artikel - De Haagse Hogeschool
artikel - De Haagse Hogeschool
artikel - De Haagse Hogeschool
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Minor sporttechnologie<br />
Het vergelijken van drie meetsystemen die de spronghoogte meten<br />
Afdeling Technology, Management and <strong>De</strong>sign, Opleiding Bewegingstechnologie, Minor sporttechnologie,<br />
<strong>Haagse</strong> <strong>Hogeschool</strong>, Nederland<br />
M.L.S Blokland 20054087<br />
L. M. Kruims 20061585<br />
K.J.M. Uijttewaal 20064583<br />
R.S. Zaalberg 20064360
Minor sporttechnologie<br />
Het vergelijken van drie meetsystemen die de spronghoogte meten<br />
M.L.S Blokland, L. M. Kruims, K.J.M. Uijttewaal, R.S. Zaalberg<br />
Afdeling Technology, Management and <strong>De</strong>sign, Opleiding Bewegingstechnologie, Minor sporttechnologie, <strong>Haagse</strong> <strong>Hogeschool</strong>, Nederland<br />
Samenvatting<br />
Inleiding Jo de Ruiter ontwikkelde een methode om spronghoogte te meten bij volleyballers. <strong>De</strong>ze methode<br />
wordt door Sportproof gebruikt om de spronghoogte van voetballers te meten. <strong>De</strong> betrouwbaarheid van deze<br />
sprongmat en de door Bewegingstechnologie ontwikkelde sprongmat is niet bekend. In dit onderzoek wordt de<br />
betrouwbaarheid van de sprongmatten gemeten. Ze worden vergleken met de Forceplate. Er wordt verwacht dat<br />
elke sprongmat een andere spronghoogte meet, omdat ieder meetsysteem een andere definitie heeft voor<br />
spronghoogte. Ook wordt er verwacht dat er een relatie bestaat tussen de twee meetmethoden, maar met een<br />
bepaalde standaard afwijking en dat de Forceplate de meest betrouwbare methode is gevold door de BTsprongmat.<br />
Methode Voor het onderzoek werden 15 mannen en 15 vrouwen, allen student, tussen de 20 en 30 jaar getest.<br />
Tijdens de metingen werden de Forceplate, de BT sprongmat en de Sportproofmat tegelijk gebruikt. Er werd<br />
rekening mee gehouden dat ieder meetsysteem een andere spronghoogte definitie had. In het onderzoek werd de<br />
countermovementjump gebruikt.<br />
Resultaat Uit de ANOVA analyse is gebleken dat p=0.000. Er zijn dus voldoende metingen gedaan om de<br />
meetsystemen met elkaar te vergelijken. <strong>De</strong> constante coëfficiënt verschilt per meetsysteem. <strong>De</strong> test of normality<br />
is voor alle meetsystemen significant (p =0.200). <strong>De</strong> R-square waardes liggen allemaal dicht bij elkaar.<br />
Doormiddel van de ICC is aangetoond dat de betrouwbaarheid van de drie de meetsystemen hoog is. <strong>De</strong><br />
uitkomsten liggen zo dicht bij elkaar dat alle meetsysteem even betrouwbaar zijn.<br />
Discussie Alle meetsystemen meten een andere spronghoogte, hierdoor is er geen gouden standaard in dit<br />
onderzoek. Per meetsysteem is de betrouwbaarheid bepaald. <strong>De</strong> R-square (zie tabel 1) zou eigenlijk één moeten<br />
zijn. Bij geen van de vergelijkingen is deze waarde echter één geworden. Voor het onderzoek is er op de<br />
Sportproof sprongmat, doormiddel van tape een landingsgebied gemarkeerd, om zo te controleren of de<br />
proefpersoon recht omhoog springt. Dit is echter niet de manier waarop Sportproof het meetsysteem gebruikt.<br />
Aangeraden wordt om dit in het ontwerp op te nemen.<br />
Conclusie Er bestaat tussen de drie meetsystemen een relatie. Ondanks de discussie punten kan er met zekerheid<br />
worden gezegd dat alle drie de meetsystemen even betrouwbaar zijn en dat voor het kiezen van het<br />
betrouwbaarste meetsysteem andere factoren doorslaggevend zullen moeten zijn.<br />
Inleiding<br />
Het meten van een sportprestatie lijkt makkelijker<br />
dan het is. Elk jaar ondergaan verschillende sporters<br />
tests om hun prestaties te meten.<br />
Bij een hoogspringer is het meten van de<br />
sportprestatie gemakkelijk. <strong>De</strong> manier waarop in<br />
deze sport de spronghoogte wordt bepaald is tevens<br />
de manier om de sportprestatie te meten. Dit wordt<br />
anders wanneer het gaat over voetbal. Verschillende<br />
factoren zorgen ervoor dat een voetballer goed<br />
presteert. Zo moet een voetballer bijvoorbeeld<br />
beschikken over explosiviteit. <strong>De</strong>ze explosiviteit<br />
kunnen ze goed gebruiken in bijvoorbeeld een kop<br />
duel. Om de sportprestatie van een voetballer te<br />
meten kan de spronghoogte worden bepaald.<br />
Naar springen zijn vele onderzoeken gedaan. Zo is<br />
er bijvoorbeeld gebleken dat springen met een<br />
armzwaai ervoor zorgt dat men hoger springt¹.<br />
Jo de Ruiter ontwikkelde een methode om<br />
spronghoogte te meten bij volleyballers. Sportproof<br />
is een bedrijf die gespecialiseerd is in het testen van<br />
fysieke kwaliteiten bij teamspelers. Zij gebruiken<br />
deze methode om de spronghoogte van voetballers<br />
te meten. Ondanks dat deze methode door<br />
Sportproof al veelvuldig gebruikt wordt is deze nog<br />
niet getest op betrouwbaarheid. Ook van de<br />
sprongmat die gebruikt wordt door de opleiding<br />
Bewegingstechnologie (de BT-sprongmat) is de<br />
betrouwbaarheid niet bekent.<br />
In dit onderzoek wordt onderzocht wat de<br />
betrouwbaarheid van deze meetsystemen is.<br />
Voor het meten van spronghoogte kunnen<br />
verschillende meetsystemen worden gebruikt.<br />
Verschillende onderzoeken 2,3,4 maken gebruik van<br />
het meten van de spronghoogte met de Forceplate,
video analyse of laser. Bij de Forceplate wordt met<br />
behulp van de zweeftijd, of de geleverde kracht in<br />
de tijd de sponghoogte bepaald. <strong>De</strong> verschillende<br />
meetmethoden zorgen ervoor dat er verschillen<br />
ontstaan in spronghoogte definities.<br />
In de methode zal de spronghoogte definitie per<br />
meetsysteem worden uitgelegd.<br />
<strong>De</strong> Sportproof sprongmat en de BT sprongmat<br />
zullen vergeleken worden met de Forceplate.<br />
Omdat er verschillende definities zijn voor<br />
spronghoogte wordt er verwacht dat elke sprongmat<br />
een andere spronghoogte meet.<br />
Verder wordt er verwacht dat er een relatie bestaat<br />
tussen de drie meetmethoden, maar met een<br />
bepaalde standaard afwijking. Daarnaast wordt er<br />
verwacht dat de Forceplate de meest betrouwbare<br />
methode is gevold door de BT-sprongmat.<br />
Methode<br />
Proefpersonen<br />
Voor het onderzoek zijn 15 mannen en 15 vrouwen,<br />
allen student, tussen de 20 en 30 jaar getest. <strong>De</strong><br />
proefpersonen waren niet geblesseerd en<br />
hadden geen last van evenwicht stoornissen en of<br />
andere afwijkingen die invloed kunnen hebben op<br />
de meting.<br />
Materiaal<br />
Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van de<br />
Forceplate, de BT sprongmat, de Sportproof<br />
sprongmat en een videocamera ter controle om<br />
eventuele extreme meetwaarden te verklaren.<br />
Alle meetsystemen hebben een andere definitie van<br />
spronghoogte. Met de Forceplate is niet vals te<br />
spelen, een veranderde afzet heeft namelijk direct<br />
gevolg op de grondreactie kracht.<br />
<strong>De</strong> Forceplate meet krachten in de tijd. Door het<br />
signaal van de afzet te integreren ( grafiek 1) werd<br />
de snelheid van het lichaamszwaartepunt berekend.<br />
Grafiek 1: Grondreactie krachten gemeten met de Force<br />
plate 5<br />
Het signaal werd geïntegreerd tot het moment dat<br />
deze nul werd. Dit is het punt dat de Forceplate<br />
niets meer kon meten en de proefpersoon los was<br />
van de grond. Met de gegevens van de Forceplate<br />
werd nu de verplaatsing van het zwaartepunt<br />
berekend. In Matlab was een programma<br />
geschreven die deze berekening heeft uitgevoerd.<br />
<strong>De</strong> Forceplate heeft met een frequentie van 500Hz<br />
gemeten.<br />
In figuur 1 is de afzet te zien. Aan het eind van de<br />
afzet D was het zwaartepunt al gestegen er was dus<br />
potentiële energie bij gekomen, maar de versnelling<br />
van het zwaartepunt waarmee de kinetische energie<br />
werd berekend was pas bekend wanneer de<br />
proefpersoon geheel los was van de grond. Er was<br />
niet bekend op welk punt in het signaal het<br />
zwaartepunt ging stijgen. Met de Forceplate werd<br />
de verplaatsing van het lichaamszwaartepunt<br />
berekend. <strong>De</strong> verplaatsing minus een onbekende<br />
namelijk de potentiële energie die ontstond door de<br />
plantairflexie. Na de afzet maakte het niet uit welke<br />
bewegingen de proefpersoon maakte, deze hadden<br />
geen invloed op de berekende spronghoogte.<br />
Figuur 1: Afzet sprong en de verplaatsing (h) van het<br />
zwaartepunt.<br />
<strong>De</strong> BT sprongmat meet de spronghoogte door de<br />
zweeftijd te meten. Dit meetsysteem werkt als een<br />
schakelaar en heeft slechts een aan en uit stand.<br />
Zodra de proefpersoon los kwam van de mat begon<br />
de mat met meten. Wanneer er weer contact werd<br />
gemaakt met de mat stopte de meting van de<br />
zweeftijd waarna de spronghoogte berekend werd.<br />
Zowel bij de afzet als bij het landen is het<br />
zwaartepunt (figuur 2 B & D) al iets gestegen,<br />
voordat de zweeftijd gemeten werd. <strong>De</strong> stijging van<br />
het zwaartepunt komt, doordat er werd geplantair<br />
flecteerd voor de afzet. Bij het landen kwam de<br />
proefpersoon in plantair flexie neer. Er mistte dus<br />
ten opzichte van de beginhouding twee keer een<br />
stukje zweeftijd (figuur 2 B & D). <strong>De</strong> hoogte die<br />
met dit meetsysteem werd gemeten is dus lager dan,<br />
de daadwerkelijke verplaatsing van het<br />
lichaamszwaartepunt.<br />
Figuur 2 Sprong op sprongmat en de verplaatsing (h) van<br />
het zwaartepunt(B=aan, D= uit)
<strong>De</strong> Sportproof sprongmat meet de verplaatsing van<br />
een punt op het lichaam. Net boven de spina illiaca<br />
anterior superior werd een band bevestigd. Aan<br />
deze band zit een meetlint. Het aantal centimeters<br />
dat het meetlint aangaf aan het begin van de meting<br />
en aan het eind van de meting werd afgelezen. <strong>De</strong>ze<br />
waarden werden van elkaar afgetrokken, waardoor<br />
men de spronghoogte kon bepalen.<br />
Naast de meetsystemen werd er in dit onderzoek<br />
ook gebruik gemaakt van een camera. Op de<br />
Sportproof sprongmat moest verticaal worden<br />
gesprongen, ook mocht de heup niet omhoog<br />
gegooid worden anders ontstond er een andere<br />
meetwaarde dan de verplaatsing van het punt op het<br />
lichaam.<br />
Figuur 3 <strong>De</strong> invloed van het kantelen van de heup op de<br />
spronghoogte.<br />
In figuur 3 is het kantelen van de heup weergegeven<br />
in dit model is te zien dat wanneer de heup gedraaid<br />
wordt er een andere hoogte ten opzichte van de<br />
grond ontstaat.<br />
Ook met de BT-sprongmat is gemakkelijk vals te<br />
spelen. Het intrekken van de benen vlak voor de<br />
landing zorgt voor een langere zweeftijd, waardoor<br />
een grotere hoogte werd gemeten.<br />
Meetopstelling<br />
Tijdens de metingen werden de Forceplate, de BT -<br />
sprongmat en de Sportproofmat tegelijk gebruikt<br />
(zie figuur 4). <strong>De</strong> camera registreerde het saggitale<br />
vlak. Om de Forceplate is een kast gemaakt van 100<br />
bij 61 cm, zodat de matten recht lagen. <strong>De</strong><br />
proefpersonen ondervonden zo geen hinder van het<br />
kleine spring oppervlak.<br />
Figuur 4: Schematische weergave meetopstelling<br />
Omgeving<br />
<strong>De</strong> test werd uitgevoerd in het Bewegingsanalyse<br />
lokaal op de <strong>Haagse</strong> <strong>Hogeschool</strong>. Om de metingen<br />
onder dezelfde omstandigheden uit te voeren werd<br />
de plaats van de opstelling op de grond gemarkeerd,<br />
zodat de meetinstrumenten apparatuur steeds op<br />
dezelfde plaats kon worden neergezet.<br />
Sprong<br />
In het onderzoek werd gebruik gemaakt van een<br />
countermovement jump. <strong>De</strong> proefpersoon sprong<br />
terwijl zijn handen in de zij zijn geplaatst. Een<br />
sprong werd afgekeurd, wanneer de proefpersoon<br />
landde met ingetrokken benen, niet verticaal<br />
sprong, wanneer de proefpersoon naar voren of naar<br />
achteren sprong of de heup naar voren of achter<br />
werd gegooid. Op de grond werd een<br />
landingsgebied gemarkeerd doormiddel van tape.<br />
<strong>De</strong>ze lijn werd voor de tenen op de mat werd<br />
geplakt. Er moest zo dicht mogelijk bij de lijn<br />
geland worden. Maximaal twee en een half<br />
centimeter er vanaf. Indien dit niet gebeurde werd<br />
de sprong afgekeurd.<br />
Procedure<br />
Voorafgaand aan de metingen werd de Forceplate<br />
geijkt. Dit gebeurde met behulp van een gewicht<br />
waarvan het aantal kilogrammen bekend was.<br />
Voor aanvang van de proef werd de proefpersoon<br />
gevraagd zijn schoenen uit te doen. Vervolgens<br />
werd met de proefpersoon de testprocedure<br />
doorgenomen. Er werd uitgelegd dat er verticaal<br />
maximaal gesprongen moest worden met de handen<br />
in de zij.<br />
<strong>De</strong> proefpersoon mocht vervolgens plaats nemen op<br />
de sprongmatten. <strong>De</strong> band van de Sportproof<br />
sprongmat werd bevestigd net boven de spina<br />
illiaca anterior superior. <strong>De</strong> meting werd vervolgens<br />
gestart.<br />
Allereerst werd de beginwaarde van het meetlint<br />
van de Sportproof sprongmat afgelezen. Hierbij<br />
werd het meetlint strak getrokken door steeds<br />
dezelfde onderzoeker. <strong>De</strong>ze waarde werd<br />
genoteerd. Hierna ging de proefpersoon op zijn<br />
tenen staan (plantair flexie) waarna opnieuw de<br />
waarde van het meetlint werd genoteerd.<br />
Vervolgens ging de proefpersoon weer op zijn<br />
gehele voet staan. Het meetlint werd weer strak<br />
getrokken naar de genoteerde begin waarde. <strong>De</strong><br />
meting van de Forceplate werd vervolgens gestart.<br />
<strong>De</strong> proefpersoon stond eerst vijf seconden stil op de<br />
sprongmatten. Na deze vijf seconden werd er<br />
gesprongen. Het signaal van de Forceplate en de<br />
spronghoogte van de BT-sprongmat werden<br />
opgeslagen. Voor de meting van de Sportproof<br />
sprongmat werd het aantal centimeters dat het<br />
meetlint aan gaf afgelezen en opgeschreven. <strong>De</strong>ze<br />
werd afgetrokken van de centimeters aan het begin<br />
van de test en van de waarde wanneer de<br />
proefpersoon op zijn tenen stond.<br />
<strong>De</strong> proefpersoon maakt vijf keer een sprong. <strong>De</strong><br />
procedure werd dus vijf keer herhaald.<br />
Data analyse<br />
<strong>De</strong> spronghoogte van de BT-sprongmat werd<br />
berekend door het programma Mat jumper. <strong>De</strong> data<br />
van de Forceplate werd verwerkt met een<br />
zelfgeschreven programma in Matlab. In het
programma SPSS 16.0 voor Microsoft Windows<br />
XP werden de spronghoogten verwerkt. Er werd<br />
een ICC, een regressie en correlatie analyse<br />
uitgevoerd.<br />
Resultaten<br />
Uit de ANOVA analyse (tabel 1) is gebleken dat er<br />
voldoende metingen zijn gedaan om de<br />
meetsystemen met elkaar te vergelijken (p =0.000).<br />
Tabel 1. Waarden uit SPSS<br />
<strong>De</strong> constante coëfficiënt verschilt per meetsysteem.<br />
<strong>De</strong> test of normality (tabel 1) is voor al de<br />
meetsystemen significant (p =0.200).<br />
<strong>De</strong> waardes van de R-square liggen allemaal dicht<br />
bij elkaar. (tabel 1)<br />
Tabel 2. ICC waardes zonder uitbijters<br />
Doormiddel van de ICC is aangetoond dat de<br />
betrouwbaarheid voor alle drie de meetsystemen<br />
hoog is (tabel 2). Er kan met 95% zekerheid worden<br />
gezegd dat als de metingen nog een keer herhaald<br />
zouden worden er dezelfde resultaten uit komen.<br />
<strong>De</strong> uitkomsten liggen zo dicht bij elkaar dat alle<br />
meetsysteem even betrouwbaar zijn.<br />
Discussie<br />
In de eerste hypothese wordt gesteld dat er bij elk<br />
meetsysteem een andere spronghoogte wordt<br />
gemeten. Uit de resultaten blijkt dat deze<br />
veronderstelling kan worden aangenomen.<br />
<strong>De</strong> tweede hypothese stelt dat er een relatie bestaat<br />
tussen de drie meetsystemen. <strong>De</strong> resultaten laten<br />
zien dat er inderdaad een relatie bestaat tussen de<br />
verschillende meetsystemen.<br />
Als laatste werd er verwacht dat de Forceplate het<br />
meest betrouwbare meetsysteem zou zijn gevolgd<br />
door de BT spongmat. Zoals al eerder genoemd<br />
hebben alle meetsystemen een andere spronghoogte<br />
definitie, hierdoor is er geen gouden standaard in<br />
dit onderzoek. Per meetsysteem is de<br />
betrouwbaarheid bepaald. Omdat de waardes van de<br />
betrouwbaarheid zo dicht bij elkaar liggen kan er<br />
niet gezegd worden wel meetsysteem<br />
betrouwbaarder is. <strong>De</strong> hypothese wordt dus<br />
verworpen.<br />
Ondanks dat er tijdens het meten sprongen zijn<br />
afgekeurd waren er toch nog duidelijke uitbijters in<br />
de metingen die verwijderd moesten worden. Er<br />
waren dan dus te grote verschillen tussen de<br />
meetsystemen. Dit waren echter zo weinig waardes<br />
dat de uitkomst betrouwbaar blijft.<br />
Voor iedere sprong geeft ieder meetsysteem een<br />
andere waarde. Het is mogelijk om een formule op<br />
te stellen per meetsysteem om van de een naar de<br />
ander om te rekenen.<br />
<strong>De</strong> R-square (zie tabel 1) zou eigenlijk één moeten<br />
zijn omdat de waardes dan evenwijdig aan elkaar<br />
zijn. Bij geen van de vergelijkingen is deze waarde<br />
echter één geworden.<br />
Voor het onderzoek is er op de Sportproof<br />
sprongmat, doormiddel van tape een landingsgebied<br />
gemarkeerd. Dit landingsgebied laat zien of iemand<br />
recht om hoog heeft gesprongen. Dit is echter niet<br />
de manier waarop Sportproof het meetsysteem<br />
normaal gesproken gebruikt. Aangeraden wordt om<br />
in het ontwerp van het meetsysteem een<br />
landingsgebied op te nemen, zodat er geen discussie<br />
kan ontstaan over het wel of niet afkeuren van een<br />
sprong. Ook is het belangrijk dat de Sportproofmat<br />
altijd door dezelfde onderzoeken word afgelezen,<br />
zodat er altijd ongeveer even hard aan het meetlint<br />
word getrokken. Natuurlijk moet het tuigje ook<br />
altijd zo bevestigd worden dat het niet kan<br />
verschuiven tijdens de sprong.<br />
Conclusie<br />
Dit onderzoek is opgezet met als doel te<br />
onderzoeken welk meetsysteem het betrouwbaarst<br />
is. <strong>De</strong> resultaten laten zien dat er voldoende<br />
metingen zijn gedaan om een conclusie te mogen<br />
trekken uit de data.<br />
Ieder meetsysteem meet een andere spronghoogte,<br />
doordat ieder systeem een andere definitie heeft<br />
voor spronghoogte. Wel bestaat er tussen de drie<br />
meetsystemen een relatie.<br />
Geconcludeerd kan worden dat alle drie de<br />
meetsystemen valide zijn dankzij het meetprotocol.<br />
<strong>De</strong> meetsystemen zijn even betrouwbaar, dit blijkt<br />
uit de ICC. Ondanks de discussie punten kan er met<br />
zekerheid worden gezegd dat alle drie de<br />
meetsystemen even betrouwbaar zijn en dat voor<br />
het kiezen van het betrouwbaarste meetsysteem<br />
andere factoren doorslaggevend zullen moeten zijn.<br />
Referenties<br />
1. Mikiko Hara, Akira Shibayama, Daisuke<br />
Takeshita, <strong>De</strong>an C. Hay and Senshi<br />
Fukashiro. A comparison of the<br />
mechanical effect of arm swing and<br />
countermovement on the lower extremities<br />
in vertical jumping. <strong>De</strong>partment of Sports
Sciences, Japan Institute of Sports<br />
Sciences, 3-15-1 Nishigaoka, Kita-ku,<br />
Tokyo 115-0056, Japan 5-28-3 Hongo,<br />
Bunkyo-ku, Tokyo, Japan Center for<br />
Neurodynamics and <strong>De</strong>partment of<br />
Physics and Astronomy, University of<br />
Missouri-St. Louis, USA Graduate School<br />
of Interdisciplinary Information Studies,<br />
The University of Tokyo, Japan<br />
<strong>De</strong>partment of Life Sciences, Graduate<br />
School of Arts and Sciences, The<br />
University of Tokyo, Japan<br />
2. Tomas Stølen, Karim Chamari, Carlo<br />
Castagna3 and Ulrik Wisløff. Physiology<br />
of Soccer An Update1 Human Movement<br />
Science Section, Faculty of Social<br />
Sciences and Technology Norwegian<br />
University of Science and Technology,<br />
Trondheim, Norway Unit´e de Recherche<br />
‘Evaluation, Sport, Sant´e’ – National<br />
Center of Medicine Sport (CNMSS), El<br />
Menzah, Tunis, Tunisia School of Sport<br />
and Exercise Sciences, Faculty of<br />
Medicine and Surgery, Tor Vergata,<br />
Rome, Italy <strong>De</strong>partment of Circulation and<br />
Medical Imaging, Norwegian University<br />
Technology, Trondheim, Norway<br />
<strong>De</strong>partment of Cardiology, St. Olavs<br />
Hospital, Trondheim, Norway<br />
3. Eldar Musayev Optoelectronic vertical<br />
jump height measuring method and device<br />
Electronics Engineering <strong>De</strong>partment of<br />
Engineering and Architecture Faculty,<br />
Uludag University, 16059 Bursa, Turkey<br />
2005 Elsevier<br />
4. John H. Challis An investigation of the<br />
influence of bi-lateral deficit on human<br />
jumping Biomechanics Laboratory, The<br />
Pennsylvania State University, University<br />
Park, PA 16802-3408, USA 1998 Elsevier<br />
Science B.V. All rights reserved<br />
5. Jorine Koopman, Reader Biodynamica III,<br />
<strong>Haagse</strong> <strong>Hogeschool</strong>,<br />
Bewegingstechnologie 2009