02.05.2013 Views

Untitled - Tento.be

Untitled - Tento.be

Untitled - Tento.be

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

lnh<br />

... "<br />

#.Ti.<br />

v:.t ...<br />

PROVINCIE<br />

ANTWERPEN<br />

Het Mechelse<br />

meu<strong>be</strong>l15oo-2ooo<br />

door Heidi De Nijn<br />

3 Inleiding<br />

4 Mechels houtsnierk<br />

in de eeuw van Karel V<br />

14 Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820-1960<br />

30 Hedendaags design<br />

Provincie<br />

Oost-Vlaanderen<br />

Kostprijs van een<br />

abonnement<br />

Een abonnement biedt 4 themanummers<br />

en 4x OKV-plus,<br />

met Museumkaart.<br />

U kunt zich abonneren door<br />

storting van 968,-BF of 24 Euro<br />

!zander ap<strong>be</strong>rgbondl<br />

of 1.268,-BF of 31 ,44 Euro<br />

(met op<strong>be</strong>rgbond)<br />

op rek.nr. 448-000736 1-87<br />

van Openboor Kunst<strong>be</strong>zit<br />

in Vlaanderen, Sint-Nikloos.<br />

Vanuit Nederland:<br />

56,-NLG of 25,5 Euro<br />

!zonder op<strong>be</strong>rgbondl<br />

of 76,-NLG of 34,58<br />

I met op<strong>be</strong>rgbond i uitsluitend op<br />

gironummer 135.20<br />

van Openboor Kunst<strong>be</strong>zit<br />

in Vlaanderen, Sint-Nikloos.<br />

Een abonnement kan elk moment<br />

ingaan.<br />

Vormgeving<br />

Rob Buytaert<br />

Annemie Vandezande<br />

Correctie<br />

Koot De Koek<br />

Coördinatie en<br />

eindredactie<br />

Rudy Vercruysse<br />

Koot De Koek<br />

Productie<br />

Rudy Vercruysse<br />

Geert Verstoen<br />

Kaal De Koek<br />

Abonnementendienst<br />

Kristien Van Mieghem<br />

03/760 1640<br />

Druk<br />

Drukkerij Die Keure, Brugge<br />

: (<br />

diekeure.<br />

Pre-press<br />

Grafisch Buro Geert Lefevre<br />

GRAFISCH BuRO GEERT LEFEVRE<br />

Copyright OKV<br />

Niets uil deze uitgave mag<br />

worden verveelvoudigd en/ of<br />

openbaar gemaakt door middel<br />

van druk, fotokopie, microfilm of<br />

op welke andere wijze ook<br />

zonder voorgaande toestemming<br />

van de uitgever.<br />

ISSN l 373-4873<br />

WD 2000/7892/5<br />

111ra11<br />

Lid van de Unie<br />

van de Uitgevers van<br />

de Periodieke Pers


Inleiding<br />

De tentoonstelling Het Mechelse Meu<strong>be</strong>l1500-2000.<br />

Van houtsnijwerk tot design dekt een gevarieerde lading.<br />

Ze richt de schijnwerper op drie verwante kunstnijverheden<br />

die markante periodes uit de Mechelse geschiedenis<br />

kenmerken: houtsnijwerk uit de 16e eeuw, de eeuw<br />

waarin de latere Keizer Karel zijn opvoeding genoot aan<br />

het hof van zijn tante Margareta van Oostenrijk;<br />

meu<strong>be</strong>lkunst uit de periode 1820-1960, waarin Mechelen<br />

uitgroeide tot een centrum voor stijlmeu<strong>be</strong>lkunst met een<br />

internationale faam, en tenslotte design uit de naoorlogse<br />

periode waarin de perspectieven worden verruimd en<br />

Mechelse ontwerpers hun plaats vinden in het ruime<br />

Belgische kader dat, hoewel het zich eerder terzijde van<br />

de internationale forums ontwikkelde, nu de waardering<br />

<strong>be</strong>gint te verkrijgen die het verdient.<br />

••••••••••••••••<br />

In Mechels houtsnijwerk in de eeuw van Keizer Karel gaat<br />

alle aandacht naar het <strong>be</strong>eldhouwwerk. Archivalisch<br />

onderzoek, dat echter nog zeer partieel blijft, lijkt uit te<br />

wijzen dat in Mechelen vanaf de late middeleeuwen<br />

alleen so<strong>be</strong>re, niet-gesculpteerde meu<strong>be</strong>len voor lokale<br />

<strong>be</strong>hoeften werden geproduceerd. De vele namen van<br />

schrijnwerkers die opduiken, kunnen nog niet aan<br />

wel<strong>be</strong>paalde meu<strong>be</strong>len of vaste hout<strong>be</strong>kleding uit die tijd<br />

gekoppeld worden. Wat wèl overtuigend wordt aangetoond<br />

in recent wetenschappelijke <strong>be</strong>vindingen is dat in de<br />

eeuw van de opkomst van renaissancevormen,<br />

Mechelen zich als een <strong>be</strong>langijk centrum van<br />

<strong>be</strong>eldsnijkunst profileerde.<br />

Het vakmanschap van de Mechelse <strong>be</strong>eldsnijders, van<br />

generatie op generatie in de ateliers doorgegeven, kwam<br />

opnieuw volop in de <strong>be</strong>langstelling in de loop van de 19e<br />

eeuw. Zwaar gesculpteerde Mechelse meu<strong>be</strong>len werden<br />

een internationaal <strong>be</strong>grip maar ook heel wat fijne, stijlvolle<br />

kwaliteitsproducten zagen het licht in de Mechelse<br />

ateliers. Het tweede luik van de tentoonstelling Meu<strong>be</strong>len<br />

uit Mechelen 1820-1960 tracht voor het eerst de grote<br />

lijnen uit te tekenen waarlangs Mechelen zich uiteindelijk<br />

tot dé meu<strong>be</strong>lstad van het inter<strong>be</strong>llum wist op te werken.<br />

Het derde tentoonstellingsluik tenslotte, Hedendaags<br />

design, trekt de grenzen open en verzamelt naast Mechelse<br />

ook de <strong>be</strong>langrijkste Belgische designers van de jaren<br />

vijftig. Men kan er een <strong>be</strong>weging van jonge ontwerpers<br />

van 'het sociale meu<strong>be</strong>l' in herkennen, waar de Mechelaar<br />

Alfred Hendrickx, alhoewel <strong>be</strong>drijvig buiten de toen­<br />

malige centra Brussel en Gent, een eminente plaats<br />

inneemt door zijn vloeiende, speelse lijn. Het sluitstuk<br />

wordt gevormd door Maarten van Severen, een Vlaams<br />

hedendaags ontwerper met internationale faam, die<br />

hiermee een eerste retrospectieve krijgt.<br />

Houtsnijwerk - meu<strong>be</strong>len - design: een vanzelfsprekende<br />

evolutie waarin vakmanschap en creativiteit elkaar<br />

vinden en een brug slaan over vijf eeuwen geschiedenis.<br />

Drie hoofdstukken in een verhaal dat zijn wortels heeft in<br />

de eeuw van Keizer Karel tijdens dewelke nieuwe<br />

ontdekkingen het blikveld verruimden. Een verhaal van<br />

vernieuwing dat over zich heen wijst en doet uitkijken<br />

naar de volgende eeuw.<br />

Pronkkoffer -<br />

neorenaissance<br />

Door de stad aan<br />

burgemeester K. Dessain<br />

geschonken n.a.v. zijn<br />

25·jarig jubileum<br />

Foto: Dries Va n den Brande<br />

3


Mechels houtsniiwerk<br />

in de eeuw<br />

van Karel V<br />

Maria van Hongarije, die na de dood van Margareta<br />

van Oostenrijk in 1530 haar tante opvolgde als landvoogdes<br />

der Nederlanden, verplaatste haar <strong>be</strong>stuursapparaat en<br />

hofhouding van Mechelen naar Brussel. Verhuisden de<br />

kunstenaars, die rond haar instellingen en hof te Mechelen<br />

functioneerden, met haar mee of gingen ze zich alleszins<br />

elders vestigen, in Antwerpen bijvoor<strong>be</strong>eld, zoals<br />

sommigen denken? Dat zou <strong>be</strong>tekenen dat de laatgotiek<br />

een voorlopig laatste hoogtepunt van Mechels houtsnijwerk<br />

was en dat er moest gewacht worden op de magistrale<br />

17de-eeuwse baroksculptuur van Lucas Faydher<strong>be</strong> om<br />

Mechelen terug een voornaam centrum van <strong>be</strong>eldhouwkw1St<br />

te kunnen noemen. De publicaties hierover gaan er<br />

inderdaad al lang min of meer van uit dat waardevolle<br />

renaissancesculptuur (<strong>be</strong>gin 16de tot <strong>be</strong>gin 17de eeuw)<br />

grotendeels aan deze stad is voorbij gegaan. Wel rekent<br />

men Mechelen tot de <strong>be</strong>langrijke centra van albastsnijwerk<br />

in de renaissance. Deze kunstnijverheid werd geïntroduceerd<br />

door vreemde kunstenaars rond het hof van Margareta<br />

van Oostenrijk en zou er tot 1630 levendig blijven.<br />

Deze thesis over het houtsnijwerk vertoont echter<br />

meer en meer barsten. Uit recent archivalisch en<br />

stijlkritisch onderzoek komt een ander <strong>be</strong>eld naar voor.<br />

Mechelen, zo blijkt, was dan misschien geen internationaal<br />

centrum van laatgotische en renaissancesculptuur meer,<br />

het bleef niettemin een centrum met een faam die ver over<br />

de regionale grenzen heen reikte. In een groot aantal<br />

kerken, meestal in Vlaanderen en dan vooral in Brabant<br />

en de Kempen, worden nu steeds meer <strong>be</strong>elden herkend<br />

als van Mechelse makelij. Voor dü laatste <strong>be</strong>staan er<br />

verschillende indicatoren. In principe moeten de <strong>be</strong>elden<br />

het Mechelse stadswapen dragen als ze meer dan<br />

anderhalve voet groot zijn (de 'drie palen' achteraan in<br />

het ruwe hout geslagen) en dient in de polychromie de<br />

letter M ingedrukt te zijn. Het aanbrengen van <strong>be</strong>ide<br />

merktekens was de taak van twee waardeerders, jaarlijks<br />

gekozen binnen het ambachts<strong>be</strong>stuur. De <strong>be</strong>eldsnijder zelf<br />

bracht ook nog zijn eigen meesterteken aan: een ster, een<br />

lelie en zo meer. Wanneer de barok zich aankondigde,<br />

gingen de <strong>be</strong>eldhouwers steeds meer hun initialen<br />

gebruiken en uiteindelijk hun hele naam. Uitgerekend de<br />

enige vrouw die zich in die wereld van <strong>be</strong>eldsnijders wist<br />

te profileren, Maria Faydher<strong>be</strong>, was daarin de eerste. Vaak<br />

worden anonieme <strong>be</strong>eldhouwers met een noodnaam<br />

<strong>be</strong>dacht die naar hun meesterteken verwijst.<br />

4 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

••••••••••••••••<br />

Tenslotte <strong>be</strong>wijzen ook allerlei bronnen die melding<br />

maken van de aankoop, <strong>be</strong>stelling of <strong>be</strong>taling van<br />

heiligen<strong>be</strong>elden de vermaardheid van de Mechelse<br />

sculpteurs. Het wekt dan ook geen verwondering te lezen<br />

dat in 1562 het Mechelse schilders- en <strong>be</strong>eldsnijders­<br />

ambacht maar liefst 150 ateliers telde en dat tientallen<br />

namen <strong>be</strong>kend zijn gebleven. De <strong>be</strong>eldenstorm van 1566<br />

was dan nog niet voorbijgeraasd; de vele gaten die hij zou<br />

slaan in het <strong>be</strong>eldenpatrimonium dienden opnieuw<br />

opgevuld te worden.<br />

Zespuntige ster,<br />

merkteken van<br />

Thomas Hazaert<br />

Graflegging - detail rugzijde<br />

Christusfiguur, ca. 1600<br />

Vilvoorde, zusters<br />

Carmelitessen<br />

Foto: jerry Maris


Mechelse popies en <strong>be</strong>sloten<br />

hofies<br />

De laatgotische <strong>be</strong>eldsnijkunst heeft in Mechelen een heel<br />

eigen en alom <strong>be</strong>kend profiel. In een periode van zowat<br />

75 jaar, van 1475 tot 1550, werd een groot aantal kleine<br />

gepolychromeerde <strong>be</strong>eldjes vervaardigd, van zo'n 20 tot<br />

35 cm groot. Ze kregen met de tijd het epiteton 'Mechelse<br />

popjes' (Poupées de Malines) opgespeld Specifiek eraan is<br />

inderdaad het gelaat van deze figuurtjes, meestal dat van<br />

een vrouw, eventueel met kind. Het lijkt wel een glad,<br />

lieftallig, gestileerd poppengezichtje met de door kleur<br />

verhoogde wangen, waarvan de lijnen in een lichte ronding<br />

snel naar elkaar toelopen tot een fijne, weinig geprononceerde<br />

kin. De neus is recht en dun, de mond smal met scherp<br />

getekende ronde lippen Het voorhoofd is vrij hoog en breed<br />

en staat bol boven de ronde boog der oogleden en de<br />

dieperliggende ogen. Het met tere, lichte tonen gekleurde<br />

gelaat, dat bovenaan tot aan de juk<strong>be</strong>enderen eerder breed<br />

is - de dalende lijn van de haren opzij van het hoofd ligt ver<br />

naar achter en <strong>be</strong>dekt amper de oren - versmalt dan snel tot<br />

de kin . Ogen, neus en mond geven een gecentreerde indruk.<br />

De lichte, vrij brede hals verdwijnt in een kleed en een mantel,<br />

waarvan het rustige plooienspel de lijnen van het lichaam<br />

geheel doet verdwijnen. De stoffeerder die de polychromie<br />

aanbracht, gebruikte graag verguldsel, en zijn kleurrijke<br />

<strong>be</strong>schildering zette zich ook voort op het sokkeltje van het<br />

<strong>be</strong>eld dat afzonderlijk gesneden werd.<br />

Deze Mechelse popjes werden ondermeer gebruikt in de<br />

zogenaamde '<strong>be</strong>sloten hofjes'. Dit zijn terecht zeer geroemde<br />

totaalsculpturen die bijna uitsluitend in Mechelen tot stand<br />

kwamen in het <strong>be</strong>gin van de 16de eeuw. Het zijn een soort<br />

reta<strong>be</strong>ls, gecreëerd uit allerlei materialen (stoffen, zijde,<br />

pijpaarde . . 1 door kloosternonnen, als uitdrukking van een<br />

vrouwelijke spiritualiteit, die toen opgang maakte. De hofjes<br />

ver<strong>be</strong>elden de oudtestamentische gesloten tuin van het<br />

Hooglied, waarin de bruidegom zijn bruid ontmoet.<br />

De religieuze, mystieke bruid van de Verlosser plaatst zichzelf<br />

geheel binnen de <strong>be</strong>slotenheid van deze liefdetuin, waarin de<br />

twee werelden, de aarde en de hemel, de ziel en haar God,<br />

elkaar voor eeuwig ontmoeten. De zusters die deze hofjes<br />

maakten waren augustinessen-gasthuiszusters, zodat naast<br />

<strong>be</strong>eldjes van de verlossende Christus, van Maria en van<br />

allerlei bij<strong>be</strong>lse figuren en symbolen (de eenhoorn, druiven ),<br />

ook Augustinus en de patrones van de ziekenzorgers erin<br />

voorkomen, samen met relieken en hun helende kracht<br />

Het geheel is een rechtopstaand houten kastje, vooraan met<br />

glas afgesloten, een venster dat ook nog eens met - soms<br />

<strong>be</strong>schilderde- luiken kan afgedekt worden. De hele voorstelling<br />

met de figuren, dieren, planten, bloemen, zuiltjes en zo meer,<br />

is zelf die van een gesloten wereld: een hek sluit vooraan de<br />

tuin af tot een in zichzelf rustend, voltooid geheel De <strong>be</strong>eldhouw<br />

werkjes erin zijn schiHerende voor<strong>be</strong>elden van Mechelse popjes<br />

Hun verdroomde liehalligheid harmonieert in de Besloten<br />

hofjes volmaakt met de mystieke rust die er heerst<br />

Detail van de heilige Ursula<br />

uit <strong>be</strong>sloten hofje<br />

Begin 1 óde eeuw<br />

Mechelen, collectie Gosthuiszusters<br />

Foto: IRPA-KIK Brussel<br />

Besloten hofje met<br />

Daniël in de<br />

leeuwenkuil<br />

Eerste kwart 1 óde eeuw<br />

Mechelen, collectie<br />

Gosthuiszusters<br />

Foto: IRPA-K/K Brussel


Mechels houtsnijwerk in de eeuw van Karel V<br />

Een gotische traditie<br />

Het Mechelse <strong>be</strong>eldsnijwerk uit de 16de eeuw was<br />

voor alles religieuze kunst. Men <strong>be</strong>stelde een <strong>be</strong>eld om in<br />

een kerk of kapel te laten functioneren. De opdrachtgever<br />

wist wat hij wou: een <strong>be</strong>eld dat paste in het dagelijkse<br />

kerkelijke leven en dat <strong>be</strong>antwoordde aan de gangbare<br />

voorstellingen. De rol die de opdrachtgever speelde in de<br />

conceptie van <strong>be</strong>elden, wordt geïllustreerd door de serie<br />

van vier pestheiligen, door een anonieme Mechelse<br />

sculpteur rond 1510-1525 gesneden. De <strong>be</strong>elden <strong>be</strong>horen<br />

duidelijk tot de Mechelse laatgotiek de minzame<br />

gelaatstrekken van wat toch mannenfiguren zijn, brengen<br />

meteen de Mechelse popjes in herinnering, de consoles<br />

heb<strong>be</strong>n vooraan afgesneden hoeken, de drapering is<br />

rustig en verticaal. Eén van de vier heiligen, Kristoffel,<br />

neemt liefdevol de linkervoet van het Jezuskind vast, een<br />

teder gebaar ontleend aan 15de-eeuwse Zuid-Nederlandse<br />

madonna's, met hun middeleeuwse zin voor huiselijke<br />

affectie. De <strong>be</strong>eldsnijder liet zich hier leiden door de<br />

gangbare patronen die men in zijn <strong>be</strong>elden wilde aantreffen.<br />

Maar tegelijk veroorloofde hij het zich traditionele<br />

verwachtingen te doorbreken. Zo draagt één van de<br />

pestheiligen, Adrianus, de modieuze kledij van de <strong>be</strong>tere<br />

klasse van toen (of kijkt de <strong>be</strong>eldhouwer daarmee juist<br />

ook naar de opdrachtgevers van die <strong>be</strong>tere klasse?) en zijn<br />

goed geproportioneerd lichaam neemt een natuurlijke<br />

pose aan.<br />

De overgang van gotiek naar renaissance kon uiteraard<br />

nooit abrupt verlopen. De <strong>be</strong>eldsnijder liet zich wel<br />

<strong>be</strong>ïnvloeden door actuele tendensen, maar was helemaal<br />

geen heraut van een nieuwe tijd en van een herboren<br />

zelf<strong>be</strong>wust mens-zijn. Geen wonder dat hij vaak in de<br />

anonimiteit is verdwenen.<br />

De eerste Mechelse <strong>be</strong>eldjes die de gotiek enigszins<br />

doorbreken, blijven in htm geheel laatgotische sculptuurljes<br />

met oppervlakkige vernieuwende toetsen, zoals<br />

renaissancemotieven in de polychromie. Laatgotisch is de<br />

'afwezigheid' van een lichaam binnen het gewaad van een<br />

madonna bijvoor<strong>be</strong>eld, en de menselijke moeder-kind<br />

verhouding. De voorzichtige stijlevoluties kw111en nog het<br />

<strong>be</strong>st gevolgd worden door vooral één overvloedig<br />

voorkomend <strong>be</strong>eldentype - en dat zijn bij uitstek de<br />

Q.L.Vrouw-met-kind <strong>be</strong>elden - verder te <strong>be</strong>kijken. Dat laat<br />

toe ook andere <strong>be</strong>elden te situeren en te interpreteren.<br />

Onze-Lieve-Vrouw<br />

met kind<br />

15/Q-1530<br />

Heusden-Everse/, parochie<br />

Sint:facabus<br />

Foto: jerry Maris<br />

Sint-ChristoHel -<br />

pestheilige<br />

15/Q-1525<br />

Mechelen, collectie OCMW<br />

Foto: Dries Van den Brande


Prille renaissance<br />

Naarmate de nieuwe geest de Mechelse <strong>be</strong>eldhouw­<br />

kw1St <strong>be</strong>gon te doordrenken, ontwikkelde zich in de<br />

madmma<strong>be</strong>elden een paradox: de Mariafiguur krijgt een<br />

menselijker lichaam dat zich onder het gewaad profileert,<br />

maar anderzijds wordt het Jezuskind op haar arm<br />

hiëratischer. Maria is nog geen individueel persoon met<br />

eigen gevoelens maar krijgt iets algemeen menselijks, met<br />

rationeel herkenbare attributen die haar hoge religieuze<br />

waardigheid <strong>be</strong>vestigen (kroon, scepter .. ), terwijl het kind<br />

meer 'God' wordt. Het kijkt niet meer naar de moeder,<br />

maar zit waardig rechtop, volledig naar de gelovige kijker<br />

gekeerd. Een kind zo op de arm gedragen lijkt bijzonder<br />

oru1atuur!ijk; Maria's lichaam daarentegen wordt een stuk<br />

natuurlijker, met het zwaartepunt op heuphoogte, en met<br />

een knie wat geheven die het bovenkleed - onder V­<br />

vormige plooien van de buikstreek - wat naar voor duwt<br />

en <strong>be</strong>weging brengt in de verticaliteit van het <strong>be</strong>eld.<br />

De armen van de madonna komen vrijer van het lichaam.<br />

De <strong>be</strong>elden worden ook ca. 20-30 cm groter dan in de<br />

laatgotiek, tot 60 à 85 cm.<br />

Daarmee is een type van Maria<strong>be</strong>elden in<br />

renaissancestijl <strong>be</strong>schreven dat kenmerkend is voor de<br />

Mechelse <strong>be</strong>eldsnijders van het tweede en derde kwart<br />

van de 16de eeuw. Binnen dit type ontwikkelde zich een<br />

variante waarin Maria's bovenkleed geen borststuk meer<br />

heeft, een overblijfsel uit de laatgotiek, maar in verticale<br />

plooien doorloopt tot boven aan de hals.<br />

In Mechelen werkte tijdens het derde kwart van de<br />

16de eeuw de zogenaamde 'Meester met de vijfpuntige<br />

ster'. Recent onderzoek leidde tot de ontdekking van een<br />

twintigtal <strong>be</strong>elden van hem. Beide eerder getypeerde<br />

madonna-varianten komen erin voor. Ze zijn verspreid<br />

over kerken in Brabant en de Kempen, maar ook in Gent,<br />

Aalst en Hasselt. Dezelfde varianten inspireerden andere<br />

<strong>be</strong>eldsnijders, zoals Joos Van Santfoort en de 'Meester met<br />

het Franse lelie-motief'. Beiden werkten in Mechelen; van<br />

Joos van Santfoort weten we dat ook uit archivalische<br />

bronnen, van de andere meester mogen we dat zeggen<br />

precies omdat hij binnen deze recent gedefinieerde<br />

Mechelse varianten werkte. Dergelijke gelijkenissen<br />

tussen <strong>be</strong>elden vergemakkelijken de situering achteraf<br />

maar getuigen niet meteen van veel vindingrijkheid bij de<br />

makers ervan. Het is degelijk ambachtelijk werk dat zij<br />

afleverden, dat biru1en de traditonele verwachtingspatronen<br />

streefde naar harmonie, <strong>be</strong>valligheid en wat vernieuwing<br />

in het detail. De Mechelse sculpteurs boden herkenbare<br />

types aan, blijkbaar om juist daardoor een <strong>be</strong>paald<br />

cliënteel te kwmen aanspreken.<br />

a OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

Onze-Lieve-Vrouw met<br />

kind<br />

Meester met de vijfpuntige<br />

ster, 1550- 1575<br />

Olmen, parochie Sint­<br />

Wi//ibrordus<br />

Foto: jerry Moris


Onze-Lieve-Vrouw met<br />

kind<br />

Meester met de vijfpuntige<br />

ster, 1550-1575<br />

Vlimmeren, parochie Sint­<br />

Ouirinus<br />

Foto: )erry Moris<br />

Mechels houtsnijwerk in de eeuw van Karel V<br />

Heilige Adrianus<br />

Meester met het Franse<br />

leliemotief, 1550-1575<br />

Aarschot, parochie Onze­<br />

Lieve-Vrouw<br />

Foto: )erry Moris<br />

9


Volle renaissance<br />

Meer verandering kwam er tijdens het laatste kwart<br />

van de 16de eeuw, wanneer vrijere ver<strong>be</strong>elding de<br />

traditionele patronen achter zich liet. De vroegere types<br />

en varianten bleven daarnaast nog volop functioneren,<br />

maar ook zij werden losser gehanteerd: de verhoudingen -<br />

vooral tussen hoofd en lichaam - worden <strong>be</strong>ter, de<br />

drapering zwaarder, het geheel groter, tussen 80 en 115 cm.<br />

In de huidige kennis van deze periode in Mechelen<br />

klinkt steeds weer één naam boven de anderen uit: die<br />

van Tomas Hasart, waarvan zoat iedereen aanneemt dat<br />

hij de 'Meester met de zespuntige ster (of Davidster)' is.<br />

Hij was naast <strong>be</strong>eldhouwer ook schrijnwerker, die volgens<br />

archivalische getuigenissen heel wat <strong>be</strong>stellingen van de<br />

overheid kreeg in de jaren 1580-90. Hij stierf in 1610.<br />

De eerste van de 35 <strong>be</strong>kende <strong>be</strong>elden van hem dateren<br />

van rond 1565. De stijlevolutie die hij doormaakte, kan<br />

ook weer afgelezen worden van zijn madonna's. Waar hij<br />

nog goed herkenbaar koos voor de eerste, bovengenoemde<br />

Mechelse renaissancevariante, gaat het om vroeg werk<br />

(Steenokkerzeel). Als het <strong>be</strong>eld volumineuzer wordt, met<br />

zwaarder gedrapeerd kleed (Mechelen, Stadsmuseum) of<br />

als het Jezuskind zich terug wat naar zijn moeder keert<br />

(Betekom) gaat het om een werk uit de daarop volgende<br />

periode. Vanaf de jaren 1580 maakte hij <strong>be</strong>elden volgens<br />

de tweede variant, met de verticale plooien van het<br />

bovenkleed tot aan de hals (OLV-over-de-Dijle, 1580-90).<br />

Mechels houtsnijwerk in de eeuw van Korel V<br />

Echt vernieuwende tendensen slopen binnen rond<br />

1600: Maria draagt een korter bovenkleed of - zelfs<br />

barokaal -de figuren uiten gevoelens in expressieve<br />

gelaatsuitdrukkingen en dramatiserende gebaren.<br />

Een voor<strong>be</strong>eld daarvan is de groep Graflegging van<br />

Christus (Vilvoorde). Het blijkt dat de evolutie naar meer<br />

renaissancevormen bij Hasart minder snel verliep in zijn<br />

madonna<strong>be</strong>elden (waar laatgotische modellen hem blijven<br />

vasthouden) dan in zijn sculpturen met mannenfiguren.<br />

In deze laatste sloot hij zich meer aan bij de progressievere<br />

<strong>be</strong>eldhouwkunst van de toenmalige Antwerpse meesters.<br />

Daarvan getuigen bij voor<strong>be</strong>eld de Romeinse wapenrusting<br />

en de geprononceerde musculatuur van het bovenlichaam<br />

in zijn Sint-Joris<strong>be</strong>eld (Mechelen, stadsmuseum).<br />

Tijdens dezelfde periode en binnen de herkenbare<br />

varianten werken in Mechelen ook Jan 'de cleynstecker',<br />

Maarten van Calster en de 'Meester met het huismerk en<br />

de initialen ISN'.<br />

Graflegging<br />

Thomas Hazaert, ca. 1600<br />

Vilvoorde, zusters<br />

Carmelitessen<br />

Foto: jerry Maris


De barok lonkt<br />

Zoals het eerste kwart van de 16de eeuw de overgang<br />

van laatgotiek naar renaissance <strong>be</strong>leefde, met de<br />

evoluerende mengvormen die daaraan eigen zijn, zo bood<br />

het eerste kwart van de 17de eeuw het <strong>be</strong>eld van de<br />

evolutie van renaissance naar barok. Met Lucas Faydher<strong>be</strong><br />

was in Mechelen rond 1640 die overgang voltooid.<br />

Het wat anoniem algemeen-menselijke en hiëratische<br />

van de renaissance weel:< geleidelijk voor meer psychische<br />

expressie. De madonna werd een aardse moeder met<br />

kindje. Ook kleding en versiering veranderden<br />

uiteraard en er werden weer kleinere <strong>be</strong>eldjes<br />

gesneden.<br />

De spanning tussen renaissance en barok<br />

wordt volop geëtaleerd in de sculpturen van<br />

Maria Faydher<strong>be</strong>, de tante van Lucas, die<br />

zelf<strong>be</strong>wust" haar werken met haar volle<br />

naam signeerde. Zij creëerde een nieuw type<br />

madonna-met-kind, waarbij het<br />

Jezuskind niet gedragen wordt,<br />

maar op een sokkel naast Maria<br />

staat. Toch bleven ook nu nog de<br />

vroegere varianten inspireren.<br />

Toen in 1604 aartsbisschop<br />

Matthias Hovius de boom liet<br />

omhakken waarin het<br />

miraculeuze <strong>be</strong>eld van<br />

Scherpenheuvel was<br />

gevonden, werden uit het<br />

hout ervan gelijkaardige<br />

Maria<strong>be</strong>elden gesneden,<br />

waarin de eerste variante<br />

met het borststuk<br />

herkenbaar is. Omdat de<br />

kerkelijke overheid de controle<br />

wilde houden over het hout van<br />

de boom en de <strong>be</strong>elden die eruit<br />

voortkwamen, kregen Mechelse<br />

<strong>be</strong>eldsnijders er het monopolie<br />

van. Late realisaties van deze<br />

variant werden zelfs gemaakt<br />

tot in het midden van de 17de<br />

Heilige Joris<br />

Thomas Hozaert, 158().1 600<br />

Mechelen, stedeli;ke musea<br />

Foto: IRPA-KIK Brussel<br />

Onze-Lieve-Vrouw<br />

161().1630<br />

Grim<strong>be</strong>rgen, obdii der<br />

nor<strong>be</strong>rti;nen<br />

Foto: IRPA-KIK Brussel<br />

Antonius abt<br />

Antoon Foydher<strong>be</strong>,<br />

16001625<br />

Opwi;k, parochie Sint·Paulus<br />

Foto: )erry Moris<br />

De tweede variant in zijn laatste versies, met al duidelijk<br />

barok<strong>be</strong>ïnvloeiding, brengt ons tenslotte bij Antoon<br />

Faydher<strong>be</strong>, Lucas' oom (t1653), en bij Frans van Loo.<br />

Van Antoon Faydher<strong>be</strong> staat ondermeer een typisch<br />

Maria<strong>be</strong>eld (van 1664) in Opwijk: het <strong>be</strong>waart de<br />

renaissancetraditie, maar met barok tendensen: het<br />

bovenkleed kan aan de hals open en wordt met een touw<br />

dichtgeregen, de mantel is zwaarder gedrapeerd en het<br />

geheel geeft een eerder stoere aanblik; het Jezuskind is<br />

naakt.<br />

De volle anatomie en de zware, overvloedige drapering<br />

van een voor het overige nog traditionele madonna (OL Vvan-victorie,<br />

1638) <strong>be</strong>wijst dat de barok ook al duchtig is<br />

doorgedrongen bij de tijdgenoot van Antoon Faydher<strong>be</strong>,<br />

Frans van Loo.<br />

11


Geklede <strong>be</strong>elden<br />

Een kunstwerk is vandaag onaantastbaar. Het respect<br />

voor de unieke ereolie van een kunstenaar getuigt niet alleen<br />

van een elementaire zin voor schoonheid, maar impliceert<br />

een gevoeligheid voor wal onze cultuur heek voortgebracht<br />

aan dragers van rqke, anuilputtelqke <strong>be</strong>tekenis. In feite is dat<br />

een vrij recente opvalling. Eigenlijk waren er vroeger geen<br />

'kunstwerken' in onze <strong>be</strong>tekenis, wel cultusvoorwerpen en<br />

ornamenten, vervaardigd door ambachtslui. Ze moesten<br />

allereerst kunnen functioneren in een gegeven context:<br />

eredienst, uilstraling van een vorstelijk hof, vermaak voor de<br />

<strong>be</strong>tere klasse. Indien nodig werden ze daar telkens weer voor<br />

aangepast. Zo zijn tqdens de renaissance mooie <strong>be</strong>elden<br />

verminkt - althans in onze ogen - om ze Ie kunnen aankleden<br />

en eventueel in een processie rond te dragen.<br />

Wat <strong>be</strong>tekende de aankleding, inzonderheid van<br />

Maria<strong>be</strong>elden?<br />

Haar functie was in de eerste ploals van sacrale aard.<br />

Ze moest niet alleen de uitdrukking vormen van godsvrucht of het<br />

verlangen naar hemelse <strong>be</strong>scherming, maar diende die<br />

bqstand telkens weer Ie actualiseren. De processie die door<br />

het veld trok mei het op de schouders gedragen Maria<strong>be</strong>eld<br />

gaf zelf wasdom aan de grond en bracht voorspoed voor de<br />

hardwerkende boer Die werking noemde de christelijke kerk<br />

'genade' en de actor ervan vervulde een priesterlijke functie<br />

Hierin ligt de kern<strong>be</strong>tekenis van de aankleding - sinds de<br />

veertiende eeuw al-van Maria<strong>be</strong>elden: haar mantel<br />

instoureert deze priesterlijke functie.<br />

De traditie van het kleden van <strong>be</strong>elden gaal terug tol ver<br />

in de geschiedenis. Stukken uit de mantel van Maria werden<br />

sinds de 5de eeuw in Conslanlinopel als relikwie vereerd<br />

Hieruit groeide de gedachte van '<strong>be</strong>scherming' (mantels<br />

dienen Ier <strong>be</strong>scherming) die dit kledingstuk aan de stad bood<br />

tegen eventuele <strong>be</strong>lagers In de 1 1 de eeuw geraakte een<br />

dergelijke verering ook in het Westen verspreid. De Franse stad<br />

Charlres <strong>be</strong>roemde er zich op de volledige mantel Ie<br />

<strong>be</strong>zitten. Hel <strong>be</strong>eld van de moeder die onder haar mantel<br />

haar kinderen bijeenhoudt en <strong>be</strong>hoedt, vond een vruchtbare<br />

ontwikkelingsbodem in de opbloei van volksdevotie en<br />

lekenvroomheid in de 13de eeuw. Er werd meer vertrouwelijk .<br />

met het sacrale omgegaan, het aardse en het bovenaardse<br />

lagen minder ver uil elkaar. Allerlei riten kanaliseerden die<br />

omgang, ondermeer de processies.<br />

Het aankleden van <strong>be</strong>elden past in deze context. Bij het<br />

polychromeren van een <strong>be</strong>eld werd de <strong>be</strong>schildering er een<br />

onlosmakelijk deel van: de kleuren en motieven <strong>be</strong>paalden<br />

mee de <strong>be</strong>tekenis van het geheel. In de eerste helh van de<br />

16de eeuw eiste de expressie van het sacrale bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

veel goudkleur. Die canon veranderde in de tweede helh van<br />

die eeuw: Maria's kleed werd nu rood geschilderd, haar<br />

mantel blauw met gouden boorden en hermelijnen voering.<br />

De mantel, die later bij aankleding van <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>elden de<br />

polychromie ging vervangen, nam er de <strong>be</strong>tekenis<strong>be</strong>palende<br />

functie van over Zonder die mantel kon het <strong>be</strong>eld niet<br />

functioneren Dal er jaarlijks naar aanleiding van een<br />

<strong>be</strong>devaart of ommegang een nieuwe kostbare uitrusting werd<br />

voorzien, is veelzeggend. Het repetitieve-rituele karakter ervan<br />

was de uitdrukking van de kracht die telkens weer door die<br />

aankledingsceremonie moest ontstaan.<br />

12<br />

Daarmee wordt duidelqk hoe <strong>be</strong>langrijk, bijna dwingend<br />

het was om sommige <strong>be</strong>elden (inzonderheid de miraculeuze<br />

al <strong>be</strong>staande <strong>be</strong>elden) aan te kleden. De eventueel<br />

noodzakelijke verminking van het houtsnijwerk werd dan<br />

bqkomslig Die aanpassingen - ze situeren zich tussen 1510<br />

en 1650-waren in onze gewesten vooral nodig toen rond<br />

1600 de <strong>be</strong>elden getooid werden volgens de Spaanse<br />

mode. Die Spaanse invloed had enerzijds religieuze<br />

oorzaken, het verzei legen de reformatie, en anderzijds<br />

politieke, de Spaanse strijd tegen de Noordelijke<br />

Nederlanden. Die mode was zeer specifiek: het kleed van de<br />

madonna had de strakke vorm van een konische driehoek:<br />

bovenaan smal, in een rechte lijn breed uitlopend naar<br />

<strong>be</strong>neden. Om het <strong>be</strong>eld in zo'n kleed Ie hullen was het vaak<br />

nodig stukken drapering weg te hakken of een uitgestoken<br />

arm uilneembaar Ie maken. Ook het hoofd werd zo nodig<br />

aangepast om er een kroon op Ie kunnen zetten . De <strong>be</strong>elden<br />

werden daardoor vaak zo ingrqpend bijgewerkt, dat de<br />

esthetische waarde van het ongeklede <strong>be</strong>eld teloor ging.<br />

Onze-Lieve-Vrouw<br />

Maarten van Calster<br />

(toegeschreven aan),<br />

ca. 1597<br />

Turnhout, parochie Sint·Pieter<br />

Foto: jerry Maris


Onze-Lieve-Vrouw van<br />

de rozenkrans met<br />

kind<br />

Meester met de viifpuntige<br />

ster, 1575-1600<br />

Aalst, parochie Sint·Martinus<br />

Foto: jerry Maris<br />

Onze-Lieve-Vrouw met<br />

kind<br />

1550-1575<br />

Gasselies, parochie Saint<br />

Jean-Baptiste<br />

Foto: jerry Maris<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1 13


Meu<strong>be</strong>len<br />

uit Mechelen<br />

1820 1960<br />

Meu<strong>be</strong>lstad<br />

Een <strong>be</strong>grip<br />

'Mechelen Meu<strong>be</strong>lstad' is vandaag nog steeds een<br />

gangbare uitdrukking. De periode waarop deze term van<br />

toepassing is, werd nochtans al enige tijd geleden<br />

afgesloten. Ze <strong>be</strong>gon omstreeks het midden van vorige<br />

eeuw en eindigde zowat dertig jaar geleden. Vóór deze<br />

tijdsspanne kon Mechelen zich geen bijzondere meu<strong>be</strong>lstatus<br />

aanmeten; na die periode bleef de stad nog wel<br />

<strong>be</strong>langrijk als centrum van meu<strong>be</strong>lhandel, maar de<br />

productie zelf was bijna volledig verdwenen.<br />

In tegenstelling tot wat vaak wordt <strong>be</strong>weerd - in de<br />

eerste plaats door Mechelaars zelf - verkreeg Mechelen de<br />

titel van meu<strong>be</strong>lstad niet dank zij een specifiek soort<br />

meu<strong>be</strong>len. Het 'Mechels meu<strong>be</strong>l' is geen stijl<strong>be</strong>grip,<br />

integendeel. De uitdrukking duikt in vakkringen alleen<br />

op met een eerder pejoratieve bijklank, als de <strong>be</strong>tere<br />

ateliers smalend spreken over opportunistisch<br />

gefabriceerde meu<strong>be</strong>len van <strong>be</strong>denkelijke kwaliteit en stijl.<br />

Toch groeide er in Mechelen vanaf het derde kwart van de<br />

vorige eeuw een enorme competentie, die van de stad<br />

tijdens het inter<strong>be</strong>llum niet alleen de eerste meu<strong>be</strong>lproducent<br />

van het land maakte maar ook een centrum waarin<br />

getalenteerde ontwerpers van stijlmeu<strong>be</strong>len tot<br />

hoogwaardige, originele creaties kwamen. Mechelse<br />

<strong>be</strong>drijfsleiders namen zelf<strong>be</strong>wust het voortouw bij de<br />

oprichting en de leiding van nationale <strong>be</strong>urzen en<br />

<strong>be</strong>roepsorganisaties.<br />

De toevoeging 'meu<strong>be</strong>lstad' staat dan ook voor een<br />

economische en sociale realiteit waar niemand omheen<br />

kan. Economisch verwijst ze naar de explosief gegroeide<br />

meu<strong>be</strong>lproductie, die gepaard ging met het geleidelijk<br />

<strong>be</strong>reiken van topkwaliteit door een aantal ateliers. Sociaal<br />

<strong>be</strong>tekent die term de gevarieerde en intense <strong>be</strong>trokkenheid<br />

van een ongewoon groot deel van de <strong>be</strong>volking bij de<br />

meu<strong>be</strong>lnijverheid. Dit slaat zowel op de algemene<br />

aanwezigheid van scholing, vakkennis en professionele<br />

ar<strong>be</strong>id (tot een vijfde van de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking!) als op de<br />

invloed op het globale stedelijke weefsel: straat<strong>be</strong>eld,<br />

buurt- en verenigingsleven.<br />

14 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

••••••••••••••••<br />

Oorzaken<br />

De opvallende groei in de tweede helft van vorige<br />

eeuw had specifieke oorzaken en kenmerken. Mechelen<br />

<strong>be</strong>zat reeds enige decennia een potentieel aan vakkundige<br />

hout<strong>be</strong>werkers in de stoelenmakerij. Daarnaast deed een<br />

romantisch-nostalgisch teruggrijpen naar vroeger,<br />

aémgemoedigd door het jonge België dat zich een<br />

nationaal verleden zocht, de vraag naar meu<strong>be</strong>len in oude<br />

stijlen groeien. Een steeds groter deel van de burgerij<br />

werd kapitaalkrachtig genoeg om zich een mooi interieur<br />

te kunnen permitteren. In heel West-Europa ontwikkelde<br />

zich een massamarkt voor duurzame consumptiegoederen.<br />

Deze brede context was ongetwijfeld <strong>be</strong>slissend voor de<br />

ambigue manier waarop de meu<strong>be</strong>lnijverheid in Mechelen<br />

evolueerde. Enerzijds wierp de meu<strong>be</strong>lindustrie zich<br />

gretig op de grote vraag naar 'oude' stijlmeu<strong>be</strong>len,<br />

waarbij finesse en kwaliteit niet altijd echt nodig waren.<br />

Anderzijds brachten de nieuwe internationale contacten<br />

en promoties een confrontatie tot stand met de kritische<br />

vakpers, die de kwaliteit en stijlzuiverheid van de<br />

Mechelse meu<strong>be</strong>len onder de loupe nam.<br />

Tenslotte is het niet toevallig dat Mechelen van meet<br />

af aan vooral het 'gesculpteerde' meu<strong>be</strong>l in eik en notelaar<br />

propageerde. De stedelijke <strong>be</strong>eldhouwerstraditie gaat<br />

terug tot de 15de-16de eeuw; ze werd binnen de ateliers<br />

van vader op zoon doorgegeven. Het relatieve aandeel<br />

van de sculpteurs in de luxe-meu<strong>be</strong>lnijverheid vergrootte<br />

overigens nog aanzienlijk met de jaren.


De stand van de<br />

Mechelse meu<strong>be</strong>lfirma<br />

Fr. Horckmans op de<br />

Wereldtentoonstelling<br />

te Antwerpen, 1930<br />

15


·_MEUBLES<br />

DE<br />

CliA.MBRES A COUCliER


Vier modellen van<br />

slaapkamer-ensembles<br />

getekend en ontworpen<br />

door Edouard Van den<br />

Bossche<br />

Uit het album: E. Van den Bossche,<br />

Le magasin de meubfes. Meubfes<br />

de divers styfes el meubfes<br />

ordinoires, Mechelen, z.d. p.27.<br />

Modellen van<br />

slaapkamermeu<strong>be</strong>len<br />

getekend en ontworpen<br />

door Edouard Van den<br />

Bossche<br />

Uit het album: E. Van den Bossche,<br />

Le magasin de meubles. Meubles<br />

de divers styfes el meubfes<br />

ordinoires, Mechelen, z.d. p.28.<br />

CHAI'\BRE A COUCHER<br />

CliAJV\BRE A COUC!iER.<br />

ÇHAJV\BR.E A COUCHER<br />

Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen l 820 -1960<br />

Kenmerken<br />

De ruim honderd jaar waarin Mechelen als meu<strong>be</strong>lstad<br />

opgang maakte, vertoont een heel eigen verloop waarin<br />

de toenemende mechanisering van de meu<strong>be</strong>lindustrie<br />

tijdens het eerste decennium van deze eeuw een keerpunt<br />

vormt.<br />

Aanvankelijk was meu<strong>be</strong>len maken en decoreren zo<br />

goed als geheel handwerk. De ateliers <strong>be</strong>stonden uit<br />

kleine familie<strong>be</strong>drijven waarbinnen de vak<strong>be</strong>kwaamheid<br />

werd doorgegeven maar die vaak echte artisticiteit<br />

misten. De ontwerpen <strong>be</strong>perkten zich tot imitaties die<br />

duidelijk leden onder een gebrek aan precieze kennis van<br />

de oude stijlen. Twee factoren speelden een rol in de<br />

gestage ontwikkeling naar een grotere stijlzuiverheid.<br />

Ten eerste de groeiende <strong>be</strong>langstelling voor neostijlen<br />

waarbij aanvankelijk - zoals overigens in heel België -<br />

de 'Vlaamse Renaissance' primeerde. Ten tweede werd de<br />

gunstige evolutie van de stijlgevoeligheid <strong>be</strong>paald door<br />

de groeiende contacten met de internationale vaklitera­<br />

tuur en de mogelijkheden die ontstonden op het gebied<br />

van wetenschappelijke en artistieke scholing.<br />

Het is de grote verdienste geweest van de plaatselijke<br />

meu<strong>be</strong>lindustrie dat ze niet alleen haar productie gestadig<br />

kon laten groeien maar dat ze tegelijk de stilistische en<br />

kunstzinnige competentie ontwikkelde die haar toeliet<br />

vanaf het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw<br />

internationaal gewaardeerde topkwaliteit af te leveren.<br />

Vele eenmanszaken en kleinere ateliers bleven de brede en<br />

minder kritische markt <strong>be</strong>ogen met zware ge<strong>be</strong>eldhouwde<br />

meu<strong>be</strong>len en later, toen die minder aftrek vonden, met<br />

meer moderne functionele types. De grotere <strong>be</strong>drijven<br />

daarentegen <strong>be</strong>schikten over zeer goed opgeleide<br />

ontwerpers, sculpteurs en hout<strong>be</strong>werkers wier internationale<br />

en geactualiseerde theoretische <strong>be</strong>kwaamheid hen<br />

toeliet zowel juiste kopieën van oude meu<strong>be</strong>len als<br />

stijlzuivere nieuwe creaties in neostijlen te realiseren.<br />

Door de eigen aard van de mechanisering, die rond<br />

1910 doorbrak, bleef het meu<strong>be</strong>lmaken in eerste instantie<br />

ambachtelijk. De invoering van kleine elektrische motoren<br />

verlichtte het handwerk van de meu<strong>be</strong>lmaker bij de<br />

verschillende <strong>be</strong>werkingen van het hout. Heel wat<br />

<strong>be</strong>drijfjes konden deze <strong>be</strong>perkte investering aan, zodat ze<br />

tot ver in de 20ste eeuw naast de grote fabrieken bleven<br />

<strong>be</strong>staan. Hoog ontwikkeld vakmanschap en artistiektheoretische<br />

competentie werden niet direct <strong>be</strong>dreigd<br />

door het geweld van de mechanische serieproductie.<br />

De stormachtige ontwikkeling die de nieuwe techniek<br />

teweeg bracht werd door de industrie moeiteloos<br />

opgevangen. Ze <strong>be</strong>zat immers de traditie om een brede<br />

markt te <strong>be</strong>spelen met massaproductie: zo leverde ze<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld al vroeg grote hoeveelheden meu<strong>be</strong>len en<br />

interieurelementen aan de gloednieuwe grootwarenhuizen<br />

in Londen, Parijs en Brussel. Tegelijk was er echter ook de<br />

kunde en het metier aanwezig om daarnaast exclusieve<br />

stijlmeu<strong>be</strong>len te blijven presenteren.<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1 17


Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

Neobarokkast<br />

Tweede helh 19de eeuw<br />

Mechelen, stedeli;ke musea<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

Neorenaissance<br />

eetkamer<br />

ca. 1895<br />

Reet, privé-collectie<br />

Foto: Dries Van den Brande


De maatschappelijke en professionele situatie<br />

van de meu<strong>be</strong>lmakers<br />

De ingrijpende evolutie van de productiemethoden kort na<br />

de eeuwwisseling had niet alleen een <strong>be</strong>slissende invloed op<br />

de aard van de geproduceerde meu<strong>be</strong>len maar ook op de<br />

maatschappelijke situatie en de professionele competentie van<br />

wie <strong>be</strong>trokken was bii de meu<strong>be</strong>lnijverheid<br />

De evolutie werd veroorzaakt door de snelle opgang van<br />

elektrische motoren. Aanvankelijk vergemakkelijkten die vooral<br />

de ambachtelijke manier van werken de <strong>be</strong>drijven bleven<br />

klein maar konden wel sneller en efficiënter produceren.<br />

Zagen, schoven, frezen, zelfs de ruwere aanzetten van het<br />

sculptuurwerk ge<strong>be</strong>urden nu met <strong>be</strong>hulp van elektrisch<br />

aangedreven motoren. De grotere productiviteit opende de<br />

weg naar serieproductie, waarbij grote aantollen<br />

stondoordonderdelen van meu<strong>be</strong>len konden vervaardigd<br />

worden. De gevolgen hiervan waren dub<strong>be</strong>l: minder<br />

ar<strong>be</strong>idsuren maakten de meu<strong>be</strong>len goedkoper, zeker als men<br />

het sculpteerwerk <strong>be</strong>perkte en zoveel mogelijk machinaal<br />

hield. Het andere gevolg was dat meer functionele,<br />

modernere meu<strong>be</strong>len gedeeltelijk de plaats gingen innemen<br />

van de zwaar gesculpteerde meu<strong>be</strong>len in neostijlen,<br />

waar Mechelen zo'n grote naam mee verworven had.<br />

De uitbreiding van het machinepark die verder ging don<br />

de aanschaf van kleine motoren vergde echter ernstige<br />

investeringen, te zwoor voor menig ambachtelijk<br />

meu<strong>be</strong>lmaker. Er trad een verschuiving op: een steeds groter<br />

aantol meu<strong>be</strong>lmokers zocht werk in enkele grote meu<strong>be</strong>l­<br />

fabrieken die in Mechelen tot stond kwamen.<br />

Hun professionele en sociale situatie veranderde aanzienlijk.<br />

De ar<strong>be</strong>id in een groot <strong>be</strong>drijf werd zeer gedifferentieerd,<br />

elke werknemer voerde moor een <strong>be</strong>perkte taak uit.<br />

De meu<strong>be</strong>lmaker - voordien in staat een meu<strong>be</strong>l van ruw hout<br />

tot finale afwerking te realiseren - werd nu de ar<strong>be</strong>ider die<br />

slechts een elementje van dot proces uitvoerde. Dit bracht,<br />

naast de verbrokkeling van competenties (ontwerpers,<br />

tekenaars, smelters, kleurders ... ) een hiërarchisering van de<br />

personeelsstructuur mee. In de kleine <strong>be</strong>drijfjes was er de<br />

patroon naast vijf tot tien 'knechten', in direct verband<br />

samenwerkend aan hetzelfde. In de nieuwe grote<br />

meu<strong>be</strong>lfabrieken daarentegen, groeide de tegenstelling tussen<br />

de ar<strong>be</strong>iders en de patroon (en eventueel het administratief,<br />

commercieel en artistiek kader rond hem) Dot kader ging<br />

zich situeren naast de concrete productie. Het meu<strong>be</strong>lstuk<br />

zelf, waar het uiteraard allemaal om bleef gaan, kreeg iets<br />

abstracts, het werd eerder koopwaar don levendig werkstuk.<br />

Toch moet er genuanceerd worden: in sommige grotere<br />

ateliers ontwikkelde zich een soort schaalvergroting waarin de<br />

oorspronkelijke levendige verhouding tussen patroon en<br />

werknemers enerzijds en het unieke stijlmeu<strong>be</strong>l dot ze<br />

maakten anderzijds <strong>be</strong>waard kon blijven. Het is in deze<br />

ateliers dot met de tijd doorgaons de meest waardevolle<br />

creaties werden gerealiseerd, omdat de kwaliteit die ze<br />

nostreefden gebaseerd bleef op de individuele competentie of<br />

artisticiteit van alle schakels in het productieproces:<br />

ontwerpers, meu<strong>be</strong>lmakers, sculpteurs, kleurders enzovoort.<br />

bovenaan<br />

Interieur meu<strong>be</strong>latelier<br />

onderaan<br />

Mechels meu<strong>be</strong>latelier<br />

van Emile Wouters,<br />

vader van Rik<br />

Verzameling 0/ivier Bertrond<br />

- Arch1ef Rik Wouters<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1 19


Stiilevoluties<br />

Modelboeken en meu<strong>be</strong>lcatalogi zijn, naast de<br />

<strong>be</strong>waard gebleven meu<strong>be</strong>len zelf, een rijke bron van<br />

informatie over de stilistische diversiteit en ontwikkeling<br />

van de Mechelse meu<strong>be</strong>lnijverheid. Al in de 16de eeuw -<br />

de traditie gaat dus terug tot keizer Karels tijd -<br />

publiceerde de architect Hans Vredeman de Vries in<br />

Antwerpen een platenbundel Differents portraiets de<br />

menuiserie (ca. 1583). Van de 16 platen waren er 9 aan<br />

meu<strong>be</strong>len gewijd. Ook in Frankrijk en Duitsland<br />

verschenen toen al modelboeken van die aard.<br />

Vredeman de Vries' bundel werkte snel door; ontwerpen<br />

van hem werden in andere publicaties overgenomen en in<br />

1630 verzorgde zijn zoon Paul in Amsterdam een<br />

hertekende en aangevulde nieuwe uitgave: Verscheyden<br />

Schrijnwerck als portalen, kleerkasten, buffetten, ledikanten,<br />

tafels, stoelen, bancken ... alles zeer aerdich geordonneert en<br />

geteykent. Hans Vredeman de Vries tekende meu<strong>be</strong>len in<br />

een laatrenaissancestijl; de herwerkte uitgave was er een<br />

barokversie van. Van deze laatste, tenslotte, kwam er in<br />

1869 een uitgave door middel van fotogravure in Brussel.<br />

Deze tekeningen werden zo vaak de inspiratiebron van<br />

meu<strong>be</strong>lontwerpers, ook in Mechelen, dat men is gaan<br />

spreken van een 'Vredeman de Vries-stijl', onder te<br />

brengen onder de 'Vlaamse neorenaissance', die vanaf de<br />

jaren 1850 een steile opgang kende. Deze opgang <strong>be</strong>lette<br />

niet dat in Mechelen een groot aantal andere stijlen<br />

werden geïmiteerd of gekopieerd, vooral, naast neogotiek,<br />

de Franse stijlen van 18de en 19de eeuw: laatrenaissance<br />

en barok van Louis Xlll (t1643)- en Louis XIV (t1715) ­<br />

stijlen, Regence, Louis XV (t1774), Louis XVI (t1790),<br />

Directoire, Empire, Louis Philippe (t1840). Daarnaast liet<br />

de Duitse neorococo in Mechelen zijn invloed gelden en<br />

weldra ook de nieuwe stijlen die in West-Europa ontstonden,<br />

de Franse art nouveau en de Weense Sezessionstijl.<br />

In Engeland waren intussen in de 18de eeuw<br />

bijzonder invloedrijke modelboeken verschenen,<br />

wier auteurs later hun naam gaven aan de specifieke<br />

Engelse stijlen die volgden op de barok. Zeer <strong>be</strong>kend<br />

werden Chippendale, Adam, Hepplewhite en Sheraton.<br />

Hun vormen waren al aangekondigd door de<br />

zogenaamde Queen Anne (1689-1729) (barok)stijl.<br />

Chippendales The gentleman and cabinet-maker's di rector<br />

(London, 1754) werd zodanig gemeengoed dat het in<br />

Engeland soms gewoon als verkoopscatalogus werd<br />

gebruikt. In Mechelen zullen deze Engelse modelboeken<br />

vroeg in de 20ste eeuw <strong>be</strong>langrijk worden. Na WO I<br />

komen daar nog de art deco- en Mackintosh-stijlen bij.<br />

Hoe werkten deze inspiratiebronnen in concreto door<br />

in Mechelen? Een viertal opvallende ontwikkelingen<br />

kunnen in de loop van de jaren onderscheiden worden.<br />

20 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

De leerjaren ...<br />

Consoletafel in neo­<br />

Louis XIV- en<br />

neorégencestijl<br />

Eerste helft 20ste eeuw<br />

Mechelen, collectie OCMW<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

Neorenaissance<br />

halfbuHetkast<br />

Tweede helft 19de eeuw<br />

Mechelen, stedeliike colfeetie<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

rijk gesculpteerde, zware meu<strong>be</strong>len<br />

Al vanaf de jaren vijftig van vorige eeuw presenteerden<br />

Med1else producenten meu<strong>be</strong>len op wereldtentoonstellingen<br />

(Parijs, Londen, Wenen, Philadelphia). Aanvankelijk was<br />

het publiek er meer mee ingenomen dan de critici, die<br />

schreven dat vormschoonheid en verfijning nog al te veel<br />

ontbraken in die vaak overgesculpteerde, zwaar aandoende<br />

en niet-stijlzuivere meu<strong>be</strong>len. Pas in de jaren zeventig<br />

kregen Mechelse inzendingen medailles of eervolle<br />

vermeldingen. Een meu<strong>be</strong>l van de firma Van Den Brande<br />

op de expositie van Londen in 1862 werd door Charles<br />

Demaret, docent architectuur in Brussel en jurylid op de<br />

tentoonstelling, als volgt geëvalueerd: "Haar grote buffet<br />

is schitterend uitgevoerd maar de algemene vorm is<br />

ietwat gekunsteld en de kleurtonen en compositie van de<br />

bloemmotieven missen finesse. Indien de firma voor haar<br />

ontwerpen een kunstenaar zou inschakelen, zouden de<br />

meu<strong>be</strong>len aan 'goede smaak' winnen". De Mechelaars<br />

bleven voor die opmerkingen niet doof, ze zagen zelf ook<br />

hoever ze stonden. De Mechelse sculpteur Jean-Henri<br />

Schippers schreef in zijn verslag: 'Aengaande de <strong>be</strong>snede<br />

meu<strong>be</strong>len geexposeerd door de Belgen, <strong>be</strong>n ik naer een<br />

neerstig onderzoek gedaen te heb<strong>be</strong>n, gedwongen<br />

geweest te <strong>be</strong>kennen dat zij niet kormen staende houden<br />

de vergelijkenis met die der Engelsche, noch die van<br />

Frankrijk. Onze teekening heeft niet die netheid, noch de<br />

samenstelling van stiel, die ik heb aengetroffen in de<br />

meu<strong>be</strong>len van die twee landen, en bijzonderlijk in de<br />

engelsche.'


Speeltafeltje<br />

Van den Bronde,<br />

co. 1850.1870<br />

Ukkel, collectie Mortin-Van<br />

den Bronde<br />

Foto: Dries Van den 8rande<br />

Luxe buHet-etagère<br />

Va n den Brande, 1853<br />

Ukkel, collectie Mortin-Van<br />

den Bronde<br />

Foto: Dries Van den 8ronde<br />

Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

De Mechelse meu<strong>be</strong>lmakers associeerden spontaan<br />

het <strong>be</strong>tere meu<strong>be</strong>l met overvloedig <strong>be</strong>eldhouwwerk.<br />

Cijfers over het aantal meu<strong>be</strong>lateliers in vergelijking met<br />

het aantal sculptuurateliers spreken merover klare taal:<br />

1858: 13 meu<strong>be</strong>lateliers naast 4 voor sculptuur; 1864:<br />

respectievelijk 20 en 8; 1894: 28 voor 'luxemeu<strong>be</strong>len' en<br />

25 (!) voor sculptuur. De vraag naar meu<strong>be</strong>len in oude<br />

stijlen - vooral neorenaissance - lokte dit ongetwijfeld mee<br />

uit in een stad met een oude <strong>be</strong>eldhouwerstraditie.<br />

In eenzelfde meu<strong>be</strong>l werden elementen uit diverse<br />

bronnen samengebracht; dat resulteerde in veel snijwerk,<br />

dat echter niet altijd erg verfijnd was en drukte op de<br />

harmonie van het zwaar-massieve geheel. Vaak te veel<br />

kw1Stig maakwerk, te weinig ktmstvaardigheid.<br />

Dit nam niet weg dat deze meu<strong>be</strong>len in de jaren zestig<br />

en zeventig van de vorige eeuw, ondermeer door hun<br />

gunstige prijs-kwaliteitverhouding, in groten getale de<br />

weg vonden naar kopers in heel West-Europa, vooral in<br />

Londen, en nog meer naar de Verenigde Staten.<br />

21


De meesterklas •••<br />

precieze kopieën van antieke meu<strong>be</strong>len<br />

Al in het midden van vorige eeuw <strong>be</strong>stond er<br />

<strong>be</strong>langstelling voor het vervaardigen van perfecte kopieën<br />

van oude stijlmeu<strong>be</strong>len. Die perfectie moest de vrucht zijn<br />

van een zogeheten wetenschappelijke competentie,<br />

waarvoor in musea en publicaties opzoekwerk werd verricht.<br />

Maar de <strong>be</strong>tekenis ervan was ruimer: het was het opnieuw<br />

levend maken van het eigen cultuurhistorisch verleden én<br />

een basis voor nieuwe creativiteit. Dat verleden moest dus<br />

hoe dan ook in het volle daglicht worden gesteld,<br />

wat - enigszins merkwaardig - naast perfecte kopieën<br />

ook de productie uitlokte van 'originele stukken', die als<br />

authentiek-oud werden verhandeld, én van 'des pièces<br />

uniques', dat wil zeggen: nieuw ontworpen meu<strong>be</strong>len die<br />

een oude stijl moesten vertegenwoorcligen, als geen oud<br />

exemplaar meer gevonden werd.<br />

Het zal niemand verwonderen dat die 'wetenschappelijke'<br />

exactheid voor het eerst de zorg is geweest van een<br />

antiquaü, August De Bruyne. Deze Mechelse bibliofiel<br />

<strong>be</strong>schikte niet alleen over een indrukwekkende<br />

bibliotheek met werken over de meu<strong>be</strong>lkunst, maar wist<br />

ook tal van oude meu<strong>be</strong>len op het spoor te komen.<br />

Voor zo'n gedreven man was de stap naar een eigen<br />

restauratieatelier haast vanzelfsprekend; hij liet er ook<br />

nieuwe meu<strong>be</strong>len in oude stijlen bouwen naar eigen<br />

ontwerp.<br />

22 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

Hangkastje<br />

De Bruyne, I 87 4<br />

Mechelen, stedeliike collectie<br />

Foto: Dries Van den Bronde


Neogotische kast<br />

Co. 1935<br />

Mechelen, privé-collectie<br />

Foto: Dries Van den Brande<br />

Neo-Luiks dressoir<br />

Ro<strong>be</strong>rt Van Santvoort<br />

Bonheiden, privé-collectie<br />

Foto: Dries Van den Bronde


Het meesterschap ...<br />

creatie van nieuwe meu<strong>be</strong>len<br />

De wetenschappelijke zorg voor precieze imitatie en<br />

de groeiende cultuurhistorische kennis en vaktechnische<br />

competentie gingen paradoxaal genoeg gepaard met een<br />

andere tendens: het verlangen op een stijlzuivere manier<br />

zelf creatief te zijn. Dit viel samen met de enorme<br />

mogelijkheden die ontstonden door de toenemende<br />

mechanisering bij de introductie van elektromotoren.<br />

Vele kleine ateliers konden zich wel voldoende<br />

mechanisering permitteren maar verregaande theoretische<br />

en esthetische deskundigheid was niet aan ieder van hen<br />

<strong>be</strong>steed. Zo groeiden twee ontwikkelingslijnen uit elkaar.<br />

De ene was die waarin een groot aantal kleine <strong>be</strong>drijven<br />

vrij opportunistisch 'moderne' stijlmeu<strong>be</strong>len produceerde<br />

van een vaak aanvechtbare kwaliteit, met bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

opgeplakte machinaal vervaardigde delen en ornamenten<br />

die weinig of geen verband hielden met de eigenlijke<br />

structuur van het meu<strong>be</strong>l. Middelen en vorming<br />

ontbraken om meer te <strong>be</strong>ogen, wat ook niet nodig was<br />

gezien de grote vraag.<br />

Voor de meu<strong>be</strong>lkunst was de andere ontwikkelingslijn<br />

des te <strong>be</strong>langrijker: kunsthistorische vorming en een<br />

evenwicht van mechanisering en hoog ambachtelijk kunnen,<br />

vonden elkaar in de grotere ateliers. Goed geschoolde en<br />

vaak gedreven kunstzinnige ontwerpers en tekenaars<br />

zorgden voor hoogwaardige nieuwe creaties, terwijl<br />

talentrijke sculpteurs eventueel machinaal voor<strong>be</strong>reide<br />

stukken tot zeer verfijnd snijwerk finaliseerden.<br />

24<br />

Door de dichte concentratie van meu<strong>be</strong>l<strong>be</strong>werking in een<br />

stad als Mechelen en de gelukkige consequenties daarvan -<br />

de concurrentie, de contacten en wisselwerkingen,<br />

de in overvloed aanwezige vak<strong>be</strong>kwaamheid - werd in de<br />

eerste helft van de twintigste eeuw in de <strong>be</strong>ste ateliers een<br />

stilistische en ambachtelijk niveau <strong>be</strong>reikt dat overal ter<br />

wereld hoge waardering genoot. Waar vroeger traditio­<br />

nele kennis van vader op zoon overging in de praktijk<br />

van het kleine atelier zelf, met alle <strong>be</strong>perkingen vandien,<br />

waren er nu onderstew1ende structuren gegroeid<br />

waarbinnen voor talentrijke hout<strong>be</strong>werkers en gedreven<br />

ondernemers wereldwijd wetenschappelijk onderbouwde<br />

perspectieven opengingen. De grote ateliers <strong>be</strong>schikten<br />

over een <strong>be</strong>drijfsbibliotheek. Daarin waren enerzijds<br />

historische studies te vinden over de meu<strong>be</strong>lkunst in de<br />

verschillende grote Europese tradities (Frankrijk,<br />

Engeland, Italië, Duitsland, Spanje). Anderzijds <strong>be</strong>vatten<br />

zij de <strong>be</strong>langrijke tijdschriften en catalogi over die<br />

materie, die alle internationale actuele tendensen en<br />

waardevolle creaties permanent onder de aandacht<br />

brachten. De grote vooruitgang in druk en reproductie­<br />

technieken in de eerste decennia van deze eeuw werkte<br />

dit sterk in de hand.<br />

Ongetwijfeld heb<strong>be</strong>n ook de Mechelse Academie voor<br />

Beeldende Kunsten, met avond- en weekendonderwijs<br />

voor <strong>be</strong>gaafde jongeren in de meu<strong>be</strong>lateliers, en het<br />

technisch onderwijs een groot aandeel gehad in de<br />

vorming van generaties hout<strong>be</strong>werkers met ook stilistische<br />

en artistieke <strong>be</strong>kommernissen.<br />

Ensemble met neo­<br />

Louis XV en<br />

neorenaissance<br />

ornamenten<br />

Eerste helft 20ste eeuw<br />

Mechelen, collectie OCM W<br />

Foto: Dries Van den Bronde


Commode in neo-Louis<br />

XV-stijl<br />

Eerste helft 20ste eeuw<br />

Mechelen, collectie OCMW<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

Neobarokke<br />

ordnerkast<br />

Tweede helft 19de eeuw<br />

Antwerpen, Archief en<br />

Museum voor het Vlaamse<br />

Cultuurleven<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

. ·r· . . .<br />

• . . . . r<br />

.<br />

c \! ' ... Jl • '<br />

Tweezitsbank en armstoel<br />

in neo-Chippendalestijl<br />

Eerste helft 20ste eeuw<br />

Mechelen, privé-collectie<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

c<br />

··-<br />

Dat een aantal ateliers een hoge kwaliteit wist te<br />

<strong>be</strong>reiken, <strong>be</strong>tekent niet zomaar dat zij zich <strong>be</strong>perkten tot<br />

het precies imiteren van oude stijlen. Er was ook plaats<br />

voor originaliteit. De ontwerpers presenteerden creaties<br />

waarin diverse invloeden mochten spelen. De optiek<br />

waarin zij werkten was eigentijds, waarbij de getekende<br />

meu<strong>be</strong>len in andere contexten moesten functioneren.<br />

Het waren ontwerpen voor burgerhuizen, niet voor<br />

paleizen, en soms ook voor geheel nieuwe <strong>be</strong>hoeften.<br />

De afmetingen werden aangepast, nieuwe meu<strong>be</strong>lsoorten<br />

werden uitgevonden in de 20ste eeuw, bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

kastjes om grammofoons in te monteren. De <strong>be</strong>tekenis van<br />

figuratieve ornamenten lag minder in wàt ze ver<strong>be</strong>elden<br />

(historische of mythologische taferelen, symbolen,<br />

wapenschilden ... ), dan wel in de esthetische waardering<br />

die ze konden oproepen. Dezelfde esthetiserende<br />

gerichtheid uitte zich eveneens in lichte modificaties,<br />

zoals het iets meer laten doorbuigen van de gebogen<br />

poten van een salontafeltje en zo meer. In de goede<br />

ontwerpen slaagde men erin de klassieke normerende<br />

categorieën van <strong>be</strong>valligheid, bruikbaarheid en stevigheid<br />

te respecteren. Het onderstel van een kast drukt de<br />

gepaste kracht uit, nodig om het bovenstel te dragen;<br />

stevige structuren maken het meu<strong>be</strong>l onvervormbaar;<br />

zuilen en kolommen zijn werkelijk schragende elementen,<br />

geen oppervlakte-toevoegingen; ornamenten storen de<br />

structuur, de harmonie en de functie van een meu<strong>be</strong>l niet<br />

maar dragen bij tot een evenwichtig samenhangend geheel.<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1 25


De <strong>be</strong>kleding van meu<strong>be</strong>len<br />

Tijdens de laatste decennia van vorige eeuw raakte de<br />

groeiende diversiteit van <strong>be</strong>kledingen van zitmeu<strong>be</strong>len in een<br />

stroomversnelling. De oprukkende industrialisering zorgde niet<br />

alleen voor nieuwe materialen moor ook voor een rijkere<br />

verscheidenheid van motieven in oude en nieuwe stijlidiomen.<br />

De stoffering van zitmeu<strong>be</strong>len is op zichzelf al een erg<br />

levendige industrietak. Door de kortere duurzaamheid en door<br />

slijtage is de stoffering sneller aan vernieuwing toe dan het<br />

zitmeu<strong>be</strong>l zelf Daarbij ging de modegevoelige,<br />

kapitaalkrachtige burger sneller over tot vernieuwing van de<br />

stoffering, zeker bij een groeiend aanbod van mogelijkheden.<br />

Tevens eiste de kwaliteitsver<strong>be</strong>tering van de Mechelse<br />

meu<strong>be</strong>len vanaf 1880 ook een luxueuzere <strong>be</strong>kleding<br />

De meest eenvoudige stoelen hadden uiteraard een<br />

houten zitting Al vroeg in de l9de eeuw echter werden ook<br />

stropijlen of biezen !stromatten) of Spaans riet lvlechtrotan)<br />

aangewend. Het stro werd soms gekleurd en in <strong>be</strong>paalde<br />

patronen geweven, wat in Mechelen tot kleurrijke namen<br />

leidde als 'boereng i let', 'hereng i let', 'dub<strong>be</strong>len mussen <strong>be</strong>k'<br />

of 'polkastreep'. Traditioneel ge<strong>be</strong>urde het weven door<br />

thuiswerkende vrouwen. Later, in de 19de eeuw en tot het<br />

midden van de 20ste, namen gespecialiseerde <strong>be</strong>drijfjes,<br />

'matterijen', die productie gedeeltelijk over.<br />

Va naf het midden van de 19de eeuw won de<br />

textiel<strong>be</strong>kleding gestadig veld brocatel, damast, lampas,<br />

gebrocheerde zijdeweefsels, <strong>be</strong>drukte katoentjes en diverse<br />

fluwelen Franse producenten gaven de toon aan; Belgische<br />

volgden hen na met eerder zware, bombastische tekeningen<br />

in felle kleuren op donkere achtergronden In 1 850-1 870<br />

deden effen stoffen het goed, waarvan de schakeringen<br />

steeds zachter werden. In sommige gevallen werden<br />

combinaties van effen satijn, pluche, fluweel, zijde of reps<br />

met stroken gebloemde tapisserie aangetroffen Na l 870<br />

doen goedkopere stoffen, met conventionele motieven,<br />

hun intrede Mechelse stoffeerders toonden zich eerder<br />

conservatief, al gebruiken ze ook nieuwe textielsoorten.<br />

Va naf de 20ste eeuw gingen handgemaakte<br />

textiel<strong>be</strong>kledingen een voorname rol spelen in Mechelen<br />

In 1 870 werd de manufactuur Braquenié in Mechelen<br />

opgericht, die niet alleen wandtapijten maar ook<br />

<strong>be</strong>meu<strong>be</strong>lingslegwerk vervaardigde. Het meest gebruikte<br />

materiaal in de ateliers was wol en zijde, zowel voor de<br />

realisatie van eigentijdse ontwerpen als voor kopieën van<br />

18de-eeuwse patronen. Het succes van de productie blijkt uit<br />

de oprichting van meerdere gelijkaardige manufacturen in<br />

Mechelen Ze presenteerden artistiek hoogstaande, fi[ne<br />

weefsels, met bloemcomposities en pastorale of galante<br />

taferelen, naast kinderspelen en fa<strong>be</strong>ls van Lafontaine.<br />

Uiteraard was deze stoffering voor de duurdere meu<strong>be</strong>len<br />

<strong>be</strong>stemd. Naast weefsels maakten ze ook borduurwerk op<br />

canvas met laatgotische hoofse scènes, l7de- en l8deeeuwse<br />

bloemencomposities, verdures, ara<strong>be</strong>sken en<br />

pastorale scènes. Mechelse meu<strong>be</strong>ltjes doormee <strong>be</strong>kleed,<br />

werden in de wereldtentoonstelling van 1910 te Brussel<br />

<strong>be</strong>ju<strong>be</strong>ld<br />

26<br />

Het traditioneel geweven legwerk kreeg al in de 19de<br />

eeuw de concurrentie van goedkopere machinale imitaties,<br />

'kettingtapisserie', waarin verscheidene Mechelse <strong>be</strong>drijven<br />

zich specialiseerden. Ze namen aanvankelijk de stijlvormen<br />

van het dure legwerk over, terwijl later ook art nouveau en art<br />

deca hun intrede deden.<br />

Mechelen, met zijn oude - zi[ het intussen vergane -<br />

traditie van goudleder, zou tenslotte ook niet achter blijven in<br />

het gebruik van allerlei soorten leder. Een enkele keer werd<br />

overigens nog oud goudleer gerecupereerd voor de stoffering<br />

van stoelen. De <strong>be</strong>langrijkste leersoorten in de 19de en het<br />

<strong>be</strong>gin van de 20ste eeuw waren marokijn en<br />

<strong>be</strong>zaan, respectievelijk afkomstig van geitenen<br />

schapenhuiden. Het leer werd vaak<br />

'gestempeld' in de klassieke kleuren rood,<br />

groen, geel, blauw, bruin of zwart.<br />

De meu<strong>be</strong>lmakers vonden in Mechelen zelf<br />

verschillende gespecialiseerde zaken waar<br />

ze hun leder konden aankopen. Ook het<br />

imitatieleer of leerdoek dat na 1 850 tot<br />

ontwikkeling kwam en doorbij aansluitend<br />

het imitatie-goudleer werd in de stad zelf<br />

ruim vervaardigd.<br />

Neo-Louis XIV-armstoel<br />

<strong>be</strong>kleed met legwerk<br />

Atelier Gespard De Wit. einde 19de<strong>be</strong>g•n<br />

20ste eeuw<br />

Mechelen. collectie OCMW<br />

Foto· On es Van den Bronde


Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

Nieuwe Europese stiilen 1 n<br />

Mechelen<br />

De jaren twintig: moderne enkelingen tegen een<br />

loodzware traditie<br />

De art nouveau die in het <strong>be</strong>gin van deze eeuw West­<br />

Europa veroverde, en die zo'n frappante stempel drukte<br />

op Brussel, vond vlakbij, in Mechelen, geen voedingsbodem.<br />

Deze stad bleef voortgenieten van het succes van<br />

haar perfecte meu<strong>be</strong>len in neostijlen. Toch ging het ook<br />

elders met de art nouveau in feite de verkeerde kant op.<br />

Ze werd een gevestigde stijl. Haar eigenlijke <strong>be</strong>tekenis en<br />

dynamiek, de poging van individuele ontwerpers en<br />

architecten om steeds weer uit te breken uit <strong>be</strong>staande<br />

stijlidiomen en nieuwe persoonlijke vormen te realiseren,<br />

verdween. De Mechelaar Ed. Van Den Bossche, die in<br />

Parijs, London en Mechelen het platenalbum Le Magasin<br />

des Meubles uitgaf, zag in de art nouveau niets anders dan<br />

een bloemenvariant naast andere stijlen als de strakke<br />

Louis XVI-stijl.<br />

Na de Eerste Wereldoorlog deed zich een fenomeen<br />

voor dat zich zou herhalen na WO II maar dan op<br />

industriële schaal en sociaal gemotiveerd: kunstenaars,<br />

ambachtslui en architecten of decorateurs vonden elkaar.<br />

In Vlaanderen was de invloed van nieuwe Nederlandse<br />

architectuur hierbij baanbrekend. De rust en so<strong>be</strong>rheid<br />

van eenvoudige volumes en van ritmische en abstracte<br />

vakverdeling primeerden. Het meu<strong>be</strong>l werd zelf een<br />

volume in de architecturale ruimte; het moduleerde die<br />

ruimte door zijn vereenvoudigde vorm en door de<br />

kleurschakering van zijn materialen. Het bleef echter een<br />

esthetisch, statisch object; de functie ervan was van<br />

ondergeschikt <strong>be</strong>lang.<br />

In Mechelen werden deze Nederlandse invloed en de<br />

nieuwe optiek op een exemplarische wijze <strong>be</strong>lichaamd<br />

door Jan Kuper. Hij was niet toevallig een Nederlander<br />

- zowel kunstenaar en ontwerper alsook uitvoerend<br />

vakman - die zich in 1927 in de Katelijnestraat kwam<br />

vestigen met een zaak voor wooninrichting in moderne<br />

stijl, het 'Sint-Romboutshuis'. Alleen al de architectuur<br />

van de zaak maakte ophef in het conservatieve Mechelen:<br />

een lichtgrijs geschilderde gevel, met donkergrijze<br />

horizontale lijsten en basement, én met helgele<br />

omlijstingen van ramen en voordeur. Op veel spontane<br />

waardering moest hij niet direct rekenen.<br />

BuHetkast<br />

jon Kuper, co. 1930<br />

Puffe, privé-collectie<br />

Foto: Dries Van den Bronde<br />

Zetel met<br />

oorspronkelijke<br />

<strong>be</strong>kleding<br />

jan Kuper, ca. 1930<br />

Puffe, privé-collectie<br />

Foto: Dries Von den Bronde<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/ 1 27


Meu<strong>be</strong>len uit Mechelen 1820 -1960<br />

Toch was de Mechelaar Willem Volkaert intussen ook<br />

al <strong>be</strong>gonnen met de creatie van so<strong>be</strong>re eigentijdse<br />

meu<strong>be</strong>len. Hij liet zich <strong>be</strong>ïnvloeden door de <strong>be</strong>roemde<br />

Parijse tentoonstelling van 1925 'Exposition Internationale<br />

des Arts Décoratifs et Industriels modernes', waarop<br />

overigens ook de <strong>be</strong>faamde Mechelse firma voor tapijten<br />

en stoel<strong>be</strong>kleding Bracqueni.é was vertegenwoordigd.<br />

De art deco was een feit.<br />

28 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

Eetkamer<br />

Willem Volkoerl, co. 1930<br />

Mechelen, privé-collectie<br />

Foto: Dries Va n den Bronde<br />

De jaren dertig: art deca tegenover modernisme<br />

Eigen aan de art deco is dat het meu<strong>be</strong>l een deel<br />

wordt van de globale sociale, niet meer louter<br />

architecturale, ruimte. De mens moest zich in alles met<br />

schoonheid omringen, zelfs het kleinste dagelijkse<br />

nutsvoorwerp moest mooi zijn. Dit inzicht verbond zich<br />

met de volle opbloei van de industriële productie.<br />

Er groeide een intense samenwerking tussen industrie en<br />

kunstenaar: zij opteerden niet langer voor het unieke<br />

meu<strong>be</strong>l in het persoonlijke unieke interieur, maar voor het<br />

knappe design van het serieproduct. Het was de tijd<br />

waarin top-grootwarenhuizen in Parijs en ook elders<br />

ateliers voor moderne decoratieve kunsten oprichtten.<br />

In Mechelen is daar niet zo heel veel van te merken.<br />

Toch <strong>be</strong>staan er voor<strong>be</strong>elden van een symbiose van<br />

architect-ontwerper en producent. Zo tekende architect<br />

Alfons Roose meu<strong>be</strong>len voor de firma Van Aken,<br />

waarmee hij familiebanden had. In de Katelijnestraat<br />

bouwde hij in moderne stijl een woning met<br />

meu<strong>be</strong>lwinkeL De firma Stevens, die een grote faam<br />

genoot door haar bijzondere competentie op het vlak van<br />

het ontwerpen en realiseren van hoogwaardige klassieke<br />

stijlmeu<strong>be</strong>len, stelde haar vakmanschap en creativiteit ook<br />

ter <strong>be</strong>schikking van architecten en decorateurs.


De firma werkte met hen samen om niet alleen<br />

afzonderlijke meu<strong>be</strong>len maar ook hele interieurs uit te<br />

werken, met lambriseringen, houtsculpturen, moderne<br />

meu<strong>be</strong>len in vaak exotische houtsoorten.<br />

De esthetiserende opties van de art deco kregen bijna<br />

onmiddellijk frontaal weerwerk van 'het modernisme',<br />

met als woordvoerder Le Corbusier. Niet de schoonheid<br />

moest de aankleding van de woonomgeving sturen, maar<br />

een rationele functionaliteit, de 'nieuwe zakelijkheid'.<br />

De functie <strong>be</strong>paalde wat technisch en esthetisch<br />

gerealiseerd moest worden. Woning en stad dienden in al<br />

hun componenten het resultaat te zijn van een rationele<br />

industriële productie, te vergelijken met een vliegtuig of<br />

een auto: een 'woonmachine' met ondermeer een<br />

'laboratoriumkeuken'.<br />

In deze context was het meu<strong>be</strong>l in de eerste plaats een<br />

stuk uitrusting dat zo functioneel mogelijk moest zijn en<br />

dat door zijn schoonheid tegelijk rust bracht. Een Mechels<br />

voor<strong>be</strong>eld van een huis waarvan de meu<strong>be</strong>len vanuit die<br />

optiek werden geconcipieerd is dat van advocaat Joris<br />

Lens op de Schuttersvest, ontworpen door architect Huib<br />

Hoste. De reeds genoemde firma Stevens voerde daarin<br />

ondermeer zijn ontwerp van wandkast met rust<strong>be</strong>d en<br />

boekenrek in de woonkamer uit.<br />

Het <strong>be</strong>rgmeu<strong>be</strong>l staat op hoge poten. Het is immers niet<br />

functioneel diep door de knieën te moeten gaan om te<br />

zien wat in een kast ligt; in Hostes kast kan dat op<br />

natuurlijke wijze rechtstaand. Het meu<strong>be</strong>l is ook niet<br />

hoger dan een mens normaal kan reiken.<br />

De nieuwe zakelijkheid veroorzaakte de doorbraak<br />

van metalen meu<strong>be</strong>len in de woonruimten. Staal is<br />

immers minder zwaar dan hout, plooibaar, veerkrachtig<br />

en schenkt wat het leven vraagt: rust, lucht, licht en<br />

ruimte. Zo <strong>be</strong>toogde alvast architect Gaston Eysselinck,<br />

de ontwerper van ondermeer twee woningen in Mechelen<br />

aan de Auwegemvaart (Contrijn, Van Hoogen<strong>be</strong>mt, 1934).<br />

Zwart ge<strong>be</strong>itst bureau<br />

met zetel en twee<br />

stoelen<br />

On/werp Huib Hoste,<br />

uitvoering firma Stevens,<br />

1934<br />

Mechelen, privé-collectie<br />

Foto: Dries Va n den Brande<br />

29


Hedendaags<br />

design<br />

Design in de jaren viiftig:<br />

het moderne sociale meu<strong>be</strong>l<br />

De Belgische omgeving: nieuwe doelstelingen<br />

De jaren vijftig, nog sterk <strong>be</strong>paald door de nasleep van<br />

de Tweede Wereldoorlog, vormen een merkwaardige<br />

episode in de geschiedenis van het Belgische design.<br />

Mechelen speelde er geen centrum-rol in, maar ontwerpen<br />

uit het Mechelse <strong>be</strong>horen wel tot de <strong>be</strong>langrijkste<br />

vertegenwoordigers ervan. Wat het design van die jaren<br />

zo bijzonder maakt, is zijn maatschappelijke in<strong>be</strong>dding.<br />

Niet een geïsoleerd esthetisch ideaal, maar wel een breed<br />

verspreide sociaal-esthetische gevoeligheid maakte dat<br />

een aantal ontwerpers en allerlei initiatieven het <strong>be</strong>eld<br />

geven van één <strong>be</strong>weging met een eigen gelaat.<br />

Die <strong>be</strong>weging krijgt na decennia van on<strong>be</strong>kendheid in het<br />

buitenland nu langzaam aan ook een naam: het Belgische<br />

fifties design. De <strong>be</strong>trokken ontwerpers catalogeerden<br />

zeer <strong>be</strong>wust hw1 creaties onder één titel, die klonk als een<br />

programma: het 'moderne sociale meu<strong>be</strong>l'. Het samengaan<br />

van sociale <strong>be</strong>trokkenheid en meu<strong>be</strong>lkunst is zeker niet<br />

evident. Stijlmeu<strong>be</strong>len en design <strong>be</strong>horen doorgaans niet<br />

tot de sfeer van brede <strong>be</strong>volkingslagen. Vanwaar dan die<br />

ongewone band?<br />

De kaalslag die de Tweede Wereldoorlog aanrichtte<br />

trof diverse dimensies van de naoorlogse samenleving.<br />

Uiteraard was er de fysische verwoesting van woningen<br />

en werkruimten. Een snelle wederopbouw <strong>be</strong>hoorde tot<br />

de hoofd<strong>be</strong>kommernis van de overheid. Maar dat bleef<br />

niet <strong>be</strong>perkt tot een louter materiële kwestie. Het ging niet<br />

zomaar om huisvesting, maar om 'wonen'. De ontheemding<br />

en de onrust die de oorlog had veroorzaakt, verscherpte<br />

de gevoeligheid voor de rust en de harmonie van een<br />

geborgen en veilig wonen. Dat verwijst intrinsiek naar<br />

duurzaamheid tegenover de oppervlakkige wisseling van<br />

franjes en sensatie, bij de inrichting van een woonruimte.<br />

Toch had dit weinig te maken met heroplevende<br />

romantiek, wat in al te fel contrast zou staan met het<br />

modernisme van de late jaren dertig, noch met burgerlijke<br />

nostalgie. Het stond eerder in verband met een soort<br />

sociale burgerzin: iedereen, niet alleen een aantal<br />

<strong>be</strong>voorrechten, maar ook de wat minder <strong>be</strong>goede,<br />

moest de kans krijgen, na de verschrikkingen van de<br />

vreemde invasie en de jaren van angst en ellende,<br />

voortaan te wonen in een aanvaardbare <strong>be</strong>tekenis van<br />

het woord, in een echte woonomgeving, met minstens<br />

een so<strong>be</strong>re harmonie en stijl.<br />

30<br />

••••••• • ••••••••<br />

Een dergelijke naoorlogse sfeer bracht een en ander<br />

samen dat voordien weinig met elkaar te maken had:<br />

design en serieproductie, progressieve meu<strong>be</strong>lsalons en<br />

bredere <strong>be</strong>volkingslagen, <strong>be</strong>wuste esthetiek en<br />

grootwarenhuizen of koophallen. Al in 1945 kwam in<br />

Brussel het nieuwe maandblad La Maison uit.<br />

Herhaaldelijk spreekt het in zijn eerste jaargang over<br />

burgerzin, als het over eerlijke, gracieuze, efficiënte<br />

interieurs en meu<strong>be</strong>len gaat. Een aangepast volksmeubilair<br />

is een probleem van burgerzin, een morele sociale plicht.<br />

De zoektocht naar het moderne sociale meu<strong>be</strong>l, als<br />

component van een interieur om eerlijk in te wonen,<br />

was <strong>be</strong>gonnen. Hij speelde zich af in een alliantie van de<br />

esthetische <strong>be</strong>kommernis van designer, de sociale en door<br />

de overheid gestimuleerde burgerzin van een geteisterde<br />

maatschappij en de <strong>be</strong>gerigheid van een doorgedreven<br />

commercialisering. Een dergelijke alliantie is altijd fragiel;<br />

ze zou de jaren vijftig amper overleven.<br />

11" ANN!f N 9 tPilMIU !9!> .JIIl 1S fl • (01110N AlT 11 Tf(HNIQUI IIUliLl(<br />

Cover van La Maison<br />

met meu<strong>be</strong>len van<br />

Marcel-Louis Baugniet<br />

La Maison, n. 9, sept. 1955


ovenaan<br />

Kleine zetel<br />

Marcel-Louis Baugniet, 1938<br />

75 x 70 x 50 cm, hout,<br />

donkerblauwe stof<br />

Collectie Ouadri Galerie,<br />

Brussel<br />

Foto: Wim Van Nueten<br />

onderaan<br />

Affiche het nieuwe<br />

wonen,<br />

modelappartementen<br />

op het Kiel te<br />

Antwerpen<br />

Ontwerp: Renoot Braem,<br />

1953<br />

Collectie Mil De Kooning,<br />

Mechelen<br />

De ideeën achter het moderne sociale meu<strong>be</strong>l waren<br />

niet exclusief Belgisch. Sommige Europese landen zoals<br />

Denemarken, Zweden en Italië, die op een andere wijze<br />

door de oorlog waren gekomen, evolueerden al vroeger in<br />

die richting. De repressie in België had meerdere<br />

vooraanstaande modernisten van vóór de oorlog, onder<br />

wie Henry van de Velde, diep geraakt, de hoge <strong>be</strong>lasting<br />

op oorlogswinsten lieten minder ruimte voor nieuwe<br />

investeringen en tenslotte vertraagde ook het ingewortelde<br />

conservatisme een modern reveil.<br />

Drie complementaire centra<br />

Brussel: Formes Nouvelles<br />

Het nieuwe design werd gepromoot vanuit uiteenlopende<br />

intenties en inspiraties. De eerste stuwkracht ging<br />

uit van Brussel, met de oprichting in 1950 van de<br />

vereniging Fannes Nouvelles door enkele architecten en<br />

decorateurs, waarbij de broers Alex en Eric Lemesre en de<br />

meu<strong>be</strong>lmaker Marcel-Louis Baugniet een <strong>be</strong>langrijke rol<br />

speelden. De vereniging wou het grote publiek met de<br />

nieuwe vormen van het moderne meu<strong>be</strong>l <strong>be</strong>kend en<br />

vertrouwd maken, ontwerpers aanmoedigen en steunen<br />

en goede ontwerpen onder de aandacht brengen van de<br />

producenten. Dat deed ze op twee manieren: door bijdragen<br />

te leveren aan projecten die een <strong>be</strong>tere vormgeving op<br />

allerlei gebied propageerden, en door zelf enkele<br />

specifieke inititatieven te nemen. De samenstelling van<br />

het leden<strong>be</strong>stand, in 1955 al uitgegroeid tot 268, is<br />

veelzeggend: het groepeerde kunstenaars, architecten,<br />

klmstcritici, decorateurs, ambachtslui, publiciteitsontwerpers,<br />

designers, én een vijftigtal verkaapshuizen en<br />

ondernemingen die met kunstambachten te maken<br />

hadden zoals A l'Innovation in Brussel en de firma Tubax,<br />

producent van metalen meu<strong>be</strong>len in Vilvoorde.<br />

Beide zouden een vermeldenswaardige rol spelen in de<br />

ontwikkeling en de verspreiding van het moderne<br />

designmeu<strong>be</strong>L<br />

Het voornaamste promotiemiddel van Pormes<br />

Nouvelles was de presentatie van modelappartementen.<br />

Mooie, maar nieuwe en ongewone vormen spreken meer<br />

aan en wekken minder vervreemding als direct getoond<br />

wordt hoe zij bijdragen tot het goede wonen in het geheel<br />

van een sfeerrijk appartement. Dergelijke presentaties<br />

konden overal plaatsvinden: in Gent (Internationale<br />

Jaar<strong>be</strong>urs der Vlaanderen, 1952), Brussel (Paleis voor<br />

Schone Kunsten, Salon van het Kinderwelzijn, 1952)<br />

enzomeer. Hét hoogtepunt was de medewerking van<br />

Pormes Nouvelles aan 'Het nieuwe wonen', een<br />

demonstratieproject van de architecten Braem, Maes en<br />

Maeremans in Antwerpen. De Brusselse vereniging stond<br />

in voor de selectie van firma's, kunstenaars en architecten<br />

en toonde 15 modelappartementen tegelijk. Met 50.000 tot<br />

65.000 <strong>be</strong>zoekers - echt een breed publiek - werd<br />

'Het nieuwe wonen' een mijlpaal. Wat voor de gedreven<br />

<strong>be</strong>heerders van Formes Nouvelles een uiting was van<br />

sociaal gerichte, moderne esthetiek - een stijlvol wonen<br />

voor allen - kon tegelijk voor de producenten en de<br />

handelaars een verkaapsargument zijn. Niet het meu<strong>be</strong>l<br />

afzonderlijk maar als element van een heel interieur werd<br />

gedemonstreerd.<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1 31


Stand van Tubax op<br />

het derde Nationaal<br />

Salan vaor Sociaal<br />

Meu<strong>be</strong>l te Gent<br />

Willy Van Der Meeren,<br />

1957<br />

Zetel F 1, hangkast, stoel C 1,<br />

eenpersoons<strong>be</strong>d<br />

Foto: collectie VA&S, RUG,<br />

Gent<br />

32 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1<br />

In de eigen initiatieven van Pormes Nouvelles uitten<br />

zich vooral de <strong>be</strong>zorgdheid voor de ontwikkeling en<br />

promotie van hoogwaardig design. Er moest blijvend<br />

gewerkt worden aan meer artistieke kwaliteit. In 1951<br />

organizeerde de vereniging zelf, in samenwerking met<br />

A l'Innovation, een wedstrijd voor Jeune Décoration.<br />

De laureaten kregen meteen naam<strong>be</strong>kendheid.<br />

A l'Innovation bood hun meu<strong>be</strong>len te koop aan in haar<br />

meu<strong>be</strong>lafdeling. Twee jonge ontwerpers die weldra de<br />

kopstukken van het Belgische design zouden worden,<br />

werden er in de voorselecties ontdekt: Willy Van Der<br />

Meeren en Erniel Veranneman. Het is tekenend dat de<br />

firma Tubax onmiddellijk aan Van Der Meeren vroeg zijn<br />

ontwerpen in serie te mogen produceren. Serieproductie<br />

en design hadden elkaar gevonden.<br />

Een ander eigen initiatief van Pormes Nouvelles was<br />

de oprichting van de Coöperatieve FORM, een centrum<br />

om eigen design permanent te exposeren en te verkopen,<br />

op de Guldenvlieslaan in Brussel. Met de hulp van enige<br />

overheidssteun werd het een tijd lang een druk <strong>be</strong>zocht<br />

knooppunt voor diverse gegadigden. Een <strong>be</strong>langrijke<br />

doelstelling was de blijvende creativiteit te waarborgen.<br />

Toch kon het niet <strong>be</strong>letten dat het eerste élan van de jaren<br />

vijftig niet werd doorgetrokken in nieuwe impulsen van<br />

nieuwe mensen en ideeën: de concurrerende<br />

commercialisering elders zou vrij snel het seriemeu<strong>be</strong>l<br />

laten vervlakken tot goedkope herhalingen.


Gent: nationale salons<br />

Een tweede centrum, gegroeid uit een ander<br />

enthousiasme, maar met dezelfde blik op het sociale<br />

meu<strong>be</strong>l, ontwikkelde zich te Gent. Het was er met name<br />

de kunsthistoricus en conservator Adelhert Van de Walle<br />

om te doen in een leemte te voorzien: jaarlijks een salon te<br />

organiseren dat een breed overzicht bood van het<br />

moderne meu<strong>be</strong>l in België. De naam van het salon<br />

vertolkte de optiek: 'Nationaal salon voor modern sociaal<br />

meu<strong>be</strong>l'. Het kwam voor het eerst tot stand in 1955, in het<br />

Gentse Museum voor Sierkunst. Van de Walle wou drie<br />

partijen bij elkaar brengen: de ontwerpers met hun<br />

artistieke aspiraties, de <strong>be</strong>drijven met hun commerciële en<br />

technische noden, en een koopkrachtig publiek met zijn<br />

specifieke vragen. Het artistieke niveau van de<br />

inzendingen voor het salon, die via de media in het hele<br />

land werden gezocht, werd gewaarborgd door een<br />

professionele jury. Ze maakte een strenge voorselectie en<br />

keek er tegelijk op toe dat het gepresenteerde in serie kon<br />

geproduceerd worden, dat het technisch degelijk werk<br />

was en de prijs ervan <strong>be</strong>taalbaar. Het succes van de salons<br />

van 1955, '56 en '57 steeg overweldigend.<br />

Kinderkamer<br />

Emiel Veronnemon, 1956<br />

Collectie Stichting<br />

Veronnemon, Kruishoutem<br />

Hedendaags design<br />

In 1956 werden 68 stands ingericht, met elk een<br />

gemeu<strong>be</strong>lde kamer, waarbij tegelijk een tiental volledige<br />

appartementen werden gevormd, naast nog afzonderlijke<br />

zithoekjes, bureau's, studio's enzomeer. In 1957 werd de<br />

tentoonstellingsruimte nog eens verdub<strong>be</strong>ld. De latere<br />

edities, opgenomen in de Internationale jaar<strong>be</strong>urs van<br />

Gent in 1959, '60 en '61, werden minder interessant<br />

wegens de toenemende druk van commercialisering.<br />

Deze salons zorgden, samen met de sectie 'Toegepaste<br />

kunst' op de Brusselse wereldtentoonstelling van '58<br />

(die ook door Van de Walle was uitgewerkt) voor een<br />

internationale uitstraling van het Belgische meu<strong>be</strong>ldesign.<br />

Ze vormden het forum waarop designers, die niet direct<br />

verbonden waren met Pormes Nouvelles, de Coöperatieve<br />

Form of 'Het Gentse Meu<strong>be</strong>l' (een <strong>be</strong>scheiden aanloop<br />

van Van de Walle en enkele Gentse meu<strong>be</strong>lproducenten<br />

naar de Salons) zich konden manifesteren. Daaronder ook<br />

enkele Mechelaars, zoals verderop zal worden<br />

gepreciseerd.<br />

33


Hedendaags design<br />

Stoel voor de<br />

studentenhuisvesting<br />

Résidence Brull te Luik<br />

Charles Vondenhove,<br />

co. 1964<br />

Collectie Charles Vandenhove,<br />

Luik<br />

Luik: de industrie neemt zeil een designinitiatief<br />

Een derde centrum voor on wikkeling en promotie van<br />

Belgisch design verdient nog vermelding: het 'Instituut<br />

voor industriële vormgeving' te Luik. Hier was het de<br />

industrie zelf die in 1956 eindelijk een initiatief nam.<br />

Het instituut wou een documentatiecentrum worden ten<br />

gerieve van industriëlen en ontwerpers, en verder<br />

studiedagen, wedstrijden en tentoonstellingen organiseren.<br />

Aanvankelijk waren architecten als Charles Vandenhave<br />

en Lucien Kroll actief <strong>be</strong>trokken bij· de werking van het<br />

instituut. Al gauw echter namen de industriëlen alleen het<br />

roer in handen en kwam van de geplande vernieuwende<br />

initiatieven weinig terecht.<br />

De latere jaren 'Het gouden kenteken' en het<br />

'Desi g n Centre van Bel g ië'<br />

Met de sterke steun van enkele ministeries en<br />

overheidsdiensten werd in 1956 de 'Vereniging ter<br />

<strong>be</strong>vordering der kwaliteit in de nijverheidscreatie'<br />

opgericht. Ze organiseerde jaarlijks een wedstrijd, met een<br />

internationale jury, ter <strong>be</strong>kroning van de vormgeving van<br />

reeds <strong>be</strong>staande serieproducten. De gelauwerde producten<br />

kregen 'Het gouden kenteken' en gewaarborgde promotie<br />

op <strong>be</strong>urzen en andere verkoopspunten. De eerste<br />

wedstrijd, die meteen een enorm succes kende, vond<br />

plaats in 1957; hij zou nog worden georganiseerd tot in de<br />

late jaren '60. Ook enkele losstaande moderne meu<strong>be</strong>len<br />

kregen ooit het kenteken.<br />

De drijvende kracht achter 'Het gouden kenteken' was<br />

Barones Josine des Cressonières, die voordien de<br />

meu<strong>be</strong>lpresentaties van A l'lnnovation had samengesteld.<br />

In 1964 stichtte ze het 'Design Centre van België',<br />

gevestigd in de Ravensteingalerij te Brussel, waarin<br />

design-producten permanent werden tentoongesteld,<br />

vooral met het oog op buitenlandse interesse. Maar voor<br />

de meu<strong>be</strong>lindustrie kwam het initiatief te laat. De band<br />

tussen de <strong>be</strong>wuste designers en de industrie was echter<br />

vertroe<strong>be</strong>ld geraakt onder de groeiende druk van<br />

markteconomische tendenzen. Niet langer was het hen<br />

om het 'moderne sociale meu<strong>be</strong>l' te doen maar om de<br />

ontwikkeling van hun eigen 'oeuvre'. Het brede publiek<br />

dreigde intussen steeds meer ingepalmd te worden door<br />

vooral commercieel geïnspireerde producten,<br />

gebanaliseerde versies van het pionierswerk van weleer.<br />

34


Stoel voor de abdij van<br />

Ma redsous<br />

Lucien Krol/, 1960<br />

Colfeetie Abdij van Moredsous<br />

Foto: Wim Van Nuelen<br />

Meu<strong>be</strong>lafdeling van Les Grands<br />

Magasins à l'lnnovation te<br />

Brussel,<br />

Mei werk van Willy Va n Der Meeren<br />

Collectie VA&S, RUG, Gent<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/1 35


Mechelen en het moderne<br />

design van de jaren viiftig<br />

Mechelen was zelf geen centrum waar ontwerpers en<br />

producenten zich verenigden rond de inspiratie en de<br />

doelstellingen van het 'moderne sociale meu<strong>be</strong>l', zoals<br />

Pormes Nouvelles in Brussel en de Nationale salons in<br />

Gent. Toch moeten enkele Mechelse ontwerpers binnen<br />

datzelfde stijlidioom worden gesitueerd, waarin zij zelfs<br />

tot de meest eminente <strong>be</strong>horen, zonder daarom altijd de<br />

sociaal-esthetische <strong>be</strong>kommernissen te laten primeren.<br />

Ze tekenden meu<strong>be</strong>len die aansloten bij hun tijd.<br />

Daarin distancieerden ze zich van de eerder conserverende<br />

Mechelse meu<strong>be</strong>ltraditie. Deze richtte zich<br />

gewild of ongewild tot een meer <strong>be</strong>goed publiek, dat zich<br />

afzijdig hield van het 'nieuwe', het 'populaire' of, in ieder<br />

geval, van datgene dat als voorbijgaand werd aanzien.<br />

Alfred Hendrickx vormde in Mechelen blijkbaar de<br />

top. Van stadsgenoten als Jan en Maurice Jacobs is tot op<br />

heden geen vergelijkbare vormgeving <strong>be</strong>kend.<br />

Schets van de refter<br />

van het Home Emile<br />

Vandervelde 2 te<br />

Oostduinkerke<br />

Lucien Engels, 19 57<br />

Waterverf op papier<br />

Collectie aa50, Mechelen<br />

36<br />

Toch mogen nog twee andere grote ontwerpers met<br />

Mechelen in verband gebracht worden. De architect<br />

Lucien Engels, wiens meu<strong>be</strong>len voor tijdgenoten onopgemerkt<br />

bleven maar nu ondermeer door het VITRA-design<br />

museum zeer gezocht worden, woonde in de Mechelse<br />

randgemeente Elewijt. En de volgens diverse kenners<br />

<strong>be</strong>langrijkste designer van de jaren '50, de Brusselaar<br />

Jules Wab<strong>be</strong>s, was afkomstig uit een Mechelse familie van<br />

houthandelaars. Opvallend is dat Wab<strong>be</strong>s, Engels en, in<br />

mindere mate, Hendrickx meu<strong>be</strong>len tekenden die ofwel een<br />

zekere voornaamheid en perfectie uitstralen ofwel éénmalige<br />

creaties waren. Ze richtten zich nooit echt naar het grote<br />

publiek of naar de brede verspreiding van hun werk.


Hedendaags design<br />

Alfred Hendrickx: het samenhoren van<br />

ontwerper en <strong>be</strong>drijf<br />

Alfred Hendrickx (geboren in 1931) was een kleinzoon<br />

van Eugène Van Pleteren, stichter tijdens het inter<strong>be</strong>llum<br />

van de firma Van Fleteren. Na de oorlog specialiseerde het<br />

<strong>be</strong>drijf zich aanvankelijk in scheepsinterieurs, tot het rond<br />

1950 overschakelde naar een sterk gemechaniseerde<br />

productie van woning-meubilair. Hendrickx zat volop in<br />

een milieu van meu<strong>be</strong>l productie. Hij had veel contact met<br />

Jan Kuper, de tekenaar en <strong>be</strong>langrijkste Mechelse producent<br />

van moderne meu<strong>be</strong>len tussen de twee wereldoorlogen,<br />

en kon ook een tijd op stage bij Pirelli in Italië. Als talentvol<br />

ontwerper leefde Hendrickx niet alleen midden in de<br />

meu<strong>be</strong>lindustrie, hij was ook zeer nauw verbonden met<br />

de al dan niet succesvolle toekomst en ontwikkeling van<br />

het <strong>be</strong>drijf. Zijn uitgangspunt was dus duidelijk anders<br />

dan dat van een kunstcriticus of een sociaal-esthetisch<br />

gemotiveerde zelfstandige designer. Zeker in het wat<br />

zelfgenoegzame Mechelse stijlmeu<strong>be</strong>len-milieu was het<br />

zondermeer riskant met een <strong>be</strong>drijf minder vertrouwde<br />

wegen op te gaan. Dat is nochtans wat Hendrickx en<br />

Van Pleteren deden.<br />

Stoel S3, Belform<br />

Alfred Hendrickx<br />

Collectie Iris Kockel<strong>be</strong>rgh,<br />

Antwerpen<br />

Foto: Wim Vo n Nueten<br />

De eerste Belform catalogus en de presentatie<br />

van de nieuwe meu<strong>be</strong>llijn in Antwerpen<br />

De ontwerpen die Alfred Hendrickx voor Van Pleteren<br />

creëerde, werden rond 1953 als een nieuwe meu<strong>be</strong>llijn<br />

samengebracht in de eerste firmacatalogus - een<br />

plooifolder - onder de promotienaam 'Belform'. Daarmee<br />

ging de firma resoluut een nieuwe weg op: die van lichte,<br />

flexi<strong>be</strong>le, gemakkelijk te combineren seriemeu<strong>be</strong>len,<br />

met een wat italiaans-ogende moderne lijn. Zoals Pormes<br />

Nouvelles dat bijna op hetzelfde moment elders in<br />

Antwerpen - op het Kiel - deed (op de boven al genoemde<br />

tentoonstelling 'Het nieuwe wonen'), zo presenteerde<br />

Hendrickx al meteen in 1953 op de Luchtbal ook een<br />

modelappartement op de tentoonstelling 'Beter wonen'.<br />

De enthousiaste vakpers wees meteen op de twee<br />

markante aspecten van deze presentatie: de praktische,<br />

soepele aanwendbaarheid - voor alle soorten van kopers -<br />

van deze meu<strong>be</strong>len, én de duidelijke, zij het ook nog<br />

riskante keuze voor nieuwe vormen van wonen, zoals die<br />

in het buitenland groeiden en succes boekten.<br />

De tweede Belform catalogus en de Gentse salons<br />

Het opzet van Van de Walle met de Nationale salons<br />

voor het moderne sociale meu<strong>be</strong>l in Gent heeft zeker zijn<br />

doel niet gemist. Ze presenteerden een overzicht van wat<br />

er aan nieuwe vormgeving gepresteerd werd in België,<br />

maar droeg bovendien bij tot de vernieuwing van de<br />

stijlgevoeligheid van het publiek ten gunste van dergelijke,<br />

aanvankelijk wat <strong>be</strong>vreemdende, vormen. In de plaats<br />

van on<strong>be</strong>grip groeide ruime interesse. De tweede Belfarm<br />

catalogus die Alfred Hendrickx voor Van Pleteren tekende,<br />

moest geen pionierswerk meer leveren, maar kon volop<br />

aanleunen bij het succes van het tweede en derde salon.<br />

En het publiek <strong>be</strong>gon te kopen. Niet alleen de toegenomen<br />

openl1eid voor de moderne lijnen droeg daartoe bij, ook<br />

de reële efficiëntie en het comfort die met deze meu<strong>be</strong>len<br />

werden <strong>be</strong>oogd. Het waren 'schakelmeu<strong>be</strong>len', die volgens<br />

de <strong>be</strong>hoeften van de koper konden samengesteld worden<br />

voor zeer diverse ruimten en noden: een woonkamer, een<br />

winkel, een bureel. Ook de montage trachtte men eenvoudig<br />

te houden. Het principe bij Hendrickx was vaak dat van<br />

een balkvormig kastvolwne, waarbinnen allerlei ruimtes<br />

kwmen worden gecreëerd door middel van een wel<strong>be</strong>paalde<br />

module die op verschillende manieren werd aangewend.<br />

Waar in het historiserende stijlmeu<strong>be</strong>l decoratieve<br />

diversiteit en verfijning gezocht werden in het snijwerk,<br />

trachtte het moderne seriemeu<strong>be</strong>l die bijkomende<br />

decoratieve dimensies te <strong>be</strong>reiken door de aanwending<br />

van allerlei vergeten of nieuwe materialen als dik gekleurd<br />

glas, marmer, synthetische hardplaat of verschillende<br />

metalen. Ook kunstkeramiek van de Mechelse kunstenaar<br />

Willy Meysmans werd verwerkt, bij voor<strong>be</strong>eld in het<br />

bovenblad van een salontafele. Hendrickx gebruikte ze<br />

allemaal met zwier, maar <strong>be</strong>hield zijn voorkeur voor hout.<br />

Het typische verbreden en weer smaller laten worden van<br />

stijlen of poten van een houten meu<strong>be</strong>l, zonder het<br />

excessieve van de Italiaanse voor<strong>be</strong>elden maar als een<br />

subtiele uitmiddeling van extremen, gecombineerd met<br />

het schilderen ervan, zwarte stoelen bij voor<strong>be</strong>eld, gaven<br />

zijn creaties zowel een eigen lichtheid als een <strong>be</strong>studeerd<br />

raffinement.<br />

OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/ 1 37


Naar aanleiding van het derde salon in Gent, waar<br />

Hendrickx' meu<strong>be</strong>len geëxposeerd stonden naast die van<br />

de toenmalige grote namen als Pieter De Bruyne, Jos De<br />

Mey en Emile Veranneman, trad de specificiteit van zijn<br />

ontwerpen duidelijker in het licht. Ze werden met<br />

enthousiasme <strong>be</strong>groet als creaties van één der <strong>be</strong>ste<br />

designers van het land. Maar tegelijk hadden ze iets<br />

exclusiefs. In dat salon voor sociale meu<strong>be</strong>len vielen ze op<br />

door hun verfijning en souplesse, <strong>be</strong>stemd als ze waren<br />

voor een '<strong>be</strong>hoedzaam-modem georiënteerde<br />

burgerij'(Elno), eerder wat intellectueel en niet direct<br />

minder <strong>be</strong>goed. De ontwerpen hadden, alleen al door de<br />

<strong>be</strong>heersing van de lijnen, een eigen status, een soort klasse.<br />

De derde Belfarm catalogus,<br />

een nieuwe weg<br />

In 1958 was Hendrickx ruim aanwezig op de<br />

Brusselse wereldtentoonstelling, zowel in de 'Klasse<br />

van de Toegepaste Kunsten en Kunstambachten'<br />

van de afdeling binnenhuisarchitectuur met een<br />

woonkamer en een ontvangstsalon, als in het huis van de<br />

provincie Antwerpen, dat ondermeer 'Scheppend<br />

ambacht' in die provincie toonde, waar hij enkele tafels<br />

en stoelen exposeerde. Niet alleen bij Hendrickx werd een<br />

evolutie naar toenemende gestrengheid zichtbaar.<br />

Wa t vroeger speels en licht was, wordt nu ingehouden en<br />

so<strong>be</strong>r.<br />

Ook de teneur van Hendrickx' derde catalogus van<br />

1959 <strong>be</strong>antwoordde aan de nieuwe verstrakking. De fifties<br />

waren voorbij. Streng rechthoekige, vierkante of ronde<br />

tafels (met het bovenblad enigszins losgemaakt van de<br />

structuur), bijvoor<strong>be</strong>eld, waarvan de metalen of houten<br />

poten ook een vierkante doorsnede hadden, losten de<br />

vloeiende lijnen van vroeger af. Stoelen en bureaumeubilair<br />

werden ernstig en zakelijk.<br />

De gunstige contacten die Hendrickx op de Expo 58<br />

had gelegd, resulteerden in een aanzienlijke export van<br />

meu<strong>be</strong>len door de firma Van Pleteren naar Nederland,<br />

Duitsland, Italië en Frankrijk. De wending in zijn stijl<br />

<strong>be</strong>tekende bij hem dan ook niet dat hij zich<br />

terugtrok in een individualistisch oeuvre los van<br />

de producenten zoals andere designers dat volop<br />

deden. Door Hendrickx' verbondenheid met<br />

Van Pleteren bleef hij midden in de dagelijkse<br />

realiteit van de meu<strong>be</strong>lindustrie staan, de<br />

realiteit die hem gevormd had. Misschien is<br />

het daarom dat de criticus Karel Elno in<br />

1965 in 'De Nieuwe' kan vaststellen dat<br />

Hendrickx een gelukkige uitzondering was<br />

geworden, want, zo vraagt hij: "Kunnen er<br />

in het hele land méér dan twee of drie<br />

<strong>be</strong>kwame full time meu<strong>be</strong>lontwerpers geteld worden?"<br />

38 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

Hedendaags design<br />

Zetel S6L, Belform<br />

Alfred Hendrickx<br />

Collectie Miehoef Morcy,<br />

Antvverpen<br />

Foto: Wim Va n Nueten<br />

Tafel met verlengstuk<br />

T4, Belform<br />

Alfred Hendrickx<br />

Collectie /ris Kockel<strong>be</strong>rgh,<br />

Antvverpen<br />

Foto: Wim Va n Nueten<br />

Woonkamermeu<strong>be</strong>l<br />

K4, Belform<br />

Alfred Hendrickx<br />

Collectie Miehoef Morcy,<br />

Antvverpen<br />

Foto: Wim Van Nueten<br />

39


Hedendaags design<br />

Maarten Van Severen<br />

Het modernisme van de jaren dertig legde radicale<br />

functionaliteit aan de basis van zijn design, en zette zich<br />

daarmee af tegen het esthetiseren de ideaal van de art<br />

deco. Het naoorlogse moderne sociale meu<strong>be</strong>l <strong>be</strong>oogde<br />

dan weer allereerst de vereniging van design met een<br />

<strong>be</strong>taalbare woonomgeving voor zeer brede lagen van de<br />

<strong>be</strong>volking. Functionaliteit, schoonheid en sociaal burgerschap<br />

dirigeerden de vormgeving. Eens de jaren vijftig voorbij<br />

trokken de vooraanstaande designers zich echter terug uit<br />

de symbiose met de industrie om aan een persoonlijk<br />

oeuvre te bouwen. De doorgedreven consequentie ervan<br />

wordt wellicht het <strong>be</strong>st verpersoonlijkt door Maarten<br />

Van Severen.<br />

Het object en zijn <strong>be</strong>tekenis<br />

Maarten Van Severen wil zichzelf geen designer<br />

noemen. Want als design in wezen vormgeving is, bij<br />

voor<strong>be</strong>eld van voorwerpen die ambachtelijk of industrieel<br />

geproduceerd zullen worden, dan is Van Severen met iets<br />

anders <strong>be</strong>zig. Hem gaat het niet om de geïsoleerde vorm,<br />

maar om het ding. Hij werkt totdat een tafel nog louter<br />

zichzelf is. En wàt zij dan is, moet alleen uit haar zelf<br />

blijken. Het meu<strong>be</strong>l is zelf de bron van zijn <strong>be</strong>tekenissen<br />

die, zoals elke bron, veel meer achterhoudt dan wat ze op<br />

een <strong>be</strong>paald moment aan de dorstige te laven biedt.<br />

Terwijl de ultieme eenvoud ervan zich geheel bloot geeft,<br />

<strong>be</strong>waart het object zijn geheim. Het kan onder geen<br />

gangbare categorieën van architectuur, kunst of design<br />

ondergebracht worden.<br />

Het <strong>be</strong>gint in 1988 met een tafel. De zoon van de<br />

kunstenaar Dan Van Severen, Maarten, die architectuur<br />

studeerde, maakt er één, gewoon omdat hij ze wil.<br />

Als iemand de tafel mooi vindt, verkoopt hij ze en maakt<br />

een nieuwe, een andere, maar met hetzelfde eenvoudige<br />

raffinement. De tafel onthutst niet door haar perfectie en<br />

precisie; ze verraadt nergens het moeizame geneseproces,<br />

noch het ingenieuse van haar structuur. Geen uitstalling<br />

van materialen maar een fijne, gewichtloze tafel,<br />

onopvallend-opvallend horizontaal. Wa t Van Severen<br />

maakt, leeft telkens zijn eigen leven: zijn zetel uit<br />

hetzelfde jaar heeft niets met de tafel te maken. Hij schept<br />

een onverwachte combinatie van inox, leer en canvas;<br />

een scheefgewaaide vierkante vlag, stevig in de bodem<br />

geplant, laag en levend. To taal los van zetel en tafel<br />

ontstaat dat jaar ook een kast (al zijn meu<strong>be</strong>len maakt de<br />

ontwerper zelf in zijn eigen atelier; ze zijn, zoals gezegd,<br />

zijn werk). Acht gelijke geometrisch gave vakken boven<br />

elkaar gestapeld, het ritme ondersteund door een niet­<br />

geometrische staaf: de omsluiting en ontsluiting van<br />

ruimte, leegte die gemaakt wordt, plekken die kunnen<br />

<strong>be</strong>zet worden om dingen hun eigen naam te laten heb<strong>be</strong>n:<br />

een boek, een knuffeldier, een stapel borden. Van Severen<br />

maakt in die jaren meerdere tafels en kasten, telkens<br />

geheel nieuw 'kast' of 'tafel', geen variaties.<br />

40 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1


Maarten Van Severen<br />

Tafel BB, 19BB<br />

Eik<br />

Maarten Van Severen<br />

7<br />

-vakken kost, 1990<br />

Maarten Van Severen<br />

2 meter boeken, 1993<br />

Loge Stoel, 1993


Eigengereidheid en functionaliteit - de spanning<br />

met de architectuur<br />

In het <strong>be</strong>gin van de jaren negentig worden<br />

verschuivingen merkbaar. De horizontale liggers van een<br />

kast trekken de aandacht naar zich toe, hun materialiteit<br />

spreekt. Elders verschijnt er een holle vorm, of de<br />

verhouding tussen vaste en <strong>be</strong>wegende delen wordt<br />

afgetast door een schuifdeur die slechts een deel van de<br />

kastopening afsluit. Maar er is vooral de blijvende<br />

spanning tussen de autonome eigengereidheid van het<br />

object en de functionaliteit ervan. De lage TV-tafel van<br />

1991 <strong>be</strong>waart een afstand tegenover het toestel.<br />

Ze versmelt er niet mee, compromitteert zich niet.<br />

Tegelijk speelt Van Severen met de spanningen tussen<br />

deel en geheel van elk object. Een tafelblad bl,ijft door het<br />

verschil in de aangewende materialen zijn zelfstandigheid<br />

koesteren ten aanzien van de poten en omgekeerd;<br />

en toch vormen ze een geheel. Als hij een keuken inricht<br />

- is er iets dat functioneler moet zijn dan een .keuken? -<br />

gaat het over de oerelementen steen, water, vuur, niet<br />

over design of glitter van de techniek. Een autonome<br />

U-vormige metalen kast wordt een stu.k zelfstandige<br />

architectuur, ingeschoven in een nis in de bibliotheek­<br />

hookshop van de St.-Pietersabdij in Gent.<br />

Op grotere schaal wordt de relatie architectuur­<br />

meu<strong>be</strong>l uitgediept in twee projecten met de Nederlandse<br />

architect Rem Koolhaas: de villa Dall'Ava (St. Cloud,<br />

bij Parijs) en het huis in Floirac nabij Bordeaux. Voor dit<br />

laatste maakt Van Severen, naast de vaste meu<strong>be</strong>len van<br />

keuken, bad- en slaapkamers, een verticaal <strong>be</strong>wegend<br />

centraal platform. Het vormt het hart van het huis, als een<br />

open <strong>be</strong>woonbare studio die alle verdiepingen aandoet en<br />

daarbij aan één zijde langs een enorme bibliotheekwand<br />

glijdt. Deze draagt volop het stempel van de. maker:<br />

dunne wanden creëren alleen streng geometri che<br />

vakken, puur spel van horizontaliteit en verticaliteit.<br />

In 1998 werd dit huis, dat geen huis meer is, door het<br />

Amerikaanse weekblad Time als 'design'-object van<br />

het jaar verkqzen.<br />

Andere architectuur-opdrachten volgen: balie,<br />

vestiaire, hookshop en bibliotheek voor het S.M.A.K. in<br />

Gent, de vernieuwing van de galerie Mercator in<br />

Antwerpen (waarvoor Van Severen ook de inbreng van de<br />

tekenaar Benoit vraagt - al even afstandelijk, ver van elke<br />

formalisme als Van Severen zelf - architectuur die ruimte,<br />

leegte lijkt te scheppen, waarmee de meu<strong>be</strong>len dan iets<br />

doen.<br />

De internationale <strong>be</strong>langstelling voor Van Severen is<br />

intussen enorm, met publicaties en signalementen in alle<br />

toonaangevende design-tijdschriften en, recent, een<br />

tentoonstelling in het MOMA in New York.<br />

42 OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/1<br />

Stoelen en ligzetels<br />

Ook voor de stoel, het universele meu<strong>be</strong>l bij uitstek,<br />

zoekt Van,Severen niet naar een mooie vorm. Hij is geen<br />

designer, hij maakt een zitmeu<strong>be</strong>l. In 1992 is dat in<br />

aluminium en <strong>be</strong>uk, 'stoel 02'. Eén vloeiend houten blad<br />

is zowel rug- als zitvlak, vooraan doorlopend tot voor de<br />

platte alurniniumpoten. De rug wordt als het ware<br />

voorlopig gestut door de ronde achterpoten. Voor Vitra,<br />

de stoelenfirma met wereldfaam, werkt hij jaren aan zijn<br />

'stoel 03'; onzichtbare stalen veren binnen kleurbaar<br />

polyurethaan-schuim voor het blad maken er een<br />

buigzame, onwaarschijnlijke constructie van. Ze zijn<br />

bovendien stapelbaar tot een nieuw eigengereid geheel.<br />

Rond 02 en 03 ontstaan verwante, verder zoekende<br />

creaties. Ondermeer in 1994 een ligstoel in uiterst dun<br />

polyester, met glasvezel erster kt, een nieuwe mijlpaal in<br />

het evoluerende continue oeuvre. Of de als een<br />

schommelstoel ogende, wat verende ligstoel van 1995:<br />

een gebogen aluminiumplaat die poten overbodig -maakt.<br />

Maarten Van Severen<br />

Loge Stoel, 1993· 1 995<br />

Aluminium<br />

Hedendaags design<br />

En nog meer ..<br />

Open en gesloten, volmaakt en voorlopig,<br />

doordrongen van de intensiteit van het 'er zijn', van het<br />

leven en de traagheid van de materie, zo zijn de meu<strong>be</strong>len<br />

van Van Severen. Er is de blauwe bank in polyurethaan:<br />

een rechthoekig blok gekleurd schuim op lage pooes, de<br />

losse balk erop vervormbaar en zich traag herstellend, een<br />

trage geometrische materie. Maar ook de kast op wielen<br />

met langs <strong>be</strong>ide zijden deuren in opaak polyester, de<br />

inhoud diffuus zichtbaar, alleen staand, vrij in de ruimte.<br />

Of de lange lage kasten in aluminium, ook op wielen, met<br />

<strong>be</strong>weegbare schuifwanden, holten sluitend en openend,<br />

alleen wanden en een geheel, geen details. Ook de lage<br />

houten tafel als een blok op wielen, met twee open<br />

zijkanten en een rond kijkgat in een derde zijde die de<br />

lage holte zichtbaar maakt, met een opvallende<br />

dominantie van het blad. Tenslotte de U-line lampen,<br />

samen met de Vitra-stoel het enige van Van Severen dat<br />

gewoon te koop is: een smalle TL-buis eenvoudigweg in<br />

een aluminium U-profiel gemonteerd, in evenwicht<br />

gehouden door een geknikte aluminiumbuis en op een<br />

ronde voet; precisie met het onopvallende air van<br />

voorlopigheid, alsof alles vanzelfsprekend is.<br />

Maarten Van Severen<br />

Ontvverptekening voor Loge Stoel<br />

Auteursidentificatie<br />

Deze brochure werd samengesteld op basis von een oentol teksten<br />

uil de catalogus van de tenloonstelling Het Mechelse meu<strong>be</strong>l ISOQ-<br />

2000. Van houtsniiwerk tot design van volgende auteurs:<br />

Jack Jonsen ( 16e eeuwse renoissonce<strong>be</strong>eldenl, Chrislino Ceulemons<br />

(geklede <strong>be</strong>elden),<br />

Rio Fobri (modelboeken), lngrid Van Couwen<strong>be</strong>rgh ( 1 9e eeuwse<br />

meu<strong>be</strong>len en meu<strong>be</strong>lmakers), Ro<strong>be</strong>rt Van Santvoort (20e eeuwse<br />

meu<strong>be</strong>len en meu<strong>be</strong>lmakers), Bart Pluymers (sociool·economische<br />

siluoliel, Wim Merlens (meu<strong>be</strong>l<strong>be</strong>kledingl,<br />

de vakgroep Architectuur en Stedebouw van de U.G. o.l.v. Mil De<br />

Kooning (Mechels en Belgisch design) en Geert Bekeert (Maarten<br />

Van Severen).<br />

Heidi De Niin<br />

licentiate geschiedenis RUG ( 1979) Van 1987 lol 1995 werkzoom<br />

als adiuncl-conservolor in het stadsarchief van Mechelen;<br />

Va naf 1996 verontvvoordelqk voor de stedelijke musea van<br />

Mechelen; coördinator van de lentoonstelling Foydher<strong>be</strong> '97;<br />

sinds iuni 1999 hoofdconservolor;<br />

Coördinator tenloonstelling in het kader van de vieringen rond<br />

Keizer Karel: Het Mechelse meu<strong>be</strong>l ISOQ-2000. Va n houtsniiwerk<br />

tot design.<br />

43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!