Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Numeri - Welkom bij Succat Yeshua Numeri - Welkom bij Succat Yeshua
Numeri 15 4:13-21). Daar gaat het om iets doen dat volgens de geboden van de HEERE niet gedaan moet worden, terwijl het hier gaat om iets niet doen dat volgens de geboden van de HEERE wel gedaan moet worden. Uitgangspunt blijft dat het onopzettelijk gebeurt. De verloochening door Petrus van de Heer is een voorbeeld van een onopzettelijke zonde. Petrus is door zijn zelfvertrouwen gekomen op een plaats waar hij zichzelf niet meer in de hand heeft. Door mensenvrees komt hij tot laffe uitspraken over zijn verhouding tot de Heer Jezus. Maar hij is daardoor geen tegenstander van de Heer Jezus geworden. Even later komt hij tot diep berouw (zie Lk 22:56-62; vgl. 1Tm 1:13). Met opzettelijk zondigen, dat is zondigen ‘‘met opgeheven hand’’ (verzen 30-31), wordt opstand tegen God bedoeld, bewust tegen God ingaan, met moedwil. Daarvoor is geen vergeving (Hb 10:26). Iemand die een dergelijke houding tegenover God aanneemt, is niet te zwak om de zonde te ..., mij die vroeger een lasteraar, een vervolger en een smader was; maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het onwetend heb gedaan, in ongeloof; ... (1Tm 1:13) Want als wij moedwillig zondigen nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor [de] zonden meer over, ... (Hb 10:26) weerstaan, maar geeft heel bewust aan de zonde toe. Hij beseft wat hij doet, kent de gevolgen, maar er is niets dat hem kan tegenhouden. In Leviticus 4, waar de onopzettelijke zonde uitvoerig wordt behandeld, wordt alleen gesproken over een zondoffer. Maar hier wordt ook gesproken over een brandoffer, dat ook nog eens groter is dan het zondoffer. Dat komt omdat het hier gaat om een zonde in het land. Daar te zijn geeft een grotere verantwoordelijkheid. Als we daar zondigen, hebben we ook de zegeningen in gevaar gebracht. Daarom is hier sprake van een brandoffer, om als het ware er opnieuw aan te herinneren dat onze zegeningen het gevolg zijn van het werk van de Heer Jezus voor God. Er worden in dit gedeelte twee gevallen voorgesteld waarin gezondigd wordt: door de gemeente (verzen 22-26) en door de enkeling (verzen 27-29). We kunnen dat verbinden met de zegeningen, want die zijn er ook in deze twee vormen: er zijn gemeenschappelijke zegeningen voor de gemeente als geheel (zie Ef 3) en er zijn persoonlijke zegeningen voor elke gelovige afzonderlijk (zie Ef 1:3-8). Waar zonde zijn intrede doet, ver- 160
dwijnt het genot van de zegen, zowel voor het geheel als voor het individu. De sabbatschender | verzen 32-36 Numeri 15 32 Toen de Israëlieten in de woestijn waren, troffen zij een man aan die hout sprokkelde op de sabbatdag. 33 En zij die hem aantroffen terwijl hij hout sprokkelde, brachten hem naar Mozes en naar Aäron, en naar heel de gemeenschap°. 34 Zij namen hem in hechtenis, want er was [nog] geen beslissing genomen wat met hem gedaan moest worden. 35 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Die man moet zeker gedood worden. Heel de gemeenschap° moet hem met stenen stenigen buiten het kamp. 36 Toen bracht heel de gemeenschap° hem weg tot buiten het kamp, en zij stenigden hem met stenen, zodat hij stierf, zoals de HEERE Mozes geboden had. In deze verzen krijgen we een voorbeeld van een zonde met opgeheven hand (vers 30), door iemand die het woord van de HEERE verachtte (vers 31). De sabbat schenden betekent de rust van God schenden. De sabbat is door God aan de mens tot zegen gegeven. Door de zonde van de mens werd het een gebod. Toch blijft de bedoeling van God met de sabbat dat de mens op die dag mag delen in Zijn rust, dat hij dan niet hoeft te werken. De sabbat hoort bij de eerste schepping. Later heeft God de sabbat opgenomen in Zijn wet die Hij aan Zijn volk gaf. Gelovigen van de gemeente zijn ‘‘een nieuwe schepping’’ (Gl 6:15) en ‘‘niet onder [de] wet, maar onder [de] genade’’ (Rm 6:14). In letterlijke zin geldt de sabbat dan ook niet voor hen. Waar zij van mogen genieten is de sabbatsrust in geestelijke zin. Zij mogen genieten van de ‘sabbatsrust’ van God die Hij heeft gevonden in het volbrachte werk van Zijn Zoon. God rust in Zijn Zoon. Die rust wordt vertreden als we toch werken van het vlees voortbrengen. De zondag is niet de sabbat. Door van de zondag een verkapte sabbat te maken is die dag in de christenheid een dag van geboden en verboden geworden. Juist de mensen die de eerste dag van de week als sabbat houden, zijn sabbatschenders, want zij menen door werken van de wet (zoals het houden van de ‘sabbat’) God aangenaam te zijn. Dan sta je niet op de grondslag van de genade. Rusten in de rust van God wil zeggen staan in de genade. De zondag als sabbat houden is voor 161
- Page 110 and 111: Numeri 10 van de Heer Jezus is de s
- Page 112 and 113: Numeri 10 als er gevaar dreigt of a
- Page 114 and 115: Numeri 10 In de geschiedenis van he
- Page 116 and 117: Numeri 10 misschien een rol? Hobab
- Page 118 and 119: Numeri 11 In dit hoofdstuk wordt on
- Page 120 and 121: Numeri 11 ervan leek op de smaak va
- Page 122 and 123: Numeri 11 die verkoopbaar te maken.
- Page 124 and 125: Numeri 11 ze verrichten op de voorg
- Page 126 and 127: Numeri 11 voor hen genoeg zal zijn?
- Page 128 and 129: Numeri 11 rein blijft in het uitdel
- Page 130 and 131: Numeri 11 tegen het volk, en de HEE
- Page 132 and 133: Numeri 12 positie, die hun door God
- Page 134 and 135: Numeri 12 Melaatsheid -- belijdenis
- Page 136 and 137: Numeri 12 5:19). Zelfs als het om e
- Page 138 and 139: Numeri 13 Ammiël, de zoon van Gema
- Page 140 and 141: Numeri 13 In de namen van de drie k
- Page 142 and 143: Numeri 13 lezen dat ze de gaven van
- Page 144 and 145: Numeri 14 Reactie van het volk op h
- Page 146 and 147: Numeri 14 Het volk en de HEERE reag
- Page 148 and 149: Numeri 14 vervuld worden! 22 Want a
- Page 150 and 151: Numeri 14 zullen ze hun eigen ervar
- Page 152 and 153: Numeri 14 HEERE? Want dat zal niet
- Page 154 and 155: Numeri 15 sel, zoals Kaleb en Jozua
- Page 156 and 157: Numeri 15 piërs, als een offer aan
- Page 158 and 159: Numeri 15 elke bewerking ervan wil
- Page 162 and 163: Numeri 15 velen geen vreugde, maar
- Page 164 and 165: Numeri 15 zelfs die bijzonderheden
- Page 166 and 167: Numeri 16 Het bewijs dat deze gesch
- Page 168 and 169: Numeri 16 kan niet anders dan Gods
- Page 170 and 171: Numeri 16 met Kaïn die met een eig
- Page 172 and 173: Numeri 16 Israël dat rondom hen st
- Page 174 and 175: Numeri 16 van de HEERE verscheen. 4
- Page 176 and 177: Numeri 17 Twaalf staven vóór de a
- Page 178 and 179: Numeri 17 De staf van Aäron bewaar
- Page 180 and 181: Numeri 18 terwijl zij ook weten dat
- Page 182 and 183: Numeri 18 uw zonen, en uw dochters
- Page 184 and 185: Numeri 18 heid van het volk om het
- Page 186 and 187: Numeri 18 hebben ontvangen. Dan kri
- Page 188 and 189: Numeri 19 heeft bloed en vlees aang
- Page 190 and 191: Numeri 19 grootheid van de mens en
- Page 192 and 193: Numeri 19 De mogelijkheid van ontzo
- Page 194 and 195: Numeri 19 blijdschap door het bewus
- Page 196 and 197: Numeri 19 we niet meer door hebben
- Page 198 and 199: De dood van Mirjam | vers 1 Numeri
- Page 200 and 201: Numeri 20 Dit volk, dat nu nagenoeg
- Page 202 and 203: Numeri 20 woorden (Ps 106:32-33). M
- Page 204 and 205: Numeri 20 komen we in de situatie v
- Page 206 and 207: Numeri 20 wordt er ook vaak getreur
- Page 208 and 209: Numeri 21 Mozes toe. Zij zeiden: Wi
<strong>Numeri</strong> 15<br />
4:13-21). Daar gaat het om iets doen dat volgens de geboden van de<br />
HEERE niet gedaan moet worden, terwijl het hier gaat om iets niet doen<br />
dat volgens de geboden van de HEERE wel gedaan moet worden.<br />
Uitgangspunt blijft dat het onopzettelijk gebeurt.<br />
De verloochening door Petrus van de Heer is een voorbeeld van een<br />
onopzettelijke zonde. Petrus is door zijn zelfvertrouwen gekomen op<br />
een plaats waar hij zichzelf niet meer in de hand heeft. Door mensenvrees<br />
komt hij tot laffe uitspraken over zijn verhouding tot de Heer<br />
Jezus. Maar hij is daardoor geen tegenstander van de Heer Jezus<br />
geworden. Even later komt hij tot diep<br />
berouw (zie Lk 22:56-62; vgl. 1Tm 1:13).<br />
Met opzettelijk zondigen, dat is zondigen<br />
‘‘met opgeheven hand’’ (verzen 30-31), wordt<br />
opstand tegen God bedoeld, bewust tegen<br />
God ingaan, met moedwil. Daarvoor is<br />
geen vergeving (Hb 10:26). Iemand die een<br />
dergelijke houding tegenover God aanneemt,<br />
is niet te zwak om de zonde te<br />
..., mij die vroeger een lasteraar, een<br />
vervolger en een smader was; maar<br />
mij is barmhartigheid bewezen, omdat<br />
ik het onwetend heb gedaan, in<br />
ongeloof; ... (1Tm 1:13)<br />
Want als wij moedwillig zondigen<br />
nadat wij de kennis van de waarheid<br />
ontvangen hebben, blijft er geen<br />
slachtoffer voor [de] zonden meer<br />
over, ... (Hb 10:26)<br />
weerstaan, maar geeft heel bewust aan de zonde toe. Hij beseft wat hij<br />
doet, kent de gevolgen, maar er is niets dat hem kan tegenhouden.<br />
In Leviticus 4, waar de onopzettelijke zonde uitvoerig wordt behandeld,<br />
wordt alleen gesproken over een zondoffer. Maar hier wordt ook<br />
gesproken over een brandoffer, dat ook nog eens groter is dan het<br />
zondoffer. Dat komt omdat het hier gaat om een zonde in het land. Daar<br />
te zijn geeft een grotere verantwoordelijkheid. Als we daar zondigen,<br />
hebben we ook de zegeningen in gevaar gebracht. Daarom is hier<br />
sprake van een brandoffer, om als het ware er opnieuw aan te herinneren<br />
dat onze zegeningen het gevolg zijn van het werk van de Heer Jezus<br />
voor God.<br />
Er worden in dit gedeelte twee gevallen voorgesteld waarin gezondigd<br />
wordt: door de gemeente (verzen 22-26) en door de enkeling (verzen 27-29).<br />
We kunnen dat verbinden met de zegeningen, want die zijn er ook in<br />
deze twee vormen: er zijn gemeenschappelijke zegeningen voor de<br />
gemeente als geheel (zie Ef 3) en er zijn persoonlijke zegeningen voor elke<br />
gelovige afzonderlijk (zie Ef 1:3-8). Waar zonde zijn intrede doet, ver-<br />
160