Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Numeri - Welkom bij Succat Yeshua Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Opdracht om te tellen | verzen 1-4 Numeri 26 1 Het gebeurde nu na die plaag dat de HEERE tegen Mozes en tegen Eleazar, de zoon van de priester Aäron, zei: 2 Neem het aantal op van heel de gemeenschap° van de Israëlieten, van twintig jaar oud en daarboven, naar hun families, ieder die in Israël met het leger uittrekt. 3 Mozes dan en de priester Eleazar zeiden tegen hen, in de vlakten van Moab, aan de Jordaan, [ter hoogte] van Jericho: 4 [Neem het aantal op] van twintig jaar en daarboven, zoals de HEERE Mozes en de Israëlieten, die uit het land Egypte vertrokken waren, geboden had. Mozes telt het volk in opdracht van de HEERE. Dat is net als in hoofdstuk 1. Het is zonde het volk te tellen zonder uitdrukkelijke opdracht van God. In deze zonde viel David (zie 1Kr 21:1-7). Hij wilde de kracht van zijn volk weten, alsof God niet zijn kracht was. De opdracht om te tellen wordt gegeven ‘‘na die plaag’’. De plaag van het vorige hoofdstuk is de laatste grote plaag die het volk als ‘woestijnvolk’ trof. De woestijnreis zit erop. Ze staan op het punt het land binnen te trekken. De ontrouw van het vorige hoofdstuk heeft laten zien dat alle woestijnervaringen het hart van de mens niet hebben veranderd. Ook Gods gerechtigheid is niet veranderd, zoals Hij door de plaag heeft getoond. Toch heeft Hij niet allen verdelgd, maar in genade hen in het leven behouden. Ze kunnen geteld worden. Maar er wordt een nieuw geslacht geteld. Tegelijk echter wordt het nieuwe geslacht verbonden aan het geslacht dat ‘‘uit het land Egypte vertrokken’’ was. Andere personen vormen het volk, maar het blijft hetzelfde volk. De uitdrukking ‘‘na die plaag’’ vormt een keerpunt in de geschiedenis van het boek Numeri. Een nieuw geslacht wordt geteld. De grote vraag die daaruit voortvloeit, is: zal dit nieuwe volk God trouwer dienen dan het volk dat omgekomen is? Aan het begin van de reis is het volk geteld. Het is een grote bemoediging te weten dat, voordat we aan onze ‘woestijnreis’ beginnen, God ons hoofd voor hoofd heeft geteld. God kent elk lid van Zijn volk bij 254
Numeri 26 name. In de woestijn heeft elk lid zijn eigen oefeningen, maar ieder lid mag weten dat Hij de hele reis zal zorgen. De telling hier is de telling aan het eind van de reis. Niemand van hen die in Numeri 1 werden geteld, is hier nog in leven, behalve Kaleb en Jozua (vers 65). Dat betekent dat een totaal ander volk geteld wordt dan in Numeri 1. Zij worden geteld omdat hun het land zal worden gegeven (vers 53). Het grote verschil tussen beide tellingen is dus dat de telling van Numeri 1 gebeurde met het oog op de aanstaande woestijnreis, terwijl de telling hier gebeurt met het oog op de aanstaande intocht in het beloofde land om de erfenis in bezit te nemen. Omdat er strijd mee gemoeid zal zijn de erfenis in bezit te nemen, wordt weer ‘‘ieder die in Israël met het leger uittrekt’’ geteld. In beide gevallen gaat van de telling een grote bemoediging uit. Bij de telling komt ieder persoonlijk voor God te staan. Dat bewerkt bij elk lid de indruk dat God persoonlijke aandacht voor hem heeft. Dit bewustzijn geeft kracht voor de taak die aanstaande is, zowel voor de woestijn als voor het land. De telling vindt niet alleen plaats van allen die met het leger uittrekken, maar ook ‘‘naar hun families’’ en dit laatste staat zelfs voorop. In de woestijn is strijd noodzakelijk om te overleven. In het land is strijd nodig om het erfdeel te veroveren. Is dat erfdeel eenmaal ingenomen, dan is het Gods bedoeling dat elke familie van het verkregen erfdeel geniet. De zegeningen van het land worden met name genoten als familie van God, dus samen met onze broeders en zusters, bij gelegenheden die daarvoor gegeven worden. De familie van God bestaat uit baby’s, jongelingen en vaders (zie 1Jh 2:12-18). We mogen genieten als we persoonlijk bijbelstudie doen, we mogen ook als ouderen of jongeren onder elkaar daarvan genieten. Maar naar Gods bedoeling wordt het meest genoten als de hele familie bij elkaar komt. Dat de nadruk bij de telling meer op de families dan op de strijdbare mannen ligt, blijkt bijvoorbeeld ook uit vers 33, waar ook over vrouwen wordt gesproken. Een vergelijking tussen de tellingen van hoofdstuk 1 en hoofdstuk 26 ziet er als volgt uit: 255
- Page 204 and 205: Numeri 20 komen we in de situatie v
- Page 206 and 207: Numeri 20 wordt er ook vaak getreur
- Page 208 and 209: Numeri 21 Mozes toe. Zij zeiden: Wi
- Page 210 and 211: Numeri 21 De koperen slang werd doo
- Page 212 and 213: Numeri 21 brengen (Jh 4:14). Door h
- Page 214 and 215: Numeri 21 29 Wee u, Moab, u bent ve
- Page 216 and 217: Numeri 21 ook (willen) hebben, zond
- Page 218 and 219: Numeri 21 De overwinning op Sihon e
- Page 220 and 221: Numeri 22 zien altijd gevaren waar
- Page 222 and 223: Numeri 22 Balak zoekt overigens nie
- Page 224 and 225: Numeri 22 gebruikt deze woorden als
- Page 226 and 227: Numeri 22 om voort te gaan op een b
- Page 228 and 229: Numeri 22 Vervolgens maakt Hij Bile
- Page 230 and 231: Numeri 23 Voorbereidingen op de ver
- Page 232 and 233: Numeri 23 geweest. Zo is het bijvoo
- Page 234 and 235: Numeri 23 In zijn reactie zegt Bala
- Page 236 and 237: Numeri 23 De tweede zegenspreuk is
- Page 238 and 239: Numeri 23 ‘‘Het is gebeurd’
- Page 240 and 241: Numeri 24 hun beenderen zal hij bre
- Page 242 and 243: Numeri 24 gehouden. Het koninkrijk
- Page 244 and 245: Numeri 24 19 Uit Jakob zal hij heer
- Page 246 and 247: Numeri 24 ‘‘Amalek’’ was de
- Page 248 and 249: Numeri 25 Uit Sittim kwam ook het h
- Page 250 and 251: Numeri 25 het is een volk dat allee
- Page 252 and 253: Numeri 25 priester. Aäron was gest
- Page 256 and 257: Numeri 26 Ruben geteld | verzen 5-1
- Page 258 and 259: Numeri 26 geslacht van de Oznieten;
- Page 260 and 261: Numeri 26 Efraïm geteld | verzen 3
- Page 262 and 263: Numeri 26 nemen. 56 Volgens het lot
- Page 264 and 265: Numeri 27 De dochters van Zelafead
- Page 266 and 267: Numeri 27 Als de vrouwen met hun vr
- Page 268 and 269: Numeri 27 dat God Zijn soevereinite
- Page 270 and 271: Hoofdstuk 28 De hoofdstukken 28 en
- Page 272 and 273: Numeri 28 daarover met Hem spreken.
- Page 274 and 275: Numeri 28 eerste serie kunnen we to
- Page 276 and 277: Numeri 28 De uitdrukking ‘‘het
- Page 278 and 279: Numeri 28 komst houden; geen enkel
- Page 280 and 281: Numeri 29 Offers bij het Feest van
- Page 282 and 283: Numeri 29 282 zonder enig gebrek, 1
- Page 284 and 285: Numeri 29 volgt de eeuwigheid. Daar
- Page 286 and 287: Hoofdstuk 30 Het gaat nog steeds om
- Page 288 and 289: Numeri 30 bedoelingen waren toch ni
- Page 290 and 291: Numeri 30 13 Elke gelofte en elke v
- Page 292 and 293: Numeri 31 vanwege de eigen ontrouw
- Page 294 and 295: Numeri 31 hoofden van Midianietisch
- Page 296 and 297: Numeri 31 gevolg van onze ontrouw.
- Page 298 and 299: Numeri 31 den gehad door met een ma
- Page 300 and 301: Numeri 31 alle eeuwigheid de lof wo
- Page 302 and 303: Numeri 32 land waarvan Hij zegt:
Opdracht om te tellen | verzen 1-4<br />
<strong>Numeri</strong> 26<br />
1 Het gebeurde nu na die plaag dat de HEERE tegen Mozes en tegen<br />
Eleazar, de zoon van de priester Aäron, zei: 2 Neem het aantal op<br />
van heel de gemeenschap° van de Israëlieten, van twintig jaar oud<br />
en daarboven, naar hun families, ieder die in Israël met het leger<br />
uittrekt. 3 Mozes dan en de priester Eleazar zeiden tegen hen, in de<br />
vlakten van Moab, aan de Jordaan, [ter hoogte] van Jericho: 4 [Neem<br />
het aantal op] van twintig jaar en daarboven, zoals de HEERE<br />
Mozes en de Israëlieten, die uit het land Egypte vertrokken waren,<br />
geboden had.<br />
Mozes telt het volk in opdracht van de HEERE. Dat is net als in hoofdstuk<br />
1. Het is zonde het volk te tellen zonder uitdrukkelijke opdracht van<br />
God. In deze zonde viel David (zie 1Kr 21:1-7). Hij wilde de kracht van zijn<br />
volk weten, alsof God niet zijn kracht was.<br />
De opdracht om te tellen wordt gegeven ‘‘na die plaag’’. De plaag van<br />
het vorige hoofdstuk is de laatste grote plaag die het volk als ‘woestijnvolk’<br />
trof. De woestijnreis zit erop. Ze staan op het punt het land binnen<br />
te trekken. De ontrouw van het vorige hoofdstuk heeft laten zien dat<br />
alle woestijnervaringen het hart van de mens niet hebben veranderd.<br />
Ook Gods gerechtigheid is niet veranderd, zoals Hij door de plaag heeft<br />
getoond.<br />
Toch heeft Hij niet allen verdelgd, maar in genade hen in het leven<br />
behouden. Ze kunnen geteld worden. Maar er wordt een nieuw geslacht<br />
geteld. Tegelijk echter wordt het nieuwe geslacht verbonden aan<br />
het geslacht dat ‘‘uit het land Egypte vertrokken’’ was. Andere personen<br />
vormen het volk, maar het blijft hetzelfde volk.<br />
De uitdrukking ‘‘na die plaag’’ vormt een keerpunt in de geschiedenis<br />
van het boek <strong>Numeri</strong>. Een nieuw geslacht wordt geteld. De grote vraag<br />
die daaruit voortvloeit, is: zal dit nieuwe volk God trouwer dienen dan<br />
het volk dat omgekomen is?<br />
Aan het begin van de reis is het volk geteld. Het is een grote bemoediging<br />
te weten dat, voordat we aan onze ‘woestijnreis’ beginnen, God<br />
ons hoofd voor hoofd heeft geteld. God kent elk lid van Zijn volk <strong>bij</strong><br />
254