Studiegids - Theologische Universiteit Kampen

8
8.3
8.3.1
Studieprogramma Bachelor Theologie
Talen
Coördinator:
Collegeperiode:
Code:
Toetsvorm:
Ingangseis:
Nieuwtestamentisch Grieks 1C
M.W. Sebens
C
BA1cNG
schriftelijk tentamen
geen
ECTS:
Contacturen:
Collegevoorbereiding:
Zelfstudie:
Leerdoelen
De student
a kent het Griekse alfabet, de indeling in vier groepen, de accenten en andere tekens;
b is in staat om op basis van de Griekse grondtekst van eenvoudige passages van het Nieuwe
Testament een beargumenteerde keuze te maken uit vertalingen en exegeses, op het niveau van de
in dit blok besproken leerinhouden.
Bij zijn argumentatie moet hij:
de door hem gemaakte keuzes plaatsen in het geleerde grammaticale systeem;
de door hem gebruikte zoekstrategie expliciteren.
Inhouden
De inhoud van les 1 tot en met 31 en 32 tot en met 38 van Reimund Bieringer - Inleiding tot het Grieks
van het Nieuwe Testament.
Werkvormen
Instructiecolleges, waarin naast een basiswoordenschat kennis en inzicht in de grondvormen en
hoofdlijnen van het grammaticale systeem worden bijgebracht.
Dit gebeurt:
a door het leren kennen van bepaalde basisrijtjes, met name op het gebied van persoonsvormen en
naamvallen, die dienen als hulpmiddel om het systeem te leren beheersen;
b door een zoekstrategie aan te leren die kan helpen bij het herkennen, benoemen, begrijpen en
verklaren;
c door regelmatig te oefenen in één van de voorwaarden voor beheersing van het systeem, namelijk
vaardigheid in het ontleden.
d door voortdurend verband te leggen met parallelle verschijnselen in het Nederlands en in andere
moderne talen.
Literatuur
Bieringer, R., Inleiding tot het Grieks van het Nieuwe Testament, Leuven: Uitgeverij Peeters, 1998.
Murre, J., Lexicon Nieuwe Testament, Vught: Skandalon, 2010.
Nestle-Aland, Novum Testamentum Graece, Stuttgart: Deutsche Bibelgesellschaft, vanaf druk 27.
Toetsing
Vier maal een toetsing van de geleerde basiswoorden en de besproken grammaticale elementen;
een schriftelijke eindtoets, waarbij eenvoudige zinnen moeten worden vertaald en ontleed en de
gemaakte keuzes moeten worden beargumenteerd.
Het eindcijfer wordt bepaald door een middeling van het gemiddelde cijfer van de deeltoetsen en het
cijfer van de schriftelijke eindtoets. Daarbij vormt het gemiddelde cijfer voor de deeltoetsen een
vierde deel van het eindcijfer en vormt het cijfer voor de eindtoets drie vierde deel van het eindcijfer.
De eindtoets moet voldoende zijn (minimaal 5,5).
2
22
28
4
75