boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent
boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent
Georges Allaert en Frank Witlox (Red.) DUURZAME MOBILITEIT VLAANDEREN DE LEEFBARE STAD Gent, 12 december 2008
- Page 3 and 4: Duurzame Mobiliteit: De Leefbare St
- Page 5 and 6: Georges Allaert en Frank Witlox (Re
- Page 7: VOORWOORD Het Instituut voor Duurza
- Page 11: The Urban Soundscape - A Different
- Page 14 and 15: Ook voor de Universiteit Gent had L
- Page 16 and 17: 16 1. IDM en het mobiliteitsvraagst
- Page 18 and 19: Vorming) vanuit de bezorgdheid dat
- Page 20 and 21: Op 1 september 2004 startte het pro
- Page 22 and 23: Naast de kerngroep IDM (bestaande u
- Page 24 and 25: personen die zich vanuit hun autori
- Page 26 and 27: Daarnaast zijn ook heel wat project
- Page 29 and 30: DUURZAME MOBILITEIT IN VLAANDEREN W
- Page 31 and 32: veiligheid. Het plan had daarenbove
- Page 33 and 34: - geïntegreerde benadering van pla
- Page 35 and 36: Figuur 3: IDM-structuur 35
- Page 37 and 38: Figuur 4: Verschillende bouwstenen
- Page 39 and 40: uitdrukkelijke verhouding tot zijn
- Page 41 and 42: 4.2. Verkeerstechnisch ontwerp van
- Page 43 and 44: weggebruiker wordt geïnformeerd do
- Page 45 and 46: De grote paradox van het mobiliteit
- Page 47 and 48: sensu lato) als naar ondersteunend
- Page 49 and 50: Tabel 2: IDM-PROJECTEN (toestand op
- Page 51 and 52: TOWARDS SUSTAINABLE URBAN DISTRIBUT
Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox (Red.)<br />
DUURZAME MOBILITEIT VLAANDEREN<br />
DE LEEFBARE STAD<br />
G<strong>en</strong>t, 12 december 2008
Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>: De Leefbare Stad<br />
Bijdrag<strong>en</strong> aan het congres<br />
Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />
De Leefbare Stad<br />
G<strong>en</strong>t, 12 december 2008<br />
Deze publicatie kwam mede tot stand<br />
met de financiële steun van
Deze publicatie is opgedrag<strong>en</strong> aan<br />
Lars Malmrös<br />
Oprichter van de Belgische Volvo-vestiging<strong>en</strong><br />
Doctor Honoris Causa aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Ereburger stad G<strong>en</strong>t<br />
Commandeur in de Kroonorde<br />
† 25.10.2008
Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox (Red.)<br />
Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>: De Leefbare Stad<br />
Bijdrag<strong>en</strong> aan het congres<br />
Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />
De Leefbare Stad<br />
G<strong>en</strong>t, 12 december 2008
Congres Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong>: De Leefbare Stad<br />
Deze uitgave bevat de paperbijdrag<strong>en</strong> van het Congres Duurzame<br />
<strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong> 2008 met als thema De Leefbare Stad.<br />
Het auteursrecht berust bij de auteurs.<br />
Foto omslag: recht<strong>en</strong>vrije afbeelding van www.morguefile.com<br />
Deze uitgave is verkrijgbaar bij:<br />
Secretariaat Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />
p/a Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
België<br />
Prijs €25 (inclusief verz<strong>en</strong>dkost<strong>en</strong>, excl. 6%BTW)<br />
© Copyright voor deze uitgave, DCL Print & Sign, Zelzate<br />
Redactie:<br />
Prof. dr. Georges Allaert<br />
Prof. dr. Frank Witlox<br />
Eindredactie:<br />
Ir. Arch. Sara Verlinde
VOORWOORD<br />
Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t wil op<br />
geregelde tijdstipp<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van lop<strong>en</strong>de onderzoeksproject<strong>en</strong><br />
inzake duurzame mobiliteit aan de G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> <strong>en</strong><br />
associatiepartners bundel<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijk verbred<strong>en</strong> via thematische<br />
studiedag<strong>en</strong>.<br />
Het eerste exemplaar ligt mom<strong>en</strong>teel voor u. Het is e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>bundeling<br />
van project<strong>en</strong> uitgevoerd door juniors <strong>en</strong> s<strong>en</strong>iors wet<strong>en</strong>schappelijke<br />
onderzoekers. Daarnaast hebb<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de doctoraatsbursal<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
bijdrage geleverd met aspect<strong>en</strong> die de voortgang van hun doctoraat<br />
weergev<strong>en</strong>. De mix tuss<strong>en</strong> de oudere g<strong>en</strong>eratie onderzoekers <strong>en</strong> de jonge<br />
g<strong>en</strong>eratie onderzoekers is in vele bijdrag<strong>en</strong> te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Dit is van<br />
bijzondere betek<strong>en</strong>is voor de doorwerking <strong>en</strong> continuïteit van het<br />
wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek.<br />
In het <strong>boek</strong>werk „De leefbare stad‟ kom<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de vraagstukk<strong>en</strong> van<br />
duurzame mobiliteit aan bod: ruimtelijke vraagstukk<strong>en</strong>, sociaaleconomische<br />
vraagstukk<strong>en</strong>, technologische vraagstukk<strong>en</strong>. Het is duidelijk<br />
dat bij de problematiek van duurzame mobiliteit vele disciplines betrokk<strong>en</strong><br />
zijn waarin IDM e<strong>en</strong> „knooppunt‟rol vervult.<br />
De editors, Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox dank<strong>en</strong> de auteurs voor het<br />
geleverde werk <strong>en</strong> inzonderheid moet hier ir. Sara Verlinde word<strong>en</strong><br />
vermeld voor de puike sam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> het rediger<strong>en</strong> van het geheel.<br />
Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox<br />
November 2008
INHOUD<br />
DUURZAME MOBILITEIT IN VLAANDEREN<br />
In memoriam Lars Malmrös .........................................................13<br />
Inleiding: Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM)<br />
Georges Allaert ......................................................................15<br />
Duurzame mobiliteit in Vlaander<strong>en</strong>. Waar staan we nu?<br />
Georges Allaert ......................................................................29<br />
Towards Sustainable Urban Distribution by Customizing Policies<br />
Hans Quak <strong>en</strong> Jo van Nun<strong>en</strong> ...................................................51<br />
Combined Electric Applications in Transport<br />
Alex Van d<strong>en</strong> Bossche ............................................................71<br />
Hydrog<strong>en</strong> and Natural Gas-Hydrog<strong>en</strong> Mixtures for Internal<br />
Combustion Engines<br />
Roger Sier<strong>en</strong>s <strong>en</strong> Sebastian Verhelst .......................................89<br />
ITS als middel voor e<strong>en</strong> meer verkeersleefbare <strong>en</strong><br />
verkeersveilige stad<br />
Ko<strong>en</strong> De Baets, Johan De Mol, Dominique Gillis, Sv<strong>en</strong><br />
Vlass<strong>en</strong>root, Piet Demeester, Ingrid Moerman, Wim<br />
Vand<strong>en</strong>berghe <strong>en</strong> Frank Witlox ............................................. 119<br />
Naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur: parkeerbeleid<br />
als hefboom<br />
Dirk Lauwers ....................................................................... 151
The Urban Soundscape - A Differ<strong>en</strong>t Perspective<br />
Dick Botteldoor<strong>en</strong>, Bert De Co<strong>en</strong>sel, Timothy<br />
Van R<strong>en</strong>terghem, Luc Dekoninck <strong>en</strong> Dominique Gillis ........ 177<br />
Kilometers mal<strong>en</strong>: maatschappelijke dwangneurose of<br />
ruimtelijk probleem?<br />
Kobe Boussauw <strong>en</strong> Frank Witlox ......................................... 205<br />
Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> impact naar won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit<br />
Georges Allaert, Ann Pisman, Veronique Van Acker <strong>en</strong><br />
Frank Witlox ......................................................................... 229<br />
De G<strong>en</strong>tse „zuidelijke mozaïek‟ slibt dicht: naar e<strong>en</strong> gebiedsgerichte<br />
visie binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief<br />
Roeland Cappon <strong>en</strong> Georges Allaert ..................................... 259<br />
Nawoord: Het klavertje vier van duurzame mobiliteit<br />
Georges Allaert .................................................................... 283
IN MEMORIAM<br />
LARS MALMRÖS<br />
LARS MALMRÖS, topman van VOLVO <strong>en</strong> doctor honoris causa van de<br />
G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> is niet meer.<br />
In deze donkere herfstdag<strong>en</strong> liet de G<strong>en</strong>tse Volvo-autofabriek op 17<br />
november 2008 wet<strong>en</strong> dat Lars Malmrös in zijn geboorteland Zwed<strong>en</strong><br />
overled<strong>en</strong> was. De Vlaamse Zweed was de man die zowel Volvo Cars als<br />
Volvo Trucks naar G<strong>en</strong>t haalde. Tuss<strong>en</strong> 1964 <strong>en</strong> 1969 <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1984 <strong>en</strong><br />
1988 was hij de grote baas van de G<strong>en</strong>tse Volvo-fabriek<strong>en</strong>.<br />
Het belang van Lars Malmrös voor G<strong>en</strong>t kan moeilijk onderschat word<strong>en</strong>.<br />
De toegevoegde waarde van beide fabriek<strong>en</strong> direct <strong>en</strong> indirect is bijzonder<br />
groot. Er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel industriële cluster die meer toegevoegde waarde<br />
voor G<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>ereert. Immers beide fabriek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun toeleveranciers<br />
bied<strong>en</strong> aan 20.000 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>. Zonder Lars hadd<strong>en</strong> beide<br />
fabriek<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>s in G<strong>en</strong>t gestaan. Het was Lars die verliefd werd op de<br />
charme van de cultuur in de stad G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de “charme” van het omligg<strong>en</strong>d<br />
platteland (Sint-Mart<strong>en</strong>s-Latem/Deurle) waar hij e<strong>en</strong> plek vond die perfect<br />
beantwoordde aan zijn leefpatroon. Hij hield immers van kunst <strong>en</strong> cultuur<br />
<strong>en</strong> van de natuur. Dit alles heeft e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme rol gespeeld op de<br />
vestigingsfactor voor de Volvo-fabriek<strong>en</strong> in G<strong>en</strong>t.<br />
De industriële topman Malmrös had ook groot aanzi<strong>en</strong> in de politieke <strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong>schappelijke wereld. Hij verwierf in Zwed<strong>en</strong> naast zijn diploma van<br />
burgerlijk ing<strong>en</strong>ieur ook e<strong>en</strong> doctoraat in de ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
behaalde verschill<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong>. In de jar<strong>en</strong> 1980 trok de Stad G<strong>en</strong>t hem<br />
aan om e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kgroep te leid<strong>en</strong> om over de toekomst van de stad <strong>en</strong> de<br />
G<strong>en</strong>tse regio e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de visie neer te schrijv<strong>en</strong>. Hij<br />
verkreeg daarbij ook de titel “Ereburger van G<strong>en</strong>t”.<br />
In die tijd heb ik Lars Malmrös ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> minzaam man met<br />
grote wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis in zowel technologische vraagstukk<strong>en</strong> als<br />
in maatschappelijke <strong>en</strong> economische vraagstukk<strong>en</strong>. G<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> van<br />
kwaliteit <strong>en</strong> toegevoegde waarde was zijn handelsmerk. Zijn<br />
technologische <strong>en</strong> sociaal-economische kwaliteit<strong>en</strong> war<strong>en</strong> mondiaal<br />
bek<strong>en</strong>d.<br />
13
Ook voor de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t had Lars Malmrös e<strong>en</strong> sterke liefde. Naast<br />
de vele contact<strong>en</strong> die hij had met professor<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoekers van de<br />
G<strong>en</strong>tse universiteit war<strong>en</strong> er de vele contract<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Volvo fabriek<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> de G<strong>en</strong>tse onderzoeksgroep<strong>en</strong> van de universiteit. Niet te verwonder<strong>en</strong><br />
dat Lars de titel kreeg van “doctor honoris causa” van de G<strong>en</strong>tse<br />
<strong>Universiteit</strong>.<br />
Na zijn p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leeftijd in 1988 bleef Lars zich verder inzett<strong>en</strong> op velerlei<br />
vlakk<strong>en</strong>. Als “émin<strong>en</strong>ce grise” speelde Lars Malmrös nog steeds e<strong>en</strong> rol<br />
voor de verdere dynamiek in de G<strong>en</strong>tse Volvo vestiging<strong>en</strong> <strong>en</strong> bleef hij<br />
daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> zich als “wet<strong>en</strong>schappelijk” expert inzett<strong>en</strong> voor de uitbouw<br />
van e<strong>en</strong> Volvo C<strong>en</strong>ter of Excell<strong>en</strong>ce dat hij dolgraag zou hebb<strong>en</strong><br />
geïnstalleerd aan de G<strong>en</strong>tse universiteit. Hoewel dit er niet is gekom<strong>en</strong>,<br />
toch vond hij e<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>d forum in het Instituut voor Duurzame<br />
<strong>Mobiliteit</strong> (IDM) waar hij vanaf 2000 aan de wieg stond bij de uitbouw<br />
van IDM zoals we die vandaag k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />
Na zijn 75 ste verjaardag werd Lars Malmrös, binn<strong>en</strong> IDM, als externe<br />
expert, bijzonder gewaardeerd voor zijn visie <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis<br />
inzake logistiek <strong>en</strong> mobiliteit. Zijn inzet was f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>aal, hij was<br />
daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> nog op hoge leeftijd sterk visionair.<br />
Met Lars Malmrös verliest IDM e<strong>en</strong> bezieler van duurzame mobiliteit.<br />
E<strong>en</strong> groot m<strong>en</strong>s is van ons he<strong>en</strong>gegaan. We zull<strong>en</strong> hem blijv<strong>en</strong> herinner<strong>en</strong>.<br />
De ganse IDM-ploeg voelt daarbij innig mee in de diepe rouw die zijn<br />
echtg<strong>en</strong>ote <strong>en</strong> familie treff<strong>en</strong>.<br />
Bedankt Lars voor de mooie mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die we sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> beleefd in<br />
de vele bije<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> in Goth<strong>en</strong>burg. Bedankt dat ik dit heb<br />
mog<strong>en</strong> meemak<strong>en</strong>.<br />
Georges Allaert<br />
22 november 2008.<br />
14
Georges ALLAERT<br />
INLEIDING:<br />
HET INSTITUUT VOOR<br />
DUURZAME MOBILITEIT (IDM)<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 53<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />
www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />
15
16<br />
1. IDM <strong>en</strong> het mobiliteitsvraagstuk<br />
De jar<strong>en</strong> 1990 war<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>de groei van de<br />
mobiliteit. Zowel de person<strong>en</strong>mobiliteit als goeder<strong>en</strong>mobiliteit k<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />
spectaculaire groei in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> in Europa. Het was de tijd dat de files<br />
ook dagelijks in het nieuws kwam<strong>en</strong> <strong>en</strong> er geregeld sprake was in de<br />
media van het doemsc<strong>en</strong>ario „het mobiliteitsinfarct‟. Er werd<strong>en</strong> to<strong>en</strong> ook<br />
vele voorstell<strong>en</strong> vanuit het beleid geformuleerd om het tij te do<strong>en</strong> ker<strong>en</strong>.<br />
Vlaander<strong>en</strong> blonk uit in het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>te visie over<br />
mobiliteit. Dit was ook niet verwonderlijk weg<strong>en</strong>s de versnippering van de<br />
bevoegdhed<strong>en</strong> waarbij de mobiliteitsproblematiek was opgedeeld over<br />
meerdere ministers (ja tot zelfs zev<strong>en</strong> ministers).<br />
De gespreide slagorde van de aanpak van het mobiliteitsvraagstuk<br />
manifesteerde zich ook in het wet<strong>en</strong>schappelijk veld. Ofwel werd<strong>en</strong><br />
oplossing<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> technisch/technologisch<br />
standpunt (bijvoorbeeld de duurzame auto, nieuwe transportsystem<strong>en</strong> voor<br />
het op<strong>en</strong>baar vervoer, system<strong>en</strong> voor het transport van goeder<strong>en</strong>) hetzij<br />
vanuit e<strong>en</strong> meer maatschappelijk standpunt (bijvoorbeeld rek<strong>en</strong>ingrijd<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> andere ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> ruimtelijke organisatie van activiteit<strong>en</strong>,<br />
andere gedragspatron<strong>en</strong> inzake mobiliteit).<br />
Duurzame mobiliteit is veel meer dan de mogelijkheid schepp<strong>en</strong> om<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong> te verplaats<strong>en</strong> van plek A naar plek B (het verkeers-<br />
<strong>en</strong> vervoersvraagstuk). Het is maar duurzaam als we bij deze<br />
verplaatsing<strong>en</strong> duurzaam omspring<strong>en</strong> met sociale, economische,<br />
ruimtelijke <strong>en</strong> milieuaspect<strong>en</strong>. Deze vier maatschappelijke basisaspect<strong>en</strong><br />
gev<strong>en</strong> aan de mobiliteit nu juist de „duurzaamheidtoets‟. Nieuwe<br />
innovaties <strong>en</strong> technologie moet<strong>en</strong> de ommezwaai teweegbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De vier<br />
maatschappelijke basisaspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> de technologie staan dan ook bij IDM<br />
c<strong>en</strong>traal in het zoek<strong>en</strong> naar duurzaamheidsoplossing<strong>en</strong>.<br />
Immers, de sam<strong>en</strong>leving in zijn geheel is structureel veranderd wat tot<br />
ongek<strong>en</strong>de groei heeft geleid in de mobiliteitsbehoefte. De maatschappij is<br />
grondig gewijzigd. D<strong>en</strong>k maar aan de omslag naar e<strong>en</strong> netwerkeconomie<br />
met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de globalisering van de markt (het gelijktijdig versterk<strong>en</strong><br />
van globale <strong>en</strong> locale markt<strong>en</strong>), de gewijzigde logistieke dynamiek, het<br />
maatschappijbeeld dat zich ook meer <strong>en</strong> meer in netwerk<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igd, de<br />
wijzig<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong>, de groei<strong>en</strong>de bewustwording van e<strong>en</strong> reeks
negatieve effect<strong>en</strong> van mobiliteit op gezondheid (lawaaiproblematiek, fijn<br />
stof, andere verontreiniging<strong>en</strong>) <strong>en</strong> op veiligheid (het nog steeds te hoog<br />
aantal ongevall<strong>en</strong> op de weg).<br />
Gezi<strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijzonder dicht infrastructuurnetwerk heeft (met<br />
dank aan de industrialisering <strong>en</strong> de geo-economische positie), zou<br />
Vlaander<strong>en</strong> nu juist het voorbeeld moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> dat<br />
mobiliteit anders kan word<strong>en</strong> georganiseerd (verduurzaming van<br />
mobiliteit). E<strong>en</strong> echte „managem<strong>en</strong>t‟-strategie hebb<strong>en</strong> we nog niet in de<br />
steigers, doch vanuit wet<strong>en</strong>schappelijke institut<strong>en</strong> zijn nu reeds<br />
verschill<strong>en</strong>de interessante ideeën, concept<strong>en</strong>, modell<strong>en</strong> in opgang. IDM<br />
timmert hier mede aan de weg.<br />
2. E<strong>en</strong> overzicht van IDM-activiteit<strong>en</strong><br />
In 1999 gaf de faculteit Ing<strong>en</strong>ieurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> het startschot voor het<br />
Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>. Het was van meet af aan e<strong>en</strong><br />
k<strong>en</strong>nisnetwerk, e<strong>en</strong> zgn. „knowledge hub & spoke‟ van mobiliteitsexperts<br />
werkzaam aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Naast wet<strong>en</strong>schappers van de<br />
ing<strong>en</strong>ieursfaculteit hebb<strong>en</strong> ook wet<strong>en</strong>schappers uit andere faculteit<strong>en</strong> zich<br />
vervoegd in het IDM-knooppunt (uit de faculteit<strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>,<br />
G<strong>en</strong>eeskunde, Recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> Economie <strong>en</strong> Bedrijfskunde).<br />
Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> is actief op vier spor<strong>en</strong>:<br />
1. Valoriser<strong>en</strong> van gestructureerde onderzoekscombinaties ad hoc<br />
voor het verwerv<strong>en</strong> van geïntegreerde project<strong>en</strong><br />
2. Uitbouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> (voortgezette) opleiding duurzame mobiliteit<br />
op universitair niveau<br />
3. Organiser<strong>en</strong> van vormingscycli in het domein van<br />
mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t (in het kader van Universitaire<br />
Perman<strong>en</strong>te Vorming)<br />
4. Uitstralingsgerichte activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijke verbreding<br />
via demonstratieproject<strong>en</strong>, seminars/congress<strong>en</strong>, paneldiscussies,<br />
…<br />
We gev<strong>en</strong> hier e<strong>en</strong> kort chronologisch overzicht van e<strong>en</strong> aantal<br />
initiatiev<strong>en</strong>. Kort na de oprichting werd gestart met de organisatie van de<br />
eerste LoMo-vormingscyclus i.s.m. het IVPV (Instituut voor Perman<strong>en</strong>te<br />
17
Vorming) vanuit de bezorgdheid dat het Lo(gistiekvraagstuk) niet los kan<br />
word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> van het Mo(biliteitsvraagstuk). Deze vormingscyclus werd<br />
in 2000 ingericht <strong>en</strong> trok vooral managers aan uit de eerder grotere<br />
bedrijv<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Het was ook de eerste keer in Vlaander<strong>en</strong> dat het<br />
LoMo-vraagstuk wet<strong>en</strong>schappelijk werd verdiept. Deze vormingscyclus<br />
werd voorlopig driemaal ingericht (in 2000, in 2002 <strong>en</strong> in 2005).<br />
Verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t nam<strong>en</strong> hieraan<br />
deel <strong>en</strong> verzorgd<strong>en</strong> de inhoud.<br />
Daarnaast liep er ook e<strong>en</strong> postacademische opleiding (PAO)<br />
„Verkeerskunde‟ waaraan vier universiteit<strong>en</strong> aan deelnam<strong>en</strong>: KUL, VUB,<br />
UA <strong>en</strong> UG<strong>en</strong>t. Deze PAO werd door de Vlaamse Stichting Verkeer (VSV)<br />
gesubsidieerd <strong>en</strong> iedere universiteit trad om de twee jaar op als<br />
coördiner<strong>en</strong>de universiteit. Deze opleiding liep van 2000 tot 2004 <strong>en</strong> werd<br />
door de VSV niet meer verder gesubsidieerd waardoor deze<br />
interuniversitaire activiteit stilviel. Vanuit UG<strong>en</strong>t was in deze<br />
interuniversitaire opleiding Verkeerskunde <strong>en</strong>kel de onderzoekse<strong>en</strong>heid<br />
AMRP (<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> van de Vakgroep<br />
Civiele Techniek, Faculteit Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>) betrokk<strong>en</strong> voor de<br />
invulling van de module „territoriale dim<strong>en</strong>sie van verkeer <strong>en</strong> vervoer‟.<br />
In 2001 di<strong>en</strong>de IDM e<strong>en</strong> voorstel in voor het binn<strong>en</strong>hal<strong>en</strong> van het<br />
„Steunpunt Verkeersveiligheid bij stijg<strong>en</strong>de <strong>Mobiliteit</strong>‟ (Vlaamse<br />
Regering). Alhoewel IDM-UG<strong>en</strong>t wet<strong>en</strong>schappelijk als eerste uit de bus<br />
kwam in het advies van e<strong>en</strong> vijfkoppige groep van buit<strong>en</strong>landse experts,<br />
toch werd<strong>en</strong> we uiteindelijk tweede gerangschikt door de ministeriële<br />
18
interkabinett<strong>en</strong>werkgroep. Het Limburgs Universitair C<strong>en</strong>trum (nu<br />
<strong>Universiteit</strong> Hasselt) kreeg dit steunpunt toegewez<strong>en</strong>.<br />
In 2002 werd onder patronaat van IDM door het rectoraat aan AMRP<br />
(Vakgroep Civiele Techniek) de opdracht gegev<strong>en</strong> voor de<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke uitbouw van de mobiliteitsplanning van/naar alle<br />
universitaire campuss<strong>en</strong>. Er werd daarbij op drie spor<strong>en</strong> gewerkt: uitbouw<br />
van e<strong>en</strong> mobiliteitsmissie <strong>en</strong> -visie (spoor 1); opbouw mobiliteitsdatabank<br />
(spoor 2); acties op korte/middellange termijn (spoor 3). De<br />
onderzoeksgroep AMRP voerde deze opdracht uit in de periode 2002-<br />
2004. Mobiel-UG<strong>en</strong>t was in die twee jaar e<strong>en</strong> begrip bij stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
personeel van de UG<strong>en</strong>t.<br />
Na twee jaar kon de onderzoeksgroep e<strong>en</strong> afgewerkt rapport neerlegg<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd „bedrijfsvervoersplan‟ dat de basis vormt voor e<strong>en</strong><br />
duurzame mobiliteit van/naar de universitaire campuss<strong>en</strong> vandaag <strong>en</strong> in de<br />
toekomst. Het bedrijfsvervoersplan werd vóór de zomer van 2004 in de<br />
Raad van Bestuur goedgekeurd. We kunn<strong>en</strong> ongetwijfeld stell<strong>en</strong> dat onder<br />
impuls van Mobiel-UG<strong>en</strong>t heel wat acties werd<strong>en</strong> opgestart <strong>en</strong> visies<br />
werd<strong>en</strong> uitgewerkt: e<strong>en</strong> carpooling-actie, e<strong>en</strong> voorstel van netwerk van<br />
„campus‟-fietsroute, e<strong>en</strong> visie voor de verdere uitbouw van fietsstalling<strong>en</strong>,<br />
e<strong>en</strong> visie rond het parkeerbeleid, e<strong>en</strong> visie over de c<strong>en</strong>tralisatie van<br />
campuss<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> visie over de inbr<strong>en</strong>g van e<strong>en</strong> mobiliteitstoets in<br />
masterplann<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> voorstel voor de uitwerking van e<strong>en</strong> watertram. Al<br />
deze acties <strong>en</strong> visies zijn terug te vind<strong>en</strong> in het visie-beleidsrapport (2003)<br />
<strong>en</strong> in het bedrijfsvervoerplan (2004).<br />
19
Op 1 september 2004 startte het project „Truck Traffic and Goods<br />
Transport (TTGT), opdrachtgever: AB Volvo. De resultat<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> na 1,5<br />
jaar (eind 2005/begin 2006) gebundeld in e<strong>en</strong> beleidsrapport di<strong>en</strong>stig voor<br />
de Volvo-groep. Uit dit project onthoud<strong>en</strong> we vooral dat de bek<strong>en</strong>de<br />
kruising E17/E40 vandaag ev<strong>en</strong>veel tonn<strong>en</strong>maat verwerkt per jaar als de<br />
maritieme trafiek in de Hav<strong>en</strong> van Antwerp<strong>en</strong>.<br />
20
Aan het project van AB Volvo Truck Traffic and Goods Transport nam<strong>en</strong><br />
verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> deel (G. Allaert, E. De Winne, R. Van<br />
Landeghem, R. Sier<strong>en</strong>s) <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> dr. honoris causa van de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, dr. Lars Malmrös.<br />
Ook in 2004 kreeg IDM door tuss<strong>en</strong>komst van de Nationale Loterij de<br />
opdracht om e<strong>en</strong> demonstratieproject uit te werk<strong>en</strong>. Doel was om in e<strong>en</strong><br />
afgeschrev<strong>en</strong> bus van De Lijn e<strong>en</strong> milieuvri<strong>en</strong>delijke brandstof te<br />
installer<strong>en</strong>. Het project „CTPT‟ (Clean Technology for Public Transport)<br />
werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep Vervoertechniek, waaraan ook<br />
onderzoekers van de Karel De Grote Hogeschool deelnam<strong>en</strong>. Hierbij werd<br />
e<strong>en</strong> motor ingebracht die werkt op e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van aardgas <strong>en</strong> waterstof.<br />
De autobus „Hydrabus‟ is sedert 2005 in het verkeer gebracht als<br />
„demonstratie‟ voor e<strong>en</strong> milieuvri<strong>en</strong>delijk op<strong>en</strong>baar vervoer. Het<br />
demonstratieproject werd op 15 maart 2005 „symbolisch‟ aan het brede<br />
publiek voorgesteld op het Wet<strong>en</strong>schapspark van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
„Gre<strong>en</strong>bridge‟.<br />
De jar<strong>en</strong> 2005-2007 stond<strong>en</strong> ook in het tek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> reeks<br />
herstructurering<strong>en</strong> in de schoot van IDM: vastlegging van<br />
projectverantwoordelijk<strong>en</strong> in de onderzoeksgroep<strong>en</strong> die behor<strong>en</strong> tot het<br />
IDM-netwerk (de kerngroep) <strong>en</strong> de overgang van de mobiliteitscel van het<br />
C<strong>en</strong>trum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO) naar IDM. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong><br />
werd ook vanuit de kerngroep IDM e<strong>en</strong> vernieuwde missie geformuleerd<br />
(zie verder in het <strong>boek</strong> de bijdrage „Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Waar staan we nu?‟).<br />
21
Naast de kerngroep IDM (bestaande uit onderzoeksgroep<strong>en</strong> die in de<br />
schoot van IDM geme<strong>en</strong>schappelijke project<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> of uitgevoerd<br />
hebb<strong>en</strong>) zijn er verschill<strong>en</strong>de wet<strong>en</strong>schappelijke partners (professor<strong>en</strong>/<br />
onderzoekers) die zich persoonlijk geëngageerd hebb<strong>en</strong> om in het IDMknooppunt<br />
te word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hoewel het vooral om onderzoekers<br />
gaat uit de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t staat dit luik ook op<strong>en</strong> voor<br />
„gast‟onderzoekers van buit<strong>en</strong> de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, naast onderzoekers<br />
van de associatiepartners. Hieronder wordt e<strong>en</strong> lijst weergegev<strong>en</strong> van deze<br />
experts met hun mobiliteitsexpertise.<br />
Wet<strong>en</strong>schappelijke partners/onderzoekers (op datum van 1 januari 2008):<br />
E. Aghezzaf, elhoussaine.aghezzaf@ug<strong>en</strong>t.be, modeling, simulating and<br />
optimizing traffic networks (flow network problems): optimal allocation<br />
of routes for differ<strong>en</strong>t traffic networks to minimize the congestion, time<br />
dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t traffic guidance, optimizing the topology of traffic networks.<br />
22<br />
Naam onderzoeksgroep Leiding<br />
(professor<strong>en</strong>)<br />
AMRP (<strong>Afdeling</strong><br />
<strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />
<strong>Planning</strong>)<br />
IBTT<br />
(Interdisciplinair Instituut<br />
voor Breedband<br />
Technologie)<br />
Vakgroep Technische<br />
Bedrijfsvoering<br />
Industrial Managem<strong>en</strong>t<br />
Onderzoeksgroep<br />
Vervoertechniek<br />
SEG<br />
(Social and Economic<br />
Geography)<br />
Vakgroep<br />
Informatietechnologie<br />
INTEC<br />
G. Allaert<br />
D. Lauwers<br />
De kerngroep IDM<br />
P. Demeester<br />
I. Moerman<br />
H. Van<br />
Landeghem<br />
Vakgroep Onderzoeksthematiek<br />
IR15 Ruimtelijk managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />
ontwerp van infrastructuur<br />
IR05 Communicatietechnologie<br />
in mobiliteit<br />
IR18 Modelling, simulatie <strong>en</strong><br />
optimalisatie<br />
verkeersnetwerk<strong>en</strong><br />
R. Sier<strong>en</strong>s IR03 Alternatieve brandstoff<strong>en</strong><br />
(waterstof/aardgas in<br />
voertuigtechnologie)<br />
F. Witlox WE12 <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> gedrag<br />
(gedragsanalyses)<br />
D. Botteldoor<strong>en</strong> IR05 Geluid <strong>en</strong> emissies bij<br />
mobiliteit
R. Boel, r<strong>en</strong>e.boel@ug<strong>en</strong>t.be, dynamic models and simulation of (highway<br />
and urban) traffic, predicting and adjusting traffic.<br />
H. Bruneel, herwig.bruneel@telin.ug<strong>en</strong>t.be, modeling, analyzing and<br />
optimalising of traffic networks.<br />
B. De Brabander, bram.debrabander@ug<strong>en</strong>t.be, the valuation of road<br />
casualties and safety effects of road infrastructure, the effici<strong>en</strong>cy of road<br />
safety investm<strong>en</strong>ts.<br />
M. De Clercq, marc.declercq@ug<strong>en</strong>t.be, <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal-economic aspects<br />
of mobility.<br />
P. De Maeyer, philippe.demaeyer@ug<strong>en</strong>t.be, dynamic GIS in mobility<br />
patterns.<br />
J. De Rouck, juli<strong>en</strong>.derouck@ug<strong>en</strong>t.be, designing and building harbours<br />
(breakwater, wharfs, sluices,…) and inland navigation.<br />
E. De Winne, Eti<strong>en</strong>ne.dewinne@ug<strong>en</strong>t.be, traffic studies, traffic and<br />
transport models, traffic measures in the city limits and near schools,<br />
roundabouts; applications of dynamic traffic managem<strong>en</strong>t.<br />
M. Kepp<strong>en</strong>s, M.Kepp<strong>en</strong>s@ArcadisGedas.be, Modelling Private Road<br />
Transport of Flemish Households: The mobility and welfare effects of fuel<br />
taxes versus tradable fuel permits.<br />
B. Merci, bart.merci@ug<strong>en</strong>t.be, fire safety in tunnels and parkinglots.<br />
B. Raa, birger.raa@ug<strong>en</strong>t.be, modeling, simulating and optimizing traffic<br />
networks (flow network problems): optimal allocation of routes for<br />
differ<strong>en</strong>t traffic networks to minimize the congestion, time dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t<br />
traffic guidance, optimizing the topology of traffic networks.<br />
H. Tromp, herman.tromp@intec.ug<strong>en</strong>t.be, the right to land for airplanes.<br />
P. Truij<strong>en</strong>s, Pieter.truij<strong>en</strong>s@ug<strong>en</strong>t.be, g<strong>en</strong>eral and constructive design of<br />
sea and inland barges.<br />
A. Van d<strong>en</strong> Bossche, alex.vand<strong>en</strong>bossche@ug<strong>en</strong>t.be, r<strong>en</strong>ewable <strong>en</strong>ergy,<br />
perman<strong>en</strong>t magnetic motors with high r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t, the electrical bike, use of<br />
power electronics in pot<strong>en</strong>tial vehicles.<br />
P. Vandevelde, paul.vandevelde@ug<strong>en</strong>t.be, fire safety in vehicles.<br />
W. Van Impe, william.vanimpe@ug<strong>en</strong>t.be, underground mobility:<br />
parameters and mechanics in the construction of tunnels and large<br />
excavations, etc.<br />
M. Vantorre, marc.vantorre@ug<strong>en</strong>t.be, manoeuvrability of ships,<br />
admission policy.<br />
R. Verhoev<strong>en</strong>, ronny.verhoev<strong>en</strong>@ug<strong>en</strong>t.be, hydraulic aspects of navigable<br />
waterways and of the transport of fluids.<br />
S. Wittevrongel, sabine.wittevrongel@telin.ug<strong>en</strong>t.be, modeling, analyzing<br />
and optimalising of traffic networks.<br />
E. Zwerts, <strong>en</strong>id.zwerts@ug<strong>en</strong>t.be, travel behaviour and the social aspects of<br />
transportation .<br />
T<strong>en</strong>slotte wordt er ook e<strong>en</strong> „External Board of Experts‟ geïnstalleerd<br />
waarbij de invulling nog niet volledig rond is. We d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> hierbij aan<br />
23
person<strong>en</strong> die zich vanuit hun autoriteit inzett<strong>en</strong> voor het k<strong>en</strong>nisnetwerk<br />
IDM: Lars Malmrös, eredoctor <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Luc Van d<strong>en</strong> Bossche,<br />
voorzitter van de associatie <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Luc Mo<strong>en</strong>s, vice-rector<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Het is de bedoeling om in het lustrumjaar (10 jaar IDM)<br />
deze external board te installer<strong>en</strong>.<br />
Gelijklop<strong>en</strong>d met de heroriëntering van IDM (naar missie <strong>en</strong> naar<br />
organisatiestructuur) heeft IDM in 2006 gewerkt aan de verdere<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke verdieping van zijn activiteit<strong>en</strong> door mede te<br />
participer<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> tweetal steunpunt<strong>en</strong> die vanaf begin 2007 operationeel<br />
zijn:<br />
- Het Steunpunt <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong> (2007-2011)<br />
- Het Steunpunt Ruimte <strong>en</strong> Won<strong>en</strong> (2007-2011)<br />
In beide steunpunt<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vijftal bursal<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> doctoraat. In dit<br />
eerste congres van IDM pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> aantal resultat<strong>en</strong> (zie verder in<br />
het congres<strong>boek</strong>).<br />
De stijg<strong>en</strong>de aandacht vanuit de politiek aan duurzame mobiliteit vanaf<br />
2005 heeft zich ook vertaald in nieuwe project<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM. E<strong>en</strong> aantal<br />
zijn rec<strong>en</strong>telijk uitgevoerd; andere zijn in uitvoering:<br />
Cityparking for Europe (2005-2007): e<strong>en</strong> Europees project<br />
inzake e<strong>en</strong> duurzaam mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t van parkings in<br />
sted<strong>en</strong> in Europa (waarbij AMRP partner was <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
managem<strong>en</strong>tstrategie voor parkings in sted<strong>en</strong> heeft opgesteld).<br />
24
Mascara (promoting and implem<strong>en</strong>tation of demand<br />
responsive transport systems). Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> Europees project<br />
dat ook liep van 2005 tot eind 2007 <strong>en</strong> waarbij AMRP e<strong>en</strong><br />
partner was <strong>en</strong> meegewerkt heeft aan het opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
„manuel‟ voor e<strong>en</strong> vraagafhankelijk op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />
<strong>Mobiliteit</strong>sstudie Technologiepark (2007/2008). E<strong>en</strong><br />
„rectoraats‟project waarbij AMRP gezocht heeft naar e<strong>en</strong><br />
betere mobiliteitsbeheersing op het technologiepark Ardoy<strong>en</strong>-<br />
Zwijnaarde.<br />
Verkeersveiligheid vrije tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong> (2008). E<strong>en</strong><br />
project voor de Vlaamse Minister van <strong>Mobiliteit</strong> waarbij IDM-<br />
AMRP e<strong>en</strong> evaluatie maakt van de verkeersveiligheid op vrije<br />
tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkeersveiligheidsmaatregel<strong>en</strong><br />
voorstelt.<br />
Verkeersveiligheidsplan Antwerp<strong>en</strong> (2008) i.o.v. politie<br />
Antwerp<strong>en</strong>. IDM-AMRP maakt e<strong>en</strong> evaluatie van het lop<strong>en</strong>de<br />
veiligheidsplan <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> voorstell<strong>en</strong> voor de toekomstige<br />
oriëntering van het verkeersveiligheidsbeleid in Antwerp<strong>en</strong>.<br />
SCHLOW (Show me how slow) (2008-2009): e<strong>en</strong> project in<br />
het 7 de kaderprogramma waarbij IDM-AMRP partner is<br />
waarbij e<strong>en</strong> bevraging van duurzame mobiliteit bij stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
c<strong>en</strong>traal staat.<br />
NEXTGEN ITS (2008-2009) waarbij IDM ondersteuning<br />
geeft in e<strong>en</strong> IBBT-project. Er wordt daarbij nagegaan hoe ITStoepassing<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> versterkt naar marktp<strong>en</strong>etratie <strong>en</strong><br />
–implem<strong>en</strong>tatie. IDM werkt e<strong>en</strong> voorstel uit rond ISA (zowel<br />
snelheidskaart als dynamische ISA).<br />
Gevaarlijke transport<strong>en</strong> (2008). E<strong>en</strong> eerste grondige studie<br />
over de beheersbaarheid van gevaarlijke transport<strong>en</strong> over de<br />
weg, spoor, pijpleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong>vaart waarbij AMRP-IDM<br />
e<strong>en</strong> methodiek ontwikkel<strong>en</strong> voor de risicobepaling gevaarlijke<br />
transport<strong>en</strong>.<br />
Sustainable Mobility Managem<strong>en</strong>t for Calarasi (Roem<strong>en</strong>ië)<br />
County Capacity Building rond duurzame mobiliteit i.o.v. het<br />
Vlaams Ministerie Buit<strong>en</strong>lands Beleid. Dit wordt uitgevoerd<br />
door IDM-AMRP i.s.m. Arcadis-Belgium (2008/2009).<br />
E<strong>en</strong> reeks projectvoorstell<strong>en</strong> bij de VIM (Vlaams Instituut<br />
voor de <strong>Mobiliteit</strong>) zijn in behandeling.<br />
25
Daarnaast zijn ook heel wat project<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>koef<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in omloop bij<br />
onze wet<strong>en</strong>schappelijke partners/onderzoekers die we hier niet kunn<strong>en</strong><br />
weergev<strong>en</strong>.<br />
26<br />
3. IDM <strong>en</strong> de toekomst<br />
Het knooppunt IDM heeft zich gaandeweg verbreed wat mag blijk<strong>en</strong> uit<br />
de punt<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 hierbov<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. Drie van de vier spor<strong>en</strong> van het<br />
werkingsgebied (zie punt 2 „Overzicht van de activiteit<strong>en</strong> van IDM‟)<br />
gerak<strong>en</strong> op kruissnelheid. Enkel het spoor „Uitbouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
(voortgezette) opleiding duurzame mobiliteit‟ op universitair niveau is nog<br />
niet operationeel. Gesprekk<strong>en</strong> hierover zijn reeds geruime tijd aan de<br />
gang. IDM wacht de eerste evaluatie van de lop<strong>en</strong>de masteropleiding<strong>en</strong> af.<br />
Het is ev<strong>en</strong>wel duidelijk dat in het volg<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nium e<strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong>schappelijke masteropleiding duurzame mobiliteit onafw<strong>en</strong>dbaar is<br />
binn<strong>en</strong> de Europese <strong>en</strong> Vlaamse context. E<strong>en</strong> discipline die de<br />
mobiliteitsproblematiek krachtdadig kan aanpakk<strong>en</strong> is zowel bij de<br />
overheid (publieke sfeer) als bij de verschill<strong>en</strong>de private partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
toegevoegde waarde in de maatschappij van morg<strong>en</strong> in het licht van de<br />
leefbare stad, e<strong>en</strong> leefbaar platteland, e<strong>en</strong> leefbaar Vlaander<strong>en</strong>.<br />
IDM zal ook intern nog e<strong>en</strong> aantal wijziging<strong>en</strong> ondergaan. Vandaag is het<br />
knooppunt ondergebracht in de onderzoekse<strong>en</strong>heid AMRP-Vakgroep<br />
Civiele Techniek <strong>en</strong> dit om praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong>: de voorzitter maakt deel<br />
uit van de unit AMRP <strong>en</strong> het secretariaat-directeur (J. De Mol) is ook<br />
AMRP-onderzoeker. Bij verdere groei di<strong>en</strong>t IDM e<strong>en</strong> verzelfstandigde<br />
institutie te word<strong>en</strong> die best binn<strong>en</strong> de geleding<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale<br />
besluitvorming van de universiteit wordt opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
De groei<strong>en</strong>de dynamiek van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> zijn associatiepartners<br />
betek<strong>en</strong><strong>en</strong> trouw<strong>en</strong>s ook dat er e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de dynamiek is inzake<br />
verduurzaming van mobiliteit voor de meer dan 60.000 gebruikers<br />
(personeel <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>). Het lijkt logisch dat IDM daarin e<strong>en</strong><br />
sleutelpositie kan innem<strong>en</strong>. Met MobielUG<strong>en</strong>t is daar reeds e<strong>en</strong> aanzet toe<br />
gegev<strong>en</strong>. Ook de marktgerichte onderzoeksproject<strong>en</strong> <strong>en</strong> de beleidsgerichte<br />
onderzoeksproject<strong>en</strong> die in de schoot van IDM vandaag lop<strong>en</strong>de zijn<br />
vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterk gegev<strong>en</strong>. De interuniversitaire sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong><br />
in het kader van de steunpunt<strong>en</strong>, IWT, Europa <strong>en</strong> 7 de kaderprogramma,
VIM, VITO e.a. programma‟s <strong>en</strong> netwerk<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> het cem<strong>en</strong>t voor<br />
verdere wet<strong>en</strong>schappelijke verdieping.<br />
En verget<strong>en</strong> we niet dat G<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> echt laboratorium is inzake duurzame<br />
mobiliteit waaraan ook de G<strong>en</strong>tse politieke besluitvormers hun ste<strong>en</strong>tje<br />
bijbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
De toekomst van duurzame mobiliteit ligt aldus bij ons in G<strong>en</strong>t!<br />
Bedankt aan alle onderzoekers die het IDM-knooppunt vorm <strong>en</strong> inhoud<br />
hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Laat ons sam<strong>en</strong> verder timmer<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> duurzame<br />
maatschappij.<br />
27
DUURZAME MOBILITEIT IN VLAANDEREN<br />
WAAR STAAN WE NU ?<br />
Georges ALLAERT<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 53<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />
www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />
Abstract<br />
Nowadays there is no g<strong>en</strong>eric concept on sustainable mobility. The first<br />
steps towards a basic concept „sustainable mobility” in Flanders are from<br />
rec<strong>en</strong>tly date, especially under the impulse of sci<strong>en</strong>ce (e.g. the IDM, the<br />
Institute for Sustainable Mobility) and politics (traffic safety, health and<br />
behavior). The ambition and chall<strong>en</strong>ge for the Flemish community is to<br />
develop a sustainable mobility pattern for a “welfare” Flanders.Creative<br />
researchers and <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eurs, but also strong political leaders, must set up<br />
a long term strategy on sustainable mobility for Flanders. In this paper we<br />
only have a look on the “research”-side compared to the curr<strong>en</strong>t political<br />
ar<strong>en</strong>a.<br />
Sam<strong>en</strong>vatting<br />
Vandaag is er nog ge<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> aanvaard concept over duurzame<br />
mobiliteit dat zowel wet<strong>en</strong>schappelijk als politiek-wet<strong>en</strong>schappelijk als<br />
basisconcept wordt ondersteund. De eerste schuchtere stapp<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />
basisconcept “duurzame mobiliteit” word<strong>en</strong> pas nu gezet in Vlaander<strong>en</strong><br />
onder impuls van wet<strong>en</strong>schap (waaronder IDM, het Instituut voor<br />
Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>) <strong>en</strong> politiek (verkeersveiligheid, gezondheid <strong>en</strong><br />
29
verkeersleefbaarheid). De ambitie <strong>en</strong> uitdaging is om de Vlaamse<br />
sam<strong>en</strong>leving duurzaam mobiel te houd<strong>en</strong> zodat Vlaander<strong>en</strong> ook in de<br />
toekomst e<strong>en</strong> topregio van formaat kan blijv<strong>en</strong>. Daarvoor hebb<strong>en</strong> we nood<br />
aan creatieve onderzoekers <strong>en</strong> ondernemers, maar ook ev<strong>en</strong>zeer aan<br />
vooruitzi<strong>en</strong>de beleidsvoerders die sam<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> lange<br />
termijnvisie. Deze bijdrage di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> introductie<br />
in dit discours. Hierin staan de onderzoek<strong>en</strong> verricht binn<strong>en</strong> IDM c<strong>en</strong>traal.<br />
30<br />
1. Nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over de mobiliteit van morg<strong>en</strong><br />
<strong>Mobiliteit</strong> is ongetwijfeld één van de grote uitdaging<strong>en</strong> van de 21 ste eeuw.<br />
Vlaander<strong>en</strong> heeft het dichtste infrastructuurnetwerk (weg, spoor, water) ter<br />
wereld. En toch loopt het verkeer elke dag meer vast. Op drukke<br />
verkeersass<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> verplaatsing<strong>en</strong> meer tijd in beslag dan vóór de<br />
tweede wereldoorlog. Dat de aanleg van nieuwe weg<strong>en</strong> nauwelijks nog<br />
<strong>en</strong>ige ademruimte kan bied<strong>en</strong> is duidelijk. Vlaander<strong>en</strong> heeft daarom e<strong>en</strong><br />
behoefte nieuwe DENKWEGEN (Kleurrijk Vlaander<strong>en</strong>, 2002) die onze<br />
verplaatsingsgewoont<strong>en</strong> radicaal moet<strong>en</strong> doorbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> creatieve<br />
oplossing<strong>en</strong> aanreik<strong>en</strong> om de verkeersknoop te ontwarr<strong>en</strong>. Hierbij moet<br />
gedacht word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> efficiënter <strong>en</strong> duurzamer gebruik van zowel<br />
voertuig<strong>en</strong> als infrastructuur, aan technologische vooruitgang of aan<br />
nieuwe vervoersconcept<strong>en</strong> waarbij kwaliteit, veiligheid, leefbaarheid <strong>en</strong><br />
gezondheid voorop moet<strong>en</strong> staan: e<strong>en</strong> leefbare stad, e<strong>en</strong> leefbaar<br />
platteland, e<strong>en</strong> leefbaar Vlaander<strong>en</strong> in Europa.<br />
De ambitie moet zijn “De Vlaamse sam<strong>en</strong>leving duurzaam mobiel<br />
houd<strong>en</strong>” zodat Vlaander<strong>en</strong> ook in de toekomst e<strong>en</strong> topregio van formaat<br />
kan blijv<strong>en</strong>. Daarvoor hebb<strong>en</strong> we nood aan creatieve onderzoekers <strong>en</strong><br />
ondernemers maar ook aan vooruitzi<strong>en</strong>de beleidsvoerders die sam<strong>en</strong><br />
bouw<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> lange termijnvisie. Dit kan maar door het maatschappelijk<br />
draagvlak te verbred<strong>en</strong> <strong>en</strong> verder gestalte te gev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> breed<br />
toekomstdebat over mobiliteit. Ondanks de inspanning<strong>en</strong> van “Kleurrijk<br />
Vlaander<strong>en</strong>”(2002-2005), “Vlaander<strong>en</strong> in Vorm” (2005-2007) <strong>en</strong><br />
“Vlaander<strong>en</strong> in Actie” (2008) zijn we nog niet veel verder geraakt dan e<strong>en</strong><br />
reeks schuchtere stapp<strong>en</strong> op de weg naar duurzame mobiliteit.<br />
Het eerste mobiliteitsplan voor Vlaander<strong>en</strong> had vooral oog voor<br />
“bereikbaarheid” <strong>en</strong> veel minder voor leefbaarheid, gezondheid <strong>en</strong>
veiligheid. Het plan had daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> decretale basis. Daar komt nu<br />
stilaan verandering in want er staat e<strong>en</strong> mobiliteitsdecreet in de steigers<br />
dat wellicht in 2009 in het Vlaamse Parlem<strong>en</strong>t zal word<strong>en</strong> goedgekeurd.<br />
Dergelijke decretale basis zal ongetwijfeld nuttig zijn voor e<strong>en</strong><br />
maatschappelijke verbreding in de richting van duurzame mobiliteit omdat<br />
dan de mobiliteitsplanning in Vlaander<strong>en</strong> meer rechtszekerheid,<br />
continuïteit <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie kan gev<strong>en</strong> aan het mobiliteitsbeleid. E<strong>en</strong><br />
maatschappelijke verbreding in de richting van duurzame mobiliteit is<br />
nodig omdat we in het eerste dec<strong>en</strong>nium van de 21 ste eeuw mobieler dan<br />
ooit zijn <strong>en</strong> de mobiliteitsgroei nog lang niet t<strong>en</strong> einde is. Het Vlaamse<br />
transportvolume (person<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>) stijgt nog elk jaar waarbij het<br />
aandeel “weginfrastructuur” nog steeds het grootste volume voor zijn<br />
rek<strong>en</strong>ing neemt, waardoor de files nog lang zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> doorwerk<strong>en</strong>,<br />
ook na 2010.<br />
Enkel via e<strong>en</strong> doorgedrev<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>dbreuk in de richting van duurzame<br />
mobiliteit, in sam<strong>en</strong>spraak met de gebruikers, kunn<strong>en</strong> we het tij do<strong>en</strong><br />
ker<strong>en</strong>. Hiervoor kunn<strong>en</strong> we terugvall<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> stevig Wit<strong>boek</strong> Transport<br />
van de Europese Commissie uit 2006 waarbij zij niet meer kiest voor het<br />
principe van “modal shift” (de verschuiving van weg naar alternatieve<br />
modi) maar wel kiest voor het principe van “comodaliteit” waarbij e<strong>en</strong><br />
efficiënt gebruik van de diverse vervoersmodaliteit<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> combinatie<br />
daarvan moet zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> optimaal <strong>en</strong> duurzaam gebruik van<br />
vervoersmiddel<strong>en</strong>. Het basisbeginsel van comodaliteit is dan ook heel wat<br />
anders dan modal shift. Het is goed hier ev<strong>en</strong> stil te staan bij e<strong>en</strong> viertal<br />
acties uit dit laatste wit<strong>boek</strong>:<br />
- kiez<strong>en</strong> voor duurzame mobiliteit vanuit e<strong>en</strong> duurzaam gebruik<br />
van <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong><br />
- bescherm<strong>en</strong> van het milieu <strong>en</strong> de burgers<br />
- innovatie<br />
- verzorg<strong>en</strong> van de internationale connectiviteit van transport<br />
netwerk<strong>en</strong>.<br />
Via comodaliteit wil m<strong>en</strong> aan deze vier acties vorm gaan gev<strong>en</strong> waarbij<br />
iedere modus zijn sterkte kan lat<strong>en</strong> uitspel<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit ook minder<br />
dwangmatig overkomt voor de ondernemerswereld. De eerder<br />
gepropageerde “modal shift” was immers ge<strong>en</strong> successtory. Er is ev<strong>en</strong>wel<br />
nog ge<strong>en</strong> beleidsvisie in Vlaander<strong>en</strong> inzake comodaliteit <strong>en</strong> de acties<br />
hieromtr<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> typisch voorbeeld is dat er ge<strong>en</strong> comodaliteit-strategie is<br />
31
uitgewerkt (noch ruimtelijk, noch economisch) rond de uitbouw van<br />
activiteit<strong>en</strong> op/langshe<strong>en</strong> de rec<strong>en</strong>t gepropageerde Seine-Schelde-<br />
Verbinding daar waar Frankrijk dit wel doet. De opportuniteit<strong>en</strong> die<br />
Vlaander<strong>en</strong> bezit inzake comodaliteit, als gevolg van de fijnmazige<br />
hinterlandstructuur in combinatie met Short Sea Shipping (SSS) word<strong>en</strong><br />
niet geëxploiteerd, noch inzake duurzame mobiliteit noch inzake<br />
duurzame economische toegevoegde waarde. Welnu IDM wil zich als<br />
k<strong>en</strong>nisinstituut verder inzett<strong>en</strong> voor “Operationele duurzame<br />
mobiliteitsoplossing<strong>en</strong> voor Vlaander<strong>en</strong>”. Vandaar ook dat op dit eerste<br />
congres alvast ingezoomd wordt op wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek inzake<br />
duurzame mobiliteitsoplossing<strong>en</strong>, met bijzondere focus op de leefbare<br />
stad.<br />
32<br />
2. Van duurzame ontwikkeling naar duurzame mobiliteit<br />
Onder het voorzitterschap van de to<strong>en</strong>malige Noorse politicus <strong>en</strong> premier<br />
Gro Harlem Brundtland publiceerde de World Commission on<br />
Environm<strong>en</strong>t and Developm<strong>en</strong>t (WCED) in 1987 het rapport „Our<br />
common Future‟. Vanaf dat mom<strong>en</strong>t werd duurzame ontwikkeling e<strong>en</strong><br />
c<strong>en</strong>traal begrip in de discours over milieu <strong>en</strong> ontwikkeling in de wereld.<br />
De voorbije 20 jaar is het begrip doorgedrong<strong>en</strong> tot vrijwel alle<br />
onderzoeksdomein<strong>en</strong> waaronder ook het „breed‟ onderzoeksdomein<br />
mobiliteit. Laat ons eerst kijk<strong>en</strong> hoe het „duurzaamheids‟-beginsel<br />
<strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het concept „duurzame ontwikkeling‟ van de grond is getild.<br />
Het concept „duurzame ontwikkeling‟ stelt niet <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> zeer complex<br />
allocatievraagstuk ter discussie maar is daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ook allesomvatt<strong>en</strong>d<br />
als probleemstelling voor het m<strong>en</strong>selijk handel<strong>en</strong>. Het allocatievraagstuk<br />
kreeg zijn eerste vertaling in e<strong>en</strong> lijvig docum<strong>en</strong>t, nl. de zgn. Ag<strong>en</strong>da 21:<br />
e<strong>en</strong> actieprogramma voor duurzame ontwikkeling. Hierin lez<strong>en</strong> we dat<br />
sociale, ecologische <strong>en</strong> economische nod<strong>en</strong> <strong>en</strong> problem<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />
word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd waarbij m<strong>en</strong> zowel oog moet hebb<strong>en</strong> voor de basisnod<strong>en</strong><br />
als voor de ontwikkeling van de sam<strong>en</strong>leving. Er wordt daarbij gesteld dat<br />
de technologie t<strong>en</strong> di<strong>en</strong>ste moet staan van die twee c<strong>en</strong>trale gedacht<strong>en</strong><br />
„basisnod<strong>en</strong>‟ <strong>en</strong> „ontwikkeling‟. Op de VN confer<strong>en</strong>tie van Rio (juni 1992)<br />
stond als basisconcept de integratie van economische ontwikkeling <strong>en</strong><br />
ontwikkeling van leefmilieu in het beleid voorop. Ag<strong>en</strong>da 21 levert<br />
bijzonder interessant materiaal dat vandaag nog steeds brand<strong>en</strong>d actueel<br />
is:
- geïntegreerde b<strong>en</strong>adering van planning <strong>en</strong> beheer m.b.t. land<br />
(het aspect grond/ruimte)<br />
- overdracht van milieuverantwoorde technologieën<br />
- inzett<strong>en</strong> van meer capaciteit: wet<strong>en</strong>schappelijk <strong>en</strong> naar educatie,<br />
maatschappelijk bewustzijn <strong>en</strong> scholing<br />
- op politiek vlak staat het subsidiariteitprincipe voorop waarbij<br />
de verantwoordelijk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gespreid naar alle bestuursniveaus<br />
<strong>en</strong> naar maatschappelijke actor<strong>en</strong><br />
- deelneming van alle betrokk<strong>en</strong> burgers binn<strong>en</strong><br />
besluitvormingsprocess<strong>en</strong> op het relevante niveau.<br />
Het basisconcept „duurzame ontwikkeling‟ steunt op de pijlers: k<strong>en</strong>nis,<br />
participatie, technologie, zuinig omgaan met ruimte (zie Fig. 1).<br />
Anders gesteld, we vind<strong>en</strong> hier vier dim<strong>en</strong>sies terug:<br />
- k<strong>en</strong>nis (knowhow) dim<strong>en</strong>sie<br />
- technologische dim<strong>en</strong>sie<br />
- sociale (maatschappelijke) dim<strong>en</strong>sie<br />
- ruimtelijke dim<strong>en</strong>sie.<br />
Deze vier dim<strong>en</strong>sies vorm<strong>en</strong> met de al hoger aangehaalde ontwikkeling<br />
(integratie economische ontwikkeling met leefmilieuontwikkeling) het<br />
raamwerk van het basisconcept duurzame ontwikkeling.<br />
Figuur 1: Het kwadrant Duurzame Ontwikkeling<br />
33
Geïnspireerd op dit schema ging in de schoot van de Faculteit<br />
Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t in 1999 het Instituut<br />
voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> van start. IDM werd opgericht om de<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke expertise van verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> op het<br />
gebied van mobiliteit (technologische k<strong>en</strong>nis van de ing<strong>en</strong>ieurslabo‟s <strong>en</strong><br />
de maatschappelijke k<strong>en</strong>nis betreff<strong>en</strong>de ruimte) te groeper<strong>en</strong> om te kunn<strong>en</strong><br />
inspel<strong>en</strong> op de toekomststrategie voor e<strong>en</strong> meer geïntegreerde (integrale)<br />
mobiliteit. In Figuur 3 is dit kernachtig geformuleerd.<br />
34<br />
3. Naar e<strong>en</strong> concept van duurzame mobiliteit<br />
In de vakwereld is sinds de laatste dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> concept in<br />
zwang waarbij aspect<strong>en</strong> van integratie <strong>en</strong> duurzaamheid van mobiliteit de<br />
grondgedachte vorm<strong>en</strong>. Het gaat om de trilogie „m<strong>en</strong>s-voertuig-omgeving‟<br />
waarbij de relatie voertuig-m<strong>en</strong>s-omgeving <strong>en</strong> de relatie omgeving-m<strong>en</strong>svoertuig<br />
onderwerp van talrijke wet<strong>en</strong>schappelijke studies zijn.<br />
Figuur 2: Trilogie „m<strong>en</strong>s-voertuig-omgeving‟<br />
Veelal staan drie zak<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal bij die onderzoek<strong>en</strong>: bereikbaarheid,<br />
verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid.<br />
Specifieke milieucompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals geluid, emissies, <strong>en</strong>ergiezuinigheid<br />
zijn nog maar in het laatste dec<strong>en</strong>nium naar vor<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> als gevolg van<br />
de algem<strong>en</strong>e bewustwording rond de „Climate Change‟ met de diverse
Figuur 3: IDM-structuur<br />
35
specifieke instek<strong>en</strong>: CO2, fijn stof <strong>en</strong> NOx. Ook het LoMo (Logistiek-<br />
<strong>Mobiliteit</strong>) vraagstuk onderging e<strong>en</strong> evaluatie naar de verbreding van het<br />
milieuvraagstuk toe: mondiaal <strong>en</strong> regionaal.<br />
Heel wat nieuwe innovatieve vervoersontwikkeling<strong>en</strong> (betreff<strong>en</strong>de<br />
vervoerstechniek vooral) staan vandaag in de steiger waarbij geluid,<br />
emissies, gebruik van soort brandstof/<strong>en</strong>ergie aanleiding gev<strong>en</strong> tot het<br />
inzett<strong>en</strong> van nieuwe <strong>en</strong> vernieuwde vervoerstechniek<strong>en</strong>. Ook naar ontwerp<br />
van infrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare werk<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> deze nieuwe<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> ongetwijfeld ook e<strong>en</strong> impact hebb<strong>en</strong>. Ondanks de veelheid<br />
van studies op het gebied van mobiliteit (person<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>) is de<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke productie met betrekking tot afstemming (laat staan<br />
integratie) person<strong>en</strong>mobiliteit/goeder<strong>en</strong>mobiliteit zeer mager. We hebb<strong>en</strong><br />
nog steeds ge<strong>en</strong> goed beeld over de invloed van <strong>en</strong> het gebruik van<br />
infrastructuur op de ruimtelijke ontwikkeling. Over de omgekeerde relatie<br />
(de invloed van mobiliteit als gevolg van de spreiding van onze<br />
activiteit<strong>en</strong>) wet<strong>en</strong> we wel iets meer.<br />
Wat wet<strong>en</strong> we over de invloed van bundeling<strong>en</strong> van infrastructuur naar<br />
gebundelde deconc<strong>en</strong>tratie/conc<strong>en</strong>tratie van activiteit<strong>en</strong>? Het is bek<strong>en</strong>d dat<br />
transportinfrastructuur invloed heeft naar vastgoed <strong>en</strong> soort<br />
activiteit<strong>en</strong>ontwikkeling, maar of dit ook doorwerkt betreff<strong>en</strong>de<br />
„duurzaamheid‟ (duurzame mobiliteit) is nog verre van duidelijk.<br />
We prober<strong>en</strong> toch wat vat te krijg<strong>en</strong> op de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> rond duurzame<br />
mobiliteit.<br />
36
Figuur 4: Verschill<strong>en</strong>de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van duurzame mobiliteit<br />
E<strong>en</strong> discours over de verschill<strong>en</strong>de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van duurzame mobiliteit<br />
<strong>en</strong> hoe die interferer<strong>en</strong> (zowel horizontaal als verticaal) is tot op hed<strong>en</strong> in<br />
Vlaander<strong>en</strong> niet gevoerd. Wel is in het kader van het steunpunt <strong>Mobiliteit</strong><br />
op kabinetsniveau (Minister K. Van Brempt) e<strong>en</strong> langlop<strong>en</strong>de<br />
onderzoeksopdracht (2007-2011) geformaliseerd betreff<strong>en</strong>de duurzame<br />
mobiliteit waar we verder nog ev<strong>en</strong> op terugkom<strong>en</strong>.<br />
4. E<strong>en</strong> aantal belangrijke vraagstukk<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> inzake<br />
duurzame mobiliteit<br />
Het is hier niet de bedoeling om e<strong>en</strong> exhaustieve lijst te gev<strong>en</strong> van<br />
onderzoeking<strong>en</strong> die nodig zijn om meer vat te kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> op<br />
duurzame mobiliteit in Vlaander<strong>en</strong>. Enkel will<strong>en</strong> we hier e<strong>en</strong> aantal<br />
vraagstukk<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> schuiv<strong>en</strong> die op de interfer<strong>en</strong>tie zitt<strong>en</strong> van<br />
ruimtelijke planning – mobiliteitsplanning.<br />
37
38<br />
4.1. <strong>Planning</strong> <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>t van intrinsiek veiliger<br />
weginfrastructuur <strong>en</strong> ruimtelijke ontwikkeling<br />
Reeds hoger is gesteld dat de wet<strong>en</strong>schappelijke output mager is. Doch<br />
ook de beleidsinvulling is bedroev<strong>en</strong>d. Het totale weg<strong>en</strong>net in België is<br />
met 4,9 km per km² veruit het dichtste van de Europese Unie. In<br />
Vlaander<strong>en</strong> bedraagt deze dichtheid mom<strong>en</strong>teel 5,1 km/km². Voor de<br />
verharde weg<strong>en</strong> bedraagt de totale l<strong>en</strong>gte 59.604 km <strong>en</strong> de dichtheid 4,4<br />
km/km². Op de bov<strong>en</strong>lokale schaal is <strong>en</strong>kel het autosnelweg<strong>en</strong>net als e<strong>en</strong><br />
sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d netwerk planmatig gerealiseerd, onderligg<strong>en</strong>de<br />
verbind<strong>en</strong>de weg<strong>en</strong> zijn ofwel historische tracés, die aan het autoverkeer<br />
werd<strong>en</strong> aangepast of zijn fragm<strong>en</strong>tair vraagvolg<strong>en</strong>d tot stand gekom<strong>en</strong>. De<br />
uitbouw van lokale verzamel<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ontsluit<strong>en</strong>de weg<strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zeer<br />
onsam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d gerealiseerd, veelal gekoppeld aan stedelijke<br />
ontwikkeling<strong>en</strong>, die zich in Vlaander<strong>en</strong> vooral via individuele<br />
bouwproject<strong>en</strong> of kleinschalige verkaveling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voorgedaan.<br />
Hoewel netwerkconcept<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong> bij de ontwerpers van de<br />
gewestplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> ook door h<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> voorgesteld,<br />
is er van e<strong>en</strong> planmatige structurele uitbouw van de weg<strong>en</strong>nett<strong>en</strong> in de<br />
definitief goedgekeurde gewestplanversies ge<strong>en</strong> sprake. Het zal tot de<br />
goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> dur<strong>en</strong> eer er e<strong>en</strong><br />
beleidskader ontwikkeld werd waarin met de introductie van het concept<br />
van de categorisering van de weg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>te visie op de (her)<br />
structurering van het weg<strong>en</strong>net werd opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
De categorisering werd voor de hoofd- <strong>en</strong> primaire weg<strong>en</strong> uitgewerkt <strong>en</strong><br />
goedgekeurd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor de<br />
secundaire weg<strong>en</strong> in de provinciale structuurplann<strong>en</strong>. De lokale<br />
weg<strong>en</strong>nett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gecategoriseerd in de geme<strong>en</strong>telijke<br />
<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor die geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die al over e<strong>en</strong> goedgekeurd<br />
Geme<strong>en</strong>telijk Ruimtelijk Structuurplan beschikk<strong>en</strong>, bind<strong>en</strong>d vastgelegd.<br />
Vermits de categorisering dus nog pas rec<strong>en</strong>t werd vastgelegd <strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
aantal gevall<strong>en</strong> zelfs nog in de planningsfase zit, is de doorwerking ervan<br />
op het terrein nog zeer beperkt. Wel is er los van de decretale regelgeving<br />
<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuw planfiguur ontstaan, die e<strong>en</strong> vrij ruimte<br />
toepassing heeft gek<strong>en</strong>d, nl. het opmak<strong>en</strong> van „streefbeeld<strong>en</strong>‟ voor vooral<br />
secundaire <strong>en</strong> primaire weg<strong>en</strong>. Deze streefbeeld<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de<br />
lange termijn visies over inrichting van e<strong>en</strong> weg, afgestemd op de functie<br />
ervan. E<strong>en</strong> streefbeeld stelt de verkeersinrichting van e<strong>en</strong> weg in
uitdrukkelijke verhouding tot zijn ruimtelijke rol <strong>en</strong> omgeving. Het<br />
streefbeeld doet uitsprak<strong>en</strong> over het tracé <strong>en</strong> profiel van de weg, over de<br />
plaats <strong>en</strong> vormgeving van knooppunt<strong>en</strong>, over de ruimtelijke inpassing van<br />
de weg in zijn omgeving.<br />
Vermits de implem<strong>en</strong>tatie van de weg<strong>en</strong> categorisering nog pas in e<strong>en</strong><br />
beginfase is <strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels nog verder in ontwerprichtlijn<strong>en</strong> moet<br />
uitgewerkt word<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> de aantoonbare dal<strong>en</strong>de ongevall<strong>en</strong>cijfers<br />
gedur<strong>en</strong>de het laatste dec<strong>en</strong>nium (vnl. op weg<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de bebouwde<br />
kom) toegeschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan andere factor<strong>en</strong>, o.a. het toepass<strong>en</strong> van<br />
specifieke verkeersveiligheidinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als ZONE 30 <strong>en</strong> herinrichting<strong>en</strong><br />
van doortocht<strong>en</strong>, woonstrat<strong>en</strong> <strong>en</strong> kruispunt<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s nieuwe richtlijn<strong>en</strong>.<br />
Het ontbreekt echter aan diepgaande k<strong>en</strong>nis van de<br />
verkeersveiligheideffect<strong>en</strong> van diverse concept<strong>en</strong> die op deze terrein<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de marges die bestaan om e<strong>en</strong><br />
verdergaand <strong>en</strong> meer doorgedrev<strong>en</strong> beleid te voer<strong>en</strong>. Het ontbreekt aan<br />
gelijkwaardige concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> reductie van ongevalcijfers buit<strong>en</strong> de<br />
bebouwde kom. Wel is e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e invoering van e<strong>en</strong> 70km limiet op<br />
deze weg<strong>en</strong> (<strong>en</strong> 90 km limiet als uitzondering) het viger<strong>en</strong>de<br />
overheidsstandpunt in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd dit rec<strong>en</strong>t op het<br />
gewestweg<strong>en</strong>net ook grot<strong>en</strong>deels gerealiseerd <strong>en</strong> ook door heel wat andere<br />
wegbeheerders ingevoerd.<br />
Naast de concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> die vanuit het infrastructuurbeleid <strong>en</strong><br />
verkeersveiligheidsbeleid zelf werd<strong>en</strong> ontwikkeld zijn in Vlaander<strong>en</strong><br />
vooral twee concept<strong>en</strong>, die vanuit het planologisch onderzoek <strong>en</strong> beleid<br />
werd<strong>en</strong> ontwikkeld van belang: de functionele categorisering van de<br />
weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het locatiebeleid.<br />
Zoals reeds eerder besprok<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t het eerstg<strong>en</strong>oemde concept e<strong>en</strong> sterke<br />
doorwerking in de ruimtelijke planning <strong>en</strong> de mobiliteitsplanning. Het is<br />
van belang dat deze categorisering niet vanuit expliciete<br />
veiligheidsdoelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> –principes werd geconcipieerd maar vanuit<br />
e<strong>en</strong> afweging van bereikbaarheid <strong>en</strong> omgevingskwaliteit, dit in<br />
teg<strong>en</strong>stelling tot de sinds de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig in Nederland gehanteerde<br />
weg<strong>en</strong> categorisering, die op de Duurzaam Veilig-visie is gebaseerd. De<br />
Nederlandse Duurzaam Veilig b<strong>en</strong>adering gaat uit van het systematisch <strong>en</strong><br />
consequ<strong>en</strong>t toepass<strong>en</strong> van drie veiligheidsprincipes:<br />
39
40<br />
- voorkom onbedoeld gebruik, dat wil zegg<strong>en</strong>: ge<strong>en</strong> gebruik dat<br />
niet bij de netwerkfunctie van de weg hoort: functioneel gebruik<br />
- voorkom grote verschill<strong>en</strong> in snelheid, richting <strong>en</strong> massa bij<br />
matige <strong>en</strong> hoge snelhed<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong>: reduceer de<br />
mogelijkheid van ernstige conflict<strong>en</strong> vooraf: homoge<strong>en</strong> gebruik<br />
- voorkom onzekerheid bij verkeersdeelnemers, dat wil zegg<strong>en</strong> ver<br />
hoog de voorspelbaarheid van wegverloop <strong>en</strong> verkeersgedrag:<br />
voorspelbaar gebruik.<br />
Enkel het eerste principe zit in Vlaander<strong>en</strong> „ingebakk<strong>en</strong>‟ in de in het RSV<br />
(Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong>) gehanteerde categorisering, de<br />
twee andere principes werd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> latere fase geïntroduceerd <strong>en</strong><br />
uitgewerkt bij aanbeveling<strong>en</strong> tot implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> herformulering van<br />
selectieprincipes van secundaire weg<strong>en</strong>. Zo is het gebrek aan aandacht<br />
voor het vrachtverkeer in het RSV gehanteerde categorisering ook vanuit<br />
verkeersveiligheidsoogpunt (zie tweede principe) e<strong>en</strong> belangrijke lacune<br />
<strong>en</strong> aan te bevel<strong>en</strong> aandachtpunt voor de herzi<strong>en</strong>ing van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaander<strong>en</strong>. Normalerwijze zou het RSV eind 2007 in<br />
herzi<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> doch wellicht wordt het veel later.<br />
In e<strong>en</strong> hoorzitting (2007) voor de Commissie voor Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>,<br />
<strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Energie van het Vlaamse Parlem<strong>en</strong>t gav<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappers<br />
e<strong>en</strong> toelichting over de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> noodzakelijke<br />
kwaliteitsverbetering van het instrum<strong>en</strong>t van de MOBER<br />
(mobiliteitseffect<strong>en</strong>rapportage) in het kader van locatiebeleid <strong>en</strong> op het<br />
creër<strong>en</strong> van meer gebiedsgerichte sam<strong>en</strong>werking op vlak<br />
mobiliteitsplanning om tot e<strong>en</strong> meer coher<strong>en</strong>te weg<strong>en</strong> categorisering te<br />
kom<strong>en</strong>, o.a. inzake routes voor vrachtverkeer. Operationele kaders ter zake<br />
ontbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> verg<strong>en</strong> toegepast onderzoek. Rec<strong>en</strong>t werd voortgang<br />
gemaakt in het fundam<strong>en</strong>teel onderzoek naar expositiemodell<strong>en</strong> die o.a. de<br />
relatie aangev<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verkeersveiligheid, risicoblootstelling <strong>en</strong><br />
categorieën van weg<strong>en</strong> in België <strong>en</strong> van nut kunn<strong>en</strong> zijn in de verdere<br />
wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing van MOBER.
4.2. Verkeerstechnisch ontwerp van verkeersinfrastructuur<br />
Het ontbreekt in Vlaander<strong>en</strong> aan omvatt<strong>en</strong>de richtlijn<strong>en</strong> voor het ontwerp<br />
van de verkeersinfrastructuur. Dit resulteert op het terrein in e<strong>en</strong> groot<br />
gebrek aan uniformiteit <strong>en</strong> herk<strong>en</strong>baarheid binn<strong>en</strong> de verkeersruimte. Deze<br />
vaststelling geformuleerd in e<strong>en</strong> beleidsstudie dater<strong>en</strong>d van 1999 (Engels,<br />
Korsmit, Lauwers in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse<br />
Geme<strong>en</strong>schap) is nog steeds geldig vermits sindsdi<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />
ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> voor de secundaire weg<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geformuleerd <strong>en</strong><br />
deze <strong>en</strong>kel gezag hebb<strong>en</strong> als studiedocum<strong>en</strong>t <strong>en</strong> niet als richtlijn.<br />
Bestaande richtlijn<strong>en</strong> zijn gefragm<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong> historisch gegroeid. In de<br />
mate dat zij voorbijgestreefd zijn <strong>en</strong> niet beantwoord<strong>en</strong> aan de huidige<br />
doelstelling<strong>en</strong> van verkeersveiligheid hebb<strong>en</strong> zij ertoe geleid dat in heel<br />
wat situaties de doorstroming van de auto maatgev<strong>en</strong>d is geblev<strong>en</strong>, t<strong>en</strong><br />
koste van de veiligheid van fietsers <strong>en</strong> voetgangers of van de veiligheid<br />
van het autoverkeer zelf. Zo zijn de verkeerslichtregeling<strong>en</strong> – in<br />
teg<strong>en</strong>stelling tot bijvoorbeeld Nederland – standaard niet conflictvrij<br />
geconcipieerd: dit leidt tot e<strong>en</strong> groot aantal ongevall<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />
rechtsafslaande auto‟s <strong>en</strong> rechtdoorgaande fietsers <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> linksafslaand<br />
<strong>en</strong> rechtdoorgaand autoverkeer. Pas naar aanleiding van de studieopdracht<br />
voor het wegwerk<strong>en</strong> van gevaarlijke punt<strong>en</strong> <strong>en</strong> wegvakk<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong><br />
werd, in dat kader opgestelde leidraad, de conflictvrije licht<strong>en</strong>regeling<br />
geïntroduceerd (TV3V, 2003) <strong>en</strong> deels geïmplem<strong>en</strong>teerd voor deze<br />
ongevall<strong>en</strong>conc<strong>en</strong>traties op kruispunt<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> op gewestweg<strong>en</strong>.<br />
Sinds ongeveer twintig jaar is er in Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> specifieke<br />
ontwerptraditie gegroeid waarin bekommerniss<strong>en</strong> inzake<br />
verkeersveiligheid gekoppeld word<strong>en</strong> aan sted<strong>en</strong>bouwkundige<br />
ontwerpconcept<strong>en</strong>. De emanatie daarvan zijn de ontwerpconcept<strong>en</strong> voor<br />
verblijfsgebied<strong>en</strong>, hoofdstrat<strong>en</strong> <strong>en</strong> rotondes, resulter<strong>en</strong>d in aan de Vlaamse<br />
context aangepaste ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> <strong>en</strong> „best practice‟ docum<strong>en</strong>tatie,<br />
de zog<strong>en</strong>aamde „vademecums van AWV‟ (Administratie Weg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Verkeer, 1991).<br />
Het vademecum uit 2003 <strong>en</strong> andere richtlijn<strong>en</strong> van AWV zijn opvall<strong>en</strong>d<br />
gericht op de bescherming van de zwakke verkeersdeelnemers<br />
(aanbeveling<strong>en</strong> m.b.t. schoolomgeving<strong>en</strong>, fiets- <strong>en</strong><br />
voetgangersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>). Hoewel deze ontwerpaanbeveling<strong>en</strong><br />
verkeerstechnisch bestudeerd werd<strong>en</strong>, voor schoolomgeving<strong>en</strong>, rotondes<br />
41
<strong>en</strong> voetgangersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> zij niet geëvalueerd op basis van<br />
ongevall<strong>en</strong>analyses. Er bestaat in Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> manifest gebrek aan e<strong>en</strong><br />
met ongevall<strong>en</strong>gegev<strong>en</strong>s onderbouwde evaluatie van de effect<strong>en</strong> op de<br />
verkeersveiligheid van ontwerprichtlijn<strong>en</strong>, ontwerpconcept<strong>en</strong>,<br />
herinrichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuw aangelegde verkeersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Pas zeer<br />
rec<strong>en</strong>t is het huidige Steunpunt Verkeersveiligheid gestart met onderzoek<br />
ter, bijvoorbeeld in verband met de introductie van conflictvrije<br />
verkeerslicht<strong>en</strong>regeling<strong>en</strong> of van rotondes op kruispunt<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> metaanalyse<br />
geeft voor alle ongevall<strong>en</strong> op kruispunt<strong>en</strong>, waar e<strong>en</strong> volledig<br />
conflictvrije verkeerslicht<strong>en</strong>regeling ingevoerd werd, e<strong>en</strong> significante<br />
daling van 30%. Het aantal ongevall<strong>en</strong> met dod<strong>en</strong> of zwaargewond<strong>en</strong> daalt<br />
zelfs met 45% (Drees<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nuyts, 2006).<br />
Systematische ongevall<strong>en</strong>analyse ontbreekt veelal ook in het<br />
ontwerpstadium, <strong>en</strong> werd pas <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> geïntroduceerd als<br />
standaardaspect in het ontwerpproces, met name in de Leidraad die<br />
gehanteerd wordt bij het wegwerk<strong>en</strong> van de gevaarlijke punt<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wegvakk<strong>en</strong> op gewestweg<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> (TV3V, 2003). Van e<strong>en</strong><br />
andere orde, maar met mogelijk nog nefaster effect op de<br />
verkeersveiligheid is dat de vormgeving van de verkeersinfrastructuur<br />
vaak niet voldoet aan de rec<strong>en</strong>te verkeerskundige inzicht<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> puur op vlotte doorstroming gericht vormgeving gaat voorbij aan het<br />
inzicht dat de infrastructuur het verkeersgedrag sterk beïnvloed <strong>en</strong> dat de<br />
infrastructuur de weggebruiker moet informer<strong>en</strong> (positive guidance,<br />
geleiding, leesbaarheid) over de te verwacht<strong>en</strong> verkeerssituaties <strong>en</strong><br />
optred<strong>en</strong>de conflict<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanzett<strong>en</strong> tot gew<strong>en</strong>st verkeersgedrag. De<br />
vormgeving moet m.a.w. aangepast zijn aan de beperking<strong>en</strong> van de<br />
m<strong>en</strong>selijke vermog<strong>en</strong>s.<br />
De verkeerskundige ontwerptaak wordt binn<strong>en</strong> de verkeerskundige theorie<br />
mom<strong>en</strong>teel gezi<strong>en</strong> als het vorm gev<strong>en</strong> aan de weginfrastructuur <strong>en</strong> het<br />
reguler<strong>en</strong> van het gebruik ervan, uitgaande van de m<strong>en</strong>s-voertuigomgeving<br />
relatie.<br />
Het (gew<strong>en</strong>ste) verkeersgedrag van e<strong>en</strong> verkeersdeelnemer hangt af van de<br />
relatie tuss<strong>en</strong> de inrichting van de weg, de omgeving in <strong>en</strong>ge <strong>en</strong> ruime zin<br />
<strong>en</strong> van de relatie met overige verkeersdeelnemers (voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
bestuurders). Daarbij is de mom<strong>en</strong>tane, feitelijke situatie van belang. De<br />
42
weggebruiker wordt geïnformeerd door het wegbeeld <strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> weet<br />
van de netwerkfunctie. Op nieuwe weg<strong>en</strong> is minder e<strong>en</strong> probleem, daar<br />
kan m<strong>en</strong> de netwerkfunctie in overe<strong>en</strong>stemming br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met het gew<strong>en</strong>ste<br />
wegbeeld, maar op bestaande weg<strong>en</strong> is dit wel belangrijk.<br />
Theoretisch <strong>en</strong> praktijkgericht onderzoek naar het effect van herk<strong>en</strong>bare<br />
vormgeving <strong>en</strong> voorspelbare gedrag binn<strong>en</strong> het specifiek Vlaamse<br />
ontwerpkader – zoals dit bijvoorbeeld in Nederland wel bestaat, ontbreekt<br />
volledig. Het zijn dan ook deze aspect<strong>en</strong> die IDM sinds 2007 in kaart aan<br />
het br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> is binn<strong>en</strong> het Steunpunt Verkeersveiligheid. Hieronder volgt<br />
e<strong>en</strong> kort overzicht van de werkpakkett<strong>en</strong> die IDM onder de hoofding<br />
„duurzame mobiliteit‟ in het steunpunt onderzoekt.<br />
Tabel 1: Overzicht inbr<strong>en</strong>g van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t in het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
2007-2011<br />
Werkpakkett<strong>en</strong> Promotor<strong>en</strong><br />
Werkpakket 2 (WP2) Infrastructuur<br />
Project: Aanpak gevaarlijke punt<strong>en</strong><br />
Werkpakket 4 (WP4) Innovatie <strong>en</strong> ICT voor<br />
veilige mobiliteit<br />
Project E-safety: het verhog<strong>en</strong> van de veiligheid<br />
door interactie met de omgeving<br />
Werkpakket 8 (WP8) Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />
Project 1: <strong>Ruimtelijke</strong> ontwikkeling, verkeer,<br />
geluidshinder <strong>en</strong> impact op leefbaarheid<br />
Project 2: Relatie snelheid <strong>en</strong> milieu-impact,<br />
snelheidsbeheer, verkeersbeheer<br />
Project 3: De invloed van verkeersmanagem<strong>en</strong>t<br />
op emissies naar het milieu<br />
Project 4: Optimaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> actualiser<strong>en</strong> vanuit<br />
milieuoogpunt van beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
voor mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t<br />
Prof. D. Lauwers<br />
Prof. P. Demeester<br />
Prof. D. Botteldoor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Prof. D. Lauwers<br />
Prof. F. Witlox<br />
Prof. D. Botteldoor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Prof. H. Vanlandeghem<br />
Prof. D. Lauwers<br />
43
44<br />
4.3. Veiligheid transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong><br />
In Vlaander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> we ge<strong>en</strong> Vlaams beleid voor veiliger transport.<br />
Akkoord, veel is nationaal <strong>en</strong> zelfs internationaal (regelgeving<strong>en</strong> van<br />
ADR, RID, IMD, ADNR). Het <strong>en</strong>ige waar we wat zicht op hebb<strong>en</strong> is het<br />
transport van Sevesostoff<strong>en</strong>. Maar niet op andere gevaarlijke stoff<strong>en</strong>. We<br />
hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> zicht op de risicoanalyse voor transportongevall<strong>en</strong> met<br />
gevaarlijke stoff<strong>en</strong> (faalkans<strong>en</strong> niet gek<strong>en</strong>d; grootte van schade niet<br />
gek<strong>en</strong>d; ge<strong>en</strong> methodiek<strong>en</strong> voor risicoanalyse; ge<strong>en</strong> risicocriteria of –<br />
norm<strong>en</strong>). Ook de technisch-wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing is er in<br />
Vlaander<strong>en</strong> niet. In Nederland staat m<strong>en</strong> wel iets verder. Er is grote nood<br />
aan „ruimtelijke veiligheidsrapportage‟ (zoals dit nu <strong>en</strong>kel bestaat voor de<br />
Sevesobedrijv<strong>en</strong>). Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> komt nog dat de burger immers ge<strong>en</strong> weet<br />
heeft van de „rijd<strong>en</strong>de bomm<strong>en</strong>‟ over de weg<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Gelukkig zijn er nog ge<strong>en</strong> echte ramp<strong>en</strong> gebeurd. Gezi<strong>en</strong> „veiligheid‟ e<strong>en</strong><br />
topprioriteit is, is er nood aan e<strong>en</strong> duurzaam-veilige strategie (via e<strong>en</strong><br />
„overall‟ Vlaams Masterplan waarin m<strong>en</strong> oog heeft voor het aanvaardbaar<br />
vind<strong>en</strong> van risicocriteria voor transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong>). Als daar meer<br />
pijpleidingtransport <strong>en</strong> railtransport mee gemoeid zou zijn, dan moet<strong>en</strong> we<br />
dit opnem<strong>en</strong> in het Masterplan (van visie tot ruimtelijk uitvoeringsplan).<br />
Alles zal reeds beginn<strong>en</strong> met het uitwerk<strong>en</strong> van betere transportdata (<strong>en</strong><br />
noodzakelijke terreintelling<strong>en</strong>) in combinatie met e<strong>en</strong> QRA (Quantitative<br />
Risk Analysis) van gek<strong>en</strong>de knelpunt<strong>en</strong> (brugg<strong>en</strong>, tunnels, e.a.). Het<br />
communicatief overleg zal ook belangrijk zijn (tuss<strong>en</strong> industrie <strong>en</strong><br />
overhed<strong>en</strong>). Mom<strong>en</strong>teel loopt er in IDM (binn<strong>en</strong> de onderzoeksgroep<br />
AMRP: <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>) e<strong>en</strong> onderzoek over<br />
de ruimtelijk-maatschappelijke impact van de mobiliteit van gevaarlijke<br />
transport<strong>en</strong> (2008) waarvan de resultat<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>kort in e<strong>en</strong> breder forum<br />
zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht.<br />
5. Naar e<strong>en</strong> nieuwe missie voor IDM<br />
Gelet op de dynamiek van mobiliteit <strong>en</strong> de nieuwe maatschappelijke<br />
uitdaging<strong>en</strong> hierbij heeft het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> zijn<br />
missie wat bijgesteld, mede ook onder de inspiraties opgedaan bij onze<br />
noorderbur<strong>en</strong>. Langshe<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal grote lijn<strong>en</strong> (noem het ook<br />
uitdieping<strong>en</strong>) will<strong>en</strong> we het wet<strong>en</strong>schappelijke instituut verder uitbouw<strong>en</strong>.
De grote paradox van het mobiliteitsprobleem is dat we in e<strong>en</strong> situatie<br />
beland zijn waar veilige, comfortabele, flexibele mobiliteit topprioriteit<br />
zijn geword<strong>en</strong>, terwijl diezelfde vraag de immobiliteit in de hand werkt <strong>en</strong><br />
de betrouwbaarheid sterk naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> haalt (Rietveld, 2007). Daarnaast<br />
zi<strong>en</strong> we dat de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij het goeder<strong>en</strong>vervoer (naast de verdergaande<br />
globalisering <strong>en</strong> lokalisering) vooral in de richting evolueert van<br />
wijzig<strong>en</strong>de logistieke organisatie op niveau onderneming<strong>en</strong>. We zi<strong>en</strong> meer<br />
<strong>en</strong> meer fragm<strong>en</strong>tering <strong>en</strong> gepersonaliseerde volumes waardoor er e<strong>en</strong><br />
waaier aan logistieke concept<strong>en</strong> bestaan.<br />
Deze maatschappelijke <strong>en</strong> vervoerslogistiek hebb<strong>en</strong> invloed op het d<strong>en</strong>k-<br />
<strong>en</strong> werkgebied van duurzame mobiliteit. De drie peilers zijn: duurzaam<br />
veilig (verkeersveiligheid), duurzaam milieu (milieueffect<strong>en</strong> milieu:<br />
emissies, geluid, versnippering, …) <strong>en</strong> bereikbaarheid (logistieke<br />
netwerk<strong>en</strong> s<strong>en</strong>su lato), kunn<strong>en</strong> deze b<strong>en</strong>adering omsluit<strong>en</strong>. In elk van deze<br />
drie peilers word<strong>en</strong> de drie E‟s (Environm<strong>en</strong>t, Engineering, Education) in<br />
het onderzoek, onderwijs <strong>en</strong> communicatie voorzi<strong>en</strong>. Echte duurzame<br />
mobiliteit streeft ernaar om e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht te bereik<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mobiliteit,<br />
leefbaarheid <strong>en</strong> bereikbaarheid. Hierna wordt kort ingegaan op de drie<br />
peilers die we verder ontwikkel<strong>en</strong>.<br />
5.1. Duurzaam veilig<br />
“Duurzaam veilig” streeft naar e<strong>en</strong> verkeerssysteem waar op basis van de<br />
drie E‟s e<strong>en</strong> veiligheid voor alle weggebruikers maximaal wordt<br />
gewaarborgd. De omgeving – de weg s<strong>en</strong>su lato – <strong>en</strong> het vervoermiddel<br />
moet<strong>en</strong> met dit doel op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. De m<strong>en</strong>s als „stur<strong>en</strong>d<br />
elem<strong>en</strong>t‟ moet maximaal word<strong>en</strong> getraind op deze taak; de<br />
gedragsbepaling <strong>en</strong> –vorming neemt verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> aan;<br />
handhaving vormt hierbij e<strong>en</strong> belangrijk ondersteun<strong>en</strong>d middel. Binn<strong>en</strong><br />
deze afstemming moet elk van de drie onderdel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> vroeg stadium<br />
ingrijp<strong>en</strong> om mogelijke conflict<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat fout<strong>en</strong><br />
in het ontwerp van de weg, die niet afgestemd zijn op het soort voertuig,<br />
op de vervoerstaak <strong>en</strong> de veiligheid van de weggebruiker of het gew<strong>en</strong>ste<br />
gedrag niet duidelijk mak<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> beginstadium moet<strong>en</strong> bijgestuurd<br />
word<strong>en</strong>.<br />
Het zijn deze „fout<strong>en</strong>‟ in het verkeerssysteem die onveilig gedrag kunn<strong>en</strong><br />
aanstur<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot ongevall<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> tijdig mankem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de<br />
45
wegomgeving <strong>en</strong> in het wag<strong>en</strong>park kan voorkom<strong>en</strong>, kan het individueel<br />
gerelateerde, onveilig rijgedrag ook word<strong>en</strong> beperkt.<br />
Verschill<strong>en</strong>de interacties tuss<strong>en</strong> de omgeving, het vervoermiddel <strong>en</strong> de<br />
m<strong>en</strong>s moet<strong>en</strong> via aangepaste tools, op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. Het<br />
vervoermiddel is niet alle<strong>en</strong> de auto <strong>en</strong> camion, maar m<strong>en</strong> moet ook oog<br />
hebb<strong>en</strong> voor spoorgerelateerde, watergerelateerde <strong>en</strong> luchtgerelateerde<br />
voertuig<strong>en</strong>.<br />
Infrastructuuromgeving<br />
E<strong>en</strong> veilige infrastructuur is de basis voor e<strong>en</strong> veilig rijgedrag. Dit heeft<br />
zowel betrekking op de plaats van de verkeersdeelnemer, het<br />
snelheidsgedrag, voorrangsregeling, richtingswijziging<strong>en</strong>,<br />
toegangsvereist<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de tools di<strong>en</strong><strong>en</strong> hierbij te word<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong>:<br />
op de weg zijn dit bijv. wegcategorisering, road safety audits,<br />
snelheidsmanagem<strong>en</strong>t, verkeersreglem<strong>en</strong>tering, communicatie (DRIPS,<br />
GRIPS, verkeersbord<strong>en</strong>, verkeerslicht<strong>en</strong>, wegmarkering<strong>en</strong>, ondersteun<strong>en</strong>d<br />
wegmateriaal <strong>en</strong> straatmeubilair,…).<br />
Het voertuig speelt e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te rol in de verkeersveiligheid <strong>en</strong> vooral<br />
dan de intellig<strong>en</strong>te voertuigsystem<strong>en</strong> (Safe Speed (Intellig<strong>en</strong>t Speed<br />
Control), Lane Support (lane keeping, lane departure warning, overtaking,<br />
blind spot detection), Safe following (ACC of Adaptive Cruise Control,<br />
Collision Warning, Collision Mitigation, Stop & Go, collision avoidance<br />
systems), Pedestrian Protection (voertuigvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, waarschuwings-<br />
<strong>en</strong> detectiesystem<strong>en</strong>), waarschuwingssystem<strong>en</strong> vermoeidheid bestuurder,<br />
E-call…). Deze word<strong>en</strong> zowel Europees als internationaal binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> road<br />
map voor verkeersveiligheid sterk beklemtoond. Het vermog<strong>en</strong>,<br />
topsnelheid, hoogte, breedte <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte van het voertuig bepal<strong>en</strong><br />
daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ook de objectieve <strong>en</strong> subjectieve veiligheid van andere<br />
verkeersdeelnemers.<br />
De m<strong>en</strong>s is de derde factor in het realiser<strong>en</strong> van duurzaam Veilig. Dit<br />
betek<strong>en</strong>t dat het zich beweg<strong>en</strong> in het verkeer moet gericht op<br />
verkeersveilig gedrag. Verkeersveilig gedrag richt zowel naar e<strong>en</strong><br />
thematische b<strong>en</strong>adering van onveilig gedrag, naar maatregel<strong>en</strong> die<br />
verkeersveiligheidsgedrag acceptabel mak<strong>en</strong> als verhog<strong>en</strong> (basis<br />
draagvlakonderzoek, rolmodel <strong>en</strong> andere acceptatieverhog<strong>en</strong>de tools)<br />
maar ev<strong>en</strong>goed naar het aanler<strong>en</strong> van verkeersveiligheidsgedrag (educatie<br />
46
s<strong>en</strong>su lato) als naar ondersteun<strong>en</strong>d beleid (handhaving, ADAS,<br />
communicatie, …).<br />
5.2. Duurzaam milieu<br />
“Duurzaam milieu” wordt bereikt via e<strong>en</strong> aangepaste ruimtelijke road<br />
safety beheersmaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke milieutools naar het voertuig <strong>en</strong><br />
de infrastructuur (<strong>en</strong>ergiezuinig, terugdring<strong>en</strong> van lawaai, CO2, …). Ook<br />
het gedrag van de bestuurder (rijstijl, keuze voertuig<strong>en</strong>, informatie over de<br />
milieueffect<strong>en</strong>, gedragsbeïnvloed<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>,…) vormt e<strong>en</strong><br />
bepal<strong>en</strong>de factor in het bereik<strong>en</strong> van de doelstelling<strong>en</strong> van duurzaam<br />
milieu. Dit zal ook zijn neerslag hebb<strong>en</strong> naar Mober, <strong>Mobiliteit</strong>splanning,<br />
infrastructuurkeuze, modikeuze.<br />
5.3. Duurzaam bereikbaar<br />
“Duurzaam bereikbaar” t<strong>en</strong>slotte slaat op de keuze vervoermiddel,<br />
verplaatsingsgedrag, goeder<strong>en</strong>transport, logistieke netwerk<strong>en</strong>, corridors,<br />
… De keuze van de meest efficiëntste vervoersmodi (wegvervoer, water-<br />
of railvervoer, leiding<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het combiner<strong>en</strong> van vervoermodi (uitbouw<br />
overslagplatforms) zal op midd<strong>en</strong>lange termijn bepal<strong>en</strong>d zijn voor het<br />
vrijwar<strong>en</strong> van de bereikbaarheid. Opter<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> duurzame<br />
bereikbaarheid waarbij efficiënte beleidsmiddel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet: van<br />
kilometerheffing <strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong> van de toegankelijkheid <strong>en</strong><br />
beschikbaarheid van bepaalde vervoersmodi over technische tools tot de<br />
uitbouw van andere productiepatron<strong>en</strong>, … e<strong>en</strong> hele reeks inc<strong>en</strong>tives die op<br />
korte tot lange termijn moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet. De ruimtelijke omkadering<br />
<strong>en</strong> ruimtelijke beleidskeuzes moet<strong>en</strong> in belangrijke mate bijdrag<strong>en</strong> tot de<br />
duurzame bereikbaarheidsdoel<strong>en</strong>.<br />
47
48<br />
Figuur 5: Interne verdeling van activiteit<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM<br />
Ook hier zi<strong>en</strong> we de belangrijkheid van e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />
„territoriaal‟ (ruimtelijk) beleidsvisie. In sommige gevall<strong>en</strong> (voor de grote<br />
impact<strong>en</strong>) moet dit „gr<strong>en</strong>s‟-doorbrek<strong>en</strong>d. D<strong>en</strong>k<strong>en</strong> we hierbij aan de grote<br />
infrastructuurwerk<strong>en</strong> als de Westerschelde, de IJzer<strong>en</strong> Rijn, de uitbouw<br />
van logistieke poort<strong>en</strong>, De Seine-Schelde <strong>en</strong> Seine-Schelde-West, de<br />
Lange Wapper (Oosterweelverbinding), de Noord-Zuid in Limburg.<br />
Het zou reeds betek<strong>en</strong>isvol zijn indi<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap op één lijn zou staan<br />
m.b.t. de grote mobiliteitsvraagstukk<strong>en</strong> die Nederland <strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />
direct aanbelang<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> is ook nog hier het water te diep. Maar als<br />
we erin slag<strong>en</strong> om e<strong>en</strong>zelfde taal te sprek<strong>en</strong> (naar inhoud <strong>en</strong> gebruik) van<br />
de term duurzame mobiliteit, dan hebb<strong>en</strong> we reeds e<strong>en</strong> goede stap<br />
voorwaarts gezet. Het is aan de wet<strong>en</strong>schap om hier omtr<strong>en</strong>t het voortouw<br />
te nem<strong>en</strong>. De verschill<strong>en</strong>de project<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM hierna geschetst, gev<strong>en</strong><br />
alvast e<strong>en</strong> eerste aanzet.
Tabel 2: IDM-PROJECTEN (toestand op 1.10.2008)<br />
Duurzaam Veilig Duurzaam Milieu Duurzaam Milieu<br />
Mobiel UG<strong>en</strong>t (2002-2004)<br />
CTPT (Clean Technology for Public<br />
Transport) (2004-2005)<br />
Aanvaardbaarheid maximale snelheidsbegr<strong>en</strong>zer<br />
in vrachtwag<strong>en</strong>s <strong>en</strong> autocars (1999<br />
-2000)<br />
Transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong> (2008)<br />
TT> (Truck Traffic and<br />
Goods Transport in Flanders (2004-2005)<br />
Vermog<strong>en</strong>gerichte person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s (1999-<br />
2000)<br />
Optima (optimalisatie verkeersongevall<strong>en</strong>statistiek<strong>en</strong>)<br />
(2001-2004)<br />
City Parking in Europe (2005-2007)<br />
Mascara (Implem<strong>en</strong>tation of Demand Responsive<br />
Transport Systems) (2005-2007)<br />
ISA-demonstratieproject<strong>en</strong> (2001-2005)<br />
<strong>Mobiliteit</strong>sstudie Campus Zwijnaarde/<br />
Technologiepark (2007-2008)<br />
Verkeersveiligheid vrije tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong><br />
(2008)<br />
SHLOW (Show me how slow) (2008-<br />
2009)<br />
PROMISA/VIM (2008-2010)<br />
NEXTGENITS/ISA-testbed (2008-2009)<br />
Project<strong>en</strong> Steunpunt Verkeersveiligheid (2007-2011)<br />
Project<strong>en</strong> Steunpunt Ruimte (2007-2011)<br />
VIM-project<strong>en</strong> (2008-?)<br />
49
Refer<strong>en</strong>ties<br />
Allaert, G., (2007): Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. De eerste schuchtere stapp<strong>en</strong>,<br />
Vervoerslogistieke Dag<strong>en</strong>, ed. F. Witlox.<br />
Allaert, G., Houthaeve, R., Korsmit, J. & Lauwers, D. (1994): “Infrastructuurbeleid <strong>en</strong><br />
locatiebeleid”, G<strong>en</strong>t, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />
Commissie voor Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>, <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Energie (2006): Hoorzitting over<br />
decretale initiatiev<strong>en</strong> over mobiliteitsbeleid, verslag, stuk 832, (1):14-16, Brussel, Vlaams<br />
Parlem<strong>en</strong>t.<br />
De Mol, J., Vlass<strong>en</strong>root S. (2006): Krachtlijn<strong>en</strong> voor het lever<strong>en</strong> van snelheidsinformatie<br />
in functie van het toekomstig opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> snelheidsdatabank: Enquête<br />
wegbeheerders, eerste analyse, G<strong>en</strong>t, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (in. Ministerie van de Vlaamse<br />
Geme<strong>en</strong>schap).<br />
DNV Consulting (2007): Veiligheid aangaande transport van gevaarlijke stoff<strong>en</strong>,<br />
eindrapport, Departem<strong>en</strong>t LNE (in. Ministerie Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />
Drees<strong>en</strong>, A., Nuyts, E. (2006): Conflictvrije verkeerslicht<strong>en</strong>: effect<strong>en</strong> op<br />
verkeersveiligheid, deel 2: analyse van Vlaamse data, Diep<strong>en</strong>beek: Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid.<br />
Engels, D., Korsmit, J., Lauwers D. (1999): Implem<strong>en</strong>tatie van de weg<strong>en</strong>categorisering,<br />
ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> voor secundaire weg<strong>en</strong>, Eindrapport, Brussel, Tritel <strong>en</strong> Iris<br />
Consulting, 159 p. (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />
Engels, D., Devri<strong>en</strong>dt, K. Lauwers, D. (2003): Hand<strong>boek</strong> secundaire weg<strong>en</strong>, Brussel,<br />
Tritel <strong>en</strong> Iris Consulting (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />
Lauwers, D. (2005): Categorization versus hierarchy of networks, rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts in<br />
road network planning and design in Flanders, in: Proceedings 3rd International SIIC<br />
Congress, Bari.<br />
TV3V (2003): Leidraad Veilig Wegverkeer in Vlaander<strong>en</strong>, Tijdelijke V<strong>en</strong>nootschap 3V:<br />
104-114, Antwerp<strong>en</strong> (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />
Van D<strong>en</strong> Bossche, F., (2006): Road Safety, Risk and Exposure in Belgium: an<br />
Econometric Approach, doctoraatsproefschrift, Diep<strong>en</strong>beek, <strong>Universiteit</strong> Hasselt: 188-<br />
196.<br />
50
TOWARDS SUSTAINABLE URBAN DISTRIBUTION<br />
BY CUSTOMIZING POLICIES<br />
Hans QUAK 1 <strong>en</strong> Jo VAN NUNEN 2<br />
1 TNO<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Logistiek<br />
tel: +31 15 269 68 74<br />
e-mail: hans.quak@tno.nl<br />
2 Erasmus University Rotterdam<br />
Rotterdam School of Managem<strong>en</strong>t<br />
tel: +31 10 408 20 32<br />
fax: +31 10 408 90 10<br />
e-mail: jnun<strong>en</strong>@rsm.nl<br />
Abstract<br />
We examine demand managem<strong>en</strong>t and id<strong>en</strong>tify possible contributions<br />
from rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t to the urban freight transport setting, in order<br />
to make urban freight transport more sustainable in all aspects. We point<br />
out the implications of more customized time window policies for the<br />
differ<strong>en</strong>t stakeholders. In industry practice, rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t is the<br />
practice of managing demand in a manner that increases profitability. The<br />
key idea is customizing the product offering to exploit the market‟s<br />
heterog<strong>en</strong>eity. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t practices could also contribute to the<br />
success of Binn<strong>en</strong>stadservice (an initiative in Nijmeg<strong>en</strong>). Nowadays,<br />
urban freight policies oft<strong>en</strong> focus on the restriction of urban freight<br />
transportation without taking into account transportation effici<strong>en</strong>cy or<br />
sustainability issues. Time window regulations, for example, are use in<br />
many urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts to increase the attractiv<strong>en</strong>ess of cities and<br />
reduce the negative impact of urban distribution. However, these<br />
restrictions also lead to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal pollution, increased costs and<br />
congestion.<br />
51
52<br />
1. Introduction<br />
Urban freight transport is a major contributor to both sustainable and<br />
unsustainable impacts in urban areas. Considering the sustainability triple-<br />
P criteria, people, planet and profit, urban freight transport is well-known<br />
for its negative effects on the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, both local and global and for<br />
its negative effects on social sustainability issues in cities, such as its<br />
contribution to noise, visual intrusion, vibration, congestion, and its<br />
negative impact on traffic safety. However, for the economic activity of a<br />
city it is ess<strong>en</strong>tial to have an adequate transportation system, <strong>en</strong>abling the<br />
effici<strong>en</strong>t and effective movem<strong>en</strong>t of goods and people. The local<br />
authorities‟ have the chall<strong>en</strong>ging task of finding a trade-off betwe<strong>en</strong><br />
people, planet and profitability. The curr<strong>en</strong>t focus of local authorities is<br />
primarily on the „people‟ issues. Therefore, popular policy measures<br />
include time-access windows and vehicle restrictions (see e.g. OECD,<br />
2003). However, the improvem<strong>en</strong>t in especially „people‟ issues goes at the<br />
exp<strong>en</strong>se of the other two Ps; it makes effici<strong>en</strong>t urban goods transport quite<br />
difficult and increases the total distance traveled and thereby<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal pollution and transportation costs (Quak, 2008). Carriers<br />
and retail chains consider these governm<strong>en</strong>tal policies as one of their<br />
biggest problems in supplying stores in urban areas. TNO (2003) estimate<br />
that local authorities‟ time-windows result in a yearly cost increase of €<br />
270 million for the Dutch retail sector. Another major difficulty for<br />
effici<strong>en</strong>t urban freight transportation is the decreasing city accessibility<br />
and the increasing congestion. This problem exceeds urban freight<br />
transport, since all traffic participants feel the impact of the increasing<br />
congestion. The yearly costs in the Netherlands due to congestion are<br />
estimated to increase from about € 700 million in 2000 to € 2 billion in<br />
2020, of which goods transport‟s part is estimated at about € 150 million<br />
in 2000 to € 550 million in 2020 (Lemstra, 2004, based on AVV). In other<br />
words, increasing congestion is a serious problem in the Netherlands.<br />
In this contribution, we bring together two differ<strong>en</strong>t streams of research,<br />
notably, city logistics and rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. We focus on a better<br />
utilization of the available infrastructure through a more customized<br />
approach for demand managem<strong>en</strong>t. Other city logistics initiatives focus on<br />
novel infrastructure and transport methods, such as underground logistics<br />
systems, the use of trams, or the developm<strong>en</strong>t of standardized load units<br />
(Stadsbox), see for an ext<strong>en</strong>sive review of differ<strong>en</strong>t city logistics
initiatives Quak (2008). Because the available road capacity is relatively<br />
inflexible, it is very important to manage this capacity in an intellig<strong>en</strong>t<br />
way. Demand managem<strong>en</strong>t is commonplace in settings with relatively<br />
inflexible scarce capacity. In industry, advanced rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t<br />
systems aim at maximizing profitability by exploiting a heterog<strong>en</strong>eous<br />
market <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The objective of this paper is to id<strong>en</strong>tify possible<br />
contributions of rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t insights to the urban freight<br />
transport setting. Therefore, we contrast the traditional rev<strong>en</strong>ue<br />
managem<strong>en</strong>t setting with the urban freight transport <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t.<br />
2. The urban freight transport problem setting<br />
Urban freight distribution is a complex issue, characterized by several<br />
stakeholders with differ<strong>en</strong>t problem perceptions and differ<strong>en</strong>t, oft<strong>en</strong><br />
conflicting, objectives.<br />
Figure 1: Main stakeholder groups in urban freight transport<br />
Figure 1 summarizes the differ<strong>en</strong>t stakeholders that are involved in urban<br />
distribution and their stakes in urban freight transportation. In this<br />
paragraph we briefly discuss these stakeholders and their stakes. From<br />
Figure 1 we distinguish three main stakeholder groups: the governm<strong>en</strong>tal<br />
stakeholders, the professionals (shipper, carrier, and receiver) and the<br />
impactees (the stakeholders that are directly affected by the urban freight<br />
movem<strong>en</strong>ts, e.g. shopping public, resid<strong>en</strong>ts, and working people).<br />
53
54<br />
2.1. Governm<strong>en</strong>tal stakeholders<br />
Higher governm<strong>en</strong>ts t<strong>en</strong>d to deal with urban freight transport problems as<br />
local issues, and are therefore usually not directly involved in local policy<br />
making. Especially accessibility and congestion are high on their ag<strong>en</strong>das.<br />
Furthermore, the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal impacts, both local and global, of<br />
transportation and the increasing congestion issues are a continuing<br />
concern in transport policy reflections.<br />
Local authorities interests are differ<strong>en</strong>t; they are directly involved in urban<br />
freight transport issues. The quality of life, the attraction of city c<strong>en</strong>ters,<br />
the shopping climate, traffic safety, the accessibility, particulates and the<br />
protection of infrastructure and historical buildings dominate their ag<strong>en</strong>da.<br />
Local authorities are responsible for most urban freight transport policies.<br />
At this mom<strong>en</strong>t there is neither cooperation nor harmonization betwe<strong>en</strong><br />
differ<strong>en</strong>t local authorities, which makes urban freight transport regulations<br />
quite disordered. The most commonly used policy measures are: timewindows<br />
and vehicle restrictions. The first primarily improve the<br />
shopping climate and increase the traffic safety for pedestrians and<br />
cyclists. The latter primarily focuses on the protection of buildings and<br />
infrastructure and the reduction of emissions and noise. Dablanc (2007)<br />
argues that most local authorities plan and regulate urban freight transport<br />
similar as they did over two decades ago; city regulations on the<br />
maximum allowed vehicle size, or weight, etc. and delivery timewindows.<br />
These regulations aim at restricting the urban freight traffic as<br />
much as possible (see also All<strong>en</strong>, et al., 2000). These policy restrictions do<br />
not only not contribute to making the urban freight transport more<br />
effici<strong>en</strong>t, they also do not consider changes in the way urban freight<br />
transport is organized over the last years (e.g. the introduction of retail<br />
chain distribution c<strong>en</strong>ters, Just-In-Time store-deliveries, and timely sales<br />
data resulted in moving store-inv<strong>en</strong>tory from in-store depots to the<br />
shelves), and they do not take advantage of the increased possibilities due<br />
to developm<strong>en</strong>ts in ICT.<br />
2.2. Professional stakeholders<br />
The professional stakeholders are involved in the actual freight movem<strong>en</strong>t.<br />
We distinguish three main subgroups:
1. The receivers located in the city c<strong>en</strong>ter<br />
2. The shippers oft<strong>en</strong> located outside the city<br />
3. The carriers that travel from the shippers to the receivers<br />
Ev<strong>en</strong> within these subgroups we see differ<strong>en</strong>ces. For example, the<br />
receivers, or retailers, differ considerably; and with that their stakes in<br />
urban freight transport issues as well. A large retail chain is supplied very<br />
differ<strong>en</strong>t from a small retailer (see Figure 2). In the last case the retailer<br />
orders at a shipper, who usually takes care of the transport of the order by<br />
hiring a logistics service provider (a for-hire carrier). The retailer has no<br />
contact with the carrier except for the delivery. The result is that the<br />
retailer, who initiates the urban freight transport in the first place, does not<br />
consider the transport as his responsibility, let alone his problem. This<br />
retailer‟s interest is especially in minimizing the perceived inconv<strong>en</strong>i<strong>en</strong>ce<br />
caused by trucks and creating a nice shopping <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Since this<br />
retailer does not feel responsible for the transport, and does not pay for it<br />
directly because the transport price is hidd<strong>en</strong> in the price it pays for the<br />
goods, it is usually not willing to participate in or initiate any initiative in<br />
urban freight transport. For receivers that are part of a large retail chain the<br />
situation is differ<strong>en</strong>t (see Figure 2); first of all the deliveries are usually<br />
coordinated by the retailer‟s headquarters, which acts as shipper in this<br />
case. The result is that the retail chain is responsible for the transport and<br />
not the receiver. Beside the differ<strong>en</strong>ce in supply chain organization, these<br />
two cases also differ in their contacts. The small retailer, frequ<strong>en</strong>tly an<br />
indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eur, is oft<strong>en</strong> more closely involved in the local<br />
regulations of the city c<strong>en</strong>ter than a store manager of a store which is part<br />
of a retail chain. Small indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t retailers are usually supplied by large<br />
logistic service providers that are active in more than one municipality.<br />
Together with the large retail chains, these parties do try to influ<strong>en</strong>ce<br />
urban freight transport policies. However, their focus is less locally<br />
ori<strong>en</strong>ted (see Figure 2).<br />
55
56<br />
Figure 2: Heterog<strong>en</strong>eity in relations betwe<strong>en</strong> stakeholders: two examples<br />
Higher<br />
governm<strong>en</strong>t<br />
Carrier<br />
LSP<br />
Shipper<br />
The stakeholders that face problems with urban distribution at this<br />
mom<strong>en</strong>t are depicted grey in Figure 2. Most receivers do not consider<br />
urban distribution as a problem, which has also to do with the fact that<br />
their interests, e.g. an attractive city c<strong>en</strong>ter and no nuisance from<br />
unloading vehicles, correspond with those of the local authorities. So most<br />
policies already aim at fulfilling these receivers‟ wishes. This contradicts<br />
with the stakes of many large retail chains and carriers, whose main<br />
problems are caused by the restricting policies in many city c<strong>en</strong>ters. Not<br />
only the amount of cities using time-windows and vehicle restrictions<br />
make effici<strong>en</strong>t vehicle roundtrip planning and effici<strong>en</strong>t vehicle usage<br />
difficult (Quak & De Koster, 2007), the variance in regulations betwe<strong>en</strong><br />
the municipalities makes is almost impossible to obey all policy measures<br />
(see also Dablanc, 2007).<br />
2.3. Impactees<br />
CASE 1<br />
Receiver<br />
Small (medium)<br />
sized business<br />
Local<br />
authorities<br />
Higher<br />
governm<strong>en</strong>t<br />
Carrier<br />
own / dedicated<br />
fleet<br />
Shipper<br />
retailer’s<br />
headquarters<br />
CASE 2<br />
Receiver<br />
(Large) retailer<br />
Local<br />
authorities<br />
Information flow and direction Goods flow and direction<br />
The impactees feel the impact of the urban freight transport, but do not<br />
directly influ<strong>en</strong>ce it. Usually, local authorities t<strong>en</strong>d to look after the<br />
interests of these stakeholders, their voters. We distinguish three<br />
subgroups: the resid<strong>en</strong>ts living in the city c<strong>en</strong>ters, the shopping public and<br />
people working in the city c<strong>en</strong>ter. In g<strong>en</strong>eral, these groups are interested in<br />
a healthy and safe <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t and an easily accessible city c<strong>en</strong>ter with
<strong>en</strong>ough parking spaces. The resid<strong>en</strong>ts do not appreciate deliveries late in<br />
the ev<strong>en</strong>ings, during the night, or early in the morning, because of the<br />
resulting noise and light nuisance.<br />
3. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t ideas<br />
The success of many companies relies on their ability to extract the<br />
maximum profit from a fixed amount of goods or services. This is<br />
especially the case in industries with inflexible perishable capacity and<br />
high fixed costs. In such industries, as the airlines, the total costs are<br />
nearly unaffected by the number of units sold. In order to maximize<br />
rev<strong>en</strong>ues, they use sophisticated demand managem<strong>en</strong>t techniques, known<br />
as rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. Exploiting differ<strong>en</strong>ces in product valuations<br />
betwe<strong>en</strong> customers, over time and for differ<strong>en</strong>t product variants is at the<br />
core of rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. The airline industry is the poster child<br />
example of successful rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t with <strong>en</strong>ormous rev<strong>en</strong>ue<br />
increases reported (Marmorstein et al. 2003). Other industries with similar<br />
characteristics that started to adapt rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t ideas include<br />
hotels, car r<strong>en</strong>tals, cruise lines and <strong>en</strong>tertainm<strong>en</strong>t.<br />
The key idea is that one offers differ<strong>en</strong>t „products‟ to differ<strong>en</strong>t customer<br />
segm<strong>en</strong>ts to serve a bigger market and to extract more rev<strong>en</strong>ues. The<br />
example is the distinction betwe<strong>en</strong> business and tourist travelers in the<br />
airline industry. In g<strong>en</strong>eral, tourist class travelers are more flexible and<br />
more price s<strong>en</strong>sitive than business class travelers. Therefore, the airline<br />
targets these segm<strong>en</strong>ts with distinct product types, both in terms of price<br />
and booking restrictions (e.g. the cancellation policy, Saturday-night stay).<br />
Another example is the hotel industry which differ<strong>en</strong>tiates prices based on<br />
the day of the week, i.e. offering off-peak discounts, and the duration of<br />
stay. Moreover, special offers for s<strong>en</strong>ior citiz<strong>en</strong>s and stud<strong>en</strong>ts are<br />
commonplace in many industries including movie theaters, swimming<br />
pools and sport ev<strong>en</strong>ts.<br />
In order for rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t to be b<strong>en</strong>eficial some business<br />
characteristics need to be in place (Talluri & Van Ryzin, 2004). First of<br />
all, customers need to exhibit differ<strong>en</strong>t purchasing prefer<strong>en</strong>ces. In<br />
traditional rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts, this typically reflects the<br />
differ<strong>en</strong>ces in willingness to pay. For example, business travelers are less<br />
57
price s<strong>en</strong>sitive than tourist travelers. In urban freight transport, the users/<br />
customers of the urban infrastructure are an extremely heterog<strong>en</strong>eous<br />
group. That is, the receivers located in the city, the shippers that are<br />
mostly located outside the city, the carriers that travel from the shippers to<br />
the receivers and back, the resid<strong>en</strong>ts that live in the city c<strong>en</strong>ters, the<br />
shopping public using the facilities city c<strong>en</strong>ters offer (e.g. shops, hotel and<br />
catering industry, (movie) theatres, etc.), people working in the city c<strong>en</strong>ter,<br />
who travel every day to, from, and in the city to do their job. Secondly,<br />
demand should be uncertain. Which is the case in urban freight transport;<br />
the total number of vehicles in a city c<strong>en</strong>ter on a giv<strong>en</strong> time is very<br />
uncertain and is influ<strong>en</strong>ced by many factors. Thirdly, the availability of<br />
capacity is relatively inflexible. This is certainly the case for freight<br />
transport. Infrastructural capacity in the urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is very<br />
inflexible. It is virtually impossible to adjust capacity based on demand.<br />
In the rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t literature (see for example Talluri and Van<br />
Ryzin, 2004), one typically considers two control types, namely, quantity<br />
control and price control. Quantity based control manages the availability<br />
decisions, while price based control is concerned with the dynamic pricing<br />
of products. The key question in quantity based control is how much<br />
capacity to reserve for a specific customer class or segm<strong>en</strong>t. Dynamic<br />
pricing addresses the question what price to charge on a specific time for a<br />
specific customer segm<strong>en</strong>t and for a specific product. Inspired by<br />
quantitative rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t, we will consider a more customized<br />
approach to urban freight sustainability policies. As an illustrative<br />
example we deal with a customized managem<strong>en</strong>t of time-windows. Here,<br />
the objective is to improve the carriers‟ and shippers‟ effici<strong>en</strong>cy and<br />
increase city accessibility, without compromising social sustainability.<br />
Furthermore, we will look at pricing mechanisms to support the time<br />
window policies. In this setting, it is not immediately clear where to put<br />
the inc<strong>en</strong>tives. Simple road pricing schemes might not always be effective<br />
in an urban freight setting. Holguin-Veras et al. (2006) show that the<br />
majority of carriers does not change their behavior based on road pricing<br />
inc<strong>en</strong>tives that try to stimulate off-peak transport. This is caused by the<br />
fact that in many carrier–receiver relationships the receiver determines the<br />
delivery conditions. This means that road pricing is not always an<br />
effective policy measure to steer in urban freight distribution. Private<br />
carriers (see Figure 2, the receiver is part of large retail chain) are more<br />
s<strong>en</strong>sitive to road pricing initiatives than for-hire carriers (see Figure 2, the<br />
58
eceiver is part of small sized business). This implies that the obvious<br />
pricing mechanism, road pricing, might not be the most suitable for the<br />
problems in urban freight transportation problems. Therefore we have to<br />
look for other kind of inc<strong>en</strong>tives or for ways to make sure the inc<strong>en</strong>tive<br />
reaches the right stakeholder.<br />
Modern IT allows for the incorporation of customized approaches to serve<br />
the needs of differ<strong>en</strong>t customers, regions or cities. Note that technologies<br />
such as e-commerce and mobile GPS navigation (e.g. Tomtom) systems<br />
provide opportunities for customization that was not conceivable a few<br />
years ago. Successful examples of customization in industry are Internet<br />
grocers such as Peapod (www.peapod.com) and Albert.nl (www.albert.nl)<br />
– who differ<strong>en</strong>tiate the delivery service in terms of delivery frequ<strong>en</strong>cy<br />
dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t on the customer‟s zip code nowadays. Based on the actual<br />
demand volume it is possible to quickly and easily adjust the<br />
corresponding delivery fee in a certain region in order to actively<br />
influ<strong>en</strong>ce demand. For example, if someone in a specific area has placed<br />
an order, customers in the same area might get a discount if he orders in<br />
the same time-window. Since the delivery vehicle is already in that area,<br />
the transport costs are lower if it can deliver to another customer in the<br />
area. These cost-savings can be shared with the customer; a win-win<br />
situation. On the other hand, in peak-demand periods such as Christmas,<br />
wh<strong>en</strong> the demand is really high and the available capacity is not suffici<strong>en</strong>t,<br />
the company is able to steer this demand, by increasing the price per<br />
delivery. Another possibility is to differ<strong>en</strong>tiate prices at times during the<br />
week. Many customers like to receive their groceries for example on<br />
Friday in the early ev<strong>en</strong>ing, because they are at home at that mom<strong>en</strong>t and<br />
they like to have all groceries in home before the week<strong>en</strong>d. In other words,<br />
the demand for that time-window is quite high. This is not the case for the<br />
Monday afternoon. By differ<strong>en</strong>tiating prices betwe<strong>en</strong> these periods, the<br />
Internet grocer can influ<strong>en</strong>ce demand for the available time-windows.<br />
4. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t concepts in urban distribution: the<br />
case of Binn<strong>en</strong>stadservice.nl<br />
Binn<strong>en</strong>stadservice.nl is a city logistics initiative in the Dutch city of<br />
Nijmeg<strong>en</strong>. In this initiative the stores ask their suppliers to deliver their<br />
goods at a distribution c<strong>en</strong>ter just outside the city c<strong>en</strong>ter. At this mom<strong>en</strong>t<br />
59
we examine (in a Transumo-project) ways for the Binn<strong>en</strong>stadservice.nl to<br />
use rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t practices in order to add value for their<br />
customers, the small and medium-sized stores in the c<strong>en</strong>ter (note<br />
Binn<strong>en</strong>stadservice.nl does not aim at retail chains, since these chains<br />
already organize their distribution in an effici<strong>en</strong>t way). At this mom<strong>en</strong>t,<br />
Binn<strong>en</strong>stadservice.nl offers its basic service, i.e. receiving goods, bundling<br />
per store and delivering these goods to the stores (by <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal<br />
fri<strong>en</strong>dly vehicle), for free. We examine how to use rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t<br />
to offer more differ<strong>en</strong>tiated services, such as delivering at specified times,<br />
delivering products to <strong>en</strong>d-consumers of the stores (for example fridges),<br />
picking up waste and managem<strong>en</strong>t of inv<strong>en</strong>tory (at the<br />
Binn<strong>en</strong>stadservice.nl distribution c<strong>en</strong>ter). Although, stores are the<br />
customers of Binn<strong>en</strong>stadservice.nl, it is also possible to deliver goods for<br />
carriers to Nijmeg<strong>en</strong>. Carriers do not have to worry about local<br />
regulations, such as time-windows, if they can make their deliveries at the<br />
Binn<strong>en</strong>stadservice. For these services to transporting companies, rev<strong>en</strong>ue<br />
managem<strong>en</strong>t practices are examined as well.<br />
60<br />
5. The key to organizing urban distribution sustainable:<br />
customizing policies<br />
Concept from rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t could be used in a larger urban<br />
distribution setting, to make it more sustainable, just like the Internet<br />
grocer that actively uses inc<strong>en</strong>tives to influ<strong>en</strong>ce the customer‟s behavior<br />
and stimulate time windows choices that are desirable for the grocer.<br />
Persuasive inc<strong>en</strong>tives do allow the customer the possibility to choose their<br />
preferred window. On the other hand, the pricing structure does let the<br />
customer feel the impact of its delivery choice. This is exactly the key to<br />
solving several urban freight transport issues. Most proposed solutions<br />
focus only on a limited set of the problems, with sometimes ev<strong>en</strong><br />
counterproductive results for other problems, see e.g. time-window<br />
policies. This has to do with the lack of cost transpar<strong>en</strong>cy of urban freight<br />
transport operations and a lack of communication betwe<strong>en</strong> stakeholders,<br />
resulting in a limited visibility of the problems for each stakeholder<br />
individually. The key to resolving several urban freight transport issues<br />
therefore lies in improving these two underlying issues: increase actual<br />
cost transpar<strong>en</strong>cy for all stakeholders, for example an indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t receiver<br />
usually has no idea of the actual transport costs of its orders (see also
Holguin-Veras, et al., 2006), and making differ<strong>en</strong>t stakes (easily) visible<br />
to the other stakeholders. The time-window policies seem a natural<br />
starting point to illustrate the main ideas of a more customized approach to<br />
urban distribution policies. The analogies with some of the chall<strong>en</strong>ges that<br />
are at the core of both the rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t applications and the urban<br />
distribution <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t lead us to proposing an idea to come to a more<br />
customized way to use time-window policies for urban distribution.<br />
In ess<strong>en</strong>ce, all problems in urban distribution boil down to the<br />
managem<strong>en</strong>t of scarce capacity, e.g. capacity of high quality shopping<br />
space, the capacity of the carrier trucks, and the capacity at the receiving<br />
party in a social responsible way. The objective here is to manage demand<br />
in such a way that capacity is used in the most profitable way. For urban<br />
distribution this would mean that the local authorities would label their<br />
scare capacity in order to reach their objective as well as the retailers‟ and<br />
carriers‟ objectives, within a national system. In first instance, the<br />
customers of this system are the carriers, who want to use the capacity to<br />
make the deliveries. By customizing policies, we aim at finding a win-win<br />
situation for (all) involved stakeholders. For example, local authorities<br />
could design customized accessibility-measurem<strong>en</strong>ts for a specific district<br />
or ev<strong>en</strong> street based on local information to improve the situation in places<br />
where it is necessary, while relaxing time-window restrictions for other<br />
districts or streets.<br />
The main purpose of governm<strong>en</strong>tal time windows is to allocate capacity in<br />
city c<strong>en</strong>ters to the right stakeholders at the right times; usually carriers are<br />
allowed to use capacity during the morning, shopping public during the<br />
afternoon, and it is restricted during the night and early morning to reduce<br />
noise nuisance for resid<strong>en</strong>ts. Although time-window policies take in<br />
account some stakeholders and their objectives, a lot of them are curr<strong>en</strong>tly<br />
not really dealt with, see e.g. the earlier m<strong>en</strong>tioned yearly cost increase of<br />
€ 270 million due to time-windows for the Dutch retail sector (TNO,<br />
2003), as well as the obliged use of the morning rush hour for urban<br />
freight transportation due to the time-windows in the morning. Moreover,<br />
the curr<strong>en</strong>t way of designing time-window policies is quite g<strong>en</strong>eric. In<br />
g<strong>en</strong>eral, they do not distinguish betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of freight<br />
movem<strong>en</strong>ts (e.g. for-hire or private carriers) or betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of<br />
geographical characteristics, e.g. in some areas resid<strong>en</strong>ts might really be<br />
disturbed by unloading vehicles during the morning, but in other areas this<br />
61
might not be the case. More than that, these g<strong>en</strong>eric time-window<br />
restrictions are hardly changed over the last decades, while urban freight<br />
transportation changed considerable over the years. For example, in one<br />
Dutch city a receiver can unload vehicles inside a store, which reduces the<br />
hindrance for many stakeholders, but the retailer is not allowed to do so<br />
outside the time window period. In other words, we are looking for less<br />
g<strong>en</strong>eric time-window assignm<strong>en</strong>t that might take more (individual)<br />
stakeholders‟ objectives in account in order to make urban freight<br />
transport operations not only more effici<strong>en</strong>t, but above all more<br />
sustainable.<br />
62<br />
6. Modern technology <strong>en</strong>ables customized policies<br />
6.1. Carriers<br />
Nowadays, many local authorities allocate infrastructure to urban freight<br />
transport in a static and straightforward manner; time-windows allow<br />
vehicles in the city c<strong>en</strong>ters during fixed times. A time-window during the<br />
morning betwe<strong>en</strong> 7 a.m. and 11 a.m. is quite common. This way of<br />
allocating infrastructure increases costs for retail chains and private<br />
carriers. The cost increase differs, based on e.g. the type of carrier, and<br />
also the type of retailer (see e.g. Quak & De Koster, 2007). For some<br />
retailers the costs to supply a time-window affected store are 25% higher<br />
than the cost to supply a non-affected store, whereas for others this<br />
increase can be less than 5%. Although some carriers are affected far more<br />
than others, the curr<strong>en</strong>t regulation does not really allow for customization.<br />
However, customization would be the answer to the time-window<br />
problems that carriers experi<strong>en</strong>ce. It provides retailers the possibility to<br />
acquire a customized policy, while at the same time protecting the<br />
attractively of the city c<strong>en</strong>ter. Modern technology allows us to propose a<br />
less g<strong>en</strong>eric solution: a system that makes it possible to offer more<br />
customized time-windows to those retailers and carriers that are really<br />
affected by the curr<strong>en</strong>t time-window policies. To solve the problems of<br />
those carriers, we propose a system in which they can acquire an<br />
exception to the rule; a differ<strong>en</strong>tiated time-window. Obviously, carriers do<br />
understand the necessity of some time-window regulations, however<br />
previous research shows that if about one third of the stores to visit is<br />
affected by time-windows the distribution costs increase (Quak, 2008). To
decrease the extra costs of time-windows all carriers would like to see<br />
differ<strong>en</strong>t exceptions to time-windows, due to geographical store locations<br />
that they have to visit. By making the carriers bid to acquire an exception<br />
for a certain city, we make sure that it really decreases the time-window<br />
costs. This bid does not necessarily have to be financial in nature. Besides,<br />
by differ<strong>en</strong>tiating in the „price‟ to acquire such an exception betwe<strong>en</strong> cities<br />
it is possible to steer in such a way that those areas in which unloading<br />
vehicles are really causing nuisance are less likely to be acquired by<br />
carriers. It is also possible to differ<strong>en</strong>tiate within an city c<strong>en</strong>ter, e.g. if a<br />
carrier can unload without hindering others, for example at the backdoor<br />
or inside, it might be possible to offer that carrier a lower „price‟ to<br />
acquire a time-window exception, than if it would hinder others. The nice<br />
thing about this idea is that it provides flexibility for the stakeholders that<br />
really need it. Furthermore, other parties can be comp<strong>en</strong>sated for the<br />
increased inconv<strong>en</strong>i<strong>en</strong>ce by the „price‟ the carrier has to pay for this<br />
flexibility. Since this customized time-window is really tied to a particular<br />
area it might also be possible to pass on the charge to the receiver, or ev<strong>en</strong><br />
to directly charge the receiver. We will discuss this role of the receiver<br />
later in more detail.<br />
6.2. Local authorities<br />
It is important to see what is in it for the local authorities. The curr<strong>en</strong>t time<br />
-window regulations might increase distribution costs as well as<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal burd<strong>en</strong>; it relieves the city c<strong>en</strong>ter from nuisance by large<br />
vehicles and increases social sustainability. So what could be the inc<strong>en</strong>tive<br />
for the differ<strong>en</strong>t local authorities to cooperate in a system that results in<br />
relaxation of their regulations? Off course, local authorities might possibly<br />
ask something in return from the carrier or retailer, who reduces costs due<br />
to this new time-window that better fits its planning. This „something‟ is<br />
deliberately vague. Obviously, it could be a kind of monetary value.<br />
However, there are also other options; think about requirem<strong>en</strong>ts to the<br />
<strong>en</strong>gine type (less pollutant vehicles would for example be allowed in a<br />
wider time-window), or the noise level (quieter vehicles would for<br />
example also be allowed in the early morning). These types of<br />
requirem<strong>en</strong>ts are curr<strong>en</strong>tly already in use in a small number of cities, so<br />
this would be a real inc<strong>en</strong>tive for cities, see e.g. the Dutch cov<strong>en</strong>ant to<br />
stimulate clean trucks in cities‟. The customized time-window regulations<br />
system would give municipalities an instrum<strong>en</strong>t to be more flexible and<br />
63
focus on their main objectives. The local authorities could also set a<br />
maximum to the number of available customized time-windows for a<br />
period (e.g. one hour). This would prev<strong>en</strong>t that supplying vehicles hinder<br />
other delivering vehicles, so that during these customized time-windows<br />
the carrier can deliver the store as effici<strong>en</strong>t as possible.<br />
64<br />
6.3. Higher governm<strong>en</strong>t<br />
One of the major problems is the lack of coordination betwe<strong>en</strong> the timewindows<br />
policies of the differ<strong>en</strong>t cities. Moreover, the strictness of the<br />
measures differs across cities. Consequ<strong>en</strong>tly, the Dutch Committee for<br />
Urban Distribution (Commissie Stedelijke Distributie) has advised to<br />
harmonize the regulations betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t cities (see e.g. CSD, 2006).<br />
Therefore, we conclude that the customized time-window system should<br />
be organized on a national level. Unfortunately, the higher governm<strong>en</strong>ts<br />
do not see any real inc<strong>en</strong>tives to deal with urban distribution issues, such<br />
as time-windows regulations. However, in order to reduce congestion<br />
(improve accessibility of cities, see Figure 1) and reduce pollutant<br />
emissions, such as CO2 and particulates (i.e. PM10) they need to get<br />
involved in these local issues. The severe congestion levels, already a<br />
serious problem, will only increase in the coming years. Curr<strong>en</strong>tly, a form<br />
of road pricing is considered to be necessary on the short term to make<br />
sure congestion won‟t increase to a level that simply blocks mobility in<br />
some parts of the Netherlands (OECD, 2007). Pollutant emission levels<br />
are quite high in the Netherlands and the Dutch governm<strong>en</strong>t aims at<br />
reducing them. Another objective for the national governm<strong>en</strong>t to be<br />
involved in this concept is that it offers the possibility to harmonize<br />
regulations. This corresponds with the idea of the refer<strong>en</strong>ce model that is<br />
proposed by the Dutch Committee for Urban Distribution (see CSD, 2006)<br />
and would make an <strong>en</strong>d to the complexity of local regulations.<br />
6.4. Receivers<br />
Using road pricing inc<strong>en</strong>tives to influ<strong>en</strong>ce the number of freight<br />
movem<strong>en</strong>ts in peak hours does not always seem to be effective. In line<br />
with Holguin-Veras et al. (2006) we argue that, to change carriers‟<br />
behaviour, it might not be suffici<strong>en</strong>t to use an inc<strong>en</strong>tive that only effects<br />
the carriers. In many cases receivers and sometimes shippers are<br />
responsible for the delivery conditions, e.g. the time of the day, and the
pricing inc<strong>en</strong>tive, the charge, does oft<strong>en</strong> not reach the receiver. Therefore,<br />
to be able to steer on changing carriers‟ behaviour, in order to move the<br />
urban freight transport deliveries from the peak to the non-peak hours,<br />
there should be an inc<strong>en</strong>tive for the receiver to change its behaviour. Only<br />
th<strong>en</strong> would it be possible for the majority of the urban freight deliveries to<br />
take place at other times of the day. However, most of the receivers,<br />
especially those that do not belong to retail chains (see Figure 2) do not<br />
feel the necessity to change the curr<strong>en</strong>t situation. Time-window<br />
regulations especially seem to att<strong>en</strong>d to their interests. Besides, many<br />
receivers do not notice pot<strong>en</strong>tial extra costs for distribution (due to timewindows<br />
nor to road pricing), because these costs are only a limited part<br />
of the total cost the receivers pay the shippers. These total costs are<br />
usually not specified, which results in a situation in which there is no<br />
economic inc<strong>en</strong>tive for the receiver to change its ordering behavior. Since<br />
this is ess<strong>en</strong>tial to make the transition from the curr<strong>en</strong>t regulation to the<br />
new customized solution that we propose, we have to find an inc<strong>en</strong>tive for<br />
the receiver. An idea could be to make the receiver responsible for<br />
reserving the time windows in which its suppliers are allowed to park<br />
nearby its store. Furthermore, the system we propose takes inc<strong>en</strong>tives of<br />
multiple stakeholders better in account than the curr<strong>en</strong>t regulation. If this<br />
system would be used, there is an inc<strong>en</strong>tive for receiver; namely it is better<br />
them to cooperate, because their interests are at stake. Some examples<br />
show, that if receivers are pointed out on the difficulties of urban freight<br />
transportation they are willing to cooperate in pot<strong>en</strong>tial solutions. Besides,<br />
receivers have an interest in an improvem<strong>en</strong>t of accessibility of city<br />
c<strong>en</strong>ters and might „receive‟ some of the gains from the „price‟ carriers pay<br />
for their customized time-window. The receivers that are part of retail<br />
chains form a substantial part of the stores in Dutch city c<strong>en</strong>ters and these<br />
receivers already have an inc<strong>en</strong>tive (see the section on carriers).<br />
6.5. Impactees<br />
Besides the directly involved stakeholders the impactees also feel the<br />
impact of the time-window policies. The differ<strong>en</strong>t governm<strong>en</strong>tal actors<br />
take their interests into account. This is possible, since the exact inputs in<br />
the system dep<strong>en</strong>d on negotiations of differ<strong>en</strong>t actors; if in one street noise<br />
nuisance early in the morning is considered to be a big problem, than the<br />
„price‟ to get an exception in that street is set really high, so that carriers<br />
only acquire this window if there is no other option. However, it is more<br />
65
likely that they would visit a store at another street, where the time<br />
window at that period is cheaper because of the lower impact of noise<br />
nuisance there. The idea is that both local authorities and higher<br />
governm<strong>en</strong>ts are able to steer, so dep<strong>en</strong>ding on the main stakes<br />
(complaints) of the impactees, the governm<strong>en</strong>ts can take that in account.<br />
Up to here, we discussed the proposed concept and its impacts for<br />
customizing time-windows. We already m<strong>en</strong>tioned that the concept‟s<br />
focus is much broader than making curr<strong>en</strong>t time-window policies more<br />
sustainable only. However, the example already shows that by designing<br />
time-windows in a more customized manner major gains could be<br />
achieved for several stakeholders. From this relatively concise application,<br />
it is not such a big step to the full concept.<br />
66<br />
7. Customized policies: tuning the inc<strong>en</strong>tives<br />
Although we discussed the main inc<strong>en</strong>tives of the involved stakeholders in<br />
the previous section, this does not imply that all similar stakeholders share<br />
the same objectives. The exact „charge‟ and „gain‟ for all involved<br />
stakeholders follows after weighing of the interests. The issues may differ<br />
per city and per stakeholder, which also follows from the time-window<br />
example in the previous section. This might be a process of negotiation of<br />
all involved stakeholders. In practice, this would be quite complex.<br />
Consider for example a large city; next to the number of differ<strong>en</strong>t district<br />
authorities, there are the city authorities, the city region authorities, the<br />
provinces, and the national authorities. The number of carriers that daily<br />
visits the city is huge, just as the number of receivers that are located in<br />
that city. In other words, in the curr<strong>en</strong>t structure it is simply not possible to<br />
ev<strong>en</strong> think about including the interests of so many in the developm<strong>en</strong>t of<br />
a policy. However, as we stated earlier in this paper, examples from<br />
industry of suchlike customized solutions are only made possible by<br />
modern technologies that were considered not conceivable only a few<br />
years ago.<br />
One of the opportunities of the concept we propose is to „create‟ an<br />
inc<strong>en</strong>tive for the receivers to make urban freight transport more<br />
sustainable. We already m<strong>en</strong>tioned that curr<strong>en</strong>tly many receivers do not<br />
feel responsible for urban freight transport operations at all, whereas they
are responsible for it since they order the goods. For large retail chains that<br />
organize their own distribution from their own distribution c<strong>en</strong>ter (see also<br />
Figure 2) the costs are transpar<strong>en</strong>t and the differ<strong>en</strong>t stakes visible. It is<br />
therefore no surprise that especially the retail chains complain about the<br />
curr<strong>en</strong>t situation and the cost increasing policy measures, time-windows<br />
and vehicle restriction. These large retail chains usually already supply<br />
their stores quite effici<strong>en</strong>tly (see also Quak & De Koster, 2007). This is<br />
not necessarily the case for smaller retailers that order at differ<strong>en</strong>t<br />
suppliers and are therefore oft<strong>en</strong> supplied with small drops. However,<br />
since the distribution costs are not visible for these receivers, there is no<br />
inc<strong>en</strong>tive to change this ordering behaviour. This lacking inc<strong>en</strong>tive might<br />
also be the reason for some city logistics initiatives, such as the use of city<br />
distribution c<strong>en</strong>ters, to fail in practice (see also Quak, 2008). Curr<strong>en</strong>tly,<br />
none of the stakeholders actually b<strong>en</strong>efits from making the urban freight<br />
system as a whole more sustainable. However, if we would be able to<br />
„charge‟ the receiver for a delivery, we create an inc<strong>en</strong>tive to become<br />
more sustainable. This would make the transport costs more transpar<strong>en</strong>t.<br />
This is in line with the initiatives of some large retailers to make<br />
sustainability more visible for cli<strong>en</strong>ts. Tesco, for example, plans to offer a<br />
carbon labelling system to inform their customers of the products‟ carbon<br />
footprint, the full gre<strong>en</strong>house impact of the production, transportation and<br />
packaging of each good, which <strong>en</strong>ables the customers to consume<br />
products and services which are more sustainable. With suchlike<br />
initiatives large retailers anticipate on the increasing customer need for<br />
sustainability and visibility of the carbon footprint.<br />
Introducing such a „charge‟ makes the transport cost and activities more<br />
visible for all receivers. The gains from this „charge‟ could be divided in<br />
several ways, dep<strong>en</strong>ding on how and who is charged exactly; for example<br />
it could be part of transport costs (think about some kind of road pricing),<br />
that the carrier has to on-charge to the receiver. In this case the receiver<br />
has an inc<strong>en</strong>tive to order so that multiple supplies could be collected by<br />
for example a logistics service provider that only visits the receiver once a<br />
day with several orders. Another example could be for local authorities to<br />
„charge‟ the receiver directly for every delivery. This would increase cost<br />
transpar<strong>en</strong>cy and provide an inc<strong>en</strong>tive to those stakeholders that have the<br />
ability to change in such a way that urban freight transport becomes more<br />
sustainable. In case the gains from these charges are redistributed among<br />
the receivers, so that receivers that are effici<strong>en</strong>tly supplied receive most,<br />
67
the purpose of the charge is made ev<strong>en</strong> more visible. Not only would this<br />
make such a charging–system relatively cost neutral for receivers, such as<br />
large retail chains, and those receivers that are supplied by only one<br />
logistics service provider, or by a provider that combines several receivers<br />
in one street. This implies that receivers have the choice to be supplied<br />
ineffici<strong>en</strong>tly, for example some fashion retailers deliver every day small<br />
amount of clothes to all stores from a marketing perspective to have a<br />
some new products in the collection at all times. The idea is that it is<br />
interesting for customers to visit these stores frequ<strong>en</strong>tly. These retailers<br />
are still allowed to deliver in an unsustainable way; however the gains<br />
from the charges they pay are used as an inc<strong>en</strong>tive for others to act more<br />
sustainable.<br />
The system we are proposing here dep<strong>en</strong>ds on the input of all differ<strong>en</strong>t<br />
stakeholders. The main idea is that based on all prefer<strong>en</strong>ces, the weights of<br />
all prefer<strong>en</strong>ces have to be determined in negotiations, a time-window<br />
regulations scheme can be determined in a first iteration. This timewindow<br />
scheme could be se<strong>en</strong> as a standard product. However, more<br />
customized time-window products are available as well. These differ<strong>en</strong>t<br />
customized time windows come at a „premium‟. In this situation we see<br />
that the „pot<strong>en</strong>tial cli<strong>en</strong>ts‟ for these customized time windows are various.<br />
Until now we only discussed the possibility for carriers to acquire these<br />
special time-windows‟, but the real innovative idea lies in the fact that all<br />
stakeholders are involved. Cli<strong>en</strong>ts are all stakeholders that would like such<br />
a customized time window (for various reasons), and are willing to offer<br />
something in return in order to acquire such a window. This inc<strong>en</strong>tive is<br />
not necessarily a monetary price, as was discussed earlier. Cli<strong>en</strong>ts of the<br />
system could vary from higher governm<strong>en</strong>ts (to steer on e.g. congestion or<br />
pollution), local authorities, carriers, receivers, and ev<strong>en</strong> interest groups of<br />
impactees. The main idea is now that it is possible to acquire such a<br />
customized time window, but that the charge that is paid to do so should<br />
be used to „comp<strong>en</strong>sate‟ these stakeholders that are affected by the<br />
customized time window of the other. For example, if a carrier wants to<br />
acquire a time window early in the morning, and this is not possible in the<br />
standard product, because of the noise nuisance it causes for the resid<strong>en</strong>ts<br />
living nearby, has to pay with doing the delivery with quiet equipm<strong>en</strong>t and<br />
a quiet vehicle. In this example is the extra price (investm<strong>en</strong>t is quiet<br />
equipm<strong>en</strong>t) directly comp<strong>en</strong>sating the affected stakeholder (resid<strong>en</strong>t).<br />
Another example could be that the national governm<strong>en</strong>t wants to relieve<br />
68
the congestion pressure on a certain ring road at a city. So it wants to<br />
customize time-windows (the price setting) so that delivering freight<br />
transportation is discouraged to visit that city during the morning rush<br />
hour. This might be possible at, for example, relaxing time-windows at a<br />
number of other cities, so it comp<strong>en</strong>sates the carriers. Obviously, this is<br />
only possible in cooperation with the other cities. However, based on the<br />
prefer<strong>en</strong>ces of the differ<strong>en</strong>t stakeholders it should be possible to determine<br />
the differ<strong>en</strong>t prices for the differ<strong>en</strong>t „premium products‟; the customized<br />
time-windows.<br />
8. Conclusion<br />
We have pres<strong>en</strong>ted the opportunities of a more customized approach to<br />
urban freight time-window policies. Using advanced demand managem<strong>en</strong>t<br />
methods shows the pot<strong>en</strong>tial for improvem<strong>en</strong>ts by <strong>en</strong>abling a better tradeoff<br />
betwe<strong>en</strong> the differ<strong>en</strong>t stakeholder‟s objectives. It is important to note<br />
that the involvem<strong>en</strong>t and participation of the stakeholders is ess<strong>en</strong>tial for<br />
the success of this approach. Bringing the most important stakeholders<br />
together could already prove to be very valuable in order to set out the<br />
future direction of urban freight transportation policies.<br />
Some questions remain op<strong>en</strong> for the mom<strong>en</strong>t; the main research chall<strong>en</strong>ge<br />
would be to find an answer on the question whether it is possible to find a<br />
better urban freight transport solution for the sustainability triple-bottomline;<br />
i.e. <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal, social, and economical sustainability, by<br />
developing a set of standard and customized regulations.<br />
Refer<strong>en</strong>ces<br />
All<strong>en</strong>, J., S. Anderson, M. Browne and P. Jones (2000). A framework for considering<br />
policies to <strong>en</strong>courage sustainable urban freight traffic and goods / service flows; summary<br />
report. Transport Studies Group, University of Westminster, London.<br />
CSD (2006). Refer<strong>en</strong>tiemodel (Refer<strong>en</strong>cemodel). Commissie Stedelijke Distributie, The<br />
Hague.<br />
Dablanc, L., (2007). Goods transport in large European cities: Difficult to organize,<br />
difficult to modernize. Transportation Research Part A, 41, 280-285.<br />
69
Holguin-Veras, J., Q. Wang, N. Xu, K. Ozbay, M. Cetin and J. Polim<strong>en</strong>i, (2006). The<br />
impacts of time of day pricing on the behavior of freight carriers in a congested urban<br />
area: Implications to road pricing. Transportation Research Part A: Policy and Practice,<br />
40, 744-766.<br />
Lemstra, W. (2004). Stedelijke distributie: Sam<strong>en</strong> gaan voor resultaat. Ministerie van<br />
Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat, D<strong>en</strong> Haag.<br />
Marmorstein H, Rossomme J, Sarel D. 2003. Unleashing the power of yield managem<strong>en</strong>t<br />
in the Internet era: Opportunities and chall<strong>en</strong>ges. California Managem<strong>en</strong>t Review 45(3),<br />
47-167.<br />
OECD (2003). Delivering the goods - 21st c<strong>en</strong>tury chall<strong>en</strong>ges to urban goods transport.<br />
OECD working group on urban freight logistics, Paris.<br />
OECD (2007). OECD Territorial Reviews: Randstad Holland, Netherlands OECD<br />
Territorial Developm<strong>en</strong>t Policy Committee.<br />
Quak, H.J. (2008). Sustainability of urban freight transport – Retail distribution and local<br />
regulations in cities, PhD thesis, ERIM, Rotterdam.<br />
Quak, H. J. and M. B. M. De Koster, (2007). Exploring retailers' s<strong>en</strong>sitivity to local<br />
sustainability policies. Journal of Operations Managem<strong>en</strong>t 25 (6), 1103 – 1122.<br />
Quak, H. J., J. H. R. Van Duin, and J. Visser (2007). City logistics over the years...<br />
Lessons learned, research directions and interests in E. Taniguchi and R. G. Thompson<br />
(eds.), City Logistics V, 33-47, Institute for City Logistics, Crete, Greece.<br />
Talluri KT, Van Ryzin GJ. 2004. The Theory and Practice of Rev<strong>en</strong>ue Managem<strong>en</strong>t.<br />
Springer: New York.<br />
TNO (2003). De invloed van v<strong>en</strong>stertijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> voertuigbeperking<strong>en</strong> op de<br />
distributiekost<strong>en</strong> in de Nederlandse detailhandel, TNO, Delft.<br />
70
COMBINED ELECTRIC APPLICATIONS<br />
IN TRANSPORT<br />
Alex VAN DEN BOSSCHE<br />
Gh<strong>en</strong>t University<br />
Electrical Energy, Systems and Automation Departm<strong>en</strong>t (EESA)<br />
Laboratory of Electrical Energy (EELAB)<br />
Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 34 19<br />
fax: +32 9 264 35 82<br />
e-mail: alex.vand<strong>en</strong>bossche@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
Maximizing the effici<strong>en</strong>cy in transport vehicles will be a necessity. This<br />
may be realized by introducing a power electronic conversion betwe<strong>en</strong> the<br />
Internal Combustion Engine (ICE) and the wheels. H<strong>en</strong>ce the ICE may be<br />
used at its maximal effici<strong>en</strong>cy point. One still can choose the kind of fuel:<br />
liquid or gas hydrocarbons, hydrog<strong>en</strong>, alcohol. The ICE delivers electrical<br />
power by means of a high effici<strong>en</strong>cy g<strong>en</strong>erator and rectifier. Further on<br />
one can recover electrical <strong>en</strong>ergy from the exhaust thermal power by<br />
means of a bottom cycle. A solution is to use an organic rankine cycle for<br />
this. The motion itself is done by high effici<strong>en</strong>cy converters and<br />
perman<strong>en</strong>t magnet motors. One can reduce gear losses while using direct<br />
drive wheel motors. In ships one can also optimise the propeller and the<br />
number of propellers.<br />
1. Introduction<br />
In the today situation of reduction of oil availability (peak oil) and global<br />
warming (Kyoto), it is not acceptable to spoil large <strong>en</strong>ergy flows. So we<br />
will try to use each Joule or kWh several times before leaving it to the<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. On one side the technique of ICE <strong>en</strong>gines are optimized<br />
close to their maximum power point. Their effici<strong>en</strong>cy is good, as the<br />
71
combustion temperature is much higher than the wall temperature and the<br />
heat exchange to the wall is minimal. In large diesel <strong>en</strong>gines, one gets a<br />
specific fuel consumption in large <strong>en</strong>gines above megawatt of about 0.2<br />
kg/kWh mechanical, corresponding with an effici<strong>en</strong>cy of about 50% at the<br />
diesel level. However practical vehicles use the <strong>en</strong>gine in various<br />
conditions as idling and negative torques, reducing dramatically the<br />
observed average effici<strong>en</strong>cy. In vehicles, pot<strong>en</strong>tial <strong>en</strong>ergy (height) can be<br />
converted in kinetic <strong>en</strong>ergy or into chemical <strong>en</strong>ergy like batteries. The real<br />
lost <strong>en</strong>ergy is the friction <strong>en</strong>ergy: the friction of tires and to the air. In<br />
ships, the main <strong>en</strong>ergy loss is in friction to the water. During years, the<br />
friction <strong>en</strong>ergy loss has be<strong>en</strong> optimized. This means a low drag coeffici<strong>en</strong>t<br />
Cd. Also and over-inflated tired can help in cars. However less has be<strong>en</strong><br />
done in the remaining <strong>en</strong>ergy conversion.<br />
72<br />
2. Vehicle mechanical needs<br />
2.1. G<strong>en</strong>eral equations<br />
Effici<strong>en</strong>cy tests of motors are oft<strong>en</strong> done in one specific point close to the<br />
maximal power and in a single torque direction. However, for mobility we<br />
could better define „total <strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy‟ as:<br />
tot <br />
total frictionloss<br />
fuel <strong>en</strong>ergy<br />
The fuel <strong>en</strong>ergy may be oil, gas, alcohol, zinc or electrical, dep<strong>en</strong>ding on<br />
the vehicle type.<br />
Kinetic <strong>en</strong>ergy or pot<strong>en</strong>tial <strong>en</strong>ergy are in principle not lost and could be<br />
converted into each other or into some <strong>en</strong>ergy storage like batteries, supercapacitor<br />
or inertia storage.<br />
The total friction force contains tire friction and aerodynamic friction.<br />
1<br />
( s)<br />
Cr<br />
M g C v<br />
2<br />
Ff d<br />
M<br />
: total mass (driver and luggage included)<br />
2<br />
S
Cr<br />
Cd<br />
: rolling coeffici<strong>en</strong>t<br />
: drag coeffici<strong>en</strong>t<br />
: 9.81m/s 2 g<br />
gravitation<br />
<br />
: 1.226 kg/m2 air d<strong>en</strong>sity at 15°C<br />
S<br />
: cross section<br />
v<br />
: speed [m/s]<br />
For the resulting <strong>en</strong>ergy W in kWh and the speed c in km/h is:<br />
<br />
<br />
c<br />
Fc<br />
<br />
3.6<br />
Wc( c)<br />
105 <br />
Paux 10<br />
3600 1000 3600 1000<br />
5<br />
<br />
<br />
c<br />
Paux = auxiliary equipm<strong>en</strong>t power consumption at mechanical level<br />
c = speed in km/h<br />
3.6<br />
Table I: approximate parameters for a few vehicles<br />
Quantity Cr M [kg] Cd S [m 2 ] Paux<br />
Car 0.008 1300 0.3 2 300<br />
Bike 0.005 20+90 0.8 0.5 0<br />
Quest<br />
(velomobiel)<br />
0.005 34+90 0.22 0.45 0<br />
Energy 5 0.002 60+55 0.136 0.353 0<br />
The resulting mechanical <strong>en</strong>ergy needs for the three vehicles are giv<strong>en</strong> in<br />
fig. 1.<br />
73
74<br />
Figure 1: Mechanical <strong>en</strong>ergy needs in kWh/100km for differ<strong>en</strong>t vehicle types.<br />
Wc: car; Wb: Bike; Wq: Velomobiel quest; We: eco marathon type<br />
kWh/100km<br />
Wc( c)<br />
12<br />
Wb( c)<br />
10<br />
Wq( c)<br />
We( c)<br />
16<br />
14<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
2.2. Typical car<br />
0<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130<br />
km/h<br />
The main auxiliaries in a car are electrical but are fed by actual (Lundell)<br />
alternator with a typical effici<strong>en</strong>cy usually less than 60% , asking<br />
considerably more mechanical power than delivered electrical power. Also<br />
servo steering and servo brakes are a part of auxiliaries.<br />
Driving at 20m/s (72km/h) needs about 1.8% equival<strong>en</strong>t slope to keep the<br />
speed without motor torque (own measurem<strong>en</strong>t on Fiat Brava at 2.6 bar<br />
tire pressure). This would correspond in a total friction power loss of<br />
6.377kWh/100km, it is also close to the car curve in the graph Fig. 1,<br />
except for the auxiliary loss at that speed of 555Wh, which is not tak<strong>en</strong><br />
into account.<br />
c
Figure 2: ‟Average‟ car approx 1300kg total, drag coeffici<strong>en</strong>t 0.3; 2m 2 cross section<br />
2.3 Normal Bicycle<br />
The main advantage is its low weight (and cost). The air drag force is not<br />
especially good. If light is not considered, the auxiliary power is virtually<br />
zero.<br />
Figure 3: Normal bike approx. 110kg total<br />
Electric bikes can be made with 4-5kg more than a usual bike [1]. In<br />
practice, up to 50 times lower „fuel cost‟ can be obtained with electrical<br />
assisted bikes (pedelec) compared to cars [1]. The reason is the total<br />
75
<strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy of electrical bike is much higher than cars and also the<br />
„driver‟ helps as well.<br />
It is a pity that the pedelec vehicle type is virtually killed by the European<br />
legislation which allows only assistance below 250W and a power gradually<br />
to zero, approaching 25km/h. So this transport type is slower than young<br />
bicycle drivers without assistance.<br />
76<br />
2.4. Aerodynamic optimized bikes<br />
Much lower drag forces are possible, but at the exp<strong>en</strong>se of side wind<br />
s<strong>en</strong>sibility. This asks rather for three-wheel vehicles as the ‟velomobiel‟,<br />
which may also have auxiliary electrical drive. The forms are close to<br />
„fish‟ forms.<br />
Figure 4: „velomobiel<strong>en</strong>‟, upper: mango, lower: quest [2]<br />
2.5. Eco Marathon Vehicles<br />
For eco marathons Michelin developed special tires with a practical<br />
friction coeffici<strong>en</strong>t of about 0.2% with about 5 bar on tires. However, they<br />
are frail tires not designed for normal use. They are special made for<br />
contests, but at the exp<strong>en</strong>se of safety and comfort: the tires are very hard,<br />
very low contact surface, have almost no profile. The vehicle has no<br />
mirror for looking backwards, three wheels, no front light.
Figure 5: Energy 5 [3]<br />
By its special form, the drag resistance is very low. The driver weight is<br />
usually 55kg. It has no susp<strong>en</strong>sion and the space is narrow so no much<br />
comfort is available. It is normally not allowed as a normal vehicle on<br />
roads.<br />
2.6. Comm<strong>en</strong>ts<br />
One liter of diesel is about 36MJ or 10 kWh of thermal <strong>en</strong>ergy. So if a car<br />
would take 6 liter diesel/100km at 71km/h, it corresponds in<br />
7.2kWh/100km and would result in 12% total <strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy (see Fig.<br />
1). There are several reasons for this:<br />
The <strong>en</strong>gine operates usually in an area of low effici<strong>en</strong>cy.<br />
The <strong>en</strong>gine still rotates at standstill and downhill.<br />
No fuel is flowing back into the fuel tank wh<strong>en</strong> braking or<br />
going downhill<br />
These remarks seem silly for an ICE <strong>en</strong>gine, but electrical drives and<br />
batteries perform easily those tasks. Pure electric vehicles can get closer to<br />
the mechanical <strong>en</strong>ergy needs. With a maximal effici<strong>en</strong>cy of about 90%<br />
and partly <strong>en</strong>ergy recuperation in downhill and braking.<br />
The practical vehicles of tomorrow will be better as the actual today but<br />
not as good as the shell eco marathon types. A big issue is that most<br />
vehicles have a very high weight and large cross section for the average<br />
77
number of persons or payload they transport. This is true for cars, but also<br />
a big part of public transport and trucks. In this point of view, single<br />
person vehicles can be very effici<strong>en</strong>t in home-work distances: it is always<br />
filled at 100%, as it will not move without a driver. Two single person<br />
vehicles could drive side by side in one lane, making traffic jams shorter.<br />
However, a perfect unique mobility solution does not exist<br />
78<br />
3. Diesel-electric (hybrid series) drive<br />
The fact that the diesel <strong>en</strong>gine is not always at its best effici<strong>en</strong>cy allows<br />
improving a drive while using a variable speed electric drive at the wheels.<br />
This was already done for half a c<strong>en</strong>tury in railway. Energy was one<br />
reason, and traction control the other reason. It permits using the diesel<br />
<strong>en</strong>gine at the optimal working condition and to vary the speed and torque<br />
electrically dep<strong>en</strong>ding on the needs for motion.<br />
In previous times excited alternators and diode rectifiers were used for the<br />
g<strong>en</strong>erator and choppers and excited DC machines for the wheel traction.<br />
The excited DC machines contain a commutator and are not low<br />
maint<strong>en</strong>ance objects. The excited alternators and DC machines have a<br />
quite low effici<strong>en</strong>cy and torque d<strong>en</strong>sity at lower power, wh<strong>en</strong> applied in<br />
cars or trucks.<br />
Figure 6: Simplified Classical series hybrid Diesel-electric drive, also like in locomotives
Figure 7: Diesel-electrical locomotive 1961, using DC machines (La Brugeoise &<br />
Nivelles) [4]<br />
Figure 8: Diesel-electric ship (four synchronous g<strong>en</strong>erators, induction motor drive to<br />
propeller by reduction gear) [5]<br />
In practice, the linear speed in the air gap determines the attainable<br />
effici<strong>en</strong>cy at a giv<strong>en</strong> copper loss d<strong>en</strong>sity in electrical machines. The<br />
developm<strong>en</strong>t of those electrical motors allowed getting losses down. It<br />
also allowed considering „direct wheel drives‟ of „direct propeller drives‟.<br />
So a motor runs at the same speed (rpm) as the wheel or propeller.<br />
However, it is a good solution for not too low speed vehicles, the average<br />
vehicle speed should be rather > 10m/s to obtain 5m/s in the air gap,<br />
getting about 90% nominal effici<strong>en</strong>cy.<br />
79
In the past years, converters became more compact and more effici<strong>en</strong>t and<br />
perman<strong>en</strong>t magnet AC or perman<strong>en</strong>t magnet brushless DC motors are<br />
getting more common.<br />
Table 2: An approximate overview of the maximal force d<strong>en</strong>sity in the air gap at giv<strong>en</strong><br />
copper losses of 10kW/m² air gap and quite normal construction<br />
So, for similar losses, the force d<strong>en</strong>sity op perman<strong>en</strong>t magnet motors is<br />
much higher. Nowadays, for direct wheel drives without gear, almost only<br />
perman<strong>en</strong>t magnet drives are tak<strong>en</strong> into consideration.<br />
80<br />
Induction machine 12<br />
DCmachine 12<br />
Synchronous machine 13<br />
PM DC machine PM 16<br />
BLDC<br />
Perman<strong>en</strong>t magnet electronically commutated without brushes<br />
PMAC<br />
Perman<strong>en</strong>t magnet AC<br />
Switched reluctance motor 14<br />
4. Parallel-series drives<br />
K<br />
[kN/m 2 air gap]<br />
To avoid losses in power electronic drives at high speed, drives have be<strong>en</strong><br />
developed which permit a variety of combinations like the Toyota Prius.<br />
The complexity of those systems is very high, they are exp<strong>en</strong>sive and need<br />
a lot of <strong>en</strong>ergy to in production. In vehicles additional weight t<strong>en</strong>ds to<br />
decrease performance and increase consumption. In this way the parallelseries<br />
combinations are not obvious. Examples like the Toyota Prius are<br />
tr<strong>en</strong>dsetting but their performance in other emissions is better than the<br />
CO2. Fig. 9 shows the mechanical complexity of the electromechanical<br />
part of such a drive.<br />
18<br />
18
Figure 9: Motor, g<strong>en</strong>erator, and <strong>en</strong>gine of Toyota/Prius hybrid THS II System [6]<br />
5. Ice-perman<strong>en</strong>t magnet (hybrid series) drive<br />
As power electronics is getting more effici<strong>en</strong>t, there is a t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy to series<br />
hybrid types (fig. 10).<br />
81
82<br />
Figure 10: High effici<strong>en</strong>cy series hybrid drive, new t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy<br />
The ICE may be downsized in order to cover only the average needs of<br />
the car or ev<strong>en</strong> less. In that case one calls it a electric car with range<br />
ext<strong>en</strong>der. About 5-10kW range ext<strong>en</strong>ders could be <strong>en</strong>ough to power the<br />
car. They could be made very light and use a r<strong>en</strong>ewable fuel like ethanol.<br />
6. Fuel-cell / Electric drive<br />
6.1. Hydrog<strong>en</strong><br />
We know that fuel cells on hydrog<strong>en</strong> can achieve high effici<strong>en</strong>cies in the<br />
order of 50-60%. However the hydrog<strong>en</strong> is not a primary <strong>en</strong>ergy and for<br />
using it in fuel cells it needs to be „pure‟, not be polluted by CO. So<br />
hydrog<strong>en</strong> from biomass is not so suited for fuel cells or it needs exp<strong>en</strong>sive<br />
treatm<strong>en</strong>t. The hydrog<strong>en</strong> storage needs about the weight of a Li-Fe-PO3<br />
battery. So the action range is not much wider than electrical cars.
6.2. Alcohol<br />
There are upcoming solutions with methanol (CH3OH) but with<br />
effici<strong>en</strong>cies of about 20%. The solutions using direct ethanol<br />
(CH3CH2OH) fuel cells are ev<strong>en</strong> less common and still lower effici<strong>en</strong>cies.<br />
I see a future in battery cars using batteries and with range ext<strong>en</strong>ders,<br />
based on alcohol. The advantage is compactness and low weight. As the<br />
fuel is only used occasionally the lower effici<strong>en</strong>cy is less a concern. One<br />
should also consider the total effici<strong>en</strong>cy starting from coal or <strong>en</strong>ergy crops.<br />
Figure 11: Electric vehicle powered by fuel cell and battery<br />
7. Ice-electric drive with bottom cycle<br />
The idea is to <strong>en</strong>hance the effici<strong>en</strong>cy of ICE <strong>en</strong>gines. A big amount of<br />
<strong>en</strong>ergy is still lost in cooling of the <strong>en</strong>gine and the exhaust. A solution is to<br />
try to recover the useful fraction in this <strong>en</strong>ergy. Once the DC link is used,<br />
83
it could also be used to do some <strong>en</strong>ergy harvesting. A lot of <strong>en</strong>ergy is<br />
going out of the exhaust; ev<strong>en</strong> the cooling power could be used. This is<br />
called a “bottom cycle”. The available <strong>en</strong>ergy is at lower temperature, but<br />
an improved steam cycle like Organic Rankine Cycle (ORC) may be used<br />
to harvest a fraction of the lost <strong>en</strong>ergy. The ORC is more compact than the<br />
traditional steam cycle (Rankine cycle). We will not go into detail of those<br />
cycles and improvem<strong>en</strong>ts [7].<br />
The ICE <strong>en</strong>gine in this case may be downsized for two reasons:<br />
There is a battery for delivering the necessary power for<br />
acceleration and hill climbing.<br />
There is additional power coming from the bottom cycle.<br />
A well designed car could be ev<strong>en</strong> powered by a motor close to a lawn<br />
mower <strong>en</strong>gine…<br />
The cooling of the <strong>en</strong>gine is rather a constant temperature input. It could<br />
be kept at 150°C without too much problems for the mechanics. It could<br />
give its heat to the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t at 50°C. The corresponding ORC<br />
effici<strong>en</strong>cy would be about 10%. In the exhaust, the temperature is much<br />
higher and some 20% ORC effici<strong>en</strong>cy could be achieved if done well.<br />
Large diesels could perform better but if we start from a typical diesel<br />
with 40% effici<strong>en</strong>cy at high load:<br />
5% direct loss to ambi<strong>en</strong>t<br />
10% in cooling of the cylinders, 10% of it = 1% could be<br />
recovered by ORC<br />
45% in exhaust, 20% of it = 9% could be recovered by ORC<br />
Electrical g<strong>en</strong>erator can have 94% effici<strong>en</strong>cy, and 98% effici<strong>en</strong>cy for<br />
converters<br />
The <strong>en</strong>ergy flow diagram of Fig. 12 shows that one can get more electrical<br />
power than the mechanical power of the shaft by using the bottom cycle<br />
using the heat loss. So the bottom cycling based on ORC has a pot<strong>en</strong>tial to<br />
increase the total effici<strong>en</strong>cy of an <strong>en</strong>gine from 40% to 45% already in<br />
electrical power. The real gain is bigger as the ICE motor can be<br />
downsized and operates in a high effici<strong>en</strong>t working point. Also that hill<br />
and braking <strong>en</strong>ergy can be partly recovered. The auxiliary equipm<strong>en</strong>t is<br />
supplied by a less lossy g<strong>en</strong>erator.<br />
84
The pump and expander are much less complex and much smaller than<br />
ICE <strong>en</strong>gine compon<strong>en</strong>ts. Variants on this topology may be very useful in<br />
truck drives and ship propulsion where battery solutions are not realistic.<br />
In ships, the electric DC link and electrical propulsion permits also the use<br />
of more than one and better matched propellers which could increase the<br />
global hydraulic effici<strong>en</strong>cy of about 20%.<br />
Figure 12: Combined ICE –electric with ORC bottom cycle <strong>en</strong>ergy recovery<br />
85
Figure 13: Energy flow diagram for combined electric motor with bottom cycle, starting<br />
from a diesel <strong>en</strong>gine of 40% effici<strong>en</strong>cy. but increased output by <strong>en</strong>ergy harvesting<br />
86<br />
8. Conclusions<br />
Our actual <strong>en</strong>gines and vehicles can still be optimized. A lot of work has<br />
to be done in increasing effici<strong>en</strong>cies at diverse levels. A part can be<br />
improved by means of power electronic conversions. The comfort, lack of<br />
effici<strong>en</strong>cy weight and volume of our today cars costs a lot in <strong>en</strong>ergy. One<br />
of the reasons are fractionally filled vehicles. There is a future for direct<br />
electric vehicles but also for combined electric drives. Electric drives can<br />
get closed to the real <strong>en</strong>ergy needs of a vehicle.
Refer<strong>en</strong>ces<br />
[1]: “S<strong>en</strong>sorless BLDC control of perman<strong>en</strong>t magnet axial flux motor”, Emre Özkop<br />
Socrates stud<strong>en</strong>t thesis Ug<strong>en</strong>t 2005-2006.<br />
[2]: http://www.velofilie.nl/<strong>en</strong>glish/trikes.htm<br />
http://www.velofilie.nl/vermog<strong>en</strong>.htm<br />
[3]: Energy team Hog<strong>en</strong>t, Gh<strong>en</strong>t Belgium, http://www.<strong>en</strong>ergyteam.be<br />
[4]: http://nl.wikipedia.org/wiki/HLD_62<br />
[5]: April 2007,<br />
http://www.industry.siem<strong>en</strong>s.com/Marine/<strong>en</strong>/news/Spotlight/AIDADiva_070507.htm<br />
[6]: “Report on Toyota/Prius motor desin and manufacturing assessm<strong>en</strong>t”, J. S. Hsu,<br />
Ph.D. C. W. Ayers C. L. Coomer, July 2004.<br />
[7]: Alex Van d<strong>en</strong> Bossche , Bart Meerrman, “An improved combined heat power<br />
system” European pat<strong>en</strong>t Organisation EPO op 9 july 2007, now in PCT, 16pages+6<br />
pages drawings.<br />
87
HYDROGEN AND NATURAL<br />
GAS-HYDROGEN MIXTURES<br />
FOR INTERNAL COMBUSTION ENGINES<br />
Roger SIERENS <strong>en</strong> Sebastian VERHELST<br />
Gh<strong>en</strong>t University<br />
Departm<strong>en</strong>t of Flow, Heat and Combustion Mechanics<br />
Laboratory of Transport Technology<br />
Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 33 07<br />
fax: +32 9 264 55 90<br />
e-mail: roger.sier<strong>en</strong>s@ug<strong>en</strong>t.be; sebastian.verhelst@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
Hydrog<strong>en</strong> as a fuel in internal combustion <strong>en</strong>gines is a solution for the<br />
near future to realize zero CO2 emissions for traffic applications. And<br />
natural gas–hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gines are a promising solution for the<br />
transition period. This paper gives an overview of the developm<strong>en</strong>t of<br />
hydrog<strong>en</strong> fuelled IC <strong>en</strong>gines by the most important car manufactures<br />
(Ford, BMW, …). This overview indicates the evolution in the<br />
developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gines (differ<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>eration of<br />
<strong>en</strong>gines). This evolution is also made at Gh<strong>en</strong>t University. Gh<strong>en</strong>t<br />
University has be<strong>en</strong> working for more than 15 years on the developm<strong>en</strong>t<br />
and optimization of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />
1. Introduction<br />
The inc<strong>en</strong>tives for a hydrog<strong>en</strong> economy are the emissions, the pot<strong>en</strong>tially<br />
CO2-free use, the sustainability and the <strong>en</strong>ergy security. In this paper the<br />
focus is on the use of hydrog<strong>en</strong> in internal combustion <strong>en</strong>gines (ICE), or<br />
more precisely, hydrog<strong>en</strong> fuelled spark ignition (SI) <strong>en</strong>gines.<br />
89
Wh<strong>en</strong> talking about hydrog<strong>en</strong> as a fuel for traffic applications, most<br />
people make the link to fuel cells. Why? Why not a more realistic link to<br />
internal combustion <strong>en</strong>gines? At the mom<strong>en</strong>t the estimation of the number<br />
of motor vehicles is more than 800 million. To replace them in a relatively<br />
short time by fuel cells is impossible. There are several reasons for<br />
converting the gasoline, diesel or natural gas <strong>en</strong>gines to hydrog<strong>en</strong> fuelled<br />
internal combustion <strong>en</strong>gines. ICEs are prov<strong>en</strong> technology, are simple and<br />
well-known and the adaptations can be made with a low cost. During the<br />
transition period bi-fuel solutions are possible (to run the <strong>en</strong>gine either on<br />
gasoline or pure hydrog<strong>en</strong>). For larger <strong>en</strong>gines (buses, trucks) mixtures of<br />
natural gas with hydrog<strong>en</strong> (about 20%) are easy to exploit. During this<br />
transition period, experi<strong>en</strong>ce can be gained with the production, storage<br />
and infrastructure of hydrog<strong>en</strong>.<br />
Curr<strong>en</strong>tly the hydrog<strong>en</strong> production is the cheapest through the steam<br />
reforming of methane. But CO2 emissions can not be avoided. R<strong>en</strong>ewable<br />
<strong>en</strong>ergy, e.g. solar power, hydroelectric, tidal, … can give “CO2-free”<br />
electricity to electrolyze water to hydrog<strong>en</strong>. The downside is that these<br />
electricity costs are mostly exp<strong>en</strong>sive. Interesting is also the application of<br />
peak shaving of wind turbine power. Other possibilities are solar thermal,<br />
biomass, bacterial…<br />
Several solutions are possible for the hydrog<strong>en</strong> storage. Liquid storage<br />
gives a high mass d<strong>en</strong>sity but asks a high <strong>en</strong>ergy demand. Mostly used is<br />
the compressed storage, vessels with a compression pressure of 350 bar<br />
are homologated and up to 700 bar are demonstrated.<br />
90<br />
2. Hydrog<strong>en</strong>-specific properties for combustion<br />
The stoichiometric combustion of hydrog<strong>en</strong> is giv<strong>en</strong> as:<br />
2H 2 <br />
O2<br />
2H<br />
2O<br />
The air/fuel ratio (A/F ratio) based on mass is 34.33 kg air/kg H2 for<br />
a stoichiometric combustion. The volume perc<strong>en</strong>t of the combustion<br />
chamber occupied by hydrog<strong>en</strong> is th<strong>en</strong> 29.6 %. This means that a<br />
significant part of the combustion chamber cannot be filled with air
in contrast with gasoline that only displaces 1.8 % of the combustion<br />
chamber. Theoretically this means that the maximum amount of<br />
<strong>en</strong>ergy in a cylinder is less with hydrog<strong>en</strong> than with gasoline (about<br />
15 %).<br />
Hydrog<strong>en</strong> has a very wide range of flammability in air (lower limit 4<br />
%, upper limit 75 %). A significant advantage is that the <strong>en</strong>gine can<br />
work with very lean mixtures, in other words, the air/fuel ratio can<br />
be very high (more than 120:1). The air to fuel ratio is frequ<strong>en</strong>tly<br />
expressed as (lambda). is defined as the actual A/F ratio divided<br />
by the stoichiometric A/F ratio. Sometimes equival<strong>en</strong>ce ratio (=1/<br />
) is used. Working with lean mixtures allows capturing load<br />
variations through variations in the richness of the hydrog<strong>en</strong>-air<br />
mixture, thus omitting a throttle valve (diesel principle). The<br />
greatest b<strong>en</strong>efit is of course a better overall <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy<br />
because of the abs<strong>en</strong>ce of flow losses (pumping losses) and partly<br />
because of the better effici<strong>en</strong>cy of the combustion at high -values.<br />
Hydrog<strong>en</strong> has a laminar burning velocity that is about t<strong>en</strong> times<br />
higher at =1 than the burning velocity of a gasoline-air mixture.<br />
This results in a more isochoric, thus thermodynamically more<br />
favourable combustion. At leaner mixtures, the burning velocity<br />
decreases fairly rapidly, Fig. 1.<br />
ul (m/s)<br />
2,5<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
0,5<br />
0<br />
Figure 1: Burning velocities of H2 and CH4<br />
Hydrog<strong>en</strong><br />
Methane<br />
1 1,4 1,8 2,2 2,6 3 3,4<br />
<br />
91
The necessary ignition <strong>en</strong>ergy of a hydrog<strong>en</strong>-air mixture is very low,<br />
especially at the stoichiometric condition, Fig. 2. This <strong>en</strong>ables the<br />
ignition of very lean mixtures and <strong>en</strong>sures immediate ignition.<br />
However, contact with hot spots or residual gas, can cause the<br />
mixture to ignite spontaneously. This pre-ignition t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy results<br />
in backfire if the mixture ignites wh<strong>en</strong> the inlet valve is still op<strong>en</strong>.<br />
The flame in the combustion chamber ignites the mixture in the inlet<br />
manifold through the inlet port, which causes a very loud bang and<br />
can result in severe <strong>en</strong>gine damage. The backfire ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on is<br />
also called flashback or backflash and is one of the main issues of<br />
hydrog<strong>en</strong> fuelled internal combustion <strong>en</strong>gines.<br />
92<br />
Figure 2: Ignition <strong>en</strong>ergy of H2 and CH4<br />
Hydrog<strong>en</strong> has a higher auto ignition temperature th<strong>en</strong> gasoline. The<br />
auto ignition temperature is an important parameter in view of<br />
choosing the maximum compression ratio without any danger of<br />
knocking. This means that a higher compression ratio is allowed
than in a gasoline <strong>en</strong>gine, which is of course b<strong>en</strong>eficial for the<br />
thermodynamic effici<strong>en</strong>cy of the <strong>en</strong>gine.<br />
Hydrog<strong>en</strong> has a small qu<strong>en</strong>ching distance, about three times as small<br />
as gasoline. This implies that it can burn slowly in small and narrow<br />
clearances, like crevice regions. The burning in these small regions<br />
can continue up to and during the intake process. During the intake<br />
process, the hot burning gases can flow out of the crevice volumes<br />
and ignite the intake charge thus causing backfire.<br />
The ability to disperse in air is much greater than gasoline. This<br />
property makes it very easy to form a homog<strong>en</strong>eous fuel-air mixture.<br />
Another advantage of the high diffusivity, with a view to safety, is<br />
that the hydrog<strong>en</strong> disperses very rapidly in case of a hydrog<strong>en</strong> leak,<br />
avoiding high conc<strong>en</strong>trations of hydrog<strong>en</strong>.<br />
Hydrog<strong>en</strong> is the lightest gas on earth. This implies that a large<br />
volume is necessary to store a reasonable quantity of <strong>en</strong>ergy. A lot<br />
of companies and institutes take up the chall<strong>en</strong>ge to develop a<br />
relatively light, compact, affordable and safe storage system for<br />
hydrog<strong>en</strong>. Hydrog<strong>en</strong> can be stored under differ<strong>en</strong>t conditions:<br />
pressurized, liquefied, on metal hydrides, in glass microspheres…<br />
As se<strong>en</strong> before hydrog<strong>en</strong> takes up a lot of space in the combustion<br />
chamber which limits the power output of the <strong>en</strong>gine. Direct<br />
injection under high pressure or liquid injection can overcome this<br />
drawback. An overview of the properties of hydrog<strong>en</strong> compared<br />
with methane (main compon<strong>en</strong>t of natural gas) and gasoline is giv<strong>en</strong><br />
in Table 1.<br />
93
Table 1: Properties of hydrog<strong>en</strong>, methane and gasoline<br />
94<br />
Property Hydrog<strong>en</strong> Methane Gasoline<br />
Limits of flammability in air (vol %) 4-75 5,3-15 1-7,6<br />
Laminar burning velocity in air* (cm/s) 200-230 37-43 37-43<br />
Minimum <strong>en</strong>ergy for ignition in air (mJ) 0,02 0,29 0,24<br />
Auto ignition temperature (K) 858 813 501-744<br />
Qu<strong>en</strong>ching gap in air* (mm) 0,64 2,03 2<br />
Diffusion coeffici<strong>en</strong>ts in air* (cm²/s) 0,61 0,16 0,05<br />
D<strong>en</strong>sity* (kg/m³) 0,0838 0,7174 700-750<br />
Flame temperature in air at l=1* (K) 2318 2148 2470<br />
Lower heating value (MJ/kg) 120 53 44<br />
Research octane number >130 >120 90-100<br />
Normal boiling point (K) 20,3 111,6 310-478<br />
*293K 1013hPa<br />
3. The hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine is “growing up”<br />
The authors consider four g<strong>en</strong>erations in the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong><br />
fuelled <strong>en</strong>gines.<br />
In the first g<strong>en</strong>eration a gas v<strong>en</strong>turi is used. With a gas carburetor a large<br />
volume of combustible mixture is in the inlet manifold. To avoid backfire<br />
(an explosion in the inlet manifold before the inlet valve closes), the<br />
<strong>en</strong>gine has to run lean ( ≥ 2) which results in a low power output.<br />
For the second g<strong>en</strong>eration the same technologies are used as for gasoline<br />
SI <strong>en</strong>gines: multipoint sequ<strong>en</strong>tial (port) injection and electronic <strong>en</strong>gine<br />
control. A possible strategy is th<strong>en</strong> to use a late injection so that the<br />
admitted air will cool the inlet manifold and the combustion chamber<br />
before the injection of hydrog<strong>en</strong>. These injectors are now curr<strong>en</strong>tly<br />
commercially on the market (after a delay of introduction due to the high<br />
volume of a low d<strong>en</strong>sity gas to inject in a short time). Ev<strong>en</strong> with a late
injection a stoichiometric mixture ( = 1) is not always possible and the<br />
power output is lower than a corresponding gasoline <strong>en</strong>gine.<br />
For the third g<strong>en</strong>eration, at high loads, the mixture is kept stoichiometric<br />
( = 1). To avoid backfire, exhaust gas recirculation (EGR) is used. At this<br />
stoichiometric mixture a three way catalyst (TWC) can be used to<br />
decrease the NOx emissions. And with turbo/supercharging and<br />
intercooling the same or a higher power output is obtained as for a<br />
gasoline <strong>en</strong>gine, as demonstrated by BMW obtaining an indicated mean<br />
effective pressure (imep) of 18 bar and Ford reaching gasoline <strong>en</strong>gine<br />
torque outputs with a boost pressure of 1.85 bar.<br />
Finally for the fourth g<strong>en</strong>eration, research is going on into direct injection<br />
of hydrog<strong>en</strong> in SI <strong>en</strong>gines (BMW, Mazda).<br />
4. Experim<strong>en</strong>tal research: literature review<br />
Here, an overview is giv<strong>en</strong> of the design features in which a dedicated<br />
hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine differs from traditionally fuelled <strong>en</strong>gines, following<br />
(Verhelst, 2005).<br />
4.1. Abnormal combustion<br />
The suppression of abnormal combustion in hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines has prov<strong>en</strong><br />
to be quite a chall<strong>en</strong>ge and measures tak<strong>en</strong> to avoid abnormal combustion<br />
have important implications for <strong>en</strong>gine design, mixture formation and load<br />
control. For spark-ignition <strong>en</strong>gines, three regimes of abnormal combustion<br />
exist: knock (auto-ignition of the <strong>en</strong>d gas region), pre-ignition<br />
(uncontrolled ignition induced by a hot spot, premature to the spark<br />
ignition) and backfire (also referred to as backflash, flashback and<br />
induction ignition, this is a premature ignition during the intake stroke,<br />
which could be se<strong>en</strong> as an early form of pre-ignition). Backfire has be<strong>en</strong> a<br />
particularly t<strong>en</strong>acious obstacle to the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />
The causes cited for backfire are:<br />
Hot spots in the combustion chamber: deposits and particulates.<br />
Residual <strong>en</strong>ergy in the ignition.<br />
Induction in the ignition cable.<br />
95
96<br />
Combustion in the piston top land persisting up to inlet valve<br />
op<strong>en</strong>ing time and igniting the fresh charge.<br />
Pre-ignition.<br />
All causes itemized above can result in backfire and the design of a<br />
hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine should try to avoid them, as <strong>en</strong>gine conditions differ<strong>en</strong>t<br />
from normal operation are always a possibility.<br />
4.2. Mixture formation<br />
A range of mixture formation methods has be<strong>en</strong> tested for hydrog<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>gines, mostly in the pursuit of backfire-free operation:<br />
external mixture formation with a gas carburetor.<br />
external mixture formation with `parallel induction', that is:<br />
some means of delaying the introduction of hydrog<strong>en</strong>, e.g. a<br />
fuel line closed by a separate valve on top of the intake valve<br />
that only op<strong>en</strong>s wh<strong>en</strong> the intake valve has lifted <strong>en</strong>ough.<br />
external mixture formation with a gas carburetor and water<br />
injection, sometimes with additional exhaust gas recirculation<br />
(EGR).<br />
external mixture formation with timed manifold or port fuel<br />
injection (PFI).<br />
internal mixture formation through direct injection (DI).<br />
During the last decade, only timed port injection and direct injection<br />
(during the compression stroke or later) have be<strong>en</strong> used, as the other<br />
methods are less flexible and less controllable. External mixture formation<br />
by means of port fuel injection has be<strong>en</strong> demonstrated to result in higher<br />
<strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cies, ext<strong>en</strong>ded lean operation, lower cyclic variation and<br />
lower NOx production compared to direct injection. An important<br />
advantage of DI over PFI is the impossibility of backfire. This too<br />
increases the maximum power output of DI compared to PFI as richer<br />
mixtures can be used without fear of backfire. Pre-ignition can still occur<br />
though, unless very late injection is used.<br />
4.3. Load control strategies<br />
Hydrog<strong>en</strong> is a very versatile fuel wh<strong>en</strong> it comes to load control. The high<br />
flame speeds of hydrog<strong>en</strong> mixtures and its wide flammability limits permit
very lean operation and substantial dilution. The <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy and the<br />
emission of NOx are the two main parameters used to decide the load<br />
control strategy. Constant equival<strong>en</strong>ce ratio throttled operation has be<strong>en</strong><br />
used but mainly for demonstration purposes, as it is fairly easy to run a<br />
lean burn throttled hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine (accepting the severe power output<br />
p<strong>en</strong>alty). Where possible, wide op<strong>en</strong> throttle (WOT) operation is used to<br />
take advantage of the associated increase in <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy, so<br />
regulating load with mixture richness (qualitative control) instead of<br />
volumetric effici<strong>en</strong>cy (quantitative control) and thus avoiding pumping<br />
losses.<br />
Across the load range of the <strong>en</strong>gine, differ<strong>en</strong>t strategies, which try to make<br />
as much advantage as possible of the properties of the hydrog<strong>en</strong>-air<br />
mixture, can be used. It is important to know that NOx production is very<br />
dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t on the mixture richness, the air-to-fuel equival<strong>en</strong>ce ratio , as<br />
this is the major parameter controlling the maximum combustion<br />
temperature. At lean mixtures NOx production is very low until a certain <br />
is reached, the so-called „NOx formation limit‟. A mixture richer than this<br />
limit, which is normally around = 2, will produce high levels of NOx<br />
and a maximum will be reached at about = 1.3. So, for loads below this<br />
„NOx formation limit‟, a quality-based mixture control will be used. For<br />
idling and very low loads the mixture has to be very lean with WOT ( ><br />
4). At these lean mixtures the coeffici<strong>en</strong>t of variation for imep (COV) is<br />
high due to the lower combustion velocity and combustion stability.<br />
Therefore throttle control, in order to <strong>en</strong>rich the mixture, is used at these<br />
loads. High effici<strong>en</strong>cies of more th<strong>en</strong> 40% are reported in this operating<br />
range. Dep<strong>en</strong>ding on the mixture formation, differ<strong>en</strong>t methods can be use<br />
to control the <strong>en</strong>gine at high loads. Beyond the NOx formation limit<br />
throttled stoichiometric operation with a reduction catalyst can be used, as<br />
demonstrated by BMW. This catalyst for NOx reduction can be used with<br />
great effici<strong>en</strong>cy (> 99.5%), because H2, which is pres<strong>en</strong>t in the exhaust<br />
feed gas at = 1, is a highly effici<strong>en</strong>t reducing ag<strong>en</strong>t. For higher<br />
effici<strong>en</strong>cy, EGR (0 – 50%) instead of throttling can be used in this load<br />
range to control the amount of fresh air in the <strong>en</strong>gine, this has be<strong>en</strong><br />
reported by Ford. Effici<strong>en</strong>cies of 35% and 40% are reported for<br />
respectively throttle and EGR control in this load range. If the <strong>en</strong>gine is<br />
charged, for loads above the naturally aspirated full load limit, control is<br />
possible by regulating the charge pressure while keeping a stoichiometric<br />
mixture. Another strategy proposed by BMW is to use the common port<br />
97
injection for low and part load, and direct injection for high loads.<br />
External mixture formation is advantageous because of the better mixture<br />
preparation (mixing) and less throttling requirem<strong>en</strong>ts due to the lower<br />
volumetric effici<strong>en</strong>cy. NOx emissions of less than 1 ppm are reported with<br />
the use of a normal three way catalyst in stoichiometric operation.<br />
If a hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine is designed for single speed/power operation, e.g. for<br />
stationary power g<strong>en</strong>eration or for a series hybrid vehicle, very clean and<br />
highly effici<strong>en</strong>t operation is possible without any after-treatm<strong>en</strong>t (of which<br />
the effectiv<strong>en</strong>ess could deteriorate with time). NOx emissions below 10<br />
ppm or ev<strong>en</strong> 1 ppm, with indicated effici<strong>en</strong>cies of perhaps 50 % are<br />
possible. Hydrog<strong>en</strong> is the only fuel with which this is possible (with<br />
hydrocarbons, decreasing NOx emissions with lean burn implies increased<br />
unburned hydrocarbon emissions).<br />
98<br />
4.4. Natural gas – hydrog<strong>en</strong> mixtures<br />
Natural gas (NG) is a mixture of differ<strong>en</strong>t gases. Conc<strong>en</strong>tration of the<br />
gases may differ from one source to another. One compon<strong>en</strong>t of NG is<br />
methane, which is typically up to 99% of the total volume. The<br />
composition of NG is never constant. Other constitu<strong>en</strong>ts may include nonmethane<br />
hydrocarbons such as ethane, propane and butane and in some<br />
cases, traces of higher hydrocarbons as well as inert gases like nitrog<strong>en</strong>,<br />
helium, carbon dioxide, hydrog<strong>en</strong> sulphide and sometimes water. NG has<br />
excell<strong>en</strong>t properties as fuel. It is the cleanest of all fossil fuels and its<br />
reserves are larger than crude oil. It is easy to transport and store, available<br />
on demand, and cheaper than gasoline and diesel. It is cheap and available<br />
in great quantities in many parts of the world, has high-octane value and<br />
therefore, suitable for <strong>en</strong>gines of high compression ratio with possible<br />
improvem<strong>en</strong>t of both <strong>en</strong>gine power output and effici<strong>en</strong>cy.<br />
CO2, CO and total hydrocarbon (HC) emissions, which appear with<br />
combustion of NG, are reduced by the addition of hydrog<strong>en</strong>. In fact, with<br />
the hydrog<strong>en</strong> addition to natural gas, exhaust emissions contain very little<br />
amounts of HC, CO2, CO and NOX. Hydrog<strong>en</strong> and natural gas<br />
combination is called Hythane. Natural gas and H2 <strong>en</strong>gines have be<strong>en</strong><br />
studied with respect to differ<strong>en</strong>t mixture perc<strong>en</strong>tages of natural gas<br />
(methane) and hydrog<strong>en</strong> (Arkansu et al, 2004).
5. Research at the laboratory of transport technology, UG<strong>en</strong>t<br />
The laboratory of Transport Technology at Gh<strong>en</strong>t University is working<br />
nearly 15 years on the developm<strong>en</strong>t and optimization of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />
Results of the experim<strong>en</strong>tally work are ext<strong>en</strong>sively published.<br />
5.1. Valmet <strong>en</strong>gine<br />
The very first work done was basically a proof of concept. Simply put, a<br />
direct injection diesel <strong>en</strong>gine was tak<strong>en</strong> (Valmet inline four, 4.4 liter), the<br />
diesel fuel injectors were replaced by spark plugs, the compression ratio<br />
was lowered (from 16:1 to 8.7:1) by installing differ<strong>en</strong>t pistons and a gas<br />
carburetor was mounted (Sier<strong>en</strong>s, 1992). The influ<strong>en</strong>ce of <strong>en</strong>gine<br />
parameters on the combustion of hydrog<strong>en</strong> was studied using heat release<br />
analysis of cylinder pressure measurem<strong>en</strong>ts. The study of the cylinder<br />
pressure prior and during the occurr<strong>en</strong>ce of backfire showed a runaway<br />
pre-ignition to lead to backfire (Sier<strong>en</strong>s and Rosseel, 1998). The preignition<br />
was mostly accompanied by <strong>en</strong>gine knock and a knock detection<br />
algorithm based on cylinder pressure data was proposed to avoid knock<br />
and backfire. The gas carburetor was ev<strong>en</strong>tually replaced by a sequ<strong>en</strong>tial<br />
injection system, involving the testing of gas injectors for hydrog<strong>en</strong> (at the<br />
time not commercially available and unreliable) (Sier<strong>en</strong>s and Rosseel,<br />
1995).<br />
Figure 3: Power output of the Valmet <strong>en</strong>gine fuelled with natural gas or hydrog<strong>en</strong><br />
99
It is clear that the Valmet <strong>en</strong>gine with the gas carburetor is of the first<br />
g<strong>en</strong>eration. These tests have proved that it is not difficult to run an <strong>en</strong>gine<br />
on hydrog<strong>en</strong> (under lean conditions). But it has shown at the same time<br />
that special att<strong>en</strong>tion is necessary for the power output, the NOx emissions<br />
and the backfire problem. The original Valmet diesel <strong>en</strong>gine has a power<br />
output of 64 kW, which can be reached also with natural gas (CH4) but not<br />
at all with hydrog<strong>en</strong> (due to the lean conditions to avoid backfire), see Fig.<br />
3. Figure 4 shows the NOx emissions again for natural gas and hydrog<strong>en</strong>.<br />
At a certain air-fuel ratio the NOx emissions for hydrog<strong>en</strong> are higher than<br />
for natural gas (and gasoline). Only at very lean mixtures ( ≥ 2), the level<br />
becomes acceptably low.<br />
Figure 4: NOx emissions of the Valmet Figure 5: Individual pression curves of<br />
the runaway pre-ignition<br />
The backfire ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on is shown in Fig. 5 (Sier<strong>en</strong>s & Rosseel, 1998).<br />
Successive pressure cycles are shown, indicating the runaway pre-ignition<br />
till finally the pre-ignition occurs before the inlet valve closure (IVC)<br />
(cycle 32) resulting in the explosion of the mixture in the inlet manifold.<br />
This (ext<strong>en</strong>ded) proof of concept on the Valmet <strong>en</strong>gine has indicated the<br />
focus of all further research on hydrog<strong>en</strong> fuelled internal combustion<br />
<strong>en</strong>gines:<br />
backfire safe operation<br />
increase of the power output<br />
decrease of the NOx emissions<br />
100
5.2. GM Crusador <strong>en</strong>gine<br />
Next a G<strong>en</strong>eral Motors type 454 <strong>en</strong>gine (better known as the Chevrolet<br />
“Big Block”) was adapted for gaseous fuels. The <strong>en</strong>gine was initially<br />
equipped with a gas carburetor and experim<strong>en</strong>ts were carried out with<br />
natural gas, mixtures of natural gas and hydrog<strong>en</strong>, and pure hydrog<strong>en</strong><br />
(Sier<strong>en</strong>s and Rosseel, 2000). Th<strong>en</strong> a multipoint sequ<strong>en</strong>tial injection system<br />
was installed with a programmable motor managem<strong>en</strong>t (second<br />
g<strong>en</strong>eration), Fig. 6.<br />
Figure 6: GM <strong>en</strong>gine: view on the multipoint sequ<strong>en</strong>tial injection system<br />
Att<strong>en</strong>tion was giv<strong>en</strong> to a qualitative control of the load (variation of the<br />
richness of the hydrog<strong>en</strong>-air mixture), b<strong>en</strong>eficial for the <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy<br />
compared to a quantitative control using a throttle valve. Also injection<br />
duration and ignition maps were optimized, crankcase v<strong>en</strong>tilation and<br />
supercharging were applied (Sier<strong>en</strong>s and Verhelst, 2000).<br />
The first tests were done with the gas carburettor. The fuel supply system<br />
provides natural gas/hydrog<strong>en</strong> mixtures in variable proportion, regulated<br />
indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>tly of the <strong>en</strong>gine operating condition. The layout of the system<br />
is shown in Fig. 7. The fuel is delivered to the <strong>en</strong>gine through a gas<br />
v<strong>en</strong>turi, which is supplied with the fuel mixture at a slight overpressure.<br />
The richness is controlled using a control valve in the supply line.<br />
Both pure hydrog<strong>en</strong> and natural gas, as well as mixtures of these fuels can<br />
be used with this system. The hydrog<strong>en</strong> is stored in 9 steel bottles at a<br />
pressure of 200 bar; the natural gas is obtained from the city gas net at 30<br />
mbar overpressure. Measurem<strong>en</strong>t of the fuel flow rate is made using mass<br />
101
flow meters in both of the supply lines. If hythane is used, the hydrog<strong>en</strong><br />
flow is controlled by a mass flow controller (the same device is used as<br />
mass flow meter for pure hydrog<strong>en</strong>). From the measured natural gas flow<br />
the necessary hydrog<strong>en</strong> flow is computed and supplied as input signal to<br />
the mass flow controller. This results in a constant hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t,<br />
indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t of <strong>en</strong>gine speed and load. The hydrog<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tration is<br />
giv<strong>en</strong> in volume % (the term mass flow meter/controller only means that<br />
the measurem<strong>en</strong>t is automatically comp<strong>en</strong>sated for temperature and<br />
pressure changes, the reading is in Nm 3 /h). Alternatively, hythane (or any<br />
other fuel) from a high pressure tank (200 bar) can be used for short runs:<br />
it contains a very limited amount of hythane and freezing problems can<br />
occur. By putting this tank on a scale fuel consumption can be measured.<br />
102<br />
Figure 7: The fuel preparation system
Figure 8: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on bmep<br />
In a first set of measurem<strong>en</strong>ts a comparison is made betwe<strong>en</strong> natural gas<br />
and two bl<strong>en</strong>ds of hythane (hythane with 10 and 20 volume % hydrog<strong>en</strong><br />
respectively). Each time, spark timing was optimized for maximum power<br />
(MBT).<br />
Fig. 8 shows how the air excess factor or air-fuel ratio ( = 1/)<br />
influ<strong>en</strong>ces bmep. As can be se<strong>en</strong> clearly, the differ<strong>en</strong>t fuel mixtures give<br />
very similar results: the only major differ<strong>en</strong>ce is the ability of hythane to<br />
run leaner, the more so the higher the hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t.<br />
Figure 9: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on the specific fuel consumption<br />
103
104<br />
Figure 10: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on the effici<strong>en</strong>cy<br />
The specific fuel consumption be (expressed in g/kWh) for the same<br />
conditions is shown in Fig. 9. A -value betwe<strong>en</strong> 1.1 and 1.2 gives best<br />
effici<strong>en</strong>cy for each of the fuels. Because of the very differ<strong>en</strong>t lower heat<br />
values of combustion (for hydrog<strong>en</strong> 120 MJ/kg and for methane 50 MJ/<br />
kg), effici<strong>en</strong>cy comparisons should be made using Fig. 10. This shows that<br />
a hydrog<strong>en</strong> addition of 10 % increases effici<strong>en</strong>cy moderately, whereas 20<br />
% hydrog<strong>en</strong> gives no significant extra b<strong>en</strong>efit (for the same -value).<br />
The hydrocarbon (UHC) and the NOx emissions as functions of the air<br />
excess factor are shown in Fig. 11 and 12. Minimum hydrocarbon and<br />
maximum NOx emissions are found for an air excess factor of about 1.1.<br />
This result is in agreem<strong>en</strong>t with the literature, and holds for any fuel.<br />
Figure 11: The hydrocarbon emissions as a function of the air excess factor
Figure 12: The NOx emission<br />
For leaner mixtures the combustion temperature is lower because of the<br />
lower heat of combustion available in the mixture, which reduces NOx,<br />
and for richer mixtures less oxyg<strong>en</strong> is available for the formation of NOx.<br />
The minimum in unburned hydrocarbon emissions in this range is caused<br />
by the impossibility of complete combustion on the rich side (local/global<br />
lack of oxyg<strong>en</strong>) and on the lean side the flame extinguishes further from<br />
the walls resulting in more unburned emissions from walls and crevices.<br />
For ev<strong>en</strong> leaner mixtures the flame may be unable to travel through the<br />
whole combustion chamber and in some cases the spark may be unable to<br />
ignite the mixture at all.<br />
In a second set of tests a preliminary investigation was made on the use of<br />
higher hydrog<strong>en</strong> fractions. Due to time constraints (high hydrog<strong>en</strong><br />
consumption) the ignition advance was not optimized for each condition<br />
in this set of measurem<strong>en</strong>ts, but was kept constant at 20° before TDC,<br />
except for pure hydrog<strong>en</strong> where the optimal spark advance was used<br />
(which varies from 12° at = 1.5 to 22° at = 3.5).<br />
For pure hydrog<strong>en</strong>, the <strong>en</strong>gine could function reliably (without backfire)<br />
for 1.5. Hythane with less than 79 % hydrog<strong>en</strong> never causes backfire<br />
nor knock in this <strong>en</strong>gine, whatever the richness. During the measurem<strong>en</strong>ts<br />
with 84 % hydrog<strong>en</strong> knock (without backfire) occurred for = 1.06. This<br />
suggests that a hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t of 80 % or less guarantees safe operation<br />
of the <strong>en</strong>gine, whatever the air excess factor.<br />
105
106<br />
Figure 13: The bmep for high hydrog<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>trations<br />
In Fig. 13 the bmep achieved by pure hydrog<strong>en</strong> and hythane with 50, 67,<br />
and 84% hydrog<strong>en</strong> is shown. Remarkably all hythane mixtures give a very<br />
comparable output for betwe<strong>en</strong> 1 and 1.3. The reason for this behavior is<br />
that increasing the hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t increases flame speed (increasing<br />
bmep) but decreases the volumetric <strong>en</strong>ergy cont<strong>en</strong>t (for < 1.43)<br />
(decreasing bmep). In the region considered both effects comp<strong>en</strong>sate<br />
each other largely. For > 1.43 the volumetric <strong>en</strong>ergy cont<strong>en</strong>t as well as<br />
the flame speed increase with higher hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>ts, which causes<br />
higher bmep for those mixtures. At these air excess ratios the bmep drops<br />
significantly though.<br />
For strongly lean mixtures pure hydrog<strong>en</strong> gives the highest output, as it is<br />
the only fuel capable of fast combustion at these conditions.<br />
5.3. CFR <strong>en</strong>gine<br />
A single cylinder CFR <strong>en</strong>gine (fixed speed of 600 rpm, variable<br />
compression ratio) has be<strong>en</strong> initially equipped with a gas carburetor (first<br />
g<strong>en</strong>eration), th<strong>en</strong> with a sequ<strong>en</strong>tial injector (second g<strong>en</strong>eration) and is now<br />
working with a sequ<strong>en</strong>tial injector (and MoTeC control unit), exhaust gas<br />
recirculation (EGR) and three way catalyst (third g<strong>en</strong>eration).<br />
Detailed studies are carried out:<br />
pressure measurem<strong>en</strong>ts in the combustion chamber as a function<br />
of load (-value), compression ratio, ignition timing, …
influ<strong>en</strong>ce of the position of the injector and start of injection on<br />
the power output and effici<strong>en</strong>cy (Sier<strong>en</strong>s & Verhelst, 2003)<br />
NOx reduction strategies<br />
Exhaust gas recirculation (EGR) is an effective means for NOx reduction<br />
and an especially interesting option at stoichiometric operation as the high<br />
NOx reduction effici<strong>en</strong>cy of a standard three-way catalyst (TWC) can th<strong>en</strong><br />
be exploited. Furthermore, one could vary the <strong>en</strong>gine power output by<br />
changing the amount of recycled exhaust gas, instead of throttling, thus<br />
avoiding <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy p<strong>en</strong>alties.<br />
Comparison is made betwe<strong>en</strong> lean burn operation and stoichiometric<br />
operation + EGR + TWC in terms of effici<strong>en</strong>cy, power output, NOx<br />
emissions and backfire resistance (Sier<strong>en</strong>s et al, 2005). Fig. 14 shows the<br />
test rig of the CFR <strong>en</strong>gine with EGR and TWC.<br />
Figure 14: Engine test rig<br />
The indicated power and the indicated effici<strong>en</strong>cies for EGR and lean burn<br />
strategies are shown in the Fig s . 15 and 16. The effici<strong>en</strong>cy of the TWC is<br />
shown in Fig. 17.<br />
107
Figure 15: Normalized indicated power Figure 16: Indicated effici<strong>en</strong>cy for EGR–<br />
for EGR– and lean burn strategies and lean burn strategies<br />
108<br />
Figure 17: NOx emissions before and after TWC and conversion effici<strong>en</strong>cy (EGR<br />
strategy =0,95)
5.4. Volvo <strong>en</strong>gine<br />
Figure 18: Modified intake of four cylinder <strong>en</strong>gine<br />
Figure 19: Effects of intake valve timing (white arrow) on valve overlap. Left: base<br />
timing, right: intake cam advance, grey arrow: (fixed) exhaust valve timing. TDC: top<br />
dead c<strong>en</strong>ter, BDC: bottom dead c<strong>en</strong>ter<br />
TDC<br />
BDC<br />
A Volvo four cylinder sixte<strong>en</strong> valve gasoline <strong>en</strong>gine with a total swept<br />
volume of 1783cc and a compression ratio of 10.3:1 was converted to bifuel<br />
operation by mounting an additional fuel rail supplying gaseous fuel<br />
to 8 (2 per cylinder) (Verhelst et al, 2008). Teleflex GSI gas injectors,<br />
mounted on the intake manifold. The intake manifold was modified to<br />
TDC<br />
BDC<br />
109
avoid any damage if backfire would occur during the hydrog<strong>en</strong><br />
measurem<strong>en</strong>ts: a T-type branch pipe was mounted on the intake manifold<br />
with the „straight ahead‟ branch closed by a foam plug and the other<br />
branch leading to the air filter – mass air flow (MAF) s<strong>en</strong>sor – throttle<br />
valve assembly, see Fig. 18. Any pressure rise in the intake manifold due<br />
to the occurr<strong>en</strong>ce of backfire results in the foam plug being blown out<br />
instead of damaging other compon<strong>en</strong>ts such as the MAF s<strong>en</strong>sor.<br />
The <strong>en</strong>gine has continuously variable valve timing (CVVT) on the intake<br />
camshaft, allowing up to 40 degrees crank angle (°ca) advance of the<br />
intake valve op<strong>en</strong>ing and closing time, see Fig. 19. A MoTeC M800<br />
<strong>en</strong>gine control unit is used to control ignition timing, start of injection,<br />
injection duration and intake valve timing. The production gasoline <strong>en</strong>gine<br />
converted to bi-fuel operation was used to study the effects of<br />
continuously variable intake valve timing on power output, effici<strong>en</strong>cy,<br />
emissions and the occurr<strong>en</strong>ce of backfire (wh<strong>en</strong> operated on hydrog<strong>en</strong>).<br />
Results of these experim<strong>en</strong>ts are shown in Fig s . 20 and 21. Full discussion<br />
of the results in Verhelst et al (2008).<br />
Figure 20: Brake torque and NOx emissions on hydrog<strong>en</strong>, at 1500 rpm and wide op<strong>en</strong><br />
throttle, for differ<strong>en</strong>t intake cam phasing, as a function of the equival<strong>en</strong>ce ratio<br />
110<br />
raw NOx emissions (ppm)<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
0<br />
0<br />
1 1,5 2 2,5 3 3,5<br />
air to fuel equival<strong>en</strong>ce ratio (-)<br />
raw NOx at 4°ca IVO advance<br />
raw NOx at 16°ca IVO advance<br />
raw NOx at 28°ca IVO advance<br />
raw NOx at 40°ca IVO advance<br />
Brake torque at 4°ca IVO advance<br />
Brake torque at 16°ca IVO advance<br />
Brake torque at 28°ca IVO advance<br />
Brake torque at 40°ca IVO advance<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
brake torque (Nm)
Figure 21: Brake torque and NOx emissions on hydrog<strong>en</strong>, at 1500 rpm, λ = φ = 1<br />
5.5. Audi <strong>en</strong>gine<br />
raw NOx emissions (ppm)<br />
6000<br />
5500<br />
5000<br />
4500<br />
4000<br />
3500<br />
3000<br />
2500<br />
0<br />
20 40 60 80 100<br />
throttle position (op<strong>en</strong>ing %)<br />
raw NOx at 4°ca IVO advance<br />
raw NOx at 16°ca IVO advance<br />
raw NOx at 28°ca IVO advance<br />
raw NOx at 40°ca IVO advance<br />
Brake torque at 4°ca IVO advance<br />
Brake torque at 16°ca IVO advance<br />
Brake torque at 28°ca IVO advance<br />
Brake torque at 40°ca IVO advance<br />
A single cylinder Audi <strong>en</strong>gine (400cc) is coupled with a DC motor. The<br />
operating speed is regulated betwe<strong>en</strong> 1500 and 4500 rpm and the compression<br />
ratio is set to 11. Hydrog<strong>en</strong> is injected in the inlet manifold with<br />
a constant pressure of 2 barg. To measure the non-stationary flow of these<br />
single cylinder <strong>en</strong>gine a flow meter is installed before a damping vessel of<br />
the inlet system.<br />
To increase the power output and to maintain low NOX emissions, supercharging<br />
systems with exhaust gas recirculation have be<strong>en</strong> proposed on<br />
the Audi <strong>en</strong>gine. From the basic <strong>en</strong>gine configuration, mainly 4 differ<strong>en</strong>t<br />
supercharging – EGR systems were proposed. For high pressure loop EGR<br />
a v<strong>en</strong>turi is necessary (before or after the damping vessel) or a compressor<br />
in the EGR line. The aim of the v<strong>en</strong>turi is to admit recirculated gases in<br />
the pressurized inlet channel.<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
brake torque (Nm)<br />
111
For a single cylinder <strong>en</strong>gine there is no stationary flow in the inlet- and<br />
exhaust channels, and the flows are out of phase.<br />
Replacing the v<strong>en</strong>turi by a compressor in the EGR line cannot solve the<br />
problem of the non stationary flows. This can be partly solved by placing<br />
the v<strong>en</strong>turi of the EGR line in the inlet channel before the damping vessel.<br />
This set-up asks for an optimal dim<strong>en</strong>sioning of the v<strong>en</strong>turi (if it is possible<br />
at all). In fact for a one cylinder hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine two extra difficulties<br />
are to be solved in comparison with diesel turbo- or supercharged systems.<br />
First the highly non-stationary flows, as m<strong>en</strong>tioned before. Second, ev<strong>en</strong><br />
at high loads non negligible amounts of EGR are necessary (see previous<br />
section, to avoid backfire).<br />
Finally the option of connecting the EGR line with the inlet, before the<br />
compressor, is chos<strong>en</strong> (Fig. 22). This makes it possible to run the <strong>en</strong>gine<br />
also without EGR (lean condition of the mixture) or with or without supercharging.<br />
112<br />
Figure 22: Connection of the EGR line with the inlet before the compressor<br />
Supercharging is a straightforward way to increase the power output of<br />
PFI hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines. However, as in-cylinder mixture d<strong>en</strong>sities are increased<br />
the likelihood of hot spot formation also increases. Previous experim<strong>en</strong>ting<br />
on a Valmet <strong>en</strong>gine showed increased backfire prop<strong>en</strong>sity<br />
wh<strong>en</strong> charging, forcing the use of leaner equival<strong>en</strong>ce ratio. Therefore, the<br />
maximum power output could not be increased.<br />
Thus, initial experim<strong>en</strong>ts on the supercharged single cylinder <strong>en</strong>gine were<br />
aimed at determining any power b<strong>en</strong>efit. All measurem<strong>en</strong>ts were with a
supercharging pressure of 0.5 barg (measured in the damper vessel). Fig.<br />
23 shows the resulting maximum power output as a function of <strong>en</strong>gine<br />
speed. The net power output for the supercharging experim<strong>en</strong>ts<br />
(accounting for the power needed to drive the air blower) is compared to<br />
the power output for the atmospheric experim<strong>en</strong>ts. The dip at 3000 rpm is<br />
due to a drop in volumetric effici<strong>en</strong>cy for this intake configuration.<br />
Figure 23: Brake power as a function of <strong>en</strong>gine speed, WOT, atmospheric operation at<br />
stoichiometric, supercharged operation at backfire/pre-ignition limited equival<strong>en</strong>ce ratio<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
1000 2000 3000 4000<br />
Figure 24: Brake power as a function of <strong>en</strong>gine speed, WOT, atmospheric operation at<br />
stoichiometric, supercharged operation at backfire/pre-ignition limited equival<strong>en</strong>ce ratio,<br />
supercharged operation with EGR at stoichiometric<br />
Pe [kW]<br />
Pe [kW]<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
rpm<br />
Atmospheric Supercharged 0.5 barg<br />
0<br />
1000 2000 3000 4000<br />
rpm<br />
Atmospheric<br />
Supercharged 0.5 barg<br />
Supercharged 0.5 barg + EGR<br />
113
Supercharging results in a net power increase of about 40%. This is somewhat<br />
less than what could be expected from the supercharging pressure<br />
(giv<strong>en</strong> that the intercooler is over dim<strong>en</strong>sioned), but is easily explained as<br />
stoichiometric operation was no longer possible wh<strong>en</strong> supercharging. The<br />
air to fuel equival<strong>en</strong>ce ratio λ was now limited to 1.3 to 1.4 (φ = 0.71 -<br />
0.77), because of backfire or pre-ignition. This ess<strong>en</strong>tially means that the<br />
power increase cannot be used because of the resulting high NOx emissions<br />
in an oxyg<strong>en</strong>-rich <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Recycling part of the exhaust gases<br />
is a means to displace some of the intake air and <strong>en</strong>rich the mixture, so<br />
experim<strong>en</strong>ts with EGR were done to determine the possibility of running<br />
stoichiometric at supercharged conditions.<br />
Fig. 24 shows the (net) maximum power output as a function of <strong>en</strong>gine<br />
speed wh<strong>en</strong> exhaust gas recirculation is used while supercharging.<br />
Stoichiometric operation is now possible without backfire or pre-ignition<br />
ev<strong>en</strong>ts, through increasing both the injected fuel quantity and the EGR<br />
rate. The high heat capacity of the recycled exhaust gases (with a high water<br />
vapor cont<strong>en</strong>t) is the reason why the fueling rate can be increased without<br />
abnormal combustion ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a. As a result, not only is stoichiometric<br />
operation now possible with effici<strong>en</strong>t NOx after-treatm<strong>en</strong>t, but furthermore<br />
the power output can be se<strong>en</strong> to increase slightly. This results in a<br />
net power increase of almost 50%. The maximum brake mean effective<br />
pressure now is 9.4 bar. As m<strong>en</strong>tioned higher, this is a research <strong>en</strong>gine<br />
with low volumetric effici<strong>en</strong>cy, so this should not be compared to the<br />
bmep of a production gasoline <strong>en</strong>gine. Comparing to (atmospheric) measurem<strong>en</strong>ts<br />
on this <strong>en</strong>gine on methane, a power increase of about 20% is<br />
found, extrapolating this gives an estimate of the power increase compared<br />
to atmospheric gasoline operation of roughly 10%.<br />
114<br />
6. Demonstration projects<br />
Two differ<strong>en</strong>t buses were converted to hydrog<strong>en</strong> fuel and one to a mixture<br />
of 20% H2 and 80% NG.<br />
6.1. Gre<strong>en</strong>bus (see Fig. 25)<br />
July 1994<br />
Gre<strong>en</strong>bus – De Lijn (Flemish public transportation company)
Partners: VCST – Hydrog<strong>en</strong> Systems NV (Belgium), UG<strong>en</strong>t<br />
Transport Technology<br />
Fuel: hydrog<strong>en</strong><br />
Sponsoring: Flemish Governm<strong>en</strong>t and EU<br />
Engine: MAN 12 l inline 6 cyl.<br />
Storage: metal hydrides<br />
6.2. Zembus (see Fig. 26)<br />
Figure 25: Gre<strong>en</strong>bus<br />
October 2000<br />
ZEMBUS (Zero Emission Bus)<br />
Partners: Hydrog<strong>en</strong> Systems NV (Belgium, project coordinator),<br />
Vialle NV (the Netherlands), Trivea Technologies International<br />
SA (Luxemburg), Betronic BV (the Netherlands),<br />
Contin<strong>en</strong>tal Energy Systems (Belgium), Ug<strong>en</strong>t<br />
Fuel: hydrog<strong>en</strong><br />
Sponsoring: European Union, Brite-Euram III – CRAFT<br />
Engine: DAF 8.6 l inline 6 cyl.<br />
Storage: liquid<br />
115
116<br />
6.3. CTPT bus (see Fig. 27)<br />
Figure 26: ZEMBUS<br />
March 2005<br />
CTPT bus: Clean Technology for Public Transport<br />
Partners: UG<strong>en</strong>t Institute of Sustainable Mobility of which our<br />
laboratory is a member and the Karel De Grote Hogeschool in<br />
Antwerp, Belgium<br />
Fuel: “hydrothane” (20% H2 / 80% NG)<br />
Sponsoring: the national Lottery of Belgium<br />
Engine:MAN 12 l inline 6 cyl.<br />
Storage: compressed gas, 200 bar
7. Conclusions<br />
Figure 27: CTPT bus<br />
The hydrog<strong>en</strong> specific properties for combustion are giv<strong>en</strong>,<br />
showing the advantages of hydrog<strong>en</strong> for spark ignited (ICE)<br />
<strong>en</strong>gines.<br />
Four differ<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>erations in the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines<br />
are considered.<br />
Specific att<strong>en</strong>tion is giv<strong>en</strong> to the design futures about:<br />
Abnormal combustion<br />
Mixtures formation<br />
Load control strategies<br />
In the laboratory of Transporttechnology (UG<strong>en</strong>t) five <strong>en</strong>gines<br />
are converted to hydrog<strong>en</strong> and/or hydrog<strong>en</strong>-natural gas use<br />
and ext<strong>en</strong>sive tests are carried out to increase the power output,<br />
to decrease the noxious emissions (NOX) and to avoid<br />
backfire.<br />
Three differ<strong>en</strong>t demonstration projects are pres<strong>en</strong>ted.<br />
117
Refer<strong>en</strong>ces<br />
118<br />
The use of natural gas – hydrog<strong>en</strong> mixtures (normally 80%<br />
NG – 20% H2) are a very promising solution during the transition<br />
period towards a full hydrog<strong>en</strong> economy.<br />
Akansu O., Dulger Z., Kahraman N., Veziroğlu N. (2004).“Internal combustion <strong>en</strong>gines<br />
fueled by natural gas-hydrog<strong>en</strong> mixtures”. International Journal of Hydrog<strong>en</strong> Energy 29,<br />
1527-1539.<br />
Sier<strong>en</strong>s R. (1992). “Installation and first experim<strong>en</strong>tal results of a hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gine”.<br />
Proceedings, 9 th World Hydrog<strong>en</strong> Energy Confer<strong>en</strong>ce, pages 31–40 (Add<strong>en</strong>dum).<br />
Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (1995). “Sequ<strong>en</strong>tial injection of gaseous fuels”. Proceedings,<br />
5th Int. EAEC Congress, Strasbourg, paper n° SIA 9506A03.<br />
Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (1998). “Backfire mechanism in a carburetted hydrog<strong>en</strong> fuelled<br />
<strong>en</strong>gine”. Proceedings, 12th World Hydrog<strong>en</strong> Energy Confer<strong>en</strong>ce, pp1537–1546, Bu<strong>en</strong>os<br />
Aires.<br />
Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (2000). “Variable composition hydrog<strong>en</strong>/natural gas mixtures<br />
for increased <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy and decreased emissions”. Journal of Engineering for Gas<br />
Turbines and Power, 122, 135–140.<br />
Sier<strong>en</strong>s R. and Verhelst S. (2000). “A hydrog<strong>en</strong> fuelled V-8 <strong>en</strong>gine for city-bus application”.<br />
Proceedings, FISITA World Automotive Congress, Seoul, Korea, paper<br />
F2000A084.<br />
Sier<strong>en</strong>s R. and Verhelst S. (2003). “Influ<strong>en</strong>ce of the injection parameters on the effici<strong>en</strong>cy<br />
and power output of a hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gine”. Journal of Engineering for Gas<br />
Turbines and Power, 125, 444-449.<br />
Sier<strong>en</strong>s R., Verhelst S., Verstraet<strong>en</strong> S. (2005). “EGR and lean combustion strategies for a<br />
single cylinder hydrog<strong>en</strong> fuelled IC <strong>en</strong>gine”. Proceedings, EAEC European Automotive<br />
Congress, Belgrado.<br />
Verhelst S. (2005). “A study of the combustion in hydrog<strong>en</strong>-fuelled internal combustion<br />
<strong>en</strong>gines”. PhD Thesis, Gh<strong>en</strong>t University.<br />
Verhelst S., De Landtsheere J., De Smet F., Billiouw C., Tr<strong>en</strong>son A., Sier<strong>en</strong>s R.<br />
(2008).“Effects of supercharging, EGR and variable valve timing on power and emissions<br />
of hydrog<strong>en</strong> internal combustion <strong>en</strong>gines”. SAE paper nr 2008-01-1033, Detroit.
ITS als middel voor e<strong>en</strong> meer verkeersleefbare <strong>en</strong><br />
verkeersveilige stad<br />
Sv<strong>en</strong> VLASSENROOT 1 , Wim VANDENBERGHE 2 , Ko<strong>en</strong> De BAETS 1 ,<br />
Johan DE MOL 1 , Ingrid MOERMAN 2 , Piet DEMEESTER 2 <strong>en</strong> Frank<br />
WITLOX 3<br />
1 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 59<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: sv<strong>en</strong>.vlass<strong>en</strong>root@ug<strong>en</strong>t.be<br />
2 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Informatietechnologie<br />
Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 49 25<br />
fax: +32 9 331 48 99<br />
e-mail: wim.vdb@ug<strong>en</strong>t.be; ingrid.moerman@ug<strong>en</strong>t.be<br />
3 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Geografie<br />
Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />
Krijgslaan 281/S8<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 45 53<br />
fax: +32 9 264 49 85<br />
e-mail: frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
Het gebruik van Informatie- <strong>en</strong> communicatietechnologie (ICT) in het<br />
verkeer ofwel Intellig<strong>en</strong>te Transportsystem<strong>en</strong> (ITS) wordt aanzi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />
119
mogelijke oplossing voor e<strong>en</strong> betere doorstroming in het verkeer, e<strong>en</strong><br />
verhoogde verkeersveiligheid, e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-efficiënter mobiliteitsgebruik,<br />
etc. Kortom ITS kan bijdrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verhoogde verkeersleefbaarheid in<br />
Vlaander<strong>en</strong>. Het onderzoek rond ITS binn<strong>en</strong> het Instituut voor Duurzame<br />
<strong>Mobiliteit</strong> richt zich op de beleidsaspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatiesc<strong>en</strong>ario‟s van<br />
ITS in Vlaander<strong>en</strong>, de sociaal-maatschappelijke vraag van ITS (bijv.<br />
gedrags- <strong>en</strong> draagvlakonderzoek) <strong>en</strong> de technische realiseerbaarheid (bijv.<br />
technische randvoorwaard<strong>en</strong> m.b.t. communicatie tuss<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
communicatie tuss<strong>en</strong> voertuig <strong>en</strong> omgeving). Deze pres<strong>en</strong>tatie zal e<strong>en</strong><br />
aantal concrete beleids-, gedrags- <strong>en</strong> technische aspect<strong>en</strong> met betrekking<br />
tot duurzame mobiliteit toelicht<strong>en</strong>.<br />
120<br />
1. Inleiding: Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong><br />
De verkeersveiligheid is e<strong>en</strong> thema dat niet weg te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> is binn<strong>en</strong> het<br />
kader van e<strong>en</strong> leefbare stad. Het verhog<strong>en</strong> van de verkeersveiligheid wordt<br />
meestal als e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel elem<strong>en</strong>t van de kwaliteit van de stad beschouwd.<br />
De verkeersongevall<strong>en</strong>data bewijst dat verkeersveiligheid e<strong>en</strong> punt is<br />
waarin sterk moet word<strong>en</strong> geïnvesteerd. Uit de internationale<br />
vergelijking<strong>en</strong> blijkt dat België <strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme weg<br />
hebb<strong>en</strong> af te legg<strong>en</strong> om de betere cijfers van de SUN-land<strong>en</strong> (Swed<strong>en</strong>,<br />
United Kingdom, Netherlands) te hal<strong>en</strong>. Om e<strong>en</strong> halvering van de<br />
verkeersdod<strong>en</strong> <strong>en</strong> zware verkeersgewond<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> extra<br />
inspanning<strong>en</strong> nodig zijn.<br />
Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong> (ITS) bied<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële mogelijkhed<strong>en</strong><br />
om deze doelstelling dichter bij te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. ITS is e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erieke term die<br />
wordt gebruikt voor e<strong>en</strong> uitgebreid gamma aan informatie-, controle- <strong>en</strong><br />
elektronische technologie die kan geïntegreerd word<strong>en</strong> in de<br />
weginfrastructuur <strong>en</strong> de voertuig<strong>en</strong> zelf, met als doel het redd<strong>en</strong> van<br />
lev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het bespar<strong>en</strong> van tijd <strong>en</strong> geld door het opvolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> beher<strong>en</strong> van<br />
verkeersstrom<strong>en</strong>, het verminder<strong>en</strong> van congestie, het vermijd<strong>en</strong> van<br />
ongevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong>z. Binn<strong>en</strong> de brede waaier van ITS-system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> twee<br />
verschill<strong>en</strong>de categorieën word<strong>en</strong> opgetek<strong>en</strong>d: autonome system<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
coöperatieve system<strong>en</strong>. Autonome system<strong>en</strong> zijn alle vorm<strong>en</strong> van ITS die<br />
eerder op zichzelf staan, <strong>en</strong> niet afhankelijk zijn van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking<br />
met andere voertuig<strong>en</strong> of ondersteun<strong>en</strong>de infrastructuur. Typisch steun<strong>en</strong><br />
deze system<strong>en</strong> op geavanceerde s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> <strong>en</strong> detectie techniek<strong>en</strong>, in
combinatie met intellig<strong>en</strong>te elektronica die deze k<strong>en</strong>nis van de omgeving<br />
lokaal verwerkt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> nodig actie onderneemt. Coöperatieve system<strong>en</strong><br />
zijn ITS-system<strong>en</strong> waarbij communicatie <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking, zowel tuss<strong>en</strong><br />
voertuig<strong>en</strong> onderling als tuss<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de<br />
infrastructuur, aan de basis ligg<strong>en</strong>. Informatie beperkt zich niet meer tot<br />
wat het voertuig zelf waarneemt, met e<strong>en</strong> groot aantal nieuwe veiligheid<br />
verhog<strong>en</strong>de toepassing<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>gt. Autonome <strong>en</strong> coöperatieve<br />
system<strong>en</strong> zijn niet strikt gescheid<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> (zoals<br />
Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaption) kunn<strong>en</strong> system<strong>en</strong> van autonome naar<br />
coöperatieve system<strong>en</strong> evoluer<strong>en</strong>.<br />
Het is duidelijk dat <strong>en</strong>kel invester<strong>en</strong> in ITS niet voldo<strong>en</strong>de is om e<strong>en</strong><br />
halvering van de verkeersdod<strong>en</strong> <strong>en</strong> zware verkeersgewond<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>.<br />
Hiervoor is e<strong>en</strong> inspanning nodig in verschill<strong>en</strong>de domein<strong>en</strong>. ITS biedt de<br />
mogelijkheid om de verkeersveiligheid via de klassieke drie E‟s<br />
(Engineering, Education <strong>en</strong> Enforcem<strong>en</strong>t) te ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />
versterk<strong>en</strong>. De vele mogelijkhed<strong>en</strong> die ITS biedt, kunn<strong>en</strong> in elk van deze<br />
E‟s aanwezig zijn.<br />
Het aantal mogelijkhed<strong>en</strong> die ITS te bied<strong>en</strong> heeft is zo ruim dat in dit deel<br />
<strong>en</strong>kel de meest relevante word<strong>en</strong> aangeduid. De meest relevante<br />
toepassing<strong>en</strong> zijn daarom niet deze die door de verschill<strong>en</strong>de actor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gelijk word<strong>en</strong> ingeschat. Tev<strong>en</strong>s moet uitdrukkelijk<br />
vermeld te word<strong>en</strong> dat ITS-toepassing<strong>en</strong> hun doel slechts kunn<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>,<br />
indi<strong>en</strong> ze niet alle<strong>en</strong> performant, correct <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>d zijn maar ook<br />
indi<strong>en</strong> ze ook word<strong>en</strong> gebruikt. E<strong>en</strong> systeem dat waarschuwt wanneer te<br />
dicht e<strong>en</strong> voorligg<strong>en</strong>d voertuig wordt g<strong>en</strong>aderd <strong>en</strong> op deze wijze<br />
ongevall<strong>en</strong> voorkomt, heeft ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel nut indi<strong>en</strong> de bestuurder dit<br />
systeem kan deactiver<strong>en</strong>.<br />
De vele ITS-toepassing<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> aan dat er zowel van de overheid, de<br />
academische wereld als vanuit de industrie hoge verwachting<strong>en</strong> zijn naar<br />
de implem<strong>en</strong>tatiemogelijkhed<strong>en</strong> van ITS.<br />
2. ITS <strong>en</strong> verkeersveiligheid<br />
Binn<strong>en</strong> de vele Intellig<strong>en</strong>te Transportsystem<strong>en</strong> wordt dit onderdeel de<br />
nadruk gelegd op system<strong>en</strong> die de verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>.<br />
121
Ook binn<strong>en</strong> deze selectie moet e<strong>en</strong> grotere aandacht besteed word<strong>en</strong> naar<br />
die system<strong>en</strong> die de beste resultat<strong>en</strong> naar verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong><br />
bied<strong>en</strong>. In het rapport “European Road Safety Action Programme. Halving<br />
the number of road accid<strong>en</strong>t victims in the European Union by 2010: A<br />
shared responsibility” i wordt gesteld dat binn<strong>en</strong> de lange termijn project<strong>en</strong><br />
naar verkeersveiligheid voorrang moet gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan die system<strong>en</strong><br />
die beste resultat<strong>en</strong> naar verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>. Speed<br />
managem<strong>en</strong>t gericht op het voertuig biedt daartoe de beste resultat<strong>en</strong><br />
zowel naar verkeersveiligheid, congestie als vermindering van<br />
broeikasgass<strong>en</strong> ii . Bij deze system<strong>en</strong> wordt ISA (Intellig<strong>en</strong>t Speed<br />
Adaptation), collision alert devices, lane keeping, ACC (Adaptive Cruise<br />
Control) <strong>en</strong> intersection detection devices, vermeld.<br />
Om aan te duid<strong>en</strong> dat system<strong>en</strong> die ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> al dan niet op e<strong>en</strong><br />
actieve ingrijp<strong>en</strong> in het rijgedrag, e<strong>en</strong> belangrijk effect hebb<strong>en</strong> op<br />
verkeersveiligheid kan verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar het rapport van de OECD-<br />
2003. In het rapport van OECD “Road Safety: Impact of new<br />
technologies” iii word<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de ITS-toepassing<strong>en</strong> geëvalueerd<br />
naar hun effect<strong>en</strong> op de verkeersveiligheid. In Tabel 1: Estimated injury<br />
and fatality reductions from various technologies word<strong>en</strong> de bek<strong>en</strong>de -via<br />
onderzoek<strong>en</strong>- effect<strong>en</strong> van ITS-maatregel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal beleidsterrein<strong>en</strong><br />
aangeduid. Uit vele studies blijkt dat de grootste winst in<br />
verkeersveiligheid te hal<strong>en</strong> is in maatregel<strong>en</strong> gerelateerd aan snelheid.<br />
122
Tabel 1: Estimated injury and fatality reductionist from various technologies<br />
TECHNOLOGY PERCENTAGE<br />
INJURY<br />
REDUCTIONS<br />
1 collision avoidance systems<br />
PERCENTAGE<br />
FATALITY<br />
REDUCTIONS<br />
MAXIMUM<br />
REDUCTION<br />
REPORTED<br />
Weather monitoring 1.1 2 30 % to 40 % of all<br />
related crashes<br />
Automated<br />
<strong>en</strong>forcem<strong>en</strong>t<br />
8.3 4.4 50 % of all related<br />
crashes<br />
Ramp metering 2.8 2.3 2.8 %<br />
Collision avoidance<br />
(intersection, rear<br />
<strong>en</strong>d, etc.)<br />
Intellig<strong>en</strong>t speed /<br />
cruise control<br />
Intellig<strong>en</strong>t speed<br />
adaptation<br />
13.8 10.3 17 % overall and 50<br />
to 80 % for rear <strong>en</strong>d<br />
CAS 1<br />
1.4 0.7 5.9 % of all crashes<br />
15 18 Mandatory – 59 %<br />
of fatal crashes<br />
Voor ISA wordt verwez<strong>en</strong> naar 3.2. Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing <strong>en</strong><br />
verder.<br />
Gerelateerd aan system<strong>en</strong> die via snelheidsbeheersing de<br />
verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> ook de system<strong>en</strong> vermeld<br />
word<strong>en</strong> die er voor zorg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> veilige afstand met het andere voertuig<br />
kan word<strong>en</strong> verzekerd. Daarbij is het tijdig detecter<strong>en</strong> van andere<br />
voertuig<strong>en</strong> zodat e<strong>en</strong> veilige afstand tot dit voertuig kan word<strong>en</strong><br />
gegarandeerd, e<strong>en</strong> hoofddoelstelling. Ruimer dan het detecter<strong>en</strong> van<br />
voertuig is dit het detecter<strong>en</strong> van alle obstakels <strong>en</strong> het waarschuw<strong>en</strong> van<br />
hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> trage voertuig<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal ongevall<strong>en</strong> ontstaan doordat<br />
bestuurders van de weg gerak<strong>en</strong>; dit kan zware ongevall<strong>en</strong> tot gevolg<br />
hebb<strong>en</strong>: aanrijd<strong>en</strong> van fietsers <strong>en</strong> voetgangers naast de weg, aanrijd<strong>en</strong><br />
teg<strong>en</strong>liggers, aanrijd<strong>en</strong> geparkeerde voertuig<strong>en</strong>, aanrijd<strong>en</strong> van obstakels<br />
langs de weg (bom<strong>en</strong>, verlichtingspal<strong>en</strong>, ...). Door de bestuurder te<br />
ondersteun<strong>en</strong> dat hij op de weg of op het rijvak blijft, kunn<strong>en</strong> deze<br />
ongevall<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> Europese project<strong>en</strong> (SAFELANE<br />
werd dit uitgetest <strong>en</strong> gedemonstreerd. Dit geldt voor alle voertuig<strong>en</strong>.<br />
123
Ongevall<strong>en</strong> die ontstaan door het verlat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rijvak (bijv.<br />
inhaalmanoeuvres, afslagbeweging<strong>en</strong>, ...) kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> door<br />
via multi-s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> het veld rond het voertuig te scann<strong>en</strong> te analyser<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
veiligheidsmaatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. De interv<strong>en</strong>tie kan gaan van louter<br />
monitor<strong>en</strong> van de zijkant<strong>en</strong> <strong>en</strong> achterkant van het voertuig, te assister<strong>en</strong> bij<br />
voertuigbeweging<strong>en</strong> (verander<strong>en</strong> rijvak) <strong>en</strong> te waarschuw<strong>en</strong> (of in te<br />
grijp<strong>en</strong>) bij e<strong>en</strong> kans op zijdelingse ongevall<strong>en</strong> (Europees onderzoek:<br />
Lateral Safe).<br />
Voor het vermijd<strong>en</strong> van ongevall<strong>en</strong> wordt veel onderzoek verricht naar<br />
s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> (APALACI, COMPOSE <strong>en</strong> UseRCams in het Europese<br />
PReVENT onderzoek) die in staat zijn om e<strong>en</strong> mogelijk conflict te<br />
detecter<strong>en</strong> vooraleer het gebeurt waardoor <strong>en</strong>erzijds conflict<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ofwel de gevolg<strong>en</strong> van het ongeval sterk kunn<strong>en</strong><br />
beperkt word<strong>en</strong>. In het project COMPOSE ligt de nadruk niet alle<strong>en</strong> op het<br />
detecter<strong>en</strong> van zwakke weggebruikers maar vooral in het daarbij<br />
inschakel<strong>en</strong> van automatisch remm<strong>en</strong> van voertuig<strong>en</strong>. De s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> zijn<br />
ofwel afgestemd op e<strong>en</strong> langer traject of e<strong>en</strong> traject dichtbij. Vooral het<br />
s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> nabij traject (20-25 m) zijn erg bruikbaar binn<strong>en</strong><br />
bebouwde kom. Met deze s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> zou m<strong>en</strong> ook dode hoek ongevall<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. Deze zelfde techniek<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> om<br />
zowel de veiligheid als het comfort van voetgangers te verhog<strong>en</strong>; e<strong>en</strong><br />
infrarood camera kan voetgangers/fietsers detecter<strong>en</strong> <strong>en</strong> oversteeklicht<strong>en</strong><br />
beïnvloed<strong>en</strong>.<br />
De tot nu toe besprok<strong>en</strong> applicaties zijn eerder autonome ITS-system<strong>en</strong>.<br />
Coöperatieve system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter in e<strong>en</strong> aantal situaties ook drastisch<br />
de verkeersveiligheid verhog<strong>en</strong>. Zo zijn kruispunt<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong> waar de kans<br />
op conflict<strong>en</strong> erg belangrijk is. Heel wat techniek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld<br />
(zie ondermeer INTERSAFE in PReVENT) om op deze plaats<strong>en</strong> de<br />
verkeersveiligheid te kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>. De system<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> de<br />
bestuurder bij manoeuvres op e<strong>en</strong> kruispunt; dit gebeurt via e<strong>en</strong> precieze<br />
lokalisatie van het voertuig, veronderstelde gew<strong>en</strong>ste rijrichting,<br />
beweging<strong>en</strong> van andere weggebruikers <strong>en</strong> via e<strong>en</strong> communicatie met<br />
verkeerslicht<strong>en</strong>. Veiligheidssystem<strong>en</strong> om dit te bereik<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
beschikk<strong>en</strong> over s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong>, communicatie met de infrastructuur,<br />
communicatie voertuig-infrastructuur <strong>en</strong> system<strong>en</strong> in het voertuig die de<br />
bestuurder bij die tak<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>.<br />
124
Meer specifiek kan dit betrekking hebb<strong>en</strong> op s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> die<br />
wegmarkering<strong>en</strong> lokaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> op deze wijze het voertuig situer<strong>en</strong> of die<br />
specifieke aanduiding<strong>en</strong> ter hoogte van het kruispunt bevatt<strong>en</strong>, waardoor<br />
e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de, preciezere situering kan word<strong>en</strong> bekom<strong>en</strong>. In het<br />
bijzonder focust m<strong>en</strong> met deze ITS-techniek<strong>en</strong> op twee ongevaltypes:<br />
botsing<strong>en</strong> met tegemoetkom<strong>en</strong>d verkeer als gevolg van links afslaan op<br />
het kruispunt <strong>en</strong> botsing<strong>en</strong> die zich voordo<strong>en</strong> als gevolg rechts afslaan of<br />
het kruispunt overstek<strong>en</strong>. Bijkom<strong>en</strong>d werd ook de specifieke toestand voor<br />
kruispunt<strong>en</strong> met verkeerslicht<strong>en</strong> onderzocht. Zo ontwikkelde m<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
systeem dat het voertuig informeert over de lichttijd<strong>en</strong> waardoor m<strong>en</strong><br />
veilig e<strong>en</strong> verkeerslicht kan nader<strong>en</strong>. Vooral voor vrachtwag<strong>en</strong>s –op 2 X 2<br />
rijvakk<strong>en</strong>- waar vrachtwag<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> de snelheidslimiet van 90 km/uur<br />
aanrijd<strong>en</strong>, kan dit zeer zware ongevall<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. De bestuurder krijgt<br />
de snelheid aangemeld –ev<strong>en</strong>tueel gekoppeld aan de maximale<br />
snelheidsbegr<strong>en</strong>zer- waardoor hij veilig kan stopp<strong>en</strong> of veilig het<br />
kruispunt overstek<strong>en</strong>. Op kruispunt<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> in dit systeem ook nog<br />
informatie gev<strong>en</strong> om veilig links af te slaan <strong>en</strong> over de voorrangspositie.<br />
Coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> naast kruispunt<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> aantal<br />
andere gevaarlijke verkeerssituaties help<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mogelijke<br />
toepassing noemt m<strong>en</strong> collision warning. Hierbij wordt de bestuurder<br />
voldo<strong>en</strong>de op voorhand op de hoogte gebracht dat het risico bestaat op e<strong>en</strong><br />
aanrijding met e<strong>en</strong> ander voertuig. Oorzak<strong>en</strong> van de aanrijding kunn<strong>en</strong> bv<br />
e<strong>en</strong> vertraging van de voorgaande voertuig<strong>en</strong> zijn zoals bij het nader<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> file, e<strong>en</strong> voertuig dat op e<strong>en</strong> smalle weg in teg<strong>en</strong>gestelde richting<br />
e<strong>en</strong> inhaal manoeuvre uitvoert, e<strong>en</strong> defect voertuig dat stilstaat op de weg<br />
of de pechstrook, e<strong>en</strong> spookrijder, e<strong>en</strong> voertuig dat zich in de blinde hoek<br />
bevindt, … Doordat voertuig<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> beperkte straal continu locatie,<br />
snelheid <strong>en</strong> richting met elkaar communicer<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> al deze situaties<br />
tijdig gedetecteerd <strong>en</strong> aan de bestuurder meegedeeld word<strong>en</strong>.<br />
Naast aanrijding<strong>en</strong> met voertuig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook aanrijding<strong>en</strong> met obstakels<br />
vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k hierbij aan e<strong>en</strong> nauwe doorgang, e<strong>en</strong> lage brug of<br />
ondergrondse parkeergarage, … In deze gevall<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> radio bak<strong>en</strong> in<br />
de buurt van het obstakel geïnstalleerd word<strong>en</strong> dat aan alle voertuig<strong>en</strong> in<br />
de buurt de locatie <strong>en</strong> specifieke parameters zoals maximum hoogte <strong>en</strong><br />
breedte van het obstakel meedeelt. Wanneer e<strong>en</strong> voertuig dan merkt dat hij<br />
het obstakel zal will<strong>en</strong> passer<strong>en</strong> maar niet voldoet aan de ontvang<strong>en</strong><br />
vereist<strong>en</strong> kan deze op tijd de bestuurder alarmer<strong>en</strong>. Naast het vermijd<strong>en</strong><br />
125
van aanrijding<strong>en</strong> kan deze techniek ook toegepast word<strong>en</strong> om te vermijd<strong>en</strong><br />
dat te zware voertuig<strong>en</strong> over brugg<strong>en</strong> of weg<strong>en</strong> rijd<strong>en</strong> die op dit gewicht<br />
niet voorzi<strong>en</strong> zijn.<br />
Coöperatieve system<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het ook mogelijk om gevaarlijke<br />
wegsituaties zoals e<strong>en</strong> oliespoor of ijzel tijdig aan de bestuurder van het<br />
voertuig mee te del<strong>en</strong>. Wanneer namelijk één voertuig deze gevaarlijke<br />
situatie waarneemt, bijv. bij het in werking tred<strong>en</strong> van de anti slip- of<br />
stabiliteitscontrole van het voertuig, kan deze de andere voertuig<strong>en</strong> in de<br />
omgeving waarschuw<strong>en</strong>, welke dan weer de volg<strong>en</strong>de aankom<strong>en</strong>de<br />
voertuig<strong>en</strong> verwittig<strong>en</strong> , <strong>en</strong>z. Wanneer langs de kant van de weg ook ITSinfrastructuur<br />
voorzi<strong>en</strong> is kan de waarschuwing ook aan deze vaste<br />
infrastructuur word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, waar deze dan wordt bewaard <strong>en</strong> continu<br />
opnieuw wordt uitgezond<strong>en</strong>. Op deze manier kunn<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> zelfs op<br />
mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van heel weinig verkeer toch nog tijdig word<strong>en</strong> gewaarschuwd.<br />
Ook de hulpverl<strong>en</strong>ing na e<strong>en</strong> ongeval kan gestroomlijnd word<strong>en</strong> dankzij<br />
coöperatieve ITS-system<strong>en</strong>. Zo kan de eCall applicatie ervoor zorg<strong>en</strong> dat<br />
direct na e<strong>en</strong> ongeval automatisch de hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verwittigd,<br />
zelfs indi<strong>en</strong> de bestuurder of de passagiers hiertoe niet in staat zijn.<br />
Prioritaire voertuig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> uitgerust word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> elektronische<br />
sir<strong>en</strong>e, welke via lokale radiocommunicatie bestuurders veel vroeger op de<br />
hoogte br<strong>en</strong>gt dat ze voorrang zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er kan zelfs<br />
meegedeeld word<strong>en</strong> op welke manier ze dit moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> vlotte<br />
manier e<strong>en</strong> doorgang te kunn<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong> (bv de opdracht om op e<strong>en</strong><br />
drievaksbaan het middelste vak vrij te lat<strong>en</strong>). Deze maatregel<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong><br />
ervoor dat de hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> veel sneller ter plaatse kunn<strong>en</strong> zijn, wat van<br />
heel hoog belang is aangezi<strong>en</strong> vooral de hulp binn<strong>en</strong> het eerste uur na het<br />
ongeval (het zog<strong>en</strong>aamde gold<strong>en</strong> hour) de verdere afloop voor de<br />
slachtoffers kan bepal<strong>en</strong>.<br />
Deze publicatie richt zich op ITS <strong>en</strong> verkeersveiligheid. We will<strong>en</strong> echter<br />
nog e<strong>en</strong> aantal andere applicaties van coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> heel kort<br />
vermeld<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal van h<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de verkeersdoorstroming t<strong>en</strong> goede<br />
kom<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k aan verkeersmanagem<strong>en</strong>t dat bij onverwachte congestie het<br />
aankom<strong>en</strong>de verkeer automatisch over e<strong>en</strong> aantal alternatieve weg<strong>en</strong> kan<br />
verspreid<strong>en</strong> dankzij interactie met de navigatiesystem<strong>en</strong> van de<br />
voertuig<strong>en</strong>. In gebied<strong>en</strong> waar er ge<strong>en</strong> actief managem<strong>en</strong>t van de<br />
verkeersstrom<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong> is kunn<strong>en</strong> de navigatiesystem<strong>en</strong> van de<br />
voertuig<strong>en</strong> zelf alternatiev<strong>en</strong> berek<strong>en</strong><strong>en</strong> wanneer h<strong>en</strong> in real time de<br />
126
gedetailleerde wegsituatie werd medegedeeld. Het vervang<strong>en</strong> van de<br />
klassieke tolpoort<strong>en</strong> met slagbom<strong>en</strong> door elektronische variant<strong>en</strong> waarbij<br />
de betaling automatisch wordt doorgevoerd wanneer het voertuig<br />
langsrijdt kan veel fileleed vermijd<strong>en</strong>. Andere applicaties verhog<strong>en</strong> het<br />
comfort van de bestuurder <strong>en</strong> zijn passagiers, zoals internet toegang<br />
binn<strong>en</strong> het voertuig, automatische kaart updates voor de<br />
navigatiesystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> online connectie tuss<strong>en</strong> het voertuig <strong>en</strong> de<br />
pechdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> eerste analyse in geval van problem<strong>en</strong>. Het moet<br />
wel vermeld word<strong>en</strong> dat grootschalige bevraging bij automobilist<strong>en</strong><br />
(uitgevoerd binn<strong>en</strong> het Europese CVIS project) duidelijk maakt<strong>en</strong> dat<br />
vooral toepassing<strong>en</strong> gericht naar veiligheid <strong>en</strong> gevaarlijke situaties op het<br />
gebeid van nuttigheid goed scor<strong>en</strong> bij de eindgebruiker. Daarnaast maakte<br />
de <strong>en</strong>quête ook duidelijk dat m<strong>en</strong> wel moet oplett<strong>en</strong> met de kost<br />
verbond<strong>en</strong> aan al deze toepassing<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> het nut van de<br />
toepassing<strong>en</strong> hoger werd ingeschat dan de waarde. Dat betek<strong>en</strong>t dat de<br />
eindgebruiker niet voor deze toepassing<strong>en</strong> zou will<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> zelfs indi<strong>en</strong><br />
deze het nut ervan inziet. Deze willingness-to-pay kan e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />
spel<strong>en</strong> bij het succes of fal<strong>en</strong> van ITS-toepassing<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mag door de<br />
overhed<strong>en</strong> zeker niet uit het oog verlor<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Ondanks de vele voordel<strong>en</strong> die ze te bied<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zijn coöperatieve ITSsystem<strong>en</strong><br />
de dag van vandaag zeker nog ge<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>goed. Deze<br />
techniek<strong>en</strong> zijn nog in volle ontwikkeling, <strong>en</strong> word<strong>en</strong> nog volop<br />
onderzocht in initiatiev<strong>en</strong> van de grote standaardisatie organ<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
nationale <strong>en</strong> internationale researchproject<strong>en</strong>. Zo wordt binn<strong>en</strong> het<br />
Institute for Electrical and Electronics Engineers (IEEE) gewerkt aan e<strong>en</strong><br />
standaard voor voertuig-voertuig <strong>en</strong> voertuig-infrastructuur communicatie<br />
(IEEE 802.11p) gebaseerd op de sterk ingeburgerde Wireless LAN<br />
technologie. Binn<strong>en</strong> de International Organization for Standardization<br />
(ISO) is het technische comité 204 verantwoordelijk voor ITS-system<strong>en</strong>.<br />
De werkgroep 16 van dit comité ontwikkelt het CALM (Communications<br />
Architecture for Land Mobile <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t) framework voor transparante<br />
heterog<strong>en</strong>e packet-switched communicatie in mobiele omgeving<strong>en</strong>. Het<br />
idee achter CALM is dat weg<strong>en</strong>s het grote aanbod in geschikte draadloze<br />
communicatie techniek<strong>en</strong> er op wereldwijde schaal verschill<strong>en</strong>de ITSsystem<strong>en</strong><br />
in gebruik zull<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, elk gebaseerd op andere<br />
communicatie media. Het CALM framework maakt dit transparant voor<br />
de applicaties <strong>en</strong> de gebruiker, wat ervoor zorgt dat de ITS-applicaties<br />
over de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />
127
Dat coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> populair zijn binn<strong>en</strong> de<br />
onderzoeksgeme<strong>en</strong>schap is duidelijk te merk<strong>en</strong> aan het grote aantal<br />
researchproject<strong>en</strong> dat mom<strong>en</strong>teel op deze materie toegespitst is. Binn<strong>en</strong><br />
Vlaander<strong>en</strong> is het IBBT NextG<strong>en</strong>ITS project één van de belangrijkste<br />
initiatiev<strong>en</strong>. Dit project bekijkt e<strong>en</strong> aantal verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> van ITSsystem<strong>en</strong><br />
zoals het distribuer<strong>en</strong> van verkeersinformatie, eCall, intellig<strong>en</strong>te<br />
snelheidsaanpassing, elektronische tolheffing <strong>en</strong> netwerkaspect<strong>en</strong> van<br />
coöperatieve system<strong>en</strong>. In de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> zijn het Cooperative<br />
Intersection Collision Avoidance Systems (CICAS) <strong>en</strong> het Vehicle<br />
Infrastructure Integration (VII) project van groot belang. In Japan zijn de<br />
voornaamste project<strong>en</strong>: Advanced Cruise Assist Highway Systems<br />
Research Association (AHSRA), Vehicle Infrastructure and<br />
Communication Systems (VICS), Smartway <strong>en</strong> Internet ITS. Op Europees<br />
niveau zijn e<strong>en</strong> groot aantal ITS onderzoeksproject<strong>en</strong> te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong>,<br />
waarvan de volg<strong>en</strong>de het bek<strong>en</strong>dst zijn:<br />
Intellig<strong>en</strong>t Car Initiative: Europees initiatief met de doelstelling<br />
om het aantal verkeersslachtoffers the halver<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> 2010. De<br />
drie belangrijkste pijlers van het initiatief zijn: de link tuss<strong>en</strong> de<br />
stakeholders <strong>en</strong> het beleid voorzi<strong>en</strong> (eSafety Forum), ITSonderzoek<br />
stimuler<strong>en</strong> in het 7 e kaderprogramma <strong>en</strong> het<br />
bewustzijn bij de burger met betrekking tot ITS-system<strong>en</strong><br />
verhog<strong>en</strong>.<br />
eSafety Forum: gezam<strong>en</strong>lijk initiatief van de Europese<br />
Commissie, industrie <strong>en</strong> andere belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met de<br />
bedoeling om de ontwikkeling, installatie <strong>en</strong> ingebruikname van<br />
Intellig<strong>en</strong>t Integrated Safety Systems te versnell<strong>en</strong>.<br />
COMeSafety: ondersteunt het eSafety Forum met betrekking tot<br />
alle zak<strong>en</strong> die verband houd<strong>en</strong> met voertuig-voertuig <strong>en</strong> voertuig<br />
-infrastructuur communicatie.<br />
Global System for Telematics (GST): e<strong>en</strong> EU-funded Integrated<br />
Project dat e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> <strong>en</strong> gestandaardiseerde <strong>en</strong>d-to-<strong>en</strong>d<br />
architectuur voor automotive telematics services ontwikkelt.<br />
Cooperative Vehicule Information Systems (CVIS): grootschalig<br />
Europees project dat zowel technische als niet technische zak<strong>en</strong><br />
met betrekking tot coöperatieve system<strong>en</strong> behandelt. Resultaat<br />
zal de eerste op<strong>en</strong>-source implem<strong>en</strong>tatie van de ISO CALM<br />
architectuur zijn.<br />
128
Safespot: grootschalig Europees project gericht naar veiligheid,<br />
<strong>en</strong> dan vooral de applicaties. Bekijkt welke data deze applicaties<br />
nodig heeft, welke algoritm<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gebruikt word<strong>en</strong>, …<br />
Co-operative Systems for Intellig<strong>en</strong>t Road Safety (COOPERS):<br />
ontwikkelt e<strong>en</strong> systeem voor voertuig-infrastructuur<br />
communicatie gebaseerd op de installatie van Roadside Units<br />
(RSU) langs de autosnelweg.<br />
Secure Vehicular Communication (Sevecom): bekijkt security <strong>en</strong><br />
privacy aspect<strong>en</strong> van ITS-system<strong>en</strong>.<br />
Bij al deze vermelde ITS-toepassing<strong>en</strong>, zowel autonome als coöperatieve,<br />
moet m<strong>en</strong> voor og<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> dat op de finale doelstelling „het verhog<strong>en</strong><br />
van de verkeersveiligheid‟ wordt gefocust. Dit is ge<strong>en</strong> gratuite bed<strong>en</strong>king<br />
omdat stakeholders nogal pleit<strong>en</strong> om de voorzi<strong>en</strong>e system<strong>en</strong> niet<br />
autonoom te lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> maar afhankelijk te mak<strong>en</strong> van de w<strong>en</strong>s van de<br />
bestuurder. Het is te opvall<strong>en</strong>d dat e<strong>en</strong> belangrijk deel van de<br />
autoconstructeurs pleit<strong>en</strong> om de bestuurder te lat<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> of hij e<strong>en</strong><br />
systeem wil in- of uitschakel<strong>en</strong>. Het gek<strong>en</strong>de vertrekpunt van de<br />
autoconstructeurs “elke bestuurder moet op elk og<strong>en</strong>blik meester blijv<strong>en</strong><br />
van het voertuig” wordt bijna tot in het absurde aangehoud<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong><br />
aantal gevall<strong>en</strong> is deze instelling zelfs nefast voor het functionele effect<br />
van de maatregel op de verkeersveiligheid. Dit geldt niet alle<strong>en</strong> voor<br />
verkeersveiligheidssystem<strong>en</strong> naar voetgangers <strong>en</strong> fietsers maar ev<strong>en</strong> goed<br />
voor system<strong>en</strong> die de veiligheid van voertuigbestuurder of passagiers<br />
kunn<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong>.<br />
Opvall<strong>en</strong>d is wel dat af <strong>en</strong> toe hiervan wordt afgewek<strong>en</strong>; dit heeft te<br />
mak<strong>en</strong> met het feit dat het doel van de maatregel ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel effect zou<br />
hebb<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de bestuurder de keuze heeft om hem in- of uit te schakel<strong>en</strong>.<br />
Als voorbeeld geldt het automatisch remm<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> obstakel of e<strong>en</strong><br />
zwakke weggebruiker, wanneer juist het doel van de ITS-toepassing is om<br />
dit ongeval te vermijd<strong>en</strong>; de auto of vrachtwag<strong>en</strong> gaat automatisch in de<br />
remm<strong>en</strong> zonder dat de bestuurder dit kan stur<strong>en</strong>. Waarom e<strong>en</strong> dergelijke<br />
opstelling -van het al dan niet automatisch, zonder interv<strong>en</strong>tie van de<br />
bestuurder in werking tred<strong>en</strong> van deze ITS-techniek<strong>en</strong> - niet aanwezig is<br />
bij Speed managem<strong>en</strong>t of verkeerslicht<strong>en</strong>nadering of verkeersgedrag op<br />
kruispunt<strong>en</strong>, is moeilijk verklaarbaar vanuit efficiëntie of nuttigheid.<br />
Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal ITS-toepassing<strong>en</strong> louter informatief blijv<strong>en</strong> of kunn<strong>en</strong> in<br />
- <strong>en</strong> uitgeschakeld word<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het oordeel van de bestuurder, dan staat<br />
129
steeds het nut van het systeem voor e<strong>en</strong> belangrijk deel ter discussie. Dit<br />
kan geïllustreerd word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aantal voorbeeld<strong>en</strong> :<br />
130<br />
1. Om niet ISA te nem<strong>en</strong>, kan gerefereerd word<strong>en</strong> naar bijv. Lane<br />
keeping systems. Indi<strong>en</strong> Lane keeping e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de garantie voor<br />
werking kan bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn nut voor het voorkom<strong>en</strong> van<br />
ongevall<strong>en</strong> heeft bewez<strong>en</strong>, lijkt het dan nuttig om de bestuurder te<br />
lat<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong> om dit systeem al dan niet te gebruik<strong>en</strong> ?<br />
2. Idem dito voor ACC (Advanced Cruise Control); indi<strong>en</strong> de<br />
problem<strong>en</strong> met invoeg<strong>en</strong>d verkeer, bochtstral<strong>en</strong>, interfer<strong>en</strong>ties, …,<br />
kunn<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, wat zou er dan teg<strong>en</strong> zijn om e<strong>en</strong><br />
dergelijk systeem verplicht te stell<strong>en</strong> voor alle of sommige<br />
voertuigcategorieën ?<br />
3. E<strong>en</strong> ander voorbeeld kan dit vermoedelijk nog sterker illustrer<strong>en</strong>:<br />
indi<strong>en</strong> via infrarood detectie m<strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong><br />
voetganger/fietser tijdig zou kunn<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> <strong>en</strong> het voertuig<br />
veilig -zowel naar de auto-inzitt<strong>en</strong>d<strong>en</strong> als naar de andere<br />
weggebruikers- kan lat<strong>en</strong> reager<strong>en</strong>, dan zou het pas<br />
onaanvaardbaar zijn om de bestuurder hierover te lat<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong>.<br />
Hiermee wordt kort aangegev<strong>en</strong> dat het spanningsveld tuss<strong>en</strong> de “vrijheid<br />
van de bestuurder” <strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> naar de verkeersveiligheid, e<strong>en</strong> taak is<br />
die de overheid perman<strong>en</strong>t zal moet<strong>en</strong> bewak<strong>en</strong>. In de nabije periode -<br />
waarin deze toepassing<strong>en</strong> steeds meer geperfectioneerd <strong>en</strong> betrouwbaarder<br />
word<strong>en</strong>- zal dit e<strong>en</strong> belangrijke overheidstaak word<strong>en</strong>. De voorbereiding<br />
van deze taakinvulling moet dring<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> opgebouwd.<br />
3. ITS <strong>en</strong> snelheidsbeheer<br />
3.1. Het probleem snelheid<br />
Snelheid wordt algeme<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> als één van de risicofactor<strong>en</strong> in het<br />
verkeer (Wegman & Aarts, 2005). Hoe hoger de rijsnelheid, hoe hoger de<br />
botssnelheid <strong>en</strong> de ernst van het ongeval. Bij hogere snelhed<strong>en</strong> heeft de<br />
bestuurder van het voertuig bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> minder tijd om informatie te<br />
verwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarop te reager<strong>en</strong>, wordt de remweg langer <strong>en</strong> wordt het<br />
moeilijker om e<strong>en</strong> ongeval te vermijd<strong>en</strong>.
Hoe hoger de snelheid, hoe ernstiger de consequ<strong>en</strong>ties zijn in term<strong>en</strong> van<br />
schade <strong>en</strong> letsel. Algeme<strong>en</strong> stelt m<strong>en</strong> dat elke 1 km/h vermindering in de<br />
gemiddelde snelheid leidt tot e<strong>en</strong> 2 à 3 % vermindering in ongevall<strong>en</strong> met<br />
gewond<strong>en</strong> (ETSC, 1995; Finch et al., 1994). Ook al is dus e<strong>en</strong> te hoge<br />
snelheid niet de oorzaak van het ongeval, de snelheid heeft e<strong>en</strong> effect op<br />
de ernst van e<strong>en</strong> ongeval. Nilsson (2004) toonde aan met het “Power<br />
Model” dat e<strong>en</strong> 5% stijging in de gemiddelde snelheid e<strong>en</strong> stijging geeft<br />
van 10% in alle soort<strong>en</strong> ongevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> 20% in het aantal ongevall<strong>en</strong> met<br />
dodelijke afloop.<br />
Het BIVV ontwikkelde in 2002 e<strong>en</strong> methodologie voor de uitvoering van<br />
snelheidsmeting<strong>en</strong> (Federale Commissie voor de verkeersveiligheid,<br />
2007). Het gaat hier om objectieve meting<strong>en</strong> die moet<strong>en</strong> toelat<strong>en</strong> de door<br />
de Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal voorgestelde indicator<strong>en</strong> (gemiddelde snelheid, V85,<br />
perc<strong>en</strong>tage voertuig<strong>en</strong> dat de snelheidslimiet met meer dan 10km/u<br />
overschrijdt) te met<strong>en</strong>.<br />
Tabel 2: Gemiddelde waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> snelhed<strong>en</strong> van 2003 tot 2005 (Bron: BIVV)<br />
Aangaande de gemiddelde snelheid werd vastgesteld dat de snelheid<br />
daalde maar nog steeds hoger dan de snelheidslimiet is voor 30 km/u <strong>en</strong><br />
90 km/u.<br />
Tabel 3: V85 snelhed<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> sinds 2003 tot 2005 (Bron: BIVV)<br />
Voor de V85, die e<strong>en</strong> realistische weergave zou moet<strong>en</strong> zijn van de<br />
acceptatie van snelheidslimiet<strong>en</strong> stelt m<strong>en</strong> dat de verkeerslimiet haast<br />
altijd met minimaal 10 km/u wordt overschred<strong>en</strong>. Deze twee indicaties<br />
131
gev<strong>en</strong> aan dat er dring<strong>en</strong>d meer werk moet gemaakt word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />
integraal aanvaardbaar snelheidsbeleid te voer<strong>en</strong>.<br />
132<br />
3.2. Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing<br />
Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing wordt aanzi<strong>en</strong> als één van de meest<br />
vooraanstaande intellig<strong>en</strong>te transportsystem<strong>en</strong> (ITS) om snelheid te<br />
beheers<strong>en</strong>. ISA is de algem<strong>en</strong>e term voor system<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> bestuurder<br />
kunn<strong>en</strong> informer<strong>en</strong>, assister<strong>en</strong> of zelfs dwing<strong>en</strong> om zich aan e<strong>en</strong> de<br />
geld<strong>en</strong>de snelheidslimiet te houd<strong>en</strong> (Regan et al., 2002). Deze system<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> ingedeeld volg<strong>en</strong>s verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong>. Op<strong>en</strong> ISA zijn<br />
system<strong>en</strong> die <strong>en</strong>kel informatie gev<strong>en</strong>. Bij geslot<strong>en</strong> ISA kan m<strong>en</strong> niet meer<br />
sneller rijd<strong>en</strong> dan toegelat<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>vorm zijn semi-op<strong>en</strong> of semigeslot<strong>en</strong><br />
system<strong>en</strong> die ingrijp<strong>en</strong> wanneer de bestuurder te snel rijdt<br />
(bijvoorbeeld teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal). Daarnaast kan m<strong>en</strong> de<br />
system<strong>en</strong> indel<strong>en</strong> in welke vorm van ondersteuning deze bied<strong>en</strong> (Morsink<br />
et al., 2008, Landwehr et al., 2005).<br />
Tabel 4: Categorisatie van ISA system<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s type ondersteuning<br />
Ondersteuningstype Vorm van feedback<br />
Informatief (op<strong>en</strong>) Visueel Bestuurder krijgt <strong>en</strong>kel de limiet<br />
te zi<strong>en</strong><br />
Waarschuw<strong>en</strong>d (op<strong>en</strong>/<br />
semi-op<strong>en</strong>)<br />
Waarschuw<strong>en</strong>d/<br />
Assister<strong>en</strong>d (half-op<strong>en</strong>)<br />
Automatische controle<br />
(geslot<strong>en</strong>)(variatie op<br />
snelheidsbegr<strong>en</strong>zing)<br />
Visueel/auditief Naast het ton<strong>en</strong> van de limiet<br />
krijgt de bestuurder e<strong>en</strong> auditief<br />
of visueel signaal als de bestuurder<br />
te snel rijdt.<br />
afname gastoevoer De bestuurder krijgt e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>druk<br />
op het pedaal wanneer m<strong>en</strong><br />
te snel rijdt<br />
afname gastoevoer/<br />
dode pedaal systeem<br />
Het overschrijd<strong>en</strong> van de maximale<br />
snelheid is niet mogelijk.<br />
E<strong>en</strong> hoofdonderscheid dat gemaakt wordt is tuss<strong>en</strong> informatieve ISA <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de ISA. Informatieve system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zich beperk<strong>en</strong> tot<br />
het ton<strong>en</strong> van de limiet <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beperkte waarschuwing bij e<strong>en</strong> te hoge<br />
snelheid. Ondersteun<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong> ook in op het voertuig door<br />
bijvoorbeeld druk te gev<strong>en</strong> op het gaspedaal. Hieronder wordt dan e<strong>en</strong>
tweede onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> vrijwillige informatieve <strong>en</strong> vrijwillige<br />
ondersteun<strong>en</strong>de ISA (deze word<strong>en</strong> dan geactiveerd door de bestuurder<br />
zelf) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong>d informatief <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de ISA (deze<br />
system<strong>en</strong> zijn altijd actief <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> uitgeschakeld.<br />
3.2.1. Demonstraties met ISA<br />
Sinds de jar<strong>en</strong> 80 werd er al onderzoek verricht naar ISA. Naast<br />
simulatorstudies werd<strong>en</strong> er in heel wat land<strong>en</strong> trials gehoud<strong>en</strong> om deze<br />
system<strong>en</strong> te test<strong>en</strong>. De opzet van <strong>en</strong>kele trials word<strong>en</strong> kort weergegev<strong>en</strong>.<br />
Australië<br />
Vijfti<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> – g<strong>en</strong>aamd de SafeCars – hebb<strong>en</strong> elk haast 16 000 km<br />
afgelegd per bestuurder (23 bestuurders in totaal). De Safecars war<strong>en</strong><br />
uitgerust met vier (eig<strong>en</strong> ontwikkelde) intellig<strong>en</strong>te transportsystem<strong>en</strong>:<br />
Intellig<strong>en</strong>te snelheidsaanpassing (ISA) (Regan et al. 2006), Following<br />
Distance Warning (FDW – Automatische waarschuw<strong>en</strong>d systeem bij<br />
overschrijd<strong>en</strong> van de volgafstand), Waarschuwing bij het niet drag<strong>en</strong> van<br />
gordel (Seatbelt Reminder), Reverse Collision Warning (RCW). Elke<br />
wag<strong>en</strong> was ook uitgerust met e<strong>en</strong> automatische motorvoertuigverlichting<br />
overdag (MVO). Dit project was één van de eerste die het effect van ISA<br />
in relatie bracht met andere ITS-toepassing<strong>en</strong>. Vijfti<strong>en</strong> Ford Sedans<br />
werd<strong>en</strong> uitgerust met de ITS-system<strong>en</strong>. Deze system<strong>en</strong> war<strong>en</strong> zodanig<br />
ontworp<strong>en</strong> dat de bestuurder <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> waarschuwing kreeg wanneer er<br />
e<strong>en</strong> overtreding voordeed of indi<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> mogelijk risico bestond voor<br />
onveilig rijgedrag: het ISA-systeem waarschuwde indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> meer dan 2<br />
km/u bov<strong>en</strong> de snelheidslimiet reed. E<strong>en</strong> eerste waarschuwing gebeurde<br />
door middel van e<strong>en</strong> visueel signaal. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> deze waarschuwing<br />
negeerde voor langer dan 2 second<strong>en</strong>, dan kreeg de bestuurder opwaartse<br />
druk te voel<strong>en</strong> aan het gaspedaal.<br />
België<br />
In navolging van diverse Europese trials, werd in G<strong>en</strong>t in oktober 2002 de<br />
start gegev<strong>en</strong> voor de eerste ISA-trial in België. Er werd<strong>en</strong> 37 voertuig<strong>en</strong><br />
met het actieve gaspedaal uitgerust, waarmee 62 bestuurders haast e<strong>en</strong><br />
anderhalf jaar met ISA in de G<strong>en</strong>tse stadskern red<strong>en</strong> (Vlass<strong>en</strong>root et al.,<br />
2007).<br />
133
In het G<strong>en</strong>tse ISA-project werd het intellig<strong>en</strong>te gaspedaal of actieve<br />
gaspedaal van de Zweedse firma IMITA gebruikt. Dit ISA-systeem werkt<br />
door middel van e<strong>en</strong> digitale weg<strong>en</strong>kaart met snelheidsinformatie, in<br />
combinatie met differ<strong>en</strong>tiële GPS voor exacte positiebepaling. In dit<br />
systeem kunn<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> erg e<strong>en</strong>voudige wijze snelheidszones word<strong>en</strong><br />
gewijzigd of toegevoegd; dit kan door wijziging in de navigatie-unit van<br />
het voertuig. Dit systeem wordt aangeduid als halfop<strong>en</strong>, omdat m<strong>en</strong> als<br />
bestuurder nog kan interv<strong>en</strong>iër<strong>en</strong>: de bestuurder kan sneller rijd<strong>en</strong>, maar<br />
de teg<strong>en</strong>druk blijft op het gaspedaal.<br />
Het systeem is statisch aangezi<strong>en</strong> de snelheidslimiet<strong>en</strong> vast staan op e<strong>en</strong><br />
digitale kaart. Het systeem bepaalt door de gemet<strong>en</strong> GPS positie waar het<br />
voertuig is <strong>en</strong> zoekt deze positie op in de elektronische kaart die in het<br />
geheug<strong>en</strong> van het systeem aanwezig is. In deze kaart is aangegev<strong>en</strong> welke<br />
snelheid voor welke positie (straat) geldt. Vervolg<strong>en</strong>s wordt de<br />
voertuigsnelheid met de in de kaart aangegev<strong>en</strong> snelheid vergelek<strong>en</strong>. In de<br />
volledige stad G<strong>en</strong>t (15.643 ha) is ISA actief. Dit gebied omvat<br />
verschill<strong>en</strong>de snelheidszones: voetgangerszone (wettelijk 5km/u (systeem<br />
staat op 15 km/u)), 30 km/u, 50 km/u, 70 km/u, 90 km/u, 120 km/u.<br />
Binn<strong>en</strong> het actieve gebied kan de snelheid niet gewijzigd word<strong>en</strong> noch het<br />
systeem word<strong>en</strong> uitgeschakeld. Buit<strong>en</strong> het gebied kan de bestuurder de<br />
snelheid handmatig instell<strong>en</strong>; het systeem werkt dan binn<strong>en</strong> deze snelheid<br />
op dezelfde wijze: teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal bij het bereik<strong>en</strong> van de<br />
ingestelde maximale snelheid.<br />
134<br />
D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />
In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> start m<strong>en</strong> nu met e<strong>en</strong> project met jonge bestuurders tuss<strong>en</strong><br />
de 18 <strong>en</strong> de 24 jaar. Deze groep wordt beschouwd als de groep die het<br />
grootste risico voor e<strong>en</strong> ongeval vorm<strong>en</strong>; dit kan verklaard word<strong>en</strong> door<br />
<strong>en</strong>erzijds het gebrek aan rijervaring <strong>en</strong> anderzijds het minder respecter<strong>en</strong><br />
van verkeersregels. In algem<strong>en</strong>e zin heeft deze trial tot doel om na te gaan<br />
of jongere bestuurders die rijd<strong>en</strong> met ISA, gecombineerd met e<strong>en</strong> korting<br />
op de verzekeringspremie, gemotiveerd zijn om minder snel te rijd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
hierdoor e<strong>en</strong> veiliger verkeersgedrag te ontwikkel<strong>en</strong>. In dit project wil<br />
m<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> in hoeverre financiële stimuli verandering kan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />
in het verkeersgedrag; tev<strong>en</strong>s wordt de problematiek van het opmak<strong>en</strong> <strong>en</strong>
het gebruik van GPS-gebaseerde digitale snelheidskaart<strong>en</strong> onderzocht<br />
(Lahrman, 2007).<br />
Frankrijk<br />
De bedoeling van het Lavia-project (Lavia staat voor Limiteur s‟Adaptant<br />
à la VItesse Autorisée) was om de snelheidsmaatregel<strong>en</strong> in het voertuig op<br />
drie vlakk<strong>en</strong> te evaluer<strong>en</strong>: acceptatie door de bestuurders, invloed op het<br />
rijgedrag <strong>en</strong> het effect van ISA op de verkeersveiligheid. E<strong>en</strong> belangrijk<br />
gegev<strong>en</strong> is dat deze trial in sam<strong>en</strong>werking was met autoconstructeurs<br />
(Saad et al., 2007).<br />
Er werd<strong>en</strong> vier soort<strong>en</strong> ISA getest: neutraal, informatief, halfop<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
geslot<strong>en</strong>. Telk<strong>en</strong>s werd de bestuurder via e<strong>en</strong> geluidssignaal<br />
gewaarschuwd wanneer hij het testgebied binn<strong>en</strong>reed. In drie gevall<strong>en</strong><br />
(niet bij neutraal) werd binn<strong>en</strong> het testgebied de geld<strong>en</strong>de maximale<br />
snelheid aangeduid. Telk<strong>en</strong>s als de snelheid wijzigt, wordt deze wijziging<br />
al vooraf in de wag<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> - op 20 m binn<strong>en</strong> de bebouwde kom, op<br />
50 m erbuit<strong>en</strong>. Als er sneller gered<strong>en</strong> wordt dan de toegelat<strong>en</strong><br />
maximumsnelheid, flikkert de maximumsnelheid in de wag<strong>en</strong>, waardoor<br />
de aandacht van de chauffeur visueel gevestigd wordt op de overschrijding<br />
van de maximale snelheid. Zowel in het halfop<strong>en</strong> als het geslot<strong>en</strong> systeem<br />
is e<strong>en</strong> kick-down voorzi<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat het ISA-systeem tijdelijk<br />
wordt uitgeschakeld als m<strong>en</strong> door de weerstand van het pedaal duwt.<br />
Nadat de auto weer trager rijdt dan de maximaal toegelat<strong>en</strong> snelheid,<br />
wordt het systeem opnieuw geactiveerd. De bestuurders testt<strong>en</strong> alle<br />
system<strong>en</strong>; op bepaalde dag<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de testperiode schakelde het voertuig<br />
automatisch van het <strong>en</strong>e systeem over op het andere.<br />
Nederland<br />
In 1999 tot 2000 werd e<strong>en</strong> trial gehoud<strong>en</strong> in Tilburg met 20 voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
één bus met e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> systeem (dode pedaal-systeem) (AVV, 2001).<br />
Honderdtwintig bestuurders red<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s voor ongeveer 8 wek<strong>en</strong>. Deze<br />
trial demonstreerde e<strong>en</strong> positief effect in de afname van de gemiddelde<br />
snelheid.<br />
135
136<br />
Zwed<strong>en</strong><br />
In totaal werd<strong>en</strong> ongeveer 5000 voertuig<strong>en</strong> uitgerust met diverse ISAvariant<strong>en</strong><br />
in vier sted<strong>en</strong>: 400 voertuig<strong>en</strong> in Borlänge, 290 in Lund, 280 in<br />
Lidköping <strong>en</strong> 4000 in Umeå (Biding and Lind, 2002). Tijd<strong>en</strong>s deze<br />
periode heeft m<strong>en</strong> drie system<strong>en</strong> getest: in Umeå is e<strong>en</strong> „waarschuw<strong>en</strong>d‟<br />
of „warning‟ ISA getest waarbij de bestuurder e<strong>en</strong> visueel <strong>en</strong> auditief<br />
signaal ontvangt wanneer hij de legitieme snelheid overschrijd. Het<br />
systeem van Borlänge is gelijkaardig, maar de bestuurder krijgt tev<strong>en</strong>s de<br />
legitieme snelheid op e<strong>en</strong> scherm weergegev<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> spreekt dan over e<strong>en</strong><br />
informatief of „informative ISA.‟ In Lund is de „active accelerator‟ of<br />
intellig<strong>en</strong>t gaspedaal getest, wat betek<strong>en</strong>d dat wanneer de bestuurder de<br />
maximale toegelat<strong>en</strong> snelheid bereikt er e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal<br />
wordt gegev<strong>en</strong>. Zowel het systeem met de „active accelerator‟ als het<br />
„informative system‟ is getest in Lidköpig.<br />
3.2.2. Verwachte resultat<strong>en</strong><br />
In haast alle trials werd e<strong>en</strong> duidelijke reductie gevond<strong>en</strong> in gemiddelde<br />
snelheid <strong>en</strong> in afname van snelheidsovertreding<strong>en</strong> (AVV, 2001,<br />
Vlass<strong>en</strong>root et al. 2007, Lahrman, 2007, Biding <strong>en</strong> Lind, 2002, Saad,<br />
2007). E<strong>en</strong> snelheidsreductie van minimaal 2 km/u tot 7 km/u gemiddeld<br />
werd vastgesteld in alle trials. Gezi<strong>en</strong> deze effect<strong>en</strong> in de trials, wordt<br />
verder algeme<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat ISA e<strong>en</strong> degelijke reductie kan bied<strong>en</strong> in<br />
het aantal ongevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ernst van de ongevall<strong>en</strong> (PROSPER, 2006;<br />
Varhelyi, 1996; Louwerse & Hoog<strong>en</strong>doorn, 2004). Carst<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tate (2005)<br />
maakt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overzichtsstudie waar de veiligheidsaspect<strong>en</strong> van<br />
verschill<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> werd gemaakt. In deze studie werd e<strong>en</strong> schatting<br />
gemaakt naar wat effect ISA kan oplever<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> volledige<br />
implem<strong>en</strong>tatie, afhang<strong>en</strong>d van het systeemtype.
Tabel 5: Geraamde effect<strong>en</strong> van ISA op verkeersveiligheid (Carst<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tate, 2005)<br />
Type systeem Type<br />
snelheidslimiet<br />
Raming naar<br />
ongevall<strong>en</strong> met<br />
gewond<strong>en</strong><br />
Raming naar<br />
ongevall<strong>en</strong> met<br />
zwaargewond<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> dod<strong>en</strong><br />
Informatief Statisch 10% 14% 18%<br />
Vrijwillig<br />
ondersteun<strong>en</strong>d /<br />
ingrijp<strong>en</strong>d<br />
systeem<br />
Verplicht<br />
geslot<strong>en</strong><br />
systeem<br />
Variabel 10% 14% 19%<br />
Dynamisch 13% 18% 24%<br />
Statisch 10% 15% 19%<br />
Variabel 11% 16% 20%<br />
Dynamisch 18% 26% 32%<br />
Statisch 20% 29% 37%<br />
Variabel 22% 31% 39%<br />
Dynamisch 36% 48% 59%<br />
Raming naar<br />
dodelijke ongevall<strong>en</strong><br />
Afhang<strong>en</strong>d van welk systeem er wordt toegepast merkt m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke<br />
reductie aangaande ongevall<strong>en</strong>. Het meeste effect zou e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />
verplicht systeem zijn (de bestuurder wordt altijd gelimiteerd). Bij dit<br />
laatste systeem is echter de vraag of aanvaardbare implem<strong>en</strong>tatie van zo‟n<br />
systeem mogelijk is.<br />
Op vlak van milieuaspect<strong>en</strong> is het bepal<strong>en</strong> van de effect<strong>en</strong> van ISA<br />
complexer (zie hoger). Fe<strong>en</strong>stra <strong>en</strong> Van der Horst (2006) stell<strong>en</strong> dat het<br />
aanhoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>zelfde snelheid kan leid<strong>en</strong> tot 25% minder verbruik<br />
(geacht rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de juiste versnelling. M<strong>en</strong> stelt ook dat het<br />
toepass<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> strikter snelheidsbeleid met lagere snelhed<strong>en</strong> aanleiding<br />
kan gev<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> lagere geluidsoverlast. In de Zweedse trial (Varhelyi et<br />
al., 2004) stelt m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vermindering van 11% CO, 7% NOx <strong>en</strong> 8% HC op<br />
50 km/u weg<strong>en</strong> (niet urbane omgeving). Liu et al. (1999) steld<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />
volledige p<strong>en</strong>etratie van geslot<strong>en</strong> system<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reductie vast in b<strong>en</strong>zine<br />
van 8% in urbane omgeving, 8% in niet urbane omgeving, 3% voor rurale<br />
weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1% op snelweg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> reductie van emissies was ongeveer 2%.<br />
Algeme<strong>en</strong> wordt gesteld dat ISA e<strong>en</strong> effect op het milieu kan hebb<strong>en</strong> maar<br />
meer gedetailleerd onderzoek nodig is om dit verder te bepal<strong>en</strong>.<br />
137
Bij het gebruik van ISA word<strong>en</strong> ook <strong>en</strong>kele negatieve effect<strong>en</strong> vastgesteld<br />
zoals later remm<strong>en</strong> <strong>en</strong> kortere volgafstand (Comte, 1998). E<strong>en</strong><br />
vermindering van de aandacht wordt ook gesteld, alhoewel het rijd<strong>en</strong> met<br />
ISA aanleiding kan gev<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verhoogde alertheid voor bestuurders op<br />
andere wegsituaties buit<strong>en</strong> de snelheid. In sommige trials werd tev<strong>en</strong>s<br />
irritaties <strong>en</strong> frustraties vastgesteld bij het gebruik (Jamson et al., 2006).<br />
Alhoewel dit laatste afhangt van welk type gebruiker.<br />
De aanvaarding van ISA is in haast alle trials goed tot zeer goed te<br />
noem<strong>en</strong>. Aanvaarding is wel sterk afhankelijk van het type bestuurder, de<br />
leeftijd, <strong>en</strong>z. Aanvaarding hangt ook af van welk type ISA er werd<br />
gebruikt, hoe de wegsituaties war<strong>en</strong> (bijvoorbeeld slechte aanduiding<br />
limiet<strong>en</strong>). Vlass<strong>en</strong>root et al. (2007) steld<strong>en</strong> vast hoe de implem<strong>en</strong>tatie van<br />
e<strong>en</strong> bepaalde snelheidszone, zonder degelijke informatie of<br />
infrastructurele maatregel<strong>en</strong> aanleiding gaf tot e<strong>en</strong> hogere frustratie bij de<br />
ISA-gebruikers.<br />
138<br />
3.2.3. Snelheidsdatabank<br />
Om ISA mogelijk te mak<strong>en</strong> is het nodig om te kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over<br />
snelheidsdata. In dit kader werd voor Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerste verk<strong>en</strong>de<br />
onderzoek gedaan (De Mol <strong>en</strong> Vlass<strong>en</strong>root, 2006), wat de krachtlijn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
principes beschrijv<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> snelheidsdatabank op te bouw<strong>en</strong>. De start<br />
van het verzamel<strong>en</strong> van de verkeersbord<strong>en</strong> op Vlaamse weg<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong><br />
aanzet zijn om e<strong>en</strong> snelheidskaart verder te ontwikkel<strong>en</strong> om ISA mogelijk<br />
te mak<strong>en</strong>. Echter di<strong>en</strong>t de aanmaak <strong>en</strong> opstelling van deze databank te<br />
voldo<strong>en</strong> aan bepaalde technische <strong>en</strong> juridische voorwaard<strong>en</strong>. Het in kaart<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van weg<strong>en</strong>, zeker met e<strong>en</strong> indeling in e<strong>en</strong> juiste<br />
wegcategorisering is al e<strong>en</strong> hele opdracht voor weg<strong>en</strong>kaartfabrikant<strong>en</strong>. Als<br />
m<strong>en</strong> nog op e<strong>en</strong> specifieker niveau – de aanduiding van snelheidszones -<br />
gaat kijk<strong>en</strong>, wat dan ook nog vrij variabele gegev<strong>en</strong>s zijn, vindt m<strong>en</strong> al<br />
meerdere problem<strong>en</strong>. In eerste instantie zijn deze gegev<strong>en</strong>s haast niet<br />
gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> over deze gegev<strong>en</strong>s kan beschikk<strong>en</strong> zijn deze vaak<br />
versnipperd weer te vind<strong>en</strong>.<br />
In kader van deze problematiek werd e<strong>en</strong> Europees project opgestart,<br />
g<strong>en</strong>aamd SpeedAlert (Landwehr, et al., 2005). SpeedAlert richtte zich naar<br />
het creër<strong>en</strong> van uniforme Europese snelheidsclassificaties <strong>en</strong> het in kaart<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de specifieke nod<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> functioneel werkkader om
snelheidswaarschuw<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. Vooral de<br />
gedeelde verantwoordelijkheid tuss<strong>en</strong> de overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de private sector<br />
tot het kom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> databank <strong>en</strong> het gebruik van uniforme<br />
datastandaard<strong>en</strong> werd hier b<strong>en</strong>adrukt. In relatie met SpeedAlert werd<strong>en</strong><br />
nog andere initiatiev<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op het verzamel<strong>en</strong><br />
van weginformatie (EUROROADS, Maps&Adas, ...) maar ook de wijze<br />
waarop deze informatie kan doorgegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan de eindgebruiker.<br />
ActMAP is e<strong>en</strong> Europees gefinancierd project met als doel strategieën <strong>en</strong><br />
mechanism<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> voor dynamische updates van digitale map<br />
databases. Up-to-date map compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> geïntroduceerd word<strong>en</strong><br />
in / of gehecht word<strong>en</strong> aan de in het voertuig aanwezige kaart. Het belang<br />
van ActMAP ligt vooral naar het up-to-date houd<strong>en</strong> van de<br />
snelheidsdatabank zowel bij de dataverzameling als naar de eindgebruiker.<br />
Naast deze Europese project<strong>en</strong> zijn er landelijke initiatiev<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om<br />
e<strong>en</strong> snelheidskaart te ontwikkel<strong>en</strong>. Zwed<strong>en</strong> bleek over e<strong>en</strong> uniforme<br />
manier te beschikk<strong>en</strong> (gebaseerd op bestaande Europese <strong>en</strong> internationale<br />
standaard<strong>en</strong> van GIS-system<strong>en</strong> <strong>en</strong> STEP (Standard for the Exchange of<br />
Product model data)) om data te verzamel<strong>en</strong>. De sterkte van de De<strong>en</strong>se<br />
snelheidsdatabank is vooral geleg<strong>en</strong> in de snelheid waarin de<br />
snelheidsdata werd verzameld. Op 4 wek<strong>en</strong> werd in de regio Noord-<br />
Jutland ongeveer 5.600 verkeersbord<strong>en</strong> op 12.000 km in kaart gebracht.<br />
De collectie van de snelheidsbord<strong>en</strong> gebeurde met e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig te<br />
bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> GPS-unit met e<strong>en</strong> specifiek keyboard. In Nederland k<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de<br />
snelheidsdatabase die door middel van e<strong>en</strong> webinterface de data<br />
verzamelde. Echter blijkt dat deze data niet volledig aan de kwaliteitseis<strong>en</strong><br />
voldoet om bepaalde ITS-toepassing<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. In Finland<br />
werd de organisatiestructuur die zowel wettelijk als budgettaire aspect<strong>en</strong><br />
bevat beschrev<strong>en</strong>. De wet voorzag: het statuut van de database, financiële<br />
regeling<strong>en</strong>, wijze van datacollectie <strong>en</strong> updating, copyright afsprak<strong>en</strong>,<br />
juridische afsprak<strong>en</strong>, recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> plicht<strong>en</strong> van alle betrokk<strong>en</strong> partners.<br />
Op Europees vlak wordt e<strong>en</strong> duidelijk technisch <strong>en</strong> bestuurlijk kader<br />
gebod<strong>en</strong>, terwijl diverse landelijke initiatiev<strong>en</strong> blijk gev<strong>en</strong> van creativiteit<br />
<strong>en</strong> inzicht om het verzamel<strong>en</strong> van data <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de databronn<strong>en</strong><br />
(diverse wegbeheerders) op elkaar af te stemm<strong>en</strong>. Alhoewel de landelijke<br />
databases het verzamel<strong>en</strong> strikt in overheidshand<strong>en</strong> hield, staat dit ge<strong>en</strong><br />
sam<strong>en</strong>werking met privépartners in de weg.<br />
139
140<br />
4. Communicatietechniek<strong>en</strong> ter ondersteuning van veiligheid<br />
In het voorgaande werd geschetst wat Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong><br />
zijn, welke toepassing<strong>en</strong> er mogelijk zijn <strong>en</strong> welke voordel<strong>en</strong> deze met<br />
zich mee kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> subset van de ITS-system<strong>en</strong>, de<br />
coöperatieve system<strong>en</strong>, werd vermeld dat deze steun<strong>en</strong> op voertuigvoertuig<br />
<strong>en</strong> voertuig-infrastructuur communicatie om informatie uit te<br />
wissel<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevaarlijke situaties te vermijd<strong>en</strong>.<br />
In dit hoofdstuk wordt verder bekek<strong>en</strong> welke draadloze communicatie<br />
technologieën in aanmerking kom<strong>en</strong> om toegepast te word<strong>en</strong> in ITS-<br />
system<strong>en</strong>. Ondanks de vele aandacht die wereldwijd aan ITS-system<strong>en</strong><br />
wordt gegev<strong>en</strong>, is er nog ge<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus over de draadloze technologie<br />
die hiervoor gebruikt moet word<strong>en</strong>. Dit komt doordat er e<strong>en</strong> groot aantal<br />
geschikte technologieën bestaan of in ontwikkeling zijn die voor ITSsystem<strong>en</strong><br />
toepasbaar zijn. Elke technologie heeft zijn specifieke voor- <strong>en</strong><br />
nadel<strong>en</strong>, wat er voor zorgt dat ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele de ideale oplossing is voor alle<br />
mogelijke ITS-toepassing<strong>en</strong>. Wel kunn<strong>en</strong> er drie grote groep<strong>en</strong><br />
onderscheid<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De eerste groep omvat communicatie op korte<br />
afstand, speciaal voor ITS doeleind<strong>en</strong>. Belangrijkste voorbeeld hiervan is<br />
de IEEE 802.11p standaard. De tweede groep bestaat uit verschill<strong>en</strong>de<br />
cellulaire data communicati<strong>en</strong>etwerk<strong>en</strong> die dekking voorzi<strong>en</strong> over grote<br />
gebied<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn GPRS, UMTS, WiMAX <strong>en</strong> MBWA.<br />
De derde groep bestaat uit digitale data broadcast technologieën zoals<br />
RDS, DAB <strong>en</strong> DMB, <strong>en</strong> DVB-H. Bedoeling van dit hoofdstuk is om de<br />
lezer e<strong>en</strong> notie te gev<strong>en</strong> van waar elke technologie voor staat.<br />
4.1. Communicatie technologie voor korte afstand<br />
4.1.1. IEEE 802.11p<br />
Deze communicatiestandaard is gebaseerd op de sterk ingeburgerde IEEE<br />
802.11 Wireless LAN technologie die typisch gebruikt wordt voor<br />
draadloze internet toegang thuis <strong>en</strong> op kantoor. Specificeert de MAC <strong>en</strong><br />
fysische laag, <strong>en</strong> maakt deel uit van de Wireless Access to Vehicular<br />
Environm<strong>en</strong>ts (WAVE) standaard.<br />
De fysische laag is e<strong>en</strong> variatie op de OFDM gebaseerde IEEE 802.11a<br />
standaard. Het neemt exact dezelfde signaal verwerking <strong>en</strong> specificatie
over van de IEEE 802.11a standaard, behalve voor de volg<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> : het<br />
opereert op de 5.9 GHz frequ<strong>en</strong>tieband, het laat hogere Effective Isotropic<br />
Radiated Power (EIRP) toe <strong>en</strong> het gebruikt smallere bandbreedte kanal<strong>en</strong><br />
(10 MHz) wat leidt tot het halver<strong>en</strong> van de beschikbare datasnelhed<strong>en</strong>. Op<br />
MAC niveau, is Prioritized Channel Access in IEEE 802.11p voorzi<strong>en</strong><br />
door gebruik te mak<strong>en</strong> van de Enhanced Distributed Channel Access<br />
(EDCA) mechanism<strong>en</strong> die origineel terug te vind<strong>en</strong> zijn in de IEEE<br />
802.11e standaard (Stibor, Zang <strong>en</strong> Reumerman, 2007).<br />
Om succesvol toegepast te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de frequ<strong>en</strong>ties waar<br />
deze standaard gebruik van maakt gereserveerd word<strong>en</strong> voor ITS–<br />
system<strong>en</strong>. In de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> werd de 5,9 GHz band e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong><br />
geled<strong>en</strong> gereserveerd door de Federal Communication Commission (FCC)<br />
voor gebruik in ITS-system<strong>en</strong>. In Europa werd onlangs, op 5 augustus<br />
2008, 30 MHz in de 5,9 GHz band gereserveerd voor ITS-toepassing<strong>en</strong>.<br />
Dit spectrum zou binn<strong>en</strong> de 6 maand<strong>en</strong> door alle lidstat<strong>en</strong> moet<br />
gealloceerd zijn.<br />
De IEEE 802.11p standaard wordt algeme<strong>en</strong> beschouwd als dé<br />
opkom<strong>en</strong>de technologie voor voertuig-voertuig communicatie. Het kan<br />
ook gebruikt word<strong>en</strong> voor voertuig-infrastructuur communicatie, maar dit<br />
vereist wel e<strong>en</strong> massale uitrol van roadside units zoals in het COOPERS<br />
project. Het voordeel van deze standaard is de lage kost (aangezi<strong>en</strong> het<br />
gebaseerd is op de reeds geruime tijd beschikbare 802.11 technologie, <strong>en</strong><br />
het gebruik maakt van lic<strong>en</strong>tievrij spectrum), <strong>en</strong> het feit dat deze zeer lowdelay<br />
voertuig-voertuig communicatie kan voorzi<strong>en</strong>, wat niet mogelijk is<br />
met cellulaire technologie zoals GPRS <strong>en</strong> UMTS (Wewetzer, Caliskan,<br />
Meier <strong>en</strong> Luebke, 2007). E<strong>en</strong> aantal problem<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> echter nog verder<br />
word<strong>en</strong> onderzocht vooraleer de standaard matuur g<strong>en</strong>oeg is voor<br />
installatie in de voertuig<strong>en</strong>, het belangrijkste hiervan is het<br />
schaalbaarheidsprobleem : de standaard kan nog niet overweg met veel<br />
hoge prioriteit bericht<strong>en</strong> in sc<strong>en</strong>ario‟s met e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie van<br />
voertuig<strong>en</strong>. (Eichler), (Kosh, Adler, Eichler, et al, 2006).<br />
141
142<br />
4.2. Cellulaire data communicati<strong>en</strong>etwerk<strong>en</strong><br />
4.2.1. GPRS<br />
G<strong>en</strong>eral Packet Radio Services (GPRS) is e<strong>en</strong> mobiele data service<br />
beschikbaar voor gebruikers van het GSM netwerk. Het maakt bescheid<strong>en</strong><br />
datasnelhed<strong>en</strong> mogelijk van 56 tot 114 kbps. Hiervoor maakt de GPRS<br />
service gebruik van ongebruikte Time Division Multiple Access (TDMA)<br />
kanal<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het GSM netwerk. GPRS kan gebruikt word<strong>en</strong> voor<br />
di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> als Wireless Application Protocol (WAP) toegang, Short<br />
Message Service (SMS), Multimedia Messaging Service (MMS) <strong>en</strong> voor<br />
internet toegang zoals email <strong>en</strong> browsing. GPRS netwerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vaak<br />
omschrev<strong>en</strong> als « 2,5 G », zijnde de stap tuss<strong>en</strong> de tweede (2G) <strong>en</strong> derde<br />
(3G) g<strong>en</strong>eratie van mobiele telefonie.<br />
E-GPRS, ook wel EDGE g<strong>en</strong>oemd, is e<strong>en</strong> verdere evolutie van GPRS<br />
gebaseerd op moderne <strong>en</strong>codering. In dit geval kan de effectieve pakket<br />
data rate ongeveer 180 kbps effectief hal<strong>en</strong>. Dit soort netwerk wordt soms<br />
ook 2,75 G g<strong>en</strong>oemd.<br />
Het voordeel van GPRS is dat het algeme<strong>en</strong> beschikbaar is, bijna overal<br />
waar GSM dekking is, is er ook GPRS connectiviteit voorhand<strong>en</strong>. Nadeel<br />
is dat de datasnelheid vrij beperkt is, <strong>en</strong> dat deze last heeft van relatief<br />
hoge vertraging. Op langere termijn zal GPRS waarschijnlijk vervang<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> door UMTS, WiMAX <strong>en</strong>/of MBWA.<br />
4.2.2. UMTS<br />
Universal Mobile Telecommunications system (UMTS) is één van de 3G<br />
mobiele netwerk<strong>en</strong>. De meest voorkom<strong>en</strong>de UMTS netwerk<strong>en</strong> op dit<br />
mom<strong>en</strong>t steun<strong>en</strong> op Wideband Code Division Multiple Access (W-<br />
CDMA). Deze netwerk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in theorie data snelhed<strong>en</strong> tot 14 Mbps<br />
aanbied<strong>en</strong>, maar gebruikers kunn<strong>en</strong> in de praktijk snelhed<strong>en</strong> tot 384 kbps<br />
verwacht<strong>en</strong>.<br />
Sinds 2006 word<strong>en</strong> veel UMTS netwerk<strong>en</strong> opgewaardeerd met High<br />
Speed Downlink Packet Access (HSDPA), soms ook aangeduid als 3,5 G.<br />
HSDPA maakt downloadsnelhed<strong>en</strong> tot 7.2 Mbps mogelijk. Op langere<br />
termijn wil het 3GPP, de drijv<strong>en</strong>de kracht achter de ontwikkeling van de
UMTS standaard, UMTS opwaarder<strong>en</strong> naar 4G dankzij het Long Term<br />
Evolution (LTE) project. Door gebruik te mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />
g<strong>en</strong>eratie, OFDM gebaseerde, air interface technologie, zoud<strong>en</strong> snelhed<strong>en</strong><br />
van 100 Mbps downlink <strong>en</strong> 50 Mbps uplink mogelijk moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Naast internettoegang voor email <strong>en</strong> webbrowsing ondersteunt UMTS ook<br />
videoconfer<strong>en</strong>cing, download<strong>en</strong> van muziek <strong>en</strong> videobeeld<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het<br />
bekijk<strong>en</strong> van live tv. Het voordeel van UMTS als ITS-technologie is dat<br />
het hogere snelhed<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> heeft dan GPRS. Er is ook ondersteuning<br />
voor snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers, maar daar moet eerlijkheidshalve aan<br />
toegevoegd word<strong>en</strong> dat de datasnelheid sterk zakt aan hogere snelhed<strong>en</strong>.<br />
Voor GSM operator<strong>en</strong> is het technisch gezi<strong>en</strong> niet zo moeilijk om over te<br />
stapp<strong>en</strong> naar UMTS netwerk<strong>en</strong>. Dit kan echter met hoge kost<strong>en</strong> gepaard<br />
gaan dankzij de dure spectrum lic<strong>en</strong>ties. Daardoor zijn de kost<strong>en</strong> voor de<br />
eindgebruiker aan de vrij hoge kant. E<strong>en</strong> ander nadeel van UMTS is het<br />
feit dat deze net zoals GPRS last heeft van relatief hoge vertraging<strong>en</strong><br />
(Wewetzer, Caliskan, Meier <strong>en</strong> Luebke, 2007).<br />
4.2.3. WiMax (IEEE 802.16e)<br />
WiMAX is e<strong>en</strong> point-to-multipoint (PMP) draadloze netwerk technologie<br />
die gebruik maakt van radiofrequ<strong>en</strong>ties op gelic<strong>en</strong>cieerde band<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />
10 <strong>en</strong> 66 GHz. Op de hoogste frequ<strong>en</strong>ties kunn<strong>en</strong> de signal<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />
obstakels meer p<strong>en</strong>etrer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> is er dus e<strong>en</strong> directe line-of-sight verbinding<br />
nodig. Op de lagere WiMAX kanal<strong>en</strong> is dit niet het geval. De maximale<br />
bereikbare afstand voor e<strong>en</strong> communicatielink is ongeveer 30 mijl.<br />
WiMAX netwerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgebouwd zoals cellulaire netwerk<strong>en</strong>, met<br />
base stations die e<strong>en</strong> cel voorzi<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> diameter van <strong>en</strong>kele kilometers.<br />
De WiMAX standaard beschrijft zowel de MAC als de fysische laag, <strong>en</strong> is<br />
geoptimaliseerd voor grote afstand<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervoor is het feit dat<br />
WiMAX vooral bedoeld is als e<strong>en</strong> « last mile » oplossing die<br />
datasnelhed<strong>en</strong> aanbiedt vergelijkbaar mat kabel <strong>en</strong> DSL internet<br />
aansluiting<strong>en</strong>. Soms wordt WiMAX beschrev<strong>en</strong> als de draadloze<br />
vervanger van bekabelde breedband internet aansluiting<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> uitbreiding op deze standaard is de 802.16e standaard, welke WiMAX<br />
voorziet van ondersteuning voor mobiele gebruikers. Deze gebruikers<br />
zoud<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> aan snelhed<strong>en</strong> tot erg<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> 120 <strong>en</strong> 150 km/u.<br />
De specifieke maximum bewegingssnelheid hangt af van de afstand van<br />
143
het mobiele toestel tot het base station <strong>en</strong> andere factor<strong>en</strong> zoals<br />
elektromagnetische storing.<br />
WiMAX netwerk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> het voordeel dat ze voorzi<strong>en</strong> zijn van robuste<br />
security techniek<strong>en</strong>, goede quality of service ondersteuning, smart<br />
ant<strong>en</strong>nas <strong>en</strong> de base stations kunn<strong>en</strong> in mesh opgesteld word<strong>en</strong>. Toegepast<br />
op ITS-system<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> deze netwerk<strong>en</strong> ook nog het voordeel dat ze<br />
hogere datasnelhed<strong>en</strong> dan UMTS kunn<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> sinds de<br />
IEEE 802.16e uitbreiding ook snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers kunn<strong>en</strong><br />
ondersteun<strong>en</strong>. Omdat de spectrum lic<strong>en</strong>ties veel goedkoper war<strong>en</strong> dan de<br />
UMTS lic<strong>en</strong>ties zou de kost voor de eindgebruiker ook lager kunn<strong>en</strong><br />
kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>. Het grootste nadeel van WiMAX netwerk<strong>en</strong> in ITSsystem<strong>en</strong><br />
is de beperkte beschikbaarheid op het mom<strong>en</strong>t.<br />
144<br />
4.2.4. MBWA (IEEE 802.20)<br />
Mobile Broadband Wireless Access (MBWA) wordt mom<strong>en</strong>teel nog<br />
ontwikkeld door de IEEE 802.20 werkgroep. Het is bedoeld als e<strong>en</strong><br />
mobiele breedband technologie, te gebruik<strong>en</strong> voor hogesnelheids mobiele<br />
netwerk<strong>en</strong>. Doelgroep zoud<strong>en</strong> hogesnelheids trein<strong>en</strong> <strong>en</strong> auto‟s zijn met<br />
snelhed<strong>en</strong> tot 250 km/u. MBWA wordt ontworp<strong>en</strong> om gebruik te mak<strong>en</strong><br />
van kleine stukk<strong>en</strong> spectrum, wat betek<strong>en</strong>t dat de b<strong>en</strong>odigde kanaal<br />
bandbreedte klein is. E<strong>en</strong> base station zou cli<strong>en</strong>ts tot op e<strong>en</strong> afstand van 15<br />
km moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er zal gebruik gemaakt word<strong>en</strong> van<br />
gelic<strong>en</strong>cieerde frequ<strong>en</strong>tie band<strong>en</strong> onder 3,5 GHz met e<strong>en</strong> piek datarate van<br />
1 Mbps. Ook zoud<strong>en</strong> deze netwerk<strong>en</strong> slechts kleine vertraging<strong>en</strong> met zich<br />
mee mog<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
Het voordeel van deze technologie is het feit dat deze hoge datasnelhed<strong>en</strong><br />
beschikbaar maakt voor zeer snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers. Grootste nadeel<br />
is dat hij in dezelfde doelpubliek wil aansprek<strong>en</strong> als WiMAX, maar e<strong>en</strong><br />
paar jaar achterstand heeft in ontwikkeling. Mobiele WiMAX wordt<br />
mom<strong>en</strong>teel reeds uitgerold, terwijl MBWA zich nog maar in de draft fase<br />
bevindt. De toekomst zal moet<strong>en</strong> uitwijz<strong>en</strong> of er op de markt nog e<strong>en</strong><br />
plaats is voor MBWA naast WiMAX.
4.3. Digitale data broadcast technologieën<br />
4.3.1. RDS<br />
Radio Data System (RDS) is e<strong>en</strong> standaard ontwikkeld door de European<br />
Broadcasting Union die gebruikt wordt om kleine hoeveelhed<strong>en</strong> digitale<br />
data uit te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong> over conv<strong>en</strong>tionele FM radio uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong>. De<br />
standaard is beschikbaar sinds begin de jar<strong>en</strong> 1990.<br />
RDS gebruikt e<strong>en</strong> 57 kHz subcarrier om data te transporter<strong>en</strong> aan 1,187<br />
kbps. De 57 kHz was gekoz<strong>en</strong> omdat deze niet zou interferer<strong>en</strong> met het<br />
geluidssignaal. Het data formaat gebruikt foutcorrectie voor e<strong>en</strong><br />
robuustere data overdracht.<br />
Traffic Message Channel (TMC) is e<strong>en</strong> technologie voor het uitstur<strong>en</strong> van<br />
verkeers- <strong>en</strong> reisinformatie naar bestuurders. Mom<strong>en</strong>teel wordt deze<br />
meestal over RDS verzond<strong>en</strong> (alhoewel dit ook mogelijk is via DAB of<br />
satelliet radio). Deze TMC standaard maakt het mogelijk om<br />
gedetailleerde, accurate <strong>en</strong> relevante informatie aan te bied<strong>en</strong> aan<br />
gebruikers. Dit wordt bv in sommige navigatie toestell<strong>en</strong> toegepast. Deze<br />
di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zijn mom<strong>en</strong>teel in de meeste Europese land<strong>en</strong> beschikbaar.<br />
Het voordeel van RDS is dat het overal beschikbaar is, <strong>en</strong> gebruik maakt<br />
van goedkoop FM z<strong>en</strong>dmateriaal. In teg<strong>en</strong>stelling met mobiele<br />
datanetwerk<strong>en</strong> zoals GPRS, UMTS, WiMAX <strong>en</strong> MBWA die bedoeld zijn<br />
voor één-naar-één communicatie, is het e<strong>en</strong> één-naar-veel broadcast<br />
technologie. Dit maakt het veel e<strong>en</strong>voudiger <strong>en</strong> goedkoper om<br />
verkeersinformatie naar vele gebruikers te verstur<strong>en</strong>. Nadeel is wel dat de<br />
gebruikers ge<strong>en</strong> data terug kunn<strong>en</strong> stur<strong>en</strong> naar c<strong>en</strong>trale infrastructuur zoals<br />
verkeersc<strong>en</strong>tra. E<strong>en</strong> ander groot nadeel van RDS is de beperkte<br />
datasnelheid van slechts 1,2 kbps.<br />
4.3.2. DAB / DMB<br />
Digital Audio Broadcasting (DAB) is e<strong>en</strong> technologie voor uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong><br />
van digitale radio. De standaard is beschikbaar sinds de jar<strong>en</strong> 1980, <strong>en</strong><br />
ontvangers zijn reeds vele jar<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong>. Vooral in Europa k<strong>en</strong>de<br />
DAB zijn grootste doorbraak. Voorstanders bewer<strong>en</strong> dat DAB<br />
verschill<strong>en</strong>de voordel<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> heeft t<strong>en</strong> opzichte van analoge FM radio<br />
145
uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong> zoals e<strong>en</strong> betere geluidskwaliteit, meer beschikbare z<strong>en</strong>ders<br />
in hetzelfde spectrum <strong>en</strong> beter bestand teg<strong>en</strong> storing<strong>en</strong> <strong>en</strong> interfer<strong>en</strong>tie.<br />
Luistertest maakt<strong>en</strong> echter duidelijk dat in sommige land<strong>en</strong> (zoals het<br />
Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, Noorweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwitserland) de<br />
geluidskwaliteit slechter is doordat 98% van de radiostations uitz<strong>en</strong>dt aan<br />
e<strong>en</strong> te lage bitrate.<br />
De opvolger van DAB, DAB+, is beschikbaar sinds 2006 gebruikt e<strong>en</strong><br />
betere foutcorrectie (Reed-Solomon) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwere audio codec<br />
(AAC+). E<strong>en</strong> andere afgeleide van DAB is DMB, ontwikkeld <strong>en</strong> vooral<br />
populair in Korea. DMB maakt naast digitale radio ook digitale televisie<br />
mogelijk omdat deze de MPEG4 AVC <strong>en</strong> WMV9 codecs ondersteunt.<br />
DMB kan makkelijk aan gelijk welke DAB uitz<strong>en</strong>ding word<strong>en</strong><br />
toegevoegd, aangezi<strong>en</strong> het ontworp<strong>en</strong> werd om verstuurd te word<strong>en</strong> over<br />
e<strong>en</strong> DAB sub channel.<br />
Het grootste voordeel van DAB <strong>en</strong> zijn afgeleid<strong>en</strong> DAB+ <strong>en</strong> DMB is het<br />
feit dat het, net zoals RDS, gebruik maakt van goedkope FM<br />
z<strong>en</strong>dapparatuur, <strong>en</strong> ontworp<strong>en</strong> is voor één-naar-veel communicatie.<br />
Daarbov<strong>en</strong> beschikt het over e<strong>en</strong> hogere datasnelheid dan RDS (stabiele<br />
120 kbps (Chevul, Karlsson, Isaksson et al, 2005) t<strong>en</strong> opzichte van 1,2<br />
kbps voor RDS). Dit maakt het mogelijk om nieuwe applicaties te<br />
ontwikkel<strong>en</strong> die met RDS niet mogelijk zoud<strong>en</strong> zijn, zoals het uitz<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
van snelheidsinformatie voor volledige digitale kaart<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> paar<br />
minut<strong>en</strong> (Cho, Geon, Jeong et al, 2006).<br />
146<br />
4.3.3. DVB-H<br />
Digital Video Broadcasting – Handheld (DVB-H) is de nieuwe standaard<br />
voor het uitz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van digitale televisie naar mobiele handheld devices.<br />
Het is e<strong>en</strong> uitbreiding van de DVB-T standaard, aangepast aan de speciale<br />
nod<strong>en</strong> van deze handheld devices. Deze technologie biedt e<strong>en</strong> hogecapaciteits<br />
downstream kanaal aan met e<strong>en</strong> datasnelheid van meerdere<br />
Mbps, <strong>en</strong> kan gebruikt word<strong>en</strong> voor audio <strong>en</strong> video streaming, file<br />
downloads <strong>en</strong> vele andere di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>.<br />
DVB-H gebruikt e<strong>en</strong> stroombespar<strong>en</strong>d algoritme gebaseerd op timemultiplexing<br />
van services, time slices g<strong>en</strong>oemd. Deze techniek heeft e<strong>en</strong><br />
sterke positieve impact op de batterij lev<strong>en</strong>sduurte van de handheld
devices. Time slicing maakt ook soft handovers mogelijk tuss<strong>en</strong> netwerk<br />
cell<strong>en</strong>. Op de link laag werd ook e<strong>en</strong> verbeterde foutcorrectie toegepast,<br />
Multi-Protocol Encapsulation – Forward Error Correction (MPE-FEC).<br />
DVB-H is mom<strong>en</strong>teel nog maar beperkt beschikbaar, maar de Europese<br />
Commissie heeft de standaard toegevoegd aan de lijst van standaard<strong>en</strong> die<br />
alle EU lidstat<strong>en</strong> actief moet<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanmoedig<strong>en</strong>.<br />
Het voordeel van DVB-H is de hoge datasnelheid van <strong>en</strong>kele Mbps, wat<br />
allerlei nieuwe toepassing<strong>en</strong> mogelijk kan mak<strong>en</strong>. Het is speciaal<br />
ontwikkeld voor mobiele toestell<strong>en</strong>, stroombespar<strong>en</strong>d dankzij time slicing<br />
<strong>en</strong> met verbeterde ontvangst in slechte omstandighed<strong>en</strong> dankzij de<br />
verbeterde foutcorrectie. Grootste nadeel is de beperkte beschikbaarheid.<br />
4.4. Besluit communicatietechnologieën<br />
Het is duidelijk dat e<strong>en</strong> groot aantal draadloze communicatie<br />
technologieën gebruikt kan word<strong>en</strong> voor de implem<strong>en</strong>tatie van ITSsystem<strong>en</strong>,<br />
elk met zijn specifieke voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />
oplossing aan alle vereist<strong>en</strong> voor ITS-system<strong>en</strong> voldoet, is het zeer<br />
waarschijnlijk dat ITS-system<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> gebouwd word<strong>en</strong> die in plaats van<br />
één technologie eerder e<strong>en</strong> combinatie van e<strong>en</strong> aantal technologieën zull<strong>en</strong><br />
integrer<strong>en</strong>. In het ideale geval zoud<strong>en</strong> de ITS-applicaties <strong>en</strong> architectur<strong>en</strong><br />
onafhankelijk moet<strong>en</strong> zijn van de uiteindelijk gekoz<strong>en</strong> communicatie<br />
middel<strong>en</strong>.<br />
Dit is nu net de doelstelling van de ISO TC204/WG16 CALM standaard.<br />
Deze maakt transparante heterog<strong>en</strong>e packet-switched communicatie in<br />
mobiele omgeving<strong>en</strong> mogelijk. Daardoor zull<strong>en</strong> ITS-toepassing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
werk<strong>en</strong> over de verschill<strong>en</strong>de landsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, terwijl de beleidsm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />
van de verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> toch de mogelijkheid krijg<strong>en</strong> om autonome<br />
nationale ITS-beslissing<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Het belang van deze standaard mag<br />
dus zeker niet onderschat word<strong>en</strong>.<br />
Not<strong>en</strong><br />
i COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES, European Road Safety<br />
Action Programme. Halving the number of road accid<strong>en</strong>t victims in the European Union<br />
by 2010: A shared responsibility, Brussels, 2.6.2003 COM(2003) 311 final, 43 blz.<br />
147
ii Among the long-term developm<strong>en</strong>t activities, priority should be giv<strong>en</strong> to the systems<br />
with the best prospects30. With the increase in the volume of traffic, improving vehicle<br />
speed managem<strong>en</strong>t is a safety requirem<strong>en</strong>t which should make it possible to<br />
combat congestion. In addition to the road safety b<strong>en</strong>efits, compliance with speed limits<br />
will also have a significant impact in terms of reducing gre<strong>en</strong>house gas emissions. To<br />
evaluate the conditions needed for the operation of speed adaptation systems, the<br />
experim<strong>en</strong>ts in several countries, e.g. Swed<strong>en</strong>, the Netherlands, the UK, Belgium, France<br />
and Germany should be examined. (blz. 24)<br />
iii OECD “Road Safety: Impact of new technologies” – ISBN-92-64-10322-8 ©OECD<br />
2003, 91 blz.<br />
Refer<strong>en</strong>ties<br />
AVV (2001). Evaluatie Intellig<strong>en</strong>t SnelheidsAanpassing (ISA): het effect op het rijgedrag<br />
in Tilburg, Nieuwegein Nederland: AVV.<br />
Biding, T., Lind, G. (2002). Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation (ISA), Results of large-scale<br />
trials in Borlange, Lidkoping, Lund and Umea during the period 1999-2002. Borlange,<br />
Swed<strong>en</strong>: Vagverket.<br />
Carst<strong>en</strong>, O., Tate, F. (2005). Intellig<strong>en</strong>t speed adaptation: accid<strong>en</strong>t saving and cost-b<strong>en</strong>efit<br />
analysis. Accid<strong>en</strong>t Analysis and Prev<strong>en</strong>tion, 2005, 37 (3), pp. 407-416.<br />
Comte, S. (1998). Evaluation of in-car speed limiters: Simulator Study, Working Paper R<br />
3.2.1, MASTER project. Brussels, Belgium: EU.<br />
Chevul, Karlsson, Isaksson et al (2005), « Measurem<strong>en</strong>ts of Application-Perceived<br />
throughput in DAB, GPRS, UMTS and WLAN <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts », RVK 2005.<br />
Cho, Geon, Jeong et al (2006), « Real Time Traffic Information Service Using Terrestrial<br />
Digital Multimedia Broadcasting System », IEEE transactions on broadcasting, vol 52,<br />
no 4, December 2006.<br />
De Mol, J., Vlass<strong>en</strong>root, S. (2006). Krachtlijn<strong>en</strong> voor het lever<strong>en</strong> van snelheidsinformatie<br />
in functie van het toekomstig opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> snelheidsdatabank. G<strong>en</strong>t, België: CDO/<br />
IDM - Vlaamse Overheid.<br />
Eichler, « Performance Evaluation of the IEEE 802.11p WAVE Communication<br />
Standard ».<br />
ETSC (1995). Reducing Traffic Injuries Resulting from Excess and Inappropriate<br />
Speeds. Brussels, Belgium:European Transport Safety Council.<br />
148
Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid (2007). Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal van de<br />
verkeersveiligheid: Dossier overdriv<strong>en</strong> <strong>en</strong> onaangepaste snelheid. Brussel, België:<br />
Federale Overheid.<br />
Fe<strong>en</strong>stra, P., Van der Horst, A. (2006). Literature Review of In-vehicle Support for Fueleffici<strong>en</strong>t<br />
Driving Related to Pricing Mechanisms. Soesterberg, Nederland: TNO.<br />
Finch D., Kompfner P., Lockwood C. & Maycock G. (1994). Speed, Speed Limits and<br />
Accid<strong>en</strong>ts. Crowthone, United Kingdom: TRL.<br />
Jamson, S. (2006). Would those who need ISA, use it? Investigating the relationship<br />
betwe<strong>en</strong> drivers' speed choice and their use of a voluntary ISA system. Transportation<br />
Research F. ,9, pp. 195-206.<br />
Kosh, Adler, Eichler, et al (2006), « The Scalability problem of vehicular ad hoc<br />
networks and how to solve it », IEEE Wireless Communications,Volume 13, Issue 5.<br />
Lahrmann, H., Agerholm, N., Tradisauskas, N., Juhl, J. Harms, L. (2007). Intellig<strong>en</strong>t<br />
speed adaptation based on pay as you drive principles: Proceeding for 14th World<br />
Congress on ITS. Beijing, China: ITS Japan.<br />
Landwehr, M., Kipp, W., Escher, A. SpeedAlert (2005). System and Service<br />
Requirem<strong>en</strong>ts. Brussels, Belgium: ERTICO.<br />
Liu, R., Tate, J., Boddy, R. (1999). Simulation modeling on the network effects of EVSC.<br />
Deliverable 11.3. of External vehicle Speed Control Project. Leeds, United Kingdom:<br />
University of Leeds.<br />
Louwerse, W., Hoog<strong>en</strong>doorn, S. (2004). ADAS safety impacts on rural and urban<br />
highways: Proceeding for Intellig<strong>en</strong>t Vehicle Symposium 2004 IEEE. Parma, Italy: IEEE.<br />
Morsink, P., Gold<strong>en</strong>beld, C., Dragutinovic, N., Marchau, V., Walta, L., Brookhuis, K.<br />
(2008), Speed support through the intellig<strong>en</strong>t vehicle. Leidsch<strong>en</strong>dam, Nederland: SWOV<br />
Nilsson, G. (2004). Traffic Safety Dim<strong>en</strong>sion and the Power Model to describe the Effect<br />
of Speed on Safety. Lund, Swed<strong>en</strong>: Lund Institute of Technology.<br />
Organisation for Economic Co-operation and Developm<strong>en</strong>t (OECD), European<br />
Confer<strong>en</strong>ce of Ministers of Transport (ECMT) (2006). Speed Managem<strong>en</strong>t. Paris, France:<br />
OECD publishing.<br />
PROSPER (2006). Final report: Project for Research ON Speed adaptation Policies on<br />
European Roads (PROSPER). Brussels, Belgium: EU.<br />
Regan, M., Triggs, T., Young, K., Tomasevic, N., Mitsopoulos, E. Stephan, K., Tingvall,<br />
C. (2006). On-road Evaluation of Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation, Following Distance<br />
Warning and Seatbelt Reminder Systems: Final Results of the TAC Safecar Project.<br />
Victoria, Australia: Monash University.<br />
149
Regan, M., Young, K., Healy, D., Tierney, P., Connelly, K. (2002). Evaluating in-vehicle<br />
Intellig<strong>en</strong>t Transport Systems: a case study. Proceedings of Road Safety Research,<br />
Policing and Education Confer<strong>en</strong>ce. Adelaide: Australian Transport Council.<br />
Saad, F., Dionisio, C. (2007), Pre-evaluation of the madatory active Lavia: Assesm<strong>en</strong>t of<br />
usability, utility and acceptance: Proceeding for 14th World Congress on ITS. Beijing,<br />
China: ITS Japan.<br />
Stibor, Zang <strong>en</strong> Reumerman (2007), « Neighbourhood evaluation of vehicular ad-hoc<br />
network using IEEE 802.11p », 13th European Wireless Confer<strong>en</strong>ce.<br />
Van Mulk<strong>en</strong>, H., Mal<strong>en</strong>stein, J., Hallström, B., Sturesson, H. (2004). SpeedAlert:<br />
Common Definition of Speed Limits and Classifications. Brussels, Belgium: ERTICO.<br />
Van Schag<strong>en</strong>, I. (red.) (2006). Snelheid <strong>en</strong> snelheidsbeheersing:Sam<strong>en</strong>vatting van de<br />
belangrijkste bevinding<strong>en</strong> uit de snelheidsproject<strong>en</strong> in het SWOV-programma 2003-2006.<br />
Leidsch<strong>en</strong>dam, Nederland: SWOV.<br />
Varhelyi, A., Hjalmdahl, M., Hyd<strong>en</strong>, C. & Draskoczy, M. (2004). Effects of an active<br />
accelerator pedal on driver behaviour and traffic safety after long-term use in urban areas.<br />
Accid<strong>en</strong>t Analysis and Prev<strong>en</strong>tion, 2004, 36, pp. 729-737.<br />
Varhelyi, A. (1996). Dynamic speed adaptation base don information technology; a<br />
theoretical background. Lund, Swed<strong>en</strong>: Lund Institute of Technology.<br />
Vlass<strong>en</strong>root S., De Mol J. (2004), Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing: ISA-project<br />
G<strong>en</strong>t.Eindrapport. G<strong>en</strong>t, België: CDO-BIVV.<br />
Vlass<strong>en</strong>root, S., Broekx, S., De Mol, J., Int Panis, L., Brijs, T., Wets, G. (2007). Driving<br />
with Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation: Final Results of the Belgian ISA-trial. Transportation<br />
Research Part A: Policy and Practice, 41 (3) , pp. 267-279.<br />
Vlass<strong>en</strong>root, S., De Mol, J. (2007). Measuring public support for ISA: Developm<strong>en</strong>t of a<br />
unified theory. Proceeding for 14 th World Congress on Intellig<strong>en</strong>t Transport Systems.<br />
Beijing, China: ITS Japan.<br />
Wewetzer, Caliskan, Meier <strong>en</strong> Luebke (2007), « Experim<strong>en</strong>tal evaluation of UMTS and<br />
wireless LAN for inter-vehicle communication », ITST 2007.<br />
150
Dirk LAUWERS<br />
NAAR EEN NIEUWE STEDELIJKE<br />
MOBILITEITSCULTUUR:<br />
PARKEERBELEID ALS HEFBOOM<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 475 65 65 20<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: dirk.lauwers@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
Sustainable urban developm<strong>en</strong>t urges a new mobility paradigm, new<br />
concepts for mobility design and a new mobility culture. Several cases in<br />
Europe show that cities possess an important key: namely parking policy.<br />
According to D. Banister four crucial elem<strong>en</strong>ts exist to obtain a<br />
sustainable mobility policy: making the best use of technology, reflecting<br />
the external cost in the actual cost of travel and integrating land use<br />
planning and mobility planning. The fourth crucial elem<strong>en</strong>t is clearly<br />
targeted personal information. Gh<strong>en</strong>t University has participated in the<br />
Interreg IIIC project „City Parking in Europe‟ and id<strong>en</strong>tified good<br />
practices fitting in the policy for a new urban mobility culture.<br />
1. Inleiding<br />
Reeds bijna e<strong>en</strong> halve eeuw geled<strong>en</strong> werd in gezaghebb<strong>en</strong>de<br />
verkeerskundige studies (Buchanan, 1963 <strong>en</strong> Williams 1962) gesteld dat –<br />
wild<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> overlev<strong>en</strong> – er gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld aan de<br />
e<strong>en</strong>zijdige to<strong>en</strong>ame van het autoverkeer. Volg<strong>en</strong>s deze auteurs hadd<strong>en</strong> in<br />
de middelgrote <strong>en</strong> in de grote sted<strong>en</strong> congestie, milieuproblematiek <strong>en</strong><br />
151
verkeersonveiligheid (to<strong>en</strong> reeds) toelaatbaarheidsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>.<br />
Buchanan introduceerde daarbij nieuwe verkeerskundige concept<strong>en</strong> als<br />
„omgevingscapaciteit‟ <strong>en</strong> „<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal areas‟, die de basis hebb<strong>en</strong><br />
gelegd voor verkeerskundige analyse <strong>en</strong> planningspraktijk gericht op<br />
verkeersleefbare sted<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de verkeersplann<strong>en</strong> van<br />
Brugge <strong>en</strong> Mechel<strong>en</strong> – die nu gerealiseerd zijn - uit het begin van de jar<strong>en</strong><br />
tachtig er de rechtstreekse toepassing van. Zowat twintig jaar later, maar<br />
ook reeds e<strong>en</strong> kwarteeuw geled<strong>en</strong>, toonde Appleyard (1981) de nefaste<br />
invloed aan van de overdruk van het autoverkeer op de sociale weefsels in<br />
de stad. Hij legde het verband tuss<strong>en</strong> zijn wet<strong>en</strong>schappelijke analyse <strong>en</strong> de<br />
„street battle‟, de maatschappelijke acties die in vele westerse sted<strong>en</strong> in die<br />
periode ontstond<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> had deze b<strong>en</strong>adering om de overdruk<br />
van het autoverkeer te begr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (Lauwers, 1984) grote invloed op het<br />
ontstaan halfweg de jar<strong>en</strong> tachtig van het „doortocht<strong>en</strong>programma‟ van het<br />
to<strong>en</strong>malige Ministerie van Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>. Dit programma wordt door<br />
de huidige Administratie Weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> Verkeer nog steeds voortgezet. Wat<br />
maakt dat na bijna e<strong>en</strong> halve eeuw inzicht <strong>en</strong> praktijk om autoverkeer in<br />
sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te begr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> zowel in wet<strong>en</strong>schappelijke als in<br />
beleidskring<strong>en</strong> het zoek<strong>en</strong> naar nieuwe concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> strategieën voor e<strong>en</strong><br />
meer duurzame stedelijke mobiliteit hoog op de ag<strong>en</strong>da blijft staan? Wat<br />
zijn de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> duurzaam stedelijk mobiliteitsbeleid? In deze<br />
paper wordt deze vraag ingegaan maar vooral wordt nagegaan in hoeverre<br />
e<strong>en</strong> nieuwe oriëntatie van het parkeerbeleid kan bijdrag<strong>en</strong> tot meer<br />
duurzame stedelijke ontwikkeling. We baser<strong>en</strong> ons daarbij op de resultat<strong>en</strong><br />
op het Interreg IIIC project „City parking in Europe‟, dat geleid werd door<br />
de Humboldt <strong>Universiteit</strong> van Berlijn <strong>en</strong> waarin vanuit Vlaander<strong>en</strong> het<br />
Geme<strong>en</strong>telijk Autonoom Parkeerbedrijf Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de <strong>Afdeling</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
participeerd<strong>en</strong>.<br />
152<br />
2. To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mobiliteitsdruk<br />
2.1. E<strong>en</strong> sterke mobiliteitst<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s over de voorbije twee eeuw<strong>en</strong><br />
De sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> person<strong>en</strong>mobiliteit in de Westerse wereld kan<br />
gemakkelijk word<strong>en</strong> aangetoond: sinds het begin van neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw is<br />
de dagelijks per persoon afgelegde afstand expon<strong>en</strong>tieel gegroeid. In die<br />
periode is de tijd die we dagelijks aan verplaatsing<strong>en</strong> sp<strong>en</strong>der<strong>en</strong> echter
ongeveer constant geblev<strong>en</strong>: dit betek<strong>en</strong>t dat deze groei mogelijk is<br />
gemaakt door de expon<strong>en</strong>tiële groei van de reissnelheid: op die manier<br />
hebb<strong>en</strong> we „ruimte‟ gewonn<strong>en</strong>, maar ge<strong>en</strong> tijd. Het zijn technologische<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> – waarbij telk<strong>en</strong>s sprong<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gemaakt door de<br />
ontwikkeling van nieuwe vervoerwijz<strong>en</strong> - die aan de basis ligg<strong>en</strong> van de<br />
to<strong>en</strong>ame van de reissnelheid. Door technologische verbetering<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
massaproductie werd<strong>en</strong> reiskost<strong>en</strong> per kilometer bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lager. Dank zij<br />
de economische groei <strong>en</strong> de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de koopkracht kond<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> de<br />
snellere vervoerwijz<strong>en</strong> kop<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tijde van Expo58 bezat slechts 1<br />
Vlaming op 20 e<strong>en</strong> auto, nu is dat meer dan 1 op 2, m.a.w. het wag<strong>en</strong>bezit<br />
ligt e<strong>en</strong> factor 10 hoger dan e<strong>en</strong> halve eeuw geled<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met de<br />
pot<strong>en</strong>ties die deze ontwikkeling<strong>en</strong> bod<strong>en</strong> is er ook e<strong>en</strong> complex<br />
sam<strong>en</strong>gaan van structurele wijziging<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving, die geleid<br />
hebb<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de mobiliteitsbehoefte in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
autoafhankelijkheid in het bijzonder.<br />
Figuur 1: Dagelijks afgelegde afstand per persoon tuss<strong>en</strong> 1800 <strong>en</strong> 2000, te voet gaan<br />
uitgezonderd (Frankrijk)<br />
Bron: Beij<strong>en</strong>berg A. , 2002<br />
Zo trad<strong>en</strong> er grondige economische wijziging<strong>en</strong> op, d<strong>en</strong>k maar aan de<br />
rec<strong>en</strong>te omslag naar e<strong>en</strong> netwerkeconomie, met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de globalisering<br />
van de markt <strong>en</strong> de logistieke positie die Vlaander<strong>en</strong> daarbij inneemt.<br />
Maar ook demografische, sociaal-culturele <strong>en</strong> ruimtelijke factor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
substantieel bijgedrag<strong>en</strong> tot de groei<strong>en</strong>de mobiliteitsbehoefte. Maar gezi<strong>en</strong><br />
het thema van deze paper wil ik <strong>en</strong>kel dieper ingaan op e<strong>en</strong> laatste reeks<br />
factor<strong>en</strong>, namelijk dieg<strong>en</strong>e die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met het overheidsbeleid.<br />
153
De mobiliteitsontwikkeling werd reeds lang voor de jar<strong>en</strong> zestig to<strong>en</strong> de<br />
auto dominant werd in het mobiliteitsgebeur<strong>en</strong>, door de overheid<br />
gesteund. Sinds het ontstaan van België werd zwaar geïnvesteerd in<br />
infrastructuurnett<strong>en</strong>. Het gevolg is dat Vlaander<strong>en</strong> in Europa de regio is<br />
met het dichtste net van spoorweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> van verharde weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<br />
Nederland na ook over het dichtste vaarweg<strong>en</strong>net beschikt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
bestaan er subsidiesystem<strong>en</strong> – voor de woon-werkp<strong>en</strong>del reeds ingevoerd<br />
sinds de jar<strong>en</strong> tachtig van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw <strong>en</strong> aanvankelijk gericht op<br />
het spoorvervoer - die de vervoerkost voor de gebruiker sterk beperk<strong>en</strong>.<br />
154<br />
2.2. To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de druk van het autoverkeer<br />
Maar vanaf de jar<strong>en</strong> zestig tot halfweg de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig van vorige eeuw<br />
werd vooral e<strong>en</strong> autogericht overheidsbeleid gevoerd. Het gevolg is e<strong>en</strong><br />
erg verspreide ruimtelijke ontwikkeling, het grootste deel van Vlaander<strong>en</strong><br />
is één „vernevelde‟ stad geword<strong>en</strong>. Naar mobiliteit toe betek<strong>en</strong>t dit dat de<br />
afhankelijkheid van de auto als het ware „vastgebakk<strong>en</strong>‟ zit in de<br />
ruimtelijke structuur (Lauwers, 1991). <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>en</strong> andere structurele<br />
factor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geleid tot e<strong>en</strong> over de voorbije vijftig jaar beschouwd<br />
quasi lineaire groei van het autobezit in België.<br />
Figuur 2: E<strong>en</strong> eeuw person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s in België - Wag<strong>en</strong>park<br />
Bron: FOD Economie - <strong>Afdeling</strong> Statistiek <strong>en</strong> FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer (DIV), 2008
To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d autobezit leidt niet <strong>en</strong>kel tot grotere verkeersdruk voor het<br />
rijd<strong>en</strong>d verkeer maar ook tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aantal wag<strong>en</strong>s per woning die<br />
moet<strong>en</strong> gestald word<strong>en</strong>. In de mate dat de bouw van privé-garages<br />
achterblijft, leidt dit ook tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d vraag naar bewonersparker<strong>en</strong>.<br />
In Figuur 3 wordt dit voor <strong>en</strong>kele Vlaamse sted<strong>en</strong> geïllustreerd.<br />
Figuur 3: Evolutie van wag<strong>en</strong>s per woning <strong>en</strong> parkeerdruk op<strong>en</strong>baar domein voor<br />
bewonersparker<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele Vlaamse sted<strong>en</strong><br />
Bron: Hans Tindemans 2006, verwerking gegev<strong>en</strong>s NIS<br />
3. Evolutie van het parkeerbeleid<br />
3.1. Parkeerbeleid <strong>en</strong> autobezit<br />
Gelijkaardige groeit<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van autobezit zijn ook elders in Europa vast<br />
te stell<strong>en</strong>. Het is dan ook interessant is om de evolutie van het<br />
parkeerbeleid in de Europese sted<strong>en</strong> te relater<strong>en</strong> aan de to<strong>en</strong>ame van het<br />
autobezit <strong>en</strong> dus van de autodruk op de stad. Dat is gebeurd in het<br />
onderzoeksproject COST 342 (CORDIS COST-Transport, 2005) door<br />
155
verschill<strong>en</strong>de stadia te bepal<strong>en</strong>: beginn<strong>en</strong>d met het ontbrek<strong>en</strong> van<br />
parkeerbeleid (vermits er bij laag autobezit ge<strong>en</strong> behoefte is om het<br />
parker<strong>en</strong> te gaan beher<strong>en</strong>) <strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>d met het integrer<strong>en</strong> van<br />
parkeerbeleid in het mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t.<br />
De verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> zijn:<br />
Fase 1: straatparker<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> tekort aan parkeerruimte, beschikbare<br />
publieke ruimte wordt volg<strong>en</strong>d op de vraag stap in gebruik g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voor<br />
parker<strong>en</strong>;<br />
Fase 2: vraag overtreft het aanbod, eerste parkeerbeperking<strong>en</strong> <strong>en</strong> bouw<br />
van parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>;<br />
Fase 3: in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar de vraag blijft to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
tijdsbeperking<strong>en</strong> ingevoerd (blauwe zones), betal<strong>en</strong>d parker<strong>en</strong> wordt in<br />
sommige strat<strong>en</strong> van kracht (parkeermeters) met als doelgroep:<br />
winkel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> bezoekers;<br />
Fase 4: p<strong>en</strong>delaars die met bewoners in competitie kom<strong>en</strong> voor het vind<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> parkeerplaats word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar woonbuurt<strong>en</strong> in de rand of<br />
naar parkeerplaats<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het c<strong>en</strong>trum, invoering van bewonersparker<strong>en</strong>;<br />
Fase 5: verschuiving van het parkeeraanbod van straatparker<strong>en</strong> naar<br />
nieuwe voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (P&R, parkeergebouw<strong>en</strong>);<br />
Fase 6: differ<strong>en</strong>tiatie van parkeertariev<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifiek beleid t.a.v.<br />
verschill<strong>en</strong>de gebruikers- groep<strong>en</strong>, parkeermanagem<strong>en</strong>t;<br />
Fase 7: integratie: parkeerbeleid wordt onderdeel van mobiliteitsbeleid.<br />
Deze evolutiecyclus is e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> bruikbaar b<strong>en</strong>chmarkinstrum<strong>en</strong>t voor<br />
het stedelijk parkeerbeleid in Europa. Vlaamse <strong>en</strong> Brusselse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> de oef<strong>en</strong>ing zelf mak<strong>en</strong> (Lauwers <strong>en</strong> Roland, 2008). Interessant is<br />
ook om deze COST cyclus te koppel<strong>en</strong> aan de CROW indeling, die in haar<br />
beperkter beschrijving erg duidelijk is.<br />
156
Figuur 4: Stadia van het parkeerbeleid volg<strong>en</strong>s COST 342 <strong>en</strong> CROW<br />
Bron: COST 342, 2005 <strong>en</strong> CROW, 2002<br />
CROW onderscheidt drie fas<strong>en</strong> van parkeerbeleid: volg<strong>en</strong>d parkeerbeleid,<br />
stur<strong>en</strong>d parkeerbeleid (in deze fase zitt<strong>en</strong> de meeste Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />
<strong>en</strong> geïntegreerd parkeer- <strong>en</strong> mobiliteitsbeleid (de herzi<strong>en</strong>ing van de<br />
mobiliteitsplann<strong>en</strong> die de meeste Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> -gaan- doorvoer<strong>en</strong><br />
biedt e<strong>en</strong> unieke kans om de stap naar deze fase te zett<strong>en</strong>).<br />
De verschill<strong>en</strong> in het parkeerbeleid tuss<strong>en</strong> Europese sted<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
duidelijk te mak<strong>en</strong> met het specifieke mobiliteitsprofiel, de politieke<br />
situaties in deze sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de culturele verschill<strong>en</strong>. Maar het gaat hier<br />
om e<strong>en</strong> dynamische situatie: het COST schema is ge<strong>en</strong> ladder die m<strong>en</strong> stap<br />
voor stap in e<strong>en</strong> bepaalde tijd moet beklimm<strong>en</strong>: zo heeft bijvoorbeeld<br />
Ath<strong>en</strong>e ondanks zijn huidige positie in het COST schema (fase 3) e<strong>en</strong><br />
ambitieus actieprogramma om op korte termijn nieuwe P+R faciliteit<strong>en</strong> te<br />
bouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zelfs nog veel ambitieuzere plann<strong>en</strong> op dit vlak op langere<br />
termijn (Kulke et al., 2007) . Dit illustreert de vooruitgangsdialectiek – die<br />
m<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de meest geavanceerde sted<strong>en</strong> - ook wel „de wet van<br />
de remm<strong>en</strong>de voorsprong‟ noemt.<br />
3.2. Geïntegreerd parkeerbeleid<br />
Het parkeerbeleid in Europese sted<strong>en</strong> evolueert naar e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />
b<strong>en</strong>adering, maar wat we onder deze term verstaan vergt verdere<br />
verduidelijking <strong>en</strong> is ook aan evolutie onderhevig. Parkeerbeleid kan<br />
gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> onderdeel van e<strong>en</strong> multimodale<br />
mobiliteitsb<strong>en</strong>adering waarbij de bereikbaarheid van de stad per auto, per<br />
op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> met de fiets met elkaar in ev<strong>en</strong>wicht word<strong>en</strong><br />
157
gebracht. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het parkeerbeleid de cruciale schakel in e<strong>en</strong><br />
intermodaal vervoerssysteem: P+R <strong>en</strong> parkeer <strong>en</strong> fietsvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
verknop<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de modi. Zodo<strong>en</strong>de kunn<strong>en</strong> de beleidsbepalers <strong>en</strong><br />
de gebruikers het vervoersysteem als één geïntegreerd systeem<br />
beschouw<strong>en</strong>: parker<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> zeer strategisch onderdeel van<br />
stedelijk mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t.<br />
Maar als m<strong>en</strong> het beleidsveld van mobiliteit naar duurzame ontwikkeling<br />
van de geme<strong>en</strong>te verbreedt, moet de visie op parkeerbeleid ook pass<strong>en</strong> in<br />
de geme<strong>en</strong>telijke structuurplanning <strong>en</strong> de milieuplanning. Daarbij kunn<strong>en</strong><br />
geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> inspel<strong>en</strong> op Federale of Europese (subsidie)programma‟s rond<br />
duurzame regionale of stedelijke ontwikkeling of partnerships aangaan<br />
met private ontwikkelaars. Parkeerproject<strong>en</strong> zijn daarin vaak van<br />
strategisch belang om de nodige bereikbaarheid van de project<strong>en</strong> te<br />
garander<strong>en</strong>. Ook vanuit financieel oogpunt vervull<strong>en</strong> ze vaak e<strong>en</strong><br />
sleutelrol in het financieringsmechanisme van het project. Parker<strong>en</strong> wordt<br />
aldus e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel onderdeel van strategische sted<strong>en</strong>bouwkundige<br />
project<strong>en</strong>, als hefboom voor de (her)ontwikkeling van de stedelijke sites of<br />
buurt<strong>en</strong>.<br />
Dit vergt e<strong>en</strong> evolutie van e<strong>en</strong> op zichzelf staand <strong>en</strong> specifiek<br />
parkeerbeleid gericht op parkeerzones <strong>en</strong> doelgroep<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> ruimtelijk<br />
<strong>en</strong> functioneel geïntegreerd parkeerbeleid, gekaderd in e<strong>en</strong> beleid voor<br />
ruimtelijke ontwikkeling. Gebaseerd op deze inzicht<strong>en</strong>, die tijd<strong>en</strong>s het<br />
project City Parking in Europe werd<strong>en</strong> ontwikkeld, kan e<strong>en</strong> nieuwe,<br />
bijkom<strong>en</strong>de fase aan het COST schema gesuggereerd word<strong>en</strong>.<br />
Parkeerbeleid dat niet <strong>en</strong>kel geïntegreerd wordt in het mobiliteitsbeleid<br />
maar in het meer omvatt<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>telijk ontwikkelingsbeleid,<br />
vastgelegd in e<strong>en</strong> Masterplan of ruimtelijk structuurplan.<br />
158
Figuur 5: Het integrer<strong>en</strong> parker<strong>en</strong> in ruimtelijke planning <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>t van stedelijke<br />
ontwikkeling<br />
Bron: Lauwers D., City Parking in Europe, Final Congress Berlin, 2007<br />
Deze b<strong>en</strong>adering vergt ook e<strong>en</strong> beleidsontwikkeling op de gepaste schaal,<br />
die de administratieve gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de geme<strong>en</strong>te overschrijdt. De case van<br />
Bilbao is daarbij illustratief: dank zij e<strong>en</strong> duurzaam mobiliteits- <strong>en</strong><br />
stedelijk ontwikkelingsbeleid is m<strong>en</strong> er in geslaagd de modal split van het<br />
inkom<strong>en</strong>d verkeer <strong>en</strong> het interne verkeer in de stad te do<strong>en</strong> verschuiv<strong>en</strong><br />
naar e<strong>en</strong> overwicht voor de duurzame vervoerswijz<strong>en</strong>. De uitdaging blijft<br />
de uitgaande verplaatsing<strong>en</strong> naar de bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> shoppinggebied<strong>en</strong> in de<br />
stadsrand, waar de auto dominant blijft. Enkel door e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t beleid –<br />
inclusief parker<strong>en</strong> – voor de ganse stadsregio te voer<strong>en</strong> zal m<strong>en</strong> deze<br />
situatie kunn<strong>en</strong> ker<strong>en</strong> (Lauwers, 2007).<br />
3.3. Beleidsontwikkeling<br />
Om e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t geïntegreerd beleid te ontwikkel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />
„beleidsproduct<strong>en</strong>‟ word<strong>en</strong> ontwikkeld. M<strong>en</strong> kan verschill<strong>en</strong>de niveaus<br />
onderscheid<strong>en</strong> (planning, managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ontwerp) <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />
beleidsgebied<strong>en</strong>. Enerzijds moet<strong>en</strong> de kwesties van het parkeerbeleid aan<br />
bod kom<strong>en</strong> in de beleidsdocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (<strong>en</strong> –process<strong>en</strong>) die betrekking<br />
hebb<strong>en</strong> op de stedelijke ontwikkeling (Masterplann<strong>en</strong> of Structuurplann<strong>en</strong>,<br />
<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong>, Projectplann<strong>en</strong>, Beeldkwaliteitsplann<strong>en</strong> e.d.).<br />
159
Anderzijds moet het stedelijke ontwikkelingsbeleid doorwerk<strong>en</strong> in de<br />
parkeerplanning (beleidsplan parker<strong>en</strong>, parkeermanagem<strong>en</strong>tplann<strong>en</strong>,<br />
inrichtingsplann<strong>en</strong> e.d.).<br />
Tabel 1: Product<strong>en</strong> voor geïntegreerd parkeerbeleid<br />
Bron: Naar Lauwers D., City Parking in Europe, Congres Antwerp<strong>en</strong>, 2006<br />
Eén van de kritische succesfactor<strong>en</strong> die uit de praktijk blijkt is dat het<br />
parkeerbeleid moet vertrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> expliciete visie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke<br />
reeks beleidsdoelstelling<strong>en</strong> die als toetskader kunn<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong><br />
(bijvoorbeeld eerste prioriteit voor parkeerbehoeft<strong>en</strong> van inwoners van de<br />
stad).<br />
Beleid <strong>en</strong> planning mog<strong>en</strong> niet los gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van de doorwerking<br />
ervan: vandaar het belang van de koppeling met managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ontwerp.<br />
Meer <strong>en</strong> meer voorbeeld<strong>en</strong> van goede praktijk van geïntegreerd ontwerp<br />
kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getoond. De bouw van ondergrondse<br />
parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> onder stedelijke plein<strong>en</strong> wordt in vele Europese<br />
sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeker ook in Vlaander<strong>en</strong> – toegepast. Eén van de eerste<br />
voorbeeld<strong>en</strong> in eig<strong>en</strong> land is „t Zand (<strong>en</strong> ondergrondse parking) in Brugge.<br />
E<strong>en</strong> voorbeeld van e<strong>en</strong> parking geïntegreerd in e<strong>en</strong> multimodaal<br />
overstappunt de (overstap fiets, tram, trein, premetro) is de parking nabij<br />
het C<strong>en</strong>traal Station in Antwerp<strong>en</strong>. De stationsomgeving in Leuv<strong>en</strong> (<strong>en</strong><br />
ondergrondse parking) geldt dan weer als e<strong>en</strong> voorbeeld van e<strong>en</strong><br />
combinatie van de creatie van e<strong>en</strong> multimodaal knooppunt <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
strategisch sted<strong>en</strong>bouwkundig ontwikkelingsproject als hefboom voor de<br />
ontwikkeling van e<strong>en</strong> gans stadsdeel.<br />
160<br />
Beleidsveld Duurzame ontwikkeling Parker<strong>en</strong><br />
<strong>Planning</strong> Structuurplan, <strong>Mobiliteit</strong>splan,<br />
Milieubeleidsplan<br />
Managem<strong>en</strong>t Managem<strong>en</strong>tprogramma sted<strong>en</strong>bouwkundigeontwikkelingsproject<strong>en</strong><br />
Ontwerp Beeldkwaliteitplan op<strong>en</strong>baar domein,<br />
projectplan<br />
Parkeerbeleidsplan<br />
Business plan parkeermanagem<strong>en</strong>t,<br />
parkeerbeheerplann<strong>en</strong> per<br />
gebied<br />
Parkeerinrichtingsplan inclusief<br />
parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (service<br />
voor de gebruiker)
4. Naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur<br />
4.1. Het Europees Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong><br />
Ondanks e<strong>en</strong> halve eeuw beleid voor meer leefbare sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondanks het<br />
bestaan van heel wat goede praktijkvoorbeeld<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> de uitdaging<strong>en</strong><br />
waarvoor de meeste sted<strong>en</strong> in Europa staan <strong>en</strong>orm. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn ze op<br />
zoek naar geme<strong>en</strong>schappelijke oplossing<strong>en</strong>. Verkeersopstopping<strong>en</strong> kost<strong>en</strong><br />
de Europese economie elk jaar nag<strong>en</strong>oeg 100 miljard euro, of 1% van het<br />
BBP van de EU. Luchtverontreiniging <strong>en</strong> geluidsoverlast nem<strong>en</strong> jaar na<br />
jaar toe. Het stadsverkeer is verantwoordelijk voor 40% van de CO2uitstoot<br />
<strong>en</strong> 70% van de uitstoot van andere verontreinig<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> door<br />
het wegverkeer (DG TREN 2007). Op basis van deze vaststelling<strong>en</strong> werkt<br />
de EU aan e<strong>en</strong> nieuw kader: e<strong>en</strong> Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> over stedelijke mobiliteit<br />
werd in de eerste helft van jaar 2008 aan e<strong>en</strong> brede consultatie<br />
onderworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet de basis vorm<strong>en</strong> voor de ontwikkeling van e<strong>en</strong><br />
Europese strategie op dit vlak.. Volg<strong>en</strong>s dit Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> moet stedelijke<br />
mobiliteit de voorwaard<strong>en</strong> schepp<strong>en</strong> voor de economische ontwikkeling<br />
van de stad, de lev<strong>en</strong>skwaliteit van haar inwoners <strong>en</strong> de bescherming van<br />
het milieu. Hiertoe di<strong>en</strong><strong>en</strong> de Europese sted<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geïntegreerd antwoord<br />
te vind<strong>en</strong> op vijf uitdaging<strong>en</strong>:<br />
1. Vlotter verkeer in de stad<br />
2. Gro<strong>en</strong>ere agglomeraties <strong>en</strong> sted<strong>en</strong><br />
3. Intellig<strong>en</strong>ter stedelijk vervoer<br />
4. Toegankelijker stedelijk vervoer<br />
5. Verkeersveiligheid <strong>en</strong> veiligheid in het op<strong>en</strong>baar vervoer<br />
E<strong>en</strong> andere kijk op stedelijke mobiliteit betek<strong>en</strong>t het gebruik van alle<br />
vervoerswijz<strong>en</strong> optimaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> "comodaliteit" organiser<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>erzijds de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van collectief vervoer (trein, metro,<br />
tram, bus, taxi) <strong>en</strong> anderzijds individueel vervoer (auto, motorfiets, fiets,<br />
lop<strong>en</strong>) (DG TREN, 2007). Op basis van e<strong>en</strong> analyse van de resultat<strong>en</strong> het<br />
„City Parking in Europe project‟ kan het parkeerbeleid daarbij e<strong>en</strong><br />
sleutelrol vervull<strong>en</strong>.<br />
4.1.1. Vlotter verkeer in de stad<br />
Zelfs in e<strong>en</strong> periode waarin telecommunicatietechnologieën int<strong>en</strong>sief<br />
word<strong>en</strong> gebruikt blijft de bereikbaarheid per wag<strong>en</strong> één van de<br />
belangrijkste „harde‟ locatiefactor<strong>en</strong>. De competitiviteit van e<strong>en</strong> regio of<br />
161
e<strong>en</strong> stad hangt in grote mate sam<strong>en</strong> met de kwaliteit van zijn<br />
vervoersysteem, <strong>en</strong> niet in het minst van de autobereikbaarheid. Het<br />
belang van de autobereikbaarheid van binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> wordt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />
soms overschat. Vooral winkeliers overschatt<strong>en</strong> nogal e<strong>en</strong>s het aandeel<br />
van de auto in de woon- winkelverplaatsing<strong>en</strong>. „Zachte‟ locatiefactor<strong>en</strong><br />
zoals de verblijfs- <strong>en</strong> de milieukwaliteit zijn relevant bij beslissing<strong>en</strong> waar<br />
m<strong>en</strong> gaat winkel<strong>en</strong>, werk<strong>en</strong> of ontspann<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaat won<strong>en</strong> (Kulke et al.,<br />
2007) .<br />
Bereikbaarheid staat niet gelijk met snelheid. In de huidige situatie waarin<br />
grote del<strong>en</strong> van het autoweg<strong>en</strong>net in stedelijke gebied<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de steeds<br />
langer word<strong>en</strong>de spitsperiodes vastlop<strong>en</strong> wordt vooral de<br />
voorspelbaarheid, dus de betrouwbaarheid binn<strong>en</strong> de mobiliteit belangrijk.<br />
In de mate dat er aparte voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor alternatieve vervoerswijz<strong>en</strong><br />
zijn ontwikkeld is de „concurr<strong>en</strong>tiepositie‟ van het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong><br />
zelfs van het fietsverkeer zodo<strong>en</strong>de in heel wat sted<strong>en</strong> aan het wijzig<strong>en</strong>.<br />
T<strong>en</strong> dele wordt de congestie van stedelijke weg<strong>en</strong> veroorzaakt door<br />
parkeerzoekverkeer: tijd<strong>en</strong>s de piekur<strong>en</strong> in Brussel gaat het om nag<strong>en</strong>oeg<br />
om 1/3 van het rondrijd<strong>en</strong>de verkeer (Lauwers <strong>en</strong> Roland 2008). E<strong>en</strong><br />
helder parkeersysteem <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede routegeleiding kunn<strong>en</strong> hier soelaas<br />
bied<strong>en</strong>. De Stad G<strong>en</strong>t was in Vlaander<strong>en</strong> één van de eerste sted<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />
dergelijk systeem invoerde.<br />
162<br />
4.1.2. Gro<strong>en</strong>ere agglomeraties <strong>en</strong> sted<strong>en</strong><br />
Autoverkeer wordt in de toekomst milieuvri<strong>en</strong>delijker <strong>en</strong> compatibeler<br />
met verstedelijkte leefomgeving<strong>en</strong>, de basisspanning tuss<strong>en</strong> leefbaarheid<br />
<strong>en</strong> bereikbaarheid zal echter blijv<strong>en</strong> bestaan. Onder impuls van str<strong>en</strong>gere<br />
Europese standaard<strong>en</strong> gaat de „vergro<strong>en</strong>ing‟ van het wag<strong>en</strong>park verder <strong>en</strong><br />
zull<strong>en</strong> emissies per gered<strong>en</strong> kilometer de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> drastisch dal<strong>en</strong>.<br />
Dit neemt niet weg dat het groei<strong>en</strong>d inzicht in de actuele gevar<strong>en</strong> voor de<br />
gezondheid heel wat sted<strong>en</strong> in Europa ertoe aangezet heeft om de<br />
autotoegankelijkheid tot del<strong>en</strong> van hun stad te beperk<strong>en</strong> of te<br />
ontmoedig<strong>en</strong>. Daarbij mak<strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>land nieuwe concept<strong>en</strong> als<br />
stedelijke congestieheffing (bijv. London, Stockholm) of eco-wijk<strong>en</strong> (met<br />
selectieve beperking of heffing in functie van de emissiecategorie van de<br />
auto, zoals bijv. in Köln) opgang. Dit moet niet <strong>en</strong>kele gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als<br />
e<strong>en</strong> tijdelijke maatregel in afwachting van e<strong>en</strong> „gro<strong>en</strong>er‟ autopark: e<strong>en</strong><br />
aantal verkeersleefbaarheidsproblem<strong>en</strong> zoals geluidshinder <strong>en</strong>
uimtebeslag zull<strong>en</strong> ook in de toekomst e<strong>en</strong> beperking van de hoeveelheid<br />
autoverkeer in stedelijke gebied<strong>en</strong> verg<strong>en</strong>.<br />
Parkeerbeleid kan ook in dit kader ingezet word<strong>en</strong>, al dan niet in<br />
sam<strong>en</strong>spel met toegankelijkheidsbeperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> voor het<br />
autoverkeer. Voorbeeld bij uitstek is Bologna dat reeds in 1989 e<strong>en</strong><br />
c<strong>en</strong>trumzone met beperkte toegankelijkheid creëerde, mom<strong>en</strong>teel is deze<br />
zone 3.2 km² groot. Het gaat om het historische c<strong>en</strong>trum van de stad, met<br />
e<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tratie van economische <strong>en</strong> sociale functies. Sinds 2005 werkt<br />
het systeem op basis van camera‟s die in de hoofdstrat<strong>en</strong> staan opgesteld<br />
<strong>en</strong> de nummerplaat herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van binn<strong>en</strong>rijd<strong>en</strong>de wag<strong>en</strong>s. Het systeem is<br />
verbond<strong>en</strong> met het parkeermanagem<strong>en</strong>tsysteem. Wag<strong>en</strong>s die e<strong>en</strong> toelating<br />
hebb<strong>en</strong> om in het c<strong>en</strong>trum te parker<strong>en</strong> wordt het (dag)tarief aangerek<strong>en</strong>d<br />
of indi<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> parkeergarage binn<strong>en</strong>rijd<strong>en</strong> wordt de informatie gewist.<br />
Wag<strong>en</strong>s die ge<strong>en</strong> toelating hebb<strong>en</strong> om in het c<strong>en</strong>trum te kom<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
waarvan de nummerplaat gescand wordt, krijg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boete aangerek<strong>en</strong>d<br />
(Kulke et al., 2007).<br />
Maar de goede praktijk in Europese sted<strong>en</strong> als W<strong>en</strong><strong>en</strong> (geïntroduceerd in<br />
de 90-er jar<strong>en</strong>, reductie van het autoverkeer met 30%) <strong>en</strong> Amsterdam<br />
(rec<strong>en</strong>t geïntroduceerd, reductie van het autoverkeer in het c<strong>en</strong>trum met<br />
20% ) toont aan dat ook het inzett<strong>en</strong> van parkeerbeleid op zich<br />
(prijsregulering, parkeertijdbeperking<strong>en</strong>, beperking van het aantal<br />
parkeerplaats<strong>en</strong>) de druk van het autoverkeer in stedelijke gebied<strong>en</strong> kan<br />
beperk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de leefbaarheid er kan verhog<strong>en</strong> (Lauwers <strong>en</strong> Roland 2008).<br />
4.1.3. Intellig<strong>en</strong>ter stedelijk vervoer<br />
Het parker<strong>en</strong> is - sam<strong>en</strong> met e-governem<strong>en</strong>t - één van de beleidsveld<strong>en</strong><br />
van de (geme<strong>en</strong>telijke) overheid waar alvast de technologische innovaties<br />
snelst plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> door de gebruikers <strong>en</strong> de burgers aanvaard word<strong>en</strong>.<br />
De introductie van het GSM parker<strong>en</strong> is één van de meest illustratieve<br />
voorbeeld<strong>en</strong>. Na op korte tijd tot e<strong>en</strong> succes uit te groei<strong>en</strong> in Antwerp<strong>en</strong><br />
werd het GSM betal<strong>en</strong> via SMS bericht nu ook door de Lijn<br />
geïntroduceerd als betalingsmogelijkheid voor e<strong>en</strong> ticket. De introductie<br />
van technologische innovatie toont ook zeer duidelijk de hoger besprok<strong>en</strong><br />
vooruitgangsdialectiek („wet van de remm<strong>en</strong>de voorsprong‟) aan: Sofia<br />
beschikte niet over parkeerautomat<strong>en</strong> voor parker<strong>en</strong> op strat<strong>en</strong> <strong>en</strong> plein<strong>en</strong><br />
to<strong>en</strong> het in 2006 GSM parker<strong>en</strong> introduceerde (als aanvulling bij de<br />
163
krabparkeerbiljett<strong>en</strong> die ook in Zuid Europa ingeburgerd zijn). Dit<br />
betek<strong>en</strong>t dat zij de vorige „evolutiestap‟ (<strong>en</strong> investering in parkeermeters)<br />
kunn<strong>en</strong> „overslaan‟. Het SMS parker<strong>en</strong> maakte er na één jaar reeds meer<br />
dan 2/3 van de parkeerbetaling<strong>en</strong> uit - aandeel dat vier keer hoger ligt dan<br />
in Antwerp<strong>en</strong> in dezelfde periode (Lauwers, 2008).<br />
Ook dynamische parkeergeleidingsystem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer ingezet.<br />
De evolutie op dit vlak gaat zeer snel, het nut ervan is tweevoudig:<br />
faciliteit voor de gebruiker<br />
instrum<strong>en</strong>t voor parkeer- <strong>en</strong> verkeersmanagem<strong>en</strong>t voor de<br />
overheid<br />
Koppeling tuss<strong>en</strong> parkeermanagem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> verkeersmanagem<strong>en</strong>t staat nog<br />
maar in zijn kinderscho<strong>en</strong><strong>en</strong>, de hoger reeds beschrev<strong>en</strong> koppeling van<br />
selectieve toegankelijkheid van het c<strong>en</strong>trum van Bologna met het<br />
parkeerbeheer via automatische nummerplaatherk<strong>en</strong>ning door camera‟s,<br />
toont de scope van de mogelijkhed<strong>en</strong> aan. Ook binn<strong>en</strong> parkeergebouw<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer geavanceerde system<strong>en</strong> ingezet, zowel voor de<br />
begeleiding van het parker<strong>en</strong> (bijv. aanduiding naar vrije parkeerplaats<strong>en</strong>)<br />
als voor het beheer van het gebouw (bijv. brandveiligheid).<br />
Naarmate parkeerinformatie gekoppeld wordt aan geïntegreerde verkeers-<br />
<strong>en</strong> vervoersinformatiesystem<strong>en</strong> (zowel „in car‟ system<strong>en</strong> als<br />
verwijzingssytem<strong>en</strong>, bijv. bij P+R voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) kan het principe van de<br />
comodaliteit (waarbij elke vervoerswijze optimaal wordt ingezet in functie<br />
van duurzame mobiliteitspatron<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> stad) op e<strong>en</strong> effectieve,<br />
gebruikersgerichte manier ondersteund word<strong>en</strong>.<br />
164<br />
4.1.4. Toegankelijker stedelijk vervoer<br />
Het stedelijk parkeerbeleid kan strategieën ontwikkel<strong>en</strong> voor selectieve<br />
toegankelijkheid voor verschill<strong>en</strong>de gebruikersgroep<strong>en</strong>. Bevoorrechte <strong>en</strong><br />
voorbehoud<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> voor minder valide bestuurders is e<strong>en</strong><br />
reeds lang toegepaste praktijk in veruit de meeste Europese sted<strong>en</strong>. Ook<br />
het ontwikkel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gebiedgericht beleid waarbij de beschikbare<br />
plaats<strong>en</strong> via gebruikbeperking<strong>en</strong> (parkeerduurbeperking<strong>en</strong>, tariefzetting,<br />
bewonersparker<strong>en</strong>) selectief word<strong>en</strong> ingezet, kan gehanteerd word<strong>en</strong> om<br />
verschill<strong>en</strong>de gebruikersgroep<strong>en</strong> selectief toegankelijkheid te bied<strong>en</strong> in<br />
specifieke stadsdel<strong>en</strong>. In het beleid van de Stad Antwerp<strong>en</strong> wordt e<strong>en</strong><br />
prioriteitstelling gehanteerd:
1. bewoners<br />
2. bezoekers (kortparker<strong>en</strong> <strong>en</strong> levering<strong>en</strong>)<br />
3. zakelijk<br />
4. werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> langparker<strong>en</strong>.<br />
In e<strong>en</strong> stap voor stap strategie wordt deze b<strong>en</strong>adering elk jaar in<br />
bijkom<strong>en</strong>de stadsdel<strong>en</strong> geïmplem<strong>en</strong>teerd. Andere sted<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
beleid waarbij specifieke parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgebouwd voor<br />
bepaalde voertuigcategorieën, zoals kleine person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s (type<br />
SMART) <strong>en</strong> moto‟s (Bologna) of fiets<strong>en</strong> (verschill<strong>en</strong>de Nederlandse <strong>en</strong><br />
Duitse sted<strong>en</strong>). Ook de combinatie van fiets<strong>en</strong> met op<strong>en</strong>baar vervoer (fiets<br />
in de metro, bijv. Amsterdam – of bike and ride voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) wordt in<br />
meer <strong>en</strong> meer sted<strong>en</strong> gefaciliteerd.<br />
4.1.5. Veiliger verkeer <strong>en</strong> vervoer<br />
Meer aandacht gaat in de rec<strong>en</strong>te praktijk naar verkeersveiligheid <strong>en</strong><br />
sociale veiligheid van het parkeergebeur<strong>en</strong>, vooral gekoppeld aan het<br />
ontwerp van verkeersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Dit komt aan bod bij het plann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
vormgev<strong>en</strong> van looproutes. Verkeersveiligheid is e<strong>en</strong> aandachtspunt bij<br />
het straatparker<strong>en</strong>: hoge int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> snelheid zijn e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>indicatie voor<br />
het voorzi<strong>en</strong> van straatparker<strong>en</strong>, zeker voor dwarsparker<strong>en</strong>. Ook de relatie<br />
met het ontwerp van fietsvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> aandachtspunt zijn.<br />
Sociale veiligheid is vooral gerelateerd aan parkeergebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
ondergrondse voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Op dit vlak is e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme kwaliteitssprong<br />
gemaakt het laatste dec<strong>en</strong>nium. In Vlaander<strong>en</strong> zijn er vooral in grotere <strong>en</strong><br />
middelgrote sted<strong>en</strong> tal inspirer<strong>en</strong>de voorbeeld<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong>. Daarbij gaat<br />
ook aandacht naar de subjectieve veiligheid. E<strong>en</strong> gebrek aan sociale<br />
veiligheid <strong>en</strong> sociale controle kan bijdrag<strong>en</strong> tot diefstal, fysiek geweld <strong>en</strong><br />
vandalisme. Omgekeerd kan e<strong>en</strong> verzorgde inrichting het gevoel van<br />
veiligheid versterk<strong>en</strong>. In sommige land<strong>en</strong> bestaan er op dit vlak trouw<strong>en</strong>s<br />
kwaliteitscertificat<strong>en</strong> (bijv. van ADAC in Duitsland). Aandacht van de lay<br />
-out <strong>en</strong> uitrusting van de voorzi<strong>en</strong>ing (vermijd<strong>en</strong> van „dode‟ hoek<strong>en</strong>,<br />
voorzi<strong>en</strong> van daglicht <strong>en</strong>/of verlichtingsniveau, …) zijn de sleutel voor<br />
veilig bevond<strong>en</strong> ontwerp<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> zijn de stationsparking van<br />
Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> parkings onder de Grote Markt van Mechel<strong>en</strong> <strong>en</strong> Sint Niklaas<br />
voorbeeld<strong>en</strong> van goede praktijk.<br />
165
166<br />
4.2. Naar e<strong>en</strong> nieuw paradigma<br />
Zull<strong>en</strong> de beleidsacties beschrev<strong>en</strong> in het Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> – waartoe het<br />
parkeerbeleid in belangrijke kan toe bijdrag<strong>en</strong> volstaan om tot e<strong>en</strong><br />
duurzame stedelijke mobiliteit te kom<strong>en</strong>? De vraag stelt zich of niet nog<br />
meer fundam<strong>en</strong>teel moet nagedacht of de dilemma‟s die zich in de<br />
b<strong>en</strong>adering van de mobiliteit voordo<strong>en</strong>, m.a.w. stelt zich de vraag in welke<br />
mate het duurzaamheidsbegrip zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> nieuw paradigma, e<strong>en</strong><br />
nieuw kader voor de theoretische b<strong>en</strong>adering van het mobiliteitsbeleid.<br />
Volg<strong>en</strong>s Banister (2008) moet<strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele uitgangspunt<strong>en</strong> van de<br />
mobiliteitsb<strong>en</strong>adering in vraag word<strong>en</strong> gesteld.<br />
In de klassieke theorie – <strong>en</strong> in alle afgeleide analyse-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals<br />
multimodale verkeersmodell<strong>en</strong> waarmee mobiliteitsbeslissing<strong>en</strong> ook op de<br />
dag van vandaag nog onderbouwd word<strong>en</strong> – beschouwt m<strong>en</strong> verkeer als<br />
e<strong>en</strong> afgeleide activiteit. <strong>Mobiliteit</strong> is ge<strong>en</strong> doel op zich: de activiteit op de<br />
plaats van de bestemming (bijv. werk<strong>en</strong>, winkel<strong>en</strong>) is de red<strong>en</strong> van de<br />
verplaatsing. Of nog: mobiliteit is e<strong>en</strong> loutere kost, het economische nut<br />
moet gehaald word<strong>en</strong> uit de activiteit op de plaats van bestemming.<br />
E<strong>en</strong> tweede uitgangspunt is het rationele gedrag van de vervoergebruiker:<br />
verkeersdeelnemers minimaliser<strong>en</strong> hun geg<strong>en</strong>eraliseerde vervoerskost<strong>en</strong>,<br />
dit is e<strong>en</strong> combinatie van de eig<strong>en</strong>lijke reiskost<strong>en</strong> <strong>en</strong> de waardering van de<br />
-de als verlor<strong>en</strong> beschouwde- verplaatsingstijd.<br />
Het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuw paradigma heeft dus te mak<strong>en</strong> met:<br />
e<strong>en</strong> breed <strong>en</strong> beleidsmatig gedrag<strong>en</strong> inzicht dat in e<strong>en</strong> regio als<br />
Vlaander<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> bereikt zijn voor de verdere opdrijving<br />
van de reissnelheid <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>vermindering die aan de basis<br />
ligg<strong>en</strong> van de in het begin van deze paper beschrev<strong>en</strong><br />
expon<strong>en</strong>tiële lange termijngroei van de mobiliteit gedur<strong>en</strong>de<br />
de twee voorbije eeuw<strong>en</strong>, dit omwille van milieugr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
schaarser word<strong>en</strong> ruimte.<br />
het in vraag stell<strong>en</strong> vanuit wet<strong>en</strong>schappelijke kring<strong>en</strong> van de<br />
algem<strong>en</strong>e geldigheid in de huidige maatschappelijke context<br />
van de twee theoretische uitgangspunt<strong>en</strong> van de klassieke<br />
mobiliteitsb<strong>en</strong>adering
4.2.1. Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de mobiliteitsgroei<br />
Dat de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de mobiliteitsgroei op e<strong>en</strong> aantal vlakk<strong>en</strong> bereikt zijn -<br />
in de feit<strong>en</strong> of minst<strong>en</strong>s beleidsmatig - kan gemakkelijk aangetoond<br />
word<strong>en</strong>. Hoewel de gemiddelde afstand in de woon-werkp<strong>en</strong>del in België<br />
nog steeds to<strong>en</strong>eemt is de gemiddelde reistijd sinds 1980 niet meer<br />
afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: in de periode 1980-1990 zou de to<strong>en</strong>ame in reistijd te wijt<strong>en</strong><br />
zijn aan de combinatie van relatief snel toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie. De gemiddelde reistijd in de periode 1991-2001 is<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>redig met de over die periode toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand. De<br />
achterligg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor deze to<strong>en</strong>ame zijn echter regionaal<br />
gediversifieerd.<br />
De gemiddelde afstand is voornamelijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de perifere regio‟s<br />
in het zuid<strong>en</strong> van het land. In Vlaander<strong>en</strong> is de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie in<br />
veel sterkere mate verantwoordelijk voor deze evolutie dan de<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong>, m.a.w. de reissnelheid is er in die periode gedaald<br />
in plaats van gesteg<strong>en</strong> (Verhetsel, 2007).<br />
Voor de milieugr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> is de klimaatproblematiek mom<strong>en</strong>teel beleidsmatig<br />
meest bepal<strong>en</strong>d t.a.v. de mobiliteitsontwikkeling. De emissies door de<br />
transportsector zijn in Vlaander<strong>en</strong> de laatste jar<strong>en</strong> fors toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />
hoewel de uitstoot de laatste jar<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins stabiliseert tot 28 à 29%<br />
bov<strong>en</strong> het niveau van 1990. Om de doelstelling (stabilisatie in 2010 t<strong>en</strong><br />
opzichte van 1990) te kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong> zijn belangrijke bijkom<strong>en</strong>de<br />
maatregel<strong>en</strong> noodzakelijk.<br />
Voor de andere pollu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verminderde de uitstoot tuss<strong>en</strong> 1995 <strong>en</strong> 2005.<br />
Maar ook voor NOx-emissie zal de doelstelling 2010 mogelijk niet gehaald<br />
word<strong>en</strong>. De verdieselijking van het person<strong>en</strong>autopark werkt dit mee in de<br />
hand. Voor de fijn stof problematiek staan we slechts aan het begin van<br />
probleemerk<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> –analyse.<br />
In e<strong>en</strong> dicht bevolkte regio als Vlaander<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook de beschikbare<br />
fysieke ruimte voor mobiliteit steeds schaarser. En er is de behoefte aan<br />
kwaliteit van de ruimte, m.a.w. aan verkeersleefbaarheid. Dit leidt tot het<br />
terugdring<strong>en</strong> van het autoverkeer uit bepaalde gebied<strong>en</strong>: verkeersluwe<br />
gebied<strong>en</strong> in sted<strong>en</strong> (plein<strong>en</strong>, winkelstrat<strong>en</strong>, wijk<strong>en</strong>) maar ook in het<br />
buit<strong>en</strong>gebied (stiltegebied<strong>en</strong>, natuur, recreatie). Omwille van het<br />
ruimtebeslag <strong>en</strong> het versnipperingeffect blijft er nag<strong>en</strong>oeg ge<strong>en</strong> ruimte<br />
167
voor bijkom<strong>en</strong>de vervoersinfrastructuur in Vlaander<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is daar<br />
nog minder psychologische ruimte voor: de combinatie van alle NIMBY<br />
‟s leidt tot e<strong>en</strong> BANANA syndroom: Build Absolutly Nothing Anywhere<br />
Near Anybody.<br />
168<br />
4.2.2. Theoretische uitgangspunt<strong>en</strong><br />
In e<strong>en</strong> nieuw paradigma voor duurzaam mobiliteitsbeleid moet<strong>en</strong> ook<br />
nieuwe inzicht<strong>en</strong> in verband met de theoretische uitgangspunt<strong>en</strong> van<br />
meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de huidige maatschappelijke context wordt<br />
mobiliteit in meer <strong>en</strong> meer gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doel op zich.<br />
Figuur 6: Spreiding over de dag van de vertrekur<strong>en</strong> van verplaatsing<strong>en</strong> , volg<strong>en</strong>s motief<br />
Bron OVG Vlaander<strong>en</strong> 2001-2001 rapport 3B<br />
Figuur 6 belicht het grote aandeel van de sociale verplaatsing<strong>en</strong>, ook<br />
tijd<strong>en</strong>s de avondspits. Wijzig<strong>en</strong>de mobiliteitspatron<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> op<br />
t<strong>en</strong>gevolge van toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vrije tijd <strong>en</strong> vergrijzing van de bevolking.<br />
<strong>Mobiliteit</strong> wordt meer <strong>en</strong> meer e<strong>en</strong> onderdeel van de vrijetijdscultuur (met<br />
recreatief of sportief fiets<strong>en</strong>, motorrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> kruising in de Caprio als<br />
manifeste voorbeeld<strong>en</strong>). In de „escape theorie‟ wordt de<br />
vrijetijdsmobiliteit gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> poging om dal<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>skwaliteit te<br />
comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>, om weg te vlucht<strong>en</strong> van de dagelijkse beslommering<strong>en</strong>. In<br />
meer <strong>en</strong> meer gevall<strong>en</strong> wordt mobiliteit e<strong>en</strong> activiteit met waarde op zich
(Banister 2008). Dit staat teg<strong>en</strong>over de conv<strong>en</strong>tionele theorie die de tijd<br />
gesp<strong>en</strong>deerd aan mobiliteit <strong>en</strong>kel beschouwd als e<strong>en</strong> kost voor de<br />
consum<strong>en</strong>t, tijd die zo kort mogelijk moet gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Dit geldt des te minder wanneer we de steeds to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de flexibiliteit in<br />
reistijdstip in og<strong>en</strong>schouw nem<strong>en</strong>, waarbij de complem<strong>en</strong>tariteit <strong>en</strong> zelfs<br />
substitutie speelt tuss<strong>en</strong> de klassieke (transport) technologie de nieuwe<br />
(ICT) technologieën. Telewerk<strong>en</strong> is er uitgesprok<strong>en</strong> voorbeeld van. Maar<br />
meer <strong>en</strong> meer wordt vastgesteld dat naast substitutie ook comp<strong>en</strong>satie<br />
optreedt: zo kan e<strong>en</strong> dag telewerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gecomp<strong>en</strong>seerd door e<strong>en</strong><br />
buit<strong>en</strong>huisactiviteit „s avonds. En internet shopping vergt ook e<strong>en</strong><br />
verplaatsing: levering of afhaling van de gekochte goeder<strong>en</strong> (Lyons &<br />
K<strong>en</strong>yon, 2003).<br />
Nieuwe economische gedragspatron<strong>en</strong> <strong>en</strong> gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan rationaliteit als<br />
beslissingcriterium in de mobiliteit kunn<strong>en</strong> onderk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. In de<br />
steeds meer impact krijg<strong>en</strong>de belevingseconomie – vaak pejoratief ook<br />
wel de „fun society‟ g<strong>en</strong>oemd krijg<strong>en</strong> bepaalde aspect<strong>en</strong> van de mobiliteit<br />
meer <strong>en</strong> meer e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is op zich. In dit kader is autobezit geëvolueerd<br />
van e<strong>en</strong> statussymbool naar e<strong>en</strong> manier van zelfexpressie. Hoe is anders<br />
het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d succes van SUV‟s te verklar<strong>en</strong>, dit in één van de meest<br />
gebetonneerde regio‟s van de wereld? Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> er heel wat<br />
kost<strong>en</strong> niet verrek<strong>en</strong>d aan de gebruiker. Algeme<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> reeds zeer<br />
grondig bestudeerd zijn er de externe kost<strong>en</strong> (filekost<strong>en</strong> die ik veroorzaak<br />
voor andere weggebruikers door mee in de file te staan, milieukost<strong>en</strong>,<br />
verkeersveiligheidskost<strong>en</strong>). Ook wordt in dit licht door sommige<br />
econom<strong>en</strong> het derde betalersysteem in het op<strong>en</strong>baar vervoer, „het gratis<br />
op<strong>en</strong>baar vervoer‟, op de korrel g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Minder vaak wordt verwez<strong>en</strong><br />
naar het feit dat heel wat automobilist<strong>en</strong> niet zelf betal<strong>en</strong> voor hun<br />
vervoerkost: sinds <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bedrijfswag<strong>en</strong>s ongeveer 40% uit<br />
van de nieuw verkochte wag<strong>en</strong>s, in ongeveer 92% van de gevall<strong>en</strong><br />
gecombineerd met e<strong>en</strong> gratis tankkaart, m.a.w. „de baas betaalt‟. In totaal<br />
mak<strong>en</strong> de bedrijfswag<strong>en</strong>s mom<strong>en</strong>teel 14% uit van het person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>park.<br />
Het tracht<strong>en</strong> te minimaliser<strong>en</strong> van de reistijd staat ook teg<strong>en</strong>over de<br />
to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de zorg voor verkeersveiligheid. In plaats van naar hogere<br />
snelhed<strong>en</strong> streeft m<strong>en</strong> naar snelheidsbeheersing, in vele gevall<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />
dit lagere snelhed<strong>en</strong>. Ongevall<strong>en</strong> zijn ook e<strong>en</strong> belangrijke aanleiding van<br />
incid<strong>en</strong>tele files. Het aantal <strong>en</strong> de omvang van structurele <strong>en</strong> incid<strong>en</strong>tele<br />
files mak<strong>en</strong> dat de notie van congestievrij vervoersysteem is niet (meer)<br />
realistisch is. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> rijdt ook het op<strong>en</strong>baar vervoer rijdt zich vast in<br />
de congestie van het autoverkeer. In deze context hebb<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
169
edrijv<strong>en</strong> er vooral nood aan om reistijd goed te kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong> : niet<br />
langer minimale maar betrouwbare reistijd wordt de belangrijkste<br />
kwaliteitseis.<br />
170<br />
4.2.3. Nieuwe beleidsprincipes<br />
Over de w<strong>en</strong>selijkheid van het ontwikkel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duurzaam stedelijk<br />
mobiliteitsbeleid bestaat e<strong>en</strong> breed gedeelde cons<strong>en</strong>sus, over de<br />
beleidsacties die in Het Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> staan vermeld werd e<strong>en</strong> in EU e<strong>en</strong><br />
overlegproces gevoerd, waarbij de lidstat<strong>en</strong>, verteg<strong>en</strong>woordigers van<br />
sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteitsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> werd<strong>en</strong>. De inzicht<strong>en</strong> van<br />
Banister zijn nog minder gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> aanvaard. In e<strong>en</strong> nieuw paradigma van<br />
duurzame mobiliteit moet<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de acties gecombineerd word<strong>en</strong><br />
in e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>te reeks maatregel<strong>en</strong>. Hij suggereert daarbij vier<br />
sleutelprincipes (Banister, 2008):<br />
1. Maak best mogelijk gebruik van de technologie<br />
2. Reguleer de prijs op basis van de werkelijke kost van het<br />
vervoer (incl. externe kost<strong>en</strong>)<br />
3. Koppel ruimtelijke ontwikkeling <strong>en</strong> mobiliteitsbeleid<br />
4. Verschaf doelgerichte informatie <strong>en</strong> ontwikkel het nodige<br />
draag vlak<br />
Eerder in deze paper hebb<strong>en</strong> we reeds aangegev<strong>en</strong> dat het parkeerbeleid<br />
daarbij e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel onderdeel is <strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> voortrekkersrol kan<br />
vervull<strong>en</strong> (bijv. bij de introductie van nieuwe technologie). Geïntegreerd<br />
parkeerbeleid kan tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> belangrijke „linking pin‟ zijn tuss<strong>en</strong><br />
mobiliteit <strong>en</strong> ruimtelijke ontwikkeling: het gaat daarbij vooral om e<strong>en</strong><br />
gebiedgerichte balans van de aard <strong>en</strong> hoeveelheid parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />
4.2.4. E<strong>en</strong> nieuwe parkeerbalans<br />
Één van de belangrijkste kwesties voor het parkeerbeleid bestaat erin het<br />
juiste ev<strong>en</strong>wicht te vind<strong>en</strong> voor tal van aspect<strong>en</strong>:<br />
Eerst <strong>en</strong> vooral is er de behoefte aan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> het<br />
verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van ruimtegebruik <strong>en</strong> functies in de stad<br />
<strong>en</strong> het op<strong>en</strong>bare domein. Dit is e<strong>en</strong> kwestie die in de stedelijke<br />
structuurplanning <strong>en</strong> het stedelijke managem<strong>en</strong>t moet<br />
behandeld word<strong>en</strong>.
T<strong>en</strong> tweede is er het ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> de ontwikkeling van de<br />
verschill<strong>en</strong>de vervoerwijz<strong>en</strong>. Dit moet in de<br />
mobiliteitsplanning <strong>en</strong> het mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t behandeld<br />
word<strong>en</strong>. Daarbij moet het principe van de comodaliteit<br />
vooropstaan.<br />
T<strong>en</strong> derde is er de vraag – aanbod verhouding voor parker<strong>en</strong><br />
zelf: dit is e<strong>en</strong> hoofduitdaging voor de stedelijke<br />
parkeerplanning <strong>en</strong> het parkeermanagem<strong>en</strong>t.<br />
De verschill<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> om deze vraag-aanbod balans te bepal<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> gerelateerd word<strong>en</strong> aan de beleidsb<strong>en</strong>adering van het parker<strong>en</strong><br />
zelf.<br />
De vraagvolg<strong>en</strong>de beleidsb<strong>en</strong>adering is gebaseerd op<br />
parkeersurveys <strong>en</strong>/of op vaste parkeernorm<strong>en</strong>.<br />
De stur<strong>en</strong>de parkeerbeleidsb<strong>en</strong>adering is gebaseerd op<br />
gediffer<strong>en</strong>tieerde parkeerk<strong>en</strong>cijfers afhankelijk van het<br />
(gew<strong>en</strong>ste) bereikbaarheidsprofiel (zoals o.a. toegepast<br />
geweest in Nederland) of bevriezing van het aanbod (zoals het<br />
stand still principe, toegepast bij de eerste g<strong>en</strong>eratie<br />
<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
De geïntegreerde b<strong>en</strong>adering van het parkeerbeleid vergt e<strong>en</strong><br />
dynamische bepaling van de parkeerbalans.<br />
Dit vormt e<strong>en</strong> nieuwe opgave bij het opmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> parkeerplan: heel<br />
wat Nederlandse sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t ook Antwerp<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> deze methode<br />
toe. Daartoe wordt e<strong>en</strong> vraag-aanbod simulatiemodel opgemaakt dat voor<br />
de onderscheid<strong>en</strong> parkeerzones e<strong>en</strong> verband legt tuss<strong>en</strong> o.a. parkeervraag,<br />
sociaal-economische functies <strong>en</strong> daarmee gerelateerde parkeerk<strong>en</strong>cijfers.<br />
Het wordt volg<strong>en</strong>s dezelfde principes als e<strong>en</strong> klassiek<br />
verkeerssimulatiemodel gekalibreerd voor de bestaande situatie <strong>en</strong><br />
vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal sc<strong>en</strong>ario‟s gesimuleerd.<br />
171
172<br />
Figuur 7: De dynamische bepaling van de parkeerbalans<br />
Bron: ARCADIS 2007<br />
4.2.5. Parkeerbeleid <strong>en</strong> draagvlakontwikkeling<br />
Eén van de sleutelkwesties voor het stedelijk parkeerbeleid is hoe e<strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong>taliteitsverandering op gang te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> meer duurzame<br />
mobiliteit. Bewoners, p<strong>en</strong>delaars, bezoekers moet<strong>en</strong> daartoe hun houding<br />
t.o.v. mobiliteit verander<strong>en</strong>. Verkeers- <strong>en</strong> parkeerproblem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> al te<br />
gemakkelijk afgedaan als e<strong>en</strong> noodzakelijk kwaad. Verander<strong>en</strong>de attitudes<br />
bij de gebruikers van het parkeersysteem moet<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor<br />
het vermijd<strong>en</strong> van parkeerovertreding<strong>en</strong>, ze moet<strong>en</strong> ook bijdrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />
nieuwe mobiliteitscultuur, waarbij het principe van de comodaliteit<br />
vooropstaat. Bij de administraties is e<strong>en</strong> geest van sam<strong>en</strong>werking nodig<br />
om met verschill<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> duurzaam parkeersysteem te<br />
werk<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nisuitwisseling met <strong>en</strong> b<strong>en</strong>chmark aan Europese sted<strong>en</strong> kan<br />
deze beleidsdynamiek nog versterk<strong>en</strong> (Lauwers 2008).<br />
Informatiecampagnes zijn bij het verander<strong>en</strong> van attitudes zeker e<strong>en</strong><br />
noodzakelijk elem<strong>en</strong>t. Maar het gaat ook om het zoek<strong>en</strong> van de juiste<br />
instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om de attitudeverandering te bereik<strong>en</strong>. Controle <strong>en</strong><br />
bestraffing van overtreding<strong>en</strong> blijkt daarbij e<strong>en</strong> zeer effectieve manier om<br />
gedragsverandering op dit terrein te bekom<strong>en</strong>. Wanneer m<strong>en</strong> moet<br />
vertrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> totaal misgegroeide situatie (waarbij dubbel parker<strong>en</strong><br />
bijv. schering <strong>en</strong> inslag is) blijkt e<strong>en</strong> stapsgewijze aanpak meest aanvaard<br />
<strong>en</strong> effectief te zijn (geleidelijk aan scherper toezicht <strong>en</strong> bestraffing,<br />
ruimtelijk gebied van controle geleidelijk aan uitbreid<strong>en</strong>). Het inzett<strong>en</strong> van
deze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet gekoppeld word<strong>en</strong> aan communicatie (Kulke et<br />
al., 2007).<br />
Voor het bereik<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> modale shift volstaat e<strong>en</strong> ontrading van het niet<br />
het gew<strong>en</strong>ste gedrag niet: aantrekkelijke alternatiev<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> aanwezig te<br />
zijn <strong>en</strong> gepromoot te word<strong>en</strong>. Het aanbied<strong>en</strong> van gratis op<strong>en</strong>baar vervoer<br />
naar ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t<strong>en</strong> – of beter gezegd het op<strong>en</strong>baar vervoerticket als e<strong>en</strong><br />
onderdeel van het toegangsticket verkop<strong>en</strong> blijkt, mits e<strong>en</strong> goede<br />
organisatie <strong>en</strong> communicatie rond de bereikbaarheid van het ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t,<br />
succesvol. Voor meer reguliere verplaatsing<strong>en</strong> gaat het vooral om<br />
intrinsieke kwaliteit van de alternatiev<strong>en</strong> (fietsroutes, hoogwaardig<br />
op<strong>en</strong>baar vervoer).<br />
5. Conclusies<br />
De goede praktijk van parkeerbeleid in Europese sted<strong>en</strong> – zoals die onder<br />
ander in het „City Parking in Europe‟ werd bestudeerd <strong>en</strong> verder<br />
ontwikkeld, toont aan dat het parkeerbeleid het belangrijkste instrum<strong>en</strong>t<br />
voor modern mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t is, dat de sted<strong>en</strong> zelf in hand<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong>. Sted<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het parkeerbeleid dus als hefboom gebruik<strong>en</strong> voor<br />
e<strong>en</strong> duurzame stedelijke mobiliteitsontwikkeling. De verdere ontwikkeling<br />
van e<strong>en</strong> nieuw paradigma voor duurzame mobiliteit moet toelat<strong>en</strong> de<br />
inhoud <strong>en</strong> de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het beleid scherper te stell<strong>en</strong>.<br />
Not<strong>en</strong><br />
Meer informatie over dit project is te vind<strong>en</strong> op http://www.city-parking-in-europe.net/<br />
Refer<strong>en</strong>ties<br />
Appleyard, D. (1981), Livable Streets, protected neighborhoods. University of California<br />
Press, Berkeley/Los Angeles.<br />
Arcadis (2007), Parkeerstudie Antwerp<strong>en</strong>, GAPA, Antwerp<strong>en</strong>.<br />
Banister, D. (2008), “The sustainable mobility paradigm‟, Transport Policy. 15(2): 73-<br />
80.<br />
173
Blij<strong>en</strong>berg, A. (2002), “The driving forces behind transport growth and their implications<br />
for Policy”, in: Managing the fundam<strong>en</strong>tal drivers of transport demand, CEMT, Parijs.<br />
Buchanan, C. (1963), Traffic in Towns; A study of long term problems of traffic in urban<br />
areas. HMSO, Lond<strong>en</strong>.<br />
City Parking in Europe (2007), http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />
CORDIS COST-Transport (2005), Parking policies and the Effects on Economy and<br />
Mobility, Report on the COST action 342, http://cordis.europa.eu/cost-transport/src/cost-<br />
342.htm.<br />
CROW (2002), Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t: Geïntegreerd parker<strong>en</strong>:<br />
hoofdpunt<strong>en</strong>notitie, CROW, Ede.<br />
DG TREN (2007), Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> : naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur, http://<br />
ec.europa.eu/transport/clean/gre<strong>en</strong>_paper_urban_transport/doc/.<br />
FOD Economie - <strong>Afdeling</strong> Statistiek <strong>en</strong> FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer (DIV), (2008),<br />
Vervoerstatistiek<strong>en</strong>, http://www.statbel.fgov.be/figures/d37_nl.asp.<br />
Kulke, E., Ecke, K., Schief<strong>en</strong>hövel, A. (2007), Final Report City Parking in Europe:<br />
Good-Practice Examples, Local Approaches, Humboldt University, Berlin.<br />
Lauwers, D. (1984): “Inzicht in de mate waarin omgevingskwaliteit<strong>en</strong> beïnvloed word<strong>en</strong><br />
door gemotoriseerd verkeer”, in Hoofdstrat<strong>en</strong> in stad <strong>en</strong> dorp, KBS, Brussel.<br />
Lauwers, D. (1991) <strong>Ruimtelijke</strong> aspect<strong>en</strong> van de fileproblematiek, in Poté R. (ed.): Files<br />
in Vlaander<strong>en</strong>, Garant, Leuv<strong>en</strong>: 48-60.<br />
Lauwers, D. (2006) : “City parking policy - Context and methodology: reflections on the<br />
practice in Flanders” Parking Space Supply and Parking Space Managem<strong>en</strong>t, City<br />
Parking Congress Antwerp, http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />
Lauwers, D. (2007): “European parking – Review and visions for the future”, Parking<br />
Space Managem<strong>en</strong>t : g<strong>en</strong>eral findings and guidelines, City Parking in Europe, Final<br />
Congress, Berlin, http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />
Lauwers, D. (2007), “City parking in Europe, some lessons learnt from an Interreg IIIC<br />
project.” Parking Tr<strong>en</strong>d International 21 (3): 26-31.<br />
Lauwers, D. <strong>en</strong> Roland Ch. (2008), “Parking in Brussels: Problems and chall<strong>en</strong>ges at a<br />
turning point for policy.” Parking Tr<strong>en</strong>d International 22 (2): 12-17.<br />
Lyons, G., K<strong>en</strong>yon S. (2003), “Social Participation, personal travel and Internet use”,<br />
Proceedings of the 10 th International Confer<strong>en</strong>ce on Travel Behaviour Research,<br />
Lucerne.<br />
174
Tindemans, H. (2006) Ruimtegebruik <strong>en</strong> autogebruik in de stad, ruimtelijke gevolg<strong>en</strong> van<br />
parkeerbeleid, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, G<strong>en</strong>t.<br />
Verhetsel, A., Thomas I., Van Hecke E. (2007), P<strong>en</strong>del in België Deel I: de woonwerkverplaatsing<strong>en</strong><br />
FOD Economie, K.M.O., Midd<strong>en</strong>stand <strong>en</strong> Energie, Algem<strong>en</strong>e<br />
Directie Statistiek <strong>en</strong> Economische Informatie, Brussel.<br />
Williams, T (Ed.) (1962), Urban Survival and Traffic, Spon, Lond<strong>en</strong>.<br />
175
176
THE URBAN SOUNDSCAPE<br />
A DIFFERENT PERSPECTIVE<br />
Dick BOTTELDOOREN 1 , Bert DE COENSEL 1 , Timothy VAN<br />
RENTERGHEM 1 , Luc DEKONINCK 1 <strong>en</strong> Dominique GILLIS 2<br />
1 Gh<strong>en</strong>t University<br />
Departm<strong>en</strong>t of Information Technology<br />
Acoustics Group<br />
Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 99 68<br />
fax: +32 9 264 99 69<br />
e-mail: dirk.botteldoor<strong>en</strong>@ug<strong>en</strong>t.be<br />
2 Gh<strong>en</strong>t University<br />
Civil Engineering Departm<strong>en</strong>t<br />
Institute for Sustainable Mobility<br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 59<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: dominique.gillis@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
Sound is an integrated part of the urban society. Overexposure to<br />
unwanted sound - oft<strong>en</strong> from mechanical or electronic origin - is oft<strong>en</strong><br />
tackled after it occurs and in a remediating fashion. An integrated<br />
approach to land use planning, urban developm<strong>en</strong>t, urban traffic<br />
managem<strong>en</strong>t and quality of life - at least the noise related part of it - op<strong>en</strong>s<br />
interesting new perspectives. This chapter discusses these opportunities<br />
and points at indicators and numerical simulation that can be advantageous<br />
wh<strong>en</strong> applying the ideas pres<strong>en</strong>ted.<br />
177
178<br />
1. Introduction<br />
Classical urban noise managem<strong>en</strong>t mainly aims at reducing the level of<br />
unwanted noise - of mechanical or electronic origin - in the city by source<br />
mitigation and by obstructing the propagation path. Remediation after the<br />
problem arises or during planning in a more ideal situation using technical<br />
measures, is by far the most common approach to noise control. No doubt<br />
this approach is a very good one provided that it leads to significant noise<br />
reduction. However, this is certainly not the case in many of our modern<br />
cities and therefore more creative approaches are necessary. This chapter<br />
reports on some rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts in this area and puts the urban<br />
soundscape (Schafer, 1977) and its design in a slightly differ<strong>en</strong>t<br />
perspective.<br />
For the reader less familiar with traffic noise managem<strong>en</strong>t we summarize<br />
the most relevant technological possibilities (VMM, 2007a) for urban<br />
noise control before tackling the problem in detail. Road traffic noise is<br />
caused by the drive train at the one hand and by the wheel-road interaction<br />
(rolling noise) at the other. As driving speed increases and driving is more<br />
regular, the latter contribution start to dominate. Drive train noise is<br />
constrained by European noise emission regulations which have<br />
progressively become more restrictive over the years. Manufacturers have<br />
modified many technical details of cars to comply with these regulations,<br />
but they did not necessarily do much more than just that. Cars and buses<br />
powered by alternative fuel, in particular electric <strong>en</strong>gines, can be<br />
significantly more quiet. Although the European noise regulation can not<br />
be circumv<strong>en</strong>ted by member states, they have opportunities to stimulate<br />
citiz<strong>en</strong>s and <strong>en</strong>terprises (including public transport companies) to buy<br />
more <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tally fri<strong>en</strong>dly vehicles or to introduce noise testing for<br />
vehicles in use. Rolling noise involves tires and road surface. Tire<br />
requirem<strong>en</strong>ts, including noise, are also a European matter. A good choice<br />
of road surfaces can significantly reduce rolling noise, but road surface<br />
maint<strong>en</strong>ance is at least as important, in particular in the urban context. In<br />
(VMM, 2007a) it is shown that there is some pot<strong>en</strong>tial for reducing rolling<br />
noise in Flanders both through modifying road surfaces and through<br />
modifying tires, but the number of dBs to be gained is small.<br />
The picture for railway noise is not all that differ<strong>en</strong>t. Many rail vehicles<br />
are electrically powered and thus <strong>en</strong>gine noise is oft<strong>en</strong> limited. Rolling of
metal wheels on metal rails produces a level of sound that dep<strong>en</strong>ds on the<br />
smoothness of both the rail and the wheel. The opportunities for noise<br />
reduction at the source are probably more significant than for road traffic,<br />
in particular wh<strong>en</strong> considering freight. Important European advances can<br />
be expected in near future. Amongst all noise reducing measures, noise<br />
barriers placed close to the source are probably best known.<br />
Unfortunately, it is oft<strong>en</strong> difficult to apply them in urban areas due to<br />
space restrictions and visual impact.<br />
2. The ideal urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />
A naive view of urban soundscape design may aim at making the sonic<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t as quiet as possible. In a more modern view, absolute<br />
quietness is believed not to be a necessity and in some circumstances may<br />
ev<strong>en</strong> be unwanted. The ideal urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t dep<strong>en</strong>ds on the<br />
context.<br />
2.1. Dwellings: home <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />
At home, ext<strong>en</strong>sive <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal mechanical or electronic noise is<br />
perceived as intruding the observers private space. As such it will be<br />
perceived as disturbing and annoying as soon as it is noticed. This<br />
immediately implies that differ<strong>en</strong>t types of traffic noise will result in<br />
differ<strong>en</strong>t annoyance for the same <strong>en</strong>ergetically averaged exposure. Today,<br />
the relationships betwe<strong>en</strong> façade exposure measured in Ld<strong>en</strong> and self<br />
reported long term annoyance have be<strong>en</strong> well established for differ<strong>en</strong>t<br />
types of traffic noise and are quite g<strong>en</strong>erally accepted (Miedema, 1998).<br />
These curves show that for the same average exposure, annoyance seems<br />
to be greatest for aircraft noise and lowest for train noise. For industrial<br />
noise, characteristics of the sound may differ significantly betwe<strong>en</strong> sites<br />
and these characteristics (tonality, impulse) may increase noticeability and<br />
thus annoyance. This has be<strong>en</strong> tak<strong>en</strong> into account in regulation such as<br />
Vlarem 2 that are applicable for industrial noise.<br />
Assessing <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise levels at the façade is much easier than<br />
measuring noise at the actual ear of the urban dweller and h<strong>en</strong>ce most<br />
sci<strong>en</strong>tific advances in relating exposure to effects have be<strong>en</strong> made in that<br />
area as stated above. It should nevertheless be remembered that what<br />
179
matters is the sound that reaches the ear. The dwelling itself acts as a<br />
shield for the intruding noise - and in some particular cases as an amplifier<br />
for low frequ<strong>en</strong>cy sound (Peders<strong>en</strong> et al., 2007). At the one hand the<br />
dwelling may (over)amplify low frequ<strong>en</strong>cy problems, at the other hand it<br />
creates opportunities for indoor noise reduction. Noise reduction by<br />
increased building insulation requires closing all windows and doors at<br />
any time and thus may limit the s<strong>en</strong>se of control and freedom of the<br />
inhabitants which in turn has a negative effect on perceived annoyance.<br />
This has led to the observation that insulation requirem<strong>en</strong>ts should be<br />
relaxed at least on one façade and this in turn led to the introduction of the<br />
concept: quiet side (Ohrstrom et al., 2006). Availability of a sil<strong>en</strong>t or<br />
highly shielded façade relaxes annoyance by an equival<strong>en</strong>t of a reduction<br />
of most exposed façade level by 5 to 10 dBA as long as the level at the<br />
quiet side does not exceed 55 dBA, and the differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> the loudest<br />
and quiet side is at least 10 dB. Furthermore, the noise levels at the mostexposed<br />
façade may not be excessively high. There is however also<br />
growing evid<strong>en</strong>ce that the sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in the wider neighborhood of<br />
the house contributes to the annoyance (Klaeboe, 2007) in particular for<br />
people living in apartm<strong>en</strong>ts.<br />
Disturbance of activity and in particular sleep disturbance are important as<br />
a first stage negative effect of intruding <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise. Subjective<br />
evaluation of sleep quality and fatigue correlate well with <strong>en</strong>ergetically<br />
averaged nightly noise levels, LAeq,night, but other sleep indicators (changes<br />
in heart rate, sleep stage, etc.) show a more complicated relationship with<br />
number and level of noise ev<strong>en</strong>ts (Griefahn et al., 2006). There is some<br />
evid<strong>en</strong>ce that habituation to traffic noise ev<strong>en</strong>ts during the night does not<br />
occur (Griefahn et al., 2008a). It has also be<strong>en</strong> established that noise<br />
ev<strong>en</strong>ts occurring during the <strong>en</strong>d of sleep have a stronger effect on overall<br />
sleep quality and thus traffic curfews are most effective in the morning<br />
(Griefahn et al., 2008b). Disturbances occurring during the beginning of<br />
the night seem to be comp<strong>en</strong>sated. Concerning sleep disturbance, no clear<br />
differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of traffic could be established<br />
indicating that the meaning of sound (within the scope of traffic noises)<br />
may not be as important during sleep as could be expected.<br />
Health effects occur at much longer time scales and thus the analyses and<br />
design of the acoustic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t may need less temporal detail. Today<br />
the best prov<strong>en</strong> effect of long exposure to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise in the home<br />
180
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is ischemic heart disease, which may in turn be related to<br />
blood pressure (Babisch et al., 2005). The effect threshold seems to lie<br />
around 65 dBA (daytime equival<strong>en</strong>t noise level in front of the façade) but<br />
odds ratios are small, ev<strong>en</strong> 10 dBA above that threshold. Since it is<br />
estimated that the causal path betwe<strong>en</strong> exposure and health effects of<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise involves the cognitive / emotional path for 75%<br />
(Heimann et al., 2007), urban noise managem<strong>en</strong>t aiming at reducing<br />
annoyance can be expected also to reduce health effects.<br />
2.2. Urban public space<br />
City dwellers perceive and evaluate the soundscape of the urban public<br />
space in a rather differ<strong>en</strong>t way than they perceive the intruding sounds in<br />
their home <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Thus, modern urban soundscape planning is<br />
evolving new ideas and concepts to accommodate this differ<strong>en</strong>ce. The<br />
soundscape is se<strong>en</strong> as an integral part of the urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t,<br />
contributing to the id<strong>en</strong>tify and specificity of this <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The<br />
quality of a soundscape is assessed within the particular context and use<br />
imposed by the urban space. The physical characteristics of the sonic<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t needed to evaluate this quality go far beyond the overall<br />
noise level and include spectral (Raimbault, 2003) and temporal<br />
(Botteldoor<strong>en</strong>, 2006) structure. Today the quest for appropriate physical<br />
indicators is continuing but one could argue that physical indicators will<br />
never be suffici<strong>en</strong>t and the meaning that the list<strong>en</strong>er associates to the<br />
sound is most important (Dubois, 2006).<br />
The urban public space has differ<strong>en</strong>t uses: shopping, moving betwe<strong>en</strong><br />
functions, recreation, …. The soundscape of parks and squares mainly<br />
used for recreation has oft<strong>en</strong> be<strong>en</strong> in focus. An important reason for this is<br />
that the availability of high quality (gre<strong>en</strong>, quiet) urban space within reach<br />
was prov<strong>en</strong> to b<strong>en</strong>efit the health of urban dwellers. In particular, the<br />
pot<strong>en</strong>tial for psychological restoration of natural quiet areas has be<strong>en</strong><br />
suggested (van d<strong>en</strong> Bergh, 2007). Thus the goal for urban planning in<br />
relation to traffic noise is clearly broad<strong>en</strong>ed.<br />
181
182<br />
3. Quality of life and the urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />
How important is a suitable urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in the overall<br />
assessm<strong>en</strong>t of the quality of life of the inhabitants? The answer to this<br />
question dep<strong>en</strong>ds on the degree of urbanization and developm<strong>en</strong>t of the<br />
region under study (Luz, 2008). Therefore we will focus on the Flemish<br />
context and base the answer on the above question on the SLO<br />
('schriftelijk leefbaarheidsonderzoek') surveys conducted periodically by<br />
the Flemish governm<strong>en</strong>t (SLO, 2004). The leading question in this 5000<br />
person survey refers to the overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t with the quality of life in<br />
the neighborhood. A companion questions polls for reasons to <strong>en</strong>courage<br />
or discourage fri<strong>en</strong>ds to come and live in this neighborhood. Inspired by a<br />
conceptual model such as the one shown in Figure 1, the answers to this<br />
op<strong>en</strong> question where recoded to the 16 basic compon<strong>en</strong>ts shown in Figure<br />
1. The correlation betwe<strong>en</strong> the frequ<strong>en</strong>cy of m<strong>en</strong>tioning each of these<br />
factors and overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t is shown in Figure 2. It becomes clear that<br />
noise is most oft<strong>en</strong> m<strong>en</strong>tioned at the same time as high cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t or<br />
discont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t. Bustle and subjective (traffic) safety also score quite high.<br />
Health effects related to noise, air quality or accid<strong>en</strong>ts numbers are not<br />
associated to the neighborhood by lay people. Moreover availability of<br />
shopping, schools, (easy access to) work and recreation does not rate very<br />
high, probably because these needs are tak<strong>en</strong> for granted in our society.<br />
The relative importance of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise in overall rating of quality<br />
of life was also observed in Fr<strong>en</strong>ch research (Moser & Robin, 2006) where<br />
noise was found to be as important as a cause of stress as serious illness of<br />
a family member.<br />
Figure 1: A conceptual model unraveling quality of life in the context of traffic<br />
shopping<br />
schools<br />
basic needs health<br />
work<br />
recreation<br />
objective safety<br />
air quality<br />
noise effects<br />
liveability - QoL<br />
noise<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal<br />
stressors<br />
waste<br />
odor<br />
industrial safety<br />
visual<br />
bustle<br />
social support<br />
subjective safety<br />
crime<br />
neighborly support
Figure 2: Correlation coeffici<strong>en</strong>t betwe<strong>en</strong> m<strong>en</strong>tioning each factor in a negative or positive<br />
s<strong>en</strong>se and overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t<br />
Close to all studies in post-industrial countries such as Belgium confirm<br />
that traffic is the most important contributor to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise<br />
(Miedema, 1998). Thus it comes as no surprise that the SLO studies (SLO,<br />
2004) confirm that 14.1% of the Flemish population is highly or extremely<br />
annoyed by traffic; neighbors are responsible for highly annoying 5.9% of<br />
the population; recreation and tourism follows with 4.5%, industry and<br />
SME with 4.3% and finally agriculture with 1.4%. Figure 3 confirms that<br />
there is a strong relationship betwe<strong>en</strong> reported traffic noise annoyance<br />
(rated on a five point scale: not at all, a little, moderately, highly,<br />
extremely) and reported overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t with the living <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />
(reported on a five point scale: not at all cont<strong>en</strong>t, not cont<strong>en</strong>t, more or less<br />
cont<strong>en</strong>t, cont<strong>en</strong>t, very cont<strong>en</strong>t). This is to be expected giv<strong>en</strong> the dominance<br />
of traffic noise amongst <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise categories.<br />
183
Figure 3: Perc<strong>en</strong>tage of the population reporting differ<strong>en</strong>t degrees of overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t<br />
with the living <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t as a function of the reported annoyance by road traffic noise<br />
Is <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise an urban problem? Due to the conc<strong>en</strong>tration of<br />
functions, traffic int<strong>en</strong>sities are g<strong>en</strong>erally high near cities. This could<br />
pot<strong>en</strong>tially lead to higher noise exposure levels in the urban area where<br />
population d<strong>en</strong>sity is oft<strong>en</strong> rather high as well. The chapter on the urban<br />
area in MIRA (MIRA 2007c) compares high annoyance in the 13 large<br />
Flemish cities with noise annoyance in the countryside and concludes that<br />
the perc<strong>en</strong>tage of the population highly annoyed by noise is indeed<br />
significantly higher in those 13 cities. A more detailed analysis<br />
(Botteldoor<strong>en</strong> et al., 2008) revealed that the curr<strong>en</strong>t situation in Flanders is<br />
slightly more complex. The perc<strong>en</strong>tage of the population living in highly<br />
or very highly populated areas very close (less than 50m) to important<br />
roads that is highly annoyed by road traffic noise is extremely high, over<br />
32%. However, at slightly larger distances from the road this perc<strong>en</strong>tage<br />
drops considerably, to 11%. This drop is less pronounced outside d<strong>en</strong>sely<br />
populated areas with 30% highly annoyed close to the important road and<br />
14% further away. The typical urban building structure discussed in the<br />
next paragraphs is responsible for this. Thus one might conclude that the<br />
influ<strong>en</strong>ce of road traffic noise on quality of life is not in particular a<br />
problem of the urban area, but it might indeed be differ<strong>en</strong>t in urban areas<br />
than in the op<strong>en</strong> country.<br />
184<br />
100%<br />
90%<br />
80%<br />
70%<br />
60%<br />
50%<br />
40%<br />
30%<br />
20%<br />
10%<br />
0%<br />
not at all a little moderately highly extremely<br />
not al all c.<br />
not cont<strong>en</strong>t<br />
more or less c.<br />
cont<strong>en</strong>t<br />
very cont<strong>en</strong>t
4. Urban planning and developm<strong>en</strong>t<br />
Urban planning an developm<strong>en</strong>t has long discarded noise as a point of<br />
concern. It was believed that <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise issues could best be<br />
tackled after all geographic and visual planning of the city had be<strong>en</strong><br />
finished or in the best case at the very <strong>en</strong>d of the planning stage. Most<br />
technical measures at the source are indeed still applicable th<strong>en</strong>, but they<br />
rarely are effici<strong>en</strong>t in urban context. In the new perspective, sound is an<br />
integral part of the urban setting and thus should be considered at the same<br />
level of importance as visual esthetics.<br />
4.1. Living areas with low exposure<br />
Noise levels in g<strong>en</strong>eral decrease quite rapidly as the distance to the source<br />
is increased. In op<strong>en</strong> area, near the source, noise levels drop by 6 dBA<br />
with doubling of distance wh<strong>en</strong> the source is a well localized point and by<br />
3 dBA with doubling of distance for a line source (a straight road for<br />
example). In natural areas and parks, the ground acts as an acoustical<br />
porous material. Sound propagating above such a material is strongly<br />
att<strong>en</strong>uated over a certain frequ<strong>en</strong>cy range. This so called ground effect can<br />
result in a significant additional noise reduction. It does however require<br />
that sound shears the ground and thus the positive effect vanishes under<br />
several conditions: wh<strong>en</strong> strong temperature inversion or a wind gradi<strong>en</strong>t<br />
b<strong>en</strong>d the sound waves downward; wh<strong>en</strong> the sound propagates over a<br />
valley; wh<strong>en</strong> the sound source is elevated for example on a bridge; wh<strong>en</strong><br />
the observer is elevated, for example living in a high rise building. In the<br />
urban context, scre<strong>en</strong>ing by buildings can reduce sound levels<br />
considerably thus leading to a decrease with distance that is well above the<br />
3 or 6 dBA rule m<strong>en</strong>tioned above. This is why it is so important to<br />
increase the distance betwe<strong>en</strong> urban dwellings or recreational areas and<br />
the source of noise: traffic. To take advantage of the additional ground<br />
effect and scre<strong>en</strong>ing by buildings, traffic routes are best planned as low as<br />
possible within the 3-dim<strong>en</strong>sional city.<br />
In many Flemish cities and villages, road traffic is at the level of the<br />
surrounding terrain and houses form a continuous scre<strong>en</strong> along this sound<br />
source. This explains why - as m<strong>en</strong>tioned above - the perc<strong>en</strong>tage of highly<br />
noise annoyed people drops considerably for houses somewhat further<br />
away from the main roads. In the areal photograph of part of a city and the<br />
185
corresponding noise map in Figure 4 it can be se<strong>en</strong> that some zoning<br />
occurs naturally because of commerce and <br />
moving to the arterial<br />
road but also that it is far from perfect.<br />
Figure 4: Areal photograph (left) and corresponding noise map (right) for part of a city<br />
186<br />
4.2. Noise barrier buildings and quiet sides<br />
Unknown Units: View1<br />
Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />
G<strong>en</strong>tb_curr<br />
,30<br />
30 - 35<br />
35 - 40<br />
40 - 45<br />
45 - 50<br />
50 - 55<br />
55 - 60<br />
60 - 65<br />
65 - 70<br />
70 - 75<br />
75-80<br />
80-85<br />
No Data<br />
The importance of a quiet side for perceived noise annoyance has be<strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong>tioned in Section 2.1 Sil<strong>en</strong>t façades can be achieved in various ways.<br />
A cluster of buildings, with a c<strong>en</strong>tral courtyard is an interesting<br />
configuration (Figure 5), and provides a large number of buildings with a<br />
quiet side. A “noise barrier building” has both a quiet side and moderate<br />
noise levels behind the most-exposed façade. Such a façade only has a<br />
limited number of (acoustically highly insulated) windows. The sil<strong>en</strong>t (or<br />
noise-s<strong>en</strong>sitive) side on the other hand contains the necessary windows<br />
and doors, balconies and gard<strong>en</strong>s. Very effici<strong>en</strong>t noise barrier buildings<br />
could make use of a climbing earth berm against the most exposed-side.<br />
Wh<strong>en</strong> noise barrier buildings are connected together, their effici<strong>en</strong>cy is<br />
largely increases because side diffraction is prev<strong>en</strong>ted.<br />
W<br />
N<br />
S<br />
E
Figure 5: Two excerpts from a city noise map (Ld<strong>en</strong>) showing building structure with<br />
pronounced quiet side (left) and buildings where a quiet side is almost abs<strong>en</strong>t (right)<br />
Unknown Units: View1<br />
<br />
Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />
G<strong>en</strong>tb_curr<br />
,30<br />
30 - 35<br />
35 - 40<br />
40 - 45<br />
45 - 50<br />
50 - 55<br />
55 - 60<br />
60 - 65<br />
65 - 70<br />
70 - 75<br />
75-80<br />
80-85<br />
No Data<br />
W<br />
Unknown Units: View1<br />
Vegetated roofs tops (gre<strong>en</strong> roofs) can help in achieving quiet façades.<br />
The substrates used for both ext<strong>en</strong>sive (mostly granular material) and<br />
int<strong>en</strong>sive (uncompacted earth) gre<strong>en</strong> roofs have sound absorbing<br />
properties. Sound diffracting over the roof will be att<strong>en</strong>uated more than<br />
wh<strong>en</strong> it propagates over classical, acoustical hard roof coverage.<br />
Numerical simulations (Van R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2008; Van<br />
R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2009) showed the pot<strong>en</strong>tial of using gre<strong>en</strong><br />
roofs to reduce the noise impact near buildings for example in the situation<br />
shown in Figure 6. Important parameters in this respect are the sound<br />
frequ<strong>en</strong>cy, the layer thickness of the substrate, the building geometry, and<br />
traffic related parameters like vehicle speed and vehicle type. Besides<br />
reducing sound waves shearing over the building, a reduction in the<br />
transmission of sound through the roof construction is obtained.<br />
More g<strong>en</strong>erally, roof type and roof slope angle should be considered wh<strong>en</strong><br />
the sound pressure levels at non-directly exposed façades are of interest<br />
(Van R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2009).<br />
N<br />
S<br />
E<br />
<br />
Unknown Units: View1<br />
<br />
Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />
G<strong>en</strong>tb_curr<br />
,30<br />
30 - 35<br />
Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />
35 - 40<br />
G<strong>en</strong>tb_curr<br />
,30 40 - 45<br />
30 - 35 45 - 50<br />
35 - 40<br />
40 - 45 50 - 55<br />
45 - 50 55 - 60<br />
50 - 55<br />
55 - 60 60 - 65<br />
60 - 65 65 - 70<br />
65 - 70<br />
70 - 75 70 - 75<br />
75-80<br />
75-80<br />
80-85<br />
No Data 80-85<br />
No Data<br />
N<br />
W<br />
S<br />
W<br />
E<br />
187<br />
N<br />
S<br />
E
Figure 6: Example of a building geometry leading to a decrease in sound level at part of<br />
the facade caused by the pres<strong>en</strong>ce of a gre<strong>en</strong> roof<br />
188<br />
4.3. Street reverberation<br />
Environm<strong>en</strong>tal noise heard in an <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t with a long reverberation<br />
time is oft<strong>en</strong> perceived as very annoying (Kang, 2000). A so-called street<br />
canyon, i.e. a narrow street, <strong>en</strong>closed by tall and connected buildings,<br />
induces such long reverberation times. Such street geometries are typically<br />
observed in the c<strong>en</strong>ters of (historically grown) European cities. Due to the<br />
confinem<strong>en</strong>t of the sound in the street, the sound decay by geometrical<br />
spreading is low (Figure 7). The road surface, the footway, and façades of<br />
buildings mainly consist of acoustically rigid materials. This abs<strong>en</strong>ce of<br />
absorbing materials further increases the reverberation.<br />
Besides specular reflection (also called mirror source reflection), a nonflat<br />
surface also induces (to some degree) diffuse reflection. As a result,<br />
the incid<strong>en</strong>t acoustical <strong>en</strong>ergy is spread over a range of directions, while<br />
sound reflection from a fully flat surface is very directive. Architectural<br />
ornam<strong>en</strong>ts, window sills, and protrusions and recessions by windows<br />
increase diffuse reflection in a street. Large surfaces of glass are known as<br />
specular elem<strong>en</strong>ts. In case of diffuse reflection, part of the acoustical<br />
<strong>en</strong>ergy is also reflected in upward and sideward direction. This allows<br />
sound to leave the street canyon already after a limited number of diffuse<br />
reflections which causes noise levels to drop and reverberation time to<br />
short<strong>en</strong>.<br />
Increasing the absorption of façades largely reduces sound pressure levels<br />
in the street (Van R<strong>en</strong>terghem et al., 2006). The (classical) porous
absorbing materials are oft<strong>en</strong> not suited for application near the façades<br />
because they are not weather-resistant. A possible application of such<br />
materials, however, is at the underside of balconies (Hothersall et al.,<br />
1996). Vegetation near facades is another interesting option. By means of<br />
new techniques it is possible to fix the necessary substrates at a few<br />
c<strong>en</strong>timeters from the walls. Giv<strong>en</strong> the large number of reflections betwe<strong>en</strong><br />
the façades in a street canyon, and since such substrate are highly porous,<br />
strong reductions of noise levels and street reverberation may be achieved.<br />
Reducing ext<strong>en</strong>sive reflections in the street canyon also reduces noise<br />
levels at the least exposed façade.<br />
Figure 7: Wavefronts travelling back and fort in a street canyon after a short acoustic<br />
pulse is emitted in the c<strong>en</strong>ter of the canyon<br />
5. Urban op<strong>en</strong> space<br />
Traditional noise control <strong>en</strong>gineering has two main disadvantages wh<strong>en</strong> it<br />
is solely applied in order to mitigate noise at more quiet urban areas with<br />
recreational purposes, such as urban squares and parks. Firstly, the<br />
traditional approach may result in a greying of the sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t,<br />
because oft<strong>en</strong> black spots are targeted, at a disadvantage of the sound<br />
pressure level at other places (Schafer, 1977). Secondly and more<br />
importantly, noise control <strong>en</strong>gineering is a negative approach: not all<br />
sounds are noise, some sounds do fit well in some <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts, and we<br />
should strive to preserve these sounds rather than to eliminate them. A<br />
189
more positive and holistic approach is needed, aimed at designing <strong>en</strong>tire<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts that are pleasing to the ear.<br />
190<br />
5.1. Soundscape description<br />
A high quality sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t can be defined as a sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in<br />
which there is a good match betwe<strong>en</strong> the sounds that can be heard<br />
(commonly referred to as the soundscape, as an analogy to the term<br />
landscape), and the sounds that are expected. In other words, a high<br />
quality soundscape contains lots of fitting sounds that can be clearly heard,<br />
and less non-fitting sounds. Unfortunately, defining which sounds fit in a<br />
giv<strong>en</strong> <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is a complex and interdisciplinary problem.<br />
Understanding the factors which influ<strong>en</strong>ce the perception of<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds forms the main subject of acoustic ecology, which<br />
is the study of the interactions, mediated through sound, betwe<strong>en</strong> humans<br />
and their <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t (Truax, 1978; Wrightson, 2000). Whereas<br />
traditional noise control <strong>en</strong>gineering solely involves physical measures,<br />
acoustic ecology departs from a human-c<strong>en</strong>tered viewpoint.<br />
Figure 8: Various factors in the perception of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds<br />
humidity<br />
odour<br />
temperature<br />
activity &<br />
personal goals<br />
loudness<br />
spectral<br />
cont<strong>en</strong>t<br />
personal factors<br />
personality<br />
traits<br />
temporal<br />
cont<strong>en</strong>t<br />
information<br />
cont<strong>en</strong>t<br />
other<br />
people<br />
psychological<br />
state of mind<br />
source location<br />
& movem<strong>en</strong>t<br />
lighting<br />
landscape &<br />
architecture
The perception of sounds, and as such their perceived degree of fit to the<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, is determined by both s<strong>en</strong>sory and personal factors (Job et<br />
al., 1999). S<strong>en</strong>sory factors include auditory aspects, such as the loudness,<br />
spectral, temporal and information cont<strong>en</strong>t of the sound, visual aspects<br />
such as the location and movem<strong>en</strong>t of the source (if it is visible), the<br />
landscape and architecture, lightning, activities of other people, tactile<br />
aspects such as temperature and humidity, and olfactory aspects. Personal<br />
factors include traits such as noise s<strong>en</strong>sitivity and attitude towards<br />
differ<strong>en</strong>t types of sources, the curr<strong>en</strong>t activity and personal goals, and the<br />
curr<strong>en</strong>t emotional state. These various factors are visualized in Figure 8.<br />
5.2. <strong>Planning</strong> and acoustic design<br />
The visual aspect has be<strong>en</strong>, up to now, the most important factor in the<br />
design of urban parks and op<strong>en</strong> spaces. However, including auditory<br />
aspects and knowledge on perception of soundscapes in urban planning<br />
and design, an approach oft<strong>en</strong> referred to as acoustic design, has great<br />
pot<strong>en</strong>tial (Brown & Muhar, 2004).<br />
Urban public spaces can be designed to <strong>en</strong>courage activities which<br />
g<strong>en</strong>erate unique sounds or soundmarks, that attract att<strong>en</strong>tion and reflect<br />
traditional or cultural elem<strong>en</strong>ts. A first example is music. Studies suggest<br />
that the low frequ<strong>en</strong>cy cont<strong>en</strong>t in live music is oft<strong>en</strong> not loud <strong>en</strong>ough to<br />
mask traffic sound (Kang, 2007). High frequ<strong>en</strong>cy compon<strong>en</strong>ts, on the<br />
other hand, can make the music stand out from the background, making<br />
the soundscape more pleasant. Another example is the sound from water<br />
fountains. Altering flow methods and fountain design has prov<strong>en</strong> to<br />
provide great pot<strong>en</strong>tial in shaping the spectrum of water features (Kang,<br />
2007), making it an ideal instrum<strong>en</strong>t for attracting att<strong>en</strong>tion and masking<br />
traffic noise. Adding gre<strong>en</strong>ery in well arranged spaces may <strong>en</strong>hance the<br />
natural feeling of the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t and alter the sound pressure level<br />
distribution, but may also attract songbirds. As a more drastic measure,<br />
(camouflaged) loudspeakers can be introduced into the design, which<br />
could play back fitting <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds, such as singing birds in an<br />
urban park (Lee et al., 2004).<br />
Auralisation forms an important tool in acoustic design (Kleiner et al.,<br />
1993; Fürjes et al., 2004). This technique aims at a realistic, artificial<br />
simulation and reproduction of the various sound sources that can be heard<br />
191
in a giv<strong>en</strong> <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, such as traffic, fountains, street music, human<br />
voices etc., The full path that sounds travel, from emission at the source to<br />
reception at the ear, is hereby modeled. Reflections and diffractions of<br />
sound on objects has to be tak<strong>en</strong> into account, as well as the Doppler<br />
effect for moving sources or list<strong>en</strong>ers. In order to achieve a realistic<br />
repres<strong>en</strong>tation, the auralisation should be accompanied with a (3D) visual<br />
repres<strong>en</strong>tation of the virtual <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t.<br />
Artificial soundscapes produced with the auralisation technique have still<br />
to be list<strong>en</strong>ed to by human list<strong>en</strong>ers in order to be able to assess their<br />
quality, which limits the applicability of this approach. In the future,<br />
models for automatic acoustic evaluation could replace the human list<strong>en</strong>er.<br />
Several approaches have already be<strong>en</strong> suggested, such as artificial neural<br />
network based models (Prante, 2001), or approaches that try to model the<br />
human perception of sound in a bottom-up fashion, starting from basic<br />
psychoacoustic and psychological principles (De Co<strong>en</strong>sel & Botteldoor<strong>en</strong>,<br />
2007).<br />
192<br />
5.3. Assessm<strong>en</strong>t of quiet areas<br />
G<strong>en</strong>erally, a quiet area is defined as an area that is more quiet than the<br />
surrounding region, and which has a psychological restoring effect on<br />
people visiting it. There is a growing awar<strong>en</strong>ess that quiet areas deserve<br />
special att<strong>en</strong>tion and preservation, and this goal has therefore be<strong>en</strong><br />
subscribed in the Environm<strong>en</strong>tal Noise Directive of the European<br />
Commission and in policy int<strong>en</strong>tions of many countries. In line with the<br />
ideas described above, an (urban) quiet area such as a park or op<strong>en</strong> space,<br />
does not imply the abs<strong>en</strong>ce of sound (which would be sil<strong>en</strong>ce). Rather, its<br />
soundscape should be experi<strong>en</strong>ced as quiet by the average visitor. Quality<br />
assessm<strong>en</strong>t methods for urban quiet areas have to reflect this principle; the<br />
average sound pressure level is therefore less suited as the only indicator<br />
to characterize quiet areas. Moreover, one should go beyond the use of<br />
only quantitative approaches.<br />
A starting point could be to consider the soundscape of urban quiet areas<br />
as the superposition of an always pres<strong>en</strong>t background and sound ev<strong>en</strong>ts<br />
(Schafer, 1977). This subdivision is illustrated in Figure 9. The<br />
background largely determines the overall feeling of quietness, and thus<br />
the basic quality of the soundscape. It can be heard, but it does not trigger
much meaning because it is not list<strong>en</strong>ed to consciously. Ev<strong>en</strong>ts can disturb<br />
the soundscape, but it is also possible that they, being fitting sounds,<br />
acc<strong>en</strong>tuate the basic quality. It is known that the perception of sound<br />
ev<strong>en</strong>ts involves source recognition and association (Maffiolo, 1999). The<br />
background, on the other hand, may not lead to any source recognition; it<br />
may be experi<strong>en</strong>ced in a more holistic way.<br />
Figure 9: Various aspects related to the urban soundscape<br />
Soundscape<br />
Background Sound ev<strong>en</strong>ts<br />
Basic quality<br />
Sil<strong>en</strong>ce<br />
Unconscious<br />
Holistic<br />
PERCEPTION<br />
A multicriteria approach to the quality assessm<strong>en</strong>t of urban quiet areas has<br />
to address the quality of both background and sound ev<strong>en</strong>ts, and has to<br />
include the differ<strong>en</strong>t perceptual factors described in paragraph 5.1. Based<br />
on a meta-analysis of several studies on soundscape perception, the<br />
authors have proposed a quality assessm<strong>en</strong>t methodology consisting of the<br />
following subjective and objective criteria (De Co<strong>en</strong>sel & Botteldoor<strong>en</strong>,<br />
2006): pleasantness and the pres<strong>en</strong>ce and number of non-fitting sound<br />
ev<strong>en</strong>ts, determined using a questionnaire survey; quality of the<br />
background, measured using indicators for loudness, temporal and spectral<br />
cont<strong>en</strong>t; congru<strong>en</strong>ce of the area; biological, natural and landscape value of<br />
the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The proposed set of indicators forms a balance betwe<strong>en</strong><br />
sci<strong>en</strong>tific validity, applicability and compreh<strong>en</strong>sibility.<br />
6. Orchestrating traffic noise<br />
Acc<strong>en</strong>tuation<br />
Disturbance<br />
Conscious<br />
Associative<br />
Reducing road traffic noise at the source is more than reducing <strong>en</strong>gine<br />
noise and improving tire-road interaction. By modifying the traffic stream<br />
193
itself, through careful traffic planning, many aspects of the urban sonic<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t can be tuned. Dynamics and temporal structure dep<strong>en</strong>d on<br />
the pass by of individual cars, trucks, and motorcycles. Microscopic<br />
managem<strong>en</strong>t can help designing this detail of the soundscape. On a wider<br />
spatial horizon, reorganizing traffic streams can be very useful.<br />
194<br />
6.1. Dynamics and temporal structure: microscopic<br />
managem<strong>en</strong>t<br />
Strategic, large scale traffic managem<strong>en</strong>t decisions, for example on the<br />
scale of a city, are most oft<strong>en</strong> based on estimates of average traffic flow<br />
through main roads. However, over the past decades, the awar<strong>en</strong>ess has<br />
grown among traffic researchers that small-scale changes in infrastructure,<br />
and ev<strong>en</strong> in driving behavior of individual vehicles, can have a large<br />
influ<strong>en</strong>ce on (macroscopic) traffic flow. A good example is the gre<strong>en</strong><br />
wave induced by the coordinated use of traffic lights at several successive<br />
signalized intersections along a driving direction of a road. Also<br />
stimulated by the growing availability of computing power, traffic<br />
researchers and <strong>en</strong>gineers are therefore more and more considering the use<br />
of microscopic simulation models in their study of urban mobility<br />
problems.<br />
Microscopic models (micromodels in short) consider the exact location<br />
and movem<strong>en</strong>t of individual vehicles over time, within an (urban)<br />
<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t that is modeled in high detail (locations of kerbs and stop<br />
lines, exact size of intersections etc.). Behavior rules, such as the distance<br />
to keep to the vehicle in front or wh<strong>en</strong> to change lanes, form the core of<br />
the model. Micromodels allow traffic <strong>en</strong>gineers to gain insight in the<br />
course of complex ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a such as the formation of jams or the<br />
propagation of traffic d<strong>en</strong>sity waves.<br />
Micromodels have great pot<strong>en</strong>tial as a tool in acoustic design of the urban<br />
soundscape. Wh<strong>en</strong> coupled with a noise emission model for single<br />
vehicles and a detailed propagation model, micromodels allow to estimate<br />
the (temporal structure of) peaks in the sound pressure level caused by<br />
vehicle pass-bys (see De Co<strong>en</strong>sel et al. (2005) for an example of this<br />
approach). Figure 10 shows an example of the measured time-varying<br />
sound pressure level at the kerbside of the Frederik Burv<strong>en</strong>ichstraat in<br />
G<strong>en</strong>tbrugge, Belgium, together with a simulated time series at the same
spot within a micromodel of the city of G<strong>en</strong>tbrugge. Note that there is<br />
only a statistical similarity, not an exact one, because of the stochastic<br />
nature of microsimulation models. Nevertheless, this approach allows to<br />
estimate peak levels and statistical levels such as the median sound<br />
pressure level with good accuracy. As such, the influ<strong>en</strong>ce of detailed<br />
traffic managem<strong>en</strong>t measures, such as speed bumps, roundabouts or speed<br />
control (B<strong>en</strong>dts<strong>en</strong> & Lars<strong>en</strong>, 2006; Desarnaulds et al., 2004) and of sound<br />
propagation measures such as inserting noise barriers, on the temporal<br />
structure of the urban soundscape can be assessed.<br />
More detailed study of auditory perception of car and truck passages<br />
allowed to estimate the subjective annoyance (used as an opposite to<br />
sound quality in this study) on the basis of specialized sound quality<br />
measures (Rossberg, 2006): relative approach, peak loudness (5<br />
perc<strong>en</strong>tile), and peak sharpness (5 perc<strong>en</strong>tile). Relative approach measures<br />
abrupt changes in time of frequ<strong>en</strong>cy. This sound quality approach is now<br />
being ext<strong>en</strong>ded to traffic streams as a whole. Micromodels create an<br />
unsurpassed pot<strong>en</strong>tial for tuning this sound quality using differ<strong>en</strong>t traffic<br />
measures.<br />
Figure 10: Measured and simulated 5-minute time series of the sound pressure level<br />
caused by traffic noise at the kerbside of the Frederik Burv<strong>en</strong>ichstraat in G<strong>en</strong>tbrugge<br />
during rush hour<br />
Next to their use in modeling the time-varying sound pressure level in<br />
urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, micromodels can also be applied in the assessm<strong>en</strong>t of<br />
the impact of dynamic vehicle parameters, such as acceleration, on the<br />
195
average sound pressure level. Urban intersections are an obvious point of<br />
interest, because of the typical acceleration and deceleration pattern of<br />
traffic near intersections. Classical traffic noise estimation models based<br />
on average flows do not allow to take into account the acceleration or<br />
deceleration of vehicles correctly, but they can be corrected based on more<br />
detailed microsimulation results of traffic at and near intersections (De<br />
Co<strong>en</strong>sel et al., 2006, 2007).<br />
196<br />
6.2. Calming urban traffic: macroscopic managem<strong>en</strong>t<br />
Calming urban traffic in certain parts of the city is an alternative for<br />
optimally locating dwellings: if you cannot move people away from<br />
traffic, move traffic away from the living areas. This is not always as<br />
straight forward as it seems at first sight. A drastic halving of traffic<br />
int<strong>en</strong>sity theoretically reduces overall noise levels by 3 dBA, but wh<strong>en</strong><br />
taking into account that the traffic will move more freely, h<strong>en</strong>ce faster, one<br />
may <strong>en</strong>d up with virtually no noise reduction. Dep<strong>en</strong>ding on the strategy<br />
for implem<strong>en</strong>ting the reduction of traffic int<strong>en</strong>sity, local fleet composition<br />
may change (e.g. more public busses due to private traffic charging). If<br />
traffic calming measures are applied to particular road segm<strong>en</strong>ts and / or<br />
particular parts of the day (night ban, congestion charging) this may lead<br />
to traffic increases on alternative roads and at alternative times of the day.<br />
Careful traffic modeling with additional focus on day, ev<strong>en</strong>ing and night<br />
periods is needed to distinguish betwe<strong>en</strong> noise reduction and noise<br />
redistribution (Sundbergh and Algers, 2007). Unfortunately, curr<strong>en</strong>t traffic<br />
modeling exercises oft<strong>en</strong> neglect nightly traffic or only make rough<br />
assumptions about it.<br />
To quantify these observations, we pres<strong>en</strong>t a few examples of simulated<br />
traffic noise emission in this section. Three prototype roads are<br />
considered: a highway (HW) of three lanes, a 2 by 2 lanes major road<br />
(MR) with divided directions and a local road (LR) with 1 lane for each<br />
direction. In addition, the three fleet compositions shown in Table 1 are<br />
considered: Fleet 1 corresponds to the curr<strong>en</strong>t situation in Belgium, Fleet 2<br />
strongly promotes alternative fuels and Fleet 3 bans petrol and diesel from<br />
cars all together. These alternative fleet may seem rather unrealistic, but<br />
one should consider that they could correspond to the local situation in<br />
parts of a city. Fleet 3 for example could correspond to part of a city where
classical fuel cars are strongly dis<strong>en</strong>couraged. Still, implem<strong>en</strong>ting such<br />
drastic sc<strong>en</strong>arios would take several decades.<br />
Table 1: Fleet compositions used in the model<br />
Fuel type petrol Diesel LPG CNG Hybrid Electric<br />
Fleet 1 Cars 44.2% 54.5% 0.9% 0 0.4% 0<br />
Light 44.2% 54.5% 0.9% 0 0.4% 0<br />
Heavy 0 100% 0 0 0 0<br />
Fleet 2 Cars 20.0% 20.0% 0 10.0% 25.0% 25.0%<br />
Light 20.0% 20.0% 0 10.0% 25.0% 25.0%<br />
Heavy 0 80.0% 0 0 20.0% 0<br />
Fleet 3 Cars 0 0 0 25.0% 25.0% 50.0%<br />
Light 0 0 0 25.0% 25.0% 50.0%<br />
Heavy 0 50.0% 0 0 50.0% 0<br />
Noise emission per vehicle is calculated based on the Harmonoise/Imagine<br />
road traffic source model using traffic volume and speed as the main<br />
parameters. The emission data are tuned to account for quieter propulsion<br />
and corresponding lowering of rolling noise in hybrid and electric cars.<br />
The latter is a positive side effect: it was observed that car manufacturers<br />
opt for quiet tires on their hybrid cars. Capacity is estimated at HW:4590<br />
veh/h, MR:2430 veh/h, and LR:1125 veh/h and average speed is deducted<br />
from speed-capacity relationships counting one heavy vehicle as two cars<br />
(Janss<strong>en</strong>s, 1996). Average speed reduction due to congestion is <strong>en</strong>tered in<br />
the emission model rather than a more realistic speed distribution and<br />
acceleration or deceleration that can be obtained from micro-simulation.<br />
Simulation results are shown in Figure 11.<br />
197
Figure 11: Sound power level emitted by 100m of road (one driving direction) as a<br />
function of traffic volume: for differ<strong>en</strong>t driving speed (a), for differ<strong>en</strong>t fleets on highway<br />
and main road (c) and on local road (d), and for two sc<strong>en</strong>arios of heavy traffic ban (b,<br />
including day-ev<strong>en</strong>ing-night weighting)<br />
198<br />
Sound Power Level (100m in dBA)<br />
116<br />
114<br />
112<br />
110<br />
108<br />
106<br />
104<br />
102<br />
100<br />
98<br />
96<br />
94<br />
92<br />
90<br />
88<br />
86<br />
84<br />
Sound Power Level in DEN (dBA)<br />
20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110%<br />
104<br />
102<br />
100<br />
98<br />
96<br />
94<br />
92<br />
90<br />
Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />
88<br />
1000 3000 5000 7000 9000 11000 13000 15000<br />
Total number of vehicles per day<br />
basis<br />
night ban<br />
rush ban<br />
HW: 120 km/h<br />
HW: 110 km/h<br />
HW: 100 km/h<br />
HW: 90 km/h<br />
MR: 90 km/h<br />
MR: 80 km/h<br />
MR: 70 km/h<br />
LR: 60 km/h<br />
LR: 50 km/h<br />
LR: 40 km/h<br />
LR: 30 km/h<br />
(b)<br />
(a)
Sound Power Level (100m in dBA)<br />
Sound Power Level (100m in dBA)<br />
114<br />
112<br />
110<br />
108<br />
106<br />
104<br />
102<br />
100<br />
100<br />
20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110%<br />
Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />
98<br />
96<br />
94<br />
92<br />
90<br />
88<br />
20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%<br />
Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />
HW, Fleet 1: 20%<br />
HW, Fleet 1: 10%<br />
HW, Fleet 1: 5%<br />
HW, Fleet 2: 20%<br />
HW, Fleet 2: 10%<br />
HW, Fleet 2: 5%<br />
MR, Fleet 1: 20%<br />
MR, Fleet 1: 10%<br />
MR, Fleet 1: 5%<br />
MR, Fleet 2: 20%<br />
MR, Fleet 2: 10%<br />
MR, Fleet 2: 5%<br />
Fleet 1: 15%<br />
Fleet 1: 10%<br />
Fleet 1: 5%<br />
Fleet 2: 15%<br />
Fleet 2: 10%<br />
Fleet 2: 5%<br />
Fleet 3: 15%<br />
Fleet 3: 10%<br />
Fleet 3: 5%<br />
From Figure 12a the significant effect of speed limit on noise emission<br />
can be recognized. Note that the traffic volume is expressed relative to the<br />
capacity of the differ<strong>en</strong>t road prototypes and that the perc<strong>en</strong>tage of heavy<br />
traffic differs amongst road types (HW: 15%, MR: 10%, LR: 5%). Road<br />
saturation and corresponding lowering of traffic speed reduces noise<br />
emission. This saturation effect was validated against long term<br />
measurem<strong>en</strong>ts along a Flemish highway in (VMM, 2007b). The rather flat<br />
top of the curves explains why reducing traffic volumes not always leads<br />
to expected sound level reduction.<br />
The influ<strong>en</strong>ce of fleet composition on noise emission is shown in Figure<br />
12c for highway (speed limit 120km/h) and major road (speed limit 90km/<br />
h) and in Figure 12d for local roads (speed limit 50km/h). As the<br />
(c)<br />
(d)<br />
199
perc<strong>en</strong>tage of heavy traffic increases, noise emission increases since trucks<br />
produce significantly more noise than cars. Closer to saturation, trucks<br />
t<strong>en</strong>d to slow down traffic and thus the overall noise emission dep<strong>en</strong>ds less<br />
on perc<strong>en</strong>tage of heavy traffic. The influ<strong>en</strong>ce of rather drastic fleet<br />
changes is significant, but comparable to effects of speed limit and<br />
perc<strong>en</strong>tage of heavy goods traffic.<br />
Figure 12b illustrates the positive effect of night (23:00 till 7:00) ban for<br />
heavy vehicles on a local road (speed limit 50km/h, a realistic diurnal<br />
pattern, and 10% of heavy traffic) on LW,d<strong>en</strong>, the sound power p<strong>en</strong>alized<br />
with 10 dBA during the night and with 5 dBA during the ev<strong>en</strong>ing. LW,d<strong>en</strong> is<br />
chos<strong>en</strong> because it relates directly to Ld<strong>en</strong>, the noise immission indicator<br />
that is used for quantifying noise annoyance in Europe. A night ban<br />
reduces this emission parameter by a few dBA only wh<strong>en</strong> the overall<br />
number of trucks per day remains unaffected by the ban. In contrast, a<br />
rush hour (7:00 till 9:00) heavy traffic ban increases this emission<br />
indicator due to shifting of part of the truck traffic to the night hours. As<br />
explained in Section 2.1 increased noise levels at the <strong>en</strong>d of the night may<br />
ev<strong>en</strong> have a much stronger effect on sleep. This quantifies our concern<br />
expressed at the beginning of this section.<br />
200<br />
7. Conclusions<br />
List<strong>en</strong>ing to the urban soundscape from a differ<strong>en</strong>t perspective op<strong>en</strong>s new<br />
opportunities for improving the quality of life of urban dwellers. This<br />
many facetted problem was touched upon in this contribution. Fine tuning<br />
the goals of soundscape design may improve the real effect of our<br />
<strong>en</strong>deavors observed in the population. Helped by modern computer<br />
simulation, more aspects of traffic noise production and propagation can<br />
be tak<strong>en</strong> into account. This could lead to a more effici<strong>en</strong>t use of traffic<br />
noise measures in urban context.<br />
Refer<strong>en</strong>ces<br />
Babisch, W., Beule, B., Schust, M., Kerst<strong>en</strong>, N. and Ising, H. (2005) Traffic noise and<br />
risk of myocardial infarction. Epidemiology, 16, 33-40.
B<strong>en</strong>dts<strong>en</strong>, H. and Lars<strong>en</strong>, L. E. (2006) "Traffic managem<strong>en</strong>t and noise." In Proceedings<br />
of the 2006 International Congress and Exhibition on Noise Control Engineering<br />
(Internoise), Honolulu, Hawaii, USA.<br />
Botteldoor<strong>en</strong>, D., De Co<strong>en</strong>sel, B., and De Muer, T. (2006) "The temporal structure of<br />
urban soundscapes," Journal of Sound and Vibration 292, 105-123.<br />
Botteldoor<strong>en</strong>, D., Dekoninck, L. and Gillis, D. (2008) Zwarte punt<strong>en</strong> voor geluidshinder<br />
door straatverkeer in Vlaander<strong>en</strong>. report steunpunt <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>,<br />
spoor verkeersveiligheid.<br />
Brown, A. L. and Muhar, A. (2004) "An approach to the acoustic design of outdoor<br />
space." Journal of Environm<strong>en</strong>tal <strong>Planning</strong> and Managem<strong>en</strong>t 47(6):827-842.<br />
De Co<strong>en</strong>sel, B. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006) "The quiet rural soundscape and how to<br />
characterize it." Acta Acustica united with Acustica 92(6):887-897.<br />
De Co<strong>en</strong>sel, B. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2007) "Models for soundscape perception and their<br />
use in planning." In Proceedings of the 2007 International Congress and Exhibition on<br />
Noise Control Engineering (Internoise), Istanbul, Turkey.<br />
De Co<strong>en</strong>sel, B., Botteldoor<strong>en</strong>, D., Vanhove, F. and Logghe, S. (2007) "Microsimulation<br />
based corrections on the road traffic noise emission near intersections." Acta Acustica<br />
united with Acustica 93(2):241-252.<br />
De Co<strong>en</strong>sel, B., Vanhove, F., Logghe, S., Wilmink, I. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006)<br />
"Noise emission corrections at intersections based on microscopic traffic simulation." In<br />
Proceedings of the European Confer<strong>en</strong>ce on Noise Control (Euronoise), Tampere,<br />
Finland.<br />
De Co<strong>en</strong>sel, B., De Muer, T., Yperman, I. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2005) "The influ<strong>en</strong>ce of<br />
traffic flow dynamics on urban soundscapes." Applied Acoustics 66(2):175-194.<br />
Desarnaulds, V., Monay, G. and Carvalho, A. (2004) "Noise Reduction by Urban Traffic<br />
Managem<strong>en</strong>t." In Proceedings of the International Congress on Acoustics (ICA), Kyoto,<br />
Japan.<br />
Dubois, D., Guastavino, C. and Raimbault, M. (2006) "A cognitive approach to urban<br />
soundscapes: Using verbal data to access everyday life auditory categories," Acta<br />
Acustica united with Acustica, 92 (6): 865-874.<br />
Fürjes, A. T., Arató-Borsi, É. and Augusztinovicz, F. (2004) "Using auralisation as a tool<br />
for subjective evaluation". In Proceedings of CFA/DAGA‘04, Strasbourg, France.<br />
Griefahn, B., Bröde, P., Marks, A. and Basner, M. (2008a) "Autonomic arousals related<br />
to traffic noise during sleep." Sleep 31(4):569-577.<br />
201
Griefahn, B., Marks, A. and Rob<strong>en</strong>s, S. (2006) "Noise emitted from road, rail and air<br />
traffic and their effects on sleep," Journal of Sound and Vibration 295: 129–140.<br />
Griefahn, B., Marks, A. and Rob<strong>en</strong>s, S. (2008b) "Experim<strong>en</strong>ts on the time frame of<br />
temporally limited traffic curfews to prev<strong>en</strong>t noise induced sleep disturbances,"<br />
Somnologie 12:140–148.<br />
Heimann, D., de Franceschi, M., Emeis, S., Lercher, P. and Seibert, P. (Eds.) (2007) Air<br />
Pollution, Traffic Noise and Related Health Effects in the Alpine Space − A Guide for<br />
Authorities and Consulters.ALPNAP compreh<strong>en</strong>sive report. Università degli Studi di<br />
Tr<strong>en</strong>to, Dipartim<strong>en</strong>to di Ingegneria Civile e Ambi<strong>en</strong>tale, Tr<strong>en</strong>to, Italy, 335 pp.<br />
Hothersall, D., Horosh<strong>en</strong>kov, K. and Mercy, S. (1996) "Numerical modeling of the sound<br />
field near a tall building with balconies near a road." Journal of Sound and Vibration 198<br />
():507-515.<br />
Janss<strong>en</strong>s, R. <strong>en</strong> Mari<strong>en</strong>, H. (1996) Het B4-submodel van het MIM: Toedeling op de weg,<br />
verslag DWTC Impulsprogramma “Transport <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>”.<br />
Job, R. F. S., Hatfield, J., Carter, N. L., Peploe, P., Taylor, R. and Morrell, S. (1999)<br />
"Reaction to noise: the roles of soundscape, <strong>en</strong>viroscape and psychscape." In<br />
Proceedings of the 1999 International Congress and Exhibition on Noise Control<br />
Engineering (Internoise), Fort Lauderdale, Florida, USA.<br />
Kang, J. (2000) "Sound propagation in street canyons: Comparison betwe<strong>en</strong> diffusely and<br />
geometrically reflecting boundaries." Journal of the Acoustical Society of America. 107<br />
():1394-1404.<br />
Kang, J. (2007) "A systematic approach towards int<strong>en</strong>tionally planning and designing<br />
soundscape in urban op<strong>en</strong> public spaces." In Proceedings of the 2007 International<br />
Congress and Exhibition on Noise Control Engineering (Internoise), Istanbul, Turkey.<br />
Klaeboe, R. (2007) "Are adverse impacts of neighbourhood noisy areas the flip side of<br />
quiet area b<strong>en</strong>efits?," Applied Acoustics 68, 557-575.<br />
Kleiner, M., Dal<strong>en</strong>bäck B. and Sv<strong>en</strong>sson, P. (1993) "Auralization – An overview."<br />
Journal of the Audio Engineering Society 41(11):861-875.<br />
Lee, T. G., Park, H. K. and Kim S. W. (2004) "An experim<strong>en</strong>tal study on the soundscape<br />
of urban parks." In Proceedings of the 18 th International Congress on Acoustics, Kyoto,<br />
Japan.<br />
Luz, G. A., (2008) "Maslow‟s hierarchy of needs as a model for the process of the<br />
developm<strong>en</strong>t of national noise regulations," Proceedings of the 9th International<br />
Congress on Noise as a Public Health Problem (ICBEN) 2008, Foxwoods, CT, USA.<br />
202
Maffiolo, V., Castell<strong>en</strong>go, M. and Dubois, D. (1999) "Qualitative judgm<strong>en</strong>ts of urban<br />
soundscapes." In Proceedings of the 1999 International Congress and Exhibition on<br />
Noise Control Engineering (Internoise), Fort Lauderdale, Florida, USA.<br />
Miedema, H. M. E. and Vos, H. (1998) "Exposure-response relationships for<br />
transportation noise." Journal of the Acoustical Society of America 104(6):3432-3445.<br />
Moser, G. and Robin, M. (2006) "Environm<strong>en</strong>tal annoyances:an urban-specific threat to<br />
quality of life?" Revue europé<strong>en</strong>ne de psychologie appliquée 56: 35–41<br />
Ohrstrom, E., Skanberg, A., Sv<strong>en</strong>sson, H. and Gidlof-Gunnarsson, A. (2006) "Effects of<br />
road traffic noise and the b<strong>en</strong>efit of access to quietness." Journal of Sound and Vibration<br />
295():40-59.<br />
Peders<strong>en</strong>, S., Moller, H. and Persson Waye, K. (2007) "Indoor measurem<strong>en</strong>ts of noise at<br />
low frequ<strong>en</strong>cies - Problems and solutions." Journal of low frequ<strong>en</strong>cy noise vibration and<br />
active control. 22 (1): 249-270.<br />
Prante, H. U. (2001) Modeling judgem<strong>en</strong>ts of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds by means of artificial<br />
neural networks. PhD Dissertation, Technical University of Berlin, Germany.<br />
Raimbault, M., Lavandier, C. and Bér<strong>en</strong>gier, M. (2003) "Ambi<strong>en</strong>t sound assessm<strong>en</strong>t of<br />
urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts: field studies in two Fr<strong>en</strong>ch cities," Applied Acoustics 64 1241–1256.<br />
Rossberg, S. (2006) Ranking of Noise Sources with Respect to Noise Perception,<br />
deliverable 2.8 of QCity (Quiet City Transport) FP6-516420.<br />
Schafer, R. M. (1977) The Tuning of the World. Knopf, New York, USA.<br />
SLO (2004), SLO1-meting: Eindverslag, Market Analysis & Synthesis in. Ministerie van<br />
de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap – <strong>Afdeling</strong> Algeme<strong>en</strong> Milieu- <strong>en</strong> Natuurbeleid.<br />
Sundbergh, P. and Algers, S. (2007) Report on ranking of differ<strong>en</strong>t noise source<br />
mitigation measures, deliverable 2.15 of QCity (Quiet City Transport) FP6-516420.<br />
Truax, B. (1978). Handbook for Acoustic Ecology. ARC Publications, Vancouver,<br />
Canada.<br />
van d<strong>en</strong> Berg, A. E., Hartig, T. and Staats, H. (2007) "Prefer<strong>en</strong>ce for nature in urbanized<br />
societies: Stress, restoration, and the pursuit of sustainability," Journal of Social Issues,<br />
63 (1): 79-96.<br />
Van R<strong>en</strong>terghem, T., Salomons, E. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006) "Parameter study of<br />
sound propagation betwe<strong>en</strong> city canyons with coupled FDTD-PE model." Applied<br />
Acoustics 67(6):487-510.<br />
Van R<strong>en</strong>terghem, T. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2008) "Numerical evaluation of sound<br />
propagating over gre<strong>en</strong> roofs." Journal of Sound and Vibration 317(3-5):781-799.<br />
203
Van R<strong>en</strong>terghem, T. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2009) "Reducing the acoustical façade load<br />
from road traffic with gre<strong>en</strong> roofs." Building and Environm<strong>en</strong>t (in press).<br />
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007a), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRAT 2007:<br />
Indicatorrapport.<br />
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007b), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRA –<br />
Achtergronddocum<strong>en</strong>t - Thema Stedelijk hinder: lawaai.<br />
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007c), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRA –<br />
Achtergronddocum<strong>en</strong>t - Thema Stedelijk milieu.<br />
Wrightson, K. (2000). "An introduction to acoustic ecology." Soundscape 1(1) :10-13.<br />
204
KILOMETERS MALEN:<br />
MAATSCHAPPELIJKE DWANGNEUROSE OF<br />
RUIMTELIJK PROBLEEM?<br />
Kobe BOUSSAUW <strong>en</strong> Frank WITLOX<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Geografie<br />
Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />
Krijgslaan 281/S8<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 45 55<br />
fax: +32 9 264 49 85<br />
e-mail: kobe.boussauw@ug<strong>en</strong>t.be; frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />
Abstract<br />
The distance covered by individual trips increases year after year,<br />
regardless of the travel mode. Along with this evolution, also external<br />
effects grow, such as emissions, noise, accid<strong>en</strong>ts, congestion and <strong>en</strong>ergy<br />
consumption. The reasons for this ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on are diverse. Prosperity<br />
may be invoked as the main cause. From the discipline of spatial planning,<br />
however, land-use policies that <strong>en</strong>able sprawl are pointed out. By<br />
calculating the theoretical minimum commuting distances for Flanders and<br />
Brussels, we want to introduce a methodology to quantify this sprawl, and<br />
to determine to what ext<strong>en</strong>t the spatial structure contributes to the traffic<br />
volume that we know today.<br />
1. Inleiding<br />
Sinds jaar <strong>en</strong> dag wordt het mobiliteitsdebat beheerst door e<strong>en</strong><br />
hardnekkige neiging tot symptoombestrijding. Files, ongevall<strong>en</strong>,<br />
luchtvervuiling, <strong>en</strong>ergieverbruik <strong>en</strong> het daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de effect op<br />
de opwarming van de aarde word<strong>en</strong> beschouwd als op zichzelf staande<br />
problem<strong>en</strong> die moet<strong>en</strong> aangepakt <strong>en</strong> opgelost word<strong>en</strong>. Dat het inderdaad<br />
205
deze externe effect<strong>en</strong> zijn die de duurzaamheid van het verkeer <strong>en</strong> de<br />
leefbaarheid van de stedelijke gebied<strong>en</strong> aantast<strong>en</strong>, lijdt ge<strong>en</strong> twijfel.<br />
In de visie die aanleiding geeft tot de voorligg<strong>en</strong>de tekst beschouw<strong>en</strong> wij<br />
de g<strong>en</strong>oemde nadelige effect<strong>en</strong> echter als symptom<strong>en</strong> van de<br />
achterligg<strong>en</strong>de mechanism<strong>en</strong> die de verplaatsing<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>. Niet <strong>en</strong>kel<br />
het aantal verplaatsing<strong>en</strong>, maar ook <strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> wel voornamelijk de<br />
<strong>en</strong>orme afstand die dagelijks door miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overbrugd wordt,<br />
word<strong>en</strong> in het debat wel vaker veronachtzaamd. Nochtans verton<strong>en</strong> de<br />
negatieve effect<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> bijna lineair verband met de hoeveelheid<br />
kilometers die wordt afgelegd.<br />
De individuele vrijheid om zich te verplaats<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat <strong>en</strong>erzijds<br />
heeft bijgedrag<strong>en</strong> tot de economische groei <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e welvaart, maar<br />
dat anderzijds ook nadelige externe effect<strong>en</strong> met zich heeft meegebracht.<br />
De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de welvaart is niet <strong>en</strong>kel in de hand gewerkt door e<strong>en</strong> betere<br />
mobiliteit, maar heeft ook zelf het verkeer do<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>. Doordat het<br />
individuele budget dat aan vervoer gesp<strong>en</strong>deerd kon word<strong>en</strong> in absolute<br />
term<strong>en</strong> steeds is blijv<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, wonn<strong>en</strong> de snelle vervoermiddel<strong>en</strong><br />
(vooral, maar niet uitsluit<strong>en</strong>d, de auto) terrein. Het resultaat hiervan is dat<br />
de gemiddelde afstand die e<strong>en</strong> individu dagelijks overbrugt systematisch<br />
to<strong>en</strong>eemt, <strong>en</strong> dit wellicht al sinds de uitvinding van het wiel.<br />
Maar waarhe<strong>en</strong> rijdt iedere<strong>en</strong> dan zo ver, <strong>en</strong> zelfs steeds verder? Het<br />
antwoord is drieledig. We rijd<strong>en</strong> met z‟n all<strong>en</strong> naar onze dagelijkse<br />
bezighed<strong>en</strong>, die we in de loop der jar<strong>en</strong> steeds verder van huis zijn gaan<br />
zoek<strong>en</strong>. Verder zijn we in de loop der jar<strong>en</strong> met z‟n all<strong>en</strong> verder weg<br />
verhuisd van onze dagelijkse bezighed<strong>en</strong>. En bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn onze<br />
dagelijkse bezighed<strong>en</strong> zelf wat opgeschov<strong>en</strong>, verder weg van ons huis.<br />
Het eerste deel van het antwoord is inher<strong>en</strong>t economisch: als de kost<br />
afneemt (in dit geval van vervoer als product), dan wordt er meer van<br />
geconsumeerd. Het tweede <strong>en</strong> derde deel van het antwoord bezitt<strong>en</strong> echter<br />
e<strong>en</strong> belangrijke ruimtelijke compon<strong>en</strong>t. Het lijkt alsof het wijzig<strong>en</strong>de<br />
verplaatsingsgedrag deels verste<strong>en</strong>d is in suburbane ontwikkeling<strong>en</strong>,<br />
waardoor de functies verder uit elkaar zijn gaan ligg<strong>en</strong>. Deze “verst<strong>en</strong>ing”<br />
heeft als belangrijke consequ<strong>en</strong>tie dat het terug do<strong>en</strong> inkrimp<strong>en</strong> van de<br />
afstand<strong>en</strong> die we aflegg<strong>en</strong> in veel regio‟s erg moeilijk geword<strong>en</strong> is. Het<br />
aanpakk<strong>en</strong> van de externe effect<strong>en</strong> bij de bron is daar dan ook nauwelijks<br />
206
mogelijk. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we ons afvrag<strong>en</strong> of de ruimtelijke<br />
uite<strong>en</strong>legging van functies niet vooral e<strong>en</strong> economische minwaarde<br />
betek<strong>en</strong>t, die onze maatschappij erg kwetsbaar maakt voor<br />
omstandighed<strong>en</strong> waarbij de vervoerskost weer zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />
door stijg<strong>en</strong>de olieprijz<strong>en</strong> of to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de structurele congestie. In deze<br />
tekst will<strong>en</strong> we deze f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> op e<strong>en</strong> kwantitatieve manier bestuder<strong>en</strong>.<br />
2. Basis- <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer<br />
Het begrip “wasteful commuting” of “excess commuting” - hierna<br />
vertaald als bov<strong>en</strong>matige p<strong>en</strong>del - werd initieel geïntroduceerd door<br />
Hamilton (1982). Hamilton definieerde bov<strong>en</strong>matige p<strong>en</strong>del als de<br />
verhouding tuss<strong>en</strong> de effectief afgelegde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
theoretische minimaal af te legg<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>, die gesuggereerd<br />
word<strong>en</strong> door de ruimtelijke structuur van de beschouwde stad. De<br />
interesse van Hamilton (1982) voor geminimaliseerde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />
vindt zijn oorsprong in de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de oliecrisiss<strong>en</strong> van 1973 <strong>en</strong> 1979-<br />
1980, waarbij de vlotte beschikbaarheid <strong>en</strong> vooral de betaalbaarheid van<br />
fossiele olieproduct<strong>en</strong> in het gedrang kwam. Dagelijkse verplaatsing<strong>en</strong><br />
over grote afstand<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> plots als problematisch, want<br />
<strong>en</strong>ergieverslind<strong>en</strong>d, beschouwd.<br />
Er bestaat e<strong>en</strong> ruime cons<strong>en</strong>sus over het bepal<strong>en</strong>d karakter van de<br />
ruimtelijke structuur als sam<strong>en</strong>spel van verkeersg<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
(Van Acker et al., 2007). De vorm, dichtheid <strong>en</strong> mate van verm<strong>en</strong>ging of<br />
scheiding van functies bepaalt in eerste instantie welke<br />
verplaatsingspatron<strong>en</strong> mogelijk zijn, <strong>en</strong> welke afstand<strong>en</strong> minimaal<br />
afgelegd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> goede werking van de economie<br />
mogelijk te mak<strong>en</strong>. In heel wat beleidsdocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> over verkeer <strong>en</strong><br />
vervoer wordt veel hoop gelegd in e<strong>en</strong> “goede ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing” als<br />
middel om de mobiliteit efficiënter <strong>en</strong> duurzamer te mak<strong>en</strong>.<br />
Maar de ruimtelijke structuur mag dan wel e<strong>en</strong> randvoorwaarde zijn voor<br />
de mogelijke verplaatsing<strong>en</strong>, de zich effectief manifester<strong>en</strong>de<br />
verplaatsingspatron<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door tal van bijkom<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />
geïnduceerd. Het aanbod van infrastructuur <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer, het<br />
congesti<strong>en</strong>iveau, de aanschafkost van e<strong>en</strong> wag<strong>en</strong>, de brandstofprijs,<br />
parkeertariev<strong>en</strong>, snelheidsbeperking<strong>en</strong>, gezinssam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> oriëntatie<br />
207
van de economie zijn slechts <strong>en</strong>kele elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die niet of slechts in<br />
beperkte mate van ruimtelijke aard zijn, maar toch sterk bepal<strong>en</strong>d zijn<br />
voor de hoeveelheid <strong>en</strong> het soort verkeer dat geg<strong>en</strong>ereerd wordt.<br />
Gezi<strong>en</strong> in het maatschappelijk debat e<strong>en</strong> belangrijk deel van de<br />
verantwoordelijkheid voor de verkeersproblematiek bij de ruimtelijke<br />
ord<strong>en</strong>ing wordt gelegd, is het van belang te kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong> welk<br />
aandeel van het verkeer effectief veroorzaakt wordt door de ruimtelijke<br />
structuur op zich, <strong>en</strong> welk aandeel in feite e<strong>en</strong> extrapolatie is die zijn<br />
oorsprong vindt in onder meer de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Het<br />
eerste volume verkeer zoud<strong>en</strong> we “basisverkeer” will<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, terwijl<br />
we het tweede als “bov<strong>en</strong>matig verkeer” zull<strong>en</strong> bestempel<strong>en</strong>. Hamilton<br />
(1982) bestudeerde <strong>en</strong>kel woon-werkverkeer, maar het concept kan -<br />
mutatis mutandis - uitgebreid word<strong>en</strong> naar alle verkeerscategorieën.<br />
Om e<strong>en</strong> inschatting te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> van de hoeveelhed<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig<br />
verkeer is kwantificeerbaarheid van verkeersvolumes cruciaal. Als<br />
b<strong>en</strong>adering van de totale volumes will<strong>en</strong> we het aantal afgelegde<br />
kilometers per persoon, vanuit of naar e<strong>en</strong> beschouwde zone, <strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> vooraf gedefinieerde tijdspanne, voorstell<strong>en</strong>. Zoals blijkt uit Boussauw<br />
<strong>en</strong> Witlox (2008) kan op macroschaal de afgelegde afstand per persoon als<br />
e<strong>en</strong> goede b<strong>en</strong>adering word<strong>en</strong> beschouwd voor onder meer<br />
<strong>en</strong>ergieverbruik, duurzaamheid van de verplaatsing <strong>en</strong> het<br />
verkeersvolume. Afhankelijk van de ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />
studiegebied <strong>en</strong> de schaal waarop gewerkt wordt, zull<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel ook<br />
andere elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals modale uitsplitsing, sam<strong>en</strong>stelling van het<br />
wag<strong>en</strong>park <strong>en</strong> congesti<strong>en</strong>iveau moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om het risico<br />
op al te grote vere<strong>en</strong>voudiging<strong>en</strong> te vermijd<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> andere manier om het probleem te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> is de volg<strong>en</strong>de. Door<br />
abstractie te mak<strong>en</strong> van het bov<strong>en</strong>matige aandeel in het huidige<br />
verkeersvolume prober<strong>en</strong> we in te schatt<strong>en</strong> in welke mate het<br />
verkeersvolume, noodzakelijk voor e<strong>en</strong> goede werking van de economie,<br />
kan inkrimp<strong>en</strong> onder invloed van externe factor<strong>en</strong> zoals stijg<strong>en</strong>de<br />
brandstofprijz<strong>en</strong>, extreme congestie of ontrad<strong>en</strong>d beleid. Het is dan ook<br />
verdedigbaar het onderzoek in eerste instantie te beperk<strong>en</strong> tot de<br />
beweging<strong>en</strong> in het woon-werk- <strong>en</strong> woon-schoolverkeer, die van alle<br />
persoonlijke verplaatsing<strong>en</strong> economisch het meest cruciaal zijn. Dit kan<br />
geïllustreerd word<strong>en</strong> aan de hand van prijselasticiteit<strong>en</strong>: in het bijzonder<br />
208
het woon-werkverkeer is heel wat minder prijselastisch, <strong>en</strong> dus inerter, dan<br />
verplaatsing<strong>en</strong> die omwille van andere motiev<strong>en</strong>, zoals recreatie, gebeur<strong>en</strong><br />
(Bogaert et al., 2006). E<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> om de focus te richt<strong>en</strong> op<br />
woon-werk- <strong>en</strong> woon-schoolp<strong>en</strong>del is het feit dat over deze verplaatsing<strong>en</strong><br />
in het algeme<strong>en</strong> volledigere <strong>en</strong> betrouwbaardere datasets beschikbaar zijn.<br />
3. <strong>Ruimtelijke</strong> variatie in bov<strong>en</strong>matige verkeersg<strong>en</strong>eratie in<br />
Vlaander<strong>en</strong><br />
Als hypothese stell<strong>en</strong> we dat er regionale gradiënt<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
bestaan inzake minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer,<br />
waarvoor e<strong>en</strong> verband kan gelegd word<strong>en</strong> met ruimtelijke karakteristiek<strong>en</strong><br />
zoals dichtheid, functionele mix of nabijheid van belangrijke<br />
verkeersinfrastructuur. De mate waarin bov<strong>en</strong>matig verkeer erg<strong>en</strong>s<br />
voorkomt, kan als indicator word<strong>en</strong> beschouwd voor de tred waarmee e<strong>en</strong><br />
bepaalde ruimtelijke structuur of regio e<strong>en</strong> krimp van het totale<br />
verkeersvolume zou kunn<strong>en</strong> absorber<strong>en</strong>, zonder dat daardoor ernstige<br />
economische schade wordt opgelop<strong>en</strong>. Daarbij gaan we ervan uit dat het<br />
inkrimp<strong>en</strong> van het volume bov<strong>en</strong>matig verkeer e<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario is dat zich<br />
<strong>en</strong>erzijds zal doorzett<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> naar verwachting voortdur<strong>en</strong>de stijging<br />
van de olieprijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> anderzijds w<strong>en</strong>selijk is vanuit het oogpunt van<br />
emissie- <strong>en</strong> congestiebeleid. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicator vorm<strong>en</strong> voor de verstoring in het ev<strong>en</strong>wicht<br />
tuss<strong>en</strong> de woonfunctie (die als oorsprong van verplaatsing<strong>en</strong> wordt<br />
beschouwd) <strong>en</strong> andere functies, zoals jobs, schol<strong>en</strong>, winkels <strong>en</strong> recreatieve<br />
attractiepol<strong>en</strong> die als bestemming<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd. Het<br />
effect van het stimuler<strong>en</strong> of net het ontmoedig<strong>en</strong> van bepaalde nieuwe<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> kan dan getoetst word<strong>en</strong> aan de te verwacht<strong>en</strong> invloed op<br />
de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. Want e<strong>en</strong> reductie van deze theoretische<br />
minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong> effectieve reductie onder wijzig<strong>en</strong>de<br />
externe invloed<strong>en</strong> uiteindelijk vlotter tot stand lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de<br />
context van dit onderzoek will<strong>en</strong> we deze hypothese toepass<strong>en</strong> op<br />
Vlaander<strong>en</strong>, voor de volledigheid van de interpretatie uitgebreid met<br />
Brussel. Het kader voor de omschrijving van ruimtelijke structur<strong>en</strong> op<br />
macroschaal is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV,<br />
1997/2004).<br />
209
210<br />
3.1. Monoc<strong>en</strong>trisch versus gesuburbaniseerd polyc<strong>en</strong>trisch<br />
Hamilton (1982) red<strong>en</strong>eerde steeds vanuit e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trisch stedelijk<br />
model, zoals ontwikkeld door Mills (1967) <strong>en</strong> Muth (1969). Binn<strong>en</strong> dit<br />
model word<strong>en</strong> alle jobs in het c<strong>en</strong>traal zak<strong>en</strong>district (c<strong>en</strong>tral business<br />
district (CBD)) gesitueerd, waarbij er in het omligg<strong>en</strong>de resid<strong>en</strong>tiële<br />
gebied steeds e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht wordt nagestreefd tuss<strong>en</strong> bereikbaarheid van<br />
het CBD <strong>en</strong> de biedr<strong>en</strong>te, die zich ruimtelijk manifesteert als e<strong>en</strong><br />
dichtheidsgradiënt. Het monoc<strong>en</strong>trische model laat toe om de minimale<br />
woon-werkafstand<strong>en</strong> te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> op basis van de geometrische<br />
karakteristiek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> cirkel. Hamilton (1982) berek<strong>en</strong>de de<br />
theoretische minimale woon-werkafstand<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> aantal gemodelleerde<br />
Amerikaanse <strong>en</strong> Japanse sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> vergeleek deze met de effectief<br />
afgelegde afstand<strong>en</strong> die hij putte uit surveygegev<strong>en</strong>s van de beschouwde<br />
sted<strong>en</strong>.<br />
Voor het detecter<strong>en</strong> van ruimtelijke variatie inzake bov<strong>en</strong>matig verkeer<br />
binn<strong>en</strong> de Vlaamse gesuburbaniseerde historisch-polyc<strong>en</strong>trische<br />
ruimtelijke structuur houdt de toepassing van e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trisch<br />
stadsmodel ge<strong>en</strong> steek. Dit is zeker het geval als we wet<strong>en</strong> dat in het<br />
bijzonder de for<strong>en</strong>z<strong>en</strong>zones van de verschill<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> in België elkaar<br />
overlapp<strong>en</strong> (Luyt<strong>en</strong> <strong>en</strong> Van Hecke, 2007). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> heel wat<br />
jobs zich ver buit<strong>en</strong> de CBD‟s, bijvoorbeeld in hav<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong>,<br />
dorpskern<strong>en</strong>, historisch gegroeide bedrijv<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de stedelijke gebied<strong>en</strong><br />
of perifere bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong>. Zelfs al is de ruimtelijke spreiding van de<br />
woonfunctie groter dan die van de andere functies, toch moet rek<strong>en</strong>ing<br />
gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sterk polyc<strong>en</strong>trische <strong>en</strong> deels verspreide<br />
ruimtelijke verdeling van zowel jobs alsook andere bestemming<strong>en</strong>.<br />
Als basismethodiek voor het onderzoek voor Vlaander<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> wij voor<br />
om alle vertrek- <strong>en</strong> aankomstbeweging<strong>en</strong> die zich in de realiteit voordo<strong>en</strong><br />
modelmatig op e<strong>en</strong> zo kort mogelijke afstand aan elkaar te koppel<strong>en</strong>.<br />
Daarbij wordt als <strong>en</strong>ige criterium fysieke (netwerk)afstand gebruikt. Er<br />
wordt ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met andere criteria, bijvoorbeeld in het<br />
woon-werkverkeer het feit dat e<strong>en</strong> werknemer niet gekwalificeerd zou zijn<br />
voor de jobs die in de buurt van zijn of haar woning beschikbaar zijn.
3.2. Schaal<br />
De oef<strong>en</strong>ing kan op verschill<strong>en</strong>de schaalniveaus word<strong>en</strong> gemaakt. Op<br />
macroniveau lijkt het logisch om de geme<strong>en</strong>te als kleinste zone te nem<strong>en</strong>.<br />
Op die manier kunn<strong>en</strong> verband<strong>en</strong> gelegd word<strong>en</strong> met evoluties in<br />
demografie, werkgeleg<strong>en</strong>heid, peri- <strong>en</strong> suburbanisatie, of aanbod aan<br />
transportinfrastructuur <strong>en</strong> -voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />
Op microniveau kan e<strong>en</strong> stap verder gegaan word<strong>en</strong>, zodat theoretische<br />
minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer kunn<strong>en</strong> gekoppeld<br />
word<strong>en</strong> aan gedetailleerde ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals bestemming,<br />
dichtheid, mate van scheiding <strong>en</strong> verweving, afstand tot<br />
transportinfrastructuur of tot conc<strong>en</strong>traties van bevolking, jobs, of andere<br />
attractiepol<strong>en</strong>... Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> minder significante gebied<strong>en</strong> (in het<br />
bijzonder grote gebied<strong>en</strong> met zeer lage conc<strong>en</strong>traties aan activiteit<strong>en</strong>) uit<br />
de kaart<strong>en</strong> verwijderd word<strong>en</strong> zodat kaartbeeld<strong>en</strong> niet onnodig vertek<strong>en</strong>d<br />
word<strong>en</strong>. Het aangewez<strong>en</strong> schaalniveau voor e<strong>en</strong> dergelijke analyse is<br />
ongetwijfeld dat van de buurt. Binn<strong>en</strong> het kader van deze tekst zull<strong>en</strong> we<br />
ons echter richt<strong>en</strong> op het macroniveau, waarbij we e<strong>en</strong> ruimtelijke<br />
zonering op basis van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong>.<br />
4. Detecter<strong>en</strong> van ruimtelijke evoluties met problematisch<br />
karakter<br />
Zoals gesteld in de inleiding will<strong>en</strong> we bov<strong>en</strong>matig verkeer opvoer<strong>en</strong> als<br />
indicator voor het detecter<strong>en</strong> van verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ruimtelijke<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> die tot het uite<strong>en</strong>legg<strong>en</strong> van functies leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> als sterk<br />
verkeersg<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> beschouwd (hieronder onder de noemer<br />
“sprawl” gebruikt), <strong>en</strong> evoluties in het verplaatsingsgedrag van de<br />
gebruikers van deze evoluer<strong>en</strong>de ruimte.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> evoluties word<strong>en</strong> namelijk vaak verantwoordelijk gesteld voor<br />
het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verkeersvolume, doorgaans zonder dat deze bewering<strong>en</strong><br />
door cijfers word<strong>en</strong> gestaafd. We citer<strong>en</strong> in dit verband het rapport van de<br />
FOD <strong>Mobiliteit</strong> aan de VN (Transportsituatie in België, 2008), waarin<br />
“suburbanisatie” als eerste in rij wordt vermeld bij de verklaring<strong>en</strong> voor de<br />
aanhoud<strong>en</strong>de groei van het person<strong>en</strong>vervoer. Ook het ontwerp<br />
<strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> (2001) stelt dat ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong> die<br />
211
niet langer binn<strong>en</strong> de traditionele sted<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> min of meer afgebak<strong>en</strong>de<br />
bebouwde oppervlakte <strong>en</strong> invloedssfeer vall<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> grotere vraag<br />
naar mobiliteit <strong>en</strong> tot grotere verplaatsingsafstand<strong>en</strong>. Vand<strong>en</strong>bulcke et al.<br />
(2007) zijn specifieker, <strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> aantal rec<strong>en</strong>te resid<strong>en</strong>tiële<br />
verkaveling<strong>en</strong> in het oost<strong>en</strong> van Waals-Brabant <strong>en</strong> het noord<strong>en</strong> van<br />
Limburg, die door hun afgeleg<strong>en</strong> ligging t<strong>en</strong> opzichte van<br />
werkgeleg<strong>en</strong>heidsc<strong>en</strong>tra <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer e<strong>en</strong> onverantwoorde<br />
bijkom<strong>en</strong>de impact op de mobiliteit zoud<strong>en</strong> creër<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> kritische vraagstelling in verband hiermee kan als volgt geformuleerd<br />
word<strong>en</strong>: Wordt het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verkeersvolume veroorzaakt door de<br />
sprawl, of is het goedkopere <strong>en</strong> snellere vervoer zowel de oorzaak van het<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> verkeersvolume als van de sprawl? De totstandkoming van<br />
sprawl best<strong>en</strong>digt ongetwijfeld t<strong>en</strong> dele het toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> verkeersvolume,<br />
<strong>en</strong> is mogelijk e<strong>en</strong> factor die deze evolutie nog versnelt. Maar over de<br />
mate waarin dit elem<strong>en</strong>t speelt zijn ge<strong>en</strong> kwantitatieve gegev<strong>en</strong>s bek<strong>en</strong>d.<br />
Het schets<strong>en</strong> van de ruimtelijke gradiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de evolutie van de<br />
theoretische minimaal af te legg<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zou hier meer licht op<br />
kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> schijn<strong>en</strong>. De hypothese luidt als volgt. De dagelijks<br />
afgelegde p<strong>en</strong>delafstand neemt systematisch toe (zie Figuur 1) (Mér<strong>en</strong>ne-<br />
Schoumaker et al., 1999; Verhetsel et al., 2007). Indi<strong>en</strong> sprawl voor 100%<br />
verantwoordelijk kan gesteld word<strong>en</strong> voor deze evolutie, dan zou de<br />
proc<strong>en</strong>tuele to<strong>en</strong>ame van de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand gelijke<br />
tred moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong>ame van de geobserveerde afgelegde<br />
afstand. Naar verwachting zal sprawl echter slechts t<strong>en</strong> dele<br />
verantwoordelijk zijn voor de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de reële p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal de<br />
snelheid waarmee de minimale p<strong>en</strong>delafstand in e<strong>en</strong> bepaald gebied<br />
to<strong>en</strong>eemt e<strong>en</strong> indicator zijn voor de mate waarin ruimtelijke evoluties er<br />
verantwoordelijk zijn voor de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afgelegde afstand. Regionale<br />
variaties in deze evolutie zull<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede indicatie gev<strong>en</strong> over<br />
mogelijk problematische ontwikkeling<strong>en</strong> die in bepaalde gebied<strong>en</strong> aan de<br />
gang zijn.<br />
212
Figuur 1<br />
Als vere<strong>en</strong>voudigd voorbeeld om de voorgestelde onderzoeksmethodiek te<br />
illustrer<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we de woon-werkp<strong>en</strong>del gebruik<strong>en</strong>. We berek<strong>en</strong><strong>en</strong>, voor<br />
e<strong>en</strong> studiegebied dat op basis van het gew<strong>en</strong>ste schaalniveau in zones is<br />
onderverdeeld, de minimale theoretische p<strong>en</strong>delafstand. Daartoe moet<strong>en</strong><br />
we voor elke zone beschikk<strong>en</strong> over het aantal jobs die er gelokaliseerd<br />
zijn, <strong>en</strong> het aantal werkzam<strong>en</strong> die er won<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> we<br />
beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> netwerk dat alle zones met elkaar verbindt.<br />
Vervolg<strong>en</strong>s kan e<strong>en</strong> afstandsmatrix word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d, die de kortste route<br />
over het netwerk geeft tuss<strong>en</strong> het zwaartepunt van elk zonepaar. Voor<br />
intrazonale verplaatsing<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> theoretische gemiddelde afstand<br />
word<strong>en</strong> geschat, bijvoorbeeld de helft van de berek<strong>en</strong>de afstand tot de<br />
meest nabijgeleg<strong>en</strong> zone. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de beschikbare jobs over de<br />
kortst mogelijke afstand gekoppeld aan de beschikbare werkzame<br />
populatie. Daartoe wordt e<strong>en</strong> zo groot mogelijk aandeel van de populatie<br />
toegewez<strong>en</strong> aan de beschikbare jobs binn<strong>en</strong> de zone, <strong>en</strong> vice versa.<br />
Overschott<strong>en</strong> van werkzam<strong>en</strong> of jobs word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> algoritme<br />
toegewez<strong>en</strong> aan andere zones, zodanig dat de totale afgelegde afstand<br />
geminimaliseerd wordt.<br />
Om e<strong>en</strong> evolutieschets te mak<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> deze datasets voor verschill<strong>en</strong>de<br />
tijdstipp<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong> zijn. Voor de interpretatie is het ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s nuttig<br />
dat er gegev<strong>en</strong>s beschikbaar zijn over de daadwerkelijk afgelegde<br />
213
afstand<strong>en</strong> in het woon-werkverkeer op de bedoelde tijdstipp<strong>en</strong>. Hieronder<br />
zull<strong>en</strong> we de oef<strong>en</strong>ing mak<strong>en</strong> op basis van twee verschill<strong>en</strong>de datasets.<br />
214<br />
5. Data<br />
In de onderstaande uitwerking gebruik<strong>en</strong> we gegev<strong>en</strong>s over jobs <strong>en</strong><br />
werkzame bevolking, geaggregeerd op geme<strong>en</strong>telijk niveau. Het Brussels<br />
gewest wordt als afzonderlijke zone beschouwd. Als vertrek- <strong>en</strong><br />
aankomstpunt wordt telk<strong>en</strong>s het zwaartepunt van de beschouwde<br />
geme<strong>en</strong>te gebruikt, behalve bij intrazonale beweging<strong>en</strong>. Door het gebruik<br />
van deze vrij ruwe zonering tred<strong>en</strong> er onvermijdelijk fout<strong>en</strong> op, die zich<br />
zull<strong>en</strong> weerspiegel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> discrepantie met de afgelegde afstand<strong>en</strong> die<br />
door nauwkeuriger gegev<strong>en</strong>sbronn<strong>en</strong> (zoals SEE 2001) of het<br />
Multimodaal Model Vlaander<strong>en</strong> (MMM) word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>.<br />
5.1. Tewerkstelling <strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
Gegev<strong>en</strong>s over het aantal jobs per geme<strong>en</strong>te, <strong>en</strong> het aantal woonachtige<br />
werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> per geme<strong>en</strong>te, word<strong>en</strong> verzameld <strong>en</strong> gepubliceerd door het<br />
Steunpunt Werk <strong>en</strong> Sociale Economie (beleidsondersteun<strong>en</strong>d steunpunt<br />
van de Vlaams Geme<strong>en</strong>schap). Deze gegev<strong>en</strong>s zijn beschikbaar voor de<br />
jar<strong>en</strong> 1997 tot <strong>en</strong> met 2006. Gegev<strong>en</strong>s over het aantal in e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te<br />
gelokaliseerde jobs word<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s door dit steunpunt geleverd, voor de<br />
jar<strong>en</strong> 1997 t.e.m. 2005 (Lokale Statistiek<strong>en</strong>, 2008). Voor het Brussels<br />
Hoofdstedelijk Gewest word<strong>en</strong> deze data gepubliceerd door het Brussels<br />
Instituut voor Statistiek <strong>en</strong> Analyse. Deze data zijn echter niet ingedeeld<br />
per geme<strong>en</strong>te, maar handel<strong>en</strong> over het volledige gewest. Ze zijn<br />
beschikbaar voor de refer<strong>en</strong>tiejar<strong>en</strong> 1990, 1995, 2000 <strong>en</strong> 2002 t.e.m. 2006<br />
(Analyse <strong>en</strong> Statistiek, 2008). Op basis van deze gegev<strong>en</strong>s wordt e<strong>en</strong><br />
herkomst-bestemmingsmatrix opgebouwd, waarbij elke geme<strong>en</strong>te zowel<br />
bij de herkomstgebied<strong>en</strong> als bij de bestemmingsgebied<strong>en</strong> voorkomt.<br />
5.2. Netwerk<br />
Om op de verschill<strong>en</strong>de schaalniveaus de verbinding tuss<strong>en</strong> de<br />
verschill<strong>en</strong>de zones te legg<strong>en</strong>, werd gebruik gemaakt van Streetnet. Dit<br />
skeletbestand bevat het volledige strat<strong>en</strong>patroon van België. Het op<strong>en</strong>baarvervoernetwerk<br />
werd niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> we ervan uitgaan dat de
kortst mogelijke wegverbinding tuss<strong>en</strong> twee punt<strong>en</strong> doorgaans in e<strong>en</strong><br />
kleinere afstand resulteert dan de kortste mogelijke verbinding via e<strong>en</strong> lijn<br />
van het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />
5.3. Beperking<strong>en</strong> van de beschikbare data<br />
De methodologie die gehanteerd wordt voor de sam<strong>en</strong>stelling van de data<br />
over de werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is sinds 2003 veranderd. De resulter<strong>en</strong>de cijfers zijn<br />
dus niet volledig vergelijkbaar. T<strong>en</strong> behoeve van het detecter<strong>en</strong> van<br />
evoluties is het cruciaal om over volledige datasets te beschikk<strong>en</strong> voor<br />
minst<strong>en</strong>s twee verschill<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> die ver g<strong>en</strong>oeg van elkaar af ligg<strong>en</strong>. De<br />
oudste volledige dataset is die van 1997, de meest rec<strong>en</strong>te die van 2005.<br />
De gedekte tijdspanne is dus vrij beperkt (8 jaar).<br />
Rec<strong>en</strong>te data in verband met de afgelegde afstand<strong>en</strong>, zoals gepercipieerd<br />
door de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, zijn <strong>en</strong>kel beschikbaar voor 2001. De verhouding<br />
tuss<strong>en</strong> de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geobserveerde<br />
afgelegde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dus niet berek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> voor 1997 <strong>en</strong><br />
2005. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> we <strong>en</strong>kel over geaggregeerde data waarbij de<br />
geme<strong>en</strong>te als herkomstzone wordt beschouwd. Voor de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />
aankomstzone zijn deze data niet beschikbaar.<br />
Er bevind<strong>en</strong> zich meer jobs in het Vlaams <strong>en</strong> Brussels Gewest dan er<br />
werkzam<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. We beschikk<strong>en</strong> op dit schaalniveau dus niet over<br />
gegev<strong>en</strong>s met betrekking tot inkom<strong>en</strong>de p<strong>en</strong>delstrom<strong>en</strong> uit Wallonië <strong>en</strong><br />
het buit<strong>en</strong>land. Er werd e<strong>en</strong> poging gedaan om deze lacune te overbrugg<strong>en</strong><br />
door middel van extrapolatie. Voor de berek<strong>en</strong>ing van de minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand met de woongeme<strong>en</strong>te als basis, werd het aantal jobs per<br />
geme<strong>en</strong>te geïnterpoleerd a rato van de verhouding tuss<strong>en</strong> het totale aantal<br />
werkzam<strong>en</strong> <strong>en</strong> het totale aantal jobs in het Vlaams <strong>en</strong> Brussels Gewest. Op<br />
die manier wordt voor de Vlaamse werknemers e<strong>en</strong> goede b<strong>en</strong>adering<br />
gevond<strong>en</strong>. Voor de berek<strong>en</strong>ing op basis van werkgeme<strong>en</strong>te werd het aantal<br />
per geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> won<strong>en</strong>de werkzam<strong>en</strong> op dezelfde manier geëxtrapoleerd.<br />
Wellicht verkrijg<strong>en</strong> we dus e<strong>en</strong> lichte onderschatting van de minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand, aangezi<strong>en</strong> de in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> Brussel tewerkgestelde<br />
inwoners van Wallonië <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>landers vaak van verder kom<strong>en</strong> dan zij<br />
die in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> Brussel zelf won<strong>en</strong>.<br />
215
216<br />
6. Methodiek <strong>en</strong> algoritme<br />
6.1. Uitgangspunt<br />
Het uitgangspunt van de methode houdt in dat elk vertrek dat zich in het<br />
ocht<strong>en</strong>dverkeer voordoet gekoppeld wordt aan de dichtstbijzijnde<br />
aankomst, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in het ocht<strong>en</strong>dverkeer. Binn<strong>en</strong> elk motief (in dit geval:<br />
werk) wordt het aantal vertrekk<strong>en</strong> per geme<strong>en</strong>te, net zoals het aantal<br />
aankomst<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>, maar de in de realiteit bestaande relatie tuss<strong>en</strong><br />
herkomst<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestemming<strong>en</strong> wordt doorgeknipt met als doel het<br />
minimaliser<strong>en</strong> van de afstand tuss<strong>en</strong> beide.<br />
Deze theoretische oef<strong>en</strong>ing maakt volstrekte abstractie van de tot op<br />
zekere hoogte als noodzakelijk veronderstelde “match” tuss<strong>en</strong> herkomst <strong>en</strong><br />
bestemming. In het woon-werkverkeer wil dat zegg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong>ieder die<br />
deel uitmaakt van de actieve bevolking geschikt geacht wordt om e<strong>en</strong>der<br />
welke job uit te voer<strong>en</strong>. Ook in het woon-schoolverkeer betek<strong>en</strong>t dit dat de<br />
fysieke afstand als <strong>en</strong>ige criterium voor de keuze van de school<br />
beschouwd wordt. Binn<strong>en</strong> het kader van deze tekst wordt de berek<strong>en</strong>ing <strong>en</strong><br />
bespreking gedaan voor het woon-werkverkeer, maar ze zou ook kunn<strong>en</strong><br />
overgedaan word<strong>en</strong> voor het woon-schoolverkeer. Door twee<br />
verschill<strong>en</strong>de tijdstipp<strong>en</strong> te beschouw<strong>en</strong> (1997 <strong>en</strong> 2005) zal e<strong>en</strong> evolutie<br />
word<strong>en</strong> geschetst.<br />
6.2. Principes van de rek<strong>en</strong>methode<br />
Om de af te legg<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de stapp<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>. In eerste instantie wordt de fysieke afstand dij over het netwerk<br />
tuss<strong>en</strong> elk mogelijk paar van zones (geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) (i, j) berek<strong>en</strong>d. Daartoe<br />
wordt elke zone gerepres<strong>en</strong>teerd door zijn zwaartepunt (c<strong>en</strong>troïde). Binn<strong>en</strong><br />
de softwaremodule Network Analyst (ext<strong>en</strong>sie van ESRI ArcGIS 9.2)<br />
wordt telk<strong>en</strong>s het kortste pad over het netwerk berek<strong>en</strong>d tuss<strong>en</strong> elk<br />
c<strong>en</strong>troïdepaar. Het resulter<strong>en</strong>de product is e<strong>en</strong> symmetrische<br />
afstand<strong>en</strong>matrix die zowel in rij als in kolom elke zone repres<strong>en</strong>teert. De<br />
afstand voor e<strong>en</strong> interne verplaatsing binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zone, die volg<strong>en</strong>s de<br />
uitgelegde methode steeds nul bedraagt, wordt gesimuleerd door telk<strong>en</strong>s<br />
de helft te nem<strong>en</strong> van de afstand over het netwerk tuss<strong>en</strong> de c<strong>en</strong>troïde van<br />
de beschouwde zone <strong>en</strong> de c<strong>en</strong>troïde van de meest nabijgeleg<strong>en</strong> zone.
De combinatie van de herkomst-bestemmingsmatrix <strong>en</strong> de<br />
afstand<strong>en</strong>matrix levert de afgelegde afstand<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> elk zonepaar, zowel<br />
bekek<strong>en</strong> vanuit de beschouwde zone (herkomst<strong>en</strong>) als naar de beschouwde<br />
zone (bestemming<strong>en</strong>). De vertrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> aankomst<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de herkomstbestemmingsmatrix<br />
word<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s gesommeerd, zodanig dat we voor<br />
elke zone i beschikk<strong>en</strong> over het totale aantal vertrekk<strong>en</strong> Oi <strong>en</strong> het totale<br />
aantal aankomst<strong>en</strong> Di. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de afstand<strong>en</strong> geminimaliseerd.<br />
Dit gebeurt in eerste instantie door zoveel mogelijk beweging<strong>en</strong><br />
intrazonaal te mak<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de overgeblev<strong>en</strong> vertrek-<br />
respectievelijk aankomstbeweging<strong>en</strong> zoveel mogelijk gekoppeld aan<br />
naburige zones, zodanig dat de vanuit alle zones sam<strong>en</strong> afgelegde afstand<br />
geminimaliseerd wordt. Het minimaliseringsproces werd als algoritme<br />
geïmplem<strong>en</strong>teerd in Visual Basic for Applications.<br />
Uiteindelijk bekom<strong>en</strong> we voor elke geme<strong>en</strong>te i de totale geminimaliseerde<br />
uitgaande afstand T O i <strong>en</strong> de totale geminimaliseerde inkom<strong>en</strong>de afstand<br />
T D i. In combinatie met de geobserveerde afgelegde afstand T O i(obs) vanuit<br />
de beschouwde zone i, afkomstig uit SEE 2001, kunn<strong>en</strong> we nu ook de<br />
excesfactor E O i voor de herkomstzones in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. We definiër<strong>en</strong> de<br />
excesfactor als de verhouding tuss<strong>en</strong> de geobserveerde afgelegde afstand<br />
<strong>en</strong> de geminimaliseerde afstand E O i vanuit de beschouwde zone i:<br />
E<br />
O<br />
i<br />
T<br />
<br />
( obs)<br />
O<br />
i<br />
O<br />
Ti<br />
Aangezi<strong>en</strong> de geobserveerde afgelegde afstand T D i(obs) naar de<br />
bestemmingszones niet beschikbaar was binn<strong>en</strong> het kader van dit<br />
onderzoek, was het ook niet mogelijk om de bijbehor<strong>en</strong>de excesfactor E D i<br />
in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Bij de kartering gebruik<strong>en</strong> we de ocht<strong>en</strong>d van e<strong>en</strong><br />
weekdag als tijdsv<strong>en</strong>ster.<br />
217
218<br />
7. Excesfactor <strong>en</strong> evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand op<br />
basis van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
7.1. Theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand op basis van woon<br />
plaats<br />
De berek<strong>en</strong>de minimale p<strong>en</strong>delafstand in het woon-werkverkeer voor<br />
2005, op basis van woongeme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> uitgedrukt in km per <strong>en</strong>kele reis,<br />
wordt weergegev<strong>en</strong> op Kaart 1. De gemiddelde minimale p<strong>en</strong>delafstand<br />
bedraagt 10,3 km. De minimale p<strong>en</strong>delafstand varieert over de<br />
beschouwde zones van 0,93 km tot 52,7 km. Verder noter<strong>en</strong> we <strong>en</strong>kele<br />
opvall<strong>en</strong>de f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> in het kaartbeeld.<br />
De grootstedelijke <strong>en</strong> regionaalstedelijke gebied<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> korte tot zeer<br />
korte afstand<strong>en</strong>. In de geme<strong>en</strong>te Antwerp<strong>en</strong> (grot<strong>en</strong>deels grootstedelijk<br />
gebied), waar de tewerkstellingsconc<strong>en</strong>tratie in het hav<strong>en</strong>gebied relatief<br />
ver verwijderd is van het zwaartepunt van de woonfunctie, is dit minder<br />
uitgesprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal kleinstedelijke gebied<strong>en</strong> die eerder perifeer<br />
geleg<strong>en</strong> zijn t<strong>en</strong> opzichte van de economische kerngebied<strong>en</strong> scor<strong>en</strong> dan<br />
weer wel goed, net zoals sommige dunbevolkte perifere regio‟s zoals het<br />
zuidoost<strong>en</strong> van West-Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> del<strong>en</strong> van de Kemp<strong>en</strong>.<br />
De situatie van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die zich rondom de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
situer<strong>en</strong> is minder e<strong>en</strong>duidig. Op de as Antwerp<strong>en</strong>-Brussel blijv<strong>en</strong> de<br />
afstand<strong>en</strong> kort, tot ver in de provincie. In de omgeving van de overige<br />
c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dit veel minder het geval. Typische voorbeeld<strong>en</strong> zijn<br />
Brugge, Hasselt of Sint-Niklaas. De geïdealiseerde toestand die het model<br />
schetst, k<strong>en</strong>t zoveel mogelijk pot<strong>en</strong>tiële werknemers, woonachtig in de<br />
c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, toe aan de jobs in dezelfde geme<strong>en</strong>te. Aangezi<strong>en</strong> er in<br />
de meer perifere regio‟s e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> onev<strong>en</strong>wicht bestaat tuss<strong>en</strong> jobs<br />
<strong>en</strong> werkzam<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> de bewoners die iets verder van de perifere<br />
c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> won<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan meer verafgeleg<strong>en</strong><br />
jobs, die zich bijvoorbeeld in het economische kerngebied van Vlaander<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> Brussel situer<strong>en</strong>. In de praktijk zal dit effect zich uiteraard uitmiddel<strong>en</strong><br />
over het hele invloedsgebied van de beschouwde perifere<br />
c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal er in de praktijk niet veel merkbaar zijn van<br />
extreme verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.
E<strong>en</strong> vergelijking met Kaart 2 leert ons dat de minimale p<strong>en</strong>delafstand voor<br />
e<strong>en</strong> groot stuk e<strong>en</strong> verklaring inhoudt voor de geobserveerde<br />
p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. Niettemin bestaan er opvall<strong>en</strong>de regionale verschill<strong>en</strong> in<br />
de verhouding tuss<strong>en</strong> de geobserveerde p<strong>en</strong>delafstand <strong>en</strong> de minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand (excesfactor).<br />
Kaart 1<br />
219
220<br />
Kaart 2<br />
7.2. Excesfactor op basis van woonplaats<br />
Gelet op Kaart 3 kunn<strong>en</strong> we stell<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> hoge excesfactor e<strong>en</strong> typisch<br />
stedelijk f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> is. Stedeling<strong>en</strong> gaan vele mal<strong>en</strong> verder van huis<br />
werk<strong>en</strong> dan gesuggereerd wordt door de ruimtelijke spreiding van<br />
woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> jobs. Dit strookt met de bevinding<strong>en</strong> van Hamilton (1982).<br />
De verklaring hiervoor kan <strong>en</strong>erzijds gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de theorie van<br />
het constante reistijdbudget (de zog<strong>en</strong>aamde BREVER-wet) (Hupkes,<br />
1977) <strong>en</strong> het constante financiële reisbudget (Schafer, 2000). Vanuit de<br />
stedelijke gebied<strong>en</strong> zijn er binn<strong>en</strong> beide types beschikbare budgett<strong>en</strong> heel<br />
wat meer jobs bereikbaar dan vanuit e<strong>en</strong> meer landelijk geleg<strong>en</strong> zone. De<br />
job die het grootste nut oplevert zal vanuit het stedelijk gebied bekek<strong>en</strong><br />
minder vaak de dichtstbijzijnde job zijn, dan dit vanuit het buit<strong>en</strong>gebied<br />
bekek<strong>en</strong> het geval zal zijn.<br />
Niettemin resulteert dit netto in p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> die vanuit het stedelijk<br />
gebied nog steeds korter zijn dan gemiddeld. Sam<strong>en</strong>gevat kunn<strong>en</strong> we<br />
zegg<strong>en</strong> dat de ruimtelijke structuur van stedelijke gebied<strong>en</strong> ervoor zorgt
dat de p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> relatief laag ligg<strong>en</strong>, maar dat er nog e<strong>en</strong> ruime<br />
marge bestaat waarbinn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de reductie mogelijk is.<br />
Behalve de stedelijke gebied<strong>en</strong> zijn er hier <strong>en</strong> daar ook meer suburbane<br />
regio‟s te vind<strong>en</strong> die zowel e<strong>en</strong> hoge excesfactor als lange p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Het zijn doorgaans gebied<strong>en</strong> die goed bereikbaar zijn <strong>en</strong> hoge<br />
inkom<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, waardoor de drempel voor verre verplaatsing<strong>en</strong> er lager<br />
ligt. Teg<strong>en</strong>over deze gebied<strong>en</strong> staan de meer perifere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die<br />
meestal tot het buit<strong>en</strong>gebied behor<strong>en</strong>. De meeste van deze geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> excesfactor die rond de 1, of vaak zelfs lager dan 1 ligt.<br />
Opnieuw word<strong>en</strong> deze lage waard<strong>en</strong> verklaard door de hoge excesfactor in<br />
de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Heel wat werknemers die in de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
won<strong>en</strong> gaan immers toch ver van huis werk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zo<br />
arbeidsplaats<strong>en</strong> vrij voor inwoners van de omligg<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De<br />
bov<strong>en</strong>matige excesfactor in de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dus verantwoordelijk<br />
voor de schijnbaar onlogisch lage excesfactor in de omligg<strong>en</strong>de<br />
geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />
We kunn<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> zeer lage excesfactor het<br />
meest kwetsbaar zijn voor wijziging<strong>en</strong> in externe factor<strong>en</strong> die het<br />
verplaatsingsgedrag stur<strong>en</strong>. Wanneer verplaatsing<strong>en</strong> duurder of moeilijker<br />
word<strong>en</strong> (bijv. door stijg<strong>en</strong>de brandstofprijz<strong>en</strong>, congestie,<br />
kilometerheffing<strong>en</strong> of verslechtering van het aanbod aan op<strong>en</strong>baar<br />
vervoer), zull<strong>en</strong> werkzam<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eigd zijn e<strong>en</strong> job dichter bij huis te<br />
zoek<strong>en</strong>. Op het og<strong>en</strong>blik dat inwoners van c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dichter bij<br />
huis gaan werk<strong>en</strong>, zou dit voor de inwoners van de omligg<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
met e<strong>en</strong> lage excesfactor betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat zij net verder van huis zoud<strong>en</strong><br />
moet<strong>en</strong> gaan werk<strong>en</strong>.<br />
221
222<br />
Kaart 3<br />
7.3. Theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand op basis van werk<br />
plaats<br />
Kaart 4 geeft de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand voor de<br />
werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Opnieuw spring<strong>en</strong> de stedelijke gebied<strong>en</strong>, inclusief<br />
hav<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong>, in het oog. Als belangrijke conc<strong>en</strong>traties van<br />
werkgeleg<strong>en</strong>heid zijn deze belangrijke g<strong>en</strong>erator<strong>en</strong> van p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />
Ook e<strong>en</strong> aantal andere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die belangrijke conc<strong>en</strong>traties van<br />
werkgeleg<strong>en</strong>heid herberg<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> lange minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. De<br />
lage waard<strong>en</strong> zijn vooral te vind<strong>en</strong> in typische resid<strong>en</strong>tiële gebied<strong>en</strong>, waar<br />
het aanbod aan actieve beroepsbevolking groot is maar er slechts weinig<br />
jobs beschikbaar zijn. Doordat jobs e<strong>en</strong> grotere ruimtelijke conc<strong>en</strong>tratie<br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dan woning<strong>en</strong>, is dit het geval in e<strong>en</strong> groot deel van Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Aangezi<strong>en</strong> we niet over informatie beschikk<strong>en</strong> met betrekking tot de<br />
p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> op basis van werkplaats, is het niet mogelijk om e<strong>en</strong><br />
vergelijkbare kaart met excesfactor<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>.
Kaart 4<br />
7.4. Evolutie theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand<br />
De beschikbare gegev<strong>en</strong>s lat<strong>en</strong> toe om zowel voor de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />
voor de werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> evolutiekaart op te stell<strong>en</strong> voor de periode<br />
1997-2005. Zoals eerder uitgelegd, beschouw<strong>en</strong> we deze evolutie als maat<br />
voor ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> negatief effect op de mobiliteit,<br />
in dit geval bekek<strong>en</strong> vanuit de woon-werkp<strong>en</strong>del. Ontwikkeling<strong>en</strong> die<br />
onder deze noemer vall<strong>en</strong> zijn niet noodzakelijk gelijk te stell<strong>en</strong> aan<br />
f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> zoals suburbanisatie, stadsvlucht of rurbanisatie die doorgaans<br />
als problematisch voor de mobiliteit word<strong>en</strong> beschouwd. In bepaalde<br />
regio‟s is het bijvoorbeeld niet d<strong>en</strong>kbeeldig dat suburbanisatie van jobs,<br />
die daarmee de resid<strong>en</strong>tiële ontwikkeling<strong>en</strong> van de laatste dec<strong>en</strong>nia<br />
zoud<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>, zou kunn<strong>en</strong> resulter<strong>en</strong> in kortere minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />
Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zeker niet de<br />
<strong>en</strong>ige maat voor mobiliteitsbeïnvloed<strong>en</strong>de ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />
Ook het aanbod aan op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> het soort aanwezige<br />
verkeersinfrastructuur zal e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>, net zoals de<br />
223
uimtelijke conc<strong>en</strong>tratie of spreiding van bepaalde types van werk- <strong>en</strong><br />
woongeleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>. Wanneer we de evolutie voor de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
bekijk<strong>en</strong> (Kaart 5) dan kom<strong>en</strong> we tot de verrass<strong>en</strong>de vaststelling dat er<br />
zich in tweederde van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afname of status quo van de<br />
minimale p<strong>en</strong>delafstand heeft voorgedaan. Dat betek<strong>en</strong>t dat de ruimtelijke<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> die zich in die geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voorgedaan, in het<br />
bijzonder op het vlak van lokalisatie van bijkom<strong>en</strong>de werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />
niet verantwoordelijk kunn<strong>en</strong> gesteld word<strong>en</strong> voor de ev<strong>en</strong>tueel<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />
De woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarvoor we wel e<strong>en</strong> belangrijke to<strong>en</strong>ame van de<br />
minimale p<strong>en</strong>delafstand optek<strong>en</strong><strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> verspreid voor maar k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
toch e<strong>en</strong> belangrijke clustering in het oost<strong>en</strong> van Vlaander<strong>en</strong>. Ook in de<br />
regio rond Aalst, het uiterste zuid<strong>en</strong> <strong>en</strong> noord<strong>en</strong> van de provincie Oost-<br />
Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele West-Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dit het geval. Het gaat<br />
zonder uitzondering om geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar de werkzame bevolking sterk is<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, zonder dat de arbeidsmarkt gelijke tred hield met deze<br />
evolutie. Hoewel nader onderzoek vereist is om meer klaarheid te<br />
schepp<strong>en</strong> in de achterligg<strong>en</strong>de mechanism<strong>en</strong>, zijn er indicaties dat veel<br />
van deze geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> nog steeds over e<strong>en</strong> ruime voorraad niet-aangesned<strong>en</strong><br />
woongebied beschikk<strong>en</strong> waardoor de beschikbaarheid van grond voor<br />
nieuwe monofunctionele resid<strong>en</strong>tiële verkaveling<strong>en</strong> er groter is dan in de<br />
overige geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />
In de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar we e<strong>en</strong> afname van de minimale<br />
p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong>, is er doorgaans e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van lokale<br />
werkgeleg<strong>en</strong>heid merkbaar. Ev<strong>en</strong>tuele aangegroeide resid<strong>en</strong>tiële sprawl<br />
wordt er gecomp<strong>en</strong>seerd door de groei van werkgeleg<strong>en</strong>heid in deze<br />
nieuwe ruimtelijke structur<strong>en</strong>.<br />
224
Kaart 5<br />
Verklaring<strong>en</strong> voor de evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand in de<br />
werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Kaart 6) moet<strong>en</strong> vooral gezocht word<strong>en</strong> in de groei van<br />
de arbeidsmarkt. In de drie grootstedelijke gebied<strong>en</strong> is de werkzame<br />
bevolking sneller toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dan de arbeidsmarkt. Dat heeft als gevolg<br />
dat de arbeidsmarkt e<strong>en</strong> betere ruimtelijke spreiding is gaan verton<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
deel van deze resultat<strong>en</strong> is echter te verklar<strong>en</strong> vanuit de activering van de<br />
werkloze populatie in de grootstedelijke gebied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> minder vanuit de<br />
lokalisering van nieuwe jobs.<br />
225
226<br />
8. Conclusies<br />
Kaart 6<br />
Globaal g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we stell<strong>en</strong> dat de ruimtelijke uite<strong>en</strong>legging van<br />
functies in sterke mate bepal<strong>en</strong>d is voor de dagelijkse verplaatsing<strong>en</strong>. Het<br />
besprok<strong>en</strong> model (op basis van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>telijke zonering) stelt dat de<br />
minimale gemiddelde afstand voor e<strong>en</strong> woon-werkverplaatsing binn<strong>en</strong> de<br />
huidige job- <strong>en</strong> woonmarkt vastligt op 10,3 km. Gezi<strong>en</strong> deze afstand ge<strong>en</strong><br />
rek<strong>en</strong>ing houdt met kwalificaties <strong>en</strong> jobvoorkeur<strong>en</strong>, zal e<strong>en</strong> realistische<br />
minimumafstand nog ruimschoots hoger ligg<strong>en</strong>. Anderzijds moet<strong>en</strong> we<br />
rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> belangrijke fout<strong>en</strong>marge, gezi<strong>en</strong> de erg ruwe<br />
zone-indeling, waardoor onder andere de intrazonale minimumafstand<br />
wellicht overschat werd.<br />
De geobserveerde gemiddelde p<strong>en</strong>delafstand ligt met 19,0 km (voor 2001,<br />
zie Figuur 1) echter ruimschoots bov<strong>en</strong> de berek<strong>en</strong>de minimale<br />
gemiddelde waarde waarde. Veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, in het bijzonder zij die in de<br />
omgeving van belangrijke werkgeleg<strong>en</strong>heidspol<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> hun<br />
dagelijkse p<strong>en</strong>delafstand relatief gesprok<strong>en</strong> dus nog sterk verklein<strong>en</strong>. Voor
ewoners van perifere regio‟s is dat echter moeilijk of zelfs onmogelijk:<br />
zij zull<strong>en</strong> integ<strong>en</strong>deel verplicht word<strong>en</strong> om zich nog verder te verplaats<strong>en</strong><br />
indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> contractiebeweging zich zou doorzett<strong>en</strong>.<br />
Dat de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> welvaart impliciet of expliciet e<strong>en</strong> rol speelt in de<br />
toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afgelegde afstand<strong>en</strong> staat buit<strong>en</strong> kijf. Het lijkt er echter sterk<br />
op dat de mogelijkheid om steeds grotere afstand<strong>en</strong> te overbrugg<strong>en</strong> die<br />
daardoor ontstaan is, systematisch “verste<strong>en</strong>d” is in de vorm van de<br />
fysieke uite<strong>en</strong>legging van functies. Anderzijds is het zo dat de jobs die er<br />
de laatste jar<strong>en</strong> bijgekom<strong>en</strong> zijn, zich wellicht vaker dan vroeger buit<strong>en</strong> de<br />
klassieke stadsc<strong>en</strong>tra <strong>en</strong> industriegebied<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong>. Daardoor verliez<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> aantal sub- <strong>en</strong> peri-urbane gebied<strong>en</strong> beetje bij beetje hun<br />
monofunctionele resid<strong>en</strong>tiële karakter. De functionele mix neemt er toe,<br />
<strong>en</strong> de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> verklein<strong>en</strong>. In regio‟s waar de klassieke<br />
sub- <strong>en</strong> peri-urbanisatie zich nog steeds voortzet, zoals dat bijvoorbeeld<br />
het geval is in del<strong>en</strong> van Limburg, blijv<strong>en</strong> de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />
echter nog steeds to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />
Deze tekst is tot stand gekom<strong>en</strong> in het kader van het Steunpunt Ruimte &<br />
Won<strong>en</strong> (deelproject <strong>Mobiliteit</strong>).<br />
Refer<strong>en</strong>ties<br />
Bogaert, S., De Smet, L., Verdonck, F., Van Biervliet, K., Logghe, S., Franckx, L.,<br />
Eyckmans, J., De Jaeger, S. (2006) Verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de studie naar prijs- <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>s-<br />
elasticiteit<strong>en</strong> van milieugerelateerde goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Aalst: Vlaams<br />
Milieumaatschappij.<br />
Boussauw, K., Lauwers, D., Witlox, F. (2008) "<strong>Ruimtelijke</strong> structuur <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieverbruik<br />
voor vervoer: e<strong>en</strong> eerste verk<strong>en</strong>ning voor Vlaander<strong>en</strong>." Ruimte & <strong>Planning</strong>. 28 (3), 35-<br />
48.<br />
Hamilton, B. W. (1982) "Wasteful Commuting." The Journal of Political Economy. 90<br />
(5), pp. 1035-1053.<br />
Hupkes, G. (1977) Toekomstsc<strong>en</strong>ario's voor ons vervoerssysteem. Dev<strong>en</strong>ter-Antwerp<strong>en</strong>:<br />
Kluwer.<br />
227
Luyt<strong>en</strong>, S., Van Hecke, E. (200) De Belgische stadsgewest<strong>en</strong> 2001. Brussel: Algem<strong>en</strong>e<br />
Directie Statistiek <strong>en</strong> Economische Informatie.<br />
Mills, E. S. (1967) "An Aggregative Model of Resource Allocation in a Metropolitan<br />
Area." American Economic Review. 57(2), pp. 197-210.<br />
Muth, R. F. (1969) Cities and Housing: The Spatial Pattern of Urban Resid<strong>en</strong>tial Land<br />
Use. Chicago: University of Chicago Press.<br />
N.N. (2008) Analyse <strong>en</strong> Statistiek from http://www.bruxelles.irisnet.be/nl/region/<br />
region_de_bruxelles-capitale/n_statistiques/analyses_et_statistiques/<br />
donnees_statistiques_ thematiques/population_active.shtml. Retrieved 08/08/2008.<br />
N.N. (2008) Cijfers from http://www.steunpuntwav.be/view/nl/18767. Retrieved<br />
08/08/2008.<br />
N.N. (2008) Lokale Statistiek<strong>en</strong> from http://aps.vlaander<strong>en</strong>.be/lokaal/<br />
lokale_statistiek<strong>en</strong>.htm. Retrieved 08/08/2008.<br />
N.N. (2001) <strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> - ontwerp. Brussel: Ministerie van de Vlaamse<br />
Geme<strong>en</strong>schap, LIN - <strong>Mobiliteit</strong>scel.<br />
N.N. (1997/2004) Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> - gecoördineerde versie. Brussel:<br />
Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, AROHM - afdeling <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>.<br />
N.N. (2008) Transportsituatie in België - 2007. Brussel: Ver<strong>en</strong>igde Naties - Economic<br />
Commission for Europe - Inland Transport Committee.<br />
Schafer, A. (2000) "Regularities in Travel Demand: An International Perspective."<br />
Journal of Transportation and Statistics. 3(3), pp. 1-31.<br />
Van Acker, V., Witlox, F., Van Wee, B. (2007) "The Effects of the Land Use System on<br />
Travel Behavior: A Structural Equation Modeling Approach." Transportation <strong>Planning</strong><br />
and Technology. 30(4), pp. 331-353.<br />
Vand<strong>en</strong>bulcke, G., Ste<strong>en</strong>bergh<strong>en</strong>, T., Thomas, I. (2007) Accessibility indicators to places<br />
and transports. Final Report. Leuv<strong>en</strong> / Louvain-la-Neuve: FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer /<br />
Federaal Wet<strong>en</strong>schapsbeleid.<br />
Verhetsel, A., Thomas, I., Van Hecke, E., Beel<strong>en</strong>, M. (2007) P<strong>en</strong>del in België. Deel I: de<br />
woon-werkverplaatsing<strong>en</strong>. Brussel: Federale Overheidsdi<strong>en</strong>st Economie, K.M.O.,<br />
Midd<strong>en</strong>stand <strong>en</strong> Energie.<br />
228
LEEFSTIJLEN EN IMPACT<br />
NAAR WONEN EN MOBILITEIT<br />
GeorgesALLAERT 1 , Ann PISMAN 1,3 , Veronique VAN ACKER 2 <strong>en</strong><br />
Frank WITLOX 2<br />
1 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 53<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be; ann.pisman@ug<strong>en</strong>t.be<br />
2 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Geografie<br />
Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />
Krijgslaan 281/S8<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 264 46 97<br />
fax: +32 9 264 46 69<br />
e-mail: veronique.vanacker@ug<strong>en</strong>t.be; frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />
3 Artesis Hogeschool Antwerp<strong>en</strong><br />
Departem<strong>en</strong>t Ontwerpwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />
Mutsaerdstraat 31<br />
2000 Antwerp<strong>en</strong><br />
e-mail: ann.pisman@artesis.be<br />
Abstract<br />
Quality of our everyday surroundings is influ<strong>en</strong>ced by individual decisions<br />
on resid<strong>en</strong>tial location and daily travel behaviour. Two rec<strong>en</strong>t PhD<br />
research projects at Gh<strong>en</strong>t University use the lifestyle concept in order to<br />
gain better insights into decisions on resid<strong>en</strong>tial location and daily travel<br />
behaviour in Flanders. Relations betwe<strong>en</strong> lifestyle, resid<strong>en</strong>tial choices and<br />
229
travel behaviour are analyzed based on a multidisciplinary framework<br />
which constitutes of theoretical concepts from transport geography, social<br />
psychology, sociology and marketing. In this paper, preliminary results<br />
are pres<strong>en</strong>ted.<br />
230<br />
1. Inleiding<br />
Vlaander<strong>en</strong> lijkt met e<strong>en</strong> dichtheid van 446,9 inwoners per km² één groot<br />
dorp (http://statbel.fgov.be). Volg<strong>en</strong>s Kesteloot (2005) woont 70% van de<br />
Vlaamse bevolking in e<strong>en</strong> stedelijk leefcomplex, e<strong>en</strong> gebied dat dominant<br />
gestructureerd wordt door suburbanisatie <strong>en</strong> p<strong>en</strong>del vanuit één van de<br />
neg<strong>en</strong> stedelijke agglomeraties of Brussel. Door het jar<strong>en</strong>lange ontbrek<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> gedeg<strong>en</strong> ruimtelijk beleid wordt Vlaander<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> vaak<br />
omschrev<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ruimtelijke warboel (R<strong>en</strong>ard, 1995). Slechts vanaf<br />
1998 trad hierin verandering op met de goedkeuring van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV; Ministerie van de Vlaamse<br />
Geme<strong>en</strong>schap, 1998). Uitgangspunt is het strev<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> duurzame<br />
ruimtelijke ontwikkeling. Ruimte is immers e<strong>en</strong> schaars goed waarmee<br />
zorgvuldig omgesprong<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>. Het is e<strong>en</strong> duurzaam goed ofwel<br />
e<strong>en</strong> langetermijninvestering voor toekomstige g<strong>en</strong>eraties. De visie op<br />
ruimtelijke ontwikkeling kan m<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong> in de metafoor<br />
“Vlaander<strong>en</strong> Op<strong>en</strong> <strong>en</strong> Stedelijk”. Via compacte bouwvorm<strong>en</strong>, ondersteund<br />
door het principe van gedeconc<strong>en</strong>treerde bundeling, wil m<strong>en</strong> de op<strong>en</strong><br />
ruimte maximaal vrijwar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> herwaarder<strong>en</strong> (Heyn <strong>en</strong> Hermey,<br />
2003). Hierbij gaat m<strong>en</strong> echter voorbij aan de woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Uit rec<strong>en</strong>t onderzoek (Verhetsel et al., 2003) blijkt dat de<br />
toekomstige woonw<strong>en</strong>s van het mer<strong>en</strong>deel van de jonger<strong>en</strong> niet strookt<br />
met het beeld van de compacte stad. M<strong>en</strong> droomt nog steeds van e<strong>en</strong><br />
alle<strong>en</strong>staande woning op het gro<strong>en</strong>e platteland. E<strong>en</strong> gelijkaardige<br />
bevinding kan m<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> met betrekking tot mobiliteit. Het Ontwerp<br />
<strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> (2001) w<strong>en</strong>st e<strong>en</strong> duurzame mobiliteit te<br />
realiser<strong>en</strong> door het verbeter<strong>en</strong> van de bereikbaarheid, toegankelijkheid,<br />
veiligheid, verkeersleefbaarheid <strong>en</strong> het terugdring<strong>en</strong> van de schade aan de<br />
natuur <strong>en</strong> het milieu. M<strong>en</strong> tracht dit te realiser<strong>en</strong> door de beïnvloeding van<br />
verplaatsingspatron<strong>en</strong>, vervoers- <strong>en</strong> verkeerspatron<strong>en</strong>, <strong>en</strong> attitudes. Zo stelt<br />
m<strong>en</strong> bijvoorbeeld voor e<strong>en</strong> betere woon-werkbalans te creër<strong>en</strong> opdat<br />
verplaatsingspatron<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>, of het gebruik van<br />
technologische middel<strong>en</strong> om de negatieve effect<strong>en</strong> van verkeer <strong>en</strong> vervoer
te verklein<strong>en</strong>. Daarbij gaat m<strong>en</strong> opnieuw vaak voorbij aan de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van het individu. Bijgevolg bestaat nog steeds e<strong>en</strong> kloof<br />
tuss<strong>en</strong> beleid <strong>en</strong> werkelijkheid.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> wordt in beleidsgericht onderzoek het individu vaak<br />
getypeerd aan de hand van traditioneel gebruikte k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals<br />
opleiding, inkom<strong>en</strong>, geslacht <strong>en</strong> leeftijd. Rec<strong>en</strong>te studies (van Wee, 2002;<br />
Mokhtarian <strong>en</strong> Cao, 2008) merkt<strong>en</strong> echter op dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />
b<strong>en</strong>adering tekort schiet: binn<strong>en</strong> socio-economische homog<strong>en</strong>e<br />
bevolkingsgroep<strong>en</strong> bestaan nog steeds verschill<strong>en</strong> in individuele<br />
gedraging<strong>en</strong>. Hierdoor is het mogelijk dat person<strong>en</strong> met dezelfde socioeconomische<br />
achtergrond toch verschill<strong>en</strong>de woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> of zich<br />
op e<strong>en</strong> andere manier verplaats<strong>en</strong>. Dit is het gevolg van allerlei subjectieve<br />
factor<strong>en</strong> zoals leefstijl<strong>en</strong>.<br />
Het onderzoek naar de invloed van leefstijl<strong>en</strong> op won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit staat<br />
echter nog in zijn kinderscho<strong>en</strong><strong>en</strong>. In deze paper word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele eerste<br />
resultat<strong>en</strong> toegelicht van twee onderzoek<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. In<br />
e<strong>en</strong> eerste sectie gaan we dieper in op het theoretische concept van<br />
leefstijl<strong>en</strong>. Dit gebeurt vanuit e<strong>en</strong> marketingb<strong>en</strong>adering, alsook vanuit e<strong>en</strong><br />
sociologische b<strong>en</strong>adering. In e<strong>en</strong> tweede sectie wordt de relatie tuss<strong>en</strong><br />
leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag verduidelijkt. De bevinding<strong>en</strong> van eerder<br />
onderzoek word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s wordt het eig<strong>en</strong> onderzoek<br />
naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong> toegelicht. De relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
verplaatsingsgedrag wordt besprok<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> derde sectie. Op basis van de<br />
resultat<strong>en</strong> van eerder onderzoek werd e<strong>en</strong> conceptueel kader opgesteld.<br />
Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de eerste resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> <strong>en</strong>quête over<br />
leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit besprok<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>slotte word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele belangrijke<br />
conclusies getrokk<strong>en</strong>.<br />
2. Leefstijl<strong>en</strong>: wat ?<br />
Leefstijl<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds groter word<strong>en</strong>de invloed op het dagelijkse<br />
lev<strong>en</strong>. Door e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>de welvaart, e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de individualisering <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de sociale controle wordt het mogelijk om e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> leefstijl<br />
te leid<strong>en</strong> (Ferge, 1972; Bootsma et al., 1993). Binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> socioeconomisch<br />
homog<strong>en</strong>e groep kunn<strong>en</strong> bijgevolg verschill<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong><br />
voorkom<strong>en</strong>.<br />
231
De term “leefstijl” wordt te pas <strong>en</strong> te onpas gebruikt, maar e<strong>en</strong> duidelijke<br />
theorie over <strong>en</strong>/of definitie van leefstijl<strong>en</strong> ontbreekt. Leefstijl<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
immers in verschill<strong>en</strong>de domein<strong>en</strong> onderzocht, waarvan de marketing <strong>en</strong><br />
de sociologie de voornaamste zijn.<br />
232<br />
2.1. E<strong>en</strong> marketingb<strong>en</strong>adering<br />
Binn<strong>en</strong> het domein van de marketing wordt het leefstijlconcept veelvuldig<br />
b<strong>en</strong>ut. Marketing wordt hierbij beschouwd als de wet<strong>en</strong>schap die de<br />
m<strong>en</strong>selijke, sociale <strong>en</strong> organisatiebehoeft<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificeert <strong>en</strong> vervult.<br />
Wet<strong>en</strong>schappers mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sociologische <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
eerder managem<strong>en</strong>tgerichte definitie van marketing. Volg<strong>en</strong>s de eerste<br />
definitie is marketing e<strong>en</strong> sociologisch proces, waarin individu<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
groep<strong>en</strong> e<strong>en</strong> behoefte die zij will<strong>en</strong> bevredig<strong>en</strong>, invull<strong>en</strong> door het vrijelijk<br />
creër<strong>en</strong>, aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitwissel<strong>en</strong> van product<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. In de<br />
managem<strong>en</strong>tgerichte definitie wordt marketing eerder beschrev<strong>en</strong> als „de<br />
kunst van het verkop<strong>en</strong>‟ (Kotler et al., 2006).<br />
Het begrip consumer<strong>en</strong> staat c<strong>en</strong>traal in het marketingperspectief. Holt<br />
(1995) id<strong>en</strong>tificeert finaal vier consumptietypes of vier verschill<strong>en</strong>de<br />
motiev<strong>en</strong> om te consumer<strong>en</strong>: consumer<strong>en</strong> als ervaring, consumer<strong>en</strong> als<br />
integratie, consumer<strong>en</strong> als spel <strong>en</strong> consumer<strong>en</strong> als classificatie.<br />
―Two basic conceptual distinctions help to organize how the differ<strong>en</strong>t<br />
aspects of consuming have be<strong>en</strong> treated in previous research:<br />
In terms of structure, consuming consists both of actions in which<br />
consumers directly <strong>en</strong>gage consumption objects (object actions) and<br />
interactions with other people in which consumption objects serve as focal<br />
resources (interpersonal actions). In terms of purpose, consumers' actions<br />
can be both <strong>en</strong>ds in themselves (autotelic actions) and means to some<br />
further <strong>en</strong>ds (instrum<strong>en</strong>tal actions). Crossing these two dim<strong>en</strong>sions yields<br />
a 2 X 2 matrix that locates the three predominant .metaphors curr<strong>en</strong>tly<br />
used to describe consuming—consuming as experi<strong>en</strong>ce, consuming as<br />
integration, and consuming as classification—as well as a neglected<br />
fourth dim<strong>en</strong>sion, here termed "consuming as play"‖ (Holt, 1997, p. 2)<br />
Vooral het concept consumptie als classificatie, is gerelateerd aan het idee<br />
van leefstijl<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> dit perspectief wordt het consumer<strong>en</strong> gebruikt om<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong> van elkaar, zowel op basis van de object<strong>en</strong> die ze<br />
gebruik<strong>en</strong> als de acties die ze ondernem<strong>en</strong> (met deze product<strong>en</strong>).
Marketeers gebruik<strong>en</strong> diverse techniek<strong>en</strong> om consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>markt<strong>en</strong> te<br />
onderscheid<strong>en</strong> (Kotler et al., 2006). Bij geografische segm<strong>en</strong>tatie verdeelt<br />
m<strong>en</strong> de markt in verschill<strong>en</strong>de geografische e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, zoals land<strong>en</strong>,<br />
regio‟s, provincies, sted<strong>en</strong> of buurt<strong>en</strong>. Demografische segm<strong>en</strong>tatie verdeelt<br />
de markt in groep<strong>en</strong> op basis van leeftijd <strong>en</strong> andere variabel<strong>en</strong> (zoals<br />
geslacht, inkom<strong>en</strong>, g<strong>en</strong>eratie, lev<strong>en</strong>scyclus, …). Deze variabel<strong>en</strong> zijn<br />
makkelijk vast te stell<strong>en</strong>, <strong>en</strong> onderzoek heeft aangetoond dat w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruiksmethod<strong>en</strong> van de consum<strong>en</strong>t vaak aan specifieke<br />
demografische variabel<strong>en</strong> gekoppeld zijn. Bij psychografische segm<strong>en</strong>tatie<br />
word<strong>en</strong> kopers in groep<strong>en</strong> verdeeld op basis van lev<strong>en</strong>sstijl,<br />
persoonlijkheid of waard<strong>en</strong>. Gedragsmatige segm<strong>en</strong>tatie t<strong>en</strong>slotte,<br />
groepeert kopers op basis van hun k<strong>en</strong>nis over, houding teg<strong>en</strong>over,<br />
gebruik van of reactie op e<strong>en</strong> bepaald product.<br />
De psychografische segm<strong>en</strong>tatie vertoont heel wat gelijk<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> met het<br />
leefstijl<strong>en</strong>onderzoek vanuit het sociologisch perspectief (zie paragraaf<br />
2.2), waarbij de gedragsmatige segm<strong>en</strong>tatie gerelateerd is aan<br />
leefstijluiting<strong>en</strong>. Het marketingperspectief leidt echter, in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />
het sociologische, niet <strong>en</strong>kel tot e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatie van verschill<strong>en</strong>de<br />
leefstijlgroep<strong>en</strong>, maar is ook gerelateerd aan het vervull<strong>en</strong> van behoeft<strong>en</strong><br />
of het consumer<strong>en</strong> van bepaalde goeder<strong>en</strong> door specifieke doelgroep<strong>en</strong>.<br />
Het begrip leefstijl wordt, vanuit de marketingb<strong>en</strong>adering, dus ook<br />
gekoppeld aan zowel gedragspatron<strong>en</strong> als aan onderligg<strong>en</strong>de opinies <strong>en</strong><br />
motivaties van individu<strong>en</strong>. De id<strong>en</strong>tificatie van leefstijlgroep<strong>en</strong>, groep<strong>en</strong><br />
individu<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gelijkaardig gedrags- of d<strong>en</strong>kpatroon, is echter eerder<br />
gekoppeld aan e<strong>en</strong> consumptieve context, <strong>en</strong> minder aan e<strong>en</strong> globale<br />
maatschappelijke beschrijving.<br />
E<strong>en</strong> van de bek<strong>en</strong>dste classificaties op basis van psychografische meting<strong>en</strong><br />
is de Values and Lifestyles (VALS)-structuur van SRI International<br />
(Kotler et al., 2006). Met het VALS 2-systeem heeft m<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> uit<br />
de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> in zev<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> geclassificeerd. Dit is gebeurd op<br />
basis van psychologische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die zijn vastgesteld aan de hand van<br />
antwoord<strong>en</strong> op vrag<strong>en</strong> van demografische, persoonlijke <strong>en</strong> gedragsmatige<br />
aard. De zev<strong>en</strong> classificaties zijn als volgt:<br />
Actualizers. Succesvolle, wereldwijze, actieve m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die<br />
verantwoordelijkheid durv<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>. Hun kooppatron<strong>en</strong><br />
verrad<strong>en</strong> e<strong>en</strong> smaak voor relatief dure nicheproduct<strong>en</strong>.<br />
233
234<br />
Fulfilleds. Volwass<strong>en</strong>, tevred<strong>en</strong>, rustige <strong>en</strong> nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong>de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan duurzaamheid,<br />
functionaliteit <strong>en</strong> waarde.<br />
Achievers. Succesvolle, op carrière gerichte m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de<br />
voorkeur gev<strong>en</strong> aan gevestigde prestigeproduct<strong>en</strong> die succes<br />
aanton<strong>en</strong>.<br />
Experi<strong>en</strong>cers. Jonge, vitale, <strong>en</strong>thousiaste, impulsieve <strong>en</strong><br />
rebelse m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan bek<strong>en</strong>de product<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> gevestigde merk<strong>en</strong>.<br />
Strivers. Onzekere, twijfel<strong>en</strong>de <strong>en</strong> bevestiging zoek<strong>en</strong>de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met beperkte middel<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan<br />
modieuze product<strong>en</strong> waarmee m<strong>en</strong> de aankop<strong>en</strong> van rijkere<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kan imiter<strong>en</strong>.<br />
Makers. Praktische, onafhankelijke, traditionele <strong>en</strong><br />
gezinsgerichte m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die product<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> praktisch of<br />
functioneel doel w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>.<br />
Strugglers. Oudere, teleurgestelde, passieve, zorgelijke<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met beperkte middel<strong>en</strong>, zeer voorzichtig <strong>en</strong> loyaal aan<br />
hun favoriete merk<strong>en</strong>.<br />
2.2. E<strong>en</strong> sociologische b<strong>en</strong>adering<br />
Binn<strong>en</strong> de sociologie hebb<strong>en</strong> vooral Weber (1972), Bourdieu (1984) <strong>en</strong><br />
Ganzeboom (1988) bijgedrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> theorievorming rond leefstijl<strong>en</strong>.<br />
Weber (1972) bekritiseerde de klass<strong>en</strong>theorie van Marx waarin de sociale<br />
klasse van het individu (ofwel het bezit van productiemiddel<strong>en</strong>) bepal<strong>en</strong>d<br />
is voor zijn/haar gedrag. Weber argum<strong>en</strong>teerde dat gedrag niet <strong>en</strong>kel <strong>en</strong><br />
alle<strong>en</strong> verklaard wordt door de sociale klasse, maar ook door iemands<br />
sociale status. Sociale status verwijst naar e<strong>en</strong> groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die hetzelfde<br />
aanzi<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> <strong>en</strong> dezelfde leefstijl hanter<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> beschouwde<br />
Weber leefstijl<strong>en</strong> als patron<strong>en</strong> van observeerbare gedraging<strong>en</strong>. Leefstijl<strong>en</strong><br />
kan je bijgevolg waarnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestuder<strong>en</strong>.<br />
Net als Weber beschouwde Bourdieu (1984) leefstijl<strong>en</strong> als<br />
gedragspatron<strong>en</strong> die de sociale positie van iemand verduidelijk<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />
Bourdieu neemt elk individu e<strong>en</strong> positie in binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweedim<strong>en</strong>sionale<br />
ruimte die gedefinieerd wordt door de hoeveelheid <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>stelling<br />
van het kapitaal waarover iemand beschikt. De hoeveelheid kapitaal<br />
varieert van ge<strong>en</strong> kapitaal tot veel kapitaal, de sam<strong>en</strong>stelling van het
kapitaal varieert van economisch kapitaal tot sociaal-cultureel kapitaal. De<br />
term “kapitaal” heeft dus niet <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> economische betek<strong>en</strong>is (geld,<br />
vastgoed), maar ook e<strong>en</strong> sociale (relaties, netwerk<strong>en</strong>) <strong>en</strong> culturele<br />
(opleiding, k<strong>en</strong>nis, vaardighed<strong>en</strong>) betek<strong>en</strong>is. Afhankelijk van zijn/haar<br />
socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke<br />
gedragspatron<strong>en</strong> neemt het individu e<strong>en</strong> positie in binn<strong>en</strong> deze<br />
tweedim<strong>en</strong>sionale ruimte. De traditioneel gebruikte socio-economische <strong>en</strong><br />
demografische variabel<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar wat Bourdieu noemt de sociale<br />
positie, terwijl de specifieke gedraging<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar de leefstijl<strong>en</strong>. Op<br />
basis van empirisch onderzoek vond Bourdieu twee hiërarchieën binn<strong>en</strong><br />
de tweedim<strong>en</strong>sionale ruimte. Eén hiërarchie gaat van de traditionele lagere<br />
statusgroep<strong>en</strong> tot de economische elite. E<strong>en</strong> tweede hiërarchie reikt van<br />
dezelfde lagere statusgroep<strong>en</strong> tot de culturele elite. Dit duidt erop dat<br />
verschill<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel bestaan bij de hogere statusgroep<strong>en</strong>. Zo<br />
streeft de economische elite naar materiële welvaart <strong>en</strong> heeft ze eerder<br />
traditionele esthetische <strong>en</strong> morele overtuiging<strong>en</strong>. De culturele elite stelt<br />
daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> hun k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> moderne opvatting<strong>en</strong> t<strong>en</strong>toon.<br />
In navolging van Weber <strong>en</strong> Bourdieu veronderstelt Ganzeboom (1988) dat<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun sociale positie verduidelijk<strong>en</strong> door hun gedraging<strong>en</strong>. Hoe ze<br />
zich uiteindelijk gedrag<strong>en</strong> is afhankelijk van hun leefstijl. Hun leefstijl<br />
bepaalt immers hun voorkeur<strong>en</strong> om zich op e<strong>en</strong> bepaalde manier te<br />
gedrag<strong>en</strong>. Deze voorkeur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over de beschikbare<br />
mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong>, wat uiteindelijk hun gedrag bepaalt. Om<br />
tot e<strong>en</strong> meer precieze definitie te kom<strong>en</strong>, gaat Ganzeboom de oorsprong <strong>en</strong><br />
de functie van leefstijl<strong>en</strong> na. Iemands leefstijl is gerelateerd aan zijn/haar<br />
socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Maar deze relatie wordt<br />
beïnvloed door intermediaire variabel<strong>en</strong> die gerelateerd zijn aan<br />
mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> zoals tijdsbudgett<strong>en</strong>, inkom<strong>en</strong>, cognitieve<br />
vaardighed<strong>en</strong> (o.a. k<strong>en</strong>nis, vaardighed<strong>en</strong>) <strong>en</strong> statusoverweging<strong>en</strong> (o.a. de<br />
invloed van de sociale omgeving, het nastrev<strong>en</strong> van sociale appreciatie).<br />
Tijdsbudgett<strong>en</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> objectieve manier gemet<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>, terwijl cognitieve vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> statusoverweging<strong>en</strong> eerder e<strong>en</strong><br />
subjectieve aard hebb<strong>en</strong>. Deze vier intermediaire variabel<strong>en</strong> zijn intern aan<br />
het individu. E<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de, maar externe intermediaire variabele<br />
bestaat uit instelling<strong>en</strong> (o.a. reglem<strong>en</strong>tering, voorschrift<strong>en</strong>). Ganzeboom<br />
b<strong>en</strong>adrukt dat er eerder e<strong>en</strong> continuüm bestaat aan leefstijl<strong>en</strong> dan<br />
afzonderlijke <strong>en</strong> ondubbelzinnige leefstijltyp<strong>en</strong>. Dit continuüm wordt<br />
bepaald door drie dim<strong>en</strong>sies: (i) e<strong>en</strong> economische dim<strong>en</strong>sie, (ii) e<strong>en</strong><br />
235
culturele dim<strong>en</strong>sie, <strong>en</strong> (iii) e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sfase-dim<strong>en</strong>sie. De eerste twee<br />
dim<strong>en</strong>sies zijn geïnspireerd op het werk van Bourdieu (1984), maar<br />
Ganzeboom beschouwt het economisch <strong>en</strong> cultureel kapitaal als twee<br />
aparte dim<strong>en</strong>sies in plaats van de uiterst<strong>en</strong> van één dim<strong>en</strong>sie. Door het<br />
gebruik van de derde dim<strong>en</strong>sie maakt Ganzeboom e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong><br />
stabiele socio-economische <strong>en</strong> demografische achtergrondvariabel<strong>en</strong> (o.a.<br />
geslacht) <strong>en</strong> variabele lev<strong>en</strong>sfasek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (o.a. gezinssam<strong>en</strong>stelling,<br />
jobstatus). Hij argum<strong>en</strong>teert dat lev<strong>en</strong>sfasek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dynamische<br />
aard hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom anders behandeld moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Wat op e<strong>en</strong><br />
bepaald mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> vrije keuze lijkt, kan keuzes op langere termijn<br />
beperk<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld, onderwijskeuze zal latere beroepsoverweging<strong>en</strong><br />
beïnvloed<strong>en</strong>. Deze derde dim<strong>en</strong>sie werkt op e<strong>en</strong> andere manier dan de<br />
economische <strong>en</strong> culturele dim<strong>en</strong>sies. De economische <strong>en</strong> culturele<br />
dim<strong>en</strong>sies reik<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s van weinig kapitaal tot veel kapitaal. In de<br />
lev<strong>en</strong>sfasedim<strong>en</strong>sie kan je niet zomaar zegg<strong>en</strong> dat de <strong>en</strong>e lev<strong>en</strong>sfase<br />
belangrijker is dan de andere. Er kan met andere woord<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> duidelijke<br />
hiërarchie gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Desalniettemin beïnvloedt de lev<strong>en</strong>sfase<br />
voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedrag, <strong>en</strong> is het bijgevolg aangewez<strong>en</strong> om lev<strong>en</strong>sfase op te<br />
nem<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> derde dim<strong>en</strong>sie.<br />
Weber (1972), Bourdieu (1984) <strong>en</strong> Ganzeboom (1988) zijn het e<strong>en</strong>s over<br />
het communicatieve karakter van leefstijl<strong>en</strong>: het individu tracht zijn/haar<br />
sociale positie te verduidelijk<strong>en</strong> door middel van specifieke<br />
gedragspatron<strong>en</strong>. Maar leefstijl<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong> méér dan <strong>en</strong>kel observeerbare<br />
gedraging<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Ganzeboom verwijz<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> ook naar opinies<br />
<strong>en</strong> motivaties (o.a. overtuiging<strong>en</strong>, interesses <strong>en</strong> attitudes). Dit maakt het<br />
leefstijlconcept nogal verwarr<strong>en</strong>d. Daarom is het nuttig om net als Munter<br />
(1992) e<strong>en</strong> onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijluiting<strong>en</strong>.<br />
Leefstijl<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> in dat geval naar de opinies <strong>en</strong> motivaties, of<br />
oriëntaties, van het individu. Vooral oriëntaties m.b.t. familie, werk <strong>en</strong><br />
vrije tijd word<strong>en</strong> als k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d voor leefstijl<strong>en</strong> beschouwd (Salomon <strong>en</strong><br />
B<strong>en</strong>-Akiva, 1983; Bootsma et al., 1993). Uit het voorgaande wordt ook<br />
duidelijk hoe m<strong>en</strong> leefstijl kan “met<strong>en</strong>”. Kort sam<strong>en</strong>gevat, leefstijl<strong>en</strong><br />
verwijz<strong>en</strong> naar de oriëntatie van het individu teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s<br />
zoals familie, werk <strong>en</strong> vrije tijd.<br />
Leefstijl<strong>en</strong> zijn dus, vanuit het sociologische d<strong>en</strong>kkader, interne<br />
k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, bijgevolg, niet zomaar<br />
waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> leefstijl wordt pas observeerbaar in<br />
236
gedragspatron<strong>en</strong>, ofwel leefstijluiting<strong>en</strong>. Op deze manier word<strong>en</strong> de<br />
observeerbare gedragspatron<strong>en</strong> (= leefstijluiting<strong>en</strong>) verklaard door de<br />
onderligg<strong>en</strong>de opinies <strong>en</strong> motivaties, ofwel oriëntaties (= leefstijl<strong>en</strong>).<br />
Binn<strong>en</strong> de sociologie word<strong>en</strong> de concept<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijluiting<strong>en</strong><br />
gehanteerd om op e<strong>en</strong> gerichte manier de maatschappij <strong>en</strong><br />
maatschappelijke groep<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong>.<br />
3. Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag<br />
3.1. Focus op het objectieve, gedragsmatige aspect<br />
Het woongedrag is e<strong>en</strong> typisch gedragspatroon waarin leefstijl<strong>en</strong> tot<br />
uitdrukking kom<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> (eerder bewust of toevallig) voor e<strong>en</strong><br />
bepaalde woning in e<strong>en</strong> specifieke woonomgeving. Deze woning <strong>en</strong> de<br />
bijhor<strong>en</strong>de tuin of het aanpal<strong>en</strong>de terras word<strong>en</strong> gevuld met spull<strong>en</strong>,<br />
meubels, … die pass<strong>en</strong> bij het individu of het gezin dat deze woning<br />
betrekt. De ligging van de woning kan word<strong>en</strong> gerelateerd aan het<br />
verplaatsingsgedrag <strong>en</strong> het sociale gedrag van de bewoners. Vanuit e<strong>en</strong><br />
woning in het stads- of dorpsc<strong>en</strong>trum kunn<strong>en</strong> heel wat verplaatsing<strong>en</strong> te<br />
voet of met de fiets gebeur<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> bewoner van de Vlaamse polders heeft<br />
deze mogelijkhed<strong>en</strong> dan weer veel minder <strong>en</strong> het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> auto<br />
wordt hierdoor onontbeerlijk. In sommige woonwijk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bewoners<br />
veel sociaal contact met de bur<strong>en</strong>, in andere woonomgeving<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
bur<strong>en</strong> amper mekaars nam<strong>en</strong>.<br />
In de marketing wordt vaak gebruik gemaakt van de relatie tuss<strong>en</strong> feitelijk<br />
gedrag <strong>en</strong> woonplaatskeuze om buurtclassificaties op te mak<strong>en</strong>. Gebruik<br />
mak<strong>en</strong>d van „geodemografie‟ word<strong>en</strong> specifieke buurt<strong>en</strong> afgebak<strong>en</strong>d<br />
waarin person<strong>en</strong> won<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> specifiek gedrags- of consumptiepatroon.<br />
“Geodemographics relies for its validity on what is oft<strong>en</strong> expressed as the<br />
„birds of a feather‟ ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on: people t<strong>en</strong>d to live in neighbourhoods<br />
among people who are, g<strong>en</strong>erally speaking, similar to<br />
themselves.” (Sleight, 2004, p. 44). De techniek van geodemographics is<br />
aanvankelijk uitgewerkt door Richard Webber, aan het C<strong>en</strong>tre for<br />
Environm<strong>en</strong>tal Studies, in het midd<strong>en</strong> van de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig. Hij gebruikte<br />
c<strong>en</strong>susdata om in del<strong>en</strong> van Liverpool gebied<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong> met<br />
andere nod<strong>en</strong>. Later, in 1979, ontwikkelde Webber voor het bedrijf CACI,<br />
de zog<strong>en</strong>aamde ACORNtypologie (A Classification Of Resid<strong>en</strong>tial<br />
237
Neighbourhoods). Parallel werd in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, door het bedrijf<br />
Claritas, de PRIZMtypologie (Pot<strong>en</strong>tial Rating Index for Zip Markets)<br />
uitgewerkt. Ondertuss<strong>en</strong> werd deze methodiek door diverse commerciële<br />
bedrijv<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk alle<strong>en</strong> al, werd<strong>en</strong> in<br />
de periode tuss<strong>en</strong> 1998 <strong>en</strong> 2004 12 buurtclassificaties uitgewerkt door<br />
verschill<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> (Sleight, 2004).<br />
Buurtclassificaties zijn het resultaat van multivariate analysetechniek<strong>en</strong><br />
(vooral clusteranalyses). Ze word<strong>en</strong> typisch opgebouwd aan de hand van<br />
variabel<strong>en</strong> gerelateerd aan de woning<strong>en</strong> (grootte, eig<strong>en</strong>domssituatie,<br />
am<strong>en</strong>iteit<strong>en</strong>, …), demografische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de inwoners (leeftijd,<br />
profiel, geboorteland, gezinssam<strong>en</strong>stelling, opleiding) <strong>en</strong> socioeconomische<br />
eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de inwoners (sociale klasse of socioeconomische<br />
groep). Marketeers gebruik<strong>en</strong> deze buurtclassificaties<br />
bijvoorbeeld om prospecties te do<strong>en</strong> voor nieuwe winkels in bepaalde<br />
buurt<strong>en</strong>, om gericht reclame te verspreid<strong>en</strong> in „interessante‟ buurt<strong>en</strong>, …<br />
In België werd onder andere door het bedrijf WDM, e<strong>en</strong> internationaal<br />
di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong><strong>en</strong>d bedrijf met e<strong>en</strong> vestiging in België, e<strong>en</strong> buurtclassificatie<br />
op straatsegm<strong>en</strong>tniveau, de Mosaic-typologie, opgemaakt. Op basis van<br />
e<strong>en</strong> honderdtal socio-demografische gegev<strong>en</strong>s werd elk van de 160.000<br />
straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in België ondergebracht in één van de 30 Mosaic types.<br />
Met e<strong>en</strong> straatsegm<strong>en</strong>t wordt e<strong>en</strong> straat of e<strong>en</strong> deel van e<strong>en</strong> straat dat door<br />
één buurt loopt (intersectie van statistische buurt<strong>en</strong> <strong>en</strong> strat<strong>en</strong>) bedoeld.<br />
E<strong>en</strong>zelfde straat die meerdere buurt<strong>en</strong> doorkruist heeft dus meerdere<br />
straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Elk straatsegm<strong>en</strong>t groepeert gemiddeld 25 gezinn<strong>en</strong>. De<br />
Mosaic-typologie beschrijft ge<strong>en</strong> individu<strong>en</strong> maar straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />
Straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van bv. het type „jonge welstell<strong>en</strong>de gezinn<strong>en</strong>‟ mag m<strong>en</strong><br />
bijgevolg niet interpreter<strong>en</strong> als strat<strong>en</strong> waar iedere<strong>en</strong> „jong‟, „welstell<strong>en</strong>d‟<br />
is <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> heeft. De naam verwijst naar de algem<strong>en</strong>e t<strong>en</strong>eur, de<br />
opvall<strong>en</strong>dste t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s die wordt vastgesteld in deze straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />
De 30 verschill<strong>en</strong>de Mosaic types zijn op hun beurt in 9 hoofdgroep<strong>en</strong><br />
ondergebracht:<br />
Elite - 7,94%<br />
De rijkste types, hoogste sociale klasse <strong>en</strong> hoog inkom<strong>en</strong>. De huiz<strong>en</strong> zijn<br />
riante villa‟s in de resid<strong>en</strong>tiële ruime rand rond de grote sted<strong>en</strong> (Brussel,<br />
Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> G<strong>en</strong>t). Hoog opleidingsniveau <strong>en</strong> zeer goed betaalde<br />
beroepsactiviteit<strong>en</strong> (managers, werkgevers, kaderled<strong>en</strong>, …).<br />
Hoge welstand - 8,61%<br />
238
Welstand niet zo uitgesprok<strong>en</strong> als bij elite, maar toch vrij hoog. Veel<br />
eig<strong>en</strong>aars van nieuwe <strong>en</strong> vrij rec<strong>en</strong>te huiz<strong>en</strong> met modern comfort. De<br />
leeftijd varieert van veertigers-vijftigers tot jonger, veel families met<br />
kinder<strong>en</strong>.<br />
Semi-rural<strong>en</strong> - 15,04%<br />
Het overgangstype naar het echte rurale platteland, typische<br />
midd<strong>en</strong>klassers, met e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>geling van „white collar‟ <strong>en</strong> „blue collar‟<br />
jobs.<br />
Metropolitan<strong>en</strong> - 8,70%<br />
Kom<strong>en</strong> zeer geconc<strong>en</strong>treerd voor in de grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de grote<br />
agglomeraties, zeer variabele leeftijd: jonge alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> tot ouder<strong>en</strong> in<br />
grote appartem<strong>en</strong>tsblokk<strong>en</strong>.<br />
Midd<strong>en</strong>klasse - 13,09%<br />
Vooral bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, „white collar people‟, hoog opleidingsniveau (maar niet<br />
zo hoog als de elite). Ze lev<strong>en</strong> in medium tot lager comfort huiz<strong>en</strong>,<br />
gehuurd of in eig<strong>en</strong>dom.<br />
Arbeidersklasse – 18,12%<br />
De betere arbeidersklasse, meestal jonger dan de arbeiders van de<br />
„industriële bekk<strong>en</strong>s‟, meer aanwezig in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Industriële bekk<strong>en</strong>s - 13,12%<br />
Arbeiders in de traditionele 19 de -eeuwse industriële vestiging<strong>en</strong> langs<br />
Samber-Maas, Limburgse ste<strong>en</strong>koolgebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zware industrie rond<br />
G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> Antwerp<strong>en</strong>, vooral arbeiders met lager opleidingsniveau <strong>en</strong> lagere<br />
sociale klasse.<br />
Boer<strong>en</strong>buit<strong>en</strong> - 9,81%<br />
Groepering van de clusters op het platteland, zeer lage<br />
bevolkingsd<strong>en</strong>siteit, veel landbouwactiviteit <strong>en</strong> laag opleidingsniveau.<br />
Opmerkelijk zijn de omvangrijke gezinn<strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong>.<br />
Migrant<strong>en</strong> meerderheid – 5,16%<br />
Geme<strong>en</strong>schappelijk k<strong>en</strong>merk is de zeer hoge conc<strong>en</strong>tratie van<br />
vreemdeling<strong>en</strong> (vooral Maghrebland<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zuid-European<strong>en</strong>), vooral in de<br />
grote agglomeraties (vooral Brussel) <strong>en</strong> traditionele industriegebied<strong>en</strong>,<br />
zeer lage status <strong>en</strong> lage opleiding.<br />
239
240<br />
3.2. Focus op het subjectieve, persoonlijke <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />
aspect<br />
Buit<strong>en</strong>lands onderzoek (Kipnis, 2004; Reijndorp, 1998; Van der Knaap,<br />
2002; Van Diep<strong>en</strong>, 2004) heeft aangetoond dat woning- <strong>en</strong><br />
woonplaatskeuze ook (tot op zekere hoogte) kunn<strong>en</strong> gerelateerd word<strong>en</strong><br />
aan de achterligg<strong>en</strong>de norm<strong>en</strong>, waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>kpatron<strong>en</strong> van de<br />
bewoners.<br />
Wirth definieerde in 1938 in zijn essay „Urbanism as a Way of Life‟ de<br />
stad als „a distinctive mode of human group life‟. Hij distantieerde zich<br />
van eerdere definities die verwez<strong>en</strong> naar de specifieke ruimtelijke<br />
structuur van de stad, de stedelijke economische activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
karakteristieke culturele voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De stad, volg<strong>en</strong>s Wirth, wordt<br />
gemaakt door de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die er won<strong>en</strong> met hun specifieke „urban way of<br />
life‟ <strong>en</strong> „urban personality‟. Deze stedelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ze<br />
ontwikkeld vanuit e<strong>en</strong> overlevingsstrategie als reactie op de grote<br />
bevolkingsdichtheid <strong>en</strong> de sociale heterog<strong>en</strong>iteit.<br />
Na zev<strong>en</strong>tig jaar blijft de vraag of er e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk verschil is tuss<strong>en</strong> de<br />
stedelijke leefstijl van stadsbewoners <strong>en</strong> de landelijke leefstijl van<br />
bewoners van het platteland. De Corte suggereert dat er zoiets zou bestaan<br />
als het „landstedelijke won<strong>en</strong>‟ (De Corte, 2003). Dit won<strong>en</strong> houdt ge<strong>en</strong><br />
verlang<strong>en</strong> in naar het won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hechte sociale geme<strong>en</strong>schap, maar is<br />
eerder e<strong>en</strong> stedelijke vraag van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die juist hun gang will<strong>en</strong> gaan.<br />
Ook de bewoners van „exurbia‟, de exurbanites (D<strong>en</strong> Hartog, 2006) zijn<br />
op de vlucht voor de in hun beleving b<strong>en</strong>auw<strong>en</strong>de condities van de stad<br />
maar hecht<strong>en</strong> niet altijd veel waarde aan de sociale <strong>en</strong> culturele structur<strong>en</strong><br />
die bij het dorpslev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het platteland hor<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot veel<br />
autochtone plattelanders zoek<strong>en</strong> de nieuwkomers naast rust vooral<br />
privacy. Dit kan resulter<strong>en</strong> in verdringingsverschijnsel<strong>en</strong>, het NIMRUReffect<br />
g<strong>en</strong>aamd (Not-In-My-RURal-Area).<br />
Ook commerciële initiatiev<strong>en</strong> referer<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t naar het idee van leefstijl<strong>en</strong>.<br />
Het bedrijf Durabrik verwijst in e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te promotiecampagne in<br />
Vlaander<strong>en</strong> expliciet naar specifieke leefstijl<strong>en</strong> (in de betek<strong>en</strong>is van<br />
waardepatron<strong>en</strong>, opinies <strong>en</strong> motivaties) van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> om haar product<strong>en</strong><br />
(woning<strong>en</strong>) aan de man te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Durabrik keert de communicatie in<br />
hun marketingcampagne bewust om <strong>en</strong> werkt met beeld<strong>en</strong> van klant<strong>en</strong>
i.p.v. beeld<strong>en</strong> van woning<strong>en</strong>. Ze ontwikkeld<strong>en</strong> vier nieuwe woningtypes te<br />
bekijk<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde „kijkstraat‟ volg<strong>en</strong>s vier thema‟s: silver,<br />
family, domo <strong>en</strong> eco. Deze vier thema‟s zijn gekoppeld aan verschill<strong>en</strong>de<br />
bewonerstypes <strong>en</strong> bijhor<strong>en</strong>de woonbehoeft<strong>en</strong>. De eco-woning is<br />
bijvoorbeeld e<strong>en</strong> woning die beter geïsoleerd (K-peil 30 <strong>en</strong> E-peil 69) <strong>en</strong><br />
standaard uitgerust is met zonnepanel<strong>en</strong> <strong>en</strong> reg<strong>en</strong>waterrecuperatie. In de<br />
domo-woning is veel aandacht besteed aan het comfort van de bewoners.<br />
Figuur 1: foto‟s „kijkstraat‟ campagne Durabrik<br />
3.3. Doctoraatsonderzoek over won<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> aan de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Begin 2006 werd aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>, in sam<strong>en</strong>werking met de Hogeschool Antwerp<strong>en</strong>,<br />
departem<strong>en</strong>t Ontwerpwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> doctoraatsonderzoek opgestart<br />
over de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag. Bedoeling van het<br />
onderzoek is nieuwe inzicht<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong> in het woongedrag van de<br />
Vlaming, <strong>en</strong> deze mee te nem<strong>en</strong> in de ruimtelijke planning van nieuwe <strong>en</strong><br />
bestaande woonomgeving<strong>en</strong>.<br />
Het Vlaamse ruimtelijke beleid met betrekking tot het won<strong>en</strong> wordt al<br />
ongeveer 10 jaar gekaderd binn<strong>en</strong> de globale beleidslijn<strong>en</strong> van het<br />
Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV). C<strong>en</strong>traal in het RSV staat de<br />
idee om e<strong>en</strong> groter woningaanbod te gaan voorzi<strong>en</strong> in de stedelijke<br />
gebied<strong>en</strong> zodat meer op<strong>en</strong> ruimte kan word<strong>en</strong> gevrijwaard. In globo wordt<br />
e<strong>en</strong> 60/40 verhouding nagestreefd voor de verdeling van de bijkom<strong>en</strong>de<br />
woongeleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, dit impliceert dat minst<strong>en</strong>s 60% van de nieuw te<br />
realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> opgericht in de (geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de)<br />
stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> maximaal 40% in het zog<strong>en</strong>aamde buit<strong>en</strong>gebied. De<br />
rol van de overheid blijft beperkt tot het voorzi<strong>en</strong> van de nodige ruimte,<br />
waarop particulier<strong>en</strong>, al of niet met de hulp van projectontwikkelaars, hun<br />
241
woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> woonomgeving<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>. Nietteg<strong>en</strong>staande de<br />
nieuw bestemde grond<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>d gesitueerd zijn in de stedelijke<br />
gebied<strong>en</strong>, neemt het aantal gezinn<strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>gebiedgedeelte van<br />
Vlaander<strong>en</strong> nog steeds toe.<br />
Mom<strong>en</strong>teel bestaan er zowel binn<strong>en</strong> de overheid als binn<strong>en</strong> de private<br />
sector slechts beperkte inzicht<strong>en</strong> in de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van dé Vlaming in relatie<br />
tot zijn of haar woonomgeving. Deze Vlaming wordt in functie van zijn<br />
woongedrag meestal geanalyseerd vanuit louter socio-economische<br />
gegev<strong>en</strong>s terwijl in andere beleidsdomein<strong>en</strong> het concept van leefstijl<strong>en</strong><br />
wordt gebruikt om de diversiteit van de consum<strong>en</strong>t in relatie tot zijn<br />
consumptie (marketing) of in relatie tot maatschappelijke f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
individuele waardepatron<strong>en</strong> (sociologie) te belicht<strong>en</strong>.<br />
Het lop<strong>en</strong>de doctoraatsonderzoek vertrekt vanuit het idee dat won<strong>en</strong> kan<br />
word<strong>en</strong> beschouwd als consumptie. Douglas Holt werkte e<strong>en</strong> typologie<br />
van consumptiepraktijk<strong>en</strong> uit (Holt, 1995). Vier metafor<strong>en</strong> voor<br />
consumptie word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: consumptie als ervaring, consumptie<br />
als integratie, consumptie als spel <strong>en</strong> consumptie als classificatie. De<br />
auteur bekomt deze vierdeling door het consumer<strong>en</strong> te analyser<strong>en</strong> vanuit<br />
twee verschill<strong>en</strong>de invalshoek<strong>en</strong>. Enerzijds focust hij op de structuur van<br />
de actie of het object, met name de actie of het object zelf versus de actie<br />
in functie van e<strong>en</strong> interactie met ander<strong>en</strong>. Anderzijds b<strong>en</strong>adrukt hij het<br />
doel van de actie, <strong>en</strong> onderscheidt hierbij het consumer<strong>en</strong> als basisdoel of<br />
het consumer<strong>en</strong> als manier om andere doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. Het idee van<br />
consumptie als classificatie wordt gebruikt om zowel product<strong>en</strong>, in casu<br />
woonomgeving<strong>en</strong>, als consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, in casu individu<strong>en</strong> mét hun eig<strong>en</strong><br />
leefstijl of woonstijl, te gaan onderscheid<strong>en</strong>.<br />
242
Figuur 2: Typologie van consumptiepraktijk<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Holt (Holt, 1995, p.2)<br />
De c<strong>en</strong>trale hypothese van het onderzoek is dat er wel degelijk e<strong>en</strong> relatie<br />
kan word<strong>en</strong> aangetoond tuss<strong>en</strong> de woonomgeving <strong>en</strong> de leefstijl van de<br />
bewoner. Er wordt hierbij e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> de bestaande<br />
woonomgeving <strong>en</strong> de ideale woonomgeving.<br />
Het begrip leefstijl is doorhe<strong>en</strong> de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> geëvolueerd <strong>en</strong> k<strong>en</strong>t<br />
ook e<strong>en</strong> specifieke invulling afhankelijk van de discipline waarin het<br />
wordt gebruikt. In functie van het doctoraatsonderzoek is e<strong>en</strong><br />
operationalisering uitgewerkt voor het begrip leefstijl. Deze<br />
operationalisering is gebaseerd op literatuurstudie van<br />
woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong>onderzoek<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Vier begripp<strong>en</strong> staan c<strong>en</strong>traal in het onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong>:<br />
- economisch kapitaal <strong>en</strong> economische status(Econ)<br />
- culturele status <strong>en</strong> op<strong>en</strong>heid (O)<br />
- angst of veiligheid (V)<br />
- ecologisch bewustzijn <strong>en</strong> ecologisch consumer<strong>en</strong> (Ecol)<br />
Deze begripp<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de basis voor e<strong>en</strong> internetbevraging over<br />
leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag bij de Vlaming<strong>en</strong>. Door middel van statistische<br />
243
analyses (PCA <strong>en</strong> clusteranalyses) word<strong>en</strong> in eerste instantie<br />
leefstijlgroep<strong>en</strong> geïd<strong>en</strong>tificeerd. De internetbevraging zal eind dit jaar<br />
word<strong>en</strong> opgestart.<br />
In tweede instantie zull<strong>en</strong> relaties word<strong>en</strong> onderzocht tuss<strong>en</strong> deze<br />
leefstijlgroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestaande woonomgeving<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />
Kernvrag<strong>en</strong> bij dit onderzoeksdeel zijn: In welke mate word<strong>en</strong><br />
deelgebied<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> bewoond door e<strong>en</strong> zelfde leefstijlgroep? Zijn<br />
er in Vlaander<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> bewoond door e<strong>en</strong> amalgaam van<br />
bewoners met verschill<strong>en</strong>de leefstijlpatron<strong>en</strong>?<br />
In derde instantie zal ook de relatie tuss<strong>en</strong> de „ideale‟ woonomgeving<strong>en</strong><br />
van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (bevraagd in de internet<strong>en</strong>quête) <strong>en</strong> de<br />
leefstijltypologie word<strong>en</strong> onderzocht.<br />
244<br />
Figuur 3: Theoretisch kader doctoraatsonderzoek leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong>
In laatste instantie zull<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> tweetal case-gebied<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> de<br />
bevinding<strong>en</strong> op terrein word<strong>en</strong> geverifieerd. In deze case-gebied<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong><br />
repres<strong>en</strong>tatieve groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bevraagd, gebruik mak<strong>en</strong>d van<br />
dezelfde <strong>en</strong>quête. De bestaande <strong>en</strong> ideale woonomgeving<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in beeld<br />
word<strong>en</strong> gebracht aan de hand van foto‟s, collages, kaart<strong>en</strong>,…<br />
Deze case-gebied<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het mogelijk om het onderzoek op e<strong>en</strong><br />
statistisch repres<strong>en</strong>tatieve manier voor e<strong>en</strong> kleinere groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te<br />
herhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de nieuwe inzicht<strong>en</strong> over woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op terrein te gaan<br />
toets<strong>en</strong>.<br />
4. Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />
4.1. Onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />
Ook in het dagelijkse verplaatsingsgedrag is het d<strong>en</strong>kbaar dat leefstijl<strong>en</strong><br />
tot uiting kom<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> al dan niet bewust om zich met de auto te<br />
verplaats<strong>en</strong>, om individuele verplaatsing<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> tot<br />
ket<strong>en</strong>verplaatsing<strong>en</strong>, om boodschapp<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> in het dichtstbijzijnde<br />
grootwar<strong>en</strong>huis, … Leefstijl<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dergelijke keuzes mee bepal<strong>en</strong>.<br />
Bijvoorbeeld, e<strong>en</strong> ecologische leefstijl kan zich uit<strong>en</strong> in het zich<br />
verplaats<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer, het combiner<strong>en</strong> van verplaatsing<strong>en</strong><br />
tot ket<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het zich verplaats<strong>en</strong> naar de dichtstbijzijnde geschikte<br />
bestemming.<br />
In empirisch onderzoek naar verplaatsingsgedrag word<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong><br />
steeds gecontroleerd voor socio-economische <strong>en</strong> demografische<br />
verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Van Wee (2002) <strong>en</strong> Mokhtarian <strong>en</strong><br />
Cao (2008) merkt<strong>en</strong> echter op dat binn<strong>en</strong> socio-economische homog<strong>en</strong>e<br />
bevolkingsgroep<strong>en</strong> toch nog verschill<strong>en</strong> bestaan. Het is mogelijk dat<br />
person<strong>en</strong> met dezelfde socio-economische achtergrond zich toch op e<strong>en</strong><br />
andere manier verplaats<strong>en</strong>. Dit is het gevolg van o.a. leefstijl<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>t<br />
werd<strong>en</strong> dan ook <strong>en</strong>kele onderzoek<strong>en</strong> uitgevoerd naar de invloed van<br />
leefstijl<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag.<br />
Sommige empirische studies (o.a. Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva, 1983; Cooper<br />
et al., 2001; Hildebrand, 2003; Krizek, 2006) analyser<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd de<br />
invloed van leefstijl<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag, maar eig<strong>en</strong>lijk combiner<strong>en</strong><br />
ze objectieve socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />
245
individu <strong>en</strong> zijn/haar gezin. Bijgevolg onderzoek<strong>en</strong> dergelijke studies<br />
eerder de invloed van lev<strong>en</strong>sfase of gezinssam<strong>en</strong>stelling dan de invloed<br />
van leefstijl<strong>en</strong>. Hoewel leefstijl<strong>en</strong> deels beïnvloed word<strong>en</strong> door lev<strong>en</strong>sfase<br />
of gezinssam<strong>en</strong>stelling, blijkt uit het theoretische kader in paragraaf 2 dat<br />
leefstijl<strong>en</strong> toch e<strong>en</strong> andere, meer subjectieve, betek<strong>en</strong>is hebb<strong>en</strong>. Daarom<br />
moet<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van socio-economische <strong>en</strong><br />
demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />
In het onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag zijn rec<strong>en</strong>t <strong>en</strong>kele<br />
studies uitgewerkt vanuit het sociologische d<strong>en</strong>kkader (zie paragraaf 2.2).<br />
Deze studies beschouw<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> als de oriëntatie van het individu<br />
teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s zoals familie, werk <strong>en</strong> vrije tijd. Zo<br />
onderzocht<strong>en</strong> Bagley <strong>en</strong> Mokhtarian (2002) of de vraag naar vervoer<br />
beïnvloed word<strong>en</strong> door leefstijl<strong>en</strong>. Hiervoor gebruikt<strong>en</strong> ze data van e<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>quête die in 1993 uitgevoerd werd in vijf buurt<strong>en</strong> in San Francisco.<br />
Deze <strong>en</strong>quête omvatte o.a. e<strong>en</strong> lijst van meer dan 100 soort<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> interesses. Hierbij di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan te gev<strong>en</strong> over welke<br />
onderwerp<strong>en</strong> ze de voorbije maand iets hadd<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong>, hoe ze het<br />
voorbije week<strong>en</strong>d hadd<strong>en</strong> doorgebracht <strong>en</strong> welke activiteit<strong>en</strong> ze het<br />
voorbije jaar hadd<strong>en</strong> uitgevoerd. Deze antwoord<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gegroepeerd tot<br />
elf leefstijlfactor<strong>en</strong>, zoals cultuurliefhebber, hobbyist <strong>en</strong> familiegericht.<br />
E<strong>en</strong> avontuurlijke leefstijl bleek geassocieerd te zijn met het aflegg<strong>en</strong> van<br />
langere afstand<strong>en</strong> per auto. Collantes <strong>en</strong> Mokhtarian (2007) gebruikt<strong>en</strong><br />
informatie uit e<strong>en</strong> gelijkaardige <strong>en</strong>quête van 1998 in hetzelfde<br />
studiegebied als Bagley <strong>en</strong> Mokhtarian (2002). Deze <strong>en</strong>quête omvatte o.a.<br />
achtti<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> over werk, familie, geld, status <strong>en</strong> tijdswaardering.<br />
Door middel van factoranalyse werd<strong>en</strong> deze stelling<strong>en</strong> herleid tot de vier<br />
leefstijlfactor<strong>en</strong>: gefrustreerd, statuszoeker, workaholic <strong>en</strong> familiegericht.<br />
Vervolg<strong>en</strong>s onderzocht<strong>en</strong> ze hoe deze leefstijl<strong>en</strong> geassocieerd zijn met<br />
iemands subjectieve evaluatie van zijn/haar verplaatsingsgedrag. Volg<strong>en</strong>s<br />
Collantes <strong>en</strong> Mokhtarian (2007) vind<strong>en</strong> vooral person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> meer<br />
gefrustreerde leefstijl alsook met e<strong>en</strong> meer familiegerichte leefstijl dat zij<br />
heel vaak de auto gebruik<strong>en</strong> voor verplaatsing<strong>en</strong> op korte afstand<strong>en</strong>.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> meer familiegerichte leefstijl aan<br />
dat zij minder lange afstandsverplaatsing<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong> voor ontspanning.<br />
Workaholics gev<strong>en</strong> dit ook aan, alsook voor korte afstandsverplaatsing<strong>en</strong><br />
voor ontspanning.<br />
246
De voorgaande studies bevestig<strong>en</strong> dat leefstijl<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante invloed<br />
hebb<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag. Scheiner (2006) <strong>en</strong> Scheiner <strong>en</strong> Holz-Rau<br />
(2007) verfijn<strong>en</strong> deze conclusies. Zij merk<strong>en</strong> op dat het<br />
verplaatsingsgedrag wel degelijk beïnvloed wordt door leefstijl<strong>en</strong>, maar<br />
dat de socio-economische achtergrond van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog<br />
belangrijkere invloed hebb<strong>en</strong> dan de subjectieve leefstijl<strong>en</strong>.<br />
4.2. Doctoraatsonderzoek over verplaatsingsgedrag <strong>en</strong><br />
leefstijl<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Sinds 2004 loopt aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Vakgroep Geografie, e<strong>en</strong><br />
onderzoek naar de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag. In e<strong>en</strong><br />
eerste fase werd de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag binn<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> breder conceptueel kader geplaatst (zie Figuur 3). C<strong>en</strong>traal binn<strong>en</strong> dit<br />
kader staat e<strong>en</strong> hiërarchische structuur van gedraging<strong>en</strong>. Net zoals B<strong>en</strong>-<br />
Akiva (1973) <strong>en</strong> Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva (1983) veronderstell<strong>en</strong> we dat het<br />
dagelijkse verplaatsingsgedrag het resultaat is van e<strong>en</strong> hiërarchische<br />
structuur welke opgebouwd is uit gedraging<strong>en</strong> op korte termijn (dagelijkse<br />
activiteit<strong>en</strong>), op middellange termijn (ruimtelijk gedrag zoals woonplaats-<br />
<strong>en</strong> werkplaatskeuze) <strong>en</strong> op lange termijn (leefstijl<strong>en</strong>).<br />
Verplaatsing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> afgeleide vraag.<br />
Person<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong> zich immers vooral om te kunn<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> aan<br />
activiteit<strong>en</strong> op andere locaties. Activiteit<strong>en</strong> zoals won<strong>en</strong>, werk<strong>en</strong>, winkel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> recreër<strong>en</strong> zijn meestal ruimtelijk gescheid<strong>en</strong>, waardoor person<strong>en</strong> zich<br />
moet<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong>. Daarom moet m<strong>en</strong> eerst het activiteit<strong>en</strong>patroon<br />
bestuder<strong>en</strong> vooral het verplaatsingsgedrag begrep<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> (Pas,<br />
1980; Jones et al., 1990; Axhaus<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gärling, 1992; McNally, 2000).<br />
Echter, Fried et al. (1977) <strong>en</strong> Cull<strong>en</strong> (1978) b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> dat het<br />
verplaatsingsgedrag niet <strong>en</strong>kel beïnvloed wordt door het<br />
activiteit<strong>en</strong>gedrag, maar ook door gedraging<strong>en</strong> op middellange termijn <strong>en</strong><br />
dan vooral door de woonplaats- <strong>en</strong> werkplaatskeuze. Immers, wanneer<br />
m<strong>en</strong> de gew<strong>en</strong>ste activiteit<strong>en</strong> niet kan uitvoer<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> ofwel het<br />
dagelijkse activiteit<strong>en</strong>patroon aanpass<strong>en</strong> ofwel ingrijp<strong>en</strong>dere beslissing<strong>en</strong><br />
nem<strong>en</strong> zoals verhuiz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere woonplaats of het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />
andere werkplaats. Cull<strong>en</strong> (1978) geeft daarbij aan dat dergelijke keuzes<br />
op middellange termijn bepal<strong>en</strong>d zijn voor de sociale <strong>en</strong> ruimtelijke<br />
context waarbinn<strong>en</strong> het dagelijkse activiteit<strong>en</strong>patroon <strong>en</strong><br />
verplaatsingsgedrag plaatsvind<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de empirische studies<br />
247
evestig<strong>en</strong> de invloed van middellange termijn gedraging<strong>en</strong> (voornamelijk<br />
woonlocatie) op verplaatsingsgedrag: modale keuze,<br />
verplaatsingsafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> na het<br />
verhuiz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe woonlocatie (Levinson, 1997; Clark et al.,<br />
2003; Scheiner, 2006). Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva (1983) voegd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde<br />
blok van lange termijn gedraging<strong>en</strong> m.b.t. leefstijl<strong>en</strong> toe aan deze<br />
hiërarchische beslissingsstructuur. Leefstijl<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> immers naar<br />
iemands oriëntatie teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s zoals vrijetijdsbesteding<br />
<strong>en</strong> de afweging gezin-werk. Dergelijke algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong><br />
beïnvloed<strong>en</strong> beslissing<strong>en</strong> zoals woonplaatskeuze <strong>en</strong> dagelijkse<br />
activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong>, <strong>en</strong> aldus ook het dagelijkse verplaatsingsgedrag.<br />
De gedraging<strong>en</strong> die c<strong>en</strong>traal staan in figuur 3 gebeur<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />
bered<strong>en</strong>eerde manier, maar vaak ook op e<strong>en</strong> niet-bered<strong>en</strong>eerde manier. Zo<br />
b<strong>en</strong>adrukte Cull<strong>en</strong> (1978) dat beslissing<strong>en</strong> op langere termijn niet zo vaak<br />
voorkom<strong>en</strong>, maar dat ze daardoor goed doordacht zijn. Beslissing<strong>en</strong> op<br />
korte termijn kom<strong>en</strong> echter vaak terug voor <strong>en</strong> hervall<strong>en</strong> bijgevolg snel in<br />
gewoontegedrag <strong>en</strong> routines.<br />
Tot dusver werd het verplaatsingsgedrag beschrev<strong>en</strong> vanuit het perspectief<br />
van het individu. Maar het individu handelt niet binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “luchtledige”<br />
ruimte: het individu maakt immers deel uit van e<strong>en</strong> sociaal netwerk van<br />
familie, vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> collega‟s, het individu woont in e<strong>en</strong> bepaalde<br />
resid<strong>en</strong>tiële buurt <strong>en</strong> verplaatst zich naar bepaalde bestemming<strong>en</strong>. Daarom<br />
wordt het conceptueel kader vervolledigd door het individu te plaats<strong>en</strong><br />
binn<strong>en</strong> zijn sociale context <strong>en</strong> ruimtelijke context.<br />
248
Figuur 4: Theoretisch kader doctoraatsonderzoek leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit<br />
BEREDENEERDE<br />
INVLOEDEN<br />
Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />
voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. ruimte<br />
Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />
voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. activiteit<strong>en</strong><br />
Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />
voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. verplaatsing<strong>en</strong><br />
GEDRAGINGEN NIET-BEREDENEERDE<br />
INVLOEDEN<br />
Leefstijl<br />
<strong>Ruimtelijke</strong><br />
beslissing<strong>en</strong><br />
Activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong><br />
Verplaatsingsgedrag<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gewoont<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />
Activiteitsgewoont<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />
Verplaatsingsgewoont<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />
Individuele mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> individu<br />
Sociale mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong><br />
Bestaande datasets zoals het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaander<strong>en</strong><br />
lat<strong>en</strong> toe om het verplaatsingsgedrag te bestuder<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> afgeleide van<br />
het activiteit<strong>en</strong>gedrag <strong>en</strong> het ruimtelijke gedrag (o.a. Van Acker <strong>en</strong><br />
Witlox, 2007; Van Acker <strong>en</strong> Witlox, 2008a, b). Maar dergelijke datasets<br />
ontbrek<strong>en</strong> informatie m.b.t. leefstijl<strong>en</strong>. Daarom werd tijd<strong>en</strong>s in 2007 e<strong>en</strong><br />
internet<strong>en</strong>quête uitgevoerd die peilde naar o.a. leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
verplaatsingsgedrag. In navolging van de hierbov<strong>en</strong> geschetste<br />
sociologische betek<strong>en</strong>is van leefstijl<strong>en</strong> omvatte de <strong>en</strong>quête vrag<strong>en</strong> m.b.t.<br />
vrije tijd (reiz<strong>en</strong>, sport<strong>en</strong>, cultuur, literatuur, week<strong>en</strong>dactiviteit<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de<br />
afweging carrière vs. gezin. Met behulp van factoranalyse werd<strong>en</strong> de<br />
leefstijlfactor<strong>en</strong> achterhaald. Vervolg<strong>en</strong>s kond<strong>en</strong> deze leefstijlfactor<strong>en</strong><br />
gebruikt word<strong>en</strong> in analyses m.b.t. verplaatsingsgedrag. In de volg<strong>en</strong>de<br />
paragraaf word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele eerste resultat<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>.<br />
4.3. Enquête leefstijl <strong>en</strong> mobiliteit: eerste resultat<strong>en</strong><br />
sociale context<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> ruimtelijke context<br />
Tijd<strong>en</strong>s de periode mei 2007-oktober 2007 werd de internet<strong>en</strong>quête<br />
“Leefstijl <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>” uitgevoerd. Aanvankelijk werd e<strong>en</strong> aankondiging<br />
249
van deze <strong>en</strong>quête verstuurd naar de medewerkers <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de<br />
<strong>Universiteit</strong> Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Faculteit Wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong><br />
G<strong>en</strong>t. Omdat hierdoor de kans bestond dat de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vooral hoger<br />
opgeleid<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> geconc<strong>en</strong>treerd voorkom<strong>en</strong> in de sted<strong>en</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />
Antwerp<strong>en</strong>, werd in tweede instantie e<strong>en</strong> aankondiging geplaatst in het<br />
regionaal informatieblad van <strong>en</strong>kele geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de G<strong>en</strong>tse regio<br />
(Destelberg<strong>en</strong>, G<strong>en</strong>t, Lochristi, Merelbeke <strong>en</strong> Oosterzele). Op deze manier<br />
werd<strong>en</strong> ook respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd met e<strong>en</strong> andere socio-economische<br />
achtergrond <strong>en</strong> vanuit andere ruimtelijke omgeving<strong>en</strong>. In totaal<br />
beantwoord<strong>en</strong> 2363 person<strong>en</strong> de <strong>en</strong>quête, waarvan na data cleaning 1878<br />
bruikbare respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> overblev<strong>en</strong>.<br />
In e<strong>en</strong> eerste onderzoeksfase werd<strong>en</strong> de leefstijlfactor<strong>en</strong> bepaald. De<br />
<strong>en</strong>quête omvatte volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> m.b.t. vrije tijd (reiz<strong>en</strong>, sport<strong>en</strong>, cultuur,<br />
literatuur, week<strong>en</strong>dactiviteit<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de afweging carrière vs. gezin:<br />
1. Voor welke logiesvorm kiest u gewoonlijk op reis ? (9 antwoord<strong>en</strong>)<br />
2. Met welk transportmiddel bereikt u gewoonlijk uw bestemming ? (7<br />
antwoord<strong>en</strong>)<br />
3. Wie organiseert uw reis gewoonlijk ? (3 antwoord<strong>en</strong>)<br />
4. Welke aspect<strong>en</strong> vindt u belangrijk op reis ? (13 antwoord<strong>en</strong>)<br />
5. Hoeveel keer b<strong>en</strong>t u in 2006 op reis geweest ?<br />
6. Hoeveel van deze reiz<strong>en</strong> duurd<strong>en</strong> één week of langer ?<br />
7. Over welke onderwerp<strong>en</strong> leest u gewoonlijk e<strong>en</strong> <strong>boek</strong> of tijdschrift ?<br />
(29 antwoord<strong>en</strong>)<br />
8. Welke activiteit<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>t u gewoonlijk in uw vrije tijd ? (20<br />
antwoord<strong>en</strong>)<br />
9. Welke sport<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>t u regelmatig ? (16 antwoord<strong>en</strong>)<br />
10. Welke culturele activiteit<strong>en</strong> woont u regelmatig bij ? (14<br />
antwoord<strong>en</strong>)<br />
11. Wat zijn uw hobby‟s ? (21 antwoord<strong>en</strong>)<br />
12. Beoef<strong>en</strong>t u bepaalde hobby‟s uit in ver<strong>en</strong>igingsverband ? (ja/nee)<br />
13. In welke mate b<strong>en</strong>t u akkoord met onderstaande stelling<strong>en</strong> over werk<br />
<strong>en</strong> relaties ? (16 stelling<strong>en</strong>, antwoord<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> schaal van 1 –<br />
helemaal niet akkoord tot 5 – helmaal akkoord)<br />
Deze vrag<strong>en</strong> resulteerd<strong>en</strong> uiteindelijk in 152 variabel<strong>en</strong>. Om deze<br />
aanzi<strong>en</strong>lijke hoeveelheid informatie te herleid<strong>en</strong> tot werkbare<br />
leefstijlfactor<strong>en</strong> werd factoranalyse gebruikt. Factoranalyse is e<strong>en</strong><br />
multivariate statistische techniek die gebruikt wordt voor data-reductie <strong>en</strong><br />
250
om inzicht te krijg<strong>en</strong> in de structuur van e<strong>en</strong> dataset. Het herleidt e<strong>en</strong> groot<br />
aantal geobserveerde variabel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> kleiner aantal achterligg<strong>en</strong>de<br />
variabel<strong>en</strong>. Deze niet rechtstreeks observeerbare <strong>en</strong> achterligg<strong>en</strong>de<br />
variabel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Belangrijk is dat deze factor<strong>en</strong> bijna<br />
ev<strong>en</strong>veel van de variatie verklar<strong>en</strong> als de geobserveerde variabel<strong>en</strong>. In<br />
eerste instantie werd<strong>en</strong> de factor<strong>en</strong> m.b.t. reiz<strong>en</strong> (vraag 1 t.e.m. 6),<br />
literatuur (vraag 7), vrije tijd (vraag 8 t.e.m. 12) <strong>en</strong> opinie werk/gezin<br />
(vraag 13) afzonderlijk van elkaar bepaald. Dit leidde tot volg<strong>en</strong>de<br />
factor<strong>en</strong> (zie Tabel 1).<br />
Tabel 1: Factor<strong>en</strong> m.b.t. reiz<strong>en</strong>, literatuur, vrije tijd <strong>en</strong> opinie werk/gezin<br />
Reiz<strong>en</strong> Literatuur Vrije tijd Opinie werk/gezin<br />
hol 1: low-budget,<br />
avontuurlijk<br />
hol 2: regelmatige<br />
reiziger met<br />
buit<strong>en</strong>verblijf<br />
hol 3:<br />
familiegericht<br />
lit 1: huis <strong>en</strong> thuis,<br />
cocooning<br />
hol 4: all-inclusive lit 4: cultuur <strong>en</strong><br />
actualiteit<br />
hol 5:<br />
cultuurgericht<br />
hol 6: low-budget,<br />
niet avontuurlijk<br />
vt 1: familie <strong>en</strong><br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
opi 1: sociaal<br />
netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>)<br />
lit 2: fantasy world vt 2: sport opi 2:<br />
carrièregericht<br />
lit 3: stijl <strong>en</strong> tr<strong>en</strong>ds vt 3: traditionele<br />
familieactiviteit<strong>en</strong><br />
lit 5: wet<strong>en</strong>schap<br />
vt 4: cultuur<br />
vt 5: sociaal<br />
geëngageerd<br />
vt 6: niets do<strong>en</strong><br />
opi 3: familiegericht<br />
Aangezi<strong>en</strong> dezelfde factor<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong> (vb. familiegericht, cultuur, …)<br />
werd e<strong>en</strong> tweede factoranalyse uitgevoerd op de factor<strong>en</strong> van de eerste<br />
fase. Dit leidde tot de uiteindelijke leefstijlfactor<strong>en</strong>:<br />
- leefstijlfactor 1: sociaal netwerk (= vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>)<br />
- leefstijlfactor 2: cultuurgericht<br />
- leefstijlfactor 3: low budget, niet-actief<br />
- leefstijlfactor 4: low budget, actief<br />
- leefstijlfactor 5: familiegericht<br />
- leefstijlfactor 6: high budget, actief<br />
251
In e<strong>en</strong> tweede onderzoeksfase werd<strong>en</strong> deze leefstijlfactor<strong>en</strong> gebruikt als<br />
één van de verklar<strong>en</strong>de variabel<strong>en</strong> van autogebruik voor<br />
vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong>. 46,9% van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> aan de auto te<br />
gebruik<strong>en</strong> voor vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong> (sport <strong>en</strong> cultuur). Met behulp van<br />
e<strong>en</strong> logistische regressie kunn<strong>en</strong> we nagaan of dit autogebruik beïnvloed<br />
wordt door iemands leefstijl (zie Tabel 2 <strong>en</strong> 3). De <strong>en</strong>quête omvatte tev<strong>en</strong>s<br />
informatie over de socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van<br />
de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun gezin, alsook over de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van hun woning<br />
<strong>en</strong> hun resid<strong>en</strong>tiële buurt. Daarom werd<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong><br />
variabel<strong>en</strong> blok per blok opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de logistische regressie. Hierbij<br />
startt<strong>en</strong> we bij de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het hoogste schaalniveau, namelijk de<br />
resid<strong>en</strong>tiële buurt, om vervolg<strong>en</strong>s af te dal<strong>en</strong> naar lagere schaalniveaus,<br />
zijnde de woning, het gezin, de socio-economische achtergrond van het<br />
individu <strong>en</strong> t<strong>en</strong>slotte de leefstijl van het individu. Op deze manier kunn<strong>en</strong><br />
we nagaan of leefstijl<strong>en</strong> wel degelijk extra verklar<strong>en</strong>de kracht toevoeg<strong>en</strong><br />
aan de analyse. Uit tabel 2 blijkt dat leefstijl<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> belangrijke rol<br />
spel<strong>en</strong> als ruimtelijke buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> socioeconomische<br />
k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu. Door het toevoeg<strong>en</strong> van<br />
leefstijl<strong>en</strong> aan de analyse wordt immers 6% extra variantie in autogebruik<br />
verklaard. Dat is ongeveer ev<strong>en</strong>veel als voor buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (+6,9%),<br />
gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (7,7% ) <strong>en</strong> socio-economische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />
individu (7,6%). Woningk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> echter minder relevant te zijn:<br />
ze verklar<strong>en</strong> slechts 1% extra variantie in autogebruik.<br />
Tabel 2: Relatieve bijdrage van blokk<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> in de verklaring van autogebruik<br />
Constante (C) + Buurt<br />
(B)<br />
Tabel 3 verduidelijkt de relaties tuss<strong>en</strong> autogebruik <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de<br />
buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, woningk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, socio-<br />
252<br />
-2 Log likelihood Nagelkerke R²<br />
981,901 0,069<br />
C + B + Woning (W) 976,130 0,079<br />
C + B + W + Gezin (G) 928,960 0,156<br />
C + B + W + G + Individu<br />
(I)<br />
C + B + W + G + I +<br />
Leefstijl<strong>en</strong><br />
879,770 0,232<br />
838,588 0,292
economische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong>.<br />
Bebouwingsdichtheid, autobezit, het al dan niet bezitt<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rijbewijs,<br />
burgerlijke stand (alle<strong>en</strong>staand), leeftijd <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leefstijl<strong>en</strong> zijn elk<br />
statistisch significant.<br />
E<strong>en</strong> leefstijl gericht op het sociaal netwerk van vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is geassocieerd<br />
met e<strong>en</strong> hoger autogebruik. Dergelijke individu<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> vaak af met<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wat hun hoger autogebruik kan verklar<strong>en</strong>. Verrass<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg is<br />
e<strong>en</strong> low budget maar niet zo actieve leefstijl ook geassocieerd met e<strong>en</strong><br />
hoger autogebruik. E<strong>en</strong> culturele leefstijl is dan weer gerelateerd aan e<strong>en</strong><br />
lager autogebruik. De modale keuze blijkt gerelateerd te zijn aan de<br />
resid<strong>en</strong>tiële omgeving. Inwoners van e<strong>en</strong> dichtbebouwde omgeving<br />
blijk<strong>en</strong> minder gebruik te mak<strong>en</strong> van de auto. Dit geeft e<strong>en</strong> indicatie dat<br />
ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing invloed kan hebb<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag. Het is<br />
echter nog de vraag of bebouwingsdichtheid werkelijk e<strong>en</strong> effect heeft op<br />
mobiliteit, of het eerder gaat om andere ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (vb. beter<br />
op<strong>en</strong>baar vervoer, functiem<strong>en</strong>ging) welke gerelateerd zijn aan omgeving<strong>en</strong><br />
met e<strong>en</strong> hoge dichtheid (Handy, 1996; Crane, 2000). Autogebruik is<br />
duidelijk gelinkt aan autobezit. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gezin e<strong>en</strong> auto bezit, zal ze<br />
hiervan gebruik mak<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt voor iemand met e<strong>en</strong> rijbewijs.<br />
Alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meer kans om de auto te gebruik<strong>en</strong> voor<br />
vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong> dan gehuwd<strong>en</strong> of sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dit kan deels<br />
te wijt<strong>en</strong> zijn aan het feit dat alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> compromiss<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />
mak<strong>en</strong> met andere gezinsled<strong>en</strong> over het al dan niet gebruik van de auto.<br />
253
Tabel 3: Autogebruik voor vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong><br />
254<br />
B Exp(B)<br />
Constante -0.788 0.455<br />
Buurt<br />
bebouwingsdichtheid -1.241* 0.289<br />
Woning<br />
woningtype, op<strong>en</strong> bebouwing<br />
(ref.)<br />
woningtype, half op<strong>en</strong> bebouwing<br />
woningtype, geslot<strong>en</strong> bebouwing<br />
-0.064 0.938<br />
0.026 1.027<br />
woningtype, appartem<strong>en</strong>t -0.377 0.686<br />
ge<strong>en</strong> stalling auto 0.184 1.202<br />
ge<strong>en</strong> tuin of koer -0.086 0.918<br />
huurwoning 0.281 1.325<br />
Gezin<br />
inkom<strong>en</strong>, 0-749 € (ref.)<br />
inkom<strong>en</strong>, 750-1.499 € 0.261 1.298<br />
inkom<strong>en</strong>, 1.500-2.249 € 0.488 1.629<br />
inkom<strong>en</strong>, 2.250-2.999 € 0.679° 1.971<br />
inkom<strong>en</strong>, 3.000-3.749 € 0.245 1.277<br />
inkom<strong>en</strong>, 3.750-4.499 € 0.434 1.543<br />
inkom<strong>en</strong>, 4.500-5.249 € 0.538 1.712<br />
inkom<strong>en</strong>, 5.250-5.999 € 0.124 1.132<br />
inkom<strong>en</strong>, +6.000 € 0.990 2.690<br />
kinder<strong>en</strong> jonger dan 12 jaar -0.046 0.955<br />
autobezit 0.490* 1.633<br />
high budget, actief 0.106 1.112
Individu, socio-economisch<br />
* = p < 0.050, ° = p < 0.100<br />
B Exp(B)<br />
ge<strong>en</strong> rijbewijs -0.969* 0.379<br />
abonnem<strong>en</strong>t op<strong>en</strong>baar vervoer<br />
-0.185 0.831<br />
alle<strong>en</strong>staand 0.548° 1.731<br />
vrouw -0.266 0.766<br />
leeftijd 0.284° 1.329<br />
jobstatus, stud<strong>en</strong>t (ref.)<br />
jobstatus, niet-werk<strong>en</strong>de -0.105 0.900<br />
jobstatus, arbeider/bedi<strong>en</strong>de 0.344 1.410<br />
jobstatus, kaderpersoneel/vrij<br />
beroep<br />
onderwijs, ge<strong>en</strong>/lager/BSO/<br />
TSO<br />
0.151 1.163<br />
0.511 1.668<br />
onderwijs, KSO/ASO -0.008 0.992<br />
onderwijs, hogeschool 0.253 1.288<br />
onderwijs, universiteit (ref.)<br />
Individu, leefstijl<br />
sociaal netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>) 0.646* 1.908<br />
cultuurgericht -0.404* 0.668<br />
low budget, niet actief 0.287* 1.332<br />
low budget, actief 0.111 1.118<br />
familiegericht 0.072 1.075<br />
high budget, actief 0.106 1.112<br />
255
256<br />
5. Besluit<br />
Leefstijl<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> onderzocht word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
eerste onderzoek naar de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong> hanteert e<strong>en</strong><br />
marketingb<strong>en</strong>adering. Hierbij wordt won<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> consumptie<br />
beschouwd. Leefstijl<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in dit onderzoek dan ook gerelateerd<br />
word<strong>en</strong> aan het vervull<strong>en</strong> van behoeft<strong>en</strong> van specifieke doelgroep<strong>en</strong>, of<br />
het consumer<strong>en</strong> van bepaalde goeder<strong>en</strong> (in dit geval woning<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
woonomgeving<strong>en</strong>) door specifieke doelgroep<strong>en</strong>. Het tweede onderzoek<br />
naar de invloed van leefstijl<strong>en</strong> op mobiliteit vertrekt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> vanuit<br />
e<strong>en</strong> sociologische b<strong>en</strong>adering. Leefstijl<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als verklar<strong>en</strong>de<br />
variabel<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in statistische analyses van verplaatsingsgedrag.<br />
Op deze manier tracht m<strong>en</strong> het verplaatsingsgedrag van verschill<strong>en</strong>de<br />
maatschappelijke groep<strong>en</strong> beter te beschrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> uitgebreid literatuuronderzoek <strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eerste analyse<br />
gev<strong>en</strong> aan dat leefstijlonderzoek wel degelijk nuttige inzicht<strong>en</strong> kan<br />
verschaff<strong>en</strong>. Voorhe<strong>en</strong> werd woongedrag <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />
verklaard aan de hand van allerlei socio-economische <strong>en</strong> demografische<br />
k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> zijn/haar gezin. Maar door process<strong>en</strong> zoals<br />
e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>de welvaart, e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de individualisering <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
afnem<strong>en</strong>de sociale controle kan het individuele gedrag van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> niet<br />
langer op zo‟n e<strong>en</strong>voudige manier onderzocht word<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
immers meer keuzevrijheid wat betreft won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit. Bijgevolg zijn<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met dezelfde socio-economische achtergrond niet langer<br />
g<strong>en</strong>oodzaakt om dezelfde keuzes te mak<strong>en</strong>. Het in rek<strong>en</strong>ing br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van<br />
leefstijl<strong>en</strong> biedt daarom extra verklar<strong>en</strong>de kracht aan statistische analyses<br />
van won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit. Onze eerste analyses bevestig<strong>en</strong> dit. Dit<br />
suggereert tev<strong>en</strong>s dat de doelstelling<strong>en</strong> van het beleid pas realiseerbaar<br />
zijn indi<strong>en</strong> meer aandacht besteed wordt aan dergelijke subjectieve<br />
factor<strong>en</strong> zoals leefstijl<strong>en</strong>.<br />
Refer<strong>en</strong>ties<br />
Bagley, M.N., Mokhtarian, P.L. (2002). “The impact of resid<strong>en</strong>tial neighborhood type on<br />
travel behavior: A structural equation modeling approach”. Annals of Regional Sci<strong>en</strong>ce.<br />
36: 279-297.
Bootsma, H., Camstra, R., de Feijter, H., Mol, A. (1993). “Leefstijl: e<strong>en</strong> dynamische<br />
lev<strong>en</strong>sori<strong>en</strong>tatie”. Rooilijn. 26: 332-337.<br />
Bourdieu, P. (1984). La Distinction. Routledge, London.<br />
Collantes, G.O., Mokharian, P.L. (2007). “Subjective assessm<strong>en</strong>ts of personal mobility:<br />
What makes the differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> a little and a lot ?”. Transport Policy. 14: 181-192.<br />
Cooper, J., Ryley, T., Smith, A. (2001). “Contemporary lifestyles and the implications for<br />
sustainable developm<strong>en</strong>t policy: lessons from the UK‟s most car dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t city; Belfast”.<br />
Cities. 18: 103-113.<br />
Crane, R. (2000). “The influ<strong>en</strong>ce of urban form on travel: an interpretive review”.<br />
Journal of <strong>Planning</strong> Literature. 15(1): 3-23.<br />
De Corte, S., Raymaekers, P., Tha<strong>en</strong>s, K., Vandekerckhove, B., François, G. (2003).<br />
Onderzoek naar de migratiebeweging<strong>en</strong> van de grote sted<strong>en</strong> in de drie gewest<strong>en</strong> van<br />
België – eindrapport, POD Maatschappelijke integratie, cel grootsted<strong>en</strong>beleid.<br />
D<strong>en</strong> Hartog, H. (red.) (2006). Exurbia / Won<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de stad. Episode Publishers,<br />
Rotterdam.<br />
Ganzeboom, H. (1988). Leefstijl<strong>en</strong> in Nederland: E<strong>en</strong> Verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de Studie. Sociaal<br />
Cultureel Planbureau, Rijswijk.<br />
Handy, S. (1996). “Methodologies for exploring the link betwe<strong>en</strong> urban form and travel<br />
behavior”. Transportation Research D. 1(2): 151-165.<br />
Heyn, M., Hermey, M. (2003). “E<strong>en</strong> gro<strong>en</strong>-blauw netwerk als drager van e<strong>en</strong> duurzame<br />
stadsontwikkeling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stedelijk natuurbeleid: In: Kesteloot, C., De Rynck, F. (red.) De<br />
Eeuw van de Stad. Over Stadsrepubliek<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rastersted<strong>en</strong>. Voorstudies. Ministerie van<br />
de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, Brussel, 273-304.<br />
Hildebrand, E.D. (2003). “Dim<strong>en</strong>sions in elderly travel behaviour: A simplified activitybased<br />
model using lifestyle clusters”. Transportation. 30: 285-306.<br />
Holt, D.B. (1995). “How consumers consume: A typology of consumption practices”.<br />
Journal of Consumer Research. 22: 1-16.<br />
Kesteloot, C. (2005). “Verstedelijking in Vlaander<strong>en</strong>: problem<strong>en</strong>, kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitdaging<strong>en</strong><br />
voor het beleid van de 21 ste eeuw”. In: Kesteloot, C., De Rynck, F. (red.) De Eeuw van de<br />
Stad. Over Stadsrepubliek<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rastersted<strong>en</strong>. Voorstudies. Ministerie van de Vlaamse<br />
Geme<strong>en</strong>schap, Brussel, 15-40.<br />
Kipnis, B.A. (2004). “Lifestyle studies – An editorial introduction”. Geography Research<br />
Forum. 24: 1-20.<br />
257
Kotler, Ph., Robb<strong>en</strong>, H., Geu<strong>en</strong>s, M. (2006). Marketing managem<strong>en</strong>t De ess<strong>en</strong>tie,<br />
Pearson Education B<strong>en</strong>elux.<br />
Krizek, K.J. (2006). “Lifestyles, resid<strong>en</strong>tial location decisions, and pedestrain and transit<br />
activity”. Transportation Research Record. 1981: 171-178.<br />
Mokhtarian, P.L., Cao, X.Y. (2008). “Examining the impacts of resid<strong>en</strong>tial self-selection<br />
on travel behaviour: A focus on methodologies”. Transportation Research B. 42: 204-<br />
228.<br />
Munters, Q.J. (1992). “Bestaan leefstijl<strong>en</strong> (nog) wel ?”. Sociologische Gids. 39: 179-185.<br />
Redmond, L. (2000). Id<strong>en</strong>tifying and analyzing travel-related attitudinal, personality and<br />
lifestyle clusters in the San Francisco Bay Area. University of Davis, California, Davis.<br />
Reijndorp, A., Pilet, B.L. (1998). Buit<strong>en</strong>wijk. Stedelijkheid op afstand, NAi Uitgevers,<br />
Rotterdam.<br />
R<strong>en</strong>ard, P. (1995). Wat kan ik voor u do<strong>en</strong> ? <strong>Ruimtelijke</strong> Wanorde in België: E<strong>en</strong><br />
Hypotheek op onze Toekomst. Icarus, Antwerp<strong>en</strong>.<br />
Salomon, I., B<strong>en</strong>-Akiva, M. (1983). “The use of the life-style concept in travel demand<br />
models”. Environm<strong>en</strong>t and <strong>Planning</strong>, A. 15: 623-638.<br />
Scheiner, J. (2006). “Housing mobility and travel behaviour: A process-ori<strong>en</strong>ted<br />
approach to spatial mobility – Evid<strong>en</strong>ce from a new research field in Germany”. Journal<br />
of Transport Geography. 14: 287-298.<br />
Scheiner, J., Holz-Rau, C. (2007). “Travel mode choice: affected by objective or<br />
subjective determinants ?”. Transportation. 34: 487-511.<br />
Sleight, P. (2004). Targeting Customers. How to use Geodemographic and Lifestyle Data<br />
in Your Business. World Advertising Research C<strong>en</strong>ter, Oxfordshire.<br />
Van Acker, V., Witlox, F. (2007). “The effects of the land use system on travel<br />
behaviour: A structural equation modelling approach”. Transportation <strong>Planning</strong> and<br />
Technology. 30(4): 331-354.<br />
Van Acker, V., Witlox, F. (2008a). “Trips within tours: How is commuting related to<br />
land use?”. Environm<strong>en</strong>t and <strong>Planning</strong> A. (submitted, under revision)<br />
Van Acker, V., Witlox, F. (2008b). “Car ownership as a mediator variable in car travel<br />
behaviour research”. Journal of Transport Geography. (submitted, under revision)<br />
Van der Knaap, G.A. (2002,). Stedelijke bewegingsruimte. Over verandering<strong>en</strong> in stad <strong>en</strong><br />
land. WRR wet<strong>en</strong>schappelijke raad voor het regeringsbeleid, voorstudies <strong>en</strong><br />
achtergrond<strong>en</strong>, V113, Sdu Uitgevers, D<strong>en</strong> Haag.<br />
258
Van Diep<strong>en</strong> ,A. (2004). “Stedelijke huishoud<strong>en</strong>s in Amsterdam‖. Rooilijn. 3: 122-128.<br />
Van Wee, B. (2002). “Land use and transport: Research and policy chall<strong>en</strong>ges”. Journal<br />
of Transport Geography. 10: 259-271.<br />
Verhetsel, A., Witlox, F., Tier<strong>en</strong>s, N. (2003). Jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> Won<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>,<br />
Woonsituatie, Woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> Woonbehoeft<strong>en</strong>. De Boeck, Antwerp<strong>en</strong>.<br />
Weber, M. (1972). Wirtschaft und Gesellschaft. Mohr, Tübing<strong>en</strong>.<br />
Weg<strong>en</strong>er, DM (2007),. Mosaic, the refer<strong>en</strong>ce in geo-marketing – G<strong>en</strong>eral manual,<br />
bedrijfspublicatie.<br />
259
260
DE GENTSE „ZUIDELIJKE MOZAÏEK‟ SLIBT DICHT:<br />
NAAR EEN GEBIEDSGERICHTE<br />
VISIE BINNEN EEN MULTIFUNCTIONEEL<br />
ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF<br />
Roeland CAPPON <strong>en</strong> Georges ALLAERT<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />
Vakgroep Civiele Techniek<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
Vrijdagmarkt 10/301<br />
9000 G<strong>en</strong>t<br />
tel: +32 9 331 32 60<br />
fax: +32 9 331 32 69<br />
e-mail: roeland.cappon@ug<strong>en</strong>t.be; georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />
www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />
Abstract<br />
The southern part of Gh<strong>en</strong>t is characterized by a mixture of large scale,<br />
economic and urban functions and is intersected by a d<strong>en</strong>se network of<br />
traffic infrastructure. The region is increasingly suffering from traffic<br />
congestion and poor public transport quality. This paper investigates the<br />
possibilities of an area based vision in attuning the mobility structure to<br />
the spatial structure (and vice versa). Preferably, the vision has to be<br />
worked out within a multifunctional developm<strong>en</strong>t perspective.<br />
1. Inleiding<br />
De aanleiding voor het schrijv<strong>en</strong> van dit artikel is ingegev<strong>en</strong> door<br />
<strong>en</strong>erzijds de noodkreet van VOKA 1 Oost-Vlaander<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> „dreig<strong>en</strong>d<br />
mobiliteitsinfarct‟ in de zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> anderzijds, duidelijk<br />
gerelateerd hieraan, de mobiliteitsstudie die AMRP 2 in opdracht van de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t heeft uitgevoerd om de diverse mobiliteitsproblem<strong>en</strong> in<br />
<strong>en</strong> rond het Technologiepark Zwijnaarde in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In het eerste<br />
hoofdstuk wordt de mobiliteitsproblematiek in de zuidelijke rand geschetst<br />
261
<strong>en</strong> blijkt hieruit dat de mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> de ruimtelijk-economische<br />
structuur er steeds minder op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. De<br />
mobiliteitsstudie van het Technologiepark Zwijnaarde, die in het tweede<br />
hoofdstuk aan bod komt, laat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zi<strong>en</strong> dat de bereikbaarheid er<br />
problematisch is <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> aanpak van deze mobiliteitsproblem<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />
hoger schaalniveau di<strong>en</strong>t te gebeur<strong>en</strong>. In het vierde hoofdstuk wordt<br />
vastgesteld dat de verschill<strong>en</strong>de visies op de mobiliteitsstructuur in de<br />
zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t niet altijd concorder<strong>en</strong>. De laatste hoofdstukk<strong>en</strong><br />
ton<strong>en</strong> aan dat de diverse (meer sectorale) visies in onderlinge confrontatie<br />
(<strong>en</strong> in breed overleg) kunn<strong>en</strong> uitgroei<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> meer gebiedsgerichte<br />
ontwikkelingsvisie. Deze visie di<strong>en</strong>t echter gekaderd te word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
multifunctioneel ontwikkelingsperspectief zodat het effectiever in e<strong>en</strong><br />
meer duurzame inrichting kan word<strong>en</strong> vertaald.<br />
262<br />
2. De G<strong>en</strong>tse ‘zuidelijke mozaïek’ 3 slibt dicht<br />
Het randstedelijk gebied t<strong>en</strong> zuidwest<strong>en</strong> van G<strong>en</strong>t wordt gek<strong>en</strong>merkt door<br />
e<strong>en</strong> zeer dicht netwerk van grote verkeersinfrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> -knooppunt<strong>en</strong><br />
– zijnde de snelweg<strong>en</strong> E17 <strong>en</strong> E40, de stedelijke grote ringweg R4 <strong>en</strong> het<br />
Sint-Pietersstation – <strong>en</strong> e<strong>en</strong> grofkorrelige m<strong>en</strong>ging van grootschalige<br />
economische <strong>en</strong> stedelijke functies. Door de vele verkeersinfrastructuur<br />
zijn deze grote, monofunctionele <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> - zoals bijvoorbeeld het<br />
Technologiepark <strong>en</strong> Flanders Expo - nauwelijks met elkaar verbond<strong>en</strong> wat<br />
mete<strong>en</strong> het beeld oproept van e<strong>en</strong> „mozaïek‟ (figuur 1).
Figuur 1: De G<strong>en</strong>tse „zuidelijke mozaïek‟<br />
De strategische ligging – net t<strong>en</strong> zuid<strong>en</strong> van het G<strong>en</strong>tse stadsc<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> in<br />
de nabijheid van vele belangrijke verkeersinfrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> -knooppunt<strong>en</strong><br />
– zorgt ervoor dat de dynamiek in de zuidelijke mozaïek zeer hoog is. De<br />
laatste 10 jaar heeft dit zich vooral gemanifesteerd in e<strong>en</strong> verdere<br />
verdichting van het gebied langshe<strong>en</strong> de diverse ste<strong>en</strong>weg<strong>en</strong> (maar ook op<br />
de diverse bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> in het gebied) <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>d aantal<br />
mobiliteitsknelpunt<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> groot aantal Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong> was<br />
dit dan ook e<strong>en</strong> directe aanleiding om de „alarmbel‟ te luid<strong>en</strong>. Ze zi<strong>en</strong> hun<br />
oorspronkelijke locatievoordel<strong>en</strong> (gerelateerd aan de strategische ligging)<br />
sterk bedreigd <strong>en</strong> de bereikbaarheid niet langer gegarandeerd.<br />
Hun grootste bezorgdheid echter is dat e<strong>en</strong> aantal nieuwe grootschalige<br />
project<strong>en</strong> (zoals aangeduid op figuur 1: het stadsontwikkelingsproject „The<br />
Loop‟ 4 rond Flanders Expo, het bedrijv<strong>en</strong>terrein „Eiland‟ 5 <strong>en</strong> het<br />
Arteveldestadion 6 ) die in de steigers staan dermate veel bijkom<strong>en</strong>d<br />
autoverkeer zull<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> „mobiliteitsinfarct‟ voor de<br />
„zuidelijke mozaïek‟ wel e<strong>en</strong>s keiharde realiteit zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
263
264<br />
Figuur 2: Geplande grootschalige project<strong>en</strong> in de „zuidelijke mozaïek‟<br />
Aan het onrustwekk<strong>en</strong>d persbericht van VOKA Oost-Vlaander<strong>en</strong> is e<strong>en</strong><br />
„kick-off‟ vergadering met e<strong>en</strong> aantal grote Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong><br />
voorafgegaan (op 23 november 2007). Deze vergadering resulteerde in e<strong>en</strong><br />
oplijsting van de voornaamste (mobiliteits)knelpunt<strong>en</strong> voor het meer<br />
oostelijk geleg<strong>en</strong> deel van de „zuidelijke mozaïek' <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal<br />
suggesties t.a.v. de gestelde problem<strong>en</strong>. Daarnaast werd ook e<strong>en</strong> sterk<br />
pleidooi gehoud<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> geïntegreerde aanpak van de problem<strong>en</strong> wat<br />
uiteindelijk zou moet<strong>en</strong> resulter<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> „masterplan‟ voor e<strong>en</strong> vlot <strong>en</strong><br />
veilig verkeer in het gebied.<br />
Maar de problem<strong>en</strong> situer<strong>en</strong> zich ev<strong>en</strong> goed in het westelijk deel van de<br />
mozaïek <strong>en</strong> dit bijvoorbeeld ter hoogte van de Kortrijkseste<strong>en</strong>weg (de N43<br />
op figuur 1). In het geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan van G<strong>en</strong>t kreeg<br />
deze invalsweg het statuut van hoofdstamlijn met e<strong>en</strong> hoog<br />
mobiliteitsprofiel van op<strong>en</strong>baar vervoer. Op dit traject is in 2005 e<strong>en</strong><br />
nieuwe tramlijn (verl<strong>en</strong>ging van tramlijn 1) tot Flanders Expo in gebruik<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>wel toont e<strong>en</strong> simulatie (Vectris, 2007) aan dat op basis<br />
van de huidige <strong>en</strong> nieuwe projectontwikkeling<strong>en</strong> (waaronder „The Loop‟)<br />
de reistijd (van G<strong>en</strong>t naar Sint-D<strong>en</strong>ijs-Westrem) in de avondspits zou<br />
verdrievoudig<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> mobiliteitsstudie wordt zelfs e<strong>en</strong> vierde rijstrook<br />
op de E40 in overweging g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om toch greep te krijg<strong>en</strong> op de<br />
verkeersimpact van deze ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />
Bijna gelijktijdig met het initiatief van VOKA werd in opdracht van de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> mobiliteitsstudie uitgevoerd in <strong>en</strong> rond het<br />
Technologiepark Zwijnaarde aan de Grote Ste<strong>en</strong>weg naar Oud<strong>en</strong>aarde<br />
(N60). De studie had voornamelijk tot doel om het sluipverkeer doorhe<strong>en</strong><br />
het park <strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tiële (<strong>en</strong> reële) vraag naar op<strong>en</strong>baar vervoer in kaart te<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Dit laatste moet gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de afweging om de<br />
tramverl<strong>en</strong>ging naar Zwijnaarde (tramlijn 21,22) langshe<strong>en</strong> of doorhe<strong>en</strong>
het Technologiepark te lat<strong>en</strong> verlop<strong>en</strong>. Inmiddels is reeds beslist dat dit<br />
niet het geval zal zijn. Het ontoereik<strong>en</strong>d op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> de<br />
verkeerscongestie ter hoogte van het Technologiepark werd<strong>en</strong> ook door<br />
VOKA Oost-Vlaander<strong>en</strong> aangehaald als twee belangrijke knelpunt<strong>en</strong>.<br />
Daarom wordt in het volg<strong>en</strong>d hoofdstuk de mobiliteitsstudie van naderbij<br />
bekek<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> met name deze zak<strong>en</strong> belicht die betrekking hebb<strong>en</strong> op<br />
oorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of oplossing<strong>en</strong> voor de mobiliteitsproblematiek in het gebied.<br />
3. <strong>Mobiliteit</strong>sstudie van het Technologiepark Zwijnaarde<br />
De mobiliteitsstudie werd toegespitst op het woon-werkverkeer zodat<br />
inzicht werd verkreg<strong>en</strong> in de eig<strong>en</strong>lijke oorzak<strong>en</strong> van de<br />
mobiliteitsproblem<strong>en</strong>. Om het mobiliteits- <strong>en</strong> bereikbaarheidsprofiel van<br />
het Technologiepark (<strong>en</strong> omgeving) in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong><br />
internet<strong>en</strong>quête afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> op het<br />
Technologiepark. Met e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>tek<strong>en</strong>onderzoek werd getracht om <strong>en</strong>erzijds<br />
de toegankelijkheid van het Technologiepark 7 <strong>en</strong> anderzijds het probleem<br />
van het sluipverkeer in beeld br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Tot slot werd voor deze<br />
studieopdracht ook gebruik maakt van eerdere onderzoek<strong>en</strong> 8 (Studiegroep<br />
Omgeving, 2007, Mobiel-Ug<strong>en</strong>t, 2004, Traject Mobility Managem<strong>en</strong>t,<br />
2007) die e<strong>en</strong> raakvlak hebb<strong>en</strong> met de mobiliteitsproblematiek op <strong>en</strong> rond<br />
het Technologiepark.<br />
3.1. <strong>Mobiliteit</strong>sprofiel(<strong>en</strong>) voor (de bedrijv<strong>en</strong> van) het<br />
Technologiepark<br />
In dit deel wordt getracht e<strong>en</strong> beeld te schets<strong>en</strong> van de omvang <strong>en</strong> de aard<br />
van het verkeer dat door de werknemers van het Technologiepark wordt<br />
geg<strong>en</strong>ereerd. Dit onderzoek situeert zich dus aan de vraagzijde van de<br />
vervoersmarkt.<br />
Figuur 3 geeft het mobiliteitsprofiel (modal split) weer voor het<br />
Technologiepark op basis van de keuze van hoofdvervoermiddel. Wanneer<br />
deze waard<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met deze die het p<strong>en</strong>delplan (van de<br />
Vlaamse regering) voor het woon-werkverkeer vooropstelt (namelijk 60 %<br />
wag<strong>en</strong>, 20 % op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> 20 % fiets) dan is het klein aandeel van<br />
het op<strong>en</strong>baar vervoer (slechts 10 %) het meest in het oog spring<strong>en</strong>d. Dit is<br />
des te opvall<strong>en</strong>der als m<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houdt met het feit dat het al bij al<br />
265
nabijgeleg<strong>en</strong> station G<strong>en</strong>t Sint-Pieters nu reeds e<strong>en</strong> multimodaal knoppunt<br />
voor op<strong>en</strong>baar vervoer is (<strong>en</strong> dit met de herinrichting van de<br />
stationsomgeving nog meer zal word<strong>en</strong>!).<br />
266<br />
64%<br />
Figuur 3: Modal split voor het Technologiepark (n=441)<br />
Wanneer de mobiliteitsprofiel<strong>en</strong> op bedrijfsniveau word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong>,<br />
kunn<strong>en</strong> echter grotere verschill<strong>en</strong> vastgesteld word<strong>en</strong>. Deze verschill<strong>en</strong><br />
zijn voor e<strong>en</strong> groot deel te verklar<strong>en</strong> op basis van verschill<strong>en</strong> in<br />
gehanteerde vergoedingssystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het gebruik van bedrijfswag<strong>en</strong>s<br />
(figuur 4), maar ook de spreiding van woon-werkafstand<strong>en</strong> (figuur 5) voor<br />
de werknemers van de diverse bedrijv<strong>en</strong> (figuur 5) blijkt nogal te<br />
verschill<strong>en</strong>.<br />
7%<br />
4%<br />
2%<br />
6%<br />
17%<br />
carpool<br />
bedrijfswag<strong>en</strong><br />
eig<strong>en</strong> wag<strong>en</strong><br />
bus of tram<br />
trein<br />
fiets
Figuur 4: Modal split voor de verschill<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> op het Technologiepark<br />
100%<br />
90%<br />
80%<br />
70%<br />
60%<br />
50%<br />
40%<br />
30%<br />
20%<br />
10%<br />
0%<br />
Bayer Cropsci<strong>en</strong>ce<br />
8<br />
2<br />
4<br />
33<br />
5<br />
C<strong>en</strong>texbel<br />
5<br />
3<br />
37<br />
1<br />
Cropdesign<br />
3<br />
1<br />
23<br />
2<br />
Devg<strong>en</strong> + DoCoLab<br />
2<br />
2<br />
32<br />
4<br />
Geotechniek<br />
De labels duid<strong>en</strong> het absoluut aantal werknemers aan die in het bedrijf<br />
gebruik mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde vervoerswijze als hoofdververvoermiddel<br />
voor hun woon-werkverkeer.<br />
M<strong>en</strong> stelt vast dat de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (op bov<strong>en</strong>staande figuur het<br />
Vlaams Instituut voor Biotechnologie of VIB 9 ) zowel binn<strong>en</strong> het<br />
Technologiepark als binn<strong>en</strong> het stadsgewest G<strong>en</strong>t 10 m.b.t. duurzaam woon<br />
-werkverkeer e<strong>en</strong> voorbeeldfunctie vervult (te vervull<strong>en</strong> heeft).<br />
Vervoersmanagem<strong>en</strong>t op bedrijfsniveau kan dus wel het verschil mak<strong>en</strong>!<br />
5<br />
1<br />
3<br />
11<br />
3<br />
Innog<strong>en</strong>etics<br />
3<br />
38<br />
5<br />
40<br />
15<br />
8<br />
71<br />
VIB<br />
VIB bio-incubator<br />
9<br />
3<br />
30<br />
7<br />
fiets<br />
trein<br />
bus of tram<br />
eig<strong>en</strong> wag<strong>en</strong><br />
bedrijfswag<strong>en</strong><br />
carpool<br />
267
Figuur 5: Spreiding van de woon- werkafstand<strong>en</strong> voor de werknemers van DeVG<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
VIB<br />
268<br />
50<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
kleiner dan 2 km tuss<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 5 km tuss<strong>en</strong> 5 <strong>en</strong> 10<br />
km<br />
tuss<strong>en</strong> 10 <strong>en</strong> 20<br />
km<br />
tuss<strong>en</strong> 20 <strong>en</strong> 50<br />
km<br />
tuss<strong>en</strong> 50 <strong>en</strong> 100<br />
km<br />
3.2. Bereikbaarheidsprofiel voor het Technologiepark<br />
Het bereikbaarheidsprofiel peilt naar het geheel van (zowel interne als<br />
externe) faciliteit<strong>en</strong> om het Technologiepark te bereik<strong>en</strong>, alsmede de<br />
kwaliteit van deze faciliteit<strong>en</strong>. Hier wordt dus de aanbodzijde van de<br />
vervoersmarkt belicht.<br />
3.2.1. Verkeerscongestie op <strong>en</strong> rond het Technologiepark<br />
Het Technologiepark bevindt zich t<strong>en</strong> zuid<strong>en</strong> van de autosnelweg E40 <strong>en</strong><br />
de R4 <strong>en</strong> is met de wag<strong>en</strong> goed bereikbaar via de N60 <strong>en</strong> de ovonde die er<br />
deel van uitmaakt. Vanaf de N60 is er e<strong>en</strong> oprit naar de E40 <strong>en</strong> vanaf de<br />
buit<strong>en</strong>ring R4 is er e<strong>en</strong> afrit naar de N60. De binn<strong>en</strong>ring <strong>en</strong> de N60 zijn in<br />
alle richting<strong>en</strong> met elkaar geconnecteerd. Door het afsluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal<br />
af- <strong>en</strong> opritt<strong>en</strong> vanaf de E40 naar de N60 is de bereikbaarheid van de site<br />
gevoelig vermindert. Het technologiepark heeft 3 toegang<strong>en</strong>; namelijk één<br />
via de ovonde <strong>en</strong> twee via de Tramstraat.<br />
VIB<br />
Devg<strong>en</strong>
Figuur 6: Autobereikbaarheid van het Technologiepark<br />
Belangrijkste toevoerweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> toegang<strong>en</strong> tot het Technologiepark<br />
Interne ontsluiting wordt aangeduid met rode <strong>en</strong> oranje pijl<strong>en</strong><br />
De voornaamste knelpunt<strong>en</strong> m.b.t. autobereikbaarheid voor het<br />
Technologiepark zijn:<br />
De sterk verminderde bereikbaarheid t<strong>en</strong> gevolge van het<br />
afsluit<strong>en</strong> van 2 afritt<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1 oprit naar de E40 <strong>en</strong> het niet<br />
doortrekk<strong>en</strong> van de „missing link‟ van de R4 – richting<br />
Merelbeke.<br />
De filevorming op de toevoer<strong>en</strong>de ass<strong>en</strong> van de N60 <strong>en</strong> de<br />
Tramstraat naar de ovonde tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dspits.<br />
Het sluipverkeer, die t<strong>en</strong> gevolge van de filevorming op de<br />
Tramstraat, het Technologiepark doorkruist (van de ingang<br />
t.h.v. Texcao tot aan de hoofdingang aan de ovonde).<br />
Desondanks is de tevred<strong>en</strong>heid van het gebruik van de wag<strong>en</strong> als<br />
hoofdvervoermiddel voor het woon-werkverkeer relatief groot.<br />
269
Om het sluipverkeer tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dspits in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong><br />
k<strong>en</strong>tek<strong>en</strong>onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wees uit dat 80 % van het<br />
sluipverkeer (dit zijn 167 wag<strong>en</strong>s) tuss<strong>en</strong> 7u45 <strong>en</strong> 8u30 voorkomt <strong>en</strong> dat<br />
maatregel<strong>en</strong> om dit sluipverkeer te wer<strong>en</strong> (via slagbom<strong>en</strong> 11 ) nauwelijks<br />
invloed zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de piekbelasting voor inrijd<strong>en</strong>d verkeer<br />
langshe<strong>en</strong> de toegang van Texaco (figuur 7).<br />
Figuur 7: Verkeersint<strong>en</strong>siteit aan de ingang Texaco zonder <strong>en</strong> met maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />
sluipverkeer<br />
270<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
zonder maatregel<strong>en</strong><br />
met maatregel<strong>en</strong><br />
7u30 - 7u45 7u45 - 8u 8u - 8u15 8u15 - 8u30 8u30 - 8u45 8u45 - 9u<br />
3.2.2. Kwalitatief weinig hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer<br />
Het Technologiepark is met het op<strong>en</strong>baar vervoer vrij goed bereikbaar<br />
(figuur 8). De oostzijde <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de west- <strong>en</strong> zuidzijde anderzijds<br />
word<strong>en</strong> door twee afzonderlijke lijn<strong>en</strong>bundels – respectievelijk 70-71-72-<br />
48-49 <strong>en</strong> 5-47 - bedi<strong>en</strong>d. Tramlijn 21/22 zal in de nabije toekomst ook de<br />
oostzijde van het Technologiepark aando<strong>en</strong> (op het traject van<br />
lijn<strong>en</strong>bundel 5-47) maar rijdt vanuit G<strong>en</strong>t voorlopig tot net voor de<br />
Ringvaart. 12
Figuur 8: Op<strong>en</strong>baar vervoerbundels <strong>en</strong> haltes in de directe omgeving van het<br />
Technologiepark<br />
De voornaamste knelpunt<strong>en</strong> m.b.t. bereikbaarheid van het<br />
Technologiepark met het op<strong>en</strong>baar vervoer zijn:<br />
Heel wat bedrijv<strong>en</strong> op het Technologiepark vall<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de<br />
reikwijdtes van de bushaltes (in de veronderstelling dat 400 m<br />
de maximaal aanvaardbare wandelafstand is) <strong>en</strong> zijn dus<br />
nauwelijks bereikbaar met het op<strong>en</strong>baar vervoer. Ook de<br />
tramverl<strong>en</strong>ging naar Zwijnaarde (tramlijn 21/22) zal daar ge<strong>en</strong><br />
verandering in br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
De buss<strong>en</strong> richting station (lijn<strong>en</strong> 70-71-72) rijd<strong>en</strong> niet altijd<br />
volg<strong>en</strong>s de di<strong>en</strong>stregeling zodat de aansluiting met e<strong>en</strong><br />
ev<strong>en</strong>tueel te nem<strong>en</strong> trein in het gedrang komt. Dit komt vooral<br />
tot uiting wanneer gepeild wordt naar de tevred<strong>en</strong>heid over het<br />
op<strong>en</strong>baar vervoer als natransport van het station G<strong>en</strong>t Sint-<br />
Pieters (figuur 9).<br />
271
Figuur 9: Verkeersint<strong>en</strong>siteit aan de ingang Texaco met <strong>en</strong> zonder maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />
sluipverkeer<br />
272<br />
3.2.3. Onveilige fietsroutes<br />
In het algeme<strong>en</strong> is de fietsbereikbaarheid voor het Technologiepark<br />
redelijk goed. Het c<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> het station G<strong>en</strong>t Sint-Pieters ligg<strong>en</strong><br />
respectievelijk op ongeveer 5 km <strong>en</strong> 3 km afstand van het<br />
Technologiepark Zwijnaarde. 70 % van de werknemers die de fiets als<br />
hoofdvervoermiddel nem<strong>en</strong> zijn afkomstig uit G<strong>en</strong>t.
Figuur 10: Onveilige fietsroutes (gele stippellijn) naar <strong>en</strong> van het Technologiepark<br />
Ondanks de zeer grote tevred<strong>en</strong>heid over het gebruik van de fiets als<br />
hoofdvervoermiddel voor het woon-werkverkeer naar <strong>en</strong> van het<br />
Technologiepark, blijkt uit de mobiliteits<strong>en</strong>quête dat de veiligheid van<br />
heel wat fietsroutes als problematisch ervar<strong>en</strong> wordt (zie figuur 10).<br />
3.2.4. Interne bereikbaarheid<br />
Het Technologiepark is met zijn 3 toegang<strong>en</strong> (zie ook figuur 6) vrij goed<br />
toegankelijk voor zowel fietsers <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s. M.b.t. de interne<br />
bereikbaarheid van het Technologiepark zijn er toch e<strong>en</strong> aantal belangrijke<br />
knelpunt<strong>en</strong> op te somm<strong>en</strong>:<br />
Vooreerst is er onvoldo<strong>en</strong>de (verkeers)signalisatie<br />
(overzichtsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkeersbord<strong>en</strong>) die het verkeer op e<strong>en</strong><br />
veilige manier doorhe<strong>en</strong> de site moet loods<strong>en</strong>.<br />
Verder is er de onveilige verkeerssituatie op de site. Op<br />
bepaalde traject<strong>en</strong> is de snelheid van de wag<strong>en</strong>s te hoog <strong>en</strong>/of<br />
is er onveilige interfer<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> auto- <strong>en</strong> fietsverkeer. Dit<br />
heeft <strong>en</strong>erzijds te mak<strong>en</strong> met het sluipverkeer tijd<strong>en</strong>s de<br />
ocht<strong>en</strong>dspits maar is anderzijds ook het gevolg van de<br />
specifieke inrichting 13 van het bedrijv<strong>en</strong>park.<br />
273
274<br />
4. Pijnlijke diagnose voor de ’zuidelijke mozaïek’<br />
De mobiliteitsproblem<strong>en</strong> op <strong>en</strong> rond het Technologiepark – dit zijn in<br />
hoofdzaak de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie van de toevoerweg<strong>en</strong>, het gebrek aan<br />
kwaliteitsvol op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> de relatief onveilige fietsroutes – lijk<strong>en</strong><br />
symptomatisch te zijn voor de slechte toestand (op vlak van<br />
bereikbaarheid, verkeersveiligheid <strong>en</strong> –leefbaarheid) die er geldt voor het<br />
overgrote deel van de „zuidelijke mozaïek‟ (cf. persbericht VOKA Oost-<br />
Vlaander<strong>en</strong>).<br />
Bov<strong>en</strong>staande analyses (hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 2) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> e<strong>en</strong> pijnlijke<br />
vaststelling aan het licht. Namelijk dat de onderlinge <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />
noodzakelijk afstemming van de mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> de ruimtelijkeconomische<br />
structuur in dit strategisch belangrijke deel van G<strong>en</strong>t steeds<br />
minder plaatsvindt. Dit weerspiegelt zicht vooral in de sterke gerichtheid<br />
op het autogebruik van nieuwe hoogstedelijke ontwikkeling<strong>en</strong>, maar<br />
ev<strong>en</strong>zeer in het achterop hinkel<strong>en</strong> van investering<strong>en</strong> in duurzame<br />
vervoerssystem<strong>en</strong> (in het bijzonder het op<strong>en</strong>baar vervoer). Heel concreet<br />
kan m<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> aantal project<strong>en</strong> die mom<strong>en</strong>teel in de steigers<br />
staan - namelijk het wet<strong>en</strong>schapspark „Rijvissche‟ (langs de N60), het<br />
Arteveldestadion <strong>en</strong> het „Eilandje‟ – <strong>en</strong> waarvan wordt vastgesteld dat ze<br />
nauwelijks inhak<strong>en</strong> op hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer. Mede hierdoor<br />
komt ook de bereikbaarheid, die e<strong>en</strong> zeer belangrijke kwaliteit is van dit<br />
stedelijk randgebied, in het gedrang. In deze context kan de huidige<br />
mobiliteitsstructuur ev<strong>en</strong>min als „duurzaam‟ bestempeld word<strong>en</strong> omdat ze<br />
niet bij machte is om proactief, anticipatief, innovatief <strong>en</strong> gericht op lange<br />
termijndoelstelling<strong>en</strong> sturing te gev<strong>en</strong> aan ruimtelijk-economische<br />
ontwikkeling<strong>en</strong> in het gebied.<br />
Hoewel de „zuidelijke mozaïek‟ volledig binn<strong>en</strong> het grootstedelijk gebied<br />
G<strong>en</strong>t valt, stelt m<strong>en</strong> vast dat bov<strong>en</strong>staande problem<strong>en</strong> veelal de<br />
bevoegdheid van de Stad G<strong>en</strong>t overstijg<strong>en</strong>. Het mobiliteits- <strong>en</strong><br />
investeringsbeleid wordt in grote mate uitgestippeld door hogere<br />
overhed<strong>en</strong>. Zo is het Pegasusplan van de Vlaamse vervoersmaatschappij<br />
De Lijn sterk bepal<strong>en</strong>d voor de investering<strong>en</strong> (in op<strong>en</strong>baar vervoer) die tot<br />
2025 in het gebied zull<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. Maar ook het fiscaal stimuler<strong>en</strong> van<br />
bijvoorbeeld bedrijfswag<strong>en</strong>s is ev<strong>en</strong> goed e<strong>en</strong> belangrijke factor voor de<br />
keuze van de vervoerswijze <strong>en</strong> heeft dus ook impact op het<br />
mobiliteitsvraagstuk.
5. Naar e<strong>en</strong> gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie<br />
Het nastrev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> „duurzame mobiliteitsstructuur‟ begint reeds in de<br />
planvormingsfase <strong>en</strong> meer in het bijzonder met het formuler<strong>en</strong> van<br />
krachtige (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong>de) planconcept<strong>en</strong>. Hiertoe wordt in dit<br />
hoofdstuk geanalyseerd welke concept<strong>en</strong> m.b.t. mobiliteit in het<br />
geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan G<strong>en</strong>t (G<strong>en</strong>t, 2003) gehanteerd<br />
word<strong>en</strong>.<br />
De „mozaïek‟, zoals die aangew<strong>en</strong>d wordt in de ruimtelijke visie van de<br />
Stad G<strong>en</strong>t, staat echter niet alle<strong>en</strong> voor de bestaande toestand van e<strong>en</strong> (min<br />
of meer) sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d deelgebied, maar het is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> concept<br />
voor de gew<strong>en</strong>ste structuur van dit deelgebied. In dit concept zitt<strong>en</strong> twee<br />
ess<strong>en</strong>tiële elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vervat. Er is <strong>en</strong>erzijds het frame voor bereikbaarheid<br />
<strong>en</strong> meervoudige mobiliteit - waardoor de losligg<strong>en</strong>de del<strong>en</strong> van de<br />
mozaïek opnieuw met elkaar word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> - <strong>en</strong> anderzijds zijn er de<br />
plekk<strong>en</strong> (of de „mozaïekjes‟) in het frame, die staan voor leefbaarheid <strong>en</strong><br />
id<strong>en</strong>titeit. Het streefdoel van het concept kan kernachtig sam<strong>en</strong>gevat<br />
word<strong>en</strong> als „verplaatsingkwaliteit èn plaatskwaliteit‘.<br />
De mozaïek komt echter het meest tot expressie in de (gew<strong>en</strong>ste)<br />
ruimtelijke economische structuur van het grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t<br />
(figuur 11). De aanwezigheid van de verschill<strong>en</strong>de hogeschol<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong>schappelijke instelling<strong>en</strong> alsook van diverse hoogtechnologische<br />
bedrijv<strong>en</strong> op diverse bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> in de mozaïek zorgt ervoor dat<br />
G<strong>en</strong>t dit gebied verder wil ontwikkel<strong>en</strong> als „k<strong>en</strong>nispoort‟ langshe<strong>en</strong> drie<br />
gebundelde ontwikkelingsass<strong>en</strong> (grijze pijl<strong>en</strong> - figuur 11)<br />
De verkeersplanologische visie op mobiliteit (die tot expressie komt in de<br />
gew<strong>en</strong>ste verkeers- <strong>en</strong> vervoersstructuur van het GRS G<strong>en</strong>t) b<strong>en</strong>adrukt dat<br />
de verkeers- <strong>en</strong> vervoersstructuur binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaald gebied niet als<br />
geïsoleerd gegev<strong>en</strong> mag beschouwd word<strong>en</strong>, maar dat deze zich ook in<br />
e<strong>en</strong> ruimere context moet inpass<strong>en</strong>. De geëig<strong>en</strong>de methode daartoe is om<br />
weg<strong>en</strong>structuur <strong>en</strong> de op<strong>en</strong>baar vervoerstructuur (<strong>en</strong> in mindere mate de<br />
fietsstructuur) hiërarchisch op te bouw<strong>en</strong>. Op deze manier wordt ook recht<br />
gedaan aan bov<strong>en</strong>lokale structur<strong>en</strong> <strong>en</strong> verband<strong>en</strong>.<br />
De verschill<strong>en</strong>de visies – waaronder de ruimtelijk-economische <strong>en</strong> de<br />
verkeersplanologische visie – kom<strong>en</strong> uiteindelijk sam<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
275
structuurschets voor de „zuidelijke mozaïek‟, waarin de conceptelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
(m.b.t. de mobiliteitsstructuur) als het ware op elkaar gestapeld word<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> belangrijke vraag die m<strong>en</strong> hier kan stell<strong>en</strong> is of al deze verschill<strong>en</strong>de<br />
visies wel concorder<strong>en</strong>. Zo is in het ruimtelijk concept van „drie<br />
ontwikkelingsass<strong>en</strong>‟ de ruimtelijk-economische visie de mozaïek<br />
uitbouw<strong>en</strong> tot „k<strong>en</strong>nispoort‟ van G<strong>en</strong>t, terwijl de voorgestelde op<strong>en</strong>baar<br />
vervoersstructuur (in de verkeersplanologische visie) deze 3<br />
ontwikkelingsass<strong>en</strong> niet gelijkwaardig lijkt te ondersteun<strong>en</strong>. Eén as is<br />
geselecteerd als hoofdstamlijn (d.i. de N43) <strong>en</strong> is mom<strong>en</strong>teel al uitgerust<br />
met e<strong>en</strong> hoogwaardige tramverbinding over e<strong>en</strong> groot deel van het<br />
geplande traject (tot Flanders Expo), de twee meer oostelijke ass<strong>en</strong> (de<br />
Oud<strong>en</strong>aardse- <strong>en</strong> Ottergemseste<strong>en</strong>weg) word<strong>en</strong> slechts ondersteund door<br />
e<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>te busdi<strong>en</strong>st. Welke gevolg<strong>en</strong> dit heeft, kwam onder meer tot<br />
uiting bij de mobiliteitsstudie van het Technologiepark. Ook e<strong>en</strong> aantal<br />
nieuwe grootschalige ontwikkeling<strong>en</strong> (Arteveldestadion, Eiland<br />
Zwijnaarde) hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lage voorzi<strong>en</strong>ingsgraad van op<strong>en</strong>baar vervoer. Dit<br />
doet heel wat vrag<strong>en</strong> rijz<strong>en</strong> over de oorspronkelijke concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> visies.<br />
Daarom wordt er gepleit om voor dergelijk complex gebied e<strong>en</strong><br />
gebiedsgerichte visie te ontwikkel<strong>en</strong> die de uitkomst zou moet<strong>en</strong> zijn van<br />
e<strong>en</strong> ontmoeting van allerlei informele fora <strong>en</strong> formele structur<strong>en</strong>, van<br />
lokale <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>lokale niveaus <strong>en</strong> van diverse sector<strong>en</strong>. De confrontatie<br />
van de diverse (sectorale) visies moet uiteindelijk uitmond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie.<br />
276
Figuur 11: De ligging van de zuidelijke mozaïek t<strong>en</strong> opzichte van de<br />
economische structur<strong>en</strong> in het grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t (bron: GRS G<strong>en</strong>t)<br />
277
278<br />
6. E<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief voor de<br />
„zuidelijke mozaïek‟<br />
Toekomstgerichte ruimtelijke visies <strong>en</strong> concept<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zich niet zomaar<br />
vertal<strong>en</strong> in duurzame „sociaalruimtelijke composities‟. Dit geldt in het<br />
bijzonder voor ruimtes die zeer complex <strong>en</strong> dynamisch van aard zoals dit<br />
het geval is met de zuidelijke stadsrand van G<strong>en</strong>t. Om e<strong>en</strong> gebiedsgerichte<br />
visie daadwerkelijk te realiser<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t ze bij voorkeur geplaatst te word<strong>en</strong><br />
in e<strong>en</strong> ‗multifunctioneel ontwikkelingsperspectief‘ (Vectris, 2007) voor het<br />
gebied. Beide term<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nader verklaard.<br />
Met e<strong>en</strong> „ontwikkelingsperspectief‘ tracht m<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> gebied op basis<br />
van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsovere<strong>en</strong>komst op e<strong>en</strong> effectieve manier de<br />
gew<strong>en</strong>ste ruimtelijke inrichting te bekom<strong>en</strong>. De meest ess<strong>en</strong>tiële<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in dergelijk perspectief zijn de visie <strong>en</strong> het gebiedsprogramma.<br />
In de visie wordt tuss<strong>en</strong> de diverse sector<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> gemaakt omtr<strong>en</strong>t de<br />
gew<strong>en</strong>ste ontwikkeling. Intermediaire planningsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (zoals plan-<br />
MER‟s, ruimtelijke streefbeeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvoeringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> MOBER‟s)<br />
gev<strong>en</strong> gestalte aan de vooropgestelde visie zonder dat hiermee op het<br />
niveau van de uitvoering wordt afgedaald. In het gebiedsprogramma wordt<br />
e<strong>en</strong> overzicht gegev<strong>en</strong> van de noodzakelijke <strong>en</strong> strategische project<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wordt afgesprok<strong>en</strong> wie deze voorbereidt of uitvoert.<br />
Figuur 12: De rol van e<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief<br />
ruimtelijke visie<br />
(ruimtelijk-)economische visie<br />
verkeersplanologische visie<br />
multifunctioneel<br />
ontwikkelingsperspectief<br />
gebiedsgerichte<br />
ontwikkelingsvisie<br />
+ gebiedsprogramma<br />
uitvoering<br />
Met „multifunctioneel‘ wordt bedoeld:<br />
dat er onderlinge afstemming van de diverse functies moet<br />
gebeur<strong>en</strong> (in het bijzonder voor mobiliteit <strong>en</strong> stedelijke
functies) op het schaalniveau van de volledige „zuidelijke<br />
mozaïek‟<br />
<strong>en</strong> dat tegelijkertijd ook de verschill<strong>en</strong>de monofunctionele<br />
<strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> in de mozaïek zich multifunctioneel moet<strong>en</strong><br />
ontwikkel<strong>en</strong>. Zo kan m<strong>en</strong> ernaar strev<strong>en</strong> om de diverse<br />
campuss<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> zo in te richt<strong>en</strong> (d.m.v.<br />
bijvoorbeeld gro<strong>en</strong>ass<strong>en</strong> <strong>en</strong> recreatieve voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) dat<br />
deze ruimtes kunn<strong>en</strong> evoluer<strong>en</strong> tot plaats<strong>en</strong> voor ontmoeting,<br />
betek<strong>en</strong>isgeving <strong>en</strong> ontspanning. Dit zijn zak<strong>en</strong> die de<br />
lev<strong>en</strong>skwaliteit in het gebied ongetwijfeld versterk<strong>en</strong>.<br />
Met deze invulling van „multifunctioneel‟ kunn<strong>en</strong> respectievelijk<br />
„verplaatsingskwaliteit‟ <strong>en</strong> „plaatskwaliteit‟ in het gebied word<strong>en</strong><br />
gegarandeerd.<br />
Hoe de multimodale onderlegger uiteindelijk vorm moet krijg<strong>en</strong> is<br />
uiteraard het resultaat van e<strong>en</strong> proces van gebiedsgerichte werking. Maar<br />
e<strong>en</strong> aantal inrichtingsprincipes kunn<strong>en</strong> wel al meegegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
T<strong>en</strong> eerste moet<strong>en</strong> vervoerssystem<strong>en</strong> zodanig gestructureerd<br />
word<strong>en</strong> dat ze zo weinig mogelijk met elkaar interferer<strong>en</strong>.<br />
M.b.t. het op<strong>en</strong>baar vervoer is e<strong>en</strong> tramlijn (of buslijn) op e<strong>en</strong><br />
vrije bedding te verkiez<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt uiteraard voor<br />
fietsnetwerk<strong>en</strong>. Fietsroutes die volledig losgekoppeld zijn van<br />
het weg<strong>en</strong>net hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> hogere<br />
belevingswaarde.<br />
T<strong>en</strong> tweede moet de multimodale onderlegger ook<br />
gebiedsdekk<strong>en</strong>d zijn. Dit is vooral van belang voor e<strong>en</strong> gebied<br />
die gek<strong>en</strong>merkt wordt door e<strong>en</strong> dynamisch homoge<strong>en</strong> gebied.<br />
Bij wijze van illustratie van bov<strong>en</strong>staande principes word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweetal<br />
voorstell<strong>en</strong> toegelicht die ook in de mobiliteitsstudie van het<br />
Technologiepark naar voor werd<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> <strong>en</strong> die de multimodale<br />
mobiliteitsstructuur van de zuidelijke rand in hoge mate zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
versterk<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> eerste voorbeeld betreft e<strong>en</strong> mogelijke tramontsluiting vanuit G<strong>en</strong>t<br />
Sint-Pieters naar Zwijnaarde <strong>en</strong> Merelbeke <strong>en</strong> dit via de<br />
Oud<strong>en</strong>aardseste<strong>en</strong>weg (N60), Tramstraat <strong>en</strong> Zwijnaardseste<strong>en</strong>weg. De<br />
weg<strong>en</strong> op dit traject zijn mer<strong>en</strong>deel van groot of gecombineerd profiel <strong>en</strong><br />
279
lat<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels e<strong>en</strong> vrijligg<strong>en</strong>d tramtraject toe. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> voorziet dit<br />
tracé hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer voor de zuidoostelijk geleg<strong>en</strong><br />
grootschalige <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> van de G<strong>en</strong>tse zuidrand - waaronder het<br />
Technologiepark, industriepark Zwijnaarde, bedrijv<strong>en</strong>park Eiland.<br />
(zie figuur 13 – volle lijn)<br />
Figuur 13: Alternatief tram- <strong>en</strong> fietstraject ter ondersteuning van e<strong>en</strong> multimodale<br />
mobiliteitsstructuur<br />
E<strong>en</strong> tweede voorstel heeft betrekking op de aanleg van e<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels<br />
vrijligg<strong>en</strong>de fiets-as die via de geplande fietsbrug 14 over de ovonde <strong>en</strong><br />
doorhe<strong>en</strong> het Technologiepark het toekomstig wet<strong>en</strong>schapspark<br />
„Rijvissche‟ met het bedrijv<strong>en</strong>park „Eiland‟ moet verbind<strong>en</strong>. Op deze<br />
manier zou interfer<strong>en</strong>tie met tram- <strong>en</strong> autoverkeer kunn<strong>en</strong><br />
geminimaliseerd word<strong>en</strong> (figuur 13 - stippellijn)<br />
280<br />
7. Leefbaar G<strong>en</strong>t, ook voor de ‘zuidelijke mozaïek’?<br />
M<strong>en</strong> stelt vast dat de leefbaarheid in de zuidelijke mozaïek, door de<br />
to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mobiliteitsproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> door e<strong>en</strong> weinig kwalitatieve
invulling van de monofunctionele <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong>, onder zware druk komt te<br />
staan. Dit staat in schril contrast met de binn<strong>en</strong>stad van G<strong>en</strong>t, die heel<br />
rec<strong>en</strong>t nog is uitgeroep<strong>en</strong> tot ‟s werelds derde meest auth<strong>en</strong>tieke stad. 15<br />
Dat dit onder meer de vrucht is van het <strong>Mobiliteit</strong>splan G<strong>en</strong>t-Binn<strong>en</strong>stad<br />
die in 1996 werd vastgelegd staat zonder meer vast. De binn<strong>en</strong>stad is<br />
sedertdi<strong>en</strong> geëvolueerd tot één van de grootste autovrije (autoluwe) c<strong>en</strong>tra<br />
in België. Fietsers, trams, buss<strong>en</strong> <strong>en</strong> voetgangers bepal<strong>en</strong> meer dan ooit<br />
het wegbeeld <strong>en</strong> creër<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> heerlijke sfeer van beweeglijkheid. Naast<br />
e<strong>en</strong> belangrijk cultuurhistorisch c<strong>en</strong>trum is de G<strong>en</strong>tse binn<strong>en</strong>stad vooral<br />
e<strong>en</strong> ontmoetingsplaats voor zowel bewoners als bezoekers.<br />
„verplaatsingskwaliteit‟ <strong>en</strong> „plaatskwaliteit‟ zijn er bijgevolg int<strong>en</strong>s<br />
verknoopt.<br />
‗G<strong>en</strong>t is de derde meest auth<strong>en</strong>tieke plek ter wereld‘ (Gazet van<br />
Antwerp<strong>en</strong>, 14-11-2008)<br />
De problematiek in de zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t is, gezi<strong>en</strong> de veelheid van<br />
sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestuursniveaus, veel complexer van aard <strong>en</strong> vereist daarom<br />
e<strong>en</strong> volledig andere aanpak. C<strong>en</strong>traal hierin is het multifunctioneel<br />
ontwikkelingsperspectief, die het brede kader zou moet<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />
gebiedsgerichte visie voor de zuidelijke mozaïek tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
Binn<strong>en</strong> deze visie is het vooral van belang om de multimodale<br />
onderlegger opnieuw af te stemm<strong>en</strong> op de actuele <strong>en</strong><br />
toekomstige stedelijke ontwikkeling<strong>en</strong>. Maar ook omgekeerd<br />
moet<strong>en</strong> hoogstedelijke ontwikkeling<strong>en</strong> ook realistisch <strong>en</strong><br />
haalbaar blijv<strong>en</strong> zodat de draagkracht van de omgeving (<strong>en</strong> de<br />
multimodale onderlegger) niet overschred<strong>en</strong> wordt.<br />
Afstemming tuss<strong>en</strong> mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> ruimtelijkeconomische<br />
structuur is dus cruciaal om<br />
verplaatsingskwaliteit te kunn<strong>en</strong> garander<strong>en</strong>.<br />
Anderzijds moet de visie ook borg staan voor e<strong>en</strong><br />
multifunctionele ontwikkeling van de afzonderlijke <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong><br />
in de mozaïek zodat plaatskwaliteit, betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit<br />
weer op de voorgrond kom<strong>en</strong>.<br />
Bijkom<strong>en</strong>d is ook e<strong>en</strong> krachtig mobiliteits- <strong>en</strong> investeringsbeleid op<br />
bov<strong>en</strong>lokaal niveau van zeer groot belang om e<strong>en</strong> duurzame<br />
vervoersstructuur uit te bouw<strong>en</strong>. Dit beleid moet er vooral op gericht zijn<br />
281
om duurzame vervoerswijz<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontrad<strong>en</strong>d te werk<strong>en</strong> voor<br />
niet-duurzame vervoerswijz<strong>en</strong>.<br />
Not<strong>en</strong><br />
1 Op 28 november 2007 lanceerde VOKA (d.i. de Kamer van Koophandel) Oost-<br />
Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> persbericht waarin e<strong>en</strong> pleidooi werd gehoud<strong>en</strong> voor meer<br />
verkeersveiligheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> betere bereikbaarheid van de Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong> in de<br />
zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t.<br />
2 De mobiliteitsstudie werd uitgevoerd door de <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />
<strong>Planning</strong> (AMRP) van de G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> in het najaar van 2007 <strong>en</strong> had als doel om<br />
de belangrijkste mobiliteitsproblem<strong>en</strong> – met name het sluipverkeer, de verkeerscongestie<br />
<strong>en</strong> het gebrek aan op<strong>en</strong>baar vervoer – in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het eindrapport werd op 17<br />
december 2007 aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld.<br />
3 De „zuidelijke mozaïek‟ is de omschrijving van dit deelgebied zoals dit in het<br />
Geme<strong>en</strong>telijk Ruimtelijk Structuurplan G<strong>en</strong>t (GRS G<strong>en</strong>t) wordt gehanteerd.<br />
4 „The Loop‟ is de naam van het nieuw stadsdeel rond Flanders Expo. De bedoeling is om<br />
de site van 15 hectare te ontwikkel<strong>en</strong> voor retail, leisure, shoppingc<strong>en</strong>tra, kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
woonfuncties. Meer concreet wordt er gedacht aan e<strong>en</strong> ondergrondse parkeergarage, e<strong>en</strong><br />
nieuwe IKEA (op<strong>en</strong>ing 10 december 2008), e<strong>en</strong> grote bioscoop voor Kinepolis <strong>en</strong> heel<br />
waarschijnlijk ook e<strong>en</strong> megastore van Decathlon.<br />
5 Het bedrijv<strong>en</strong>terrein, geleg<strong>en</strong> nabij de verkeerswisselaar E17/E40, zal ontwikkeld<br />
word<strong>en</strong> als bedrijv<strong>en</strong>park met k<strong>en</strong>nisbedrijvigheid <strong>en</strong> logistieke <strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gde<br />
bedrijvigheid. De op<strong>en</strong>ing is voorzi<strong>en</strong> voor 2011.<br />
6 Is het toekomstige stadion van de voetbalclub AA G<strong>en</strong>t. De bouw is gestart in<br />
september 2008 <strong>en</strong> zou normaliter in gebruik word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> rond 2010-2011.<br />
7 De respons van de <strong>en</strong>quête bedroeg 27 % (of 441 participant<strong>en</strong> op 1657<br />
aangeschrev<strong>en</strong><strong>en</strong>).<br />
8 De inrichtingsstudie voor het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche, het bedrijfsvervoerplan voor<br />
de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieelonderzoek voor p<strong>en</strong>deldi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> naar het<br />
Technologiepark<br />
9 De onderzoeksgroep<strong>en</strong> van het VIB zijn ook ingeschakeld in de structuur van de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />
10 Uit het bedrijfsvervoerplan van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (2004) blijkt dat amper 60 % van<br />
de werknemers de wag<strong>en</strong> neemt als hoofdvervoermiddel.<br />
282
11 Het plaats<strong>en</strong> van slagbom<strong>en</strong> op de zijtoegang<strong>en</strong> van het Technologiepark – zoals<br />
gesuggereerd in het verslag van de Bouwcommissie (UG<strong>en</strong>t) van 16 mei 2007 – zou niet<br />
echt zinvol zijn omdat deze ingreep:<br />
- filevorming zou veroorzak<strong>en</strong> op de Tramstraat<br />
- dit ook de toegankelijkheid van het Technologiepark niet t<strong>en</strong> goede komt<br />
- de piekint<strong>en</strong>siteit na 8u30 voor inrijd<strong>en</strong>d verkeer via Texaco nauwelijks zou<br />
verminder<strong>en</strong> (figuur 7).<br />
12 De frequ<strong>en</strong>tie van deze tramlijn zal naar alle waarschijnlijkheid 6 per uur bedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
de reistijd tot aan het station G<strong>en</strong>t St.Pieters zal ongeveer 10 minut<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong>.<br />
13 Zo zijn er op het Technologiepark ge<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> fietspad<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn er weinig<br />
verkeersremm<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Vooral het rond punt (geleg<strong>en</strong> aan de hoofdtoegang) is<br />
met zijn tang<strong>en</strong>tieel (i.p.v. radiaal) toekom<strong>en</strong>de arm<strong>en</strong> is voor de zwakke weggebruiker<br />
e<strong>en</strong> zeer gevaarlijk punt.<br />
14 In de inrichtingsstudie van Studiegroep Omgeving voorziet in e<strong>en</strong> fietsbrug over de<br />
ovonde zodat het Technologiepark <strong>en</strong> het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche (aan beide zijd<strong>en</strong><br />
van de N60) met elkaar verbond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
15 In e<strong>en</strong> ranglijst van meest auth<strong>en</strong>tieke historische bestemming<strong>en</strong> wereldwijd in de<br />
nieuwe editie van National Geographic Traveler Magazine, staat G<strong>en</strong>t op de derde plaats.<br />
G<strong>en</strong>t is daarmee de <strong>en</strong>ige Belgische stad in de lijst.<br />
Refer<strong>en</strong>ties<br />
<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> (2007) <strong>Mobiliteit</strong>sstudie Technologiepark<br />
Zwijnaarde. Studie uitgevoerd in opdracht van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />
G<strong>en</strong>t (2003) Geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan. Stad G<strong>en</strong>t, G<strong>en</strong>t.<br />
Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap (2005) Definitieve vaststelling van het<br />
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‗afbak<strong>en</strong>ing grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t‘. Ministerie<br />
van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap – <strong>Afdeling</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>, Brussel.<br />
Mobiel-UG<strong>en</strong>t (2004). Bedrijfsvervoerplan <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Studie uitgevoerd in<br />
opdracht van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />
Studiegroep Omgeving (2007) De inrichtingsstudie voor het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche.<br />
Studie uitgevoerd in opdracht van de Stad G<strong>en</strong>t.<br />
Traject Mobility Managem<strong>en</strong>t (2007) E<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieelonderzoek voor p<strong>en</strong>deldi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> naar<br />
het Technologiepark. Studie uitgevoerd in opdracht van vzw Max Mobiel.<br />
Vectris (2007) Ruimte, Milieu <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>: voorbeeld<strong>en</strong><strong>boek</strong> intermediaire<br />
planningsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Studie uitgevoerd in opdracht van het Ministerie<br />
283
van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, <strong>Afdeling</strong> Beleid, <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Verkeersveiligheid.<br />
284
NAWOORD:<br />
HET KLAVERTJE VIER<br />
VAN DUURZAME MOBILITEIT<br />
Met het sam<strong>en</strong>bundel<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de onderzoeksresultat<strong>en</strong> van IDMonderzoekers<br />
hebb<strong>en</strong> we het brede wet<strong>en</strong>schappelijk veld will<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong><br />
waarin duurzame mobiliteit zich beweegt.<br />
De milieudim<strong>en</strong>sie van duurzame mobiliteit is daarbij veel meer dan de<br />
problem<strong>en</strong> inzake fijn stof. Ook andere milieuproblem<strong>en</strong> zijn daarbij<br />
minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> belangrijk zoals de impact van geluid in e<strong>en</strong> stedelijke<br />
omgeving. Bij grote project<strong>en</strong>, inzonderheid inzake<br />
“infrastructuur” (weg<strong>en</strong>infrastructuur, luchthav<strong>en</strong>s, spoorinfrastructuur)<br />
moet de milieucompon<strong>en</strong>t “geluid” e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote aandacht krijg<strong>en</strong> als de<br />
andere milieucompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: fijn stof, CO2, NOx,…Vandaag gaat vanuit de<br />
politiek e<strong>en</strong> te e<strong>en</strong>zijdige aandacht naar aspect<strong>en</strong> van luchtverontreiniging.<br />
We will<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel daarbij deze aspect<strong>en</strong> niet naar de achtergrond duw<strong>en</strong><br />
maar er juist op wijz<strong>en</strong> dat ook andere milieuaspect<strong>en</strong> (waaronder geluid)<br />
ev<strong>en</strong>veel politieke aandacht moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>.<br />
Naast de milieudim<strong>en</strong>sie is ongetwijfeld de veiligheidsdim<strong>en</strong>sie e<strong>en</strong><br />
bijzonder belangrijk vraagstuk inzake duurzame mobiliteit. Uit eig<strong>en</strong><br />
onderzoek van IDM-onderzoekers blijkt dat onze maatschappij (<strong>en</strong> hierin<br />
ook de politiek) daar nog steeds niet duurzaam mee bezig is. Het gaat dan<br />
zowel om vraagstukk<strong>en</strong> van snelheidsbeheersing als om vraagstukk<strong>en</strong><br />
inzake verkeersmanagem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> inzake vervoer van gevaarlijke stoff<strong>en</strong><br />
over onze infrastructuur. We lijd<strong>en</strong> nog steeds aan het euvel van losse <strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong>schappelijk te weinig geïntegreerde oplossing<strong>en</strong>, ook mede als<br />
gevolg van de gespreide slagorde van de vele politieke voorstell<strong>en</strong>.<br />
Ook m.b.t. de ruimtelijke dim<strong>en</strong>sie van duurzame mobiliteit heeft IDM<br />
reeds heel wat onderzoek verricht. In onze onderzoeking<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> we aan<br />
dat e<strong>en</strong> goed ruimtelijk ontwerp van infrastructuur e<strong>en</strong> waarborg is voor<br />
veiligheid, bereikbaarheid <strong>en</strong> leefbaarheid. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> is het ruimtelijk<br />
ontwerp<strong>en</strong> van infrastructuur onlosmakelijk verbond<strong>en</strong> met de ruimtelijke<br />
planning op de verschill<strong>en</strong>de echelons: Europa, Vlaander<strong>en</strong>/België, de<br />
regio‟s <strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Het is dan ook bijzonder jammer dat<br />
285
m<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t masterplan (strategisch <strong>en</strong> op lange<br />
termijn) heeft inzake ruimtelijke planning <strong>en</strong> mobiliteit waarin ook de<br />
programma‟s voor de grote infrastructuurwerk<strong>en</strong> zijn vastgelegd. Wie kan<br />
mij zegg<strong>en</strong> voor welke top 10 infrastructuurproject<strong>en</strong> m<strong>en</strong> kiest in<br />
Vlaander<strong>en</strong>? Ieder minister heeft zijn “eig<strong>en</strong>” lijstje dat daarbij nog<br />
voortdur<strong>en</strong>d wordt bijgesteld. Trouw<strong>en</strong>s de “wet<strong>en</strong>schappelijke”<br />
onderzoeksgroep<strong>en</strong> waaronder ook IDM, die deze brug tuss<strong>en</strong> ruimtelijke<br />
planning <strong>en</strong> mobiliteit kunn<strong>en</strong> legg<strong>en</strong>, staan nog teveel in de kou.<br />
T<strong>en</strong>slotte neemt ook de technologische dim<strong>en</strong>sie e<strong>en</strong> bijzondere plaats in<br />
m.b.t. duurzame mobiliteit <strong>en</strong> om eerlijk te zijn, we kunn<strong>en</strong> vandaag reeds<br />
e<strong>en</strong> forse stap vooruit zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit besef groeit in de industriële wereld.<br />
We staan immers aan de drempel van de waterstofeconomie waarbij<br />
verschill<strong>en</strong>de negatieve milieuaspect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ondervang<strong>en</strong>.<br />
Ondanks initiatiev<strong>en</strong> vanuit wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> industrie in Vlaander<strong>en</strong> blijft<br />
het vooralsnog uitkijk<strong>en</strong> naar wat vanuit de politieke wereld wordt gedaan.<br />
Tot vandaag is dit in dit domein bijzonder mager in vergelijking met onze<br />
buurland<strong>en</strong> doch er komt langzamerhand k<strong>en</strong>tering als gevolg van de<br />
“milieu”-druk. E<strong>en</strong> drietal jaar terug heb ik reeds aan de alarmbel<br />
getrokk<strong>en</strong> met de alleszegg<strong>en</strong>de titel “België mist de waterstoftrein”.<br />
Ondertuss<strong>en</strong> was binn<strong>en</strong> IDM e<strong>en</strong> team ing<strong>en</strong>ieurs bezig met aan te ton<strong>en</strong><br />
dat we daar vandaag al mee kond<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> vanuit de voorbeeldfunctie<br />
van het op<strong>en</strong>baar vervoer. Immers sedert 2005 rijdt er dagelijks (als<br />
demonstratieproject) e<strong>en</strong> omgebouwde bus van de Lijn met e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel<br />
van aardgas <strong>en</strong> waterstof.<br />
De elektronische technologie is daarnaast e<strong>en</strong> sterk gegev<strong>en</strong> voor de<br />
verdere ontwikkeling van duurzame mobiliteit. De <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t heeft<br />
met het Instituut voor Breedbandtechnologie (IBBT) e<strong>en</strong> sterk<br />
internationaal expertisec<strong>en</strong>trum waarin ook onderzoekssynergieën met<br />
IDM ingebed zijn. Hierbij word<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> verricht met elektronische<br />
concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> system<strong>en</strong> voor het verkeers- <strong>en</strong> vervoersmanagem<strong>en</strong>t (weg/<br />
spoor) inzake dynamische modellering<strong>en</strong> van snelheidsbeheersing <strong>en</strong><br />
verkeersgeleiders <strong>en</strong> inzake elektronische veiligheidssystem<strong>en</strong> in de auto.<br />
Kortom mobiliteit is maar duurzaam indi<strong>en</strong> gelijktijdig <strong>en</strong> gecoördineerd<br />
gewerkt wordt aan de 4 dim<strong>en</strong>sies van duurzame mobiliteit. Slechts dan is<br />
het e<strong>en</strong> “klavertje vier”. Uiteraard zal de maatschappij ook zijn leefstijl<strong>en</strong><br />
hierin moet<strong>en</strong> inbedd<strong>en</strong>.<br />
286
Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> wil verder gaan in deze ingeslag<strong>en</strong><br />
weg in het perspectief van maatschappelijke toegevoegde waarde.<br />
Georges Allaert<br />
November 2008<br />
287
Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM) van de<br />
<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t richt zich, sedert zijn opstart in 1999, op<br />
diverse aspect<strong>en</strong> van de geïntegreerde sam<strong>en</strong>hang van<br />
mobiliteit, leefbaarheid, veiligheid, volksgezondheid,<br />
ruimtelijke kwaliteit <strong>en</strong> maatschappelijk toegevoegde<br />
waarde.<br />
Deze geïntegreerde aanpak vormt vandaag in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Europa meer <strong>en</strong> meer onderwerp van studie, <strong>en</strong> is ook e<strong>en</strong><br />
sterk stedelijk f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> geword<strong>en</strong>. In die zin wil het IDM<br />
zich in de problematiek van “De Leefbare Stad” verder<br />
wet<strong>en</strong>schappelijk verdiep<strong>en</strong>.<br />
Op 12 december 2008 was het mom<strong>en</strong>t dan ook gekom<strong>en</strong> om<br />
e<strong>en</strong> aantal aspect<strong>en</strong> over duurzame mobiliteit met betrekking<br />
tot “De Leefbare Stad” in e<strong>en</strong> breder maatschappelijk forum<br />
te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>daags congres. De voorgestelde papers<br />
werd<strong>en</strong> gebundeld onder redactie van Georges Allaert <strong>en</strong><br />
Frank Witlox.<br />
Georges Allaert is gewoon hoogleraar <strong>Ruimtelijke</strong> Economie <strong>en</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> directeur<br />
di<strong>en</strong>sthoofd van de <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />
(AMRP) van de vakgroep Civiele Techniek, Faculteit<br />
Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Hij is sedert de oprichting voorzitter van<br />
het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM)<br />
Frank Witlox is als hoogleraar Economische Geografie verbond<strong>en</strong> aan<br />
de Vakgroep Geografie van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t waar hij onder meer<br />
de vakk<strong>en</strong> Bevolkings- <strong>en</strong> stadsgeografie, Lokatietheorie, Geografie<br />
van de wereldeconomie, <strong>en</strong> Transport, logistiek <strong>en</strong> ruimte geeft.<br />
Daarnaast is hij deeltijds gastprofessor-cursuscoördinator Hinterland<br />
Transportation bij UA-ITMMA (Institute of Transport and Maritime<br />
Managem<strong>en</strong>t Antwerp), <strong>en</strong> Associate Director bij GaWC<br />
(Globalization and World Cities, Loughborough University).