02.05.2013 Views

cursus didactiek - Marie Bogaert

cursus didactiek - Marie Bogaert

cursus didactiek - Marie Bogaert

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hogeschool – Universiteit Brussel<br />

Campus Nieuwland<br />

Nieuwland 198 – 1000 Brussel<br />

Tel 02/512 32 59<br />

Fax 02/512 29 06<br />

Lector: Dirk <strong>Bogaert</strong><br />

september ’10<br />

vijfde uitgave<br />

Muzische Vorming I a & b<br />

Deel muziek<br />

Didactiek<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 1


Inhoudstafel<br />

Inhoudsopgave<br />

Deel 1: Algemeen 5<br />

1 Inleidende begrippen 5<br />

1.1 Muzikale cultuur 5<br />

1.2 Cultuur 5<br />

1.2.1 Cultureel erfgoed 6<br />

1.2.2 Cultuur 6<br />

1.2.3 Cultuur volgens Unesco 2002 6<br />

1.3 Cultuur en muzische vorming 7<br />

1.4 Even terug in het verleden: 11<br />

1.5 Voor de toekomst: Cultuur-­‐ en kunsteducatie in het onderwijs: veranderingen en<br />

uitdagingen 12<br />

1.5.1 Doorlichting van cultuur-­‐ en kunsteducatie in Vlaanderen 12<br />

1.5.2 Kenmerken cultuur-­‐ en kunsteducatie in de basisschool 13<br />

1.5.3 Erfgoededucatie 14<br />

2 Ontwikkelingsdoelen en eindtermen 15<br />

3 Leerplannen 17<br />

3.1 VVKBaO 17<br />

3.1.1 Overzicht van de deelleerplannen 17<br />

3.1.2 Het algemene deel 18<br />

3.1.3 Het leerplan muzikale opvoeding 19<br />

3.2 OVSG 25<br />

3.2.1 Bedenkingen 25<br />

3.2.2 Leerplandoelen OVSG 26<br />

3.3 Het gemeenschapsonderwijs 27<br />

3.3.1 Bedenkingen 27<br />

3.3.2 Leerplandoelen gemeenschapsonderwijs 28<br />

Deel 2: Klank – Vorm - Betekenis 29<br />

1 Het didactisch model 29<br />

1.1 Inleiding 29<br />

1.2 Drie concentrische cirkels 29<br />

1.3 Het didactisch model zelf 30<br />

1.4 De verhouding tussen klank-­‐vorm-­‐betekenis 31<br />

1.5 Muzikaal gedrag en attituden 32<br />

1.6 Het didactisch model en de andere muzische vakken 32<br />

2 33<br />

2 Klankeigenschappen : Leerinhouden, Leerlijnen en muzikaal gedrag 33<br />

2.1 Hard en zacht 34<br />

2.1.1 Leerinhouden/leerlijnen 34<br />

2.1.2 Muzikaal gedrag 34<br />

2.1.3 Symbolen/suggesties 35<br />

2.2 Lang en kort 40<br />

2.2.1 Leerinhouden/leerlijnen 40<br />

2.2.2 Muzikaal gedrag 40<br />

2.2.3 Symbolen/suggesties 41<br />

2.3 Hoog en laag 42<br />

2.3.1 Leerinhouden/leerlijnen 42<br />

2.3.2 Muzikaal gedrag 42<br />

2.3.3 Symbolen/suggesties 43<br />

2.4 Klankkleur 48<br />

2.4.1 Leerinhouden/leerlijnen 48<br />

2.4.2 Muzikaal gedrag 48<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 2


2.4.3 Symbolen/suggesties 49<br />

2.5 Geluidsomgeving en richting van de geluidsbron 51<br />

2.5.1 Leerinhouden/leerlijnen 51<br />

2.5.2 Muzikaal gedrag 51<br />

2.5.3 Symbolen/suggesties 51<br />

3 Muzikale aspecten : leerinhouden, leerlijnen en muzikaal gedrag 53<br />

3.1 Maat – Tempo -­‐ Ritme 53<br />

3.1.1 Leerinhouden/leerlijnen 53<br />

3.1.2 Muzikaal gedrag 53<br />

3.1.3 Symbolen/suggesties 54<br />

3.2 58<br />

3.2 Melodie 58<br />

3.2.1 Leerinhouden/leerlijnen 58<br />

3.2.2 Muzikaal gedrag 58<br />

3.2.3 Melodie : symbolen en suggesties 58<br />

3.3 Samenklank -­‐ Meerstemmigheid 59<br />

3.3.1 Leerinhouden/leerlijnen 59<br />

3.3.2 Muzikaal gedrag 59<br />

3.3.3 Symbolen en suggesties 60<br />

4 Vorm 63<br />

5 Betekenis 63<br />

Deel 3: Muzikale vormingsdomeinen 64<br />

1 Luisteren 64<br />

1.1 Wat is luisteren? 64<br />

1.2 Oefeningen 66<br />

1.2.1 Hard en zacht 66<br />

1.2.2 Lang en kort 66<br />

1.2.3 Hoog en laag 66<br />

1.2.4 Klankkleur/timbre 66<br />

1.2.5 Richting geluidsbron 67<br />

1.2.6 Verkennen van de geluidsomgeving 67<br />

2 Stemvorming 68<br />

2.1 De stem is een instrument 68<br />

2.1.1 De vier onderdelen van je zangstem 68<br />

2.1.2 De ademhaling 69<br />

2.1.3 De resonator of klankkast 70<br />

2.2 Oefeningen 72<br />

2.3 In de klas: 74<br />

2.4 Brommers 75<br />

3 Zanglessen 77<br />

3.1 Een goede zangles: de voorbereiding op papier. 77<br />

3.2 Een goede voorbereiding is niet alleen op papier! 77<br />

3.3 Aanbieden -­‐ Inzingen -­‐ Verwerken 78<br />

3.3.1 Aanbieden 78<br />

3.3.2 Inzingen 79<br />

3.3.3 Verwerken 79<br />

3.4 Hulpmiddelen : bordplannen en prenten 79<br />

3.4.1 Bordplannen 79<br />

3.4.2 Prenten 82<br />

3.5 Hoe maak ik een goede zangles of een themales? 92<br />

3.5.1 Wat is een zangles of een themales? 92<br />

3.5.2 Eerst moet je goede ideeën hebben. 92<br />

3.5.3 Dan maak je een selectie 94<br />

3.5.4 Nu nog de les voorbereiden 95<br />

4 Andere werkvormen 101<br />

4.1 Muzikaal vierkant 102<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 3


4.2 Een krachtig djembé-­‐onweer : percussieproject 103<br />

4.2.1 Schikking van het klaslokaal 103<br />

4.2.2 De instrumenten 104<br />

4.2.3 Beluisteren van het fragment “ San Fye” 105<br />

4.2.4 Het geluidenvierkant -­‐ klankbeelden 106<br />

4.2.5 Het ritmevierkant -­‐ woordritmeren 108<br />

4.2.6 De uiteindelijke opbouw 110<br />

4.3 ‘Rappen’ met ‘Loops’ 111<br />

4.4 Rappen met een vaste tekst 112<br />

4.5 Puzzel: Klank Vorm Betekenis 115<br />

4.6 Ritmeoefeningen 120<br />

4.6.1 Flamenco 120<br />

4.6.2 Alegrías 120<br />

4.6.3 Ritme en tellen 120<br />

4.6.4 Het getal 60 120<br />

4.6.5 Een ritmische reeks maken 121<br />

4.7 Tekstverwerking: liedjes maken van gegeven teksten 122<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 4


Deel 1: Algemeen<br />

1 INLEIDENDE BEGRIPPEN<br />

1.1 MUZIKALE CULTUUR<br />

Muzikale cultuur is een breed begrip. Het omvat ons hele doen en laten in verband<br />

met klank en muziek : in slaap gezongen worden als baby, experimenteren met de<br />

stem, naar fuiven gaan, zelf muziek maken, filmmuziek beluisteren, optredens<br />

bijwonen, in een grootwarenhuis rondlopen en sfeermuziek horen, kippenvel<br />

krijgen, dansen, samen zingen, ... het is er allemaal een deel van.<br />

Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur. Die wordt bepaald door de eigen<br />

persoonlijkheid en allerlei invloeden. Alle jongeren in het Westen lopen met een<br />

mp3-speler rond, luisteren op die manier naar muziek in de bus, op de fiets, gaan<br />

ermee joggen, hebben een ‘eigen collectie’ op de computer, kopen bij iTunes,<br />

luisteren naar Spotify, kijken en luisteren naar Youtube, delen via Facebook, … De<br />

muziekscholen hebben meer inschrijvingen dan ooit tevoren: er wordt notenleer<br />

gevolgd, viool, piano, …. 1 Er wordt muziek gemaakt met DJ-programma’s, Traktor,<br />

Logic, Garage Band, … er bestaan honderden muziekprogramma’s en evenveel<br />

communities, er worden muziekjes gezocht om bij de vakantiefilmpjes af te spelen.<br />

Pakweg tien jaar geleden hadden we deze toestand nooit kunnen voorspellen. Hoe<br />

de muzikale wereld er binnen tien jaar voor jongeren en volwassenen zal uitzien is<br />

al even moeilijk te voorspellen.<br />

“Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur” wil ook zeggen: de ene heeft kippenvel<br />

bij dit en de andere bij dat. Het hoeft niet steeds om kippenvel met de grote “K” te<br />

gaan. Overspoeld worden door emoties ten gevolge van muzikale prikkels, is<br />

fantastisch, maar kan niet de hele tijd. Uitspraken als “hm, interessant”, of “dit is<br />

wel leuk, we doen het nog eens”, of “van die groep koop ik een CD”, komen vaker<br />

voor. Een kompositie ineensteken, waar je jezelf en je emoties in kan terugvinden,<br />

als jazzmuzikant de improvisatie van je leven spelen, .... het is grandioos. Maar in<br />

een café gezellig praten bij achtergrondmuziek of op zondag een boek lezen bij een<br />

leuk muziekje hebben zeker ook charmes.<br />

Toch duidt het woord ‘cultuur’ op iets gemeenschappelijks, op waarden,<br />

gewoontes, …van een groep.<br />

1.2 CULTUUR<br />

Van het begrip bestaan er vele definities die elk een ander licht op de zaak werpen.<br />

Het is de moeite waard ze te kennen:<br />

1 In het schooljaar 2007-2008 telde het Deeeltijds Kunstonderwijs (DKO) 168.066<br />

leerlingen. Drie kwart daarvan zijn kinderen en jongeren. Eén op vijf leerlingen uit het lager<br />

onderwijs volgt in de vrije tijd een opleiding in het DKO; in het secundair onderwijs is dat<br />

één op elf. Het DKO is goed gespreid: er zijn 101 academies voor podiumkunsten (toneel,<br />

muziek en dans) en 66 academies voor beeldende kunst. In 263 van de 308 Vlaamse en<br />

Brusselse gemeenten is er een DKO-instelling.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 5


1.2.1 Cultureel erfgoed<br />

Cultureel erfgoed: sporen uit het verleden in het heden die zichtbaar en tastbaar<br />

aanwezig zijn. Dat kunnen voorwerpen zijn in musea, archeologische vondsten,<br />

archieven, monumenten en landschappen. Maar ook de daaraan verbonden<br />

gebruiken, verhalen en gewoonten. Aldus wordt ook wel onderscheid gemaakt<br />

tussen het materieel en immaterieel cultureel erfgoed.<br />

1.2.2 Cultuur<br />

De ruimste betekenis is: alles wat door menselijk handelen is gemaakt, ofwel<br />

alles behalve de 'ongerepte' natuur. Een andere omschrijving is de leefstijl van<br />

een samenleving; de vorm, inhoud en geestelijke gerichtheid van menselijk<br />

handelen. Deze leefstijl is niet eenduidig, maar veeleer een dynamisch<br />

samenspel van subculturen. Hedendaagse cultuur komt tot uiting in<br />

uiteenlopende verschijnselen als watermanagement, reclame, Internet, kunst,<br />

zinloos geweld, enzovoorts. Aan de leefstijl van een groep of gemeenschap<br />

ontlenen mensen hun identiteit. Voor inzicht in de leefstijlen van het verleden<br />

kunnen we teruggrijpen op tradities, overleveringen en het materiële culturele<br />

erfgoed. Traditioneel wordt er onderscheid gemaakt in hogere cultuur (met de<br />

uitingsvormen gekoppeld aan kunst, godsdienst en wetenschap) en lagere cultuur.<br />

Kenmerkend voor de hedendaagse cultuur is echter dat die hiërarchie in betekenis<br />

afneemt.<br />

1.2.3 Cultuur volgens Unesco 2002<br />

In de ruimste betekenis kan cultuur worden gedefinieerd als een groep van<br />

specifieke materiële en immateriële, rationele en gevoelsmatige kenmerken, die<br />

een maatschappij of sociale groep karakteriseren. Naast kunst omvat cultuur ook<br />

leefstijlen, waarden en normen, tradities en opvattingen. Nog algemener gesteld is<br />

cultuur een set van waarden die de mens voorziet van bestaans- en<br />

handelingsredenen. In engere en meer klassieke betekenis kan cultuur worden<br />

beschouwd als een geheel dat naast kunst ook wetenschap, erfgoed, culturele<br />

industrie, massamedia en ict omvat, voorzover ze gebruikt worden voor culturele<br />

doeleinden.<br />

Zo gedefinieerd kan cultuur worden bezien als dat deel van menselijke activiteit dat<br />

tastbare representaties maakt van de waarden en normen, opvattingen, tradities<br />

en leefstijlen. Deze tastbare representaties maken de cultuur expliciet en<br />

overdraagbaar buiten de persoonlijke overdracht om.<br />

Globalisering stelt nieuwe uitdagingen aan culturele diversiteit. Vele<br />

belangrijke culturele producten vereisen de lijfelijke aanwezigheid van de<br />

kunstenaar (podiumkunsten, performances) of krijgen een bijzondere waarde door<br />

hun uniek karakter (kunstwerken). Vele producten uit de huidige culturele<br />

industrie echter vereisen weliswaar behoorlijke investering om te maken,<br />

maar zijn gemakkelijk te kopiëren en te verspreiden. Als de leefstijlen,<br />

waarden, opvattingen en tradities voornamelijk zouden zijn belichaamd in<br />

concerten, voorstellingen of kunstwerken, dan zou internationale uitwisseling<br />

waarschijnlijk geen probleem zijn voor culturele diversiteit. In de moderne wereld<br />

is het echter film, televisie, opnames, drukwerk en andere culturele goederen<br />

waarin de cultuur gerepresenteerd wordt: goederen met hoge productiekosten<br />

maar lage reproductie- en distributiekosten. Dit leidt tot dominantie en eenzijdige<br />

spreiding van massa(cultuur)producten uit rijke, industriële culturen en<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 6


tot verdrukking van culturen die niet beschikken over dat type producten<br />

en toch al een tere positie hebben. 2<br />

Cultuurbeleid zou dit proces deels moeten corrigeren. Een van de belangrijkste<br />

uitdagingen van cultuurbeleid in internationale context is te waarborgen dat<br />

individuen toegang hebben tot hun eigen cultuur; dit betreft zowel actieve als<br />

receptieve participanten (hobbyisten en bezoekers). Binnen elk land is de toegang<br />

tot cultuurproducten (al dan niet binnen- of buitenlands) al afhankelijk van<br />

bestaande ongelijkheden. Etnische afkomst, sekse, leeftijd, inkomen,<br />

opleidingsniveau en geografische locatie blijken belangrijke factoren in de toegang<br />

tot cultuur. De bovengenoemde onevenwichtige interculturele uitwisseling komt<br />

daar nu nog eens bovenop.<br />

Alles hangt af van wat een mens wil bereiken. In vele gevallen passen definities<br />

zich vlot aan. Als managers in bedrijven de productiviteit willen verhogen, en<br />

daarom een nieuwe mentaliteit willen installeren, gaat de definitie zo: “Een cultuur<br />

wordt in wezen bepaald door de aangeleerde, impliciete veronderstellingen<br />

waarop mensen hun dagelijks gedrag baseren. Dit resulteert in wat wordt<br />

beschouwd als, populair uitgedrukt: “de manier waarop wij hier nu eenmaal te<br />

werk gaan”. Een cultuur is de som van alle gemeenschappelijke en als<br />

vanzelfsprekende ervaren veronderstellingen die een groep in de loop van haar<br />

bestaan heeft geleerd. Mensen die in bedrijven iets willen veranderen zullen iets<br />

moeten doen aan die impliciete veronderstellingen. Ook in scholen is dat vaak het<br />

geval. 3<br />

1.3 CULTUUR EN MUZISCHE VORMING<br />

Bovenstaande definities zijn zonder twijfel interessant en duidelijk, maar omdat wij<br />

moeten focussen op muzische vorming in het basisonderwijs hebben we nog een<br />

andere omschrijving nodig:<br />

Definitie: Cultuur is een intersubjectief symbolensysteem dat de mens een<br />

oriëntatie biedt ten aanzien van de anderen, zichzelf, de dingen, en eventueel het<br />

bovenmenselijke 4 . Het is een symbolensysteem dat van generatie op generatie<br />

wordt overgeleverd en getransformeerd.<br />

• Intersubjectief: voor meerdere mensen in communicatie met elkaar<br />

• Symbolensysteem: het geheel van tekens, waarmee de mens zijn<br />

kennen, kunnen en zijn uitdrukt. Tekens kunnen zijn: een glimlach, een<br />

woord, een melodisch motief, een logo, … De symbolen zijn geen losse<br />

tekens maar zijn gevat een een systeem. Bijvoorbeeld: ‘Taal’ is een<br />

symbolensysteem. Woorden zijn symbolen; ze zijn gevat in een systeem<br />

dat geregeld wordt door spelling, zinsleer, …<br />

2<br />

Gelukkig waait er de laatste jaren juist dank zij het internet en vooral sites zoals Youtube<br />

terug een nieuwe wind. Iedereen kan zijn artistieke en andere bezigheden via dit soort<br />

platforms met wereld delen. Vandaag kan je dank zij dit medium kennis maken met vele<br />

diverse culturen en subculturen, te veel om op te noemen. Het is een feit dat net dank zij<br />

de nieuwe media de grote productiehuizen de smaak en cultuurconsumptie minder en<br />

minder gaan bepalen. Zo zie je maar hoe snel een definitie achterhaald kan zijn.<br />

3<br />

Edgar H. Schein: De ziel van de bedrijfscultuur als ziel van de onderneming, vertaald artikel uit<br />

Organized Culture and Leadership, New York 2004<br />

4<br />

E.Roossens, Sociale en culturele Antropologie, Acco Leuven, '84:32<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 7


Vergelijken we deze definitie met de omschrijving van het muzisch handelen in<br />

een inleidende tekst op de eindtermen muzische vorming:<br />

" Kinderen zoeken naar tekens, bepalen een code met stippen, vlekken,<br />

krabbels, schreeuwen, … en verduidelijken daarmee hun relatie met de<br />

werkelijkheid. Spontaan zullen zij voor bepaalde tekens een voorkeur laten<br />

blijken. De speelse uitdrukking met tekens vinden we terug in de beeld- , de<br />

klank-, de lichaams-, de woord-, de kunst- en de mediataal.<br />

Dit eigenzinnig concept duidt dus op communiceren met tekens, gebaren,<br />

bewegingen, kleuren, vormen, klanken en geluiden, door henzelf of anderen<br />

bedacht, om impressies te vertalen, te herkennen en te begrijpen.<br />

Muzisch zijn en handelen is een communicatie- en uitdrukkingsmiddel,<br />

dat samen met het denken van de kinderen evolueert" 5 .<br />

In beide teksten gaat het uitdrukkelijk over tekens waarmee mensen<br />

communiceren. Eigenlijk kunnen we zeggen dat cultuur een intersubjectief<br />

symbolensysteem is dat op zijn beurt bestaat uit diverse symbolensystemen.<br />

We noemen er enkele op: taal, beeldtaal, muziek, gebaren en mimiek, maar ook<br />

de rechtspraak, het wegennet, … Al die systemen hebben gemeenschappelijk dat<br />

ze bestaan uit bouwstenen en uit regels die deze bouwstenen met elkaar<br />

verbinden. Bijvoorbeeld: taal bestaat uit woorden. Het communiceren via taal<br />

verloopt eenduidig en genuanceerd dank zij een uitgebreide woordenschat en vele<br />

regels. Die regels zijn terug te vindenin de woordleer, de zinsleer, en<br />

taalbeschouwing. Taal is dus een symboolsysteem. Het hele autoverkeer kan je zin<br />

als een symboolsysteem: het bestaat uit auto’s, wegen, verkeersregels, …. Het is<br />

duidelijk dat taal en muziek heel andere symboolsystemen zijn dan het<br />

rechtswezen of het verkeer. Het verschil is dat de eerste twee expliciet<br />

intermenselijke communicatie als doel hebben. Muzische vorming is in principe<br />

niets anders dan de verschillende communicatiegerichte symbolensystemen uit een<br />

cultuur leren kennen, ermee leren omgaan. Niet toevallig komen deze<br />

symbolensystemen precies overeen met de verschillende domeinen in eindtermen<br />

en leerplannen: muziek, beeld, drama, beweging, media. Muzische vorming gaat<br />

niet alleen over het leren hanteren van de diverse talen, het leerdomein moet zich<br />

ook bezig houden met de culturele producten als muziekstukken, interieurs, kledij,<br />

…<br />

Muzische vorming is dan het leren deelnemen aan het maatschappelijke<br />

leven, het zoeken naar een eigen stijl,………het leren communiceren met<br />

tekens van allerlei aard….. kortom wegwijs geraken in een cultuur.<br />

Hieronder in het kader volgen enkele definities die in de toekomst belangrijker<br />

worden. Ze komen uit een eindrapport over kunst- en cultuureducatie van juli<br />

2008. Op de volgende pagina staan enkele bedenkingen over de noodzaak van een<br />

degelijke kunst- en cultuureducatie. Het zijn stukken uit de inleidende tekst van<br />

hetzelfde document. De volledige tekst staat op de website van de Canon<br />

Cultuurcel, zoekterm ‘gedeeld verbeeld’.<br />

5 MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, departement onderwijs : ontwikkelingsdoelen en eindtermen,<br />

decretale telkst enuitgangspunten. Brussel, 1995<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 8


WERKDEFINITIES (in het eindrapport ‘Gedeeld-Verbeeld’ over kunst- en<br />

cultuureducatie)<br />

Elke poging om cultuur en kunst te definiëren is het resultaat van een reflectie over cultuur en kunst<br />

in een bepaalde context. In wat volgt formuleert de Commissie de betekenis van een aantal termen<br />

binnen de context van haar opdracht: de uitwerking van een betere cultuur- en kunsteducatie in<br />

Vlaanderen. Eerst omschrijft de Commissie de begrippen ‘cultuur’, ‘kunst’, ‘erfgoed’ en ‘media’ om<br />

vervolgens op basis van die omschrijvingen de termen ‘cultuureducatie’, ‘kunsteducatie’,<br />

‘erfgoededucatie’ en ‘media-educatie’ te definiëren. [deze laatste begrippen zijn niet in deze tekst<br />

opgenomen]<br />

3.1. Cultuur<br />

Binnen haar opdracht beschouwt de Commissie cultuur als betekenisgeving. Mensen geven al<br />

denkend, handelend en communicerend betekenis aan de werkelijkheid . Meer concreet kunnen we<br />

cultuur omschrijven als een sociaal gedeeld betekenisfonds waaruit we putten wanneer we denken,<br />

handelen of communiceren. Met andere woorden: cultuur maakt interactie mogelijk tussen mensen<br />

onderling en tussen mensen en dingen (media). Cultuur omvat bijgevolg taal, muziek, beelden,<br />

gebaren, fysieke objecten (kleren, gebouwen, boeken, schilderijen), kennis, opvattingen, normen, …<br />

Op die manier maken kunst, erfgoed en media integraal deel uit van cultuur.<br />

3.2. Kunst<br />

In het verlengde van de werkdefinitie voor cultuur, beschouwen we kunst als een bewuste<br />

interpretatie en transformatie van het gedeelde betekenisfonds met een observeerbare realisatie als<br />

resultaat. Dit proces veronderstelt een zeker vakmanschap en expressiviteit, een vermogen om<br />

toeschouwers te raken en een interpretatie van een dagelijkse werkelijkheid. Dit proces kan culturele<br />

gewoontes bevestigen of verankeren, maar zal vaker culturele gewoontes doorbreken (en bijgevolg<br />

een element van culturele vernieuwing met zich meebrengen).<br />

3.3. Erfgoed<br />

Onder erfgoed verstaat de Commissie alle materiële en immateriële uitingen en sporen van<br />

menselijke handelingen uit het verleden en het heden, waaraan we als individu of als samenleving in<br />

het heden bewust of onbewust een waarde hechten en die we bewaren voor de toekomst.<br />

3.4. Media<br />

De term ‘media’ wijst op de middelen waarmee we materiële en immateriële uitingen en gegevens<br />

met ons individueel en collectief betekenisfonds verbinden. Media maakt de communicatie tussen<br />

mensen mogelijk.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 9


VOORWOORD<br />

‘zijn’<br />

Cultuur en kunst zijn dragers van ons algemeen maatschappelijk waarde- en normenpatroon, een<br />

patroon dat door nieuwe, moraalvormende instituten zoals media, marketing en geglobaliseerde<br />

verkoopsconcerns wordt aangestuurd. De schier onuitputtelijke toegang tot ongenormeerde informatie<br />

brengt nieuwe uitdagingen en gevaren met zich mee, alsook enorme kansen. Ook dat veronderstelt een<br />

inhoudelijk, technisch en ethisch referentiekader dat niet zelden bij de overeind gebleven oudere<br />

socialiserende instanties (ouders, leerkrachten,…) zelf ontbreekt.<br />

Cultuur en kunst zijn onlosmakelijk vervlochten met collectieve en individuele uitdrukkingsprocessen.<br />

Onze huidige schoolcultuur en -vorming is in hoofdzaak gericht op literaire geletterdheid en<br />

cognitieve vaardigheden. Andere vormen van intelligentie dan de rationeel-cognitieve komen weinig<br />

aan bod. Kinderen die een andere taal hanteren en zich beter uitdrukken in bijvoorbeeld dans, geluid,<br />

beeld, komen in dit systeem weinig aan bod. Deze andere maar essentiële uitdrukkingsvormen en<br />

andere soorten van intelligentie krijgen juist veel meer aandacht in een gedegen cultuur- en<br />

kunsteducatie. Daarom vormt cultuur- en kunsteducatie een essentieel onderdeel van de persoonlijke<br />

ontwikkeling van kinderen en jongeren, een ontwikkeling die zich uitstrekt over verschillende fasen in<br />

de onderwijsloopbaan.<br />

Er is een spanningsverschil tussen kunst en cultuur. Cultuur gaat op zoek naar productie en markt,<br />

terwijl kunst op zoek is naar essentie, idealisering en participatie. Bij kunst zijn doel en middel<br />

onlosmakelijk aan elkaar gebonden. Kunst is indringend, want [het is] essentiële communicatie die<br />

moet kunnen worden begrepen. Dat laatste is altijd het resultaat van een leerproces. Een taal (als<br />

medium) ‘leer’ je: geen enkel medium is in staat een voorrecht op te eisen in het perspectief van de<br />

universaliteit van het mens-zijn. Vele vormen van intelligentie veronderstellen ook veelvoudige<br />

observatie en communicatie. Uit houding en klank kan je vaak meer duiden dan wat een talige<br />

samenleving toelaat te communiceren, en omgekeerd. Educatie maakt van de consument een<br />

participant. Dit geldt zowel voor cultuur als kunst. Een cultuurparticipant leest de commercieel<br />

gedreven informatie (of manipulatie) op een andere manier dan de van zijn eigen zoektocht<br />

vervreemde – want anderen beslissen voor hem – consument. Omwille van hun democratiserend en<br />

dus ontvoogdend vermogen zijn cultuur- en kunsteducatie bijgevolg noodzakelijk.<br />

Onze voorstellen hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal gefundeerd zijn op het besef dat het<br />

welslagen van cultuur- en kunsteducatie essentieel is voor de ontwikkeling van onze uitgedaagde<br />

Europese beschaving.<br />

De uitdaging van onze westerse samenleving is om een gedemocratiseerd ‘welzijnsverhaal’ te<br />

schrijven dat – voorbij een materieel determinisme – ultiem immaterieel is, gezien haar bekommernis<br />

om ‘zijn’ in plaats van ‘hebben’. Dit is de essentie van ons engagement. 6<br />

Hans Waege<br />

Brussel, 2 juli 2008<br />

6 CANON CULTUURCEL, Gedeeld verbeeld, Eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, September<br />

2008, p 3-5.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 10


1.4 EVEN TERUG IN HET VERLEDEN:<br />

Leervakken als bewegingopvoeding, muzikale opvoeding, beeldopvoeding, …<br />

hebben doorheen de voorbije decennia niet steeds de dezelfde functie gehad.<br />

Doorheen de jaren werden ze gezien in een ander, breder kader:<br />

• 1950 in het kader van een introductie in de wereld van de kunst<br />

• 1960 in het kader van persoonlijkheidsontwikkeling : niet meer leren over muziek,<br />

kunst, … maar leren door muziek ….<br />

• 1970 in het kader van maatschappijvorming en sociale emancipatie<br />

• 1980 in het kader van kunstspreiding en kunstparticipatie. Jeugdprogrammatie<br />

• 1990 vanuit verschillende visies, maar toch …. Met een groot accent op<br />

persoonlijkheidsontwikkeling en (inter)cultureel bewustzijn.<br />

• 2000 integrale aanpak, leren omgaan met het enorme aanbod via de nieuwe media<br />

• 2010 samenwerking met andere werkvelden, de school openbreken<br />

De activiteiten waarover wij het hebben hebben in de loop der tijden allerlei namen<br />

gehad. Vroeger sprak men over ‘zang, tekenen en knutselen’, vanaf de jaren ‘70<br />

over de ‘expressievakken’, nu over ‘muzische vorming’. Om de 10 jaar zijn de<br />

maatschappelijke omstandigheden anders. Telkens worden de muzische<br />

bezigheden in het onderwijs dan in een ander kader geplaatst.<br />

Tijdens deze ontwikkeling is er altijd een spanning geweest (en die is er nog)<br />

tussen twee benaderingen : de subjectivistische benadering (nadruk op het<br />

uitdrukken van emoties) en de objectivistische (nadruk op ontwikkelen van<br />

vaardigheden en technieken).<br />

Twee getuigenissen<br />

Getuigenis man 77 jaar (schooltijd voor 1950)<br />

Het lager onderwijs werd in grote mate gedomineerd door het kerkelijke gebeuren.<br />

De catechismus was een boek, en bevatte 41 lessen. iedere leerling moest dit boek<br />

letterlijk uit het hoofd kunnen opzeggen. We moesten leder week een les opzeggen.<br />

Onze namen werden gerangschikt, de beste mocht don ook als eerste zijn communie<br />

doen. Dagelijks de mis bijwonen was een gewoonte waar niet van afgeweken werd.<br />

En toch zijn we niet allemaal pastoor of pater geworden. In de klas zongen we bijna<br />

nooit. Daarom zochten de leerlingen vaak naar buitenschoolse muzikale activiteiten.<br />

In iedere gemeente waren er drie of meer fanfares of harmonies, waar talentvolle<br />

liefhebbers zich konden opwerken. Wie zangtalent had, moest naar het kerkelijk<br />

zangkoor Bij gebrek aan toestellen en turnmateriaal moesten wij ons beperken tot<br />

wat loop- en springoefeningen. Als we wat extra beweging nodig hadden gingen we<br />

naar een bal. Jaarlijks gaf iedere verenging een bal. Zo gingen we ieder jaar dansen<br />

ten voordele van de brandweer, de boeren, muziek of turnmaatschappij. Dit<br />

danstreffen werd zeer verzorgd opgeluisterd door een bekwaam symfonisch orkest.<br />

Als jonge knapen waren we vooral getraind op gedichten van Guido Gezelle en<br />

Albrecht Rodenbach. Die gedichten moesten we toen voordragen met een goede<br />

stijve houding. Er was zeker en vast geen sprake van creativiteit.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 11


Getuigenis vrouw van 46 jaar (schooltijd na 1960)<br />

'Nog niet zo lang geleden kwam ik tot de betekenis van Muzische vorming. Zelfs als<br />

mijn kinderen in het lager onderwijs zaten kwam dit woord niet aan bod. Bij ons op<br />

school was het turnen. Dit betekende ons schooluniform in stilte aantrekken. De<br />

turnzakjes bleven een volledig trimester aan onze genummerde kapstok hangen. De<br />

les turnen begon met 3 toeren marcheren als opwarming, wat dan iets later 3 toeren<br />

lopen werd. De les werd ingedeeld in balsporten, grondoefeningen of toestelturnen.<br />

Dit werden een reeks opgelegde oefeningen die we in de juiste volgorde moesten<br />

maken. We kwamen om de beurt aan bod. De anderen moesten toekijken.<br />

Zwemmen stond om de 14 dagen op het lesrooster vanaf het 5 e leerjaar. (Ervoor<br />

had de gemeente geen zwembad) Meer dan de helft van de klas kon niet zwemmen<br />

en durfde don ook het water niet in tot hoger dan de heupen. Wat voorbereidende<br />

bewegingen werden gegeven om tot zwemmen te komen.(kikvors, open, toe) Deze<br />

die konden zwemmen mochten baantjes trekken. Deze leerlingen werden door de<br />

ouders naar de stad gevoerd voor zwemles en gingen op reis naar de zee. Dan<br />

hadden we ook nog versjes en liedjes. Er was een schriftje waar we de liedjes en<br />

versjes moesten in overschrijven van het bord. Daarna moesten we de versjes thuis<br />

uit het hoofd leren en 's anderendaags op de trede vooraan voordragen. We kregen<br />

door punten op articulatie en uitspraak. De liedjes waren de Vlaamse klassiekers<br />

zoals 'Loze Vissertje' en 'Wel Annemarieke'. De lerares speelde mee op de blokfluit.<br />

Voor het examen moesten we alle versjes en liedjes uit het hoofd kennen. In de klas<br />

moesten we dan een briefje trekken en deze brengen voor de klas. Grote stress!<br />

Gelukkig lag dit vak me wel. Daarnaast hadden we vanaf het 2 e leerjaar ook breien<br />

en haken in de meisjesschool. We hadden allen een breitas. Deze moest wekelijks<br />

mee naar school om enkele rijen verder te breien of haken. Tegen de week erop<br />

moesten we 10 cm verder zitten. We maakten betekenisloze poppenonderbroeken<br />

en een tochthond. De tekenles hadden we wekelijks de vrijdagnamiddag het laatste<br />

uurtje. We kregen elk een blad en tekenden telkens een andere figuur of voorwerp<br />

over: een boom in de herfst, een masker bij carnaval, .. We mochten het met<br />

kleurpotloden inkleuren. Dat alles voorpunten op het rapport.<br />

1.5 VOOR DE TOEKOMST: CULTUUR- EN KUNSTEDUCATIE IN HET ONDERWIJS:<br />

VERANDERINGEN EN UITDAGINGEN 7<br />

Terwijl in vele basisscholen de implementatie (dat is ‘hoe je in jouw klas en school<br />

de richtlijnen van leerplannen en eindtermen moet omzetten in concrete<br />

activiteiten’) van het vakgebied muzische vorming nog volop aan de gang is, heeft<br />

het Departement Ondewijs d.m.v. de publicatie Gedeeld/Verbeeld, eindrapport van<br />

de commissie onderwijs cultuur, de krachtlijnen uitgezet voor een nieuwe en<br />

aanvullende benadering van het leergebied. 8<br />

1.5.1 Doorlichting van cultuur- en kunsteducatie in Vlaanderen<br />

Tijdens het schooljaar 2006-2007 onderzocht Anne Bamford de kwaliteit van<br />

cultuur- en kunsteducatie in Vlaanderen. Zij deed dit in opdracht van de Vlaamse<br />

minister voor Onderwijs en Vorming. Dit waren haar vaststellingen:<br />

7 Deze paragraaf is een samenvatting van de tekst van Marc Van Mechelen, te vinden op<br />

http://www.locusnet.be/portaal/Locus/Publiekswerking/Kunst-%20en%20Cultuureducatie<br />

8 Gedeeld Verbeeld, eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, in opdracht van de<br />

minister van Onderwijs en Vorming, september 2008 (digitale versie van het rapport op<br />

www.canoncultuurcel.be)<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 12


• er bestaan in Vlaanderen schitterende cultuur- en kunsteducatieve<br />

praktijken, maar ze zijn niet algemeen. Het is weinig voorspelbaar met<br />

welke kunst- en cultuuruitingen een kind in zijn schoolloopbaan<br />

kennismaakt;<br />

• de onvoorspelbaarheid is niet zozeer een kwestie van toeval, eerder van<br />

ongelijke onderwijskansen. Dit geldt zeker voor het kleuter- en<br />

leerplichtonderwijs, maar ook voor het deeltijds kunstonderwijs (DKO) dat<br />

er slaagt niet in een divers publiek te bereiken;<br />

• scholen spelen veel solo. Er is weinig uitwisseling van goede praktijken;<br />

• cultuur- en kunsteducatie worden te weinig geëvalueerd. Er zijn te weinig<br />

instrumenten om de kwaliteit en de impact ervan vast te stellen;<br />

• de lerarenopleidingen besteden relatief veel aandacht aan kunsteducatie,<br />

maar de kwaliteit is beperkt.<br />

1.5.2 Kenmerken cultuur- en kunsteducatie in de basisschool<br />

• Directie en leerkrachten, met inspraak van ouders en leerlingen,<br />

ontwikkelen een visie op een doorlopende leerlijn.<br />

• Een school kan een zo omvattende leerlijn slechts realiseren als ze<br />

samenwerkt met culturele instellingen, o.a. de bibliotheek, het cultuur- of<br />

gemeenschapscentrum, een museum,.enz. 9<br />

• In het basisonderwijs komt cultuureducatie aan bod in verschillende<br />

leergebieden, b.v. literatuur in het taalonderwijs, dans in lichamelijke<br />

opvoeding, erfgoed in wereldoriëntatie. De ontwikkelingsdoelen en<br />

eindtermen muzische vorming lenen zich vrij goed tot een brede invulling<br />

met diverse invalshoeken en werkmethodes.<br />

• De commissie omschrijft een visie voor het basisonderwijs als volgt:<br />

“Een visie geldt voor een periode van zes jaar, vertrekt van een<br />

analyse van de huidige situatie met betrekking tot cultuur- en<br />

kunsteducatie op school en in de schoolomgeving. Verder moet deze<br />

visie een omschrijving omvatten van de manier waarop de school wil<br />

werken aan cultuur- en kunsteducatie en welke doelstellingen ze op<br />

korte en lange termijn beoogt, binnen de concrete schoolcontext. Dit<br />

betekent dat bij het uitschrijven van de visie zoveel mogelijk rekening<br />

wordt gehouden met de schoolomgeving (ligging, buurt, aanwezigheid<br />

ondersteunende organisaties, …), de leerlingenpopulatie, de globale<br />

pedagogische doelstellingen, het onderwijsniveau en de<br />

9 Lokale culturele instellingen investeren stevig in de kunst- en cultuureducatie op school, al<br />

tientallen jaren. Bibliotheken ontvangen de leerlingen tijdens klassikale ontleningen, geven<br />

bibliotheekintroducties, stellen thema- en wisselcollecties samen, organiseren workshops en<br />

ontmoetingen met schrijvers en illustratoren, enz. De cultuurcentra organiseren jaarlijks<br />

2800 schoolactiviteiten en tellen jaarlijks ruim 80.00 deelnames van kleuters, 230.000<br />

deelnames van leerlingen van het lager onderwijs en 177.000 van het secundair onderwijs.<br />

De stedelijke en gemeentelijke musea ontvangen schoolgroepen voor rondleidingen en<br />

andere educatieve activiteiten. Ook musea in kleine gemeenten leveren hier vaak<br />

voortreffelijk werk in het kader van wereldoriëntatie en erfgoededucatie.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 13


onderwijsvorm. De aandacht kan ook uitgaan naar de middelen die<br />

men meent nodig te hebben en de ondersteuning en/of bijscholing die<br />

noodzakelijk is/zijn.”<br />

• Een plan met een beperkt aantal acties die een proces op gang brengen,<br />

zal effectiever zijn dan een plan dat op papier “integraal” is maar nooit een<br />

werkinstrument zal worden.<br />

• Scholen zullen ondersteuning kunnen gebruiken, van de pedagogische<br />

begeleidingsdiensten en de inspectie, maar ook van de culturele<br />

instellingen. De culturele sector heeft reeds enige traditie met<br />

beleidsplanning<br />

1.5.3 Erfgoededucatie<br />

Hier is het de bedoeling bruggen te bouwen tussen het onderwijs en de<br />

erfgoedsector. Leerkrachten zijn soms meer met erfgoed bezig dan ze denken,<br />

maar herkennen zich niet in de taal van de erfgoedsector. Als een leerkracht b.v.<br />

foto’s toont van het dorpsplein in 1942 en een opa uitnodigt om te vertellen over<br />

het leven tijdens de Duitse bezetting, noemt hij dat geen erfgoededucatie maar WO<br />

(in de lagere school) of geschiedenis (secundaire school).<br />

De meeste erfgoedinstellingen stellen een educatief aanbod ter beschikking van de<br />

scholen, maar meer communicatie en samenwerking kunnen leiden tot grotere<br />

doelmatigheid.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 14


2 ONTWIKKELINGSDOELEN EN EINDTERMEN<br />

Het volledige leerstofpakket dat in de basisschool wordt behandeld is ingedeeld in<br />

diverse 'vakken'. Dat is enerzijds een goede zaak : het geeft overzicht, vakken<br />

laten zich gemakkelijk in een weekagenda vatten, in dit vak streef je deze doelen<br />

na, in dat vak andere. Deze indeling heeft ook iets onnatuurlijk: de wereld of de<br />

realiteit dient zich immers niet in vakjes aan, maar als een geheel. Daarom is men<br />

vakken gaan groeperen. De W.O.-vakken gaven het voorbeeld. Niet de vakjes op<br />

zich zijn van belang, maar vooral de manier waarop men met de werkelijkheid<br />

omgaat.<br />

Zoals men de W.O.-vakken in een adem noemde, deed men dat ook met de<br />

zogenaamde 'expressievakken'. Plastische opvoeding, muzikale en lichamelijke<br />

opvoeding waren de vakken gaat waarin kinderen zich leren uitdrukken of zich<br />

kunnen uitleven. Ze stonden apart in het weekrooster, dit in tegenstelling met<br />

W.O., waar het geheel - de methode, de manier van werken - belangrijker is dan<br />

de delen.<br />

Sedert 15 jaar worden de expressievakken van vroeger ondergebracht in een<br />

nieuw leergebied: Muzische vorming. Niet alleen het zich leren uitdrukken, zich<br />

kunnen uitleven staat centraal maar ook het waarnemen, het beschouwen, het<br />

communiceren met tekens.<br />

Net zoals voor de andere leergebieden in de basisschool bestaan er voor muzische<br />

vorming ontwikkelingsdoelen en eindtermen 10 . Eindtermen zijn de<br />

minimumeisen waaraan kinderen moeten voldoen op het einde van de lagere<br />

school. Ontwikkelingsdoelen zijn de minimumeisen voor de kleuterschool. Hier<br />

enkel de grote structuur van de ontwikkelingsdoelen/eindtermen gegeven plus<br />

daarbij uitvoeriger de verwachtingen voor muziek en attitudes.<br />

1. Muzische vorming - beeld<br />

2. Muzische vorming - muziek<br />

de kleuters kunnen (ontwikkelingsdoelen):<br />

2.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen, in beluisterde muziek<br />

ervaren en herkennen.<br />

2.2 ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren,herkennen en<br />

nabootsen.<br />

2.3 signalen, functie en sfeer van beluisterde muziek of liedjes ervaren en<br />

herkennen, en alleen of in groep reproduceren.<br />

2.4 een toenemende stembeheersing ontwikkelen.<br />

2.5 met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en<br />

improviseren ontwikkelen met klank, stem, of instrument.<br />

de leerlingen kunnen (eindtermen) :<br />

10 http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/index.htm<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 15


2.1 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de<br />

geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek<br />

- de klankeigenschap<br />

- de functie/gebruikssituatie<br />

2.2 improviseren en experimenteren<br />

klankbronnen en instrumenten uittesten op hun klankwaarde en in<br />

muzikaal samenspel daarvan gebruik maken.<br />

2.3 openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden,<br />

andere landen en culturen.<br />

2.4 genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor<br />

nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen.<br />

2.5 spelen met liederen en muziekfragmenten.<br />

2.6 vanuit een eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en het<br />

musiceren<br />

2.7 ervaren dat iedereen in staat is te “componeren” in de primaire<br />

betekenis van het woord.<br />

3. Muzische vorming - drama<br />

4. Muzische vorming - beweging<br />

5. Muzische vorming - media<br />

6. Muzische vorming - attitudes<br />

de kleuters kunnen (ontwikkelingsdoelen):<br />

6.1 openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving<br />

6.1 ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun<br />

expressiemogelijkheden te ontdekken.<br />

6.3 vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen<br />

expressiestijl tonen.<br />

6.4 respect betonen voor de uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot<br />

de eigen en andere culturen.<br />

6.5 genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de<br />

zelfexpressie in kunstwerken.<br />

de leerlingen kunnen (eindtermen):<br />

6.1 blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.<br />

6.2 zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren.<br />

6.3 genieten van het muzisch handelen, waardoor hun<br />

expressiemogelijkheden verruimen.<br />

6.4 vertrouwen op hun expressiemogelijheden en durven hun creatieve<br />

uitingen tonen.<br />

6.5 respect betonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot<br />

eigen en andere culturen.<br />

De ontwikkelingsdoelen/eindtermen ademen een zekere geest uit. Er zijn zelden<br />

termen als correct, gepast, juist, ………… zijn in terug te vinden. Nee, het gaat<br />

eerder over genieten, ervaren, praten, respect, vertrouwen, zonder vooroordelen,<br />

andere culturen, zelfexpressie, openstaan, improviseren en experimenteren,<br />

spelen. Deze terminologie moet toch vertrouwen en richting geven, als we straks<br />

activiteiten gaan bedenken.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 16


De ontwikkelingsdoelen/eindtermen zijn enerzijds bindend voor ieder die met<br />

onderwijs bezig is, anderzijds zijn ze algemeen en vaag. Het is zijn bij ons niet de<br />

overheden, maar wel de overkoepelende instellingen van de onderwijsnetten<br />

(katholieke scholen, gemeentescholen, gemeenschapsscholen) die de eindtermen<br />

concreter maken en in leerplannen omzetten. Drie belangrijke overkoepelende<br />

instellingen zijn in Vlaanderen het OVSG (het Onderwijssecretariaat Van de Steden<br />

en de Gemeenten) en het VVKBaO (Vlaams Verbond van het Katholiek<br />

Basisonderwijs) en de leerplancommissie voor het gemeenschapsonderwijs.<br />

3 LEERPLANNEN<br />

In deel 3.1 worden de leerplannen muzische vorming en muzikale opvoeding van<br />

het VVKBaO uitgebreid behandeld. Dit gebeurt zo op de eerste plaats omdat de<br />

leerplannen goed zijn en ook omdat we nu eenmaal zelf tot dit onderwijsnet<br />

behoren. In 3.2 en 3.3 worden de leerplannen van het OVSG en het<br />

gemeenschapsonderwijs korter behandeld. Wie meer info wil, kan terecht op de cdrom<br />

van 1LLO.<br />

3.1 VVKBaO<br />

3.1.1 Overzicht van de deelleerplannen<br />

Het volledige leerplan van muzische vorming van het VVKBaO bestaat uit 7 delen :<br />

1. algemeen deel<br />

2. beeldopvoeding<br />

3. muzikale opvoeding<br />

4. bewegingsexpressie<br />

5. dramatisch spel<br />

6. muzisch taalgebruik<br />

7. media<br />

Zoals je ziet komt de structuur ongeveer min of meer overeen met de indeling van<br />

de eindtermen. Deel zes van dit leerplan bestaat niet in de eindtermen.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 17


3.1.2 Het algemene deel<br />

Het algemene deel komt overeen met de attituden van de eindtermen. Een mooie<br />

omschrijving van wat muzische vorming eigenlijk is vinden we pag 11 11 :<br />

Deze omschrijving wordt uitgelegd :<br />

Muzische vorming<br />

Vanuit een<br />

MUZISCHE GRONDHOUDING<br />

en met<br />

MUZISCHE EXPRESSIEVORMEN<br />

DE BELEEFDE WERELD<br />

(de dingen,ik, anderen, waarden)<br />

BESCHOUWEN EN CREËREN (gestalte geven)<br />

en op die manier<br />

de muzische grondhouding rijker maken<br />

MUZISCHE GRONDHOUDING: wie de wereld en het leven met een muzische<br />

grondhouding tegemoet treedt,<br />

- benadert de wereld op een onbevangen en speelse manier.<br />

- zet zijn hele persoon in, niet eenzijdig zijn denken, maar ook zijn willen en<br />

voelen.<br />

- gebruikt intensief al zijn zintuigen.<br />

- tracht ervaringen en emoties op een originele manier te uiten.<br />

- waardeert het creatieve in de expressie van de anderen.<br />

- deelt ervaringen, emoties en waardering met anderen.<br />

MUZISCHE EXPRESSIEVORMEN : WOORD, MUZIEK, BEELD, LICHAAMSBEWEGING, DANS, DRAMA<br />

BESCHOUWEN : Wie muzisch bezig is laat iets op zich inwerken. Dat kan een<br />

ervaring zijn in de natuur, iets dat tussen mensen gebeurt, een<br />

kunstzinnige uiting of kunstwerk. Al beschouwend ontdekt de<br />

mens er allerlei expressieve elementen in en tracht te "verstaan"<br />

wat iemand anders gecreëerd heeft. Hij probeert de expressieve<br />

uiting ook te waarderen, door er kritisch tegenover te staan,<br />

door erin op te gaan en ervan te genieten.<br />

De beschouwer legt daarbij een sterke activiteit aan de slag. Zo<br />

gebruikt hij zijn zintuigen heel intensief. Hij neemt een open<br />

houding aan en zet zich af van wat hem te toegang tot de<br />

expressie belemmert. Hij let ook op bepaalde vormelementen die<br />

11 VVKBaO. : leerplan muzische opvoeding : algemeen deel, Brussel, 1995<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 18


iets "zeggen" over de inhoud van de boodschap. Hij associëert<br />

wat hij in de expressie ontdekt, met de eigen belevingswereld<br />

(eigen ideeën, emoties, fantasieën ……). En ten slotte wil hij ook<br />

met anderen communiceren over wat hem treft.<br />

CREËREN De muzische mens is niet alleen receptief of reflecterend met de<br />

dingen bezig. Hij is er vooral ool op gericht om zelf gestalte te<br />

geven aan wat hem beroert. Alleen of samen met anderen geeft<br />

hij in een muzische taal uiting aan zijn indrukken, gedachten,<br />

gevoelens, aan de dingen in het leven waaraan hij waarde hecht.<br />

Ook bij die productieve kant van het muzisch proces dient nogal<br />

wat in beweging gebracht. Zo moet je je bij het creëren scherp<br />

bewust worden van wat je "te zeggen" hebt. En je moet naar de<br />

beste taal zoeken om je boodschap concrete vorm te geven.<br />

Als je een bepaalde expressievorm hanteert, moet je op zoek<br />

gaan naar materialen, technieken en middelen om de<br />

zeggingskracht van beelden, klanken en bewegingen te<br />

vergroten. Om m.a.w. een combinatie van vorm en inhoud te<br />

ontdekken die op een oorspronkelijke manier weergeeft wat je<br />

wilt uitdrukken.<br />

COMMUNICEREN Het hele muzisch proces kun je vergelijken met een<br />

communicatieproces. Daarbij creëer je boodschappen via een<br />

bepaald medium, in een bepaalde code of met tekens. En wat je<br />

op die manier uitdrukt, wordt door anderen (of jezelf<br />

waargenomen of gedecodeerd. Door je als partner te verplaatsen<br />

in het expressieve 'product' kom je in contact met de<br />

belevingswereld vaneen ander. Je ontmoet de ander in 'zijn<br />

verhaal'. Of je ontmoet jezelf, als je aan de expressie je eigen<br />

wereld en levensverhaal gaat koppelen.<br />

3.1.3 Het leerplan muzikale opvoeding<br />

Het minste wat je van het leerplan muzische vorming kan zeggen is dat het een<br />

lijvig document is. Alle deelleerplannen muzische vorming samen beslaan ongeveer<br />

500 bladzijden! Men kan zich afvragen wie al deze leerplannen zal lezen. Toch zijn<br />

er vele waardevolle ideeën en raadgevingen in te vinden zijn ze het raadplegen<br />

zeker waard.<br />

Ook het leerplan muzikale opvoeding is heel uitgebreid maar interessant. De<br />

opbouw van het leerplan en vooral de indeling van de leerplandoelen volgens<br />

muzikaal gedrag getuigen van een veelzijdige en muzische visie op het vak.<br />

In het kader van deze opleiding is de aanschaf van dit leerplan niet verplicht. Het<br />

raadplegen via het Internet is niet mogelijk. Om toch een globaal idee te hebben<br />

van het leerplan volgt hier de inhoudstafel.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 19


3.1.3.1 De inhoudsopgave<br />

1 Toelichtingen bij het deelleerplan<br />

1.1 Wat houdt het in ?<br />

1.2 Wat zijn de kerndoelen van dit leerplan ?<br />

1.3 Hoe zijn de leerplandoelen geordend ?<br />

2 Het handelende kind<br />

2.1 Uitgaan van de auditieve ervaringswereld van het kind<br />

2.2 Vaardigheden ontwikkelen<br />

2.3 De omgang met klank en muziek vanuit:<br />

2.3.1 Klankeigenschappen en muzikale aspecten<br />

2.3.2 Vorm en vormstructuur<br />

2.3.3 Een specifiek communicatieproces<br />

2.3.4 Een extramuzikaal communicatieproces<br />

2.3.5 Cultureel bepaalde kenmerken<br />

3 Muzikale omgangsvormen<br />

3.1 Hoe gaat het kind met klank en muziek om ?<br />

3.2 Klank en muziek actief beleven (muzikaal gedrag)<br />

3.2.1 Muziek maken<br />

3.2.2 Muziek beluisteren<br />

3.2.3 Muziek noteren<br />

3.2.4 Op muziek bewegen<br />

3.2.5 Muziek ontwerpen<br />

3.2.6 Over muziek praten<br />

4 Het domein muzikale opvoeding<br />

4.1 De muzikale mogelijkheden van elk kind ontwikkelen<br />

4.1.1 De geluidsomgeving exploreren<br />

4.1.2 De eigen gevoelens verkennen<br />

4.1.3 De oriëntatie op de auditieve wereld<br />

4.2 Een continu leerproces<br />

4.3 Muzikale opvoeding in de kleuterschool<br />

4.4 Muzikale opvoeding in de lagere school<br />

4.5 Extra aandachtspunten<br />

4.5.1 De muzikale omgeving van de kinderen<br />

4.5.2 Een muzische grondhouding<br />

4.5.3 Een proces van creëren, recreëren en beschouwen<br />

4.5.4 De ontwikkelen van het religieuze beleven<br />

5 Doelstellingen<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 20


5.1 Het kind musiceert met klank en muziek<br />

5.2 Het kind luistert naar klank en muziek<br />

5.3 Het kind leest en noteert voorstellingen van klank en<br />

muziek<br />

5.4 Het kind ontwerpt klank en muziek<br />

5.5 Het kind beweegt op klank en muziek<br />

5.6 Het kind denkt na over klank en muziek<br />

5.7 Het kind verwerft via de omgang met klank en muziek<br />

enkele houdingen<br />

6 Muzikale opvoeding didactisch organiseren<br />

6.1 Didactische tips bij musiceren<br />

6.2 Didactische tips bij luisteren<br />

6.3 Didactische tips bij lezen en noteren<br />

6.4 Didactische tips bij ontwerpen<br />

6.5 Didactische tips bij bewegen<br />

6.6 Didactische tips bij verwoorden<br />

6.7 Didactische tips bij aanvullende attitudes<br />

6.8 Algemene methodologische wenken<br />

6.8.1 Wenken bij musiceren<br />

6.8.2 Wenken bij luisteren<br />

6.8.3 Wenken bij lezen en noteren<br />

6.8.4 Wenken bij ontwerpen<br />

6.8.5 Wenken bij bewegen<br />

6.8.6 Wenken bij verwoorden<br />

7 Muzikale opvoeding : hoe werk je eraan ?<br />

7.1 Een geïntegreerde aanpak<br />

7.2 Een systematische aanpak<br />

7.3 Taakverdeling in de school<br />

7.4 Middelen<br />

8 Muzikale opvoeding : wat en hoe evalueren ?<br />

8.1 Wat evalueren ?<br />

8.2 Hoe evalueren ?<br />

9 Verklarende woordenlijst<br />

10 Bibliografie<br />

11 Concordantielijst<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 21


3.1.3.2 De leerplandoelen<br />

Legende:<br />

Voor welke klas<br />

geschikt ?<br />

A : wil zeggen voor alle klassen; "k"<br />

wil zeggen kleuterklas; "3" is bv 3 e lj,<br />

….<br />

a<br />

1.1 ademhaling<br />

lichaamshouding<br />

Deeldoel<br />

Leerplandoel<br />

me, artikulatie) en expressiviteit. <br />

sing, resonantie, artikulatie),<br />

een zuivere toon (toonoverna-<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 22<br />

1<br />

Musiceren en experimenteren<br />

met de stem, met aandacht<br />

voor een goed stemgebruik<br />

(ademhaling, stemplaat-<br />

Muzikaal<br />

gedrag<br />

Muziek maken


a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

3-6<br />

3-6<br />

a<br />

a<br />

3-6<br />

k-2<br />

k-3<br />

1-6<br />

4-6<br />

k-2<br />

3-6<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

1-6<br />

1-6<br />

1.1 ademhaling<br />

lichaamshouding<br />

1.2 stemplaatsing<br />

resonantie<br />

1.3 stemgebruik<br />

stemexpressie<br />

1.4 gevarieerd<br />

liedrepertoire<br />

2.1 klankmogelijkheden<br />

onderzoeken<br />

2.2 ritmes en melodiën<br />

uitvoeren<br />

2.3 juiste<br />

speeltechniek<br />

3.1 grafische notatie<br />

verklanken<br />

3.2 muzieknotatie<br />

gebruiken<br />

3.3 grafische notatie<br />

muzieknotatie<br />

4.1 ook andere<br />

expressie<br />

gebruiken<br />

4.2 rolverdelingen<br />

toepassen<br />

4.3 Audio-<br />

opname<br />

5.1 Kenmerken<br />

geluidsomgeving<br />

5.2klankeigenschappen<br />

tegenstellingen<br />

5.3 Functie/betekenis<br />

geluidsomgeving<br />

5.4 filmmuziek<br />

reclamemuziek<br />

6.1 met beelden<br />

en klanksymbolen<br />

6.2 met grafische- en<br />

muzieknotatie<br />

7.1 melodie<br />

ritme<br />

7.2 samenklank<br />

7.3 klankkleur<br />

7.4 tempo<br />

dynamiek<br />

7.5 herhaling<br />

contrast<br />

variatie<br />

7.6 vorm<br />

1<br />

Musiceren en<br />

experimenteren met de<br />

stem, met aandacht voor<br />

een goed stemgebruik<br />

(ademhaling,<br />

stemplaatsing, resonantie,<br />

articulatie), een zuivere<br />

toon (toonovername,<br />

articulatie) en<br />

expressiviteit.<br />

2<br />

Musiceren met<br />

voorwerpen en<br />

instrumenten<br />

(lichaamsinstrumen<br />

ten, zelfgemaakte<br />

en bestaande<br />

instrumenten), met<br />

aandacht voor<br />

klankproductie en<br />

speeltechniek.<br />

3<br />

Visuele<br />

voorstellingen van<br />

klank en muziek<br />

met de stem,<br />

voorwerpen of<br />

instrumenten<br />

verklanken.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 23<br />

4<br />

Diverse vormen<br />

van muzikale<br />

communicatie<br />

actief verwerken.<br />

5<br />

Geluiden, klanken en<br />

klankeigenschappen<br />

herkennen, vergelijken en<br />

ordenen volgens diverse<br />

criteria.<br />

6<br />

Bij het<br />

luisteren<br />

naar<br />

klanken en<br />

muziek<br />

verschillend<br />

e notatievor<br />

men actief<br />

verwerken.<br />

7<br />

Het luisteren naar muziek<br />

verfijnen<br />

door aandacht te schenken<br />

aan de<br />

muzikale aspecten.<br />

Muziek maken<br />

Muziek beluisteren


a<br />

3-6<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

a<br />

8.1 beelden<br />

symbolen<br />

8.2 grafische partituur<br />

ontwerpen<br />

9.1 vanuit een buiten-<br />

muzikaal gegeven<br />

9.2 vanuit een<br />

muzikaal gegeven<br />

10.1 klankverschillen<br />

bewegen<br />

10.2 andere kenmerken<br />

bewegen<br />

10.3 sferen<br />

bewegen<br />

10.4 samen op<br />

muziek bewegen<br />

11.1 ervaringen<br />

meedelen<br />

11.2 eigen<br />

mening<br />

11.3 met de<br />

juiste termen<br />

12.1 durven<br />

uiten<br />

12.2 verwondering<br />

aandacht<br />

12.3 openstaan<br />

anderen<br />

12.4 verbondenheid<br />

groepsgevoel<br />

13.1 nauwkeurig<br />

zijn<br />

13.2 actief<br />

samenspelen<br />

14.1 nieuwsgierig<br />

kritisch<br />

14.2 open staan<br />

andere culturen<br />

8<br />

Beelden en<br />

symbolen<br />

van<br />

waargenome<br />

n auditieve<br />

prikkels<br />

lezen of<br />

schriftelijk<br />

verwerken.<br />

9<br />

Een<br />

klankstuk of<br />

een<br />

muziekstuk<br />

ontwerpen.<br />

10<br />

Klank en muziek via<br />

beweging ervaren.<br />

11<br />

Ervaringen<br />

bij het<br />

omgaan met klank<br />

en muziek<br />

verwoorden.<br />

12<br />

Genoegen beleven<br />

aan<br />

de omgang met<br />

klank<br />

en<br />

muziek.<br />

13<br />

Eenvoudige<br />

regels en<br />

afspraken<br />

naleven bij<br />

de<br />

productie of<br />

reproductie<br />

van<br />

muziek.<br />

14<br />

Een<br />

kritische<br />

houding<br />

aannemen<br />

tegenover<br />

de<br />

auditieve<br />

omgeving.<br />

Lezen<br />

noteren<br />

Ontwerpen<br />

Dit overzicht van leerplandoelen zal je tijdens de opleiding veel gebruiken. Telkens je een<br />

muzikale activiteit voorziet, moet je proberen de gegeven oefeningen in te<br />

kaderen in dit schema. Dit kan eenvoudig door bij de deeldoelen een kruisje te zetten als<br />

die in je les nagestreefd worden. Het is de bedoeling dat je voor al je lessen hetzelfde<br />

schema gebruikt. Zo heb je na een tijd een overzicht van de behandelde doelen, en weet je<br />

meteen of je veelzijdig aan de slag bent of niet.<br />

Op de Cd-rom is dit schema in een apart document te vinden.<br />

Bewegen<br />

Praten<br />

Attitudes<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 24


3.2 OVSG<br />

3.2.1 Bedenkingen<br />

Als je les geeft in een gemeente- of stadsschool moet je in principe de<br />

leerplannen van het OVSG gebruiken. OVSG is een afkorting voor<br />

“Onderwijssecretariaat van de Steden en de Gemeenten van de Vlaamse<br />

Gemeenschap, vzw”. Het leerplan muzische vorming is net zoals dat van het<br />

VVKBaO geënt op de eindtermen. Het volgt exact dezelfde indeling als deze<br />

eindtermen. Ook hier is er een algemeen deel dat ‘richtsnoer’ heet. Het<br />

bevat enkele interessante bedenkingen over het verschil tussen proces- en<br />

productgericht werken. Een van de deelleerplannen is dat van muzikale<br />

opvoeding. De leerplandoelen van zijn gestructureerd volgens een aantal<br />

‘leerlijnen’. Deze worden uitgelegd in 6 hoofdstukken. Algemeen is dit<br />

leerplan in vergelijking met het vorige minder veelzijdig en open opgesteld.<br />

Bijgevolg is het minder efficiënt als begeleidingsinstrument voor de lesgever.<br />

Inhoudsopgave<br />

Visietekst Muzikale Vorming<br />

1<br />

3<br />

Overzicht inhouden, structuur en opbouw 4<br />

Ontwikkelingsdoelen en eindtermen muziek 6<br />

Leerlijn : Muziekbeluisteren 7<br />

Leerlijn : Stemvorming 13<br />

Leerlijn : Liederen zingen 19<br />

Leerlijn : Liederen begeleiden 25<br />

Leerlijn : Spelen met instrumenten 31<br />

Leerlijn : Muziek vastleggen 35<br />

Verklarende woordenlijst 39<br />

Media 45<br />

Bibliografie 46<br />

Op de volgende bladzijde staat een overzicht van de leerplandoelen. Ze<br />

worden summier weergegeven. Wie meer duiding wil, kan terecht op de cdrom.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 25


3.2.2 Leerplandoelen OVSG<br />

4.3 Muziek in het dagelijkse leven<br />

4.2 Vroeger en nu<br />

2 Melodische begeleiding<br />

2.1 Instrumentale begeleiding<br />

2.2 Vocale begeleiding<br />

4.1 Hier en elders<br />

1.1 Ritmische spelletjes<br />

1.2 Ritme in het lied<br />

4 Muziek leren plaatsen in een<br />

maatschappelijk kader<br />

1 Ritmische begeleiding<br />

LIEDEREN BEGELEIDEN<br />

3 Inzicht brengen in de vorm en<br />

klanktaal van de muziek<br />

3.1 De vorm van de muziek<br />

3.2 De klanktaal van de muziek<br />

1 Inzingen<br />

2 Luisterfase (melodie leren kennen)<br />

3 Zingfase<br />

4 Oefenfase<br />

5 Verwerkingsfase<br />

4 Muziek maken<br />

1 Experimenteren<br />

2 Geluiden gebruiken<br />

3 Ritmische motieven<br />

1.2 Houdingsoefeningen<br />

2 Omgaan met vastgelegde<br />

muziek<br />

2 Ademhaling verbeteren<br />

2.1 Omgaan met klankbronnen<br />

2 Het auditief onderscheidings-<br />

2.2 Omgaan met klankeigenschappen<br />

vermogen vergroten<br />

3 Stembeheersing verbeteren<br />

2.3 Omgaan met klankverloop<br />

2.1 Geluiden herkennen, benoemen en<br />

(Resonans)<br />

erop reageren<br />

2.2 Klankkleuren onderscheiden 4 Articulatie Klankkleuren verbeteren onderscheiden (timbre)<br />

2.3 Klanken vergelijken naar sterkte, duur<br />

en hoogte<br />

2.4 In muziek sfeer en intensiteit<br />

LIEDEREN ZINGEN<br />

SPELEN MET INSTRUMENTEN<br />

ontdekken<br />

1 De luisterhouding verbeteren<br />

1.1 Passief luisteren<br />

1.2 Actief gericht luisteren<br />

1.3 Actief luisteren<br />

1.1 Ontspanningsoefeningen<br />

1 Houding verbeteren /<br />

Ontspanningsoefeningen<br />

1 Zelf muziek vastleggen<br />

1.1 De klankbron vastleggen<br />

1.2 De klankeigenschappen vastleggen<br />

1.3 Klankverloop vastleggen<br />

MUZIEK BELUISTEREN<br />

STEMVORMING<br />

MUZIEK VASTLEGGEN<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 26


3.3 HET GEMEENSCHAPSONDERWIJS<br />

3.3.1 Bedenkingen<br />

Als je les geeft in een gemeenschapsschool moet je in principe de leerplannen van<br />

dit onderwijsnet gebruiken. Het leerplan muzische vorming is volgt exact dezelfde<br />

indeling als deze eindtermen. Ook hier is er een inleidend deel. De leerplandoelen<br />

zijn gerangschikt volgens graad. Die van de derde graad zijn letterlijk de<br />

eindtermen. Per vormingsdomein probeert men doorheen de studiejaren een<br />

leerlijn te schetsen. 12<br />

12 Zie cd-rom voor meer info.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 27


3.3.2 Leerplandoelen gemeenschapsonderwijs<br />

3 e graad 2 e graad 1 e graad 3 e graad 2 e graad 1 e graad<br />

2.4 genieten van zingen en<br />

musiceren en dit gebruiken als<br />

impuls voor nieuwe muzikale<br />

spelideeën of andere aanverwante<br />

expressiewijzen<br />

2.5 vanuit het eigen muzikaal<br />

aanvoelen praten over het zingen en<br />

musiceren.<br />

2.4 een moeilijker repertoire van<br />

liederen, ritmische teksten en<br />

ritmische speelstukken uitvoeren<br />

2.5 praten over de uitvoering, de sfeer,<br />

het karakter en de eventuele inhoud<br />

van het lied of muziekfragment<br />

2.4 een eenvoudig repertoire van<br />

liederen, ritmische teksten en<br />

ritmische speelstukken uitvoeren<br />

2.5 praten over hun muzikale<br />

ervaringen<br />

ZINGEN EN MUSICEREN<br />

PRATEN OVER MUZIEK<br />

2.1 muziek beluisteren en ervaren,<br />

muzikale impressies opdoen uit de<br />

geluidsomgeving met aandacht voor<br />

enkele kenmerken van de muziek:<br />

de klankeigenschap en de functie of<br />

gebruikssituatie<br />

2.2 improviseren en experimenteren,<br />

klankbronnen en muziekinstrumenten<br />

uittesten op hun klankwaarde en in<br />

muzikaal (samen)spel daarvan gebruik<br />

maken<br />

2.3 openstaan voor hedendaagse<br />

muziek, muziek uit andere tijden,<br />

andere landen en culturen.<br />

2.1 ervaren van, herkennen van,<br />

reageren op en benoemen van een<br />

aantal muzikale tegenstellingen<br />

2.2 moeilijkere vormen van<br />

improvisatie ervaren en realiseren<br />

2.3 hedendaagse muziek en muziek<br />

uit andere landen en culturen<br />

appreciëren<br />

2.1 actief luisteren naar geluiden en<br />

muziek<br />

2.2 op eenvoudige wijze improviseren<br />

en experimenteren<br />

2.3 kinderliederen uit de eigen<br />

cultuur en uit andere culturen<br />

appreciëren.<br />

LUISTEREN<br />

IMPROVISEREN /<br />

EXPERIMENTEREN<br />

OPENSTAAN VOOR ALLE MUZIEK<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 28


Deel 2: Klank – Vorm - Betekenis<br />

1 HET DIDACTISCH MODEL<br />

1.1 INLEIDING<br />

Na het lezen en begrijpen van enkele omschrijvingen van begrippen als cultuur,<br />

kunst, media, kippenvel, muziek, … en na het bestuderen van eindtermen en<br />

leerplannen is het belangrijk al die gegevens tot een geheel te brengen. Dit geheel<br />

moet zo veel mogelijk van de richtlijnen bevatten. Het didactisch model op de<br />

volgende bladzijde probeert dat te doen. Het vertrekt in grote lijnen van de<br />

leerplandoelen van het VVKBaO. Deze zijn op hun beurt geïnspireerd door een<br />

aantal Nederlandse publicaties uit de jaren ’80, ’90 en ’00. 13<br />

1.2 DRIE CONCENTRISCHE CIRKELS<br />

Op de volgende pagina staat de voorstelling van het didactisch model. Het bestaat<br />

uit drie concentrische cirkels:<br />

In de binnenste kring staan de drie kernbegrippen voor muzikale opvoeding:<br />

Klank – Vorm – Betekenis. De idee om een theoretisch model aan de hand van<br />

deze begrippen te ontwikkelen komt uit een aantal Nederlandse publicaties. 14 Het<br />

spel tussen deze begrippen geeft dynamiek en zin aan alle muzikale activiteiten.<br />

Bovendien lenen de begrippen zich uitstekend tot een verbreding naar Muzische<br />

Vorming. 15<br />

In de middelste kring staan de diverse vormen van muzikaal gedrag<br />

genoteerd: wat je allemaal met muziek kan doen (Maken, beluisteren, lezen en<br />

noteren, ontwerpen, praten over)<br />

In de buitenste cirkel staan de attitudes die bij het vak horen.<br />

De middelste en de buitenste kring zijn terug te vinden in de leerplandoelen van<br />

het VVKBaO. (pagina 22 en 23)<br />

13<br />

Het gaat om: Rinze van der Lei: Muziek Meester, Meulenhoff, 95; Trix Gijsel, Nico Smit:<br />

Moet je doen, De Boeck, 1998; Trix Gijsel, Nico Smit, Jill Stolk, Muziek voor de basisschool,<br />

Meulenhoff, 1986. Er is ook een nieuwe uitgeva van Moet je doen van 2007<br />

14<br />

Het gaat om : Rinze van der Lei, Muziek Meester, De Boeck 2005 en ook : Trix Gysel en<br />

Nico Smit, Muziek voor de Basisschool, Meulenhof<br />

15<br />

Dit wordt in het tweede jaar van de opleiding behandeld.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 29


1.3 HET DIDACTISCH MODEL ZELF<br />

BETEKENIS: utilitaire functie,<br />

herkenbaarheid van de<br />

geluidsomgeving, mensen en dieren<br />

en andere dingen, stemmingen,<br />

muziek voor blije gebeurtenissen ,<br />

sferen (nachtmuziek), jingles , in de<br />

kerk, op straat, muzak, op<br />

concerten<br />

Het kan de betekenis zijn die de<br />

kunstenaar heeft bedoeld of de<br />

betekenis die je er zelf aan geeft<br />

Onder ‘klank’ verstaan we al het muzikaal<br />

STARTMATERIAAL bij de aanvang van een van een<br />

activiteit: geluiden en luisterfragmenten op CD, liedjes,<br />

klanken, klankenreeksen, een luisterspel, instrumenten<br />

en hun mogelijkheden, muzikale tradities en<br />

gewoonten, spreekteksten, desnoods een hele opera!<br />

Muziek heeft allerlei eigenschappen. Als het om een<br />

voudige zaken gaat, bvb bij jongere kinderen, spreken<br />

we van KLANKEIGENSCHAPPEN (hard en zacht, lang<br />

en kort, hoog en laag, klankkleur en geluidsomgeving.<br />

Later gebruiken we begrippen als: melodie, ritme,<br />

orkestratie, samenklank en dynamiek en de daaraan<br />

verbonden symbolen. Dit zijn MUZIKALE ASPECTEN.<br />

Met VORM bedoelen we op de eerste plaats<br />

VORMGEVING.<br />

De ‘werkwoorden’ van de vormgever zijn: verlengen,<br />

verstillen, wachten, toevoegen, wegnemen,<br />

veranderen, …. Je zet dus klankeigenschappen en<br />

muzikale aspecten in om, vertrekkend van je<br />

starmateriaal, een bepaalde boodschap duidelijk te<br />

maken. VORMGEVEN IS IN FUNCTIE VAN<br />

BETEKENISSEN.<br />

Het gaat dan over tijdsbeleving, herhaling, variatie,<br />

contrast, orkestratie, covers, muziekgenres, stijlen,<br />

verschillende uitvoeringen van hetzelfde muziekstuk,<br />

buitenmuzikale vormgeving, opbouw, intro's, eindes,<br />

tussenspelen.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 30


1.4 DE VERHOUDING TUSSEN KLANK-VORM-BETEKENIS<br />

Stel: je wil in de klas het lied ‘Heks Karoetsie’ zingen en er allerlei leuke dingen<br />

mee doen. Dit lied en een aantal instrumenten is je startmateriaal. Het lied zelf<br />

heeft bepaalde klank- en teksteigenschappen: het gaat over een heks,<br />

toverspreuken, de melodie gaat op en af … Als je dit lied aan de kinderen wil leren<br />

zit je enerzijds met een bepaalde liedmethodiek die je moet uitvoeren. Anderzijds<br />

kan het niet voldoende zijn het liedje vlot aan te leren en daarmee uit. Je moet iets<br />

met dat lied doen, je moet het bvb zo griezelig en spannend mogelijk maken. Om<br />

dit te realiseren kan je de stokjes gebruiken, de wind en het ruisen van de bladeren<br />

nabootsen, lachen als een heks,…. Je moet dit lied dus samen met de kinderen<br />

vorm-geven. De vraag die je je moet stellen is: Hoe ga ik met de kinderen dit lied<br />

(startmateriaal=KLANK) VORM-geven dat het zo griezelig (=BETEKENIS) mogelijk<br />

wordt.<br />

De kernvraag die zich bij elke muzikale activiteit opnieuw stelt is:<br />

“WAT IS DE VERHOUDING TUSSEN KLANK, VORM EN BETEKENIS ?”<br />

Afhankelijk van de het muzikaal gedrag (maken, beluisteren, lezen en noteren….)<br />

dat de kinderen moeten stellen wordt deze vraag anders geformuleerd:<br />

Bij ‘Muziek Maken’ gaat het als volgt: Hoe gaan met het startmateriaal om,<br />

zodanig dat het die of die betekenis krijgt? Welke klankeigenschappen gaan we in<br />

de verf zetten, gebruiken,….<br />

Concreet wil dat bvb zeggen:<br />

- Wat gaan we luid doen en wat stil?<br />

- Welk instrument gaan we daarvoor gebruiken?<br />

- Hoeveel keer gaan we dit doen?<br />

- Hoe gaan we dit variëren?<br />

- Gaan we herhalen of doen we iets contrasterend?<br />

- Zullen we na deze zin even pauzeren om er wat geluidjes tussen te produceren?<br />

- Hoe laten we horen dat de kippen boos zijn?<br />

- Hoe kunnen we het liedje nog vrolijker maken ?<br />

- …………<br />

Bij ‘Muziek Beluisteren’ kan je het zo formuleren: Hoe zorgt de muziek (lees: de<br />

vormgeving via de klankeigenschappen) ervoor dat ik die betekenis geef aan die<br />

muziek. Belangrijk is niet wat muziek betekent, maar hoe muziek betekent. Muziek<br />

is immers communiceren via klanken.<br />

Concreet wil dat bvb zeggen:<br />

- Waarom kan precies deze muziek goed bij begrafenissen en die andere niet?<br />

(bvb omdat het traag gaat, met lange, brede noten, ook met blazers en lage<br />

strijkers, omdat het erg gelijkmatig is opgebouwd, zonder grote verschillen en<br />

contrasten, …)<br />

- Hoe zorgt de muziek ervoor dat ik met vrolijk voel, dat ik spontaan ga<br />

meezingen, …<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 31


- Hoe komt het dat ik vind dat bruine kleuren bij deze muziek passen ? Hoe zorgt<br />

de muziek daarvoor?<br />

Voor de andere vormen van muzikaal gedrag volgen enkele uitspraken en<br />

voorbeelden:<br />

- Hoe noteer ik dat iets griezelig moet klinken? (noteren)<br />

- Deze tekening, dit symbool, hoe kunnen we die verklanken? (lezen)<br />

- Hoe kunnen we van dit droevig lied een vrolijk lied maken? (ontwerpen)<br />

- Hoe maken we een Jazz-versie van “ploem de pluimstaart”? (ontwerpen)<br />

- Hoe tonen we in onze bewegingen dat deze muziek heel plechtig is? (bewegen)<br />

- Welk typetje kunnen we nadoen op die muziek,…. (bewegen)<br />

- Wat is je lievelingsmuziek en waarom? (praten)<br />

Besluit : Meteen zitten bij de kern van wat muzikale opvoeding en ook muzische<br />

vorming, zelfs van wat kunst is:<br />

VORMGEVING IN FUNCTIE VAN BETEKENISSEN<br />

Die vormgeving verloopt bij muziek aan de hand van klankeigenschappen. Je geeft<br />

het muzikaal materiaal vorm om een bepaalde betekenis te bekomen. Tijdens het<br />

CREËREN (muziek maken, lezen en noteren, ontwerpen) moet je vormgeven in<br />

functie van betekenissen. Bij het BESCHOUWEN (beluisteren, bewegen, praten)<br />

moet je de vormgeving gaan zoeken achter bepaalde betekenissen. Dat zoeken<br />

doe je door te dansen, te tekenen en er nadien over te praten. 16<br />

1.5 MUZIKAAL GEDRAG EN ATTITUDEN<br />

Hoe is nu de relatie tussen de drie cirkels? Door het stellen van een bepaald<br />

muzikaal gedrag en vooral als het op een correcte manier verloopt ben je als<br />

leerling automatisch met de drie-eenheid Klank-Vorm-Betekenis bezig. Het is aan<br />

de leerkracht om daar bewust mee bezig te zijn en de kinderen te sturen. Als<br />

vanzelf werk je dan ook aan de attituden van de kinderen.<br />

1.6 HET DIDACTISCH MODEL EN DE ANDERE MUZISCHE VAKKEN<br />

Wat is de waarde van dit model als we het hebben over de andere muzische<br />

vakken? Kunnen we het aanpassen, zodat het ook voor bewegingsexpressie, beeld,<br />

drama,…. van toepassing kan zijn? We denken van wel, mits enkele aanpassingen.<br />

Voor het vak ‘Beeld’ bvb zouden we vormen van beeldend gedrag kunnen<br />

bedenken. Deze vormen zouden in grote lijnen neerkomen op beschouwen en<br />

creëren. In de plaats van klankeigenschappen hebben we het dan over<br />

‘beeldaspecten’. De rest zal niet al te veel veranderen. Dezelfde oefening kunnen<br />

we doen voor drama of bewegingsexpressie.<br />

Hoeveel we ook van het ene muzisch deeldomein naar het andere springen, er is<br />

altijd één constante: vormgeving in functie van betekenis. Dat is wat we de<br />

kinderen leren en daarvan moeten we bewust zijn als we lesactiviteiten bedenken.<br />

16 Meer hierover in de <strong>cursus</strong>sen van het tweede jaar<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 32


2 KLANKEIGENSCHAPPEN : LEERINHOUDEN, LEERLIJNEN EN MUZIKAAL<br />

GEDRAG<br />

Met klankeigenschappen bedoelen we de eigenschappen van één klank. Een klank<br />

kan hard of zacht zijn, kort of lang, of hoog of laag. Een klank heeft ook een<br />

bepaalde klankkleur : schel, dof, helder, ruw, omfloerst, ……. Deze noemt men ook<br />

klankparameters. Aan de hand van deze klankeigenschappen of parameters kan je<br />

klanken beschrijven, vergelijken, rangschikken. De ene klank is bv hard, hoog, kort<br />

en schel. De andere is misschien laag, lang, zacht en dof. Waarschijnlijk is het mooi<br />

om een lange lage zachte klank te combineren met enkele harde korte hoge en<br />

schelle stoten.<br />

In de pagina’s die volgen komt er voor elke eigenschap een opsomming van<br />

leerinhouden en een aantal symbolen en suggesties. Er werd voor geopteerd de<br />

tekst voor dit gedeelte beperkt te houden en aan de hand van een aantal<br />

tekeningen de lezer tot actie aan te zetten. 17 Plezier ermee!<br />

17 Het grootste deel van deze tekeningen komen uit: De Echoput, dl 1&2, Muziek Voor de Basisschool,<br />

dl 1-8, en Moet je Doen, dl 1-8.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 33


2.1 HARD EN ZACHT<br />

2.1.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Jongere kleuters<br />

Muzikale basisbegrippen : de naakte contrasten hard en zacht<br />

OUDERE KLEUTERS EN 1 E GRAAD<br />

Niet alleen de zuivere contrasten maar ook de overgangen :<br />

harder en zachter<br />

Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. luid en stil<br />

2 E EN 3 E GRAAD<br />

Traditionele muzieksymbolen i.v.m. dynamiek<br />

Grafische symbolen i.v.m. dynamiek<br />

(Dynamiek = het spel van luid en stil in de muziek)<br />

Het effect ten gevolge van dynamiek in muziek<br />

2.1.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

Hier komt het erop aan allerlei luide en stille klankprikkels te laten vertalen in<br />

groot/klein-tegenstellingen.<br />

Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />

Tips:<br />

• Nooit hard en zacht met hoog en laag laten associëren. Hoog en laag<br />

reserveren we uitsluitend voor hoog en laag in de muziek !<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Luid en stil interpreteren van losse klanken, ritmische motieven, liedzinnen,<br />

lieddelen,.... alsook de overgangen van luid naar stil en omgekeerd.<br />

Allerlei luid-stil-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken, stampen,<br />

bewegen, dansen, ....en deze kunnen associeren met buitenmuzikale paralellen.<br />

Bv. Ver - dicht ; groot - klein ; kwaad - lief ; stad - dorp.<br />

Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />

Zelf dynamische muziek maken !<br />

Reflecteren: praten over<br />

De functie van harde en zachte geluiden kunnen bespreken. Kleuters spreken i.f.v.<br />

hard en zacht wel eens van "schrikmuziek" en "rustmuziek". Volgens velen is de<br />

tegenstelling hard/zacht de meest elementaire van alle. Want superstille muziek is<br />

geen muziek, is in feite stilte. De tegenstelling muziek/geen muziek hoort hier<br />

thuis.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 34


2.1.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 35


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 36


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 37


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 38


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 39


2.2 LANG EN KORT<br />

2.2.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Jongere kleuters<br />

Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten lang en kort<br />

Oudere kleuters en 1 e graad<br />

Niet alleen de zuivere contrasten maar ook de overgangen :<br />

langer en korter<br />

Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. lang en kort<br />

2E EN 3E GRAAD<br />

Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonduur<br />

Grafische symbolen i.v.m. lang en kort<br />

Het effect ten gevolge van lang en kort in muziek<br />

2.2.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

Hier komt het erop aan allerlei lange en korte klankprikkels te laten vertalen in<br />

lang/kort-tegenstellingen.<br />

Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />

Belangrijk is dat de kinderen bij deze oefeningen zelf geen geluid maken : zij zijn<br />

aan het luisteren !<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Luid en stil interpreteren van losse klanken, ritmische motieven, liedzinnen,<br />

lieddelen,.... alsook de overgangen van luid naar stil en omgekeerd.<br />

Allerlei lang/kort-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken,<br />

stampen, bewegen, dansen, ....en deze kunnen associëren met buitenmuzikale<br />

paralellen. Bv. wijds - bekrompen(nagalm) ; saai - boeiend ; lang - kort ;<br />

autoweg - kronkelstraatje.<br />

Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />

Reflecteren: praten over<br />

De functie van lange en korte geluiden kunnen bespreken. Vb lang is rustig. Kort is<br />

zenuwachtig. Klanken verlengen drukt verlangen uit. Lange klanken stellen je<br />

geduld op de proef, ……….<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 40


2.2.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 41


2.3 HOOG EN LAAG<br />

2.3.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Jongere kleuters<br />

Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten hoog en laag<br />

Oudere kleuters en 1 e graad<br />

Hoger lager wordt even mee gewacht. Het wordt voorafgegaan door<br />

naar omhoog en naar omlaag met de lift of met de trap.<br />

Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. hoog en laag<br />

2 e en 3 e graad<br />

Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonhoogte<br />

Grafische symbolen i.v.m. hoog en laag<br />

Het effect ten gevolge van hoog en laag in muziek<br />

2.3.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

Hier komt het erop aan allerlei hoge en lage klankprikkels te laten vertalen in<br />

hoog/laag-tegenstellingen. Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.<br />

Bij deze klankparameter is er nog een extra tussenstap: na eerst hoog en laag<br />

leren onderscheiden, komt de richting van melodietjes of klankenreeksen aan bod.<br />

Gaat het omhoog of omlaag?<br />

Daarna pas worden klanken met elkaar vergeleken: is deze hoger/lager dan de<br />

andere, ….. Die weergave van de hoog/laag, naar omhoog/omlaag (glijdend of<br />

trapsgewijs), hoger/lager kan op heel veel grafische manieren omgezet worden.<br />

Zie voorbeelden op volgende pagina.<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Allerlei hoog/laag-interpretaties kunnen uitvoeren : zeggen, zingen, tikken, , ....en<br />

deze kunnen associëren met buitenmuzikale paralellen. Bv. kind - volwassene (dit<br />

is een gevaarlijke); berg-dal ; kelder-dak; opgewonden - rustig. Glijbanen, liften,<br />

ladders, trappen, gebouwen, kasten, steden, zijn uitstekende beelden om van te<br />

vertrekken.<br />

Het schriftsymbool en aanverwante grafische voostellingen uitvoeren.<br />

Reflecteren: praten over<br />

De functie van hoog en laag in muziek kunnen bespreken. Zowel in bestaande<br />

muziek als in zelfgemaakt of zelf uitgevoerd(bv gezongen, gespeeld) werk. Vb hoog<br />

is duidelijk, dikwijls valt in vocale muziek de hoogste noot samen met het<br />

belangrijkste woord, het hoogtepunt is de plaats waar alles naar evolueerde. Laag<br />

is meestal dreigender, maar ook warmer, organischer. Dezelfde melodie door een<br />

viool of een contrabas gespeeld, klinkt toch heel anders. Ook stijgen en dalen en de<br />

manier waarop heeft een betekenis.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 42


2.3.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 43


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 44


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 45


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 46


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 47


2.4 KLANKKLEUR<br />

2.4.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Jongere kleuters<br />

stemmen van mensen herkennen<br />

geluiden associëren met elementen uit eigen leefwereld<br />

Oudere kleuters en 1 e graad<br />

Geluiden associëren met dieren, elementen uit fantasiewereld,<br />

eigen leefwereld<br />

Klanken van instrumenten<br />

2 e en 3 e graad<br />

allerlei geluiden herkennen<br />

speelwijzen op instrumenten en de functie ervan in de muziek<br />

Klankkleuren-vocabularium uitbreiden<br />

Klankvervormers, mengpanelen, samples<br />

Grafische symbolen<br />

Het effect van klankkleur in muziek<br />

2.4.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

In deze paragraaf zijn we enkel nog maar bezig over de kleur, het karakter van<br />

losse klanken. Die kan je moeilijk vertalen in logisch te ordenen symbolen. Bij de<br />

andere klankeigenschappen kan dat wel. Bv; hoe luider de klank, des te dikker de<br />

stip of hoe groter de beweging. Verschillen tussen klankkleuren zijn dus geen<br />

lineaire verschillen. Het zijn er eerder emotionele. Klanken kunnen warm, koud,<br />

stekelig, rauw, ……. zijn. de symbolen zullen hetzelfde onderscheid moeten<br />

kunnen suggereren.<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Muziek maken met één klank is onmogelijk. In deze context wordt er meestal met<br />

meerdere klanken iets samengesteld wordt. Dat kan een klankdecor, de uitbeelding<br />

van een beroep, een beweging, een gebeurtenis,……. Vaak is een verhaal het<br />

bindmiddel<br />

Reflecteren: praten over<br />

Kunnen verwoorden dat er vele soorten klanken en geluiden zijn. Dat sommige<br />

klanken warm en wollig zijn en je daarom aan warme en wollige dingen doen<br />

denken. Spreken over klankkleuren is dikwijls spreken over de associaties die je bij<br />

muziek maakt. Soms is het moeilijk om tijdens het gesprek nog uit te maken of die<br />

associaties n.a.v. kleuren of eerder van melodiën gemaakt zijn. Als het gesprek<br />

goed verloopt maakt dat eigenlijk niet zoveel meer uit.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 48


2.4.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 49


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 50


2.5 GELUIDSOMGEVING EN RICHTING VAN DE GELUIDSBRON<br />

2.5.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Jongere kleuters<br />

De klanken van voorwerpen uit eigen omgeving herkennen<br />

De plaats waar een geluid vandaan komt luisterend achterhalen<br />

Oudere kleuters en 1 e graad<br />

De klanken van allerlei voorwerpen herkennen en vergelijken<br />

De plaats waar een geluid vandaan komt luisterend achterhalen<br />

2.5.2 Muzikaal gedrag<br />

Luisteren, noteren, praten<br />

Hier gaat het om allerlei kleine oefeningetjes en spelletjes die dienen om kinderen<br />

en kleuters in te leiden in een thema en om ze in een goede luisterhouding te<br />

brengen. Wat ze bij deze oefeningen horen en ervaren kan nadien besproken<br />

worden.<br />

2.5.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 51


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 52


3 MUZIKALE ASPECTEN : LEERINHOUDEN, LEERLIJNEN EN MUZIKAAL<br />

GEDRAG<br />

Met muzikale aspecten worden de zogenaamde ‘bouwstenen’ de muziek bedoeld.<br />

Als men in gewone omgangstaal over muziek spreekt is het meestal in die termen:<br />

tempo, maat, ritme, melodie, harmonie, samenklank,… Ze zijn te vergelijken met<br />

de beeldaspecten. Voor deze muzikale aspecten worden de leerlijnen doorheen de<br />

basisschool niet volledig weergegeven, omdat de voorziene inhouden voor de 2 e en<br />

de 3 e graad in de handleidingen, onzes inziens niet echt relevant zijn. Wie meer wil<br />

weten raadpleegt beter het leerplan muziek van het VVKBaO. (hoofdstuk 6)<br />

3.1 MAAT – TEMPO - RITME<br />

3.1.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

Oudere kleuters en 1 e graad<br />

Onderscheid 2-delige en 3-delige maat.<br />

Loopmuziek draai- en zwaaimuziek<br />

Begrip tempo: snelle en trage muziek<br />

Prentritmeren<br />

2 e graad<br />

Woordritmeren<br />

Grafische en traditionele symbolen<br />

Noten- en rustwaarden<br />

3 e graad<br />

Zie 2 e graad<br />

Het effect van maat, tempo en ritme in de muziek<br />

3.1.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

leerplan VVKBaO:<br />

7.1 eenvoudige ritmes herkennen in een lied, een muzikaal thema, een stuk<br />

muziek<br />

het ritme van een lied herkennen in een klapoefening eenvoudige ritmische<br />

verschillen herkennen<br />

(staat er niet in maar toch ook wel interessant : ritmes kunnen beschrijven<br />

met de gepaste woorden : hortend, vloeiend, vierkant, swingend,….. )<br />

7.4 Meestappen en de stap versnellen of vertragen volgens het tempo<br />

De snelste of traagste versie van een motief kunnen aanduiden<br />

10.2 Maat en metrum in bewegingen omzetten : stappen, lopen, …. en om het<br />

even wat<br />

10.3 Muzikale aspecten in bewegingen omzetten<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Kunnen versnellen en vertragen van het tempo .<br />

De maat juist interpreteren : Tijden, hoofdtijden, deeltijden juist kunnen tikken,<br />

klappen, stampen, bewegen, tekenen .............<br />

De rusten in een ritmische zin opvullen.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 53


Ritmische cellen juist interpreteren.<br />

Woordritmes uitvoeren, teksten ritmisch zeggen, dansen, ......<br />

Het ritme-schriftsymbool en alle mogelijke afgeleiden daarvan juist uitvoeren.<br />

leerplan VVKBaO:<br />

2.2 het ritme van een naam klappen (eerst zeggen, dan klappen)<br />

het ritme van een liedtekst tikken (eerst zingen, daarna tikken)<br />

een eenvoudige begeleiding bij een lied of klankstuk instrumentaal uitvoeren<br />

bv : - een ritmisch motief, een ritmisch ostinato een eenvoudig voor- ,<br />

tussen- of naspel uitvoeren<br />

bv : - een ritme op de lichaamsinstrumenten of slaginstrumenten<br />

- een stukje ritmisch gesproken tekst<br />

Reflecteren: praten over<br />

Bij het beluisteren of na het musiceren de functie van allerlei ritmische aspecten<br />

bespreken.<br />

3.1.3 Symbolen/suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 54


REGELMATIGE RITMES<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 55


ONREGEMATIGE RITMES<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 56


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 57


3.2 MELODIE<br />

3.2.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

JONGERE KLEUTERS<br />

zie hoog en laag<br />

OUDERE KLEUTERS EN 1E GRAAD<br />

zie hoog en laag<br />

2E GRAAD<br />

idem<br />

3E GRAAD<br />

idem<br />

3.2.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

Melodiën en melodische kenmerken omzetten in beelden, bewegingen en andere<br />

uitdrukkingsvormen<br />

leerplan<br />

6.2 de notatie van eenvoudige melodische motieven herkennen : melodiekaarten<br />

in de juiste volgorde rangschikken<br />

7.1 Eenvoudige melodieën herkennen : in een lied een bepaald een bepaald<br />

melodische motief herkennen door de hand op te steken ; een stijgende en<br />

een dalende melodie herkennen; van twee motiefjes zeggen of ze identiek<br />

zijn of niet.<br />

10.2 verschillen in muzikale aspecten in bewegingen omzetten : melodie<br />

Creëren: maken, lezen, ontwerpen<br />

Eenvoudige melodische cellen juist interpreteren.<br />

Het toonhoogte-schriftsymbool en alle mogelijke grafische afgeleiden daarvan<br />

“correct” uitvoeren.<br />

leerplan<br />

2.1 een melodisch motief, een melodisch ostinato als begeleiding gebruiken<br />

een melodisch motief, een melodisch ostinato als voor-, tussen- of naspel<br />

gebruiken<br />

3.2 melodiekaarten - melodische patronen gebruiken<br />

Reflecteren: praten over<br />

Allerlei melodische kenmerken en de functie ervan bij het beluisteren van muziek<br />

of na het uitvoeren ervan bespreken.<br />

(symbolen : zie hoog en laag)<br />

3.2.3 Melodie : symbolen en suggesties<br />

zie 2.4 hoog en laag<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 58


3.3 SAMENKLANK - MEERSTEMMIGHEID 18<br />

3.3.1 Leerinhouden/leerlijnen<br />

OUDERE KLEUTERS EN 1 E GRAAD<br />

beperkt zich eenvoudige vormen van samenklank (klappen + zingen,<br />

etc…)<br />

2 E GRAAD<br />

Eénstemmigheid tegenover meerstemmigheid beluisteren<br />

3 E GRAAD<br />

Nagenoeg alle inhouden zijn voor de hoogste klassen bestemd :<br />

- akkoorden clusters<br />

- solo, duo, trio, …… leren over allerlei ensembles<br />

- canon<br />

- vormen van samenspel uitvoeren<br />

3.3.2 Muzikaal gedrag<br />

Beschouwen: luisteren, bewegen, noteren<br />

Leerplan (VVKBaO)<br />

De effecten samenklank, meerstemmigheid, bezettingen (trio, ….) uitdrukken in<br />

beeld en beweging, omzetten in notatie.<br />

7.3 Het onderscheid eenstemmigheid>


3.3.3 Symbolen en suggesties<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 60


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 61


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 62


4 VORM<br />

Zoals reeds hoger gesteld bedoelen wij met ‘VORM’ op de eerste plaats<br />

VORMGEVING. Het begrip vormgeving komt ook aan bod in deel 3 van deze <strong>cursus</strong><br />

<strong>didactiek</strong> en ook in de lessen van 2 BaLO.<br />

In de volgende handleidingen worden diverse aspecten van betekenis apart<br />

behandeld:<br />

Muziek voor de basisschool 5<br />

herhaling<br />

Muziek voor de basisschool 6<br />

contrast<br />

Muziek voor de basisschool 7<br />

variatie<br />

Muziek voor de basisschool 8<br />

herhaling van de principes : herhaling, contrast, variatie a.d.h.v. foto's, een gedicht<br />

en luisterfragmenten.<br />

5 BETEKENIS<br />

Wat we onder betekenis van muziek verstaan werd duidelijk gemaakt in het begin<br />

van dit deel. Het begrip betekenis komt ook aan bod in deel 3 van deze <strong>cursus</strong><br />

<strong>didactiek</strong> en ook in de lessen van 2 BaLO<br />

In de volgende handleidingen worden diverse aspecten van betekenis apart<br />

behandeld:<br />

Muziek voor de basisschool 5 : Mensen en dieren<br />

Muziek voor de basisschool 6 : stemmingen<br />

Muziek voor de basisschool 7 : sfeer<br />

Muziek voor de basisschool 8 : functie/muziek in je omgeving<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 63


Deel 3: Muzikale vormingsdomeinen<br />

‘Muzikale vormingsdomeimen’ is een verzamelnaam. Hij verwijst naar een aantal<br />

domeinen waarbinnen muzikale vorming mogelijk is.<br />

De domeinen zijn:<br />

- Luisteren<br />

- Stemvorming<br />

- Zanglessen<br />

- Andere werkvormen<br />

1 LUISTEREN<br />

1.1 WAT IS LUISTEREN?<br />

Luisteren is meer dan toevallig iets horen. Het is een actieve vorm van<br />

waarnemen. Net zoals er een verschil is tussen zien en kijken, is dat er ook<br />

tussen horen en luisteren. In onze taal is dat duidelijk : "als je goed kijkt, kan je’ t<br />

zien; als je goed luistert kan je' t horen…". Ook in andere talen bestaat dit<br />

onderscheid: ‘to hear’ en ‘to listen’ , ‘entendre’ en ‘écouter’. Om goed te kunnen<br />

luisteren zijn er voorwaarden.<br />

Een goede luisterhouding veronderstelt:<br />

- inwendig en uitwendig stil zijn<br />

- aandacht hebben<br />

- gericht zijn naar een bepaald geluid. Om te kunnen luisteren naar een<br />

geluid of klank moet men op voorhand min of meer weten hoe het zal<br />

klinken. Als ik je vraag naar die koekoek te luisteren moet je ongeveer het<br />

geroep van de koekoek kennen. Dan kan je je aandacht naar dat soort<br />

geluid richten. Je krijgt het moeilijk als ik je vraag naar die gwalli te<br />

luisteren en me te zeggen hoeveel keer je hem in een minuut hoort.<br />

Enkele voorbeelden: Iemand telefoneert naar een medestudent. In de<br />

huiskamer staat de radio aan en nog twee andere<br />

mensen voeren een gesprek. De telefoneerder hoort<br />

dus allerlei geluiden maar luistert enkel naar het<br />

verhaal van zijn medestudent. Enkel daarvoor heeft hij<br />

aandacht, want het is heel boeiend.<br />

In een bos hoor je geluiden van verschillende vogels.<br />

Je wil enkel weten of er merels in het bos wonen. Nog<br />

gauw luister je even naar de zang van een<br />

mannetjesmerel op mp3. Nu kan je je aandacht<br />

richten op het merelgeluid.<br />

DUS LUISTEREN IS IETS WILLEN HOREN<br />

Kinderen nemen dagelijks een grote hoeveelheid geluiden en klanken in zich op.<br />

Zoals hierboven gesteld, is een van de voorwaarden om goed te kunnen luisteren<br />

de gerichtheid op een bepaald geluid. Je moet dus vooraf min of meer weten hoe<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 64


het komende geluid zal klinken. Om dit te kunnen moet je over een<br />

referentiesysteem beschikken, waarbinnen je geluiden kan thuisbrengen. Zonder<br />

dit systeem zou je geheugen 'klonteren' en zou je allerlei typische geluiden snel<br />

vergeten. Dit referentiekader heeft als parameters de vier hoger genoemde<br />

klankeigenschappen. Wanneer dit referentiesysteem bewust aanwezig is spreken<br />

we van klankbewustzijn.<br />

KINDEREN LEREN LUISTEREN IS DAN : HET BELUISTEREN VAN<br />

BEPAALDE GELUIDEN, KLANKEN OF MUZIEK AAN EEN DERGELIJKE<br />

OPDRACHT KOPPELEN, DAT DE VOORWAARDEN OM TE KUNNEN<br />

LUISTEREN (STILTE-AANDACHT-GERICHTHEID) VERVULD ZIJN.<br />

!!! Nog even een term waar geen misverstanden mogen over bestaan :<br />

Ritmiek : kinderen LEREN LUISTEREN door kinderen bewegend te laten<br />

reageren op klank en muziek. In de oefeningen die volgen worden voorbeelden<br />

gegeven.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 65


1.2 OEFENINGEN<br />

1.2.1 Hard en zacht<br />

- Verlopen in dezelfde zin. Hier komt het erop aan de kinderen allerlei<br />

klankprikkels te laten vertalen in groot-klein-tegenstellingen. Dit kan al<br />

bewegend al tekenend of schrijvend gebeuren. Belangrijk is dat de kinderen<br />

zelf geen geluid maken : zij zijn aan het luisteren !<br />

- Een gong aanslaan, kinderen sluiten de ogen zolang ze de klank horen of<br />

tellen het aantal slagen.<br />

- Het ritme van een gekend liedje onhoorbaar tikken met twee vingers of op<br />

elkaars rug tikken<br />

- Spelen met de tegenstelling muziek-geen muziek (ritmiekoefening).<br />

1.2.2 Lang en kort<br />

- Lkr speelt achtereenvolgens op verschillende instrumenten en de kinderen<br />

maken vrije of opgelegde bewegingen zo lang ze het instrument horen<br />

klinken.<br />

- De kinderen staan opgesteld in een kring. Elk kind heeft een ander<br />

instrument. Daarop mogen zij om beurt elk één slag geven. En pas wanneer<br />

het vorige instrument volledig is uitgeklonken, komt de volgende klank.<br />

Terwijl de instrumenten blijven waar ze zijn, veranderen de kinderen<br />

regelmatig van plaats, zodanig dat hun opdracht steeds lichtjes gewijzigd<br />

wordt. Na de oefening kunnen de instrumenten volgens de lengte van hun<br />

nagalm gerangschikt worden.<br />

- Lkr speelt achtereenvolgens op verschillende instrumenten met een lange<br />

nagalm. Met de kinderen werd er afgesproken voor elk instrument een<br />

andere kleur te gebruiken. (bv xylofoon = blauw, gong = geel, .. Zolang de<br />

bespeelde instrumenten klinken, tekenen de kinderen in de afgesproken<br />

kleuren allerlei eenvoudige figuren. Dikwijls worden dergelijke oefeningen<br />

gedaan in het kader van aanvankelijk schrijven. (je weet wel : krulletjes,<br />

parallelle streepjes, .... denk ook aan Schrijfdans.<br />

1.2.3 Hoog en laag<br />

- Allerlei voorwerpen of/en instrumenten rangschikken volgens toonhoogte.<br />

- Lkr bespeelt drie instrumenten, die geassocieerd worden met drie<br />

verschillende dieren. Bv. Basxylofoon - krokodil , altmetallofoon - aap ,<br />

klokkenspel - vogel. Naargelang de leerkracht op één van die instrumenten<br />

speelt, zullen de kinderen bewegen als één van de drie afgesproken dieren.<br />

Daarna kan de oefening moeilijker gemaakt worden door op elk van hoger of<br />

lager te gaan spelen. De kinderen moeten dan hoger of lager gaan kruipen,<br />

lopen of vliegen.<br />

1.2.4 Klankkleur/timbre<br />

- Geblinddoekt de stem van de medeleerlingen of de klank een aantal<br />

gebruiksvoorwerpen herkennen.<br />

- Veel toegepast en ook wel leuk is een klankverhaal. De leerkracht vertelt<br />

een verhaal. Bij elk verhaalfragment wordt er een ander instrument<br />

bespeeld, en wel zo dat het representatief is voor het fragment in kwestie.<br />

Na het hele verhaal voorgelezen te hebben, bespeelt de lkr nog eens de<br />

verschillende instrumenten in een andere volgorde. De kinderen vertellen<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 66


dan bij welk fragment het gespeelde geluid hoort. Daarna worden de<br />

instrumenten uitgedeeld en vertelt de lkr het verhaal opnieuw, of vertelt ze<br />

het vervolg ervan of een ander verhaal met dezelfde geluiden, en ieder kind<br />

speelt op zijn instrument als het betreffende fragment aal bod komt. De<br />

leerkracht moet ervoor zorgen dat er geluiden die de hele klas kan doen<br />

(bvb met de stem of het lichaam) en andere die maar één kind kan<br />

uitvoeren (met een welbepaald instrument)<br />

- Geluiden-Lottospel: Twee reeksen van kokers, telkens gevuld met rijst,<br />

mais, erwten, steentjes, zand, .... De leerkracht (of een leerling) neemt<br />

twee willekeurige kokers en schudt om beurt met elke koker. De kinderen<br />

zeggen of de geluiden identiek zijn of niet.<br />

1.2.5 Richting geluidsbron<br />

- De kinderen staan in kring, één van hen is geblinddoekt. De anderen maken<br />

een geluid met de stem of met een instrument, en het geblinddoekte kind<br />

toont waar het geluid vandaan komt, of wiens stem het meende te<br />

herkennen.<br />

- Een muziekdoosje, een wekker of een metronoom wordt verstopt in de klas<br />

en de kinderen gaan die zoeken.<br />

1.2.6 Verkennen van de geluidsomgeving<br />

- Met geluiden het verloop van de ochtend weergeven (wekker, huisgeluiden,<br />

opstaan, wassen, eten, babbelen aan tafel, tanden poetsen, vertrekken,<br />

naar school stappen of fietsen...).<br />

- Een geluidenwandeling maken, waarbij geluiden beluisterd, besproken en<br />

eventueel geregistreerd worden. Dit kan een prima uitgangspunt zijn om een<br />

bepaald thema aan te brengen bvb. het verkeer, de markt, hoe klinkt mijn<br />

school ? ...<br />

- De methode 'Schrijfdans ' (mediatheek) is in dit verband niet alleen een<br />

prachtig middel om kinderen muziek te laten beluisteren, maar tevens op<br />

een ontspannen manier en met een soepele techniek te leren schrijven.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 67


2 STEMVORMING<br />

2.1 DE STEM IS EEN INSTRUMENT<br />

2.1.1 De vier onderdelen van je zangstem<br />

Generator<br />

Je stemplooien laten de lucht trillen. Maar met alleen je stemplooien is je stem<br />

nog niet af. Je hebt ook een motor nodig om je stemplooien in trilling te brengen<br />

(je longen), een klankkast om het geluid van je stemplooien af te maken, en je<br />

moet ook allerlei verschillende geluiden kunnen maken,<br />

Motor<br />

Je zangstem werkt op dezelfde motor als een trompet, een saxofoon, een fluit of<br />

andere blaasinstrumenten: lucht. Je bespeelt die instrumenten door er lucht<br />

doorheen te blazen.<br />

Eigenlijk is je stem dus ook een blaasinstrument.<br />

Resonator<br />

De holtes van je keel, je mond en je neus vormen samen de klankkast van je stem.<br />

Zangers noemen het meestal het aanzetstuk of de stemweg.<br />

Onderkaak, lippen en tong:<br />

Als je een a zingt en daarvandaan naar een oe glijdt, en dan naar een 0 en een i,<br />

merk je dat je die andere klanken maakt door de stand van je onderkaak, je lippen<br />

of je tong te veranderen.<br />

Articulatoren<br />

Door dat te doen, verander je de vorm van je klankkast, en daardoor verandert<br />

ook de klank. Dat heet articulatie. De 'onderdelen' waarmee je articuleert heten je<br />

articulatoren: je onderkaak, je tong, je lippen, en ook je zachte gehemelte.<br />

Medeklinkers:<br />

Je gebruikt je articulatoren dus om klinkerklanken (A, E,1,0, U, OE, enzovoort) te<br />

maken, maar je gebruikt ze ookvoor je medeklinkers (B, C, D, F,enzovoort) en<br />

voor allerleiandere geluiden.<br />

Vier delen<br />

Dit zijn dus de belangrijkste onderdelen van je zangstem: met de lucht uit je<br />

longen (1) laat je je stemplooien (2) trillen. Die trillingen kan je op allerlei<br />

manieren laten klinken door het model van je klankkast (3) te veranderen met je<br />

articulatoren (4).<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 68


2.1.2 De ademhaling<br />

Ademsteun en ademvoering<br />

INADEMHALINGSHOUDING<br />

Inademen door de mond. De adem gaat<br />

door de luchtpijp naar de onderste<br />

bronchiën, zodat het laagste deel van de<br />

longen zich vult met lucht. Het middenrif<br />

daalt, waardoor het middel uitzet. Deze<br />

stand moet tijdens het zingen en<br />

spreken ‘verend’ worden vastgehouden.<br />

De lucht onder in je longen dient als steun voor de ademkolom die in de luchtpijp<br />

en de keel een zuil vormt.<br />

Met je adem richt je je ademkolom. De ademkolom moet zo lang en zo dun<br />

mogelijk zijn. Van onderin de longen, langs de stembanden, met een boog langs<br />

het verhemelte tot aan de wortel van de boventanden. Hier begint de klank.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 69


2.1.3 De resonator of klankkast<br />

De holtes in hoofd en keel vormen de klankkast. In deze ruimten gaat de lucht<br />

trillen. Net als bij een viool is de bouw van de klankkast van grote invloed op de<br />

klank. Bijvoorbeeld een dunwandige schedel geeft een mooiere klank. Een gunstig<br />

gewelfd verhemelte maakt de klank voller.<br />

Een ruim gebouwde neusholte geeft meer resonans, maakt de klank groter en<br />

geeft meer draagkracht. Voor een goed gebruik van de klankkast moeten we de<br />

gegeven ruimte zo groot mogelijk maken.<br />

Dus:<br />

Tong neerleggen door het puntje van de tong aan de ondertanden te houden, de<br />

tong zo breed mogelijk te maken en neer te leggen in het ondergebit.<br />

Strottenhoofd omlaag brengen door het achterste gedeelte van de tong te laten<br />

zakken zonder daarop druk uit de oefenen.<br />

Onderkaak ontspannen door de kin te laten zakken.<br />

Huig en zacht verhemelte omhoog brengen.<br />

Neusvleugels openen.<br />

Wangen in glimlachstand.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 70


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 71


2.2 OEFENINGEN<br />

Resonans<br />

Goede resonans is minder vermoeiend voor de stem, een goede techniek zorgt<br />

ervoor dat het volume vanzelf groter wordt, zonder druk op de stem uit te oefenen,<br />

ruimte = volume! Een goede resonans zorgt voor een mooie toon!<br />

Oefening:<br />

Het zingen van een glissando (glijden) over een octaaf van boven naar beneden op het woord<br />

"zing». Denk hierbij aan een sirene. Denk stijgend terwijl de tonen dalen zodat je niet<br />

inzakt, alles open blijft klinken, luister aandachtig! Terwijl je deze oefening doet, merk je<br />

op, dat je zingt op ng, de keel is hierdoor afgesloten! Als je de rug van je hand dicht tegen<br />

je mond houdt, kun je voelen dat er geen lucht vrijkomt. Als je halverwege de oefening je<br />

neus dichtknijpt houdt de klank op. Het zingen gebeurt dus niet alleen door de mond maar<br />

ook door de neus. Zou men de klank alleen door de mond naar buiten duwen, dan krijgen de<br />

resonansholtes geen kans tot trillen. Dus niet vooruitzingen, maar achteruitzingen, eerst op<br />

zoek naar de resonansholtes!<br />

Ademhalingsoefeningen<br />

De volgende oefeningen zijn heerlijk ontspannend en geven je rust.<br />

Oefening 1:<br />

- Vouw je wijs- en middelvinger van je rechterhand naar de palm van je<br />

rechterhand.<br />

- Hou met je duim je rechter neusgat dicht en adem rustig in door je linker<br />

neusgat.<br />

- Laat los en doe je linker neusgat dicht met je pink en adem rustig uit.<br />

- Adem dan weer in via je linker neusgat en weer uit via je rechter.<br />

- Dit doe je een paar keer, ongeveer twee minuten, bouw deze oefening op tot<br />

zo'n vijf á zeven minuten.<br />

Oefening 2:<br />

- Ga rustig liggen of zitten en ondersteun eventueel je onderrug.<br />

- Leg je handen op je buik, laat je vingertoppen je buik zachtjes raken.<br />

- Ontspan je buikspieren.<br />

- Adem vier tellen langzaam door je neus in en voel hoe je buik uitzet.<br />

- Hou je adem vier tellen vast en laat dan je adem weer langzaam in acht tellen<br />

los, adem uit via je mond. Je buik gaat weer naar beneden.<br />

- Doe deze oefening geconcentreerd totdat je weer ontspannen bent.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 72


2.3 IN DE KLAS:<br />

In de lagere school is het altijd de bedoeling de stemvormende oefeningen in de<br />

mate van het mogelijke thematisch te maken. Enkele voorbeelden.<br />

Bewustmaken van het middenrif kan door oefeningen als : rustig in- en<br />

uitademen en plotseling opschrikken, bepaalde klanken herhaaldelijk uitspreken en<br />

er een ritmisch spelletje van maken (tsj, pfff, ts, .....)<br />

Uitademing : allerlei blaasspelletjes: pluimpjes en watjes in de lucht blazen<br />

(sneeuw!), ping-pongballetjes over een lijn blazen, tegen een kaarsvlam blazen<br />

zonder dat ie dooft, papieren bootjes voortblazen op het water uitademen met<br />

toonloos geluid: boter kist in de pan tssjj<br />

krachtige waterstraal uit de kraan kssjj een bromvlieg zoemt zzzz uitademen<br />

met toon: indianenroep (oe-klank onderbreken door hand voor mond), een<br />

stoomfluit nabootsen (boot of trein) toe oe oe oe oet, laatste klank van een lied<br />

lang aanhouden<br />

Inademing : Vooral 'ruik-spelletjes': aan bloemen ruiken, aan parfum, zeep,<br />

pannenkoeken, verse soep...<br />

Zich groot maken als een reus en daarbij diep inademen.<br />

Voor een trefzekere stem gaat het vooral over toonovernemen. Een of meer<br />

tonen van een liedje worden apart genomen (dikwijls is dat de begintoon) en<br />

krijgen een bepaalde klank, die in het thema past.(gaat het over bijen is het<br />

“zoem”, gaat het over de trein is dat tsjoek of tuut,.....). Die klanken worden dan<br />

spelenderwijs door de kinderen overgenomen.<br />

Soepele stem: Spelen met 'stemmetjes' is leuk om soepelheid te ontwikkelen: de<br />

stem van bepaalde figuren nabootsen bvb poppenkastfiguren, figuren uit<br />

verhalen... Glissando-geluiden maken bvb sirene, een miauwende poes...<br />

Resonans: Geluiden nabootsen van zoemende insecten, kerkklokken enz.<br />

Liedjes zingen waarin veel -m- en -ng-klanken voorkomen. Bij het zoemen ook<br />

stijgende en dalende melodieën maken (de bij zoemt van de ene naar de andere<br />

bloem en zet zich af en toe neer...)<br />

Liedjes zingen op bepaalde lettergrepen -doe- -la- -bo- -ma- enz.<br />

Een goed artikulerende stem kan je bekomen door oefeningen als: teksten<br />

ritmisch uitspreken, allerlei geluiden - al dan niet ritmisch – nabootsen, ritmisch<br />

spreken van bepaalde klanken tjikke-tjakke / biedeloebadeloe / pottekeputteke/<br />

enz.<br />

Een expressieve stem kan je bekomen door jabbertalk-oefeningen, een verhaal<br />

vertellen en er met de stem de bijhorende geluiden bijmaken, een<br />

stemontlokspel,....<br />

Tekst van een liedje heel zacht fluisteren of enkel articuleren zonder klank<br />

Plezierige mondgymnastiek-oefeningetjes met lippen, wangen, tong en tanden...<br />

best via imitatie (is ook voor jezelf goed!)<br />

Zoeken naar rijmwoorden in een versje of liedje<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 74


'Lip lap lover, zie ik tover, inneminnemip, je bent een kip, inneminnemis, je bent<br />

een ...vis' enz. 'Onze kat, wiedewiedewat'<br />

2.4 BROMMERS<br />

Brommers zijn kinderen die niet op de juiste toonhoogte meezingen. Sommigen<br />

mompelen maar wat, laag en monotoon. Soms valt hun stem zelfs even helemaal<br />

weg, anderen zingen luid en enthousiast mee. Ze zingen niet alleen te laag maar<br />

treffen bovendien de melodie niet zuiver doordat de intervallen verkleind worden,<br />

(een interval is in feite de grootte van een sprong in een melodie). Dat een kind de<br />

melodie wel zuiver maar consequent te laag (mee)-zingt komt ook wel eens voor,<br />

maar zeer zelden.<br />

De oorzaken zijn onder te verdelen in verschillende categorieën:<br />

- Het kind kan zich niet goed concentreren of heeft geen goede luisterhouding.<br />

- Het muzikaal gehoor van het kind is nog onvoldoende getraind.<br />

- Het kind heeft nog onvoldoende beheersing over het stemapparaat m.a.w. het<br />

is niet gewend te zingen.<br />

- Er is sprake van stembederf (door teveel schreeuwen of voortdurend te laag<br />

zingen).<br />

- Er zijn moeilijkheden met het aanpassingsvermogen, meestal veroorzaakt door<br />

remmingen van psychologische aard : egocentrisme, bedeesdheid, nervositeit,<br />

agressiviteit...<br />

In zeldzame gevallen is de oorzaak van fysieke aard. In overleg met de ouders en de<br />

schoolarts moet dan doorverwezen worden naar een KNO-arts of logopedist.<br />

Om iedere brommer zo goed mogelijk te kunnen helpen dient de leerkracht kritisch<br />

te luisteren naar de zingende klas. Door te luisteren en te observeren stelt hij/zij<br />

vast welke kinderen bromme en hoe zij dat doen. (monotoon, mompelend,<br />

luidkeels) Door observatie van gedrag en uitingen van de brommer, ook buiten de<br />

muzikale activiteiten kan de leerkracht het kind onderbrengen in één van de<br />

bovenstaande categorieën. Soms valt een brommer onder meer dan één categorie.<br />

Wanneer de leerkracht regelmatig en op een goed verantwoorde manier<br />

zangactiviteiten geeft zullen sommige brommertjes als het ware vanzelf genezen.<br />

Dit is dan in de veronderstelling dat er veel aandacht besteed aan:<br />

- Het op de juiste toonhoogte zingen van de liederen<br />

- Het toon beluisteren en het toon overnemen<br />

- Het spelen van spelletjes om de concentratie en de luisterhouding te verbeteren<br />

- De stemvorming (adem, resonantie, articulatie)<br />

- Het luisteren naar en d.m.v. beweging reageren op verschillende soorten<br />

muziek.<br />

Enkele concrete suggesties :<br />

- Zet twee brommers nooit naast elkaar!<br />

- Vestig de aandacht niet op de brommers.<br />

- Verbied een brommer nooit om mee te zingen.<br />

- Zing zachtjes mee aan het oor van de brommer.<br />

- Geef bij de inzet van het lied een zeer duidelijk teken waarop de klas gelijktijdig<br />

kan<br />

- en moet inzetten. Zo kan je trachten te voorkomen dat te slap (te laag) wordt<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 75


ingezet<br />

- en pas daarna de toon wordt opgetrokken.<br />

- Schakel bewegingen in waardoor de aandacht van de brommers wordt verlegd.<br />

- Gebruik spreekteksten om intonatie en articulatie in de spreekstem te<br />

verbeteren.<br />

- Bevorder de stemsoepelheid door middel van glissando-oefeningen, zoals het<br />

- nabootsen van sommige dierengeluiden, een sirene,... Hierbij kan je vertrekken<br />

met<br />

- de klank waar de brommer zich graag aan vastklampt.<br />

- Speel individuele spelletjes met de brommer bijv iemand roepen of geluiden<br />

nabootsen.<br />

- Vind het nooit goed dat iemand boven de groep uitzingt. Bedenk hierbij dat<br />

eindeloze herhaling van één bepaalde werkvorm het gevoel van onvermogen<br />

bij het kind versterkt en dat benadering vanuit een totaal ander uitgangspunt<br />

een plotselinge doorbraak kan bewerkstelligen. Gebruik daarom je fantasie<br />

maar blijf doelbewust werken. En blijf vooral volharden dan zal de leerling<br />

het ook niet opgeven. Het loont de moeite.<br />

Mutatie<br />

Bij de puberteit zal onder invloed van de geslachtshormonen de stemmutatie<br />

optreden. Deze wordt bij de jongens veroorzaakt door een snel optredende groei in<br />

hoogte en diepte van het strottenhoofd.(tot l cm). Gedurende de mutatie klinkt de<br />

stem ruwer en zwakker en slaat de stern soms over. Na de mutatie wordt de stem<br />

dieper en het stemregister breder zodat, in vergelijking met de kinderstem, de stem<br />

ongeveer één octaaf daalt.<br />

Ook bij meisjes treedt rond de puberteit een mutatie op. De stembanden worden<br />

ongeveer 3 tot 4 mm langer, de stem wordt voller, het stembereik breidt zich uit en<br />

daalt gemiddeld een terts.<br />

Stemhygiëne<br />

Als leerkracht dien je in de eerste plaatsje eigen stem in goede conditie te houden<br />

of te brengen.<br />

- Zorg hiervoor in eerste instantie voor een goede algemene conditie. Let op de<br />

volgende gewoontes:<br />

- Periodes van vermoeidheid hebben een invloed op uw stem. Met voldoende rust<br />

zal uw stem snel weer snel in orde zijn.<br />

- Gebruik geen overdreven gekruide of te warme spijzen. Vermijd voedsel dat de<br />

slijmen verdikt, (koolhydraten, suikers, zetmeel en zuivelproducten).<br />

- Roken droogt de stembanden uit en verhoogt de kans op schade.<br />

- Overmatig gebruik van alcohol is slecht voor de stembanden.<br />

- Vermijd te roepen.<br />

- Het is aan te raden het hoesten zoveel mogelijk te laten.<br />

- Vermijd het zoveel mogelijk om uw keel te schrapen. Probeer gewoon verder te<br />

praten slik eens of drink een slokje.<br />

- Spaar uw stem extra of zwijg volledig bij infecties van de bovenste luchtwegen en<br />

zware verkoudheden.<br />

- Angst verhoogt de ademfrequentie, versnelt de hartslag, doet de bloeddruk<br />

stijgen. De stem klinkt in deze omstandigheden gespannen, met een hogere<br />

frequentie en er worden minder woorden op één adem gezongen.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 76


3 ZANGLESSEN<br />

3.1 EEN GOEDE ZANGLES: DE VOORBEREIDING OP PAPIER.<br />

Een zinvol geheel Elk onderwerp (kan zijn: een liedje, een ritmische<br />

bezigheid, het beluisteren van muziek,........) is wel te<br />

plaatsen binnen een bepaald thema (het weer, verkeer,<br />

anders zijn, andere landen,etc.....). Alle oefeningen, van<br />

welke aard ook, moeten functioneren binnen dat thema.<br />

Abstracte luisteroefeningen, ritmische oefeningen, e.d.m.<br />

zijn meestal “uit den boze”.<br />

Een veelzijdig geheel Allerlei oefeningen, van verschillend allooi (ritmische,<br />

stemvormende,...), worden met elkaar afgewisseld. Een<br />

muziekles, waarin bv. alleen maar gezongen en geklapt<br />

wordt is eenzijdig en meestal saai.<br />

Een muziekles is er niet uitsluitend om liedjes aan te leren<br />

en die van de vorige lessen ook nog eens te zingen. Een<br />

muziekles is er wel om allerlei muzikale activiteiten<br />

te doen, heel vaak met het liedje als aanleiding. In de<br />

loop van de week is er nog tijd genoeg om het liedje te<br />

herhalen en verder in te oefenen.<br />

Is technisch in orde Vertrekt van een correcte beginsituatie, een grondige<br />

analyse van het aangeboden (lied-)materiaal. Er wordt<br />

muziekschrift in gebruikt, de juiste symbolen en<br />

muziektermen, e.d.m.<br />

Veronderstelt motiverend en doelmatig materiaal<br />

Hiermee bedoelen we dingen die het zaakje niet alleen<br />

leuker maken of speelser, maar die vooral het leren zelf<br />

beïnvloeden. Zo zijn er bv. instrumenten, prenten,<br />

gekleurde kaarten, lintjes, koordjes, stokjes, ….<br />

De materialen moeten doelmatig en leerzaam zijn : in die<br />

zin dat ze het leerproces vergemakkelijken of zelfs mee<br />

bepalen, en niet afremmen of hopeloos ingewikkeld maken.<br />

Een zangles is een muzische les<br />

Het is best mogelijk dat de bovenstaande aandachtspunten<br />

in orde zijn en dat de voorbereiding toch niet garant staat<br />

voor een echt muzisch gebeuren. Belangrijk is dat kinderen<br />

indrukken, ervaringen opdoen, en daarmee iets gaan doen.<br />

Ze moeten vormgeven in functie van betekenissen.<br />

Muzische vorming verloopt meestal niet uitsluitend binnen<br />

één deelgebied (bv muziek of beeld). Bewegend, beeldend,<br />

sprekend, schrijvend, ..... bezig zijn, horen erbij.<br />

3.2 EEN GOEDE VOORBEREIDING IS NIET ALLEEN OP PAPIER!<br />

Het is niet voldoende alles netjes op papier te hebben. Het<br />

spreekt voor zich dat je als lesgever liederen aanleert die je<br />

zelf aankan. Dat wil niet alleen zeggen dat strofe en refrein<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 77


3.3 AANBIEDEN - INZINGEN - VERWERKEN<br />

3.3.1 Aanbieden<br />

netjes en zuiver en op de juiste toon voorgezongen worden,<br />

maar ook dat dit expressief en sfeervol gebeurt. Met een<br />

liedje moet je iets vertellen. Kinderen nemen van hun<br />

meester of juf niet alleen noten en de woorden over, maar<br />

zijn/haar hele zingend doen en laten. Zorg er dus voor dat<br />

je het liedje echt kan aanbieden. Soms is het nodig dat<br />

bepaalde liedzinnen apart ingeoefend worden (liever niet te<br />

dikwijls - hierover straks meer). Probeer dus ook eens elk<br />

liedonderdeel apart te zingen, zonder dat de vorige eraan<br />

voorafgaat. Een groot deel van de voorbereiding<br />

bestaat dus uit het zelf inoefenen van het materiaal<br />

(niet alleen liedjes : ook allerlei oefeningen,<br />

luisterfragmenten, etc.<br />

Het lied moet herhaaldelijk aangeboden worden met steeds wisselende opdrachten.<br />

Het beste is altijd dat je zelf het lied voorzingt, maar je kan ook een cd gebruiken.<br />

Het lijkt op het eerste gezicht lekker veilig om met een cd te werken, maar je zal<br />

snel ontdekken dat alles natuurlijker en vlotter werkt als je zelf voorzingt. Als je<br />

zelf voorzingt moet je dat doen op een hoogte die geschikt is voor de kinderstem.<br />

Zie hiervoor: <strong>cursus</strong> Theorie>toonomvang en stembereik(ook op de cdrom).<br />

Soorten opdrachten:<br />

Luisteropdrachten:<br />

- Kinderen luisteren naar het lied en moeten vragen over het lied<br />

beantwoorden.<br />

- tekstinhoudelijk : met de tekst (waarom zijn de kippen zo boos?) of de sfeer<br />

van de tekst. Tekst van het lied is dan nog niet te zien.<br />

- i.v.m. het ritme, de melodie, dynamiek, de vorm (welk woordje wordt het<br />

hoogst gezongen, welk het langst, waar wordt het plots luider, ….)<br />

- Je kan bvb kaartjes maken met daarop het melodisch verloop van de<br />

liedzinnen. De kinderen moeten dan die kaartjes in de juiste volgorde<br />

leggen. (zie verder 3.4.2 prenten > melodiekaarten)<br />

Ritmische opdrachten:<br />

- rusten vullen (grote gekke bekken)<br />

- maat meetikken, of op andere manieren meedoen (ploem de pluistaart :<br />

nootjes doorgeven)<br />

- losse dingen doen (heks karoetsie, vroem vroem vroem, zeven dagen heeft<br />

de week)<br />

Bewegingsopdrachten:<br />

- Op tijd terug op de plaats (vorm) (bvb Pietje van der Plas)<br />

- Een beweging per zin (vroem)<br />

- Speelliedjes (deze duim, de spin, twee emmertjes, )<br />

Tekenopdrachten:<br />

- Tekst : wolken, trein, koe<br />

- Melodie, ritme : de trein<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 78


3.3.2 Inzingen<br />

- Belangrijk is dat het liedje op voorhand steeds op dezelfde en een gepaste<br />

toonhoogte wordt voorgezongen.<br />

- Het voor- en nazingen verloopt in een vaste kadans : het moet zijn alsof er<br />

de hele tijd een metronoom meetikt om mooi in de maat te blijven.<br />

- Het inzingen verloopt snel. Tijdens deze lesfase wordt er nauwelijks gepraat.<br />

Alles wordt duidelijk gemaakt door de mimiek en de gestiek (hand- en<br />

armbewegingen) van de leerkracht.<br />

- Inzetten : na het voorzingen van een klein stukje van het lied is het<br />

voldoende om (in die vaste kadans) een klein teken te geven met hand en<br />

ook de ademhaling met de kinderen mee te doen.<br />

Als je wil dat de kinderen het hele lied zingen, zing je zelf de inzet van het<br />

lied op de juiste toon voor, daarna geef je een teken de doe je de<br />

ademhaling mee. Als je met de kinderen meezingt doe dat dan niet te luid.<br />

Probeer ze zeker niet te overstemmen. Laat integendeel duidelijk zien dat je<br />

naar hen luistert.<br />

- Normaal gezien verloopt het voor- en nazingen eerst in kleine stukjes,<br />

daarna in steeds grotere liedonderdelen.<br />

- Als je fouten hoort nazingen probeer die dan onmiddellijk te verbeteren. Dit<br />

gebeurt meestal door een heel klein stukje (met daarin de fout) te<br />

hernemen. Daarna het verbeterde stukje terug inpassen. Hierbij niet<br />

overdrijven : als het niet lukt de zaak te corrigeren, dan is dat maar zo.<br />

3.3.3 Verwerken<br />

- Is meestal combinatie van de twee vorige (aanbieden en inzingen) de zaken<br />

die de kinderen tijdens het aanbieden mochten doen, kunnen ze nu in<br />

combinatie met de zang uitvoeren.<br />

- Je kan ook andere dingen proberen die met het thema te maken hebben<br />

(muziek beluisteren bvb filmmuziek, andere teksten rappen bvb vroem,<br />

klankspelen maken,…)<br />

- Je kan allerlei uitproberen in groepjes, wisselzang, allerlei prenten<br />

gebruiken, …<br />

3.4 HULPMIDDELEN : BORDPLANNEN EN PRENTEN<br />

3.4.1 Bordplannen<br />

- Voor een zangles is dat gewoon de tekst van het lied die op het bord staat.<br />

- Een bordplan is geen must. Je gebruikt het alleen maar als het functioneel<br />

is. Wat er echt moet vermeden worden is het gebruik van liedteksten op een<br />

kopietje. Dan gaat immers alle aandacht naar dat papiertje en is er van<br />

samen zingen,… geen sprake meer.<br />

- Geen doorlopende tekst op het bord schrijven. Beter zin per zin, zodanig dat<br />

de structuur (vorm) van het lied duidelijk wordt.<br />

- Voorzie plaats tussen de zinnen laten voor allerlei aanduidingen i.v.m.<br />

eventuele moeilijkheden bij het zingen, manieren van zingen, allerlei<br />

expressies, instrumentatie, bewegingen …. Kortom: je bordplan is te zien als<br />

een partituur voor de uitvoering van het lied. (zie ook op je Cdrom ><br />

Worddocumenten> Lesbeoordeling > technische aspecten) Op je<br />

voorbereiding moet je bordplan (de partituur van het liedje dus) in zijn<br />

eindvorm te zien zijn. Je moet dus bij het begin van de les al een volledig<br />

concept hebben van jouw ideale uitvoering.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 79


- Aan je bordplan kan je al heel goed zien wat je van plan bent met het lied.<br />

Natuurlijk is muzikale opvoeding op de eerste plaats vormgeving samen met<br />

de kinderen en kan je in feite nog niet weten wat zij allemaal gaan<br />

suggereren. Toch weet je wel al in functie van welke betekenis (klank-vormbetekenis)<br />

je zal vormgeven. Je moet zelf een concept hebben van een<br />

quasi perfecte uitvoering. Dan kan je kinderen ook beter helpen. Het is dan<br />

aan hen om je te verassen.<br />

- Zie ook : Bert De Rue ; kijkliedjes 1 + 2 in de mediatheek<br />

Voorbeeld 1: de instrumentatie wordt aangegeven<br />

De trein, de trein, de trein, ik moet de trein nog halen.<br />

Ik moet op tijd er zijn en ‘t kaartje nog betalen,<br />

De trein, de trein,de trein, staat klaar op het perron<br />

Straks brengt de trein ons fijn naar ’t volgende station<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 80


Voorbeeld 2: de speelwijze met de stokjes wordt aangegeven (voorbeeld in de<br />

lesde les)<br />

Oki doki poki poetsie<br />

Dit is het bos van heks karoetsie<br />

Niemand durft hier te lopen<br />

Want ik schimmel hem in met snopen<br />

Krijkel dijkel doekel doets<br />

Wee die hier komt, die bak ik een<br />

Poetssssssssssssssssssssssssssssss<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 81


3.4.2 Prenten<br />

Liedprenten<br />

- per zin van het lied is er één prent, als geheugensteun.<br />

- Heel gebruikelijk in de lagere klassen.<br />

- Voorbeeld :<br />

Ik mag bij mijn opa en oma logeren<br />

Ik stop in een koffertje al mijn kleren<br />

Een kam voor mijn haar en voor opa een sigaar<br />

En voor onderweg twee peren<br />

Expressieprenten<br />

- Geven aan met welke expressie (stem, mimiek, lichaam) je iets muzikaal<br />

moet uitvoeren : zingen, zeggen, spelen op instrumenten, met klanken, …<br />

- Zijn bijzonder van toepassing bij klankliedjes (ozewiezewo, loe la lie lee,<br />

atakatamoeva, ..)<br />

- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />

Zwijgprent/stopprent<br />

- Zwijgprent : stoppen met luidop zingen en ondertussen inwendig verder<br />

zingen. Zoals in de ‘stop de band-ronde’. Heel leuk is zeker twee groepen<br />

maken met elk een dirigent. De groepen beginnen samen aan het liedje. De<br />

dirigenten geven met een zwijgprent aan wanneer hun groep inwendig of<br />

luidop moet zingen.<br />

- Stopprent : stoppen en nadien op dezelfde plaats verder doen. Is vooral<br />

nuttig als je tussen de de verschillende liedzinnen nog iets extra wil laten<br />

horen (vb vrolijke ezeltje, wordt vaak gebruikt bij reclameboodschappen).<br />

- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />

Instrumentenprenten<br />

- Voorbeelden op het einde van dit hoofdstuk<br />

- Worden meestal gebruikt in combinatie met een goed bordplan en met<br />

andere prenten.<br />

Ritmekaarten<br />

- Zijn kaarten van bvb A5-formaat. Vooraan op de kaart staat een woord of<br />

een tekening, Achteraan op dezelfde kaart staat het overeenkomstig ritme.<br />

Aan de hand van deze kaarten kan je met de kinderen gaan woordritmeren<br />

of prentritmeren.<br />

- Voorbeelden :<br />

Auto<br />

Zebrapad<br />

Straat<br />

Voetganger<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 82


- Werkwijze: eerst wordt het ritme van de woorden of de prenten klassikaal<br />

ingeoefend. Daarna worden de woorden of prenten aan het overeenkomstige<br />

notenbeeld gekoppeld. Dit laatste is niet echt noodzakelijk. Je kan gewoon<br />

als je dat wil enkel met de woorden of de prenten werken zonder dat de<br />

noten erbij komen. Als je als leerkracht graag wil dat de kinderen na een tijd<br />

toch enkele eenvoudige ritmepatronen los van de woorden of de tekeningen<br />

kunnen herkennen en uitvoeren, dan moet je ook oefenen met de<br />

notenbeelden. Het is dan wel de bedoeling dat er nadien met al het<br />

geleerde nog iets extra gebeurt. Bvb lessen waarin allerlei ritmische<br />

patronen aan elkaar gekoppeld en tegen elkaar uitgespeeld worden zonder<br />

dat ze eerst door een woord, een prent of een bepaald thema ingeleid<br />

werden. Ten slotte kan je aan het bord allerlei reeksen maken. Die reeksen<br />

kunnen op hun beurt dienen ter begeleiding van het lied of iets anders :<br />

Auto<br />

- voorbeelden van reeksen : auto/ auto/ auto/ auto/voetganger/ auto/ …..<br />

- Combinaties: Allerlei combinaties van voorgaande prenten zijn mogelijk.<br />

Een voor de hand liggende combinatie is die van ritmekaarten en<br />

instrumentenprenten, maar ook andere combinaties van twee of meer<br />

prentensoorten moeten kunnen. Bedenk er zelf maar een paar.<br />

Melodiekaarten:<br />

Zebrapad<br />

Straat<br />

Voetganger<br />

- Zijn kaarten van bvb A5 of A6 formaat aan het bord of kleinere kaartjes als<br />

de kinderen er individueel of in kleine groepjes mee werken.<br />

- De kaarten geven elk het melodisch verloop van de liedzinnen weer. Een<br />

melodie is ritme en toonhoogte samen..<br />

- Als je ook tekstkaarten hebt, kan je de kinderen tekst en melodiekaarten<br />

tijdens het beluisteren van het lied, laten bijeenpuzzelen.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 83


Voorbeeld melodiekaarten heks karoetsie<br />

O - ki do - ki po - ki Poet-sie Dit is het bos van heks Ka- roetsie<br />

Niemand durft hier te lo - pen Want ik schimmel hem in met snopen<br />

Krij – kel dij – kel do – kel doets Wee die hier komt, die bak ik een poets<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 84


Expressieprenten, zwijgprenten: voorbeelden<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 85


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 86


Zwijgprenten<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 87


Instrumentenprenten: voorbeelden (staan ook op de cd-rom)<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 88


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 89


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 90


Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 91


3.5 HOE MAAK IK EEN GOEDE ZANGLES OF EEN THEMALES?<br />

3.5.1 Wat is een zangles of een themales?<br />

Laten we het eenvoudig houden: een zangles is een les waarin je een nieuw liedje<br />

aanleert aan de kinderen. Elk liedje kan je wel plaatsen in een bepaald thema. Bvb<br />

Heks Karoetsie heeft als thema ‘toveren’, de zoembijen kan over ‘de lente’ gaan,<br />

enz…<br />

Je kan nog andere soorten lessen geven: lessen met daarin een verzameling van<br />

allerlei muzikale spelletjes, muzische lessen waarin de diverse media door elkaar<br />

voorkomen.<br />

Maak de op voorhand de volgende bedenking: als je een les van 50 minuten<br />

hebt, dan is het wenselijk dat je niet langer dan 25’ bezig bent met de aanbreng<br />

en het inoefenen van het lied. Voor de resterende 25’ moet je allerlei andere<br />

activiteiten bedenken die met de inhoud van het lied, de muzikale aspecten van het<br />

lied en met het thema te maken hebben. Het kan zelfs geen kwaad als er hier en<br />

daar niet muzikale activiteiten erbij te halen. Dat de kinderen het liedje nog niet<br />

helemaal kennen (bvb nog niet alle strofes) of niet genoeg gezongen hebben is niet<br />

zo erg. Je kan het liedje nadien nog genoeg zingen. Bijvoorbeeld tussen twee<br />

lessen in of op het einde van de dag, in de volgende zangles…<br />

3.5.2 Eerst moet je goede ideeën hebben.<br />

En hoe kom je aan goede ideeën? Dat is een kwestie van creatief denken, maar op<br />

de eerste plaats van techniek en methode. Je kunt het dus leren. Hieronder vind je<br />

de stappen die je moet zetten om goede ideeën te verzamelen.<br />

Opmerking: de paragrafen 2.2 en 2.3 gebruik je het best om oefeningen i.v.m. het<br />

thema te vinden. De nummers 2.4 en 2.5 zijn bedoeld voor het werken met het<br />

lied zelf. De bedenking in 2.6 moet bij ELKE muzische les in je hoofd zitten.<br />

3.5.2.1 Brainstorm i.v.m. thema.<br />

Kijk naar de tekst en de titel van het liedje en bepaal de thema (of de thema’s).<br />

Schrijf een korte brainstorm neer. In deze brainstorm mogen al muzikale en andere<br />

ideeën zitten. In het begin zal de brainstorm nog algemeen zijn en weinig gericht<br />

naar activiteiten. Na enkele keren gaat het efficiënter. Vul de brainstorm tijdens het<br />

voorbereiden van de les ook regelmatig aan.<br />

3.5.2.2 Nagaan welke vormen van muzikaal gedrag i.v.m. het thema<br />

allemaal kunnen geoefend worden.(zie <strong>didactiek</strong> algemeen p<br />

20,21,27)<br />

Met de brainstorm in je achterhoofd kan je nu naar geschikte muzikale activiteiten<br />

gaan zoeken. Om dat systematisch te kunnen doen overloop je de verschillende<br />

vormen van muzikaal gedrag. Op p.20 en 21 zie je een overzicht van de<br />

leerplandoelen van het VVKBaO en dit is een goede leidraad om allerlei te<br />

verkennen. In het leerplan zelf vind je nog veel uitleg, natuurlijk.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 92


Wat is mogelijk je thema en je lied en ….<br />

Muziek maken (met de stem, lichaam, instrumenten, voorwerpen)<br />

Muziek beluisteren<br />

Muziek lezen en noteren<br />

Muziek ontwerpen<br />

Bewegen op muziek<br />

Praten over muziek<br />

De attituden in het overzicht zijn moeilijker te gebruiken. Bij de situering leerplan<br />

heb je die wél nodig.<br />

3.5.2.3 De klankeigenschappen en muzikale aspecten overlopen en<br />

mogelijkheden i.v.m. het lied en het thema zoeken.<br />

Klankeigenschappen (Klank-Vorm-Betekenis 7-43):<br />

Hard en zacht<br />

Lang en kort<br />

Hoog en laag<br />

Klankkleur<br />

Geluidsomgeving en richting van de geluidsbron<br />

Muzikale aspecten (Klank-Vorm-Betekenis 44-64)<br />

Maat – tempo – ritme<br />

Melodie<br />

Samenklank – meerstemmigheid<br />

Stemvorming (muzikale vormingsdomeinen – stemvorming p.25, 26)<br />

Luisteren (muzikale vormingsdomeinen – vervolg p.2-4)<br />

3.5.2.4 Rekening houden met de eigenschappen van een goede zangles<br />

(Muzikale vormingsdomeinen – vervolg 5-7)<br />

Aanbieden<br />

Inzingen<br />

Verwerken<br />

3.5.2.5 Gebruik maken van bordplannen, prenten (Muzikale<br />

vormingsdomeinen – vervolg p.8-11) en instrumenten<br />

Een goed bordplan als een partituur i.f.v. de vormgeving<br />

Prenten:<br />

- Liedprenten<br />

- Expressieprenten<br />

- Zwijgprent/stopprent<br />

- Instrumentenprenten<br />

- Ritmekaarten<br />

- Instrumenten<br />

3.5.2.6 Blijven denken aan KANK-VORMGEVING-BETEKENIS<br />

(Klank-Vorm-Betekenis p.3-5)<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 93


Deze pagina’s gaan over de essentie van muzische vorming. Het kan geen kwaad<br />

deze telkens opnieuw te lezen.<br />

3.5.3 Dan maak je een selectie<br />

Wat kies je?<br />

Niet gemakkelijk, want meestal heb je te veel ideeën.<br />

Een paar principes om een goede keuze te maken:<br />

- Er moet alleszins iets vormgevend in je les zitten<br />

- Doe de zaken die je echt ziet zitten. Die je zelf heel leuk vindt.<br />

- Probeer ook elke keer iets nieuws, iets waarvan je zelf niet weet of het<br />

gaat lukken of niet. Dat mag iets klein zijn. Zeg desnoods aan de kinderen<br />

dat je eens iets nieuws wil proberen.<br />

- Je moet in je voorbereiding ook een of enkele oefeningen extra opnemen.<br />

Van de situatie van het moment tijdens de realisatie zal afhangen of je ze zal<br />

doen. Bvb: hebben de kinderen op dat ogenblik meer nood aan beweging, of<br />

is het beter ze een opdracht in groepjes te geven? Is het misschien beter het<br />

zingen even te laten rusten en iets anders te doen? Natuurlijk moet er een<br />

basispakket zijn dat je zeker moet doen om je einddoel(en) te realiseren.<br />

- Kies voor veel afwisseling in gedrag en een hoge graad van activiteit. De<br />

bedoeling is dat kinderen door al die oefeningen (bvb het liedje ‘de zoembijen’<br />

en thema ‘lente’) op een muzische wijze allerlei bijleren over het thema.<br />

(leren door muziek).<br />

- Denk aan de haalbaarheid bij de organisatie en materiaal, maar ga<br />

eventuele moeilijkheden ook niet te snel uit de weg.<br />

Hoe kies je?<br />

- Op je papieren trek je een aantal kringen rond de oefeningen die je goed<br />

vindt voor de les.<br />

- Deze geef je een nummer. Welke oefeningen komen eerst, welke daarna…<br />

- De oefeningen die je als extra voorziet geef je en ‘bis’-nummer. Daarmee<br />

geef je aan wanneer die oefeningen kunnen voorzien worden. Of je die dan<br />

doet wordt tijdens de realisatie beslist. Je geeft ze in de voorbereiding aan als<br />

facultatief.<br />

- Eigenlijk heb je op dat moment je lesplan klaar.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 94


3.5.4 Nu nog de les voorbereiden<br />

Daar zit je dan met je lesplan en ook een leeg lesvoorbereidingsformulier. Het<br />

lesplan is heb je voor een deel intuïtief opgesteld. Het is een verzameling van<br />

oefeningen en technieken die ‘op het gevoel’ hebt gekozen. Omdat je ze leuk vindt,<br />

belangrijk en zinvol, etc…<br />

3.5.4.1 Waarom dan nog een voorbereiding maken?<br />

Om uit de weinige lessen die je in de opleiding geeft zoveel mogelijk te kunnen<br />

leren.<br />

Het is een uitstekend communicatie-instrument tussen de student, de mentor en<br />

de vakdocent om van gedachten te wisselen over goede <strong>didactiek</strong>.<br />

Een goede voorbereiding maakt je bewust van elke stap die je de kinderen laat<br />

zetten in een leerproces. Door hierover telkens goed na te denken leer je niet<br />

alleen goede lessen muziek maken , maar goede lessen in ’t algemeen.<br />

Om PRECIES te weten wat je dat de kinderen leren in elke lesfase en hoe ze dat<br />

moeten laten zien.<br />

Om de organisatie van elke lesfase scherp te stellen. Welk materiaal per lesfase,<br />

welke werkvorm, welke soort activiteit bij de kinderen?<br />

In een voorbereiding kan je je visie op goed onderwijs kwijt en verder ontwikkelen.<br />

3.5.4.2 Hoe begin je eraan?<br />

Het voorbereidingsproces<br />

Gouden tip:<br />

Doe in een voorbereiding altijd wat je zelf zinvol en nuttig vindt; formuleer de<br />

zaken zoals je zelf vindt dat het moet. Probeer niet te veel de ene en de andere<br />

tevreden te stellen. Als je dan nadien opmerkingen krijgt, dan zijn die tenminste<br />

gericht op jouw ideeën. Dan kan je echt bijsturen.<br />

Vanuit het lesplan (zie einde punt 3) ga je eerst nadenken over het einddoel. Wat<br />

wil je eigenlijk bereiken in deze les. Wat is de essentie? Verwar de essentie niet<br />

met moeilijke woorden. De essentie van een les kan je soms heel eenvoudig<br />

formuleren.<br />

Schijf het onderwerp neer, en de andere items van de voorpagina.<br />

Voorzie leerdoelen voor de geplande activiteiten.<br />

Het kan ook zijn dat je eerst het bordplan opstelt of wat materiaal maakt om te<br />

zien of het wel werkt.<br />

Schrijf het materiaal dat je nodig hebt per lesfase in de organisatiekolom.<br />

Geef in de kolom van de inhouden elke lesfase een titel.<br />

Vermeld eventueel in de organisatiekolom per lesfase de gebruikt werkvorm (bvb.<br />

Klasgesprek, samen inoefenen, uitwerken in groepjes, ….) Dat is voor ALLE lessen<br />

interessant om te doen. Zeker in een stage. Dan kan je nadien zien of je bvb geen<br />

hele voormiddag klasgesprek voorzien hebt, ..<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 95


De voorbereiding als product: wanneer is het goed?<br />

Nu geef ik een paar bedenkingen per onderdeel van een lesvoorbereiding.<br />

De teksten die volgen komen uit een sjabloon met tekstfragmenten die gebruikt<br />

worden om lessen in het eerste jaar te becommentariëren. Je zult sommige van<br />

deze fragmenten later misschien nog wel eens terug zien.<br />

De voorpagina<br />

• Je leergebied is wel degelijk : muzische vorming : muziek<br />

• Je onderwerp is : zingen van het lied …… (ook vermelden wat er gedaan wordt)<br />

De échte bron vermelden : liedjes komen uit handboeken of liedbundels; niet uit de <strong>cursus</strong>.<br />

• Situering leerplan doe je aan de hand van het overzicht van de leerplandoelen in je <strong>cursus</strong> (p<br />

21,22). Het is ook één van de Word-­‐documenten op je CD-­‐rom. De afspraken zijn de<br />

volgende : ofwel voeg je die twee bladzijden bij je les bij en vul je in, ofwel schrijf je de<br />

belangrijkste leerplandoelen over op je voorbereiding. De minder expliciete kan je dan<br />

gewoon met een nummertje aanduiden. Als je les geeft in een gemeenteschool of het<br />

gemeenschapsonderwijs, moet je de leerplannen van het OVSG of van het ARGO raadplegen.<br />

Beide leerplannen staan op je CD-­‐rom én op het internet. Het spreekt voor zich dat je ook<br />

hier op de eerste plaats naar leerplandoelen moet op zoek gaan.<br />

• Bij beginsituatie op onderwijsniveau schrijf je bv : of de kinderen het liedje al kennen, of ze<br />

i.v.m. het thema al aan de slag zijn geweest, of ze een bepaalde manier van werken al<br />

gewoon zijn, of ze bepaalde symbolen (bv notenschrift of andere noteringen) al kennen,<br />

………..<br />

• Bij beginsituatie op ervaringsniveau moet je volgens mij ook dingen neerschrijven i.v.m. het<br />

thema. Dan weet je meteen op welke wijze en in welke mate je kan aansturen op inleving in<br />

dat thema.<br />

• Opgepast ! Einddoelen zijn geen leerplandoelen. Daarvoor zijn deze laatste veel te algemeen<br />

geformuleerd. Einddoelen daarentegen zijn rechtstreeks op inhouden van je les van<br />

toepassing.<br />

• Je einddoelen specifieker voor deze les formuleren. Wat jij schrijft kan voor heel veel<br />

muzieklessen. Hetzelfde geldt voor de zingeving.<br />

• Einddoelen moet je van af volgende keer neerschrijven in langere zinnen, waardoor het<br />

verband tussen de verschillende leselementen duidelijk wordt. Het is dan een soort<br />

samenvatting van de les maar toch met een doelkarakter.<br />

• Voor de attituden kan je ook het laatste stukje van de schematische voorstelling van het<br />

leerplan in de <strong>cursus</strong> en ook op de cd-­‐rom gebruiken.<br />

• Bij zingeving schrijf je meestal neer wat het belang is van je les in het kader van de algemene<br />

ontwikkeling van de kinderen. Welke algemene doelen, welke waarden ? Zaken dus die het<br />

vak muziek overstijgen.<br />

• Als je bij het invullen van je zingeving moeilijkheden hebt om goede dingen te vinden, dan is<br />

het algemene deel (het eerste deel, het staat in het begin van de <strong>cursus</strong> <strong>didactiek</strong>) van het<br />

nieuwe leerplan muzische vorming (VVKBaO) een stevige bron van informatie.<br />

• Geen procesevaluatie(reflectie) ? Ik leer graag ook iets bij. Als ik niet weet hoe een les<br />

verlopen is, is het heel moeilijk je te helpen of tips te geven voor een volgende keer.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 96


• Maak een volgende keer je reflectie meer toekomstgericht : hoe kan het nu verder na deze<br />

les, wat zou een volgende les kunnen zijn, welke paralleloefening kan ik geven, hoe kunnen<br />

de kinderen het geleerde toepassen in iets anders, … op die manier worden leerroutes<br />

uitgestippeld in muzische vorming.<br />

Het algemeen opzet van de les<br />

• Het liedje is te moeilijk/te gemakkelijk voor die bepaalde klas.<br />

• Je voorziet te weinig verschillende muzikale activiteiten -­‐ zowel inhouden als vormen van<br />

muzikaal gedrag -­‐voor een les van 50’.<br />

• Je voorziet te weinig verschillende muzikale activiteiten -­‐ zowel inhouden als vormen van<br />

muzikaal gedrag voor een les van 25’.<br />

• Hele leuke les met frisse ideetjes. Er worden expressiekansen voorzien. Alleen maar goede<br />

dingen : knappe les met mooie opbouw, technisch heel degelijk. Zinvolle inhouden,<br />

doelmatig aangebracht.<br />

• Dankjewel voor het zoek-­‐ en denkwerk, ........en het bewandelen van minder gekende paden.<br />

Op die manier leer je tenminste iets bij.<br />

• Het opzet van je les is zodanig dat je de kinderen samen iets kan laten opbouwen. Dit geeft<br />

ze het gevoel dat ze zelf in staat zijn tot ‘componeren’ in de breedste zin van het woord.<br />

Deze laatste zin is bijna letterlijk een van de eindtermen. Die we hoog in het vaandel dragen.<br />

• Te weinig vanuit een thema gedacht, te weinig aangestuurd op beleving en expressie. Dat<br />

maakt het geheel technisch wel ok maar niet echt sfeervol.<br />

• Via een brainstorm en een poging tot inkadering van het thema in de leerplandoelen was je<br />

waarschijnlijk tot meer en betere ideeën gekomen.<br />

• Probeer lessen in handleidingen naar je hand te zetten. In het kader van een handleiding is<br />

deze les waarschijnlijk zeer zinvol omdat een eind verder een vervolg komt. In een stage is<br />

dat niet het geval. Een stageles moet met andere woorden een op zichzelf staand zinvol<br />

geheel zijn.<br />

• Let eens wat meer op de graad van activiteit bij alle kinderen. Als je kinderen iets een voor<br />

een iets laat doen bij bv een stemvormende of ritmische oefening, is de kans heel klein dat je<br />

je doelen realiseert. Als één kind iets moet voordoen, zorg en dan voor dat de anderen een<br />

andere opdracht hebben. Bv een luisteropdracht : ze mogen nadien zeggen wat ze ervan<br />

vonden, wat goed was, wat beter kon, ………<br />

• Als de inleiding van je les niet in het minst functioneert binnen het geheel van je les, doe ze<br />

dan niet, of hou ze zo kort mogelijk. Beter is een inleiding te zoeken die binnen van je les wel<br />

zin heeft.<br />

• Ik heb de indruk dat de kinderen vanaf het begin van de les reeds de tekst en de noten van<br />

het liedje hebben. Dat is echt verkeerd : op die manier gaat de aandacht van de lln te veel<br />

naar een papiertje en te weinig naar jou als leider van de zang<br />

• Bij het aanbieden van het liedje niet alleen tekstinhoudelijke dingen doen : ook doe -­‐<br />

opdrachten zijn nodig.<br />

• Deze les bevat geen aanbiedings-­‐ en aanleerstrategie. Ik heb daar nochtans uitgebreid les<br />

over gegeven en het staat in de <strong>cursus</strong>.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 97


• Tijdens het aanbieden met tekstinhoudelijke luisteropdrachten mogen de kinderen eigenlijk<br />

de tekst van het lied nog niet zien : dan lezen ze immers de antwoorden zo van het bord af.<br />

• Je begint volgens mij te vroeg met het zingen van het liedje. Ook het aanleren/aanbieden<br />

van het liedje moet al spelend kunnen verlopen<br />

• De tekst van een liedje voorlezen is meestal overbodig : beter is het lied gewoon<br />

onmiddellijk voorzingen. Dan maken de leerlingen onmiddellijk en integraal kennis met het<br />

lied. Hetzelfde geldt voor vocaliseren : gewoon met de woorden zingen is meestal<br />

gemakkelijker voor de kinderen omdat er dan meer “kapstokken” zijn.<br />

• Waarom zoveel tijd steken in dat ritmisch zeggen ? Er zijn inderdaad tijden geweest dat men<br />

dacht een lied eerst in bestanddelen te moeten verdelen (tekst -­‐ ritme -­‐ melodie) en deze<br />

apart te oefenen. Voor moeilijke liederen of stukjes eruit kan dat wel eens nodig zijn maar<br />

over het algemeen is dit een verouderde methodiek.<br />

• Je kan niet zomaar elk liedje in een canon zingen. Dat gaat alleen maar met liedjes die<br />

daarvoor bestemd zijn. Meestal staat dat aangegeven door nummertjes boven de stemmen<br />

of andere tekens. Met dit lied kan het eigenlijk niet.<br />

• Als je met instrumentjes werkt en met een thema zou je kunnen proberen die instrumenten<br />

een betekenis te geven : bv de stokjes is voor stijve mensen : ze lopen rond in zo’n chique<br />

regenjas en eventueel een wandelstok. Dan zingen we ook heel afgemeten en dunnetjes.<br />

Met de belletjes is het allemaal anders.... Enzovoort. Probeer meer sfeer te maken. Via je<br />

oefeningen in het thema kruipen...<br />

• Als spelen op instrumenten nieuw is voor de lln, laat ze dan eerst wat experimenteren.<br />

Daarna doe je enkele spelletjes : ze zijn om te beginnen best leuk en ze helpen om de leiding<br />

van het gebeuren terug naar jou te trekken. bv : handen open/toe > luid/stil spelen. Een<br />

andere leuke manier is bv het liedje zelf zingen en de kinderen de tijden, hoofdtijden laten<br />

meetikken, klappen. Ondertussen deel je de instrumenten uit. Als iemand dan van jou een<br />

instrument krijgt, tikt hij/zij verder, maar nu wel met het instrumentje. Op het einde is<br />

iedereen bezig met zijn/haar stukje slagwerk en heeft iedereen het liedje al verschillende<br />

keren gehoord.<br />

De leerdoelen<br />

• Probeer een volgende keer ook al leerdoelen neer te schrijven. Elk leerdoel bevat een<br />

leerinhoud en een leergedrag. Beide kan je dan uitleggen in de inhoudkolom. (het wat? en<br />

het hoe?)<br />

• Leerdoelen met concrete werkwoorden formuleren. Die werkwoorden moeten een<br />

waarneembaar gedrag vertegenwoordigen.<br />

Leerinhouden<br />

• In de inhoudskolom hoort wat de kinderen leren, want dat zijn de echte inhouden van je les.<br />

Daarvoor heb je het didactisch model in je <strong>cursus</strong> p 15 nodig. Kinderen leren in muzieklessen<br />

iets bij i.v.m. muziek zelf : dat zijn de klank-­‐, vorm-­‐ en betekenisaspecten in de binnenste<br />

kring. Op welk klankaspect leg je de nadruk ? (bv hoog:laag, ritme, dynamieksymbolen,<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 98


vormen van samenzang, etc). Of op welk vorm-­‐ of betekenisaspect. Maar ook vormen van<br />

muzikaal gedrag kunnen inhoud zijn. Die staan in de tweede kring. Die verschillende vormen<br />

van muzikaal gedrag staan in feite uitgelegd in de leerplandoelen p 21+22. Zingen is bv een<br />

vorm van 'muziek maken'. Maar hoe wil je dat het liedje gezongen wordt. Leg je de nadruk<br />

op de juistheid of eerder op een expressief stemgebruik. Hoe het liedje moet gezongen<br />

worden, zodanig dat het lied betekenis krijgt, zodanig dat er geleerd wordt, ……..moet<br />

duidelijk in je inhoudskolom. Hetzelfde kan gezegd over alle andere vormen van muzikaal<br />

gedrag. Soms kan je een bepaalde attitude expliciet als leerinhoud hebben. Dan moet die in<br />

je inhoudskolom verduidelijkt worden. Enzovoort……. Eigenlijk zijn de zaken die je<br />

aangekruist hebt in het leerplan de echte inhouden.<br />

• Een trucje om aan goede inhouden te komen is in de inhoudskolom het leerdoel te herhalen<br />

en erbij te schrijven : “dit doe je door” : (en dan de uitleg te geven). Ook een goeie is : “dit<br />

uit zich in …..”<br />

Ook : “om…(leerdoel herhalen : bvb passende foto’s bij een geluidsfragment te plaatsen) ….<br />

moet je….”<br />

• Horen ook nog in de inhoudskolom : Verwijzingen en toelichtingen bij het bordplan, bij lied-­‐<br />

of oefenblaadjes, Uitleg bij allerlei symbolen, bewegingen. Als veel zal afhangen van de<br />

inbreng van de kinderen kan je toch nog altijd een aantal antwoorden neerschrijven, die je<br />

van de kinderen verwacht.<br />

• Gewoon in je les schrijven dat op het einde het liedje met de instrumenten begeleid wordt, is<br />

niet genoeg. Wat moeten de kinderen spelen, hoe georganiseerd, enz.... Verwijs naar het<br />

bordplan, of schrijf een notenvoorbeeld ter illustratie.<br />

• De noten van het liedje en de tekst ervan overschrijven in de inhoudskolom van je<br />

voorbereiding is een compleet overbodige en trouwens foutieve bezigheid : de echte<br />

inhouden in M.O. zijn lang/kort, melodie, betekenis, zingen, klappen, luisteren, .....<br />

• Als je bepaalde ritmes wil laten natikken moet je die ook in notenschrift of desnoods in een<br />

voor jou herkenbare code in je inhoudskolom neerschrijven.<br />

Technische aspecten<br />

• Meer werken met je bordplan : in vele gevallen is een goed bordplan al meteen een goed<br />

lesplan. Zelfs als je het lied op een flap schrijft wil ik toch je bordplan in zijn eindvorm op je<br />

voorbereiding zien staan. Je hoeft helemaal niet het hele lied op het bord te schrijven : beter<br />

minder tekst en er allerlei aanduidingen bij voorzien. Je bordplan er als een partituur<br />

uitzien: hoe moet het lied, de tekst, … uitgevoerd worden ?<br />

• Mooi en doelmatig liedblaadje -­‐ Rommelig liedblaadje.<br />

• Onvolledig liedblaadje. De noten erbij geven : zoveel kinderen kunnen al wat muziek lezen,<br />

of hun vriendjes, ouders, ....<br />

• Krijgen de kinderen geen schriftelijke neerslag van wat ze geleerd hebben ? Het kan toch<br />

niet dat de inhoud van jouw les later op geen enkele manier meer kan functioneren. Bv een<br />

blaadje met de klankvorm en de symbolen erop ? Als je dat niet doet zou ik wel haast gaan<br />

denken dat de kinderen deze symbolen nadien in andere lessen niet meer gebruiken. Dat kan<br />

toch je bedoeling niet zijn!<br />

• Goed gebruik van allerlei prenten.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 99


Besluit<br />

• Je ziet een quotering van je les bovenaan. Dat zijn de punten die ik op deze les zou geven op<br />

het einde van het eerste jaar. Je weet dat je maar een les moet afgeven dit jaar, maar het<br />

mogen er ook meer zijn. Je mag ook deze les herwerken. Telkens je iets afgeeft kunnen je<br />

punten alleen maar omhoog gaan. Op het einde van het eerste jaar verwacht ik een<br />

voorbereiding met alles erop en eraan, ook doelen en commentaar. Dat mag ook deze les<br />

zijn met de nodige aanvullingen (zingeving, doelen , …….) Voor de stagebespreking geef ik<br />

wel iets ‘zachtere’ punten door.<br />

• Hoe kan het nog beter ? > Door nog origineler, experimenteler aan de slag te gaan, door nog<br />

meer samen met de kinderen echt muziek te maken in de zin van collectief te komponeren,<br />

muzikaal mooie en veelzeggende dingen te maken, door nog meer muzisch te denken (<br />

communiceren met klank, e.d.m.)……….<br />

• Als je deze les wil herwerken en terug afgeven, geef dan duidelijk aan wat en hoe je herwerkt<br />

hebt.<br />

OPDRACHT:<br />

Je werkt in groepjes van 5<br />

Overloop de mogelijkheden van je lied en van je thema aan de hand van het<br />

schema. Eerst mag dat snel en oppervlakkig gebeuren.<br />

Verdeel nu het werk: de volgende taken<br />

Iemand onderzoekt de mogelijke vormen van muzikaal gedrag<br />

Iemand denkt even na over een mogelijke vormgeving in functie van betekenis<br />

Iemand anders onderzoekt de muzikale aspecten en de klankeigenschappen<br />

De volgende kijkt naar het systeem van aanbieden, inzingen en verwerken<br />

De laatste houdt zich bezig de hulpmiddelen (bordplannen, instrumenten en<br />

prenten)<br />

rapporteer aan elkaar en overleg wat je aan de anderen gaat vertellen. Het mag<br />

maar een selectie zijn van wat jullie gevonden hebben.<br />

Korte opsomming van de mogelijkheden door de verschillende groepje<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 100


4 ANDERE WERKVORMEN<br />

1. Muzikaal Vierkant<br />

2. Percussieproject<br />

3. Rappen met ‘loops’<br />

4. Rappen met een vaste tekst<br />

5. Puzzel: Klank Vorm Betekenis<br />

6. Ritmeoefeningen<br />

7. Tekstverwerking: liedjes maken van gegeven teksten<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 101


4.1 MUZIKAAL VIERKANT<br />

De bedoeling van deze oefening is een aantal notenwaarden te leren kennen.<br />

Deze notenwaarden zijn<br />

: hele noot : halve noot<br />

: vierde noot : achtste noot<br />

Met deze noten maken we groepen die een eenvoudige samenstelling zijn van de<br />

bovenstaande waarden. Elke groep heeft de waarde van een hele noot. Er worden<br />

16 van deze groepen gemaakt en deze worden in een kader van 4x4, het muzikaal<br />

vierkant, geplaatst. Een voorbeeld :<br />

Dit schema wordt ingeoefend : je kan de noten zeggen op een klanklettergreep, je<br />

kan ze ook tikken, klappen, … maar je kan ze ook bewegen (vb : vierde noten :<br />

pompen, achtsten : vogeltjes, halve : zwemmen, hele : over de prairy kijken).<br />

Je kan niet alleen de rijen uitvoeren(van links naar rechts of omgekeerd), maar ook<br />

de kolommen(van boven naar onder of omgekeerd), je kan de diagonalen spelen,<br />

of een willekeurige volgorde die je dan meteen stok aangeeft.<br />

Een leuke verwerking : de klas wordt verdeeld in groepjes van 4 à 5 personen. Elk<br />

groepje krijgt de opdracht uit het schema een rij, kolom, diagonaal … te kiezen en<br />

een thema (bvb de boerderij, de badkamer, …). Elke groep voorziet het gekozen<br />

item van geluiden die in het thema thuishoren, en voert uit. De andere groepen<br />

raden welke rij, kolom, …uitgevoerd werd en wat het thema was.<br />

Opm: als je deze oefening in de lagere school gebruikt, moet je de ritmes<br />

vereenvoudigen, d.w.z. enkel gelijkmatige verdelingen maken. Ritmes zoals in de 3<br />

laatste vakken van de derde rij voorzie je beter niet van in het begin.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 102


4.2 EEN KRACHTIG DJEMBÉ-ONWEER : PERCUSSIEPROJECT<br />

Indeling : Schikking van het klaslokaal<br />

De instrumenten<br />

Beluisteren van het fragment “San Fye”<br />

Het geluidenvierkant - klankbeelden<br />

Het ritmevierkant - woordritmeren<br />

4.2.1 Schikking van het klaslokaal<br />

Het klaslokaal wordt zo ingericht dat er vier groepen aan het werk kunnen. De<br />

groepen bestaan uit vier tot zes leerlingen. Vier keer worden er twee of meer tafels<br />

bij elkaar geschoven.<br />

Op elke tafel komen een aantal instrumenten terecht : kartonnen dozen, stokjes,<br />

rammelaars en belletjes. De vier tafels hebben niet dezelfde ‘instrumentatie’. Ze<br />

worden in een halve kring rond het bord gezet. De kartonnen dozen op de tafels<br />

zijn zo geplaatst dat iedereen er makkelijk op kan trommelen. De kleinere<br />

instrumentjes liggen voor iedereen ‘bij de hand’. De stoelen staan in een halve<br />

kring rond de tafels.<br />

Schematisch ziet het er voor 16 lln zo uit :<br />

lkr<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 103


4.2.2 De instrumenten<br />

De ritmestokjes tikken we<br />

gewoon tegen elkaar, we<br />

tikken op de bank en<br />

kloppen ermee op de<br />

dozen.<br />

Ronde stokjes van hard<br />

hout zijn in de handel aan<br />

de meter te koop. Stokken<br />

van bamboe klinken mooier<br />

Kartonnen dozen.<br />

Het beste kan je werken met grote,<br />

platte dozen die tegen een stootje<br />

kunnen.<br />

Erop spelen kan gewoon met je<br />

handen - dat klinkt het mooist - of<br />

met houten stokken. In deze les<br />

gebruiken we de ritmestokjes<br />

De schudkokers :<br />

kan je het beste maken<br />

fotofilm-<br />

doosjes of frisdrankblikjes<br />

die<br />

dan vult met rijst, kralen,<br />

steentjes...<br />

De triangel staat in dit project voor<br />

alles wat maar van metaal of glas is<br />

en helder klinkt : bellen, buizen,<br />

ringen, ....<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 104


4.2.3 Beluisteren van het fragment “ San Fye” 19<br />

De opname begint met gedrum van alle trommen samen. Een hels lawaai. Plots<br />

hoor je de leider een bepaald ritme slaan. De anderen volgen zijn ritme. Het klinkt<br />

heel opzwepend : je hoort telkens een aantal doffe slagen op de trommen gevolgd<br />

door een lichter getik en gerammel. Dit patroon wordt een hele tijd aangehouden in<br />

intussen speelt de leider zijn contrasterende ritmes. Af en toe hoor je een<br />

schreeuw. Na tussenkomst van de leider verandert het ritme. Hierdoor klinkt het<br />

nieuwe samenspel iets trager maar dreigender, meer bezwerend.<br />

San Fye werd opgenomen in Ivoorkust, een land in West-Afrika. Het drukt de<br />

beleving van een onweer uit. Etnische groepen in Afrika zijn nog steeds onderhevig<br />

aan natuurverschijnselen. Door het onweer na te bootsen geven ze uitdrukking aan<br />

hun angst en bewondering voor het onweer. Ze eren en danken de goden omdat<br />

dit indrukwekkend fenomeen de grond vruchtbaar maakt. De kracht die wij bij het<br />

beluisteren van dit fragment ervaren is volgens de spelers nog niets vergeleken bij<br />

die van het echte onweer, dat door de regengod is gemaakt.<br />

San Fye bestaat uit twee grote onderdelen. Sterk vereenvoudigd zouden we ’t zo<br />

kunnen opschrijven:<br />

Eerste deel : maat 4/4<br />

Trommen<br />

Gleuftrom<br />

Rammelaars<br />

Bellen<br />

Tweede deel : maat 12/8<br />

Trommen . . .<br />

Gleuftrom .<br />

Rammelaars .<br />

Bellen . .<br />

19 CD : Percussions Mandingues. Vol 2 Mandinga Drums. Foliba. Adama Dramé. Playa<br />

Sound.<br />

Muzische Vorming I a & I b – Muziek – Didactiek - 105


Mogelijke vraagjes bij het beluisteren :<br />

Welke instrumenten hoor je?<br />

Trommen(djembé’s),stokjes, gleuftrommen, rammelaars(Kalebassen), metalen<br />

bellen of tikken op glas).<br />

Is er een baas bij de muzikanten?<br />

Niet echt een dirigent, maar toch wel een leider.<br />

Waar, voor wie en door wie wordt er gespeeld?<br />

Er wordt buiten gespeeld. Er is geen publiek. Iedereen doet mee.<br />

Denk je nog aan andere dingen ?<br />

4.2.4 Het geluidenvierkant - klankbeelden<br />

Verklaring van de symbolen<br />

1 2 3 4<br />

een korte klank van stil naar luid<br />

een lange klank van luid naar stil<br />

een trillend, roffelig,<br />

rammelend geluid stil - luid - stil<br />

allerlei verschillende<br />

klanken proberen luid - stil - luid<br />

maken<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 106<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D


De bedoeling van deze lesfase is de kinderen te laten wennen aan de instrumenten,<br />

een aantal symbolen en aan het muzikaal vierkant als dusdanig.<br />

De instrumenten : ervoor zorgen dat alle kinderen op alle instrumenten kunnen<br />

spelen. Alle vervanginstrumenten zijn normaal gezien reeds in de klas ofwel<br />

gemakkelijk te verzamelen. Op grote kartonnen dozen is het wellicht leuker spelen.<br />

Je kan er al gauw met zijn vieren aan gaan zitten : op die manier leert de ene van<br />

de andere, is er wat meer een groepsgevoel.<br />

De klanksymbolen : hebben eveneens als bedoeling de groep als muzikale eenheid<br />

te vormen. Samen verstillen, verluiden, kort of lang spelen, een of ander speciaal<br />

klankje produceren, ...<br />

maakt van de klas een orkest, en maakt de leerlingen bewust van de verschillende<br />

speelwijzen op de instrumenten.<br />

Het muzikaal vierkant : is een bijzonder handig middel om allerlei dingen uitvoerig<br />

in te oefenen. Het heeft omwille van zijn 4x4- structuur heel wat<br />

vormmogelijkheden. Elk vakje heeft hier zijn eigen symbolen, maar duurt wel<br />

ongeveer even lang. Je kan bv. de rijen uitvoeren, de kolommen, een diagonaal, de<br />

paardensprong, bij sommige vakjes bijschrijven hoeveel keer je het gaat spelen,<br />

hoe luid of hoe stil, je kan er nog vocale geluiden aan toevoegen etc....<br />

Een mogelijke werkwijze<br />

1. Iedereen speelt op de dozen rij A<br />

2. Iedereen speelt op de stokjes rij B<br />

3. De groepen met de rammelaars spelen rij C<br />

4. De groepen met de bellen spelen rij D<br />

5. Iedere instrumentengroep speelt een afgesproken rij<br />

6. Er worden enkele kolommen gespeeld.<br />

Bijvoorbeeld kolom 2 en 3 klinken mooi<br />

8. Elke groep stelt een volgorde van 4 vakjes op en oefent die in. Het moet wel<br />

een goed klinkende volgorde zijn. De groepen stellen hun kompositie voor aan<br />

de anderen. Deze activiteit kan ook klassikaal.<br />

Klankbeelden maken<br />

mogelijkheden : - een onweer : het begint te waaien, bladeren ritselen, regen<br />

donder, paniek, het wordt terug rustig.<br />

- De dieren in de savanne. De vier instrumentengroepen<br />

worden geassocieerd met een dier. Bv. leeuw, aap, slang,<br />

vogel. Via een gefantaseerd verhaal maken we dan een<br />

spannend klankbeeld, met of zonder verteller.<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 107


4.2.5 Het ritmevierkant - woordritmeren<br />

1 2 3 4<br />

Steeltjes naar beneden : op de dozen kloppen.<br />

Steeltjes naar boven : stokjes tegen elkaar<br />

Steeltjes naar beneden : op de bank tikken<br />

Steeltjes naar boven : stokjes tegen elkaar<br />

Het - teken wil zeggen: schudden.<br />

Het heeft de lengte van hele noot<br />

Steeltjes naar beneden : laag klinkende bellen gebruiken<br />

Steeltjes naar boven : hoog klinkende bellen gebruiken<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 108<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D


Woordritmeren<br />

De ritmes van het origineel werden deels aangepast aan de mogelijkheden van de<br />

kinderen en de instrumenten.<br />

Ze worden nu eerst ingeoefend aan de hand van klankwoorden, die passen bij bij<br />

klank van de instrumenten en de bijhorende ritmes. De uitvoering van de steeltjes<br />

naar onder of boven lees je op de vorige pagina.<br />

doemedoeme doemdoem tik tik<br />

doemedoeme doemdoem tik tik<br />

tik tik tik /<br />

doemedoeme doemdoem doem /<br />

tik tik tak tak<br />

tik tik taktak tak<br />

tik tik tik /<br />

tak tak tak /<br />

tjak schudden tjak schudden<br />

tjak tjak schuddeeeeeeeeeeeen<br />

schuddeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeen<br />

tjak tjak schuddeeeeeeeeeeeen<br />

ping ping ping /<br />

pong pong pong /<br />

pingping pingping pingping pingping<br />

pongpong pongpong pongpong pong<br />

HET RITMEVIERKANT MET DE INSTRUMENTEN UITVOEREN<br />

Aangezien het hier weer om een muzikaal vierkant gaat, kan het verwerken<br />

verlopen zoals bij het geluidenvierkant.<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 109


4.2.6 De uiteindelijke opbouw<br />

Nu wordt het hoogtijd dat er een eindvorm wordt vastgelegd. Allerlei elementen uit<br />

de vorige projectonderdelen kunnen gebruikt worden.<br />

Een voorbeeld :<br />

OF<br />

A1 A2 A3 ...<br />

B1 B1 B2 B2 B3 B3 ...<br />

C1 C2 C3 ...<br />

D1 D2 D3 ...<br />

A1 A2 A3...<br />

B1 B2 B3...<br />

C1 C2 C3 C4 C1 C2 C3 C4 C1...<br />

D1 D2 D3...<br />

Eenmaal er een soort ritmisch refrein is vastgelegd, kan dit afgewisseld, aangevuld<br />

worden met geluiden van het geluidenvierkant, van de gemaakte klankbeelden,<br />

met woordritmes, e.d.m. De mogelijkheden zijn eigenlijk onbegrensd.<br />

Helemaal hetzelfde kan nu ook met het ritme van deel B van het fragment. Alles<br />

helemaal herhalen hoeft niet meer. We beperken ons nu tot het geven van het<br />

ritmevierkant van deel B.<br />

Als beide ritmes door de lln goed verwerkt zijn is het natuurlijk te gek deze alle<br />

twee in de uiteindelijke opbouw te verwerken.<br />

Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 110


4.3 ‘RAPPEN’ MET ‘LOOPS’<br />

We werken met een cd met de volgende inhoud:<br />

Tracks 1, 2, 3, 4, 5, en 8 zijn ‘loops’. Dit zijn stukjes muziek die uit een bestaand<br />

nummer zijn geknipt en die je herhaaldelijk afgespeeld of ‘loopt’. Op deze cd zijn<br />

die stukjes gewoon heel vaak achter elkaar geplakt dat je een achtergrondmuziekje<br />

van ongeveer 2 minuten bekomt.<br />

Opdracht: “Met een van deze loops moeten jullie in groepjes van 4 of 5 een<br />

hiphopnummer maken”Om dit naar behoren te kunnen doen gaan we eerst<br />

klassikaal op zoek naar de kenmerken van de hiphop. Dit doen we door te luisteren<br />

deze muziek.<br />

Track 9, 13 en 15 > beatboxen, beatbox-battles. Het kan er erg virtuoos aan<br />

toegaan<br />

Track 10 en 12 > het gebruik van andere nummers uit allerlei genres(opera, pop,<br />

musical,…), de afwisseling zang en ritmisch spreken<br />

Track 11> de afwisseling en spanning tussen ritmisch gesproken gedeelten en nietritmische<br />

stukken, meestal in de vorm van een dialoog of conversatie.<br />

Track 6 en 11: instructies aan de muzikanten<br />

Alle nummers: het trage tempo, achtergrondkoortjes, geëngageerde teksten,…<br />

De groepjes nemen elk een Cd-speler en gaan aan de slag.<br />

Ze kiezen een van de loops, bepalen een onderwerp, zoeken startmateriaal, … een<br />

echt stappenplan zou ik hier niet voorzien.<br />

De verschillende groepjes komen naar voor en doen hun stukje. Er kan<br />

geëvalueerd worden aan de hand van de eerder opgesomde kenmerken van<br />

rapmuziek.<br />

Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 111


4.4 RAPPEN MET EEN VASTE TEKST<br />

Regenritme - De weersvoorspeller<br />

Je mocht met je vrienden voor een keer een fietstocht maken. Met picknick en<br />

daarna gaan zwemmen. Afspraakjes gemaakt, de voorbereiding was perfect. Dan<br />

wil je vertrekken : het is noodweer. Niet eens goed genoeg om er een hond door te<br />

jagen.<br />

Je organiseerde gisteren een barbecue. Je had beter vooraf het weerbericht<br />

gelezen. Stoelen en tafels zakten weg in de modder. Worstjes en kippenbillen<br />

dreven in stroompjes water naar lager gelegen gebieden.<br />

Krantenartikels over allerlei dingen die letterlijk en figuurlijk in het water zijn<br />

gevallen.<br />

Meteen even nagaan of in de krant van de dag ervoor het weersbericht mooi weer<br />

voorspeld had of niet. Waren de mensen wel degelijk verwittigd voor dit slechte<br />

weer?<br />

een rap-strofe en meerstemmig ritmisch refrein de vet gedrukte woorden<br />

kunnen samen gezegd worden<br />

JE VRAAGT JE AF DIE MOOIE ZOMER<br />

IS DIE AL VOORBIJ ?<br />

WEL NEE WEL NEE, WANT IK NEEM<br />

HET WEERBERICHT ERBIJ<br />

DE LUCHTDRUK, WEL DIE STIJGT ALDOOR<br />

EN ZORGT VOOR HEEL MOOI WEER<br />

EN ALS HET MORGEN TOCH NIET LUKT<br />

DAN WEL EEN ANDERE KEER<br />

ZEG NU MAAR HIP HIP HOERA<br />

EN WEES NU ALLEN BLIJ :<br />

DIE ANTICYCLONALE WIG<br />

DIE GAAT ONS JUIST VOORBIJ<br />

WEG NU MET DIE PARAPLU<br />

EN WEG DIE REGENJAS<br />

GELOOF ME MAAR, JE ZAL WEL ZIEN :<br />

DIE KOMT JE NIET VAN PAS<br />

(MAAR WEL VAN PLAS MAAR WEL VAN PLAS) REFREIN (ZIE VOLGENDE<br />

PAGINA)<br />

MORGEN IS DE ZON WEEROM<br />

VOLOP VAN DE PARTIJ<br />

HET WORDT ALWEER EEN MOOIE DAG<br />

DE DERTIENDE OP RIJ<br />

ZE ZEGGEN HET ZO MOOI MENEER,<br />

DIE HEREN VAN HET WEER<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 112


EN OOK DE DAMES DOEN HUN BEST<br />

ZE LIEGEN ELKE KEER<br />

ZE DOEN DAT NIET GEWOON, O NEE<br />

ZE LIEGEN ECHT MET STIJL<br />

MET WOORDEN DIE GEEN MENS BEGRIJPT<br />

ZE DOEN HET WEL MET STIJL :<br />

ATLANTISCH OF SUBTROPISCH<br />

POLAIR OF MARITIEM<br />

HOE KOM IK NOU TE WETEN<br />

OF DE ZON WEL IS TE ZIEN<br />

(of de zon wel is te zien, of de zon wel is te zien)<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 113


efrein : kan je zeggen of spelen op ritme instrumenten<br />

Paraplu Paraplu Regendruppel Paraplu Paraplu Nat<br />

Hagel Hagel Regendruppel Hagel Hagel Nat<br />

Regendruppel Paraplu<br />

Regendruppel Paraplu<br />

Regendruppel Hagel Hagel Regendruppel Nat<br />

Paraplu Paraplu Regendruppel Paraplu Paraplu Nat<br />

Hagel Hagel Regendruppel Hagel Hagel Nat<br />

Regendruppel Paraplu<br />

Regendruppel Paraplu<br />

Regendruppel Hagel Hagel Regendruppel Nat<br />

Anticycloon Anticycloon Anticycloon Anticycloon *<br />

Oostenwinden Westenwinden Zuidenwinden Noordenwinden<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 114


4.5 PUZZEL: KLANK VORM BETEKENIS<br />

Deze oefening doen we enkel op eigen niveau. De bedoeling is de begrippen K V B<br />

duidelijk te stellen.<br />

Per twee krijgen de studenten 4 pagina’s.<br />

De pagina die begint met “de muziek ..” krijgt een blauwe markering.<br />

De pagina die begint met “er wordt....” krijgt een groene markering.<br />

De pagina die begint met “de melodie..” krijgt een rode markering.<br />

In elke pagina krijgen de bovenste drie vakjes elk een stip in de kleur van die<br />

pagina. Vervolgens worden van de drie bladzijden deze vakjes uitgeknipt. Op die<br />

manier bekomt men 9 papiertjes.<br />

Er worden achtereenvolgens drie muziekstukjes opgezet. De studenten zoeken bij<br />

elk muziekstuk een groen, rood en blauw papiertje.<br />

Nadien wordt de zaak besproken:<br />

- welke papiertjes horen samen bij welk stuikje muziek?<br />

- Wat is het verschil tussen de rode, blauwe en groen papiertjes?<br />

Voor de volgende stukjes kan bvb een muziekje opgezet worden en mag elke<br />

student maar één van de drie pagina’s gebruiken. Ze zullen ondervinden dat het<br />

moeilijk is met eenzijdige informatie een stukje te identificeren. Men kan ook de<br />

drie papiertjes van één van de stukjes grondig lezen en samen bespreken hoe die<br />

muziek zal klinken. Met andere woorden wordt er een voorspelling gedaan over de<br />

muziek die komt. Dan wordt er op een intense manier naar het fragment<br />

geluisterd.<br />

Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 115


Deze muziek beschrijft de<br />

vlucht van de adelaar<br />

boven de “heilige grond”<br />

van de San Luis - vallei<br />

aan de “Grand Canyon”. In<br />

hun muziek drukken de<br />

indianen hun respect uit<br />

voor de arend : hoog in<br />

de lucht maakt hij cirkels<br />

en kan de wereld van op<br />

een afstand bekijken.<br />

De titel van dit stukje is<br />

“Kalasasaya”. Kalasasaya<br />

is een oude indiaanse<br />

stad. Het was een van de<br />

belangrijkste<br />

godsdienstige plaatsen<br />

van het oude Incarijk. Het<br />

muziekje is een eerbewijs<br />

aan deze grote stad. De<br />

muzikanten kijken met<br />

heimwee terug op hun<br />

rijke verleden. Ze doen<br />

dat door het gebruik van<br />

het indiaanse instrument<br />

bij uitstek : de panfluit !<br />

Nu hoor je een stukje<br />

dansmuziek uit Rusland.<br />

De oorspronkelijke<br />

bedoeling ervan is nogal<br />

duidelijk : er moet gedanst<br />

worden ! Kleine orkestjes<br />

zorgden vroeger voor de<br />

goede sfeer bij huwelijken<br />

en andere gelegenheden.<br />

Dit muziekje begint rustig,<br />

maar wordt na een tijdje<br />

vrolijker.<br />

De Aboriginals zijn de<br />

oorsprokelijke bewoners<br />

van Australië. Bij hen<br />

wordt dit instrument<br />

gebruikt om liederen en<br />

ceremonies te<br />

begeleinden. Om het te<br />

leren bespelen gaan jonge<br />

mannen luisteren naar de<br />

geluiden van de geesten<br />

en de dieren in het bos.<br />

Door insecten en dieren na<br />

te bootsen tonen de<br />

spelers hun respect voor<br />

de natuur.<br />

De titel van het stuk is<br />

“Ulvi”. Dat is Turks en wil<br />

evenveel zeggen als<br />

“Hemels”. De Ney fluit<br />

vind je niet alleen in<br />

Turkije. Ze zou<br />

oorspronkelijk uit het oude<br />

Perzië komen en is al<br />

sedert vele jaren verspreid<br />

over de hele Islam.<br />

Je hoort stukje muziek dat<br />

als naam “Shirabe” heeft.<br />

Het is bedoeld als<br />

“opwarmer” voor<br />

instrument en muzikant :<br />

ze maken opnieuw kennis<br />

met elkaar. Dit is zuivere<br />

meditatiemuziek. Muziek<br />

spelen en je adem<br />

gebruiken om klanken te<br />

maken is voor de Japanse<br />

fluitspeler een ideale<br />

manier om tot rust te<br />

komen.<br />

Over het ontstaan van dit<br />

instrument is er een<br />

verhaal bekend. Een jager<br />

nam een vrouw mee naar<br />

een plaats in het bos,<br />

waar de nachtegaal te<br />

horen was. Ze was zo<br />

ontroerd dat ze besloot<br />

een instrument uit te<br />

vinden dat de schoonheid<br />

van deze zang zou<br />

nabootsen. Dit stukje<br />

heet:“Wind in de<br />

Kokosbomen”.<br />

Dit stukje muziek vonden<br />

we terug met als titel :<br />

“Het lied van de<br />

emigrant”. Het is een<br />

klaagzang die vertelt over<br />

een boer uit Armenië.<br />

Omwille van de armoede<br />

moest hij zijn geliefde<br />

streek verlaten en elders<br />

zijn geluk zoeken. De<br />

droefheid en het verlangen<br />

hoor je zo.<br />

Dit fragment wordt<br />

gespeeld door het ongoensemble.<br />

Ze zijn met 18<br />

spelers ! Voor het Bandavolk<br />

uit de Centraal-<br />

Afrikaanse Republiek<br />

speelt muziek een<br />

belangrijke rol. Ze drukken<br />

ermee hun respect uit<br />

voor de goden. Door het<br />

geluid van dieren na te<br />

bootsen, proberen ze die<br />

goden gunstig te<br />

stemmen.<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 116


Er wordt gespeeld op een<br />

fluit, die gemaakt is van<br />

cederhout. Dit is een<br />

zachte houtsoort en dat<br />

hoor je ook : het<br />

instrument heeft een<br />

zachte, warme klank. Je<br />

hoort er een beetje lucht<br />

bij.<br />

Je hoort hier heel goed dat<br />

het een blaasinstrument is<br />

: er is bijna evenveel lucht<br />

te horen als echt zuivere<br />

klank. Sommigen vinden<br />

dat dit instrument heel<br />

“onzuiver” klinkt en<br />

daarom niet zo mooi.<br />

Anderen vinden het<br />

daarom juist heel knap.<br />

Wat vind jij ervan ?<br />

Het instrument dat we<br />

zoeken hoor je samen met<br />

drie Balalaika’s.(soort<br />

mandoline, gitaar) Je kan<br />

het moeilijk een echt<br />

“blaas”-instrument<br />

noemen. Toch hoort het<br />

bij die groep. Het heeft<br />

een hele eigen typische<br />

klank en manier van<br />

bespelen. Weet je ’t al ?<br />

Dit klinkt heel gek ! Je<br />

hoort een lage bromtoon,<br />

die van regelmatig<br />

bijgeluidjes krijgt. Het<br />

instrument wordt gemaakt<br />

van een tak van de<br />

eucalyptusboom. Nu wordt<br />

het instrument in de hele<br />

wereld nagemaakt met<br />

een dikke bamboestok of<br />

zelfs een plastic buis !<br />

Je hoort een laag<br />

klinkende fluit. Ze klinkt<br />

een beetje hees. De<br />

persoon die erop speelt<br />

hoor je tussen de zinnen<br />

heel diep ademen. Met het<br />

instrument kan je glijden<br />

van de ene toon naar de<br />

andere. Het klinkt duister,<br />

een beetje mysterieus.<br />

Als je lang genoeg luistert,<br />

hoor je dat het instrument<br />

zowel heel laag als heel<br />

hoog kan spelen. Dat doet<br />

ons vermoeden dat het uit<br />

een hoogstaande cultuur<br />

moet komen : zo’n<br />

instrument maken is<br />

immers moeilijk ! We<br />

hebben te doen met een<br />

rechte fluit van bamboe.<br />

Dat hoor je aan de klank :<br />

die is zacht en warm.<br />

Dit instrument maakt een<br />

schelle, duidelijke klank<br />

die een beetje aan een<br />

mond-harmonica doet<br />

denken. Het bestaat uit<br />

bamboepijpjes. In elk<br />

pijpje zit een stukje ijzer<br />

dat begint te trillen als je<br />

erop blaast. De pijpjes zijn<br />

samen verbonden met één<br />

mondstuk. Er zijn hoge en<br />

lage tonen bij. Soms hoor<br />

je meerdere tonen<br />

tegelijk.<br />

Bij dit instrument bestaat<br />

het mondstuk uit twee<br />

stukjes riet, die tegen<br />

elkaar gebonden zijn. Door<br />

erop te blazen breng je die<br />

rietjes aan het trillen en<br />

krijg je een scherp, eendachtig<br />

geluid. Toch is de<br />

klank hier eerder zacht en<br />

afgedempt. De noten<br />

“vibreren”, d.w.z. trillen<br />

soms. Wat een mooie,<br />

klagende klank !<br />

De hoorns werden<br />

gemaakt van wortels en<br />

takken van bomen, of zijn<br />

echte hoorns van<br />

antilopen. Sommige<br />

hoorns kunnen slechts één<br />

toon maken, op andere<br />

kan je een eenvoudig<br />

melodietje spelen. Ze<br />

klinken hoog en laag door<br />

elkaar.<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 117


De melodie bestaat uit een<br />

hele reeks van losse<br />

stukjes die fel op elkaar<br />

gelijken. De herhaling van<br />

die stukjes maakt de<br />

muziek rustgevend . Elk<br />

deeltje eindigt op een<br />

lange klank. Dan neemt de<br />

speler rustig de tijd om te<br />

ademen en gaat verder.<br />

Soms schiet de klank even<br />

omhoog.<br />

Nu hoor je een stukje<br />

muziek dat helemaal over<br />

je stroomt. De klanken<br />

van gitaar, bas, slagwerk<br />

en ook nog dat ene<br />

blaasinstrument, passen<br />

mooi elkaar. Het begint<br />

met de gitaren en dan<br />

speelt de blazer in lange<br />

tonen zijn melodie. Ze<br />

klinkt een beetje droevig,<br />

alsof de muzikant iets<br />

mist. Weet je waarom ?<br />

Wat een lieflijk stukje<br />

muziek. Een melodietje<br />

wordt door ons<br />

“blaasinstrument”<br />

gespeeld. De anderen<br />

spelen trillende noten en<br />

volgen de melodie. Heel<br />

langzaam aan wordt het<br />

levendiger : er komt<br />

steeds iets bij. Deze<br />

muziek klinkt ons al iets<br />

vertrouwder in de oren.<br />

Weet je uit welk land ?<br />

Een ervaren speler kan op<br />

dit instrument knappe<br />

effecten bekomen : allerlei<br />

bijklanken worden zo<br />

geschikt dat er een ritme<br />

onstaat. De basisbromtoon<br />

wordt nooit onderbroken.<br />

De fluitspeler helemaal<br />

alleen aan het werk.<br />

Tussen de ademhalingen<br />

hoor je lange melodische<br />

zinnen. Het is net alsof de<br />

muzikant elke keer even<br />

nadenkt wat hij de<br />

volgende keer gaat spelen.<br />

Het meeste hoor je lange<br />

noten met korte<br />

versieringen ertussen, en<br />

ook glijtonen. Zitten we in<br />

de grot van Ali Baba ?<br />

Wat er hier zo speciaal is,<br />

is dat de speler nu eens<br />

luider, dan weer stiller<br />

speelt. Zelfs in één noot<br />

speelt hij eerst stil, dan<br />

luider, en dan weer stiller.<br />

Alsof hij uitademt met een<br />

zucht. Het begint met lage<br />

noten. Langzaam aan<br />

klimt de speler hoger en<br />

hoger op in de<br />

mogelijkheden van het<br />

instrument.<br />

Het muziekje begint met<br />

een stoot van<br />

verschillende noten<br />

tegelijk. Daarna hoor je<br />

één toon. Rond die ene<br />

toon wordt een melodie<br />

geweven. Die gaat op en<br />

neer : het klinkt onrustig.<br />

Het lijkt iets te willen<br />

uitbeelden dat kleine,<br />

trillende bewegingen<br />

maakt.<br />

Eén muzikant speelt de<br />

hele tijd door een lange<br />

noot. De andere speelt<br />

daarbij een melodie die<br />

mooi bij die noot past. Het<br />

lijkt wel of de melodie op<br />

zoek gaat naar die ene<br />

noot. Op het einde spelen<br />

beide spelers inderdaad<br />

samen. Net alsof ze na<br />

lange tijd elkaar<br />

teruggevonden hebben.<br />

Het stuk begint met een<br />

lokroep van een vogel.<br />

Dan volgt er een<br />

overdonderend geluid vol<br />

spanning. Daarna lijkt de<br />

muziek wel op een canon :<br />

de verschillende leden van<br />

de groep zetten zetten een<br />

voor een in. Het lijkt wel<br />

een wirwar van klanken.<br />

Mooi is het misschien niet,<br />

maar moet dat wel ?<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 118


1. Verenigde staten<br />

Pueblo indianen<br />

Fluit<br />

4. Bolivia<br />

Panfluit<br />

7.Rusland<br />

Accordeon<br />

2.Australië<br />

Aboriginals<br />

Didgeridoo<br />

5.Turkije<br />

Ney-fluit<br />

8. Japan<br />

Shakuhachi<br />

3.Thailand<br />

Bamboe-orgel<br />

6. Armenië<br />

Doudouk<br />

9. Centraal-Afrikaanse<br />

Republiek : Banda-volk<br />

Allerlei hoorns<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 119


4.6 RITMEOEFENINGEN<br />

4.6.1 Flamenco<br />

Een voorbeeldje van ‘Palmas’ in één van de flamencostijlen<br />

4.6.2 Alegrías<br />

4.6.3 Ritme en tellen<br />

1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12 +<br />

. . . . X . . . . . X . . . X . . . X . . . X .<br />

X X X . X . . . . . . . X X X . X X X . X . X .<br />

X X X . X . . . . . . X . X . X . X X . . . X .<br />

. X . X . X . X . X X . . X . X . X . X . X X .<br />

Soms kan je ritmes maken door traag en snel te tellen<br />

Je kan dat noteren door gewoon een getal neer te schrijven:<br />

Bvb: 3 3 3 1 wil zeggen:<br />

één twee drie één twee drie één twee drie één<br />

Bvb: 3 2 3 2 4 2 1 wil zeggen:<br />

één twee drie één twee één twee drie één twee één twee drie vier één<br />

twee één<br />

Dit kan je snel en traag doen<br />

4.6.4 Het getal 60<br />

Is een van de meest deelbare getallen.<br />

We maken groepjes<br />

Groep 1 > geeft 1 tik op elke tel van 1 tot …. 61<br />

Groep 2 > geeft 1 tik op elke onpare tel 1, 3 , …. 61<br />

Groep 4 > geeft 1 tik op elke drievoud 1, 4 , 7, 10 61<br />

Groep 5 > geeft 1 tik op elke viervoud 1, 5 , 9 …. 61<br />

Groep 6 > geeft 1 tik op elke vijfvoud 1, 6 ,11 …. 61<br />

Groep 7 > geeft 1 tik op elke zesvoud 1, 7 , …. 61<br />

Groep 8 > geeft 1 tik op elke tienvoud 1, 11 , …. 61<br />

Groep 9 > geeft 1 tik op elke vijftienvoud 1, 16 , …. 61<br />

Groep 3 > geeft 1 tik op elke twintigvoud 1, 3 , …. 61<br />

Groep 3 > geeft 1 tik op elke dertigvoud 1, 3 , …. 61<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 120


4.6.5 Een ritmische reeks maken<br />

Je zoekt een aantal leuke muziekje met verschillende tempo’s. Die breng je mee<br />

naar de klas.<br />

De leerkracht stelt een ritmische reeks voor. Deze verloopt in 8 fases:<br />

1. vingerknip in de lucht<br />

2. Klap<br />

3. Twee handen plat op de bank<br />

4. Linkervoet zetten<br />

5. Rechtervoet zetten<br />

6. Twee voeten tegelijk zetten<br />

7. Twee handen plat op de bank<br />

8. Klap<br />

De reeks wordt traag en stelselmatig aangeleerd.<br />

Bij de uitvoering beginnen we met enkel nr 1 en dan wachten we 7 tijden. Daarna<br />

nr 1&2 en we tellen de andere tijden verder uit, enz.. Dit geeft het volgende<br />

uitvoeringsschema dat bestaat uit 8 reeksen.<br />

Het muziekje van Bongo Bongo wordt opgezet. De aangeleerde reeks wordt<br />

uitgevoerd terwijl het muziekje opstaat. Sommige kinderen geraken misschien tot<br />

en met de achtste reeks, velen waarschijnlijk niet. Dit gegeven wordt besproken in<br />

de klas. “We kunnen nog zo lang oefenen als we willen, er zal altijd wel ergens een<br />

foutje gemaakt worden. Is dit erg ? Kunnen we misschien de taken verdelen? Hoe ?<br />

Iemand de eerste vier en iemand de volgen 4? Iemand paar en iemand onpaar? Of<br />

mag iedereen één nummertje kiezen en kunnen we zo de hele reeks verdelen? Of<br />

ieder om beurt een reeks doen, zodat je altijd eventjes kunt ‘rusten’.<br />

Er wordt overwogen, beslist en allerlei uitgeprobeerd<br />

Een tweede probleempje: Als we op het juiste moment (dat wordt aangegeven<br />

door de muziek zelf) beginnen en we voeren de 8 (steeds langer wordende)<br />

reeksen uit, dan is het liedje nog bijlange niet gedaan. Wat doen we met de rest<br />

van het nummer? Zetten we het gewoon af ? Zoeken we er nog iets anders voor?<br />

Iets met een vast patroon? Of een beweging? Of iets met de stem?<br />

- We proberen alles mooi samen uit.<br />

- We kunnen ook de muziek eens even afzetten (een soort ‘stop de band ronde’<br />

en kijken af we mooi in de maat blijven.<br />

We proberen de eerste reeks eventueel uit met een hele andere muzieksoort<br />

Verandert er iets ? De bewegingen blijven hetzelfde maar de manier waarop we dat<br />

doen, is die anders? Hoe zorgt de muziek daarvoor ?<br />

Evaluatie<br />

- Wat hebben we nu allemaal gedaan ?<br />

- Wanneer heb je het goed gedaan en wanneer niet?<br />

- Wat heb je gedaan om de zaak gemakkelijker te maken.<br />

- Wat is er eigenlijk leuk aan deze oefening?<br />

- Wat was er nog te weinig en willen jullie een volgende keer zeker uitproberen?<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 121


4.7 TEKSTVERWERKING: LIEDJES MAKEN VAN GEGEVEN TEKSTEN<br />

De bedoeling van deze oefeningen dat studenten creatief omspringen met<br />

gedichten. Er worden een aantal geschikte voorbeelden gesuggereerd. Deze<br />

oefeningen kan in feite met allerlei soorten teksten: spelregels, bijsluiters,<br />

handleidingen, … Het gaat in feite over het onderscheid tussen de taal van muziek<br />

en de taal van taal.<br />

Karel Eykman<br />

Hou je oren open<br />

Hou je oren open, doe je neus eens dicht.<br />

Je oren zijn die gaatjes, hier in je gezicht.<br />

Hou je oren open, als je je neus maar sluit.<br />

Ik zal je wel vertellen, wat je nou niet ruikt:<br />

Het ruikt opeens naar rozen, oooh wat ruikt dat fijn.<br />

Ik ruik ook chocolaatjes, waarvan zou dat zijn?<br />

Maar....<br />

nou doe jij je neus open!<br />

Je gelooft niet wat ik zeg!<br />

Je wou me niet geloven,<br />

nou is het luchtje weg!<br />

Hou je oren open, doe je ogen dicht.<br />

Je ogen zijn die gaatjes, hier in je gezicht.<br />

Hou je ogen gesloten, maar je oren niet.<br />

Dan kan ik je vertellen, wat je nou niet ziet:<br />

Ik zie opeens veel bloemen, en daar een autoped.<br />

Ik zie een stoommachine, dat zie ik nou maar net.<br />

Maar...<br />

jij doet je ogen open!<br />

Je gelooft niet wat ik zeg!<br />

Je wou me niet geloven!<br />

dus nou is alles weg!<br />

Eigen schuld!<br />

De liedjes van ome Willem, Amsterdam, De Harmonie, 1977<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 122


Karel Eykman<br />

In vader of moeder klimmen<br />

Hé, kom er eens naar boven,<br />

boven op mijn hoofd.<br />

Geef je handjes allebei.<br />

Stap maar op die teen van mij.<br />

Zo kom je wel naar boven,<br />

boven op mijn hoofd.<br />

Als je op mijn dijen stapt,<br />

kijk maar uit, je glijdt eraf.<br />

Zo kom je wel naar boven,<br />

boven op mijn hoofd.<br />

Moet je op mijn buikje zijn?<br />

Trap niet zo, dat is niet fijn.<br />

Zo kom je wel naar boven,<br />

boven op mijn hoofd.<br />

Kom je op mijn borst eraan?<br />

Hou je vast, het zal wel gaan.<br />

Hé, wat doe je daarboven,<br />

boven op mijn hoofd?<br />

Nou zit je op mijn ogen,<br />

en dat was niet beloofd.<br />

De liedjes van ome Willem, Amsterdam, De Harmonie, 1977<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 123


Gyo Fujikawa<br />

Mijn nieuwe tand<br />

Op een keer... op een keer<br />

ging mijn tand heen en weer.<br />

Krak! deed hij toen<br />

en hij zat er niet meer.<br />

Toen heb ik hem onder mijn kussen gelegd<br />

en tegen mijn broertje heb ik gezegd:<br />

om kwart over twee<br />

dan komt er een fee,<br />

die pakt mijn tandje<br />

en neemt het mee.<br />

Dan krijg ik over een week of zo,<br />

van haar een nieuwe tand kado.<br />

Maar 's morgen, och,<br />

toen lag hij er nog.<br />

En mijn nieuwe tandje?<br />

Dat kreeg ik tóch!<br />

Kindje ga je mee, Bewerking door L. Smulders, De Bilt, Cantecleer, 1980<br />

Schelpen zoeken<br />

Doe je mee, doe je mee,<br />

schelpen zoeken langs de zee?<br />

Gele, witte, rose, rooie,<br />

hele zeldzame en mooie...<br />

Schelpen met fijne tandjes<br />

en driedubbele randjes,<br />

schelpen als buisjes,<br />

en grappige huisjes,<br />

schelpen als horentjes<br />

en heel spitse torentjes,<br />

bruine, blauwe, grijze, groene,<br />

o, d'r liggen d'r miljoenen...<br />

Ga je mee, ga je mee,<br />

schelpen zoeken langs de zee?<br />

Kinderversjes, Haarlem, Holland, 1975<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 124


Nannie Kuiper<br />

kleine voetjes op het strand<br />

kleine handjes vol met zand<br />

kleine teentjes in de zee<br />

mamma, doe je even mee?<br />

linkerbeen, rechterbeen<br />

over al die golfjes heen<br />

grote voeten op het strand<br />

grote handen vol met zand<br />

grote tenen in de zee<br />

ja hoor, mamma doet ook mee!<br />

linkerbeen, rechterbeen<br />

over al die golven heen.<br />

Dag hobbelpaard, Den Haag, Leopold, 1979<br />

Harriet Laurey<br />

De speelgoedbeesten<br />

Ze stonden in de winkel op een rij.<br />

Ze konden nog niet zien en nog niet horen.<br />

Want speelgoedbeesten worden pas geboren<br />

als er een kindje zegt: "Jij wordt van mij!"<br />

Er was een och-zo-klein konijntje bij,<br />

helemaal grijs, met donkergrijze oren<br />

(één stond rechtop, één leunde wat naar voren)<br />

en 't hield zijn kopje eventjes opzij.<br />

En toen kwam Katelijntje.<br />

Ze keek langs heel de rij<br />

en zei toen: "Dag konijntje,<br />

kom maar, je wordt van mij."<br />

Ze nam het zachtjes in haar arm,<br />

ze streek het langs zijn oren,<br />

en toen werd het konijntje warm.<br />

En toen was het geboren!<br />

Kinderversjes, Haarlem, Holland, 1979<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 125


Willem Wilmink<br />

Mijn broertje<br />

Ik heb een klein broertje met wit haar<br />

en een grote snottebel,<br />

ik heb een klein broertje van twee jaar,<br />

en 't is een leuk ventje, dat wel.<br />

Als ie stout is krijgt ie weinig straf,<br />

want hij is ook nog zo klein.<br />

Met mij loopt dat wel anders af:<br />

ik moet verstandig zijn.<br />

Hij begrijpt er nog weinig van,<br />

wanneer ik hem vertel,<br />

dat ie niet met mijn speelgoed spelen kan,<br />

maar 't is een leuk ventje, dat wel.<br />

Hij maakt wel 'es dingen van me stuk,<br />

en dat is niet zo fijn.<br />

Maar het is ook nog zo'n kleine puk,<br />

en ik moet verstandig zijn.<br />

Hij zit aan mijn meccanodoos<br />

en aan mijn voetbalspel,<br />

en soms is het wel erg hopeloos,<br />

maar 't is een leuk ventje, dat wel.<br />

Dat wel.<br />

Berichten voor bezorgde kinderen, Antwerpen, Kosmos, 1975<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 126


Willem Wilmink<br />

Tegelliedje<br />

Kom ik uit mijn school vandaan,<br />

en moet ik naar huis toe gaan,<br />

moet ik tegels overslaan.<br />

Een, drie, vijf en zeven,<br />

en dan moet ik ook nog even<br />

eenmaal tweemaal<br />

om de lantarenpaal.<br />

Deze tegel sla ik over<br />

en op deze stap ik.<br />

Vind je mij een rare vogel?<br />

Ja, meneer, dat snap ik.<br />

't Is een eigenaardig spel<br />

dat ik alle tegels tel,<br />

deze niet en deze wel.<br />

Drie, vijf, zeven, negen,<br />

dan kom ik een boompje tegen,<br />

hink ik op mijn linkerbeen<br />

om dat boompje heen.<br />

Deze tegel sla ik over<br />

en op deze stap ik.<br />

Vind je mij een rare vogel?<br />

Ja, meneer, dat snap ik.<br />

Tegels tellen met je voet,<br />

en waarom je zoiets doet,<br />

dat begrijp je zelf niet goed.<br />

Zeven, negen, ellef,<br />

't gaat alhaast vanzellef.<br />

't Is een raar geval —<br />

moeder! dag! daar ben ik al!<br />

De liedjes voor kinderen, Amsterdam, C.J. Aerts, 1979<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 127


Hans Andreus<br />

A.A. Milne<br />

Binker<br />

Binker — want zo noem ik hem — Binker is van mij.<br />

Als je mij ziet spelen, dan is hij erbij.<br />

Hij is mijn geheimpje, hij is mijn idee.<br />

Waar ik ook mee bezig ben, hij doet er aan mee.<br />

O, papa is zo knap,<br />

hij is de allerknapste man.<br />

En mama die kan alles<br />

wat een ander niet kan.<br />

Maar ze kunnen<br />

Binker<br />

niet zien.<br />

Binker is niet gulzig, maar hij eet alleen zo graag.<br />

Binker zegt dat dropjes juist zo goed zijn voor<br />

zijn maag.<br />

Daarom vraag ik altijd: "Mag Binker ook wat drop?"<br />

Maar omdat hij niet kauwen kan, eet ik het voor hem<br />

op.<br />

O, ik houd zoveel van papa, maar hij leest zo vaak de krant.<br />

O, ik houd zoveel van mama, maar ze wil nooit naar het strand.<br />

En ik heb ook wel eens ruzie als ik me weer wassen moet...<br />

Maar met Binker is het anders, die begrijpt me altijd goed.<br />

Binker kan al praten, dat heb ik hem geleerd.<br />

De 'r' vindt hij wat moeilijk, die zegt hij vaak verkeerd.<br />

Ook heeft hij wel eens last van een piepje in zijn stem.<br />

En soms, als hij niet praten wil, praat ik gewoon voor hem.<br />

O, papa is zo knap, hij is de allerknapste man.<br />

En mama die weet overal en overal iets van.<br />

Maar ze weten niets<br />

van<br />

Binker.<br />

Binker durft ook alles, hij is net een sterke beer.<br />

En soms een wilde tijger, als we spelen bij het meer.<br />

Binker huilt niet gauw, behalve (en dat is ook naar)<br />

als zijn ogen pijn doen van de shampoo uit zijn haar.<br />

O, papa is een papa en zo lief als het maar kan.<br />

En mama is mijn mama en daar houd ik zoveel van.<br />

Maar ze zijn niet<br />

zoals<br />

Binker<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 128


Nu we al zes zijn, vert. N. Kuiper, Amsterdam, Ploegsma, 1974<br />

Hans Andreus<br />

De Wees Vrolijk-Automaat<br />

Op de hoek van de Berenstraat<br />

staat een Wees Vrolijk-Automaat.<br />

Je stopt er een kwartje in en dan<br />

word je zo vrolijk als 't maar kan.<br />

Je danst en zingt de hele dag,<br />

zelfs als je niet dansen en zingen mag.<br />

Waarom ik dan zo kribbig kijk?<br />

Ik ben vandaag geen kwartje rijk<br />

en trouwens: ik vind 't wel zo fijn<br />

om als ik kribbig ben kribbig te zijn.<br />

De rommeltuin, Haarlem, Holland, 1970<br />

Darte<br />

Ik heb een hekel aan gebakjes<br />

met jam, met stroop, met room.<br />

Ik eet ze niet, ze zijn zo zoet,<br />

ze maken me zo loom.<br />

Ik hou niet van tompoezen,<br />

ik hou ook niet van vla<br />

niet van eclair of soezen<br />

en niet van chocola.<br />

Bah, van die kokoskoekjes<br />

neem ik beslist geen hap<br />

ik lust ze niet, ajakkes nee<br />

en ook geen appelflap.<br />

O, vind jij dat echt geen probleem?<br />

Lig jij er niet van wakker?<br />

Ik wel hoor, want ik hou van Jan,<br />

en die wordt later bakker.<br />

Ongepubliceerd<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 129


Hans Dorrestijn<br />

Droevig<br />

Soms voel je je opeens verdrietig,<br />

je weet niet eens waarom.<br />

Je moeder loopt in huis te zingen<br />

en om de grapjes van je vader lach je je meestal krom.<br />

Maar vandaag niet, vandaag niet,<br />

je kijkt droevig naar buiten, naar de vrolijke zon.<br />

Die is anders zo warm, maar vandaag niet,<br />

vandaag is alles donker, maar je weet niet waarom.<br />

Je merkt het 's morgens bij het opstaan:<br />

vandaag ben ik bedrukt.<br />

Al haal je tienen voor je huiswerk,<br />

je moet vechten met je tranen en je weet dat het niet lukt.<br />

Vandaag niet, vandaag niet,<br />

je kijkt droevig naar buiten, naar de vrolijke zon.<br />

Die is anders zo warm, maar vandaag niet,<br />

vandaag is alles donker, maar je weet niet waarom.<br />

Je bent een liegbeest, liedjes voor kinderen, Amsterdam, C. J. Aarts, 1975<br />

Ik ben lekker stout<br />

Ik wil niet meer, ik wil niet meer!<br />

Ik wil geen handjes geven!<br />

Ik wil niet zeggen elke keer:<br />

jawel mevrouw, jawel meneer...<br />

nee, nooit meer in m'n leven!<br />

Ik hou m'n handen op m'n rug<br />

en ik zeg lekker niks terug!<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 130


Nannie Kuiper<br />

Een slechte bui<br />

Soms als ik opsta, kan ik niet blij zijn.<br />

Soms als ik opsta, ben ik al boos.<br />

Zelfs als de anderen aardig voor mij zijn,<br />

blijft dat gevoel nog een hele poos.<br />

Heb jij dat ook, of herken je dat niet,<br />

dat nare gevoel dat vaak pijn doet van binnen.<br />

Dan is er zo'n dag niets met mij te beginnen,<br />

dan doe ik mezelf en een ander verdriet.<br />

Dan sla ik met deuren, zo hard als ik kan,<br />

dan heb ik zo'n zin om mijn vriendjes te knijpen;<br />

maar dat kan dan niemand en niemand begrijpen<br />

dan zeuren ze maar, o daar krijg ik wat van!<br />

Soms als ik opsta, kan ik niet blij zijn.<br />

Soms als ik opsta, ben ik al boos.<br />

Zelfs als de anderen aardig voor mij zijn,<br />

blijft dat gevoel nog een hele poos.<br />

Zo kan het ook, Den Haag, Leopold, 1980.<br />

Nannie Kuiper<br />

Ruzie<br />

Ik heb ruzie met mijn vriendje<br />

om een stukje veterdrop,<br />

want dat wou hij niet verdelen<br />

en toen gaf ik hem een schop.<br />

Ik heb ruzie met mijn vriendje,<br />

daarom speelt hij verderop;<br />

nu zit ik me te vervelen —<br />

om zo'n stukje veterdrop.<br />

Zo kan het ook, Den Haag, Leopold, 1980<br />

Annie M.G. Schmidt<br />

Muzische Vorming – Muziek – Didactiek 131

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!