02.05.2013 Views

dpo_8765.pdf

dpo_8765.pdf

dpo_8765.pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

JAC. v. ZOELEN<br />

BOEKBINDER<br />

KANAALSTRAAT 8<br />

AMSTERDAM-W.<br />

TELEFOON 8 3 4 7 0


D Ë<br />

O N T L E E D - HEEL-<br />

E N<br />

V R O E D - K U N D E<br />

G E M A K L I J K G E M A A K T .


D E<br />

ONTLEED- HEEL-<br />

E N<br />

V R O E D - K U N D E<br />

G E M A K L I J K G E M A A K T ;<br />

O F<br />

A L G E M E E N H A N D B O E K<br />

V O O R A L L E<br />

W O N D - A R T Z E N , V R O E D M E E S T E R S<br />

E N V R O E D V R O U W E N ;<br />

B E V A T T E N D E<br />

EENE VOLKOMENE BESCHRIJVING V A N HET<br />

MENSCHLIJK LIGCHAAM, DE GEBREKEN<br />

WAAR A A N HET ONDERWORPEN IS,<br />

EN DE WIJZE WAAR OP DEZELVE<br />

MOETEN GENEZEN WORDEN;<br />

B E N E V E N S<br />

D^E U I T M U N T E N D S T E L E S S E N<br />

I N D E V R O E D K U N D E ,<br />

E N<br />

EENE BREEDE LIJST VAN CHIRURGICAALE<br />

KUNSTWOORDEN, MET DERZELVER<br />

V E R K L A A R I N G E N .<br />

S.^<br />

Te Amfterdam, bij H. Keyzer en M de Bruyn; te Rotterdam, bij<br />

Dirk Vis en J. Meyer; te Dordrecht, bij B. J. Morks,<br />

P. Blusfé en N. van Eysden & Comp.<br />

MDCCXCIII.


VOORREDEN<br />

B 3<br />

Aan den Goedgunftigen Lezer.<br />

^^^^ d<br />

e<br />

voortrefelyke Geneeskonft op de<br />

m g Ontleed-, Kruid-, Meng- en Schei-<br />

Ê konfl ah op een vaft en zeker Fondasibissg^li<br />

ment Pufte, lydt geen tegenfpraak.<br />

In den Jaare MDCCXLVII. hebbe ik myne<br />

Pharmacopcea Galeno- Chemico- Medica, te<br />

Rotterdam by Phiiippus en Jacobus Lozel'gv?,<br />

drukt, in het licht gegeven, en de zaken, die in<br />

dat W?rk voorkomen, zoo behandelt, dat een Leergierig<br />

Leerling in/laat ge/lelt wordt, om met weinig<br />

moeite, en in korten tyd in de Kruid- Mengen<br />

Scheikonft eenen goeden voortgang te maken. •<br />

Heb ik den Liefhebberen der Pharmacie en der'<br />

Chymie geen ondienft gedaan, met dat Werk ten


V O O R R E D E N .<br />

gemeene nutte mede te deelen, niet tegenfiaande<br />

'er zeer veel over de Kruid-, Meng- en Scheikonji<br />

is gefchreven : zoo vleye ik my, dat dit Kort<br />

Ontleedkundig Onderwys , by Vragen en Antwoorden,,<br />

met veel moeite, door my te zamcmeftelt<br />

, fchoon 'er zeer veel Ontleedkundige Schriften<br />

zuorden gevonden, met geen minder gemventheld<br />

zal ontfangen worden.<br />

De zaken, die in dit Werk voorkomen, hebbe ik<br />

zoo kort, zoo eenvoudig en zoo klaar behandelt,<br />

als my immers mogelyk was, en het geheele Onderwys<br />

is zoo gefchikt, dat het den Leerlingen<br />

Mn dienen tot aanleiding om naderhand andere<br />

Schryvers, die zeer breedvoerig over de Ontleedkunde<br />

hebben gefchreven, te verftaan.<br />

In het befchryven der Deelen en Ingewanden'<br />

hebbe ik het voetfpoor der voornaamfte fchryveren<br />

gevolgt: maar ontrent de wyze van dezelve voor<br />

te [lellen hebbe ik my aan niemant bepaalt.<br />

Myn oogmerk is niet geweeft, om eenomftandig<br />

herigt te geven, hoe men een Lichaam en alle deszelfs<br />

deelen volgens de Konft in order zal ontleeden,<br />

en een Beengeraamte vervaardigen ; die zulx begeert<br />

te weten, wyze ik na het Culter Anatomicus<br />

Mich. Lyferi: maar myn voorname doel is,<br />

dm Leerlingen eene naauwkeurige befchryving<br />

van-


V O O R R E D E N .<br />

van alle de deelen van het Menfchelyke Lichaam,<br />

benevens de wyze van derzelver beftaan en werking,<br />

mede te deelen, en te doen zien, dat de w er*<br />

hingen, die'er worden v er eifebt om ons Lichaam te<br />

doen zyn en beftaan, ook de oorzaak konnen zyn,<br />

zvaardoor ons Lichaam wordt vernietigt enbuiten<br />

gebruik geftelt.<br />

Edog, dewyl ons leven van eene gedurige levendige<br />

en natuurlyke werkzaamheid afhangt, en deze<br />

werkzaamheden door uitterlyk geweld konnen<br />

worden gejloort en vernietigt , waar door de<br />

Menfch van het dierbaarfte dat hy heeft, namentlyk<br />

het leven wordt berooft; zoo hebbe ik by elk<br />

voornaam Deel en Ingewand deszelfs wonden befchreven<br />

, opdat men van -derzelver doodelyh<br />

heid Qeen zaak van het uitterfte aanbelangd) zou<br />

konnen oor deelen, en als het 'er op aankomt, aan<br />

den Rechter eene rechtmatige verklaring geven.<br />

In het verhandelen van de Bevruchting, Voortteeling<br />

en Geboorte, hebbe ik myne gedachten eeni<br />

voudig ter neder geftelt: en in het onderzoeken en<br />

voorftellen der Teeldeelen my van alle fpreekwyzen<br />

geivagt, die aan iemand eenigen aanftoot zouden<br />

konnen geven.<br />

Kan nu dit Werk van eenige nuttigheid zyn,<br />

en zal het den Konft bemïnnaren behagen, zoo zal<br />

* * 2 't


V O O R R E D E N:<br />

'tmy aanmoedigen, om ook myne Redelyke en<br />

Ondervindelyke Geneeskundige Oeffeningen op<br />

de Ontleed- Kruid- Meng- en Scheikonft gebouwt<br />

, thans al in gereedheid leggende,. in V licht<br />

t& geven.<br />

Alzoo het my nog aan geene begunjligers ontbreekt<br />

, zoo vinde ik my des te meerder aangewak-^<br />

kert, om na myn. vermogen in deze voortref "elyke<br />

Konjl te vorderen, en deze myne vorderingen ten<br />

nutte van andere te doen zyn.<br />

Terwyle ik dezen heugelyken naam van begunjligers<br />

gebruike, kan ik my niet onthouden by dezen<br />

te roemen de verplichtende bejegeningen en de heufche<br />

beleeftheid my aangedaan door ^/^Excellentie,<br />

den Heere ANDRIES AUGUST GRAAF<br />

VAN PRETORIUS, Generaal en Gouverneur<br />

van deze Stad en de onderhoorige Forten: als ook<br />

van den Wel Edelen Geftrengen Heere Generaal<br />

Major CHARLES WIL L JAM, STE­<br />

WARD, Major Commandant van deze Stad en<br />

van deszelfs onderhoorige Forten; want,. wanneer<br />

het ' y<br />

s Lands en het Stads Docfors-ampt, opengevallen<br />

door den dood van den Heere J, MENNES<br />

Medicina? Doétor en Schepen dezer Stad., door<br />

my geambieert wierde, vonde ik niet alleen gemelden<br />

£jw Excellentie den Heere Gouverneur, en<br />

den


V O O R R E D E N .<br />

den Wel Edelen Geftrengen Heere Commandant<br />

zeer gereed om myne verzoeken te onderftewnen<br />

ter verkryging van 's Lands Do&ors-ampt,<br />

maar door de- veel vermogende aanpry zingen<br />

zuierdt aan dezelve zoo veel kragt bygezet, dat ik<br />

my zeer fpoedig met die Commijfte van de Edele<br />

Mog: Heeren RADEN VAN STA4TEN<br />

der Vereenigde Nederlandenveréért zag: waar<br />

toe ook de Wel Edele Agtb. en Hooggeleerde<br />

Heer THOMAS SCHWENKE Medicinse Doctor,<br />

Anatomie & Chirurgie Profefior en Vroedichap<br />

m 's Gravenhage my met zonderlinge preuven<br />

van genegenheid niet weinig geholpen heeft.<br />

Ikweetezuel, hoogft gemelte Heeren zyn verre<br />

boven mynen Lof, dog niemant zalV, ve-rtrouwe<br />

tk, ten quaade duiden, dat ik, dit hier meldende<br />

, daar door alleen myne waare en groote dankbaarheid<br />

in* t openbaar betuige, en my in dezer<br />

hooge gunft verder aanbeveele.<br />

Nog hebbe ik by dit Kort Ontleedkundig Onderwys<br />

een Aanhangsel gevoegt , behelzende de<br />

voornaam ft e woorden in deOntleedkunde gebruikelyk:..<br />

het zelve kan dienen, als ^Lexicon Anatomicum,<br />

dat niet alleen de namen der deelen '<br />

maar ook derzelver beduidingen kort en zakelvk<br />

aanwyft*<br />

J<br />

* * 3 De


V O O R R E D E N .<br />

De voornaamfle Fauten by het drukken van dit<br />

Werk ingeftoopen hebbe -ik aangetekent: die van<br />

minder aangelegenheid zyn , verzoeke ik dat de<br />

Goedgunflige Lezer zelfs verbetere.<br />

EL AD-


B L A D W Y Z E R<br />

D E R<br />

HOOFD DEELEN EN ZAKEN.<br />

Bladz. D7.J-,<br />

I. HOOFDDEEL. l X . H O O F D D E E L<br />

Ontleedkunde in het gemeen, deszelfs Onderkaak beenderen : Tanden der-<br />

einde, nut en oogmerk. i -- 4 zetor verdeeling, gebruik en verwis-<br />

li. HOOFDDEEL. • ^<br />

rr . ,. , , X. HOOFDDEEL.<br />

trerdeeling van bel mtterlyke lichaam<br />

en deszelfs nut. 4-8 Wervelbeenderen van den Nek, Rug,<br />

I M<br />

tu.<br />

HOOFDDFFT<br />

nuuiuuntL/,<br />

L e B d e B e B<br />

? ? kraton- 0 »<br />

derfcheid, zamenvoeging, nut, ver-<br />

TZ n 1 -L J 1 ,<br />

Vajle en vloeibare deelen , derzelver<br />

werkingen en gebruik. 8 -- 20.<br />

wringing, wonden, verbreking enz.<br />

7 4 o,<br />

IV. HOOFDDEEL. H<br />

°<br />

7 0<br />

0 F D D E £ L<br />

n , ,, . , , Ongenaamde beenderen. 82-83<br />

Gemeene hekleedzelen van het lichaam<br />

en derzelver gebruik. 20 - 2y XII. HOOFDDEEL.<br />

V. HOOFDDEEL. Borftbeen. 83-84<br />

Geleeding der Beenderen in het gemeen. XIII. HOOFDDEEL<br />

VI. HOOFDDEEL. ^ 8<br />

« "<br />

Geleeding der Beenderen inhetbyzonder HOOFDDEEL,<br />

«i dejzei/r ia§xfc efc». 30 -. So Sleutelbeenderen en Schouderbladen, ie-<br />

VII. HOOFDDEEL. nevens derzelver gebruik. 86-87.<br />

Bekkeneels beenderen, aanmerkingen, ^ V' HOOFDDEEL,<br />

./ïgaar , operawg, wonden , zoo die ^ ~ ,<br />

volkomen , door zich zeiven of door u er<br />

PP<br />

e n<br />

Onderarmbeenderen. 88 - 91<br />

ioeüaZ doodelyk zyn. 50 - 67<br />

J J 5 7<br />

XVI. HOOFDDEEL.<br />

VIII. HOOFDDEEL. _ ' J r r<br />

T) nc,„„h„„j, I J ^N Beenderen der Foor- en Nahand, van de-<br />

Bovenkaaks beenderen. 68 - 70 ^fgerai e» Zaadbeentjes. 91 - 9»<br />

XVII..<br />

'<br />

'"<br />

8 6<br />

7 3<br />

3


' B L A D W Y Z E R BER<br />

Bladz, Bfodz.<br />

XVII. HOOFDDEEL. XXVII. HOOFDDEEL.<br />

BYëbeenderen.<br />

J<br />

93 -'94 Spieren van bet uit-en inwendig Oor en<br />

van de Gehoorbeentjes. 110-- IÜ<br />

XVIII. HOOFDDEEL.<br />

A V<br />

XXVIII. HOOFDDEEL.<br />

Scheenbeen, Kuitbeen , en Kniefchyf.<br />

95 - 97 Spieren van den Neus. 112 -- 113<br />

XIX. HOOFDDEEL. XXIX. HOOFDDEEL.<br />

B»enderen van den Foorvoet, Navoet en Spieren van de' Oogen en derzelver wer-<br />

• :<br />

van de Temen. 97 " 99 kingen. 113 f *?*<br />

XX. HOOFDDEEL. XXX. HOOFDDEEL.<br />

Spieren van hét Strottenhoofd en derzei- Spieren van de Oogleden, der JVcnkvereebrwk<br />

99-<br />

1 : 1<br />

braauwen, derzelver gebruiken werö<br />

hing. 114 -- nf<br />

"XXI. HOOFDDEEL.<br />

A A 1<br />

XXXI. HOOFDDEEL.<br />

Spieren van de Lel en derzelver ge- " ' , n u 1<br />

1 0 1<br />

bruik. ' - 1 0 i<br />

Spieren van de huid yan het Bekkeneel<br />

en "derzelver gebruik. 116<br />

XXII. HOOFDDEEL. HOOFDDEEL.<br />

Spieren van de Tong. 102 - 103 ^ ^ H o q / V 2 > CT ^ r a t e e r<br />

XXIII. HOOFDDEEL. tówg. 117 --«o<br />

tó^Wr^ e«^*r XXXIII. HOOFDDEEL.<br />

• -werking<br />

IC<br />

1 Z S<br />

4 " Spieren van den Hals en derzelver wer­<br />

king. '* i0<br />

" 1 1 1<br />

XXIV. HOOFDDEEL.<br />

XXXIV. HOOFDDEEL.<br />

Sözerw ««n den Slokdarm , d.rzeker ^ w e r é d e h m v a n derzelver<br />

. gebruik en nut. ioy ~ iou ^ebryik e n werking. 121 -- 124<br />

XXV. HOOFDDEEL. , x x x v . HOOFDDEEL.<br />

Spieren van de Lippen, van de Waig,<br />

en derzelver werking, icó -- los<br />

spieren van het Scbouwderblad en der­<br />

zclver gebruik. 124—140<br />

XXVI. HOOFDDEEL. XXXVI. HOOFDDEEL.<br />

ij n,„u rhnnl>' m derzelver Spieren van het 'Schouwderbeen en der-<br />

$p:eren van de Ondei kaak en frze ver o, t ^ ^<br />

werking. «8 ~ ito MWerwwg. XXXVIL


H O O F D D E E L E N EN ZAKEN.<br />

Bladz. »7/>^<br />

XXXVII. HOOFDDEEL. XLVI. HOOFDDEEL<br />

Spieren van den Onderarmen derzelver Spieren van de Waterblaas, Pis.<br />

" 'S ebrm<br />

- 130 - 133 weg, derzelver werking en gebruik.<br />

XXXVIII. HOOFDDEEL.* ij-8 - 160<br />

*JS 1 Ér 1 * > XLVII HOOFDDEEL.<br />

Spieren van de Hand, derzelver gebruik<br />

en werking. , 33 ... , 3 Ó Spieten van den Aars en derzelver wer,<br />

XXXIX. HOOFDDEEL. 160 - iói<br />

j 7^- XLVIII. HOOFDDEEL<br />

Spieren van de Vingeren en\ derzelver •<br />

^ m<br />

'^ 136-141<br />

XL. HOOFDDEEL.<br />

Spieren van de Roede, Kittelaar, Schee-<br />

2'fiÈp**<br />

Spieren van het Dyebeeu en derzelver<br />

werking. 141 - 144<br />

XLIX. HOOFDDFPt<br />

Ai^l. nUUi DDEEL. den gevonden, en derzelver gebruik.<br />

Spieren van het Been en derzelver wer-<br />

Hn<br />

S- 144-147 L. HOOFDDEEL.<br />

l<br />

^ "<br />

X Lil. HOOFDDEEL. Klieren die in en aan den 'Hals gevonden<br />

Spieren van den Voet en derzelver werking.<br />

147 -- 141<br />

XLIII. HOOFDDEEL. ^<br />

m<br />

H O O F D D E E L<br />

Spureri van de Teenen en denver ge- ^iSgblel fe^^fe<br />

4 9<br />

"" X<br />

S Z<br />

-<br />

1 0 7<br />

168 - 169<br />

XLIV. HOOFDDEEL. Lil. HOOFDDEEL.<br />

Spieren die tot de Ademhaliug behoo- Klieren van de Borfl, Luchttwb der<br />

ren, derzelver werking en gebruik^ ^wr^feS^^^<br />

XLV. HOOFDDEEL. K$ HOOFDDEEL.<br />

L1V.<br />

1 0 0


B L A D W Y Z E R D E R<br />

Bladz. Bladz,<br />

LlV. HOOFDDEEL. LXII HOOFDDEEL.<br />

Klieren van de Mannelyke en Vrouwe- Neder gaande Holle ader, deszelfs taklyke<br />

Teeldeelen, benevens derzelver ken enz. zia — 214<br />

s-ebruik. '74 " I<br />

7i r<br />

„<br />

LXIII. HOOFDDEEL.<br />

LV. HOOFDDEE Poortader, deszelfs takken en wonden><br />

Klieren die aan de Leeden worden ge- als mede de wonden van de op-en nevonden<br />

en derzelver gebruik, tfr. dergaande Holle ader, 21 f - 218<br />

I ? Ó<br />

LXIV. HOOFDDEEL.<br />

L V ï. HOOFDDEEL. Bovenfte holligheid van bet Lichaam.<br />

Watervaten, derzelver gebruik en koe dezelve<br />

beft worden vertoont. n6--177 LXV. HOOFDDEEL.<br />

LVII. HOOFDDEEL. Vliezen van het Bekkeneel, van de<br />

Herjfenen , derzelver vaten en ge-<br />

De tien paar Zenuwen, die onmiddelyk bruik. 220 — zif.<br />

van de Herjfenen voortkomen, en van<br />

de wonden van bet agtftepaar enz. LXVI. HOOFDDEEL.<br />

178 •- 184<br />

Groote en kleine Herjfenen; Rugmerg,<br />

LVIII. HOOFDDEEL. derzelver zelfflandigheid , holligheden,<br />

uitftekken, klieren, vaten , ze><br />

De zes paar Zenuwen die tuffen de wer- iwen, gebruik en wonden: als me*<br />

velen uitkomen. i8j- - 188 & een befchryving der dierlyke bewegingen<br />

enz. iif • - 244<br />

LIX. HOOFDDEEL. L X m HOOFDDEEL.<br />

Opgaande groote Slagader, deszelfs tak- Q 0„m ' far%elver uit- en inwendige deeken,<br />

en wonden. 189 ~ 19° l en, vliezen, klieren, vochten, ge-<br />

LX. HOOFDDEEL. z^gf enz, 244-^<br />

LXVII1. HOOFDDEEL.<br />

"IStSZ. *». *•*» •»-* f«


HOOFDDEEL EN E N ZAKEN.<br />

LXX. HOOFDDEEL.^ LXXVJII. HOOFDDEEL*<br />

LXXI. HOOFDDEEL. LXXIX. HOOFDDEEL.<br />

Slokdarm, Lucbtpyp, derzelver wer- Darmfcheil, Melkvaten, Chylbak,BorJïkmg<br />

en wonden. zóó - 273 buis, en derzelver gebruik en won-<br />

LXXII. HOOFDDEEL<br />

den. 3 U 3j 7<br />

LXXX. HOOFDDEEL.<br />

Borften en derzelver aanmerkingen m , r<br />

j 7i „ j 7 ' Kherbedde, Lever, Galblaas, derzel-<br />

2 n<br />

ver gebruik en wonden. 318-322<br />

LXXIII. HOOFDDEEL.<br />

^fe W^^SSf*<br />

L X XXI. HOOFDDEEL.<br />

***** Eetruik en wonden<br />

' 28Ï<br />

3 2 2<br />

" &<br />

r v v.„ T T^ LXXXII. HOOFDDEEL.<br />

LXXIV. HOOFDDEEL.<br />

r<br />

Av'firra, Pisleiders, Waterblaas, der-<br />

J~ong, Lucotpyp, derzelver gebruik en- zeiver gebruik en wonden. 32


WLABWYZER DER HOOFDDEELEN EN ZAKEN.<br />

Bladz. Bladz.<br />

nen of de Vrucht heeft adem gehaalf, LXXX VII. HOOFDDEEL.<br />

omloop van het bloed, groei, enz.<br />

348 - 363 Tegennatuurlyke Geboorte, 380 — 386<br />

'LXXXVI. HOOFDDEEL. AANHANGZEL;<br />

Natuurlyke Geboorte enz. 364 -- 379 Ontleedkundige woorden. 397 - 430<br />

KORT


KORT<br />

Bladz. sj<br />

ONTLEEDKUNDIG "<br />

O N D E R WYS.<br />

I. H O O F D D E E L<br />

Van de Ontleedkunde in het gemeen.<br />

V- \A7^ is de Anatomia, of Ontleedkunde?<br />

4. •F De Anatomia is, of^ortfwbefchouwendc. 1<br />

of Practica oefenende.<br />

v de Anatomia Theoretica?<br />

A. De Anatomia Theoretica is eene befcfaouwende kennis<br />

van het zamenftel der Lichaamen, en van al het geene dat<br />

«daar toe vereifcht wordt.<br />

V. Wat is de Anatomia Pra&ica?<br />

AL. De Anatomia Pradica is die konft van de Lichaamen<br />

te ontdeden, en al derzelver deelen in hunne zelfltandigheid,<br />

p l a a t z l n g<br />

cwdïken ' Z3men<br />

> v<br />

°eging3 werking en gebruik te<br />

A • .g


| Van de Ontleedkunde in het Algemeen,<br />

V. Welk is het Onderwerp in de Ontleedkunde?<br />

A Doode lichaamen van Mcnfchen , en geftorve en levendige<br />

lichaamen van Dieren j in welke laatfte betrekking de<br />

Ontleedkunde Zootomia en Anatomia Comparativa genoemt<br />

wordt, behorende deze ook tot de Anatomia Theoretica en<br />

Trattka beide.<br />

V. Ds Zootomia, ontleeding der Bieren , die men ook<br />

Anatomia Comparativa vergeldende Ontleedkunde noemt,<br />

is die van eenig nut ?<br />

A. Ja, want by gebrek van verftorvelichaamen van Menfchen,<br />

kan men zeer veel uit de ontleeding van doode Dieren<br />

leeren; daarenboven is de ontleeding van levendige Dieren<br />

van een zeer groot nut, want daar door verkrygt men<br />

eene rechte kennis van de Vafa Lattea, melkvaten, van de<br />

Üufius Thoracicus, Chylbuis, van de Motus Periftalticus<br />

Inte/linorum, Wormswyze beweging der darmen, van de<br />

beweging der Long, des Middenrifts, van het Hart, en<br />

deszelfs Slagaderen, als mede van den omloop des Bloeds,.<br />

en der andere vochten, benevens de voortteeling der Dieren.<br />

V. Moe wordt de Anatomia beft verdeelt ?<br />

L<br />

A. Men kan de Ontleedkunde bequamelyk verdeelen<br />

i. In OJleologia\ een Verhandeling der Beenderen er*<br />

derzelver zamenftelling.<br />

2. In Adenologia', een Verklaring van de zamenftelling<br />

der Klieren en haare werking,<br />

3. In Angiologia ; een Verhandeling der Vaten of<br />

" Aders, en hunne verfpreiding door het geheele lichaam*<br />

4. In Neurologiay een Aanwyzing van den loop deï<br />

Zenuwen.<br />

5. In Myologia-y een Verhandeling der Spieren.


Vm de Ontleedkunde in bet Algemeen. j-<br />

6. In Splancbnologia; een Verklaring van het maaksel<br />

der Ingewanden, en hunnen dienft: hier voegen zommige<br />

nog by Arteriologia, Befchryving der Slagaderen; Phlebologia,<br />

Verhandeling der Aderen ; IJchontologia , Befchryving<br />

van Pypen en Vaten benevens hunne Rokken, alsmede<br />

Ifchomenologia, Verhandeling van de vochten des Lichaams:<br />

echter behooren deze laaften tot de Angiologia t als welke den<br />

geheeien omloop der vochten, en alle de daartoe behorende<br />

vaten in zich befluit.<br />

F. Wat middelen heeft men, om in de Ontleedkunde ervaren<br />

te worden, noodig ?<br />

A. (i) Goede Ontleedkundige Boeken; (2) Een getrouw<br />

en duidelyk onderwys van een kundig Anatomicus, Ontleeder;<br />

(3) Eenige werktuigen, als een Tafel, verfcheide Mesfen,<br />

Haaken, Pypen, Priemen of Stiletten, Schaaren, Hamer,<br />

Zaag, Bytel, Naalden, Wafchligt, Spuit, Gaaren<br />

en Spongies.<br />

V. Welk is het einde in de Ontleedkunde?<br />

A. Het einde, nut en oogmerk in de Ontleedkunde is,<br />

voor eerft, om de natuurelyke gefchapenheit des lichaams te<br />

onderzoeken; ten anderen om de oorzaken der ziektens en<br />

des doods te ontdekken: want zoo een Geneesheer en Ileelmeefter<br />

in de Ontleedkunde niet ervaren is, gaat hy op enkelde<br />

giszingen te werk, en ftelt de hem toevertrouwde Lyders<br />

lichtveerdig in levensgevaar: want het is onmogelykeen<br />

Quaad gefield lichaam gezond te maken, ten zy men weete,<br />

wat deelen in \ lichaam lyden, welke werkingen geftoort<br />

zyn, waar in de Gezondheid beftaat, welke bewegingen in<br />

het lichaam de affcheidingen der Vochten bevorderen of ftooren<br />

kunnen, en hoe liet lichaam natuurlyk moet geftelt zyn r<br />

Daarenboven heeft de Ontleedkunde in alle Wetenfchappen j<br />

* A 2 " en


^ Van de Verdeeling des uiterlyken Lichaams,<br />

en voor alle Menfchen haare nuttigheid,, alzoo men door de<br />

zelve, de wonderlyke en overeenkomftige samenvoeging en<br />

proportie der deelen, waar van niet een eenig, tot het kleinftetoe,<br />

te vergeefs gefchapen is, leert kennen, alles tot Verheerlyking<br />

van de onbegrypelyke Wysheid en Almacht des<br />

Scheppers.<br />

II. H O O F D D E E L<br />

Van de Verdeeling des uiterlyken Lichaams*<br />

V' T "I Oe wordt het Lichaam gemeenelyk Verdeelt ?<br />

A. JLi Men Verdeelt het Lichaamgemeenelyk in Truntus,<br />

Stam, of Romp, enArtus, Leedematen,<br />

V. Wat behoort tot den Stam, of Romp?<br />

A. Tot den Stam of Romp behooren drie voorname holligheden,<br />

waar van het Hoofd de eerfte en de bovenfte is;<br />

aan deze holligheid worden de Partes Animales dierelyke<br />

deelen toegeëigent. De tweede en middenfte holligheid is de<br />

Borft,, aan deze holligheid worden de Partes Vitales, deelen,<br />

die tot het leven behooren, toegeëigent. De derde en de<br />

enderfte holligheid is de Buik, en aan deze holligheid worden<br />

de Partes Naturales, de natuurlyke deelen toegeëigent.<br />

V Welk zyn de uitwendige deelen van de opper/te of bo<br />

ven/ie holligheid?<br />

A. Deze zyn het Pars Capillata, met Hair bezette deel!<br />

Facies, het Aangezigt, en Collum, de Hals.<br />

V. Hoe wordt het met Hair bezette deel afgedeelt ?<br />

A. Het wordt afgedeelt in vier deelen: (i) In Vertex}<br />

den Kruin of deatopdeshoofds. (z) In Sinciput oïBregmai<br />

Jbgt Opperhooft van voren boven het voorhooft. (3) In Oei<br />

ëput'j


Van de Verdeeiïng des uiterlyken Lichaams. \<br />

aput, het Achterhoofd, ftrekkende van de kruin tot aan den<br />

nek. (4.) In Tempora, Slaapen van het hoofd, nevens de<br />

ooren voorwaards.<br />

V. Welke uitwendige deelen zyn omtrent het Aangezigt<br />

aan te merken ?<br />

A. Omtrent het Aangezigt zyn aan te merken r (1) Het<br />

Frons, Voorhoofd: (z) De Oculi, Oogen, met de oogleden<br />

en wenkbraauwen : (3) De Nafus , Neus r (4.) De<br />

Gena, Wangen ; deze opgeblazen zynde hieten Bucca,<br />

Kaaken: (?) Os, de Mond, met de lippen, en het groefje<br />

in het midden van de bovenfte lip, dat Lacuna en Fhiltrum<br />

wordr genaamt, terwyl men de twee zyden van 't gemelde<br />

groefie Myjlaces, Knevels noemt: (6) De Ment urn, Kin,<br />

en deszelfs groefie Gala/mum genaamt.<br />

V. Welk zyn de uitwendige deelen van den Hals?<br />

A. De Hals, waarop het Hoofd is geplaatft, heeft tot<br />

uitwendige deelen: (1) De Guttur , of Jugulum, Keel,<br />

zynde het voortfte deel van den hals. (r) De Fomum Adami,<br />

Adams-appel, zynde de verhevenheid, die in 't voorfte<br />

van de keel wordt gevonden. (3) de Cervix, Nek, zynde<br />

het agterfte deel van den Hals, met deszelfs Nucha, Groeve.<br />

(4.) De Humeri, Schouwders, op zyde van den Hals<br />

onderwaards.<br />

V. Welke uitwendige deelen zyn omtrent de middenfte<br />

holligheid aan te merken ?<br />

A. Daar omtrent kan men aanmerken de voorfte en de<br />

achterfte deelen.<br />

V. Welk zyn de voor(le deelen ?<br />

A Deze zyn: (1) De Peiïus, Borft, waarop aan beide<br />

SydenbovenwaardsdeC/^V^, Sleutelbeenderen zyn. (2)<br />

De Mamma., Borften , benevens haare Teepels, (3) Hefr<br />

A 3 Scr&i


6 Fan de Verdeeïïng des uiterlyken Lichaams.<br />

Scrobiculus cordis, Hartputje. (4) De Pleura of Latera,<br />

Zyden, weker vleefchige deelen tuifchen de ribben lfiterco-<br />

Jtalia heeten.<br />

V. Welk zyn de achterjle deelen ?<br />

A. Deze zyn: (1) De Dorfwn ofTergum ,Rugge. (x) De<br />

Spina Dorfi, Ruggegraad, en (3) de Scapula, Schouwderblaaden.<br />

V. Welk zyn de uitwendige deelen van de onderjle holligheid?<br />

A. De uitwendige deelen, die aan de onderfte holligheid<br />

zich vertoonen, zyn: O) Het Regio Epigafirica, Bovenbuiks<br />

geweft, zynde gelegen tuilchen de Rilden en den Navel:<br />

de deelen, dewelke zich ter zyden uitltrekken, zyn de<br />

Hypochondria, Bovenbuiks zyden. (2) Het Regio Umbilicalis,<br />

Navelgeweft, ftrekkende zich uit twee vingeren breed<br />

boven, en twee vingeren breed onder den Navel. (3) Het<br />

Regio Hypogajlrica, Onderbuiks geweft, onder den Navel;<br />

deszelfs zyden worden genaamt///"#. (4.) De Tubes, Schaamte<br />

: onder de Schaamte zyn de uiterlyke Teeldeelen en nevens<br />

de Schaamte de Inguina, Liefcn. (5) De Clunes ofiVötes,<br />

Billen, derzelver zyde deelen zyn de Ifihia, Heupen:<br />

tuflehen de Billen is de Anus, Aars, geplaatft en onder den<br />

Aars het Terinaum, de Bilnaad.<br />

V. Hoe worden de Artus, of de Leedemaaten gemeenelyk<br />

verdeelt ?<br />

A. In opperfte en onderfte Leedemaaten.<br />

V. Welk zyn de bovenjle of opperfte Leedemaaten ?<br />

A. De opperfte Leedemaaten zyn de Brachia, Armen,<br />

en de Manus, Handen.<br />

V. Wette deelen behooren uiterlyk tot de Armen?<br />

A. Daar toe behooren : (1) De Humerus , zynde het<br />

op-


Vm de Verdeeling des uiterlyken Lichaams. *<br />

ƒ/* Oxel makende de holligheid aan het boven deel van<br />

den Arm, tulTchen den Arm en de Borft. (3) De Cubitus<br />

LUeboog welkers- bmtenfte deel Gibber<br />

middenite deel Flexura, de Bogt is. '<br />

*j Welke uitwendige deelen behooren ut de Randen ?<br />

^ Tot de Handen behooren: (1) De C*?« , 2ynde<br />

dat dee waar aan men de Pols of Slagader voelt, gemeenelyk<br />

de Voorhand genaamt. ( 2) De Metacarpus, Nahand<br />

waar toe behooren de Dorfum mams, buitenfte verheven'<br />

beid! of de rug van de Hand, en de Vola manus, Palm van<br />

de Hand (3) De Digiti Vingeren, waar van aan yder<br />

Hand vyfzyn, de eerfte ImtFollex, de Duim: de tweede<br />

Index, d Q Wysvinger: de derde JNw of Jmpudicus, de<br />

middenite: de vivócAnnularis, de Ringvinger, en de vyfde<br />

Auricularis, de Oor-of kleine vinger.<br />

/F


S Van de va/Ie en vloeibare deelen des Lichaams,<br />

Voet vyf, en zyn met geledingen en Nagels, even als de<br />

Vingers, voorzien.<br />

F. Heeft deze Ferdeeling des uiterlyken Lichaams mnigt<br />

nuttigheid?<br />

A. Ja, dewyl deze gemeene Verdeeling des uiterlyken<br />

Lichaams een algemeen denkbeeld geven kan van 't Menfchelyk<br />

lichaam , om vervolgens de byzondere deelen in<br />

haare plaatzinge , en onderlinge betrekkinge zich beter te<br />

kunnen vooritellen: daarenboven kan een, die de Ontleedkunde<br />

ver ftaat, op het uiterlyk befchouwen van een gequetfte,<br />

oordeelen, welke innerlyke deelen of ingewanden zouden<br />

kunnen gequetft zyn, het welk in het fchouwen van Lichaamen<br />

van de grootfte nuttigheid is.<br />

III. HOOFDDEEL.<br />

Van de vafie en vloeibare deelen des Lichaams.<br />

y t 'W^\Ewylde va/le de vloeibare deelen in zich bevatten<br />

JL> en deze twee deelen de ivezentlyke deelen des<br />

'Lichaams uitmaken, boe worden derhalven de wezentiyk<br />

deelen des Lichaams verdeelt?<br />

A. Zy worden gemeenlyk vetdeelt in Partes Similares ,*<br />

en in Partes Bijfimilares, enkelde en zamengeftelde deelen.<br />

V Welk zyn de Partes Similares, enkelde deelen?<br />

A. In een engen zin, zyn de Fibr


Fan de vafle en vloeibare deden des Lichaams. 9<br />

A. De Ingewanden, en alle deelen, die uit eenige zoogenaamde<br />

enkelde deelen beftaan.<br />

V. Worden de wezenlijk* deelen des Lichaams alleen in<br />

tnkelde en zamengejlelde deelen onderfcheiden ?<br />

A. Neen, maar daar zyn 'er ook, die dezelve in Partes<br />

mbiltores, en in Partes ignobiliores, edele en onedele deelen<br />

onderfcheiden: en dan moet men door de edele deelen verftaan,<br />

die tot het leven noodwendig behoren, en zonder<br />

welke men met leven kan: zoodanige zyn de Herüenen,<br />

het Hart de Longe, enz. De onedele deelen daar en tegen<br />

zyn de Handen, Voeten, en diergelyken, welker quetzingen<br />

niet doodlyk zyn, en zonder welke men kan leven.<br />

F Zyn ''er nog andere verdeelingen ?<br />

A. Ja, daar zyn 'er nog die het Lichaam in Partes fpermatic*,<br />

Partes fanguinea, en in Partes mixte, Zaadachtige,<br />

Bloedachtige, en gemengde deelen verdeden: maar<br />

deze verdeelingen zyn oud, en fteunen op zeer valfche gron-<br />

F. Welke deelen zyn het, die de vloeibare in zich bevatten?<br />

A. DeFzbra, Vezelen; deJVervi, Zenuwen; de Met*<br />

hrant. Vliezen; dt Tunica, Rokken; deLigamenta, Ban-<br />

9 B e e<br />

iïr ï f" " d e r e n<br />

; h e t<br />

Cartilago, Kraakbeen; de<br />

Mujcuh, Spieren; deTendines, Peezen; deGlanduU, Klieren;<br />

deArteria, Slagaderen; deFena, Aders; de Fa Ca<br />

Lymphatica enz. Water-, en alle andere Vaten.<br />

F. Wat zynTibrx, Fezelen?<br />

A. Zy zyn enkelde dunne draadachtige uitgeftrekte deelen \<br />

waar uit allede vafledeelen van ons lichaam beftaan: derzelver*<br />

zeimandigheid en gedaante zyn verfcheiden, want daar zyn<br />

Fibra, Vezelen*, welke wagens derzelver gedaante, enfiguur<br />

Fibra red


§ q<br />

Van de vafle en vloiebare deelen des Lichaams.<br />

•Fibra' curva , kromme: Fibra obliqua, fchuinze; Fibra<br />

circulares, ronde; Fibra angulofa, hoekige; Fibraarcudia,<br />

gebogene; en Fibra fpirales, llangs-ringswyze Vezelen<br />

: ook zyn 'er Fibra, weke na hunne zelfstandigheid<br />

Fibra carnea, vleefchachtige ; Fibra nervofa, zenuwachtige<br />

, en Fibra tendinea, peesachtige Vezelen genoemt<br />

•worden. •<br />

• V. Wat moet men omtrent de Fibra:, Vezelen, aanmerken?<br />

A. Dat ze alle met een zekere \eerkragt zyn voorzien,<br />

waar doorze buiten hunnen natuurlyken ftand gerekt zynde,<br />

aich wederom van zelfs herftellen kunnen : als mede, dat<br />

door een quade gefteltheid der Fibra, Vezelen, verfcheide<br />

ziektens ontftaan.<br />

' V Hoe wordt deze Veerkragt der Vezelen genaamt ?<br />

A. Zommige noemen deze Veerkragt Motus tomcus,<br />

fnaarwyze beweging; en van andere wordt dezelve Robur<br />

fibrarum, Vezelkragt genaamt.<br />

V. Wat zyn Zenuwen?<br />

A. De Zenuwen zyn witte, harde, gefpannen, en zeer<br />

gevoelige deelen, uit veele dunne Vezelen, • by malkander ge-<br />

voegt,<br />

t e z a m e n<br />

e f t e l t<br />

S '<br />

v a n b u i t e n Z y n : d e Z d v e<br />

r mSt<br />

vlies omtrokken: zy zyn van de vliezen der Herflenen afkomftig,<br />

én dienen als werktuigen van de beweging, en van het gevoel<br />

V. Wat zyn Membranx, Vliezen ?<br />

A. De Vliezen zyn dunne en breede lichaamen; zy dienen<br />

om andere deelen in zich te beiluiten, en te omwinden: na<br />

de plaats, daar zy gevonden worden , en na het geen<br />

dat ze in zich befluiten of omwinden, hebbenze onderkheide<br />

namen; als Epidermis, Opperhuit; Membranaadipoja, Vetvlies;<br />

Fericranium, Panvlies; Perio/lium, Beenvlies; Peri-<br />

•(bondrium, Kraakbeenvlies; enMenyhges, Herffenvliezen.<br />

y»<br />

r CIÏ


Van de vafle en vloeibare deelen des Lichaams. 11<br />

• V. Wat moet men omtrent de Vliezen aanmerken ?<br />

A. Dat de meefte met veele Zenuwlprankjes zyn voorzien,<br />

en zeer gevoelig zyn.<br />

V. Wat zyn Tunicse, Kokken, of Bekleedzels?<br />

A. Zy zyn ronde vliezen, welke de aderen en de andere<br />

vaten beideeden, en omvangen.<br />

V. Hebben deze Rokken, of'Bekleedzels ook by zonder cnaamen<br />

?<br />

A. Ja, als (i) Tunica Membranofa, deze zyn uit andere<br />

Vliezen oorfpronkelyk , en breiden zich over de naby<br />

gelegene deelen uit, en geven dus de boverifte rok aan de<br />

meefte ingewanden: (2) Tunica Nervea, deze beftaan uit<br />

vafte Zenuwen: (3) Tunica Mufculofa, aan deze worden<br />

vleezige Vezelen gevonden: (4.) Tunica Glandulofa , dezé<br />

zyn met veele klieren voorzien: en (?) Tunica Vafculofa,<br />

in deze zyn veele bloedvaten verfpreid.<br />

V. Hoedanig zyn de Ligamenta, Banden ?<br />

A. De Banden zyn dikker, vader en fterker als de vliezen<br />

; zy zyn nochtans uit vlielchachtige deelen te zamengeftelt,<br />

en dienen om verlcheide deelen in hunne plaats te houden<br />

en aan malkander te hegtcn: voornamentlyk dienenze<br />

om de geleedingen der beenderen te vafter te maken.<br />

V. Zyn al de Ligamenta; Banden, van een en dez&lfde zelf-<br />

Jlandigheid.<br />

A. Neen, want derzelver zelfitandigheid is zeer verfchillende<br />

, en daarom worden, de Banden onderfcheiden in Ligamenta<br />

nervofa , Zenuwachtige ;LJgamenta tendinofa,<br />

Peesachtige; en in Ligamenta cartilaginea, Kraakbeenige<br />

banden: daar en boven zyn 'er ook Ligamenta membranofa,<br />

Vliezige" banden, die de Ingewanden ophouden en vafthechten<br />

I gelyfe. het LJgamentum fufpenforium Hepatis, de op-<br />

B 2 hangende


12 Fan de vafta en vloeibare deelen des Lichaams.<br />

hangende Leverband: het Ligamentum Lingua, de Tongeband<br />

: het Ligamentum Ut'eri latum , de breedeband der Lyfmoeda,<br />

e.i de Ligamenta uteri rojunda, ronde Lyfmoeders;<br />

banden.<br />

F. Wat zyn Offii, Beenderen ?<br />

A. De Beenderen zyn harde, witte, en in zich zelve»<br />

ongevoelige deelen; door dezelve worden de zachte deelen<br />

onderlleurit, en bewaart.<br />

V Is 'er omtrent de Beenderen iets aan te merken ?<br />

4 [a namentlyk, dat alle de beenderen inwendig met<br />

gaatïes zyn voorzien: dat de groote als ook de fleutelbeenderen<br />

inwendig hol zyn: dat in de hollebeenderen Merg gevonden<br />

wort: dat de oppervlakte van buiten, en de holligheid<br />

van binnen met een zeer gevoelig zenuwachtig vlies,,<br />

behaben aan de uitltekende deelen der tanden, en op de plaatzen<br />

daar de peezen zich aanhegten, bekleed is».<br />

F. Wat is Caïtilago, Kraakbeen?<br />

A Kraakbeen is een beenachtige zelfftandigheit: het w<br />

witter, zachter, buigzamer en doorfchynender, alsdeBeen-<br />

èiT<br />

p' Wat moet men ontrent het Kraakbeen aanmerken?<br />

2 Dat het geheel van gevoel' is ontbloot: dat het zelve<br />

nïefhoH en dlrhalven geen mergh in zich beüu.t: dat men<br />

hèt aan de eindens, groeven, en de geledingen der beendeen<br />

vind dat eenige deelen geheel byna uit kraakbeen bef<br />

£ ^ alsdeLuchtpyp, de Ooren, en de Neus, endatvee,<br />

le Kraakbeenderen metter tyd harde beenderen, worden.<br />

V. Wat zyn Uuküll, Spieren?' L-ïafnn<br />

j De Mufculi, Spieren, zyn werktuigen der beweging,<br />

£ peezen, die alle door een vlies omwonden worden, m


Van de vafle en vloeibare deelen des Lichaams. 13,<br />

menfchen, dievetzyn, wordt aan dezelve eenig vet gevonden.<br />

V. Hoe wordt een Spier verdeelt?<br />

A. Men. verdeelt een Spier in zyn Principium of caput,<br />

Hoofd: in zyn Medium of venter, Buik, en in zyn Fiuis of<br />

eauda, Staart.<br />

V. Wat is het begin, of het hoofd van een Spier ?<br />

A. Het is dat deel van een Spier, waarheen deszelfs beweging<br />

gefchiet: het zelve is of vleefch- of vliefchachtig; in<br />

zommige Spieren is het kort, in zommige lang; zomtyds is<br />

het dik en zomtyds dun: in het hoofd van een Spier wordt<br />

altyt de zenuw of zenuwen ingeplant,, die aan de Spier worden<br />

mede gedeelt.<br />

V. Wat is het midden of de buik van een Spier ?<br />

A. Het midden of de buik van een Spier is deszelfs dikfte.<br />

en vleefchachtigfte deek in zommige Spieren vind men peesachtige<br />

tufTchen-ruimtens, gelyk in de rechte Spieren van den.<br />

buik, en nog in eenige weinige andere Spieren : ten ware<br />

men deze peesachtige tufTchen-ruimtens aanmerken wilde,, als<br />

hoofden en ftaarten, waar door niet eene Spier, maar verfcheide<br />

Spieren aan malkanderen worden gc-hegt,. zoo als \vy<br />

het liefst begrypen.<br />

V Wat is het einde, of de ft aart van een Spier ?•<br />

A. Het is het andere einde van een Spier,, 't welk met Iietr<br />

daar aan vaft gehechte lid in de beweging na het hoofd des<br />

Spiets getrokken wordt.<br />

V Wordt aan het hoofd en aan den Jlaart van een Spier<br />

ook een byzondere naam toegeeigent ?<br />

A. Ja, als een van beide brééd, en als een band is, gelyk<br />

men inde Spieren van-de Borft, van het voorhoofd, van<br />

het achterhoofd en in eenige andere Spieren befpeurt, als dan<br />

wordenze ook Aponeurofis, Peesachtige uitbreiding genaamt,


14- Van de vafle en vloeibare deelen des Lichaams,<br />

V. Worden 'er ook aan de Spieren eenige byzondere namen<br />

gegeven ?<br />

A. Ja, want zommige Spieren hebben haare benaming<br />

van haare plaats, van haare werking, van haare grootte, van<br />

haare gedaante, en van de deelen, waarop, of waartegen zy<br />

gelegen zyn, en zommige na den loop haarer vezelen.<br />

V. Hoe worden zommige Spieren genaamt na haare plaats?<br />

A. Na haare plaats worden eenige Spieren genaamt Mufculi<br />

externi, Mufculi interni, Mufculi profundi, Mufculi<br />

fublimes, in-en uitwendige, diepe-, en verheve Spieren.<br />

V. Welke naamen worden aan zommige Spieren, wegens<br />

haare werking, toegefchreven ?<br />

A. Spieren, welker werking tegen die van een ander ftrydig<br />

is, worden Mufculi Antagonifta, tegen malkander werkende,<br />

of ftrydende Spieren genaamt: andere, die in de gedaante<br />

van een ring eenige openingen fluiten, worden Sphincteres<br />

, Sluitipieren , genaamt : voorts hiet de Kaauwfpier<br />

Mufculus majjeter, de uitllrekker der vingeren Mufculus extenfor<br />

digitorum; de vooromkeerende Mufculus pronator, en<br />

de Stopper Mufculus obturator.<br />

V. Wat naamen krygen de Spieren na haare grootte ?<br />

A. Na haare grootte wordenze genaamt Mufculus vaflus,<br />

Mufculus latijfimus, Mufculus gracilis enz. groote , zeer<br />

breede, en fmalle Spieren.<br />

V. Wat benaamingen hebben de Spier'en na haare gedaante?<br />

:<br />

A- Na haare gedaante noemt men ze Mufculus rotundus,<br />

quadratus, pyramidalis, cucullaris , deltoides , biventer,<br />

biceps enz. ronde, vierkante, piramieds gewyze, munnikskap<br />

gewyze, drie-hoekige en twee-hoofdige Spieren.<br />

V. Hoe worden de Spieren van bet deel, daarze op of tegen<br />

gelegen zyn, genaamt?<br />

A.


Vin de va/le en vloeibare deelen des Lichaams. i ?<br />

A. Deze worden genaamt Mufculus Pettoralis, Temporatte,<br />

Frontalisem. Borft-, Slaap-en voorhoofdspieren.<br />

V. Welke naamen worden aan de Spieren wegens den loop<br />

van haare Vezelen toegeëigent ?<br />

A. Wegens den loop der Vezelen noemt men ze Mufculi<br />

retti, obliquientransverfales, rechte-, fchuinfche- en dwarfche<br />

Spieren.<br />

V. Is het genoeg, dat men weete, wat een Spier is, in<br />

hoe veel deelen een Spier wordt verdeelt, en welke byzondere<br />

naamen aan de Spieren worden toegeëigent?<br />

A. Neen, ten zy men te gelyk weete derzelver werking en<br />

gebruik.<br />

V. Wat is het werk, en het'gebruik der Spieren?<br />

A. De werking van een Spier beftaat in de zamentrekking<br />

der Vezelen, waardoor deszelfs buik korter wordt, en beide<br />

de emdens nader te zamen komen: door deze werking wordt<br />

het beweegelyke, of buigzame deel gebogen, of bewogen.<br />

V. Zyn al de bewegingen, die in en aan het lichaam gefchieden,<br />

aan de Spieren toe te fchryven ?<br />

A, Alhoewel dat 'er veelderhande zoorten van bewegingen<br />

zyn , welke ook verfcheide benaamingen hebben, als<br />

(1) Motus voluntarius, vry willige beweging, die alleen door<br />

de Spieren op onzen wil verrigt wordt. (2) Motus involuniarius,<br />

beweging zonder onzen wif, welke in die deelen<br />

die een fpierachtigen rok hebben, en buiten onzen wil bewo'<br />

gen worden, gefchiedt: echter komen alle bewegingen; geene<br />

uitgezondert, van de Spiervezelen voort.<br />

V. Hoe wordt de Motus involuntarius gemeenelyk verdeelt?<br />

A. In Motus vitales en Motus naturales, levendige en natuurlyke<br />

bewegingen.<br />

V. Welk zyn de Motus vitales levendige bewegingen?


i6 Van de vafle en vloeibare deelen des Lichaams.<br />

A. De levendige bewegingen zyn, die dengedurigenomloop<br />

des bloeds te weeg brengen, als de beweging van het<br />

Hart, van de Longe., en van de herflenen.<br />

V. Welk zynde Motus naturales, natuur lyke bewegingen?<br />

A. De natuurlyke bewegingen zyn, die de voeding des<br />

lichaams bezorgen, en het welzyn van deszelfs vafte en vloeibaare<br />

deelen te weegbrengen: hier toe behooren alle Secretiones,<br />

affcheidingen, en Excretiones, uitwerpingen.<br />

V. Hoe worden de bewegingen der Vezelen genaamt ?<br />

A. Zy worden Motus Tonicus en Robur Fibrarum genaamt.<br />

V. Hoe noemt men de werking van den Slokdarm, van de<br />

Maag en van de Darmen.<br />

A. Motus Feriflalticus, Wormswyze beweging.<br />

V. Hoe wordt de beweging of werking der bloedvaten, py<br />

pen, en buizen genaamt?<br />

A. Motus Sy/lalticus, toefluitende beweging.<br />

V. Hoe biet de gedurige openende werkzaamheid van h<br />

Hart?<br />

A. Biaftole , openende beweging.<br />

V. Hoe wordt de gedurige fluitende werkzaamheid van het<br />

hart genaamt ?<br />

A. Syflole? toefluitende beweging.<br />

V. Wat is een Fees ?<br />

A. De ftaart of het einde van een Spier.<br />

V. Wat is een Glandula, Klier?<br />

A. Een Klier is een byzondere fpongieacbtige zelfïtendigheid,<br />

b eftaande uit een weefzel van zenuwen en fyne bloedvaajten;<br />

deze zelfltandigheid der Klieren wordt in een eigen<br />

vlies befloten.<br />

V. Hoe veel zoorten van Klieren zyn 'er ?


Van de vafle en vloeibare deelen des Lichaams. 17<br />

Ut. Twee zoorten , namentlyk Glandul* cmglomerata,<br />

•op een gehoopte Klieren, deze beftaan uit veele enkelde kleine<br />

aan malkander gevoegde kliertjes, al deze kliertjes hebben een<br />

eigen vlies en worden alle nog met een byzonder vlies overtrokken<br />

: en Glandul* conglobat*, enkelde Klieren, deze zyn<br />

•meelt zeer klein en worden mede met een byzonder vlies bekleed.<br />

V. Wat is het werk van de klieren ?<br />

c A<br />

y'-?Z f c h e i d e n e e n & ö i t he<br />

t bloed, en deze vogt wordt<br />

afgeleidt door een buis, Duiïus excretorius, uitleidende buis<br />

genaamt.<br />

V. Wat zyn Vafa, Vaten?<br />

A. Vaten zyn lange ronde pypjes, in en door welke de<br />

vochten des lichaams vloeien.<br />

V Hoe worden deze Vaten genaamt ?<br />

A. Deze Vaten worden gemeenelyk genaamt Arteria,<br />

biagaders Ven*, Aders; Vafa lymphatica, Watervaten;<br />

en Vafa lafiea, Melkvaten.<br />

V, Wat zyn Slagaders ?<br />

A. Slagaders zyn zulke vaten , die het bloed uit het Hart<br />

na alle deelen des lichaams voeren: zy hebben een zamentrek-<br />

Kende, ipannende en kloppende kragt.<br />

V Uit hoeveel rokken beflaat een Slagader?<br />

• A. Uit vier rokken, namentlyk een Tunica vafculofa, een<br />

Tunica cellulofa, een Tunica mufculofa, en een Tunica neryea:<br />

een Vaatachtige-, Kamerachtige-, Spierachtige-, en een<br />

Zenuwachtige rok.<br />

V. Hoe veel Slagaders zyn 'er ?<br />

_ A. Alhoewel men in alle deelen van het lichaam Slagaders<br />

vinde, en aan dezelve verfcheide naamen worden toegeë>enr<br />

nogtans zyn 'er niet meer als twee voornaame Slagaders, nawnt<br />

yk de ArteriaPulmonalis, Long-flagader, endeJorta,<br />

groote Slagader, C ^


18 Van de vajle en vloeibare deelen des Lichaams.<br />

V. Wat zyn Vense, Aders ?<br />

A. Aders zyn vaten, die het bloed na het Hart voeren:<br />

zv hebben geen klopping, maar zyn inwendig met Valvula,<br />

Klapvliezen voorzien.<br />

V. Uit hoeveel rokken bejlaat een Ader ?<br />

A. Uit vier rokken, namentlyk een Tunica membranofa,<br />

een Tunica vafculofa, een Tunica glandulofa, en een Tunica<br />

mufculofa, een Vliesachtige-, Vaatachtige-, Klierachtige-en<br />

een Spierachtige rok.<br />

V. Roe veel Vense, Aders zyn Vr ?<br />

A. Niet meer als drie voornaame; namentlyk de VenapuU<br />

monalis, de Vena cava, en de Vena porta; de Long-ader,<br />

de Hol'ader, en de Poortader: van deze drie aders nemen al<br />

de andere haaren oorfpronk.<br />

V. Wat zyn de Arterise capillares, hairfyne Slagaders ?<br />

' A. Het zyn niet anders als de uiteindens der Slagaderen;<br />

en als deze ten einde zyngeloopen, leggen zy haare bekleedzels<br />

af, en nemen de natuur van aders, water \ aten, vetblaasjes<br />

en verfcheide uitleidende pypjes aan; door dezelve wordt<br />

niet alleen eenig voedend zap afgefcheiden, maar veele onzuivere<br />

vochten uit het lichaam weggevoert.<br />

V. Wat zyn Vafa Lymphatica, Watervaten?_<br />

A. De Watervaten zyn heele dunne heldere buisjes, welke<br />

een dun, byna waterachtig vocht uit de deelen met het<br />

bloed, na het Hart voeren.<br />

V. Wat zyn Vafa Laótea, Melkvaten)<br />

A. De Melkvaten zyn dunne doorfchynende vaten, die de<br />

Chyl uit de darmen in het receptaculum Chyli, ontfang bak<br />

der Chyl, en de Borftbuis brengen.<br />

V Wat is het Pmguedo, Vet, en het Medulla, Merg}<br />

A. Het Vet is eene olyachtige en dikke zelölandigheid;


Vm de vajle en vloeibare deelen des Lichaams. j 9<br />

het wordt aan de meefte deelen des lichaams gevonden, en is<br />

byna een en dezelve ftof met het merg der beenderen, waar<br />

mede het ook in wezen ontrent overeenkomt. Wat liet merg<br />

aangaat , het wordt in vetblaasjes even als het Vet by een verzamelt,<br />

waar uit het, door langwerpige beene pypjcs , tot<br />

zyn verfcheide gebruik wordt opgenomen.<br />

V, Tot wat voor gebruik is het Vet, en het Merg dienjlig'?<br />

A. Het Vet en het Merg dient (1) om de banden en peezen<br />

aan de beenderen gedwee en buigzaam te houden, ( x) om de<br />

beenderen te bevochtigen en taay te doen zyn, op datze niet te<br />

ligtbreeken offcheuren, (3) om de hoofden der beenderen ter<br />

beweging glad en fmeerig te doen blyven, (4.) om het bloed<br />

door deszelfs vetachtige ftof, welke door de aders te rug gevoert<br />

wordt, te bequamer tot de voeding te doen dienen.<br />

V, Welk zyn de vloeibare deelen ?<br />

A- De Partes fluida vloeibare deelen zyn voornamentlyk<br />

Sanguis, Bloed; Lympha, Water; Serum, Wey; Chylus,<br />

Chyl; Lac, Melk; Semen, Zaad; Saliva, Speekzei; SuccusPancreaticus,<br />

Klierbeddezap; Bilis, Gal; Sudor,Zweet;<br />

Urina, Pis; Fluidum Nervinum, Zenuwvogt; Lachryma, iraanen;Mucusnarium,<br />

Snot; Cerumen aurium, Oorfmeer, enz.<br />

V. Wat is Sanguis, Bloed?<br />

A. Bloed is eene roode vocht, die zich in de aders en<br />

Slagaders onthoudt: van het Bloed krygen alle deelen des lichaams<br />

hunne voeding en wasdom, en alle andere vochten worden<br />

door zekere werKtuigen daar van afgefcheiden,<br />

V. Wat is Lympha, Water?<br />

A. Het is eene klare voedzaame vocht, die uit alle doelen<br />

des lichaams met het bloed na het Hart gevoert wordt.<br />

V. Wat is Serum, Wey?<br />

A. Het is eene ziltige vocht, die van het bloed is afgeef<br />

2<br />

fcheiden,


:o Fan de vafle en vloeibare deelen des Lichaams.<br />

fcheiden, en voornamentlyk door de Nieren en de zweetgaatjesna<br />

buiten gedreven wordt.<br />

F. Wat is Chylus, Chyl?<br />

A. Chyl is eene melkachtige voedende vocht , die in de<br />

Maag en Darmen uit de ipys wordt bereidt, en door de Melkvaten<br />

en Chylbuis na het bloed wordt gevoert.<br />

F. Wat is Lac, Melk?<br />

A. Melk is eene witte voedende vocht, die in de Borften<br />

tot voedzel der kinderen bereidt wordt.<br />

F. Wat is Semen, Zaad)<br />

A. Het is eene witte vloeibare kleefachtige vocht, die in<br />

de ballen tot voortplanting des menfchelyken geflagts bereidt,<br />

en in de zaadblaasjes bewaart wordt.<br />

F. Wat is Saliva, Speekzei')<br />

A Speekzei is eene vocht , die door de quylvaten,<br />

van de klieren afeefeheiden, en bereid, in de mond tot bevochtiging<br />

en ontdoening der fpyzen, ontlaft: de vocht, die de<br />

klieren van den ïlokdarm en van de maag aficheiden, is byna<br />

van den zeiven aart.<br />

F. Wat is het Succus Pancreaticus, Klierbedde zap)<br />

A. Het Klierbedde zap, is eene vocht, die uit de druif><br />

wyze klieren van het Klierbedde door eene byzondere buis<br />

in den twaalfvingeren darm, om de Gal te temperen, en de<br />

Chyl making te bevorderen, ontlaft.<br />

F. Wat «Bilis, Gal')<br />

A. Gal is eene geele bittere vocht, die de Lever en de<br />

Galblaas door den gemeenen Galleider tot ontbinding van<br />

de fpys en volmaking van de Chyl in den twaalfvingerigen<br />

darm geftort wordt.<br />

F. Wat is Sudor, Zweet)<br />

A. Zweet is eene ziltige vocht, die onder de huit<br />

af-


Fan de gemeene bekleed zei en des Lichaams. % i<br />

afgefcheiden, en door de Fori, zweetgaaten, uitgeworpen<br />

wordt: van den zeiven aart zyn de vochten, die door de<br />

onzigtbaare uitwazeming ontlaften»<br />

F. Wat is ürina, Pist<br />

A. Het is eene weyachtige zoute vocht, die van het bloed<br />

in de Nieren is afgefcheiden, en door de Pisleiders en de waterblaas<br />

ontlaft wordt.<br />

F. Wat is het Fluidum nervrnum, Zenuwvocht ?<br />

A. Het Zenuwvocht wordt in de herffenen bereidt, door<br />

deszelfs invloed zwellen de zenuwen: deze vocht wordt gehouden<br />

voor de zoogenaamde Spiritus animales, dieHyke geeften»<br />

F. Wat zyn Lachrymae, Traanen ?<br />

A. Traanen zyn eene vocht, die in een kleine quantiteit<br />

in de oogklieren tot bevochtiging der oogen wordt bereidt:<br />

maar in droefheid leveren deze klieren eene ongelooffelyke<br />

meenigte traanen uit.<br />

F. Wat is Mucus narium, Snot')<br />

A. Het Snot is eene dikke, weeke en onnutte ilymachtige<br />

vocht, die door veele klieren afgefcheiden , in de holligheden<br />

van de neus opgehouden , verdikt,. en door de<br />

neusgaten, en de openingen van het gehemelte ontlalk<br />

F. Wat is het Cerumen aurium. Oor/meer)<br />

A. Het is eene zalfachtige bittere onreinigheid , die zich<br />

in het oor, om het zelve inwendig te befchermen, ontlaft.<br />

IV. HOOFDDEEL.<br />

Van de gemeene bekleedzelen des Lichaams.<br />

F. WJElk zyn Tntegumenta communia, gemeene<br />

V V bekleedzelen des Lichaams,


22 Van de gemeene bekleedzelen des Lichaams.<br />

A. De gemeene bekleedzelen zyn het Epidermis, de Opperhuit;<br />

het Corpus reticulare, Huitsnet; deCutis, Huk; het<br />

Pinguedo, Vet, of de Membrana adipofa, het Vetvlies, en<br />

de Panniculus carnofus, het Vleezig vlies.<br />

V. Wat is de Opperhuit ?<br />

A. De Opperhuit is een. dun en gevoelig vlies, beftaande<br />

uit kleine fchubbetjes, weke van de zweetpypjes, en de<br />

zenuwachtige tepeltjes der huit voortkomen: de Opperhuit is<br />

met veele groefjes en gaatjes voorzien, waar uit het zweet<br />

ontlaft, en de hairen voortkomen: zy is met de huit of met<br />

het huitsnet verbonden, waar van zy in levendige door kokendwater,<br />

vuur of blaartrekkende middelen kan worden afgefcheiden<br />

: maar in doode lichaamen kan men zulks alleen met<br />

kokendwatei doen: zy is zeer dun; maar in de plant der voeten,<br />

en in de holligheden der handen dikker als op andere<br />

plaatzen van het lichaam: de fchubbetjes, daar de Opperhuit<br />

uit beftaat, vertoonen zich het alderklaarft op de lippen.<br />

Leeuwenhoek rekent dat 'er in een Opperhuits fchubbetje vyfhondert<br />

uitwazemende vaatjes zyn , en dat een zandkorrel<br />

twee-hondert en vyftig fchubben bedekt; zoo dat een korrel<br />

zant omvangen zal een hondert vyf- en twintig duizend mondjes,<br />

door welke wy dagelyks uitwazemen.<br />

V. Welk is het gebruik van de Opperhuit ?<br />

A. De zenuwen van de huit, welke de oorzaak zyn van<br />

het gevoel, te befchermen, en de uitwazemingen van de huit<br />

te matigen.<br />

V. Wat is het Corpus reticulare, Huitsnet ?<br />

A. Het is een dun met ontelbare kleine gaatjes doorboort<br />

vlies, leggende zeer digt aan de opperhuit: men vindt het<br />

meelt, in de voetzooien, en in de holligheden van de handen,<br />

toppen der vingeren, en in de tong, waar in het beft kan gezien<br />

worden. V<br />

T


Van de gemeene bekleedzelen des Lichaams. 23<br />

V. Wirdt aan dit Corpus reticulare eenig gebruik toegefchreven<br />

?<br />

A. Ja, want het houdt de tepelzenuwtjes, en de uitloozende<br />

buisjes van de huit, die door de gaatjes of .Pori gaan, in<br />

eene zekere en bepaalde fchikking: daarenboven bewaart het<br />

de zac/uigheid der tepeltjes, om ze zoo veel te bequamer tot<br />

het gevoel te maken.<br />

V. Wat is het Cutis, Vel, of de Huit?<br />

A. De Huit is een leerachtig bekleedzel, zy is uit pees- en<br />

zenuwachtige vezelen en zeer veel bloedvaatjes te zamengeweven,<br />

en wordt van boven met het Corpus reticulare, en<br />

met het Epidermis vereenigt, van onderen ruft zy op het vet,,<br />

of vetvlies: in haare oppervlakte vindt men de Papilla Pyramidales,<br />

Piramiedswyze tepeltjes, de Glandul* Jubcutane*,<br />

onderhuitfche klieren, endeSulci, groefjes.<br />

V. Welk is het gebruik van de Huit ?<br />

A. Deszelfs gebruik is de ondergelegen deelen te bekleeden ,<br />

en te befchermen: ook is zy een werktuig van het gevoel, en<br />

is daarenboven de gemeene ontlafter van het zweet, door<br />

middel van de uitwazeming: en eindelyk ftrekt ze de hairen,<br />

welke hunnen oorfpronk onder de huit in 't vet uit de zenuwen<br />

hebben, tot eenen voedzamen grond.<br />

V Is het hair ook een bekleedzel van het lichaam ?<br />

A. Men zou liet hair ook onder de gemeene bekleedzelen<br />

kunnen tellen, om dat het op alle deelen van het lichaam „<br />

uitgezondert de zooien van de voeten en de holtens van de<br />

handen wordt gevonden.<br />

V. Wat kan men omtrent de hairen aanmerken ?<br />

A. i >at ze niet op alle deelen van het lichaam even lang<br />

zyn; dat yder hair een ronde bolachtige wortel heeft; dat<br />

elk hair uit vyf of zes andere hairtjes, in eenen gemeene kakei'


2*<br />

Van de gemeene bekleedzelen des Lichaams.<br />

ker omwonden, beftaat; dat zy, als de nagels, by de wortel<br />

, door voortftuwing groejen ; en dat derzelver kokuren<br />

verfcheiden zyn.<br />

V Wat gebruik wordt aan het hair toegefchreven ?<br />

A. Het Hoofdhair dient om het hoofd te verwarmen en te<br />

verderen : dog het gebruik van het hair op de andere plaatzen<br />

van het lichaam is zoo klaar niet; nogtans zullen wy in<br />

het vervolg iets aangaande deszelfs gebruik zeggen.<br />

V. Zyn de Nagelen ook onder de bekleedzelen te Jlellen ?<br />

A. Men kan ze niet aanmerken als gemeene bekleedzelen,<br />

om dat ze alleen aan de uiteindens der vingeren en van de<br />

teenen worden gevonden, welkers bovenfte deelen zy bekleeden.<br />

V In hoe veel deelen wordt een Nagel verdeelt?<br />

A. In drie deelen, in het onderfte witte deel, dat men<br />

Lunella, maanring noemt, inden wortel, en in de punt.<br />

V. Van wat zclfflandigheid zyn de Nagels ?<br />

A. De Nagels beftaan uit verlangde, verharde, en zeer<br />

valt zamengevoegde hults tepeltjes: in den wortel, daar die<br />

tepeltjes nog teer en dun zyn, zyn zy zeer gevoelig, maar<br />

in de punt of top kunnen zy zonder pyn gefneden worden:<br />

de Nagels zyn aan de ondergelegen huit zeer vaft gehegt: nogtans<br />

kunnen zy in doode lichaamen lichtelyk met kokendwater<br />

afgefcheiden worden.<br />

V. Hoe worden de Nagels gevoedt ?<br />

A. De Nagelen hebben gelyk alle andere huits tepeltjes<br />

haare vaten, waardoor zy gevoedt worden, en groeijen dus<br />

gelyk het hair, en worden ook op dezelve wys gevoedt.<br />

V. Wat gebruik hebben de Nagels ?<br />

A. Zy befchermen de vingers en de teenen, op dat ze<br />

niet lichtelyk worden gequetft: zy maken voor de handen het<br />

op-


Van de gemeene bekleedzelen des Lichaams. £ f<br />

opligten van kleine dingen gemakkelyk, en dienen om de<br />

jeukerige partyen te klouwen, ook verhoeden zy in de gang<br />

der voeten de pynelyke aanftootingen.<br />

V Wat moet men aangaande de Membrana adipofa, het<br />

•Vetvlies, aanmerken?<br />

• A. Men moet aanmerken, dat dit vlies hetgeheele lichaam<br />

onder de huit bedekt, en met de huit zeer naauw isvereenigt:<br />

daarenboven dat men het overal tuflchen de fpieren vindt, en<br />

dat in magere menfchen deszelfs blaasjes van vet zyn ontbloot.<br />

V. Waar uit is het Vet te zamcngejlelt ?<br />

A. Het Vet wordt van het Slagaderlyke bloed afgefcheiden;<br />

door het zelve loopen veel aderen en llagaderen, en wordt met<br />

een vlies, dat uit verfcheide blaasjes beftaat, omringt.<br />

V. Wat gebruik heeft het Vet, en het Vetvlies)<br />

A. Het Vet en deszelfs vlies befchermt het lichaam tegen<br />

de koude; het matigt de fcherpigheden; het houdt de huit end?<br />

fpieren, als ook de andere deelen buigzaam; het belet de pynelyke<br />

wryving of kneuzing; ook dient het, om de ledige<br />

plaatzen te vullen, en de fchoonheid van het aangezigt, van<br />

denhals, en van den boezem te'vermeerderen, en in tydt van<br />

gebrek en ziekte verftrekt het wederom eenigerwyze voor<br />

voedzel.<br />

V. Wat is de Panniculus carnofus, het Vleezig Vlies?<br />

A. Het is een vleefchachtige rok, en kan met recht onder de<br />

gemeene dekzelen niet worden getelt, om dat het in den<br />

menfch niet anders, als in het aangezigt, wordt gevonden,<br />

In de beeflen is hettuffchcndehuitenhetvetgeplaaft, en dient<br />

dezelve om de huit te bewegen.<br />

D<br />

Z\


* 6 Van de- Geleding der Beencèren in Bet gemeen.<br />

V. H O O F D D E E L .<br />

Van de Geleding der Beenderen in het gemeer<br />

V. TTXEwyl de Beenderen aan het lichaam zyne gejla<br />

\Jf geven, en eenige voorname Ingewanden bej<br />

•ten; hoe worden de beenderen by malkander in hunne p<br />

teniden en te zamen gevoegt)<br />

A. Door Arihrofis, of Articulatio, Geleding.<br />

V. Eer wy tot de geleding zelfs overgaan; zeg my eens, w<br />

"men aangaande de Beenderen moet aanmerken)<br />

A. (i) Dat ze, gelyk alle andere deelen, worden gevoedt<br />

door het Slagaderlyke bloed; (2) dat zommige beentjes in<br />

}<br />

s moeders lichaam hunne volkomen groote hebben, 200 als<br />

tnen inde gehoorbeentjes gewaar wordt; (3) dat meeft alle andere<br />

beenderen in twintig jaaren hunne volkomentheid krygen;<br />

(4) dat de beenderen der kinderen week en buigzaam zyn„<br />

daarenboven dat zy ook veel meer beenderen hebben, als de<br />

volwafibhenen; dewyl deaangroeizels, die in de kinderen byzondere<br />

beenderen zyn, met 'èr tydt aan de beenderen groei*<br />

^en en een eenigbeen uitmaken, en (5) dat de tanden groeijen<br />

zoo lang de menfeh leeft.<br />

V. Wat kan men nog meeromtrent'deBeenderen aanm<br />

A. Men kan nog aanmerken,dat ze het lichaam onderfteunen<br />

cnvaftigheid geven: datzedeHeriTenen, het Hart, en andere<br />

ingewanden opfluiten; dat de tanden de fpys afbyten en in<br />

kleine deeltjes maaien, dat de gehoorbeentjes het geluit aan<br />

de gehoorzenuw mededeelen; dat de veelheid der beenderenen<br />

hunne konftige fchikking maakt, dat wy op alle plaatzen<br />

gèleedingen hebben, zonder welke men het lichaam niet kan<br />

bewegen, nog geen eenen voet zoude kunnen verzetten.


fran de Geleding der Beenderen in hit gemeen. 2?<br />

V. Zou men omtrent de Beenderen nog eenige aanmerkingen<br />

kunnen maken}<br />

A. Men zou 'er nog zeer veele kunnen optellen: ikzal'er<br />

nog eenige weinige byvoegen, namentlyk dat het middenite<br />

deel der beenderen, 't geen in kinderen het eerfte verhardt,<br />

Diaphyjis wordt genaamt; dat de harde uitfteekzels der beenderen,<br />

Apophyfes, na hunne gedaante Caput, hoofd; Cervix,<br />

hals; Spina, doorn; Mucro, punt; Corona, kroon;<br />

Stykides, priem, enz. worden genaamt: daarenboven worden<br />

aan de kleine fpongieufe aangroeizels de naamen van Appendices,<br />

enEpiphyfes toegeëigent; deze aangroeizels waflchen<br />

aan de groote beenderen door tulTchen komende kraakbeenderen,<br />

en dezelve zyn in de kinderen geheel kraakbeenig, en<br />

na maten dat zy door den tydt veranderen en verharden, worden<br />

zy Apophyfes, harde uitfteekzels: voorts vindt men in de<br />

beenderen Cavitates, holligheden, als Foramina, openin*<br />

gen, tot doorgang van aders en zenuwen; Meatus, oeiloo,'<br />

te holligheden, voor het merg; Sinus, groeven, deze gaan niet<br />

door en zyn als kuilen, gelyk de holtens der oogen, of als Ouiveh,<br />

waar in zommige bloedvaten leggen ,eok dienen zy totgeledingen,<br />

en deze zyn diep en worden Cotyle, of Acetabuhtm,<br />

of ondiqj, en worden Glene, of Shms Glenoideus genaamt,<br />

V. Hoe zyn de Beenderen aan malkanderengehegt}<br />

A. De beenderen zyn aan malkander gehegt door Diar*<br />

tbrofis, loflc geleding; door Synchondrofis, kraakbsenige geleding;<br />

en Sinarthrq/is, vafte geleding.<br />

r. ti'oe ^aiiierley Diarthrofis, Loffe Geleding, is'er)<br />

A. Daar zyn drie zoorten, namentlyk Enarthrofis, diepe<br />

geleding; Arthredia, ondiepe geleding, mGinglymus, onderlinge<br />

ontfanging<br />

V. Op hoedanig een wyze gefchiedt de Enarthrofis, Diepe<br />

Geleding} D 4 A.


18 Van de Geleding der Beenderen in het gemeen.<br />

A De diepe geleding gefchiedt, wanneer een rond hoofd?<br />

van een been ontfangen wordt in eene ronde holligheid van<br />

een ander been; gelyk in de geleding van het Femur, dycbeen<br />

met het Jfchium 3 heupbeen.<br />

V Wat is de Arthrodia, Ondiepe Geleding)<br />

A. De ondiepe geleding is, wanneer het hol ondiep, of<br />

vlak 'is, en het ontfangen hoofd daar maar op, of tegens<br />

aan legt, gelyk in de geleding van het opperarm been met het<br />

fchouwderblad. .<br />

V Hoe gefchiedt de Ginglymus, Onderlinge Ontfanging<br />

A. De onderlinge ontfanging gefchiedt, als twee beenderen<br />

malkander beurtelings of onderling ontfangen, zoo dathet<br />

hoofd van het eene been in de holligheid van het ander<br />

beide ontfangt, en ontfangen wordt, gelyk men ziet van het<br />

opperarmbeen met den elleboog: of zy gefchiedt , als een<br />

been aan het eene eind een ander been ontfangt, en aan het<br />

ander eind door het zelve been ontfangen wordt, zoo als iade<br />

vereeniging van het groote Ellebeen met de kleine elleboogspyp<br />

gefchiedt: of als een been aan het eene eind een ander<br />

been ontfangt, en aan het ander eind door een derde been<br />

ontfangen wordt, gelyk in de geleding der wervelbeenderen:<br />

nog kan men tot de onderlinge ontfanging brengen<br />

alle die geledingen, welke zich eigentlyk niet onderling<br />

vereenigen, als ze maar alleen een uittrekkende en buigende,<br />

doch geen zydewaartfche beweging kynnen maken , gelyk<br />

in het gewrigt van het dyëbeen met het fcheenbeen te zien is.<br />

V Hoe gefchiedt de Synchondroüs, Kraakbeenige Geledi<br />

A. Zy gefchiedt, als de einden van twee beenen aanmalkander<br />

vereerïigt worden door middel van een tulTchen komend<br />

kraakbeen, en zoo worden de lichaamen van de Vertebr#i<br />

wervelbeenderen, en de einden van_.de Cofla, ribben<br />

3


Van de Geleding der Beenderen m het gemeen. 5p<br />

ben, en het Sternwn , borftbeen , aaa malkander gehegt.<br />

V. Wat is dè Synarthrofis, Vajle Geleding)<br />

A. Het is een geleding zonder beweging: zy gefchiedt, of<br />

door Sutura, naden, of door Gomphofis, fpykervvyze geleding.<br />

V. Wat is de Geleding door naden)<br />

A. Zy is een zaag- of tandachtige invoeging van twee<br />

beenderen: daar zyn waare en valfche naden: de waare zyn<br />

(kSutura Coronalis, Sagïttalis, en Lambdoidea, de Kroon-,<br />

Pyl-, en Winkelnaad: de valfche zyn Sutura Spnria; men<br />

vindt ze aan de heupbeenderen: ook gefchiedt deze geleding<br />

door een ftreep of linie, en wordt dan genoemt Harmonia,<br />

en Coagmentatie.<br />

V. Wat mbet men omtrent de Naaden van de beenderen van<br />

het hoofdkiamnerken)<br />

A. Dat het harde herflenvlies aan dezelve is vaftgehegt,<br />

en dns a!s opgehouden wordt; dat 'er bloedvaten en zenuwen<br />

door gaan; dat men op de naaden geen trepaan moet<br />

ftellen: dat derzelver onvolmaaktheit in de geboorte grooten<br />

dienft doet, om dat de beenderen van het hoofd daardoor over<br />

malkander kunnen fchuyven; en dat in quetzingen van het'<br />

hoofd de fcheuren van het bekkeneel niet zouden doorgaan over<br />

het geheele hoofd.<br />

V. Hoe gefchiedt de Gomphofis, Spykerivyze Geleding}<br />

A. Deze gefchiedt, als het eene been in het ander hegt<br />

gelyk een fpyker in een link hout: en op deze wy ze gefchiedt<br />

de geleding der tanden in hunne kasjes.<br />

• V. Zyn "er ook Geledingen door zamenvoeging ?<br />

A. Ja, behalven de Synchondrofts, kraakbeenig« zamenvoeging<br />

, zyn 'er nog zamenvoegingen door banden, peezen,<br />

vliezen, en fpieren, en deze worden genaamt Syneurofis,<br />

Syntenofis, Synymenfis, en Syffarcofis,


go Van alle de Geledingen der Beenderen 'in hepbyzonder»<br />

VI. HOOFDDEEL.<br />

Van alle de Geledingen der Beenderen in het<br />

byzonder.<br />

y y f Qe wordt het Os Frontis, Voorhoofdsbeen, verse*<br />

XJ. nigt met de OiFa Sy ncipitis, Opperhoofds beenderen.<br />

A. In kinderen door vliezen, maar in volwaiTehenen door de<br />

Sutitra Coronalis, Kroönnaad.<br />

V. Hoe gefchiedt de vereenig'mg van het Voorhoofdsbeen met<br />

de neus-, de kaak-, en de traanbeenderen ?<br />

A. Door Sutura Tranfverfalcs, owarfche naaden.<br />

V. Hoe wordt het met de jukbeenderen, met het zeef been,<br />

en met het wiggebeen zamengevoegt ?<br />

A. Het voorhoofdbeen wordt met de jukbeenderen door<br />

Harmonia, een linie, met het zeef been door den zeefsbeensnaad,<br />

en met het wiggebeen door den wiggebeensnaad zamengevoegd.<br />

V. Hoe worden ^OtTaSyncipitis, Opperhoofdsbeenderen,<br />

met malkander vereenigt)<br />

A. Door de Sutura Sagittalis, Pylnaad.<br />

V. Hoe met het voorhoofdsbeen ?<br />

A. Door den Kroönnaad.<br />

V. Hoe met het Os Occipitis, Agterhoofdsbeen, metdeOih<br />

Temporalia, Slaapbeenderen, en met het wiggebeen}<br />

A. Zy worden met het achterhoofdsbeen door den winkelnaad,<br />

met de llaapbeenderen door de fchubwyze naaden,<br />

en met het wiggebeen door den wiggebeensnaad verecnigt.<br />

V. Hoe wordt het Os Occipitis, Achterhoofdsbeen, met de<br />

opperhoofds beenderen, met de flaapbeenderen, met het wiggebeen,<br />

en met den eerjlen wei vel van den hals te zamen gevoegt?<br />

Ai


Tan alle de Geledingen der Beenderen in het byzonder. j*<br />

A. Met de opperhoofds. en flaapbeenderen door den win­<br />

kelnaad, met het wiggebeen door overeenkomft, enmetdea<br />

S d r C e n e d u b b e l d e<br />

Sing ^ °° ^diepe ge--<br />

V. Hoe gefchiedtdevereenigingvan de O/Ta Triquetra DrJs<br />

tXeT J£Sy<br />

^ ^ acbterh0<br />

^ «><br />

A. Deze vereenigen zich door hunne naaden<br />

. ^^^^^O^Temporalia, SI aapbeenderen, met<br />

de opperhoofds beenderen, met het wiggebeen, met het acler-<br />

hoofdsbeen met de jukbeenderen, en met de onderjle kaakL<br />

mengevoegt ?<br />

J a<br />

A. Met de opperhoofds beenderen , en met het wiggebeen<br />

door fchubwyze naaden; met het achterhoofdsbeen dofr den<br />

^kelna^m^<br />

en met de onderfte kaak door ecnedubl^oiKÏepe^S<br />

F. Hoe gefchiedt de vereenigingvan het Os Sphanoideum'<br />

Warnet het achterhoofdsbe^<br />

foegbeen, verhemeltensbeenderen, kaakbeenderen, MblZl<br />

deren, voorhoofdsbeen, en met de opperhoofdsbeenderln "<br />

A. Deze vereeniging gefchiedt met het achterhoofdsbeen<br />

door overeenkomft met de flaapbeenderen door fdX v_e<br />

naaden met het zeefbeen door den naad van het S<br />

met het ploegbeen, de verhemeltensbeenderen, e^ met de<br />

kaakbeenderen door Harmonia, linie of overeenkomft met<br />

de jukbeenderen het voorhoofds-been, en met de JpoT<br />

? ?<br />

hoofdbeenderen door den naad van het wjWebeen<br />

V. HoewordthetOsLtmoióes, Zeef been, vereenm met<br />

het voorhoofdsbeen, met het wiggebeen, met hetplSen' Zt de neus- de traan- en met de kaakbeenderen > g<br />

'<br />

A Het zeefbeen wordt vereenigt met hét-voorhoofdsbeen<br />

door


3 i Vm alle de Geledingen der Beenderen m het byzonder.<br />

door d-n naad van het zeeten; met het wiggebeen, door<br />

den wiggebeensnaad, en met hetploegbeen, de neus-, traan-,<br />

in kaakbeenderen door overeenkomft. .<br />

K Hoe verbinden zich de OfTa Auditus, Gehoorbeentjes )<br />

A De hamer verbindt zich met het aanbeeld door onder^<br />

hW vafte geleding; het aanbeeld wordt met het ronde beente<br />

verbonden door ondiepe vafte geleding; het ronde beentje<br />

wordt vaftgehegt met den ftegelreep door kraakbeen; de voet<br />

met het ovale venfter door vliezen, en deze alle worden met<br />

het trommelvlies door vliezen te zamen vaftgemaakt.<br />

V. Hoe worden de OfTa Nafi, Neusbeenderen, te zamen ge<br />

^A* Zy worden te zamen gevoegt door Harmonia, overeenkomft,<br />

maar met het voorhoofdsbeen worden zy door een<br />

dwarichen naad vereenigt, en met de kaakbeenderen, en met<br />

het middenfehot van het zeefbeen door overeenkomft.<br />

V. i/^W^OffaLachrymalia, Traanbeenderen, met<br />

let voorhoofdsbeen, de kaakbeenderen, en met het zeefbe<br />

^7 De" vereeniging met het voorhoofdsbeen gefchiedt door<br />

cendwarfchen naad, maar de zamenvoeging met de kaakbeen,<br />

deren, en met het zeefbeen, door overeenkomft. ,<br />

K Hoe wordende OfTaZygomatica, Jukbeenderen,vereemgU<br />

A Zv worden met het voorhoofdsbeen door overeenkomft,<br />

met de kaakbeenderen, en met de uitfteekzels der flaapbeenderen<br />

door overeenkomft, en met het wiggebeen door den wig,<br />

gebeens naad vereenigt.<br />

h<br />

V. D^OfTaMaxillana, Kaakbeenderen, wordendoot ove<br />

eenkomft verbonden : maar hoe worden zy met het v<br />

hoofdsbeen , met de neus- en de traanbeenderen ,jM•M<br />

ze^


Van alk de Geledingen der Beenderen in het byzonder. 33<br />

heenderen, met het ploegbeen en tnet de tanden , vereenigt )<br />

A. De kaakbeenderen worden met het voorhoofdsbeen door<br />

den dwarfchen naad verbonden; en met de neusbeenderen,<br />

met het zeefbeen, met de jukbeenderen , met liet wiggebeen,<br />

met de verhemeltens beenderen , en met het ploegbeen door<br />

overeenkomft te zamen gevoegt; maar de geleding der tanden<br />

gefchiedt door de fpykerwyze invoeging.<br />

V. Hoe gefchiedt de zamenvoeging van de OfTaPalati, Verhemeltensbeenderen<br />

)<br />

A. De Verhemeltensbeenderen worden met malkander, als<br />

ook met dó kaakbeenderen, met de fpongieachtige beenderen,<br />

met het ploegbeen, en met het wiggebeen door Harmonia,<br />

overeenkomft, te zamen gevoegt.<br />

V. Hoe wordt het OsVomer, Ploegbeen, met de kaakbeenderen,<br />

met de verhemeltensbeenderen, met het wiggebeen, en<br />

met het zeefbeen vereenigt )<br />

A. Door overeenkomft.<br />

V. Hoe wordt de Maxilla Inferior, Ondcrfle Kaak met dei<br />

Jlaapbeenderen te zamen gehegt )<br />

A. Door ondiepe loüe geleding, en ten aanzien der banden,<br />

door Syndesmofis, ten opzicht van de tufTchen leggende<br />

kraakbeenderen, door Synchondrofis, en wegens defiaapfpier<br />

door Syffarcofis.<br />

V. Hoe worden de Dentes, Tanden, in hunne kasjes vajl<br />

gemaakt)<br />

A. Door de fpykerwyze invoeging en het tandvleefch.<br />

V. Op watmanier wordt hef OsHyoides, Tongbeen, aan<br />

de onderfte kaak, aan het priemswyze uitfteekzcl, en aan hei<br />

horftbeen vaft gehegt)<br />

A. Door vleefch.<br />

V. Hoe wordt de Atlas, Waerelddrager, aan de knokken<br />

E van


24- Van alle de Geledingen iet' Beenderen in het byzonder.<br />

van het achterhoofsdbeen, en aan den ommedraaijer vafl gfi<br />

maakt)<br />

A. Aan de knokken of uitfteekzels van het achterhoofdsbeen<br />

door eene dubbelde ondiepe geleding, en aan denomraedraai»<br />

jer door onderlinge ontfanging.<br />

V. Hoe gefchiedt de zamenvoeging van de Vertebrat verse j<br />

Ware Wervelen}<br />

A. Dc ware wervelen worden voorwaarts met malkander<br />

gevoegt door kraakbeen, en achterwaars door onderlinge loffe<br />

geleding.<br />

V. Maar hoe wordende Vertebrae Spuri^e, Valfche Wervelen<br />

met malkander vereenigt)<br />

A. In kinderen gefchiedt deze vereeniging door kraakbeen f<br />

maar in oude menfchen door overeenkomft.<br />

V. Hoe wordt bet Os Sacrum, Heiligbeen, met denlaajlen<br />

lenden wervel, met de darmbeenderen, en met het Jlietbeen<br />

zamen gevoegt)<br />

A. Door kraakbeen.<br />

V. Hoe gefchiedt de vereeniging van het Sternum, Bor/l*<br />

leen, met de ribbens, met de Jleutelbeenderen, en met het<br />

tmgebeen)<br />

A. Dc vereeniging van het borftbeen met de ribbens, en<br />

de fleutelbeenderen gefchiedt door kraakbeen; maar met het<br />

tongebeen door vleefch.<br />

V Hoe worden de Cofbe, Ribben, te zamengevoegtï<br />

A. Zy worden met malkander door vleefch te zamen gevoegt;<br />

maar met de wervelen van de rug gefchiedt de zamenvoeging<br />

door de rondom bewegende geleding, en met het<br />

borftbeen door kraakbeen.<br />

V. Hoe worden de Claviculae, Sleutelbeenderen, dan malr<br />

Ssmder gevoegt}<br />

M


Van alk de Geledingen der Beenderen in hei byzonder. 3 §•<br />

A, Zy worden aan malkander gevoegt door banden.<br />

V. Hoe worden zy met het borftbeen, met defchouwderblaêen,<br />

én met de bovenfte ribben vereenigt)<br />

A. Met het borftbeen, en met de fchouwderbladen door<br />

kraakbeen, en met de feovenfte ribben door vleefch.<br />

V. Hoe worden de Scapulae, Schouw derbladen, met het opperarmbeen,<br />

met de Sleutelbeenderen , en met de wervelbeenderen<br />

te zamengevoegt)<br />

A. De Schouwderbladen worden met het opperarmbeen<br />

door ondiepe loffe geleding ; met dc fleutelbeendercn door<br />

kraakbeen en met de wervelbeenderen door vleefch te zamen<br />

gevoegt.<br />

V. Hoe worden de OfTa Innominata, Ongenaamde Beenderen,<br />

dan een gevoegt ?<br />

A. In kinderen worden zyaan een gevoegt door kraakbeen,<br />

en in oude menfchen door overeenkomft.<br />

V. Hoe gefchiedt derzelver geleding met het Dyëbeen)<br />

A. Door diepe lofle geleding.<br />

V. Hoe wordt bet Os llion, Darmbeen, met het heiligbeen<br />

verbonden)<br />

A. Door kraakbeen en vliezen.<br />

V. Hoe worden de OJOTa Pubis, Schaambeenderen, met malkander<br />

gehegt)<br />

A. In jonge menfchen door kraakbeen, en in ftokouden<br />

door overeenkomft.<br />

V. Hoe gefchiedt de geleding van het Os Humeri, Opperar<br />

mbeen, met hetfchouw derblad, met het el lebeen, en met het<br />

fpeekbeen)<br />

A. Met het fchouwderblad door ondiepe lolTe geleding,<br />

met het ellebeen door onderlinge' Me geleding, en met het<br />

ipeekbeen door ondiepe loflê geleding.<br />

E % K


gó Fan alle de Geledingen der Beenderen in Ut byzonder.<br />

F. Hoe wordt het Ellebeen met het opperarmbeen, met htt<br />

fpeekbeen en met de voorhand te zamen verbonden f<br />

A. Het Ellebeen verbindt zich met het opperarmbeen door<br />

onderlinge lolTe geleding, met het fpeekbeen onder en boven<br />

door rondom bewegende geleding % en met de voorhand door<br />

©ndiepe lolTe geleding.<br />

F. Hoe wordt^föRadius, hef Speekbeen, methetopperarmbeen<br />

, met het ellebeen, en met de voorhand te zamenvoegt ?<br />

A. Het fpeekbeen wordt met het opperarmbeen door ondiepe<br />

lolTe geleding, met het ellebeen aan beide de eindens<br />

door rondom bewegende geleding, en met de voorhand door<br />

ondiepe loffe geleding te zamengevoegt.<br />

F. Hoe worden de OlTa Carpi, Beenderen der FoorhandV<br />

ie zomen gevoegt l<br />

A. Zy worden in het byzonder met malkander door ondiepe<br />

vafte geleding te zamen gevoegt ; maar de zamenhech»<br />

ting der twee ryen gefchiedt door onderlinge vafte geleding;,<br />

•voorts worden de beenderen van de voorhand met hetelle- en<br />

fcet fpeekbeen door ondiepe loffe geleding, en met de beenderen<br />

van de nahand door onderlinge vafte geleding te zamen<br />

gehecht.<br />

F. Hoe worden de OfTa Metacarpi, Beenderen der Nahand, -<br />

met malkander verbonden^<br />

A. Het eerfte been van dë nahand wordt met het tweede<br />

door onderlinge vafte geleding verbonden, het tweede met<br />

het derde, en het derde met het vierde door ondiepe vafte geleding:<br />

voorts worden zy met de beenderen der voorhand<br />

door onderlinge vafte geleding, en met de eerfte geleding,<br />

der vingeren door ondiepe loffe geleding te zamen gevoegt.<br />

F. Hoe worden de Offa Digitorum, Beenderen der VingerS<br />

fe zamen gevoegt)


Fan alle de Geledingen der Beenderen h het jtyzonder.<br />

A. De eerfte ry dezer Beenderen hecht zich aan de heenderen<br />

der nahand door ondiepe loffe geleding, en de tweede<br />

ry wordt met de eerfte, en de derde met de tweede, en de<br />

«erfte met de tweede door onderlinge loffe geleding te zamen<br />

gevoegt»<br />

F. Hoe gefchiedt de geleding van het Os Femoris, Dyëbeen,<br />

met de ongenaamde beenderen , met het fcheenbeen, en<br />

met de kniefchyf ?<br />

A. Zy gefchiedt met de ongenaamde beenderen door diepe<br />

loffe geleding, met het fcheen been door onderlinge loffe<br />

geleding, en met de kniefchyf door vleefch en onderlinge<br />

ontfanging.<br />

F. Hoe wordt de Tibia , of het Scheenbeen, met het dyëheen,<br />

het kuitbeen,. de kniefchyf, en met het kootbeen te zamen<br />

gevoegt ï<br />

A. Het Scheenbeen wordt met het dyè'been door onderlinge<br />

loffe geleding, met het kuitbeen door ondiepe vaft©<br />

geleding, met de kniefchyf door banden en onderlinge ontfanging<br />

en met het kootbeen door onderlinge loffe geleding,<br />

te zamen gevoegt;<br />

V. Hoe wordt de Fibula, of het Kuitbeen vajl gehegt)<br />

A. Het Kuitbeen wordt vaft gehegt met het fcheenbeendoor<br />

ondiepe vafte geleding, en met het kootbeen door ondiepe<br />

loffe geleding.<br />

F. Hoe wordt de Aftragalus, of het Kootbeen met hef<br />

fcheen-, en kuitbeen, met hei fchipwyzebeen , en met het hielbeen<br />

te zamen gevoegt ?<br />

A. Met het fcheen-, enkuitbeen gefchiedt de samenvoeging<br />

door diepe loffe geleding, met het "chipwyzebeen door<br />

diepe vafte geleding, en met het hielbeen door onderlinge<br />

vafte geleding,.<br />

E 3- B


38 Van alle de Geledingen der Beenderen in het by zonder.<br />

V. Hoe gefchiedt de geleding van hst Os Calcis, Hielbeen ^<br />

met htt kootbeen, en met het teerlingswyzel een)<br />

A. De geleeding van het hielbeen met net kootbeen gefchiedt<br />

door onderlinge vafle geleding, en met het Teerlings 1<br />

-<br />

wyzebeen door ondiepe vafte geleding.<br />

V Hoe wordt het Os Scaphoides, Schipwyzebeen, met het<br />

kootbeen, de drie bytelbeenderen, en met het teerlingswyze<br />

been te zamen gevoegt )<br />

A. Het Schip wyzebeen wordt met liet kootbeen door diepe<br />

vafte geleding ; en met de drie bytelbeenderen, en het<br />

teerlingswyzebeen door ondiepe vafte geleding te zamen gevoegt.<br />

V. Hoe wordt het Os Polymorphon, Teerlingswyzebeen,<br />

met het hielbeen, met het fchipwyzebeen, met het buitenfte<br />

bytelbeen , en met de twee laafte beenderen van de navo<br />

vaft gehegt)<br />

A. Door ondiepe vafte geleding.<br />

V, Hoe worden de drie Olïa Cuneiforma, Bytelbeenderen,<br />

vereenigt )<br />

A. Zy worden met malkander aan het fchipwyzebeen, en<br />

aan het teerlingswyzebeen door ondiepe vafte geleding, en<br />

aan de drie eerfte beenderen der navoet door ondiepe loffe<br />

geleding vereenigt.<br />

V. Hoe gefchiedt de geleding van de OiTa Metatarfi, Beenderen<br />

van de Navoet, met de drie bytelbeenderen, het teerlingswyzebeen,<br />

, en met de eerfte ry beenderen der vyf teene<br />

A. De geleding van de beenderen van de navoet met de drie<br />

bytelbeenderen, en het teerlingswyzebeen gefchiedt door ondiepe<br />

geleding; en met de eerfte ry van de beenderen der vyf<br />

teenen door onderlinge ontfanging.<br />

V. Hoe worden de Beenderen van de Teenen en van de N<br />

doet met malka.Jer verbonden) A°


Fan alk de Geledingen der Beenderen in het byzonder. %f<br />

A. Door onderlinge ontfanging.<br />

F. Hoe worden de OiTa Sefamoidea, Zaadbeentjes, met<br />

andere beenderen te zamen gehegt)<br />

A. Deze zamenhechting gefchiedt mede door onderlinge<br />

ontfanging.<br />

F. Dewyl de kennis van de geleding der beenderen van de<br />

grootjle noodzaakelykheid in de Heelkonjl is, zoo om de ontledingen<br />

te her/lellen, als om de infny dingen, welke dikwils ontrent<br />

de geledingen moeten verrigt worden, zoo zullen wy<br />

nog onderzoeken de deelen, die de geledingen bevorderen:<br />

welke zyn die)<br />

A. Zy zyn of'Adjuvantia, hulpdeelen, welke de zamenhechting,<br />

beweging, en verfcheide zoorten van geledingen<br />

te weegbrengen; tot dezelve behooren de banden, het vet,<br />

of fmeer, het kraakbeen, en de gedaantens van de eindens<br />

der beenderen: ofzy zyn Coadjuvantia, meedehelpende deelen,<br />

en deze zyn, die de Banden verfterken, en de beweeging<br />

der leeden verligten, zoodanige zyn de Peezen der Spieren,<br />

wanneer ze de banden der geledingen vereenigen, of<br />

dezelve ten deelen omwinden: ook kunnen de Zaadbeentjes<br />

hier toe gebragt worden,<br />

F. Onder de Adjuvantia, Hulpdeelen, zyn onder anderen<br />

opgetelt de Ligamenta, Banden; door welk een band wordt<br />

het onderfte kaakbeen met de Jlaapbeenderen vaftgehegt ?<br />

A. Door het Ligamentum Clrculare, of den JRingswyzeband:<br />

deze band is fterk, dog niet heel vaft gefpannen: hy<br />

neemt zynen oorfpronk van de Sinus Glenoideus, vlakke groef<br />

des flaapbeens, en omvat de gantfche knok der onderfte kaak^<br />

om welkers hals hy zich vervolgens vafthegt.<br />

F, Hoe gefchiedt de vafthegting van het hoofd met het eer-<br />

Jle wervelbeen, of den Atlasï


4ö- Van alle de Geledingen der Beenderen in het bizonder,<br />

A. Deze yafthegting gefchiedt rondom door een' breederï<br />

band', Ligamentum latum: hy neemt zyn begin aan het achterhoofdsbeen:<br />

deszelfs vliesachtige gedeelte bekleedt de wer,<br />

velbeenderen inwendig.<br />

V. Wordt deze Breede Band alleen aan het hoofd, en het eerüe<br />

wervelbeen, en niet aan het tweede wervelbeen vaflgehegt ?<br />

A. Hy wordt alleen aan het hoofd en het eerfte wervelbeen<br />

vaftg'ehegt: want het tweede wervelbeen wordt door eenen<br />

fmallen band, Ligamentum teres, die zeer fterk is, aan deszelfs<br />

tandwyze uitfteekzel, en het aditerhoöfdsbeen na by het<br />

groote gat vaft gemaakt.<br />

V. Heeft de Atlas, Waerelddrager, ook banden, waardoor<br />

hy wordt vajl gemaakt ?<br />

A. Ja, hy heeft niet alleen banden, maar ook peezen: hy<br />

heeft'een Ligamentum Semicirculare, fterke halfronde band<br />

aan de binnen zyde van voren: deze heeft een dwarfchenloop,<br />

om het tandwyze uitfteekzel der volgende wervelen te omvatten,<br />

en te hechten , op dat het Rugmerg niet zou befchadigt,<br />

of gedrukt worden: ook heeft hy een Ligamentum<br />

Membranaeeum, vliezige band; deze bindt de vier eerfte<br />

halswervelen in en uitwendig rondom aan malkanderen valt<br />

De peezen, die men als meedehelpende deelen moet aanmerken,<br />

komen van de in- en uitwendige, als mede van de<br />

fchuinfche fpieren. .<br />

V. Worden de Wervelbeenderen ook door banden verjterkt?<br />

A Ta, zy worden na de lengte des ruggegraats door fterke<br />

halfronde banden , die voor en zyde waarts over de lichaamen<br />

der wervelen uitgebreidt worden, gehegt: daarenbo-<br />

A a„ oiu^pwprup'pn nr>£r door eenen anderen vezel- en<br />

kraakbeenigen band te zamen je voegt; deze band ftamt af van<br />

-p «. , „„ .„Afrit tYlPf rloTO V»<br />

dedaar tuilchenleggenaeKraanDeenueiw.,cu wwuimu<br />

c<br />

om-


Van alk de Geledingen der Beenderen in het byzonder. 4^<br />

omkleedt, opdat zy in het buigen niet van malkander zouden<br />

wyken: nog worden al hunne zydelyke uitlleekzelg en<br />

achterfte graaten door vliezige banden te zamen gehegt: inwendig<br />

gaat door den ganfchen Ruggegraat een andere vliesachtige<br />

band, die de binnenfte holligheid van boven tot beneden<br />

bekleedt, en de wervelen te zamen bindt: eindelyk<br />

worden de wervelbeenderen nog door mede helpende deelen<br />

vaftgehegt, namentlyk door Peezen van de daar aan vaft<br />

gehegte Spieren.<br />

V Worden aan de Ribben ook banden toegevoegt ?<br />

A. Ja, want zy zyn niet alleen aan de wervelbeenderen<br />

des rugs door fterke banden vaftgehegt, dewelke van de zydfche<br />

uitfteekzels voortkomen ; maar zy worden ook aan het<br />

Borftbeen met behulp van het tulTchenkomend kraakbeen<br />

door dunne banden vaftgemaakt; daarenboven worden zy aan<br />

wederzyden door-de Peezen van de boven- en onderribbige,<br />

als mede van de driehoekige borftlpieren vaftgehegt.<br />

V. Wordt het Heiligbeen ook door banden en meedehelpende<br />

deelen vaftgemaakt ?<br />

A. Het Heiligbeen wordt met de ongenaamde beenderen<br />

door twee fterke breede banden vaftgemaakt: daarenboven<br />

wordt het met Peezen, die van de byliggende ipieren voortkomen,<br />

vaftgehegt.<br />

V. Heeft het Schaambeen ook een band?<br />

A. Ja, want boven over het gat is een dunne band gefpannen,<br />

dewelke de Stopperlpieren van malkanderen onderfcheidt.<br />

V. Heeft het Opperarmbeen ook banden en peezen, waarmede<br />

het wordt vaftgehegt ?<br />

A. Het Opperarmbeen wordt aan het fchouwderbladt door<br />

een' grooten breeden band, Ligamentum Orbiculare, ofArti-<br />

F culatorium,


£?. Tan alk de Geledingen der Beenderen in het byzonder.<br />

culatorium, ronde of geledingsband, vaftgehegt; in dezeir<br />

band is de geheele knok van het Opperarmbeen beiloten: hy<br />

heeft zyn begin van den rand der fchouwderblads holte, en<br />

eindigt onder het hoofd des Opperarmsbeen : daarenboven<br />

worden de twee Broceffus Coracoideus, Ravenbeks uitfteekzels<br />

, en het Acromion, Schouwderbeens uitfteekzel, nog door<br />

een' breeden fterken band aan malkander vaftgemaakt: onder<br />

dezen band gaat de lange Pees van de tweehoofdige Spier,<br />

en maakt, als een meedehelpend deel, een fterken peesachtigen<br />

band: eindelyk vindt men hier nog vier medehelpende Peezen<br />

nevens malkanderen, die van de kleine ronde, boven-,<br />

en ondergratige , en onderfchouwderblads fpieren hunnenoorfpronk<br />

hebben.<br />

ft. Welke banden heeft het Ellebeen t<br />

A. Het Ellebeen heeft twee zydfche banden; de eerfte<br />

neemt zyn begin aan de binne zyde ter lengte van een duim<br />

Tan de inwendige en onderfte knok des Opperarmbeens 3<br />

Ontrent daar de binnenfte Speeksbeens fpieren benevens de<br />

Palms- en de hooge Spieren haaren oorfpronk nemen ; van<br />

daar loopt hy tot aan de verhevenheid van het Ellebeen, waar<br />

aan hy wordt vaft gehegt. De tweede is uitwendig en ontrent<br />

van de zelfde lengte, maar is breeder: deze neemtzyn<br />

begin van de buitenfte knok van het Opperarmbeen ; hy<br />

omvat het hoofd van het Speekbeen en ftrekt tot aan de buiten<br />

zyde van het Ellebeen. Onder deze twee banden legt<br />

nog een ronde band, dewelke het geheele lid omkleedt; hy<br />

neemt zyn begin onder aan het Opperarmbeen rondom boven<br />

de voorfte en achterfte holligheid T en omvat zöo wel<br />

het Elle- als liet Speekbeen: eindelyk, zyn tot meede helpende<br />

deelen aan het Ellebeen toegevoegt van voren de binaenfte<br />

Armfpier 5 en van achteren de oplichtende buitenfte


Fan alk de Geledingen der Beenderen in het byzmder. 4 5<br />

fte Ar^pier, en de lange- en korte Ellebeens fpieren<br />

F Door welke banden wordt het Ellebeen met het Speel<br />

been nog zamen gehegt ? eK<br />

-<br />

>ermeamm, ot den tuffchen band, welke ook Membram LI<br />

gamentofa genaamt wordt, te zamen verbondenTlzTband<br />

itrekc z.ch over de geheele ti,ITchenwydte tuffeletóde de<br />

pypen: voorts drenen tot meede helpende deelen de Peezet<br />

van de aehteromkeerende korte-, vooromkeerende rondeen<br />

van de vierkante Spieren. '<br />

V. Wat voor banden vindt men in de voorband*<br />

o r d v i n d t m e<br />

,„ V ? ff « verfcheide banden: als daar<br />

ayn (i) het Ligamentum anmlare, of de rimjwvze banddeze<br />

band wordt uit twee banden té aanren geS-deït'<br />

o o r r r o n k<br />

atS 22£ P «** *n duinf, en loopt tot<br />

mOjJuulumPtJiprme, en maakt een boog, waar inde vin-<br />

S S ' H D<br />

^ 0<br />

^ ? ' * « omvat de<br />

d e b t e n f t e E l l e<br />

ren »l« r j "' " e n<br />

Speekbeens fpieren<br />

als een fcheede, en (trekt zich uit tot aan de buiten!}*<br />

zyde des Speekbeens : (a) het tigameWm OHSLS? of<br />

lund, en het Ellebeen omvangt: (3) de twee zydfche banoen,<br />

de b.utenfte a de breedfte, en heeft zVn te m „X<br />

aan het Speekbeen, en eindigt in het Bytelwyz" Entje de<br />

bmnenfte, d,e zoo breed „iet is, komt van het Pr emwvze<br />

«mfteekze van het Ellebeen, en loopt langs de zyde v^den<br />

kiemen vmger, en eindigt aan het ojieAmutiZme<br />

haakswyze Beentje i ( 4) het Ligamen'um Genera of 2<br />

algemeene band ; deze is zeer vtft en bedekt le1 beentS<br />

van de.voo.hand I hy neemt zyn begin boven ofde hand aï«<br />

l 2<br />

de


44 Van alle de Geledingen der Beenderen m Ut byzonder.<br />

de eerfte ry dezer beentjes; onder den ronden band gaat hy<br />

m alle de beenderen van de nahand: (5) het Ligamentum<br />

"particulare , zynde de byzondere band, dewelke de twee<br />

ryen van de beenderen des voorhands aan malkander bind:<br />

(6) verfcheide Ligamenta individudlia, onverdeelde banden,<br />

waardoor yder beentje in het byzonder aan zyn naaft aangelegen<br />

deel gehegt wordt. B&alven deze Adjuvantia, hulpdeelen,<br />

200 moet men nog den gemelden Ring wyzen band, als<br />

een meedehelper der andere banden, aanmerken. Watdemeenigvuldige<br />

peezen, dewelke in de voorhand worden gevonden,<br />

aanbelangt, zy komen van de Spieren voort, et doen<br />

zeer weinig tot de zamenhechting van de beenderen van de<br />

y<br />

° 0<br />

p ZÏ<br />

Bnor welke banden worden de Beenderen van de Naland<br />

te zamen gevoegt ?<br />

A Door korte ronde banden: zyzyn dubbeld, en leggen<br />

op malkander, de buitenfte is dik, maar de binnenfte zeer<br />

dun- nog worden de beenderen van de nahand door het Ligamentum<br />

transverfum, ofdendwarfchenband, welke over<br />

dwars aan het vlakke van de hand legt, te zamen gehegt<br />

V Zyn de Vingers ook door banden te zamen gehegt i<br />

A De beenderen der Vingeren worden niet alleen door<br />

banden, maar ook door peezen en zaadbeentjes te zamen<br />

gevoegt De banden zyn (1) de dwarfehe band, welke de<br />

vier vingers zonder den duim met de nahand- te zamen<br />

hegt: deze band neemt zyn begin van de pees der palmfpkr,<br />

en voegt zich met den bandachtigen koker der fpieren,<br />

die de Vingers buigen , en eindigt op de zyden der Vingeren.<br />

Wat de Duim aangaat, die heeft een band met de beenderen<br />

van de nahand gemeen: (2) de ronde geledings banden,<br />

Ligamenta Orbimlaria Artiestoria genaamt, deze


. Van alle de Geledingen der Beenderen in het byzmder. 4*5"<br />

pmtrekken alle de geledingen: (3) de Ligamenta Lateralid,<br />

zyden banden, deze leggen aan beide zyden der geleding<br />

boven op de voorgaande: nog worden de beenderen der Vingeren<br />

door Coadjuvantia, meede helpende deelen, te zamen<br />

gehegt, namentlyk door de volgende peezen, (1) van boven<br />

door de peezen van de fpieren, eigen en gemeene uitftrekkers<br />

genaamt, welke ook aan de bovenfte geleding der<br />

Vingeren den voornoemden koker of fcheede door breede banden<br />

van beide zyden vafthegten; (2) van onderen wordt deze<br />

bandachtige koker aan alle de geledingen in de lengte vaft gehegt,<br />

(3) aan de zyden zyn de peezen van de Ipieren, nahalende<br />

en afkeerende genaamt: eindelyk vindt men tuffchen<br />

de geleding der vingeren zaadbeentjes, die de beweeging der<br />

geledingen gemakkeiyk maken.<br />

V. Welke banden zyn het, die het Dyé'been met het Heu-pebeen<br />

vereenigen?<br />

A. Het Dyé'been wordt met het Heupebeen vereenigt'<br />

door eenen ronden band: deze neemt zyn begin aan den<br />

buitendien rand van het Acetabulum, diepe pannetje van het<br />

Heupebeen, en eindigt in den hals van het Dyëbeen: deze<br />

band is de fterkfte en de grootlte van alle banden: deszelfs<br />

Fibra, vezelen, die zeer duidelyk zyn te zien, loopen dwars,<br />

fcheef, en na de lengte over het hoofd des Dyëbeens: ontrent<br />

de bilfpieren en den grooten omdraaijer is dezelve het<br />

dikft, alwaar hy byna een quart van een duim dikte heeft :<br />

nog worden deze beenderen te zamen gevoegt door een'<br />

langwerpigen ronden band: deze is kort en fterk: hy heeft<br />

zyn begin in de holte van de pan van het Heupebeen, en<br />

hegt zich midden in den groef boven in het hoofd' des Dyëbeens<br />

: in de geleding van deze beenderen vindt men wel<br />

yeelen fpieren, welker peezen over den ronden band loopen r<br />

F 3 maar


46 Van alk de Geledingen der Beenderen in het bjzonder.<br />

maar alzoo zy niet aan den band zyn vaftgehegt, kunnen z«<br />

niet wel onder de meede helpende deelen gerekent wordan.<br />

V. Welke banden vindt men aan het Scheenbeen?<br />

A. De banden, welke men aan het Scheenbeen ontdekt,<br />

zyn veele: boven aan heeft het drie banden, namentlyk een boven,<br />

en twee ter zyden: de bovenfte, die ook de voorfte is,<br />

is breed en fterk; hy neemt zyn begin onder uit de Kniefchyf,<br />

en plant zich in de voorfte verheventheid aan het Scheenbeen:<br />

de band aan de buitenfte zyde is fmal, dog fterk: hy neemt<br />

zyn begin van de buitenfte verhevenheid van het Dyëbeen en<br />

plant zich in de bovenfte knok van het Kuitbeen, regt onder<br />

de pees van de Mufculus biceps, tweehoofdige Spier; de<br />

band aan de binnenlte zyde is zoo fmal niet, maar hy is<br />

zwakker; hy komt van het binnenfte uitfteekzel van hetDyëbeen,<br />

en loopt omtrent drie vingeren breed neder waards, en<br />

wordt in het Scheenbeen binnewaards bezyden de Kniefpier<br />

vaftgehegt. Boven deze banden zyn 'er nog drie binnen banden,<br />

twee fmalle, en een halfmaanswyze: de fmalle zyn kort en<br />

matig dik; zy hechten het Dyëbeen met het Scheenbeen vaft:<br />

zy nemen hun begin uit de holligheid van het Dyëbeen tusfchen<br />

beide de knokken aan de zyde, en gaan kruisgewyze<br />

tot aan het verheven deel des Scheenbeenshet welk zichtusfchen<br />

de twee ondiepe groeven vertoont. De halvemaanswyze<br />

band vereenigt aan beide zyde den Kraakbeenigen band<br />

met de Kniefchyf. Onder de drie eerft genoemde banden<br />

vindt men in't midden een' ronden band; deze omvar de geheele<br />

geleding en de Kniefchyf: hy begint rondom aan de<br />

onderfte knokken van het Dyëbeen, en eindigt in den rand<br />

van de groef van het Scheenbeen. „<br />

V. Worden het Scheenbeen ook meede helpende deelen t<br />

voegt? ?<br />

^ t A.


Fan alk de Geledingen der Beenderen in het byzonder.<br />

A. Ja, want buitenwaarts ontrent de Kniefchyf vindt<br />

men de Peezen van de groote buiten en binnen Spieren als<br />

mede van de Dyêbeens fpier: achterwaarts worden gevonden<br />

de Peezen van de Kuit-,, Plant-, en Kniefpieren: buitenwaarts<br />

is de Pees. van de Knie fpier, en binnenwaarts de Pees<br />

van de halfzenuwachtige fpier.<br />

F. Welk zyn de banden van het Kuitbeen?<br />

A. Het Kuitbeen heeft een vliezigen band: hy hegt het<br />

Scheen- en Kuitbeen naar de lengte te zamen, en dient tot<br />

fteunzel van veele Spieren: daarenboven zyn aan het boven<br />

fte gedeelte vier korte dikke banden, namentlyk aan yderzyde<br />

twee, en een dunne ronde band: aan het onderfte deel<br />

zyn^ eeven dezelve zoort van banden in gedaante en in<br />

F. Worden de beenderen van de Foorvoet ook door banden<br />

te zamen gehecht ?<br />

A. De beenderen van de Voorvoet worden door verfcheide<br />

banden te zamen gehegt: (j) heeft de Voorvoet een ringband;<br />

deze heeft zyn begin van het Hielbeen van boven onder<br />

de Pees van de voorfte Spier van het Kuitbeen: hy loopt<br />

over de Pees van de groote üitftrekker fpier, en eindigt in<br />

het gemeene vlies der Spieren: (i) heeft de Voorvoet bfnnewaarts<br />

een zydelingfchen band: deze heeft zyn'oorfpronk van<br />

de binnenfte Knokkel onder de Kuitbeens fpier , en breidt<br />

zich fchuins over de geleding, en wordt ten deele in het ge<br />

meene vlies der Spieren, en ten deele in het Hiel- en Kootbeen<br />

vaftgehecht: (3') ontfangt de Voorvoet buitenwaards<br />

een zydehngsfehen band; deze heeft zyn begin van de buitenfte<br />

Knokkel, en loopt aan dezelfde zyde naa de Hiel<br />

Deze drie banden hebben gemeenfehap met de Kniefpier die<br />

Zich- tot hier toe uitftrekt, en maken byzondere kokers of<br />

ièhee»


48 Van alk de Geledingen der Beenderen in het h'zonder.<br />

fcheeden, waardoor de Peezen van verfcheide Spieren gaan:<br />

(4) heeft de Voorvoet aan de binnenfte zyde twee fterke banden,<br />

Ligamenta lateralia propria genaamt; zy leggen onder<br />

de pees van de achterfte Scheenbeens fpier, en hebben<br />

hunnen oorfpronk van de binnenfte Knokkel, en planten<br />

zich in het Kootbeen aan dezelfde zyde: (?) aan de buitenfte<br />

zyde heeft de Voorvoet drie banden, waar van 'er twee<br />

m het Kootbeen, en een aan het Hielbeen aan dezelve zyde<br />

gehegt worden : zy hebben hun begin aan de buitenfte<br />

Knokkel- (6) boven op de beenderen van de Voorvoet legt<br />

een breede band tulTchen het vet; hy beftaat uit veele dunne<br />

opeenfchikte Vezelen , die dezen band uitmaken: (7) omkleedt<br />

de beenderen van de Voorvoet een dunne ronde band,<br />

nemende zyn' oorfpronk uit de voorgenoemde eige en gemeene<br />

banden: zoo dat alle de beenderen van de Voorvoet door<br />

zeer veele banden in het byzonder aan malkander worden ge^<br />

h e<br />

K Met wat voor banden worden de Navoet en de Teenen<br />

aan malkanderen gehegt ?<br />

1<br />

J. Byna met dezelve banden, als die van de Nahand en<br />

van


Wan alk de Geledingen der Beenderen in het byzmder. 45»<br />

}<br />

A. Het Vet maakt in de geleding de beweeging Iigter, enj<br />

200 doet ook liet Leedewater; daarenboven maakt het Lee^<br />

bewater de eindens der beenderen tuffchen de geleding glit*<br />

berig en vochtig: want als het Leedewater ontbreekt, dan<br />

worden de banden, vliezen, en de kraakbeen ige deelen droog,<br />

waardoor zomtyts een gekraak in de geleding ontftaat, het<br />

welk gefchiedt, als de eindens der beenderen tegen malkander,<br />

of tegen de holligheid van het pannetje, waar in ze fluiten,<br />

vryven, waardoor groote ongemakken in het gebruik der iecden<br />

konnen worden veroorzaakt.<br />

V. Onder de Hulpdeelen hebt gy ook het Cartilago, Kraakheen,<br />

geneemt: behoort het zelve meede tot de geleding der<br />

beenderen ?<br />

A. fa, want daar is ook geledings kraakbeen, Cartilago<br />

Articulatoria, het welke in de geledingen wordt gevonden:<br />

daar zyn twee zoorten, het een is aan de buitenfte eindens<br />

der beenderen vaft , en heeft geen, of een zeer duiftere beweeging;<br />

het ander legt tuffchen de geleding, en is beweegelyk.<br />

V. Waar worden de beweegelyke Kraakbeenderen vsorz<br />

namentlyk gevonden ?<br />

A. Zy worden- gevonden tuffchen de Sleutelbeenderen,'<br />

en het Borftbeen, want aldaar vindt men twee Kraakbeenderen;<br />

ook vindt men tulTchen de wervelbeenderen dikke kraakbeenderen<br />

, die aan de wervelen vaft zyn: nog vindt men tusfchen<br />

het Ellebeen en de voorhand een beweeglyk kraakbeen •<br />

ook zyn tuffchen het Dyëbeen en het Scheenbeen twee cirkelronde<br />

kraakbeenigö banden, dewelke zich aan het eene einde<br />

vereenigen: eindelyk worden beide deSchaambeenderendoor<br />

een fterk kraakbeen aaneengehegt, het welk in moejelyke<br />

verloffingen, vooral van jonge Vrouwen, om den doorgang<br />

ivoor de Vrucht wyder te maken, eenigzints wordt uitgerekt<br />

G<br />

n


fö Fan de Beenderen van het Bekkeneel*<br />

F. Behoort ook tot de geleding de figuur of gedaante defi<br />

beenderen ?<br />

. A. Ja, want na de verfcheidenheid van de figuren, die<br />

de beenderen hebben, zyn ook de geledingen verfcheiden.<br />

F Hoe worden de gedaantens der beenderen befl gekent £<br />

A. Menkan dezelve eenigermaten leeren kennen uit goede<br />

Printverbeeldingen; maar allerbeft uit geraamtens van jonge<br />

en. oude menfchen..<br />

VIL H O O F DDE E L.<br />

Van de Beenderen van het EekkeneeL<br />

V. TS bet Bekkeneel y Cranium, uit een eenig been teza~-<br />

JL men geftelt?<br />

T<br />

A. Neen,, maar het is zamen geftelt uit zes eigen beende-*ren,<br />

en nog twee beenderen, die aan het zelve, en aan de,<br />

opperkaak gemeen zyn.<br />

F. Welk zyn de zes eigen beenderen ?<br />

A. Het Os Frontis, zynde het voorfte deel .van het Bekkeneel<br />

: het Os Occipitis , zynde het achter/te deel van het<br />

Bekkeneel: de Offa Temporum, Slaapbeenderen, en de Ofjai<br />

Farietalia, Wandbeenderen; en deze maken de zyden van<br />

feet Bekkeneek<br />

F. Welk zyn de twee beenderen die aan bet Bekkeneel, e&<br />

mn de Opperkaak gemeen zyn ?<br />

A. Deze zyn het Os Spbanoides, Wiggebeen, enhetOl<br />

Mtbmoidefi, Zeefbeen.<br />

F. Hoe worden de Beenderen van bet Bekkeneel aan Wak<br />

kander gevoegt ?<br />

A. Zy worden door vier naaden aan malkander gevoegt i<br />

^•eerfte wordt Sutura Coronalis > Krooanaad genaamt; d&j


Van de Beenderen van bei Bekkeneel ^<br />

%t gaat van liet eene flaapbeen na het andere, en voegt het<br />

Os Frontis , Voorhoofdsbeen, met de O/Ja Parietalia,<br />

.Wandbeenderen, aaneen: de tweede ia de Sutura Lambdoidalis,<br />

Winkelnaad; deze vereenigt het achterhoofdsbeen<br />

San de wand- en fteenbeenderen: de derde [is de Sutura Sagittalis,<br />

Pylnaad; deze begint van den top van den winkelnaad,<br />

en loopt regt na liet midden van den Kroönnaad, en<br />

liegt de twee wandbeenderen te zamen: de vierde wordt SuturaSquammofa,<br />

Schubnaad, genaamt, omdat de deelen van<br />

deze beenderen door dezen naad te zamen gevoegt als<br />

fchubben ©ver malkander gelegen zyn: deze naad voegt den<br />

Jialfronden omtrek'van deflaapbeenderen aan het wiggebeen,<br />

en aan de wandbeenderen.<br />

V Worden de Beenderen van bet Bekkeneel ook aan de opi<br />

per kaak gevoegt?<br />

A. Ja, en dat wel door drie andere naaden: namentlyk<br />

door de Sutura Transverfalis, Dwarfche Naad; deze loopt<br />

dwars over het aangezigt; hy hegt het voorhoofdsbeen aan<br />

de beenderen van de opperkaak en' gaat van de kleine hoek<br />

van het oog om laag na den bodem van de Orbita, oogsronte,<br />

en gaat wederom op langs den grooten hoek van het oog,<br />

«ver het begin van de neus, en zoo na den kleinen hoek van<br />

het ander oog: de tweede is de Sutura Ethmoidalis, Zeefbéensnaad;<br />

hy omringt het zeefbeen, en hegt zich aan de<br />

omleggende beenderen: de derde is de Sutura Sphantidaüs,<br />

Wiggebeensnaad; hy loopt van het wiggebeen, en voegt het<br />

zelve aan het achterhoofdsbeen, aan de fteenbeenderen en aan<br />

het voorhoofdsbeen»<br />

V. Geef eens een nader befcbry ving van bei Os Frontis;<br />

Voorhoofdsbeen ?<br />

A. Het Voorhoofdsbeen is byna rond; het wordt gevoegt<br />

G % aan


Van de Beenderen van het Bekkemel<br />

aan de wand- en flaapbeenderen door den kroönnaad ; enaa&<br />

de opperkaakbeenderen door den dwarfchen naad , en aan het.<br />

wiggebeen door den wiggebeensnaad: het maakt het boven-fte<br />

van de Orbita r Oogsronde holligheden, en heeft vier<br />

Apophyfes Uitfteekzels, welke aan de vier hoeken van de tweeoogsronds<br />

holligheden zyn: het heeft twee gaaten boven de<br />

oogsronde holligheden y door welke een ader, een flagader,<br />

en eenige takjes van de eerfte tak van het vyfde paar zenuwen<br />

gaan: ook heeft het een gat in ieder Orbita,. Oogsronde<br />

holligheid, even boven het Os Planum r Vlakkebeen, waardoor<br />

een tak f van het vyfde paar zenuwen, ( makende eentak<br />

van de gezicht zenuw) naar de neus gaat;. voorts heeft"<br />

het voorhoofdsbeen twee groeven boven de Super cilia,<br />

Wenkbraauwen, tuffchen de tafelfcheiding van dit been: deze<br />

groeven worden bekleedt met een dun vlies,, in het welk<br />

veel bloedvaten en klieren zyn, welke een flymige wey af*<br />

feheiden, die in de neusgaaten ontlaft: het binnenfte van het<br />

voorhoofdsbeen heeft veel oneffenheeden en twee breede kuylen;<br />

boven de Crijla Qdli r Haanekam,. is een blind gat,;<br />

waar in het eind van de Sinus Longitudinalis, Langegroef, is><br />

geplaaft ; van dit blinde gat heeft het gemeenelyk een redelyk<br />

breeden doorn , die langs zyn midden omloopt r<br />

nogtans gebeurt het zomtyts, dat in plaats van dezen doorn<br />

een groef gevonden wordt,, waar in de lange groef is geplaaft.<br />

V. Kan men nog tets ontrent het Voorhoofdsbeen aan^<br />

?nerken ? . . . . ,<br />

A. Ja, namentlyk dat Het dikker is als de beenderen vatf<br />

hztSinciput, Zydbovenhoofd, maar dunder als het Os Occipitis,<br />

Achterhoofdsbeen, en dat' het in kinderen altydt dooscsn<br />

waaren naad in het midden' is verdeelt^


Van de Beenderen van het Bekkemel 'éi<br />

V. Hoe zmdgy de OfTa Parietalia, Wandbeenderen, omflandig<br />

en kort befchryven ?<br />

A. De Wandbeenderen maken uit het Sineiput, Bovenhoofd;<br />

zy zyn de dunfte beenderen van liet Bekkeneel, haare<br />

gedaante is byna vierkant, en een weinig langwerpig; zy'<br />

zyn van buiten glad, maar van binnen hebbenze verfcheiüe<br />

groeven; zy hebben yder een klein gat by den pylnaad,<br />

waardoor eenige bloedvaten gaan: zy worden op de kruinvan<br />

het hoofd te zamen gevoegt door den pylnaad;• aan het<br />

achterhoofd worden zy gehegt door den winkelnaad, aan hetvoorhoofd<br />

door den kroönnaad, en aan de flaapbeenderen<br />

door de fchubvvyze naaden.<br />

V Wat kan men al aangaande de OfTa Temporum-, Slaapbeenderen,,<br />

aanmerken?<br />

A. Datze zyn onder aan de zyden van het Bekkeneel ge-legen;<br />

dat derzelver bovenfte gedeelte, het welk dun is, een<br />

ronde figuur heeft, en maar uit eene tafel beftaat, enalleenlyk<br />

door den fchubwyzen naad aan de wandbeenderen is gehegt<br />

: derzelver onderfte gedeelte is hard, dik en ongelyk 3<br />

en wordt aan het achterhoofdsbeen en het wiggebeen gevoegt<br />

en wordt Ós Petrofum genaamt :• de flaapbeenderen hebben<br />

yder drie mterlyke en een innerlyke Apophyfes, Uitfteekzels;:<br />

het eerfte van de mterlyke is het Jukbeens uitfteekzel; ditlooot<br />

na voren en wordt vereenigt met het uitftek van het wangbeen<br />

; onder dit uitfteekzel legt de pees 'van de llaapfpierhet<br />

tweede- buitenfte .uitfteekzel is de Procejfus Mafloideus,<br />

of Mammillaris,-. Mamwyze- uitfteekzel, het zelve is dik en<br />

kort, en is achter de Meatus Auditorius Oorgang 3 , geplaaft:<br />

het derde uiterlyke uitfteekzel is lang en fmal; het<br />

wordt aan de hoornen van het tongbeen-gehecht-, en. wordtgenaamt<br />

Proeeffus Styliformis. Het- binnenfte uitfteekzel -is'»-<br />

G<br />

ï re-.-


54 Van de Beetderen van het Bekkeneel.<br />

redelyk lang en groot, en wordt genaamt Pröceffus Petrêfus,<br />

Steenbeens uitfteekzel, het zelve begrypt in zich alle de<br />

holligheden van het.Oor, en de gehoorbeentjes. Voorts<br />

"moet men in de flaapbeenderen verfcheide gaten aanmerken,<br />

daar zyn 'er zes, namentlyk twee in- en vier uitwendige:<br />

door het eerfte binnenfte gat gaat de gehoorzenuw: het tweede<br />

gat is aan het zelve en aan het achterhoofdsbeen gemeen;<br />

door dit gat gaat de zydelingfche groef en het agtfte paar zenuwen.<br />

Wat de buitenfte gaaten aanbetreft, het eerfte is de<br />

uitwendige oorgang: het tweede is de weg, welke van het<br />

hol van het oor na den mond komt, en eindigt achter het<br />

verhemelte: het derde maakt den mond van de buis, waardoor<br />

de Kropflagader in het Bekkeneel komt: het vierde gat,<br />

(dat men zomtyts niet vindt) is achter het Mamwyze uitfteekzel;<br />

door het zelve loopt een bloedvat, waardoor het<br />

bloed van de buitenfte bekleedzelen na den zydboezem wordt<br />

gebragt. Nog hebben de flaapbeenderen yder een ander gat,<br />

tulTchen het mam- en het priemwyze uitfteekzel gelegen;<br />

door het zelve gaat het harde deel van de gehoorzenuw; zy<br />

hebben yder eene groef; het zelve is onder de Meatus Auditorius<br />

met kraakbeen bekleedt, het welk de knok van de beneden<br />

kaak ontfangt.<br />

V. Tot de eigen beenderen van het Bekkeneel behoort ook h<br />

Os Qccipitis Achterhoofdsbeen, boe zoud gy bet zelve kortelyk<br />

befchryven ?<br />

A. Het Achterhoofdsbeen maakt met zyn onderfte hoek<br />

binnenwaarts byna een fcheef vierkante figuur, van buiten is<br />

het ongelyk , en van binnen heeft het twee groeven voor de<br />

uitpuylingen- van liet Cerebellum of de kleine HerfTenen en<br />

nog- twee groeven, die breed zyn, waarin de Sinus Latera-<br />

/;>,. Zydfche groef, is geplaatft: daarenboven heeft het<br />

ach-


f<br />

r*n de Beenderen van het Bekkeneel 5> i<br />

senrerhoofdsbeen zeven v^^. .<br />

d e M<br />

aan het 2elve en ^nd!7^I7 S aaten<br />

ielve loopen de zydfcheèlZr t ndere,<br />

\S emeen<br />

> door i ewen:<br />

het derde ^tt^oft ' Ei? * * en<br />

«gonerg:<br />

het vierg én&dê « ^tr^"^<br />

g y n<br />

gang van het nesrenJ» S e<br />

fêhifcE tot door.<br />

M m , W B ,<br />

e n h e t<br />

^ ^ % 3 f i S L J bennet<br />

pen: zo&yds^vorden de Jee i T j ? ^ ^ lo<<br />

"<br />

0 0<br />

en fmtyds zyn'er: het J S f f i S ^ ^ * ? »<br />

fteekzes, aan vder zvdev!^ neettook twee uitd<br />

e<br />

*els ïyn^ ^ S S S ^ T S l ^ i f "itfteeahet<br />

eerfte wervelbeen vanTen £ , d^MaïX^f*<br />

ger, genaamt; het heeft nnt v Wa<br />

erelddra-<br />

vandeleuft Puy'lin~ een ZMT^ L° ^<br />

m i d d e<br />

">'<br />

vervolgens in het Irfte wervbtn ^f^S, die zich<br />

delyk wordt het acfioS„"Z de^wand'^T :<br />

'«*<br />

zamen gevoegt door den \rTT i , wand<br />

oeenderen te<br />

vaftgehegt door den »g*S& " met<br />

0 ^'bterboofaAeen dik of dun t<br />

beefderenlStehenee? "' ^ * «fa»<br />

d C b<br />

*-lsbeenderen<br />

be-<br />

.


^5 Van de Beenderen van het Bekkeneel.<br />

behalven in het midden van de zyden, want daar gaat het<br />

voor na de fteenbeenderen: het wiggebeen heeftyyf Uit t ek-<br />

S van buiten: de twee eerfte worden Pterygoides Yleii;<br />

gewyze genaamt; zy zyn breed en dun gelyk een vier.van<br />

fen Vleermuys: zy hebben yder een boezem , waaruit de<br />

vLgelwyze fpieren haar begin nemen; aan haar onderfte<br />

eind hebben zydk een. kleinen haak, gelyk een<br />

waarom de buitenfte vleugelwyze wiggebeensfpier zyn pees<br />

dShet derde en het vierde maken het binnenfte en het<br />

onderfte deel van de oogsronde hoogheid: het vyfde mtfteek<br />

zei is klein, het welk in het verfte eind van het ploegbeen.<br />

ontfangen wordt: in het midden van het wiggebeen is een<br />

Sefmalleuitpuyling, waar van de fr^^<br />

1 el beginnen: daarenboven heeft het wiggebeen binnewaarts<br />

vier uitfteekzels, dezelve worden Clinoidesgenaamt; zy malen<br />

in ' midden van dit been een holte, die genaamt wordt<br />

SellaTunkaZadel; in deze holte is de Glandula Pituttart<br />

Slymkl e , geplaaft: tulTchen de twee tafels ^an het wig-<br />

SenoX den zadel is een Sinus, Groef die in zyn<br />

midden in tweën is verdeelt, welke holligheid of groef door<br />

u e ga ten in de neusgaaten eindigt: eindelyk vindt men.n<br />

het wiggebeen twaalf gaaten; door het eerfte en het tweede<br />

gaat dfgezicht zenuw; door het derde en het vierde foramifalacera,<br />

ongelyke gaaten gaat 1 * ^ * ^ $<br />

en de eerfte tak van het vyfde en zesde paar, door het vyi<br />

de en zesde gat gaat de tweede tak van het vyfde paar ze<br />

nüwen dooAet zevende en het agtfte gat gaat de derde<br />

^ van het vyfde paar zenuwen; in het negende en het<br />

dende gat komen de flagaderen van het dikke herflênvlies, en<br />

nï;t g<br />

e de en twaalfde gat komen de Caroudes Intern*,<br />

binnenfte Kropllagaderen, en de tulTchenribbige zenuw uit


Van de Beenderen van het Bekkeneel 'fj<br />

• V. Hoe hopen de gaaten, waardoor de Carotides Intern*<br />

h, en de tuffchen rïbhige zenuw uit gaan ?<br />

A. Deze gaaten loopen fchuyns, en nemen hun begin in<br />


5$, Van de Beenderen van het Bekkeneel.<br />

heid van de zyden , om het gezicht en het gehoor te ve#<br />

breeden.<br />

V Waaruit bejlaan de Beenderen van het Bekkeneel?<br />

A. Zy beftaan uit twee tafelen, en een tafelfcheidzel.<br />

V. Wat is het Meditullium, Tafelfcheidizel, het welke ook<br />

Diploë wordt genaamt ?<br />

A. Het Tafelfcheidzel is een dunne fponsachtige ftoffedoor<br />

eenige beenige vezelen, welke van ydere tafel komen, gemaakt;<br />

in het zelve zyn veele aderen en flagaderen* Het Tafelfcheidzel<br />

is zacht, maar de tafelen zyn hard en vaft.<br />

V Heeft het Tafelfcheidzel eenige nuttigheid?<br />

A. Ja, want het maakt het Bekkeneel niet alleen lichter,<br />

maar het maakt ook, dat het minder • onderworpen is om te<br />

breeken.<br />

. V. Indien om eenige quetzing van de Herjfenen het Bek*<br />

keneel na de doodt moet worden geopent, hoe moet zulks ge~<br />

fchieden ?<br />

A. Om het Bekkeneel te openen gebruikt men een ftevig<br />

mes: met het zelve maakt men een infhyding, beginnende<br />

aan den wortel van de neus, die men tot aan den nek toe<br />

vervolgt en door de huit en het panvlies tot op het been laat<br />

doorgaan: dan maakt men een tweede infnyding, namentlyk<br />

van het eene oor tot het andere , zoodat zy beiden boven<br />

op den kruin van het hoofd een kruis maken en het doorgefnedenen<br />

in vier deelen fcheiden; dan ligt men deze vier<br />

deelen een voor een op, en men fcheidze van het Bekkeneel<br />

af. Het Bekkeneel dus ontbloot, en het hoofd door een<br />

knegt wel vaftgehouden zynde, gaat men digt by de wenkbraauwen<br />

aan 't zaagen. Als het voorhoofdsbeen doorgezaagt<br />

is, brengt men de zaag allengskens op het eene flaapbeen en<br />

wvolgensop het ander, en zoo al, naagterenvoortgaande 9<br />

zaagt


Van de Beenderen van bet Bekkeneel $ g<br />

-£aagt men ook het-achterhoofdsbeeudoor, wel zorgdragende,'<br />

dat de mee van de zaag niet loope door de quetzuur van liet<br />

Bekkeneel, want om deze te myden moet men de zaag wat<br />

hooger of wat lager ftellen: ook moet men wel letten, dat<br />

met de zaag de Dura Mater, het harden herffenvlies, niet gequeiï<br />

worde, waarom men dikwyls moet onderzoeken, hoe<br />

ver men gekomen is, en hoe na het been al door is. De Pan<br />

in de rondte afgezaagt zynde, neemt men eenEkvatorium,<br />

een Hef-inftrument, waarmede men in de fneede van de zaag<br />

het dikke van het Bekkeneel, het welk de zaag niet heeft kunnen<br />

bereiken, zonder de Dura Mater te quetzen, afbreekt.<br />

Het Bekkeneel nu nergens ais aan de Dura Mater vaft zynde,<br />

zet men de vingers van beide de handen in de zaagfnee<br />

van het voorhoofdsbeen, en dus het Bekkeneel van voren na<br />

achteren toe los gemaakt hebbende, ligt men het doorgezaagde<br />

Bekkeneel af. Dit gedaan zynde, zoekt men de inwendige<br />

gedaante van de fcheur, breuk, enz. men ziet na fplinter<br />

s, of buitengevate vochten, en of dezelve door de Trepaan<br />

hadden konnen ontlaft en weggenomen worden. Zoo de<br />

Dura Mater beleedigt is, moet men die met een fmalle Ichaar,<br />

die aan de eene zyde een ftompe punt heeft, in de rondte<br />

langs het afgezaagde Bekkeneel doorfnyden en opligten;<br />

wanneer men de heriTenen zagtjes opligt om te zien, of'er<br />

op den grond van het Bekkeneel geen buitengevaat vocht is ge»<br />

Hort: ook ligt men de Procejfus Falciformis op, en men<br />

icheidt de twee halve bollen der heriTenen door een ftomp<br />

Inftrument of Spatul van een, om dus liet Corpus Callofum,<br />

Eeltachtige lichaam, door te fnyden, om in de FentricuH,<br />

holligheden, van de herffenen na eenig buitengevaat vocht te<br />

zoeken: daarenboven ziet men of en hoe ver de heriTenen zelfs<br />

feeleedigt zyn. Dit alles gedaan zynde, zet men de afgenomen<br />

« H z pan


$3 Van de Beenderen van het Bekkeneel<br />

pan op haar plaats, men brengt 'er de vier gedeeltens van de bekleedzelen<br />

over, en men naaid dezelve netjes aan malkande?.<br />

V. Op hoe veelderlei manieren kan het Bekkeneel beledigt<br />

voorden l<br />

A. Het Bekkeneel wordt gemeenelyk beledigt door een<br />

Fiffuur, Spleet, Fracluur, Breuk, Punüuw y Steek, en<br />

Contufie,. Kneuzing.<br />

V. Hoe moet men een Fiiïuur aanmerken ? •<br />

A.. Men moet ze aanmerken als zichbaar, en als verborgen..<br />

V. Is de zichtbaare /pleet in het Bekkeneel doodelyk ?•<br />

A. Men kan niet zeggen, dat dezelve een oorzaak van dé<br />

dood is, want zy geeft gelegenheid tot het uithalen van dat<br />

geen, het welk hinderlyk is T of men kan dezelve ten dien<br />

einde verwyderen, en met genoegzame geneesmiddelen verzorgen<br />

, en daarom als zoodanig een gewonden fterft, fterft. hy<br />

alleen, om dat de wonde doodelyk door toeval is geworden..<br />

V. Wat moét men door een verborgen FifTuur vcrjlaan ?<br />

A. Men moet een verborgen fcheur of fpleet in. het Bekkeneel<br />

op tweederly wyze begrypen, of dat zy is op dezelve<br />

plaats, daar de wond is aangebragt, maar door deszelfs<br />

kleinheid voor het gezicht verborgen is, zoo een Fiffurs,<br />

wordt Hairfpleet genaamt: of zy is op dezelve plaats niet<br />

daar de bekleedzelen zyn gewondt, en zoo een fpleet of fcheur<br />

wordt Contra Fiffura, Tegenfpleet, genaamt.<br />

V. Wat moet men omtrent de Hairfpleet aanmerken ?<br />

A. Dat dezelve, wat middelen men ook aanwendt,, voor<br />

het oog verborgen kan blyven,. en dus een oorzaak des doods<br />

kan zyn, vooral wanneer dezelve in een Sutura , Naad, isc<br />

want de oneffenheden van de naad bedriegen het gezigt en<br />

het werktuig, om de fpleet te ontdekken en een geringe bloedftorting.


Van de Beenderen van het Bekkeneel öV<br />

gefchieden dat door een flag van een breed werktuig devlte-<br />

^ vezelen en de vaten , die in den naad gele|n ^n<br />

SÖft WWfen<br />

gif 1<br />

? bloelbydnip!<br />

pels ontlaften welk bloed na verloop van tydt bederft en e<br />

ter wordt: ,a de naaden kunnen door een flag of va wvken<br />

en zich terftont wederom herftellen. J n zufkV^\ltZ'<br />

toonenzichgemeenelykde toevallen, door htIKen<br />

e l I e n ; wai<br />

5 . „ > rt<br />

men hem niet lichtelvk »k<br />

de toevallen met groote bevoeld daar zyn, moSroïkenwant<br />

als dan • 'er doorg, ans a, eene lliZ^T^Trvmg^veroorzaakt,<br />

waar door men de Lyders m't kor? Jet<br />

der met kan ontdekt worden, en mL van ge Sa^nto<br />

behandelen van zoo een wonde kan hcCdnüdi^S ^<br />

kan men nogtans met wel dezelve onder de volkZen dóode<br />

lïl' >° S n d d e t o e r a<br />


$ %<br />

Van de Beenderen van bet Bekkeneel*<br />

wel had kunnen ontdekt worden, zoo moet men zoo eene<br />

-wonde niet anders als door toeval doodelyk verklaaren, want<br />

dan moet ze voor een zigtbaare fpleet gerekent worden.<br />

r. Wat mm men in de Contra Fitfura, Tegen/pleet, m<br />

aanmerking nemen? » ,<br />

A Dat dezelve kan gefchieden, wanneer ïemant aan de<br />

eene zyde van het hoofd gewond wordt, het zy meteenltok,<br />

iteen of eenig ander werktuig, met de andere zyde ergens<br />

egen met geweltvalt, offtoot, waardoor het Bekkenee komt<br />

te fcheuren, en dan moet men deze tegenfpleet aanmerken als<br />

toevallig, en niet door de wondende ftok, Iteen enz. veroorzaakt,<br />

maar door de val offtoot te weeg gebragt: want<br />

het is niet wel mogelyk , dat door een flag , die op het<br />

voorhoofd met geweld gefchiedt, het achterhoofdsbeen of andere<br />

beenderen van het Bekkeneel zullen worden gefcheurt,<br />

zelfs moet men het als eene zeldzame zaak "f* e<br />

°»<br />

als door een flag , op een van de beenderen van het bekkeneel<br />

gedaan, de bu.tenfte tafel ongefchonden, en de binnenfte<br />

gefcheurt wordt gevonden: indien nu de tegenfpleet<br />

«erft na de doodt wordt ontdekt op een plaats, die de<br />

Trepaan toelaat, en in welke de aang&rachte fchade by genoegzame<br />

kennifTe had kunnen verbetert worden, zoo moet<br />

men de wonde doodelyk door zicb zelfs noemen: maar zoo<br />

de plaats van de fpleet de Trepaan niet toelaat, als in het<br />

onderfte gedeelte van de Off* Temporum, Slaapbeenderen,<br />

in het wiggebeen, in de oogronden en in andere beenderen,<br />

die den grond van het Bekkeneel uitmaken , dan moet men<br />

d-zelve onder de volkomen doodelyke wonden ftellen, want<br />

zulke wonden konnen door geen konft, fchoon dat men ze<br />

kent, herftelt worden. .. n<br />

K Wat moet men omtrent de Fradura Cranu, Frattuur<br />

van het Bekkeneel, aanmerken?<br />

A<br />

*


Van de Beenderen van het Bekkemel *<br />

worden, 11133? van het hlrlfcLtnT m d<br />

» d<br />

- » detodfwtdt^r r<br />

^n^bragtfenfcnL 0<br />

^ W<br />

tón d,e n LtTktaïïir ,Kt<br />

f' ^vonden<br />

° P e e n<br />

^<br />

^**W*»*Wt<br />

5 ekkened<br />

' *****<br />

geuren, ^SS^SZ^^jS^ «<br />

o f etter, bmnen g »&2fó^<br />

defuetz,ng,' 07de L t n zfe**" * *** °P<br />

dat\r geef 'tydt ia<br />

h<br />

-ig'<br />

men belet worden ,n het 1 2 ^ ^ ^ * ' ' ' »<br />

brek van genoeoaameblv£ * T p a a n d o o r<br />

f ge­<br />

M , | B<br />

len in 't i r t ^ K ^ ^ ^<br />

^ ""»»*•<br />

dat de q»etzuUr St 2%£ k<br />

:rJ*\r km<br />

g e w e , d V a n<br />

flag, men zal bevinden dat dezflvê „w. t * a<br />

v», want een groot SÜSZSSSSSSSZ<br />

ÏF'


6± Van de Beenderen van het Bekkeneel.<br />

een klein geweld maakt zomtyts eene groote quetzing: let<br />

men op de toevallen deze zyn alzoo onzeker; want eene fdae*<br />

WkenSdervalÜngter aarde, bedwelmtheid, galbraken, rood.<br />

Slderoogen, fpraakeloosheid, en wat iets meer is, ziet<br />

menzomtyfin^.e^egm, maar verdwynenin/t kort end<br />

T vj p r T i nd t 2i ch wel: dus onderitelt men dat al de gemeiae<br />

^S^A door * t ^ ^ % £ ^<br />

en niet door verbreeking van bloedvaten , of buiten gevaat<br />

bloTof wev zyn ontftaan: als nu de toevallen op het on voorzenft<br />

mei geweld hervatten, gelyk meenigmaal ge®**,<br />

dan is het zetten van de Trepaan meeft vruchteloos: daarenteven<br />

kan na de quetzing de Lyder blyven ftaan, prefent<br />

zvn en geen gal braken, waaruit men zou kunne opmaken,<br />

dit het Bekkeneel onbefchadigt, en 'er geen bloed buiten gevaat<br />

zv maar de ondervinding heeft meenigmaal geleert,<br />

dat het Bekkeneel niet alleen ligt gekneuft, maar zwaar gedoken<br />

was, zonder in het begin eenig toeval van belang<br />

voorbrengen. Wat het bloeden uit den neus en de ooren aaneaa<br />

ftt ook niet zeker, want het zelve wel eene verbreking<br />

van de uitwendige vaten, maar niet van de inwendige<br />

binnen het Bekkeneel te kennen geeft.<br />

V Maar is de uitjlorting van de Lympha, Water me<br />

gemakkelykte kennen , om dus door de Trepaan den Lyder<br />

^houden?^ m . g m 0 ^ r & die<br />

^bloedt kennen, want dezelve gefchiedt langzaam, en<br />

de tSlen zyn niet zwaar; als pyn en hgt.gheid in het<br />

ttdofheidderzinneii, en fla Perighe,d; dog met tuffchen<br />

.nozen en dus blyft het gebruik der 1 repaan buiten gebruik,<br />

de Lyder door de toevallen, die allengskens toenemen<br />

en daor bykomende koortfen vermeerdert worden, eindelyk<br />

komt te fterven.


Van de Beenderen van het Bekknecl<br />

V. Moet men in een verzameling van etter trepaneren *<br />

A. Behalvtn dat het onzeker is, of'er etter is verzamelt,<br />

(want dat 'er etter is, kan men alleenelyk vermoeden uit de<br />

voorafgegaane fcbudding der heriTenen, en het buiten gevaate<br />

Moed) zoo is de trepanering ook-meeft vruchteloos: want<br />

de etter kan met zonder verloop van tydt worden voortgebragti<br />

'


66 fan de Beenderen van het Bekkeneel.<br />

neel zyn toegebragt; ook kan zulks gefchieden, wanneer een<br />

fragment of iplinter van plaats verandert is: ja wanneer men<br />

de plaats al zeker weet, zoo kan de plaats zelfs de Trepaan<br />

verbieden ; want de beleediging, die een fragment gemaakt<br />

heeft, kan zoo groot zyn, dat fchoon het fragment al uitgetrokken<br />

wierdt, de gevolgen echter doodelyk zouden moeten<br />

wezen: ook kan de beleediging zoo laag of zoo diep zyn,<br />

dat men met geen werktuig daar by kan komen, gelyk in de<br />

Fracturen van het wiggebeen en van de oogronde holligheid;<br />

want men op alle beenderen, die het Bekkeneel uitmaken,<br />

niet kan trepaneren.<br />

V. Welke toevallen konnen het Trepaneren verhinderen?<br />

A. Groote bloedftortingen en flaauwtens konnen zulks<br />

verhinderen, ten minften deszelfs werkftelligmaking een dag<br />

doen vertraagen, want het is beter het trepaneren in zulke<br />

gevallen uit te Hellen, als door het ontydig in 't werk ftellen<br />

.van de Trepaan de dood van den Lyder te verhaaften.<br />

V. Welke wonden van het Bekkeneel zyn volkomen doodelyk?<br />

A. Al zulke wonden van het Bekkeneel, die zoodanig een<br />

Inbreuk in de levendige en natuurlyke werkingen van de deelen<br />

onzes lichaams, dewelke noodzaakelyk tot het leven vereift<br />

worden, maaken, dat door dezelve, niet tegengaande alles (wat<br />

de konft vermag) wordt aangewendt, het leven wordt uitgebluft,<br />

en dus is het niet alleen met de volkomen doodelyke<br />

wonden van het Bekkeneel', maar ook met alle andere volkomen<br />

doodelyke wonden gelegen,<br />

V. Welke wonden van het Bekkenêel zyn door zich zelfs'<br />

doodelyk?<br />

A. Het zyn mede al zulke wonden, welker beleediging in<br />

de levendige én natuurlyke werkingen van de deelen.van ons<br />

\ • :<br />

' lic-


Fan de Beenderen -van het Bekkeneel. 6?<br />

lichaam, welke noodzaakelyk tot het leven vereift worden,<br />

een inbreuk maakt 3 datze den gewonden het leven zouden<br />

benemen, indien zy aan haar zei ven wierden gelaaten, maar<br />

die door de konft in haare doodelyke werkingen konnen worden<br />

belet, en dus het leven kan worden behouden: zoo<br />

is het ook met alle andere wonden, die door zich zelfs doodelyk<br />

worden genaamt, gelegen.<br />

F. Welke wonden van het Bekkeneel zyn door toeval doodelyk<br />

?<br />

A. Een wonde van het Bekkeneel kan door toeval doodelyk<br />

zyn, wanneer het Bekkeneel van een bejaard menfch buiten<br />

gewoon dun en teer is, zoodat door een zeer geringen flag<br />

op het hoofd het Bekkeneel een fractuur wordt toegebragt:<br />

want als de Lyder aan zoo eene wonde komt te fterven,<br />

fchoon men alles, wat de konft vermag, heeft in 't werk geftelt<br />

, zoo kan men nogtans zulk een wonde niet anders als<br />

door toeval doodelyk oordeelen, omdat zonder deze buiten<br />

gewoone gefteltheid van het Bekkeneel zoodanig een geringe<br />

flag zulk eene beleediging niet zou hebben toegebragt;<br />

of een Bekkeneel kan door een vuyle ziekte gecarieert zyn;<br />

indien nu door een geringen flag het Bekkeneel breekt, en de<br />

Lyder komt te fterven, zoo moet men de oorzaak van de<br />

dood op de ziekte, en niet op den geringen flag leggen, en<br />

'derhalven moet zoo een wonde niet anders als door toeval<br />

doodelyk geoordeelt worden. Ook konnen hoofdwonden,<br />

die door zich zelfs niet doodelyk zyn, door het gedrag van den<br />

Lyder doodelyk worden, als namentlyk een quaade diéét, hevige<br />

gemoeds driften, gramfchap, enz. Eindelyk kan ook buiten<br />

fchuld van den Lyder een niet doodelyke hoofdwonde door<br />

een onzuivere lucht of door de onkunde, of een verkeerde<br />

behandeling van den Heelmeefter doodelyk worden.<br />

iz vin.


éfJs Van de Beenderen van de~ Bovenkaak'-<br />

VIII. H Q O F D D E E L.<br />

Van de Beenderen van de Bovenkaak.<br />

y m \\JBlk zyn de Beenderen,„die de Bovenkaak uii-<br />

V V maken ?<br />

A. De beenden ? dewelke de Opperkaak uitmaken ?<br />

ïyn dertien in getal , twee van dezelve zyn aan het Bekkeneel<br />

gemeen, namentlyk het,wiggebeen, en het zeefbeen; deze<br />

beenderen zyn reeds befchreven : de overige elf beenderen<br />

worden eigen' beenderen van de Bovenkaak genaamt : de Opperkaak<br />

heeft aan yder zyde vyf eigen beenderen , en een eigen<br />

been in het midden : zy worden aan malkander door een<br />

fynen, dog waaren naad , en aan; de beenderen van het Bekkeneel<br />

door drie gemeene naaden gevoegt.<br />

V. Hoe worden de eigen beenderen van de Bovenkaak ge^<br />

'naamt ?<br />

A. Het eerfte hiet Os Zygoma, Jukbeen ; hét tweede Os<br />

"Maximum, of Os Max Mare, Kaakbeen; het derde Os Unguis,<br />

Nagelbeea: het vierde Os Nafi, Neusbeen; het vyfde<br />

Os Palati, 'Verhemeltensbeen;. en het middenfte Vomer, ongepaarde<br />

Ploegbeen»<br />

' V. Geef eens eene nadere befchryving van het Jukbeen?'<br />

A. Het is een driekantig beenwelkers bovenfte gedeelte<br />

jrnaakt het onderfte buitenfte deel van den- omtrek van deoogsronde<br />

holligheid , en voegt zich aldaar by het wiggebeen;<br />

5,yne binnen'zyde wordt aan het Os< Maxillare, Kaakbeen,<br />

gehegt; ook heeft zyn buitenfte deel een lang uitfeeekzei, het<br />

welk met de ^uitfteekzels van de flaapbeenderen vereenigt zynde<br />

Iherjukbeens^ntfteekzel uitmaakt: voorts is het Jukbeen van<br />

binnen hoi, het ffeekt een weinig veeruifr, ennmaakthet bovenfte<br />

' * V*8»


4<br />

Van de Beenderen van de-Bovenkaak.' 6><br />

van de wang, en liegt zich aan het voorhoofdsbeen aan den<br />

kiemen hoek van het oog.<br />

V Hoe zoud gy het Os Maxillare befchryvm ?•<br />

A. Dat het is dat been , waarin-alle de tanden van de boven-*<br />

kaak zyn geplaaft; het heeft eene zeer ongelyke gedaante- van<br />

buiten wordt het aan het jukbeen gevoegt; deszelfs bovenfte<br />

gedeelte formeert- het onderfte en het binnenfte van den krin-^<br />

van de oogsronde holligheid., en hegt zich aan den grooten<br />

hoek van het oog aan liet nagel* en voorhoofdsbeen ; ook<br />

wordt de onderzyde van het neusbeen aan het zelve gelift<br />

Dit been maakt het voorfte en het grootfte gedeelte van den<br />

mond uit; het beftaat uit twee Lamina, die zeer dun zyn<br />

tulTchen dezelve is een groote holligheid, die door een klein<br />

gat in den neus eindigt. In deszelfs onderfte deel hee^t het<br />

gemeenelyk zeftien kuylen of kalfen,. waarin de tanden zy*<br />

gepiaalt: in dat deel. het welk ^ hni^n^ J „<br />

- - . - J «v uuuuj!^. uu^iuiJUC /JUlllgr<br />

h.eid uitmaakt, heeft het een klein gat, waardoor de zenu,<br />

wen van het vyfde paar (welke van de tanden komen) gaan.eindelyk<br />

vindt men achter de fnytanden nog een gat,-'het<br />

welk m den neus uitkomt. ""<br />

V Wat is het NageibCcn / '<br />

. A<br />

' Het Nagelbeen, dat ook Traanbeen wordt genaamt<br />

is een klein dun been ; het legt in den grooten höekvratt de<br />

oogsronde holligheid, ;en. heeft een gat, in hetwelk de Traan,<br />

klier is geplaaft. - Daar zyn 'er, die dit been niet als een ge» -<br />

deelte aan de bovenkaak aanmerken s maar als een Bdminima<br />

het Os Spongwfum<br />

V Geeft eens eene befchryving van het Neusbeen '<br />

A Het. Neusbeen is een dun, dog vaft.been; het mank<br />

het bovenfte gedeelte van den Neus uit; deszelfs boveafte deej<br />

•wordt „door. ,„een .dwaj-feben naad., aan, het, voorhoofdje* .<br />

1<br />

3 1 gfc -


7


Fan de Beenderen van de Onderkaak en van de Tanden, fi<br />

begin dun en breed, dog eindigt met een fcherpe punt, en<br />

gaat onder het jukbeens uitfteekzel been, en plant de f W<br />

fpierinzich: het ander eind, dat korter en lager is heeft<br />

een rond met kraakbeen bekleed, hoofje, het Win de<br />

groef van het fteenbeen zyne geleding heeft; daarenboven is<br />

tulTchen het kraakbeen, het welk de groef bekleedt, en tusfchendat,<br />

het welk het hoofd van het uitftek bedekt, een<br />

derde uitftek, het welk aan den ringband, die deze geleding<br />

6 ö<br />

omringt, hangt.<br />

F Heeft het Kraakbeen, dat in deze geleding gevonden<br />

S h<br />

wordt, eenige nuttigheid? ancien<br />

A. Ja, want door dit tulTchenkomend Kraakbeen wordt<br />

de beweging van de Kaak, dewelke in het kaauwen volkomen<br />

noodig is, lichter gemaakt.<br />

F Hoe wordt de Onderkaak gemeenelyk verdeelt ?<br />

A. In eenBafis, zynde het ondereind, hetwelk de Kin<br />

formeert; hier ter plaatze worden de vezelen in kinderen niet<br />

beemg, voor datze twee jaaren oud zyn; in de einden of hoeken<br />

van de kaak, en in deszelfs midden, waarin dekaflen voor<br />

de tanden zyn geplaaft.<br />

vondenT 0<br />

nderkaah o o k Fo<br />

^ * ft ° mina, Gaaten, ge-<br />

A. Ja, behalven de zeftien groeven of kalTen waarin<br />

tandenftaan heeft de Onderkaalfvier gaaten, r | S ^<br />

van binnen by de uitfteekzels, en twee van buiten by haar<br />

midden. Door de binnenfte komt een tak van het vvfde Daar<br />

zenuwen, en een tak van de CW/.,, Kropsflagader, in ' en<br />

door dezelve gaaten gaat een ader uit, en derzelver uiteinden»,<br />

worden door de wortelen van de tanden verfpreidt<br />

F. Wat zyn Tanden?<br />

' A. De Tanden zyn de gladfte en de hardfte beenderen<br />

van


72 Fan de< Beenderen win de Onderkaak en van de-Tanlen:<br />

van het lichaam, zy worden in de groeven der kaaken gemaakt<br />

en bekleedt met een dun vlies, waarin een diklymig<br />

en doorfchynend vogt ontlaft; dit vogt wordt allengskens<br />

hard, en formeert de tanden, .dewelke.gemeenelyk in de zevende<br />

of in deagtfte maand na de baaring de randen van de kaaken<br />

beginnen te doorbooren, en vervolgens het beenvlies en<br />

het Tandvleefch aan Itukken te ryten, welke deelen zeer gevoelig,<br />

zyn, en niet zelden fchrikkelyke pyn en andere toevallen<br />

aan de kinderen veroorzaken.<br />

/ . Hoe worden de Tanden verdeelt?<br />

A Zy worden verdeelt in wortelen, en kroonen : de kroonen<br />

zyn'dat gedeelte, het welk buiten dekalfen en het Tandvlees<br />

zich vertoont, en zonder beenvlies is voorzien; dit deel<br />

. is het hardfte van de tanden, en is als met een amalieerzel bekleedt^<br />

de wortelen zyn die gedeeltens der tanden, dewelke<br />

in de kalfen liaan, dezelve zyn met een zeer gevoelig vlies<br />

bekleedt Voorts verdeelt men de Tanden in drie zoorten,<br />

namentlyk in Dentes Incifwi, Snytanden, Derdes Camm,<br />

Oogtanden, en in Dentes Molares, Maaltanden.<br />

F Welke zyn de Snytanden?<br />

A. De Snytanden zyn de vier voorfte tanden, in yder kaak;<br />

ly zyn breed en aan' haar einde fcherp; van buiten zyn zeeën<br />

weinig verheven en vanbinnen een weinig hol: derzelver<br />

wortels zyn redelyk lang, en na hun eindentoegroejende:<br />

.zy dienen als meffen om de fpys te fnyden.<br />

F. Welke Tanden worden de Oogtanden genaamt ?<br />

A Die Tanden, dewelke nevens de Snytanden zyn geplaaft;<br />

zy zyn dik en rond, en eindigen in een fcherpe punt:<br />

de punten of wortels van de Oogtanden zyn gemeenelyk langer,<br />

als de wortels van de Snytanden; hun >eigen werk «de<br />

:fpysete breeken.


Van de Beenderen van de Onderkaak en van deTanden.<br />

V Welk zyn de Maaltanden ?<br />

A. De Maaltanden zyn nevens de Oogtanden geplaaft:<br />

daar zyn 'er gemeenelyk "tien in yder- kaak, aan yder zyde<br />

vyf; zy zyn de dikfte en de groütfte van de tanden, en hebben<br />

twee , drie en ook wel vier wortels: de wortels van<br />

de Maaltanden van de bovenkaak zyn alle iets langer als<br />

die van de onderkaak: zy dienen als molefteenen, om de<br />

vafte fpys klein te maaien.<br />

V. Wat kan men mg ontrent de Tanden aanmerken ?<br />

A. Dat de Snytanden en voornamentlyk die van de bovenfte<br />

kaak het eerft uitkomen, omdat ze de fcherpfte zyn: dan<br />

volgende Oog- of Honds tanden, deze zyn minder fcherp als<br />

de Snytanden , maar fcherper als de Maaltanden; eindelyk<br />

komen de Maaltanden of Kiezen, omdat ze dik en ftomp<br />

zyn, voor den dag. Het dik, wit, lymig doorfchynend vocht,<br />

het welk de ftof van de tanden is, daar van zyn tweelaagen<br />

boven malkander; deze kagen worden door het zelve vlies<br />

van een gefcheiden, dat de holligheid van de kaak bekleedt.<br />

De tanden, die eerft komen, zyn van de eerfte of bovenfte<br />

laag; deze tanden worden los en vallen uit, wanneer de tanden<br />

van de tweede laag de plaats van de eerfte vervullen: als<br />

deze tanden verlooren zyn, komen 'er' geen andere in derzelver<br />

plaats: dog zoo 'er menfchen zyn, die voor de derdemaal<br />

nieuwe tanden krygen, dan hebbenze drie laagen 'van'<br />

dit lymig vocht gehadt: ontrent het een-en twintigfte jaar<br />

komen gemeenelyk de twee laafte Maaltanden voor den dag,<br />

en deze worden Lentes Sapientia, Wysheids Tanden genaamt.<br />

"


jff Vm de Beenderen van den Ruggraat, enz*<br />

X. H O O F D D E E L ,<br />

Pan dc Beenderen van den Ruggraat en van<br />

de Wervelbeenderen.<br />

K \/\J At<br />

wrftaat men door de Beenderen van den<br />

VV Rug?<br />

A. Die ketting van beenderen, welke van het eerfte Wervenbeen<br />

van den Nek tot aan het ftaartbeen reikt: zybeftaatuit<br />

rier-en-twintig wervelen, als zeven van den Nek, twaalf van<br />

den Rug, en vyf van de Lendenen: hier zyn nu het heiligbeen<br />

en het ftaartbeen niet by gerekent, omdat de wervelen<br />

van het Os Sacrumy Heiligbeen, in bejaarden zoo vaft aan<br />

malkander groeijen, dat 2e maar een vaft breed driekantigbeen<br />

uitmaken, welkers breedfte deel is gehegt aan het laafte<br />

werver been van de lendenen, en het bovenfte van zyne zyde<br />

aan de Darmbeenderen, en zyn punt aan het ftaartbeen.<br />

Het heiligbeen is hol, en van voren glad, maar vanachter is<br />

hes verheven en ongelyk: het heeft van voren en van achteren<br />

vyf gaaten , maar door de voorfte gaan alleen de zenuwen<br />

: deszelfs doornen zyn klemder en korter als die van de<br />

lendenen , en de onderfte is altydt korter als de bovenfte.<br />

Aan het eind van het heiligbeen is het Os Coccygis, Staartbeen,<br />

gehegt; het beftaat uit drie of vier beenderen, waar<br />

^an het onderfte kleinder is als het bovenfte, en eindigen ophet<br />

laaft in een kraakbeen: deszelfs gedaante is als een na<br />

binnen gekeerde ftaart.<br />

V. Leggen al de Wervelbeenderen in eene rechte linie?<br />

A. Neen, want de wervelen van den Nek buigen zieff<br />

inwaards, die van den Rug buitenwaards om de holte van de<br />

borft ruymer te maken, die van de Lendenen buigen weer<br />

bir>-


Van de Beenderen van den Ruggraat, enz: ff<br />

feinnenwaards, en die van het heiligbeen, om de holte van<br />

het bekken te vergrooten, buitenwaards.<br />

V. Hebben al de wervelen, zoo van den Nek, Rug, als<br />

van de Lendenen een en dezelve figuur ?<br />

A. Neen, maar zy verfchillen van malkanderen, de zevert'<br />

wervelen van den Nek verfchillen niet alleen van de andere iri<br />

kleinte en hardigheid, en dat haare dwarfche doornachtige uitfteekzels<br />

doorboort zyn, om de wervelbeens vaten door te<br />

laaten, en dat haare fcherpe uitfteekzels regt en twee tandig<br />

zyn: maar de twee eerfte wervelbeenderen van den Nek hebben<br />

daarenboven yder iets aan haar zelve eigen.<br />

V Geef eens eene befthryving van de eerfte wervel van den<br />

Nek ?<br />

A. De eerfte wervel Atlas genaamt, daarop ruft het hoofden<br />

is aan het zelve gebonden; het beweegt halfrond over het<br />

tweede wervel met het hoofd: zyn fchuinsopgaande doornachtige<br />

uitfteekzels ontfangen de bulten van het achterhoofd;<br />

door deze geleding beweegt het hoofd alleen voor- en achterwaards:<br />

de neergaande uitfteekzels ontfangen de opgaande<br />

uitfteekzels van het tweede wervel. De Atlas heeft geen<br />

fcherp uitfteekzel, (om de rechte fpieren in haar werk niet<br />

te verhinderen) maar alleen een kleine mitpuyling, waaraan<br />

de kleine band van' het hoofd wt>rdt gehegt: deszelfs<br />

groote gat heeft vooraan een redelyk breede 'groef<br />

waar in het tandswyze uitfteekzel van het tweede wervel<br />

is geplaaft , en wordt door een band van yder zyde van<br />

het groot gat komende vaftgehegt, opdat het Medulla SpU<br />

nalis , Ruggemerg, niet gedrukt worde: daarenboven<br />

heeft de Atlas van boven twee kleine gaaten, waardoor<br />

de wervelbeens Aagaderen, en het tiende paar zenuwert<br />

gaan.<br />

K 4 V,


fctf Van dc Beenforen.van den Ruggraat, enz.<br />

I V. Wat moet men aarïgaande het tweede Wervelbeen m<br />

aanmerking nemen ?<br />

A. Het tweede Wervelbeen Epiftropbaus, of Vertebrat<br />

Bentata, Getandewervel, genaamt, heeft in't midden tusiéhen<br />

de twee fehuyns opgaande uitfteekzels een lang rond<br />

tandswyze uitfteekzel , het welk in het groote gat van den<br />

Atlas ontfangen wordt; op het zelve draait het hoofd en het<br />

eerfte wervel, als op een fpil, half rondom: het einde van<br />

dit tandswyze uitfteekzel wordt aan het achterhoofd gehegt<br />

door een kleinen , dog fterken band: wat nu het derde en<br />

de overige wervelbeenderen van den Nek aangaat, het derde<br />

wordt Axis, Spil, genaamt, en de vier volgende hebben<br />

geen eigen naam-, ook hebben ze niets byzonders, als datzy<br />

kleinder en harder zyn, als de wervelbeenderen van den Rug<br />

en van de Lendenen.<br />

V. Kan een ver/luiking van het tandswyze uitfteekzel vam<br />

het tweede Wervel een ongemak aanbrengen ?<br />

A. Ja, een verftuiking of verwringing van het tandswyze<br />

uitfteekzel van deze wervel is doodelyk, omdat daardoor hetr<br />

Ruggemerg noodzaakelyk moet worden gedrukt..<br />

• V. Waar in verfchillen de twaalf Wervelbeenderen vam<br />

den Rug met die van den Nek ?<br />

A. Zy verfchillen hier in, datze grooter zyn, als die van<br />

den Nek : voorts zyn haare doornachtige uitfteekzels neerwaards<br />

over malkander geplaaft: zy hebben in yder zyde van<br />

haar lichaam een kleine indrukking, waarin zy het rond eind;<br />

van de ribben ontfangen , en eene gelyke indrukking in haare<br />

dwarfche uitfteekzels, waarin zy den kleinen bult naait dat<br />

eind van de ribben ontfangen. De geleding van het eerfte<br />

wervel van de Lendenen met het laafte van den Rug gefchiedt<br />

door eene ondiepe geleding.<br />

V v


Van de Beenderen van den Ruggraat :<br />

, enz. *T<br />

V-Wat maakt het onderfcheidt tuffchen de wervelen van<br />

4e Lendenen met die van den Rug en van den Nek f<br />

A. De vyf Wervelbeenderen van de Lendenen'verfchillen<br />

van de andere hier in, dat 2 e de grootfte 2 y n, en dat het<br />

laafte der ze ven het groofle van al de wervelen is: voorts<br />

zyn hunne fcherpe doornachtige uitfteekzels breeder, korter<br />

en wyder van malkander: en om de ingewanden en de fpieren<br />

van den Rug te onderfteunen , zyn derzelver dwarfche<br />

uitfteekzels langer Zy hebben geene indrukking, als die<br />

van den Rug; en de kraakbeenderen, welke tulTchen hunne<br />

lichaamen zyn, zyn dikker, als van de andere wervelbeenderen.<br />

V Welke zyn de byzondere deelen van de Wervelbeen--<br />

' deren?<br />

A. De deelen van yder wervel zyn twee, namentlyk een<br />

lichaam en uitfteekzels: de uitfteekzels zyn harder en vafter,<br />

als het lichaam , het welk zachter en fponsachtiger is: het<br />

voorfte van het lichaam is verheven en rond, het achterfte<br />

een wering hol van boven en van onderen is het plat, en<br />

met kraakbeen bekleedt, dit kraakbeen is dikker van voren als<br />

van achteren: door het kraakbeen, dat tuffchen de geleding<br />

der wervelen wordt gevonden, worden de wervelen als van<br />

den anderen gefcheiden, waardoor wy hét lichaam konnen<br />

bewegen en buigen : de wervelen hebben yder drie zoorten<br />

van uitftekken na achteren, en twee zydelingze of dwarfche<br />

aan yder zyde een ; deze zyn nader aan de lichaamen der*<br />

wervelen als de andere, en in yder van dezelve wordt een<br />

pees van de wervelbeens fpieren ingeplant. Door tweefchuynfe<br />

uitfteekzels van boven, en twee van onderen, en een<br />

ftherp uitfteekzel aan het achterfte van dc wervelbeenderen<br />

worden de wervelen te zamen geleedigt, en deze<br />

K<br />

3 gpi


78 Van de Beenderen van den Ruggraat, enz.<br />

.geleding wordt Ginglymus, Onderlinge Ontfanging, genaamt.<br />

F. Is ''er nog iets byzonders wegens de geleding der Welv<br />

beenderen in acht te nemen ?<br />

A. Men zou konnen aanmerken, dat de tweefchuynzenedergaande<br />

uitftekken van yder wervel van den ^ek en van<br />

den Rug twee kleine indrukken aan haar eindén hebben,<br />

waarin ze de einden van de twee opgaande uitfteekzels van<br />

het onderfte wervel ontfangen: dus dat de twee opgaande uitfteekzels<br />

van de wervelbeenderen van den Nek en van den<br />

Rug ontfangen worden, en de twee nedergaandeuitfteekzels<br />

ontfangen, uitgezondert de eerfte van den Nek en de laafte<br />

•van den Rug: maar heel anders is het met de uitfteekzels van<br />

de wervelbeenderen van de Lendenen gelegen, want de opgaande<br />

ontfangen, en de nedergaande worden ontfangen.<br />

F. Be Wervelbeenderen van den Nek of Hals, van den<br />

Rug, en van de Lendenen aan malkander met het heiligbeen<br />

gehegt zynde, wat maken deze Beenderen te zamen uit ?<br />

A. De uitftekken met het achterfte of holle deel van een<br />

wervel maken een groot gat in yder wervelbeen, en alle deze<br />

gaaten op malkander komende maken een kanaal voor het Ruggeraerg,<br />

het welk zyne zenuwen na verfcheide deelen vaa<br />

het lichaam by paren door twee kleine gaaten uitzendt.<br />

F. Hoe worden de Wervelbeenderen aan malkander gehegt<br />

?<br />

A. Zy worden alle aan malkander gehegt door een vlies<br />

van fterke breede veezelen gemaakt: dit vlies bekleedt al de<br />

wervelbeenderen van voren, en reikt van het eerfte wervel<br />

van den Nek tot aan het heiligbeen: daar is nog een ander<br />

vlies, 't welk het kanaal van binnen van onderen tot boven<br />

bekleedt, en de wervelen ook aan malkander hegt: daarenboven


Van de denderen vm dm Ru^al, enz. ? p<br />

eerfie wervel L X d o/et t° "ede ^ *<br />

de andere wervelen van wit beweging van<br />

evenwel meer 2 & Z n i , X T c ^ r T d<br />

°S<br />

fteekzels kort en regt en der" li^' r. ' S" 6 rdia<br />

den dikker zvn & f<br />

cl r<br />

'- ! „ zelver<br />

ï*'"t-<br />

kraaKbecndercn tufTclien bei-<br />

dikker, als die van rï t.n TÏ * zyn, en de kraakbeenen<br />

d<br />

- m l 1 0eVerd ewyLïïaatn<br />

grooter rmmte 'er ïZ&SZ'<br />

e<br />

£ *"<br />

onze hchaarnen meer na achteren konnen £ S ' " y<br />

*" !* ^ *» * meende-<br />

^ »er g |f<br />

fdSSr S D^' a£<br />

lyk


Sd Van de Beenderen van den Ruggraat, M<br />

tfak klettert zyn geworden, en zou in het geheel zoo buïg>'<br />

X t^eef u nl uitfteekzelen van yder bovenfe en onten.<br />

Jervel de Wervelbeenderen niet in zulken Hand hiel<br />

datzenog voo, nog achterwaard* konden fchuiven, zoo<br />

^ T ^ r & ^ l o ^ e ***** m,<br />

•^TrewilTelvk ia, en dat niet aHeen, welke door haar<br />

W 0<br />

^ * ^ * ***** dooMyh^onder, van den Kn?<br />

^""j De volkomen doodelyke wonden konnen ontftaan door<br />

verbreeking, en eene volkomen ontleeding.<br />

V. Hoe door verbreekmg. wervelen<br />

J w,,,.», door verbreekmg de lichaamen der werve ren<br />

A<br />

- frhSnkken worden geWooken, want dan kan het<br />

«fiïC „Krworden mtgeLlt; be-<br />

S ^ . ^ m o e t de 1*,<br />

^<br />

d e<br />

queft worden.<br />

^TXVondeS n g<br />

e,nddyk moet door zoo


Van de Beenderen van den Ruggraat, enz. fit<br />

V. Hoe door eene volkomen ontleeding ?<br />

A. Wanneer door een geweldigen val, flag of floot eenig<br />

wervelbeen 200 ver is afgeweken van het bovenfte en onderfte,<br />

daar het zelve tuffchen beide legt, dat zy malkanderen<br />

met die zyden, welke derzelver geleding maaken, niet meer<br />

raken, dan moeten door zulk geweld de kraakbeenige banden<br />

worden verbrooken, en het ruggemerg en deszelfs vliezen en<br />

vaten eene verplettering ondergaan, die onherftelbaar is, en<br />

van doodelyke gevolgen zyn moet: deze ontleeding maakt de<br />

zwaarfte toevallen, indien ze in den Rug of in den Nek ge-,<br />

fchiedt, en berooft den Lyder des te eerder van zyn leven.<br />

V. Welke quetzuuren van de Wervelhens Beenderen kon-i<br />

nen door zich zeiven doodelyk zyn ?<br />

A. Deze quetzuuren konnen ook door ontleeding en veri<br />

breeking ontftaan.<br />

V. Hoe door ontleeding?<br />

A. Door ontleeding, wanneer alleenlyk de fchuynfe uitfteekzels,<br />

het zy een alleen, of beide te gelyk uit haare plaatfen<br />

wyken: want, behalven dat deze ontleeding de doorvloejing<br />

der geeflen niet ten eenemaal belet, om datze zoo eene<br />

doodelyke drukking van het ruggemerg niet te weeg brengt,<br />

zoo is ze ook door de konft niet onherftelbaar,<br />

V. Hoe door verbreking?<br />

A> Indien de uitfteekzels van de wervelen alleenelyk zyn<br />

gebrooken, zoo kan zoo eene quetzuur niet volkomen doode-<br />

Jyk zyn, omdat een breuk van de uitfteekzels het merg niet<br />

wezentlyk kan benadeelen.<br />

L XL


§2 Van de Ongenaamde Beenderen.<br />

V \}\7 E<br />

XL H O O F D D E E L ;<br />

Van de Ongenaamde Beenderen.<br />

? k Z<br />

W<br />

d e o f f a<br />

Innominata, Ongenaamd$<br />

VV Beenderen?<br />

A. De Ongenaamde Beenderen zyn twee breede beenen<br />

aan de zyden van het heiligbeen gelegen-; in kinderen konnen<br />

zy yder in drie Hukken gefcheiden worden, maar in bejaarden<br />

zyn zy gemeenelyk aaneengegroeit, en maken als<br />

dan maar een been uit.<br />

V. Hoe worden de Ongenaamde Beenderen afgedeelt ?<br />

A. Yder Os Innominatum y oWsCoxa, Darmbeen, wordt<br />

Sn drie deelenonderfcheiden: namentlyk ineen bovendeel, in<br />

liet onderfte en voorfte deel, en in het onderfte en achterfte deel.<br />

V, Wat is het bovenfte deel, en hoe wordt het genaamt?<br />

A. Het is breed, byna halfrond, een weinig verheven era<br />

ongelyk van buiten, maar hoi en glad van binnen: het buitenfte<br />

is de rug, en het binnenfte de rib. Dit gedeelte wordt<br />

Os Ilium, Darmbeen, genaamt, om dat de darm Ilium,<br />

Ivronkeldarm, tulTchen deze beenderen in het midden is geplaaft:<br />

de omtrek of opperfte rand wordt Crifta, Kam,, genaamt<br />

: het is met een waaren naad aan de drie bovenfte wervelen<br />

van het heiligbeen gevoegt. Dit been is in de Vrouwen<br />

gemeenelyk breeder, als in de Mans.<br />

V. Wat is het onderfte en voorfte deel, en hoe wordt hef-<br />

'genaamt ?<br />

A. Het onderfte en voorfte deel van een van de ongenaamde<br />

Beenderen wordt Os Pubis, Sehaambeen, genaamt: het<br />

heeft een Paramen Ovale\ *;y-rond gat; het is met zyn makker<br />

van de andere zyde duur een kraakbeen vereenigt; hier<br />

- doof


Fan het Borftbeen. t%<br />

3oór wordt liet voorfte van het Pelvis, Bekken, gemaakt,<br />

waarvan het Os Sacrum, Heiligbeen, het achterfte, en de<br />

Ilia, Darmbeenderen, de zyden maken.<br />

F. Welk is het onderfte en achterfte deel, en hoe wordt<br />

^et genaamt?<br />

A. Het onderfte en achterfte deel van een van de ongenaamde<br />

Beenderen, Ifchion, of Coxendix, Heupbeen, genaamt,<br />

heeft eene groote holligheid, Acetabulum, welke het<br />

hoofd van het Dyëbeen ontfangt: de omtrek van het Acetabulum<br />

y Azyn pannetje of Heupsbeens holligheid, is aan het<br />

eind met een kraakbeen , Supercilium of Wenkbraauw genaamt,<br />

heilagen, en aldaar wordt het met het Schaambeerj<br />

gevoegt. Het heeft een groot gat Foramen Ifchii, en Fu~<br />

bis, Heup-en Schaambeenshol, genaamt, van welkersomtrek<br />

de fpieren Obturator Internus, enExternus, binnenfte<br />

en buitenfte Stopper, haar begin nemen: aan zyn ander<br />

eind heeft het een breed uitfteekzel, waarop wy zitten, en<br />

van dit uitfteekzel beginnen de buigfpieren van het been: nog<br />

is 'er boven dit uitfteekzel na achteren een ander klein en<br />

fcherp uitftek, tuffchen cdeze twee uitfteekzels leidt de Sinus<br />

van het heupbeen, waardoor de pees van de binnenfte ftopperfpier<br />

gaat.<br />

XII. H O O F D D E E L .<br />

Van het Borftbeen.<br />

V. \ X TJt is bet Borftbeen ?<br />

A. V V Het Borftbeen is eenigzints van eene fponsachtige<br />

zelfsftandigheid: het is geplaaft in het midden van de<br />

Borftom het hart te bewaren, en de einden van de waare<br />

tibben te ontfangen: in kinderen is het uit zeven of agtoeen-<br />

L s deren


#4 Van de Ribben.<br />

deren gemaakt, die in het begin kraakbeenig Zyn, maar nS<br />

de zeven jaarèn vereenigen zy gemeenelyk, en worden drie<br />

beenderen.<br />

V. Geef eens eene befchr)ving van deze drie beenderen?<br />

die het Borftbeen uitmaken.<br />

A. Het eerfte en bovenfte been is het grootfte en het breedfte;<br />

van buiten is het ongelyk en ruw } maar van. binnen is<br />

het gladder: heel boven aan heeft het van binnen eene groef<br />

voor de luchtpyp: nog heeft het eene groef aan yder zyde<br />

van boven met kraakbeen bekleedt, waarin de hoofden van<br />

de fleutelbeenderen worden zamengevoegt: het tweede been<br />

is langer en fmalder als het eerfte; het heeft aan zyne zyden<br />

verfcheide groeven, in welke de kraakbeenige eindens van de<br />

ribben worden ontfangen: het derde is breeder en korter als<br />

het tweede , het ontfangt in de zydgroef de einden van de<br />

laafte waare ribben, en eindigt in een kraakbeen, het welk.<br />

zomtyts in een been verandert: dit kraakbeen wordt Cartilago<br />

JLnfiformis, en Cartilago Xiphoides, Zwaartwyze<br />

Kraakbeen genaamt, en heeft zomtyts twee punten; zomtyts<br />

is het binnenwaards gebogen, wanneer het niet zelden<br />

den bovenften mond van de maag drukt en groote pyn met.<br />

braaken veroorzaakt.<br />

XIII. H O O F D D E E L<br />

Van de Ribben.<br />

V. T TC TAt zyn Ribben ?<br />

A. VV De Ribben zyn geboogen Beenderen j gelyk<br />

ïtrooken van cirkels: zy worden plat en breed, als ze aan<br />


Pari de Ribben.<br />

|jf aan de wervelbeenderen naderen, hoe ze ronder en dikker<br />

zyn: aan het eind is een rond hoofd, dat in de Sinus van de<br />

wervelbeenderen wordt ontfangen ; dit hoofd is met kraakbeen<br />

bekleedt: aan den hals van yder hoofd, uitgezondert aan<br />

de twee laafte ribben, is een kleine bult, deze wordt ook ontfangen<br />

in de holligheden van de dwarfche uitfteekzels van de<br />

zelve wervelbeenderen. De geleding van deze ribben maken<br />

met de onderfte wervelen een fcherpen hoek uit.<br />

V. Hoe veel Ribben zyn Vr ?<br />

_ J. Daar zyn vier-en-twintig Ribben, twaalf aan yder zyde<br />

van de twaalf wervelbeenderen van den rug: zy worden<br />

verdeelt aan wederzyden in zeven bovenfte Cqfta Ver*,<br />

Waare Ribben, zoo genaamt, omdat derzelver kraakbeenige<br />

eindens in de holligheden van het borftbeen • ontfangen worden;<br />

en in vyf onderfte Cofl* Spurt*, oïMoth*, Valfche<br />

Ribben, omdat ze korter en zachter zyn, van welke de bovenfte<br />

alleen van voren aan het eind van het borftbeen ge-<br />

Voegt zyn ; de kraakbeenige eindens van de andere worden<br />

aan malkander gehegt, uitgezondert de laafte valfche ribbe,<br />

Welke korter is als de andere, deze is zomtyds aan de Muf<br />

mlus Obliquus Defcendens, Schuyns Neergaande Spier, en<br />

zomtyts aan het Diaphragma, Middelrif, vaft.<br />

V Kan men nog iets wegens de Ribben aanmerken ?<br />

A. Ja, namentlyk dat yder Rib eene groef langs onder<br />

"heen loopende heeft, in welke een zenuw, ader en een ftVader<br />

legt : dat de kraakbeenen met het beenige deel van de<br />

Rib een ftompen hoek maken: dat indien yder Rib een hard been<br />

was aan beide einden aan twee vafte punten gehegt, dat dan de<br />

geheele borft onbeweeglyk zou zyn: dat indien de geleding,<br />

van de Ribben niet aan de dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen<br />

was, dat dan het borftbeen zoo ver niet zon<br />

L 3 jcon^


86 Van 4c Sleutelbeenderen en de Schouw der blaaden:<br />

konnen uitzetten als nu, en dat de holte van de borft als dad<br />

zoo groot niet zou konnen worden, als in de inademing vereifcht<br />

wordt, en eindelyk dat gemeenelyk de kraakbeenen<br />

van de Ribben, dewelke aan het borftbeen worden gevoegti<br />

barder zyn in de Vrouwen, als in de Mans»<br />

XIV. HOOFDDEEL.<br />

Fan de Sleutelbeenderen en de Schouw derblaaden*<br />

V- XtXf E^ beenderen van bet lichaam worden Clavi-<br />

VV culse, Sleutelbeenderen, genaamt ?<br />

A. De Sleutelbeenderen zyn twee beenen aan het onderfte<br />

van den hals boven de borft geplaaft, aan yder zyde één:<br />

zy zyn lang en fmal en geboogen als een Italiaanfche (c^)<br />

om den doorgang van de vaten, die 'er onder heenloopen, en<br />

om de beweging van den arm te verligten: zy worden met<br />

één eind aan het Acmnion, Schouwderbeenshoofd , door<br />

eene kraakbeenige geleding, en aan het ander eind van voren<br />

aan 't bovenfte van het borftbeen door eene ondiepe kraakbeenige<br />

geleding, en aan de bovenfte Rib door vleefch gehegt:<br />

der zeiver zelfsftandigheid is fponsachtig, en daarom breekenze<br />

ligt, en vereenigen wederom fchielyk, als ze gebrooken<br />

zyn.<br />

V. Van wat gebruik zyn de Sleutelbeenderen ? _<br />

A. Zy dienen om de Schouwderbeenen, waarin de Armsbeenderen<br />

geledigt zyn, te onderfteunen: daarenboven om<br />

de Mufculus Peüoralis, Borftfpier, welke den arm dwars<br />

over de borft trekt, en aan het bovenfte van het Schouwderbeen<br />

ingeplant wordt, in bedwang te houden; want zoo de.<br />

Sleutelbeenen de Schouwderbiaaden , waarin het hoofd van<br />

het


Van de Sleutelbeenderen en de Schouw de rblaaden.<br />

liet Armbeen altydc op eene gelyke wyze geplaaft is, niet<br />

hielden, zoo zou het bovenfte van den arm, en niet de hand<br />

na voren worden getrokken.<br />

f. Dewyl de Sleutelbeenen met de Scapuke , Schouwderblaaden,<br />

worden vereenigt; zeg my eens, welke Beenderen de<br />

bebouwderblaaden zyn? ^<br />

A. De Schouwderblaaden zyn twee groote breede driehoekige<br />

Beenderen; zy zyn dun, maar vaft en hard, van<br />

buiten wat verheven, en van binnen hol: yder heeft een rand<br />

van boven en van onderen; deze worden de bovenfte en de<br />

onderfte Schouwder&lads rib genaamt: deszelfs breede eind<br />

maakt met de twee randen de bovenfte en de onderfte hoeken<br />

uit: zy hebben vier uitfteekzels, n amentlyk Acvomion, Schouwderbeenshoofd,<br />

ProceJJus Coracoideus, of Anchoroïdeus, Ravensbeks<br />

uitfteekzel, Proceffus Brevis,- of'Cervix, kort Uitfteekzel<br />

, en Spina, de Graad. Het Schouwderbeenshoofd,<br />

dat het eind van het Sleutelbeen ontfangt J wordt met het<br />

Ravensbeks uitfteekzel door een fterken band aan malkander gehegt,<br />

welke dient om het Schouwderbeenshoofd in de holte<br />

van het derde uitfteekzel, de Hals genaamt, te houden: dit<br />

uitftek is het eind van hetSchouwderblad, en komt tegen over<br />

deszelfs breedfte deel: daarenboven heeft het Schouwderblad<br />

een ronden met kraakbeen bekleeden rand, en ontfangt het<br />

hoofd van het Armbeen. °<br />

V. Van wat gebruik zyn de Schouwderblaaden?<br />

\ A. Zy dienen om de achterfte einden van de Sleutel-<br />

Beenderen en het hoofd van het Schouwderbeen te ontfangen<br />

en een beg.n te verleenen aan de fpieren > welke denarm<<br />

7*1


8 8 Van de Beenderen van den Oppef- en van den Onder-Am.<br />

XV. H O O D D E E L .<br />

Van de Beenderen van den Opper- en van den<br />

Onder-Arm.<br />

jr TjrOe worden de Beenderen van den Arm verdeelt}.<br />

A. JLJL In het Opperarms-of Schouwderbeen, en in het<br />

Onder-arms of Ellebeen; tot het laatfte behoort ook het Speek-<br />

V. Wat is bet Opperarmbeen, Humerus, Schouwderbeen,<br />

^^Het is een lang, rond, redelyk hard, en vaft been;<br />

in zyn midden is liet hol, en met merg voorzien: van boven<br />

heeft het een rond met kraakbeen bekleedt hoofd, het welk<br />

in de holligheid van den hals van het Schouwderblad wordt<br />

ontfangen: het heeft in het voorfte van het hoofd eene groef,<br />

waarin de pees van de Mujculus Biceps, Tweehoofdige Spier,<br />

k ê<br />

r. Maar bet hoofd van het Schouwderbeen is vee! groote^<br />

ais de holligheid, daar het injluit, hoe kan dan deze geleding<br />

gefchieden? . , , , 1V , • i ,<br />

A' Omdat dit hoofd veel grooter is als de holligheid ,<br />

daarom is 'er een fterke band, die van den rand van de holligheid<br />

van het Schouwderblad komt, en deze band maakt<br />

rondom bet hoofd van het Schouwderblad een zak en wordt<br />

tot vafter geleding tuffchen het Epiphyfis, Aangroeizel, en<br />

het been ingeplant.<br />

V. Is deze geleding van bet Schouwderbeen met het Schou<br />

derblad van eenig nut? -au<br />

A. Ja, want door deze geledjng wordt de arm in itaat<br />

geftelt om alle bewegingen te verrichten, ^


'Fan de Beenderen van den Opper- en van den Onderarm. 89<br />

F. Wat moet men aangaande het onderfte eind van het<br />

r<br />

Armbeen aanmerken ?<br />

.. A. Dat het dunder en breeder is, en twee Condyli of Knokken<br />

heeft: de buitenfte wordt in het eind van de klein® ellepyp,<br />

Radius, of Speekbeen, ontfangen: van de binnenfte<br />

knok ryzen de Ipieren, dewelke de hand en de vingers buigen<br />

; tulTchen deze twee uitpuylingen of knokken zyn twee<br />

halfsringwyze uitftekken, Spin*, Doornen, genaamt, met<br />

een groef tulTchen yder in het midden, waardoor het fchouw<br />

derbeen met het ellebeen als een charnier geledigt wordt. Nog<br />

is aan den voorkant van deze uitpuylingen een kleine groef,<br />

-die het voorfte uitftek van het ellebeen ontfangt, en aan deszelfs<br />

achter zyde is een breede groef, welke de Elleboogsbult,<br />

Olecranon genaamt, ontfangt.<br />

F. Wat is de ÜJna, Cubitus, of het Ellebeen?<br />

A. Het is een lang, hard, en van binnen in zyn midden<br />

hol been, van boven is het breed, en wordt na onderenfmalder:<br />

het leidt aan de binnen zyde van den Voor-arm, en<br />

reikt van den Elleboog tot het gewrigt van de Voorhand;<br />

van boven heeft het twee uitfteekzels; deze worden in de<br />

voorfte en de achterfte groef van het eind van het fchouwderbeen<br />

ontfangen; het voorfte uitftek is klein, en kort; het<br />

achterfte, de Elleboogsbult genaamt, is grooter en langer:<br />

als het in eene regte linie met den Arm uitgeftrekt wordt, onderfteunt<br />

het den Voor-arm; tuffchen deze uitfteekzels heeft<br />

het een halfkringwyze groef; deze ontfangt de binnenfte uitpuyling<br />

van het onderfte eind van het fchouwderbeen, waar«<br />

door de Arm kan buigen, en zich uitftrekken; langs het midden<br />

loopt een kleine riggel, waardoor dit been, als met een<br />

Charnier, aan het fchouwderbeen geledigt wordt: de binnen<br />

zyde van dit boveneinde heeft een kleine groef, en deze<br />

M ont-


. Van de Beenderen van den Opper- en van den Onder-Arm<br />

©ntfangt den omtrek van het ronde hoofd van het fpeekbeen,<br />

V. Befchryft eens bet onderfte eind van het Ellebeen?<br />

A. Het onderfte eind van het Ellebeen is rond en klein;,<br />

het wordt in een groef in het onderfte eind van het fpeekbeen<br />

ontfangen; aan dit eind heeft het een kort en klein uitftek;.<br />

van dit uitftek nemen de banden, welke het zelve aan de beenderen<br />

van het gewrigt hegten, hun begin; voorts dient dit<br />

uitftek om de geleding der beenderen in liaar plaats te<br />

houden.<br />

V. Wat is bet Speekbeen ?<br />

A. Het Speekbeen, ook Raderbeen genaamt, is het kleine<br />

been van den ünder-arra, het verzelt het ellebeen van den<br />

Elleboog tot het gewrigt': het heeft in zyn boveneind een<br />

kleine groef, die de buitenfte knok van het fchouwderbeen<br />

ontfangt: de omtrek van deze holligheid loopt in de kleine<br />

groef van het bovenfte eind van het ellebeen.<br />

V. Komt ook bet onderfte eind van bet Speekbeen in aantnerking<br />

?<br />

A. Ja, namentlyk, dat het onderfte eind grooter is, als<br />

het bovenfte, dat het een kleine groef heeft, waarin het eind<br />

van het ellebeen wordt ontfangen, en dat het op het eind<br />

nog twee groeven heeft, welke de beenderen van de Voorhand<br />

ontfangen.<br />

V. Moe worden deze Beenderen te zamengevoegt ?<br />

A. Het Ellebeen en het Speekbeen vergezellen malkander,<br />

maar raken malkander niet aan als aan hun einden: in hun<br />

midden zynze van malkander geboogen, maar worden door<br />

een fterken breeden vliesachtigen band aan malkander gehegt.<br />

V Waarom is bet ondererad van] bet Speekbeen grooter,<br />

ah bet boveneind?<br />

Al*


Van de Beenderen van de Foor- en Nahand, enz.<br />

A. Omdat de hand aan dit Been voornamentjyk zyne geleding<br />

heeft: door deze geleding komt het, dat het Speekbeen<br />

na voren en na achteren over het ellebeen beweegt, zoo meenigmaal<br />

de palm van de hand, of na boven of na onder, gedraait<br />

wordt.<br />

XVI. H O O F D D E E L .<br />

Van de Beenderen van de Voor- en Nahand, en.<br />

van de Vingeren.<br />

V. 'WJd.t ^ Carpus, Voorhand?<br />

A. VV Het is dat gedeelte van de hand, het welkby<br />

de geleding van het fpeekbeen begint, en by de geleding van<br />

de vier beentjes, welke met die van de Vingeren overeenkomen,<br />

eindigt: de Voorhand beftaat uit agt kleine beenderen<br />

van verfcheide gedaante en grootte; zy zyn in twee ryen<br />

geftelt, in yder ry vier: de eerfte heeft zyne geleding met<br />

het fpeekbeen, de tweede met de beenderen van de Nahand:<br />

zy worden alle fterk aan malkander gebonden door banden,<br />

die van het fpeekbeen komen, en door een ringachtigen band,<br />

door welke de peezen, die de vingers bewegen, gaan: alhoewel<br />

deze band gemeenlyk voor eenen band gehouden<br />

wordt, zoo geeft hy nogtans aan ydere pees een byzonderen<br />

koker, waardoor de pees heen gaat.<br />

. V. Uit welke beenderen beftaat de Metacarpus, Nahand?<br />

A. De Nahand beftaat uit vier Beenderen: het groofte en<br />

fae t langfte van deze beenderen is, het welk de voorfte vingers<br />

onderfteunt; zy zyn rond en lang, na den rug van de<br />

hand een weinig verheven, en na den palm van de hand hol<br />

en plat, en zyn in 't midden van binnen met merg voor-<br />

M 2 zien:


f 2 Van de Beenderen van de Voor- en Nahand T enz.-<br />

zien: ook raken zy malkander aan haar einden alleenlyk aan 3,<br />

tuffchen beiden plaats latende,, waarin de tuffchenbeenige fpieren<br />

leggen: in derzelver boveneind is een groef, welke de<br />

beenderen van de Voorhand ontfangt; hun ondereind is<br />

rond, en wordt in de groeven van de eerfte beenderen van dc<br />

Vingeren ontfangen.<br />

V. Uit hoe veel beenderen worden de Vingers te zamen*<br />

gejldt?<br />

A, De Vingers van yder hand beftaan , nitgenoomen dezaadbeentjcs,<br />

uit vyftien beenderen: yder Vinger heeft 'er<br />

drie, zy zyn een weinig verheven, en rond van boven op den<br />

rug, maar hol en plat na den palm, behalven de laafte, daar<br />

de nagels aan zyn : zy zyn in drie ryen gefchaart: de eerfte<br />

is langer als de tweede,, en de tweede is langer als de derde.<br />

In het bovenfte eind van elk van deze beenderen, die de eerfte<br />

ry uitmaken, is een klein groefje , in deze worden de<br />

ronde hoofdjes van de beenderen van de Nahand ontfangen;<br />

het tweede en derde been van yder Vinger heeft twee<br />

kleine groeven, deze worden door eene kleine uitpuyling vaneen<br />

gefeheiden; daarentegen heeft het onderfte eind van het<br />

eerfte en van het tweede been van yder Vinger twee<br />

kleine uitpuylingen, door een kleine groef verdeelt, waardoor<br />

deze groeven en uitpuylingen met malkander worden<br />

geledigt. Het eerfte been van den Duim heeft de gedaante<br />

als een van de beenderen van de Nahand y en is aan de Voorhand<br />

en het tweede been van den Duim, gelyk de geleding<br />

van de eerfte beenderen van de Vingeren met de Nahand, geledigt<br />

; het tweede been van den Duim is gelyk als het eerfte<br />

van de Vingeren, en wordt aan het eerfte en aan het derde<br />

been, gelyk de beenderen van de Vingeren, geledigt.<br />

V, Wat zyn de Offa Sefamoidaea, Zaa.dbe.entje sï<br />

Ao


Vm ie Dyèbeenderen.<br />

> ^- m<br />

*y?} k<br />

i tentjes, daar worden 'er gemeenelvk<br />

S ,£de<br />

dln il\ Y a<br />

? J 32 V l e r e n v a n d e r<br />

^ y &d gevonden,<br />

zy zyn aan de leden onder de peezen van de #«1<br />

V C <br />

K a t l i ^<br />

5 B u<br />

^<br />

e r s<br />

^ de Vingeren, geplaaft<br />

XVII. H O O F D D E E L .<br />

V<br />

' XA/ L<br />

F%n de Dyëb eender en,<br />

ii Zyn de 0 f f a Fe<br />

. ,<br />

moris, Dyebeenderen ?<br />

D<br />

yëbeenderen zyn de twee lansfte been-,<br />

van e'en harde en IftezeSl<br />

itandigheic, en van binnen in het midden hol : aan hun<br />

^oorfte zyde zyn ze een weinig verheven en rond, maar van<br />

W e<br />

vd rvTn7 , ! m g n g e b 0 n ><br />

i °^ teeniangenfcherpenkL"<br />

V. Welk is het eerfte aangroeïzel ?<br />

^.Het eerfte Bpiphyfis , Aangroeizel, wordt yk breed, en komt van den fand van<br />

het Dyebeens hoi: de andere, die kort en rond is,, komt van<br />

^n bodem van het Dyëbeenshol, en wordtin het mSvm<br />

het hoofd ingep ant: het gedeelte van het Dyëbeen, even on"<br />

Vix Nek°of Hak ^ ^ ^ 1S<br />

' dtX<br />

mx 9 Nek of Hals, genaamt. Dit deel maakt een hoek met<br />

• M<br />

3 het


^ Van de Bfébeenderen.<br />

het lichaam van het been, door welk middel de dyën en de<br />

voeten op eene zekere wydte van malkander ltaan.<br />

V. Hoe wordt bet tweede hpiphyüs, Aangroeizel, genaamt,<br />

en waartoe dient het ?<br />

J Het tweede aangroeizelhiet Tmto^^ör , Groote<br />

draaner: het is een redelyk groote knok, aan de buiten<br />

zyde van het Dyëbeen, recht aan het begin van deszelfshais,<br />

en is wegens de inplanting eeniger fpieren in het zelve ongdyk:<br />

aan zyn begin heeft het een kleine holligheid , waar.<br />

fn defpreTen^r^, en Obturatores, Vierdubbelde<br />

en Stoppers genaamt, ingeplant worden.<br />

r Welk is het derde hpiphyfis, Aangroeizel?<br />

A Het derde aangroeizel, het welke Trochanter Mno ,<br />

Kleine draaijer, wordt genaamt, is een kleinder nok het<br />

zelve ftaat lager, als het ander, achter aan het Dyëbeen<br />

V. Zyn deze aangroeizels, of knokken van eemg nut aan<br />

zelve nog meer vermeerdert.<br />

*T D« htfvan onderen in het midden door een groef in<br />

twee' hooiden of knokken wordt verdeelt : deze hoofden of<br />

Ste worden in de groeven van het icheenbeen on -<br />

S en maken eene onderlinge geledmg: de mt ce<br />

„ffcl.en het achterfte van deze hoofden ,s,<br />

gag van de groote vaten, en van een zenuw na het been.<br />

r! te het onderfte emd van het Dje-<br />

xvur.


V<br />

Van het Scheen- en Kmtken, enz. - ^<br />

XVIIL HOOFDDEEL.<br />

Van het Scheen- en Kuitbeen, en van de<br />

Kniefchyf.<br />

' WJ At<br />

vtKfiaat mm gemeenlyk door de Schinkel,<br />

V V of het Been?<br />

A. Door het been verftaat men gemeenlyk de Tibia, en<br />

de Fibula, het Scheen- en het Kuitbeen , zy worden ook<br />

F mie Majus en Focile Minus genaamt.<br />

V. Wat is het Scheenbeen ?<br />

i ^ ' L H<br />

e n l a n<br />

? f S' hard<br />

> e n<br />

vaft been; het heeft eene<br />

holligheid in het midden, en is byna driekantig, deszelfs<br />

voorfte en fcherpe kant wordt de fcheen genaamt: in zyn boven<br />

eind heeft het twee breede groeven, met kraakbeen bedekt,<br />

waarin de onderfte hoofden van het Dyëbeen worden<br />

ontfangen; het kraakbeen, dat de gemelde groeven bekleedt, is<br />

zacht en buigzaam, en wordt om zyn figuur Cartilago Lunata,<br />

Maansgelyk Kraakbeen genaamt; het loopt tuffchen de<br />

einden van de twee beenderen in, en wordt aan zyn rand<br />

zeer dun; ook dient dit kraakbeen om de kleine zydelindè<br />

beweging van de Knie gemakkelyker te maken. Aan de zyde<br />

van het boveneind heeft het een kleine knoes, die in een<br />

kleine groef van de Fibula, Kuitbeen, wordt ontfangen:<br />

onder de Kniefchyf, een weinig na voren, wordt nog een<br />

andere gevonden, waaraan de peezen van de uitftrekkers van<br />

het been worden ingeplant.<br />

V. Is het ondereind van het Scheenbeen van dezelve grootte<br />

als het boveneind.<br />

: A. Neen, maar het is veel kleinder, en heeft een groot<br />

ilitfteekzel,het welk den binnenften enklaauw maakt; ook maakt<br />

het


$6 'Van het Scheen- en Kuitbeen, enz.<br />

bet een breede groef, die in \ midden door eene kleine uitpuyUng<br />

wordrgefcheiden: deze groef ontfangt het verheven<br />

hoofd van het kootbeen, Aftragalus genaamt en deuitpuylmg<br />

wordt in de groef van het verheven hoofd van het<br />

Keen wederom ontfangen: van onderen aan de zyde heeft<br />

hefnog eene ondiepe groef, waarin het kuitbeen wordt »ngelaten.<br />

V, Wat is het Kuitbeen? .... .<br />

A Het Kuitbeen is een kleinder been, als het Scheenbeen,<br />

maar is niet korter; het is aan de buiten zyde van het been<br />

Slaaft• zyn bovenfte, het welk niet zoo hoog is, als de<br />

luie ontfangt de zydelingfe knoes van het boveneind van<br />

het Scheenbeen in eene kleine groef, welke aandeszelfs.binnen<br />

zyde is: het onderfte eind wordt in de kleine groef van<br />

^Scheenbeen ontfangen ; voorder ftrekt het zich uit in een<br />

breed uitftek , het welk den buitenften enklaauw maakt, en omvat<br />

de buiten zyde van het Kootbeen.<br />

V. Is het Scheen- en Kuitbeen digt nevens malkander ge-<br />

*"5 ?<br />

Schoon deze Beenderen nevens malkander zyn geplaaft,<br />

nomns raken zy niet aan malkander, als aan haar eindens;<br />

de plaats, die tulTchen beiden open is, wordt door een fterk^vliesachtigenband,<br />

en eenige fpieren, diede voeten en de<br />

teenen uitftrekken, opgevult.<br />

V. Wat is ^ Patella, Kniejchyj?<br />

A Zv is in bejaarden een zeer hard, en in kinderen een<br />

zacht been, en is geplaaft op de geleding van het Dyëbeen<br />

mhet Scheenbeen! zy is rond, middelmatig breed, en redelvk<br />

dik, aan beide zyden een weinig verheven, en is voor<br />

2een glad kraakbeen bekleedt: over dezelve gaan de pe-<br />

Iri deTfpien, welke het been uitftrekken: zy dient om de


Van de Berderen van den Voet en van de Teenen. 07<br />

geleding te verfterken, en de beweging gemakkelyker eri zekerder<br />

te maken.<br />

XIX. H O O F D D E E L .<br />

Van de Beenderen van den Voet en van de Teenen.<br />

V. \\JAt z<br />

y n<br />

de Voeten?<br />

i V» Het zyn de onderfte deelen van ons lichaam V<br />

waarop het geheele lichaam, als men ftaat, ruit.<br />

V. In hoe veel deelen wordt de Voet onderfcheiden ?<br />

A. In drie deelen, namentlyk., in den Voorvoet, in deft<br />

Navoet, en in de Teenen.<br />

V. Wat is de Voorvoet ?<br />

• A. De Voorvoet, TarfuS- genaamt, is dat gedeelte van<br />

den Voet, het welk tulTchen de beenderen van het fcheen- en<br />

kuitbeen, en den Navoet is geplaaft, en beftaat uitzeven<br />

beenderen.<br />

V. Geef eens eene befchryving van deze Beenderen ?<br />

. A. Het eerfte been van den Voorvoet, Aftragalus, Kootbeen,<br />

en Talus, bnkel, genaamt, heeft in zyn bovenfte<br />

deel een verheven hoofd, het welk met het fcheen- en kuitbeen<br />

door onderlinge ontfanging zyne geleding heeft: het<br />

voorfte van het kootbeen is ook verheven, en wordt in de<br />

groef van het Os Naviculare-, Schip wyzebeen, ontfangen:<br />

van onderen na het achterfte van zyne onderzyde heeft het<br />

eene groef, waarin het achterfte, en het bovenfte van het Os<br />

•€alcis, Hielbeen, wordt ingelaaten; maar na voren van de-<br />

Zélve zyde heeft het een uitfteekzel, en dat wordt in het bovenfte<br />

en voorfte van het hielbeen ontfangen.<br />

V Welk is het tweede been van den Voorvoet?<br />

N ±


98 Van de Beenderen van den Voet en van de Teenen*<br />

A. Het tweede been, CalcaneumY en @s Cakisr Hiefc<br />

been, genaamt, is het grootfte van de beenderen van den<br />

navoet; het is onder het kootbeen geplaaft, en heeft zyne<br />

geleding met het zelve door onderlinge ontfanging.<br />

V- Welk is het derde heen van den Voorvoet.<br />

A. Het derde been wordt Os Naviculare, dat is, Schipi<br />

Wyzebeen genaamt, het is tuffchen het kootbeen, en de drie<br />

OJJa Cuneiforma, Wiggebeenderen , geplaaft. Van achteren<br />

heeft het een groote groef, die het voorfte verheven<br />

hoofd van het eerfte been van den voorvoet ontfangt; van<br />

voren is het verheven, en in drie hoofden onderfcheiden, en<br />

deze worden in groeven van de wiggebeenderen ontfangen*<br />

V. Hoe wordt het vierde > het vyfde, en het zesde been<br />

van den Voorvoet genaamt ?<br />

A. Zy worden OJfa, Cuneiforma genaamt, omdat ze al£<br />

wiggen boven breed',, en onder fmal zyn: dc drie wiggebeenderen<br />

leggen naaft malkander: zy zyn van boven verheven»<br />

maar van onder zyn ze hol : aan het een eind hebben ze yder<br />

een groef,, welke het fchipwyze been ontfangt; derzelver geleding<br />

gefchiedt aan. 't ander eind met de drie binnenfte been?<br />

deren van den navoet.<br />

V. Welk is het zevende been van den Voorvoet ?<br />

A» Het zevende is het Teerlingswyzebeen, Os CubifoT^<br />

me genaamt:. het legt als de wigbeenderen' in dezelve ry,<br />

en heeft zyne geleding van achteren met het hielbeen , van<br />

woren met de twee buitenfte beenderen van den. navoet., en<br />

fan binnen aan het derde wiggebeen.<br />

V. Uit hoe veel beenderen beflaat de Navoet ?<br />

Af De Metacarpusy. Navoet, beftaat uit vyf beendérenï<br />

het dikfte van deze beenderen onderfteunt den grooten Teen»<br />

4Q volgende Teen wordt door. het tweede been 5 dat het langfte


Tan de Spieren van het Strottenhoofd. pp<br />

xs, onderfteunt; gelyk de volgende Teenen korter worden 9<br />

•zoo worden ook de andere beenderen korter: zy hebben byna<br />

dezelve figuur, als de beenderen van de nahand, en derzelver<br />

geleding aan de Teenen gefchiedt op dezelve manier,<br />

als de geleding van de nahand aan de vingeren: het vooraaamfte<br />

onderfcheid tulTchen deze beenderen, en die van de<br />

nahand is, dat de beenderen van den navoet langer zyn.<br />

V. Uit boe veel heenderen beftaan de Teenen vaneen Toef,<br />

en hoe wordenze aan malkander gevoegt f<br />

A. De groote Teen beftaat uit twee beenderen, en de andere<br />

vier Teenen zyn yder uit drie beenen te zamengeftelt,<br />

en dus beftaan de Teenen van yder Voet uit veertien beenen,<br />

behalven de zaadbeentjes, die zoo wel aan de geleding<br />

der Teenen, als aan die der vingeren worden gevonden;<br />

derzelver getal is niet wel te bepaalen; men vindt 'er gemeenelyk<br />

twaalf, en ook wel meer: de beenderen van de Teenen<br />

zyn korter als die van de vingeren, en derzelver geleding<br />

gefchiedt op dezelve wyze als die der vingeren.<br />

XX. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van het Strottenhoofd*<br />

V* j\ Lvorens ivy aangaande de Spieren van bet Hoofd,<br />

IX den Hals, de Schouwderblaaden, den Rug, de<br />

Lendenen, de Borft, den Buik, enz. fpreken, znllenwy,<br />

om onverhindert voortegaan, eerft handelen van de Spieren<br />

wan het Strottenhoofd, den Slokdarm, de Lel, de Tong, het<br />

Tongbeen, de Onderkaak, de Lippen, den Neus, de Wenkbraauwen,<br />

de Oogleeden, de Oogen en de Oor en: zeg mj<br />

Mis, mik zyn de Spieren van het Strottenhoofd


'ï qo Van de Spieren van het Strottenhoofd'.<br />

A. Het Strottenhoofd, Larynx genaamt, heeft zeven paar<br />

Spieren; namentlyk-twee gemeene, en vyf eigen Spieren.<br />

V. Welk zyn de gemeene Spieren van het Strottenhoofd?<br />

A. Het eerfte paar Sternothyroides , Borftichildwyze*<br />

heeft zyn begin van boven aan de binnen zyde van het borftbeen<br />

, en langs de zyden van de luchtpyp opgaande wordt<br />

het onder aan de zyden van het fchildwyze kraakbeen ingeplant.<br />

V. Waartoe is dit paar Spieren gefchikt ?<br />

A. Öm het Strottenhoofd na beneden te trekken. .<br />

V. Welk is het tweede gemeene paar?<br />

A. Het tweede Hyo - thyroides , Tongbeens Schildwyv<br />

ze, begint van het laagfte deel van het tongbeen, en wordt<br />

nedergaande onder, aan .het fchildwyze kraakbeen by het eerfte<br />

paar ingeplant,<br />

V. Van wat gebruik is dit tweede paar gemeene fpieren van.<br />

het Strottenhoofd*.<br />

A. Deszelfs gebruik is, het Strottenhoofd, om hoog te.<br />

trekken.<br />

V. Welk, is het eerfle paar eigen. Spieren vanbet Strottenhoofd)<br />

:<br />

A. De Crico-thyroides , Ringfchildwyze ,. dit paar heeft<br />

zyn begin voor van het Cricoides, Ringwyze kraakbeen, en,<br />


Fan.de Spieren van. de Lel fa^<br />

,K w


Van de Spieren van de Tong.<br />

'A. Het eerfte paar Pterygojlaphilinus Externus, bultenfté<br />

|Wiggebeens Vleugel genaamt, komt van eene kleine verhevenheid,<br />

op de onderfte 2yde van het wiggebeen, en loopt<br />

jecht, om in het achterfte van de Lel ingeplant te worden,<br />

V- Welk is het tweede paar Spieren van de Lel?<br />

A. Het tweede paar Pterygojlaphilinus Internus, binnenfte<br />

Wiggebeens Vleugel genaamt, komt van de zelve verhe-'<br />

venheid van het wiggebeen; met deszelfs peesachtig gedeelte<br />

gaat dit paar over een klein haaksgewyze uitftek van het vleugelswyze<br />

uitfteekzel, en wordt van daar wederkeerende in<br />

liet voorfte van de Uvula, Lel, ingeplant.<br />

V. Hebben de Spieren van de Lel een wezentlyk gebruik ?<br />

A. Ja, want als het eerfte paar Spieren werkt, wordt de<br />

Lel rug waards, en als het tweede werkt, wordt de Lel voorwaards<br />

getrokken: daarenboven wordt de beweging van het<br />

tweede paar gemakkelyker gemaakt, van wegen het katrols<br />

letje, waardoor deszelfs pees gaat.<br />

V. Waartoe dient bet* dat de Lel na voor, en na acty<br />

tier wordt bewogen?<br />

A. Beide deze bewegingen zynnoodzaakelyk, omdeftem<br />

recht te formeeren, en op dat niets, van het geen wy in de&<br />

mond nemen, door den neus uitgaa»<br />

XXIL HOOFDDEEL,<br />

T 'iT * T fï Ct fT *if *<br />

Fan de Spieren van de Tong*<br />

At<br />

V. \\T<br />

v o o r<br />

Spieren werden aan de Tong toege\<br />

V V eigent ?<br />

A. De Spieren, die de Tong worden toegeëigent, zya<br />

#5 paar. ^


Fm de Spieren van de Tong: |$g<br />

V. Welk is het eerfle paar ?<br />

Baamt, dit paar komt van- het priemswyze uitftek/en van<br />

^nederdalende wordt het in den wortel van d e ^ g in"<br />

V. Wüh is het tweede paar Tongsfpieren ?<br />

dit paar komt van binnen van het voorfte deel van de onder*<br />

fraak, en wordt in den wortel van de tong ingepLt *<br />

V. Welk is het derde paar?<br />

Z y n e r d i e a a n d i t<br />

a a r S<br />

•Jt ^ ' '' P P ier<br />

en van de Ton? •<br />

«wee namen geven , en dan noemen ze de vezelen weTkf<br />

rvezden dS<br />

7 ^ ^ * <br />

oe vezelen y dewelke maft aan het breede gedeelte van het<br />

maar alzoo «V vermeenigvuldiging van namen v a n S<br />

dmfterheid 318 in het kena<br />

Spier zferi *<br />

y 2 e t<br />

2 C e n w<br />

de Ton5 1 8'<br />

T ^ y> d« het derde paar van<br />

dLlk^r^ ' d<br />

C e r f ^ïïus, HoornstongbeensfiJer]<br />

deze komt breed en vleezig van de zyden van het Tone-heen<br />

en wordt in den wortel val, de Tong^Pte ^<br />

Tongf<br />

\j£^ H<br />

i et£erfte P<br />

W h<br />

/ a r t r e k<br />

n d i t<br />

<br />

\ d e T<br />

** ï aar<br />

v*» de<br />

°ngopwaards, hit tweede<br />

trekt de 1 ong uit den mond, en door het derde paar wordt<br />

de Tong recht in den mond getrokken<br />

P<br />

K. Wordt de Tong alleen door deze Spieren hewogen *<br />

sxu*.


Fan-de 'Spieren van het Tongbeen.<br />

XXIII. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van het Tongbeen.<br />

V. A Lzoo de Tong niet alken door de Spieren van de<br />

j\. Tong , maar ook door die van het Tongbeen<br />

wordt bewogen; welk zyn de Spieren,, welke het Tongbeen,<br />

en te gelyk de Tong bewegen)<br />

A. Het Tongbeen, Os Hyoides genaamt, wordtbewogeu<br />

door vyf paar Spieren.<br />

. V. Welk is het eerfte paar)<br />

A. Het eerfte paar, Geniohyoideus, Kinstongfpier ge^<br />

naamt, komt van het voorfte binnenfte gedeelte van de onderkaak,<br />

en wordt in de Bafis van het Tongbeen ingeplant.<br />

V. Welk is het tweede paar)<br />

A. Het tweede paar is de tegenftander van het eerfte paar^<br />

en wordt Sternohyoides, Borfttongsbeens paar genaamt : dit<br />

paar Spieren komt van de binnen zyde van het fleutelbeen,<br />

en opgaande over de borltfchildwyze fpier, wordt dezelve in<br />

de Bafis van het Tongbeen ingeplant..<br />

V. Welk is het derde paar van de Tongbeens fpieren \<br />

A. Het derde paar, Mylohyoides, Kaaktongsbeens paar<br />

genaamt, komt van de binnen zyde van de onderkaak, ondier<br />

de Dentes Molares, Maaltanden, en wordt aan de zyden<br />

van de Bafis van het Tongbeen ingeplant.<br />

A. Welk is het vierde paar)<br />

A Het vierde paar is de tegenftander van het derde paar<br />

eo wordt Coracohyoides genaamt, dog ten onrechten, want<br />

dit paar komt niet van het Ravenbeks uitfteekzel, maar van<br />

den opperrand van het fchouwderblad by deszelfs hals, en<br />

fdiuins onder de Mufculus Maftoidaus } Mamwyzebeensfpier,


Van de Spieren van den Slokdarm. i df<br />

opgaande worden de Ipieren van dit paar in het tongbeen ingeplant<br />

: de buik van de Spieren van dit paar is in het midden<br />

een weinig peesachtig, opdat, als dezelve werkt, de vaten,<br />

•die na het hoofd gaan, niet Zouden geperft worden.<br />

V Welk is het vyfde paar)<br />

A. Het vyfde paar Stylohyoides, Priemstongsbeen paar genaamt<br />

, komt van het prlemswyze uitfteekzel , en wordt<br />

fchuins nedergaande in de hoornen van het tongbeen ingeplant<br />

: het breedfte gedeelte van dit paar Spieren is doorboort<br />

om de pees van & Mufculus Digaflricus, Tweebuikige<br />

Spier, doorgang te geven.<br />

V. W?lk is het werk van deze Spieren ?<br />

A. Het eerfte paar maakt de beweging van de tong en<br />

van het tongbeen op- en voorwaards: het tweede paar Trekt<br />

de tong en het tongbeen na beneden: door het derde paar<br />

wordt het tongbeen en de tong fchuins opwaards getrokken:<br />

het vierde paar beweegt de tong en het tongbeen fchuins<br />

na beneden ; en het vyfde paar beweegt de tong en het<br />

ïongbeen een weinig na de eene zyde opwaards.<br />

XXIV. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van den Slokdarm.<br />

¥• XjfcT^ Z<br />

y n d e S<br />

P* eren<br />

® an<br />

bet bovenfte gedeelte<br />

W V van het Keelgat Pharynx, Slokdarms hoofd<br />

genaamt )<br />

A. De Slokdarm, of liever deszelfs hoofd heeft twee paar<br />

Spieren.<br />

V. Welk is het eerflepaar van deze 'Spieren)<br />

BA. Het eerfte paar maakt een kleine ronde Spier, Styïofluiryngcus<br />

genaamt;. met deszeifs vleezige .deel begint zy<br />

O aan


joó Van de Spieren van de Lippen.<br />

aan het priemswyze uitfteekzel , en fchuins nederdalende<br />

wordt dezelve aan de zyden van het Slokdarmshoofd ingeplant.<br />

V. Welk is het tweede paar ?<br />

A. Het tweede paar formeert de Mufculus Oefopbageus'><br />

de vezelen van deze Spier hebben verfcheide fchikkingen; de<br />

bovenfte komen van het vleugel wyze uitfteekzel van het wiggebeen,<br />

en van de hoornen »an het tongbeen; zy loopen<br />

fchuins na den rug van het Slokdarmshoofd; de onderfte komen<br />

van de zyden van het fchildwyze kraakbeen; deze loopen<br />

dwars na het midden van het achterfte van het Slokdarmsdarmshoofd,<br />

alwaar de bovenfte en de onderfte vezelen van<br />

weerzyden vereenigen, en een peesachtigen band maken.<br />

V. Welk is het gebruik van de Spieren van het Slokdarmshoofd?<br />

A. Als het eerfte paar werkt, dan wordt het Slokdarmshoofd<br />

opwaards getrokken en verwydt : maar door de werking<br />

van het tweede paar wordt het achterfte van. het Slokdarmshoofd<br />

na voren getrokken en vcnaiuwt.<br />

V. Heeft deze werking van de Spieren van het Slokdarmshoofd<br />

eenige nuttigheid?<br />

A. Ja^ want zy dient niet alleen tot neerdrukking van de<br />

fpys, maar ook tot drukking van de Tonfilla, Amandelen,,<br />

op dat ze haar vogt, het welk de fpys m het zwelgen glibberig*<br />

maakt, te beter zouden ontlaften..<br />

XXV. HOOFDDEEL,<br />

Van de Spieren van de Lippen.<br />

V. T TOf worden de Spieren van de Lippen verdeelt?<br />

A.. JfjL, In spieren van dg bovenfte en van de onderftê


Van de Spieren van de Lippen.<br />

Lip, en in Spieren, die aan beide de Lippen gemeen zyn.<br />

V. Welke Spieren zyn aan de bovenfte en de onderfte Lip<br />

van den mond eigen.<br />

A. De eigen Spieren der Lippen zyn vyf paar , als een<br />

paar, Elevatores Labii Superior is, bovenfte Lips Optrekkers;<br />

zy komen van bet bovenfte van het tweede gedeelte van de<br />

bovenkaak, en fchuins nedergaande wordenze in de boven<br />

Lip boven de fnytanden ingeplant, Een paar Deprejfores<br />

Labii Superioris, bovenfte Lips Nederdrukkers; deze komen<br />

van den onderrand van de onderkaak tuffchen dekaauw-ende<br />

vierkante fpier, en klimmen langs den hoek van den mond na<br />

de bovenkaak. Twee paar Elevatores Labii Jnferioris, onderfte<br />

Lips Optrekkers; het eerfte paar van deze Spieren komt<br />

van het tweede been van de bovenkaak onder den bovenfte Lips<br />

optrekker; zy gaan vervolgens onder de inplanting van de<br />

•jukfpier, en worden in de onderfte Lip ingeplant: het tweede<br />

paar van deze Spieren helpt de beweging van dat eerfte<br />

paar: deze Spieren zyn klein, dog fterk, en komen van het<br />

tandvleefch van de fnytanden, en recht nedergaande wordenze<br />

in het onderfte van de huid van de kin ingeplant: hets<br />

vyfde paar zyn de Mufculi Quadrati, ook Depreffbres La-<br />

Ui Inferioris genaamt ; zy komen van den rand van het<br />

voorfte van dc onderkaak , en worden in de bovenlip ingeplant.<br />

V Welke Spieren zyn aan de bovenfte en onderfte Lip


ïc8. Van de Spieren van de Onderkaak.<br />

laris,. Sluitfpier genaamt; zy omringt de Lippen met kring*<br />

achrige vezelen..<br />

V. Kan ook ^Buccinator, Wangefpier , onder de Spieren<br />

van de Lippen gerekent worden ?<br />

A. Ja, voor zoo verre dezelve met de Lippen gemeen*,<br />

fcbap heeft.<br />

V. Hoe is. deze Spier geplaaft ?<br />

A. De Wangefpier leidt onder de andere Spieren , en<br />

maakt het binnenfte van de wangen: deszelfs vezelen loopen<br />

van het kroons uitftek van de onderkaak na den hoek van denmond,<br />

en hangen aan het bovenfte van het tandvleefch vanbeide<br />

tanden vaft.<br />

V. Welk is het werk van de Spieren van de Lippen ? 6<br />

A. Dezelve dienen niet alleen om de lpys te helpen kaau-wen,<br />

den mond te openen en te fluiten, maar ook om de tong;<br />

te bewaaren, en in hetfpreken dezelve behulpzaam te zyn.<br />

V. Welk is het eigen werk van de Wang Ipieren ?<br />

A. De holligheid van den mond toe te trekken, de fpys |<br />

tüfichen.de tanden te duwen5 en de ipeekzelvaten door te<br />

laten»,<br />

XXVI. H O O F D D E E L><br />

Van de Spieren van de Onderkaak.<br />

V. '1 ~\E Spieren van de Lippen afgehandelt hebbende 3.<br />

X-J 1<br />

zeg my eens, welke Spieren tot de. Onderkaak<br />

hémren ?<br />

A„ De Onderkaak, Maxillalnferior genaamt, heeft aan<br />

ydere zyde zes Spieren.<br />

V. Welk is de eêrfte Spiert<br />

4A . De eerfte Mujculus Temporalis, Slaapfpier, komt door<br />

eea.'


Van de Spieren van § Onderkaak , 0p<br />

een halfrond begin van een gedeelte van het Os' Frontis<br />

Voorhoofdsbeen van bet ondSfe vanhetwardbeen en<br />

het bovenfte van bet flaapbeen, van daar gaat d e2e foiS on<br />

mé Z^j^^ «? -<br />

F Welk is dc tweede Spier ?<br />

ADetweede Maffèter, Kaauwfpier, is dik en kort • de<br />

wlnpTa'tf<br />

Ï C Z e k n<br />

^ W van h £ ^ :<br />

r. JVelk h de derde Spier van de Onderkaak?<br />

Welk ?s de vierde Spier?-<br />

A Ue Pterygoideus Extemus, buitenfte Vlpno^r ïi<br />

deze komt van het buitenfte van ^SO^^SL<br />

en ioopt rugwaarts, om tulTchen het Mam- er *'<br />

w y . e « a a n h e £ b i n n e f l f t e y a n ;<br />

^ #^Z£ ?jr de vyfde Spier ? "<br />

^ 4 m ^ « ^ ^ , a S


j j& Van de Spieren van loet Oor\<br />

Clavicula, Sleutelbeenderen, en van het voortbrengsel vaa<br />

het Schouwderblad, Acromion genaamt: deze Spier bedekt<br />

den geheelen hals, en hegt haar >alt aan den onderrand van<br />

de Onderkaak: na boven gaande bedtótze liet onderfte van dp<br />

wang.<br />

V. Welk is de zesde of de laafte Spier van de Onderkaak )<br />

A. De zesde is de Mufculus Digaftricus, Tweebuikige<br />

Spier: deze Spier komt vleezig van het bovenlte van het<br />

Mamwyze uitfteekzel, en neergaande formeertze eene ronde<br />

pees: deze pees gaat niet alleen door de Priemtongbeenslpier,<br />

fhaar ook door een ringachtigen band, welke aan het tongbeen<br />

gehegt is: dan wordt ze weer vleezig, en gaat op na<br />

den rand van de Onderkaak, alwaarze wordt ingeplant.<br />

V* Welk gebruik hebben deze Spieren )<br />

A. De Mufculus Temporalis, en de Maffeter, Slaap- en<br />

Kaauwfpier, trekken de kaak op: de Mufculus Pterygoideus<br />

Inlernus, binnenfte Vleugelfpier, trekt de kaak na eene zyde<br />

: de Mufculus Pterygoideus Externus, buitenfte Vleugelfpier,<br />

trekt de kaak na vooren : de Mufculus Ouadralus,<br />

Vierkante, trekt de wangen en de kaak neder waards, en de<br />

Mufculus Digaftricus, Tweebuikige, trekt de kaak omlaag<br />

door hulp van het ronde katrol.<br />

XXVIL HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van het Oor.<br />

V. T TQg worden de Spieren van het Oor verdeelt)<br />

A. 11 in Spieren van het uiterlyke, en in Spieren van<br />

het inwendige Oor.<br />

V. Welk zyn de Spieren van het uitwendige Oor)<br />

T<br />

4k


Van de Spieren van het Oor. 1 1 z<br />

A. In een menfch zyn deze Snieren 7 eer ïün wyls naauwiyks zigebaar- na iL 12 ?'<br />

- v,<br />

d i k<br />

'<br />

fte, opperfte, en SeS^fr^<br />

£ ^««2 te Spieren}<br />

i<br />

: D e r<br />

, z e l v e r<br />

S ebruik<br />

> om h» Oor te bewaren i»,eer<br />

em.g, of mets: nochtans zouden 2y konnen dS tot nT<br />

; £?! W<br />

i e S<br />

P ierm<br />

» én hamer!<br />

'^<br />

e r d<br />

" e<br />

> * «rfte word*<br />

^ « & buitenfte Spier)<br />

A. De buitenfte, Mufculus Externm irnm* J .<br />

venfte e n buitenfte zyde'van cg^Sj^^<br />

hoor Weg, en wordt in de bovenfte en ancwZ u<br />

^ ^i mJ e<br />

he<br />

fi^JÉ<br />

S p i e r v m d e n<br />

Warner)<br />

A. De 0%^, Schuinfche Spier ta in<br />

buitenfte van de goot, vveJke na her Jli V g<br />

' ]eÉ<br />

V e r J ] e m e k e<br />

den loop ingaancl Wordt t 11 ^t,-ea<br />

been aa, derfoppe^nd'van<br />

n<br />

,T Q<br />

r o e f v a n<br />

^<br />

h e £<br />

'


| l % Tan de Spieren van den Neus.<br />

V. Welk is de inwendige Spier) :<br />

• ^ De Mufculus Internus., Binnenfte Spier, komt va!<br />

het eind van bet beenig deel van de buis, die na dekeel<br />

raat en legt in eene groef van het fteenbeen, tot datze<br />

laat over een kleine heuvel van het been na het eyrond venfter<br />

? Feneflra Ovalis, om in het achterfte van den fteel ingeplant<br />

te worden. '<br />

k Welk is de Spier -, die den Stegelreep of Stygbeugel<br />

wordt toegeëigent)<br />

A Deze Spier is klein, en komt uit een kleine goot m<br />

den bodem van den trommel, en wordt in het hoofd van den<br />

Stegelreep ingeplant. • ....<br />

F. Welk gebruik hebben deze inwendige Spieren van het<br />

"dor ^<br />

A De buitenfte Spier van den hamer trekt den hamer<br />

Wnwaards, als de klanken te groot zyn, en het trommelvlies<br />

zouden konnen breeken ; en tot het zelfde gebruik<br />

is de fchuinfche Spier gefchikt; maar de binnenfte Spier trekt<br />

den hamer in waards, waardoor het trommelvlies fterker wordt<br />

uitgefpannen. Wat de Spier van den Stygbeugel betreft-,<br />

dezelve dient mede om het trommelvlies te fterker te<br />

Jpannen.<br />

XXVIII. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van den Neus.<br />

r \\JElke Spieren worden aan den Neus toegetv.<br />

VV gent)<br />

'A De Spieren van den Neus zyn drie, namentlyk twee,<br />

die de neusgaaten verwyden en optrekken, en een, die de<br />

iieusgaaten te zamen trekt. ^


Van de Spieren van de Oögen. f1 f<br />

W". Welk zyn de Spieren, die den. Neus optrekken ?<br />

A. Deze zyn tweederiei, de eerfte Mufculus Pyramidd-<br />


i ï4- ; te Spieren van de Oogleeden , enz*.<br />

langs den niterllen.hoek-van 1<br />

t Oog fchuins opgaande wïrdt?<br />

dezs Spier, aan de bovenfte en buitenfte zyde van den bo! .<br />

achter de pees van de afvoerende Spier ingeplant; de tweede<br />

fchuinfche Spier ; ; Obliquus Major genaamt, komt van den<br />

grond.van dewOogsronde holligheid, dog gaat door een eigen<br />

kraakbeenig katrolletje, digt by den grooten hoek van<br />

liet oog: van daar wordt deze Spier wederom geboogen, en<br />

in het achterfte van het Oog ingeplant,<br />

V. Welk is het werk .van de rechte Spieren van het Oog ?<br />

A. De eerfte Spier, Attoliens, en Superbus, de Opheffende,<br />

en de Hoovaardige„genaamt , trekt het Oog op,<br />

als we 'omhoog zien: de tweede,Deprimens, en Humilis,<br />

de'Neerdrukkende, en de Nederige genaamt, trekt, het Oog<br />

om laag: de derde Addutlor, de Aanbrengende genaamt,.<br />

Êcekt het Oog na den Neus toe: en de vierde Abdutlor, de<br />

Afvoerende, trekt het Oog na den kleinen hoek.<br />

V. Welk is het gebruik van de twee fchuinfche Spieren van<br />

bet Oog ?<br />

A.. De kleine fchuinfche Spier drukt den Oogappel fchuins .<br />

peer, en de groote drukt den Oogappel fchuins na omhoog. ,<br />

XXX. H O O F D D E E L.<br />

Vffli de Spieren van de Oogleeden 9 en van de<br />

Wenkbraanwen*,<br />

% T JOe veel Spieren worden aan de Qogleeden toeg<br />

XJL voegt?<br />

A. Drie, namentlyk de Toefluiter ? de Opheffer, en de<br />

Wederdrukker.<br />

% Welk is de Toejluiier ?<br />

- - • Ëk


Fan de Spierm van de Oogleeden, enz, ii§<br />

M. De Mufculus Orbicularh, Ronde, of Conflriftor,<br />

'Toelluiter genaamt, komt voort uit het opperfte uitftek van<br />

het kaakbeen by den grooten hoek van het Oog: dezelve ofttringt<br />

met ronde veezelen beide de Oogleeden»<br />

F. Welk is de Opheffer?<br />

A. De Mufculus Elevator'Proprms Palpebrarum, eïgé»<br />

Opheffêr van het bovenfte Ooglidt; zy heeft haar begin i»<br />

-den bodem van het Oogbol, en wordt in het bov-enfte Oog-<br />

•lidt by het Tarfus, Boogwyze Kraakbeen, ingeplant,<br />

F. Welk is dc Neder drukker ?<br />

A. De Mufculus Depreffbr Palpebr


•816 Van de Spieren van de Huid van het Bekkeneti..<br />

XXXI. H O O F D D E E L.<br />

Van. dc Spieren van de Huid van het. Bekkcneeh,<br />

V. TT Oe veel Spieren worden aan de Huid van het Bek-..<br />

X X keneel toegei'igent)<br />

A. De. Spieren vai? de Huid des. Bekkeneels zyn. vier; na=><br />

liientjyk twee voqrhoofds., en twee achterhoofds Spieren.<br />

V. Welk zyn de Spieren van het. Voorhoofd)<br />

A. De Mufculi Frontales. Voorhoof dsfpieren; zy komen<br />

voort uit de huid van het Voorhoofd; zy hebben yder,een<br />

beweeglyk einde , en worden aan beide de zyden van de, #<br />

\^enkbraauvven fchuins buitenwaards boven het .Voorhoofdsbeen<br />

uitgebreidt, en van daar. fpannen zy haar peezen beven,<br />

het opperfte deel van het Bekkeneel uit, en vereenigen te zamen<br />

met de Aponeurofis of breede vliesachtige pees van de ach*<br />

. ferhoofdsfpieren, die onbeweeglyk zyn.<br />

V* Welk zyn de Achterhoof dsfpieren)<br />

A* Zy zyn twee dunne Spieren , welke uit het achter*-.<br />

ipofdsbeen voortkomen, namentlyk, daar het achterhoofd aan<br />

wedetzyden aan de flaapbeenderen is.-gevoegt: deze Spieren,<br />

klimmen opwaards,. en, vereenigen zich door haare vliesachtige<br />

pees met de Spieren van het Voorhoofd.,<br />

V. Hebben deze Spieren eeniggebruik)<br />

A. De Voorhoofdsfpieren.zyn beweegelyk, en dienen om.<br />

Wenkbraauwen op te haaien 3 en het. Voorhoofd te fronfen<br />

a en daartoe dienen ook de Spieren van het achterhoofd ^<br />

v^por. zoo,verre zy door haare vliesachtige pees met de. Spieien<br />

Tan het Voorhoofd zich vereenigeh.


Vm de-Spieren van het Hoofd; m m<br />

XXXII. HOOFD D E E L<br />

VW de Spieren van het-Hoofd,-<br />

V<br />

' T^\ E<br />

^P' erenvanhet<br />

boofdi vandeluchtpyp,vanhct<br />

ftrotteiéoofd, van de binnen/te deelen van den<br />

mond, van de ooren, en van de uitwendige deelen van het:<br />

aangezigt, enz. verhandelt hebbende, zoo zullen wy nu tot<br />

de overige Spieren van het Hoofd,, en.van alle andere deelen<br />

I7wgenï Z<br />

6 e m<br />

^ ^ ' d r m I k € S p i 6 n n W<br />

°° ° rdt bètH<br />

°°M<br />

A. De Spieren, welke het Hoofd opwaards bewegen, zyn<br />

vier paar: het eerfte paar zyn de Mufculi Splenit, Spalkfpïeren:<br />

het tweede paar de Mufculi Complexi, Zamengevlogtea<br />

fpieren : het derde paar de Mufculi Reüi Majores, de Groote<br />

Rechte Spieren: en het vierde paar zyn de Mufculi JLetti<br />

Mmores, de Kleine Rechte Spieren..<br />

V. Welk zyn de'Spalkfpieren?<br />

A. De Spalkfpieren komen van de vier bovenfte. dooraen<br />

van de wervelbeenderen van den mg, en van detwee onderfte<br />

van, den nek of hak: zy gaan fchuins op,. en hechten zicf.<br />

aan de- bovenfte dwarfche uitfteekzels van den hals voorts<br />

• W<<br />

S?^ y<br />

// n h e t<br />

, b<br />

° V e n f t e V a n h e t ach<br />

^hoofd ingeplant.<br />

F. Welk zyn de zamengevlogten Spieën ?<br />

r A De zsmengevlochten Spieren komen van de uitfteekzels<br />

van de wervelbeenderen van den hals,..en,fchuius opgaande<br />

hegtenze zich aan de doornen van dezelve wervelbeenderen,<br />

voorts wordenze m het achterhoofdsbeen ingeplant<br />

V Welk gebruik hebben deze Spieren ?<br />

pij£ldt mk<br />

® kQQ<br />

' dxuswaarcls<br />

' Üa<br />

de ee<br />

'<br />

*; of<br />

&


•XI3' Van de Spieren van het Hoofd.<br />

V. JVelk zyn de groote rechte ronde Spieren?<br />

A. Deze komen van den doom van het tweede wervelbeen<br />

van den hals, en worden onder in het achterhoofdsbeen<br />

ingeplant.<br />

V. Welk zyn de kleine rechte Spieren?<br />

A. De kleine rechte Spieren leggen onder de groote; zy<br />

komen achter van het voorfte wervelbeen van den hals, ea<br />

worden onder de voorgaande ingeplant.<br />

V. Hebben de rechte Spieren van het Hoofd eenig ge-.<br />

Jrruik?<br />

A. Ja , want deze Spieren knikken het hoofd achterwaards.<br />

V Worden 'er nog meer Spieren mn het Hoofd toege*<br />

Bgentï .<br />

A. Aan het Hoofd worden nog toegeëigent zes paar Spieren<br />

: namentlyk liet paar Mufculi Obliqui Inferiores, Onderfte<br />

Schuinfche Spieren: het paar Mufculi Obliqui Superiores^<br />

Bovenfte Schuinfche Spieren: het paar Mufculi Mafloidai,<br />

Hoofds Zydwaardsbuigers: het paar Mufculi Reiïi Interm<br />

Majores, Binnenfte Groote Rechte Spieren: het paar Muf<br />

mli Rciïi Interni Minores, Binnenfte Kleine Rechte Spiejen,<br />

en het paar Mufculi Retti Laterales, Rechte Zydelingfche<br />

Spieren.<br />

V. Welk zyn de onderfte fchuinfche Spieren}<br />

A. De onderfte fchuinfche Spieren van het Hoofd komen<br />

van den doorn van het tweede wervelbeen van den hals: zy<br />

worden in het dwarfche uitfteekzel van het eerfte wervelbeet*<br />

yan den hals ingeplant.<br />

V, Welk zyn de bovenfte fchuinfche Spieren ?<br />

A. Deze Spieren komen van het dwarfche uitfteekzel va»<br />

het eerfte wervelbeen van, deajials^ en worden ia de zyde*<br />

-lingk


fSm de Spieren van het Hoofd. , r p,<br />

lmgfc en in het onderfte deel van het achterhoofd ingeplant.<br />

F. Van wat gebrul zyn deze Jcbuinfche Spieren?<br />

Mft *** ^ - * * Hoofd.<br />

F. Welk. zyn de Hoofdszydwaardfche Buigfpieren ?<br />

ui. Deze komen vleezig van het bovenlte van het borftbeen,<br />

en van de eindens van de fleutelbeenderen : zy c^an*<br />

fchuins na boven en worden in het achterfte van het mamwy.<br />

Ze uitfteekzel ingeplant. '<br />

F. Welk is het werk. van deze Spieren*<br />

A.. Door de werking van deze Spieren wordt het Hoofd<br />

Ha de een of na de andere zyde getrokken.<br />

F. Welk.zyn de binnenfte groote rechte Spieren ?<br />

A, Zy komen voort van het voorfte van de vyf binnenfte<br />

dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen van den hals<br />

en worden in het voorfte aanhangzel van het achterhoofdsbeen<br />

hy het groote gat ingeplant.<br />

geb^uikf bm<br />

gebfgen 33<br />

^<br />

W a n £<br />

'<br />

b i n m n J l e & r m e r e c h t e S i€rm o o k<br />

t><br />

^<br />

I l 0<br />

° f d W<br />

° r d t d Q<br />

° r d e 2 e I v e ?oorw<br />

aards<br />

F. Welk zyn de binnen/Ie kleine rechte Spieren*<br />

A, Deze leggen aan het voorfte aanhangzel van het eerfte<br />

wervelbeen, gelyk de kleine rechte Spiere/aan het adïïte<br />

van het -wervel en worden in het voorfte aanhangzel van<br />

.het achterhoofdsbeen. even onder de binnenfte groote rechte<br />

Spieren ingeplant. .<br />

6 w<br />

- c l C L U C f c<br />

F. Welk is het werk van deze Spieren ?<br />

A. Deze Spieren zyn de tegenftanders van de kleine rechte<br />

Spieren, en knikken het Hoofd voorwaarts.<br />

F. Welkzyn de laafte, of zydelingfche rechte Spierenl<br />

M<br />


a i© Van de Spieren van den 'Mals.<br />

A Deze komen van de dwarfche uitfteekzels van het eerfte<br />

wervelbeen, en worden by hetmamwyzeuitftek ingeplant:<br />

derzelver gebruik is.het Hoofd een weinig zydewaarts te helpen<br />

bewegen.<br />

XXSIH. H Ö ÖFDDEËL.<br />

Van de Spieren van den Hals,<br />

TT 7 Elke Spieren worden den Hals toegeëigend<br />

A W Daar zyn 'er, die aan den Hals negen paar<br />

'Snieren toeëigenen, waar van 'er vyf paar zyn, welke meer<br />

SSreST^Tde ongelyk-zydige Spieren fchynen te zyn,<br />

oT dat ze ten minften van dezelve niet veel ver c^. J*£<br />

om is het gevoegelykft de Spieren van den Hals tot vier paar<br />

te bepalen. „ ,<br />

V. Welk zyn deze vier paar Spieren} A-taA<br />

A Tweepaar van deze Spieren zyn de buigers, en twee<br />

paar zyn de uitftrekkers van den Hals.<br />

feÖlSS van den Halsingepiant: h^vveedepaat<br />

%ufiuU L tn &iCoB, Lange<br />

r S£g en " i n A b e l e n van den fla, S,<br />

uitgenomen inliet eerfte wervel, ingeplant.<br />

V Welk is het werk van deze Spieren.<br />

A Zy dienen niet alleen om den Hals te buigen, maa*<br />

•onk om de borft ruimer te maken.<br />

K mk zjn de tme paar WJÏrekkers van den Hals) ^


Van de Spieren van de Wervelbeenderen. 121<br />

A. Het eerfte paar , Mufculi Tramverfales , Dwarfche<br />

Spieren, en het tweede paar Mufculi Spinales, Doornachtige<br />

Spieren genaamt, worden gemeenelyk als spieren van den<br />

Hals aangemerkt, omdat ze behulpzaam zyn in het uitftrekken<br />

van den Hals: nogtans worden ze ten onrechte van<br />

de gemeene Uitftrekkers van den rug en lendenen onderfcheiden.<br />

XXXIV. H O O F D D E E L .<br />

Vm de Spieren van de Wervelbeenderen.<br />

v<br />

E s<br />

- \ \ P' ie<br />

ren Van den Hals afgebandelt hebbende,<br />

J--/ zeg eens, welk zyn de Spieren van de Wervelen<br />

van den Rug, van de Lendenen, en van het Heiligbeen)<br />

A. Om, na den verfcheiden loop en neiging van een Spier,<br />

het getal der Spieren van de Wervelbeenderen niet te vermeerderen,<br />

zullen wy zealleenlyk tot deze volgende bepalen :<br />

namentlyk de Mufculus Sacrolwnbus, Heilige Lendenfpier:<br />

Mufculus Longifftmus Dorft, Langde Rugfpier: Mufculus<br />

Transverfalis Dorft, Dwarfche Rugfpier; Mufculus Inter<br />

fpinahs, 1 uffchengraatige Spier: Mufculus Spinatis Colli,<br />

Hals-graat Spier, en de Mufculus Quadratus Lumborumï<br />

Vierkante Lendenfpier.<br />

V, Welk is de Mufculus Sacrolumbus, Heilige Lendenfpier<br />

)<br />

A. Deze Spier komt van het bovenfte van het Heiligbeen,<br />

van achteren van den doorn van het darmbeen, en van al de<br />

graaten en dwarfche uitfteekzels der Wervelbeenderen van<br />

delenden: zy geeft eene kleine pees aan het achterfte van<br />

yder rib, en met yder opgaande pees vereenigende, wordt<br />

0. ze


.122 Van de Spieren van de .Wervelbeenderen.<br />

2,0 aan het derde, vierde, vyfde en zesde Wervelbeen van den<br />

hals ingeplant.<br />

V Is deze Spier van ecnig gebruik ?<br />

yl. Ja, deszelfs voornaamfte gebruik is de beweging der<br />

ribben te bevorderen.<br />

V. Welk is de langfte Rugfpier ?<br />

A. Deze Spier heeft zyn begin aan de heilige Lendenfpier,<br />

daarze niet van kan gefcheiden worden; zy neemt met dezelve<br />

haar begin van het achterfte van den graad van het<br />

darmbeen, en van het bovenfte van het heiligbeen: als deze<br />

Spier opklimt, geeft ze aan yder dwars uitfteekzel van de<br />

Wervelbeenderen van de lendenen, rug, en hals, peezen.<br />

• T. Welk is het werk van deze Spier mei de heilige Lendenfpier<br />

?<br />

A. Het lichaam recht over einde te houden*<br />

V. Welk is de dwarfche Rugfpier ?<br />

A. Deze Spier is onder de langfte Rugfpier gelegen:<br />

zommige maken van deze Spier drie Spieren, namentlyk Sater,<br />

Heilige, Semifpinatus, Halfgraatige , en Transverfaüs<br />

Colli, Dwarfche Halsfpier. De dwarfche Rugfpier komt<br />

van het heiligbeen, en van alle de dwarfche uitfteekzels van<br />

de Wervelbeenderen van de lendenen, van den rug, en van<br />

den hals, uitgezondert de twee voorfte, en wordt door zoo.<br />

veel onderfcheiden peezen in al haare bovenfte graaten ingeplant,<br />

V. Wat gebruik heeft deze Spier)<br />

A. Deze Spier beweegt den geheelen ruggegraad feftoins<br />

achterwaarts.<br />

V. Welk is de tuffchengraatige Spier)<br />

A. Deze Spier wordt in twee deelen aangemerkt : het<br />

voorfte deel wordt Semifpinalis, Halfgraatige Spier, en het<br />

an-


Vam de Spieren van de Wervelbeenderen. 123<br />

ander deel Interfpinalis Colli, Hals TulTchen-graatige Spier<br />

genaamt: dog wy merken dezelve als ééne Spier aan, welker<br />

eene deel ten deele vleefchig, en ten deele peezig van<br />

de graaten van de Lenden en van het onderfte van den rug<br />

komt, en in de vyfde, zesde en zevende graaten van de borft<br />

wordt ingeplant; het ander deel van deze Spier komt van<br />

de bovenfte deelen van yder dubbeld graatachtig uitfteekzel<br />

van de wervelen van den hals, uitgezondert van het tweede<br />

wervelbeen, en wordt in de onderfte deelen van de gemelde<br />

graaten ingeplant.<br />

V. Van wat gebruik is deze. Spier ?<br />

A. Deze Spier , welker eerfte deel aan de langfte Rugfpier<br />

is gehegt, dient om de graaten der wervelbeenderen nader<br />

aan malkander te trekken.<br />

V. Welk is de Halsgraatfpier ?<br />

A. De Mufculus Spinalis Colli; zy komt van de vyfbo*<br />

venfte dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen van den<br />

rug, en de onderfte van den hals, en wordt met haar meede<br />

fpier in het onderfte van het tweede wervelbeen van den hals<br />

ingeplant.<br />

V. Welk is het werk'van'deze Spier?<br />

A. Deze Spier trekt met zyne meede fpier den hals recht na<br />

achteren.<br />

V. Welk is de vierkante Spier ?<br />

A. De vierkante Lendenfpier komt van het achterfte van<br />

den graad van het darmbeen, en wordt aan de binnenzyde<br />

van alle de dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen van<br />

de Lenden ingeplant.<br />

V. Van wat gebruik is deze Spier ?<br />

A. Deze Spier alleen werkende beweegt de lendenen aan<br />

eene zyde: maar als deze Spier met zyne meede fpier werkt,<br />

Q.2 'als


4 ^5w» de Spieren van het Schouwderblad.<br />

als dan helpenze de rechte Spieren van den buik,, om ons lichaam<br />

na vooren te buigen,<br />

V. Wat kan men nog aangaande de Spieren en de Buigers<br />

van de Wervelbeenderen , en van de geheele Kuggeftreng<br />

aanmerken ?<br />

A. Dat, zoo als wy reets x<br />

hebhen gezegt, de wervelbeenderen<br />

van den hals door twee paar Spieren worden geboogen:<br />

vervolgens dat de wervelen van den rug geen buigers hebben<br />

, en dat de wervelen van de. Lenden door de Spieren<br />

van den Onderbuik , en door twee kleine. Spieren, Ffoas<br />

Farvi, kleine Lendenfpieren genaamt, worden bewoogen.<br />

V. Welk zyn deze kleine Lendenfpieren ;<br />

A. Deze Spieren komen vleezig van de binnenzyde van<br />

de bovenfte wervelbeenderen van de Lenden, en hebben eene.<br />

dunne breede pees, welke de Ffoas van.de Dyë omvat, en<br />

•worden in'het ongenaamde been , daar het fchaam- en het<br />

darmbeen te zamenkomen, ingeplant.<br />

XXXV. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van het Schouwderblad.<br />

V. \ 7i7 Fik zyn de Spieren van het Schouwderblad?-<br />

A. VV Aan yder Schouwderblad worden, vier Spie*<br />

ren toegeëigent.<br />

V Welk zyn die?<br />

A. Deze Spieren zyn de Scrratus Minor Anticus, kleine<br />

voorfte Zaagfpier ; de Mufculus Cucullaris, Monnikskapsfpier;<br />

de derde Mufculus Rhomboides , Tarbotswyzefpier;<br />

en de Mufculus Levator Scapula, Schouwderblads Oplichter<br />

Spier.<br />

V. Welk,is de eerfte > of kleine voorfte Zaagfpier?<br />

* A.


Fan de Spieren van h et Schouwderblad. \ 2 f<br />

A Deze Spier komt dun, dog vleezig, van de tweede,<br />

derde, vierde en de vyfde rib , en fchuins opgaande word<br />

e t R a v e n b e k S u i t f t e e k i e J<br />

van het Schouwderblad<br />

F. Welk is het werk van deze Spier ?<br />

A. Men wil , dat deze Spier het Ravenbeks uitfteekzel na<br />

^ooren trekt, en m de ademhaling behulpzaam is.<br />

/. Welk is de tweede of Monnikskapsfpier J<br />

** A<br />

S p i e r \P*^ ,<br />

a k t m e t , i a a r m e d e<br />

!^<br />

W de figuur van<br />

eun Monnikskap: dezelve komt van het achterhoofd boven dc<br />

bpalkfpier van de doornen van de wervelbeenderen van den<br />

hals, en van de agt bovenfte van den rug, en wordt in den<br />

doorn van het Schouwderblad aan het Schouwderbeenshoofd<br />

en Jleutelbeen ingeplant.<br />

F. Welk is het gebruik van deze Spieren?<br />

A. Men wil, dat ze na den driederley loop. van hare vezelen<br />

het Schouwderblad fchuins opwaarts, recht achterwaarts<br />

en icmuns neerwaarts bewegen.<br />

F. WelUs de derde, of de Tarbotswyzefpier ?<br />

A. De lacbotswyzelpier, wegens deszelfs figuur dus genaamt,<br />

is onder de Monnikskap/pier geplaaft, enkomtvande<br />

twee onderfte doornen van de wervelbeenderen van denhals<br />

en van de vier bovenlte van den rug, en wordt in de gehS<br />

le Bafis van het Schouwderblad ingeplant.<br />

F. Welk gebruik wordt aan deze Spier toegeè'i^ent ?<br />

. A. Het Schouwderblad achterwaarts te trekken<br />

jifor 15<br />

V ï e r d e 9<br />

^ ° f S é m w d e r b l a<br />

^ Oplichter-<br />

A De Schouwderblads Oplichter komt van het tweede<br />

derde , vierde en vyfde dwarfche uitfteekzel van den hals<br />

door zoo veele onderleidden beginzelen, welke zich vereeni'<br />

0- 3<br />

gen 5


i%b Van de Spieren van het Schouwder- of Armbeen.<br />

gen, en in. den bovenden hoek van het Schouwderblad worden'ingeplant:<br />

deze Spier wordt ook Mufculus Fatientia,<br />

Gedultsfpier genoemt, omdat de geenen, die het niet na den<br />

zin gaat, gewoon zyn door deze fpier de Schouwders, en te<br />

gelyk de Schouwderblaaden op te trekken.<br />

F. Welk is het voornaamfle gebruik van de Spieren van<br />

de Schouwderblaaden ?<br />

A. Derzelver voornaamfte gebruik is de Schouwderblaaden<br />

achterwaarts te trekken, of tot malkander te brengen;<br />

ook helpen zy in de ademhaling; en gelyk de Spieren van<br />

den Arm het Schouwderblad bewegen , alzoo dienen ook de<br />

Spieren van het Schouwderblad tot beweging van den Arm.<br />

XXXVI. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van het Schouwder- of Armbeen.<br />

V. \ Lzoo het Schouwder- of Armbeen op meer als eene<br />

J\. manier wordt bewogen; zeg my eens, door welke<br />

Spieren deszelfs bewegingen worden verrigt ?<br />

A. Deze Spieren zyn verlcheiden, want daar zyn Spieren,<br />

welke den Arm na boven, na beneden, na voren, na achteren<br />

, en in het ronde bewegen.<br />

V- Geef eens eene befchryving van deze Spieren ?<br />

A De Arm wordt opgeligt door de Mufcuhs Deltoides,<br />

Driehoofdige fnier, door de SupraScapularis, Bovenfchouwderblads<br />

Graatfpier, en door de Mufculus Coracobrachiahs,<br />

'Ravenbeks Armipier.<br />

V. Welk is de Driehoofdige fpier?<br />

4 Deze Spier is driekantig, en komt van den geheelen<br />

doom en het hoofd van het Schouderblad, en van de buiten-


Fan de Speren van het Schouwder- of Armbeen j 2 f<br />

fte helft van het fieutelbeen: deszelfs vezelen loopen van alle<br />

deze plaatzen te zamen, en gaan over de geleding van he<br />

Schouwderbeen voorts wordenze door een korte pee! vier vin<br />

geren breedte onder het Schouwderbeenshoofd / vooral aan<br />

de bruten zyde ingeplant. Deze Spier beftaat uit twaalf byzondere<br />

Spieren , en trekt den Arm niet alleen na boven,<br />

maar ook een weinig na voren, en na achteren<br />

i s d e 1<br />

Sn Tf n }^ 1<br />

Suprafpinatus Scapularis. bovenfte<br />

Schouw derblads Graaifpier?<br />

A. Deze Spier heeft haar begin in de holligheid boven den<br />

doorn van het Schouwderblad, en vult dewimte tuffchen<br />

het bovenfte van het Schouwderblad en den doorn of g ad<br />

op : voorts looptze boven het hoofd over de geleding van het<br />

Schouwderbeen, en wordt in deszelfs hals ingeplant<br />

r-. TVelk ts de Ravenbeks Armjpier ?<br />

A Deze Spier komt van het Ravenbeks uitfteekzel van het<br />

Schonwderblad, en over de geleding gaande wordze m het<br />

midden van het Armbeen ingeplant.<br />

kei? • ^ ^ &pieren<br />

' dïe dm A r m m b e n e d m treh<br />

' -<br />

A/M ? e<br />

/<br />

/<br />

/ ^<br />

T c r e s<br />

M«jor, Groote ronde Spier, en<br />

de Muftulus Lattffmms Borf^ Breedfte Rugfpier.<br />

V. JVelk is de groote ronde Spier ?<br />

• J<br />

' P e<br />

/ roo<br />

V°, nde o f l a n<br />

ë^rpige Spier heeft haar be-<br />

g.n onder den onderften hoek van het Schouderblad, en emdigtin<br />

het inwendige deel van het Opper-armbeen.<br />

V. Welk is de breedfle Rugfpier ?<br />

. A. De breedfte Rugfpier, ook Anifca/ptor, Aarskraauwer<br />

genaamt, bekleedt met haar meede fpier byna den ge-<br />

.heden ~ zy heeft een dun en breed peesacht/begin, het<br />

Wk van het achterfte van den doorn van hef dafmbeen,<br />

van,


118 Van de Spieren van het Schouwder- of Armbeen.<br />

van de bovenfte doornen van het heiligbeen , van alle de<br />

doornen of graaten van de wervelbeenderen, van de lendenen<br />

en van de zeven onderfte van den rug komt: voorts<br />

eaat'zv langs den hoek van het fchouwderblad, en wordt<br />

met de groote ronde Spier door een fterke breede pees inge-<br />

?l<br />

*v' Behoort ook de Mufculus Tnfrafcapularis, Onderfchomvderblads<br />

fpier tot de Spieren, welke den Arm na beneden<br />

trekken ? , ,<br />

A. Ja, want deze Spier wordt ook met recht onder de<br />

neerdrukkende Spieren getelt.<br />

V. Welk is deze Spier ? .<br />

A De Onderfchouwderblads fpier heeft haar begin aan de<br />

geheele inwendige oppervlakte van het Schouwderblad, en<br />

eindigt in het inwendige deel van het hoofd van het Schouwderbeen.<br />

. ,<br />

V. Welke Spieren zyn het, die den Arm na moren be-<br />

^ g<br />

A Daar is maar eene Spier, namentlyk de Mufculus Feetora'lis,<br />

welke den Arm na vooren beweegt: deze Spier<br />

komt door een vleezig en halfrond beg.n van de binnenfte<br />

helft vanhetfleutelbeen, en van de zes bovenfte of waare<br />

ribben: zy bedekt een groot gedeelte van de borft, en wordt<br />

door een korte, fterke, breede pees in het bovenfte en het<br />

binnenfte van het Schouwderbeen tuffchen de twee en driehoofdige<br />

Spieren ingeplant: niet tegenftaande aan deze<br />

So


Van de Spieren van het Schouwder- of Armbeen. ^9<br />

V. Welke Spieren zyn het , die den Arm na achteren trek.<br />

•ken?<br />

A. De Arm wordt achterwaarts getrokken door de Muf.<br />

eulus Infrafpinatus , Ondergraatfpier, door de Mufculus<br />

Transverfaiis, Dwarfche fpier, en door de Mufculus Subfcapuiaris,<br />

Onderfchouwderblads fpier.<br />

V. Welk is de Ondergraatfpier ?<br />

A. De Ondergraatfpier heeft haar begin in de holligheid<br />

onder den doorn van het Schouwderblad, en tulTchen den<br />

doorn of den graat, en de kleine ronde fpier heen gaande<br />

wordt ze in den hals van het Schouwderbeen ingeplant.<br />

/ . Welke Spier is het, die de dwarfche of kleine ronde ge*<br />

genaamt wordt ?<br />

A. Het is die Spier , welke haar begin heeft van den onderden<br />

rand van het Schouwderblad , en loopt langs den<br />

rand tulTchen den ondergraat, en de groote ronde Spier, en<br />

wordt vervolgene in den hals van liet Schouwder-, of Opperarmbeen<br />

ingeplant.<br />

V. Welk is de Onderfchouwderblads fpier?<br />

A. Het is die fpier, welke de geheele binnenfte zyde vari<br />

het Schouwderblad bekleedt: zy komt vleezig van deszelfs<br />

bafis, en van deszelfs bovenfte en onderfte rib: voorts wordt<br />

ze in den hals van het Schouwderbeen ingeplant.<br />

V! Is "er ook nog iets aangaande de peezen 'van de drie<br />

laafte Spieren in acht te nemen?<br />

A. Ja, want zy omringen de geleding van het Schouwderbeen,<br />

derhalven wordt de Arm door de werking van deze<br />

Spieren in het ronde bewogen.


ijo Tm de Spieren van den Onderarm.<br />

XXXVII. H O O F D D.E E L.<br />

Van de Spieren van den Onderarm, of van hei<br />

Elle- en Speekbeen.<br />

V TPVcr welke Spieren wordt de Onderam of het Elle-<br />

X-A en het Speekbeen gebogen en uitgejlrekt ?<br />

A. H :t LÜebeen, het welk den voorarm, en het Speekbeen<br />

, het welk den binnenarm, of het voorfte en het binnenfte<br />

gedeelte van den Onderarm uitmaakt, wordt gebogen<br />

en uitgeltrekt door tien Spieren, waarvan 'er zes tot het Ellebeen<br />

, en vier tot het Speekbeen behooren.<br />

V. Hoe worden de Spieren van het Ellebeen verdeelt ?<br />

' A. Zy worden verdeelt in twee buigers, en in vier uitftrekkers.<br />

V. Welke Spieren zyn het, die den Onderarm buigen)<br />

* A. De Mufculus Biceps, en de Brachialis Intemus, de<br />

Tweehoof lige, en de inwendige Armfpier.<br />

V. Welk is de Tweehoofdige Jpier)<br />

" A. Het is die Spier, weke met het eene hoofd voorkomt<br />

van het Ravenbeks uiti]eekzei, en met het andere van het<br />

hoofd des Schouwderblad. Het eerfte hoofd is breed en peesachtig,<br />

het andere is rond en peesachtig, en in de groef<br />

van het hoofd van het Schouwderbeen vaftgehegt: zy verecnigen<br />

te zamen ontrent het midden en het voorfte van den<br />

Arm, en maken eenen buik, die door een fterke ronde pees<br />

in de uitpuylmg aan het bovenfte van het fpeekbeen ingeplant<br />

'wordt. .Lenige vezelen van deze pees maken een dun,. breed<br />

peesachtig uitfpanzel, het wek van buiten alle de fpieren van<br />

toet fpeekbeen, en van de vingeren bekleedt.<br />

V. Is de kennis van dit breed dun en peesachtig uiifpanzel<br />

*®m eenige nuttigheid? ^<br />

BI


Van de Spieren van den Onderarm. i% i<br />

A. Ja, opdat men in een Vena Settio, Aderlating,.zorg<br />

drage, dat deszelfi vezelen niet in het dwarfch, maar in het<br />

lang gefneden worden.<br />

V. Welk is de binnenfte Armfpier ?<br />

A. Deze Spier is ten deele onder de tweehoofdige fpier<br />

geplaaft: zy korrit door een vleezig begin van het middenfte<br />

deel van het Schouwderbeen, en wordt in het bovenfte, en<br />

het voorfte van het Ellebeen door een korte en fterke pees ingeplant.<br />

V. Welk zyn de vier ültftrekkers van den Onderarm, die<br />

aan het Ellebeen zyn geplaaft.<br />

A. De vier Spieren, Ukftrekkers genaamt, zyn de MuJ*<br />

culus Longus, de Mufculus Brevis, de Mufculus Brachiceus<br />

Externus, en de Mufculus Anconaus, de lange-, korte-,<br />

buitenfte arm- en de oplichtende Spier.<br />

V. Welk is de lange Spier)<br />

A. De lange Spier is de eerfte Spier, die den Onderarm<br />

uitftrekt: zy komt voort van den onderften rand van het<br />

Schouwderblad by deszelfs hals; vervolgens gaatze tuffchen<br />

de twee ronde fpieren langs de achterzyde van het Schouwderbeen<br />

heen, alwaar het Schouwderbeen met de korte fpier<br />

vereenigt.<br />

V. Welk is de korte Spier)<br />

A. De korte Spier, welke den Onderarm uitftrekt, komt<br />

van het bovenfte en achterfte deel van het Schouwderbeen.<br />

V. Welk is de derde Uitftrekker van den Onderarm)<br />

A. De buitenfte Armfpier: deze fpier komt voort ontrent<br />

van het midden en achterfte van het Schouwderbeen naaft de<br />

korte fpier.<br />

V. Wat moet men aangaande deze drie Spieren aanmer*<br />

ken)<br />

R a 4*.


Van de Spieren van den Onderarm.<br />

J. Datze te zamen hunne peezen vereenigen ,. en eene<br />

driehoofdige fpier formeren ,. die van buiten peesachtig is,<br />

en met dat peezige deel den Elleboog bekleedt, en in het<br />

Uitfteekzel van het Ellebeen wordt ingeplant.<br />

p. Welk is de Oplichtende Spier van het Ellebeen*.<br />

A. De Oplichtende Spier, waardoor de Onderarm wordt<br />

uitgeftrekt, is eene kleine fpier: zy komt van het achterfte<br />

van het eind. van het Sciiouwderbeen, en over den Elleboog<br />

gaande wordze in het zydeliflgfclie en binnenfte deel. van het<br />

Ellebeen ingeplant. ;<br />

V. Worden "er ook aan het Speekbeen. byzondere jpieren<br />

toegeêigent^ ^ ^ vooromkeerende, welke den<br />

palm' van'de hand om laag keeren, en twee achter omkearende,<br />

welke den palm van de hand na om hoog keeren.<br />

V Welk zyn de twee Pronatores, vooromkeerende*.<br />

" A. De Mujculus Rotundus, en de Mufculus Quadratus,<br />

de Ronde, en de Vierkante fpier.<br />

V. Welk is deze ronde Spier *<br />

• A. Deze ronde Spier komt voort van den inwendigen knok<br />

van liet Schouwderbeen, en eindigt byna in het.midden van<br />

het. kleine Ellebeen.<br />

V. Welk is de vierkante Spier *<br />

A De vierkante Spier heeft haar begin van het onderfte<br />

en het binnenfte deel van het Ellebeen , en gaat over den<br />

band, die het fpeekbeen aan het Ellebeen voegt, en wordt<br />

In het buitenfte en onderfte van het fpeekbeen ingeplant.<br />

V. Welk zyn de., iwee Supinatores, achter omkeerende*<br />

A Deze z>n de Mujculus Longus, en de Mujculus Bre?<br />

yisAladii, de Lan;;e- en de Korte- Speekbeensfpier,<br />

'V Welk is de lange Spier van het fpeekbeen*<br />

AU-


Van de Spieren van de Voorhand, enz.<br />

A Die Spier, welks deszelfi :<br />

begin heeft aan den uiterftera<br />

kant van het Armbeen, en eindigt in het onderfte hoofdje<br />

van het kleine ÈUebeen.<br />

V. Welk is de korte Spier van de kleine Ellepyp ?<br />

A. Deze Spier Komt voort van het opperfte deel van het<br />

Ellebeen , en wordt ingeplant in het opperfte deel van het<br />

ipeekbeen.<br />

XXXVIII. H O O F D D E E L,<br />

Van de Spieren van de Voorhand, en van de<br />

Palmfpieren.<br />

V* T "\Oe noodig en nuttig de beweging van den Opper**<br />

JL A en Onderarm is, nochtans zou een menfeh weinig<br />

voordeel daarvan hebben, indien de handen en de vingers<br />

onbeweeglyk waren: laat ons dan eens befchouwen de Spieren<br />

van deze deelen, waardoor zoo veele en onderfcheiden beweginggen<br />

gefchieden: maar op dat wy door btt meenigvuldig getal<br />

van deze Spieren geen verwarde denkbeelden maken, zuU<br />

Jen wy eerfl van de Spieren van de Hand, en dan van de<br />

Spieren van de Fingeren jpreken: zeg my eens, welk zyn de<br />

Spieren van.de Hand?<br />

_ A. De Spieren 5 welke aan dè Voorhand worden to^geëigent,<br />

zyn vier, namentlyk twee buigers, en tweeuitftrekkers:<br />

daarenboven heeft ieder hand nog twee Palmfpieren,,<br />

200 dat yder hand zes Spieren heeft..<br />

V. Welk zyn de twee jpieren, die de Hand buigen ?<br />

A. Deze zyn de Mujculus Cubitaus Internus, en de Mujculus<br />

Radiaus Internus, de Binnenfte Elle- en de.Binnenfte-<br />

Speekbeensfpier,<br />

R. £


ï3$ Van de Spieren Qan de Voorhand, enz.<br />

V. TVelke fpier wordt de binnenfte Ellebeensfpier genaam<br />

A. Die fpier, welke komt van de binnenfte uitpuilinge<br />

van het Schouwderbeen, en van het bovenfte deel van de<br />

groote Ellepyp , over deze loopze lang9 heen , tot datze<br />

door den ronden band heen gaat, en in het vierde been van<br />

de eerfte ry van de Voorhand door een korte fterke pees ingeplant<br />

wordt.<br />

V. Welk is de binnenfte Speekbeensfpier ?<br />

A. Deze fpier komt ook van de binnenfte uitpuyling van<br />

het Schouwderbeen, en van het bovenfte deel van het Ellebeen,<br />

en wordt in het eerfte been van de'nahand, dat den<br />

voorften vinger onderfteunt, ingeplant.<br />

V. Onder de Spieren, die tot de Hand behooren, hebt gy<br />

twee Uitftrekkers genoemt: welke zyn die?<br />

A. De fpieren, welke de Hand uitftrekken, zyn de Mufculus<br />

Cubitaus Externus, en de Mufculus Radiaus Ex ferms,<br />

de buitenfte Ellebeensfpier en de buitenfte Speekbeensfpier.<br />

V. Welk is de buitenfte Ellebeensfpier ?<br />

A. De eerfte van de Uitftrekkers van de Hand, komt van<br />

de buitenfte uitpuilinge van het Schouwderbeen; deszelfs<br />

pees gaat onder den ronden band heen, en wordt in liet<br />

vierde been van de nahand, dat den kleinen vinger onderfteunt,<br />

ingeplant.<br />

V. Welk is tweede Uitftrekker)<br />

A. De tweede van de Uicftrekker-fpieren van de Hand,<br />

weke ook Mufculus Bicornis, Twee Hoornige fpier wordt<br />

genaamt, maakt twee byzondere fpieren: de eerfte komt van<br />

boven het buitenfte uitfteekzel van het Schouwderbeen, en<br />

de tweede van onder het zelve uitfteekzel; zy gaan beide onder<br />

deo ronden band: de een wordt in de nahand. in het<br />

been 3


Vm de S;,krsn van de Verhand, enz. j 3 f<br />

ten dat den voortten vinger onderfteunt, en de andere aan<br />

it ton, te, wek den mrddeifcn vanger ondervraagt, 2<br />

ï t£rm> !k<br />

^ * •*•*•** m<br />

*» -""nyder Hand<br />

4. De Mufculus Fahnaris Longus, en de AMadm P„i<br />

«il °f C<br />

f pier k<br />

° m<br />

ff. We In is de lange Palm fpier)<br />

V a D d e n inwen<br />

f ^igen knokkel of de birw<br />

nemteuit Pu:l,ng van het Schouwderbeen, en gaat over hï<br />

Ligamentum stnnulare, of den ronden band met een Tan 4<br />

tccre pees na den Palm van de Hand, alwaarz a i n e?n<br />

breed peesachtig uitf PanzcI uitbreidt: dit uitfpanzel is vaft aan<br />

Van de<br />

vingeren door te l*ten ' * IPf^*"<br />

V. Welk is de iorle Palm/pier•?<br />

^. De korte Palralpier, die ook vierkante Vleezhrefoier<br />

tage iaimlpier: zy komt van het been van de nahand het<br />

wek over den k ernen vinger « geplaa,i,en van da been van<br />

de Voorhandt, het welk onder de andere legt: deze Sofa?<br />

loopt dwarfch, en wordt in het achfe heen vat de V^ortd<br />

m<br />

fchoondeae^er ^ ^ t ^ w S T ? ' , a r<br />

^«ans altyt de , ^ ESfc3&Ê<br />

, . V. Welk is bet werk van de Palmfpieren l<br />

A


j 36 Van de Spieren der Vingeren.<br />

A. Het werk van de eerfte Spier is de hand toe te nypen,'<br />

en van de laafte Spier, of van het breede peesachtige uitfpaniel<br />

de Palm van de hand hol te maken. _<br />

V. Zynder ook geen Spieren, waardoor de hand buiten en<br />

binnenwaarts wordt bewogen? .<br />

A Men moet weten, dat deze bewegingen worden verriet<br />

door de fpieren van het Elle- en van het Speekbeen: namentlyk,<br />

als de twee fpieren van het Speekbeen te gelyk werken<br />

, en de fpieren van het Ellebeen ruften, als dan gefchiedt<br />

de beweging van de hand binnenwaarts; maar zoo<br />

de fpieren van het Ellebeen te gelyk werken, en de fpieren<br />

van het Speekbeen ruften, als dan wordt de hand inwaarts.<br />

bewogen.<br />

V. Waartoe dient de Ringwyze band}<br />

A. Den Ringwyzen band, Ligamentum Anmlare genaamt j<br />

moet'men als een gemeen vlies aanmerken, het wek alle de<br />

fpieren van den Onderarm bevat: deze band is gefchikt, og<br />

dat de werking der fpieren des te beter gefchiede.<br />

XXXIX. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren der Vingeren.<br />

V. TJOe worden de Spieren van de Vingeren gemeenely<br />

JL JL verdeelt?<br />

A. In gemeene, en in eigen Spieren. •<br />

V. Welk zyn de gemeene Spieren van de Vmgeren.<br />

A De Flexores Phalangarum , de Buigers der ryen ot<br />

Slagórdens, de Extenfor Omnium Trium Rhalangarum, de<br />

Aftrekker van alle de drie ryen, en de Tres Addufiores,<br />

•drie Nahaalders. *r.<br />

Col


Van de Spieren Van de Vingeren. 137<br />

V. Welk zyn de Spieren van de eerjle ry)<br />

A Deze zyn de vier Mufculi Lumbricales, Wormswyze<br />

Spieren, zy komen diep van de peezen voort, en worden<br />

ingeplant in de eerfte ry , aan haar binnen zyden by den<br />


i j8 Fan de Spieren van de Pingeren,<br />

heen, om in alle de beenderen van den voorften, middenften ?,<br />

en den Ringvinger ingeplant te worden.<br />

V. Welk zyn de drie nah aaiende Spieren)<br />

A. 1


Fan de Spieren -van de Fingeren. 139<br />

A. De Buiger of Buigfpier heeft haar begin in het midden<br />

van het fpeekbeen, en eindigt in het derde been van den<br />

Duim: behalven deze fpier wordt de Duim nog door eene<br />

andere fpier van den zeiven naam geboogen. Deze fpier<br />

komt voort uit de beenderen van de voorhand, en wordt in<br />

•het tweede been van den Duim ingeplant.<br />

F Wordt de Duim door meer als eene fpier uitgejlrekt ?<br />

A. De Duim heeft drie Extenfores Uitftrekkers, de eerfte<br />

•komt van het bovenfte en buitenfte deel van het Ellebeen ;<br />

zy gaat fchuins over de pees van de buiten Speek/pier, en<br />

wordt by het tweede lid van den Duim ingeplant: de tweede<br />

komt van het binnenfte en bovenfte deel van het fpeekbeen,<br />

en wordt in het tweede Duimsbeen ingeplant, en de<br />

derde komt van het Ellebeen een weinig onder den eerften<br />

Uitftrekker, en wordt in het derde been van den Duim ia*<br />

geplant.<br />

F. Welk is de Thenar,, Duimspalm fpier.?<br />

A. Deze fpier maakt de Muis van de hand, en trekt den<br />

Duim van de Vingeren: zy komt van den ringband, en van<br />

het eerfte been van de voorhand, en wordt van buiten in den<br />

Duim ingeplant.<br />

p. Welk is de Hypothenar, Onderpalmfpier?<br />

A. De Onderduims Palmfpier kan voor een deel van de<br />

voorgaande gerekent worden: dit is dereden, waarom zy van<br />

veelen wordt overgeflagen. Zy begint naait de voorgaande<br />

ipier van denzelven band, maar digter na het hol van de" hand,<br />

en eindigt in het onderfte hoofdje van de eerfte ry van de beenderen<br />

van de voorhand.<br />

F. Welk is de Antithenar, Tegcnduims Palmfpier?<br />

A. Deze fpier trekt den Duim na de Vingers: zy komt<br />

yan het been van de nahand, dat den voorften Vingel onder-<br />

S 2 fteuntj


143 t' an<br />

& Spieren van de Fingeren.-<br />

fteimt, en wordt in het eerfte been van den Duim inge^<br />

plant.<br />

F. Hoeveel Spieren worden den Wysvinger toegeëigent ?<br />

A. De Wysvinger heeft twee fpieren, namentlyk , een<br />

Mujculus Extenjor, en een Mufculus Addutlor, een Uitftrekker,<br />

en een nahaalende fpier..<br />

F. Welk is de Uitjirekker?<br />

A, De Uitftrekker, die ook Indicator Aanwyzer wordt<br />

genaamt, komt van het voorfte gedeelte van het eerfte been<br />

van den Duim, en wordt in de beenderen van den voorften,,<br />

of Wysvinger ingeplant: door hulp van deze fpier wordt<br />

deze Vinger na den Duim getrokken,<br />

F. Welk is de nahaalende Spier van den Wysvinger? < <<br />

A Deze fpier komt voort van de eerfte ry van den Duim T.<br />

en van het eerfte been van de nahand, en eindigt in de eerfte;<br />

ry van den Wysvinger.<br />

F. Welke Spieren worden den Oorvinger toegeëigent ?<br />

A. De Oorvinger heeft twee fpieren, de eene trekt hem?<br />

van de andere Vingeren, en de andere ftrekt hem uit.<br />

F. Welk is de aftrekkende Oorvingers fpier ?<br />

A Deze fpier komt van het vierde been van de tweedery<br />

van de heenderen van de voorhand, en van den. ringband,<br />

en wordt in het eerfte been van den kleinen vinger van,<br />

buiten ingeplant..<br />

F. Welk is de Uitjirekker van den Oorvinger ?<br />

A. De Uitftrekker van den kleinen Vinger komt van den<br />

buitenften knok van het Schouwderbeen, en van het bovenfte.<br />

van het Ellebeen, zy gaat onder den ringband heen, en<br />

wordt in het derde been van den Oorvinger ingeplant.<br />

F. Wat most men omtrent dt' Spieren van de Fingeren aanmerkend<br />

.<br />

AL<br />

0


Van de Spieren van de Dyë of van het Dyëbeen. i 4t<br />

A Dat in derzelver loop en figuur eenige veranderingen<br />

voorkomen; zoo dat men in het ontlceden van dezelvealtvdc<br />

eenige veranderingen kan ontmoeten.<br />

1<br />

XL. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van de Dy ë of van het Dyëbeen x<br />

K T^Ê Spieren van de Armen, en van de Handen afhrfchJtf*<br />

l^ddt hebbende, zullen wy voortgaan met de<br />

befchouwmg van de Spieren van de onderfte Ledemaalen<br />

namentlyk van de Dyën, van de Beenen, en van Tvoten;<br />

den Buik, den Aars, de Blaas, en Schaamdeelen behoorenl<br />

naauwkeurig onderzoeken: welk zyn de Spieren, waardoor<br />

bet Dyëbeen wordt geboogen , en uitgeflrekt * *<br />

A. Het Dyëbeen wordt geboogen en uitgeflrekt als meede<br />

buitenwaarts, bmnewaarts, fdiuins, en In een i "kei be<br />

woogen door dertien Spieren '<br />

F Door welke Spieren wordt de Dyë geboogen?'<br />

7 A P Y<br />

f h<br />

I ° f D b e e n w o r d t<br />

^<br />

gebogen door de Ffoas j<br />

V. Welk is de Lenden fpier ?'<br />

r y<br />

D e L end<br />

\ , n enii3ier komt van de binnenfte zyde van d*<br />

dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen der Lendenen<br />

en over een gedeelte van het darmbeen rci^HS<br />

aan den kleinen draaijer ingeplant. woratze<br />

V. Welk is de Darmbeensfpier ?'<br />

^ Deze fpier komt van de binnenfte holligheid van het<br />

^ 3> Darror-


t4A Van de Spieren van de Dyë of van het Dyëbeen.<br />

Darmbeen en nedergaande voegtze zich aan de Lendenfpier,.<br />

met welke zy ook inden Trochanter Minor, kleinen<br />

draaijer, ingeplant wordt.<br />

V. Welk is de Schaambeensfpier?<br />

A. Deze fpier komt van het buitenfle van het Schaambeen<br />

j en wordt een weinig onder den kleinen draaijer inge-<br />

'^F. Door welke Spieren wordt het Dyëbeen uitgeftrekt ?<br />

• A.Doox de Glutaus Major, Medius, en Minor, de<br />

Groote , Middenfte, en de Kleine Bilfpier.<br />

• F. Welk is de groote Bil/pier?<br />

A. De groote Bilfpier komt met een halven cirkel van het<br />

ftaartbeen , van de doornen van het heiligbeen, van den<br />

doorn van het darmbeen, en van eenen fterken band, die<br />

in het midden van het heiligbeen, en de verhevenheid van<br />

het heupebeen is, en nedergaande wordt ze in een ruuwen<br />

ftreep of linie vier vingeren breed onder den grooten draaijer<br />

ÜBge plant.<br />

F. Welk is de middenfte Bilfpier)<br />

A Deze fpier komt 'van den geheelen graat van het darmbeen<br />

onder de groote Bilfpier, en wordt in het bovenfte en<br />

buitenfte van den grooten draaijer ingeplant.<br />

F -Welk is de kleine Bilfpier ?<br />

A De kleine Bilfpier komt van het onderfte van de buiten<br />

zyde van het darmbeen onder de middenfte Bilfpier, en<br />

wordt in het bovenfte van den Trochanter Major, grooten<br />

draaijer ingeplant.<br />

F. Welk zyn de afhalende , of buitenwaarts bewegende<br />

A De Spieren, waardoor de Dyë buitenwaarts wordt bewogen,<br />

zyn dsTyriformis3 oUliacus Extemus, ? eer<br />

|g e


Fan de Spieren van de Dyë of van het Dyëbeen. MM<br />

fpier,; de Gemini ïweding,a fpier, endt'Quadratus, Vier.<br />

kante fpier. '<br />

F. Welk is de Peerwy ze, fpier ?<br />

A. ueze ipL-r kp^ ,an de zyde van onderen van het hei-<br />

Lgbeen en wordt iacc de tweelingen fpier aan den oorfpronk<br />

van den grooten draauer ingeplant. ! .<br />

F* Welk is de Tweelingen fpier ?<br />

A D* IweeJingeo fpier' komt van de uitpuiling van het.<br />

heupebeen, en wordt met de Peerwyze /pier inden deuk van<br />

.den ootfpronk van den grooten draaijer ingeplant<br />

F. Welk is dc vierkante- Spier, waardoor' het Dyëbeen buitenwaarts<br />

wordt bewogen* "jweenput<br />

A. De vierkante Spier heeft haar begin van de uitpuiling<br />

van het heupebeen, en wordt in de buitfn zyde van den grooten<br />

draaijer ingeplant.<br />

ö<br />

F Door welke- Spieren wordt het, tytbeen in het rond, en><br />

het Jchuins bewoogen? *y-**<br />

D e<br />

vPf'A ,°y ë<br />

wordtin het rond, en in het fchuins bewogen<br />

door de gemelde Peer offpitswyze, tweelingen en vierkante<br />

fpieren , namentlyk als zy vervolgens werken: maardeze<br />

bewegingen gefclneden voéraf: door den Öbhrator Intemus,<br />

en Extemus, Binnenfte en.Buitenfte. Stopper of<br />

Stopfpieren.<br />

L<br />

F Welk is de binnenfte Stopper*-<br />

^<br />

V i _<br />

A Deze fpidf komt -van "deh • binnenftèn omtre4 ?<br />

van hef<br />

gat, het welk.tulTchen het heup.' en fch^0&-]%<br />

.gens gaatze door de holligheid van het<br />

wordt in den kuil of.deuk van den-grooten draaijer Ug£.<br />

F. Welk is de bultenftèSiopper fpier?:' •<br />

. A, Deze komt voort uü den ftiieofea Qmtrefcvatóhetg'aïa,<br />

dst-


a n<br />

344- ^<br />

eren V a n<br />

Spï<br />

het Been.<br />

dat tuffchen het heup- en fchaambeen is: zy'omvat den hals<br />

van het Dyëbeen, en gaat onder de vierkante Spier na de<br />

kleine holligheid van den grooten draaijer.<br />

V. Welk zyn de Spieren, die de Dyë na binnen bewegenï<br />

A De Dyë wordt alleenlyk door de Mufculus Triceps na<br />

binnen bewogen: deze fpier wordt de driehoofdige fpier genaamt,<br />

om datze drie beginzels en drie inplantingen heeft,<br />

en in drie fpieren kan verdeelt worden: de eerfte komt van<br />

het fchaambeen, en wordt boven de tweede in de Lima<br />

Afpera Ruwe Linie van het Dyëbeen ingeplant: de tweede<br />

komt van het onderfte van het fchaambeen, en wordt in het<br />

midden van de ruwe linie ingeplant: en de derde of laalte<br />

komt van het fchaambeen, daar liet zich aan het heupebeen<br />

voegt, en wordt een weinig onder het tweede of onderfte lutfteekzel<br />

van het Dyëbeen na binnen ingeplant,<br />

V. Wordt het Dyëbeen door deze Spier alleen na binnen<br />

hewozen) . . . •<br />

A. Neen, maar zy draait het zelve ook een weinig buitenwaarts.<br />

XLI. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van het Been, of van de Scheen.<br />

V, TTOe veel Spieren worden aan het Been toegeëi-<br />

X JL zent.<br />

A. Aan het Been of de Scheen worden elf Spieren toegeëigent:<br />

namentlyk vier, die het Been buigen, vier die het<br />

Been uitftrekken, en drie, die het Been fchuins bewegen.<br />

V. Welk zyn de Spieren, waardoor het Been wordt gefyoogen<br />

? 5<br />

B i c e<br />

'. 4, De Mufculus Seminervojus, Semimembranojus, ^


Van de Spieren van het Been. 14,^<br />

en Gracilis, de Halfzenuwachtige, de Halfvliezige, de Twee*<br />

hoofdige, en de fmalle of fchrale Spieren.<br />

V. Welk is de Half zenuwachtige fpier ?<br />

A. De Halfzenuwachtige lpier komt van het uitftek van<br />

het heupbeen, en wordt door een ronde pees aan het binnenfte<br />

aangroeizel van liet fcheenbeen ingeplant.<br />

V. Welk is de Half vliezige fpier van het Been ?<br />

A. Deze fpier komt peesachtig uit het uitftek van het<br />

heupbeen, even onder de Halfzenuwachtige fpier, en wordt<br />

door een breede pees in het bovenfte en achterfte van het<br />

fcheenbeen ingeplant.<br />

V. Welk is de Tweehoofdige fpier)<br />

A. Deze fpier heeft twee hoofden, het eene hoofd komt<br />

van het uitfteekzel van het heupbeen, en het andere van het<br />

midden van de ruwe linie: deze hoofden vereenigen te zamen,<br />

en worden door een pees in het bovenfte en buitenfte van het<br />

kuitbeen ingeplant.<br />

V. Welk is de fmalle of de fchrale fpier ?<br />

A. De fchrale of fmalle fpier komt van de kraakbeenigg<br />

vereeniging van het fchaambeen met het heupbeen, en langs<br />

het dyëbeen neergaande wordtze in het bovenfte en binnenftevan<br />

het fcheenbeen ingeplant.<br />

V. Door welh fpieren wordt het heen uitgeflrekt)<br />

A. Door de Mufculus Retlus, Rechte-, door de Mufculus<br />

Vaflus Exïernus, Groote Buitenfte, door de Mufculus<br />

Vaflus Internus , Groote Binnenfte , en door de Mufculus,<br />

Cruraus, Dyëbeens Spier.<br />

V. Welk is de rechte Spier, die het Been uitftrekt?<br />

A. Deze fpier komt van den onderften doorn van hefdarmJ<br />

been, en tuffchen de groote buitenfte en binnenfte fpier neergaande,<br />

wordt ze met dezelve ingeplant,<br />

T<br />

s


i$ Van de Spieren van let Beem<br />

V. Welk is de uitwendige groote Spier)<br />

A. Het is die Spier, welke haar begin van de geheele buitenfte<br />

zyde van het dyëbeen heeft.<br />

'V. IPclk is de inwendige groote Spier van het Been)<br />

A. De inwendige groote Spier is, die haar begin van de<br />

geheele binnenfte zyde van het dyëbeen ontfangt.<br />

V. Welke Spier is de Crurseus, of Cruralis?<br />

A. De Mujculus Cruralis, Dyëbeensfpier, heeft haar begin<br />

van het voorfte van het Dyëbeen tulTchen den grooten<br />

en den kleinen draaijer; zy legt vaft aan het Been, en voegt<br />

deszelfs pees aan de rechte-, en de groote buitenfte Spier,,<br />

makende te zamen een breede pees uit: deze pees gaat over<br />

de Batella, Kniefchyf, en wordt in de kleine uitpuiling aan<br />

het opperfte en voorfte van het Scheenbeen ingeplant.<br />

V. Boor welke Spieren wordt het Been fchuins bewogen f<br />

A. Het Been ivordt fchuins bewoogen door de Mujculus^<br />

Longus of Sartorius, Lange of Snydersfpier, door de Mujeulus<br />

Foplitaus, Kniefpier, en door de Mufculus Membra-<br />

nojus of Fafcia Lata r<br />

Vliezige of Breede Zwagtelfpier.<br />

V. Welk is de Lange of de Snyders fpier ?<br />

A. De Snyders fpier komt van het onderfte gedeelte van<br />

den doorn van het darmbeen, en fchuins aan de binnen zyde<br />

van de Dyë loopende, wordt ze aan de binnenfte zyde van<br />

het fcheenbeen ter breedte van vier vingeren onder deszelfs<br />

bovenfte einde ingeplant.<br />

V. Waarom wordt deze Spier de Snydersfpier genaamt ?<br />

A. Omdat door de werking van deze Spier wy het eene<br />

Been en Dyë over het ander Been en Dyë, als de Snyder,<br />

konnen leggen. . -<br />

" V. Welk is de Kniefpier ?<br />

A* De Kniefpier heeft haar begin van de buitenfte en<br />

•V on-


Van de Spieren van den Voeh ~ï+f<br />

oifderlte uitpuiling van het Dyëbeen, en wordt in het bo-'<br />

venfte en binnenfte van het Scheenbeen ingeplant.<br />

V. Welk is de vliezige of breede Zwagtelfpier ?<br />

A. Deze ipier komt van het voorfte van den graat of<br />

doorn van het darmbeen: zy is van onder een weinig vliesen<br />

peesachtig, en bedekt byna al de Spieren van het Been en<br />

Dyë tot aan den voet.<br />

V* Worden door deze drie laafte Spieren het Been alleen<br />

fchuins bewogen?<br />

A. Neen, maar zy maken nog andere bewegingen, want<br />

de Snyderlpier ligt het Been en de Dyë niet alleen op, en<br />

leidt het eene Been kruizelings over het ander, zoo als wy<br />

reeds gezegt hebben; maar door de Kniefpier wordt het Been<br />

ook een weinig na binnen, en door de breede Zwagtehpier<br />

een weinig na buiten gedraait.<br />

XLII. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van den Voet.<br />

V. TI7£/& Spieren zyn het, waardoor de Voet wordt<br />

V V gebogen, uitgejirekt, en zydewaarts gedraait<br />

?<br />

A. De buigers van den Voet zyn twee , namentlyk de<br />

Mufculus Tibialis Anticus, en de Peronaus Anticus, Voorfte<br />

Scheen- en Kuitfpier: deszelfs uitftrekkers zyn vier, na-;<br />

mentlyk de Gaftrocnemii of Gemelli, Kuitfpieren, de<br />

Mufculus Saleus , of Solaris , Zool (pier , en de Mufculus<br />

Plantaris , Plantfpier; en de Spieren, waardoor de Voet<br />

zydewaarts draait, zyn twee, als de Tibialis Pojlicus, en<br />

de Peron


*4& Van de Spieren van den Foef.<br />

V. Welk zyn de vooifte- Scheen en Kuit/pieren , iv aardoor<br />

de Foef wordt geboogen ?<br />

A. De voorfte Scheenfpier komt van het voorfte en bovenfte<br />

van het Scheenbeen, en is aan de buitenfte zyde van dit<br />

Been vaft: nederdalende gaat zy onder den ringband heen,<br />

en wordt in het wiggebeen tegen over den grooten teen ingeplant,<br />

maar de voorfte Kuitfpier is aan haar begin met de<br />

achterfte Kuitfpier vereenigt, namentlyk van de bovenfte en<br />

buitenfte helft van het Kuitbeen: deze fpier loopt door da<br />

goot, die in den buiten enkel is, heen, en wordt in het buitenfte<br />

beentje van den navoet, dat tegen den grooten teen<br />

overkomt, ingeplant.<br />

F. Welk zyn de twee eerfte Spieren , die den Foef uittrekken<br />

?<br />

A. Deze zyn de Gemelli, Kuit/pieren: zy maken met de<br />

Zoolfpier de Kuit van het Been: de eene komt van. het achterfte<br />

van de binnenfte uitpuiling van het Dyëbeen, en de<br />

andere komt van het achterfte deel van de buitenfte uitpuiling<br />

van hetzelve Been.<br />

n F. Welk zyn de twee andere Spieren, waardoor de Foet<br />

wordt iiitgeftrektl<br />

A. De twee andere zyn de Zool- én de Plantfpier; de<br />

Zoolfpier ligt onder de Kuit fpieren , en komt van het bovenfte<br />

en achterfte van het Scheen- en Kuitbeen: maar de<br />

Plantfpier komt van het achterfte en buitenfte van de buiten,<br />

fte uitpuiling van het Dyëbeen,. en tuffchen de Ipieren van<br />

de Kuit en van de zool neergaande , krygtze een lange<br />

pees. De peezen van deze vier Spieren maken eene zeer<br />

fterke pees, welke Tendo of Chorda Achillis , de pees of<br />

koord van A.chilles genaamt., en. in het achterfte deel van het<br />

hielbeen ingeplant wordt.<br />

F a.


Van de Spieren van dé Teenen* 149<br />

V. Welk zyn de twee Spieren,, waardoor de Voet zydwaarts<br />

wordt bèwoogen?<br />

A. Deze Spieren zyn de achterfte Scheen- en Kuitfpier;<br />

de eerfte komt van het bovenfte en achterfte van het Scheenen<br />

Kuitbeen, en van het vlies dat haar te zamen hegt: zy<br />

gaat na beneden langs het achterfte van het Scheenbeen in<br />

den binnen enkel of' enklaauw, en wordt onder het Schip?<br />

wyze been ingeplant: maar de achterfte Kuitbeenfpier komt<br />

van het bovenfte en buitenfte van het Kuitbeen , en gaat<br />

na beneden door de kloof van den buiten enkel onder de<br />

zool van den Voet, om in het beentje van den navoet, dat<br />

den grooten teen onderfteunt ,. ingeplant te worden; door<br />

de werking van de eerfte fpier wordt de Voet na binnen,<br />

en door de werking van de andere fpier wordt de Voet na<br />

buiten gekeert..<br />

XLILÏ. H O O F D D E E L<br />

Van de Spieren van de Teenen. ~, f .J<br />

V. \ an de Teenen o/ Toonen der Voeten wor den gemene'<br />

i l en eigen Spieren toegeëigent: zeg eens, welk^zyn<br />

ie gemeene Spieren van de Teenen ?<br />

A. De gemeene Spieren der Teenen zyn zeftien: namentlyk,<br />

twee buigers,, twee uitftrekkers^ vier wormswyze, en<br />

agt tufTchenbeenige.<br />

V. Welk zyn de Buigers ï<br />

A. De Buigers zyn de Mufculus Perforans, en de Muf<br />

eulus Perforatus, dé Doorboorende- en de Doorgeboorde<br />

Spier. De laafte komt van het onderfte en voorfte deel van<br />

het hielbeen: zy wordt in vier doorgeboorde peezen verdeelt,<br />

en eindigt met deze peezen in het tweede been van yder<br />

T 3. klei--


j^o Van de Spieren van de Teeneti.<br />

kleinen Teen : de andere fpier of de doorboorende komt<br />

voort van het achterfte, opperfte en middenfte deel van het<br />

Scheenbeen: zy is ook in vier peezen verdeelt, doorborende<br />

de eerfte, deze péezen worden in de derde ry beenderen<br />

van de 1 eenen ingeplant.<br />

V. Welk zyn de Spieren , waardoor de Teenen worden<br />

uitgcfrcki ?<br />

A, De Teenen worden uitgeftrekt door de Mufcuhis Longlis,<br />

enBrevis, Lange-en Korte Spier: de lange komt van<br />

het bovenfte en buitenfte van het Scheenbeen , en van het<br />

bovenfte van liet Kuitbeen: zy wordt in vyf peezen verdeelt,<br />

en} gaat onder den ringband heen , en wordt in de derde<br />

beenderen van de kleinder Teenen, en in het navoets been,<br />

dat den kleinen Teen onderfteunt, ingeplant.<br />

V. Welk zyn de vier wcrrmswyze Spieren ?<br />

A. De wormswyze Spieren komen van de peezen van de<br />

doorborende fpier, en worden aan de binnen zyde van de<br />

-kleine Teenen ingeplant.<br />

V. Welk zyn de agt tuffchenbeenige Spieren?<br />

A. Deze fpieren zyn byna dezelve als die van de hand.<br />

V. Welk is het werk van de Mufculi Vermiculares, en<br />

InterolTei, Wormswyze- en Tuffchenbeenige Spieren ?<br />

A. Zy doen het zelve werk , als de Wormswyze en<br />

Tuffchenbeenige fpieren van de hand.<br />

V. Dewylaan dc Teenen eigen Spieren worden toegeëigent,<br />

zoo zullen wy die van den grooten en van den kleinen Teen<br />

onderzoeken, en daar mede zullen wy een einde maken van dé<br />

Spieren der Teenen: zeg my eens, welk zyn de eigen Spieren<br />

van den grooten Teen l t<br />

A, De eigen Spieren van den grooten Teen zyn de Muf<br />

mlus Flexor Longus Tollicis Pedis, de Lange GrooteTccnsbuiger:


Van de Spieren van de Teenen. if t<br />

Buiger: de Flexor Polücis Brevis, de Korte Groote Teensbuiger:<br />

de Extenjor Follicis, Groote Teens uitftrekker ;<br />

de Tenar, Groote Teens afvoerder, de Antitenar Groote<br />

Teens aanvoerder,, en de MufculusTransverjalis, Dwarlche<br />

Spier.<br />

V. Welk zyn de lange- en korts-groote Teensbuigers?<br />

A. De lange groote Teensbuiger komt van liet bovenfte<br />

achterdeel van het Kuitbeen, en acuter den binnen enkel gaande,<br />

wordt hy in het laafte been van den grooten Teen ingeplant<br />

: maar de korte groote Teensbuiger komt van h"*<br />

midden van het wiggebeen, en wordt op de zaadbeendereu<br />

van het tweede lid gemeenlyk ingeplant.<br />

V, Welk is de Spier, die den grooten Teen uitftrekt?<br />

A. De groote Teens uitftrekker komt van de boven helft<br />

van het kuitbeen, en wordt in het laafte been van den grco-<br />

.] ten Teen ingeplant. .<br />

V. Welk is de groote Teem afvoerder?<br />

A. De Tcnar komt van het hielbeen, en van het groote<br />

wiggebeen, en wordt in de buiten zyde van de zaadbeenderen<br />

ingeplant.<br />

V. Welk is de groote Teens aanvoerder?<br />

A. De Antitenar , groote Teens aanvoerder , of tegen*<br />

voetzools fpier, komt van het onderfte van liet derd^ wiggebeen,<br />

en wordt aan de binnen zyde van de zaadbeentjes<br />

ingeplant.<br />

;<br />

V. Welk is dc dwarfche Spier?<br />

A. De dwarfche Spier, die alle de Teenen by malkander<br />

trekt, komt van liet navoets been, dat den Teen naait den<br />

kiemen Teen onderfteunt: zy gaat over de andere beenderen<br />

heen, en wordt in het zaadbeen van den grootenT^en<br />

ingeplante<br />

n


i s% Van de Spieren die tot de Ademhaling dienen:<br />

V. Welke Spieren worden als eigen Spieren aan den kle<br />

Teen toegeëigent? . "<br />

A De kleine Teen heeft eene eigen Spier, AbduttorMinimi'Digiti<br />

Pedis genaamt. Deze fpier doet meer het werk<br />

van een buiger, als van een afhaalder: zy komt voort van<br />

het buitenfte van het hielbeen, en legt buiten op het navouts<br />

been, het welk den kleinen Teen onderftYunt, en wordt in<br />

het bovenfte van het eerfte been van den zeiven Teen inge,<br />

plant.<br />

XLIV. H O O F D D E E L . *<br />

Vm de Spieren welke voornamentlyk tot de<br />

Ademhaling behooren.<br />

V OChoon het waar is, dat de Spieren van het Strot-<br />

* O tenhoofd, en eenige van den Rug en de Lenden<br />

waar van wy reets hebben gefproken, in de Ademhaling<br />

mt en dienjl zyn, nogtans heb ik, om alles met onder m<br />

kander te verwarren, het beft geoordeelt, eerft deze en a<br />

de Spieren van den Hals, bet Aangezigt, Hoofd , Nek,<br />

Rug, Lendenen, Heilig- en Staartbeen , als mede van d<br />

Schouwderblaaden, Schouw der bcenen , Armen, Handen<br />

Byën, Beenen, en Voeten aftehandelen; om des te be<br />

d n leerwerken , in het verhandelen van de tuffchenribb<br />

Spieren, en van de Spieren van de Sleutelbeenderen, en<br />

dere Spieren van de Borft, een klaarder denkbeeld van d<br />

zelver figuur, plaatzing, en werking te geven: daarenboven<br />

komt het my voor, dat op de Spieren, dewelke voor<br />

mentlyk tot de Ademhaling behooren, zeer gepaft de Sp<br />

van den Buik, enz, zullen volgen: zeg my eens, door w


I<br />

Van de Spieren die tot de Ademhaling dienen. r y j<br />

Spieren wordt de holligheid van de Bcrjl verwydt, en toegetrokken<br />

?<br />

A. Tot de Spieren, welke voornamentlyk tot de Ademhaling<br />

behooren, zyn die van het Diaphragma, Middenrift,<br />

geen van de minde.<br />

V Welk zyn de Spieren van het Middenrift ?<br />

A. De Spieren van het Miidenrift zyn twee» de eerfte en.<br />

bovenfte komt van het borftbeen, en van weerzyden van<br />

de laafte rib: zy eindigt in een breed peesachtig uitfpanzel,<br />

Aponeurofis: de tweede of onderfte fpier komt van de wervelbeenderen<br />

van delendenen door twee voortbrengzels; het<br />

voorbrengzel, dat aan de rechter zyde komt, heeft zyn begin<br />

aan de drie eerfte wervelen van de lendenen, en dat aan<br />

de linkerzyde komt, is iets korter. Deze twee voortbrengzels<br />

vereenigen, en maken het onderfte deel van het Middenrift<br />

uit; dit onderfte deel hegt de eene pees van het een<br />

voorbrengzel aan de andere , zoo datze maar een vlies of<br />

middenfchot uitmaken.<br />

V Welk is het werk van deze Spieren ?<br />

A. Als de vezelen van de Spieren van het Middenrift zwellen<br />

en toetrekken, wordt de holligheid van de borft verwydt,<br />

en de buik wordt naauwer; maar als deze Spieren contrarie<br />

werken, wordt de borft enger, en de buik wordt ruimer,<br />

en deze werkingen van deze Spieren geHchieden zoo meenigmaal<br />

wy in en uit ademen.<br />

V, Welk zyn de andere Spieren , welke gefchikt zyn onï<br />

de horjl in de inademing wyder te maken ?<br />

A. Tot deze Spieren behooren niet alleen de buitenfte en<br />

de binnenfte tulTchenribbige Ipieren; maar ook de onderfteutelbeensfpier<br />

, als meede de voorfte bovenfte groote en de<br />

bovenfte achterfte zaagfpier.<br />

y v.


% £4< Fan de Spieren die tot de Ademhaling dienen.<br />

F. Welk zyn de buiten- enb'mnenftetufchenribblge Spieren?<br />

A. De Mufculi Intercoflales Externi en ïnterni, Buitenfte<br />

en Binnenfte TulTchenribbigen Spieren zyn vier-en-veertig,<br />

in yder tuflchenruimte der ribben twee; namentlyk van<br />

yder zoort één; zy komen van de onderranden van yder bovenfte<br />

rib, en worden in de bovenranden van yder onderfte<br />

rib ingeplant: haare vezelen overdwarfchen malkander, want<br />

de veezelen van de uitwendige loopen voorwaarts, en van<br />

de inwendige loopen fchuins achterwaarts.<br />

F Welk is de Onderjleutelbeens/pier ?<br />

A. De Mufculus Subclavlus, Onderileutelbeensipier heeft<br />

haar begin van het onderfte van de helft van het üeutelbeen ,<br />

die naaft aan het bovenfte punt van het fchouwderblad is:<br />

Zy gaat fchuins neer, om in het bovenfte van de eerfte rib,<br />

digt by het borftbeen, ingeplant te worden»<br />

F. Welk is de voorfte groote Zaagfpier?<br />

A. De Serratus Anticus Major, Voorfte Groote Zaagfpier<br />

komt van het geheele breede gedeelte van het fchouwderblad<br />

, en wordt in de zeven waare, en in de eerfte valfche<br />

ribben ingeplant door zoo veel onderfcheiden deelen , welke<br />

haar als tanden vertoonen; de Mufculus Obliquus Dejcendens y<br />

Schuinfche Neergaande Spier van den buik legt tulTchen de<br />

plaatzen van haar onderlle intanding.<br />

F. Welk is de bovenfte achterfte Zaagfpier ?<br />

A. De Mufculus Serratus Pojlicus Superior, Bovenfte<br />

Achterfte Zaagfpier komt voort mee eene breede dunne<br />

pees van de twee onderfte wervelbeenderen van den hals,<br />

en van de . drie bovenfte van den rug, en wordt door verfcheide<br />

intandingen in de tweede, derde en vierde rib ingeplant.<br />

F. Welk is het werk ,van alle deze Spieren ?<br />

A,


i r<br />

an de Spieren die tot de Ademhaling dienen, 4<br />

A. Het werk van deze Spieren is de ribben na boven te<br />

trekken, en dus makenze de ribben met de wervelbeenderen<br />

tot rechte hoeken, waardoor de holte van de borft wyder en<br />

korter moet worden , maar alzoo het Middenrift terzelver<br />

tydt zich toetrekt, zoo wordt de holte van de borft ook<br />

langer.<br />

V. Zyn \r ook nog andere Spieren beha/ven die van het<br />

Middenrift, welke de holte van de borjl enger maken ?<br />

A. Ja, namentlyk, de driehoekige on de achterfte onder-<br />

(te Zaagfpieren.<br />

V. Welk is de driehoekige Spier ?<br />

A. De- Mufculus Triangularis, Driehoekige fpier van de<br />

borft, komt van het onderfte en binnenfte van het borftbeen,<br />

en wordt wederzyds in de kraakbeenderen van de vierde, vyfde,<br />

zesde en zevende rib ingeplant.<br />

V. Welk is de achterfte onderfte Zaagfpier ?<br />

A. De Mufculus Serratus Pojlicus Inferior, komt met<br />

eene dunne breede pees van de drie onderfte wervelbeenderen<br />

van den rug, en van de twee opperfte van de lendenen<br />

: zy eindigt in de vier onderfte baftaard ribben, en omvangt<br />

de uitftrekkers van den rug , gelyk een fcheedc, op<br />

dat derzelver veezelen in groote beweginge niet van malkander<br />

zouden fcheiden; de vezelen van deze fpier zyn fchuins<br />

opgaande, en worden door vier intandingen in de gemelde<br />

baftaard ribben ingeplant.<br />

V- Behoort de Mufculus Sacrolumbus, waarvan wy}<br />

dis we over de Spieren van de Wervelbeenderen van den Rug,<br />

de Lendenen , enz. fpraken, hebben gehandelt, ook tot de<br />

Spieren van de Ademhaling ?<br />

A. Dewyl deze Spier aan het achterfte van de ribben<br />

^ordt ingeplant, en tot de zamentrekking kan dienen, zoo<br />

V a kan


Van de Spieren van den Buik.<br />

kan zy 'er toegebragt worden: nogtans is de werking; vaas<br />

deze Spier zeer gering.<br />

XLV. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van den Buik.<br />

V. Y ~\E Spieren van den Buik dienen niet alleen om de<br />

JL-/ ingewanden van den onderbuik te bewaren, en<br />

door haare beweging den voortgang van de Chyl te helpen,<br />

en de ontlajling der ingewanden te bevorderen.- maar behaTven<br />

deze en meer andere dienjlen, welke deze Spieren verrigten<br />

, dienen zy ook tot de Ademhaling: zeg eens , welk zyn<br />

de Spieren van den Buik ?<br />

A. De Spieren van den Buik zyn vyf paar: namentlyk,<br />

de buitenfte fchuinfche neerdalende, de binnenfte fchuiniche<br />

opgaande, de dwarfche, de rechte en Pyrarniedswyze fpieren.<br />

V. Welk is de Mufculus Obliquus Defcendens, Buitenfïê<br />

'Sehuins Neergaande Spier ?<br />

A. Deze Spier komt van de twee laafte waare, en de vyf<br />

valfche ribben door Vyf of zes vingerswyze inplantingen, waar<br />

van de vier bovenfte tuffchen de tanden van de voorfte groote<br />

Zaagfpier leggen: derzelver vezelen dalen fchuins neer, en<br />

'worden alle langs de Linea alba , Witte ftreep, onder de<br />

rechte Spieren aan het bovenfte en voorfte deel van den graat<br />

*van het darmbeen, en aan het voorfte deel van het fchaambeen<br />

ingeplant: deze fpier heeft een breed peesachtig uitfpar><br />

^tl, het welk haar, en de rechte fpieren deict.<br />

V- Welk is de Mufculus Obliquus Adscendens, de Binnen*<br />

Jle Si'huinjche Opgaande fpier van den Buik:<br />

A. Deze fpier komt voort van de ongenaamde beenderen<br />

en.


Fan de Spieren van den Buik, \fh<br />

en van-de wervelbeenderen van de lendenen, en worde ten<br />

deele ingeplant in den onderften rand van de baftaard of valfche<br />

ribben, en ten deele in de Lhiea alb-a, Witte linie: de<br />

vezelen van deze fpier loopen recht, de vorige fchuins overdvvarfchende.<br />

, F, Welk is de Mufculus Transverfalis, Dwarfche Spier )<br />

A. Deze Spier legt onder de vorige, en komt van het<br />

zwaardwyze kraakbeen van de einden van de valfche ribben<br />

«n van de dwarfche uitfteekzels van de wervelbeenderen van<br />

de lendenen: zy wordt gehegt aan de binnen zyde van den<br />

graat van het darmbeen, en ingeplant in liet fchaambeen, en<br />

ui de witte Linie»<br />

s F Wat moet men omtrent deze drie Spieren in azt nemen)<br />

*<br />

A. Men moet in agt nemen, dat derzelver peezen by de<br />

Linea pJba,, witte Linie, vereenigen: dat ze voor den weg<br />

van de navelvaaten in het midden van de witte Linie vvordên<br />

doorboort : dat ze daarenboven boven het fchaambeen<br />

worden doorboort voor den weg. der zaad vaten in de Mannen<br />

, en voor den weg van de ronde banden van de Lyf-<br />

•moeder in de Vrouwen: dat deze gaaten niet recht over malkander<br />

komen , want het gat in de dwarfche fpier is het<br />

.hoogft, dat in de fchuiniche opgaande fpier is iets fagep<br />

:en dat in de fchuins neergaande fpier is het laag/te. *<br />

, F In. welke van deze Spieren gefchiedt. de operatie van de<br />

Jó u bonocele, Liejchbreuk ?<br />

>\, A. In de fchuins nedergaande fpier; deze fpier heeft een<br />

.dun vhes, het welk zeer net deszelfs kring of gat bedekt, door<br />

w e ] k d<br />

4 e vaaten uitgaan..<br />

5<br />

M CU!US RedUS 5<br />

Wdk i$ d€<br />

Rechte<br />

mk) fP« r<br />

van den


1^8 Van de Spieren van de Blaas, enz.<br />

J. Deze fpier wordt bedekt door het peesachtig uitfpari.<br />

zei van de fchuinfche fpieren: zy komt van het borftbeen,<br />

en van het einde van de twee laafte waare ribben, en gaat<br />

recht neer over het voorfte deel van den onderbuik, om in<br />

het fchaambeen ingeplant te worden : zy heeft drie of vier<br />

peesachtige toetrekkingen door derzelver vleezige vezelen,<br />

dewelke, den buik van deze fpier als in zoo veele onderfcheiden<br />

fpieren verdeelen.<br />

V. Welk is de Mufculus Pyramidalis, Byramiedswyze<br />

iSpier)<br />

A. Deze Spier is klein, en komt van het fchaambeen: zy<br />

loopt fpits, en wordt in de witte Linie, en zomtyts digt by<br />

den navel ingeplant. Zomtyts ontbreekt dit paar fpieren,<br />

en zomtyts wordt 'er alleenlyke ééne fpier gevonden.<br />

XLVI. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van de Waterblaas en van den<br />

Pisweg*<br />

y, (~\ Malle de Spieren van het lichaam achter volgen<br />

KJ te verhandelen, en geene van dezelve, welke<br />

van eenig aanbelang zyn, maangeroert voorby te gaan, zul<br />

len wy nog /preken van de Spieren van de Waterblaas, en<br />

van den Endeldarm, of Aars: en dan zullen wy "er nog by<br />

doen de Spiereu van de Mannelyke roedei en van den Kittelaar,<br />

als mede van de Scheede van de Ly/moeder, waar<br />

mede wy zullen van de be/chryving der Spieren een einde m<br />

ken. Zeg my eens, of aan de Waterblaas ook Spieren wof%<br />

den toegeëigent)<br />

A, Aan de Waterblaas wordt eeQ Slyitfpier toegeëigent^


Van de Spieren van de Blaas, enz. Jsp<br />

V Welk is de Mufculus Spinfter , Sluit/pier van da<br />

Blaas ?<br />

A. Dc Sluitfpier van de Waterblaas beftaat uit eene Vergadering<br />

van dwarfche en omloopende vezelen. In de Man*<br />

nen is ze met de vezelen van den Endeldarm , en in do<br />

Vrouwen met die van de Scheede vaftgehegt: deze Spier<br />

maakt het einde, of den hals van de Waterblaas.<br />

V PVelk is het werk van deze Sluitfpier?<br />

A. Het werk van deze Sluitfpier is van de grootfte nuttigheid,<br />

want daardoor is het, dat men de pis voor een tydc<br />

kan ophouden , en wanneer de Waterblaas met dezelve is<br />

opgevult, kan ontlaften.<br />

V Wordt de Pis door de werking van deze Sluitfpier alleen<br />

opgehouden, en ontlafl, of zyn 'er nog andere Spieren,<br />

waardoor zulks wordt te weeg gebracht ?<br />

A. Daar zyn nog andere Spieren, welke meede werken y<br />

om de pis optehouden, en te ontlaften: namentlyk, de Spieren<br />

van den Pisweg.<br />

V. Welk zyn deze Spieren ? 1<br />

A. Deze Spieren worden genaamt Dilatatores, Verwydo?<br />

raars, en Conflrittores Zamentrekkers.<br />

F. Welk zyn de Dilatatores, Ver w yder aars?<br />

A. De spieren, die de Urethra, Pisweg verwyden, komen<br />

aan weerzyden uit het uitfteekzel van de heupbeenderen<br />

voort, en worden in het achterfte deel van den Pisweg<br />

ingeplant.<br />

&<br />

V. Behoort ook tot de Spieren, welke den Piswe^ verwyden,<br />

de Mufculus Dilatator Pofticus?<br />

A. Deze Spier kan gevoeglyk tot de Verwyderaars van den<br />

lisweg gebragt worden: maar vooral dient ze ais een tegenwerker<br />

van de oprechtere der Roede: want zy de Roede na<br />

feejt!


j 60 Van de Spieren van den Aars.<br />

het uitfchieten van het zaadt van het Schaambeen te rag<br />

trekt. Deze Spier komt voort van het voorfte deel van de<br />

Sluitfpier van den Aars, en wordt in het achterfte deel van<br />

den Pisweg ingeplant<br />

V. Welk zyn de Conftriclores Urethrse, Zamentrekkers<br />

van den Pisweg ?<br />

A. Deze Spieren worden ook Voorzetters en helpers van<br />

de pis genaamt: zy komen voort van de Verwyderaars en<br />

van het opperfte deel van den bol van den Pisweg: vervolgens<br />

loopenze rontom den bol en het onderfte deel van den<br />

Pisweg: in het voorfte deel zynze van malkander gefcheiden,<br />

en worden in het vlies , dat de holle lichaamen bekleedt 5 ingeplant.<br />

V. Welk is het werk van deze zamentrekkende Spieren ?<br />

A. Door de werking van deze Spieren, wordt het achterfte<br />

deel van den Pisweg toegetrokken, waardoor zy de pis<br />

uit den Pisweg doen ontlaften, en het zaad indebyllaaping<br />

met groote kragt uitdryven.<br />

V. Is "er eenig onderfcheid tuffchen den Pisweg der Mannen<br />

en die van de Vrouwen ?<br />

A. Het grootfte onderfcheid is, dat die van de Vrouwen<br />

korter en wyders is, en dat hy zich aan de vleesachtige vezelen<br />

van de Scheede van de Lyfmoeder hegt.<br />

XLVII. H O O F D D E E L .<br />

Van de Spieren van den Aars.<br />

V. f\Pdat de vuiligheden, welke zich in de Darmen<br />

V-/ onthouden, niet buiten ons weeten na buiten wor<br />

den uitgeworpen, heeft het den alleenwjzenSchepper behaagt<br />

den


Fw de Spieren 'van den Aars. \ 6 *j<br />

den Endeldarm met een Sluitfpier te voorzien: opdat wy mt<br />

een recht denkbeeld mogen hebben van de werking van de<br />

Sphincler Ani, Sluitfpier van den Aars; zeg my eens , welke<br />

fpieren den endeldarm aan deszelfs uit-einde worden*toegeëigent<br />

?<br />

&<br />

A. Aan de Sphincler Am worden drie fpieren toegeëigent:<br />

namentlyk , de Sphincler Sluitfpier zelfs, en twee<br />

Mufculi Elevatores, A arfoplichters.<br />

F Welk is de Sphincler Ani, Sluitfpier van den Aars?<br />

A. Zy is eene vleefige fpier, ontrent drie of vier vingeren<br />

breed, beftaande uit kringachtige Vezelen, dewelke het<br />

eind van den rechten of Endeldarm drie vingers hoogte omvangen,<br />

en de breedte van een vinger over malkander leggen<br />

: zy wordt van voren gehegt aan de Pis voortdry vers in<br />

de Mans, en aan den hals van de Lyfiuoeder inde Vrouwen,<br />

en van achteren is zy in de Mannen aan het Staartbeen<br />

gehegt.<br />

F. Welk is het werk van deze Spier ?<br />

A. Deszelfs werk is den aars te fluiten,en de vuylighederi<br />

voor een zekeren tydt op te houden.<br />

F. Welk zyn de Elevatores Ani Aarsoplichters?<br />

A. De Oplichters van den Aars komen van de binnenfte<br />

en zydehngfche zyde van het Heupbeen, en worden in<br />

dc Sluitfpier van den Aars ingeplant.<br />

F. Welk is het gebruik van deze Spier?<br />

A. Deze Spieren trekken den Aars na boven, en dienen<br />

om den zeiven tot ontlafting van de vuyligheden te openen<br />

XLVIIL


ï6*2 Van de Spieren van de Mannelyke Roede, enz.<br />

XL VIII. HOOFDDEEL.<br />

Van de Spieren van de Mannelyke Roede, van den<br />

Kittelaar en van de Scheede der Lyfmoedet\<br />

V. "JT\E Mannelyke Roede worden drie pacr Spieren<br />

JLJ toegeëigent, namentlyk, de Mufculi Elevatores,<br />

Acceleratores, en Transverfales. Zeg my eens, welk zyn<br />

de Elevatores ?<br />

A. De Mufculi Elevatores, Opheffers,komen voort van<br />

de Heupbeenderen , een weinig onder de fpongieufe Beha<br />

men, en eindigen in de zeiven. Deze Spieren worden ook<br />

Eretlores genaamt.<br />

V. Welk zyn de Acceleratores, Voortftuwers)<br />

A. De Voortftuwers of helpende Spieren komen van het<br />

begin van de Pisfchaft, en eindigen wederzyds in de fpongieufe<br />

lichamen.<br />

V. Welk zyn de Transverfales, de dwarfche Spieren)<br />

A. De dwarfche Spieren hebben haar begin van de Heupbeenderen<br />

, en eindigen in den bol van de Pisfchaft, of waterweg.<br />

V. Welk is het gebruik van deze Spieren)<br />

A. De Opheffers'en Voortftuwers fluiten den Waterweg<br />

toe, en de dwarfche Spieren openen den zei ven.<br />

V. Welk zyn de Spieren van den Kittelaar?<br />

A. De Spieren van den Kittelaar zyn twee: zy komen<br />

van de uitpuilingen van het Heupebeen, en worden in de<br />

bolachtige lichamen ingeplant.<br />

V, Welk is het gebruik van den Kittelaar ?<br />

A. Hy dient niet alken tot luft, maar ook om de pis in<br />

de uitloozing te beflieren.<br />

V. Worden aan de Scheede van de Lyfmoeder cok eenige<br />

Spieren toegeëigent ?


Van de Klieren van het Hooft en£ iS%<br />

A, Aan de Scheede der Lyfmoeder wordt een Zamen.<br />

trekkende Spier toegeëigent; dezelve is zamengeftelt uit zeer.<br />

veel Vezelen , derzelver gedaente is breed, en omvat het<br />

onderfte gedeelte van den mond der Scheede, en wordt on r<br />

der den Kittelaar ingeplant?<br />

V. Welk is het werk van deze Spier ?<br />

A. Het werk van deze Spier is de Luft in de byilaping<br />

door deszelfs drukking te vermeerderen,<br />

XLIX. H O O F D D E E L .<br />

Van de Klieren, welke in en aan het Hooft<br />

worden gevonden.<br />

K A L eer wy van de Zenuwen, Slagaderen en Aderen)<br />

XX fpreken, zullen wy de voornaamjle Klieren en de<br />

de.Watervaten, welke in yder deel van het lichaam worden<br />

gevonden, na/peuren. Zeg my eens, welke Klieren worden<br />

van huiten in het hooft gevonden,<br />

A. Van buiten in het hooft worden Oorklieren, Kauwklieren,<br />

Ondertongsklieren, Tongklieren, Lipklieren , Verhemekenskiieren<br />

, Mondklieren, Neusklieren, en Oogklieren<br />

gevonden.<br />

V. Welk zyn de Oorklieren ?<br />

A. De Parotides, Oorklieren, zyn twee aanmerkelyke Klieren<br />

aan wederzyden tulTchen het Oor , en den hoek van de<br />

Onderkaak geplaatft: yder heeft een buis, drie vingeren lang,<br />

waar uit veel takjes fpruiten: deze buis is een ftroohalm dik,<br />

en loopt over de Kaauwfpier, door het midden van de wang,<br />

welke zy doorboort by den tweeden of derden Maaltand,en<br />

ontlaft aldaar kwyl in den mond: deze buis wordt genaamt<br />

X z Buc*


?tÖ$ Fan de Klieren van het Hooft enz.<br />

,Du[fas Sa/ivalis Stenonianus, Qiiylbuis van Steno: daarenboven<br />

worden aan de achterzyde van het Vlies,het welk het<br />

oorgat, van binnen bekleedt, veele kleine kliemes gevonden,<br />

^velker uit-eindens in den gehoorweg een bitter geel uitwerpsel<br />

voortbrengen, door welkers lymigheid de infecten belet<br />

worden aan het Trommelvlies, Membrana Tympani, te komen<br />

: behalven dat door dit oorfmeer het "1 rommelvlies<br />

tegen de ongemakken van de lucht wordt bewaart.<br />

V. Welke Klieren zyn het, die ontrent de Kaak worden<br />

gevonden ?<br />

A. De Klieren, welke by de Kaak worden gevonden,<br />

Glandul


Van de Klieren van hel Hooft enz. j &<br />

opperfte en achterfte deel zeer veel kleine Klieren gevonden<br />

, / \ s<br />

Mond)<br />

Z y n d e K l k r e n v a n h e t<br />

Verhemelte, en van den<br />

A. De Klieren van het verhemelte, en van den mond<br />

zyn onder het geheele vlies van den 'mond verfpeeidt• d -zeizelve<br />

zyn klein, en worden , om de verfcheidencheid van<br />

plaats, tong, kaak, lip, lel , e a Verhemeltensküeren -énaamt.<br />

ö<br />

V. Worden onder het vaatachtig vlies, het welk dc neus*<br />

gaaten van binnen bekleedt, ook Klieren gevonden)<br />

A. Ja, maar dezelve zyn zeer klein.<br />

V. Welk zyn de Klieren van het Oog)<br />

A De Klieren, die tot yder oog behooren, zyn niet alleen<br />

de kleine, welke in de oogleeden worden gevondenen<br />

een vette gumacht.ge vocht afTcheiSën , en Ghindula Sebacece<br />

, Smeerkheren van Meyboora worden genaamt; maar<br />

ook de Klier, die boven in den kleinen hoek'van het oog<br />

wordt gevonden, mmentlyk óe Glandula Lartvymali* • deze<br />

Klier is redelyk groot, en is in verfcheide quabbetjes verw<br />

c k<br />

M ) ^ereen buis uitzenden, welke in het bindvlfes,<br />

.Memhrana Conjimaiva, daar het zelve het bovenfte ooglid bekleed,<br />

eindigen. Deze Klier bevochtigt niet alleen ha hoornvlies<br />

, Lomea, maar zy fcheidt ook de traanen af<br />

V. Welk zyn de Klieren, die binnen in het Hooft aatiÜn<br />

gevonden)<br />

J<br />

7<br />

A Men vindt niet alleen in de groeven van het harde<br />

herffensvlies en naaft aan dezelve kleine Klieren: maar in d ><br />

herflenen zelfs-worden twee aanmerkelyke Klieren gevonden'<br />

namentlyk, deGlandula Pituitaria, en de Glandltla Pinealis,<br />

Slym- en Pynkher.<br />

V. Welk is de GMflddla Pituitaria, SMk&r'


i66 Van de Klieren van den Hals.<br />

A. Deze Klier is van eene harder zelfftandigheid, als de<br />

andere Klieren: zy is in de Sel/a Tnrcica, Turkze Zadel<br />

geplaatft, en wordt door het dikke en dunne herffenvlies bedekt<br />

: zy ontfangt het eind van den. Jnfundibulum, I rechter<br />

, welke een vocht uit de holligheden na deze Klier<br />

brengt.<br />

V. Welk is de Glandula Pinealis?<br />

A. De Pynklier, die de gedaante van een Pynnoot heeft,<br />

is van een week zamenftel: zy is in een klein gat by de Anus,<br />

Aars, het welk in het achterfte deel van de derde holligheid<br />

der heriTenen is, en na de vierde holligheid wyft, geplaatft<br />

: zy wordt door eenige veezelen aan de Nates, Billen<br />

vaft gehegt: welke vochten deze Klier aflcheidt, en waar toe<br />

dezelve dient, is onzeker.<br />

L. H O O F D D E E L .<br />

Van de Klieren van den Hals.<br />

V. \\JEtte Klieren worden in den Hals , en in de<br />

V V deelen, welke in den Hals zyn opgejiooten, gevonden<br />

?<br />

A. Behalven verfcheide Klieren, die hier en daar in den<br />

I;'als, in de tuüchen-ruimtens der fpieren , en in het vet<br />

v irdeh gevonden , en die in het achterfte van den Hals,<br />

Nek- en in het voorfte van den Hals Kropklieren worden<br />

genaamt, en welker gebruik niet heel zeker is, worden 'er<br />

ook Klieren in het ftrotklapje, en by de fpleet en kraakbeenen<br />

y; den ftrot en luchtpyp, als mede in den flokdarm, en voornamentlyk<br />

in deszelfs opperfte deel gevonden: maar de voornaamfte<br />

Klieren van den Hals zyn de Amandelen en de fchildwyze<br />

Kraakbeenskiieren.


. Vm de Klieren van den Hals. j<br />

V. Welk zyn de Amandelen?<br />

A. Dé Amandelen, ÏÏnfïtla genaamt\ zyn twee ronde<br />

Klieren aan de zyden van den grond van de tong onder het<br />

gemeene vlies van de Fauces Rachen of Kou wen, met het<br />

welk zy bekleedt worden, boven aan den Hals of Keel geplaatft:<br />

yder heeft een breede groef, die in de Keel pntfeftin<br />

deze breede groef ontlaften zich wederom zeer veel andere<br />

Smus y Groefjes , welke te zamen door de groote of<br />

breede groef aan de Fauces Rachen of Kouwen, Larynx<br />

Strottenbooft, en den Oefopbagus, Slokdarm, tot b-vocL<br />

S n<br />

6 n g m a k l n g<br />

' e e n ll<br />

J mi Q e n<br />

S<br />

glibberige ftof mede<br />

V. Welk zyn de Scbildwyze Kraakbeensklieren?<br />

, A<br />

K l i e r e n 2<br />

' Pff y° f<br />

ood en worden Glandula Thymi,<br />

^ Schildspeerwyze Klieren genaamt :zy zyn onder aan het<br />

Strottenbooft,aan de zyde van het ringachtig Kraakbeen, en<br />

aan den eerften ring van de Luchtpyp geplaatft.<br />

V Wat moet men aangaande deze Klieren aanmerken?<br />

0 1<br />

nt' f* » 0<br />

^ aanmerken, dat 'er meeft altydt maar eene<br />

fchj tgelykende Strotsklier in de menfehen wordt gevonden,<br />

hebhende de gedaante van een gehoornde Maan, welke hoornen<br />

na omhoog zyn uitgelekt, en aan het fchildgelykendenngswyze<br />

Kraakbeen, als mede aan den Slokdarm aan<br />

wederzyden zyn gevoegt, dog dat het middenite deel van<br />

deze Klier aan het onderfte van den ftrot en hét opperfte deel<br />

van de Luchtpyp JS vereenigt.<br />

V. Welk is bet gebruik van deze Klier)<br />

A. Ofuit de alderfynfte buisjes van deze Klier een vort<br />

na dc maag en in den flokdarm wordt gezonden, om de &n<br />

te beter m Chyl te doen veranderen, % twyfelaktig,;S<br />

deze b«| zyn zoo klein,dat derzelver hollighede-not nog<br />

*ae .met zyn ontdekt geworden. " fff


168 Van de Klieren van den Rug, enz.<br />

LIL HOOFDDEEL.'<br />

Van Klieren van clen Rug, de Lendenen<br />

en van het Heiligbeen.<br />

VX7L 7 Elk zyn de voornaamfle Klieren, welke in den<br />

V V Rug, dc Lendenen, en het Heiligbeen worden<br />

gevonden) '<br />

A. Ontrent het vyfde wervelbeen van den Rug wordt<br />

een, en zomtyts twee aanmerkelyke Klieren gevonden: deze<br />

Klier, of Klieren hangen aan het achterfte deel van den Slokdarm;<br />

de grootte van deze Klieren is, als die van een Amandel,,<br />

en zomtyds. zyn ze grooter; ook wordenze wel kléinder<br />

gevonden.<br />

V. Wat moet men aangaande deze Klier, of Klieren aan­<br />

merken? . , - .<br />

A. Dat ze zomtyts zoo klein zyn, dat men dezelve niet<br />

kan vinden: en zomtyts worden deze Klieren zoo groot,<br />

dat ze den Slokdarm te zamen drukken, zoo dat hy niets<br />

meer kan laaten door palieren, waardoor de Lyders van honger<br />

komen te fterven.<br />

V Welk gebruik heeft, of hebben deze Klieren ?<br />

A Men wil, dat deze Klier, of Klieren in den Slokdarm<br />

door'zekere buisjes een vogt ontlaften, om de fpys te doen<br />

verteeren: maar alzoo deze buisjes tot heden niet heel duidelyk<br />

zyn ontdekt geworden, zoo is ook derzelver gebruik<br />

twyfelachtig. , j 7 r.<br />

V. Welk zyn de Klieren van de Lendenen,en van het Hei*<br />

]}<br />

S, he<br />

J n<br />

^ K I i e r e n > w e l k e o n t r e n t de Lendenen, en het Hei­<br />

ligbeen, als mede ontrent het Darmbeen, worden gevon-


Fan de Klieren van de Borft. \6f<br />

den, zyn verfcheiden in getal en in gedaante: Zy werden<br />

ontrent de wervelbeenderen van de Lendenen, alwaar de<br />

Chylzak geplaatft is, en ontrent het Heiligbeen en de verdeeling<br />

van de Darmbeenvaten ontdekt: men noemt deze Klieren<br />

gemeenlyk Lenden-, Heiligbeen-en Darmbeen skiieren.<br />

F. Welk is het werk van deze Klieren)<br />

A. Alen wil, dat in deze Klieren veel watervaten worden<br />

ingeplant, welke een dun waterachtig vogt in den Chylzak<br />

ontlaften.<br />

LUI. HOOFDDEEL.<br />

Van dc Klieren van de Borft.<br />

F. \ *AJE& e<br />

voornaame Klieren {worden in de Borft<br />

V V gevonden ?<br />

A. Behalven de Borftklier worden'er nog andere voornaame<br />

Klieren in gevonden.<br />

F. Welk is de Borftklier ?<br />

A. De Borftklier is een opeengehoopte Klier: in Kinderen<br />

*s zy van een aanmerkelyke grootte, en bleekrood: zy neemt<br />

allenskens af, en in bejaarde en oude Menfchen verdwynt<br />

Ze by na geheel, en heeft als dan een donkerder koleur: zy<br />

is in het opperfte van de Borft even onder het Borftbeen<br />

geplaatft, en ruft op den tronk van de Aorta, groote Slagader,<br />

en van de bovenfte Fena Cava, Holle Ader. Deze<br />

Klier ftrekt zich in kinderen uit van den tronk van de groote<br />

flagader tot aan het begin van de groote kropilagaderen, waarmede<br />

zy is te zamengevoegt: deszelfs figuur is onzeker, om<br />

datze in alle lichaamen niet even eens is: in jonggebooren kinderen<br />

heeft ze zomtyts de lengte van drie vingeren, en de<br />

breedte van twee vingeren: zy wordt als de andere opeen-<br />

X ge^


Van de Klieren van den Buik $f|<br />

LUI. HOOFDDEEL.<br />

Van de Klieren van den Buik.<br />

V. T17£/fe zyn de voornaamfte Klieren, welke in den<br />

V V Buik worden gevonden ?<br />

A. In den Buik worden zeer veele Klieren ontdekt, zoo<br />

in de bekleedzelen, als tuffchen de Ipieren: maar de voornaamfte<br />

Klieren zyn, die in het Darmfcheil, de darmen,<br />

by de milt, nieren, en voornamentlyk onder de maag worden<br />

gevonden.<br />

V. Welk is die voornaame Klier, die onder de Maag is gelegen<br />

?<br />

A. Het Pancreas, Klierbedde, of de Alvleefchklier: hefc<br />

is eene opeengehoopte Klier, beftaande uit verfcheide Klieren<br />

, met een eigen vlies bekleedt: door dezelve loopen vaten<br />

en vezelen, waardoor ze aan malkanderen zyn gehegt,<br />

welke alle door een gemeen vlies, van hetPeritonaum,Buikvlies<br />

afkomftig, worden bekleedt : deze Kliertjes, op zich<br />

zelve genomen , hebben wel eenige hardigheid , maar by<br />

malkander gevoegt, zyn ze wegens derzelver wyde en lolfe<br />

aaneenhegting zacht. Het Pancreas dan of de Alvleefchklier<br />

is geplaatft onder de maag tuffchen den twaalfvingerigen<br />

darm en de milt , waar aan zy , als mede aan het<br />

Net en Darmfcheyl, is vaftgehegt: de gedaante van deze<br />

Klier gelykt na een hondstong: zy is gemeenlyk agt of negen<br />

dwarfche vingers lang, twee breed , en een dik: het<br />

breedfte deel van deze Klier is het naait aan de Lever gelegen,<br />

en van achteren is zy ontrent den eerften wervel yan Je<br />

lendenen geplaatft: zy heeft een gemeene buis, die gemeenlyk<br />

by den twaalfvingerigen darm met de Galbuis vereenigt;<br />

Y 2 hier


lfz Van de 'Klieren van den Buik.<br />

hier ter plaatze is de buis het ruimft, en fpreidt zich hiervan<br />

daan na de milt, wordende allenkskens enger, maar wordt<br />

met de milt niet vereenigt. Het Klierbedde is bleekrood, en<br />

weegt in menichen, die hun groei] hebben, en waar in men<br />

dezelve wel geftelt heeft gevonden, gemeenlyk vier a vyf oneen:<br />

deze Klier heeft zenuwen, die zeer klein zyn, van het<br />

zesde paar,flagaderen van den linkertak van deArteria Car*<br />

tijaca, en ook wel van de Arteria Splenica: aan deze Klier<br />

worden veel watervaten toegeëigent: in het midden volgens<br />

haare lengte heeft ze een middelmatig ruim vat, Dutlus<br />

Wirtzungii genaamt, dit vat beftaat uit een dun en fterk.<br />

vlies, en uit dit vat fpruiten zeer veele kleine korte vaten,<br />

welke alle in dit vat of deze buis ontlaften: en wordt het<br />

vocht, dat in deze buis komt, in dén twaalfvïngerigcn darm<br />

ontlaft.<br />

V. Hoe wordt het-Vochtdat in deze Klier wordt afgefcheiden,<br />

genaamt, en waar toe dient het?<br />

• A. Dit Sap wordt Succus Panoreaticm genaamt: en»<br />

dient voornamentlyk om de gal te temperen, en om de bereiding<br />

van fpys tot verder volmaking van de Chyl te bevorderen,<br />

V Wat moet men aangaande de wonden van deze Klier<br />

aanmerken ?<br />

A. Dat de wonden van haare groote vaten alleenlyk doodelyk<br />

zyn,om dat dezelve eene doodelyke bloedftorting konne<br />

veroorzaken, die door geen konft kan worden tegengegaan.<br />

Maar indien de zelfstandigheid van. het Klierbedde<br />

alleenlyk is-gekwetft, als dan mag men deszelfs wende niet<br />

onder de volkomen doodelyke ftellen.<br />

V. Welk zyn de Klieren van. het Mefenterium, Darmfibeifl;<br />

AL


Van de Klieren van den Buik. -m*<br />

'A. De Klieren van het Darmfeheil zyn zeer veele en<br />

worden door het geheele Darmfeheil verfpreidt.<br />

V Welk is bet gebruik van deze Klieren ?<br />

A. Derzelver gebruik is een voeht aftefcheiden, en daar*<br />

ftiede de Chyl, die door de Vafa Ladea, welke door het<br />

icheil loopen, te verdunnen.<br />

V, Worden "er ook Klieren by de Milt gevonden ?<br />

A. Buiten de Milt wordt dik wils, ontrent den ingang der<br />

vaten , een Klier gevonden, hebbende de grootte van een<br />

hazenoot of boon.<br />

V. Hoe wordt deze Klier genaamt, en welk is deszelfs get)i<br />

nik» ?<br />

A. Zy wordt GlandulaLympbatica, Waterklier genaamten<br />

dient om het bloedt van de Lever , waar uit de Gal worde<br />

algeicheiden, te verdunnen.<br />

V. Zyn'er ook Klieren by de Merengeplaaffiï<br />

A. Boven de Nieren aan wederzyden worden twee geelachtige<br />

ingedrukte Klieren gevonden: derzelver gedaante ia<br />

of driehoekig , of vierkant, of eyrond, in een ongebooren<br />

vrugt zyn zy zomtytsgrooter, als de Nieren zelfs .maar in<br />

Menfchen van jaren hebben zy de grootte van een-Kraenoog,<br />

zomtyts zyn zy grooter, en zomtyts zynze kleinder<br />

: zy worden met een dun vlies bekleedt a en zyn aan<br />

de Nieren va%ei,echtr deze Klieren Ijebben bloedvaten of<br />

van de groote fiagader, of van de holle ader,, en dikwite<br />

van de Vafa Emulgenïia:, Niervaten: de zenuwen komen<br />

van de Niervlechting, en derzelver Watervaten zyn-zeer<br />

ze genaamt} ** *** U<br />

^ ><br />

***<br />

K V m<br />

> e n h o e<br />

A. Deze Klieren worden Renes Siiccenturiati, Nierdoos-


Van de Klieren der Teeldeelen.<br />

jes, Capjula Atrabiliaritf, zwarte Galdoosjes, en Glandu-<br />

Ja jRfwrf/WjNierklieien genaamt: wat derzelver gebruik aangaat<br />

, dat is onzeker: nogtans fchynen zy van grooter gebruik<br />

te zyn in de vrucht, als in oude menfehen.<br />

LIV. H O O F D D E E L .<br />

Van de Klieren, die in de Teel deelen der Mannen<br />

en van de Vrouwen 9 worden gevonden.<br />

V. \ 7iJ'Orden''er ook Klieren in de Penis, Roede ge-<br />

V V vonden ?<br />

A. Ja, men vindt zomtyts tulTchen de helpende fpieren<br />

en den bol van den waterweg, aan wederzyden van den pisweg<br />

, een klier, hebbende de grootte van een kleine witte<br />

boon: beide deze Klieren hebben yder een eigen uitlozende<br />

buis, ontrent twee vingeren lang, welke de rokken van den<br />

waterweg doorbooren.<br />

V. Welk is het gebruik van deze Klieren ?<br />

A. Derzelver gebruik is een flymig wit doorfchynend<br />

vocht te ontlaften, om den waterweg tegen de fcherpheid<br />

der pis te befchermen.<br />

V. Zyn "er behalven deze Klieren nog meer ?<br />

A. Ja, behalven deze twee is'er nog één: dezelve is geplaatft<br />

in den hoek van de kromte der waterweg, onder de<br />

Schaambeenderen, en het fpongieuze en holachtige lichaam<br />

van den waterweg, hebbende de gedaante van een Lintz.<br />

V. 'Worden 'er nog meer-Klieren aan de Roede toegeëigent ?<br />

A. Men fchryft dezelve nog een klier, gelegen tuffchen<br />

beide de vliezen van den waterweg, en het naafte onder de<br />

voorflanders, Parajïatx toe; deze klier is rood van koleur,<br />

heeft


Vm de Klieren der Leedematen. j f »<br />

heeft de dikte van tweeLinien, en is een duim breed- inwendig<br />

omvat zy als een kring het vlies van den Waterweg,<br />

en doorboort denzelven met veele kleine buisjes, waardoor in<br />

den waterweg tot deszelfs fmeering een lymig vocht wordt<br />

ingeftort. .<br />

V Heeft de Kroon of dc omtrek van den Aker van de<br />

Roede ook Klieren ?<br />

A. Daar zyn'er, die aan dé Kroon eenige kleine Klieren<br />

toeëigenen.<br />

V. Worden ook in de Zaadblaasjes, en in de Voorbuit<br />

Klieren gevonden.<br />

A De Klieren, welke in deze deelen worden gevonden,<br />

zyn klein, ook is derzelver gebruik geheel niet zeker, nog.<br />

tans zullen wy dezelve en haar gebruik in de befchryving der<br />

teeldeelen nader onderzoeken.<br />

V. Welke Klieren worden in de Teeldeelen der Vrouwen m<br />

vonden ?<br />

f\ /<br />

n d<br />

e e l d e e l e n<br />

tl<br />

der Vrouwen worden hier en daar<br />

ook kleine Klieren gevonden: zy hebben in den waterweg<br />

het zeifde gebruik, dat de Klieren,die in den waterweg vat<br />

de Mannen worden gevonden, hebben.<br />

V<br />

LV. H O O F D D E E L.<br />

Van cle Klieren, zvclke in cle Leedematen<br />

zvorden gevonden.<br />

' \AJ El<br />

Z J n t<br />

^<br />

• " den gevonden?<br />

K l i e r m<br />

> d k<br />

m de Leedematen %uor-<br />

A. In de bovenfte Leedematen worden ontrent het Schouw •<br />

derjk.d, deoxel, de buiging van den elleboog, en hand,


170* Van de Watervaten.<br />

en hier en daar in de tuffchenruimtens van de fpieren, klieren<br />

gevonden.<br />

V. Welk is het gebruik van deze Klieren?<br />

A. Derzelver voornaamfte gebruik is de gewrigten te bevochtigen<br />

, en door een lymig vocht glad te maken.<br />

V. Worden "er ook Klieren in de onderfte Leedematen ge<br />

vonden ?<br />

A. Ja, namentlyk in de Lieflen, Dyën,Kniën, Voeten,<br />

en ook in andere plaatzen tuffchen de Spieren.<br />

V. Welk is het gebruik van deze Klieren ?<br />

A. Zy hebben het zelfde gebruik als de Klieren van de<br />

bovenfte Leedematen.<br />

V. Wat moet men nog aangaande deze Klieren aanmerken?<br />

A. Dat de Oxelklieren onder de armen gelegen met vee<br />

-zyn omwondeu: en dat de Liesklieren, aan beide zyden in<br />

de Lieffen geplaatft, in verfcheide ziektens zwellen, ontlteken,<br />

en in ettergezwellen veranderen.<br />

LVL HOOFDDEEL.<br />

Van cle Watervaten.<br />

V. 'XTTTat zyn Watervaten?<br />

A. VV Wy hebben de Watervaten in den beginne al<br />

befchrevcn, namentlyk, dat het zyn fyne, dunne en doorfchynende<br />

vaten, welke een dun byna waterachtig vocht met<br />

het bloed uit de deelen na het hart voeren.<br />

V. Is het altyt een waterachtig vocht, dat deze vaten in<br />

%ich beftuiten?<br />

A. De Watervaten, voornamentlyk in de dunne darmen,<br />

yoeren ten tyde van de ontbinding der ipys, ook Chyl, en<br />

dan


Van de Watervaten. x^f<br />

dani wordenze in plaats van Vafa Lympfratica, Watervaten>'<br />

VaJaLdctea> Melkvaten, genaamt.<br />

V Waar zyn de Watervaten voornamentlyk geplaatft ?<br />

A Zy zyn meelt ïn de oppervlakte der deelen geplaatft.<br />

V Geef eens een nader befebry ving van bet maakzel der<br />

Watervaten ?<br />

A. Der zeiver maakzel is een zeer dun vlies, hebbende<br />

Zeer veele klapvliezen, waarvan zommige dubbeld, en andere<br />

halfmaanswyze zyn, der zeiver begin is in de meefte deelen<br />

van het lichaam, en der zeiver einde of inplanting in<br />

verfcheide groote Vaten.<br />

ingcplantï eIke<br />

'^l W<br />

w o r d e n d e<br />

*****<br />

tatervaten voornamentlyZ<br />

A<br />

voorö!<br />

d e n<br />

A ° j u»entlyk ingeplant in de Vena Ca*<br />

va, HoIeAder, m in de Vena Port*, Poortader; alsmede<br />

f l en<br />

a L of<br />

ZnepteMfom Cbyli, Chyl üntfanger, en in<br />

de Dutlus Thoracicus, Borflbuis zelve.<br />

V. Welk is bet gebruik van de Watervaten)<br />

A. Derzelver gebruik is het water van de voeding de*<br />

deelen overgebleven naar de Chylwegen, of na het bloed<br />

te voeren, om het bloed en de Chyl te verdunnen<br />

V Op wat manier worden de Watervaten beft vertoont i<br />

A. Met de borflbuis of de groote aderen in een levendig<br />

of verfchgeilagen dier te binden, en met wind in de aderen,<br />

flagaderen of uitloozende buizen der ingewanden fterk in tê<br />

2<br />

J^YUi


Hl Fan de Zenuwen-, ^<br />

LVIL II O O F D D E E L.<br />

Van de Zenuwen, welke van de Her ff enen<br />

voortkomen.<br />

V. "fo\Ademaal de beweging en het gevoel van de Zenu*<br />

}S^* wen, en. de groey, en het leven van de bloedvaten<br />

, en die alle van de herjfenen en hel hart door zekere<br />

invloed en beweging gefchieden, en "er geen deel in hel geheele<br />

lichaam bekent is, of daar worden zenuwen en bloedvaten<br />

in gevonden, zoo zullen wy, alvoorens we van de Herjfenen,,<br />

derzelver verlengde merg,en van het hart, {welke als gronden<br />

konnen worden aangemerkt, waar in de Zenuwen, Slagaderen<br />

en Aderen zyn geplant en uit voortkomen) van de Zenuwen<br />

en van de Blocd.vaicn handelen, met de. Zenuwen een<br />

begin maken.. Komen al de Zenuwen uit de herjfenen voort ?<br />

A> Daar zyn Zenuwenwelke onmiddelyk uit de heriTenen<br />

voortkomen, en daar zyn Zenuwen, die uit het MedultytSpinafiSy<br />

Ruggemerg haar begin nemen: maar alzoo het<br />

ruggemerg een verlenging van de heriTenen is, zoo is het<br />

zekerdat al de Zenuwen haar begin aan de heriTenen verf^huldigt<br />

zyn.<br />

. V. Hoe worden de Zenuwen gemeenelyk verdeelt ?<br />

r<br />

A> De Zenuwen worden verdeelt na de plaats, waar van<br />

daan, zy voortkomen, en na haar getal: en dus. wordenze genaamt<br />

Zenuwen, welke uit het bekkeneel komen, en deZe<br />

zyn tien paar;en Zenuwen,, welke tulTchen de wervelbeenderen<br />

uitkomen, en deze zyn dertig paar.<br />

V. Welk. is het eerfle. paar Zenuwen,. die uit het kekke*<br />

ffëel/ komen l :<br />

Ai. Het eerfte paar zyn de Kërvi Olfaclorii, Reukze-<br />

• nu-


J r<br />

an de Zenuwen. 179<br />

rrawen. Deze komen voort van de Bafis van de Geftreepte<br />

lichamen, en door de gaten van het Zeefbeen gaande , wordenze<br />

door het vlies, dat het Os Spongiofum of Sponsbeen bekleedt,<br />

verfpreidt.<br />

V. Welk is het tweede paar ?<br />

A. Het tweede paar Zenuwen, welke uit het bekkeneel<br />

komen, zyn de Nervi Optici, Gezigt Zenuwen: zy komen<br />

van de einden van de geftreepte lichamen, en van de Thalami<br />

Nervorum Opticorum , Gezigts Zenuw-kameren, welke<br />

laatfte zy meeft al omringen; vervolgens komen zy nader aan<br />

malkander, en vereenigen zich boven den Turkfchen Zadel. 1<br />

,<br />

dan wordenze weer van malkander gefcheiden, en wanneer<br />

zy door de voorfte gaaten van het Wiggebeen in den bol van<br />

het oog ingaan, en den bol doorboren, als dan verfpreiden<br />

zy over het glasachtig vocht haare mergachtige vezels.<br />

V- Welk h het derde paar ?<br />

A. Het derde paar van de Zenuwen wordt Oculorum motores,<br />

Oogbewegers genaamt. Zy komen van yder zyde van<br />

den trechter uit het verlengde merg , en de kropflagaders<br />

leggen tulTchen beide: zy gaan van daar door de ruwe gaa«<br />

ten van het Wiggebeen, en geven een tak uit, die met den<br />

tak van het vyfde paar eene aanzienelyke vlegting maakt, en<br />

verfcheide takken uitzendt, welke de Gezicht-zenuw omringen<br />

, en zich door de rokken van het oog veripreiden; ook geven<br />

zy een'tak aan de opheffende, neerdrukkende, en kleine<br />

fchuinfche fpieren van het Oog.<br />

V. Welk is het vierde paar ?<br />

A. Het vierde paar Zenuwen, die uit het bekkeneel voortfpruiten,<br />

zyn de Nervi Pathetici, Lydende Zenuwen: zy<br />

komen van achter de ballen uit de kleine mergachtige koord,<br />

en gaan langs de zyden van het Medulla Öblongata, Ver-<br />

Z z lengde


1<br />

&o Fan de Zenuwen,<br />

lengde Merg heen, en onder het harde herJTenvlies heen loo<br />

pende, gaanze door de ruwe gaten van het wiggebeen uit<br />

f reidt<br />

0 V C r a I d<br />

°° r<br />

^<br />

S r t e f c h u i n f d i e<br />

°°<br />

°°S f<br />

pier ver!<br />

V. Welk is het vyfde paar?<br />

A. Het vyfde paar van deze Zenuwen komt van het voorfte<br />

van het nngachtig uitfteekzel : dit paar, het welk het<br />

grootlte is van de Zenuwen, die onmiddelyk uit de herlTe<br />

nenvoortkomen, geeft aan het harde herffenvlies groote takken<br />

of zenuwen, en yder van deze zenuwen wordt in drie<br />

takken verdeelt.<br />

V Welk zyn deze drie takken ?<br />

A De eerfte tak is klein, en gaat nade klieren der oogen*<br />

pok loopt hy door de wenkbraauwen, en door de fpieren van<br />

den neus, en van het voorhoofd. De tweede tak zend zyne<br />

fpranken uit na het aangezigt, het gehemelte, tandvleefch<br />

en tanden, en met dezen tak wordt een fprank van<br />

een tak van het zesde paar voor dq tuffchenribbige zenuwen,<br />

en nog een ander tak van het zevende paar voor dkoord<br />

van het trommelvlies uitgezonden: de derde tak loopt<br />

door het wiggebeen na de onderfte kaak, en de naby gele<br />

gen fpieren, als daar zyn de kaauw- de üaap- en de gemee<br />

ne fpieren van de wangen en van de lippen: daarenboven<br />

worden van het vyfde paar eenige takken of fpranken lan-s<br />

de zyden van de tong verfpreidt, en aan de ipieren van de<br />

tong en van het tongbeen mede gedeelr.<br />

V. Wètk is het zesde paar ?<br />

; A. Het zesde paar Zenuwen komt van de zyden van het<br />

nngachtig uitfteekzel: deze Zenuw is niet groot, en gaat<br />

recht door het ongelyke gat heen, en wordt door de aftrek<br />

.kende fpier van het oog verfpreidt: alvorens zy in de oogs-<br />

hoïïigheid


Van de Zenuwen. 181<br />

holligheid komt, laatze een tak achter, die alleen den oorfpronk<br />

van de tuflchenribbige zenuw maakt: zoo dra zy builen<br />

het bekkeneel komt, maaktze met een tak van het laafte<br />

paar, en met de eerfte en tweede van de wervelbeenderen van<br />

den hals, de Plexus Cervicalis, Neksvlechting: wat lager<br />

vereenigtze met een fprankje van een tak van het laafte paar,<br />

en van het eerfte paar van den hals: neerdalende over de<br />

Scalenus, ongelyke halsbuigende fpier, en onder het achtfte<br />

paar ontfangtze een tak van yder wervelbeens zenuw : by<br />

het fleutelbeen wordtze in twee takken verdeelt, waarvan de<br />

een boven, en de ander onder de oxelader heen gaat; dan<br />

worden deze takken terftont wederom by malkander gevoegt,<br />

en maken met het eerfte paar van den rug een Plexus, Vlechting:<br />

vervolgens gaatze langs de holligheid van de borft neer<br />

onder het ribbenvlies langs de wervelbeenderen, en dus voortgaande<br />

ontfangtze een tak van yder paar van de Zenuwen<br />

van den rug, en wordt dus hoe langer hoe verder uitgefpreidt.<br />

Als deze Zenuw uit de borft gaat, wordt ze in*<br />

verfcheide takken verdeelt; waarvan de drie bovenfte in de<br />

rechterzyde de Levervlechting maken : deze vlechting geeft<br />

zenuwen aan het darmnet, het klierbedde, de milt, lever,<br />

darmen, het darmfeheil, het onderfte van de maag, en aan<br />

de nieren: daarenboven maken haare takken de Plexus Mejentericus,<br />

Darmfcheils vlechting: de onderfte takken, als ze<br />

over de wervelen der lendenen gaan, ontfangen een tak van<br />

het eerfte paar zenuwen van de lendenen; derzelver fpranken<br />

vereenigen met de bovenfte, die na de darmen gaan: v§rvolgens<br />

dalenze in het bekken, en maken boven den rechten<br />

darm eene vlechting, aan welke zy, als mede aan de blaas,<br />

zenuwen geven ; welke zenuwen in de mans aan de zaadgaxen<br />

en yoorftanders, en in de Vrcuwen aan de Lyf-<br />

Z, i moeder


JÖ2 Van de Zenuwen.<br />

moeder en derzelver fcheede worden mede gedeelt:<br />

V. Welk is het zevende paar van deze Zenuwen)<br />

A. Het zevende paar zyn de Gehoor Zenuwen: zy<br />

men van het achterfte van het ringachtig uitfteekzel, en gaan<br />

in het binnenfte uitftek van het fteenbeen: zy verdeden zich<br />

in twee takken , waarvan de een zacht is, en door den<br />

doolhof, het flakkenhuisje, en de vliezen, die de holligheden<br />

van de ooren bekleeden, wordt verfpreidt. De andere<br />

tak, die zoo zagt niet is, gaat uit het oor door het gat van<br />

het mam- en het priemswyze uitfteekzel, en verdeelt zich in<br />

twee fpranken: een van deze fpranken wordt door den neus,<br />

ooren, lippen, wangen, en het uitterlyke oor verfpreidt; en<br />

de andere gaat na de fpieren van de tong en van het tongbeen<br />

, en geeft aan het achtfte paar Zenuwen een kleinen<br />

tak.<br />

V. Welk is het achtjle paar ?<br />

A. Het achtfte paar van deze Zenuwen wordt Par Ta*<br />

gum , Dwalend paar genaamt: dit paar komt achter het<br />

nngswyze uitfteekzel van de zyden van het verlengde merg:<br />

de Zenuwen van dit paar gaan door het gat, daar de zydehngfche<br />

boezems zich in de kropaderen ontlaften : als dit<br />

paar uit het bekkeneel komt, zendt het terftondt een tak na<br />

het ftrottenhoofd : van daar loopt deze tak langs den hals<br />

over de tuflchenribbige Zenuwen, en daalt aan de zyden van<br />

de binnenfte kropflagader neder : by de oxelader geeft hy<br />

fpranken, Nervi Recurrentes genaamt, waarvan de rechter<br />

de oxelader, en de linker de groote flagader omvat: deze<br />

fpranken loopen aan beide zyden langs de luchtpyp na het<br />

ftrottenhoofd na boven , alwaar zy in de vliezen van de<br />

luchtpyp, en in de fpieren van het ftrottenhoofd verfpreidt<br />

worden. Als dit paar Zenuwen in de holligheid van de borft


Van de Zenuw en* rSj<br />

gekomen is , geeft het twee takken uit, welke met de<br />

takken van de twee tuffchenribbige Zenuwen , even boven<br />

het hart, tuffchen de luchtpyp en de groote flagader<br />

de Plexus Cardiacus, Hartsvlecht, maken ,. welke zeer<br />

veel kleine fpranken .aan het Pcricardium, Hartszakie en<br />

bet Cor , Hart, geeft , waarvan 'er ook zeer veel langs<br />

de Aorta. of. Groote Slagader na de linker holligheid gaan:<br />

nog geeft die paar Zenuwen- verfcheide takken aan de long;,<br />

zy worden langs den flókdarm gaande boven de maag heen<br />

verfpreidt „ en zenden, eenige fpranken na de holle zyde van<br />

de lever.<br />

V. Wanneer dit achtfte paar Zenuwen wordt gequeft, is<br />

zulk eene quetzing van eenige aangelegentheid)<br />

A. De wonden van dit achtfte paar Zenuwen zyn niet<br />

alleen gevaarlyk., maar moeten volkomen doodelyk wórdenaangemerkt.<br />

V. Waarom zyn de wonden van dit achtfte paar Zenuwen<br />

volkomen doodelyk ?<br />

A. Omdat de Zenuwen van dit achtfte paar de Nervi<br />

Gardiaci, Zenuwen van het hart, maken: deze Zenuwen nu<br />

gewondt of afgefrieden zynde, moet de functie van het hart<br />

geheel ophouden,. en- de Lyder fterven.<br />

V. Maar zoo deze Zenuwen niet afgefneden y maaralleen*<br />

lykgequejl zyn: hoe moeten dan de wonden van^dit paar Zenuwen<br />

worden, aangemerkt ?<br />

A. Zy moeten, volkomen doodelyk worden geoordeeld,<br />

zoo om de toevallen,. als om de onmogelykheid. om geneesmiddelen<br />

ter genezing aantewenden.<br />

. V. Hoe. 077i de toevallen ?<br />

A. Omdat, ais deze. Zenuwen, gequeft zyn, ai is derzelver<br />

quetzing niet. heel zwaar ,."'er. niet< alleen oaftAffSli<br />

zwéaÊ


ï 84. Pan de Zsnuweal<br />

zwaare ftuiptrekkingen in het hart, maar ook in alle deelerT<br />

met welke deze Zenuwen gemeenfohap hebben, waardoor<br />

het leven haaft wordt uitgebluft.<br />

K Hoe wegens de onmogelykheid om dezelve te genezen i<br />

daar immers zeer dikwils Zenuwen gequeft zynde worde<br />

herjtelt ?<br />

A. Omdat, al wierden zy gequeft ter plaatze, daarïyaleruitterlykft<br />

gelegen zyn, namentlyk in de zyden van den<br />

hals, want daar loopen haare ftammen door, men echter geene<br />

hulpmiddelen met voordeel zou konnen aanwenden, want<br />

de hevigheid en de uitgebreidheid van de ftuiptrekkingen zul.<br />

len den Lyder van het leven bcrooven, eer dat de gewoone<br />

plaatsmiddelen van eenig nut zouden konnen zyn: en wat<br />

de aifnyding en het branden aangaat, om het gebruik van<br />

deze Zenuwen te vernietigen en de ftuiptrekkingen te doen<br />

ophouden, die konnen hier geen plaats hebben: want met<br />

het wegnemen van de beweging en het gevoel van die deelen<br />

, moet buiten alle tegenipraak te gelyk het leven van den<br />

.Lyder worden weggenomen.<br />

V Welk is het negende paar Zenuwen, het welk uit het<br />

Bekkeneel komt •<br />

A. Dit negende paar Zenuwen komt zydewaarts van het<br />

olyfachtig uitfteekzel van het Medulla Ohlongata, Verlangde<br />

Merg, en verdeelt zich in de zelfstandigheid en bovenfte<br />

tepeltjes van de tong.<br />

V. Welk is het tiende, of laafte paar van deze Zei<br />

duwen?<br />

A. Het laafte paar van deze Zenuwen loopt door' het<br />

groote gat van het achterhoofdsbeen na de fpieren van den<br />

hals, des achterhoofds, en derzelver bekleedzelen, enwordfi<br />

door de Puiniche fpieren van het hoofd verlpreidu<br />

Pm


•Fan de Zenuwen'. ,'185»<br />

LVIIÏ. H O O F D D E E L .<br />

P'att de Zenuwen, welke tuffchen de Wervelbeen*<br />

dóren uitkomen.<br />

F. \%,JElk zyn de Zenuwen , die uit bet ruggemerg<br />

V V voortkomen ?<br />

A. Al de Zenuwen, die uit het ruggemerg voortkomen,<br />

Worden door liet dunne herficnvTies in twee lagen verdeelt,<br />

welke boven malkander zyn geplaaft, en zoo dra de Zenuwen<br />

tulTchen de wervelbeenderen uitkomen , zendenze aart<br />

malkander een tak, en maken een Ganglion, Knoop. Deze<br />

Zenuwen nu zyn dertig paar, namentlyk zeven van den<br />

hals, twaalf van den rug, vyf van de lendenen, en zes van<br />

het heiligbeen; al deze Zenuwen komen door de gaten varï<br />

de lichamen der wervelen.<br />

F. Welk is bet eerjle paar Zenuwen van den bals?<br />

A. Het eerfte paar Zenuwen van den hals voegt zich by<br />

een tak van het tiende paar Zenuwen, die uit het bekkeneel<br />

voortkomen, en na de Plexus Cervicalis, Halsvlechting<br />

gaat: deze tak geeft een anderen tak onder deze vlechting<br />

aan het tuflehenribbige paar; eer dit eerfte paar Zenuwen<br />

zich by den gemelden tak van het tiende paar voegt,<br />

wordt het door de Ipieren van het hoofd en van den hals<br />

verfpreidt.<br />

F. Welk is het tweede paar Zenuwen van den bals)<br />

A. Het tweede paar van deze Zenuwen is, het welk niet<br />

alleen Zenuwen aan het hoofd en aan den hals, maar ook<br />

aan het uitterlyke oor, en aan de huit van het aangezigt mededeelt.<br />

F. Welk is het derde paar?<br />

Aa A.


lSf5 Van de Zenuwen.<br />

A. Het zyn die Zenuwen, welke eenige takken aan den<br />

hals en aan het hoofd mededeeien: voorts gaat dit paar, met<br />

een tak van het vierde paar vereenigt zynde, recht door de<br />

holte van de borft, en wordt door het middenrift verfpreidt,<br />

en krygt aldaar den naam van Nervus Diaphragmaticus,<br />

Middenrifs Zenuw;<br />

V. W'elk is betvierde, vyfde, zesde en zevende paar van<br />

deze Zetmwen ?<br />

A. Zy zyn die Zenuwen , welke eenige takken aan de<br />

Ipieren van den hals en van het hoofd geven , en welker<br />

grootfte takken met een tak van het eerfte paar van den rug<br />

na den arm gaan: als dan worden zy alle vereenigt, en verdeden<br />

zich terftont in vyf takken : de eerfte en binnenfte<br />

gaat na de huit van het binnenfte en voorfte van den arm:<br />

de tweede gaat neer langs het binnenfte uitfteekzel van het<br />

fchouwderbeen door de buigers van de vingeren, en verdeelt<br />

zich in den palm van de hand' in vyf fpranken, waarvan na<br />

yder zyde van den kleinften of ringvinger één gaat, en de<br />

vyfde fprank loopt na de buitenzyde van den middenften vinger<br />

: de derde tak loopt langs de flagader tulTchen de doorborende<br />

en doorgeboorde fpier, en verdeelt zich mede in vyf<br />

fpranken, van welke na yder zyde van den duim en voorften<br />

vinger één gaat, en de vyfde loopt na de binnen zyde<br />

van den middenften vinger : de vierde tak gaat onder de<br />

tweehoofdige fpier na de buitenzyde van den arm en na den<br />

rug van de hand, om door de vingers, als de voorgaande,<br />

verfpreidt te worden: en de vyfde of de laafte tak gaat na<br />

dï fpieren van den binnen arm , en wordt door den zeiven<br />

verfpreidt.<br />

F. Welk zyn de twaalf paar Zenuwen van den rug ?<br />

A, Zy zyn die Zenuwen, welke zich tot het voorfte van<br />

den


Van dc Zenuwen.<br />

387<br />

de borft uitftrekken, en aan de naby gelegen fpieren takken<br />

geven: alle lopenze langs de groef aan de onderzyde van<br />

yder rib, en geven ook Zenuwen aan de fpieren, die op de<br />

ribben en op de wervelen leggen: het eerfte paar van deze<br />

Zenuwen geeft daarenboven een tak aan den arm, en liet<br />

laafte paar wordt door de fpieren van den onderbuik verfpreidt.<br />

V. Welk zyn de vyf paar Zenuwen van de lendenen?<br />

A. Het zyn die Zenuwen, welke door de fpieren van den<br />

onderbuik, de liezen, de roede, en de deelen, die in het<br />

bekken zyn beflooten, worden verfpreidt.<br />

V. Wat moet men nog aangaande dit vyf paar Zenuwen<br />

van de lendenen aanmerken?<br />

A. Dat het derde en vierde paar te zamen den Nervus<br />

Anterlor Femoris, Voorfte Dyë Zenuw maakt, welke door<br />

het voorfte van de Dyë wordt verfpreidt, en een rak<br />

door het gat van het heupebeen zendt, welke aan de driehoofdige<br />

fpier wordt medegedeelt: en eindelyk , dat het<br />

laafte paar der lendenen met een tak van het vierde paar na<br />

de dyë gaat.<br />

V. Welk zyn de zes paar Zenuwen van het heiligbeen)<br />

A. Zy zyn die Zenuwen, welke uit de achterfte gaten<br />

van het heiligbeen voortkomen: uitgenomen het laafte paar,<br />

het welk tulTchen het einde van het heilig- en van het ftaartbeen<br />

komt. Het eerfte paar van deze Zennwen geeft eenige<br />

takken aan de deelen in het bekken: derzelver grootfte<br />

takken en een tak van het vierde paar der lendenen maken de<br />

Nervus Sciaticus, Heupzenuw ; deze is de grootfte van<br />

het geheele lichaam : als de heupzenuw tulTchen de fmalle,<br />

achterfte, en de halfvliezige fpier gaat, geeftze een tak aan de<br />

huit j en alze onder de kniefchyf komt, wordtze in twee<br />

Aa 2 tak:


ISS Van de Zenuwen..<br />

takken verdeelt , waarvan een langs het kuitbeen na bet<br />

bovenfte van den voet gaat, en aan beide zyden van yder<br />

teen een fprank geeft: de andere gaat onder de tweelingen,<br />

langs den binnen enkel, en wordt op dezelve wys door de<br />

teenen verfpreidt.<br />

• V. Wat moet men, aangaande de Zenuwen , zoo die uit<br />

het bekkencel, als die tuffchen de wervelbeenderen komen,<br />

aanmerken ?<br />

' A. Dat zy gemeenelyk door het geheele lichaam van ëen<br />

flagader zyn verzelt : dat door haar'vliezen en merchachtige<br />

vezelen bloedvaatjes loopen, zoo als men duidelyk in de Zenuwvezelen<br />

van het oogs netvlies kan zien; en dat, als een<br />

Zenuw een tak uitzendt, of een tak van een andere Zenuw<br />

ontfangt, of als twee Zenuwen zich samenvoegen, 'er<br />

dan gemeenlyk een Plexus, Vlechting is, g-jyk op veele<br />

plaatzen van het lichaam, en ook aan het begin van alle Zenuwen<br />

van liet ruggemerg klaar te zien is.<br />

V. Welk is het werk der Zenuwen ?<br />

A. Het werk van de Zenuwen is het gevoel en alle bewegingen<br />

, die ooit van het lichaam voortkomen, te veroorzaken:<br />

en het is niet onwaarfchynelyk, dat yder Zenuwvezel<br />

met een byzonder deel der heriTenen aan het een eind,<br />

en aan het ander eind met een byzonder deel van het lichaamovereenkomt<br />

, opdat de Zenuwen dus werktuigen mogteo<br />

zyn, waardoor de Z'el zou konnen weeten, wanneer, en op<br />

wat wyze eenig deel van het lichaam aangedaan is.<br />

JL I JSLS*


Van de Slagaderen. 180-<br />

LIX. H O O F D D E E L ,<br />

Van de Slagaderen en wel voomamelyk van de<br />

groote Slagader.<br />

V. \KT^t zyn Slagaders?<br />

A. V V Slagaders zyn kegelswyze kanalen , welke<br />

het bloed van het hart na alle deelen van het lichaam brengen<br />

: zy beftaan uit vier rokken, de eerfte en tweede zyn<br />

een zamenweefzel van vezelen, fyne bloedvaatjes en zenuwen<br />

: de derde is gemaakt uit fterke bochtige vezelen, van<br />

welke min of meer lagen zyn, na dat de Slagader groot of<br />

klein is, én de vierde is een fyn, vaft, doorfchynend en zenuwachtig<br />

vlies.<br />

V. ÏVaar toe dienen deze vier rokken ?<br />

A. De eerfte en de tweede rok dienen om- de andere rokken<br />

te voeden: de derde rok, wiens vezels een zeer fterke<br />

veerkragt hebben , dient om de Slagaders met zekere kragt<br />

toetetrekken , als de kragt, waarmede zy opgefpannen worden<br />

, ophoudt: indien dit vlies of deze rok niet vaft en fterk<br />

was, als dan zouden rn de uitzetting van de Slagader de buitenfte<br />

rokken als mede de binnenfte rok lichtelyk van een<br />

fcheiden: de vierde rok is heel dun, en dient tot onderfteuning<br />

van de drie andere rokken en om. het bloedt te behouden.<br />

V. Waaruit ontjlaat de Pols of 'klopping der Slagaderen)<br />

A. Als de linker holligheid van het hart zich toetrekt,<br />

en het bloedt in de groote Slagader uitperft, dan wordfi<br />

het bloedt niet alleenlyk na de eindens voortgedreven y maa?<br />

de holligheid van de Slagader wordt ook wyder, omdat de<br />

zyden van de Slagader overal worden geperft,. en door<br />

Aa i d>


ipo<br />

Van de Slagaderen,<br />

deze perzing eenigzints konnen uitzetten: als nu de linker<br />

holligheid van het hart ophoudt toetetrekken , dan houdt<br />

de perzing op, en de bochtige vezelen van de Slagader keeren<br />

weer door haare natuurlyke toetrekkende kragt tot haar<br />

vorigen ftaat, en trekken de Slagader toe, tot datze door de<br />

toetrekking van de linker holligheid van het hart, en de uitperzing<br />

van liet bloedt in de groote Slagader wederom<br />

wordt opgefpannen : door deze opfpanning en toetrekking<br />

wordt de Pols of klopping der Slagaderen te weeg gebragt :<br />

en dus zyn'er twee oorzaken, welke by beurten werkende<br />

het bloedt in een gedurigen loop houden, namentlyk het hart,<br />

en de vezels der Slagaderen.<br />

V. Welk is de Aorta, Groote opgaande Slagader:<br />

A. De groote Slagader is dat groote Bloedvat, het welk<br />

uit de linker holligheid van het hart komt, zy is de Bafis van<br />

alle Slagaderen, en brengt als een ftam door haare groote<br />

en kleine takken het bloed tot alle deelen van het lichaam.<br />

V. Hoe wordt de groote Slagader verdeelt ?<br />

A. Zy wordt verdeelt in een opgaande, en in een nedergaande<br />

Slagader.<br />

V. Geef eens een nader befehry ving van de opgaande groote<br />

Slagader ?<br />

A. De groote Slagader'uit de linker holligheid van het<br />

hart opgeklommen zynde maakt eene kromte, en ontrent het<br />

vierde wervelbeen van den rug een boog na de linker zyde,<br />

waaruit drie groote takken voortkomen, namentlyk twee aan<br />

de linker, en één aan de rechter zyde: behalven deze drie<br />

takken zendt de Aorta, Groote Slagader , in zyn begin by<br />

de halvemaanswyze klapvliezen twee takken, Kroon Slagaders<br />

genaamt, en deze Arteria Coronaria, Kroon Slagaders<br />

, ftrekken haare fpranken over het geheele hart uit.<br />

s


Van de Slagaderen. ip l<br />

• V. Wat doen de drie takken, welke uit den gemelden boog<br />

van de groote opgaande Slagader fpruiten?<br />

A. Deze drie Lakken maken de Arteria Subclavia, Onderfleutelbeens<br />

Slagaders, en de Arteria Carotides, Krop<br />

Slagaders: namentlyk de eerfte tak verdeelt zich een vinger<br />

breed van zyn 1<br />

oorfpronk in de rechter krop- en in de onderfleutelbeenigeSlagaderen,<br />

de tweede is de linker Krop Slagader,<br />

en de derde maakt de linker onderfleutelbeens Slagader,<br />

V. Wat moet men aangaande de Carotides, Krop Slagaderen<br />

aanmerken ?<br />

A. Dat ze in haar begin recht op aan de zyden van den<br />

flokdarm en van de luchtpyp tot aan het ftrottenhoofd, zonder<br />

takken van zich te geven, opklimmen: en dat ze als dan<br />

eerft in Carotides Intcrnce en Exterme, Binnenfte en Buitenfte<br />

Krop Slagaders worden verdeelt.<br />

V, Hoe worden de takken en fpranken van -de Carotides<br />

Internse, inwendige Krop Slagaderen, verfpreidt ?<br />

A. Zy gaan van beide zyden met een bogt nevens den<br />

turkfehen zadel in de herflenen, en buigen zich om de achterfte<br />

vlakke uitfteekzels van vooren na achteren toe, en vervolgens<br />

van achteren wederom na vooren: dan dalenze nederwaarts<br />

, en keeren weder na boven, makende een bogt<br />

van een S, hier van daan gaan aan beide zyden eenige<br />

fpranken in het harde hertenvlies, en door het ongelyke gat<br />

gaande worden "derzelver fpranken in de Ipieren, het vet<br />

en de bekleedzelen der oogen ingeplant.<br />

V. Hebben de inwendige Krop Slagaders nog andere<br />

takken ?<br />

A. Behalven de opgetelde nog vier, op yder zyde twee:<br />

de eerfte loopen te zamen in het midden van de voorfte vlakke


jpr» Tan de Slagaderen.<br />

ke uitfteekzels, en langs de hanekam opwaarts overliet weerachtig<br />

lichaam na het voorfte gedeelte der heriTenen : de<br />

laafte fpreiden zich uit over het middenfte en achterfte gedeelte<br />

van de heriTenen, en helpen met de inwendige Krop<br />

Slagader de Plexus Choroides, Netwyze Vlechting zamenfteüen.<br />

V. Is 'er iets aangaande de inwendige Krop Slagaderen,<br />

alsze in de herjfenen komen, aantemerken ><br />

J. Ja, namentlyk, dat zoo ras zy in de heriTenen komen,<br />

zy haar buitenftcn rok afleggen.<br />

V. Hoe worden de takken van de Carotides Externe,<br />

Uitwendige Krop Slagaderen aan verfcheide deelen medegedeeld.<br />

J. De buitenfte Krop Slagaders hebben vyf takken: de<br />

eerfte gaat in de fpieren van het ftrottenhoofd, en loopt vervolgens<br />

in den flokdarm en in de borftklier: de tweede gaat<br />

over het tongbeen onder de tongbeens fpieren, en geeft aldaar<br />

twee fpranken; de kleinfte gaat na de fpieren van het<br />

ftrottenhoofd, en eenige fpieren van het tongebeen , als<br />

mede na de klieren onder de tong; de groote gaat in de tong<br />

zelfs, en- in deszelfs riemtje: de derde gaat door de tweebuikige<br />

fpier, en loopt na de oorklieren en na de fpieren van<br />

de Lel: dan verdeelt hy zich aan de onderkaak, en loopt aan<br />

de binnenfte zyde na de fpieren van de tong en het tongebeen,<br />

en aan de buitenfte zyde verfpreidt hy zich tulTchen de kaakfpier<br />

tot aan den hoek der lippen, en geeft eenige fpranken<br />

aan de naby gelegen fpieren , en de uiterlyke bekleedzelen:<br />

aan den hoek der lippen wordt hy wederom in twee fpranken<br />

verdeelt, waar van de onderfte langs de onderfte lip en deszelfs<br />

huit gaat, en de bovenfte loopt op dezelve wys na de<br />

bovenfte lm , beide loopen ze langs de vleugels van den neus<br />

na


Yan de Slagaderen. ipj<br />

fia boven: de vierde tak zendt een fprank in de oorklieren,<br />

in den buitenften kraakbeenigen gehoorgang, en in de tweebuikige<br />

fpier; eenige andere fpranken worden in het flok*<br />

darmshoofd en de hoofdbuigers fpieren ingeplant, vervolgens<br />

voortgaande geeft hy nog meer fpranken ; een van dezelve<br />

loopt na de fpieren van het wiggebeen, en door het wiggebeen<br />

gaande loopt hy na het harde herffenvlies; een ander fprank<br />

loopt na de tanden en de kinfpier; nog een fprank loopt langs<br />

4 de kaauwfpieren onder de oorklieren na de flaapfpier, en verdeelt<br />

zich boven het jukwyze uitfteekzel in twee takken, waar<br />

van de voorfte na den top des hoofds gaat, en met een fprank<br />

,van den vyfden tak vereenigende zendt hy eenige kleinder<br />

vaten naar de fpieren van het voorhoofd, en na de ronde<br />

fpieren , welke de oogleden fluiten: de achterfte tak verfpreidt<br />

zich door de lellen van de ooren, en loopt vervolgens<br />

tot boven aan den top des hoofds, en vereenigt zich mede<br />

met den vyfden of den laaften tak: de vyfde tak is in het achterhoofd<br />

geplaaft, en klimt fchuins over de inwendige hals<br />

flagader, voorts verfpreidt hy zyne fpranken in het achterfte<br />

deel van de tweebuikige fpieren, en inde fpieren, weike het<br />

hoofd buigen, en loopt in den kraakbeenigen gehoorgang onder<br />

het trommelvlies weg, terwyl één zyner fpranken zich in<br />

den binnenften gehoorgang verfpreidt: het overige gedeelte van<br />

dezen tak loopt met eenige fpranken van den vierden tak naden<br />

top des hoofds, en verfpreidt zich met dezelven, zoo als wy<br />

hebben gezegt.<br />

V. Welk zyn de Arterise Subclavia?, Onderjleuteïbeens<br />

Slagaders ?<br />

A. zy zyn die flagaders, welke aan yder zyde de middenfchots-<br />

de mam- en de wervelbeens Slagaders uitzenden:<br />

pj gaan onder het fleutelbeen heen, en geven aan de borft,<br />

B b klier,


jpj Van de Slagaderen.<br />

klier, aan het ftrottenhoofd , en het hertenzakje eenige<br />

fpranken. De takken, welke van de onderfleutelbeens Slagaderen<br />

in het middenfchot en in het middennft zich verfpreiden,<br />

worden Arteria Mediaflina, en Biaphragmatica Superiores,<br />

Opperfte Middenfchots, en Middennfts Slagaders<br />

genaamt.<br />

V. Dewyl de eene Slagader van de andere zyn oorfpronk<br />

heeft, en de eene maar een vervolg is van de andere, zeg<br />

my eens welke Slagaders komen uit de onderfleutelbeens Slagaderen<br />

voort ?<br />

A. De Arterite Cervicales, de Intercoflales Superiores,<br />

de Mammaria, en de Axillares de Neks Boven TulTchenribbige-,<br />

Mams, en de Oxels Slagaders.<br />

V. Welk zyn de Arteriae Cervicales, of Vertebrales, Neks<br />

Slagaders?<br />

A. Zy zyn twee Slagaders, welke aan wederzyden door<br />

de openingen van de zydfche uitfteekzels der hals wervelbeenderen<br />

opwaarts gaan: zy buigen zich over den Atlas van<br />

achteren na vooren door het groote gat van het achterhoofdsbeen<br />

, en door het harde herffenvlies onder het Medulla<br />

Oblongata, Verlengde Merg, alwaar zy zich vereenigen,<br />

en een tak uitmaken, die terftont eenige fpranken in het ruggemerg,<br />

en in de herlfens zendt. Deze tak gaat vervolgens<br />

by de ringwyze uitpuyling opwaarts na den turkfchen<br />

zadel, aldaar worden twee fpruiten van den zeiven met de<br />

takjes van de inwendige Krop Slagader in de gedaante van<br />

een vierhoek door Anaflomofis, Inmonding, vereenigt: de<br />

overige fpranken loopen na het achterfte deel der heriTenen:<br />

dezelve tak heeft nog twee fpranken, die gaan na de hersfenkameren,<br />

en maken met de achterfte takken van de inwendige<br />

Krop Slagaderen de Netwyze vlechting.


fyin de Slagaderen. i^f<br />

V. Welk zyn de Arteriae Intereoftales Superiores, Boven<br />

^ujjchenribbige Slagaders ?<br />

A. Het zyn die takken van de onderfleutelbeens Slagaderen,<br />

die in hun begin eenige takken aan de lange en ongelyke<br />

halsfpier geven, en zich vervolgens verfpreiden door de<br />

tttlTchenribbige fpieren, het borllvltes, en bet ruggemerg.<br />

V. Welk zyn de Arteriac Mammarise Interna, Inwendige<br />

Mams Slagaders ?<br />

A. Het zyn zulke takken van de onderfleutelbeens Slagaderen,<br />

welke onder het borftbeen langs het kraakbeen der<br />

ribben op beidezyden nederwaarts loopen, en aan de tufTchenribbige<br />

fpieren, en het borftbeen fpranken mededeelen; een<br />

tak van deze Slagaderen loopt tuffchen de derde en de vierde<br />

rib door de tufTchenribbige fpieren na de borften, en een an~<br />

dere tak loopt door het middenrif by de rechte fpier van den<br />

buik na de bovenbuiks Slagader.<br />

I. Welk zyn de Arteriae Axillares, Oxels Slagaders)<br />

A. Zy zyn takken van de onderfleutelbeens Slagader, die<br />

alsze de Scalenus, Ongelyke Halfbuygende fpier, doorboort<br />

hebben , eenige fpranken aan de naaft bygelegen fpieren geven<br />

: zy zenden uit zich de bovenfte en onderfte borft Slagader,<br />

de fchouwderblads Slagader, als mede een tak, welke onder<br />

het hoofd van het fchouwderbeen heen gaat, in de Muf-<br />

€ulus Longus en Brevls, Lang- en Korte Spier van den Arm;<br />

de tronk van de Oxels Slagader gaat binnen langs den arm<br />

heen, en geeft aan de fpieren van het fchouwderbeen takken:<br />

boven den elleboog zendtze een tak uit, welke over<br />

het binnenfte uitfteekzel van het fchouwderbeen wordt verfpreidt.<br />

Aan den bogt van den elleboog verdeelt zich de<br />

tronk in een buitenften en een binnenften tak : de, buitenfte<br />

Bb 2 loopt


j ^5 Van de Slagaderen.<br />

loopt langs het fpeekbeen, en zendt een tak uit na de achteromkeerende<br />

fpier, en gaat voorts op na de binnenfte armfpier:<br />

in zyn verderen loop beneden aan de voorhand geeft<br />

hy takken aan de lange en ronde fpier, als mede aan de buigeren<br />

van de hand, en aan die van den duim, en van de vingers:<br />

aan de hand gekomen zynde, gaat hy onder de pees<br />

van den duimsbuiger, en geeft fpranken aan het buitenfte<br />

van de hand; en onder de peezen der fpieren heen gaande<br />

loopen deszelfs fpranken aan weerzyden langs den duim en de<br />

voorfte vingers. De binnenfte tak gaat langs het ellebeen,<br />

en wordt op dezelve wyze aan weerszyden van de vingeren<br />

medegedeelt. , 7 ^ 7<br />

V. Wat moet men aangaande de wonden van deze Slagaderen<br />

aanmerken)<br />

A. Dat de wonden der Slagaderen van de uitwendige deelen,<br />

welke met de naaide konnen worden onderichept, geneeslyk<br />

zyn, en derhalven konnen zulke wonden alleenlyk<br />

door zich zei ven, of door toeval doodlyk worden aangemerkt:<br />

maar indien groote Slagaders in de holligheden des lichaams<br />

gelegen, als mede Slagaders, die onmiddelyk uit de groote<br />

ftammen Voortkomen, of in dezelve zich planten, zoo als<br />

daar zyn de Carotides, Subelavia, Vertebrale*, en Mammar'ne,<br />

gewondt worden, als dan zyn zulke wonden volkomen<br />

doodelyk, want het zy derzelver buiten gevaat bloed<br />

in de holligheid nederftort, of dat het buiten het lichaam ontlai't<br />

, zoo zullen of de werktuigen van de borft door de ophooping<br />

van het bloed doodelyke belemmeringen in haare levendige<br />

bewegingen krygen, of het geheele lichaam zal van<br />

den toevloed van bloed berooft worden, waardoor de omloop<br />

van het bloed en dus het leven zal ophouden.<br />

LX


Van de Slagaderen. i $f<br />

LX. H O O F D D E E L .<br />

Van de neergaande groote Slagader.<br />

T- "XX? Elk is de groote neergaande Slagader, Aorta<br />

V V Defcendens genaamt ?<br />

A. Zy is de neergaande ftam van de groote Slagader,<br />

waar uit zeer veele Slagaders fpruiten.<br />

V. Welk zyn de voornaamfle Slagaders, welke uit dezen<br />

neergaandenJlam voortkomen)<br />

, 4. De neergaande groote Slagader zendt eerft de Arteria<br />

Bronchialis, Longepyps Slagader uit, welke alle de takken<br />

van de longepyp verzeld; en als ze langs de wervelbeenderen<br />

van de borft neergaat, zendze aan yder zyde de ArterLe<br />

Jntercojlales Inferiores, Onder Tuffchenribbige Slagaders<br />

, vervolgens geeftze aan liet middenrift de ^Arteria<br />

Vhrenica, Middenrifts Slagader, dewelke ook wel van de<br />

Maags-Slagader afftamt, en Arteria Diaphragmatica Infermr,<br />

Onderfte Middenrifcs Slagader genaamt wordt: beneden<br />

de Middenrifcs Slagaders volgen de ArterU Cceliaca,<br />

Maags Slagaders, welke ook Vafa Coronaria Ventriculi,<br />

Xroonvaten der Maag worden genaamt: deze Slagaders zyn<br />

de eerlte, welke de groote neerdalende Slagader uitzendt,<br />

zoo dra zy in den buik komt : uit den rechter ftam van de<br />

Maags Slagaderen zyn afkomstig de Gajlriea Dextra, Rechter<br />

Maags Slagader , gaande" na de reebterzyde van de<br />

Maag; de Epiploïca Dextra, Rechter Darmsnets Slagader •<br />

óeranereatiea, Klierbeddes Slagader, gaande na hetKlierbedde;<br />

de Duodèna, Twaalfvingeren Dafms Slagader- de<br />

Cyflic* Gemelhe, Galblaas Slagaders , en de He Pafic


ipS Van de Slagaderen.<br />

waarplaats ingaan om de takken van de Vena Portee, Poortader<br />

te verzeilen,<br />

V. Welke Slagaders nemen haaren oorfprong van de Cceliaca<br />

Siniftra, Linkerjlam der Maags Slagader:<br />

A. Deze vier 3 namentlyk de Gajlrica Siniftra, Linkerïnaags<br />

Slagader, gaande na de linkerzyde van de maag; de<br />

Epiploïca Siniftra, Linker Darmnets Slagader; de Gaftro<br />

Epiploïca, Maag Darmnets Slagader, deze geelt aan de maag<br />

en het darmnet yeler een tak; en de Splenica, Milts Slagader,<br />

deze gaat zoo wel na het Klierbedde, als na de milt.<br />

V. Welke Slagaders zendt de Aorta Defcendens, Groote<br />

Nederdalende Slagader na de /lammen van de Maags Slagadsren<br />

int?<br />

A. De Arteria Meferaica Superior, Bovenfte Darmfcheels<br />

Slagader; de Arterice Emulgentes, twee Uitmelkende Slag'<br />

aders; de Spermatica , Zaads Slagaders ; jde Lumbares,<br />

Lenden Slagaders; de Arteria Meferaica Inferior , Onderfte<br />

Darmfcheels Slagader, en de Arteria lliaca, Darmbeens<br />

Slagaders; tulTchen beide derzelver verdeeling in het<br />

midden komen voort de Arteria Sacra, Iliaca Interna, en<br />

Ext erna, Heiligbeens-, Binnenfte-en Buitenfte-Darmbeens<br />

Slagaders.<br />

V. Welk is de bovenfte Darmfcheels Slagader?<br />

A. Zy legt tulTchen beide vliezen van het Darmfcheel,<br />

haare takken loopen niet alleen na het fcheel en deszelfs klieren,<br />

maar zy gaan ook na den twaalf vingerigen-, nuchteren,<br />

kronkel, blinden en karteldarm.<br />

V. Welk zyn de Uitmelkende Slagaders r"<br />

A. Zy zyn die Slagaders, welke na de Nieren gaan,<br />

^cn geven gemeenlyk aan de zwarte galkasjes eenige takken,<br />

V. Welk zyn de Zaads Slagaders?<br />

A t


Fan de Slagaderen. i op<br />

A. Het zyn die Slagaders, welke in dé Mannen na de<br />

ballen , en in de Vrouwen na de Eyerneften verzonden<br />

worden.<br />

F. Welk zyn de Lenden Slagaders ?<br />

A. Zy zyn die Slagaders, welke aan de zyden der lendenwervelen<br />

geplaaft zyn, zy zyn gemeenlyk tien, waartoe dan<br />

ook behooren de takken, welke zich in de fpieren van den<br />

buik, en in het ruggemerg verdeelen.<br />

F. Welk is de onderfte Darmfcheels Slagader ?<br />

A. Zy is even als de bovenfte Darmfcheels Slagader geplaaft,<br />

maar heeft drie takken, de eerfte loopt met een tak<br />

van de bovenfte Darmfcheels Slagader in het midden van den<br />

karteldarm , de tweede loopt na het einde van den karteldarm<br />

, de derde gaat langs den rechten darm in het bekken<br />

nederwaarts, en worden deszelfs takjes Arteria Hccmorrhoiz<br />

dales Inlenue, Inwendige Speen Slagaders genaamt.<br />

F. Welk zyn de Darmsheen Slagaders)<br />

A. Op het laafte wervel van de lendenen verdeelt zich de<br />

nederdalende groote Slagader in twee groote takken, en deze<br />

takken zyn de Darmbeens Slagaders, en ftrekken zich uit tot<br />

aan de voeten.<br />

F. Welk is de Heiligsbeen Slagader)<br />

A. Deze Slagader is klein, zy loopt over het heiligbeen in het<br />

bekken, en gaat door de gaaten van dit been in het rugr<br />

gemerg.<br />

F. JFelk is de binnenfte darmbeens Slagader ?<br />

A. Zy is die Slagader , waarvan in haar begin eenige<br />

takjes in de lenden-, piramiedswyze, darmbeens-, en aarsoptrekkende<br />

fpieren gaan , en in de Mannen na de Zaadblaasjes<br />

en de voorftanders,. maar in de Vrouwen na de zyden<br />

van de Lyfmocder en haare fcheede loopen. Voorts<br />

fprui-


200 Van de 'Slagaderen.<br />

ipruiten uit de binnenfte Darmbeens Slagader drie takken,<br />

de eerfte is de Arteria UmMicalis, Navels Slagader; deze<br />

Slagader wordt in bejaarden een band: de tweede is de Arteria<br />

Pudenda Interna, Inwendige Slagader der Schaamdeelen:<br />

de derde is de Arteria Glutaa, Bils Slagader, deze<br />

heeft twee fpranken, de eerfte wordt Arteria Hypogaftrica,<br />

Onderbuiks Slagader genaamt, hy loopt door de holte van<br />

het darmbeen en over de piramiedswyze bilfpier: de tweede<br />

loopt na al de fpieren, die het Dyé'been buigen, dalende<br />

van het verheven deel van het heupebeen, nevens de heupzenuw<br />

, na de vierkante-, binnenlle Hopper-, en de drie<br />

dubbelde fpieren; de overige fpranken, die achterwaarts na<br />

de fiuitfpier van den aars gaan, zyn de Arteria Hamorrhoïdales<br />

Externa, Buitenfte Speen Slagaders.<br />

• V. Welk is de buitenfte Darmbeens Slagader.<br />

A. Zy is die Slagader, welke zich uit den buik na het<br />

Dyëbeen begeeft; uit de zelve fpruit de Arteria Epigajlrica,<br />

Bovenbuiks Slagader; de Arteria Mufculoja , Spiers Slagader<br />

; de Arteria Pudenda Externa , Buitenfte Schaamdeels<br />

Slagader; de Arteria Inguinalis, Lies Slagader; de<br />

Arteria Cruralis, Dyëbeens Slagader; de Arteria Poplitaa<br />

, Knie Slagaders; de Arteria Fibuïaris of Suralis,<br />

Kuitbeens Slagader; en de Arteria Tibialis, Scheenbeens<br />

Slagader.<br />

V. Welk is de Bovenbuiks Slagader ?<br />

A. Zy is die Slagader, waar van een tak na de buitenfte-<br />

en binnenfte ftopper fpieren gaat: de andere tak buigt<br />

zich by de rechte buikslpier te rug opwaarts tot in haar<br />

midden, alwaar hy met de-Mams Slagader door inmonding<br />

vereenigt.<br />

V. Welk is de Spiers Slagader)


Van de Stagaderen. SOI<br />

A. Zy is die Slagader, welke gaat in de onderfte deelen<br />

van de buikfpieren, en vervolgens in de darmbeensfpier.<br />

V. Welk is de buitenfte Schaamdeels Slagader ï<br />

A. Zy is die Slagader, welke zich by de Mannen in het<br />

Scrotum, Balzakje; en by de Vrouwen inde LabiaVulv*,<br />

Lippen der Scheede, verdeelt.<br />

V Welk is de Lief eb Slagader?<br />

A. Zy is die Slagader, welke in de Liefchklieren en in het<br />

vet verfpreidt wordt.<br />

V. Welk is de Arteria Cruralis, Dyëbeens Slagader)<br />

A. Deze Slagader is een gevolg van de buitenfte darmsbeens<br />

Slagader , maar verandert van naam, als zy in het<br />

Dyëbeen komt. Zy loopt van tulTchen de Snyders-, binnenfte<br />

groote darmbeens- en de driehoofdige fpieren tot aan<br />

het onderfte en achterfte deel van het Dyëbeen, en zendt<br />

eenige takken in de naby gelegen Ipieren.<br />

V. Welk zyn de Arteriae Poplitaeae, Knie Slagaders?<br />

A. Zy zyn dat gedeelte van de Dyëbeens Slagader, het<br />

welk onder de knie omtrent de zoolfpier drie takken maakt.<br />

V, Worden die takken ook byzondere namen toegeëigent ><br />

A. Ja, de eerfte tak wordt de Arteria Suralis genaamt;<br />

deze loopt langs het kuitbeen door de doorborende fpier en'<br />

de gemeene groote teensbuiger fpier, als mede door den tusfchen<br />

band tuuchen het fcheen- en kuitbeen , vervolgens gaat<br />

hy naar den voorvoet, en geeft aan de naby leggende fpieren<br />

takjes. De tweede tak hiet Arteria Tibialis, Scheenbeens<br />

Slagader ; hy loopt langs het fcheenbeen tulTchen de<br />

doorboorende- en de achterfte fcheenfpier tot in de voetzool 1<br />

deze tak en de derde, die meeft van de fcheenbeens Slagader<br />

voortkomt, verfpreiden zich verder door de overige deelen<br />

C c van


202 Fan de Slagaderen.<br />

van de fcheen en van den voet tot aan de uiteindens der<br />

teenen.<br />

F. Wat moet men ontrent de Slagaders nog in aanmerking<br />

nemen ?<br />

A. Dat alle de Slagaders, welke uit de groote Slagader<br />

na boven en na beneden gaan, en aan de ingewanden en<br />

deelen worden mede gedeelt,. in yder ingewand en deel,<br />

eerze het ingewand of deel ingaan, hetwydfte zyn, en in<br />

dat ingewand of deel, daarze toe behooren, alle in hair fyne<br />

takjes eindigen, en als overdekt en omringt worden: waar<br />

ontrent verder is aantemerken, dat de takjes, die op een<br />

kleinen afftant van den tronk van de Slagader afgaan, haare<br />

fpranken weer in een tronk vereenigen, welkers takken met<br />

malkander en met andere, als te voren, gemeenfchap hebben<br />

; hier door wordt het bloed , als 'er een kleine Slagader<br />

verftoptis, door de takken, welke met dezelve gemeenfchap<br />

hebben, na de deelen onder de plaats, daar de verflopping<br />

is, gebragt: ten anderen moet men in aanmerking nemen,<br />

dat het getal van de monden van de takken van eenige Slagaderen<br />

grooter is, als de tronk, daarze van daan komen.<br />

V. Hoe moet men aangaande de wonden van de Slagaderen^<br />

welke uit de groote nederdalende Slagader voortkomen, oordeelen<br />

?. .<br />

A. Dat al de wonden van de Slagaderen, welke digtby de<br />

ingewanden ingaan, als daar zyn de Arteria Hepatica, Qk<br />

flica, en meer andere, als mede van de Slagaderen, die in<br />

de deelen zelfs gaan , en dtgt aan de groote nedergaande<br />

Slagader zyn geplaaft, of zoo d;ep leggen , dat men de.<br />

zelve niet kan bereiken; en dus nog dooronderfcheppingmet<br />

de naaide , nog door andere hulpmiddelen konnen herfielt<br />

worden, volkomen en alleen doodelyk zyn.


Van de Aderen. 203<br />

LXI. H O O F D D E E L .<br />

' Van de Aderen, en wel voornamentlyk van de<br />

opgaande Holle Ader.<br />

V. zyn de Aders?<br />

A. V V Zy zyn een vervolg van de uiterfte hairfyne<br />

flagaderen na het hart te rug geboogen, die haar vaten te<br />

zamen vereenigen en als ze het hart naderen, eindelyk drie<br />

groote Aders maken , namentlyk de Vena Cava Adfcew<br />

dens , Opgaande Holle Ader, de Vena Cava Defcendens,<br />

Neergaande Holle Ader, en de Vena Portee, Poort-Ader. De<br />

rokken der Aderen zyn dezelve als die van de flagaderen,<br />

alleenlyk zyn ze dunder: zy hebben geen klopping, om dat<br />

het bloed in dezelve van een naauwer na een wyder ruimte<br />

gevoert wordt ; derzelver hair fyne uiteindens vereenigen met<br />

malkander gelyk die van de flagaderen, men vindt in de zelve<br />

op veele plaatzen enkelde en dubbelde klapvliezen, die den<br />

doorgang van het bloed gemakkelyk maken, en verhinderen,<br />

dat hetzelve niet weder te rug kan vloeijen.<br />

V. Welk is de groote Jlam, waar aan'de Aders gehegt<br />

zyn ?<br />

A. De Vena Cava, Holle Ader; zy is een zeer wyd bloedvat,<br />

het welk van al de Aderen bloed ontfangt; deze Ader<br />

verdeelt zich in twee ftammen en eindigt in de rechter holligheid<br />

van het hart : aan het begin van de rechter holligheid<br />

van het hart ontrent het achtfte wervelbeen van den rug maakt<br />

ze een verwyderde holligheid, waarin een halfmaansgewys<br />

klapvlies is geplaaft, het welk belet, dat de toevloed van bloed<br />

uit beide de ftammen malkander niet hinderlyk zouden zyn :'<br />

de holle ader legt niet gelyk de groote üagader op de werve-<br />

Cc 2 kn


a n<br />

204- ^<br />

de Aderen.<br />

len van den ruggegraat, maar wordt tuffchen de Longen door<br />

hulp van het Mèdiaft'mum, Middenfchot, in 1<br />

t midden van<br />

de borft eenigzints opgehouden: vervolgens klimt de bovenfte<br />

tak tuffchen de longen over de borftklier tot in den hals,<br />

blyvende aan het middenfchot vaftgehegt.<br />

V. Welke Aders worden by die verdeeling van die twee<br />

Jlammen na bet hart gezonden ?<br />

A De Vena Coronaria Cordisr de Kroonaders van het<br />

hart: deze konnen niet worden gezien, ten zy dat het Pericardium,<br />

Hartzakje , geopent is: deze Aders omringen<br />

rontom de bafis van het hart even als een kroon, en verfpreiden<br />

haare fpranken tot aan de punt van het hart.<br />

V. Welke Aders ontlaften zich in de Vena Cava Defcendens,<br />

Bovenfte ftam van.de Holle Ader, y of bovenfte nedergaande<br />

Holle Ader ?<br />

A. De Vena, Azygos , Ongepaarde. Ader , en de Vena:<br />

Bronchialis, Longepyps Ader.<br />

V. Welk is de ongepaarde Ader ?<br />

A, Zy is die Ader,, welke komt achter uit den bovenften.<br />

ftam van de holader: zy loopt met een geboogen bogt van,<br />

tuffchen den vierden en vyfden wervel van. den rug. eenigzints<br />

na de reehterzyde , en klimt aldaar over den rechter tak van<br />

de luchtpyp: vervolgens daalt zy aan de reehterzyde van de<br />

Aorta,. Groote Slagader, langs den ruggegraat ^ en gaat midden<br />

door de peezen van het middenrift in den buik, .alwaar zy.<br />

gemeenlyk fpranken uitzendt, dewelke omtrent de uitmelkende<br />

Aders geheel verdwynen. Deze Ader ontfangt.<br />

het bloed,, dat tuffchen de tien onderfte ribben aan beide<br />

zyden door, de, onderfte tuffchenribbige Aders te] rug.,<br />

vloeit.<br />

K* Welk is de Longepyps Ader?<br />

A*


Vin de Aderen. 2p c<br />

A.. Zy is die Ader, welke het bloed van de Longepyps<br />

Slagader weder te rug voert.<br />

V. Welke Aders zyn bet, die boven de Azygos, Ongepaarde<br />

Ader, de Holle Ader in tween ver deelen?<br />

A. Zyzyn de Vena. Subclavia, Onderfleutelbeens Aders:<br />

zy zyn twee aanzienlyke takken van de holle ader na beide de<br />

zyden ontrent de fleutelbeenderen verdeelt.<br />

V. Worden "er tuffchen de ongepaarde Ader en de Sleutel*<br />

èeensaders geen andere aders gevonden?<br />

A. Ja, de middenfchots en de bovenfte middenrifts Ader,<br />

dewelke tuffchen de long en over het hart na* het middenrift'<br />

voortgaat..<br />

V. Welke Aders zyn het, welke zich in de Onderjleuteikeensaders<br />

ontlajlen?<br />

A. De binnenfte en buitenfte Kropader , de Nekadérs,<br />

de bovenfte Tuffchenribbige aders, de Mamaders, deSpieraders,<br />

de Schouwder bladsaders en de Oxeladers.<br />

a


206 Fan de Aderen.<br />

F. Welk is de Vena Jugularis Externa, Buitenfte Kropader?<br />

, . -<br />

' A. De buitenfte Kropader komt van de buitenfte bekleedzelen<br />

van het hoofd: zy klimt uit de Sleutelbeensader aanwederzyde<br />

fchuins onder het fieutelbeen door den hals zydewaarts,<br />

dog onder de huit enigzmts voorwaarts; en geeft<br />

aan al de uiterlyke deelen van den hals en van het hoofd<br />

fpranken.<br />

F. Welk zyn de Vense Vertebrales, of Cervicales, Nekadérs<br />

?<br />

• A. Deze Aders zyn klein, en klimmen achterwaarts door<br />

de openingen van de zyduitfteekzels van de wervelen van den<br />

hals na boven in het hoofd: zy geven in het opklimmen aan<br />

de fpieren van den hals eenige fpranken.<br />

F. Welk zyn de Venae Intercoftales Superiores, bovenfte<br />

Tuflcljenribbige Aders ?<br />

A. Zy zyn die Aders, welke haaren oorfpronk uit de<br />

Onderfleutelbeensaderen van onder de Kropaderen nemen:<br />

zy buigen zich met twee of drie takken onder de fleutelbeens 1<br />

Slagader, en tulTchen de bovenfte ribben gekomen zynde wor-<br />

denze met de Mamaderen vereenigt.<br />

4<br />

F. Wélk zyn de Mam Aders i<br />

A. De Fenee Mammarice, Mamaders zyn die Aders,<br />

welke gemeenlyk van de ftammen van de Onderfleutelbeensaderen<br />

haar begin nemen, (of liever waarin zy eindigen), zy<br />

daalen onder het borftbeen neer na beide zyden van den buik:<br />

derzelver takken gaan tulTchen de kraakbeenderen der ribben,<br />

en vfereenigen zich met hunne eindens met de uiteindens van<br />

de TulTchennbbige aderen: verfcheide takken van de Mamaderen<br />

loopen voorwaarts, en verfcheide loopen neerwaarts :<br />

die voorwaarts gaan deelen aan de borften, en aan de naby


Van de Aderen. 4 om­<br />

gelegen fpieren, en die nederwaarts gaan aan de rechte<br />

biukfpier verfcheide lpranken mede.<br />

V Welk zyn de Vense Mufcute, Spieraders van den<br />

Hals en van den Nek ?<br />

A. Daar zyn twee van deze Aderen, een bovenfte en een<br />

onderfte: de bovenfte is nevens de buitenfte Kropader geplaaft,<br />

dezelve verdeelt haare fpranken na de huit en de fpieren<br />

van den hals achterwaarts: de onderfte verfpreidt zich<br />

tot in de bovenfte borft en de onderfte halsfpieren<br />

V. Welk zyn de Vense Scapulares, Schouwderbladsaders<br />

?<br />

A Daar is een uitwendige en een inwendige Schouwderb<br />

adsader de uitwendige gaat na de verhevenheid van het<br />

ichouwderblad, en de inwendige na de fpieren by en onder<br />

de ichouwderbladen gelegen.<br />

V. Welk zyn de. Venae Axillares, Oxeladers?<br />

A. Zy zyn een vervolg van de Onderfleutelbeensaderen;<br />

deze Aders uit de borft komende, en tot aan de armen<br />

genadert zynde veranderen van naam , en worden Oxeladers<br />

genaamt.<br />

V Welke Aders zyn van de Oxelader en afkmnflig><br />

0 0 0<br />

deMiltSjef ^ 1<br />

d e L e v e r a d e r<br />

"' > d e<br />

Middenfteader en<br />

V. Welk is de Vena Cephalica, Hoofd Ader)<br />

A. De Hoofdader is de buitenfte tak van de oxelader zv<br />

loopt van de fchouwder van buiten tuffchen de bekleedz'elen<br />

en de fpieren over den arm, den elleboog en de hand tot in<br />

de vingers: boven aan den arm verdeelt zy een of meer<br />

fpranken in de huit, en in de driehoofdige fpier: by den el<br />

kbooggeeftze ook veele fpranken aan de huit, en de nabv<br />

gelegen fpieren: eindelyk fplitft zich de Hoofd Ader aan .den<br />

bui-


2 03 Van de Aderen.<br />

buitenften knok van hec opperarmbeen in twee takken: de<br />

binnenfte tak gaat fchuins onder de huit, en vereenigt zich<br />

by den bogt van den elleboog met een tak van de Leverader,<br />

en uit deze vereeniging heeft de Vena Mediana, Middenfteader,<br />

haar begin: de buitenfte tak loopt fchuins buitenwaarts<br />

langs het ellebeen na beneden, en geeft over al aan de huit<br />

en de fpieren fprankjes: deze tak wordt in de voorhand ontrent<br />

het fpeekbeen met een tak van de Leverader vereenigt,<br />

en deze vereenigde takken worden genaamt de Salvatella,<br />

Mikader: deze Ader loopt van tuffchen den oor-en den ringvinger<br />

buitenwaarts na boven over de hand.<br />

V. Welk is de Vena Bafilica, Leverader*<br />

A. De Leverader is de binnenfte tak van de Oxelader: zy<br />

verdeelt zich in twee takken en veele fpranken, welke boven<br />

onder den arm na de fpieren van den arm en van de borft<br />

gaan: de grootfte tak is de onderfte Borftader, deze zendt<br />

zyne fpranken tuffchen de ribben, die zich met de 1 uffchenribbige<br />

aders vereenigen : één van deze takken gaat na de<br />

fpieren, en de andere is onder de huit geplaaft, waar van<br />

daan de eerfte de diepe en de andere de buitenfte Leverader<br />

wordt genaamt: de diepe loopt langs het opperarmbeen nevens<br />

de Oxelflagader, en deszelfs zenuw loopt neerwaarts<br />

en verdeelt zich by de geleding van den elleboog in twee takken,<br />

deze takken loopen over malkander, en itrekken zicli<br />

uit door den voorhands ringband na den palm van de hand en<br />

de binnenfte deelen van de vingeren -, deelende in hunnen<br />

loop verfcheide fprankjes aan de byleggende fpieren meede:<br />

de buitenfte.loopt langs het fpeekbeen, en geeft aan den duim<br />

en aan den wysvinger twee takjes , maar aan den middeniten<br />

vinger één. ', ,<br />

V Spruiten uit de gemelde twee takken, waarvan de ee


Van de Aderen. 203<br />

de Vena Bafilica Profunda, en de andere de Vena Bafilica<br />

Subcutanea, Diepe- en Buiten/Ie- of Onderhuits Leverader,<br />

is genaamt, nog andere takken.<br />

A. Ja, want de diepe Leverader maakt, na datze met een<br />

tak van de hoofd ader is vereenigt, een tak, de Vena Communis<br />

Profunda genaamt; deze diepe gemeene Ader zendt<br />

wederom drie takken uit; de eerite is zomtyts dubbeld, en<br />

loopt nevens het ellebeen en omvat de flagader, voorts geeft<br />

hy aan de naaft gelegen fpieren en van binnen aan de vingeren<br />

(pranken: de tweede is langs het fpeekbeen geplaaft,<br />

en loopt onder de fpier, welke den duim buigt, binnewaarts<br />

na den duim, den wysvinger en de naaft bygelege fpieren:<br />

de derde legt by den tuffchenband onder de fpieren , welke<br />

de vingers buigen, alwaar hy zich verdeelt, en te gelyk de<br />

byleggende flagader omvat. De Vena Subcutanea, Onderhuits<br />

Leverader is onder de huit van den arm geplaaft: zy<br />

verdeelt zich in een voorften en in een aehterften tak by de<br />

binnenfte knok van het opperarmbeen : de voorfte loopt<br />

fchuins over den bogt van den elleboog in den tak van de<br />

hoofd ader, en maken te zamen de Vena Mediana, Middenfte<br />

Ader: wat den achterfte tak aangaat, hy wordt mede in<br />

zyn begin dubbeld gevonden, en heeft dus twee fpranken;<br />

de grootfte gaat buitenwaarts langs het elkbeen na de voorhand,<br />

en geeft een fprank tot het maken van de Salvatella,<br />

Milt-Ader: na dat de overige fpranken zich over al in de huit<br />

hebben verfpreidt, wordenze op verfcheide plaatzen weder<br />

met malkander vereenigt : van den tak van de middenfte<br />

ader komt ook een aanzienelyke tak of fprank voort; deze<br />

gaat meeft regt na de voorhand, en wordt op veele plaatzen<br />

met de naby gelegen aderen vereenigt.<br />

V. Welk is de Vena Mediana, Middenfte Ader?<br />

Dd &


Ui® Fan de Aderen.<br />

A. Deze Ader is geplaaft tuffchen de fena Cephalica^<br />

en Hepatica, Hoofd en Leverader: zy loopt fchuins in het<br />

midden van den arm nederwaarts, en verdeelt zich in twee<br />

aanzienelyke takken over het ellebeen, welke veel fpranken<br />

aldaar uitzenden: de binnenfte tak gaat tulTchen denwys-en<br />

den middenften vinger, en ftrekt zich ook wel na den ringr<br />

vinger uit, hy maakt gemeenlyk de Salvatella, Milt Ader:<br />

de buitenfte zend een fprank na de binnenfte deelen van de<br />

voorhand by den duim, er? gaat verder buitenwaarts tuffchen<br />

den duim en den wysvinger: deze tak wordt ook van zommige<br />

de Milt Ader genaamt.<br />

LXIL HOOFD DEE L*<br />

Van de Neergaande Holle Ader.,<br />

V. T 7Ï 7Elk *s de Vena Cava Defèendens, Neergaan-<br />

VV de Holle Ader?<br />

A. Zy is de onderfte ftam van de Vena Cava r Holle<br />

Ader, die van het hart na beneden, of liever van beneden<br />

na het hart gaat.<br />

V. Welke Aders zyn het, die zich in. de neergaande holle<br />

ader ontlaften ?<br />

A. De Middenrifts- Lever- Galdoosjes- Uitmelkende*<br />

Zaad- Heiligbeens- Onderbuiks- en Darmbeens Aders, en<br />

wanneer de neergaande holle ader den naam van Cruralis,<br />

Dyëbeens Ader, aanneemt, als dan wordt het bloed van de<br />

Spier- Knie- Heup- Kuit en Moeder-ader na de Dyëbeens<br />

Ader gevoert, en vervolgens in de neergaande holle ader<br />

ontlaft.<br />

V. Welk zyn de Vense Diaphragmaticss, of Phrenicae ?.<br />

Middenrifti Aders?<br />

\ • A


Van de Aderen. Hi1<br />

A. Zy zyn die Aders, welke aan het begin of bafis van,<br />

de neergaande ader zich ontlaften; en welker fpranken zich<br />

in het Middenrift, Middenfchot en Hartszakje verfpreidcn.<br />

V. Welk zyn de Vena; Hepaticse, Lever aders?<br />

A. Wanneer de neergaande holle ader het middenrift<br />

doorboort, wordt ze wyder en maakt als een boezem aan<br />

de reehterzyde van den ruggraad, alwaar zy aan de Lever<br />

vaft is; aan deze verwydering zyn de Leveraders, beftaan»<br />

de gemeenelyk in drie groote, en veel kleine takjes, die zich<br />

met een oneindig getal fprankjes door de geheele Lever uitbreiden<br />

, en over al door inmonding met de uiteindens van<br />

de poort-ader vereenigen.<br />

V. Welk zynde Vena; Atrabilariae, o/Adipofa, Zwarte,<br />

Galdoosjes, of Pet-aders?<br />

A. Deze Aders zyn niet anders als de vaten, welke van<br />

de zoogenaamde zwarte galdoosjes met de Vena Emulgentes,<br />

Uitmelkende Aderen, gemeenfchap hebben : nochtans<br />

gebeurt het zomtyts, dat eenige van haare fpranken met de<br />

Aderen van het Middenrift vereenigen.<br />

V Welk zyn de Vense Emulgentes, Uitmelkende Aders ?<br />

A. Deze Aders zyn zomtyts in haar begin of oorfprong<br />

dubbeld, en zyn by het eerfte wervel van de lendenen op<br />

beide zyden van de holle ader geplaaft: digt by de nieren<br />

verdeelen ze zich in twee, drie, vier of vyf takken; derzelver<br />

fpranken, die zeer veel zyn, worden door de geheele<br />

fcelfsftandigheid van de nieren verfpreidt.<br />

V. Welk zyn de Venae Spermaticse, Zaad Aders) „•<br />

A. Daar zyn twee Zaad Aders een rechter- en een linker;<br />

de rechter Zaad Ader ontlaft zich in den tronk der holle<br />

ader, en de linker in de uitmelkende ader : zy loopen<br />

fchuins neerwaarts, in de Mannen over het fchaambeen door<br />

Dd %


5.1$ Van de Aderen.<br />

de fcheueen van het Buik vlies in het Scrotum , of den . Balzak<br />

na de Tejliculi, Ballen: in de Vrouwen gaan zy niet door<br />

de fcheuten van het Buikvlies, maar loopen gedeeltelyk na<br />

de Ovaria, Eyernesjes, en gedeeltelyk na den bodem van dc<br />

Lyfmoeder.<br />

V Welk zyn dc Vena? Lumbares, Lenden-Aden)<br />

A. De Lenden-aders zyn die bloed aanvoerende vaten,<br />

welke uit de lendenen voortkomen en zich in de holle ader<br />

ontlaften : dezelve zyn achter op de lenden wervelen geplaaft:,<br />

en gaan tulTchen derzelver openingen, nevens de zenuwen<br />

, na het rugmerg , alwaar aan beide zyden van het<br />

rugmerg twee takken van de inwendige krop aderen na beneden<br />

loopen, met wien zy zich door Anajlomofis, Inmonding<br />

yereenigen.<br />

V. Welk zyn de Venae Sacrse, Heiligbeens Aders?<br />

A. De Aders van het heiligbeen komen voort van de holle<br />

ader, alwaar zy zich in twee takken verdeelt onder de<br />

groote flagader by het laafte wervel van delendenen,, van<br />

daar gaan zy na de darmbeenderen , waarop zy gelegen<br />

zyn, en worden genaamt Vena Iliaca, Darmbeens Aders:<br />

tuffchen de gemelde twee takken van de holle ader loopt gemeenlyk<br />

de Vena Sacra, Heiligbeens Ader, welke meeft al<br />

dubbeld is: zy loopt door de voorfte gaten van het heiligbeen<br />

na het rugmerg, van deze ader ftamt aan weerszyde de<br />

darmbeens ader af.<br />

V Welk is de Vena Iliaca Interna, Inwendige Darm*<br />

teens Ader ?<br />

A. Deze Ader geeft aan den onderbuik een aanzienelyken<br />

tak', Vena Hypogajlrica, Onderbuiks Ader genaamt:<br />

een gedeelte daarvan gaat na de fpieren van den rechten darm,<br />

en deze tak met deszelfs fpranken zyn de Vena Hamorrhoidales


Van ie Aderen. ,<br />

Mes Extern*, Buitenfte Speen-aders; het ander gedeelte<br />

gaat na de fchaambeenderen, de Blaa en deMannetl'<br />

roede: maar m de Vrouwen gaan deSZelf5 meefte fpnnken<br />

Zy I TT' L<br />

y f<br />

T eder<br />

' » morden verder in de ?<br />

welyke deelen mtgelpreidt, en met de Schaam-ader vereënigc,<br />

aaC? mik<br />

" ^<br />

V C n a IIiacaExteraa<br />

> ^enfle Darmbeens-<br />

A Dezelve is een tak van de Darmbeens ader: zy klimt<br />

van den buik na den navel, voorder verdeelt zv zich in da<br />

fpieren^ den buik, in het buikvlies, en in de"huk.<br />

&<br />

^. w


5^ Van de Aderen.<br />

van de Dyëbeens ader: zy loopt onder de huit in de knie,<br />

cn ftrekt tot aan den hiel uit: zy fprcidt niet alleen haare<br />

fpranken aan de omleggende fpieren, maar ook aan de MaU<br />

leoli of knokken van beide de voeten utt.<br />

V. Welk is de vierde tak van de Dyëbeens ader?<br />

A De Vena Suralis, Kuit Ader: zy is in de fpieren van<br />

de kuit verfpreidt, en zendt haare fpranken uit tot over den<br />

rug van den voet, alwaar men ze duidelyk onder de huit ziet<br />

lQg<br />

f n<br />

'welk is de vyfde of laafte tak, namentlyk de Vena<br />

Saphsena, Moeder Ader?<br />

A Deze Ader loopt aan de binnenfte zyde van den voet,<br />

nevens de groote zenuw tuffchen de fpieren en de bekleedzelen<br />

na de buitenfte knok nedewaarts; zy is een aanzienlyk<br />

vat en geeft meenigvuldige fpranken van zich aan de naait<br />

by gelegen deelen: zy gaat over den rug van denvoetnaalle<br />

de teenen»<br />

V Alvorens -wy tot deVena Port*, P oort-ader, overgaan,<br />

moetik noz vragen, of 'er niet een ader is, welke zich on<br />

middelyk in de linker holligheid van het hart ontlqft > word<br />

Vr zoo een ader gevonden)<br />

A Ta, namentlyk, de Vena Pulmonahs, Long Ader.<br />

Geef eens eene korte befchryving van deze Ader .<br />

A Deze Ader wierdt eertyts Arteria Venofa, Aderachtiee<br />

'Slagader genaamt: zy is aan de linker Ventriculus oi<br />

olligheid van het hart vaft, en heeft aldaar een boezem als<br />

de groote Slagader ; aan deszelfs uiteindens zyn twee driepuntige<br />

klapvliezen: by het hart wordt ze intweetakken<br />

verdeelt- deze takken verfpreiden zich even als de takken van<br />

de Longflagader door de geheele long, en loopen over-de<br />

takken van de Luchtpyp, en blyven dezelve by tot aan


Van de Aderen, %f J<br />

deszelfs blaasjes: aan de andere zyde loopen de takjes van<br />

de Longsflagader op zoodanig een wyze , dat de Longpypjes<br />

tulfchen de Aders en Slagaders in het midden zyn<br />

geplaaft: eindelyk maken de uiteindens van de Aderen en<br />

Slagaderen , ter plaatze daar de Luchtpypjes in zuivere blaasjes<br />

eindigen, een zeer dun net, waarmede deze kleine blaasjes<br />

overtrokken worden.<br />

LXIIL H O O F D D E E L .<br />

v<br />

' \A7 EIke<br />

Van de Poort-Ader.<br />

^<br />

h het 3 die Vena Portó<br />

> F<br />

° ort<br />

~<br />

V V ader, wordt genaamt ?<br />

A. De Poort-ader is een byzondere ader: zy is in den<br />

buik geplaaft, en heeft geen f'alvula, Klapvliezen: in dezelve<br />

wordt het bloed van alle ingewanden, welke in den<br />

buik worden gevonden, toegevoert: zy heeft de gedaante<br />

van een omgekeerden boom, wiens wortels in de Lever zyn<br />

verfpreidt, en deszelfs ftam uit de Lever nederwaarts zendt<br />

waar aan eenige zytakken worden gevonden , maar wiens*<br />

mterfte ftam in een meenigte van takken en fpranken door het<br />

geheele Me/ent erium r Darmfeheil, en de darmen wordt uitgezonden.<br />

V Gy hebt de wortels en de Bafis van de Poort-ader in<br />

en by de Lever en uit dezelve nederdalende met de zy takken<br />

en andere takken, die uit het uiterjle van den Jlam voortkomen,<br />

befchreven, wordt dan van de Bafis van de Poortader<br />

het bloed na het uiterjle van den Jlam en na de takken<br />

gevoert?<br />

A. Neen,, maar de takken in den darmfeheil, Vena Mei<br />

Jeraicd^


2u$ Van de Aderen.<br />

Ceraica, Darmfcheels aders genaamt, en in de darmenbreriS<br />

.gen het bloed uit deze ingewanden in den ftam, en zoo<br />

doen ook de zytakken : want de onderfte zytak , Tem<br />

Epiploica Dextra, Rechter Darmnets A der genaamt, brengt<br />

het bloed uit het net in den ftam; de rechter zytak,, welke<br />

iets hoger is, brengt het bloed van de rechter zyde van het<br />

net by de maag na den ftam, en wordt Vena Gaflro-Epiploica<br />

Dextra Rechter maags en Darmnets Ader genaamt:<br />

aan dezelve zyde boven de Rechtermaags ader, wordt de<br />

twaalf vingeren darms ader ingeplant, nemende haar oorfpronk<br />

van den gemelden darm , en wordt genaamt Vma<br />

Duodena; nog hoger is een tak, welke zich mede in den<br />

ftam digte by de Bafis van den ftam ontlaft, komende voort<br />

van de rechter zyde van de maag., en deze biet de Vena<br />

Gajlrica Dextra, Rechter Maags Ader: aan de linker zyde<br />

gaat een tak na de milt, Ramus Splenicus, of Lienaris,<br />

Milttak genaamt: tuffchen de maag en de milt zyn de Vafa<br />

Brevia, Korte Vaten, deze ontlaften door den milttak het<br />

bloed in de Poort-ader: aan.de onderfte zyden van den tak<br />

het naaft na de milt toe is een tak , die uit den miltstak fpruit,<br />

deze verfpreidt zich in de maag en in het net, en wordt<br />

Vena Epiploica Siniflra , Linker Darmnets Ader genaamt:<br />

uit den miltstak fpruiten twee takken , een na boven na de<br />

maag, en een na het net en de maag, de eerfte is de Vena<br />

Gafir'm Simjlra, Linker Maag Ader., en de andere is de<br />

Vena Gaftro-Epiploica Siniflra., Linker Maag en Darmnets<br />

Ader; deze twee Aders zyn het naaft aan de korte<br />

vaten en de linker Darmnets Ader geplaaft: in den Milttak<br />

digte by den ftam van de Poort-ader ontlaft zich de<br />

Vena Pancreatica, Klierbeddens Ader, nemende haar oorfpronk<br />

van de gemelde klier: tegen aan den ftam ; daar<br />

de


Van de Aderen. 21T<br />

de Milttak zich ontlaft, is de Vena Hcemorrhoidalis Interna,<br />

inwendige Speenader, geplaaft ; zy komt van den rechten<br />

darm: het bovenfte, dat de Bafis van de Poort-ader uitmaakt,<br />

ismeteen boezem voorzien, waaraan twee Galblaasaders<br />

zyn te zien, die van de Galblaas voortkomen.<br />

; V. Op-wat manier maken al dc genoemde vaten een vat',<br />

namentlyk de Poort-ader , en op wat wyze gaatze in de Lever<br />

?<br />

A. Al deze vaten maken een vat, namentlyk de Poortader,<br />

door de vereeniging van de vaten met malkander: by<br />

voorbeeld, de Darmfeheil aders, de inwendige Speenader,de<br />

rechter Darmnets ader vereenigen te zamen, en worden<br />

een tak, Ramus Meferaicus, Darmfeheil - tak genaamt: de<br />

Maagaders, de korte vaten, de linker Darmnets ader, de<br />

linker Maag ader, de linker Maag- en Darm en Nets ader,<br />

en de Klkrbeddens ader maken ook een tak, namentlyk den<br />

Ramus Splenicus, Milttak: deze tot een vat vereenigt zynde'<br />

makeneen kort dik vat, het welk de VenaPorta, Poort-ader is;<br />

in de Poort-ader nu ontlaften zich onmiddelyk de Galblaasaders,<br />

de n.chter Maag ader, en de twaalf vingeren Darmsader,<br />

na datze al tot een vat geworden is: dit vat nu, of de<br />

Poort-ader gaat in de Lever, ontrent in het midden van deszelfs<br />

oppervlakte tuffchen de verhevenheden, welke de ouden<br />

Pulai, Poorten hebben genaamt: als de Poort-ader in de<br />

Lever is ingegaan , wordt dezelve met een fterk vlies bekleedt;<br />

ontrent een hal ven duim in de Lever gekomn zynde,<br />

wordt ze tot een grooten boezem uitgebreidt, waaruit<br />

vyf groote en wyde takken fpruiten, welke zich in een onnoemlyk<br />

getal kleine takjes verdeden, en door het geheele<br />

lichaam van de Lever worden verfpreidt.<br />

r* Wordt het bloed uit den boezem na de vyf takken,<br />

E e vei*


-21 5<br />

Van de Aderem<br />

welke uit dezelve fpruiten, gezonden, of ontfangt de boeze<br />

bet bloed uit üeze takken van de Lever ?<br />

A. Het bloed wordt uit den boezem na de takken, en<br />

200 door het geheele lichaam van de Lever gezonden; zoo<br />

dat de Poort-ader, die het bloed uit zoo veele ingewanden<br />

door kleine takjes had verzamelt, hier ter plaatze het werk<br />

van een flagader verrigt, namentlyk het bloed uit den boezem<br />

door de vyf gemelde takken na de Lever te zenden.<br />

V. Zyn de wonden van de op- en nedergaande bolle ader<br />

van de bolle- en van de ongepaarde ader 7 als mede van de<br />

Poort ader doodelyk ?<br />

A. Ja, al deze wonden, als mede van alle de aderen,<br />

die onmiddelyk de groote ftammen maken, zyn zoo wel volkomentlyk<br />

doodelyk, als de wonden van de flagaderen; aamentlyk<br />

indien de aders zoo diep zyn geplaaft, dat het on*<br />

mogelyk is dezelve te drukken, te binden, te onderfcheppen<br />

of door eenige plaatsmiddelen te bereiken.<br />

V. Alvorens wy een einde van de Aderen maken: zeg my<br />

eens, welk is bet werk van de Poort-ader)<br />

A. De Poort-ader doet het werk zoo als wy gezegt hebben<br />

van een Ader en van een Slagader: als een Ader wordt<br />

het bloed van de deelen, welke in den buik leggen, door deszelfs<br />

ftam na den boezem gevoert, en als een flagader brengt<br />

Zy het bloed in de Lever: maar alzoo de poort-ader geen<br />

klapvliezen en geen klopping heeft, en dezelve opwaarts<br />

klimt, zoo is het, dat de omloop van het bloed in de Lever<br />

langzaam gefchiedt, waar uit het niet moeijelyk is te begrypen,<br />

dat het bloed door deze trager beweging aan verdikkinge<br />

onderhevig is , waar uit zwaare ziektens konnen ontftaan 9<br />

zoo als verfcheide geleerde Mannen zeer wel hebben aangemerkt,<br />

LX1V.


Van de bovenfte holligheid of van het Hoofd. 219<br />

LXIV. HOOFDDEEL.<br />

Van de bovenfte holligheid of van het Hoofd.<br />

V. T 7t JT hebben reets gefproken aangaande de ge-<br />

V V daante van het Hoofd, namentlyk dat het<br />

rond en aan de zyden een weinig plat is: ook hebben wy de<br />

beenderen van het Bekkeneel en al de beenderen, welke het<br />

geheele Hoofd uitmaken , en derzelver geleding befchouwt:<br />

daarenboven hebben wy de huit, de fpieren, de zenuwen, de<br />

Jlagaders , de aders en de klieren , welke aan en in het<br />

hoofd worden gevonden, vertoont: welke deelen moet men nog<br />

aangaande het hoofd aanmerken ?<br />

A. De buitenfte en binnenfte vliezen van het Bekkeneel,<br />

de groote en de kleine heriTenen, en alzoo het rugmerg van<br />

de heriTenen voortkomt, zou men gevoegelyk ook liet rugmerg<br />

als een aanhangzel van de heriTenen konnen nabeuren»<br />

V. Zyn ''er geen andere deelen buiten het Bekkeneel in het<br />

Hoofd geplaaft, dewelke ook onze aandagt verdienen ?<br />

A. Ja, want al de zintuigen hebben in het hoofd haren<br />

voornamen zetel; als namentlyk het gevoel, het gezigt, de<br />

reuk, de fmaak, het gehoor: wy meinen derhal ven, dat niet<br />

alleen de heriTenen, als zintuigen van het gevoel, maar ook<br />

de oogen, de neus, de mond, en de ooren, als werktuigen<br />

van het gezigt, van den reuk, van den fmaak, en van het gehoor,<br />

waardig zyn naauwkeurig befchouwt te worden.<br />

Ee % LXV:


Van de vliezen van hef Bekkeneel<br />

LXV. HOOFDDEEL.<br />

Van de vliezen, welke het Bekkeneel van buiten<br />

en van binnen bekleeden.<br />

y T TJElk is het vlies, het welk het Bekkeneel van<br />

V V huiten bekleedt ?<br />

A. Het Fericranium, Pan vlies.<br />

V. Is''er eenig onderfcheid tuffchen ^ Perieranium, Fan<br />

vlies , en het Periolleum, Beenvlies ?<br />

A. Daar zyn 'er die zeggen, dat het Bekkeneel met een<br />

Pan-'en met een beenvlies wordt bekleedt; en dan hebben<br />

zy het peesachtig uitfpanzer van de voor- en achterhoofd<br />

fpieren voor het Panvlies genomen; of het breede peesachtig<br />

uitfoanzel, Aponeurofis, met het Panvlies vermengt: en deze<br />

deelen moet men wel van den anderen onderlcheiden, ze»<br />

dat het Fericranium niets anders is als het gemeene Feriofleum,<br />

wordende alleenlyk Panvlies genaamt, om dat het<br />

van buiten de beenderen van de herflenpan of van het Bekkeneel<br />

bekleedt. . .<br />

V. Wat moet men aangaande bet Pericranium, Fanvlies<br />

aanmerken? .<br />

• A. Dat het even als het gemeene Ferwfleum, Beenvlieseen<br />

zeer duo zenuwachtig en' zeer gevoelig vlies is: dat hec<br />

door eenige vezelen, welke door de naden van de pan heen*<br />

gaan aan het harde heriTenvlies Dura Mater, wordt gehegt,<br />

en dat-het aders, flagaders, en zenuwen ontfangt;- nament-:<br />

lyk aders van de Jugulares Extern* , buitenfte Krópaders,<br />

Slagaders van de Carotides , Kropflagaders, en zenuwen<br />

van het vyfde paar der heriTenen* en van het tweede<br />

paar van den Neck,


ym de Hersenvliezen. £ % f<br />

• Vi Welk zyn de vliezen, welke het Bekkeneel van binnen<br />

bekkeden ?<br />

A. De vliezen, welke het Cranium van binnen bekleeden»<br />

worden Meninges genaamt: zy zyn twee; namentlyk, een<br />

dik, en een dun herllenvlies.<br />

V. Welk is het dikke Herjfenvlies, Dura Mater<br />

naamt)<br />

H e t 19 e e n rterk<br />

f\ dik vlies, bekleedende de geheele holligheid<br />

van het bekkeneel, en omvat te gelyk al de bedienen:<br />

het kleeft zeer vaft aan de Bafis van het bekkeneel, en aan de<br />

naden door de vezelen en vaten, welke het na het Panvlies<br />

zendt: ook is het aan het dunne herlTenvlies en aan de herstenen<br />

door wederzydfche vaten vaft: daarenboven geeft het<br />

een rok aan alle zenuwen, welke van de heriTenen haar begin<br />

hebben, en zulks doet het ook aan het Medulla Spinalis,<br />

Rugmerg, en deszelfs zenuwen: het is rouw na het bek-<br />

rU f J<br />

m a a r<br />

l a d n a d e h e r f f e n e n ;<br />

^<br />

eindelyk moet men het<br />

dubbeld aanmerken, want zulks is gemakkelyk aan deszelfs<br />

binnen zyde te zien , maar zeer bezwaarlykaan de buiten zyde<br />

naait het bekkeneel.<br />

V. Heeft het dikke Herjfenvlies, Dura Mater,, ook Sinus,<br />

Boezems ojgroeven?<br />

A. Ja, want aan het dikke HerlTenvlies ontdekt men de'<br />

Sinus Longitudinalis T Langwerpige boezem : deze begint<br />

aan het looze gat in het bovenfte deel van den Hanekam, en<br />

toopt langs het bovenfte deel van de zeyffen ; en eindigt<br />

daar de zeyffen eindigt: hy legt recht onder den pylnaad,en<br />

wordt daarom ook Sinus Sagittalis, Pylwyze Boezem<br />

genaamt Daarenboven zyn 'er nog twee zydelingfche Boezems,<br />

Laterales genaamt: deze gaan door een krommen<br />

veg over de zyden van het achterhoofd* heen, en gaan met<br />

Ee i heK


Fan de HerJJenvliezèn,<br />

het achterfte paar zenuwen door een en hetzelve gat uit, en<br />

ontlaften zich in de binnenfte Kropaders : eindelyk is 'er<br />

nog een boezem; deze loopt door het breede eind van de<br />

zeyffen, en eindigt, daar de zydelingfche boezems met de<br />

langwerpige vereenigen.<br />

. F. Zyn dit al dc Boezems \<br />

A. De vier gemelde Boezems zyn de voornaamfte: maar<br />

behalven deze zyn 'er nog zes andere.<br />

F. Welk zyn die ?<br />

A. (0 De Sinus Superiores, Bovenfte Boezems genaamt,<br />

zyn twee, zy komen van de achterfte uitftekken van den<br />

turkfchen zadel, en loopen langs de bovenzyde van het binnenfte<br />

uitfteekzel van het fteenbeen, en nedergaande eindigen<br />

zy in de zydelingfche groeven. (2) De Sinus Inferiores,<br />

Onderfte Boezems, deze zyn ook twee, zy komen van dezelve<br />

plaats als de bovenfte, en loopen over de vereeniging<br />

van liet fteenbeen met het achterhoofds been, en eindigen in<br />

de zydelingfche groeven, daarze uit het bekkeneel gaan. (3)<br />

De vyfde groef is, die over het derde voortbrengzel, of<br />

voortgang van het dikke herlTenvlies loopt: dezelve verdeelt<br />

zich in twee takken, waarvan de.eene in de zydelingfche<br />

boezems, en de andere in de wervelbeens boezems eindige.<br />

(4) De laafte of de zesde is de kringachtige boezem; hy<br />

wordt dus genaamt, om dat hy de ilymklier omringt: deze<br />

boezem heeft gemeenfchap met de bovenfte en met de onderfte<br />

boezemen. Behalven deze opgemelde boezems van het<br />

dikke herlTenvlies worden 'er nog andere opgetelt, maar<br />

alzoo dezelve niet altydt worden gevonden, zoo zyn ze ook<br />

van weinig aangelegenheid.<br />

V. Zyn deze boezems van eenig vcezentlyk nut ?<br />

A. Ja, want zy het bloed van de aderen ontfangen, arn<br />

wel^


Van de Hefjfenvliezen, i2£<br />

welke zy als zoo veel tronken verftrekken, waar door het<br />

bloed in de Vena Jugulares Interna, Binnenfte Kropaders,<br />

wordt ondalLj<br />

V. Heeft het dikke Herjfenvlies ook eenige voortgangen<br />

of voortbrenzels ?<br />

A. Ja, het heeft drie voortgangen, welke door de verdubbeling<br />

van hun binnenfte vlies worden gemaakt: de eerfte<br />

komt door een naauw beginzel van den hanekam, waaraan<br />

hy ook vaft is; als hy het achterhoofd nadert, wordt hy<br />

breedcr, en daar hy eindigt is hy alderbreedft, namentlyk,<br />

daar de langwerpige boezem een einde neemt: door dezen<br />

voortgang worden de heriTenen in twee halfrontens verdeelt :<br />

naby het Corpus Callojüm, Weerachtig Lichaam, maakt hy<br />

de figuur van een zeilfen, en wordt daarom Falx, Zeiflen genaamt.<br />

Dc tweede voortgang of voortbrengzel fcheidt de<br />

groote van de kleine heriTenen onder by het verlangde hersienmerg:'dit<br />

voortbrengzel is zeer dik en fterk, en dient op<br />

dat het gewigt van de groote heriTenen de kleine heriTenen,<br />

die 'er onderleggen , niet beiedige Het derde voortbrengzel<br />

is liet kleinfte, en fcheidt de uiterlyke ftoffe van de kleine<br />

heriTenen in twee uitpuylingen.<br />

V. Welke is het dunne Hersenvlies, Pia Mater genaamt ?<br />

A. Het is een dun dubbeld vlies, onder de Dura Mater<br />

geplaaft, het bedekt de heriTenen onmiddelyk: deszelfs binnenfte<br />

vlies is wyder als het buitenfte, om dat het tufkhen<br />

de kringen en plooyen van de herffenen om dezelve van een<br />

te Icheiden loopt: dit vlies is meeft uit een zamenwcefzel van<br />

bloedvaten te zamengeftelt.<br />

V. Is 'er nog een vlies tuffchen de Dura Mater, en de Pi»<br />

Mater gelegen ?<br />

A. Ja, maar het zelve is by uitftek dun* en wordt 71*nim


* Tan de Herffenvliezen.<br />

nica Arachnoldea, Spinnewebbe Vlies genaamt: dit Vlies<br />

is op het duidelyklt by de kleine heriTenen en aan het rugmerg<br />

te zien.<br />

• V. Welke vaten worden aan de Herffenvliezen toegeëigent<br />

?<br />

• A. In het Spinnewebbevlies worden geen zekere vaten<br />

ontdekt, hoewelze van zommigen worden afgetekent: maar<br />

door het dikke herlTenvlies worden de flagaders zierlyk verbreidt,<br />

even als of het takken van boomen waren. Een van<br />

deze takken komt van de Carotides , Kropllagaderen, en<br />

wordt door het voorfte en benedenfte deel van de Dura Mater<br />

verfpreidt. Een tweede tak komt door het gat van het<br />

'bekkeneel Foramen Arteria Dura Matris, Dikke HelTenvlies<br />

Slagaders gat genaamt, en loopt tot aan den langwerpigen<br />

boezem, verfpreidende zich door de zyden van het harde<br />

herlTenvlies. Een derde en de laafte tak is eén fprank van<br />

de wervelbeens llagader en ader, welke laafte door het gat<br />

achter het uitfteekzel van het achterhoofd uitgaat: deze worden<br />

door het achterfte deel van de Dura Mater, of het dikke<br />

herlTenvlies verfpreidt ?<br />

V. Welke aders worden aan de Hersenvliezen toegeëigent*<br />

A. De aders, dewelke aan het harde Herlfenvlies worden<br />

toegeëigent, zyn van een dubbeld zoort: eenige zyn<br />

gemeene aders, en eenige zyn van een driehoekige figuur,<br />

en worden boezem hollen genaamt.<br />

V. Hebben de vliezen van de Herffenen ook zenuwen ?<br />

. A. Ja, namentlyk het harde HerlTenvlies heeft zenuwen<br />

van het vyfde paar; maar in de zelfsftandigheid van het dun-,<br />

ne HerlTenvlies zyn ze niet ligtelyk te ontdekken.<br />

V. Welke takken van flagaderen worden in het dunne<br />

Herjfenvlies eigentijk verfpriedtï


Van de Herjjenen.<br />

A Het zyn fpranken van de inwendige flaap- -en wervelfceens-flagaderen.<br />

V. Welk is bet.gebruik van de Herjjenvliezen)<br />

A. Zy dienen om de heriTenen te bekleeden en 'te befchermen,<br />

en om de bloedvaten te onderfleunen: -eneindelyk<br />

dient het harde herlTenvlies aan het bekkeneel van binnen in<br />

plaats van het beenvlies.<br />

LX VI. H O O F D D E E L .<br />

Van de Groote en Kleine Herjfenen, m van hét<br />

Ruggemerg.<br />

V. ~\f\Oe voorden de Herjjenen verdeelt ?<br />

A. l i De heriTenen worden in tween gedeelt : dat<br />

gedeelte, het welk meeft na voren van het bekkencel legt»'<br />

is het Cerebrunit en het gedeelte, dat na achteren onder het<br />

achterfte deel van het bekkeneel legt, en door den tweeden<br />

voortgang van het harde herlTenvlies onderfteunt wordt, is het<br />

Cerebellum: beide de heriTenen, en derzelver vliezen worden<br />

door het bekkeneel als in een becne doos omvat, op dat niets<br />

derzelver zachte ftofte mogt beledigen.<br />

V. Wat figuur hebben de Herjfenen, Cerebrum, groote<br />

Herjfenen genaamt>.<br />

A. Derzelver gedaante is eyrond, en wordt door het eerfte<br />

voortbrengzel van het harde herlTenvlies in een rechter<br />

en in een linkerzyde verdeelt: van buiten vertoonen de hers«<br />

fenen een gedaante van te zamen gekronkelde darmen.<br />

V. Welk is de zelfsfiandigheidvanhetQzebmm, of grofc<br />

te Herjjenen ? '.<br />

A- Deszelfs zelfstandigheid is van buiten fchorsachtig*<br />

Ff et*


£g$ Fan de Ber-ffenem<br />

en wordt Subjlantia Cortkalis, Schorsachtige' Stoffe genaamt^<br />

zy ziet graauwachtig, en wordt daarom ook wel:<br />

Subjlantia Cinericea,. Afchgraauwe genaamt: van binnen is<br />

deszelfs zelfsftandighied. mergachtigen wordt daarom Sub-<br />

Jldntia Meduliaris genaamt: dit deel van de heriTenen ie wit,,<br />

en vader als hetrgraauwe gedeelte: van deze Subjlantia Medullar<br />

is zyn de zenuwen af kom (lig; zy reikt tot aan het einde<br />

van liet ruggemerg „ en verdeelt zich eindelyk in verfcheide<br />

vezelen.<br />

F. Is deSubftantia Córticalis , Schor s acht ïge Zelfsflandigbeid<br />

van de tïerffehen Klier- of Faatachtig ?<br />

A. Zy is alleen uit een oneindig getal bloedvaatjes te zamengeftelt,<br />

en uit dien hoofde vaatachtig.<br />

F. Wat moet men aangaande de buitenfte gedaante de<br />

groot e herjfenen aanmerken P<br />

A. Dat fchoon de buitenfte gedaante van het Cerebruni<br />

door deszelfs kronkelingen kleine darmen vertoont, en van<br />

buiten graauw is,. dat nochtans in het midden van yder omkrinkeling<br />

het begin van de mergachtige ftoffe is; zoo dat<br />

de afchgraauwe zelfsftandigheid altydt buiten is.<br />

F.. Geef eens eene- korte befchryving van bet maakzel v<br />

de groote MérffenenCe'rebr urn ?•'<br />

At Dé binnenfte zelfsftandigheid van. de rechter en linkerzyde<br />

van de groote herffenen met malkander vereenigende<br />

laat een kléine ruimte tulTchen beide r welke het Centrum.<br />

Ovale' y Ëyronde Middelpunt maakt: het bovenfte van<br />

deze plaats is het Corpus Cdllofum r Weerachtig Lichaam,<br />

het onderfte van déze plaats ï$ de binnenfte fubftantie van de<br />

twee zyden dér heriTenen r welke als in twee böndels zyn te<br />

zamen; vergadert,, en de; Crura? Medulla Oblongata\ VerlingdtMérgsd^é'n<br />

worden-genaamt; boven dezelve zyn de<br />

C


.¥m de Herjene^<br />

^Corpora ^t^tdta, Geftreepte Lichaamen zynde twee tiit-<br />

^fteekzels ^ en de Thalami Nervorum Optkorum, Gezigts<br />

Zenuw Kamers: de Dyën vereenigende maken het Medulkt<br />

Oblongata, Verlengde Merg, waar aan vier uitftekken zyn,»<br />

•billen en .ballen genaamt: ntqhter deze uitftekken maakt de<br />

mergachtige zelfsftandigheid van de kleine heriTenen, ook in<br />

twee bondels gefcheiden, .aan yder zyde van het verlengde<br />

merg noch drie uitftekken, en dan,gaat het Medulla Oblongata<br />

uit het bekkeneel in de wervelbeenderen, alwaar het<br />

verlengde merg den naam van Medulla Üpinalis,, Rugge-<br />

•merg, verkrygt.<br />

F. Om een klaarder denkbeeld van de Herjjenen te hebben,<br />

zullen wy het Corpus Cailofum, Weerachtig Lichaam,<br />

de Corpora Striata, Geftreepte Lichaamen, en al de andere<br />

deelen, welke de Herfjenen te zamen /lellen, yder op Jjaar<br />

zeiven onderzoeken, Welk is het Corpus CaHofum, •Weerachtig<br />

Lichaam)<br />

A. Het is dat gedeelte van het Cereh%m^ dat zich terftont<br />

onder het eerfte voorbrengzel van het harden HerlTenvlies<br />

onder het einde van al de bogten van de heriTenen vertoont,<br />

zoo dat het niet anders is, als een bekleedzel van de<br />

tweezyds holligheden door de vereeniging van de mergachtige<br />

vezelen van yder zyde-gemaakt.<br />

,F. Welk zyn die tweezyd Holligheden)<br />

A. Zoo haaft als men het weerachtig lichaam heeft weggenomen,<br />

ziet'men de zeiven: zy ftreüken van het. voorfte<br />

-deel van de heriTenen na achteren toe: zy zyn van.achteren<br />

breeder als van voren, en worden door een dun doorfchynend<br />

vlies verdeelt.<br />

F. Waar van is 4it vlies afkomjlig^


s 20 de Herjfenen..<br />

A' Het is van onderen van het weerachtig lichaam a£komftig,<br />

en is uitgeftrekt tot aan deszelfs bovenfte gedeelte<br />

Fornix -> Verwelfzel r en wordt Septum LucJdum, Doorfchynend<br />

Middenfchot genaamt.<br />

^. jfóA ajw ft uitftekken r welke inde tweezydbolhghe^<br />

den worden gevonden ?<br />

A. Deze uitftekken- zyn vier', namentlyk de twee geftreepte<br />

lichaamen , en de twee gezigt zenuw kamers..<br />

V. Welk zyn de geftreepte Lkhaamen ?<br />

A De Corpora Striata, Geftreepte Lichaamen, zynde<br />

punten van de verlengde mergsdyën : zy zyn lang, en komen<br />

van de zyden van de twee andere uitfteekzels nederwaarts;<br />

van buiten zyn. zy afchverwig, maar van binnen<br />

hebbenze veele witte ftreepen, zynde een mengzel van de<br />

merg- met de fchorsachtige zelfsftandigheidfc, voorts worden<br />

zy door een mergachtig voortbrengzel te zamen gevoegt.<br />

V. Welk zyn de twee andere uitjleekzels y Gezigt zenu<br />

hamers genaamt ? ,<br />

A: Deze uitftekken; worden Thalami Nervorum Optiec*<br />

mm genaamt, om dat de gezigtzenuwen uit dezelve haar<br />

©orfprong hebben: zy zyn. van buiten witachtig, maar van<br />

binnen een weinig graauw: men vindt dezelve aan het bovenfte<br />

van de Crura Medulla Ohlongat


yair de Herjjenen\<br />

F. Welk is het verwelf zei 3 Fornix genaamt *<br />

. A. Het verwelfzei is een dun en- breed voortbrengzel ba*ven<br />

de geftreepte lichaamen en de gezigtzenuvv kamers geplaaft:<br />

het heeft zyn oorfprong van de mergachtige zelfftaiv<br />

digheid-: het komt door twee beginzelen van het- voorfte deel<br />

van de holligheden,, en ftrekt zich tot het achterfte deel,<br />

alwaar het by de uitpuylingen, Crura r<br />

Dyën genaamt,<br />

eindigt: dit voortbrengzel hiet het gewelfzel,, om dat het<br />

een bekleedzel voor de derde holligheid is.<br />

F. Welk is die derde holligheid, die door het gewelfzei bekleedt<br />

wordt?<br />

A Deze derde holligheid is een fpleet, tulTchen de verlengde<br />

mergsdyën gelegen, wanneer men deze fpleet van<br />

voren-een-weinig verwydt, dan vindt men een gat, dat rade<br />

Giandula Pituitaria, Slymklier- neergaat: en dit gat is><br />

de ingang van den Infundibulum,, Trechter.<br />

F. Welk is de Trechter)<br />

A. De Infundibulum, Trechter ,, is een kleine goot door de<br />

mergachtige ftoffe gemaakt, met het dnnne herlTenvlies bedekt;<br />

ony deszelfs figuur trechter genaamt: deze goot doorboort<br />

het dikke herffenvlies op dc Bafis van het bekkeneel,,<br />

en daalt tot in de zelflkndighcid- van de Giandula Pituitaria,<br />

Slymklier.<br />

* F. Welk is de Slymklier?-<br />

A. De Giandula Pituitaria, Slymklier is van een'vafte<br />

zelfftandigheid r zy is geplaaft in de Sella Turciea-,- Turk~fche<br />

Zadel, en is bedekt door het dikke en dunne herïïeavlies:<br />

deze klier- ontfangt het eind van den trechter, en*<br />

wordt omringt doorliet Rete Mirabile,-. Wonderbare Net*"<br />

F. Wat is het wonderbare Net ?<br />

A. Uzt.P


f30 &an de 'Herjjenen.<br />

.als een vlechting van de Krop- en Nek flagaderen te zamengeftelt,<br />

dienende om den fnellen loop van het bloed, als-het<br />

'door de teere zelfftandigheid van de heriTenen loopt, te vertragen.<br />

W 1<br />

. Hoe wordt bet kleine gat , het welk -men in de derde'<br />

bolligheid van achteren vindt, genaamt?<br />

A. Dit kleine gat wordt Anus, Aars genaamt: boven dit<br />

gat is de Giandula Pinealts, Pynklier geplaaft.<br />

V. Welk is de Giandula Pinealis, Pynklier)<br />

A. Zy is een Klier zoo groot als een Pynnoot, en is te<br />

&amengeftelt uit dezelve ftoffe als de heriTenen, en wordt door<br />

«enige vezelen aan de billen vaftgehegt,<br />

V. Welk zyn de Nates, Billen?<br />

A. Zy zyn twee uitftekken boven het voorfte deel van de<br />

'goot geplaaft, welke leidt van den Aars na dc vierde holligheid:<br />

zy hebben haren > oorfpronk van het verlengde merg,<br />

zyn redelyk groot, en hebben een eyronde figuur: -evenachter<br />

dezelve zyn twee andere uitftekken Te/les, Ballen genaamt.<br />

V. Welk ^zyn de Teftes, Ballen • der Herjfenen ?<br />

A. Zy zyn de twee gemelde uitftekken even 'achter de<br />

"billen van de HeriTenen geplaaft , beide met een vlies vol<br />

bloedvaten bekleedt: achter de ballen is eene kleine dwarfche<br />

mergachtige uitpuyling., waarvan de Nervi Pat-hetici, Ly*<br />

iende Zenuwen, haar begin nemen.<br />

V. Hoe wordt de Buis, welke'van den Aars na de vierde<br />

Mligheid in dat deel van het verlengde merg, het welke tusfihen<br />

de voor en achter Herjfenen is, loopt, genaamt)<br />

A. Deze Buis wordt .genaamt JJibmus, Inham: het bovenfte<br />

van dezen Buis, dat tuffchen de ballen en het voorfte<br />

wormswyze uitfteekzel van de ^leine heriTenen, Cerebellum,<br />

is,


Fm dc Herjfenen.. % ^<br />

k, wordt genoemt Falvula Major, Groot* Vaivlies: dit<br />

Vaivjiesis van eenmergachtigezeifèlkndigheid: men meentL<br />

dat dit vlies dient om te beletten, dat de wey, die van dé<br />

M e m en zenuwen mogt nederdalen, niet op den grond?<br />

van het bekkeneel valie...<br />

m mik zyn de kleine Herjjéne^ CzrMnm genaamt ?<br />

A. De kleine heriTenen ,. welke ook uit een fchors- en,<br />

mergachtige zelfsftandigheid als de herffenen beftaan , zyn<br />

kieinder al* de heriTenen r ook. maakt derzelver oppervlakte<br />

geen darmwyze kronkels; maar rechte plooyen,. gelyk ftroo.<br />

ken van cirkel* in malkander gefchikt;. zy zyn van voren envan<br />

achteren het fmalft, en maken de figuur van twee wormen.'<br />

waarom zy ook Proceffm Fermrformes, Wormswvze*<br />

witlteekzels worden genaamt. *<br />

, F' *2f ^et men aangaande deMergachtigezeïfsjlandigbad<br />

der kleine Herjfenen aanmerken)<br />

A Dat wanneer de Mergachtige zelfstandigheid der kleine<br />

heriTenen het verlengde merg nadert, dat ze dan in twee<br />

bondek wordt verdeelt, die aan de twee zyden van het verlengde<br />

merg worden vaftgehegt : ter plaatze daar deze bondels<br />

van een fcheiden, jatenze een kleine plaats aan de boven<br />

zyde van het merg open: deze opening nu wordt de vierde<br />

holhgheid genaamt , en het verfte eind van deze holligheid-<br />

h et om deszelfs figuur Calamus Scriptorius r<br />

&<br />

Sd 3ryffehaftv<br />

Wat het bovenue van deze holheid aangaat,- het zdve is,<br />

als met een net van verfcheide bloedvaten door malkander geweven,,<br />

bekleedt: voorts moet men aanmerken, dat de klei-<br />

LVlnff^ 5 Crirenc<br />

"- te w e t e<br />

" derzelver Mergachtigezelfsftandigheid.<br />

drie voortgangen,, of uitfteekzels. aan. wier<br />

zyde van het verlengde merg maakt,, waar van de twee vW-<br />

m<br />

&<br />

n m d e<br />

Nlift* zoo dat het groote klapvlies is tuflehen<br />

bei*-


^ f m de Herjfenen.<br />

K.i^n- de andere twee gaan .recht neer aan yder<br />

fteekwl- de derde gaat achterwaarts over de bovenden van,<br />

h. r mpri e-elvk twee koorden aan haare zyden.<br />

^ V » « andere.uitfleekzeh, mlke t*. betverleng<br />

*7it1:TyLidifche, en de Olyfwyze uitfcekzela;<br />

de Pyram difche, Corpora Pjrmidalia genaamt zyn twee<br />

Kchalmen ontrent een duim lang: aan yder zyde van deze<br />

" e n na beneden toe ^ <br />

ombaar gedaante Corpora Olivarta, O.yfwyze licnaame ,<br />

W<br />

tXT»U « bet Medulla Oblongata,<br />

^ ^ f e ^ m ^ d * uitpuilingen, welke aan de,-<br />

Sggfi ï£Ü2S& ï Ikke of harde hersfenvlies<br />

is bekleedt. .<br />

V. Medulla Spinahs, Rugmerg<br />

A Het Rugmerg is een verlenging van het Medulla<br />

0 * " U Merg, en is J » * ^<br />

brein in de beenachtige pyp van de n eengevoegde^werbeend<br />

?en opgeflooten: het ftrekt zich n.t van het hoofd tot<br />

aan het einde van het heUigbeen, en » overal met even<br />

?% Welk zyn ie helletalen, war wede bet Mmt<br />

^ÏË^SL^W**, n-entlyk, de beenachtig.


Van de Herjfenen en het Ruggemerg. 233<br />

pyp* van de vier-en-twintig wervelbeenderen en-het heiligbeen<br />

gemaakt: de fterke bandachtige rok, die de wervelbeenderen<br />

tezamen bind, en Tunica Ligamentofa wordt genaamt; de<br />

holle-of de fmeerachtige rok Tunica Cellulofa, of Adipofa;<br />

het harde Herflenvlies Dura Mater, zynde van boven dik,<br />

ker als beneden: (het rugmerg wordt door die vlies los bekleedt,<br />

maar is met het achterfte deel van de wervelen zeer<br />

vaft vereenigt): het fpinneweb vlies Membrana Arachnoidea, dit<br />

vlies is van achteren als los, maar van voren is 'taan het dunne<br />

herlTenvlies vaft.: en eindelyk het dunne herlTenvlies Pia Mater<br />

, het welk over al het Medulla Spinalis, Lendenmerg,<br />

zeer vaft bekleedt, en in deszelfs langachtige verdeeling<br />

V. Wat moet men aangaande het Rugmerg aanmerken'*.<br />

A. Dat het even als in twee pylaren wordt verdeelt, die<br />

tot haar midden niet doorgaan : dat het van het opperfte:<br />

deel tot aan de laafte wervelen van de borft de zelfde zelfftandigheid<br />

heeft als het verlengde merg, maar een weinig<br />

vafter en van buiten wit of mergachtig, en van binnen<br />

graauw of fchorsachtig is, op dat de zenuwen te lichter zou-4<br />

den konnen uitkomen, dog dat de onderfte zelfltandigheid<br />

van het rugmerg namentlyk van de laafte wervelbeenderen<br />

van de borft tot aan het einde van het heiligbeen vezelachtig<br />

en zeer vaft is, waarom het Cauda Equina, Paarde Staart<br />

wordt genaamt.<br />

V. Alzoo wy van het tien paar Zenuwen, welke tilt de<br />

Herjfenen voortkomen, in het zeven-en-vyftigde Hoofddeel,<br />

•en van het dertig paar Zenuwen, welke uit hetruggemere<br />

voortkomen, in het acht-en-vyftigffe Hoofddeel hebben gefprooken,<br />

zullen wy nog kort elyk den loop van de Slagaderen en van<br />

de Aderen 3 zoo als ze door de groote Herjjenen, de kleine<br />

G<br />

g Hers*


Wan de Herjfenen en het Rugmerg.<br />

Herjfenen, het verlengde Merg, en het Ruggemerg worde;:<br />

verfpreidt, nafpeuren: zeg eens, door wat wegen de Slag:<br />

aders aan de Herjfenen in het gemeen worden mede gedeelt)<br />

- A. Aan de HeriTenen worden de twee binnenfte Carotides,<br />

Kropflagaders, welke door de twee fchuinfche groeven<br />

ki de. fteenbeenderen gaan, medegedeelt; want zy komen<br />

niet in het bekkeneel,, of zy geven yder een tak, welke gaat<br />

in de oogsronde holligheden: daarenboven geven zy verfcheide<br />

takken aan het Rete Mirabile, Wonderbaar Net: vervolgens<br />

doorbooren zy aan yder zyde van den trechter het<br />

dikke herlTenvlies: zy hebben gemeenfchap met de Neksflagaderen,<br />

en geven fpranken aan de Plexus Choroides, Vaatachtige<br />

Vlechting, en worden dus door de geheele heriTenen<br />

verfpreidt: derzelver takken of klemder fpranken maken verfcheide<br />

draayingen. en kronkels door het dunne herlTenvlies„<br />

en zyn zoo meenigvuldig in de fchorsachtige zelfftandigheid:<br />

der heriTenen r dat het. niet anders is als een zamenweefzeï<br />

van bloedvaatjes.<br />

K Worden ook. de Arterise Vertebrales, aan de Herjfenenmedegedeelt<br />

?<br />

A. Ja, en wel'op de volgende wyze: als-de twee wervelbeens<br />

ilagaders uit de gaten in de dwarfche uitftekken<br />

-tfan de wervelbeenderen komen, gaan zy door het groote<br />

gat van het. achterhoofdsbeen in het bekkeneel, en doorboren,<br />

liet dikke herlTenvlies,.' dan. loopen zy langs de beneden zyde<br />

van het verlengde merg, en geven als dan twee takken<br />

te rug voor de flagaderen van hetf Rugmerg: by het ringswyze<br />

uitfteekzel vereenigen deze takken, en worden als dan<br />

Nekflagader genaamt: deze flagader heeft gemeenfchap met<br />

de twee Kropflagaderen door de twee gemeenfchap hebbende<br />

tak-


Van de •Herjfenen en het Rugmerg. a»*<br />

takken, en verdeelt zich weder in twee takken, die aan het,<br />

wonderbare net en aan de vatachtige vlechting fpranken mede<br />

deelen, en worden eindelyk door de geheele herffenen,<br />

en met derzelver eindens in de fchorsachtige zelfftandigheid 4<br />

even als de Kropflagaders, verfpreidt.<br />

V. Hoe worden de Aders in de Herjfenen gezonden ?<br />

A. De aders dringen naauwlyks in de inwendige zelfftandigheid<br />

der herffenen: zy komen ook niet door dezelve<br />

gaten als de flagaders; nog zy loopen niet langs de flagaders<br />

door de herffenen, gelyk ze door het geheele lichaam<br />

doen, maar zy komen van de uiteindens der flagaderen in de'<br />

fchorsachtige zelfftandigheid., en foopen recht heen , om<br />

zich in de groeven van het dikke herffenvlies te ontlaften.<br />

V. Welke Bloedvaten worden voornamentlyk aan het Rugmerg<br />

toegeëigent) .<br />

A. De bloedvaten zyn de aders en flagaders van de wervelbeenderen<br />

, en die tuffchen de ribben en de lendenen<br />

voortkomen: zy komen de gaten in, waar door de zenuwen<br />

uitgaan.<br />

V. Welk is het gebruik van de Herjfenen in het gemeen ï<br />

A. De Herffenen zyn werktuigen, dewelke dienen om de<br />

ziel wel te doen werken in het lichaam: zy fcheiden zekere<br />

geeften of vochten af, die door de zenuwen het gevoel en<br />

de beweging aan alle deelen van het lichaam mede deelen:<br />

nochtans maakt men dit onderfcheid, dat de Voorherffenen,<br />

Cerebrum, zyn gefchikt tot affcheiding van zulke vochten,<br />

welke dienen tot de dierelyke werkzaamheden , en dat de<br />

achter- of kleine Herffenen, Cerebellum, dienen tot affcheiding<br />

van zulke vochten of geeften, waar door de levendige<br />

en de natuurlyke werkzaamheden worden verrigt*<br />

V. Welk is het gebruik van het Medulla Spinalis, Rugmerg)<br />

Gg 2 %


zl& Van de Herjfenen en het Rugmerg.<br />

A. Het Rugmerg dient, om het dertig paar Zenuwen r<br />

welke uit het zelve voortkomen,, en door de Leedematen en<br />

de uiterlyke deelen worden verfpreidt, haar begin te geven,<br />

en om de geeften of vochten tot het gebruik der zenuwen,<br />

en dus tot dienft van het gevoel en de beweging te bereiden.<br />

V. Bewyl de voor en achter Herjfenen , ah mede het<br />

Ruggemerg, de voornaamjle werktuigen zyn van alle onze<br />

bewegingen, welke bewegingen moeten ophouden, of gehe<br />

$f ten deele, indien dezelve worden gequejl: laten wy derhalven<br />

eens de wonden van deze edele deelen onderzoeke<br />

*uoor hoe ver dezelve doodelyk zyn, of niet: zyn de wonden<br />

*van het Cerubrum, de Voorherjfenen, doodelyk?<br />

A- Wanneer de Herffenen door een fèherpfh^dend werktuig<br />

zyn gequeft, en de wonde niet diep door de baftachtige<br />

zelfsftandigheid doorgaat, en de toevallen zeer gering<br />

zyn, zoo dat maar alleen de dierelyke en niet de levendige<br />

en natuurlyke werkingen zyn beledigt, als dan moet men<br />

deze wonden niet volkomen doodelyk ftellen, want de konft<br />

an zulke wonden het beledigde deel kan her ftellen» Maar,<br />

indien de Herffenen met een kneuzend werktuig geweldig<br />

zyn gequeft, met een groote fchudding van de herffenen, en<br />

eene verbreking van derzelver vaten , en eene geweldige<br />

blcedftorting: of dat door een fcherp werktuig het eeltachtige<br />

lichaam, het yerwelfzel en de geftreepte lichaamen, alsmede<br />

het verlengde merg met deszelfs dyën, ftaart en uitpuylingen<br />

zyn gequeft y als dan moet men al zulke wonden van<br />

de herffenen onder de volkomen doodelyke wonden ftellen:<br />

•want niet alleen zuilen de dierelyke werkingen daardoor worden<br />

verhindert, maar door de drukking van het uitgevaten<br />

fcloed zullen de levendige en natuurlyke werkingen worden<br />

ge-


Vm de Herffenen en bet Rugmerg: a 3 £<br />

SSH' ^ !<br />

; et<br />

* kleine Herinnen,- te<br />

fa S^,M^ ^ i " ^ hevige toevallen van ftuiptrekkingen, wcf.<br />

ke er zullen ontftaan, waar door de Lyder nootzakelyl van<br />

«t leven moet worden berooft.<br />

é y l<br />

r^,J^ * V m deHer<br />

JJen, iniienze diep en<br />

ZJ<br />

J aan<br />

& ekora<br />

> zoo gevaarlyk zyn; hoe is het<br />

met de wonden van het Cerebellum derhahen gelegen 5<br />

a l d e d e e l e n 2 0 n d e r w e ] k e w n i e c k<br />

„*n 1 ' y onnen leven<br />

, baar vermogen en werking van de kleine Herffenen ont-<br />

m feSTln T ° e t d e m i n f t e<br />

L<br />

fenen S^ng van de kleine Hers-<br />

z o o d m m b m ] k ^ s<br />

dj het leven daar door moet worden weggenomen; en ui<br />

gevaa%lt ^ ?f?*<br />

2 y n n i G t a l £ e n<br />

r i<br />

S p i n a l i s<br />

> ^BS***<br />

d«frff?h S evaarl<br />

'y k<br />

> ar de wonden van<br />

molt men°? ^ ^ d<br />

° 0 ( f e l k :<br />

a Z e l f t<br />

y l<br />

rna^ 1 W<br />

° n<br />

? e n V a n h G t ^S^erg, waar door de<br />

maag, darmen, milt, enz m hare werkingen worden-bete-<br />

TvnlL e<br />

J 1St<br />

J e<br />

, V<br />

f met<br />

de volkomen doodelyke wonden ftellen<br />

^ kan ftaande b]<br />

Y^> onde.'<br />

^<br />

0n m e t m l ! e<br />

l ^heid van de doodelykheid van<br />

een wo,nde n ? oordeelen is voor al nodig, dat 'men<br />

welk de dierelyke, de levendige en de natuurlyke bewetrirgen<br />

zyn: zeg my eens, welke zyn ze, en hoe wordenze ïe<br />

meenlykgenaamt? "uraenze gc-<br />

Q d i e r c J<br />

, P ^ ? y k<br />

f ^wegingen worden vrywillige, de le.<br />

vendige en natuurlyke bewegingen wordea niet vrvwilfe<br />

bewegingen genaamt. vryviaige<br />

V. Welk zyn de vrywillige bewegingen^<br />

G<br />

& 3. &


a5$ V-m de Herffenen en het Rugmerg.<br />

A. De vrywillige bewegingen zyn, welke door de ziel<br />

beftiert worden.<br />

r Welk zyn de niet vrywillige bewegingen?<br />

A. De niet vry willige bewegingen zyn, welke bultende<br />

fcewuftheid van de ziele gefchieden. ;<br />

V Roe gefchieden beide deze bewegingen?<br />

A Deze bewegingen, of zy vry willig zyn of niet,, dat<br />

i s<br />

of ze met of zonder bewultheid van de ziek gefchieden<br />

wórd en alle door de fpieren uitgevoert, dewelke het vermo*<br />

Ten tot de beweging krygen door-de zenuwen , namen lyk<br />

foor d rzelver geeften of vochten. Maar alzoo deze gee en<br />

i^e^endeJlTC bron hebben, daar dezelve » ^ f * f<br />

men maar'er twee verfcheide bronnen zyn, namentlyk de<br />

voor- en d achter HeriTenen; alzoo zyn 'er ook tweederley<br />

Ceeingen. Wy merken dan de VoorherlTenen aan, als<br />

h<br />

i : Z n ^ va/de ziele, waar in de geeften voor de werk,<br />

?ni Jen van de vrywillige bewegingen worden bereidt, en de<br />

g S f a a l s i winket waar in de geeften voor de<br />

ÏK£ , welke de niet vrywillige bewegingen moeten<br />

verrig ^ worden bewerkt. Want het Cerebrum gedrukt,<br />

bedden of op eenigerhande wyze ten onbruik gebragt<br />

houden alle vrywillige bewegingen op, maar zoo lang het<br />

ev^n dimt, gaan de niet vrywillige bewegingen haaren gang<br />

£ tonden nief op zoo lang het C^/^onb^^bly^<br />

maar dat befchadigt zynde, '» het ook aanftonts met haar ge-<br />

' d<br />

T.' Worden de niet vrywillige bewegingen ook onderfchei-<br />

Ja-, men onderfcheidze in levendige en natuurlyke be-<br />

we ei neen. * < i<br />

fa Welk zyn de levendige niet Vrywillige bedingen?


Van de Herffenen en het Rugmerg.<br />

A; Het zyn die bewegingen, in welke het leven eigen tlyk<br />

beftaat, en zonder weifes men niet een oogenblik kan<br />

leven: deze bewegingen zyn; de beweging van het hart,,<br />

van de long, van het bloed, en van de geeften van de kleine<br />

herffenen door de zenuwen; om dat deze bewegingen<br />

het leven doen beftaan, ja met malkander het leven zelfs<br />

zyn, wordenze ten rechte genoemt Funcïiones Vitales, Levendige<br />

Werkingen.<br />

F. Wtik zyn de natuurlyke niet vrywillige bewegingen*<br />

A. Het zyn die bewegingen,, welke het-leven onderhouden<br />

en duurzaam doen zyn, door geftadig te herftellen heigeen<br />

door de onafgebroken levendige bewegingen wordt ververloreni<br />

: want deze bewegingen Kranen niet gefchieden,<br />

zonder dat de deelen afllyten en verminderen: deze natuurlyke<br />

bewegingen nu zyn de verandering van fpys en drank<br />

m Chyl; de overbrenging van de Chyl in het bloed, de verdere<br />

bewerking van het bloed in het hart, de long,- en vaten:<br />

en eindelyk de toeëigening van liet zelve in de plaats<br />

van het verboren: om dat deze bewegingen het leven ondemouden<br />

, wordenze met recht genozmt.Fm ffioms Natura/es,<br />

Natuurlyke .Werkingen.<br />

F. Alzoo wy in het vervolg mg in het byzonder over de<br />

deelen, waar door de levendige bewegingen, als namentlyk<br />

het Hart, dc Long enz: .als mede vm die, waar door de'<br />

natuurlyke bewegingen, als daar zyn de darmen, de maas;<br />

enz. moeten verrigt worden, zullenfpreken, en wy 'er mogelyk<br />

ook al eenige aanmerkingen wegens derzelver wonden<br />

zullen byvoegen. Laat ons derhalven eens wat nader befchouwen,<br />

hoe de Funcïiones Vitales, en de Funcïione*Naturales<br />

gejcbieden: op wat manier gefchieden de Funcïiones Naturales,<br />

Natuurlyke Werkingen tot• onderhouding van het leve>n?<br />

AL»


%0 fan de Herffenen en het Rugmerg.<br />

A. Dezelve worden in den mond door het kaauwen van<br />

de fpys, dewelke met fpeekzel, dat aan alle kanten toevloeit,<br />

vermengt wordt, begonnen: de fpys inden mond<br />

door de tanden klein gemalen , en met verfcheide vochten<br />

tot een pap bereidt, en door behulp van de tong en de<br />

fpieren, dewelke de doorflikking bevorderen, na den flokdarm<br />

gevoert, waar in al wederom vochten met de fpys vereenigen,<br />

wordt de tot hier toe bereide fpys door hulp van<br />

den flokdarm na de maag voortgeftuwt: de fpys in de maag<br />

«zynde wordt deszelfs bereiding door het Suecus Ga/trfcus,<br />

maagzap, de warmte van de plaats, de meenigvuldige Hagen<br />

en kloppingen enz. verder bereidt, en tot eene papachtige<br />

ftoffe van een gryze koleur gebragt: deze ftoffe wordt door<br />

de beweging van de maag voortgeftuwt, en door den Vylorus<br />

of bovenften mond van de maag van tydt tot tydt na den<br />

twaalfvingeren darm gezonden: in dezen darm wordt aan<br />

de Chyl medegedeelt het Suecus Pancreaticus, Klierbedde<br />

Zap, endeü7/«, Gal; welke twee vochten in dezen darm<br />

doordealvleesbuis en door de galbuizen gevoert den Chyl dusdanig<br />

bereiden, en verdunnen, dat ze in de voordere darmen<br />

door de warmte, de beweging der ingewanden, en door de<br />

vochten, die uit de kliertjes van de darmen gedurig worden<br />

afgefcheiden, en met den Chyl worden vermengt, haare volkomenheid<br />

krygt: in zoo verre, dat het dunfte en het wezentlykfte<br />

zoo in de dunne darmen als in het darmfcheil verforeidt,<br />

wordt voortgeftuwt, en in de melkvaten wordt opgenomen,<br />

terwyl het grovere van de Chyl, als onnut, na de<br />

dikke darmen wordt voortgeperft, en verder buiten het lichaam<br />

geworpen: de Chyl dus van alle vuyligheden gezuiveFt,<br />

wordt door hulp van de wormswyze beweging der in?<br />

zewanden, de klopping .der fcheyl flagaderen, endetoetrekö<br />

kende


Van de Herjjenen en het Rugmerg: z^ t<br />

kende kragt der melk vaatjes na de klieren van het Darmfeheil, en<br />

eindelyk na het Receptaculum Cbyli, Ontfangbakje van de Chyl<br />

voortgeperft: in dit ontfangbakje van de Chyl word niet alleen<br />

de Chyl uit de melkvaten gebragt, maar in het zelve wordt ook<br />

zeel veelLympha van de onderfte deelen, welke onder de Chyl<br />

vermengt zyn, ontlaft: dat nu de Chyl uit haarenaau we buisjes<br />

in het Receptaculum na boven wordt gevoert, komt voornamentlyk<br />

door de beweging van het middenrift, en door de<br />

klopping van de groote ilagader, als mede door de groote<br />

wederftandt van de wervelbeenderen, waarop het Receptaculum<br />

onmiddelyk js geplaaft.: daarenboven wordt de Chyl<br />

genootzaakt op te klimmen door den gedurigen aandrang van<br />

nieuwe Chyl, en door de klapvliesjes, waar door de Chyl<br />

belet wordt neder te ftorten, dus dat de Chyl nootwendig na<br />

de bprftbuis moet worden gedreven: deze buis loopt dus na<br />

boven , en gaat al voort fteunende op de wervelen onder<br />

den flokdarm, en onder de bocht van de ongepaarde ader:<br />

dan wykt zy op de wervelen wat na de linker zyde s en gaat<br />

voort onder de linker krop Ilagader tot aan het midden van<br />

liet laafte wervel van den hals, en eindelvk ftort zy haar<br />

vocht by druppen over in de linker onderfleutelbeens ader<br />

van achteren onder de klapvliezen van de linker ftrot-ader<br />

Dit is eene korte befchryving, waar uit men kan zien, dat<br />

de Chyl in den mond bereidt, in de maag gekneedt en 'tondergebragt<br />

, in de darmen voorder volmaakt, in de melkvaatjes<br />

afgefcheiden, in het Receptaculum geftort, en inde<br />

bprftbuis voort geftuwt, en aldaar met Lympha verdunt, en<br />

eindelyk, om het verlies te vergoeden, met druppen in het<br />

bloed wordt geftort.<br />

.; V Dewyl voor de geboorte geen Chylificatie gejehiedt, en<br />

:90k met noodig fa want de vrucht in de Lyfmoeder opgejlo-<br />

1 1 h<br />

ten.


£|$ Van de Herjfenen en het Rugmerg.<br />

ten wordt door het moederlyk bloed gevoedt: derhalven<br />

zyn voor de geboorte de werking en. beweging der deele<br />

als mede de affcheiding der vochten, welke nootwendig tot<br />

ChyMcatie behooren,, niet of zeer gering. Zeg my eens r<br />

wanneer beginnen de wezentlyke werkingen der deelen en<br />

gewanden, welke tot onderhouding van het tevennoodigzyn<br />

en Funcïiones Naturales worden genaamt ?<br />

A. De Funttiones. Naturales beginnen te gelyk met de<br />

Funltiones Vitales. ;<br />

V Wanneer beginnen de Funcïiones Vitales?<br />

• A. Zy beginnen terftont als de Vrucht geboren is. Want<br />

de Vrucht tot zyn volkomenheid komende en al deszelis<br />

deelen in ftaat zynde om de natuurlyke en de levendige werkingen<br />

te konnen verrichten, wordtgeboren,. dat is, zy verlaat<br />

de Lyfmoeder, en komt in deweereld: zoo ras komt de<br />

Vrucht niet in deweereld, of dezelve ontfangt de lucht, en<br />

te gelyk haar eigen leven, en kan door het moederlyke bloed<br />

niet meer worden gevoedt: op het oogenbhk nu dat de geboren<br />

Vrucht de lucht in en uit ademt, gefchiedt er op het<br />

zelve moment en tydtftip een affcheiding der geeften van de<br />

herffenen na de long, het hart, en alle andere deelen van<br />

het lichaam „ geene. uitgezondert, en yder deel krygt zyn<br />

eigenwerkzaamheid; en dat welzoo, dat zoo langde menlch<br />

leeft, de werkzaamheden, waar van het leven nootzakelyk<br />

afhangt, en zonder welke men niet een oogenbhk kan leven,<br />

als namentlyk de affcheiding van de geeften in de kleine hersfenen,<br />

de klopping van het hart, en van de flagaderen; de<br />

omloop van het bloed, de.in en uit ademing, de beweging<br />

van het middenrift enz. onafgebroken blyven. Al dezewerkzaamheden<br />

gefchieden in de Vrucht terftont als dezelve is geboren.<br />

Dewyl nu door deze levendige werkzaamheden eenige


Van de Herjfenen en het Rugmerg, 2,4.3<br />

deeltjes worden geileten en te niet gemaakt, en dezelve in<br />

weinig tydt zouden ophouden, is het dat de natuurlyke werkingen<br />

in het oogenbhk van de geboorte met de levendige<br />

werkingen te gelyk worden in ftaat geftelt, om het verloren<br />

wederom te herftellen: want deze nu ook door den invloed der<br />

geeften bequaam zynde om te werken , zoo is het dat de<br />

Vrucht voedzel na zich neemt, en wel zulk een voedzel,<br />

(namentlyk melk) gefchikt na de teere en fyne vaten; en de<br />

werktuigen, waar door de Chylificatie wordt te weeggebragt,<br />

zoo dat daar door niet alleen het verloren wordt herftelt,<br />

maar de levendige werkzaamheden blyven volharden, dus p<br />

zoo lang de menfch leeft, de natuurlyke werkingen de levendige,<br />

en de levendige werkingen de natuurlyke niet konnen<br />

ontbeeren, want indien de levendige ophouden, alsdanftaan<br />

de natuurlyke ook ftil, en zoo de natuurlyke geheel buiten<br />

gebruik raken, moeten de levendige ophouden, zoo dat van<br />

het Wèi of qualyk werken van de levendige en natuurlyke werr<br />

kingen, het wel of qualyk leven, en van de. berooving van<br />

een van beiden, waardoor zy beiden moeten ophouden, het<br />

leven afhangt.<br />

V. Gezien hebbende de nootzakelykheid van de Funcïiones<br />

Naturales, en van de Funcïiones Vitales, en terwyl wy<br />

van eenige werktuigen, waar door deze werkingen worden<br />

verrigt, in het vervolg nog zullen /preken', zoo willen wy we*<br />

derkeeren tot de andere zinwerktuigen, hebbende die van het<br />

gevoel afgehandelt. Welk zyn de andere zinwerktuigen? ' t<br />

A. De Oogen, de Neus, de Ooren, en de Mond.<br />

Hh Ê ï-xyii


^ Van de Oogen en het GezichtH<br />

LXVIL H O O F D D E E L.<br />

Van de Oogen en het Gezigt.<br />

TJtOe worden de werktuigen van het Gezicht ver-<br />

' f l deelt) •<br />

'J.. In twee deelen, namentlyk, in uitwendige en in inwendige<br />

deelen. . ^ _<br />

' V Welk zyn de uitwendige deelen van de Oogen f<br />

• A. De Wenkbraauwen, de Oogleden, en derzelver<br />

Spieren.<br />

V. Wat zyn de Wenkbraauwen)<br />

i A. De Supercilia, Wenkbraauwen, zyn eene vergadering<br />

>van korte hairen in de manier van een boog boven de Oogronde<br />

holligheid van yder oog ; zy dienen niet alleen, om<br />

te beletten , dat het zweet in de Oogen nederdaalt, maar<br />

ook om de lichtftraalen te breeken, op datze niet recht inhet<br />

Oog fchieten. Het gedeelte van de Wenkbraauwen na de<br />

Neus wordt Caput y Hoofd., en het gedeelte na de flapen<br />

Cauda, Staart genaamt.<br />

V. Welk zyn de Oogleden ?<br />

A De Falpebra, Oogleden, zyn aan yder Oog twee, namentlyk<br />

, een boven en een onder lid. Zy hebben twee randen,<br />

beftaande uit kleine zachte kraakbeenen, ftrooken van cirkels<br />

eelvk, deze worden Cilia genaamt: zy houden de Oogleden<br />

uitgefpannen , op dat yder deel gelykelyk bewogen<br />

worde- zy zyn meteen lïreek kleine kliertjes bezet y welkers<br />

buisjes in de randen na buiten eindigen en een Gomachtige<br />

ftoffe ontlaften: op de randen zyn eenige hairen, als paliszaden<br />

om de Oogen te befchermen geplaaft, om de te iterke<br />

lichtWen aftekeeren, en opdat 'er geen vuyhgheden ofm-


Van de Oogenen het Gezicht.- x ^<br />

fe&en in de Oogen vallen of vliegen: van buiten Zyn Zy door<br />

de huidt, en van binnen door den zamen voegenden rok,<br />

Conjunftiva genaamt, bekleedt. Den Oogleden worden dris<br />

fpieren toegeëigent, waar door zy openen en fluiten.<br />

V. Welk zyn die Spieren? .<br />

A. Het boven lid, het welk zeer gezwind beweegt, wordt<br />

opgeligt door de Mufculus Reüus, Rechte Spier. Het onderfte<br />

hd heeft eene zeer geringe beweging, en wordt neer<br />

gedrukt, door de Mufculus Deprejfor Palpehra Inferioris,<br />

Nederdrukker , en beiden wordenze te zamengebragt, om<br />

het oog te fluiten door de Mufculus Orhicularisy Oogfluitipier.<br />

V. Welk-zyn de inwendige deelen van de Oogen)<br />

A. De deelen, welke in de Oogsronde holligheden zyn<br />

geplaaft, en door de Oogleden worden bedekt en gefloten,<br />

zyn de Oogen zelfs, de Traanklier en eenige vaten: waarby<br />

men zou konnen voegen de Puntta Lacbrymalia, en de zes<br />

fpieren, waar door de Oogen worden bewogen.<br />

, ƒ/ van de Spieren, Klieren, en eenige vaten'<br />

hebben gefproken, wanneer wy over de Oog fpieren en Klieren<br />

hebben gehandelt, zoo zullen wy de Oogen zelfs wat nader<br />

gaan bejehouwen , maar alvorens wy daar toe over vaanzeg<br />

my eens, wat zyn-de Puncla Lachrymalia , Traan/lil<br />

pen?'<br />

A. Zy zyn • twee kleine gaatjes, in yder grooten hoek<br />

van het Oog één , zy gaan na den Saccus Lachrymalis,<br />

Traanzak , welke in dezen hoek op het Os lachrymaïe,<br />

Traanbeen, leidt: van deszelfs grond gaat een kleine pyp,<br />

die dit been in den Neus doorboort, en eindigt in de bovenfte<br />

plaat van het Os Spongiofum, Sponsbeem<br />

V. . Wat zyn de Oogen ?. :<br />

H-» 3 ''A-


flfg Van de Oogen en het Gezicht.<br />

A. De Oogen zyn twee bollen in de oogsronde hollen<br />

aan de Gezicht-zenuwen vaftgehegt: yder oog wordt door<br />

zes fpieren bewogen, en heeft aes vliezen, tweekamers, en<br />

drie vochten.<br />

V. Welk zyn de vliezen, die tot yder Bulbus Oculi, Ooghol<br />

behooren ?<br />

A. Deze: het bindvlies, het harde vlies, het hoornvliesp<br />

het aderachtig v


Van de Oogen en het Gezicht. H f<br />

vues komen , ook worden aan het zelve verfcheide kliert<br />

toegeëigent, die een- zwart vocht ^t^Tj^<br />

kolT o?7 n<br />

w a n t b u i t e n d a t i s<br />

r vto<br />

« open, 0f heeft een gat, om de lichtftraalen door te laten<br />

2 vi-ef int Pupm<br />

> een<br />

van dit vlies , het welk den omtrek van den Oogappel maakt<br />

en op de zyden van het Cryftallyne vocht de vyf-<br />

^ ^ ft fe/ Druyfswyze vlies-, Membrana TJvea?<br />

S<br />

m m i d d n d<br />

de e t<br />

f ° 0 r b 0 0 r t e n b e<br />

' ^ uit ronde<br />

en rechte vezelen, en trekt zich toe, en verwydt zich na<br />

de verfcheide indrukken van het licht, en Tvoorwe?<br />

pen: aan het buitenfte van dit vlies is de TrT 2 J ?<br />

a l w ^<br />

van het Druyfwyze vlies opdoen: van den omtrek weke<br />

ach aan het aderachtig vlies hegt,-komt det ige band<br />

Ligamentum Cillare, hy beftaat Sit korte veze enTdie ove?<br />

de voorzyde van het glasachtige vocht na de kamen van he<br />

Cryftallyne vocht Joopen, even relvk ftreenen V<br />

omtrek na hun-middenpunt g nf%s ïtl^J T ^<br />

ianderen de Regenboog wordt verwydt.<br />

m m a l<br />

'<br />

is


Ê 48 Van de Oogen en het Gezicht.<br />

is van de eindens van de Gezigtzenuw te zamen geftelt : is<br />

dit vlies worden alle voorwerpen, . Welk zyn de kamers van yder Oog ?<br />

A. De Camera Oculi zyn tweederley, een voor en een<br />

achterkamer: de voorfte, diedegroofte is,, wordt tuffchenhet<br />

hoorn-en het Druyfbeziën vlies, maar de achterfte tuffchen<br />

het Druyf beziën vlies en het Cryftallyne lichaam gevonden:<br />

beide deze kamers worden met het waterachtige vocht opge-<br />

VUl<br />

r. Be drie vochten der Oogen, welke derzelver binrwnfle<br />

holte vervullen, en.deinkomende lichtflraaien in het door<br />

schieten zoodanig huigen, dat de af beeldingen der voorwerpe<br />

op het netvlies in een zeer klein begrip vertoont warden, h<br />

worden die genaamt ? .<br />

A. Deze vochten worden genaamt het waterachtige, het<br />

glasachtige., en het Cryftallyne vocht.<br />

V Wat Is het Humor Aqueus, Waterachtig Vocht ?<br />

A Hetiseendunengeeftrykvocht, hec welk in de ftrengfte<br />

vorft nooit bevneft. Het is even onder het hoornvlies geplaaft<br />

: indien het hoornvlies wordt doorgeftoken , en dit<br />

vocht uitgeperft wordt, groeit het binnen den tydt vantwaalf<br />

uuren wederom aan.<br />

V. Welk is het Humor Vitreus, Glasacfjtig Vocht?<br />

A Dit Vocht heeft eene groote overeenkomft met Albumen,<br />

Eyw'it, het is klaar en doorfchynend, en vervult de achterfte<br />

en groofte holligheid van het Oog; het wordt in een zeer dun<br />

vhes van den zeiven naam omvat, en geeft de ronde gedaante<br />

aan het Oog; over deszelfs achterzyde is het netvlies verfpreidt,<br />

die het van liet Cryftallyne vocht op zekere diltantie<br />

afhoudt, om deindrukzelen van de voorwerpen te klaarder<br />

te ontfangen, , A . &


Yam de 'Oogen en het 'Gezicht. $gj<br />

V. Wat is het Humor Cryftallinus, Cryjlallyne 'Vocht )<br />

A. Dit vocht is tulTchen het waterachtige en het glasachti-<br />

•gegeplaalt: het leidt achter het druifwyze vlies tegen den<br />

Oogappel over , meer na vooren als na achteren van denhof;<br />

t is het mmfte der vochten, en gelykt zeer wel na een ge-<br />

Hepen brandglas, -het is doorfchynende, en hard in het aanraken<br />

: aan weerkanten is het verheven, gelyk twee ongelyke<br />

ftrooken van bollen, van welke de meeft verhevenfte achter<br />

is, welke eene kleine holligheid in het glasachtige vocht,<br />

waarop het leidt, maakt: het wordt door de Procejfus Ciliaris<br />

, RegenboogsHairige Kring, aan het druyfwyze vlies vaftgehegt,<br />

en door het zeer dunne Membrana AracbnoideaV<br />

bpinnewebbe Vlies,, met het glasachtige vocht te zamen gebonden.<br />

ö<br />

V. Welk zyn de werktuigen , door welken de voorwerpen<br />

aan de Herjjenen, en vervolgens aan de ziel worden meedegedeelt<br />

?<br />

A. De Gezigtszenuwen; want deze doorboren den bol<br />

van het oog aan de binnenzyde van de middenpunten van<br />

liet Gezigt; derzelver buitenfte rok, zynde een verlenging<br />

van het dikke herlTenvlies, loopt na het harde vlies van het Oog^.<br />

haar binnenfte rok komt van het dunne herlTenvlies, en gaat<br />

na het aderachtig Oogvlies: maar derzelver mergachtige vezelen<br />

loopen door al cle vliezen van het Oog heen, en worden<br />

door het netvlies verspreidt, waarin de figuren der voorwerpen<br />

worden ingeprent: al de ftralen, die op het middenpunt<br />

van dit uitfpanzel van het voorwerp, waar van -deze<br />

ftralen komen, vallen, gaan verlooren: zoo nu de Gezigtzenuwen<br />

den bol van het oog in het middenpunt van de andere<br />

vliezen van het gezigt hadden doorboort, zou het middenpunt<br />

van alle voorwerpen, en yder van dien in het by-<br />

1 1<br />

zonder


2$® Van de Oogen en het Gezicht.<br />

zonder onzigtbaar zyn geweeft; en zoo de Gezigtzenuwen aan<br />

de buitenzyde van het middenpunt van het Gezigt geplaaft<br />

waren, dan zouden wy een deel van het voorwerp gemift<br />

hebben, omdat een voorwerp kan geplaaft worden , dat alle<br />

ftralen, die van een punt komen, op de buitenzyde van<br />

beide oogen konnen vallen: maar dit kin niet gefchieden op.<br />

de binnenzyde van beide oogen,, en dus wordt dat punt,<br />

het welk in het een oog verloren wordt, in het ander oog<br />

zichtbaar.<br />

F. Geef eens, cem befchryving van het Gezicht in het ge<br />

meen?:<br />

A. Al de ftralen,. die van een punt van het voorwerp komen<br />

, worden door het hoornvlies en de vochten van het<br />

oog in een punt van het netvlies verzamelt; dit punt van het<br />

netvlies is in eene rechte linie van het zelve punt van het<br />

voorwerp door het middenpunt van het oog heen getrokken,<br />

en dus worden alle ftraalen,. die van alle punten van het<br />

voorwerp komen, in dezelve fdiikkihg,. als de punten van<br />

het voorwerp zyn, daarze van daan komen, in het netvlies<br />

vereenigt, en dus is de indruk, die de ftraalen op het netvlies<br />

maken, de beeltenis van het voorwerp.<br />

V. Fan wat gebruik, zyn de verfcheiden deelen, welke den<br />

oogbol uitmaken ?<br />

A. Het hoornvli.s , dat meer verheven is, als eenig ander<br />

deel van den oogbol, verzamelt al de ftraalen te zamen,<br />

om door den oogappel te gaan: het waterachtige vocht verandert<br />

ligtelyk van gedaante, namentlyk als de hairwyze<br />

band toetrekt, of dat het midden van den oogbol door de<br />

fchuinfche fpieren wordt gedrukt. Als 'er weinig licbtftraa-len<br />

zyn, wordt de oogappel door de rechte vezelen van het<br />

druyfwyze vlies verwydt j en deszelfs ronde vezelen trekken<br />

den


Van de Oogen en het Gezicht. £<br />

•den oogappel toe, als 'er te veel zyn. Het glasachtige vocht<br />

houdt het Cryftallyne vocht, zoo ver van het netvlies, als<br />

nootzaakiyk is om de ftralen, welke van een punt van het<br />

voorwerp komen, in een punt van het netvlies op.hetnaauwkeurigft<br />

te vereenigen: het indrukzel of beeltenis gefchiedt op<br />

het netvlies; het aderachtig vlies is zwart, opdat de ftralen<br />

van het licht, die door het netvlies gaan, niet weer te rug<br />

Ttooten, waar door het beeltenis van het voorwerp zou verduiftert<br />

worden. Als de oogbol plat is, en de ftraalen door<br />

het netvlies gaan, eer datze vereenigen, als dan is het gezigt<br />

duifter: dieditgebrek door ouderdom hebben, worden Preshyt<br />

Blinden door ouderdom, genaamt: maar als de oogbol<br />

te verheven is, zoodat de ftraalen vereenigen , eer datze<br />

aan het netvlies komen, als dan kunnen de voorwerpen niet<br />

als van naby wel befchouwt worden, en die dit gebrek hebben,<br />

worden Myopes, Stikziende of Byzichtige genaamt. ,<br />

V. Welk zyn de zenuwen van het Oog ?<br />

A. De Gezigtzenuwen zyn redelyk groot en rond: zy<br />

komen van het derde en vierde paar van de heriTenen, en van<br />

den eeften tak van het vyfde paar: het derde paar geeft de<br />

oogbewegers, het vierde paar de Lydendezenuwen, en de<br />

eerfte tak van het vyfde paar is de Gezigtzenuw; wat het<br />

zesde paar Zenuwen aangaat, het zelve wordt door de Ipieren<br />

van de oogen verfpreidt.<br />

V. Hebben de Oogen ook bloedvaten ?<br />

A. De bloedvaten der Oogen zyn de fpranken van de<br />

buitenfte krop- en ftrots-flagaderen, deze worden door de<br />

Mterlyke deelen der Oogen verfpreidt , en een ader , die<br />

in de bovenfte groef van het dikke herffenvlies op den<br />

grond van liet bekkeneel eindigt, als mede een fprank van<br />


2j2. Van den Neus en den Reuk.<br />

den bol van het oog verfpreidty en vergezellen dc Gezigtzenuwen.<br />

L XVIII. II O O F D D E E L,<br />

Van den Neus, en den. Reuk*,<br />

IS d e<br />

V. ' Neus.?. .<br />

A, VV De Neus is het werktuig des reuks, men kan -<br />

denzelven in uit- en inwendige deelen verdeelen.<br />

V. Welk. zyn de uitwendige deelen.van den Neus)<br />

At De uitwendige deelen beftaan in de huid en eenige<br />

fpieren: deszelfs opperfte deel is driehoekige en beftaat uit<br />

twee beenderen, die van boven te zamen vaft zyn vereenigt:<br />

haar onderfte deel is van. vier kraakbeenderen gemaakt, waar<br />

van de twee eerfte aan, de onderfte zyde van de gemelde<br />

beenderen vaft zyn;. ook zynze aan derzelver bovenfte deel<br />

te zamen vaftgehegt : zy zyn van boven redelyk dik en<br />

treedt, maar van onderen na den tip van den Neus wordenze<br />

dunder: de andere twee. kraakbeenen zyn op het ond.rfte<br />

van de, twee eerfte kraakbeenderen geplaaft, en worden aan<br />

dezelve door een vlies gehegt.: deze zyn de AïaNarium,<br />

Neusvleugels..<br />

V. Welke uitwendige deelen zyn 'er nieer ontrent den Neus<br />

aantemerken ?<br />

A- De Dorjüm, de Spina> de Orbimlus., en.de Nares*<br />

V. Welk zyn deze deelen ?<br />

A- De Dor/urn, Rug , is de verheven lengte van den<br />

Neus; deSpina is de Icherpte op. den rug van den Neus; de<br />

Orbiculus is het ronde einde van den Neus, endeA ;<br />

tfm zyn<br />

de twee neusgaten, dewelke in bejaarde zomtyts met Vibris-<br />

J*>


den Nem en den Reuk.<br />

tsSSS^}<br />

r B<br />

1 oet geen de Neusgaaten<br />

^ '<br />

vooren van een fcheidt, wordt Columna, Zuyl genaamt-<br />

*l mm<br />

a a n ,<br />

r°y enft<br />

<br />

5 rüf m(<br />

einfvS iTjfi<br />

a m d e<br />

^ & busgaten aanmerken?<br />

b<br />

d e N e u s rf ë^ten het hovende<br />

S d f 1<br />

? ^ ^ ^<br />

d G h 0 l J i e i d<br />

'^<br />

a a n<br />

zyde in<br />

been ? h!'7 V h £ t 66136 g e d e d t e<br />

^ § a a t n a<br />

been en het ander na de keel en achter het verhemelte<br />

W<br />

ein-<br />

k k<br />

• tg'^* ^ f **> W<br />

* d 0 ö r d e<br />

N-,gaten k 0 r l<br />

nen ademen. Onder, m deze holligheid worden twee ren<br />

F Welk .zyn de inwendige deelen van denNeus}<br />

i n w e n c<br />

vveif^wv'ir^r^ % e<br />

doelen van den Neus, dëbovenrr<br />

y<br />

^ WQTk<br />

' m n va<br />

p » dcn >reuk aanmerken, en in het<br />

bovenfte deel van de holligheden der Neusgaten zvn rreoL ?<br />

worden gemaakt uit liet zeefbeen en d^SÖ'<br />

en van het fponsbeen en deszelfs Lamin


k | Fan den Neus en den Reuk.<br />

verfpreidt: deze klieren kleinzen een vocht af, om het vlies<br />

te bevochtigen , en om den reuk van welriekende dingen te<br />

behouden, en des te beter indrukken in de reukzenuwen,<br />

welke door het zelve verfpreidtzyn, te maken, en aan de hers.<br />

fenen meede te deelen.<br />

F. Zyn 'er ook buizen en groeven, welke eenige gemeen<br />

fchap met de beenderen van den Neus hebben, en in den Neüs<br />

eenige ontlajling maken, te vinden ?<br />

A. Ja, daar zyn verfcheide groeven, die tulTchen de plaaien<br />

van het fponsbeen eindigen, als daar zyn de Traanleiders,<br />

de voorhoofds groeven, de holligheden van het zeefbeen, de<br />

groef in het wiggebeen, en. meer andere.<br />

V. Wat gebruik hebben deze holligheden en groeven ?<br />

A. Deze groeven en buizen brengen de vochten , in hare<br />

holligheden afgekleinft, inde Neusgaten, om derzelver vliezen<br />

te bevochtigen.<br />

F Welke vaten worden aan den Neus toegeëigent ?<br />

A. Aan den Neus worden aders en flagaders toegeëigent:<br />

de flagaders zyn takken van de kropflagaderen, deze worden<br />

met de reukzenuw van binnen door den Neus verfpreidt^<br />

daarenboven worden aan den Neus van buiten fpranken van<br />

de uitwendige krop en- flaap-flagaderen, en aderen; als ook<br />

van den tweeden tak van het vyfde paar zenuwen mede gedeelt.<br />

F. Welk is het gebruik van den Neus.<br />

A. De Neus dient niet alleen als een werktuig van den reuk:<br />

maar zy is ook gefchikt voor de ipraak, en de ademhaling-;<br />

als mede om het fnot aftefcheiden.<br />

LX IX;


Fan de Ooren en het Gehoor,<br />

- - • ''' *y><br />

LXIX. HOOFDDEEL,<br />

Vm de Ooren en het Gehoor.<br />

r<br />

j \A7 E/<br />

J; z n d e<br />

J<br />

^ Y ¥<br />

werktuigen van het Gehoor}<br />

De werktuigen van het Gehoor zyn de Ooren»<br />

algeTe^' " ^ M<br />

" i<br />

mik zyn de uitwendige deelen van het Oor ><br />

* P ? et<br />

, U l t<br />

? J y<br />

*f 9"<br />

i s a a n h e t<br />

fteenbeen gehegt door<br />

eenen fterken band die van de achterzyde .an de<br />

of het pinwyze uitfteekzel komt :, deszelfs uitwendt%<br />

Auneula, genaamt, beftaat uit kraakbeen,, en is met de ^<br />

meene bekleedzelen overtrokken ; deszelfs' 2 o f f i<br />

Vleugel is het opperfte halfronde deel, waar in zyn,unte"<br />

merken de Helix, en &Antbetix. r de Trams en de ^<br />

tragus,. de Concba, en de Lohus.<br />

&<br />

'<br />

" V<br />

: ^ e/k<br />

J s<br />

/ e<br />

. ll<br />

f*°f^o\ns, Rand Van bet Oor?<br />

h/öo?. "<br />

U l t e r l k e v e r l i e v<br />

y en rand,, of omtrek van.<br />

# Wélk is de Anthelix Tegenrand?-<br />

A> Dc Anthelix is de binnenfte verheven rand É binnen<br />

dezen en den bmtenften rand is een langwerpige fLf 2<br />

6 h 6 9<br />

pba., Bootje genaamt; ^<br />

F. Welt is-de Hircus,, Rok van bet Oor><br />

A Het is die plaats van het Oor, alwaar eemeenlvk ; n<br />

Mannen eenige hairen groejen, gemeenlyk in de,<br />

^ Welk is de Antitragus van het Oor?<br />

A De Antitragus oï.Antihircus, Tegenbok is het<br />

toende deel het weljL aan het oorlapje faft i s<br />

5<br />

* "**<br />

#W w


#$3 'Wan de Ooren en het 'Gehoor.<br />

A. De Concha, Schulp, is de holligheid voor den gehoorgang.<br />

F. Wat is de Lobus of het Oorlapje?<br />

A. Het Oorlapje is het neerhangende weeke deel van het<br />

Oor.<br />

V. Alzoo wyvan J<br />

de fpieren van het Vor heVben gefproken,<br />

zoo zullen wy voortgaan, om de inwendige deelen van<br />

.het Oor te onderzoeken: zeg eens, welke deelen zyn het, we<br />

•ke het inwendige Oor uitmaken?<br />

A. De uitwendige deelen van 'het Oor weggenomen zynde<br />

, vertoonen zich de Meatus Auditorius , Gehoorgang ,<br />

het Alvearium , Beenekasje , het Membrana Tympani,<br />

Trommelvlies , de Tympanum, Trommel , het Feneflra<br />

Ovalis 6? Rotunda, "Eyronde en ronde Verifter, de Tuba<br />

Eujlachiana, Trompet van EuFtachius, liet Labyrintbus.,<br />

Doolhof , het Fejlibulum, Portaal, het Cochlea, Slekkenhuis,<br />

de tres Canales Semi Circulares, drie Halfronde Bui-<br />

.zen, en .de Aquceduüus Fallopii, Waterbuis van Fallopius.<br />

F. Alzoo het werk van het uiterlyke Oor is de klanken,<br />

ah door een trechter., te'vergaderen, en door de hollen en<br />

kels na den gehoor vf oorweg te zenden; welk is degang<br />

weg-van bet Oor )<br />

A. De Meatus Auditorius, Oorgang, is een kromme Buis<br />


Van de Ooren en het Gehoor.<br />

raaar deszelfs eind in het flaapbeen is beenig: de geheele holligheid<br />

van den oorgang is met een vlies bekleedt; dit vlies is<br />

achter by den trommel dunder, als voor by de fchulp: het<br />

fchynt een vervolg te zyn van het vlies, het welk de fchulp<br />

bekleedt: in den oorgang zyn geele klieren, die het oorfmeer<br />

afkleinzen, ook vindt men 'er zomtyts veele kleine hairtjes in:<br />

door dit geel, bitter, en gumachtig oorfmeer, en de hairtjes<br />

worden niet alleen de infeófen belet aan het trommelvlies te komen<br />

, maar de fcherpe wind , en het fchelgeluid wordt daar<br />

door ook belet eenigquaad aan het trommelvlies toe te brengen.<br />

V. Wat is het Alvearium, Beenigkasje?<br />

A. Het is die plaats, waar in het oorfmeer gemeenelyk<br />

wordt gevonden.<br />

V. Welk is het Membrana Tympani, Trommelvlies)<br />

A. Het binnenfte eind van den Oorgang is vaft aan een<br />

dun doorfchynend vlies; het is van een eyronde figuur en<br />

als het vel van een trommel uitgeftrekt; het maakt een ftompen<br />

en een fcherpen hoek: een ftompen met het bovenfte en<br />

achterfte deel van den oorgangen een fcherpen met het onderfte<br />

en voorfte van den zei ven gang: dit vlies is het Trommelvlies,<br />

en is in een beenige kring van het flaapbeen geplaaft. De fteel<br />

van de Malleolus, Hamer, is aan dit vlies gehegt, en trekt<br />

liet zelve iets inwaarts, dog aan de zyde van den Oorgang<br />

maakt de zelve fteel dit vlies een weinig hol, 't welk natuurlyk<br />

moet volgen. Een tak van een zenuw van het vyfde paar,<br />

Chorda Tympani, Trommelkoort genaamt, loopt langs zyn<br />

binnenfte: de bovenfte rand van dit vlies is niet geheel aan<br />

het flaapbeen vaftgehegt, want daar ontbreekt ontrent eene<br />

halve linie om een volkomen cirkel te maken, en deze kleine<br />

opening geeft doortogt voor de lucht van den mond na<br />

het uiterlvke Oor,<br />

Kk v


Z& Fan de Ooren en het Gehoon-<br />

F Welk is de Tympanum, Trommel?<br />

A. Achter het 1 rommelvlies is eene redelyk breede holligheid,<br />

Tympanum, Trommel genaamt: deze holligheid is.<br />

omtrent drie of vier linien wyd en diep, maar eene linie minder<br />

hoog ; zy is met een dim vlies, waarin veel aders en<br />

flagaders zyn verfpreidt,., bekleedt , en befluit in zich de<br />

vier gehoorbeentjes, namentlyk den hamer , het aambeeld,.<br />

de ftegelreep, en het ronde beentje, en derzelver fpieren,<br />

waar van wy in de verhandeling, der beenderen en van de<br />

fpieren hebben gelproken.<br />

F. Worden Yr in den Trommel, behalven de gemelde beentje<br />

s, Foramina, Gaatjes of groefjes gevonden ?<br />

A. Ja, als de mond van de groef in het Mamwyze uitftek,<br />

zynde in deszelfs begin zeer eng en beenig ,. in het<br />

midden kraakbeenig, en in 't eind by de Lel vliezig en breed:<br />

daarenboven vindt men in het binnenfte uitftek van hes.<br />

fteenbeen twee gaten, waar van het eene het eyronde venfter<br />

en het andere het ronde venfter maakt.<br />

F. W°Ak is het eyronde en het ronde venfter ?<br />

A. De Feneftra Ovalis, of het eyronde venfter, is een<br />

eyronde groef, waarin de ftegelreep ruft, deze gaat na het <<br />

portaal des doolhofs; en de Feneftra Rotunda is een ronde<br />

groef, met een vliesje overtogen, en komt in het Hekkenhuis<br />

uit.<br />

F. Welk is de Tuba Euftachiana, Trompet van Eu/la-chius<br />

ï<br />

A. Het is een pyp ten deele beenig, en ten deele kraakbeenig,<br />

zy heeft een opening in den'mond achter de amandelen<br />

by het verhemelte, en heeft gemeenfchap met het Oor,<br />

F. Welk, zyn het Doolhof, het Fortaal, bet Slekkenhuis,<br />

en de drie halfronde buizen.


Van de Ooren en het Gehoor. 2 co<br />

A. Het Labyrinthus, Doolhof, is zamengeftelt uit de tres<br />

•Canales Semicirculares, drie Halfronde buizen, zy zyn<br />

ruim eene halve linie wyd, in het fteenbeen uitgeholt, en<br />

eindigen in het portaal: de bovenfte pyp is meeft al vyf of.<br />

zes linien lang, en hegt een van zyn einden aan een van de<br />

einden van de onderfte buis, die omtrent zeven linien lang<br />

is, en deze twee buizen eindigen met een pyp : maar de<br />

middenfte buis, die ontrent vier of vyf linien lang is, eindigt<br />

aan weerzyden in het Vejlibulum, Portaal: dit portaal<br />

is eene holligheid in het fteenbeen achter het eyronde venfter,<br />

het is anderhalve linie hoog, en twee linien breed en lang; in<br />

het zelve eindigen de halfronde buizen van het doolhof, de<br />

gehoorzenuw door vyf kleine gaatjes, en de bovenfte draay<br />

van het ilekkenhuis; betreffende het Cochlea of Slekkenhuis<br />

zelfs, het is eene holligheid, hebbende de figuur van een Ilekkenhuis<br />

; deszelfs goot, die in eene ronde linie omdraait,<br />

verdeelt zich door een krullyn in een bovenfte en een onderfte<br />

deel; het deel naaft aan den^tó, Spil , is beenig,<br />

maar zeer bros, en dat naaft aan de buitenfchelp leidt, is<br />

vliezig , en fchynt alleen uit de gehoorzenuw gemaakt te<br />

zyn, de buitenfte buis eindigt in den trommel, en de onderfte<br />

in het portaal.<br />

V. Welke vaten zyn aan het inwendige Oor eigen ?<br />

& De vaten., aan het inwendige Oor eigen, zyn aders,<br />

flagaders en de gehoorzenuw : de aders en flagaders komen<br />

van de inwendige flaap en kropflagaderen, en zyn overal<br />

door de inwendige deelen van het Oor veripreidt, en geven<br />

eenige weinige en geringe fpranken aan de buitenfte<br />

deelen van het Oor. De gehoorzenuw komt in door liet<br />

gat in het binnenfte uitftek van het fteenbeen, zy is uit twee<br />

bondels te zamengeftelt, waarvan de een hard, en de<br />

Klc z an-


200 Van de Oeren en het Gehoor.<br />

ander zacht is: van den zachten bondel gaan vyf takken in.<br />

het portaal, en maken een fyn en dun vlies, het welk fcheuten'uitzendt',<br />

die door de halfronde buizen gaan. De rell<br />

van den zachten bondel gaat in het flekkenhuisophet middenpunt<br />

van deszelfs Bafis, en draait met de krullyn om, waar<br />

uit het vliesachtige deel van het flekkenbuis zeer waarfchyne-<br />

]yk is te zamengeftelt. De harde bondel of deel van de gehoorzenuw<br />

gaat langs zyn eigen weg, en wordt door de<br />

uitwendige deelen van het Oor verfpreidt..<br />

V. Welk is het gebruik der Ooren ?<br />

A. Het uitwendig Oor ontfangt het geluit: de trommel<br />

brengt het geluit aan de innerlyke deelen, en voor al aan de<br />

zenuwen over, waardoor ze overeenkomftig het geluit bewogen<br />

worden, en het Doolhof kaaft het geluit over en weder,<br />

waardoor het geluit vermeerdert wordt, en de gehoor*<br />

zenuw te fterker aandoet.<br />

V. Wat is het Gehoor?<br />

A. Het zyn klanken door eene zekere op, neer en voort><br />

gaande beweging van de uitterlyke lucht,, die van buiten<br />

door het Oor verzamelt, door den oorgang gaan, en op het<br />

trommelvlies kloppen, waar door de vier gehoorbeentjes in<br />

den trommel worden bewogen. Deze beentjes bewegen ds<br />

inwendige lucht, die in den trommel en het portaal is, op de.<br />

zelve vvyze,. als de uiterlyke lucht bewogen,is; de inwendige<br />

lucht dus even als de uitwendige bewogen zynde maakt<br />

m het doolhof en in.het flekkenhuisjc zulke indrukken op do<br />

gehoorzenuw, die na de verfcheide buigingen van de lucht<br />

verfcheide klanken aan de gehoorzenuw mededeelen. De gehoorzenuw<br />

deze indrukken ontfangen hebbende deelt dezelve<br />

terftont; aan de ziel mede.<br />

V. Wat is de Echo ?<br />

A


Vau den Mond, de Tong en den Smaak. 261<br />

A. De Echo is eene wederom kaatzing van het geluit in<br />

de Ooren: het gefchiedt op deze wvze.^de plaftsf wel e<br />

de klanken of het geluit te rug kaart, moet zoo ver van ons<br />

afgelegen en zoodanig gefchikt zyn, dat als het eerfte geluit<br />

ophoudt, een tweede geluit door de lucht van het eerfte<br />

geluit door te rugkaatzing geformeert wordt: door dit te<br />

rugkaatzend gehiit wordt de inwendige lucht in den trommel,<br />

en het flekkenhuis door de vier beentjes van het gehoor<br />

wederom bewogen, en een tweede geluit van het eerfte aan<br />

de gehoorzenuw medegedeelt, het welk de Echo is- dus<br />

het ook met een veelvuldige^ 0f weeromklank gelegen<br />

wanneer verfcheide plaatzen van ongelyken ftand of afeele'<br />

gentheid het geluit na malkander te rug kaatzen<br />

LXX. H O O F D D E E L<br />

Van den-Mond,, de Tong en dm-Smaak.<br />

V. \ Lvoorens wy het werktuig van den Smaak onder-<br />

. ~? ekm<br />

> z u l l m<br />

y eens zien, wat dat de Mond<br />

%> Wa rm<br />

f<br />

h<br />

f wktuig van den Smaak, namentlyk de<br />

Tong, is opgejlooten. Wat is de Mond ?<br />

A De Mond beftaat uit verfcheide deelen, als daar zvn<br />

de Lippen het Tantvleefch, het Verhemelte, 'd ief, ede<br />

omleggende Klieren.<br />

V. Wat zyn de Lippen ?<br />

5 3 C f l a e<br />

A Zy zyn gemaakt uit verfcheide fpieren, waar van wv<br />

reets hebben gefproken : derzelver werk is den Mond Ie 017<br />

nen en te fluiten, als mede om de ftem te formeren,<br />

?<br />

V. Welk is het Tantv/ees ><br />

A. Het is een hard . vleefch rontom de tanden geplaaft-,<br />

1 U<br />

3 om*


::6% Tan den Mond, de Tong en den Smaak.<br />

om dezelve in hunne kasjes vaft te houden: het is door de<br />

vereeniging van twee vliezen te zamen geftelt, welkers eene<br />

een voortbrengzel is van het beenvlies, en. het andere van het<br />

binnenfte vlies , dat den Mond bekleedt.<br />

V Wat is het Verhemelte ?<br />

A. Het is byna van het zelfde maakzel als het Tantvleefch:<br />

het heeft veel klieren vooral na achteren by de Lel: deze klieren<br />

ontlaften een lymachtig vocht, het welk dient tot bevochtiging<br />

van den Mond en van de Keel, als mede tot deszelfs<br />

gladmaking.<br />

V. Welk is de Lel}<br />

A. De Lel is een zagt langwerpig kegelachtig ftukje vleejch,<br />

•meeft uit de verdubbeling van het binnenfte vlies van den<br />

Mond, en eenige kliertjes gemaakt; zy heeft de gedaante als<br />

het laafte lid van den kleinen vinger; aan de Lel worden verfcheide<br />

fpieren toegeëigent; wy hebbenze alleenlyk in de befchryving<br />

van de fpieren tot twee paar bepaalt: zy hangt aan<br />

twéé vliezige bandjes boven het ftrottenhoofd tulTchen de<br />

Amandelen in het midden : zy is alleen in menfehen te<br />

vinden.<br />

•V. Worden'er ook Klieren inden Mond gevonden ?<br />

A. De Klieren, welke in den Mond worden gevonden.,<br />

zyn zeer veel, als daar zyn oneler anderen de Parotides,<br />

de Maxillares, de Sublinguales, en de TonfilU.<br />

V. Dewyl wy van deze Klieren in de verhandeling der<br />

Klieren hebben gejproken, zullen wy tot de Tong het werktuig<br />

van den Smaak, en van de Spraak overgaan: wat is<br />

xïe Tong ?<br />

A. De Tong is een groot beweeglyk fpierachtig lichaam,<br />

in den Mond onder het Verhemelte geplaaft: zy is langwerpig<br />

van voren en fmal, maar van achteren is zy breeder:<br />

r &<br />

het


Van den Mond, de Tong en den Smaak 2


2 fa. Van den Mond, de Tong en den Smaak.<br />

V. Wordt de Tong ook met vliezen bekleedt ?<br />

yj. ja; de vliezen, waarmede de Tong wordt bekleedt,<br />

zyn twee: het buitenfte vlies heeft aan zyne bovenzyde, voornamentlyk<br />

voor aan de Tong , veele Fapilla Pyramidales,<br />

Pyramidale Tepeltjes, welke in de beeften zeer zichtbaar zyn,<br />

zy ftaan niet recht over eind, maar neigen zich na den wortel<br />

van de Tong: yder tepeltje heeft een worteltje, het welk<br />

een klein bolletje tuffchen de twee vliezen maakt: men meent,<br />

dit deze tepeltjes de Fapilla Nervofa, Zenu wtepeltjes, bewaren,<br />

opdat ze niet (om datze van een zachter maakzel zyn)<br />

door de hardigheid van de fpys zouden beledigt worden: achter<br />

na den wortel van de Tong zyn in dit vlies verfcheide<br />

kliertjes geplaaft. Onder .dit vlies legt eene dunne lymige<br />

ftof, als de Tong gekookt is, wordt dezelve hard, en maakt<br />

door de menigvuldige gaatjes, door de worteltjes van de Pyramidale<br />

kliertjes gemaakt, de figuur van een teems. Het<br />

binnenfte vlies is zachten dun, in het zelve zyn verfcheide<br />

Zenuwtepeltjes geplaaft.<br />

V. Welk zyn deze Zenuwtepeltjes \<br />

A. De Fapilla Merwfie, Zenuwtepeltjes van de Tong,<br />

of van het binnenfte Tongvlies , zyn de uiteindens van de<br />

Tongszenuwen. Zy gelyken kleine flakhoorntjes, want haare<br />

einden zyn rond, en grooter als haar lichaam; zy leggen<br />

na voren aan de zyden van de Tong, en het eind van yder<br />

Tepeltje doorboort het buitenfte vlies van de Tong: als liet<br />

buitenfte vlies opgeligt wordt-, verlaten zy deze gaten, en<br />

blyven in het binnenfte vlies. Deze Zenuwtepeltjes zyn het<br />

werktuig van den Smaak. Daar zyn 'er, die by de twee gemelde<br />

vliezen een derde voegen, het welk tttffchen het bultende<br />

en het binnenfte vlies is geplaaft, en dit vlies wordt<br />

genaamt het Membrana Reticularis Malpighn, hetNetwyze<br />

Vlies van Malpighius.


Van den Mond, de Tong en den Smaak. zdf<br />

V. Welk zyn de Vaten van de Tong'*<br />

A. De Vaten van de Tong zyn aders, flagaders, en<br />

zenuwen; de aders zyn de Vena Ranulares, Idkvorfch<br />

Aders ., en takken van de Jugulares, Kropaderen: de flagaders<br />

komen van de Carotides, Slaapflagaderen, en de zenuwen<br />

van het vyfde en van het negende paar.<br />

V Waar toe dient de Tong ?<br />

A De Tong dient tot den fmaak, tot de fpraak, tot het<br />

mtfpuwen, en tot 'c kaauwen en zwelgen der fpyzen.<br />

/. Op wat manier wordt de fpys doorgezwolgen?<br />

D e<br />

A ^' , f v s<br />

P ^ de vochten, welke uit verfcheide klieren in<br />

fvn^°<br />

n d<br />

7 0<br />

'<br />

d e n<br />

^inft, vermengt en fyn gemaalen<br />

zynde wordt door de werking van de fpieren van de lippen<br />

en wangen na de Tong gedreven, dan wordt de Tong<br />

door de Kintong- en de Kintongsbeenfpier eerft uitgeftoken,<br />

en vervolgens .door de Priemstong- en de Baktandens tong-<br />

Pier na boven en na achteren getrokken, waar toe de hoomt<br />

tong- en de grondstong fpier het hunne ook toebrengen: door<br />

de werking van deze fpieren wordt de fpys achter na het Verhemelte<br />

gedreven, en daar zynde wordt zy door de verdere<br />

beweging, en het bykomende flymige vocht na de keel eevoert,<br />

en glydt gemakkelyk na het flokdarms hoofd: wanneer<br />

door de.priem flokdarms hoofd/pier het flokdarms hoofd<br />

na den wortel der Tong is opgeligt,.en door de hoofds flokdarmsfpier<br />

is verwydert, als dan wordt de fpys in het flokdarmshoofd<br />

ontfangen, en door de flokdarmfpier in den fïok-<br />

r rm<br />

' f n v e f V e l g e D S m d e m a a<br />

D<br />

S voortgeflooten. Als de<br />

fyysmdzPbarynx, Slokdarmshoofd, ontfangen wordt, moet<br />

zy in den JEJophagus, Slokdarm, gaan, alzoo voor dezelve<br />

geen andere weg open is, en het te rug keeren na denMond<br />

haar is belet, want de Tong is door de Kaakstongsbeenfpier<br />

* op-


iê$ Fum-$m Mals m bet Qtoktoè én SMddrmsboofd.<br />

opgeligt , en na achteren getrokken: ook. kan zy in de Lar^iv,^<br />

Strottenhoofd niet ingaan, want! die is door het nederdrukken<br />

v-ao het Mpighttis, Stroftenklapje gefloten: desgel<br />

yks kan zy na de openingen van den Neus niet opklimmen<br />

, want de Lei wordt van de aandringende Spys door de<br />

inwendige vleugelwyze Lelfpier achterwaarts getrokken, waardoor<br />

de openingen van den Neus worden toegeftopt.<br />

LXXI. H O O F D D E E L.<br />

i Van den Hals, en het Strottenhoofd en het<br />

Slokdarmshoofd.<br />

F. \]&7 T hebben reets van de fpieren der Wervelbeen-<br />

V V deren , en de voornaamfle vaten van den<br />

Hals gehandelt; welke deelen %yn Vr nog, die aangaand<br />

den Hals in aanmerking komen ?<br />

A. Dewyl niet alleen van de gemelde uitwendige deelen<br />

van den Hals, maar ook van het tongbeen en deszelfs fpieren<br />

, als mede van de Amandelen is gefproken , zoo komen<br />

voornamentlyk het Strottenhoofd en de Luchtpyp, als mede<br />

het Slokdarmshoofd en de Slokdarm, waar van de gemelde<br />

hoofden geheel, en de Luchtpyp en de Slokdarm gedeeltelyk<br />

in dert Hals zyn geplaaft, in aanmerking.<br />

F. Welk is het Strottenhoofd?<br />

A. Het Strottenhoofd is het bovenfte eind van de Trachea,<br />

Luchtpyp, en wordt Larynx genaamt: het is onder den<br />

wortel van de tong voor het Slokdarmshoofd geplaaft, en beftaat<br />

uit vyf kraakbeenderen.<br />

F. Hoe worden deze Kraakbeenderen genaamt ?<br />

A: Zy worden fchildwyze, ringwyze, fpleetwyze, en<br />

Strot-


Fm den Hals m ka Strotten* en Slokdarmshoofd. zó?<br />

Strottenhoofd klapjes Kraakbeenderen genaamt.<br />

F. Welk is het Cartilago 1 hyroides, ^Scuuformis, Schildwyze<br />

Kraakbeen ?<br />

A. Het is liet eerfte Kraakbeen van het Strottenhoofd,<br />

hebbende de gedaante van een fchild: het is dun, van buiten<br />

verheven, en van binnen hol, deszelfs vier hoeken hebben<br />

yder een klein voortbrengzel; de twee bovenfte, die de langfte<br />

zyn, worden aan de hoornen van het tongbeen, en de<br />

twee onderfte aan het ringwyze Kraakbeen gehegt. Dit<br />

Kraakbeen wordt ook Pomwn Adami, Adams Appel ge­<br />

r 6<br />

naamt.<br />

F. Welk is het Cartilago Cricoides, ^Annularis, Ringwyze<br />

Kraakbeen?<br />

A. Het is het tweede Kraakbeen van het Strottenhoofd \<br />

om deszelfs figuur zoo genaamt; het is achter redelyk dik en<br />

breed, en gelyk \ zeer wel na den fteen van een ring, maar<br />

na voren wordt het enger, het is geplaaft onder de andere<br />

Kraakbeenen , welke op dit Kraakbeen, als op hun Bafis<br />

fteunen , en worden door het zelve aan de Luchtpyp gehegt.<br />

ö<br />

F. Welk zyn de Cartilagines Arytenoides, of Guttales,<br />

Spleetmakende Kraakbeenderen?<br />

A. Het zyn twee Kraakbeenen, welke het derde en het<br />

vierde Kraakbeen van het Strottenhoofd uitmaken : zy reiken<br />

van het midden van de hollezyde van het fchildwyze Kraakbeen<br />

tot aan het bovenfte en achterfte deel van het ringwyze,<br />

en maken die fpleet, welke de mond van het Strottenhoofd<br />

is, en Glottis, btrottenhoofds fpleet wordt genaamt:<br />

tuffchen deze Kraakbeenen en het fchildwyze kraakbeen zyn<br />

aan yder zyde twee kleine holligheden door de fpieren en<br />

vliezen , welke haar te zamenhegten , gemaakt: als onder<br />

LI 2 het


26$ Van den Hals en het Strotten- en Slokdarmshoofd.<br />

heteeten, drinken, fpreken, of lacchen iets in dezelve komt,,<br />

ontftaat' ,<br />

er terftont eene geweldige hoeft-en eene feherpeprikkeling.<br />

V. Welk is het laafte• KraakbcenEpïgïottis, Strottenhoofds<br />

klapje genaamt ?<br />

A. Het is een zachter Kraakbeen als dè andere Kraakbeenderen<br />

, hebbende de figuur van een klein tongske, en is aan<br />

het bovenfte middenfte deel door zyn Bafis aan het bovenfte<br />

middenfte deel van de holle zyde van het. fchildwyze Kraakbeen<br />

vaftgehegt.-<br />

V. Hebben deze Kraakbeenderen eenige beweging)'<br />

Ai Ja, zy worden bewogen door zeven paar ipieren, als de<br />

borftfchildwyze , de tongbeenslchildwyze, de ringfchildwy><br />

ze-,, de ringfpleetmakende achterfte, de ringfpleetmakende<br />

zydelingfche, de fpleetmakende, en de ichildfpleetmakende<br />

fpieren, waar van wy in de verhandeling der Ipieren hebben<br />

geiproken.<br />

V. Worden''er ook aan het Strottenhoofd .vutten toegeëigent?.<br />

A. Ja, als daar zyn aders, flagaders en zenuwen : aders<br />

heeft het Strottenhoofd van de Jugulares , Strotaderen;<br />

flagaders van de Carotides, Kropflagaderen en zenuwen<br />

van-de te rugloopende zenuwen.<br />

V. Welk-zyn de Klieren, die in het Strottenhoofd worden<br />

gevonden \ •<br />

A< De voornaamfte zyn , welke aan de zyden van het<br />

ringwyze kraakbeen, en. aan den eerften ring van de Luchtpyp<br />

worden gevonden: deze Klieren, zyn twee., hebbende de ge^<br />

daante van een peer of ey; zy liebben aders en flagaders, en<br />

zenuwen, als het Strottenhoofd, en worden Giandula. Thy*<br />

roidea, Schiidpeerswyze Klieren genaamt?<br />

K.


Pan den Hals en het Strotten- en Slokdarmshoofd. % 6 9<br />

P. Alzoo de Luchtpyp aan het Strottenhoofd is vaftvchevU<br />

mtn het middenfte en voorfte deel van den Hals voor den<br />

Slokdarm is geplaaft , maar van daar tot in de Longen nederdaalt,<br />

zoo zullen wy van de zelve Jpreken, als Wvan de<br />

Long zullen handelen; alleenlyk moeten wy alhier aanmerken,<br />

dat de Luchtpyp wordt verdeelt in een uitwendig en een inwendig<br />

deel: welk is het uitwendige deel van de Luchtpyp ?<br />

A Het is dat gedeelte van de Luchtpyp, het weikin den<br />

m d e b o r C t n e e r d a a k<br />

r) 5 ?/ > wordt gevonden.<br />

Lucht^P ?<br />

1 5 W £ r k<br />

^ ^ Stmtenh00<br />

d e n<br />

f<br />

A. Derzelver werk is de item voort te brengen, en door<br />

de opening van de fpleeten van het Strottenhoofd de lucht in<br />

ae Long te perffen.<br />

K Indien de fpieren van het Strottenhoofd door eene ont-<br />

Jteehng worden aangedaan, is zoo eene ontjleking gevaar-<br />

néZ&i fn indien dóór de zwelling van de fpieren de<br />

Glottis, Spleet van het Strottenhoofd, wordt toegedrukt, is<br />

dezelve doodelyk : in zoo een geval is de Bronchotomia,<br />

J-ucJitpyps- opening, het eenigfte hulpmiddel.<br />

r.nevyl de Bwnchotomh, Luchtpyps opening, niet Pan<br />

ffifden zonder dat 'er een opening wordt gtmaakt voor<br />

in den hals tujfchen de half kraakbeenige ringen van de<br />

Lucotpyp , zyn dan de wonden van de Luchtpyp niet ?e~<br />

i J r<br />

vaarlykl &<br />

n<br />

A. Het is een groot onderfcheid, of men van voren taskhen<br />

de ringen van het buitenfte deel van de Luchtpyp door<br />

ZehJiï g<br />

. C 7 ê<br />

'<br />

e e D C<br />

° p e n i n g m a a k t<br />

> o f<br />

dat iemant de<br />

geiieele Luchtpyp met geweld wordt afgefneden, of dooreen<br />

zeer groote wonde, die na achteren tot in den flokdarm toe<br />

LI 3: ftreki;<br />

*


270 Van den Hals en het Strotten- en Slokdarmshoofd.<br />

ftrekt, wordt gekweft. "Want de groote wonden van de Luchtpyp,<br />

zelfs van dat gedeelte, het welk in den hals is geplaaft,,<br />

en daar men by kan komen, moet men onder de volkomen<br />

doodelyke wonden ftellen, indien niet alleen het kraakbeenige<br />

, maar ook het achterfte na den ftokdarm grootelyks is gekweft.<br />

V. Maar indien het Kraakbeenig gedeelte van de Luchtpyp<br />

alleen een groote wonde wordt toegebragt, zoo dat ''er<br />

eene aanmerkelyke Jcheiding van de Kraakbeenderen is: hoe<br />

moet men zoo een wonde aanmerken)<br />

A. De voorbeelden zyn te veel en te meenigvuldig, dat<br />

zulke wonden zyn genezen, dan dat men dezelve onder de<br />

volkomen doodelyke zou ftellen: wel is waar, dat door de<br />

geftadige beweging der Kraakbeenderen de genezing zeer<br />

moejelyk gefchiedt, en'er niet zelden eene heesheid na de genezing<br />

overblyft.<br />

V. Maar indien de wonden van de Kraakbeenen van de<br />

Luchtpyp in deszelfs voorjle gedeelte, dat is in den hals geplaaft<br />

, niet volkomen doodelyk zyn ; is het dus ook met de<br />

Kraakbeenderen van het Strottenhoofd en van de Kraakbeenderen<br />

van de Luchtpyp, welke in de Borfl zyn geplaaft, gelegen<br />

?<br />

A. Ganfchelyk niet; want indien de Kraakbeenderen van<br />

het Strottenhoofd, en voor al de ipleetmakende door eene<br />

geweldige corzaak zoodanig worden gekweft, of verzet, dat<br />

het Glottis, Strottenhoofds klepje of fpleetje wordt gefloten,<br />

als dan fchiet de Konft te kort, om het zelve wederom te<br />

openen, en dus wordt de in en uitademing geheel belet, en<br />

daarom zyn zulke wonden volkomen doodelyk; wat nu de<br />

wonden van het Kraakbeen van de Luchtpyp, in deszelfs inwendige<br />

of binnenfte deel, dat is in de Borft, aanbelangt,<br />

de^


Tan den Hals en bet Strotten- en Slokdarmshoofd.<br />

déze konnen in het geheel door geen Konft nog Middelen<br />

geholpen worden, en daarom zyn niet alleen deszelfs groote<br />

, maar ook zulke, welke maar eenigzints van aanzien<br />

zyn, onder de volkomen doodelyke wonden te rekenen.<br />

• V. Welk is bet andere deel, dat in den Hals is opge/loten,<br />

en onze opmerking waardig is ?<br />

• A. Het Slokdarmshoofd, en een gedeelte van den Slokdarm.<br />

V. Wat is bet Slokdarmshoofd?<br />

A. De Fharynx , zynde het bovenfte gedeelte van den<br />

Slokdarm. Dit deel heeft de gedaante van een trechter, en<br />

heeft twee paar fpieren met den Slokdarm gemeen, waarvan<br />

reets in de befchryving der fpieren van den Slokdarm is gefproken;<br />

aan het Slokdarmshoofd is de Slokdarm vaft, deze<br />

is een vliesachtige pyp, die zich van de Fauces, Keel of<br />

ftrot tot de maag uitftrekt: door het Slokdarmshoofd en den<br />

Slokdarm wordt de fpys en drank, als-door een trechter, in<br />

de maag gebragt. De Slokdarm met deszelfs hoofd is achter<br />

de Luchtpyp volgens de lengte der wervelbeenderen van den<br />

hals en van den rug geplaaft, maar in de borft is zy om de<br />

groote flagader een weinig gebogen: zy doorboort het middenrift,<br />

en eindigt aan den linker mond van de maag.<br />

V. Uit hoeveel rokken beftaat de Slokdarm ?<br />

A. De Slokdarm, maag, en darmen maken eene enkelde<br />

lange pyp uit, dog dezelve is na haar onderfcheiden gebruik<br />

over al met even wyd. Deze pyp, welke zich van het Keelgat<br />

tot aan den Aars uitftrekt, beftaat uit vier rokken, namentlyk<br />

uit een Tunica Membranofa, Mufculofa, Nervofa,.<br />

en Villofa, Vlies-, Spier-, Zenuw- en Wolachtige Rok.<br />

V. Worden aan den Slokdarm, en deszelfs Hoofd ook naten<br />

en klieren toegeëigent.<br />

A^ •


272 Van den Hals eh het Strotten- en Slokdarmshoofd.<br />

A. Ja, want de Slokdarm heeft aan deszelfs boveneinde<br />

een Iprank van de Aorta, groote Slagader, en zendt een<br />

fprank aan de ongepaarde ader: aan zyn beneden eind ontfangt<br />

hy een fprank van de Coeliaca, Maagsflagader, en<br />

zendt van daar een ader aan de Coronaria, Kroonader vaH<br />

de maag: de zenuwen, welke in den Slokdarm worden gevonden<br />

, komen van het achtfte paar. Wat de klieren betreft,<br />

de voornaamfte, welke in den Slokdarm worden gevonden<br />

, zyn twee water- of Waasachtige klieren, hebbende<br />

de gedaante van twee groote witte boonen, die te zamen zyn<br />

gebonden: zy zyn aan de rug zyde van den Slokdarm ontrent<br />

het vyfde wervelbeen van den rug geplaaft: deze klieren<br />

ontfangen aders en flagaders van de maagskroon vaten<br />

, zy hebben ook watervaten , welke zich in den Chylvoerder<br />

ontlaften. Deze klieren zwellen zomtyts tot eene<br />

ongemeene grootte, zoo datze de nederdaling van de fpys<br />

tot in.de maag verhinderen, waar door de Lyders van honger<br />

of gebrek van voedzel moeten fterven.<br />

V. Dewyl het leven niet, kan volduuren, ten zy het gedurig<br />

door fpys en drank wordt onderhouden, en geen fpys in de<br />

maag kan komen, als door den Slokdarm, hoe moet men derhalven<br />

de wonden van den Slokdarm aanmerken ?<br />

A. Men moet den Slokdarm, even als de Luchtpyp, in<br />

twee deelen verdeelen, namentlyk in een uit- en in een inwendig<br />

deel, en dan verftaan wy door het uitwendige deel,<br />

dat gedeelte., het welk in den hals tulfchen het keelgat en de<br />

fleutelbeenen is geplaaft: wat de wonden van het uitwendige<br />

deel van den Slokdarm aanbelangt, indien dezelve niet zeer<br />

.groot zyn, konnen zy genezen worden, want fchoon deszelfs<br />

werking eenigzints beledigt is, men kan echter zonder<br />

gevaar van het leven , als de toevallen weinig zyn., het<br />

eeni-


Van de Borften.<br />

eenige dagen uitharden: maar indien de wonden van het uitwendig<br />

deel van den Slokdarm zoo groot zyn , dat daar<br />

door deszelfs werking geheel wordt weggenomen, het welk<br />

gefchiedt , als hy geheel of byna geheel wordt afgeltoken,<br />

als dan moet men deze wonden, fchoon van deszelfs uitwendige<br />

deel, volkomen doodelyk verklaren. Wat nu de svonden<br />

van deszelfs inwendig deel, te weten, dat zich in de<br />

borft verbergt, aangaat, dewyl dezelve geen geneesmiddelen<br />

nog handgreep toelaten, en niet (ofze moeten zeer gering<br />

zyn) door de natuur zelfs konnen genezen, zoo kan<br />

men dezelve niet anders, vooral, zooze van eenig aanzien<br />

en dwars zyn , als onder de volkomen doodelyke wonden<br />

ftellen.<br />

LXXII. H O O F D D E E L .<br />

Van de Borften.<br />

V. \^\T^ hebben in de verhandeling der Beenderen,<br />

V V Spieren en Vaten, aangaande de Beenderen,<br />

Spieren, en Vaten, welke tot de uitwendige deelen van de<br />

Borft behoren, gefproken, nu zullen wy tot de Borft zelfs<br />

inzien, en de deelen, die in dezelve zyn opgeftoten, van naby<br />

be/chouwen; dog alvorens wy dit edel Kabinet ontfluiten,<br />

willen wy twee deelen voor op de Borft, aan beide zyden een, ,<br />

geplaaft, onderzoeken: welke zyn deze deelen}<br />

A. De Borften, zynde twee ronde verheven klierachtige<br />

deelen op de Ipieren van de Borft, Mufculi Peclorales genaamt<br />

, geplaaft; zy zyn met de algemeene bekleedzelen bekleedt<br />

: in de Mannen zynze van geen belang , maar in<br />

Vrouwen dienenze niet alleen tot cieraad, maar ook tot be-<br />

M m reiding


274<br />

Van de Borften.<br />

reiding van een wit voedend zap, Lac, Melk genaamt-<br />

V. Waar uit zyn de Borften te zamengeftelt ?<br />

A. De zelfftandigheid van de Borften beftaat uit zeer veele<br />

eyronde klieren, die in veel vet leggen; derzelver uitbrengende<br />

buizen worden, als ze den tepel naderen, te zamen<br />

vereenigt, dog zoo, datze zes of agt kleine buisjes, Tuhulv<br />

Latliferi, Melkbuisjesgenaamt, formeren: aan de melkbuisies<br />

zyn wederom andere diverfche buisjes gevoegt, en alle deze<br />

buisjes te zamen hebben gemeenfchap met malkander, en<br />

eindigen alle in den tepel.<br />

V Wat is de Tepel*.<br />

A. De Papilla, Tepel, is de uitterlyke middenfte uitpuiling,<br />

waar aan de Kinderen zuigen; hy is zeer gevoelig*<br />

en heeft tot uitvloeing van de melk verfcheide gaatjes: rondom<br />

den Tepel is een ring. De zelfftandigheid van den Tepel<br />

is Iponsachtig, en beftaat uit twee zoorten van vezelen: deze<br />

vezelen maken een dun netwerk, waar door de melkbuisjes<br />

loopen, welke na hunne einden allengskens naauwer worden.<br />

V. Welk is de ring rontom den Tepel*<br />

A. De ring rontom den Tepel is niet anders als een krans,<br />

waar in de Tepel als befloten wordt, hy wordt Areola,,<br />

Tepelri'ng genaamt: in Maagden is ze van eene zachte, dog<br />

aangename roode koleur.<br />

. V. Worden de Borften ook aders, flagaders en zenuwen<br />

toegeëigent 1<br />

A. Ja, als daar zyn de takken van de onderfleutelbeens<br />

tn tulfchenribbige aderen en flagaderen, en zenuwen van de<br />

wervelbeens paren , en van het zesde paar van de hersfeneiio<br />

V. Wat heeft men aangaande de Borften aantemerkm ?<br />

Ak


Van het Ribbenvlies, Middenfchot en Middenrift. 2 7 ?<br />

A. Datze in alle ouderdom niet even groot zyn: in dochterjes<br />

van 14. jaar beginnenze gemeenlyk te zwellen , en ftyf te<br />

worden, en na het vyfrigfte jaar wordenze gemeenlyk flap;<br />

in zwangere en zuigende Vrouwen zynze groot , en in<br />

Meisjes voor de jaren van Vryfterfcbap zynze klein; zy vericheelen<br />

ook in grootte na de Landfchappen: Borften van eene<br />

middelmatige groote, en behoorelyke afgelegentheid met een<br />

dunne witte huit en een roosrooden Tepel verziert, en welker<br />

zelfftandigheid hard, niet flap of hangende is, zyn dc<br />

fchoonfte.<br />

F. Wanneer men melk in de Borjlen vindt, is zulks een<br />

zeker teken van Bevrugt te zyn ?<br />

A. Schoon 'er gemeenlyk tegen den tydt van de verloffing<br />

melk in de Borften wordt gevonden, en in Vrouwen na de<br />

Bevruchting meeft al de Borften meer en meer beginnen te<br />

zwellen, nogtans is de melk in de Borften geen ontwyfelbaar<br />

kenmerk van Bevruchting; want men heeft niet alleen in de<br />

Borften van jonge Dochtertjes en van oude Vrouwen, maar<br />

zelfs van eerftgeboren Kinderen , en Mansperfoonen melk<br />

ontdekt.<br />

LXXIII. H O O F D D E E L .<br />

Van het Ribbenvlies, Middenfchot, en Middenrift.<br />

F. | ~\E Borjlen afgehandelt hebbende, komen wy in de<br />

JL/ Borft, waar in wy vinden het Hart, met deszelfs<br />

zak, en de Longen. Maar alzoo deze deelen gedeeltelyk<br />

met de inwendige bekleedzelen van de Borft worden bekleedt,<br />

zoo zullen wy eerft van de inwendige bekleedzelen van de Borft<br />

fpreken: zeg my eens, wat is het Ribbenvlies ?<br />

A. Het Ribbevlies 3 Rleura genaamt, is een glad, fterfc<br />

Mm 2 • ge-


276 Fan het Ribbenvlies, Middenfchot en Middenrift.<br />

gefpannen vlies bekleedende de geheele Borft van binnen:<br />

het komt van de wervelbeenderen van den Rug , en klimt<br />

van weerszyden langs de ribben op na het midden van het<br />

borftbeen, en wordt gehegt aan het beenvlies van de ribben,<br />

aan de binnenfte tufïchenribbige fpieren en het middenrift: na<br />

de zyde van de ribben is het ongelyk, maar na de zyde van de<br />

holligheid van de Borft is het zeer glad.<br />

F. Wat moet men ontrent het Ribben-, of Borft'vlies nog<br />

aanmerken ?<br />

A. Dat het met zeer veele vaten is doorweven, en dat wel<br />

met fpranken van detuiTchenribbige, mamachtige-en middenrifts<br />

flagaderen, en met aderen van denzelven naam, welke<br />

Zich in de ongepaarde ader, en in den opperften tronk van<br />

de holleader ontlaften: daarenboven heeft het zeer veel fpranken<br />

van dewervelbeens-borft- enmiddenriftszenuwen ^eindelyk<br />

moet men aanmerken, dat het Ribbenvlies uit twee rokken<br />

beftaat, waar van yder een zyde van de Borft bekleedt,<br />

en een quabbe van de Long befluit, en dat in 't midden van<br />

de Borft, door de zamenvoeging van deze rokken, het middenfchot<br />

wordt geformeert.<br />

F. Geef eens eene nader befchryving van het Middenfchot?<br />

,<br />

A. Het Middenfchot is een dubbeld vlies, door een vervolg<br />

van liet Ribbenvlies gemaakt: het komt van het borftbeen<br />

, en gaat door de holligheid van de Borft neerwaarts na<br />

de~ wervelbeenderen , en fcheidt de Borft in tween: het be­<br />

vat l<br />

in zyn verdubbeling het hart met deszelfs zak, den flok-<br />

darm, de holleader, en de maagzenuwen :. de vliezen van<br />

het Mediaflinwm, Middenfchot, zyn wel zoo dun als het Rib-<br />

• benvlies zelfs, en hebben eenig vet en eenige watervaten, die<br />

in den Chyl voerder eindigen: daarenboven ontfangt het Middenfchot


Van het Ribbenvlies, Middenfchot en Middenrift. 277<br />

d'enfchot aders en flagaders van de Middenrifts en Borftvaten;<br />

ook heeft het een eigen vat: eindelyk wordt doorliet<br />

Middenfchot de Borft in twee deelen verdeelt, 200 dat de<br />

quabben van de Long van malkander door het Middenfchot<br />

zyn geilheiden, waar door dat ydere quab van de Long in<br />

eene byzondere holligheid is geplaaft.<br />

V. Is 'er niet eene aanmerkelyke klier in het bovenjle deel<br />

van de Rorfl onder de fleutelbeenderen geplaafl*.<br />

A. Ja, namentlyk de Thymus, Borftklier, waar van wy<br />

in het verhandelen van de Klieren hebben gelproken.<br />

V. Wat is het Middenrift?<br />

A. Het is een uitgebreidt fpierachtig gebogen deel, onderfcheidende<br />

de holligheid van de Borft van die van den<br />

buik. Het is gemaakt van twee fpieren, waar van in de verhandeling<br />

van de ipieren isgefproken, en is vaft gehegt aan<br />

het borftbeen, aan de valfche ribben, en aan de wervelbeenderen<br />

van de Lendenen: het heeft de figuur van een rog, en<br />

is van boven met het ribbe- en van onderen met het buikvlies<br />

bekleedt: in het zelve zyn drie gaaten, als een aan delinkerzyde<br />

tot doorgang van den flokdarm, en een aan de reehterzyde<br />

, waar door de onderfte holleader loopt, en eindelyk<br />

een tulTchen de twee hoofden van de onderfte fpier , waar<br />

door de groote flagader, de ongepaarde ader en de borftbuis<br />

gaat. Deszelfs vaten worden faja Phrenica, Middenrifts<br />

Vaten genaamt, dezelve zyn flagaders, aders, zenuwen<br />

en watervaten ; flagaders heeft het van de groote<br />

flagader, van de onderfleutelbeens- van de tulfchenribbige-en<br />

van de lendensflagaderenj aders van de holle-,, ongepaardeen<br />

onderfleutelbeens aderen: de zenuwen van het Liaphragma,<br />

Middenrift, zyn twee groote, die van de wervelbeens<br />

zenuwen- voortkomen , en takken van het dolende en tus-<br />

. Mn 3 fchenr


278 Van het Ribbenvlies, Middenfchot en Middenrift.<br />

fchenribbige paar. In zyne natuurlyke gefcalte is het na de<br />

bovenzyde van de Borft; verheven, en aan de onder zyde<br />

van den buik hol, en uit dien hoofde, als de vezelen van de<br />

fpieren van het Middenrift zwellen en toetrekken, moet het<br />

van weerzyden vlak worden, en dus wordt de holligheid van<br />

de Borft verwydt, en geeft aan de Long vryheid, om de<br />

lucht in de inademing te ontfangen, en de maag, darmen<br />

en andere deelen worden geperft om deChylteverdeelen, en<br />

de vuyligheden voort te duwen en te doen ontlaften: maar<br />

als het zyne natuurlyke geftalte wederom aanneemt, wordt<br />

de holligheid van de Borft kleinder, en de long geperft, om<br />

de lucht in de uitademing uit te dryven.<br />

V. Alzoo het Diaphragma, Middenrift in de in- en uitademing,<br />

als mede in de voortduwing van de Chyl, en de<br />

Voortflooting en de uitwerping der vuyligheden van den bu<br />

van zoo ten groot en nuttig gebruik is, hoe moet men derha<br />

Ven de wonden van het Middenrift aanmerken ?<br />

A. Men moet de wonden van het Middenrift, het zy<br />

dezelve het pees- of het vleesachtige gedeelte doorfnyden of<br />

kneuzen, indien dezelve groot zyn, onder de volkomen doodelyke<br />

wonden ftellen : want de diepe plaatzing van het<br />

Middenrift maakt eene onmogelykheid ora by de wonden<br />

te komen en geneesmiddelen aantewenden ; daarenboven<br />

maakt de werking en het bewegen van dit deel, indien de<br />

wonden van eenig aanbelang zyn, de genezing onmogelykj<br />

ja de zwaare ftuiptrekkingen, en de ruftelooze bewegingen<br />

maken de wonden grooter , ten minften zy worden meer<br />

opengetrokken; eindelyk of dit deel zwaar gewond ofgekneuft<br />

is, deszelfsonophoudelyke bewegingen maken de inflammatie<br />

of ontftekmggrooter, en het groot getal zenuwen maakt verfchrikkelyke<br />

zenuwtrekkingen, waardoor de ademhaling wordt<br />

verhindert, en de doodt aangebragt, V


Van het Middenfchot, Ribbenvlies en Middenrift. 270*<br />

V. Zyn ook de wondien van het Ligamentum Sufpenforium<br />

Hepatis, den Opfchortenden Leversband, waar mede<br />

bet Middenrijt aan de Lever is vaftgehegt, doodelyk ?<br />

A. Indien nog de zelfftandigheid van het Middenrift, nog<br />

eenige voorname vaten van de Lever te gelyk met dezen band<br />

zyn gequeft; als dan mag men deze wonden onder de volkomen<br />

doodelyke niet Hellen.<br />

V. Dewyl niet al/een hetDiaphragma, Middenrift, maar<br />

OOR de tujjchenribhge Jpieren als werktuigen van de ademhaling<br />

moeten worden aangemerkt, hoe moet men derhalven de<br />

wonden van deze fpieren en van de Borft aanmerken*<br />

• f /"n- 16<br />

! 1<br />

v o n d e n<br />

.yV de tuflchenribbige fpieren tot<br />

m de holligheid doorgaan, zonder de Long en het Middenfchot<br />

door te Heken, als dan moet men zulke wonden nooit<br />

onder de volkomen doodelyke ftellen : want zulke wonden<br />

konnen worden genezen: maar zoo verfcheide ribben te gelyk<br />

worden afgefheden of afgeftooken met derzelver tuffchennbbige<br />

fpieren en bloedvaten en zenuwen, als dan zal zoo<br />

een wonde, fchoon dat. de ademhaling alleen voor de helft<br />

belet wordt, wat middelen men ook mag aanwenden , de<br />

SjfT 01<br />

| 2aken:<br />

d e r 0 0<br />

g ^ ongedurigheden, en de<br />

ichrikkelyke benaauwtheden, en het uitgeftorte bloed, benevens<br />

de geweldige pogingen om adem te fcheppen, zullen<br />

de zamenbrenging en verbinding der wonden ondoenelyk<br />

maken, en dus zullen zulke wonden volkomentlyk doodelyk<br />

K Maar indien veifcheiden ribben te gelyk door een geweldige<br />

flag, ftoot of val zyn gebroken, zonder eene uitwendige<br />

opening van de Borft, hoe moet men Zoo een Breuk aanmerken?<br />

A Indien 'er vier, vyf .ofzes rihben te gelyk zyn gebro­<br />

ken r


28o Fan het Middenfchot, Ribbenvlies en Middenrift.<br />

ken, als dan moec de verwyding en vernaauwing van de<br />

Borft, die tot de ademhaling volftrekt noodzaaklyk is, belet<br />

worden, en de Lydersfchielyk doen ftikken, vooral zoo het na<br />

binnen wykende breuken zyn: en zoo de Lyders zoo fchielyk<br />

niet fterven, zullen 'er dog doodelyke toevallen ontftaan,<br />

die door geen konft zyn te genezen , en daarom moeten<br />

zulke beledigingen onder de volkomen doodelyke worden<br />

geftelt.<br />

V. Wat moet men van wonden, die aan de eene zyde van<br />

de Borft ingaan, het Middenfchot doorfteken, en aan de andere<br />

zyde van de Borft uitkomen, oor deelen t<br />

A. Al zulke wonden met toelating van de lucht in beide<br />

de holligheden, en ophouding van de ademhaling, die op<br />

dezelve nootzakelyk moeten volgen, moeten volkomen doodelyk<br />

worden geoordeelt.<br />

. V. In de bejchryving van het Middenrift hebt gy gefproken<br />

van den Borflbuis, en gezcgt , dat by met de groote<br />

flagader en de ongepaarde ader door het Middenrift gaat, en<br />

dus in de Borft is geplaaft: hoe moet men de wonden van dezen<br />

Buis aanmerken*.<br />

A. Indien deze Buis, welke een vervolg is van het Receptaculum<br />

Chyli, Chylbakje, en na boven gaat tot midden op<br />

de lichaamen van de wervelen der lendenen , recht in het<br />

midden tuffchen de ader zonder paar en de nederdalende<br />

groote ilagader, en voorder opklimt tot onder den ilokdarm<br />

altydt fteunende op de wervelen, tot datze eindelyk van onder<br />

den bogt van de ongepaarde ader linkswaarts op de zyden<br />

van.de wervelen onder de linker kropllagader tot op het<br />

midden van.de laafte halswervel komt, van boven, in het<br />

midden of by het Receptaculum Chyli, Chylbakje ,. of het<br />

Chylbakje zelfs grootelyks géwondt of afgeftoken wordt,<br />

als


Van de Long en van de Luchtpyp. ïBv<br />

.ais dan kan het niet anders zyn, of de Chyl zal worden uitgeftort,<br />

en de Lyder van gebrek fterven, hoe veel voedzel<br />

hy ook voor een korten tydt gebruiker en dus moeten de<br />

wonden van de Chylbuis, die niet in de holligheid van de<br />

Borft, maar eigentlyk tulTchen het ribbenvlies en de wervelen<br />

is geplaaft, indien dezelve aanmerkelyk zyn, volkomen doodelyk<br />

worden aangemerkt.<br />

LXXIV. H O O F D D E E L .<br />

Van de Long en de Luchtpyp,<br />

V* \X7Anneer wy van de deelen, welke in den hals<br />

V V zyn opgeftoten, fpraken, hebben wy het opper/Ie<br />

deel van de Luchtpyp onderzocht, namentlyk het Strottenhoofd,<br />

nu zullen wy eens nafpeuren, dewyl wy tot in de<br />

bolligheid van de Borft zyn gekomen, welke deelen aan hel<br />

Strottenhoofdgehegt zyn, namentlyk de Luchtpyp en de Long:<br />

wat is de Luchtpyp ?<br />

A. De Afpera Arteria, Luchtpyp, is een kraakbeenige<br />

buis in het voorfte deel van den hals voor den ilokdarm geplaaft;<br />

van boven is zy vereenigt met het ftrottenhoofd, en<br />

daalt van daar neer tot aan het vierde wervelbeen van dea<br />

rug: deze buis is gemaakt uit ringachtige kraakbeenderen,<br />

welke op een gelyke wydte van malkander zyn geplaaft, en<br />

hoe nader zy aan de Long naderen hoe kleinder zy worden:<br />

zoo als de Luchtpyp de Long zal ingaan, verdeelt zy zich<br />

in twee takken, Bronchia genaamt; de kraakbeenige ringen<br />

van de Bronchia zyn zoo na aan malkander, dat in de uitademing<br />

de tweede in den eerlten, en de derde in den tweeden %<br />

en voorts de volgende in de voorgaande fchuiven: de ringen<br />

van de Luchtpyp zyn tulTchen het ftrottenhoofd en de Long<br />

N n niec


4t2 Van de Long en van de Luchtpyp.<br />

niet volkomen kraakbeenig, want aan haar achterzyde, welke<br />

aan den ilokdarm komt, zyn zy vliesachtig: maar de<br />

Bronchia, Luchtpyps einden, zyn volkomen kraakbeenige<br />

ringen: als deze Luchtpyps eindens de Long zyn ingegaan,<br />

wordenze in plaats van kraakbeen kringachtige banden , of<br />

sakken, die redelyk wyd van malkander zyn geplaaft, en<br />

overal door de Long zyn verfpreidt, waar aan de blaasjes<br />

van de Long hangen.<br />

V. ïVaarom zyn de ringen van de Luchtpyp tuffchen het<br />

Strottenhoofd en de Bronchia niet volkomen toaakbeenigï<br />

A. Op datze te gemakkelyker zouden konnen uitzetten en<br />

toetrekken : daarenboven opdat de fpys in den ilokdarm<br />

door de hardigheid van. het kraakbeen van de ringen niet zou<br />

worden belet neder te zakken.<br />

V. Hoe zyn de ringen van de Luchtpyp aan malkander gehegt<br />

?<br />

A-_ Zy zyn aan'malkander gehegt door een buitenfte en<br />

een binnenfte vlies: het eerfte vlies is gemaakt van ringachti<br />

ge vezelen, en bekleedt de geheele Luchtpyp van buiten: het<br />

andere vlies is zeer gevoelig, en bekleedt de Luchtpyp van<br />

binnen: dit vlies is zamengeftelt uk drie onderfcheiden vliezen ;<br />

het eerfte heeft lange en ronde vezelen; de lange maken de<br />

Luchtpyp korter , want door derzelver werking komen de<br />

kraakbeenderen nader aan malkander, en fchieten in een \<br />

en door de ronde worden de kraakbeenderen toegetrokken;<br />

het tweede vlies is geheel klierachtig, en de buisjes van de<br />

klieren eindigen in de holligheid van de Luchtpyp: het derde<br />

vlies is niet anders als een zamenweefzel van flagaderen, aderen<br />

cn zenuwen, de flagaders komen van de Carotides, Kropflagaderen,<br />

de aders zyn takken van de Vena Cava, Holleader,<br />

en de zenuwen kotoen van de wederkeerende.<br />

K


Tan de Long en van de Luchtpyp.<br />

V. Welk is het gebruik van de binnenfte vliezen van dc<br />

Luchtpyp ?<br />

A. Als de twee zoorten van vezelen van het eerfte binnenfte<br />

vlies werken, helpenze het buitenfte vlies tot de uitademing,<br />

en het veranderen van de Item: wat het tweede vlies<br />

betreft, het dient om de Luchtpyp van binnen te bevochtigen,<br />

en om de lucht te temperen: het derde vlies dient to«de<br />

beweging en tot voeding van de Luchtpyp en van de andere<br />

vliezen.<br />

V. Wat is de Pulmo, Long?<br />

A. De Long is een groot fpongieachtig ingewandt, midden<br />

in de Borft gelegen, zy wordt in twee quabben verdtelc<br />

door middel van het Mediaftinum, Middenfchot; deze quabben<br />

hebben yder de gedaante van een koevoet; de linker quab verdeelt<br />

zich gemeenlyk in tween: na achteren, daarze op dc<br />

wervelbeenderen leggen, als mede daarze het hart omvangen<br />

zynze een weinig hol, maar na voren , daarze het<br />

borftbeen en de ribben aanraken, zynze verheven.<br />

V Welk is de zelfftandigheid van de Long ? '<br />

A. De zelfftandigheid van de Long beftaat uit een oneindig<br />

getal kleine quabbetjes van verfcheide gedaante en grootte •<br />

deze quabbetjes zyn met haar oppervlakte digt aan malkander<br />

gevoegt, en laten zeer weinig tulTchenruimte over- zy<br />

hangen als druivetroflen over de zyden van de Bronchia<br />

Longepyps einden: yder quabbetje bevat binnen zyn eigen<br />

vlies een zeer groot getal van enge, kleine en roodachtige<br />

blaasjes, deze blaasjes laten kleine plaatzen open, welke vol<br />

kleine vljesjes zyn: de uiteindens der takken van de Luchtpyp<br />

eindigen in de holligheden van deze blaasjes, maar de<br />

hair fyne bloedvaten zyn als een net met veele inmondineen<br />

over de blaasjes verfpreidt.<br />

Nn » T.


2%% Van de Long en van de Luchtpyp:<br />

V. Welk zyn de bekleedzelen van de Longen ?<br />

A. De Longen zyn met een dubbeld vlies bekleedt: bet<br />

buitenfte komt van het Ribbevlies; het binnenfte bedekt niet<br />

alleen de zelfftandigheid van de Long, maar vervult ook de<br />

tuiTehenruimtens, welke 'er tulTchen de troffen van de kleine<br />

Lobi, Quabbetjes, zyn: dit vlies is niet anders als een zameweefzel<br />

van aderen en flagaderen.<br />

V. Welk zyn de vaten van de Long ?<br />

A. Behalven de Bronchia, Longepyps einden, waar door<br />

de lucht in de Long wordt gebragt, heeft de Long aanzieneiyke<br />

vaten, als daar zyn de Arteria Pulmonalis , Longsflagader,<br />

deze komt van de rechter holligheid van het hart:<br />

de Vena Pulmonalis, Longsader, welkers tronk in het linker<br />

oor van het hart eindigt: deze vaten verdeelen zich yder in<br />

twee takken voor de groote quabben van de Long, wanneerze<br />

in zoo veel takjes onderdeelt worden, als 'er kleine quabbetjes<br />

of blaasjes in de Long zyn: want daar is geen tak van<br />

de luchtpyp, of daar is ook een tak van een ader en van een<br />

flagader, en de tak van de Luchtpyp is altydt tuffchen de ader<br />

en de flagader geplaaft: over de Luchtpyps einden loopt een<br />

kleine Ilagader, Arteria Bronchialis, en een kleine ader, Vena<br />

Pneumonica genaamt; de flagader komt van de groote Ilagader,<br />

en de ader eindigt in de onderfleutelbeens ader: .daarenboven<br />

hebben de takken van de Luchtpyp , tot deszelfs<br />

kleinfte fpranken toe, zenuwen van het agtftepaar: eindelyk<br />

heeft de Long Vafa Lymphatica, Watervaten; zy zyn<br />

klein, maken zeer veele inmondingen en ontlaften zich in den<br />

Chylvoerder.<br />

V. Aan welke deelen wordt de Long vaflgehegt ><br />

A. De Long is niet alleen vaft aan de Luchtpyp, maar<br />

zy wordt ook door het middenfchot voor aan het borftbeen<br />

ge-


Van de Long en van de Luchtpyp. \ 8 ?<br />

gehegt, van achteren is zy door het ribbenvlies, zoo ak wy<br />

reets gezegt hebben, aarr de wervelen vaft, aan het hart is<br />

ty door de Longvaten verknogt, van onder leit de Long<br />

los; maar zomtyts zyn de quabben door zommige vliesjes in<br />

manier als draaden aan het ribbenvlies vaftgehegt.<br />

V Welk is het werk van de Long)<br />

A. Als de lucht in de inademing door de Luchtpyp en<br />

deszelfs takken in de blaasjes der Long dringt, als dan zee<br />

zich de Long geheel uit, en beftaat de geheele ruimte van de<br />

Borft: en als de ingedrongen lucht uit de blaasjes van de Long<br />

door de takken van de Luchtpyp en de Luchtpyp zelfs wordt<br />

uitgelaten, gelyk in de uitademing gefchiedt, als dan worden<br />

de blaasjes van de Long en de" Long zelfs te zamen getrokken<br />

: daarenboven wordt het bloedt door de longader en<br />

flagader uit de rechter holligheid van het hart in de linker<br />

holligheid gebragt. Eindelyk dient de Long tot de fpraak,<br />

en door deszelfs beweging meint men, dat het bloed wordt<br />

verkoelt, verdunt, en gezuivert.<br />

V. Wanneer wy v a n } m Strottenhoofd hebben gefproken,<br />

hebben wy niet alleen deszelfs wonden, maar ook die van de<br />

Luchtpyp onderzocht: hoe moet men de wonden van de Lowr<br />

onderfcheiden ?<br />

A. Men kan dezelve in wonden, die doodelyk zyn, en<br />

in wonden, die niet doodelyk zyn, onderfcheiden, alsmede<br />

in wonden, die fchielyk, en in wonden, die langzaam dooden,<br />

V. W?lk zyn de wonden van de Long, die volkomen doodelyk<br />

zyn, en die fchielyk dooden?<br />

A. Wonden van de Long, welke volkomen doodelyk zyn,<br />

en fchielyk dooden, zyn: als niet alleen de fubftantie vs*n de<br />

Long, en van de uiteindens van de Luchtpyp, maar ook<br />

aanzienelyke takken van de bloedvaten zyn gequeft, want<br />

Nn 3 de


z$6 Fan het Hart en deszelfs zakje.<br />

de groote bloedftortingen, en de belette ademhaling zullen<br />

terftont de dood aanbrengen.<br />

F Welk zyn de wonden van de Long, die volkomen doedel)<br />

'k zyn, en zoo fchielyk niet dooden?<br />

A. De wonden van de takken van de Luchtpyp, en van<br />

de kleine takken der bloedvaten, welke dezelve vergezellen.<br />

Want ichoon deze wonden het leven niet terftont doen ophouden,<br />

om dat de ademhaling in het geheel niet wordt belet<br />

, en de bloedftorting niet groot is, nogtans zyn deze<br />

wonden volkomen doodelyk wegens de bederving van het<br />

bloed, en de belette uitbreiding van de lucht in de gewonde<br />

quabbe van de Long , want de circulatie van de vochten<br />

wordt niet alleen eenigzints belet, maar ftaat in het vervolg<br />

ftil, de Long bederft en verrot, en alzoo de Konft niet magtig<br />

is dit quaat te verbeteren, zoo fterven zulke Lyders langzaam,<br />

dog zeker.<br />

F Welke wonden van de Long zyn niet doodelyk)<br />

A. Alle kleine wonden van de Long, en van de takken<br />

van de Luchtpyp, waar door weinig, of geen bloedvaten<br />

worden gequeft, en de ademhaling geen of zeer weinig nadeel<br />

lydt.<br />

ö<br />

LXXV. HOOFDDEEL.<br />

Vm het Hart en deszelfs zakje.<br />

V. \ Lzoo het Hart als in een zak is opgejloten, zoo<br />

i A zu<br />

• H m<br />

eerft Pericardium, Hartszak,<br />

en dan van het Cor 5 Hart, zelfs fpreken: wat is het Hartszakje<br />

?<br />

A. Het is een dik vlies, hebbende de gedaante van het<br />

Hart,


Fan het Hart en deszelfs zakje. xi ?<br />

Hart m het zelve is het Hart als in een beurs opgefloten.<br />

Om de vaten, die het Hart in en uitgaan, is het op vyfpkarze<br />

van boven of aan zyn Bafis doorboort: het is in de ver dubbeling van het Mediaftmuw, Middenfchot geplaaft, waar<br />

aan het zeer vaft is: deszelfs vaten zyn aders, flagaders, zenuwen,<br />

en watervaten: de aders en flagaders ontfangt be*van<br />

de Mam. en Middenrifts vaten , en zenuwen van de<br />

weeromkeerende en Middenrifts zenuwen.<br />

F. Fan wat gebruik is het Pericardium?<br />

A. Het gebruik van het Hartszakje is het Hart te befchermen»<br />

en te beletten, dat het door deszelfs gedurige beweging<br />

6 6<br />

met droog worde.<br />

F. Wat is bet Hart ?<br />

A. Het is een zamengeftelde fpier in het midden van de<br />

üorit tulTchen de twee quabben van de Long in het Hartszakje<br />

geplaaft, met een eigen vlies, gelyk alle andere fpieren bekleedt,<br />

en in en aan deszelfs bovenfte en breedfte gedeelte akvc<br />

met vet voorzien : deszelfs bovenfte eind, dat het breedfteï's,<br />

is de Bafis, en deszelfs onderfte eind, dat het fmalfte is, de<br />

slpex, Punt, die een weinig na de linkerzyde legt: de vezelen<br />

van dit fpierachtig lichaam zyn van verfcheide zoorten,<br />

en hebben verfcheide fchikkingen, en al derzelver peezen<br />

zyn in de Bafis van het Hart: twee peezen komen voort bV<br />

een van de kroons flagaderen, waar van de eerfte gaat tulTchen<br />

ae Longs flagader en het rechter oor, en de ander tuffchen<br />

beide de ooren, zy omringen den mond van de groote flasader,<br />

en de imker holligheid van het Hart: waf den mond<br />

van de rechter holligheid aangaat, deze is ook peesachtig;<br />

maar de vezelen, die rontom de Longs flagader eindden<br />

zyn jleezig. De vezelen, die van de "linker holligheid; en<br />

van d£ Longs flagader komen, namentlyk de buitenfte, die<br />

de


«83 Van bet Hart en deszelfs zakje.<br />

de fynfte zyn, gaan in eene rechte linie na de punt van het<br />

Hart: de andere, die naait de oppervlakte leggen , keeren<br />

^ich linkswaarts, tot dat ze aan de punt komen , dan na<br />

omlaag omdraaijende onder de rechter holligheid, wenden zy<br />

zich over de linker holligheid rechtvvaarts na derzelver inplanting<br />

in de Bafis: nog gaan 'er onder de rechte vezelen eenige<br />

andere recht van den mond van de rechter holligheid na<br />

de Longs flagader; van de tegen over gelegen zyde van de<br />

flagader gaan andere vezelen na de tweede pees van de<br />

groote flagader, door beide deze vezelen wordt de mond van<br />

de Longs Ilagader in de toetrekking van het Hart verwydt;<br />

©nder al deze vezelen zyn 'er eenige, welke zich van de<br />

eerfte pees van den groote flagaders mond draaijen, en alszc<br />

op het midden van de rechter holligheid gekomen zyn, keeren<br />

zy weer [opwaarts na het begin van de Longs Ilagader,<br />

of zy eindigen in de vleezige pilaren, en deze vezelen trekken<br />

de holligheden toe, en verwyden ter zei ver-tydt de flagaders<br />

: ook worden de monden van de holligheden met halfronde<br />

vezelen omringt, die de FalvuU, Valvliezen, in de<br />

toetrekking van het Hart behulpzaam zyn. Aan de zyde van<br />

het Septum Medium, Middenfchot, dat naaft de rechter holligheid<br />

is, loopen eenige vezelen recht van de Bafis na de<br />

punt, daar al de andere vezelen alleenlyk rontom de linker<br />

holligheid gaan; eenige van dezelve nogtans gaan halver weg,<br />

andere iets verder, en dan loopenze weer langs de overzyde<br />

na de Bafis; daar zyn 'er ook die in de vleezige pilaaren<br />

eindigen, en andere worden om de punt van het Hart gedraait:<br />

het getal der vezelen, welke de linker holligheid omringen,<br />

is grooter als van de vezelen van de rechter holligheid,<br />

waar van de rede deze is, dat door de rechter holligiieid<br />

het bloed alleen deor de Long, maar door de linker<br />

hol-


Van het Hart en deszelfs zakje. | % 9<br />

holligheid door alle deelen van het lichaam , zelfs tot<br />

^tea^Tf<br />

p e r f t<br />

r d t : e n<br />

^ Ï S e £<br />

zei van het Hart te valter en de toetrekking der holüeheden<br />

te fterker zyn mogt, zoo loopen de vezelen niet fchuf of<br />

Parallel, maar de binnenlte overdvvarfchen aJtyt de bdtenftf<br />

en vermengen zich dikwils onder een.<br />

V<br />

üuitenitc,<br />

V Om een beter denkbeeld van het Hart te hehh<br />

het noodig zyn deszelfs vajlheehting, aders, !f<br />

miwen, watervaten, ooren, holligheden e*jffi'J'<br />

vliezen te onderzoeken: hoe wordt het H a r t v ^ e ^ '<br />

fcd f<br />

W<br />

° r<br />

p dt> f iS 3 3 0<br />

- ° ' iet<br />

Mediaflinum, Middenfchot,<br />

en aan het Pericardium, Hartzakje vaftgies ert<br />

g r t e<br />

°°<br />

^ ^ *<br />

b l J<br />

^ -^ngen!<br />

V Welk zyn de aders en flagaders van het Ka-t ?<br />

A Het Hart heeft twee aders; deze eindigen in de holleader<br />

eer datze zich in het oor ontlaften, en wordenmet<br />

twee flagaderenvandegroote flagaderen afkomlligTvergezeTd<br />

zy loopen door de geheele zelfftandigheid van hetffi^"<br />

en worden Kroonvaten genaamt: de takken van de aderen<br />

van de reehterzyde hebben gemeenfchap met die van d1£<br />

kerzyde, en zoo doen ook de flagaders<br />

adenf Fa<br />

'<br />

U b b m fe<br />

^'oonaders en flag.<br />

A. De flagaders brengen het bloed aan tot voeding en beweging<br />

van het Hart, en de aders brengen het overfchoc te<br />

rug.<br />

F Welke zenuwen worden het Hart toeeigent?<br />

U e t H a r t w o r d e n e e n<br />

A Pt meenigte zenuwen van het aa­<br />

Z Y C r f p r e i d e n z i c h ifl<br />

rt ^ o m T ^ ,T een g^t f ;<br />

tal rontom den mond van de groote flagader, en in de linker<br />

O o<br />

~" hol,'


Van het Hart en deszelfs zakje.<br />

holligheid: behalven de zenuwen worden aan het Hart ook<br />

eenige watervaten toegeëigent.<br />

V. Welk zyn de Auriculae Cordis, Ooren van bet Hart ?<br />

A. Aan de Bafis van het Hart zyn twee ooren, aan de<br />

rechter en aan de linkerzyde een. In het rechter oor eindigt<br />

de holleader, en in het linker de longader: liet rechter oor<br />

brengt het bloed, dat het van de holleader ontfangt, in de<br />

rechter holligheid, en het linker oor geeft het bloed uit, dat<br />

van de longader in de linker holligheid komt. Het linker<br />

oor is kleinder, maar dikker als het rechter oor.<br />

V. Van wat voor zelfftandigheid zyn de ooren van het<br />

Hart ?<br />

A. De ooren van het hart zyn zamengeftelt uit twee zoor»<br />

ten van fpierachtige vezelen, die in de pees in de Bafis van<br />

het hart eindigen: daar de holleader in het rechter oor eindigt<br />

, is een ronde peesachtige kring : derzelver uitwendige<br />

vlakte is glad, maar inwendig zynze ongelyk, en vol<br />

kleine vleezige pilaartjes, welke kleine vezelen uitzenden,<br />

die dwars en kruislings over malkander gaan : deze pilaartjes<br />

zyn tuflchen groefjes geftelt. De ooren hebben zenuwen<br />

van de takken van het achtfte paar, en hebben eene toetrekkende<br />

en eene openende beweging, gelyk het Hart.<br />

V. Welk zyn de Harts holligheden ?<br />

A. De Ventriculi Cordis, Harts holligheden zyn twee,<br />

en komen met de twee ooren van het Hart overeen: de zyden<br />

van deze holligheden zyn ongelyk, en vol kleine vleezige<br />

ronde lange voortbrengzels van eene verfcbillende gedaante,<br />

Columns, Pilaaren genaamt; tulTchen deze vezelen zyn<br />

verfcheide groeven; in de zyden van de holligheden, vooral<br />

in de linker, zynze dieper en breeder. De linker holligheid<br />

is naauwer, en langer als de rechter, ook zyn deszelfs<br />

zy-


Van het Mart en deszelfs zakje. 2^1<br />

zyden fterker, en dikker, maar de rechter holligheid fchynt<br />

v.yder.<br />

V Waar door worden de twee holligheden van het Hart<br />

van malkander gefcheiden ?<br />

A. Zy worden van malkander gefcheiden door het Septum<br />

Medium, Middenfchot, het welk eigentlyk de binnenfte zyde<br />

van de linker holligheid is, want deszelfs vezelen zyn nieC<br />

anders als een vervolg van de vezelen van de overzyde van<br />

deze holligheid.<br />

V Wat moet men ontrent de rechter holligheid van het<br />

Hart aanmerken ?<br />

A. Men moet ontrent de rechter holligheid aanmerken,<br />

dat het door het rechter oor het bloed van de holleader ontfangt;<br />

en dat 'er aan den mond van deze holligheid drie driekantige<br />

valvliezen, Tricufpidales, Driepuntigegenaamt, zyn<br />

geplaaft , derzelver breedfte deel is vaft aan den mond van<br />

de holligheid, en haare punten en zyden zyn door kleine vezeltjes<br />

aan de vleezige pilaren gehegt, zoo dat als de holligheid<br />

toe wordt getrokken, en de overzyden malkander naderen<br />

, de punten van de klapvliezen aan een komen en fluiten:<br />

deze drie valvliezen dus vereenigt maken een hollen<br />

nus, Kegel, die de weerkering van het bloed na het oor belet,<br />

en dus wordt het bloed voortgeperft na de Arteria Pulwonalis,<br />

Longs Slagader.<br />

V. Is 'er ook iets ontrent de Longs flagader aantemerken t<br />

A Ja, dat de Longs flagader recht zyn begin neemt uit<br />

de rechter holligheid van het Hart; dat deszelfs mond kleinder<br />

is, als de mond van de holleader, datze drie valvliezen '<br />

Semilunares, Halfmaanswyze genaamt, heeft, welker zelfftandigheid<br />

vliesachtig is; dat als deze klapvliezen van eer*<br />

fcheiden , Sat 'er dan aan het bloed doortogt, om uit de<br />

O 0 % hol.-


apa Van bet Hart en deszelfs zakje.<br />

holligheid ia de ilagader over te gaan, wordt gegeven: door<br />

deze halfmaanswyze klapvliezen nu wordt het bloed belet na<br />

de holligheid weder te keeren, want zoo het bloed zulks wilde<br />

doen, zoo zou deszelfs aandrang de klapvliezen op malkan^<br />

der drukken en fchuiven, en de toegang na de holligheid geheel<br />

worden gefloten. Wanneer nu het bloed doordeLongsflagader<br />

door de geheele zelfftandigheid van de Longe is<br />

voortgeftuwt, als dan wordt het overfchot door de Longsader<br />

in de linker harts holligheid gebragt.<br />

V. Verdient de Long&der en de linker bolligheid van bet<br />

Hart eenige opierkv.ig ? _ j<br />

A. Ja , namentlyk dat het bloed uit de Long door de<br />

Lonc-sader door middel van het linker oor in de linker hollig-<br />

heid Ö<br />

ontlaft : aan den mond van deze holligheid zyn twee<br />

klapvliezen, die om derzelver figuur Mitrales, Myterswyze<br />

genaamt worden: deze klapvliezen zyn in deze holligheid op<br />

dezelve wyze geplaaft, en doen het zelfde werk als de Tricufpidales<br />

in de rechter holligheid, alleenlyk zyn de Myterswyze<br />

iets grooter: eindelyk moet men ontrent de linker holligheid<br />

aanmerken, dat uit dezelve de groote flagader voortkomt,<br />

en dat deze flagader, Aorta genaamt, drie halfmaanfc-he<br />

klapvliezen heeft, welke dezelve gedaante en het zelfde<br />

gebruik hebben, en op dezelve manier zyn geplaaft, als<br />

de halfmaanfche val- of klapvliezen in de Longs flagader.<br />

V. Welk zyn de voornaamjle bewegingen van het Hart ?<br />

A Deze zyn twee, namentlyk de Syflole, en de Diaflole'<br />

de Sy/lole, Zamentrekking of toenyping van de holligheden<br />

van het Hart gefchiedt, als de vezelen van het Hart<br />

zich verkorten, de zyden opzwellen, en de holligheden.aan<br />

alle kanten fterk geperft worden: de Diaflole gefchiedt, als<br />

de vezelen, welke in de toenyping van de holligheden verkol<br />

t


Va:i het Hart en deszelfs zakje. 29 3<br />

Kort waren en ophouden te werken, langer worden, de zyden<br />

verflappen, en de holligheden wyd en ruim worden.<br />

V. Op wat manier gefchiedt de omloop van het bloed in hei-<br />

Hart?<br />

A. De omloop van het bloed gefchiedt door middel van<br />

het hart aldus: de op en neergaande holleader vereenigen in<br />

een, en eindigen in het rechter oor: ter plaatze daarze te<br />

zamenkomen is een uitpuiling; deze uitpuiling noemt men<br />

Ifths?:us, Inham, welke het bloed zoo van de op als van de<br />

neergaande holle ader na het oor voert, en belet, dat het een<br />

niet over het ander in het oor loope: als het rechter oor in<br />

Diajlole is, ontfangt dit oor het bloed uit de holleader, en als<br />

liet in Sy/lole is, wordt het bloed in de rechter holligheid geftort<br />

; wanneer deze overftorting gefchiedt, is de rechter holligheid<br />

in Diajlole; het bloed in de rechter holligheid zynde 3<br />

wordt het bloed uit de holligheid, om dat de holligheid in<br />

Syflole komt, in de Longs ilagader geperft, en het kan niet<br />

weer in het oor komen door de driehoekige valvliezen, dis<br />

met de longader gemeenfchap hebben, en het bloed in het<br />

linker oor te rug brengt; als nu het bloed in het linker oor<br />

wordt uitgeftort, is het oor in Diajlole, het oor nu toeknypende<br />

of in Syflole komende, wordt het bloed uit het oor in<br />

de linker holligheid, die dan in Diajlole is, uitgeftort; het<br />

bloed in de linker holligheid geftort- zynde, nypt de linker<br />

ixolligheid fterk toe, dat is, zy komt in Syflole, en door deze<br />

toenyping van de linker holligheid wordt het bloed uit dezelve<br />

in de Aorta of groote ilagader geftort, want het kan<br />

wegens de Myterswyze klapvliezen niet weer in het ooikomen<br />

, en dus wordt het bloed door het geheele lichaam gevoert.<br />

V; Uit het gezegde ziet men klaar, dat de twee ooren ook<br />

O o 3 als


204 Van'het Hart en deszelfs zakje-<br />

als twee holligheden konnen worden aangemerkt, welke konnen<br />

toenypen en verwyden, en dat als de ooren worden toegetrokken<br />

, dat als dan de holligheden opengaan,' en dat als de<br />

holligheden toetrekken, dat dan de ooren geopent, of verwydt<br />

worden; maar alzoo deze bewegingen over en weder, zoo<br />

lang een menjch leeft, onafgebroken volduuren, welke zyn de<br />

middelen , waar door deze bewegingen, zonder welke men<br />

niet een oogenblik kan leven, worden te weeg gebragt ?<br />

A. Deze middelen zyn de invloed van het bloed, en van<br />

geeften in de holligheden der vezelen, want als die ophoudt<br />

als dan houdt de werking van het. Hart ook op: zoo dat de<br />

gelyke en gedurige bewegingen van het Hart alleenlyk van<br />

een gedurigen en gelyken invloed van bloed en geeften afhangt.<br />

V. Gefchieden de bewegingen van het Hart traag of<br />

fneP.<br />

A. Zy gefchieden fnel en met groote kragt, voor al de<br />

toenyping van de linker holligheid, wanneer het bloed in de<br />

Aorta, groote flagader, wordt overgeftort.<br />

V. Waar uit blykt het, dat het Hart een radde beweging<br />

heeft, en dat het bloed met groote kragt en fnelheid door de<br />

Aorta, groote flagader, en voorts door al de bloedvaten na<br />

alle deelen van het lichaam bewogen en wederom te rug na<br />

het Hart gevoert wordt ?<br />

A. Zulk blykt uit de meenigvuldige toetrekkingen van het<br />

Hart en de hoeveelheid van bloed, die in ydere Diaflole,<br />

Verwyding , en in ydere Syflole, Zamentrekking van de<br />

holligheden van het Hart wordt ontfangen en uitgeftort:<br />

want het Hart wordt gemeenlyk in een uur vierduizend maal<br />

toegetrokken, en vierduizend maal verwydt: in ydere toenyping<br />

van het Hart wordt ontrent een once bloed in de groote<br />

flag-


Van het Hart en deszelfs zakje.<br />

flagader ontlaft, en dus gaan. 'er in een uur vier-duizend oneen<br />

bloed door het Hart, dat is dne-hondert drie-en-dertipond<br />

en vier oneen Medicinaal, en twee hondert en vvftil<br />

ponden ordinaifgewigt. Schoon het niet wel mogelyk is, de<br />

hoeveelheid van het bloed in het lichaam van een gezond<br />

menfeh net te bepalen, en de een menfeh ook veelmeer bloed<br />

als een ander heeft, zoo wordt nochtans de geheele quantteit<br />

van het bloed gemeenlyk op vyf-en-twintig ponden zerekent,<br />

en dus zoude in een uur de geheele maifa van het<br />

bloed twaalf of tien maal in een uur door het Hart gaan; dat<br />

is alle vyf minuten eens, indien het twaalf maal in een uur<br />

Of alle zes minuten eens, indien het tienmaal in een uurdooJ<br />

het Hart wordt gevoert.<br />

V. Dewyl het Hart vier-duizend maal in een uur re/loten<br />

en geopent wordt, en het zelve als in een kruik in een uur<br />

vierduizend oneen Moed ontfangt, en door deszelfs fprinkader<br />

namentlyk de Aorta, groote Slagader, vier-duizend oneen<br />

bloed als uit een bornput door het geheele lichaam ver-<br />

Jpreidt, zoo moet men zich verwonderen over de aanbiddelyke<br />

wysheid en goedheid van den alleen wyzen Maker van dit<br />

aardfche vat. Wat zyn dog de heerlykfle vaten door menieben<br />

konjl gemaakt, indien zy dagelyks worden gebruikt<br />

met algevaren onderhevig van te zullen breken; endoor een<br />

kleinen floot wordenze zeer ligt onbruikbaar gemaakt: daar<br />

aanditin zich zelfs zwakke vat, uit fpieren, aderen, naraderen,<br />

en zenuwen te zamengeflelt, de alwyze God zoodanig<br />

een vermogen beef t gegeven, dat het zeventig, tachentt<br />

en meer jaren kanflaande blyven, niet tegenjlaande het da-<br />

m y a e r<br />

^ê?I§¥^®><br />

W*nblik%een verbazende<br />

wyze wordt bewogen. Indien nu het Hart van buiten e n!<br />

ge wonden wierden toegebragt, en het dus in zyne werken<br />

Wierdt


2pg Vin het Hart en deszelfs zakje.<br />

wier dl gejïoort, boe zou men zulke wonden moeten aar*<br />

marken ?<br />

A. Uit de befchryving, die wy van het Hart en deszelfs<br />

gebruik en werking hebben gegeven, blykt het, dat 't niet anders<br />

zyn kan, of alle wonden van het Hart, die deszelfs bewegingen<br />

beletten, en tot deszelfs zelfsftandigheid indringen<br />

, en dus een fcheiding van het geheel maken, zyn volkomen<br />

doodelyk.<br />

V. Maar indiende Kr oom aten, als daar zyn de aders,<br />

flagaders en zenuwen vdti dien naam alleenlyk wierden ge-<br />

'queft, zonder dat de wonder, tot in de holligheden doorgingen,<br />

zou men ook zidke wonden van bet Hart onder de volkome::<br />

doodelyke wonden ftellen)<br />

A. Dewyl door de quetzing van deze vaten, vooral zooze<br />

geheel zyn afgefneden, de dood terftont volgt, zoo moet<br />

men dezelve wel degelyk onder de volkomen doodelyke wonden<br />

ftellen : en zoo de kroonaders, flagaders en zenuwen<br />

niet geheel zyn afgefneden, zoo zal het Hart dog zyne werkzaamheid<br />

verliezen, alzoo de fpiervezelen niet genoegzaam<br />

zullen opzwellen door gebrek van bloed en geeften, want<br />

de zenuwen gequeft zynde zullen niet alleen de dierlyke gees.<br />

ten beginnen te ontbreken, maar daar zullen ook ftuiptrekkingen<br />

in het Hart, en in alle deelen, welke met het Hart<br />

gemeenfchap hebben, ontftaan, waar door het Hart geheel<br />

in zyne werkingen zal worden belet, en het leven zal worden<br />

uitgebluft, en dus zyn zelfs de wonden van de Vafa<br />

Coronaria, Kroonvaten van het Hart, volkomen doodelyk te<br />

achten.<br />

V. Maar zyn de wo-iden van het Pericardium, Ilarïs*<br />

%akje Van eenig aanbelang ?<br />

JL Dewyl alle wonden van het Hart door geen konft oi<br />

plaats*


Van het Hart en deszelfs zakje. ïyf<br />

plaatsmiddelen konnen worden genezen, zoo om deszelfa<br />

levendige werkzaamheden en bewegingen, als om de ortmogelykheid<br />

van de plaats om de wonden te konnen behandelen;<br />

en fchoon het wel waar is, dat het Hartzakje zich nog<br />

eerder als het Hart voordoet, nogtans laat de Kond niet toe<br />

om de wonden van het Hart of deszelfs zakje in levendigen<br />

te onderzoeken, en dewyl het Hartezakje niet wel kan worden<br />

gekweft, zonder dat liet Hart of andere deelen en vaten<br />

te gelyk worden beledigt, zoo zyn de wonden van het Hartezakje<br />

niet alleen van eenig aanbelang, maar men moetze<br />

Zelfs onder de volkomen doodelyke ftellen, fchoon dat de gekwefte<br />

eenige dagen na het ontfangen van de wonde had<br />

geleeft: want alhoewel de dood niet terftont op alle wonden<br />

van het Hartezakje volgt, nogtans fterven de Lyders weinig<br />

dagen daar na, of door de belette levendige werkingen van<br />

het Hart, of door eene ontfteeking van het zakje zelfs, of<br />

van de nabyleggende deelen, die aan het zelve vaft zyn, als<br />

daar is de Long, het Middenfchot, en het Middenrift.<br />

V, Maar dewyl het Pericardium met water is opgevult, zoo<br />

dat het Hart als in het water dry ft, zoo kan immers het<br />

Hartezakje worden gewondt, zonder dat het Hart wordt<br />

beledigt, en dus zou men de oorzaak van de dood eer aan het<br />

ontloopen van dit vocht, als aan de wonden van het zakje<br />

hebben toe te fehryven ?<br />

A. Het is wel waar dat mogelyk door eenige klieren eenig<br />

vocht tot bevochtiging van het Hart en van dit zakje wordt<br />

afgefcheiden, maar dit vocht is weinig, en indien iemant<br />

fchielyk, zonder dat hy van te voren is ziek geweeft, fterft,<br />

en men onderzoekt als dan het Hartezakje , als dan zal men<br />

in het zelve weinig en zomtyts geen vocht, zoo als ik meer<br />

als eens heb gezien, vinden: en dus kan men niet de oorzaak<br />

Pp van


pS F m bet Hart en deszelfs zakje.<br />

van de dood op d© ontlaftiog van dit water leggen \ maar<br />

men moet dezelve in het gekwefte deel, en in de deelen, die<br />

'er om en by gelegen zyn, zoeken.<br />

V. Hoe kan men weten,, als iemant aan een wonde in de<br />

Borft is geftorven, of het Hart, bet Hartszakje of eenig ander<br />

deel is gekweft ?<br />

üfi Mén moet om des aangaande wel kundig te zyn de<br />

Borft openen.<br />

• V. Op wat voor een manier wordt de Borft in zoo een geval<br />

geopent?<br />

A. Men legt het Lyk op den rug, en zoo de wonde niet<br />

jn den weg is, begint men van het bovenfte van het borftbeen<br />

de inlnyding, en men vervolgt dezelve tot een weinig<br />

beneden het zwaardwyze kraakbeen , fnydende de gemeene<br />

bedekzelen en de fpieren tot op het borftbeen door, dan fnydt<br />

men van de eerfte inlnyding van boven over het (leutelbeen<br />

tot op het gewrigt van de fchouder; deze fhee gedaan hebbende,<br />

maakt men een en dezelve inlnyding'over het fleutelbeen<br />

tot op het gewrigt van de andere fchouder, zoo dat deie<br />

drie infnydingen een T vertoonen, even zoo doet men aan<br />

het onderfte einde van de eerfte infnyding makende van het<br />

Zwaardwyze kraakbeen aan yder zyde een fnede, welke over<br />

dwars tot aan de beenige gedeeltens van de ribben ftrekt,<br />

Deze infnydingen gemaakt hebbende, fcheidt men de dekzelen<br />

en fpieren van de beenderen aan beide de zyden af, opdat<br />

het borftbeen en de kraakbeenige deelen van de ribben volkomen<br />

bloot leggen, wanneer men voorzichtig de zamen voeging<br />

van de kraakbeenderen van de ribben aan de ribben met een<br />

mesje los fnydt, wel zorgdragende, dat men niet dieperfnyde<br />

als de kraakbeenderen dik zyn: vooral moet men alle voorzigtigheid<br />

ontrent de bovenfte ribben, en het fleutelbeen gebruiken<br />

,


Van het Hart en deszelfs zakje. £9£<br />

bmiken, opdat men de onderfleutelbeens vaten niet kwe'.ze:<br />

de zamenvoegingen dus losgemaakt hebbende, fnydt mende<br />

tulTchenribbige fpieren en het ribbenvlies door, ook fcheidt<br />

men voorzichtig het middenrift van het uiterfte van het borftbeen<br />

, en van de baftaard ribben, men ligt het borftbeen op,<br />

en terwyl men het opligt, maakt men met een voorzichtige<br />

fnede het middenfchot van het zelve los, en men buigt het geheele<br />

borftbeen met de daaraan hangende kraakbeenige deelen<br />

der ribben na het hoofd: zoo men geen ruimte genoeg<br />

heeft, fcheidt men nog een gedeelte van de gemeene bekleedzelen<br />

en de fpieren aan wederzyden van de ribben, en men<br />

fnydt met een ribbefchaar aan wederzyden nog een ftuk van<br />

de beenige gedeeltens der ribben weg: dus de holligheid, in<br />

welke de wonde is, geopent hebbende, neemt men al het<br />

buiten gevaat bloed met een fpons voorzichtig op, latende<br />

de ingewanden in haaren natuurlyken ftand leggen. Als alles<br />

gereinigt is, fpeurt men met alle omzichtigheid de wonde na,<br />

want zommige wonden zyn door de punt van een fcherp<br />

werktuig gemaakt, en zommige wonden fluiten zoodanig,<br />

datze zomtyts zeer moeyelyk zyn te ontdekken: ook zyn de<br />

gefchoten wonden dikwils zeer moeyelyk na te gaan, vooral<br />

als de binnenfte met de buitenfte geen overeenkomft hebben:<br />

nogtans wordt veelal ter plaatze daar de wonde is een zwarte<br />

plek ontdekr, die door geftremt bloed en verbreking der vaten<br />

is ontftaan; deze plaats moet men ten einde toe met een<br />

blaaspypje, wafchligt, buigzame fonde , of ook wel met<br />

een mes nafpeuren, wel zorg dragende, dat men met het<br />

inftrument, dat men gebruikt, geen nieuwe wonde make,<br />

of iets kwetze: zoo de wonde hoog is, en men zeer veel buiten<br />

gevaat bloed vindt, zynde het Hart en de Long niet gekweft,<br />

dan moet men denken, dat 'er groote vaten zullen<br />

Pp z ge-


Van den Buik en bet Bmkvlies.<br />

gekweft zyn, waarom men alle zorgvuldigheid moet gebrutke,<br />

om dezelve, zonder eenige vaten te kwetzen, veel minder<br />

aftefnyden, te ontdekken; daarom zal men het Hartszakje<br />

met alle voorzichtigheid van onderen na boven Icheiden,,<br />

en vervolgens de vaten ontblooten : ook moet men verdagt<br />

zyn, dat onder de borftklier de boog van de groote flagader<br />

is geplaaft; opdat men dit aanzienlyk vat niet kwetze, moet<br />

men alle voorzichtigheid gebruiken, en de borftklier aficheiden,<br />

het welk in vette lichaamen zeer moeielyk gefchiedt<br />

LXXVI, H O O F D D E E L .<br />

Van den Buik en het Buikvlies.<br />

V. T TEt Hoofd, de Hals en de Borfl afgebandelt heb-<br />

JL X bende, zullen wy tot in den Buik nederdalen,<br />

en daar in het Net, de Maag, de Darmen, het Darm-'<br />

fcheil, de Melkvaten, den Chylbak, de Chylbuis, de Lever,<br />

de Galblaas, de Milt, het Klierbedde, de Nieren, de Pisleiders,<br />

de Waterblaas, en de Teeldeelen befebouwen. PP a<br />

is de Buik ?<br />

A. De Buik maakt de derde grpöte holligheid van het lichaam<br />

uit: hy ftrekt zich van het zwaardwyze kraakbeen tot<br />

het fchaambeen uit: deszelfe voorfte deel wordt de onderbuik<br />

en het achterfte de rug genaamt.<br />

V. Wat de gemeene bekleedzelen, de fpieren, de vaten<br />

en de heenderen, welke tot den onderbuik en den rug bc~<br />

boor en, aangaat , van dezelve hebben wy in het verhandelen<br />

van die deelen gefprooken. Welke deelen zyn het<br />

van de Partes Continentes, Begrypende of Bevattende deelen<br />

van den Buik, welke nog eenige aanmerking verdienen?<br />

A.


[Van den Buik en het Buikvlies. 3 o i<br />

'A De Navel en deszelfs vaten, de witte ftreep, en het<br />

buikvlies of de Penszak.<br />

V. Wat is de Umbilicus, Navel)<br />

A, De Navel, in het midden van den buik geplaaft, is<br />

niet anders als een gering overblyfzel met het lidteeken van<br />

de afgefneden navelftreng.<br />

V. Welk zyn de Vafa Umbiliealia, Navelvaten?<br />

A. Het zyn die vaten, waar door de vrucht in's Moeders<br />

lichaam met het moederlyke bloed wordt gevoedt, en na de<br />

geboorte door de afbinding van de ftreng geheel buiten gebruik<br />

raaken, en door den tydt in banden veranderen, in zoo<br />

verre dat het iets zeldzaams is, wanneer deze vaten in bejaarden<br />

hol worden gevonden.<br />

V. Welk is de Linea Alba, Witte Linie?<br />

A. De witte Linie of ftreep beftaat uit te zamenkomende<br />

peezen van de fpieren van den buik; zy fcheidt den buik naar<br />

de lengte in twee gelyke deelen, en is onder de bekleedzelen.<br />

van den buik te zien.<br />

V. Wat is het Peritonseum, Buikvlies)<br />

A. Het is een dun en zacht vlies, even onder de fpieren<br />

van den Abdomen, Buik, geplaaft, en omvangt alle de ingewanden<br />

van den buik, de geheele binnenzyde van de buiks<br />

holligheid bekleedende: deszelfs vlakte, die aan de fpieren<br />

vaft is, is ongelyk, maar de inwendige vlakte is glad. Men<br />

vindt in het zelve zeer veel kleine klieren, welke dit vlies glad<br />

maken en bevochtigen : het kleeft aan de dwarfche fpieren<br />

van den buik, als mede aan de Linea Alba, Witte Streep,<br />

en bekleedt met deszelfs bovenfte deel het middenrift, waar<br />

aan het ook gehegt is: deszelfs onderfte deel is aan liet fchaambeen,<br />

en het achterfte van dit vlies is aan het heiligbeen en<br />

aau de wervelbeenderen van de lendenen vaft. Het beftaat<br />

Pp 3 uit


3oa<br />

Van den Buik en het Buikvlief,<br />

uit twee vliezen, waar tuffchen de ftammen der bloedvaten<br />

met eenige hunner takken, de Chyl ontfanger, de Nieren,<br />

Pisleiders en de Blaas gelegen zyn; en daarom zegt men,<br />

dat deze deelen in de Buplicatura Peritonai, Verdubbeling<br />

van het Buikvlies leggen: maar alzoo het onderfte gedeelte<br />

van dit vlies zeer dun is, voornamentlyk tuffchen de Blaas<br />

en de fchaambeenderen, zoo is het, dat zommigen willen,<br />

dat de Blaas niet in de verdubbeling van het Buikvlies is geplaaft.<br />

V. Heeft het Buikvlies ook Proceffus, Voortbrengzels?<br />

A. Ja, namentlyk deszelfs buitenfte vlies heeft tweevoortbrengzels,<br />

gelyk twee fcheeden ; zy gaan door de ringen<br />

van de dwarfche fpieren in de liezen , om de ronde<br />

banden der Lyfmoeder in de Vrouwen , en de Zaïd-<br />

Vaten in de Mans door te laten : als deze voortbrengzels<br />

tot de ballen in de Mans gekomen zyn, wordenze wyder:<br />

zy maken de Tunica Vaginalis, Scheede Rok, en het binnenfte<br />

vlies, dat by uitftek dun is.<br />

V. Welke vaten worden het Buikvlies toegeëigent)<br />

A. Het Buikvlies worden aders, flagaders, zenuwen,<br />

en watervaten toegeëigent. Aders en flagaders van de<br />

Middenrift, van de Mam-, van de Onderbuiksfpier, en van<br />

deZaadvaten: deszelfs zenuwen komen van de takken, weidoor<br />

de fpieren van den buik zyn verfpreidt; de watervaten<br />

zyn weinig en ontlaften zich in de Kronkeldarms klieren,<br />

Giandula Iliaca genaamt.<br />

V. Wat moet men aangaande het Buikvlies aanmerken ?<br />

Dat het door de Elafticiteit of veerkragt van zyne vezelen<br />

zich lichtelyk in en uitrekt, gelyk in de ademhaling en in het<br />

zwanger gaan der Vrouwen is te zien: en dat zoo het komt te breken<br />

, 'er een breuk ontftaat, of in de lies, of in den navel, of in<br />

het balzakje. V.


Fan bet Darmnet. 303,<br />

LXXVII. HOOFDDEEL.<br />

Vm het Darmnet.<br />

(i F. Wf^t k het Omentum, Darmnet ?<br />

• A. V V Het is een dubbeld met veel vet begroeidt vlies,<br />

hebbende de gedaante van een beurs, of zak: het bedekt het<br />

jjroofte gedeelte der darmen: aan de reehterzyde wordt het<br />

aan de holligheid van de Lever gehegt, in de linkerzyde aan<br />

de Milt', rugwaarts aan dat gedeelte van den Karteldarm,,<br />

het welk onder de Maag leidt, en voorwaarts van boven aan<br />

het voorfte gedeelte van de Maag en den twaalfvingeren<br />

darm: deszelfs onderfte deel leidt boven op de darmen<br />

los,<br />

F. Welk zyn de vaten van het Darmnet*<br />

A, De vaten van het Darmnet zyn zeer meenigvuldig:<br />

deszelfs aders komen, van de poort-, maagdarmsnets rechter<br />

en linker aderen; takken heeft het van de maags flagader<br />

, en zenuwen van de tulfchenribbige en het verfpreidende<br />

paar: al deze vaten met verfcheide kleine klieren vergezeldt<br />

loopen tulTchen twee linien vet, en verlpreiden zich niet<br />

onaardig over het geheele net uit: ter plaatze daar men weinig<br />

of geen vaten ziet, is het Darmnet zeer dun en doorfchynend.<br />

. F. Welk is het gebruik van het Darmnet ?<br />

A. Het befchermt de ingewanden, bevordert de beweging<br />

der darmen, en deszelfs vet ftrekt in tydt van nood het lichaam<br />

tot voeding.<br />

• F. Dewyl het net een zamenweefzel van aderen, Jlagaderen<br />

en zenuwen is, hoe moet men de wonden van bet Darmnet<br />

aanmerken ?<br />

A.


jo* Fan het Damnet*<br />

A. Alzoo deze vaten alleenlyk maar dunne fprankeii zyn;<br />

en geene groote bloedftorting veroorzaken , behalven dat<br />

men by de wonden kan komen, en hulpmiddelen door de<br />

konft ter genezing aanwenden, en men, een gedeelte van het<br />

net, het welk buiten de wonden hangt, en reets blaauw ziet,<br />

afgefneden, en het gezonde deel wederom binnen gebragt<br />

zynde, kan leven, zoo konnen de wonden van het net niet<br />

anders, zoo 'er de dood opvolgt, als wonden, die by toeval<br />

doodelyk zyn , worden aangemerkt; maar zoo met het<br />

net te gelyk de aders en ilagadere van de Lever en van de<br />

Milt, die 'er zeer digt voorby en heen loopen, of groote<br />

takken, die aan deze vaten eigen zyn, zyn gekweft, als dan<br />

moet men deze wonden onder de volkomen doodelyke wonden<br />

ftellen.<br />

F> Maar hoe kan men weeten of zulke vaten zyn gekwe<br />

of niet ?<br />

A. Om niet alleen van de wonden van het net, maar<br />

van alle wonden der ingewanden in den buik opgefloten,<br />

wel te konnen oordeelen, moet de buik na de dood, en dat<br />

niet lang na dezelve, beft is het twintig uuren na het overlyden,<br />

op dat men volkomen van de dood van den Lyder mag<br />

verzekert zyn, geopent worden; ten ware dat de wonden zoo<br />

groot en geweldig waren aangekomen, dat 'er aan de dood<br />

van den Lyder geen twyfel is, wanneer men, om alle bederf<br />

der ingewanden voor te komen, hoe eer hoe liever den buik<br />

moet openen.<br />

F. Op wat wyze wordt de Buikgevoegelykft geopent)<br />

A. Om den Buik te openen is het genoeg , indien het<br />

de wonde toelaat, van het zwaardwyze kraakbeen bezyden<br />

den navel heen tot op het fchaambeen de bekleedzelen, Ipieren<br />

en het buikvlies te doorfnyden, en dan van de eene zyde tot<br />

aan


Van de Maag en Darmen. 3 o y<br />

-aan "de andere een gelyke fneede, welke over de eerfte<br />

kruift, te doen: want dan heeft men vier Jappen, en deze<br />

buitenwaarts gehaalt zynde, is 'er overvloedig ruimte • de<br />

Buik dus geopent zynde, moet men bet uitgevaate bloed met<br />

fpongien weg doen, en alle voorzichtigheid in het onderzoeken<br />

van de wonden gebruiken, zoo als wy reets in de wonden<br />

van de I^orft hebben aangetoont.<br />

V<br />

LXXVIII. HOOFDDEEL.<br />

' XAT Ameer<br />

Van de Maag en Darmen.<br />

w<br />

r y van de deelen in den Hals opgeflo-<br />

V V ten fpraken, en het Slokdarmshoofd onderzochten,<br />

hebben wy te gelyk van den Slokdarm gefproken en<br />

gezien, dat dezelve door het Middenrift heen gaat relyk<br />

ook in het verhandelen van de gaaten van het Middenrift is<br />

gebleken, derhalven zullen wy, nu we in den Buik gekomen<br />

zyn , het vervolg van den Slokdarm nagaan, en dus de •<br />

Maag en de Darmen naauwkeurig onderzoeken: wat is de<br />

Maag ?<br />

A. De Maag, Ventriculusgenaamt, is een verwyderinz<br />

van den Ilokdarm in de gedaante van een zakpyp- zy lest<br />

even onder het Middenrift; aan deszelfs reehterzyde iszeeL<br />

deeltelyk door de Lever bedekt, aan haar linkerzyde raakze<br />

de Milt, en aan deszelfs bodem den karteldarm, waaraanhet<br />

xJmentum ook gehegt is.<br />

V. Hoe wordt de Maag verdeelt)<br />

A. Men kan de Maag verdeden in deszelfs mond, trrond.<br />

en ontlafter.<br />

5<br />

*<br />

V Wat is de mond van de Maag ?<br />

Q-q A


3p& Fan de Maag-m^amm*<br />

A. De Bapad van, de. Maag , Cardia genaamt» k dfc.bei-r,<br />

ventte ingang van de Maag; hy is een vervolg van den ilokdarm<br />

, en neemt zyn begin aan het Middenrift » waaraan hy<br />

is vaftgehegt. Dit gedeelte van de Maag/is wegens deszelfs<br />

meenigvuidige zenuwen by uitftek gevoelig» en is linkswaartsgöplaaft.<br />

V. Welk is de grond van de Maag ?<br />

A. De grond van de Maag is deszelfs wydfte onderfte deel:<br />

in het zelve vindt men veel rimpels en klieren, waar uitf het<br />

Liquor Gqftricus vloeit. «<br />

V. Wat is hel Liquor Gaftricus», Maagzap)<br />

A. Behalven het zap, dat uit de klieren van de Maag<br />

vloeit» behooren tot het zelve de vochten, welke uit de klieren,<br />

van den Ilokdarm en van de fpeekzelvaten doorr de keel<br />

en flokdarmv in de Maag nederdalen. Men mag deze vochten<br />

als een feheiyogt aanmerken» het welk, benevens de bewegingen<br />

van de Maag en van de omleggende ingewanden,. '<br />

de fpys ontbindt, en in Chyl verandert.<br />

V. Welk is de ontlajler van de Maag ?<br />

A, De ontlafter van de Maag , Fyloms of Jmitor genaamt,<br />

is dat gedeelte van de Maag, waar in de ontbonden,<br />

fpys fchuins opklimt en waaraan de Dammen hun begin nemen;.<br />

by. dezen mond zyn de rokken van de Maag veel dikker als ergens<br />

: de binnenfte rok heeft alhier eene dikke en fterke verdubbeling<br />

in de manier van een ring, zy dient als een valdeur<br />

voor den Maags ontlafter, wanneer hy. zich toefluit.<br />

V. Uit hoeveel vliezen is de Maag zamengeftelt ?<br />

A De vliezen van de Maag zyn vier, namentlyk een<br />

vlies-,, fpier-,. zenuw-, en wol- of klierachtig vlies.<br />

V. Welk is de 1 unica Membranofa, Vliesachtige Rok of<br />

vlies ?.<br />

A.


Fan $e Mm% m Domen. %&f<br />

2f. De vliesachtige rok van de Maag ie de boitenfte, en<br />

komt van het buik vlies.<br />

F. Welk is de Tunica Mufculófa, Spierachtige Rok)<br />

A. De fpierachtige rok is het tweede vlies, en is uitrechte<br />

en ronde vezelen gemaakt; de rechte loopen over het bovenfte<br />

deel van de Maag boven deszelfs l<br />

bovenften en onderften<br />

mond, en de ronde loopen fchuins van boven 'van de Maag<br />

na den bodem: van deze dalen de binnenfte aan de rechter,<br />

en de buitenfte aan de linkerzyde: door de werking van deze<br />

vezelen gefchiedt de wormswyze fee weging, dewelkegrootelyks<br />

de ontbinding ,van de fpys en deszelfs voortftuwisg<br />

bevordert.<br />

F. Welk is de Tunica Nervofa, Zenuwachtige Rok?<br />

A. Deze rok is het derde vlies van de Maag: 'hy is zeer<br />

dun en geheel zenuwachtig : daarenboven is hy zeer gevoelig.<br />

F. Welk is de Tunica Villofa tf/ -Glandülöfe -,


3ptf Van de Maag en Darmen.<br />

-na de poortader,, de korte na den milttak, en de kroon»<br />

aders loopen rontom de Maag: de flagaders van de Maag komen<br />

van de büiks flagader en de zenuwen zyn van het dolende<br />

of achtfte paar, als mede van de zenuwachtige vlechting<br />

van de Myposhondria, Zyd boven onderbuiks zenuwen:<br />

ook worden 'er aan den bodem van de Maag eenige fpranken<br />

van de zenuwen van,het Darmfeheil medegedeelt: de watervaten,<br />

hier en daar verfpreidt,, loopen na den Chylzak,.<br />

. W. Welk gebruik.heeft de. Maag?<br />

A. Deszelfs voornaamfte gebruik is; de fpys te ontfangen,<br />

dezelve te ontbinden,, en door den poortier na de darmen<br />

voort te ftuwen: daarenboven wordt in de Maag door deszelfs<br />

zap aan de zenuwen een gevoel verwekt, het welk. wy<br />

honger noemen.<br />

V. Als de fpys nu genoegzaam ontbonden is.,, blykt het y<br />

datze door de werking der fpierachtige vezelen van de Maag<br />

in de Darmen wordt ontlafl; welk zyn de Darmen )<br />

A. De Darmen zyn een lange pyp ontrent zesmaal langer<br />

als het lichaam, en overal met bochten of omwindingen aan,<br />

het Darmfeheil vaftgehegt: de vliezen.van de Darmen komen<br />

met die van de Maag overeen,<br />

V. Hoe wordt deze Darmpyp verdeelt ?<br />

A. Deze pyp wordt verdeelt in een twaalfvingeren darm,<br />

:in nuchtere darmen,, in een omgewonden of kronkeldarm in<br />

een blinden darm, in een karteldarm en ineen rechten darm:<br />

of men verdeelt deze pyp in drie dunne,, en in drie dikke<br />

darmen : de dunne zyn de twaalfvingeren, de nuchtere en<br />

kronkeldarm; de dikke zyn de blinde, de kartel en de rechte<br />

darm.<br />

V. Welk is de Inteftinum Duodenum, Twaalf vinger en<br />

Darm ?<br />

A.,


Fan de Maag, en Darmen, 3PP<br />

A. Deze Darm is het eerfte deel van de darmpyp, hy<br />

volgt aan den Maags ontlafter, van waar hy neerwaarts<br />

draajende een weinig onder de Maag na de linkerzyde over<br />

de wervelbeenderen loopt, en eindigt aan de eerfte omwinding<br />

van den karteldarm: hy is ontrent twaalfvingeren lang,<br />

na zyn beneden eind zyn 'er twee buizen, welke in deszelfs<br />

holligheid eindigen; door de eerfte Dufius Communis Cholidocbus,<br />

Gemeene Galvoerder, wordt de Gal, endoordetweede<br />

Dudus Pancreaticus, Klierbedde Buis, wordt het Suecus<br />

Pancreaticus,, Alvlees of Kherbedde zap ln de holligheid van<br />

dezen darm ontlaft: de rokken van dezen darm zyn dikker<br />

als die van de andere. Zommige merken dezen darm. aan<br />

als een tweede maag; in dezelve zyn zeer veele klieren, welke<br />

een overvloedig vocht tot verdere ontbinding, van de<br />

Chyl ontlaften ; dit vocht, met dat van het klierbedde en<br />

met de gal vereenigt , en met de Chyl vermengt , ftrekt<br />

grootelyks om de Chyl verder te verdunnen,, en te volmaken.<br />

F. Welk is de Inteftinum Jejunum,. Nuchtere Darm)<br />

A. Deze Darm begint,, daar de twaalfvingeren darm eindigt,<br />

namentlyk aan de eerfte omdraaijing der darmen onder<br />

den karteldarm ; hy maakt verfcheide draaijingen van<br />

de linker na de reehterzyde,, en van de rechter wederom na<br />

de linker, en loopt tot aan den kronkeldarm,, beflaande het<br />

geheele bovenfte gedeelte van het Regio Umb\licali$, Navel<br />

Geweft: deszelfs lengte is ontrent twaalf of dertien fpannen;<br />

hy heeft veele Falvula Conniventes,, Toetrekkende Val of<br />

klapvliezen,, en verfchilt alleenlyk van den kronkeldarm, dat<br />

hy meer melkvaten heeft, en altydt lediger wordt gevonden,<br />

als mede» dat deszelfs binnenfte rok met meer vouwen is<br />

voorzien.<br />


g i o Van de Maag en Darmen.<br />

V. Well is de Inteftinum Ileum, Kronkel- of Omgewonden<br />

Darm ?<br />

A. Deze Darm is de laafte en de kleinfte van de dunne<br />

darmen, hy is omtrent twintig fpannen lang, en begint daar<br />

de nuchtere darm eindigt, en gaat 'voort, makende verfcheide<br />

draaijingen en ömwindingen, die het onderfte deel van het<br />

navel gfeweft en de geheele plaats tuffchen de darmbeenderen<br />

met rechte hoeken tot aan het begin van den karteldarm vervullen.<br />

In dezen darm is het valvlies van Bauhinus, waar<br />

door het te rug loopen van de ftóffe, die in den darm is , belet<br />

wordt.<br />

V. Welk fs 'de Inteftinum Cxcum, Blinde Darm'?<br />

A. Deze Darm is niet meer dan de breette van vier vingeren<br />

'lang, hy is tuffchen den kronkeldarm en den karteldarm<br />

geplaaft: aan den'Zeiven is het Appendix Vermiformis s<br />

'Wormswyze Aanhanzel, en om dat hy maar aan een eitlti<br />

open is, wordt hy de 'blinde darm genaamt: hy is niet aan<br />

het darmfeheil, maar door middel van het buikvlies aan de<br />

rechter nier gehegt, en gedurende den tydt dat de Vrouwen<br />

zwanger gaan, voor al op het laafte van haar dragt, wordt<br />

dezelve gemeenelyk vol gevonden: wat deszelfs gebruik aangaat<br />

, daar ontrent is niets zekers fe 'bepalen.<br />

V. Welk is de Inteftinum Colon, Karteldarm ?<br />

A. Deze Darm is zes fpannen lang, en de wydfte van<br />

alle darmen: hy begint aan hét vervolg van den kronkel- of<br />

omgewonden darm, 'en'eindigt aan den rechten darm: hy<br />

loopt van zyn begin aan de'rechter zyde opwaarts, en gaat<br />

onder de maag heen tot aan de lirtkerzyde, dan'gaat hy weder<br />

nederwaarts, en maakt eindelyk de FleXura Sigmoidea,<br />

Griekfche S gelykende bogt: aan 'deszelfs begin is een valvlies,<br />

zynde een voorbrengzel van den binnertften rok,<br />

wel-


Fan de Maag en Darmen. 3 E t<br />

welke, belet de vuiligheden wederom te-keeren: voorts,heeft<br />

hy, een fterken band, die langs de bovenzyde van den om.<br />

gewonden darm na den rechten darm loopt, en hem tegen<br />

de zwaarte der vuiligheden verfterkt, en in ploojen of cellen<br />

te zamentrekt, deze cellen maken met de Falvul* Conniven-<br />

^^m^l^m dat de vuiligheden niet gedurig<br />

ontlaften : ook zyn de fpierachtige vezelen van dezen<br />

darm grooter en fterker als van de andere darmen, om dat 'er<br />

m d e vuüi<br />

Smmenf ° g heder<br />

> *> doen. op-<br />

F. Welkis de InteCtmum Reclum., Rechte Darm?<br />

A De rechte darm js de laafte der. darmen, hy is omtrent<br />

d S S S ^ O T 1<br />

^ ^ h<br />

tZl<br />

* ^ de kartel-<br />

g<br />

'i T Zd[<br />

r t ° k k e n 2 y n d M e r a l s d i e<br />

den kar-<br />

Ï 2 ? et^ndf ^ T' f° WOTd<br />

^oorhetbuikvliesac^<br />

Tv vnn ,n ƒ !t ^ i<br />

0<br />

* 6 0<br />

in de Mannen is<br />

tm^^^t^— de<br />

*~ -<br />

F Worden, aan den, Rechten Damnfpimen. toegeëigend<br />

A. Ja, namentlyk ter plaatze daarze den aanmaakt- deze<br />

/pieren zyn drie, namentlyk twee Elevator-es Ani Aars<br />

optrekkende of oplichtende gieren , e„ Ad<br />

F.. Eer, wy, tot het Darmfeheil overman mv 1<br />

wonden van de Maag g de DartTond^ke7 en<br />

zien voor hoe verre dezelve doodelyk zyn of niet • Tl '<br />

den van de Maag volkomen,doodelyk? 1<br />

' W<br />

*<br />

A Daar ontbreken geen, voorbeelden, dat'er wonden van<br />

fefefj zynze zeldzaam, t ^<br />

behoeft, derzelver genezingen aan de konft niet dank te w^-<br />

ten;:


312<br />

Van de Maag en Darmen.<br />

ten: derhalven durven wy geruftelyk alle wonden , welke tot<br />

in de holligheid van de Maag doorgaan, ten zy dat de bovenfte<br />

mond, de bodem of de ontlafter gekweftzy, onder de<br />

volkomen doodelyke wonden ftellen; het is wel waar, dat de<br />

wonden van den Cardia, bovenfte mond van de Maag, de Lyders<br />

fchielyker dooden, om de meenigvuldige vaten en de gemeenfchap<br />

met het Middenrift; maar de wonden van den bodem<br />

en van den ontlafter-van de Maag, welke doorgaan,<br />

zullen niet minder doodelyk zyn, als die van den bovenden<br />

mond; want de toevallen als ftuipen, bloedftortingen, ontlading<br />

van chyl door de wonden, belette chylmaking, moeten<br />

den Lyder nootzakelyk het leven benemen: de wonden<br />

dan, die ooit van de Maag zyn genezen, moeten klein en<br />

in deszelfs buitenften rok zyn geweeft, en moeten als zeldzame<br />

genezingen door hulp van de natuur worden aangemerkt.<br />

V. Maar daar zyn voorbeelden van mejjen flikkers, en die,<br />

na dat het mes is uitgehaalt, zyn genezen, derhalven mag<br />

men de doorgaande wonden van de Maag niet onder de volkomen<br />

doodelyke wonden fteilen?<br />

A. Indien de exempelen van meffen flikkers waar zyn, en<br />

dat zy, na dat het mes is uitgefneden, zyn genezen , dan<br />

moet men zulke exempelen als ongewoone en gevallige genezingen<br />

aanmerken, dewelke tot geen algemeenen regel konnen<br />

ftrekken: en dus zeggen wy, dat alle wonden van de<br />

Maag, waar ontrent de konft geen magt heeft gehad om de<br />

doodelyke gevolgen, die 'er natuurlyk uit moeften voortkomen<br />

, te verhinderen, indien by de opening van het lichaam<br />

blykt, dat zulke wonden ongenezen zyn gebleven, al was<br />

het ook dat 'er gevallen waren, waarin de natuur meer hulpe<br />

had bewezen, volkomen doodelyk moeten worden geoordeelt.


Van de Maag en Darmen. % x %<br />

V. Hoe moeten de wonden van de Darmen worden aangemerkt)<br />

A. Dat alle groote wonden der Darmen, indien men dezelve<br />

niet kan bereiken, wegens derzelver gedurige Motus<br />

Periftalticus, Wormswyze beweging, en de uitftorting van<br />

de Chyl of vuiligheden in de holligheid van den buik, en derzelver<br />

fchielyke ontfteking en verfterving, en de verhindering<br />

om de konft- of plaatsmiddelen in het werk te ftellen,<br />

volkomen doodlyk moeten geoordeelt worden.<br />

V. Hoe komt het dan, dat zommige Darmwonden worden<br />

genezen ?<br />

A. Indien groote wonden der darmen, want kleine wonden<br />

van weinig aanbelang kan men niet onder de volkomen<br />

doodelyke wonden ftellen, worden genezen, gefchiedt zulks<br />

meer door geluk als konfl:: en daar genezen geen groote darm<br />

wonden, als door een gemeen lidteken met de wonden der<br />

bekleedzelen, en zulke genezingen vallen meeft voor in den<br />

karteldarm, omdat hy het naaft aan het buikvlies is geplaaft:<br />

ook kan een Darmwond genezen, als de wonde van de bekleedzelen<br />

van den buik zoo groot is, dat men de wonden<br />

van den darm kan vinden en hechten, daarenboven gebeurt<br />

liet, dat een Darmwonde geneeft, doordien een ftukje van het<br />

net de wonde ftopt, en met de wonde vereenigt; of dat de<br />

gewonde darm zich met den naaft gelegen darm ter plaatze<br />

daar de wonde is vereenigt, zoo nogtans, dat de holligheid<br />

in den darm blyft: nog kan de Lyder in het leven blyven<br />

niet tegenftaande de darm zelfs is afgefneden, indien men gelegenheid<br />

heeft om terftont het bovenfte eind van den darm<br />

te vatten , en aan de uiterlyke bekleedzelen van de wonde<br />

van den buik te hechten, wanneer ter plaatze van de wonde<br />

een aars wordt geformeert, waar door de vuiligheden gedurig<br />

Rr zon*


3r4 Fan het Dapttfcheil en de Melkvaten.<br />

ponder datze konnen worden opgehouden, ontlaften. J) at<br />

alle deze genezingen zeer gevallig en zeldzaam zyn , en<br />

meer aan de natuur en de goede gelegenheid, als aan de konft<br />

zyn dank te wyten, kan niemant tegenlpreken.<br />

LXXIX. H O O F D D E E L ,<br />

Van hei Darmfeheil en de Melkvaten.<br />

V, % XJ 2" hebben de Maag en al de.Darmen onderzogt,<br />

V V en gezien, dat de pyp , die de Darmen uitmaakt,<br />

acht of. negen ellen lang is; welk is het deel, waa<br />

aan de Darmen in orden zyn gefchikt en vaftgehegt ?<br />

A. Het Mefenterium, Darmfeheil.<br />

. V. Wat is het Darmfeheil)<br />

A., Het Darmfeheil is een dubbelde, breede, ronde en<br />

vliesachtige zelfftandigheid; men vindt aan het zelve veel vet:,<br />

het is in het midden van den onderbuik geplaaft; deszelfs omtrek<br />

is vol ploojen en vouwen, en is ontrent drie elle lang 3<br />

aan dezen omtrek zyn de darmen gehegt: het Darmfeheil is<br />

vaftgehegt aan de drie eerfte wervelbeenderen van de lendenen:<br />

het beftaat uit drie vliezen, in het binnenfte vlies is het<br />

vet geplaaft, en door het zelve loopen een groot getal aderen<br />

en u"agaderen; wat de twee andere vliezen aangaat, deze<br />

komen van het Peritonaum, Buikvlies.<br />

V. Worden aan het Darmfeheil ook byzondere namen toegeëigent<br />

?<br />

A. Ja, want het gedeelte van het Darmfeheil, het welk<br />

zich met de dunne darmen vereenigt, wordt Mefaraum; en<br />

het andere deel, waar aan de dikke darmen gehegt zyn, wordt<br />

Mefocolon genaamt..


• Fan het Darmfeheil en de Melkvaten. " 3 ï f<br />

F. Welk. zyn de aders en de flagaders, diedoor het Darmfeheil<br />

loopen ?<br />

A. Tuffchen de twee buitenfte vliezen van het Darmfeheil<br />

loopen takken van de bovenfte en onderfte Darmfcheils Ilagader,<br />

deze takken brengen het-bloed na de darmen; en takken<br />

van de Darmfcheils aderen , deze zyn takken van de<br />

poortader, en brengen het bloed van de darmen na de Lever<br />

te rug: de groote takken van de flagaderen en aderen maken<br />

te zamen gemeenfchap, en gaan recht na de darmen,<br />

aldaar verdeelen zy zich met de zenuwen van de Plexus Mefentericus,<br />

Darmfcheils Vlegting, in een oneindig getal<br />

kleinder takken, welke zich over de rokken der darmen - verfpreiden.<br />

V. Worden ''er ook Melk- en watervaten in het Darmfeheil<br />

gevonden ?<br />

A. Daar worden niet alleen in het Darmfeheil Melk en watervaten<br />

, die op dezelve manier als de aders en flagaders<br />

door het zelve loopen, gevonden, maar men ontdekt ook in<br />

•het zelve een groot getal Waasachtige klieren, waar van de<br />

groofte in het midden van het Darmfeheil zyn geplaaft, en<br />

het Pancreas Afellii, Klierbedde van Afeïhus wordt genaamt.<br />

F. Welk zyn de Melkvaten ?<br />

1 A. De Fafa Lattea, Melkvaten, zyn dunne witte vaatjes<br />

als draaden, zy leggen tuffchen de vliezen van het Darmfeheil,<br />

door deze pypjes gaat de Chyl uit de darmen na de<br />

'klieren van het Reeeptaculum Cbyli, Chylbakje of den Chyl<br />

ontfanger: zoo dat deze vaatjes of pypjes van de darmen hun<br />

begin nemen, namentlyk van tuffchen derzelver rokken, en<br />

-dus wordt uit de darmen door de Melkvaten de Chyl in den<br />

< Ghyl'oritfanger gevoert.<br />

Rr J F n


Van het Darmfeheil en de Melkvaten.<br />

V. Worden de Melkvaten in zoorten verdeelt ?<br />

A. Ja, men verdeelt de Melkvaten in Vafa Lattea Prh<br />

mi Generis, Melkvaten van de eerfte-, en in Vafa Lakea<br />

Secundi Generis, Melkvaten van de tweede Zoort.<br />

V. Welk zyn de Melkvaten van de eerfle Zoort ?<br />

A. De Melkvaten van de eerfte Zoort zyn, die van de<br />

darmen na de klieren gaan, en gedurig afwykingen en zamenloopingen<br />

maken.<br />

V Welk zyn de Melkvaten van de tweede Zoort)<br />

A. De Melkvaten van de tweede Zoort zyn, welke van<br />

de klieren na den ontfanger van de Chyl loopen , en deze zyn<br />

grooter als die van het eerfte Zoort.<br />

V. Wat moet men aangaande de Melkvaten aanmerken?<br />

A. Men moet aanmerken, dat de Melkvaten van beide<br />

Zoorten met Valvüla, Val- of Klapvliezen, zyn voozien,<br />

waar door de Chyl belet wordt te rug te loopen: als mede<br />

dat ze ook even als watervaten zyn aantemerken, die te gelyk<br />

met de Chyl het water uit de darmen, en het Darmfeheil<br />

na het hart weder te rug voeren.<br />

V. Welk is het Receptaculum Chyli, of Cifterna Laétea-.,<br />

Chylbak of Chyl ontfanger ?.<br />

A. De Chylbak of Chyl ontfanger is een zak ofverwyderde<br />

holte van de zamenloopende Melkvaten, en ontfangt de<br />

geheele tweede Zoort, als ook watervaten van alle deelen<br />

van den buik: deze buis of bak kan een once vocht behouden,<br />

hy is tuffchen den neergaanden tronk van de groote flagader<br />

en de wervelbeenderen van de lendenen geplaaft, en<br />

wordt door verfcheide Waasachtige Giandula Lumhares , Lendenklieren,<br />

omcingelt, welke in dezelve haar vocht ontlaften:<br />

de bodem van den Chyl ontfanger trekt zich tot een klein vat<br />

te zamen ; zyn midden is zomtyts in twee of drie deelen<br />

ver-


Van het Darmfeheil en de Melkvaten. frf<br />

u^thhf , d<br />

T 6lfS b 0 V C n f t e<br />

e d e e J t e tot<br />

S M *n een pyp P Y P<br />

uit hebbende de ruimte van een ganzen fchagt.<br />

tv at is dit voor een Buis ?<br />

fim«f\ D<br />

B U , S J S d e D u a u s<br />

buis: zy khmt !? I<br />

Gracieus, Chyl of Borfl­<br />

o p b l n n e n d e B o r f t > £ otJöortt-<br />

ontrent het hart verdeelt zy zich gemeenlyk^^c^dS;<br />

takken, welke terftont wederom in een loopen en el d !<br />

langs d e n ü o k d n a d e Q n d e r fleute|°^ e<br />

* S<br />

zich door een of twee monden ontlaft, welke met IZhzhï<br />

hltVnS '<br />

Cfa<br />

yJvan beneden worde uitgeftort, en met<br />

het bloed vermenge: daarenboven heeft de Chylbui, verfchei<br />

ten"daÏSÏÏ^^ ^ ^ ' » £<br />

gendeelen ïïfr ' d r d<br />

°° ? érm<br />

v a n d e<br />

gen deelen, de klopping van de grooteflagader,<br />

S<br />

en de<br />

gele­<br />

oer*<br />

fing.van het middenrift en van de fpieren van d n buik eer*<br />

J S<br />

In , r,<br />

e V<br />

i<br />

° e r t<br />

'<br />

n i e t w e d e r<br />

nederftorte- è ndelvk<br />

loop de borftbuis door de borft achter het<br />

zoo als wy van te voren al hebben aangemerkt *<br />

F Alzoo wyrcets hebben gefprokenvan het zebruik ,n<br />

merkt? ^<br />

h e t D<br />

«fcheil -worden aange-<br />

A Indien de groote bloedvaten van dit deel worden ««.


•'3i8 Van het Klierbedde, de Leveren de Galblaas.<br />

LXXX. H O O F D D E E L .<br />

Van het Alvleefch of"Klierbedde, en van ''de Levet\<br />

en de Galblaas.<br />

: V. WJ^t is<br />

het Alvleefch of Klierbedde?,<br />

. A. 'YV Het Klierbedde, Pancreas genaamt, is een<br />

•zeer groote Giandula Conglomerata, Opgehoopte Klier, leggende<br />

tulfchen. de milt en den twaalfvingeren darm: het beftaat<br />

uit veele kleine klieren, buizen en bloedvaten: in het<br />

.zelve wordt het .Suecus Pancreaticus, Klierbedde Zap, afgefcheiden,<br />

en wordt door deszelfs groote buis, Duitus Pancreaticus,<br />

tot in den twaalfvingeren darm gebragt.<br />

» , V. Wy hebben breedvoerig in de verhandeling der Klie-<br />

•ren van deze Klier , en deszelfs gebruik enz. gehandelt:<br />

•derhalven zullen ivy tot de Léver overgaan. Wat is de<br />

.Lever)<br />

A. De Lever is een groot donker rood ingewand, haar<br />

bovenfte zyde is verheven, glad , en 1<br />

gelyk, maar aan haar<br />

onderfte gedeelte ongelyk en ingebogen: in deszelfs midden<br />

en voorfte deel is zy in tween verdeelt, en maakt aldaar een<br />

fpleet , in welke de navelvaten gaan: aan haar onderzyde is<br />

-de galblaas vaft, en aldaar zyn drie uitpuilingen, die men eertyts<br />

poorten noemde: wat de zelfftandigheid van de Lever<br />

aangaat, dezelve is geheel vaatachtig,<br />

V. Waar is de Lever geplaaft ;<br />

?<br />

A. Zy is in de rechter onderbuiks bovenZyde Hypochondrium<br />

geplaaft: haare verheven en bovenfte zyde reikt tot een<br />

weinig onder het zwaardwyze kraakbeenen raakt' aan het<br />

.middenrift; haare holle èri onderfte zyde bedekt den maags<br />

ontlafter, een deel van den maag,- een-deel van den kartel-<br />

| w darm 5


Fan het Klierbedde., de-Lever en Je-Galblaas,<br />

darm den geneden twaalfvingeren darm, een p-edeelte<br />

ran den nuchteren darm en van het darmnet.<br />

F. Wordt de Lever met vliezen bekleedt*<br />

aftorn^.' ^<br />

H e e f t<br />

hegt?<br />

frlf, ]<br />

nC Z<br />

A* T<br />

13 V l i e S b e k l e e d c v a n<br />

^ ^<br />

J<br />

i s<br />

, a a<br />

m d e<br />

^ Ü S M<br />

*y r


3-20 Van het Klierbedde, de Lever en de Galblaas.<br />

K Welk zyn de zenuwen en de watervaten)<br />

A. Zenuwen heeft de Lever van de tuffchenribbige, en<br />

deze maken de Plexus Hepaticus, Levervlechting: de watervaten<br />

zyn in de Lever zeer veele, en overal verfpreidt, en<br />

de meefte van dezelven eindigen by de poortader aan de ingebogen<br />

zyde.<br />

V. Welk is het werk van de Lever ?<br />

A. Het werk van de Lever is de Gal af te fcheiden,<br />

V. Wat is de Galblaas ?<br />

A. De Galblaas is een vliesachtig lichaam, beftaande uit<br />

vier vliezen, als namentlyk een gemeen of buitenfte vlies,<br />

dat ze met de Lever gemeen heeft, een vatachtig, een Ipierachtig<br />

, en een zenuwachtig vlies: zy is aan de hollezyde<br />

van de Lever vaft, en met dezelve vereenigt : haar gedaante<br />

is gelyk een peer, en haare grootte is niet wel te bepalen,<br />

om datze m yder voorwerp van een onderfcheiden grootte wordt<br />

gevonden , de grootfte is als een gemeen hoender ey: het<br />

achterfte gedeelte van de Galblaas maakt een kleinen indeuk<br />

in de Lever: als men overeind ftaat, of dat de Lever in haar<br />

natuurlyke plaats leidt, dan is haare bodem of breedfte<br />

deel onder, en de hals of naauwfte deel boven: zy raakt de<br />

maag en den karteldarm aan, en verwt deze deelen geel ter<br />

plaatze daarze worden aangeraakt. De gal komt in de Galblaas<br />

door kleine vaatjes, welke te zaam vereenigende een of<br />

twee buizen maken, die in den hals van de Galblaas eindigen.<br />

.<br />

V. Worden aan de Vefica Fellis, Galblaas, buizen toegeëigent)<br />

- .<br />

A. Ja, namentlyk de Duttus Cyjlicus, Galblaas Buis, de<br />

Duttus Hepaticus, Lever Buis, en de Duttus Cholidochus,<br />

gemeene Galbnis.


Van het Klierbedde, de Lever en de Galblaas.<br />

V. Welk is de Galblaasbuis ?<br />

A. Zy is een buis, die de gal uit de Galblaas aiTcheidtv<br />

deze buis gaat van de Lever niet met een rechte linie in de<br />

Galblaas: in dezelve eindigen eenige kleine pypjes, zy heeft<br />

verfcheide plooyen of fronzen»<br />

V. Welk is de Leverbuis'?<br />

A. De Leverbuis, die ook Torus Biliarius wordt genaamt,<br />

is een uitbrengend vat, aan de Galblaasbuis vaft:<br />

zy heeft zoo veel takken als de poortader, want daar een tak<br />

is van de poortader, daar is een tak van deze buis, en deze<br />

takken worden in een gemeen vlies befloten; alle deze takken<br />

dus vereenigende maken eenen ftam , die zich aan het eind<br />

van de Galblaasbuis, om de gal van de Lever door den gemeenen<br />

Gal voerder na de darmen te brengen, voegt.<br />

V. Welk is de gemeene Galvoerder ?<br />

A. De gemeene'Galvoerder is uit de Galblaasbuis en de<br />

Leverbuis te zamengeftelt : hy gaat fchuins na het onderfte<br />

einde van den twaalfvingeren- of na het begin van den nuchteren<br />

darm: na dat hy den eerften rok van den twaalfvingeren<br />

darm heeft doorboort, loopt hy byna twee vingeren breedte<br />

voort, eer hy in de holligheid van den darm eindigt : deze<br />

gemeene buis wordt met de Klierbeddens gemeene buis, als<br />

ze den twaalfvingeren darm ingaat, vereenigt.<br />

V. Welke vaten worden de Galblaas toegeëigent ?<br />

A. Zy heeft twee aders van de poortader, Cjflica Gemella,<br />

Galblaas Tweelingen genaamt, en eenige kleine flagaders<br />

van den rechter maagtak: daarenboven is ze van eenige<br />

watervaten voorzien ?<br />

V. Wat gebruik heeft de Galblaas, en de Gal)<br />

A. De Galblaas verzamelt de Gal, en voert dezelve over<br />

in den twaalfvingeren darm: wat de Gal aanbelangt, deze<br />

S f met


§M Van het Kliert'


Van de Milt. 3*1<br />

LXXXI. H O O F D D E E L ,<br />

Van de Milt.<br />

F. \XJAt is de Milt?<br />

A. VV De Milt, Lien en Splen genaamt , is een<br />

donker rood of blaauw lood verwig ovaals gewys ingewand:<br />

zy is dik aan de kanten, en maakt de figuur van een ineengetrokken<br />

tong, zynde ontrent zes duimen lang, drie breed,<br />

en een dik; van boven is ze verheven, en van onderen in.<br />

gebogen , daarenboven is zy met twee vliezen bekleedt 9<br />

het binnenfte is zeer dun, maar het buitenfte is dikker, en<br />

komt van het buikvlies.<br />

V. Waar is de Milt geplaaft, en hoe wordt ze vaflgehegt<br />

) . ... 5<br />

A. De Milt is geplaaft in de linker bovenzyde van den on»<br />

bierbuik, onder het middenrift tulfchen de ribben en de maag<br />

boven de linker nier: zy is vaftgehegt aan de maag door de<br />

Vafa Brevia, Korte Vaten, aan het klierbedde, de linker<br />

nier, het darmnet en het middenrift door vliezen.<br />

V Is de Milt vaat- of klieraehtig-van zelfftandigheid?<br />

A. De zelfftandigheid van de Milt is vaatachtig, beftaan»<br />

de uit alderhande fyne bloedvaten en vezelen.<br />

V. Welk zyn deze vaten en vezelen ?<br />

A. De vaten van de Milt zyn aders, flagaders zenuwen<br />

'en een weinig watervaten.<br />

i. V. Welk zyn de aders en de flagaders van de Milt)<br />

A De Milt heeft flagaders van de maagflagader , der-<br />

•zeiver hair fyne vaten maken inmondingen door de vliezen van<br />

-de celletjes; de eindens derzelver aderen hebben gemeenfchap<br />

"met de holligheden der celletjes,, als ze uit de Milt komeni<br />

i« Q<br />

S Sfa dei


Van de Milt,<br />

deze vereenigende maken den milttak van de poortader, die<br />

het bloed na de lever brengt.<br />

V. Welk zyn de zenuwen en de watervaten van de Milt?<br />

A. De zentiwen door de Milt verfpreidt komen van de<br />

Flexus Splenicus, Miltvlechting : wat de watervaten aangaat,<br />

deze zyn weinig en ontlaften zich in de lenden .klieren*<br />

' !<br />

' ;<br />

. P<br />

V. Wat gebruik heef t de Milt ?<br />

A. Het gebruik van de Milt is het bloed te verdunnen 9<br />

en te bereiden, om de gal in de lever tegemakkelyker te doen<br />

aflcheiden.<br />

V. Alzoo de Milt een zamenweefzel van bloedvaten, zenuwen,<br />

en eenige watervaten is, en met twee vliezen, waar<br />

van het eene zoo dun is, dat bet by zommigen wordt ontkent,,<br />

is bekleedt, boe. moeten de wonden van dit ingewandt worden<br />

aangemerkt ?<br />

A. Dewyl de Milt nader aan het hart leidt als de lever,<br />

en dus het bloed van het hart. eer en met grooter aandrang<br />

door de Milt als door de lever wordt gevoert;. en daarenboven<br />

dit ingewand niet minder als de lever geheel uit vaten<br />

beftaat, zoo moet men deszelfs wonden en kneuzingen, zoo<br />

Ze maar van eenige aangelegenheid zyn, en 'er een bloedftorting<br />

of verbreeking van verfcheide vaten is te weeg ge,bragt,<br />

en de Milt buiten gebruik is gemaakt, onder de volkomen<br />

doodelyke ftellen.<br />

V. Maar boe konnen de wonden van de Milt volkomen<br />

doodelyk zyn, daar men zommige dieren van de Milt beeft<br />

berooft, die in bet leven zyn gebleven ?<br />

A. Alzoo het uitfnyden van de Milt niet tegenftaande met<br />

de uiterfte omzigtigheid verrigt, en men alle bedenkelyke<br />

^yoorzorge heeft gebruikt, om de bloedvaten te onderfchepoen*


Van de Meren, Ti skider s en de Blaas. "ij-2 ƒ<br />

pen, meenig dier het leven heeft gekoft, en de behoudenis<br />

van het dier meer aan het geluk als aan de konft is toe te<br />

fchryven; derhalven kan het uitfnyden van de Mik niet te<br />

weeg brengen, dat men de wonden en kneuzingen van dit<br />

ingewand, zoo ze van eenige aangelegenheid zyn, niet onder<br />

de volkomen doodelyke wonden zou ftellen.<br />

L XXXII, H O O F D D E E L .<br />

Van de Nieren, Pisleiders en de Waterblaas.<br />

V. Elyk hef onnutte deel van de Chyl in de darmen<br />

VJf afgefcheiden door den rechten darm na buiten<br />

wordt geworpen, alzoo worden de onnutte vochten van het<br />

bloed in de Nieren afgefcheiden door de F is leiders tot in de<br />

Blaas gebragt, en vervolgens door den Fis weg ontlaft. 7Leg<br />

my eens, welk, zyn de Nieren ?<br />

A. De Nieren zyn twee roodachtige ingewanden ; zy<br />

hebben de gedaante van witte boonen; zy zyn vier of vyf<br />

vingeren breedte lang,, drie.vingeren breed, en anderhalven<br />

vinger dik.<br />

V. Waar zyn de Nieren geplaaft, en waar mede zynze<br />

vereenigt)<br />

A. Zy zyn geplaaft na de lendenen aan beide de zyden<br />

van den buik, en zy ruften op de twee onderfte of valfche<br />

ribben onder de Lever en de Milt: aan dezelve zyn vaftgehegt<br />

de. Bynieren , de uitmelkende bloedvaten, en de Pisleiders.<br />

V. Van wat zelfftandigheid zyn de Nieren ?<br />

A. De zelfftandigheid der Nieren is vaft , Zynde bynat<br />

niets anders als vaten en vezelen, derzelver buitenfte omtrek,<br />

Sf 3 cf


$ 26 Van de Nieren, Pisleiders en de Blaas.<br />

of baftachtige zelfftandigheid beftaat uit een oneindig getal te<br />

zamen gevlochten bloedvaten, waar in de pis wordt afgefcheiden:<br />

van deze baftachtige zelfftandigheid gaan verfchei*<br />

4e lange pypjes na het binnenfte van de Nieren, en deze pypjes<br />

maken derzelver binnenfte zelfftandigheid uit; als deze<br />

pypjes aan het bekken naderen, makenze eenige bondeltjes 9<br />

welker einden door het vlies van het bekken gaan, en in het<br />

bekken gekomen zynde, makenze eenige uitpuilingen, Papilla<br />

, Tepeltjes genaamt; deze tepeltjes zyn hol, en brengen<br />

de pis in het bekken.<br />

V. Worden de Nieren ook met een vlies bekleedt ?<br />

A. ja, en wel met een dubbelt vlies, het een is gemeen,<br />

komende van het buikvlies, en het ander is aan de Nieren<br />

eigen: beide wordenze gemeenelyk met eenig vet bedekt.<br />

V. Welk zyn de By nieren ?<br />

A. De Renes Succenluriati, of Capfuhe Atrabïïiaria,<br />

Bynieren, zyn twee geele platte klieren, op beide de zyden<br />

boven de Nieren geplaaft, wy hebben dezelve in de befchryying<br />

der klieren naauwkeurig befchreven.<br />

V. Welk zyn de uitmelkende Vaten )<br />

A. De. uitmelkende vaten, Vafa Emulgentia genaamt,<br />

zyn aders en flagaders, de aders komen van de Vena Cava<br />

, Holleader, en de flagaders van de Aorta , groote<br />

Slagader, zy doorboren de Nieren in haar holle zyde: digt<br />

by de holle ader en de groote flagader zynze in een fcheede ingefloten,<br />

en worden in verfcheide takken verdeelt, die het<br />

bekken omringen: deze takken verdeelen zich weer in zeer<br />

veel kleinder takjes ? en maken de fchors- of baftachtige zelfftandigheid<br />

der Nieren uit.<br />

4 Z 7<br />

. Wat is het Bekken)<br />

A. Het-is de holligheid in het midden van de Nieren door<br />

U t ' de


Fan ie meren, Pisleiders en de Blaas, ^<br />

de verwyding van de Pisleiders gemaakt; in deze holligheid<br />

i^:*z7 dert<br />

><br />

en vervoJgens door<br />

F; /F


3=9 Van de Nieren, Fisleiders en 3e Blaas'.<br />

V. Welk is het werk van de Pisleiders)<br />

A. De pis in de Nieren afgefcheiden en in het bekken<br />

verzamelt tot in de Blaas over te voeren.<br />

V. Wat is de Velica Urinaria, Waterblaas ?<br />

A. De Blaas is een vliezig ingewand, zy is gemaakt als<br />

de Pisleiders van drie vliezen of rokken, het eerfte komt van<br />

het buikvlies, het tweede heeft fpierachtige vezelen, welke<br />

ongefchikt na verfcheide wegen loopen, en het derde is klier<br />

en zenuwachtig; zy zyn alle zoo gemaakt, datze konnen<br />

uitzetten, en in verfcheide ploojen wederom m een trekken:<br />

de Blaas heeft bloedvaten en zenuwen, de bloedvaten komen<br />

van de zyd onderbuiks vaten , en de zenuwen van de tuffchenribbige:<br />

rontom deszelfs hals is een lluitfpier, deze trekt den<br />

mond van de Blaas toe, en maakt, dat de pis niet tegen<br />

dank omlafte: de gedaante van de Blaas in menfchen is niet<br />

peersgewyze, maar is gemeenlyk het grootfte en het wydfte<br />

aan liaaren hals: zy heeft drie openingen, twee voor de Pisleiders<br />

en een voor den Pisweg.<br />

V. Waar is de Blaas geplaaft?<br />

A. De Blaas is geplaaft buiten het 'buikvlies in het benedenfte<br />

deel van den buik tulTchen het heilig- en het fchaamfeen,<br />

en is door middel van het buikvlies van de holligheid<br />

van den buik afgefcheiden; in de Mannen leidt zy boven den<br />

rechten darm, en in de Vrouwen boven den hals van de Lyfmoeder:<br />

dus is zy aan den hals van den Lyfmoeder, of boven aan<br />

den rechten darm vaftgehegt , daarenboven wordt zy door<br />

de Urachus * Blaasband, aan den navel gebonden.<br />

y. Welk is de Pisweg ?<br />

A. De Urethra, Pisweg, is een vliezige pyp van de Blaas,<br />

in de Vrouwen is hy kort, maar in de Mannen wordt hy door<br />

de geheele roede uitgeftrekt.


Van de Meren, Pisleiders en de Maas. 32$<br />

F. Uit de verhandeling van de Meren, Pisleiders en de<br />

Waterblaas is genoeg derzelver gebruik gebleken; derhalven<br />

zullen ivf tot de Teeldelen overgaan; maar eer ivy een begin<br />

daar van maken, laat ons de wonden van de Meren, van de<br />

Pisleiders, en van de Blaas befchouwen- Hoe moet men de<br />

•wonden van de Meren aanmerken)<br />

A. Men moet al de wonden van de Nieren, indien ze<br />

maar van eenig aanbelang zyn, volkomen doodelyk aanmerken<br />

: want zoo derzelver zelfstandigheid, die voornamentlyk<br />

uit bloedvaten beftaat-, een wonde van eenige aangelegenheid<br />

wordt toegebragt, als dan zal 'er eene doodelyke bloedftorting<br />

ontftaan, die nog door konft, nog door hulpmiddelen<br />

kan worden genezen: dezelve doodelyke bloedftortingen moeten<br />

'er ontdaan, wanneer de uitmelkende vaten worden afgefneden<br />

: en indien het bekken met deszelfs buisjes verbroken<br />

is, als dan zal de Pis in de holligheid van den buik<br />

ftortcn, en daar door zullen toevallen ontftaan, die den Lyder<br />

het leven zullen benemen.<br />

V. Maar hoe moet men de wonden van eene Nier aanmerken<br />

, als de andere ongekwefl is gebleven ?<br />

A. Dewyl de ondervinding leert, dat wanneer een Nier<br />

lydt, de andere t:rftont tot meedelyden betrokken wordt, en<br />

dus de eene door het een of ander toeval, als door een ontfteking<br />

onbruikbaar gemaakt zynde, de andere ook ontftoken<br />

en buiten ftaat geftelt wordt: derhalven moet men de wonden<br />

van eenig aanbelang van eene Nier onder de volkomen doodelyke<br />

ftellen, zoo wegens de bloedftorting en ontlafting van<br />

de pis in den buik, als doordien de Nier, die niet gekweft<br />

is, ook onbruikbaar wordt.<br />

V Daar zyn verfcheide voorbeelden, dat Nieren door ulceratien<br />

geheel zyn verteert gevonden, zonder dat het leven,<br />

Tt daar


3 jo Van de Nieren, Pisleiders en de Blaas.<br />

daar door merkelyke fcbade heeft geleden: dit zoo zynde, ho<br />

kan men dan de wonden der Nieren volkomen doodelyk aan<br />

merken'<br />

A* Het is heel wat anders, dat de Nieren doorulceratien en<br />

fuppnratien langzaam en zonder bloedftorting buiten ftaat worden<br />

geftelt, om haare werkingen na behooren te verrigten, als<br />

dat door een uitwendig geweld de Nieren worden gewondt<br />

en buiten ftaat geftelt om haar ampt uit te voeren, want<br />

liet laafte gefchiedt nooit zonder bloedftorting, of ontlafting<br />

van de pis in de holligheid van den buik.<br />

F Maar zoo de Pisleiders worden gekwefl,, hoe moet<br />

men de zeiver wonden achten)<br />

A. Indien een of beide de Pisleiders- worden afgefneden „<br />

zoo moet men zulke wonden volkomen doodelyk achten,<br />

want de pis moet in de holligheid van den buik ontlaften, en<br />

die aldaar bedervende moet ook den daarby gelegen ingewanden<br />

een ongeneciTelyk verderving aanbrengen,, en dus de<br />

dood veroorzaken.<br />

V. Zyn ook de wonden van de Blaas doodelyk)<br />

A. Alle wonden van de BLias zyn niet doodelyk, gelyk.<br />

in het Steenfnyden blykt, en dus moet men alle wonden,,<br />

die van onderen aan de Blaas by de fluit fpier worden toegebragt<br />

, vooral zoo de Blaas met pis vervult is , indien de<br />

wonden tot in den buik niet doorgaat, niet onder de volkomen<br />

doodelyke wonden ftellen; maar zoo de wonden van<br />

boven door den buik ingaan ,. en tot in de Blaas komen,<br />

of dat de wonden van onderen ingaan, en door de Blaas<br />

tot in den buik komen, als dan zal de pis uit de wonden in<br />

den buik ontlaften, en aldaar bederven, en doodelyke toevallen<br />

veroorzaken, die door geen konft nog geneesmiddelen<br />

Ssyn te genezen, en zulke wonden van de Blaas moeten,<br />

on?


Van de Mannelyke Teeldeelen. %\\<br />

onder de volkomen doodelyke wenden worden geftelt.<br />

LXXXIII. HOOFDDEEL.<br />

Van de Mannelyke Teeldeelen,<br />

V. T X JT hebben tot heden gezien, indien wy niet wil-<br />

V V lens blind zyn, deWysheid, Almagt en Goedheid<br />

van den Werkmeejler van het ge/lel Van ons lichaam,<br />

en deverbazende werktuigen, waardoor bet lichaam zoo veel<br />

jaren achter een in het leven wordt onderhouden, maar gelyk<br />

deze deelen en derzelver maakzel op een ganfeh wonderbare<br />

wyze zyn zamengejleld, en derzelver werkingen zoo jui/l,<br />

evenredig en konftig gefchieden, datze den oplettenden Onderzoeker<br />

en Befchouwer noot zaken een Almachtig, JVys en<br />

Goedt Werkmeefler te erkennen; zoo zullen wj nu tot die<br />

deelen overgaan, welke gefchikt zyn tot de voortecling, waar<br />

mtrent men geen minder blyken van Gods Almacht, Wysbeid<br />

en Goedheid, zoo in derzelver zamenftel en werkingen<br />

zullen befpeuren; zeg eens, welk zyn de Partes Genitales Vj»<br />

rorum, Teeldeelen der Mannen.<br />

A. De uiterlyke plaats en de figuur van deze deelen zyn<br />

te bekent, dan dat wy daar iets van zullen zeggen; zy zyn<br />

te zamengefteJt uit zaadvaten, ballen, opperballen, afvoerende<br />

vaten, zaadblaasjes, voorftanders, en de Mannelyke<br />

roede.<br />

V. Wy zullen van bet zakje beginnen, en dan vervolgens<br />

fpreken van de ballen, de opperballen, van bet uitfehietende<br />

vat, van de zaad blaasjes , van de voorftanders, van de<br />

roede, deszelfs hoofd, en van den waterweg. Wat is het<br />

Zakje, waar in de ballen zyn opgefloten.<br />

A Het Zakje is een beursje onder de roede geplaaft, het<br />

Tt s heeft


* j£ Van dc Mannelyke Teeldeelen:<br />

heeft eenen 'naad, waar mede het in.een rechter en een Un*<br />

ker zyde wordt verdeelt.<br />

Uit welke deelen is het Zakje te zamengejleldt ?<br />

A. Behalven de vaten, welke het zakje en deszelfs middenfchot<br />

van de fchaam- en onderbuiks vaten heeft, en de zenuwen,<br />

van het. heiligbeen afiomftig , is het zakje uit drie<br />

rokken te zamen geftelt, namentlyk de opperhuit, de huit,<br />

en het fpierachtig vlies, waar door het zakje wordt in een getrokken,<br />

en gelronft.<br />

V. Wat is eigentlyk de naad?<br />

A. De naad is die ftreep, welke van onder dé roede tot<br />

den bilnaad zich uitftrekt, zy fcheidt het zakje in tween, en<br />

maakt, een middenfchot, Septum. Scroti genaamt, en is uit.<br />

een verdubbeling van het fpierachtig vlies gemaakt.<br />

V. Welk is het gebruik van het Scrotum, Bal-zakje)<br />

A. De Te/les of Ballen .met derzelver rokken en vaten te<br />

omvatten.<br />

V. Welke rokken en vaten worden ydél Bal toegeëigent )<br />

A. Behalven het Membrana Vaginalis, Scheede Vlies,<br />

én het Membrana Albuginea, Witte Vlies, wordt.ook aan<br />

den bal een Mujculus Cremajler, Opfchortende Spier, toegeëigent.<br />

Wat het fcheede vlies aangaat, het is van het buikvlies<br />

afkomftig, en bekleedt den bal los: maar het witte vlies<br />

is zeer vaft met de zelfftandigheid der ballen vereenigt, en<br />

ontfangt de zaadvaten, die na den bal gaan, als daar zyn de<br />

zaadflagaders, welke van de. groote ilagader voortkomen,<br />

aders, een rechter en een linker , de rechter komt voort<br />

van de holle ader, en de linker uit de uitmelkende ader, zenuwen<br />

van die van het bekken en van de lendenen, en eenige<br />

watervaten.--<br />

' V- Welk is de opfchortende Spier)<br />

Ai


Van der Mannelyken Teeldeelen. 3 j*<br />

A Vz Mufculus. Cremafter Joopt over de buiten zyde van<br />

het fcheede vlies, zy komt van het fchaambeen en deszelfs<br />

vezelen worden over het fcheede vlies yerjpreidt,<br />

V. Van wat zelfftandigheid zyn de Ballen?<br />

De zelfftandigheid der ballen is vaatachtig, beftaande<br />

uit zeer teedere vaatjes, zaadvaten genaamt: in het midden,<br />

van de ballen is een lichaam, dat van binnen hol is, het<br />

welk niet alleen ftrekt om de zaadvaten te onderfteunen,<br />

maar ook om de zaadftoffe te ontfangen. Indien deze teedere<br />

vaatjes van malkander worden gefcheiden, konnenze in<br />

een zeer groote lengte uitgeftrekt worden: natuurlyk zynze<br />

als darmtjes in een gekrult, en maken een niet onaardige vertooning,<br />

0<br />

P. Welk 2jV2*fe.Epididymides, Opperklootjes?<br />

•• J<br />

J ^ °pperklootjes z>n twee gekronkelde lichaamen,<br />

W yder bal een, van gedaante zyn zy halfrond, makende<br />

de hguur van catoen zaad: zy zyn door middel van het witte<br />

vhes met den bal en.het FasDeferens, uitfchietendevat<br />

vereenigt; zy nemen hun begin van het midden van den bal<br />

met vyi ot zes kleine buisjes, zaadvaatjes genaamt, en eindigen<br />

in het uitfchietende vat; zy.worden met een fterk vlies<br />

gemeen met het witte vlies, bekleedt.<br />

V. Vih wat zelfftandigheid zyn de Opperklootjes?<br />

A ^ e<br />

f el<br />

""tandigheid van de Opperklootjes komt met die<br />

van de ballen overeen, maar derzelver vaatjes en holligheden<br />

zyn grooter, en worden eindelyk een buis, het Vas Lefems,<br />

Uitfchietend Vat, genaamt.<br />

1<br />

V. Wat gebruik hebben de Opperklootjes ?<br />

f.nl H<br />

? 23ad U i<br />

d f<br />

e b a l i e n t e o n t f a n<br />

gen, en na het uitfchie- •<br />

tenqe vat ovei te brengen.<br />

V Welk is dit uitfchietende vat).


|3* Van de Mannelyke Teeldeelen.<br />

A. Het is een fterke witachtige buis, hebbende de dikte<br />

van een dunnen ftroohalm, yder Opperklootje heeft 'er een:<br />

zy klimmen beide van yder Opperklooge na den buik door<br />

de Proceffus Peritonai, Scheut van het Buikvlies, en Worden<br />

van daar wederom gebogen na den hals van de blaas, en<br />

eindigen ten deele in den waterweg, en ten deele in de Fejicula<br />

Seminales, Zaadblaasjes.<br />

F. Wat gebruik heeft dit uitfchietende Fat)<br />

A. Deszelfs gebruik is de zaadftoffe uit de Opperklootjes<br />

na de zaadvaatjes te voeren, en in den tyd van de vereeniging<br />

dezelve tot in den waterweg over te ftorten.<br />

F. Welk zyn de Zaadblaasjes?<br />

A. De Zaadblaasjes zyn tWee holle vliesachtige ontfangers,<br />

zy zyn aan het onderfte deel van den hals van de blaas,<br />

om het zaad uit de uitfchietende vaten te ontfangen, en in<br />

de vereeniging door den waterweg in de Lyfmoeder te fchietêfl,<br />

geplaaft: zy zyn drie vingers lang, en een vinger<br />

breed : zy beftaan uit een fterk vaatachtig vlies, hebbende<br />

verfcheide kleine holligheden, welke met malkander gemeenfchap<br />

hebben; de zaadblaasjes worden met een vlies, van het<br />

buikvlies afkomftig, bekleedt.<br />

F. Worden aan de Zaadblaasjes vaten toegeëigent ?<br />

A. ja , behalven een dubbelde uitlozende buis , welke<br />

zich in den waterweg ter tyd van de vereeniging ontlaft,<br />

wórden haar aders en flagaders van de blaas en rechteridarfns<br />

vaten, en zenuwen van de vlechtingen van het bekken<br />

toegeëigent.<br />

F. Welk zyn de Foorflanders i<br />

Ai De Proflata, Vöorftanders, zyn eigentlyk een eenig<br />

lichaam, makende byna de figuur van het hart, httisonmiddelyk<br />

voor den hals van de blaas geplaaft, en omringt voor<br />

een


Fm $ Mannelyke Teeldeelen* gg|<br />

een grpot gedeelte den waterweg, het is omtrent een okkernoot<br />

groot, is klierachtig, heeft verfcheide kleine holligheden,<br />

en is met een vlies bekleedt: daarenboven heeft het twee<br />

hoogtens en een uitfteekzel; de twee hoogtens zyn in derzelver<br />

onderfte gedeelte bil gedaantig, en het uitfteekzel,<br />

inippehoofd genaamt, heeft in deszelfs opperfte deel twee<br />

gaatjes,, welke met de uitfchietende buizen, en de zaadblaasjes<br />

gemeenfchap hebben.<br />

F Roe veel gaatjes vindt men gemeenlyk in de voor/landers,en<br />

welke vaten zyn den voorjlanders eigen, en wat is<br />

derzelver gebruik.<br />

A. De gaatjes, of uitlozende buizen van de voorftanders<br />

Zyn twaalf of dertien: derzelver vaten zyn gemeen met de<br />

vaten, der zaadblaasjes, en wat derzelver gebruik aangaat,<br />

zy fcheiden een wit lymig vocht af, het welk in de vereeniging<br />

tot gladmaking van den waterweg,, en overvoering van<br />

de zaadftoffe wordt uitgefchoten.<br />

F. Wat is de Roedel<br />

A. De Penis, Roede, heeft verfcheide benamingen, welke<br />

zoo bekent zyn, als de figuur van de roede zelfs: ontrent<br />

de roede merken wy alleenlyk aan deszelfs opperhuit , en<br />

huit, als a gemeene dekzelen, de voorbuit, het lichaam, de<br />

zelfltandigheid, den pisweg, het hoofdje, de fpieren en de<br />

vaten. *<br />

F Welk is de Foorbuit ?<br />

A De Voorbuit is een dubbelde huit, bedekkende het<br />

hoofd der roede, zynde voorzien met zenuwtepeltjes, en:<br />

klieren, aan deszelfs onderfte gedeelte is een band, Franu.<br />

turn, 1 oom genaamt.<br />

F. Wnar uit is deszelfs lichaam te zamengeflelt ><br />

A Behalven een fterken rok van een peesachtigen aardt,,<br />

die.'


33 ó Van de Mannelyke Teeldeelen.<br />

die hec lichaam van de roede bekleedt, en zomtyts dubbeld<br />

is, met een tulTchen gevoegt blaasachtig vlies, beftaat de<br />

roede uit twee holle of fpongiachtige lichaamen , 'Corpora<br />

Cavernofa genaamt: zy maken het grootfte gedeelte van de<br />

roede , en komen van de fchaambeenderen onderfcheiden<br />

voort, maar komen daar na te zamen en worden tot aan het<br />

hoofd uitgeftrekt. In de vereeniging worden dezen lichaamen<br />

opgezet, en maken de roede ITyf: tuffchen deze twee<br />

lichaamen is een fchot, Septitm genaamt, dit fchot is van voren<br />

dunder als na achteren , en is als een teems met kleine<br />

gaatjes doorboordt: daarenboven heeft de roede een kleinen<br />

band, deze komt van deszelfs rug een weinig van haar begin<br />

af, waardoor zy aan het bovenfte deel van het fchaam-<br />

'been is vaftgehegt, op datze niet te laag nederdaale.<br />

V. Welk is de Tisivcg ?<br />

A. De Pisweg is onder de twee fpongieufe lichaamen geplaaft,<br />

hy is ontrent twaalf of dertien duim lang: hy begint<br />

aan den hals van de blaas, en buigt zich na de onderfte zyde<br />

van het fchaambeen, en opgaande na het begin van de<br />

•fpongieufe lichaamen, loopt hy tot aan het einde van de roede.<br />

De zyde van den Pisweg beftaat uit twee vliezen, en<br />

uit een fponsachtige ftoffe, behalven aan het eind, daar hy<br />

aan den hals van de blaas vaft is , en aldaar is de wydte<br />

tulTchen de vliezen klein , en met eene roode klierachtige ftoffe.<br />

vervult, welkers uitbrengende buisjes het binnenfte vlies<br />

van den fisweg doorborende in den Pisweg een flymachtig<br />

vocht uitftorten, om het binnenfte vlies, dat de holligheid<br />

van den Pisweg bekleedt, en zeer zacht, dun en gevoelig<br />

is, tegen de fcherpheid van de pis te befchermen; wat het<br />

buitenfte vlies aangaat, het zelve is hard, vaft en wit. De<br />

einden van deze fponsachtige ftoffe zyn dikker als haar midden.


Fan de Mannelyke Teeldeelen. 33?<br />

'den, en het eind naaft de Voorftanders wordt om zyn grootte<br />

de bol van den Pisweg genaamt, zynde een half duim<br />

dik, en in 't midden met een middenfchot, het welk mede<br />

met veel kleine gaatjes is doorboort, gefcheiden: het ander<br />

eind maakt op de einden van de fponsachtige lichaamen de<br />

Glans of Balanus, het Roede hoofdje.<br />

F. Worden ''er ook klieren in den Pisweg gevonden)<br />

A. Ja , men vindt aan yder zyde van den bol van den<br />

Pisweg eene kleine klier, die een lymig en klaar vogt mede<br />

tot befcherming van den Pisweg ftort; aan de over zyde van<br />

den Pisweg in deszelfs binnenfte vlies iets meer na het hoofdje<br />

vindt men eene andere klier van het zelfde gebruik: aan het<br />

ander eind van den Pisweg rontom de kroon van het hoofje<br />

zyn zeer veel kleine kliertjes, deze fcheiden een riekend vocht<br />

af, het welk 't hoofdje glibberig maakt, opdat de voorbuit<br />

gemakkelyk daar over ftroope.<br />

P. Wat moet men ontrent het Roeden hoofdje aanmerken?<br />

A. Ontrent het Roede hoofdje is aan te merken, dat deszelfs<br />

oppervlakte effen en glad is, dat het zelve met verfcheide<br />

zenuwtepeltjes is voorzien , waarom het zeer gevoelig<br />

is, en eindelyk dat het meteen zeer dun vlies of opperhuit<br />

is bekleedt, het welk met het vlies van den Pisweg gemeen<br />

is.<br />

V. Welke zyn de vaten van de Roede en van den Pisweg?<br />

A. Derzelver vaten zyn aders en flagaders van de onderbuiks<br />

vaten, en van die van de fchaamdeelen: de zenuwen<br />

, die twee zyn, komen van het heiligbeen, en de watervaten<br />

zyn verfcheiden, en deze ontlaften zich in de Liesklieren.<br />

: F. Welk zyn de fpieren van de Roede ?<br />

A. De Roede heeft drie paar fpieren, het eerfte paar zyn<br />

Vv de


$0 Van dc Teeldeelen der Vrouwen.<br />

de opre'chters, liet tweede zyn de voortftuwers, en het derde<br />

paar zyn de dwarfche fpieren: maar alzoo wy in de verhandeling<br />

van de fpieren van deze Ipieren hebben gefproken<br />

meineik, dat het voornaamfle van de Mannelyke teeldeelen<br />

zal zyn afgehandelt..<br />

LXXXIV. H O O F D D E E L.<br />

Vau de Teeldeelen der Vrouwen*<br />

V. \ Lzoo ons voornemen niet is, om een naauwkeu-*<br />

XX rig onderzoek aangaande de uitwendige gedaantevan<br />

de Teeldeelen der Vrouwen te doen, zoo zullen wy terftont<br />

tot de wezentlyke deelen overgaan, en dus den Kittelaar,<br />

de vleugelswyze uitfteekzels, het Maagden vlies, de<br />

Lyfmoeder met deszelfs fcheede, banden en trompetten, alsmede<br />

de Eyerneften onderzoeken. Wat is de Kittelaar ?<br />

A.. De Kittelaar, Clitoris, heeft de gedaante van eene<br />

kleine roede, maar is niet doorboort; hy is in het voorfte<br />

deel van de Vulva, groote Spleet, geplaaft binnen de huit,..<br />

en niets doet zich van denzelven voor als deszelfs eind, het<br />

welk door een frons van de huit, door de vereeniging van<br />

ü&Nymphee, Vleugelwyze uitfteekzels, of watergodinnen,<br />

gemaakt, wordt bekleedt: deze frons wordtPraputium Clitoridis,<br />

Voorbuit van den Kittelaar genaamt.<br />

V. Van wat zelfftandigheid is de Kittelaar ?<br />

A Hy is, gelyk de roede, uit twee fponsachtige deelen<br />

te zamengeftelt: van het onderfte van het fchaambeen komenze<br />

onderfcheidentlyk, vervolgens naderen zy malkander, en<br />

maken den Kittelaar: deszelfs eind is zeer gevoelig, en wordt<br />

Glans, Hoofje genaamt» De twee fponsachtige lichaamen


Van de Teeldelen der Vrouweïl. 33^<br />

£yn tweemaal langer als de Kittelaar, en worden, eerze<br />

vereenigen en den Kittelaar maken, de Crura Clitoridis,<br />

Kittelaars Dyën genaamt. De Kittelaar heeft twee fpieren-,<br />

deze komen van de uitpuilingen van het heupebeen, en worden<br />

in de fponsachtige lichaamen van den Kittelaar ingeplant:<br />

in de vereeniging doen zy den Kittelaar opryzen, en ftyf Haan.<br />

p. Welke vaten worden aan den Kittelaar- toegeëigent ?<br />

A. De Kittelaar ontfangt aders, flagaders en zenuwen:<br />

aders en flagaders van de fpeenvaten, en zenuwen van de<br />

tuffchenribbige, en deze worden door al de deelen van de<br />

fpleet verfpreidt.<br />

V. Hebben de aders van de eene zyde van de fpleet ge-,.<br />

meenfcbap met de aderen van de andere zyde)<br />

A, Niet alleen hebben deze aders maar ook de flagaders<br />

gemeenfchap met malkanderen.<br />

V. Welk zyn de Nymphse, Vleugelswyze uitfteekzels?<br />

A. De Nympha zyn twee uitfteekzels in de manier van<br />

vleugels of quabbetjes nevens den pisweg : zy zyn grooter<br />

in getrouwde Vrouwen als in de Maagden; derzelver zelfftandigheid<br />

is fpongieus, en vol bloedvaten, in de vereeniging<br />

zwellen zy op, en dienen om de inwendige deelen tegen de<br />

uiterlyke ongemakken te befchermen.<br />

V. Hebben de Vleugelswyze uitfteekzels ook vaten ?<br />

A. Ja, zy hebben aders, flagaders en zenuwen, van den<br />

Kittelaar afkomftig.<br />

V. Wat is bet Hymen, Maagdenvlies ?<br />

A. Het Maagdenvlies is eene kringachtige vouwing van<br />

het binnenftè vlies van de fpleet, deszelfs gedaante maakt<br />

zomtyts een geheele cirkel, en zomtyts maakt het de figuur<br />

van een halve maan, en na deszelfs figuur is, is de doorgang<br />

na de Lyfmoeder min of meer gefloten. In de eerfte<br />

Vvi ver«


3


Van de Teeldeelen der Vrouwen. 'ggf<br />

fchen de blaas en den rechten darm geplaaft, waar in wy negenmaanden<br />

hebben huisgehouden, cn van kleine onzigtbaare<br />

beginzelen onze. volkomentbeid hebben gekregen , om als<br />

een kleine wereld in de groote voor een onzekeren tyd te ver-<br />

Jchynen,, op dat wyuitde belchouwing van ons zelfs, en van<br />

al wat in de wereld is , onze nietigheid en afbankelykheid, en<br />

des Scheppers Almagt Wysbeid en Goedheid zouden leer en kennen<br />

: hoe wordt de Lyfmoeder verdeelt ?<br />

.A. De Lyfmoeder wordt verdeelt in een Lyfmoeders hals,<br />

de Lyfmoeder, endeszelfs banden, eyerneften, trompetten!<br />

en vaten.<br />

V. Welk is. de Vagina, Scheede van de Lyfmoeder ?<br />

A. \)e fcheede of hals van de Lyfmoeder. is een.lang rond<br />

kanaal , het reikt van het fchaamdeel tot den invvendigen<br />

mond van de Lyfmoeder, in Vrouwen en die zwanger zyn<br />

kan derzelver lengte en grootte niet wel bepaalt worden,<br />

maar in Maagden iszy gemeenlyk ontrent de breette van<br />

vyf vingeren lang, en de breette van anderhalven vinger wyd:<br />

zy legt tuffchen de blaas en den rechten darm , en is met deri<br />

rechten darm door. een gemeen vlits, van het buikvlies afkomftig,<br />

omwonden.<br />

V Welk is de zelfftandigheid van de Scheede, of van den<br />

bals van de Lyfmoeder}<br />

A. De Scheede is zamengeftelt uit vliezen, klieren, aderen,<br />

llagaderen, en zenuwen: de vliezen zyn twee een binnenfte<br />

en een buitenfte: het binnenfte is zenuwachtig, vol<br />

plooyen en groeven, byzonder. van vooren na de fplee't tcfc<br />

en bekleedt de holligheid: in het- zelve vindt, men drie klièv<br />

ren aan de zyde, die het naaft aan den rechten darm is: het<br />

voornaamfte gebruik van de fronfels of plooyen van dit'vlies<br />

is. in de vereeniging de roede wel te omvatten , en in de<br />

Vv 3. v e r,.


§4* Van de Teeldeelen der Vrouwen,<br />

verloiïing tot doorgang van de vrugt zich te verwyden. Het<br />

buitenfte vlies is van fpierachtige vezelen gemaakt, door<br />

de werking van deze vezelen kan de fcheede zich verlangen<br />

, verkorten , uitzetten en toetrekken , öm dus haar<br />

holligheid na de lengte en grootte van de roede in de vereeniging<br />

te fchikken; aan het beneden eind van dit vlies is een<br />

fpier uit ronde vezelen, gelyk een fiultfpier, te zamengeftelt,<br />

en onder dezelve is aan yder zyde van de fcheede een netswyze<br />

vlechting van aderen en flagaderen: deze vlechting en<br />

fpier dienen om den mond van de fcheede te verengen, om<br />

des te zekerder de roede in de vereeniging te omvatten.<br />

V. Welk zyn 4e vaten vm de fcheede van de Lyfmoeder ?<br />

A. De fcheede of hals van de Lyfmoeder ontfangt aders<br />

en llagaders van de zyd onderbuiks en fpeenvaten, de<br />

zyd onderbuiks vaten verlpreiden zich door deszelfs bovenfte<br />

deel, en de fpeenvaten door deszelfs onderfte deel, en dat<br />

wel zoo, datze gemeenfchap met malkander hebben: daarenboven<br />

heeft de fcheede zenuwen van het heiligbeen.<br />

V. Wat is de Lyfimederl<br />

A. De Uterus, Lyfmoeder, begint met een mond, de<br />

inwendige mond genaamt, daar de fcheede eindigt: zy heeft<br />

de gedaante van een peer, zynde drie vingeren lang, twee<br />

breed, en byna twee dik, in Maagden is haare holte zoo<br />

wyd datze een amandel kan behouden: zy is in het benedenfte<br />

van den onderbuik tuffchen den rechten darm en de blaas<br />

geplaaft, het fchaambeen befchut haar van voren, het heiligbeen<br />

van achteaen, en het darmbeen aan de zyden, in den<br />

tydt van zwanger zyn is ze groote veranderingen onderhevig,<br />

zoo datze zich tegen den tydt van de verloffing'tot den navel<br />

toe uitftrekt, daarze op andere tyden niet boven het'heiligbeen<br />

komt.<br />

V,


Vm de Teeldeelen der Vrouwen, ff*<br />

V. TV?lk is de mond van de Lyfmoeder?<br />

A. De inwendige mond van de Lyfmoeder moet wel van<br />

die der fcheede onderfcheiden worden, zy vertoon z ch Ln<br />

het bovenfte eind van de fcheede , en maakt een klSVSi<br />

p uling, op de manier van lippen, vertoonendedei 3 an<br />

een klein hondje: de holligheid van de Lyfmoeder by den<br />

binnenften mond is ongelyk, en meer toe^Zu t 7<br />

y<br />

zelfq hnrfpm . toe<br />

g etr<br />

Okken ais deszetfs<br />

bodem, en wordt van zommigen de kleine hals van de<br />

Lyfmoeder genaamt: in dezelve zyn veel plooyen en onder<br />

de plooyen zyn verfcheide kleine pypjes<br />

Y<br />

'<br />

V Van wat voor eene zelfflandigheidis de Lyfmoeder*<br />

tomftur h^lT dCriS m e t £ e n V l , e S v a n<br />

' ^ buikvlies af-<br />

g e m a a k t llft<br />

als eer^ne ! Verachtige vezelen, die<br />

ê v e n<br />

l n<br />

tó ÏÏ S ?<br />

^ verfcheide bondels verdeelt,<br />

verfcheide fchikkingen hebben,, en dienen in ïtzvvTn<br />

ger gaan om de Lyfmoeder uit te zetten en tó^ tyKS<br />

u a c n c<br />

verloffing tot u töerlling van de vrnw >atvan de<br />

noemt- tufn-h L c• * , weik men ween<br />

nount. tuüUien de fpierachtige vezelen zyn zeer veel txrht*<br />

ctade kberen gevonden, dié een vocht, om fcfhofc<br />

ie d gbbberig te maken, aflcheidea De «heek lrimi5 F<br />

erd van de Lyfmoeder wordt gedurende 8<br />

tf^<br />

n.tgerekt en vertoont zich eer dikker al s dtmde lfet weft<br />

daar van daan komt, dat al de vaten en klieren, m-c vochtïn<br />

zyn bezet, en opgezwollen, ja in de drie laaftebaanden<br />

van de dragt „ de bodem van de Lyfmoeder ruim ee„ d"t<br />

V. mrdénook aan é Ly/moeJer vaten toegeëigend<br />

tervlien' ' * ^<br />

2yn adws<br />

' fla<br />

S ate<br />

> zenuwen en wa-'


Van.de Teeldeelen der Vrouwen,<br />

V. Welk zyn de aders en flagaders van de Lyfmoeder'?<br />

A. De Lyfmoeder heeft aders en ilagaders van de onderbuiks-<br />

en van de zaadvaten., al de takken van deze aderen<br />

en flagaderen maken overal inraondingen met malkander. Ter<br />

tydt van de maandelyke ontlaftingen, wordt het bloed , dat<br />

tot onderhoud of groei van het lichaam gewoonlyk befteedt<br />

wierdt, in deze vaten verzamelt, en wel zoo, dat de vaten<br />

uitzetten, en om dat deze vaten alleen van alle andere vaten,<br />

welke lynrecht aan den Honfont zyn, geen valvliezen<br />

hebben , zynze des te bequamer^ om eens ter maand haar<br />

bloed te ontlaften, en deze ontlaftingen zyn het, welke men<br />

Menflrua, Stonden, noemt.<br />

V Welk zyn de zenuwen en de Watervaten van de Lyfmoeder}<br />

A. De zenuwen, welke de Lyfmoeder heeft, komen van<br />

de tulTchenribbige zenuwen en van de zenuwen van liet heiligbeen;<br />

wat de watervaten aanbelangt, deze worden aan<br />

de buiten zyde van de Lyfmoeder gevonden.<br />

V. Hoe veel banden heeft de Lyfmoeder, en welk is derze<br />

ver gebruik ?<br />

A De Lyfmoeder heeft vier banden , namentlyk twee<br />

breede en twee ronde, het gebruik van deze banden is de<br />

Lyfmoeder vaft te hechten.<br />

V. Welk zyn de twee Ligamenta Lata, Breede Banden)<br />

A. De breede banden zyn alleenlyk een vervolg van het<br />

buikvlies, zy komen van de zyden van de Lyfmoeder, de<br />

eyerneften zyn aan het een eind vaft, en langs het ander<br />

eind loopen de trompetten van Fallopius: wegens derzelver<br />

gedaante wordenze gemeenlyk met de vlerken van een<br />

Vleermuis vergeleken, en Vleermuisvleugelswyze banden genaamt*


Van de Teeldeekn dér Vrouwen. 3^<br />

• V. Welk zyn de Li&mentaRotunün, RondeBandenvan<br />

de Lyfmoeder ?<br />

^. Deze banden hebben haar begin van vooren en ter Zyde<br />

van den bodem van de Lyfmoeder, en gaan in de voortbrengzels<br />

van het buikvlies door dc ringen van de fchuinfche<br />

en dwarfche fpieren van den buik na het fchaambeen, alwaar<br />

zy zich in de gedaante van een ganzevoec uitfpreiden, en<br />

gedeeltelyk aan het fchaambeen, en gedeeltelyk aan de Mufeulus<br />

Membranofus, Vleefige Spier, die ook Fajcia Lata,<br />

Breede Zwachtelfpier genaamt wordt, e n aan het bovenfte<br />

van de binnen zyde van de Dyë worden ingeplant. De<br />

zelfltandigheid van deze breede banden is hard, en met zeer<br />

veele bloedvaten voorzien, waar van de takken aan den boöem<br />

van de Lyfmoeder het grootfte zyn, want hoe nader zy<br />

aan het fchaambeen naderen, hoe Jdeinder en platter zy wor~<br />

V. Worden aan de Vrouwen ooi zaadvaten toereëkenf><br />

A. ja, en dat op dezelve manier als in de Mans, namentlyk<br />

vier; derzelver onderfcheid beftaat voornamentlyk hier<br />

in, datze korter zyn en dat -derzelver flagader, alsze na<br />

tnt ff\ Ve<br />

ff dQ<br />

? a e<br />

« e n m a a k t<br />

> e<br />

» & twee<br />

takken verdeelt: de kieinfte tak.gaat na het eyerneft, e n de<br />

grootfte verdeelt zich wederom in drie takken , waar van'er<br />

een tot de Lyfmoeder , een tot de fcheede , en een tot<br />

de trompet en de banden van de Lyfmoeder verzonden<br />

zonden ^ ° P<br />

* W y M W O r d t d e a d s r v e r d e<br />

*> en ver-<br />

- V Welk zyn de Ovaria, Eyerneflen*<br />

- A. De Eyerneften zyn veel kleinder ah de ballen in de<br />

Mans^ derze ver vlakte is rouw en gefronft in bejaarde Vronen<br />

, maar.in-Maa,den -elfen en^glad , zy-zynTa, 1<br />

Xx


m d e<br />

•y^S Z<br />

Teeideekn der Fmmm.<br />

eyronde gedaante) en van boven daar de zaadvaten ingaan<br />

een weinig plat: zy zyn met een eigen vlies, het welk hun<br />

zeer vaft bekleedt, overtrokken, en met een gemeen vlies,,<br />

vaa het. buikvlies afkomftig,, het welk al.de zaadvaten bedekt,<br />

omgangen: derzelver zelfftandigheid is vezel- en vliesachtig,:<br />

tulTchen de vezelen en vliezen zyn verfcheide kleine tulTchen<br />

ruimtens,, waar in verfcheide kleine blaasjes- zyn, welke als<br />

ze gekookt zyn, gelyk het wit van een ey hardt worden::<br />

deze blaasjes zyn van verfcheide grootte en getal, en worder<br />

yder met. twee zeer dunne vliezen bekleedt, waar door<br />

verfcheide takjes van aderen, flagaderen, en zenuwen loopen<br />

: deze blaasjes met derzelver. vliezen worden eyeren ge»<br />

naamt<br />

K Worden ook behalven de zaadvaten andere vaten aan<br />

dc eyemejïen toegeëigent ?<br />

A> Ja„ want behalven de vaten van de zaadvaten, en de<br />

zaadvaten zelfs, vindt men in de eyerneften zenuwen van de<br />

tulfchenribbige, en.verfcheide watervaten,.<br />

Y~. Op mik een manier zyn de Eyemejïen vajlgehegt %<br />

A* De Eyerneften zyn ontrent twee vingeren breed van<br />

den bodem van de Lyfmoeder door de breede banden vaftgehegt,<br />

en zyn aan het buikvlies by de darmbeenderen door de -<br />

zaadvaten vaftgemaakt.<br />

V. Welk %ynrde. Tubse Fallopianx, Trompetten van- FaU<br />

lopius ?<br />

A* Deze Trompetten zyn t wee buizen aan yder zyde van<br />

de Lyfmoeder een, zy komen door een eng beginzel in den<br />

bodem van de Lyfmoeder,. en zetten zich aan derzelver einden<br />

als een trompet uit, alwaar zy zich dan wederom tot<br />

een klein mondje of opening toetrekken; aan den omtrek<br />

^an dit mondje breiden zy zich in een breed vlies uit, het<br />

wjslls


Tm de 'Teeldeelen der Vrouwen, o 'it<br />

we&'fchynt als of het aan den rand gefcheurt was, eh eenige<br />

franjes vertoont, die fflorfm Diaboli, Duivels Beet, genaamt<br />

worden. Deze trompetten zynte zamengeftelt uit twee<br />

vliezen, zy zyn ontrent vyf vingers breedte lang, en worden<br />

van het binnenfte vlies vaft de Lyfmoeder geformeertf<br />

daarenboven hebbenze aders , flagaders , zenuwen, en watervaten<br />

, genieën met de eyerneften ; da opening aan<br />

yder zyde van de Lyfmoeder, die in de Lyfmoeder eindigt^<br />

laat naauwlyks een Verkens borftel in, maar in haar breedfte<br />

deel, of in haar midden hebbenze de ruimte van den kleinen<br />

vinger.<br />

. V. 'Dewyl de Lyfmoeder een werktuig meer tot de voortteling<br />

, als tot het leven, is gefchikt, hoe moet men derhalven<br />

de wonden van de Lyfmoeder aanmerken ?<br />

A. De Lyfmoeder in Maagden en onvrugtbaren is zoo wel<br />

door het fchaambeen van voren, het heiligbeen van achteren<br />

en de Darmbeenderen ter zyden bewaart, en derzelver vaten<br />

zyn zoo klein, dat men aan dezelve geen volkomen doode-<br />

'lyke wonden kan toeè'igenen, ten ware dat dezelve zoo geweldig<br />

was gewöndt, dat haar bloed door de wonden van<br />

buiten wierdt uitgeftort, of in den buik tot nadeel der ingewanden<br />

wierdt verzamelt, en den dood veroorzaakte. Maar<br />

geheel anders is het met de wonden van de Lyfmoeder van<br />

eene bevruchte Vrouw gelegen: want de Lyfmoeder is dan<br />

niet meer vaft en in eengedrongen, maar haare zelfftandigheid<br />

is fponsachtig, en overal met zeer veele en groote bloedvaten<br />

doorweven. en daarze van te vorèn de grootte van een<br />

peer had, zoo isze nu tot een verbazende grootte uitgezet,<br />

en ftrekt zich tot den navel, en zomtyts verder uit: indien<br />

nu de Lyfmoeder van een bevruchte Vrouw wordt gewond,<br />

al is de wonde klein, en anders van weinig aangelegenheid,<br />

Xx 2 voor*


Van de Bevruchting en Veortteeling.<br />

vöoral op het einde van haar dragt, dat is in de drie laafte<br />

maanden, 200 moeten al de wonden van de Lyfmoeder volkomen<br />

doodelyk worden geoordeelt, want de geweldige<br />

bloedftorting zal niet alleen de Lyderes het leven benemen ,<br />

maar de vrucht het moederlyke bloed mhTende zal te gelyk<br />

moeten ftervea,<br />

LXXXV. HO O F D D E E L<br />

Van de Bevruchting en Voortteeling*.<br />

y s \lilT zouden een einde konnen maken met onze Ont-<br />

VV ieedkundige verhandelingen, alzoo wy alle deelen<br />

van tet menfchelyke lichaam , geene uitgezonden , ah<br />

mede derzelver werkingen » zoo veel ons kort bejiek heeft<br />

toegelaten, hebben onderzocht: maar is het maakzel van ons<br />

lichaam, en deszelfs werkingen zoo wonderbaar, voor zoo<br />

verre wy het met eenige opmerkinge hebben befchouwt, hoe<br />

verbazende en wonderbaar zullen ons de eer/ie beginzelen van<br />

ons lichaam, en derzelver eerfle werkingen niet voorkomen,<br />

tn wy in de Almagt, Wysheid, en Goedheid Gods, ons zeiven<br />

niet verliezen , wanneer wy dezelve eenigzints zullen nafpeuren!<br />

zytgfin ftaat, om van de Bevruchting of Voortieeling<br />

eene bejchryving te geven ?<br />

A. Alzoo dit een ftuk is, het welk tot de Ontleedkunde<br />

niet behoort, en op geen zekere gronden kan worden bewezen,<br />

zoo zal het nochtans niet onaangenaam, nog onnut<br />

zyn, de mogelykheid en de onmogelykheid daar van aan te<br />

toonen, en te zien , ui6 welke teedere beginzelen ons lichaam<br />

zynen eerften oorfpronk ontfangt.<br />

V. Wanneer kan de bevruchting, of de voortteeling gc~<br />

•fchieden. 7<br />

Vu r> A*


Van de Bevruchting en Voariteelmg.<br />

A De bevruchting en de voortteeling kan gefchieden als<br />

in de vereeniging de Mannelyke en de Vrouwelyke teeldeelen<br />

natuurlyk en wel geftelt zyn,<br />

V. Nogtans worden 'er Genitalia Virorum & Femina.<br />

rum, Mannelyke en Vrouwelyke teeldeelen gevonden, waav<br />

aan men geen onnatuurlyke en quaade gejleltheid uitwendig<br />

kan ontdekken , en evenwel gefchiedt 'er in de vereeniging<br />

geene bevruchting. Wat mag in zoo een geval dc rede. van<br />

de onvruchtbaarheid zyn ?<br />

A. Al de oorzaken van de onvruchtbaarheid der Mannen<br />

en der Vrouwen op te tellen zou van eene zeer groote uitgebreidheid<br />

zyn : de voornaamfte rede van. onvrugtbaarheïd,<br />

wanneer voor het uiterlyke de teeldeelen natuurlyk en weigeftelt<br />

zyn, moet men in het zaad der Mannen, en in de eyeren<br />

der Vrouwen zoeken.<br />

V. Wat Mmnelykzaad is tot de bevruchting en voort teerling<br />

bequaam ?<br />

A. Dat zaad, het welk gezond, geeftryk , en met een<br />

onnoemelyk getal gezonde kleine diertjes is opgevult, en<br />

voorzien: want het zaad, dat deze hoedanigheden niet beeft,,<br />

is onbequaam tot de bevruchting en voortteeling..<br />

V. Hoedanig moeten de eyeren der Vrouwen zyn, zulknze.<br />

bevrucht worden ?<br />

A De eyeren der Vrouwen, welke bequaam. zullen zva<br />

om bevrucht te worden^ moeten in zich befluiren al de bV<br />

ginzelen, die tot de volmaking van eene Mannelyke of Vrouwe!<br />

yke vrucht behooren, ja zelfs moeten de beginzelen van<br />

net zaad, en van,de eytjes in de eyeren der Vrouwen zelfs<br />

zyn opgefoten.<br />

V. Indien het zaad wsl en de eyeren qualyk., of de e&<br />

ven wel en het zaad qualyk gefield zyn, wat gefchiedt V<br />

3, ian


3^0 Van de Bevruchting en Voort teeling.<br />

dan in de vereeniging , de teeldeelen anders wel gefield<br />

zynde ?<br />

A. Eene vruchtelooze arbeid.<br />

V. Maar zoo de Teeldeelen natuurlyk welgefielt, en het<br />

zaad en de eyeren de gemelde goede hoedanigheden hebben ?<br />

wat gefchied kr dan gemeenlyk bi de vereeniging ?<br />

A. Als dan gefchied gemeenlyk de bevruchting.<br />

V. Op wat manier gefchied de bevruchting en voort teeling<br />

?<br />

A. In de vereeniging worden de teeldeelen, die van te<br />

voren ftil en zonder beweging waren, werkzaam en zwellen<br />

, de binnenfte mond van de Lyfmoeder wordt geopent,<br />

de voorftanders en de Vrouwelyke zaadvaten, benevens verfcheide<br />

buisjes en klieren van de naby gelegen deelen van<br />

beide de teeldeelen geven een vocht uit, om de roede en de<br />

fcheede te bevochtigen e« glad te maken, op dat het Mannelyke<br />

zaad uitfchietende de eyeren zou konnen bereiken: alle<br />

deelen , die tot de voorteeling dienen, werkzaam zynde,<br />

wordt het ey door het Mannelyke zaad bevrucht, dat is de<br />

werkende deelen, die tot de beginzelen van een Mannelyke.,<br />

of Vrouwelyke vrucht behooren., en in het ey zyn opgefloten,<br />

worden door hulp van het gezonde, geeftryke, en met<br />

een oneinding getal gezonde diertjes opgevulde zaad in beweging<br />

gebragt, en blyven door den aanvoer van geeften en<br />

vochten, welke door de meer als hair fyne aders, flagaders<br />

en zenuwen van den bodem van de Lyfmoeder door de vliezen<br />

van de Trompetten., Eyemefïen, en 'van het ey zelfs<br />

tot het hart van de vrucht, nu nog ruw en in zyn eerfte beginzelen<br />

van fatzoenering zynde, gebragt, en wederom te<br />

rug gevoert, in beweging: het ey met de daar inopgefloten<br />

vrucht zwellende verlaat het eyerneft, en komt vervolgens


Vm dè Bevruchting en Voormeting. 3 s t<br />

door de vaten, die het ey gemeen met den bodem van de Lyfmoeder<br />

heeft, in de buis van een van de trompetten, en deze<br />

vaatjes, zich in den, bodem van de Lyfmoeder verbreidende<br />

maken het begin, van de Placenta-, Moederkoek, en zwellen<br />

op, en worden korter, zoo dat het ey met 'tdaar inopgefloten<br />

vruchtje, het welk nu nog met deszelfs vliezen week, en<br />

eer een vocht als een vruchtje fchynt, door de opening van<br />

de naauwe buis van de trompet in de Lyfmoeder 'komt<br />

Het ey met de ingefloten vrucht in de Lyfmoeder zynde en<br />

de vaten, die het ey met den bodem van de Lyfmoeder heeft,<br />

nu vry j en door geen vliezen of wegen tegen gehouden<br />

worut geheel ingetrokken, zoo dat het ey zich aan den bodem<br />

van de Lyfmoeder met deszelfs buitenfte vlies, Chorion<br />

genaamt, vaft zet: het vlies, Chorion, omvangt het binnenfte<br />

vlies, Amnion, het welk dunder is als het buitenfte vlies,<br />

en is vervult met een klaar vocht, waar in de vrucht<br />

zwemt.<br />

F. Maar hoe kan het eytje, dat nu meer als een erwt<br />

groot is, door de opening van de trompet, welke by de Lyfmoeder<br />

zoo naauw is, datze niet meer als een varkensborstel<br />

doorlaat, in de Lyfmoeder zelfs komen}<br />

A. Het geheele werk van de voortteeting ijronbegrypelyk*<br />

paar met onmogelyk. Wy zeggen derhalven, dat het ey<br />

m de Lyfmoeder komt door de naauwe opening van de trompet,<br />

even als de vrucht na negen maanden binnen de vliezen in<br />

de Lyfmoeder opgeflóten, en tot zyn volkomenheid door<br />

het moederlyke bloed, gevoedt, de vliezen gebroken zynde<br />

door den bmnenften mond van de Lyfmoeder in de wereldt<br />

komt, die niet wyder is, als datze een dikke ganze fchagt<br />

doorlaat: namentlyk door eene wonderbare werking van de<br />

natuur,, of liever 3 door eene byzondere werking, die de alleen.


5 2 Van de BevrtÉldting en Voortieeling.<br />

leen wyze Schepper aan die deelen heeft medegedeeld om in<br />

tydt van ontfanging en verloffing zoo te konnen werken»<br />

V. Doen de meenigvuldège diertjes, die in het gezonden<br />

geeflryk Mannelyk zaad zyn, niet anders, als het ey vruchthaar<br />

maken, gaanze niet zelfs tot in het ey in, en makenzc<br />

•aldaar niet het wezentlyk beginzel van de vrucht ?<br />

A. Wy ftellen vaft, dat de beginzelen van de vrucht in<br />

het ey zyn opgeflóten , en dat deze diertjes door de vliezen<br />

van het ey niet tot in het ey zelfs indringen , en dus dat<br />

hun voornaamfte werk alleenlyk is, de konftige Machine van<br />

ons lichaam in het ey opgeflóten aan beweging te helpen,<br />

maar niet om een gedeelte veel minder het geheel van de Machine<br />

zelfs te zyn.<br />

V. Maar worden 'er altyd diertjes in het Mannelyke zaad<br />

ontdekt)<br />

A. Ja-, ten vare dat het zaad onbequaam was, want in<br />

onvruchtbaar zaad wordenze niet gevonden.<br />

V. Maar waar komt zoo een onnoemelyk getal diertjes in<br />

het zaad van daan ?<br />

A. Wy hebben gezegt, dat in het ey niet alleen al de Liniamenten<br />

en beginzelen van de vrucht, maar ook de beginzelen<br />

van de teeldeelen zyn opgeflóten, zoo dat men de beginzelen<br />

van deze diertjes ook in het ey moet zoeken: de<br />

beginzelen van deze diertjes na veertien (minder of meer jaren)<br />

tot volmaaktheid gekomen zynde, worden werkzaam,<br />

en beginnen te leven, en alzoo deze diertjes van tweederlei<br />

zoort zyn, zoo wereenigen zy en teelen dus een oneindig<br />

getal diertjes in de gedaante van flangetjes, die onbegrypelyk<br />

vlug van beweging zyn, voort.<br />

V. Maar hoe kan deze voort teeling gefchieden)<br />

Ai De manier van voortteeling van deze diertjes is voor<br />

ons


Van de Bevruchting en Voortteeling. 3 j 3<br />

ons ZOO onbegrypelyk, als wy konnen begrypen derzelver beftaan<br />

en leven. Wat moeten de werktuigen , waar door<br />

deze diertjes een voedzel overeenkomende hunne vaten om<br />

te beftaan na zich nemen, onbegrypelyk eo onbepaaldelyk<br />

klein zyn, daar zelfs 3000000x300. diertjes niet tegen een<br />

zand korrel, welkers diameter ,S„ van een duim is, kan ophalen.<br />

• V. Maar opdat wy in het befchouwen van de geheimen<br />

der natuur ons zeiven niet blind zien, zullen wy liever, in<br />

verwondering opgetogen, wederom tot de vrucht keeren, die<br />

nu in de Lyfmoeder wordende gevoedt eerft de beginzelen van<br />

den ruggraat vertoont, een weinig daarna openbaren zich de<br />

groote en de kleine herffenen in de gedaante van twee kleine<br />

blaasjes, vervolgens vertoonen zich de oogen in het hoofd uitpuilende,<br />

en dan is het Punctum Saliens, de klopping van het<br />

hart, klaar te zien; wat de uiterlyke deelen aangaat, deze<br />

vertoonen zich het laaft. Wat moet men aangaande de vrucht<br />

aanmerken ?<br />

A. Dat zoo lang de vrucht in de Lyfmoeder zich ophoudt,<br />

Embryo wordt genaamt: dat een vrucht, die te vroeg, dat is<br />

voor de zeven maanden in de werelt komt, een Abortus,<br />

Misdragt is, en dat de vrucht, die ter beftemder tyt volkomen<br />

geboren wordt, de naam van Foetus, Vrucht, wordt<br />

toegeëigent.<br />

. V Hoe wordt de Vrucht Embryo gevoedt ?<br />

A. De Vrucht wordt gedurende deszelfs verblyf in de Lyfmoeder<br />

gevoedt door de Navelvaten.<br />

' V. Welk zyn de Navelvaten ?<br />

j A. Tot de Navelvaten behooren de twee flagaders, welke<br />

komen van het einde van de Aorta , groote Slagader, of<br />

van het begin van de darmbeens flagaderen van de vrucht ,<br />

Yy 2y


a n<br />

35f 4. ^<br />

^ e<br />

Bevruchting en Voortteeling.<br />

zy gaan langs de zyden van de blaasna den navel; deze dén na»<br />

vel uitgaande geven aan de vliezen Amnion en Ghorion eenige<br />

takken, welke zich in een meenigte van fpranken in de Placenta,<br />

Moederkoek, verfpreiden: tot de navelvaten behoort ook een<br />

ader, deze komt van verfcheide takken van de aderen, welke<br />

door de moederkoek verfpreidt zyn; van de moederkoek gaan<br />

deze takken in de vliezen Chorion en Amnion, maar de vliezen<br />

doorgaande vereenigenze zich en maken een ader; deze<br />

ader is zeer wydt en loopt door den navel van de vrucht, en<br />

vereenigt zich met de Vena Porta, Poort-ader : daar van<br />

daan wordt het bloed door een lange ronde buis, de aderlyke<br />

buis genaamt r na. de holle ader,, en voorder na het hart<br />

gevoert: eindelyk behoort tot de navelvaten het watervat,,<br />

dit vat is zelden doorgaat , het komt van den bodem van de<br />

blaas na den navel, en doorboort den zeiven, in de dieren eindigt<br />

het in een derde vlies, waar in het jong is opgeflóten<br />

namentlyk het Alantois, Pisvlies; dit vlies wordt zelden in<br />

de vliezen van de vrucht gevonden.<br />

V, Welk is den Navelftreng ?<br />

A. De Funiculus Umbilicalis, Navelftreng, beftaat uit de:<br />

twee gemelde flagaderen , en de groote navel ader, deze vaten<br />

zyn als een touw gedraait, en vertoonen dus een losgedraaide<br />

koord, hebbende de dikte van een duim; deze koord of<br />

ftreng is met een dik,. doch zagt vlies, van het Amnion^<br />

Lamvlies, afkomftig, bekleedt; de navelftreng is aan de navelvaten<br />

van de vrucht en aan de vaten van de moederkoek<br />

vaft; en in de laafte maanden van de dragt is deze ftreng byna<br />

vier fpannen lang.<br />

V Waarom is de Navelftreng als een touw gedraait, en<br />

zoo lang.<br />

td* Opdat ze te fterker zou zyn, en opdat de vrucht zon*


Van de Bevruchting ên Voortteeling. § ? f<br />

der fèheuring van de moederkoek zich vry zou konnen bewegen,<br />

alsmede, opdat na de geboorte, fchoon de vaten op<br />

het oogenblik niet wierden gebonden, zoo ligt geen doodelyke<br />

bloedftortingen zouden ontftaan, en eindelyk opdat de<br />

Placenta, Moederkoek, te gemakkelyker zou konnen worden<br />

afgehaalt.<br />

V. JVelk gebruik hebben de Navelvaten en de Navelftreng<br />

?<br />

A. Derzelver voornaamfte gebruik is het bloed tot voeding<br />

van de vrucht door de ader in de vrucht en het overtollige<br />

door de flagaders van de vrucht na de moederkoek te<br />

voeren.<br />

?'. Op wat voor een manier wordt de vrucht in de Lyfmoeder<br />

gevoedt ?<br />

A. De voeding van de vrucht in de Lyfmoeder gefchiedt<br />

door het moederlyke bloed op deze wyze: dit bloed door de<br />

fponsachtige zelfftandigheid der Lyfmoeder in de moederkoek<br />

-door verfcheide vaten in de belchryving van de Lyfmoeder<br />

gemelt, gebragt zynde, wordt door de nayelader der navelftreng<br />

na de lever van de vrucht gevoert, en daar van daar<br />

vloeit het, zoo als wygezien hebben, na het hart, en hiervan<br />

daan na alle deelen van het lichaam, om het zelve te voeden:<br />

maar alzoo maar eenige deelen van het bloed tot de<br />

voeding dienen , zoo wordt de reft van het bloed door de<br />

llagaders van de navelftreng na de Lyfmoeder te rug gebragt.<br />

V. Maar wordt de Vrucht alleenlyk zoo lang zy in de<br />

Lyfmoeder is door het moederlyke bloed ^ en niet door den<br />

•mond gevoedt ?<br />

A. Daar zyn vericheide voorname Schryvers, die willen,"<br />

«lat de vrucht ook door den mond met het water, dat in de<br />

Yy a vlie-


'3) # Van de Bevruchting en Voortteeling.<br />

vliezen van de vrucht, is opgeflóten, en waar in de vrucht<br />

zwemt, wordt gevoedt, en brengen verfcheide redenen by<br />

namentlyk de perszing van dat water door den mond tot in<br />

de maag; om dat men in den ilokdarm en de maag van een<br />

vrucht zeker vocht vindt, het welk overeenkomt met het vocht,<br />

dat in het vlies Amnion wordt gevonden: dat door deze voeding<br />

de melkvaten en de Chylbuis als noodige werktuigen<br />

voor de vrucht na de geboorte reets zouden geopent en bequaam<br />

gemaakt worden i om dat in de eerfte maanden meer<br />

vocht in het Amnion , Lamvlies,. als in de laafte maanden<br />

wordt ontdekt: als mede om dat dit vocht in het Lamvlies opgefloten<br />

niet van de pis komt, om dat het dan zout zou moeten<br />

zyn en bederven, en om dat men in de darmen een zwarten<br />

drek, Meconium genaamt, vindt: nogtans niet tegenftaande<br />

alle deze bygebragte redenen oordeelen wy, dat de vrucht<br />

alleenlyk door het moederlyke bloed, en niet door den mond<br />

gevoedt wordt, en wel om deze redenen, om dat de vrucht,<br />

zoo lang zy in de Lyfmoeder is, niet ademhaalt, en dus<br />

niet kan flikken; want zoo 't vocht door perszing in den Ilokdarm<br />

en maag wordt gebragt, zoo zouden ook de darmen<br />

eenigzints met dit vocht moeten zyn opgevult, het welk<br />

nooit gefchiedt; daarenboven zou dit vocht zoo wel in de<br />

luchtpyp en in de long als in de maag geperft worden, zoo<br />

dat dit vocht alleenlyk door uitwazeming of affcheiding door<br />

eenige buisjes, maar niet- door flikking nog perszing in den<br />

ilokdarm en in de maag gebragt wordt: ten anderen worden<br />

de melkvaten en de Chylbuis door een vocht, dat van de klieren<br />

van de maag en darmen affcheidt, genoegzaam geopent<br />

en bequaam gemaakt, om na de geboorte haar werk te konnen<br />

verrigten: ten derden, dat het vocht in het lamvlies in<br />

de eerfte maanden meerder als in de. laafte maanden is, is<br />

zeer


Van de Bevruchting 'en Voortteeling, 3 &g<br />

zeer 'twyfelachtig: het ftrekt ook tot geen bewys, dat dë<br />

vrucht in de Lyfmoeder door dit vocht zou worden gevoedt<br />

om dat de vrucht geen pis in het lamvlies ontlaft, want het<br />

tegendeel is veel waarfchynelyker, namentlyk dat 'er eenig<br />

vocht door den pisweg in dit vlies wordt ontlaft, om dat de<br />

pisweg in een vrucht wydt is, en eindelyk wat het Mecomum,<br />

of den zwarten drek aangaat, die in de darmen van<br />

een voldragen vrucht wordt gevonden, is zeer gering" endeze<br />

komt nergens anders van daan, als uit de klieren van<br />

de maag en darmen : maar zoo de vrucht door den mond<br />

wierdt gevoedt, wat zouden 'er niet eene meenigte van vul-'<br />

hgheden in den tydt van negen maanden in de darmen zynvergadert,<br />

en door den aars in het lamvlies zyn ontlaft.<br />

V. Wel maar toe dient dan het vocht, dat in het Lam.'<br />

vlies wordt gevonden, indien het niet is gefchikt om de vrucht<br />

te voeden?<br />

A, Dit vocht dient voornamentlyk in den beginne van de<br />

bevruchting , op dat de teedere grondbeginzelen van de<br />

vrucht meer zouden volmaakt worden, en "in het vervoldient<br />

het, op dat de vrucht zagt zou leggen, en door de<br />

toetrekkingenvan.de Lyfmoeder niet zou gedrukt of beledig<br />

worden.<br />

6<br />

.<br />

V. Waar uit kan-mm weeten, dat de vrucht in de Lyfmoeder<br />

opgeflóten niet heeft ademgehaalt, en vervokenp<br />

niet heeft konnen flikken of zwelgen, en dus door het vocht •<br />

m het Lamvlies opgeflóten, door den mond niet is gevoedt**<br />

A. Om dat de long in een ongeboren vrucht zwaar is,<br />

en in het water geworpen na beneden zinkt, want deszelfs.<br />

Diaasjes eggen op malkander ineengetrokken, en zyn met'<br />

geen lucht vervult. *<br />

V Dewyl de long van de vrucht inde Lyfmoeder opgeflóten<br />

Yy 3 zwaar


35S Van de Bevruchting en Voortteeling.<br />

zwaar is, en tn het water geworpen na den grond zinkt ï<br />

en de Maasjes van de Jong op malkander leggen, en digt in<br />

een zyn gefloten; kan men dan iemant van Kindermoord befchuldigen,<br />

en veroor deelen, wanneer men de long van een<br />

doode vrucht op het water ziet dryven ?<br />

Jt. Het is wel een bewys, dat de vrucht in de geboorte<br />

heeft adem gehaalt, maar niet dat de vrucht is vermoordt:<br />

want de vrucht kan in de geboorte zomtyts ademhalen, en<br />

eer zy geheel geboren is , natuurlyker wyze komen te ftei ven.<br />

Daarenboven alhoewel de proefneming, om te zien of de<br />

vrucht heeft adem gehaalt of niet, de befte is, die op het<br />

water wordt in 't werk geftelt, zoo moet men nogtans aanmerken<br />

, dat deze proefneming terftont na de verloffing dient<br />

te gefchieden, vooral in den zomer, op dat ?<br />

er geen bederf in<br />

de long en in de naaftgelegen deelen komen, alzoo door<br />

het minfte bederf eenige lucht in de -longblaasjes kan worden<br />

gebragt, waar door de proefneming niet zou konnen beftaan<br />

, want het weinigje lucht, dat in de blaasjes door dit<br />

bederf is gekomen, is in ftaat om de long, in het water geworpen<br />

zynde, te doen dryven.<br />

V. Op wat een manier gefchiedt de Circulatio Sanguinis,<br />

omloop van het bloed, zoo lang de vrucht niet is geboren ?<br />

. A. De omloop des bloeds in de vrucht, zoo lang zy in<br />

de Lyfmoeder is, gefchiedt niet uit de rechter holligheid van<br />

het hart door de Long, maar door het Foramen Ovale, Eyronde<br />

Gat, dat beide de holligheden van het hart vereenigt:<br />

e.n door de Canalis Arteriofus, Slagaderlyke Buis, die met<br />

de long-flagader en de groote Ilagader gemeenfchap heeftj<br />

Zoo dat het bloed door de navelader, die van de Lyfmoeder<br />

komt, door den navel in de poortader, en van daar na de<br />

holle ader en het hart gebragt zynde, door het eyronde gat,<br />

en


Van de Bevruchting en Voortteeling. B j-p<br />

en .de Jlagaderlyke buis na de Jong, en al de deden van de<br />

vrucht wordt gevoert, 200 dat eindelyk het overfchot van<br />

het bloed ,n de twee navels flagaders opgenomen en S<br />

derzelver.takken, door de vliezen, ChorlfT n2n)oTl<br />

medeboer de moederkoek verfpreidt, wordt^voert' en<br />

V Wat is eigentlyk de Placenta, Moederkoek ?<br />

*Ti<br />

7<br />

C n V a n d e s z e L r s<br />

5 ^ginzelen reets gefproken •<br />

derhalven zullen wy maar iets zegg? n van de Moede S '<br />

zoo als ze in de laafte maanden van het zwange gaan wordï<br />

gevonden en dan zeggen wy, dat dezelve iJplafen mnd<br />

achtig, hebbende de middenlyn ontrent van acht dSm en<br />

t d<br />

tr an<br />

/ enen<br />

, duim: d £ S Z d f s<br />

*dighed is vaata^<br />

fg, beftaande uit de navelader, en de navel flagaderen d e<br />

m een oneindig getal takjes en rankjes door de koekTyn ver<br />

fp eidt: deze vaten en takjes dienen om het voedzame zao<br />

uit de Lyfmoeder te ontfangen, even als de melkvat<br />

de darmen ontrent de Chyl doen, enhet zelve doorde n a<br />

vel der na de vrucht over te voeren • en daarenboven om h t<br />

bloed van de vrucht na de Lyfmoeder door te la'en S «<br />

boggelde deel van de Moederkoek- is door mS'van £<br />

zeer dun vlies, het welk met het vlies Chorll ÏlnZ<br />

enTt tmvli leedl wÊ^^Ê^ê<br />

ismetdenavelftrenfve^nigt is geplaafl: •<br />

V Indien een Vrouw van tweelingen is bevrucht «w*<br />

men dan ook twee Moederkoeken ?• Sticht, vmdt<br />

A. Indien een-Vrouw van tweelingen is bevrucht vlnrh<br />

S S ? " ^ e<br />

-e Moede" oek, n g!<br />

tans zal men, als men 'er naauwkeurig oplet, bevinden, dft


%6o Van de Bevruchting en Voortteeling..<br />

eene koek uit twee koeken (namentlyk als 'er tweelingen zyn)<br />

is te zamen geftelt.<br />

V. Op wat voor een manier groeit de vrucht tot zyn volkomen<br />

grootte, en hoe wordt deszelfs groei, geboren zynde<br />

verder voltooit ?<br />

A. Wy zullen alleenlyk zeggen, hoe de groei in het algemeen<br />

gefchiedt; en hier uit zal het genoeg blyken, dat de<br />

groei van een ongeboren vrucht byna op dezelve wyze gefchiedt<br />

, als die van een geboren Kint.<br />

. V. Geef dan eens een befchryving van de Groei ?<br />

A. Zoo haaft zyn de eerfte beginzelen van ons lichaam<br />

in het ey niet geformeert geworden, of daar is leven, dat is<br />

eene werkende beweging. Deze werkende beweging of<br />

werkzaamheden gaan, zoo lang wy leven, haren geftadigen<br />

en onophoudelyken gang. Maar alzoo de werktuigen, waar<br />

door. deze werkzaamheden onophoudelyk gefchieden, door<br />

derzelver geftadige beweging en gebruik zouden moeten afllyten,<br />

en eindelyk tot gebruik onbequaam worden; en het<br />

met dit leven haaft zou zyn gedaan, indien de alleenwyze<br />

Schepper daarin niet hadt voorzien, en gemaakt, dat het verloren<br />

geftadig wierdt vergoedt. Dewyl ons lichaam nu uit<br />

vafte en uit vloeibare deelen beftaat, zoo moeft 'er ook een<br />

verlies en eene vergoeding van die beide deelen zyn : het<br />

geen nu door de beweging der vochten wordt verloren,<br />

wordt wederom, of door het moederlyke bloed in de vrucht,<br />

of door de Chyl in onvolwaffen door verfcheide bewerkingen<br />

, verdeelingen en vereifchte hoedanigheden vergoedt, en<br />

dus gaat het ook met het verlies der vaftere of vafte deelen,<br />

want deze worden herftelt door de herftelde vochten, narnentlyk<br />

als die door eene herhaalde bewerking en verdeeling<br />

tot haare vereifchte volmaaktheid toebereidt en verdeelt zyn,<br />

want


Van de bevruchting en Voortteeling. JSJ<br />

want de voeding der vafter en vafte deelen moet gefchie.<br />

den a derzelver aiderkleinfte vaatjes, uit de welke d <br />

m a a k e n d u S m o<br />

S , T ft f ;' «


0m Fan


Van de Bevruchting en Voortteeling. 3 63<br />

tot onderhoud van ons lichaam niet konnen ontbeeren, eene<br />

oorzaak des doods. Dus hebben wy den menfeh van zyn eerfte<br />

begin, voortgang en einde befchouwt, en gezien, dat eea<br />

en dezelve werking tot verfcheide eindens kan dienen: want<br />

door de geduurige beweging der vloeibare deelen worden de<br />

vafte deelen gefleten, en vermindert, en door die zelve beweging<br />

wordt dat verlies geftadig wederom veigoedt, zq|<br />

dat door deze beurtlingfche ilyting en vergoeding het lichaam<br />

geduurig wordt vernieuwt en in ftaat geftelt, om zeer<br />

veele jaren zonder bederf te konnen duuren: en dat door cïe<br />

zelve werkingen en bewegingen, waar door ons lichaam is<br />

begonnen , ons lichaam wederom onbequaam wordt gemaakt<br />

, om langer te konnen leven: en eindelyk dient tot<br />

opmerking, dat gelyk in de bevruchting een oneindig getal<br />

flangetjes en wormen , die het Mannelyk zaad vergezeldfchapten,<br />

gereed waren om de teedere liniamenten van ons<br />

lichaam en het rad van ons leven in beweging te brengen, op<br />

dat de vafte deeltjes door de vloeibare bewogen zynde gevoedt<br />

zouden worden, aangroeijen en tot haare ^volmaaktheid geraken<br />

; dat 'er ook alzoo een oneindig getal maaden en wor«<br />

men gereed en vaardig zullen gevonden worden, om zoo<br />

haaft alle bewegingen van het lichaam ophouden te werken,,<br />

de vafte en de vloeibare deelen van het heerlykfte<br />

Ichepzel , het pronkftuk van Gods werken , den menfeh,<br />

te flyten en tot zyn eerfte beginzel , namentlyk tot ftof Je<br />

brengen.<br />

Zt 2 LXXXVL


3*4<br />

Van de natuurlyke Geboorte^<br />

LXXXVI. H O O F D D E E L ; .<br />

Van de natuurlyke Geboorte.<br />

V. \ êié de vrucht zeven of negen maanden in de Lyf-<br />

JLJL moeder beeft gehuisveft, en tot die volkomenheid,<br />

is gegroeit, datze in ftaat is , om te konnen ademhalen,<br />

voedzel door den mond te ontfangen, en het zelve in de inge-.<br />

wanden tot Chyl te bearbeiden; dat is, zelfs te, konnen leven,<br />

dan trachtze door zekere bewegingen, zoo door haar.<br />

zelfs als door de zamentrekking van de fpieren van den buik,<br />

van het middenrift en van de vezelen van de Lyfmoeder ver oor*<br />

zaakt, door den mond van de Lyfmoeder in de wereld te komen,<br />

Moe wordt deze komft van de vrucht.in de wereld genaamt}<br />

A. De komft van de vrucht in de wereld door den mond<br />

en fcheede van de Lyfmoeder wordt Geboorte genaamt.<br />

V. Op wat voor een manier wordt de vrucht voor, de ge?<br />

boorte gemeenelyk in de Lyfmoeder gevonden ?<br />

A. In de vier of vyf eerfte maanden is , deszelfs legging en<br />

plaatzing onzeker, want ze dan dus, en dan wederom anders<br />

wordt gevonden y maar in de laafte.maanden vindt men<br />

haar met den rug na de lenden wervelen van de moeder, de<br />

beenen kruizeiings over malkander,, de handen op de kniën 5<br />

en den neus tuffchen beide de vuiften; en in dit poftuur blyft<br />

de vrucht gemeenelyk tot den tydt datze zich begint te keeren,<br />

want eenige tydt voor de geboorte laat de vrucht meeft<br />

al haar hoofd beneden na den mond van de Lyfmoeder zakken<br />

, makende eene kleine tuimeling, ftekende de billen en<br />

de voeten na om hoog.<br />

V. Hoe gefchiedt de gemeene of de natuurlyke Geboorte},<br />

of verloffmg}


Fan denatmrïyke Gekorte.<br />

A: Om de gemeene of de natuurlyke Geboorte wel te<br />

verftaan, dient men eene grondige kennis te hebben van alle<br />

de deelen, welke in de geboorte in eenige aanmerking konnen<br />

komen.<br />

ö<br />

F. Noemt eens de voornaamfle van deze deelen)<br />

A. De voornaamfte deelen, omze alle niet op te tellen,<br />

zyn de beenderen, . die het bekken uitmaken, en van deze<br />

beenderen komt vooral het heiligbeen met deszelfs aanhangzel<br />

het. ftaartbeen in aanmerking; de andere deelen, welke<br />

voornamenlyk in aanmerking komen, zynde fchaambeenderen,<br />

de Lyfmoeder en haare plaatzing in en buiten het<br />

bekken..<br />

F. Waartoe is de kennis Van de beenderen, die het bekken<br />

uitmaken, , noodig)<br />

A. Omdat, als men deze beenderen, en derzelver verband<br />

met malkander kent, men te ligter de gedaante van de<br />

holligheid van het bekken zich kan erinneren, en begrypen,<br />

wat. nut de te rugwyking. van het heiligen van het ftaartbeen<br />

in de geboorte doet.<br />

gepüfof " ^ h<br />

° m g h e i d v a n h e t h e k k m<br />

natuurelyker ivyze<br />

A De .holligheid , van het bekken is niet gefchikt volgens<br />

de lengte van den Ruggraat, maar fchuins van onderen voorwaarts<br />

opgaande.<br />

F. Is de kennis, dat het bekken dus is gefchikt , in de zeboor<br />

te van eenig nut ? f ' ** '"<br />

A Ja, wantdaar door weet men, dat men in het onderlaan<br />

den mond van de Lyfmoeder niet na boven na het<br />

heiligbeen, maar van onderen fchuins na boven gaande, even •<br />

berókaT ^ ^ ^ ^<br />

d e<br />

° "<br />

z 2<br />

w i J d e t a f l e n<br />

'<br />

b e f t k a n<br />

3. F 9<br />

'


ggg JSW


Van 4e natnurlyke Gebo&rfei<br />

datze zacht en dun, en de mond harder en dikker ; *|iarenhoven<br />

wordt.de mond of dc opening van de fcheede van<br />

de Lyfmoeder in de laafte maanden plat, en ontrent den tydt<br />

van de verloffing kan men deszelfs uitpuiling met of naauwelyks<br />

voelen.<br />

V Waar h de Lyfmoeder in het bekken geplaaft ?<br />

A. Wy hebben in het verhandelen van de Teeldeelen. der<br />

Vrouwen gezegt, dat dezelve boven in liet bekken haare plaats<br />

heeft.<br />

V. Heeft deze plaat zing van de Lyfmoeder eeniee mtt/zbeid)<br />

A. Ja, om dat het bekken meeft al te klein is om de vrucht<br />

te konnen omvatten, zoo is deze plaats het bequaamftom de<br />

vrucht boven na den buik ruimte te geven: daarenboven is de<br />

plaatzing van de Lyfmoeder boven in het bekken zeer wel gefchikt,<br />

om in de vereeniging het zaad boven na de Lyfmoeder<br />

te voeren en dezelve vruchtbaar te maken: en eindelyk is de<br />

Lyfmoeder niet hooger geplaaft, om alle gevaren, daarze anders<br />

aan onderhevig zou zyn geweeft, voor te komen; behalven<br />

dat de geboorte veel moejelyker zou gefchieden; en de<br />

verarbeid van de Lyfmoeder in de vereeniging onvruchtbaarheid<br />

zou konnen hebben veroorzaakt.<br />

V. Alzoo de Lyfmoeder van achteren aan den rechten<br />

darm, van vooren aan den hals van de blaas enz. is vaft<br />

gehegt, wordt dan de Lyfmoeder door deze vaflbechting in<br />

het zwanger gaan niet grootelyks belet zieJj wyder uit te<br />

zetten)<br />

A. Dewyl de Lyfmoeder voornamentlyk met haar onderfte<br />

deel aan de gemelde deelen is vaftgehegt, zoo kan Sêelve<br />

vry en oöverhmdert zich na boven in de wydte-ea iutasrte<br />

200 ver uitzetten als noodig is..


3 68 Van'de natuurlyke Geboorte.<br />

V. Nademaal de Lyfmoeder in alle zwangere Vrouwen,<br />

voornamentlyk in haaren bodem wordt uitgezet , en uit dien<br />

hoofde allengsjes boven na den buik opklimt, en dus vervolgens<br />

voor het grootfte gedeelte in den bmk wordt geplaaft-,<br />

is de legging van de Lyfmoeder in alle Vrouwen- een en dezelve)<br />

A. Neen, maar dezelve neemt zomtyts eeneverlchillende<br />

legging aan.<br />

V. Wy hebben in het verhandelen van de Teeldeelen-der<br />

Vrouwen, aangaande de gedaante en de verandering van<br />

de Lyfmoeder, als mede van haare vaten, banden enz. gefproken;<br />

laat ons nu nog zien, hoe de vrucht in de. wereld<br />

komt: welk zyn de gemeene woorteekenen van dc Geboorte<br />

)<br />

A. Behalven het zacht en plat worden van den mond van<br />

de fcheede van de Lyfmoeder, zoo Begint de mond zich te<br />

ontfluiten, het welk voornamentfyk dan gefchiedt, als de<br />

vrucht is gekeert; de vrucht gekeert zynde, wordt gemeenelyk<br />

de buik van de zwangere Vrouw dunder, en zomtyts begint<br />

'er als dan een weinig flymige vochtigheid te ontlaften.<br />

De tydt van de verloffing of geboorte naby zynde voelt de<br />

.Vrouw pyn in de lendenen, onder in den buik en ontrent<br />

den navel, welke pyn op de fchaamdeelen en .de Lyfmoeder<br />

drukt en perft.<br />

V. Hoe wordt deze pyn gemeenelyk genaamt)<br />

A. Om dat deze pyn niet aanhoudend, maar by poozen<br />

of vlagen de Vrouw aantaft, wordt dezelve Ween of Vlagen<br />

•genaamt.<br />

V. Wat moet men aangaande de Wé én aanmerken)<br />

A. Dat 'er zyn waare en valfche wéén.<br />

V. Wat onderfcheid is 'er-tuffchen de waare en valfch<br />

,wéén) .A.


Van de natuurlyke Geboorte.<br />

A. Wanneer de pynen of de wéén zich openbaren, moet<br />

men de Vrouw onder/laan; als men voelt, dat met de wéén demond<br />

van de Lyfmoeder wordt geopent en wyder wordt,<br />

dan moet men op zyn hoede zyn, en geen tyd laten verloren<br />

gaan: want indien het kint in zoo een geval zich natuurlyk<br />

aanbied, moet men de Vrouw aanmanen om met dc<br />

ween te gelyk mede te werken, dat is na beneden te drukken ,<br />

zoo dik wils een rechte wéé komt, ondertulfchen zal een kundige<br />

hand de wéén onderfcheppen, dat is, zy zal op eene behendige<br />

en zachte wys het heilig-, en vooral het ftaartbeen<br />

buitenwaarts drukken. Wanneer de Vrouw door deze wéén<br />

wordt aangetaft, gefchiedt het meeft al, dat de onderfte Ieeden<br />

fchudden en beven , het aangezigt ontfteekt, de pols<br />

Haat rad, en zoo 'er eene roodachtige ilymige ftoffe begint te<br />

ontlaften, is de verloffing zeer na by. Wat nu de valfche wéén<br />

aangaat, deze doen den mond van de Lyfmoeder te vafter<br />

fluiten,<br />

V. Maar zyn 'er nog andere wéén )<br />

A. Ja, en deze worden gemengde of omflaande wéén<br />

genaamt.<br />

V. Welk zyn deze wéén ?<br />

A. De gemengde of de omflaande wéén zyn pynen, welke<br />

in den eerften aanval den mond van de Lyfmoeder eenigzints<br />

ontfluiten, maar als dezelve op het hevigftzyn, den<br />

mond van de Lyfmoeder naauwer maken.<br />

Vi Is het goed in de valfche of omflaande wéén de Vrouiv<br />

te vermanen om de ween voort te zetten)<br />

A. Neen , want hier door zou de Vrouw alleenelyk worden<br />

afgemat en de verloffing te leur worden geftelt.<br />

f: Maar als de wéén goed zyn, kan men dan weten of de<br />

arbeidt zwaar of ligt zal wezen)<br />

a A.


yfo Van de natuurlyke Gehorte,,<br />

A. Zoo men in de waare of goede wéén den mond van<br />

de Lyfmoeder week , dun en open vindt, en het hoofd van<br />

het kind in het bekken is gezakt en recht in of voor de geboorte<br />

ftaat, zonder dat 'er iets in den weg is: daarenboven<br />

als men voelt, dat het water breedt en plat ftaat,. als dan is<br />

de arbeid en de verloffing gemeenelyk ligt en voorfpoedig.<br />

Maar indien men den mond van de Lyfmoeder met moeite<br />

moet bereiken, de opening klein en hard, en het water fmal<br />

en lang is, als dan geeft dit alles gemeenelyk eene moejelyker<br />

verloffing of geboorte te kennen.<br />

V. Wanneer kan men met zekerheid weten, dat het kind<br />

met het hoofd in het bekken is gezakt, en dat het kind wel<br />

is gekeert, dat is met de kin na de borfl gebogen en met de<br />

kruin van het hoofd recht tegen den mond van de Lyfmoeder<br />

?•<br />

A. Dit kan men weeten, ais de mond van de Lyfmoeder<br />

zoo wydt geopent is, dat men met een of twee vingeren<br />

langs den rand van den mond van de Lyfmoeder het hoofd<br />

van het kind kan bereiken.<br />

f. Maar hoe is het mogelyk, dat zulks gefchiede, zoo niet<br />

alvorens de vliezen zyn gebroken eii het water is afgeloopen,<br />

want dit niet zynde, moet men nootzakelyk' een gedeelte van<br />

de vliezen met het daar in opgeflóten water, het welk voor den<br />

mond van de Ly fmoeder ftaat, bereiken, en niet de kruin van<br />

het hoofd van het kind)<br />

A. Als men voor dc ween gelegenheid heeft om de vliezen<br />

met het daar in opgeflóten water door de reeds gemaakte<br />

opening van de Lyfmoeder te bereiken, en men bevind,<br />

dat het water plat en breed voor of tegen den mond van de<br />

Lyfmoeder ftaat, zoo zal eene kundige hand niet veel moeite<br />

hebben, om het hoofd van andere deelen van het lichaam te<br />

OÜr


Van de natuurlyke Geboorte<br />

onderfcheiden, want alzoo de vliezen als dan .flap en door<br />

het water min gefpannen zyn, zoo Jieeft men gelegentheid ><br />

om met alle "voorzichtigheid zonder de vliezen tebreeken, de<br />

figuur van het deel, dat zich aanbiedt, te onderfcheiden: en<br />

zoo men als dan de figuur van het deel, dat zich aanbiedt*<br />

nog de legging van het kind niet duidelyk genoeg kan onderfcheiden,<br />

als dan moet men de vingers niet weghaalen,<br />

maar wagten, tot dat een rechte of goede wéé komt, wanneer<br />

het water de vliezen zal opfpannen, en na het deel dat<br />

zich aanbiedt zal fchikken, terwyl het deel zelfs, door dezamentrekkendc<br />

beweging van de fpieren van den buik, en van<br />

de vezelen van de Lyfmoeder en derzelver drukkingen, voor<br />

of tegen den mond van de Lyfmoeder geperft, zeer lichtelyk<br />

zal zyn te onderkennen.<br />

V. Als het kind met het hoofd, de kin na de borft gekeert*<br />

met de kruin zich aanbiedt, het water plat en brcedt formeert,<br />

en de wéén goed zyn, wat is 'er dan te wagten)<br />

A. Eene voorfpoedige en natuurlyke geboorte, waar in<br />

de natuur alles zal verrigten, en waar in niet anders is té<br />

doen, als het kind te ontfangen.<br />

V. Als het kind geboren is, wat moet 'er dan gedaan<br />

worden ?<br />

A. De Navelftreng moet worden afgebonden, de Nageboorte<br />

afgehaalt, het kind gereinigt en van het noodige bezorgt.<br />

V. Wat de reiniging en de bezorging van het kind aangaat,<br />

het zelve is buiten ons beftek, nogtans moet men aanmerken<br />

, dat als het kind na de geboorte niet wel is gerei*<br />

nigt, dat zulks zeer veel nadeel aan de gezondheid van het<br />

kind kan doen, en verfcheide gebreken van de huit kan vervonzaken:<br />

als mede dat zoo het nieuw geboren kind niet<br />

Aa a 2 zorg-


32-2 Van de natuurlyke Geboorte.<br />

zorgvuldig voor koude en togt wordt bewaart, dat het dan<br />

.niet alleen aan gevarelyke maar zelfs doodelyke toevallen<br />

wordt blood geftelt. Het kind nu geboren zynde, en door<br />

bet moederlyke bloed niet meer konnende leven, wat moet 'er<br />

dan gedaan worden ?<br />

A. Het kind geboren zynde, en nu op zich zelfs levende,<br />

moet van de Navelftreng worden los gemaakt.<br />

V. Hoe moet zulks gefchieden ?<br />

A. Ontrent het losmaken of aflhyden en het binden van<br />

de Navelftreng is niets byzonders aantemerken, en fchoon<br />

de eene daar ontrent anders te werk gaat, als de andere,<br />

zoo gefchiedt het dog meeft op deze wyze; namentlyk, men<br />

neemt een vier of zes dubbelden draad ftop gaaren, en men<br />

bindt daar mede de Navelftreng een duim of twee vingeren<br />

breedte van den buik van het kind, nogtans met die voorzichtigheid,<br />

dat men de knoop van den draadt niet te digt<br />

toehaalc, en zoo de Navelftreng kwetzc of doorfnyde: het<br />

is genoeg dat de Navelftreng door den draadt zoo wordt<br />

bezorgt, dat hy geen bloed doorlate. Het is niet quaat, de<br />

Navelftreng tweemaal te binden , en dan tulTchen de twee<br />

bindingen dc Navelftreng af te fnyden , want dan wordt 'er<br />

weinig bloed geftort. De Navelftreng door den draadt wel<br />

gebonden zynde , fnydt men dezelve een weinig van den<br />

band, of tulTchen de bindzelen met een fchaar af: indien<br />

men ziet, dat 'er eenig bloed door de afgebonden flagaderen<br />

van de Navelftreng komt, moet men op dezelve plaats<br />

daar de band leidt, de Navelftreng een weinig vafter toebinden,<br />

en daarom is het beft, dat men in het affnyden van<br />

den draad de eindens zoo lang laat, dat, zoo het noodig<br />

is, men met dezelve eene tweede binding kan doen.<br />

V. Js bet vm eenig nut, eer dat men de Navelftreng<br />

hm-


Van de natuurlyke Geboorte.<br />

hinde, het bloed uit de ftreng in den buik van het kind te<br />

flryken, zoo als zommige de gewoonte hebben, of met het<br />

binden te wagten, tot dat het kind heeft gefchreeuwt)<br />

A. Wat het eerfte aanbelangt, het zelve is onnut en nadeelig,<br />

want zoo het bloed in de vaten van de Navelftreng<br />

is verdikt, en het wordt in den buik van het kind geperft,<br />

zoo kan het niet anders als fchade doen. Wat het fchreeuwen<br />

aangaat, zulks kan niet fchaden, zoo men niet te Janr<br />

wagte, en daarom moet men, als het kind flaauw is, en onmagtig<br />

om te fchreeuwen, de ilreng terftont binden, het<br />

kind onder de voeten borftelen en wyn onder den neus houden,<br />

en in het aangezigt,. oogen en ooren fprengen.<br />

V Maar als het overgebleven deel van de Navel/lrergna<br />

het binden met wind wordt opgevult, gelyk zomtyts gefchiedt,<br />

wai moet men dan doen)<br />

A. Als dan moet men den draad losmaken, de wind uitlaten<br />

, en de ftreng wederom binden.<br />

V De Navelftreng afgefneden zynde, moet men dan het<br />

einde van de ftreng, dat overig is , maar blood op den buik,<br />

van het kind leggen,, opdat het afrotte en het overige den Navel<br />

formere.<br />

A Neen, maar men moet het tuffchen twee of vier dubbelde<br />

doekjes op den buik van het kind leggen.<br />

V. De Navelftreng gebonden en afgefneden zynde, wat iser<br />

dan te verrigten ?<br />

A. Als dan is liet eerfte en het voornaamfte werk met alle<br />

voorzichtigheid de Nageboorte aftehalen : ten dien einde<br />

houdt men de afgefneden ftreng in de eene hand, en menilaat<br />

dezelve eens of tweemaal om den voorften vinger; zomtyts<br />

volgt de Nageboorte op de geringfte trekking, die men aan de<br />

rtreng doet; maar zomtyts zit ze vaft, en dan moet men*<br />

Aa a 3, voor.-


374<br />

Van de natuurlyke Geboorte><br />

voorzichtig te werk gaan, en niet aan de ftreng trekkenJ<br />

maar de andere hand en arm langs de ftreng in de Lyfmoe»<br />

der brengen, want de opening dan ruim genoeg is, om de*<br />

ze deelen in de Lyfmoeder in te laten: als de Nageboorte geheel<br />

of ten deele aan de Lyfmoeder vaft is, dan reikt men<br />

met de hand na de Nageboorte, en men onderzoekt, waar<br />

dezelve meeft los is, dan ftrykt men met de vingeren tusfchen<br />

deze lolTe plaats van de Nageboorte en de Lyfmoeder<br />

zagt heen en weder; zoo de Nageboorte niet heel vaft zit,<br />

dan kan men rontom ftrykende, en de vingers al hoger en<br />

hoger opwaarts na het middenpunt van de Nageboorte of<br />

moederkoek voerende, de Nageboorte gemakkelyk losmaken,<br />

want zoo haaft men aan het middenpunt van de moederkoek<br />

of Nageboorte komt, valtze van zelfs op of in de hand*<br />

Maar zit de Nageboorte aan alle kanten in het ronde vaft,'<br />

als dan moet men de twee achterfte vingers van de hand<br />

met haar buiten zyde of rugge tegen de Lyfmoeder houden,<br />

en met de twee voorfte vingeren de Nageboorte van de Lyfmoeder<br />

zacht zoeken af te drukken, en zoo rontom de moederkoek<br />

of Nageboorte gaan, totdat dezelve geheel los is,<br />

wanneer men dezelve zal af of uithalen, de Vrouw gebiedende<br />

in het uithalen na beneden te drukken, even als of zy<br />

nogmaal haar kind wilde doorzetten , en te gelyk zachtjes<br />

trekkende, wanneer zy terftont zal volgen.<br />

V. Maar was het niet beter de Nageboorte te 'laten zitten<br />

, als dezelve niet gemakkelyk wil volgen, op dat men<br />

door het affcheuren van de moederkoek van den bodem van<br />

de Lyfmoeder, de Lyfmoeder niet quetze, en gévaarlyke<br />

bloedflortingen, ontjlekingen en verflervingen veroorzake?<br />

A. Indien een kundige hand de Nageboorte in de Lyfmoeder


Van de natuurlyke Geboorte, ^7S<br />

moeder bereikt en bevindt dat de Nageboorte vaft zit, als<br />

dan ^l zyop de voorzigtigfte wys de Nageboorte, zoo als<br />

wy hebben gezegt trachten los te maken, want indien zulks<br />

kan gefchieden zonder nadeel van de Moeder, dan is het beter<br />

de Nageboorte kort op de verloffing aftehalen, als dezelve<br />

te laten zitten : maar zoo een kundige hand Bemerkt,<br />

tlïkF^7 tQ<br />

T kmW<br />

°i Cn J o s e m<br />

g ^t, zonder dat<br />

defiLnl h yf<br />

T der 2 0 U W<br />

° r d e n<br />

e k w e f t<br />

ë<br />

> ** welk zon­<br />

der groote bloedftortingen niet kan gefchieden, en waarop<br />

niet anders als ontftekmg en verfterving van de Lyfmoeder^<br />

en de dood van de Moeder j, te wagten: en Godt weelhoe<br />

meenig blyde Moeder van een gezonde vruchtjed<br />

r U W e b e h a n d e I i n<br />

len ZlT^ S ^ Nageboorte alleen,<br />

met dezelve op eene geweide wyze, alsze vaft zit,<br />

Itl T 611<br />

/ m d G e e<br />

" W 1 h e i d w<br />

^ ordt gezonden! Ais de<br />

Nageboorte dan zoo vaft zit, datze zonder gevaar van de<br />

i ^ t e ^ ^ ? » * ^ '<br />

3 , S d a n<br />

}ZkMnL alZ0<br />

° d€<br />

W meders<br />

% ü l m n<br />

Lï ^ /' **5<br />

Zhet g<br />

£f %* mgeh<br />

r U m M t e n t e<br />

' -andJsniet<br />

l M e t J T<br />

«** na de geboorte van<br />

' ***** Verband buiten (laat<br />

hengen, endus<br />

Jr/' geboorte zoo gevaar/yk voor<br />

de Moeder, als het afjeheuren van dezelve zyn, is het dan<br />

Zl dZelT *"t<br />

k m d e<br />

rteÏaleZ<br />

to B l d<br />

een vr?ent ^T'rT ** *<br />

merk> 1 ^ m<br />

* L m o e d<br />

^ ^ *W rden aangemerkt,<br />

waar van zy moet worden verloJl><br />

e m e c<br />

en deïvf ^f° ^eld wordt afgefcheurt,<br />

en de Lyfmoeder daardoor wordt gekweft, en 'er groote<br />

bloed-


3^5 Van de natuurlyke Gehorte.<br />

bloedftortingen met ontfteeking en verfterving ontftaan?<br />

als dan moet de Moeder nootzakelyk fterven: maar zoo men<br />

genootzaakt is de Nageboorte te laten zitten, als dan laat<br />

men wel een vreemt lichaam in de Lyfmoeder: maar dewyl<br />

de mond van de Lyfmoeder zoo fchielyk niet wordt gefloten<br />

als men zich gemeenelyk laat wys maken, vooral wanneer<br />

'er nog iets vreemts in dezelve is: want men ziet meenigmaal<br />

, dat eenige dagen na de geboorte van het kind en de<br />

uithaling van de Nageboorte 'er ftukken geronnen bloed ter<br />

grootte van een vuift en grooter door den mond van de Lyfmoeder<br />

worden ontlaft, en met geen minder wéén of pyn,<br />

als wanneer de Moeder haar kind baarde, worden uitgeworpen<br />

: derhalven kan men met minder gevaar de nageboorte<br />

aan de natuur aanbevelen; en de voorbeelden zyn meenivuldig,<br />

dat een te vaft gehegte moederkoek of Nageboorte aan<br />

den bodem van de Lyfmoeder gelaten zynde, eenige uuren,<br />

ja dagen daarna zeer gelukkig met een wéé of twee door de<br />

natuur alleen zonder hulp van iemant is na buiten geperft en<br />

ontlaft.<br />

V. Maar is het wel noodig de Nageboorte aftehalen ,• devjyl<br />

aan den bodem van de Lyfmoeder een fpier wordt toegefchreven,<br />

die het vermogen heeft om de Nageboorte na buiten<br />

te dry ven?<br />

A. "Niet tegenftaande aan den bodem van de Lyfmoeder<br />

zoo een fpier wordt toegefchreven, nogtans meinen wy, dat<br />

men de Nageboorte, als het mogelyk is zonder gevaar van<br />

de Moeder, kort na de geboorte moet afhalen: ook onderftellen<br />

wy, dat als men de Nageboorte wegens de vafte vereeniging<br />

met den bodem van de Lyfmoeder aan de Lyfmoeder<br />

heeft laten zitten, en dat dezelve eenige uuren of dagen


Van de natuurlyke 'Geboorte. fff<br />

gen da* na met een wéé of twee zonder hulp van iéfnant na<br />

buiten wordt geworpen, dat zulks voornamentlyk door de<br />

zamentrekking van de fpieren van den buik en van de vezelen<br />

van de Lyfmoeder, even als de verloffing van de vrucht,<br />

gefchiedt: eindelyk zyn wy van die gedachten, dat, wanneer<br />

de moederkoek , die het grootfte gedeelte van de Nageboorte<br />

uitmaakt, na de geboorte van het kind zeer vaft me<br />

den bodem van de Lyfmoeder is vereenigt, zulks nergens<br />

anders van daan komt, dan dat 'er nog een te groote gemeenfchap<br />

is met de inmondingen van de vaatjes van de Lyfmoeder<br />

met die van de moederkoek, even gelyk men ziet in<br />

zommige vruchten, welke ryp zynde, als men ze affchudde,<br />

niet ter plaatze, daar de fteel met het takje is vereenigt,<br />

afvallen, maar een gedeelte van den fteel aan het takje laten,<br />

welk gedeelte van den fteel zomtyts zoodanig met hét takje is<br />

vereenigt , dat men eer het takje zou breeken, als het ftukje<br />

van den fteel van het takje fcheiden: maar hoe vaft het ftukje<br />

van den fteel met het takje ook fchynt vereenigt te zyn, zoo<br />

zal men eenige dagen daarna bevinden, of dat het van zelfs<br />

is afgevallan, of dat het zelve door de minfte aanraking van<br />

het takje zal fcheiden. Deze vafte vereeniging van het afgebroken<br />

Heekje met het takje komt nergens anders van daan,<br />

als door de inmondingen van het takje met den fteel en van den<br />

fteel met het takje, en dus begrypen wy het ook mét de Lyfmoeder<br />

en de moederkoek. Het kind dan geboren zynde,<br />

en de moederkoek te vaft aan de Lyfmoeder klevende wordt<br />

zulks door de inmondingen der vaten veroorzaakt; maar het<br />

kind geen gemeenfchap met de moederkoek nog mét de s<br />

Lyfmoeder<br />

meer hebbende, zoo begint de moederkoek zich allengsjes<br />

in te trekken, en wordt, daarze voor de geboorte<br />

Bb b plas


378 Van de natuurlyke Gehorte.<br />

plat en breed was, langwerpig en final, even als een toegetrokken<br />

beurs, en de vaatjes, welke van te voren inmondingen<br />

maakten, houden op malkander dienft te doen, en dus<br />

wordt de moederkoek ter plaatze, daar deze inmondingen waren<br />

, loffer , en raakt eindelyk door haare inkrimping en<br />

zwaarte aan alle kanten los, en valt dus van zelfs af, en wordt<br />

vervolgens door de zamentrekkende bewegingen van de fpieren<br />

van den buik, van het middenrift, en van de vezelen van<br />

de Lyfmoeder even als de vrucht na buiten gebragt: derhalven<br />

zeggen wy, dat het veel veiliger is, als men anders niet<br />

kan nog mag, de Nageboorte aan de natuur aan te beveelen<br />

, als dezelve met geweldt af te fcheuren en uit te<br />

halen.<br />

V Is het van eenige nootzaalykheld, na de geboorte<br />

van het kind, de hand in de Lyfmoeder te brengen?<br />

A. Ja , en dat niet alleen om te onderzoeken , of de<br />

Nageboorte los, of valt is j maar ook om te weten , of<br />

'er meer kinderen levendig, of dood, of iets anders in de<br />

Lyfmoeder is, opdat men dezelve, benevens eenige ftukken<br />

van de Nageboorte en klonters bloed, zoo dezelve waren<br />

achtergebleven, zou konnen uithalen; en eindelyk is het noodig<br />

om de Lyfmoeder in zyne natuurelyke plaats te laten,<br />

lluiten.<br />

V. Maar zyn het blazen in de vuifl, en het in de keel<br />

fleken met een kaars geen goede hulpmiddelen om de Nageboorte<br />

gemakkelyk te doen ontlaflen ?<br />

A. Wat het blazen in de vuift aangaat, zulks doet nog<br />

goed nog quaat: maar wat het fteken van een kaars in de<br />

keel van de Kraamvrouw betreft } om ze tot braken te tergen,<br />

is geheel af te keuren.<br />

. i V.


Van de natuurlyke Geboorte.<br />

V. Het Kind geboren, de Nageboorte af gel aalt, en de<br />

Lyfmoeder van alle vreemde lichaamen gezuivert en behoorelyk<br />

gefloten zynde f blyft '\r dan nog iets ter bezorging<br />

overig) *<br />

A. Ja , men moet niet alleen het kind , maar ook de<br />

Moeder van dat geen, het welknoodigis, bezorgen, vooral<br />

moet men de Teeldeelen van tydt tot tydt met zuivere warme<br />

doeken befchermen, en meenigmaal reinigen: ook bindt<br />

men een doek of riem boven de heupen van de Kraamvrouw,<br />

en men maakt, dat het in de Kraamkamer donker en<br />

ftil zy.<br />

V. Maar zoo de Kr aamzuiveringen te veel of te weinig<br />

ontlaften, of dat de Kraamvrouw door geweldige pynen of<br />

naween wordt aangetaft , wat moet men dan in het werk<br />

Jlellen ?<br />

A. Bell: is het in zulke gevallen met een voorzichtig en<br />

bequaam Doétor raad te plegen: voor al moet de Kraamvrouw<br />

met gereed zyn, om op den raad van eene Vroedvrouw,<br />

Minne, of van de eene of de andere bekende, al<br />

meende zy de bequaamfte in het behandelen van Kraamvrouwen<br />

te zyn, Anys, Lavas, Oranje, ofdierlyke mid.<br />

delen te gebruiken: want deze middelen ontydig of qualyk<br />

gebruikt konnen den weg baanen, (daar anders geen gevaar<br />

was), dat een Kraamvrouw zeer ongelukkig kan komen aan<br />

haare doodt.<br />

Sbb i LXXXVU


380 Van de tegennatuurjyke of moejelyke^. Geboorte.<br />

LXXXVII. H O O F D D E E U<br />

Van de Tegennatuurlyke of moejelyke Geboorte<br />

• V, ~WN het. voorgaande Hoofddeel hebben wy als in. het<br />

JL. voorbygaan gezien, op wat wyze de natuurlyke gehorte<br />

gefchiedt, en wat. 'er na de geboorte zoo ontrent de<br />

Navelftreng, de Geboorte, het Kind, en de Kraamvrouw<br />

moet worden verrigt, maar dewyl bet de .in arbeidt zynde<br />

Vrouwen meenigmaal, zeer maat hebben, en zonder de hulp<br />

van een kundige hand niet konnen verlojfen: hoe worden zult<br />

ke geboortens genaamt ?<br />

A. De Geboortens, die niet anders als door de hulp van<br />

eene kundige hand konnen gefchieden , worden tegen natuure.lyke,<br />

moejelyke en zwaare geboortens genaamt.<br />

V. Welk .zyn de oorzaken van eene moejelyke of tegennatuurelyke<br />

geboorte ?.<br />

A. De oorzaken van eene moejelyke geboorte zyn zeer<br />

veel: de,voornaamfte zyn te vinden (i) in het bekken, de<br />

Lyfmoeder , en derzelver. r omleggende, deelen ; (x) in de<br />

vrucht t)f het kind en (3) in de Vroedvrouw,.<br />

V. Gy .zegt , dat. de oorzaken van. moejelyke geboortens<br />

voor namentlyk zyn te.vinden in het bekken, in de Lyfmoeder,.<br />

in de by leggende deelen, in.de. vrucht, of het kind en in de<br />

Vroedvrouw: laat ons derhalven de opgetelde oorzaken<br />

eens kortelyks nafpeuren: zeg eens, hoe dat het bekken een<br />

oorzaak van een moejelyke verloffing of geboorte kan zyn ?<br />

A. Alzoo het bekken uit verfcheide beenderen is te zamengeftelt,<br />

en dat gedeelte van het bekken, het welk het heili;;;.<br />

èeen met het daar aangeveegde ftaartbeen uitmaakt, zomtyts<br />

te*.-


*5w de 'tegennatuurlyke of moejelyke' Geboorte". 3g r<br />

teveel binnenwaarts is gebogen, of dat het door de verharding<br />

van de kraakbeenige banden niet na achteren kan wyken,<br />

ge yk meenigmaal in Vrouwtjes, die laat zyn «trouwt<br />

en van haar eerfte kind in barensnood zyn, gebiedt: a<br />

dan kan het te veel na binnen wyken van liet heiligbeen m<br />

het daar aangevoegde ftaartbeen, of de verharding van de<br />

kraakbeenige banden-oorzaken van eene moejelyke verloffin*<br />

*jn: daarenboven zyn een te plat, een te groot en een te klein<br />

ofeentenaauw bekken oorzaken van eene moejelyke geboorte<br />

6 L<br />

J I J " yf moedcr<br />

' zomtydts een oorzaak van eene<br />

moejelyke geboorte? ,<br />

mond<br />

e i<br />

\ W e I<br />

n a m € n t I<br />

?°^<br />

y k<br />

deplaatzing van haaren<br />

mond, te weeten, als dezelve of te hoog na vooren na de<br />

fchaambeenderen, of te hoog na achteren na het heiligbeen' ,<br />

of te hoog na de zyden van hec rechter of linker darmbeen<br />

V l n d e<br />

r<br />

',<br />

1 3 h e t e e<br />

^eken, datdebodemvan<br />

de Lyfmoeder ofte veel na achteren, ofte veel na vooren<br />

ofte veel na de eene of de andere zyde van den buiH«<br />

d a t d<br />

1 ^ ^ " * ? ]<br />

'^-Ik het aanbid, .<br />

tegen een van de beenderen, waarheen de mond van de Lvf<br />

botte zyn.<br />

hZ» G<br />

j<br />

h e h<br />

1<br />

7<br />

°°* k<br />

ee<br />

«^oejelykege-<br />

t o o h on<br />

' ^r demrzaken van eene moejelyke ge- -<br />

J h<br />

^ e ^ ^ , ^ , ° ^ ° e<br />

oorzaak van eene moejelyke geboorte zyn ><br />

moeder, de blaas de rechte darm en de andere deelen van<br />

de. Vrouwelykheid konnen een oorzaak van eene moejelyke ,<br />

B i )<br />

b 3 , g^--<br />

£


§|£ Van de tegennatuurlyke of moejelyke Geboy7l è<br />

-<br />

geboorte zyn, namentlyk als aan, of in de gemelde deelérï<br />

eenige tegennatuurlyke gezwellen, of verzweringen worden<br />

gevonden, of dat dezelve deelen door een ontfteking geweldig<br />

gezwollen en pynelyk zyn, want daar door wordt de<br />

doortogt voor bet kind zoodanig belet, dat 'er niet anders als<br />

een moejelyke geboorte moet volgen.<br />

V. Maar hoe kan de vrucht of het kind een oorzaak van<br />

eene moejelyke geboorte zyn)<br />

_ A> De verfcheide tegennatuurlyke leggingen en aanbiedingen<br />

van het kind konnen niet alleen eene meenigte vaa<br />

oorzaken uitleveren, waarom de geboorte van het kind modjelyk<br />

zal zyn: maar daarenboven kan het kind te groot zyn,<br />

of het kan wanfchapen zyn , of het kan dood zyn , éii<br />

alle deze gefteldheden van het kind maken de geboorte<br />

moejelyk.<br />

V, Behahen de oorzaken van eene moejelyke geboorte, welke<br />

gy hebt opgetelt, zou men 'er nog verfcheide konnen noêmen,<br />

als verkeerde Wéén, het ontydig breken van de vliezen,<br />

en de uitflorting van het water, te dikkevliezen, groote<br />

bloedflorlingen voor de geboorte van het kind, hetaffchetiren<br />

van de moederkoek voor de verloffing , opflopping van het<br />

water, verharden drek in den rechten darm enz. Maar al<br />

zoo wy niet hebben voorgenomen in dit kort Ontleedkundig<br />

Onderwys breedvoerig te handelen over de Kraam-, Verlos-<br />

of Vroedkunde, zoo zal het genoeg zyn, dat wy aantoonen,<br />

zoo als wy reeds hebben gedaan, dat de Ontleedkunde<br />

in alle Konflen en Wetenfchappen haar nut en gebruik<br />

heeft; dit nu zoo zynde, wie kan "er dan aan twyffelen<br />

of de Vroedvrouwen dienen aangaande de figuur, hét<br />

maakzel, zamenjlel en de werking van de teeldeelen der<br />

Vrou-


Van de tegennmuurlyke of moejelyke Geboorte. 3 e 3<br />

mmm en ontrent a} het geen, het welk eene meielyke<br />

verloffing kan veroorzaken, ervaren te zyn; ja T/teer<br />

ÏAZ m<br />

T m<br />

geboorte weiig f Z<br />

hulp van de natuur wagten, maar met alle oplettl2<br />

voorzichtigheid zelfs werken, en maken, dat deVZdt<br />

zynde Vrouw fpoedig van haar kind worde verlof opdat<br />

dus Moeder en kind in het leven mogen worde behouden<br />

2s&sr Froedvrouw<br />

~ m n eenl<br />

JL Meei moet de fchuld op de Vroedvrouw niet le^en<br />

dat het kind qualyk in de Lyfmoeder is geplaaft, of dltlet<br />

ach met natuurlyk in de geboorte aanbie'd fof dat e<br />

g oot of wanfehapen *, want zulks is geheel buiten de fchZ<br />

van de \roedvrouw: maar een Vroedvrouw maakt de ré<br />

Jeven van de Moeder en vanhet kind, als zy geen genoerzamkennis<br />

heeft van de Vrouwelyke teeldeelen ƒ en van dl d e^<br />

n, welke m de natuurlyke geboorte het meefte werk moe<br />

ten doen: daarenboven maakt zy de geboorte nog m o eï<br />

fete en zomtyts doodelyk vooï de Vrouw en het tet -<br />

MO«K*r zy by het onderftaan van de Vrouw iet Zen<br />

natuurlyke aan de Vrouwelyke deelen gewaar wo dt zon<br />

der z u ] k s t e k e g e v e n ? Q f ^ rd zonderfiaan<br />

bevind, dat het kind qualyk is «keert nf<br />

zoodanig aanbied dat het zonder ^kfnïg^U ^<br />

kan worden verloft, wanneer dan een Vroedvrouw het re<br />

vaar niet te. kennen geeft, daar de Vrouw en het 2£<br />

zyn, en zich zelve onbekwaam vindt om de Vrouw tl<br />

veüoifen en geen hulp van een Doctor, of Vcoedme fter<br />

of kundiger Vroedvrouw om de in den arbeid zynde Vrouw<br />

te


Fan de tegennatuurlyke of moejelyke Geboorte:<br />

te verlolfen vraagt, alsdan zal zoo een Vroedvrouw niet alleen<br />

moeten worden aangemerkt als eene oorzaak van een zeer<br />

moejelyke geboorte, maar als een moordenares van de Moeder<br />

en van 't Kind.<br />

V Maar is het mogelykde Vrouwen in alle moejelyke ge<br />

boortens te verlojfen ?<br />

A. Daar zyn zeer weinig moejelyke , zwaare of tegen<br />

natuurlyke geboortens, of de in noodt zynde Vrouwen konnen<br />

door eene kundige hand , indien zy niet reeds door de<br />

onkundige behandeling van een Vroedvrouw zyn mishandelt,<br />

of afgemat, verloft wordeu.<br />

V. Is "er eenig middel om te konnen weten, als een Vrou<br />

mverloftis geflorven, of de oorzaak van de doodt van de<br />

Vrouw en van het kind aan de onvoorzigtige behandeling<br />

van de Vroedvrouw is toe te fchryven ?<br />

A. Ja, daar zyn twee middelen, namentlyk de Anatomie<br />

van alle de deelen , welke in het verloffen van eene<br />

Vrouw van haar kind in aanmerking komen, en eene naauwkeurige<br />

befchouwing van de gemelde deelen en van de vrucht<br />

en deszelfs plaatzing en aanbieding.<br />

f. Maar zouden deze middelen van eenig nut konne<br />

zyn)<br />

A. Deze middelen zouden niet minder nuttig en noodig<br />

zyn, als defchouwing van een gewonden of gekweften, die<br />

aan zyne toegebragte wonde of kwetZuur is overleden, om<br />

te zien of de wonde of quetzuur volkomen doodelyk, doodelyk<br />

door verzuim, of doodelyk by toeval is : want zoo<br />

het blykt, dat de Vroedvrouw alles heeft gedaan, dat zy<br />

moeft doen, en dat nog de doodt van de Vrouw, of van<br />

het-kind op de Vroedvrouw kan geleidt worden, zoo zal de<br />

Vroed»


Vtn de tegennatuurlyke of moejelyke Geboorte. 58 ^<br />

Vroedvrouw daar door te grooter reputatie bekomen: maar<br />

zoo het blykt, dat de Vrouw en het kind door verzuim,<br />

of door eene quade behandeling van het leven zyn berooft<br />

, en dat de Vrouw en liet kind op eene deerelyke<br />

wyze zyn mishandelt, en dat zoo by tyds eene bequame<br />

hand hadt gewerkt, en dat de Vrouw van haar kind<br />

had konnen worden verloft, en dus Moeder en kind, of<br />

de Moeder alleen in het leven zou hebben konnen bly ven,<br />

zoo zal men zich in het vervolg voor zulke onvoorzichtige,<br />

onkundige, onbarmhartige en wreede Vroedvrouwen,<br />

die te hoovaardig en te eigenzinnig zyn , om het gevaar,<br />

daar de Vrouw en het kind in zyn, te kennen te geven,<br />

en by tyds een Doclor , Vroedmeefter of mede Vroedvrouw<br />

tot hulp te roepen , zorgvuldig wagten. En eindelyk<br />

zouden deze middelen de Vroedvrouwen en de geenen,<br />

die hun werk maken om de in arbeid zynde Vrou wen<br />

te verlolfen, konnen flrekken , om haar meer en meer optewekken<br />

tot het naarftig onderzoek ontrent de gefteldheid<br />

van die deelen , welke in het verlolfen of in de geboorte<br />

in aanmerking komen, waartoe behalven de gemelde middelen<br />

goede Boeken, en de onderrigting van Doctoren,<br />

Lectoren, en Vroedmeefters van groot nut zouden konnen<br />

zyn: zoo dat door deze middelen een Vroedvrouw genootzaakt<br />

zou worden om in alle moejelyke geboortens aan haar<br />

phgt te gedenken , en wanneer zy zich in moejelyke gevallen<br />

onbequaam oordeelde om de Vrouw te konnen verlosten,<br />

zou het haar tot lof en eer flrekken, als zy-het gevaar,<br />

daar de Vrouw en het kind in zyn, te kennen gaf, en<br />

het werk aan een kundiger om de Vrouw te verlofTen<br />

toevertrouwde; want dus zal zy een geruft gewiffe behouden<br />

, dat zy nog door onkunde , nog door verzuim,, nog<br />

Cc c door


3*6 Van de tegennatuurlyke of moejelyke Geboorte<br />

door mishandeling van de Vrouw en het kind, Vrouw e®<br />

kind of een van beide op eene Godt vergeeten en moorddadige<br />

wyze heeft gebracht aan haar<br />

E I N D E .


AANHANGZEL<br />

V A N H E T<br />

KORT ONTLEEDKUNDIG<br />

O N D E R W Y S,<br />

Behelzende de voomaamfte Ontleedkundige woorden, zoo die<br />

in dit Werk, alsby andere Ontleedkundige Schryvers<br />

worden gevonden: benevens een korte verklaring<br />

derzelven.<br />

A.<br />

AlBarticulatio. Inlichting der beenderen, zamenvosging der been-<br />

. deren, Geleding.<br />

Abdomen. De onderfte holligheid van bet Lichaam, waarin de Lever.<br />

de Milt, de Maag, de Nieren,, de Darmen, de 'Blaas en de Lyfmoeder<br />

zyn opgeJlot.cn.<br />

Abdu&ores Mufculi. De afhalende fpieren van de Oogen, als mede van<br />

de Armen en Beenen.<br />

Abomafus. De vierde maag in de Dieren die herkeauwen , de achterpens<br />

genaamt.<br />

Abortus. Een Miskraam: een Misdracht : een Vrucht die voor de zevende<br />

maand wordt geboren.<br />

Acantha. De Doornachtige uitfieekzels der wervelbeenderen van den<br />

ruggraat.<br />

Acetabulum. De holligheid van het heupebeen. Het Azynpannetje.<br />

Acini Glandulofi. Zeer kleine en byna het gezicht ontwykendf klieren.<br />

Aciniformis Tunica. Bet DruifswyzeOogvlies.<br />

Acrornium. Een groot hoofd aan een been.<br />

Acrorqphalum , Acromphalium. Het middenpunt van den buik , d&<br />

plaats daar de Naveljireng mede is vereenigt geweeji.<br />

C-c c 2 Acror


388 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Acros. De uitterjie eindens der beenderen. De toppen der vingeren.<br />

Aéïiones Animales. De dierlyke werkingen.<br />

Acliones Naturales. De natuurlyke werkingen.<br />

Acliones Spontaneae. Wirkingen die buiten onzen wil gefchieden.<br />

Aciiones Vitales. Levendige werkingen.<br />

Aétiones Vqluntariee. Werkingen die van onzen wil afhangen.<br />

Adduclores Mufculi. De nahalende fpieren van de Oogen ; als mede<br />

van de Armen en de Beenen.<br />

Aden. Een Klier.<br />

Adenologia. Een verhandeling der Klieren. Een befchryving der Klieren.<br />

Adeps. De olieachtige deelen van het bloed: vet: fmeer.<br />

Adipofi Duclus, Lobuli, Sacculi, en Adipofe. Veficula;. Vetbuis*<br />

jes, zakjes en blaasjes.<br />

Adjutorium Os. Het Schomvderbeen.<br />

Adjuvantia, Coadjuvantia. Hulpdeelen, Medehelpendedeelen.<br />

AduaCa Tunica. Hej aangeivajfen Oogvlies: het gemeene Oogvlies r hes<br />

Bindvlies.<br />

Adna'a. Aangroeizels der beenderen enz.<br />

Agnata Tunica. Het zelfde dat Adnata Tunica.<br />

Agonia. Onbequaamheid om te konnen voortteelen.<br />

Agrippa. Een geboorte waar in het kind met de- voeten voorkomt.<br />

Aiftheterium. Senforium Commune. De gemeene zin-of verhlyfplaats:.,<br />

Ala. De binnen/Ie bolligheid onder den arm. De Oxel.<br />

Als. Vleugels, Lippen, en Randen: als aan den Neus, de Ooren, de<br />

Vrowwelykheid, en aan zommige beenderen, vleugelwyze uitfteekzels.<br />

genaamt.<br />

Alares Mufculi. Fleugelwyze fpieren.<br />

Alaria Offa. Vleugelvoyze beenachtige uitfieekzels.<br />

Alantoides-, Allantoides. Het Pisvlies.<br />

Albuginea Tunica. Het witte Oogvlies.<br />

Aliformes Mufculi. Zie Alares Mufculi.<br />

Alvearium. Het beenig oorkasje: bet gat van het Oor waarin het oor*<br />

fmeer wordt vergadert: het oorgat.<br />

Alveoli Dentiuro. De kaffen der Tanden.<br />

Alvus. Het zelfde dat Abdomen.<br />

Ambe, Ambonse. De uitterfie uitftekken der beenderen.<br />

Amblofis. Het zelfde dat Abortus.<br />

Amnion. Het binnenfig vlies van de nagebofrte, het lamvlies*<br />

Ame*


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 389<br />

Amoris Dulcedo. De Kittelaar; de onckorhoerde roede der Vrouwen<br />

Ampnibleitroides. Het Netvlies.<br />

Arnp.iibranchia. De plaatzen ontrent de Amandelen , by het bezin of<br />

het bo mfte gedeelte van de Luchtpyp, ' 1<br />

Amphidaeum. Het hoofd, of het begin van den binnenfien mond van de<br />

Lyfmoeder^<br />

Amygdalae. De Amandelen.<br />

Anadofis^ Al dat na boven wordt bewogen en voortgeperft, ah de Chyl<br />

Analyüs. Een Ontleedkundige aantooning van het lichaam, by deelen<br />

Anaftomofis. Inmonding: en ontfluiting of opening der vaten<br />

Anacotma,-Anatomia Comparativa, Prachca en Theoretica.<br />

konft. Vergelykende, oefenende en befihuwende Ontleedkontl<br />

Sm-<br />

Anatonucus. Een Ontleedkundige: een Ontleeder. '<br />

Anchyle. Het achterfte gedeelte van de Knie.<br />

Ancon Dit woordt beteekent eigentlyk het achterfte groote uitfiek of<br />

, hoofd van de groote ellepyp: oneigentlyk wordt 'er de Elleboog door verjtaan.<br />

.<br />

Anconsus Mufculus. De Elleboogfpier: de uitftrekker van het Ellebeen<br />

Ancorahs Proceifus Het Ankergelyke uitfteekzel van het Schouwderblad'<br />

Androgynus. Een Mmmtf: een die van zyn teeldeelen is beroofd : een<br />

Verwyjde.<br />

J<br />

Angiologia. Een-verhandeling der vaten.<br />

Animalis Facultas. De dkrlyke werking van de ziel; als de inbeelding,<br />

het reaenkavelen en het geheugen.<br />

Anifcalptor Mufculus. De Aar skmbber fpier y de breedfte of de driehoenige<br />

rugfpier genaamt. f<br />

Annularis Cartilago. Het ringswysk kraakbeen, behoêrende tot de ringen<br />

van het Strottenhoofd.<br />

Annularis Digitus. De vinger tuffchen den, middenften vinger en den<br />

ping. De Ringvinger.<br />

Annularis Protuberantia, Hep Ringswyze uhfteekzelzynde een gedeelte<br />

van de groote Herjfenen tuffchen de kkine herffenen en. de Telles<br />

Cerebri, Ballen geplaaft.<br />

Anomeomeres. Jets , of deelm, die utt verfchilTende deelen beftaan-,<br />

Meerdaantige deelen.. *<br />

Antagoniftcfi Mufculi. Tegenwerkende fpieren. Tegenftanders r<br />

AntheJix. De inwendige rand van het uitterlyke oor.


323 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN<br />

Anthropologia. Een befchryving van den menfeh en deszelfs deelen.<br />

Arrtiades. Het zelfde dat Amygdalae.<br />

A :i• icardium. Het Hartspuntjr.<br />

Anticnenemium. Het voorfle deel van het fchaambeen.<br />

Antithenar. Een van de uvflrekkende fpieren van den duim.<br />

Antitragus. De Tegenbek, zynde een gedeelte van de uitwendige Oor-<br />

, rand.<br />

AntrumTSucclnoïum. Het jlekbeen: bet fiekfmisje: de inwendige holligheid<br />

van het Oor.<br />

Anus. De Aars.<br />

Aorta. De groots Slagader.<br />

Apagma. Een afwyking van eenig deel uit deszelfs natuurlyke plaats.<br />

Apanthismus. Vergroeijing .van eenig deel zoo dat het zyn natuurlyke<br />

gedaante verliefi.<br />

Apex Cordis., Mucro Cordis. De punt van het hart.<br />

Apophthora. Het zelfde dat Abortus,<br />

Apophyfis. Een uitfieekzel.<br />

.Apopleótica Vena. De Kropader.<br />

Apofpasma. Een van een febeuring der deelen.<br />

Appendices. Aangroeizels der beenderen.<br />

Appendicula Vermiformis. Het wormwyze aanhangzel aan den blm-<br />

•den darm.<br />

Aqua Pericardii, Humor Pericardii. Het water of ie vocht in het<br />

Hartzakje.<br />

Aqualiculus. Het zelfde dat Abdomen.<br />

Aqueus Humor. Het waterachtig OogvocH.<br />

Aquulss. Waterblaasjes, Watervaatjes.<br />

Arachnoides Tunica. Het Spinnewebbevlies. Dit vlies is zeer dun en<br />

•wordt om deszelfs gedaante dus genaamt: zoodanig een vlie: -jeerdt aan<br />

de herjfenen, het rugmerg en aan de oogen toegeëigent.<br />

Area. De tuffchenruimtms tuffchen de dellen.<br />

Areola Papillaris. De kring rondom den Tepel.<br />

Armilla Membranola. De Armband.<br />

Arteria Magna. Het zelfde dat Aorta.<br />

Arteria Coeliaca. De Maag flagader.<br />

Arteria Trachea,, Afpera Arteria. Dc Luchtpyp.<br />

J\rteria Venofa. De Longader.<br />

.Acteriologia. Verhandeling of'bejehyving der jlagadeim.<br />

Ar-


©NTLEEDKUNDrGE 'WOORDEN. m<br />

Arthron. jfcVa Zii; bet gewrigt<br />

Articulatio. Het zelfde dat Abamcalatio<br />

Artroös. Het zelfde dat Articulatie, '<br />

Arms, De Lsedsn van de holligheden tmderfckrid<br />

Aures. Ite Oore^<br />

AunumSordes. Het Oorfmeer.<br />

Automatos. De bewegingen dk van zelfs gefchieden-<br />

Azyges. Hep wiggebeen.<br />

Azygos*. De. ongepaarde aéer.<br />

K<br />

Bafilica Vena. Eeverader.<br />

.Safiogloffi Mufculi. De twee netirdmWmSktt^r^<br />

M


3os ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

voornaam ingewand of deel. Het breed/ie, de voet, de grond, hetfon*<br />

dament.<br />

Belemnoides Proceflus; Beloides Proceflus. Een priemwys uitfteekzel.<br />

Bibitorius Mufculus. De Spier , die het oog binnenwaart! na den neus<br />

beweegt: de nabalende fpier: de drinkfpier.<br />

Biceps Mufculus. De eerfte van de fpieren, die den elleboog , en den knie<br />

buigt. De tweehoofdige fpier.<br />

Bicaudalis Müfculus. Een fpier van hei uitwendige oor, de tweeftaartige<br />

genaamt. Deze fpier wordt zeer verfchillende gevonden: zomtyds<br />

heefize een , zomtyds twee en zomtyds drie Jlaarten, waaromze van<br />

zommigen de verwarde fpier wordt genaamt.<br />

Bicorneos. Het Tongbeen.<br />

Bifurcatus. Dit woordt wordt gebruikt als een vat of deel dubbelt wordt<br />

gevonden.<br />

Bilis. De Gal.<br />

Biolychnion. De ingeboren warmte.<br />

Blena, Blenna. Snot.<br />

Blepharides. De hairen van de oogranden Cilia genaamt.<br />

Blepharon. De Oogleden.<br />

Bothrion. De kajfen der Tanden.<br />

Brachia. De Armen.<br />

Brachiale. De Voorhand. ©<br />

Brachiaeus Mufculus. De fpier die den elleboog buigt en onder de tweê*<br />

hoofdige fpier is geplaaft.<br />

Brachium. Zomtyds beieekent dit woordt al de bovenfte ledematen, namentlyk<br />

den opper- en onderarm, de voor- en de nahand met de vingeren:<br />

maar in eenen engen zin beteekent het alleen den opperarm, die zich van<br />

den fchouwder tot den elleboog uitftrekt.<br />

Bregma. Het middenfte en voorfte gedeelte boven het voorhoofd , het<br />

welk zich tot de flapen van het hoofd uitftrekt.<br />

Breve Vas. Het korte aderlyke vat.<br />

Brevis Cubiti Mufculus. De korte Elleboogfpier: de tweede uitftrekkende<br />

Elleboogfpier.<br />

Eronchia. De takken van de Luchtpyp, die zich in de longen verfpreiden,<br />

Bronchus. Het zelfde dat Afpera Arteria..<br />

Bucca. Het weeke deel der wangen, het welk men kan opblazen.<br />

Buccinator Mufculus. De Kaakfpier.<br />

Buccula. De Onderkin.<br />

Bur-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN, m<br />

Burfa Teftium. De Balzak.<br />

Bujüis Mufculus. De Beurs/pier: * innige Stopper; de Dyëbeen,<br />

. y^Adaver. Een dood lichaam van een menfeh of dier<br />

genaTmt! *"<br />

C.<br />

V m d m V 0 0 r v o s t<br />

Calidum Innatunv Het zelfde dat Biolychnion.<br />

Callicreas: Pancreas. Het Klierbedde.<br />

Callofitas. Eeltachtigheid der deelen<br />

Callus. Het zelfde dat Callofitas.<br />

Calva, Calvaria Het Bekkeneel: de Herjfenpan.<br />

Calx. Het zelfde dat Calcaneus. De Hiel: de verzenen<br />

Camara: Formx; Teftudo. Het verwelf zei.<br />

Camifia Foetus. Het buitenfte vlies van de Nageboorte<br />

Canales; Duótus. Buizen, Riolen; Gooten g<br />

Canahculus Arteriofus. De Jlagaderlyke buis.<br />

r^Sr 3<br />

-^- S e<br />

panden, de Oogtanden.<br />

Canna Major. Het Scheenbeen.<br />

Canna Minor. Het Kuitbeen.<br />

Canthus. De Ooghoek: de Oogwinkel<br />

Capillaria Vafa. De Hair fyne vaten<br />

> bytelbeenderen<br />

^ ^ a J ^ ^ t \ f ;*T' üï<br />

° d<br />

wenmaauwen tn s Moeders lichaam groeit, en de<br />

*<br />

vrucht 'er<br />

4e<br />

eemeen<br />

ren t t77e 2?' ^<br />

Q<br />

°^' *« d<br />

<<br />

P liPoLe^ririJ " l Verwl<br />

S êroejen, aangaan, deze worden<br />

mev^Sn^bT^'k fZ'- WW<br />

M n h e t b a h<br />

f ***** namén<br />

foofd k^l t ach<br />

T h<br />

°°f d hieten d e h<br />

' en Crines: aan het voor-<br />

Pn ? P<br />

, i c<br />

^^«S Upercilia: aan de oogleden CihV aan<br />

en ovethetlyfm ' "<br />

M B<br />

**»R»PP««:<br />

Capreolaria Vafa. ^ „


3p4 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Capfula Atrabilaria. Nierkasjes i Nierdoosjes : Nierklieren : zwam<br />

Gcldoosjes: Bynieren.<br />

Capfula Cordis. Het Hartzakje.<br />

Capfula Communis Gliflbnii. De gemeene doos van GliJJon, zynde niét<br />

anders als een vlies van het buikvlies afkomjlig, het welk de Galbuis en<br />

de Poortader in de Lever te gelyk bekleedt.<br />

Capfula? Seminales.<br />

doosjes.<br />

De uiteindens der afvoerende zaadvaten : zaad-<br />

Caput. Behahen de bovenfte holligheid, het hoofd, heeft dit woord in<br />

de Ontleedkunde verfcheide beduidingen.<br />

Caput Gallinaginis. Het vleesachtig uitwafch in den waterweg , om<br />

deszelfs gedaante hennenhoofd genaamt.<br />

Caput Offis. Een groot uitftek van een been.<br />

Cardia. Dit woord betekent niet alleen het hart; maar dikwyls wordt<br />

'er de Unkermond van de maag door verfiaan.<br />

Carnofa Membrana. Het vleezig vlies.<br />

Caro. De fpierachtige zelfftandigheid, of de buik van een fpier t. het zachte<br />

deel der fpieren beftaande uit vezelen en vaten van allerley zoort, die<br />

de fpier bevochtigen, de vezelen haar robur en tonus geven, eenige<br />

vochten af fcheiden en in vette menfchen in de Membrana Adipofa,/ 7<br />

^<br />

vlies , een vetachtige ftoffe over ftorten.<br />

Carotides. De twee Slagaders, die van de groote flagader uit de linker<br />

holligheid van het hart na boven na het hoofd gaan, en aan alle deelen<br />

boven het hart takken mededeelen: de Kropflagaders.<br />

Carpus. Het zelfde dat Brachiale.<br />

Cartilago. Kraakbeen: het is de hardfte zelfsftandigheid van alle deehn<br />

van het lichaam , het been alleen uitgezonden: het verfchilt alleen van<br />

het been, dat het zachter, witter, en taaijer is, en dit blykt, om dat.verfcheide<br />

kraakbeenderen door den tydt in beenderen veranderen.<br />

Carunculse Myrtiformes. Vleesachtige heuveltjes of uitwajfen.<br />

Carunculas Oculi. De Traanklieren.<br />

Carunculee Papillares. De kleine kliertjes die in de Tong en in de Nierenworden<br />

gevonden , Tepelwyze kliertjes genaamt.<br />

Caftratus. Een menfeh of een dier van zyn teeldeelen berooft.<br />

Catacleis. Door dit woord wordt niet alleen een kraakbeenige zelfftandigheid,<br />

die zeer hard en beenachtig is, verfiaan, maar ook dat kraakbeen<br />

, het welk in de loffe geleding van het fchouwderhlad en het fleutelbeen<br />

is geplaaft; daarenboven geeft dit woord zomtyds de eerfte


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 39?<br />

ribbe van de borft de onderfleutelbeenige genaamt, te kennen.<br />

Cava Vena. De Holle ader.<br />

Cavitates.^ Holligheden: behalven de holligheden, die in de beenderen, eirtn<br />

zommige ingewanden ah in de herffenen en in het hart worden gevon- •<br />

tlamT * ^ H<br />

°^ d<br />

'<br />

dC B<br />

° rJt m d e B l Ü k }xlli<br />

& beden<br />

& e<br />

'<br />

Caulis. Dit woord betekent onder anderen de Mannelyke roede en de*<br />

Jcbeede der Vrouwelykheid.<br />

C e l<br />

]^<br />

I n t e f t i n l C 0 H<br />

'<br />

ü e t U j h m m i m m m S m V e n i n d m K a r t e l<br />

^ "<br />

Ceneon. Dit woord betekent de holligheid van den buik van de ribben<br />

tot de Darmbeenderen; of het geeft het weeke van den buik te kennen<br />

ter plaatze, daar het Darmfeheil en de dunne darmen zyn geplaaft '<br />

Centrum. Dit woord heeft verfcheide beduidingen : eigentlyk betékent<br />

het het middenfte of het middenpunt van iets: oneigentlyk wordt 'er de<br />

Lyfmoeder door verfiaan.<br />

Cephale. Hei Hoofd.<br />

^ e<br />

P h a r y n S ! E i M u f c u l i<br />

?!^° '<br />

H e t ee}<br />

ft e<br />

Pw/P* van het flokdarms*.<br />

Cersea. De hoornen van de Lyfmoeder der Beeften.<br />

CeratogloiTum. Het eigen paar fpieren van het Tongbeen, het welk aan<br />

de hoornen van dit been zyn begin heeft, en aan de zyden met de tong<br />

is vereenigt. De Tongbeens boornfpier.<br />

Ceratodes. Het Hoornvlies.<br />

Cercis, De kleine Ellepyp.<br />

Cerebellum De kleine of de achter herjfenen.<br />

Cerebrum. De groote t of de voorherffenen: bet brein.<br />

Cervix. Dit woord beteekent niet alleen dat gedeelte van het lichaam i<br />

het welk tuffchen het hoofd en de borft is geplaaft, en wel deszelfs achterjte<br />

deel: maar zomtyds wordt 'er de fcheede van de Lyfmoeder - en<br />

eenige uitftekken der beenderen door verfiaan.<br />

1<br />

Cerurnen. Het oorfmeer.<br />

Chartilago. Het zelfde dat Cartilago.<br />

Cheilos. De lippen van den mond.<br />

Cheir. De Hand.<br />

Chelonion. Het bultige deel van den rag, digt by den hals.<br />

Chiton. Een bekleedzel, een vlies.<br />

Choana. Een Trechter.<br />

Dd d 2 Chs-


396 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Chole. De Gal.<br />

Choledochus. De Galleider, de Galbuis.<br />

Chondros. Het zelfde dat Cartilago.<br />

Cbondrofyndesmus. Een Kraakbeenige band: een geleding door middel<br />

van kraakbeen-.<br />

Chorda. Een pees: een zenuw: een koord.<br />

Chorda Mernbranae Tympani. Een tak van het vyfde paar zenuwen,<br />

het welk zich boven het trommelvlies uitftrekt, het tromtnelkoord.<br />

Chorion. Het buitenfte vlies van de Nageboorte , zynde aan de Lyfmoeder<br />

vaft, en met een oneindig getal bloedvaten als een net doorweven.<br />

Choroides. Dit woord betekent al zulke vliezen, vjaarin zeer veelbloeivaten<br />

zyn verfpreid, en een net vertoonen.<br />

Chros. De oppervlakte van het lichaam: of de vleefch- en vliesachtige<br />

deelen' van het lichaam, als de huidt, de /pieren, de vliezen en Ingewanden.<br />

Chylarion Het zelfde dat Chylus.<br />

Chylificatio. De bereiding en verandering van het voedzel door verfcheide<br />

vochten en ingewanden in een wit melkachtig vocht.<br />

Chylus. Een wit melkachtig vocht of zap, het welk in de melkvaten,<br />

en in de borflbuis tot vernieuwing van het bloed, en voeding van alle<br />

deelen van het lichaam wordt gevonden. De Chyl.<br />

Cilia. De uitwendige harde en kraakbeenige deelen der oogleeden : als<br />

mede de hairtjes die aan dezelve worden gevonden.<br />

Cinetus. Het Middenrift.<br />

Cion. De Lel.<br />

Circulatie. Sanguinis. De omloop van het bloed.<br />

Circumoffalis Membrana. Het Beenvlies.<br />

Cifterna Chyli. Het ^Chylbakje: het Chylzakje.<br />

Clavatio. De fpykerwyze geleding.<br />

Claviculae. De twee beenderen die de borft van boven fluiten', de fleutelbeenderen.<br />

Claves. Het zelfde dat Claviculae.<br />

Clinoides Proceflus. Uitfteekzels der beenderen, die een bed vertoonen.<br />

Deze gedaante wordt aan de uitfieekzels van het wiggebeen van het<br />

hoofd toegefchreven, waarvan het achterfte het bovenfte gedeehe, ende<br />

twee voorfte uitfteekzels, het onderfte deel van een bedfteede vertoonen;<br />

eigentlyk makende vier kleine uitfieekzels, die deniurkzen zadel uitmaken<br />

, eenigzints de figuur van een ruftbedde.


ONTLEEDKUNDIGE WÓÓRDEN, ipf<br />

Clitoris. Het zelfde dat Amorfe Dulcedö.<br />

Clunes. De Billen,<br />

Clypealfe Cartilago. Het fchildivyze kraakbeen<br />

Cneme. De Scheen.<br />

Coadjuvantia. Medehelpende deelen.<br />

C<br />

t w m t ^ ^ ^ * r<br />

Coarticulatio. Het zelf de dat Articulatio.<br />

Coccyx. Hetftietbeen: het ftaartbeen: hetfiuitbeenl<br />

Cochlea. Het flekkenbeen van bet oor.<br />

Coecum Inteftinum. De blinde darm.<br />

Coeha. De holligheid van den buik: de buik.<br />

Coehaca Arteria.<br />

e Hm<br />

De Maag flagader.<br />

P<br />

, eL<br />

, ,P U w o o r d<br />

* * »"» ««-<br />

°rdt aan verfcheide deelen toegeëi­<br />

gent-ah aan de holligheid van betoog, aan het verhemelte, aanhef<br />

bovenfie gedeelte van het bekkeneel enz. '<br />

Coles, Colis. De Mannelyke roede.<br />

Colliciae. De Traangooten: de Traanbuizen.<br />

CoJhculum. De waternymphen der Vrouwelykbeid.<br />

Co hgamen; Ligamentum. Een band.<br />

Collum. Het zelfde dat Cervix.<br />

'Ir- Z2^«' ^ de tweede van dedikkeda,<br />

Slumn^^<br />

cojumna JNafi. Het vleezig gedeelte van den Neus, dat in deszelfsmid<br />

Columna Oris. Het zelfde dat Cion.<br />

Colummellares Dentes. De Oog tanden: de Honds tanden<br />

C<br />

° T v Z f e ^<br />

Conanum. De Pynappel klier.<br />

Concavatio. Het zelfde dat Arcuatio.<br />

Concha. Het zelfde dat Cochlea.<br />

Condyh, De knokken: de kneukels.<br />

Dd d


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Conglomerata Giandula. Een klier, die uit verfcheide klieren is te zamengeflelt,<br />

zoo als het klierbedde.<br />

Conjuncliva Tunica. Het zelfde dat Adnata Tunica.<br />

Confenfus: Correfpondentia. Overeenkomft van verfcheide deelen door<br />

gemeene zamenvoegingen door middel van peezen, zenuwen enz.<br />

Contraélio. f)e gemeene werking der fpieren: zamentnkking.<br />

Cor. Het Hart.<br />

Coracoerachiaeus, Coracobrachiaeus, Coracoideus Mufculus. Een<br />

van de fpieren van den Arm, de Ravenbekswyze genaamt.<br />

Coracoides Proceflus; Ancyroides; Roftriformis Proceflus. Het Ravenbekswyze<br />

uitfteekzel.<br />

Coracohyoides Mufculi. De Tongebeens Ravenbekswyze fpieren.<br />

Gornea Oculi Tunica. Het Hoornvlies.<br />

Cornicularis Proceflus. Het zelfde dat Ancyroides.<br />

Cornua Uteri. Het zelfde dat Ger*;a.<br />

Corona. Dat gedeelte der tanden bet welk buiten de kaffen uitfteekt , de<br />

kroon genaamt.<br />

Coronalis Sutura. De Kroönnaad van bet Bekkeneel. .<br />

Coronaria Vafa. De bloedvaten en de zenuwen, die aan de Bafis van<br />

het hart, als mede aan den llnkermond van de maag worden gevonden:<br />

de Kroonvaten.<br />

Corone. Het fcherpe uitfteekzel van het onderfte kaakbeen: om deszelfs<br />

gedaante het Kraajebcks uitfteekzel genaamt.<br />

Corpora NerveoTpongiofa. . De zenuwachtige deelen of lichaamen zoo<br />

van de Mannelyke roede, als van den Kittelaar der Vrouwen.<br />

Corpora Striata. De geftreepte Lichaamen.<br />

Corpus Callomm. Het weerachtig Lichaam: het hardfte gedeelte der<br />

Herffenen.<br />

Corpus Glandulofum, Glandofum. Een klierachtig Lichaam: de Voorftanders.<br />

Corpus Parnpiniforme. De vlechting der bloedvaten in de Ballen.<br />

Corticalis Subftantia. De boft of de fchorsachtige zelfftandigheid der<br />

Herffenen.<br />

Coryphe. De top des hoofds: de uiteindens der nagelen.<br />

Coftae. De Ribben: daar zyn Verae , Waare, en Nothse, Valfche.<br />

Cotylae. Het zelfde dat Acetabulum.<br />

Cotyledones : Acetabula Uterina. De Klieren hier en daar in ha<br />

buitenfte vlies van de Nageboorte verfpreid: zy worden meeft in de vlie-<br />

&en van de nageboorte der dieren gevonden. Cox»


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 399<br />

Cox as Os. Het Darmbeen: het Tsbeen: het ongenaamde been.<br />

Coxendix. Het heupbeen.<br />

Cranium. Het zelfde dat Calva.<br />

Cremafteres Mufculi. De twee opfchortende fpieren der ballen in de<br />

Mannen, en der Lyfmoeder in de Vrouwen.<br />

Cremnos. De twee uitpuilingen, vleugels of lippen der Vrouwelykheid.<br />

Cribnforme Os; Cribrofum Os. Het Zeef been.<br />

Cricoarytasnoidei Mufculi. De fpieren die de fpleet van de ringen van<br />

het Strottenhoofd openen. De ring fpleetmakende fpieren.<br />

Cricoides. Het Ringswyze kraakbeen.<br />

Cricothyroidei Mufculi. De Ringfchildwyze kraakbeen fpieren.<br />

Crinis. Ziet Capillus.<br />

Crifta Galli. Het Haanekamswyze uitfteekzel van bet zeefbeen.<br />

Crotaphi. De twee flaapbeenderen.<br />

Crotaphitae. De flaapfpieren.<br />

Cruor. Bloed.<br />

Crura Medullae Oblongatae. De verlangde Mergsdyën: de GezigtzenUwkamers.<br />

Cruralis. Dit woord' betekent de vaten die door bet been en den wet.<br />

loopen.<br />

.Cruraeus Mufculus. De Schenkel]pier,<br />

Crus. Dit woord betekent de Dyë, de Scheen en den Voet.<br />

Cryflallina Tunica. Het Kryftallyne, of fpinnewebbe vlies,<br />

Cryftallinus Humor. Het Kryftallyne Oogvocht.<br />

Ccedones. Vezelen; Vezeldraden.<br />

Cubiforme Os, Cuboides Os. Het TaarlingswyZe been.<br />

Cubitaeus Mufculus Externus en Internus. De buitenfte en de binnenfte<br />

Elleboogsfpier.<br />

Cubitus. De Elleboog.<br />

Cucullaris Mufculus. De Monnikkapswyze fpier;<br />

Culus. Het zelfde dat Anus.<br />

Cuneiforme Os; Multiforme Os ; Bafllare Os; Sohertoides 06.<br />

Het Wiggebeen, *<br />

Cuneiformia OlTa. De Wiggebeentjes van den Voet.<br />

Cunnus. De Vrouwelykheid.<br />

Curculio. Het zelfde dat Cion.<br />

Cuticula; Pellicula; Epidermis. De Opperhuid<br />

Cutis, De Huit.


4oo ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Cybitos. Het zelfde dat Cubitus.<br />

Cyboides. Het zelfde dat Cubiforme.<br />

Cyclophoria Sanguinis. Het zelfde dat Circulatio Sauguïnis<br />

Cyclopion. Het wit van het oog.<br />

Cyema. Een ontydige vrucht.<br />

Cymbalaris. Het zelfde dat Cricoides.<br />

Cymbiforme Os: Naviculare Os. Het Scbipivyzebeen.<br />

Cynodefmion. Het toomde waar mede het hoofd van dé Mannehke roede<br />

aan de opperhuit vaft is.<br />

Cynodontes. Het zelfde dat Canini Dentes.<br />

Cynolophoi. De uitfteekzels van de wervelbeenderen.<br />

Cypfele. Het zelfde dat Cerumen.<br />

Cyf'os, Cyfaros. Het zelfde dat Anus.<br />

Cyffhepaticum. De Levergalbuis in Schapen en in Offen.<br />

Cyfhcus Duótus. De Galleider.<br />

Cyftis. De Blaas.<br />

* Cyflis Cholidochus. De Galblaas.<br />

i D. . ,<br />

T"\ Artus. Het tweede gemeene vlies, bekleedende de ballen in de Man<br />

!LS In de Vrouwen is dit vlies van het buikvlies afkom/tig.<br />

Dearticulario. Het zelfde dat Abarticulatio.<br />

Defexeütia Vafa. De vaten die het bereide zaad ontfangen, en in de byflaping<br />

uitwerpen.<br />

öeire. Het zelfde dat Cervix.<br />

Delta. De Vrouwelykheid.<br />

Deltoides Mufculi. De driehoekige Spieren.<br />

Dentes. De Tanden. Men verdeeltze in Incifores, Canini, Molares<br />

en in Dentes Sapientiae, Sny-, honds- maal en in wysheids tanden.<br />

Dens, Dermis. Het zelfde dat Cutis.<br />

-Dermatodes. Het dikke Herjfenvlies.<br />

Dertron. Zommige verfiaan door dit woordt het Net, of het Buikvlies.<br />

Deuterion. De Nageboorte.<br />

Diaphragma. Het Middenrift.<br />

Diaphyfis. Een uitfteekzel. Daar zyn 'er die door dit woord een derde<br />

band, waar mede Jet Schqambeen met het Dyëbeen in de geleding te<br />

vaft er wordt gehouden, verfiaan.<br />

Dia-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. +o,<br />

Diarthrofis. Loffe geleding.<br />

Diafphagc: Diafhak^ De fpleet in de Lever, daar de navelader in-<br />

Diaftole. De opening of ontjluiting van het Hart<br />

JJiazoma. Het zelfde dat Diaphragma<br />

Diazofter. De twaalfde -wervel van den Rug.<br />

^ a a m l ^ <br />

g r m J t e<br />

Dxfcoides. iftf ^ Cryftaüinus Humor.<br />

Difcreconum, Het zelfde dat Diaphragma.<br />

•Diijaor. Het zelfde dat Anatomicus<br />

* ^beenderen.<br />

^S"" ParCeS<br />

' ^ d k<br />

^elyk zyn: meerdaanüge<br />

Diftributio. Uitdeeling, Verdecldng, ró M n ^ - .<br />

de maag na de darmen, melkvaten enz<br />

V U l C<br />

Dodecadaftylum. De eerfte van de dunne darmen: de twaalfvingeren<br />

Dorcas. De buitenfte oorrand.<br />

Dorfalis. Het Rugmerg.<br />

Dorfum. Het achterfte deel van de borÈ 7W ~ „ ' J- J ,<br />

Duélus Adipofi. De Vetblaasies.<br />

Duécus Aquofi. De Watervaten<br />

Du| u s Bilarius. De Galleider; de Galbuis,


4b2 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Duólus Chyliferus. De Chylbuis.<br />

Duólus Hygroblepharii; Duólus Hegrophtalmici. De buizen die ds<br />

oogleden bevochtigen.<br />

Duólus Lachrymaies. De Traanbuizen.<br />

Duólus Pancreaticus. De Klierbedde buis.<br />

Duólus Roriferus. Het zelfde dat Duólus Chyliferus.<br />

Duólus Salivares: Duólus Salivarii; Duólus Salivales. DeQuylbuizen..<br />

Duólus Thoracicus. Het zelfde dat Duólus Chyliferus.<br />

Duólus Umbilicalis: IntefÜnum: Laqueus: Funiculus Umbiücalis.<br />

De Navelftreng.<br />

Duólus Urinarii: Ureteres. De Pisleiders.<br />

Duólus Virzungianus. Het zelfde dat Duólus Pancreaticus 0<br />

Dulcedo Amoris. Het zelfde dat Clitoris.<br />

Duodenum Inteflinum. Het zelfde dat Dodecadaólylum.<br />

Dura Mater. Het dikke of harde Herjfenvlies.<br />

' ' '',- :<br />

*:iM :<br />

E cphyfis. Dit woord betekent in het gemeen een aanhangzel of aangroeizel<br />

aan eenig deel of ingewand: ontrent de aangroeizels van beenderen<br />

wordt het woord Apophyfis gebruikt.<br />

Eileon: lleum. De derde van de dunne darmen. Deze darm begint daar<br />

de mchtere eindigt; hy k de langfte van de darmen. De omgewonden<br />

darm.<br />

Elytron. Een bekleedzel-; een vlies.,<br />

Elytroides. Het fcheedevlies.<br />

Embryon. Een onvolwalfchen vrucht.<br />

Embryotomia. Een ontleding van een onvoldragen vrucht.<br />

Emunóloria. Dit woord beteekent niet alleen de plaatzen waar in zekere-<br />

Jloffe wordt ontfangen;. als -de neus- en oorgaten;, de blaas enz. maar-<br />

. ook zommige deelen waar door dezelve wordt ontlaft, als de Klieren, de<br />

Neus enz.<br />

' Encardion. Behalven andere beduidingen beteekent dit woord de plaats<br />

daar het hart leidt.<br />

Enarthrofis. Een geleding, waar in de holligheid, in welke het hoofd van'<br />

een been onfangen wordt, diep is.<br />

Encephalos. Het herjfengéfiel: al dat in het bekkeneel is opgeflóten.<br />

' '


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 403<br />

Encheirefis Anatomica. Eene veerdige en nette ontleding der lichaamen*<br />

Vlerdigheit in de Ontleedkunde.<br />

Encranis; Encranion. Het zelfde dat Cerebellum.<br />

Engonios. De kromte of de bocht van den Arm of van eenig ander deel.<br />

Enfiformis Cartilago. Het zwaardwyze kraakbeen, zynde het onderfte<br />

gedeelte van het borftbeen, van zommigen het harten dekzel genaamt.<br />

Dit kraakbeen wordt ook Mucronata genaamt. Zomtyds vind men het<br />

in twee gefpleien , waarom het van zommigen Furcella en Furcula<br />

wordt genoemt.<br />

Enteron: ïnteilina. De darmen.<br />

Entrichomata. De uiterfte randen der oogleden waar in de hairtjesJtaanJ<br />

Entypofis. Dit woord beteekent niet alleen de holligheid van het fchouwderbeen,<br />

maar ook deszelfs geleding met het armbeen.<br />

Enulon. Het inwendige Tandvleefch.<br />

Eon. De geheele omtrek van het Oog.<br />

Epapogion. De huidt die het hoofd van de Mannelyke roede bedekt: de<br />

Voorbuit.<br />

Epar. De Lever.<br />

Epencranis. Het zelfde dat Cerebellum, de achter herffenen.<br />

Ephebaeum. De plaats aan den onderbuik die zich tot de fchaambeenderen<br />

uitftrekt.<br />

Ephedrana. De Billen, of derzelver uitflekende deelen.<br />

Ephippium; Sella Turcica; Sella Equina. Het gedeelte van het wiggebeen,<br />

waarop de flymklier als op een bedde ruft. Het Zadelbeen.<br />

Epicanthides. De groote en de kleine ooghoek. Beide de ooghoeken.<br />

Epicolica Regio. Dat gedeelte van den buik, het welk den karteldarm<br />

bedekt.<br />

Epiótenion. De fcbaamte.<br />

Epideris. Door dit woord worden zomtyds de waternymphen , en zont'<br />

tyds wordt 'er de Kittelaar door verfiaan.<br />

Epidermis. Het zelfde dat Cuticula.<br />

Epididymis. Het Opperklootje; de Opperbal.<br />

Epigaftrium. De midden boven buik.<br />

Epiglottis. Het ftrotlapje.<br />

• Epiglutis. Het binnenfte gedeelte der Dyè'n cn van de Billen.<br />

Epigonis. De Kniefchyf.<br />

Epipechy. Het bovenfte gedeelte van den Elleboog.<br />

Epipephycos. Dit woord betekent het zelfde dat Adnata Tunica.<br />

Ee e i Epï.-;


404- ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Epiphyfis. Een aangroeizel der beenderen ent.'<br />

Epiploon. Het Darmnet.<br />

Epifchion. Het Schaambeen.<br />

Epifcopales Valvulae; Sigmoides Valvulae; Mitrales Valvulae. Zte<br />

Klapvliezen die in de Longader worden gevonden. De Biffcbops of Myter<br />

gelykende Klapvliezen.<br />

Epifion. Het zelfde dat Aqualiculus.<br />

-Epifpheeria. De bochten en de omdraaijingen der voorherffenen.<br />

Epiftornia. De uitterjie monden der vaten.<br />

Epiftropheus. De tweede wervel van den hals, de omdraaijer genami$.<br />

Epomis. Het boven/te gedeelte van het opperarmbeen , bet fchouwder-'<br />

beenshoofd genaamt.<br />

Erythroiues. Het binnenfte balvlies.<br />

Efchatiae. De uitterlyke deelen: de uitterfte deelen van bef lichaam of<br />

, van eenig deel.<br />

Ethrnoides Os. Het hen boven den neus geplaaft, zynde vol gaatjes. Het<br />

zeefbeen.<br />

Etron. Het onderfte gedeelte van den buik.<br />

Eugeos. Dit woord beteekent niet alleen de Lyfmoeder , maar ook hét<br />

Maagdenvlies: deze deelen worden ook Euosma genaamt.<br />

Exanaftomofis. Zie Anaftomofis.<br />

Exca. Dit woord beteekent de Ingewanden, maar voornamentlyk de ingewanden<br />

van den buik.<br />

Extremitates. Het zelfde dat Artus.<br />

F<br />

F.<br />

Acies. Het Aangezicht.<br />

Falx. De verdubbeling van hei dikke herjfenvlies , ter plaatze daar dk<br />

voorherffenen onder aan den derden boezem in twee worden verdeelt,<br />

om deszelfs gedaante een Zikkel of Zeiffen genaamt.<br />

Farcinalis. Het zelfde dat Allantoides.<br />

Fafcia. Een windel; een zwagtel. Jan verfcheide vliezen en fpieren<br />

wordt deze naam gegeven; als onder anderen aan het buitenfte vlies<br />

der Nieren van het buikvlies afkomftig, en aan de fpier die lm fcheenbeen<br />

buigt, wordt de naam van Fafcialis Mufculus, Windelfpier toegeëigent.<br />

Fauces.. De Kouwen; de Racchen: het bovenfte gedeelte van den flokdarm<br />

* * *3 " ^


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. W<br />

Fel. Het zelfde dat Bilis.<br />

Femen. De Bilnaad.<br />

Femur. Het Dyëbeen: de Dyë.<br />

Feneftra. Een Venfter. Deze naam wordt aan zommige openingen<br />

geven; als aan de twee gaatjes in de holligheden van het flehkeMen enz.<br />

Fibra. Een lang, dun, wit en vaft deel. Een Vezeldraad.<br />

Fibra Auris. Het Oorlapje: de Lel van 't oor.<br />

Fibula. Het Kuitbeen.<br />

Fimbriae, De franjes; het loofwerk, zoo als aan de Trompetten van (h<br />

Lyfmoeder worden gevonden.<br />

Fiftula. Een pyp. Daar zyn verfcheide deelen die dus worden genaamt<br />

als de Luchtpyp Fiftula Pulmonis; het doorgeboorde gat in dm ruggraat<br />

Fiftula Sacra; en de Pisweg Fiftula Urinaria enz.<br />

Flexura. De bogt van den Elleboog.<br />

Fluidsc Partes. De vloeibaare deelen van bet lichaam.<br />

Focile Majus en Focile Minus. De groote en de kleine El&pyp<br />

Fostus Dit woord beteekent eigentlyk de eerfte Liniamenten van ch<br />

vrucht m de Lyfmoeder, of liever in dc vliezen van bet bevruchte e>><br />

opgeflóten.<br />

Foliaceum Ornamentum. Het zelfde dat Fimbrise.<br />

Folliculus Fëilis. De Galblaas.<br />

Fontanella; Fonriculus. De opening in het hoofd van een vrucht en van<br />

een kind, tuffchen het voorhoofdsbeen en de twee opperhoofds beender Pn<br />

De Fontenel.<br />

J<br />

Fornix. Het welfzel. Zie Camera.<br />

FoiTa. Onder verfcheide beduidingen, die dit woord heeft, zeeft-het Je<br />

opening der Vrouwelykheid te kennen.<br />

Foflae; Foveae. Kuilen.<br />

Fovea Cordis. Het zelfde dat Anticardium.<br />

Frsenulum. De vliesachtige band onder de tong: de fpanader ie ton^<br />

riem.-<br />

1<br />

' •-»<br />

Frsennm ; Frenum. Het zelfde dat Cynodefmion,<br />

Frons. Het Voorhoofd.<br />

Fünftio,- Aótfo. Werking; Beweging; Bediening.<br />

Fundamentum. Het zelfde dat Bafis.<br />

Funiculus; Laqueus; Iateftinulum. De Navelftreng<br />

Furculsu Het zelfde dan Clavicula.


\oS ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN<br />

G.<br />

G Ala. Melk.<br />

Galactophoros: Vafa Laftea. Melkvaten.<br />

Galafinum. Het putje, of groefje in de kin.<br />

Galea. De Helm:' hy is niet anders als een gedeelte van het Lamvlies,<br />

het welk in de geboorte affcheurt en aan bet hoofd van het kind blyft<br />

hangen. De Knegtjes die zoo ter wereld komen, zegt men, dat met<br />

den helm worden geboren. Als Meisjes op deze manier ter wereld ko*<br />

men, als dan wordt dit vlies Vitta genaamt.<br />

Gallinaginis Caput. Ziet Caput Gallinaginis.<br />

Gamphele. Het zelfde dat Maxilla.<br />

Gangamon. Het zelfde dat Epiploon. Het Darmne<br />

Ganglion. Een Peesknoop: een Zenuwknoop.<br />

Galler Dit woord heeft verfcheide beduidingen: onder andere betekent<br />

het de Maag; den Buik; de Lyfmoeder enz.<br />

•Gaflricus Suecus. Het Maagzap.<br />

Gaftrocnemium. De Kuit.<br />

Gaftrocnemii Mufculi. De Kuitfpieren.<br />

Gaftroepiploica. De Maag en Netvaten.<br />

Gelafinos De vier voorfte en middenfte tanden: de fnytanden.<br />

•Gena. De Wang: de Koon.<br />

Generatio. DeVoorteeling.<br />

Genio^loffi Mufculi. De Kintongs fpieren.<br />

Geniohyoides Mufculi. De Kintongsbeen fpieren.<br />

Genu. De Knie.<br />

Geftatio. De tydt waar in de vrucht gedurende het zwanger -zyn in de<br />

Lyfmoeder wordt gedragen.<br />

Gibber. De Knok van den Elleboog.<br />

Gingiva. Het Tandvleefch.<br />

Ginglymus; Cardinoformis Articulatie Onderlinge geleding.<br />

Glacialis Humor. Het zelfde dat Gryftallinus Humor.<br />

Giandula. Een Klier.<br />

Giandula Conglobata-en Conglomerata. Een ronde, en een op een gehoopte<br />

klier.<br />

Giandula Pinealis. Het zelfde dat Conarium,<br />

Giandula Pituitaria. De Slymklier.<br />

GlanduJofa Corpora. De Voorftanders.<br />

Glans.


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 4of<br />

Glans. Het hoofdt van de Mannelyke roede.<br />

Glaftear. ' Het zelfde dat Mts.<br />

Glene. Dit woord betekent eigentijk den Oogappel of de holligheid van<br />

betoog Zomtyds geeft het de bolligheid, waar in een beenwordt ingslaten<br />

of ontfangen', te kennen.<br />

6<br />

Glenoides. De twee bolligheden in het onderfte gedeelte van den eerden<br />

wervel van den half.<br />

J<br />

Globulus Nafi. Het onderfte kraakbeenige enbeweeglyke deelvan den Neus<br />

riet Jpits van den Neus.<br />

Glofia; Glotta. De Tong:<br />

Glottis. De fpleet van het Strottenhoofd'.<br />

Gluttei Mufculi. De fpieren van den Aars.<br />

Gluttos; Glueos. De Billen: de hoof den der Dyë of heupbeenderen.<br />

Glutia De twee uitfteekzels van de herffenen, billen genaamt.<br />

bomphios. De maal-, de baktanden: de Kiezen.<br />

Gomphofis. De fpykerwyze geleding.<br />

Gonu. Het zelfde dat Genu.<br />

Gracilis Mufculus. De fmalle fcheenfpier.<br />

Gramme. De rand om den Tepel.<br />

Grandinofum Os. Het zelfde dat Cuboides Os.<br />

Graphoides; Dit woord beteekent niet alleen hét uitftek oritrent 1?» u<br />

dem van het bekkeneel, het welk zieh na achteren ut^retlnat ook<br />

de Mufculus Digaftricus, Tweebuikige Spier.<br />

Greffiira, De Bilnaad.<br />

Gu!a. Het bovenfte deel van den JlokdarW; de keel.<br />

Guftatoni Nervi. De Smaak zenuwen.<br />

Guttur; Larynx. Deze woorden beteekenenzomtyds het ftrottenhoofd eri<br />

Gutturmformts Cartilago. Het zelfde dat Arytaenoides<br />

^wtss^ssst*^ * *» ***<br />

Gyon. Dumord teleekm tagOnl, lichaam, ef dtsz.lfipn.t&tlm.<br />

TT<br />

Al^ma. Bloed.<br />

Haemorrhoidis Vena. De Speenader: dé Gulde ader.<br />

Hal.<br />

B k


+Ö8 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Hallus: Hallux. De groote Teen.<br />

Halo. Het zelfde dat Gramme. De Tepelkring: dering om den Tepef.<br />

Harmonia. Een overeenkomft der deelen of der Geledingen. . •<br />

Hederaceus. Het zelfde dat Capreolaria Vafa.<br />

Helix. Hetzelfde dat Capreolus.<br />

Hepar. Het zelfde dat Epar.<br />

Hepar Ucerinum. De Moederkoek i de Nageboorte.<br />

Hepar Vena Het zelfde dat Bafilica.<br />

Hermaphroditus. Een Menfeh die voor het uitterlyke Mannelyke en<br />

Vrouwelyke teeldeelen heeft. Een Manwyf.<br />

Hieros: Sacer. Dit woord wordt aan zommigt fpieren, vaten en beenderen<br />

toegeëigent: hier van daan Os Sacrum, Arceria Sacra, Vena<br />

Sacra,-Mufculus Dorfi Sacer. Heilig.<br />

Hirciis. De rand van het oor, de Bock genaamt.<br />

Hirguus. Het zelfde dat Canchus.<br />

Homeeomeres. Gelyke deelen: een daantige deelen; onvermengde deelen.<br />

Homogenese. Het zelfde dat Hnmccuiueres.<br />

Homoplata. Het Schouwderblad,<br />

Humerus. De Schouwder.<br />

Humidum Primogeneum. Het eerfte vocht.<br />

Humilis Mufculus. De nederige of de neerdrukkende oogfpier.<br />

Humor. Vocht.<br />

Hydatides. Het zelfde dat Aquulae.<br />

Hydragogia Vafa. De Watervaten.<br />

Hymen. Dit woord beteekent in het gemeen een vlies; en in 't byzondc?<br />

het Maagden vlies.<br />

Hyoides-Os. Het Tongbeen.<br />

I-fyothyroides Mufculi. De fchildwyze kraakbeen fpieren.<br />

Hypercoryphofis. Een uitfteekzel: een uitpuiling.<br />

Hyperoa. Het bovenfte van den mond. Het Verhemelte.<br />

Hyperoon. De twee gaten in het achterfte gedeelte van het verhemelte.<br />

Hypezocos. Vliezen dië eenige deelen bekleeden, zoo als het ribbevlies.<br />

Hypochondrium: Subcartilagineum. De bovenbuiks zyde.<br />

Hypogaftrion. Het zelfde dat Abdomen.<br />

Hypoglutis. Het vleezig gedeelte dat onder de Billen na de Dyën loopt {<br />

Hypopleurios. Het vlies dat de ribben en de zyden van de borft bekleedt.<br />

Het ribbevlies.<br />

Hypothenar. Dit^porJ betekent niet alten de Palmfpier: maar ook dé<br />

tus-


PNTLEEDICUtfDIGE WOORDEN. ?b*<br />

4uffenruimte, die 'er is van den voor (len vinger tot den kleinflen of<br />

Hypozoma. Een vlies, dat als een middenfchot dient, als het middenfchot<br />

in de borfl: en het middenrift tuffen den buik en de borft.<br />

Hypfiloides. Het zelfde dat Hyoides Os.<br />

Hyftera: Uterus. De Lyfmoeder.<br />

Hyfterotomia. Een konftige ontleding der Lyfmoeder.<br />

I.<br />

JArator; Pylorus. _ De rechter mond van dc maag, waar door de on*<br />

volmaakte Chyl uit de maag in den twaalf vinger en darm komt. De<br />

Poort ier.<br />

Tecur. Het zelfde dat Epar en Hepar. De Lever.<br />

Jecur Uterinum. Het zelfde dat Hepar Uterinum.<br />

Jejunum Inteftinum. De tweede dunne darm. Deze darm wordt meeft<br />

leeg gevonden , waarom hy de Nuchtere darm wordt genaamt.<br />

Ignys. Het achterfte gedeelte van de knie.<br />

11e. De ingewanden der heeften. Ook geeft dit woord de holligheid van<br />

de borft tot het darmbeen te kennen.<br />

ïïia. De zyden, bet weeke van den buik.<br />

Iliaca Vafa. De ftammen van de groote flagader en van de holle ader,<br />

daar ze zich verdeelen en na de onderfte ledematen beginnen te loopen.<br />

De onderbuiks vaten.<br />

Hium. Het zelfde dat flia: daarenboven geeft dit woord den derden dunnen<br />

darm te kennen. Deze darm begint daar de Nuchtere darm eindigt,<br />

en tvordt de omgewonden darm genaamt.<br />

Ilium Os. Het darmbeen.<br />

Illos. Een Oog.<br />

Immerfus Mufculus. De onderfchouwderblads fpier.<br />

Impudicus Digitus. De middenfte vinger.<br />

Imus. Het zelfde dat Abdomen.<br />

Incifores, lnciforii en Primofes Dentes. De Snytanden.<br />

Incus. Een van de Gehoorbeentjes Janbeeld genaamt.<br />

Index, Indicator, Demonflrativus en Salutaris Digitus. De wys-l<br />

of de voorfte vinger.<br />

Indicator Mufculus. Een van de uit/trekkende fpieren van den vjys'vinger.<br />

Fff In-


'4io ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

ïndignatorius Mufcalus.* Mufculus Oculum Abdücens. De fpier dis<br />

het oog na den kleinen hoek beweegt. De verontwaardigende fpier.<br />

Indufium. He! zelfde dat Amnios.<br />

Infimus. Het zelfde dat Imus.<br />

Intrafcapularis Mufculus. Het zefde dat Immerfus Mufculus.<br />

Infrafpinatus Mufculus: Mufculus Suprafcapularis. De boven fchowm*<br />

derblads fpier; zy wordt de onderfte genaamt, om dat een fpier boven,<br />

dezelve wordt geplaaft, en deze is Je Mufculus Suprafcapularis Superior.<br />

Infundibulum Cerebri. Het zelfde dat Choana.<br />

Infundibulum Renum. Het Bekken.<br />

Inguen: Inguina. De Lieffen.<br />

Inium: Initiura Medulla? Oblongata?: Senforium Commune. Her<br />

begin van het verlangde merg: daarenboven geeft Inium of Inion het<br />

achterhoofd te kennen.<br />

ïnnominata Olïicula. Het zelfde dat Cuneiformia OfTa.<br />

Innominatse Giandula? Oculi. Het zelfde dat Carunculse.<br />

ïnnominata Tunica Oculi. Het uitfpanzcl van de peezen die het oog bewegen.<br />

Het zelfde dat Adnata Tunica.<br />

Innominatum Os. Het zelfde dat Ilium.<br />

Infertiones Tunica?. De oogvliezen, wegens derzelver inplantingen en<br />

onderlinge vereeniging dus genaamt.<br />

Integumenta. De bekleedzelen; als de opperhuid, de huid enz.<br />

Intercoftalia. De vleezige deelen tuffen de ribben.<br />

Intercoftalis Nervus. De hy gevoegde zenuw van het dwalende paar van<br />

het rugmerg, die zich door al de ingewanden van den buik verfpreid.<br />

De tuffenribbiee zenuw: ook worden de binnenfte en de buitenfte fpieren<br />

, die tuffen de waare ribben zyn geplaaft Intercoftales Mufculi<br />

tuffenribbige Spieren genaamt.<br />

Interfcemineum. De Bilnaad.<br />

Internodium. Het onderlinge verband van de beenderen der vingeren, tusfenknooping<br />

genaamt.<br />

InteroiTei Mufculi. De fpieren die de vingers en de teenen afwyzen. De<br />

tuffenbeenige of de afwyzende fpieren.<br />

Interfcapularia. De holligheden die tuffen de fchouwderbladen en de wervelen<br />

worden gevonden.<br />

Interfcapulium. Het bultige gedeelte of de fcherpe hoek van het fchouw*<br />

derblad.<br />

In-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 4ïï<br />

loteitinum. tiet zelf at aat n-nteron.<br />

Involucrum. Een vlies, het welk eenig deel bekleed, als het hartszak'<br />

•' je, het beenvlies enz.<br />

'Iris. De Regenboog van 't oog: de zwarte ring om den oogappel,<br />

'Ifchion. Het zelfde dat Coxae Os.<br />

Ifchia. De Heupen.<br />

ïfchontologia. Een befebryving der Vaten.<br />

Ifthmion: Ifthmos. Deze woorden beteekenen niet alleen dat deel, hit<br />

welk tuffen den mond en de keel is geplaaft, waar door de fpys en drank,<br />

als door een engte of inham gaat: maar ook dat geen, het ivelk de neusgaten<br />

van malkander fcheid.<br />

Jugale Os. Het Jukbeen.<br />

'Jugalis Sutura. De Kroönnaad; als ook de naad die in het jukbeen wordt<br />

gevonden, welke bet eerfte uitfteekzel van het jukbeen met het eerfte<br />

uitfteekzel van de bovenfte kaak vereenigt of te zamen voegt.<br />

Jugularis Vena. De Kropader.<br />

Jugulum; Furcula. Beide deze woorden geven de keel te kennin; maait<br />

- het laafte beteekent nu en dan bet fleutelbeen.<br />

Junótura. Het zelfde dat Diarthrofis.<br />

L.<br />

LAbia. De uitwendige vleesachtige zelfftandigheid van de deelen, die<br />

den mond openen en fluiten, Lippen genaamt.<br />

Labia Pudendi Muliebris. De lippen der Vrouwelykheid: deze maken ei-<br />

'<br />

gentlyk de fchaamte: in derzelver midden is de uitwendige fpleet, ter<br />

zyden de fpleet zyn twee uitpuilingen Monticuli Veneris Venus heuveltjes<br />

genaamt, deze zyn gemeenlyk met hair begroeit: in de Maagden<br />

zyn ze glad en van eene vafle zelfftandigheid, maar in die dikwyls<br />

byflapen of meenigmaal hebben gebaart, zyn ze flap en van eene loffe zelfftandigheid.<br />

Labra. Ziet Labia.<br />

Labyririthus. Het doolhof van het oor.<br />

Lac. Het zelfde dat Gala. Melk.<br />

Lacertus. Het zelfde dat Brachium.<br />

Lachrymale Punctum : Punóta Lachrymalia.<br />

liciae.<br />

Het zelfde dat Col*<br />

Lachrym». De Traanen.<br />

Ff f 2 L3-


lf& ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN<br />

Lachrymalis Ductus. Zie Ductus Lachrymalis.<br />

La£ïea Vafa. De Melkvaten.<br />

Laéïes. Door dit woord wordt zomtyds de Borftklier; zomtyds het darm*<br />

net en zomtyds het darmfeheil verfiaan: tegenwoordig wordt het meeft<br />

gebruikt om 'er de melkvaten, die door het darmfeheil loopen, doorleken'<br />

nen te geven.<br />

Lacuna. Dit woord geeft zomtyds een trechter, maar meeft het groefje<br />

in het midden van de bovenfte lip te kennen.<br />

Lacunse. De kleine doorgangen of wegen in de fcheede van de Lyfmoeder<br />

, en in het onderfte gedeelte van den pisweg. Gootjes: Buisjes.<br />

Lambdoides. De winkelnaad. Het Tongbeen*<br />

Laqueus. De Navelftreng.<br />

Larynx. Dit woord beteekent de Gorgel; het ftrottenhoofd; en zomtyds<br />

het heele voorfte gedeelte van de keel.<br />

Latera. De Zyden.<br />

Latiffimus Dorfi Mufculus. Het zelfde dat Ani Scalptor.<br />

Leno; Lfnon; Torcular Herophili. De Pers van Herophïlus, zynde<br />

de plaats alwaar het derde boezem hol met het tweede, eerfte en vierde<br />

vereenigt.<br />

Lepidoides: Sutura Squammofa : Sutura Mendofa. De fchubwyze<br />

naad.<br />

Levator Mufculus; Mufculus Patientiaa. Een van de opligtende fpieren<br />

van de Schouwden, of van het fchouw der blad.<br />

Lien; Splen. De Milt.<br />

Ligamenta. Banden.<br />

Ligamentum Ciüare. De ooghair gelykende band: hy wordt ook Interw<br />

- ftitium Cdiare genaamt.<br />

-Ligamenta Uteri; Alae Vefpertilionum. De banden van de Lyfmoei<br />

der. •'-<br />

Ligula. Het zelfde dat Clavicula.<br />

Linea Alba; Galaxia. De witte Linie.<br />

Lingua. Het zelfde dat GloiTa. De Tong.<br />

Lithoides. Dit woord betekent het fteenbeen of de flaapbeenderen.<br />

Lividus Mufculus; Peétinseus Mufculus. Een van de fpieren waar*.<br />

door het Dyëbeen wordt bewogen, de hotverwige genaamt.<br />

LobuM Adipofi. Het zelfde dat Adipofi Sacculi.<br />

Lobuli Pulmonum. De uiteindens van de Luchtpyp, welke in deblaasjef<br />

van de Long eindigen, en de Longdruiven worden genaamt*


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 413<br />

Lobus Auris; Auricula. Het oorlapje-, de Lel van 't oor.<br />

Lobus Hepatis. De Lever quabbe.<br />

Lobus Pulmonis. De Long quabbe.<br />

Loei Muhebres. De Lyfmoeder.<br />

Loganon. De laafte of de rechte darm.<br />

Longilïimus üoril Mufculus. De langfte rugfpier:<br />

Lumbalis Vena en Arteria, De Ader en ^de flagader die zich na de<br />

lendenen uitftrekken.<br />

Lurnbricales Mufculi: Vermicafes Mufculi. De zeer fmalle .en dunne<br />

fpieren die aan de handen en aan de voeten ivorden gevonden,. om derzelver<br />

gedaante wormwyze fpieren genaamt.<br />

Lumbus. Dat deel van het lichaam, bet welk tuffen den rug, en het<br />

heiligbeen in het midden is geplaaft, de lenden of de lendenen genaamt.<br />

Luz. Zeker beentje onder aan het heiligbeen gevoegt. De Joodfche Meesters<br />

beuzelen, dat dit beentje door geen gewelt nog door eenige middelen<br />

kan bederven of verloren gaan , maar dat het is en blyft het begin,<br />

waar uit in de op/tanding, als uit een zaad, het lichaam wederom op nieuw)<br />

zal hervoort komen. Daar zyn 'er ook, die door Luz een van de Zaadbeentjes,<br />

die in de banden of in de voeten tuffen de vingers of teenen<br />

worden gevonden, verfiaan.<br />

Lympha. Een helder waerachtig vecht.-<br />

Lymphatica Vafa. De watervaten.<br />

M.<br />

lYLgna Arteria. Het zefde dat Aorta.<br />

Ma!a. Het zelfde dat Gena. De Wang; de Koon.<br />

Maleolus. De Enkel: de Knok.<br />

Malleus. Een van de vier Gehoorbeentjes, de Hamet genaamt.<br />

Malogranaturn. Schoon dit woord eigentlyk een Granaat appel beteekent<br />

zoo geeft het nogtans by eenige Schryvers het zwaardwyze kraakbeen t$<br />

kennen.<br />

Mamma?; Mammilla?; Ubera. De Mammen: de Borften.<br />

Mammiformis Proceflus. De Mamwyze uitfteekzels.<br />

Mandibula?; Maxilla?. De Kaaken: de Kinnebakken.<br />

Mandibulares Mufculi; Manducatorii Mufculi- De Kaamvfpieren.<br />

Manforii Mufculi. Het zelfde dat Mandibulares Mufculi.<br />

Marmorata Aurium. Hef zelfde dat Cerumen.<br />

Ff f 3 Mar.-


4H ONTLEEDKUNDIGE WOORDE^<br />

Marfupialis Mufculus. Het zelfde dat Burfalis Mufculus.<br />

Mafleteres Mufculi. Zie Mandibulares Mufculi.<br />

Maftoidei Proceilus. Het zelfde dat Mammiformes Proceflus.<br />

Maftos. Het zelfde dat Mamma;.<br />

Mater: Matrix: Uterus. De Lyfmoeder.<br />

Mater Dura. Het zelfde dat Dura Mater.<br />

J/Jater Tenuis. Het dunne berffenvlies, bet welk onmiddelyk de berfft»<br />

nen bekleedt.<br />

•Matrix. Zie Mater.<br />

Maxillse. Het zelfde dat Mandibulae.<br />

Meatus. Een wegh; een doorgang; een befloten holligheid.<br />

Meatus Auditorius. De Gehoorwegh.<br />

Meatus Urinarius. De Piswegh.<br />

Mediana Vena. De middenfte ader, tuffen de, hoofd en de Lever aderin<br />

de binnenfk buiging van den elleboog geplaaft.<br />

Mediaftin um. De verdubbeling van bet ribbevlies midden in de borft,<br />

het middenfchot.<br />

Meditullium. Het zelfde dat Diploe.<br />

Medius Digitus. De middenfte vinger.<br />

Medius Venter. De Borft.<br />

Medulla. De vette olieachtige flqffe in de bolligheden der beenderen opgei<br />

floten: Mergh.<br />

Medulla Cerebri. Het herffen mergh.<br />

Medulla Oblongata. Het verlangde mergh.<br />

Medulla Spinalis. Het zelfde dat Dorfalis.<br />

Membrana. Een vlies.<br />

Membrana Adipofa. \ Het vetvlies.<br />

Membrana Carnofa. Het vleezigvlies.<br />

Membranofus Mufculus: Fafcialis Mufculus. De vliesfpier. De breede<br />

windelfpier.<br />

Membrum. Dit woord beteekent niet alleen ten lit in het gemeen; maar<br />

ook het Mannelyk lit of de 'Mannelyke roede in 't byzonder.<br />

Mendofa Sutura. Het zalfde dat Lepidoides Sutura.<br />

Meninx. Dit woord geeft meeft een van de hersenvliezen te kennen; en<br />

zomtyds beteekent het 't Maagdevlies.<br />

Mentula. Dit woord beteekent zoo welde Kittelaar der Vrouwen, alsdt<br />

Mannelyke roede.<br />

Mentum. De Kin.<br />

Me-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 4rj<br />

Mefenterium; Mefaraeum. Het Darmfeheil<br />

Mefenteriaca Vafa: Mefaraica Vafa. Defcheilvaten.<br />

Meferaeum. Het zelfde dat Mefenterium.<br />

Mefocolon. Het gedeelte van het Darmfeheil, waar aan de dikke darmen<br />

zyn gehegt. Het kleine fcheil.<br />

Mefogloffi Mufculi. Het zelfde dat Geniogloffi Mufculi.<br />

Mefopleurii Mufculi. Het zelfde dat Intercoftales Mufculi.<br />

Metacarpion: Metacarpus. De Nahand,<br />

Metacondyli. De voorfte leeden der vingeren.<br />

Metaphrenum. Het zelfde dat Dorfum.<br />

Metatarfium; Metatarfus. De Navoet.<br />

Metopon. Het zelfde dat Frons. Het Voorhoofd.<br />

Metra. Het zelfde dat Matrix. Zie Mater.<br />

Microcofmus. De Menfeh; de kleine Waereld.<br />

Mirach. Het zelfde dat Abdomen.<br />

Mitrales Valvula;. Het zelfde dat Epifcopales Valvulae.<br />

Mola; Patella; Rotula. De Kniefchyve.<br />

Molares Dentes. Zie Dentes.<br />

Monocolon. Het zelfde dat Intefünum Caecum.<br />

Mons Veneris. De met hair begroeide verhevenheid bover de Urnen na*<br />

de Vrouwelykheid. De Venusberg.<br />

Mortariola. Het ze'fde dat Alveoli Dentium.<br />

Motus Periftalticus. Wormswyze, neerdrukkende bewesins<br />

Muccus: Mucus.. Snot.<br />

6 6<br />

'<br />

Mucro Cordis. De punt van het Hart.<br />

Mucro Offis. Een puntig uitfteekzel van een been.<br />

Muliebria. Het zelfde dat Cunnus.<br />

Mufculus. Een Spier.<br />

Mufculofa Expanfio. Een breed fpierachtig uitfpanzeh<br />

Myèteres. De fnot ontfangers; de Neusgaten.<br />

MY<br />

mg°graa! 1et<br />

' " ^ *"<br />

a l s v a n d e h<br />

*rfP n<br />

, en van den'<br />

Mylogloffi Mufculi; Mylohyodei Mufculi. Dê tongfpieren.<br />

Myodes Platysma. Het zelfde dat Mufculofa Expanlio.<br />

Myologia. Een befebryving der fpieren.<br />

Myrach. Het zelfde dat Epjgaftrium.-<br />

Myftaces. De Knevels.<br />

Myxa. Het zelfde dat Mucus. Snot.<br />

N


4TG ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

^^Ares. De Neusgaten.<br />

Nafus. De Neus.<br />

Nates. Het zelfde dat Clunes.<br />

Nates Cerebri. De twee ronde uitfteekzels der herffenen, Billen genaamt,<br />

In de Beejten zynze grooter als in een menfeh.<br />

Naviforme Os: Naviculare Os. Het zelfde dat, Gymbiforme Os.<br />

Nephros. Een Nier.<br />

Nervalia Oïïa: Sincipicis OlTa. De opperhoofds beenderen.<br />

Nervus. Een Zenuw.<br />

Neurologia. Een befchryving der Zenuwen.<br />

Neuron. Het zelfde dat Nervus.<br />

Nodus: Nodulus. Het zelfde dat Ganglion.<br />

Nothse Coftce; Coflae Spünae. Baftaard- of valfche ribben.<br />

Nothus; Tergum. Het zelfde dat Dorfum.<br />

Nucha. De Nek; het Nekputje.<br />

Nymphse. De watergodinnen der Vrouwelykheid*<br />

O.<br />

Ofieleea Sutura. Dc rechte of de Pylnaad.<br />

Obturatores Mufculi. De flop of flopper fpier en.<br />

Occiput. Het Achterhoofd.<br />

Oculus. Een Oog.<br />

Oefophagus. De Jlokdarm. Zomtyds beteekent dit woord de toefluitende<br />

flokdarms fpier.<br />

Oeftrum Veneris. Het zelfde dat Clitoris.<br />

Olecranum. Het zelfde dat Ancon.<br />

Olecranus Mufculus. Het zelfde dat Anconaeus Mufculus.<br />

Olene. De groote Ellepyp. De Elleboog.<br />

Olfatlus; Odoratus. De Reuk.<br />

Omentum; Reticulum. Het zelfde dat Epiploon.<br />

Omoplata. Het zelfde dat Homoplata.<br />

Omphalos: Umbilicus. De Navel.<br />

Onyx: Unguis. Een Nagel.<br />

Opticus Nervus. De Gezigtzenuw.<br />

Orchea. Het Balzakje.<br />

Orchis. Een bal, een klootje. .. .<br />

Or-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 4.17<br />

Organum. Een werktuigig deel,<br />

Ornamemum Foliaceura. Het zelfde dat Fimbriae.<br />

Os Dit woord beteekent zomtyds een mond en zomtyds een been.<br />

Oicula. De uitterfte openingen; de monden der va'en.<br />

Ofculum Uteri. De binnenfte mond van de Lyfmoeder; de mond, de<br />

kroon en de Roos genaamt.<br />

Oïïa. De Beenderen.<br />

Ofteologia. Een befcbryving der beenderen.<br />

Ova. Eyeren.<br />

Ovaria De Eyerneften.<br />

Ovi Duétus i Tubae Fallopianas. De Trompetten der Lyfmoeder.<br />

P.<br />

pAlatum. Het verhemelte van den mond.<br />

Palma. Het binnen/te gedeelte van de band. De Handpalm.<br />

Palmaris Mufculus. De Palmfpier.<br />

Palpebrae. De Oogleden: de Oogfcbelen.<br />

Pampiniforme Corpus. Zie Corpus Pampiniforme.<br />

Pancreas: Pancreon; Pancration: Callicreon. Het zelfde dat CaHicreas.<br />

Panniculus Carnofus. De vleesachtige rok: bet vleezig vlies.<br />

Papillae. Tepels.<br />

Papillae. Tepelwyze kleine kliertjes.<br />

Papillae Nervofae. Tepelwyze uitfieekzels der zenuwen.<br />

Papillare Os; Sphenoides Os. Het Wiggebeen.<br />

Paraftatae. Het zelfde dat Epididymus.<br />

Parencephalos. Het zelfde dat Cerebellum.<br />

Parenchymata. De ingewanden en voor al die uit zeer veel bloedvaten<br />

zyn te zamengeftelt: als het Hart, de Lever, de Milt f de Long, de<br />

Nieren enz.<br />

Parietale Os. Het Wandbeen.<br />

Parifthmia. Het zelfde dat Amygdalae.<br />

Parupiae. De kleine ooghoeken: de kleine oogwinkels.<br />

Parotides. De oorklieren.<br />

Patella. Zie Mola.<br />

Patheticus Nervus. De lydende zenwco.<br />

Patjentiae Mufculus. H$t zelfde dat Levator Mufculus,<br />

Gg g Peo


4i$ ONTLEEDKUNDIGE "WOORDEN.<br />

Peétinis Os. Het Scbaambeen.<br />

Peétoralis Mufculus. De Borftfpier.<br />

Peelens Os: Os Sternum- Het Borftbeen.<br />

Pcclus: Thorax. De Borft.<br />

Pedium, Planta Pedis. De Voetzool: het hol van den Voet,<br />

Pellicula; Tunica: Membrana. Een vlies.<br />

Pellis. De huid, het vel der Dieren.<br />

Peltalis Cartilago. Het zelfde dat Enfiformis Cartilago.<br />

Pelvis. De onderfte holligheid van den onderbuik, waar inde blaas en<br />

de Lyfmoeder zyn opgeflóten. Het bekken.<br />

Pelvis Auriurh. Het zelfde dat Cochlea.<br />

Pelvis Cerebri. Het zelfde dat Choana.<br />

Pelvis Renum. Het Nier bekken.<br />

Penis; Coles; Bolis; Muto; Veratrum; Faffinus Virilis; Cercolipa;<br />

Scapus; Caulus; Nervus; Mentula ; Membrum Genitale;<br />

Membrum Virile. De Mannelykbeid: de Mannelyke roede.<br />

Penis Cerebri. Het zelfde dat Conarium.<br />

Penis Muliebris. Het zelfde dat Clitoris.<br />

Perforans Mufculus. De doorborende fpier.<br />

Perforatus Mufculus. De doorgeboorde fpier.<br />

Pericardium. Het zelfde dat Burfa Cordis. Het bartzakje,<br />

Pericranium. Het Panvlies: het Bekkeneel vlies.<br />

Perineeum. Het zelfde dat Interfcemineum. De Bilnaad.<br />

Periodus Sanguinis. Het zelfde dat Circulatio Sanguinis.<br />

Periofteum. Het Beenvlies.<br />

Peripheria. De omtrek van eenig deel of ingewand.<br />

Periftalticus Motus. Zie Motus Periltalticus.<br />

Peritonaeum. Het Buikvlies.<br />

Perona. 1<br />

Het zelfde dat Fibula.<br />

Peronseus Mufculus. De Kuitfpier.<br />

Pes. Dit woord beteekent meeft al den Voet; maar zomtyds geeft het.ook<br />

de Dyë met de Scheen en den Voet te gelyk te kennen.<br />

Petrofum Os. Het Steenbeen.<br />

Peza. De Enkel van den Voet.<br />

Phalanx. Eenry: een order.<br />

Pharyngetrum. Dit woord beteekent zomtyds het flntt-enhoofd; en Zomtyds<br />

het Tongbeen.<br />

PharyöX. Het bovenfte^ van de Luchtpyp; het ftrottenhoofd.<br />

Phil-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN, A\ 9<br />

Philtrum. Het zelfde dat Lacuna.<br />

Phlebölogia. Een befchryving der Aderm.<br />

Phlegma; Pituita. Slym; Snot.<br />

Phrenes. Dit woord beteekent de borfi ingewanden in bet gemeen, en hst<br />

Middenrift in het byzonder.<br />

Phrenitici Nervi. Zenuwen die tot het Middenrift bekoor m.<br />

Pia Mater. Het zelfde dat Mater Tenuis.<br />

Pili. Zie Capillus.<br />

Pinealis Giandula. Het zelfde dat Conarium.<br />

Pinguedo. Zie Adeps.<br />

Pinna Auris. Het bovenfte en breedfte gedeelte van 'i oor.<br />

Pinna Nafi. Zie Alae.<br />

Pituita. Zie Phlegma.<br />

Pituitaria Giandula. De Jlymklier.<br />

Placenta Uterina. Het zelfde dat Hepar Uterinum:<br />

Planta Pedis. De voetzool. Het hol van den voet.<br />

Plantaris Mufculus. De Plantfpier.<br />

Platyfma. Zie Myodes.<br />

Plectrum. Het zelfde dat Cion.<br />

Pleura. Het Ribbevlies.<br />

Plexus Choroides. De Netwyze vlechting.<br />

Plexus Ganglioformis. De zenuw vlechtknoop.<br />

Plexus Auricularis: Plexus Retiformis. Het zelfde dat Plexus Choroides.<br />

Pneumon. De Long.<br />

Podex. Het zelfde dat Anus.<br />

Pollex. De Duim.<br />

Polymorphon Os. Het zelfde dat Cubiförme Os.<br />

Pomum Adami. De Adams Appel.<br />

Pons Varolii. De ronde uitfteekzels van de kleine herjfenen , by het<br />

wormwyze uitfteekzel. De Brug van Varolius.<br />

Popliteeus Mufculus. De Haaze fpier.<br />

Poplitaea Vafa. De Haaze vaten.<br />

Poros: Pori. De zweetgaatjes.<br />

Porta. De Leverpoort.<br />

Portas Vena- De Poortader.<br />

Porus Biliarius: Porus Hepaticus. Het zelfde dat Choledoehus.<br />

Poft Brachiale- Het zelfde dat Metacarpus.<br />

Gg g 2 Prae-


M2o ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Praecordia. De Borft ingewanden.<br />

Praeparantia Vafa: Vafa 'I efticularia. De Zaadbereidende vaten.<br />

Prseputium. De Voorhuid.<br />

Praefepiae: Praefepiolas. De Tandberdels. De holligheden in beidt de<br />

Kaakbeenderen.<br />

Pregma. Het zelfde dat Bregma,<br />

Priapus: Penis. De fchagt: de Mannelyke Roede.<br />

Primores Dentes: Anteriores Dentes. De voorfte-, de fny-, de Beterlanden.<br />

Probole. Het zelfde dat Apophyfis.<br />

ProcelTus. Het zelfde dat Probole.<br />

ProcelTus Ciliaris. De Regenboogwyze hairige oogkring, zynde een Zamenweefzel<br />

van fpierachtige vezelen, waar door de oogappel wordt verwya*<br />

en te zamengetrokken.<br />

Piocondyli. Het zelfde dat Metacondyli.<br />

Profundus Mufculus. Het zelfde dat Perforans Mufculus.<br />

Prolabia. De buitenfte uitftekende deelen der Lippen.<br />

Pronatores Mufculi. De vooromkeerende fpieren : daar zyn 'er twee een<br />

ronde en een vierkante.<br />

Proras Os. Het zelfde dat Bafilare Os.<br />

Proftatae: Adftantes. De Voorftanders.<br />

Proftethis. Het onderfte deel van de borft: als mede de holligheid derhanden<br />

en voeten.<br />

Protuberantia. Zie Apophyfis.<br />

Pfoas. De Lende fpieren.<br />

Pterygium. Dit woord geeft niet alleen Alae en Pinna." maar ook Unguis<br />

een nagel te kennen.<br />

Pterygoides Mufculi. Vleugelwyzefpieren.<br />

Pterygoides ProcelTus. Vleugelwyze uitfteekzels.<br />

Pieryftaphylini Mufculi. De Lel fpieren.<br />

Pubes. Het gedeelte van den onderbuik, dat aan de fchaamte bet naaft<br />

is gelegen en met hair bezet is.<br />

Pubis Os. Het Schaambeen.<br />

Pulmo. Het zelfde dat Pneujnon. De Long.<br />

Pulfus: Pulfatio. De Pols: de klopping van de flagaderen en van bet<br />

Hart.<br />

Pun&a Lachrymalia. Het zelfde dat Colliciae,<br />

Punc-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 4 Z I<br />

Pun&um Saliens. Het klein wit flipje of zuolkje in bet wit van een bevrucht<br />

ey in bet Lamvlies opgeflóten, het welk allengskens grooter wordt<br />

en een flymachtige zelfftandigheid aanneemt: zynde het eerfte waar in<br />

men leven en de Liniamcnten van het lichaam befpeurt.<br />

Puppis Os. Het Voorhoofd-, het Opperhoofdbeen en deszelfs naden.<br />

Pupulse. De toppen der vingeren.<br />

Pylorus. Zie Janitor.<br />

Pyramidales Mufculi. De Pyram.ieds13.yze fpieren.<br />

Paramidalia Corpora. De Zaadbereidende vaten : de fpieren van de<br />

Neusgaten: de fpieren van den buik de piramiedswyze genaamt: als<br />

mede de twee mergachtige koorden of lichaamen ontrent het verlangde<br />

mergh.<br />

Pyrenoides Proceflus. Het uitfteekzel van bet tvjeede wervel van den<br />

bals, het Tandwyze uitfteekzel genaamt.<br />

Pyriformis Mufculus: Quadngeminus Mufculus. De vier dubbelde<br />

fpier.<br />

Pyxis. Het zelfde dat Acetabulum.<br />

Pyxidis Os. Zie Bafilare Os.<br />

Q-<br />

Uadratus Mufculus. De vierkante fpier.<br />

Ojjadrigeminus Mufculus: Mufculus Iiiacus Externus. Het zelfde<br />

dat Pyriformis Mufculus.<br />

Quadrilatera Ofla. Beenderen die een vierkante gedaante hebben.<br />

Quatrio: Talus. De Enkel.<br />

R.<br />

RAchitae: Rachisei Mufculi. De fpieren die tot de Lendenen behooren:<br />

zy worden ook Rugfpieren genaamt.<br />

Radiaeus Mufculus. De fpeekbeens of de kleine ellepyps fpier.<br />

Radius Os. Het zelfde dat Focile Minus.<br />

Ramus. Een Tak.<br />

Raninae Venae. De aders onder de tong: de Kikvorfch aders.<br />

Raphe: Sutura. Een Naad.<br />

Rafceta. Het zelfde dat Carpus.<br />

Rationis Os. Ha voorde en bovenfte deel van het voorboofdbeen*<br />

Gg g 3 fte-


4i2 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Receptaculum Chyli. De omfangbak van de Chyl: de Chylzak.<br />

Recti Mufculi. De rechte /pieren -van den buik.<br />

Reótum Inteftinum.<br />

Rechte darm.<br />

De laafte van de Darmen : de Aarsdarm: de<br />

Regio Epigaftrica. Het bovenbuiks geweft.<br />

Regio Hypochondriaca. De bovenbuiks zyde».<br />

Regio Hypogaflrica. Het onderbuiks geweft.<br />

Regio Umbilicalis. Het Navel geweft.<br />

Remulus Het fmalfte deel der Ribben.<br />

Renes. De Nieren.<br />

Renes Succenturiati. Het zelfde dat Capfula? Atrabilariae.<br />

Refpiratio. Ademhaling.<br />

Rete Mirabile. Het wondernet.<br />

Reticularis Plexus. Het zelfde dat Choroides.<br />

Reticulum: Omentum. Het zelfde dat Epiploon.<br />

Retiformis Plexus. Zie Plexus Retiformis.<br />

Retina Tunica; Retiformis Tunica.<br />

des.<br />

Ha zelfde dat .Amprnblefixoi-<br />

Rhabdoides Sutura: Sutura Sagittalis. De rechte naad: de Pylnaad<br />

Rhachis: Spina Dorfi.. De Ruggraat.<br />

Rhachitae Mufculi: Mufculi Dorfales. De fpieren van den Ruggraat<br />

Rhachitis. Het zelfde dat Medulla Spinalis.<br />

Rhagoides: Tunica Uvea. Het Druifwyze vlies.<br />

Rhanteres: Fontes Lachrymarum. De binnenfte ooghoeken.<br />

Rhaphe: Sutura. Een Naad.<br />

Rhomboides Mufculi. De Tarbotswyze fpieren.<br />

Rima Pudendi: FiiTura Magna. De fchamelheids fpleet; de groote<br />

fpleet genaamt: zy ftrekt van het onderfte deel van het fchaambeen tot<br />

by den aars, wordende alleen door de Bilnaad van den Aars afgefcheiden.<br />

J 6<br />

Rimula Laryngis. Het fpleetje van het ftrottehoofd; de ftrottenboofds<br />

Jpleet.<br />

Roriferus Duólus. Het zelfde dat Duólus Chyliferus.<br />

Roftriformis ProcefTus. Het zelfde dat Coracoides.<br />

Rotator Major en Minor. De groote en de kleine Draaijer.<br />

Rotula. Het zelfde dat Mola.<br />

Rotundus Mufculus Major en Minor De groote en kleine ronde Armfpier<br />

•<br />

S.


ONTLEEDKUNDIGE W OORDEN. 423<br />

SACCUÜ Adipofl. Zie Adipofi Ducèus.<br />

Saccus. Dit woord beteekent zomtyds den blinden darm, omdat hy ah<br />

een zak afhangt.<br />

s<br />

•> 1<br />

SaC<br />

yliferUS: S a C C U l U S C h y l i f e r u s<br />

liftri? - I h t zel<br />

f de<br />

*** Duólus Chy-<br />

Saccus Cordis: Sacculus Cordis. Het zelfde dat Pericardium<br />

Sacra Fiftula. Zie Medulla Spinalis. «-arawra.<br />

Sacrum Os. Het Heiligbeen.<br />

Sagittalis Sutura. De Pylnaad.<br />

Saliva: Salivum: Sputum. Het fpeekzel<br />

Salvatella. De Pingader.<br />

Sanguis. Het Bloed. .<br />

Saphaena. De Moeder Ader.<br />

Sapientiae Dentes. Wysheids tanden.<br />

S<br />

ZlTlf^ Cü]üS: F a f C i a l i S L<br />

° n ê U S M u f c u k l s<br />

- Dejnyer Spier: de<br />

Scalenos. De fchuinfche en de ongelykzydige fpieren<br />

Scapha. De binnenfte oorrand.<br />

Scaphoides Os. Het zelfde dat Naviculare Os<br />

Scapula. Het zelfde dat Homoplata.<br />

Sceletum. Een Beengeraamte.<br />

Sclerotica. Het zelfde dat Cornea Oculi Tunica<br />

Scoptula. Het zelfde dat Scapula.<br />

Scortum: Scrotum. Het Balzakje.<br />

Scrobiculus Cordis. Het zelfde dat Anticardium<br />

Scrotum Cordis. Het zelfde dat Pericardium<br />

Scutahs Cartilago. Het zelfde dat Enfiformis Cartilago<br />

bcutum. Het zwaardwyze kraakbeen: de Kniefcbvf '<br />

Secundina;. Zie Deuterion.<br />

Sella Equina: Sella Turcica. Het zadelbeen: de Turkze zadel<br />

Semen. Het Zaad.<br />

RZ& Z a ü e L<br />

Semilunares Valvulae. Halvemaanswyze Klapvliezen<br />

7ezt>}ptr M ü f C U l U S : S e m i m e r a b r a n o<br />

^ Mufculus. De half<br />

Seminervofus Mufculus. De halfzenuwachtige fpier,<br />

Semifpinatus Mufculus. De halfgraatige fpier


424 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN<br />

Senforium Commune. 7Ae Aiftheterium.<br />

Septum Auris. Het Trommelvlies.<br />

Septum Cordis. Het fpierachtige middenfchot van bet hart, dat de rechter<br />

bolligheid van de linker fcheid.<br />

Septum Lucidum. Het dm doorfchynendvlies, bet welk de bolligheden<br />

der herjjenen van malkander fcheid.<br />

Septum Narium. Het Neus fcheidzel.<br />

Septum Transverfum. Het zelfde dat Diaphragma.<br />

Serrati Mufculi. De Zaagfpieren.<br />

Serum. De Wey.<br />

Sefamoidca OfTa. De Zaadbeentjes.<br />

Sigmoides. De Figuur van deze Griekfche letter, die een halve cirkel<br />

vertoont, wordt aan verfcheide uitfieekzels van beenderen en aan verfcheide<br />

klapiliezen toegeëigent, en worden uit dien hoofden öermiunares,<br />

Halfmaanswyze genaamt.<br />

Si nilares Partes Enkelde, eendaantige deelen.<br />

SincipUt. Het bOVenfle voor/Ie deel van het tooofd.<br />

Smus. Dit woord beteekent holligheden en boezems: dus zegt men Sinus<br />

Meningis, Boezemhollen van het herjfenvlies, en binus Offiu n groeven<br />

of holligheden der beenderen, zynde zulke dieptens, die de hoofden<br />

van andere beenderen inlaten of ontfangen.<br />

Soleus Mufculus. De Ziolfpier.<br />

Solidae Partes. De vafle deelen.<br />

Soplironeltres. Het zelfde dat Dentes Sapientiae.<br />

Speculum Lucidum. Het zelfde dat Septum Lucidum.<br />

Speculum Oculi: Aranea Ocuh Tunica. Het zelfde dat Arachnoides<br />

Tunica.<br />

Spermaticae Partes. Zaad deelen.<br />

Sphagiudes Venae. De Kropa iers.<br />

Sphenoidea Oflicula. Zie Cuneiformia Officula.<br />

Sphenoides Os Het zelfde dat Cuneiforme Os.<br />

Sphenopharyngaeus. het paar wiggebeens Jtrotjp'men.<br />

Sphincler. De Sluit/pier.<br />

Sphygmus. Het zelfde dat Pulfus.<br />

Spina Het zelfde dat. Acantha. Een doorn.<br />

Spina Dorfi. De Ruggraat.<br />

Spinalis Medulla. Zie Medulla Spinalis.<br />

Spinati Mufculi. De Graatjpieren.<br />

Spi.


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN,<br />

Spiritus. De Geeften.<br />

Splanchnologia» Een verhandeling der Ingewanden.<br />

Spiert. Het zelfde dat Lien.<br />

Splenii Mufculi.; Triangulares Mufculi. De Spalk/pieren.<br />

Spondyli: Verticilli: Vertebrae. De werverbeenderen.<br />

Spongiofum Os. Het zelfde dat Cribriforme Os.<br />

Sputum; Saliva. Speekzel.<br />

Squammofa Sutura. Het zelfde dat Lepidoides.<br />

Stapes. Een van de Gehoorbeentjes. De ftiegbeugel en de ftegelreep ge*<br />

' naamt.<br />

Staphyle. Het zelfde dat Cion.<br />

Sterilitas. Zie Agonia.<br />

Sternohyoides Mufculi De Tongbeens borft fpieren.<br />

Sternoidei Mufculi; Triangulares Mufculi. De borft fpieren: dc driekantige<br />

fpieren.<br />

Sternothyroides Mufculi. De fchildwyze kraakbeens borft fpieren.<br />

Sternum. Het Borftbeen,<br />

Stoma: Os: De mond, zynde de bolligheid, waar in de tong, de tanden<br />

en bet verhemelte is geplaaft.<br />

Stomata: Ora. De open mondetjes der vaten.<br />

Stomachus. Dit woordt beteekent zomtyds de geheele maag. Eigentlyk<br />

wordt 'er de linker opening, de krop of de mond van de maag door verfiaan.<br />

Striétor, Conftriclor. Het zelfde dat Sphin&er.<br />

Styloceratohyoides Mufculi. De Priemswyze tongbeens hoorn fpieren.<br />

Stylogloffum. Het "paar priemswyze Tongfpieren.<br />

Stylohyoides. Het zelfde dat Styloceratohyoides.<br />

Stylopharyngasus Mufculus. De Priemswyze ftrottenhoofds fpier.<br />

Subcartilagineilm. Zie Hypochondrium.<br />

Subclavia Vafa. De onderfleutelbeens vaten.<br />

Subclavius Mufculus. De onderfleutelbeens fpier.<br />

Sublimis Mufculus. Het zelfde dat Perforatus Mufculus. ,<br />

Subfcapularis Mufculus. Het zelfde dat Infrafcapularis Mufculus.<br />

Subvola. Zie Hypothenar.<br />

Saccenturiati Renes. Het zelfde dat Capfula; Atrabilarise.<br />

Suecus Cerebralis. Het zelfde dat Spiritus.<br />

Suecus Nervofus. , Het zelfde dat Suecus Cerebralis.<br />

Suecus Pancreaticus.' Het Klierbedde zap.<br />

Hh h Suc-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN^<br />

Suecus Nutritius, i Ket zelfde dat Chylus.<br />

Superbus Mufculus,\ Mufculus Atcollens. De hoovaardige of verontwaardigende.<br />

Supercilia. De wenkbraauwen: ook worden de randen die de bolligheden<br />

der beenderen grooter maken aldus genaamt.<br />

Supergeminalis. Het zelfde dat Lpididymis.<br />

Superligula. Het zelfde dat Epiglottis.<br />

Superfcapularis Superior Mufculus.. De bovenfte boven fchouwderbladst<br />

fpier.<br />

Superfcapularis Inferior Mufculus. Het zelfde dat Infrafpinatus Muf*"<br />

culus.<br />

Supinatores Mufculi. De achteromkeerende fpieren.<br />

Suprafcapularis Mufculus. Het zelfde dat Superfcapularis Mufculus.<br />

Suprafpinatus Mufculus. Het zelfde dat Superfcapularis Superior<br />

Mufculus.<br />

Sura, De Kuit;<br />

Suturse Offium. De naaden J»r n»»*J&*.i.<br />

Sympijyfis. zie Harmonia: Gomphofis en Rhaphè.<br />

Synarthrofis. Vafte geleeding.<br />

Syncampe. Dit woord beteekent de bocht of de plaats, alwaar is boven'<br />

arm met den onderarm wordt te zamen gevoegt.<br />

Synchondrofis, De Kraakbeenige geleeding.<br />

Synciput. Zie Sinciput.<br />

Syndesmus.. Het zelfde dat Ligamentum.-;<br />

Synneurofis. Een geleeding door banden.<br />

Synnymenfis. Een geleeding door vliezen.<br />

Synovia. Leedewater.<br />

Syntenofis. Het zelfde dat Synneurofis.<br />

Syflarcofis. Een zamenvoeging door vleesachtige deèkha. '<br />

Syftole. Dt toenyping of de toefluiting van het hart.<br />

T.<br />

JL Alus. Het zelfde dat Aftragalüs.<br />

Tarfiis. Dit woord beteekent niet alleen den Voorvoet, maar ook de uktèH'fte<br />

toaakbeenige randen der oogfchelen.<br />

Tempora. De Tydbeenderen: de Jlapen van het. hoofd*<br />

Temporalis Mufculus. De Slaapfpier.<br />

Tèrn-


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN. 427<br />

tempus. Het Tydbeen ; het Slaapheen.<br />

Tendo. 'Eenpees, zynde het boven/ie en het onderfte einde van een fpier<br />

hoofd of fiaart genaamt.<br />

Teres Radii Mufculus. Zie Pronatores Mufculi.<br />

Tergum. Het zelfde dat Dorfum.<br />

Teftes Cerebri. De twee achterfte ronde uitfteekzels van de kleine hm%<br />

fenen, om derzelver figuur Ballen genaamt.<br />

Teftes Muliebres; Ovaria. Zie Orchis.<br />

Teftes Viriles. De Mannelyke klooten of ballen.<br />

Tefticuli. Zie Didymi.<br />

Teftudo Cerebri. Zie Fornix.<br />

Thalami Nervorum. Het zelfde dat Crura Medulla; Oblongat®.<br />

Thenar. Dit tnoord wordt aan de aftoyzende fpieren van den duim toegeëigent:<br />

voorts geeft het de holligheden der handen en voeten te kennen.<br />

In een bepaalder zin wordt 'er de handpalm door verfiaan: en in eenen zeer<br />

bepaalden zin moet men 'er het vleesachtige deel tuffen den duim en den<br />

voorften vinger alleen door verfiaan.<br />

^Thorax, Venter Medius. De holligheid van de borft : de middenfts<br />

holligheid.<br />

"Thrombus. Geronnen bloed.<br />

Thymus. De Borftklier.<br />

Thyroidaea; Giandula;. De twee klieren van de Luchtpyp, hebbende een<br />

ovaalronde gedaante: zy zyn boven by het ftrottenhoofd, aan wederzyden<br />

een geplaaft.<br />

Thyroarytsenoidei Mufculi. De fluitende fpieren van het ftrottenhoofd.<br />

Thyroides. Het zelfde dat Scutiformis Cartilago.<br />

Tibia. De Scheen.<br />

Tibiaeus Mufculus: Tibialis Mufculus Anticus en Poflicus. DJ voorfte<br />

en de achterfte Scheenfpier.<br />

Tomici Dentes. De vier voorfte tanden: de fnytanden.<br />

Tonfilla;. Zie Parifthmia.<br />

Torcular: Torculum: Prelum Herophili. De kerffen persbak; de<br />

Pers van Herophilus.<br />

Trachea. Zie Afpera Arteria.<br />

Tragos. Het zelfde dat Phrcus.<br />

Transverfales Mufculi. De dwarfche fpieren.<br />

ïiapefius Mufculus. Het aeifde dat Cucullaris Mufculus.<br />

•Hh h -3 Trian*


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN<br />

Triangularia Officula. De driehoekige beentjes tuffen dm winkel, en de*<br />

pylnaad geplaaft.<br />

Triangulares Mufculi. De driehoekige of de driekantige fpieren.<br />

Tricufpides Valvula?. De driehoekige, driepuntige y en drietandigs<br />

klapvliezen.<br />

Txiquétra QiTa< Het zelfde dat Triangularia Officula...<br />

Trochanter. Zie Rotator.<br />

Trochlearis Mufculus; Trochlea. De Katrolfpier.<br />

Truncus. Dit woordt beteekent niet alleen den romp 'of ftam van het lichaam<br />

r maar ook den ftam der groote bloedvaten.<br />

Tuboe Uteri: Tubae. Fallopianae. De holle banden of de Trompetten der<br />

Lyfmoeder.<br />

Tunica. Het zelfde dat Membrana.<br />

Tunica Retiformis. Zie Retina Tunica.<br />

Tympanum, Het Trommelvlies. De Trommel van't Oor.<br />

v..<br />

t_jLna. De Elleboog: de Elfepyp.<br />

Umbilicus. De Navel.<br />

Unguis. Een Nagel: de Nagel.<br />

UrachuSi De Maasband: het watervat"<br />

Ureter. De Pisbuis:, de Pisleider.<br />

Urethra. De Piswegb: zy wordt ook Urinaria genaamt.<br />

Uteri Ligamenta. Zie Ligamenta Uteri.<br />

Uteri Officulum. De binnen mond van de Lyfmoeder.<br />

Uterus. De Lyfmoeder.<br />

Uva. Het zelfde dat Cion.<br />

•Uvea Tunica. Het zelfde, dat Choroides Tunica.<br />

Uvula. De Lel.<br />

V.<br />

r i :<br />

\?%/LSr<br />

U t e r i 0 n i u m :<br />

U ^ i Cervix. De fcheede-van é<br />

Vagina Portse. Het zelfde dat Capfula Communis.GluTonii.<br />

Vagina Hepatica. Het zelfde dat Vagina Portse<br />

Vaginalis Tunica. Het zelfde dat Elythroides j<br />

Valvulae. Klapvliezen: Schotdeuren: Valvliezen.


ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN; 4^<br />

Variciformes Paraftatae. De geboogen vaten die met de opperballen ge*<br />

meenfchap hebben.<br />

Varicofum Corpus. Het zelfde dat Corpus Pampiniforme.<br />

Vafa. VMn, of bolligheden in de manier van buizen, waardoor het bloed<br />

en de andere vochten loopen.<br />

Vas breve. Het korte aderlyke vat.<br />

Vafa Capillaria. De hair fyne, vaten.<br />

Vafa Deferentia. De Zaad aanbrengende vaten.<br />

Vafa Laétea. De Melkvaten.<br />

Vafa Lymphatica. De Watervaten.<br />

Vafa Prasparantia. Zie Praeparantia Vafa.<br />

Vafti Mufculi. De groote fpieren.<br />

Velamentum Bombycinum. De binnenfte wolachtige offtuweele rok der<br />

darmen.<br />

VenekArteriofa. Het zelfde dat Arteria Pulmonaüs.<br />

Vena Cava. De Holle Ader.<br />

Venae Laóteae. Het zelfde dat Vafa Laclea.<br />

Venae Lymphaticas. Het zelfde daf Vafa Lymphatica.<br />

Vena Portas. De Poortader.<br />

Veneris Oeftrurn. Het zelfde dat Clitoris,.<br />

Venter. De buik; een holligheid.<br />

Venter Infimus. Zie Hypogaftrium.<br />

Ventres. Zoo worden by uitftek de drie voorname holligheden van bet<br />

hoofd, van de borft en van den buik genaamt. '<br />

Ventriculus. De Maag:, daar zyn ook bolligheden, die Ventriculi worgden<br />

genaamt: als de rechter en de.linker holligheid van het hart enz.<br />

Veretrunvr Het zelfde dat Penis.<br />

Vermicularis Crufla. Het zelfde dat Velamentum Bombycinum..<br />

Verricularis Tunica. Het zelfde dat Amphjbleftroid.es.<br />

Vertebrae. Zie Spondyli. Wervelen.<br />

Vertex. De kruin; de top des hoofds.<br />

Verticilli. Het zelfde dat Cotyledones.<br />

Velica Biliaria. Het zelfde dat Folliculus Fellis. •<br />

Vefica Urinaria. De Pisblaas.<br />

Veficulae. Blaasjes.<br />

Vefpertilionum Alae. Vleermuis gelykende banden.-<br />

Vibriffae. De Neushaken.<br />

Virga. Het zelfde dat Penis.<br />

Hh fa 33 VIr*--


430 ONTLEEDKUNDIGE WOORDEN.<br />

Virginale Clauftrum. Het zelfde dat Hymen.<br />

Vifcera; Exta; Interrauea. De Ingewanden.<br />

Vifus. Het Gezigt.<br />

Vitrea Tabula: Cranü Tabula. De Tafelfcheidzels van het Bekkeneel<br />

of liever de Tafelen van de beenderen van bet Bekkeneel, waar tuffen bet<br />

Diploe is geplaaft.<br />

M<br />

'Vitreus Humor. Het glasachtig oogvocht.<br />

Vitta. Zie Galea.<br />

Vola: Palma. De Palm van de hand.<br />

Vulva. Het zelf de dat Cunnus.<br />

'.Vulva Cerebri.<br />

Jenen.<br />

De langwerpige groeven tuffen ie uitfieekzels der hert»<br />

X,<br />

Arphoides; Cartilago Mucronata. Het zwaardwyze kraakbeen.<br />

Ypfiloides. Het zelfde dat Hyoides.<br />

Ypfiloidei Mufculi. Het zelfde dat Bafioglofli Mufculi<br />

2jlrbus. Het zelfde dat Epiploon.<br />

Zootomia. Een konjtige Ontleeding der Dieren.<br />

Zygoma. Het zelfde dat Jugale Os.<br />

Y.<br />

Z.<br />

F I N I S,<br />

DRUK-


D R U K F O U T E N .<br />

Bhdz, 4, R gg. if: L e e S i dierlyke<br />

16, —— 28. . weefzel<br />

18. i 3 . holleader<br />

' '<br />

2 Ó<br />

- die van de-Lever in<br />

4?>. 12. opeengefchikte<br />

04. 17- in been<br />

' 8<br />

7*<br />

1<br />

3, r 7. fchouwderbladshoofd<br />

106. i2, hoofd<br />

1 1<br />

7. ~ 3- bekkeneel<br />

l<br />

i7n ' ' Z<br />

'<br />

v a n d e<br />

wervelbeenderen van de lendenen 1<br />

129. - 17; vervolgens<br />

I<br />

3 r<br />

* f. geplaaft<br />

lóf. f. de-<br />

li 0<br />

' .<br />

I 2<br />

« ' n<br />

ongeborenen en in kinderen<br />

'<br />

I 2<br />

' Neks, Boventulfenribbige<br />

209. — jy, 1<br />

' ' iich<br />

212.<br />

2 1<br />

4«<br />

1, 0f<br />

t;<br />

« — nederwaarts<br />

241, S • —— zeer<br />

2)~o. —— 24. — hoornvlies<br />

2yi. ~ Ï8- ——

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!