boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent

boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent boek - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning - Universiteit Gent

planning.ugent.be
from planning.ugent.be More from this publisher
02.05.2013 Views

Georges Allaert en Frank Witlox (Red.) DUURZAME MOBILITEIT VLAANDEREN DE LEEFBARE STAD Gent, 12 december 2008

Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox (Red.)<br />

DUURZAME MOBILITEIT VLAANDEREN<br />

DE LEEFBARE STAD<br />

G<strong>en</strong>t, 12 december 2008


Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>: De Leefbare Stad<br />

Bijdrag<strong>en</strong> aan het congres<br />

Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />

De Leefbare Stad<br />

G<strong>en</strong>t, 12 december 2008<br />

Deze publicatie kwam mede tot stand<br />

met de financiële steun van


Deze publicatie is opgedrag<strong>en</strong> aan<br />

Lars Malmrös<br />

Oprichter van de Belgische Volvo-vestiging<strong>en</strong><br />

Doctor Honoris Causa aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Ereburger stad G<strong>en</strong>t<br />

Commandeur in de Kroonorde<br />

† 25.10.2008


Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox (Red.)<br />

Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>: De Leefbare Stad<br />

Bijdrag<strong>en</strong> aan het congres<br />

Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />

De Leefbare Stad<br />

G<strong>en</strong>t, 12 december 2008


Congres Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong>: De Leefbare Stad<br />

Deze uitgave bevat de paperbijdrag<strong>en</strong> van het Congres Duurzame<br />

<strong>Mobiliteit</strong> Vlaander<strong>en</strong> 2008 met als thema De Leefbare Stad.<br />

Het auteursrecht berust bij de auteurs.<br />

Foto omslag: recht<strong>en</strong>vrije afbeelding van www.morguefile.com<br />

Deze uitgave is verkrijgbaar bij:<br />

Secretariaat Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />

p/a Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

België<br />

Prijs €25 (inclusief verz<strong>en</strong>dkost<strong>en</strong>, excl. 6%BTW)<br />

© Copyright voor deze uitgave, DCL Print & Sign, Zelzate<br />

Redactie:<br />

Prof. dr. Georges Allaert<br />

Prof. dr. Frank Witlox<br />

Eindredactie:<br />

Ir. Arch. Sara Verlinde


VOORWOORD<br />

Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t wil op<br />

geregelde tijdstipp<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van lop<strong>en</strong>de onderzoeksproject<strong>en</strong><br />

inzake duurzame mobiliteit aan de G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> <strong>en</strong><br />

associatiepartners bundel<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijk verbred<strong>en</strong> via thematische<br />

studiedag<strong>en</strong>.<br />

Het eerste exemplaar ligt mom<strong>en</strong>teel voor u. Het is e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>bundeling<br />

van project<strong>en</strong> uitgevoerd door juniors <strong>en</strong> s<strong>en</strong>iors wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

onderzoekers. Daarnaast hebb<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de doctoraatsbursal<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bijdrage geleverd met aspect<strong>en</strong> die de voortgang van hun doctoraat<br />

weergev<strong>en</strong>. De mix tuss<strong>en</strong> de oudere g<strong>en</strong>eratie onderzoekers <strong>en</strong> de jonge<br />

g<strong>en</strong>eratie onderzoekers is in vele bijdrag<strong>en</strong> te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Dit is van<br />

bijzondere betek<strong>en</strong>is voor de doorwerking <strong>en</strong> continuïteit van het<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek.<br />

In het <strong>boek</strong>werk „De leefbare stad‟ kom<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de vraagstukk<strong>en</strong> van<br />

duurzame mobiliteit aan bod: ruimtelijke vraagstukk<strong>en</strong>, sociaaleconomische<br />

vraagstukk<strong>en</strong>, technologische vraagstukk<strong>en</strong>. Het is duidelijk<br />

dat bij de problematiek van duurzame mobiliteit vele disciplines betrokk<strong>en</strong><br />

zijn waarin IDM e<strong>en</strong> „knooppunt‟rol vervult.<br />

De editors, Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox dank<strong>en</strong> de auteurs voor het<br />

geleverde werk <strong>en</strong> inzonderheid moet hier ir. Sara Verlinde word<strong>en</strong><br />

vermeld voor de puike sam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> het rediger<strong>en</strong> van het geheel.<br />

Georges Allaert <strong>en</strong> Frank Witlox<br />

November 2008


INHOUD<br />

DUURZAME MOBILITEIT IN VLAANDEREN<br />

In memoriam Lars Malmrös .........................................................13<br />

Inleiding: Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM)<br />

Georges Allaert ......................................................................15<br />

Duurzame mobiliteit in Vlaander<strong>en</strong>. Waar staan we nu?<br />

Georges Allaert ......................................................................29<br />

Towards Sustainable Urban Distribution by Customizing Policies<br />

Hans Quak <strong>en</strong> Jo van Nun<strong>en</strong> ...................................................51<br />

Combined Electric Applications in Transport<br />

Alex Van d<strong>en</strong> Bossche ............................................................71<br />

Hydrog<strong>en</strong> and Natural Gas-Hydrog<strong>en</strong> Mixtures for Internal<br />

Combustion Engines<br />

Roger Sier<strong>en</strong>s <strong>en</strong> Sebastian Verhelst .......................................89<br />

ITS als middel voor e<strong>en</strong> meer verkeersleefbare <strong>en</strong><br />

verkeersveilige stad<br />

Ko<strong>en</strong> De Baets, Johan De Mol, Dominique Gillis, Sv<strong>en</strong><br />

Vlass<strong>en</strong>root, Piet Demeester, Ingrid Moerman, Wim<br />

Vand<strong>en</strong>berghe <strong>en</strong> Frank Witlox ............................................. 119<br />

Naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur: parkeerbeleid<br />

als hefboom<br />

Dirk Lauwers ....................................................................... 151


The Urban Soundscape - A Differ<strong>en</strong>t Perspective<br />

Dick Botteldoor<strong>en</strong>, Bert De Co<strong>en</strong>sel, Timothy<br />

Van R<strong>en</strong>terghem, Luc Dekoninck <strong>en</strong> Dominique Gillis ........ 177<br />

Kilometers mal<strong>en</strong>: maatschappelijke dwangneurose of<br />

ruimtelijk probleem?<br />

Kobe Boussauw <strong>en</strong> Frank Witlox ......................................... 205<br />

Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> impact naar won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit<br />

Georges Allaert, Ann Pisman, Veronique Van Acker <strong>en</strong><br />

Frank Witlox ......................................................................... 229<br />

De G<strong>en</strong>tse „zuidelijke mozaïek‟ slibt dicht: naar e<strong>en</strong> gebiedsgerichte<br />

visie binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief<br />

Roeland Cappon <strong>en</strong> Georges Allaert ..................................... 259<br />

Nawoord: Het klavertje vier van duurzame mobiliteit<br />

Georges Allaert .................................................................... 283


IN MEMORIAM<br />

LARS MALMRÖS<br />

LARS MALMRÖS, topman van VOLVO <strong>en</strong> doctor honoris causa van de<br />

G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> is niet meer.<br />

In deze donkere herfstdag<strong>en</strong> liet de G<strong>en</strong>tse Volvo-autofabriek op 17<br />

november 2008 wet<strong>en</strong> dat Lars Malmrös in zijn geboorteland Zwed<strong>en</strong><br />

overled<strong>en</strong> was. De Vlaamse Zweed was de man die zowel Volvo Cars als<br />

Volvo Trucks naar G<strong>en</strong>t haalde. Tuss<strong>en</strong> 1964 <strong>en</strong> 1969 <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1984 <strong>en</strong><br />

1988 was hij de grote baas van de G<strong>en</strong>tse Volvo-fabriek<strong>en</strong>.<br />

Het belang van Lars Malmrös voor G<strong>en</strong>t kan moeilijk onderschat word<strong>en</strong>.<br />

De toegevoegde waarde van beide fabriek<strong>en</strong> direct <strong>en</strong> indirect is bijzonder<br />

groot. Er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel industriële cluster die meer toegevoegde waarde<br />

voor G<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>ereert. Immers beide fabriek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun toeleveranciers<br />

bied<strong>en</strong> aan 20.000 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>. Zonder Lars hadd<strong>en</strong> beide<br />

fabriek<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>s in G<strong>en</strong>t gestaan. Het was Lars die verliefd werd op de<br />

charme van de cultuur in de stad G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de “charme” van het omligg<strong>en</strong>d<br />

platteland (Sint-Mart<strong>en</strong>s-Latem/Deurle) waar hij e<strong>en</strong> plek vond die perfect<br />

beantwoordde aan zijn leefpatroon. Hij hield immers van kunst <strong>en</strong> cultuur<br />

<strong>en</strong> van de natuur. Dit alles heeft e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme rol gespeeld op de<br />

vestigingsfactor voor de Volvo-fabriek<strong>en</strong> in G<strong>en</strong>t.<br />

De industriële topman Malmrös had ook groot aanzi<strong>en</strong> in de politieke <strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schappelijke wereld. Hij verwierf in Zwed<strong>en</strong> naast zijn diploma van<br />

burgerlijk ing<strong>en</strong>ieur ook e<strong>en</strong> doctoraat in de ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

behaalde verschill<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong>. In de jar<strong>en</strong> 1980 trok de Stad G<strong>en</strong>t hem<br />

aan om e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kgroep te leid<strong>en</strong> om over de toekomst van de stad <strong>en</strong> de<br />

G<strong>en</strong>tse regio e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de visie neer te schrijv<strong>en</strong>. Hij<br />

verkreeg daarbij ook de titel “Ereburger van G<strong>en</strong>t”.<br />

In die tijd heb ik Lars Malmrös ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> minzaam man met<br />

grote wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis in zowel technologische vraagstukk<strong>en</strong> als<br />

in maatschappelijke <strong>en</strong> economische vraagstukk<strong>en</strong>. G<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> van<br />

kwaliteit <strong>en</strong> toegevoegde waarde was zijn handelsmerk. Zijn<br />

technologische <strong>en</strong> sociaal-economische kwaliteit<strong>en</strong> war<strong>en</strong> mondiaal<br />

bek<strong>en</strong>d.<br />

13


Ook voor de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t had Lars Malmrös e<strong>en</strong> sterke liefde. Naast<br />

de vele contact<strong>en</strong> die hij had met professor<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoekers van de<br />

G<strong>en</strong>tse universiteit war<strong>en</strong> er de vele contract<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Volvo fabriek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de G<strong>en</strong>tse onderzoeksgroep<strong>en</strong> van de universiteit. Niet te verwonder<strong>en</strong><br />

dat Lars de titel kreeg van “doctor honoris causa” van de G<strong>en</strong>tse<br />

<strong>Universiteit</strong>.<br />

Na zijn p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leeftijd in 1988 bleef Lars zich verder inzett<strong>en</strong> op velerlei<br />

vlakk<strong>en</strong>. Als “émin<strong>en</strong>ce grise” speelde Lars Malmrös nog steeds e<strong>en</strong> rol<br />

voor de verdere dynamiek in de G<strong>en</strong>tse Volvo vestiging<strong>en</strong> <strong>en</strong> bleef hij<br />

daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> zich als “wet<strong>en</strong>schappelijk” expert inzett<strong>en</strong> voor de uitbouw<br />

van e<strong>en</strong> Volvo C<strong>en</strong>ter of Excell<strong>en</strong>ce dat hij dolgraag zou hebb<strong>en</strong><br />

geïnstalleerd aan de G<strong>en</strong>tse universiteit. Hoewel dit er niet is gekom<strong>en</strong>,<br />

toch vond hij e<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>d forum in het Instituut voor Duurzame<br />

<strong>Mobiliteit</strong> (IDM) waar hij vanaf 2000 aan de wieg stond bij de uitbouw<br />

van IDM zoals we die vandaag k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Na zijn 75 ste verjaardag werd Lars Malmrös, binn<strong>en</strong> IDM, als externe<br />

expert, bijzonder gewaardeerd voor zijn visie <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis<br />

inzake logistiek <strong>en</strong> mobiliteit. Zijn inzet was f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>aal, hij was<br />

daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> nog op hoge leeftijd sterk visionair.<br />

Met Lars Malmrös verliest IDM e<strong>en</strong> bezieler van duurzame mobiliteit.<br />

E<strong>en</strong> groot m<strong>en</strong>s is van ons he<strong>en</strong>gegaan. We zull<strong>en</strong> hem blijv<strong>en</strong> herinner<strong>en</strong>.<br />

De ganse IDM-ploeg voelt daarbij innig mee in de diepe rouw die zijn<br />

echtg<strong>en</strong>ote <strong>en</strong> familie treff<strong>en</strong>.<br />

Bedankt Lars voor de mooie mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die we sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> beleefd in<br />

de vele bije<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> in Goth<strong>en</strong>burg. Bedankt dat ik dit heb<br />

mog<strong>en</strong> meemak<strong>en</strong>.<br />

Georges Allaert<br />

22 november 2008.<br />

14


Georges ALLAERT<br />

INLEIDING:<br />

HET INSTITUUT VOOR<br />

DUURZAME MOBILITEIT (IDM)<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 53<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />

www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />

15


16<br />

1. IDM <strong>en</strong> het mobiliteitsvraagstuk<br />

De jar<strong>en</strong> 1990 war<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>de groei van de<br />

mobiliteit. Zowel de person<strong>en</strong>mobiliteit als goeder<strong>en</strong>mobiliteit k<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

spectaculaire groei in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> in Europa. Het was de tijd dat de files<br />

ook dagelijks in het nieuws kwam<strong>en</strong> <strong>en</strong> er geregeld sprake was in de<br />

media van het doemsc<strong>en</strong>ario „het mobiliteitsinfarct‟. Er werd<strong>en</strong> to<strong>en</strong> ook<br />

vele voorstell<strong>en</strong> vanuit het beleid geformuleerd om het tij te do<strong>en</strong> ker<strong>en</strong>.<br />

Vlaander<strong>en</strong> blonk uit in het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>te visie over<br />

mobiliteit. Dit was ook niet verwonderlijk weg<strong>en</strong>s de versnippering van de<br />

bevoegdhed<strong>en</strong> waarbij de mobiliteitsproblematiek was opgedeeld over<br />

meerdere ministers (ja tot zelfs zev<strong>en</strong> ministers).<br />

De gespreide slagorde van de aanpak van het mobiliteitsvraagstuk<br />

manifesteerde zich ook in het wet<strong>en</strong>schappelijk veld. Ofwel werd<strong>en</strong><br />

oplossing<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> technisch/technologisch<br />

standpunt (bijvoorbeeld de duurzame auto, nieuwe transportsystem<strong>en</strong> voor<br />

het op<strong>en</strong>baar vervoer, system<strong>en</strong> voor het transport van goeder<strong>en</strong>) hetzij<br />

vanuit e<strong>en</strong> meer maatschappelijk standpunt (bijvoorbeeld rek<strong>en</strong>ingrijd<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> andere ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> ruimtelijke organisatie van activiteit<strong>en</strong>,<br />

andere gedragspatron<strong>en</strong> inzake mobiliteit).<br />

Duurzame mobiliteit is veel meer dan de mogelijkheid schepp<strong>en</strong> om<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong> te verplaats<strong>en</strong> van plek A naar plek B (het verkeers-<br />

<strong>en</strong> vervoersvraagstuk). Het is maar duurzaam als we bij deze<br />

verplaatsing<strong>en</strong> duurzaam omspring<strong>en</strong> met sociale, economische,<br />

ruimtelijke <strong>en</strong> milieuaspect<strong>en</strong>. Deze vier maatschappelijke basisaspect<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> aan de mobiliteit nu juist de „duurzaamheidtoets‟. Nieuwe<br />

innovaties <strong>en</strong> technologie moet<strong>en</strong> de ommezwaai teweegbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De vier<br />

maatschappelijke basisaspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> de technologie staan dan ook bij IDM<br />

c<strong>en</strong>traal in het zoek<strong>en</strong> naar duurzaamheidsoplossing<strong>en</strong>.<br />

Immers, de sam<strong>en</strong>leving in zijn geheel is structureel veranderd wat tot<br />

ongek<strong>en</strong>de groei heeft geleid in de mobiliteitsbehoefte. De maatschappij is<br />

grondig gewijzigd. D<strong>en</strong>k maar aan de omslag naar e<strong>en</strong> netwerkeconomie<br />

met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de globalisering van de markt (het gelijktijdig versterk<strong>en</strong><br />

van globale <strong>en</strong> locale markt<strong>en</strong>), de gewijzigde logistieke dynamiek, het<br />

maatschappijbeeld dat zich ook meer <strong>en</strong> meer in netwerk<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igd, de<br />

wijzig<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong>, de groei<strong>en</strong>de bewustwording van e<strong>en</strong> reeks


negatieve effect<strong>en</strong> van mobiliteit op gezondheid (lawaaiproblematiek, fijn<br />

stof, andere verontreiniging<strong>en</strong>) <strong>en</strong> op veiligheid (het nog steeds te hoog<br />

aantal ongevall<strong>en</strong> op de weg).<br />

Gezi<strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijzonder dicht infrastructuurnetwerk heeft (met<br />

dank aan de industrialisering <strong>en</strong> de geo-economische positie), zou<br />

Vlaander<strong>en</strong> nu juist het voorbeeld moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> dat<br />

mobiliteit anders kan word<strong>en</strong> georganiseerd (verduurzaming van<br />

mobiliteit). E<strong>en</strong> echte „managem<strong>en</strong>t‟-strategie hebb<strong>en</strong> we nog niet in de<br />

steigers, doch vanuit wet<strong>en</strong>schappelijke institut<strong>en</strong> zijn nu reeds<br />

verschill<strong>en</strong>de interessante ideeën, concept<strong>en</strong>, modell<strong>en</strong> in opgang. IDM<br />

timmert hier mede aan de weg.<br />

2. E<strong>en</strong> overzicht van IDM-activiteit<strong>en</strong><br />

In 1999 gaf de faculteit Ing<strong>en</strong>ieurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> het startschot voor het<br />

Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>. Het was van meet af aan e<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>nisnetwerk, e<strong>en</strong> zgn. „knowledge hub & spoke‟ van mobiliteitsexperts<br />

werkzaam aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Naast wet<strong>en</strong>schappers van de<br />

ing<strong>en</strong>ieursfaculteit hebb<strong>en</strong> ook wet<strong>en</strong>schappers uit andere faculteit<strong>en</strong> zich<br />

vervoegd in het IDM-knooppunt (uit de faculteit<strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>,<br />

G<strong>en</strong>eeskunde, Recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> Economie <strong>en</strong> Bedrijfskunde).<br />

Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> is actief op vier spor<strong>en</strong>:<br />

1. Valoriser<strong>en</strong> van gestructureerde onderzoekscombinaties ad hoc<br />

voor het verwerv<strong>en</strong> van geïntegreerde project<strong>en</strong><br />

2. Uitbouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> (voortgezette) opleiding duurzame mobiliteit<br />

op universitair niveau<br />

3. Organiser<strong>en</strong> van vormingscycli in het domein van<br />

mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t (in het kader van Universitaire<br />

Perman<strong>en</strong>te Vorming)<br />

4. Uitstralingsgerichte activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijke verbreding<br />

via demonstratieproject<strong>en</strong>, seminars/congress<strong>en</strong>, paneldiscussies,<br />

…<br />

We gev<strong>en</strong> hier e<strong>en</strong> kort chronologisch overzicht van e<strong>en</strong> aantal<br />

initiatiev<strong>en</strong>. Kort na de oprichting werd gestart met de organisatie van de<br />

eerste LoMo-vormingscyclus i.s.m. het IVPV (Instituut voor Perman<strong>en</strong>te<br />

17


Vorming) vanuit de bezorgdheid dat het Lo(gistiekvraagstuk) niet los kan<br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> van het Mo(biliteitsvraagstuk). Deze vormingscyclus werd<br />

in 2000 ingericht <strong>en</strong> trok vooral managers aan uit de eerder grotere<br />

bedrijv<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Het was ook de eerste keer in Vlaander<strong>en</strong> dat het<br />

LoMo-vraagstuk wet<strong>en</strong>schappelijk werd verdiept. Deze vormingscyclus<br />

werd voorlopig driemaal ingericht (in 2000, in 2002 <strong>en</strong> in 2005).<br />

Verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t nam<strong>en</strong> hieraan<br />

deel <strong>en</strong> verzorgd<strong>en</strong> de inhoud.<br />

Daarnaast liep er ook e<strong>en</strong> postacademische opleiding (PAO)<br />

„Verkeerskunde‟ waaraan vier universiteit<strong>en</strong> aan deelnam<strong>en</strong>: KUL, VUB,<br />

UA <strong>en</strong> UG<strong>en</strong>t. Deze PAO werd door de Vlaamse Stichting Verkeer (VSV)<br />

gesubsidieerd <strong>en</strong> iedere universiteit trad om de twee jaar op als<br />

coördiner<strong>en</strong>de universiteit. Deze opleiding liep van 2000 tot 2004 <strong>en</strong> werd<br />

door de VSV niet meer verder gesubsidieerd waardoor deze<br />

interuniversitaire activiteit stilviel. Vanuit UG<strong>en</strong>t was in deze<br />

interuniversitaire opleiding Verkeerskunde <strong>en</strong>kel de onderzoekse<strong>en</strong>heid<br />

AMRP (<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> van de Vakgroep<br />

Civiele Techniek, Faculteit Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>) betrokk<strong>en</strong> voor de<br />

invulling van de module „territoriale dim<strong>en</strong>sie van verkeer <strong>en</strong> vervoer‟.<br />

In 2001 di<strong>en</strong>de IDM e<strong>en</strong> voorstel in voor het binn<strong>en</strong>hal<strong>en</strong> van het<br />

„Steunpunt Verkeersveiligheid bij stijg<strong>en</strong>de <strong>Mobiliteit</strong>‟ (Vlaamse<br />

Regering). Alhoewel IDM-UG<strong>en</strong>t wet<strong>en</strong>schappelijk als eerste uit de bus<br />

kwam in het advies van e<strong>en</strong> vijfkoppige groep van buit<strong>en</strong>landse experts,<br />

toch werd<strong>en</strong> we uiteindelijk tweede gerangschikt door de ministeriële<br />

18


interkabinett<strong>en</strong>werkgroep. Het Limburgs Universitair C<strong>en</strong>trum (nu<br />

<strong>Universiteit</strong> Hasselt) kreeg dit steunpunt toegewez<strong>en</strong>.<br />

In 2002 werd onder patronaat van IDM door het rectoraat aan AMRP<br />

(Vakgroep Civiele Techniek) de opdracht gegev<strong>en</strong> voor de<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke uitbouw van de mobiliteitsplanning van/naar alle<br />

universitaire campuss<strong>en</strong>. Er werd daarbij op drie spor<strong>en</strong> gewerkt: uitbouw<br />

van e<strong>en</strong> mobiliteitsmissie <strong>en</strong> -visie (spoor 1); opbouw mobiliteitsdatabank<br />

(spoor 2); acties op korte/middellange termijn (spoor 3). De<br />

onderzoeksgroep AMRP voerde deze opdracht uit in de periode 2002-<br />

2004. Mobiel-UG<strong>en</strong>t was in die twee jaar e<strong>en</strong> begrip bij stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

personeel van de UG<strong>en</strong>t.<br />

Na twee jaar kon de onderzoeksgroep e<strong>en</strong> afgewerkt rapport neerlegg<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd „bedrijfsvervoersplan‟ dat de basis vormt voor e<strong>en</strong><br />

duurzame mobiliteit van/naar de universitaire campuss<strong>en</strong> vandaag <strong>en</strong> in de<br />

toekomst. Het bedrijfsvervoersplan werd vóór de zomer van 2004 in de<br />

Raad van Bestuur goedgekeurd. We kunn<strong>en</strong> ongetwijfeld stell<strong>en</strong> dat onder<br />

impuls van Mobiel-UG<strong>en</strong>t heel wat acties werd<strong>en</strong> opgestart <strong>en</strong> visies<br />

werd<strong>en</strong> uitgewerkt: e<strong>en</strong> carpooling-actie, e<strong>en</strong> voorstel van netwerk van<br />

„campus‟-fietsroute, e<strong>en</strong> visie voor de verdere uitbouw van fietsstalling<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> visie rond het parkeerbeleid, e<strong>en</strong> visie over de c<strong>en</strong>tralisatie van<br />

campuss<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> visie over de inbr<strong>en</strong>g van e<strong>en</strong> mobiliteitstoets in<br />

masterplann<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> voorstel voor de uitwerking van e<strong>en</strong> watertram. Al<br />

deze acties <strong>en</strong> visies zijn terug te vind<strong>en</strong> in het visie-beleidsrapport (2003)<br />

<strong>en</strong> in het bedrijfsvervoerplan (2004).<br />

19


Op 1 september 2004 startte het project „Truck Traffic and Goods<br />

Transport (TTGT), opdrachtgever: AB Volvo. De resultat<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> na 1,5<br />

jaar (eind 2005/begin 2006) gebundeld in e<strong>en</strong> beleidsrapport di<strong>en</strong>stig voor<br />

de Volvo-groep. Uit dit project onthoud<strong>en</strong> we vooral dat de bek<strong>en</strong>de<br />

kruising E17/E40 vandaag ev<strong>en</strong>veel tonn<strong>en</strong>maat verwerkt per jaar als de<br />

maritieme trafiek in de Hav<strong>en</strong> van Antwerp<strong>en</strong>.<br />

20


Aan het project van AB Volvo Truck Traffic and Goods Transport nam<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> deel (G. Allaert, E. De Winne, R. Van<br />

Landeghem, R. Sier<strong>en</strong>s) <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> dr. honoris causa van de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, dr. Lars Malmrös.<br />

Ook in 2004 kreeg IDM door tuss<strong>en</strong>komst van de Nationale Loterij de<br />

opdracht om e<strong>en</strong> demonstratieproject uit te werk<strong>en</strong>. Doel was om in e<strong>en</strong><br />

afgeschrev<strong>en</strong> bus van De Lijn e<strong>en</strong> milieuvri<strong>en</strong>delijke brandstof te<br />

installer<strong>en</strong>. Het project „CTPT‟ (Clean Technology for Public Transport)<br />

werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep Vervoertechniek, waaraan ook<br />

onderzoekers van de Karel De Grote Hogeschool deelnam<strong>en</strong>. Hierbij werd<br />

e<strong>en</strong> motor ingebracht die werkt op e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van aardgas <strong>en</strong> waterstof.<br />

De autobus „Hydrabus‟ is sedert 2005 in het verkeer gebracht als<br />

„demonstratie‟ voor e<strong>en</strong> milieuvri<strong>en</strong>delijk op<strong>en</strong>baar vervoer. Het<br />

demonstratieproject werd op 15 maart 2005 „symbolisch‟ aan het brede<br />

publiek voorgesteld op het Wet<strong>en</strong>schapspark van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

„Gre<strong>en</strong>bridge‟.<br />

De jar<strong>en</strong> 2005-2007 stond<strong>en</strong> ook in het tek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> reeks<br />

herstructurering<strong>en</strong> in de schoot van IDM: vastlegging van<br />

projectverantwoordelijk<strong>en</strong> in de onderzoeksgroep<strong>en</strong> die behor<strong>en</strong> tot het<br />

IDM-netwerk (de kerngroep) <strong>en</strong> de overgang van de mobiliteitscel van het<br />

C<strong>en</strong>trum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO) naar IDM. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong><br />

werd ook vanuit de kerngroep IDM e<strong>en</strong> vernieuwde missie geformuleerd<br />

(zie verder in het <strong>boek</strong> de bijdrage „Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Waar staan we nu?‟).<br />

21


Naast de kerngroep IDM (bestaande uit onderzoeksgroep<strong>en</strong> die in de<br />

schoot van IDM geme<strong>en</strong>schappelijke project<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> of uitgevoerd<br />

hebb<strong>en</strong>) zijn er verschill<strong>en</strong>de wet<strong>en</strong>schappelijke partners (professor<strong>en</strong>/<br />

onderzoekers) die zich persoonlijk geëngageerd hebb<strong>en</strong> om in het IDMknooppunt<br />

te word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hoewel het vooral om onderzoekers<br />

gaat uit de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t staat dit luik ook op<strong>en</strong> voor<br />

„gast‟onderzoekers van buit<strong>en</strong> de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, naast onderzoekers<br />

van de associatiepartners. Hieronder wordt e<strong>en</strong> lijst weergegev<strong>en</strong> van deze<br />

experts met hun mobiliteitsexpertise.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke partners/onderzoekers (op datum van 1 januari 2008):<br />

E. Aghezzaf, elhoussaine.aghezzaf@ug<strong>en</strong>t.be, modeling, simulating and<br />

optimizing traffic networks (flow network problems): optimal allocation<br />

of routes for differ<strong>en</strong>t traffic networks to minimize the congestion, time<br />

dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t traffic guidance, optimizing the topology of traffic networks.<br />

22<br />

Naam onderzoeksgroep Leiding<br />

(professor<strong>en</strong>)<br />

AMRP (<strong>Afdeling</strong><br />

<strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />

<strong>Planning</strong>)<br />

IBTT<br />

(Interdisciplinair Instituut<br />

voor Breedband<br />

Technologie)<br />

Vakgroep Technische<br />

Bedrijfsvoering<br />

Industrial Managem<strong>en</strong>t<br />

Onderzoeksgroep<br />

Vervoertechniek<br />

SEG<br />

(Social and Economic<br />

Geography)<br />

Vakgroep<br />

Informatietechnologie<br />

INTEC<br />

G. Allaert<br />

D. Lauwers<br />

De kerngroep IDM<br />

P. Demeester<br />

I. Moerman<br />

H. Van<br />

Landeghem<br />

Vakgroep Onderzoeksthematiek<br />

IR15 Ruimtelijk managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

ontwerp van infrastructuur<br />

IR05 Communicatietechnologie<br />

in mobiliteit<br />

IR18 Modelling, simulatie <strong>en</strong><br />

optimalisatie<br />

verkeersnetwerk<strong>en</strong><br />

R. Sier<strong>en</strong>s IR03 Alternatieve brandstoff<strong>en</strong><br />

(waterstof/aardgas in<br />

voertuigtechnologie)<br />

F. Witlox WE12 <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> gedrag<br />

(gedragsanalyses)<br />

D. Botteldoor<strong>en</strong> IR05 Geluid <strong>en</strong> emissies bij<br />

mobiliteit


R. Boel, r<strong>en</strong>e.boel@ug<strong>en</strong>t.be, dynamic models and simulation of (highway<br />

and urban) traffic, predicting and adjusting traffic.<br />

H. Bruneel, herwig.bruneel@telin.ug<strong>en</strong>t.be, modeling, analyzing and<br />

optimalising of traffic networks.<br />

B. De Brabander, bram.debrabander@ug<strong>en</strong>t.be, the valuation of road<br />

casualties and safety effects of road infrastructure, the effici<strong>en</strong>cy of road<br />

safety investm<strong>en</strong>ts.<br />

M. De Clercq, marc.declercq@ug<strong>en</strong>t.be, <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal-economic aspects<br />

of mobility.<br />

P. De Maeyer, philippe.demaeyer@ug<strong>en</strong>t.be, dynamic GIS in mobility<br />

patterns.<br />

J. De Rouck, juli<strong>en</strong>.derouck@ug<strong>en</strong>t.be, designing and building harbours<br />

(breakwater, wharfs, sluices,…) and inland navigation.<br />

E. De Winne, Eti<strong>en</strong>ne.dewinne@ug<strong>en</strong>t.be, traffic studies, traffic and<br />

transport models, traffic measures in the city limits and near schools,<br />

roundabouts; applications of dynamic traffic managem<strong>en</strong>t.<br />

M. Kepp<strong>en</strong>s, M.Kepp<strong>en</strong>s@ArcadisGedas.be, Modelling Private Road<br />

Transport of Flemish Households: The mobility and welfare effects of fuel<br />

taxes versus tradable fuel permits.<br />

B. Merci, bart.merci@ug<strong>en</strong>t.be, fire safety in tunnels and parkinglots.<br />

B. Raa, birger.raa@ug<strong>en</strong>t.be, modeling, simulating and optimizing traffic<br />

networks (flow network problems): optimal allocation of routes for<br />

differ<strong>en</strong>t traffic networks to minimize the congestion, time dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t<br />

traffic guidance, optimizing the topology of traffic networks.<br />

H. Tromp, herman.tromp@intec.ug<strong>en</strong>t.be, the right to land for airplanes.<br />

P. Truij<strong>en</strong>s, Pieter.truij<strong>en</strong>s@ug<strong>en</strong>t.be, g<strong>en</strong>eral and constructive design of<br />

sea and inland barges.<br />

A. Van d<strong>en</strong> Bossche, alex.vand<strong>en</strong>bossche@ug<strong>en</strong>t.be, r<strong>en</strong>ewable <strong>en</strong>ergy,<br />

perman<strong>en</strong>t magnetic motors with high r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t, the electrical bike, use of<br />

power electronics in pot<strong>en</strong>tial vehicles.<br />

P. Vandevelde, paul.vandevelde@ug<strong>en</strong>t.be, fire safety in vehicles.<br />

W. Van Impe, william.vanimpe@ug<strong>en</strong>t.be, underground mobility:<br />

parameters and mechanics in the construction of tunnels and large<br />

excavations, etc.<br />

M. Vantorre, marc.vantorre@ug<strong>en</strong>t.be, manoeuvrability of ships,<br />

admission policy.<br />

R. Verhoev<strong>en</strong>, ronny.verhoev<strong>en</strong>@ug<strong>en</strong>t.be, hydraulic aspects of navigable<br />

waterways and of the transport of fluids.<br />

S. Wittevrongel, sabine.wittevrongel@telin.ug<strong>en</strong>t.be, modeling, analyzing<br />

and optimalising of traffic networks.<br />

E. Zwerts, <strong>en</strong>id.zwerts@ug<strong>en</strong>t.be, travel behaviour and the social aspects of<br />

transportation .<br />

T<strong>en</strong>slotte wordt er ook e<strong>en</strong> „External Board of Experts‟ geïnstalleerd<br />

waarbij de invulling nog niet volledig rond is. We d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> hierbij aan<br />

23


person<strong>en</strong> die zich vanuit hun autoriteit inzett<strong>en</strong> voor het k<strong>en</strong>nisnetwerk<br />

IDM: Lars Malmrös, eredoctor <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Luc Van d<strong>en</strong> Bossche,<br />

voorzitter van de associatie <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Luc Mo<strong>en</strong>s, vice-rector<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Het is de bedoeling om in het lustrumjaar (10 jaar IDM)<br />

deze external board te installer<strong>en</strong>.<br />

Gelijklop<strong>en</strong>d met de heroriëntering van IDM (naar missie <strong>en</strong> naar<br />

organisatiestructuur) heeft IDM in 2006 gewerkt aan de verdere<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke verdieping van zijn activiteit<strong>en</strong> door mede te<br />

participer<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> tweetal steunpunt<strong>en</strong> die vanaf begin 2007 operationeel<br />

zijn:<br />

- Het Steunpunt <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong> (2007-2011)<br />

- Het Steunpunt Ruimte <strong>en</strong> Won<strong>en</strong> (2007-2011)<br />

In beide steunpunt<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vijftal bursal<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> doctoraat. In dit<br />

eerste congres van IDM pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> aantal resultat<strong>en</strong> (zie verder in<br />

het congres<strong>boek</strong>).<br />

De stijg<strong>en</strong>de aandacht vanuit de politiek aan duurzame mobiliteit vanaf<br />

2005 heeft zich ook vertaald in nieuwe project<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM. E<strong>en</strong> aantal<br />

zijn rec<strong>en</strong>telijk uitgevoerd; andere zijn in uitvoering:<br />

Cityparking for Europe (2005-2007): e<strong>en</strong> Europees project<br />

inzake e<strong>en</strong> duurzaam mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t van parkings in<br />

sted<strong>en</strong> in Europa (waarbij AMRP partner was <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

managem<strong>en</strong>tstrategie voor parkings in sted<strong>en</strong> heeft opgesteld).<br />

24


Mascara (promoting and implem<strong>en</strong>tation of demand<br />

responsive transport systems). Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> Europees project<br />

dat ook liep van 2005 tot eind 2007 <strong>en</strong> waarbij AMRP e<strong>en</strong><br />

partner was <strong>en</strong> meegewerkt heeft aan het opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

„manuel‟ voor e<strong>en</strong> vraagafhankelijk op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

<strong>Mobiliteit</strong>sstudie Technologiepark (2007/2008). E<strong>en</strong><br />

„rectoraats‟project waarbij AMRP gezocht heeft naar e<strong>en</strong><br />

betere mobiliteitsbeheersing op het technologiepark Ardoy<strong>en</strong>-<br />

Zwijnaarde.<br />

Verkeersveiligheid vrije tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong> (2008). E<strong>en</strong><br />

project voor de Vlaamse Minister van <strong>Mobiliteit</strong> waarbij IDM-<br />

AMRP e<strong>en</strong> evaluatie maakt van de verkeersveiligheid op vrije<br />

tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkeersveiligheidsmaatregel<strong>en</strong><br />

voorstelt.<br />

Verkeersveiligheidsplan Antwerp<strong>en</strong> (2008) i.o.v. politie<br />

Antwerp<strong>en</strong>. IDM-AMRP maakt e<strong>en</strong> evaluatie van het lop<strong>en</strong>de<br />

veiligheidsplan <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> voorstell<strong>en</strong> voor de toekomstige<br />

oriëntering van het verkeersveiligheidsbeleid in Antwerp<strong>en</strong>.<br />

SCHLOW (Show me how slow) (2008-2009): e<strong>en</strong> project in<br />

het 7 de kaderprogramma waarbij IDM-AMRP partner is<br />

waarbij e<strong>en</strong> bevraging van duurzame mobiliteit bij stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>traal staat.<br />

NEXTGEN ITS (2008-2009) waarbij IDM ondersteuning<br />

geeft in e<strong>en</strong> IBBT-project. Er wordt daarbij nagegaan hoe ITStoepassing<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> versterkt naar marktp<strong>en</strong>etratie <strong>en</strong><br />

–implem<strong>en</strong>tatie. IDM werkt e<strong>en</strong> voorstel uit rond ISA (zowel<br />

snelheidskaart als dynamische ISA).<br />

Gevaarlijke transport<strong>en</strong> (2008). E<strong>en</strong> eerste grondige studie<br />

over de beheersbaarheid van gevaarlijke transport<strong>en</strong> over de<br />

weg, spoor, pijpleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong>vaart waarbij AMRP-IDM<br />

e<strong>en</strong> methodiek ontwikkel<strong>en</strong> voor de risicobepaling gevaarlijke<br />

transport<strong>en</strong>.<br />

Sustainable Mobility Managem<strong>en</strong>t for Calarasi (Roem<strong>en</strong>ië)<br />

County Capacity Building rond duurzame mobiliteit i.o.v. het<br />

Vlaams Ministerie Buit<strong>en</strong>lands Beleid. Dit wordt uitgevoerd<br />

door IDM-AMRP i.s.m. Arcadis-Belgium (2008/2009).<br />

E<strong>en</strong> reeks projectvoorstell<strong>en</strong> bij de VIM (Vlaams Instituut<br />

voor de <strong>Mobiliteit</strong>) zijn in behandeling.<br />

25


Daarnaast zijn ook heel wat project<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>koef<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in omloop bij<br />

onze wet<strong>en</strong>schappelijke partners/onderzoekers die we hier niet kunn<strong>en</strong><br />

weergev<strong>en</strong>.<br />

26<br />

3. IDM <strong>en</strong> de toekomst<br />

Het knooppunt IDM heeft zich gaandeweg verbreed wat mag blijk<strong>en</strong> uit<br />

de punt<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 hierbov<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. Drie van de vier spor<strong>en</strong> van het<br />

werkingsgebied (zie punt 2 „Overzicht van de activiteit<strong>en</strong> van IDM‟)<br />

gerak<strong>en</strong> op kruissnelheid. Enkel het spoor „Uitbouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

(voortgezette) opleiding duurzame mobiliteit‟ op universitair niveau is nog<br />

niet operationeel. Gesprekk<strong>en</strong> hierover zijn reeds geruime tijd aan de<br />

gang. IDM wacht de eerste evaluatie van de lop<strong>en</strong>de masteropleiding<strong>en</strong> af.<br />

Het is ev<strong>en</strong>wel duidelijk dat in het volg<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nium e<strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schappelijke masteropleiding duurzame mobiliteit onafw<strong>en</strong>dbaar is<br />

binn<strong>en</strong> de Europese <strong>en</strong> Vlaamse context. E<strong>en</strong> discipline die de<br />

mobiliteitsproblematiek krachtdadig kan aanpakk<strong>en</strong> is zowel bij de<br />

overheid (publieke sfeer) als bij de verschill<strong>en</strong>de private partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

toegevoegde waarde in de maatschappij van morg<strong>en</strong> in het licht van de<br />

leefbare stad, e<strong>en</strong> leefbaar platteland, e<strong>en</strong> leefbaar Vlaander<strong>en</strong>.<br />

IDM zal ook intern nog e<strong>en</strong> aantal wijziging<strong>en</strong> ondergaan. Vandaag is het<br />

knooppunt ondergebracht in de onderzoekse<strong>en</strong>heid AMRP-Vakgroep<br />

Civiele Techniek <strong>en</strong> dit om praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong>: de voorzitter maakt deel<br />

uit van de unit AMRP <strong>en</strong> het secretariaat-directeur (J. De Mol) is ook<br />

AMRP-onderzoeker. Bij verdere groei di<strong>en</strong>t IDM e<strong>en</strong> verzelfstandigde<br />

institutie te word<strong>en</strong> die best binn<strong>en</strong> de geleding<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale<br />

besluitvorming van de universiteit wordt opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De groei<strong>en</strong>de dynamiek van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> zijn associatiepartners<br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong> trouw<strong>en</strong>s ook dat er e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de dynamiek is inzake<br />

verduurzaming van mobiliteit voor de meer dan 60.000 gebruikers<br />

(personeel <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>). Het lijkt logisch dat IDM daarin e<strong>en</strong><br />

sleutelpositie kan innem<strong>en</strong>. Met MobielUG<strong>en</strong>t is daar reeds e<strong>en</strong> aanzet toe<br />

gegev<strong>en</strong>. Ook de marktgerichte onderzoeksproject<strong>en</strong> <strong>en</strong> de beleidsgerichte<br />

onderzoeksproject<strong>en</strong> die in de schoot van IDM vandaag lop<strong>en</strong>de zijn<br />

vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterk gegev<strong>en</strong>. De interuniversitaire sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong><br />

in het kader van de steunpunt<strong>en</strong>, IWT, Europa <strong>en</strong> 7 de kaderprogramma,


VIM, VITO e.a. programma‟s <strong>en</strong> netwerk<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> het cem<strong>en</strong>t voor<br />

verdere wet<strong>en</strong>schappelijke verdieping.<br />

En verget<strong>en</strong> we niet dat G<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> echt laboratorium is inzake duurzame<br />

mobiliteit waaraan ook de G<strong>en</strong>tse politieke besluitvormers hun ste<strong>en</strong>tje<br />

bijbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

De toekomst van duurzame mobiliteit ligt aldus bij ons in G<strong>en</strong>t!<br />

Bedankt aan alle onderzoekers die het IDM-knooppunt vorm <strong>en</strong> inhoud<br />

hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Laat ons sam<strong>en</strong> verder timmer<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> duurzame<br />

maatschappij.<br />

27


DUURZAME MOBILITEIT IN VLAANDEREN<br />

WAAR STAAN WE NU ?<br />

Georges ALLAERT<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 53<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />

www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />

Abstract<br />

Nowadays there is no g<strong>en</strong>eric concept on sustainable mobility. The first<br />

steps towards a basic concept „sustainable mobility” in Flanders are from<br />

rec<strong>en</strong>tly date, especially under the impulse of sci<strong>en</strong>ce (e.g. the IDM, the<br />

Institute for Sustainable Mobility) and politics (traffic safety, health and<br />

behavior). The ambition and chall<strong>en</strong>ge for the Flemish community is to<br />

develop a sustainable mobility pattern for a “welfare” Flanders.Creative<br />

researchers and <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eurs, but also strong political leaders, must set up<br />

a long term strategy on sustainable mobility for Flanders. In this paper we<br />

only have a look on the “research”-side compared to the curr<strong>en</strong>t political<br />

ar<strong>en</strong>a.<br />

Sam<strong>en</strong>vatting<br />

Vandaag is er nog ge<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> aanvaard concept over duurzame<br />

mobiliteit dat zowel wet<strong>en</strong>schappelijk als politiek-wet<strong>en</strong>schappelijk als<br />

basisconcept wordt ondersteund. De eerste schuchtere stapp<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

basisconcept “duurzame mobiliteit” word<strong>en</strong> pas nu gezet in Vlaander<strong>en</strong><br />

onder impuls van wet<strong>en</strong>schap (waaronder IDM, het Instituut voor<br />

Duurzame <strong>Mobiliteit</strong>) <strong>en</strong> politiek (verkeersveiligheid, gezondheid <strong>en</strong><br />

29


verkeersleefbaarheid). De ambitie <strong>en</strong> uitdaging is om de Vlaamse<br />

sam<strong>en</strong>leving duurzaam mobiel te houd<strong>en</strong> zodat Vlaander<strong>en</strong> ook in de<br />

toekomst e<strong>en</strong> topregio van formaat kan blijv<strong>en</strong>. Daarvoor hebb<strong>en</strong> we nood<br />

aan creatieve onderzoekers <strong>en</strong> ondernemers, maar ook ev<strong>en</strong>zeer aan<br />

vooruitzi<strong>en</strong>de beleidsvoerders die sam<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> lange<br />

termijnvisie. Deze bijdrage di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> introductie<br />

in dit discours. Hierin staan de onderzoek<strong>en</strong> verricht binn<strong>en</strong> IDM c<strong>en</strong>traal.<br />

30<br />

1. Nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over de mobiliteit van morg<strong>en</strong><br />

<strong>Mobiliteit</strong> is ongetwijfeld één van de grote uitdaging<strong>en</strong> van de 21 ste eeuw.<br />

Vlaander<strong>en</strong> heeft het dichtste infrastructuurnetwerk (weg, spoor, water) ter<br />

wereld. En toch loopt het verkeer elke dag meer vast. Op drukke<br />

verkeersass<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> verplaatsing<strong>en</strong> meer tijd in beslag dan vóór de<br />

tweede wereldoorlog. Dat de aanleg van nieuwe weg<strong>en</strong> nauwelijks nog<br />

<strong>en</strong>ige ademruimte kan bied<strong>en</strong> is duidelijk. Vlaander<strong>en</strong> heeft daarom e<strong>en</strong><br />

behoefte nieuwe DENKWEGEN (Kleurrijk Vlaander<strong>en</strong>, 2002) die onze<br />

verplaatsingsgewoont<strong>en</strong> radicaal moet<strong>en</strong> doorbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> creatieve<br />

oplossing<strong>en</strong> aanreik<strong>en</strong> om de verkeersknoop te ontwarr<strong>en</strong>. Hierbij moet<br />

gedacht word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> efficiënter <strong>en</strong> duurzamer gebruik van zowel<br />

voertuig<strong>en</strong> als infrastructuur, aan technologische vooruitgang of aan<br />

nieuwe vervoersconcept<strong>en</strong> waarbij kwaliteit, veiligheid, leefbaarheid <strong>en</strong><br />

gezondheid voorop moet<strong>en</strong> staan: e<strong>en</strong> leefbare stad, e<strong>en</strong> leefbaar<br />

platteland, e<strong>en</strong> leefbaar Vlaander<strong>en</strong> in Europa.<br />

De ambitie moet zijn “De Vlaamse sam<strong>en</strong>leving duurzaam mobiel<br />

houd<strong>en</strong>” zodat Vlaander<strong>en</strong> ook in de toekomst e<strong>en</strong> topregio van formaat<br />

kan blijv<strong>en</strong>. Daarvoor hebb<strong>en</strong> we nood aan creatieve onderzoekers <strong>en</strong><br />

ondernemers maar ook aan vooruitzi<strong>en</strong>de beleidsvoerders die sam<strong>en</strong><br />

bouw<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> lange termijnvisie. Dit kan maar door het maatschappelijk<br />

draagvlak te verbred<strong>en</strong> <strong>en</strong> verder gestalte te gev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> breed<br />

toekomstdebat over mobiliteit. Ondanks de inspanning<strong>en</strong> van “Kleurrijk<br />

Vlaander<strong>en</strong>”(2002-2005), “Vlaander<strong>en</strong> in Vorm” (2005-2007) <strong>en</strong><br />

“Vlaander<strong>en</strong> in Actie” (2008) zijn we nog niet veel verder geraakt dan e<strong>en</strong><br />

reeks schuchtere stapp<strong>en</strong> op de weg naar duurzame mobiliteit.<br />

Het eerste mobiliteitsplan voor Vlaander<strong>en</strong> had vooral oog voor<br />

“bereikbaarheid” <strong>en</strong> veel minder voor leefbaarheid, gezondheid <strong>en</strong>


veiligheid. Het plan had daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> decretale basis. Daar komt nu<br />

stilaan verandering in want er staat e<strong>en</strong> mobiliteitsdecreet in de steigers<br />

dat wellicht in 2009 in het Vlaamse Parlem<strong>en</strong>t zal word<strong>en</strong> goedgekeurd.<br />

Dergelijke decretale basis zal ongetwijfeld nuttig zijn voor e<strong>en</strong><br />

maatschappelijke verbreding in de richting van duurzame mobiliteit omdat<br />

dan de mobiliteitsplanning in Vlaander<strong>en</strong> meer rechtszekerheid,<br />

continuïteit <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie kan gev<strong>en</strong> aan het mobiliteitsbeleid. E<strong>en</strong><br />

maatschappelijke verbreding in de richting van duurzame mobiliteit is<br />

nodig omdat we in het eerste dec<strong>en</strong>nium van de 21 ste eeuw mobieler dan<br />

ooit zijn <strong>en</strong> de mobiliteitsgroei nog lang niet t<strong>en</strong> einde is. Het Vlaamse<br />

transportvolume (person<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>) stijgt nog elk jaar waarbij het<br />

aandeel “weginfrastructuur” nog steeds het grootste volume voor zijn<br />

rek<strong>en</strong>ing neemt, waardoor de files nog lang zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> doorwerk<strong>en</strong>,<br />

ook na 2010.<br />

Enkel via e<strong>en</strong> doorgedrev<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>dbreuk in de richting van duurzame<br />

mobiliteit, in sam<strong>en</strong>spraak met de gebruikers, kunn<strong>en</strong> we het tij do<strong>en</strong><br />

ker<strong>en</strong>. Hiervoor kunn<strong>en</strong> we terugvall<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> stevig Wit<strong>boek</strong> Transport<br />

van de Europese Commissie uit 2006 waarbij zij niet meer kiest voor het<br />

principe van “modal shift” (de verschuiving van weg naar alternatieve<br />

modi) maar wel kiest voor het principe van “comodaliteit” waarbij e<strong>en</strong><br />

efficiënt gebruik van de diverse vervoersmodaliteit<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> combinatie<br />

daarvan moet zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> optimaal <strong>en</strong> duurzaam gebruik van<br />

vervoersmiddel<strong>en</strong>. Het basisbeginsel van comodaliteit is dan ook heel wat<br />

anders dan modal shift. Het is goed hier ev<strong>en</strong> stil te staan bij e<strong>en</strong> viertal<br />

acties uit dit laatste wit<strong>boek</strong>:<br />

- kiez<strong>en</strong> voor duurzame mobiliteit vanuit e<strong>en</strong> duurzaam gebruik<br />

van <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong><br />

- bescherm<strong>en</strong> van het milieu <strong>en</strong> de burgers<br />

- innovatie<br />

- verzorg<strong>en</strong> van de internationale connectiviteit van transport<br />

netwerk<strong>en</strong>.<br />

Via comodaliteit wil m<strong>en</strong> aan deze vier acties vorm gaan gev<strong>en</strong> waarbij<br />

iedere modus zijn sterkte kan lat<strong>en</strong> uitspel<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit ook minder<br />

dwangmatig overkomt voor de ondernemerswereld. De eerder<br />

gepropageerde “modal shift” was immers ge<strong>en</strong> successtory. Er is ev<strong>en</strong>wel<br />

nog ge<strong>en</strong> beleidsvisie in Vlaander<strong>en</strong> inzake comodaliteit <strong>en</strong> de acties<br />

hieromtr<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> typisch voorbeeld is dat er ge<strong>en</strong> comodaliteit-strategie is<br />

31


uitgewerkt (noch ruimtelijk, noch economisch) rond de uitbouw van<br />

activiteit<strong>en</strong> op/langshe<strong>en</strong> de rec<strong>en</strong>t gepropageerde Seine-Schelde-<br />

Verbinding daar waar Frankrijk dit wel doet. De opportuniteit<strong>en</strong> die<br />

Vlaander<strong>en</strong> bezit inzake comodaliteit, als gevolg van de fijnmazige<br />

hinterlandstructuur in combinatie met Short Sea Shipping (SSS) word<strong>en</strong><br />

niet geëxploiteerd, noch inzake duurzame mobiliteit noch inzake<br />

duurzame economische toegevoegde waarde. Welnu IDM wil zich als<br />

k<strong>en</strong>nisinstituut verder inzett<strong>en</strong> voor “Operationele duurzame<br />

mobiliteitsoplossing<strong>en</strong> voor Vlaander<strong>en</strong>”. Vandaar ook dat op dit eerste<br />

congres alvast ingezoomd wordt op wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek inzake<br />

duurzame mobiliteitsoplossing<strong>en</strong>, met bijzondere focus op de leefbare<br />

stad.<br />

32<br />

2. Van duurzame ontwikkeling naar duurzame mobiliteit<br />

Onder het voorzitterschap van de to<strong>en</strong>malige Noorse politicus <strong>en</strong> premier<br />

Gro Harlem Brundtland publiceerde de World Commission on<br />

Environm<strong>en</strong>t and Developm<strong>en</strong>t (WCED) in 1987 het rapport „Our<br />

common Future‟. Vanaf dat mom<strong>en</strong>t werd duurzame ontwikkeling e<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>traal begrip in de discours over milieu <strong>en</strong> ontwikkeling in de wereld.<br />

De voorbije 20 jaar is het begrip doorgedrong<strong>en</strong> tot vrijwel alle<br />

onderzoeksdomein<strong>en</strong> waaronder ook het „breed‟ onderzoeksdomein<br />

mobiliteit. Laat ons eerst kijk<strong>en</strong> hoe het „duurzaamheids‟-beginsel<br />

<strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het concept „duurzame ontwikkeling‟ van de grond is getild.<br />

Het concept „duurzame ontwikkeling‟ stelt niet <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> zeer complex<br />

allocatievraagstuk ter discussie maar is daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ook allesomvatt<strong>en</strong>d<br />

als probleemstelling voor het m<strong>en</strong>selijk handel<strong>en</strong>. Het allocatievraagstuk<br />

kreeg zijn eerste vertaling in e<strong>en</strong> lijvig docum<strong>en</strong>t, nl. de zgn. Ag<strong>en</strong>da 21:<br />

e<strong>en</strong> actieprogramma voor duurzame ontwikkeling. Hierin lez<strong>en</strong> we dat<br />

sociale, ecologische <strong>en</strong> economische nod<strong>en</strong> <strong>en</strong> problem<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd waarbij m<strong>en</strong> zowel oog moet hebb<strong>en</strong> voor de basisnod<strong>en</strong><br />

als voor de ontwikkeling van de sam<strong>en</strong>leving. Er wordt daarbij gesteld dat<br />

de technologie t<strong>en</strong> di<strong>en</strong>ste moet staan van die twee c<strong>en</strong>trale gedacht<strong>en</strong><br />

„basisnod<strong>en</strong>‟ <strong>en</strong> „ontwikkeling‟. Op de VN confer<strong>en</strong>tie van Rio (juni 1992)<br />

stond als basisconcept de integratie van economische ontwikkeling <strong>en</strong><br />

ontwikkeling van leefmilieu in het beleid voorop. Ag<strong>en</strong>da 21 levert<br />

bijzonder interessant materiaal dat vandaag nog steeds brand<strong>en</strong>d actueel<br />

is:


- geïntegreerde b<strong>en</strong>adering van planning <strong>en</strong> beheer m.b.t. land<br />

(het aspect grond/ruimte)<br />

- overdracht van milieuverantwoorde technologieën<br />

- inzett<strong>en</strong> van meer capaciteit: wet<strong>en</strong>schappelijk <strong>en</strong> naar educatie,<br />

maatschappelijk bewustzijn <strong>en</strong> scholing<br />

- op politiek vlak staat het subsidiariteitprincipe voorop waarbij<br />

de verantwoordelijk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gespreid naar alle bestuursniveaus<br />

<strong>en</strong> naar maatschappelijke actor<strong>en</strong><br />

- deelneming van alle betrokk<strong>en</strong> burgers binn<strong>en</strong><br />

besluitvormingsprocess<strong>en</strong> op het relevante niveau.<br />

Het basisconcept „duurzame ontwikkeling‟ steunt op de pijlers: k<strong>en</strong>nis,<br />

participatie, technologie, zuinig omgaan met ruimte (zie Fig. 1).<br />

Anders gesteld, we vind<strong>en</strong> hier vier dim<strong>en</strong>sies terug:<br />

- k<strong>en</strong>nis (knowhow) dim<strong>en</strong>sie<br />

- technologische dim<strong>en</strong>sie<br />

- sociale (maatschappelijke) dim<strong>en</strong>sie<br />

- ruimtelijke dim<strong>en</strong>sie.<br />

Deze vier dim<strong>en</strong>sies vorm<strong>en</strong> met de al hoger aangehaalde ontwikkeling<br />

(integratie economische ontwikkeling met leefmilieuontwikkeling) het<br />

raamwerk van het basisconcept duurzame ontwikkeling.<br />

Figuur 1: Het kwadrant Duurzame Ontwikkeling<br />

33


Geïnspireerd op dit schema ging in de schoot van de Faculteit<br />

Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t in 1999 het Instituut<br />

voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> van start. IDM werd opgericht om de<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke expertise van verschill<strong>en</strong>de onderzoeksgroep<strong>en</strong> op het<br />

gebied van mobiliteit (technologische k<strong>en</strong>nis van de ing<strong>en</strong>ieurslabo‟s <strong>en</strong><br />

de maatschappelijke k<strong>en</strong>nis betreff<strong>en</strong>de ruimte) te groeper<strong>en</strong> om te kunn<strong>en</strong><br />

inspel<strong>en</strong> op de toekomststrategie voor e<strong>en</strong> meer geïntegreerde (integrale)<br />

mobiliteit. In Figuur 3 is dit kernachtig geformuleerd.<br />

34<br />

3. Naar e<strong>en</strong> concept van duurzame mobiliteit<br />

In de vakwereld is sinds de laatste dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> concept in<br />

zwang waarbij aspect<strong>en</strong> van integratie <strong>en</strong> duurzaamheid van mobiliteit de<br />

grondgedachte vorm<strong>en</strong>. Het gaat om de trilogie „m<strong>en</strong>s-voertuig-omgeving‟<br />

waarbij de relatie voertuig-m<strong>en</strong>s-omgeving <strong>en</strong> de relatie omgeving-m<strong>en</strong>svoertuig<br />

onderwerp van talrijke wet<strong>en</strong>schappelijke studies zijn.<br />

Figuur 2: Trilogie „m<strong>en</strong>s-voertuig-omgeving‟<br />

Veelal staan drie zak<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal bij die onderzoek<strong>en</strong>: bereikbaarheid,<br />

verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid.<br />

Specifieke milieucompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals geluid, emissies, <strong>en</strong>ergiezuinigheid<br />

zijn nog maar in het laatste dec<strong>en</strong>nium naar vor<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> als gevolg van<br />

de algem<strong>en</strong>e bewustwording rond de „Climate Change‟ met de diverse


Figuur 3: IDM-structuur<br />

35


specifieke instek<strong>en</strong>: CO2, fijn stof <strong>en</strong> NOx. Ook het LoMo (Logistiek-<br />

<strong>Mobiliteit</strong>) vraagstuk onderging e<strong>en</strong> evaluatie naar de verbreding van het<br />

milieuvraagstuk toe: mondiaal <strong>en</strong> regionaal.<br />

Heel wat nieuwe innovatieve vervoersontwikkeling<strong>en</strong> (betreff<strong>en</strong>de<br />

vervoerstechniek vooral) staan vandaag in de steiger waarbij geluid,<br />

emissies, gebruik van soort brandstof/<strong>en</strong>ergie aanleiding gev<strong>en</strong> tot het<br />

inzett<strong>en</strong> van nieuwe <strong>en</strong> vernieuwde vervoerstechniek<strong>en</strong>. Ook naar ontwerp<br />

van infrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare werk<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> deze nieuwe<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> ongetwijfeld ook e<strong>en</strong> impact hebb<strong>en</strong>. Ondanks de veelheid<br />

van studies op het gebied van mobiliteit (person<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>) is de<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke productie met betrekking tot afstemming (laat staan<br />

integratie) person<strong>en</strong>mobiliteit/goeder<strong>en</strong>mobiliteit zeer mager. We hebb<strong>en</strong><br />

nog steeds ge<strong>en</strong> goed beeld over de invloed van <strong>en</strong> het gebruik van<br />

infrastructuur op de ruimtelijke ontwikkeling. Over de omgekeerde relatie<br />

(de invloed van mobiliteit als gevolg van de spreiding van onze<br />

activiteit<strong>en</strong>) wet<strong>en</strong> we wel iets meer.<br />

Wat wet<strong>en</strong> we over de invloed van bundeling<strong>en</strong> van infrastructuur naar<br />

gebundelde deconc<strong>en</strong>tratie/conc<strong>en</strong>tratie van activiteit<strong>en</strong>? Het is bek<strong>en</strong>d dat<br />

transportinfrastructuur invloed heeft naar vastgoed <strong>en</strong> soort<br />

activiteit<strong>en</strong>ontwikkeling, maar of dit ook doorwerkt betreff<strong>en</strong>de<br />

„duurzaamheid‟ (duurzame mobiliteit) is nog verre van duidelijk.<br />

We prober<strong>en</strong> toch wat vat te krijg<strong>en</strong> op de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> rond duurzame<br />

mobiliteit.<br />

36


Figuur 4: Verschill<strong>en</strong>de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van duurzame mobiliteit<br />

E<strong>en</strong> discours over de verschill<strong>en</strong>de bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van duurzame mobiliteit<br />

<strong>en</strong> hoe die interferer<strong>en</strong> (zowel horizontaal als verticaal) is tot op hed<strong>en</strong> in<br />

Vlaander<strong>en</strong> niet gevoerd. Wel is in het kader van het steunpunt <strong>Mobiliteit</strong><br />

op kabinetsniveau (Minister K. Van Brempt) e<strong>en</strong> langlop<strong>en</strong>de<br />

onderzoeksopdracht (2007-2011) geformaliseerd betreff<strong>en</strong>de duurzame<br />

mobiliteit waar we verder nog ev<strong>en</strong> op terugkom<strong>en</strong>.<br />

4. E<strong>en</strong> aantal belangrijke vraagstukk<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> inzake<br />

duurzame mobiliteit<br />

Het is hier niet de bedoeling om e<strong>en</strong> exhaustieve lijst te gev<strong>en</strong> van<br />

onderzoeking<strong>en</strong> die nodig zijn om meer vat te kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> op<br />

duurzame mobiliteit in Vlaander<strong>en</strong>. Enkel will<strong>en</strong> we hier e<strong>en</strong> aantal<br />

vraagstukk<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> schuiv<strong>en</strong> die op de interfer<strong>en</strong>tie zitt<strong>en</strong> van<br />

ruimtelijke planning – mobiliteitsplanning.<br />

37


38<br />

4.1. <strong>Planning</strong> <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>t van intrinsiek veiliger<br />

weginfrastructuur <strong>en</strong> ruimtelijke ontwikkeling<br />

Reeds hoger is gesteld dat de wet<strong>en</strong>schappelijke output mager is. Doch<br />

ook de beleidsinvulling is bedroev<strong>en</strong>d. Het totale weg<strong>en</strong>net in België is<br />

met 4,9 km per km² veruit het dichtste van de Europese Unie. In<br />

Vlaander<strong>en</strong> bedraagt deze dichtheid mom<strong>en</strong>teel 5,1 km/km². Voor de<br />

verharde weg<strong>en</strong> bedraagt de totale l<strong>en</strong>gte 59.604 km <strong>en</strong> de dichtheid 4,4<br />

km/km². Op de bov<strong>en</strong>lokale schaal is <strong>en</strong>kel het autosnelweg<strong>en</strong>net als e<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d netwerk planmatig gerealiseerd, onderligg<strong>en</strong>de<br />

verbind<strong>en</strong>de weg<strong>en</strong> zijn ofwel historische tracés, die aan het autoverkeer<br />

werd<strong>en</strong> aangepast of zijn fragm<strong>en</strong>tair vraagvolg<strong>en</strong>d tot stand gekom<strong>en</strong>. De<br />

uitbouw van lokale verzamel<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ontsluit<strong>en</strong>de weg<strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zeer<br />

onsam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d gerealiseerd, veelal gekoppeld aan stedelijke<br />

ontwikkeling<strong>en</strong>, die zich in Vlaander<strong>en</strong> vooral via individuele<br />

bouwproject<strong>en</strong> of kleinschalige verkaveling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voorgedaan.<br />

Hoewel netwerkconcept<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong> bij de ontwerpers van de<br />

gewestplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> ook door h<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> voorgesteld,<br />

is er van e<strong>en</strong> planmatige structurele uitbouw van de weg<strong>en</strong>nett<strong>en</strong> in de<br />

definitief goedgekeurde gewestplanversies ge<strong>en</strong> sprake. Het zal tot de<br />

goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> dur<strong>en</strong> eer er e<strong>en</strong><br />

beleidskader ontwikkeld werd waarin met de introductie van het concept<br />

van de categorisering van de weg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>te visie op de (her)<br />

structurering van het weg<strong>en</strong>net werd opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De categorisering werd voor de hoofd- <strong>en</strong> primaire weg<strong>en</strong> uitgewerkt <strong>en</strong><br />

goedgekeurd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor de<br />

secundaire weg<strong>en</strong> in de provinciale structuurplann<strong>en</strong>. De lokale<br />

weg<strong>en</strong>nett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gecategoriseerd in de geme<strong>en</strong>telijke<br />

<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor die geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die al over e<strong>en</strong> goedgekeurd<br />

Geme<strong>en</strong>telijk Ruimtelijk Structuurplan beschikk<strong>en</strong>, bind<strong>en</strong>d vastgelegd.<br />

Vermits de categorisering dus nog pas rec<strong>en</strong>t werd vastgelegd <strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

aantal gevall<strong>en</strong> zelfs nog in de planningsfase zit, is de doorwerking ervan<br />

op het terrein nog zeer beperkt. Wel is er los van de decretale regelgeving<br />

<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuw planfiguur ontstaan, die e<strong>en</strong> vrij ruimte<br />

toepassing heeft gek<strong>en</strong>d, nl. het opmak<strong>en</strong> van „streefbeeld<strong>en</strong>‟ voor vooral<br />

secundaire <strong>en</strong> primaire weg<strong>en</strong>. Deze streefbeeld<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de<br />

lange termijn visies over inrichting van e<strong>en</strong> weg, afgestemd op de functie<br />

ervan. E<strong>en</strong> streefbeeld stelt de verkeersinrichting van e<strong>en</strong> weg in


uitdrukkelijke verhouding tot zijn ruimtelijke rol <strong>en</strong> omgeving. Het<br />

streefbeeld doet uitsprak<strong>en</strong> over het tracé <strong>en</strong> profiel van de weg, over de<br />

plaats <strong>en</strong> vormgeving van knooppunt<strong>en</strong>, over de ruimtelijke inpassing van<br />

de weg in zijn omgeving.<br />

Vermits de implem<strong>en</strong>tatie van de weg<strong>en</strong> categorisering nog pas in e<strong>en</strong><br />

beginfase is <strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels nog verder in ontwerprichtlijn<strong>en</strong> moet<br />

uitgewerkt word<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> de aantoonbare dal<strong>en</strong>de ongevall<strong>en</strong>cijfers<br />

gedur<strong>en</strong>de het laatste dec<strong>en</strong>nium (vnl. op weg<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de bebouwde<br />

kom) toegeschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan andere factor<strong>en</strong>, o.a. het toepass<strong>en</strong> van<br />

specifieke verkeersveiligheidinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als ZONE 30 <strong>en</strong> herinrichting<strong>en</strong><br />

van doortocht<strong>en</strong>, woonstrat<strong>en</strong> <strong>en</strong> kruispunt<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s nieuwe richtlijn<strong>en</strong>.<br />

Het ontbreekt echter aan diepgaande k<strong>en</strong>nis van de<br />

verkeersveiligheideffect<strong>en</strong> van diverse concept<strong>en</strong> die op deze terrein<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de marges die bestaan om e<strong>en</strong><br />

verdergaand <strong>en</strong> meer doorgedrev<strong>en</strong> beleid te voer<strong>en</strong>. Het ontbreekt aan<br />

gelijkwaardige concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> reductie van ongevalcijfers buit<strong>en</strong> de<br />

bebouwde kom. Wel is e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e invoering van e<strong>en</strong> 70km limiet op<br />

deze weg<strong>en</strong> (<strong>en</strong> 90 km limiet als uitzondering) het viger<strong>en</strong>de<br />

overheidsstandpunt in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd dit rec<strong>en</strong>t op het<br />

gewestweg<strong>en</strong>net ook grot<strong>en</strong>deels gerealiseerd <strong>en</strong> ook door heel wat andere<br />

wegbeheerders ingevoerd.<br />

Naast de concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> die vanuit het infrastructuurbeleid <strong>en</strong><br />

verkeersveiligheidsbeleid zelf werd<strong>en</strong> ontwikkeld zijn in Vlaander<strong>en</strong><br />

vooral twee concept<strong>en</strong>, die vanuit het planologisch onderzoek <strong>en</strong> beleid<br />

werd<strong>en</strong> ontwikkeld van belang: de functionele categorisering van de<br />

weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het locatiebeleid.<br />

Zoals reeds eerder besprok<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t het eerstg<strong>en</strong>oemde concept e<strong>en</strong> sterke<br />

doorwerking in de ruimtelijke planning <strong>en</strong> de mobiliteitsplanning. Het is<br />

van belang dat deze categorisering niet vanuit expliciete<br />

veiligheidsdoelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> –principes werd geconcipieerd maar vanuit<br />

e<strong>en</strong> afweging van bereikbaarheid <strong>en</strong> omgevingskwaliteit, dit in<br />

teg<strong>en</strong>stelling tot de sinds de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig in Nederland gehanteerde<br />

weg<strong>en</strong> categorisering, die op de Duurzaam Veilig-visie is gebaseerd. De<br />

Nederlandse Duurzaam Veilig b<strong>en</strong>adering gaat uit van het systematisch <strong>en</strong><br />

consequ<strong>en</strong>t toepass<strong>en</strong> van drie veiligheidsprincipes:<br />

39


40<br />

- voorkom onbedoeld gebruik, dat wil zegg<strong>en</strong>: ge<strong>en</strong> gebruik dat<br />

niet bij de netwerkfunctie van de weg hoort: functioneel gebruik<br />

- voorkom grote verschill<strong>en</strong> in snelheid, richting <strong>en</strong> massa bij<br />

matige <strong>en</strong> hoge snelhed<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong>: reduceer de<br />

mogelijkheid van ernstige conflict<strong>en</strong> vooraf: homoge<strong>en</strong> gebruik<br />

- voorkom onzekerheid bij verkeersdeelnemers, dat wil zegg<strong>en</strong> ver<br />

hoog de voorspelbaarheid van wegverloop <strong>en</strong> verkeersgedrag:<br />

voorspelbaar gebruik.<br />

Enkel het eerste principe zit in Vlaander<strong>en</strong> „ingebakk<strong>en</strong>‟ in de in het RSV<br />

(Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong>) gehanteerde categorisering, de<br />

twee andere principes werd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> latere fase geïntroduceerd <strong>en</strong><br />

uitgewerkt bij aanbeveling<strong>en</strong> tot implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> herformulering van<br />

selectieprincipes van secundaire weg<strong>en</strong>. Zo is het gebrek aan aandacht<br />

voor het vrachtverkeer in het RSV gehanteerde categorisering ook vanuit<br />

verkeersveiligheidsoogpunt (zie tweede principe) e<strong>en</strong> belangrijke lacune<br />

<strong>en</strong> aan te bevel<strong>en</strong> aandachtpunt voor de herzi<strong>en</strong>ing van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaander<strong>en</strong>. Normalerwijze zou het RSV eind 2007 in<br />

herzi<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> doch wellicht wordt het veel later.<br />

In e<strong>en</strong> hoorzitting (2007) voor de Commissie voor Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>,<br />

<strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Energie van het Vlaamse Parlem<strong>en</strong>t gav<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappers<br />

e<strong>en</strong> toelichting over de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> noodzakelijke<br />

kwaliteitsverbetering van het instrum<strong>en</strong>t van de MOBER<br />

(mobiliteitseffect<strong>en</strong>rapportage) in het kader van locatiebeleid <strong>en</strong> op het<br />

creër<strong>en</strong> van meer gebiedsgerichte sam<strong>en</strong>werking op vlak<br />

mobiliteitsplanning om tot e<strong>en</strong> meer coher<strong>en</strong>te weg<strong>en</strong> categorisering te<br />

kom<strong>en</strong>, o.a. inzake routes voor vrachtverkeer. Operationele kaders ter zake<br />

ontbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> verg<strong>en</strong> toegepast onderzoek. Rec<strong>en</strong>t werd voortgang<br />

gemaakt in het fundam<strong>en</strong>teel onderzoek naar expositiemodell<strong>en</strong> die o.a. de<br />

relatie aangev<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verkeersveiligheid, risicoblootstelling <strong>en</strong><br />

categorieën van weg<strong>en</strong> in België <strong>en</strong> van nut kunn<strong>en</strong> zijn in de verdere<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing van MOBER.


4.2. Verkeerstechnisch ontwerp van verkeersinfrastructuur<br />

Het ontbreekt in Vlaander<strong>en</strong> aan omvatt<strong>en</strong>de richtlijn<strong>en</strong> voor het ontwerp<br />

van de verkeersinfrastructuur. Dit resulteert op het terrein in e<strong>en</strong> groot<br />

gebrek aan uniformiteit <strong>en</strong> herk<strong>en</strong>baarheid binn<strong>en</strong> de verkeersruimte. Deze<br />

vaststelling geformuleerd in e<strong>en</strong> beleidsstudie dater<strong>en</strong>d van 1999 (Engels,<br />

Korsmit, Lauwers in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse<br />

Geme<strong>en</strong>schap) is nog steeds geldig vermits sindsdi<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />

ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> voor de secundaire weg<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geformuleerd <strong>en</strong><br />

deze <strong>en</strong>kel gezag hebb<strong>en</strong> als studiedocum<strong>en</strong>t <strong>en</strong> niet als richtlijn.<br />

Bestaande richtlijn<strong>en</strong> zijn gefragm<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong> historisch gegroeid. In de<br />

mate dat zij voorbijgestreefd zijn <strong>en</strong> niet beantwoord<strong>en</strong> aan de huidige<br />

doelstelling<strong>en</strong> van verkeersveiligheid hebb<strong>en</strong> zij ertoe geleid dat in heel<br />

wat situaties de doorstroming van de auto maatgev<strong>en</strong>d is geblev<strong>en</strong>, t<strong>en</strong><br />

koste van de veiligheid van fietsers <strong>en</strong> voetgangers of van de veiligheid<br />

van het autoverkeer zelf. Zo zijn de verkeerslichtregeling<strong>en</strong> – in<br />

teg<strong>en</strong>stelling tot bijvoorbeeld Nederland – standaard niet conflictvrij<br />

geconcipieerd: dit leidt tot e<strong>en</strong> groot aantal ongevall<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

rechtsafslaande auto‟s <strong>en</strong> rechtdoorgaande fietsers <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> linksafslaand<br />

<strong>en</strong> rechtdoorgaand autoverkeer. Pas naar aanleiding van de studieopdracht<br />

voor het wegwerk<strong>en</strong> van gevaarlijke punt<strong>en</strong> <strong>en</strong> wegvakk<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong><br />

werd, in dat kader opgestelde leidraad, de conflictvrije licht<strong>en</strong>regeling<br />

geïntroduceerd (TV3V, 2003) <strong>en</strong> deels geïmplem<strong>en</strong>teerd voor deze<br />

ongevall<strong>en</strong>conc<strong>en</strong>traties op kruispunt<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> op gewestweg<strong>en</strong>.<br />

Sinds ongeveer twintig jaar is er in Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> specifieke<br />

ontwerptraditie gegroeid waarin bekommerniss<strong>en</strong> inzake<br />

verkeersveiligheid gekoppeld word<strong>en</strong> aan sted<strong>en</strong>bouwkundige<br />

ontwerpconcept<strong>en</strong>. De emanatie daarvan zijn de ontwerpconcept<strong>en</strong> voor<br />

verblijfsgebied<strong>en</strong>, hoofdstrat<strong>en</strong> <strong>en</strong> rotondes, resulter<strong>en</strong>d in aan de Vlaamse<br />

context aangepaste ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> <strong>en</strong> „best practice‟ docum<strong>en</strong>tatie,<br />

de zog<strong>en</strong>aamde „vademecums van AWV‟ (Administratie Weg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Verkeer, 1991).<br />

Het vademecum uit 2003 <strong>en</strong> andere richtlijn<strong>en</strong> van AWV zijn opvall<strong>en</strong>d<br />

gericht op de bescherming van de zwakke verkeersdeelnemers<br />

(aanbeveling<strong>en</strong> m.b.t. schoolomgeving<strong>en</strong>, fiets- <strong>en</strong><br />

voetgangersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>). Hoewel deze ontwerpaanbeveling<strong>en</strong><br />

verkeerstechnisch bestudeerd werd<strong>en</strong>, voor schoolomgeving<strong>en</strong>, rotondes<br />

41


<strong>en</strong> voetgangersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> zij niet geëvalueerd op basis van<br />

ongevall<strong>en</strong>analyses. Er bestaat in Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> manifest gebrek aan e<strong>en</strong><br />

met ongevall<strong>en</strong>gegev<strong>en</strong>s onderbouwde evaluatie van de effect<strong>en</strong> op de<br />

verkeersveiligheid van ontwerprichtlijn<strong>en</strong>, ontwerpconcept<strong>en</strong>,<br />

herinrichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuw aangelegde verkeersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Pas zeer<br />

rec<strong>en</strong>t is het huidige Steunpunt Verkeersveiligheid gestart met onderzoek<br />

ter, bijvoorbeeld in verband met de introductie van conflictvrije<br />

verkeerslicht<strong>en</strong>regeling<strong>en</strong> of van rotondes op kruispunt<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> metaanalyse<br />

geeft voor alle ongevall<strong>en</strong> op kruispunt<strong>en</strong>, waar e<strong>en</strong> volledig<br />

conflictvrije verkeerslicht<strong>en</strong>regeling ingevoerd werd, e<strong>en</strong> significante<br />

daling van 30%. Het aantal ongevall<strong>en</strong> met dod<strong>en</strong> of zwaargewond<strong>en</strong> daalt<br />

zelfs met 45% (Drees<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nuyts, 2006).<br />

Systematische ongevall<strong>en</strong>analyse ontbreekt veelal ook in het<br />

ontwerpstadium, <strong>en</strong> werd pas <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> geïntroduceerd als<br />

standaardaspect in het ontwerpproces, met name in de Leidraad die<br />

gehanteerd wordt bij het wegwerk<strong>en</strong> van de gevaarlijke punt<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wegvakk<strong>en</strong> op gewestweg<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> (TV3V, 2003). Van e<strong>en</strong><br />

andere orde, maar met mogelijk nog nefaster effect op de<br />

verkeersveiligheid is dat de vormgeving van de verkeersinfrastructuur<br />

vaak niet voldoet aan de rec<strong>en</strong>te verkeerskundige inzicht<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> puur op vlotte doorstroming gericht vormgeving gaat voorbij aan het<br />

inzicht dat de infrastructuur het verkeersgedrag sterk beïnvloed <strong>en</strong> dat de<br />

infrastructuur de weggebruiker moet informer<strong>en</strong> (positive guidance,<br />

geleiding, leesbaarheid) over de te verwacht<strong>en</strong> verkeerssituaties <strong>en</strong><br />

optred<strong>en</strong>de conflict<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanzett<strong>en</strong> tot gew<strong>en</strong>st verkeersgedrag. De<br />

vormgeving moet m.a.w. aangepast zijn aan de beperking<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>selijke vermog<strong>en</strong>s.<br />

De verkeerskundige ontwerptaak wordt binn<strong>en</strong> de verkeerskundige theorie<br />

mom<strong>en</strong>teel gezi<strong>en</strong> als het vorm gev<strong>en</strong> aan de weginfrastructuur <strong>en</strong> het<br />

reguler<strong>en</strong> van het gebruik ervan, uitgaande van de m<strong>en</strong>s-voertuigomgeving<br />

relatie.<br />

Het (gew<strong>en</strong>ste) verkeersgedrag van e<strong>en</strong> verkeersdeelnemer hangt af van de<br />

relatie tuss<strong>en</strong> de inrichting van de weg, de omgeving in <strong>en</strong>ge <strong>en</strong> ruime zin<br />

<strong>en</strong> van de relatie met overige verkeersdeelnemers (voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bestuurders). Daarbij is de mom<strong>en</strong>tane, feitelijke situatie van belang. De<br />

42


weggebruiker wordt geïnformeerd door het wegbeeld <strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> weet<br />

van de netwerkfunctie. Op nieuwe weg<strong>en</strong> is minder e<strong>en</strong> probleem, daar<br />

kan m<strong>en</strong> de netwerkfunctie in overe<strong>en</strong>stemming br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met het gew<strong>en</strong>ste<br />

wegbeeld, maar op bestaande weg<strong>en</strong> is dit wel belangrijk.<br />

Theoretisch <strong>en</strong> praktijkgericht onderzoek naar het effect van herk<strong>en</strong>bare<br />

vormgeving <strong>en</strong> voorspelbare gedrag binn<strong>en</strong> het specifiek Vlaamse<br />

ontwerpkader – zoals dit bijvoorbeeld in Nederland wel bestaat, ontbreekt<br />

volledig. Het zijn dan ook deze aspect<strong>en</strong> die IDM sinds 2007 in kaart aan<br />

het br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> is binn<strong>en</strong> het Steunpunt Verkeersveiligheid. Hieronder volgt<br />

e<strong>en</strong> kort overzicht van de werkpakkett<strong>en</strong> die IDM onder de hoofding<br />

„duurzame mobiliteit‟ in het steunpunt onderzoekt.<br />

Tabel 1: Overzicht inbr<strong>en</strong>g van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t in het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

2007-2011<br />

Werkpakkett<strong>en</strong> Promotor<strong>en</strong><br />

Werkpakket 2 (WP2) Infrastructuur<br />

Project: Aanpak gevaarlijke punt<strong>en</strong><br />

Werkpakket 4 (WP4) Innovatie <strong>en</strong> ICT voor<br />

veilige mobiliteit<br />

Project E-safety: het verhog<strong>en</strong> van de veiligheid<br />

door interactie met de omgeving<br />

Werkpakket 8 (WP8) Duurzame <strong>Mobiliteit</strong><br />

Project 1: <strong>Ruimtelijke</strong> ontwikkeling, verkeer,<br />

geluidshinder <strong>en</strong> impact op leefbaarheid<br />

Project 2: Relatie snelheid <strong>en</strong> milieu-impact,<br />

snelheidsbeheer, verkeersbeheer<br />

Project 3: De invloed van verkeersmanagem<strong>en</strong>t<br />

op emissies naar het milieu<br />

Project 4: Optimaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> actualiser<strong>en</strong> vanuit<br />

milieuoogpunt van beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

voor mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t<br />

Prof. D. Lauwers<br />

Prof. P. Demeester<br />

Prof. D. Botteldoor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Prof. D. Lauwers<br />

Prof. F. Witlox<br />

Prof. D. Botteldoor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Prof. H. Vanlandeghem<br />

Prof. D. Lauwers<br />

43


44<br />

4.3. Veiligheid transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong><br />

In Vlaander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> we ge<strong>en</strong> Vlaams beleid voor veiliger transport.<br />

Akkoord, veel is nationaal <strong>en</strong> zelfs internationaal (regelgeving<strong>en</strong> van<br />

ADR, RID, IMD, ADNR). Het <strong>en</strong>ige waar we wat zicht op hebb<strong>en</strong> is het<br />

transport van Sevesostoff<strong>en</strong>. Maar niet op andere gevaarlijke stoff<strong>en</strong>. We<br />

hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> zicht op de risicoanalyse voor transportongevall<strong>en</strong> met<br />

gevaarlijke stoff<strong>en</strong> (faalkans<strong>en</strong> niet gek<strong>en</strong>d; grootte van schade niet<br />

gek<strong>en</strong>d; ge<strong>en</strong> methodiek<strong>en</strong> voor risicoanalyse; ge<strong>en</strong> risicocriteria of –<br />

norm<strong>en</strong>). Ook de technisch-wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing is er in<br />

Vlaander<strong>en</strong> niet. In Nederland staat m<strong>en</strong> wel iets verder. Er is grote nood<br />

aan „ruimtelijke veiligheidsrapportage‟ (zoals dit nu <strong>en</strong>kel bestaat voor de<br />

Sevesobedrijv<strong>en</strong>). Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> komt nog dat de burger immers ge<strong>en</strong> weet<br />

heeft van de „rijd<strong>en</strong>de bomm<strong>en</strong>‟ over de weg<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Gelukkig zijn er nog ge<strong>en</strong> echte ramp<strong>en</strong> gebeurd. Gezi<strong>en</strong> „veiligheid‟ e<strong>en</strong><br />

topprioriteit is, is er nood aan e<strong>en</strong> duurzaam-veilige strategie (via e<strong>en</strong><br />

„overall‟ Vlaams Masterplan waarin m<strong>en</strong> oog heeft voor het aanvaardbaar<br />

vind<strong>en</strong> van risicocriteria voor transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong>). Als daar meer<br />

pijpleidingtransport <strong>en</strong> railtransport mee gemoeid zou zijn, dan moet<strong>en</strong> we<br />

dit opnem<strong>en</strong> in het Masterplan (van visie tot ruimtelijk uitvoeringsplan).<br />

Alles zal reeds beginn<strong>en</strong> met het uitwerk<strong>en</strong> van betere transportdata (<strong>en</strong><br />

noodzakelijke terreintelling<strong>en</strong>) in combinatie met e<strong>en</strong> QRA (Quantitative<br />

Risk Analysis) van gek<strong>en</strong>de knelpunt<strong>en</strong> (brugg<strong>en</strong>, tunnels, e.a.). Het<br />

communicatief overleg zal ook belangrijk zijn (tuss<strong>en</strong> industrie <strong>en</strong><br />

overhed<strong>en</strong>). Mom<strong>en</strong>teel loopt er in IDM (binn<strong>en</strong> de onderzoeksgroep<br />

AMRP: <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>) e<strong>en</strong> onderzoek over<br />

de ruimtelijk-maatschappelijke impact van de mobiliteit van gevaarlijke<br />

transport<strong>en</strong> (2008) waarvan de resultat<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>kort in e<strong>en</strong> breder forum<br />

zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht.<br />

5. Naar e<strong>en</strong> nieuwe missie voor IDM<br />

Gelet op de dynamiek van mobiliteit <strong>en</strong> de nieuwe maatschappelijke<br />

uitdaging<strong>en</strong> hierbij heeft het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> zijn<br />

missie wat bijgesteld, mede ook onder de inspiraties opgedaan bij onze<br />

noorderbur<strong>en</strong>. Langshe<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal grote lijn<strong>en</strong> (noem het ook<br />

uitdieping<strong>en</strong>) will<strong>en</strong> we het wet<strong>en</strong>schappelijke instituut verder uitbouw<strong>en</strong>.


De grote paradox van het mobiliteitsprobleem is dat we in e<strong>en</strong> situatie<br />

beland zijn waar veilige, comfortabele, flexibele mobiliteit topprioriteit<br />

zijn geword<strong>en</strong>, terwijl diezelfde vraag de immobiliteit in de hand werkt <strong>en</strong><br />

de betrouwbaarheid sterk naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> haalt (Rietveld, 2007). Daarnaast<br />

zi<strong>en</strong> we dat de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij het goeder<strong>en</strong>vervoer (naast de verdergaande<br />

globalisering <strong>en</strong> lokalisering) vooral in de richting evolueert van<br />

wijzig<strong>en</strong>de logistieke organisatie op niveau onderneming<strong>en</strong>. We zi<strong>en</strong> meer<br />

<strong>en</strong> meer fragm<strong>en</strong>tering <strong>en</strong> gepersonaliseerde volumes waardoor er e<strong>en</strong><br />

waaier aan logistieke concept<strong>en</strong> bestaan.<br />

Deze maatschappelijke <strong>en</strong> vervoerslogistiek hebb<strong>en</strong> invloed op het d<strong>en</strong>k-<br />

<strong>en</strong> werkgebied van duurzame mobiliteit. De drie peilers zijn: duurzaam<br />

veilig (verkeersveiligheid), duurzaam milieu (milieueffect<strong>en</strong> milieu:<br />

emissies, geluid, versnippering, …) <strong>en</strong> bereikbaarheid (logistieke<br />

netwerk<strong>en</strong> s<strong>en</strong>su lato), kunn<strong>en</strong> deze b<strong>en</strong>adering omsluit<strong>en</strong>. In elk van deze<br />

drie peilers word<strong>en</strong> de drie E‟s (Environm<strong>en</strong>t, Engineering, Education) in<br />

het onderzoek, onderwijs <strong>en</strong> communicatie voorzi<strong>en</strong>. Echte duurzame<br />

mobiliteit streeft ernaar om e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht te bereik<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mobiliteit,<br />

leefbaarheid <strong>en</strong> bereikbaarheid. Hierna wordt kort ingegaan op de drie<br />

peilers die we verder ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

5.1. Duurzaam veilig<br />

“Duurzaam veilig” streeft naar e<strong>en</strong> verkeerssysteem waar op basis van de<br />

drie E‟s e<strong>en</strong> veiligheid voor alle weggebruikers maximaal wordt<br />

gewaarborgd. De omgeving – de weg s<strong>en</strong>su lato – <strong>en</strong> het vervoermiddel<br />

moet<strong>en</strong> met dit doel op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. De m<strong>en</strong>s als „stur<strong>en</strong>d<br />

elem<strong>en</strong>t‟ moet maximaal word<strong>en</strong> getraind op deze taak; de<br />

gedragsbepaling <strong>en</strong> –vorming neemt verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> aan;<br />

handhaving vormt hierbij e<strong>en</strong> belangrijk ondersteun<strong>en</strong>d middel. Binn<strong>en</strong><br />

deze afstemming moet elk van de drie onderdel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> vroeg stadium<br />

ingrijp<strong>en</strong> om mogelijke conflict<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat fout<strong>en</strong><br />

in het ontwerp van de weg, die niet afgestemd zijn op het soort voertuig,<br />

op de vervoerstaak <strong>en</strong> de veiligheid van de weggebruiker of het gew<strong>en</strong>ste<br />

gedrag niet duidelijk mak<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> beginstadium moet<strong>en</strong> bijgestuurd<br />

word<strong>en</strong>.<br />

Het zijn deze „fout<strong>en</strong>‟ in het verkeerssysteem die onveilig gedrag kunn<strong>en</strong><br />

aanstur<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot ongevall<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> tijdig mankem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de<br />

45


wegomgeving <strong>en</strong> in het wag<strong>en</strong>park kan voorkom<strong>en</strong>, kan het individueel<br />

gerelateerde, onveilig rijgedrag ook word<strong>en</strong> beperkt.<br />

Verschill<strong>en</strong>de interacties tuss<strong>en</strong> de omgeving, het vervoermiddel <strong>en</strong> de<br />

m<strong>en</strong>s moet<strong>en</strong> via aangepaste tools, op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. Het<br />

vervoermiddel is niet alle<strong>en</strong> de auto <strong>en</strong> camion, maar m<strong>en</strong> moet ook oog<br />

hebb<strong>en</strong> voor spoorgerelateerde, watergerelateerde <strong>en</strong> luchtgerelateerde<br />

voertuig<strong>en</strong>.<br />

Infrastructuuromgeving<br />

E<strong>en</strong> veilige infrastructuur is de basis voor e<strong>en</strong> veilig rijgedrag. Dit heeft<br />

zowel betrekking op de plaats van de verkeersdeelnemer, het<br />

snelheidsgedrag, voorrangsregeling, richtingswijziging<strong>en</strong>,<br />

toegangsvereist<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de tools di<strong>en</strong><strong>en</strong> hierbij te word<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong>:<br />

op de weg zijn dit bijv. wegcategorisering, road safety audits,<br />

snelheidsmanagem<strong>en</strong>t, verkeersreglem<strong>en</strong>tering, communicatie (DRIPS,<br />

GRIPS, verkeersbord<strong>en</strong>, verkeerslicht<strong>en</strong>, wegmarkering<strong>en</strong>, ondersteun<strong>en</strong>d<br />

wegmateriaal <strong>en</strong> straatmeubilair,…).<br />

Het voertuig speelt e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te rol in de verkeersveiligheid <strong>en</strong> vooral<br />

dan de intellig<strong>en</strong>te voertuigsystem<strong>en</strong> (Safe Speed (Intellig<strong>en</strong>t Speed<br />

Control), Lane Support (lane keeping, lane departure warning, overtaking,<br />

blind spot detection), Safe following (ACC of Adaptive Cruise Control,<br />

Collision Warning, Collision Mitigation, Stop & Go, collision avoidance<br />

systems), Pedestrian Protection (voertuigvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, waarschuwings-<br />

<strong>en</strong> detectiesystem<strong>en</strong>), waarschuwingssystem<strong>en</strong> vermoeidheid bestuurder,<br />

E-call…). Deze word<strong>en</strong> zowel Europees als internationaal binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> road<br />

map voor verkeersveiligheid sterk beklemtoond. Het vermog<strong>en</strong>,<br />

topsnelheid, hoogte, breedte <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte van het voertuig bepal<strong>en</strong><br />

daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> ook de objectieve <strong>en</strong> subjectieve veiligheid van andere<br />

verkeersdeelnemers.<br />

De m<strong>en</strong>s is de derde factor in het realiser<strong>en</strong> van duurzaam Veilig. Dit<br />

betek<strong>en</strong>t dat het zich beweg<strong>en</strong> in het verkeer moet gericht op<br />

verkeersveilig gedrag. Verkeersveilig gedrag richt zowel naar e<strong>en</strong><br />

thematische b<strong>en</strong>adering van onveilig gedrag, naar maatregel<strong>en</strong> die<br />

verkeersveiligheidsgedrag acceptabel mak<strong>en</strong> als verhog<strong>en</strong> (basis<br />

draagvlakonderzoek, rolmodel <strong>en</strong> andere acceptatieverhog<strong>en</strong>de tools)<br />

maar ev<strong>en</strong>goed naar het aanler<strong>en</strong> van verkeersveiligheidsgedrag (educatie<br />

46


s<strong>en</strong>su lato) als naar ondersteun<strong>en</strong>d beleid (handhaving, ADAS,<br />

communicatie, …).<br />

5.2. Duurzaam milieu<br />

“Duurzaam milieu” wordt bereikt via e<strong>en</strong> aangepaste ruimtelijke road<br />

safety beheersmaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke milieutools naar het voertuig <strong>en</strong><br />

de infrastructuur (<strong>en</strong>ergiezuinig, terugdring<strong>en</strong> van lawaai, CO2, …). Ook<br />

het gedrag van de bestuurder (rijstijl, keuze voertuig<strong>en</strong>, informatie over de<br />

milieueffect<strong>en</strong>, gedragsbeïnvloed<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>,…) vormt e<strong>en</strong><br />

bepal<strong>en</strong>de factor in het bereik<strong>en</strong> van de doelstelling<strong>en</strong> van duurzaam<br />

milieu. Dit zal ook zijn neerslag hebb<strong>en</strong> naar Mober, <strong>Mobiliteit</strong>splanning,<br />

infrastructuurkeuze, modikeuze.<br />

5.3. Duurzaam bereikbaar<br />

“Duurzaam bereikbaar” t<strong>en</strong>slotte slaat op de keuze vervoermiddel,<br />

verplaatsingsgedrag, goeder<strong>en</strong>transport, logistieke netwerk<strong>en</strong>, corridors,<br />

… De keuze van de meest efficiëntste vervoersmodi (wegvervoer, water-<br />

of railvervoer, leiding<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het combiner<strong>en</strong> van vervoermodi (uitbouw<br />

overslagplatforms) zal op midd<strong>en</strong>lange termijn bepal<strong>en</strong>d zijn voor het<br />

vrijwar<strong>en</strong> van de bereikbaarheid. Opter<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> duurzame<br />

bereikbaarheid waarbij efficiënte beleidsmiddel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet: van<br />

kilometerheffing <strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong> van de toegankelijkheid <strong>en</strong><br />

beschikbaarheid van bepaalde vervoersmodi over technische tools tot de<br />

uitbouw van andere productiepatron<strong>en</strong>, … e<strong>en</strong> hele reeks inc<strong>en</strong>tives die op<br />

korte tot lange termijn moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet. De ruimtelijke omkadering<br />

<strong>en</strong> ruimtelijke beleidskeuzes moet<strong>en</strong> in belangrijke mate bijdrag<strong>en</strong> tot de<br />

duurzame bereikbaarheidsdoel<strong>en</strong>.<br />

47


48<br />

Figuur 5: Interne verdeling van activiteit<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM<br />

Ook hier zi<strong>en</strong> we de belangrijkheid van e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />

„territoriaal‟ (ruimtelijk) beleidsvisie. In sommige gevall<strong>en</strong> (voor de grote<br />

impact<strong>en</strong>) moet dit „gr<strong>en</strong>s‟-doorbrek<strong>en</strong>d. D<strong>en</strong>k<strong>en</strong> we hierbij aan de grote<br />

infrastructuurwerk<strong>en</strong> als de Westerschelde, de IJzer<strong>en</strong> Rijn, de uitbouw<br />

van logistieke poort<strong>en</strong>, De Seine-Schelde <strong>en</strong> Seine-Schelde-West, de<br />

Lange Wapper (Oosterweelverbinding), de Noord-Zuid in Limburg.<br />

Het zou reeds betek<strong>en</strong>isvol zijn indi<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap op één lijn zou staan<br />

m.b.t. de grote mobiliteitsvraagstukk<strong>en</strong> die Nederland <strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong><br />

direct aanbelang<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> is ook nog hier het water te diep. Maar als<br />

we erin slag<strong>en</strong> om e<strong>en</strong>zelfde taal te sprek<strong>en</strong> (naar inhoud <strong>en</strong> gebruik) van<br />

de term duurzame mobiliteit, dan hebb<strong>en</strong> we reeds e<strong>en</strong> goede stap<br />

voorwaarts gezet. Het is aan de wet<strong>en</strong>schap om hier omtr<strong>en</strong>t het voortouw<br />

te nem<strong>en</strong>. De verschill<strong>en</strong>de project<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> IDM hierna geschetst, gev<strong>en</strong><br />

alvast e<strong>en</strong> eerste aanzet.


Tabel 2: IDM-PROJECTEN (toestand op 1.10.2008)<br />

Duurzaam Veilig Duurzaam Milieu Duurzaam Milieu<br />

Mobiel UG<strong>en</strong>t (2002-2004)<br />

CTPT (Clean Technology for Public<br />

Transport) (2004-2005)<br />

Aanvaardbaarheid maximale snelheidsbegr<strong>en</strong>zer<br />

in vrachtwag<strong>en</strong>s <strong>en</strong> autocars (1999<br />

-2000)<br />

Transport gevaarlijke stoff<strong>en</strong> (2008)<br />

TT&GT (Truck Traffic and<br />

Goods Transport in Flanders (2004-2005)<br />

Vermog<strong>en</strong>gerichte person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s (1999-<br />

2000)<br />

Optima (optimalisatie verkeersongevall<strong>en</strong>statistiek<strong>en</strong>)<br />

(2001-2004)<br />

City Parking in Europe (2005-2007)<br />

Mascara (Implem<strong>en</strong>tation of Demand Responsive<br />

Transport Systems) (2005-2007)<br />

ISA-demonstratieproject<strong>en</strong> (2001-2005)<br />

<strong>Mobiliteit</strong>sstudie Campus Zwijnaarde/<br />

Technologiepark (2007-2008)<br />

Verkeersveiligheid vrije tram- <strong>en</strong> busban<strong>en</strong><br />

(2008)<br />

SHLOW (Show me how slow) (2008-<br />

2009)<br />

PROMISA/VIM (2008-2010)<br />

NEXTGENITS/ISA-testbed (2008-2009)<br />

Project<strong>en</strong> Steunpunt Verkeersveiligheid (2007-2011)<br />

Project<strong>en</strong> Steunpunt Ruimte (2007-2011)<br />

VIM-project<strong>en</strong> (2008-?)<br />

49


Refer<strong>en</strong>ties<br />

Allaert, G., (2007): Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. De eerste schuchtere stapp<strong>en</strong>,<br />

Vervoerslogistieke Dag<strong>en</strong>, ed. F. Witlox.<br />

Allaert, G., Houthaeve, R., Korsmit, J. & Lauwers, D. (1994): “Infrastructuurbeleid <strong>en</strong><br />

locatiebeleid”, G<strong>en</strong>t, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />

Commissie voor Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>, <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Energie (2006): Hoorzitting over<br />

decretale initiatiev<strong>en</strong> over mobiliteitsbeleid, verslag, stuk 832, (1):14-16, Brussel, Vlaams<br />

Parlem<strong>en</strong>t.<br />

De Mol, J., Vlass<strong>en</strong>root S. (2006): Krachtlijn<strong>en</strong> voor het lever<strong>en</strong> van snelheidsinformatie<br />

in functie van het toekomstig opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> snelheidsdatabank: Enquête<br />

wegbeheerders, eerste analyse, G<strong>en</strong>t, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (in. Ministerie van de Vlaamse<br />

Geme<strong>en</strong>schap).<br />

DNV Consulting (2007): Veiligheid aangaande transport van gevaarlijke stoff<strong>en</strong>,<br />

eindrapport, Departem<strong>en</strong>t LNE (in. Ministerie Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />

Drees<strong>en</strong>, A., Nuyts, E. (2006): Conflictvrije verkeerslicht<strong>en</strong>: effect<strong>en</strong> op<br />

verkeersveiligheid, deel 2: analyse van Vlaamse data, Diep<strong>en</strong>beek: Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid.<br />

Engels, D., Korsmit, J., Lauwers D. (1999): Implem<strong>en</strong>tatie van de weg<strong>en</strong>categorisering,<br />

ontwerpaanbeveling<strong>en</strong> voor secundaire weg<strong>en</strong>, Eindrapport, Brussel, Tritel <strong>en</strong> Iris<br />

Consulting, 159 p. (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />

Engels, D., Devri<strong>en</strong>dt, K. Lauwers, D. (2003): Hand<strong>boek</strong> secundaire weg<strong>en</strong>, Brussel,<br />

Tritel <strong>en</strong> Iris Consulting (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />

Lauwers, D. (2005): Categorization versus hierarchy of networks, rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts in<br />

road network planning and design in Flanders, in: Proceedings 3rd International SIIC<br />

Congress, Bari.<br />

TV3V (2003): Leidraad Veilig Wegverkeer in Vlaander<strong>en</strong>, Tijdelijke V<strong>en</strong>nootschap 3V:<br />

104-114, Antwerp<strong>en</strong> (in. Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap).<br />

Van D<strong>en</strong> Bossche, F., (2006): Road Safety, Risk and Exposure in Belgium: an<br />

Econometric Approach, doctoraatsproefschrift, Diep<strong>en</strong>beek, <strong>Universiteit</strong> Hasselt: 188-<br />

196.<br />

50


TOWARDS SUSTAINABLE URBAN DISTRIBUTION<br />

BY CUSTOMIZING POLICIES<br />

Hans QUAK 1 <strong>en</strong> Jo VAN NUNEN 2<br />

1 TNO<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Logistiek<br />

tel: +31 15 269 68 74<br />

e-mail: hans.quak@tno.nl<br />

2 Erasmus University Rotterdam<br />

Rotterdam School of Managem<strong>en</strong>t<br />

tel: +31 10 408 20 32<br />

fax: +31 10 408 90 10<br />

e-mail: jnun<strong>en</strong>@rsm.nl<br />

Abstract<br />

We examine demand managem<strong>en</strong>t and id<strong>en</strong>tify possible contributions<br />

from rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t to the urban freight transport setting, in order<br />

to make urban freight transport more sustainable in all aspects. We point<br />

out the implications of more customized time window policies for the<br />

differ<strong>en</strong>t stakeholders. In industry practice, rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t is the<br />

practice of managing demand in a manner that increases profitability. The<br />

key idea is customizing the product offering to exploit the market‟s<br />

heterog<strong>en</strong>eity. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t practices could also contribute to the<br />

success of Binn<strong>en</strong>stadservice (an initiative in Nijmeg<strong>en</strong>). Nowadays,<br />

urban freight policies oft<strong>en</strong> focus on the restriction of urban freight<br />

transportation without taking into account transportation effici<strong>en</strong>cy or<br />

sustainability issues. Time window regulations, for example, are use in<br />

many urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts to increase the attractiv<strong>en</strong>ess of cities and<br />

reduce the negative impact of urban distribution. However, these<br />

restrictions also lead to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal pollution, increased costs and<br />

congestion.<br />

51


52<br />

1. Introduction<br />

Urban freight transport is a major contributor to both sustainable and<br />

unsustainable impacts in urban areas. Considering the sustainability triple-<br />

P criteria, people, planet and profit, urban freight transport is well-known<br />

for its negative effects on the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, both local and global and for<br />

its negative effects on social sustainability issues in cities, such as its<br />

contribution to noise, visual intrusion, vibration, congestion, and its<br />

negative impact on traffic safety. However, for the economic activity of a<br />

city it is ess<strong>en</strong>tial to have an adequate transportation system, <strong>en</strong>abling the<br />

effici<strong>en</strong>t and effective movem<strong>en</strong>t of goods and people. The local<br />

authorities‟ have the chall<strong>en</strong>ging task of finding a trade-off betwe<strong>en</strong><br />

people, planet and profitability. The curr<strong>en</strong>t focus of local authorities is<br />

primarily on the „people‟ issues. Therefore, popular policy measures<br />

include time-access windows and vehicle restrictions (see e.g. OECD,<br />

2003). However, the improvem<strong>en</strong>t in especially „people‟ issues goes at the<br />

exp<strong>en</strong>se of the other two Ps; it makes effici<strong>en</strong>t urban goods transport quite<br />

difficult and increases the total distance traveled and thereby<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal pollution and transportation costs (Quak, 2008). Carriers<br />

and retail chains consider these governm<strong>en</strong>tal policies as one of their<br />

biggest problems in supplying stores in urban areas. TNO (2003) estimate<br />

that local authorities‟ time-windows result in a yearly cost increase of €<br />

270 million for the Dutch retail sector. Another major difficulty for<br />

effici<strong>en</strong>t urban freight transportation is the decreasing city accessibility<br />

and the increasing congestion. This problem exceeds urban freight<br />

transport, since all traffic participants feel the impact of the increasing<br />

congestion. The yearly costs in the Netherlands due to congestion are<br />

estimated to increase from about € 700 million in 2000 to € 2 billion in<br />

2020, of which goods transport‟s part is estimated at about € 150 million<br />

in 2000 to € 550 million in 2020 (Lemstra, 2004, based on AVV). In other<br />

words, increasing congestion is a serious problem in the Netherlands.<br />

In this contribution, we bring together two differ<strong>en</strong>t streams of research,<br />

notably, city logistics and rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. We focus on a better<br />

utilization of the available infrastructure through a more customized<br />

approach for demand managem<strong>en</strong>t. Other city logistics initiatives focus on<br />

novel infrastructure and transport methods, such as underground logistics<br />

systems, the use of trams, or the developm<strong>en</strong>t of standardized load units<br />

(Stadsbox), see for an ext<strong>en</strong>sive review of differ<strong>en</strong>t city logistics


initiatives Quak (2008). Because the available road capacity is relatively<br />

inflexible, it is very important to manage this capacity in an intellig<strong>en</strong>t<br />

way. Demand managem<strong>en</strong>t is commonplace in settings with relatively<br />

inflexible scarce capacity. In industry, advanced rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t<br />

systems aim at maximizing profitability by exploiting a heterog<strong>en</strong>eous<br />

market <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The objective of this paper is to id<strong>en</strong>tify possible<br />

contributions of rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t insights to the urban freight<br />

transport setting. Therefore, we contrast the traditional rev<strong>en</strong>ue<br />

managem<strong>en</strong>t setting with the urban freight transport <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t.<br />

2. The urban freight transport problem setting<br />

Urban freight distribution is a complex issue, characterized by several<br />

stakeholders with differ<strong>en</strong>t problem perceptions and differ<strong>en</strong>t, oft<strong>en</strong><br />

conflicting, objectives.<br />

Figure 1: Main stakeholder groups in urban freight transport<br />

Figure 1 summarizes the differ<strong>en</strong>t stakeholders that are involved in urban<br />

distribution and their stakes in urban freight transportation. In this<br />

paragraph we briefly discuss these stakeholders and their stakes. From<br />

Figure 1 we distinguish three main stakeholder groups: the governm<strong>en</strong>tal<br />

stakeholders, the professionals (shipper, carrier, and receiver) and the<br />

impactees (the stakeholders that are directly affected by the urban freight<br />

movem<strong>en</strong>ts, e.g. shopping public, resid<strong>en</strong>ts, and working people).<br />

53


54<br />

2.1. Governm<strong>en</strong>tal stakeholders<br />

Higher governm<strong>en</strong>ts t<strong>en</strong>d to deal with urban freight transport problems as<br />

local issues, and are therefore usually not directly involved in local policy<br />

making. Especially accessibility and congestion are high on their ag<strong>en</strong>das.<br />

Furthermore, the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal impacts, both local and global, of<br />

transportation and the increasing congestion issues are a continuing<br />

concern in transport policy reflections.<br />

Local authorities interests are differ<strong>en</strong>t; they are directly involved in urban<br />

freight transport issues. The quality of life, the attraction of city c<strong>en</strong>ters,<br />

the shopping climate, traffic safety, the accessibility, particulates and the<br />

protection of infrastructure and historical buildings dominate their ag<strong>en</strong>da.<br />

Local authorities are responsible for most urban freight transport policies.<br />

At this mom<strong>en</strong>t there is neither cooperation nor harmonization betwe<strong>en</strong><br />

differ<strong>en</strong>t local authorities, which makes urban freight transport regulations<br />

quite disordered. The most commonly used policy measures are: timewindows<br />

and vehicle restrictions. The first primarily improve the<br />

shopping climate and increase the traffic safety for pedestrians and<br />

cyclists. The latter primarily focuses on the protection of buildings and<br />

infrastructure and the reduction of emissions and noise. Dablanc (2007)<br />

argues that most local authorities plan and regulate urban freight transport<br />

similar as they did over two decades ago; city regulations on the<br />

maximum allowed vehicle size, or weight, etc. and delivery timewindows.<br />

These regulations aim at restricting the urban freight traffic as<br />

much as possible (see also All<strong>en</strong>, et al., 2000). These policy restrictions do<br />

not only not contribute to making the urban freight transport more<br />

effici<strong>en</strong>t, they also do not consider changes in the way urban freight<br />

transport is organized over the last years (e.g. the introduction of retail<br />

chain distribution c<strong>en</strong>ters, Just-In-Time store-deliveries, and timely sales<br />

data resulted in moving store-inv<strong>en</strong>tory from in-store depots to the<br />

shelves), and they do not take advantage of the increased possibilities due<br />

to developm<strong>en</strong>ts in ICT.<br />

2.2. Professional stakeholders<br />

The professional stakeholders are involved in the actual freight movem<strong>en</strong>t.<br />

We distinguish three main subgroups:


1. The receivers located in the city c<strong>en</strong>ter<br />

2. The shippers oft<strong>en</strong> located outside the city<br />

3. The carriers that travel from the shippers to the receivers<br />

Ev<strong>en</strong> within these subgroups we see differ<strong>en</strong>ces. For example, the<br />

receivers, or retailers, differ considerably; and with that their stakes in<br />

urban freight transport issues as well. A large retail chain is supplied very<br />

differ<strong>en</strong>t from a small retailer (see Figure 2). In the last case the retailer<br />

orders at a shipper, who usually takes care of the transport of the order by<br />

hiring a logistics service provider (a for-hire carrier). The retailer has no<br />

contact with the carrier except for the delivery. The result is that the<br />

retailer, who initiates the urban freight transport in the first place, does not<br />

consider the transport as his responsibility, let alone his problem. This<br />

retailer‟s interest is especially in minimizing the perceived inconv<strong>en</strong>i<strong>en</strong>ce<br />

caused by trucks and creating a nice shopping <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Since this<br />

retailer does not feel responsible for the transport, and does not pay for it<br />

directly because the transport price is hidd<strong>en</strong> in the price it pays for the<br />

goods, it is usually not willing to participate in or initiate any initiative in<br />

urban freight transport. For receivers that are part of a large retail chain the<br />

situation is differ<strong>en</strong>t (see Figure 2); first of all the deliveries are usually<br />

coordinated by the retailer‟s headquarters, which acts as shipper in this<br />

case. The result is that the retail chain is responsible for the transport and<br />

not the receiver. Beside the differ<strong>en</strong>ce in supply chain organization, these<br />

two cases also differ in their contacts. The small retailer, frequ<strong>en</strong>tly an<br />

indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t <strong>en</strong>trepr<strong>en</strong>eur, is oft<strong>en</strong> more closely involved in the local<br />

regulations of the city c<strong>en</strong>ter than a store manager of a store which is part<br />

of a retail chain. Small indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t retailers are usually supplied by large<br />

logistic service providers that are active in more than one municipality.<br />

Together with the large retail chains, these parties do try to influ<strong>en</strong>ce<br />

urban freight transport policies. However, their focus is less locally<br />

ori<strong>en</strong>ted (see Figure 2).<br />

55


56<br />

Figure 2: Heterog<strong>en</strong>eity in relations betwe<strong>en</strong> stakeholders: two examples<br />

Higher<br />

governm<strong>en</strong>t<br />

Carrier<br />

LSP<br />

Shipper<br />

The stakeholders that face problems with urban distribution at this<br />

mom<strong>en</strong>t are depicted grey in Figure 2. Most receivers do not consider<br />

urban distribution as a problem, which has also to do with the fact that<br />

their interests, e.g. an attractive city c<strong>en</strong>ter and no nuisance from<br />

unloading vehicles, correspond with those of the local authorities. So most<br />

policies already aim at fulfilling these receivers‟ wishes. This contradicts<br />

with the stakes of many large retail chains and carriers, whose main<br />

problems are caused by the restricting policies in many city c<strong>en</strong>ters. Not<br />

only the amount of cities using time-windows and vehicle restrictions<br />

make effici<strong>en</strong>t vehicle roundtrip planning and effici<strong>en</strong>t vehicle usage<br />

difficult (Quak & De Koster, 2007), the variance in regulations betwe<strong>en</strong><br />

the municipalities makes is almost impossible to obey all policy measures<br />

(see also Dablanc, 2007).<br />

2.3. Impactees<br />

CASE 1<br />

Receiver<br />

Small (medium)<br />

sized business<br />

Local<br />

authorities<br />

Higher<br />

governm<strong>en</strong>t<br />

Carrier<br />

own / dedicated<br />

fleet<br />

Shipper<br />

retailer’s<br />

headquarters<br />

CASE 2<br />

Receiver<br />

(Large) retailer<br />

Local<br />

authorities<br />

Information flow and direction Goods flow and direction<br />

The impactees feel the impact of the urban freight transport, but do not<br />

directly influ<strong>en</strong>ce it. Usually, local authorities t<strong>en</strong>d to look after the<br />

interests of these stakeholders, their voters. We distinguish three<br />

subgroups: the resid<strong>en</strong>ts living in the city c<strong>en</strong>ters, the shopping public and<br />

people working in the city c<strong>en</strong>ter. In g<strong>en</strong>eral, these groups are interested in<br />

a healthy and safe <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t and an easily accessible city c<strong>en</strong>ter with


<strong>en</strong>ough parking spaces. The resid<strong>en</strong>ts do not appreciate deliveries late in<br />

the ev<strong>en</strong>ings, during the night, or early in the morning, because of the<br />

resulting noise and light nuisance.<br />

3. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t ideas<br />

The success of many companies relies on their ability to extract the<br />

maximum profit from a fixed amount of goods or services. This is<br />

especially the case in industries with inflexible perishable capacity and<br />

high fixed costs. In such industries, as the airlines, the total costs are<br />

nearly unaffected by the number of units sold. In order to maximize<br />

rev<strong>en</strong>ues, they use sophisticated demand managem<strong>en</strong>t techniques, known<br />

as rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. Exploiting differ<strong>en</strong>ces in product valuations<br />

betwe<strong>en</strong> customers, over time and for differ<strong>en</strong>t product variants is at the<br />

core of rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t. The airline industry is the poster child<br />

example of successful rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t with <strong>en</strong>ormous rev<strong>en</strong>ue<br />

increases reported (Marmorstein et al. 2003). Other industries with similar<br />

characteristics that started to adapt rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t ideas include<br />

hotels, car r<strong>en</strong>tals, cruise lines and <strong>en</strong>tertainm<strong>en</strong>t.<br />

The key idea is that one offers differ<strong>en</strong>t „products‟ to differ<strong>en</strong>t customer<br />

segm<strong>en</strong>ts to serve a bigger market and to extract more rev<strong>en</strong>ues. The<br />

example is the distinction betwe<strong>en</strong> business and tourist travelers in the<br />

airline industry. In g<strong>en</strong>eral, tourist class travelers are more flexible and<br />

more price s<strong>en</strong>sitive than business class travelers. Therefore, the airline<br />

targets these segm<strong>en</strong>ts with distinct product types, both in terms of price<br />

and booking restrictions (e.g. the cancellation policy, Saturday-night stay).<br />

Another example is the hotel industry which differ<strong>en</strong>tiates prices based on<br />

the day of the week, i.e. offering off-peak discounts, and the duration of<br />

stay. Moreover, special offers for s<strong>en</strong>ior citiz<strong>en</strong>s and stud<strong>en</strong>ts are<br />

commonplace in many industries including movie theaters, swimming<br />

pools and sport ev<strong>en</strong>ts.<br />

In order for rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t to be b<strong>en</strong>eficial some business<br />

characteristics need to be in place (Talluri & Van Ryzin, 2004). First of<br />

all, customers need to exhibit differ<strong>en</strong>t purchasing prefer<strong>en</strong>ces. In<br />

traditional rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts, this typically reflects the<br />

differ<strong>en</strong>ces in willingness to pay. For example, business travelers are less<br />

57


price s<strong>en</strong>sitive than tourist travelers. In urban freight transport, the users/<br />

customers of the urban infrastructure are an extremely heterog<strong>en</strong>eous<br />

group. That is, the receivers located in the city, the shippers that are<br />

mostly located outside the city, the carriers that travel from the shippers to<br />

the receivers and back, the resid<strong>en</strong>ts that live in the city c<strong>en</strong>ters, the<br />

shopping public using the facilities city c<strong>en</strong>ters offer (e.g. shops, hotel and<br />

catering industry, (movie) theatres, etc.), people working in the city c<strong>en</strong>ter,<br />

who travel every day to, from, and in the city to do their job. Secondly,<br />

demand should be uncertain. Which is the case in urban freight transport;<br />

the total number of vehicles in a city c<strong>en</strong>ter on a giv<strong>en</strong> time is very<br />

uncertain and is influ<strong>en</strong>ced by many factors. Thirdly, the availability of<br />

capacity is relatively inflexible. This is certainly the case for freight<br />

transport. Infrastructural capacity in the urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is very<br />

inflexible. It is virtually impossible to adjust capacity based on demand.<br />

In the rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t literature (see for example Talluri and Van<br />

Ryzin, 2004), one typically considers two control types, namely, quantity<br />

control and price control. Quantity based control manages the availability<br />

decisions, while price based control is concerned with the dynamic pricing<br />

of products. The key question in quantity based control is how much<br />

capacity to reserve for a specific customer class or segm<strong>en</strong>t. Dynamic<br />

pricing addresses the question what price to charge on a specific time for a<br />

specific customer segm<strong>en</strong>t and for a specific product. Inspired by<br />

quantitative rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t, we will consider a more customized<br />

approach to urban freight sustainability policies. As an illustrative<br />

example we deal with a customized managem<strong>en</strong>t of time-windows. Here,<br />

the objective is to improve the carriers‟ and shippers‟ effici<strong>en</strong>cy and<br />

increase city accessibility, without compromising social sustainability.<br />

Furthermore, we will look at pricing mechanisms to support the time<br />

window policies. In this setting, it is not immediately clear where to put<br />

the inc<strong>en</strong>tives. Simple road pricing schemes might not always be effective<br />

in an urban freight setting. Holguin-Veras et al. (2006) show that the<br />

majority of carriers does not change their behavior based on road pricing<br />

inc<strong>en</strong>tives that try to stimulate off-peak transport. This is caused by the<br />

fact that in many carrier–receiver relationships the receiver determines the<br />

delivery conditions. This means that road pricing is not always an<br />

effective policy measure to steer in urban freight distribution. Private<br />

carriers (see Figure 2, the receiver is part of large retail chain) are more<br />

s<strong>en</strong>sitive to road pricing initiatives than for-hire carriers (see Figure 2, the<br />

58


eceiver is part of small sized business). This implies that the obvious<br />

pricing mechanism, road pricing, might not be the most suitable for the<br />

problems in urban freight transportation problems. Therefore we have to<br />

look for other kind of inc<strong>en</strong>tives or for ways to make sure the inc<strong>en</strong>tive<br />

reaches the right stakeholder.<br />

Modern IT allows for the incorporation of customized approaches to serve<br />

the needs of differ<strong>en</strong>t customers, regions or cities. Note that technologies<br />

such as e-commerce and mobile GPS navigation (e.g. Tomtom) systems<br />

provide opportunities for customization that was not conceivable a few<br />

years ago. Successful examples of customization in industry are Internet<br />

grocers such as Peapod (www.peapod.com) and Albert.nl (www.albert.nl)<br />

– who differ<strong>en</strong>tiate the delivery service in terms of delivery frequ<strong>en</strong>cy<br />

dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t on the customer‟s zip code nowadays. Based on the actual<br />

demand volume it is possible to quickly and easily adjust the<br />

corresponding delivery fee in a certain region in order to actively<br />

influ<strong>en</strong>ce demand. For example, if someone in a specific area has placed<br />

an order, customers in the same area might get a discount if he orders in<br />

the same time-window. Since the delivery vehicle is already in that area,<br />

the transport costs are lower if it can deliver to another customer in the<br />

area. These cost-savings can be shared with the customer; a win-win<br />

situation. On the other hand, in peak-demand periods such as Christmas,<br />

wh<strong>en</strong> the demand is really high and the available capacity is not suffici<strong>en</strong>t,<br />

the company is able to steer this demand, by increasing the price per<br />

delivery. Another possibility is to differ<strong>en</strong>tiate prices at times during the<br />

week. Many customers like to receive their groceries for example on<br />

Friday in the early ev<strong>en</strong>ing, because they are at home at that mom<strong>en</strong>t and<br />

they like to have all groceries in home before the week<strong>en</strong>d. In other words,<br />

the demand for that time-window is quite high. This is not the case for the<br />

Monday afternoon. By differ<strong>en</strong>tiating prices betwe<strong>en</strong> these periods, the<br />

Internet grocer can influ<strong>en</strong>ce demand for the available time-windows.<br />

4. Rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t concepts in urban distribution: the<br />

case of Binn<strong>en</strong>stadservice.nl<br />

Binn<strong>en</strong>stadservice.nl is a city logistics initiative in the Dutch city of<br />

Nijmeg<strong>en</strong>. In this initiative the stores ask their suppliers to deliver their<br />

goods at a distribution c<strong>en</strong>ter just outside the city c<strong>en</strong>ter. At this mom<strong>en</strong>t<br />

59


we examine (in a Transumo-project) ways for the Binn<strong>en</strong>stadservice.nl to<br />

use rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t practices in order to add value for their<br />

customers, the small and medium-sized stores in the c<strong>en</strong>ter (note<br />

Binn<strong>en</strong>stadservice.nl does not aim at retail chains, since these chains<br />

already organize their distribution in an effici<strong>en</strong>t way). At this mom<strong>en</strong>t,<br />

Binn<strong>en</strong>stadservice.nl offers its basic service, i.e. receiving goods, bundling<br />

per store and delivering these goods to the stores (by <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal<br />

fri<strong>en</strong>dly vehicle), for free. We examine how to use rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t<br />

to offer more differ<strong>en</strong>tiated services, such as delivering at specified times,<br />

delivering products to <strong>en</strong>d-consumers of the stores (for example fridges),<br />

picking up waste and managem<strong>en</strong>t of inv<strong>en</strong>tory (at the<br />

Binn<strong>en</strong>stadservice.nl distribution c<strong>en</strong>ter). Although, stores are the<br />

customers of Binn<strong>en</strong>stadservice.nl, it is also possible to deliver goods for<br />

carriers to Nijmeg<strong>en</strong>. Carriers do not have to worry about local<br />

regulations, such as time-windows, if they can make their deliveries at the<br />

Binn<strong>en</strong>stadservice. For these services to transporting companies, rev<strong>en</strong>ue<br />

managem<strong>en</strong>t practices are examined as well.<br />

60<br />

5. The key to organizing urban distribution sustainable:<br />

customizing policies<br />

Concept from rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t could be used in a larger urban<br />

distribution setting, to make it more sustainable, just like the Internet<br />

grocer that actively uses inc<strong>en</strong>tives to influ<strong>en</strong>ce the customer‟s behavior<br />

and stimulate time windows choices that are desirable for the grocer.<br />

Persuasive inc<strong>en</strong>tives do allow the customer the possibility to choose their<br />

preferred window. On the other hand, the pricing structure does let the<br />

customer feel the impact of its delivery choice. This is exactly the key to<br />

solving several urban freight transport issues. Most proposed solutions<br />

focus only on a limited set of the problems, with sometimes ev<strong>en</strong><br />

counterproductive results for other problems, see e.g. time-window<br />

policies. This has to do with the lack of cost transpar<strong>en</strong>cy of urban freight<br />

transport operations and a lack of communication betwe<strong>en</strong> stakeholders,<br />

resulting in a limited visibility of the problems for each stakeholder<br />

individually. The key to resolving several urban freight transport issues<br />

therefore lies in improving these two underlying issues: increase actual<br />

cost transpar<strong>en</strong>cy for all stakeholders, for example an indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t receiver<br />

usually has no idea of the actual transport costs of its orders (see also


Holguin-Veras, et al., 2006), and making differ<strong>en</strong>t stakes (easily) visible<br />

to the other stakeholders. The time-window policies seem a natural<br />

starting point to illustrate the main ideas of a more customized approach to<br />

urban distribution policies. The analogies with some of the chall<strong>en</strong>ges that<br />

are at the core of both the rev<strong>en</strong>ue managem<strong>en</strong>t applications and the urban<br />

distribution <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t lead us to proposing an idea to come to a more<br />

customized way to use time-window policies for urban distribution.<br />

In ess<strong>en</strong>ce, all problems in urban distribution boil down to the<br />

managem<strong>en</strong>t of scarce capacity, e.g. capacity of high quality shopping<br />

space, the capacity of the carrier trucks, and the capacity at the receiving<br />

party in a social responsible way. The objective here is to manage demand<br />

in such a way that capacity is used in the most profitable way. For urban<br />

distribution this would mean that the local authorities would label their<br />

scare capacity in order to reach their objective as well as the retailers‟ and<br />

carriers‟ objectives, within a national system. In first instance, the<br />

customers of this system are the carriers, who want to use the capacity to<br />

make the deliveries. By customizing policies, we aim at finding a win-win<br />

situation for (all) involved stakeholders. For example, local authorities<br />

could design customized accessibility-measurem<strong>en</strong>ts for a specific district<br />

or ev<strong>en</strong> street based on local information to improve the situation in places<br />

where it is necessary, while relaxing time-window restrictions for other<br />

districts or streets.<br />

The main purpose of governm<strong>en</strong>tal time windows is to allocate capacity in<br />

city c<strong>en</strong>ters to the right stakeholders at the right times; usually carriers are<br />

allowed to use capacity during the morning, shopping public during the<br />

afternoon, and it is restricted during the night and early morning to reduce<br />

noise nuisance for resid<strong>en</strong>ts. Although time-window policies take in<br />

account some stakeholders and their objectives, a lot of them are curr<strong>en</strong>tly<br />

not really dealt with, see e.g. the earlier m<strong>en</strong>tioned yearly cost increase of<br />

€ 270 million due to time-windows for the Dutch retail sector (TNO,<br />

2003), as well as the obliged use of the morning rush hour for urban<br />

freight transportation due to the time-windows in the morning. Moreover,<br />

the curr<strong>en</strong>t way of designing time-window policies is quite g<strong>en</strong>eric. In<br />

g<strong>en</strong>eral, they do not distinguish betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of freight<br />

movem<strong>en</strong>ts (e.g. for-hire or private carriers) or betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of<br />

geographical characteristics, e.g. in some areas resid<strong>en</strong>ts might really be<br />

disturbed by unloading vehicles during the morning, but in other areas this<br />

61


might not be the case. More than that, these g<strong>en</strong>eric time-window<br />

restrictions are hardly changed over the last decades, while urban freight<br />

transportation changed considerable over the years. For example, in one<br />

Dutch city a receiver can unload vehicles inside a store, which reduces the<br />

hindrance for many stakeholders, but the retailer is not allowed to do so<br />

outside the time window period. In other words, we are looking for less<br />

g<strong>en</strong>eric time-window assignm<strong>en</strong>t that might take more (individual)<br />

stakeholders‟ objectives in account in order to make urban freight<br />

transport operations not only more effici<strong>en</strong>t, but above all more<br />

sustainable.<br />

62<br />

6. Modern technology <strong>en</strong>ables customized policies<br />

6.1. Carriers<br />

Nowadays, many local authorities allocate infrastructure to urban freight<br />

transport in a static and straightforward manner; time-windows allow<br />

vehicles in the city c<strong>en</strong>ters during fixed times. A time-window during the<br />

morning betwe<strong>en</strong> 7 a.m. and 11 a.m. is quite common. This way of<br />

allocating infrastructure increases costs for retail chains and private<br />

carriers. The cost increase differs, based on e.g. the type of carrier, and<br />

also the type of retailer (see e.g. Quak & De Koster, 2007). For some<br />

retailers the costs to supply a time-window affected store are 25% higher<br />

than the cost to supply a non-affected store, whereas for others this<br />

increase can be less than 5%. Although some carriers are affected far more<br />

than others, the curr<strong>en</strong>t regulation does not really allow for customization.<br />

However, customization would be the answer to the time-window<br />

problems that carriers experi<strong>en</strong>ce. It provides retailers the possibility to<br />

acquire a customized policy, while at the same time protecting the<br />

attractively of the city c<strong>en</strong>ter. Modern technology allows us to propose a<br />

less g<strong>en</strong>eric solution: a system that makes it possible to offer more<br />

customized time-windows to those retailers and carriers that are really<br />

affected by the curr<strong>en</strong>t time-window policies. To solve the problems of<br />

those carriers, we propose a system in which they can acquire an<br />

exception to the rule; a differ<strong>en</strong>tiated time-window. Obviously, carriers do<br />

understand the necessity of some time-window regulations, however<br />

previous research shows that if about one third of the stores to visit is<br />

affected by time-windows the distribution costs increase (Quak, 2008). To


decrease the extra costs of time-windows all carriers would like to see<br />

differ<strong>en</strong>t exceptions to time-windows, due to geographical store locations<br />

that they have to visit. By making the carriers bid to acquire an exception<br />

for a certain city, we make sure that it really decreases the time-window<br />

costs. This bid does not necessarily have to be financial in nature. Besides,<br />

by differ<strong>en</strong>tiating in the „price‟ to acquire such an exception betwe<strong>en</strong> cities<br />

it is possible to steer in such a way that those areas in which unloading<br />

vehicles are really causing nuisance are less likely to be acquired by<br />

carriers. It is also possible to differ<strong>en</strong>tiate within an city c<strong>en</strong>ter, e.g. if a<br />

carrier can unload without hindering others, for example at the backdoor<br />

or inside, it might be possible to offer that carrier a lower „price‟ to<br />

acquire a time-window exception, than if it would hinder others. The nice<br />

thing about this idea is that it provides flexibility for the stakeholders that<br />

really need it. Furthermore, other parties can be comp<strong>en</strong>sated for the<br />

increased inconv<strong>en</strong>i<strong>en</strong>ce by the „price‟ the carrier has to pay for this<br />

flexibility. Since this customized time-window is really tied to a particular<br />

area it might also be possible to pass on the charge to the receiver, or ev<strong>en</strong><br />

to directly charge the receiver. We will discuss this role of the receiver<br />

later in more detail.<br />

6.2. Local authorities<br />

It is important to see what is in it for the local authorities. The curr<strong>en</strong>t time<br />

-window regulations might increase distribution costs as well as<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal burd<strong>en</strong>; it relieves the city c<strong>en</strong>ter from nuisance by large<br />

vehicles and increases social sustainability. So what could be the inc<strong>en</strong>tive<br />

for the differ<strong>en</strong>t local authorities to cooperate in a system that results in<br />

relaxation of their regulations? Off course, local authorities might possibly<br />

ask something in return from the carrier or retailer, who reduces costs due<br />

to this new time-window that better fits its planning. This „something‟ is<br />

deliberately vague. Obviously, it could be a kind of monetary value.<br />

However, there are also other options; think about requirem<strong>en</strong>ts to the<br />

<strong>en</strong>gine type (less pollutant vehicles would for example be allowed in a<br />

wider time-window), or the noise level (quieter vehicles would for<br />

example also be allowed in the early morning). These types of<br />

requirem<strong>en</strong>ts are curr<strong>en</strong>tly already in use in a small number of cities, so<br />

this would be a real inc<strong>en</strong>tive for cities, see e.g. the Dutch cov<strong>en</strong>ant to<br />

stimulate clean trucks in cities‟. The customized time-window regulations<br />

system would give municipalities an instrum<strong>en</strong>t to be more flexible and<br />

63


focus on their main objectives. The local authorities could also set a<br />

maximum to the number of available customized time-windows for a<br />

period (e.g. one hour). This would prev<strong>en</strong>t that supplying vehicles hinder<br />

other delivering vehicles, so that during these customized time-windows<br />

the carrier can deliver the store as effici<strong>en</strong>t as possible.<br />

64<br />

6.3. Higher governm<strong>en</strong>t<br />

One of the major problems is the lack of coordination betwe<strong>en</strong> the timewindows<br />

policies of the differ<strong>en</strong>t cities. Moreover, the strictness of the<br />

measures differs across cities. Consequ<strong>en</strong>tly, the Dutch Committee for<br />

Urban Distribution (Commissie Stedelijke Distributie) has advised to<br />

harmonize the regulations betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t cities (see e.g. CSD, 2006).<br />

Therefore, we conclude that the customized time-window system should<br />

be organized on a national level. Unfortunately, the higher governm<strong>en</strong>ts<br />

do not see any real inc<strong>en</strong>tives to deal with urban distribution issues, such<br />

as time-windows regulations. However, in order to reduce congestion<br />

(improve accessibility of cities, see Figure 1) and reduce pollutant<br />

emissions, such as CO2 and particulates (i.e. PM10) they need to get<br />

involved in these local issues. The severe congestion levels, already a<br />

serious problem, will only increase in the coming years. Curr<strong>en</strong>tly, a form<br />

of road pricing is considered to be necessary on the short term to make<br />

sure congestion won‟t increase to a level that simply blocks mobility in<br />

some parts of the Netherlands (OECD, 2007). Pollutant emission levels<br />

are quite high in the Netherlands and the Dutch governm<strong>en</strong>t aims at<br />

reducing them. Another objective for the national governm<strong>en</strong>t to be<br />

involved in this concept is that it offers the possibility to harmonize<br />

regulations. This corresponds with the idea of the refer<strong>en</strong>ce model that is<br />

proposed by the Dutch Committee for Urban Distribution (see CSD, 2006)<br />

and would make an <strong>en</strong>d to the complexity of local regulations.<br />

6.4. Receivers<br />

Using road pricing inc<strong>en</strong>tives to influ<strong>en</strong>ce the number of freight<br />

movem<strong>en</strong>ts in peak hours does not always seem to be effective. In line<br />

with Holguin-Veras et al. (2006) we argue that, to change carriers‟<br />

behaviour, it might not be suffici<strong>en</strong>t to use an inc<strong>en</strong>tive that only effects<br />

the carriers. In many cases receivers and sometimes shippers are<br />

responsible for the delivery conditions, e.g. the time of the day, and the


pricing inc<strong>en</strong>tive, the charge, does oft<strong>en</strong> not reach the receiver. Therefore,<br />

to be able to steer on changing carriers‟ behaviour, in order to move the<br />

urban freight transport deliveries from the peak to the non-peak hours,<br />

there should be an inc<strong>en</strong>tive for the receiver to change its behaviour. Only<br />

th<strong>en</strong> would it be possible for the majority of the urban freight deliveries to<br />

take place at other times of the day. However, most of the receivers,<br />

especially those that do not belong to retail chains (see Figure 2) do not<br />

feel the necessity to change the curr<strong>en</strong>t situation. Time-window<br />

regulations especially seem to att<strong>en</strong>d to their interests. Besides, many<br />

receivers do not notice pot<strong>en</strong>tial extra costs for distribution (due to timewindows<br />

nor to road pricing), because these costs are only a limited part<br />

of the total cost the receivers pay the shippers. These total costs are<br />

usually not specified, which results in a situation in which there is no<br />

economic inc<strong>en</strong>tive for the receiver to change its ordering behavior. Since<br />

this is ess<strong>en</strong>tial to make the transition from the curr<strong>en</strong>t regulation to the<br />

new customized solution that we propose, we have to find an inc<strong>en</strong>tive for<br />

the receiver. An idea could be to make the receiver responsible for<br />

reserving the time windows in which its suppliers are allowed to park<br />

nearby its store. Furthermore, the system we propose takes inc<strong>en</strong>tives of<br />

multiple stakeholders better in account than the curr<strong>en</strong>t regulation. If this<br />

system would be used, there is an inc<strong>en</strong>tive for receiver; namely it is better<br />

them to cooperate, because their interests are at stake. Some examples<br />

show, that if receivers are pointed out on the difficulties of urban freight<br />

transportation they are willing to cooperate in pot<strong>en</strong>tial solutions. Besides,<br />

receivers have an interest in an improvem<strong>en</strong>t of accessibility of city<br />

c<strong>en</strong>ters and might „receive‟ some of the gains from the „price‟ carriers pay<br />

for their customized time-window. The receivers that are part of retail<br />

chains form a substantial part of the stores in Dutch city c<strong>en</strong>ters and these<br />

receivers already have an inc<strong>en</strong>tive (see the section on carriers).<br />

6.5. Impactees<br />

Besides the directly involved stakeholders the impactees also feel the<br />

impact of the time-window policies. The differ<strong>en</strong>t governm<strong>en</strong>tal actors<br />

take their interests into account. This is possible, since the exact inputs in<br />

the system dep<strong>en</strong>d on negotiations of differ<strong>en</strong>t actors; if in one street noise<br />

nuisance early in the morning is considered to be a big problem, than the<br />

„price‟ to get an exception in that street is set really high, so that carriers<br />

only acquire this window if there is no other option. However, it is more<br />

65


likely that they would visit a store at another street, where the time<br />

window at that period is cheaper because of the lower impact of noise<br />

nuisance there. The idea is that both local authorities and higher<br />

governm<strong>en</strong>ts are able to steer, so dep<strong>en</strong>ding on the main stakes<br />

(complaints) of the impactees, the governm<strong>en</strong>ts can take that in account.<br />

Up to here, we discussed the proposed concept and its impacts for<br />

customizing time-windows. We already m<strong>en</strong>tioned that the concept‟s<br />

focus is much broader than making curr<strong>en</strong>t time-window policies more<br />

sustainable only. However, the example already shows that by designing<br />

time-windows in a more customized manner major gains could be<br />

achieved for several stakeholders. From this relatively concise application,<br />

it is not such a big step to the full concept.<br />

66<br />

7. Customized policies: tuning the inc<strong>en</strong>tives<br />

Although we discussed the main inc<strong>en</strong>tives of the involved stakeholders in<br />

the previous section, this does not imply that all similar stakeholders share<br />

the same objectives. The exact „charge‟ and „gain‟ for all involved<br />

stakeholders follows after weighing of the interests. The issues may differ<br />

per city and per stakeholder, which also follows from the time-window<br />

example in the previous section. This might be a process of negotiation of<br />

all involved stakeholders. In practice, this would be quite complex.<br />

Consider for example a large city; next to the number of differ<strong>en</strong>t district<br />

authorities, there are the city authorities, the city region authorities, the<br />

provinces, and the national authorities. The number of carriers that daily<br />

visits the city is huge, just as the number of receivers that are located in<br />

that city. In other words, in the curr<strong>en</strong>t structure it is simply not possible to<br />

ev<strong>en</strong> think about including the interests of so many in the developm<strong>en</strong>t of<br />

a policy. However, as we stated earlier in this paper, examples from<br />

industry of suchlike customized solutions are only made possible by<br />

modern technologies that were considered not conceivable only a few<br />

years ago.<br />

One of the opportunities of the concept we propose is to „create‟ an<br />

inc<strong>en</strong>tive for the receivers to make urban freight transport more<br />

sustainable. We already m<strong>en</strong>tioned that curr<strong>en</strong>tly many receivers do not<br />

feel responsible for urban freight transport operations at all, whereas they


are responsible for it since they order the goods. For large retail chains that<br />

organize their own distribution from their own distribution c<strong>en</strong>ter (see also<br />

Figure 2) the costs are transpar<strong>en</strong>t and the differ<strong>en</strong>t stakes visible. It is<br />

therefore no surprise that especially the retail chains complain about the<br />

curr<strong>en</strong>t situation and the cost increasing policy measures, time-windows<br />

and vehicle restriction. These large retail chains usually already supply<br />

their stores quite effici<strong>en</strong>tly (see also Quak & De Koster, 2007). This is<br />

not necessarily the case for smaller retailers that order at differ<strong>en</strong>t<br />

suppliers and are therefore oft<strong>en</strong> supplied with small drops. However,<br />

since the distribution costs are not visible for these receivers, there is no<br />

inc<strong>en</strong>tive to change this ordering behaviour. This lacking inc<strong>en</strong>tive might<br />

also be the reason for some city logistics initiatives, such as the use of city<br />

distribution c<strong>en</strong>ters, to fail in practice (see also Quak, 2008). Curr<strong>en</strong>tly,<br />

none of the stakeholders actually b<strong>en</strong>efits from making the urban freight<br />

system as a whole more sustainable. However, if we would be able to<br />

„charge‟ the receiver for a delivery, we create an inc<strong>en</strong>tive to become<br />

more sustainable. This would make the transport costs more transpar<strong>en</strong>t.<br />

This is in line with the initiatives of some large retailers to make<br />

sustainability more visible for cli<strong>en</strong>ts. Tesco, for example, plans to offer a<br />

carbon labelling system to inform their customers of the products‟ carbon<br />

footprint, the full gre<strong>en</strong>house impact of the production, transportation and<br />

packaging of each good, which <strong>en</strong>ables the customers to consume<br />

products and services which are more sustainable. With suchlike<br />

initiatives large retailers anticipate on the increasing customer need for<br />

sustainability and visibility of the carbon footprint.<br />

Introducing such a „charge‟ makes the transport cost and activities more<br />

visible for all receivers. The gains from this „charge‟ could be divided in<br />

several ways, dep<strong>en</strong>ding on how and who is charged exactly; for example<br />

it could be part of transport costs (think about some kind of road pricing),<br />

that the carrier has to on-charge to the receiver. In this case the receiver<br />

has an inc<strong>en</strong>tive to order so that multiple supplies could be collected by<br />

for example a logistics service provider that only visits the receiver once a<br />

day with several orders. Another example could be for local authorities to<br />

„charge‟ the receiver directly for every delivery. This would increase cost<br />

transpar<strong>en</strong>cy and provide an inc<strong>en</strong>tive to those stakeholders that have the<br />

ability to change in such a way that urban freight transport becomes more<br />

sustainable. In case the gains from these charges are redistributed among<br />

the receivers, so that receivers that are effici<strong>en</strong>tly supplied receive most,<br />

67


the purpose of the charge is made ev<strong>en</strong> more visible. Not only would this<br />

make such a charging–system relatively cost neutral for receivers, such as<br />

large retail chains, and those receivers that are supplied by only one<br />

logistics service provider, or by a provider that combines several receivers<br />

in one street. This implies that receivers have the choice to be supplied<br />

ineffici<strong>en</strong>tly, for example some fashion retailers deliver every day small<br />

amount of clothes to all stores from a marketing perspective to have a<br />

some new products in the collection at all times. The idea is that it is<br />

interesting for customers to visit these stores frequ<strong>en</strong>tly. These retailers<br />

are still allowed to deliver in an unsustainable way; however the gains<br />

from the charges they pay are used as an inc<strong>en</strong>tive for others to act more<br />

sustainable.<br />

The system we are proposing here dep<strong>en</strong>ds on the input of all differ<strong>en</strong>t<br />

stakeholders. The main idea is that based on all prefer<strong>en</strong>ces, the weights of<br />

all prefer<strong>en</strong>ces have to be determined in negotiations, a time-window<br />

regulations scheme can be determined in a first iteration. This timewindow<br />

scheme could be se<strong>en</strong> as a standard product. However, more<br />

customized time-window products are available as well. These differ<strong>en</strong>t<br />

customized time windows come at a „premium‟. In this situation we see<br />

that the „pot<strong>en</strong>tial cli<strong>en</strong>ts‟ for these customized time windows are various.<br />

Until now we only discussed the possibility for carriers to acquire these<br />

special time-windows‟, but the real innovative idea lies in the fact that all<br />

stakeholders are involved. Cli<strong>en</strong>ts are all stakeholders that would like such<br />

a customized time window (for various reasons), and are willing to offer<br />

something in return in order to acquire such a window. This inc<strong>en</strong>tive is<br />

not necessarily a monetary price, as was discussed earlier. Cli<strong>en</strong>ts of the<br />

system could vary from higher governm<strong>en</strong>ts (to steer on e.g. congestion or<br />

pollution), local authorities, carriers, receivers, and ev<strong>en</strong> interest groups of<br />

impactees. The main idea is now that it is possible to acquire such a<br />

customized time window, but that the charge that is paid to do so should<br />

be used to „comp<strong>en</strong>sate‟ these stakeholders that are affected by the<br />

customized time window of the other. For example, if a carrier wants to<br />

acquire a time window early in the morning, and this is not possible in the<br />

standard product, because of the noise nuisance it causes for the resid<strong>en</strong>ts<br />

living nearby, has to pay with doing the delivery with quiet equipm<strong>en</strong>t and<br />

a quiet vehicle. In this example is the extra price (investm<strong>en</strong>t is quiet<br />

equipm<strong>en</strong>t) directly comp<strong>en</strong>sating the affected stakeholder (resid<strong>en</strong>t).<br />

Another example could be that the national governm<strong>en</strong>t wants to relieve<br />

68


the congestion pressure on a certain ring road at a city. So it wants to<br />

customize time-windows (the price setting) so that delivering freight<br />

transportation is discouraged to visit that city during the morning rush<br />

hour. This might be possible at, for example, relaxing time-windows at a<br />

number of other cities, so it comp<strong>en</strong>sates the carriers. Obviously, this is<br />

only possible in cooperation with the other cities. However, based on the<br />

prefer<strong>en</strong>ces of the differ<strong>en</strong>t stakeholders it should be possible to determine<br />

the differ<strong>en</strong>t prices for the differ<strong>en</strong>t „premium products‟; the customized<br />

time-windows.<br />

8. Conclusion<br />

We have pres<strong>en</strong>ted the opportunities of a more customized approach to<br />

urban freight time-window policies. Using advanced demand managem<strong>en</strong>t<br />

methods shows the pot<strong>en</strong>tial for improvem<strong>en</strong>ts by <strong>en</strong>abling a better tradeoff<br />

betwe<strong>en</strong> the differ<strong>en</strong>t stakeholder‟s objectives. It is important to note<br />

that the involvem<strong>en</strong>t and participation of the stakeholders is ess<strong>en</strong>tial for<br />

the success of this approach. Bringing the most important stakeholders<br />

together could already prove to be very valuable in order to set out the<br />

future direction of urban freight transportation policies.<br />

Some questions remain op<strong>en</strong> for the mom<strong>en</strong>t; the main research chall<strong>en</strong>ge<br />

would be to find an answer on the question whether it is possible to find a<br />

better urban freight transport solution for the sustainability triple-bottomline;<br />

i.e. <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal, social, and economical sustainability, by<br />

developing a set of standard and customized regulations.<br />

Refer<strong>en</strong>ces<br />

All<strong>en</strong>, J., S. Anderson, M. Browne and P. Jones (2000). A framework for considering<br />

policies to <strong>en</strong>courage sustainable urban freight traffic and goods / service flows; summary<br />

report. Transport Studies Group, University of Westminster, London.<br />

CSD (2006). Refer<strong>en</strong>tiemodel (Refer<strong>en</strong>cemodel). Commissie Stedelijke Distributie, The<br />

Hague.<br />

Dablanc, L., (2007). Goods transport in large European cities: Difficult to organize,<br />

difficult to modernize. Transportation Research Part A, 41, 280-285.<br />

69


Holguin-Veras, J., Q. Wang, N. Xu, K. Ozbay, M. Cetin and J. Polim<strong>en</strong>i, (2006). The<br />

impacts of time of day pricing on the behavior of freight carriers in a congested urban<br />

area: Implications to road pricing. Transportation Research Part A: Policy and Practice,<br />

40, 744-766.<br />

Lemstra, W. (2004). Stedelijke distributie: Sam<strong>en</strong> gaan voor resultaat. Ministerie van<br />

Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat, D<strong>en</strong> Haag.<br />

Marmorstein H, Rossomme J, Sarel D. 2003. Unleashing the power of yield managem<strong>en</strong>t<br />

in the Internet era: Opportunities and chall<strong>en</strong>ges. California Managem<strong>en</strong>t Review 45(3),<br />

47-167.<br />

OECD (2003). Delivering the goods - 21st c<strong>en</strong>tury chall<strong>en</strong>ges to urban goods transport.<br />

OECD working group on urban freight logistics, Paris.<br />

OECD (2007). OECD Territorial Reviews: Randstad Holland, Netherlands OECD<br />

Territorial Developm<strong>en</strong>t Policy Committee.<br />

Quak, H.J. (2008). Sustainability of urban freight transport – Retail distribution and local<br />

regulations in cities, PhD thesis, ERIM, Rotterdam.<br />

Quak, H. J. and M. B. M. De Koster, (2007). Exploring retailers' s<strong>en</strong>sitivity to local<br />

sustainability policies. Journal of Operations Managem<strong>en</strong>t 25 (6), 1103 – 1122.<br />

Quak, H. J., J. H. R. Van Duin, and J. Visser (2007). City logistics over the years...<br />

Lessons learned, research directions and interests in E. Taniguchi and R. G. Thompson<br />

(eds.), City Logistics V, 33-47, Institute for City Logistics, Crete, Greece.<br />

Talluri KT, Van Ryzin GJ. 2004. The Theory and Practice of Rev<strong>en</strong>ue Managem<strong>en</strong>t.<br />

Springer: New York.<br />

TNO (2003). De invloed van v<strong>en</strong>stertijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> voertuigbeperking<strong>en</strong> op de<br />

distributiekost<strong>en</strong> in de Nederlandse detailhandel, TNO, Delft.<br />

70


COMBINED ELECTRIC APPLICATIONS<br />

IN TRANSPORT<br />

Alex VAN DEN BOSSCHE<br />

Gh<strong>en</strong>t University<br />

Electrical Energy, Systems and Automation Departm<strong>en</strong>t (EESA)<br />

Laboratory of Electrical Energy (EELAB)<br />

Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 34 19<br />

fax: +32 9 264 35 82<br />

e-mail: alex.vand<strong>en</strong>bossche@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

Maximizing the effici<strong>en</strong>cy in transport vehicles will be a necessity. This<br />

may be realized by introducing a power electronic conversion betwe<strong>en</strong> the<br />

Internal Combustion Engine (ICE) and the wheels. H<strong>en</strong>ce the ICE may be<br />

used at its maximal effici<strong>en</strong>cy point. One still can choose the kind of fuel:<br />

liquid or gas hydrocarbons, hydrog<strong>en</strong>, alcohol. The ICE delivers electrical<br />

power by means of a high effici<strong>en</strong>cy g<strong>en</strong>erator and rectifier. Further on<br />

one can recover electrical <strong>en</strong>ergy from the exhaust thermal power by<br />

means of a bottom cycle. A solution is to use an organic rankine cycle for<br />

this. The motion itself is done by high effici<strong>en</strong>cy converters and<br />

perman<strong>en</strong>t magnet motors. One can reduce gear losses while using direct<br />

drive wheel motors. In ships one can also optimise the propeller and the<br />

number of propellers.<br />

1. Introduction<br />

In the today situation of reduction of oil availability (peak oil) and global<br />

warming (Kyoto), it is not acceptable to spoil large <strong>en</strong>ergy flows. So we<br />

will try to use each Joule or kWh several times before leaving it to the<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. On one side the technique of ICE <strong>en</strong>gines are optimized<br />

close to their maximum power point. Their effici<strong>en</strong>cy is good, as the<br />

71


combustion temperature is much higher than the wall temperature and the<br />

heat exchange to the wall is minimal. In large diesel <strong>en</strong>gines, one gets a<br />

specific fuel consumption in large <strong>en</strong>gines above megawatt of about 0.2<br />

kg/kWh mechanical, corresponding with an effici<strong>en</strong>cy of about 50% at the<br />

diesel level. However practical vehicles use the <strong>en</strong>gine in various<br />

conditions as idling and negative torques, reducing dramatically the<br />

observed average effici<strong>en</strong>cy. In vehicles, pot<strong>en</strong>tial <strong>en</strong>ergy (height) can be<br />

converted in kinetic <strong>en</strong>ergy or into chemical <strong>en</strong>ergy like batteries. The real<br />

lost <strong>en</strong>ergy is the friction <strong>en</strong>ergy: the friction of tires and to the air. In<br />

ships, the main <strong>en</strong>ergy loss is in friction to the water. During years, the<br />

friction <strong>en</strong>ergy loss has be<strong>en</strong> optimized. This means a low drag coeffici<strong>en</strong>t<br />

Cd. Also and over-inflated tired can help in cars. However less has be<strong>en</strong><br />

done in the remaining <strong>en</strong>ergy conversion.<br />

72<br />

2. Vehicle mechanical needs<br />

2.1. G<strong>en</strong>eral equations<br />

Effici<strong>en</strong>cy tests of motors are oft<strong>en</strong> done in one specific point close to the<br />

maximal power and in a single torque direction. However, for mobility we<br />

could better define „total <strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy‟ as:<br />

tot <br />

total frictionloss<br />

fuel <strong>en</strong>ergy<br />

The fuel <strong>en</strong>ergy may be oil, gas, alcohol, zinc or electrical, dep<strong>en</strong>ding on<br />

the vehicle type.<br />

Kinetic <strong>en</strong>ergy or pot<strong>en</strong>tial <strong>en</strong>ergy are in principle not lost and could be<br />

converted into each other or into some <strong>en</strong>ergy storage like batteries, supercapacitor<br />

or inertia storage.<br />

The total friction force contains tire friction and aerodynamic friction.<br />

1<br />

( s)<br />

Cr<br />

M g C v<br />

2<br />

Ff d<br />

M<br />

: total mass (driver and luggage included)<br />

2<br />

S


Cr<br />

Cd<br />

: rolling coeffici<strong>en</strong>t<br />

: drag coeffici<strong>en</strong>t<br />

: 9.81m/s 2 g<br />

gravitation<br />

<br />

: 1.226 kg/m2 air d<strong>en</strong>sity at 15°C<br />

S<br />

: cross section<br />

v<br />

: speed [m/s]<br />

For the resulting <strong>en</strong>ergy W in kWh and the speed c in km/h is:<br />

<br />

<br />

c<br />

Fc<br />

<br />

3.6<br />

Wc( c)<br />

105 <br />

Paux 10<br />

3600 1000 3600 1000<br />

5<br />

<br />

<br />

c<br />

Paux = auxiliary equipm<strong>en</strong>t power consumption at mechanical level<br />

c = speed in km/h<br />

3.6<br />

Table I: approximate parameters for a few vehicles<br />

Quantity Cr M [kg] Cd S [m 2 ] Paux<br />

Car 0.008 1300 0.3 2 300<br />

Bike 0.005 20+90 0.8 0.5 0<br />

Quest<br />

(velomobiel)<br />

0.005 34+90 0.22 0.45 0<br />

Energy 5 0.002 60+55 0.136 0.353 0<br />

The resulting mechanical <strong>en</strong>ergy needs for the three vehicles are giv<strong>en</strong> in<br />

fig. 1.<br />

73


74<br />

Figure 1: Mechanical <strong>en</strong>ergy needs in kWh/100km for differ<strong>en</strong>t vehicle types.<br />

Wc: car; Wb: Bike; Wq: Velomobiel quest; We: eco marathon type<br />

kWh/100km<br />

Wc( c)<br />

12<br />

Wb( c)<br />

10<br />

Wq( c)<br />

We( c)<br />

16<br />

14<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

2.2. Typical car<br />

0<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130<br />

km/h<br />

The main auxiliaries in a car are electrical but are fed by actual (Lundell)<br />

alternator with a typical effici<strong>en</strong>cy usually less than 60% , asking<br />

considerably more mechanical power than delivered electrical power. Also<br />

servo steering and servo brakes are a part of auxiliaries.<br />

Driving at 20m/s (72km/h) needs about 1.8% equival<strong>en</strong>t slope to keep the<br />

speed without motor torque (own measurem<strong>en</strong>t on Fiat Brava at 2.6 bar<br />

tire pressure). This would correspond in a total friction power loss of<br />

6.377kWh/100km, it is also close to the car curve in the graph Fig. 1,<br />

except for the auxiliary loss at that speed of 555Wh, which is not tak<strong>en</strong><br />

into account.<br />

c


Figure 2: ‟Average‟ car approx 1300kg total, drag coeffici<strong>en</strong>t 0.3; 2m 2 cross section<br />

2.3 Normal Bicycle<br />

The main advantage is its low weight (and cost). The air drag force is not<br />

especially good. If light is not considered, the auxiliary power is virtually<br />

zero.<br />

Figure 3: Normal bike approx. 110kg total<br />

Electric bikes can be made with 4-5kg more than a usual bike [1]. In<br />

practice, up to 50 times lower „fuel cost‟ can be obtained with electrical<br />

assisted bikes (pedelec) compared to cars [1]. The reason is the total<br />

75


<strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy of electrical bike is much higher than cars and also the<br />

„driver‟ helps as well.<br />

It is a pity that the pedelec vehicle type is virtually killed by the European<br />

legislation which allows only assistance below 250W and a power gradually<br />

to zero, approaching 25km/h. So this transport type is slower than young<br />

bicycle drivers without assistance.<br />

76<br />

2.4. Aerodynamic optimized bikes<br />

Much lower drag forces are possible, but at the exp<strong>en</strong>se of side wind<br />

s<strong>en</strong>sibility. This asks rather for three-wheel vehicles as the ‟velomobiel‟,<br />

which may also have auxiliary electrical drive. The forms are close to<br />

„fish‟ forms.<br />

Figure 4: „velomobiel<strong>en</strong>‟, upper: mango, lower: quest [2]<br />

2.5. Eco Marathon Vehicles<br />

For eco marathons Michelin developed special tires with a practical<br />

friction coeffici<strong>en</strong>t of about 0.2% with about 5 bar on tires. However, they<br />

are frail tires not designed for normal use. They are special made for<br />

contests, but at the exp<strong>en</strong>se of safety and comfort: the tires are very hard,<br />

very low contact surface, have almost no profile. The vehicle has no<br />

mirror for looking backwards, three wheels, no front light.


Figure 5: Energy 5 [3]<br />

By its special form, the drag resistance is very low. The driver weight is<br />

usually 55kg. It has no susp<strong>en</strong>sion and the space is narrow so no much<br />

comfort is available. It is normally not allowed as a normal vehicle on<br />

roads.<br />

2.6. Comm<strong>en</strong>ts<br />

One liter of diesel is about 36MJ or 10 kWh of thermal <strong>en</strong>ergy. So if a car<br />

would take 6 liter diesel/100km at 71km/h, it corresponds in<br />

7.2kWh/100km and would result in 12% total <strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy (see Fig.<br />

1). There are several reasons for this:<br />

The <strong>en</strong>gine operates usually in an area of low effici<strong>en</strong>cy.<br />

The <strong>en</strong>gine still rotates at standstill and downhill.<br />

No fuel is flowing back into the fuel tank wh<strong>en</strong> braking or<br />

going downhill<br />

These remarks seem silly for an ICE <strong>en</strong>gine, but electrical drives and<br />

batteries perform easily those tasks. Pure electric vehicles can get closer to<br />

the mechanical <strong>en</strong>ergy needs. With a maximal effici<strong>en</strong>cy of about 90%<br />

and partly <strong>en</strong>ergy recuperation in downhill and braking.<br />

The practical vehicles of tomorrow will be better as the actual today but<br />

not as good as the shell eco marathon types. A big issue is that most<br />

vehicles have a very high weight and large cross section for the average<br />

77


number of persons or payload they transport. This is true for cars, but also<br />

a big part of public transport and trucks. In this point of view, single<br />

person vehicles can be very effici<strong>en</strong>t in home-work distances: it is always<br />

filled at 100%, as it will not move without a driver. Two single person<br />

vehicles could drive side by side in one lane, making traffic jams shorter.<br />

However, a perfect unique mobility solution does not exist<br />

78<br />

3. Diesel-electric (hybrid series) drive<br />

The fact that the diesel <strong>en</strong>gine is not always at its best effici<strong>en</strong>cy allows<br />

improving a drive while using a variable speed electric drive at the wheels.<br />

This was already done for half a c<strong>en</strong>tury in railway. Energy was one<br />

reason, and traction control the other reason. It permits using the diesel<br />

<strong>en</strong>gine at the optimal working condition and to vary the speed and torque<br />

electrically dep<strong>en</strong>ding on the needs for motion.<br />

In previous times excited alternators and diode rectifiers were used for the<br />

g<strong>en</strong>erator and choppers and excited DC machines for the wheel traction.<br />

The excited DC machines contain a commutator and are not low<br />

maint<strong>en</strong>ance objects. The excited alternators and DC machines have a<br />

quite low effici<strong>en</strong>cy and torque d<strong>en</strong>sity at lower power, wh<strong>en</strong> applied in<br />

cars or trucks.<br />

Figure 6: Simplified Classical series hybrid Diesel-electric drive, also like in locomotives


Figure 7: Diesel-electrical locomotive 1961, using DC machines (La Brugeoise &<br />

Nivelles) [4]<br />

Figure 8: Diesel-electric ship (four synchronous g<strong>en</strong>erators, induction motor drive to<br />

propeller by reduction gear) [5]<br />

In practice, the linear speed in the air gap determines the attainable<br />

effici<strong>en</strong>cy at a giv<strong>en</strong> copper loss d<strong>en</strong>sity in electrical machines. The<br />

developm<strong>en</strong>t of those electrical motors allowed getting losses down. It<br />

also allowed considering „direct wheel drives‟ of „direct propeller drives‟.<br />

So a motor runs at the same speed (rpm) as the wheel or propeller.<br />

However, it is a good solution for not too low speed vehicles, the average<br />

vehicle speed should be rather > 10m/s to obtain 5m/s in the air gap,<br />

getting about 90% nominal effici<strong>en</strong>cy.<br />

79


In the past years, converters became more compact and more effici<strong>en</strong>t and<br />

perman<strong>en</strong>t magnet AC or perman<strong>en</strong>t magnet brushless DC motors are<br />

getting more common.<br />

Table 2: An approximate overview of the maximal force d<strong>en</strong>sity in the air gap at giv<strong>en</strong><br />

copper losses of 10kW/m² air gap and quite normal construction<br />

So, for similar losses, the force d<strong>en</strong>sity op perman<strong>en</strong>t magnet motors is<br />

much higher. Nowadays, for direct wheel drives without gear, almost only<br />

perman<strong>en</strong>t magnet drives are tak<strong>en</strong> into consideration.<br />

80<br />

Induction machine 12<br />

DCmachine 12<br />

Synchronous machine 13<br />

PM DC machine PM 16<br />

BLDC<br />

Perman<strong>en</strong>t magnet electronically commutated without brushes<br />

PMAC<br />

Perman<strong>en</strong>t magnet AC<br />

Switched reluctance motor 14<br />

4. Parallel-series drives<br />

K<br />

[kN/m 2 air gap]<br />

To avoid losses in power electronic drives at high speed, drives have be<strong>en</strong><br />

developed which permit a variety of combinations like the Toyota Prius.<br />

The complexity of those systems is very high, they are exp<strong>en</strong>sive and need<br />

a lot of <strong>en</strong>ergy to in production. In vehicles additional weight t<strong>en</strong>ds to<br />

decrease performance and increase consumption. In this way the parallelseries<br />

combinations are not obvious. Examples like the Toyota Prius are<br />

tr<strong>en</strong>dsetting but their performance in other emissions is better than the<br />

CO2. Fig. 9 shows the mechanical complexity of the electromechanical<br />

part of such a drive.<br />

18<br />

18


Figure 9: Motor, g<strong>en</strong>erator, and <strong>en</strong>gine of Toyota/Prius hybrid THS II System [6]<br />

5. Ice-perman<strong>en</strong>t magnet (hybrid series) drive<br />

As power electronics is getting more effici<strong>en</strong>t, there is a t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy to series<br />

hybrid types (fig. 10).<br />

81


82<br />

Figure 10: High effici<strong>en</strong>cy series hybrid drive, new t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy<br />

The ICE may be downsized in order to cover only the average needs of<br />

the car or ev<strong>en</strong> less. In that case one calls it a electric car with range<br />

ext<strong>en</strong>der. About 5-10kW range ext<strong>en</strong>ders could be <strong>en</strong>ough to power the<br />

car. They could be made very light and use a r<strong>en</strong>ewable fuel like ethanol.<br />

6. Fuel-cell / Electric drive<br />

6.1. Hydrog<strong>en</strong><br />

We know that fuel cells on hydrog<strong>en</strong> can achieve high effici<strong>en</strong>cies in the<br />

order of 50-60%. However the hydrog<strong>en</strong> is not a primary <strong>en</strong>ergy and for<br />

using it in fuel cells it needs to be „pure‟, not be polluted by CO. So<br />

hydrog<strong>en</strong> from biomass is not so suited for fuel cells or it needs exp<strong>en</strong>sive<br />

treatm<strong>en</strong>t. The hydrog<strong>en</strong> storage needs about the weight of a Li-Fe-PO3<br />

battery. So the action range is not much wider than electrical cars.


6.2. Alcohol<br />

There are upcoming solutions with methanol (CH3OH) but with<br />

effici<strong>en</strong>cies of about 20%. The solutions using direct ethanol<br />

(CH3CH2OH) fuel cells are ev<strong>en</strong> less common and still lower effici<strong>en</strong>cies.<br />

I see a future in battery cars using batteries and with range ext<strong>en</strong>ders,<br />

based on alcohol. The advantage is compactness and low weight. As the<br />

fuel is only used occasionally the lower effici<strong>en</strong>cy is less a concern. One<br />

should also consider the total effici<strong>en</strong>cy starting from coal or <strong>en</strong>ergy crops.<br />

Figure 11: Electric vehicle powered by fuel cell and battery<br />

7. Ice-electric drive with bottom cycle<br />

The idea is to <strong>en</strong>hance the effici<strong>en</strong>cy of ICE <strong>en</strong>gines. A big amount of<br />

<strong>en</strong>ergy is still lost in cooling of the <strong>en</strong>gine and the exhaust. A solution is to<br />

try to recover the useful fraction in this <strong>en</strong>ergy. Once the DC link is used,<br />

83


it could also be used to do some <strong>en</strong>ergy harvesting. A lot of <strong>en</strong>ergy is<br />

going out of the exhaust; ev<strong>en</strong> the cooling power could be used. This is<br />

called a “bottom cycle”. The available <strong>en</strong>ergy is at lower temperature, but<br />

an improved steam cycle like Organic Rankine Cycle (ORC) may be used<br />

to harvest a fraction of the lost <strong>en</strong>ergy. The ORC is more compact than the<br />

traditional steam cycle (Rankine cycle). We will not go into detail of those<br />

cycles and improvem<strong>en</strong>ts [7].<br />

The ICE <strong>en</strong>gine in this case may be downsized for two reasons:<br />

There is a battery for delivering the necessary power for<br />

acceleration and hill climbing.<br />

There is additional power coming from the bottom cycle.<br />

A well designed car could be ev<strong>en</strong> powered by a motor close to a lawn<br />

mower <strong>en</strong>gine…<br />

The cooling of the <strong>en</strong>gine is rather a constant temperature input. It could<br />

be kept at 150°C without too much problems for the mechanics. It could<br />

give its heat to the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t at 50°C. The corresponding ORC<br />

effici<strong>en</strong>cy would be about 10%. In the exhaust, the temperature is much<br />

higher and some 20% ORC effici<strong>en</strong>cy could be achieved if done well.<br />

Large diesels could perform better but if we start from a typical diesel<br />

with 40% effici<strong>en</strong>cy at high load:<br />

5% direct loss to ambi<strong>en</strong>t<br />

10% in cooling of the cylinders, 10% of it = 1% could be<br />

recovered by ORC<br />

45% in exhaust, 20% of it = 9% could be recovered by ORC<br />

Electrical g<strong>en</strong>erator can have 94% effici<strong>en</strong>cy, and 98% effici<strong>en</strong>cy for<br />

converters<br />

The <strong>en</strong>ergy flow diagram of Fig. 12 shows that one can get more electrical<br />

power than the mechanical power of the shaft by using the bottom cycle<br />

using the heat loss. So the bottom cycling based on ORC has a pot<strong>en</strong>tial to<br />

increase the total effici<strong>en</strong>cy of an <strong>en</strong>gine from 40% to 45% already in<br />

electrical power. The real gain is bigger as the ICE motor can be<br />

downsized and operates in a high effici<strong>en</strong>t working point. Also that hill<br />

and braking <strong>en</strong>ergy can be partly recovered. The auxiliary equipm<strong>en</strong>t is<br />

supplied by a less lossy g<strong>en</strong>erator.<br />

84


The pump and expander are much less complex and much smaller than<br />

ICE <strong>en</strong>gine compon<strong>en</strong>ts. Variants on this topology may be very useful in<br />

truck drives and ship propulsion where battery solutions are not realistic.<br />

In ships, the electric DC link and electrical propulsion permits also the use<br />

of more than one and better matched propellers which could increase the<br />

global hydraulic effici<strong>en</strong>cy of about 20%.<br />

Figure 12: Combined ICE –electric with ORC bottom cycle <strong>en</strong>ergy recovery<br />

85


Figure 13: Energy flow diagram for combined electric motor with bottom cycle, starting<br />

from a diesel <strong>en</strong>gine of 40% effici<strong>en</strong>cy. but increased output by <strong>en</strong>ergy harvesting<br />

86<br />

8. Conclusions<br />

Our actual <strong>en</strong>gines and vehicles can still be optimized. A lot of work has<br />

to be done in increasing effici<strong>en</strong>cies at diverse levels. A part can be<br />

improved by means of power electronic conversions. The comfort, lack of<br />

effici<strong>en</strong>cy weight and volume of our today cars costs a lot in <strong>en</strong>ergy. One<br />

of the reasons are fractionally filled vehicles. There is a future for direct<br />

electric vehicles but also for combined electric drives. Electric drives can<br />

get closed to the real <strong>en</strong>ergy needs of a vehicle.


Refer<strong>en</strong>ces<br />

[1]: “S<strong>en</strong>sorless BLDC control of perman<strong>en</strong>t magnet axial flux motor”, Emre Özkop<br />

Socrates stud<strong>en</strong>t thesis Ug<strong>en</strong>t 2005-2006.<br />

[2]: http://www.velofilie.nl/<strong>en</strong>glish/trikes.htm<br />

http://www.velofilie.nl/vermog<strong>en</strong>.htm<br />

[3]: Energy team Hog<strong>en</strong>t, Gh<strong>en</strong>t Belgium, http://www.<strong>en</strong>ergyteam.be<br />

[4]: http://nl.wikipedia.org/wiki/HLD_62<br />

[5]: April 2007,<br />

http://www.industry.siem<strong>en</strong>s.com/Marine/<strong>en</strong>/news/Spotlight/AIDADiva_070507.htm<br />

[6]: “Report on Toyota/Prius motor desin and manufacturing assessm<strong>en</strong>t”, J. S. Hsu,<br />

Ph.D. C. W. Ayers C. L. Coomer, July 2004.<br />

[7]: Alex Van d<strong>en</strong> Bossche , Bart Meerrman, “An improved combined heat power<br />

system” European pat<strong>en</strong>t Organisation EPO op 9 july 2007, now in PCT, 16pages+6<br />

pages drawings.<br />

87


HYDROGEN AND NATURAL<br />

GAS-HYDROGEN MIXTURES<br />

FOR INTERNAL COMBUSTION ENGINES<br />

Roger SIERENS <strong>en</strong> Sebastian VERHELST<br />

Gh<strong>en</strong>t University<br />

Departm<strong>en</strong>t of Flow, Heat and Combustion Mechanics<br />

Laboratory of Transport Technology<br />

Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 33 07<br />

fax: +32 9 264 55 90<br />

e-mail: roger.sier<strong>en</strong>s@ug<strong>en</strong>t.be; sebastian.verhelst@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

Hydrog<strong>en</strong> as a fuel in internal combustion <strong>en</strong>gines is a solution for the<br />

near future to realize zero CO2 emissions for traffic applications. And<br />

natural gas–hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gines are a promising solution for the<br />

transition period. This paper gives an overview of the developm<strong>en</strong>t of<br />

hydrog<strong>en</strong> fuelled IC <strong>en</strong>gines by the most important car manufactures<br />

(Ford, BMW, …). This overview indicates the evolution in the<br />

developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gines (differ<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>eration of<br />

<strong>en</strong>gines). This evolution is also made at Gh<strong>en</strong>t University. Gh<strong>en</strong>t<br />

University has be<strong>en</strong> working for more than 15 years on the developm<strong>en</strong>t<br />

and optimization of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />

1. Introduction<br />

The inc<strong>en</strong>tives for a hydrog<strong>en</strong> economy are the emissions, the pot<strong>en</strong>tially<br />

CO2-free use, the sustainability and the <strong>en</strong>ergy security. In this paper the<br />

focus is on the use of hydrog<strong>en</strong> in internal combustion <strong>en</strong>gines (ICE), or<br />

more precisely, hydrog<strong>en</strong> fuelled spark ignition (SI) <strong>en</strong>gines.<br />

89


Wh<strong>en</strong> talking about hydrog<strong>en</strong> as a fuel for traffic applications, most<br />

people make the link to fuel cells. Why? Why not a more realistic link to<br />

internal combustion <strong>en</strong>gines? At the mom<strong>en</strong>t the estimation of the number<br />

of motor vehicles is more than 800 million. To replace them in a relatively<br />

short time by fuel cells is impossible. There are several reasons for<br />

converting the gasoline, diesel or natural gas <strong>en</strong>gines to hydrog<strong>en</strong> fuelled<br />

internal combustion <strong>en</strong>gines. ICEs are prov<strong>en</strong> technology, are simple and<br />

well-known and the adaptations can be made with a low cost. During the<br />

transition period bi-fuel solutions are possible (to run the <strong>en</strong>gine either on<br />

gasoline or pure hydrog<strong>en</strong>). For larger <strong>en</strong>gines (buses, trucks) mixtures of<br />

natural gas with hydrog<strong>en</strong> (about 20%) are easy to exploit. During this<br />

transition period, experi<strong>en</strong>ce can be gained with the production, storage<br />

and infrastructure of hydrog<strong>en</strong>.<br />

Curr<strong>en</strong>tly the hydrog<strong>en</strong> production is the cheapest through the steam<br />

reforming of methane. But CO2 emissions can not be avoided. R<strong>en</strong>ewable<br />

<strong>en</strong>ergy, e.g. solar power, hydroelectric, tidal, … can give “CO2-free”<br />

electricity to electrolyze water to hydrog<strong>en</strong>. The downside is that these<br />

electricity costs are mostly exp<strong>en</strong>sive. Interesting is also the application of<br />

peak shaving of wind turbine power. Other possibilities are solar thermal,<br />

biomass, bacterial…<br />

Several solutions are possible for the hydrog<strong>en</strong> storage. Liquid storage<br />

gives a high mass d<strong>en</strong>sity but asks a high <strong>en</strong>ergy demand. Mostly used is<br />

the compressed storage, vessels with a compression pressure of 350 bar<br />

are homologated and up to 700 bar are demonstrated.<br />

90<br />

2. Hydrog<strong>en</strong>-specific properties for combustion<br />

The stoichiometric combustion of hydrog<strong>en</strong> is giv<strong>en</strong> as:<br />

2H 2 <br />

O2<br />

2H<br />

2O<br />

The air/fuel ratio (A/F ratio) based on mass is 34.33 kg air/kg H2 for<br />

a stoichiometric combustion. The volume perc<strong>en</strong>t of the combustion<br />

chamber occupied by hydrog<strong>en</strong> is th<strong>en</strong> 29.6 %. This means that a<br />

significant part of the combustion chamber cannot be filled with air


in contrast with gasoline that only displaces 1.8 % of the combustion<br />

chamber. Theoretically this means that the maximum amount of<br />

<strong>en</strong>ergy in a cylinder is less with hydrog<strong>en</strong> than with gasoline (about<br />

15 %).<br />

Hydrog<strong>en</strong> has a very wide range of flammability in air (lower limit 4<br />

%, upper limit 75 %). A significant advantage is that the <strong>en</strong>gine can<br />

work with very lean mixtures, in other words, the air/fuel ratio can<br />

be very high (more than 120:1). The air to fuel ratio is frequ<strong>en</strong>tly<br />

expressed as (lambda). is defined as the actual A/F ratio divided<br />

by the stoichiometric A/F ratio. Sometimes equival<strong>en</strong>ce ratio (=1/<br />

) is used. Working with lean mixtures allows capturing load<br />

variations through variations in the richness of the hydrog<strong>en</strong>-air<br />

mixture, thus omitting a throttle valve (diesel principle). The<br />

greatest b<strong>en</strong>efit is of course a better overall <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy<br />

because of the abs<strong>en</strong>ce of flow losses (pumping losses) and partly<br />

because of the better effici<strong>en</strong>cy of the combustion at high -values.<br />

Hydrog<strong>en</strong> has a laminar burning velocity that is about t<strong>en</strong> times<br />

higher at =1 than the burning velocity of a gasoline-air mixture.<br />

This results in a more isochoric, thus thermodynamically more<br />

favourable combustion. At leaner mixtures, the burning velocity<br />

decreases fairly rapidly, Fig. 1.<br />

ul (m/s)<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Figure 1: Burning velocities of H2 and CH4<br />

Hydrog<strong>en</strong><br />

Methane<br />

1 1,4 1,8 2,2 2,6 3 3,4<br />

<br />

91


The necessary ignition <strong>en</strong>ergy of a hydrog<strong>en</strong>-air mixture is very low,<br />

especially at the stoichiometric condition, Fig. 2. This <strong>en</strong>ables the<br />

ignition of very lean mixtures and <strong>en</strong>sures immediate ignition.<br />

However, contact with hot spots or residual gas, can cause the<br />

mixture to ignite spontaneously. This pre-ignition t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy results<br />

in backfire if the mixture ignites wh<strong>en</strong> the inlet valve is still op<strong>en</strong>.<br />

The flame in the combustion chamber ignites the mixture in the inlet<br />

manifold through the inlet port, which causes a very loud bang and<br />

can result in severe <strong>en</strong>gine damage. The backfire ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on is<br />

also called flashback or backflash and is one of the main issues of<br />

hydrog<strong>en</strong> fuelled internal combustion <strong>en</strong>gines.<br />

92<br />

Figure 2: Ignition <strong>en</strong>ergy of H2 and CH4<br />

Hydrog<strong>en</strong> has a higher auto ignition temperature th<strong>en</strong> gasoline. The<br />

auto ignition temperature is an important parameter in view of<br />

choosing the maximum compression ratio without any danger of<br />

knocking. This means that a higher compression ratio is allowed


than in a gasoline <strong>en</strong>gine, which is of course b<strong>en</strong>eficial for the<br />

thermodynamic effici<strong>en</strong>cy of the <strong>en</strong>gine.<br />

Hydrog<strong>en</strong> has a small qu<strong>en</strong>ching distance, about three times as small<br />

as gasoline. This implies that it can burn slowly in small and narrow<br />

clearances, like crevice regions. The burning in these small regions<br />

can continue up to and during the intake process. During the intake<br />

process, the hot burning gases can flow out of the crevice volumes<br />

and ignite the intake charge thus causing backfire.<br />

The ability to disperse in air is much greater than gasoline. This<br />

property makes it very easy to form a homog<strong>en</strong>eous fuel-air mixture.<br />

Another advantage of the high diffusivity, with a view to safety, is<br />

that the hydrog<strong>en</strong> disperses very rapidly in case of a hydrog<strong>en</strong> leak,<br />

avoiding high conc<strong>en</strong>trations of hydrog<strong>en</strong>.<br />

Hydrog<strong>en</strong> is the lightest gas on earth. This implies that a large<br />

volume is necessary to store a reasonable quantity of <strong>en</strong>ergy. A lot<br />

of companies and institutes take up the chall<strong>en</strong>ge to develop a<br />

relatively light, compact, affordable and safe storage system for<br />

hydrog<strong>en</strong>. Hydrog<strong>en</strong> can be stored under differ<strong>en</strong>t conditions:<br />

pressurized, liquefied, on metal hydrides, in glass microspheres…<br />

As se<strong>en</strong> before hydrog<strong>en</strong> takes up a lot of space in the combustion<br />

chamber which limits the power output of the <strong>en</strong>gine. Direct<br />

injection under high pressure or liquid injection can overcome this<br />

drawback. An overview of the properties of hydrog<strong>en</strong> compared<br />

with methane (main compon<strong>en</strong>t of natural gas) and gasoline is giv<strong>en</strong><br />

in Table 1.<br />

93


Table 1: Properties of hydrog<strong>en</strong>, methane and gasoline<br />

94<br />

Property Hydrog<strong>en</strong> Methane Gasoline<br />

Limits of flammability in air (vol %) 4-75 5,3-15 1-7,6<br />

Laminar burning velocity in air* (cm/s) 200-230 37-43 37-43<br />

Minimum <strong>en</strong>ergy for ignition in air (mJ) 0,02 0,29 0,24<br />

Auto ignition temperature (K) 858 813 501-744<br />

Qu<strong>en</strong>ching gap in air* (mm) 0,64 2,03 2<br />

Diffusion coeffici<strong>en</strong>ts in air* (cm²/s) 0,61 0,16 0,05<br />

D<strong>en</strong>sity* (kg/m³) 0,0838 0,7174 700-750<br />

Flame temperature in air at l=1* (K) 2318 2148 2470<br />

Lower heating value (MJ/kg) 120 53 44<br />

Research octane number >130 >120 90-100<br />

Normal boiling point (K) 20,3 111,6 310-478<br />

*293K 1013hPa<br />

3. The hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine is “growing up”<br />

The authors consider four g<strong>en</strong>erations in the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong><br />

fuelled <strong>en</strong>gines.<br />

In the first g<strong>en</strong>eration a gas v<strong>en</strong>turi is used. With a gas carburetor a large<br />

volume of combustible mixture is in the inlet manifold. To avoid backfire<br />

(an explosion in the inlet manifold before the inlet valve closes), the<br />

<strong>en</strong>gine has to run lean ( ≥ 2) which results in a low power output.<br />

For the second g<strong>en</strong>eration the same technologies are used as for gasoline<br />

SI <strong>en</strong>gines: multipoint sequ<strong>en</strong>tial (port) injection and electronic <strong>en</strong>gine<br />

control. A possible strategy is th<strong>en</strong> to use a late injection so that the<br />

admitted air will cool the inlet manifold and the combustion chamber<br />

before the injection of hydrog<strong>en</strong>. These injectors are now curr<strong>en</strong>tly<br />

commercially on the market (after a delay of introduction due to the high<br />

volume of a low d<strong>en</strong>sity gas to inject in a short time). Ev<strong>en</strong> with a late


injection a stoichiometric mixture ( = 1) is not always possible and the<br />

power output is lower than a corresponding gasoline <strong>en</strong>gine.<br />

For the third g<strong>en</strong>eration, at high loads, the mixture is kept stoichiometric<br />

( = 1). To avoid backfire, exhaust gas recirculation (EGR) is used. At this<br />

stoichiometric mixture a three way catalyst (TWC) can be used to<br />

decrease the NOx emissions. And with turbo/supercharging and<br />

intercooling the same or a higher power output is obtained as for a<br />

gasoline <strong>en</strong>gine, as demonstrated by BMW obtaining an indicated mean<br />

effective pressure (imep) of 18 bar and Ford reaching gasoline <strong>en</strong>gine<br />

torque outputs with a boost pressure of 1.85 bar.<br />

Finally for the fourth g<strong>en</strong>eration, research is going on into direct injection<br />

of hydrog<strong>en</strong> in SI <strong>en</strong>gines (BMW, Mazda).<br />

4. Experim<strong>en</strong>tal research: literature review<br />

Here, an overview is giv<strong>en</strong> of the design features in which a dedicated<br />

hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine differs from traditionally fuelled <strong>en</strong>gines, following<br />

(Verhelst, 2005).<br />

4.1. Abnormal combustion<br />

The suppression of abnormal combustion in hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines has prov<strong>en</strong><br />

to be quite a chall<strong>en</strong>ge and measures tak<strong>en</strong> to avoid abnormal combustion<br />

have important implications for <strong>en</strong>gine design, mixture formation and load<br />

control. For spark-ignition <strong>en</strong>gines, three regimes of abnormal combustion<br />

exist: knock (auto-ignition of the <strong>en</strong>d gas region), pre-ignition<br />

(uncontrolled ignition induced by a hot spot, premature to the spark<br />

ignition) and backfire (also referred to as backflash, flashback and<br />

induction ignition, this is a premature ignition during the intake stroke,<br />

which could be se<strong>en</strong> as an early form of pre-ignition). Backfire has be<strong>en</strong> a<br />

particularly t<strong>en</strong>acious obstacle to the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />

The causes cited for backfire are:<br />

Hot spots in the combustion chamber: deposits and particulates.<br />

Residual <strong>en</strong>ergy in the ignition.<br />

Induction in the ignition cable.<br />

95


96<br />

Combustion in the piston top land persisting up to inlet valve<br />

op<strong>en</strong>ing time and igniting the fresh charge.<br />

Pre-ignition.<br />

All causes itemized above can result in backfire and the design of a<br />

hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine should try to avoid them, as <strong>en</strong>gine conditions differ<strong>en</strong>t<br />

from normal operation are always a possibility.<br />

4.2. Mixture formation<br />

A range of mixture formation methods has be<strong>en</strong> tested for hydrog<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>gines, mostly in the pursuit of backfire-free operation:<br />

external mixture formation with a gas carburetor.<br />

external mixture formation with `parallel induction', that is:<br />

some means of delaying the introduction of hydrog<strong>en</strong>, e.g. a<br />

fuel line closed by a separate valve on top of the intake valve<br />

that only op<strong>en</strong>s wh<strong>en</strong> the intake valve has lifted <strong>en</strong>ough.<br />

external mixture formation with a gas carburetor and water<br />

injection, sometimes with additional exhaust gas recirculation<br />

(EGR).<br />

external mixture formation with timed manifold or port fuel<br />

injection (PFI).<br />

internal mixture formation through direct injection (DI).<br />

During the last decade, only timed port injection and direct injection<br />

(during the compression stroke or later) have be<strong>en</strong> used, as the other<br />

methods are less flexible and less controllable. External mixture formation<br />

by means of port fuel injection has be<strong>en</strong> demonstrated to result in higher<br />

<strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cies, ext<strong>en</strong>ded lean operation, lower cyclic variation and<br />

lower NOx production compared to direct injection. An important<br />

advantage of DI over PFI is the impossibility of backfire. This too<br />

increases the maximum power output of DI compared to PFI as richer<br />

mixtures can be used without fear of backfire. Pre-ignition can still occur<br />

though, unless very late injection is used.<br />

4.3. Load control strategies<br />

Hydrog<strong>en</strong> is a very versatile fuel wh<strong>en</strong> it comes to load control. The high<br />

flame speeds of hydrog<strong>en</strong> mixtures and its wide flammability limits permit


very lean operation and substantial dilution. The <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy and the<br />

emission of NOx are the two main parameters used to decide the load<br />

control strategy. Constant equival<strong>en</strong>ce ratio throttled operation has be<strong>en</strong><br />

used but mainly for demonstration purposes, as it is fairly easy to run a<br />

lean burn throttled hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine (accepting the severe power output<br />

p<strong>en</strong>alty). Where possible, wide op<strong>en</strong> throttle (WOT) operation is used to<br />

take advantage of the associated increase in <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy, so<br />

regulating load with mixture richness (qualitative control) instead of<br />

volumetric effici<strong>en</strong>cy (quantitative control) and thus avoiding pumping<br />

losses.<br />

Across the load range of the <strong>en</strong>gine, differ<strong>en</strong>t strategies, which try to make<br />

as much advantage as possible of the properties of the hydrog<strong>en</strong>-air<br />

mixture, can be used. It is important to know that NOx production is very<br />

dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t on the mixture richness, the air-to-fuel equival<strong>en</strong>ce ratio , as<br />

this is the major parameter controlling the maximum combustion<br />

temperature. At lean mixtures NOx production is very low until a certain <br />

is reached, the so-called „NOx formation limit‟. A mixture richer than this<br />

limit, which is normally around = 2, will produce high levels of NOx<br />

and a maximum will be reached at about = 1.3. So, for loads below this<br />

„NOx formation limit‟, a quality-based mixture control will be used. For<br />

idling and very low loads the mixture has to be very lean with WOT ( ><br />

4). At these lean mixtures the coeffici<strong>en</strong>t of variation for imep (COV) is<br />

high due to the lower combustion velocity and combustion stability.<br />

Therefore throttle control, in order to <strong>en</strong>rich the mixture, is used at these<br />

loads. High effici<strong>en</strong>cies of more th<strong>en</strong> 40% are reported in this operating<br />

range. Dep<strong>en</strong>ding on the mixture formation, differ<strong>en</strong>t methods can be use<br />

to control the <strong>en</strong>gine at high loads. Beyond the NOx formation limit<br />

throttled stoichiometric operation with a reduction catalyst can be used, as<br />

demonstrated by BMW. This catalyst for NOx reduction can be used with<br />

great effici<strong>en</strong>cy (> 99.5%), because H2, which is pres<strong>en</strong>t in the exhaust<br />

feed gas at = 1, is a highly effici<strong>en</strong>t reducing ag<strong>en</strong>t. For higher<br />

effici<strong>en</strong>cy, EGR (0 – 50%) instead of throttling can be used in this load<br />

range to control the amount of fresh air in the <strong>en</strong>gine, this has be<strong>en</strong><br />

reported by Ford. Effici<strong>en</strong>cies of 35% and 40% are reported for<br />

respectively throttle and EGR control in this load range. If the <strong>en</strong>gine is<br />

charged, for loads above the naturally aspirated full load limit, control is<br />

possible by regulating the charge pressure while keeping a stoichiometric<br />

mixture. Another strategy proposed by BMW is to use the common port<br />

97


injection for low and part load, and direct injection for high loads.<br />

External mixture formation is advantageous because of the better mixture<br />

preparation (mixing) and less throttling requirem<strong>en</strong>ts due to the lower<br />

volumetric effici<strong>en</strong>cy. NOx emissions of less than 1 ppm are reported with<br />

the use of a normal three way catalyst in stoichiometric operation.<br />

If a hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine is designed for single speed/power operation, e.g. for<br />

stationary power g<strong>en</strong>eration or for a series hybrid vehicle, very clean and<br />

highly effici<strong>en</strong>t operation is possible without any after-treatm<strong>en</strong>t (of which<br />

the effectiv<strong>en</strong>ess could deteriorate with time). NOx emissions below 10<br />

ppm or ev<strong>en</strong> 1 ppm, with indicated effici<strong>en</strong>cies of perhaps 50 % are<br />

possible. Hydrog<strong>en</strong> is the only fuel with which this is possible (with<br />

hydrocarbons, decreasing NOx emissions with lean burn implies increased<br />

unburned hydrocarbon emissions).<br />

98<br />

4.4. Natural gas – hydrog<strong>en</strong> mixtures<br />

Natural gas (NG) is a mixture of differ<strong>en</strong>t gases. Conc<strong>en</strong>tration of the<br />

gases may differ from one source to another. One compon<strong>en</strong>t of NG is<br />

methane, which is typically up to 99% of the total volume. The<br />

composition of NG is never constant. Other constitu<strong>en</strong>ts may include nonmethane<br />

hydrocarbons such as ethane, propane and butane and in some<br />

cases, traces of higher hydrocarbons as well as inert gases like nitrog<strong>en</strong>,<br />

helium, carbon dioxide, hydrog<strong>en</strong> sulphide and sometimes water. NG has<br />

excell<strong>en</strong>t properties as fuel. It is the cleanest of all fossil fuels and its<br />

reserves are larger than crude oil. It is easy to transport and store, available<br />

on demand, and cheaper than gasoline and diesel. It is cheap and available<br />

in great quantities in many parts of the world, has high-octane value and<br />

therefore, suitable for <strong>en</strong>gines of high compression ratio with possible<br />

improvem<strong>en</strong>t of both <strong>en</strong>gine power output and effici<strong>en</strong>cy.<br />

CO2, CO and total hydrocarbon (HC) emissions, which appear with<br />

combustion of NG, are reduced by the addition of hydrog<strong>en</strong>. In fact, with<br />

the hydrog<strong>en</strong> addition to natural gas, exhaust emissions contain very little<br />

amounts of HC, CO2, CO and NOX. Hydrog<strong>en</strong> and natural gas<br />

combination is called Hythane. Natural gas and H2 <strong>en</strong>gines have be<strong>en</strong><br />

studied with respect to differ<strong>en</strong>t mixture perc<strong>en</strong>tages of natural gas<br />

(methane) and hydrog<strong>en</strong> (Arkansu et al, 2004).


5. Research at the laboratory of transport technology, UG<strong>en</strong>t<br />

The laboratory of Transport Technology at Gh<strong>en</strong>t University is working<br />

nearly 15 years on the developm<strong>en</strong>t and optimization of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines.<br />

Results of the experim<strong>en</strong>tally work are ext<strong>en</strong>sively published.<br />

5.1. Valmet <strong>en</strong>gine<br />

The very first work done was basically a proof of concept. Simply put, a<br />

direct injection diesel <strong>en</strong>gine was tak<strong>en</strong> (Valmet inline four, 4.4 liter), the<br />

diesel fuel injectors were replaced by spark plugs, the compression ratio<br />

was lowered (from 16:1 to 8.7:1) by installing differ<strong>en</strong>t pistons and a gas<br />

carburetor was mounted (Sier<strong>en</strong>s, 1992). The influ<strong>en</strong>ce of <strong>en</strong>gine<br />

parameters on the combustion of hydrog<strong>en</strong> was studied using heat release<br />

analysis of cylinder pressure measurem<strong>en</strong>ts. The study of the cylinder<br />

pressure prior and during the occurr<strong>en</strong>ce of backfire showed a runaway<br />

pre-ignition to lead to backfire (Sier<strong>en</strong>s and Rosseel, 1998). The preignition<br />

was mostly accompanied by <strong>en</strong>gine knock and a knock detection<br />

algorithm based on cylinder pressure data was proposed to avoid knock<br />

and backfire. The gas carburetor was ev<strong>en</strong>tually replaced by a sequ<strong>en</strong>tial<br />

injection system, involving the testing of gas injectors for hydrog<strong>en</strong> (at the<br />

time not commercially available and unreliable) (Sier<strong>en</strong>s and Rosseel,<br />

1995).<br />

Figure 3: Power output of the Valmet <strong>en</strong>gine fuelled with natural gas or hydrog<strong>en</strong><br />

99


It is clear that the Valmet <strong>en</strong>gine with the gas carburetor is of the first<br />

g<strong>en</strong>eration. These tests have proved that it is not difficult to run an <strong>en</strong>gine<br />

on hydrog<strong>en</strong> (under lean conditions). But it has shown at the same time<br />

that special att<strong>en</strong>tion is necessary for the power output, the NOx emissions<br />

and the backfire problem. The original Valmet diesel <strong>en</strong>gine has a power<br />

output of 64 kW, which can be reached also with natural gas (CH4) but not<br />

at all with hydrog<strong>en</strong> (due to the lean conditions to avoid backfire), see Fig.<br />

3. Figure 4 shows the NOx emissions again for natural gas and hydrog<strong>en</strong>.<br />

At a certain air-fuel ratio the NOx emissions for hydrog<strong>en</strong> are higher than<br />

for natural gas (and gasoline). Only at very lean mixtures ( ≥ 2), the level<br />

becomes acceptably low.<br />

Figure 4: NOx emissions of the Valmet Figure 5: Individual pression curves of<br />

the runaway pre-ignition<br />

The backfire ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on is shown in Fig. 5 (Sier<strong>en</strong>s & Rosseel, 1998).<br />

Successive pressure cycles are shown, indicating the runaway pre-ignition<br />

till finally the pre-ignition occurs before the inlet valve closure (IVC)<br />

(cycle 32) resulting in the explosion of the mixture in the inlet manifold.<br />

This (ext<strong>en</strong>ded) proof of concept on the Valmet <strong>en</strong>gine has indicated the<br />

focus of all further research on hydrog<strong>en</strong> fuelled internal combustion<br />

<strong>en</strong>gines:<br />

backfire safe operation<br />

increase of the power output<br />

decrease of the NOx emissions<br />

100


5.2. GM Crusador <strong>en</strong>gine<br />

Next a G<strong>en</strong>eral Motors type 454 <strong>en</strong>gine (better known as the Chevrolet<br />

“Big Block”) was adapted for gaseous fuels. The <strong>en</strong>gine was initially<br />

equipped with a gas carburetor and experim<strong>en</strong>ts were carried out with<br />

natural gas, mixtures of natural gas and hydrog<strong>en</strong>, and pure hydrog<strong>en</strong><br />

(Sier<strong>en</strong>s and Rosseel, 2000). Th<strong>en</strong> a multipoint sequ<strong>en</strong>tial injection system<br />

was installed with a programmable motor managem<strong>en</strong>t (second<br />

g<strong>en</strong>eration), Fig. 6.<br />

Figure 6: GM <strong>en</strong>gine: view on the multipoint sequ<strong>en</strong>tial injection system<br />

Att<strong>en</strong>tion was giv<strong>en</strong> to a qualitative control of the load (variation of the<br />

richness of the hydrog<strong>en</strong>-air mixture), b<strong>en</strong>eficial for the <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy<br />

compared to a quantitative control using a throttle valve. Also injection<br />

duration and ignition maps were optimized, crankcase v<strong>en</strong>tilation and<br />

supercharging were applied (Sier<strong>en</strong>s and Verhelst, 2000).<br />

The first tests were done with the gas carburettor. The fuel supply system<br />

provides natural gas/hydrog<strong>en</strong> mixtures in variable proportion, regulated<br />

indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>tly of the <strong>en</strong>gine operating condition. The layout of the system<br />

is shown in Fig. 7. The fuel is delivered to the <strong>en</strong>gine through a gas<br />

v<strong>en</strong>turi, which is supplied with the fuel mixture at a slight overpressure.<br />

The richness is controlled using a control valve in the supply line.<br />

Both pure hydrog<strong>en</strong> and natural gas, as well as mixtures of these fuels can<br />

be used with this system. The hydrog<strong>en</strong> is stored in 9 steel bottles at a<br />

pressure of 200 bar; the natural gas is obtained from the city gas net at 30<br />

mbar overpressure. Measurem<strong>en</strong>t of the fuel flow rate is made using mass<br />

101


flow meters in both of the supply lines. If hythane is used, the hydrog<strong>en</strong><br />

flow is controlled by a mass flow controller (the same device is used as<br />

mass flow meter for pure hydrog<strong>en</strong>). From the measured natural gas flow<br />

the necessary hydrog<strong>en</strong> flow is computed and supplied as input signal to<br />

the mass flow controller. This results in a constant hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t,<br />

indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t of <strong>en</strong>gine speed and load. The hydrog<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tration is<br />

giv<strong>en</strong> in volume % (the term mass flow meter/controller only means that<br />

the measurem<strong>en</strong>t is automatically comp<strong>en</strong>sated for temperature and<br />

pressure changes, the reading is in Nm 3 /h). Alternatively, hythane (or any<br />

other fuel) from a high pressure tank (200 bar) can be used for short runs:<br />

it contains a very limited amount of hythane and freezing problems can<br />

occur. By putting this tank on a scale fuel consumption can be measured.<br />

102<br />

Figure 7: The fuel preparation system


Figure 8: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on bmep<br />

In a first set of measurem<strong>en</strong>ts a comparison is made betwe<strong>en</strong> natural gas<br />

and two bl<strong>en</strong>ds of hythane (hythane with 10 and 20 volume % hydrog<strong>en</strong><br />

respectively). Each time, spark timing was optimized for maximum power<br />

(MBT).<br />

Fig. 8 shows how the air excess factor or air-fuel ratio ( = 1/)<br />

influ<strong>en</strong>ces bmep. As can be se<strong>en</strong> clearly, the differ<strong>en</strong>t fuel mixtures give<br />

very similar results: the only major differ<strong>en</strong>ce is the ability of hythane to<br />

run leaner, the more so the higher the hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t.<br />

Figure 9: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on the specific fuel consumption<br />

103


104<br />

Figure 10: The influ<strong>en</strong>ce of the air excess factor on the effici<strong>en</strong>cy<br />

The specific fuel consumption be (expressed in g/kWh) for the same<br />

conditions is shown in Fig. 9. A -value betwe<strong>en</strong> 1.1 and 1.2 gives best<br />

effici<strong>en</strong>cy for each of the fuels. Because of the very differ<strong>en</strong>t lower heat<br />

values of combustion (for hydrog<strong>en</strong> 120 MJ/kg and for methane 50 MJ/<br />

kg), effici<strong>en</strong>cy comparisons should be made using Fig. 10. This shows that<br />

a hydrog<strong>en</strong> addition of 10 % increases effici<strong>en</strong>cy moderately, whereas 20<br />

% hydrog<strong>en</strong> gives no significant extra b<strong>en</strong>efit (for the same -value).<br />

The hydrocarbon (UHC) and the NOx emissions as functions of the air<br />

excess factor are shown in Fig. 11 and 12. Minimum hydrocarbon and<br />

maximum NOx emissions are found for an air excess factor of about 1.1.<br />

This result is in agreem<strong>en</strong>t with the literature, and holds for any fuel.<br />

Figure 11: The hydrocarbon emissions as a function of the air excess factor


Figure 12: The NOx emission<br />

For leaner mixtures the combustion temperature is lower because of the<br />

lower heat of combustion available in the mixture, which reduces NOx,<br />

and for richer mixtures less oxyg<strong>en</strong> is available for the formation of NOx.<br />

The minimum in unburned hydrocarbon emissions in this range is caused<br />

by the impossibility of complete combustion on the rich side (local/global<br />

lack of oxyg<strong>en</strong>) and on the lean side the flame extinguishes further from<br />

the walls resulting in more unburned emissions from walls and crevices.<br />

For ev<strong>en</strong> leaner mixtures the flame may be unable to travel through the<br />

whole combustion chamber and in some cases the spark may be unable to<br />

ignite the mixture at all.<br />

In a second set of tests a preliminary investigation was made on the use of<br />

higher hydrog<strong>en</strong> fractions. Due to time constraints (high hydrog<strong>en</strong><br />

consumption) the ignition advance was not optimized for each condition<br />

in this set of measurem<strong>en</strong>ts, but was kept constant at 20° before TDC,<br />

except for pure hydrog<strong>en</strong> where the optimal spark advance was used<br />

(which varies from 12° at = 1.5 to 22° at = 3.5).<br />

For pure hydrog<strong>en</strong>, the <strong>en</strong>gine could function reliably (without backfire)<br />

for 1.5. Hythane with less than 79 % hydrog<strong>en</strong> never causes backfire<br />

nor knock in this <strong>en</strong>gine, whatever the richness. During the measurem<strong>en</strong>ts<br />

with 84 % hydrog<strong>en</strong> knock (without backfire) occurred for = 1.06. This<br />

suggests that a hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t of 80 % or less guarantees safe operation<br />

of the <strong>en</strong>gine, whatever the air excess factor.<br />

105


106<br />

Figure 13: The bmep for high hydrog<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>trations<br />

In Fig. 13 the bmep achieved by pure hydrog<strong>en</strong> and hythane with 50, 67,<br />

and 84% hydrog<strong>en</strong> is shown. Remarkably all hythane mixtures give a very<br />

comparable output for betwe<strong>en</strong> 1 and 1.3. The reason for this behavior is<br />

that increasing the hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>t increases flame speed (increasing<br />

bmep) but decreases the volumetric <strong>en</strong>ergy cont<strong>en</strong>t (for < 1.43)<br />

(decreasing bmep). In the region considered both effects comp<strong>en</strong>sate<br />

each other largely. For > 1.43 the volumetric <strong>en</strong>ergy cont<strong>en</strong>t as well as<br />

the flame speed increase with higher hydrog<strong>en</strong> cont<strong>en</strong>ts, which causes<br />

higher bmep for those mixtures. At these air excess ratios the bmep drops<br />

significantly though.<br />

For strongly lean mixtures pure hydrog<strong>en</strong> gives the highest output, as it is<br />

the only fuel capable of fast combustion at these conditions.<br />

5.3. CFR <strong>en</strong>gine<br />

A single cylinder CFR <strong>en</strong>gine (fixed speed of 600 rpm, variable<br />

compression ratio) has be<strong>en</strong> initially equipped with a gas carburetor (first<br />

g<strong>en</strong>eration), th<strong>en</strong> with a sequ<strong>en</strong>tial injector (second g<strong>en</strong>eration) and is now<br />

working with a sequ<strong>en</strong>tial injector (and MoTeC control unit), exhaust gas<br />

recirculation (EGR) and three way catalyst (third g<strong>en</strong>eration).<br />

Detailed studies are carried out:<br />

pressure measurem<strong>en</strong>ts in the combustion chamber as a function<br />

of load (-value), compression ratio, ignition timing, …


influ<strong>en</strong>ce of the position of the injector and start of injection on<br />

the power output and effici<strong>en</strong>cy (Sier<strong>en</strong>s & Verhelst, 2003)<br />

NOx reduction strategies<br />

Exhaust gas recirculation (EGR) is an effective means for NOx reduction<br />

and an especially interesting option at stoichiometric operation as the high<br />

NOx reduction effici<strong>en</strong>cy of a standard three-way catalyst (TWC) can th<strong>en</strong><br />

be exploited. Furthermore, one could vary the <strong>en</strong>gine power output by<br />

changing the amount of recycled exhaust gas, instead of throttling, thus<br />

avoiding <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy p<strong>en</strong>alties.<br />

Comparison is made betwe<strong>en</strong> lean burn operation and stoichiometric<br />

operation + EGR + TWC in terms of effici<strong>en</strong>cy, power output, NOx<br />

emissions and backfire resistance (Sier<strong>en</strong>s et al, 2005). Fig. 14 shows the<br />

test rig of the CFR <strong>en</strong>gine with EGR and TWC.<br />

Figure 14: Engine test rig<br />

The indicated power and the indicated effici<strong>en</strong>cies for EGR and lean burn<br />

strategies are shown in the Fig s . 15 and 16. The effici<strong>en</strong>cy of the TWC is<br />

shown in Fig. 17.<br />

107


Figure 15: Normalized indicated power Figure 16: Indicated effici<strong>en</strong>cy for EGR–<br />

for EGR– and lean burn strategies and lean burn strategies<br />

108<br />

Figure 17: NOx emissions before and after TWC and conversion effici<strong>en</strong>cy (EGR<br />

strategy =0,95)


5.4. Volvo <strong>en</strong>gine<br />

Figure 18: Modified intake of four cylinder <strong>en</strong>gine<br />

Figure 19: Effects of intake valve timing (white arrow) on valve overlap. Left: base<br />

timing, right: intake cam advance, grey arrow: (fixed) exhaust valve timing. TDC: top<br />

dead c<strong>en</strong>ter, BDC: bottom dead c<strong>en</strong>ter<br />

TDC<br />

BDC<br />

A Volvo four cylinder sixte<strong>en</strong> valve gasoline <strong>en</strong>gine with a total swept<br />

volume of 1783cc and a compression ratio of 10.3:1 was converted to bifuel<br />

operation by mounting an additional fuel rail supplying gaseous fuel<br />

to 8 (2 per cylinder) (Verhelst et al, 2008). Teleflex GSI gas injectors,<br />

mounted on the intake manifold. The intake manifold was modified to<br />

TDC<br />

BDC<br />

109


avoid any damage if backfire would occur during the hydrog<strong>en</strong><br />

measurem<strong>en</strong>ts: a T-type branch pipe was mounted on the intake manifold<br />

with the „straight ahead‟ branch closed by a foam plug and the other<br />

branch leading to the air filter – mass air flow (MAF) s<strong>en</strong>sor – throttle<br />

valve assembly, see Fig. 18. Any pressure rise in the intake manifold due<br />

to the occurr<strong>en</strong>ce of backfire results in the foam plug being blown out<br />

instead of damaging other compon<strong>en</strong>ts such as the MAF s<strong>en</strong>sor.<br />

The <strong>en</strong>gine has continuously variable valve timing (CVVT) on the intake<br />

camshaft, allowing up to 40 degrees crank angle (°ca) advance of the<br />

intake valve op<strong>en</strong>ing and closing time, see Fig. 19. A MoTeC M800<br />

<strong>en</strong>gine control unit is used to control ignition timing, start of injection,<br />

injection duration and intake valve timing. The production gasoline <strong>en</strong>gine<br />

converted to bi-fuel operation was used to study the effects of<br />

continuously variable intake valve timing on power output, effici<strong>en</strong>cy,<br />

emissions and the occurr<strong>en</strong>ce of backfire (wh<strong>en</strong> operated on hydrog<strong>en</strong>).<br />

Results of these experim<strong>en</strong>ts are shown in Fig s . 20 and 21. Full discussion<br />

of the results in Verhelst et al (2008).<br />

Figure 20: Brake torque and NOx emissions on hydrog<strong>en</strong>, at 1500 rpm and wide op<strong>en</strong><br />

throttle, for differ<strong>en</strong>t intake cam phasing, as a function of the equival<strong>en</strong>ce ratio<br />

110<br />

raw NOx emissions (ppm)<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

0<br />

1 1,5 2 2,5 3 3,5<br />

air to fuel equival<strong>en</strong>ce ratio (-)<br />

raw NOx at 4°ca IVO advance<br />

raw NOx at 16°ca IVO advance<br />

raw NOx at 28°ca IVO advance<br />

raw NOx at 40°ca IVO advance<br />

Brake torque at 4°ca IVO advance<br />

Brake torque at 16°ca IVO advance<br />

Brake torque at 28°ca IVO advance<br />

Brake torque at 40°ca IVO advance<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

brake torque (Nm)


Figure 21: Brake torque and NOx emissions on hydrog<strong>en</strong>, at 1500 rpm, λ = φ = 1<br />

5.5. Audi <strong>en</strong>gine<br />

raw NOx emissions (ppm)<br />

6000<br />

5500<br />

5000<br />

4500<br />

4000<br />

3500<br />

3000<br />

2500<br />

0<br />

20 40 60 80 100<br />

throttle position (op<strong>en</strong>ing %)<br />

raw NOx at 4°ca IVO advance<br />

raw NOx at 16°ca IVO advance<br />

raw NOx at 28°ca IVO advance<br />

raw NOx at 40°ca IVO advance<br />

Brake torque at 4°ca IVO advance<br />

Brake torque at 16°ca IVO advance<br />

Brake torque at 28°ca IVO advance<br />

Brake torque at 40°ca IVO advance<br />

A single cylinder Audi <strong>en</strong>gine (400cc) is coupled with a DC motor. The<br />

operating speed is regulated betwe<strong>en</strong> 1500 and 4500 rpm and the compression<br />

ratio is set to 11. Hydrog<strong>en</strong> is injected in the inlet manifold with<br />

a constant pressure of 2 barg. To measure the non-stationary flow of these<br />

single cylinder <strong>en</strong>gine a flow meter is installed before a damping vessel of<br />

the inlet system.<br />

To increase the power output and to maintain low NOX emissions, supercharging<br />

systems with exhaust gas recirculation have be<strong>en</strong> proposed on<br />

the Audi <strong>en</strong>gine. From the basic <strong>en</strong>gine configuration, mainly 4 differ<strong>en</strong>t<br />

supercharging – EGR systems were proposed. For high pressure loop EGR<br />

a v<strong>en</strong>turi is necessary (before or after the damping vessel) or a compressor<br />

in the EGR line. The aim of the v<strong>en</strong>turi is to admit recirculated gases in<br />

the pressurized inlet channel.<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

brake torque (Nm)<br />

111


For a single cylinder <strong>en</strong>gine there is no stationary flow in the inlet- and<br />

exhaust channels, and the flows are out of phase.<br />

Replacing the v<strong>en</strong>turi by a compressor in the EGR line cannot solve the<br />

problem of the non stationary flows. This can be partly solved by placing<br />

the v<strong>en</strong>turi of the EGR line in the inlet channel before the damping vessel.<br />

This set-up asks for an optimal dim<strong>en</strong>sioning of the v<strong>en</strong>turi (if it is possible<br />

at all). In fact for a one cylinder hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gine two extra difficulties<br />

are to be solved in comparison with diesel turbo- or supercharged systems.<br />

First the highly non-stationary flows, as m<strong>en</strong>tioned before. Second, ev<strong>en</strong><br />

at high loads non negligible amounts of EGR are necessary (see previous<br />

section, to avoid backfire).<br />

Finally the option of connecting the EGR line with the inlet, before the<br />

compressor, is chos<strong>en</strong> (Fig. 22). This makes it possible to run the <strong>en</strong>gine<br />

also without EGR (lean condition of the mixture) or with or without supercharging.<br />

112<br />

Figure 22: Connection of the EGR line with the inlet before the compressor<br />

Supercharging is a straightforward way to increase the power output of<br />

PFI hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines. However, as in-cylinder mixture d<strong>en</strong>sities are increased<br />

the likelihood of hot spot formation also increases. Previous experim<strong>en</strong>ting<br />

on a Valmet <strong>en</strong>gine showed increased backfire prop<strong>en</strong>sity<br />

wh<strong>en</strong> charging, forcing the use of leaner equival<strong>en</strong>ce ratio. Therefore, the<br />

maximum power output could not be increased.<br />

Thus, initial experim<strong>en</strong>ts on the supercharged single cylinder <strong>en</strong>gine were<br />

aimed at determining any power b<strong>en</strong>efit. All measurem<strong>en</strong>ts were with a


supercharging pressure of 0.5 barg (measured in the damper vessel). Fig.<br />

23 shows the resulting maximum power output as a function of <strong>en</strong>gine<br />

speed. The net power output for the supercharging experim<strong>en</strong>ts<br />

(accounting for the power needed to drive the air blower) is compared to<br />

the power output for the atmospheric experim<strong>en</strong>ts. The dip at 3000 rpm is<br />

due to a drop in volumetric effici<strong>en</strong>cy for this intake configuration.<br />

Figure 23: Brake power as a function of <strong>en</strong>gine speed, WOT, atmospheric operation at<br />

stoichiometric, supercharged operation at backfire/pre-ignition limited equival<strong>en</strong>ce ratio<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

1000 2000 3000 4000<br />

Figure 24: Brake power as a function of <strong>en</strong>gine speed, WOT, atmospheric operation at<br />

stoichiometric, supercharged operation at backfire/pre-ignition limited equival<strong>en</strong>ce ratio,<br />

supercharged operation with EGR at stoichiometric<br />

Pe [kW]<br />

Pe [kW]<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

rpm<br />

Atmospheric Supercharged 0.5 barg<br />

0<br />

1000 2000 3000 4000<br />

rpm<br />

Atmospheric<br />

Supercharged 0.5 barg<br />

Supercharged 0.5 barg + EGR<br />

113


Supercharging results in a net power increase of about 40%. This is somewhat<br />

less than what could be expected from the supercharging pressure<br />

(giv<strong>en</strong> that the intercooler is over dim<strong>en</strong>sioned), but is easily explained as<br />

stoichiometric operation was no longer possible wh<strong>en</strong> supercharging. The<br />

air to fuel equival<strong>en</strong>ce ratio λ was now limited to 1.3 to 1.4 (φ = 0.71 -<br />

0.77), because of backfire or pre-ignition. This ess<strong>en</strong>tially means that the<br />

power increase cannot be used because of the resulting high NOx emissions<br />

in an oxyg<strong>en</strong>-rich <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Recycling part of the exhaust gases<br />

is a means to displace some of the intake air and <strong>en</strong>rich the mixture, so<br />

experim<strong>en</strong>ts with EGR were done to determine the possibility of running<br />

stoichiometric at supercharged conditions.<br />

Fig. 24 shows the (net) maximum power output as a function of <strong>en</strong>gine<br />

speed wh<strong>en</strong> exhaust gas recirculation is used while supercharging.<br />

Stoichiometric operation is now possible without backfire or pre-ignition<br />

ev<strong>en</strong>ts, through increasing both the injected fuel quantity and the EGR<br />

rate. The high heat capacity of the recycled exhaust gases (with a high water<br />

vapor cont<strong>en</strong>t) is the reason why the fueling rate can be increased without<br />

abnormal combustion ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a. As a result, not only is stoichiometric<br />

operation now possible with effici<strong>en</strong>t NOx after-treatm<strong>en</strong>t, but furthermore<br />

the power output can be se<strong>en</strong> to increase slightly. This results in a<br />

net power increase of almost 50%. The maximum brake mean effective<br />

pressure now is 9.4 bar. As m<strong>en</strong>tioned higher, this is a research <strong>en</strong>gine<br />

with low volumetric effici<strong>en</strong>cy, so this should not be compared to the<br />

bmep of a production gasoline <strong>en</strong>gine. Comparing to (atmospheric) measurem<strong>en</strong>ts<br />

on this <strong>en</strong>gine on methane, a power increase of about 20% is<br />

found, extrapolating this gives an estimate of the power increase compared<br />

to atmospheric gasoline operation of roughly 10%.<br />

114<br />

6. Demonstration projects<br />

Two differ<strong>en</strong>t buses were converted to hydrog<strong>en</strong> fuel and one to a mixture<br />

of 20% H2 and 80% NG.<br />

6.1. Gre<strong>en</strong>bus (see Fig. 25)<br />

July 1994<br />

Gre<strong>en</strong>bus – De Lijn (Flemish public transportation company)


Partners: VCST – Hydrog<strong>en</strong> Systems NV (Belgium), UG<strong>en</strong>t<br />

Transport Technology<br />

Fuel: hydrog<strong>en</strong><br />

Sponsoring: Flemish Governm<strong>en</strong>t and EU<br />

Engine: MAN 12 l inline 6 cyl.<br />

Storage: metal hydrides<br />

6.2. Zembus (see Fig. 26)<br />

Figure 25: Gre<strong>en</strong>bus<br />

October 2000<br />

ZEMBUS (Zero Emission Bus)<br />

Partners: Hydrog<strong>en</strong> Systems NV (Belgium, project coordinator),<br />

Vialle NV (the Netherlands), Trivea Technologies International<br />

SA (Luxemburg), Betronic BV (the Netherlands),<br />

Contin<strong>en</strong>tal Energy Systems (Belgium), Ug<strong>en</strong>t<br />

Fuel: hydrog<strong>en</strong><br />

Sponsoring: European Union, Brite-Euram III – CRAFT<br />

Engine: DAF 8.6 l inline 6 cyl.<br />

Storage: liquid<br />

115


116<br />

6.3. CTPT bus (see Fig. 27)<br />

Figure 26: ZEMBUS<br />

March 2005<br />

CTPT bus: Clean Technology for Public Transport<br />

Partners: UG<strong>en</strong>t Institute of Sustainable Mobility of which our<br />

laboratory is a member and the Karel De Grote Hogeschool in<br />

Antwerp, Belgium<br />

Fuel: “hydrothane” (20% H2 / 80% NG)<br />

Sponsoring: the national Lottery of Belgium<br />

Engine:MAN 12 l inline 6 cyl.<br />

Storage: compressed gas, 200 bar


7. Conclusions<br />

Figure 27: CTPT bus<br />

The hydrog<strong>en</strong> specific properties for combustion are giv<strong>en</strong>,<br />

showing the advantages of hydrog<strong>en</strong> for spark ignited (ICE)<br />

<strong>en</strong>gines.<br />

Four differ<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>erations in the developm<strong>en</strong>t of hydrog<strong>en</strong> <strong>en</strong>gines<br />

are considered.<br />

Specific att<strong>en</strong>tion is giv<strong>en</strong> to the design futures about:<br />

Abnormal combustion<br />

Mixtures formation<br />

Load control strategies<br />

In the laboratory of Transporttechnology (UG<strong>en</strong>t) five <strong>en</strong>gines<br />

are converted to hydrog<strong>en</strong> and/or hydrog<strong>en</strong>-natural gas use<br />

and ext<strong>en</strong>sive tests are carried out to increase the power output,<br />

to decrease the noxious emissions (NOX) and to avoid<br />

backfire.<br />

Three differ<strong>en</strong>t demonstration projects are pres<strong>en</strong>ted.<br />

117


Refer<strong>en</strong>ces<br />

118<br />

The use of natural gas – hydrog<strong>en</strong> mixtures (normally 80%<br />

NG – 20% H2) are a very promising solution during the transition<br />

period towards a full hydrog<strong>en</strong> economy.<br />

Akansu O., Dulger Z., Kahraman N., Veziroğlu N. (2004).“Internal combustion <strong>en</strong>gines<br />

fueled by natural gas-hydrog<strong>en</strong> mixtures”. International Journal of Hydrog<strong>en</strong> Energy 29,<br />

1527-1539.<br />

Sier<strong>en</strong>s R. (1992). “Installation and first experim<strong>en</strong>tal results of a hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gine”.<br />

Proceedings, 9 th World Hydrog<strong>en</strong> Energy Confer<strong>en</strong>ce, pages 31–40 (Add<strong>en</strong>dum).<br />

Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (1995). “Sequ<strong>en</strong>tial injection of gaseous fuels”. Proceedings,<br />

5th Int. EAEC Congress, Strasbourg, paper n° SIA 9506A03.<br />

Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (1998). “Backfire mechanism in a carburetted hydrog<strong>en</strong> fuelled<br />

<strong>en</strong>gine”. Proceedings, 12th World Hydrog<strong>en</strong> Energy Confer<strong>en</strong>ce, pp1537–1546, Bu<strong>en</strong>os<br />

Aires.<br />

Sier<strong>en</strong>s R. and Rosseel E. (2000). “Variable composition hydrog<strong>en</strong>/natural gas mixtures<br />

for increased <strong>en</strong>gine effici<strong>en</strong>cy and decreased emissions”. Journal of Engineering for Gas<br />

Turbines and Power, 122, 135–140.<br />

Sier<strong>en</strong>s R. and Verhelst S. (2000). “A hydrog<strong>en</strong> fuelled V-8 <strong>en</strong>gine for city-bus application”.<br />

Proceedings, FISITA World Automotive Congress, Seoul, Korea, paper<br />

F2000A084.<br />

Sier<strong>en</strong>s R. and Verhelst S. (2003). “Influ<strong>en</strong>ce of the injection parameters on the effici<strong>en</strong>cy<br />

and power output of a hydrog<strong>en</strong> fuelled <strong>en</strong>gine”. Journal of Engineering for Gas<br />

Turbines and Power, 125, 444-449.<br />

Sier<strong>en</strong>s R., Verhelst S., Verstraet<strong>en</strong> S. (2005). “EGR and lean combustion strategies for a<br />

single cylinder hydrog<strong>en</strong> fuelled IC <strong>en</strong>gine”. Proceedings, EAEC European Automotive<br />

Congress, Belgrado.<br />

Verhelst S. (2005). “A study of the combustion in hydrog<strong>en</strong>-fuelled internal combustion<br />

<strong>en</strong>gines”. PhD Thesis, Gh<strong>en</strong>t University.<br />

Verhelst S., De Landtsheere J., De Smet F., Billiouw C., Tr<strong>en</strong>son A., Sier<strong>en</strong>s R.<br />

(2008).“Effects of supercharging, EGR and variable valve timing on power and emissions<br />

of hydrog<strong>en</strong> internal combustion <strong>en</strong>gines”. SAE paper nr 2008-01-1033, Detroit.


ITS als middel voor e<strong>en</strong> meer verkeersleefbare <strong>en</strong><br />

verkeersveilige stad<br />

Sv<strong>en</strong> VLASSENROOT 1 , Wim VANDENBERGHE 2 , Ko<strong>en</strong> De BAETS 1 ,<br />

Johan DE MOL 1 , Ingrid MOERMAN 2 , Piet DEMEESTER 2 <strong>en</strong> Frank<br />

WITLOX 3<br />

1 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 59<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: sv<strong>en</strong>.vlass<strong>en</strong>root@ug<strong>en</strong>t.be<br />

2 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Informatietechnologie<br />

Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 49 25<br />

fax: +32 9 331 48 99<br />

e-mail: wim.vdb@ug<strong>en</strong>t.be; ingrid.moerman@ug<strong>en</strong>t.be<br />

3 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Geografie<br />

Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />

Krijgslaan 281/S8<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 45 53<br />

fax: +32 9 264 49 85<br />

e-mail: frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

Het gebruik van Informatie- <strong>en</strong> communicatietechnologie (ICT) in het<br />

verkeer ofwel Intellig<strong>en</strong>te Transportsystem<strong>en</strong> (ITS) wordt aanzi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

119


mogelijke oplossing voor e<strong>en</strong> betere doorstroming in het verkeer, e<strong>en</strong><br />

verhoogde verkeersveiligheid, e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-efficiënter mobiliteitsgebruik,<br />

etc. Kortom ITS kan bijdrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verhoogde verkeersleefbaarheid in<br />

Vlaander<strong>en</strong>. Het onderzoek rond ITS binn<strong>en</strong> het Instituut voor Duurzame<br />

<strong>Mobiliteit</strong> richt zich op de beleidsaspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatiesc<strong>en</strong>ario‟s van<br />

ITS in Vlaander<strong>en</strong>, de sociaal-maatschappelijke vraag van ITS (bijv.<br />

gedrags- <strong>en</strong> draagvlakonderzoek) <strong>en</strong> de technische realiseerbaarheid (bijv.<br />

technische randvoorwaard<strong>en</strong> m.b.t. communicatie tuss<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

communicatie tuss<strong>en</strong> voertuig <strong>en</strong> omgeving). Deze pres<strong>en</strong>tatie zal e<strong>en</strong><br />

aantal concrete beleids-, gedrags- <strong>en</strong> technische aspect<strong>en</strong> met betrekking<br />

tot duurzame mobiliteit toelicht<strong>en</strong>.<br />

120<br />

1. Inleiding: Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong><br />

De verkeersveiligheid is e<strong>en</strong> thema dat niet weg te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> is binn<strong>en</strong> het<br />

kader van e<strong>en</strong> leefbare stad. Het verhog<strong>en</strong> van de verkeersveiligheid wordt<br />

meestal als e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel elem<strong>en</strong>t van de kwaliteit van de stad beschouwd.<br />

De verkeersongevall<strong>en</strong>data bewijst dat verkeersveiligheid e<strong>en</strong> punt is<br />

waarin sterk moet word<strong>en</strong> geïnvesteerd. Uit de internationale<br />

vergelijking<strong>en</strong> blijkt dat België <strong>en</strong> Vlaander<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme weg<br />

hebb<strong>en</strong> af te legg<strong>en</strong> om de betere cijfers van de SUN-land<strong>en</strong> (Swed<strong>en</strong>,<br />

United Kingdom, Netherlands) te hal<strong>en</strong>. Om e<strong>en</strong> halvering van de<br />

verkeersdod<strong>en</strong> <strong>en</strong> zware verkeersgewond<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> extra<br />

inspanning<strong>en</strong> nodig zijn.<br />

Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong> (ITS) bied<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële mogelijkhed<strong>en</strong><br />

om deze doelstelling dichter bij te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. ITS is e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erieke term die<br />

wordt gebruikt voor e<strong>en</strong> uitgebreid gamma aan informatie-, controle- <strong>en</strong><br />

elektronische technologie die kan geïntegreerd word<strong>en</strong> in de<br />

weginfrastructuur <strong>en</strong> de voertuig<strong>en</strong> zelf, met als doel het redd<strong>en</strong> van<br />

lev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het bespar<strong>en</strong> van tijd <strong>en</strong> geld door het opvolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> beher<strong>en</strong> van<br />

verkeersstrom<strong>en</strong>, het verminder<strong>en</strong> van congestie, het vermijd<strong>en</strong> van<br />

ongevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong>z. Binn<strong>en</strong> de brede waaier van ITS-system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> twee<br />

verschill<strong>en</strong>de categorieën word<strong>en</strong> opgetek<strong>en</strong>d: autonome system<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

coöperatieve system<strong>en</strong>. Autonome system<strong>en</strong> zijn alle vorm<strong>en</strong> van ITS die<br />

eerder op zichzelf staan, <strong>en</strong> niet afhankelijk zijn van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking<br />

met andere voertuig<strong>en</strong> of ondersteun<strong>en</strong>de infrastructuur. Typisch steun<strong>en</strong><br />

deze system<strong>en</strong> op geavanceerde s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> <strong>en</strong> detectie techniek<strong>en</strong>, in


combinatie met intellig<strong>en</strong>te elektronica die deze k<strong>en</strong>nis van de omgeving<br />

lokaal verwerkt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> nodig actie onderneemt. Coöperatieve system<strong>en</strong><br />

zijn ITS-system<strong>en</strong> waarbij communicatie <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking, zowel tuss<strong>en</strong><br />

voertuig<strong>en</strong> onderling als tuss<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de<br />

infrastructuur, aan de basis ligg<strong>en</strong>. Informatie beperkt zich niet meer tot<br />

wat het voertuig zelf waarneemt, met e<strong>en</strong> groot aantal nieuwe veiligheid<br />

verhog<strong>en</strong>de toepassing<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>gt. Autonome <strong>en</strong> coöperatieve<br />

system<strong>en</strong> zijn niet strikt gescheid<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> (zoals<br />

Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaption) kunn<strong>en</strong> system<strong>en</strong> van autonome naar<br />

coöperatieve system<strong>en</strong> evoluer<strong>en</strong>.<br />

Het is duidelijk dat <strong>en</strong>kel invester<strong>en</strong> in ITS niet voldo<strong>en</strong>de is om e<strong>en</strong><br />

halvering van de verkeersdod<strong>en</strong> <strong>en</strong> zware verkeersgewond<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>.<br />

Hiervoor is e<strong>en</strong> inspanning nodig in verschill<strong>en</strong>de domein<strong>en</strong>. ITS biedt de<br />

mogelijkheid om de verkeersveiligheid via de klassieke drie E‟s<br />

(Engineering, Education <strong>en</strong> Enforcem<strong>en</strong>t) te ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

versterk<strong>en</strong>. De vele mogelijkhed<strong>en</strong> die ITS biedt, kunn<strong>en</strong> in elk van deze<br />

E‟s aanwezig zijn.<br />

Het aantal mogelijkhed<strong>en</strong> die ITS te bied<strong>en</strong> heeft is zo ruim dat in dit deel<br />

<strong>en</strong>kel de meest relevante word<strong>en</strong> aangeduid. De meest relevante<br />

toepassing<strong>en</strong> zijn daarom niet deze die door de verschill<strong>en</strong>de actor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gelijk word<strong>en</strong> ingeschat. Tev<strong>en</strong>s moet uitdrukkelijk<br />

vermeld te word<strong>en</strong> dat ITS-toepassing<strong>en</strong> hun doel slechts kunn<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>,<br />

indi<strong>en</strong> ze niet alle<strong>en</strong> performant, correct <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>d zijn maar ook<br />

indi<strong>en</strong> ze ook word<strong>en</strong> gebruikt. E<strong>en</strong> systeem dat waarschuwt wanneer te<br />

dicht e<strong>en</strong> voorligg<strong>en</strong>d voertuig wordt g<strong>en</strong>aderd <strong>en</strong> op deze wijze<br />

ongevall<strong>en</strong> voorkomt, heeft ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel nut indi<strong>en</strong> de bestuurder dit<br />

systeem kan deactiver<strong>en</strong>.<br />

De vele ITS-toepassing<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> aan dat er zowel van de overheid, de<br />

academische wereld als vanuit de industrie hoge verwachting<strong>en</strong> zijn naar<br />

de implem<strong>en</strong>tatiemogelijkhed<strong>en</strong> van ITS.<br />

2. ITS <strong>en</strong> verkeersveiligheid<br />

Binn<strong>en</strong> de vele Intellig<strong>en</strong>te Transportsystem<strong>en</strong> wordt dit onderdeel de<br />

nadruk gelegd op system<strong>en</strong> die de verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>.<br />

121


Ook binn<strong>en</strong> deze selectie moet e<strong>en</strong> grotere aandacht besteed word<strong>en</strong> naar<br />

die system<strong>en</strong> die de beste resultat<strong>en</strong> naar verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong><br />

bied<strong>en</strong>. In het rapport “European Road Safety Action Programme. Halving<br />

the number of road accid<strong>en</strong>t victims in the European Union by 2010: A<br />

shared responsibility” i wordt gesteld dat binn<strong>en</strong> de lange termijn project<strong>en</strong><br />

naar verkeersveiligheid voorrang moet gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan die system<strong>en</strong><br />

die beste resultat<strong>en</strong> naar verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>. Speed<br />

managem<strong>en</strong>t gericht op het voertuig biedt daartoe de beste resultat<strong>en</strong><br />

zowel naar verkeersveiligheid, congestie als vermindering van<br />

broeikasgass<strong>en</strong> ii . Bij deze system<strong>en</strong> wordt ISA (Intellig<strong>en</strong>t Speed<br />

Adaptation), collision alert devices, lane keeping, ACC (Adaptive Cruise<br />

Control) <strong>en</strong> intersection detection devices, vermeld.<br />

Om aan te duid<strong>en</strong> dat system<strong>en</strong> die ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> al dan niet op e<strong>en</strong><br />

actieve ingrijp<strong>en</strong> in het rijgedrag, e<strong>en</strong> belangrijk effect hebb<strong>en</strong> op<br />

verkeersveiligheid kan verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar het rapport van de OECD-<br />

2003. In het rapport van OECD “Road Safety: Impact of new<br />

technologies” iii word<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de ITS-toepassing<strong>en</strong> geëvalueerd<br />

naar hun effect<strong>en</strong> op de verkeersveiligheid. In Tabel 1: Estimated injury<br />

and fatality reductions from various technologies word<strong>en</strong> de bek<strong>en</strong>de -via<br />

onderzoek<strong>en</strong>- effect<strong>en</strong> van ITS-maatregel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal beleidsterrein<strong>en</strong><br />

aangeduid. Uit vele studies blijkt dat de grootste winst in<br />

verkeersveiligheid te hal<strong>en</strong> is in maatregel<strong>en</strong> gerelateerd aan snelheid.<br />

122


Tabel 1: Estimated injury and fatality reductionist from various technologies<br />

TECHNOLOGY PERCENTAGE<br />

INJURY<br />

REDUCTIONS<br />

1 collision avoidance systems<br />

PERCENTAGE<br />

FATALITY<br />

REDUCTIONS<br />

MAXIMUM<br />

REDUCTION<br />

REPORTED<br />

Weather monitoring 1.1 2 30 % to 40 % of all<br />

related crashes<br />

Automated<br />

<strong>en</strong>forcem<strong>en</strong>t<br />

8.3 4.4 50 % of all related<br />

crashes<br />

Ramp metering 2.8 2.3 2.8 %<br />

Collision avoidance<br />

(intersection, rear<br />

<strong>en</strong>d, etc.)<br />

Intellig<strong>en</strong>t speed /<br />

cruise control<br />

Intellig<strong>en</strong>t speed<br />

adaptation<br />

13.8 10.3 17 % overall and 50<br />

to 80 % for rear <strong>en</strong>d<br />

CAS 1<br />

1.4 0.7 5.9 % of all crashes<br />

15 18 Mandatory – 59 %<br />

of fatal crashes<br />

Voor ISA wordt verwez<strong>en</strong> naar 3.2. Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing <strong>en</strong><br />

verder.<br />

Gerelateerd aan system<strong>en</strong> die via snelheidsbeheersing de<br />

verkeersveiligheid kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> ook de system<strong>en</strong> vermeld<br />

word<strong>en</strong> die er voor zorg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> veilige afstand met het andere voertuig<br />

kan word<strong>en</strong> verzekerd. Daarbij is het tijdig detecter<strong>en</strong> van andere<br />

voertuig<strong>en</strong> zodat e<strong>en</strong> veilige afstand tot dit voertuig kan word<strong>en</strong><br />

gegarandeerd, e<strong>en</strong> hoofddoelstelling. Ruimer dan het detecter<strong>en</strong> van<br />

voertuig is dit het detecter<strong>en</strong> van alle obstakels <strong>en</strong> het waarschuw<strong>en</strong> van<br />

hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> trage voertuig<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal ongevall<strong>en</strong> ontstaan doordat<br />

bestuurders van de weg gerak<strong>en</strong>; dit kan zware ongevall<strong>en</strong> tot gevolg<br />

hebb<strong>en</strong>: aanrijd<strong>en</strong> van fietsers <strong>en</strong> voetgangers naast de weg, aanrijd<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>liggers, aanrijd<strong>en</strong> geparkeerde voertuig<strong>en</strong>, aanrijd<strong>en</strong> van obstakels<br />

langs de weg (bom<strong>en</strong>, verlichtingspal<strong>en</strong>, ...). Door de bestuurder te<br />

ondersteun<strong>en</strong> dat hij op de weg of op het rijvak blijft, kunn<strong>en</strong> deze<br />

ongevall<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> Europese project<strong>en</strong> (SAFELANE<br />

werd dit uitgetest <strong>en</strong> gedemonstreerd. Dit geldt voor alle voertuig<strong>en</strong>.<br />

123


Ongevall<strong>en</strong> die ontstaan door het verlat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rijvak (bijv.<br />

inhaalmanoeuvres, afslagbeweging<strong>en</strong>, ...) kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> door<br />

via multi-s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> het veld rond het voertuig te scann<strong>en</strong> te analyser<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

veiligheidsmaatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. De interv<strong>en</strong>tie kan gaan van louter<br />

monitor<strong>en</strong> van de zijkant<strong>en</strong> <strong>en</strong> achterkant van het voertuig, te assister<strong>en</strong> bij<br />

voertuigbeweging<strong>en</strong> (verander<strong>en</strong> rijvak) <strong>en</strong> te waarschuw<strong>en</strong> (of in te<br />

grijp<strong>en</strong>) bij e<strong>en</strong> kans op zijdelingse ongevall<strong>en</strong> (Europees onderzoek:<br />

Lateral Safe).<br />

Voor het vermijd<strong>en</strong> van ongevall<strong>en</strong> wordt veel onderzoek verricht naar<br />

s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> (APALACI, COMPOSE <strong>en</strong> UseRCams in het Europese<br />

PReVENT onderzoek) die in staat zijn om e<strong>en</strong> mogelijk conflict te<br />

detecter<strong>en</strong> vooraleer het gebeurt waardoor <strong>en</strong>erzijds conflict<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ofwel de gevolg<strong>en</strong> van het ongeval sterk kunn<strong>en</strong><br />

beperkt word<strong>en</strong>. In het project COMPOSE ligt de nadruk niet alle<strong>en</strong> op het<br />

detecter<strong>en</strong> van zwakke weggebruikers maar vooral in het daarbij<br />

inschakel<strong>en</strong> van automatisch remm<strong>en</strong> van voertuig<strong>en</strong>. De s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> zijn<br />

ofwel afgestemd op e<strong>en</strong> langer traject of e<strong>en</strong> traject dichtbij. Vooral het<br />

s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> nabij traject (20-25 m) zijn erg bruikbaar binn<strong>en</strong><br />

bebouwde kom. Met deze s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> zou m<strong>en</strong> ook dode hoek ongevall<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. Deze zelfde techniek<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> om<br />

zowel de veiligheid als het comfort van voetgangers te verhog<strong>en</strong>; e<strong>en</strong><br />

infrarood camera kan voetgangers/fietsers detecter<strong>en</strong> <strong>en</strong> oversteeklicht<strong>en</strong><br />

beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

De tot nu toe besprok<strong>en</strong> applicaties zijn eerder autonome ITS-system<strong>en</strong>.<br />

Coöperatieve system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter in e<strong>en</strong> aantal situaties ook drastisch<br />

de verkeersveiligheid verhog<strong>en</strong>. Zo zijn kruispunt<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong> waar de kans<br />

op conflict<strong>en</strong> erg belangrijk is. Heel wat techniek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld<br />

(zie ondermeer INTERSAFE in PReVENT) om op deze plaats<strong>en</strong> de<br />

verkeersveiligheid te kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>. De system<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> de<br />

bestuurder bij manoeuvres op e<strong>en</strong> kruispunt; dit gebeurt via e<strong>en</strong> precieze<br />

lokalisatie van het voertuig, veronderstelde gew<strong>en</strong>ste rijrichting,<br />

beweging<strong>en</strong> van andere weggebruikers <strong>en</strong> via e<strong>en</strong> communicatie met<br />

verkeerslicht<strong>en</strong>. Veiligheidssystem<strong>en</strong> om dit te bereik<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

beschikk<strong>en</strong> over s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong>, communicatie met de infrastructuur,<br />

communicatie voertuig-infrastructuur <strong>en</strong> system<strong>en</strong> in het voertuig die de<br />

bestuurder bij die tak<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>.<br />

124


Meer specifiek kan dit betrekking hebb<strong>en</strong> op s<strong>en</strong>sor<strong>en</strong> die<br />

wegmarkering<strong>en</strong> lokaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> op deze wijze het voertuig situer<strong>en</strong> of die<br />

specifieke aanduiding<strong>en</strong> ter hoogte van het kruispunt bevatt<strong>en</strong>, waardoor<br />

e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de, preciezere situering kan word<strong>en</strong> bekom<strong>en</strong>. In het<br />

bijzonder focust m<strong>en</strong> met deze ITS-techniek<strong>en</strong> op twee ongevaltypes:<br />

botsing<strong>en</strong> met tegemoetkom<strong>en</strong>d verkeer als gevolg van links afslaan op<br />

het kruispunt <strong>en</strong> botsing<strong>en</strong> die zich voordo<strong>en</strong> als gevolg rechts afslaan of<br />

het kruispunt overstek<strong>en</strong>. Bijkom<strong>en</strong>d werd ook de specifieke toestand voor<br />

kruispunt<strong>en</strong> met verkeerslicht<strong>en</strong> onderzocht. Zo ontwikkelde m<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

systeem dat het voertuig informeert over de lichttijd<strong>en</strong> waardoor m<strong>en</strong><br />

veilig e<strong>en</strong> verkeerslicht kan nader<strong>en</strong>. Vooral voor vrachtwag<strong>en</strong>s –op 2 X 2<br />

rijvakk<strong>en</strong>- waar vrachtwag<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> de snelheidslimiet van 90 km/uur<br />

aanrijd<strong>en</strong>, kan dit zeer zware ongevall<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. De bestuurder krijgt<br />

de snelheid aangemeld –ev<strong>en</strong>tueel gekoppeld aan de maximale<br />

snelheidsbegr<strong>en</strong>zer- waardoor hij veilig kan stopp<strong>en</strong> of veilig het<br />

kruispunt overstek<strong>en</strong>. Op kruispunt<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> in dit systeem ook nog<br />

informatie gev<strong>en</strong> om veilig links af te slaan <strong>en</strong> over de voorrangspositie.<br />

Coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> naast kruispunt<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> aantal<br />

andere gevaarlijke verkeerssituaties help<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mogelijke<br />

toepassing noemt m<strong>en</strong> collision warning. Hierbij wordt de bestuurder<br />

voldo<strong>en</strong>de op voorhand op de hoogte gebracht dat het risico bestaat op e<strong>en</strong><br />

aanrijding met e<strong>en</strong> ander voertuig. Oorzak<strong>en</strong> van de aanrijding kunn<strong>en</strong> bv<br />

e<strong>en</strong> vertraging van de voorgaande voertuig<strong>en</strong> zijn zoals bij het nader<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> file, e<strong>en</strong> voertuig dat op e<strong>en</strong> smalle weg in teg<strong>en</strong>gestelde richting<br />

e<strong>en</strong> inhaal manoeuvre uitvoert, e<strong>en</strong> defect voertuig dat stilstaat op de weg<br />

of de pechstrook, e<strong>en</strong> spookrijder, e<strong>en</strong> voertuig dat zich in de blinde hoek<br />

bevindt, … Doordat voertuig<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> beperkte straal continu locatie,<br />

snelheid <strong>en</strong> richting met elkaar communicer<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> al deze situaties<br />

tijdig gedetecteerd <strong>en</strong> aan de bestuurder meegedeeld word<strong>en</strong>.<br />

Naast aanrijding<strong>en</strong> met voertuig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook aanrijding<strong>en</strong> met obstakels<br />

vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k hierbij aan e<strong>en</strong> nauwe doorgang, e<strong>en</strong> lage brug of<br />

ondergrondse parkeergarage, … In deze gevall<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> radio bak<strong>en</strong> in<br />

de buurt van het obstakel geïnstalleerd word<strong>en</strong> dat aan alle voertuig<strong>en</strong> in<br />

de buurt de locatie <strong>en</strong> specifieke parameters zoals maximum hoogte <strong>en</strong><br />

breedte van het obstakel meedeelt. Wanneer e<strong>en</strong> voertuig dan merkt dat hij<br />

het obstakel zal will<strong>en</strong> passer<strong>en</strong> maar niet voldoet aan de ontvang<strong>en</strong><br />

vereist<strong>en</strong> kan deze op tijd de bestuurder alarmer<strong>en</strong>. Naast het vermijd<strong>en</strong><br />

125


van aanrijding<strong>en</strong> kan deze techniek ook toegepast word<strong>en</strong> om te vermijd<strong>en</strong><br />

dat te zware voertuig<strong>en</strong> over brugg<strong>en</strong> of weg<strong>en</strong> rijd<strong>en</strong> die op dit gewicht<br />

niet voorzi<strong>en</strong> zijn.<br />

Coöperatieve system<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het ook mogelijk om gevaarlijke<br />

wegsituaties zoals e<strong>en</strong> oliespoor of ijzel tijdig aan de bestuurder van het<br />

voertuig mee te del<strong>en</strong>. Wanneer namelijk één voertuig deze gevaarlijke<br />

situatie waarneemt, bijv. bij het in werking tred<strong>en</strong> van de anti slip- of<br />

stabiliteitscontrole van het voertuig, kan deze de andere voertuig<strong>en</strong> in de<br />

omgeving waarschuw<strong>en</strong>, welke dan weer de volg<strong>en</strong>de aankom<strong>en</strong>de<br />

voertuig<strong>en</strong> verwittig<strong>en</strong> , <strong>en</strong>z. Wanneer langs de kant van de weg ook ITSinfrastructuur<br />

voorzi<strong>en</strong> is kan de waarschuwing ook aan deze vaste<br />

infrastructuur word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, waar deze dan wordt bewaard <strong>en</strong> continu<br />

opnieuw wordt uitgezond<strong>en</strong>. Op deze manier kunn<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> zelfs op<br />

mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van heel weinig verkeer toch nog tijdig word<strong>en</strong> gewaarschuwd.<br />

Ook de hulpverl<strong>en</strong>ing na e<strong>en</strong> ongeval kan gestroomlijnd word<strong>en</strong> dankzij<br />

coöperatieve ITS-system<strong>en</strong>. Zo kan de eCall applicatie ervoor zorg<strong>en</strong> dat<br />

direct na e<strong>en</strong> ongeval automatisch de hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verwittigd,<br />

zelfs indi<strong>en</strong> de bestuurder of de passagiers hiertoe niet in staat zijn.<br />

Prioritaire voertuig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> uitgerust word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> elektronische<br />

sir<strong>en</strong>e, welke via lokale radiocommunicatie bestuurders veel vroeger op de<br />

hoogte br<strong>en</strong>gt dat ze voorrang zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er kan zelfs<br />

meegedeeld word<strong>en</strong> op welke manier ze dit moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> vlotte<br />

manier e<strong>en</strong> doorgang te kunn<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong> (bv de opdracht om op e<strong>en</strong><br />

drievaksbaan het middelste vak vrij te lat<strong>en</strong>). Deze maatregel<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong><br />

ervoor dat de hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> veel sneller ter plaatse kunn<strong>en</strong> zijn, wat van<br />

heel hoog belang is aangezi<strong>en</strong> vooral de hulp binn<strong>en</strong> het eerste uur na het<br />

ongeval (het zog<strong>en</strong>aamde gold<strong>en</strong> hour) de verdere afloop voor de<br />

slachtoffers kan bepal<strong>en</strong>.<br />

Deze publicatie richt zich op ITS <strong>en</strong> verkeersveiligheid. We will<strong>en</strong> echter<br />

nog e<strong>en</strong> aantal andere applicaties van coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> heel kort<br />

vermeld<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal van h<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de verkeersdoorstroming t<strong>en</strong> goede<br />

kom<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k aan verkeersmanagem<strong>en</strong>t dat bij onverwachte congestie het<br />

aankom<strong>en</strong>de verkeer automatisch over e<strong>en</strong> aantal alternatieve weg<strong>en</strong> kan<br />

verspreid<strong>en</strong> dankzij interactie met de navigatiesystem<strong>en</strong> van de<br />

voertuig<strong>en</strong>. In gebied<strong>en</strong> waar er ge<strong>en</strong> actief managem<strong>en</strong>t van de<br />

verkeersstrom<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong> is kunn<strong>en</strong> de navigatiesystem<strong>en</strong> van de<br />

voertuig<strong>en</strong> zelf alternatiev<strong>en</strong> berek<strong>en</strong><strong>en</strong> wanneer h<strong>en</strong> in real time de<br />

126


gedetailleerde wegsituatie werd medegedeeld. Het vervang<strong>en</strong> van de<br />

klassieke tolpoort<strong>en</strong> met slagbom<strong>en</strong> door elektronische variant<strong>en</strong> waarbij<br />

de betaling automatisch wordt doorgevoerd wanneer het voertuig<br />

langsrijdt kan veel fileleed vermijd<strong>en</strong>. Andere applicaties verhog<strong>en</strong> het<br />

comfort van de bestuurder <strong>en</strong> zijn passagiers, zoals internet toegang<br />

binn<strong>en</strong> het voertuig, automatische kaart updates voor de<br />

navigatiesystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> online connectie tuss<strong>en</strong> het voertuig <strong>en</strong> de<br />

pechdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> eerste analyse in geval van problem<strong>en</strong>. Het moet<br />

wel vermeld word<strong>en</strong> dat grootschalige bevraging bij automobilist<strong>en</strong><br />

(uitgevoerd binn<strong>en</strong> het Europese CVIS project) duidelijk maakt<strong>en</strong> dat<br />

vooral toepassing<strong>en</strong> gericht naar veiligheid <strong>en</strong> gevaarlijke situaties op het<br />

gebeid van nuttigheid goed scor<strong>en</strong> bij de eindgebruiker. Daarnaast maakte<br />

de <strong>en</strong>quête ook duidelijk dat m<strong>en</strong> wel moet oplett<strong>en</strong> met de kost<br />

verbond<strong>en</strong> aan al deze toepassing<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> het nut van de<br />

toepassing<strong>en</strong> hoger werd ingeschat dan de waarde. Dat betek<strong>en</strong>t dat de<br />

eindgebruiker niet voor deze toepassing<strong>en</strong> zou will<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> zelfs indi<strong>en</strong><br />

deze het nut ervan inziet. Deze willingness-to-pay kan e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

spel<strong>en</strong> bij het succes of fal<strong>en</strong> van ITS-toepassing<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mag door de<br />

overhed<strong>en</strong> zeker niet uit het oog verlor<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Ondanks de vele voordel<strong>en</strong> die ze te bied<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zijn coöperatieve ITSsystem<strong>en</strong><br />

de dag van vandaag zeker nog ge<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>goed. Deze<br />

techniek<strong>en</strong> zijn nog in volle ontwikkeling, <strong>en</strong> word<strong>en</strong> nog volop<br />

onderzocht in initiatiev<strong>en</strong> van de grote standaardisatie organ<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

nationale <strong>en</strong> internationale researchproject<strong>en</strong>. Zo wordt binn<strong>en</strong> het<br />

Institute for Electrical and Electronics Engineers (IEEE) gewerkt aan e<strong>en</strong><br />

standaard voor voertuig-voertuig <strong>en</strong> voertuig-infrastructuur communicatie<br />

(IEEE 802.11p) gebaseerd op de sterk ingeburgerde Wireless LAN<br />

technologie. Binn<strong>en</strong> de International Organization for Standardization<br />

(ISO) is het technische comité 204 verantwoordelijk voor ITS-system<strong>en</strong>.<br />

De werkgroep 16 van dit comité ontwikkelt het CALM (Communications<br />

Architecture for Land Mobile <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t) framework voor transparante<br />

heterog<strong>en</strong>e packet-switched communicatie in mobiele omgeving<strong>en</strong>. Het<br />

idee achter CALM is dat weg<strong>en</strong>s het grote aanbod in geschikte draadloze<br />

communicatie techniek<strong>en</strong> er op wereldwijde schaal verschill<strong>en</strong>de ITSsystem<strong>en</strong><br />

in gebruik zull<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, elk gebaseerd op andere<br />

communicatie media. Het CALM framework maakt dit transparant voor<br />

de applicaties <strong>en</strong> de gebruiker, wat ervoor zorgt dat de ITS-applicaties<br />

over de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />

127


Dat coöperatieve ITS-system<strong>en</strong> populair zijn binn<strong>en</strong> de<br />

onderzoeksgeme<strong>en</strong>schap is duidelijk te merk<strong>en</strong> aan het grote aantal<br />

researchproject<strong>en</strong> dat mom<strong>en</strong>teel op deze materie toegespitst is. Binn<strong>en</strong><br />

Vlaander<strong>en</strong> is het IBBT NextG<strong>en</strong>ITS project één van de belangrijkste<br />

initiatiev<strong>en</strong>. Dit project bekijkt e<strong>en</strong> aantal verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> van ITSsystem<strong>en</strong><br />

zoals het distribuer<strong>en</strong> van verkeersinformatie, eCall, intellig<strong>en</strong>te<br />

snelheidsaanpassing, elektronische tolheffing <strong>en</strong> netwerkaspect<strong>en</strong> van<br />

coöperatieve system<strong>en</strong>. In de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> zijn het Cooperative<br />

Intersection Collision Avoidance Systems (CICAS) <strong>en</strong> het Vehicle<br />

Infrastructure Integration (VII) project van groot belang. In Japan zijn de<br />

voornaamste project<strong>en</strong>: Advanced Cruise Assist Highway Systems<br />

Research Association (AHSRA), Vehicle Infrastructure and<br />

Communication Systems (VICS), Smartway <strong>en</strong> Internet ITS. Op Europees<br />

niveau zijn e<strong>en</strong> groot aantal ITS onderzoeksproject<strong>en</strong> te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong>,<br />

waarvan de volg<strong>en</strong>de het bek<strong>en</strong>dst zijn:<br />

Intellig<strong>en</strong>t Car Initiative: Europees initiatief met de doelstelling<br />

om het aantal verkeersslachtoffers the halver<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> 2010. De<br />

drie belangrijkste pijlers van het initiatief zijn: de link tuss<strong>en</strong> de<br />

stakeholders <strong>en</strong> het beleid voorzi<strong>en</strong> (eSafety Forum), ITSonderzoek<br />

stimuler<strong>en</strong> in het 7 e kaderprogramma <strong>en</strong> het<br />

bewustzijn bij de burger met betrekking tot ITS-system<strong>en</strong><br />

verhog<strong>en</strong>.<br />

eSafety Forum: gezam<strong>en</strong>lijk initiatief van de Europese<br />

Commissie, industrie <strong>en</strong> andere belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met de<br />

bedoeling om de ontwikkeling, installatie <strong>en</strong> ingebruikname van<br />

Intellig<strong>en</strong>t Integrated Safety Systems te versnell<strong>en</strong>.<br />

COMeSafety: ondersteunt het eSafety Forum met betrekking tot<br />

alle zak<strong>en</strong> die verband houd<strong>en</strong> met voertuig-voertuig <strong>en</strong> voertuig<br />

-infrastructuur communicatie.<br />

Global System for Telematics (GST): e<strong>en</strong> EU-funded Integrated<br />

Project dat e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> <strong>en</strong> gestandaardiseerde <strong>en</strong>d-to-<strong>en</strong>d<br />

architectuur voor automotive telematics services ontwikkelt.<br />

Cooperative Vehicule Information Systems (CVIS): grootschalig<br />

Europees project dat zowel technische als niet technische zak<strong>en</strong><br />

met betrekking tot coöperatieve system<strong>en</strong> behandelt. Resultaat<br />

zal de eerste op<strong>en</strong>-source implem<strong>en</strong>tatie van de ISO CALM<br />

architectuur zijn.<br />

128


Safespot: grootschalig Europees project gericht naar veiligheid,<br />

<strong>en</strong> dan vooral de applicaties. Bekijkt welke data deze applicaties<br />

nodig heeft, welke algoritm<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gebruikt word<strong>en</strong>, …<br />

Co-operative Systems for Intellig<strong>en</strong>t Road Safety (COOPERS):<br />

ontwikkelt e<strong>en</strong> systeem voor voertuig-infrastructuur<br />

communicatie gebaseerd op de installatie van Roadside Units<br />

(RSU) langs de autosnelweg.<br />

Secure Vehicular Communication (Sevecom): bekijkt security <strong>en</strong><br />

privacy aspect<strong>en</strong> van ITS-system<strong>en</strong>.<br />

Bij al deze vermelde ITS-toepassing<strong>en</strong>, zowel autonome als coöperatieve,<br />

moet m<strong>en</strong> voor og<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> dat op de finale doelstelling „het verhog<strong>en</strong><br />

van de verkeersveiligheid‟ wordt gefocust. Dit is ge<strong>en</strong> gratuite bed<strong>en</strong>king<br />

omdat stakeholders nogal pleit<strong>en</strong> om de voorzi<strong>en</strong>e system<strong>en</strong> niet<br />

autonoom te lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> maar afhankelijk te mak<strong>en</strong> van de w<strong>en</strong>s van de<br />

bestuurder. Het is te opvall<strong>en</strong>d dat e<strong>en</strong> belangrijk deel van de<br />

autoconstructeurs pleit<strong>en</strong> om de bestuurder te lat<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> of hij e<strong>en</strong><br />

systeem wil in- of uitschakel<strong>en</strong>. Het gek<strong>en</strong>de vertrekpunt van de<br />

autoconstructeurs “elke bestuurder moet op elk og<strong>en</strong>blik meester blijv<strong>en</strong><br />

van het voertuig” wordt bijna tot in het absurde aangehoud<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong><br />

aantal gevall<strong>en</strong> is deze instelling zelfs nefast voor het functionele effect<br />

van de maatregel op de verkeersveiligheid. Dit geldt niet alle<strong>en</strong> voor<br />

verkeersveiligheidssystem<strong>en</strong> naar voetgangers <strong>en</strong> fietsers maar ev<strong>en</strong> goed<br />

voor system<strong>en</strong> die de veiligheid van voertuigbestuurder of passagiers<br />

kunn<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong>.<br />

Opvall<strong>en</strong>d is wel dat af <strong>en</strong> toe hiervan wordt afgewek<strong>en</strong>; dit heeft te<br />

mak<strong>en</strong> met het feit dat het doel van de maatregel ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel effect zou<br />

hebb<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de bestuurder de keuze heeft om hem in- of uit te schakel<strong>en</strong>.<br />

Als voorbeeld geldt het automatisch remm<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> obstakel of e<strong>en</strong><br />

zwakke weggebruiker, wanneer juist het doel van de ITS-toepassing is om<br />

dit ongeval te vermijd<strong>en</strong>; de auto of vrachtwag<strong>en</strong> gaat automatisch in de<br />

remm<strong>en</strong> zonder dat de bestuurder dit kan stur<strong>en</strong>. Waarom e<strong>en</strong> dergelijke<br />

opstelling -van het al dan niet automatisch, zonder interv<strong>en</strong>tie van de<br />

bestuurder in werking tred<strong>en</strong> van deze ITS-techniek<strong>en</strong> - niet aanwezig is<br />

bij Speed managem<strong>en</strong>t of verkeerslicht<strong>en</strong>nadering of verkeersgedrag op<br />

kruispunt<strong>en</strong>, is moeilijk verklaarbaar vanuit efficiëntie of nuttigheid.<br />

Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal ITS-toepassing<strong>en</strong> louter informatief blijv<strong>en</strong> of kunn<strong>en</strong> in<br />

- <strong>en</strong> uitgeschakeld word<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het oordeel van de bestuurder, dan staat<br />

129


steeds het nut van het systeem voor e<strong>en</strong> belangrijk deel ter discussie. Dit<br />

kan geïllustreerd word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aantal voorbeeld<strong>en</strong> :<br />

130<br />

1. Om niet ISA te nem<strong>en</strong>, kan gerefereerd word<strong>en</strong> naar bijv. Lane<br />

keeping systems. Indi<strong>en</strong> Lane keeping e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de garantie voor<br />

werking kan bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn nut voor het voorkom<strong>en</strong> van<br />

ongevall<strong>en</strong> heeft bewez<strong>en</strong>, lijkt het dan nuttig om de bestuurder te<br />

lat<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong> om dit systeem al dan niet te gebruik<strong>en</strong> ?<br />

2. Idem dito voor ACC (Advanced Cruise Control); indi<strong>en</strong> de<br />

problem<strong>en</strong> met invoeg<strong>en</strong>d verkeer, bochtstral<strong>en</strong>, interfer<strong>en</strong>ties, …,<br />

kunn<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, wat zou er dan teg<strong>en</strong> zijn om e<strong>en</strong><br />

dergelijk systeem verplicht te stell<strong>en</strong> voor alle of sommige<br />

voertuigcategorieën ?<br />

3. E<strong>en</strong> ander voorbeeld kan dit vermoedelijk nog sterker illustrer<strong>en</strong>:<br />

indi<strong>en</strong> via infrarood detectie m<strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong><br />

voetganger/fietser tijdig zou kunn<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> <strong>en</strong> het voertuig<br />

veilig -zowel naar de auto-inzitt<strong>en</strong>d<strong>en</strong> als naar de andere<br />

weggebruikers- kan lat<strong>en</strong> reager<strong>en</strong>, dan zou het pas<br />

onaanvaardbaar zijn om de bestuurder hierover te lat<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong>.<br />

Hiermee wordt kort aangegev<strong>en</strong> dat het spanningsveld tuss<strong>en</strong> de “vrijheid<br />

van de bestuurder” <strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> naar de verkeersveiligheid, e<strong>en</strong> taak is<br />

die de overheid perman<strong>en</strong>t zal moet<strong>en</strong> bewak<strong>en</strong>. In de nabije periode -<br />

waarin deze toepassing<strong>en</strong> steeds meer geperfectioneerd <strong>en</strong> betrouwbaarder<br />

word<strong>en</strong>- zal dit e<strong>en</strong> belangrijke overheidstaak word<strong>en</strong>. De voorbereiding<br />

van deze taakinvulling moet dring<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> opgebouwd.<br />

3. ITS <strong>en</strong> snelheidsbeheer<br />

3.1. Het probleem snelheid<br />

Snelheid wordt algeme<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> als één van de risicofactor<strong>en</strong> in het<br />

verkeer (Wegman & Aarts, 2005). Hoe hoger de rijsnelheid, hoe hoger de<br />

botssnelheid <strong>en</strong> de ernst van het ongeval. Bij hogere snelhed<strong>en</strong> heeft de<br />

bestuurder van het voertuig bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> minder tijd om informatie te<br />

verwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarop te reager<strong>en</strong>, wordt de remweg langer <strong>en</strong> wordt het<br />

moeilijker om e<strong>en</strong> ongeval te vermijd<strong>en</strong>.


Hoe hoger de snelheid, hoe ernstiger de consequ<strong>en</strong>ties zijn in term<strong>en</strong> van<br />

schade <strong>en</strong> letsel. Algeme<strong>en</strong> stelt m<strong>en</strong> dat elke 1 km/h vermindering in de<br />

gemiddelde snelheid leidt tot e<strong>en</strong> 2 à 3 % vermindering in ongevall<strong>en</strong> met<br />

gewond<strong>en</strong> (ETSC, 1995; Finch et al., 1994). Ook al is dus e<strong>en</strong> te hoge<br />

snelheid niet de oorzaak van het ongeval, de snelheid heeft e<strong>en</strong> effect op<br />

de ernst van e<strong>en</strong> ongeval. Nilsson (2004) toonde aan met het “Power<br />

Model” dat e<strong>en</strong> 5% stijging in de gemiddelde snelheid e<strong>en</strong> stijging geeft<br />

van 10% in alle soort<strong>en</strong> ongevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> 20% in het aantal ongevall<strong>en</strong> met<br />

dodelijke afloop.<br />

Het BIVV ontwikkelde in 2002 e<strong>en</strong> methodologie voor de uitvoering van<br />

snelheidsmeting<strong>en</strong> (Federale Commissie voor de verkeersveiligheid,<br />

2007). Het gaat hier om objectieve meting<strong>en</strong> die moet<strong>en</strong> toelat<strong>en</strong> de door<br />

de Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal voorgestelde indicator<strong>en</strong> (gemiddelde snelheid, V85,<br />

perc<strong>en</strong>tage voertuig<strong>en</strong> dat de snelheidslimiet met meer dan 10km/u<br />

overschrijdt) te met<strong>en</strong>.<br />

Tabel 2: Gemiddelde waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> snelhed<strong>en</strong> van 2003 tot 2005 (Bron: BIVV)<br />

Aangaande de gemiddelde snelheid werd vastgesteld dat de snelheid<br />

daalde maar nog steeds hoger dan de snelheidslimiet is voor 30 km/u <strong>en</strong><br />

90 km/u.<br />

Tabel 3: V85 snelhed<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> sinds 2003 tot 2005 (Bron: BIVV)<br />

Voor de V85, die e<strong>en</strong> realistische weergave zou moet<strong>en</strong> zijn van de<br />

acceptatie van snelheidslimiet<strong>en</strong> stelt m<strong>en</strong> dat de verkeerslimiet haast<br />

altijd met minimaal 10 km/u wordt overschred<strong>en</strong>. Deze twee indicaties<br />

131


gev<strong>en</strong> aan dat er dring<strong>en</strong>d meer werk moet gemaakt word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />

integraal aanvaardbaar snelheidsbeleid te voer<strong>en</strong>.<br />

132<br />

3.2. Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing<br />

Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing wordt aanzi<strong>en</strong> als één van de meest<br />

vooraanstaande intellig<strong>en</strong>te transportsystem<strong>en</strong> (ITS) om snelheid te<br />

beheers<strong>en</strong>. ISA is de algem<strong>en</strong>e term voor system<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> bestuurder<br />

kunn<strong>en</strong> informer<strong>en</strong>, assister<strong>en</strong> of zelfs dwing<strong>en</strong> om zich aan e<strong>en</strong> de<br />

geld<strong>en</strong>de snelheidslimiet te houd<strong>en</strong> (Regan et al., 2002). Deze system<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ingedeeld volg<strong>en</strong>s verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong>. Op<strong>en</strong> ISA zijn<br />

system<strong>en</strong> die <strong>en</strong>kel informatie gev<strong>en</strong>. Bij geslot<strong>en</strong> ISA kan m<strong>en</strong> niet meer<br />

sneller rijd<strong>en</strong> dan toegelat<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>vorm zijn semi-op<strong>en</strong> of semigeslot<strong>en</strong><br />

system<strong>en</strong> die ingrijp<strong>en</strong> wanneer de bestuurder te snel rijdt<br />

(bijvoorbeeld teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal). Daarnaast kan m<strong>en</strong> de<br />

system<strong>en</strong> indel<strong>en</strong> in welke vorm van ondersteuning deze bied<strong>en</strong> (Morsink<br />

et al., 2008, Landwehr et al., 2005).<br />

Tabel 4: Categorisatie van ISA system<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s type ondersteuning<br />

Ondersteuningstype Vorm van feedback<br />

Informatief (op<strong>en</strong>) Visueel Bestuurder krijgt <strong>en</strong>kel de limiet<br />

te zi<strong>en</strong><br />

Waarschuw<strong>en</strong>d (op<strong>en</strong>/<br />

semi-op<strong>en</strong>)<br />

Waarschuw<strong>en</strong>d/<br />

Assister<strong>en</strong>d (half-op<strong>en</strong>)<br />

Automatische controle<br />

(geslot<strong>en</strong>)(variatie op<br />

snelheidsbegr<strong>en</strong>zing)<br />

Visueel/auditief Naast het ton<strong>en</strong> van de limiet<br />

krijgt de bestuurder e<strong>en</strong> auditief<br />

of visueel signaal als de bestuurder<br />

te snel rijdt.<br />

afname gastoevoer De bestuurder krijgt e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>druk<br />

op het pedaal wanneer m<strong>en</strong><br />

te snel rijdt<br />

afname gastoevoer/<br />

dode pedaal systeem<br />

Het overschrijd<strong>en</strong> van de maximale<br />

snelheid is niet mogelijk.<br />

E<strong>en</strong> hoofdonderscheid dat gemaakt wordt is tuss<strong>en</strong> informatieve ISA <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de ISA. Informatieve system<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zich beperk<strong>en</strong> tot<br />

het ton<strong>en</strong> van de limiet <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beperkte waarschuwing bij e<strong>en</strong> te hoge<br />

snelheid. Ondersteun<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong> ook in op het voertuig door<br />

bijvoorbeeld druk te gev<strong>en</strong> op het gaspedaal. Hieronder wordt dan e<strong>en</strong>


tweede onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> vrijwillige informatieve <strong>en</strong> vrijwillige<br />

ondersteun<strong>en</strong>de ISA (deze word<strong>en</strong> dan geactiveerd door de bestuurder<br />

zelf) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong>d informatief <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de ISA (deze<br />

system<strong>en</strong> zijn altijd actief <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> uitgeschakeld.<br />

3.2.1. Demonstraties met ISA<br />

Sinds de jar<strong>en</strong> 80 werd er al onderzoek verricht naar ISA. Naast<br />

simulatorstudies werd<strong>en</strong> er in heel wat land<strong>en</strong> trials gehoud<strong>en</strong> om deze<br />

system<strong>en</strong> te test<strong>en</strong>. De opzet van <strong>en</strong>kele trials word<strong>en</strong> kort weergegev<strong>en</strong>.<br />

Australië<br />

Vijfti<strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> – g<strong>en</strong>aamd de SafeCars – hebb<strong>en</strong> elk haast 16 000 km<br />

afgelegd per bestuurder (23 bestuurders in totaal). De Safecars war<strong>en</strong><br />

uitgerust met vier (eig<strong>en</strong> ontwikkelde) intellig<strong>en</strong>te transportsystem<strong>en</strong>:<br />

Intellig<strong>en</strong>te snelheidsaanpassing (ISA) (Regan et al. 2006), Following<br />

Distance Warning (FDW – Automatische waarschuw<strong>en</strong>d systeem bij<br />

overschrijd<strong>en</strong> van de volgafstand), Waarschuwing bij het niet drag<strong>en</strong> van<br />

gordel (Seatbelt Reminder), Reverse Collision Warning (RCW). Elke<br />

wag<strong>en</strong> was ook uitgerust met e<strong>en</strong> automatische motorvoertuigverlichting<br />

overdag (MVO). Dit project was één van de eerste die het effect van ISA<br />

in relatie bracht met andere ITS-toepassing<strong>en</strong>. Vijfti<strong>en</strong> Ford Sedans<br />

werd<strong>en</strong> uitgerust met de ITS-system<strong>en</strong>. Deze system<strong>en</strong> war<strong>en</strong> zodanig<br />

ontworp<strong>en</strong> dat de bestuurder <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> waarschuwing kreeg wanneer er<br />

e<strong>en</strong> overtreding voordeed of indi<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> mogelijk risico bestond voor<br />

onveilig rijgedrag: het ISA-systeem waarschuwde indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> meer dan 2<br />

km/u bov<strong>en</strong> de snelheidslimiet reed. E<strong>en</strong> eerste waarschuwing gebeurde<br />

door middel van e<strong>en</strong> visueel signaal. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> deze waarschuwing<br />

negeerde voor langer dan 2 second<strong>en</strong>, dan kreeg de bestuurder opwaartse<br />

druk te voel<strong>en</strong> aan het gaspedaal.<br />

België<br />

In navolging van diverse Europese trials, werd in G<strong>en</strong>t in oktober 2002 de<br />

start gegev<strong>en</strong> voor de eerste ISA-trial in België. Er werd<strong>en</strong> 37 voertuig<strong>en</strong><br />

met het actieve gaspedaal uitgerust, waarmee 62 bestuurders haast e<strong>en</strong><br />

anderhalf jaar met ISA in de G<strong>en</strong>tse stadskern red<strong>en</strong> (Vlass<strong>en</strong>root et al.,<br />

2007).<br />

133


In het G<strong>en</strong>tse ISA-project werd het intellig<strong>en</strong>te gaspedaal of actieve<br />

gaspedaal van de Zweedse firma IMITA gebruikt. Dit ISA-systeem werkt<br />

door middel van e<strong>en</strong> digitale weg<strong>en</strong>kaart met snelheidsinformatie, in<br />

combinatie met differ<strong>en</strong>tiële GPS voor exacte positiebepaling. In dit<br />

systeem kunn<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> erg e<strong>en</strong>voudige wijze snelheidszones word<strong>en</strong><br />

gewijzigd of toegevoegd; dit kan door wijziging in de navigatie-unit van<br />

het voertuig. Dit systeem wordt aangeduid als halfop<strong>en</strong>, omdat m<strong>en</strong> als<br />

bestuurder nog kan interv<strong>en</strong>iër<strong>en</strong>: de bestuurder kan sneller rijd<strong>en</strong>, maar<br />

de teg<strong>en</strong>druk blijft op het gaspedaal.<br />

Het systeem is statisch aangezi<strong>en</strong> de snelheidslimiet<strong>en</strong> vast staan op e<strong>en</strong><br />

digitale kaart. Het systeem bepaalt door de gemet<strong>en</strong> GPS positie waar het<br />

voertuig is <strong>en</strong> zoekt deze positie op in de elektronische kaart die in het<br />

geheug<strong>en</strong> van het systeem aanwezig is. In deze kaart is aangegev<strong>en</strong> welke<br />

snelheid voor welke positie (straat) geldt. Vervolg<strong>en</strong>s wordt de<br />

voertuigsnelheid met de in de kaart aangegev<strong>en</strong> snelheid vergelek<strong>en</strong>. In de<br />

volledige stad G<strong>en</strong>t (15.643 ha) is ISA actief. Dit gebied omvat<br />

verschill<strong>en</strong>de snelheidszones: voetgangerszone (wettelijk 5km/u (systeem<br />

staat op 15 km/u)), 30 km/u, 50 km/u, 70 km/u, 90 km/u, 120 km/u.<br />

Binn<strong>en</strong> het actieve gebied kan de snelheid niet gewijzigd word<strong>en</strong> noch het<br />

systeem word<strong>en</strong> uitgeschakeld. Buit<strong>en</strong> het gebied kan de bestuurder de<br />

snelheid handmatig instell<strong>en</strong>; het systeem werkt dan binn<strong>en</strong> deze snelheid<br />

op dezelfde wijze: teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal bij het bereik<strong>en</strong> van de<br />

ingestelde maximale snelheid.<br />

134<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> start m<strong>en</strong> nu met e<strong>en</strong> project met jonge bestuurders tuss<strong>en</strong><br />

de 18 <strong>en</strong> de 24 jaar. Deze groep wordt beschouwd als de groep die het<br />

grootste risico voor e<strong>en</strong> ongeval vorm<strong>en</strong>; dit kan verklaard word<strong>en</strong> door<br />

<strong>en</strong>erzijds het gebrek aan rijervaring <strong>en</strong> anderzijds het minder respecter<strong>en</strong><br />

van verkeersregels. In algem<strong>en</strong>e zin heeft deze trial tot doel om na te gaan<br />

of jongere bestuurders die rijd<strong>en</strong> met ISA, gecombineerd met e<strong>en</strong> korting<br />

op de verzekeringspremie, gemotiveerd zijn om minder snel te rijd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hierdoor e<strong>en</strong> veiliger verkeersgedrag te ontwikkel<strong>en</strong>. In dit project wil<br />

m<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> in hoeverre financiële stimuli verandering kan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

in het verkeersgedrag; tev<strong>en</strong>s wordt de problematiek van het opmak<strong>en</strong> <strong>en</strong>


het gebruik van GPS-gebaseerde digitale snelheidskaart<strong>en</strong> onderzocht<br />

(Lahrman, 2007).<br />

Frankrijk<br />

De bedoeling van het Lavia-project (Lavia staat voor Limiteur s‟Adaptant<br />

à la VItesse Autorisée) was om de snelheidsmaatregel<strong>en</strong> in het voertuig op<br />

drie vlakk<strong>en</strong> te evaluer<strong>en</strong>: acceptatie door de bestuurders, invloed op het<br />

rijgedrag <strong>en</strong> het effect van ISA op de verkeersveiligheid. E<strong>en</strong> belangrijk<br />

gegev<strong>en</strong> is dat deze trial in sam<strong>en</strong>werking was met autoconstructeurs<br />

(Saad et al., 2007).<br />

Er werd<strong>en</strong> vier soort<strong>en</strong> ISA getest: neutraal, informatief, halfop<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong>. Telk<strong>en</strong>s werd de bestuurder via e<strong>en</strong> geluidssignaal<br />

gewaarschuwd wanneer hij het testgebied binn<strong>en</strong>reed. In drie gevall<strong>en</strong><br />

(niet bij neutraal) werd binn<strong>en</strong> het testgebied de geld<strong>en</strong>de maximale<br />

snelheid aangeduid. Telk<strong>en</strong>s als de snelheid wijzigt, wordt deze wijziging<br />

al vooraf in de wag<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> - op 20 m binn<strong>en</strong> de bebouwde kom, op<br />

50 m erbuit<strong>en</strong>. Als er sneller gered<strong>en</strong> wordt dan de toegelat<strong>en</strong><br />

maximumsnelheid, flikkert de maximumsnelheid in de wag<strong>en</strong>, waardoor<br />

de aandacht van de chauffeur visueel gevestigd wordt op de overschrijding<br />

van de maximale snelheid. Zowel in het halfop<strong>en</strong> als het geslot<strong>en</strong> systeem<br />

is e<strong>en</strong> kick-down voorzi<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat het ISA-systeem tijdelijk<br />

wordt uitgeschakeld als m<strong>en</strong> door de weerstand van het pedaal duwt.<br />

Nadat de auto weer trager rijdt dan de maximaal toegelat<strong>en</strong> snelheid,<br />

wordt het systeem opnieuw geactiveerd. De bestuurders testt<strong>en</strong> alle<br />

system<strong>en</strong>; op bepaalde dag<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de testperiode schakelde het voertuig<br />

automatisch van het <strong>en</strong>e systeem over op het andere.<br />

Nederland<br />

In 1999 tot 2000 werd e<strong>en</strong> trial gehoud<strong>en</strong> in Tilburg met 20 voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

één bus met e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> systeem (dode pedaal-systeem) (AVV, 2001).<br />

Honderdtwintig bestuurders red<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s voor ongeveer 8 wek<strong>en</strong>. Deze<br />

trial demonstreerde e<strong>en</strong> positief effect in de afname van de gemiddelde<br />

snelheid.<br />

135


136<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

In totaal werd<strong>en</strong> ongeveer 5000 voertuig<strong>en</strong> uitgerust met diverse ISAvariant<strong>en</strong><br />

in vier sted<strong>en</strong>: 400 voertuig<strong>en</strong> in Borlänge, 290 in Lund, 280 in<br />

Lidköping <strong>en</strong> 4000 in Umeå (Biding and Lind, 2002). Tijd<strong>en</strong>s deze<br />

periode heeft m<strong>en</strong> drie system<strong>en</strong> getest: in Umeå is e<strong>en</strong> „waarschuw<strong>en</strong>d‟<br />

of „warning‟ ISA getest waarbij de bestuurder e<strong>en</strong> visueel <strong>en</strong> auditief<br />

signaal ontvangt wanneer hij de legitieme snelheid overschrijd. Het<br />

systeem van Borlänge is gelijkaardig, maar de bestuurder krijgt tev<strong>en</strong>s de<br />

legitieme snelheid op e<strong>en</strong> scherm weergegev<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> spreekt dan over e<strong>en</strong><br />

informatief of „informative ISA.‟ In Lund is de „active accelerator‟ of<br />

intellig<strong>en</strong>t gaspedaal getest, wat betek<strong>en</strong>d dat wanneer de bestuurder de<br />

maximale toegelat<strong>en</strong> snelheid bereikt er e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>druk op het gaspedaal<br />

wordt gegev<strong>en</strong>. Zowel het systeem met de „active accelerator‟ als het<br />

„informative system‟ is getest in Lidköpig.<br />

3.2.2. Verwachte resultat<strong>en</strong><br />

In haast alle trials werd e<strong>en</strong> duidelijke reductie gevond<strong>en</strong> in gemiddelde<br />

snelheid <strong>en</strong> in afname van snelheidsovertreding<strong>en</strong> (AVV, 2001,<br />

Vlass<strong>en</strong>root et al. 2007, Lahrman, 2007, Biding <strong>en</strong> Lind, 2002, Saad,<br />

2007). E<strong>en</strong> snelheidsreductie van minimaal 2 km/u tot 7 km/u gemiddeld<br />

werd vastgesteld in alle trials. Gezi<strong>en</strong> deze effect<strong>en</strong> in de trials, wordt<br />

verder algeme<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat ISA e<strong>en</strong> degelijke reductie kan bied<strong>en</strong> in<br />

het aantal ongevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ernst van de ongevall<strong>en</strong> (PROSPER, 2006;<br />

Varhelyi, 1996; Louwerse & Hoog<strong>en</strong>doorn, 2004). Carst<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tate (2005)<br />

maakt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overzichtsstudie waar de veiligheidsaspect<strong>en</strong> van<br />

verschill<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> werd gemaakt. In deze studie werd e<strong>en</strong> schatting<br />

gemaakt naar wat effect ISA kan oplever<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> volledige<br />

implem<strong>en</strong>tatie, afhang<strong>en</strong>d van het systeemtype.


Tabel 5: Geraamde effect<strong>en</strong> van ISA op verkeersveiligheid (Carst<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tate, 2005)<br />

Type systeem Type<br />

snelheidslimiet<br />

Raming naar<br />

ongevall<strong>en</strong> met<br />

gewond<strong>en</strong><br />

Raming naar<br />

ongevall<strong>en</strong> met<br />

zwaargewond<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dod<strong>en</strong><br />

Informatief Statisch 10% 14% 18%<br />

Vrijwillig<br />

ondersteun<strong>en</strong>d /<br />

ingrijp<strong>en</strong>d<br />

systeem<br />

Verplicht<br />

geslot<strong>en</strong><br />

systeem<br />

Variabel 10% 14% 19%<br />

Dynamisch 13% 18% 24%<br />

Statisch 10% 15% 19%<br />

Variabel 11% 16% 20%<br />

Dynamisch 18% 26% 32%<br />

Statisch 20% 29% 37%<br />

Variabel 22% 31% 39%<br />

Dynamisch 36% 48% 59%<br />

Raming naar<br />

dodelijke ongevall<strong>en</strong><br />

Afhang<strong>en</strong>d van welk systeem er wordt toegepast merkt m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke<br />

reductie aangaande ongevall<strong>en</strong>. Het meeste effect zou e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

verplicht systeem zijn (de bestuurder wordt altijd gelimiteerd). Bij dit<br />

laatste systeem is echter de vraag of aanvaardbare implem<strong>en</strong>tatie van zo‟n<br />

systeem mogelijk is.<br />

Op vlak van milieuaspect<strong>en</strong> is het bepal<strong>en</strong> van de effect<strong>en</strong> van ISA<br />

complexer (zie hoger). Fe<strong>en</strong>stra <strong>en</strong> Van der Horst (2006) stell<strong>en</strong> dat het<br />

aanhoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>zelfde snelheid kan leid<strong>en</strong> tot 25% minder verbruik<br />

(geacht rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de juiste versnelling. M<strong>en</strong> stelt ook dat het<br />

toepass<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> strikter snelheidsbeleid met lagere snelhed<strong>en</strong> aanleiding<br />

kan gev<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> lagere geluidsoverlast. In de Zweedse trial (Varhelyi et<br />

al., 2004) stelt m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vermindering van 11% CO, 7% NOx <strong>en</strong> 8% HC op<br />

50 km/u weg<strong>en</strong> (niet urbane omgeving). Liu et al. (1999) steld<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

volledige p<strong>en</strong>etratie van geslot<strong>en</strong> system<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reductie vast in b<strong>en</strong>zine<br />

van 8% in urbane omgeving, 8% in niet urbane omgeving, 3% voor rurale<br />

weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1% op snelweg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> reductie van emissies was ongeveer 2%.<br />

Algeme<strong>en</strong> wordt gesteld dat ISA e<strong>en</strong> effect op het milieu kan hebb<strong>en</strong> maar<br />

meer gedetailleerd onderzoek nodig is om dit verder te bepal<strong>en</strong>.<br />

137


Bij het gebruik van ISA word<strong>en</strong> ook <strong>en</strong>kele negatieve effect<strong>en</strong> vastgesteld<br />

zoals later remm<strong>en</strong> <strong>en</strong> kortere volgafstand (Comte, 1998). E<strong>en</strong><br />

vermindering van de aandacht wordt ook gesteld, alhoewel het rijd<strong>en</strong> met<br />

ISA aanleiding kan gev<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verhoogde alertheid voor bestuurders op<br />

andere wegsituaties buit<strong>en</strong> de snelheid. In sommige trials werd tev<strong>en</strong>s<br />

irritaties <strong>en</strong> frustraties vastgesteld bij het gebruik (Jamson et al., 2006).<br />

Alhoewel dit laatste afhangt van welk type gebruiker.<br />

De aanvaarding van ISA is in haast alle trials goed tot zeer goed te<br />

noem<strong>en</strong>. Aanvaarding is wel sterk afhankelijk van het type bestuurder, de<br />

leeftijd, <strong>en</strong>z. Aanvaarding hangt ook af van welk type ISA er werd<br />

gebruikt, hoe de wegsituaties war<strong>en</strong> (bijvoorbeeld slechte aanduiding<br />

limiet<strong>en</strong>). Vlass<strong>en</strong>root et al. (2007) steld<strong>en</strong> vast hoe de implem<strong>en</strong>tatie van<br />

e<strong>en</strong> bepaalde snelheidszone, zonder degelijke informatie of<br />

infrastructurele maatregel<strong>en</strong> aanleiding gaf tot e<strong>en</strong> hogere frustratie bij de<br />

ISA-gebruikers.<br />

138<br />

3.2.3. Snelheidsdatabank<br />

Om ISA mogelijk te mak<strong>en</strong> is het nodig om te kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over<br />

snelheidsdata. In dit kader werd voor Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerste verk<strong>en</strong>de<br />

onderzoek gedaan (De Mol <strong>en</strong> Vlass<strong>en</strong>root, 2006), wat de krachtlijn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

principes beschrijv<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> snelheidsdatabank op te bouw<strong>en</strong>. De start<br />

van het verzamel<strong>en</strong> van de verkeersbord<strong>en</strong> op Vlaamse weg<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong><br />

aanzet zijn om e<strong>en</strong> snelheidskaart verder te ontwikkel<strong>en</strong> om ISA mogelijk<br />

te mak<strong>en</strong>. Echter di<strong>en</strong>t de aanmaak <strong>en</strong> opstelling van deze databank te<br />

voldo<strong>en</strong> aan bepaalde technische <strong>en</strong> juridische voorwaard<strong>en</strong>. Het in kaart<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van weg<strong>en</strong>, zeker met e<strong>en</strong> indeling in e<strong>en</strong> juiste<br />

wegcategorisering is al e<strong>en</strong> hele opdracht voor weg<strong>en</strong>kaartfabrikant<strong>en</strong>. Als<br />

m<strong>en</strong> nog op e<strong>en</strong> specifieker niveau – de aanduiding van snelheidszones -<br />

gaat kijk<strong>en</strong>, wat dan ook nog vrij variabele gegev<strong>en</strong>s zijn, vindt m<strong>en</strong> al<br />

meerdere problem<strong>en</strong>. In eerste instantie zijn deze gegev<strong>en</strong>s haast niet<br />

gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> over deze gegev<strong>en</strong>s kan beschikk<strong>en</strong> zijn deze vaak<br />

versnipperd weer te vind<strong>en</strong>.<br />

In kader van deze problematiek werd e<strong>en</strong> Europees project opgestart,<br />

g<strong>en</strong>aamd SpeedAlert (Landwehr, et al., 2005). SpeedAlert richtte zich naar<br />

het creër<strong>en</strong> van uniforme Europese snelheidsclassificaties <strong>en</strong> het in kaart<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de specifieke nod<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> functioneel werkkader om


snelheidswaarschuw<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. Vooral de<br />

gedeelde verantwoordelijkheid tuss<strong>en</strong> de overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de private sector<br />

tot het kom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> databank <strong>en</strong> het gebruik van uniforme<br />

datastandaard<strong>en</strong> werd hier b<strong>en</strong>adrukt. In relatie met SpeedAlert werd<strong>en</strong><br />

nog andere initiatiev<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op het verzamel<strong>en</strong><br />

van weginformatie (EUROROADS, Maps&Adas, ...) maar ook de wijze<br />

waarop deze informatie kan doorgegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan de eindgebruiker.<br />

ActMAP is e<strong>en</strong> Europees gefinancierd project met als doel strategieën <strong>en</strong><br />

mechanism<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> voor dynamische updates van digitale map<br />

databases. Up-to-date map compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> geïntroduceerd word<strong>en</strong><br />

in / of gehecht word<strong>en</strong> aan de in het voertuig aanwezige kaart. Het belang<br />

van ActMAP ligt vooral naar het up-to-date houd<strong>en</strong> van de<br />

snelheidsdatabank zowel bij de dataverzameling als naar de eindgebruiker.<br />

Naast deze Europese project<strong>en</strong> zijn er landelijke initiatiev<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om<br />

e<strong>en</strong> snelheidskaart te ontwikkel<strong>en</strong>. Zwed<strong>en</strong> bleek over e<strong>en</strong> uniforme<br />

manier te beschikk<strong>en</strong> (gebaseerd op bestaande Europese <strong>en</strong> internationale<br />

standaard<strong>en</strong> van GIS-system<strong>en</strong> <strong>en</strong> STEP (Standard for the Exchange of<br />

Product model data)) om data te verzamel<strong>en</strong>. De sterkte van de De<strong>en</strong>se<br />

snelheidsdatabank is vooral geleg<strong>en</strong> in de snelheid waarin de<br />

snelheidsdata werd verzameld. Op 4 wek<strong>en</strong> werd in de regio Noord-<br />

Jutland ongeveer 5.600 verkeersbord<strong>en</strong> op 12.000 km in kaart gebracht.<br />

De collectie van de snelheidsbord<strong>en</strong> gebeurde met e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig te<br />

bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> GPS-unit met e<strong>en</strong> specifiek keyboard. In Nederland k<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de<br />

snelheidsdatabase die door middel van e<strong>en</strong> webinterface de data<br />

verzamelde. Echter blijkt dat deze data niet volledig aan de kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

voldoet om bepaalde ITS-toepassing<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. In Finland<br />

werd de organisatiestructuur die zowel wettelijk als budgettaire aspect<strong>en</strong><br />

bevat beschrev<strong>en</strong>. De wet voorzag: het statuut van de database, financiële<br />

regeling<strong>en</strong>, wijze van datacollectie <strong>en</strong> updating, copyright afsprak<strong>en</strong>,<br />

juridische afsprak<strong>en</strong>, recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> plicht<strong>en</strong> van alle betrokk<strong>en</strong> partners.<br />

Op Europees vlak wordt e<strong>en</strong> duidelijk technisch <strong>en</strong> bestuurlijk kader<br />

gebod<strong>en</strong>, terwijl diverse landelijke initiatiev<strong>en</strong> blijk gev<strong>en</strong> van creativiteit<br />

<strong>en</strong> inzicht om het verzamel<strong>en</strong> van data <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de databronn<strong>en</strong><br />

(diverse wegbeheerders) op elkaar af te stemm<strong>en</strong>. Alhoewel de landelijke<br />

databases het verzamel<strong>en</strong> strikt in overheidshand<strong>en</strong> hield, staat dit ge<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>werking met privépartners in de weg.<br />

139


140<br />

4. Communicatietechniek<strong>en</strong> ter ondersteuning van veiligheid<br />

In het voorgaande werd geschetst wat Intellig<strong>en</strong>te Transport System<strong>en</strong><br />

zijn, welke toepassing<strong>en</strong> er mogelijk zijn <strong>en</strong> welke voordel<strong>en</strong> deze met<br />

zich mee kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> subset van de ITS-system<strong>en</strong>, de<br />

coöperatieve system<strong>en</strong>, werd vermeld dat deze steun<strong>en</strong> op voertuigvoertuig<br />

<strong>en</strong> voertuig-infrastructuur communicatie om informatie uit te<br />

wissel<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevaarlijke situaties te vermijd<strong>en</strong>.<br />

In dit hoofdstuk wordt verder bekek<strong>en</strong> welke draadloze communicatie<br />

technologieën in aanmerking kom<strong>en</strong> om toegepast te word<strong>en</strong> in ITS-<br />

system<strong>en</strong>. Ondanks de vele aandacht die wereldwijd aan ITS-system<strong>en</strong><br />

wordt gegev<strong>en</strong>, is er nog ge<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus over de draadloze technologie<br />

die hiervoor gebruikt moet word<strong>en</strong>. Dit komt doordat er e<strong>en</strong> groot aantal<br />

geschikte technologieën bestaan of in ontwikkeling zijn die voor ITSsystem<strong>en</strong><br />

toepasbaar zijn. Elke technologie heeft zijn specifieke voor- <strong>en</strong><br />

nadel<strong>en</strong>, wat er voor zorgt dat ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele de ideale oplossing is voor alle<br />

mogelijke ITS-toepassing<strong>en</strong>. Wel kunn<strong>en</strong> er drie grote groep<strong>en</strong><br />

onderscheid<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De eerste groep omvat communicatie op korte<br />

afstand, speciaal voor ITS doeleind<strong>en</strong>. Belangrijkste voorbeeld hiervan is<br />

de IEEE 802.11p standaard. De tweede groep bestaat uit verschill<strong>en</strong>de<br />

cellulaire data communicati<strong>en</strong>etwerk<strong>en</strong> die dekking voorzi<strong>en</strong> over grote<br />

gebied<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn GPRS, UMTS, WiMAX <strong>en</strong> MBWA.<br />

De derde groep bestaat uit digitale data broadcast technologieën zoals<br />

RDS, DAB <strong>en</strong> DMB, <strong>en</strong> DVB-H. Bedoeling van dit hoofdstuk is om de<br />

lezer e<strong>en</strong> notie te gev<strong>en</strong> van waar elke technologie voor staat.<br />

4.1. Communicatie technologie voor korte afstand<br />

4.1.1. IEEE 802.11p<br />

Deze communicatiestandaard is gebaseerd op de sterk ingeburgerde IEEE<br />

802.11 Wireless LAN technologie die typisch gebruikt wordt voor<br />

draadloze internet toegang thuis <strong>en</strong> op kantoor. Specificeert de MAC <strong>en</strong><br />

fysische laag, <strong>en</strong> maakt deel uit van de Wireless Access to Vehicular<br />

Environm<strong>en</strong>ts (WAVE) standaard.<br />

De fysische laag is e<strong>en</strong> variatie op de OFDM gebaseerde IEEE 802.11a<br />

standaard. Het neemt exact dezelfde signaal verwerking <strong>en</strong> specificatie


over van de IEEE 802.11a standaard, behalve voor de volg<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> : het<br />

opereert op de 5.9 GHz frequ<strong>en</strong>tieband, het laat hogere Effective Isotropic<br />

Radiated Power (EIRP) toe <strong>en</strong> het gebruikt smallere bandbreedte kanal<strong>en</strong><br />

(10 MHz) wat leidt tot het halver<strong>en</strong> van de beschikbare datasnelhed<strong>en</strong>. Op<br />

MAC niveau, is Prioritized Channel Access in IEEE 802.11p voorzi<strong>en</strong><br />

door gebruik te mak<strong>en</strong> van de Enhanced Distributed Channel Access<br />

(EDCA) mechanism<strong>en</strong> die origineel terug te vind<strong>en</strong> zijn in de IEEE<br />

802.11e standaard (Stibor, Zang <strong>en</strong> Reumerman, 2007).<br />

Om succesvol toegepast te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de frequ<strong>en</strong>ties waar<br />

deze standaard gebruik van maakt gereserveerd word<strong>en</strong> voor ITS–<br />

system<strong>en</strong>. In de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> werd de 5,9 GHz band e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong><br />

geled<strong>en</strong> gereserveerd door de Federal Communication Commission (FCC)<br />

voor gebruik in ITS-system<strong>en</strong>. In Europa werd onlangs, op 5 augustus<br />

2008, 30 MHz in de 5,9 GHz band gereserveerd voor ITS-toepassing<strong>en</strong>.<br />

Dit spectrum zou binn<strong>en</strong> de 6 maand<strong>en</strong> door alle lidstat<strong>en</strong> moet<br />

gealloceerd zijn.<br />

De IEEE 802.11p standaard wordt algeme<strong>en</strong> beschouwd als dé<br />

opkom<strong>en</strong>de technologie voor voertuig-voertuig communicatie. Het kan<br />

ook gebruikt word<strong>en</strong> voor voertuig-infrastructuur communicatie, maar dit<br />

vereist wel e<strong>en</strong> massale uitrol van roadside units zoals in het COOPERS<br />

project. Het voordeel van deze standaard is de lage kost (aangezi<strong>en</strong> het<br />

gebaseerd is op de reeds geruime tijd beschikbare 802.11 technologie, <strong>en</strong><br />

het gebruik maakt van lic<strong>en</strong>tievrij spectrum), <strong>en</strong> het feit dat deze zeer lowdelay<br />

voertuig-voertuig communicatie kan voorzi<strong>en</strong>, wat niet mogelijk is<br />

met cellulaire technologie zoals GPRS <strong>en</strong> UMTS (Wewetzer, Caliskan,<br />

Meier <strong>en</strong> Luebke, 2007). E<strong>en</strong> aantal problem<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> echter nog verder<br />

word<strong>en</strong> onderzocht vooraleer de standaard matuur g<strong>en</strong>oeg is voor<br />

installatie in de voertuig<strong>en</strong>, het belangrijkste hiervan is het<br />

schaalbaarheidsprobleem : de standaard kan nog niet overweg met veel<br />

hoge prioriteit bericht<strong>en</strong> in sc<strong>en</strong>ario‟s met e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie van<br />

voertuig<strong>en</strong>. (Eichler), (Kosh, Adler, Eichler, et al, 2006).<br />

141


142<br />

4.2. Cellulaire data communicati<strong>en</strong>etwerk<strong>en</strong><br />

4.2.1. GPRS<br />

G<strong>en</strong>eral Packet Radio Services (GPRS) is e<strong>en</strong> mobiele data service<br />

beschikbaar voor gebruikers van het GSM netwerk. Het maakt bescheid<strong>en</strong><br />

datasnelhed<strong>en</strong> mogelijk van 56 tot 114 kbps. Hiervoor maakt de GPRS<br />

service gebruik van ongebruikte Time Division Multiple Access (TDMA)<br />

kanal<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het GSM netwerk. GPRS kan gebruikt word<strong>en</strong> voor<br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> als Wireless Application Protocol (WAP) toegang, Short<br />

Message Service (SMS), Multimedia Messaging Service (MMS) <strong>en</strong> voor<br />

internet toegang zoals email <strong>en</strong> browsing. GPRS netwerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vaak<br />

omschrev<strong>en</strong> als « 2,5 G », zijnde de stap tuss<strong>en</strong> de tweede (2G) <strong>en</strong> derde<br />

(3G) g<strong>en</strong>eratie van mobiele telefonie.<br />

E-GPRS, ook wel EDGE g<strong>en</strong>oemd, is e<strong>en</strong> verdere evolutie van GPRS<br />

gebaseerd op moderne <strong>en</strong>codering. In dit geval kan de effectieve pakket<br />

data rate ongeveer 180 kbps effectief hal<strong>en</strong>. Dit soort netwerk wordt soms<br />

ook 2,75 G g<strong>en</strong>oemd.<br />

Het voordeel van GPRS is dat het algeme<strong>en</strong> beschikbaar is, bijna overal<br />

waar GSM dekking is, is er ook GPRS connectiviteit voorhand<strong>en</strong>. Nadeel<br />

is dat de datasnelheid vrij beperkt is, <strong>en</strong> dat deze last heeft van relatief<br />

hoge vertraging. Op langere termijn zal GPRS waarschijnlijk vervang<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> door UMTS, WiMAX <strong>en</strong>/of MBWA.<br />

4.2.2. UMTS<br />

Universal Mobile Telecommunications system (UMTS) is één van de 3G<br />

mobiele netwerk<strong>en</strong>. De meest voorkom<strong>en</strong>de UMTS netwerk<strong>en</strong> op dit<br />

mom<strong>en</strong>t steun<strong>en</strong> op Wideband Code Division Multiple Access (W-<br />

CDMA). Deze netwerk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in theorie data snelhed<strong>en</strong> tot 14 Mbps<br />

aanbied<strong>en</strong>, maar gebruikers kunn<strong>en</strong> in de praktijk snelhed<strong>en</strong> tot 384 kbps<br />

verwacht<strong>en</strong>.<br />

Sinds 2006 word<strong>en</strong> veel UMTS netwerk<strong>en</strong> opgewaardeerd met High<br />

Speed Downlink Packet Access (HSDPA), soms ook aangeduid als 3,5 G.<br />

HSDPA maakt downloadsnelhed<strong>en</strong> tot 7.2 Mbps mogelijk. Op langere<br />

termijn wil het 3GPP, de drijv<strong>en</strong>de kracht achter de ontwikkeling van de


UMTS standaard, UMTS opwaarder<strong>en</strong> naar 4G dankzij het Long Term<br />

Evolution (LTE) project. Door gebruik te mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />

g<strong>en</strong>eratie, OFDM gebaseerde, air interface technologie, zoud<strong>en</strong> snelhed<strong>en</strong><br />

van 100 Mbps downlink <strong>en</strong> 50 Mbps uplink mogelijk moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Naast internettoegang voor email <strong>en</strong> webbrowsing ondersteunt UMTS ook<br />

videoconfer<strong>en</strong>cing, download<strong>en</strong> van muziek <strong>en</strong> videobeeld<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het<br />

bekijk<strong>en</strong> van live tv. Het voordeel van UMTS als ITS-technologie is dat<br />

het hogere snelhed<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> heeft dan GPRS. Er is ook ondersteuning<br />

voor snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers, maar daar moet eerlijkheidshalve aan<br />

toegevoegd word<strong>en</strong> dat de datasnelheid sterk zakt aan hogere snelhed<strong>en</strong>.<br />

Voor GSM operator<strong>en</strong> is het technisch gezi<strong>en</strong> niet zo moeilijk om over te<br />

stapp<strong>en</strong> naar UMTS netwerk<strong>en</strong>. Dit kan echter met hoge kost<strong>en</strong> gepaard<br />

gaan dankzij de dure spectrum lic<strong>en</strong>ties. Daardoor zijn de kost<strong>en</strong> voor de<br />

eindgebruiker aan de vrij hoge kant. E<strong>en</strong> ander nadeel van UMTS is het<br />

feit dat deze net zoals GPRS last heeft van relatief hoge vertraging<strong>en</strong><br />

(Wewetzer, Caliskan, Meier <strong>en</strong> Luebke, 2007).<br />

4.2.3. WiMax (IEEE 802.16e)<br />

WiMAX is e<strong>en</strong> point-to-multipoint (PMP) draadloze netwerk technologie<br />

die gebruik maakt van radiofrequ<strong>en</strong>ties op gelic<strong>en</strong>cieerde band<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

10 <strong>en</strong> 66 GHz. Op de hoogste frequ<strong>en</strong>ties kunn<strong>en</strong> de signal<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

obstakels meer p<strong>en</strong>etrer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> is er dus e<strong>en</strong> directe line-of-sight verbinding<br />

nodig. Op de lagere WiMAX kanal<strong>en</strong> is dit niet het geval. De maximale<br />

bereikbare afstand voor e<strong>en</strong> communicatielink is ongeveer 30 mijl.<br />

WiMAX netwerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgebouwd zoals cellulaire netwerk<strong>en</strong>, met<br />

base stations die e<strong>en</strong> cel voorzi<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> diameter van <strong>en</strong>kele kilometers.<br />

De WiMAX standaard beschrijft zowel de MAC als de fysische laag, <strong>en</strong> is<br />

geoptimaliseerd voor grote afstand<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervoor is het feit dat<br />

WiMAX vooral bedoeld is als e<strong>en</strong> « last mile » oplossing die<br />

datasnelhed<strong>en</strong> aanbiedt vergelijkbaar mat kabel <strong>en</strong> DSL internet<br />

aansluiting<strong>en</strong>. Soms wordt WiMAX beschrev<strong>en</strong> als de draadloze<br />

vervanger van bekabelde breedband internet aansluiting<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> uitbreiding op deze standaard is de 802.16e standaard, welke WiMAX<br />

voorziet van ondersteuning voor mobiele gebruikers. Deze gebruikers<br />

zoud<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> aan snelhed<strong>en</strong> tot erg<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> 120 <strong>en</strong> 150 km/u.<br />

De specifieke maximum bewegingssnelheid hangt af van de afstand van<br />

143


het mobiele toestel tot het base station <strong>en</strong> andere factor<strong>en</strong> zoals<br />

elektromagnetische storing.<br />

WiMAX netwerk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> het voordeel dat ze voorzi<strong>en</strong> zijn van robuste<br />

security techniek<strong>en</strong>, goede quality of service ondersteuning, smart<br />

ant<strong>en</strong>nas <strong>en</strong> de base stations kunn<strong>en</strong> in mesh opgesteld word<strong>en</strong>. Toegepast<br />

op ITS-system<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> deze netwerk<strong>en</strong> ook nog het voordeel dat ze<br />

hogere datasnelhed<strong>en</strong> dan UMTS kunn<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> sinds de<br />

IEEE 802.16e uitbreiding ook snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers kunn<strong>en</strong><br />

ondersteun<strong>en</strong>. Omdat de spectrum lic<strong>en</strong>ties veel goedkoper war<strong>en</strong> dan de<br />

UMTS lic<strong>en</strong>ties zou de kost voor de eindgebruiker ook lager kunn<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>. Het grootste nadeel van WiMAX netwerk<strong>en</strong> in ITSsystem<strong>en</strong><br />

is de beperkte beschikbaarheid op het mom<strong>en</strong>t.<br />

144<br />

4.2.4. MBWA (IEEE 802.20)<br />

Mobile Broadband Wireless Access (MBWA) wordt mom<strong>en</strong>teel nog<br />

ontwikkeld door de IEEE 802.20 werkgroep. Het is bedoeld als e<strong>en</strong><br />

mobiele breedband technologie, te gebruik<strong>en</strong> voor hogesnelheids mobiele<br />

netwerk<strong>en</strong>. Doelgroep zoud<strong>en</strong> hogesnelheids trein<strong>en</strong> <strong>en</strong> auto‟s zijn met<br />

snelhed<strong>en</strong> tot 250 km/u. MBWA wordt ontworp<strong>en</strong> om gebruik te mak<strong>en</strong><br />

van kleine stukk<strong>en</strong> spectrum, wat betek<strong>en</strong>t dat de b<strong>en</strong>odigde kanaal<br />

bandbreedte klein is. E<strong>en</strong> base station zou cli<strong>en</strong>ts tot op e<strong>en</strong> afstand van 15<br />

km moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er zal gebruik gemaakt word<strong>en</strong> van<br />

gelic<strong>en</strong>cieerde frequ<strong>en</strong>tie band<strong>en</strong> onder 3,5 GHz met e<strong>en</strong> piek datarate van<br />

1 Mbps. Ook zoud<strong>en</strong> deze netwerk<strong>en</strong> slechts kleine vertraging<strong>en</strong> met zich<br />

mee mog<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Het voordeel van deze technologie is het feit dat deze hoge datasnelhed<strong>en</strong><br />

beschikbaar maakt voor zeer snel beweg<strong>en</strong>de gebruikers. Grootste nadeel<br />

is dat hij in dezelfde doelpubliek wil aansprek<strong>en</strong> als WiMAX, maar e<strong>en</strong><br />

paar jaar achterstand heeft in ontwikkeling. Mobiele WiMAX wordt<br />

mom<strong>en</strong>teel reeds uitgerold, terwijl MBWA zich nog maar in de draft fase<br />

bevindt. De toekomst zal moet<strong>en</strong> uitwijz<strong>en</strong> of er op de markt nog e<strong>en</strong><br />

plaats is voor MBWA naast WiMAX.


4.3. Digitale data broadcast technologieën<br />

4.3.1. RDS<br />

Radio Data System (RDS) is e<strong>en</strong> standaard ontwikkeld door de European<br />

Broadcasting Union die gebruikt wordt om kleine hoeveelhed<strong>en</strong> digitale<br />

data uit te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong> over conv<strong>en</strong>tionele FM radio uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong>. De<br />

standaard is beschikbaar sinds begin de jar<strong>en</strong> 1990.<br />

RDS gebruikt e<strong>en</strong> 57 kHz subcarrier om data te transporter<strong>en</strong> aan 1,187<br />

kbps. De 57 kHz was gekoz<strong>en</strong> omdat deze niet zou interferer<strong>en</strong> met het<br />

geluidssignaal. Het data formaat gebruikt foutcorrectie voor e<strong>en</strong><br />

robuustere data overdracht.<br />

Traffic Message Channel (TMC) is e<strong>en</strong> technologie voor het uitstur<strong>en</strong> van<br />

verkeers- <strong>en</strong> reisinformatie naar bestuurders. Mom<strong>en</strong>teel wordt deze<br />

meestal over RDS verzond<strong>en</strong> (alhoewel dit ook mogelijk is via DAB of<br />

satelliet radio). Deze TMC standaard maakt het mogelijk om<br />

gedetailleerde, accurate <strong>en</strong> relevante informatie aan te bied<strong>en</strong> aan<br />

gebruikers. Dit wordt bv in sommige navigatie toestell<strong>en</strong> toegepast. Deze<br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zijn mom<strong>en</strong>teel in de meeste Europese land<strong>en</strong> beschikbaar.<br />

Het voordeel van RDS is dat het overal beschikbaar is, <strong>en</strong> gebruik maakt<br />

van goedkoop FM z<strong>en</strong>dmateriaal. In teg<strong>en</strong>stelling met mobiele<br />

datanetwerk<strong>en</strong> zoals GPRS, UMTS, WiMAX <strong>en</strong> MBWA die bedoeld zijn<br />

voor één-naar-één communicatie, is het e<strong>en</strong> één-naar-veel broadcast<br />

technologie. Dit maakt het veel e<strong>en</strong>voudiger <strong>en</strong> goedkoper om<br />

verkeersinformatie naar vele gebruikers te verstur<strong>en</strong>. Nadeel is wel dat de<br />

gebruikers ge<strong>en</strong> data terug kunn<strong>en</strong> stur<strong>en</strong> naar c<strong>en</strong>trale infrastructuur zoals<br />

verkeersc<strong>en</strong>tra. E<strong>en</strong> ander groot nadeel van RDS is de beperkte<br />

datasnelheid van slechts 1,2 kbps.<br />

4.3.2. DAB / DMB<br />

Digital Audio Broadcasting (DAB) is e<strong>en</strong> technologie voor uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong><br />

van digitale radio. De standaard is beschikbaar sinds de jar<strong>en</strong> 1980, <strong>en</strong><br />

ontvangers zijn reeds vele jar<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong>. Vooral in Europa k<strong>en</strong>de<br />

DAB zijn grootste doorbraak. Voorstanders bewer<strong>en</strong> dat DAB<br />

verschill<strong>en</strong>de voordel<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> heeft t<strong>en</strong> opzichte van analoge FM radio<br />

145


uitz<strong>en</strong>ding<strong>en</strong> zoals e<strong>en</strong> betere geluidskwaliteit, meer beschikbare z<strong>en</strong>ders<br />

in hetzelfde spectrum <strong>en</strong> beter bestand teg<strong>en</strong> storing<strong>en</strong> <strong>en</strong> interfer<strong>en</strong>tie.<br />

Luistertest maakt<strong>en</strong> echter duidelijk dat in sommige land<strong>en</strong> (zoals het<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, Noorweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwitserland) de<br />

geluidskwaliteit slechter is doordat 98% van de radiostations uitz<strong>en</strong>dt aan<br />

e<strong>en</strong> te lage bitrate.<br />

De opvolger van DAB, DAB+, is beschikbaar sinds 2006 gebruikt e<strong>en</strong><br />

betere foutcorrectie (Reed-Solomon) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwere audio codec<br />

(AAC+). E<strong>en</strong> andere afgeleide van DAB is DMB, ontwikkeld <strong>en</strong> vooral<br />

populair in Korea. DMB maakt naast digitale radio ook digitale televisie<br />

mogelijk omdat deze de MPEG4 AVC <strong>en</strong> WMV9 codecs ondersteunt.<br />

DMB kan makkelijk aan gelijk welke DAB uitz<strong>en</strong>ding word<strong>en</strong><br />

toegevoegd, aangezi<strong>en</strong> het ontworp<strong>en</strong> werd om verstuurd te word<strong>en</strong> over<br />

e<strong>en</strong> DAB sub channel.<br />

Het grootste voordeel van DAB <strong>en</strong> zijn afgeleid<strong>en</strong> DAB+ <strong>en</strong> DMB is het<br />

feit dat het, net zoals RDS, gebruik maakt van goedkope FM<br />

z<strong>en</strong>dapparatuur, <strong>en</strong> ontworp<strong>en</strong> is voor één-naar-veel communicatie.<br />

Daarbov<strong>en</strong> beschikt het over e<strong>en</strong> hogere datasnelheid dan RDS (stabiele<br />

120 kbps (Chevul, Karlsson, Isaksson et al, 2005) t<strong>en</strong> opzichte van 1,2<br />

kbps voor RDS). Dit maakt het mogelijk om nieuwe applicaties te<br />

ontwikkel<strong>en</strong> die met RDS niet mogelijk zoud<strong>en</strong> zijn, zoals het uitz<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

van snelheidsinformatie voor volledige digitale kaart<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> paar<br />

minut<strong>en</strong> (Cho, Geon, Jeong et al, 2006).<br />

146<br />

4.3.3. DVB-H<br />

Digital Video Broadcasting – Handheld (DVB-H) is de nieuwe standaard<br />

voor het uitz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van digitale televisie naar mobiele handheld devices.<br />

Het is e<strong>en</strong> uitbreiding van de DVB-T standaard, aangepast aan de speciale<br />

nod<strong>en</strong> van deze handheld devices. Deze technologie biedt e<strong>en</strong> hogecapaciteits<br />

downstream kanaal aan met e<strong>en</strong> datasnelheid van meerdere<br />

Mbps, <strong>en</strong> kan gebruikt word<strong>en</strong> voor audio <strong>en</strong> video streaming, file<br />

downloads <strong>en</strong> vele andere di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>.<br />

DVB-H gebruikt e<strong>en</strong> stroombespar<strong>en</strong>d algoritme gebaseerd op timemultiplexing<br />

van services, time slices g<strong>en</strong>oemd. Deze techniek heeft e<strong>en</strong><br />

sterke positieve impact op de batterij lev<strong>en</strong>sduurte van de handheld


devices. Time slicing maakt ook soft handovers mogelijk tuss<strong>en</strong> netwerk<br />

cell<strong>en</strong>. Op de link laag werd ook e<strong>en</strong> verbeterde foutcorrectie toegepast,<br />

Multi-Protocol Encapsulation – Forward Error Correction (MPE-FEC).<br />

DVB-H is mom<strong>en</strong>teel nog maar beperkt beschikbaar, maar de Europese<br />

Commissie heeft de standaard toegevoegd aan de lijst van standaard<strong>en</strong> die<br />

alle EU lidstat<strong>en</strong> actief moet<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanmoedig<strong>en</strong>.<br />

Het voordeel van DVB-H is de hoge datasnelheid van <strong>en</strong>kele Mbps, wat<br />

allerlei nieuwe toepassing<strong>en</strong> mogelijk kan mak<strong>en</strong>. Het is speciaal<br />

ontwikkeld voor mobiele toestell<strong>en</strong>, stroombespar<strong>en</strong>d dankzij time slicing<br />

<strong>en</strong> met verbeterde ontvangst in slechte omstandighed<strong>en</strong> dankzij de<br />

verbeterde foutcorrectie. Grootste nadeel is de beperkte beschikbaarheid.<br />

4.4. Besluit communicatietechnologieën<br />

Het is duidelijk dat e<strong>en</strong> groot aantal draadloze communicatie<br />

technologieën gebruikt kan word<strong>en</strong> voor de implem<strong>en</strong>tatie van ITSsystem<strong>en</strong>,<br />

elk met zijn specifieke voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

oplossing aan alle vereist<strong>en</strong> voor ITS-system<strong>en</strong> voldoet, is het zeer<br />

waarschijnlijk dat ITS-system<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> gebouwd word<strong>en</strong> die in plaats van<br />

één technologie eerder e<strong>en</strong> combinatie van e<strong>en</strong> aantal technologieën zull<strong>en</strong><br />

integrer<strong>en</strong>. In het ideale geval zoud<strong>en</strong> de ITS-applicaties <strong>en</strong> architectur<strong>en</strong><br />

onafhankelijk moet<strong>en</strong> zijn van de uiteindelijk gekoz<strong>en</strong> communicatie<br />

middel<strong>en</strong>.<br />

Dit is nu net de doelstelling van de ISO TC204/WG16 CALM standaard.<br />

Deze maakt transparante heterog<strong>en</strong>e packet-switched communicatie in<br />

mobiele omgeving<strong>en</strong> mogelijk. Daardoor zull<strong>en</strong> ITS-toepassing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong> over de verschill<strong>en</strong>de landsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, terwijl de beleidsm<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

van de verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> toch de mogelijkheid krijg<strong>en</strong> om autonome<br />

nationale ITS-beslissing<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Het belang van deze standaard mag<br />

dus zeker niet onderschat word<strong>en</strong>.<br />

Not<strong>en</strong><br />

i COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES, European Road Safety<br />

Action Programme. Halving the number of road accid<strong>en</strong>t victims in the European Union<br />

by 2010: A shared responsibility, Brussels, 2.6.2003 COM(2003) 311 final, 43 blz.<br />

147


ii Among the long-term developm<strong>en</strong>t activities, priority should be giv<strong>en</strong> to the systems<br />

with the best prospects30. With the increase in the volume of traffic, improving vehicle<br />

speed managem<strong>en</strong>t is a safety requirem<strong>en</strong>t which should make it possible to<br />

combat congestion. In addition to the road safety b<strong>en</strong>efits, compliance with speed limits<br />

will also have a significant impact in terms of reducing gre<strong>en</strong>house gas emissions. To<br />

evaluate the conditions needed for the operation of speed adaptation systems, the<br />

experim<strong>en</strong>ts in several countries, e.g. Swed<strong>en</strong>, the Netherlands, the UK, Belgium, France<br />

and Germany should be examined. (blz. 24)<br />

iii OECD “Road Safety: Impact of new technologies” – ISBN-92-64-10322-8 ©OECD<br />

2003, 91 blz.<br />

Refer<strong>en</strong>ties<br />

AVV (2001). Evaluatie Intellig<strong>en</strong>t SnelheidsAanpassing (ISA): het effect op het rijgedrag<br />

in Tilburg, Nieuwegein Nederland: AVV.<br />

Biding, T., Lind, G. (2002). Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation (ISA), Results of large-scale<br />

trials in Borlange, Lidkoping, Lund and Umea during the period 1999-2002. Borlange,<br />

Swed<strong>en</strong>: Vagverket.<br />

Carst<strong>en</strong>, O., Tate, F. (2005). Intellig<strong>en</strong>t speed adaptation: accid<strong>en</strong>t saving and cost-b<strong>en</strong>efit<br />

analysis. Accid<strong>en</strong>t Analysis and Prev<strong>en</strong>tion, 2005, 37 (3), pp. 407-416.<br />

Comte, S. (1998). Evaluation of in-car speed limiters: Simulator Study, Working Paper R<br />

3.2.1, MASTER project. Brussels, Belgium: EU.<br />

Chevul, Karlsson, Isaksson et al (2005), « Measurem<strong>en</strong>ts of Application-Perceived<br />

throughput in DAB, GPRS, UMTS and WLAN <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts », RVK 2005.<br />

Cho, Geon, Jeong et al (2006), « Real Time Traffic Information Service Using Terrestrial<br />

Digital Multimedia Broadcasting System », IEEE transactions on broadcasting, vol 52,<br />

no 4, December 2006.<br />

De Mol, J., Vlass<strong>en</strong>root, S. (2006). Krachtlijn<strong>en</strong> voor het lever<strong>en</strong> van snelheidsinformatie<br />

in functie van het toekomstig opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> snelheidsdatabank. G<strong>en</strong>t, België: CDO/<br />

IDM - Vlaamse Overheid.<br />

Eichler, « Performance Evaluation of the IEEE 802.11p WAVE Communication<br />

Standard ».<br />

ETSC (1995). Reducing Traffic Injuries Resulting from Excess and Inappropriate<br />

Speeds. Brussels, Belgium:European Transport Safety Council.<br />

148


Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid (2007). Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal van de<br />

verkeersveiligheid: Dossier overdriv<strong>en</strong> <strong>en</strong> onaangepaste snelheid. Brussel, België:<br />

Federale Overheid.<br />

Fe<strong>en</strong>stra, P., Van der Horst, A. (2006). Literature Review of In-vehicle Support for Fueleffici<strong>en</strong>t<br />

Driving Related to Pricing Mechanisms. Soesterberg, Nederland: TNO.<br />

Finch D., Kompfner P., Lockwood C. & Maycock G. (1994). Speed, Speed Limits and<br />

Accid<strong>en</strong>ts. Crowthone, United Kingdom: TRL.<br />

Jamson, S. (2006). Would those who need ISA, use it? Investigating the relationship<br />

betwe<strong>en</strong> drivers' speed choice and their use of a voluntary ISA system. Transportation<br />

Research F. ,9, pp. 195-206.<br />

Kosh, Adler, Eichler, et al (2006), « The Scalability problem of vehicular ad hoc<br />

networks and how to solve it », IEEE Wireless Communications,Volume 13, Issue 5.<br />

Lahrmann, H., Agerholm, N., Tradisauskas, N., Juhl, J. Harms, L. (2007). Intellig<strong>en</strong>t<br />

speed adaptation based on pay as you drive principles: Proceeding for 14th World<br />

Congress on ITS. Beijing, China: ITS Japan.<br />

Landwehr, M., Kipp, W., Escher, A. SpeedAlert (2005). System and Service<br />

Requirem<strong>en</strong>ts. Brussels, Belgium: ERTICO.<br />

Liu, R., Tate, J., Boddy, R. (1999). Simulation modeling on the network effects of EVSC.<br />

Deliverable 11.3. of External vehicle Speed Control Project. Leeds, United Kingdom:<br />

University of Leeds.<br />

Louwerse, W., Hoog<strong>en</strong>doorn, S. (2004). ADAS safety impacts on rural and urban<br />

highways: Proceeding for Intellig<strong>en</strong>t Vehicle Symposium 2004 IEEE. Parma, Italy: IEEE.<br />

Morsink, P., Gold<strong>en</strong>beld, C., Dragutinovic, N., Marchau, V., Walta, L., Brookhuis, K.<br />

(2008), Speed support through the intellig<strong>en</strong>t vehicle. Leidsch<strong>en</strong>dam, Nederland: SWOV<br />

Nilsson, G. (2004). Traffic Safety Dim<strong>en</strong>sion and the Power Model to describe the Effect<br />

of Speed on Safety. Lund, Swed<strong>en</strong>: Lund Institute of Technology.<br />

Organisation for Economic Co-operation and Developm<strong>en</strong>t (OECD), European<br />

Confer<strong>en</strong>ce of Ministers of Transport (ECMT) (2006). Speed Managem<strong>en</strong>t. Paris, France:<br />

OECD publishing.<br />

PROSPER (2006). Final report: Project for Research ON Speed adaptation Policies on<br />

European Roads (PROSPER). Brussels, Belgium: EU.<br />

Regan, M., Triggs, T., Young, K., Tomasevic, N., Mitsopoulos, E. Stephan, K., Tingvall,<br />

C. (2006). On-road Evaluation of Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation, Following Distance<br />

Warning and Seatbelt Reminder Systems: Final Results of the TAC Safecar Project.<br />

Victoria, Australia: Monash University.<br />

149


Regan, M., Young, K., Healy, D., Tierney, P., Connelly, K. (2002). Evaluating in-vehicle<br />

Intellig<strong>en</strong>t Transport Systems: a case study. Proceedings of Road Safety Research,<br />

Policing and Education Confer<strong>en</strong>ce. Adelaide: Australian Transport Council.<br />

Saad, F., Dionisio, C. (2007), Pre-evaluation of the madatory active Lavia: Assesm<strong>en</strong>t of<br />

usability, utility and acceptance: Proceeding for 14th World Congress on ITS. Beijing,<br />

China: ITS Japan.<br />

Stibor, Zang <strong>en</strong> Reumerman (2007), « Neighbourhood evaluation of vehicular ad-hoc<br />

network using IEEE 802.11p », 13th European Wireless Confer<strong>en</strong>ce.<br />

Van Mulk<strong>en</strong>, H., Mal<strong>en</strong>stein, J., Hallström, B., Sturesson, H. (2004). SpeedAlert:<br />

Common Definition of Speed Limits and Classifications. Brussels, Belgium: ERTICO.<br />

Van Schag<strong>en</strong>, I. (red.) (2006). Snelheid <strong>en</strong> snelheidsbeheersing:Sam<strong>en</strong>vatting van de<br />

belangrijkste bevinding<strong>en</strong> uit de snelheidsproject<strong>en</strong> in het SWOV-programma 2003-2006.<br />

Leidsch<strong>en</strong>dam, Nederland: SWOV.<br />

Varhelyi, A., Hjalmdahl, M., Hyd<strong>en</strong>, C. & Draskoczy, M. (2004). Effects of an active<br />

accelerator pedal on driver behaviour and traffic safety after long-term use in urban areas.<br />

Accid<strong>en</strong>t Analysis and Prev<strong>en</strong>tion, 2004, 36, pp. 729-737.<br />

Varhelyi, A. (1996). Dynamic speed adaptation base don information technology; a<br />

theoretical background. Lund, Swed<strong>en</strong>: Lund Institute of Technology.<br />

Vlass<strong>en</strong>root S., De Mol J. (2004), Intellig<strong>en</strong>te Snelheidsaanpassing: ISA-project<br />

G<strong>en</strong>t.Eindrapport. G<strong>en</strong>t, België: CDO-BIVV.<br />

Vlass<strong>en</strong>root, S., Broekx, S., De Mol, J., Int Panis, L., Brijs, T., Wets, G. (2007). Driving<br />

with Intellig<strong>en</strong>t Speed Adaptation: Final Results of the Belgian ISA-trial. Transportation<br />

Research Part A: Policy and Practice, 41 (3) , pp. 267-279.<br />

Vlass<strong>en</strong>root, S., De Mol, J. (2007). Measuring public support for ISA: Developm<strong>en</strong>t of a<br />

unified theory. Proceeding for 14 th World Congress on Intellig<strong>en</strong>t Transport Systems.<br />

Beijing, China: ITS Japan.<br />

Wewetzer, Caliskan, Meier <strong>en</strong> Luebke (2007), « Experim<strong>en</strong>tal evaluation of UMTS and<br />

wireless LAN for inter-vehicle communication », ITST 2007.<br />

150


Dirk LAUWERS<br />

NAAR EEN NIEUWE STEDELIJKE<br />

MOBILITEITSCULTUUR:<br />

PARKEERBELEID ALS HEFBOOM<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 475 65 65 20<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: dirk.lauwers@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

Sustainable urban developm<strong>en</strong>t urges a new mobility paradigm, new<br />

concepts for mobility design and a new mobility culture. Several cases in<br />

Europe show that cities possess an important key: namely parking policy.<br />

According to D. Banister four crucial elem<strong>en</strong>ts exist to obtain a<br />

sustainable mobility policy: making the best use of technology, reflecting<br />

the external cost in the actual cost of travel and integrating land use<br />

planning and mobility planning. The fourth crucial elem<strong>en</strong>t is clearly<br />

targeted personal information. Gh<strong>en</strong>t University has participated in the<br />

Interreg IIIC project „City Parking in Europe‟ and id<strong>en</strong>tified good<br />

practices fitting in the policy for a new urban mobility culture.<br />

1. Inleiding<br />

Reeds bijna e<strong>en</strong> halve eeuw geled<strong>en</strong> werd in gezaghebb<strong>en</strong>de<br />

verkeerskundige studies (Buchanan, 1963 <strong>en</strong> Williams 1962) gesteld dat –<br />

wild<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> overlev<strong>en</strong> – er gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld aan de<br />

e<strong>en</strong>zijdige to<strong>en</strong>ame van het autoverkeer. Volg<strong>en</strong>s deze auteurs hadd<strong>en</strong> in<br />

de middelgrote <strong>en</strong> in de grote sted<strong>en</strong> congestie, milieuproblematiek <strong>en</strong><br />

151


verkeersonveiligheid (to<strong>en</strong> reeds) toelaatbaarheidsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>.<br />

Buchanan introduceerde daarbij nieuwe verkeerskundige concept<strong>en</strong> als<br />

„omgevingscapaciteit‟ <strong>en</strong> „<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal areas‟, die de basis hebb<strong>en</strong><br />

gelegd voor verkeerskundige analyse <strong>en</strong> planningspraktijk gericht op<br />

verkeersleefbare sted<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de verkeersplann<strong>en</strong> van<br />

Brugge <strong>en</strong> Mechel<strong>en</strong> – die nu gerealiseerd zijn - uit het begin van de jar<strong>en</strong><br />

tachtig er de rechtstreekse toepassing van. Zowat twintig jaar later, maar<br />

ook reeds e<strong>en</strong> kwarteeuw geled<strong>en</strong>, toonde Appleyard (1981) de nefaste<br />

invloed aan van de overdruk van het autoverkeer op de sociale weefsels in<br />

de stad. Hij legde het verband tuss<strong>en</strong> zijn wet<strong>en</strong>schappelijke analyse <strong>en</strong> de<br />

„street battle‟, de maatschappelijke acties die in vele westerse sted<strong>en</strong> in die<br />

periode ontstond<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> had deze b<strong>en</strong>adering om de overdruk<br />

van het autoverkeer te begr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (Lauwers, 1984) grote invloed op het<br />

ontstaan halfweg de jar<strong>en</strong> tachtig van het „doortocht<strong>en</strong>programma‟ van het<br />

to<strong>en</strong>malige Ministerie van Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>. Dit programma wordt door<br />

de huidige Administratie Weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> Verkeer nog steeds voortgezet. Wat<br />

maakt dat na bijna e<strong>en</strong> halve eeuw inzicht <strong>en</strong> praktijk om autoverkeer in<br />

sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te begr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> zowel in wet<strong>en</strong>schappelijke als in<br />

beleidskring<strong>en</strong> het zoek<strong>en</strong> naar nieuwe concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> strategieën voor e<strong>en</strong><br />

meer duurzame stedelijke mobiliteit hoog op de ag<strong>en</strong>da blijft staan? Wat<br />

zijn de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> duurzaam stedelijk mobiliteitsbeleid? In deze<br />

paper wordt deze vraag ingegaan maar vooral wordt nagegaan in hoeverre<br />

e<strong>en</strong> nieuwe oriëntatie van het parkeerbeleid kan bijdrag<strong>en</strong> tot meer<br />

duurzame stedelijke ontwikkeling. We baser<strong>en</strong> ons daarbij op de resultat<strong>en</strong><br />

op het Interreg IIIC project „City parking in Europe‟, dat geleid werd door<br />

de Humboldt <strong>Universiteit</strong> van Berlijn <strong>en</strong> waarin vanuit Vlaander<strong>en</strong> het<br />

Geme<strong>en</strong>telijk Autonoom Parkeerbedrijf Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de <strong>Afdeling</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

participeerd<strong>en</strong>.<br />

152<br />

2. To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mobiliteitsdruk<br />

2.1. E<strong>en</strong> sterke mobiliteitst<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s over de voorbije twee eeuw<strong>en</strong><br />

De sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> person<strong>en</strong>mobiliteit in de Westerse wereld kan<br />

gemakkelijk word<strong>en</strong> aangetoond: sinds het begin van neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw is<br />

de dagelijks per persoon afgelegde afstand expon<strong>en</strong>tieel gegroeid. In die<br />

periode is de tijd die we dagelijks aan verplaatsing<strong>en</strong> sp<strong>en</strong>der<strong>en</strong> echter


ongeveer constant geblev<strong>en</strong>: dit betek<strong>en</strong>t dat deze groei mogelijk is<br />

gemaakt door de expon<strong>en</strong>tiële groei van de reissnelheid: op die manier<br />

hebb<strong>en</strong> we „ruimte‟ gewonn<strong>en</strong>, maar ge<strong>en</strong> tijd. Het zijn technologische<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> – waarbij telk<strong>en</strong>s sprong<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gemaakt door de<br />

ontwikkeling van nieuwe vervoerwijz<strong>en</strong> - die aan de basis ligg<strong>en</strong> van de<br />

to<strong>en</strong>ame van de reissnelheid. Door technologische verbetering<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

massaproductie werd<strong>en</strong> reiskost<strong>en</strong> per kilometer bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lager. Dank zij<br />

de economische groei <strong>en</strong> de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de koopkracht kond<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> de<br />

snellere vervoerwijz<strong>en</strong> kop<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tijde van Expo58 bezat slechts 1<br />

Vlaming op 20 e<strong>en</strong> auto, nu is dat meer dan 1 op 2, m.a.w. het wag<strong>en</strong>bezit<br />

ligt e<strong>en</strong> factor 10 hoger dan e<strong>en</strong> halve eeuw geled<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met de<br />

pot<strong>en</strong>ties die deze ontwikkeling<strong>en</strong> bod<strong>en</strong> is er ook e<strong>en</strong> complex<br />

sam<strong>en</strong>gaan van structurele wijziging<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving, die geleid<br />

hebb<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de mobiliteitsbehoefte in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

autoafhankelijkheid in het bijzonder.<br />

Figuur 1: Dagelijks afgelegde afstand per persoon tuss<strong>en</strong> 1800 <strong>en</strong> 2000, te voet gaan<br />

uitgezonderd (Frankrijk)<br />

Bron: Beij<strong>en</strong>berg A. , 2002<br />

Zo trad<strong>en</strong> er grondige economische wijziging<strong>en</strong> op, d<strong>en</strong>k maar aan de<br />

rec<strong>en</strong>te omslag naar e<strong>en</strong> netwerkeconomie, met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de globalisering<br />

van de markt <strong>en</strong> de logistieke positie die Vlaander<strong>en</strong> daarbij inneemt.<br />

Maar ook demografische, sociaal-culturele <strong>en</strong> ruimtelijke factor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

substantieel bijgedrag<strong>en</strong> tot de groei<strong>en</strong>de mobiliteitsbehoefte. Maar gezi<strong>en</strong><br />

het thema van deze paper wil ik <strong>en</strong>kel dieper ingaan op e<strong>en</strong> laatste reeks<br />

factor<strong>en</strong>, namelijk dieg<strong>en</strong>e die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met het overheidsbeleid.<br />

153


De mobiliteitsontwikkeling werd reeds lang voor de jar<strong>en</strong> zestig to<strong>en</strong> de<br />

auto dominant werd in het mobiliteitsgebeur<strong>en</strong>, door de overheid<br />

gesteund. Sinds het ontstaan van België werd zwaar geïnvesteerd in<br />

infrastructuurnett<strong>en</strong>. Het gevolg is dat Vlaander<strong>en</strong> in Europa de regio is<br />

met het dichtste net van spoorweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> van verharde weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<br />

Nederland na ook over het dichtste vaarweg<strong>en</strong>net beschikt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

bestaan er subsidiesystem<strong>en</strong> – voor de woon-werkp<strong>en</strong>del reeds ingevoerd<br />

sinds de jar<strong>en</strong> tachtig van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw <strong>en</strong> aanvankelijk gericht op<br />

het spoorvervoer - die de vervoerkost voor de gebruiker sterk beperk<strong>en</strong>.<br />

154<br />

2.2. To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de druk van het autoverkeer<br />

Maar vanaf de jar<strong>en</strong> zestig tot halfweg de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig van vorige eeuw<br />

werd vooral e<strong>en</strong> autogericht overheidsbeleid gevoerd. Het gevolg is e<strong>en</strong><br />

erg verspreide ruimtelijke ontwikkeling, het grootste deel van Vlaander<strong>en</strong><br />

is één „vernevelde‟ stad geword<strong>en</strong>. Naar mobiliteit toe betek<strong>en</strong>t dit dat de<br />

afhankelijkheid van de auto als het ware „vastgebakk<strong>en</strong>‟ zit in de<br />

ruimtelijke structuur (Lauwers, 1991). <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>en</strong> andere structurele<br />

factor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geleid tot e<strong>en</strong> over de voorbije vijftig jaar beschouwd<br />

quasi lineaire groei van het autobezit in België.<br />

Figuur 2: E<strong>en</strong> eeuw person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s in België - Wag<strong>en</strong>park<br />

Bron: FOD Economie - <strong>Afdeling</strong> Statistiek <strong>en</strong> FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer (DIV), 2008


To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d autobezit leidt niet <strong>en</strong>kel tot grotere verkeersdruk voor het<br />

rijd<strong>en</strong>d verkeer maar ook tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aantal wag<strong>en</strong>s per woning die<br />

moet<strong>en</strong> gestald word<strong>en</strong>. In de mate dat de bouw van privé-garages<br />

achterblijft, leidt dit ook tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d vraag naar bewonersparker<strong>en</strong>.<br />

In Figuur 3 wordt dit voor <strong>en</strong>kele Vlaamse sted<strong>en</strong> geïllustreerd.<br />

Figuur 3: Evolutie van wag<strong>en</strong>s per woning <strong>en</strong> parkeerdruk op<strong>en</strong>baar domein voor<br />

bewonersparker<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele Vlaamse sted<strong>en</strong><br />

Bron: Hans Tindemans 2006, verwerking gegev<strong>en</strong>s NIS<br />

3. Evolutie van het parkeerbeleid<br />

3.1. Parkeerbeleid <strong>en</strong> autobezit<br />

Gelijkaardige groeit<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van autobezit zijn ook elders in Europa vast<br />

te stell<strong>en</strong>. Het is dan ook interessant is om de evolutie van het<br />

parkeerbeleid in de Europese sted<strong>en</strong> te relater<strong>en</strong> aan de to<strong>en</strong>ame van het<br />

autobezit <strong>en</strong> dus van de autodruk op de stad. Dat is gebeurd in het<br />

onderzoeksproject COST 342 (CORDIS COST-Transport, 2005) door<br />

155


verschill<strong>en</strong>de stadia te bepal<strong>en</strong>: beginn<strong>en</strong>d met het ontbrek<strong>en</strong> van<br />

parkeerbeleid (vermits er bij laag autobezit ge<strong>en</strong> behoefte is om het<br />

parker<strong>en</strong> te gaan beher<strong>en</strong>) <strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>d met het integrer<strong>en</strong> van<br />

parkeerbeleid in het mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t.<br />

De verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> zijn:<br />

Fase 1: straatparker<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> tekort aan parkeerruimte, beschikbare<br />

publieke ruimte wordt volg<strong>en</strong>d op de vraag stap in gebruik g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voor<br />

parker<strong>en</strong>;<br />

Fase 2: vraag overtreft het aanbod, eerste parkeerbeperking<strong>en</strong> <strong>en</strong> bouw<br />

van parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>;<br />

Fase 3: in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar de vraag blijft to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

tijdsbeperking<strong>en</strong> ingevoerd (blauwe zones), betal<strong>en</strong>d parker<strong>en</strong> wordt in<br />

sommige strat<strong>en</strong> van kracht (parkeermeters) met als doelgroep:<br />

winkel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> bezoekers;<br />

Fase 4: p<strong>en</strong>delaars die met bewoners in competitie kom<strong>en</strong> voor het vind<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> parkeerplaats word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar woonbuurt<strong>en</strong> in de rand of<br />

naar parkeerplaats<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het c<strong>en</strong>trum, invoering van bewonersparker<strong>en</strong>;<br />

Fase 5: verschuiving van het parkeeraanbod van straatparker<strong>en</strong> naar<br />

nieuwe voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (P&R, parkeergebouw<strong>en</strong>);<br />

Fase 6: differ<strong>en</strong>tiatie van parkeertariev<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifiek beleid t.a.v.<br />

verschill<strong>en</strong>de gebruikers- groep<strong>en</strong>, parkeermanagem<strong>en</strong>t;<br />

Fase 7: integratie: parkeerbeleid wordt onderdeel van mobiliteitsbeleid.<br />

Deze evolutiecyclus is e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> bruikbaar b<strong>en</strong>chmarkinstrum<strong>en</strong>t voor<br />

het stedelijk parkeerbeleid in Europa. Vlaamse <strong>en</strong> Brusselse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> de oef<strong>en</strong>ing zelf mak<strong>en</strong> (Lauwers <strong>en</strong> Roland, 2008). Interessant is<br />

ook om deze COST cyclus te koppel<strong>en</strong> aan de CROW indeling, die in haar<br />

beperkter beschrijving erg duidelijk is.<br />

156


Figuur 4: Stadia van het parkeerbeleid volg<strong>en</strong>s COST 342 <strong>en</strong> CROW<br />

Bron: COST 342, 2005 <strong>en</strong> CROW, 2002<br />

CROW onderscheidt drie fas<strong>en</strong> van parkeerbeleid: volg<strong>en</strong>d parkeerbeleid,<br />

stur<strong>en</strong>d parkeerbeleid (in deze fase zitt<strong>en</strong> de meeste Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> geïntegreerd parkeer- <strong>en</strong> mobiliteitsbeleid (de herzi<strong>en</strong>ing van de<br />

mobiliteitsplann<strong>en</strong> die de meeste Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> -gaan- doorvoer<strong>en</strong><br />

biedt e<strong>en</strong> unieke kans om de stap naar deze fase te zett<strong>en</strong>).<br />

De verschill<strong>en</strong> in het parkeerbeleid tuss<strong>en</strong> Europese sted<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

duidelijk te mak<strong>en</strong> met het specifieke mobiliteitsprofiel, de politieke<br />

situaties in deze sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de culturele verschill<strong>en</strong>. Maar het gaat hier<br />

om e<strong>en</strong> dynamische situatie: het COST schema is ge<strong>en</strong> ladder die m<strong>en</strong> stap<br />

voor stap in e<strong>en</strong> bepaalde tijd moet beklimm<strong>en</strong>: zo heeft bijvoorbeeld<br />

Ath<strong>en</strong>e ondanks zijn huidige positie in het COST schema (fase 3) e<strong>en</strong><br />

ambitieus actieprogramma om op korte termijn nieuwe P+R faciliteit<strong>en</strong> te<br />

bouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zelfs nog veel ambitieuzere plann<strong>en</strong> op dit vlak op langere<br />

termijn (Kulke et al., 2007) . Dit illustreert de vooruitgangsdialectiek – die<br />

m<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de meest geavanceerde sted<strong>en</strong> - ook wel „de wet van<br />

de remm<strong>en</strong>de voorsprong‟ noemt.<br />

3.2. Geïntegreerd parkeerbeleid<br />

Het parkeerbeleid in Europese sted<strong>en</strong> evolueert naar e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />

b<strong>en</strong>adering, maar wat we onder deze term verstaan vergt verdere<br />

verduidelijking <strong>en</strong> is ook aan evolutie onderhevig. Parkeerbeleid kan<br />

gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> onderdeel van e<strong>en</strong> multimodale<br />

mobiliteitsb<strong>en</strong>adering waarbij de bereikbaarheid van de stad per auto, per<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> met de fiets met elkaar in ev<strong>en</strong>wicht word<strong>en</strong><br />

157


gebracht. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het parkeerbeleid de cruciale schakel in e<strong>en</strong><br />

intermodaal vervoerssysteem: P+R <strong>en</strong> parkeer <strong>en</strong> fietsvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

verknop<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de modi. Zodo<strong>en</strong>de kunn<strong>en</strong> de beleidsbepalers <strong>en</strong><br />

de gebruikers het vervoersysteem als één geïntegreerd systeem<br />

beschouw<strong>en</strong>: parker<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> zeer strategisch onderdeel van<br />

stedelijk mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t.<br />

Maar als m<strong>en</strong> het beleidsveld van mobiliteit naar duurzame ontwikkeling<br />

van de geme<strong>en</strong>te verbreedt, moet de visie op parkeerbeleid ook pass<strong>en</strong> in<br />

de geme<strong>en</strong>telijke structuurplanning <strong>en</strong> de milieuplanning. Daarbij kunn<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> inspel<strong>en</strong> op Federale of Europese (subsidie)programma‟s rond<br />

duurzame regionale of stedelijke ontwikkeling of partnerships aangaan<br />

met private ontwikkelaars. Parkeerproject<strong>en</strong> zijn daarin vaak van<br />

strategisch belang om de nodige bereikbaarheid van de project<strong>en</strong> te<br />

garander<strong>en</strong>. Ook vanuit financieel oogpunt vervull<strong>en</strong> ze vaak e<strong>en</strong><br />

sleutelrol in het financieringsmechanisme van het project. Parker<strong>en</strong> wordt<br />

aldus e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel onderdeel van strategische sted<strong>en</strong>bouwkundige<br />

project<strong>en</strong>, als hefboom voor de (her)ontwikkeling van de stedelijke sites of<br />

buurt<strong>en</strong>.<br />

Dit vergt e<strong>en</strong> evolutie van e<strong>en</strong> op zichzelf staand <strong>en</strong> specifiek<br />

parkeerbeleid gericht op parkeerzones <strong>en</strong> doelgroep<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> ruimtelijk<br />

<strong>en</strong> functioneel geïntegreerd parkeerbeleid, gekaderd in e<strong>en</strong> beleid voor<br />

ruimtelijke ontwikkeling. Gebaseerd op deze inzicht<strong>en</strong>, die tijd<strong>en</strong>s het<br />

project City Parking in Europe werd<strong>en</strong> ontwikkeld, kan e<strong>en</strong> nieuwe,<br />

bijkom<strong>en</strong>de fase aan het COST schema gesuggereerd word<strong>en</strong>.<br />

Parkeerbeleid dat niet <strong>en</strong>kel geïntegreerd wordt in het mobiliteitsbeleid<br />

maar in het meer omvatt<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>telijk ontwikkelingsbeleid,<br />

vastgelegd in e<strong>en</strong> Masterplan of ruimtelijk structuurplan.<br />

158


Figuur 5: Het integrer<strong>en</strong> parker<strong>en</strong> in ruimtelijke planning <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>t van stedelijke<br />

ontwikkeling<br />

Bron: Lauwers D., City Parking in Europe, Final Congress Berlin, 2007<br />

Deze b<strong>en</strong>adering vergt ook e<strong>en</strong> beleidsontwikkeling op de gepaste schaal,<br />

die de administratieve gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de geme<strong>en</strong>te overschrijdt. De case van<br />

Bilbao is daarbij illustratief: dank zij e<strong>en</strong> duurzaam mobiliteits- <strong>en</strong><br />

stedelijk ontwikkelingsbeleid is m<strong>en</strong> er in geslaagd de modal split van het<br />

inkom<strong>en</strong>d verkeer <strong>en</strong> het interne verkeer in de stad te do<strong>en</strong> verschuiv<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> overwicht voor de duurzame vervoerswijz<strong>en</strong>. De uitdaging blijft<br />

de uitgaande verplaatsing<strong>en</strong> naar de bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> shoppinggebied<strong>en</strong> in de<br />

stadsrand, waar de auto dominant blijft. Enkel door e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t beleid –<br />

inclusief parker<strong>en</strong> – voor de ganse stadsregio te voer<strong>en</strong> zal m<strong>en</strong> deze<br />

situatie kunn<strong>en</strong> ker<strong>en</strong> (Lauwers, 2007).<br />

3.3. Beleidsontwikkeling<br />

Om e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t geïntegreerd beleid te ontwikkel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

„beleidsproduct<strong>en</strong>‟ word<strong>en</strong> ontwikkeld. M<strong>en</strong> kan verschill<strong>en</strong>de niveaus<br />

onderscheid<strong>en</strong> (planning, managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ontwerp) <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

beleidsgebied<strong>en</strong>. Enerzijds moet<strong>en</strong> de kwesties van het parkeerbeleid aan<br />

bod kom<strong>en</strong> in de beleidsdocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (<strong>en</strong> –process<strong>en</strong>) die betrekking<br />

hebb<strong>en</strong> op de stedelijke ontwikkeling (Masterplann<strong>en</strong> of Structuurplann<strong>en</strong>,<br />

<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong>, Projectplann<strong>en</strong>, Beeldkwaliteitsplann<strong>en</strong> e.d.).<br />

159


Anderzijds moet het stedelijke ontwikkelingsbeleid doorwerk<strong>en</strong> in de<br />

parkeerplanning (beleidsplan parker<strong>en</strong>, parkeermanagem<strong>en</strong>tplann<strong>en</strong>,<br />

inrichtingsplann<strong>en</strong> e.d.).<br />

Tabel 1: Product<strong>en</strong> voor geïntegreerd parkeerbeleid<br />

Bron: Naar Lauwers D., City Parking in Europe, Congres Antwerp<strong>en</strong>, 2006<br />

Eén van de kritische succesfactor<strong>en</strong> die uit de praktijk blijkt is dat het<br />

parkeerbeleid moet vertrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> expliciete visie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke<br />

reeks beleidsdoelstelling<strong>en</strong> die als toetskader kunn<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong><br />

(bijvoorbeeld eerste prioriteit voor parkeerbehoeft<strong>en</strong> van inwoners van de<br />

stad).<br />

Beleid <strong>en</strong> planning mog<strong>en</strong> niet los gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van de doorwerking<br />

ervan: vandaar het belang van de koppeling met managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ontwerp.<br />

Meer <strong>en</strong> meer voorbeeld<strong>en</strong> van goede praktijk van geïntegreerd ontwerp<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getoond. De bouw van ondergrondse<br />

parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> onder stedelijke plein<strong>en</strong> wordt in vele Europese<br />

sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeker ook in Vlaander<strong>en</strong> – toegepast. Eén van de eerste<br />

voorbeeld<strong>en</strong> in eig<strong>en</strong> land is „t Zand (<strong>en</strong> ondergrondse parking) in Brugge.<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld van e<strong>en</strong> parking geïntegreerd in e<strong>en</strong> multimodaal<br />

overstappunt de (overstap fiets, tram, trein, premetro) is de parking nabij<br />

het C<strong>en</strong>traal Station in Antwerp<strong>en</strong>. De stationsomgeving in Leuv<strong>en</strong> (<strong>en</strong><br />

ondergrondse parking) geldt dan weer als e<strong>en</strong> voorbeeld van e<strong>en</strong><br />

combinatie van de creatie van e<strong>en</strong> multimodaal knooppunt <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

strategisch sted<strong>en</strong>bouwkundig ontwikkelingsproject als hefboom voor de<br />

ontwikkeling van e<strong>en</strong> gans stadsdeel.<br />

160<br />

Beleidsveld Duurzame ontwikkeling Parker<strong>en</strong><br />

<strong>Planning</strong> Structuurplan, <strong>Mobiliteit</strong>splan,<br />

Milieubeleidsplan<br />

Managem<strong>en</strong>t Managem<strong>en</strong>tprogramma sted<strong>en</strong>bouwkundigeontwikkelingsproject<strong>en</strong><br />

Ontwerp Beeldkwaliteitplan op<strong>en</strong>baar domein,<br />

projectplan<br />

Parkeerbeleidsplan<br />

Business plan parkeermanagem<strong>en</strong>t,<br />

parkeerbeheerplann<strong>en</strong> per<br />

gebied<br />

Parkeerinrichtingsplan inclusief<br />

parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (service<br />

voor de gebruiker)


4. Naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur<br />

4.1. Het Europees Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong><br />

Ondanks e<strong>en</strong> halve eeuw beleid voor meer leefbare sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondanks het<br />

bestaan van heel wat goede praktijkvoorbeeld<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> de uitdaging<strong>en</strong><br />

waarvoor de meeste sted<strong>en</strong> in Europa staan <strong>en</strong>orm. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn ze op<br />

zoek naar geme<strong>en</strong>schappelijke oplossing<strong>en</strong>. Verkeersopstopping<strong>en</strong> kost<strong>en</strong><br />

de Europese economie elk jaar nag<strong>en</strong>oeg 100 miljard euro, of 1% van het<br />

BBP van de EU. Luchtverontreiniging <strong>en</strong> geluidsoverlast nem<strong>en</strong> jaar na<br />

jaar toe. Het stadsverkeer is verantwoordelijk voor 40% van de CO2uitstoot<br />

<strong>en</strong> 70% van de uitstoot van andere verontreinig<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> door<br />

het wegverkeer (DG TREN 2007). Op basis van deze vaststelling<strong>en</strong> werkt<br />

de EU aan e<strong>en</strong> nieuw kader: e<strong>en</strong> Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> over stedelijke mobiliteit<br />

werd in de eerste helft van jaar 2008 aan e<strong>en</strong> brede consultatie<br />

onderworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet de basis vorm<strong>en</strong> voor de ontwikkeling van e<strong>en</strong><br />

Europese strategie op dit vlak.. Volg<strong>en</strong>s dit Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> moet stedelijke<br />

mobiliteit de voorwaard<strong>en</strong> schepp<strong>en</strong> voor de economische ontwikkeling<br />

van de stad, de lev<strong>en</strong>skwaliteit van haar inwoners <strong>en</strong> de bescherming van<br />

het milieu. Hiertoe di<strong>en</strong><strong>en</strong> de Europese sted<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geïntegreerd antwoord<br />

te vind<strong>en</strong> op vijf uitdaging<strong>en</strong>:<br />

1. Vlotter verkeer in de stad<br />

2. Gro<strong>en</strong>ere agglomeraties <strong>en</strong> sted<strong>en</strong><br />

3. Intellig<strong>en</strong>ter stedelijk vervoer<br />

4. Toegankelijker stedelijk vervoer<br />

5. Verkeersveiligheid <strong>en</strong> veiligheid in het op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

E<strong>en</strong> andere kijk op stedelijke mobiliteit betek<strong>en</strong>t het gebruik van alle<br />

vervoerswijz<strong>en</strong> optimaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> "comodaliteit" organiser<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>erzijds de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van collectief vervoer (trein, metro,<br />

tram, bus, taxi) <strong>en</strong> anderzijds individueel vervoer (auto, motorfiets, fiets,<br />

lop<strong>en</strong>) (DG TREN, 2007). Op basis van e<strong>en</strong> analyse van de resultat<strong>en</strong> het<br />

„City Parking in Europe project‟ kan het parkeerbeleid daarbij e<strong>en</strong><br />

sleutelrol vervull<strong>en</strong>.<br />

4.1.1. Vlotter verkeer in de stad<br />

Zelfs in e<strong>en</strong> periode waarin telecommunicatietechnologieën int<strong>en</strong>sief<br />

word<strong>en</strong> gebruikt blijft de bereikbaarheid per wag<strong>en</strong> één van de<br />

belangrijkste „harde‟ locatiefactor<strong>en</strong>. De competitiviteit van e<strong>en</strong> regio of<br />

161


e<strong>en</strong> stad hangt in grote mate sam<strong>en</strong> met de kwaliteit van zijn<br />

vervoersysteem, <strong>en</strong> niet in het minst van de autobereikbaarheid. Het<br />

belang van de autobereikbaarheid van binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> wordt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

soms overschat. Vooral winkeliers overschatt<strong>en</strong> nogal e<strong>en</strong>s het aandeel<br />

van de auto in de woon- winkelverplaatsing<strong>en</strong>. „Zachte‟ locatiefactor<strong>en</strong><br />

zoals de verblijfs- <strong>en</strong> de milieukwaliteit zijn relevant bij beslissing<strong>en</strong> waar<br />

m<strong>en</strong> gaat winkel<strong>en</strong>, werk<strong>en</strong> of ontspann<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaat won<strong>en</strong> (Kulke et al.,<br />

2007) .<br />

Bereikbaarheid staat niet gelijk met snelheid. In de huidige situatie waarin<br />

grote del<strong>en</strong> van het autoweg<strong>en</strong>net in stedelijke gebied<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de steeds<br />

langer word<strong>en</strong>de spitsperiodes vastlop<strong>en</strong> wordt vooral de<br />

voorspelbaarheid, dus de betrouwbaarheid binn<strong>en</strong> de mobiliteit belangrijk.<br />

In de mate dat er aparte voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor alternatieve vervoerswijz<strong>en</strong><br />

zijn ontwikkeld is de „concurr<strong>en</strong>tiepositie‟ van het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong><br />

zelfs van het fietsverkeer zodo<strong>en</strong>de in heel wat sted<strong>en</strong> aan het wijzig<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> dele wordt de congestie van stedelijke weg<strong>en</strong> veroorzaakt door<br />

parkeerzoekverkeer: tijd<strong>en</strong>s de piekur<strong>en</strong> in Brussel gaat het om nag<strong>en</strong>oeg<br />

om 1/3 van het rondrijd<strong>en</strong>de verkeer (Lauwers <strong>en</strong> Roland 2008). E<strong>en</strong><br />

helder parkeersysteem <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede routegeleiding kunn<strong>en</strong> hier soelaas<br />

bied<strong>en</strong>. De Stad G<strong>en</strong>t was in Vlaander<strong>en</strong> één van de eerste sted<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

dergelijk systeem invoerde.<br />

162<br />

4.1.2. Gro<strong>en</strong>ere agglomeraties <strong>en</strong> sted<strong>en</strong><br />

Autoverkeer wordt in de toekomst milieuvri<strong>en</strong>delijker <strong>en</strong> compatibeler<br />

met verstedelijkte leefomgeving<strong>en</strong>, de basisspanning tuss<strong>en</strong> leefbaarheid<br />

<strong>en</strong> bereikbaarheid zal echter blijv<strong>en</strong> bestaan. Onder impuls van str<strong>en</strong>gere<br />

Europese standaard<strong>en</strong> gaat de „vergro<strong>en</strong>ing‟ van het wag<strong>en</strong>park verder <strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> emissies per gered<strong>en</strong> kilometer de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> drastisch dal<strong>en</strong>.<br />

Dit neemt niet weg dat het groei<strong>en</strong>d inzicht in de actuele gevar<strong>en</strong> voor de<br />

gezondheid heel wat sted<strong>en</strong> in Europa ertoe aangezet heeft om de<br />

autotoegankelijkheid tot del<strong>en</strong> van hun stad te beperk<strong>en</strong> of te<br />

ontmoedig<strong>en</strong>. Daarbij mak<strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>land nieuwe concept<strong>en</strong> als<br />

stedelijke congestieheffing (bijv. London, Stockholm) of eco-wijk<strong>en</strong> (met<br />

selectieve beperking of heffing in functie van de emissiecategorie van de<br />

auto, zoals bijv. in Köln) opgang. Dit moet niet <strong>en</strong>kele gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als<br />

e<strong>en</strong> tijdelijke maatregel in afwachting van e<strong>en</strong> „gro<strong>en</strong>er‟ autopark: e<strong>en</strong><br />

aantal verkeersleefbaarheidsproblem<strong>en</strong> zoals geluidshinder <strong>en</strong>


uimtebeslag zull<strong>en</strong> ook in de toekomst e<strong>en</strong> beperking van de hoeveelheid<br />

autoverkeer in stedelijke gebied<strong>en</strong> verg<strong>en</strong>.<br />

Parkeerbeleid kan ook in dit kader ingezet word<strong>en</strong>, al dan niet in<br />

sam<strong>en</strong>spel met toegankelijkheidsbeperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> voor het<br />

autoverkeer. Voorbeeld bij uitstek is Bologna dat reeds in 1989 e<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>trumzone met beperkte toegankelijkheid creëerde, mom<strong>en</strong>teel is deze<br />

zone 3.2 km² groot. Het gaat om het historische c<strong>en</strong>trum van de stad, met<br />

e<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tratie van economische <strong>en</strong> sociale functies. Sinds 2005 werkt<br />

het systeem op basis van camera‟s die in de hoofdstrat<strong>en</strong> staan opgesteld<br />

<strong>en</strong> de nummerplaat herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van binn<strong>en</strong>rijd<strong>en</strong>de wag<strong>en</strong>s. Het systeem is<br />

verbond<strong>en</strong> met het parkeermanagem<strong>en</strong>tsysteem. Wag<strong>en</strong>s die e<strong>en</strong> toelating<br />

hebb<strong>en</strong> om in het c<strong>en</strong>trum te parker<strong>en</strong> wordt het (dag)tarief aangerek<strong>en</strong>d<br />

of indi<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> parkeergarage binn<strong>en</strong>rijd<strong>en</strong> wordt de informatie gewist.<br />

Wag<strong>en</strong>s die ge<strong>en</strong> toelating hebb<strong>en</strong> om in het c<strong>en</strong>trum te kom<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

waarvan de nummerplaat gescand wordt, krijg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boete aangerek<strong>en</strong>d<br />

(Kulke et al., 2007).<br />

Maar de goede praktijk in Europese sted<strong>en</strong> als W<strong>en</strong><strong>en</strong> (geïntroduceerd in<br />

de 90-er jar<strong>en</strong>, reductie van het autoverkeer met 30%) <strong>en</strong> Amsterdam<br />

(rec<strong>en</strong>t geïntroduceerd, reductie van het autoverkeer in het c<strong>en</strong>trum met<br />

20% ) toont aan dat ook het inzett<strong>en</strong> van parkeerbeleid op zich<br />

(prijsregulering, parkeertijdbeperking<strong>en</strong>, beperking van het aantal<br />

parkeerplaats<strong>en</strong>) de druk van het autoverkeer in stedelijke gebied<strong>en</strong> kan<br />

beperk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de leefbaarheid er kan verhog<strong>en</strong> (Lauwers <strong>en</strong> Roland 2008).<br />

4.1.3. Intellig<strong>en</strong>ter stedelijk vervoer<br />

Het parker<strong>en</strong> is - sam<strong>en</strong> met e-governem<strong>en</strong>t - één van de beleidsveld<strong>en</strong><br />

van de (geme<strong>en</strong>telijke) overheid waar alvast de technologische innovaties<br />

snelst plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> door de gebruikers <strong>en</strong> de burgers aanvaard word<strong>en</strong>.<br />

De introductie van het GSM parker<strong>en</strong> is één van de meest illustratieve<br />

voorbeeld<strong>en</strong>. Na op korte tijd tot e<strong>en</strong> succes uit te groei<strong>en</strong> in Antwerp<strong>en</strong><br />

werd het GSM betal<strong>en</strong> via SMS bericht nu ook door de Lijn<br />

geïntroduceerd als betalingsmogelijkheid voor e<strong>en</strong> ticket. De introductie<br />

van technologische innovatie toont ook zeer duidelijk de hoger besprok<strong>en</strong><br />

vooruitgangsdialectiek („wet van de remm<strong>en</strong>de voorsprong‟) aan: Sofia<br />

beschikte niet over parkeerautomat<strong>en</strong> voor parker<strong>en</strong> op strat<strong>en</strong> <strong>en</strong> plein<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong> het in 2006 GSM parker<strong>en</strong> introduceerde (als aanvulling bij de<br />

163


krabparkeerbiljett<strong>en</strong> die ook in Zuid Europa ingeburgerd zijn). Dit<br />

betek<strong>en</strong>t dat zij de vorige „evolutiestap‟ (<strong>en</strong> investering in parkeermeters)<br />

kunn<strong>en</strong> „overslaan‟. Het SMS parker<strong>en</strong> maakte er na één jaar reeds meer<br />

dan 2/3 van de parkeerbetaling<strong>en</strong> uit - aandeel dat vier keer hoger ligt dan<br />

in Antwerp<strong>en</strong> in dezelfde periode (Lauwers, 2008).<br />

Ook dynamische parkeergeleidingsystem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer ingezet.<br />

De evolutie op dit vlak gaat zeer snel, het nut ervan is tweevoudig:<br />

faciliteit voor de gebruiker<br />

instrum<strong>en</strong>t voor parkeer- <strong>en</strong> verkeersmanagem<strong>en</strong>t voor de<br />

overheid<br />

Koppeling tuss<strong>en</strong> parkeermanagem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> verkeersmanagem<strong>en</strong>t staat nog<br />

maar in zijn kinderscho<strong>en</strong><strong>en</strong>, de hoger reeds beschrev<strong>en</strong> koppeling van<br />

selectieve toegankelijkheid van het c<strong>en</strong>trum van Bologna met het<br />

parkeerbeheer via automatische nummerplaatherk<strong>en</strong>ning door camera‟s,<br />

toont de scope van de mogelijkhed<strong>en</strong> aan. Ook binn<strong>en</strong> parkeergebouw<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer geavanceerde system<strong>en</strong> ingezet, zowel voor de<br />

begeleiding van het parker<strong>en</strong> (bijv. aanduiding naar vrije parkeerplaats<strong>en</strong>)<br />

als voor het beheer van het gebouw (bijv. brandveiligheid).<br />

Naarmate parkeerinformatie gekoppeld wordt aan geïntegreerde verkeers-<br />

<strong>en</strong> vervoersinformatiesystem<strong>en</strong> (zowel „in car‟ system<strong>en</strong> als<br />

verwijzingssytem<strong>en</strong>, bijv. bij P+R voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) kan het principe van de<br />

comodaliteit (waarbij elke vervoerswijze optimaal wordt ingezet in functie<br />

van duurzame mobiliteitspatron<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> stad) op e<strong>en</strong> effectieve,<br />

gebruikersgerichte manier ondersteund word<strong>en</strong>.<br />

164<br />

4.1.4. Toegankelijker stedelijk vervoer<br />

Het stedelijk parkeerbeleid kan strategieën ontwikkel<strong>en</strong> voor selectieve<br />

toegankelijkheid voor verschill<strong>en</strong>de gebruikersgroep<strong>en</strong>. Bevoorrechte <strong>en</strong><br />

voorbehoud<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> voor minder valide bestuurders is e<strong>en</strong><br />

reeds lang toegepaste praktijk in veruit de meeste Europese sted<strong>en</strong>. Ook<br />

het ontwikkel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gebiedgericht beleid waarbij de beschikbare<br />

plaats<strong>en</strong> via gebruikbeperking<strong>en</strong> (parkeerduurbeperking<strong>en</strong>, tariefzetting,<br />

bewonersparker<strong>en</strong>) selectief word<strong>en</strong> ingezet, kan gehanteerd word<strong>en</strong> om<br />

verschill<strong>en</strong>de gebruikersgroep<strong>en</strong> selectief toegankelijkheid te bied<strong>en</strong> in<br />

specifieke stadsdel<strong>en</strong>. In het beleid van de Stad Antwerp<strong>en</strong> wordt e<strong>en</strong><br />

prioriteitstelling gehanteerd:


1. bewoners<br />

2. bezoekers (kortparker<strong>en</strong> <strong>en</strong> levering<strong>en</strong>)<br />

3. zakelijk<br />

4. werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> langparker<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> stap voor stap strategie wordt deze b<strong>en</strong>adering elk jaar in<br />

bijkom<strong>en</strong>de stadsdel<strong>en</strong> geïmplem<strong>en</strong>teerd. Andere sted<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

beleid waarbij specifieke parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgebouwd voor<br />

bepaalde voertuigcategorieën, zoals kleine person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>s (type<br />

SMART) <strong>en</strong> moto‟s (Bologna) of fiets<strong>en</strong> (verschill<strong>en</strong>de Nederlandse <strong>en</strong><br />

Duitse sted<strong>en</strong>). Ook de combinatie van fiets<strong>en</strong> met op<strong>en</strong>baar vervoer (fiets<br />

in de metro, bijv. Amsterdam – of bike and ride voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) wordt in<br />

meer <strong>en</strong> meer sted<strong>en</strong> gefaciliteerd.<br />

4.1.5. Veiliger verkeer <strong>en</strong> vervoer<br />

Meer aandacht gaat in de rec<strong>en</strong>te praktijk naar verkeersveiligheid <strong>en</strong><br />

sociale veiligheid van het parkeergebeur<strong>en</strong>, vooral gekoppeld aan het<br />

ontwerp van verkeersvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Dit komt aan bod bij het plann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vormgev<strong>en</strong> van looproutes. Verkeersveiligheid is e<strong>en</strong> aandachtspunt bij<br />

het straatparker<strong>en</strong>: hoge int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> snelheid zijn e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>indicatie voor<br />

het voorzi<strong>en</strong> van straatparker<strong>en</strong>, zeker voor dwarsparker<strong>en</strong>. Ook de relatie<br />

met het ontwerp van fietsvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> aandachtspunt zijn.<br />

Sociale veiligheid is vooral gerelateerd aan parkeergebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ondergrondse voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Op dit vlak is e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme kwaliteitssprong<br />

gemaakt het laatste dec<strong>en</strong>nium. In Vlaander<strong>en</strong> zijn er vooral in grotere <strong>en</strong><br />

middelgrote sted<strong>en</strong> tal inspirer<strong>en</strong>de voorbeeld<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong>. Daarbij gaat<br />

ook aandacht naar de subjectieve veiligheid. E<strong>en</strong> gebrek aan sociale<br />

veiligheid <strong>en</strong> sociale controle kan bijdrag<strong>en</strong> tot diefstal, fysiek geweld <strong>en</strong><br />

vandalisme. Omgekeerd kan e<strong>en</strong> verzorgde inrichting het gevoel van<br />

veiligheid versterk<strong>en</strong>. In sommige land<strong>en</strong> bestaan er op dit vlak trouw<strong>en</strong>s<br />

kwaliteitscertificat<strong>en</strong> (bijv. van ADAC in Duitsland). Aandacht van de lay<br />

-out <strong>en</strong> uitrusting van de voorzi<strong>en</strong>ing (vermijd<strong>en</strong> van „dode‟ hoek<strong>en</strong>,<br />

voorzi<strong>en</strong> van daglicht <strong>en</strong>/of verlichtingsniveau, …) zijn de sleutel voor<br />

veilig bevond<strong>en</strong> ontwerp<strong>en</strong>. In Vlaander<strong>en</strong> zijn de stationsparking van<br />

Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> parkings onder de Grote Markt van Mechel<strong>en</strong> <strong>en</strong> Sint Niklaas<br />

voorbeeld<strong>en</strong> van goede praktijk.<br />

165


166<br />

4.2. Naar e<strong>en</strong> nieuw paradigma<br />

Zull<strong>en</strong> de beleidsacties beschrev<strong>en</strong> in het Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> – waartoe het<br />

parkeerbeleid in belangrijke kan toe bijdrag<strong>en</strong> volstaan om tot e<strong>en</strong><br />

duurzame stedelijke mobiliteit te kom<strong>en</strong>? De vraag stelt zich of niet nog<br />

meer fundam<strong>en</strong>teel moet nagedacht of de dilemma‟s die zich in de<br />

b<strong>en</strong>adering van de mobiliteit voordo<strong>en</strong>, m.a.w. stelt zich de vraag in welke<br />

mate het duurzaamheidsbegrip zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> nieuw paradigma, e<strong>en</strong><br />

nieuw kader voor de theoretische b<strong>en</strong>adering van het mobiliteitsbeleid.<br />

Volg<strong>en</strong>s Banister (2008) moet<strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele uitgangspunt<strong>en</strong> van de<br />

mobiliteitsb<strong>en</strong>adering in vraag word<strong>en</strong> gesteld.<br />

In de klassieke theorie – <strong>en</strong> in alle afgeleide analyse-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals<br />

multimodale verkeersmodell<strong>en</strong> waarmee mobiliteitsbeslissing<strong>en</strong> ook op de<br />

dag van vandaag nog onderbouwd word<strong>en</strong> – beschouwt m<strong>en</strong> verkeer als<br />

e<strong>en</strong> afgeleide activiteit. <strong>Mobiliteit</strong> is ge<strong>en</strong> doel op zich: de activiteit op de<br />

plaats van de bestemming (bijv. werk<strong>en</strong>, winkel<strong>en</strong>) is de red<strong>en</strong> van de<br />

verplaatsing. Of nog: mobiliteit is e<strong>en</strong> loutere kost, het economische nut<br />

moet gehaald word<strong>en</strong> uit de activiteit op de plaats van bestemming.<br />

E<strong>en</strong> tweede uitgangspunt is het rationele gedrag van de vervoergebruiker:<br />

verkeersdeelnemers minimaliser<strong>en</strong> hun geg<strong>en</strong>eraliseerde vervoerskost<strong>en</strong>,<br />

dit is e<strong>en</strong> combinatie van de eig<strong>en</strong>lijke reiskost<strong>en</strong> <strong>en</strong> de waardering van de<br />

-de als verlor<strong>en</strong> beschouwde- verplaatsingstijd.<br />

Het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuw paradigma heeft dus te mak<strong>en</strong> met:<br />

e<strong>en</strong> breed <strong>en</strong> beleidsmatig gedrag<strong>en</strong> inzicht dat in e<strong>en</strong> regio als<br />

Vlaander<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> bereikt zijn voor de verdere opdrijving<br />

van de reissnelheid <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>vermindering die aan de basis<br />

ligg<strong>en</strong> van de in het begin van deze paper beschrev<strong>en</strong><br />

expon<strong>en</strong>tiële lange termijngroei van de mobiliteit gedur<strong>en</strong>de<br />

de twee voorbije eeuw<strong>en</strong>, dit omwille van milieugr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

schaarser word<strong>en</strong> ruimte.<br />

het in vraag stell<strong>en</strong> vanuit wet<strong>en</strong>schappelijke kring<strong>en</strong> van de<br />

algem<strong>en</strong>e geldigheid in de huidige maatschappelijke context<br />

van de twee theoretische uitgangspunt<strong>en</strong> van de klassieke<br />

mobiliteitsb<strong>en</strong>adering


4.2.1. Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de mobiliteitsgroei<br />

Dat de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de mobiliteitsgroei op e<strong>en</strong> aantal vlakk<strong>en</strong> bereikt zijn -<br />

in de feit<strong>en</strong> of minst<strong>en</strong>s beleidsmatig - kan gemakkelijk aangetoond<br />

word<strong>en</strong>. Hoewel de gemiddelde afstand in de woon-werkp<strong>en</strong>del in België<br />

nog steeds to<strong>en</strong>eemt is de gemiddelde reistijd sinds 1980 niet meer<br />

afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: in de periode 1980-1990 zou de to<strong>en</strong>ame in reistijd te wijt<strong>en</strong><br />

zijn aan de combinatie van relatief snel toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie. De gemiddelde reistijd in de periode 1991-2001 is<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>redig met de over die periode toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand. De<br />

achterligg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor deze to<strong>en</strong>ame zijn echter regionaal<br />

gediversifieerd.<br />

De gemiddelde afstand is voornamelijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de perifere regio‟s<br />

in het zuid<strong>en</strong> van het land. In Vlaander<strong>en</strong> is de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie in<br />

veel sterkere mate verantwoordelijk voor deze evolutie dan de<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong>, m.a.w. de reissnelheid is er in die periode gedaald<br />

in plaats van gesteg<strong>en</strong> (Verhetsel, 2007).<br />

Voor de milieugr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> is de klimaatproblematiek mom<strong>en</strong>teel beleidsmatig<br />

meest bepal<strong>en</strong>d t.a.v. de mobiliteitsontwikkeling. De emissies door de<br />

transportsector zijn in Vlaander<strong>en</strong> de laatste jar<strong>en</strong> fors toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

hoewel de uitstoot de laatste jar<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins stabiliseert tot 28 à 29%<br />

bov<strong>en</strong> het niveau van 1990. Om de doelstelling (stabilisatie in 2010 t<strong>en</strong><br />

opzichte van 1990) te kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong> zijn belangrijke bijkom<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong> noodzakelijk.<br />

Voor de andere pollu<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verminderde de uitstoot tuss<strong>en</strong> 1995 <strong>en</strong> 2005.<br />

Maar ook voor NOx-emissie zal de doelstelling 2010 mogelijk niet gehaald<br />

word<strong>en</strong>. De verdieselijking van het person<strong>en</strong>autopark werkt dit mee in de<br />

hand. Voor de fijn stof problematiek staan we slechts aan het begin van<br />

probleemerk<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> –analyse.<br />

In e<strong>en</strong> dicht bevolkte regio als Vlaander<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook de beschikbare<br />

fysieke ruimte voor mobiliteit steeds schaarser. En er is de behoefte aan<br />

kwaliteit van de ruimte, m.a.w. aan verkeersleefbaarheid. Dit leidt tot het<br />

terugdring<strong>en</strong> van het autoverkeer uit bepaalde gebied<strong>en</strong>: verkeersluwe<br />

gebied<strong>en</strong> in sted<strong>en</strong> (plein<strong>en</strong>, winkelstrat<strong>en</strong>, wijk<strong>en</strong>) maar ook in het<br />

buit<strong>en</strong>gebied (stiltegebied<strong>en</strong>, natuur, recreatie). Omwille van het<br />

ruimtebeslag <strong>en</strong> het versnipperingeffect blijft er nag<strong>en</strong>oeg ge<strong>en</strong> ruimte<br />

167


voor bijkom<strong>en</strong>de vervoersinfrastructuur in Vlaander<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is daar<br />

nog minder psychologische ruimte voor: de combinatie van alle NIMBY<br />

‟s leidt tot e<strong>en</strong> BANANA syndroom: Build Absolutly Nothing Anywhere<br />

Near Anybody.<br />

168<br />

4.2.2. Theoretische uitgangspunt<strong>en</strong><br />

In e<strong>en</strong> nieuw paradigma voor duurzaam mobiliteitsbeleid moet<strong>en</strong> ook<br />

nieuwe inzicht<strong>en</strong> in verband met de theoretische uitgangspunt<strong>en</strong> van<br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de huidige maatschappelijke context wordt<br />

mobiliteit in meer <strong>en</strong> meer gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doel op zich.<br />

Figuur 6: Spreiding over de dag van de vertrekur<strong>en</strong> van verplaatsing<strong>en</strong> , volg<strong>en</strong>s motief<br />

Bron OVG Vlaander<strong>en</strong> 2001-2001 rapport 3B<br />

Figuur 6 belicht het grote aandeel van de sociale verplaatsing<strong>en</strong>, ook<br />

tijd<strong>en</strong>s de avondspits. Wijzig<strong>en</strong>de mobiliteitspatron<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> op<br />

t<strong>en</strong>gevolge van toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vrije tijd <strong>en</strong> vergrijzing van de bevolking.<br />

<strong>Mobiliteit</strong> wordt meer <strong>en</strong> meer e<strong>en</strong> onderdeel van de vrijetijdscultuur (met<br />

recreatief of sportief fiets<strong>en</strong>, motorrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> kruising in de Caprio als<br />

manifeste voorbeeld<strong>en</strong>). In de „escape theorie‟ wordt de<br />

vrijetijdsmobiliteit gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> poging om dal<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>skwaliteit te<br />

comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>, om weg te vlucht<strong>en</strong> van de dagelijkse beslommering<strong>en</strong>. In<br />

meer <strong>en</strong> meer gevall<strong>en</strong> wordt mobiliteit e<strong>en</strong> activiteit met waarde op zich


(Banister 2008). Dit staat teg<strong>en</strong>over de conv<strong>en</strong>tionele theorie die de tijd<br />

gesp<strong>en</strong>deerd aan mobiliteit <strong>en</strong>kel beschouwd als e<strong>en</strong> kost voor de<br />

consum<strong>en</strong>t, tijd die zo kort mogelijk moet gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Dit geldt des te minder wanneer we de steeds to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de flexibiliteit in<br />

reistijdstip in og<strong>en</strong>schouw nem<strong>en</strong>, waarbij de complem<strong>en</strong>tariteit <strong>en</strong> zelfs<br />

substitutie speelt tuss<strong>en</strong> de klassieke (transport) technologie de nieuwe<br />

(ICT) technologieën. Telewerk<strong>en</strong> is er uitgesprok<strong>en</strong> voorbeeld van. Maar<br />

meer <strong>en</strong> meer wordt vastgesteld dat naast substitutie ook comp<strong>en</strong>satie<br />

optreedt: zo kan e<strong>en</strong> dag telewerk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gecomp<strong>en</strong>seerd door e<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong>huisactiviteit „s avonds. En internet shopping vergt ook e<strong>en</strong><br />

verplaatsing: levering of afhaling van de gekochte goeder<strong>en</strong> (Lyons &<br />

K<strong>en</strong>yon, 2003).<br />

Nieuwe economische gedragspatron<strong>en</strong> <strong>en</strong> gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan rationaliteit als<br />

beslissingcriterium in de mobiliteit kunn<strong>en</strong> onderk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. In de<br />

steeds meer impact krijg<strong>en</strong>de belevingseconomie – vaak pejoratief ook<br />

wel de „fun society‟ g<strong>en</strong>oemd krijg<strong>en</strong> bepaalde aspect<strong>en</strong> van de mobiliteit<br />

meer <strong>en</strong> meer e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is op zich. In dit kader is autobezit geëvolueerd<br />

van e<strong>en</strong> statussymbool naar e<strong>en</strong> manier van zelfexpressie. Hoe is anders<br />

het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d succes van SUV‟s te verklar<strong>en</strong>, dit in één van de meest<br />

gebetonneerde regio‟s van de wereld? Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> er heel wat<br />

kost<strong>en</strong> niet verrek<strong>en</strong>d aan de gebruiker. Algeme<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> reeds zeer<br />

grondig bestudeerd zijn er de externe kost<strong>en</strong> (filekost<strong>en</strong> die ik veroorzaak<br />

voor andere weggebruikers door mee in de file te staan, milieukost<strong>en</strong>,<br />

verkeersveiligheidskost<strong>en</strong>). Ook wordt in dit licht door sommige<br />

econom<strong>en</strong> het derde betalersysteem in het op<strong>en</strong>baar vervoer, „het gratis<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer‟, op de korrel g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Minder vaak wordt verwez<strong>en</strong><br />

naar het feit dat heel wat automobilist<strong>en</strong> niet zelf betal<strong>en</strong> voor hun<br />

vervoerkost: sinds <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bedrijfswag<strong>en</strong>s ongeveer 40% uit<br />

van de nieuw verkochte wag<strong>en</strong>s, in ongeveer 92% van de gevall<strong>en</strong><br />

gecombineerd met e<strong>en</strong> gratis tankkaart, m.a.w. „de baas betaalt‟. In totaal<br />

mak<strong>en</strong> de bedrijfswag<strong>en</strong>s mom<strong>en</strong>teel 14% uit van het person<strong>en</strong>wag<strong>en</strong>park.<br />

Het tracht<strong>en</strong> te minimaliser<strong>en</strong> van de reistijd staat ook teg<strong>en</strong>over de<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de zorg voor verkeersveiligheid. In plaats van naar hogere<br />

snelhed<strong>en</strong> streeft m<strong>en</strong> naar snelheidsbeheersing, in vele gevall<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />

dit lagere snelhed<strong>en</strong>. Ongevall<strong>en</strong> zijn ook e<strong>en</strong> belangrijke aanleiding van<br />

incid<strong>en</strong>tele files. Het aantal <strong>en</strong> de omvang van structurele <strong>en</strong> incid<strong>en</strong>tele<br />

files mak<strong>en</strong> dat de notie van congestievrij vervoersysteem is niet (meer)<br />

realistisch is. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> rijdt ook het op<strong>en</strong>baar vervoer rijdt zich vast in<br />

de congestie van het autoverkeer. In deze context hebb<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

169


edrijv<strong>en</strong> er vooral nood aan om reistijd goed te kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong> : niet<br />

langer minimale maar betrouwbare reistijd wordt de belangrijkste<br />

kwaliteitseis.<br />

170<br />

4.2.3. Nieuwe beleidsprincipes<br />

Over de w<strong>en</strong>selijkheid van het ontwikkel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duurzaam stedelijk<br />

mobiliteitsbeleid bestaat e<strong>en</strong> breed gedeelde cons<strong>en</strong>sus, over de<br />

beleidsacties die in Het Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> staan vermeld werd e<strong>en</strong> in EU e<strong>en</strong><br />

overlegproces gevoerd, waarbij de lidstat<strong>en</strong>, verteg<strong>en</strong>woordigers van<br />

sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteitsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> werd<strong>en</strong>. De inzicht<strong>en</strong> van<br />

Banister zijn nog minder gek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> aanvaard. In e<strong>en</strong> nieuw paradigma van<br />

duurzame mobiliteit moet<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de acties gecombineerd word<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>te reeks maatregel<strong>en</strong>. Hij suggereert daarbij vier<br />

sleutelprincipes (Banister, 2008):<br />

1. Maak best mogelijk gebruik van de technologie<br />

2. Reguleer de prijs op basis van de werkelijke kost van het<br />

vervoer (incl. externe kost<strong>en</strong>)<br />

3. Koppel ruimtelijke ontwikkeling <strong>en</strong> mobiliteitsbeleid<br />

4. Verschaf doelgerichte informatie <strong>en</strong> ontwikkel het nodige<br />

draag vlak<br />

Eerder in deze paper hebb<strong>en</strong> we reeds aangegev<strong>en</strong> dat het parkeerbeleid<br />

daarbij e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel onderdeel is <strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> voortrekkersrol kan<br />

vervull<strong>en</strong> (bijv. bij de introductie van nieuwe technologie). Geïntegreerd<br />

parkeerbeleid kan tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> belangrijke „linking pin‟ zijn tuss<strong>en</strong><br />

mobiliteit <strong>en</strong> ruimtelijke ontwikkeling: het gaat daarbij vooral om e<strong>en</strong><br />

gebiedgerichte balans van de aard <strong>en</strong> hoeveelheid parkeervoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

4.2.4. E<strong>en</strong> nieuwe parkeerbalans<br />

Één van de belangrijkste kwesties voor het parkeerbeleid bestaat erin het<br />

juiste ev<strong>en</strong>wicht te vind<strong>en</strong> voor tal van aspect<strong>en</strong>:<br />

Eerst <strong>en</strong> vooral is er de behoefte aan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> het<br />

verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van ruimtegebruik <strong>en</strong> functies in de stad<br />

<strong>en</strong> het op<strong>en</strong>bare domein. Dit is e<strong>en</strong> kwestie die in de stedelijke<br />

structuurplanning <strong>en</strong> het stedelijke managem<strong>en</strong>t moet<br />

behandeld word<strong>en</strong>.


T<strong>en</strong> tweede is er het ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> de ontwikkeling van de<br />

verschill<strong>en</strong>de vervoerwijz<strong>en</strong>. Dit moet in de<br />

mobiliteitsplanning <strong>en</strong> het mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t behandeld<br />

word<strong>en</strong>. Daarbij moet het principe van de comodaliteit<br />

vooropstaan.<br />

T<strong>en</strong> derde is er de vraag – aanbod verhouding voor parker<strong>en</strong><br />

zelf: dit is e<strong>en</strong> hoofduitdaging voor de stedelijke<br />

parkeerplanning <strong>en</strong> het parkeermanagem<strong>en</strong>t.<br />

De verschill<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> om deze vraag-aanbod balans te bepal<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> gerelateerd word<strong>en</strong> aan de beleidsb<strong>en</strong>adering van het parker<strong>en</strong><br />

zelf.<br />

De vraagvolg<strong>en</strong>de beleidsb<strong>en</strong>adering is gebaseerd op<br />

parkeersurveys <strong>en</strong>/of op vaste parkeernorm<strong>en</strong>.<br />

De stur<strong>en</strong>de parkeerbeleidsb<strong>en</strong>adering is gebaseerd op<br />

gediffer<strong>en</strong>tieerde parkeerk<strong>en</strong>cijfers afhankelijk van het<br />

(gew<strong>en</strong>ste) bereikbaarheidsprofiel (zoals o.a. toegepast<br />

geweest in Nederland) of bevriezing van het aanbod (zoals het<br />

stand still principe, toegepast bij de eerste g<strong>en</strong>eratie<br />

<strong>Mobiliteit</strong>splann<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

De geïntegreerde b<strong>en</strong>adering van het parkeerbeleid vergt e<strong>en</strong><br />

dynamische bepaling van de parkeerbalans.<br />

Dit vormt e<strong>en</strong> nieuwe opgave bij het opmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> parkeerplan: heel<br />

wat Nederlandse sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t ook Antwerp<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> deze methode<br />

toe. Daartoe wordt e<strong>en</strong> vraag-aanbod simulatiemodel opgemaakt dat voor<br />

de onderscheid<strong>en</strong> parkeerzones e<strong>en</strong> verband legt tuss<strong>en</strong> o.a. parkeervraag,<br />

sociaal-economische functies <strong>en</strong> daarmee gerelateerde parkeerk<strong>en</strong>cijfers.<br />

Het wordt volg<strong>en</strong>s dezelfde principes als e<strong>en</strong> klassiek<br />

verkeerssimulatiemodel gekalibreerd voor de bestaande situatie <strong>en</strong><br />

vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal sc<strong>en</strong>ario‟s gesimuleerd.<br />

171


172<br />

Figuur 7: De dynamische bepaling van de parkeerbalans<br />

Bron: ARCADIS 2007<br />

4.2.5. Parkeerbeleid <strong>en</strong> draagvlakontwikkeling<br />

Eén van de sleutelkwesties voor het stedelijk parkeerbeleid is hoe e<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>taliteitsverandering op gang te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> meer duurzame<br />

mobiliteit. Bewoners, p<strong>en</strong>delaars, bezoekers moet<strong>en</strong> daartoe hun houding<br />

t.o.v. mobiliteit verander<strong>en</strong>. Verkeers- <strong>en</strong> parkeerproblem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> al te<br />

gemakkelijk afgedaan als e<strong>en</strong> noodzakelijk kwaad. Verander<strong>en</strong>de attitudes<br />

bij de gebruikers van het parkeersysteem moet<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor<br />

het vermijd<strong>en</strong> van parkeerovertreding<strong>en</strong>, ze moet<strong>en</strong> ook bijdrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

nieuwe mobiliteitscultuur, waarbij het principe van de comodaliteit<br />

vooropstaat. Bij de administraties is e<strong>en</strong> geest van sam<strong>en</strong>werking nodig<br />

om met verschill<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> duurzaam parkeersysteem te<br />

werk<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nisuitwisseling met <strong>en</strong> b<strong>en</strong>chmark aan Europese sted<strong>en</strong> kan<br />

deze beleidsdynamiek nog versterk<strong>en</strong> (Lauwers 2008).<br />

Informatiecampagnes zijn bij het verander<strong>en</strong> van attitudes zeker e<strong>en</strong><br />

noodzakelijk elem<strong>en</strong>t. Maar het gaat ook om het zoek<strong>en</strong> van de juiste<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om de attitudeverandering te bereik<strong>en</strong>. Controle <strong>en</strong><br />

bestraffing van overtreding<strong>en</strong> blijkt daarbij e<strong>en</strong> zeer effectieve manier om<br />

gedragsverandering op dit terrein te bekom<strong>en</strong>. Wanneer m<strong>en</strong> moet<br />

vertrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> totaal misgegroeide situatie (waarbij dubbel parker<strong>en</strong><br />

bijv. schering <strong>en</strong> inslag is) blijkt e<strong>en</strong> stapsgewijze aanpak meest aanvaard<br />

<strong>en</strong> effectief te zijn (geleidelijk aan scherper toezicht <strong>en</strong> bestraffing,<br />

ruimtelijk gebied van controle geleidelijk aan uitbreid<strong>en</strong>). Het inzett<strong>en</strong> van


deze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet gekoppeld word<strong>en</strong> aan communicatie (Kulke et<br />

al., 2007).<br />

Voor het bereik<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> modale shift volstaat e<strong>en</strong> ontrading van het niet<br />

het gew<strong>en</strong>ste gedrag niet: aantrekkelijke alternatiev<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> aanwezig te<br />

zijn <strong>en</strong> gepromoot te word<strong>en</strong>. Het aanbied<strong>en</strong> van gratis op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

naar ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t<strong>en</strong> – of beter gezegd het op<strong>en</strong>baar vervoerticket als e<strong>en</strong><br />

onderdeel van het toegangsticket verkop<strong>en</strong> blijkt, mits e<strong>en</strong> goede<br />

organisatie <strong>en</strong> communicatie rond de bereikbaarheid van het ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t,<br />

succesvol. Voor meer reguliere verplaatsing<strong>en</strong> gaat het vooral om<br />

intrinsieke kwaliteit van de alternatiev<strong>en</strong> (fietsroutes, hoogwaardig<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer).<br />

5. Conclusies<br />

De goede praktijk van parkeerbeleid in Europese sted<strong>en</strong> – zoals die onder<br />

ander in het „City Parking in Europe‟ werd bestudeerd <strong>en</strong> verder<br />

ontwikkeld, toont aan dat het parkeerbeleid het belangrijkste instrum<strong>en</strong>t<br />

voor modern mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t is, dat de sted<strong>en</strong> zelf in hand<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>. Sted<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het parkeerbeleid dus als hefboom gebruik<strong>en</strong> voor<br />

e<strong>en</strong> duurzame stedelijke mobiliteitsontwikkeling. De verdere ontwikkeling<br />

van e<strong>en</strong> nieuw paradigma voor duurzame mobiliteit moet toelat<strong>en</strong> de<br />

inhoud <strong>en</strong> de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het beleid scherper te stell<strong>en</strong>.<br />

Not<strong>en</strong><br />

Meer informatie over dit project is te vind<strong>en</strong> op http://www.city-parking-in-europe.net/<br />

Refer<strong>en</strong>ties<br />

Appleyard, D. (1981), Livable Streets, protected neighborhoods. University of California<br />

Press, Berkeley/Los Angeles.<br />

Arcadis (2007), Parkeerstudie Antwerp<strong>en</strong>, GAPA, Antwerp<strong>en</strong>.<br />

Banister, D. (2008), “The sustainable mobility paradigm‟, Transport Policy. 15(2): 73-<br />

80.<br />

173


Blij<strong>en</strong>berg, A. (2002), “The driving forces behind transport growth and their implications<br />

for Policy”, in: Managing the fundam<strong>en</strong>tal drivers of transport demand, CEMT, Parijs.<br />

Buchanan, C. (1963), Traffic in Towns; A study of long term problems of traffic in urban<br />

areas. HMSO, Lond<strong>en</strong>.<br />

City Parking in Europe (2007), http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />

CORDIS COST-Transport (2005), Parking policies and the Effects on Economy and<br />

Mobility, Report on the COST action 342, http://cordis.europa.eu/cost-transport/src/cost-<br />

342.htm.<br />

CROW (2002), Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagem<strong>en</strong>t: Geïntegreerd parker<strong>en</strong>:<br />

hoofdpunt<strong>en</strong>notitie, CROW, Ede.<br />

DG TREN (2007), Gro<strong>en</strong><strong>boek</strong> : naar e<strong>en</strong> nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur, http://<br />

ec.europa.eu/transport/clean/gre<strong>en</strong>_paper_urban_transport/doc/.<br />

FOD Economie - <strong>Afdeling</strong> Statistiek <strong>en</strong> FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer (DIV), (2008),<br />

Vervoerstatistiek<strong>en</strong>, http://www.statbel.fgov.be/figures/d37_nl.asp.<br />

Kulke, E., Ecke, K., Schief<strong>en</strong>hövel, A. (2007), Final Report City Parking in Europe:<br />

Good-Practice Examples, Local Approaches, Humboldt University, Berlin.<br />

Lauwers, D. (1984): “Inzicht in de mate waarin omgevingskwaliteit<strong>en</strong> beïnvloed word<strong>en</strong><br />

door gemotoriseerd verkeer”, in Hoofdstrat<strong>en</strong> in stad <strong>en</strong> dorp, KBS, Brussel.<br />

Lauwers, D. (1991) <strong>Ruimtelijke</strong> aspect<strong>en</strong> van de fileproblematiek, in Poté R. (ed.): Files<br />

in Vlaander<strong>en</strong>, Garant, Leuv<strong>en</strong>: 48-60.<br />

Lauwers, D. (2006) : “City parking policy - Context and methodology: reflections on the<br />

practice in Flanders” Parking Space Supply and Parking Space Managem<strong>en</strong>t, City<br />

Parking Congress Antwerp, http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />

Lauwers, D. (2007): “European parking – Review and visions for the future”, Parking<br />

Space Managem<strong>en</strong>t : g<strong>en</strong>eral findings and guidelines, City Parking in Europe, Final<br />

Congress, Berlin, http://www.city-parking-in-europe.net/.<br />

Lauwers, D. (2007), “City parking in Europe, some lessons learnt from an Interreg IIIC<br />

project.” Parking Tr<strong>en</strong>d International 21 (3): 26-31.<br />

Lauwers, D. <strong>en</strong> Roland Ch. (2008), “Parking in Brussels: Problems and chall<strong>en</strong>ges at a<br />

turning point for policy.” Parking Tr<strong>en</strong>d International 22 (2): 12-17.<br />

Lyons, G., K<strong>en</strong>yon S. (2003), “Social Participation, personal travel and Internet use”,<br />

Proceedings of the 10 th International Confer<strong>en</strong>ce on Travel Behaviour Research,<br />

Lucerne.<br />

174


Tindemans, H. (2006) Ruimtegebruik <strong>en</strong> autogebruik in de stad, ruimtelijke gevolg<strong>en</strong> van<br />

parkeerbeleid, <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, G<strong>en</strong>t.<br />

Verhetsel, A., Thomas I., Van Hecke E. (2007), P<strong>en</strong>del in België Deel I: de woonwerkverplaatsing<strong>en</strong><br />

FOD Economie, K.M.O., Midd<strong>en</strong>stand <strong>en</strong> Energie, Algem<strong>en</strong>e<br />

Directie Statistiek <strong>en</strong> Economische Informatie, Brussel.<br />

Williams, T (Ed.) (1962), Urban Survival and Traffic, Spon, Lond<strong>en</strong>.<br />

175


176


THE URBAN SOUNDSCAPE<br />

A DIFFERENT PERSPECTIVE<br />

Dick BOTTELDOOREN 1 , Bert DE COENSEL 1 , Timothy VAN<br />

RENTERGHEM 1 , Luc DEKONINCK 1 <strong>en</strong> Dominique GILLIS 2<br />

1 Gh<strong>en</strong>t University<br />

Departm<strong>en</strong>t of Information Technology<br />

Acoustics Group<br />

Sint-Pietersnieuwstraat 41<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 99 68<br />

fax: +32 9 264 99 69<br />

e-mail: dirk.botteldoor<strong>en</strong>@ug<strong>en</strong>t.be<br />

2 Gh<strong>en</strong>t University<br />

Civil Engineering Departm<strong>en</strong>t<br />

Institute for Sustainable Mobility<br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 59<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: dominique.gillis@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

Sound is an integrated part of the urban society. Overexposure to<br />

unwanted sound - oft<strong>en</strong> from mechanical or electronic origin - is oft<strong>en</strong><br />

tackled after it occurs and in a remediating fashion. An integrated<br />

approach to land use planning, urban developm<strong>en</strong>t, urban traffic<br />

managem<strong>en</strong>t and quality of life - at least the noise related part of it - op<strong>en</strong>s<br />

interesting new perspectives. This chapter discusses these opportunities<br />

and points at indicators and numerical simulation that can be advantageous<br />

wh<strong>en</strong> applying the ideas pres<strong>en</strong>ted.<br />

177


178<br />

1. Introduction<br />

Classical urban noise managem<strong>en</strong>t mainly aims at reducing the level of<br />

unwanted noise - of mechanical or electronic origin - in the city by source<br />

mitigation and by obstructing the propagation path. Remediation after the<br />

problem arises or during planning in a more ideal situation using technical<br />

measures, is by far the most common approach to noise control. No doubt<br />

this approach is a very good one provided that it leads to significant noise<br />

reduction. However, this is certainly not the case in many of our modern<br />

cities and therefore more creative approaches are necessary. This chapter<br />

reports on some rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts in this area and puts the urban<br />

soundscape (Schafer, 1977) and its design in a slightly differ<strong>en</strong>t<br />

perspective.<br />

For the reader less familiar with traffic noise managem<strong>en</strong>t we summarize<br />

the most relevant technological possibilities (VMM, 2007a) for urban<br />

noise control before tackling the problem in detail. Road traffic noise is<br />

caused by the drive train at the one hand and by the wheel-road interaction<br />

(rolling noise) at the other. As driving speed increases and driving is more<br />

regular, the latter contribution start to dominate. Drive train noise is<br />

constrained by European noise emission regulations which have<br />

progressively become more restrictive over the years. Manufacturers have<br />

modified many technical details of cars to comply with these regulations,<br />

but they did not necessarily do much more than just that. Cars and buses<br />

powered by alternative fuel, in particular electric <strong>en</strong>gines, can be<br />

significantly more quiet. Although the European noise regulation can not<br />

be circumv<strong>en</strong>ted by member states, they have opportunities to stimulate<br />

citiz<strong>en</strong>s and <strong>en</strong>terprises (including public transport companies) to buy<br />

more <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tally fri<strong>en</strong>dly vehicles or to introduce noise testing for<br />

vehicles in use. Rolling noise involves tires and road surface. Tire<br />

requirem<strong>en</strong>ts, including noise, are also a European matter. A good choice<br />

of road surfaces can significantly reduce rolling noise, but road surface<br />

maint<strong>en</strong>ance is at least as important, in particular in the urban context. In<br />

(VMM, 2007a) it is shown that there is some pot<strong>en</strong>tial for reducing rolling<br />

noise in Flanders both through modifying road surfaces and through<br />

modifying tires, but the number of dBs to be gained is small.<br />

The picture for railway noise is not all that differ<strong>en</strong>t. Many rail vehicles<br />

are electrically powered and thus <strong>en</strong>gine noise is oft<strong>en</strong> limited. Rolling of


metal wheels on metal rails produces a level of sound that dep<strong>en</strong>ds on the<br />

smoothness of both the rail and the wheel. The opportunities for noise<br />

reduction at the source are probably more significant than for road traffic,<br />

in particular wh<strong>en</strong> considering freight. Important European advances can<br />

be expected in near future. Amongst all noise reducing measures, noise<br />

barriers placed close to the source are probably best known.<br />

Unfortunately, it is oft<strong>en</strong> difficult to apply them in urban areas due to<br />

space restrictions and visual impact.<br />

2. The ideal urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />

A naive view of urban soundscape design may aim at making the sonic<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t as quiet as possible. In a more modern view, absolute<br />

quietness is believed not to be a necessity and in some circumstances may<br />

ev<strong>en</strong> be unwanted. The ideal urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t dep<strong>en</strong>ds on the<br />

context.<br />

2.1. Dwellings: home <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />

At home, ext<strong>en</strong>sive <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal mechanical or electronic noise is<br />

perceived as intruding the observers private space. As such it will be<br />

perceived as disturbing and annoying as soon as it is noticed. This<br />

immediately implies that differ<strong>en</strong>t types of traffic noise will result in<br />

differ<strong>en</strong>t annoyance for the same <strong>en</strong>ergetically averaged exposure. Today,<br />

the relationships betwe<strong>en</strong> façade exposure measured in Ld<strong>en</strong> and self<br />

reported long term annoyance have be<strong>en</strong> well established for differ<strong>en</strong>t<br />

types of traffic noise and are quite g<strong>en</strong>erally accepted (Miedema, 1998).<br />

These curves show that for the same average exposure, annoyance seems<br />

to be greatest for aircraft noise and lowest for train noise. For industrial<br />

noise, characteristics of the sound may differ significantly betwe<strong>en</strong> sites<br />

and these characteristics (tonality, impulse) may increase noticeability and<br />

thus annoyance. This has be<strong>en</strong> tak<strong>en</strong> into account in regulation such as<br />

Vlarem 2 that are applicable for industrial noise.<br />

Assessing <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise levels at the façade is much easier than<br />

measuring noise at the actual ear of the urban dweller and h<strong>en</strong>ce most<br />

sci<strong>en</strong>tific advances in relating exposure to effects have be<strong>en</strong> made in that<br />

area as stated above. It should nevertheless be remembered that what<br />

179


matters is the sound that reaches the ear. The dwelling itself acts as a<br />

shield for the intruding noise - and in some particular cases as an amplifier<br />

for low frequ<strong>en</strong>cy sound (Peders<strong>en</strong> et al., 2007). At the one hand the<br />

dwelling may (over)amplify low frequ<strong>en</strong>cy problems, at the other hand it<br />

creates opportunities for indoor noise reduction. Noise reduction by<br />

increased building insulation requires closing all windows and doors at<br />

any time and thus may limit the s<strong>en</strong>se of control and freedom of the<br />

inhabitants which in turn has a negative effect on perceived annoyance.<br />

This has led to the observation that insulation requirem<strong>en</strong>ts should be<br />

relaxed at least on one façade and this in turn led to the introduction of the<br />

concept: quiet side (Ohrstrom et al., 2006). Availability of a sil<strong>en</strong>t or<br />

highly shielded façade relaxes annoyance by an equival<strong>en</strong>t of a reduction<br />

of most exposed façade level by 5 to 10 dBA as long as the level at the<br />

quiet side does not exceed 55 dBA, and the differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> the loudest<br />

and quiet side is at least 10 dB. Furthermore, the noise levels at the mostexposed<br />

façade may not be excessively high. There is however also<br />

growing evid<strong>en</strong>ce that the sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in the wider neighborhood of<br />

the house contributes to the annoyance (Klaeboe, 2007) in particular for<br />

people living in apartm<strong>en</strong>ts.<br />

Disturbance of activity and in particular sleep disturbance are important as<br />

a first stage negative effect of intruding <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise. Subjective<br />

evaluation of sleep quality and fatigue correlate well with <strong>en</strong>ergetically<br />

averaged nightly noise levels, LAeq,night, but other sleep indicators (changes<br />

in heart rate, sleep stage, etc.) show a more complicated relationship with<br />

number and level of noise ev<strong>en</strong>ts (Griefahn et al., 2006). There is some<br />

evid<strong>en</strong>ce that habituation to traffic noise ev<strong>en</strong>ts during the night does not<br />

occur (Griefahn et al., 2008a). It has also be<strong>en</strong> established that noise<br />

ev<strong>en</strong>ts occurring during the <strong>en</strong>d of sleep have a stronger effect on overall<br />

sleep quality and thus traffic curfews are most effective in the morning<br />

(Griefahn et al., 2008b). Disturbances occurring during the beginning of<br />

the night seem to be comp<strong>en</strong>sated. Concerning sleep disturbance, no clear<br />

differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>t types of traffic could be established<br />

indicating that the meaning of sound (within the scope of traffic noises)<br />

may not be as important during sleep as could be expected.<br />

Health effects occur at much longer time scales and thus the analyses and<br />

design of the acoustic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t may need less temporal detail. Today<br />

the best prov<strong>en</strong> effect of long exposure to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise in the home<br />

180


<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is ischemic heart disease, which may in turn be related to<br />

blood pressure (Babisch et al., 2005). The effect threshold seems to lie<br />

around 65 dBA (daytime equival<strong>en</strong>t noise level in front of the façade) but<br />

odds ratios are small, ev<strong>en</strong> 10 dBA above that threshold. Since it is<br />

estimated that the causal path betwe<strong>en</strong> exposure and health effects of<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise involves the cognitive / emotional path for 75%<br />

(Heimann et al., 2007), urban noise managem<strong>en</strong>t aiming at reducing<br />

annoyance can be expected also to reduce health effects.<br />

2.2. Urban public space<br />

City dwellers perceive and evaluate the soundscape of the urban public<br />

space in a rather differ<strong>en</strong>t way than they perceive the intruding sounds in<br />

their home <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. Thus, modern urban soundscape planning is<br />

evolving new ideas and concepts to accommodate this differ<strong>en</strong>ce. The<br />

soundscape is se<strong>en</strong> as an integral part of the urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t,<br />

contributing to the id<strong>en</strong>tify and specificity of this <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The<br />

quality of a soundscape is assessed within the particular context and use<br />

imposed by the urban space. The physical characteristics of the sonic<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t needed to evaluate this quality go far beyond the overall<br />

noise level and include spectral (Raimbault, 2003) and temporal<br />

(Botteldoor<strong>en</strong>, 2006) structure. Today the quest for appropriate physical<br />

indicators is continuing but one could argue that physical indicators will<br />

never be suffici<strong>en</strong>t and the meaning that the list<strong>en</strong>er associates to the<br />

sound is most important (Dubois, 2006).<br />

The urban public space has differ<strong>en</strong>t uses: shopping, moving betwe<strong>en</strong><br />

functions, recreation, …. The soundscape of parks and squares mainly<br />

used for recreation has oft<strong>en</strong> be<strong>en</strong> in focus. An important reason for this is<br />

that the availability of high quality (gre<strong>en</strong>, quiet) urban space within reach<br />

was prov<strong>en</strong> to b<strong>en</strong>efit the health of urban dwellers. In particular, the<br />

pot<strong>en</strong>tial for psychological restoration of natural quiet areas has be<strong>en</strong><br />

suggested (van d<strong>en</strong> Bergh, 2007). Thus the goal for urban planning in<br />

relation to traffic noise is clearly broad<strong>en</strong>ed.<br />

181


182<br />

3. Quality of life and the urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />

How important is a suitable urban sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in the overall<br />

assessm<strong>en</strong>t of the quality of life of the inhabitants? The answer to this<br />

question dep<strong>en</strong>ds on the degree of urbanization and developm<strong>en</strong>t of the<br />

region under study (Luz, 2008). Therefore we will focus on the Flemish<br />

context and base the answer on the above question on the SLO<br />

('schriftelijk leefbaarheidsonderzoek') surveys conducted periodically by<br />

the Flemish governm<strong>en</strong>t (SLO, 2004). The leading question in this 5000<br />

person survey refers to the overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t with the quality of life in<br />

the neighborhood. A companion questions polls for reasons to <strong>en</strong>courage<br />

or discourage fri<strong>en</strong>ds to come and live in this neighborhood. Inspired by a<br />

conceptual model such as the one shown in Figure 1, the answers to this<br />

op<strong>en</strong> question where recoded to the 16 basic compon<strong>en</strong>ts shown in Figure<br />

1. The correlation betwe<strong>en</strong> the frequ<strong>en</strong>cy of m<strong>en</strong>tioning each of these<br />

factors and overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t is shown in Figure 2. It becomes clear that<br />

noise is most oft<strong>en</strong> m<strong>en</strong>tioned at the same time as high cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t or<br />

discont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t. Bustle and subjective (traffic) safety also score quite high.<br />

Health effects related to noise, air quality or accid<strong>en</strong>ts numbers are not<br />

associated to the neighborhood by lay people. Moreover availability of<br />

shopping, schools, (easy access to) work and recreation does not rate very<br />

high, probably because these needs are tak<strong>en</strong> for granted in our society.<br />

The relative importance of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise in overall rating of quality<br />

of life was also observed in Fr<strong>en</strong>ch research (Moser & Robin, 2006) where<br />

noise was found to be as important as a cause of stress as serious illness of<br />

a family member.<br />

Figure 1: A conceptual model unraveling quality of life in the context of traffic<br />

shopping<br />

schools<br />

basic needs health<br />

work<br />

recreation<br />

objective safety<br />

air quality<br />

noise effects<br />

liveability - QoL<br />

noise<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal<br />

stressors<br />

waste<br />

odor<br />

industrial safety<br />

visual<br />

bustle<br />

social support<br />

subjective safety<br />

crime<br />

neighborly support


Figure 2: Correlation coeffici<strong>en</strong>t betwe<strong>en</strong> m<strong>en</strong>tioning each factor in a negative or positive<br />

s<strong>en</strong>se and overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t<br />

Close to all studies in post-industrial countries such as Belgium confirm<br />

that traffic is the most important contributor to <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise<br />

(Miedema, 1998). Thus it comes as no surprise that the SLO studies (SLO,<br />

2004) confirm that 14.1% of the Flemish population is highly or extremely<br />

annoyed by traffic; neighbors are responsible for highly annoying 5.9% of<br />

the population; recreation and tourism follows with 4.5%, industry and<br />

SME with 4.3% and finally agriculture with 1.4%. Figure 3 confirms that<br />

there is a strong relationship betwe<strong>en</strong> reported traffic noise annoyance<br />

(rated on a five point scale: not at all, a little, moderately, highly,<br />

extremely) and reported overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t with the living <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t<br />

(reported on a five point scale: not at all cont<strong>en</strong>t, not cont<strong>en</strong>t, more or less<br />

cont<strong>en</strong>t, cont<strong>en</strong>t, very cont<strong>en</strong>t). This is to be expected giv<strong>en</strong> the dominance<br />

of traffic noise amongst <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise categories.<br />

183


Figure 3: Perc<strong>en</strong>tage of the population reporting differ<strong>en</strong>t degrees of overall cont<strong>en</strong>tm<strong>en</strong>t<br />

with the living <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t as a function of the reported annoyance by road traffic noise<br />

Is <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise an urban problem? Due to the conc<strong>en</strong>tration of<br />

functions, traffic int<strong>en</strong>sities are g<strong>en</strong>erally high near cities. This could<br />

pot<strong>en</strong>tially lead to higher noise exposure levels in the urban area where<br />

population d<strong>en</strong>sity is oft<strong>en</strong> rather high as well. The chapter on the urban<br />

area in MIRA (MIRA 2007c) compares high annoyance in the 13 large<br />

Flemish cities with noise annoyance in the countryside and concludes that<br />

the perc<strong>en</strong>tage of the population highly annoyed by noise is indeed<br />

significantly higher in those 13 cities. A more detailed analysis<br />

(Botteldoor<strong>en</strong> et al., 2008) revealed that the curr<strong>en</strong>t situation in Flanders is<br />

slightly more complex. The perc<strong>en</strong>tage of the population living in highly<br />

or very highly populated areas very close (less than 50m) to important<br />

roads that is highly annoyed by road traffic noise is extremely high, over<br />

32%. However, at slightly larger distances from the road this perc<strong>en</strong>tage<br />

drops considerably, to 11%. This drop is less pronounced outside d<strong>en</strong>sely<br />

populated areas with 30% highly annoyed close to the important road and<br />

14% further away. The typical urban building structure discussed in the<br />

next paragraphs is responsible for this. Thus one might conclude that the<br />

influ<strong>en</strong>ce of road traffic noise on quality of life is not in particular a<br />

problem of the urban area, but it might indeed be differ<strong>en</strong>t in urban areas<br />

than in the op<strong>en</strong> country.<br />

184<br />

100%<br />

90%<br />

80%<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

not at all a little moderately highly extremely<br />

not al all c.<br />

not cont<strong>en</strong>t<br />

more or less c.<br />

cont<strong>en</strong>t<br />

very cont<strong>en</strong>t


4. Urban planning and developm<strong>en</strong>t<br />

Urban planning an developm<strong>en</strong>t has long discarded noise as a point of<br />

concern. It was believed that <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal noise issues could best be<br />

tackled after all geographic and visual planning of the city had be<strong>en</strong><br />

finished or in the best case at the very <strong>en</strong>d of the planning stage. Most<br />

technical measures at the source are indeed still applicable th<strong>en</strong>, but they<br />

rarely are effici<strong>en</strong>t in urban context. In the new perspective, sound is an<br />

integral part of the urban setting and thus should be considered at the same<br />

level of importance as visual esthetics.<br />

4.1. Living areas with low exposure<br />

Noise levels in g<strong>en</strong>eral decrease quite rapidly as the distance to the source<br />

is increased. In op<strong>en</strong> area, near the source, noise levels drop by 6 dBA<br />

with doubling of distance wh<strong>en</strong> the source is a well localized point and by<br />

3 dBA with doubling of distance for a line source (a straight road for<br />

example). In natural areas and parks, the ground acts as an acoustical<br />

porous material. Sound propagating above such a material is strongly<br />

att<strong>en</strong>uated over a certain frequ<strong>en</strong>cy range. This so called ground effect can<br />

result in a significant additional noise reduction. It does however require<br />

that sound shears the ground and thus the positive effect vanishes under<br />

several conditions: wh<strong>en</strong> strong temperature inversion or a wind gradi<strong>en</strong>t<br />

b<strong>en</strong>d the sound waves downward; wh<strong>en</strong> the sound propagates over a<br />

valley; wh<strong>en</strong> the sound source is elevated for example on a bridge; wh<strong>en</strong><br />

the observer is elevated, for example living in a high rise building. In the<br />

urban context, scre<strong>en</strong>ing by buildings can reduce sound levels<br />

considerably thus leading to a decrease with distance that is well above the<br />

3 or 6 dBA rule m<strong>en</strong>tioned above. This is why it is so important to<br />

increase the distance betwe<strong>en</strong> urban dwellings or recreational areas and<br />

the source of noise: traffic. To take advantage of the additional ground<br />

effect and scre<strong>en</strong>ing by buildings, traffic routes are best planned as low as<br />

possible within the 3-dim<strong>en</strong>sional city.<br />

In many Flemish cities and villages, road traffic is at the level of the<br />

surrounding terrain and houses form a continuous scre<strong>en</strong> along this sound<br />

source. This explains why - as m<strong>en</strong>tioned above - the perc<strong>en</strong>tage of highly<br />

noise annoyed people drops considerably for houses somewhat further<br />

away from the main roads. In the areal photograph of part of a city and the<br />

185


corresponding noise map in Figure 4 it can be se<strong>en</strong> that some zoning<br />

occurs naturally because of commerce and <br />

moving to the arterial<br />

road but also that it is far from perfect.<br />

Figure 4: Areal photograph (left) and corresponding noise map (right) for part of a city<br />

186<br />

4.2. Noise barrier buildings and quiet sides<br />

Unknown Units: View1<br />

Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />

G<strong>en</strong>tb_curr<br />

,30<br />

30 - 35<br />

35 - 40<br />

40 - 45<br />

45 - 50<br />

50 - 55<br />

55 - 60<br />

60 - 65<br />

65 - 70<br />

70 - 75<br />

75-80<br />

80-85<br />

No Data<br />

The importance of a quiet side for perceived noise annoyance has be<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>tioned in Section 2.1 Sil<strong>en</strong>t façades can be achieved in various ways.<br />

A cluster of buildings, with a c<strong>en</strong>tral courtyard is an interesting<br />

configuration (Figure 5), and provides a large number of buildings with a<br />

quiet side. A “noise barrier building” has both a quiet side and moderate<br />

noise levels behind the most-exposed façade. Such a façade only has a<br />

limited number of (acoustically highly insulated) windows. The sil<strong>en</strong>t (or<br />

noise-s<strong>en</strong>sitive) side on the other hand contains the necessary windows<br />

and doors, balconies and gard<strong>en</strong>s. Very effici<strong>en</strong>t noise barrier buildings<br />

could make use of a climbing earth berm against the most exposed-side.<br />

Wh<strong>en</strong> noise barrier buildings are connected together, their effici<strong>en</strong>cy is<br />

largely increases because side diffraction is prev<strong>en</strong>ted.<br />

W<br />

N<br />

S<br />

E


Figure 5: Two excerpts from a city noise map (Ld<strong>en</strong>) showing building structure with<br />

pronounced quiet side (left) and buildings where a quiet side is almost abs<strong>en</strong>t (right)<br />

Unknown Units: View1<br />

<br />

Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />

G<strong>en</strong>tb_curr<br />

,30<br />

30 - 35<br />

35 - 40<br />

40 - 45<br />

45 - 50<br />

50 - 55<br />

55 - 60<br />

60 - 65<br />

65 - 70<br />

70 - 75<br />

75-80<br />

80-85<br />

No Data<br />

W<br />

Unknown Units: View1<br />

Vegetated roofs tops (gre<strong>en</strong> roofs) can help in achieving quiet façades.<br />

The substrates used for both ext<strong>en</strong>sive (mostly granular material) and<br />

int<strong>en</strong>sive (uncompacted earth) gre<strong>en</strong> roofs have sound absorbing<br />

properties. Sound diffracting over the roof will be att<strong>en</strong>uated more than<br />

wh<strong>en</strong> it propagates over classical, acoustical hard roof coverage.<br />

Numerical simulations (Van R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2008; Van<br />

R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2009) showed the pot<strong>en</strong>tial of using gre<strong>en</strong><br />

roofs to reduce the noise impact near buildings for example in the situation<br />

shown in Figure 6. Important parameters in this respect are the sound<br />

frequ<strong>en</strong>cy, the layer thickness of the substrate, the building geometry, and<br />

traffic related parameters like vehicle speed and vehicle type. Besides<br />

reducing sound waves shearing over the building, a reduction in the<br />

transmission of sound through the roof construction is obtained.<br />

More g<strong>en</strong>erally, roof type and roof slope angle should be considered wh<strong>en</strong><br />

the sound pressure levels at non-directly exposed façades are of interest<br />

(Van R<strong>en</strong>terghem & Botteldoor<strong>en</strong>, 2009).<br />

N<br />

S<br />

E<br />

<br />

Unknown Units: View1<br />

<br />

Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />

G<strong>en</strong>tb_curr<br />

,30<br />

30 - 35<br />

Gebouw_scherm_hoogte.shp<br />

35 - 40<br />

G<strong>en</strong>tb_curr<br />

,30 40 - 45<br />

30 - 35 45 - 50<br />

35 - 40<br />

40 - 45 50 - 55<br />

45 - 50 55 - 60<br />

50 - 55<br />

55 - 60 60 - 65<br />

60 - 65 65 - 70<br />

65 - 70<br />

70 - 75 70 - 75<br />

75-80<br />

75-80<br />

80-85<br />

No Data 80-85<br />

No Data<br />

N<br />

W<br />

S<br />

W<br />

E<br />

187<br />

N<br />

S<br />

E


Figure 6: Example of a building geometry leading to a decrease in sound level at part of<br />

the facade caused by the pres<strong>en</strong>ce of a gre<strong>en</strong> roof<br />

188<br />

4.3. Street reverberation<br />

Environm<strong>en</strong>tal noise heard in an <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t with a long reverberation<br />

time is oft<strong>en</strong> perceived as very annoying (Kang, 2000). A so-called street<br />

canyon, i.e. a narrow street, <strong>en</strong>closed by tall and connected buildings,<br />

induces such long reverberation times. Such street geometries are typically<br />

observed in the c<strong>en</strong>ters of (historically grown) European cities. Due to the<br />

confinem<strong>en</strong>t of the sound in the street, the sound decay by geometrical<br />

spreading is low (Figure 7). The road surface, the footway, and façades of<br />

buildings mainly consist of acoustically rigid materials. This abs<strong>en</strong>ce of<br />

absorbing materials further increases the reverberation.<br />

Besides specular reflection (also called mirror source reflection), a nonflat<br />

surface also induces (to some degree) diffuse reflection. As a result,<br />

the incid<strong>en</strong>t acoustical <strong>en</strong>ergy is spread over a range of directions, while<br />

sound reflection from a fully flat surface is very directive. Architectural<br />

ornam<strong>en</strong>ts, window sills, and protrusions and recessions by windows<br />

increase diffuse reflection in a street. Large surfaces of glass are known as<br />

specular elem<strong>en</strong>ts. In case of diffuse reflection, part of the acoustical<br />

<strong>en</strong>ergy is also reflected in upward and sideward direction. This allows<br />

sound to leave the street canyon already after a limited number of diffuse<br />

reflections which causes noise levels to drop and reverberation time to<br />

short<strong>en</strong>.<br />

Increasing the absorption of façades largely reduces sound pressure levels<br />

in the street (Van R<strong>en</strong>terghem et al., 2006). The (classical) porous


absorbing materials are oft<strong>en</strong> not suited for application near the façades<br />

because they are not weather-resistant. A possible application of such<br />

materials, however, is at the underside of balconies (Hothersall et al.,<br />

1996). Vegetation near facades is another interesting option. By means of<br />

new techniques it is possible to fix the necessary substrates at a few<br />

c<strong>en</strong>timeters from the walls. Giv<strong>en</strong> the large number of reflections betwe<strong>en</strong><br />

the façades in a street canyon, and since such substrate are highly porous,<br />

strong reductions of noise levels and street reverberation may be achieved.<br />

Reducing ext<strong>en</strong>sive reflections in the street canyon also reduces noise<br />

levels at the least exposed façade.<br />

Figure 7: Wavefronts travelling back and fort in a street canyon after a short acoustic<br />

pulse is emitted in the c<strong>en</strong>ter of the canyon<br />

5. Urban op<strong>en</strong> space<br />

Traditional noise control <strong>en</strong>gineering has two main disadvantages wh<strong>en</strong> it<br />

is solely applied in order to mitigate noise at more quiet urban areas with<br />

recreational purposes, such as urban squares and parks. Firstly, the<br />

traditional approach may result in a greying of the sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t,<br />

because oft<strong>en</strong> black spots are targeted, at a disadvantage of the sound<br />

pressure level at other places (Schafer, 1977). Secondly and more<br />

importantly, noise control <strong>en</strong>gineering is a negative approach: not all<br />

sounds are noise, some sounds do fit well in some <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts, and we<br />

should strive to preserve these sounds rather than to eliminate them. A<br />

189


more positive and holistic approach is needed, aimed at designing <strong>en</strong>tire<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts that are pleasing to the ear.<br />

190<br />

5.1. Soundscape description<br />

A high quality sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t can be defined as a sonic <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t in<br />

which there is a good match betwe<strong>en</strong> the sounds that can be heard<br />

(commonly referred to as the soundscape, as an analogy to the term<br />

landscape), and the sounds that are expected. In other words, a high<br />

quality soundscape contains lots of fitting sounds that can be clearly heard,<br />

and less non-fitting sounds. Unfortunately, defining which sounds fit in a<br />

giv<strong>en</strong> <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t is a complex and interdisciplinary problem.<br />

Understanding the factors which influ<strong>en</strong>ce the perception of<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds forms the main subject of acoustic ecology, which<br />

is the study of the interactions, mediated through sound, betwe<strong>en</strong> humans<br />

and their <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t (Truax, 1978; Wrightson, 2000). Whereas<br />

traditional noise control <strong>en</strong>gineering solely involves physical measures,<br />

acoustic ecology departs from a human-c<strong>en</strong>tered viewpoint.<br />

Figure 8: Various factors in the perception of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds<br />

humidity<br />

odour<br />

temperature<br />

activity &<br />

personal goals<br />

loudness<br />

spectral<br />

cont<strong>en</strong>t<br />

personal factors<br />

personality<br />

traits<br />

temporal<br />

cont<strong>en</strong>t<br />

information<br />

cont<strong>en</strong>t<br />

other<br />

people<br />

psychological<br />

state of mind<br />

source location<br />

& movem<strong>en</strong>t<br />

lighting<br />

landscape &<br />

architecture


The perception of sounds, and as such their perceived degree of fit to the<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, is determined by both s<strong>en</strong>sory and personal factors (Job et<br />

al., 1999). S<strong>en</strong>sory factors include auditory aspects, such as the loudness,<br />

spectral, temporal and information cont<strong>en</strong>t of the sound, visual aspects<br />

such as the location and movem<strong>en</strong>t of the source (if it is visible), the<br />

landscape and architecture, lightning, activities of other people, tactile<br />

aspects such as temperature and humidity, and olfactory aspects. Personal<br />

factors include traits such as noise s<strong>en</strong>sitivity and attitude towards<br />

differ<strong>en</strong>t types of sources, the curr<strong>en</strong>t activity and personal goals, and the<br />

curr<strong>en</strong>t emotional state. These various factors are visualized in Figure 8.<br />

5.2. <strong>Planning</strong> and acoustic design<br />

The visual aspect has be<strong>en</strong>, up to now, the most important factor in the<br />

design of urban parks and op<strong>en</strong> spaces. However, including auditory<br />

aspects and knowledge on perception of soundscapes in urban planning<br />

and design, an approach oft<strong>en</strong> referred to as acoustic design, has great<br />

pot<strong>en</strong>tial (Brown & Muhar, 2004).<br />

Urban public spaces can be designed to <strong>en</strong>courage activities which<br />

g<strong>en</strong>erate unique sounds or soundmarks, that attract att<strong>en</strong>tion and reflect<br />

traditional or cultural elem<strong>en</strong>ts. A first example is music. Studies suggest<br />

that the low frequ<strong>en</strong>cy cont<strong>en</strong>t in live music is oft<strong>en</strong> not loud <strong>en</strong>ough to<br />

mask traffic sound (Kang, 2007). High frequ<strong>en</strong>cy compon<strong>en</strong>ts, on the<br />

other hand, can make the music stand out from the background, making<br />

the soundscape more pleasant. Another example is the sound from water<br />

fountains. Altering flow methods and fountain design has prov<strong>en</strong> to<br />

provide great pot<strong>en</strong>tial in shaping the spectrum of water features (Kang,<br />

2007), making it an ideal instrum<strong>en</strong>t for attracting att<strong>en</strong>tion and masking<br />

traffic noise. Adding gre<strong>en</strong>ery in well arranged spaces may <strong>en</strong>hance the<br />

natural feeling of the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t and alter the sound pressure level<br />

distribution, but may also attract songbirds. As a more drastic measure,<br />

(camouflaged) loudspeakers can be introduced into the design, which<br />

could play back fitting <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds, such as singing birds in an<br />

urban park (Lee et al., 2004).<br />

Auralisation forms an important tool in acoustic design (Kleiner et al.,<br />

1993; Fürjes et al., 2004). This technique aims at a realistic, artificial<br />

simulation and reproduction of the various sound sources that can be heard<br />

191


in a giv<strong>en</strong> <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, such as traffic, fountains, street music, human<br />

voices etc., The full path that sounds travel, from emission at the source to<br />

reception at the ear, is hereby modeled. Reflections and diffractions of<br />

sound on objects has to be tak<strong>en</strong> into account, as well as the Doppler<br />

effect for moving sources or list<strong>en</strong>ers. In order to achieve a realistic<br />

repres<strong>en</strong>tation, the auralisation should be accompanied with a (3D) visual<br />

repres<strong>en</strong>tation of the virtual <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t.<br />

Artificial soundscapes produced with the auralisation technique have still<br />

to be list<strong>en</strong>ed to by human list<strong>en</strong>ers in order to be able to assess their<br />

quality, which limits the applicability of this approach. In the future,<br />

models for automatic acoustic evaluation could replace the human list<strong>en</strong>er.<br />

Several approaches have already be<strong>en</strong> suggested, such as artificial neural<br />

network based models (Prante, 2001), or approaches that try to model the<br />

human perception of sound in a bottom-up fashion, starting from basic<br />

psychoacoustic and psychological principles (De Co<strong>en</strong>sel & Botteldoor<strong>en</strong>,<br />

2007).<br />

192<br />

5.3. Assessm<strong>en</strong>t of quiet areas<br />

G<strong>en</strong>erally, a quiet area is defined as an area that is more quiet than the<br />

surrounding region, and which has a psychological restoring effect on<br />

people visiting it. There is a growing awar<strong>en</strong>ess that quiet areas deserve<br />

special att<strong>en</strong>tion and preservation, and this goal has therefore be<strong>en</strong><br />

subscribed in the Environm<strong>en</strong>tal Noise Directive of the European<br />

Commission and in policy int<strong>en</strong>tions of many countries. In line with the<br />

ideas described above, an (urban) quiet area such as a park or op<strong>en</strong> space,<br />

does not imply the abs<strong>en</strong>ce of sound (which would be sil<strong>en</strong>ce). Rather, its<br />

soundscape should be experi<strong>en</strong>ced as quiet by the average visitor. Quality<br />

assessm<strong>en</strong>t methods for urban quiet areas have to reflect this principle; the<br />

average sound pressure level is therefore less suited as the only indicator<br />

to characterize quiet areas. Moreover, one should go beyond the use of<br />

only quantitative approaches.<br />

A starting point could be to consider the soundscape of urban quiet areas<br />

as the superposition of an always pres<strong>en</strong>t background and sound ev<strong>en</strong>ts<br />

(Schafer, 1977). This subdivision is illustrated in Figure 9. The<br />

background largely determines the overall feeling of quietness, and thus<br />

the basic quality of the soundscape. It can be heard, but it does not trigger


much meaning because it is not list<strong>en</strong>ed to consciously. Ev<strong>en</strong>ts can disturb<br />

the soundscape, but it is also possible that they, being fitting sounds,<br />

acc<strong>en</strong>tuate the basic quality. It is known that the perception of sound<br />

ev<strong>en</strong>ts involves source recognition and association (Maffiolo, 1999). The<br />

background, on the other hand, may not lead to any source recognition; it<br />

may be experi<strong>en</strong>ced in a more holistic way.<br />

Figure 9: Various aspects related to the urban soundscape<br />

Soundscape<br />

Background Sound ev<strong>en</strong>ts<br />

Basic quality<br />

Sil<strong>en</strong>ce<br />

Unconscious<br />

Holistic<br />

PERCEPTION<br />

A multicriteria approach to the quality assessm<strong>en</strong>t of urban quiet areas has<br />

to address the quality of both background and sound ev<strong>en</strong>ts, and has to<br />

include the differ<strong>en</strong>t perceptual factors described in paragraph 5.1. Based<br />

on a meta-analysis of several studies on soundscape perception, the<br />

authors have proposed a quality assessm<strong>en</strong>t methodology consisting of the<br />

following subjective and objective criteria (De Co<strong>en</strong>sel & Botteldoor<strong>en</strong>,<br />

2006): pleasantness and the pres<strong>en</strong>ce and number of non-fitting sound<br />

ev<strong>en</strong>ts, determined using a questionnaire survey; quality of the<br />

background, measured using indicators for loudness, temporal and spectral<br />

cont<strong>en</strong>t; congru<strong>en</strong>ce of the area; biological, natural and landscape value of<br />

the <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t. The proposed set of indicators forms a balance betwe<strong>en</strong><br />

sci<strong>en</strong>tific validity, applicability and compreh<strong>en</strong>sibility.<br />

6. Orchestrating traffic noise<br />

Acc<strong>en</strong>tuation<br />

Disturbance<br />

Conscious<br />

Associative<br />

Reducing road traffic noise at the source is more than reducing <strong>en</strong>gine<br />

noise and improving tire-road interaction. By modifying the traffic stream<br />

193


itself, through careful traffic planning, many aspects of the urban sonic<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t can be tuned. Dynamics and temporal structure dep<strong>en</strong>d on<br />

the pass by of individual cars, trucks, and motorcycles. Microscopic<br />

managem<strong>en</strong>t can help designing this detail of the soundscape. On a wider<br />

spatial horizon, reorganizing traffic streams can be very useful.<br />

194<br />

6.1. Dynamics and temporal structure: microscopic<br />

managem<strong>en</strong>t<br />

Strategic, large scale traffic managem<strong>en</strong>t decisions, for example on the<br />

scale of a city, are most oft<strong>en</strong> based on estimates of average traffic flow<br />

through main roads. However, over the past decades, the awar<strong>en</strong>ess has<br />

grown among traffic researchers that small-scale changes in infrastructure,<br />

and ev<strong>en</strong> in driving behavior of individual vehicles, can have a large<br />

influ<strong>en</strong>ce on (macroscopic) traffic flow. A good example is the gre<strong>en</strong><br />

wave induced by the coordinated use of traffic lights at several successive<br />

signalized intersections along a driving direction of a road. Also<br />

stimulated by the growing availability of computing power, traffic<br />

researchers and <strong>en</strong>gineers are therefore more and more considering the use<br />

of microscopic simulation models in their study of urban mobility<br />

problems.<br />

Microscopic models (micromodels in short) consider the exact location<br />

and movem<strong>en</strong>t of individual vehicles over time, within an (urban)<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t that is modeled in high detail (locations of kerbs and stop<br />

lines, exact size of intersections etc.). Behavior rules, such as the distance<br />

to keep to the vehicle in front or wh<strong>en</strong> to change lanes, form the core of<br />

the model. Micromodels allow traffic <strong>en</strong>gineers to gain insight in the<br />

course of complex ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a such as the formation of jams or the<br />

propagation of traffic d<strong>en</strong>sity waves.<br />

Micromodels have great pot<strong>en</strong>tial as a tool in acoustic design of the urban<br />

soundscape. Wh<strong>en</strong> coupled with a noise emission model for single<br />

vehicles and a detailed propagation model, micromodels allow to estimate<br />

the (temporal structure of) peaks in the sound pressure level caused by<br />

vehicle pass-bys (see De Co<strong>en</strong>sel et al. (2005) for an example of this<br />

approach). Figure 10 shows an example of the measured time-varying<br />

sound pressure level at the kerbside of the Frederik Burv<strong>en</strong>ichstraat in<br />

G<strong>en</strong>tbrugge, Belgium, together with a simulated time series at the same


spot within a micromodel of the city of G<strong>en</strong>tbrugge. Note that there is<br />

only a statistical similarity, not an exact one, because of the stochastic<br />

nature of microsimulation models. Nevertheless, this approach allows to<br />

estimate peak levels and statistical levels such as the median sound<br />

pressure level with good accuracy. As such, the influ<strong>en</strong>ce of detailed<br />

traffic managem<strong>en</strong>t measures, such as speed bumps, roundabouts or speed<br />

control (B<strong>en</strong>dts<strong>en</strong> & Lars<strong>en</strong>, 2006; Desarnaulds et al., 2004) and of sound<br />

propagation measures such as inserting noise barriers, on the temporal<br />

structure of the urban soundscape can be assessed.<br />

More detailed study of auditory perception of car and truck passages<br />

allowed to estimate the subjective annoyance (used as an opposite to<br />

sound quality in this study) on the basis of specialized sound quality<br />

measures (Rossberg, 2006): relative approach, peak loudness (5<br />

perc<strong>en</strong>tile), and peak sharpness (5 perc<strong>en</strong>tile). Relative approach measures<br />

abrupt changes in time of frequ<strong>en</strong>cy. This sound quality approach is now<br />

being ext<strong>en</strong>ded to traffic streams as a whole. Micromodels create an<br />

unsurpassed pot<strong>en</strong>tial for tuning this sound quality using differ<strong>en</strong>t traffic<br />

measures.<br />

Figure 10: Measured and simulated 5-minute time series of the sound pressure level<br />

caused by traffic noise at the kerbside of the Frederik Burv<strong>en</strong>ichstraat in G<strong>en</strong>tbrugge<br />

during rush hour<br />

Next to their use in modeling the time-varying sound pressure level in<br />

urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t, micromodels can also be applied in the assessm<strong>en</strong>t of<br />

the impact of dynamic vehicle parameters, such as acceleration, on the<br />

195


average sound pressure level. Urban intersections are an obvious point of<br />

interest, because of the typical acceleration and deceleration pattern of<br />

traffic near intersections. Classical traffic noise estimation models based<br />

on average flows do not allow to take into account the acceleration or<br />

deceleration of vehicles correctly, but they can be corrected based on more<br />

detailed microsimulation results of traffic at and near intersections (De<br />

Co<strong>en</strong>sel et al., 2006, 2007).<br />

196<br />

6.2. Calming urban traffic: macroscopic managem<strong>en</strong>t<br />

Calming urban traffic in certain parts of the city is an alternative for<br />

optimally locating dwellings: if you cannot move people away from<br />

traffic, move traffic away from the living areas. This is not always as<br />

straight forward as it seems at first sight. A drastic halving of traffic<br />

int<strong>en</strong>sity theoretically reduces overall noise levels by 3 dBA, but wh<strong>en</strong><br />

taking into account that the traffic will move more freely, h<strong>en</strong>ce faster, one<br />

may <strong>en</strong>d up with virtually no noise reduction. Dep<strong>en</strong>ding on the strategy<br />

for implem<strong>en</strong>ting the reduction of traffic int<strong>en</strong>sity, local fleet composition<br />

may change (e.g. more public busses due to private traffic charging). If<br />

traffic calming measures are applied to particular road segm<strong>en</strong>ts and / or<br />

particular parts of the day (night ban, congestion charging) this may lead<br />

to traffic increases on alternative roads and at alternative times of the day.<br />

Careful traffic modeling with additional focus on day, ev<strong>en</strong>ing and night<br />

periods is needed to distinguish betwe<strong>en</strong> noise reduction and noise<br />

redistribution (Sundbergh and Algers, 2007). Unfortunately, curr<strong>en</strong>t traffic<br />

modeling exercises oft<strong>en</strong> neglect nightly traffic or only make rough<br />

assumptions about it.<br />

To quantify these observations, we pres<strong>en</strong>t a few examples of simulated<br />

traffic noise emission in this section. Three prototype roads are<br />

considered: a highway (HW) of three lanes, a 2 by 2 lanes major road<br />

(MR) with divided directions and a local road (LR) with 1 lane for each<br />

direction. In addition, the three fleet compositions shown in Table 1 are<br />

considered: Fleet 1 corresponds to the curr<strong>en</strong>t situation in Belgium, Fleet 2<br />

strongly promotes alternative fuels and Fleet 3 bans petrol and diesel from<br />

cars all together. These alternative fleet may seem rather unrealistic, but<br />

one should consider that they could correspond to the local situation in<br />

parts of a city. Fleet 3 for example could correspond to part of a city where


classical fuel cars are strongly dis<strong>en</strong>couraged. Still, implem<strong>en</strong>ting such<br />

drastic sc<strong>en</strong>arios would take several decades.<br />

Table 1: Fleet compositions used in the model<br />

Fuel type petrol Diesel LPG CNG Hybrid Electric<br />

Fleet 1 Cars 44.2% 54.5% 0.9% 0 0.4% 0<br />

Light 44.2% 54.5% 0.9% 0 0.4% 0<br />

Heavy 0 100% 0 0 0 0<br />

Fleet 2 Cars 20.0% 20.0% 0 10.0% 25.0% 25.0%<br />

Light 20.0% 20.0% 0 10.0% 25.0% 25.0%<br />

Heavy 0 80.0% 0 0 20.0% 0<br />

Fleet 3 Cars 0 0 0 25.0% 25.0% 50.0%<br />

Light 0 0 0 25.0% 25.0% 50.0%<br />

Heavy 0 50.0% 0 0 50.0% 0<br />

Noise emission per vehicle is calculated based on the Harmonoise/Imagine<br />

road traffic source model using traffic volume and speed as the main<br />

parameters. The emission data are tuned to account for quieter propulsion<br />

and corresponding lowering of rolling noise in hybrid and electric cars.<br />

The latter is a positive side effect: it was observed that car manufacturers<br />

opt for quiet tires on their hybrid cars. Capacity is estimated at HW:4590<br />

veh/h, MR:2430 veh/h, and LR:1125 veh/h and average speed is deducted<br />

from speed-capacity relationships counting one heavy vehicle as two cars<br />

(Janss<strong>en</strong>s, 1996). Average speed reduction due to congestion is <strong>en</strong>tered in<br />

the emission model rather than a more realistic speed distribution and<br />

acceleration or deceleration that can be obtained from micro-simulation.<br />

Simulation results are shown in Figure 11.<br />

197


Figure 11: Sound power level emitted by 100m of road (one driving direction) as a<br />

function of traffic volume: for differ<strong>en</strong>t driving speed (a), for differ<strong>en</strong>t fleets on highway<br />

and main road (c) and on local road (d), and for two sc<strong>en</strong>arios of heavy traffic ban (b,<br />

including day-ev<strong>en</strong>ing-night weighting)<br />

198<br />

Sound Power Level (100m in dBA)<br />

116<br />

114<br />

112<br />

110<br />

108<br />

106<br />

104<br />

102<br />

100<br />

98<br />

96<br />

94<br />

92<br />

90<br />

88<br />

86<br />

84<br />

Sound Power Level in DEN (dBA)<br />

20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110%<br />

104<br />

102<br />

100<br />

98<br />

96<br />

94<br />

92<br />

90<br />

Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />

88<br />

1000 3000 5000 7000 9000 11000 13000 15000<br />

Total number of vehicles per day<br />

basis<br />

night ban<br />

rush ban<br />

HW: 120 km/h<br />

HW: 110 km/h<br />

HW: 100 km/h<br />

HW: 90 km/h<br />

MR: 90 km/h<br />

MR: 80 km/h<br />

MR: 70 km/h<br />

LR: 60 km/h<br />

LR: 50 km/h<br />

LR: 40 km/h<br />

LR: 30 km/h<br />

(b)<br />

(a)


Sound Power Level (100m in dBA)<br />

Sound Power Level (100m in dBA)<br />

114<br />

112<br />

110<br />

108<br />

106<br />

104<br />

102<br />

100<br />

100<br />

20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110%<br />

Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />

98<br />

96<br />

94<br />

92<br />

90<br />

88<br />

20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%<br />

Number of vehicles (as perc<strong>en</strong>tage of total capacity)<br />

HW, Fleet 1: 20%<br />

HW, Fleet 1: 10%<br />

HW, Fleet 1: 5%<br />

HW, Fleet 2: 20%<br />

HW, Fleet 2: 10%<br />

HW, Fleet 2: 5%<br />

MR, Fleet 1: 20%<br />

MR, Fleet 1: 10%<br />

MR, Fleet 1: 5%<br />

MR, Fleet 2: 20%<br />

MR, Fleet 2: 10%<br />

MR, Fleet 2: 5%<br />

Fleet 1: 15%<br />

Fleet 1: 10%<br />

Fleet 1: 5%<br />

Fleet 2: 15%<br />

Fleet 2: 10%<br />

Fleet 2: 5%<br />

Fleet 3: 15%<br />

Fleet 3: 10%<br />

Fleet 3: 5%<br />

From Figure 12a the significant effect of speed limit on noise emission<br />

can be recognized. Note that the traffic volume is expressed relative to the<br />

capacity of the differ<strong>en</strong>t road prototypes and that the perc<strong>en</strong>tage of heavy<br />

traffic differs amongst road types (HW: 15%, MR: 10%, LR: 5%). Road<br />

saturation and corresponding lowering of traffic speed reduces noise<br />

emission. This saturation effect was validated against long term<br />

measurem<strong>en</strong>ts along a Flemish highway in (VMM, 2007b). The rather flat<br />

top of the curves explains why reducing traffic volumes not always leads<br />

to expected sound level reduction.<br />

The influ<strong>en</strong>ce of fleet composition on noise emission is shown in Figure<br />

12c for highway (speed limit 120km/h) and major road (speed limit 90km/<br />

h) and in Figure 12d for local roads (speed limit 50km/h). As the<br />

(c)<br />

(d)<br />

199


perc<strong>en</strong>tage of heavy traffic increases, noise emission increases since trucks<br />

produce significantly more noise than cars. Closer to saturation, trucks<br />

t<strong>en</strong>d to slow down traffic and thus the overall noise emission dep<strong>en</strong>ds less<br />

on perc<strong>en</strong>tage of heavy traffic. The influ<strong>en</strong>ce of rather drastic fleet<br />

changes is significant, but comparable to effects of speed limit and<br />

perc<strong>en</strong>tage of heavy goods traffic.<br />

Figure 12b illustrates the positive effect of night (23:00 till 7:00) ban for<br />

heavy vehicles on a local road (speed limit 50km/h, a realistic diurnal<br />

pattern, and 10% of heavy traffic) on LW,d<strong>en</strong>, the sound power p<strong>en</strong>alized<br />

with 10 dBA during the night and with 5 dBA during the ev<strong>en</strong>ing. LW,d<strong>en</strong> is<br />

chos<strong>en</strong> because it relates directly to Ld<strong>en</strong>, the noise immission indicator<br />

that is used for quantifying noise annoyance in Europe. A night ban<br />

reduces this emission parameter by a few dBA only wh<strong>en</strong> the overall<br />

number of trucks per day remains unaffected by the ban. In contrast, a<br />

rush hour (7:00 till 9:00) heavy traffic ban increases this emission<br />

indicator due to shifting of part of the truck traffic to the night hours. As<br />

explained in Section 2.1 increased noise levels at the <strong>en</strong>d of the night may<br />

ev<strong>en</strong> have a much stronger effect on sleep. This quantifies our concern<br />

expressed at the beginning of this section.<br />

200<br />

7. Conclusions<br />

List<strong>en</strong>ing to the urban soundscape from a differ<strong>en</strong>t perspective op<strong>en</strong>s new<br />

opportunities for improving the quality of life of urban dwellers. This<br />

many facetted problem was touched upon in this contribution. Fine tuning<br />

the goals of soundscape design may improve the real effect of our<br />

<strong>en</strong>deavors observed in the population. Helped by modern computer<br />

simulation, more aspects of traffic noise production and propagation can<br />

be tak<strong>en</strong> into account. This could lead to a more effici<strong>en</strong>t use of traffic<br />

noise measures in urban context.<br />

Refer<strong>en</strong>ces<br />

Babisch, W., Beule, B., Schust, M., Kerst<strong>en</strong>, N. and Ising, H. (2005) Traffic noise and<br />

risk of myocardial infarction. Epidemiology, 16, 33-40.


B<strong>en</strong>dts<strong>en</strong>, H. and Lars<strong>en</strong>, L. E. (2006) "Traffic managem<strong>en</strong>t and noise." In Proceedings<br />

of the 2006 International Congress and Exhibition on Noise Control Engineering<br />

(Internoise), Honolulu, Hawaii, USA.<br />

Botteldoor<strong>en</strong>, D., De Co<strong>en</strong>sel, B., and De Muer, T. (2006) "The temporal structure of<br />

urban soundscapes," Journal of Sound and Vibration 292, 105-123.<br />

Botteldoor<strong>en</strong>, D., Dekoninck, L. and Gillis, D. (2008) Zwarte punt<strong>en</strong> voor geluidshinder<br />

door straatverkeer in Vlaander<strong>en</strong>. report steunpunt <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Op<strong>en</strong>bare Werk<strong>en</strong>,<br />

spoor verkeersveiligheid.<br />

Brown, A. L. and Muhar, A. (2004) "An approach to the acoustic design of outdoor<br />

space." Journal of Environm<strong>en</strong>tal <strong>Planning</strong> and Managem<strong>en</strong>t 47(6):827-842.<br />

De Co<strong>en</strong>sel, B. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006) "The quiet rural soundscape and how to<br />

characterize it." Acta Acustica united with Acustica 92(6):887-897.<br />

De Co<strong>en</strong>sel, B. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2007) "Models for soundscape perception and their<br />

use in planning." In Proceedings of the 2007 International Congress and Exhibition on<br />

Noise Control Engineering (Internoise), Istanbul, Turkey.<br />

De Co<strong>en</strong>sel, B., Botteldoor<strong>en</strong>, D., Vanhove, F. and Logghe, S. (2007) "Microsimulation<br />

based corrections on the road traffic noise emission near intersections." Acta Acustica<br />

united with Acustica 93(2):241-252.<br />

De Co<strong>en</strong>sel, B., Vanhove, F., Logghe, S., Wilmink, I. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006)<br />

"Noise emission corrections at intersections based on microscopic traffic simulation." In<br />

Proceedings of the European Confer<strong>en</strong>ce on Noise Control (Euronoise), Tampere,<br />

Finland.<br />

De Co<strong>en</strong>sel, B., De Muer, T., Yperman, I. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2005) "The influ<strong>en</strong>ce of<br />

traffic flow dynamics on urban soundscapes." Applied Acoustics 66(2):175-194.<br />

Desarnaulds, V., Monay, G. and Carvalho, A. (2004) "Noise Reduction by Urban Traffic<br />

Managem<strong>en</strong>t." In Proceedings of the International Congress on Acoustics (ICA), Kyoto,<br />

Japan.<br />

Dubois, D., Guastavino, C. and Raimbault, M. (2006) "A cognitive approach to urban<br />

soundscapes: Using verbal data to access everyday life auditory categories," Acta<br />

Acustica united with Acustica, 92 (6): 865-874.<br />

Fürjes, A. T., Arató-Borsi, É. and Augusztinovicz, F. (2004) "Using auralisation as a tool<br />

for subjective evaluation". In Proceedings of CFA/DAGA‘04, Strasbourg, France.<br />

Griefahn, B., Bröde, P., Marks, A. and Basner, M. (2008a) "Autonomic arousals related<br />

to traffic noise during sleep." Sleep 31(4):569-577.<br />

201


Griefahn, B., Marks, A. and Rob<strong>en</strong>s, S. (2006) "Noise emitted from road, rail and air<br />

traffic and their effects on sleep," Journal of Sound and Vibration 295: 129–140.<br />

Griefahn, B., Marks, A. and Rob<strong>en</strong>s, S. (2008b) "Experim<strong>en</strong>ts on the time frame of<br />

temporally limited traffic curfews to prev<strong>en</strong>t noise induced sleep disturbances,"<br />

Somnologie 12:140–148.<br />

Heimann, D., de Franceschi, M., Emeis, S., Lercher, P. and Seibert, P. (Eds.) (2007) Air<br />

Pollution, Traffic Noise and Related Health Effects in the Alpine Space − A Guide for<br />

Authorities and Consulters.ALPNAP compreh<strong>en</strong>sive report. Università degli Studi di<br />

Tr<strong>en</strong>to, Dipartim<strong>en</strong>to di Ingegneria Civile e Ambi<strong>en</strong>tale, Tr<strong>en</strong>to, Italy, 335 pp.<br />

Hothersall, D., Horosh<strong>en</strong>kov, K. and Mercy, S. (1996) "Numerical modeling of the sound<br />

field near a tall building with balconies near a road." Journal of Sound and Vibration 198<br />

():507-515.<br />

Janss<strong>en</strong>s, R. <strong>en</strong> Mari<strong>en</strong>, H. (1996) Het B4-submodel van het MIM: Toedeling op de weg,<br />

verslag DWTC Impulsprogramma “Transport <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>”.<br />

Job, R. F. S., Hatfield, J., Carter, N. L., Peploe, P., Taylor, R. and Morrell, S. (1999)<br />

"Reaction to noise: the roles of soundscape, <strong>en</strong>viroscape and psychscape." In<br />

Proceedings of the 1999 International Congress and Exhibition on Noise Control<br />

Engineering (Internoise), Fort Lauderdale, Florida, USA.<br />

Kang, J. (2000) "Sound propagation in street canyons: Comparison betwe<strong>en</strong> diffusely and<br />

geometrically reflecting boundaries." Journal of the Acoustical Society of America. 107<br />

():1394-1404.<br />

Kang, J. (2007) "A systematic approach towards int<strong>en</strong>tionally planning and designing<br />

soundscape in urban op<strong>en</strong> public spaces." In Proceedings of the 2007 International<br />

Congress and Exhibition on Noise Control Engineering (Internoise), Istanbul, Turkey.<br />

Klaeboe, R. (2007) "Are adverse impacts of neighbourhood noisy areas the flip side of<br />

quiet area b<strong>en</strong>efits?," Applied Acoustics 68, 557-575.<br />

Kleiner, M., Dal<strong>en</strong>bäck B. and Sv<strong>en</strong>sson, P. (1993) "Auralization – An overview."<br />

Journal of the Audio Engineering Society 41(11):861-875.<br />

Lee, T. G., Park, H. K. and Kim S. W. (2004) "An experim<strong>en</strong>tal study on the soundscape<br />

of urban parks." In Proceedings of the 18 th International Congress on Acoustics, Kyoto,<br />

Japan.<br />

Luz, G. A., (2008) "Maslow‟s hierarchy of needs as a model for the process of the<br />

developm<strong>en</strong>t of national noise regulations," Proceedings of the 9th International<br />

Congress on Noise as a Public Health Problem (ICBEN) 2008, Foxwoods, CT, USA.<br />

202


Maffiolo, V., Castell<strong>en</strong>go, M. and Dubois, D. (1999) "Qualitative judgm<strong>en</strong>ts of urban<br />

soundscapes." In Proceedings of the 1999 International Congress and Exhibition on<br />

Noise Control Engineering (Internoise), Fort Lauderdale, Florida, USA.<br />

Miedema, H. M. E. and Vos, H. (1998) "Exposure-response relationships for<br />

transportation noise." Journal of the Acoustical Society of America 104(6):3432-3445.<br />

Moser, G. and Robin, M. (2006) "Environm<strong>en</strong>tal annoyances:an urban-specific threat to<br />

quality of life?" Revue europé<strong>en</strong>ne de psychologie appliquée 56: 35–41<br />

Ohrstrom, E., Skanberg, A., Sv<strong>en</strong>sson, H. and Gidlof-Gunnarsson, A. (2006) "Effects of<br />

road traffic noise and the b<strong>en</strong>efit of access to quietness." Journal of Sound and Vibration<br />

295():40-59.<br />

Peders<strong>en</strong>, S., Moller, H. and Persson Waye, K. (2007) "Indoor measurem<strong>en</strong>ts of noise at<br />

low frequ<strong>en</strong>cies - Problems and solutions." Journal of low frequ<strong>en</strong>cy noise vibration and<br />

active control. 22 (1): 249-270.<br />

Prante, H. U. (2001) Modeling judgem<strong>en</strong>ts of <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal sounds by means of artificial<br />

neural networks. PhD Dissertation, Technical University of Berlin, Germany.<br />

Raimbault, M., Lavandier, C. and Bér<strong>en</strong>gier, M. (2003) "Ambi<strong>en</strong>t sound assessm<strong>en</strong>t of<br />

urban <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts: field studies in two Fr<strong>en</strong>ch cities," Applied Acoustics 64 1241–1256.<br />

Rossberg, S. (2006) Ranking of Noise Sources with Respect to Noise Perception,<br />

deliverable 2.8 of QCity (Quiet City Transport) FP6-516420.<br />

Schafer, R. M. (1977) The Tuning of the World. Knopf, New York, USA.<br />

SLO (2004), SLO1-meting: Eindverslag, Market Analysis & Synthesis in. Ministerie van<br />

de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap – <strong>Afdeling</strong> Algeme<strong>en</strong> Milieu- <strong>en</strong> Natuurbeleid.<br />

Sundbergh, P. and Algers, S. (2007) Report on ranking of differ<strong>en</strong>t noise source<br />

mitigation measures, deliverable 2.15 of QCity (Quiet City Transport) FP6-516420.<br />

Truax, B. (1978). Handbook for Acoustic Ecology. ARC Publications, Vancouver,<br />

Canada.<br />

van d<strong>en</strong> Berg, A. E., Hartig, T. and Staats, H. (2007) "Prefer<strong>en</strong>ce for nature in urbanized<br />

societies: Stress, restoration, and the pursuit of sustainability," Journal of Social Issues,<br />

63 (1): 79-96.<br />

Van R<strong>en</strong>terghem, T., Salomons, E. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2006) "Parameter study of<br />

sound propagation betwe<strong>en</strong> city canyons with coupled FDTD-PE model." Applied<br />

Acoustics 67(6):487-510.<br />

Van R<strong>en</strong>terghem, T. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2008) "Numerical evaluation of sound<br />

propagating over gre<strong>en</strong> roofs." Journal of Sound and Vibration 317(3-5):781-799.<br />

203


Van R<strong>en</strong>terghem, T. and Botteldoor<strong>en</strong>, D. (2009) "Reducing the acoustical façade load<br />

from road traffic with gre<strong>en</strong> roofs." Building and Environm<strong>en</strong>t (in press).<br />

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007a), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRAT 2007:<br />

Indicatorrapport.<br />

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007b), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRA –<br />

Achtergronddocum<strong>en</strong>t - Thema Stedelijk hinder: lawaai.<br />

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2007c), Milieurapport Vlaander<strong>en</strong> MIRA –<br />

Achtergronddocum<strong>en</strong>t - Thema Stedelijk milieu.<br />

Wrightson, K. (2000). "An introduction to acoustic ecology." Soundscape 1(1) :10-13.<br />

204


KILOMETERS MALEN:<br />

MAATSCHAPPELIJKE DWANGNEUROSE OF<br />

RUIMTELIJK PROBLEEM?<br />

Kobe BOUSSAUW <strong>en</strong> Frank WITLOX<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Geografie<br />

Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />

Krijgslaan 281/S8<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 45 55<br />

fax: +32 9 264 49 85<br />

e-mail: kobe.boussauw@ug<strong>en</strong>t.be; frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />

Abstract<br />

The distance covered by individual trips increases year after year,<br />

regardless of the travel mode. Along with this evolution, also external<br />

effects grow, such as emissions, noise, accid<strong>en</strong>ts, congestion and <strong>en</strong>ergy<br />

consumption. The reasons for this ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on are diverse. Prosperity<br />

may be invoked as the main cause. From the discipline of spatial planning,<br />

however, land-use policies that <strong>en</strong>able sprawl are pointed out. By<br />

calculating the theoretical minimum commuting distances for Flanders and<br />

Brussels, we want to introduce a methodology to quantify this sprawl, and<br />

to determine to what ext<strong>en</strong>t the spatial structure contributes to the traffic<br />

volume that we know today.<br />

1. Inleiding<br />

Sinds jaar <strong>en</strong> dag wordt het mobiliteitsdebat beheerst door e<strong>en</strong><br />

hardnekkige neiging tot symptoombestrijding. Files, ongevall<strong>en</strong>,<br />

luchtvervuiling, <strong>en</strong>ergieverbruik <strong>en</strong> het daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de effect op<br />

de opwarming van de aarde word<strong>en</strong> beschouwd als op zichzelf staande<br />

problem<strong>en</strong> die moet<strong>en</strong> aangepakt <strong>en</strong> opgelost word<strong>en</strong>. Dat het inderdaad<br />

205


deze externe effect<strong>en</strong> zijn die de duurzaamheid van het verkeer <strong>en</strong> de<br />

leefbaarheid van de stedelijke gebied<strong>en</strong> aantast<strong>en</strong>, lijdt ge<strong>en</strong> twijfel.<br />

In de visie die aanleiding geeft tot de voorligg<strong>en</strong>de tekst beschouw<strong>en</strong> wij<br />

de g<strong>en</strong>oemde nadelige effect<strong>en</strong> echter als symptom<strong>en</strong> van de<br />

achterligg<strong>en</strong>de mechanism<strong>en</strong> die de verplaatsing<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>. Niet <strong>en</strong>kel<br />

het aantal verplaatsing<strong>en</strong>, maar ook <strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> wel voornamelijk de<br />

<strong>en</strong>orme afstand die dagelijks door miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overbrugd wordt,<br />

word<strong>en</strong> in het debat wel vaker veronachtzaamd. Nochtans verton<strong>en</strong> de<br />

negatieve effect<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> bijna lineair verband met de hoeveelheid<br />

kilometers die wordt afgelegd.<br />

De individuele vrijheid om zich te verplaats<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat <strong>en</strong>erzijds<br />

heeft bijgedrag<strong>en</strong> tot de economische groei <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e welvaart, maar<br />

dat anderzijds ook nadelige externe effect<strong>en</strong> met zich heeft meegebracht.<br />

De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de welvaart is niet <strong>en</strong>kel in de hand gewerkt door e<strong>en</strong> betere<br />

mobiliteit, maar heeft ook zelf het verkeer do<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>. Doordat het<br />

individuele budget dat aan vervoer gesp<strong>en</strong>deerd kon word<strong>en</strong> in absolute<br />

term<strong>en</strong> steeds is blijv<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, wonn<strong>en</strong> de snelle vervoermiddel<strong>en</strong><br />

(vooral, maar niet uitsluit<strong>en</strong>d, de auto) terrein. Het resultaat hiervan is dat<br />

de gemiddelde afstand die e<strong>en</strong> individu dagelijks overbrugt systematisch<br />

to<strong>en</strong>eemt, <strong>en</strong> dit wellicht al sinds de uitvinding van het wiel.<br />

Maar waarhe<strong>en</strong> rijdt iedere<strong>en</strong> dan zo ver, <strong>en</strong> zelfs steeds verder? Het<br />

antwoord is drieledig. We rijd<strong>en</strong> met z‟n all<strong>en</strong> naar onze dagelijkse<br />

bezighed<strong>en</strong>, die we in de loop der jar<strong>en</strong> steeds verder van huis zijn gaan<br />

zoek<strong>en</strong>. Verder zijn we in de loop der jar<strong>en</strong> met z‟n all<strong>en</strong> verder weg<br />

verhuisd van onze dagelijkse bezighed<strong>en</strong>. En bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn onze<br />

dagelijkse bezighed<strong>en</strong> zelf wat opgeschov<strong>en</strong>, verder weg van ons huis.<br />

Het eerste deel van het antwoord is inher<strong>en</strong>t economisch: als de kost<br />

afneemt (in dit geval van vervoer als product), dan wordt er meer van<br />

geconsumeerd. Het tweede <strong>en</strong> derde deel van het antwoord bezitt<strong>en</strong> echter<br />

e<strong>en</strong> belangrijke ruimtelijke compon<strong>en</strong>t. Het lijkt alsof het wijzig<strong>en</strong>de<br />

verplaatsingsgedrag deels verste<strong>en</strong>d is in suburbane ontwikkeling<strong>en</strong>,<br />

waardoor de functies verder uit elkaar zijn gaan ligg<strong>en</strong>. Deze “verst<strong>en</strong>ing”<br />

heeft als belangrijke consequ<strong>en</strong>tie dat het terug do<strong>en</strong> inkrimp<strong>en</strong> van de<br />

afstand<strong>en</strong> die we aflegg<strong>en</strong> in veel regio‟s erg moeilijk geword<strong>en</strong> is. Het<br />

aanpakk<strong>en</strong> van de externe effect<strong>en</strong> bij de bron is daar dan ook nauwelijks<br />

206


mogelijk. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we ons afvrag<strong>en</strong> of de ruimtelijke<br />

uite<strong>en</strong>legging van functies niet vooral e<strong>en</strong> economische minwaarde<br />

betek<strong>en</strong>t, die onze maatschappij erg kwetsbaar maakt voor<br />

omstandighed<strong>en</strong> waarbij de vervoerskost weer zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

door stijg<strong>en</strong>de olieprijz<strong>en</strong> of to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de structurele congestie. In deze<br />

tekst will<strong>en</strong> we deze f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> op e<strong>en</strong> kwantitatieve manier bestuder<strong>en</strong>.<br />

2. Basis- <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer<br />

Het begrip “wasteful commuting” of “excess commuting” - hierna<br />

vertaald als bov<strong>en</strong>matige p<strong>en</strong>del - werd initieel geïntroduceerd door<br />

Hamilton (1982). Hamilton definieerde bov<strong>en</strong>matige p<strong>en</strong>del als de<br />

verhouding tuss<strong>en</strong> de effectief afgelegde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

theoretische minimaal af te legg<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>, die gesuggereerd<br />

word<strong>en</strong> door de ruimtelijke structuur van de beschouwde stad. De<br />

interesse van Hamilton (1982) voor geminimaliseerde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />

vindt zijn oorsprong in de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de oliecrisiss<strong>en</strong> van 1973 <strong>en</strong> 1979-<br />

1980, waarbij de vlotte beschikbaarheid <strong>en</strong> vooral de betaalbaarheid van<br />

fossiele olieproduct<strong>en</strong> in het gedrang kwam. Dagelijkse verplaatsing<strong>en</strong><br />

over grote afstand<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> plots als problematisch, want<br />

<strong>en</strong>ergieverslind<strong>en</strong>d, beschouwd.<br />

Er bestaat e<strong>en</strong> ruime cons<strong>en</strong>sus over het bepal<strong>en</strong>d karakter van de<br />

ruimtelijke structuur als sam<strong>en</strong>spel van verkeersg<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(Van Acker et al., 2007). De vorm, dichtheid <strong>en</strong> mate van verm<strong>en</strong>ging of<br />

scheiding van functies bepaalt in eerste instantie welke<br />

verplaatsingspatron<strong>en</strong> mogelijk zijn, <strong>en</strong> welke afstand<strong>en</strong> minimaal<br />

afgelegd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> goede werking van de economie<br />

mogelijk te mak<strong>en</strong>. In heel wat beleidsdocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> over verkeer <strong>en</strong><br />

vervoer wordt veel hoop gelegd in e<strong>en</strong> “goede ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing” als<br />

middel om de mobiliteit efficiënter <strong>en</strong> duurzamer te mak<strong>en</strong>.<br />

Maar de ruimtelijke structuur mag dan wel e<strong>en</strong> randvoorwaarde zijn voor<br />

de mogelijke verplaatsing<strong>en</strong>, de zich effectief manifester<strong>en</strong>de<br />

verplaatsingspatron<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door tal van bijkom<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

geïnduceerd. Het aanbod van infrastructuur <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer, het<br />

congesti<strong>en</strong>iveau, de aanschafkost van e<strong>en</strong> wag<strong>en</strong>, de brandstofprijs,<br />

parkeertariev<strong>en</strong>, snelheidsbeperking<strong>en</strong>, gezinssam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> oriëntatie<br />

207


van de economie zijn slechts <strong>en</strong>kele elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die niet of slechts in<br />

beperkte mate van ruimtelijke aard zijn, maar toch sterk bepal<strong>en</strong>d zijn<br />

voor de hoeveelheid <strong>en</strong> het soort verkeer dat geg<strong>en</strong>ereerd wordt.<br />

Gezi<strong>en</strong> in het maatschappelijk debat e<strong>en</strong> belangrijk deel van de<br />

verantwoordelijkheid voor de verkeersproblematiek bij de ruimtelijke<br />

ord<strong>en</strong>ing wordt gelegd, is het van belang te kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong> welk<br />

aandeel van het verkeer effectief veroorzaakt wordt door de ruimtelijke<br />

structuur op zich, <strong>en</strong> welk aandeel in feite e<strong>en</strong> extrapolatie is die zijn<br />

oorsprong vindt in onder meer de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Het<br />

eerste volume verkeer zoud<strong>en</strong> we “basisverkeer” will<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, terwijl<br />

we het tweede als “bov<strong>en</strong>matig verkeer” zull<strong>en</strong> bestempel<strong>en</strong>. Hamilton<br />

(1982) bestudeerde <strong>en</strong>kel woon-werkverkeer, maar het concept kan -<br />

mutatis mutandis - uitgebreid word<strong>en</strong> naar alle verkeerscategorieën.<br />

Om e<strong>en</strong> inschatting te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> van de hoeveelhed<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig<br />

verkeer is kwantificeerbaarheid van verkeersvolumes cruciaal. Als<br />

b<strong>en</strong>adering van de totale volumes will<strong>en</strong> we het aantal afgelegde<br />

kilometers per persoon, vanuit of naar e<strong>en</strong> beschouwde zone, <strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> vooraf gedefinieerde tijdspanne, voorstell<strong>en</strong>. Zoals blijkt uit Boussauw<br />

<strong>en</strong> Witlox (2008) kan op macroschaal de afgelegde afstand per persoon als<br />

e<strong>en</strong> goede b<strong>en</strong>adering word<strong>en</strong> beschouwd voor onder meer<br />

<strong>en</strong>ergieverbruik, duurzaamheid van de verplaatsing <strong>en</strong> het<br />

verkeersvolume. Afhankelijk van de ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />

studiegebied <strong>en</strong> de schaal waarop gewerkt wordt, zull<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel ook<br />

andere elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoals modale uitsplitsing, sam<strong>en</strong>stelling van het<br />

wag<strong>en</strong>park <strong>en</strong> congesti<strong>en</strong>iveau moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om het risico<br />

op al te grote vere<strong>en</strong>voudiging<strong>en</strong> te vermijd<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere manier om het probleem te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> is de volg<strong>en</strong>de. Door<br />

abstractie te mak<strong>en</strong> van het bov<strong>en</strong>matige aandeel in het huidige<br />

verkeersvolume prober<strong>en</strong> we in te schatt<strong>en</strong> in welke mate het<br />

verkeersvolume, noodzakelijk voor e<strong>en</strong> goede werking van de economie,<br />

kan inkrimp<strong>en</strong> onder invloed van externe factor<strong>en</strong> zoals stijg<strong>en</strong>de<br />

brandstofprijz<strong>en</strong>, extreme congestie of ontrad<strong>en</strong>d beleid. Het is dan ook<br />

verdedigbaar het onderzoek in eerste instantie te beperk<strong>en</strong> tot de<br />

beweging<strong>en</strong> in het woon-werk- <strong>en</strong> woon-schoolverkeer, die van alle<br />

persoonlijke verplaatsing<strong>en</strong> economisch het meest cruciaal zijn. Dit kan<br />

geïllustreerd word<strong>en</strong> aan de hand van prijselasticiteit<strong>en</strong>: in het bijzonder<br />

208


het woon-werkverkeer is heel wat minder prijselastisch, <strong>en</strong> dus inerter, dan<br />

verplaatsing<strong>en</strong> die omwille van andere motiev<strong>en</strong>, zoals recreatie, gebeur<strong>en</strong><br />

(Bogaert et al., 2006). E<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> om de focus te richt<strong>en</strong> op<br />

woon-werk- <strong>en</strong> woon-schoolp<strong>en</strong>del is het feit dat over deze verplaatsing<strong>en</strong><br />

in het algeme<strong>en</strong> volledigere <strong>en</strong> betrouwbaardere datasets beschikbaar zijn.<br />

3. <strong>Ruimtelijke</strong> variatie in bov<strong>en</strong>matige verkeersg<strong>en</strong>eratie in<br />

Vlaander<strong>en</strong><br />

Als hypothese stell<strong>en</strong> we dat er regionale gradiënt<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

bestaan inzake minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer,<br />

waarvoor e<strong>en</strong> verband kan gelegd word<strong>en</strong> met ruimtelijke karakteristiek<strong>en</strong><br />

zoals dichtheid, functionele mix of nabijheid van belangrijke<br />

verkeersinfrastructuur. De mate waarin bov<strong>en</strong>matig verkeer erg<strong>en</strong>s<br />

voorkomt, kan als indicator word<strong>en</strong> beschouwd voor de tred waarmee e<strong>en</strong><br />

bepaalde ruimtelijke structuur of regio e<strong>en</strong> krimp van het totale<br />

verkeersvolume zou kunn<strong>en</strong> absorber<strong>en</strong>, zonder dat daardoor ernstige<br />

economische schade wordt opgelop<strong>en</strong>. Daarbij gaan we ervan uit dat het<br />

inkrimp<strong>en</strong> van het volume bov<strong>en</strong>matig verkeer e<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario is dat zich<br />

<strong>en</strong>erzijds zal doorzett<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> naar verwachting voortdur<strong>en</strong>de stijging<br />

van de olieprijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> anderzijds w<strong>en</strong>selijk is vanuit het oogpunt van<br />

emissie- <strong>en</strong> congestiebeleid. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicator vorm<strong>en</strong> voor de verstoring in het ev<strong>en</strong>wicht<br />

tuss<strong>en</strong> de woonfunctie (die als oorsprong van verplaatsing<strong>en</strong> wordt<br />

beschouwd) <strong>en</strong> andere functies, zoals jobs, schol<strong>en</strong>, winkels <strong>en</strong> recreatieve<br />

attractiepol<strong>en</strong> die als bestemming<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd. Het<br />

effect van het stimuler<strong>en</strong> of net het ontmoedig<strong>en</strong> van bepaalde nieuwe<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> kan dan getoetst word<strong>en</strong> aan de te verwacht<strong>en</strong> invloed op<br />

de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. Want e<strong>en</strong> reductie van deze theoretische<br />

minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong> effectieve reductie onder wijzig<strong>en</strong>de<br />

externe invloed<strong>en</strong> uiteindelijk vlotter tot stand lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de<br />

context van dit onderzoek will<strong>en</strong> we deze hypothese toepass<strong>en</strong> op<br />

Vlaander<strong>en</strong>, voor de volledigheid van de interpretatie uitgebreid met<br />

Brussel. Het kader voor de omschrijving van ruimtelijke structur<strong>en</strong> op<br />

macroschaal is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV,<br />

1997/2004).<br />

209


210<br />

3.1. Monoc<strong>en</strong>trisch versus gesuburbaniseerd polyc<strong>en</strong>trisch<br />

Hamilton (1982) red<strong>en</strong>eerde steeds vanuit e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trisch stedelijk<br />

model, zoals ontwikkeld door Mills (1967) <strong>en</strong> Muth (1969). Binn<strong>en</strong> dit<br />

model word<strong>en</strong> alle jobs in het c<strong>en</strong>traal zak<strong>en</strong>district (c<strong>en</strong>tral business<br />

district (CBD)) gesitueerd, waarbij er in het omligg<strong>en</strong>de resid<strong>en</strong>tiële<br />

gebied steeds e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht wordt nagestreefd tuss<strong>en</strong> bereikbaarheid van<br />

het CBD <strong>en</strong> de biedr<strong>en</strong>te, die zich ruimtelijk manifesteert als e<strong>en</strong><br />

dichtheidsgradiënt. Het monoc<strong>en</strong>trische model laat toe om de minimale<br />

woon-werkafstand<strong>en</strong> te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> op basis van de geometrische<br />

karakteristiek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> cirkel. Hamilton (1982) berek<strong>en</strong>de de<br />

theoretische minimale woon-werkafstand<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> aantal gemodelleerde<br />

Amerikaanse <strong>en</strong> Japanse sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> vergeleek deze met de effectief<br />

afgelegde afstand<strong>en</strong> die hij putte uit surveygegev<strong>en</strong>s van de beschouwde<br />

sted<strong>en</strong>.<br />

Voor het detecter<strong>en</strong> van ruimtelijke variatie inzake bov<strong>en</strong>matig verkeer<br />

binn<strong>en</strong> de Vlaamse gesuburbaniseerde historisch-polyc<strong>en</strong>trische<br />

ruimtelijke structuur houdt de toepassing van e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trisch<br />

stadsmodel ge<strong>en</strong> steek. Dit is zeker het geval als we wet<strong>en</strong> dat in het<br />

bijzonder de for<strong>en</strong>z<strong>en</strong>zones van de verschill<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> in België elkaar<br />

overlapp<strong>en</strong> (Luyt<strong>en</strong> <strong>en</strong> Van Hecke, 2007). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> heel wat<br />

jobs zich ver buit<strong>en</strong> de CBD‟s, bijvoorbeeld in hav<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong>,<br />

dorpskern<strong>en</strong>, historisch gegroeide bedrijv<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

of perifere bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong>. Zelfs al is de ruimtelijke spreiding van de<br />

woonfunctie groter dan die van de andere functies, toch moet rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sterk polyc<strong>en</strong>trische <strong>en</strong> deels verspreide<br />

ruimtelijke verdeling van zowel jobs alsook andere bestemming<strong>en</strong>.<br />

Als basismethodiek voor het onderzoek voor Vlaander<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> wij voor<br />

om alle vertrek- <strong>en</strong> aankomstbeweging<strong>en</strong> die zich in de realiteit voordo<strong>en</strong><br />

modelmatig op e<strong>en</strong> zo kort mogelijke afstand aan elkaar te koppel<strong>en</strong>.<br />

Daarbij wordt als <strong>en</strong>ige criterium fysieke (netwerk)afstand gebruikt. Er<br />

wordt ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met andere criteria, bijvoorbeeld in het<br />

woon-werkverkeer het feit dat e<strong>en</strong> werknemer niet gekwalificeerd zou zijn<br />

voor de jobs die in de buurt van zijn of haar woning beschikbaar zijn.


3.2. Schaal<br />

De oef<strong>en</strong>ing kan op verschill<strong>en</strong>de schaalniveaus word<strong>en</strong> gemaakt. Op<br />

macroniveau lijkt het logisch om de geme<strong>en</strong>te als kleinste zone te nem<strong>en</strong>.<br />

Op die manier kunn<strong>en</strong> verband<strong>en</strong> gelegd word<strong>en</strong> met evoluties in<br />

demografie, werkgeleg<strong>en</strong>heid, peri- <strong>en</strong> suburbanisatie, of aanbod aan<br />

transportinfrastructuur <strong>en</strong> -voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Op microniveau kan e<strong>en</strong> stap verder gegaan word<strong>en</strong>, zodat theoretische<br />

minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig verkeer kunn<strong>en</strong> gekoppeld<br />

word<strong>en</strong> aan gedetailleerde ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals bestemming,<br />

dichtheid, mate van scheiding <strong>en</strong> verweving, afstand tot<br />

transportinfrastructuur of tot conc<strong>en</strong>traties van bevolking, jobs, of andere<br />

attractiepol<strong>en</strong>... Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> minder significante gebied<strong>en</strong> (in het<br />

bijzonder grote gebied<strong>en</strong> met zeer lage conc<strong>en</strong>traties aan activiteit<strong>en</strong>) uit<br />

de kaart<strong>en</strong> verwijderd word<strong>en</strong> zodat kaartbeeld<strong>en</strong> niet onnodig vertek<strong>en</strong>d<br />

word<strong>en</strong>. Het aangewez<strong>en</strong> schaalniveau voor e<strong>en</strong> dergelijke analyse is<br />

ongetwijfeld dat van de buurt. Binn<strong>en</strong> het kader van deze tekst zull<strong>en</strong> we<br />

ons echter richt<strong>en</strong> op het macroniveau, waarbij we e<strong>en</strong> ruimtelijke<br />

zonering op basis van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong>.<br />

4. Detecter<strong>en</strong> van ruimtelijke evoluties met problematisch<br />

karakter<br />

Zoals gesteld in de inleiding will<strong>en</strong> we bov<strong>en</strong>matig verkeer opvoer<strong>en</strong> als<br />

indicator voor het detecter<strong>en</strong> van verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ruimtelijke<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> die tot het uite<strong>en</strong>legg<strong>en</strong> van functies leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> als sterk<br />

verkeersg<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> beschouwd (hieronder onder de noemer<br />

“sprawl” gebruikt), <strong>en</strong> evoluties in het verplaatsingsgedrag van de<br />

gebruikers van deze evoluer<strong>en</strong>de ruimte.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> evoluties word<strong>en</strong> namelijk vaak verantwoordelijk gesteld voor<br />

het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verkeersvolume, doorgaans zonder dat deze bewering<strong>en</strong><br />

door cijfers word<strong>en</strong> gestaafd. We citer<strong>en</strong> in dit verband het rapport van de<br />

FOD <strong>Mobiliteit</strong> aan de VN (Transportsituatie in België, 2008), waarin<br />

“suburbanisatie” als eerste in rij wordt vermeld bij de verklaring<strong>en</strong> voor de<br />

aanhoud<strong>en</strong>de groei van het person<strong>en</strong>vervoer. Ook het ontwerp<br />

<strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> (2001) stelt dat ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong> die<br />

211


niet langer binn<strong>en</strong> de traditionele sted<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> min of meer afgebak<strong>en</strong>de<br />

bebouwde oppervlakte <strong>en</strong> invloedssfeer vall<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> grotere vraag<br />

naar mobiliteit <strong>en</strong> tot grotere verplaatsingsafstand<strong>en</strong>. Vand<strong>en</strong>bulcke et al.<br />

(2007) zijn specifieker, <strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> aantal rec<strong>en</strong>te resid<strong>en</strong>tiële<br />

verkaveling<strong>en</strong> in het oost<strong>en</strong> van Waals-Brabant <strong>en</strong> het noord<strong>en</strong> van<br />

Limburg, die door hun afgeleg<strong>en</strong> ligging t<strong>en</strong> opzichte van<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heidsc<strong>en</strong>tra <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer e<strong>en</strong> onverantwoorde<br />

bijkom<strong>en</strong>de impact op de mobiliteit zoud<strong>en</strong> creër<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> kritische vraagstelling in verband hiermee kan als volgt geformuleerd<br />

word<strong>en</strong>: Wordt het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verkeersvolume veroorzaakt door de<br />

sprawl, of is het goedkopere <strong>en</strong> snellere vervoer zowel de oorzaak van het<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> verkeersvolume als van de sprawl? De totstandkoming van<br />

sprawl best<strong>en</strong>digt ongetwijfeld t<strong>en</strong> dele het toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> verkeersvolume,<br />

<strong>en</strong> is mogelijk e<strong>en</strong> factor die deze evolutie nog versnelt. Maar over de<br />

mate waarin dit elem<strong>en</strong>t speelt zijn ge<strong>en</strong> kwantitatieve gegev<strong>en</strong>s bek<strong>en</strong>d.<br />

Het schets<strong>en</strong> van de ruimtelijke gradiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de evolutie van de<br />

theoretische minimaal af te legg<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zou hier meer licht op<br />

kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> schijn<strong>en</strong>. De hypothese luidt als volgt. De dagelijks<br />

afgelegde p<strong>en</strong>delafstand neemt systematisch toe (zie Figuur 1) (Mér<strong>en</strong>ne-<br />

Schoumaker et al., 1999; Verhetsel et al., 2007). Indi<strong>en</strong> sprawl voor 100%<br />

verantwoordelijk kan gesteld word<strong>en</strong> voor deze evolutie, dan zou de<br />

proc<strong>en</strong>tuele to<strong>en</strong>ame van de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand gelijke<br />

tred moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong>ame van de geobserveerde afgelegde<br />

afstand. Naar verwachting zal sprawl echter slechts t<strong>en</strong> dele<br />

verantwoordelijk zijn voor de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de reële p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal de<br />

snelheid waarmee de minimale p<strong>en</strong>delafstand in e<strong>en</strong> bepaald gebied<br />

to<strong>en</strong>eemt e<strong>en</strong> indicator zijn voor de mate waarin ruimtelijke evoluties er<br />

verantwoordelijk zijn voor de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afgelegde afstand. Regionale<br />

variaties in deze evolutie zull<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede indicatie gev<strong>en</strong> over<br />

mogelijk problematische ontwikkeling<strong>en</strong> die in bepaalde gebied<strong>en</strong> aan de<br />

gang zijn.<br />

212


Figuur 1<br />

Als vere<strong>en</strong>voudigd voorbeeld om de voorgestelde onderzoeksmethodiek te<br />

illustrer<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we de woon-werkp<strong>en</strong>del gebruik<strong>en</strong>. We berek<strong>en</strong><strong>en</strong>, voor<br />

e<strong>en</strong> studiegebied dat op basis van het gew<strong>en</strong>ste schaalniveau in zones is<br />

onderverdeeld, de minimale theoretische p<strong>en</strong>delafstand. Daartoe moet<strong>en</strong><br />

we voor elke zone beschikk<strong>en</strong> over het aantal jobs die er gelokaliseerd<br />

zijn, <strong>en</strong> het aantal werkzam<strong>en</strong> die er won<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> we<br />

beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> netwerk dat alle zones met elkaar verbindt.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s kan e<strong>en</strong> afstandsmatrix word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d, die de kortste route<br />

over het netwerk geeft tuss<strong>en</strong> het zwaartepunt van elk zonepaar. Voor<br />

intrazonale verplaatsing<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> theoretische gemiddelde afstand<br />

word<strong>en</strong> geschat, bijvoorbeeld de helft van de berek<strong>en</strong>de afstand tot de<br />

meest nabijgeleg<strong>en</strong> zone. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de beschikbare jobs over de<br />

kortst mogelijke afstand gekoppeld aan de beschikbare werkzame<br />

populatie. Daartoe wordt e<strong>en</strong> zo groot mogelijk aandeel van de populatie<br />

toegewez<strong>en</strong> aan de beschikbare jobs binn<strong>en</strong> de zone, <strong>en</strong> vice versa.<br />

Overschott<strong>en</strong> van werkzam<strong>en</strong> of jobs word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> algoritme<br />

toegewez<strong>en</strong> aan andere zones, zodanig dat de totale afgelegde afstand<br />

geminimaliseerd wordt.<br />

Om e<strong>en</strong> evolutieschets te mak<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> deze datasets voor verschill<strong>en</strong>de<br />

tijdstipp<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong> zijn. Voor de interpretatie is het ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s nuttig<br />

dat er gegev<strong>en</strong>s beschikbaar zijn over de daadwerkelijk afgelegde<br />

213


afstand<strong>en</strong> in het woon-werkverkeer op de bedoelde tijdstipp<strong>en</strong>. Hieronder<br />

zull<strong>en</strong> we de oef<strong>en</strong>ing mak<strong>en</strong> op basis van twee verschill<strong>en</strong>de datasets.<br />

214<br />

5. Data<br />

In de onderstaande uitwerking gebruik<strong>en</strong> we gegev<strong>en</strong>s over jobs <strong>en</strong><br />

werkzame bevolking, geaggregeerd op geme<strong>en</strong>telijk niveau. Het Brussels<br />

gewest wordt als afzonderlijke zone beschouwd. Als vertrek- <strong>en</strong><br />

aankomstpunt wordt telk<strong>en</strong>s het zwaartepunt van de beschouwde<br />

geme<strong>en</strong>te gebruikt, behalve bij intrazonale beweging<strong>en</strong>. Door het gebruik<br />

van deze vrij ruwe zonering tred<strong>en</strong> er onvermijdelijk fout<strong>en</strong> op, die zich<br />

zull<strong>en</strong> weerspiegel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> discrepantie met de afgelegde afstand<strong>en</strong> die<br />

door nauwkeuriger gegev<strong>en</strong>sbronn<strong>en</strong> (zoals SEE 2001) of het<br />

Multimodaal Model Vlaander<strong>en</strong> (MMM) word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>.<br />

5.1. Tewerkstelling <strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

Gegev<strong>en</strong>s over het aantal jobs per geme<strong>en</strong>te, <strong>en</strong> het aantal woonachtige<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> per geme<strong>en</strong>te, word<strong>en</strong> verzameld <strong>en</strong> gepubliceerd door het<br />

Steunpunt Werk <strong>en</strong> Sociale Economie (beleidsondersteun<strong>en</strong>d steunpunt<br />

van de Vlaams Geme<strong>en</strong>schap). Deze gegev<strong>en</strong>s zijn beschikbaar voor de<br />

jar<strong>en</strong> 1997 tot <strong>en</strong> met 2006. Gegev<strong>en</strong>s over het aantal in e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te<br />

gelokaliseerde jobs word<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s door dit steunpunt geleverd, voor de<br />

jar<strong>en</strong> 1997 t.e.m. 2005 (Lokale Statistiek<strong>en</strong>, 2008). Voor het Brussels<br />

Hoofdstedelijk Gewest word<strong>en</strong> deze data gepubliceerd door het Brussels<br />

Instituut voor Statistiek <strong>en</strong> Analyse. Deze data zijn echter niet ingedeeld<br />

per geme<strong>en</strong>te, maar handel<strong>en</strong> over het volledige gewest. Ze zijn<br />

beschikbaar voor de refer<strong>en</strong>tiejar<strong>en</strong> 1990, 1995, 2000 <strong>en</strong> 2002 t.e.m. 2006<br />

(Analyse <strong>en</strong> Statistiek, 2008). Op basis van deze gegev<strong>en</strong>s wordt e<strong>en</strong><br />

herkomst-bestemmingsmatrix opgebouwd, waarbij elke geme<strong>en</strong>te zowel<br />

bij de herkomstgebied<strong>en</strong> als bij de bestemmingsgebied<strong>en</strong> voorkomt.<br />

5.2. Netwerk<br />

Om op de verschill<strong>en</strong>de schaalniveaus de verbinding tuss<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong>de zones te legg<strong>en</strong>, werd gebruik gemaakt van Streetnet. Dit<br />

skeletbestand bevat het volledige strat<strong>en</strong>patroon van België. Het op<strong>en</strong>baarvervoernetwerk<br />

werd niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> we ervan uitgaan dat de


kortst mogelijke wegverbinding tuss<strong>en</strong> twee punt<strong>en</strong> doorgaans in e<strong>en</strong><br />

kleinere afstand resulteert dan de kortste mogelijke verbinding via e<strong>en</strong> lijn<br />

van het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

5.3. Beperking<strong>en</strong> van de beschikbare data<br />

De methodologie die gehanteerd wordt voor de sam<strong>en</strong>stelling van de data<br />

over de werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is sinds 2003 veranderd. De resulter<strong>en</strong>de cijfers zijn<br />

dus niet volledig vergelijkbaar. T<strong>en</strong> behoeve van het detecter<strong>en</strong> van<br />

evoluties is het cruciaal om over volledige datasets te beschikk<strong>en</strong> voor<br />

minst<strong>en</strong>s twee verschill<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> die ver g<strong>en</strong>oeg van elkaar af ligg<strong>en</strong>. De<br />

oudste volledige dataset is die van 1997, de meest rec<strong>en</strong>te die van 2005.<br />

De gedekte tijdspanne is dus vrij beperkt (8 jaar).<br />

Rec<strong>en</strong>te data in verband met de afgelegde afstand<strong>en</strong>, zoals gepercipieerd<br />

door de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, zijn <strong>en</strong>kel beschikbaar voor 2001. De verhouding<br />

tuss<strong>en</strong> de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geobserveerde<br />

afgelegde p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dus niet berek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> voor 1997 <strong>en</strong><br />

2005. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> we <strong>en</strong>kel over geaggregeerde data waarbij de<br />

geme<strong>en</strong>te als herkomstzone wordt beschouwd. Voor de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />

aankomstzone zijn deze data niet beschikbaar.<br />

Er bevind<strong>en</strong> zich meer jobs in het Vlaams <strong>en</strong> Brussels Gewest dan er<br />

werkzam<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. We beschikk<strong>en</strong> op dit schaalniveau dus niet over<br />

gegev<strong>en</strong>s met betrekking tot inkom<strong>en</strong>de p<strong>en</strong>delstrom<strong>en</strong> uit Wallonië <strong>en</strong><br />

het buit<strong>en</strong>land. Er werd e<strong>en</strong> poging gedaan om deze lacune te overbrugg<strong>en</strong><br />

door middel van extrapolatie. Voor de berek<strong>en</strong>ing van de minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand met de woongeme<strong>en</strong>te als basis, werd het aantal jobs per<br />

geme<strong>en</strong>te geïnterpoleerd a rato van de verhouding tuss<strong>en</strong> het totale aantal<br />

werkzam<strong>en</strong> <strong>en</strong> het totale aantal jobs in het Vlaams <strong>en</strong> Brussels Gewest. Op<br />

die manier wordt voor de Vlaamse werknemers e<strong>en</strong> goede b<strong>en</strong>adering<br />

gevond<strong>en</strong>. Voor de berek<strong>en</strong>ing op basis van werkgeme<strong>en</strong>te werd het aantal<br />

per geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> won<strong>en</strong>de werkzam<strong>en</strong> op dezelfde manier geëxtrapoleerd.<br />

Wellicht verkrijg<strong>en</strong> we dus e<strong>en</strong> lichte onderschatting van de minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand, aangezi<strong>en</strong> de in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> Brussel tewerkgestelde<br />

inwoners van Wallonië <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>landers vaak van verder kom<strong>en</strong> dan zij<br />

die in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> Brussel zelf won<strong>en</strong>.<br />

215


216<br />

6. Methodiek <strong>en</strong> algoritme<br />

6.1. Uitgangspunt<br />

Het uitgangspunt van de methode houdt in dat elk vertrek dat zich in het<br />

ocht<strong>en</strong>dverkeer voordoet gekoppeld wordt aan de dichtstbijzijnde<br />

aankomst, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in het ocht<strong>en</strong>dverkeer. Binn<strong>en</strong> elk motief (in dit geval:<br />

werk) wordt het aantal vertrekk<strong>en</strong> per geme<strong>en</strong>te, net zoals het aantal<br />

aankomst<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>, maar de in de realiteit bestaande relatie tuss<strong>en</strong><br />

herkomst<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestemming<strong>en</strong> wordt doorgeknipt met als doel het<br />

minimaliser<strong>en</strong> van de afstand tuss<strong>en</strong> beide.<br />

Deze theoretische oef<strong>en</strong>ing maakt volstrekte abstractie van de tot op<br />

zekere hoogte als noodzakelijk veronderstelde “match” tuss<strong>en</strong> herkomst <strong>en</strong><br />

bestemming. In het woon-werkverkeer wil dat zegg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong>ieder die<br />

deel uitmaakt van de actieve bevolking geschikt geacht wordt om e<strong>en</strong>der<br />

welke job uit te voer<strong>en</strong>. Ook in het woon-schoolverkeer betek<strong>en</strong>t dit dat de<br />

fysieke afstand als <strong>en</strong>ige criterium voor de keuze van de school<br />

beschouwd wordt. Binn<strong>en</strong> het kader van deze tekst wordt de berek<strong>en</strong>ing <strong>en</strong><br />

bespreking gedaan voor het woon-werkverkeer, maar ze zou ook kunn<strong>en</strong><br />

overgedaan word<strong>en</strong> voor het woon-schoolverkeer. Door twee<br />

verschill<strong>en</strong>de tijdstipp<strong>en</strong> te beschouw<strong>en</strong> (1997 <strong>en</strong> 2005) zal e<strong>en</strong> evolutie<br />

word<strong>en</strong> geschetst.<br />

6.2. Principes van de rek<strong>en</strong>methode<br />

Om de af te legg<strong>en</strong> afstand<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de stapp<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. In eerste instantie wordt de fysieke afstand dij over het netwerk<br />

tuss<strong>en</strong> elk mogelijk paar van zones (geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) (i, j) berek<strong>en</strong>d. Daartoe<br />

wordt elke zone gerepres<strong>en</strong>teerd door zijn zwaartepunt (c<strong>en</strong>troïde). Binn<strong>en</strong><br />

de softwaremodule Network Analyst (ext<strong>en</strong>sie van ESRI ArcGIS 9.2)<br />

wordt telk<strong>en</strong>s het kortste pad over het netwerk berek<strong>en</strong>d tuss<strong>en</strong> elk<br />

c<strong>en</strong>troïdepaar. Het resulter<strong>en</strong>de product is e<strong>en</strong> symmetrische<br />

afstand<strong>en</strong>matrix die zowel in rij als in kolom elke zone repres<strong>en</strong>teert. De<br />

afstand voor e<strong>en</strong> interne verplaatsing binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zone, die volg<strong>en</strong>s de<br />

uitgelegde methode steeds nul bedraagt, wordt gesimuleerd door telk<strong>en</strong>s<br />

de helft te nem<strong>en</strong> van de afstand over het netwerk tuss<strong>en</strong> de c<strong>en</strong>troïde van<br />

de beschouwde zone <strong>en</strong> de c<strong>en</strong>troïde van de meest nabijgeleg<strong>en</strong> zone.


De combinatie van de herkomst-bestemmingsmatrix <strong>en</strong> de<br />

afstand<strong>en</strong>matrix levert de afgelegde afstand<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> elk zonepaar, zowel<br />

bekek<strong>en</strong> vanuit de beschouwde zone (herkomst<strong>en</strong>) als naar de beschouwde<br />

zone (bestemming<strong>en</strong>). De vertrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> aankomst<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de herkomstbestemmingsmatrix<br />

word<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s gesommeerd, zodanig dat we voor<br />

elke zone i beschikk<strong>en</strong> over het totale aantal vertrekk<strong>en</strong> Oi <strong>en</strong> het totale<br />

aantal aankomst<strong>en</strong> Di. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de afstand<strong>en</strong> geminimaliseerd.<br />

Dit gebeurt in eerste instantie door zoveel mogelijk beweging<strong>en</strong><br />

intrazonaal te mak<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de overgeblev<strong>en</strong> vertrek-<br />

respectievelijk aankomstbeweging<strong>en</strong> zoveel mogelijk gekoppeld aan<br />

naburige zones, zodanig dat de vanuit alle zones sam<strong>en</strong> afgelegde afstand<br />

geminimaliseerd wordt. Het minimaliseringsproces werd als algoritme<br />

geïmplem<strong>en</strong>teerd in Visual Basic for Applications.<br />

Uiteindelijk bekom<strong>en</strong> we voor elke geme<strong>en</strong>te i de totale geminimaliseerde<br />

uitgaande afstand T O i <strong>en</strong> de totale geminimaliseerde inkom<strong>en</strong>de afstand<br />

T D i. In combinatie met de geobserveerde afgelegde afstand T O i(obs) vanuit<br />

de beschouwde zone i, afkomstig uit SEE 2001, kunn<strong>en</strong> we nu ook de<br />

excesfactor E O i voor de herkomstzones in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. We definiër<strong>en</strong> de<br />

excesfactor als de verhouding tuss<strong>en</strong> de geobserveerde afgelegde afstand<br />

<strong>en</strong> de geminimaliseerde afstand E O i vanuit de beschouwde zone i:<br />

E<br />

O<br />

i<br />

T<br />

<br />

( obs)<br />

O<br />

i<br />

O<br />

Ti<br />

Aangezi<strong>en</strong> de geobserveerde afgelegde afstand T D i(obs) naar de<br />

bestemmingszones niet beschikbaar was binn<strong>en</strong> het kader van dit<br />

onderzoek, was het ook niet mogelijk om de bijbehor<strong>en</strong>de excesfactor E D i<br />

in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Bij de kartering gebruik<strong>en</strong> we de ocht<strong>en</strong>d van e<strong>en</strong><br />

weekdag als tijdsv<strong>en</strong>ster.<br />

217


218<br />

7. Excesfactor <strong>en</strong> evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand op<br />

basis van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

7.1. Theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand op basis van woon<br />

plaats<br />

De berek<strong>en</strong>de minimale p<strong>en</strong>delafstand in het woon-werkverkeer voor<br />

2005, op basis van woongeme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> uitgedrukt in km per <strong>en</strong>kele reis,<br />

wordt weergegev<strong>en</strong> op Kaart 1. De gemiddelde minimale p<strong>en</strong>delafstand<br />

bedraagt 10,3 km. De minimale p<strong>en</strong>delafstand varieert over de<br />

beschouwde zones van 0,93 km tot 52,7 km. Verder noter<strong>en</strong> we <strong>en</strong>kele<br />

opvall<strong>en</strong>de f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> in het kaartbeeld.<br />

De grootstedelijke <strong>en</strong> regionaalstedelijke gebied<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> korte tot zeer<br />

korte afstand<strong>en</strong>. In de geme<strong>en</strong>te Antwerp<strong>en</strong> (grot<strong>en</strong>deels grootstedelijk<br />

gebied), waar de tewerkstellingsconc<strong>en</strong>tratie in het hav<strong>en</strong>gebied relatief<br />

ver verwijderd is van het zwaartepunt van de woonfunctie, is dit minder<br />

uitgesprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal kleinstedelijke gebied<strong>en</strong> die eerder perifeer<br />

geleg<strong>en</strong> zijn t<strong>en</strong> opzichte van de economische kerngebied<strong>en</strong> scor<strong>en</strong> dan<br />

weer wel goed, net zoals sommige dunbevolkte perifere regio‟s zoals het<br />

zuidoost<strong>en</strong> van West-Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> del<strong>en</strong> van de Kemp<strong>en</strong>.<br />

De situatie van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die zich rondom de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

situer<strong>en</strong> is minder e<strong>en</strong>duidig. Op de as Antwerp<strong>en</strong>-Brussel blijv<strong>en</strong> de<br />

afstand<strong>en</strong> kort, tot ver in de provincie. In de omgeving van de overige<br />

c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dit veel minder het geval. Typische voorbeeld<strong>en</strong> zijn<br />

Brugge, Hasselt of Sint-Niklaas. De geïdealiseerde toestand die het model<br />

schetst, k<strong>en</strong>t zoveel mogelijk pot<strong>en</strong>tiële werknemers, woonachtig in de<br />

c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, toe aan de jobs in dezelfde geme<strong>en</strong>te. Aangezi<strong>en</strong> er in<br />

de meer perifere regio‟s e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> onev<strong>en</strong>wicht bestaat tuss<strong>en</strong> jobs<br />

<strong>en</strong> werkzam<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> de bewoners die iets verder van de perifere<br />

c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> won<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan meer verafgeleg<strong>en</strong><br />

jobs, die zich bijvoorbeeld in het economische kerngebied van Vlaander<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Brussel situer<strong>en</strong>. In de praktijk zal dit effect zich uiteraard uitmiddel<strong>en</strong><br />

over het hele invloedsgebied van de beschouwde perifere<br />

c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal er in de praktijk niet veel merkbaar zijn van<br />

extreme verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.


E<strong>en</strong> vergelijking met Kaart 2 leert ons dat de minimale p<strong>en</strong>delafstand voor<br />

e<strong>en</strong> groot stuk e<strong>en</strong> verklaring inhoudt voor de geobserveerde<br />

p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. Niettemin bestaan er opvall<strong>en</strong>de regionale verschill<strong>en</strong> in<br />

de verhouding tuss<strong>en</strong> de geobserveerde p<strong>en</strong>delafstand <strong>en</strong> de minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand (excesfactor).<br />

Kaart 1<br />

219


220<br />

Kaart 2<br />

7.2. Excesfactor op basis van woonplaats<br />

Gelet op Kaart 3 kunn<strong>en</strong> we stell<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> hoge excesfactor e<strong>en</strong> typisch<br />

stedelijk f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> is. Stedeling<strong>en</strong> gaan vele mal<strong>en</strong> verder van huis<br />

werk<strong>en</strong> dan gesuggereerd wordt door de ruimtelijke spreiding van<br />

woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> jobs. Dit strookt met de bevinding<strong>en</strong> van Hamilton (1982).<br />

De verklaring hiervoor kan <strong>en</strong>erzijds gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de theorie van<br />

het constante reistijdbudget (de zog<strong>en</strong>aamde BREVER-wet) (Hupkes,<br />

1977) <strong>en</strong> het constante financiële reisbudget (Schafer, 2000). Vanuit de<br />

stedelijke gebied<strong>en</strong> zijn er binn<strong>en</strong> beide types beschikbare budgett<strong>en</strong> heel<br />

wat meer jobs bereikbaar dan vanuit e<strong>en</strong> meer landelijk geleg<strong>en</strong> zone. De<br />

job die het grootste nut oplevert zal vanuit het stedelijk gebied bekek<strong>en</strong><br />

minder vaak de dichtstbijzijnde job zijn, dan dit vanuit het buit<strong>en</strong>gebied<br />

bekek<strong>en</strong> het geval zal zijn.<br />

Niettemin resulteert dit netto in p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> die vanuit het stedelijk<br />

gebied nog steeds korter zijn dan gemiddeld. Sam<strong>en</strong>gevat kunn<strong>en</strong> we<br />

zegg<strong>en</strong> dat de ruimtelijke structuur van stedelijke gebied<strong>en</strong> ervoor zorgt


dat de p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> relatief laag ligg<strong>en</strong>, maar dat er nog e<strong>en</strong> ruime<br />

marge bestaat waarbinn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de reductie mogelijk is.<br />

Behalve de stedelijke gebied<strong>en</strong> zijn er hier <strong>en</strong> daar ook meer suburbane<br />

regio‟s te vind<strong>en</strong> die zowel e<strong>en</strong> hoge excesfactor als lange p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Het zijn doorgaans gebied<strong>en</strong> die goed bereikbaar zijn <strong>en</strong> hoge<br />

inkom<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, waardoor de drempel voor verre verplaatsing<strong>en</strong> er lager<br />

ligt. Teg<strong>en</strong>over deze gebied<strong>en</strong> staan de meer perifere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die<br />

meestal tot het buit<strong>en</strong>gebied behor<strong>en</strong>. De meeste van deze geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> excesfactor die rond de 1, of vaak zelfs lager dan 1 ligt.<br />

Opnieuw word<strong>en</strong> deze lage waard<strong>en</strong> verklaard door de hoge excesfactor in<br />

de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Heel wat werknemers die in de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

won<strong>en</strong> gaan immers toch ver van huis werk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zo<br />

arbeidsplaats<strong>en</strong> vrij voor inwoners van de omligg<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De<br />

bov<strong>en</strong>matige excesfactor in de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dus verantwoordelijk<br />

voor de schijnbaar onlogisch lage excesfactor in de omligg<strong>en</strong>de<br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

We kunn<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> zeer lage excesfactor het<br />

meest kwetsbaar zijn voor wijziging<strong>en</strong> in externe factor<strong>en</strong> die het<br />

verplaatsingsgedrag stur<strong>en</strong>. Wanneer verplaatsing<strong>en</strong> duurder of moeilijker<br />

word<strong>en</strong> (bijv. door stijg<strong>en</strong>de brandstofprijz<strong>en</strong>, congestie,<br />

kilometerheffing<strong>en</strong> of verslechtering van het aanbod aan op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer), zull<strong>en</strong> werkzam<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eigd zijn e<strong>en</strong> job dichter bij huis te<br />

zoek<strong>en</strong>. Op het og<strong>en</strong>blik dat inwoners van c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dichter bij<br />

huis gaan werk<strong>en</strong>, zou dit voor de inwoners van de omligg<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> lage excesfactor betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat zij net verder van huis zoud<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> gaan werk<strong>en</strong>.<br />

221


222<br />

Kaart 3<br />

7.3. Theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand op basis van werk<br />

plaats<br />

Kaart 4 geeft de theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand voor de<br />

werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Opnieuw spring<strong>en</strong> de stedelijke gebied<strong>en</strong>, inclusief<br />

hav<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong>, in het oog. Als belangrijke conc<strong>en</strong>traties van<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid zijn deze belangrijke g<strong>en</strong>erator<strong>en</strong> van p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />

Ook e<strong>en</strong> aantal andere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die belangrijke conc<strong>en</strong>traties van<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid herberg<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> lange minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>. De<br />

lage waard<strong>en</strong> zijn vooral te vind<strong>en</strong> in typische resid<strong>en</strong>tiële gebied<strong>en</strong>, waar<br />

het aanbod aan actieve beroepsbevolking groot is maar er slechts weinig<br />

jobs beschikbaar zijn. Doordat jobs e<strong>en</strong> grotere ruimtelijke conc<strong>en</strong>tratie<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dan woning<strong>en</strong>, is dit het geval in e<strong>en</strong> groot deel van Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Aangezi<strong>en</strong> we niet over informatie beschikk<strong>en</strong> met betrekking tot de<br />

p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> op basis van werkplaats, is het niet mogelijk om e<strong>en</strong><br />

vergelijkbare kaart met excesfactor<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>.


Kaart 4<br />

7.4. Evolutie theoretische minimale p<strong>en</strong>delafstand<br />

De beschikbare gegev<strong>en</strong>s lat<strong>en</strong> toe om zowel voor de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als<br />

voor de werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> evolutiekaart op te stell<strong>en</strong> voor de periode<br />

1997-2005. Zoals eerder uitgelegd, beschouw<strong>en</strong> we deze evolutie als maat<br />

voor ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> negatief effect op de mobiliteit,<br />

in dit geval bekek<strong>en</strong> vanuit de woon-werkp<strong>en</strong>del. Ontwikkeling<strong>en</strong> die<br />

onder deze noemer vall<strong>en</strong> zijn niet noodzakelijk gelijk te stell<strong>en</strong> aan<br />

f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> zoals suburbanisatie, stadsvlucht of rurbanisatie die doorgaans<br />

als problematisch voor de mobiliteit word<strong>en</strong> beschouwd. In bepaalde<br />

regio‟s is het bijvoorbeeld niet d<strong>en</strong>kbeeldig dat suburbanisatie van jobs,<br />

die daarmee de resid<strong>en</strong>tiële ontwikkeling<strong>en</strong> van de laatste dec<strong>en</strong>nia<br />

zoud<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>, zou kunn<strong>en</strong> resulter<strong>en</strong> in kortere minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> zeker niet de<br />

<strong>en</strong>ige maat voor mobiliteitsbeïnvloed<strong>en</strong>de ruimtelijke ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

Ook het aanbod aan op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> het soort aanwezige<br />

verkeersinfrastructuur zal e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>, net zoals de<br />

223


uimtelijke conc<strong>en</strong>tratie of spreiding van bepaalde types van werk- <strong>en</strong><br />

woongeleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>. Wanneer we de evolutie voor de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

bekijk<strong>en</strong> (Kaart 5) dan kom<strong>en</strong> we tot de verrass<strong>en</strong>de vaststelling dat er<br />

zich in tweederde van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afname of status quo van de<br />

minimale p<strong>en</strong>delafstand heeft voorgedaan. Dat betek<strong>en</strong>t dat de ruimtelijke<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> die zich in die geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voorgedaan, in het<br />

bijzonder op het vlak van lokalisatie van bijkom<strong>en</strong>de werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />

niet verantwoordelijk kunn<strong>en</strong> gesteld word<strong>en</strong> voor de ev<strong>en</strong>tueel<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong>.<br />

De woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarvoor we wel e<strong>en</strong> belangrijke to<strong>en</strong>ame van de<br />

minimale p<strong>en</strong>delafstand optek<strong>en</strong><strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> verspreid voor maar k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

toch e<strong>en</strong> belangrijke clustering in het oost<strong>en</strong> van Vlaander<strong>en</strong>. Ook in de<br />

regio rond Aalst, het uiterste zuid<strong>en</strong> <strong>en</strong> noord<strong>en</strong> van de provincie Oost-<br />

Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele West-Vlaamse geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dit het geval. Het gaat<br />

zonder uitzondering om geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar de werkzame bevolking sterk is<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, zonder dat de arbeidsmarkt gelijke tred hield met deze<br />

evolutie. Hoewel nader onderzoek vereist is om meer klaarheid te<br />

schepp<strong>en</strong> in de achterligg<strong>en</strong>de mechanism<strong>en</strong>, zijn er indicaties dat veel<br />

van deze geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> nog steeds over e<strong>en</strong> ruime voorraad niet-aangesned<strong>en</strong><br />

woongebied beschikk<strong>en</strong> waardoor de beschikbaarheid van grond voor<br />

nieuwe monofunctionele resid<strong>en</strong>tiële verkaveling<strong>en</strong> er groter is dan in de<br />

overige geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

In de woongeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar we e<strong>en</strong> afname van de minimale<br />

p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong>, is er doorgaans e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van lokale<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid merkbaar. Ev<strong>en</strong>tuele aangegroeide resid<strong>en</strong>tiële sprawl<br />

wordt er gecomp<strong>en</strong>seerd door de groei van werkgeleg<strong>en</strong>heid in deze<br />

nieuwe ruimtelijke structur<strong>en</strong>.<br />

224


Kaart 5<br />

Verklaring<strong>en</strong> voor de evolutie van de minimale p<strong>en</strong>delafstand in de<br />

werkgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Kaart 6) moet<strong>en</strong> vooral gezocht word<strong>en</strong> in de groei van<br />

de arbeidsmarkt. In de drie grootstedelijke gebied<strong>en</strong> is de werkzame<br />

bevolking sneller toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dan de arbeidsmarkt. Dat heeft als gevolg<br />

dat de arbeidsmarkt e<strong>en</strong> betere ruimtelijke spreiding is gaan verton<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

deel van deze resultat<strong>en</strong> is echter te verklar<strong>en</strong> vanuit de activering van de<br />

werkloze populatie in de grootstedelijke gebied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> minder vanuit de<br />

lokalisering van nieuwe jobs.<br />

225


226<br />

8. Conclusies<br />

Kaart 6<br />

Globaal g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we stell<strong>en</strong> dat de ruimtelijke uite<strong>en</strong>legging van<br />

functies in sterke mate bepal<strong>en</strong>d is voor de dagelijkse verplaatsing<strong>en</strong>. Het<br />

besprok<strong>en</strong> model (op basis van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>telijke zonering) stelt dat de<br />

minimale gemiddelde afstand voor e<strong>en</strong> woon-werkverplaatsing binn<strong>en</strong> de<br />

huidige job- <strong>en</strong> woonmarkt vastligt op 10,3 km. Gezi<strong>en</strong> deze afstand ge<strong>en</strong><br />

rek<strong>en</strong>ing houdt met kwalificaties <strong>en</strong> jobvoorkeur<strong>en</strong>, zal e<strong>en</strong> realistische<br />

minimumafstand nog ruimschoots hoger ligg<strong>en</strong>. Anderzijds moet<strong>en</strong> we<br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> belangrijke fout<strong>en</strong>marge, gezi<strong>en</strong> de erg ruwe<br />

zone-indeling, waardoor onder andere de intrazonale minimumafstand<br />

wellicht overschat werd.<br />

De geobserveerde gemiddelde p<strong>en</strong>delafstand ligt met 19,0 km (voor 2001,<br />

zie Figuur 1) echter ruimschoots bov<strong>en</strong> de berek<strong>en</strong>de minimale<br />

gemiddelde waarde waarde. Veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, in het bijzonder zij die in de<br />

omgeving van belangrijke werkgeleg<strong>en</strong>heidspol<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> hun<br />

dagelijkse p<strong>en</strong>delafstand relatief gesprok<strong>en</strong> dus nog sterk verklein<strong>en</strong>. Voor


ewoners van perifere regio‟s is dat echter moeilijk of zelfs onmogelijk:<br />

zij zull<strong>en</strong> integ<strong>en</strong>deel verplicht word<strong>en</strong> om zich nog verder te verplaats<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> contractiebeweging zich zou doorzett<strong>en</strong>.<br />

Dat de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> welvaart impliciet of expliciet e<strong>en</strong> rol speelt in de<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afgelegde afstand<strong>en</strong> staat buit<strong>en</strong> kijf. Het lijkt er echter sterk<br />

op dat de mogelijkheid om steeds grotere afstand<strong>en</strong> te overbrugg<strong>en</strong> die<br />

daardoor ontstaan is, systematisch “verste<strong>en</strong>d” is in de vorm van de<br />

fysieke uite<strong>en</strong>legging van functies. Anderzijds is het zo dat de jobs die er<br />

de laatste jar<strong>en</strong> bijgekom<strong>en</strong> zijn, zich wellicht vaker dan vroeger buit<strong>en</strong> de<br />

klassieke stadsc<strong>en</strong>tra <strong>en</strong> industriegebied<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong>. Daardoor verliez<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> aantal sub- <strong>en</strong> peri-urbane gebied<strong>en</strong> beetje bij beetje hun<br />

monofunctionele resid<strong>en</strong>tiële karakter. De functionele mix neemt er toe,<br />

<strong>en</strong> de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong> verklein<strong>en</strong>. In regio‟s waar de klassieke<br />

sub- <strong>en</strong> peri-urbanisatie zich nog steeds voortzet, zoals dat bijvoorbeeld<br />

het geval is in del<strong>en</strong> van Limburg, blijv<strong>en</strong> de minimale p<strong>en</strong>delafstand<strong>en</strong><br />

echter nog steeds to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Deze tekst is tot stand gekom<strong>en</strong> in het kader van het Steunpunt Ruimte &<br />

Won<strong>en</strong> (deelproject <strong>Mobiliteit</strong>).<br />

Refer<strong>en</strong>ties<br />

Bogaert, S., De Smet, L., Verdonck, F., Van Biervliet, K., Logghe, S., Franckx, L.,<br />

Eyckmans, J., De Jaeger, S. (2006) Verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de studie naar prijs- <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>s-<br />

elasticiteit<strong>en</strong> van milieugerelateerde goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Aalst: Vlaams<br />

Milieumaatschappij.<br />

Boussauw, K., Lauwers, D., Witlox, F. (2008) "<strong>Ruimtelijke</strong> structuur <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieverbruik<br />

voor vervoer: e<strong>en</strong> eerste verk<strong>en</strong>ning voor Vlaander<strong>en</strong>." Ruimte & <strong>Planning</strong>. 28 (3), 35-<br />

48.<br />

Hamilton, B. W. (1982) "Wasteful Commuting." The Journal of Political Economy. 90<br />

(5), pp. 1035-1053.<br />

Hupkes, G. (1977) Toekomstsc<strong>en</strong>ario's voor ons vervoerssysteem. Dev<strong>en</strong>ter-Antwerp<strong>en</strong>:<br />

Kluwer.<br />

227


Luyt<strong>en</strong>, S., Van Hecke, E. (200) De Belgische stadsgewest<strong>en</strong> 2001. Brussel: Algem<strong>en</strong>e<br />

Directie Statistiek <strong>en</strong> Economische Informatie.<br />

Mills, E. S. (1967) "An Aggregative Model of Resource Allocation in a Metropolitan<br />

Area." American Economic Review. 57(2), pp. 197-210.<br />

Muth, R. F. (1969) Cities and Housing: The Spatial Pattern of Urban Resid<strong>en</strong>tial Land<br />

Use. Chicago: University of Chicago Press.<br />

N.N. (2008) Analyse <strong>en</strong> Statistiek from http://www.bruxelles.irisnet.be/nl/region/<br />

region_de_bruxelles-capitale/n_statistiques/analyses_et_statistiques/<br />

donnees_statistiques_ thematiques/population_active.shtml. Retrieved 08/08/2008.<br />

N.N. (2008) Cijfers from http://www.steunpuntwav.be/view/nl/18767. Retrieved<br />

08/08/2008.<br />

N.N. (2008) Lokale Statistiek<strong>en</strong> from http://aps.vlaander<strong>en</strong>.be/lokaal/<br />

lokale_statistiek<strong>en</strong>.htm. Retrieved 08/08/2008.<br />

N.N. (2001) <strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> - ontwerp. Brussel: Ministerie van de Vlaamse<br />

Geme<strong>en</strong>schap, LIN - <strong>Mobiliteit</strong>scel.<br />

N.N. (1997/2004) Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> - gecoördineerde versie. Brussel:<br />

Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, AROHM - afdeling <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>.<br />

N.N. (2008) Transportsituatie in België - 2007. Brussel: Ver<strong>en</strong>igde Naties - Economic<br />

Commission for Europe - Inland Transport Committee.<br />

Schafer, A. (2000) "Regularities in Travel Demand: An International Perspective."<br />

Journal of Transportation and Statistics. 3(3), pp. 1-31.<br />

Van Acker, V., Witlox, F., Van Wee, B. (2007) "The Effects of the Land Use System on<br />

Travel Behavior: A Structural Equation Modeling Approach." Transportation <strong>Planning</strong><br />

and Technology. 30(4), pp. 331-353.<br />

Vand<strong>en</strong>bulcke, G., Ste<strong>en</strong>bergh<strong>en</strong>, T., Thomas, I. (2007) Accessibility indicators to places<br />

and transports. Final Report. Leuv<strong>en</strong> / Louvain-la-Neuve: FOD <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Vervoer /<br />

Federaal Wet<strong>en</strong>schapsbeleid.<br />

Verhetsel, A., Thomas, I., Van Hecke, E., Beel<strong>en</strong>, M. (2007) P<strong>en</strong>del in België. Deel I: de<br />

woon-werkverplaatsing<strong>en</strong>. Brussel: Federale Overheidsdi<strong>en</strong>st Economie, K.M.O.,<br />

Midd<strong>en</strong>stand <strong>en</strong> Energie.<br />

228


LEEFSTIJLEN EN IMPACT<br />

NAAR WONEN EN MOBILITEIT<br />

GeorgesALLAERT 1 , Ann PISMAN 1,3 , Veronique VAN ACKER 2 <strong>en</strong><br />

Frank WITLOX 2<br />

1 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 53<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be; ann.pisman@ug<strong>en</strong>t.be<br />

2 <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Geografie<br />

Onderzoeksgroep Sociale <strong>en</strong> Economische Geografie<br />

Krijgslaan 281/S8<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 264 46 97<br />

fax: +32 9 264 46 69<br />

e-mail: veronique.vanacker@ug<strong>en</strong>t.be; frank.witlox@ug<strong>en</strong>t.be<br />

3 Artesis Hogeschool Antwerp<strong>en</strong><br />

Departem<strong>en</strong>t Ontwerpwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

Mutsaerdstraat 31<br />

2000 Antwerp<strong>en</strong><br />

e-mail: ann.pisman@artesis.be<br />

Abstract<br />

Quality of our everyday surroundings is influ<strong>en</strong>ced by individual decisions<br />

on resid<strong>en</strong>tial location and daily travel behaviour. Two rec<strong>en</strong>t PhD<br />

research projects at Gh<strong>en</strong>t University use the lifestyle concept in order to<br />

gain better insights into decisions on resid<strong>en</strong>tial location and daily travel<br />

behaviour in Flanders. Relations betwe<strong>en</strong> lifestyle, resid<strong>en</strong>tial choices and<br />

229


travel behaviour are analyzed based on a multidisciplinary framework<br />

which constitutes of theoretical concepts from transport geography, social<br />

psychology, sociology and marketing. In this paper, preliminary results<br />

are pres<strong>en</strong>ted.<br />

230<br />

1. Inleiding<br />

Vlaander<strong>en</strong> lijkt met e<strong>en</strong> dichtheid van 446,9 inwoners per km² één groot<br />

dorp (http://statbel.fgov.be). Volg<strong>en</strong>s Kesteloot (2005) woont 70% van de<br />

Vlaamse bevolking in e<strong>en</strong> stedelijk leefcomplex, e<strong>en</strong> gebied dat dominant<br />

gestructureerd wordt door suburbanisatie <strong>en</strong> p<strong>en</strong>del vanuit één van de<br />

neg<strong>en</strong> stedelijke agglomeraties of Brussel. Door het jar<strong>en</strong>lange ontbrek<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> gedeg<strong>en</strong> ruimtelijk beleid wordt Vlaander<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> vaak<br />

omschrev<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ruimtelijke warboel (R<strong>en</strong>ard, 1995). Slechts vanaf<br />

1998 trad hierin verandering op met de goedkeuring van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV; Ministerie van de Vlaamse<br />

Geme<strong>en</strong>schap, 1998). Uitgangspunt is het strev<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> duurzame<br />

ruimtelijke ontwikkeling. Ruimte is immers e<strong>en</strong> schaars goed waarmee<br />

zorgvuldig omgesprong<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>. Het is e<strong>en</strong> duurzaam goed ofwel<br />

e<strong>en</strong> langetermijninvestering voor toekomstige g<strong>en</strong>eraties. De visie op<br />

ruimtelijke ontwikkeling kan m<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong> in de metafoor<br />

“Vlaander<strong>en</strong> Op<strong>en</strong> <strong>en</strong> Stedelijk”. Via compacte bouwvorm<strong>en</strong>, ondersteund<br />

door het principe van gedeconc<strong>en</strong>treerde bundeling, wil m<strong>en</strong> de op<strong>en</strong><br />

ruimte maximaal vrijwar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> herwaarder<strong>en</strong> (Heyn <strong>en</strong> Hermey,<br />

2003). Hierbij gaat m<strong>en</strong> echter voorbij aan de woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Uit rec<strong>en</strong>t onderzoek (Verhetsel et al., 2003) blijkt dat de<br />

toekomstige woonw<strong>en</strong>s van het mer<strong>en</strong>deel van de jonger<strong>en</strong> niet strookt<br />

met het beeld van de compacte stad. M<strong>en</strong> droomt nog steeds van e<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>staande woning op het gro<strong>en</strong>e platteland. E<strong>en</strong> gelijkaardige<br />

bevinding kan m<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> met betrekking tot mobiliteit. Het Ontwerp<br />

<strong>Mobiliteit</strong>splan Vlaander<strong>en</strong> (2001) w<strong>en</strong>st e<strong>en</strong> duurzame mobiliteit te<br />

realiser<strong>en</strong> door het verbeter<strong>en</strong> van de bereikbaarheid, toegankelijkheid,<br />

veiligheid, verkeersleefbaarheid <strong>en</strong> het terugdring<strong>en</strong> van de schade aan de<br />

natuur <strong>en</strong> het milieu. M<strong>en</strong> tracht dit te realiser<strong>en</strong> door de beïnvloeding van<br />

verplaatsingspatron<strong>en</strong>, vervoers- <strong>en</strong> verkeerspatron<strong>en</strong>, <strong>en</strong> attitudes. Zo stelt<br />

m<strong>en</strong> bijvoorbeeld voor e<strong>en</strong> betere woon-werkbalans te creër<strong>en</strong> opdat<br />

verplaatsingspatron<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>, of het gebruik van<br />

technologische middel<strong>en</strong> om de negatieve effect<strong>en</strong> van verkeer <strong>en</strong> vervoer


te verklein<strong>en</strong>. Daarbij gaat m<strong>en</strong> opnieuw vaak voorbij aan de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van het individu. Bijgevolg bestaat nog steeds e<strong>en</strong> kloof<br />

tuss<strong>en</strong> beleid <strong>en</strong> werkelijkheid.<br />

Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> wordt in beleidsgericht onderzoek het individu vaak<br />

getypeerd aan de hand van traditioneel gebruikte k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals<br />

opleiding, inkom<strong>en</strong>, geslacht <strong>en</strong> leeftijd. Rec<strong>en</strong>te studies (van Wee, 2002;<br />

Mokhtarian <strong>en</strong> Cao, 2008) merkt<strong>en</strong> echter op dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

b<strong>en</strong>adering tekort schiet: binn<strong>en</strong> socio-economische homog<strong>en</strong>e<br />

bevolkingsgroep<strong>en</strong> bestaan nog steeds verschill<strong>en</strong> in individuele<br />

gedraging<strong>en</strong>. Hierdoor is het mogelijk dat person<strong>en</strong> met dezelfde socioeconomische<br />

achtergrond toch verschill<strong>en</strong>de woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> of zich<br />

op e<strong>en</strong> andere manier verplaats<strong>en</strong>. Dit is het gevolg van allerlei subjectieve<br />

factor<strong>en</strong> zoals leefstijl<strong>en</strong>.<br />

Het onderzoek naar de invloed van leefstijl<strong>en</strong> op won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit staat<br />

echter nog in zijn kinderscho<strong>en</strong><strong>en</strong>. In deze paper word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele eerste<br />

resultat<strong>en</strong> toegelicht van twee onderzoek<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. In<br />

e<strong>en</strong> eerste sectie gaan we dieper in op het theoretische concept van<br />

leefstijl<strong>en</strong>. Dit gebeurt vanuit e<strong>en</strong> marketingb<strong>en</strong>adering, alsook vanuit e<strong>en</strong><br />

sociologische b<strong>en</strong>adering. In e<strong>en</strong> tweede sectie wordt de relatie tuss<strong>en</strong><br />

leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag verduidelijkt. De bevinding<strong>en</strong> van eerder<br />

onderzoek word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s wordt het eig<strong>en</strong> onderzoek<br />

naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong> toegelicht. De relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verplaatsingsgedrag wordt besprok<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> derde sectie. Op basis van de<br />

resultat<strong>en</strong> van eerder onderzoek werd e<strong>en</strong> conceptueel kader opgesteld.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de eerste resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> <strong>en</strong>quête over<br />

leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit besprok<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>slotte word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele belangrijke<br />

conclusies getrokk<strong>en</strong>.<br />

2. Leefstijl<strong>en</strong>: wat ?<br />

Leefstijl<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds groter word<strong>en</strong>de invloed op het dagelijkse<br />

lev<strong>en</strong>. Door e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>de welvaart, e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de individualisering <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de sociale controle wordt het mogelijk om e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> leefstijl<br />

te leid<strong>en</strong> (Ferge, 1972; Bootsma et al., 1993). Binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> socioeconomisch<br />

homog<strong>en</strong>e groep kunn<strong>en</strong> bijgevolg verschill<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong><br />

voorkom<strong>en</strong>.<br />

231


De term “leefstijl” wordt te pas <strong>en</strong> te onpas gebruikt, maar e<strong>en</strong> duidelijke<br />

theorie over <strong>en</strong>/of definitie van leefstijl<strong>en</strong> ontbreekt. Leefstijl<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

immers in verschill<strong>en</strong>de domein<strong>en</strong> onderzocht, waarvan de marketing <strong>en</strong><br />

de sociologie de voornaamste zijn.<br />

232<br />

2.1. E<strong>en</strong> marketingb<strong>en</strong>adering<br />

Binn<strong>en</strong> het domein van de marketing wordt het leefstijlconcept veelvuldig<br />

b<strong>en</strong>ut. Marketing wordt hierbij beschouwd als de wet<strong>en</strong>schap die de<br />

m<strong>en</strong>selijke, sociale <strong>en</strong> organisatiebehoeft<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificeert <strong>en</strong> vervult.<br />

Wet<strong>en</strong>schappers mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sociologische <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

eerder managem<strong>en</strong>tgerichte definitie van marketing. Volg<strong>en</strong>s de eerste<br />

definitie is marketing e<strong>en</strong> sociologisch proces, waarin individu<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

groep<strong>en</strong> e<strong>en</strong> behoefte die zij will<strong>en</strong> bevredig<strong>en</strong>, invull<strong>en</strong> door het vrijelijk<br />

creër<strong>en</strong>, aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitwissel<strong>en</strong> van product<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. In de<br />

managem<strong>en</strong>tgerichte definitie wordt marketing eerder beschrev<strong>en</strong> als „de<br />

kunst van het verkop<strong>en</strong>‟ (Kotler et al., 2006).<br />

Het begrip consumer<strong>en</strong> staat c<strong>en</strong>traal in het marketingperspectief. Holt<br />

(1995) id<strong>en</strong>tificeert finaal vier consumptietypes of vier verschill<strong>en</strong>de<br />

motiev<strong>en</strong> om te consumer<strong>en</strong>: consumer<strong>en</strong> als ervaring, consumer<strong>en</strong> als<br />

integratie, consumer<strong>en</strong> als spel <strong>en</strong> consumer<strong>en</strong> als classificatie.<br />

―Two basic conceptual distinctions help to organize how the differ<strong>en</strong>t<br />

aspects of consuming have be<strong>en</strong> treated in previous research:<br />

In terms of structure, consuming consists both of actions in which<br />

consumers directly <strong>en</strong>gage consumption objects (object actions) and<br />

interactions with other people in which consumption objects serve as focal<br />

resources (interpersonal actions). In terms of purpose, consumers' actions<br />

can be both <strong>en</strong>ds in themselves (autotelic actions) and means to some<br />

further <strong>en</strong>ds (instrum<strong>en</strong>tal actions). Crossing these two dim<strong>en</strong>sions yields<br />

a 2 X 2 matrix that locates the three predominant .metaphors curr<strong>en</strong>tly<br />

used to describe consuming—consuming as experi<strong>en</strong>ce, consuming as<br />

integration, and consuming as classification—as well as a neglected<br />

fourth dim<strong>en</strong>sion, here termed "consuming as play"‖ (Holt, 1997, p. 2)<br />

Vooral het concept consumptie als classificatie, is gerelateerd aan het idee<br />

van leefstijl<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> dit perspectief wordt het consumer<strong>en</strong> gebruikt om<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong> van elkaar, zowel op basis van de object<strong>en</strong> die ze<br />

gebruik<strong>en</strong> als de acties die ze ondernem<strong>en</strong> (met deze product<strong>en</strong>).


Marketeers gebruik<strong>en</strong> diverse techniek<strong>en</strong> om consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>markt<strong>en</strong> te<br />

onderscheid<strong>en</strong> (Kotler et al., 2006). Bij geografische segm<strong>en</strong>tatie verdeelt<br />

m<strong>en</strong> de markt in verschill<strong>en</strong>de geografische e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, zoals land<strong>en</strong>,<br />

regio‟s, provincies, sted<strong>en</strong> of buurt<strong>en</strong>. Demografische segm<strong>en</strong>tatie verdeelt<br />

de markt in groep<strong>en</strong> op basis van leeftijd <strong>en</strong> andere variabel<strong>en</strong> (zoals<br />

geslacht, inkom<strong>en</strong>, g<strong>en</strong>eratie, lev<strong>en</strong>scyclus, …). Deze variabel<strong>en</strong> zijn<br />

makkelijk vast te stell<strong>en</strong>, <strong>en</strong> onderzoek heeft aangetoond dat w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />

voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruiksmethod<strong>en</strong> van de consum<strong>en</strong>t vaak aan specifieke<br />

demografische variabel<strong>en</strong> gekoppeld zijn. Bij psychografische segm<strong>en</strong>tatie<br />

word<strong>en</strong> kopers in groep<strong>en</strong> verdeeld op basis van lev<strong>en</strong>sstijl,<br />

persoonlijkheid of waard<strong>en</strong>. Gedragsmatige segm<strong>en</strong>tatie t<strong>en</strong>slotte,<br />

groepeert kopers op basis van hun k<strong>en</strong>nis over, houding teg<strong>en</strong>over,<br />

gebruik van of reactie op e<strong>en</strong> bepaald product.<br />

De psychografische segm<strong>en</strong>tatie vertoont heel wat gelijk<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> met het<br />

leefstijl<strong>en</strong>onderzoek vanuit het sociologisch perspectief (zie paragraaf<br />

2.2), waarbij de gedragsmatige segm<strong>en</strong>tatie gerelateerd is aan<br />

leefstijluiting<strong>en</strong>. Het marketingperspectief leidt echter, in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

het sociologische, niet <strong>en</strong>kel tot e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatie van verschill<strong>en</strong>de<br />

leefstijlgroep<strong>en</strong>, maar is ook gerelateerd aan het vervull<strong>en</strong> van behoeft<strong>en</strong><br />

of het consumer<strong>en</strong> van bepaalde goeder<strong>en</strong> door specifieke doelgroep<strong>en</strong>.<br />

Het begrip leefstijl wordt, vanuit de marketingb<strong>en</strong>adering, dus ook<br />

gekoppeld aan zowel gedragspatron<strong>en</strong> als aan onderligg<strong>en</strong>de opinies <strong>en</strong><br />

motivaties van individu<strong>en</strong>. De id<strong>en</strong>tificatie van leefstijlgroep<strong>en</strong>, groep<strong>en</strong><br />

individu<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gelijkaardig gedrags- of d<strong>en</strong>kpatroon, is echter eerder<br />

gekoppeld aan e<strong>en</strong> consumptieve context, <strong>en</strong> minder aan e<strong>en</strong> globale<br />

maatschappelijke beschrijving.<br />

E<strong>en</strong> van de bek<strong>en</strong>dste classificaties op basis van psychografische meting<strong>en</strong><br />

is de Values and Lifestyles (VALS)-structuur van SRI International<br />

(Kotler et al., 2006). Met het VALS 2-systeem heeft m<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> uit<br />

de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> in zev<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> geclassificeerd. Dit is gebeurd op<br />

basis van psychologische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die zijn vastgesteld aan de hand van<br />

antwoord<strong>en</strong> op vrag<strong>en</strong> van demografische, persoonlijke <strong>en</strong> gedragsmatige<br />

aard. De zev<strong>en</strong> classificaties zijn als volgt:<br />

Actualizers. Succesvolle, wereldwijze, actieve m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die<br />

verantwoordelijkheid durv<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>. Hun kooppatron<strong>en</strong><br />

verrad<strong>en</strong> e<strong>en</strong> smaak voor relatief dure nicheproduct<strong>en</strong>.<br />

233


234<br />

Fulfilleds. Volwass<strong>en</strong>, tevred<strong>en</strong>, rustige <strong>en</strong> nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong>de<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan duurzaamheid,<br />

functionaliteit <strong>en</strong> waarde.<br />

Achievers. Succesvolle, op carrière gerichte m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de<br />

voorkeur gev<strong>en</strong> aan gevestigde prestigeproduct<strong>en</strong> die succes<br />

aanton<strong>en</strong>.<br />

Experi<strong>en</strong>cers. Jonge, vitale, <strong>en</strong>thousiaste, impulsieve <strong>en</strong><br />

rebelse m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan bek<strong>en</strong>de product<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gevestigde merk<strong>en</strong>.<br />

Strivers. Onzekere, twijfel<strong>en</strong>de <strong>en</strong> bevestiging zoek<strong>en</strong>de<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met beperkte middel<strong>en</strong> die de voorkeur gev<strong>en</strong> aan<br />

modieuze product<strong>en</strong> waarmee m<strong>en</strong> de aankop<strong>en</strong> van rijkere<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kan imiter<strong>en</strong>.<br />

Makers. Praktische, onafhankelijke, traditionele <strong>en</strong><br />

gezinsgerichte m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die product<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> praktisch of<br />

functioneel doel w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>.<br />

Strugglers. Oudere, teleurgestelde, passieve, zorgelijke<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met beperkte middel<strong>en</strong>, zeer voorzichtig <strong>en</strong> loyaal aan<br />

hun favoriete merk<strong>en</strong>.<br />

2.2. E<strong>en</strong> sociologische b<strong>en</strong>adering<br />

Binn<strong>en</strong> de sociologie hebb<strong>en</strong> vooral Weber (1972), Bourdieu (1984) <strong>en</strong><br />

Ganzeboom (1988) bijgedrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> theorievorming rond leefstijl<strong>en</strong>.<br />

Weber (1972) bekritiseerde de klass<strong>en</strong>theorie van Marx waarin de sociale<br />

klasse van het individu (ofwel het bezit van productiemiddel<strong>en</strong>) bepal<strong>en</strong>d<br />

is voor zijn/haar gedrag. Weber argum<strong>en</strong>teerde dat gedrag niet <strong>en</strong>kel <strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong> verklaard wordt door de sociale klasse, maar ook door iemands<br />

sociale status. Sociale status verwijst naar e<strong>en</strong> groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die hetzelfde<br />

aanzi<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> <strong>en</strong> dezelfde leefstijl hanter<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> beschouwde<br />

Weber leefstijl<strong>en</strong> als patron<strong>en</strong> van observeerbare gedraging<strong>en</strong>. Leefstijl<strong>en</strong><br />

kan je bijgevolg waarnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestuder<strong>en</strong>.<br />

Net als Weber beschouwde Bourdieu (1984) leefstijl<strong>en</strong> als<br />

gedragspatron<strong>en</strong> die de sociale positie van iemand verduidelijk<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />

Bourdieu neemt elk individu e<strong>en</strong> positie in binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweedim<strong>en</strong>sionale<br />

ruimte die gedefinieerd wordt door de hoeveelheid <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>stelling<br />

van het kapitaal waarover iemand beschikt. De hoeveelheid kapitaal<br />

varieert van ge<strong>en</strong> kapitaal tot veel kapitaal, de sam<strong>en</strong>stelling van het


kapitaal varieert van economisch kapitaal tot sociaal-cultureel kapitaal. De<br />

term “kapitaal” heeft dus niet <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> economische betek<strong>en</strong>is (geld,<br />

vastgoed), maar ook e<strong>en</strong> sociale (relaties, netwerk<strong>en</strong>) <strong>en</strong> culturele<br />

(opleiding, k<strong>en</strong>nis, vaardighed<strong>en</strong>) betek<strong>en</strong>is. Afhankelijk van zijn/haar<br />

socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke<br />

gedragspatron<strong>en</strong> neemt het individu e<strong>en</strong> positie in binn<strong>en</strong> deze<br />

tweedim<strong>en</strong>sionale ruimte. De traditioneel gebruikte socio-economische <strong>en</strong><br />

demografische variabel<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar wat Bourdieu noemt de sociale<br />

positie, terwijl de specifieke gedraging<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar de leefstijl<strong>en</strong>. Op<br />

basis van empirisch onderzoek vond Bourdieu twee hiërarchieën binn<strong>en</strong><br />

de tweedim<strong>en</strong>sionale ruimte. Eén hiërarchie gaat van de traditionele lagere<br />

statusgroep<strong>en</strong> tot de economische elite. E<strong>en</strong> tweede hiërarchie reikt van<br />

dezelfde lagere statusgroep<strong>en</strong> tot de culturele elite. Dit duidt erop dat<br />

verschill<strong>en</strong>de leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel bestaan bij de hogere statusgroep<strong>en</strong>. Zo<br />

streeft de economische elite naar materiële welvaart <strong>en</strong> heeft ze eerder<br />

traditionele esthetische <strong>en</strong> morele overtuiging<strong>en</strong>. De culturele elite stelt<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> hun k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> moderne opvatting<strong>en</strong> t<strong>en</strong>toon.<br />

In navolging van Weber <strong>en</strong> Bourdieu veronderstelt Ganzeboom (1988) dat<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun sociale positie verduidelijk<strong>en</strong> door hun gedraging<strong>en</strong>. Hoe ze<br />

zich uiteindelijk gedrag<strong>en</strong> is afhankelijk van hun leefstijl. Hun leefstijl<br />

bepaalt immers hun voorkeur<strong>en</strong> om zich op e<strong>en</strong> bepaalde manier te<br />

gedrag<strong>en</strong>. Deze voorkeur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over de beschikbare<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong>, wat uiteindelijk hun gedrag bepaalt. Om<br />

tot e<strong>en</strong> meer precieze definitie te kom<strong>en</strong>, gaat Ganzeboom de oorsprong <strong>en</strong><br />

de functie van leefstijl<strong>en</strong> na. Iemands leefstijl is gerelateerd aan zijn/haar<br />

socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Maar deze relatie wordt<br />

beïnvloed door intermediaire variabel<strong>en</strong> die gerelateerd zijn aan<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> zoals tijdsbudgett<strong>en</strong>, inkom<strong>en</strong>, cognitieve<br />

vaardighed<strong>en</strong> (o.a. k<strong>en</strong>nis, vaardighed<strong>en</strong>) <strong>en</strong> statusoverweging<strong>en</strong> (o.a. de<br />

invloed van de sociale omgeving, het nastrev<strong>en</strong> van sociale appreciatie).<br />

Tijdsbudgett<strong>en</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> objectieve manier gemet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>, terwijl cognitieve vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> statusoverweging<strong>en</strong> eerder e<strong>en</strong><br />

subjectieve aard hebb<strong>en</strong>. Deze vier intermediaire variabel<strong>en</strong> zijn intern aan<br />

het individu. E<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de, maar externe intermediaire variabele<br />

bestaat uit instelling<strong>en</strong> (o.a. reglem<strong>en</strong>tering, voorschrift<strong>en</strong>). Ganzeboom<br />

b<strong>en</strong>adrukt dat er eerder e<strong>en</strong> continuüm bestaat aan leefstijl<strong>en</strong> dan<br />

afzonderlijke <strong>en</strong> ondubbelzinnige leefstijltyp<strong>en</strong>. Dit continuüm wordt<br />

bepaald door drie dim<strong>en</strong>sies: (i) e<strong>en</strong> economische dim<strong>en</strong>sie, (ii) e<strong>en</strong><br />

235


culturele dim<strong>en</strong>sie, <strong>en</strong> (iii) e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sfase-dim<strong>en</strong>sie. De eerste twee<br />

dim<strong>en</strong>sies zijn geïnspireerd op het werk van Bourdieu (1984), maar<br />

Ganzeboom beschouwt het economisch <strong>en</strong> cultureel kapitaal als twee<br />

aparte dim<strong>en</strong>sies in plaats van de uiterst<strong>en</strong> van één dim<strong>en</strong>sie. Door het<br />

gebruik van de derde dim<strong>en</strong>sie maakt Ganzeboom e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong><br />

stabiele socio-economische <strong>en</strong> demografische achtergrondvariabel<strong>en</strong> (o.a.<br />

geslacht) <strong>en</strong> variabele lev<strong>en</strong>sfasek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (o.a. gezinssam<strong>en</strong>stelling,<br />

jobstatus). Hij argum<strong>en</strong>teert dat lev<strong>en</strong>sfasek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dynamische<br />

aard hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom anders behandeld moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Wat op e<strong>en</strong><br />

bepaald mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> vrije keuze lijkt, kan keuzes op langere termijn<br />

beperk<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld, onderwijskeuze zal latere beroepsoverweging<strong>en</strong><br />

beïnvloed<strong>en</strong>. Deze derde dim<strong>en</strong>sie werkt op e<strong>en</strong> andere manier dan de<br />

economische <strong>en</strong> culturele dim<strong>en</strong>sies. De economische <strong>en</strong> culturele<br />

dim<strong>en</strong>sies reik<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s van weinig kapitaal tot veel kapitaal. In de<br />

lev<strong>en</strong>sfasedim<strong>en</strong>sie kan je niet zomaar zegg<strong>en</strong> dat de <strong>en</strong>e lev<strong>en</strong>sfase<br />

belangrijker is dan de andere. Er kan met andere woord<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> duidelijke<br />

hiërarchie gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Desalniettemin beïnvloedt de lev<strong>en</strong>sfase<br />

voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedrag, <strong>en</strong> is het bijgevolg aangewez<strong>en</strong> om lev<strong>en</strong>sfase op te<br />

nem<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> derde dim<strong>en</strong>sie.<br />

Weber (1972), Bourdieu (1984) <strong>en</strong> Ganzeboom (1988) zijn het e<strong>en</strong>s over<br />

het communicatieve karakter van leefstijl<strong>en</strong>: het individu tracht zijn/haar<br />

sociale positie te verduidelijk<strong>en</strong> door middel van specifieke<br />

gedragspatron<strong>en</strong>. Maar leefstijl<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong> méér dan <strong>en</strong>kel observeerbare<br />

gedraging<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Ganzeboom verwijz<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> ook naar opinies<br />

<strong>en</strong> motivaties (o.a. overtuiging<strong>en</strong>, interesses <strong>en</strong> attitudes). Dit maakt het<br />

leefstijlconcept nogal verwarr<strong>en</strong>d. Daarom is het nuttig om net als Munter<br />

(1992) e<strong>en</strong> onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijluiting<strong>en</strong>.<br />

Leefstijl<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> in dat geval naar de opinies <strong>en</strong> motivaties, of<br />

oriëntaties, van het individu. Vooral oriëntaties m.b.t. familie, werk <strong>en</strong><br />

vrije tijd word<strong>en</strong> als k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d voor leefstijl<strong>en</strong> beschouwd (Salomon <strong>en</strong><br />

B<strong>en</strong>-Akiva, 1983; Bootsma et al., 1993). Uit het voorgaande wordt ook<br />

duidelijk hoe m<strong>en</strong> leefstijl kan “met<strong>en</strong>”. Kort sam<strong>en</strong>gevat, leefstijl<strong>en</strong><br />

verwijz<strong>en</strong> naar de oriëntatie van het individu teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s<br />

zoals familie, werk <strong>en</strong> vrije tijd.<br />

Leefstijl<strong>en</strong> zijn dus, vanuit het sociologische d<strong>en</strong>kkader, interne<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, bijgevolg, niet zomaar<br />

waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> leefstijl wordt pas observeerbaar in<br />

236


gedragspatron<strong>en</strong>, ofwel leefstijluiting<strong>en</strong>. Op deze manier word<strong>en</strong> de<br />

observeerbare gedragspatron<strong>en</strong> (= leefstijluiting<strong>en</strong>) verklaard door de<br />

onderligg<strong>en</strong>de opinies <strong>en</strong> motivaties, ofwel oriëntaties (= leefstijl<strong>en</strong>).<br />

Binn<strong>en</strong> de sociologie word<strong>en</strong> de concept<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijluiting<strong>en</strong><br />

gehanteerd om op e<strong>en</strong> gerichte manier de maatschappij <strong>en</strong><br />

maatschappelijke groep<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong>.<br />

3. Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag<br />

3.1. Focus op het objectieve, gedragsmatige aspect<br />

Het woongedrag is e<strong>en</strong> typisch gedragspatroon waarin leefstijl<strong>en</strong> tot<br />

uitdrukking kom<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> (eerder bewust of toevallig) voor e<strong>en</strong><br />

bepaalde woning in e<strong>en</strong> specifieke woonomgeving. Deze woning <strong>en</strong> de<br />

bijhor<strong>en</strong>de tuin of het aanpal<strong>en</strong>de terras word<strong>en</strong> gevuld met spull<strong>en</strong>,<br />

meubels, … die pass<strong>en</strong> bij het individu of het gezin dat deze woning<br />

betrekt. De ligging van de woning kan word<strong>en</strong> gerelateerd aan het<br />

verplaatsingsgedrag <strong>en</strong> het sociale gedrag van de bewoners. Vanuit e<strong>en</strong><br />

woning in het stads- of dorpsc<strong>en</strong>trum kunn<strong>en</strong> heel wat verplaatsing<strong>en</strong> te<br />

voet of met de fiets gebeur<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> bewoner van de Vlaamse polders heeft<br />

deze mogelijkhed<strong>en</strong> dan weer veel minder <strong>en</strong> het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> auto<br />

wordt hierdoor onontbeerlijk. In sommige woonwijk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bewoners<br />

veel sociaal contact met de bur<strong>en</strong>, in andere woonomgeving<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

bur<strong>en</strong> amper mekaars nam<strong>en</strong>.<br />

In de marketing wordt vaak gebruik gemaakt van de relatie tuss<strong>en</strong> feitelijk<br />

gedrag <strong>en</strong> woonplaatskeuze om buurtclassificaties op te mak<strong>en</strong>. Gebruik<br />

mak<strong>en</strong>d van „geodemografie‟ word<strong>en</strong> specifieke buurt<strong>en</strong> afgebak<strong>en</strong>d<br />

waarin person<strong>en</strong> won<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> specifiek gedrags- of consumptiepatroon.<br />

“Geodemographics relies for its validity on what is oft<strong>en</strong> expressed as the<br />

„birds of a feather‟ ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on: people t<strong>en</strong>d to live in neighbourhoods<br />

among people who are, g<strong>en</strong>erally speaking, similar to<br />

themselves.” (Sleight, 2004, p. 44). De techniek van geodemographics is<br />

aanvankelijk uitgewerkt door Richard Webber, aan het C<strong>en</strong>tre for<br />

Environm<strong>en</strong>tal Studies, in het midd<strong>en</strong> van de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig. Hij gebruikte<br />

c<strong>en</strong>susdata om in del<strong>en</strong> van Liverpool gebied<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong> met<br />

andere nod<strong>en</strong>. Later, in 1979, ontwikkelde Webber voor het bedrijf CACI,<br />

de zog<strong>en</strong>aamde ACORNtypologie (A Classification Of Resid<strong>en</strong>tial<br />

237


Neighbourhoods). Parallel werd in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, door het bedrijf<br />

Claritas, de PRIZMtypologie (Pot<strong>en</strong>tial Rating Index for Zip Markets)<br />

uitgewerkt. Ondertuss<strong>en</strong> werd deze methodiek door diverse commerciële<br />

bedrijv<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk alle<strong>en</strong> al, werd<strong>en</strong> in<br />

de periode tuss<strong>en</strong> 1998 <strong>en</strong> 2004 12 buurtclassificaties uitgewerkt door<br />

verschill<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> (Sleight, 2004).<br />

Buurtclassificaties zijn het resultaat van multivariate analysetechniek<strong>en</strong><br />

(vooral clusteranalyses). Ze word<strong>en</strong> typisch opgebouwd aan de hand van<br />

variabel<strong>en</strong> gerelateerd aan de woning<strong>en</strong> (grootte, eig<strong>en</strong>domssituatie,<br />

am<strong>en</strong>iteit<strong>en</strong>, …), demografische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de inwoners (leeftijd,<br />

profiel, geboorteland, gezinssam<strong>en</strong>stelling, opleiding) <strong>en</strong> socioeconomische<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de inwoners (sociale klasse of socioeconomische<br />

groep). Marketeers gebruik<strong>en</strong> deze buurtclassificaties<br />

bijvoorbeeld om prospecties te do<strong>en</strong> voor nieuwe winkels in bepaalde<br />

buurt<strong>en</strong>, om gericht reclame te verspreid<strong>en</strong> in „interessante‟ buurt<strong>en</strong>, …<br />

In België werd onder andere door het bedrijf WDM, e<strong>en</strong> internationaal<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong><strong>en</strong>d bedrijf met e<strong>en</strong> vestiging in België, e<strong>en</strong> buurtclassificatie<br />

op straatsegm<strong>en</strong>tniveau, de Mosaic-typologie, opgemaakt. Op basis van<br />

e<strong>en</strong> honderdtal socio-demografische gegev<strong>en</strong>s werd elk van de 160.000<br />

straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in België ondergebracht in één van de 30 Mosaic types.<br />

Met e<strong>en</strong> straatsegm<strong>en</strong>t wordt e<strong>en</strong> straat of e<strong>en</strong> deel van e<strong>en</strong> straat dat door<br />

één buurt loopt (intersectie van statistische buurt<strong>en</strong> <strong>en</strong> strat<strong>en</strong>) bedoeld.<br />

E<strong>en</strong>zelfde straat die meerdere buurt<strong>en</strong> doorkruist heeft dus meerdere<br />

straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Elk straatsegm<strong>en</strong>t groepeert gemiddeld 25 gezinn<strong>en</strong>. De<br />

Mosaic-typologie beschrijft ge<strong>en</strong> individu<strong>en</strong> maar straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van bv. het type „jonge welstell<strong>en</strong>de gezinn<strong>en</strong>‟ mag m<strong>en</strong><br />

bijgevolg niet interpreter<strong>en</strong> als strat<strong>en</strong> waar iedere<strong>en</strong> „jong‟, „welstell<strong>en</strong>d‟<br />

is <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> heeft. De naam verwijst naar de algem<strong>en</strong>e t<strong>en</strong>eur, de<br />

opvall<strong>en</strong>dste t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s die wordt vastgesteld in deze straatsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

De 30 verschill<strong>en</strong>de Mosaic types zijn op hun beurt in 9 hoofdgroep<strong>en</strong><br />

ondergebracht:<br />

Elite - 7,94%<br />

De rijkste types, hoogste sociale klasse <strong>en</strong> hoog inkom<strong>en</strong>. De huiz<strong>en</strong> zijn<br />

riante villa‟s in de resid<strong>en</strong>tiële ruime rand rond de grote sted<strong>en</strong> (Brussel,<br />

Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> G<strong>en</strong>t). Hoog opleidingsniveau <strong>en</strong> zeer goed betaalde<br />

beroepsactiviteit<strong>en</strong> (managers, werkgevers, kaderled<strong>en</strong>, …).<br />

Hoge welstand - 8,61%<br />

238


Welstand niet zo uitgesprok<strong>en</strong> als bij elite, maar toch vrij hoog. Veel<br />

eig<strong>en</strong>aars van nieuwe <strong>en</strong> vrij rec<strong>en</strong>te huiz<strong>en</strong> met modern comfort. De<br />

leeftijd varieert van veertigers-vijftigers tot jonger, veel families met<br />

kinder<strong>en</strong>.<br />

Semi-rural<strong>en</strong> - 15,04%<br />

Het overgangstype naar het echte rurale platteland, typische<br />

midd<strong>en</strong>klassers, met e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>geling van „white collar‟ <strong>en</strong> „blue collar‟<br />

jobs.<br />

Metropolitan<strong>en</strong> - 8,70%<br />

Kom<strong>en</strong> zeer geconc<strong>en</strong>treerd voor in de grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de grote<br />

agglomeraties, zeer variabele leeftijd: jonge alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> tot ouder<strong>en</strong> in<br />

grote appartem<strong>en</strong>tsblokk<strong>en</strong>.<br />

Midd<strong>en</strong>klasse - 13,09%<br />

Vooral bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, „white collar people‟, hoog opleidingsniveau (maar niet<br />

zo hoog als de elite). Ze lev<strong>en</strong> in medium tot lager comfort huiz<strong>en</strong>,<br />

gehuurd of in eig<strong>en</strong>dom.<br />

Arbeidersklasse – 18,12%<br />

De betere arbeidersklasse, meestal jonger dan de arbeiders van de<br />

„industriële bekk<strong>en</strong>s‟, meer aanwezig in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Industriële bekk<strong>en</strong>s - 13,12%<br />

Arbeiders in de traditionele 19 de -eeuwse industriële vestiging<strong>en</strong> langs<br />

Samber-Maas, Limburgse ste<strong>en</strong>koolgebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zware industrie rond<br />

G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> Antwerp<strong>en</strong>, vooral arbeiders met lager opleidingsniveau <strong>en</strong> lagere<br />

sociale klasse.<br />

Boer<strong>en</strong>buit<strong>en</strong> - 9,81%<br />

Groepering van de clusters op het platteland, zeer lage<br />

bevolkingsd<strong>en</strong>siteit, veel landbouwactiviteit <strong>en</strong> laag opleidingsniveau.<br />

Opmerkelijk zijn de omvangrijke gezinn<strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong>.<br />

Migrant<strong>en</strong> meerderheid – 5,16%<br />

Geme<strong>en</strong>schappelijk k<strong>en</strong>merk is de zeer hoge conc<strong>en</strong>tratie van<br />

vreemdeling<strong>en</strong> (vooral Maghrebland<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zuid-European<strong>en</strong>), vooral in de<br />

grote agglomeraties (vooral Brussel) <strong>en</strong> traditionele industriegebied<strong>en</strong>,<br />

zeer lage status <strong>en</strong> lage opleiding.<br />

239


240<br />

3.2. Focus op het subjectieve, persoonlijke <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

aspect<br />

Buit<strong>en</strong>lands onderzoek (Kipnis, 2004; Reijndorp, 1998; Van der Knaap,<br />

2002; Van Diep<strong>en</strong>, 2004) heeft aangetoond dat woning- <strong>en</strong><br />

woonplaatskeuze ook (tot op zekere hoogte) kunn<strong>en</strong> gerelateerd word<strong>en</strong><br />

aan de achterligg<strong>en</strong>de norm<strong>en</strong>, waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>kpatron<strong>en</strong> van de<br />

bewoners.<br />

Wirth definieerde in 1938 in zijn essay „Urbanism as a Way of Life‟ de<br />

stad als „a distinctive mode of human group life‟. Hij distantieerde zich<br />

van eerdere definities die verwez<strong>en</strong> naar de specifieke ruimtelijke<br />

structuur van de stad, de stedelijke economische activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

karakteristieke culturele voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De stad, volg<strong>en</strong>s Wirth, wordt<br />

gemaakt door de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die er won<strong>en</strong> met hun specifieke „urban way of<br />

life‟ <strong>en</strong> „urban personality‟. Deze stedelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ze<br />

ontwikkeld vanuit e<strong>en</strong> overlevingsstrategie als reactie op de grote<br />

bevolkingsdichtheid <strong>en</strong> de sociale heterog<strong>en</strong>iteit.<br />

Na zev<strong>en</strong>tig jaar blijft de vraag of er e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk verschil is tuss<strong>en</strong> de<br />

stedelijke leefstijl van stadsbewoners <strong>en</strong> de landelijke leefstijl van<br />

bewoners van het platteland. De Corte suggereert dat er zoiets zou bestaan<br />

als het „landstedelijke won<strong>en</strong>‟ (De Corte, 2003). Dit won<strong>en</strong> houdt ge<strong>en</strong><br />

verlang<strong>en</strong> in naar het won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hechte sociale geme<strong>en</strong>schap, maar is<br />

eerder e<strong>en</strong> stedelijke vraag van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die juist hun gang will<strong>en</strong> gaan.<br />

Ook de bewoners van „exurbia‟, de exurbanites (D<strong>en</strong> Hartog, 2006) zijn<br />

op de vlucht voor de in hun beleving b<strong>en</strong>auw<strong>en</strong>de condities van de stad<br />

maar hecht<strong>en</strong> niet altijd veel waarde aan de sociale <strong>en</strong> culturele structur<strong>en</strong><br />

die bij het dorpslev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het platteland hor<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot veel<br />

autochtone plattelanders zoek<strong>en</strong> de nieuwkomers naast rust vooral<br />

privacy. Dit kan resulter<strong>en</strong> in verdringingsverschijnsel<strong>en</strong>, het NIMRUReffect<br />

g<strong>en</strong>aamd (Not-In-My-RURal-Area).<br />

Ook commerciële initiatiev<strong>en</strong> referer<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t naar het idee van leefstijl<strong>en</strong>.<br />

Het bedrijf Durabrik verwijst in e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te promotiecampagne in<br />

Vlaander<strong>en</strong> expliciet naar specifieke leefstijl<strong>en</strong> (in de betek<strong>en</strong>is van<br />

waardepatron<strong>en</strong>, opinies <strong>en</strong> motivaties) van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> om haar product<strong>en</strong><br />

(woning<strong>en</strong>) aan de man te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Durabrik keert de communicatie in<br />

hun marketingcampagne bewust om <strong>en</strong> werkt met beeld<strong>en</strong> van klant<strong>en</strong>


i.p.v. beeld<strong>en</strong> van woning<strong>en</strong>. Ze ontwikkeld<strong>en</strong> vier nieuwe woningtypes te<br />

bekijk<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde „kijkstraat‟ volg<strong>en</strong>s vier thema‟s: silver,<br />

family, domo <strong>en</strong> eco. Deze vier thema‟s zijn gekoppeld aan verschill<strong>en</strong>de<br />

bewonerstypes <strong>en</strong> bijhor<strong>en</strong>de woonbehoeft<strong>en</strong>. De eco-woning is<br />

bijvoorbeeld e<strong>en</strong> woning die beter geïsoleerd (K-peil 30 <strong>en</strong> E-peil 69) <strong>en</strong><br />

standaard uitgerust is met zonnepanel<strong>en</strong> <strong>en</strong> reg<strong>en</strong>waterrecuperatie. In de<br />

domo-woning is veel aandacht besteed aan het comfort van de bewoners.<br />

Figuur 1: foto‟s „kijkstraat‟ campagne Durabrik<br />

3.3. Doctoraatsonderzoek over won<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> aan de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Begin 2006 werd aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>, in sam<strong>en</strong>werking met de Hogeschool Antwerp<strong>en</strong>,<br />

departem<strong>en</strong>t Ontwerpwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> doctoraatsonderzoek opgestart<br />

over de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag. Bedoeling van het<br />

onderzoek is nieuwe inzicht<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong> in het woongedrag van de<br />

Vlaming, <strong>en</strong> deze mee te nem<strong>en</strong> in de ruimtelijke planning van nieuwe <strong>en</strong><br />

bestaande woonomgeving<strong>en</strong>.<br />

Het Vlaamse ruimtelijke beleid met betrekking tot het won<strong>en</strong> wordt al<br />

ongeveer 10 jaar gekaderd binn<strong>en</strong> de globale beleidslijn<strong>en</strong> van het<br />

Ruimtelijk Structuurplan Vlaander<strong>en</strong> (RSV). C<strong>en</strong>traal in het RSV staat de<br />

idee om e<strong>en</strong> groter woningaanbod te gaan voorzi<strong>en</strong> in de stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong> zodat meer op<strong>en</strong> ruimte kan word<strong>en</strong> gevrijwaard. In globo wordt<br />

e<strong>en</strong> 60/40 verhouding nagestreefd voor de verdeling van de bijkom<strong>en</strong>de<br />

woongeleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, dit impliceert dat minst<strong>en</strong>s 60% van de nieuw te<br />

realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> opgericht in de (geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de)<br />

stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> maximaal 40% in het zog<strong>en</strong>aamde buit<strong>en</strong>gebied. De<br />

rol van de overheid blijft beperkt tot het voorzi<strong>en</strong> van de nodige ruimte,<br />

waarop particulier<strong>en</strong>, al of niet met de hulp van projectontwikkelaars, hun<br />

241


woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> woonomgeving<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>. Nietteg<strong>en</strong>staande de<br />

nieuw bestemde grond<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>d gesitueerd zijn in de stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong>, neemt het aantal gezinn<strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>gebiedgedeelte van<br />

Vlaander<strong>en</strong> nog steeds toe.<br />

Mom<strong>en</strong>teel bestaan er zowel binn<strong>en</strong> de overheid als binn<strong>en</strong> de private<br />

sector slechts beperkte inzicht<strong>en</strong> in de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van dé Vlaming in relatie<br />

tot zijn of haar woonomgeving. Deze Vlaming wordt in functie van zijn<br />

woongedrag meestal geanalyseerd vanuit louter socio-economische<br />

gegev<strong>en</strong>s terwijl in andere beleidsdomein<strong>en</strong> het concept van leefstijl<strong>en</strong><br />

wordt gebruikt om de diversiteit van de consum<strong>en</strong>t in relatie tot zijn<br />

consumptie (marketing) of in relatie tot maatschappelijke f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

individuele waardepatron<strong>en</strong> (sociologie) te belicht<strong>en</strong>.<br />

Het lop<strong>en</strong>de doctoraatsonderzoek vertrekt vanuit het idee dat won<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong> beschouwd als consumptie. Douglas Holt werkte e<strong>en</strong> typologie<br />

van consumptiepraktijk<strong>en</strong> uit (Holt, 1995). Vier metafor<strong>en</strong> voor<br />

consumptie word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: consumptie als ervaring, consumptie<br />

als integratie, consumptie als spel <strong>en</strong> consumptie als classificatie. De<br />

auteur bekomt deze vierdeling door het consumer<strong>en</strong> te analyser<strong>en</strong> vanuit<br />

twee verschill<strong>en</strong>de invalshoek<strong>en</strong>. Enerzijds focust hij op de structuur van<br />

de actie of het object, met name de actie of het object zelf versus de actie<br />

in functie van e<strong>en</strong> interactie met ander<strong>en</strong>. Anderzijds b<strong>en</strong>adrukt hij het<br />

doel van de actie, <strong>en</strong> onderscheidt hierbij het consumer<strong>en</strong> als basisdoel of<br />

het consumer<strong>en</strong> als manier om andere doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. Het idee van<br />

consumptie als classificatie wordt gebruikt om zowel product<strong>en</strong>, in casu<br />

woonomgeving<strong>en</strong>, als consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, in casu individu<strong>en</strong> mét hun eig<strong>en</strong><br />

leefstijl of woonstijl, te gaan onderscheid<strong>en</strong>.<br />

242


Figuur 2: Typologie van consumptiepraktijk<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Holt (Holt, 1995, p.2)<br />

De c<strong>en</strong>trale hypothese van het onderzoek is dat er wel degelijk e<strong>en</strong> relatie<br />

kan word<strong>en</strong> aangetoond tuss<strong>en</strong> de woonomgeving <strong>en</strong> de leefstijl van de<br />

bewoner. Er wordt hierbij e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> de bestaande<br />

woonomgeving <strong>en</strong> de ideale woonomgeving.<br />

Het begrip leefstijl is doorhe<strong>en</strong> de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> geëvolueerd <strong>en</strong> k<strong>en</strong>t<br />

ook e<strong>en</strong> specifieke invulling afhankelijk van de discipline waarin het<br />

wordt gebruikt. In functie van het doctoraatsonderzoek is e<strong>en</strong><br />

operationalisering uitgewerkt voor het begrip leefstijl. Deze<br />

operationalisering is gebaseerd op literatuurstudie van<br />

woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong>onderzoek<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Vier begripp<strong>en</strong> staan c<strong>en</strong>traal in het onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong>:<br />

- economisch kapitaal <strong>en</strong> economische status(Econ)<br />

- culturele status <strong>en</strong> op<strong>en</strong>heid (O)<br />

- angst of veiligheid (V)<br />

- ecologisch bewustzijn <strong>en</strong> ecologisch consumer<strong>en</strong> (Ecol)<br />

Deze begripp<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de basis voor e<strong>en</strong> internetbevraging over<br />

leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> woongedrag bij de Vlaming<strong>en</strong>. Door middel van statistische<br />

243


analyses (PCA <strong>en</strong> clusteranalyses) word<strong>en</strong> in eerste instantie<br />

leefstijlgroep<strong>en</strong> geïd<strong>en</strong>tificeerd. De internetbevraging zal eind dit jaar<br />

word<strong>en</strong> opgestart.<br />

In tweede instantie zull<strong>en</strong> relaties word<strong>en</strong> onderzocht tuss<strong>en</strong> deze<br />

leefstijlgroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestaande woonomgeving<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>.<br />

Kernvrag<strong>en</strong> bij dit onderzoeksdeel zijn: In welke mate word<strong>en</strong><br />

deelgebied<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> bewoond door e<strong>en</strong> zelfde leefstijlgroep? Zijn<br />

er in Vlaander<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> bewoond door e<strong>en</strong> amalgaam van<br />

bewoners met verschill<strong>en</strong>de leefstijlpatron<strong>en</strong>?<br />

In derde instantie zal ook de relatie tuss<strong>en</strong> de „ideale‟ woonomgeving<strong>en</strong><br />

van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (bevraagd in de internet<strong>en</strong>quête) <strong>en</strong> de<br />

leefstijltypologie word<strong>en</strong> onderzocht.<br />

244<br />

Figuur 3: Theoretisch kader doctoraatsonderzoek leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong>


In laatste instantie zull<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> tweetal case-gebied<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> de<br />

bevinding<strong>en</strong> op terrein word<strong>en</strong> geverifieerd. In deze case-gebied<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong><br />

repres<strong>en</strong>tatieve groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bevraagd, gebruik mak<strong>en</strong>d van<br />

dezelfde <strong>en</strong>quête. De bestaande <strong>en</strong> ideale woonomgeving<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in beeld<br />

word<strong>en</strong> gebracht aan de hand van foto‟s, collages, kaart<strong>en</strong>,…<br />

Deze case-gebied<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het mogelijk om het onderzoek op e<strong>en</strong><br />

statistisch repres<strong>en</strong>tatieve manier voor e<strong>en</strong> kleinere groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te<br />

herhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de nieuwe inzicht<strong>en</strong> over woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op terrein te gaan<br />

toets<strong>en</strong>.<br />

4. Leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />

4.1. Onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />

Ook in het dagelijkse verplaatsingsgedrag is het d<strong>en</strong>kbaar dat leefstijl<strong>en</strong><br />

tot uiting kom<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> al dan niet bewust om zich met de auto te<br />

verplaats<strong>en</strong>, om individuele verplaatsing<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> tot<br />

ket<strong>en</strong>verplaatsing<strong>en</strong>, om boodschapp<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> in het dichtstbijzijnde<br />

grootwar<strong>en</strong>huis, … Leefstijl<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dergelijke keuzes mee bepal<strong>en</strong>.<br />

Bijvoorbeeld, e<strong>en</strong> ecologische leefstijl kan zich uit<strong>en</strong> in het zich<br />

verplaats<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer, het combiner<strong>en</strong> van verplaatsing<strong>en</strong><br />

tot ket<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het zich verplaats<strong>en</strong> naar de dichtstbijzijnde geschikte<br />

bestemming.<br />

In empirisch onderzoek naar verplaatsingsgedrag word<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong><br />

steeds gecontroleerd voor socio-economische <strong>en</strong> demografische<br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Van Wee (2002) <strong>en</strong> Mokhtarian <strong>en</strong><br />

Cao (2008) merkt<strong>en</strong> echter op dat binn<strong>en</strong> socio-economische homog<strong>en</strong>e<br />

bevolkingsgroep<strong>en</strong> toch nog verschill<strong>en</strong> bestaan. Het is mogelijk dat<br />

person<strong>en</strong> met dezelfde socio-economische achtergrond zich toch op e<strong>en</strong><br />

andere manier verplaats<strong>en</strong>. Dit is het gevolg van o.a. leefstijl<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>t<br />

werd<strong>en</strong> dan ook <strong>en</strong>kele onderzoek<strong>en</strong> uitgevoerd naar de invloed van<br />

leefstijl<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag.<br />

Sommige empirische studies (o.a. Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva, 1983; Cooper<br />

et al., 2001; Hildebrand, 2003; Krizek, 2006) analyser<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd de<br />

invloed van leefstijl<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag, maar eig<strong>en</strong>lijk combiner<strong>en</strong><br />

ze objectieve socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />

245


individu <strong>en</strong> zijn/haar gezin. Bijgevolg onderzoek<strong>en</strong> dergelijke studies<br />

eerder de invloed van lev<strong>en</strong>sfase of gezinssam<strong>en</strong>stelling dan de invloed<br />

van leefstijl<strong>en</strong>. Hoewel leefstijl<strong>en</strong> deels beïnvloed word<strong>en</strong> door lev<strong>en</strong>sfase<br />

of gezinssam<strong>en</strong>stelling, blijkt uit het theoretische kader in paragraaf 2 dat<br />

leefstijl<strong>en</strong> toch e<strong>en</strong> andere, meer subjectieve, betek<strong>en</strong>is hebb<strong>en</strong>. Daarom<br />

moet<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van socio-economische <strong>en</strong><br />

demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

In het onderzoek naar leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag zijn rec<strong>en</strong>t <strong>en</strong>kele<br />

studies uitgewerkt vanuit het sociologische d<strong>en</strong>kkader (zie paragraaf 2.2).<br />

Deze studies beschouw<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> als de oriëntatie van het individu<br />

teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s zoals familie, werk <strong>en</strong> vrije tijd. Zo<br />

onderzocht<strong>en</strong> Bagley <strong>en</strong> Mokhtarian (2002) of de vraag naar vervoer<br />

beïnvloed word<strong>en</strong> door leefstijl<strong>en</strong>. Hiervoor gebruikt<strong>en</strong> ze data van e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>quête die in 1993 uitgevoerd werd in vijf buurt<strong>en</strong> in San Francisco.<br />

Deze <strong>en</strong>quête omvatte o.a. e<strong>en</strong> lijst van meer dan 100 soort<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> interesses. Hierbij di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan te gev<strong>en</strong> over welke<br />

onderwerp<strong>en</strong> ze de voorbije maand iets hadd<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong>, hoe ze het<br />

voorbije week<strong>en</strong>d hadd<strong>en</strong> doorgebracht <strong>en</strong> welke activiteit<strong>en</strong> ze het<br />

voorbije jaar hadd<strong>en</strong> uitgevoerd. Deze antwoord<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gegroepeerd tot<br />

elf leefstijlfactor<strong>en</strong>, zoals cultuurliefhebber, hobbyist <strong>en</strong> familiegericht.<br />

E<strong>en</strong> avontuurlijke leefstijl bleek geassocieerd te zijn met het aflegg<strong>en</strong> van<br />

langere afstand<strong>en</strong> per auto. Collantes <strong>en</strong> Mokhtarian (2007) gebruikt<strong>en</strong><br />

informatie uit e<strong>en</strong> gelijkaardige <strong>en</strong>quête van 1998 in hetzelfde<br />

studiegebied als Bagley <strong>en</strong> Mokhtarian (2002). Deze <strong>en</strong>quête omvatte o.a.<br />

achtti<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> over werk, familie, geld, status <strong>en</strong> tijdswaardering.<br />

Door middel van factoranalyse werd<strong>en</strong> deze stelling<strong>en</strong> herleid tot de vier<br />

leefstijlfactor<strong>en</strong>: gefrustreerd, statuszoeker, workaholic <strong>en</strong> familiegericht.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s onderzocht<strong>en</strong> ze hoe deze leefstijl<strong>en</strong> geassocieerd zijn met<br />

iemands subjectieve evaluatie van zijn/haar verplaatsingsgedrag. Volg<strong>en</strong>s<br />

Collantes <strong>en</strong> Mokhtarian (2007) vind<strong>en</strong> vooral person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> meer<br />

gefrustreerde leefstijl alsook met e<strong>en</strong> meer familiegerichte leefstijl dat zij<br />

heel vaak de auto gebruik<strong>en</strong> voor verplaatsing<strong>en</strong> op korte afstand<strong>en</strong>.<br />

Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> meer familiegerichte leefstijl aan<br />

dat zij minder lange afstandsverplaatsing<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong> voor ontspanning.<br />

Workaholics gev<strong>en</strong> dit ook aan, alsook voor korte afstandsverplaatsing<strong>en</strong><br />

voor ontspanning.<br />

246


De voorgaande studies bevestig<strong>en</strong> dat leefstijl<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante invloed<br />

hebb<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag. Scheiner (2006) <strong>en</strong> Scheiner <strong>en</strong> Holz-Rau<br />

(2007) verfijn<strong>en</strong> deze conclusies. Zij merk<strong>en</strong> op dat het<br />

verplaatsingsgedrag wel degelijk beïnvloed wordt door leefstijl<strong>en</strong>, maar<br />

dat de socio-economische achtergrond van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog<br />

belangrijkere invloed hebb<strong>en</strong> dan de subjectieve leefstijl<strong>en</strong>.<br />

4.2. Doctoraatsonderzoek over verplaatsingsgedrag <strong>en</strong><br />

leefstijl<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Sinds 2004 loopt aan de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t, Vakgroep Geografie, e<strong>en</strong><br />

onderzoek naar de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag. In e<strong>en</strong><br />

eerste fase werd de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> breder conceptueel kader geplaatst (zie Figuur 3). C<strong>en</strong>traal binn<strong>en</strong> dit<br />

kader staat e<strong>en</strong> hiërarchische structuur van gedraging<strong>en</strong>. Net zoals B<strong>en</strong>-<br />

Akiva (1973) <strong>en</strong> Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva (1983) veronderstell<strong>en</strong> we dat het<br />

dagelijkse verplaatsingsgedrag het resultaat is van e<strong>en</strong> hiërarchische<br />

structuur welke opgebouwd is uit gedraging<strong>en</strong> op korte termijn (dagelijkse<br />

activiteit<strong>en</strong>), op middellange termijn (ruimtelijk gedrag zoals woonplaats-<br />

<strong>en</strong> werkplaatskeuze) <strong>en</strong> op lange termijn (leefstijl<strong>en</strong>).<br />

Verplaatsing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> afgeleide vraag.<br />

Person<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong> zich immers vooral om te kunn<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> aan<br />

activiteit<strong>en</strong> op andere locaties. Activiteit<strong>en</strong> zoals won<strong>en</strong>, werk<strong>en</strong>, winkel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> recreër<strong>en</strong> zijn meestal ruimtelijk gescheid<strong>en</strong>, waardoor person<strong>en</strong> zich<br />

moet<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong>. Daarom moet m<strong>en</strong> eerst het activiteit<strong>en</strong>patroon<br />

bestuder<strong>en</strong> vooral het verplaatsingsgedrag begrep<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> (Pas,<br />

1980; Jones et al., 1990; Axhaus<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gärling, 1992; McNally, 2000).<br />

Echter, Fried et al. (1977) <strong>en</strong> Cull<strong>en</strong> (1978) b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> dat het<br />

verplaatsingsgedrag niet <strong>en</strong>kel beïnvloed wordt door het<br />

activiteit<strong>en</strong>gedrag, maar ook door gedraging<strong>en</strong> op middellange termijn <strong>en</strong><br />

dan vooral door de woonplaats- <strong>en</strong> werkplaatskeuze. Immers, wanneer<br />

m<strong>en</strong> de gew<strong>en</strong>ste activiteit<strong>en</strong> niet kan uitvoer<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> ofwel het<br />

dagelijkse activiteit<strong>en</strong>patroon aanpass<strong>en</strong> ofwel ingrijp<strong>en</strong>dere beslissing<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> zoals verhuiz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere woonplaats of het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

andere werkplaats. Cull<strong>en</strong> (1978) geeft daarbij aan dat dergelijke keuzes<br />

op middellange termijn bepal<strong>en</strong>d zijn voor de sociale <strong>en</strong> ruimtelijke<br />

context waarbinn<strong>en</strong> het dagelijkse activiteit<strong>en</strong>patroon <strong>en</strong><br />

verplaatsingsgedrag plaatsvind<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de empirische studies<br />

247


evestig<strong>en</strong> de invloed van middellange termijn gedraging<strong>en</strong> (voornamelijk<br />

woonlocatie) op verplaatsingsgedrag: modale keuze,<br />

verplaatsingsafstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> na het<br />

verhuiz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe woonlocatie (Levinson, 1997; Clark et al.,<br />

2003; Scheiner, 2006). Salomon <strong>en</strong> B<strong>en</strong>-Akiva (1983) voegd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde<br />

blok van lange termijn gedraging<strong>en</strong> m.b.t. leefstijl<strong>en</strong> toe aan deze<br />

hiërarchische beslissingsstructuur. Leefstijl<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> immers naar<br />

iemands oriëntatie teg<strong>en</strong>over algem<strong>en</strong>e thema‟s zoals vrijetijdsbesteding<br />

<strong>en</strong> de afweging gezin-werk. Dergelijke algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong><br />

beïnvloed<strong>en</strong> beslissing<strong>en</strong> zoals woonplaatskeuze <strong>en</strong> dagelijkse<br />

activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong>, <strong>en</strong> aldus ook het dagelijkse verplaatsingsgedrag.<br />

De gedraging<strong>en</strong> die c<strong>en</strong>traal staan in figuur 3 gebeur<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

bered<strong>en</strong>eerde manier, maar vaak ook op e<strong>en</strong> niet-bered<strong>en</strong>eerde manier. Zo<br />

b<strong>en</strong>adrukte Cull<strong>en</strong> (1978) dat beslissing<strong>en</strong> op langere termijn niet zo vaak<br />

voorkom<strong>en</strong>, maar dat ze daardoor goed doordacht zijn. Beslissing<strong>en</strong> op<br />

korte termijn kom<strong>en</strong> echter vaak terug voor <strong>en</strong> hervall<strong>en</strong> bijgevolg snel in<br />

gewoontegedrag <strong>en</strong> routines.<br />

Tot dusver werd het verplaatsingsgedrag beschrev<strong>en</strong> vanuit het perspectief<br />

van het individu. Maar het individu handelt niet binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> “luchtledige”<br />

ruimte: het individu maakt immers deel uit van e<strong>en</strong> sociaal netwerk van<br />

familie, vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> collega‟s, het individu woont in e<strong>en</strong> bepaalde<br />

resid<strong>en</strong>tiële buurt <strong>en</strong> verplaatst zich naar bepaalde bestemming<strong>en</strong>. Daarom<br />

wordt het conceptueel kader vervolledigd door het individu te plaats<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> zijn sociale context <strong>en</strong> ruimtelijke context.<br />

248


Figuur 4: Theoretisch kader doctoraatsonderzoek leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit<br />

BEREDENEERDE<br />

INVLOEDEN<br />

Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />

voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. ruimte<br />

Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />

voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. activiteit<strong>en</strong><br />

Percepties, attitudes <strong>en</strong><br />

voorkeur<strong>en</strong> m.b.t. verplaatsing<strong>en</strong><br />

GEDRAGINGEN NIET-BEREDENEERDE<br />

INVLOEDEN<br />

Leefstijl<br />

<strong>Ruimtelijke</strong><br />

beslissing<strong>en</strong><br />

Activiteit<strong>en</strong>patron<strong>en</strong><br />

Verplaatsingsgedrag<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gewoont<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />

Activiteitsgewoont<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />

Verplaatsingsgewoont<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> impuls<strong>en</strong><br />

Individuele mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> individu<br />

Sociale mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong><br />

Bestaande datasets zoals het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaander<strong>en</strong><br />

lat<strong>en</strong> toe om het verplaatsingsgedrag te bestuder<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> afgeleide van<br />

het activiteit<strong>en</strong>gedrag <strong>en</strong> het ruimtelijke gedrag (o.a. Van Acker <strong>en</strong><br />

Witlox, 2007; Van Acker <strong>en</strong> Witlox, 2008a, b). Maar dergelijke datasets<br />

ontbrek<strong>en</strong> informatie m.b.t. leefstijl<strong>en</strong>. Daarom werd tijd<strong>en</strong>s in 2007 e<strong>en</strong><br />

internet<strong>en</strong>quête uitgevoerd die peilde naar o.a. leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verplaatsingsgedrag. In navolging van de hierbov<strong>en</strong> geschetste<br />

sociologische betek<strong>en</strong>is van leefstijl<strong>en</strong> omvatte de <strong>en</strong>quête vrag<strong>en</strong> m.b.t.<br />

vrije tijd (reiz<strong>en</strong>, sport<strong>en</strong>, cultuur, literatuur, week<strong>en</strong>dactiviteit<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de<br />

afweging carrière vs. gezin. Met behulp van factoranalyse werd<strong>en</strong> de<br />

leefstijlfactor<strong>en</strong> achterhaald. Vervolg<strong>en</strong>s kond<strong>en</strong> deze leefstijlfactor<strong>en</strong><br />

gebruikt word<strong>en</strong> in analyses m.b.t. verplaatsingsgedrag. In de volg<strong>en</strong>de<br />

paragraaf word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele eerste resultat<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>.<br />

4.3. Enquête leefstijl <strong>en</strong> mobiliteit: eerste resultat<strong>en</strong><br />

sociale context<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> ruimtelijke context<br />

Tijd<strong>en</strong>s de periode mei 2007-oktober 2007 werd de internet<strong>en</strong>quête<br />

“Leefstijl <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>” uitgevoerd. Aanvankelijk werd e<strong>en</strong> aankondiging<br />

249


van deze <strong>en</strong>quête verstuurd naar de medewerkers <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de<br />

<strong>Universiteit</strong> Antwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Faculteit Wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> aan de <strong>Universiteit</strong><br />

G<strong>en</strong>t. Omdat hierdoor de kans bestond dat de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vooral hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> geconc<strong>en</strong>treerd voorkom<strong>en</strong> in de sted<strong>en</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

Antwerp<strong>en</strong>, werd in tweede instantie e<strong>en</strong> aankondiging geplaatst in het<br />

regionaal informatieblad van <strong>en</strong>kele geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de G<strong>en</strong>tse regio<br />

(Destelberg<strong>en</strong>, G<strong>en</strong>t, Lochristi, Merelbeke <strong>en</strong> Oosterzele). Op deze manier<br />

werd<strong>en</strong> ook respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd met e<strong>en</strong> andere socio-economische<br />

achtergrond <strong>en</strong> vanuit andere ruimtelijke omgeving<strong>en</strong>. In totaal<br />

beantwoord<strong>en</strong> 2363 person<strong>en</strong> de <strong>en</strong>quête, waarvan na data cleaning 1878<br />

bruikbare respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> overblev<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> eerste onderzoeksfase werd<strong>en</strong> de leefstijlfactor<strong>en</strong> bepaald. De<br />

<strong>en</strong>quête omvatte volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> m.b.t. vrije tijd (reiz<strong>en</strong>, sport<strong>en</strong>, cultuur,<br />

literatuur, week<strong>en</strong>dactiviteit<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de afweging carrière vs. gezin:<br />

1. Voor welke logiesvorm kiest u gewoonlijk op reis ? (9 antwoord<strong>en</strong>)<br />

2. Met welk transportmiddel bereikt u gewoonlijk uw bestemming ? (7<br />

antwoord<strong>en</strong>)<br />

3. Wie organiseert uw reis gewoonlijk ? (3 antwoord<strong>en</strong>)<br />

4. Welke aspect<strong>en</strong> vindt u belangrijk op reis ? (13 antwoord<strong>en</strong>)<br />

5. Hoeveel keer b<strong>en</strong>t u in 2006 op reis geweest ?<br />

6. Hoeveel van deze reiz<strong>en</strong> duurd<strong>en</strong> één week of langer ?<br />

7. Over welke onderwerp<strong>en</strong> leest u gewoonlijk e<strong>en</strong> <strong>boek</strong> of tijdschrift ?<br />

(29 antwoord<strong>en</strong>)<br />

8. Welke activiteit<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>t u gewoonlijk in uw vrije tijd ? (20<br />

antwoord<strong>en</strong>)<br />

9. Welke sport<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>t u regelmatig ? (16 antwoord<strong>en</strong>)<br />

10. Welke culturele activiteit<strong>en</strong> woont u regelmatig bij ? (14<br />

antwoord<strong>en</strong>)<br />

11. Wat zijn uw hobby‟s ? (21 antwoord<strong>en</strong>)<br />

12. Beoef<strong>en</strong>t u bepaalde hobby‟s uit in ver<strong>en</strong>igingsverband ? (ja/nee)<br />

13. In welke mate b<strong>en</strong>t u akkoord met onderstaande stelling<strong>en</strong> over werk<br />

<strong>en</strong> relaties ? (16 stelling<strong>en</strong>, antwoord<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> schaal van 1 –<br />

helemaal niet akkoord tot 5 – helmaal akkoord)<br />

Deze vrag<strong>en</strong> resulteerd<strong>en</strong> uiteindelijk in 152 variabel<strong>en</strong>. Om deze<br />

aanzi<strong>en</strong>lijke hoeveelheid informatie te herleid<strong>en</strong> tot werkbare<br />

leefstijlfactor<strong>en</strong> werd factoranalyse gebruikt. Factoranalyse is e<strong>en</strong><br />

multivariate statistische techniek die gebruikt wordt voor data-reductie <strong>en</strong><br />

250


om inzicht te krijg<strong>en</strong> in de structuur van e<strong>en</strong> dataset. Het herleidt e<strong>en</strong> groot<br />

aantal geobserveerde variabel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> kleiner aantal achterligg<strong>en</strong>de<br />

variabel<strong>en</strong>. Deze niet rechtstreeks observeerbare <strong>en</strong> achterligg<strong>en</strong>de<br />

variabel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Belangrijk is dat deze factor<strong>en</strong> bijna<br />

ev<strong>en</strong>veel van de variatie verklar<strong>en</strong> als de geobserveerde variabel<strong>en</strong>. In<br />

eerste instantie werd<strong>en</strong> de factor<strong>en</strong> m.b.t. reiz<strong>en</strong> (vraag 1 t.e.m. 6),<br />

literatuur (vraag 7), vrije tijd (vraag 8 t.e.m. 12) <strong>en</strong> opinie werk/gezin<br />

(vraag 13) afzonderlijk van elkaar bepaald. Dit leidde tot volg<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> (zie Tabel 1).<br />

Tabel 1: Factor<strong>en</strong> m.b.t. reiz<strong>en</strong>, literatuur, vrije tijd <strong>en</strong> opinie werk/gezin<br />

Reiz<strong>en</strong> Literatuur Vrije tijd Opinie werk/gezin<br />

hol 1: low-budget,<br />

avontuurlijk<br />

hol 2: regelmatige<br />

reiziger met<br />

buit<strong>en</strong>verblijf<br />

hol 3:<br />

familiegericht<br />

lit 1: huis <strong>en</strong> thuis,<br />

cocooning<br />

hol 4: all-inclusive lit 4: cultuur <strong>en</strong><br />

actualiteit<br />

hol 5:<br />

cultuurgericht<br />

hol 6: low-budget,<br />

niet avontuurlijk<br />

vt 1: familie <strong>en</strong><br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

opi 1: sociaal<br />

netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>)<br />

lit 2: fantasy world vt 2: sport opi 2:<br />

carrièregericht<br />

lit 3: stijl <strong>en</strong> tr<strong>en</strong>ds vt 3: traditionele<br />

familieactiviteit<strong>en</strong><br />

lit 5: wet<strong>en</strong>schap<br />

vt 4: cultuur<br />

vt 5: sociaal<br />

geëngageerd<br />

vt 6: niets do<strong>en</strong><br />

opi 3: familiegericht<br />

Aangezi<strong>en</strong> dezelfde factor<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong> (vb. familiegericht, cultuur, …)<br />

werd e<strong>en</strong> tweede factoranalyse uitgevoerd op de factor<strong>en</strong> van de eerste<br />

fase. Dit leidde tot de uiteindelijke leefstijlfactor<strong>en</strong>:<br />

- leefstijlfactor 1: sociaal netwerk (= vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>)<br />

- leefstijlfactor 2: cultuurgericht<br />

- leefstijlfactor 3: low budget, niet-actief<br />

- leefstijlfactor 4: low budget, actief<br />

- leefstijlfactor 5: familiegericht<br />

- leefstijlfactor 6: high budget, actief<br />

251


In e<strong>en</strong> tweede onderzoeksfase werd<strong>en</strong> deze leefstijlfactor<strong>en</strong> gebruikt als<br />

één van de verklar<strong>en</strong>de variabel<strong>en</strong> van autogebruik voor<br />

vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong>. 46,9% van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> aan de auto te<br />

gebruik<strong>en</strong> voor vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong> (sport <strong>en</strong> cultuur). Met behulp van<br />

e<strong>en</strong> logistische regressie kunn<strong>en</strong> we nagaan of dit autogebruik beïnvloed<br />

wordt door iemands leefstijl (zie Tabel 2 <strong>en</strong> 3). De <strong>en</strong>quête omvatte tev<strong>en</strong>s<br />

informatie over de socio-economische <strong>en</strong> demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van<br />

de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun gezin, alsook over de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van hun woning<br />

<strong>en</strong> hun resid<strong>en</strong>tiële buurt. Daarom werd<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong><br />

variabel<strong>en</strong> blok per blok opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de logistische regressie. Hierbij<br />

startt<strong>en</strong> we bij de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het hoogste schaalniveau, namelijk de<br />

resid<strong>en</strong>tiële buurt, om vervolg<strong>en</strong>s af te dal<strong>en</strong> naar lagere schaalniveaus,<br />

zijnde de woning, het gezin, de socio-economische achtergrond van het<br />

individu <strong>en</strong> t<strong>en</strong>slotte de leefstijl van het individu. Op deze manier kunn<strong>en</strong><br />

we nagaan of leefstijl<strong>en</strong> wel degelijk extra verklar<strong>en</strong>de kracht toevoeg<strong>en</strong><br />

aan de analyse. Uit tabel 2 blijkt dat leefstijl<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

spel<strong>en</strong> als ruimtelijke buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> socioeconomische<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu. Door het toevoeg<strong>en</strong> van<br />

leefstijl<strong>en</strong> aan de analyse wordt immers 6% extra variantie in autogebruik<br />

verklaard. Dat is ongeveer ev<strong>en</strong>veel als voor buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (+6,9%),<br />

gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (7,7% ) <strong>en</strong> socio-economische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het<br />

individu (7,6%). Woningk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> echter minder relevant te zijn:<br />

ze verklar<strong>en</strong> slechts 1% extra variantie in autogebruik.<br />

Tabel 2: Relatieve bijdrage van blokk<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> in de verklaring van autogebruik<br />

Constante (C) + Buurt<br />

(B)<br />

Tabel 3 verduidelijkt de relaties tuss<strong>en</strong> autogebruik <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de<br />

buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, woningk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, gezinsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, socio-<br />

252<br />

-2 Log likelihood Nagelkerke R²<br />

981,901 0,069<br />

C + B + Woning (W) 976,130 0,079<br />

C + B + W + Gezin (G) 928,960 0,156<br />

C + B + W + G + Individu<br />

(I)<br />

C + B + W + G + I +<br />

Leefstijl<strong>en</strong><br />

879,770 0,232<br />

838,588 0,292


economische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong>.<br />

Bebouwingsdichtheid, autobezit, het al dan niet bezitt<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rijbewijs,<br />

burgerlijke stand (alle<strong>en</strong>staand), leeftijd <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leefstijl<strong>en</strong> zijn elk<br />

statistisch significant.<br />

E<strong>en</strong> leefstijl gericht op het sociaal netwerk van vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> hoger autogebruik. Dergelijke individu<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> vaak af met<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wat hun hoger autogebruik kan verklar<strong>en</strong>. Verrass<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg is<br />

e<strong>en</strong> low budget maar niet zo actieve leefstijl ook geassocieerd met e<strong>en</strong><br />

hoger autogebruik. E<strong>en</strong> culturele leefstijl is dan weer gerelateerd aan e<strong>en</strong><br />

lager autogebruik. De modale keuze blijkt gerelateerd te zijn aan de<br />

resid<strong>en</strong>tiële omgeving. Inwoners van e<strong>en</strong> dichtbebouwde omgeving<br />

blijk<strong>en</strong> minder gebruik te mak<strong>en</strong> van de auto. Dit geeft e<strong>en</strong> indicatie dat<br />

ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing invloed kan hebb<strong>en</strong> op verplaatsingsgedrag. Het is<br />

echter nog de vraag of bebouwingsdichtheid werkelijk e<strong>en</strong> effect heeft op<br />

mobiliteit, of het eerder gaat om andere ruimtelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (vb. beter<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer, functiem<strong>en</strong>ging) welke gerelateerd zijn aan omgeving<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoge dichtheid (Handy, 1996; Crane, 2000). Autogebruik is<br />

duidelijk gelinkt aan autobezit. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gezin e<strong>en</strong> auto bezit, zal ze<br />

hiervan gebruik mak<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt voor iemand met e<strong>en</strong> rijbewijs.<br />

Alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meer kans om de auto te gebruik<strong>en</strong> voor<br />

vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong> dan gehuwd<strong>en</strong> of sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dit kan deels<br />

te wijt<strong>en</strong> zijn aan het feit dat alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> compromiss<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong> met andere gezinsled<strong>en</strong> over het al dan niet gebruik van de auto.<br />

253


Tabel 3: Autogebruik voor vrijetijdsverplaatsing<strong>en</strong><br />

254<br />

B Exp(B)<br />

Constante -0.788 0.455<br />

Buurt<br />

bebouwingsdichtheid -1.241* 0.289<br />

Woning<br />

woningtype, op<strong>en</strong> bebouwing<br />

(ref.)<br />

woningtype, half op<strong>en</strong> bebouwing<br />

woningtype, geslot<strong>en</strong> bebouwing<br />

-0.064 0.938<br />

0.026 1.027<br />

woningtype, appartem<strong>en</strong>t -0.377 0.686<br />

ge<strong>en</strong> stalling auto 0.184 1.202<br />

ge<strong>en</strong> tuin of koer -0.086 0.918<br />

huurwoning 0.281 1.325<br />

Gezin<br />

inkom<strong>en</strong>, 0-749 € (ref.)<br />

inkom<strong>en</strong>, 750-1.499 € 0.261 1.298<br />

inkom<strong>en</strong>, 1.500-2.249 € 0.488 1.629<br />

inkom<strong>en</strong>, 2.250-2.999 € 0.679° 1.971<br />

inkom<strong>en</strong>, 3.000-3.749 € 0.245 1.277<br />

inkom<strong>en</strong>, 3.750-4.499 € 0.434 1.543<br />

inkom<strong>en</strong>, 4.500-5.249 € 0.538 1.712<br />

inkom<strong>en</strong>, 5.250-5.999 € 0.124 1.132<br />

inkom<strong>en</strong>, +6.000 € 0.990 2.690<br />

kinder<strong>en</strong> jonger dan 12 jaar -0.046 0.955<br />

autobezit 0.490* 1.633<br />

high budget, actief 0.106 1.112


Individu, socio-economisch<br />

* = p < 0.050, ° = p < 0.100<br />

B Exp(B)<br />

ge<strong>en</strong> rijbewijs -0.969* 0.379<br />

abonnem<strong>en</strong>t op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

-0.185 0.831<br />

alle<strong>en</strong>staand 0.548° 1.731<br />

vrouw -0.266 0.766<br />

leeftijd 0.284° 1.329<br />

jobstatus, stud<strong>en</strong>t (ref.)<br />

jobstatus, niet-werk<strong>en</strong>de -0.105 0.900<br />

jobstatus, arbeider/bedi<strong>en</strong>de 0.344 1.410<br />

jobstatus, kaderpersoneel/vrij<br />

beroep<br />

onderwijs, ge<strong>en</strong>/lager/BSO/<br />

TSO<br />

0.151 1.163<br />

0.511 1.668<br />

onderwijs, KSO/ASO -0.008 0.992<br />

onderwijs, hogeschool 0.253 1.288<br />

onderwijs, universiteit (ref.)<br />

Individu, leefstijl<br />

sociaal netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>) 0.646* 1.908<br />

cultuurgericht -0.404* 0.668<br />

low budget, niet actief 0.287* 1.332<br />

low budget, actief 0.111 1.118<br />

familiegericht 0.072 1.075<br />

high budget, actief 0.106 1.112<br />

255


256<br />

5. Besluit<br />

Leefstijl<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> onderzocht word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

eerste onderzoek naar de relatie tuss<strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> won<strong>en</strong> hanteert e<strong>en</strong><br />

marketingb<strong>en</strong>adering. Hierbij wordt won<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> consumptie<br />

beschouwd. Leefstijl<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in dit onderzoek dan ook gerelateerd<br />

word<strong>en</strong> aan het vervull<strong>en</strong> van behoeft<strong>en</strong> van specifieke doelgroep<strong>en</strong>, of<br />

het consumer<strong>en</strong> van bepaalde goeder<strong>en</strong> (in dit geval woning<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

woonomgeving<strong>en</strong>) door specifieke doelgroep<strong>en</strong>. Het tweede onderzoek<br />

naar de invloed van leefstijl<strong>en</strong> op mobiliteit vertrekt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> vanuit<br />

e<strong>en</strong> sociologische b<strong>en</strong>adering. Leefstijl<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als verklar<strong>en</strong>de<br />

variabel<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in statistische analyses van verplaatsingsgedrag.<br />

Op deze manier tracht m<strong>en</strong> het verplaatsingsgedrag van verschill<strong>en</strong>de<br />

maatschappelijke groep<strong>en</strong> beter te beschrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> uitgebreid literatuuronderzoek <strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eerste analyse<br />

gev<strong>en</strong> aan dat leefstijlonderzoek wel degelijk nuttige inzicht<strong>en</strong> kan<br />

verschaff<strong>en</strong>. Voorhe<strong>en</strong> werd woongedrag <strong>en</strong> verplaatsingsgedrag<br />

verklaard aan de hand van allerlei socio-economische <strong>en</strong> demografische<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het individu <strong>en</strong> zijn/haar gezin. Maar door process<strong>en</strong> zoals<br />

e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>de welvaart, e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de individualisering <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

afnem<strong>en</strong>de sociale controle kan het individuele gedrag van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> niet<br />

langer op zo‟n e<strong>en</strong>voudige manier onderzocht word<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

immers meer keuzevrijheid wat betreft won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit. Bijgevolg zijn<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met dezelfde socio-economische achtergrond niet langer<br />

g<strong>en</strong>oodzaakt om dezelfde keuzes te mak<strong>en</strong>. Het in rek<strong>en</strong>ing br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van<br />

leefstijl<strong>en</strong> biedt daarom extra verklar<strong>en</strong>de kracht aan statistische analyses<br />

van won<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobiliteit. Onze eerste analyses bevestig<strong>en</strong> dit. Dit<br />

suggereert tev<strong>en</strong>s dat de doelstelling<strong>en</strong> van het beleid pas realiseerbaar<br />

zijn indi<strong>en</strong> meer aandacht besteed wordt aan dergelijke subjectieve<br />

factor<strong>en</strong> zoals leefstijl<strong>en</strong>.<br />

Refer<strong>en</strong>ties<br />

Bagley, M.N., Mokhtarian, P.L. (2002). “The impact of resid<strong>en</strong>tial neighborhood type on<br />

travel behavior: A structural equation modeling approach”. Annals of Regional Sci<strong>en</strong>ce.<br />

36: 279-297.


Bootsma, H., Camstra, R., de Feijter, H., Mol, A. (1993). “Leefstijl: e<strong>en</strong> dynamische<br />

lev<strong>en</strong>sori<strong>en</strong>tatie”. Rooilijn. 26: 332-337.<br />

Bourdieu, P. (1984). La Distinction. Routledge, London.<br />

Collantes, G.O., Mokharian, P.L. (2007). “Subjective assessm<strong>en</strong>ts of personal mobility:<br />

What makes the differ<strong>en</strong>ce betwe<strong>en</strong> a little and a lot ?”. Transport Policy. 14: 181-192.<br />

Cooper, J., Ryley, T., Smith, A. (2001). “Contemporary lifestyles and the implications for<br />

sustainable developm<strong>en</strong>t policy: lessons from the UK‟s most car dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t city; Belfast”.<br />

Cities. 18: 103-113.<br />

Crane, R. (2000). “The influ<strong>en</strong>ce of urban form on travel: an interpretive review”.<br />

Journal of <strong>Planning</strong> Literature. 15(1): 3-23.<br />

De Corte, S., Raymaekers, P., Tha<strong>en</strong>s, K., Vandekerckhove, B., François, G. (2003).<br />

Onderzoek naar de migratiebeweging<strong>en</strong> van de grote sted<strong>en</strong> in de drie gewest<strong>en</strong> van<br />

België – eindrapport, POD Maatschappelijke integratie, cel grootsted<strong>en</strong>beleid.<br />

D<strong>en</strong> Hartog, H. (red.) (2006). Exurbia / Won<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de stad. Episode Publishers,<br />

Rotterdam.<br />

Ganzeboom, H. (1988). Leefstijl<strong>en</strong> in Nederland: E<strong>en</strong> Verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de Studie. Sociaal<br />

Cultureel Planbureau, Rijswijk.<br />

Handy, S. (1996). “Methodologies for exploring the link betwe<strong>en</strong> urban form and travel<br />

behavior”. Transportation Research D. 1(2): 151-165.<br />

Heyn, M., Hermey, M. (2003). “E<strong>en</strong> gro<strong>en</strong>-blauw netwerk als drager van e<strong>en</strong> duurzame<br />

stadsontwikkeling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stedelijk natuurbeleid: In: Kesteloot, C., De Rynck, F. (red.) De<br />

Eeuw van de Stad. Over Stadsrepubliek<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rastersted<strong>en</strong>. Voorstudies. Ministerie van<br />

de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, Brussel, 273-304.<br />

Hildebrand, E.D. (2003). “Dim<strong>en</strong>sions in elderly travel behaviour: A simplified activitybased<br />

model using lifestyle clusters”. Transportation. 30: 285-306.<br />

Holt, D.B. (1995). “How consumers consume: A typology of consumption practices”.<br />

Journal of Consumer Research. 22: 1-16.<br />

Kesteloot, C. (2005). “Verstedelijking in Vlaander<strong>en</strong>: problem<strong>en</strong>, kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitdaging<strong>en</strong><br />

voor het beleid van de 21 ste eeuw”. In: Kesteloot, C., De Rynck, F. (red.) De Eeuw van de<br />

Stad. Over Stadsrepubliek<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rastersted<strong>en</strong>. Voorstudies. Ministerie van de Vlaamse<br />

Geme<strong>en</strong>schap, Brussel, 15-40.<br />

Kipnis, B.A. (2004). “Lifestyle studies – An editorial introduction”. Geography Research<br />

Forum. 24: 1-20.<br />

257


Kotler, Ph., Robb<strong>en</strong>, H., Geu<strong>en</strong>s, M. (2006). Marketing managem<strong>en</strong>t De ess<strong>en</strong>tie,<br />

Pearson Education B<strong>en</strong>elux.<br />

Krizek, K.J. (2006). “Lifestyles, resid<strong>en</strong>tial location decisions, and pedestrain and transit<br />

activity”. Transportation Research Record. 1981: 171-178.<br />

Mokhtarian, P.L., Cao, X.Y. (2008). “Examining the impacts of resid<strong>en</strong>tial self-selection<br />

on travel behaviour: A focus on methodologies”. Transportation Research B. 42: 204-<br />

228.<br />

Munters, Q.J. (1992). “Bestaan leefstijl<strong>en</strong> (nog) wel ?”. Sociologische Gids. 39: 179-185.<br />

Redmond, L. (2000). Id<strong>en</strong>tifying and analyzing travel-related attitudinal, personality and<br />

lifestyle clusters in the San Francisco Bay Area. University of Davis, California, Davis.<br />

Reijndorp, A., Pilet, B.L. (1998). Buit<strong>en</strong>wijk. Stedelijkheid op afstand, NAi Uitgevers,<br />

Rotterdam.<br />

R<strong>en</strong>ard, P. (1995). Wat kan ik voor u do<strong>en</strong> ? <strong>Ruimtelijke</strong> Wanorde in België: E<strong>en</strong><br />

Hypotheek op onze Toekomst. Icarus, Antwerp<strong>en</strong>.<br />

Salomon, I., B<strong>en</strong>-Akiva, M. (1983). “The use of the life-style concept in travel demand<br />

models”. Environm<strong>en</strong>t and <strong>Planning</strong>, A. 15: 623-638.<br />

Scheiner, J. (2006). “Housing mobility and travel behaviour: A process-ori<strong>en</strong>ted<br />

approach to spatial mobility – Evid<strong>en</strong>ce from a new research field in Germany”. Journal<br />

of Transport Geography. 14: 287-298.<br />

Scheiner, J., Holz-Rau, C. (2007). “Travel mode choice: affected by objective or<br />

subjective determinants ?”. Transportation. 34: 487-511.<br />

Sleight, P. (2004). Targeting Customers. How to use Geodemographic and Lifestyle Data<br />

in Your Business. World Advertising Research C<strong>en</strong>ter, Oxfordshire.<br />

Van Acker, V., Witlox, F. (2007). “The effects of the land use system on travel<br />

behaviour: A structural equation modelling approach”. Transportation <strong>Planning</strong> and<br />

Technology. 30(4): 331-354.<br />

Van Acker, V., Witlox, F. (2008a). “Trips within tours: How is commuting related to<br />

land use?”. Environm<strong>en</strong>t and <strong>Planning</strong> A. (submitted, under revision)<br />

Van Acker, V., Witlox, F. (2008b). “Car ownership as a mediator variable in car travel<br />

behaviour research”. Journal of Transport Geography. (submitted, under revision)<br />

Van der Knaap, G.A. (2002,). Stedelijke bewegingsruimte. Over verandering<strong>en</strong> in stad <strong>en</strong><br />

land. WRR wet<strong>en</strong>schappelijke raad voor het regeringsbeleid, voorstudies <strong>en</strong><br />

achtergrond<strong>en</strong>, V113, Sdu Uitgevers, D<strong>en</strong> Haag.<br />

258


Van Diep<strong>en</strong> ,A. (2004). “Stedelijke huishoud<strong>en</strong>s in Amsterdam‖. Rooilijn. 3: 122-128.<br />

Van Wee, B. (2002). “Land use and transport: Research and policy chall<strong>en</strong>ges”. Journal<br />

of Transport Geography. 10: 259-271.<br />

Verhetsel, A., Witlox, F., Tier<strong>en</strong>s, N. (2003). Jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> Won<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>,<br />

Woonsituatie, Woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> Woonbehoeft<strong>en</strong>. De Boeck, Antwerp<strong>en</strong>.<br />

Weber, M. (1972). Wirtschaft und Gesellschaft. Mohr, Tübing<strong>en</strong>.<br />

Weg<strong>en</strong>er, DM (2007),. Mosaic, the refer<strong>en</strong>ce in geo-marketing – G<strong>en</strong>eral manual,<br />

bedrijfspublicatie.<br />

259


260


DE GENTSE „ZUIDELIJKE MOZAÏEK‟ SLIBT DICHT:<br />

NAAR EEN GEBIEDSGERICHTE<br />

VISIE BINNEN EEN MULTIFUNCTIONEEL<br />

ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF<br />

Roeland CAPPON <strong>en</strong> Georges ALLAERT<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t<br />

Vakgroep Civiele Techniek<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

Vrijdagmarkt 10/301<br />

9000 G<strong>en</strong>t<br />

tel: +32 9 331 32 60<br />

fax: +32 9 331 32 69<br />

e-mail: roeland.cappon@ug<strong>en</strong>t.be; georges.allaert@ug<strong>en</strong>t.be<br />

www.planning.UG<strong>en</strong>t.be, www.ftw.UG<strong>en</strong>t.be/idm/<br />

Abstract<br />

The southern part of Gh<strong>en</strong>t is characterized by a mixture of large scale,<br />

economic and urban functions and is intersected by a d<strong>en</strong>se network of<br />

traffic infrastructure. The region is increasingly suffering from traffic<br />

congestion and poor public transport quality. This paper investigates the<br />

possibilities of an area based vision in attuning the mobility structure to<br />

the spatial structure (and vice versa). Preferably, the vision has to be<br />

worked out within a multifunctional developm<strong>en</strong>t perspective.<br />

1. Inleiding<br />

De aanleiding voor het schrijv<strong>en</strong> van dit artikel is ingegev<strong>en</strong> door<br />

<strong>en</strong>erzijds de noodkreet van VOKA 1 Oost-Vlaander<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> „dreig<strong>en</strong>d<br />

mobiliteitsinfarct‟ in de zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> anderzijds, duidelijk<br />

gerelateerd hieraan, de mobiliteitsstudie die AMRP 2 in opdracht van de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t heeft uitgevoerd om de diverse mobiliteitsproblem<strong>en</strong> in<br />

<strong>en</strong> rond het Technologiepark Zwijnaarde in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In het eerste<br />

hoofdstuk wordt de mobiliteitsproblematiek in de zuidelijke rand geschetst<br />

261


<strong>en</strong> blijkt hieruit dat de mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> de ruimtelijk-economische<br />

structuur er steeds minder op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd. De<br />

mobiliteitsstudie van het Technologiepark Zwijnaarde, die in het tweede<br />

hoofdstuk aan bod komt, laat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zi<strong>en</strong> dat de bereikbaarheid er<br />

problematisch is <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> aanpak van deze mobiliteitsproblem<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

hoger schaalniveau di<strong>en</strong>t te gebeur<strong>en</strong>. In het vierde hoofdstuk wordt<br />

vastgesteld dat de verschill<strong>en</strong>de visies op de mobiliteitsstructuur in de<br />

zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t niet altijd concorder<strong>en</strong>. De laatste hoofdstukk<strong>en</strong><br />

ton<strong>en</strong> aan dat de diverse (meer sectorale) visies in onderlinge confrontatie<br />

(<strong>en</strong> in breed overleg) kunn<strong>en</strong> uitgroei<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> meer gebiedsgerichte<br />

ontwikkelingsvisie. Deze visie di<strong>en</strong>t echter gekaderd te word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

multifunctioneel ontwikkelingsperspectief zodat het effectiever in e<strong>en</strong><br />

meer duurzame inrichting kan word<strong>en</strong> vertaald.<br />

262<br />

2. De G<strong>en</strong>tse ‘zuidelijke mozaïek’ 3 slibt dicht<br />

Het randstedelijk gebied t<strong>en</strong> zuidwest<strong>en</strong> van G<strong>en</strong>t wordt gek<strong>en</strong>merkt door<br />

e<strong>en</strong> zeer dicht netwerk van grote verkeersinfrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> -knooppunt<strong>en</strong><br />

– zijnde de snelweg<strong>en</strong> E17 <strong>en</strong> E40, de stedelijke grote ringweg R4 <strong>en</strong> het<br />

Sint-Pietersstation – <strong>en</strong> e<strong>en</strong> grofkorrelige m<strong>en</strong>ging van grootschalige<br />

economische <strong>en</strong> stedelijke functies. Door de vele verkeersinfrastructuur<br />

zijn deze grote, monofunctionele <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> - zoals bijvoorbeeld het<br />

Technologiepark <strong>en</strong> Flanders Expo - nauwelijks met elkaar verbond<strong>en</strong> wat<br />

mete<strong>en</strong> het beeld oproept van e<strong>en</strong> „mozaïek‟ (figuur 1).


Figuur 1: De G<strong>en</strong>tse „zuidelijke mozaïek‟<br />

De strategische ligging – net t<strong>en</strong> zuid<strong>en</strong> van het G<strong>en</strong>tse stadsc<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> in<br />

de nabijheid van vele belangrijke verkeersinfrastructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> -knooppunt<strong>en</strong><br />

– zorgt ervoor dat de dynamiek in de zuidelijke mozaïek zeer hoog is. De<br />

laatste 10 jaar heeft dit zich vooral gemanifesteerd in e<strong>en</strong> verdere<br />

verdichting van het gebied langshe<strong>en</strong> de diverse ste<strong>en</strong>weg<strong>en</strong> (maar ook op<br />

de diverse bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> in het gebied) <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>d aantal<br />

mobiliteitsknelpunt<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> groot aantal Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong> was<br />

dit dan ook e<strong>en</strong> directe aanleiding om de „alarmbel‟ te luid<strong>en</strong>. Ze zi<strong>en</strong> hun<br />

oorspronkelijke locatievoordel<strong>en</strong> (gerelateerd aan de strategische ligging)<br />

sterk bedreigd <strong>en</strong> de bereikbaarheid niet langer gegarandeerd.<br />

Hun grootste bezorgdheid echter is dat e<strong>en</strong> aantal nieuwe grootschalige<br />

project<strong>en</strong> (zoals aangeduid op figuur 1: het stadsontwikkelingsproject „The<br />

Loop‟ 4 rond Flanders Expo, het bedrijv<strong>en</strong>terrein „Eiland‟ 5 <strong>en</strong> het<br />

Arteveldestadion 6 ) die in de steigers staan dermate veel bijkom<strong>en</strong>d<br />

autoverkeer zull<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> „mobiliteitsinfarct‟ voor de<br />

„zuidelijke mozaïek‟ wel e<strong>en</strong>s keiharde realiteit zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

263


264<br />

Figuur 2: Geplande grootschalige project<strong>en</strong> in de „zuidelijke mozaïek‟<br />

Aan het onrustwekk<strong>en</strong>d persbericht van VOKA Oost-Vlaander<strong>en</strong> is e<strong>en</strong><br />

„kick-off‟ vergadering met e<strong>en</strong> aantal grote Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong><br />

voorafgegaan (op 23 november 2007). Deze vergadering resulteerde in e<strong>en</strong><br />

oplijsting van de voornaamste (mobiliteits)knelpunt<strong>en</strong> voor het meer<br />

oostelijk geleg<strong>en</strong> deel van de „zuidelijke mozaïek' <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal<br />

suggesties t.a.v. de gestelde problem<strong>en</strong>. Daarnaast werd ook e<strong>en</strong> sterk<br />

pleidooi gehoud<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> geïntegreerde aanpak van de problem<strong>en</strong> wat<br />

uiteindelijk zou moet<strong>en</strong> resulter<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> „masterplan‟ voor e<strong>en</strong> vlot <strong>en</strong><br />

veilig verkeer in het gebied.<br />

Maar de problem<strong>en</strong> situer<strong>en</strong> zich ev<strong>en</strong> goed in het westelijk deel van de<br />

mozaïek <strong>en</strong> dit bijvoorbeeld ter hoogte van de Kortrijkseste<strong>en</strong>weg (de N43<br />

op figuur 1). In het geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan van G<strong>en</strong>t kreeg<br />

deze invalsweg het statuut van hoofdstamlijn met e<strong>en</strong> hoog<br />

mobiliteitsprofiel van op<strong>en</strong>baar vervoer. Op dit traject is in 2005 e<strong>en</strong><br />

nieuwe tramlijn (verl<strong>en</strong>ging van tramlijn 1) tot Flanders Expo in gebruik<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>wel toont e<strong>en</strong> simulatie (Vectris, 2007) aan dat op basis<br />

van de huidige <strong>en</strong> nieuwe projectontwikkeling<strong>en</strong> (waaronder „The Loop‟)<br />

de reistijd (van G<strong>en</strong>t naar Sint-D<strong>en</strong>ijs-Westrem) in de avondspits zou<br />

verdrievoudig<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> mobiliteitsstudie wordt zelfs e<strong>en</strong> vierde rijstrook<br />

op de E40 in overweging g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om toch greep te krijg<strong>en</strong> op de<br />

verkeersimpact van deze ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

Bijna gelijktijdig met het initiatief van VOKA werd in opdracht van de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> mobiliteitsstudie uitgevoerd in <strong>en</strong> rond het<br />

Technologiepark Zwijnaarde aan de Grote Ste<strong>en</strong>weg naar Oud<strong>en</strong>aarde<br />

(N60). De studie had voornamelijk tot doel om het sluipverkeer doorhe<strong>en</strong><br />

het park <strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tiële (<strong>en</strong> reële) vraag naar op<strong>en</strong>baar vervoer in kaart te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Dit laatste moet gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de afweging om de<br />

tramverl<strong>en</strong>ging naar Zwijnaarde (tramlijn 21,22) langshe<strong>en</strong> of doorhe<strong>en</strong>


het Technologiepark te lat<strong>en</strong> verlop<strong>en</strong>. Inmiddels is reeds beslist dat dit<br />

niet het geval zal zijn. Het ontoereik<strong>en</strong>d op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> de<br />

verkeerscongestie ter hoogte van het Technologiepark werd<strong>en</strong> ook door<br />

VOKA Oost-Vlaander<strong>en</strong> aangehaald als twee belangrijke knelpunt<strong>en</strong>.<br />

Daarom wordt in het volg<strong>en</strong>d hoofdstuk de mobiliteitsstudie van naderbij<br />

bekek<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> met name deze zak<strong>en</strong> belicht die betrekking hebb<strong>en</strong> op<br />

oorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of oplossing<strong>en</strong> voor de mobiliteitsproblematiek in het gebied.<br />

3. <strong>Mobiliteit</strong>sstudie van het Technologiepark Zwijnaarde<br />

De mobiliteitsstudie werd toegespitst op het woon-werkverkeer zodat<br />

inzicht werd verkreg<strong>en</strong> in de eig<strong>en</strong>lijke oorzak<strong>en</strong> van de<br />

mobiliteitsproblem<strong>en</strong>. Om het mobiliteits- <strong>en</strong> bereikbaarheidsprofiel van<br />

het Technologiepark (<strong>en</strong> omgeving) in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong><br />

internet<strong>en</strong>quête afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> op het<br />

Technologiepark. Met e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>tek<strong>en</strong>onderzoek werd getracht om <strong>en</strong>erzijds<br />

de toegankelijkheid van het Technologiepark 7 <strong>en</strong> anderzijds het probleem<br />

van het sluipverkeer in beeld br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Tot slot werd voor deze<br />

studieopdracht ook gebruik maakt van eerdere onderzoek<strong>en</strong> 8 (Studiegroep<br />

Omgeving, 2007, Mobiel-Ug<strong>en</strong>t, 2004, Traject Mobility Managem<strong>en</strong>t,<br />

2007) die e<strong>en</strong> raakvlak hebb<strong>en</strong> met de mobiliteitsproblematiek op <strong>en</strong> rond<br />

het Technologiepark.<br />

3.1. <strong>Mobiliteit</strong>sprofiel(<strong>en</strong>) voor (de bedrijv<strong>en</strong> van) het<br />

Technologiepark<br />

In dit deel wordt getracht e<strong>en</strong> beeld te schets<strong>en</strong> van de omvang <strong>en</strong> de aard<br />

van het verkeer dat door de werknemers van het Technologiepark wordt<br />

geg<strong>en</strong>ereerd. Dit onderzoek situeert zich dus aan de vraagzijde van de<br />

vervoersmarkt.<br />

Figuur 3 geeft het mobiliteitsprofiel (modal split) weer voor het<br />

Technologiepark op basis van de keuze van hoofdvervoermiddel. Wanneer<br />

deze waard<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met deze die het p<strong>en</strong>delplan (van de<br />

Vlaamse regering) voor het woon-werkverkeer vooropstelt (namelijk 60 %<br />

wag<strong>en</strong>, 20 % op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> 20 % fiets) dan is het klein aandeel van<br />

het op<strong>en</strong>baar vervoer (slechts 10 %) het meest in het oog spring<strong>en</strong>d. Dit is<br />

des te opvall<strong>en</strong>der als m<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houdt met het feit dat het al bij al<br />

265


nabijgeleg<strong>en</strong> station G<strong>en</strong>t Sint-Pieters nu reeds e<strong>en</strong> multimodaal knoppunt<br />

voor op<strong>en</strong>baar vervoer is (<strong>en</strong> dit met de herinrichting van de<br />

stationsomgeving nog meer zal word<strong>en</strong>!).<br />

266<br />

64%<br />

Figuur 3: Modal split voor het Technologiepark (n=441)<br />

Wanneer de mobiliteitsprofiel<strong>en</strong> op bedrijfsniveau word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> echter grotere verschill<strong>en</strong> vastgesteld word<strong>en</strong>. Deze verschill<strong>en</strong><br />

zijn voor e<strong>en</strong> groot deel te verklar<strong>en</strong> op basis van verschill<strong>en</strong> in<br />

gehanteerde vergoedingssystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het gebruik van bedrijfswag<strong>en</strong>s<br />

(figuur 4), maar ook de spreiding van woon-werkafstand<strong>en</strong> (figuur 5) voor<br />

de werknemers van de diverse bedrijv<strong>en</strong> (figuur 5) blijkt nogal te<br />

verschill<strong>en</strong>.<br />

7%<br />

4%<br />

2%<br />

6%<br />

17%<br />

carpool<br />

bedrijfswag<strong>en</strong><br />

eig<strong>en</strong> wag<strong>en</strong><br />

bus of tram<br />

trein<br />

fiets


Figuur 4: Modal split voor de verschill<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> op het Technologiepark<br />

100%<br />

90%<br />

80%<br />

70%<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

Bayer Cropsci<strong>en</strong>ce<br />

8<br />

2<br />

4<br />

33<br />

5<br />

C<strong>en</strong>texbel<br />

5<br />

3<br />

37<br />

1<br />

Cropdesign<br />

3<br />

1<br />

23<br />

2<br />

Devg<strong>en</strong> + DoCoLab<br />

2<br />

2<br />

32<br />

4<br />

Geotechniek<br />

De labels duid<strong>en</strong> het absoluut aantal werknemers aan die in het bedrijf<br />

gebruik mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde vervoerswijze als hoofdververvoermiddel<br />

voor hun woon-werkverkeer.<br />

M<strong>en</strong> stelt vast dat de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (op bov<strong>en</strong>staande figuur het<br />

Vlaams Instituut voor Biotechnologie of VIB 9 ) zowel binn<strong>en</strong> het<br />

Technologiepark als binn<strong>en</strong> het stadsgewest G<strong>en</strong>t 10 m.b.t. duurzaam woon<br />

-werkverkeer e<strong>en</strong> voorbeeldfunctie vervult (te vervull<strong>en</strong> heeft).<br />

Vervoersmanagem<strong>en</strong>t op bedrijfsniveau kan dus wel het verschil mak<strong>en</strong>!<br />

5<br />

1<br />

3<br />

11<br />

3<br />

Innog<strong>en</strong>etics<br />

3<br />

38<br />

5<br />

40<br />

15<br />

8<br />

71<br />

VIB<br />

VIB bio-incubator<br />

9<br />

3<br />

30<br />

7<br />

fiets<br />

trein<br />

bus of tram<br />

eig<strong>en</strong> wag<strong>en</strong><br />

bedrijfswag<strong>en</strong><br />

carpool<br />

267


Figuur 5: Spreiding van de woon- werkafstand<strong>en</strong> voor de werknemers van DeVG<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

VIB<br />

268<br />

50<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

kleiner dan 2 km tuss<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 5 km tuss<strong>en</strong> 5 <strong>en</strong> 10<br />

km<br />

tuss<strong>en</strong> 10 <strong>en</strong> 20<br />

km<br />

tuss<strong>en</strong> 20 <strong>en</strong> 50<br />

km<br />

tuss<strong>en</strong> 50 <strong>en</strong> 100<br />

km<br />

3.2. Bereikbaarheidsprofiel voor het Technologiepark<br />

Het bereikbaarheidsprofiel peilt naar het geheel van (zowel interne als<br />

externe) faciliteit<strong>en</strong> om het Technologiepark te bereik<strong>en</strong>, alsmede de<br />

kwaliteit van deze faciliteit<strong>en</strong>. Hier wordt dus de aanbodzijde van de<br />

vervoersmarkt belicht.<br />

3.2.1. Verkeerscongestie op <strong>en</strong> rond het Technologiepark<br />

Het Technologiepark bevindt zich t<strong>en</strong> zuid<strong>en</strong> van de autosnelweg E40 <strong>en</strong><br />

de R4 <strong>en</strong> is met de wag<strong>en</strong> goed bereikbaar via de N60 <strong>en</strong> de ovonde die er<br />

deel van uitmaakt. Vanaf de N60 is er e<strong>en</strong> oprit naar de E40 <strong>en</strong> vanaf de<br />

buit<strong>en</strong>ring R4 is er e<strong>en</strong> afrit naar de N60. De binn<strong>en</strong>ring <strong>en</strong> de N60 zijn in<br />

alle richting<strong>en</strong> met elkaar geconnecteerd. Door het afsluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal<br />

af- <strong>en</strong> opritt<strong>en</strong> vanaf de E40 naar de N60 is de bereikbaarheid van de site<br />

gevoelig vermindert. Het technologiepark heeft 3 toegang<strong>en</strong>; namelijk één<br />

via de ovonde <strong>en</strong> twee via de Tramstraat.<br />

VIB<br />

Devg<strong>en</strong>


Figuur 6: Autobereikbaarheid van het Technologiepark<br />

Belangrijkste toevoerweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> toegang<strong>en</strong> tot het Technologiepark<br />

Interne ontsluiting wordt aangeduid met rode <strong>en</strong> oranje pijl<strong>en</strong><br />

De voornaamste knelpunt<strong>en</strong> m.b.t. autobereikbaarheid voor het<br />

Technologiepark zijn:<br />

De sterk verminderde bereikbaarheid t<strong>en</strong> gevolge van het<br />

afsluit<strong>en</strong> van 2 afritt<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1 oprit naar de E40 <strong>en</strong> het niet<br />

doortrekk<strong>en</strong> van de „missing link‟ van de R4 – richting<br />

Merelbeke.<br />

De filevorming op de toevoer<strong>en</strong>de ass<strong>en</strong> van de N60 <strong>en</strong> de<br />

Tramstraat naar de ovonde tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dspits.<br />

Het sluipverkeer, die t<strong>en</strong> gevolge van de filevorming op de<br />

Tramstraat, het Technologiepark doorkruist (van de ingang<br />

t.h.v. Texcao tot aan de hoofdingang aan de ovonde).<br />

Desondanks is de tevred<strong>en</strong>heid van het gebruik van de wag<strong>en</strong> als<br />

hoofdvervoermiddel voor het woon-werkverkeer relatief groot.<br />

269


Om het sluipverkeer tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dspits in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>tek<strong>en</strong>onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wees uit dat 80 % van het<br />

sluipverkeer (dit zijn 167 wag<strong>en</strong>s) tuss<strong>en</strong> 7u45 <strong>en</strong> 8u30 voorkomt <strong>en</strong> dat<br />

maatregel<strong>en</strong> om dit sluipverkeer te wer<strong>en</strong> (via slagbom<strong>en</strong> 11 ) nauwelijks<br />

invloed zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de piekbelasting voor inrijd<strong>en</strong>d verkeer<br />

langshe<strong>en</strong> de toegang van Texaco (figuur 7).<br />

Figuur 7: Verkeersint<strong>en</strong>siteit aan de ingang Texaco zonder <strong>en</strong> met maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

sluipverkeer<br />

270<br />

180<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

zonder maatregel<strong>en</strong><br />

met maatregel<strong>en</strong><br />

7u30 - 7u45 7u45 - 8u 8u - 8u15 8u15 - 8u30 8u30 - 8u45 8u45 - 9u<br />

3.2.2. Kwalitatief weinig hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

Het Technologiepark is met het op<strong>en</strong>baar vervoer vrij goed bereikbaar<br />

(figuur 8). De oostzijde <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de west- <strong>en</strong> zuidzijde anderzijds<br />

word<strong>en</strong> door twee afzonderlijke lijn<strong>en</strong>bundels – respectievelijk 70-71-72-<br />

48-49 <strong>en</strong> 5-47 - bedi<strong>en</strong>d. Tramlijn 21/22 zal in de nabije toekomst ook de<br />

oostzijde van het Technologiepark aando<strong>en</strong> (op het traject van<br />

lijn<strong>en</strong>bundel 5-47) maar rijdt vanuit G<strong>en</strong>t voorlopig tot net voor de<br />

Ringvaart. 12


Figuur 8: Op<strong>en</strong>baar vervoerbundels <strong>en</strong> haltes in de directe omgeving van het<br />

Technologiepark<br />

De voornaamste knelpunt<strong>en</strong> m.b.t. bereikbaarheid van het<br />

Technologiepark met het op<strong>en</strong>baar vervoer zijn:<br />

Heel wat bedrijv<strong>en</strong> op het Technologiepark vall<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de<br />

reikwijdtes van de bushaltes (in de veronderstelling dat 400 m<br />

de maximaal aanvaardbare wandelafstand is) <strong>en</strong> zijn dus<br />

nauwelijks bereikbaar met het op<strong>en</strong>baar vervoer. Ook de<br />

tramverl<strong>en</strong>ging naar Zwijnaarde (tramlijn 21/22) zal daar ge<strong>en</strong><br />

verandering in br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

De buss<strong>en</strong> richting station (lijn<strong>en</strong> 70-71-72) rijd<strong>en</strong> niet altijd<br />

volg<strong>en</strong>s de di<strong>en</strong>stregeling zodat de aansluiting met e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tueel te nem<strong>en</strong> trein in het gedrang komt. Dit komt vooral<br />

tot uiting wanneer gepeild wordt naar de tevred<strong>en</strong>heid over het<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer als natransport van het station G<strong>en</strong>t Sint-<br />

Pieters (figuur 9).<br />

271


Figuur 9: Verkeersint<strong>en</strong>siteit aan de ingang Texaco met <strong>en</strong> zonder maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

sluipverkeer<br />

272<br />

3.2.3. Onveilige fietsroutes<br />

In het algeme<strong>en</strong> is de fietsbereikbaarheid voor het Technologiepark<br />

redelijk goed. Het c<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> het station G<strong>en</strong>t Sint-Pieters ligg<strong>en</strong><br />

respectievelijk op ongeveer 5 km <strong>en</strong> 3 km afstand van het<br />

Technologiepark Zwijnaarde. 70 % van de werknemers die de fiets als<br />

hoofdvervoermiddel nem<strong>en</strong> zijn afkomstig uit G<strong>en</strong>t.


Figuur 10: Onveilige fietsroutes (gele stippellijn) naar <strong>en</strong> van het Technologiepark<br />

Ondanks de zeer grote tevred<strong>en</strong>heid over het gebruik van de fiets als<br />

hoofdvervoermiddel voor het woon-werkverkeer naar <strong>en</strong> van het<br />

Technologiepark, blijkt uit de mobiliteits<strong>en</strong>quête dat de veiligheid van<br />

heel wat fietsroutes als problematisch ervar<strong>en</strong> wordt (zie figuur 10).<br />

3.2.4. Interne bereikbaarheid<br />

Het Technologiepark is met zijn 3 toegang<strong>en</strong> (zie ook figuur 6) vrij goed<br />

toegankelijk voor zowel fietsers <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s. M.b.t. de interne<br />

bereikbaarheid van het Technologiepark zijn er toch e<strong>en</strong> aantal belangrijke<br />

knelpunt<strong>en</strong> op te somm<strong>en</strong>:<br />

Vooreerst is er onvoldo<strong>en</strong>de (verkeers)signalisatie<br />

(overzichtsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkeersbord<strong>en</strong>) die het verkeer op e<strong>en</strong><br />

veilige manier doorhe<strong>en</strong> de site moet loods<strong>en</strong>.<br />

Verder is er de onveilige verkeerssituatie op de site. Op<br />

bepaalde traject<strong>en</strong> is de snelheid van de wag<strong>en</strong>s te hoog <strong>en</strong>/of<br />

is er onveilige interfer<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> auto- <strong>en</strong> fietsverkeer. Dit<br />

heeft <strong>en</strong>erzijds te mak<strong>en</strong> met het sluipverkeer tijd<strong>en</strong>s de<br />

ocht<strong>en</strong>dspits maar is anderzijds ook het gevolg van de<br />

specifieke inrichting 13 van het bedrijv<strong>en</strong>park.<br />

273


274<br />

4. Pijnlijke diagnose voor de ’zuidelijke mozaïek’<br />

De mobiliteitsproblem<strong>en</strong> op <strong>en</strong> rond het Technologiepark – dit zijn in<br />

hoofdzaak de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de congestie van de toevoerweg<strong>en</strong>, het gebrek aan<br />

kwaliteitsvol op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> de relatief onveilige fietsroutes – lijk<strong>en</strong><br />

symptomatisch te zijn voor de slechte toestand (op vlak van<br />

bereikbaarheid, verkeersveiligheid <strong>en</strong> –leefbaarheid) die er geldt voor het<br />

overgrote deel van de „zuidelijke mozaïek‟ (cf. persbericht VOKA Oost-<br />

Vlaander<strong>en</strong>).<br />

Bov<strong>en</strong>staande analyses (hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 2) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> e<strong>en</strong> pijnlijke<br />

vaststelling aan het licht. Namelijk dat de onderlinge <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

noodzakelijk afstemming van de mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> de ruimtelijkeconomische<br />

structuur in dit strategisch belangrijke deel van G<strong>en</strong>t steeds<br />

minder plaatsvindt. Dit weerspiegelt zicht vooral in de sterke gerichtheid<br />

op het autogebruik van nieuwe hoogstedelijke ontwikkeling<strong>en</strong>, maar<br />

ev<strong>en</strong>zeer in het achterop hinkel<strong>en</strong> van investering<strong>en</strong> in duurzame<br />

vervoerssystem<strong>en</strong> (in het bijzonder het op<strong>en</strong>baar vervoer). Heel concreet<br />

kan m<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> aantal project<strong>en</strong> die mom<strong>en</strong>teel in de steigers<br />

staan - namelijk het wet<strong>en</strong>schapspark „Rijvissche‟ (langs de N60), het<br />

Arteveldestadion <strong>en</strong> het „Eilandje‟ – <strong>en</strong> waarvan wordt vastgesteld dat ze<br />

nauwelijks inhak<strong>en</strong> op hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer. Mede hierdoor<br />

komt ook de bereikbaarheid, die e<strong>en</strong> zeer belangrijke kwaliteit is van dit<br />

stedelijk randgebied, in het gedrang. In deze context kan de huidige<br />

mobiliteitsstructuur ev<strong>en</strong>min als „duurzaam‟ bestempeld word<strong>en</strong> omdat ze<br />

niet bij machte is om proactief, anticipatief, innovatief <strong>en</strong> gericht op lange<br />

termijndoelstelling<strong>en</strong> sturing te gev<strong>en</strong> aan ruimtelijk-economische<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> in het gebied.<br />

Hoewel de „zuidelijke mozaïek‟ volledig binn<strong>en</strong> het grootstedelijk gebied<br />

G<strong>en</strong>t valt, stelt m<strong>en</strong> vast dat bov<strong>en</strong>staande problem<strong>en</strong> veelal de<br />

bevoegdheid van de Stad G<strong>en</strong>t overstijg<strong>en</strong>. Het mobiliteits- <strong>en</strong><br />

investeringsbeleid wordt in grote mate uitgestippeld door hogere<br />

overhed<strong>en</strong>. Zo is het Pegasusplan van de Vlaamse vervoersmaatschappij<br />

De Lijn sterk bepal<strong>en</strong>d voor de investering<strong>en</strong> (in op<strong>en</strong>baar vervoer) die tot<br />

2025 in het gebied zull<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. Maar ook het fiscaal stimuler<strong>en</strong> van<br />

bijvoorbeeld bedrijfswag<strong>en</strong>s is ev<strong>en</strong> goed e<strong>en</strong> belangrijke factor voor de<br />

keuze van de vervoerswijze <strong>en</strong> heeft dus ook impact op het<br />

mobiliteitsvraagstuk.


5. Naar e<strong>en</strong> gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie<br />

Het nastrev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> „duurzame mobiliteitsstructuur‟ begint reeds in de<br />

planvormingsfase <strong>en</strong> meer in het bijzonder met het formuler<strong>en</strong> van<br />

krachtige (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong>de) planconcept<strong>en</strong>. Hiertoe wordt in dit<br />

hoofdstuk geanalyseerd welke concept<strong>en</strong> m.b.t. mobiliteit in het<br />

geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan G<strong>en</strong>t (G<strong>en</strong>t, 2003) gehanteerd<br />

word<strong>en</strong>.<br />

De „mozaïek‟, zoals die aangew<strong>en</strong>d wordt in de ruimtelijke visie van de<br />

Stad G<strong>en</strong>t, staat echter niet alle<strong>en</strong> voor de bestaande toestand van e<strong>en</strong> (min<br />

of meer) sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d deelgebied, maar het is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> concept<br />

voor de gew<strong>en</strong>ste structuur van dit deelgebied. In dit concept zitt<strong>en</strong> twee<br />

ess<strong>en</strong>tiële elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vervat. Er is <strong>en</strong>erzijds het frame voor bereikbaarheid<br />

<strong>en</strong> meervoudige mobiliteit - waardoor de losligg<strong>en</strong>de del<strong>en</strong> van de<br />

mozaïek opnieuw met elkaar word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> - <strong>en</strong> anderzijds zijn er de<br />

plekk<strong>en</strong> (of de „mozaïekjes‟) in het frame, die staan voor leefbaarheid <strong>en</strong><br />

id<strong>en</strong>titeit. Het streefdoel van het concept kan kernachtig sam<strong>en</strong>gevat<br />

word<strong>en</strong> als „verplaatsingkwaliteit èn plaatskwaliteit‘.<br />

De mozaïek komt echter het meest tot expressie in de (gew<strong>en</strong>ste)<br />

ruimtelijke economische structuur van het grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t<br />

(figuur 11). De aanwezigheid van de verschill<strong>en</strong>de hogeschol<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schappelijke instelling<strong>en</strong> alsook van diverse hoogtechnologische<br />

bedrijv<strong>en</strong> op diverse bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> in de mozaïek zorgt ervoor dat<br />

G<strong>en</strong>t dit gebied verder wil ontwikkel<strong>en</strong> als „k<strong>en</strong>nispoort‟ langshe<strong>en</strong> drie<br />

gebundelde ontwikkelingsass<strong>en</strong> (grijze pijl<strong>en</strong> - figuur 11)<br />

De verkeersplanologische visie op mobiliteit (die tot expressie komt in de<br />

gew<strong>en</strong>ste verkeers- <strong>en</strong> vervoersstructuur van het GRS G<strong>en</strong>t) b<strong>en</strong>adrukt dat<br />

de verkeers- <strong>en</strong> vervoersstructuur binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaald gebied niet als<br />

geïsoleerd gegev<strong>en</strong> mag beschouwd word<strong>en</strong>, maar dat deze zich ook in<br />

e<strong>en</strong> ruimere context moet inpass<strong>en</strong>. De geëig<strong>en</strong>de methode daartoe is om<br />

weg<strong>en</strong>structuur <strong>en</strong> de op<strong>en</strong>baar vervoerstructuur (<strong>en</strong> in mindere mate de<br />

fietsstructuur) hiërarchisch op te bouw<strong>en</strong>. Op deze manier wordt ook recht<br />

gedaan aan bov<strong>en</strong>lokale structur<strong>en</strong> <strong>en</strong> verband<strong>en</strong>.<br />

De verschill<strong>en</strong>de visies – waaronder de ruimtelijk-economische <strong>en</strong> de<br />

verkeersplanologische visie – kom<strong>en</strong> uiteindelijk sam<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

275


structuurschets voor de „zuidelijke mozaïek‟, waarin de conceptelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(m.b.t. de mobiliteitsstructuur) als het ware op elkaar gestapeld word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> belangrijke vraag die m<strong>en</strong> hier kan stell<strong>en</strong> is of al deze verschill<strong>en</strong>de<br />

visies wel concorder<strong>en</strong>. Zo is in het ruimtelijk concept van „drie<br />

ontwikkelingsass<strong>en</strong>‟ de ruimtelijk-economische visie de mozaïek<br />

uitbouw<strong>en</strong> tot „k<strong>en</strong>nispoort‟ van G<strong>en</strong>t, terwijl de voorgestelde op<strong>en</strong>baar<br />

vervoersstructuur (in de verkeersplanologische visie) deze 3<br />

ontwikkelingsass<strong>en</strong> niet gelijkwaardig lijkt te ondersteun<strong>en</strong>. Eén as is<br />

geselecteerd als hoofdstamlijn (d.i. de N43) <strong>en</strong> is mom<strong>en</strong>teel al uitgerust<br />

met e<strong>en</strong> hoogwaardige tramverbinding over e<strong>en</strong> groot deel van het<br />

geplande traject (tot Flanders Expo), de twee meer oostelijke ass<strong>en</strong> (de<br />

Oud<strong>en</strong>aardse- <strong>en</strong> Ottergemseste<strong>en</strong>weg) word<strong>en</strong> slechts ondersteund door<br />

e<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>te busdi<strong>en</strong>st. Welke gevolg<strong>en</strong> dit heeft, kwam onder meer tot<br />

uiting bij de mobiliteitsstudie van het Technologiepark. Ook e<strong>en</strong> aantal<br />

nieuwe grootschalige ontwikkeling<strong>en</strong> (Arteveldestadion, Eiland<br />

Zwijnaarde) hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lage voorzi<strong>en</strong>ingsgraad van op<strong>en</strong>baar vervoer. Dit<br />

doet heel wat vrag<strong>en</strong> rijz<strong>en</strong> over de oorspronkelijke concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> visies.<br />

Daarom wordt er gepleit om voor dergelijk complex gebied e<strong>en</strong><br />

gebiedsgerichte visie te ontwikkel<strong>en</strong> die de uitkomst zou moet<strong>en</strong> zijn van<br />

e<strong>en</strong> ontmoeting van allerlei informele fora <strong>en</strong> formele structur<strong>en</strong>, van<br />

lokale <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>lokale niveaus <strong>en</strong> van diverse sector<strong>en</strong>. De confrontatie<br />

van de diverse (sectorale) visies moet uiteindelijk uitmond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie.<br />

276


Figuur 11: De ligging van de zuidelijke mozaïek t<strong>en</strong> opzichte van de<br />

economische structur<strong>en</strong> in het grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t (bron: GRS G<strong>en</strong>t)<br />

277


278<br />

6. E<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief voor de<br />

„zuidelijke mozaïek‟<br />

Toekomstgerichte ruimtelijke visies <strong>en</strong> concept<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zich niet zomaar<br />

vertal<strong>en</strong> in duurzame „sociaalruimtelijke composities‟. Dit geldt in het<br />

bijzonder voor ruimtes die zeer complex <strong>en</strong> dynamisch van aard zoals dit<br />

het geval is met de zuidelijke stadsrand van G<strong>en</strong>t. Om e<strong>en</strong> gebiedsgerichte<br />

visie daadwerkelijk te realiser<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t ze bij voorkeur geplaatst te word<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> ‗multifunctioneel ontwikkelingsperspectief‘ (Vectris, 2007) voor het<br />

gebied. Beide term<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nader verklaard.<br />

Met e<strong>en</strong> „ontwikkelingsperspectief‘ tracht m<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> gebied op basis<br />

van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsovere<strong>en</strong>komst op e<strong>en</strong> effectieve manier de<br />

gew<strong>en</strong>ste ruimtelijke inrichting te bekom<strong>en</strong>. De meest ess<strong>en</strong>tiële<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in dergelijk perspectief zijn de visie <strong>en</strong> het gebiedsprogramma.<br />

In de visie wordt tuss<strong>en</strong> de diverse sector<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> gemaakt omtr<strong>en</strong>t de<br />

gew<strong>en</strong>ste ontwikkeling. Intermediaire planningsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (zoals plan-<br />

MER‟s, ruimtelijke streefbeeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvoeringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> MOBER‟s)<br />

gev<strong>en</strong> gestalte aan de vooropgestelde visie zonder dat hiermee op het<br />

niveau van de uitvoering wordt afgedaald. In het gebiedsprogramma wordt<br />

e<strong>en</strong> overzicht gegev<strong>en</strong> van de noodzakelijke <strong>en</strong> strategische project<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wordt afgesprok<strong>en</strong> wie deze voorbereidt of uitvoert.<br />

Figuur 12: De rol van e<strong>en</strong> multifunctioneel ontwikkelingsperspectief<br />

ruimtelijke visie<br />

(ruimtelijk-)economische visie<br />

verkeersplanologische visie<br />

multifunctioneel<br />

ontwikkelingsperspectief<br />

gebiedsgerichte<br />

ontwikkelingsvisie<br />

+ gebiedsprogramma<br />

uitvoering<br />

Met „multifunctioneel‘ wordt bedoeld:<br />

dat er onderlinge afstemming van de diverse functies moet<br />

gebeur<strong>en</strong> (in het bijzonder voor mobiliteit <strong>en</strong> stedelijke


functies) op het schaalniveau van de volledige „zuidelijke<br />

mozaïek‟<br />

<strong>en</strong> dat tegelijkertijd ook de verschill<strong>en</strong>de monofunctionele<br />

<strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> in de mozaïek zich multifunctioneel moet<strong>en</strong><br />

ontwikkel<strong>en</strong>. Zo kan m<strong>en</strong> ernaar strev<strong>en</strong> om de diverse<br />

campuss<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> zo in te richt<strong>en</strong> (d.m.v.<br />

bijvoorbeeld gro<strong>en</strong>ass<strong>en</strong> <strong>en</strong> recreatieve voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) dat<br />

deze ruimtes kunn<strong>en</strong> evoluer<strong>en</strong> tot plaats<strong>en</strong> voor ontmoeting,<br />

betek<strong>en</strong>isgeving <strong>en</strong> ontspanning. Dit zijn zak<strong>en</strong> die de<br />

lev<strong>en</strong>skwaliteit in het gebied ongetwijfeld versterk<strong>en</strong>.<br />

Met deze invulling van „multifunctioneel‟ kunn<strong>en</strong> respectievelijk<br />

„verplaatsingskwaliteit‟ <strong>en</strong> „plaatskwaliteit‟ in het gebied word<strong>en</strong><br />

gegarandeerd.<br />

Hoe de multimodale onderlegger uiteindelijk vorm moet krijg<strong>en</strong> is<br />

uiteraard het resultaat van e<strong>en</strong> proces van gebiedsgerichte werking. Maar<br />

e<strong>en</strong> aantal inrichtingsprincipes kunn<strong>en</strong> wel al meegegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste moet<strong>en</strong> vervoerssystem<strong>en</strong> zodanig gestructureerd<br />

word<strong>en</strong> dat ze zo weinig mogelijk met elkaar interferer<strong>en</strong>.<br />

M.b.t. het op<strong>en</strong>baar vervoer is e<strong>en</strong> tramlijn (of buslijn) op e<strong>en</strong><br />

vrije bedding te verkiez<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt uiteraard voor<br />

fietsnetwerk<strong>en</strong>. Fietsroutes die volledig losgekoppeld zijn van<br />

het weg<strong>en</strong>net hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> hogere<br />

belevingswaarde.<br />

T<strong>en</strong> tweede moet de multimodale onderlegger ook<br />

gebiedsdekk<strong>en</strong>d zijn. Dit is vooral van belang voor e<strong>en</strong> gebied<br />

die gek<strong>en</strong>merkt wordt door e<strong>en</strong> dynamisch homoge<strong>en</strong> gebied.<br />

Bij wijze van illustratie van bov<strong>en</strong>staande principes word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweetal<br />

voorstell<strong>en</strong> toegelicht die ook in de mobiliteitsstudie van het<br />

Technologiepark naar voor werd<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> <strong>en</strong> die de multimodale<br />

mobiliteitsstructuur van de zuidelijke rand in hoge mate zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

versterk<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> eerste voorbeeld betreft e<strong>en</strong> mogelijke tramontsluiting vanuit G<strong>en</strong>t<br />

Sint-Pieters naar Zwijnaarde <strong>en</strong> Merelbeke <strong>en</strong> dit via de<br />

Oud<strong>en</strong>aardseste<strong>en</strong>weg (N60), Tramstraat <strong>en</strong> Zwijnaardseste<strong>en</strong>weg. De<br />

weg<strong>en</strong> op dit traject zijn mer<strong>en</strong>deel van groot of gecombineerd profiel <strong>en</strong><br />

279


lat<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels e<strong>en</strong> vrijligg<strong>en</strong>d tramtraject toe. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> voorziet dit<br />

tracé hoogwaardig op<strong>en</strong>baar vervoer voor de zuidoostelijk geleg<strong>en</strong><br />

grootschalige <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> van de G<strong>en</strong>tse zuidrand - waaronder het<br />

Technologiepark, industriepark Zwijnaarde, bedrijv<strong>en</strong>park Eiland.<br />

(zie figuur 13 – volle lijn)<br />

Figuur 13: Alternatief tram- <strong>en</strong> fietstraject ter ondersteuning van e<strong>en</strong> multimodale<br />

mobiliteitsstructuur<br />

E<strong>en</strong> tweede voorstel heeft betrekking op de aanleg van e<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels<br />

vrijligg<strong>en</strong>de fiets-as die via de geplande fietsbrug 14 over de ovonde <strong>en</strong><br />

doorhe<strong>en</strong> het Technologiepark het toekomstig wet<strong>en</strong>schapspark<br />

„Rijvissche‟ met het bedrijv<strong>en</strong>park „Eiland‟ moet verbind<strong>en</strong>. Op deze<br />

manier zou interfer<strong>en</strong>tie met tram- <strong>en</strong> autoverkeer kunn<strong>en</strong><br />

geminimaliseerd word<strong>en</strong> (figuur 13 - stippellijn)<br />

280<br />

7. Leefbaar G<strong>en</strong>t, ook voor de ‘zuidelijke mozaïek’?<br />

M<strong>en</strong> stelt vast dat de leefbaarheid in de zuidelijke mozaïek, door de<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mobiliteitsproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> door e<strong>en</strong> weinig kwalitatieve


invulling van de monofunctionele <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong>, onder zware druk komt te<br />

staan. Dit staat in schril contrast met de binn<strong>en</strong>stad van G<strong>en</strong>t, die heel<br />

rec<strong>en</strong>t nog is uitgeroep<strong>en</strong> tot ‟s werelds derde meest auth<strong>en</strong>tieke stad. 15<br />

Dat dit onder meer de vrucht is van het <strong>Mobiliteit</strong>splan G<strong>en</strong>t-Binn<strong>en</strong>stad<br />

die in 1996 werd vastgelegd staat zonder meer vast. De binn<strong>en</strong>stad is<br />

sedertdi<strong>en</strong> geëvolueerd tot één van de grootste autovrije (autoluwe) c<strong>en</strong>tra<br />

in België. Fietsers, trams, buss<strong>en</strong> <strong>en</strong> voetgangers bepal<strong>en</strong> meer dan ooit<br />

het wegbeeld <strong>en</strong> creër<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> heerlijke sfeer van beweeglijkheid. Naast<br />

e<strong>en</strong> belangrijk cultuurhistorisch c<strong>en</strong>trum is de G<strong>en</strong>tse binn<strong>en</strong>stad vooral<br />

e<strong>en</strong> ontmoetingsplaats voor zowel bewoners als bezoekers.<br />

„verplaatsingskwaliteit‟ <strong>en</strong> „plaatskwaliteit‟ zijn er bijgevolg int<strong>en</strong>s<br />

verknoopt.<br />

‗G<strong>en</strong>t is de derde meest auth<strong>en</strong>tieke plek ter wereld‘ (Gazet van<br />

Antwerp<strong>en</strong>, 14-11-2008)<br />

De problematiek in de zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t is, gezi<strong>en</strong> de veelheid van<br />

sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestuursniveaus, veel complexer van aard <strong>en</strong> vereist daarom<br />

e<strong>en</strong> volledig andere aanpak. C<strong>en</strong>traal hierin is het multifunctioneel<br />

ontwikkelingsperspectief, die het brede kader zou moet<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />

gebiedsgerichte visie voor de zuidelijke mozaïek tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> deze visie is het vooral van belang om de multimodale<br />

onderlegger opnieuw af te stemm<strong>en</strong> op de actuele <strong>en</strong><br />

toekomstige stedelijke ontwikkeling<strong>en</strong>. Maar ook omgekeerd<br />

moet<strong>en</strong> hoogstedelijke ontwikkeling<strong>en</strong> ook realistisch <strong>en</strong><br />

haalbaar blijv<strong>en</strong> zodat de draagkracht van de omgeving (<strong>en</strong> de<br />

multimodale onderlegger) niet overschred<strong>en</strong> wordt.<br />

Afstemming tuss<strong>en</strong> mobiliteitsstructuur <strong>en</strong> ruimtelijkeconomische<br />

structuur is dus cruciaal om<br />

verplaatsingskwaliteit te kunn<strong>en</strong> garander<strong>en</strong>.<br />

Anderzijds moet de visie ook borg staan voor e<strong>en</strong><br />

multifunctionele ontwikkeling van de afzonderlijke <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong><br />

in de mozaïek zodat plaatskwaliteit, betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit<br />

weer op de voorgrond kom<strong>en</strong>.<br />

Bijkom<strong>en</strong>d is ook e<strong>en</strong> krachtig mobiliteits- <strong>en</strong> investeringsbeleid op<br />

bov<strong>en</strong>lokaal niveau van zeer groot belang om e<strong>en</strong> duurzame<br />

vervoersstructuur uit te bouw<strong>en</strong>. Dit beleid moet er vooral op gericht zijn<br />

281


om duurzame vervoerswijz<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontrad<strong>en</strong>d te werk<strong>en</strong> voor<br />

niet-duurzame vervoerswijz<strong>en</strong>.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1 Op 28 november 2007 lanceerde VOKA (d.i. de Kamer van Koophandel) Oost-<br />

Vlaander<strong>en</strong> e<strong>en</strong> persbericht waarin e<strong>en</strong> pleidooi werd gehoud<strong>en</strong> voor meer<br />

verkeersveiligheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> betere bereikbaarheid van de Zwijnaardse bedrijv<strong>en</strong> in de<br />

zuidelijke rand van G<strong>en</strong>t.<br />

2 De mobiliteitsstudie werd uitgevoerd door de <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />

<strong>Planning</strong> (AMRP) van de G<strong>en</strong>tse <strong>Universiteit</strong> in het najaar van 2007 <strong>en</strong> had als doel om<br />

de belangrijkste mobiliteitsproblem<strong>en</strong> – met name het sluipverkeer, de verkeerscongestie<br />

<strong>en</strong> het gebrek aan op<strong>en</strong>baar vervoer – in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het eindrapport werd op 17<br />

december 2007 aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld.<br />

3 De „zuidelijke mozaïek‟ is de omschrijving van dit deelgebied zoals dit in het<br />

Geme<strong>en</strong>telijk Ruimtelijk Structuurplan G<strong>en</strong>t (GRS G<strong>en</strong>t) wordt gehanteerd.<br />

4 „The Loop‟ is de naam van het nieuw stadsdeel rond Flanders Expo. De bedoeling is om<br />

de site van 15 hectare te ontwikkel<strong>en</strong> voor retail, leisure, shoppingc<strong>en</strong>tra, kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

woonfuncties. Meer concreet wordt er gedacht aan e<strong>en</strong> ondergrondse parkeergarage, e<strong>en</strong><br />

nieuwe IKEA (op<strong>en</strong>ing 10 december 2008), e<strong>en</strong> grote bioscoop voor Kinepolis <strong>en</strong> heel<br />

waarschijnlijk ook e<strong>en</strong> megastore van Decathlon.<br />

5 Het bedrijv<strong>en</strong>terrein, geleg<strong>en</strong> nabij de verkeerswisselaar E17/E40, zal ontwikkeld<br />

word<strong>en</strong> als bedrijv<strong>en</strong>park met k<strong>en</strong>nisbedrijvigheid <strong>en</strong> logistieke <strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gde<br />

bedrijvigheid. De op<strong>en</strong>ing is voorzi<strong>en</strong> voor 2011.<br />

6 Is het toekomstige stadion van de voetbalclub AA G<strong>en</strong>t. De bouw is gestart in<br />

september 2008 <strong>en</strong> zou normaliter in gebruik word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> rond 2010-2011.<br />

7 De respons van de <strong>en</strong>quête bedroeg 27 % (of 441 participant<strong>en</strong> op 1657<br />

aangeschrev<strong>en</strong><strong>en</strong>).<br />

8 De inrichtingsstudie voor het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche, het bedrijfsvervoerplan voor<br />

de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieelonderzoek voor p<strong>en</strong>deldi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> naar het<br />

Technologiepark<br />

9 De onderzoeksgroep<strong>en</strong> van het VIB zijn ook ingeschakeld in de structuur van de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />

10 Uit het bedrijfsvervoerplan van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t (2004) blijkt dat amper 60 % van<br />

de werknemers de wag<strong>en</strong> neemt als hoofdvervoermiddel.<br />

282


11 Het plaats<strong>en</strong> van slagbom<strong>en</strong> op de zijtoegang<strong>en</strong> van het Technologiepark – zoals<br />

gesuggereerd in het verslag van de Bouwcommissie (UG<strong>en</strong>t) van 16 mei 2007 – zou niet<br />

echt zinvol zijn omdat deze ingreep:<br />

- filevorming zou veroorzak<strong>en</strong> op de Tramstraat<br />

- dit ook de toegankelijkheid van het Technologiepark niet t<strong>en</strong> goede komt<br />

- de piekint<strong>en</strong>siteit na 8u30 voor inrijd<strong>en</strong>d verkeer via Texaco nauwelijks zou<br />

verminder<strong>en</strong> (figuur 7).<br />

12 De frequ<strong>en</strong>tie van deze tramlijn zal naar alle waarschijnlijkheid 6 per uur bedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de reistijd tot aan het station G<strong>en</strong>t St.Pieters zal ongeveer 10 minut<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong>.<br />

13 Zo zijn er op het Technologiepark ge<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> fietspad<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn er weinig<br />

verkeersremm<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Vooral het rond punt (geleg<strong>en</strong> aan de hoofdtoegang) is<br />

met zijn tang<strong>en</strong>tieel (i.p.v. radiaal) toekom<strong>en</strong>de arm<strong>en</strong> is voor de zwakke weggebruiker<br />

e<strong>en</strong> zeer gevaarlijk punt.<br />

14 In de inrichtingsstudie van Studiegroep Omgeving voorziet in e<strong>en</strong> fietsbrug over de<br />

ovonde zodat het Technologiepark <strong>en</strong> het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche (aan beide zijd<strong>en</strong><br />

van de N60) met elkaar verbond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

15 In e<strong>en</strong> ranglijst van meest auth<strong>en</strong>tieke historische bestemming<strong>en</strong> wereldwijd in de<br />

nieuwe editie van National Geographic Traveler Magazine, staat G<strong>en</strong>t op de derde plaats.<br />

G<strong>en</strong>t is daarmee de <strong>en</strong>ige Belgische stad in de lijst.<br />

Refer<strong>en</strong>ties<br />

<strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> (2007) <strong>Mobiliteit</strong>sstudie Technologiepark<br />

Zwijnaarde. Studie uitgevoerd in opdracht van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />

G<strong>en</strong>t (2003) Geme<strong>en</strong>telijk ruimtelijk structuurplan. Stad G<strong>en</strong>t, G<strong>en</strong>t.<br />

Ministerie van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap (2005) Definitieve vaststelling van het<br />

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‗afbak<strong>en</strong>ing grootstedelijk gebied G<strong>en</strong>t‘. Ministerie<br />

van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap – <strong>Afdeling</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong>, Brussel.<br />

Mobiel-UG<strong>en</strong>t (2004). Bedrijfsvervoerplan <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t. Studie uitgevoerd in<br />

opdracht van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t.<br />

Studiegroep Omgeving (2007) De inrichtingsstudie voor het wet<strong>en</strong>schapspark Rijvissche.<br />

Studie uitgevoerd in opdracht van de Stad G<strong>en</strong>t.<br />

Traject Mobility Managem<strong>en</strong>t (2007) E<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieelonderzoek voor p<strong>en</strong>deldi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> naar<br />

het Technologiepark. Studie uitgevoerd in opdracht van vzw Max Mobiel.<br />

Vectris (2007) Ruimte, Milieu <strong>en</strong> <strong>Mobiliteit</strong>: voorbeeld<strong>en</strong><strong>boek</strong> intermediaire<br />

planningsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong>. Studie uitgevoerd in opdracht van het Ministerie<br />

283


van de Vlaamse Geme<strong>en</strong>schap, <strong>Afdeling</strong> Beleid, <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> Verkeersveiligheid.<br />

284


NAWOORD:<br />

HET KLAVERTJE VIER<br />

VAN DUURZAME MOBILITEIT<br />

Met het sam<strong>en</strong>bundel<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de onderzoeksresultat<strong>en</strong> van IDMonderzoekers<br />

hebb<strong>en</strong> we het brede wet<strong>en</strong>schappelijk veld will<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong><br />

waarin duurzame mobiliteit zich beweegt.<br />

De milieudim<strong>en</strong>sie van duurzame mobiliteit is daarbij veel meer dan de<br />

problem<strong>en</strong> inzake fijn stof. Ook andere milieuproblem<strong>en</strong> zijn daarbij<br />

minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> belangrijk zoals de impact van geluid in e<strong>en</strong> stedelijke<br />

omgeving. Bij grote project<strong>en</strong>, inzonderheid inzake<br />

“infrastructuur” (weg<strong>en</strong>infrastructuur, luchthav<strong>en</strong>s, spoorinfrastructuur)<br />

moet de milieucompon<strong>en</strong>t “geluid” e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote aandacht krijg<strong>en</strong> als de<br />

andere milieucompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: fijn stof, CO2, NOx,…Vandaag gaat vanuit de<br />

politiek e<strong>en</strong> te e<strong>en</strong>zijdige aandacht naar aspect<strong>en</strong> van luchtverontreiniging.<br />

We will<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel daarbij deze aspect<strong>en</strong> niet naar de achtergrond duw<strong>en</strong><br />

maar er juist op wijz<strong>en</strong> dat ook andere milieuaspect<strong>en</strong> (waaronder geluid)<br />

ev<strong>en</strong>veel politieke aandacht moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>.<br />

Naast de milieudim<strong>en</strong>sie is ongetwijfeld de veiligheidsdim<strong>en</strong>sie e<strong>en</strong><br />

bijzonder belangrijk vraagstuk inzake duurzame mobiliteit. Uit eig<strong>en</strong><br />

onderzoek van IDM-onderzoekers blijkt dat onze maatschappij (<strong>en</strong> hierin<br />

ook de politiek) daar nog steeds niet duurzaam mee bezig is. Het gaat dan<br />

zowel om vraagstukk<strong>en</strong> van snelheidsbeheersing als om vraagstukk<strong>en</strong><br />

inzake verkeersmanagem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> inzake vervoer van gevaarlijke stoff<strong>en</strong><br />

over onze infrastructuur. We lijd<strong>en</strong> nog steeds aan het euvel van losse <strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schappelijk te weinig geïntegreerde oplossing<strong>en</strong>, ook mede als<br />

gevolg van de gespreide slagorde van de vele politieke voorstell<strong>en</strong>.<br />

Ook m.b.t. de ruimtelijke dim<strong>en</strong>sie van duurzame mobiliteit heeft IDM<br />

reeds heel wat onderzoek verricht. In onze onderzoeking<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> we aan<br />

dat e<strong>en</strong> goed ruimtelijk ontwerp van infrastructuur e<strong>en</strong> waarborg is voor<br />

veiligheid, bereikbaarheid <strong>en</strong> leefbaarheid. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> is het ruimtelijk<br />

ontwerp<strong>en</strong> van infrastructuur onlosmakelijk verbond<strong>en</strong> met de ruimtelijke<br />

planning op de verschill<strong>en</strong>de echelons: Europa, Vlaander<strong>en</strong>/België, de<br />

regio‟s <strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Het is dan ook bijzonder jammer dat<br />

285


m<strong>en</strong> in Vlaander<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t masterplan (strategisch <strong>en</strong> op lange<br />

termijn) heeft inzake ruimtelijke planning <strong>en</strong> mobiliteit waarin ook de<br />

programma‟s voor de grote infrastructuurwerk<strong>en</strong> zijn vastgelegd. Wie kan<br />

mij zegg<strong>en</strong> voor welke top 10 infrastructuurproject<strong>en</strong> m<strong>en</strong> kiest in<br />

Vlaander<strong>en</strong>? Ieder minister heeft zijn “eig<strong>en</strong>” lijstje dat daarbij nog<br />

voortdur<strong>en</strong>d wordt bijgesteld. Trouw<strong>en</strong>s de “wet<strong>en</strong>schappelijke”<br />

onderzoeksgroep<strong>en</strong> waaronder ook IDM, die deze brug tuss<strong>en</strong> ruimtelijke<br />

planning <strong>en</strong> mobiliteit kunn<strong>en</strong> legg<strong>en</strong>, staan nog teveel in de kou.<br />

T<strong>en</strong>slotte neemt ook de technologische dim<strong>en</strong>sie e<strong>en</strong> bijzondere plaats in<br />

m.b.t. duurzame mobiliteit <strong>en</strong> om eerlijk te zijn, we kunn<strong>en</strong> vandaag reeds<br />

e<strong>en</strong> forse stap vooruit zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit besef groeit in de industriële wereld.<br />

We staan immers aan de drempel van de waterstofeconomie waarbij<br />

verschill<strong>en</strong>de negatieve milieuaspect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ondervang<strong>en</strong>.<br />

Ondanks initiatiev<strong>en</strong> vanuit wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> industrie in Vlaander<strong>en</strong> blijft<br />

het vooralsnog uitkijk<strong>en</strong> naar wat vanuit de politieke wereld wordt gedaan.<br />

Tot vandaag is dit in dit domein bijzonder mager in vergelijking met onze<br />

buurland<strong>en</strong> doch er komt langzamerhand k<strong>en</strong>tering als gevolg van de<br />

“milieu”-druk. E<strong>en</strong> drietal jaar terug heb ik reeds aan de alarmbel<br />

getrokk<strong>en</strong> met de alleszegg<strong>en</strong>de titel “België mist de waterstoftrein”.<br />

Ondertuss<strong>en</strong> was binn<strong>en</strong> IDM e<strong>en</strong> team ing<strong>en</strong>ieurs bezig met aan te ton<strong>en</strong><br />

dat we daar vandaag al mee kond<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> vanuit de voorbeeldfunctie<br />

van het op<strong>en</strong>baar vervoer. Immers sedert 2005 rijdt er dagelijks (als<br />

demonstratieproject) e<strong>en</strong> omgebouwde bus van de Lijn met e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel<br />

van aardgas <strong>en</strong> waterstof.<br />

De elektronische technologie is daarnaast e<strong>en</strong> sterk gegev<strong>en</strong> voor de<br />

verdere ontwikkeling van duurzame mobiliteit. De <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t heeft<br />

met het Instituut voor Breedbandtechnologie (IBBT) e<strong>en</strong> sterk<br />

internationaal expertisec<strong>en</strong>trum waarin ook onderzoekssynergieën met<br />

IDM ingebed zijn. Hierbij word<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> verricht met elektronische<br />

concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> system<strong>en</strong> voor het verkeers- <strong>en</strong> vervoersmanagem<strong>en</strong>t (weg/<br />

spoor) inzake dynamische modellering<strong>en</strong> van snelheidsbeheersing <strong>en</strong><br />

verkeersgeleiders <strong>en</strong> inzake elektronische veiligheidssystem<strong>en</strong> in de auto.<br />

Kortom mobiliteit is maar duurzaam indi<strong>en</strong> gelijktijdig <strong>en</strong> gecoördineerd<br />

gewerkt wordt aan de 4 dim<strong>en</strong>sies van duurzame mobiliteit. Slechts dan is<br />

het e<strong>en</strong> “klavertje vier”. Uiteraard zal de maatschappij ook zijn leefstijl<strong>en</strong><br />

hierin moet<strong>en</strong> inbedd<strong>en</strong>.<br />

286


Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> wil verder gaan in deze ingeslag<strong>en</strong><br />

weg in het perspectief van maatschappelijke toegevoegde waarde.<br />

Georges Allaert<br />

November 2008<br />

287


Het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM) van de<br />

<strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t richt zich, sedert zijn opstart in 1999, op<br />

diverse aspect<strong>en</strong> van de geïntegreerde sam<strong>en</strong>hang van<br />

mobiliteit, leefbaarheid, veiligheid, volksgezondheid,<br />

ruimtelijke kwaliteit <strong>en</strong> maatschappelijk toegevoegde<br />

waarde.<br />

Deze geïntegreerde aanpak vormt vandaag in Vlaander<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Europa meer <strong>en</strong> meer onderwerp van studie, <strong>en</strong> is ook e<strong>en</strong><br />

sterk stedelijk f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> geword<strong>en</strong>. In die zin wil het IDM<br />

zich in de problematiek van “De Leefbare Stad” verder<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk verdiep<strong>en</strong>.<br />

Op 12 december 2008 was het mom<strong>en</strong>t dan ook gekom<strong>en</strong> om<br />

e<strong>en</strong> aantal aspect<strong>en</strong> over duurzame mobiliteit met betrekking<br />

tot “De Leefbare Stad” in e<strong>en</strong> breder maatschappelijk forum<br />

te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>daags congres. De voorgestelde papers<br />

werd<strong>en</strong> gebundeld onder redactie van Georges Allaert <strong>en</strong><br />

Frank Witlox.<br />

Georges Allaert is gewoon hoogleraar <strong>Ruimtelijke</strong> Economie <strong>en</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong> van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> directeur<br />

di<strong>en</strong>sthoofd van de <strong>Afdeling</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Planning</strong><br />

(AMRP) van de vakgroep Civiele Techniek, Faculteit<br />

Ing<strong>en</strong>ieurswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Hij is sedert de oprichting voorzitter van<br />

het Instituut voor Duurzame <strong>Mobiliteit</strong> (IDM)<br />

Frank Witlox is als hoogleraar Economische Geografie verbond<strong>en</strong> aan<br />

de Vakgroep Geografie van de <strong>Universiteit</strong> G<strong>en</strong>t waar hij onder meer<br />

de vakk<strong>en</strong> Bevolkings- <strong>en</strong> stadsgeografie, Lokatietheorie, Geografie<br />

van de wereldeconomie, <strong>en</strong> Transport, logistiek <strong>en</strong> ruimte geeft.<br />

Daarnaast is hij deeltijds gastprofessor-cursuscoördinator Hinterland<br />

Transportation bij UA-ITMMA (Institute of Transport and Maritime<br />

Managem<strong>en</strong>t Antwerp), <strong>en</strong> Associate Director bij GaWC<br />

(Globalization and World Cities, Loughborough University).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!