Chemisch rekenen & zuren en basen - Wisnet
Chemisch rekenen & zuren en basen - Wisnet Chemisch rekenen & zuren en basen - Wisnet
opgaven 2.3 Verdunnen Chemisch Rekenen & Zuren en Basen Verdunnen is het toevoegen van oplosmiddel. Door toevoegen van b.v. water verandert een geconcentreerde keukenzoutoplossing in een verdunde oplossing. We kunnen het ook zo zeggen: Bij verdunnen wordt de concentratie van de opgeloste stoffen kleiner. De hoeveelheid stof die verdund wordt, verandert door het verdunnen echter niet. Bij verdunnen geldt: aantal mol vóór verdunnen = aantal mol na verdunnen Vvoor • cvoor = Vna• cna Waarin Vvoor en Vna cvoor en cna Voorbeeld volume vóór en na verdunnen concentratie vóór en na verdunnen 250 mL keukenzoutoplossing, c(NaCI) = 0,200 mol/L wordt met water verdund tot 400 mL. Bereken de concentratie na verdunnen. Gegeven: Vvoor = 0,250 L; cvoor = 0,200 mol/L; Vna = 0,400 L; Gevraagd: cna Schatting: De concentratie zal lager zijn dan 0,200 mol/L Oplossing: Vvoor • cvoor = Vna • cna 0,250 L • 0,200 mol/L = 0,400 L • cna c(NaCI) = 0,250 L • 0,200 mol • L –1 / 0,400 L = 0,125 mol/L Controle: De berekende waarde is inderdaad kleiner, het aantal significante cijfers klopt. Laat zelf zien dat er voor en na verdunning 5,0 • 10 –2 mol NaCl aanwezig was. Als twee oplossingen, die een verschillende stof bevatten bij elkaar gevoegd worden, dan daalt de concentratie van beide opgeloste stoffen. We gaan ervan uit, dat de beide stoffen niet met elkaar reageren. De boven beschreven verdunningsregel wordt op beide stoffen apart toegepast. 2.14 We hebben 250 mL glucose-oplossing, c(glucose) = 0,20 mol • L –1 . Aan deze 100 mL voegen we zoveel water toe, dat het nieuwe volume 250 mL wordt. Bereken de nieuwe concentratie van glucose. 2.15 120 mL glucose-oplossing (0,15 mol/L) wordt gemengd met 320 mL fructoseoplossing (0,10 mol/L). Bereken de concentraties glucose en fructose in het mengsel. 2.16 130 mL NaCl-oplossing (1,5 mol/L) wordt gemengd met 200 mL CaCl2oplossing (0,60 mol/L). Bereken de actuele concentratie van de drie ionsoorten in de nieuwe oplossing. 14
Chemisch Rekenen & Zuren en Basen In de vorige paragraaf hebben we gezien, dat oplossingen met een gewenste concentratie meestal worden gemaakt door afwegen van de vaste stof en aanvullen tot een bepaald volume met oplosmiddel. Sterke zuren als HCI, H2SO4 en HNO3 worden meestal aangeschaft in geconcentreerde vorm. In het laboratorium hebben we vaak oplossingen nodig met een concentratie tussen 0,10 en 4 mol • L –1 . Die bereiden we door verdunnen. Voorbeeld Uit geconcentreerd zwavelzuur, w(H2SO4) (massapercentage)= 0,96 % m/m, ρ = 1,84 g • mL –1 , Mw = 98,08 g • mol–1 , moet 10 L verdund zwavelzuur gemaakt worden met een concentratie van 4,0 mol • L –1 . Hoeveel L geconcentreerd zwavelzuur is daarvoor nodig? Gegeven: Geconcentreerd zwavelzuur: w(H2SO4) = 0,96, ρ = 1,84 g / mL, Mw = 98,08 g / mol Gevraagd: Nodig: 10 L zwavelzuur, c(zwavelzuur) = 4,0 mol / L. Oplosroute: 1 Bereken de concentratie H2SO4 in geconcentreerd zwavelzuur. 2 Bereken de hoeveelheid geconcentreerd zwavelzuur die verdund moet worden met de verdunningsregel. Schatting: Je weet misschien, dat geconcentreerde zuuroplossingen een concentratie van 10 tot 20 mol / L hebben. Het geconcentreerde zuur zou dan twee tot vijf keer verdund moeten worden om de gevraagde oplossing te krijgen. Er is dan 2 tot 5 liter geconcentreerd zuur nodig. In de Binas staat c(H2SO4) in geconcentreerd zwavelzuur. Oplossing 1: 1 L geconcentreerd zwavelzuur heeft een massa van 1,84 kg. Daarvan is 0,96 • 1,84 kg = 1,766 kg zwavelzuur. 1,766 kg zwavelzuur is 1766 g / 98,08 g • mol –1 = 18,00 mol. c(zwavelzuur) = 18,00 mol / L. 2: V(gec.zw.z.) • 18,00 mol / L = 10 L • 4,0 mol / L. Daaruit volgt: V = 2,2 L geconcentreerd zwavelzuur moet verdund worden tot 10 L. Controle: Twee significante cijfers. De verdunningsfactor is inderdaad ongeveer 5. Opgaven 2.17 In een fles zit zwavelzuur (c = 4,00 mol/L, ρ = 1,23 g/mL) Een laborant heeft 250 mL zwavelzuur nodig, c (H2SO4) = 0,200 mol/L. a. Hoeveel mL moet hij uit de fles nemen en verdunnen tot 250 mL? b. Welke dichtheid heeft zwavelzuur, c (H2SO4) = 0,200 mol/L? 2.18 Geconcentreerde ammonia, w(NH3) = 0,25% m/m; ρ = 0,91 g/mL, Mw = 17,03 g/mol, wordt gebruikt om 5,0 L verdunde ammonia, c = 1,0 mol/L te bereiden. Hoeveel geconcentreerde ammonia is daarvoor nodig? 2.19 Hoeveel mL natronloog, c(NaOH) = 2,94 mol/L moet je gebruiken om 1,21 L natronloog, c(NaOH) = 0,200 mol/L te maken? 15
- Page 1: Life Sciences Thema Werken in het l
- Page 5 and 6: Inhoudsopgave Chemisch Rekenen & Zu
- Page 7 and 8: eenheid van lading atoommassa atoma
- Page 9 and 10: molaire massa (MW) 1.2 De mol Chemi
- Page 11 and 12: vragen en opgaven Chemisch Rekenen
- Page 13 and 14: molariteit endotherm exotherm opgav
- Page 15: actuele concentratie opgaven Chemis
- Page 19 and 20: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen V
- Page 21 and 22: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen U
- Page 23 and 24: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen S
- Page 25 and 26: waterevenwicht autoprotolyse neutra
- Page 27 and 28: vragen en opgaven Voorbeelden Chemi
- Page 29 and 30: Voorbeeld 2 Chemisch Rekenen & Zure
- Page 31 and 32: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 5
- Page 33 and 34: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 5
- Page 35 and 36: stappenschema Chemisch Rekenen & Zu
- Page 37 and 38: pipetteerfactor titreervloeistof ti
- Page 39 and 40: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 6
- Page 41 and 42: afronden Bijlage 1 Rekenen in de ch
- Page 43 and 44: meetwaarde telwaarde Chemisch Reken
- Page 45 and 46: Bijlage 2 Chemisch Rekenen & Zuren
- Page 47 and 48: Bijlage 3 Omrekenschema mL of cm 3
- Page 49 and 50: Bijlage 4 Antwoorden op de opgaven
- Page 51 and 52: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 2
- Page 53 and 54: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 4
- Page 55 and 56: Chemisch Rekenen & Zuren en Basen 5
- Page 57 and 58: Hoofdstuk 6 Volumetrie Chemisch Rek
opgav<strong>en</strong><br />
2.3 Verdunn<strong>en</strong><br />
<strong>Chemisch</strong> Rek<strong>en</strong><strong>en</strong> & Zur<strong>en</strong> <strong>en</strong> Bas<strong>en</strong><br />
Verdunn<strong>en</strong> is het toevoeg<strong>en</strong> van oplosmiddel. Door toevoeg<strong>en</strong> van b.v. water verandert e<strong>en</strong><br />
geconc<strong>en</strong>treerde keuk<strong>en</strong>zoutoplossing in e<strong>en</strong> verdunde oplossing. We kunn<strong>en</strong> het ook zo<br />
zegg<strong>en</strong>: Bij verdunn<strong>en</strong> wordt de conc<strong>en</strong>tratie van de opgeloste stoff<strong>en</strong> kleiner. De<br />
hoeveelheid stof die verdund wordt, verandert door het verdunn<strong>en</strong> echter niet. Bij verdunn<strong>en</strong><br />
geldt: aantal mol vóór verdunn<strong>en</strong> = aantal mol na verdunn<strong>en</strong><br />
Vvoor • cvoor = Vna• cna<br />
Waarin Vvoor <strong>en</strong> Vna<br />
cvoor <strong>en</strong> cna<br />
Voorbeeld<br />
volume vóór <strong>en</strong> na verdunn<strong>en</strong><br />
conc<strong>en</strong>tratie vóór <strong>en</strong> na verdunn<strong>en</strong><br />
250 mL keuk<strong>en</strong>zoutoplossing, c(NaCI) = 0,200 mol/L wordt met water verdund tot 400 mL.<br />
Berek<strong>en</strong> de conc<strong>en</strong>tratie na verdunn<strong>en</strong>.<br />
Gegev<strong>en</strong>: Vvoor = 0,250 L; cvoor = 0,200 mol/L; Vna = 0,400 L;<br />
Gevraagd: cna<br />
Schatting: De conc<strong>en</strong>tratie zal lager zijn dan 0,200 mol/L<br />
Oplossing: Vvoor • cvoor = Vna • cna<br />
0,250 L • 0,200 mol/L = 0,400 L • cna<br />
c(NaCI) = 0,250 L • 0,200 mol • L –1 / 0,400 L = 0,125 mol/L<br />
Controle: De berek<strong>en</strong>de waarde is inderdaad kleiner, het aantal significante cijfers<br />
klopt. Laat zelf zi<strong>en</strong> dat er voor <strong>en</strong> na verdunning 5,0 • 10 –2 mol NaCl aanwezig<br />
was.<br />
Als twee oplossing<strong>en</strong>, die e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de stof bevatt<strong>en</strong> bij elkaar gevoegd word<strong>en</strong>, dan<br />
daalt de conc<strong>en</strong>tratie van beide opgeloste stoff<strong>en</strong>. We gaan ervan uit, dat de beide stoff<strong>en</strong><br />
niet met elkaar reager<strong>en</strong>. De bov<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> verdunningsregel wordt op beide stoff<strong>en</strong><br />
apart toegepast.<br />
2.14 We hebb<strong>en</strong> 250 mL glucose-oplossing, c(glucose) = 0,20 mol • L –1 . Aan deze 100 mL<br />
voeg<strong>en</strong> we zoveel water toe, dat het nieuwe volume 250 mL wordt.<br />
Berek<strong>en</strong> de nieuwe conc<strong>en</strong>tratie van glucose.<br />
2.15 120 mL glucose-oplossing (0,15 mol/L) wordt gem<strong>en</strong>gd met 320 mL fructoseoplossing<br />
(0,10 mol/L).<br />
Berek<strong>en</strong> de conc<strong>en</strong>traties glucose <strong>en</strong> fructose in het m<strong>en</strong>gsel.<br />
2.16 130 mL NaCl-oplossing (1,5 mol/L) wordt gem<strong>en</strong>gd met 200 mL CaCl2oplossing<br />
(0,60 mol/L).<br />
Berek<strong>en</strong> de actuele conc<strong>en</strong>tratie van de drie ionsoort<strong>en</strong> in de nieuwe oplossing.<br />
14