cursus didactiek - Marie Bogaert
cursus didactiek - Marie Bogaert
cursus didactiek - Marie Bogaert
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hogeschool – Universiteit Brussel<br />
Campus Nieuwland<br />
Nieuwland 198 – 1000 Brussel<br />
Tel 02/512 32 59<br />
Fax 02/512 29 06<br />
Lector: Dirk <strong>Bogaert</strong><br />
september ’10<br />
vijfde uitgave<br />
Muzische Vorming I a & b<br />
Deel muziek<br />
Didactiek<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 1
Inhoudstafel<br />
Inhoudsopgave<br />
Deel 1: Algemeen 5<br />
1 Inleidende begrippen 5<br />
1.1 Muzikale cultuur 5<br />
1.2 Cultuur 5<br />
1.2.1 Cultureel erfgoed 6<br />
1.2.2 Cultuur 6<br />
1.2.3 Cultuur volgens Unesco 2002 6<br />
1.3 Cultuur en muzische vorming 7<br />
1.4 Even terug in het verleden: 11<br />
1.5 Voor de toekomst: Cultuur-‐ en kunsteducatie in het onderwijs: veranderingen en<br />
uitdagingen 12<br />
1.5.1 Doorlichting van cultuur-‐ en kunsteducatie in Vlaanderen 12<br />
1.5.2 Kenmerken cultuur-‐ en kunsteducatie in de basisschool 13<br />
1.5.3 Erfgoededucatie 14<br />
2 Ontwikkelingsdoelen en eindtermen 15<br />
3 Leerplannen 17<br />
3.1 VVKBaO 17<br />
3.1.1 Overzicht van de deelleerplannen 17<br />
3.1.2 Het algemene deel 18<br />
3.1.3 Het leerplan muzikale opvoeding 19<br />
3.2 OVSG 25<br />
3.2.1 Bedenkingen 25<br />
3.2.2 Leerplandoelen OVSG 26<br />
3.3 Het gemeenschapsonderwijs 27<br />
3.3.1 Bedenkingen 27<br />
3.3.2 Leerplandoelen gemeenschapsonderwijs 28<br />
Deel 2: Klank – Vorm - Betekenis 29<br />
1 Het didactisch model 29<br />
1.1 Inleiding 29<br />
1.2 Drie concentrische cirkels 29<br />
1.3 Het didactisch model zelf 30<br />
1.4 De verhouding tussen klank-‐vorm-‐betekenis 31<br />
1.5 Muzikaal gedrag en attituden 32<br />
1.6 Het didactisch model en de andere muzische vakken 32<br />
2 33<br />
2 Klankeigenschappen : Leerinhouden, Leerlijnen en muzikaal gedrag 33<br />
2.1 Hard en zacht 34<br />
2.1.1 Leerinhouden/leerlijnen 34<br />
2.1.2 Muzikaal gedrag 34<br />
2.1.3 Symbolen/suggesties 35<br />
2.2 Lang en kort 40<br />
2.2.1 Leerinhouden/leerlijnen 40<br />
2.2.2 Muzikaal gedrag 40<br />
2.2.3 Symbolen/suggesties 41<br />
2.3 Hoog en laag 42<br />
2.3.1 Leerinhouden/leerlijnen 42<br />
2.3.2 Muzikaal gedrag 42<br />
2.3.3 Symbolen/suggesties 43<br />
2.4 Klankkleur 48<br />
2.4.1 Leerinhouden/leerlijnen 48<br />
2.4.2 Muzikaal gedrag 48<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 2
2.4.3 Symbolen/suggesties 49<br />
2.5 Geluidsomgeving en richting van de geluidsbron 51<br />
2.5.1 Leerinhouden/leerlijnen 51<br />
2.5.2 Muzikaal gedrag 51<br />
2.5.3 Symbolen/suggesties 51<br />
3 Muzikale aspecten : leerinhouden, leerlijnen en muzikaal gedrag 53<br />
3.1 Maat – Tempo -‐ Ritme 53<br />
3.1.1 Leerinhouden/leerlijnen 53<br />
3.1.2 Muzikaal gedrag 53<br />
3.1.3 Symbolen/suggesties 54<br />
3.2 58<br />
3.2 Melodie 58<br />
3.2.1 Leerinhouden/leerlijnen 58<br />
3.2.2 Muzikaal gedrag 58<br />
3.2.3 Melodie : symbolen en suggesties 58<br />
3.3 Samenklank -‐ Meerstemmigheid 59<br />
3.3.1 Leerinhouden/leerlijnen 59<br />
3.3.2 Muzikaal gedrag 59<br />
3.3.3 Symbolen en suggesties 60<br />
4 Vorm 63<br />
5 Betekenis 63<br />
Deel 3: Muzikale vormingsdomeinen 64<br />
1 Luisteren 64<br />
1.1 Wat is luisteren? 64<br />
1.2 Oefeningen 66<br />
1.2.1 Hard en zacht 66<br />
1.2.2 Lang en kort 66<br />
1.2.3 Hoog en laag 66<br />
1.2.4 Klankkleur/timbre 66<br />
1.2.5 Richting geluidsbron 67<br />
1.2.6 Verkennen van de geluidsomgeving 67<br />
2 Stemvorming 68<br />
2.1 De stem is een instrument 68<br />
2.1.1 De vier onderdelen van je zangstem 68<br />
2.1.2 De ademhaling 69<br />
2.1.3 De resonator of klankkast 70<br />
2.2 Oefeningen 72<br />
2.3 In de klas: 74<br />
2.4 Brommers 75<br />
3 Zanglessen 77<br />
3.1 Een goede zangles: de voorbereiding op papier. 77<br />
3.2 Een goede voorbereiding is niet alleen op papier! 77<br />
3.3 Aanbieden -‐ Inzingen -‐ Verwerken 78<br />
3.3.1 Aanbieden 78<br />
3.3.2 Inzingen 79<br />
3.3.3 Verwerken 79<br />
3.4 Hulpmiddelen : bordplannen en prenten 79<br />
3.4.1 Bordplannen 79<br />
3.4.2 Prenten 82<br />
3.5 Hoe maak ik een goede zangles of een themales? 92<br />
3.5.1 Wat is een zangles of een themales? 92<br />
3.5.2 Eerst moet je goede ideeën hebben. 92<br />
3.5.3 Dan maak je een selectie 94<br />
3.5.4 Nu nog de les voorbereiden 95<br />
4 Andere werkvormen 101<br />
4.1 Muzikaal vierkant 102<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 3
4.2 Een krachtig djembé-‐onweer : percussieproject 103<br />
4.2.1 Schikking van het klaslokaal 103<br />
4.2.2 De instrumenten 104<br />
4.2.3 Beluisteren van het fragment “ San Fye” 105<br />
4.2.4 Het geluidenvierkant -‐ klankbeelden 106<br />
4.2.5 Het ritmevierkant -‐ woordritmeren 108<br />
4.2.6 De uiteindelijke opbouw 110<br />
4.3 ‘Rappen’ met ‘Loops’ 111<br />
4.4 Rappen met een vaste tekst 112<br />
4.5 Puzzel: Klank Vorm Betekenis 115<br />
4.6 Ritmeoefeningen 120<br />
4.6.1 Flamenco 120<br />
4.6.2 Alegrías 120<br />
4.6.3 Ritme en tellen 120<br />
4.6.4 Het getal 60 120<br />
4.6.5 Een ritmische reeks maken 121<br />
4.7 Tekstverwerking: liedjes maken van gegeven teksten 122<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 4
Deel 1: Algemeen<br />
1 INLEIDENDE BEGRIPPEN<br />
1.1 MUZIKALE CULTUUR<br />
Muzikale cultuur is een breed begrip. Het omvat ons hele doen en laten in verband<br />
met klank en muziek : in slaap gezongen worden als baby, experimenteren met de<br />
stem, naar fuiven gaan, zelf muziek maken, filmmuziek beluisteren, optredens<br />
bijwonen, in een grootwarenhuis rondlopen en sfeermuziek horen, kippenvel<br />
krijgen, dansen, samen zingen, ... het is er allemaal een deel van.<br />
Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur. Die wordt bepaald door de eigen<br />
persoonlijkheid en allerlei invloeden. Alle jongeren in het Westen lopen met een<br />
mp3-speler rond, luisteren op die manier naar muziek in de bus, op de fiets, gaan<br />
ermee joggen, hebben een ‘eigen collectie’ op de computer, kopen bij iTunes,<br />
luisteren naar Spotify, kijken en luisteren naar Youtube, delen via Facebook, … De<br />
muziekscholen hebben meer inschrijvingen dan ooit tevoren: er wordt notenleer<br />
gevolgd, viool, piano, …. 1 Er wordt muziek gemaakt met DJ-programma’s, Traktor,<br />
Logic, Garage Band, … er bestaan honderden muziekprogramma’s en evenveel<br />
communities, er worden muziekjes gezocht om bij de vakantiefilmpjes af te spelen.<br />
Pakweg tien jaar geleden hadden we deze toestand nooit kunnen voorspellen. Hoe<br />
de muzikale wereld er binnen tien jaar voor jongeren en volwassenen zal uitzien is<br />
al even moeilijk te voorspellen.<br />
“Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur” wil ook zeggen: de ene heeft kippenvel<br />
bij dit en de andere bij dat. Het hoeft niet steeds om kippenvel met de grote “K” te<br />
gaan. Overspoeld worden door emoties ten gevolge van muzikale prikkels, is<br />
fantastisch, maar kan niet de hele tijd. Uitspraken als “hm, interessant”, of “dit is<br />
wel leuk, we doen het nog eens”, of “van die groep koop ik een CD”, komen vaker<br />
voor. Een kompositie ineensteken, waar je jezelf en je emoties in kan terugvinden,<br />
als jazzmuzikant de improvisatie van je leven spelen, .... het is grandioos. Maar in<br />
een café gezellig praten bij achtergrondmuziek of op zondag een boek lezen bij een<br />
leuk muziekje hebben zeker ook charmes.<br />
Toch duidt het woord ‘cultuur’ op iets gemeenschappelijks, op waarden,<br />
gewoontes, …van een groep.<br />
1.2 CULTUUR<br />
Van het begrip bestaan er vele definities die elk een ander licht op de zaak werpen.<br />
Het is de moeite waard ze te kennen:<br />
1 In het schooljaar 2007-2008 telde het Deeeltijds Kunstonderwijs (DKO) 168.066<br />
leerlingen. Drie kwart daarvan zijn kinderen en jongeren. Eén op vijf leerlingen uit het lager<br />
onderwijs volgt in de vrije tijd een opleiding in het DKO; in het secundair onderwijs is dat<br />
één op elf. Het DKO is goed gespreid: er zijn 101 academies voor podiumkunsten (toneel,<br />
muziek en dans) en 66 academies voor beeldende kunst. In 263 van de 308 Vlaamse en<br />
Brusselse gemeenten is er een DKO-instelling.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 5
1.2.1 Cultureel erfgoed<br />
Cultureel erfgoed: sporen uit het verleden in het heden die zichtbaar en tastbaar<br />
aanwezig zijn. Dat kunnen voorwerpen zijn in musea, archeologische vondsten,<br />
archieven, monumenten en landschappen. Maar ook de daaraan verbonden<br />
gebruiken, verhalen en gewoonten. Aldus wordt ook wel onderscheid gemaakt<br />
tussen het materieel en immaterieel cultureel erfgoed.<br />
1.2.2 Cultuur<br />
De ruimste betekenis is: alles wat door menselijk handelen is gemaakt, ofwel<br />
alles behalve de 'ongerepte' natuur. Een andere omschrijving is de leefstijl van<br />
een samenleving; de vorm, inhoud en geestelijke gerichtheid van menselijk<br />
handelen. Deze leefstijl is niet eenduidig, maar veeleer een dynamisch<br />
samenspel van subculturen. Hedendaagse cultuur komt tot uiting in<br />
uiteenlopende verschijnselen als watermanagement, reclame, Internet, kunst,<br />
zinloos geweld, enzovoorts. Aan de leefstijl van een groep of gemeenschap<br />
ontlenen mensen hun identiteit. Voor inzicht in de leefstijlen van het verleden<br />
kunnen we teruggrijpen op tradities, overleveringen en het materiële culturele<br />
erfgoed. Traditioneel wordt er onderscheid gemaakt in hogere cultuur (met de<br />
uitingsvormen gekoppeld aan kunst, godsdienst en wetenschap) en lagere cultuur.<br />
Kenmerkend voor de hedendaagse cultuur is echter dat die hiërarchie in betekenis<br />
afneemt.<br />
1.2.3 Cultuur volgens Unesco 2002<br />
In de ruimste betekenis kan cultuur worden gedefinieerd als een groep van<br />
specifieke materiële en immateriële, rationele en gevoelsmatige kenmerken, die<br />
een maatschappij of sociale groep karakteriseren. Naast kunst omvat cultuur ook<br />
leefstijlen, waarden en normen, tradities en opvattingen. Nog algemener gesteld is<br />
cultuur een set van waarden die de mens voorziet van bestaans- en<br />
handelingsredenen. In engere en meer klassieke betekenis kan cultuur worden<br />
beschouwd als een geheel dat naast kunst ook wetenschap, erfgoed, culturele<br />
industrie, massamedia en ict omvat, voorzover ze gebruikt worden voor culturele<br />
doeleinden.<br />
Zo gedefinieerd kan cultuur worden bezien als dat deel van menselijke activiteit dat<br />
tastbare representaties maakt van de waarden en normen, opvattingen, tradities<br />
en leefstijlen. Deze tastbare representaties maken de cultuur expliciet en<br />
overdraagbaar buiten de persoonlijke overdracht om.<br />
Globalisering stelt nieuwe uitdagingen aan culturele diversiteit. Vele<br />
belangrijke culturele producten vereisen de lijfelijke aanwezigheid van de<br />
kunstenaar (podiumkunsten, performances) of krijgen een bijzondere waarde door<br />
hun uniek karakter (kunstwerken). Vele producten uit de huidige culturele<br />
industrie echter vereisen weliswaar behoorlijke investering om te maken,<br />
maar zijn gemakkelijk te kopiëren en te verspreiden. Als de leefstijlen,<br />
waarden, opvattingen en tradities voornamelijk zouden zijn belichaamd in<br />
concerten, voorstellingen of kunstwerken, dan zou internationale uitwisseling<br />
waarschijnlijk geen probleem zijn voor culturele diversiteit. In de moderne wereld<br />
is het echter film, televisie, opnames, drukwerk en andere culturele goederen<br />
waarin de cultuur gerepresenteerd wordt: goederen met hoge productiekosten<br />
maar lage reproductie- en distributiekosten. Dit leidt tot dominantie en eenzijdige<br />
spreiding van massa(cultuur)producten uit rijke, industriële culturen en<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 6
tot verdrukking van culturen die niet beschikken over dat type producten<br />
en toch al een tere positie hebben. 2<br />
Cultuurbeleid zou dit proces deels moeten corrigeren. Een van de belangrijkste<br />
uitdagingen van cultuurbeleid in internationale context is te waarborgen dat<br />
individuen toegang hebben tot hun eigen cultuur; dit betreft zowel actieve als<br />
receptieve participanten (hobbyisten en bezoekers). Binnen elk land is de toegang<br />
tot cultuurproducten (al dan niet binnen- of buitenlands) al afhankelijk van<br />
bestaande ongelijkheden. Etnische afkomst, sekse, leeftijd, inkomen,<br />
opleidingsniveau en geografische locatie blijken belangrijke factoren in de toegang<br />
tot cultuur. De bovengenoemde onevenwichtige interculturele uitwisseling komt<br />
daar nu nog eens bovenop.<br />
Alles hangt af van wat een mens wil bereiken. In vele gevallen passen definities<br />
zich vlot aan. Als managers in bedrijven de productiviteit willen verhogen, en<br />
daarom een nieuwe mentaliteit willen installeren, gaat de definitie zo: “Een cultuur<br />
wordt in wezen bepaald door de aangeleerde, impliciete veronderstellingen<br />
waarop mensen hun dagelijks gedrag baseren. Dit resulteert in wat wordt<br />
beschouwd als, populair uitgedrukt: “de manier waarop wij hier nu eenmaal te<br />
werk gaan”. Een cultuur is de som van alle gemeenschappelijke en als<br />
vanzelfsprekende ervaren veronderstellingen die een groep in de loop van haar<br />
bestaan heeft geleerd. Mensen die in bedrijven iets willen veranderen zullen iets<br />
moeten doen aan die impliciete veronderstellingen. Ook in scholen is dat vaak het<br />
geval. 3<br />
1.3 CULTUUR EN MUZISCHE VORMING<br />
Bovenstaande definities zijn zonder twijfel interessant en duidelijk, maar omdat wij<br />
moeten focussen op muzische vorming in het basisonderwijs hebben we nog een<br />
andere omschrijving nodig:<br />
Definitie: Cultuur is een intersubjectief symbolensysteem dat de mens een<br />
oriëntatie biedt ten aanzien van de anderen, zichzelf, de dingen, en eventueel het<br />
bovenmenselijke 4 . Het is een symbolensysteem dat van generatie op generatie<br />
wordt overgeleverd en getransformeerd.<br />
• Intersubjectief: voor meerdere mensen in communicatie met elkaar<br />
• Symbolensysteem: het geheel van tekens, waarmee de mens zijn<br />
kennen, kunnen en zijn uitdrukt. Tekens kunnen zijn: een glimlach, een<br />
woord, een melodisch motief, een logo, … De symbolen zijn geen losse<br />
tekens maar zijn gevat een een systeem. Bijvoorbeeld: ‘Taal’ is een<br />
symbolensysteem. Woorden zijn symbolen; ze zijn gevat in een systeem<br />
dat geregeld wordt door spelling, zinsleer, …<br />
2<br />
Gelukkig waait er de laatste jaren juist dank zij het internet en vooral sites zoals Youtube<br />
terug een nieuwe wind. Iedereen kan zijn artistieke en andere bezigheden via dit soort<br />
platforms met wereld delen. Vandaag kan je dank zij dit medium kennis maken met vele<br />
diverse culturen en subculturen, te veel om op te noemen. Het is een feit dat net dank zij<br />
de nieuwe media de grote productiehuizen de smaak en cultuurconsumptie minder en<br />
minder gaan bepalen. Zo zie je maar hoe snel een definitie achterhaald kan zijn.<br />
3<br />
Edgar H. Schein: De ziel van de bedrijfscultuur als ziel van de onderneming, vertaald artikel uit<br />
Organized Culture and Leadership, New York 2004<br />
4<br />
E.Roossens, Sociale en culturele Antropologie, Acco Leuven, '84:32<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 7
Vergelijken we deze definitie met de omschrijving van het muzisch handelen in<br />
een inleidende tekst op de eindtermen muzische vorming:<br />
" Kinderen zoeken naar tekens, bepalen een code met stippen, vlekken,<br />
krabbels, schreeuwen, … en verduidelijken daarmee hun relatie met de<br />
werkelijkheid. Spontaan zullen zij voor bepaalde tekens een voorkeur laten<br />
blijken. De speelse uitdrukking met tekens vinden we terug in de beeld- , de<br />
klank-, de lichaams-, de woord-, de kunst- en de mediataal.<br />
Dit eigenzinnig concept duidt dus op communiceren met tekens, gebaren,<br />
bewegingen, kleuren, vormen, klanken en geluiden, door henzelf of anderen<br />
bedacht, om impressies te vertalen, te herkennen en te begrijpen.<br />
Muzisch zijn en handelen is een communicatie- en uitdrukkingsmiddel,<br />
dat samen met het denken van de kinderen evolueert" 5 .<br />
In beide teksten gaat het uitdrukkelijk over tekens waarmee mensen<br />
communiceren. Eigenlijk kunnen we zeggen dat cultuur een intersubjectief<br />
symbolensysteem is dat op zijn beurt bestaat uit diverse symbolensystemen.<br />
We noemen er enkele op: taal, beeldtaal, muziek, gebaren en mimiek, maar ook<br />
de rechtspraak, het wegennet, … Al die systemen hebben gemeenschappelijk dat<br />
ze bestaan uit bouwstenen en uit regels die deze bouwstenen met elkaar<br />
verbinden. Bijvoorbeeld: taal bestaat uit woorden. Het communiceren via taal<br />
verloopt eenduidig en genuanceerd dank zij een uitgebreide woordenschat en vele<br />
regels. Die regels zijn terug te vindenin de woordleer, de zinsleer, en<br />
taalbeschouwing. Taal is dus een symboolsysteem. Het hele autoverkeer kan je zin<br />
als een symboolsysteem: het bestaat uit auto’s, wegen, verkeersregels, …. Het is<br />
duidelijk dat taal en muziek heel andere symboolsystemen zijn dan het<br />
rechtswezen of het verkeer. Het verschil is dat de eerste twee expliciet<br />
intermenselijke communicatie als doel hebben. Muzische vorming is in principe<br />
niets anders dan de verschillende communicatiegerichte symbolensystemen uit een<br />
cultuur leren kennen, ermee leren omgaan. Niet toevallig komen deze<br />
symbolensystemen precies overeen met de verschillende domeinen in eindtermen<br />
en leerplannen: muziek, beeld, drama, beweging, media. Muzische vorming gaat<br />
niet alleen over het leren hanteren van de diverse talen, het leerdomein moet zich<br />
ook bezig houden met de culturele producten als muziekstukken, interieurs, kledij,<br />
…<br />
Muzische vorming is dan het leren deelnemen aan het maatschappelijke<br />
leven, het zoeken naar een eigen stijl,………het leren communiceren met<br />
tekens van allerlei aard….. kortom wegwijs geraken in een cultuur.<br />
Hieronder in het kader volgen enkele definities die in de toekomst belangrijker<br />
worden. Ze komen uit een eindrapport over kunst- en cultuureducatie van juli<br />
2008. Op de volgende pagina staan enkele bedenkingen over de noodzaak van een<br />
degelijke kunst- en cultuureducatie. Het zijn stukken uit de inleidende tekst van<br />
hetzelfde document. De volledige tekst staat op de website van de Canon<br />
Cultuurcel, zoekterm ‘gedeeld verbeeld’.<br />
5 MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, departement onderwijs : ontwikkelingsdoelen en eindtermen,<br />
decretale telkst enuitgangspunten. Brussel, 1995<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 8
WERKDEFINITIES (in het eindrapport ‘Gedeeld-Verbeeld’ over kunst- en<br />
cultuureducatie)<br />
Elke poging om cultuur en kunst te definiëren is het resultaat van een reflectie over cultuur en kunst<br />
in een bepaalde context. In wat volgt formuleert de Commissie de betekenis van een aantal termen<br />
binnen de context van haar opdracht: de uitwerking van een betere cultuur- en kunsteducatie in<br />
Vlaanderen. Eerst omschrijft de Commissie de begrippen ‘cultuur’, ‘kunst’, ‘erfgoed’ en ‘media’ om<br />
vervolgens op basis van die omschrijvingen de termen ‘cultuureducatie’, ‘kunsteducatie’,<br />
‘erfgoededucatie’ en ‘media-educatie’ te definiëren. [deze laatste begrippen zijn niet in deze tekst<br />
opgenomen]<br />
3.1. Cultuur<br />
Binnen haar opdracht beschouwt de Commissie cultuur als betekenisgeving. Mensen geven al<br />
denkend, handelend en communicerend betekenis aan de werkelijkheid . Meer concreet kunnen we<br />
cultuur omschrijven als een sociaal gedeeld betekenisfonds waaruit we putten wanneer we denken,<br />
handelen of communiceren. Met andere woorden: cultuur maakt interactie mogelijk tussen mensen<br />
onderling en tussen mensen en dingen (media). Cultuur omvat bijgevolg taal, muziek, beelden,<br />
gebaren, fysieke objecten (kleren, gebouwen, boeken, schilderijen), kennis, opvattingen, normen, …<br />
Op die manier maken kunst, erfgoed en media integraal deel uit van cultuur.<br />
3.2. Kunst<br />
In het verlengde van de werkdefinitie voor cultuur, beschouwen we kunst als een bewuste<br />
interpretatie en transformatie van het gedeelde betekenisfonds met een observeerbare realisatie als<br />
resultaat. Dit proces veronderstelt een zeker vakmanschap en expressiviteit, een vermogen om<br />
toeschouwers te raken en een interpretatie van een dagelijkse werkelijkheid. Dit proces kan culturele<br />
gewoontes bevestigen of verankeren, maar zal vaker culturele gewoontes doorbreken (en bijgevolg<br />
een element van culturele vernieuwing met zich meebrengen).<br />
3.3. Erfgoed<br />
Onder erfgoed verstaat de Commissie alle materiële en immateriële uitingen en sporen van<br />
menselijke handelingen uit het verleden en het heden, waaraan we als individu of als samenleving in<br />
het heden bewust of onbewust een waarde hechten en die we bewaren voor de toekomst.<br />
3.4. Media<br />
De term ‘media’ wijst op de middelen waarmee we materiële en immateriële uitingen en gegevens<br />
met ons individueel en collectief betekenisfonds verbinden. Media maakt de communicatie tussen<br />
mensen mogelijk.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 9
VOORWOORD<br />
‘zijn’<br />
Cultuur en kunst zijn dragers van ons algemeen maatschappelijk waarde- en normenpatroon, een<br />
patroon dat door nieuwe, moraalvormende instituten zoals media, marketing en geglobaliseerde<br />
verkoopsconcerns wordt aangestuurd. De schier onuitputtelijke toegang tot ongenormeerde informatie<br />
brengt nieuwe uitdagingen en gevaren met zich mee, alsook enorme kansen. Ook dat veronderstelt een<br />
inhoudelijk, technisch en ethisch referentiekader dat niet zelden bij de overeind gebleven oudere<br />
socialiserende instanties (ouders, leerkrachten,…) zelf ontbreekt.<br />
Cultuur en kunst zijn onlosmakelijk vervlochten met collectieve en individuele uitdrukkingsprocessen.<br />
Onze huidige schoolcultuur en -vorming is in hoofdzaak gericht op literaire geletterdheid en<br />
cognitieve vaardigheden. Andere vormen van intelligentie dan de rationeel-cognitieve komen weinig<br />
aan bod. Kinderen die een andere taal hanteren en zich beter uitdrukken in bijvoorbeeld dans, geluid,<br />
beeld, komen in dit systeem weinig aan bod. Deze andere maar essentiële uitdrukkingsvormen en<br />
andere soorten van intelligentie krijgen juist veel meer aandacht in een gedegen cultuur- en<br />
kunsteducatie. Daarom vormt cultuur- en kunsteducatie een essentieel onderdeel van de persoonlijke<br />
ontwikkeling van kinderen en jongeren, een ontwikkeling die zich uitstrekt over verschillende fasen in<br />
de onderwijsloopbaan.<br />
Er is een spanningsverschil tussen kunst en cultuur. Cultuur gaat op zoek naar productie en markt,<br />
terwijl kunst op zoek is naar essentie, idealisering en participatie. Bij kunst zijn doel en middel<br />
onlosmakelijk aan elkaar gebonden. Kunst is indringend, want [het is] essentiële communicatie die<br />
moet kunnen worden begrepen. Dat laatste is altijd het resultaat van een leerproces. Een taal (als<br />
medium) ‘leer’ je: geen enkel medium is in staat een voorrecht op te eisen in het perspectief van de<br />
universaliteit van het mens-zijn. Vele vormen van intelligentie veronderstellen ook veelvoudige<br />
observatie en communicatie. Uit houding en klank kan je vaak meer duiden dan wat een talige<br />
samenleving toelaat te communiceren, en omgekeerd. Educatie maakt van de consument een<br />
participant. Dit geldt zowel voor cultuur als kunst. Een cultuurparticipant leest de commercieel<br />
gedreven informatie (of manipulatie) op een andere manier dan de van zijn eigen zoektocht<br />
vervreemde – want anderen beslissen voor hem – consument. Omwille van hun democratiserend en<br />
dus ontvoogdend vermogen zijn cultuur- en kunsteducatie bijgevolg noodzakelijk.<br />
Onze voorstellen hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal gefundeerd zijn op het besef dat het<br />
welslagen van cultuur- en kunsteducatie essentieel is voor de ontwikkeling van onze uitgedaagde<br />
Europese beschaving.<br />
De uitdaging van onze westerse samenleving is om een gedemocratiseerd ‘welzijnsverhaal’ te<br />
schrijven dat – voorbij een materieel determinisme – ultiem immaterieel is, gezien haar bekommernis<br />
om ‘zijn’ in plaats van ‘hebben’. Dit is de essentie van ons engagement. 6<br />
Hans Waege<br />
Brussel, 2 juli 2008<br />
6 CANON CULTUURCEL, Gedeeld verbeeld, Eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, September<br />
2008, p 3-5.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 10
1.4 EVEN TERUG IN HET VERLEDEN:<br />
Leervakken als bewegingopvoeding, muzikale opvoeding, beeldopvoeding, …<br />
hebben doorheen de voorbije decennia niet steeds de dezelfde functie gehad.<br />
Doorheen de jaren werden ze gezien in een ander, breder kader:<br />
• 1950 in het kader van een introductie in de wereld van de kunst<br />
• 1960 in het kader van persoonlijkheidsontwikkeling : niet meer leren over muziek,<br />
kunst, … maar leren door muziek ….<br />
• 1970 in het kader van maatschappijvorming en sociale emancipatie<br />
• 1980 in het kader van kunstspreiding en kunstparticipatie. Jeugdprogrammatie<br />
• 1990 vanuit verschillende visies, maar toch …. Met een groot accent op<br />
persoonlijkheidsontwikkeling en (inter)cultureel bewustzijn.<br />
• 2000 integrale aanpak, leren omgaan met het enorme aanbod via de nieuwe media<br />
• 2010 samenwerking met andere werkvelden, de school openbreken<br />
De activiteiten waarover wij het hebben hebben in de loop der tijden allerlei namen<br />
gehad. Vroeger sprak men over ‘zang, tekenen en knutselen’, vanaf de jaren ‘70<br />
over de ‘expressievakken’, nu over ‘muzische vorming’. Om de 10 jaar zijn de<br />
maatschappelijke omstandigheden anders. Telkens worden de muzische<br />
bezigheden in het onderwijs dan in een ander kader geplaatst.<br />
Tijdens deze ontwikkeling is er altijd een spanning geweest (en die is er nog)<br />
tussen twee benaderingen : de subjectivistische benadering (nadruk op het<br />
uitdrukken van emoties) en de objectivistische (nadruk op ontwikkelen van<br />
vaardigheden en technieken).<br />
Twee getuigenissen<br />
Getuigenis man 77 jaar (schooltijd voor 1950)<br />
Het lager onderwijs werd in grote mate gedomineerd door het kerkelijke gebeuren.<br />
De catechismus was een boek, en bevatte 41 lessen. iedere leerling moest dit boek<br />
letterlijk uit het hoofd kunnen opzeggen. We moesten leder week een les opzeggen.<br />
Onze namen werden gerangschikt, de beste mocht don ook als eerste zijn communie<br />
doen. Dagelijks de mis bijwonen was een gewoonte waar niet van afgeweken werd.<br />
En toch zijn we niet allemaal pastoor of pater geworden. In de klas zongen we bijna<br />
nooit. Daarom zochten de leerlingen vaak naar buitenschoolse muzikale activiteiten.<br />
In iedere gemeente waren er drie of meer fanfares of harmonies, waar talentvolle<br />
liefhebbers zich konden opwerken. Wie zangtalent had, moest naar het kerkelijk<br />
zangkoor Bij gebrek aan toestellen en turnmateriaal moesten wij ons beperken tot<br />
wat loop- en springoefeningen. Als we wat extra beweging nodig hadden gingen we<br />
naar een bal. Jaarlijks gaf iedere verenging een bal. Zo gingen we ieder jaar dansen<br />
ten voordele van de brandweer, de boeren, muziek of turnmaatschappij. Dit<br />
danstreffen werd zeer verzorgd opgeluisterd door een bekwaam symfonisch orkest.<br />
Als jonge knapen waren we vooral getraind op gedichten van Guido Gezelle en<br />
Albrecht Rodenbach. Die gedichten moesten we toen voordragen met een goede<br />
stijve houding. Er was zeker en vast geen sprake van creativiteit.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 11
Getuigenis vrouw van 46 jaar (schooltijd na 1960)<br />
'Nog niet zo lang geleden kwam ik tot de betekenis van Muzische vorming. Zelfs als<br />
mijn kinderen in het lager onderwijs zaten kwam dit woord niet aan bod. Bij ons op<br />
school was het turnen. Dit betekende ons schooluniform in stilte aantrekken. De<br />
turnzakjes bleven een volledig trimester aan onze genummerde kapstok hangen. De<br />
les turnen begon met 3 toeren marcheren als opwarming, wat dan iets later 3 toeren<br />
lopen werd. De les werd ingedeeld in balsporten, grondoefeningen of toestelturnen.<br />
Dit werden een reeks opgelegde oefeningen die we in de juiste volgorde moesten<br />
maken. We kwamen om de beurt aan bod. De anderen moesten toekijken.<br />
Zwemmen stond om de 14 dagen op het lesrooster vanaf het 5 e leerjaar. (Ervoor<br />
had de gemeente geen zwembad) Meer dan de helft van de klas kon niet zwemmen<br />
en durfde don ook het water niet in tot hoger dan de heupen. Wat voorbereidende<br />
bewegingen werden gegeven om tot zwemmen te komen.(kikvors, open, toe) Deze<br />
die konden zwemmen mochten baantjes trekken. Deze leerlingen werden door de<br />
ouders naar de stad gevoerd voor zwemles en gingen op reis naar de zee. Dan<br />
hadden we ook nog versjes en liedjes. Er was een schriftje waar we de liedjes en<br />
versjes moesten in overschrijven van het bord. Daarna moesten we de versjes thuis<br />
uit het hoofd leren en 's anderendaags op de trede vooraan voordragen. We kregen<br />
door punten op articulatie en uitspraak. De liedjes waren de Vlaamse klassiekers<br />
zoals 'Loze Vissertje' en 'Wel Annemarieke'. De lerares speelde mee op de blokfluit.<br />
Voor het examen moesten we alle versjes en liedjes uit het hoofd kennen. In de klas<br />
moesten we dan een briefje trekken en deze brengen voor de klas. Grote stress!<br />
Gelukkig lag dit vak me wel. Daarnaast hadden we vanaf het 2 e leerjaar ook breien<br />
en haken in de meisjesschool. We hadden allen een breitas. Deze moest wekelijks<br />
mee naar school om enkele rijen verder te breien of haken. Tegen de week erop<br />
moesten we 10 cm verder zitten. We maakten betekenisloze poppenonderbroeken<br />
en een tochthond. De tekenles hadden we wekelijks de vrijdagnamiddag het laatste<br />
uurtje. We kregen elk een blad en tekenden telkens een andere figuur of voorwerp<br />
over: een boom in de herfst, een masker bij carnaval, .. We mochten het met<br />
kleurpotloden inkleuren. Dat alles voorpunten op het rapport.<br />
1.5 VOOR DE TOEKOMST: CULTUUR- EN KUNSTEDUCATIE IN HET ONDERWIJS:<br />
VERANDERINGEN EN UITDAGINGEN 7<br />
Terwijl in vele basisscholen de implementatie (dat is ‘hoe je in jouw klas en school<br />
de richtlijnen van leerplannen en eindtermen moet omzetten in concrete<br />
activiteiten’) van het vakgebied muzische vorming nog volop aan de gang is, heeft<br />
het Departement Ondewijs d.m.v. de publicatie Gedeeld/Verbeeld, eindrapport van<br />
de commissie onderwijs cultuur, de krachtlijnen uitgezet voor een nieuwe en<br />
aanvullende benadering van het leergebied. 8<br />
1.5.1 Doorlichting van cultuur- en kunsteducatie in Vlaanderen<br />
Tijdens het schooljaar 2006-2007 onderzocht Anne Bamford de kwaliteit van<br />
cultuur- en kunsteducatie in Vlaanderen. Zij deed dit in opdracht van de Vlaamse<br />
minister voor Onderwijs en Vorming. Dit waren haar vaststellingen:<br />
7 Deze paragraaf is een samenvatting van de tekst van Marc Van Mechelen, te vinden op<br />
http://www.locusnet.be/portaal/Locus/Publiekswerking/Kunst-%20en%20Cultuureducatie<br />
8 Gedeeld Verbeeld, eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, in opdracht van de<br />
minister van Onderwijs en Vorming, september 2008 (digitale versie van het rapport op<br />
www.canoncultuurcel.be)<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 12
• er bestaan in Vlaanderen schitterende cultuur- en kunsteducatieve<br />
praktijken, maar ze zijn niet algemeen. Het is weinig voorspelbaar met<br />
welke kunst- en cultuuruitingen een kind in zijn schoolloopbaan<br />
kennismaakt;<br />
• de onvoorspelbaarheid is niet zozeer een kwestie van toeval, eerder van<br />
ongelijke onderwijskansen. Dit geldt zeker voor het kleuter- en<br />
leerplichtonderwijs, maar ook voor het deeltijds kunstonderwijs (DKO) dat<br />
er slaagt niet in een divers publiek te bereiken;<br />
• scholen spelen veel solo. Er is weinig uitwisseling van goede praktijken;<br />
• cultuur- en kunsteducatie worden te weinig geëvalueerd. Er zijn te weinig<br />
instrumenten om de kwaliteit en de impact ervan vast te stellen;<br />
• de lerarenopleidingen besteden relatief veel aandacht aan kunsteducatie,<br />
maar de kwaliteit is beperkt.<br />
1.5.2 Kenmerken cultuur- en kunsteducatie in de basisschool<br />
• Directie en leerkrachten, met inspraak van ouders en leerlingen,<br />
ontwikkelen een visie op een doorlopende leerlijn.<br />
• Een school kan een zo omvattende leerlijn slechts realiseren als ze<br />
samenwerkt met culturele instellingen, o.a. de bibliotheek, het cultuur- of<br />
gemeenschapscentrum, een museum,.enz. 9<br />
• In het basisonderwijs komt cultuureducatie aan bod in verschillende<br />
leergebieden, b.v. literatuur in het taalonderwijs, dans in lichamelijke<br />
opvoeding, erfgoed in wereldoriëntatie. De ontwikkelingsdoelen en<br />
eindtermen muzische vorming lenen zich vrij goed tot een brede invulling<br />
met diverse invalshoeken en werkmethodes.<br />
• De commissie omschrijft een visie voor het basisonderwijs als volgt:<br />
“Een visie geldt voor een periode van zes jaar, vertrekt van een<br />
analyse van de huidige situatie met betrekking tot cultuur- en<br />
kunsteducatie op school en in de schoolomgeving. Verder moet deze<br />
visie een omschrijving omvatten van de manier waarop de school wil<br />
werken aan cultuur- en kunsteducatie en welke doelstellingen ze op<br />
korte en lange termijn beoogt, binnen de concrete schoolcontext. Dit<br />
betekent dat bij het uitschrijven van de visie zoveel mogelijk rekening<br />
wordt gehouden met de schoolomgeving (ligging, buurt, aanwezigheid<br />
ondersteunende organisaties, …), de leerlingenpopulatie, de globale<br />
pedagogische doelstellingen, het onderwijsniveau en de<br />
9 Lokale culturele instellingen investeren stevig in de kunst- en cultuureducatie op school, al<br />
tientallen jaren. Bibliotheken ontvangen de leerlingen tijdens klassikale ontleningen, geven<br />
bibliotheekintroducties, stellen thema- en wisselcollecties samen, organiseren workshops en<br />
ontmoetingen met schrijvers en illustratoren, enz. De cultuurcentra organiseren jaarlijks<br />
2800 schoolactiviteiten en tellen jaarlijks ruim 80.00 deelnames van kleuters, 230.000<br />
deelnames van leerlingen van het lager onderwijs en 177.000 van het secundair onderwijs.<br />
De stedelijke en gemeentelijke musea ontvangen schoolgroepen voor rondleidingen en<br />
andere educatieve activiteiten. Ook musea in kleine gemeenten leveren hier vaak<br />
voortreffelijk werk in het kader van wereldoriëntatie en erfgoededucatie.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 13
onderwijsvorm. De aandacht kan ook uitgaan naar de middelen die<br />
men meent nodig te hebben en de ondersteuning en/of bijscholing die<br />
noodzakelijk is/zijn.”<br />
• Een plan met een beperkt aantal acties die een proces op gang brengen,<br />
zal effectiever zijn dan een plan dat op papier “integraal” is maar nooit een<br />
werkinstrument zal worden.<br />
• Scholen zullen ondersteuning kunnen gebruiken, van de pedagogische<br />
begeleidingsdiensten en de inspectie, maar ook van de culturele<br />
instellingen. De culturele sector heeft reeds enige traditie met<br />
beleidsplanning<br />
1.5.3 Erfgoededucatie<br />
Hier is het de bedoeling bruggen te bouwen tussen het onderwijs en de<br />
erfgoedsector. Leerkrachten zijn soms meer met erfgoed bezig dan ze denken,<br />
maar herkennen zich niet in de taal van de erfgoedsector. Als een leerkracht b.v.<br />
foto’s toont van het dorpsplein in 1942 en een opa uitnodigt om te vertellen over<br />
het leven tijdens de Duitse bezetting, noemt hij dat geen erfgoededucatie maar WO<br />
(in de lagere school) of geschiedenis (secundaire school).<br />
De meeste erfgoedinstellingen stellen een educatief aanbod ter beschikking van de<br />
scholen, maar meer communicatie en samenwerking kunnen leiden tot grotere<br />
doelmatigheid.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 14
2 ONTWIKKELINGSDOELEN EN EINDTERMEN<br />
Het volledige leerstofpakket dat in de basisschool wordt behandeld is ingedeeld in<br />
diverse 'vakken'. Dat is enerzijds een goede zaak : het geeft overzicht, vakken<br />
laten zich gemakkelijk in een weekagenda vatten, in dit vak streef je deze doelen<br />
na, in dat vak andere. Deze indeling heeft ook iets onnatuurlijk: de wereld of de<br />
realiteit dient zich immers niet in vakjes aan, maar als een geheel. Daarom is men<br />
vakken gaan groeperen. De W.O.-vakken gaven het voorbeeld. Niet de vakjes op<br />
zich zijn van belang, maar vooral de manier waarop men met de werkelijkheid<br />
omgaat.<br />
Zoals men de W.O.-vakken in een adem noemde, deed men dat ook met de<br />
zogenaamde 'expressievakken'. Plastische opvoeding, muzikale en lichamelijke<br />
opvoeding waren de vakken gaat waarin kinderen zich leren uitdrukken of zich<br />
kunnen uitleven. Ze stonden apart in het weekrooster, dit in tegenstelling met<br />
W.O., waar het geheel - de methode, de manier van werken - belangrijker is dan<br />
de delen.<br />
Sedert 15 jaar worden de expressievakken van vroeger ondergebracht in een<br />
nieuw leergebied: Muzische vorming. Niet alleen het zich leren uitdrukken, zich<br />
kunnen uitleven staat centraal maar ook het waarnemen, het beschouwen, het<br />
communiceren met tekens.<br />
Net zoals voor de andere leergebieden in de basisschool bestaan er voor muzische<br />
vorming ontwikkelingsdoelen en eindtermen 10 . Eindtermen zijn de<br />
minimumeisen waaraan kinderen moeten voldoen op het einde van de lagere<br />
school. Ontwikkelingsdoelen zijn de minimumeisen voor de kleuterschool. Hier<br />
enkel de grote structuur van de ontwikkelingsdoelen/eindtermen gegeven plus<br />
daarbij uitvoeriger de verwachtingen voor muziek en attitudes.<br />
1. Muzische vorming - beeld<br />
2. Muzische vorming - muziek<br />
de kleuters kunnen (ontwikkelingsdoelen):<br />
2.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen, in beluisterde muziek<br />
ervaren en herkennen.<br />
2.2 ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren,herkennen en<br />
nabootsen.<br />
2.3 signalen, functie en sfeer van beluisterde muziek of liedjes ervaren en<br />
herkennen, en alleen of in groep reproduceren.<br />
2.4 een toenemende stembeheersing ontwikkelen.<br />
2.5 met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en<br />
improviseren ontwikkelen met klank, stem, of instrument.<br />
de leerlingen kunnen (eindtermen) :<br />
10 http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/index.htm<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 15
2.1 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de<br />
geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek<br />
- de klankeigenschap<br />
- de functie/gebruikssituatie<br />
2.2 improviseren en experimenteren<br />
klankbronnen en instrumenten uittesten op hun klankwaarde en in<br />
muzikaal samenspel daarvan gebruik maken.<br />
2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden,<br />
andere landen en culturen.<br />
2.4 genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor<br />
nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen.<br />
2.5 spelen met liederen en muziekfragmenten.<br />
2.6 vanuit een eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en het<br />
musiceren<br />
2.7 ervaren dat iedereen in staat is te “componeren” in de primaire<br />
betekenis van het woord.<br />
3. Muzische vorming - drama<br />
4. Muzische vorming - beweging<br />
5. Muzische vorming - media<br />
6. Muzische vorming - attitudes<br />
de kleuters kunnen (ontwikkelingsdoelen):<br />
6.1 openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving<br />
6.1 ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun<br />
expressiemogelijkheden te ontdekken.<br />
6.3 vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen<br />
expressiestijl tonen.<br />
6.4 respect betonen voor de uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot<br />
de eigen en andere culturen.<br />
6.5 genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de<br />
zelfexpressie in kunstwerken.<br />
de leerlingen kunnen (eindtermen):<br />
6.1 blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.<br />
6.2 zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren.<br />
6.3 genieten van het muzisch handelen, waardoor hun<br />
expressiemogelijkheden verruimen.<br />
6.4 vertrouwen op hun expressiemogelijheden en durven hun creatieve<br />
uitingen tonen.<br />
6.5 respect betonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot<br />
eigen en andere culturen.<br />
De ontwikkelingsdoelen/eindtermen ademen een zekere geest uit. Er zijn zelden<br />
termen als correct, gepast, juist, ………… zijn in terug te vinden. Nee, het gaat<br />
eerder over genieten, ervaren, praten, respect, vertrouwen, zonder vooroordelen,<br />
andere culturen, zelfexpressie, openstaan, improviseren en experimenteren,<br />
spelen. Deze terminologie moet toch vertrouwen en richting geven, als we straks<br />
activiteiten gaan bedenken.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 16
De ontwikkelingsdoelen/eindtermen zijn enerzijds bindend voor ieder die met<br />
onderwijs bezig is, anderzijds zijn ze algemeen en vaag. Het is zijn bij ons niet de<br />
overheden, maar wel de overkoepelende instellingen van de onderwijsnetten<br />
(katholieke scholen, gemeentescholen, gemeenschapsscholen) die de eindtermen<br />
concreter maken en in leerplannen omzetten. Drie belangrijke overkoepelende<br />
instellingen zijn in Vlaanderen het OVSG (het Onderwijssecretariaat Van de Steden<br />
en de Gemeenten) en het VVKBaO (Vlaams Verbond van het Katholiek<br />
Basisonderwijs) en de leerplancommissie voor het gemeenschapsonderwijs.<br />
3 LEERPLANNEN<br />
In deel 3.1 worden de leerplannen muzische vorming en muzikale opvoeding van<br />
het VVKBaO uitgebreid behandeld. Dit gebeurt zo op de eerste plaats omdat de<br />
leerplannen goed zijn en ook omdat we nu eenmaal zelf tot dit onderwijsnet<br />
behoren. In 3.2 en 3.3 worden de leerplannen van het OVSG en het<br />
gemeenschapsonderwijs korter behandeld. Wie meer info wil, kan terecht op de cdrom<br />
van 1LLO.<br />
3.1 VVKBaO<br />
3.1.1 Overzicht van de deelleerplannen<br />
Het volledige leerplan van muzische vorming van het VVKBaO bestaat uit 7 delen :<br />
1. algemeen deel<br />
2. beeldopvoeding<br />
3. muzikale opvoeding<br />
4. bewegingsexpressie<br />
5. dramatisch spel<br />
6. muzisch taalgebruik<br />
7. media<br />
Zoals je ziet komt de structuur ongeveer min of meer overeen met de indeling van<br />
de eindtermen. Deel zes van dit leerplan bestaat niet in de eindtermen.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 17
3.1.2 Het algemene deel<br />
Het algemene deel komt overeen met de attituden van de eindtermen. Een mooie<br />
omschrijving van wat muzische vorming eigenlijk is vinden we pag 11 11 :<br />
Deze omschrijving wordt uitgelegd :<br />
Muzische vorming<br />
Vanuit een<br />
MUZISCHE GRONDHOUDING<br />
en met<br />
MUZISCHE EXPRESSIEVORMEN<br />
DE BELEEFDE WERELD<br />
(de dingen,ik, anderen, waarden)<br />
BESCHOUWEN EN CREËREN (gestalte geven)<br />
en op die manier<br />
de muzische grondhouding rijker maken<br />
MUZISCHE GRONDHOUDING: wie de wereld en het leven met een muzische<br />
grondhouding tegemoet treedt,<br />
- benadert de wereld op een onbevangen en speelse manier.<br />
- zet zijn hele persoon in, niet eenzijdig zijn denken, maar ook zijn willen en<br />
voelen.<br />
- gebruikt intensief al zijn zintuigen.<br />
- tracht ervaringen en emoties op een originele manier te uiten.<br />
- waardeert het creatieve in de expressie van de anderen.<br />
- deelt ervaringen, emoties en waardering met anderen.<br />
MUZISCHE EXPRESSIEVORMEN : WOORD, MUZIEK, BEELD, LICHAAMSBEWEGING, DANS, DRAMA<br />
BESCHOUWEN : Wie muzisch bezig is laat iets op zich inwerken. Dat kan een<br />
ervaring zijn in de natuur, iets dat tussen mensen gebeurt, een<br />
kunstzinnige uiting of kunstwerk. Al beschouwend ontdekt de<br />
mens er allerlei expressieve elementen in en tracht te "verstaan"<br />
wat iemand anders gecreëerd heeft. Hij probeert de expressieve<br />
uiting ook te waarderen, door er kritisch tegenover te staan,<br />
door erin op te gaan en ervan te genieten.<br />
De beschouwer legt daarbij een sterke activiteit aan de slag. Zo<br />
gebruikt hij zijn zintuigen heel intensief. Hij neemt een open<br />
houding aan en zet zich af van wat hem te toegang tot de<br />
expressie belemmert. Hij let ook op bepaalde vormelementen die<br />
11 VVKBaO. : leerplan muzische opvoeding : algemeen deel, Brussel, 1995<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 18
iets "zeggen" over de inhoud van de boodschap. Hij associëert<br />
wat hij in de expressie ontdekt, met de eigen belevingswereld<br />
(eigen ideeën, emoties, fantasieën ……). En ten slotte wil hij ook<br />
met anderen communiceren over wat hem treft.<br />
CREËREN De muzische mens is niet alleen receptief of reflecterend met de<br />
dingen bezig. Hij is er vooral ool op gericht om zelf gestalte te<br />
geven aan wat hem beroert. Alleen of samen met anderen geeft<br />
hij in een muzische taal uiting aan zijn indrukken, gedachten,<br />
gevoelens, aan de dingen in het leven waaraan hij waarde hecht.<br />
Ook bij die productieve kant van het muzisch proces dient nogal<br />
wat in beweging gebracht. Zo moet je je bij het creëren scherp<br />
bewust worden van wat je "te zeggen" hebt. En je moet naar de<br />
beste taal zoeken om je boodschap concrete vorm te geven.<br />
Als je een bepaalde expressievorm hanteert, moet je op zoek<br />
gaan naar materialen, technieken en middelen om de<br />
zeggingskracht van beelden, klanken en bewegingen te<br />
vergroten. Om m.a.w. een combinatie van vorm en inhoud te<br />
ontdekken die op een oorspronkelijke manier weergeeft wat je<br />
wilt uitdrukken.<br />
COMMUNICEREN Het hele muzisch proces kun je vergelijken met een<br />
communicatieproces. Daarbij creëer je boodschappen via een<br />
bepaald medium, in een bepaalde code of met tekens. En wat je<br />
op die manier uitdrukt, wordt door anderen (of jezelf<br />
waargenomen of gedecodeerd. Door je als partner te verplaatsen<br />
in het expressieve 'product' kom je in contact met de<br />
belevingswereld vaneen ander. Je ontmoet de ander in 'zijn<br />
verhaal'. Of je ontmoet jezelf, als je aan de expressie je eigen<br />
wereld en levensverhaal gaat koppelen.<br />
3.1.3 Het leerplan muzikale opvoeding<br />
Het minste wat je van het leerplan muzische vorming kan zeggen is dat het een<br />
lijvig document is. Alle deelleerplannen muzische vorming samen beslaan ongeveer<br />
500 bladzijden! Men kan zich afvragen wie al deze leerplannen zal lezen. Toch zijn<br />
er vele waardevolle ideeën en raadgevingen in te vinden zijn ze het raadplegen<br />
zeker waard.<br />
Ook het leerplan muzikale opvoeding is heel uitgebreid maar interessant. De<br />
opbouw van het leerplan en vooral de indeling van de leerplandoelen volgens<br />
muzikaal gedrag getuigen van een veelzijdige en muzische visie op het vak.<br />
In het kader van deze opleiding is de aanschaf van dit leerplan niet verplicht. Het<br />
raadplegen via het Internet is niet mogelijk. Om toch een globaal idee te hebben<br />
van het leerplan volgt hier de inhoudstafel.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 19
3.1.3.1 De inhoudsopgave<br />
1 Toelichtingen bij het deelleerplan<br />
1.1 Wat houdt het in ?<br />
1.2 Wat zijn de kerndoelen van dit leerplan ?<br />
1.3 Hoe zijn de leerplandoelen geordend ?<br />
2 Het handelende kind<br />
2.1 Uitgaan van de auditieve ervaringswereld van het kind<br />
2.2 Vaardigheden ontwikkelen<br />
2.3 De omgang met klank en muziek vanuit:<br />
2.3.1 Klankeigenschappen en muzikale aspecten<br />
2.3.2 Vorm en vormstructuur<br />
2.3.3 Een specifiek communicatieproces<br />
2.3.4 Een extramuzikaal communicatieproces<br />
2.3.5 Cultureel bepaalde kenmerken<br />
3 Muzikale omgangsvormen<br />
3.1 Hoe gaat het kind met klank en muziek om ?<br />
3.2 Klank en muziek actief beleven (muzikaal gedrag)<br />
3.2.1 Muziek maken<br />
3.2.2 Muziek beluisteren<br />
3.2.3 Muziek noteren<br />
3.2.4 Op muziek bewegen<br />
3.2.5 Muziek ontwerpen<br />
3.2.6 Over muziek praten<br />
4 Het domein muzikale opvoeding<br />
4.1 De muzikale mogelijkheden van elk kind ontwikkelen<br />
4.1.1 De geluidsomgeving exploreren<br />
4.1.2 De eigen gevoelens verkennen<br />
4.1.3 De oriëntatie op de auditieve wereld<br />
4.2 Een continu leerproces<br />
4.3 Muzikale opvoeding in de kleuterschool<br />
4.4 Muzikale opvoeding in de lagere school<br />
4.5 Extra aandachtspunten<br />
4.5.1 De muzikale omgeving van de kinderen<br />
4.5.2 Een muzische grondhouding<br />
4.5.3 Een proces van creëren, recreëren en beschouwen<br />
4.5.4 De ontwikkelen van het religieuze beleven<br />
5 Doelstellingen<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 20
5.1 Het kind musiceert met klank en muziek<br />
5.2 Het kind luistert naar klank en muziek<br />
5.3 Het kind leest en noteert voorstellingen van klank en<br />
muziek<br />
5.4 Het kind ontwerpt klank en muziek<br />
5.5 Het kind beweegt op klank en muziek<br />
5.6 Het kind denkt na over klank en muziek<br />
5.7 Het kind verwerft via de omgang met klank en muziek<br />
enkele houdingen<br />
6 Muzikale opvoeding didactisch organiseren<br />
6.1 Didactische tips bij musiceren<br />
6.2 Didactische tips bij luisteren<br />
6.3 Didactische tips bij lezen en noteren<br />
6.4 Didactische tips bij ontwerpen<br />
6.5 Didactische tips bij bewegen<br />
6.6 Didactische tips bij verwoorden<br />
6.7 Didactische tips bij aanvullende attitudes<br />
6.8 Algemene methodologische wenken<br />
6.8.1 Wenken bij musiceren<br />
6.8.2 Wenken bij luisteren<br />
6.8.3 Wenken bij lezen en noteren<br />
6.8.4 Wenken bij ontwerpen<br />
6.8.5 Wenken bij bewegen<br />
6.8.6 Wenken bij verwoorden<br />
7 Muzikale opvoeding : hoe werk je eraan ?<br />
7.1 Een geïntegreerde aanpak<br />
7.2 Een systematische aanpak<br />
7.3 Taakverdeling in de school<br />
7.4 Middelen<br />
8 Muzikale opvoeding : wat en hoe evalueren ?<br />
8.1 Wat evalueren ?<br />
8.2 Hoe evalueren ?<br />
9 Verklarende woordenlijst<br />
10 Bibliografie<br />
11 Concordantielijst<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 21
3.1.3.2 De leerplandoelen<br />
Legende:<br />
Voor welke klas<br />
geschikt ?<br />
A : wil zeggen voor alle klassen; "k"<br />
wil zeggen kleuterklas; "3" is bv 3 e lj,<br />
….<br />
a<br />
1.1 ademhaling<br />
lichaamshouding<br />
Deeldoel<br />
Leerplandoel<br />
me, artikulatie) en expressiviteit. <br />
sing, resonantie, artikulatie),<br />
een zuivere toon (toonoverna-<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 22<br />
1<br />
Musiceren en experimenteren<br />
met de stem, met aandacht<br />
voor een goed stemgebruik<br />
(ademhaling, stemplaat-<br />
Muzikaal<br />
gedrag<br />
Muziek maken
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
3-6<br />
3-6<br />
a<br />
a<br />
3-6<br />
k-2<br />
k-3<br />
1-6<br />
4-6<br />
k-2<br />
3-6<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
1-6<br />
1-6<br />
1.1 ademhaling<br />
lichaamshouding<br />
1.2 stemplaatsing<br />
resonantie<br />
1.3 stemgebruik<br />
stemexpressie<br />
1.4 gevarieerd<br />
liedrepertoire<br />
2.1 klankmogelijkheden<br />
onderzoeken<br />
2.2 ritmes en melodiën<br />
uitvoeren<br />
2.3 juiste<br />
speeltechniek<br />
3.1 grafische notatie<br />
verklanken<br />
3.2 muzieknotatie<br />
gebruiken<br />
3.3 grafische notatie<br />
muzieknotatie<br />
4.1 ook andere<br />
expressie<br />
gebruiken<br />
4.2 rolverdelingen<br />
toepassen<br />
4.3 Audio-<br />
opname<br />
5.1 Kenmerken<br />
geluidsomgeving<br />
5.2klankeigenschappen<br />
tegenstellingen<br />
5.3 Functie/betekenis<br />
geluidsomgeving<br />
5.4 filmmuziek<br />
reclamemuziek<br />
6.1 met beelden<br />
en klanksymbolen<br />
6.2 met grafische- en<br />
muzieknotatie<br />
7.1 melodie<br />
ritme<br />
7.2 samenklank<br />
7.3 klankkleur<br />
7.4 tempo<br />
dynamiek<br />
7.5 herhaling<br />
contrast<br />
variatie<br />
7.6 vorm<br />
1<br />
Musiceren en<br />
experimenteren met de<br />
stem, met aandacht voor<br />
een goed stemgebruik<br />
(ademhaling,<br />
stemplaatsing, resonantie,<br />
articulatie), een zuivere<br />
toon (toonovername,<br />
articulatie) en<br />
expressiviteit.<br />
2<br />
Musiceren met<br />
voorwerpen en<br />
instrumenten<br />
(lichaamsinstrumen<br />
ten, zelfgemaakte<br />
en bestaande<br />
instrumenten), met<br />
aandacht voor<br />
klankproductie en<br />
speeltechniek.<br />
3<br />
Visuele<br />
voorstellingen van<br />
klank en muziek<br />
met de stem,<br />
voorwerpen of<br />
instrumenten<br />
verklanken.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 23<br />
4<br />
Diverse vormen<br />
van muzikale<br />
communicatie<br />
actief verwerken.<br />
5<br />
Geluiden, klanken en<br />
klankeigenschappen<br />
herkennen, vergelijken en<br />
ordenen volgens diverse<br />
criteria.<br />
6<br />
Bij het<br />
luisteren<br />
naar<br />
klanken en<br />
muziek<br />
verschillend<br />
e notatievor<br />
men actief<br />
verwerken.<br />
7<br />
Het luisteren naar muziek<br />
verfijnen<br />
door aandacht te schenken<br />
aan de<br />
muzikale aspecten.<br />
Muziek maken<br />
Muziek beluisteren
a<br />
3-6<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
a<br />
8.1 beelden<br />
symbolen<br />
8.2 grafische partituur<br />
ontwerpen<br />
9.1 vanuit een buiten-<br />
muzikaal gegeven<br />
9.2 vanuit een<br />
muzikaal gegeven<br />
10.1 klankverschillen<br />
bewegen<br />
10.2 andere kenmerken<br />
bewegen<br />
10.3 sferen<br />
bewegen<br />
10.4 samen op<br />
muziek bewegen<br />
11.1 ervaringen<br />
meedelen<br />
11.2 eigen<br />
mening<br />
11.3 met de<br />
juiste termen<br />
12.1 durven<br />
uiten<br />
12.2 verwondering<br />
aandacht<br />
12.3 openstaan<br />
anderen<br />
12.4 verbondenheid<br />
groepsgevoel<br />
13.1 nauwkeurig<br />
zijn<br />
13.2 actief<br />
samenspelen<br />
14.1 nieuwsgierig<br />
kritisch<br />
14.2 open staan<br />
andere culturen<br />
8<br />
Beelden en<br />
symbolen<br />
van<br />
waargenome<br />
n auditieve<br />
prikkels<br />
lezen of<br />
schriftelijk<br />
verwerken.<br />
9<br />
Een<br />
klankstuk of<br />
een<br />
muziekstuk<br />
ontwerpen.<br />
10<br />
Klank en muziek via<br />
beweging ervaren.<br />
11<br />
Ervaringen<br />
bij het<br />
omgaan met klank<br />
en muziek<br />
verwoorden.<br />
12<br />
Genoegen beleven<br />
aan<br />
de omgang met<br />
klank<br />
en<br />
muziek.<br />
13<br />
Eenvoudige<br />
regels en<br />
afspraken<br />
naleven bij<br />
de<br />
productie of<br />
reproductie<br />
van<br />
muziek.<br />
14<br />
Een<br />
kritische<br />
houding<br />
aannemen<br />
tegenover<br />
de<br />
auditieve<br />
omgeving.<br />
Lezen<br />
noteren<br />
Ontwerpen<br />
Dit overzicht van leerplandoelen zal je tijdens de opleiding veel gebruiken. Telkens je een<br />
muzikale activiteit voorziet, moet je proberen de gegeven oefeningen in te<br />
kaderen in dit schema. Dit kan eenvoudig door bij de deeldoelen een kruisje te zetten als<br />
die in je les nagestreefd worden. Het is de bedoeling dat je voor al je lessen hetzelfde<br />
schema gebruikt. Zo heb je na een tijd een overzicht van de behandelde doelen, en weet je<br />
meteen of je veelzijdig aan de slag bent of niet.<br />
Op de Cd-rom is dit schema in een apart document te vinden.<br />
Bewegen<br />
Praten<br />
Attitudes<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 24
3.2 OVSG<br />
3.2.1 Bedenkingen<br />
Als je les geeft in een gemeente- of stadsschool moet je in principe de<br />
leerplannen van het OVSG gebruiken. OVSG is een afkorting voor<br />
“Onderwijssecretariaat van de Steden en de Gemeenten van de Vlaamse<br />
Gemeenschap, vzw”. Het leerplan muzische vorming is net zoals dat van het<br />
VVKBaO geënt op de eindtermen. Het volgt exact dezelfde indeling als deze<br />
eindtermen. Ook hier is er een algemeen deel dat ‘richtsnoer’ heet. Het<br />
bevat enkele interessante bedenkingen over het verschil tussen proces- en<br />
productgericht werken. Een van de deelleerplannen is dat van muzikale<br />
opvoeding. De leerplandoelen van zijn gestructureerd volgens een aantal<br />
‘leerlijnen’. Deze worden uitgelegd in 6 hoofdstukken. Algemeen is dit<br />
leerplan in vergelijking met het vorige minder veelzijdig en open opgesteld.<br />
Bijgevolg is het minder efficiënt als begeleidingsinstrument voor de lesgever.<br />
Inhoudsopgave<br />
Visietekst Muzikale Vorming<br />
1<br />
3<br />
Overzicht inhouden, structuur en opbouw 4<br />
Ontwikkelingsdoelen en eindtermen muziek 6<br />
Leerlijn : Muziekbeluisteren 7<br />
Leerlijn : Stemvorming 13<br />
Leerlijn : Liederen zingen 19<br />
Leerlijn : Liederen begeleiden 25<br />
Leerlijn : Spelen met instrumenten 31<br />
Leerlijn : Muziek vastleggen 35<br />
Verklarende woordenlijst 39<br />
Media 45<br />
Bibliografie 46<br />
Op de volgende bladzijde staat een overzicht van de leerplandoelen. Ze<br />
worden summier weergegeven. Wie meer duiding wil, kan terecht op de cdrom.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 25
3.2.2 Leerplandoelen OVSG<br />
4.3 Muziek in het dagelijkse leven<br />
4.2 Vroeger en nu<br />
2 Melodische begeleiding<br />
2.1 Instrumentale begeleiding<br />
2.2 Vocale begeleiding<br />
4.1 Hier en elders<br />
1.1 Ritmische spelletjes<br />
1.2 Ritme in het lied<br />
4 Muziek leren plaatsen in een<br />
maatschappelijk kader<br />
1 Ritmische begeleiding<br />
LIEDEREN BEGELEIDEN<br />
3 Inzicht brengen in de vorm en<br />
klanktaal van de muziek<br />
3.1 De vorm van de muziek<br />
3.2 De klanktaal van de muziek<br />
1 Inzingen<br />
2 Luisterfase (melodie leren kennen)<br />
3 Zingfase<br />
4 Oefenfase<br />
5 Verwerkingsfase<br />
4 Muziek maken<br />
1 Experimenteren<br />
2 Geluiden gebruiken<br />
3 Ritmische motieven<br />
1.2 Houdingsoefeningen<br />
2 Omgaan met vastgelegde<br />
muziek<br />
2 Ademhaling verbeteren<br />
2.1 Omgaan met klankbronnen<br />
2 Het auditief onderscheidings-<br />
2.2 Omgaan met klankeigenschappen<br />
vermogen vergroten<br />
3 Stembeheersing verbeteren<br />
2.3 Omgaan met klankverloop<br />
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en<br />
(Resonans)<br />
erop reageren<br />
2.2 Klankkleuren onderscheiden 4 Articulatie Klankkleuren verbeteren onderscheiden (timbre)<br />
2.3 Klanken vergelijken naar sterkte, duur<br />
en hoogte<br />
2.4 In muziek sfeer en intensiteit<br />
LIEDEREN ZINGEN<br />
SPELEN MET INSTRUMENTEN<br />
ontdekken<br />
1 De luisterhouding verbeteren<br />
1.1 Passief luisteren<br />
1.2 Actief gericht luisteren<br />
1.3 Actief luisteren<br />
1.1 Ontspanningsoefeningen<br />
1 Houding verbeteren /<br />
Ontspanningsoefeningen<br />
1 Zelf muziek vastleggen<br />
1.1 De klankbron vastleggen<br />
1.2 De klankeigenschappen vastleggen<br />
1.3 Klankverloop vastleggen<br />
MUZIEK BELUISTEREN<br />
STEMVORMING<br />
MUZIEK VASTLEGGEN<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 26
3.3 HET GEMEENSCHAPSONDERWIJS<br />
3.3.1 Bedenkingen<br />
Als je les geeft in een gemeenschapsschool moet je in principe de leerplannen van<br />
dit onderwijsnet gebruiken. Het leerplan muzische vorming is volgt exact dezelfde<br />
indeling als deze eindtermen. Ook hier is er een inleidend deel. De leerplandoelen<br />
zijn gerangschikt volgens graad. Die van de derde graad zijn letterlijk de<br />
eindtermen. Per vormingsdomein probeert men doorheen de studiejaren een<br />
leerlijn te schetsen. 12<br />
12 Zie cd-rom voor meer info.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 27
3.3.2 Leerplandoelen gemeenschapsonderwijs<br />
3 e graad 2 e graad 1 e graad 3 e graad 2 e graad 1 e graad<br />
2.4 genieten van zingen en<br />
musiceren en dit gebruiken als<br />
impuls voor nieuwe muzikale<br />
spelideeën of andere aanverwante<br />
expressiewijzen<br />
2.5 vanuit het eigen muzikaal<br />
aanvoelen praten over het zingen en<br />
musiceren.<br />
2.4 een moeilijker repertoire van<br />
liederen, ritmische teksten en<br />
ritmische speelstukken uitvoeren<br />
2.5 praten over de uitvoering, de sfeer,<br />
het karakter en de eventuele inhoud<br />
van het lied of muziekfragment<br />
2.4 een eenvoudig repertoire van<br />
liederen, ritmische teksten en<br />
ritmische speelstukken uitvoeren<br />
2.5 praten over hun muzikale<br />
ervaringen<br />
ZINGEN EN MUSICEREN<br />
PRATEN OVER MUZIEK<br />
2.1 muziek beluisteren en ervaren,<br />
muzikale impressies opdoen uit de<br />
geluidsomgeving met aandacht voor<br />
enkele kenmerken van de muziek:<br />
de klankeigenschap en de functie of<br />
gebruikssituatie<br />
2.2 improviseren en experimenteren,<br />
klankbronnen en muziekinstrumenten<br />
uittesten op hun klankwaarde en in<br />
muzikaal (samen)spel daarvan gebruik<br />
maken<br />
2.3 openstaan voor hedendaagse<br />
muziek, muziek uit andere tijden,<br />
andere landen en culturen.<br />
2.1 ervaren van, herkennen van,<br />
reageren op en benoemen van een<br />
aantal muzikale tegenstellingen<br />
2.2 moeilijkere vormen van<br />
improvisatie ervaren en realiseren<br />
2.3 hedendaagse muziek en muziek<br />
uit andere landen en culturen<br />
appreciëren<br />
2.1 actief luisteren naar geluiden en<br />
muziek<br />
2.2 op eenvoudige wijze improviseren<br />
en experimenteren<br />
2.3 kinderliederen uit de eigen<br />
cultuur en uit andere culturen<br />
appreciëren.<br />
LUISTEREN<br />
IMPROVISEREN /<br />
EXPERIMENTEREN<br />
OPENSTAAN VOOR ALLE MUZIEK<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 28
Deel 2: Klank – Vorm - Betekenis<br />
1 HET DIDACTISCH MODEL<br />
1.1 INLEIDING<br />
Na het lezen en begrijpen van enkele omschrijvingen van begrippen als cultuur,<br />
kunst, media, kippenvel, muziek, … en na het bestuderen van eindtermen en<br />
leerplannen is het belangrijk al die gegevens tot een geheel te brengen. Dit geheel<br />
moet zo veel mogelijk van de richtlijnen bevatten. Het didactisch model op de<br />
volgende bladzijde probeert dat te doen. Het vertrekt in grote lijnen van de<br />
leerplandoelen van het VVKBaO. Deze zijn op hun beurt geïnspireerd door een<br />
aantal Nederlandse publicaties uit de jaren ’80, ’90 en ’00. 13<br />
1.2 DRIE CONCENTRISCHE CIRKELS<br />
Op de volgende pagina staat de voorstelling van het didactisch model. Het bestaat<br />
uit drie concentrische cirkels:<br />
In de binnenste kring staan de drie kernbegrippen voor muzikale opvoeding:<br />
Klank – Vorm – Betekenis. De idee om een theoretisch model aan de hand van<br />
deze begrippen te ontwikkelen komt uit een aantal Nederlandse publicaties. 14 Het<br />
spel tussen deze begrippen geeft dynamiek en zin aan alle muzikale activiteiten.<br />
Bovendien lenen de begrippen zich uitstekend tot een verbreding naar Muzische<br />
Vorming. 15<br />
In de middelste kring staan de diverse vormen van muzikaal gedrag<br />
genoteerd: wat je allemaal met muziek kan doen (Maken, beluisteren, lezen en<br />
noteren, ontwerpen, praten over)<br />
In de buitenste cirkel staan de attitudes die bij het vak horen.<br />
De middelste en de buitenste kring zijn terug te vinden in de leerplandoelen van<br />
het VVKBaO. (pagina 22 en 23)<br />
13<br />
Het gaat om: Rinze van der Lei: Muziek Meester, Meulenhoff, 95; Trix Gijsel, Nico Smit:<br />
Moet je doen, De Boeck, 1998; Trix Gijsel, Nico Smit, Jill Stolk, Muziek voor de basisschool,<br />
Meulenhoff, 1986. Er is ook een nieuwe uitgeva van Moet je doen van 2007<br />
14<br />
Het gaat om : Rinze van der Lei, Muziek Meester, De Boeck 2005 en ook : Trix Gysel en<br />
Nico Smit, Muziek voor de Basisschool, Meulenhof<br />
15<br />
Dit wordt in het tweede jaar van de opleiding behandeld.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 29
1.3 HET DIDACTISCH MODEL ZELF<br />
BETEKENIS: utilitaire functie,<br />
herkenbaarheid van de<br />
geluidsomgeving, mensen en dieren<br />
en andere dingen, stemmingen,<br />
muziek voor blije gebeurtenissen ,<br />
sferen (nachtmuziek), jingles , in de<br />
kerk, op straat, muzak, op<br />
concerten<br />
Het kan de betekenis zijn die de<br />
kunstenaar heeft bedoeld of de<br />
betekenis die je er zelf aan geeft<br />
Onder ‘klank’ verstaan we al het muzikaal<br />
STARTMATERIAAL bij de aanvang van een van een<br />
activiteit: geluiden en luisterfragmenten op CD, liedjes,<br />
klanken, klankenreeksen, een luisterspel, instrumenten<br />
en hun mogelijkheden, muzikale tradities en<br />
gewoonten, spreekteksten, desnoods een hele opera!<br />
Muziek heeft allerlei eigenschappen. Als het om een<br />
voudige zaken gaat, bvb bij jongere kinderen, spreken<br />
we van KLANKEIGENSCHAPPEN (hard en zacht, lang<br />
en kort, hoog en laag, klankkleur en geluidsomgeving.<br />
Later gebruiken we begrippen als: melodie, ritme,<br />
orkestratie, samenklank en dynamiek en de daaraan<br />
verbonden symbolen. Dit zijn MUZIKALE ASPECTEN.<br />
Met VORM bedoelen we op de eerste plaats<br />
VORMGEVING.<br />
De ‘werkwoorden’ van de vormgever zijn: verlengen,<br />
verstillen, wachten, toevoegen, wegnemen,<br />
veranderen, …. Je zet dus klankeigenschappen en<br />
muzikale aspecten in om, vertrekkend van je<br />
starmateriaal, een bepaalde boodschap duidelijk te<br />
maken. VORMGEVEN IS IN FUNCTIE VAN<br />
BETEKENISSEN.<br />
Het gaat dan over tijdsbeleving, herhaling, variatie,<br />
contrast, orkestratie, covers, muziekgenres, stijlen,<br />
verschillende uitvoeringen van hetzelfde muziekstuk,<br />
buitenmuzikale vormgeving, opbouw, intro's, eindes,<br />
tussenspelen.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 30
1.4 DE VERHOUDING TUSSEN KLANK-VORM-BETEKENIS<br />
Stel: je wil in de klas het lied ‘Heks Karoetsie’ zingen en er allerlei leuke dingen<br />
mee doen. Dit lied en een aantal instrumenten is je startmateriaal. Het lied zelf<br />
heeft bepaalde klank- en teksteigenschappen: het gaat over een heks,<br />
toverspreuken, de melodie gaat op en af … Als je dit lied aan de kinderen wil leren<br />
zit je enerzijds met een bepaalde liedmethodiek die je moet uitvoeren. Anderzijds<br />
kan het niet voldoende zijn het liedje vlot aan te leren en daarmee uit. Je moet iets<br />
met dat lied doen, je moet het bvb zo griezelig en spannend mogelijk maken. Om<br />
dit te realiseren kan je de stokjes gebruiken, de wind en het ruisen van de bladeren<br />
nabootsen, lachen als een heks,…. Je moet dit lied dus samen met de kinderen<br />
vorm-geven. De vraag die je je moet stellen is: Hoe ga ik met de kinderen dit lied<br />
(startmateriaal=KLANK) VORM-geven dat het zo griezelig (=BETEKENIS) mogelijk<br />
wordt.<br />
De kernvraag die zich bij elke muzikale activiteit opnieuw stelt is:<br />
“WAT IS DE VERHOUDING TUSSEN KLANK, VORM EN BETEKENIS ?”<br />
Afhankelijk van de het muzikaal gedrag (maken, beluisteren, lezen en noteren….)<br />
dat de kinderen moeten stellen wordt deze vraag anders geformuleerd:<br />
Bij ‘Muziek Maken’ gaat het als volgt: Hoe gaan met het startmateriaal om,<br />
zodanig dat het die of die betekenis krijgt? Welke klankeigenschappen gaan we in<br />
de verf zetten, gebruiken,….<br />
Concreet wil dat bvb zeggen:<br />
- Wat gaan we luid doen en wat stil?<br />
- Welk instrument gaan we daarvoor gebruiken?<br />
- Hoeveel keer gaan we dit doen?<br />
- Hoe gaan we dit variëren?<br />
- Gaan we herhalen of doen we iets contrasterend?<br />
- Zullen we na deze zin even pauzeren om er wat geluidjes tussen te produceren?<br />
- Hoe laten we horen dat de kippen boos zijn?<br />
- Hoe kunnen we het liedje nog vrolijker maken ?<br />
- …………<br />
Bij ‘Muziek Beluisteren’ kan je het zo formuleren: Hoe zorgt de muziek (lees: de<br />
vormgeving via de klankeigenschappen) ervoor dat ik die betekenis geef aan die<br />
muziek. Belangrijk is niet wat muziek betekent, maar hoe muziek betekent. Muziek<br />
is immers communiceren via klanken.<br />
Concreet wil dat bvb zeggen:<br />
- Waarom kan precies deze muziek goed bij begrafenissen en die andere niet?<br />
(bvb omdat het traag gaat, met lange, brede noten, ook met blazers en lage<br />
strijkers, omdat het erg gelijkmatig is opgebouwd, zonder grote verschillen en<br />
contrasten, …)<br />
- Hoe zorgt de muziek ervoor dat ik met vrolijk voel, dat ik spontaan ga<br />
meezingen, …<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 31
- Hoe komt het dat ik vind dat bruine kleuren bij deze muziek passen ? Hoe zorgt<br />
de muziek daarvoor?<br />
Voor de andere vormen van muzikaal gedrag volgen enkele uitspraken en<br />
voorbeelden:<br />
- Hoe noteer ik dat iets griezelig moet klinken? (noteren)<br />
- Deze tekening, dit symbool, hoe kunnen we die verklanken? (lezen)<br />
- Hoe kunnen we van dit droevig lied een vrolijk lied maken? (ontwerpen)<br />
- Hoe maken we een Jazz-versie van “ploem de pluimstaart”? (ontwerpen)<br />
- Hoe tonen we in onze bewegingen dat deze muziek heel plechtig is? (bewegen)<br />
- Welk typetje kunnen we nadoen op die muziek,…. (bewegen)<br />
- Wat is je lievelingsmuziek en waarom? (praten)<br />
Besluit : Meteen zitten bij de kern van wat muzikale opvoeding en ook muzische<br />
vorming, zelfs van wat kunst is:<br />
VORMGEVING IN FUNCTIE VAN BETEKENISSEN<br />
Die vormgeving verloopt bij muziek aan de hand van klankeigenschappen. Je geeft<br />
het muzikaal materiaal vorm om een bepaalde betekenis te bekomen. Tijdens het<br />
CREËREN (muziek maken, lezen en noteren, ontwerpen) moet je vormgeven in<br />
functie van betekenissen. Bij het BESCHOUWEN (beluisteren, bewegen, praten)<br />
moet je de vormgeving gaan zoeken achter bepaalde betekenissen. Dat zoeken<br />
doe je door te dansen, te tekenen en er nadien over te praten. 16<br />
1.5 MUZIKAAL GEDRAG EN ATTITUDEN<br />
Hoe is nu de relatie tussen de drie cirkels? Door het stellen van een bepaald<br />
muzikaal gedrag en vooral als het op een correcte manier verloopt ben je als<br />
leerling automatisch met de drie-eenheid Klank-Vorm-Betekenis bezig. Het is aan<br />
de leerkracht om daar bewust mee bezig te zijn en de kinderen te sturen. Als<br />
vanzelf werk je dan ook aan de attituden van de kinderen.<br />
1.6 HET DIDACTISCH MODEL EN DE ANDERE MUZISCHE VAKKEN<br />
Wat is de waarde van dit model als we het hebben over de andere muzische<br />
vakken? Kunnen we het aanpassen, zodat het ook voor bewegingsexpressie, beeld,<br />
drama,…. van toepassing kan zijn? We denken van wel, mits enkele aanpassingen.<br />
Voor het vak ‘Beeld’ bvb zouden we vormen van beeldend gedrag kunnen<br />
bedenken. Deze vormen zouden in grote lijnen neerkomen op beschouwen en<br />
creëren. In de plaats van klankeigenschappen hebben we het dan over<br />
‘beeldaspecten’. De rest zal niet al te veel veranderen. Dezelfde oefening kunnen<br />
we doen voor drama of bewegingsexpressie.<br />
Hoeveel we ook van het ene muzisch deeldomein naar het andere springen, er is<br />
altijd één constante: vormgeving in functie van betekenis. Dat is wat we de<br />
kinderen leren en daarvan moeten we bewust zijn als we lesactiviteiten bedenken.<br />
16 Meer hierover in de <strong>cursus</strong>sen van het tweede jaar<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 32
2 KLANKEIGENSCHAPPEN : LEERINHOUDEN, LEERLIJNEN EN MUZIKAAL<br />
GEDRAG<br />
Met klankeigenschappen bedoelen we de eigenschappen van één klank. Een klank<br />
kan hard of zacht zijn, kort of lang, of hoog of laag. Een klank heeft ook een<br />
bepaalde klankkleur : schel, dof, helder, ruw, omfloerst, ……. Deze noemt men ook<br />
klankparameters. Aan de hand van deze klankeigenschappen of parameters kan je<br />
klanken beschrijven, vergelijken, rangschikken. De ene klank is bv hard, hoog, kort<br />
en schel. De andere is misschien laag, lang, zacht en dof. Waarschijnlijk is het mooi<br />
om een lange lage zachte klank te combineren met enkele harde korte hoge en<br />
schelle stoten.<br />
In de pagina’s die volgen komt er voor elke eigenschap een opsomming van<br />
leerinhouden en een aantal symbolen en suggesties. Er werd voor geopteerd de<br />
tekst voor dit gedeelte beperkt te houden en aan de hand van een aantal<br />
tekeningen de lezer tot actie aan te zetten. 17 Plezier ermee!<br />
17 Het grootste deel van deze tekeningen komen uit: De Echoput, dl 1&2, Muziek Voor de Basisschool,<br />
dl 1-8, en Moet je Doen, dl 1-8.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 33
2.1 HARD EN ZACHT<br />
2.1.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Jongere kleuters<br />
Muzikale basisbegrippen : de naakte contrasten hard en zacht<br />
OUDERE KLEUTERS EN 1 E GRAAD<br />
Niet alleen de zuivere contrasten maar ook de overgangen :<br />
harder en zachter<br />
Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. luid en stil<br />
2 E EN 3 E GRAAD<br />
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. dynamiek<br />
Grafische symbolen i.v.m. dynamiek<br />
(Dynamiek = het spel van luid en stil in de muziek)<br />
Het effect ten gevolge van dynamiek in muziek<br />
2.1.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
Hier komt het erop aan allerlei luide en stille klankprikkels te laten vertalen in<br />
groot/klein-tegenstellingen.<br />
Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />
Tips:<br />
• Nooit hard en zacht met hoog en laag laten associëren. Hoog en laag<br />
reserveren we uitsluitend voor hoog en laag in de muziek !<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Luid en stil interpreteren van losse klanken, ritmische motieven, liedzinnen,<br />
lieddelen,.... alsook de overgangen van luid naar stil en omgekeerd.<br />
Allerlei luid-stil-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken, stampen,<br />
bewegen, dansen, ....en deze kunnen associeren met buitenmuzikale paralellen.<br />
Bv. Ver - dicht ; groot - klein ; kwaad - lief ; stad - dorp.<br />
Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />
Zelf dynamische muziek maken !<br />
Reflecteren: praten over<br />
De functie van harde en zachte geluiden kunnen bespreken. Kleuters spreken i.f.v.<br />
hard en zacht wel eens van "schrikmuziek" en "rustmuziek". Volgens velen is de<br />
tegenstelling hard/zacht de meest elementaire van alle. Want superstille muziek is<br />
geen muziek, is in feite stilte. De tegenstelling muziek/geen muziek hoort hier<br />
thuis.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 34
2.1.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 35
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 36
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 37
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 38
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 39
2.2 LANG EN KORT<br />
2.2.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Jongere kleuters<br />
Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten lang en kort<br />
Oudere kleuters en 1 e graad<br />
Niet alleen de zuivere contrasten maar ook de overgangen :<br />
langer en korter<br />
Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. lang en kort<br />
2E EN 3E GRAAD<br />
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonduur<br />
Grafische symbolen i.v.m. lang en kort<br />
Het effect ten gevolge van lang en kort in muziek<br />
2.2.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
Hier komt het erop aan allerlei lange en korte klankprikkels te laten vertalen in<br />
lang/kort-tegenstellingen.<br />
Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />
Belangrijk is dat de kinderen bij deze oefeningen zelf geen geluid maken : zij zijn<br />
aan het luisteren !<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Luid en stil interpreteren van losse klanken, ritmische motieven, liedzinnen,<br />
lieddelen,.... alsook de overgangen van luid naar stil en omgekeerd.<br />
Allerlei lang/kort-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken,<br />
stampen, bewegen, dansen, ....en deze kunnen associëren met buitenmuzikale<br />
paralellen. Bv. wijds - bekrompen(nagalm) ; saai - boeiend ; lang - kort ;<br />
autoweg - kronkelstraatje.<br />
Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />
Reflecteren: praten over<br />
De functie van lange en korte geluiden kunnen bespreken. Vb lang is rustig. Kort is<br />
zenuwachtig. Klanken verlengen drukt verlangen uit. Lange klanken stellen je<br />
geduld op de proef, ……….<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 40
2.2.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 41
2.3 HOOG EN LAAG<br />
2.3.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Jongere kleuters<br />
Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten hoog en laag<br />
Oudere kleuters en 1 e graad<br />
Hoger lager wordt even mee gewacht. Het wordt voorafgegaan door<br />
naar omhoog en naar omlaag met de lift of met de trap.<br />
Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. hoog en laag<br />
2 e en 3 e graad<br />
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonhoogte<br />
Grafische symbolen i.v.m. hoog en laag<br />
Het effect ten gevolge van hoog en laag in muziek<br />
2.3.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
Hier komt het erop aan allerlei hoge en lage klankprikkels te laten vertalen in<br />
hoog/laag-tegenstellingen. Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />
Bij deze klankparameter is er nog een extra tussenstap: na eerst hoog en laag<br />
leren onderscheiden, komt de richting van melodietjes of klankenreeksen aan bod.<br />
Gaat het omhoog of omlaag?<br />
Daarna pas worden klanken met elkaar vergeleken: is deze hoger/lager dan de<br />
andere, ….. Die weergave van de hoog/laag, naar omhoog/omlaag (glijdend of<br />
trapsgewijs), hoger/lager kan op heel veel grafische manieren omgezet worden.<br />
Zie voorbeelden op volgende pagina.<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Allerlei hoog/laag-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken, , ....en<br />
deze kunnen associëren met buitenmuzikale paralellen. Bv. kind - volwassene (dit<br />
is een gevaarlijke); berg-dal ; kelder-dak; opgewonden - rustig. Glijbanen, liften,<br />
ladders, trappen, gebouwen, kasten, steden, zijn uitstekende beelden om van te<br />
vertrekken.<br />
Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />
Reflecteren: praten over<br />
De functie van hoog en laag in muziek kunnen bespreken. Zowel in bestaande<br />
muziek als in zelfgemaakt of zelf uitgevoerd(bv gezongen, gespeeld) werk. Vb hoog<br />
is duidelijk, dikwijls valt in vocale muziek de hoogste noot samen met het<br />
belangrijkste woord, het hoogtepunt is de plaats waar alles naar evolueerde. Laag<br />
is meestal dreigender, maar ook warmer, organischer. Dezelfde melodie door een<br />
viool of een contrabas gespeeld, klinkt toch heel anders. Ook stijgen en dalen en de<br />
manier waarop heeft een betekenis.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 42
2.3.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 43
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 44
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 45
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 46
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 47
2.4 KLANKKLEUR<br />
2.4.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Jongere kleuters<br />
stemmen van mensen herkennen<br />
geluiden associëren met elementen uit eigen leefwereld<br />
Oudere kleuters en 1 e graad<br />
Geluiden associëren met dieren, elementen uit fantasiewereld,<br />
eigen leefwereld<br />
Klanken van instrumenten<br />
2 e en 3 e graad<br />
allerlei geluiden herkennen<br />
speelwijzen op instrumenten en de functie ervan in de muziek<br />
Klankkleuren-vocabularium uitbreiden<br />
Klankvervormers, mengpanelen, samples<br />
Grafische symbolen<br />
Het effect van klankkleur in muziek<br />
2.4.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
In deze paragraaf zijn we enkel nog maar bezig over de kleur, het karakter van<br />
losse klanken. Die kan je moeilijk vertalen in logisch te ordenen symbolen. Bij de<br />
andere klankeigenschappen kan dat wel. Bv; hoe luider de klank, des te dikker de<br />
stip of hoe groter de beweging. Verschillen tussen klankkleuren zijn dus geen<br />
lineaire verschillen. Het zijn er eerder emotionele. Klanken kunnen warm, koud,<br />
stekelig, rauw, ……. zijn. de symbolen zullen hetzelfde onderscheid moeten<br />
kunnen suggereren.<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Muziek maken met één klank is onmogelijk. In deze context wordt er meestal met<br />
meerdere klanken iets samengesteld wordt. Dat kan een klankdecor, de uitbeelding<br />
van een beroep, een beweging, een gebeurtenis,……. Vaak is een verhaal het<br />
bindmiddel<br />
Reflecteren: praten over<br />
Kunnen verwoorden dat er vele soorten klanken en geluiden zijn. Dat sommige<br />
klanken warm en wollig zijn en je daarom aan warme en wollige dingen doen<br />
denken. Spreken over klankkleuren is dikwijls spreken over de associaties die je bij<br />
muziek maakt. Soms is het moeilijk om tijdens het gesprek nog uit te maken of die<br />
associaties n.a.v. kleuren of eerder van melodiën gemaakt zijn. Als het gesprek<br />
goed verloopt maakt dat eigenlijk niet zoveel meer uit.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 48
2.4.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 49
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 50
2.5 GELUIDSOMGEVING EN RICHTING VAN DE GELUIDSBRON<br />
2.5.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Jongere kleuters<br />
De klanken van voorwerpen uit eigen omgeving herkennen<br />
De plaats waar een geluid vandaan komt luisterend achterhalen<br />
Oudere kleuters en 1 e graad<br />
De klanken van allerlei voorwerpen herkennen en vergelijken<br />
De plaats waar een geluid vandaan komt luisterend achterhalen<br />
2.5.2 Muzikaal gedrag<br />
Luisteren, noteren, praten<br />
Hier gaat het om allerlei kleine oefeningetjes en spelletjes die dienen om kinderen<br />
en kleuters in te leiden in een thema en om ze in een goede luisterhouding te<br />
brengen. Wat ze bij deze oefeningen horen en ervaren kan nadien besproken<br />
worden.<br />
2.5.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 51
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 52
3 MUZIKALE ASPECTEN : LEERINHOUDEN, LEERLIJNEN EN MUZIKAAL<br />
GEDRAG<br />
Met muzikale aspecten worden de zogenaamde ‘bouwstenen’ de muziek bedoeld.<br />
Als men in gewone omgangstaal over muziek spreekt is het meestal in die termen:<br />
tempo, maat, ritme, melodie, harmonie, samenklank,… Ze zijn te vergelijken met<br />
de beeldaspecten. Voor deze muzikale aspecten worden de leerlijnen doorheen de<br />
basisschool niet volledig weergegeven, omdat de voorziene inhouden voor de 2 e en<br />
de 3 e graad in de handleidingen, onzes inziens niet echt relevant zijn. Wie meer wil<br />
weten raadpleegt beter het leerplan muziek van het VVKBaO. (hoofdstuk 6)<br />
3.1 MAAT – TEMPO - RITME<br />
3.1.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
Oudere kleuters en 1 e graad<br />
Onderscheid 2-delige en 3-delige maat.<br />
Loopmuziek draai- en zwaaimuziek<br />
Begrip tempo: snelle en trage muziek<br />
Prentritmeren<br />
2 e graad<br />
Woordritmeren<br />
Grafische en traditionele symbolen<br />
Noten- en rustwaarden<br />
3 e graad<br />
Zie 2 e graad<br />
Het effect van maat, tempo en ritme in de muziek<br />
3.1.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
leerplan VVKBaO:<br />
7.1 eenvoudige ritmes herkennen in een lied, een muzikaal thema, een stuk<br />
muziek<br />
het ritme van een lied herkennen in een klapoefening eenvoudige ritmische<br />
verschillen herkennen<br />
(staat er niet in maar toch ook wel interessant : ritmes kunnen beschrijven<br />
met de gepaste woorden : hortend, vloeiend, vierkant, swingend,….. )<br />
7.4 Meestappen en de stap versnellen of vertragen volgens het tempo<br />
De snelste of traagste versie van een motief kunnen aanduiden<br />
10.2 Maat en metrum in bewegingen omzetten : stappen, lopen, …. en om het<br />
even wat<br />
10.3 Muzikale aspecten in bewegingen omzetten<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Kunnen versnellen en vertragen van het tempo .<br />
De maat juist interpreteren : Tijden, hoofdtijden, deeltijden juist kunnen tikken,<br />
klappen, stampen, bewegen, tekenen .............<br />
De rusten in een ritmische zin opvullen.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 53
Ritmische cellen juist interpreteren.<br />
Woordritmes uitvoeren, teksten ritmisch zeggen, dansen, ......<br />
Het ritme-schriftsymbool en alle mogelijke afgeleiden daarvan juist uitvoeren.<br />
leerplan VVKBaO:<br />
2.2 het ritme van een naam klappen (eerst zeggen, dan klappen)<br />
het ritme van een liedtekst tikken (eerst zingen, daarna tikken)<br />
een eenvoudige begeleiding bij een lied of klankstuk instrumentaal uitvoeren<br />
bv : - een ritmisch motief, een ritmisch ostinato een eenvoudig voor- ,<br />
tussen- of naspel uitvoeren<br />
bv : - een ritme op de lichaamsinstrumenten of slaginstrumenten<br />
- een stukje ritmisch gesproken tekst<br />
Reflecteren: praten over<br />
Bij het beluisteren of na het musiceren de functie van allerlei ritmische aspecten<br />
bespreken.<br />
3.1.3 Symbolen/suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 54
REGELMATIGE RITMES<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 55
ONREGEMATIGE RITMES<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 56
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 57
3.2 MELODIE<br />
3.2.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
JONGERE KLEUTERS<br />
zie hoog en laag<br />
OUDERE KLEUTERS EN 1E GRAAD<br />
zie hoog en laag<br />
2E GRAAD<br />
idem<br />
3E GRAAD<br />
idem<br />
3.2.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
Melodiën en melodische kenmerken omzetten in beelden, bewegingen en andere<br />
uitdrukkingsvormen<br />
leerplan<br />
6.2 de notatie van eenvoudige melodische motieven herkennen : melodiekaarten<br />
in de juiste volgorde rangschikken<br />
7.1 Eenvoudige melodieën herkennen : in een lied een bepaald een bepaald<br />
melodische motief herkennen door de hand op te steken ; een stijgende en<br />
een dalende melodie herkennen; van twee motiefjes zeggen of ze identiek<br />
zijn of niet.<br />
10.2 verschillen in muzikale aspecten in bewegingen omzetten : melodie<br />
Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />
Eenvoudige melodische cellen juist interpreteren.<br />
Het toonhoogte-schriftsymbool en alle mogelijke grafische afgeleiden daarvan<br />
“correct” uitvoeren.<br />
leerplan<br />
2.1 een melodisch motief, een melodisch ostinato als begeleiding gebruiken<br />
een melodisch motief, een melodisch ostinato als voor-, tussen- of naspel<br />
gebruiken<br />
3.2 melodiekaarten - melodische patronen gebruiken<br />
Reflecteren: praten over<br />
Allerlei melodische kenmerken en de functie ervan bij het beluisteren van muziek<br />
of na het uitvoeren ervan bespreken.<br />
(symbolen : zie hoog en laag)<br />
3.2.3 Melodie : symbolen en suggesties<br />
zie 2.4 hoog en laag<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 58
3.3 SAMENKLANK - MEERSTEMMIGHEID 18<br />
3.3.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />
OUDERE KLEUTERS EN 1 E GRAAD<br />
beperkt zich eenvoudige vormen van samenklank (klappen + zingen,<br />
etc…)<br />
2 E GRAAD<br />
Eénstemmigheid tegenover meerstemmigheid beluisteren<br />
3 E GRAAD<br />
Nagenoeg alle inhouden zijn voor de hoogste klassen bestemd :<br />
- akkoorden clusters<br />
- solo, duo, trio, …… leren over allerlei ensembles<br />
- canon<br />
- vormen van samenspel uitvoeren<br />
3.3.2 Muzikaal gedrag<br />
Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />
Leerplan (VVKBaO)<br />
De effecten samenklank, meerstemmigheid, bezettingen (trio, ….) uitdrukken in<br />
beeld en beweging, omzetten in notatie.<br />
7.3 Het onderscheid eenstemmigheid>
3.3.3 Symbolen en suggesties<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 60
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 61
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 62
4 VORM<br />
Zoals reeds hoger gesteld bedoelen wij met ‘VORM’ op de eerste plaats<br />
VORMGEVING. Het begrip vormgeving komt ook aan bod in deel 3 van deze <strong>cursus</strong><br />
<strong>didactiek</strong> en ook in de lessen van 2 BaLO.<br />
In de volgende handleidingen worden diverse aspecten van betekenis apart<br />
behandeld:<br />
Muziek voor de basisschool 5<br />
herhaling<br />
Muziek voor de basisschool 6<br />
contrast<br />
Muziek voor de basisschool 7<br />
variatie<br />
Muziek voor de basisschool 8<br />
herhaling van de principes : herhaling, contrast, variatie a.d.h.v. foto's, een gedicht<br />
en luisterfragmenten.<br />
5 BETEKENIS<br />
Wat we onder betekenis van muziek verstaan werd duidelijk gemaakt in het begin<br />
van dit deel. Het begrip betekenis komt ook aan bod in deel 3 van deze <strong>cursus</strong><br />
<strong>didactiek</strong> en ook in de lessen van 2 BaLO<br />
In de volgende handleidingen worden diverse aspecten van betekenis apart<br />
behandeld:<br />
Muziek voor de basisschool 5 : Mensen en dieren<br />
Muziek voor de basisschool 6 : stemmingen<br />
Muziek voor de basisschool 7 : sfeer<br />
Muziek voor de basisschool 8 : functie/muziek in je omgeving<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 63
Deel 3: Muzikale vormingsdomeinen<br />
‘Muzikale vormingsdomeimen’ is een verzamelnaam. Hij verwijst naar een aantal<br />
domeinen waarbinnen muzikale vorming mogelijk is.<br />
De domeinen zijn:<br />
- Luisteren<br />
- Stemvorming<br />
- Zanglessen<br />
- Andere werkvormen<br />
1 LUISTEREN<br />
1.1 WAT IS LUISTEREN?<br />
Luisteren is meer dan toevallig iets horen. Het is een actieve vorm van<br />
waarnemen. Net zoals er een verschil is tussen zien en kijken, is dat er ook<br />
tussen horen en luisteren. In onze taal is dat duidelijk : "als je goed kijkt, kan je’ t<br />
zien; als je goed luistert kan je' t horen…". Ook in andere talen bestaat dit<br />
onderscheid: ‘to hear’ en ‘to listen’ , ‘entendre’ en ‘écouter’. Om goed te kunnen<br />
luisteren zijn er voorwaarden.<br />
Een goede luisterhouding veronderstelt:<br />
- inwendig en uitwendig stil zijn<br />
- aandacht hebben<br />
- gericht zijn naar een bepaald geluid. Om te kunnen luisteren naar een<br />
geluid of klank moet men op voorhand min of meer weten hoe het zal<br />
klinken. Als ik je vraag naar die koekoek te luisteren moet je ongeveer het<br />
geroep van de koekoek kennen. Dan kan je je aandacht naar dat soort<br />
geluid richten. Je krijgt het moeilijk als ik je vraag naar die gwalli te<br />
luisteren en me te zeggen hoeveel keer je hem in een minuut hoort.<br />
Enkele voorbeelden: Iemand telefoneert naar een medestudent. In de<br />
huiskamer staat de radio aan en nog twee andere<br />
mensen voeren een gesprek. De telefoneerder hoort<br />
dus allerlei geluiden maar luistert enkel naar het<br />
verhaal van zijn medestudent. Enkel daarvoor heeft hij<br />
aandacht, want het is heel boeiend.<br />
In een bos hoor je geluiden van verschillende vogels.<br />
Je wil enkel weten of er merels in het bos wonen. Nog<br />
gauw luister je even naar de zang van een<br />
mannetjesmerel op mp3. Nu kan je je aandacht<br />
richten op het merelgeluid.<br />
DUS LUISTEREN IS IETS WILLEN HOREN<br />
Kinderen nemen dagelijks een grote hoeveelheid geluiden en klanken in zich op.<br />
Zoals hierboven gesteld, is een van de voorwaarden om goed te kunnen luisteren<br />
de gerichtheid op een bepaald geluid. Je moet dus vooraf min of meer weten hoe<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 64
het komende geluid zal klinken. Om dit te kunnen moet je over een<br />
referentiesysteem beschikken, waarbinnen je geluiden kan thuisbrengen. Zonder<br />
dit systeem zou je geheugen 'klonteren' en zou je allerlei typische geluiden snel<br />
vergeten. Dit referentiekader heeft als parameters de vier hoger genoemde<br />
klankeigenschappen. Wanneer dit referentiesysteem bewust aanwezig is spreken<br />
we van klankbewustzijn.<br />
KINDEREN LEREN LUISTEREN IS DAN : HET BELUISTEREN VAN<br />
BEPAALDE GELUIDEN, KLANKEN OF MUZIEK AAN EEN DERGELIJKE<br />
OPDRACHT KOPPELEN, DAT DE VOORWAARDEN OM TE KUNNEN<br />
LUISTEREN (STILTE-AANDACHT-GERICHTHEID) VERVULD ZIJN.<br />
!!! Nog even een term waar geen misverstanden mogen over bestaan :<br />
Ritmiek : kinderen LEREN LUISTEREN door kinderen bewegend te laten<br />
reageren op klank en muziek. In de oefeningen die volgen worden voorbeelden<br />
gegeven.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 65
1.2 OEFENINGEN<br />
1.2.1 Hard en zacht<br />
- Verlopen in dezelfde zin. Hier komt het erop aan de kinderen allerlei<br />
klankprikkels te laten vertalen in groot-klein-tegenstellingen. Dit kan al<br />
bewegend al tekenend of schrijvend gebeuren. Belangrijk is dat de kinderen<br />
zelf geen geluid maken : zij zijn aan het luisteren !<br />
- Een gong aanslaan, kinderen sluiten de ogen zolang ze de klank horen of<br />
tellen het aantal slagen.<br />
- Het ritme van een gekend liedje onhoorbaar tikken met twee vingers of op<br />
elkaars rug tikken<br />
- Spelen met de tegenstelling muziek-geen muziek (ritmiekoefening).<br />
1.2.2 Lang en kort<br />
- Lkr speelt achtereenvolgens op verschillende instrumenten en de kinderen<br />
maken vrije of opgelegde bewegingen zo lang ze het instrument horen<br />
klinken.<br />
- De kinderen staan opgesteld in een kring. Elk kind heeft een ander<br />
instrument. Daarop mogen zij om beurt elk één slag geven. En pas wanneer<br />
het vorige instrument volledig is uitgeklonken, komt de volgende klank.<br />
Terwijl de instrumenten blijven waar ze zijn, veranderen de kinderen<br />
regelmatig van plaats, zodanig dat hun opdracht steeds lichtjes gewijzigd<br />
wordt. Na de oefening kunnen de instrumenten volgens de lengte van hun<br />
nagalm gerangschikt worden.<br />
- Lkr speelt achtereenvolgens op verschillende instrumenten met een lange<br />
nagalm. Met de kinderen werd er afgesproken voor elk instrument een<br />
andere kleur te gebruiken. (bv xylofoon = blauw, gong = geel, .. Zolang de<br />
bespeelde instrumenten klinken, tekenen de kinderen in de afgesproken<br />
kleuren allerlei eenvoudige figuren. Dikwijls worden dergelijke oefeningen<br />
gedaan in het kader van aanvankelijk schrijven. (je weet wel : krulletjes,<br />
parallelle streepjes, .... denk ook aan Schrijfdans.<br />
1.2.3 Hoog en laag<br />
- Allerlei voorwerpen of/en instrumenten rangschikken volgens toonhoogte.<br />
- Lkr bespeelt drie instrumenten, die geassocieerd worden met drie<br />
verschillende dieren. Bv. Basxylofoon - krokodil , altmetallofoon - aap ,<br />
klokkenspel - vogel. Naargelang de leerkracht op één van die instrumenten<br />
speelt, zullen de kinderen bewegen als één van de drie afgesproken dieren.<br />
Daarna kan de oefening moeilijker gemaakt worden door op elk van hoger of<br />
lager te gaan spelen. De kinderen moeten dan hoger of lager gaan kruipen,<br />
lopen of vliegen.<br />
1.2.4 Klankkleur/timbre<br />
- Geblinddoekt de stem van de medeleerlingen of de klank een aantal<br />
gebruiksvoorwerpen herkennen.<br />
- Veel toegepast en ook wel leuk is een klankverhaal. De leerkracht vertelt<br />
een verhaal. Bij elk verhaalfragment wordt er een ander instrument<br />
bespeeld, en wel zo dat het representatief is voor het fragment in kwestie.<br />
Na het hele verhaal voorgelezen te hebben, bespeelt de lkr nog eens de<br />
verschillende instrumenten in een andere volgorde. De kinderen vertellen<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 66
dan bij welk fragment het gespeelde geluid hoort. Daarna worden de<br />
instrumenten uitgedeeld en vertelt de lkr het verhaal opnieuw, of vertelt ze<br />
het vervolg ervan of een ander verhaal met dezelfde geluiden, en ieder kind<br />
speelt op zijn instrument als het betreffende fragment aal bod komt. De<br />
leerkracht moet ervoor zorgen dat er geluiden die de hele klas kan doen<br />
(bvb met de stem of het lichaam) en andere die maar één kind kan<br />
uitvoeren (met een welbepaald instrument)<br />
- Geluiden-Lottospel: Twee reeksen van kokers, telkens gevuld met rijst,<br />
mais, erwten, steentjes, zand, .... De leerkracht (of een leerling) neemt<br />
twee willekeurige kokers en schudt om beurt met elke koker. De kinderen<br />
zeggen of de geluiden identiek zijn of niet.<br />
1.2.5 Richting geluidsbron<br />
- De kinderen staan in kring, één van hen is geblinddoekt. De anderen maken<br />
een geluid met de stem of met een instrument, en het geblinddoekte kind<br />
toont waar het geluid vandaan komt, of wiens stem het meende te<br />
herkennen.<br />
- Een muziekdoosje, een wekker of een metronoom wordt verstopt in de klas<br />
en de kinderen gaan die zoeken.<br />
1.2.6 Verkennen van de geluidsomgeving<br />
- Met geluiden het verloop van de ochtend weergeven (wekker, huisgeluiden,<br />
opstaan, wassen, eten, babbelen aan tafel, tanden poetsen, vertrekken,<br />
naar school stappen of fietsen...).<br />
- Een geluidenwandeling maken, waarbij geluiden beluisterd, besproken en<br />
eventueel geregistreerd worden. Dit kan een prima uitgangspunt zijn om een<br />
bepaald thema aan te brengen bvb. het verkeer, de markt, hoe klinkt mijn<br />
school ? ...<br />
- De methode 'Schrijfdans ' (mediatheek) is in dit verband niet alleen een<br />
prachtig middel om kinderen muziek te laten beluisteren, maar tevens op<br />
een ontspannen manier en met een soepele techniek te leren schrijven.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 67
2 STEMVORMING<br />
2.1 DE STEM IS EEN INSTRUMENT<br />
2.1.1 De vier onderdelen van je zangstem<br />
Generator<br />
Je stemplooien laten de lucht trillen. Maar met alleen je stemplooien is je stem<br />
nog niet af. Je hebt ook een motor nodig om je stemplooien in trilling te brengen<br />
(je longen), een klankkast om het geluid van je stemplooien af te maken, en je<br />
moet ook allerlei verschillende geluiden kunnen maken,<br />
Motor<br />
Je zangstem werkt op dezelfde motor als een trompet, een saxofoon, een fluit of<br />
andere blaasinstrumenten: lucht. Je bespeelt die instrumenten door er lucht<br />
doorheen te blazen.<br />
Eigenlijk is je stem dus ook een blaasinstrument.<br />
Resonator<br />
De holtes van je keel, je mond en je neus vormen samen de klankkast van je stem.<br />
Zangers noemen het meestal het aanzetstuk of de stemweg.<br />
Onderkaak, lippen en tong:<br />
Als je een a zingt en daarvandaan naar een oe glijdt, en dan naar een 0 en een i,<br />
merk je dat je die andere klanken maakt door de stand van je onderkaak, je lippen<br />
of je tong te veranderen.<br />
Articulatoren<br />
Door dat te doen, verander je de vorm van je klankkast, en daardoor verandert<br />
ook de klank. Dat heet articulatie. De 'onderdelen' waarmee je articuleert heten je<br />
articulatoren: je onderkaak, je tong, je lippen, en ook je zachte gehemelte.<br />
Medeklinkers:<br />
Je gebruikt je articulatoren dus om klinkerklanken (A, E,1,0, U, OE, enzovoort) te<br />
maken, maar je gebruikt ze ookvoor je medeklinkers (B, C, D, F,enzovoort) en<br />
voor allerleiandere geluiden.<br />
Vier delen<br />
Dit zijn dus de belangrijkste onderdelen van je zangstem: met de lucht uit je<br />
longen (1) laat je je stemplooien (2) trillen. Die trillingen kan je op allerlei<br />
manieren laten klinken door het model van je klankkast (3) te veranderen met je<br />
articulatoren (4).<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 68
2.1.2 De ademhaling<br />
Ademsteun en ademvoering<br />
INADEMHALINGSHOUDING<br />
Inademen door de mond. De adem gaat<br />
door de luchtpijp naar de onderste<br />
bronchiën, zodat het laagste deel van de<br />
longen zich vult met lucht. Het middenrif<br />
daalt, waardoor het middel uitzet. Deze<br />
stand moet tijdens het zingen en<br />
spreken ‘verend’ worden vastgehouden.<br />
De lucht onder in je longen dient als steun voor de ademkolom die in de luchtpijp<br />
en de keel een zuil vormt.<br />
Met je adem richt je je ademkolom. De ademkolom moet zo lang en zo dun<br />
mogelijk zijn. Van onderin de longen, langs de stembanden, met een boog langs<br />
het verhemelte tot aan de wortel van de boventanden. Hier begint de klank.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 69
2.1.3 De resonator of klankkast<br />
De holtes in hoofd en keel vormen de klankkast. In deze ruimten gaat de lucht<br />
trillen. Net als bij een viool is de bouw van de klankkast van grote invloed op de<br />
klank. Bijvoorbeeld een dunwandige schedel geeft een mooiere klank. Een gunstig<br />
gewelfd verhemelte maakt de klank voller.<br />
Een ruim gebouwde neusholte geeft meer resonans, maakt de klank groter en<br />
geeft meer draagkracht. Voor een goed gebruik van de klankkast moeten we de<br />
gegeven ruimte zo groot mogelijk maken.<br />
Dus:<br />
Tong neerleggen door het puntje van de tong aan de ondertanden te houden, de<br />
tong zo breed mogelijk te maken en neer te leggen in het ondergebit.<br />
Strottenhoofd omlaag brengen door het achterste gedeelte van de tong te laten<br />
zakken zonder daarop druk uit de oefenen.<br />
Onderkaak ontspannen door de kin te laten zakken.<br />
Huig en zacht verhemelte omhoog brengen.<br />
Neusvleugels openen.<br />
Wangen in glimlachstand.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 70
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 71
2.2 OEFENINGEN<br />
Resonans<br />
Goede resonans is minder vermoeiend voor de stem, een goede techniek zorgt<br />
ervoor dat het volume vanzelf groter wordt, zonder druk op de stem uit te oefenen,<br />
ruimte = volume! Een goede resonans zorgt voor een mooie toon!<br />
Oefening:<br />
Het zingen van een glissando (glijden) over een octaaf van boven naar beneden op het woord<br />
"zing». Denk hierbij aan een sirene. Denk stijgend terwijl de tonen dalen zodat je niet<br />
inzakt, alles open blijft klinken, luister aandachtig! Terwijl je deze oefening doet, merk je<br />
op, dat je zingt op ng, de keel is hierdoor afgesloten! Als je de rug van je hand dicht tegen<br />
je mond houdt, kun je voelen dat er geen lucht vrijkomt. Als je halverwege de oefening je<br />
neus dichtknijpt houdt de klank op. Het zingen gebeurt dus niet alleen door de mond maar<br />
ook door de neus. Zou men de klank alleen door de mond naar buiten duwen, dan krijgen de<br />
resonansholtes geen kans tot trillen. Dus niet vooruitzingen, maar achteruitzingen, eerst op<br />
zoek naar de resonansholtes!<br />
Ademhalingsoefeningen<br />
De volgende oefeningen zijn heerlijk ontspannend en geven je rust.<br />
Oefening 1:<br />
- Vouw je wijs- en middelvinger van je rechterhand naar de palm van je<br />
rechterhand.<br />
- Hou met je duim je rechter neusgat dicht en adem rustig in door je linker<br />
neusgat.<br />
- Laat los en doe je linker neusgat dicht met je pink en adem rustig uit.<br />
- Adem dan weer in via je linker neusgat en weer uit via je rechter.<br />
- Dit doe je een paar keer, ongeveer twee minuten, bouw deze oefening op tot<br />
zo'n vijf á zeven minuten.<br />
Oefening 2:<br />
- Ga rustig liggen of zitten en ondersteun eventueel je onderrug.<br />
- Leg je handen op je buik, laat je vingertoppen je buik zachtjes raken.<br />
- Ontspan je buikspieren.<br />
- Adem vier tellen langzaam door je neus in en voel hoe je buik uitzet.<br />
- Hou je adem vier tellen vast en laat dan je adem weer langzaam in acht tellen<br />
los, adem uit via je mond. Je buik gaat weer naar beneden.<br />
- Doe deze oefening geconcentreerd totdat je weer ontspannen bent.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 72
2.3 IN DE KLAS:<br />
In de lagere school is het altijd de bedoeling de stemvormende oefeningen in de<br />
mate van het mogelijke thematisch te maken. Enkele voorbeelden.<br />
Bewustmaken van het middenrif kan door oefeningen als : rustig in- en<br />
uitademen en plotseling opschrikken, bepaalde klanken herhaaldelijk uitspreken en<br />
er een ritmisch spelletje van maken (tsj, pfff, ts, .....)<br />
Uitademing : allerlei blaasspelletjes: pluimpjes en watjes in de lucht blazen<br />
(sneeuw!), ping-pongballetjes over een lijn blazen, tegen een kaarsvlam blazen<br />
zonder dat ie dooft, papieren bootjes voortblazen op het water uitademen met<br />
toonloos geluid: boter kist in de pan tssjj<br />
krachtige waterstraal uit de kraan kssjj een bromvlieg zoemt zzzz uitademen<br />
met toon: indianenroep (oe-klank onderbreken door hand voor mond), een<br />
stoomfluit nabootsen (boot of trein) toe oe oe oe oet, laatste klank van een lied<br />
lang aanhouden<br />
Inademing : Vooral 'ruik-spelletjes': aan bloemen ruiken, aan parfum, zeep,<br />
pannenkoeken, verse soep...<br />
Zich groot maken als een reus en daarbij diep inademen.<br />
Voor een trefzekere stem gaat het vooral over toonovernemen. Een of meer<br />
tonen van een liedje worden apart genomen (dikwijls is dat de begintoon) en<br />
krijgen een bepaalde klank, die in het thema past.(gaat het over bijen is het<br />
“zoem”, gaat het over de trein is dat tsjoek of tuut,.....). Die klanken worden dan<br />
spelenderwijs door de kinderen overgenomen.<br />
Soepele stem: Spelen met 'stemmetjes' is leuk om soepelheid te ontwikkelen: de<br />
stem van bepaalde figuren nabootsen bvb poppenkastfiguren, figuren uit<br />
verhalen... Glissando-geluiden maken bvb sirene, een miauwende poes...<br />
Resonans: Geluiden nabootsen van zoemende insecten, kerkklokken enz.<br />
Liedjes zingen waarin veel -m- en -ng-klanken voorkomen. Bij het zoemen ook<br />
stijgende en dalende melodieën maken (de bij zoemt van de ene naar de andere<br />
bloem en zet zich af en toe neer...)<br />
Liedjes zingen op bepaalde lettergrepen -doe- -la- -bo- -ma- enz.<br />
Een goed artikulerende stem kan je bekomen door oefeningen als: teksten<br />
ritmisch uitspreken, allerlei geluiden - al dan niet ritmisch – nabootsen, ritmisch<br />
spreken van bepaalde klanken tjikke-tjakke / biedeloebadeloe / pottekeputteke/<br />
enz.<br />
Een expressieve stem kan je bekomen door jabbertalk-oefeningen, een verhaal<br />
vertellen en er met de stem de bijhorende geluiden bijmaken, een<br />
stemontlokspel,....<br />
Tekst van een liedje heel zacht fluisteren of enkel articuleren zonder klank<br />
Plezierige mondgymnastiek-oefeningetjes met lippen, wangen, tong en tanden...<br />
best via imitatie (is ook voor jezelf goed!)<br />
Zoeken naar rijmwoorden in een versje of liedje<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 74
'Lip lap lover, zie ik tover, inneminnemip, je bent een kip, inneminnemis, je bent<br />
een ...vis' enz. 'Onze kat, wiedewiedewat'<br />
2.4 BROMMERS<br />
Brommers zijn kinderen die niet op de juiste toonhoogte meezingen. Sommigen<br />
mompelen maar wat, laag en monotoon. Soms valt hun stem zelfs even helemaal<br />
weg, anderen zingen luid en enthousiast mee. Ze zingen niet alleen te laag maar<br />
treffen bovendien de melodie niet zuiver doordat de intervallen verkleind worden,<br />
(een interval is in feite de grootte van een sprong in een melodie). Dat een kind de<br />
melodie wel zuiver maar consequent te laag (mee)-zingt komt ook wel eens voor,<br />
maar zeer zelden.<br />
De oorzaken zijn onder te verdelen in verschillende categorieën:<br />
- Het kind kan zich niet goed concentreren of heeft geen goede luisterhouding.<br />
- Het muzikaal gehoor van het kind is nog onvoldoende getraind.<br />
- Het kind heeft nog onvoldoende beheersing over het stemapparaat m.a.w. het<br />
is niet gewend te zingen.<br />
- Er is sprake van stembederf (door teveel schreeuwen of voortdurend te laag<br />
zingen).<br />
- Er zijn moeilijkheden met het aanpassingsvermogen, meestal veroorzaakt door<br />
remmingen van psychologische aard : egocentrisme, bedeesdheid, nervositeit,<br />
agressiviteit...<br />
In zeldzame gevallen is de oorzaak van fysieke aard. In overleg met de ouders en de<br />
schoolarts moet dan doorverwezen worden naar een KNO-arts of logopedist.<br />
Om iedere brommer zo goed mogelijk te kunnen helpen dient de leerkracht kritisch<br />
te luisteren naar de zingende klas. Door te luisteren en te observeren stelt hij/zij<br />
vast welke kinderen bromme en hoe zij dat doen. (monotoon, mompelend,<br />
luidkeels) Door observatie van gedrag en uitingen van de brommer, ook buiten de<br />
muzikale activiteiten kan de leerkracht het kind onderbrengen in één van de<br />
bovenstaande categorieën. Soms valt een brommer onder meer dan één categorie.<br />
Wanneer de leerkracht regelmatig en op een goed verantwoorde manier<br />
zangactiviteiten geeft zullen sommige brommertjes als het ware vanzelf genezen.<br />
Dit is dan in de veronderstelling dat er veel aandacht besteed aan:<br />
- Het op de juiste toonhoogte zingen van de liederen<br />
- Het toon beluisteren en het toon overnemen<br />
- Het spelen van spelletjes om de concentratie en de luisterhouding te verbeteren<br />
- De stemvorming (adem, resonantie, articulatie)<br />
- Het luisteren naar en d.m.v. beweging reageren op verschillende soorten<br />
muziek.<br />
Enkele concrete suggesties :<br />
- Zet twee brommers nooit naast elkaar!<br />
- Vestig de aandacht niet op de brommers.<br />
- Verbied een brommer nooit om mee te zingen.<br />
- Zing zachtjes mee aan het oor van de brommer.<br />
- Geef bij de inzet van het lied een zeer duidelijk teken waarop de klas gelijktijdig<br />
kan<br />
- en moet inzetten. Zo kan je trachten te voorkomen dat te slap (te laag) wordt<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 75
ingezet<br />
- en pas daarna de toon wordt opgetrokken.<br />
- Schakel bewegingen in waardoor de aandacht van de brommers wordt verlegd.<br />
- Gebruik spreekteksten om intonatie en articulatie in de spreekstem te<br />
verbeteren.<br />
- Bevorder de stemsoepelheid door middel van glissando-oefeningen, zoals het<br />
- nabootsen van sommige dierengeluiden, een sirene,... Hierbij kan je vertrekken<br />
met<br />
- de klank waar de brommer zich graag aan vastklampt.<br />
- Speel individuele spelletjes met de brommer bijv iemand roepen of geluiden<br />
nabootsen.<br />
- Vind het nooit goed dat iemand boven de groep uitzingt. Bedenk hierbij dat<br />
eindeloze herhaling van één bepaalde werkvorm het gevoel van onvermogen<br />
bij het kind versterkt en dat benadering vanuit een totaal ander uitgangspunt<br />
een plotselinge doorbraak kan bewerkstelligen. Gebruik daarom je fantasie<br />
maar blijf doelbewust werken. En blijf vooral volharden dan zal de leerling<br />
het ook niet opgeven. Het loont de moeite.<br />
Mutatie<br />
Bij de puberteit zal onder invloed van de geslachtshormonen de stemmutatie<br />
optreden. Deze wordt bij de jongens veroorzaakt door een snel optredende groei in<br />
hoogte en diepte van het strottenhoofd.(tot l cm). Gedurende de mutatie klinkt de<br />
stem ruwer en zwakker en slaat de stern soms over. Na de mutatie wordt de stem<br />
dieper en het stemregister breder zodat, in vergelijking met de kinderstem, de stem<br />
ongeveer één octaaf daalt.<br />
Ook bij meisjes treedt rond de puberteit een mutatie op. De stembanden worden<br />
ongeveer 3 tot 4 mm langer, de stem wordt voller, het stembereik breidt zich uit en<br />
daalt gemiddeld een terts.<br />
Stemhygiëne<br />
Als leerkracht dien je in de eerste plaatsje eigen stem in goede conditie te houden<br />
of te brengen.<br />
- Zorg hiervoor in eerste instantie voor een goede algemene conditie. Let op de<br />
volgende gewoontes:<br />
- Periodes van vermoeidheid hebben een invloed op uw stem. Met voldoende rust<br />
zal uw stem snel weer snel in orde zijn.<br />
- Gebruik geen overdreven gekruide of te warme spijzen. Vermijd voedsel dat de<br />
slijmen verdikt, (koolhydraten, suikers, zetmeel en zuivelproducten).<br />
- Roken droogt de stembanden uit en verhoogt de kans op schade.<br />
- Overmatig gebruik van alcohol is slecht voor de stembanden.<br />
- Vermijd te roepen.<br />
- Het is aan te raden het hoesten zoveel mogelijk te laten.<br />
- Vermijd het zoveel mogelijk om uw keel te schrapen. Probeer gewoon verder te<br />
praten slik eens of drink een slokje.<br />
- Spaar uw stem extra of zwijg volledig bij infecties van de bovenste luchtwegen en<br />
zware verkoudheden.<br />
- Angst verhoogt de ademfrequentie, versnelt de hartslag, doet de bloeddruk<br />
stijgen. De stem klinkt in deze omstandigheden gespannen, met een hogere<br />
frequentie en er worden minder woorden op één adem gezongen.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 76
3 ZANGLESSEN<br />
3.1 EEN GOEDE ZANGLES: DE VOORBEREIDING OP PAPIER.<br />
Een zinvol geheel Elk onderwerp (kan zijn: een liedje, een ritmische<br />
bezigheid, het beluisteren van muziek,........) is wel te<br />
plaatsen binnen een bepaald thema (het weer, verkeer,<br />
anders zijn, andere landen,etc.....). Alle oefeningen, van<br />
welke aard ook, moeten functioneren binnen dat thema.<br />
Abstracte luisteroefeningen, ritmische oefeningen, e.d.m.<br />
zijn meestal “uit den boze”.<br />
Een veelzijdig geheel Allerlei oefeningen, van verschillend allooi (ritmische,<br />
stemvormende,...), worden met elkaar afgewisseld. Een<br />
muziekles, waarin bv. alleen maar gezongen en geklapt<br />
wordt is eenzijdig en meestal saai.<br />
Een muziekles is er niet uitsluitend om liedjes aan te leren<br />
en die van de vorige lessen ook nog eens te zingen. Een<br />
muziekles is er wel om allerlei muzikale activiteiten<br />
te doen, heel vaak met het liedje als aanleiding. In de<br />
loop van de week is er nog tijd genoeg om het liedje te<br />
herhalen en verder in te oefenen.<br />
Is technisch in orde Vertrekt van een correcte beginsituatie, een grondige<br />
analyse van het aangeboden (lied-)materiaal. Er wordt<br />
muziekschrift in gebruikt, de juiste symbolen en<br />
muziektermen, e.d.m.<br />
Veronderstelt motiverend en doelmatig materiaal<br />
Hiermee bedoelen we dingen die het zaakje niet alleen<br />
leuker maken of speelser, maar die vooral het leren zelf<br />
beïnvloeden. Zo zijn er bv. instrumenten, prenten,<br />
gekleurde kaarten, lintjes, koordjes, stokjes, ….<br />
De materialen moeten doelmatig en leerzaam zijn : in die<br />
zin dat ze het leerproces vergemakkelijken of zelfs mee<br />
bepalen, en niet afremmen of hopeloos ingewikkeld maken.<br />
Een zangles is een muzische les<br />
Het is best mogelijk dat de bovenstaande aandachtspunten<br />
in orde zijn en dat de voorbereiding toch niet garant staat<br />
voor een echt muzisch gebeuren. Belangrijk is dat kinderen<br />
indrukken, ervaringen opdoen, en daarmee iets gaan doen.<br />
Ze moeten vormgeven in functie van betekenissen.<br />
Muzische vorming verloopt meestal niet uitsluitend binnen<br />
één deelgebied (bv muziek of beeld). Bewegend, beeldend,<br />
sprekend, schrijvend, ..... bezig zijn, horen erbij.<br />
3.2 EEN GOEDE VOORBEREIDING IS NIET ALLEEN OP PAPIER!<br />
Het is niet voldoende alles netjes op papier te hebben. Het<br />
spreekt voor zich dat je als lesgever liederen aanleert die je<br />
zelf aankan. Dat wil niet alleen zeggen dat strofe en refrein<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 77
3.3 AANBIEDEN - INZINGEN - VERWERKEN<br />
3.3.1 Aanbieden<br />
netjes en zuiver en op de juiste toon voorgezongen worden,<br />
maar ook dat dit expressief en sfeervol gebeurt. Met een<br />
liedje moet je iets vertellen. Kinderen nemen van hun<br />
meester of juf niet alleen noten en de woorden over, maar<br />
zijn/haar hele zingend doen en laten. Zorg er dus voor dat<br />
je het liedje echt kan aanbieden. Soms is het nodig dat<br />
bepaalde liedzinnen apart ingeoefend worden (liever niet te<br />
dikwijls - hierover straks meer). Probeer dus ook eens elk<br />
liedonderdeel apart te zingen, zonder dat de vorige eraan<br />
voorafgaat. Een groot deel van de voorbereiding<br />
bestaat dus uit het zelf inoefenen van het materiaal<br />
(niet alleen liedjes : ook allerlei oefeningen,<br />
luisterfragmenten, etc.<br />
Het lied moet herhaaldelijk aangeboden worden met steeds wisselende opdrachten.<br />
Het beste is altijd dat je zelf het lied voorzingt, maar je kan ook een cd gebruiken.<br />
Het lijkt op het eerste gezicht lekker veilig om met een cd te werken, maar je zal<br />
snel ontdekken dat alles natuurlijker en vlotter werkt als je zelf voorzingt. Als je<br />
zelf voorzingt moet je dat doen op een hoogte die geschikt is voor de kinderstem.<br />
Zie hiervoor: <strong>cursus</strong> Theorie>toonomvang en stembereik(ook op de cdrom).<br />
Soorten opdrachten:<br />
Luisteropdrachten:<br />
- Kinderen luisteren naar het lied en moeten vragen over het lied<br />
beantwoorden.<br />
- tekstinhoudelijk : met de tekst (waarom zijn de kippen zo boos?) of de sfeer<br />
van de tekst. Tekst van het lied is dan nog niet te zien.<br />
- i.v.m. het ritme, de melodie, dynamiek, de vorm (welk woordje wordt het<br />
hoogst gezongen, welk het langst, waar wordt het plots luider, ….)<br />
- Je kan bvb kaartjes maken met daarop het melodisch verloop van de<br />
liedzinnen. De kinderen moeten dan die kaartjes in de juiste volgorde<br />
leggen. (zie verder 3.4.2 prenten > melodiekaarten)<br />
Ritmische opdrachten:<br />
- rusten vullen (grote gekke bekken)<br />
- maat meetikken, of op andere manieren meedoen (ploem de pluistaart :<br />
nootjes doorgeven)<br />
- losse dingen doen (heks karoetsie, vroem vroem vroem, zeven dagen heeft<br />
de week)<br />
Bewegingsopdrachten:<br />
- Op tijd terug op de plaats (vorm) (bvb Pietje van der Plas)<br />
- Een beweging per zin (vroem)<br />
- Speelliedjes (deze duim, de spin, twee emmertjes, )<br />
Tekenopdrachten:<br />
- Tekst : wolken, trein, koe<br />
- Melodie, ritme : de trein<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 78
3.3.2 Inzingen<br />
- Belangrijk is dat het liedje op voorhand steeds op dezelfde en een gepaste<br />
toonhoogte wordt voorgezongen.<br />
- Het voor- en nazingen verloopt in een vaste kadans : het moet zijn alsof er<br />
de hele tijd een metronoom meetikt om mooi in de maat te blijven.<br />
- Het inzingen verloopt snel. Tijdens deze lesfase wordt er nauwelijks gepraat.<br />
Alles wordt duidelijk gemaakt door de mimiek en de gestiek (hand- en<br />
armbewegingen) van de leerkracht.<br />
- Inzetten : na het voorzingen van een klein stukje van het lied is het<br />
voldoende om (in die vaste kadans) een klein teken te geven met hand en<br />
ook de ademhaling met de kinderen mee te doen.<br />
Als je wil dat de kinderen het hele lied zingen, zing je zelf de inzet van het<br />
lied op de juiste toon voor, daarna geef je een teken de doe je de<br />
ademhaling mee. Als je met de kinderen meezingt doe dat dan niet te luid.<br />
Probeer ze zeker niet te overstemmen. Laat integendeel duidelijk zien dat je<br />
naar hen luistert.<br />
- Normaal gezien verloopt het voor- en nazingen eerst in kleine stukjes,<br />
daarna in steeds grotere liedonderdelen.<br />
- Als je fouten hoort nazingen probeer die dan onmiddellijk te verbeteren. Dit<br />
gebeurt meestal door een heel klein stukje (met daarin de fout) te<br />
hernemen. Daarna het verbeterde stukje terug inpassen. Hierbij niet<br />
overdrijven : als het niet lukt de zaak te corrigeren, dan is dat maar zo.<br />
3.3.3 Verwerken<br />
- Is meestal combinatie van de twee vorige (aanbieden en inzingen) de zaken<br />
die de kinderen tijdens het aanbieden mochten doen, kunnen ze nu in<br />
combinatie met de zang uitvoeren.<br />
- Je kan ook andere dingen proberen die met het thema te maken hebben<br />
(muziek beluisteren bvb filmmuziek, andere teksten rappen bvb vroem,<br />
klankspelen maken,…)<br />
- Je kan allerlei uitproberen in groepjes, wisselzang, allerlei prenten<br />
gebruiken, …<br />
3.4 HULPMIDDELEN : BORDPLANNEN EN PRENTEN<br />
3.4.1 Bordplannen<br />
- Voor een zangles is dat gewoon de tekst van het lied die op het bord staat.<br />
- Een bordplan is geen must. Je gebruikt het alleen maar als het functioneel<br />
is. Wat er echt moet vermeden worden is het gebruik van liedteksten op een<br />
kopietje. Dan gaat immers alle aandacht naar dat papiertje en is er van<br />
samen zingen,… geen sprake meer.<br />
- Geen doorlopende tekst op het bord schrijven. Beter zin per zin, zodanig dat<br />
de structuur (vorm) van het lied duidelijk wordt.<br />
- Voorzie plaats tussen de zinnen laten voor allerlei aanduidingen i.v.m.<br />
eventuele moeilijkheden bij het zingen, manieren van zingen, allerlei<br />
expressies, instrumentatie, bewegingen …. Kortom: je bordplan is te zien als<br />
een partituur voor de uitvoering van het lied. (zie ook op je Cdrom ><br />
Worddocumenten> Lesbeoordeling > technische aspecten) Op je<br />
voorbereiding moet je bordplan (de partituur van het liedje dus) in zijn<br />
eindvorm te zien zijn. Je moet dus bij het begin van de les al een volledig<br />
concept hebben van jouw ideale uitvoering.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 79
- Aan je bordplan kan je al heel goed zien wat je van plan bent met het lied.<br />
Natuurlijk is muzikale opvoeding op de eerste plaats vormgeving samen met<br />
de kinderen en kan je in feite nog niet weten wat zij allemaal gaan<br />
suggereren. Toch weet je wel al in functie van welke betekenis (klank-vormbetekenis)<br />
je zal vormgeven. Je moet zelf een concept hebben van een<br />
quasi perfecte uitvoering. Dan kan je kinderen ook beter helpen. Het is dan<br />
aan hen om je te verassen.<br />
- Zie ook : Bert De Rue ; kijkliedjes 1 + 2 in de mediatheek<br />
Voorbeeld 1: de instrumentatie wordt aangegeven<br />
De trein, de trein, de trein, ik moet de trein nog halen.<br />
Ik moet op tijd er zijn en ‘t kaartje nog betalen,<br />
De trein, de trein,de trein, staat klaar op het perron<br />
Straks brengt de trein ons fijn naar ’t volgende station<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 80
Voorbeeld 2: de speelwijze met de stokjes wordt aangegeven (voorbeeld in de<br />
lesde les)<br />
Oki doki poki poetsie<br />
Dit is het bos van heks karoetsie<br />
Niemand durft hier te lopen<br />
Want ik schimmel hem in met snopen<br />
Krijkel dijkel doekel doets<br />
Wee die hier komt, die bak ik een<br />
Poetssssssssssssssssssssssssssssss<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 81
3.4.2 Prenten<br />
Liedprenten<br />
- per zin van het lied is er één prent, als geheugensteun.<br />
- Heel gebruikelijk in de lagere klassen.<br />
- Voorbeeld :<br />
Ik mag bij mijn opa en oma logeren<br />
Ik stop in een koffertje al mijn kleren<br />
Een kam voor mijn haar en voor opa een sigaar<br />
En voor onderweg twee peren<br />
Expressieprenten<br />
- Geven aan met welke expressie (stem, mimiek, lichaam) je iets muzikaal<br />
moet uitvoeren : zingen, zeggen, spelen op instrumenten, met klanken, …<br />
- Zijn bijzonder van toepassing bij klankliedjes (ozewiezewo, loe la lie lee,<br />
atakatamoeva, ..)<br />
- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />
Zwijgprent/stopprent<br />
- Zwijgprent : stoppen met luidop zingen en ondertussen inwendig verder<br />
zingen. Zoals in de ‘stop de band-ronde’. Heel leuk is zeker twee groepen<br />
maken met elk een dirigent. De groepen beginnen samen aan het liedje. De<br />
dirigenten geven met een zwijgprent aan wanneer hun groep inwendig of<br />
luidop moet zingen.<br />
- Stopprent : stoppen en nadien op dezelfde plaats verder doen. Is vooral<br />
nuttig als je tussen de de verschillende liedzinnen nog iets extra wil laten<br />
horen (vb vrolijke ezeltje, wordt vaak gebruikt bij reclameboodschappen).<br />
- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />
Instrumentenprenten<br />
- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />
- Worden meestal gebruikt in combinatie met een goed bordplan en met<br />
andere prenten.<br />
Ritmekaarten<br />
- Zijn kaarten van bvb A5-formaat. Vooraan op de kaart staat een woord of<br />
een tekening, Achteraan op dezelfde kaart staat het overeenkomstig ritme.<br />
Aan de hand van deze kaarten kan je met de kinderen gaan woordritmeren<br />
of prentritmeren.<br />
- Voorbeelden :<br />
Auto<br />
Zebrapad<br />
Straat<br />
Voetganger<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 82
- Werkwijze: eerst wordt het ritme van de woorden of de prenten klassikaal<br />
ingeoefend. Daarna worden de woorden of prenten aan het overeenkomstige<br />
notenbeeld gekoppeld. Dit laatste is niet echt noodzakelijk. Je kan gewoon<br />
als je dat wil enkel met de woorden of de prenten werken zonder dat de<br />
noten erbij komen. Als je als leerkracht graag wil dat de kinderen na een tijd<br />
toch enkele eenvoudige ritmepatronen los van de woorden of de tekeningen<br />
kunnen herkennen en uitvoeren, dan moet je ook oefenen met de<br />
notenbeelden. Het is dan wel de bedoeling dat er nadien met al het<br />
geleerde nog iets extra gebeurt. Bvb lessen waarin allerlei ritmische<br />
patronen aan elkaar gekoppeld en tegen elkaar uitgespeeld worden zonder<br />
dat ze eerst door een woord, een prent of een bepaald thema ingeleid<br />
werden. Ten slotte kan je aan het bord allerlei reeksen maken. Die reeksen<br />
kunnen op hun beurt dienen ter begeleiding van het lied of iets anders :<br />
Auto<br />
- voorbeelden van reeksen : auto/ auto/ auto/ auto/voetganger/ auto/ …..<br />
- Combinaties: Allerlei combinaties van voorgaande prenten zijn mogelijk.<br />
Een voor de hand liggende combinatie is die van ritmekaarten en<br />
instrumentenprenten, maar ook andere combinaties van twee of meer<br />
prentensoorten moeten kunnen. Bedenk er zelf maar een paar.<br />
Melodiekaarten:<br />
Zebrapad<br />
Straat<br />
Voetganger<br />
- Zijn kaarten van bvb A5 of A6 formaat aan het bord of kleinere kaartjes als<br />
de kinderen er individueel of in kleine groepjes mee werken.<br />
- De kaarten geven elk het melodisch verloop van de liedzinnen weer. Een<br />
melodie is ritme en toonhoogte samen..<br />
- Als je ook tekstkaarten hebt, kan je de kinderen tekst en melodiekaarten<br />
tijdens het beluisteren van het lied, laten bijeenpuzzelen.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 83
Voorbeeld melodiekaarten heks karoetsie<br />
O - ki do - ki po - ki Poet-sie Dit is het bos van heks Ka- roetsie<br />
Niemand durft hier te lo - pen Want ik schimmel hem in met snopen<br />
Krij – kel dij – kel do – kel doets Wee die hier komt, die bak ik een poets<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 84
Expressieprenten, zwijgprenten: voorbeelden<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 85
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 86
Zwijgprenten<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 87
Instrumentenprenten: voorbeelden (staan ook op de cd-rom)<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 88
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 89
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 90
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 91
3.5 HOE MAAK IK EEN GOEDE ZANGLES OF EEN THEMALES?<br />
3.5.1 Wat is een zangles of een themales?<br />
Laten we het eenvoudig houden: een zangles is een les waarin je een nieuw liedje<br />
aanleert aan de kinderen. Elk liedje kan je wel plaatsen in een bepaald thema. Bvb<br />
Heks Karoetsie heeft als thema ‘toveren’, de zoembijen kan over ‘de lente’ gaan,<br />
enz…<br />
Je kan nog andere soorten lessen geven: lessen met daarin een verzameling van<br />
allerlei muzikale spelletjes, muzische lessen waarin de diverse media door elkaar<br />
voorkomen.<br />
Maak de op voorhand de volgende bedenking: als je een les van 50 minuten<br />
hebt, dan is het wenselijk dat je niet langer dan 25’ bezig bent met de aanbreng<br />
en het inoefenen van het lied. Voor de resterende 25’ moet je allerlei andere<br />
activiteiten bedenken die met de inhoud van het lied, de muzikale aspecten van het<br />
lied en met het thema te maken hebben. Het kan zelfs geen kwaad als er hier en<br />
daar niet muzikale activiteiten erbij te halen. Dat de kinderen het liedje nog niet<br />
helemaal kennen (bvb nog niet alle strofes) of niet genoeg gezongen hebben is niet<br />
zo erg. Je kan het liedje nadien nog genoeg zingen. Bijvoorbeeld tussen twee<br />
lessen in of op het einde van de dag, in de volgende zangles…<br />
3.5.2 Eerst moet je goede ideeën hebben.<br />
En hoe kom je aan goede ideeën? Dat is een kwestie van creatief denken, maar op<br />
de eerste plaats van techniek en methode. Je kunt het dus leren. Hieronder vind je<br />
de stappen die je moet zetten om goede ideeën te verzamelen.<br />
Opmerking: de paragrafen 2.2 en 2.3 gebruik je het best om oefeningen i.v.m. het<br />
thema te vinden. De nummers 2.4 en 2.5 zijn bedoeld voor het werken met het<br />
lied zelf. De bedenking in 2.6 moet bij ELKE muzische les in je hoofd zitten.<br />
3.5.2.1 Brainstorm i.v.m. thema.<br />
Kijk naar de tekst en de titel van het liedje en bepaal de thema (of de thema’s).<br />
Schrijf een korte brainstorm neer. In deze brainstorm mogen al muzikale en andere<br />
ideeën zitten. In het begin zal de brainstorm nog algemeen zijn en weinig gericht<br />
naar activiteiten. Na enkele keren gaat het efficiënter. Vul de brainstorm tijdens het<br />
voorbereiden van de les ook regelmatig aan.<br />
3.5.2.2 Nagaan welke vormen van muzikaal gedrag i.v.m. het thema<br />
allemaal kunnen geoefend worden.(zie <strong>didactiek</strong> algemeen p<br />
20,21,27)<br />
Met de brainstorm in je achterhoofd kan je nu naar geschikte muzikale activiteiten<br />
gaan zoeken. Om dat systematisch te kunnen doen overloop je de verschillende<br />
vormen van muzikaal gedrag. Op p.20 en 21 zie je een overzicht van de<br />
leerplandoelen van het VVKBaO en dit is een goede leidraad om allerlei te<br />
verkennen. In het leerplan zelf vind je nog veel uitleg, natuurlijk.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 92
Wat is mogelijk je thema en je lied en ….<br />
Muziek maken (met de stem, lichaam, instrumenten, voorwerpen)<br />
Muziek beluisteren<br />
Muziek lezen en noteren<br />
Muziek ontwerpen<br />
Bewegen op muziek<br />
Praten over muziek<br />
De attituden in het overzicht zijn moeilijker te gebruiken. Bij de situering leerplan<br />
heb je die wél nodig.<br />
3.5.2.3 De klankeigenschappen en muzikale aspecten overlopen en<br />
mogelijkheden i.v.m. het lied en het thema zoeken.<br />
Klankeigenschappen (Klank-Vorm-Betekenis 7-43):<br />
Hard en zacht<br />
Lang en kort<br />
Hoog en laag<br />
Klankkleur<br />
Geluidsomgeving en richting van de geluidsbron<br />
Muzikale aspecten (Klank-Vorm-Betekenis 44-64)<br />
Maat – tempo – ritme<br />
Melodie<br />
Samenklank – meerstemmigheid<br />
Stemvorming (muzikale vormingsdomeinen – stemvorming p.25, 26)<br />
Luisteren (muzikale vormingsdomeinen – vervolg p.2-4)<br />
3.5.2.4 Rekening houden met de eigenschappen van een goede zangles<br />
(Muzikale vormingsdomeinen – vervolg 5-7)<br />
Aanbieden<br />
Inzingen<br />
Verwerken<br />
3.5.2.5 Gebruik maken van bordplannen, prenten (Muzikale<br />
vormingsdomeinen – vervolg p.8-11) en instrumenten<br />
Een goed bordplan als een partituur i.f.v. de vormgeving<br />
Prenten:<br />
- Liedprenten<br />
- Expressieprenten<br />
- Zwijgprent/stopprent<br />
- Instrumentenprenten<br />
- Ritmekaarten<br />
- Instrumenten<br />
3.5.2.6 Blijven denken aan KANK-VORMGEVING-BETEKENIS<br />
(Klank-Vorm-Betekenis p.3-5)<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 93
Deze pagina’s gaan over de essentie van muzische vorming. Het kan geen kwaad<br />
deze telkens opnieuw te lezen.<br />
3.5.3 Dan maak je een selectie<br />
Wat kies je?<br />
Niet gemakkelijk, want meestal heb je te veel ideeën.<br />
Een paar principes om een goede keuze te maken:<br />
- Er moet alleszins iets vormgevend in je les zitten<br />
- Doe de zaken die je echt ziet zitten. Die je zelf heel leuk vindt.<br />
- Probeer ook elke keer iets nieuws, iets waarvan je zelf niet weet of het<br />
gaat lukken of niet. Dat mag iets klein zijn. Zeg desnoods aan de kinderen<br />
dat je eens iets nieuws wil proberen.<br />
- Je moet in je voorbereiding ook een of enkele oefeningen extra opnemen.<br />
Van de situatie van het moment tijdens de realisatie zal afhangen of je ze zal<br />
doen. Bvb: hebben de kinderen op dat ogenblik meer nood aan beweging, of<br />
is het beter ze een opdracht in groepjes te geven? Is het misschien beter het<br />
zingen even te laten rusten en iets anders te doen? Natuurlijk moet er een<br />
basispakket zijn dat je zeker moet doen om je einddoel(en) te realiseren.<br />
- Kies voor veel afwisseling in gedrag en een hoge graad van activiteit. De<br />
bedoeling is dat kinderen door al die oefeningen (bvb het liedje ‘de zoembijen’<br />
en thema ‘lente’) op een muzische wijze allerlei bijleren over het thema.<br />
(leren door muziek).<br />
- Denk aan de haalbaarheid bij de organisatie en materiaal, maar ga<br />
eventuele moeilijkheden ook niet te snel uit de weg.<br />
Hoe kies je?<br />
- Op je papieren trek je een aantal kringen rond de oefeningen die je goed<br />
vindt voor de les.<br />
- Deze geef je een nummer. Welke oefeningen komen eerst, welke daarna…<br />
- De oefeningen die je als extra voorziet geef je en ‘bis’-nummer. Daarmee<br />
geef je aan wanneer die oefeningen kunnen voorzien worden. Of je die dan<br />
doet wordt tijdens de realisatie beslist. Je geeft ze in de voorbereiding aan als<br />
facultatief.<br />
- Eigenlijk heb je op dat moment je lesplan klaar.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 94
3.5.4 Nu nog de les voorbereiden<br />
Daar zit je dan met je lesplan en ook een leeg lesvoorbereidingsformulier. Het<br />
lesplan is heb je voor een deel intuïtief opgesteld. Het is een verzameling van<br />
oefeningen en technieken die ‘op het gevoel’ hebt gekozen. Omdat je ze leuk vindt,<br />
belangrijk en zinvol, etc…<br />
3.5.4.1 Waarom dan nog een voorbereiding maken?<br />
Om uit de weinige lessen die je in de opleiding geeft zoveel mogelijk te kunnen<br />
leren.<br />
Het is een uitstekend communicatie-instrument tussen de student, de mentor en<br />
de vakdocent om van gedachten te wisselen over goede <strong>didactiek</strong>.<br />
Een goede voorbereiding maakt je bewust van elke stap die je de kinderen laat<br />
zetten in een leerproces. Door hierover telkens goed na te denken leer je niet<br />
alleen goede lessen muziek maken , maar goede lessen in ’t algemeen.<br />
Om PRECIES te weten wat je dat de kinderen leren in elke lesfase en hoe ze dat<br />
moeten laten zien.<br />
Om de organisatie van elke lesfase scherp te stellen. Welk materiaal per lesfase,<br />
welke werkvorm, welke soort activiteit bij de kinderen?<br />
In een voorbereiding kan je je visie op goed onderwijs kwijt en verder ontwikkelen.<br />
3.5.4.2 Hoe begin je eraan?<br />
Het voorbereidingsproces<br />
Gouden tip:<br />
Doe in een voorbereiding altijd wat je zelf zinvol en nuttig vindt; formuleer de<br />
zaken zoals je zelf vindt dat het moet. Probeer niet te veel de ene en de andere<br />
tevreden te stellen. Als je dan nadien opmerkingen krijgt, dan zijn die tenminste<br />
gericht op jouw ideeën. Dan kan je echt bijsturen.<br />
Vanuit het lesplan (zie einde punt 3) ga je eerst nadenken over het einddoel. Wat<br />
wil je eigenlijk bereiken in deze les. Wat is de essentie? Verwar de essentie niet<br />
met moeilijke woorden. De essentie van een les kan je soms heel eenvoudig<br />
formuleren.<br />
Schijf het onderwerp neer, en de andere items van de voorpagina.<br />
Voorzie leerdoelen voor de geplande activiteiten.<br />
Het kan ook zijn dat je eerst het bordplan opstelt of wat materiaal maakt om te<br />
zien of het wel werkt.<br />
Schrijf het materiaal dat je nodig hebt per lesfase in de organisatiekolom.<br />
Geef in de kolom van de inhouden elke lesfase een titel.<br />
Vermeld eventueel in de organisatiekolom per lesfase de gebruikt werkvorm (bvb.<br />
Klasgesprek, samen inoefenen, uitwerken in groepjes, ….) Dat is voor ALLE lessen<br />
interessant om te doen. Zeker in een stage. Dan kan je nadien zien of je bvb geen<br />
hele voormiddag klasgesprek voorzien hebt, ..<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 95
De voorbereiding als product: wanneer is het goed?<br />
Nu geef ik een paar bedenkingen per onderdeel van een lesvoorbereiding.<br />
De teksten die volgen komen uit een sjabloon met tekstfragmenten die gebruikt<br />
worden om lessen in het eerste jaar te becommentariëren. Je zult sommige van<br />
deze fragmenten later misschien nog wel eens terug zien.<br />
De voorpagina<br />
• Je leergebied is wel degelijk : muzische vorming : muziek<br />
• Je onderwerp is : zingen van het lied …… (ook vermelden wat er gedaan wordt)<br />
De échte bron vermelden : liedjes komen uit handboeken of liedbundels; niet uit de <strong>cursus</strong>.<br />
• Situering leerplan doe je aan de hand van het overzicht van de leerplandoelen in je <strong>cursus</strong> (p<br />
21,22). Het is ook één van de Word-‐documenten op je CD-‐rom. De afspraken zijn de<br />
volgende : ofwel voeg je die twee bladzijden bij je les bij en vul je in, ofwel schrijf je de<br />
belangrijkste leerplandoelen over op je voorbereiding. De minder expliciete kan je dan<br />
gewoon met een nummertje aanduiden. Als je les geeft in een gemeenteschool of het<br />
gemeenschapsonderwijs, moet je de leerplannen van het OVSG of van het ARGO raadplegen.<br />
Beide leerplannen staan op je CD-‐rom én op het internet. Het spreekt voor zich dat je ook<br />
hier op de eerste plaats naar leerplandoelen moet op zoek gaan.<br />
• Bij beginsituatie op onderwijsniveau schrijf je bv : of de kinderen het liedje al kennen, of ze<br />
i.v.m. het thema al aan de slag zijn geweest, of ze een bepaalde manier van werken al<br />
gewoon zijn, of ze bepaalde symbolen (bv notenschrift of andere noteringen) al kennen,<br />
………..<br />
• Bij beginsituatie op ervaringsniveau moet je volgens mij ook dingen neerschrijven i.v.m. het<br />
thema. Dan weet je meteen op welke wijze en in welke mate je kan aansturen op inleving in<br />
dat thema.<br />
• Opgepast ! Einddoelen zijn geen leerplandoelen. Daarvoor zijn deze laatste veel te algemeen<br />
geformuleerd. Einddoelen daarentegen zijn rechtstreeks op inhouden van je les van<br />
toepassing.<br />
• Je einddoelen specifieker voor deze les formuleren. Wat jij schrijft kan voor heel veel<br />
muzieklessen. Hetzelfde geldt voor de zingeving.<br />
• Einddoelen moet je van af volgende keer neerschrijven in langere zinnen, waardoor het<br />
verband tussen de verschillende leselementen duidelijk wordt. Het is dan een soort<br />
samenvatting van de les maar toch met een doelkarakter.<br />
• Voor de attituden kan je ook het laatste stukje van de schematische voorstelling van het<br />
leerplan in de <strong>cursus</strong> en ook op de cd-‐rom gebruiken.<br />
• Bij zingeving schrijf je meestal neer wat het belang is van je les in het kader van de algemene<br />
ontwikkeling van de kinderen. Welke algemene doelen, welke waarden ? Zaken dus die het<br />
vak muziek overstijgen.<br />
• Als je bij het invullen van je zingeving moeilijkheden hebt om goede dingen te vinden, dan is<br />
het algemene deel (het eerste deel, het staat in het begin van de <strong>cursus</strong> <strong>didactiek</strong>) van het<br />
nieuwe leerplan muzische vorming (VVKBaO) een stevige bron van informatie.<br />
• Geen procesevaluatie(reflectie) ? Ik leer graag ook iets bij. Als ik niet weet hoe een les<br />
verlopen is, is het heel moeilijk je te helpen of tips te geven voor een volgende keer.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 96
• Maak een volgende keer je reflectie meer toekomstgericht : hoe kan het nu verder na deze<br />
les, wat zou een volgende les kunnen zijn, welke paralleloefening kan ik geven, hoe kunnen<br />
de kinderen het geleerde toepassen in iets anders, … op die manier worden leerroutes<br />
uitgestippeld in muzische vorming.<br />
Het algemeen opzet van de les<br />
• Het liedje is te moeilijk/te gemakkelijk voor die bepaalde klas.<br />
• Je voorziet te weinig verschillende muzikale activiteiten -‐ zowel inhouden als vormen van<br />
muzikaal gedrag -‐voor een les van 50’.<br />
• Je voorziet te weinig verschillende muzikale activiteiten -‐ zowel inhouden als vormen van<br />
muzikaal gedrag voor een les van 25’.<br />
• Hele leuke les met frisse ideetjes. Er worden expressiekansen voorzien. Alleen maar goede<br />
dingen : knappe les met mooie opbouw, technisch heel degelijk. Zinvolle inhouden,<br />
doelmatig aangebracht.<br />
• Dankjewel voor het zoek-‐ en denkwerk, ........en het bewandelen van minder gekende paden.<br />
Op die manier leer je tenminste iets bij.<br />
• Het opzet van je les is zodanig dat je de kinderen samen iets kan laten opbouwen. Dit geeft<br />
ze het gevoel dat ze zelf in staat zijn tot ‘componeren’ in de breedste zin van het woord.<br />
Deze laatste zin is bijna letterlijk een van de eindtermen. Die we hoog in het vaandel dragen.<br />
• Te weinig vanuit een thema gedacht, te weinig aangestuurd op beleving en expressie. Dat<br />
maakt het geheel technisch wel ok maar niet echt sfeervol.<br />
• Via een brainstorm en een poging tot inkadering van het thema in de leerplandoelen was je<br />
waarschijnlijk tot meer en betere ideeën gekomen.<br />
• Probeer lessen in handleidingen naar je hand te zetten. In het kader van een handleiding is<br />
deze les waarschijnlijk zeer zinvol omdat een eind verder een vervolg komt. In een stage is<br />
dat niet het geval. Een stageles moet met andere woorden een op zichzelf staand zinvol<br />
geheel zijn.<br />
• Let eens wat meer op de graad van activiteit bij alle kinderen. Als je kinderen iets een voor<br />
een iets laat doen bij bv een stemvormende of ritmische oefening, is de kans heel klein dat je<br />
je doelen realiseert. Als één kind iets moet voordoen, zorg en dan voor dat de anderen een<br />
andere opdracht hebben. Bv een luisteropdracht : ze mogen nadien zeggen wat ze ervan<br />
vonden, wat goed was, wat beter kon, ………<br />
• Als de inleiding van je les niet in het minst functioneert binnen het geheel van je les, doe ze<br />
dan niet, of hou ze zo kort mogelijk. Beter is een inleiding te zoeken die binnen van je les wel<br />
zin heeft.<br />
• Ik heb de indruk dat de kinderen vanaf het begin van de les reeds de tekst en de noten van<br />
het liedje hebben. Dat is echt verkeerd : op die manier gaat de aandacht van de lln te veel<br />
naar een papiertje en te weinig naar jou als leider van de zang<br />
• Bij het aanbieden van het liedje niet alleen tekstinhoudelijke dingen doen : ook doe -‐<br />
opdrachten zijn nodig.<br />
• Deze les bevat geen aanbiedings-‐ en aanleerstrategie. Ik heb daar nochtans uitgebreid les<br />
over gegeven en het staat in de <strong>cursus</strong>.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 97
• Tijdens het aanbieden met tekstinhoudelijke luisteropdrachten mogen de kinderen eigenlijk<br />
de tekst van het lied nog niet zien : dan lezen ze immers de antwoorden zo van het bord af.<br />
• Je begint volgens mij te vroeg met het zingen van het liedje. Ook het aanleren/aanbieden<br />
van het liedje moet al spelend kunnen verlopen<br />
• De tekst van een liedje voorlezen is meestal overbodig : beter is het lied gewoon<br />
onmiddellijk voorzingen. Dan maken de leerlingen onmiddellijk en integraal kennis met het<br />
lied. Hetzelfde geldt voor vocaliseren : gewoon met de woorden zingen is meestal<br />
gemakkelijker voor de kinderen omdat er dan meer “kapstokken” zijn.<br />
• Waarom zoveel tijd steken in dat ritmisch zeggen ? Er zijn inderdaad tijden geweest dat men<br />
dacht een lied eerst in bestanddelen te moeten verdelen (tekst -‐ ritme -‐ melodie) en deze<br />
apart te oefenen. Voor moeilijke liederen of stukjes eruit kan dat wel eens nodig zijn maar<br />
over het algemeen is dit een verouderde methodiek.<br />
• Je kan niet zomaar elk liedje in een canon zingen. Dat gaat alleen maar met liedjes die<br />
daarvoor bestemd zijn. Meestal staat dat aangegeven door nummertjes boven de stemmen<br />
of andere tekens. Met dit lied kan het eigenlijk niet.<br />
• Als je met instrumentjes werkt en met een thema zou je kunnen proberen die instrumenten<br />
een betekenis te geven : bv de stokjes is voor stijve mensen : ze lopen rond in zo’n chique<br />
regenjas en eventueel een wandelstok. Dan zingen we ook heel afgemeten en dunnetjes.<br />
Met de belletjes is het allemaal anders.... Enzovoort. Probeer meer sfeer te maken. Via je<br />
oefeningen in het thema kruipen...<br />
• Als spelen op instrumenten nieuw is voor de lln, laat ze dan eerst wat experimenteren.<br />
Daarna doe je enkele spelletjes : ze zijn om te beginnen best leuk en ze helpen om de leiding<br />
van het gebeuren terug naar jou te trekken. bv : handen open/toe > luid/stil spelen. Een<br />
andere leuke manier is bv het liedje zelf zingen en de kinderen de tijden, hoofdtijden laten<br />
meetikken, klappen. Ondertussen deel je de instrumenten uit. Als iemand dan van jou een<br />
instrument krijgt, tikt hij/zij verder, maar nu wel met het instrumentje. Op het einde is<br />
iedereen bezig met zijn/haar stukje slagwerk en heeft iedereen het liedje al verschillende<br />
keren gehoord.<br />
De leerdoelen<br />
• Probeer een volgende keer ook al leerdoelen neer te schrijven. Elk leerdoel bevat een<br />
leerinhoud en een leergedrag. Beide kan je dan uitleggen in de inhoudkolom. (het wat? en<br />
het hoe?)<br />
• Leerdoelen met concrete werkwoorden formuleren. Die werkwoorden moeten een<br />
waarneembaar gedrag vertegenwoordigen.<br />
Leerinhouden<br />
• In de inhoudskolom hoort wat de kinderen leren, want dat zijn de echte inhouden van je les.<br />
Daarvoor heb je het didactisch model in je <strong>cursus</strong> p 15 nodig. Kinderen leren in muzieklessen<br />
iets bij i.v.m. muziek zelf : dat zijn de klank-‐, vorm-‐ en betekenisaspecten in de binnenste<br />
kring. Op welk klankaspect leg je de nadruk ? (bv hoog:laag, ritme, dynamieksymbolen,<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 98
vormen van samenzang, etc). Of op welk vorm-‐ of betekenisaspect. Maar ook vormen van<br />
muzikaal gedrag kunnen inhoud zijn. Die staan in de tweede kring. Die verschillende vormen<br />
van muzikaal gedrag staan in feite uitgelegd in de leerplandoelen p 21+22. Zingen is bv een<br />
vorm van 'muziek maken'. Maar hoe wil je dat het liedje gezongen wordt. Leg je de nadruk<br />
op de juistheid of eerder op een expressief stemgebruik. Hoe het liedje moet gezongen<br />
worden, zodanig dat het lied betekenis krijgt, zodanig dat er geleerd wordt, ……..moet<br />
duidelijk in je inhoudskolom. Hetzelfde kan gezegd over alle andere vormen van muzikaal<br />
gedrag. Soms kan je een bepaalde attitude expliciet als leerinhoud hebben. Dan moet die in<br />
je inhoudskolom verduidelijkt worden. Enzovoort……. Eigenlijk zijn de zaken die je<br />
aangekruist hebt in het leerplan de echte inhouden.<br />
• Een trucje om aan goede inhouden te komen is in de inhoudskolom het leerdoel te herhalen<br />
en erbij te schrijven : “dit doe je door” : (en dan de uitleg te geven). Ook een goeie is : “dit<br />
uit zich in …..”<br />
Ook : “om…(leerdoel herhalen : bvb passende foto’s bij een geluidsfragment te plaatsen) ….<br />
moet je….”<br />
• Horen ook nog in de inhoudskolom : Verwijzingen en toelichtingen bij het bordplan, bij lied-‐<br />
of oefenblaadjes, Uitleg bij allerlei symbolen, bewegingen. Als veel zal afhangen van de<br />
inbreng van de kinderen kan je toch nog altijd een aantal antwoorden neerschrijven, die je<br />
van de kinderen verwacht.<br />
• Gewoon in je les schrijven dat op het einde het liedje met de instrumenten begeleid wordt, is<br />
niet genoeg. Wat moeten de kinderen spelen, hoe georganiseerd, enz.... Verwijs naar het<br />
bordplan, of schrijf een notenvoorbeeld ter illustratie.<br />
• De noten van het liedje en de tekst ervan overschrijven in de inhoudskolom van je<br />
voorbereiding is een compleet overbodige en trouwens foutieve bezigheid : de echte<br />
inhouden in M.O. zijn lang/kort, melodie, betekenis, zingen, klappen, luisteren, .....<br />
• Als je bepaalde ritmes wil laten natikken moet je die ook in notenschrift of desnoods in een<br />
voor jou herkenbare code in je inhoudskolom neerschrijven.<br />
Technische aspecten<br />
• Meer werken met je bordplan : in vele gevallen is een goed bordplan al meteen een goed<br />
lesplan. Zelfs als je het lied op een flap schrijft wil ik toch je bordplan in zijn eindvorm op je<br />
voorbereiding zien staan. Je hoeft helemaal niet het hele lied op het bord te schrijven : beter<br />
minder tekst en er allerlei aanduidingen bij voorzien. Je bordplan er als een partituur<br />
uitzien: hoe moet het lied, de tekst, … uitgevoerd worden ?<br />
• Mooi en doelmatig liedblaadje -‐ Rommelig liedblaadje.<br />
• Onvolledig liedblaadje. De noten erbij geven : zoveel kinderen kunnen al wat muziek lezen,<br />
of hun vriendjes, ouders, ....<br />
• Krijgen de kinderen geen schriftelijke neerslag van wat ze geleerd hebben ? Het kan toch<br />
niet dat de inhoud van jouw les later op geen enkele manier meer kan functioneren. Bv een<br />
blaadje met de klankvorm en de symbolen erop ? Als je dat niet doet zou ik wel haast gaan<br />
denken dat de kinderen deze symbolen nadien in andere lessen niet meer gebruiken. Dat kan<br />
toch je bedoeling niet zijn!<br />
• Goed gebruik van allerlei prenten.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 99
Besluit<br />
• Je ziet een quotering van je les bovenaan. Dat zijn de punten die ik op deze les zou geven op<br />
het einde van het eerste jaar. Je weet dat je maar een les moet afgeven dit jaar, maar het<br />
mogen er ook meer zijn. Je mag ook deze les herwerken. Telkens je iets afgeeft kunnen je<br />
punten alleen maar omhoog gaan. Op het einde van het eerste jaar verwacht ik een<br />
voorbereiding met alles erop en eraan, ook doelen en commentaar. Dat mag ook deze les<br />
zijn met de nodige aanvullingen (zingeving, doelen , …….) Voor de stagebespreking geef ik<br />
wel iets ‘zachtere’ punten door.<br />
• Hoe kan het nog beter ? > Door nog origineler, experimenteler aan de slag te gaan, door nog<br />
meer samen met de kinderen echt muziek te maken in de zin van collectief te komponeren,<br />
muzikaal mooie en veelzeggende dingen te maken, door nog meer muzisch te denken (<br />
communiceren met klank, e.d.m.)……….<br />
• Als je deze les wil herwerken en terug afgeven, geef dan duidelijk aan wat en hoe je herwerkt<br />
hebt.<br />
OPDRACHT:<br />
Je werkt in groepjes van 5<br />
Overloop de mogelijkheden van je lied en van je thema aan de hand van het<br />
schema. Eerst mag dat snel en oppervlakkig gebeuren.<br />
Verdeel nu het werk: de volgende taken<br />
Iemand onderzoekt de mogelijke vormen van muzikaal gedrag<br />
Iemand denkt even na over een mogelijke vormgeving in functie van betekenis<br />
Iemand anders onderzoekt de muzikale aspecten en de klankeigenschappen<br />
De volgende kijkt naar het systeem van aanbieden, inzingen en verwerken<br />
De laatste houdt zich bezig de hulpmiddelen (bordplannen, instrumenten en<br />
prenten)<br />
rapporteer aan elkaar en overleg wat je aan de anderen gaat vertellen. Het mag<br />
maar een selectie zijn van wat jullie gevonden hebben.<br />
Korte opsomming van de mogelijkheden door de verschillende groepje<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 100
4 ANDERE WERKVORMEN<br />
1. Muzikaal Vierkant<br />
2. Percussieproject<br />
3. Rappen met ‘loops’<br />
4. Rappen met een vaste tekst<br />
5. Puzzel: Klank Vorm Betekenis<br />
6. Ritmeoefeningen<br />
7. Tekstverwerking: liedjes maken van gegeven teksten<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 101
4.1 MUZIKAAL VIERKANT<br />
De bedoeling van deze oefening is een aantal notenwaarden te leren kennen.<br />
Deze notenwaarden zijn<br />
: hele noot : halve noot<br />
: vierde noot : achtste noot<br />
Met deze noten maken we groepen die een eenvoudige samenstelling zijn van de<br />
bovenstaande waarden. Elke groep heeft de waarde van een hele noot. Er worden<br />
16 van deze groepen gemaakt en deze worden in een kader van 4x4, het muzikaal<br />
vierkant, geplaatst. Een voorbeeld :<br />
Dit schema wordt ingeoefend : je kan de noten zeggen op een klanklettergreep, je<br />
kan ze ook tikken, klappen, … maar je kan ze ook bewegen (vb : vierde noten :<br />
pompen, achtsten : vogeltjes, halve : zwemmen, hele : over de prairy kijken).<br />
Je kan niet alleen de rijen uitvoeren(van links naar rechts of omgekeerd), maar ook<br />
de kolommen(van boven naar onder of omgekeerd), je kan de diagonalen spelen,<br />
of een willekeurige volgorde die je dan meteen stok aangeeft.<br />
Een leuke verwerking : de klas wordt verdeeld in groepjes van 4 à 5 personen. Elk<br />
groepje krijgt de opdracht uit het schema een rij, kolom, diagonaal … te kiezen en<br />
een thema (bvb de boerderij, de badkamer, …). Elke groep voorziet het gekozen<br />
item van geluiden die in het thema thuishoren, en voert uit. De andere groepen<br />
raden welke rij, kolom, …uitgevoerd werd en wat het thema was.<br />
Opm: als je deze oefening in de lagere school gebruikt, moet je de ritmes<br />
vereenvoudigen, d.w.z. enkel gelijkmatige verdelingen maken. Ritmes zoals in de 3<br />
laatste vakken van de derde rij voorzie je beter niet van in het begin.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 102
4.2 EEN KRACHTIG DJEMBÉ-ONWEER : PERCUSSIEPROJECT<br />
Indeling : Schikking van het klaslokaal<br />
De instrumenten<br />
Beluisteren van het fragment “San Fye”<br />
Het geluidenvierkant - klankbeelden<br />
Het ritmevierkant - woordritmeren<br />
4.2.1 Schikking van het klaslokaal<br />
Het klaslokaal wordt zo ingericht dat er vier groepen aan het werk kunnen. De<br />
groepen bestaan uit vier tot zes leerlingen. Vier keer worden er twee of meer tafels<br />
bij elkaar geschoven.<br />
Op elke tafel komen een aantal instrumenten terecht : kartonnen dozen, stokjes,<br />
rammelaars en belletjes. De vier tafels hebben niet dezelfde ‘instrumentatie’. Ze<br />
worden in een halve kring rond het bord gezet. De kartonnen dozen op de tafels<br />
zijn zo geplaatst dat iedereen er makkelijk op kan trommelen. De kleinere<br />
instrumentjes liggen voor iedereen ‘bij de hand’. De stoelen staan in een halve<br />
kring rond de tafels.<br />
Schematisch ziet het er voor 16 lln zo uit :<br />
lkr<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 103
4.2.2 De instrumenten<br />
De ritmestokjes tikken we<br />
gewoon tegen elkaar, we<br />
tikken op de bank en<br />
kloppen ermee op de<br />
dozen.<br />
Ronde stokjes van hard<br />
hout zijn in de handel aan<br />
de meter te koop. Stokken<br />
van bamboe klinken mooier<br />
Kartonnen dozen.<br />
Het beste kan je werken met grote,<br />
platte dozen die tegen een stootje<br />
kunnen.<br />
Erop spelen kan gewoon met je<br />
handen - dat klinkt het mooist - of<br />
met houten stokken. In deze les<br />
gebruiken we de ritmestokjes<br />
De schudkokers :<br />
kan je het beste maken<br />
fotofilm-<br />
doosjes of frisdrankblikjes<br />
die<br />
dan vult met rijst, kralen,<br />
steentjes...<br />
De triangel staat in dit project voor<br />
alles wat maar van metaal of glas is<br />
en helder klinkt : bellen, buizen,<br />
ringen, ....<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 104
4.2.3 Beluisteren van het fragment “ San Fye” 19<br />
De opname begint met gedrum van alle trommen samen. Een hels lawaai. Plots<br />
hoor je de leider een bepaald ritme slaan. De anderen volgen zijn ritme. Het klinkt<br />
heel opzwepend : je hoort telkens een aantal doffe slagen op de trommen gevolgd<br />
door een lichter getik en gerammel. Dit patroon wordt een hele tijd aangehouden in<br />
intussen speelt de leider zijn contrasterende ritmes. Af en toe hoor je een<br />
schreeuw. Na tussenkomst van de leider verandert het ritme. Hierdoor klinkt het<br />
nieuwe samenspel iets trager maar dreigender, meer bezwerend.<br />
San Fye werd opgenomen in Ivoorkust, een land in West-Afrika. Het drukt de<br />
beleving van een onweer uit. Etnische groepen in Afrika zijn nog steeds onderhevig<br />
aan natuurverschijnselen. Door het onweer na te bootsen geven ze uitdrukking aan<br />
hun angst en bewondering voor het onweer. Ze eren en danken de goden omdat<br />
dit indrukwekkend fenomeen de grond vruchtbaar maakt. De kracht die wij bij het<br />
beluisteren van dit fragment ervaren is volgens de spelers nog niets vergeleken bij<br />
die van het echte onweer, dat door de regengod is gemaakt.<br />
San Fye bestaat uit twee grote onderdelen. Sterk vereenvoudigd zouden we ’t zo<br />
kunnen opschrijven:<br />
Eerste deel : maat 4/4<br />
Trommen<br />
Gleuftrom<br />
Rammelaars<br />
Bellen<br />
Tweede deel : maat 12/8<br />
Trommen . . .<br />
Gleuftrom .<br />
Rammelaars .<br />
Bellen . .<br />
19 CD : Percussions Mandingues. Vol 2 Mandinga Drums. Foliba. Adama Dramé. Playa<br />
Sound.<br />
Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 105
Mogelijke vraagjes bij het beluisteren :<br />
Welke instrumenten hoor je?<br />
Trommen(djembé’s),stokjes, gleuftrommen, rammelaars(Kalebassen), metalen<br />
bellen of tikken op glas).<br />
Is er een baas bij de muzikanten?<br />
Niet echt een dirigent, maar toch wel een leider.<br />
Waar, voor wie en door wie wordt er gespeeld?<br />
Er wordt buiten gespeeld. Er is geen publiek. Iedereen doet mee.<br />
Denk je nog aan andere dingen ?<br />
4.2.4 Het geluidenvierkant - klankbeelden<br />
Verklaring van de symbolen<br />
1 2 3 4<br />
een korte klank van stil naar luid<br />
een lange klank van luid naar stil<br />
een trillend, roffelig,<br />
rammelend geluid stil - luid - stil<br />
allerlei verschillende<br />
klanken proberen luid - stil - luid<br />
maken<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 106<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D
De bedoeling van deze lesfase is de kinderen te laten wennen aan de instrumenten,<br />
een aantal symbolen en aan het muzikaal vierkant als dusdanig.<br />
De instrumenten : ervoor zorgen dat alle kinderen op alle instrumenten kunnen<br />
spelen. Alle vervanginstrumenten zijn normaal gezien reeds in de klas ofwel<br />
gemakkelijk te verzamelen. Op grote kartonnen dozen is het wellicht leuker spelen.<br />
Je kan er al gauw met zijn vieren aan gaan zitten : op die manier leert de ene van<br />
de andere, is er wat meer een groepsgevoel.<br />
De klanksymbolen : hebben eveneens als bedoeling de groep als muzikale eenheid<br />
te vormen. Samen verstillen, verluiden, kort of lang spelen, een of ander speciaal<br />
klankje produceren, ...<br />
maakt van de klas een orkest, en maakt de leerlingen bewust van de verschillende<br />
speelwijzen op de instrumenten.<br />
Het muzikaal vierkant : is een bijzonder handig middel om allerlei dingen uitvoerig<br />
in te oefenen. Het heeft omwille van zijn 4x4- structuur heel wat<br />
vormmogelijkheden. Elk vakje heeft hier zijn eigen symbolen, maar duurt wel<br />
ongeveer even lang. Je kan bv. de rijen uitvoeren, de kolommen, een diagonaal, de<br />
paardensprong, bij sommige vakjes bijschrijven hoeveel keer je het gaat spelen,<br />
hoe luid of hoe stil, je kan er nog vocale geluiden aan toevoegen etc....<br />
Een mogelijke werkwijze<br />
1. Iedereen speelt op de dozen rij A<br />
2. Iedereen speelt op de stokjes rij B<br />
3. De groepen met de rammelaars spelen rij C<br />
4. De groepen met de bellen spelen rij D<br />
5. Iedere instrumentengroep speelt een afgesproken rij<br />
6. Er worden enkele kolommen gespeeld.<br />
Bijvoorbeeld kolom 2 en 3 klinken mooi<br />
8. Elke groep stelt een volgorde van 4 vakjes op en oefent die in. Het moet wel<br />
een goed klinkende volgorde zijn. De groepen stellen hun kompositie voor aan<br />
de anderen. Deze activiteit kan ook klassikaal.<br />
Klankbeelden maken<br />
mogelijkheden : - een onweer : het begint te waaien, bladeren ritselen, regen<br />
donder, paniek, het wordt terug rustig.<br />
- De dieren in de savanne. De vier instrumentengroepen<br />
worden geassocieerd met een dier. Bv. leeuw, aap, slang,<br />
vogel. Via een gefantaseerd verhaal maken we dan een<br />
spannend klankbeeld, met of zonder verteller.<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 107
4.2.5 Het ritmevierkant - woordritmeren<br />
1 2 3 4<br />
Steeltjes naar beneden : op de dozen kloppen.<br />
Steeltjes naar boven : stokjes tegen elkaar<br />
Steeltjes naar beneden : op de bank tikken<br />
Steeltjes naar boven : stokjes tegen elkaar<br />
Het - teken wil zeggen: schudden.<br />
Het heeft de lengte van hele noot<br />
Steeltjes naar beneden : laag klinkende bellen gebruiken<br />
Steeltjes naar boven : hoog klinkende bellen gebruiken<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 108<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D
Woordritmeren<br />
De ritmes van het origineel werden deels aangepast aan de mogelijkheden van de<br />
kinderen en de instrumenten.<br />
Ze worden nu eerst ingeoefend aan de hand van klankwoorden, die passen bij bij<br />
klank van de instrumenten en de bijhorende ritmes. De uitvoering van de steeltjes<br />
naar onder of boven lees je op de vorige pagina.<br />
doemedoeme doemdoem tik tik<br />
doemedoeme doemdoem tik tik<br />
tik tik tik /<br />
doemedoeme doemdoem doem /<br />
tik tik tak tak<br />
tik tik taktak tak<br />
tik tik tik /<br />
tak tak tak /<br />
tjak schudden tjak schudden<br />
tjak tjak schuddeeeeeeeeeeeen<br />
schuddeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeen<br />
tjak tjak schuddeeeeeeeeeeeen<br />
ping ping ping /<br />
pong pong pong /<br />
pingping pingping pingping pingping<br />
pongpong pongpong pongpong pong<br />
HET RITMEVIERKANT MET DE INSTRUMENTEN UITVOEREN<br />
Aangezien het hier weer om een muzikaal vierkant gaat, kan het verwerken<br />
verlopen zoals bij het geluidenvierkant.<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 109
4.2.6 De uiteindelijke opbouw<br />
Nu wordt het hoogtijd dat er een eindvorm wordt vastgelegd. Allerlei elementen uit<br />
de vorige projectonderdelen kunnen gebruikt worden.<br />
Een voorbeeld :<br />
OF<br />
A1 A2 A3 ...<br />
B1 B1 B2 B2 B3 B3 ...<br />
C1 C2 C3 ...<br />
D1 D2 D3 ...<br />
A1 A2 A3...<br />
B1 B2 B3...<br />
C1 C2 C3 C4 C1 C2 C3 C4 C1...<br />
D1 D2 D3...<br />
Eenmaal er een soort ritmisch refrein is vastgelegd, kan dit afgewisseld, aangevuld<br />
worden met geluiden van het geluidenvierkant, van de gemaakte klankbeelden,<br />
met woordritmes, e.d.m. De mogelijkheden zijn eigenlijk onbegrensd.<br />
Helemaal hetzelfde kan nu ook met het ritme van deel B van het fragment. Alles<br />
helemaal herhalen hoeft niet meer. We beperken ons nu tot het geven van het<br />
ritmevierkant van deel B.<br />
Als beide ritmes door de lln goed verwerkt zijn is het natuurlijk te gek deze alle<br />
twee in de uiteindelijke opbouw te verwerken.<br />
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 110
4.3 ‘RAPPEN’ MET ‘LOOPS’<br />
We werken met een cd met de volgende inhoud:<br />
Tracks 1, 2, 3, 4, 5, en 8 zijn ‘loops’. Dit zijn stukjes muziek die uit een bestaand<br />
nummer zijn geknipt en die je herhaaldelijk afgespeeld of ‘loopt’. Op deze cd zijn<br />
die stukjes gewoon heel vaak achter elkaar geplakt dat je een achtergrondmuziekje<br />
van ongeveer 2 minuten bekomt.<br />
Opdracht: “Met een van deze loops moeten jullie in groepjes van 4 of 5 een<br />
hiphopnummer maken”Om dit naar behoren te kunnen doen gaan we eerst<br />
klassikaal op zoek naar de kenmerken van de hiphop. Dit doen we door te luisteren<br />
deze muziek.<br />
Track 9, 13 en 15 > beatboxen, beatbox-battles. Het kan er erg virtuoos aan<br />
toegaan<br />
Track 10 en 12 > het gebruik van andere nummers uit allerlei genres(opera, pop,<br />
musical,…), de afwisseling zang en ritmisch spreken<br />
Track 11> de afwisseling en spanning tussen ritmisch gesproken gedeelten en nietritmische<br />
stukken, meestal in de vorm van een dialoog of conversatie.<br />
Track 6 en 11: instructies aan de muzikanten<br />
Alle nummers: het trage tempo, achtergrondkoortjes, geëngageerde teksten,…<br />
De groepjes nemen elk een Cd-speler en gaan aan de slag.<br />
Ze kiezen een van de loops, bepalen een onderwerp, zoeken startmateriaal, … een<br />
echt stappenplan zou ik hier niet voorzien.<br />
De verschillende groepjes komen naar voor en doen hun stukje. Er kan<br />
geëvalueerd worden aan de hand van de eerder opgesomde kenmerken van<br />
rapmuziek.<br />
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 111
4.4 RAPPEN MET EEN VASTE TEKST<br />
Regenritme - De weersvoorspeller<br />
Je mocht met je vrienden voor een keer een fietstocht maken. Met picknick en<br />
daarna gaan zwemmen. Afspraakjes gemaakt, de voorbereiding was perfect. Dan<br />
wil je vertrekken : het is noodweer. Niet eens goed genoeg om er een hond door te<br />
jagen.<br />
Je organiseerde gisteren een barbecue. Je had beter vooraf het weerbericht<br />
gelezen. Stoelen en tafels zakten weg in de modder. Worstjes en kippenbillen<br />
dreven in stroompjes water naar lager gelegen gebieden.<br />
Krantenartikels over allerlei dingen die letterlijk en figuurlijk in het water zijn<br />
gevallen.<br />
Meteen even nagaan of in de krant van de dag ervoor het weersbericht mooi weer<br />
voorspeld had of niet. Waren de mensen wel degelijk verwittigd voor dit slechte<br />
weer?<br />
een rap-strofe en meerstemmig ritmisch refrein de vet gedrukte woorden<br />
kunnen samen gezegd worden<br />
JE VRAAGT JE AF DIE MOOIE ZOMER<br />
IS DIE AL VOORBIJ ?<br />
WEL NEE WEL NEE, WANT IK NEEM<br />
HET WEERBERICHT ERBIJ<br />
DE LUCHTDRUK, WEL DIE STIJGT ALDOOR<br />
EN ZORGT VOOR HEEL MOOI WEER<br />
EN ALS HET MORGEN TOCH NIET LUKT<br />
DAN WEL EEN ANDERE KEER<br />
ZEG NU MAAR HIP HIP HOERA<br />
EN WEES NU ALLEN BLIJ :<br />
DIE ANTICYCLONALE WIG<br />
DIE GAAT ONS JUIST VOORBIJ<br />
WEG NU MET DIE PARAPLU<br />
EN WEG DIE REGENJAS<br />
GELOOF ME MAAR, JE ZAL WEL ZIEN :<br />
DIE KOMT JE NIET VAN PAS<br />
(MAAR WEL VAN PLAS MAAR WEL VAN PLAS) REFREIN (ZIE VOLGENDE<br />
PAGINA)<br />
MORGEN IS DE ZON WEEROM<br />
VOLOP VAN DE PARTIJ<br />
HET WORDT ALWEER EEN MOOIE DAG<br />
DE DERTIENDE OP RIJ<br />
ZE ZEGGEN HET ZO MOOI MENEER,<br />
DIE HEREN VAN HET WEER<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 112
EN OOK DE DAMES DOEN HUN BEST<br />
ZE LIEGEN ELKE KEER<br />
ZE DOEN DAT NIET GEWOON, O NEE<br />
ZE LIEGEN ECHT MET STIJL<br />
MET WOORDEN DIE GEEN MENS BEGRIJPT<br />
ZE DOEN HET WEL MET STIJL :<br />
ATLANTISCH OF SUBTROPISCH<br />
POLAIR OF MARITIEM<br />
HOE KOM IK NOU TE WETEN<br />
OF DE ZON WEL IS TE ZIEN<br />
(of de zon wel is te zien, of de zon wel is te zien)<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 113
efrein : kan je zeggen of spelen op ritme instrumenten<br />
Paraplu Paraplu Regendruppel Paraplu Paraplu Nat<br />
Hagel Hagel Regendruppel Hagel Hagel Nat<br />
Regendruppel Paraplu<br />
Regendruppel Paraplu<br />
Regendruppel Hagel Hagel Regendruppel Nat<br />
Paraplu Paraplu Regendruppel Paraplu Paraplu Nat<br />
Hagel Hagel Regendruppel Hagel Hagel Nat<br />
Regendruppel Paraplu<br />
Regendruppel Paraplu<br />
Regendruppel Hagel Hagel Regendruppel Nat<br />
Anticycloon Anticycloon Anticycloon Anticycloon *<br />
Oostenwinden Westenwinden Zuidenwinden Noordenwinden<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 114
4.5 PUZZEL: KLANK VORM BETEKENIS<br />
Deze oefening doen we enkel op eigen niveau. De bedoeling is de begrippen K V B<br />
duidelijk te stellen.<br />
Per twee krijgen de studenten 4 pagina’s.<br />
De pagina die begint met “de muziek ..” krijgt een blauwe markering.<br />
De pagina die begint met “er wordt....” krijgt een groene markering.<br />
De pagina die begint met “de melodie..” krijgt een rode markering.<br />
In elke pagina krijgen de bovenste drie vakjes elk een stip in de kleur van die<br />
pagina. Vervolgens worden van de drie bladzijden deze vakjes uitgeknipt. Op die<br />
manier bekomt men 9 papiertjes.<br />
Er worden achtereenvolgens drie muziekstukjes opgezet. De studenten zoeken bij<br />
elk muziekstuk een groen, rood en blauw papiertje.<br />
Nadien wordt de zaak besproken:<br />
- welke papiertjes horen samen bij welk stuikje muziek?<br />
- Wat is het verschil tussen de rode, blauwe en groen papiertjes?<br />
Voor de volgende stukjes kan bvb een muziekje opgezet worden en mag elke<br />
student maar één van de drie pagina’s gebruiken. Ze zullen ondervinden dat het<br />
moeilijk is met eenzijdige informatie een stukje te identificeren. Men kan ook de<br />
drie papiertjes van één van de stukjes grondig lezen en samen bespreken hoe die<br />
muziek zal klinken. Met andere woorden wordt er een voorspelling gedaan over de<br />
muziek die komt. Dan wordt er op een intense manier naar het fragment<br />
geluisterd.<br />
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 115
Deze muziek beschrijft de<br />
vlucht van de adelaar<br />
boven de “heilige grond”<br />
van de San Luis - vallei<br />
aan de “Grand Canyon”. In<br />
hun muziek drukken de<br />
indianen hun respect uit<br />
voor de arend : hoog in<br />
de lucht maakt hij cirkels<br />
en kan de wereld van op<br />
een afstand bekijken.<br />
De titel van dit stukje is<br />
“Kalasasaya”. Kalasasaya<br />
is een oude indiaanse<br />
stad. Het was een van de<br />
belangrijkste<br />
godsdienstige plaatsen<br />
van het oude Incarijk. Het<br />
muziekje is een eerbewijs<br />
aan deze grote stad. De<br />
muzikanten kijken met<br />
heimwee terug op hun<br />
rijke verleden. Ze doen<br />
dat door het gebruik van<br />
het indiaanse instrument<br />
bij uitstek : de panfluit !<br />
Nu hoor je een stukje<br />
dansmuziek uit Rusland.<br />
De oorspronkelijke<br />
bedoeling ervan is nogal<br />
duidelijk : er moet gedanst<br />
worden ! Kleine orkestjes<br />
zorgden vroeger voor de<br />
goede sfeer bij huwelijken<br />
en andere gelegenheden.<br />
Dit muziekje begint rustig,<br />
maar wordt na een tijdje<br />
vrolijker.<br />
De Aboriginals zijn de<br />
oorsprokelijke bewoners<br />
van Australië. Bij hen<br />
wordt dit instrument<br />
gebruikt om liederen en<br />
ceremonies te<br />
begeleinden. Om het te<br />
leren bespelen gaan jonge<br />
mannen luisteren naar de<br />
geluiden van de geesten<br />
en de dieren in het bos.<br />
Door insecten en dieren na<br />
te bootsen tonen de<br />
spelers hun respect voor<br />
de natuur.<br />
De titel van het stuk is<br />
“Ulvi”. Dat is Turks en wil<br />
evenveel zeggen als<br />
“Hemels”. De Ney fluit<br />
vind je niet alleen in<br />
Turkije. Ze zou<br />
oorspronkelijk uit het oude<br />
Perzië komen en is al<br />
sedert vele jaren verspreid<br />
over de hele Islam.<br />
Je hoort stukje muziek dat<br />
als naam “Shirabe” heeft.<br />
Het is bedoeld als<br />
“opwarmer” voor<br />
instrument en muzikant :<br />
ze maken opnieuw kennis<br />
met elkaar. Dit is zuivere<br />
meditatiemuziek. Muziek<br />
spelen en je adem<br />
gebruiken om klanken te<br />
maken is voor de Japanse<br />
fluitspeler een ideale<br />
manier om tot rust te<br />
komen.<br />
Over het ontstaan van dit<br />
instrument is er een<br />
verhaal bekend. Een jager<br />
nam een vrouw mee naar<br />
een plaats in het bos,<br />
waar de nachtegaal te<br />
horen was. Ze was zo<br />
ontroerd dat ze besloot<br />
een instrument uit te<br />
vinden dat de schoonheid<br />
van deze zang zou<br />
nabootsen. Dit stukje<br />
heet:“Wind in de<br />
Kokosbomen”.<br />
Dit stukje muziek vonden<br />
we terug met als titel :<br />
“Het lied van de<br />
emigrant”. Het is een<br />
klaagzang die vertelt over<br />
een boer uit Armenië.<br />
Omwille van de armoede<br />
moest hij zijn geliefde<br />
streek verlaten en elders<br />
zijn geluk zoeken. De<br />
droefheid en het verlangen<br />
hoor je zo.<br />
Dit fragment wordt<br />
gespeeld door het ongoensemble.<br />
Ze zijn met 18<br />
spelers ! Voor het Bandavolk<br />
uit de Centraal-<br />
Afrikaanse Republiek<br />
speelt muziek een<br />
belangrijke rol. Ze drukken<br />
ermee hun respect uit<br />
voor de goden. Door het<br />
geluid van dieren na te<br />
bootsen, proberen ze die<br />
goden gunstig te<br />
stemmen.<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 116
Er wordt gespeeld op een<br />
fluit, die gemaakt is van<br />
cederhout. Dit is een<br />
zachte houtsoort en dat<br />
hoor je ook : het<br />
instrument heeft een<br />
zachte, warme klank. Je<br />
hoort er een beetje lucht<br />
bij.<br />
Je hoort hier heel goed dat<br />
het een blaasinstrument is<br />
: er is bijna evenveel lucht<br />
te horen als echt zuivere<br />
klank. Sommigen vinden<br />
dat dit instrument heel<br />
“onzuiver” klinkt en<br />
daarom niet zo mooi.<br />
Anderen vinden het<br />
daarom juist heel knap.<br />
Wat vind jij ervan ?<br />
Het instrument dat we<br />
zoeken hoor je samen met<br />
drie Balalaika’s.(soort<br />
mandoline, gitaar) Je kan<br />
het moeilijk een echt<br />
“blaas”-instrument<br />
noemen. Toch hoort het<br />
bij die groep. Het heeft<br />
een hele eigen typische<br />
klank en manier van<br />
bespelen. Weet je ’t al ?<br />
Dit klinkt heel gek ! Je<br />
hoort een lage bromtoon,<br />
die van regelmatig<br />
bijgeluidjes krijgt. Het<br />
instrument wordt gemaakt<br />
van een tak van de<br />
eucalyptusboom. Nu wordt<br />
het instrument in de hele<br />
wereld nagemaakt met<br />
een dikke bamboestok of<br />
zelfs een plastic buis !<br />
Je hoort een laag<br />
klinkende fluit. Ze klinkt<br />
een beetje hees. De<br />
persoon die erop speelt<br />
hoor je tussen de zinnen<br />
heel diep ademen. Met het<br />
instrument kan je glijden<br />
van de ene toon naar de<br />
andere. Het klinkt duister,<br />
een beetje mysterieus.<br />
Als je lang genoeg luistert,<br />
hoor je dat het instrument<br />
zowel heel laag als heel<br />
hoog kan spelen. Dat doet<br />
ons vermoeden dat het uit<br />
een hoogstaande cultuur<br />
moet komen : zo’n<br />
instrument maken is<br />
immers moeilijk ! We<br />
hebben te doen met een<br />
rechte fluit van bamboe.<br />
Dat hoor je aan de klank :<br />
die is zacht en warm.<br />
Dit instrument maakt een<br />
schelle, duidelijke klank<br />
die een beetje aan een<br />
mond-harmonica doet<br />
denken. Het bestaat uit<br />
bamboepijpjes. In elk<br />
pijpje zit een stukje ijzer<br />
dat begint te trillen als je<br />
erop blaast. De pijpjes zijn<br />
samen verbonden met één<br />
mondstuk. Er zijn hoge en<br />
lage tonen bij. Soms hoor<br />
je meerdere tonen<br />
tegelijk.<br />
Bij dit instrument bestaat<br />
het mondstuk uit twee<br />
stukjes riet, die tegen<br />
elkaar gebonden zijn. Door<br />
erop te blazen breng je die<br />
rietjes aan het trillen en<br />
krijg je een scherp, eendachtig<br />
geluid. Toch is de<br />
klank hier eerder zacht en<br />
afgedempt. De noten<br />
“vibreren”, d.w.z. trillen<br />
soms. Wat een mooie,<br />
klagende klank !<br />
De hoorns werden<br />
gemaakt van wortels en<br />
takken van bomen, of zijn<br />
echte hoorns van<br />
antilopen. Sommige<br />
hoorns kunnen slechts één<br />
toon maken, op andere<br />
kan je een eenvoudig<br />
melodietje spelen. Ze<br />
klinken hoog en laag door<br />
elkaar.<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 117
De melodie bestaat uit een<br />
hele reeks van losse<br />
stukjes die fel op elkaar<br />
gelijken. De herhaling van<br />
die stukjes maakt de<br />
muziek rustgevend . Elk<br />
deeltje eindigt op een<br />
lange klank. Dan neemt de<br />
speler rustig de tijd om te<br />
ademen en gaat verder.<br />
Soms schiet de klank even<br />
omhoog.<br />
Nu hoor je een stukje<br />
muziek dat helemaal over<br />
je stroomt. De klanken<br />
van gitaar, bas, slagwerk<br />
en ook nog dat ene<br />
blaasinstrument, passen<br />
mooi elkaar. Het begint<br />
met de gitaren en dan<br />
speelt de blazer in lange<br />
tonen zijn melodie. Ze<br />
klinkt een beetje droevig,<br />
alsof de muzikant iets<br />
mist. Weet je waarom ?<br />
Wat een lieflijk stukje<br />
muziek. Een melodietje<br />
wordt door ons<br />
“blaasinstrument”<br />
gespeeld. De anderen<br />
spelen trillende noten en<br />
volgen de melodie. Heel<br />
langzaam aan wordt het<br />
levendiger : er komt<br />
steeds iets bij. Deze<br />
muziek klinkt ons al iets<br />
vertrouwder in de oren.<br />
Weet je uit welk land ?<br />
Een ervaren speler kan op<br />
dit instrument knappe<br />
effecten bekomen : allerlei<br />
bijklanken worden zo<br />
geschikt dat er een ritme<br />
onstaat. De basisbromtoon<br />
wordt nooit onderbroken.<br />
De fluitspeler helemaal<br />
alleen aan het werk.<br />
Tussen de ademhalingen<br />
hoor je lange melodische<br />
zinnen. Het is net alsof de<br />
muzikant elke keer even<br />
nadenkt wat hij de<br />
volgende keer gaat spelen.<br />
Het meeste hoor je lange<br />
noten met korte<br />
versieringen ertussen, en<br />
ook glijtonen. Zitten we in<br />
de grot van Ali Baba ?<br />
Wat er hier zo speciaal is,<br />
is dat de speler nu eens<br />
luider, dan weer stiller<br />
speelt. Zelfs in één noot<br />
speelt hij eerst stil, dan<br />
luider, en dan weer stiller.<br />
Alsof hij uitademt met een<br />
zucht. Het begint met lage<br />
noten. Langzaam aan<br />
klimt de speler hoger en<br />
hoger op in de<br />
mogelijkheden van het<br />
instrument.<br />
Het muziekje begint met<br />
een stoot van<br />
verschillende noten<br />
tegelijk. Daarna hoor je<br />
één toon. Rond die ene<br />
toon wordt een melodie<br />
geweven. Die gaat op en<br />
neer : het klinkt onrustig.<br />
Het lijkt iets te willen<br />
uitbeelden dat kleine,<br />
trillende bewegingen<br />
maakt.<br />
Eén muzikant speelt de<br />
hele tijd door een lange<br />
noot. De andere speelt<br />
daarbij een melodie die<br />
mooi bij die noot past. Het<br />
lijkt wel of de melodie op<br />
zoek gaat naar die ene<br />
noot. Op het einde spelen<br />
beide spelers inderdaad<br />
samen. Net alsof ze na<br />
lange tijd elkaar<br />
teruggevonden hebben.<br />
Het stuk begint met een<br />
lokroep van een vogel.<br />
Dan volgt er een<br />
overdonderend geluid vol<br />
spanning. Daarna lijkt de<br />
muziek wel op een canon :<br />
de verschillende leden van<br />
de groep zetten zetten een<br />
voor een in. Het lijkt wel<br />
een wirwar van klanken.<br />
Mooi is het misschien niet,<br />
maar moet dat wel ?<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 118
1. Verenigde staten<br />
Pueblo indianen<br />
Fluit<br />
4. Bolivia<br />
Panfluit<br />
7.Rusland<br />
Accordeon<br />
2.Australië<br />
Aboriginals<br />
Didgeridoo<br />
5.Turkije<br />
Ney-fluit<br />
8. Japan<br />
Shakuhachi<br />
3.Thailand<br />
Bamboe-orgel<br />
6. Armenië<br />
Doudouk<br />
9. Centraal-Afrikaanse<br />
Republiek : Banda-volk<br />
Allerlei hoorns<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 119
4.6 RITMEOEFENINGEN<br />
4.6.1 Flamenco<br />
Een voorbeeldje van ‘Palmas’ in één van de flamencostijlen<br />
4.6.2 Alegrías<br />
4.6.3 Ritme en tellen<br />
1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12 +<br />
. . . . X . . . . . X . . . X . . . X . . . X .<br />
X X X . X . . . . . . . X X X . X X X . X . X .<br />
X X X . X . . . . . . X . X . X . X X . . . X .<br />
. X . X . X . X . X X . . X . X . X . X . X X .<br />
Soms kan je ritmes maken door traag en snel te tellen<br />
Je kan dat noteren door gewoon een getal neer te schrijven:<br />
Bvb: 3 3 3 1 wil zeggen:<br />
één twee drie één twee drie één twee drie één<br />
Bvb: 3 2 3 2 4 2 1 wil zeggen:<br />
één twee drie één twee één twee drie één twee één twee drie vier één<br />
twee één<br />
Dit kan je snel en traag doen<br />
4.6.4 Het getal 60<br />
Is een van de meest deelbare getallen.<br />
We maken groepjes<br />
Groep 1 > geeft 1 tik op elke tel van 1 tot …. 61<br />
Groep 2 > geeft 1 tik op elke onpare tel 1, 3 , …. 61<br />
Groep 4 > geeft 1 tik op elke drievoud 1, 4 , 7, 10 61<br />
Groep 5 > geeft 1 tik op elke viervoud 1, 5 , 9 …. 61<br />
Groep 6 > geeft 1 tik op elke vijfvoud 1, 6 ,11 …. 61<br />
Groep 7 > geeft 1 tik op elke zesvoud 1, 7 , …. 61<br />
Groep 8 > geeft 1 tik op elke tienvoud 1, 11 , …. 61<br />
Groep 9 > geeft 1 tik op elke vijftienvoud 1, 16 , …. 61<br />
Groep 3 > geeft 1 tik op elke twintigvoud 1, 3 , …. 61<br />
Groep 3 > geeft 1 tik op elke dertigvoud 1, 3 , …. 61<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 120
4.6.5 Een ritmische reeks maken<br />
Je zoekt een aantal leuke muziekje met verschillende tempo’s. Die breng je mee<br />
naar de klas.<br />
De leerkracht stelt een ritmische reeks voor. Deze verloopt in 8 fases:<br />
1. vingerknip in de lucht<br />
2. Klap<br />
3. Twee handen plat op de bank<br />
4. Linkervoet zetten<br />
5. Rechtervoet zetten<br />
6. Twee voeten tegelijk zetten<br />
7. Twee handen plat op de bank<br />
8. Klap<br />
De reeks wordt traag en stelselmatig aangeleerd.<br />
Bij de uitvoering beginnen we met enkel nr 1 en dan wachten we 7 tijden. Daarna<br />
nr 1&2 en we tellen de andere tijden verder uit, enz.. Dit geeft het volgende<br />
uitvoeringsschema dat bestaat uit 8 reeksen.<br />
Het muziekje van Bongo Bongo wordt opgezet. De aangeleerde reeks wordt<br />
uitgevoerd terwijl het muziekje opstaat. Sommige kinderen geraken misschien tot<br />
en met de achtste reeks, velen waarschijnlijk niet. Dit gegeven wordt besproken in<br />
de klas. “We kunnen nog zo lang oefenen als we willen, er zal altijd wel ergens een<br />
foutje gemaakt worden. Is dit erg ? Kunnen we misschien de taken verdelen? Hoe ?<br />
Iemand de eerste vier en iemand de volgen 4? Iemand paar en iemand onpaar? Of<br />
mag iedereen één nummertje kiezen en kunnen we zo de hele reeks verdelen? Of<br />
ieder om beurt een reeks doen, zodat je altijd eventjes kunt ‘rusten’.<br />
Er wordt overwogen, beslist en allerlei uitgeprobeerd<br />
Een tweede probleempje: Als we op het juiste moment (dat wordt aangegeven<br />
door de muziek zelf) beginnen en we voeren de 8 (steeds langer wordende)<br />
reeksen uit, dan is het liedje nog bijlange niet gedaan. Wat doen we met de rest<br />
van het nummer? Zetten we het gewoon af ? Zoeken we er nog iets anders voor?<br />
Iets met een vast patroon? Of een beweging? Of iets met de stem?<br />
- We proberen alles mooi samen uit.<br />
- We kunnen ook de muziek eens even afzetten (een soort ‘stop de band ronde’<br />
en kijken af we mooi in de maat blijven.<br />
We proberen de eerste reeks eventueel uit met een hele andere muzieksoort<br />
Verandert er iets ? De bewegingen blijven hetzelfde maar de manier waarop we dat<br />
doen, is die anders? Hoe zorgt de muziek daarvoor ?<br />
Evaluatie<br />
- Wat hebben we nu allemaal gedaan ?<br />
- Wanneer heb je het goed gedaan en wanneer niet?<br />
- Wat heb je gedaan om de zaak gemakkelijker te maken.<br />
- Wat is er eigenlijk leuk aan deze oefening?<br />
- Wat was er nog te weinig en willen jullie een volgende keer zeker uitproberen?<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 121
4.7 TEKSTVERWERKING: LIEDJES MAKEN VAN GEGEVEN TEKSTEN<br />
De bedoeling van deze oefeningen dat studenten creatief omspringen met<br />
gedichten. Er worden een aantal geschikte voorbeelden gesuggereerd. Deze<br />
oefeningen kan in feite met allerlei soorten teksten: spelregels, bijsluiters,<br />
handleidingen, … Het gaat in feite over het onderscheid tussen de taal van muziek<br />
en de taal van taal.<br />
Karel Eykman<br />
Hou je oren open<br />
Hou je oren open, doe je neus eens dicht.<br />
Je oren zijn die gaatjes, hier in je gezicht.<br />
Hou je oren open, als je je neus maar sluit.<br />
Ik zal je wel vertellen, wat je nou niet ruikt:<br />
Het ruikt opeens naar rozen, oooh wat ruikt dat fijn.<br />
Ik ruik ook chocolaatjes, waarvan zou dat zijn?<br />
Maar....<br />
nou doe jij je neus open!<br />
Je gelooft niet wat ik zeg!<br />
Je wou me niet geloven,<br />
nou is het luchtje weg!<br />
Hou je oren open, doe je ogen dicht.<br />
Je ogen zijn die gaatjes, hier in je gezicht.<br />
Hou je ogen gesloten, maar je oren niet.<br />
Dan kan ik je vertellen, wat je nou niet ziet:<br />
Ik zie opeens veel bloemen, en daar een autoped.<br />
Ik zie een stoommachine, dat zie ik nou maar net.<br />
Maar...<br />
jij doet je ogen open!<br />
Je gelooft niet wat ik zeg!<br />
Je wou me niet geloven!<br />
dus nou is alles weg!<br />
Eigen schuld!<br />
De liedjes van ome Willem, Amsterdam, De Harmonie, 1977<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 122
Karel Eykman<br />
In vader of moeder klimmen<br />
Hé, kom er eens naar boven,<br />
boven op mijn hoofd.<br />
Geef je handjes allebei.<br />
Stap maar op die teen van mij.<br />
Zo kom je wel naar boven,<br />
boven op mijn hoofd.<br />
Als je op mijn dijen stapt,<br />
kijk maar uit, je glijdt eraf.<br />
Zo kom je wel naar boven,<br />
boven op mijn hoofd.<br />
Moet je op mijn buikje zijn?<br />
Trap niet zo, dat is niet fijn.<br />
Zo kom je wel naar boven,<br />
boven op mijn hoofd.<br />
Kom je op mijn borst eraan?<br />
Hou je vast, het zal wel gaan.<br />
Hé, wat doe je daarboven,<br />
boven op mijn hoofd?<br />
Nou zit je op mijn ogen,<br />
en dat was niet beloofd.<br />
De liedjes van ome Willem, Amsterdam, De Harmonie, 1977<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 123
Gyo Fujikawa<br />
Mijn nieuwe tand<br />
Op een keer... op een keer<br />
ging mijn tand heen en weer.<br />
Krak! deed hij toen<br />
en hij zat er niet meer.<br />
Toen heb ik hem onder mijn kussen gelegd<br />
en tegen mijn broertje heb ik gezegd:<br />
om kwart over twee<br />
dan komt er een fee,<br />
die pakt mijn tandje<br />
en neemt het mee.<br />
Dan krijg ik over een week of zo,<br />
van haar een nieuwe tand kado.<br />
Maar 's morgen, och,<br />
toen lag hij er nog.<br />
En mijn nieuwe tandje?<br />
Dat kreeg ik tóch!<br />
Kindje ga je mee, Bewerking door L. Smulders, De Bilt, Cantecleer, 1980<br />
Schelpen zoeken<br />
Doe je mee, doe je mee,<br />
schelpen zoeken langs de zee?<br />
Gele, witte, rose, rooie,<br />
hele zeldzame en mooie...<br />
Schelpen met fijne tandjes<br />
en driedubbele randjes,<br />
schelpen als buisjes,<br />
en grappige huisjes,<br />
schelpen als horentjes<br />
en heel spitse torentjes,<br />
bruine, blauwe, grijze, groene,<br />
o, d'r liggen d'r miljoenen...<br />
Ga je mee, ga je mee,<br />
schelpen zoeken langs de zee?<br />
Kinderversjes, Haarlem, Holland, 1975<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 124
Nannie Kuiper<br />
kleine voetjes op het strand<br />
kleine handjes vol met zand<br />
kleine teentjes in de zee<br />
mamma, doe je even mee?<br />
linkerbeen, rechterbeen<br />
over al die golfjes heen<br />
grote voeten op het strand<br />
grote handen vol met zand<br />
grote tenen in de zee<br />
ja hoor, mamma doet ook mee!<br />
linkerbeen, rechterbeen<br />
over al die golven heen.<br />
Dag hobbelpaard, Den Haag, Leopold, 1979<br />
Harriet Laurey<br />
De speelgoedbeesten<br />
Ze stonden in de winkel op een rij.<br />
Ze konden nog niet zien en nog niet horen.<br />
Want speelgoedbeesten worden pas geboren<br />
als er een kindje zegt: "Jij wordt van mij!"<br />
Er was een och-zo-klein konijntje bij,<br />
helemaal grijs, met donkergrijze oren<br />
(één stond rechtop, één leunde wat naar voren)<br />
en 't hield zijn kopje eventjes opzij.<br />
En toen kwam Katelijntje.<br />
Ze keek langs heel de rij<br />
en zei toen: "Dag konijntje,<br />
kom maar, je wordt van mij."<br />
Ze nam het zachtjes in haar arm,<br />
ze streek het langs zijn oren,<br />
en toen werd het konijntje warm.<br />
En toen was het geboren!<br />
Kinderversjes, Haarlem, Holland, 1979<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 125
Willem Wilmink<br />
Mijn broertje<br />
Ik heb een klein broertje met wit haar<br />
en een grote snottebel,<br />
ik heb een klein broertje van twee jaar,<br />
en 't is een leuk ventje, dat wel.<br />
Als ie stout is krijgt ie weinig straf,<br />
want hij is ook nog zo klein.<br />
Met mij loopt dat wel anders af:<br />
ik moet verstandig zijn.<br />
Hij begrijpt er nog weinig van,<br />
wanneer ik hem vertel,<br />
dat ie niet met mijn speelgoed spelen kan,<br />
maar 't is een leuk ventje, dat wel.<br />
Hij maakt wel 'es dingen van me stuk,<br />
en dat is niet zo fijn.<br />
Maar het is ook nog zo'n kleine puk,<br />
en ik moet verstandig zijn.<br />
Hij zit aan mijn meccanodoos<br />
en aan mijn voetbalspel,<br />
en soms is het wel erg hopeloos,<br />
maar 't is een leuk ventje, dat wel.<br />
Dat wel.<br />
Berichten voor bezorgde kinderen, Antwerpen, Kosmos, 1975<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 126
Willem Wilmink<br />
Tegelliedje<br />
Kom ik uit mijn school vandaan,<br />
en moet ik naar huis toe gaan,<br />
moet ik tegels overslaan.<br />
Een, drie, vijf en zeven,<br />
en dan moet ik ook nog even<br />
eenmaal tweemaal<br />
om de lantarenpaal.<br />
Deze tegel sla ik over<br />
en op deze stap ik.<br />
Vind je mij een rare vogel?<br />
Ja, meneer, dat snap ik.<br />
't Is een eigenaardig spel<br />
dat ik alle tegels tel,<br />
deze niet en deze wel.<br />
Drie, vijf, zeven, negen,<br />
dan kom ik een boompje tegen,<br />
hink ik op mijn linkerbeen<br />
om dat boompje heen.<br />
Deze tegel sla ik over<br />
en op deze stap ik.<br />
Vind je mij een rare vogel?<br />
Ja, meneer, dat snap ik.<br />
Tegels tellen met je voet,<br />
en waarom je zoiets doet,<br />
dat begrijp je zelf niet goed.<br />
Zeven, negen, ellef,<br />
't gaat alhaast vanzellef.<br />
't Is een raar geval —<br />
moeder! dag! daar ben ik al!<br />
De liedjes voor kinderen, Amsterdam, C.J. Aerts, 1979<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 127
Hans Andreus<br />
A.A. Milne<br />
Binker<br />
Binker — want zo noem ik hem — Binker is van mij.<br />
Als je mij ziet spelen, dan is hij erbij.<br />
Hij is mijn geheimpje, hij is mijn idee.<br />
Waar ik ook mee bezig ben, hij doet er aan mee.<br />
O, papa is zo knap,<br />
hij is de allerknapste man.<br />
En mama die kan alles<br />
wat een ander niet kan.<br />
Maar ze kunnen<br />
Binker<br />
niet zien.<br />
Binker is niet gulzig, maar hij eet alleen zo graag.<br />
Binker zegt dat dropjes juist zo goed zijn voor<br />
zijn maag.<br />
Daarom vraag ik altijd: "Mag Binker ook wat drop?"<br />
Maar omdat hij niet kauwen kan, eet ik het voor hem<br />
op.<br />
O, ik houd zoveel van papa, maar hij leest zo vaak de krant.<br />
O, ik houd zoveel van mama, maar ze wil nooit naar het strand.<br />
En ik heb ook wel eens ruzie als ik me weer wassen moet...<br />
Maar met Binker is het anders, die begrijpt me altijd goed.<br />
Binker kan al praten, dat heb ik hem geleerd.<br />
De 'r' vindt hij wat moeilijk, die zegt hij vaak verkeerd.<br />
Ook heeft hij wel eens last van een piepje in zijn stem.<br />
En soms, als hij niet praten wil, praat ik gewoon voor hem.<br />
O, papa is zo knap, hij is de allerknapste man.<br />
En mama die weet overal en overal iets van.<br />
Maar ze weten niets<br />
van<br />
Binker.<br />
Binker durft ook alles, hij is net een sterke beer.<br />
En soms een wilde tijger, als we spelen bij het meer.<br />
Binker huilt niet gauw, behalve (en dat is ook naar)<br />
als zijn ogen pijn doen van de shampoo uit zijn haar.<br />
O, papa is een papa en zo lief als het maar kan.<br />
En mama is mijn mama en daar houd ik zoveel van.<br />
Maar ze zijn niet<br />
zoals<br />
Binker<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 128
Nu we al zes zijn, vert. N. Kuiper, Amsterdam, Ploegsma, 1974<br />
Hans Andreus<br />
De Wees Vrolijk-Automaat<br />
Op de hoek van de Berenstraat<br />
staat een Wees Vrolijk-Automaat.<br />
Je stopt er een kwartje in en dan<br />
word je zo vrolijk als 't maar kan.<br />
Je danst en zingt de hele dag,<br />
zelfs als je niet dansen en zingen mag.<br />
Waarom ik dan zo kribbig kijk?<br />
Ik ben vandaag geen kwartje rijk<br />
en trouwens: ik vind 't wel zo fijn<br />
om als ik kribbig ben kribbig te zijn.<br />
De rommeltuin, Haarlem, Holland, 1970<br />
Darte<br />
Ik heb een hekel aan gebakjes<br />
met jam, met stroop, met room.<br />
Ik eet ze niet, ze zijn zo zoet,<br />
ze maken me zo loom.<br />
Ik hou niet van tompoezen,<br />
ik hou ook niet van vla<br />
niet van eclair of soezen<br />
en niet van chocola.<br />
Bah, van die kokoskoekjes<br />
neem ik beslist geen hap<br />
ik lust ze niet, ajakkes nee<br />
en ook geen appelflap.<br />
O, vind jij dat echt geen probleem?<br />
Lig jij er niet van wakker?<br />
Ik wel hoor, want ik hou van Jan,<br />
en die wordt later bakker.<br />
Ongepubliceerd<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 129
Hans Dorrestijn<br />
Droevig<br />
Soms voel je je opeens verdrietig,<br />
je weet niet eens waarom.<br />
Je moeder loopt in huis te zingen<br />
en om de grapjes van je vader lach je je meestal krom.<br />
Maar vandaag niet, vandaag niet,<br />
je kijkt droevig naar buiten, naar de vrolijke zon.<br />
Die is anders zo warm, maar vandaag niet,<br />
vandaag is alles donker, maar je weet niet waarom.<br />
Je merkt het 's morgens bij het opstaan:<br />
vandaag ben ik bedrukt.<br />
Al haal je tienen voor je huiswerk,<br />
je moet vechten met je tranen en je weet dat het niet lukt.<br />
Vandaag niet, vandaag niet,<br />
je kijkt droevig naar buiten, naar de vrolijke zon.<br />
Die is anders zo warm, maar vandaag niet,<br />
vandaag is alles donker, maar je weet niet waarom.<br />
Je bent een liegbeest, liedjes voor kinderen, Amsterdam, C. J. Aarts, 1975<br />
Ik ben lekker stout<br />
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!<br />
Ik wil geen handjes geven!<br />
Ik wil niet zeggen elke keer:<br />
jawel mevrouw, jawel meneer...<br />
nee, nooit meer in m'n leven!<br />
Ik hou m'n handen op m'n rug<br />
en ik zeg lekker niks terug!<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 130
Nannie Kuiper<br />
Een slechte bui<br />
Soms als ik opsta, kan ik niet blij zijn.<br />
Soms als ik opsta, ben ik al boos.<br />
Zelfs als de anderen aardig voor mij zijn,<br />
blijft dat gevoel nog een hele poos.<br />
Heb jij dat ook, of herken je dat niet,<br />
dat nare gevoel dat vaak pijn doet van binnen.<br />
Dan is er zo'n dag niets met mij te beginnen,<br />
dan doe ik mezelf en een ander verdriet.<br />
Dan sla ik met deuren, zo hard als ik kan,<br />
dan heb ik zo'n zin om mijn vriendjes te knijpen;<br />
maar dat kan dan niemand en niemand begrijpen<br />
dan zeuren ze maar, o daar krijg ik wat van!<br />
Soms als ik opsta, kan ik niet blij zijn.<br />
Soms als ik opsta, ben ik al boos.<br />
Zelfs als de anderen aardig voor mij zijn,<br />
blijft dat gevoel nog een hele poos.<br />
Zo kan het ook, Den Haag, Leopold, 1980.<br />
Nannie Kuiper<br />
Ruzie<br />
Ik heb ruzie met mijn vriendje<br />
om een stukje veterdrop,<br />
want dat wou hij niet verdelen<br />
en toen gaf ik hem een schop.<br />
Ik heb ruzie met mijn vriendje,<br />
daarom speelt hij verderop;<br />
nu zit ik me te vervelen —<br />
om zo'n stukje veterdrop.<br />
Zo kan het ook, Den Haag, Leopold, 1980<br />
Annie M.G. Schmidt<br />
Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 131