Werk Het ltaliaans schetsboek, thans in het British Museum, is een buitengewoon waardevol document uit deze periode. Dat schetsboek, op de tweede pagina gesigneerd 'Antonio van Dyck', gebruikte hij tijdens de eerste drie jaren dat hij in Italië was, van februari 1622, toen hij vantilt Genua (waar hij zijn eerste Italiaanse winter doorbracht) naar Rome vertrok, tot in septem<strong>be</strong>r 1624, toen hij vanuit Sicilië naar Genua terugkeerde. Van de 122 pagina's zijn er slechts vier met voor<strong>be</strong>reidende tekeningen voor schilderijen: drie studies en de fascinerende tekening van de schilderes Sofonisba Anguissola die hij op 11 juli 1624 in Palermo maakte en waarbij hij een verslag neerschreef van hun gesprek over de portretschilderkunst Het is geen werkboek met schetsen - het <strong>be</strong>vat geen enkele studie voor de portretten die hij in Genua schilderde of voor zijn religieuze opdrachten - maar veeleer een getekend verslag van dingen die hij zag. In het ltaliaans schetsboek zien we hoe Van Dyck reageert op wat hij in Italië zag. Het meest opvallend is de selectiviteit die hij hierbij aan de dag legde. Hij wist dan ook precies wat hij zocht in Italië, en dat was in eerste instantie het werk van Titiaan. Deze houding contrasteert schril met die van Ru<strong>be</strong>ns, voor wie het verblijf in Italië van doorslaggevende <strong>be</strong>tekenis was voor zijn vorming als kunstenaar. Ru<strong>be</strong>ns stond open voor het brede scala aan visuele ervaringen dat hij daar kon opdoen: de kunst van de antieken, van de renaissance en de postrenaissance. Vanaf 1627 was Van Dyck terug in Antwerpen en werd er een succesvol historieschilder en portrettist. Heel wat van de tekeningen uit deze periode zijn in het productieproces van deze schilderijen in te passen. Zijn <strong>be</strong>proefde methode om de compositie in een gewassen pentekening vast te leggen en de studies van afzonderlijke figuren uit te voeren in zwart krijt gehoogd met wit, houdt hij aan. Reeds in zijn Italiaanse periode maakte Van Dyck, ter voor<strong>be</strong>reiding van de talrijke portretten die hij schilderde, tekeningen in zwart krijt op gekleurd papier. Deze tekeningen waren in eerste instantie <strong>be</strong>doeld om de houding van de figuren en hun kledij te kunnen <strong>be</strong>studeren. In andere tekeningen wou Van Dyck vooral de gelaatstrekken vastleggen, alsof ze dienden als basis voor de hoofden in geschilderde portretten. Het lijkt erop dat hij i.n zijn tweede Engelse periode de hoofden, zonder hiertoe voorstudies te maken, reeds tijdens het poseren op het doek schilderde, waarna hij krijttekeningen maakte voor kleding en houding, die zijn assistenten moesten toelaten de draperingen en de achtergronden te schilderen, of althans voor te <strong>be</strong>reiden. Dit procédé was een direct gevolg van zijn drukke werkzaamheden als portrettist. Tijdens zijn tweede Antwerpse periode (1628-1632) en in de Antwerps-Brusselse periode (1634 -1635), lijkt hij, tenminste in <strong>be</strong>paalde gevallen, gedetailleerde tekeningen van het model gemaakt te heb<strong>be</strong>n, die hij nadien gebruikte voor de geschilderde portretten. Tijdens zijn tweede Antwerpse periode <strong>be</strong>gon Van Dyck ook tekeningen in zwart krijt te maken voor de Jconographie, de serie geëtste en gegraveerde portretten van vooraanstaande tijdgenoten, die na zijn dood als één geheel gepubliceerd zouden worden. Veel van deze 40 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 1999/2 tekeningen werden naar het leven gemaakt met als voornaamste doel het hoofd en de vluchtige gelaatsuitdrukkingen vast te leggen. De kleding is vaak uiterst summier getekend; het 'attribuut' - een boek, documenten of een <strong>be</strong>eldhouwwerk - en de achtergrond werden pas toegevoegd in de grisaille-olieverfschetsen, die gemaakt werden ten <strong>be</strong>hoeve van de graveur. Van Van Dycks Engelse periode zijn slechts twee soorten tekeningen <strong>be</strong>waard; bladen gemaakt in verband met portretten en landschappen. Er zijn geen voor <strong>be</strong>reidende tekeningen voor de historiestukken die Van Dyck in Engeland schilderde. Een kleine groep landschappen echter, gewassen pentekeningen en aquarellen, zijn geen voorstudies voor schilderijen of prenten en zijn evenmin voltooide tekeningen. Ze lijken naar de natuur te zijn gemaakt en kwmen zowat <strong>be</strong>schouwd worden als Van Dycks antwoord op de schoonheid van het heuvelachtige Engelse landschap. ' f fr IJ'' rechts Studies van portretten naar Titiaan Ca. 1623, pen en bruine inkt Italiaans schetsboek, folio 56 r Landen, British Museum Portret van de hoog<strong>be</strong>jaarde schilderes Sofonisba Anguissola 1625, pen en bruine inkt Italiaans schetsboek, lal. I I 0 r Landen, British Museum
.. I. ,- .::.1 I • V ' /'(' " =". . J \ ' ' / . 1957 - 1 2 - ! 4, - 2 0 7 ( I04) . .