Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Numeri - Welkom bij Succat Yeshua Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Numeri 32 land waarvan Hij zegt: ‘‘Het land behoort Mij toe‘‘ (Lv 25:23), het is Zijn land. Het Overjordaanse als bezit | verzen 1-5 1 Nu hadden de nakomelingen van Ruben veel vee; en de nakomelingen van Gad hadden geweldig veel [vee]. Zij bekeken het land Jaëzer en het land Gilead, en zie, die plaats was een [geschikte] plaats voor vee. 2 Daarom kwamen de nakomelingen van Gad en de nakomelingen van Ruben, en zeiden tegen Mozes en tegen de priester Eleazar en tegen de leiders van de gemeenschap°, 3 Ataroth, Dibon, Jaëzer, Nimra, Hesbon, Eleale, Sebam, Nebo, en Behon: 4 Het land dat de HEERE voor de gemeenschap° van Israël verslagen heeft, is een [geschikt] land voor vee; en uw dienaren hebben vee. 5 Verder zeiden zij: Indien wij genade in uw ogen gevonden hebben, laat dit land uw dienaren tot bezit gegeven worden; laat ons niet de Jordaan oversteken. Ruben en Gad zijn onder hetzelfde vaandel gelegerd. Ze zullen met elkaar de situatie in ogenschouw hebben genomen en tot de conclusie zijn gekomen dat het veel voordeel oplevert als zij kunnen blijven waar ze zich nu bevinden: het veld van Moab. Ze hebben namelijk een rijke veestapel. En het gebied waarin ze zich op dit moment bevinden, voorziet naar hun waarneming in wat hun vee nodig heeft. Ze laten zich leiden door hun ogen: het land is een lust voor hun ogen en goed voor hun vee (vgl. Gn 13:10-11). En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was; voordat de HEERE Sodom en Gomorra te gronde gericht had, was zij in de richting van Zoar als de hof van de HEERE, als het land Egypte. Daarom koos Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte en Lot trok naar het oosten; en zij werden van elkaar gescheiden. (Gn 13:10-11) Daarom vragen ze aan Mozes, Eleazar en de hoofden om hun dit Overjordaanse land als hun bezitting te geven. Daarbij vragen ze om ervan verschoond te blijven over de Jordaan te moeten meetrekken. Ze vragen als het ware als een gunst om niet het land in te hoeven trekken. Dat moet Mozes pijn gedaan hebben, die er zo naar verlangde het land te mogen ingaan, maar het niet mocht. En wat zal dit het hart van de HEERE pijn gedaan hebben. Dit land heeft Hij voor Zijn volk uitgezocht en deze stammen zeggen dat ze er niet in willen. 302
De Gadieten en Rubenieten hebben alle beproevingen van de woestijn meegemaakt, ze zijn gespaard gebleven en vlak voor de Jordaan weigeren ze over te trekken. Dat is tragisch. Zij voeren hun grote veestapel aan als excuus om niet mee het land in te hoeven. Hun bezit is hun alles. Als wij onze aardse zegeningen voor onszelf gebruiken, worden ze een excuus om ons niet met de hemelse zegeningen bezig te houden. Er zit in de houding van de beide stammen ook iets van ongeduld. Waarom wachten op zegeningen waarvan je maar moet afwachten hoe ze je bevallen, als je hier en nu al kunt genieten? Eén vogel in de hand is toch altijd beter dan tien in de lucht. Die instelling is bij ons terug te vinden als wij leven voor wat we op aarde bezitten, wat we kunnen tasten en proeven met onze natuurlijke zintuigen. De verontwaardiging van Mozes | verzen 6-15 Numeri 32 6 Maar Mozes zei tegen de nakomelingen van Gad en de nakomelingen van Ruben: Uw broeders zullen ten strijde trekken, en u wilt zelf hier blijven? 7 Waarom zou u dan het hart van de Israëlieten onwillig maken om over te steken naar het land dat de HEERE hun gegeven heeft? 8 Zo deden uw vaderen, toen ik hen van Kades-Barnea eropuit zond om dit land te bezien. 9 Zij trokken op tot aan het dal Eskol, en bezagen het land, maar zij maakten het hart van de Israëlieten onwillig om naar het land te gaan dat de HEERE hun gegeven had. 10 Op die dag ontbrandde de toorn van de HEERE, en Hij zwoer: 11 De mannen die uit Egypte zijn vertrokken, van twintig jaar en daarboven, zullen het land niet zien dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb [te geven]! Want zij hebben er niet in volhard Mij na [te volgen], 12 behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, en Jozua, de zoon van Nun, want die hebben er [wél] in volhard de HEERE na [te volgen]. 13 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël, en Hij liet hen veertig jaar in de woestijn rondzwerven, totdat de hele generatie die gedaan had wat slecht was in de ogen van de HEERE, omgekomen was. 14 En zie, u bent opgestaan in de plaats van uw vaderen, een menigte van zondige mensen, om nog toe te doen aan de brandende toorn van de HEERE tegen Israël. 15 Als u zich van achter Hem afkeert, zal Hij het volk nog langer in de woestijn achterlaten, en u zult heel dit volk te gronde richten. 303
- Page 252 and 253: Numeri 25 priester. Aäron was gest
- Page 254 and 255: Opdracht om te tellen | verzen 1-4
- Page 256 and 257: Numeri 26 Ruben geteld | verzen 5-1
- Page 258 and 259: Numeri 26 geslacht van de Oznieten;
- Page 260 and 261: Numeri 26 Efraïm geteld | verzen 3
- Page 262 and 263: Numeri 26 nemen. 56 Volgens het lot
- Page 264 and 265: Numeri 27 De dochters van Zelafead
- Page 266 and 267: Numeri 27 Als de vrouwen met hun vr
- Page 268 and 269: Numeri 27 dat God Zijn soevereinite
- Page 270 and 271: Hoofdstuk 28 De hoofdstukken 28 en
- Page 272 and 273: Numeri 28 daarover met Hem spreken.
- Page 274 and 275: Numeri 28 eerste serie kunnen we to
- Page 276 and 277: Numeri 28 De uitdrukking ‘‘het
- Page 278 and 279: Numeri 28 komst houden; geen enkel
- Page 280 and 281: Numeri 29 Offers bij het Feest van
- Page 282 and 283: Numeri 29 282 zonder enig gebrek, 1
- Page 284 and 285: Numeri 29 volgt de eeuwigheid. Daar
- Page 286 and 287: Hoofdstuk 30 Het gaat nog steeds om
- Page 288 and 289: Numeri 30 bedoelingen waren toch ni
- Page 290 and 291: Numeri 30 13 Elke gelofte en elke v
- Page 292 and 293: Numeri 31 vanwege de eigen ontrouw
- Page 294 and 295: Numeri 31 hoofden van Midianietisch
- Page 296 and 297: Numeri 31 gevolg van onze ontrouw.
- Page 298 and 299: Numeri 31 den gehad door met een ma
- Page 300 and 301: Numeri 31 alle eeuwigheid de lof wo
- Page 304 and 305: Numeri 32 Mozes wijst op de gevaren
- Page 306 and 307: Numeri 32 De Gadieten en Rubenieten
- Page 308 and 309: Numeri 32 Verdeling van het Overjor
- Page 310 and 311: Numeri 33 Er worden wel bepaalde ge
- Page 312 and 313: Numeri 33 Plaatsen en voorvallen ti
- Page 314 and 315: Numeri 33 heel voor ons krijgen als
- Page 316 and 317: Numeri 33 Hoe het volk in het land
- Page 318 and 319: Numeri 33 verbinding met hen. Het g
- Page 320 and 321: Numeri 34 De grens van het land is
- Page 322 and 323: Numeri 34 u een lijn tekenen naar L
- Page 324 and 325: Numeri 34 Paltiël, zoon van Azzan;
- Page 326 and 327: Numeri 35 Grootte van de weidegrond
- Page 328 and 329: Numeri 35 [bloed]wreker, opdat dege
- Page 330 and 331: Numeri 35 de Heer Jezus door Zijn W
- Page 332 and 333: Numeri 35 de hand van de bloedwreke
- Page 334 and 335: Numeri 35 dat er alleen door geloof
- Page 336 and 337: Numeri 36 wat we hebben gekregen. A
- Page 338: Numeri 36 De dochters van Zelafead
- Page 341 and 342: Zie, een volk, een toelichting op H
- Page 343: Europa herleeft, Droom of nachtmerr
De Gadieten en Rubenieten hebben alle beproevingen van de woestijn<br />
meegemaakt, ze zijn gespaard gebleven en vlak voor de Jordaan weigeren<br />
ze over te trekken. Dat is tragisch. Zij voeren hun grote veestapel<br />
aan als excuus om niet mee het land in te hoeven. Hun bezit is hun alles.<br />
Als wij onze aardse zegeningen voor onszelf gebruiken, worden ze een<br />
excuus om ons niet met de hemelse zegeningen bezig te houden.<br />
Er zit in de houding van de beide stammen ook iets van ongeduld.<br />
Waarom wachten op zegeningen waarvan je maar moet afwachten hoe<br />
ze je bevallen, als je hier en nu al kunt genieten? Eén vogel in de hand<br />
is toch altijd beter dan tien in de lucht. Die instelling is <strong>bij</strong> ons terug te<br />
vinden als wij leven voor wat we op aarde bezitten, wat we kunnen<br />
tasten en proeven met onze natuurlijke zintuigen.<br />
De verontwaardiging van Mozes | verzen 6-15<br />
<strong>Numeri</strong> 32<br />
6 Maar Mozes zei tegen de nakomelingen van Gad en de nakomelingen<br />
van Ruben: Uw broeders zullen ten strijde trekken, en u wilt<br />
zelf hier blijven? 7 Waarom zou u dan het hart van de Israëlieten<br />
onwillig maken om over te steken naar het land dat de HEERE hun<br />
gegeven heeft? 8 Zo deden uw vaderen, toen ik hen van Kades-Barnea<br />
eropuit zond om dit land te bezien. 9 Zij trokken op tot aan het<br />
dal Eskol, en bezagen het land, maar zij maakten het hart van de<br />
Israëlieten onwillig om naar het land te gaan dat de HEERE hun<br />
gegeven had. 10 Op die dag ontbrandde de toorn van de HEERE, en<br />
Hij zwoer: 11 De mannen die uit Egypte zijn vertrokken, van<br />
twintig jaar en daarboven, zullen het land niet zien dat Ik Abraham,<br />
Izak en Jakob gezworen heb [te geven]! Want zij hebben er niet in<br />
volhard Mij na [te volgen], 12 behalve Kaleb, de zoon van Jefunne,<br />
de Keneziet, en Jozua, de zoon van Nun, want die hebben er [wél] in<br />
volhard de HEERE na [te volgen]. 13 Toen ontbrandde de toorn van<br />
de HEERE tegen Israël, en Hij liet hen veertig jaar in de woestijn<br />
rondzwerven, totdat de hele generatie die gedaan had wat slecht was<br />
in de ogen van de HEERE, omgekomen was.<br />
14 En zie, u bent opgestaan in de plaats van uw vaderen, een menigte<br />
van zondige mensen, om nog toe te doen aan de brandende toorn van<br />
de HEERE tegen Israël. 15 Als u zich van achter Hem afkeert, zal<br />
Hij het volk nog langer in de woestijn achterlaten, en u zult heel dit<br />
volk te gronde richten.<br />
303