03.05.2013 Views

Xylotheek - Historisch Centrum Overijssel

Xylotheek - Historisch Centrum Overijssel

Xylotheek - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De xylotheek in de vitrine van het Natuurmuseum Enschede.<br />

(foto: Onno Meeter, beschikbaar gesteld door Enkzicht restaurateurs te Eefde)<br />

'32 Franz van Stuivenberg


Franz van Stuivenberg<br />

De xylotheek in het Natuurmuseum Enschede<br />

In Nederland bevinden zich, voor zover bekend, drie xylotheken, die zijn<br />

ondergebracht in Kasteel Groeneveld te Baarn, het Coopmanshus te Franeker<br />

en het Natuurmuseum Enschede. Alledrie zijn ze begin negentiende eeuw vervaardigd<br />

door Ferdinand Alexander van Schlümbach uit Neurenberg.<br />

De xylotheek in het Natuurmuseum Enschede werd de afgelopen jaren in het<br />

kader van het Deltaplan Cultuurbehoud geheel geconserveerd. Deze xylotheek,<br />

eigendom van de Vereeniging tot beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en<br />

Geschiedenis is sinds 1955, via het toenmalig Provinciaal<strong>Overijssel</strong>s Museum,<br />

voor onbepaalde tijd in bruikleen aan het Natuurmuseum Enschede afgestaan.<br />

Het ontstaan van de xylotheken<br />

In de tweede helft van de I8e eeuw bereikte de belangstelling voor de natuurwetenschappen,<br />

die in de loop van de I7e en I8e eeuw geleidelijk toenam, een<br />

hoogtepunt.<br />

Onder invloed van vooral Carl van Linné (Linnaeus) vierde de systematiek<br />

hoogtij. Naturaliënkabinetten verrezen als paddestoelen uit de grond en onder<br />

de gegoede burgerij behoorde het tot de 'bon ton', dat men een colleetie schelpdieren,<br />

opgeprikte insecten, schedels of ten minste een salonmicro-scoop of<br />

-sterrenkijker bezat, die men vol trots aan derden toonde.<br />

Uiteraard waren er lieden die op deze ontwikkeling inspeelden. Dat waren niet<br />

alleen handelaren in naturaliën, maar bijvoorbeeld ook houtvesters en boswachters.<br />

Met name door toedoen van deze laatsten ontstonden in die tijd ook<br />

de xylotheken. Het woord xylotheek (Xylon= Crieks = hout) is gevormd naar<br />

analogie van bibliotheek, cartotheek, enz. en stamt uit later tijd. In de tijd van<br />

hun ontstaan sprak men van 'Houtverzameling' of 'Herbarium vivum in boekformaat'.<br />

De xylotheken waren verzamelingen van houten kistjes in boekvorm, die naast<br />

de beschrijving van een bepaalde plant, ook kenmerkende delen als blad,<br />

bloem, vrucht, kiemplant, wortel, zaad, stuifmeel, hars, enz. bevatten. Soms<br />

werden ook insecten toegevoegd die op of in de betreffende planten afbomen<br />

leven. Bovendien waren de kistjes, als ze betrekking hadden op een boomsoort,<br />

vervaardigd van het hout daarvan. De rug werd gemaakt van een deel van een<br />

dikke tak met de natuurlijke bast en daarop soms korstmossen of takjes van<br />

klimop. .<br />

Dergelijke colleeties kunnen soms een geweldige omvang hebben (meer dan<br />

duizend delen) en zullen uiteraard vrij kostbaar zijn geweest. Lange tijd waren<br />

er maar relatief weinig xylotheken bekend in openbare verzamelingen. Door<br />

recent speurwerk zijn er de afgelopen jaren veel nieuwe ontdekt, waarvan sommige<br />

meer dan een eeuw lang onopgemerkt op zolders of in kisten en kasten<br />

hebben gelegen, vergeten en zonder belangstelling ervoor.<br />

OHB 115e stuk 2000 De xylotheek in het Natuurmuseum Enschede 133


De Nederlandse xylotheken<br />

In Nederland zijn tenminste vijfxylotheken geweest, alle in academische colleeties.<br />

Drie daarvan hebben de tijd overleefd. Dat zijn de drie xylotheken die<br />

koning Lodewijk Napoleon tussen 1809 en I8n schonk aan de Hogeschool van<br />

Franeker, de Hogeschool van Harderwijk en de Universiteit van Leiden.<br />

Er zijn ook xylotheken geweest in Groningen en Wageningen. De laatste ging<br />

helaas in de Tweede Wereldoorlog verloren.<br />

De xylotheek van Franeker (die thans is ondergebracht in het Coopmanshus te<br />

Franeker) is met 158 delen de grootste. Die van Leiden (thans ondergebracht in<br />

kasteel Groeneveld te Baarn) telt 154delen en die van Harderwijk (sinds 1955 in<br />

het Natuurmuseum Enschede) heeft er 146. In vergelijking met die in Franeker<br />

ontbreken er in de xylotheek van Harderwijk 13delen. Eén deel in de xylotheek<br />

van Harderwijk bleek dubbel. Dit dubbele exemplaar is in bruikleen gegeven<br />

aan het Veluws Museum te Harderwijk.<br />

Het verschil in omvang van de xylotheken van Harderwijk en Franeker is wellicht<br />

te verklaren door het feit dat de xylotheken in verschillende zendingen werden<br />

geleverd, waarvan Franeker er drie ontving en Harderwijk slechts twee.<br />

De herkomst van de Nederlandse xylotheken<br />

Gezien de overeenstemming in nummering, tekst en uitvoering zou men al<br />

kunnen vaststellen dat de maker van de xylotheken van Leiden, Harderwijk en<br />

Franeker dezelfde moet zijn geweest, namelijk Ferdinand Alexander van<br />

Schlümbach uit Neurenberg.<br />

Van Schlümbach (in diverse stukken die betrekking hebben op de drie Nederlandse<br />

xylotheken ook wel Slembach, Dr. Schlaumbach, Schlumbach en Van<br />

Schlumbach genoemd) werd op 23 december 1772 te Erlangen geboren. Hij<br />

schijnt aanvankelijk ritmeester te zijn geweest in het Beierse leger. Als zijn zoon<br />

Carl Lebrecht in 1798 te Neurenberg wordt geboren, wordt hij als 'pensionierter<br />

königlich-bayerischer Ritmeister' in de registers vermeld. Nadien wijdde hij<br />

zich aan de bosbouwen publiceerde daarover in zijn woonplaats Neurenberg.<br />

In I8ro publiceerde Van Schlümbach in twee delen zijn 'Abbildungen der<br />

hauptsächlichsten in- und ausländischen Nadelhölzer, die besonders in Baiern wild<br />

gefunden werden, nebst denen dabei sich aufhaltenden Insekten', verlucht met 18<br />

kopergravures. Naar de prijs van 4 7/8 Reichstaler te oordelen was het een vrij<br />

kostbaar werk!<br />

Van ca. I8n tot r822 was hij 'Revierförster' te Theta en van r823 tot 1831 te<br />

Röttenbach, waar hij op IS maart r835 overleed. Voor zover we weten, vervaardigde<br />

hij in zijn leven alleen de drie, in Nederlands bezit zijnde xylotheken.<br />

Een bevestiging van het feit dat de Nederlandse xylotheken van hem afkomstig<br />

zijn, is te vinden in de 'Handelingen van den Senaat der Bataafse Akademie te<br />

Harderwijk', deel XI, waarin wordt vermeld dat op de vergadering van r juni<br />

r809 door de senaat werd besloten dat een commissie, bestaande uit de hoogleraren<br />

Ten Brink, Van Enschut en Pareau, de publieke audiëntie bij de koning<br />

op Het Loo zou bezoeken om de moeilijkheden te bespreken, waarmee de<br />

academie toen te kampen had. Verder lezen we in deze notulen: 'Voorts brengt<br />

'34 Franz van Stuivenberg


I .<br />

! ...~ •<br />

• .., f ........... '~'" IJ .. : ~<br />

/ l t. P. '. l. .'<br />

-) I,<br />

.• , - .•. ,,,. ;,,11 ..'<br />

- .<br />

1'. ,. I<br />

"I••<br />

. j<br />

I.,<br />

\<br />

..".. I;<br />

... 1.,. ..... ~(<br />

"<br />

.,,\<br />

• c"<br />

Een geopend deel uit de xylotheek met nog zichtbaar de Duitse tekst. (foto: Onno Meeter)<br />

de rector Magnificus ter tafel eene Missive van den Directeur Generaal van<br />

Kunsten en Wetenschappen, dienende ten geleide van een Botanisch Werk van<br />

den Heer Schlumbach te Neurenberg, door Zijne Majesteit aan deze Academie<br />

ten geschenke gezonden, en op heden door hem, R.M., in vier kisten ontvangen'.<br />

Hierop werd besloten dat bovengenoemde commissie aan Zijne Majesteit de<br />

erkentenis van de Akademische Senaat zou betuigen voor dit prachtige en nuttige<br />

geschenk. Tevens werd de secretaris verzocht om de eerder genoemde<br />

Directeur Generaal in kennis te stellen van de ontvangst van dit Werk, onder<br />

dankzegging voor de bezorging.<br />

Ook het 'Verbaal van de Heeren Curatoren van's Lands Hoogeschool te Harderwijk,<br />

beginnend met 21 juli 1808', geeft een, zij het wat karig bericht van de<br />

zending: 'De Hortus geïnspecteert en in orde bevonden zijnde, hebben de Heeren<br />

Curatoren hunne werkzaamheden hervat. Prof. A. Spey heeft in Qualiteit<br />

als Bibliothecaris aan de Heeren Curatoren gecommuniceerd, dat hij in deze<br />

De "l'lotheek i" het Natuurmuseum £"schede '35


Enige banden uit de xylotheek. (foto: On no Meeter)<br />

zijne qualiteit in het verloopen Akademiejaar voor de Bibliotheek der Akademie<br />

heeft ontvangen de navolgende present Exemplaren: I. Van Zijne Majesteit<br />

den Koning van Holland, het Botanisch Werk van den Heer Slembach'.<br />

Later, in het verslag van de zitting van de senaat op 26 mei 1810, lezen we: '".<br />

Voorts communiceert de Rector nog, van den voornoemden Heer Directeur<br />

ontvangen te hebben de laatste bezending van het werk van Schlumbach,<br />

berigtende dat hetzelve door hem aan den tijdelijken Bibliothecaris was ter<br />

hand gesteld. Wordende de Secretaris verzocht den ontvangst met dankzegging<br />

te accuseeren' .<br />

De data van ontvangst van de zendingen komen overeen met die van Franeker,<br />

waar de eerste zending op 24 mei 1809 was ontvangen, de tweede in april iSro<br />

en de derde op ro juli 18n. Van een derde zending aan Harderwijk is echter<br />

niets te vinden. In geen enkel verslag van de senaatszittingen in 18ro wordt er<br />

iets over gezegd. Wellicht kan hieruit het verschil in omvang van de drie xylotheken<br />

worden verklaard.<br />

De xylotheek van Harderwijk<br />

Zo werd dus het lot van één van de door koning Ladewijk Napoleon geschonken<br />

xylotheken verbonden aan dat van de Harderwijkse Akademie en dat was<br />

1}6 Franz van Stuivenberg


zeer tragisch. Waarschijnlijk had Harderwijk al sinds 1372 een Latijnse kloosterschool.<br />

Toen de stad in 1580 de Spaanse zijde verliet, gingen alle bezittingen<br />

van de kloosters over aan de stad en besloot men om in het voormalige St.<br />

Catharinaklooster een 'Doorluchtige Quartierscholle' voor het kwartier Veluwe<br />

te stichten. In 1599 werd de eerste hoogleraar benoemd.<br />

Aanvankelijk scheen deze nieuwe school in een behoefte te voorzien en op 21<br />

april 1648 werd ze dan ook bevorderd tot 'Hoogeschool van Gelderland'.<br />

Beroemde wetenschappers promoveerden er, zoals Herman Boerhaave in 1693<br />

en de al eerder genoemde Carl van Linné in 1735.<br />

Daarna ging het echter bergafwaarts met de hogeschool. Het aantal studenten<br />

liep van jaar tot jaar terug en toen de Fransen eind I8e eeuwons land binnentrokken<br />

vreesde men het ergste. Deze vrees leek echter ongegrond, want op<br />

12 maart 1795 werd bij besluit van de landdag bepaald dat de Akademie 'bij<br />

voorraad in denzelfden toestand gehandhaafd zal worden' en dat de diploma's<br />

'in den naam des vrijen Volks van Gelderland' zouden worden uitgereikt.<br />

Toch voelde men zich voortdurend bedreigd. Toen koning Ladewijk Napoleon<br />

in 1806 het bestuur in handen kreeg, begaf de curator van de hogeschool,<br />

T.F.W. baron Spaen tot Biljoen, zich naar Den Haag om de koning namens de<br />

curatoren de titels van 'Curator primarius' en 'Rector Magneficentissimus' aan<br />

te bieden en tevens de goede rechten van de Harderwijkse Akademie te bepleiten.<br />

Op 4 april 1807 bepaalde Ladewijk Napoleon dat aan de hogescholen van Franeker,<br />

Groningen en Harderwijk de verzekering zou worden gegeven dat zij<br />

'voortdurend zouden blijven bestaan'. Op 28 en 29 juni 1808 bezocht Ladewijk<br />

Napoleon Harderwijk. Op 29 juni werd hij ontvangen door een commissie van<br />

hoogleraren. Tegenover hen verklaarde hij 'dat bij de aanstaande reorganisatie<br />

der Akademiën de Koninklijke Universiteit van Leyden wel bijzondere voorregten<br />

zal verkrijgen, doch dat de overige Akademiën ook eene verbetering van<br />

haar lot zullen ondervinden'. Het vertrek van Ladewijk Napoleon op I juli 1810<br />

betekende uiteindelijk ook het einde van de Harderwijkse Akademie. Ondanks<br />

het feit dat adviseurs van Napoleon zich gunstig over de Gelderse Hogeschool<br />

uitlieten, werd ze toch bij keizerlijk decreet van 22 oktober I8n opgeheven. Na<br />

de bevrijding van de Franse overheersing werd bij Koninklijk Besluit van 2<br />

augustus 1815 bepaald, dat te Harderwijk een Athenaeum zou worden geopend.<br />

Dit gebeurde op 23 januari 1816, doch slechts twee jaar later werd het<br />

instituut - en nu voorgoed - gesloten.<br />

Direct na de sluiting werd de vraag gesteld wat er met de bezittingen en in het<br />

bijzonder met de bibliotheek, die ca. 3-300 boeken omvatte, moest gebeuren.<br />

Na de opheffing meldden zich een aantal gegadigden: de gemeenten Harderwijk,<br />

Deventer en Arnhem, het Koninklijk Instituut te Amsterdam en de universiteiten<br />

van Leiden en Utrecht. Bij Koninklijk Besluit van 13juni 1818 werd<br />

bepaald dat de bibliotheek over Deventer en Arnhem zou worden verdeeld.<br />

Zodra de oud-curator rF.W. van Spaen tot Biljoen hiervan hoorde, wendde hij<br />

zich tot de overheid waarbij hij erop aandrong alleen de theologische werken<br />

aan Deventer af te staan. De rest hoorde zijns inziens in Arnhem thuis. Mocht<br />

Arnhem geen complete verzameling willen hebben, dan moest het zich vol-<br />

De xylotheek i" het Natuurml+sel+m E"schede I37


gens hem in ieder geval verzekeren van een aantal werken, zoals een encyclopedie<br />

(die hij zelf had geschonken), een atlas van Blaauw, een 'Herculanum'<br />

(geschenk van de graaf van Lynden tot de Voorst) en 'Een verzameling in de<br />

farm van eene bibliotheek van allerlei houtsoorten, zeer interessant, zynde een<br />

geschenk van Koning Lodewijk' .<br />

Arnhem bepaalde zich tot de keus van enkele tientallen werken. Het overgrote<br />

deel van de boeken ging naar de Athenaeumbibliotheek van Deventer. Daar<br />

was de xylotheek echter niet bij. Harderwijk hoopte nog steeds op een eventuele<br />

mogelijkheid, dat er een medische hogeschool zou worden gesticht. Met het<br />

oog hierop had men de verzameling voorwerpen en boeken op het gebied van<br />

biologie en geneeskunde bewaard.<br />

Toen in 1840 duidelijk werd, dat de plannen voor een medische hogeschool<br />

niet doorgingen, werd ook het laatste deel van de bibliotheek naar Deventer<br />

overgebracht. De natuurhistorische verzameling, waaronder de xylotheek,<br />

bleef achter op de zolder van het stadhuis.<br />

Verhuizing van de xylotheek naar Zwolle<br />

Op 7 april 1841 werd de '<strong>Overijssel</strong>sche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale<br />

Welvaart' opgericht, met als eerste voorzitter mr. B.W.A.E. baron Sloet<br />

tot Oldhuis. Deze vereniging besloot al spoedig om een natuurhistorische verzameling<br />

aan te leggen. In het Reventer te Zwolle werd een museum ingericht,<br />

dat in 1846 ter gelegenheid van het eerste Landhuishoudkundig Congres te<br />

Zwolle werd geopend. Daarbij kwam al spoedig de verzameling in Harderwijk<br />

ter sprake. Omdat het hier in feite om rijkseigendom ging, wendde de vereniging<br />

zich op 7 februari 1846 tot de Minister van Binnenlandse Zaken met het<br />

verzoek de Harderwijkse verzameling aan hen toe te wijzen. Op 23 november<br />

schreef de minister, dat hij aan de vereniging vergunning verleende om 'de<br />

bedoelde voorwerpen van Natuurlijke Historie' naar Zwolle over te brengen.<br />

Dat de toestand van de verzameling niet rooskleurig was, blijkt uit een brief<br />

van G.A. de Meester, stadsecretaris, van 29 december 1846 waarin hij o.a.<br />

schrijft '". doch de tijd heeft ook veel, vooral vogelen, enz. tot stof doen wederkeren'.<br />

In eerste instantie zou de verzameling op 18 januari 1847 worden overgedragen,<br />

maar de lokaliteiten van het Zwolse museum waren zo koud en tochtig,<br />

dat de overdracht werd uitgesteld en pas op IO mei 1847 plaatsvond. Hierbij<br />

was echter nog niet de xylotheek. Blijkbaar wilde men die in Harderwijk niet<br />

afgeven!<br />

In een brief aan baron Sloettot Oldhuis schreefG.A. de Meester op II juni 1847<br />

dat er problemen waren ten aanzien van het eigendom van de xylotheek. De<br />

vraag was of de xylotheek toebehoorde aan de stad Harderwijk of aan de staat.<br />

Een aantal raadsleden huldigde de mening dat ze eigendom was van Harderwijk<br />

en daar dan ook moest blijven. De Meester gaf de raad om een brief naar<br />

de minister te schrijven met het verzoek om aan te geven dat de xylotheek<br />

inderdaad staatseigendom was en aan de vereniging diende te worden overgedragen.<br />

Dat De Meester het niet zo hoog op had met bepaalde leden van de<br />

Harderwijkse gemeenteraad blijkt wel uit de volgende passage uit zijn brief:<br />

138 Franz van Stuivenberg


'Het ras toch van wezens die iets liever laten verrotten dan dat een ander er nut<br />

mee doet, zal zo spoedig niet uitsterven; maar dergelijken moet de magt over<br />

het goed ontnomen worden'.<br />

Sloet liet er geen gras over groeien. Reeds op 5 juli 1847 berichte de waarnemend<br />

gouverneur van Gelderland aan de gouverneur van <strong>Overijssel</strong>, dat de<br />

minister hem gemachtigd had 'om zeker Herbarium Vivae in boekformaat' af<br />

te geven aan de <strong>Overijssel</strong>se Vereeniging, hetgeen vóór I september 1847<br />

geschiedde.<br />

Zolang baron Sloet tot Oldhuis de <strong>Overijssel</strong>se Vereeniging leidde, bleef het<br />

museum en ook de xylotheek in een goede toestand. Maar na zijn dood in 1884<br />

raakte het museum (en ook de vereniging) snel in verval.<br />

In 1904 werd de vereniging ontbonden en het museum verenigd met dat van<br />

de Vereeniging tot beoefening van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis. Het<br />

geheel werd ondergebracht in huize Helmich, tegenwoordig het Drostenhuis<br />

genoemd, aan de Melkmarkt te Zwolle. De belangstelling voor natuurhistorische<br />

voorwerpen in dit museum bleek echter gering. Successievelijk werden de<br />

natuurhistorische colleeties afgestoten. Dat was ook het geval met de bibliotheek,<br />

waarvan de natuurhistorische boeken werden geveild.<br />

De plantencollectie, waaronder het herbarium van David de Gorter, ging in<br />

1922 naar het Rijksherbarium te Leiden en het grootste deel van de natuurhistorische<br />

collectie, waaronder de laatste bever van Nederland, die in 1825 bij<br />

Zalk werd geschoten, ging in 1925 naar Natura Docet te Denekamp.<br />

De conserveringstoestand van de xylotheek was er in de loop van de tijd niet<br />

beter op geworden. De tand des tijds had door vocht en houtworm duidelijke<br />

sporen achtergelaten. Vooral tijdens de laatste Wereldoorlog had ze ernstig<br />

door vocht te lijden gehad. In 1948 werd ze toevertrouwd aan prof. dr. H.J.<br />

Venema te Wageningen die in zijn laboratorium veel moeite en zorg besteedde<br />

om de xylotheek op te knappen. Helaas waren de ideeën omtrent het restaureren<br />

en eonserveren in die tijd duidelijk anders dan heden ten dage en terecht<br />

kan de vraag gesteld worden of deze 'restauratie' de xylotheek wel ten goede is<br />

gekomen. Veelonderdelen die in de loop van de tijd waren losgeraakt, werden<br />

met moderne lijmen en spijkers weer min of meer op hun plaats gebracht,<br />

waarbij veelonderdelen in de verkeerde delen of op de verkeerde plaats werden<br />

bevestigd. Over deze opknapbeurt schreef de heer Geesink, directeur van het<br />

Provinciaal Museum van Oudheden te Zwolle (het museum van de Vereeniging),<br />

aan prof. Venema in een brief van 20 januari 1949 o.a. het volgende:<br />

'Hooggeachte Prof, U ten zeerste dankend voor de terugzending van de delen<br />

van de xylotheek en de daaraan verrichte goede zorgen heb ik de eer U mede te<br />

delen dat ik heden aan uw adres doe verzenden een nieuwe zending, dan blijven<br />

er hier nog 20 delen achter, die een zeer gehavend aanzien hebben en<br />

waarvan de kistjes gedeeltelijk los in elkaar zitten. Is het daarom mogelijk dat<br />

ik deze voorafhier doe in elkander lijmen?'.<br />

De heer Venema schreef terug: ' Zeer geachte Heer, In antwoord op Uw vraag<br />

wat er gedaan moet worden met de nog resterende kistjes, deel ik u mede dat<br />

deze het best elk afzonderlijk stevig in papier gepakt moet worden. Wij zullen<br />

dan hier wel zien wat er nog te krabben en te lijmen valt'.<br />

De xylotheek in het Natl.umluseum Emchede 139


De xylotheek als bruikleen naar Enschede<br />

In 1953 werden de laatste natuurhistorische colleeties uit Zwolle verwijderd. De<br />

schelpen- en koralencollecties werden aan Natura Docet geschonken. De geologisehe<br />

colleetie (één der oudste streekcollecties van ons land) werd geschonken<br />

aan het Natuurhistorisch museum te Enschede, het huidige Natuurmuseum<br />

Enschede. Dit museum kreeg als sluitstuk in 1955 de xylotheek in bruikleen.<br />

Na ontvangst in Enschede werd de xylotheek enige tijd opgeslagen en na het<br />

gereedkomen van de vleugel aan de M.H.Tromplaan in 1958 tentoongesteld in<br />

een vitrine in het trappenhuis. In feite geen ideale plaats om een dergelijke,<br />

kostbare verzameling onder te brengen, temeer daar geklimatiseerde vitrines<br />

in die tijd nog onbekend waren.<br />

Na een aantal jaren werd het duidelijk dat ook in die situatie het verval van de<br />

xylotheek doorging. In de jaren '80 werd hera aIde malen gezocht naar moge-<br />

Een geopend deel uit de xylotheek. (foto: On no Meeter)<br />

'40 Franz van Stuivenberg


lijkheden om de xylotheek uitgebreid te laten onderzoeken, te restaureren en te<br />

conserveren. Helaas werden geen middelen gevonden om de werkzaamheden<br />

te bekostigen.<br />

De conservering van de xylotheek<br />

In 199I veranderde deze situatie door het in werking treden van het Deltaplan<br />

Cultuurbehoud. Dit plan bood nu wel de mogelijkheid om de xylotheek te laten<br />

behandelen.<br />

In I995 werd aan Enkzicht Restaurateurs te Eefde de opdracht gegeven voor<br />

het opstellen van een conditierapport van de xylotheek. Uitgangspunt hierbij<br />

was om in zeer gedetailleerde vorm de conditie van elk deel weer te geven, om<br />

zodoende een beeld te krijgen van de totale omvang van de eonservering en de<br />

daaruit voortvloeiende kosten.<br />

Het Natuurmuseum Enschede was niet de enige die van deze mogelijk gebruik<br />

wilde maken. Kasteel Groeneveld te Baarn, waar de xylotheek van de universiteit<br />

van Leiden uiteindelijk terecht was gekomen, was de eerste die hun xylotheek<br />

via het Deltaplan liet behandelen. Deze werd, evenals die van het Natuurmuseum<br />

Enschede, toevertrouwd aan de zorgen van de restaurateurs te Eefde.<br />

De ervaringen die werden opgedaan met de conservering en reconstructie van<br />

de Baarnse xylotheek werden leidraad voor de plannen om tot eonservering van<br />

de Enschedese xylotheek te komen.<br />

Bij de xylotheek van kasteel Groeneveld was er destijds voor gekozen om deze<br />

zowel te eonserveren als te restaureren en missende inhoudsdelen aan te vullen,<br />

om daardoor de leesbaarheid van de colleetie te herstellen. Dit leidde tot<br />

een discussie over de vraag in hoeverre het verantwoord zou zijn om nieuwe<br />

onderdelen aan de inhoud toe te voegen.<br />

In gesprekken tussen Enkzicht, de Mondriaanstichting, het Nationaal Natuurhistorisch<br />

Museum 'Naturalis' te Leiden en het Natuurmuseum Enschede<br />

begin 1996, werden de minimale eisen, mogelijkheden en wenselijkheden van<br />

het conserveringsplan vastgelegd. Hierbij werd ervoor gekozen, de xylotheek<br />

qua inhoud te laten zoals hij was en geen ontbrekende onderdelen aan te vullen.<br />

Wel zou worden getracht onderdelen die in de loop van de tijd waren verplaatst,<br />

terug te plaatsen op de originele plaats.<br />

Na goedkeuring van subsidieaanvragen bij de Mondriaanstichting, de provincie<br />

<strong>Overijssel</strong>, de Enschedese Natuurhistorische Museumvereniging en het<br />

Vriendenfonds van het Natuurmuseum Enschede, kon de xylotheek in juni<br />

1997 worden overgebracht naar Eefde.<br />

De totale conservering liep echter vertraging op, omdat al snel bleek, dat door<br />

een onbekend bestrijdingsmiddel uit het verleden de hele collectie een schadelijke<br />

damp verspreidde, die het werken eraan vrijwelonmogelijk maakte. Met<br />

behulp van het Instituut Colleetie Nederland werden maatregelen ontwikkeld<br />

die het uiteindelijk mogelijk maakten verder te gaan met de werkzaamheden.<br />

In september I999 was de eonservering van de xylotheek bijna gereed en kon<br />

worden begonnen met de laatste fase: het bestrijden van houtworm. Hierbij<br />

werd gebruik gemaakt van een geheelonschadelijke methode waarbij de delen<br />

voor een langere tijd geheel zuurstofvrij worden opgeslagen. Deze methode<br />

De xylotheek il< het Na.tuurmusetim Enschede 141


leek uitermate succesvol en eind november was de xylotheek gereed om weer<br />

naar Enschede vervoerd te worden.<br />

Bij de toekenning van subsidies voor de eonservering was de voorwaarde<br />

gesteld dat de xylotheek, eenmaal terug in Enschede, zou worden tentoongesteld<br />

in een klimaatgeregelde vitrine. Deze is inmiddels in het museum<br />

geplaatst en bij het verschijnen van dit nummer van de OHB zal het publiek<br />

waarschijnlijk weer volop kunnen genieten van de xylotheek, door sommigen<br />

wel eens de 'Nachtwacht van het Natuurmuseum' genoemd!<br />

Literatuur<br />

F.G.B. van Bleek van Rijsewijk. De stichting van het Nassau-Veluwsch Gymnasium te Harderwijk,<br />

Harderwijk 1872.<br />

W. Engelmann, Verzeichnis der Bücher über Naturgeschichte welche in Deutschland, Scandinavien,<br />

Holland, England, Frankreich, Italien und Spanien in den Jahren 1700-1846 erschienen sind. Band<br />

I. Leipzig 1846.<br />

A.J. Gevers en A.J. Mensema, Drostenhuis. Het Provinciaal<strong>Overijssel</strong>s Museum, Zwolle 1987.<br />

A.e. Gischler, 'Xylotheken in Nederland', in: Origine, 5 (19**), nr. 4,50-55.<br />

O.e.D. Idenburg-Siegenbeek van Heukelom, 'De laatste jaren der Hoogeschool van Harderwijk', in:<br />

Bijdragen en Mededeelingen van 'Gelte', 37 (1934), 253-265.<br />

J.A. Jolies, 'De openbare bibliotheek te Arnhem', in: Bijdragen en Mededeelingen van 'Gelte', 41<br />

(1938), 25-153.<br />

T. Miedema, 'Europese xylotheken uit de vergetelheid', in: NatuurMUSEUM-Jannink, 3 (2000), nr. 1,<br />

22-25.<br />

* Museum 't Coopmanshus, Het Botanisch Kabinet, Herbaria, Houtverzamelingen, Aquarellen & Boeken<br />

uit Vier Eeuwen. Franeker 1980.<br />

G.M. Roding, 'Een merkwaardige houtverzameling', in: Natuuren Museum, 1 (1956), nr. 1,4-7.<br />

G.M. Roding, 'De xylotheek van de hogeschool van Harderwijk', in: Jaarboek der Nederlandse Dendrologische<br />

Vereniging 20 (1957), 161-169.<br />

G.M. Roding, 'Een merkwaardige houtverzameling', in: De Levende Natuur, 61 (1958), 46-47.<br />

M. Steemers, 'De conservering van de Enschedese xylotheek', in: Natuur-museum Jannink, 3 (2000),<br />

nr.l,26-29.<br />

H.J. Venema, 'De xylotheek van het Landbouwmuseum te Wageningen', in: Mededelingen van het<br />

Arboretum van de Landbouwhogeschool Wageningen, 3 (1937),10-16.<br />

H.J. Venema, 'De xylotheken van de voormalige Hoogeschool en het Rijksathenaeum te Franeker', in:<br />

Jaarboek der Nederlandse Dendrologische Vereniging, 14 (1939), 82-105.<br />

H.J. Venema, 'De xylotheek van Schlumbach', in: Frysk Jierboek 4 (1942), 100-115.<br />

P. Venema, 'De xylotheek van Friedrich of Ferdinand', in: Natuur en Museum, 37 (1993), nr. 3, 55.57.<br />

142 Franz van Stuivenberg

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!