 2 Clostridium botul<strong>in</strong>um<br />
2 2 Clostridium tetani<br />
2 Enterobacter spp.<br />
2 Enterococcus faecalis<br />
2 2 Escherichia coli (uitgezonderd niet<br />
pathogene stammen)<br />
2 Helicobacter hepaticus<br />
2 Helicobacter pylori<br />
2 Klebsiella mobilis<br />
(Enterobacter aerogenes)<br />
2 Klebsiella oxytoca<br />
2 2 Klebsiella pneumoniae<br />
2 2 Klebsiella spp.<br />
2 2 Listeria ivanovii<br />
2 2 Listeria monocytogenes<br />
2 3 Mycobacterium avium subsp.<br />
paratuberculosis<br />
3 3 Mycobacterium bovis<br />
(behalve de stam BCG)<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
M D<br />
3 Mycobacterium leprae<br />
3 3 Mycobacterium tuberculosis<br />
2 Neisseira gonorrhoeae<br />
2 Neisseira men<strong>in</strong>gitidis<br />
2 2 Neisseira spp.<br />
2 Pseudomonas aerug<strong>in</strong>osa<br />
2 3 Salmonella Abortusequi<br />
2 3 Salmonella Abortusovis<br />
2 2 Salmonella choleraesuis (enterica)<br />
subsp. arizonae<br />
2 3 Salmonella Dubl<strong>in</strong><br />
2 2 Salmonella Enteritidis<br />
2 3 Salmonella Gall<strong>in</strong>arum<br />
2 Salmonella Paratyphi A,B,C<br />
2 3 Salmonella Pullorum<br />
3 (*) Salmonella Typhi<br />
2 2 Salmonella Typhimurium<br />
2 Shigella boydii<br />
3 (*) Shigella dysenteriae (Type I)<br />
2 Shigella flexneri<br />
2 Shigella sonnei<br />
2 2 Staphylococcus aureus<br />
2 Staphylococcus epidermidis<br />
2 2 Streptobacillus moniliformis<br />
2 2 Streptococcus agalactiae<br />
2 Streptococcus dysgalactiae<br />
3 Streptococcus equi<br />
2 Streptococcus pneumoniae<br />
2 Streptococcus pyogenes<br />
2 2 Streptococcus spp.<br />
2 2 Streptococcus suis<br />
2 Streptococcus uberis<br />
2 Vibrio cholerae (El Tor <strong>in</strong>begrepen)<br />
3 3 Yers<strong>in</strong>ia pestis
Mens en dierpathogene virussen<br />
M D<br />
2<br />
Adenoviridae<br />
Animal adenoviruses<br />
2 Human adenoviruses<br />
4 African sw<strong>in</strong>e fever virus<br />
Arenaviridae<br />
3 Flexal virus<br />
4 + Jun<strong>in</strong> virus<br />
4 + Lassa virus<br />
4 + Machupo virus<br />
3 Equ<strong>in</strong>e arteritis<br />
3 Simian haemorrhagic fever virus<br />
Astroviridae<br />
2 2 Astroviruses<br />
Baculoviridae<br />
2 Invertebrate baculoviruses<br />
Birnaviridae<br />
2 Drosophila X virus<br />
3 Infectious pancreatic necrosis virus<br />
Bunyaviridae<br />
3 2 California encephalitis virus<br />
3 Hantaan virus (Korean haemorrhagic<br />
fever)<br />
Filoviridae<br />
4 4 Ebola virus<br />
4 4 Marburg virus<br />
Flaviviridae<br />
3 Dengue virus 1-4<br />
3 + Japanese encephalitis virus<br />
3 + Yellow fever virus<br />
3 Hepatitis C virus<br />
3 Border disease virus<br />
3 Bov<strong>in</strong>e diarrhoea virus<br />
4 Hog cholera virus<br />
Herpesviridae<br />
3 Avian herpesvirus 1 (ILT)<br />
3 Marek’s disease<br />
3 Bov<strong>in</strong>e herpesvirus 1<br />
2 Bov<strong>in</strong>e herpesvirus 2<br />
2 Bov<strong>in</strong>e herpesvirus 3<br />
2 Bov<strong>in</strong>e herpesvirus 4<br />
2 Chimpanzee herpesvirus<br />
(pong<strong>in</strong>e herpesvirus 1)<br />
2 Cytomegalovirus<br />
(Human herpesvirus 5)<br />
2 Cytomegaloviruses of mouse,<br />
gu<strong>in</strong>ea pig and rat<br />
2 Epste<strong>in</strong>-Bar virus<br />
(EBV, Human herpesvirus 4)<br />
3 2 Herpes virus B<br />
Orthomyxoviridae<br />
2 3 Avian <strong>in</strong>fluenza virus A-Fowl plague<br />
2 2 Equ<strong>in</strong>e <strong>in</strong>fluenza virus 1 (H7N7)<br />
and 2 (H3N8)<br />
2 3 Influenza viruses (Types A, B & C)<br />
Papovaviridae<br />
2 Animal papillomaviruses<br />
2 Human papillomaviruses (HPV)<br />
2 Bov<strong>in</strong>e polyomavirus (BPoV)<br />
2 Monkey (SV40, SA-12, STMV, LPV)<br />
Paramyxoviridae<br />
2 Measles virus<br />
2 Mumps virus<br />
M D<br />
2 2 Para<strong>in</strong>fluenza viruses types 1-4<br />
Parvoviridae<br />
2 Adeno-associated viruses AAV<br />
2 Can<strong>in</strong>e parvovirus (CPV)<br />
2 Human parvovirus (B 19)<br />
Picornaviridae<br />
2 Coxsackieviruses<br />
2 Polioviruses<br />
2 3 Sw<strong>in</strong>e vesicular disease virus<br />
2 Bov<strong>in</strong>e rh<strong>in</strong>oviruses (types 1-3)<br />
2 Human rh<strong>in</strong>oviruses<br />
Poxviridae<br />
2 Entomopoxviruses<br />
3 Fowlpox virus<br />
2 Other avipoxviruses<br />
3 Camelpox virus<br />
2 2 Cowpox virus<br />
2 3 Horsepox virus<br />
3 3 Monkeypox virus<br />
2 3 Rabbitpox virus-variant of vacc<strong>in</strong>ia<br />
2 2 Vacc<strong>in</strong>ia virus<br />
4 Variola (major & m<strong>in</strong>or)virus<br />
4 + White pox (Variola virus)<br />
2 Sw<strong>in</strong>epox virus<br />
Reoviridae<br />
2 2 (ortho)reoviruses<br />
2 2 Human rotaviruses<br />
2 Mouse rotaviruses (EDIM,<br />
epizootic diarrhoea of <strong>in</strong>fant mice)<br />
2 2 Rat rotavirus<br />
Retroviridae<br />
3 Avian leucosis viruses (ALV)<br />
3 Avian sarcoma viruses (Rous<br />
sarcoma virus, RSV)<br />
2 Bov<strong>in</strong>e foamy virus<br />
3 Bov<strong>in</strong>e immunodeficiency virus (BIV)<br />
2 Equ<strong>in</strong>e <strong>in</strong>fectious anemia virus<br />
3 Fel<strong>in</strong>e immunodeficiency virus (FIV)<br />
3 Fel<strong>in</strong>e sarcoma virus (FeSV)<br />
3 Human immunodeficiency viruses<br />
(HIV) types 1 & 2<br />
3 Human T-cell lymphotropic viruses<br />
(HTLV) types 1 & 2<br />
3 Leukomogenic mur<strong>in</strong>e oncovirus<br />
(Mur<strong>in</strong>e lymphosarcoma virus: MuLV)<br />
3 Lymphosarcoma viruses of<br />
nonhuman primates<br />
3 Monkey mammary tumor viruses<br />
(MPTV)<br />
3 Mur<strong>in</strong>e mammary tumor viruses<br />
(MMTV)<br />
3 Mur<strong>in</strong>e sarcoma viruses (MuSV)<br />
3 Porc<strong>in</strong>e sarcoma virus<br />
3 Rat lymphosarcoma virus<br />
(Rat LSA)<br />
2 Reticuloendotheliosis viruses<br />
(REV)<br />
2 Simian foamy virus<br />
3 Simian immunodeficiency viruses<br />
(SIV)<br />
3 Simian sarcoma viruses (SSV)<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 61
62<br />
M D<br />
3 3<br />
Rhabdoviridae<br />
Rabies virus<br />
2 3 Vesicular stomatitis virus (VSV)<br />
Togaviridae<br />
2 + Semliki Forest virus<br />
2 2 S<strong>in</strong>dbis virus<br />
2 Rubella virus<br />
Ongeklasseerd<br />
3 Blood-borne hepatitis viruses nog<br />
niet geïdentificeerd<br />
3 Borna diseases virus<br />
Mens en dierpathogene schimmels<br />
M D<br />
2 2 Aspergillus flavus<br />
2 2 Aspergillus fumigatus<br />
OP OP Aspergillus nidulans<br />
2 Aspergillus parasiticus<br />
OP OP Aspergillus terreus<br />
OP OP Aspergillus versicolor<br />
2 2 Candida albicans<br />
Mens en dierpathogene parasieten<br />
M D<br />
3 Eimeria acervul<strong>in</strong>a<br />
3 Eimeria burnetti<br />
3 Eimeria maxima<br />
3 Eimeria necratix<br />
3 Eimeria spp.<br />
3 3 Leishmania brasiliensis<br />
3 3 Leishmania donovani<br />
2 Leishmania ethiopica<br />
3 Leishmania major<br />
2 3 Leishmania mexicana<br />
2 Leishmania peruviana<br />
2 Leishmania spp.<br />
3 3 Leishmania tropica<br />
3 Plasmodium falciparum<br />
2 Plasmodium spp. (bij mensen en apen)<br />
2 Pneumocystis car<strong>in</strong>ii<br />
3 Theileria annulata<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong><br />
M D<br />
Niet conventionele agentia verbonden<br />
met<br />
3 Bov<strong>in</strong>e spongiform<br />
encephalopathy (BSE)<br />
3 Chronic wast<strong>in</strong>g disease of deer<br />
3 Creutzfeldt–Jakob disease<br />
3 Gerstmann-Sträussler-Sche<strong>in</strong>ker<br />
syndrome<br />
3 Kuru<br />
3 M<strong>in</strong>k encephalopathy<br />
3 Scrapie<br />
M D<br />
2 2 Cryptococcus neoformans<br />
2 Fusarium coccophilum<br />
3 2 Penicillium marneffei<br />
OP OP Pneumocystis car<strong>in</strong>ii<br />
OP 2 Rhizomucor pusillus<br />
2 Rhizopus cohnii<br />
2 Rhizopus microspous<br />
M D<br />
3 Theileria hirei<br />
2 Theileria mutans<br />
2 Theileria ovis<br />
3 Theileria parva<br />
2 Theileria taurotragi<br />
2 3 Toxoplasma gondii<br />
3 Trichomonas foetus<br />
2 Trichomonas vag<strong>in</strong>alis<br />
3 Trypanosoma brucei brucei<br />
3 Trypanosoma brucei gambiense<br />
3 3 Trypanosoma brucei rhodesiense<br />
3 Trypanosoma congolense<br />
3 Trypanosoma cruzi<br />
3 Trypanosoma equiperdum<br />
3 Trypanosoma evansi<br />
2 Trypanosoma vivax<br />
Fytopathogenen<br />
N.B.: Op de volgende pag<strong>in</strong>a is de pathogeniteit van enkele fytopathogenen aangeduid.<br />
Sommige fytopathogenen zijn bovendien onderworpen aan bepal<strong>in</strong>gen van de federale<br />
besluiten voor de bestrijd<strong>in</strong>g van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen<br />
(quaranta<strong>in</strong>eregels).
Fytopathogene virussen<br />
P<br />
2 Alfalfa mosaic virus<br />
2 Apple chlorotic leaf spot virus<br />
2 Apple mosaic virus<br />
2 Apple stem groov<strong>in</strong>g virus<br />
2 Barley yellow mosaic virus<br />
2 Beet western yellows virus<br />
2 Carnation r<strong>in</strong>gspot virus<br />
2 Cucumber mosaic virus<br />
3 Hop american latent virus<br />
2 Hop mosaic virus<br />
3 Lettuce mosaic virus<br />
2 Maize dwarf mosaic virus<br />
2 Melon necrotic spot virus<br />
2 Papaya r<strong>in</strong>gspot virus<br />
2 Pea early-brown<strong>in</strong>g virus<br />
2 Potato leafroll virus<br />
2 Potato virus A<br />
Fytopathogene bacteriën en aanverwanten<br />
P<br />
2 Agrobacterium rhizogenes<br />
2 Agrobacterium rubi<br />
2 Agrobacterium tumefaciens<br />
2 Erw<strong>in</strong>ia carotovora subsp. betavasculorum<br />
2 Erw<strong>in</strong>ia chrysanthemi pv. chrysanthemi<br />
3 Erw<strong>in</strong>ia salicis<br />
3 Erw<strong>in</strong>ia tracheiphila<br />
2 Pseudomonas cichorii<br />
Fytopathogene schimmels<br />
P<br />
2 Alternaria dauci<br />
3 Alternaria solani<br />
2 Botrytis allii<br />
2 Botrytis elliptica<br />
3 Botrytis fabae<br />
2 Botrytis hyacynthi<br />
2 Botrytis tulipae<br />
2 Cladosporium phlei<br />
2 Cladosporium variabile<br />
3 Claviceps gigantea<br />
2 Claviceps purpurea<br />
2 Fusarium arthrosporioides<br />
3 Fusarium coeruleum<br />
2 Fusarium culmorum<br />
2 Fusarium gram<strong>in</strong>um<br />
2 Fusarium oxysporum f. sp. betae<br />
3 Fusarium oxysporum f. sp. lycopersici<br />
2 Fusarium oxysporum f. sp. pisi<br />
3 Fusarium oxysporum f. sp. trifolii<br />
3 Fusarium solani f. sp. cucurbitae<br />
3 Fusarium solani f. sp. phaseoli<br />
3 Fusarium solani f. sp. pisi<br />
2 Glomerella c<strong>in</strong>gulata<br />
(anamorph Colletotrichum gloeosporioides)<br />
2 Glomerella gram<strong>in</strong>icola<br />
(anamorph Colletotrichum gram<strong>in</strong>icola)<br />
Fytopathogene parasieten<br />
P<br />
3 Heterodera glyc<strong>in</strong>es<br />
P<br />
2 Potato virus M<br />
2 Potato virus S<br />
2 Potato virus X<br />
2 Potato virus Y<br />
2 Tobacco mosaic virus<br />
2 Tobacco necrosis virus<br />
2 Tobacco rattle virus<br />
3 Tobacco streak virus<br />
2 Tobacco stunt virus<br />
3 Tomato bushy stunt virus<br />
2 Tomato mosaic virus<br />
3 Tomato yellow leaf curf virus<br />
2 Tulip break<strong>in</strong>g virus<br />
2 Turnip cr<strong>in</strong>kle virus<br />
2 Turnip mosaic virus<br />
3 Wheat dwarf virus<br />
3 Wheat sp<strong>in</strong>dle steak mosaic virus<br />
P<br />
2 Pseudomonas fluorescens<br />
3 Pseudomonas syr<strong>in</strong>gae pv. phaseolicola<br />
3 Pseudomonas syr<strong>in</strong>gae pv. pisi<br />
2 Pseudomonas syr<strong>in</strong>gae subsp. syr<strong>in</strong>gae<br />
2 Rhodococcus fascians<br />
3 Xanthomonas campestris pv. aberrans<br />
2 Xanthomonas campestris pv. alfalfae<br />
3 Xanthomonas populi<br />
P<br />
2 Glomerella tucamanensis<br />
(anamorph Colletotrichum falcatum)<br />
3 Mucor circ<strong>in</strong>elloides<br />
3 Mucor piriformis<br />
3 Mucor racemosus<br />
3 Mucor strictus<br />
2 Penicillium corymbiferum<br />
2 Penicillium cyclopium<br />
2 Penicillium digitatum<br />
2 Penicillium expansum<br />
2 Penicillium italicum<br />
2 Phytophthora <strong>in</strong>festans<br />
2 Phytophthora megasperma<br />
2 Rhizoctonia carotae<br />
2 Rhizoctonia fragariae<br />
2 Rhizoctonia tuliparum<br />
2 Rhizopus arrhizus<br />
2 Rhizopus stolonifer<br />
2 Sclerophthora macrospora<br />
2 Sclerospora gram<strong>in</strong>icola<br />
2 Sclerot<strong>in</strong>ia m<strong>in</strong>or<br />
2 Sclerot<strong>in</strong>ia trifoliorum<br />
3 Septoria apiicola<br />
2 Septoria azaleae<br />
3 Septoria chrysanthemella<br />
2 Septoria lactucae<br />
3 Septoria lycopersici var. lycopersici<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong> 63
64<br />
BIJLAGE 4: LEESCOMMISSIE<br />
Hierbij betuigen wij onze dank aan onderstaande personen die bij de totstandkom<strong>in</strong>g van dit boekje<br />
nuttige commentaren hebben geleverd.<br />
Ann Van Gysel, communicatiemanager VIB<br />
Bernadette Van Vaerenbergh, WIV, Sectie <strong>Bioveiligheid</strong> en Biotechnologie<br />
Greet Van Eetvelde, milieucoörd<strong>in</strong>ator, Universiteit Gent<br />
Huub Schellekens, Klankbordcommissie VIB, Universiteit Utrecht<br />
Kim De Rijck, bioveiligheidsadviseur, Milieudienst KULeuven<br />
Mieke Van Lijsebettens, VIB departement Plantengenetica, Universiteit Gent<br />
Hilde Revets, VIB departement Immunologie, Parasitologie en Ultrastructuur, VUB<br />
Peter Brouckaert, VIB departement Moleculaire Biologie, Universiteit Gent<br />
Thierry Vandendriessche, VIB departement Transgene Technologie en Gentherapie, KULeuven<br />
Wim Van de Ven, VIB departement Menselijke Erfelijkheid, KULeuven<br />
Hubert Backhovens, VIB departement Moleculaire Genetica, UIA<br />
BIJLAGE 5: INFORMATIEBLAD<br />
Namen en coörd<strong>in</strong>aten van verantwoordelijken<br />
Deze lijst dient als overzicht van de voor uw afdel<strong>in</strong>g geldende contactpersonen <strong>in</strong>zake (bio)veiligheid.<br />
Contactpersonen verschillen vaak per afdel<strong>in</strong>g. Vul de onderstaande gegevens zelf <strong>in</strong> en zorg dat u ze<br />
<strong>in</strong> <strong>het</strong> labo bij de hand heeft.<br />
Naam Telefoon Overige<br />
Noodnummer<br />
Laboratoriumverantwoordelijke<br />
EHBO-verantwoordelijke<br />
Locatie EHBO verzorg<strong>in</strong>gskast<br />
Lokale coörd<strong>in</strong>ator bioveiligheid<br />
Contactpersoon Preventiedienst<br />
Arbeidsgeneesheer<br />
Contactpersoon afval<br />
Regulatory Affairs Manager VIB René Custers 09 244 66 11 rene.custers@vib.be<br />
Als u algemene vragen heeft over <strong>in</strong>schal<strong>in</strong>gen of te nemen maatregelen, raadpleeg dan eerst uw hiërarchische<br />
overste, en <strong>in</strong>dien dit geen uitsluitsel geeft achtereenvolgens uw groepsleider, <strong>in</strong>terne bioveiligheidsexpert<br />
of externe bioveiligheidsexpert.<br />
VIB brochure bioveiligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>laboratorium</strong>