02.05.2013 Views

604.31.037 Alfa 156 Instructie

604.31.037 Alfa 156 Instructie

604.31.037 Alfa 156 Instructie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

INSTRUCTIEBOEK<br />

<strong>604.31.037</strong> NL<br />

ALFA<br />

<strong>156</strong>


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Alfa</strong> Romeo hebt gekozen.<br />

Zoals iedere <strong>Alfa</strong> Romeo is uw <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te<br />

garanderen.<br />

Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />

De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw <strong>Alfa</strong><strong>156</strong>.<br />

Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden van de auto en<br />

milieubewust autorijden.<br />

In het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden en een<br />

overzicht van de speciale aanvullende service voor <strong>Alfa</strong> Romeo-cliënten. Want wie een <strong>Alfa</strong> Romeo koopt, koopt<br />

niet alleen een auto, maar ook de rust van een uitgebreide ondersteuning en een efficiënte, snelle en wijdvertakte<br />

organisatie.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Alfa</strong> Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100%<br />

recycling. Als uw <strong>Alfa</strong><strong>156</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled,<br />

omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project.<br />

Dankzij dit project kunnen de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke<br />

normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.<br />

Veel leesplezier en een goede reis.<br />

1


2<br />

Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft<br />

verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op iedere <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer een beroep kunt doen.<br />

Het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst”<br />

Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst”, waarin alle diensten zijn omschreven<br />

waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van de<br />

bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde<br />

onderhoudsbeurten.<br />

Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

Regelmatig onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische<br />

componenten en zorgt ervoor dat uw <strong>Alfa</strong> Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik.<br />

Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.<br />

“Servicegids”<br />

Deze bevat de lijst met <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem<br />

en de naam van <strong>Alfa</strong> Romeo.<br />

De <strong>Alfa</strong> Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A” van <strong>Alfa</strong> Romeo in het telefoonboek.<br />

Niet alle uitvoeringen, die in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier<br />

beschreven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.


DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />

Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt<br />

om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.<br />

VEILIGHEID<br />

VAN DE INZITTENDEN<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies kan gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden.<br />

BESCHERMING<br />

VAN HET MILIEU<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat<br />

het gebruik van de auto zo min mogelijk<br />

schade aan het milieu oplevert.<br />

CONDITIE<br />

VAN DE AUTO<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies schaadt de conditie<br />

van de auto en zal in veel gevallen ook<br />

de garantie doen vervallen.<br />

3


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw <strong>Alfa</strong><br />

<strong>156</strong> zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht met<br />

daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht moet nemen als u met het<br />

betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />

Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan<br />

op de plaatjes die op uw <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> zijn aangebracht met<br />

daarnaast het onderdeel waarop het symbool betrekking heeft.<br />

Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderverdeeld:<br />

gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.<br />

4<br />

SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN<br />

Accu<br />

Corrosieve vloeistof.<br />

Accu<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Ventilateur<br />

Kan automatisch inschakelen, ook bij stilstaande<br />

motor.<br />

Expansiereservoir<br />

Draai de dop niet los als de koelvloeistof nog heet<br />

is.<br />

Bobine<br />

Hoge spanning.


Riemen en poelies<br />

Bewegende delen; niet dichtbij komen met<br />

lichaamsdelen of kledingstukken.<br />

Slangen van de airconditioning<br />

Niet openen.<br />

Gas onder hoge druk.<br />

Krik<br />

Raadpleeg het instructieboekje.<br />

VERBODSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Niet dichtbij komen met open vuur.<br />

Accu<br />

Houd kinderen op afstand.<br />

Hitteschilden - riemen - poelies<br />

ventilateur<br />

Niet aanraken.<br />

A I R B A G Airbag passagierszijde<br />

Plaats geen kinderzitjes op de passagiersstoel<br />

voor.<br />

WAARSCHUWINGSSYMBOLEN<br />

Katalysator<br />

Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg<br />

de paragraaf “Voorzorgsmaatregelen voor<br />

het behoud van de emissiereductiesystemen”.<br />

Stuurbekrachtiging<br />

De vloeistof in het reservoir mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”.<br />

Remcircuit<br />

De vloeistof in het reservoir mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”.<br />

5


DIESEL<br />

6<br />

Ruitenwissers<br />

Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

Motor<br />

Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

Auto rijdt op milieuvriendelijke benzine<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal<br />

van ten minste 95 RON.<br />

Auto rijdt op diesel<br />

Tank uitsluitend dieselbrandstof.<br />

Expansiereservoir<br />

Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Bescherm de ogen.<br />

Accu - Krik<br />

Raadpleeg het instructieboekje.


INHOUD<br />

GEREED VOOR VERTREK<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ALFA <strong>156</strong><br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

ACCESSOIRES MONTEREN<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

7


8<br />

De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn<br />

gebaseerd op de stand van zaken bij het ter perse gaan van dit<br />

instructieboekje. In het voortdurende streven de kwaliteit van haar<br />

producten te verbeteren, behoudt <strong>Alfa</strong> Romeo zich het recht voor te allen<br />

tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische<br />

specificatie en de uitrusting door te voeren. Wendt u voor meer<br />

informatie tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


Op de volgende pagina’s vindt u alle informatie die u nodig hebt<br />

voor een correct gebruik van de auto.<br />

Binnen enkele minuten kunt u zich vertrouwd maken met de belangrijkste<br />

bedieningsorganen, controlelampjes en instrumenten<br />

waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk ook de daarop volgende<br />

hoofdstukken in dit instructieboekje te raadplegen.<br />

DASHBOARD ............................................................................................ pag. 10<br />

ALFA ROMEO CODE ......................................................................................... 11<br />

DIEFSTALALARM................................................................................................ 13<br />

GEREED VOOR VERTREK<br />

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING .. 15<br />

START-/CONTACTSLOT .................................................................................... 15<br />

BUITENSPIEGELS .............................................................................................. 16<br />

PORTIEREN ......................................................................................................... 17<br />

STUURWIEL ........................................................................................................ 18<br />

ZITPLAATSEN ..................................................................................................... 18<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ................................................................................... 18<br />

HENDELS AAN HET STUUR ........................................................................... 19<br />

INSTRUMENTEN ................................................................................................ 21<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR ....................................................... 22<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ACHTER ................................................... 22<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN ......................................................... 23<br />

MISTLAMPEN VOOR ........................................................................................ 23<br />

MISTACHTERLICHT ........................................................................................... 23<br />

OPENDAK ........................................................................................................... 23<br />

KLIMAATREGELING ......................................................................................... 24<br />

BAGAGERUIMTE ............................................................................................... 24<br />

MOTORKAP ........................................................................................................ 25<br />

TANKEN MET DE ALFA ROMEO <strong>156</strong> ........................................................... 26<br />

9


DASHBOARD<br />

fig. 1<br />

1 Uitstroomopeningen zijkant. 2 Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien zijruiten voor. 3 Luchtroosters boven aan zijkant. 4 Bedieningshendel buitenverlichting.<br />

5 Snelheidsmeter-kilometerteller. 6 Checkpanel. 7 Toerenteller. 8 Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter. 9 Brandstofmeter. 10 Luchtroosters<br />

midden. 11 Luchtrooster boven. 12 Klokje. 13 Koelvloeistoftemperatuurmeter. 14 Autoradio. 15 Airbag passagierszijde. 16 Dashboardkastje.<br />

17 Bedieningsorganen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning. 18 Asbak en aansteker. 19 Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten.<br />

20 Temperatuursensor. 21 Start-/contactslot. 22 Hendel voor stuurwielverstelling. 23 Airbag bestuurderszijde en claxon. 24 Hendel voor motorkapontgrendeling.<br />

25 Bedieningsorganen: verlichting instrumenten, op nul zetten dagteller/weergave buitentemperatuur en koplampverstelling.<br />

10<br />

P4U00001


ALFA ROMEO CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (<strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE). Het systeem schakelt<br />

automatisch in als de contactsleutel wordt<br />

uitgenomen. In de handgreep van de<br />

sleutels bevindt zich een elektronisch<br />

component, dat bij het starten van de<br />

motor een signaal ontvangt via een speciale<br />

antenne die in het start-/contactslot<br />

is ingebouwd. Dit signaal wordt omgezet<br />

in een gecodeerd signaal en vervolgens<br />

aan de regeleenheid van de <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE gezonden, die, als de code wordt<br />

herkend, het starten van de motor mogelijk<br />

maakt.<br />

fig. 2<br />

P4U00415<br />

DE SLEUTELS<br />

Bij de auto worden, afhankelijk van de<br />

uitvoering, de volgende sleutels geleverd<br />

(fig. 2):<br />

– type A<br />

– type B met een uitklapbare metalen<br />

baard, de afstandsbediening voor ontgrendeling<br />

van het kofferdeksel en de afstandsbediening<br />

voor centrale portiervergrendeling<br />

en in-/uitschakeling van het diefstalalarm<br />

(indien aanwezig).<br />

Sleutel A dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

Sleutel B dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het op afstand ont-/vergrendelen<br />

van de portieren (indien aanwezig)<br />

– het op afstand ontgrendelen van het<br />

kofferdeksel (indien aanwezig)<br />

– het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

Bij de sleutel wordt een CODE-card (fig.<br />

3) geleverd. Bij auto’s met diefstalalarm<br />

wordt ook een noodsleutel (indien aanwezig)<br />

geleverd (C-fig. 2); zie voor de<br />

werking “Diefstalalarm”.<br />

fig. 3<br />

P4U00003<br />

11


BELANGRIJK Om schade aan de<br />

elektronische schakelingen in de sleutels<br />

te voorkomen, mogen de sleutels niet<br />

aan directe zonnestraling worden blootgesteld.<br />

BELANGRIJK De codes op de CODEcard<br />

moeten op een veilige plaats worden<br />

opgeborgen, maar niet in de auto. Wij<br />

raden u aan de elektronische code van<br />

de CODE-card altijd bij u te hebben omdat<br />

deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />

van een noodstart.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code, die in de regeleenheid van<br />

het systeem moet worden opgeslagen.<br />

Om maximaal zeven nieuwe sleutels op<br />

te slaan, moet u zich wenden tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer. Hierbij moeten alle in u bezit<br />

zijnde sleutels, de CODE-card, een<br />

identiteitsbewijs en het kentekenbewijs<br />

worden meegenomen.<br />

12<br />

WERKING (fig. 4)<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP zet, schakelt de <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE de functies van de elektronische regeleenheid<br />

van de motor uit. Als u bij het<br />

starten van de motor de sleutel in stand<br />

MAR draait, dan stuurt de regeleenheid<br />

van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE een code naar<br />

de regeleenheid van de motor die, als de<br />

code wordt herkend, de blokkering van<br />

de functies opheft.<br />

Als de blokkering is opgeheven, gaat<br />

het controlelampje (A) op het checkpanel<br />

kort knipperen.<br />

Als de code niet wordt herkend, blijft<br />

het <strong>Alfa</strong> Romeo CODE-controlelampje (A)<br />

samen met het EOBD-waarschuwingslampje/storing<br />

in inspuitsysteem (B)<br />

fig. 4<br />

P4U00004<br />

branden. Volg in dat geval de aanwijzingen<br />

op die vermeld staan in de paragraaf<br />

“<strong>Alfa</strong> Romeo CODE” in het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto”.<br />

Als ongeveer 2 seconden<br />

na het draaien van<br />

de contactsleutel in<br />

stand MAR, het controlelampje<br />

van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE (A) opnieuw<br />

gaat knipperen met een<br />

interval van ongeveer een halve<br />

seconde, betekent dit dat de code<br />

van de sleutels niet is opgeslagen<br />

en de auto dus niet door<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE wordt beveiligd<br />

tegen eventuele diefstalpogingen.<br />

Wendt u in dat geval<br />

onmiddellijk tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om alle sleutels in het geheugen<br />

te laten opslaan.


DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het diefstalalarm wordt bediend door<br />

een ontvanger in de auto en wordt in- en<br />

uitgeschakeld met de in de sleutel (Bfig.<br />

5) ingebouwde afstandsbediening<br />

die een versleutelde variabele code verzendt.<br />

Het diefstalalarm werkt alleen als de<br />

sleutel uit het contactslot is genomen of<br />

in stand STOP staat.<br />

BELANGRIJK De startblokkering wordt<br />

uitgevoerd door de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE en<br />

wordt automatisch ingeschakeld als de<br />

contactsleutel uit het start-/contactslot<br />

wordt genomen.<br />

fig. 5<br />

P4U00416<br />

INSCHAKELEN<br />

Druk voor inschakeling op knop (A-fig.<br />

5) van sleutel (B), richt de sleutel in de<br />

richting van de auto en laat de knop los.<br />

Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem<br />

een akoestisch signaal (“BIEP”),<br />

gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 seconden<br />

branden, wordt de portiervergrendeling<br />

ingeschakeld en gaat lampje (Afig.<br />

6) op het dashboard branden.<br />

Het lampje (A-fig. 6) knippert gedurende<br />

de tijd dat het alarm is ingeschakeld.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen zal, ook als<br />

de knop van de afstandsbediening niet is<br />

ingedrukt, na ongeveer 30 seconden nadat<br />

de contactsleutel in stand STOP of<br />

PARK is gedraaid en één van de portieren<br />

of het kofferdeksel geopend en weer<br />

gesloten is, het alarm automatisch worden<br />

ingeschakeld.<br />

Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />

worden de portieren niet vergrendeld.<br />

UITSCHAKELEN<br />

Druk voor uitschakeling op knop (Afig.<br />

5) van sleutel (B) en laat de knop<br />

los.<br />

Het knipperende lampje (A-fig. 6)<br />

dooft.<br />

Bij de meeste uitvoeringen geeft het<br />

alarm twee akoestische signalen (“BIEP”),<br />

gaan de richtingaanwijzers ongeveer<br />

2 seconden knipperen en worden de portieren<br />

ontgrendeld.<br />

fig. 6<br />

P4U00006<br />

13


ALARMSYSTEEM<br />

UITSCHAKELEN<br />

(indien aanwezig)<br />

Als de batterijen van de afstandsbediening<br />

leeg zijn, of als er een storing is in<br />

het diefstalalarm, kunt u het systeem buiten<br />

werking stellen met de noodsleutel<br />

(C-fig. 2) die bij de sleutels van de<br />

auto is geleverd.<br />

Om het diefstalalarm volledig buiten<br />

werking te stellen (bijvoorbeeld bij onderhoudswerkzaamheden<br />

aan de elektrische<br />

installatie of als de accu van de<br />

auto vervangen moet worden, enz.),<br />

moet als volgt te werk worden gegaan:<br />

– verwijder paneel (A-fig. 7) door<br />

op de lippen (B) te drukken;<br />

fig. 7<br />

14<br />

P4U00007<br />

– verwijder beschermdop (C-fig. 8)<br />

van de sleutelschakelaar;<br />

– steek de noodsleutel in de schakelaar<br />

en draai de sleutel linksom (D-fig.<br />

9) (stand OFF).<br />

Om het systeem weer in te schakelen,<br />

draait u de sleutel rechtsom (stand<br />

ON).<br />

Bij bepaalde uitvoeringen wordt alleen<br />

de sirene uitgeschakeld.<br />

fig. 8 fig. 9<br />

P4U00008<br />

BELANGRIJK Als de auto langere<br />

tijd niet wordt gebruikt (langer dan drie<br />

weken), is het raadzaam het diefstalalarm<br />

uit te schakelen om te voorkomen<br />

dat de accu wordt uitgeput. Bij uitgeschakeld<br />

diefstalalarm blijft het altijd mogelijk<br />

de centrale portiervergrendeling in- en uit<br />

te schakelen met de afstandsbediening.<br />

P4U00009


HET OP AFSTAND<br />

VER-/ONTGRENDELEN<br />

VAN DE PORTIEREN<br />

Het systeem bestaat uit een ontvanger<br />

in de auto en een in de sleutel ingebouwde<br />

zender (afstandsbediening) (Bfig.<br />

10).<br />

Richt voor het ver-/ontgrendelen van<br />

de portieren de zender in de richting van<br />

de auto, druk op knopje (A-fig. 10)<br />

en laat het knopje los.<br />

fig. 10<br />

P4U00416<br />

START-/CONTACTSLOT<br />

CONTACTSLOT (fig. 11)<br />

De sleutel kan in één van de volgende<br />

vier standen worden gezet:<br />

– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

CODE ingeschakeld en stuurslot geblokkeerd.<br />

Enkele elektrische installaties<br />

werken (bijv. waarschuwingsknipperlichten).<br />

– MAR: contact aan. CODE uitgeschakeld<br />

en alle elektrische systemen worden<br />

van voedingsspanning voorzien.<br />

– AVV: starten van de motor.<br />

– PARK: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

CODE ingeschakeld, stuurslot geblokkeerd,<br />

parkeerverlichting gaat automatisch<br />

branden.<br />

fig. 11<br />

P4U00409<br />

BELANGRIJK Om de sleutel in stand<br />

PARK te draaien, moet knop (A) op het<br />

contactslot worden ingedrukt.<br />

Neem bij het verlaten<br />

van de auto altijd de<br />

sleutel uit het contactslot,<br />

zodat eventuele inzittenden<br />

geen onoordeelkundig gebruik<br />

van de bedieningsorganen kunnen<br />

maken. Laat kinderen nooit<br />

alleen achter in de auto. Vergeet<br />

niet de handrem aan te trekken<br />

en schakel de eerste versnelling<br />

in bij een helling omhoog of de<br />

achteruit bij een helling omlaag.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv.<br />

bij een poging tot diefstal)<br />

moet u, voordat u weer met<br />

de auto gaat rijden, de werking<br />

van het slot laten controleren bij<br />

een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

15


STUURSLOT<br />

Inschakelen:<br />

– zet de sleutel in stand STOP of<br />

PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen:<br />

– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />

u de sleutel in stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt in alle gevallen,<br />

ook als de auto gesleept wordt.<br />

16<br />

SPIEGELS<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

(fig. 12)<br />

De spiegel kan met hendel (A) in twee<br />

standen worden gezet: normaal of antiverblindingsstand.<br />

BELANGRIJK Het model van de spiegel<br />

kan anders zijn als de auto is uitgerust<br />

met een autoradio met geïntegreerde<br />

mobiele telefoon en/of inbouwvoorbereiding<br />

telepass. Het afgebeelde model is<br />

alleen bedoeld om het afstellen te illustreren.<br />

fig. 12<br />

P4U00011<br />

BUITENSPIEGELS (fig. 13)<br />

Kies één van de twee spiegels met schakelaar<br />

(A).<br />

Verstel de gekozen spiegel met knop<br />

(B).<br />

Zet schakelaar (A) in de middelste vergrendelde<br />

stand.<br />

fig. 13<br />

P4U00012


PORTIEREN<br />

Voorportieren ontgrendelen:<br />

–Van buitenaf: draai de sleutel, neem<br />

de sleutel uit het slot en druk op knop<br />

(A-fig. 14).<br />

–Van binnenuit: trek aan handgreep (Afig.<br />

15), onafhankelijk van de stand van<br />

knop (B).<br />

Voorportieren vergrendelen:<br />

–Van buitenaf: draai de sleutel in het<br />

slot (fig. 14).<br />

–Van binnenuit: druk op knopje (Bfig.<br />

15).<br />

Achterportieren ontgrendelen:<br />

– Van buitenaf: trek als knopje (Bfig.<br />

17) omhoog staat aan handgreep<br />

(A-fig. 16).<br />

fig. 14<br />

P4U00410<br />

– Van binnenuit: trek, bij uitgeschakeld<br />

kinderveiligheidsslot aan handgreep (Afig.<br />

17).<br />

Achterportieren vergrendelen:<br />

–Van buitenaf: druk op knopje (Bfig.<br />

17) (dit kan ook bij geopend portier)<br />

en sluit het portier.<br />

fig. 15<br />

fig. 16<br />

P4U00014<br />

P4U00015<br />

–Van binnenuit: sluit het portier en<br />

druk op knopje (B-fig. 17).<br />

Kinderveiligheidsslot (fig. 18)<br />

Stand 1 = Kinderveiligheidsslot uitgeschakeld<br />

Stand 2 = Kinderveiligheidsslot ingeschakeld<br />

fig. 17<br />

fig. 18<br />

P4U00016<br />

P4U00411<br />

17


STUURWIEL<br />

Voor de stuurwielverstelling moet hendel<br />

(A-fig. 19) worden verplaatst:<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt,<br />

wordt het stuurwiel ontgrendeld en kan<br />

het stuur dichterbij of verderaf en omhoog<br />

of omlaag worden gezet.<br />

Als u de hendel richting het dashboard<br />

duwt, wordt het stuurwiel vergrendeld.<br />

fig. 19<br />

18<br />

Verstel de stoelen, het<br />

stuurwiel, enz. alleen als<br />

de auto stilstaat.<br />

P4U00018<br />

ZITPLAATSEN<br />

Bedieningsknoppen (fig. 20) voor:<br />

A -Verstelling in lengterichting.<br />

B - Hoogteverstelling.<br />

C - Rugleuning verstellen.<br />

D - Lendensteunverstelling (indien aanwezig).<br />

De hierna beschreven<br />

handelingen moeten<br />

worden uitgevoerd<br />

voordat u vertrekt. Voer deze<br />

handelingen niet uit als de auto<br />

in beweging is.<br />

fig. 20<br />

P4U00019<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Druk voor de hoogte-instelling<br />

van de veiligheidsgordels<br />

voor (fig. 21) knop (A) in<br />

en verplaats de beugel (B) omhoog of<br />

omlaag totdat hij goed vergrendeld is in<br />

één van de vaste punten.<br />

fig. 21<br />

P4U00020


De auto kan zijn voorzien van een<br />

heupgordel voor de zitplaats middenachter<br />

(fig. 22). De lengte kan worden afgesteld<br />

door de gordel in gesp (A) te verplaatsen.<br />

Trek in de richting van de pijl<br />

aan deel (B) om de gordel te verkorten<br />

en aan deel (C) om te verlengen.<br />

fig. 22<br />

P4U00021<br />

HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

HENDEL LINKS (fig. 23)<br />

– Stand<br />

rechts.<br />

A = Richtingaanwijzers<br />

– Stand<br />

links.<br />

B = Richtingaanwijzers<br />

fig. 23<br />

P4U00022<br />

–Trek hendel naar het stuur<br />

(stand zonder vergrendeling) =<br />

Grootlichtsignaal.<br />

– Duw hendel richting dashboard<br />

(vergrendelde stand) = Grootlicht.<br />

– Draaiknop (1) op O =Verlichting<br />

uit.<br />

– Draaiknop (1) op 6 = Buitenverlichting<br />

aan.<br />

– Draaiknop (1) op 2 = Dimlicht<br />

aan.<br />

19


HENDEL RECHTS (fig. 24)<br />

– Stand A = Ruitenwissers uit.<br />

– Stand E (stand zonder vergrendeling)<br />

= Tijdelijk snel wissen.<br />

– Stand B = Wissen met interval met<br />

instelbare frequentie (Draaiknop 2).<br />

fig. 24<br />

20<br />

P4U00023<br />

– Draaiknop (2) op:<br />

■ = Lang interval.<br />

■■ = Gemiddeld interval.<br />

■■■ = Gemiddeld-kort interval.<br />

■■■■ = Kort interval.<br />

– Stand C = Langzaam continu wissen.<br />

– In stand D = Snel continu wissen.<br />

–Trek hendel naar het stuur (stand<br />

zonder vergrendeling) = Ruitensproeiers<br />

ingeschakeld en inschakeling koplampsproeiers<br />

(indien aanwezig) als de buitenverlichting<br />

is ingeschakeld.


INSTRUMENTEN (fig. 25)<br />

fig. 25<br />

P4U00024<br />

A. Snelheidsmeter<br />

B. Kilometertellerdisplay (totaalstand,<br />

dagstand en weergave<br />

buitentemperatuur<br />

(alleen auto’s met airconditioning)<br />

C. Checkpanel<br />

D. Toerenteller<br />

E. Brandstofmeter<br />

F. Klokje<br />

G. Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

H. Controle-/waarschuwingslampjes<br />

BELANGRIJK Afhankelijk van de uitvoering<br />

van de auto kunnen de wijzerplaten<br />

van het instrumentenpaneel zijn<br />

uitgevoerd in lichtgrijs of zwart en kunnen<br />

het rode gebied van de toerenteller<br />

en de snelheidsmeter een ander bereik<br />

en schaalverdeling hebben.<br />

21


ELEKTRISCHE RUITBE-<br />

DIENING VOOR<br />

Schakelaars op het portier aan bestuurderszijde<br />

(fig. 26):<br />

A - Openen/sluiten ruit aan bestuurderszijde.<br />

B - Openen/sluiten ruit aan passagierszijde.<br />

Schakelaar op het portier aan passagierszijde<br />

(fig. 27):<br />

A - Openen/sluiten ruit aan passagierszijde.<br />

BELANGRIJK De ruit aan de bestuurderszijde<br />

kan “automatisch” worden geopend<br />

en gesloten, terwijl de ruit aan<br />

fig. 26 fig. 28<br />

22<br />

P4U00025<br />

passagierszijde alleen “automatisch” kan<br />

worden geopend. Hiervoor hoeft u de<br />

boven- of onderzijde van de schakelaar<br />

slechts kort te in te drukken, zodat de ruit<br />

geheel opent of sluit: de ruit stopt in de gewenste<br />

stand als u de schakelaar nogmaals<br />

kort aan de boven- of onderzijde indrukt.<br />

fig. 27<br />

P4U00026<br />

P4U00027<br />

ELEKTRISCHE RUITBE-<br />

DIENING ACHTER<br />

(indien aanwezig)<br />

Schakelaars op het portier aan bestuurderszijde<br />

(fig. 28)<br />

A - Openen/sluiten ruit linksvoor.<br />

B - Openen/sluiten ruit rechtsvoor.<br />

C - Openen/sluiten ruit linksachter.<br />

D - Openen/sluiten ruit rechtsachter.<br />

E - Blokkering bediening zijruiten achter.<br />

Schakelaar op de achterportieren (Afig.<br />

29) om de betreffende ruit te openen/sluiten.<br />

fig. 29<br />

P4U00028


WAARSCHUWINGS-<br />

KNIPPERLICHTEN<br />

Druk voor in-/uitschakeling op knop<br />

(A-fig. 30).<br />

Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk<br />

van de wetgeving van het land<br />

waarin u zich bevindt. Houdt u<br />

aan de voorschriften.<br />

fig. 30<br />

P4U00029<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

(indien aanwezig)<br />

Druk voor in-/uitschakeling op knop<br />

(B-fig. 31).<br />

De mistlampen werken alleen als de<br />

buitenverlichting is ingeschakeld.<br />

MISTACHTERLICHT<br />

Druk voor in-/uitschakeling op knop<br />

(A-fig. 31).<br />

Het mistachterlicht werkt alleen als het<br />

dimlicht en/of de mistlampen voor zijn<br />

ingeschakeld.<br />

fig. 31<br />

P4U00030<br />

OPENDAK<br />

(indien aanwezig)<br />

Druk op de achterzijde (1) van knop<br />

(A-fig. 32) om het dak te openen en<br />

op de voorzijde (2) om het te sluiten.<br />

Druk bij gesloten dak op de voorzijde<br />

(2) om het dak aan de achterzijde omhoog<br />

te kantelen (kantelstand).<br />

fig. 32<br />

Bedien het opendak alleen<br />

als de auto stilstaat.<br />

P4U00031<br />

23


KLIMAATREGELING<br />

BEDIENINGSKNOPPEN VOOR<br />

UITVOERINGEN ZONDER<br />

AIRCONDITIONING (fig. 33)<br />

A -Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop voor aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop voor regeling luchtverdeling.<br />

D -Drukknop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

E -Drukknop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming.<br />

fig. 33<br />

24<br />

P4U00032<br />

BEDIENINGKNOPPEN VOOR<br />

UITVOERINGEN MET<br />

AIRCONDITIONING (fig. 34)<br />

A -Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop voor aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop voor regeling luchtverdeling.<br />

D -Drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor.<br />

E -Drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />

F - Drukknop voor in-/uitschakelen achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

fig. 34<br />

P4U00033<br />

KOFFERDEKSEL<br />

fig. 35<br />

Open het kofferdeksel<br />

alleen als de auto<br />

stilstaat.<br />

Van binnenuit openen (fig. 35):<br />

–Trek aan hendel (A) naast de bestuurdersstoel.<br />

Van buitenaf openen (fig. 36):<br />

– Draai het embleem (A) en open het<br />

kofferdeksel met sleutel (B).<br />

P4U00035


OPENEN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

(indien aanwezig)<br />

Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld<br />

alarm (indien aanwezig), op afstand<br />

worden geopend door knopje (A-fig.<br />

37) op de sleutel in te drukken. Als bij<br />

auto’s met diefstalalarm het kofferdeksel<br />

wordt geopend, dan worden de omtrekbeveiliging<br />

en de kofferdekselsensor uitgeschakeld.<br />

Als het kofferdeksel wordt vergrendeld,<br />

dan wordt de beveiliging hersteld.<br />

fig. 36<br />

P4U00413<br />

MOTORKAP<br />

Openen:<br />

–Trek in de auto aan hendel (A-fig.<br />

38).<br />

– Duw aan de voorzijde van de auto<br />

de rode hendel (B-fig. 39) van de beveiliging<br />

omhoog. Deze bevindt zich tussen<br />

de openingen van het luchttoevoerrooster.<br />

–Til de motorkap omhoog.<br />

fig. 37<br />

Voer deze handeling<br />

alleen uit als de auto<br />

stilstaat.<br />

P4U00329<br />

Sluiten:<br />

– Laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm van de motorruimte zakken, en<br />

vervolgens vallen en controleer of de motorkap<br />

geheel gesloten is door deze op te<br />

tillen. De motorkap mag niet alleen door<br />

de beveiliging vergrendeld zijn.<br />

fig. 38<br />

fig. 39<br />

P4U00036<br />

P4U00037<br />

25


TANKEN MET DE<br />

ALFA <strong>156</strong><br />

BENZINEMOTOREN<br />

Gebruik voor auto’s<br />

met benzinemotor uitsluitend<br />

loodvrije superbenzine<br />

met een octaangetal van<br />

ten minste 95 R.O.N. Tank nooit<br />

loodhoudende benzine, niet in<br />

noodgevallen en ook niet een<br />

klein beetje, omdat dit de katalysator<br />

onherstelbaar kan beschadigen.<br />

Als in de tank loodhoudende<br />

benzine terecht is gekomen (ook<br />

al is dat zeer weinig), dan MAG<br />

DE MOTOR NIET WORDEN GE-<br />

START. Maak de tank en het<br />

brandstofcircuit geheel leeg.<br />

26<br />

DIESELMOTOREN<br />

De dieselmotoren zijn<br />

uitsluitend geschikt voor<br />

dieselbrandstof voor<br />

motorvoertuigen (Europese specificaties<br />

EN590). Het gebruik van<br />

andere producten of mengsels kan<br />

de motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van de garantie<br />

tot gevolg hebben. Mocht u<br />

onverhoopt een ander type brandstof<br />

hebben getankt, dan mag de<br />

motor niet worden gestart en<br />

moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor<br />

slechts kort heeft gedraaid, moet<br />

naast de brandstoftank, ook alle<br />

brandstof uit de brandstofleidingen<br />

worden afgetapt.<br />

fig. 40<br />

P4U00038<br />

Til de voorzijde van hendel (A-fig.<br />

40) omhoog om het tankklepje te ontgrendelen.<br />

De tankdop zit met een koord aan het<br />

klepje vast om verlies van de dop te<br />

voorkomen. (fig. 41).<br />

fig. 41<br />

P4U00420


Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comfortabel<br />

in uw nieuwe auto zit.<br />

Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en<br />

leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties<br />

kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />

ALFA ROMEO CODE .................................................................................... pag. 28<br />

DIEFSTALALARM .................................................................................................... 34<br />

PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN ........... 38<br />

START-/CONTACTSLOT ......................................................................................... 39<br />

PORTIEREN .............................................................................................................. 40<br />

ZITPLAATSEN .......................................................................................................... 42<br />

STUURWIEL VERSTELLEN .................................................................................... 46<br />

SPIEGELS VERSTELLEN ........................................................................................ 46<br />

RUITBEDIENING ..................................................................................................... 48<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ........................................................................................ 49<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN ........................................................................ 53<br />

GORDELSPANNERS ............................................................................................... 57<br />

AIRBAGS VOOR EN ZIJ-AIRBAGS .................................................................... 58<br />

HENDELS AAN HET STUUR ................................................................................. 64<br />

INSTRUMENTEN ..................................................................................................... 67<br />

KLIMAATREGELING ............................................................................................... 77<br />

VERWARMING EN VENTILATIE .......................................................................... 79<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ................................................................ 81<br />

HULPVERWARMING ............................................................................................. 89<br />

BEDIENINGSKNOPPEN ........................................................................................ 89<br />

SELESPEED VERSNELLINGSBAK......................................................................... 94<br />

AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Q-SYSTEM ......................................... 104<br />

INTERIEURUITRUSTING ...................................................................................... 111<br />

OPENDAK ................................................................................................................ 116<br />

BAGAGERUIMTE .................................................................................................... 118<br />

MOTORKAP ............................................................................................................. 120<br />

KOPLAMPEN ........................................................................................................... 121<br />

ABS ............................................................................................................................ 122<br />

MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD) ........................................................ 124<br />

AUTORADIO ............................................................................................................ 125<br />

TANKEN MET DE ALFA <strong>156</strong> ................................................................................ 127<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU ..................................................................... 129<br />

27


ALFA ROMEO CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstal is de auto uitgerust met een elektronische<br />

startblokkering (<strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE) die is goedgekeurd volgens de EUnormen<br />

95/56. Het systeem schakelt<br />

automatisch in als de start-/contactsleutel<br />

wordt uitgenomen. In de handgreep<br />

van de sleutels bevindt zich een elektronisch<br />

component, dat bij het starten van<br />

de motor een signaal ontvangt via een<br />

speciale antenne die in het start-/contactslot<br />

is ingebouwd. Dit signaal wordt omgezet<br />

in een gecodeerd signaal en vervolgens<br />

aan de regeleenheid van de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE gezonden, die, als de code<br />

wordt herkend, het starten van de motor<br />

mogelijk maakt.<br />

fig. 1<br />

28<br />

P4U00415<br />

DE SLEUTELS<br />

Bij de auto worden, afhankelijk van de<br />

uitvoering, de volgende typen sleutels<br />

(fig. 1) geleverd:<br />

– type A<br />

– type B met een uitklapbare metalen<br />

baard, afstandsbediening voor het openen<br />

van het kofferdeksel en afstandsbediening<br />

voor het op afstand ver-/ontgrendelen van<br />

de portieren en in-/uitschakeling van het<br />

diefstalalarm (indien aanwezig).<br />

Sleutel A dient voor:<br />

– het starten<br />

– de voorportiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

Sleutel B dient voor:<br />

– het starten<br />

– de voorportiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het op afstand ver-/ontgrendelen van<br />

de portieren (afhankelijk van de uitvoering)<br />

–het op afstand ver-/ontgrendelen van<br />

het kofferdeksel (afhankelijk van de uitvoering)<br />

– het in-/uitschakelen van het diefstalalarm<br />

(indien aanwezig)<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

BELANGRIJK Om schade aan de<br />

elektronische schakelingen in de sleutels<br />

te voorkomen, mogen de sleutels niet<br />

aan directe zonnestraling worden blootgesteld.<br />

fig. 2<br />

P4U00003


Bij auto’s die met diefstalalarm zijn uitgerust,<br />

wordt ook een noodsleutel (Cfig.<br />

1) geleverd; zie voor de werking de<br />

paragraaf “Diefstalalarm”.<br />

Bij de sleutels wordt de CODE-card<br />

(fig. 2) geleverd. Hierop staan de sleutelcodes<br />

(zowel de mechanische als de<br />

elektronische code, waarmee in noodgevallen<br />

de motor kan worden gestart).<br />

De codes op de CODE-card moeten op<br />

een veilige plaats worden opgeborgen,<br />

maar niet in de auto.<br />

Wij raden u aan de elektronische code<br />

van de CODE-card altijd bij u te hebben,<br />

omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />

van een noodstart.<br />

Als de auto wordt verkocht,<br />

moeten alle sleutels<br />

en de CODE-card<br />

overhandigd worden aan de<br />

nieuwe eigenaar.<br />

SLEUTEL MET AFSTANDS-<br />

BEDIENING EN MET<br />

INKLAPBARE METALEN BAARD<br />

(indien aanwezig)<br />

De sleutel is uitgerust met (fig. 3):<br />

– metalen baard A die in de handgreep<br />

van de sleutel kan worden opgeborgen<br />

– knopje B voor het uitklappen van de<br />

metalen baard<br />

– knopje C voor het op afstand ver-/<br />

ontgrendelen van de portieren en het in-/<br />

uitschakelen van het diefstalalarm<br />

– lampje D dat aangeeft dat de code<br />

naar de ontvanger van het diefstalalarm<br />

is verzonden<br />

– knopje E voor op afstand openen van<br />

het kofferdeksel.<br />

De metalen baard A van de sleutel dient<br />

voor:<br />

fig. 3<br />

P4U00330<br />

– het starten<br />

– de voorportiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– de sleutelschakelaar voor het uitschakelen<br />

van de airbag aan passagierszijde<br />

(indien aanwezig).<br />

Druk voor het uitklappen van de metalen<br />

baard in de handgreep op knopje B.<br />

Wees zeer voorzichtig<br />

bij het indrukken van<br />

knopje B, zodat de metalen<br />

baard geen verwondingen<br />

of beschadigingen veroorzaakt.<br />

Druk knopje B alleen in als de<br />

sleutel ver genoeg van het<br />

lichaam (speciaal de ogen) en van<br />

voorwerpen die snel beschadigen<br />

(bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />

verwijderd. Laat de sleutel nooit<br />

onbeheerd achter. Hiermee voorkomt<br />

u dat iemand (in het bijzonder<br />

kinderen) per ongeluk op<br />

knopje B drukt.<br />

29


Houd voor het inklappen van de metalen<br />

baard in de handgreep knopje (Bfig.<br />

3) ingedrukt en draai de baard in de<br />

richting van de pijl tot de baard vastklikt.<br />

Druk voor het op afstand ver-/ontgrendelen<br />

van de portieren op knopje C. Als<br />

bij auto’s met diefstalalarm knopje C<br />

wordt ingedrukt, wordt ook het diefstalalarm<br />

in-/uitgeschakeld en knippert<br />

lampje D op de sleutel als de zender de<br />

code naar de ontvanger zendt. Deze code<br />

(rolling code) wijzigt telkens als de zender<br />

wordt gebruikt.<br />

BELANGRIJK Als u knopje C indrukt<br />

en lampje D knippert slechts één keer<br />

kort, dan moet de batterij worden vervangen,<br />

zoals verderop is aangegeven.<br />

30<br />

Kofferdeksel openen<br />

Het kofferdeksel kan van buitenaf op afstand<br />

worden ontgrendeld door knopje E<br />

(fig. 3) in te drukken, ook als het diefstalalarm<br />

(indien aanwezig) is ingeschakeld.<br />

Als bij auto’s met diefstalalarm het<br />

kofferdeksel wordt geopend, dan worden<br />

de omtrekbeveiliging en de kofferdekselsensor<br />

uitgeschakeld. Het systeem geeft<br />

(behalve bij sommige uitvoeringen in enkele<br />

landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan<br />

ongeveer 3 seconden branden.<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

dan worden de functies hersteld. Het<br />

systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />

in enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />

WERKING (fig. 4)<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP zet, schakelt de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE de functies van de elektronische<br />

regeleenheid van de motor uit.<br />

Als u bij het starten van de motor de<br />

sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />

de regeleenheid van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE<br />

een code naar de regeleenheid van de<br />

motor die, als de code wordt herkend, de<br />

blokkering van de functies opheft. De geheime<br />

code wordt door de sleutel verzonden<br />

en heeft meer dan 4 miljard combinaties.<br />

De code wordt alleen verzonden als<br />

de regeleenheid van het systeem de code<br />

heeft herkend via een in het start-/contactslot<br />

ingebouwde antenne.<br />

fig. 4<br />

P4U00004


Als de code wordt herkend, gaat lampje<br />

(A) op het checkpanel kort knipperen.<br />

Als de code niet wordt herkend, blijft<br />

het CODE-controlelampje (A) branden samen<br />

met het EOBD-lampje/storing in inspuitsysteem<br />

(B).<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />

in stand STOP en vervolgens opnieuw in<br />

stand MAR te draaien; als de motor geblokkeerd<br />

blijft, probeer het dan opnieuw<br />

met de andere geleverde sleutel. Als de<br />

motor dan nog niet aanslaat, voer dan<br />

zelf een noodstart uit zoals hierna<br />

beschreven, en wendt u vervolgens tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code, die in de regeleenheid van<br />

het systeem moet worden opgeslagen.<br />

Voor het opslaan van de nieuwe sleutels<br />

(maximaal zeven), moet u zich tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer wenden. Hierbij moeten<br />

alle in uw bezit zijnde sleutels, de<br />

CODE-card, een identiteitsbewijs en het<br />

kentekenbewijs worden meegenomen.<br />

Als tijdens het opslaan<br />

van een nieuwe sleutelcode<br />

de reeds opgeslagen<br />

sleutelcodes niet opnieuw<br />

worden ingevoerd, worden ze uit<br />

het geheugen gewist, zodat<br />

eventueel verloren of gestolen<br />

sleutels niet meer gebruikt kunnen<br />

worden voor het starten van<br />

de motor.<br />

BELANGRIJK Het CODE-controlelampje<br />

kan gaan branden als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait:<br />

1) Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat het systeem zichzelf controleert<br />

(bijv. als de spanning lager wordt).<br />

Zodra de auto stilstaat kan de systeemtest<br />

worden uitgevoerd: zet de motor uit, draai<br />

de contactsleutel in stand STOP en vervolgens<br />

weer in stand MAR: het lampje<br />

gaat branden en moet na ongeveer 1 seconde<br />

doven. Als het controlelampje blijft<br />

branden, dan moet de gehele procedure<br />

herhaald worden, waarbij de contactsleutel<br />

ten minste 30 seconden in stand<br />

STOP moet blijven. Als het lampje blijft<br />

branden, dan moet u zich tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer wenden.<br />

2) Als het controlelampje knippert, betekent<br />

dit dat de auto niet beveiligd<br />

wordt door de startblokkering. Wendt u<br />

onmiddellijk tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

om alle sleutels in het geheugen te laten<br />

opslaan.<br />

Als ongeveer 2 seconden<br />

na het draaien van<br />

de contactsleutel in<br />

stand MAR, het controlelampje<br />

van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE opnieuw<br />

gaat knipperen met een interval<br />

van ongeveer een halve<br />

seconde, betekent dit dat de code<br />

van de sleutels niet is opgeslagen<br />

en de auto dus niet door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE wordt beveiligd tegen<br />

eventuele diefstalpogingen.<br />

Wendt u in dat geval tot een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer om alle sleutels in<br />

het geheugen te laten opslaan.<br />

BELANGRIJK Het systeem wordt beveiligd<br />

door een zekering van 7,5A. Deze<br />

bevindt zich in een zekeringenhouder boven<br />

het hoofdzekeringenkastje (zie de<br />

paragraaf “Een doorgebrande zekering of<br />

relais” in het hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />

31


NOODSTART<br />

Als de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE er niet in<br />

slaagt de startblokkering op te heffen,<br />

kan de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer een noodstart<br />

uitvoeren met de code die op de CODEcard<br />

vermeld staat. U kunt ook zelf een<br />

noodstart uitvoeren volgens de hierna<br />

beschreven procedure.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan om<br />

eerst de instructies goed te lezen voordat<br />

u de motor op deze wijze start.<br />

Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />

een vergissing wordt gemaakt, moet de<br />

contactsleutel in stand STOP worden gedraaid<br />

en de gehele procedure vanaf het<br />

begin (punt 1) worden herhaald.<br />

1) Lees de 5-cijferige elektronische<br />

code die op de CODE-card staat vermeld.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />

houd het ingetrapt. Het EOBD-waarschuwingslampje/storing<br />

in inspuitsysteem<br />

U gaat ongeveer acht seconden branden.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u<br />

het gaspedaal loslaten.<br />

32<br />

4) Het lampje U begint te knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het eerste cijfer van de code<br />

op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden totdat het<br />

lampje U 4 seconden heeft gebrand.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />

gaspedaal loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft<br />

geknipperd als het tweede cijfer van de<br />

code op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden.<br />

6) Herhaal deze procedure voor de<br />

overige cijfers van de code op uw CODEcard<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />

ingetrapt. Het lampje U gaat 4<br />

seconden branden. Zodra het lampje is<br />

gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten.<br />

8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />

snel gaat knipperen, is de procedure<br />

op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand AVV te<br />

draaien zonder de sleutel in stand STOP<br />

te zetten.<br />

Als het lampje U blijft branden, draai<br />

dan de contactsleutel in stand STOP en<br />

herhaal de procedure vanaf punt 1).<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging<br />

van de motor moet deze noodstartprocedure<br />

worden herhaald. Wij raden<br />

u daarom aan om na het uitvoeren<br />

van een noodstart een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

te raadplegen.


BATTERIJ VAN SLEUTEL MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

VERVANGEN<br />

Als u knopje (A of C-fig. 5) van de<br />

afstandsbediening indrukt, en lampje (Bfig.<br />

5) knippert één keer kort en het<br />

lampje op het dashboard (A-fig. 6)<br />

blijft constant branden (na uitschakeling),<br />

dan moet de batterij door een<br />

nieuwe batterij van hetzelfde type worden<br />

vervangen. Deze batterij is normaal<br />

in de handel verkrijgbaar.<br />

fig. 5<br />

P4U00417<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Ze moeten in een batterijenbak<br />

of chemobox worden gedeponeerd.<br />

Vermijd blootstelling<br />

aan open vuur en hoge temperaturen.<br />

Houd ze buiten het bereik van<br />

kinderen.<br />

fig. 6<br />

P4U00006<br />

Batterij vervangen (fig. 7):<br />

– klap de metalen baard (A) uit;<br />

– draai pen (B) en plaats het merkteken<br />

(bolletje) bij het opschrift UNLOCK<br />

(stand 2);<br />

– verwijder bij inkeping (C) de batterijhouder<br />

(D);<br />

– vervang de batterij (E) en let daarbij<br />

op de juiste polariteit;<br />

– plaats de houder in de sleutel en vergrendel<br />

de houder door pen (B) te draaien<br />

en het merkteken bij het opschrift<br />

LOCK te plaatsen (stand 1).<br />

fig. 7<br />

P4U00332<br />

33


DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

BESCHRIJVING<br />

Het systeem is goedgekeurd volgens de<br />

EU-normen 95/56 en bestaat uit: zender,<br />

ontvanger, regeleenheid met sirene en bewegingssensoren.<br />

Het diefstalalarm wordt<br />

bediend door de in het instrumentenpaneel<br />

opgenomen ontvanger en wordt in- en uitgeschakeld<br />

met de zender in de sleutel. De<br />

zender verzendt een versleutelde variabele<br />

code. Het diefstalalarm controleert: het onbevoegd<br />

openen van de portieren, het<br />

kofferdeksel en de motorkap (omtrekbeveiliging),<br />

de bediening van het start-/contactslot,<br />

het onderbreken van de accukabels,<br />

het doorknippen van de kabels van de<br />

sleutelschakelaar, de aanwezigheid van bewegende<br />

objecten in het interieur (volumetrische<br />

beveiliging). Het systeem bedient<br />

ook de centrale portiervergrendeling. Bovendien<br />

kan de volumetrische beveiliging<br />

en/of de sirene worden uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK De startblokkering<br />

wordt uitgevoerd door de <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE en wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de contactsleutel uit het start-/contactslot<br />

wordt genomen.<br />

34<br />

AFSTANDSBEDIENING (fig. 8)<br />

De in de contactsleutel ingebouwde afstandsbediening<br />

is uitgerust met een knopje<br />

(A) en een lampje (B); met het knopje<br />

schakelt u de afstandbediening in en het<br />

lampje knippert als de zender een code<br />

stuurt naar de ontvanger. Deze code (rolling<br />

code) wijzigt telkens als de zender<br />

wordt gebruikt.<br />

BELANGRIJK Als u knopje A indrukt<br />

en lampje B knippert slechts één keer<br />

kort, dan moet de batterij worden vervangen,<br />

zoals hiervoor is beschreven.<br />

fig. 8<br />

P4U00417<br />

Extra afstandsbedieningen<br />

bestellen<br />

De ontvanger kan in totaal 5 afstandsbedieningen<br />

herkennen. Als u om welke reden<br />

dan ook een nieuwe sleutel met afstandsbediening<br />

nodig hebt, moet u zich<br />

wenden tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Hierbij<br />

moeten alle in u bezit zijnde sleutels, de<br />

CODE-card, een identiteitsbewijs en het<br />

kentekenbewijs worden meegenomen.<br />

ALARM INSCHAKELEN<br />

Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel<br />

en motorkap en het contactslot in stand<br />

STOP of PARK (uitgenomen sleutel) de<br />

sleutel met afstandsbediening in de richting<br />

van de auto. Druk op het knopje en laat het<br />

knopje los.<br />

Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem<br />

een akoestisch signaal (“BIEP”),<br />

gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 seconden<br />

branden en worden de portiersloten<br />

vergrendeld.<br />

Het inschakelen van het alarm wordt<br />

voorafgegaan door een zelfdiagnose waarin<br />

lampje (A-fig. 9) met verschillende<br />

frequenties knippert. Als het systeem een<br />

storing vindt, dan klinkt nogmaals een<br />

akoestisch waarschuwingssignaal.


Bewaking<br />

Als na het inschakelen lampje (A-fig. 9)<br />

op het dashboard gaat knipperen, dan geeft<br />

dit aan dat het systeem de auto bewaakt.<br />

Lampje (A) knippert zolang de bewakingsfase<br />

actief is.<br />

BELANGRIJK De wijze waarop het<br />

diefstalalarm inschakelt, verschilt per<br />

land.<br />

Zelfdiagnose en portieren, motorkap<br />

en kofferdeksel controleren<br />

Als u na het inschakelen van het alarm<br />

een tweede “BIEP” hoort, moet u het<br />

systeem uitschakelen, controleren of de<br />

portieren, de motorkap en het kofferdeksel<br />

gesloten zijn en vervolgens het systeem<br />

weer inschakelen.<br />

fig. 9<br />

P4U00006<br />

Als de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden<br />

ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.<br />

Als bij goed gesloten portieren, motorkap<br />

en kofferdeksel het geluidssignaal<br />

wordt herhaald, betekent dit dat door de<br />

zelfdiagnose van het systeem een storing<br />

is gesignaleerd in de werking van het systeem.<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

UITSCHAKELEN<br />

U schakelt het alarm uit door het knopje<br />

van de afstandsbediening in te drukken. Het<br />

systeem voert de volgende handelingen uit<br />

(met uitzondering van bepaalde landen):<br />

– de richtingaanwijzers knipperen twee<br />

keer kort<br />

– de sirene zendt twee korte geluidssignalen<br />

(biep) uit<br />

– de portieren worden vergrendeld.<br />

BELANGRIJK Als na uitschakeling van<br />

het systeem het lampje in de auto blijft<br />

branden (maximaal 2 minuten of totdat<br />

de sleutel in stand MAR wordt gezet),<br />

moet het volgende onthouden worden:<br />

– als het lampje constant blijft branden,<br />

betekent dit dat de batterijen van de<br />

afstandsbediening leeg zijn en vervangen<br />

moeten worden;<br />

– als het lampje blijft knipperen, maar<br />

met verschillende intervallen dan die bij<br />

een normale signalering, dan is geprobeerd<br />

de auto open te breken, waarbij<br />

het aantal keren knipperen de reden van<br />

het alarm aangeeft:<br />

1 x knipperen: rechter voorportier<br />

2 x knipperen: linker voorportier<br />

3 x knipperen: rechter achterportier<br />

4 x knipperen: linker achterportier<br />

5 x knipperen: bewegingssensoren<br />

6 x knipperen: motorkap<br />

7 x knipperen: kofferdeksel/achterklep<br />

8 x knipperen: losmaken kabels voor<br />

het starten van de auto<br />

9 x knipperen: losmaken accukabels of<br />

doorknippen kabels van de sleutelschakelaar<br />

10 keer knipperen: ten minste drie alarmoorzaken.<br />

35


AUTOMATISCHE IN-<br />

SCHAKELING VAN HET ALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

Als het diefstalalarm niet met de afstandsbediening<br />

is ingeschakeld, wordt<br />

het systeem automatisch ingeschakeld na<br />

ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel<br />

in stand STOP of PARK is gedraaid<br />

en voor de laatste keer één van de<br />

portieren geopend en weer gesloten is.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, gaat het<br />

lampje in de auto knipperen, knipperen<br />

de richtingaanwijzers twee keer kort en<br />

klinken er twee geluidssignalen (biep).<br />

U schakelt het alarm uit door het knopje<br />

van de afstandsbediening in te drukken.<br />

Het alarm schakelt zichzelf ook automatisch<br />

in als de portieren met de sleutel<br />

worden vergrendeld.<br />

Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />

worden de portieren niet vergrendeld.<br />

36<br />

WANNEER GAAT HET ALARM<br />

AF<br />

Bij ingeschakeld systeem wordt het<br />

alarm in de volgende gevallen geactiveerd:<br />

– als één van de portieren, de motorkap<br />

of het kofferdeksel wordt geopend;<br />

– als de accu wordt losgekoppeld of de<br />

voedingskabels van het diefstalalarm of<br />

van de sleutelschakelaar worden losgemaakt;<br />

– als iets in het interieur komt, bijv. bij<br />

het breken van de ruiten (volumetrische beveiliging);<br />

– bij een startpoging (contactsleutel in<br />

stand MAR).<br />

Afhankelijk van het land schakelt het<br />

alarm de sirene en de richtingaanwijzers<br />

in (gedurende ongeveer 26 seconden).<br />

De manier waarop het systeem werkt en<br />

het aantal cycli, kunnen per land verschillen.<br />

Toch is een maximum aantal cycli voorzien<br />

voor de akoestische en zichtbare signalen.<br />

Na een alarmsignalering schakelt het<br />

systeem over naar de normale bewakingsfunctie.<br />

ALARM ONDERBREKEN<br />

Druk op het knopje van de afstandsbediening<br />

om het alarm te onderbreken of<br />

schakel het alarm uit met de noodsleutel<br />

(indien aanwezig), zoals in de volgende<br />

paragraaf wordt beschreven.<br />

fig. 10<br />

P4U00007


DIEFSTALALARM BUITEN<br />

WERKING STELLEN<br />

(indien aanwezig)<br />

Om het diefstalalarm volledig buiten<br />

werking te stellen (bijvoorbeeld bij onderhoudswerkzaamheden<br />

aan de elektrische<br />

installatie of als de accu van de auto vervangen<br />

moet worden, enz.), moet als<br />

volgt te werk worden gegaan:<br />

– maak het paneel (A-fig. 10) los<br />

door op de lippen (B) te drukken;<br />

– verwijder de beschermdop (C-fig.<br />

11) van de sleutelschakelaar;<br />

– steek de noodsleutel in de schakelaar<br />

en draai deze linksom (D-fig. 12)<br />

(stand OFF).<br />

Om het systeem weer in te schakelen,<br />

draait u de sleutel rechtsom (stand ON).<br />

fig. 11 fig. 12<br />

P4U00008<br />

Laat de sleutel niet in de schakelaar<br />

zitten. Sluit de schakelaar af met de<br />

dop en monteer het paneel.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan alleen de<br />

sirene worden uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Als de auto langere<br />

tijd niet wordt gebruikt (langer dan drie<br />

weken), is het raadzaam het diefstalalarm<br />

uit te schakelen om te voorkomen<br />

dat de accu wordt uitgeput. Bij uitgeschakeld<br />

diefstalalarm blijft het altijd mogelijk<br />

de centrale portiervergrendeling in en uit<br />

te schakelen met de afstandsbediening.<br />

P4U00009<br />

VOLUMETRISCHE BEVEILIGING<br />

Voor een correcte werking van de beveiliging<br />

moeten de ruiten en het opendak<br />

(indien aanwezig) geheel gesloten zijn.<br />

De volumetrische beveiliging kan worden<br />

uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren<br />

aan boord zijn) door de volgende handelingen<br />

snel achter elkaar uit te voeren:<br />

Draai de contactsleutel van stand MAR<br />

in stand STOP en direct daarna weer in<br />

stand MAR en vervolgens opnieuw in<br />

stand STOP. Neem vervolgens de sleutel<br />

uit het slot. Het lampje in de auto gaat<br />

ongeveer 2 seconden branden om de uitschakeling<br />

te bevestigen.<br />

U schakelt de volumetrische beveiliging<br />

weer in door de sleutel in stand MAR te<br />

draaien en langer dan 30 seconden te<br />

wachten.<br />

Als u bij uitgeschakelde volumetrische<br />

beveiliging een elektrische installatie wilt<br />

gebruiken die werkt met de contactsleutel<br />

in stand MAR (bijv. de elektrische ruitbediening),<br />

dan moet de contactsleutel in<br />

stand MAR worden gedraaid, de installatie<br />

worden bediend en de sleutel binnen<br />

30 seconden weer in stand STOP worden<br />

gedraaid. Op deze manier wordt de<br />

volumetrische beveiliging niet opnieuw ingeschakeld.<br />

37


WERKING VAN SIRENE<br />

UITSCHAKELEN (fig. 13)<br />

(indien aanwezig)<br />

Als u de werking van de sirene wilt uitschakelen,<br />

moet u knopje (A) van de afstandsbediening<br />

4 seconden ingedrukt<br />

houden tijdens de inschakeling van het<br />

systeem.<br />

Het systeem zendt dan, na de normale<br />

akoestische en zichtbare signalen, een<br />

snelle reeks van 5 “BIEPS” uit.<br />

Als het systeem opnieuw wordt ingeschakeld,<br />

wordt automatisch de normale<br />

werking van de sirene weer ingeschakeld.<br />

fig. 13 fig. 14<br />

38<br />

P4U00418<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur:<br />

– staan de verschillende typegoedkeuringen<br />

vermeld op de laatste pagina’s<br />

van dit boekje, na het alfabetische register<br />

(voor sommige landen is ook het betreffende<br />

document afgebeeld);<br />

– is voor de landen waar een zendmachtiging<br />

verplicht is, de typegoedkeuring<br />

op de component vermeld.<br />

(afhankelijk van de uitvoering/land kan<br />

de code ook zijn aangebracht op de zender<br />

en/of ontvanger).<br />

P4U00419<br />

PORTIEREN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

VER-/ONTGRENDELEN<br />

Het systeem bestaat uit een ontvanger in<br />

de auto en een in de sleutel (B-fig. 14) ingebouwde<br />

zender (afstandbediening).<br />

Voor het sluiten/openen van de sloten<br />

moet de zender op de auto worden gericht<br />

en tegelijkertijd knopje (C-fig. 14) worden<br />

ingedrukt en losgelaten.<br />

Als u knopje (C) van de afstandsbediening<br />

indrukt en lampje (A) knippert één<br />

keer kort, dan moet u de batterijen vervangen<br />

zoals hiervoor is beschreven.<br />

BELANGRIJK Voor het programmeren<br />

van eventuele extra afstandsbedieningen,<br />

dient u zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

te wenden.


START-/CONTACTSLOT<br />

CONTACTSLOT (fig. 15)<br />

De sleutel kan in één van de volgende<br />

vier standen worden gezet:<br />

– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

CODE ingeschakeld en stuurslot geblokkeerd.<br />

Enkele elektrische installaties werken (bijv.<br />

waarschuwingsknipperlichten).<br />

– MAR: contact aan. CODE uitgeschakeld<br />

en alle elektrische systemen worden<br />

van voedingsspanning voorzien.<br />

BELANGRIJK Laat het slot niet in deze<br />

stand staan als de motor is uitgeschakeld.<br />

– AVV: starten van de motor.<br />

fig. 15<br />

P4U00409<br />

BELANGRIJK Als de motor bij de<br />

eerste poging niet aanslaat, moet u de<br />

sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />

nogmaals starten.<br />

Het start-/contactslot is voorzien van<br />

een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />

het slot niet in stand AVV kan worden<br />

gezet bij een draaiende motor.<br />

– PARK: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

CODE ingeschakeld, stuurslot geblokkeerd,<br />

parkeerverlichting gaat automatisch branden.<br />

BELANGRIJK Om de contactsleutel<br />

in stand PARK te zetten, moet knop<br />

(A) op het contactslot worden ingedrukt.<br />

Neem bij het verlaten<br />

van de auto altijd de<br />

sleutel uit het contactslot,<br />

om te voorkomen dat eventuele<br />

inzittenden de bedieningsorganen<br />

onvoorzichtig gebruiken.<br />

Laat kinderen nooit alleen achter<br />

in de auto. Vergeet niet de handrem<br />

aan te trekken en schakel de<br />

eerste versnelling in bij een helling<br />

omhoog of de achteruit bij<br />

een helling omlaag.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv.<br />

bij een poging tot diefstal)<br />

moet u, voordat u weer met<br />

de auto gaat rijden, de werking<br />

van het slot laten controleren bij<br />

een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen:<br />

– zet de sleutel in stand STOP of<br />

PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen:<br />

– draai het stuur iets heen en weer,<br />

terwijl u de sleutel in stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt in alle gevallen,<br />

ook als de auto gesleept wordt.<br />

39


PORTIEREN<br />

VAN BUITENAF ONT-/<br />

VERGRENDELEN<br />

Controleer voordat u<br />

een portier opent of u dit<br />

op een veilige manier<br />

kunt doen.<br />

Voorportieren<br />

– Draai, om het portier te ontgrendelen,<br />

de sleutel (rechtsom bij het bestuurdersportier<br />

en linksom bij het passagiersportier),<br />

verwijder de sleutel en druk op<br />

knop (A-fig. 16).<br />

– Draai, om het portier te vergrendelen,<br />

de sleutel in de andere richting.<br />

fig. 16<br />

40<br />

P4U00410<br />

Achterportieren<br />

– Trek, om het portier te openen<br />

(alleen mogelijk als de knop aan de binnenzijde<br />

(A-fig. 17) omhoog staat),<br />

aan hendel (B-fig. 18).<br />

– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />

knop (A-fig. 17) in (dit kan ook<br />

bij geopend portier) en sluit het portier.<br />

fig. 17<br />

fig. 18<br />

P4U00043<br />

P4U00044<br />

VAN BINNENUIT<br />

OPENEN/SLUITEN<br />

Voorportieren (fig. 19)<br />

– Trek, om het portier te openen, aan<br />

hendel (B), onafhankelijk van de stand<br />

van knop (A).<br />

– Trek, om het portier te sluiten, het portier<br />

dicht; druk vervolgens knop (A) in om<br />

te voorkomen dat het portier van buitenaf<br />

wordt geopend.<br />

De achterportieren kunnen<br />

alleen van binnenuit<br />

worden geopend als het<br />

“kinderveiligheidsslot” is uitgeschakeld.<br />

fig. 19<br />

P4U00045


Achterportieren (fig. 20)<br />

– Trek, om het portier te openen, aan<br />

hendel (B).<br />

– Druk, om het portier te sluiten, knop<br />

(A) in (dit kan ook bij geopend portier)<br />

en sluit het portier.<br />

CENTRALE PORTIER-<br />

VERGRENDELING.<br />

Met de portiervergrendeling kunnen alle<br />

portieren gelijktijdig worden ver- en ontgrendeld<br />

De centrale portiervergrendeling<br />

werkt alleen als alle portieren goed zijn<br />

gesloten. Als dat niet het geval is, dan<br />

wordt de vergrendeling niet uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Als één van de portieren<br />

niet goed gesloten is, gaat het betreffende<br />

lampje op het instrumentenpaneel<br />

branden.<br />

fig. 20<br />

P4U00046<br />

De centrale portiervergrendeling (indien<br />

aanwezig) werkt alleen als alle portieren<br />

en het kofferdeksel zijn gesloten.<br />

– Van buitenaf: sluit de portieren,<br />

steek de sleutel in het slot van één van<br />

de voorportieren, en draai de sleutel.<br />

– Van binnenuit: druk bij gesloten<br />

portieren op één van de knoppen (Afig.<br />

19) op de voorportieren om de centrale<br />

portiervergrendeling in te schakelen.<br />

Met knop (A-fig. 20) vergrendelt u uitsluitend<br />

het betreffende portier.<br />

BELANGRIJK Bij de voorportieren<br />

kan knop (A-fig. 19) niet worden ingedrukt<br />

als het betreffende portier niet goed<br />

is gesloten.<br />

BELANGRIJK Als de elektrische voeding<br />

niet aanwezig is (zekering doorgebrand,<br />

accu losgenomen, enz.), kunnen<br />

de sloten altijd met de hand worden bediend,<br />

zowel van buitenaf als van binnenuit.<br />

BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />

zijn vergrendeld en één van de voorportieren<br />

wordt van binnenuit geopend<br />

met de handgreep, dan worden alle portieren<br />

ontgrendeld.<br />

KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />

(fig. 21)<br />

De achterportieren zijn voorzien van een<br />

kinderveiligheidsslot (A) waardoor de<br />

portieren niet van binnenuit geopend kunnen<br />

worden.<br />

BELANGRIJK Het systeem werkt alleen<br />

bij het betreffende portier.<br />

Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />

geopend portier worden ingeschakeld<br />

door het bedieningsmechanisme met de<br />

contactsleutel omhoog of omlaag te duwen.<br />

Stand 1 (mechanisme omhoog) =<br />

Kinderveiligheidsslot ingeschakeld.<br />

Stand 2 (mechanisme omlaag) =<br />

Systeem uitgeschakeld.<br />

fig. 21<br />

P4U00411<br />

41


42<br />

Schakel dit systeem<br />

altijd in als u kinderen<br />

vervoert.<br />

BELANGRIJK Voor het veilig vervoeren<br />

van kinderen, is het raadzaam de onderstaande<br />

aanwijzingen op te volgen:<br />

– Schakel het kinderveiligheidsslot op<br />

beide portieren in.<br />

– Laat een kind nooit alleen achter in<br />

de auto.<br />

– Houdt u aan de geldende wetgeving<br />

ten aanzien van het gebruik van kinderzitjes.<br />

Controleer nadat u het<br />

veiligheidsslot bij beide<br />

portieren hebt ingeschakeld<br />

of het slot daadwerkelijk is<br />

ingeschakeld door aan de handgreep<br />

aan de binnenzijde van de<br />

portieren te trekken.<br />

ZITPLAATSEN<br />

ZITPLAATSEN VOOR<br />

staat.<br />

Voer alle afstellingen<br />

van de zitpositie uitsluitend<br />

uit als de auto stil-<br />

Fig. 22: standaarduitvoering;<br />

Fig. 23: sportstoelen (indien aanwezig);<br />

Fig. 24: sportstoelen met zij-airbags<br />

(indien aanwezig).<br />

Verstelling in lengterichting<br />

Trek hendel (A) omhoog en schuif de<br />

stoel naar voren of naar achteren.<br />

fig. 22 fig. 23<br />

P4U00048<br />

Laat de hendel los en controleer of de<br />

stoel goed geblokkeerd is door hem naar<br />

voren en naar achteren te schuiven.Als de<br />

stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze<br />

onverwachts verschuiven, waardoor een<br />

gevaarlijke situatie kan ontstaan.<br />

Hoogteverstelling bestuurdersstoel<br />

Trek, voor het omhoog verplaatsen van<br />

de stoel, de hendel (B) omhoog. Beweeg<br />

de hendel vervolgens (op en neer), totdat<br />

de gewenste zithoogte is bereikt en laat de<br />

hendel los. Duw, voor het omlaag verplaatsen<br />

van de stoel, de hendel (B) omlaag.<br />

Beweeg de hendel vervolgens (op en<br />

neer), totdat de gewenste zithoogte is bereikt<br />

en laat de hendel los.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan alleen<br />

worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel<br />

zit.<br />

P4U00049


Rugleuning verstellen<br />

Draai aan knop (C), totdat de gewenste<br />

stand is bereikt.<br />

Bij sportstoelen die uitgerust zijn met<br />

zij-airbags, kan de rugleuning elektrisch<br />

versteld worden. Druk hiervoor op knop<br />

(D-fig. 24) aan de buitenzijde van de<br />

stoel en laat de knop los als de gewenste<br />

stand is bereikt.<br />

fig. 24<br />

P4U00050<br />

Lendensteun van de bestuurdersstoel<br />

verstellen<br />

(indien aanwezig)<br />

Draai aan knop (E) totdat de gewenste<br />

stand is bereikt.<br />

Armsteun in het midden (fig. 25)<br />

Klap de armsteun voor gebruik omlaag,<br />

zoals aangegeven in de figuur.<br />

fig. 25<br />

P4U00335<br />

Stoelverwarming (fig. 26)<br />

(indien aanwezig)<br />

U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen<br />

met schakelaar (A) aan de<br />

binnenzijde van de stoel.<br />

Als de stoelverwarming is ingeschakeld,<br />

gaat lampje (B) aan de buitenzijde van<br />

de stoel branden.<br />

fig. 26<br />

43<br />

P4U00051


Hoofdsteunen verstellen (fig. 27)<br />

Om de veiligheid van de inzittenden te<br />

vergroten zijn de hoofdsteunen in hoogte<br />

verstelbaar. Bij uitvoeringen met Recarostoelen<br />

kan ook de hellingshoek van de<br />

hoofdsteunen worden versteld.<br />

Hoogte-verstelling: plaats de hoofdsteun<br />

omhoog of omlaag, laat vervolgens de<br />

steun los en controleer of de steun goed<br />

in één van de standen vergrendeld is.<br />

Hellingshoek verstellen (indien aanwezig):<br />

pak de hoofdsteun vast en kantel<br />

hem in de gewenste stand.<br />

fig. 27<br />

44<br />

P4U00052<br />

Let erop dat de hoofdsteun<br />

zo is ingesteld dat<br />

de steun het hoofd<br />

steunt en niet de nek. Alleen in<br />

deze positie bieden de steunen<br />

bescherming, wanneer de auto<br />

van achteren aangereden wordt.<br />

BELANGRIJK De uitvoering van de<br />

hoofdsteun kan afwijken, afhankelijk van<br />

de uitvoering en het land. Het afgebeelde<br />

model is alleen bedoeld om het afstellen<br />

te illustreren.<br />

Documentenvakken achter<br />

(fig. 28)<br />

De rugleuningen van de voorstoelen zijn<br />

aan de achterzijde voorzien van een documentenvak.<br />

fig. 28<br />

P4U00053


ZITPLAATSEN ACHTER<br />

Armsteun in het midden (fig. 29)<br />

(indien aanwezig)<br />

Klap de armsteun voor gebruik omlaag,<br />

zoals aangegeven in de figuur.<br />

fig. 29<br />

fig. 30<br />

P4U00054<br />

P4U00055<br />

Skiluik (indien aanwezig)<br />

Het skiluik kan worden gebruikt voor<br />

het vervoer van lange voorwerpen.<br />

Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />

armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />

(A-fig. 30) van het luikje trekken<br />

en het luikje vervolgens op de armsteun<br />

neerklappen (fig. 31).<br />

fig. 31<br />

fig. 32<br />

P4U00056<br />

P4U00057<br />

De doorgang kan vergroot worden door<br />

de armsteun te verwijderen: druk bij neergeklapte<br />

armsteun de twee handgrepen<br />

(B-fig. 32) aan de onderzijde van de<br />

armsteun naar binnen en verwijder de<br />

armsteun. Trek vervolgens aan de handgreep<br />

van het luikje en klap het neer op<br />

de achterzitting (fig. 33).<br />

fig. 33<br />

fig. 34<br />

P4U00058<br />

P4U00059<br />

45


Hoofdsteunen<br />

De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />

voor de zijzitplaatsen achter. De auto<br />

kan ook zijn uitgerust met een derde<br />

hoofdsteun (optional) voor de middelste<br />

zitplaats achter.<br />

De hoofdsteunen zijn in hoogte verstelbaar.<br />

Voor de hoogteverstelling moet de<br />

hoofdsteun omhoog of omlaag worden<br />

geplaatst en, afhankelijk van de lengte<br />

van de passagier, in één van de standen<br />

worden vergrendeld.<br />

U kunt de hoofdsteunen zonodig verwijderen.<br />

Ga hiervoor als volgt te werk:<br />

– zet de hoofdsteun geheel omhoog;<br />

– druk beide knoppen (A en Bfig.<br />

34) in en verwijder de hoofdsteun.<br />

Let erop dat de hoofdsteun<br />

zo is ingesteld dat<br />

de steun het hoofd<br />

steunt en niet de nek. Alleen in<br />

deze positie bieden de steunen<br />

bescherming, wanneer de auto<br />

van achteren aangereden wordt.<br />

46<br />

STUURWIEL<br />

VERSTELLEN<br />

Het stuurwiel is verstelbaar. Het kan<br />

dichterbij of verderaf en omhoog of omlaag<br />

worden gezet.<br />

Ontgrendel hiervoor de hendel (A-fig.<br />

35) door de hendel in de richting van het<br />

stuurwiel te trekken. Zet het stuurwiel in<br />

de gewenste stand en druk de hendel geheel<br />

naar voren.<br />

fig. 35<br />

Verstel het stuurwiel<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

P4U00018<br />

SPIEGELS<br />

VERSTELLEN<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />

waardoor de spiegel<br />

bij een krachtige botsing losschiet. Met<br />

het hendeltje (A-fig. 36) kunt u de<br />

spiegel in twee verschillende standen zetten:<br />

normale stand of anti-verblindingsstand.<br />

BELANGRIJK Het model van de achteruitkijkspiegel<br />

kan anders zijn als de<br />

auto is uitgerust met een autoradio met<br />

geïntegreerde mobiele telefoon en/of inbouwvoorbereiding<br />

telepass. Het afgebeelde<br />

model is alleen bedoeld om het<br />

afstellen te illustreren.<br />

fig. 36<br />

P4U00060


BUITENSPIEGELS<br />

Elektrische verstelling (fig. 37)<br />

– Kies met keuzeschakelaar (A) de gewenste<br />

spiegel (rechts of links).<br />

– Plaats knop (B) in één van de vier<br />

richtingen, waardoor de hiervoor gekozen<br />

spiegel wordt versteld.<br />

– Zet schakelaar (A) in de middelste<br />

vergrendelde stand.<br />

De elektrische verstelling werkt alleen<br />

als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat.<br />

fig. 37<br />

P4U00061<br />

Inklappen (fig. 38)<br />

– Indien nodig (bijv. als de breedte van<br />

de buitenspiegel problemen oplevert in<br />

een nauwe doorgang) kunnen de buitenspiegels<br />

van stand (A) in stand (B) worden<br />

geklapt.<br />

fig. 38<br />

Als u rijdt, moeten de<br />

spiegels altijd in stand (A)<br />

staan.<br />

De gebogen buitenspiegels<br />

(indien aanwezig)<br />

kunnen uw waarneming<br />

van de afstand<br />

licht wijzigen.<br />

P4U00062<br />

Ontwaseming/ontdooiing<br />

(fig. 39)<br />

(indien aanwezig)<br />

De elektrisch verstelbare buitenspiegels<br />

zijn voorzien van verwarmingselementen,<br />

die worden ingeschakeld als de achterruitverwarming<br />

met knop (A) wordt<br />

ingeschakeld. Met de elementen worden<br />

de spiegels ontwasemd of ontdooid.<br />

Een tijdschakeling schakelt de functie<br />

na enige minuten automatisch uit.<br />

fig. 39<br />

P4U00063<br />

47


ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

VOOR<br />

Bestuurderszijde (fig. 40)<br />

Op het sierpaneel van het portier aan<br />

bestuurderszijde zijn de bedieningsschakelaars<br />

gemonteerd waarmee u, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat, de<br />

zijruiten bedient:<br />

A - zijruit linksvoor<br />

B - zijruit rechtsvoor.<br />

Druk op de schakelaar om de ruit te<br />

openen. Trek aan de schakelaar om de<br />

ruit te sluiten.<br />

fig. 40<br />

48<br />

P4U00025<br />

BELANGRIJK De ruit aan de bestuurderszijde<br />

kan “automatisch” worden geopend<br />

en gesloten. Hiervoor hoeft u de<br />

boven- of onderzijde van de schakelaar<br />

slechts kort te in te drukken, zodat de ruit<br />

geheel opent of sluit: de ruit stopt in de<br />

gewenste stand als u de schakelaar nogmaals<br />

kort aan de boven- of onderzijde indrukt.<br />

Passagierszijde (fig. 41)<br />

Met schakelaar (A) kan de ruit aan de<br />

passagierszijde worden bediend.<br />

De ruit aan de passagierszijde kan<br />

alleen “automatisch” worden geopend.<br />

De werking is gelijk aan de werking van<br />

de ruit aan de bestuurderszijde.<br />

fig. 41<br />

P4U00026<br />

ACHTER<br />

Bedien voor het openen of sluiten van<br />

de zijruiten achter de slinger op de achterportieren.<br />

Bij uitvoeringen die zijn voorzien van<br />

elektrische ruitbediening achter zijn de<br />

bedieningsschakelaars gemonteerd op het<br />

portier aan bestuurderszijde en op beide<br />

achterportieren.<br />

Druk, met de contactsleutel in stand<br />

MAR, op de schakelaar om de ruit te<br />

openen of trek aan de schakelaar om de<br />

ruit te sluiten.<br />

Controleer voor en tijdens<br />

het sluiten van een<br />

ruit altijd of de inzittenden<br />

niet verwond kunnen worden<br />

door de beweging van de<br />

ruit zelf of door in beweging gebrachte<br />

voorwerpen.


Bestuurdersportier (fig. 42)<br />

Op het sierpaneel van het bestuurdersportier<br />

zijn de volgende bedieningsschakelaars<br />

aanwezig:<br />

A - zijruit linksvoor<br />

B - zijruit rechtsvoor<br />

C - zijruit linksachter<br />

D - zijruit rechtsachter<br />

E - uitschakeling bedieningsschakelaars<br />

voor de ruiten achter (als de bedieningsschakelaars<br />

zijn uitgeschakeld,<br />

staat de schakelaar omhoog; als de<br />

schakelaar opnieuw wordt ingedrukt,<br />

dan kunnen de bedieningsschakelaars<br />

achter weer worden gebruikt.<br />

fig. 42<br />

P4U00027<br />

Achterportieren (fig. 43)<br />

Op het sierpaneel van elk portier bevindt<br />

zich een bedieningsschakelaar (A)<br />

voor de ruitbediening van de betreffende<br />

ruit.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Verwijder altijd de sleutel<br />

uit het contact als u de auto verlaat,<br />

om te voorkomen dat een<br />

onverwachtse inschakeling van<br />

de elektrische ruitbediening gevaar<br />

oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers. Houd de knop<br />

niet ingedrukt als de ruit geheel<br />

geopend of gesloten is.<br />

fig. 43<br />

P4U00028<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

ZITPLAATSEN VOOR<br />

EN ZIJZITPLAATSEN ACHTER<br />

De auto is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />

(als optional ook voor de derde<br />

achterpassagier) met rolautomaat,<br />

waardoor veel bewegingsvrijheid ontstaat.<br />

De veiligheidsgordels voor zijn voorzien<br />

van elektronisch geregelde gordelspanners.<br />

De onderste bevestigingspunten<br />

zijn direct met de stoel verbonden, zodat<br />

de bescherming optimaal is in elke stand<br />

van de stoel.<br />

Voor maximale bescherming<br />

is het raadzaam<br />

om de rugleuning<br />

van de stoel in een zo recht mogelijke<br />

stand te plaatsen en de gordel<br />

zo strak mogelijk om borst en<br />

bekken te dragen. Draag altijd<br />

veiligheidsgordels, zowel voor als<br />

achter in de auto. Rijden zonder<br />

veiligheidsgordels vergroot het<br />

risico op ernstig letsel of een dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.<br />

49


Leg de gordel om door de onderzijde<br />

van de gordel aan de buitenzijde van de<br />

stoel te pakken, de gordel te geleiden<br />

met de gesp (A-fig. 44) en de gesp<br />

geheel in de sluiting (B-fig. 44) te<br />

drukken.<br />

De gordel is juist bevestigd als de gesp<br />

hoorbaar blokkeert. Druk, om de gordels<br />

los te maken, op knop (C-fig. 44).<br />

De rolautomaat blokkeert als u de gordel<br />

snel uittrekt, bij hard remmen of bij<br />

botsingen.<br />

Als de oprolautomaat blokkeert, laat<br />

dan de gordel een stukje teruglopen en<br />

trek de gordel vervolgens weer geleidelijk<br />

uit.<br />

fig. 44<br />

50<br />

P4U00064<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte van<br />

de gordel automatisch aangepast aan het<br />

postuur van de drager, waarbij voldoende<br />

bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is een<br />

normaal verschijnsel.<br />

Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om<br />

te voorkomen dat de<br />

gordelband draait.<br />

HOOGTEVERSTELLING<br />

VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR<br />

Het bovenste bevestigingspunt van de<br />

veiligheidsgordels voor kan in vijf verschillende<br />

standen worden gezet. Hierdoor is<br />

de gordel in hoogte verstelbaar.<br />

Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />

het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />

deze voorzorgsmaatregel werkt de<br />

gordel beter en is het risico op verwondingen<br />

tijdens een botsing geringer.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek en<br />

uiteinde van de schouder ligt.<br />

Druk om de hoogte te regelen op knop<br />

(A-fig. 45) van de rolautomaat en<br />

schuif gelijktijdig beugel (B-fig. 45)<br />

in de gewenste stand.<br />

Controleer na het afstellen<br />

altijd of de beugel<br />

goed in één van de<br />

standen is vergrendeld. Laat de<br />

knop (A-fig. 45) los en duw de<br />

beugel naar beneden, zodat de<br />

bevestigingsbeugel blokkeert, als<br />

dit nog niet was gebeurd.<br />

fig. 45<br />

P4U00020


GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />

HEIDSGORDELS ACHTER<br />

De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />

met rolautomaat<br />

voor de zijzitplaatsen en een tweepuntsheupgordel<br />

voor de middelste zitplaats.<br />

Bij enkele uitvoeringen is ook de middelste<br />

zitplaats voorzien van een hoofdsteun<br />

en een driepunts-veiligheidsgordel met<br />

rolautomaat, die gelijk is aan de gordel<br />

van de zijzitplaatsen.<br />

Om verkeerde verbindingen te voorkomen,<br />

passen de gespen van de zijgordels<br />

niet in de sluiting van de middengordel.<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />

rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Als de zitplaatsen achter niet worden<br />

bezet, gebruik dan de uitsparingen in de<br />

rugleuning van de achterbank om de sluitingen<br />

en de gordels op te bergen.<br />

Voor een maximale bescherming<br />

moeten de<br />

gordels achter worden<br />

vastgemaakt, zoals in fig. 46 en<br />

fig. 47 is aangegeven.<br />

fig. 46<br />

fig. 47<br />

P4U00065<br />

P4U00066<br />

HEUPGORDEL VAN DE<br />

ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />

(fig. 48)<br />

Maak de gordel vast door gesp (A) in<br />

sluiting (B) te drukken, totdat de gesp<br />

hoorbaar blokkeert.<br />

De lengte kan worden afgesteld door de<br />

gordel in gesp (D) te verplaatsen. Trek<br />

aan deel (E) om de gordel te verkorten<br />

en aan deel (F) om te verlengen.<br />

Druk, om de gordel los te maken, op<br />

knop (C).<br />

BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld<br />

als hij goed aansluit op het bekken.<br />

fig. 48<br />

P4U00067<br />

51


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden<br />

aan de wettelijke voorschriften met<br />

betrekking tot het verplichte gebruik van<br />

de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />

erop attent te maken).<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel<br />

dragen tijdens een ernstig<br />

ongeval, niet alleen zelf aan<br />

gevaar worden blootgesteld<br />

maar ook gevaar opleveren voor<br />

de inzittenden voor.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voor als<br />

achter in de auto. Rijden<br />

zonder veiligheidsgordels vergroot<br />

het risico op ernstig letsel<br />

of een dodelijke afloop bij een ongeval.<br />

52<br />

De gordelband mag niet<br />

gedraaid zijn en moet<br />

goed tegen het lichaam<br />

van de inzittende aanliggen. Het<br />

diagonale gordelgedeelte moet via<br />

het midden van de schouder schuin<br />

over de borst liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over het<br />

bekken en niet over de buik liggen,<br />

zodat wordt voorkomen dat<br />

u tijdens een botsing onder de<br />

gordel uitschuift. Draag geen<br />

voorwerpen (sieraden, gespen,<br />

enz.) die een goed aansluiten van<br />

de gordel op het lichaam van de<br />

passagier verhinderen (fig. 49).<br />

fig. 49<br />

P4U00068<br />

Gebruik de gordel niet<br />

voor een kind dat bij een<br />

volwassene op schoot<br />

zit, waarbij de gordel beiden zou<br />

moeten beschermen (fig. 50).<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting wordt<br />

blootgesteld (bijvoorbeeld<br />

tijdens een ongeval), dan<br />

moet de gordel samen met de verankeringen,<br />

bevestigingspunten en<br />

de eventueel gemonteerde gordelspanners<br />

worden vervangen. Ook<br />

als de schade niet zichtbaar is, kan<br />

de gordel toch verzwakt zijn.<br />

fig. 50<br />

P4U00069


Zwangere vrouwen dienen zich bij het<br />

gebruik van veiligheidsgordels strikt aan<br />

de geldende wet- en regelgeving te houden.<br />

Het verdient aanbeveling om als<br />

voorzorgsmaatregel het onderste deel<br />

van de gordel meer naar beneden om te<br />

leggen, zodat de gordel onder de buik<br />

langs loopt (fig. 51).<br />

fig. 51<br />

P4U00070<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

– Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is.<br />

– U kunt de gordels met de hand wassen<br />

met warm water en een neutrale<br />

zeep. Knijp ze uit en laat ze in de schaduw<br />

drogen. Gebruik geen bijtende, blekende<br />

of kleurende middelen. Vermijd het<br />

gebruik van alle chemische producten die<br />

het weefsel kunnen aantasten.<br />

– Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de oprolautomaten<br />

is alleen gegarandeerd, als ze niet<br />

nat zijn geweest.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden door goedgekeurde<br />

veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding<br />

met de rest van het lichaam groter<br />

en zwaarder dan dat van volwassenen,<br />

terwijl spieren en botstructuur nog<br />

niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom<br />

moeten kleine kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de<br />

veiligheidsgordels.<br />

De resultaten van het onderzoek over<br />

de optimale bescherming van kleine kinderen<br />

zijn opgenomen in de Europese<br />

ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht<br />

zijn. De systemen zijn onderverdeeld<br />

in vier groepen:<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

53


Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />

tussen de groepen; daarom zijn<br />

in de handel systemen verkrijgbaar die<br />

geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien van<br />

de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht<br />

plaatje met het controlemerk, dat<br />

absoluut niet mag worden verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36 kg<br />

of met een lengte van meer dan 1,50 m<br />

worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />

gelijkgesteld met volwassenen<br />

en moeten dan ook normaal de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het <strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen<br />

voor elke gewichtsgroep, die speciaal ontworpen<br />

en ontwikkeld zijn voor de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-modellen.<br />

54<br />

Wij raden u aan kinderen<br />

altijd op de zitplaatsen<br />

achter te vervoeren,<br />

omdat die plaatsen bij een<br />

ongeval de meeste bescherming<br />

bieden. Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de stoel van de<br />

passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />

hebben, onafhankelijk van de<br />

zwaarte van het ongeluk. Kinderen<br />

kunnen op de passagiersstoel<br />

voor worden vervoerd bij auto’s<br />

die zijn uitgerust met een uitschakelbare<br />

airbag aan passagierszijde.<br />

In dit geval moet u er<br />

absoluut zeker van zijn dat de<br />

airbag is uitgeschakeld (het gele<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

moet branden).<br />

GROEP 0<br />

Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren<br />

(fig. 52) worden vervoerd in wiegjes,<br />

die het achterhoofd steunen en er voor<br />

zorgen dat bij abrupte snelheidswisselingen<br />

de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel, zoals<br />

in de afbeelding is aangegeven, en het<br />

kind moet op zijn beurt worden beschermd<br />

door de gordel van het wiegje<br />

zelf.<br />

De afbeeldingen dienen<br />

alleen ter illustratie<br />

van de bevestiging.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 52<br />

P4U00071


GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg<br />

moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />

met een kussen (fig. 53), die naar voren<br />

zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />

van de auto zowel het kinderzitje<br />

als het kind op zijn plaats moet houden.<br />

De afbeeldingen dienen<br />

alleen ter illustratie<br />

van de bevestiging.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 53<br />

P4U00072<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1.<br />

Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf gordels<br />

om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk<br />

zijn als ze verkeerd worden<br />

gemonteerd, waarbij een kussen<br />

tussen het kinderzitje en de<br />

veiligheidsgordels van de auto<br />

wordt geplaatst. Houdt u voor de<br />

montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

GROEP 2<br />

Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />

door de veiligheidsgordels van de auto<br />

worden beschermd.Kinderen moeten zo<br />

in de kinderzitjes worden geplaatst, dat<br />

het diagonale gordelgedeelte schuin over<br />

de borst en niet langs de nek moet liggen.<br />

Het horizontale gordelgedeelte moet<br />

over het bekken en niet over de buik van<br />

het kind liggen (fig. 54).<br />

De afbeeldingen dienen<br />

alleen ter illustratie<br />

van de bevestiging.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren.<br />

fig. 54<br />

P4U00073<br />

55


GROEP 3<br />

Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een<br />

kussen vervoerd worden (fig. 55). De<br />

borstomvang is dan van dien aard dat de<br />

kinderen gewoon tegen de rugleuning<br />

kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje<br />

hoeven te worden vervoerd<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

fig. 55<br />

56<br />

P4U00074<br />

Hieronder worden de veiligheidsnormen<br />

voor het vervoeren van<br />

kinderen aangegeven:<br />

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op één van de zitplaatsen achter omdat<br />

deze plaatsen bij een ongeval de meeste<br />

bescherming bieden.<br />

2) Vervoer kinderen nooit op de stoel<br />

van de passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag.<br />

3) Als de airbag buiten werking wordt<br />

gesteld, bij uitvoeringen waarbij dit mogelijk<br />

is, moet altijd gecontroleerd worden<br />

of het systeem ook daadwerkelijk is uitgeschakeld.<br />

Het betreffende gele waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

moet branden.<br />

4) Houdt u bij de montage van het kinderzitje<br />

strikt aan de instructies. De fabrikant<br />

is verplicht deze instructies bij te leveren.<br />

Bewaar de instructies samen met<br />

het instructieboekje in de auto. Monteer<br />

geen gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

5) Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband te<br />

trekken.<br />

6) In elk kinderzitje kan slechts één<br />

kind vervoerd worden; vervoer nooit twee<br />

kinderen in één zitje.<br />

7) Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

8) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding aanneemt<br />

of de gordels losmaakt.<br />

9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />

ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is<br />

sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te<br />

houden.<br />

10) Na een ongeval moet het zitje<br />

door een nieuw exemplaar worden vervangen.


GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor voorzien<br />

van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een heftige botsing<br />

door een sensor in werking gesteld<br />

en trekt de gordel enige centimeters aan.<br />

Op deze wijze worden de inzittenden<br />

veel beter op hun plaats gehouden en<br />

wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner in werking<br />

is geweest; er kan een beetje rook<br />

ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk<br />

en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering. Elke verandering<br />

van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid<br />

verminderen. Als de gordelspanner<br />

door extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(overstromingen, zeestormen)<br />

met water en modder in contact is geweest,<br />

dan moet de spanner worden vervangen.<br />

Voor een maximale bescherming door<br />

de gordelspanners moet de veiligheidsgordel<br />

zo worden omgelegd dat hij goed<br />

aansluit op borst en bekken.<br />

De gordelspanners<br />

werken slechts één<br />

maal en ook als de gordel<br />

niet is omgelegd. Als de gordelspanners<br />

hebben gewerkt,<br />

moet u zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

wenden om de spanners<br />

te laten vervangen. De levensduur<br />

van het systeem is 10 jaar<br />

gerekend vanaf de productiedatum<br />

die op een sticker staat vermeld;<br />

na deze periode moeten de<br />

gordelspanners worden vervangen.<br />

Werkzaamheden waarbij<br />

stoten, sterke trillingen<br />

of verhitting (maximaal<br />

100 °C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur) optreden, kunnen<br />

de gordelspanners beschadigen<br />

of activeren: tot die omstandigheden<br />

worden geen trillingen die<br />

voortgebracht worden door een<br />

slecht wegdek of door contacten<br />

met kleine obstakels zoals trottoirs<br />

gerekend. Wendt u tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer als ze hebben<br />

gewerkt.<br />

Het is streng verboden<br />

de gordelspanners te<br />

demonteren of open te<br />

maken. Onderhoud van de gordelspanners<br />

moet worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

57


AIRBAGS VOOR EN<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een airbag aan<br />

bestuurderszijde (fig. 56).<br />

fig. 56<br />

58<br />

P4U00075<br />

Als optional kunnen voor bepaalde uitvoeringen/markten<br />

een airbag aan de<br />

passagierszijde (fig. 57) en zij-airbags<br />

worden geleverd. De zij-airbags zijn geplaatst<br />

in de rugleuningen van de voorstoelen<br />

(side-bags) (fig. 58) en aan de<br />

zijkanten van de hemelbekleding (headbags)<br />

(fig. 59).<br />

fig. 57<br />

fig. 58<br />

P4U00076<br />

P4U00077<br />

AIRBAGS VOOR<br />

Beschrijving en werking<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die onmiddellijk<br />

in werking treedt bij een frontale botsing.<br />

De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />

luchtkussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte is geplaatst:<br />

– in het midden van het stuurwiel aan<br />

bestuurderszijde;<br />

– een luchtkussen met een groter volume<br />

boven het dashboardkastje aan passagierszijde.<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die onmiddellijk<br />

in werking treedt bij een middelzware<br />

frontale botsing.<br />

fig. 59<br />

P4U00406


Bij een botsing verwerkt een elektronische<br />

regeleenheid de gegevens van een<br />

vertragingssensor en zorgt ervoor, indien<br />

nodig, dat het kussen opblaast.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam wordt opgevangen<br />

en de kans op letsel beperkt wordt. Direct<br />

daarna loopt het kussen weer leeg.<br />

Bij een botsing kan een inzittende<br />

die geen veiligheidsgordel<br />

heeft omgelegd in contact komen<br />

met een airbag die nog niet volledig<br />

opgeblazen is, waardoor de<br />

inzittende minder beschermd<br />

wordt. De airbag voor (bestuurder<br />

en passagier) is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling. Draag dus<br />

altijd veiligheidsgordels. Bovendien<br />

is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht in<br />

Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

Bij lichte frontale botsingen (waarbij de<br />

veiligheidsgordel de inzittende op zijn<br />

plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.<br />

Bij botsingen tegen snel vervormbare of<br />

beweegbare objecten (zoals verkeerspalen,<br />

sneeuw- of ijs-ophopingen, geparkeerde<br />

auto’s, enz), bij aanrijdingen van<br />

achteren (zoals een aanrijding door een<br />

andere auto) en bij zijdelingse aanrijdingen<br />

met andere auto’s of veiligheidsbarrières<br />

(bijvoorbeeld tegen de onderkant<br />

van de auto of de vangrail), wordt<br />

de airbag niet geactiveerd omdat geen<br />

enkele aanvullende bescherming wordt<br />

geboden ten opzichte van de veiligheidsgordels.<br />

Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd<br />

wordt, betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

AIRBAG VOOR<br />

AAN PASSAGIERSZIJDE<br />

De airbag voor aan passagierszijde is<br />

ontwikkeld om de bescherming te verbeteren<br />

van een inzittende voor met omgelegde<br />

veiligheidsgordel.<br />

Als de airbag volledig opgeblazen is, vult<br />

deze het grootste deel van de ruimte tussen<br />

het dashboard en de voorpassagier.<br />

ZEER GEVAAR-<br />

LIJK Bij auto’s<br />

die zijn uitgerust<br />

met een airbag voor aan<br />

passagierszijde mag geen kinderzitje<br />

op de voorstoel worden gemonteerd.<br />

Als er geen andere mogelijkheid<br />

is, moet in ieder geval de<br />

airbag aan passagierszijde (indien<br />

aanwezig) uitgeschakeld worden<br />

als het kinderzitje op de passagiersstoel<br />

voor wordt geplaatst.<br />

Ook als het niet wettelijk verplicht<br />

is, raden wij u aan, voor een optimale<br />

bescherming van de volwassenen,<br />

de airbag onmiddellijk weer<br />

in te schakelen zodra u geen kinderen<br />

meer vervoert.<br />

A I R B A G<br />

59


AIRBAG VOOR AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

UITSCHAKELEN<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

kan de airbag voor aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

U schakelt de airbag uit door de contactsleutel<br />

in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar,<br />

rechts van het dashboard, te<br />

steken (fig. 60). De schakelaar is alleen<br />

bereikbaar bij geopend portier.<br />

Bedien de schakelaar<br />

alleen als de motor uit<br />

staat en de contactsleutel<br />

is uitgenomen.<br />

fig. 60<br />

60<br />

P4U00079<br />

De sleutelschakelaar (fig. 60) heeft<br />

twee standen:<br />

1) Airbag voor passagierszijde ingeschakeld:<br />

(stand ON ) het waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

brandt niet: het is absoluut verboden kinderen<br />

op de voorstoel te vervoeren.<br />

2) Airbag voor passagierszijde uitgeschakeld:<br />

(stand OFF ) het waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

brandt: het is mogelijk om kinderen<br />

in goedgekeurde kinderzitjes op de voorstoel<br />

te vervoeren.<br />

Het waarschuwingslampje op het<br />

instrumentenpaneel blijft continu branden<br />

totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw<br />

wordt ingeschakeld.<br />

De werking van de zij-airbags (side-bags<br />

en headbags) wordt niet uitgeschakeld<br />

als de airbag voor aan passagierszijde<br />

wordt uitgeschakeld.<br />

De sleutel kan bij geopend portier in beide<br />

standen in de schakelaar worden gestoken<br />

of worden uitgenomen.<br />

Het waarschuwingslampje<br />

voor uitgeschakelde<br />

airbag aan passagierszijde<br />

voor geeft eventuele<br />

storingen aan in het waarschuwingslampje<br />

van de airbag<br />

¬ zelf. In dat geval is de situatie<br />

op het instrumentenpaneel<br />

als volgt:<br />

– waarschuwingslampje storing<br />

airbag ¬ is gedoofd;<br />

– waarschuwingslampje voor<br />

uitgeschakelde airbag aan passagierszijde<br />

knippert (langer<br />

dan de normale 4 seconden).<br />

Zet de motor onmiddellijk uit en<br />

wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.


ZIJ-AIRBAGS<br />

(SIDE-BAGS - HEADBAGS)<br />

(indien aanwezig)<br />

De zij-airbags beschermen de inzittenden<br />

bij een middelzware zijdelingse aanrijding.<br />

Ze bestaan uit een zich snel opblazend<br />

kussen:<br />

– de side-bag is in de rugleuning van<br />

de stoelen voor geplaatst, waardoor het<br />

kussen ten opzichte van de inzittende altijd<br />

de optimale positie inneemt, ongeacht<br />

de stand van de stoel;<br />

– de headbag is een “gordijn”-systeem<br />

en bevindt zich in de hemelbekleding<br />

aan de zijkant; de headbag is afgedekt<br />

met een afwerklijst, waardoor het<br />

kussen naar beneden wordt opgeblazen.<br />

De headbag is ontwikkeld om bescherming<br />

te bieden aan het hoofd en zorgt ervoor<br />

dat de inzittenden tijdens een zijdelingse<br />

botsing maximaal zijn beschermd.<br />

De uitvoering in “gordijn”-vorm levert de<br />

beste prestaties, dankzij het grote effectieve<br />

oppervlak en het zelfrichtende<br />

effect, ook zonder dat het kussen wordt<br />

ondersteund; bovendien biedt het ook bescherming<br />

voor de achterpassagiers.<br />

Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt een<br />

elektronische regeleenheid de gegevens van<br />

een vertragingssensor en zorgt ervoor, indien<br />

nodig, dat het kussen opblaast.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op en vult<br />

de ruimte tussen het portier van de auto en<br />

het lichaam van de inzittenden voor.Direct<br />

daarna loopt het kussen weer leeg.<br />

Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij<br />

de veiligheidsgordel de inzittende op<br />

zijn plaats houdt), wordt de airbag niet<br />

geactiveerd.<br />

De zij-airbags zijn geen vervanging voor<br />

de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht in Europa (en<br />

in de meeste landen daarbuiten).De werking<br />

van de side-bag aan passagierszijde<br />

wordt niet uitgeschakeld als de airbag<br />

voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld,<br />

zoals beschreven in de vorige paragraaf.<br />

Zo wordt u bij een zijdelingse aanrijding<br />

beschermd, en ook het eventueel<br />

vervoerde kind.<br />

BELANGRIJK De airbags voor en/of<br />

aan de zijkant (indien aanwezig) kunnen<br />

worden geactiveerd bij zware botsingen<br />

of als de auto aan de onderzijde wordt<br />

geraakt, bijvoorbeeld bij zware botsingen<br />

tegen treden of stoepranden of obstakels<br />

op het wegdek of als de auto terecht<br />

komt in grote gaten of verzakkingen in<br />

het wegdek.<br />

BELANGRIJK Als de airbag in werking<br />

treedt, ontsnapt er een beetje rook.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt niet<br />

op brand; bovendien kan het oppervlak<br />

van het opgeblazen kussen en het interieur<br />

van de auto bedekt zijn met een laagje<br />

poederachtige stof: dit poeder kan de<br />

huid en de ogen irriteren. Als u hiermee<br />

in aanraking bent gekomen, moet u zich<br />

met neutrale zeep en water wassen.<br />

BELANGRIJK Als het lampje ¬<br />

tijdens<br />

het rijden gaat branden (melding<br />

van een storing), dient u zich onmiddellijk<br />

tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden<br />

om de storing te laten verhelpen.<br />

De airbag heeft een geldigheid van 10<br />

jaar. Als deze termijn is verstreken, dient u<br />

zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden.<br />

61


BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />

de airbag in werking is getreden, dient<br />

u zicht tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden<br />

om de airbag, de elektronische regeleenheid,<br />

de veiligheidsgordels en de gordelspanners<br />

te laten vervangen en de<br />

werking van de elektrische installatie te<br />

laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />

en vervanging van de airbag moeten door<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact opnemen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het systeem<br />

buiten werking te laten stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet de nieuwe<br />

eigenaar op de hoogte gesteld worden van<br />

het gebruik en de instructies, en moet hij<br />

het instructieboekje ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden<br />

van de gordelspanners, de airbags voor<br />

en de zij-airbags wordt door de elektronische<br />

regeleenheid bepaald, afhankelijk<br />

van het type ongeval. Als een van deze<br />

onderdelen niet in werking treedt, dan<br />

duidt dat niet op een storing in het systeem.<br />

62<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje ¬<br />

branden. Na ongeveer 4 seconden<br />

moet het lampje doven. Als het<br />

waarschuwingslampje niet gaat<br />

branden, constant blijft branden of<br />

tijdens het rijden gaat branden,<br />

moet u onmiddellijk stoppen en<br />

contact opnemen met een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje<br />

(met de schakelaar voor uitschakeling<br />

van airbag voor aan passagierszijde<br />

in stand ON) ongeveer<br />

4 seconden branden en vervolgens<br />

4 seconden knipperen, om aan te<br />

geven dat de airbag en side-bag<br />

(indien aanwezig) aan passagierszijde<br />

bij een ongeval worden geactiveerd.<br />

Hierna moet het lampje<br />

doven.<br />

Rijd altijd met beide<br />

handen op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in<br />

werking treden van de airbag, het<br />

systeem niet wordt gehinderd door<br />

obstakels die ernstig letsel kunnen<br />

veroorzaken. Rijd niet met voorover<br />

gebogen lichaam, maar ga<br />

goed rechtop zitten en steun tegen<br />

de rugleuning.<br />

Plaats geen stickers of<br />

andere objecten op het<br />

stuurwiel, de airbagmodule<br />

aan de passagierszijde of de<br />

zijkant van de hemelbekleding.<br />

Monteer nooit onderdelen (sensoren<br />

van de diefstalbeveiliging,<br />

microfoon van de handsfree autotelefoon,<br />

enz.) op de afwerklijsten<br />

langs het dak.<br />

Reis niet met voorwerpen op<br />

schoot en houd vooral geen pijp,<br />

potlood, enz in de mond. Bij een<br />

ongeval waarbij de airbag in<br />

werking treedt, kan dit ernstig<br />

letsel veroorzaken.


Als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat, kunnen,<br />

ook bij uitgezette<br />

motor, de airbags inschakelen als<br />

de auto stilstaat en de auto frontaal<br />

wordt aangereden door een<br />

andere auto die met voldoende<br />

snelheid rijdt. Daarom mogen, ook<br />

als de auto stilstaat, absoluut<br />

geen kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden geplaatst.<br />

Als bij een stilstaande auto en<br />

met uitgenomen contactsleutel de<br />

airbags bij een ongeval niet in<br />

werking treden, betekent dit niet<br />

dat het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de<br />

auto bij een overstroming onder<br />

water is geweest, de airbag door<br />

een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer controleren.<br />

Bij auto’s die zijn uitgerust<br />

met side-bags, mag<br />

de rugleuning van de<br />

stoel niet met water of stoom onder<br />

hoge druk worden gereinigd in<br />

een automatisch wasapparaat.<br />

Bij auto’s met side-bags<br />

mag de rugleuning van<br />

de voorstoelen niet worden<br />

bedekt met hoezen of kleden.<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een<br />

aanvulling. De inzittenden worden<br />

uitsluitend door de veiligheidsgordels<br />

beschermd bij frontale botsingen<br />

bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />

aanrijdingen en als de auto<br />

over de kop slaat. De gordels<br />

moeten dus altijd gedragen worden.<br />

De airbag treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing<br />

waarbij alleen de gordelspanners<br />

worden geactiveerd.<br />

Bij aanrijdingen die tussen die<br />

twee drempelwaarden in liggen,<br />

treden alleen de gordelspanners<br />

in werking.<br />

63


HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

De systemen die met de hendels aan het<br />

stuur worden bediend, werken alleen als<br />

de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting,<br />

behalve de mistlampen<br />

voor en het mistachterlicht.<br />

Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,<br />

gaan ook de instrumentenpaneelverlichting<br />

en de symboolverlichting van de<br />

bedieningsknoppen op het dashboard branden.<br />

Alleen als het contactslot in stand PARK<br />

staat, blijft de buitenverlichting branden,<br />

ongeacht de stand van de draaiknop.<br />

fig. 61<br />

64<br />

P4U00080<br />

Buitenverlichting uitgeschakeld<br />

(fig. 61)<br />

Als het symbool O op de draaiknop<br />

tegenover het merkstreepje staat, dan is<br />

de buitenverlichting uitgeschakeld.<br />

Buitenverlichting (fig. 62)<br />

De buitenverlichting wordt ingeschakeld<br />

als u de draaiknop van stand O in stand<br />

6 zet.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 3 branden.<br />

Dimlichten (fig. 63)<br />

De dimlichten worden ingeschakeld als<br />

u de draaiknop van stand 6 in stand<br />

2 zet.<br />

fig. 62<br />

P4U00081<br />

Grootlicht (fig. 64)<br />

Als de draaiknop in stand 2 staat, dan<br />

kan worden overgeschakeld tussen dimen<br />

grootlicht door de hendel naar het<br />

dashboard te drukken (vergrendelde<br />

stand). Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje 1 branden. Als vervolgens<br />

de hendel naar het stuurwiel<br />

wordt getrokken, dan dooft het grootlicht<br />

en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />

fig. 63<br />

fig. 64<br />

P4U00082<br />

P4U00083


Grootlichtsignaal (fig. 65)<br />

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven<br />

door de hendel naar het stuurwiel te<br />

trekken (onvergrendelde stand) ongeacht<br />

de stand van de draaiknop. Tegelijkertijd<br />

gaat op het instrumentenpaneel lampje<br />

1 branden.<br />

BELANGRIJK Het grootlichtsignaal<br />

wordt gegeven met het grootlicht. Om bekeuringen<br />

te vermijden, dient u zich aan<br />

de geldende verkeerswetgeving te houden.<br />

fig. 65<br />

P4U00084<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

(fig. 66)<br />

Plaats de hendel in de (vergrendelde)<br />

stand:<br />

Omhoog - de rechter richtingaanwijzers<br />

worden ingeschakeld.<br />

Omlaag - de linker richtingaanwijzers<br />

worden ingeschakeld.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

het controlelampje (Î of ¥)<br />

branden.<br />

fig. 66<br />

P4U00080<br />

Als het stuurwiel weer in de rechtuitstand<br />

komt, dan schakelen de richtingaanwijzers<br />

automatisch uit en komt de<br />

hendel weer in de middelste stand.<br />

BELANGRIJK Als u kort richting wilt<br />

aangeven, voor het uitvoeren van een<br />

manoeuvre waarvoor het stuurwiel<br />

slechts weinig hoeft te worden verdraaid,<br />

dan drukt u de hendel iets omhoog of<br />

omlaag zonder dat de hendel vergrendelt.<br />

Zodra u de hendel loslaat, gaat deze<br />

automatisch terug.<br />

HENDEL RECHTS<br />

Met de rechter hendel kunt u de ruitenwissers/-sproeiers<br />

bedienen. Als de ruitensproeiers<br />

worden ingeschakeld, dan<br />

worden ook de koplampsproeiers ingeschakeld<br />

(indien aanwezig).<br />

Ruitenwissers (fig. 67-68)<br />

De hendel kan in vijf verschillende standen<br />

worden gezet:<br />

A - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

B - Ruitenwissers wissen met interval.<br />

65


Draai als de hendel in stand B staat,<br />

draaiknop (F) op één van de vier intervalstanden:<br />

■ = lang interval<br />

■■ = gemiddeld interval<br />

■■■ = gemiddeld-kort interval<br />

■■■■ = kort interval<br />

C - Langzaam continu wissen.<br />

D - Snel continu wissen.<br />

E - Tijdelijk snel wissen (onvergrendelde<br />

stand).<br />

fig. 67<br />

66<br />

P4U00086<br />

In stand E werken de ruitenwissers, zolang<br />

u de hendel met de hand in deze<br />

stand houdt.<br />

Als u de hendel loslaat, springt deze<br />

direct weer in stand A en schakelen de<br />

ruitenwissers automatisch uit.<br />

Ruitensproeiers (fig. 69)<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde<br />

stand), schakelen de ruitensproeiers<br />

in.Als u de hendel aangetrokken<br />

houdt, schakelen de ruitenwissers in<br />

stand continu in. Als u de hendel loslaat,<br />

zal de wisser nog enkele slagen maken<br />

en vervolgens uitschakelen of doorgaan<br />

in de gekozen stand.<br />

fig. 68<br />

P4U00087<br />

Koplampsproeiers (fig. 70)<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze treden in werking als u, bij ingeschakeld<br />

dim-/grootlicht, de ruitensproeiers<br />

inschakelt.<br />

fig. 69<br />

fig. 70<br />

P4U00088<br />

P4U00089


INSTRUMENTEN<br />

fig. 71 - uitvoeringen: T.SPARK<br />

P4U00090<br />

67


fig. 72 - uitvoering: 2.5 V6 24V<br />

68<br />

P4U00091


fig. 73 - uitvoeringen: JTD<br />

P4U00092<br />

69


BELANGRIJK Afhankelijk van de uitvoering<br />

kunnen de wijzerplaten van de instrumenten<br />

zijn uitgevoerd in lichtgrijs of<br />

zwart. De zwarte wijzerplaten zijn altijd<br />

verlicht als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

A - Snelheidsmeter<br />

BELANGRIJK Het meetbereik van de<br />

snelheidsmeter is afhankelijk van de<br />

motoruitvoering van de auto.<br />

B - Kilometerteller met display<br />

met dubbele functie (totaal en<br />

dagstand) en weergave buitentemperatuur<br />

(alleen bij uitvoeringen<br />

met airconditioning)<br />

Op het display wordt weergegeven:<br />

– op de eerste regel (6 cijfers) de totaalstand;<br />

– op de tweede regel (4 cijfers) de dagstand<br />

of de buitentemperatuur (indien van<br />

toepassing).<br />

Houd om de dagteller op nul te zetten<br />

de drukknop (A-fig. 74) even ingedrukt.<br />

BELANGRIJK Als de accu wordt losgekoppeld,<br />

wordt de dagstand uit het geheugen<br />

gewist.<br />

70<br />

Druk voor weergave van de buitentemperatuur<br />

(indien aanwezig) kort op knopje<br />

(A); als u opnieuw de knop indrukt, verschijnt<br />

weer de dagtellerstand.<br />

Als de buitentemperatuur gelijk is aan of<br />

lager is dan 3°C geeft het display automatisch<br />

de buitentemperatuur weer en<br />

verschijnt het symbool (waarschuwing<br />

voor mogelijke gladheid).De aanduiding<br />

knippert gedurende 10 seconden en<br />

wordt na 20 seconden herhaald.<br />

Als u tijdens deze waarschuwingsfase<br />

knopje (A) indrukt, wordt de waarschuwingscyclus<br />

onderbroken.<br />

C - Checkpanel (fig. 75)<br />

Het checkpanel geeft eventuele defecten<br />

of onregelmatigheden aan die de werking<br />

van de auto of de veiligheid negatief kunnen<br />

beïnvloeden.<br />

fig. 74 fig. 75<br />

P4U00093<br />

Het checkpanel controleert het volgende:<br />

1) Werking van de controle-/waarschuwingslampje.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaan de lampjes branden. Na enkele<br />

seconden doven de volgende lampjes:<br />

A - Storing in ABS<br />

B - Storing in airbag<br />

C - Startblokkering <strong>Alfa</strong> Romeo CODE<br />

D - Te laag remvloeistofniveau en/of<br />

handrem aangetrokken<br />

2) Portieren of kofferdeksel geopend.<br />

Als u de sleutel in stand MAR draait en<br />

één van de lampjes met het auto-symbool<br />

(E) gaat branden, dan betekent dit dat<br />

het betreffende portier en het kofferdeksel<br />

niet goed zijn gesloten.<br />

P4U00094


D - Toerenteller<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied<br />

staat, dan draait de motor met extreem<br />

hoge toerentallen. Het is raadzaam deze<br />

toerentallen slechts kort aan te houden.<br />

BELANGRIJK Het meetbereik en de<br />

gevarenzone (rood) van de toerenteller<br />

zijn afhankelijk van de motoruitvoering<br />

van de auto.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk<br />

de toevoer van brandstof als de<br />

motor met te hoge toerentallen draait,<br />

waardoor het motorvermogen zal afnemen.<br />

E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

van de reservebrandstof<br />

Dit instrument geeft het brandstofniveau<br />

in de tank aan.<br />

Het waarschuwingslampje geeft aan dat<br />

nog ongeveer 7 liter brandstof aanwezig is.<br />

BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden<br />

(bijv. bij sterke hellingen)<br />

kan de wijzernaald een hoeveelheid aangeven<br />

die niet overeenkomt met de werkelijke<br />

hoeveelheid in de tank. Bovendien<br />

kunnen wijzigingen in het brandstofniveau<br />

iets vertraagd worden aangegeven.<br />

Een elektronische regelsysteem voorkomt<br />

dat de wijzernaald heen en weer<br />

schommelt als gevolg van het klotsen van<br />

de brandstof tijdens het rijden.<br />

F - Klokje (fig. 76)<br />

Het klokje is een elektronisch kwarts<br />

klokje.<br />

Druk voor het instellen van de tijd op<br />

knop (A).<br />

Elke keer als u het knopje indrukt, verspringt<br />

het klokje een minuut. Als u het<br />

betreffende knopje ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch snel door. Als<br />

u dichtbij de juiste tijd bent, laat u het<br />

knopje los en stelt u de exacte waarde in<br />

door het knopje telkens in te drukken en<br />

los te laten.<br />

fig. 76<br />

P4U00095<br />

G - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

Het instrument geeft de temperatuur<br />

aan van de motorkoelvloeistof zodra de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger wordt<br />

dan ongeveer 50°C.<br />

Onder normale omstandigheden staat<br />

de wijzernaald ongeveer in het midden<br />

van de schaal. Als de wijzernaald in de<br />

buurt komt van de maximale waarden,<br />

moet gas worden teruggenomen.<br />

Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat de koelvloeistoftemperatuur te<br />

hoog is; het is in dat geval raadzaam de<br />

motor uit te zetten en contact op te nemen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De wijzernaald kan<br />

ook in het rode gebied komen, terwijl u<br />

met hoge buitentemperaturen langzaam<br />

rijdt.<br />

Het is in dat geval raadzaam om de<br />

auto te stoppen en de motor enige minuten<br />

uit te zetten. Rijd vervolgens verder,<br />

zo mogelijk met een hogere snelheid.<br />

71


H - Controle-/waarschuwingslampjes<br />

BELANGRIJK De aanwezigheid van<br />

een lampje is afhankelijk van de motoruitvoering<br />

en de uitrusting van de auto.<br />

x<br />

ken<br />

72<br />

Te laag remvloeistofniveau<br />

en/of handrem aangetrok-<br />

Als het lampje gaat branden, dan is of<br />

de remvloeistof in het reservoir onder het<br />

minimum niveau gedaald, bijvoorbeeld<br />

door lekkage in het remsysteem, of is de<br />

handrem aangetrokken.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

Als het lampje x tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden, moet u controleren<br />

of de handrem niet is aangetrokken.Als<br />

het lampje blijft<br />

branden en de handrem is niet<br />

aangetrokken, moet u onmiddellijk<br />

stoppen en contact opnemen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

¬<br />

Storing in airbag<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

Het lampje gaat constant branden bij een<br />

storing in de werking van de airbag.<br />

Als het lampje ¬<br />

niet gaat branden, blijft<br />

branden of gaat branden<br />

tijdens het rijden, zet dan onmiddellijk<br />

de motor uit en wendt u tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Een defect lampje ¬<br />

(lampje gedoofd) wordt<br />

ook weergegeven doordat<br />

het lampje voor de uitgeschakelde<br />

passagiersairbag langer<br />

dan de normale 4 seconden knippert<br />

.<br />

v Te lage motoroliedruk<br />

Het lampje moet doven als de<br />

motor stationair draait.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

Als het lampje v tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden, zet dan onmiddellijk<br />

de motor uit en wendt<br />

u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


w<br />

Te lage laadstroom<br />

naar accu<br />

Het lampje moet doven als de motor<br />

draait (bij stationair draaiende motor kan<br />

het lampje iets later doven). Als het<br />

lampje blijft branden, dan moet u zich onmiddellijk<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer wenden.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

<<br />

Veiligheidsgordels<br />

niet omgelegd<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 15 seconden doven.<br />

Het lampje (indien aanwezig) brandt<br />

continu als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat en de veiligheidsgordel aan<br />

de bestuurderszijde niet is omgelegd.<br />

d<br />

Versleten remblokken<br />

Het lampje gaat branden als u<br />

het rempedaal intrapt en de remblokken<br />

voor zijn versleten; laat deze zo snel mogelijk<br />

vervangen.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust<br />

met een slijtage-indicator voor de<br />

remblokken voor moet u, als de remblokken<br />

worden vervangen, ook de remblokken<br />

achter laten controleren. De JTDuitvoeringen<br />

beschikken alleen over een<br />

slijtagesensor op de rem linksvoor.<br />

U<br />

Storing in motormanagementsysteem<br />

(EOBD) (benzine-uitvoeringen)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het moet<br />

doven nadat de motor is gestart. Het<br />

lampje gaat eerst branden om de<br />

juiste werking ervan aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of<br />

tijdens het rijden gaat branden:<br />

1) Constant branden: defect in het<br />

inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan tot<br />

gevolg hebben dat de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toeneemt, de prestaties verminderen,<br />

de auto slechter rijdt en het<br />

brandstofverbruik toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de motor te<br />

eisen of met hoge snelheid te rijden. Als<br />

lang met een brandend waarschuwingslampje<br />

wordt doorgereden, kunnen beschadigingen<br />

ontstaan. Wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Het<br />

lampje dooft als de storing verdwijnt. De<br />

storing wordt door het systeem in het geheugen<br />

opgeslagen.<br />

2) Knipperend: mogelijke beschadiging<br />

van de katalysator (zie de paragraaf<br />

“EOBD-systeem” in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal<br />

worden losgelaten zodat de motor<br />

met lage toerentallen draait en het lampje<br />

niet meer knippert; u kunt met matige<br />

snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />

moeten worden vermeden die<br />

kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen<br />

van het lampje. U dient zo snel<br />

mogelijk contact op te nemen met de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

73


Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

U<br />

74<br />

Storing in inspuit-systeem<br />

(JTD-uitvoeringen)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

Als het waarschuwingslampje constant<br />

blijft branden of tijdens het rijden gaat<br />

branden, moet u onmiddellijk stoppen en<br />

contact opnemen met een <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

¢<br />

Startblokkering<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo CODE<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan knippert het lampje één keer<br />

en daarna dooft het. Als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat en het lampje<br />

blijft branden, dan duidt dit op een<br />

storing: zie “<strong>Alfa</strong> Romeo CODE”.<br />

BELANGRIJK Als de lampjes ¢ en<br />

U tegelijkertijd branden, dan duidt dit<br />

op een storing in de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE.<br />

Voorgloei-bougies<br />

m (JTD-uitvoeringen)<br />

Het lampje gaat branden als u<br />

de contactsleutel in stand MAR draait.<br />

Het lampje dooft als de voorgloeibougies<br />

de juiste temperatuur hebben bereikt.<br />

Start de motor zodra het lampje gedoofd<br />

is. Als het lampje (bij bepaalde uitvoeringen/landen)<br />

na het starten ongeveer 30<br />

seconden gaat knipperen, betekent dit<br />

dat er een storing is in het voorgloeisysteem.<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

c<br />

Water in het brandstoffilter<br />

(JTD-uitvoeringen)<br />

(indien aanwezig)<br />

Het lampje gaat tijdens het rijden constant<br />

branden als er water in het brandstoffilter<br />

aanwezig is.<br />

Als het lampje gaat branden, ook al is<br />

dit maar af en toe enkele seconden, dan<br />

moet u zich onmiddellijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer wenden om het systeem te<br />

laten aftappen. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat er ernstige schade aan de inspuitpomp<br />

en het brandstofsysteem ontstaat<br />

en de motor onregelmatig gaat<br />

draaien.


Storing in ABS<br />

Het lampje gaat branden bij<br />

een storing in het ABS-systeem. Het conventionele<br />

remsysteem blijft werken.<br />

Neem zo spoedig mogelijk contact op<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Als u de sleutel in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje branden. Het moet na 4<br />

seconden weer doven<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling (EBD).<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

de waarschuwingslampjes<br />

> en x gaan branden, dan<br />

is er een storing in het EBD-systeem;<br />

in dat geval kunnen bij<br />

hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen. Rijd<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

><br />

gaat branden, dan is er een storing<br />

in het ABS-systeem. In dat<br />

geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik wordt<br />

gemaakt van het anti-blokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden<br />

kan ook de werking van<br />

het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden wij u aan<br />

onmiddellijk en zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer te rijden, om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Airbag passagierszijde<br />

uitgeschakeld<br />

(indien aanwezig)<br />

Het lampje gaat branden als de airbag<br />

aan passagierszijde is uitgeschakeld.<br />

Als de passagiersairbag is ingeschakeld<br />

en u zet de contactsleutel in stand<br />

MAR, dan gaat het lampje ongeveer 4<br />

seconden branden en vervolgens 4 seconden<br />

knipperen. Hierna moet het<br />

lampje doven.<br />

Als het lampje langer<br />

dan de normale 4<br />

seconden gaat knipperen<br />

en het lampje storing airbag ¬<br />

is gedoofd, dan is er een storing<br />

in het lampje ¬ zelf. Wendt u in<br />

dit geval onmiddellijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

75


R<br />

Richtingaanwijzers<br />

links (knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

(pijlen) omlaag<br />

wordt gezet of samen met het lampje<br />

van de rechter richtingaanwijzer, als de<br />

drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

E<br />

Richtingaanwijzers<br />

rechts (knipperend)<br />

Het GROENE lampje gaat branden als<br />

de richtingaanwijzerhendel (pijlen)<br />

omhoog wordt gezet of samen met het<br />

lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

76<br />

4<br />

Mistachterlicht<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

mistachterlicht wordt ingeschakeld.<br />

3<br />

Buitenverlichting en<br />

dimlichten<br />

Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />

of de dimlichten worden ingeschakeld.<br />

Storing in verlichting<br />

Het lampje gaat branden als er<br />

een storing is in één van de volgende systemen:<br />

– remlichten<br />

– mistachterlicht<br />

– buitenverlichting<br />

– kentekenverlichting.<br />

De storing kan veroorzaakt zijn door het<br />

doorbranden van een of meer lampen,<br />

het doorbranden van de bijbehorende<br />

zekering of door een onderbreking in de<br />

elektrische verbinding.<br />

5<br />

Mistlampen voor<br />

(indien aanwezig)<br />

Het lampje gaat branden als de mistlampen<br />

voor worden ingeschakeld.<br />

Richtingaanwijzers van<br />

een eventuele aanhanger<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

omlaag of omhoog<br />

wordt gezet en als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt<br />

1<br />

Grootlicht<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

grootlicht wordt ingeschakeld.


KLIMAATREGELING<br />

fig. 77<br />

P4U00096<br />

1 Luchtroosters in het midden voor ontwasemen/ontdooien<br />

van voorruit.<br />

2 Verstelbare zijroosters boven.<br />

3 Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien<br />

van zijruiten voor.<br />

4 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen<br />

aan zijkant.<br />

5 Verstelbaar luchtrooster boven.<br />

6 Verstel- en regelbare luchtroosters in<br />

het midden.<br />

7 Luchtroosters in beenruimte voor.<br />

8 Luchtroosters in beenruimte achter.<br />

9 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen<br />

achter.<br />

77


BOVENSTE LUCHTROOSTER<br />

VERSTELLEN (fig. 78)<br />

Het rooster (1) kan met knop (B) worden<br />

geopend en gesloten.<br />

= Geheel geopend.<br />

● = Geheel gesloten.<br />

fig. 78<br />

fig. 79<br />

78<br />

P4U00097<br />

P4U00098<br />

LUCHTROOSTERS IN HET<br />

MIDDEN VERSTELLEN (fig. 78)<br />

Beide roosters (2) zijn voorzien van<br />

een hendeltje (A) waarmee de luchtstroom<br />

in horizontale richting kan worden<br />

afgesteld. De luchtopbrengst kan<br />

met wieltje (C) worden geregeld.<br />

= Geheel geopend.<br />

● = Geheel gesloten.<br />

ZIJROOSTERS BOVEN<br />

VERSTELLEN (fig. 79)<br />

Aan beide uiteinden van het dashboard<br />

bevindt zich een regelbaar luchtrooster<br />

(A) voor de ventilatie in de auto en een<br />

vast luchtrooster (B) voor ontwaseming/<br />

ontdooiing van de zijruiten.<br />

fig. 80<br />

P4U00099<br />

De luchtopbrengst kan met wieltje (C)<br />

worden geregeld.<br />

= Geheel geopend.<br />

● = Geheel gesloten.<br />

VERSTELBARE EN REGELBARE<br />

UITSTROOMOPENINGEN<br />

Fig. 80: zitplaatsen voor (aan de uiteinden<br />

van het dashboard)<br />

Fig. 81: zitplaatsen achter (op de<br />

tunnelconsole tussen de stoelen)<br />

Bedien voor het regelen van de luchtopbrengst<br />

de hendeltjes (A) voor het openen/sluiten.<br />

De luchtstroom kan gericht worden door<br />

de uitstroomopening te draaien met de<br />

lamellen.<br />

fig. 81<br />

P4U00100


VERWARMING<br />

EN VENTILATIE<br />

BESCHRIJVING<br />

BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 82)<br />

A - Draaiknop regeling luchttemperatuur;<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid;<br />

C - Draaiknop regeling luchtverdeling;<br />

D -Drukknop in-/uitschakelen<br />

luchtrecirculatie; E -Drukknop in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming.<br />

Draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />

Draai knop (A) rechts- of linksom om<br />

de temperatuur van de lucht naar het interieur<br />

resp. te verhogen of verlagen<br />

fig. 82<br />

Draaiknop voor regeling<br />

aanjagersnelheid<br />

Met knop (B) kan een van de aanjagersnelheden<br />

worden gekozen, waardoor de<br />

hoeveelheid lucht naar het interieur kan<br />

worden ingesteld:<br />

– In stand 0 wordt er uitsluitend lucht<br />

door de rijwind (bij een rijdende auto) in<br />

het interieur gevoerd.<br />

– In de standen 1 t/m 4 worden achtereenvolgens<br />

de vier snelheden van de aanjager<br />

ingeschakeld; als u met lage snelheid<br />

rijdt, is het raadzaam de aanjager in te<br />

schakelen voor een betere ventilatie.<br />

Draaiknop voor luchtverdeling<br />

Door de draaiknop (C) met het merkteken<br />

tegenover de symbolen te zetten,<br />

kunnen de volgende standen worden gekozen:<br />

P4U00101<br />

¥ Luchtstroom naar de bovenste luchtroosters<br />

in het midden en aan de zijkant,<br />

naar de luchtroosters in het midden, en<br />

uit de uitstroomopeningen voor aan de<br />

zijkant en achter. De luchtstroom kan<br />

worden geregeld met de bedieningsorganen<br />

van de luchtroosters.<br />

Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />

beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

in de beenruimten.<br />

w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />

≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten.<br />

- Luchtstroom naar de voorruit en<br />

zijruiten voor ontwasemen/ontdooien.<br />

Drukknop voor in-/<br />

uitschakelen recirculatiefunctie<br />

Als u knop (D) indrukt, wordt de<br />

recirculatie ingeschakeld en gaat het betreffende<br />

lampje branden.<br />

Bij ingeschakelde recirculatie komt er<br />

geen buitenlucht meer in het interieur en<br />

wordt voor bijvoorbeeld een snelle verwarming,<br />

de lucht in het interieur<br />

direct behandeld mits de aanjager in een<br />

stand tussen 1 en 4 staat.<br />

Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />

uit te schakelen.<br />

79


BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt.Het is raadzaam het systeem<br />

niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />

niet als u met meerdere personen in de<br />

auto zit.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kan de lucht sneller verwarmd<br />

worden als de behandelde lucht een<br />

hogere temperatuur heeft dan de buitenlucht.<br />

Het is echter niet raadzaam deze<br />

functie in te schakelen op regenachtige of<br />

koude dagen, omdat dan de ruiten aan<br />

de binnenzijde aanzienlijk sneller beslaan.<br />

Drukknop voor in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming<br />

Als u knop ( (E) indrukt, worden de<br />

achterruitverwarming en (indien aanwezig)<br />

de spiegelverwarming ingeschakeld,<br />

en gaat het betreffende lampje branden.<br />

De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />

waardoor de functie na enige minuten<br />

automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming eerder uitschakelen<br />

door nogmaals de knop in te drukken.<br />

80<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />

aan de binnenzijde van de<br />

achterruit, om beschadiging van de<br />

achterruitverwarming te voorkomen.<br />

Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde<br />

van de achterruit op<br />

dat de elektrische weerstandsdraden<br />

niet beschadigd worden.<br />

VERWARMING<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

temperatuur als volgt te werk:<br />

– draai knop (A) voor de temperatuurregeling<br />

in het RODE gebied.<br />

– draai knop (B) voor de luchtopbrengst<br />

in de gewenste stand.<br />

– draai knop (C) voor de luchtverdeling<br />

in stand:<br />

µLuchtstroom naar de bovenste luchtroosters<br />

in het midden en aan de zijkant,<br />

naar de luchtroosters in het midden, en<br />

uit de uitstroomopeningen voor aan de<br />

zijkant en achter en de uitstroomopeningen<br />

in de beenruimten (bij een koele of<br />

koude buitentemperatuur).<br />

w Voor verwarming van de beenruimten<br />

(bij een zeer lage buitentemperatuur).<br />

≤<br />

Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten<br />

(om het beslaan van de voorruit en de<br />

zijruiten voor te voorkomen).<br />

BELANGRIJK Ga voor een maximale<br />

verwarming als volgt te werk:<br />

bij koude motor<br />

d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />

lager is dan 70 °C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

staat links<br />

van het midden van de schaal van 50<br />

tot 90 °C):<br />

– draai knop (A) rechtsom in de<br />

uiterste stand;<br />

– zet draaiknop (B) op aanjagersnelheid<br />

1 of 2 (draaiknop op 1 of 2);<br />

bij warme motor<br />

d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />

hoger is dan 70 °C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

staat boven<br />

het midden van de schaal van 50 tot 90<br />

°C):<br />

– draai knop (A) rechtsom in de<br />

uiterste stand;<br />

– zet draaiknop (B) op de maximale<br />

aanjagersnelheid (draaiknop op 4).


ONTWASEMING EN/OF<br />

ONDOOIIING VAN DE VOOR-<br />

RUIT EN ZIJRUITEN VOOR<br />

– Schakel de recirculatie uit (lampje op<br />

knop (D) gedoofd), als deze was ingeschakeld.<br />

– Draai knop (A) voor regeling van de<br />

temperatuur rechtsom in de uiterste stand<br />

(RODE gebied).<br />

– Zet knop (B) voor regeling van de<br />

luchtopbrengst op de maximale aanjagersnelheid.<br />

– Zet knop (C) voor de luchtverdeling<br />

op symbool -.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />

zijn, kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />

blijven.<br />

BELANGRIJK Ontdooien vindt het<br />

snelst plaats bij een warme motor.<br />

BELANGRIJK Als het buiten extreem<br />

vochtig is en/of bij regen en/of bij grote<br />

verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure<br />

aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />

op knop (D) gedoofd;<br />

– draaiknop voor temperatuur van de<br />

lucht uit de uitstroomopeningen (A) in<br />

het rode gebied;<br />

– aanjager ten minste in stand 3;<br />

– draaiknop voor luchtverdeling (C) op<br />

symbool - met de mogelijkheid stand<br />

≤<br />

in te schakelen als de ruiten dreigen<br />

te beslaan;<br />

Druk om de achterruit te ontdooien of<br />

te ontwasemen op knop ( (E).<br />

VENTILATIE<br />

– draai knop (A) voor temperatuurregeling<br />

in het BLAUWE gebied.<br />

– draai knop (B) voor regeling luchtopbrengst<br />

in de gewenste stand.<br />

– zet knop (C) voor luchtverdeling op<br />

symbool ¥ .<br />

Op kille dagen kan het nuttig zijn het interieur<br />

iets te verwarmen.<br />

Draai hiervoor knop (A) iets rechtsom<br />

(begin RODE gebied) en draai knop (C)<br />

op het symbool µ .<br />

AIRCONDITIONING,<br />

AUTOMATISCH<br />

(indien aanwezig)<br />

De airconditioning<br />

maakt gebruik van het<br />

koelmiddel “R134a”. Bij<br />

lekkage is dit middel niet schadelijk<br />

voor het milieu.<br />

Gebruik in geen geval andere<br />

middelen, omdat anders de componenten<br />

van het systeem beschadigd<br />

kunnen worden.<br />

Met de airconditioning kan de gewenste<br />

temperatuur in het interieur constant<br />

worden gehouden.<br />

Ga hiervoor als volgt te werk:<br />

– zet draaiknop (A-fig. 83) op de gewenste<br />

temperatuur;<br />

– zet draaiknop (B) in stand AUTO.<br />

BELANGRIJK De aircocompressor kan<br />

handmatig of automatisch worden in-/uitgeschakeld.<br />

Voor het wisselen tussen de<br />

twee mogelijkheden wordt verwezen naar<br />

de paragraaf “Automatische of handmatige<br />

bediening van de compressor”.<br />

81


BESCHRIJVING BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN (fig. 83)<br />

A - Draaiknop regeling luchttemperatuur;<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid;<br />

C - Draaiknop luchtverdeling;<br />

D - Drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor;<br />

E - Drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;<br />

F - Drukknop voor in-/uitschakeling achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

Draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />

Draai de knop (A) rechts- of linksom<br />

om de temperatuur van de lucht naar het<br />

interieur resp. te verhogen of verlagen<br />

Als draaiknop (B) in stand AUTO staat<br />

en draaiknop (A) in een uiterste stand<br />

wordt gedraaid (linksom/rechtsom), wor-<br />

fig. 83<br />

82<br />

den resp. de functies voor maximale koeling<br />

en maximale verwarming ingeschakeld.<br />

Draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />

Zet draaiknop (B):<br />

– in stand 0 om de airconditioning volledig<br />

uit te schakelen en de luchtrecirculatie in te<br />

schakelen: U kunt de recirculatiefunctie uitschakelen<br />

met drukknop (E). Als de draaiknop<br />

in stand 0 staat en de recirculatie is uitgeschakeld,<br />

kan er rijwind in de auto komen;<br />

– kies stand AUTO voor een optimale<br />

werking van het systeem zodat zo snel<br />

mogelijk de gewenste temperatuur wordt<br />

bereikt;<br />

– kies één van de vier aanjagersnelheden<br />

om de beschikbare luchthoeveelheid<br />

te regelen en zo de gewenste temperatuur<br />

te handhaven.<br />

P4U00102<br />

Draaiknop voor luchtverdeling<br />

Door draaiknop (C) met het merkteken<br />

tegenover de symbolen te zetten, kunnen<br />

de volgende standen worden gekozen:<br />

¥ Luchtstroom naar de bovenste luchtroosters<br />

in het midden en aan de zijkant,<br />

naar de luchtroosters in het midden, en<br />

uit de uitstroomopeningen voor aan de<br />

zijkant en achter.<br />

De luchtstroom kan worden geregeld met<br />

de bedieningsorganen van de luchtroosters.<br />

µ Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />

beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

in de beenruimten.<br />

w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />

≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten.<br />

- Luchtstroom naar de voorruit en<br />

zijruiten voor ontwasemen/ontdooien.<br />

MAX<br />

- Luchtstroom en automatische werking<br />

voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten voor,<br />

en verwarming van de achterruit en spiegels<br />

(zie paragraaf “Snelle ontwaseming<br />

en/of ontdooiing van de voorruit, de zijruiten<br />

voor en de achterruit”).


Drukknop voor in-/<br />

uitschakelen airconditioning<br />

Als u op knop (D) drukt, schakelt<br />

de aircocompressor in, behalve als draaiknop<br />

(B) voor regeling van de aanjagersnelheid<br />

in stand 0 staat. Als het systeem<br />

is ingeschakeld, brandt het betreffende<br />

lampje. De compressor werkt alleen bij<br />

een draaiende motor.<br />

Als de gewenste temperatuur lager is dan<br />

de buitentemperatuur, wordt de compressor<br />

automatisch ingeschakeld en gaat het lampje<br />

op knop (D) branden.<br />

Automatische of handmatige<br />

bediening van de compressor<br />

Automatische werking van compressor inschakelen.<br />

Ga als volgt te werk fig. 83:<br />

Uitgangsomstandigheden:<br />

– contactsleutel in stand STOP;<br />

– draai knop (A) rechtsom in de uiterste<br />

stand (maximale verwarming);<br />

– zet draaiknop (B) in stand 0;<br />

– zet draaiknop (C) in stand ¥ .<br />

Automatische werking inschakelen:<br />

– draai de contactsleutel in stand MAR<br />

(zonder de motor te starten);<br />

– zet knop (B) achtereenvolgens in<br />

stand AUTO-0-AUTO-0;<br />

– draai de contactsleutel in stand STOP.<br />

Als u de procedure herhaalt, wordt weer<br />

de handmatige werking ingeschakeld, waardoor<br />

de compressor alleen wordt ingeschakeld<br />

als u dat wilt, behalve in de gevallen<br />

en MAX<br />

- die staan aangegeven in de<br />

tabel FUNCTIES VAN DE AUTOMATISCH GE-<br />

REGELDE AIRCONDITIONING.<br />

BELANGRIJK Als na het starten van<br />

de motor het controlelampje ingeschakelde<br />

compressor (knop D) ongeveer 15 seconden<br />

gaat knipperen, is er een storing<br />

in de airconditioning. Wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Drukknop voor in-/<br />

uitschakelen recirculatiefunctie<br />

Als u knop (E) indrukt, wordt de<br />

recirculatie ingeschakeld en gaat het betreffende<br />

lampje branden.<br />

Hierdoor komt geen buitenlucht meer in<br />

het interieur en wordt de lucht in het interieur<br />

direct behandeld, mits de aanjager<br />

in een stand tussen AUTO en 4 staat.<br />

Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />

uit te schakelen.<br />

Als de recirculatie wordt ingeschakeld,<br />

wordt, behalve als draaiknop (B) voor regeling<br />

van de aanjagersnelheid in stand<br />

0 staat, automatisch ook de compressor<br />

ingeschakeld en gaat het betreffende<br />

lampje branden om het beslaan van de<br />

ruiten te voorkomen. U kunt de compressor<br />

uitschakelen met drukknop (D).<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen, afhankelijk van de werking<br />

van het systeem “Verwarming” of<br />

“Koeling”, de gewenste omstandigheden<br />

sneller bereikt worden. Het is echter niet<br />

raadzaam deze functie handmatig in te<br />

schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />

omdat dan de ruiten aan de binnenzijde<br />

aanzienlijk sneller kunnen beslaan,<br />

vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt. Het is raadzaam het systeem<br />

niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />

niet als u met meerdere personen in de<br />

auto zit.<br />

83


BELANGRIJK De status en de wijze<br />

waarop de compressor en de recirculatie<br />

werken, worden aangegeven door de<br />

lampjes op de betreffende knoppen (D)<br />

en (E) en ook bij afgezette motor opgeslagen.<br />

Als de motor wordt gestart, dan worden<br />

de beide functies ingeschakeld, als ze<br />

daarvoor ook ingeschakeld waren.<br />

84<br />

Drukknop voor in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming<br />

Als u knop ( (F) indrukt, dan worden<br />

de achterruit- en de spiegelverwarming<br />

ingeschakeld en gaat het bijbehorende<br />

lampje branden.<br />

De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />

waardoor de functie na enige minuten<br />

automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming eerder uitschakelen<br />

door nogmaals de knop in te drukken.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />

aan de binnenzijde van de<br />

achterruit om beschadiging van de achterruitverwarming<br />

te voorkomen.<br />

fig. 84<br />

P4U00103<br />

Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde<br />

van de achterruit op<br />

dat de elektrische<br />

weerstandsdraden niet beschadigd<br />

worden.<br />

Temperatuursensoren<br />

De sensor voor de interieurtemperatuur<br />

(G-fig. 84) bevindt zich op het instrumentenpaneel<br />

naast de knop voor regeling<br />

van de luchttemperatuur. De sensor<br />

voor de buitentemperatuur bevindt zich<br />

onder de buitenspiegel aan de passagierszijde<br />

(H-fig. 85).<br />

BELANGRIJK De sensoren mogen<br />

nooit worden opengemaakt. Wendt u bij<br />

twijfel over de juiste werking tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 85<br />

P4U00104


Pollenfilter met actievekooldeeltjes<br />

Het filter reinigt de lucht mechanisch via<br />

het elektrostatische principe, zodat de in<br />

het interieur ingevoerde lucht gezuiverd is<br />

en geen stofdeeltjes, pollen enz. bevat.<br />

Door de laag actieve kool aan de onderzijde<br />

van het pollenfilter wordt ook de<br />

concentratie van luchtverontreinigende<br />

bestanddelen verminderd.<br />

Het filter werkt als er buitenlucht in het<br />

interieur stroomt (recirculatie uitgeschakeld)<br />

en functioneert het best als de ruiten<br />

zijn gesloten<br />

Laat het filter ten minste één keer per<br />

jaar controleren door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer,<br />

bij voorkeur aan het begin van het<br />

zomerseizoen.<br />

Als de auto veel over stoffige wegen of<br />

bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,<br />

moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />

en vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement<br />

van de klimaatregeling<br />

aanzienlijk beperken.<br />

KOELING<br />

Ga voor het koelen van de lucht, bij<br />

draaiende motor en gesloten ruiten, als<br />

volgt te werk:<br />

– zet knop (A) voor de temperatuurregeling<br />

in de gewenste stand.<br />

– zet knop (B) voor de luchtopbrengst<br />

op de<br />

– gewenste snelheid om de luchttoevoer<br />

te regelen<br />

– op AUTO als u de automatische<br />

werking van de aanjager wilt inschakelen<br />

(de gewenste temperatuur wordt hierdoor<br />

sneller bereikt).<br />

– zet knop (C) voor de luchtverdeling<br />

op symbool ¥ .<br />

– Zijroosters en bovenste luchtroosters<br />

geheel open.<br />

– Knop (D) voor inschakeling compressor<br />

ingedrukt (lampje brandt).<br />

Voor een gematigde koeling moet u de<br />

temperatuur verhogen door draaiknop<br />

(A) rechtsom te draaien.<br />

Als de werking van de compressor automatisch<br />

wordt geregeld en met draaiknop<br />

(A) een lagere temperatuur wordt ingesteld<br />

dan de buitentemperatuur, wordt de<br />

compressor automatisch ingeschakeld en<br />

gaat het lampje op knop (D) branden.<br />

BELANGRIJK Ga voor maximale<br />

koeling als volgt te werk:<br />

– draai knop (A) linksom in de uiterste<br />

stand (minimale temperatuur);<br />

– zet draaiknop (B) op AUTO.<br />

Op deze manier wordt een minimale<br />

temperatuur verkregen met maximale<br />

luchtopbrengst.<br />

Als de recirculatie wordt ingeschakeld<br />

met knop (E), wordt de lucht sneller<br />

gekoeld.<br />

Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />

slechts zeer kort of alleen bij zeer<br />

hoge temperaturen maximaal te laten koelen.<br />

Hierdoor wordt een te sterke afkoeling<br />

van het interieur voorkomen.<br />

85


ONTWASEMING EN/OF ONT-<br />

DOOIING VAN DE VOORRUIT<br />

EN ZIJRUITEN VOOR<br />

– schakel de recirculatie uit (lampje op<br />

knop (E) gedoofd), als deze was ingeschakeld.<br />

– zet draaiknop (C) voor de luchtverdeling<br />

op symbool -.<br />

– schakel de compressor in, lampje op<br />

knop (D) brandt.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />

zijn, kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />

blijven.<br />

BELANGRIJK Ontdooien vindt het<br />

snelst plaats bij een warme motor.<br />

BELANGRIJK Als het buiten extreem<br />

vochtig is en/of bij regen en/of bij grote<br />

verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure aan om<br />

het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />

op knop (E) gedoofd;<br />

– draaiknop voor de aanjager ten minste<br />

in stand 2;<br />

86<br />

– zet de knop van de luchtverdeling<br />

(C) op symbool - met de mogelijkheid<br />

stand ≤ in te schakelen als de ruiten<br />

dreigen te beslaan;<br />

– aircocompressor ingeschakeld, lampje<br />

op knop (D) brandt.<br />

BELANGRIJK Een belangrijk kenmerk<br />

van de airconditioning is dat deze<br />

de lucht ontvochtigt. Het is daarom altijd<br />

aan te raden om de aircocompressor in te<br />

schakelen met knop (D) om het beslaan<br />

van de ruiten te voorkomen.<br />

Druk om de achterruit te ontdooien of<br />

ontwasemen op knop ( (F).<br />

SNEL ONTDOOIEN/-<br />

ONTWASEMEN VAN DE<br />

VOORRUIT, DE ZIJRUITEN<br />

VOOR EN DE ACHTERRUIT<br />

Als de functie MAX<br />

- is ingeschakeld, werkt<br />

het systeem automatisch, zoals hierna<br />

aangegeven, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit, de zijruiten<br />

voor en de achterruit:<br />

– maximale luchtopbrengst en hoogste<br />

temperatuur;<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lampje<br />

op knop (E) gedoofd) waarbij lucht<br />

van buiten binnenstroomt;<br />

– compressor ingeschakeld (lampje op<br />

knop (D) brandt);<br />

–luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten<br />

voor;<br />

– achterruitverwarming ingeschakeld<br />

(lampje op knop ( (F) brandt);<br />

– verwarming buitenspiegels.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />

met de draaiknop voor de luchtverdeling<br />

een stand gekozen worden waarbij het<br />

zicht optimaal blijft.<br />

Voor een nog betere werking van het<br />

systeem is het raadzaam de uitstroomopeningen<br />

voor de zitplaatsen achter, op<br />

de tunnelconsole tussen de stoelen, te<br />

sluiten.<br />

BELANGRIJK Bij een warme motor<br />

werkt de functie MAX<br />

- maximaal (zie (*)<br />

bij de tabel Functies van de automatisch<br />

geregelde airconditioning).


VERWARMING<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

temperatuur als volgt te werk:<br />

– Zet knop (A) voor de temperatuurregeling<br />

in de gewenste stand.<br />

– Draai knop (B) voor de luchtopbrengst:<br />

– op de gewenste snelheid om de<br />

luchttoevoer te regelen<br />

– in stand AUTO voor automatische<br />

werking van de aanjager.<br />

– Draaiknop (C) regeling luchtverdeling:<br />

µ Luchtstroom naar de bovenste luchtroosters<br />

in het midden en aan de zijkant,<br />

naar de luchtroosters in het midden en uit<br />

de uitstroomopeningen aan de zijkant en<br />

achter en de uitstroomopeningen in de<br />

beenruimten (bij een koele of koude buitentemperatuur).<br />

w Voor verwarming van de beenruimten<br />

(bij een zeer koude buitentemperatuur).<br />

≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten<br />

(om het beslaan van de voorruit en de<br />

zijruiten voor te voorkomen).<br />

BELANGRIJK Ga voor maximale<br />

verwarming als volgt te werk:<br />

– draai knop (A) rechtsom in de uiterste<br />

stand (maximale temperatuur);<br />

– zet draaiknop (B) op AUTO.<br />

Op deze manier wordt snel een maximale<br />

temperatuur verkregen met een<br />

maximale luchtopbrengst (zie (*) bij de<br />

tabel Functies van de automatisch geregelde<br />

airconditioning).<br />

Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />

slechts zeer kort of alleen bij<br />

zeer lage temperaturen maximaal te laten<br />

verwarmen. Hierdoor wordt een te<br />

sterke verwarming van het interieur voorkomen.<br />

87


AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING<br />

(•) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.<br />

(••) Alleen als draaiknop (B) voor regeling van de aanjagersnelheid niet in stand 0 staat.<br />

(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot<br />

35% van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.<br />

(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur.<br />

88<br />

Uitgevoerde handeling Automatisch geregelde Zichtbare Reden<br />

functie melding<br />

Starten van de auto<br />

(contactsleutel in stand MAR)<br />

Ingestelde temperatuur wijzigen<br />

(knop (A) rechtsom/linksom draaien)<br />

Inschakeling recirculatie<br />

(op knop (E)drukken)<br />

Inschakeling functie MAX<br />

- -<br />

(knop (C) volledig linksom draaien)<br />

Inschakeling compressor als de<br />

gewenste temperatuur lager of gelijk<br />

is aan de buitentemperatuur (•)<br />

Inschakeling compressor als de<br />

gewenste temperatuur lager of gelijk<br />

is aan de buitentemperatuur (•)<br />

Inschakeling compressor (••)<br />

Inschakeling compressor<br />

Uitschakeling recirculatie<br />

Inschakeling achterruitverwarming<br />

Maximale luchtopbrengst (*)<br />

Maximale luchttemperatuur (**)<br />

Lampje op knop (D) brandt<br />

Lampje op knop (D) brandt<br />

Lampjes op de knoppen (D) en<br />

(E) branden<br />

Lampje op knop (D) brandt<br />

Lampje op knop (E) gedoofd<br />

Lampje op knop (( (F) brandt<br />

Om de gewenste temperatuur snel te<br />

bereiken en te handhaven<br />

Om de gewenste temperatuur snel te<br />

bereiken en te handhaven<br />

Om het beslaan van de ruiten te<br />

voorkomen<br />

Voor snelle ontwaseming/ontdooiing van<br />

de ruiten


HULPVERWARMING<br />

(alleen JTD-uitvoeringen -<br />

indien aanwezig)<br />

De hulpverwarming ondersteunt de opwarming<br />

van de motorkoelvloeistof direct<br />

na het starten en tijdens het rijden voor<br />

een snellere verwarming van het interieur<br />

bij extreem lage buitentemperaturen.<br />

Het elektrische systeem werkt volledig<br />

automatisch en schakelt alleen in bij een<br />

draaiende motor.<br />

De hulpverwarming wordt ingeschakeld<br />

op basis van de temperatuur van de motorkoelvloeistof.<br />

De maximale verwarming<br />

wordt bereikt als de koelvloeistof erg<br />

koud is.<br />

Om de accu niet te veel uit te putten, is<br />

de inschakeling van de verwarming op de<br />

verschillende vermogens afhankelijk van<br />

de door de regeleenheid vastgestelde<br />

voedingsspanning.<br />

BELANGRIJK De hulpverwarming<br />

wordt ingeschakeld op basis van de temperatuur<br />

van de motorkoelvloeistof en<br />

kan, afhankelijk van de accuspanning,<br />

uitgeschakeld of beperkt worden.<br />

Als de opwarmcyclus door de hulpverwarming<br />

op basis van de koelvloeistoftemperatuur<br />

en de accuspanning, is<br />

beëindigd, schakelt de hulpverwarming<br />

automatisch uit en schakelt pas weer in<br />

als de auto opnieuw wordt gestart, ook<br />

als de vloeistoftemperatuur opnieuw<br />

daalt.<br />

BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

KOFFERDEKSEL<br />

OPENEN (fig. 86)<br />

Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />

geopend door aan de hendel (A)<br />

naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />

Bedien de hendel voor<br />

het ontgrendelen van het<br />

kofferdeksel niet als de<br />

auto rijdt.<br />

fig. 86<br />

P4U00035<br />

89


WAARSCHUWINGS-<br />

KNIPPERLICHTEN (fig. 87)<br />

Druk voor inschakeling op knop (A),<br />

ongeacht de stand van de contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />

het lampje in de schakelaar en werken<br />

de richtingaanwijzers en de controlelampjes<br />

voor de richtingaanwijzers op het<br />

instrumentenpaneel. Druk de schakelaar<br />

nogmaals in om het systeem uit te schakelen.<br />

Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van<br />

de wetgeving van het land waarin<br />

u zich bevindt. Houdt u aan de<br />

voorschriften.<br />

fig. 87<br />

90<br />

P4U00029<br />

MISTLAMPEN VOOR (fig. 88)<br />

(indien aanwezig)<br />

Druk voor inschakeling op knop (B). De<br />

lampen werken alleen als de buitenverlichting<br />

is ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

5branden. Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, schakelen de mistlampen voor<br />

automatisch uit.<br />

De lampen schakelen pas weer in als na<br />

het starten opnieuw op knop (B) wordt<br />

gedrukt.<br />

Druk knop (B) nogmaals in om de mistlampen<br />

uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van de mistlampen aan de geldende verkeersvoorschriften.<br />

Het systeem voldoet<br />

aan de EU-normen.<br />

fig. 88<br />

P4U00030<br />

MISTACHTERLICHT (fig. 88)<br />

Druk voor inschakeling op knop (A).<br />

Het mistachterlicht werkt alleen als het<br />

dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 4 branden.<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, schakelt het mistachterlicht automatisch<br />

uit. Het schakelt pas weer in als<br />

na het starten opnieuw op knop (A)<br />

wordt gedrukt.<br />

Druk knop (A) nogmaals in om het<br />

mistachterlicht uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van het mistachterlicht aan de geldende<br />

verkeersvoorschriften. Het systeem<br />

voldoet aan de EU-normen.


LICHTSTERKTEREGELING<br />

INSTRUMENTENPANEEL(fig. 89)<br />

Druk voor het regelen van de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel, bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting, op knop (A).<br />

Telkens als u knop (A) indrukt, wordt<br />

achtereenvolgens één van de drie vastgestelde<br />

lichtsterktes geselecteerd: laaggemiddeld-hoog.<br />

fig. 89<br />

P4U00105<br />

BRANDSTOF-<br />

NOODSCHAKELAAR (fig. 90)<br />

Deze veiligheidsschakelaar springt omhoog<br />

bij een botsing boven een bepaalde<br />

intensiteit, waardoor de toevoer van<br />

brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.<br />

Als u na een ongeval<br />

een brandstoflucht ruikt<br />

of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de<br />

schakelaar niet terug, zodat brand<br />

wordt voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden, druk<br />

dan op knop (A) om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

fig. 90 fig. 91<br />

P4U00106<br />

TANKKLEPJE OPENEN (fig. 91)<br />

U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />

door de voorzijde van hendel<br />

(A) omhoog te trekken.<br />

P4U00038<br />

91


KOPLAMPVERSTELLING<br />

(fig. 92)<br />

Bedieningsknop (A) naast de stuurwielkolom<br />

kan in vier standen worden<br />

gezet die overeenkomen met één van<br />

de onderstaande beladingsgraden.<br />

Als de auto beladen is, moet de hoogte<br />

van de koplampen worden afgesteld.<br />

fig. 92<br />

92<br />

P4U00107<br />

Stand 0: 1 of 2 personen op de voorstoelen,<br />

volle brandstoftank, standaard<br />

boorduitrusting (in rijklare staat);<br />

Stand 1: 5 inzittenden;<br />

Stand 2: 5 inzittenden en bagage in bagageruimte<br />

(ongeveer 50 kg);<br />

Stand 3: 1 persoon (de bestuurder) en<br />

300 kg in de bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen<br />

telkens als het gewicht<br />

van de lading wijzigt.<br />

HANDREM (fig. 93)<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

U kunt de handrem inschakelen door de<br />

hendel omhoog te trekken, totdat de auto<br />

niet meer kan rollen.<br />

Als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje x branden.<br />

De auto moet geblokkeerd<br />

zijn als de hendel<br />

enkele tanden is aangetrokken.<br />

Als dit niet het geval is,<br />

laat dan de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

fig. 93<br />

P4U00109


Handrem uitschakelen:<br />

– Trek hendel (A-fig. 93) iets omhoog<br />

en druk de vergrendelknop (B) in.<br />

– Houd de knop ingedrukt en laat de<br />

hendel zakken; lampje x op het instrumentenpaneel<br />

dooft.<br />

Om onverwachte bewegingen van de<br />

auto te voorkomen, moet bij het bedienen<br />

van de handrem het rempedaal worden<br />

ingetrapt.<br />

BELANGRIJK De handremhendel<br />

(A) is voorzien van een beveiligingsmechanisme.<br />

Dit mechanisme voorkomt<br />

dat per ongeluk de handrem wordt uitgeschakeld<br />

als bij aangetrokken hendel<br />

knop (B) wordt ingedrukt. Voor het uitschakelen<br />

van de handrem moet u daarom<br />

niet alleen knop (B) indrukken, maar<br />

ook hendel (A) iets omhoog trekken,<br />

zodat het beveiligingsmechanisme uitschakelt.<br />

Zet vervolgens de hendel geheel<br />

omlaag.<br />

VERSNELLINGSPOOK (fig. 94)<br />

Afhankelijk van de uitvoering is de auto<br />

uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak<br />

met vijf of zes versnellingen<br />

(zie hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

De positie van de afzonderlijke versnellingen<br />

is met een symbool op de knop<br />

van de versnellingspook aangegeven.<br />

Trap bij het overschakelen altijd het koppelingspedaal<br />

geheel in. Als de achteruit<br />

(R) wordt ingeschakeld, moet de auto<br />

stilstaan.<br />

Bij de uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD<br />

moet voor het inschakelen van de achteruit<br />

(R), de schuifring onder de pookknop<br />

(met de hand waarmee u de pookknop<br />

bediend) omhoog worden getrokken.<br />

fig. 94<br />

P4U00108<br />

Laat de schuifring los zodra de achteruit<br />

is ingeschakeld. Om vanuit de achteruit<br />

een andere versnelling in te schakelen,<br />

hoeft de schuifring niet omhoog te worden<br />

getrokken.<br />

BELANGRIJK De achteruit kan alleen<br />

bij een volledig stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht bij een draaiende<br />

motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal<br />

minstens twee seconden, voordat u<br />

de achteruit inschakelt. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat de tandwielen beschadigen.<br />

Om op de juiste wijze<br />

te schakelen, moet<br />

u het koppelingspedaal<br />

geheel intrappen. Daarom<br />

mag er niets onder het pedaal<br />

liggen dat dit kan verhinderen:<br />

Let erop dat de vloermatten<br />

niet zijn dubbelgevouwen en<br />

zo de slag van de pedalen kunnen<br />

beperken.<br />

93


SELESPEED<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

(indien aanwezig)<br />

De uitvoering 2.0 T.SPARK is leverbaar<br />

met een elektronisch geregelde, mechanische<br />

versnellingsbak “Selespeed”.<br />

BELANGRIJK Het verdient beslist<br />

aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig<br />

te lezen, zodat u Selespeed op de juiste<br />

wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het<br />

begin op de hoogte van de juiste handelingen<br />

en in staat om deze uit te voeren.<br />

Selespeed bestaat uit een normale<br />

mechanische versnellingsbak, waaraan<br />

een elektronisch geregeld elektrohydraulisch<br />

systeem is toegevoegd. Dit systeem<br />

bedient automatisch de koppeling<br />

en regelt het overschakelen.<br />

Het koppelingspedaal ontbreekt; om<br />

weg te rijden hoeft u alleen het gaspedaal<br />

te bedienen.<br />

De versnellingsbak kan op twee manieren<br />

worden bediend:<br />

– sequentieel (handmatig), waarbij de<br />

bestuurder direct overschakelt met de<br />

94<br />

selectorhendel op de middenconsole of de<br />

knoppen op het stuurwiel;<br />

– automatisch CITY waarbij het systeem<br />

beslist over het overschakelen<br />

(deze werking kan worden gekozen met<br />

knop B-fig. 95).<br />

Overschakelen vindt plaats met de selectorhendel<br />

(A-fig. 95), die altijd vanzelf<br />

terugkeert in de middenstand.<br />

Met deze hendel kan worden op- of teruggeschakeld<br />

en/of de achteruit (R) of<br />

de vrijstand (N) worden ingeschakeld.<br />

Op het stuur bevinden zich nog twee<br />

knoppen (fig. 96). Met deze knoppen<br />

kan, alleen bij een rijdende auto (met<br />

een snelheid boven 10 km/h) worden<br />

op- of teruggeschakeld.<br />

B<br />

fig. 95<br />

A<br />

P4U00306<br />

Als het systeem wordt ingeschakeld<br />

door de contactsleutel in stand MAR te<br />

draaien, wordt altijd de sequentiële<br />

(handmatige) werking ingeschakeld.<br />

Als u tijdens de automatische werking<br />

CITY handmatig overschakelt, dan gaat<br />

het systeem er vanuit dat u de sequentiële<br />

werking wilt inschakelen. Het systeem<br />

werkt vervolgens sequentieel.<br />

fig. 96<br />

P4U00307


De ingeschakelde versnelling wordt aangegeven<br />

op het display van de toerenteller<br />

(A-fig. 97).<br />

De symbolen op het display zijn:<br />

N =Vrijstand;<br />

1 = eerste versnelling;<br />

2 = tweede versnelling;<br />

3 = derde versnelling;<br />

4 = vierde versnelling;<br />

5 = vijfde versnelling;<br />

R = Achteruit.<br />

Bij een storing of bij voor de auto of de<br />

versnellingsbak schadelijke bedrijfsomstandigheden<br />

gaat het waarschuwingslampje<br />

(B-fig. 97) branden en hoort u<br />

een geluidssignaal (bijv. bij een oververhitte<br />

koppeling).<br />

fig. 97<br />

A<br />

B<br />

P4U00308<br />

Selespeed maakt het gebruik van de<br />

auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert<br />

de vermoeidheid als in de stad wordt gereden<br />

of als vaak geschakeld moet worden,<br />

en levert tegelijkertijd uitstekende<br />

prestaties.<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

BELANGRIJK Als u het bestuurdersportier<br />

opent, dan schakelt Selespeed het<br />

hydraulische deel van het systeem in, zodat<br />

het systeem gereed is als de motor<br />

wordt gestart. Deze functie kan worden<br />

waargenomen door het draaien van de<br />

pomp. De functie wordt uitgeschakeld als<br />

na 10 keer openen/sluiten van het portier<br />

het systeem niet met de contactsleutel<br />

is ingeschakeld.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan gaan alle onderdelen van het<br />

display (A-fig. 97), het waarschuwingslampje<br />

voor storing in versnellingsbak (Bfig.<br />

97) en het opschrift CITY branden.<br />

Na ongeveer een seconde wordt op het<br />

display de ingeschakelde versnelling weergegeven<br />

(N, 1, 2, 3, 4, 5, R) en dooft<br />

het waarschuwingslampje. Dit betekent<br />

dat het hydraulische systeem in werking<br />

is. Vanaf dat moment kunt u Selespeed<br />

gebruiken om te schakelen.<br />

BELANGRIJK Als na 10 seconden op<br />

het multifunctionele display niet de ingeschakelde<br />

versnelling wordt weergegeven<br />

of het storingslampje blijft branden, draai<br />

dan de contactsleutel in stand STOP en<br />

wacht tot het display dooft. Schakel vervolgens<br />

het systeem opnieuw in. Als de<br />

storing blijft bestaan, wendt u dan tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

95


WERKING BIJ STILSTAANDE<br />

MOTOR<br />

BELANGRIJK Voordat u de selectorhendel<br />

gebruikt, moet op het display beslist<br />

de ingeschakelde versnelling (N, 1,<br />

2, 3, 4, 5, R) worden weergegeven.<br />

Als de motor niet draait en de auto stilstaat,<br />

kunnen alle versnellingen worden<br />

ingeschakeld.<br />

Als de auto stilstaat en het rempedaal is<br />

ingetrapt, kunt u alleen overschakelen met<br />

de selectorhendel op de middenconsole.<br />

Om een versnelling in te schakelen moet u<br />

het rempedaal ingetrapt houden en:<br />

– om op te schakelen (+) (fig. 98) de<br />

hendel “naar voren” drukken (als de<br />

auto in de eerste versnelling staat, wordt<br />

de tweede ingeschakeld, in de tweede<br />

wordt de derde ingeschakeld en zo verder<br />

tot de vijfde versnelling).<br />

Als het systeem in de vrijstand (N) of<br />

achteruit (R) staat, dan wordt de eerste<br />

versnelling (1) ingeschakeld als de hendel<br />

naar voren wordt gedrukt.<br />

96<br />

– om terug te schakelen (–) (fig.<br />

98) moet u de hendel naar achteren<br />

drukken (als de auto in de vijfde versnelling<br />

staat, wordt de vierde ingeschakeld,<br />

in de vierde wordt de derde ingeschakeld<br />

en zo verder tot de eerste versnelling).<br />

Om de vrijstand (N) in te schakelen<br />

moet u bij stilstaande auto en ingetrapt<br />

rempedaal de selectorhendel naar rechts<br />

(fig. 99) verplaatsen.<br />

fig. 98<br />

fig. 99<br />

P4U00309<br />

P4U00310<br />

Vanuit iedere versnelling (N, 1, 2, 3,<br />

4, 5) en bij stilstaande auto kunt u de<br />

achteruit inschakelen door de selectorhendel<br />

naar rechts en vervolgens naar<br />

achteren te drukken. (fig. 100).<br />

Als de auto rijdt, dan kan de achteruit<br />

niet worden ingeschakeld; wacht tot de<br />

auto stilstaat en schakel de achteruit opnieuw<br />

in.<br />

BELANGRIJK Als een versnelling<br />

wordt ingeschakeld, moet de selectorhendel<br />

onmiddellijk worden losgelaten, nadat<br />

de versnelling is ingeschakeld. Als de hendel<br />

langer wordt bediend (langer dan 10<br />

seconden), dan gaat lampje t branden,<br />

klinkt er een geluidssignaal en schakelt de<br />

automatische werking CITY in. De waarschuwingssignalen<br />

worden opgeheven als<br />

de selectorhendel wordt losgelaten.<br />

fig. 100<br />

P4U00311


BELANGRIJK Als u de auto parkeert<br />

op een helling en een versnelling wilt inschakelen<br />

om wegrijden te voorkomen,<br />

moet u beslist op het multifunctionele display<br />

controleren of de nieuwe versnelling<br />

wordt weergegeven en vervolgens twee<br />

seconden wachten voordat het rempedaal<br />

wordt losgelaten. Hierdoor heeft de koppeling<br />

de tijd om volledig aan te grijpen.<br />

MOTOR STARTEN<br />

U kunt de motor starten zowel bij een<br />

ingeschakelde versnelling als bij een versnellingsbak<br />

in de vrijstand (N).<br />

BELANGRIJK Houd het rempedaal ingetrapt<br />

tijdens het starten. Als het rempedaal<br />

herhaaldelijk wordt ingetrapt bij<br />

een afgezette motor, is er meer kracht<br />

vereist. In een dergelijke situatie moet<br />

voor het starten van de motor het rempedaal<br />

krachtiger worden ingetrapt.<br />

Na het starten schakelt de versnellingsbak<br />

automatisch de vrijstand in, verschijnt<br />

op het display de letter (N) en schakelt<br />

het systeem de sequentiële (handmatige)<br />

werking in.<br />

Als de motor niet aanslaat<br />

en een versnelling<br />

is ingeschakeld, dan<br />

klinkt een geluidssignaal en<br />

wordt een mededeling op het<br />

multifunctionele display weergegeven<br />

om de bestuurder er op te<br />

attenderen dat er mogelijk een<br />

gevaarlijke situatie ontstaat,<br />

omdat de versnellingsbak automatisch<br />

in de vrijstand wordt gezet.<br />

MOTOR UITZETTEN EN<br />

SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

zet, dan gaat de motor uit, maar blijft<br />

Selespeed ingeschakeld, totdat de auto geheel<br />

stilstaat; na ongeveer 2 tot 4 seconden<br />

nadat de contactsleutel in stand<br />

STOP is gezet, wordt het hydraulische<br />

deel uitgeschakeld en wordt ook de weergave<br />

op het display beëindigd. Pas nu is<br />

Selespeed uitgeschakeld.<br />

De ingeschakelde versnelling op het moment<br />

dat de motor wordt uitgezet, blijft<br />

ingeschakeld.<br />

Als de motor wordt uitgezet terwijl de<br />

versnellingsbak in de vrijstand staat, dan<br />

klinkt een geluidssignaal om de bestuurder<br />

er op te attenderen dat voor de veiligheid<br />

de eerste versnelling 1 of de achteruit<br />

R moet worden ingeschakeld. Zet in<br />

dat geval de contactsleutel in stand<br />

MAR en schakel, bij ingetrapt rempedaal,<br />

de eerste versnelling (1) of de achteruit<br />

(R) in.<br />

97


staat.<br />

98<br />

Verlaat de auto NOOIT<br />

als de versnellingsbak<br />

in de vrijstand (N)<br />

Verwijder de contactsleutel<br />

nooit als de auto<br />

rijdt. Selespeed werkt<br />

niet juist zolang de auto niet stilstaat,<br />

maar bovendien blokkeert<br />

het stuurslot bij de eerste stuurbeweging.<br />

Het is beslist noodzakelijk<br />

om het rempedaal<br />

ingetrapt te houden als<br />

de motor wordt uitgezet en Selespeed<br />

uitschakelt: laat het pedaal<br />

pas los als het multifunctionele<br />

display op de toerenteller is<br />

gedoofd.<br />

WEGRIJDEN<br />

Bij draaiende motor en stilstaande auto,<br />

kunt u alleen de eerste (1), de tweede<br />

(2) en/of de achteruit (R) inschakelen.<br />

De versnellingen kunnen bij ingetrapt<br />

rempedaal alleen met de selectorhendel<br />

op de middenconsole worden ingeschakeld.<br />

De knoppen op het stuurwiel<br />

werken alleen bij een snelheid boven<br />

10 km/h.<br />

BELANGRIJK De achteruit (R) kan<br />

vanuit de volgende versnellingen worden<br />

ingeschakeld: vrij (N), eerste (1) of<br />

tweede (2) versnelling. Als de auto rijdt,<br />

dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;<br />

wacht tot de auto stilstaat en schakel de<br />

achteruit (R) opnieuw in.<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld, dan<br />

verschijnt het symbool op het multifunctionele<br />

display in het instrumentenpaneel en<br />

klinkt een geluidssignaal.<br />

BELANGRIJK Als u vanuit de achteruit<br />

(R) de eerste versnelling (1) of vanuit<br />

de vrijstand (N) de eerste versnelling<br />

(1) inschakelt en het inschakelen lukt<br />

niet, dan wordt automatisch de tweede<br />

versnelling (2) ingeschakeld.<br />

Dit is geen storing, maar is een onderdeel<br />

van de werking van het systeem.<br />

Om dezelfde reden wordt, als het inschakelen<br />

van de achteruit niet direct lukt, de<br />

koppeling iets bediend, zodat de achteruit<br />

kan inschakelen; in dat geval wordt de<br />

achteruit (R) iets minder soepel ingeschakeld.<br />

Voor het wegrijden moet u het rempedaal<br />

loslaten en het gaspedaal geleidelijk<br />

intrappen. Naarmate het gaspedaal<br />

dieper wordt ingetrapt, is meer koppel beschikbaar<br />

om weg te rijden.<br />

Nadat bij stilstaande<br />

auto is overgeschakeld,<br />

moet u altijd op het display<br />

controleren of de gewenste<br />

versnelling is ingeschakeld, voordat<br />

het gaspedaal wordt ingetrapt.


BELANGRIJKE TIPS<br />

– houd het rempedaal altijd ingetrapt bij<br />

stilstaande auto en ingeschakelde versnelling;<br />

laat het rempedaal pas los als u wilt<br />

wegrijden;<br />

– zet de versnellingsbak in de vrijstand<br />

als de auto lang stilstaat met een draaiende<br />

motor;<br />

– als de auto stilstaat op een helling,<br />

maak dan geen gebruik van het gaspedaal<br />

om wegrollen te voorkomen; gebruik hiervoor<br />

het rempedaal; gebruik het gaspedaal<br />

alleen om weg te rijden;<br />

– gebruik uitsluitend de tweede versnelling<br />

voor het wegrijden, als u meer<br />

controle over manoeuvres bij lage snelheid<br />

wilt hebben (zoals bij gladheid);<br />

– schakel alleen vanuit de achteruit de<br />

eerste versnelling in of omgekeerd, als de<br />

auto geheel stilstaat en het rempedaal is<br />

ingetrapt.<br />

Hoewel het beslist wordt afgeraden,<br />

kan het door onvoorziene omstandigheden<br />

voorkomen dat bij een afdaling de<br />

auto in de vrijstand (N) naar beneden<br />

rolt. Als u vervolgens een versnelling inschakelt,<br />

dan schakelt het systeem automatisch<br />

de versnelling in, die het meest<br />

geschikt is om het motorkoppel over te<br />

brengen naar de wielen.<br />

Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende<br />

auto) geen gas geeft, dan laat het<br />

systeem bij een bepaalde snelheid de<br />

koppeling aangrijpen, zodat u gebruikt<br />

kunt maken van de remmende werking<br />

van de motor.<br />

Om veiligheidsredenen geeft Selespeed<br />

een geluidssignaal als:<br />

– tijdens het starten een oververhitte<br />

koppeling wordt gesignaleerd; in dat geval<br />

moet u “vlot”, maar gelijkmatig,<br />

wegrijden of, als de auto op een helling<br />

staat, het gaspedaal loslaten en de auto<br />

met het rempedaal op zijn plaats houden;<br />

– de auto in een andere richting rijdt<br />

dan de ingeschakelde versnelling, (bijv.:<br />

vooruit als de achteruit is ingeschakeld);<br />

in deze situatie moet de auto tot stilstand<br />

worden gebracht en bij ingetrapt rempedaal<br />

de juiste versnelling worden ingeschakeld.<br />

Eveneens om veiligheidsredenen klinkt<br />

bij stilstaande auto, gestarte motor en ingeschakelde<br />

versnelling (1), (2) of (R)<br />

een geluidssignaal en wordt automatisch<br />

naar de vrijstand (N) overgeschakeld als:<br />

– het gaspedaal en/of rempedaal gedurende<br />

ten minste 50 seconden niet<br />

worden gebruikt;<br />

– het rempedaal langer dan 10 minuten<br />

wordt ingetrapt;<br />

– het bestuurdersportier wordt geopend<br />

en het gas- en rempedaal ten minste<br />

1 seconde niet worden ingetrapt.<br />

99


AUTO STILZETTEN<br />

Om de auto stil te zetten hoeft u slechts<br />

het gaspedaal los te laten en, zo nodig,<br />

het rempedaal in te trappen.<br />

Onafhankelijk van de gekozen versnelling<br />

en de ingeschakelde functie (sequentieel<br />

of CITY) ontkoppelt het systeem en<br />

wordt er teruggeschakeld.<br />

Als u weer wilt optrekken voordat de<br />

auto geheel stilstaat, is op deze wijze altijd<br />

de meest geschikte versnelling voor<br />

het optrekken ingeschakeld.<br />

Als u de auto tot stilstand brengt, wordt<br />

automatisch de eerste versnelling (1) ingeschakeld.<br />

100<br />

SEQUENTIËLE WERKING<br />

(HANDMATIG)<br />

Als het systeem “sequentieel” wordt bediend,<br />

wordt op het display van de toerenteller<br />

de ingeschakelde versnelling<br />

weergegeven.<br />

Bij deze bedieningswijze ligt de beslissing<br />

om over te schakelen bij de bestuurder.<br />

Overschakelen kan plaatsvinden met behulp<br />

van:<br />

– de selectorhendel op de middenconsole<br />

(A-fig. 101);<br />

B<br />

fig. 101<br />

A<br />

P4U00306<br />

– de knoppen op het stuur (fig.<br />

102); deze kunnen alleen worden bediend<br />

bij een snelheid boven 10 km/h.<br />

De “sequentiële” bediening wordt ingeschakeld:<br />

– automatisch bij het starten van de<br />

motor;<br />

– als bij ingeschakelde CITY-functie:<br />

– de selectorhendel of de knoppen<br />

op het stuurwiel worden bediend;<br />

– als nogmaals knop CITY (Bfig.<br />

101) wordt ingedrukt en daarmee<br />

de hiervoor gekozen functie wordt uitgeschakeld.<br />

fig. 102<br />

P4U00307


Tijdens overschakelen hoeft het gaspedaal<br />

niet losgelaten te worden, omdat<br />

Selespeed direct de motor op de volgende<br />

wijze bedient:<br />

– verlagen en vervolgens verhogen van<br />

het motorkoppel;<br />

– aanpassen van het toerental aan de<br />

nieuwe versnelling.<br />

Bij terugschakelen wordt automatisch<br />

het toerental verhoogd, zodat het toerental<br />

is aangepast aan de nieuwe versnelling.<br />

Het systeem kan in de vrijstand (N)<br />

worden gezet bij een snelheid lager dan<br />

20 km/h.<br />

Het systeem kan alleen in de achteruit<br />

(R) worden gezet als de auto stilstaat.<br />

Als het gaspedaal meer dan 60% van<br />

de totale slag is ingetrapt en bij een toerental<br />

hoger dan 5000/min vindt het<br />

overschakelen sneller plaats.<br />

Als de “sequentiële” werking is ingeschakeld,<br />

dan zijn er enige voorzieningen/beveiligingen<br />

die het rijden makkelijker<br />

maken:<br />

– tijdens het afremmen ontkoppelt het<br />

systeem en wordt automatisch teruggeschakeld,<br />

zodat de juiste versnelling is ingeschakeld<br />

als weer moet worden opgetrokken;<br />

als de auto tot stilstand wordt<br />

gebracht, wordt automatisch de eerste<br />

versnelling (1) ingeschakeld;<br />

– als geschakeld wordt naar een versnelling<br />

terwijl de motor niet met het geschikte<br />

toerental draait (te hoog of te<br />

laag), dan wordt de schakelopdracht niet<br />

uitgevoerd;<br />

– als de motor het maximaal toegestane<br />

toerental bereikt en u gas blijft geven, dan<br />

schakelt het systeem automatisch op;<br />

– als het overschakelen niet direct lukt,<br />

dan probeert het systeem het eerst opnieuw<br />

en, als het nog niet lukt, schakelt<br />

vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling<br />

in, zodat de auto niet in de vrijstand<br />

blijft rijden.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om het overschakelen geheel te laten<br />

voltooien voordat een nieuwe schakelopdracht<br />

wordt gegeven. Voorkom dat<br />

snel achter elkaar wordt geschakeld.<br />

AUTOMATISCHE WERKING<br />

(CITY)<br />

De automatische werking CITY wordt<br />

ingeschakeld, als u knop (A-fig. 103)<br />

naast de selectorhendel indrukt.<br />

Op het display in de toerenteller verschijnt<br />

naast de ingeschakelde versnelling<br />

het opschrift CITY.<br />

Het systeem schakelt direct over, afhankelijk<br />

van het motortoerental en de mate<br />

waarin het gaspedaal wordt ingetrapt.<br />

Als u het gaspedaal snel loslaat, dan<br />

schakelt het systeem geen hogere versnelling<br />

in, zodat op de motor kan worden<br />

afgeremd.<br />

fig. 103<br />

A<br />

P4U00312<br />

101


STORINGSMELDINGEN<br />

Storingen in de Selespeed worden aangegeven<br />

door het rode waarschuwingslampje<br />

t (A-fig. 104) op het instrumentenpaneel.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait en daarmee het systeem inschakelt,<br />

dan moet het lampje continu gedurende<br />

4 seconden branden.<br />

Als het lampje blijft knipperen, dan is<br />

een storing gevonden in de versnellingsbak;<br />

tegelijkertijd klinkt gedurende 4 seconden<br />

een pulserend geluidssignaal om<br />

de bestuurder op deze situatie te attenderen.<br />

fig. 104<br />

102<br />

A<br />

P4U00313<br />

Als het lampje gaat<br />

knipperen, dient u zich<br />

zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden<br />

om de storing te laten verhelpen.<br />

Bij een storing aan de selectorhendel,<br />

schakelt het systeem automatisch de automatische<br />

werking CITY in, zodat de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer bereikt<br />

kan worden en de storing kan worden verholpen.<br />

Bij een storing aan andere componenten<br />

van de versnellingsbak kunnen slechts enkele<br />

versnellingen worden ingeschakeld:<br />

de eerste versnelling (1), de tweede versnelling<br />

(2) en de achteruit (R).<br />

Wendt u bij een storing<br />

van de versnellingsbak<br />

zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het systeem<br />

te laten controleren.<br />

WAARSCHUWINGEN MET<br />

GELUIDSSIGNALEN<br />

De waarschuwingszoemer wordt ingeschakeld<br />

als:<br />

– de achteruit (R) is ingeschakeld;<br />

– de auto wordt stilgezet in de vrijstand<br />

(N); het signaal wordt gegeven als de<br />

contactsleutel in stand STOP is gezet;<br />

– tijdens het wegrijden een oververhitte<br />

koppeling wordt gesignaleerd;<br />

– de auto in een andere richting rijdt<br />

dan de ingeschakelde versnelling (bijv.:<br />

de auto rolt vooruit als de achteruit is ingeschakeld);<br />

– het systeem automatisch de vrijstand<br />

(N)inschakelt, nadat:<br />

– het gaspedaal en/of rempedaal<br />

gedurende ten minste 50 seconden niet<br />

worden gebruikt;<br />

– het rempedaal langer dan 10 minuten<br />

wordt ingetrapt;<br />

– het bestuurdersportier wordt geopend<br />

en het gas- en rempedaal ten minste<br />

1 seconde niet worden ingetrapt.<br />

– een storing aan de versnellingsbak<br />

is gesignaleerd.


PARKEREN<br />

Om de auto veilig te parkeren moet<br />

beslist de eerste versnelling (1) of de<br />

achteruit (R) worden ingeschakeld. Als u<br />

op een helling parkeert, moet ook de<br />

handrem worden aangetrokken.<br />

Als de motor wordt uitgezet op een helling<br />

bij een ingeschakelde versnelling,<br />

dan is het beslist nodig om te wachten<br />

tot het display de ingeschakelde versnelling<br />

aangeeft voordat het rempedaal<br />

wordt losgelaten. Hierdoor heeft de koppeling<br />

de tijd om volledig in te schakelen.<br />

Als de versnellingsbak in de vrijstand<br />

(N) staat en u wilt een versnelling inschakelen<br />

om te parkeren, dan moet u<br />

het systeem inschakelen, het rempedaal<br />

intrappen en de versnelling (1) of (R)<br />

kiezen.<br />

SLEPEN VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />

van de auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Controleer of de versnellingsbak in<br />

de vrijstand (N) staat (controleer of de<br />

auto rolt als er tegen wordt geduwd) en<br />

sleep de auto zoals een auto met een<br />

handgeschakelde versnellingsbak (zie het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”)<br />

Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />

kan worden gezet, dan mag de<br />

auto niet worden gesleept. Wendt u in<br />

dat geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

103


AUTOMATISCHE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Q-SYSTEM<br />

(indien aanwezig)<br />

De uitvoering 2.5 V6 24V kan zijn uitgerust<br />

met een automatische versnellingsbak<br />

Q-System. Naast de normale functies<br />

kunt u handmatig de versnellingen inschakelen<br />

door de selectorhendel in het<br />

daarvoor bestemde deel te plaatsen<br />

BELANGRIJK Lees alle informatie op<br />

deze en de volgende pagina’s zorgvuldig<br />

door, zodat u voordat u met de auto gaat<br />

rijden, op de hoogte bent van de juiste<br />

werking van onder andere de beveiligingssystemen<br />

Shift-lock en Key-lock,<br />

waarmee de automatische transmissie is<br />

uitgerust.<br />

104<br />

A<br />

P4U00314<br />

MOTOR STARTEN<br />

De motor kan alleen gestart worden als<br />

de selectorhendel (fig. 105) in stand P<br />

of N staat.<br />

Uit veiligheidsoverwegingen is het raadzaam<br />

de motor te starten terwijl het rempedaal<br />

is ingetrapt.<br />

BELANGRIJK Bij het wegrijden, na<br />

het starten van de motor, mag het gaspedaal<br />

voor en tijdens het verplaatsen<br />

van de selectorhendel niet worden ingetrapt.<br />

Dit geldt in het bijzonder als de<br />

motor koud is.<br />

WEGRIJDEN<br />

Houd na het starten het rempedaal bij<br />

een draaiende motor ingetrapt (beveiligingssysteem<br />

Shift-lock), en plaats de<br />

selectorhendel (fig. 105) in stand D of<br />

in de stand voor handmatige bediening.<br />

Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal<br />

geleidelijk in.<br />

fig. 105 fig. 106<br />

BELANGRIJK De selectorhendel kan<br />

uitsluitend uit stand P worden verplaatst<br />

als de contactsleutel in stand MAR staat<br />

en het rempedaal is ingetrapt (beveiligingssysteem<br />

Shift-lock).<br />

Om de hendel te verplaatsen moet de<br />

schuifring (A-fig. 105) onder de hendel<br />

omhoog worden getrokken.<br />

In geval van nood (storingen, lege accu,<br />

enz.), kan de hendel vanuit stand P verplaatst<br />

worden door de mechanische<br />

knop onder de hendel bij punt (A-fig.<br />

106) in te drukken. Verplaats gelijktijdig<br />

de hendel vanuit stand P in de gewenste<br />

stand. De motor kan uitsluitend worden<br />

gestart als de selectorhendel in stand N<br />

staat.<br />

A<br />

P4U00315


BELANGRIJK De contactsleutel kan alleen<br />

in stand STOP uit het contactslot worden<br />

genomen als de selectorhendel in stand<br />

P (beveiligingssysteem Key-lock) staat.<br />

In geval van nood (storingen, lege accu,<br />

enz.) kan de sleutel ook uit het contactslot<br />

worden genomen als de selectorhendel<br />

niet in stand P staat.<br />

Druk met een vinger op de ontgrendelknop<br />

(A-fig. 107) nabij het start-/contactslot<br />

onder de bekleding, en verwijder<br />

gelijktijdig de sleutel.<br />

Verlang de eerste kilometers<br />

geen maximale<br />

prestaties, maar wacht<br />

tot de motor op bedrijfstemperatuur<br />

is.<br />

fig. 107<br />

A<br />

P4U00421<br />

KEUZE VOOR HANDMATIGE<br />

OF AUTOMATISCHE BEDIENING<br />

De belangrijkste eigenschap van deze<br />

versnellingsbak is dat hij automatisch of<br />

handmatig bediend kan worden. De automatische<br />

werking wordt ingeschakeld als<br />

de selectorhendel in het rechter gedeelte<br />

wordt geplaatst en de handmatige bediening<br />

als de hendel in het linker gedeelte<br />

geplaatst wordt.<br />

De wijze van werking en de ingeschakelde<br />

versnelling worden weergegeven<br />

op het display van de toerenteller (Afig.<br />

108).<br />

fig. 108 fig. 109<br />

A<br />

P4U00317<br />

AUTOMATISCHE WERKING<br />

Selectorhendel<br />

Voor de automatische werking moet de<br />

selectorhendel in het rechter gedeelte<br />

(fig. 109) worden geplaatst in één van<br />

de volgende standen:<br />

P - parkeren (u kunt de motor starten)<br />

R - achteruit<br />

N -vrijstand (u kunt de motor starten)<br />

D - automatisch vooruit rijden.<br />

Trek de schuifring (A-fig. 109) onder<br />

de selectorhendel omhoog voor de volgende<br />

verplaatsingen:<br />

– van P naar R en omgekeerd<br />

– van N naar R.<br />

A<br />

P4U00318<br />

105


P - Parkeren<br />

Om het per ongeluk inschakelen van<br />

een verkeerde stand te voorkomen, kan<br />

de hendel alleen in stand P worden geplaatst<br />

als de schuifring (A-fig. 109)<br />

onder de selectorhendel omhoog wordt<br />

getrokken.<br />

Plaats de hendel in deze stand als u de<br />

auto parkeert. Een mechanisme blokkeert<br />

dan de aangedreven wielen.<br />

Trek de handrem altijd<br />

volledig aan voordat u de<br />

auto verlaat.<br />

Plaats de hendel in stand P als<br />

u de auto bij een draaiende<br />

motor verlaat.<br />

R - Achteruit<br />

Plaats de hendel in stand R als de auto<br />

stilstaat, de motor stationair draait en het<br />

rempedaal is ingetrapt.<br />

Om het per ongeluk inschakelen van<br />

een verkeerde stand te voorkomen, kan<br />

de hendel alleen in deze stand worden<br />

geplaatst als de schuifring (A-fig. 109)<br />

onder de selectorhendel omhoog wordt<br />

getrokken.<br />

106<br />

Als de hendel in stand R staat, schakelen<br />

de achteruitrijlichten in en hoort u<br />

een akoestisch signaal dat u erop attendeert<br />

dat de achteruit is ingeschakeld.<br />

Trap het rempedaal in voordat u de<br />

hendel verplaatst: de auto moet stilstaan.<br />

BELANGRIJK Als de hendel in stand<br />

R staat, wordt de achteruit niet ingeschakeld<br />

als de snelheid van de auto hoger is<br />

dan de vastgestelde limiet. Als de snelheid<br />

onder deze waarde komt, schakelt<br />

de achteruit in, ook als de snelheid weer<br />

boven de limiet komt.<br />

N - Vrijstand<br />

Deze stand wordt gebruikt als de auto<br />

moet worden geduwd of gesleept.<br />

Als u bij stationair<br />

draaiende motor de<br />

hendel in stand N zet,<br />

kan de auto in beweging komen,<br />

ook als deze op een vlakke ondergrond<br />

staat: houd het rempedaal<br />

ingedrukt als de hendel in<br />

stand N staat.<br />

D - Automatisch vooruit rijden<br />

Deze stand kan worden gebruikt onder<br />

“normale” rijomstandigheden, bijvoorbeeld<br />

op de snelweg, in de stad en als u<br />

het brandstofverbruik zo laag mogelijk<br />

wilt houden (in combinatie met het CITYprogramma).<br />

Als de selectorhendel in<br />

deze stand staat, worden de vier beschikbare<br />

versnellingen automatisch gekozen.<br />

Deze stand moet altijd zijn ingeschakeld<br />

als het ICE-programma wordt gekozen.<br />

Als u bij stationair<br />

draaiende motor de hendel<br />

in stand N zet, kan de<br />

auto in beweging komen. houd het<br />

rempedaal ingedrukt totdat u vertrekt.<br />

Inschakeling van een lagere versnelling<br />

(Kick down)<br />

Voor een snelle acceleratie (bijv. voor inhalen)<br />

kan het gaspedaal voorbij het<br />

zware punt in de slag worden getrapt,<br />

waardoor de versnellingsbak de kortst mogelijke<br />

overbrengingsverhouding, die het<br />

toerenbereik van de motor toestaat, zal<br />

kiezen. Als u het gaspedaal direct na het<br />

zware punt loslaat, zal de versnellingsbak<br />

een optimale overbrengingsverhouding<br />

kiezen afhankelijk van: rijstijl, gasklepopening<br />

en stand van de selectorhendel.


Het is raadzaam de kick-down alleen te<br />

gebruiken voor een snelle acceleratie (bijvoorbeeld<br />

voor inhalen) om het brandstofverbruik<br />

zo laag mogelijk te houden.<br />

De kick-down wordt automatisch buiten<br />

werking gesteld als het ICE-programma<br />

wordt ingeschakeld.<br />

SCHAKELPROGRAMMA<br />

KIEZEN<br />

De automatische versnellingsbak van de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo <strong>156</strong> wordt elektronisch geregeld<br />

en beschikt over drie verschillende<br />

schakelprogramma’s, waardoor altijd de<br />

beste resultaten wat betreft, rijcomfort,<br />

brandstofverbruik, sportieve prestaties en<br />

veiligheid, worden gegarandeerd.<br />

De drie programma’s CITY, SPORT<br />

en ICE kunnen gekozen worden met de<br />

2 drukknoppen op de tunnelconsole<br />

(fig. 110).<br />

Met drukknop C/S (A-fig. 110) selecteert<br />

u het programma CITY of<br />

SPORT en met knop ICE (B-fig.<br />

110) het programma ICE.<br />

Als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, wordt op het display (toerenteller)<br />

van het instrumentenpaneel het betreffende<br />

opschrift verlicht:<br />

CITY (knop C/S (A-fig. 110) ingedrukt):Deze<br />

stand kan worden gebruikt<br />

bij normale rijomstandigheden: het verzekert<br />

u van een groot rijcomfort en een<br />

economisch brandstofverbruik door het<br />

overschakelen van versnellingen bij relatief<br />

lage toerentallen.<br />

SPORT (knop C/S (A-fig. 110) ingedrukt):<br />

Deze stand kan worden gebruikt wanneer<br />

u de maximale prestaties van uw auto verlangt<br />

bij een sportieve rijstijl of op weggedeelten<br />

die veel van uw auto vergen.<br />

Wanneer u rijdt met ingeschakeld<br />

SPORT-programma, neemt het brandstofverbruik<br />

toe.<br />

A B<br />

fig. 110<br />

P4U00319<br />

BELANGRIJK Het programma CITY<br />

of SPORT kan onder alle omstandigheden<br />

(stilstaande of rijdende auto) worden<br />

ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Als de auto wordt gestart<br />

bij een koude motor, wordt het<br />

SPORT-programma ingeschakeld, ook<br />

als het CITY-programma was gekozen,<br />

totdat de motor op bedrijfstemperatuur is.<br />

ICE (knop (B-fig. 110) ingedrukt):<br />

Deze stand wordt aangeraden als het<br />

wegdek weinig grip biedt (sneeuw, ijs,<br />

enz.). Voor het wegrijden wordt de 2 e<br />

ICE<br />

versnelling gebruikt.<br />

Het ICE programma kan alleen ingeschakeld<br />

worden als de selectorhendel in<br />

stand D staat.<br />

Als u de hendel vanuit D verplaatst,<br />

wordt het ICE -programma automatisch<br />

uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Het ICE-programma<br />

kan worden ingeschakeld door de betreffende<br />

knop in te drukken. Dit kan ook<br />

tijdens het rijden mist de snelheid lager is<br />

dan 45 km/h.<br />

107


HANDMATIGE BEDIENING,<br />

INSCHAKELING Q-SYSTEM<br />

Plaats voor de handmatige bediening de<br />

selectorhendel in het linker gedeelte<br />

(fig. 111).<br />

De hendel kan alleen vanuit stand D in<br />

het linker gedeelte geplaatst worden.<br />

De handmatige bediening kan onder<br />

alle rij-omstandigheden worden ingeschakeld.<br />

Echter alleen die versnelling kan<br />

worden ingeschakeld die overeenkomt<br />

met het motortoerental en de snelheid<br />

van de auto.<br />

De versnellingen worden ingeschakeld<br />

zoals bij een normale handgeschakelde<br />

versnellingsbak.<br />

fig. 111<br />

108<br />

P4U00320<br />

Als de handmatige bediening<br />

is ingeschakeld<br />

(Q-System) en u wilt<br />

een hogere versnelling<br />

inschakelen voor een snelle acceleratie<br />

(bijv. bij inhalen), moet<br />

handmatig worden opgeschakeld,<br />

zoals bij auto’s met een handgeschakelde<br />

versnellingsbak.<br />

Als u de hendel in stand D zet, werkt<br />

het systeem weer automatisch en worden<br />

de versnellingen gekozen op basis van de<br />

rij-eigenschappen en het geselecteerde<br />

programma.<br />

AUTO STILZETTEN<br />

Voor het stilzetten van de auto hoeft alleen<br />

het rempedaal ingetrapt te worden,<br />

onafhankelijk van de stand van de selectorhendel.<br />

Als u bij stationair<br />

draaiende motor en als<br />

de auto op een vlakke<br />

ondergrond staat, het rempedaal<br />

niet ingetrapt houdt, kan de auto<br />

in beweging komen.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Storingen in de automatische versnellingsbak<br />

worden aangegeven door<br />

het waarschuwingslampje t (Afig.<br />

112) op het instrumentenpaneel:<br />

– lampje brandt constant = te hoge<br />

temperatuur van de transmissie-olie;<br />

– knipperend lampje = storing in de<br />

automatische versnellingsbak.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het<br />

rijden gaat branden, dan is er of een storing<br />

in de automatische versnellingsbak (knipperend<br />

lampje) of is de temperatuur van de<br />

transmissie-olie te hoog (lampje brandt constant).<br />

fig. 112<br />

A<br />

P4U00321


Lampje brandt constant<br />

Als het lampje constant gaat branden,<br />

dan heeft de transmissie-olie de maximale<br />

temperatuur bereikt.<br />

Het automatische controlesysteem beschikt<br />

over een noodprogramma.<br />

Het is in ieder geval raadzaam de auto<br />

stil te zetten, de selectorhendel in stand<br />

P of N te plaatsen en de motor stationair<br />

te laten draaien totdat het lampje<br />

dooft. Rijd daarna verder zonder te veel<br />

van de motor te eisen.<br />

Als het lampje weer gaat branden, moet<br />

de auto opnieuw worden stilgezet met<br />

stationair draaiende motor totdat het<br />

lampje dooft.<br />

Als tussen het doven en weer gaan<br />

branden van het lampje minder dan 15<br />

minuten zit, is het raadzaam de auto stil<br />

te zetten, de motor uit te zetten en te<br />

wachten totdat de motor-versnellingsbak<br />

compleet is afgekoeld.<br />

Knipperend lampje<br />

Als het lampje tijdens het rijden gaat<br />

knipperen, dan is er een storing in de automatische<br />

versnellingsbak.<br />

Het automatische controlesysteem beschikt<br />

over een noodprogramma.Onder<br />

deze omstandigheden raden wij u aan de<br />

auto stil te zetten en de motor uit te zetten:<br />

als de motor weer wordt gestart kan<br />

het zelfdiagnose-systeem de storing, die<br />

door het elektronische controlesysteem<br />

wordt opgeslagen, hebben verholpen.<br />

Als de storing blijft (lampje (A- fig.<br />

112) knippert), moeten de versnellingen<br />

handmatig worden ingeschakeld, zoals<br />

bij een auto met handgeschakelde<br />

versnellingsbak. Houd er rekening mee<br />

dat alleen de 2 e en 4 e versnelling beschikbaar<br />

zijn (zie onderstaande tabel):<br />

Handmatig Beschikbare<br />

ingeschakelde versnelling<br />

versnelling<br />

1 → 2 e<br />

2 → 2 e<br />

3 → 4 e<br />

4 → 4 e<br />

Het inschakelen van de achteruit blijft<br />

mogelijk.<br />

Als het lampje blijft<br />

knipperen, dient u zich<br />

zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden<br />

om de storing te laten verhelpen.<br />

Als tijdens het starten van de motor een<br />

storingsmelding verschijnt, dan betekent<br />

dit dat het controlesysteem van de versnellingsbak<br />

een storing, tijdens de voorgaande<br />

rit voordat de motor werd afgezet,<br />

heeft opgeslagen.Neem ook in dit<br />

geval contact op met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om de automatische versnellingsbak<br />

te laten controleren.<br />

Als er zich tijdens het<br />

rijden een storing in de<br />

versnellingsbak voordoet,<br />

moet met de grootst mogelijke<br />

voorzichtigheid worden gereden,<br />

vooral vanwege de beperkingen<br />

in de prestaties (acceleratie<br />

en snelheid) van de auto.<br />

109


Als zich tijdens het rijden<br />

een storing in de versnellingsbak<br />

voordoet,<br />

kan de blokkering van de achteruit<br />

niet zijn ingeschakeld: plaats tijdens<br />

het rijden de selectorhendel<br />

absoluut niet in stand R.<br />

AKOESTISCH WAAR-<br />

SCHUWINGSSYSTEEM<br />

Dit systeem treedt ongeveer 18 seconden<br />

in werking als:<br />

– het portier aan bestuurderszijde<br />

wordt geopend, de motor is afgezet en<br />

de selectorhendel niet in stand P staat;<br />

– als stand R (achteruit) wordt ingeschakeld.<br />

ROLLEND STARTEN<br />

De auto kan niet worden gestart door<br />

hem aan te duwen of te slepen.In geval<br />

van nood (storingen, lege accu, enz.)<br />

kan de auto worden gestart met een<br />

hulpaccu volgens de aanwijzingen in het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

110<br />

SLEPEN VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het<br />

slepen van de auto aan de wettelijke<br />

voorschriften. Houdt u bovendien aan de<br />

aanwijzingen in het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

Bij het slepen moeten de volgende voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen:<br />

– vervoer de auto, indien mogelijk, op<br />

de laadvloer van een bergingsauto;<br />

– als er geen bergingsauto beschikbaar<br />

is, moet de auto met de aangedreven<br />

wielen (voorwielen) los van de grond gesleept<br />

worden;<br />

–als ook deze oplossing onmogelijk is,<br />

kan de auto over een afstand van maximaal<br />

50 km en met een snelheid lager<br />

dan 50 km/h, gesleept worden.<br />

Bij het slepen moet de selectorhendel in<br />

stand N staan.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

Als de bovenstaande<br />

voorzorgsmaatregelen<br />

niet in acht worden genomen,<br />

kan ernstige schade aan<br />

de automatische versnellingsbak<br />

worden toegebracht.<br />

Auto’s met een automatischeversnellingsbak<br />

kunnen slechts over<br />

korte afstanden en met lage<br />

snelheid gesleept worden: indien<br />

over een langere afstand wordt<br />

gesleept, moet dit gebeuren met<br />

de aangedreven wielen los van de<br />

grond, zodat de versnellingsbak<br />

tijdens het slepen wordt aangedreven.


INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Het dashboardkastje is voorzien van<br />

een binnenverlichting en een klepje met<br />

slot. Het slot kan worden geopend en gesloten<br />

met de contactsleutel.<br />

Rijd niet met een geopend<br />

dashboardkastje:<br />

dit kan de voorpassagier<br />

verwonden bij een ongeval.<br />

Trek aan hendel (A-fig. 113) om het<br />

kastje te openen.<br />

fig. 113<br />

P4U00110<br />

Als u het kastje opent als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat, dan gaat de<br />

verlichting in het kastje branden (B-fig.<br />

114).<br />

In de klep zit een uitsparing (C-fig.<br />

114) om een pen of potlood in te leggen.<br />

HANDGREPEN (fig. 115)<br />

Bij het portier aan passagierszijde voor<br />

bevindt zich een steunhandgreep.<br />

Bij beide achterportieren is een handgreep<br />

(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />

(B).<br />

fig. 114<br />

P4U00111<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />

(fig. 116)<br />

De plafondverlichting bestaat uit twee<br />

lampjes met een bijbehorende schakelaar.<br />

Als schakelaar (A) in de middelste<br />

stand (1) staat, dan gaan beide lampjes<br />

branden als een portier wordt geopend<br />

Als de portieren gesloten worden, blijft<br />

de interieurverlichting nog ongeveer 7 seconden<br />

branden als hulp tijdens het starten<br />

van de motor. De interieurverlichting<br />

dooft als de contactsleutel in stand MAR<br />

wordt gedraaid (bij gesloten portieren).<br />

Als u schakelaar (A) naar links schuift<br />

(stand 0), dan blijven de lampjes altijd<br />

uit (stand OFF).<br />

Als u schakelaar (A) naar rechts schuift<br />

(stand 2), dan blijven beide lampjes altijd<br />

branden.<br />

fig. 115<br />

P4U00112<br />

111


Met schakelaar (B) worden de lampjes<br />

afzonderlijk ingeschakeld.<br />

Als u schakelaar (B) naar links schuift<br />

(stand 1), gaat het linker lampje branden.<br />

Als u de schakelaar naar rechts<br />

schuift (stand 2), gaat het rechter lampje<br />

branden.<br />

Met schakelaar (B) in de middelste<br />

stand (0) gaan de lampjes niet branden.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u<br />

de auto verlaat of beide schakelaars in<br />

de middelste stand staan. Op deze manier<br />

zullen de lampjes van de plafondverlichting<br />

doven na het sluiten van de<br />

portieren. Als u vergeet om een portier<br />

te sluiten, zal na enkele seconden de<br />

interieurverlichting automatisch doven.<br />

fig. 116<br />

112<br />

P4U00113<br />

Om de interieurverlichting opnieuw in te<br />

schakelen is het voldoende het betreffende<br />

portier te sluiten en weer te openen of<br />

om een ander portier te openen.<br />

SPIEGELVERLICHTING (fig. 117)<br />

Als u de zonneklep aan passagierszijde<br />

naar beneden plaatst, wordt de spiegelverlichting<br />

in de hemelbekleding zichtbaar.<br />

Door de verlichting kan het spiegeltje<br />

ook bij weinig licht gebruikt worden.<br />

Bij de uitvoering Sportwagon is de verlichting<br />

ook aanwezig achter de zonneklep<br />

aan de bestuurderszijde.<br />

U bedient de verlichting met schakelaar<br />

(A) en de start-/contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

fig. 117<br />

P4U00114<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

ACHTER (fig. 118) (behalve<br />

uitvoeringen met opendak)<br />

Bij ieder achterportier bevindt zich een<br />

plafondlampje dat automatisch inschakelt<br />

bij het openen van het portier.<br />

De verlichting heeft een tijdschakeling<br />

en de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />

voor.<br />

De lampjes gaan branden of doven als u<br />

op het rondje van het lampenglas (A)<br />

drukt.<br />

fig. 118<br />

P4U00115


PLAFONDVERLICHTING<br />

MIDDENACHTER (fig. 119)<br />

(alleen bij uitvoeringen met opendak)<br />

Het plafondlampje is voorzien van een<br />

schakelaar met drie standen.<br />

Als schakelaar (A) in de middelste<br />

stand (O) staat, gaat het plafondlampje<br />

branden als een portier wordt geopend.<br />

De verlichting heeft een tijdschakeling<br />

en de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />

voor.<br />

Als u de schakelaar naar rechts (stand<br />

1) schuift, blijft de plafondverlichting altijd<br />

gedoofd.<br />

Als u de schakelaar naar links (stand 2)<br />

schuift, blijft de plafondverlichting altijd<br />

branden.<br />

fig. 119<br />

P4U00250<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />

auto verlaat of de schakelaar (A) in de<br />

middelste stand (O) staat. Op deze manier<br />

dooft de plafondverlichting na het<br />

sluiten van de portieren.<br />

ASBAK VOOR EN AANSTEKER<br />

(fig. 120)<br />

Open het beschermdeksel (A) door<br />

erop te drukken en los te laten.<br />

Druk om de aansteker te gebruiken, als<br />

de sleutel in stand MAR staat, de knop<br />

(B) in; na enige seconden springt de<br />

knop in de beginstand en is de aansteker<br />

klaar voor gebruik.<br />

De asbak kan uit de houder worden getrokken<br />

om te worden geleegd of schoongemaakt.<br />

fig. 120<br />

P4C00057 P4U00117<br />

De aansteker wordt<br />

erg heet. Gebruik de<br />

aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op<br />

brand en/of brandwonden.<br />

kelt.<br />

Controleer altijd of de<br />

aansteker na het indrukken<br />

ook uitscha-<br />

Gebruik de asbak niet<br />

als prullenbak: papiertjes<br />

en dergelijke kunnen<br />

door peuken in brand raken.<br />

113


ASBAK ACHTER (fig. 121)<br />

Op iedere achterportier bevindt zich een<br />

asbak (A).<br />

Open de asbak in de richting van de pijl<br />

om deze te gebruiken en druk de lip in<br />

om de asbak te verwijderen.<br />

fig. 121<br />

114<br />

P4U00118<br />

OPBERGVAKKEN<br />

OP HET DASHBOARD<br />

Centraal opbergvak (fig. 122)<br />

Als de auto niet is uitgerust met een<br />

autoradio dan is er een opbergvak aanwezig.<br />

Dit is voorzien van een neerklapbaar<br />

deksel (A) waarmee wordt<br />

voorkomen dat voorwerpen naar buiten<br />

vallen.<br />

fig. 122<br />

fig. 123<br />

P4U00119<br />

P4U00120<br />

Opbergvak links (fig. 123)<br />

Aan de onderzijde van het dashboard,<br />

links van het stuurwiel, bevindt zich een<br />

opbergvak (A).<br />

DOCUMENTENVAK OP DE<br />

VOORPORTIEREN (fig. 124)<br />

Op ieder voorportier bevindt zich een<br />

documentenvakje (A).<br />

fig. 124<br />

P4U00121


OPBERGVAK OP DE<br />

MIDDENCONSOLE (fig. 125)<br />

Op de tunnelconsole, naast de handrem,<br />

bevindt zich een opbergvak (A).<br />

fig. 125<br />

fig. 126<br />

P4U00122<br />

P4U00249<br />

ZONNEKLEPPEN (fig. 126)<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor de<br />

zijruit worden gedraaid.<br />

Op de achterkant van de zonnekleppen<br />

bevindt zich een afsluitbaar spiegeltje<br />

(A), dat verlicht wordt door plafondlampje<br />

(B).<br />

INBOUWVOORBEREIDING<br />

TELEPASS (fig. 127)<br />

Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />

met een speciale binnenspiegel met een<br />

opening (A) voor de elektrische aansluiting<br />

van een Telepass-module. Deze module<br />

kan bij gespecialiseerde zaken worden<br />

aangeschaft.<br />

Duw de Telepass-module in de zitting<br />

totdat u een klik hoort.<br />

fig. 127<br />

P4U00124<br />

Duw de klemveer (B) naar beneden en<br />

neem de Telepass-module uit.<br />

INBOUWVOORBEREIDING<br />

TELEFOON<br />

Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />

met een inbouwvoorbereiding voor een<br />

mobiele telefoon.<br />

De voorbereiding bestaat uit:<br />

– complete inbouwvoorbereiding autoradio<br />

(zonder autoradio) met een luidspreker<br />

in het voorportier aan passagierszijde<br />

voor handsfree werking;<br />

– antenne op het dak;<br />

– aansluitkabels voor handsfree carkit.<br />

Laat de installatie van<br />

de mobiele telefoon en de<br />

aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />

uitsluitend door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer uitvoeren.<br />

Zo bent u verzekerd van het beste<br />

resultaat en wordt voorkomen dat<br />

de rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.<br />

115


OPENDAK<br />

(indien aanwezig)<br />

De elektrische bediening werkt alleen<br />

als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat. OPENEN-SLUITEN SCHUIFDAK<br />

(fig. 128-129)<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van het opendak kan<br />

gevaarlijk zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening<br />

van de schakelaar altijd of de<br />

passagiers niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging van<br />

het opendak zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

fig. 128<br />

116<br />

P4U00023<br />

fig. 129<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan<br />

dan beschadigd worden.<br />

Druk op de achterzijde (1) van schakelaar<br />

(A) om het dak te openen en op<br />

de voorzijde (2) om het dak te sluiten.<br />

Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het<br />

dak in de stand staan waarin het zich op<br />

dat moment bevindt.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen, blijft het dak<br />

tijdens het openen automatisch in een tussenstand<br />

(“Comfort”) staan. Deze stand<br />

wordt aanbevolen als u met een matige<br />

snelheid rijdt. U opent het dak volledig<br />

P4U00125<br />

door nogmaals op de achterzijde (1) van<br />

schakelaar (A) te drukken. Als u het dak<br />

sluit blijft het dak niet in de “Comfort”stand<br />

staat.<br />

Het opendak is voorzien van een met de<br />

hand verschuifbaar zonnescherm dat het<br />

binnendringen van direct zonlicht verhindert.<br />

Het zonnescherm kan met behulp<br />

van een handgreep worden verschoven.<br />

Het zonnescherm wordt meegenomen<br />

door het dak, als het dak geopend<br />

wordt. Als het opendak geheel geopend<br />

is, dan is het zonnescherm geheel achter<br />

de hemelbekleding geschoven. Als het<br />

opendak wordt gesloten, dan schuift het<br />

zonnescherm iets uit, zodat de handgreep<br />

bereikbaar is (A-fig. 130).<br />

fig. 130<br />

P4U00126


fig. 131<br />

Bedien het opendak<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

Verwijder altijd de contactsleutel<br />

uit het contactslot<br />

als u de auto<br />

verlaat, om te voorkomen dat het<br />

opendak per ongeluk in beweging<br />

wordt gebracht en zo gevaar kan<br />

opleveren voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

P4U00127<br />

ACHTERZIJDE OMHOOG<br />

KANTELEN<br />

Het omhoog kantelen (fig. 131) is<br />

alleen bij geheel gesloten dak mogelijk<br />

door op de voorzijde (2) van schakelaar<br />

(A-fig. 132) te drukken.<br />

Druk op de achterzijde (1) van schakelaar<br />

(A-fig. 132) om het dak weer in<br />

horizontale stand te zetten (opendak gesloten).<br />

fig. 132<br />

P4U00128<br />

BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />

Als het opendak niet elektrisch bediend<br />

kan worden, dan kan het ook handmatig<br />

worden bediend; ga hiervoor als volgt te<br />

werk:<br />

1. Licht het rooster bij de door de pijl<br />

aangegeven punten op en verwijder het<br />

rooster met de schakelaar (D-fig. 132).<br />

2. Druk de daarvoor bestemde sleutel<br />

(B-fig. 133) (in het dashboardkastje)<br />

in het bedieningsmechanisme van het<br />

opendak (C-fig. 133) en draai het<br />

rechtsom om het dak te openen en linksom<br />

om het te sluiten.<br />

BELANGRIJK Als het dak handmatig<br />

is geopend of gesloten, draait u de sleutel<br />

eerst een halve slag terug totdat u een<br />

klik hoort, en pas daarna verwijdert u de<br />

sleutel.<br />

fig. 133<br />

P4U00129<br />

117


BAGAGERUIMTE<br />

Het kofferdeksel kan zowel van binnenuit<br />

als van buitenaf worden geopend.<br />

BELANGRIJK Als het kofferdeksel<br />

niet goed gesloten is, gaat het betreffende<br />

waarschuwingslampje van het checkpanel<br />

branden.<br />

VAN BINNENUIT OPENEN<br />

(fig. 134)<br />

Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />

geopend door aan de hendel (A)<br />

naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />

Bedien de hendel voor<br />

het ontgrendelen van<br />

het kofferdeksel alleen<br />

als de auto stilstaat.<br />

fig. 134<br />

118<br />

P4U00035<br />

Het kofferdeksel gaat dankzij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

De gasveren zijn zo afgesteld<br />

dat het kofferdeksel<br />

op de juiste wijze<br />

wordt geopend als het deksel<br />

het oorspronkelijke gewicht<br />

heeft. Achteraf aangebrachte<br />

voorwerpen (spoiler enz.) kunnen<br />

de juiste werking van de<br />

gasveren verhinderen.<br />

VAN BUITENAF OPENEN MET<br />

DE SLEUTEL (fig. 135)<br />

Draai het embleem (A) in de door de<br />

pijl aangegeven richting, steek de sleutel<br />

(B) in het slot en draai het linksom.<br />

fig. 135<br />

P4U00413<br />

OPENEN MET AFSTANDSBEDIE-<br />

NING (fig. 136) (indien aanwezig)<br />

Het kofferdeksel kan van buitenaf worden<br />

geopend met de afstandsbediening<br />

door knopje (A) op de sleutel in te drukken,<br />

ook als het diefstalalarm (indien<br />

aanwezig) is ingeschakeld.<br />

Als bij auto’s met diefstalalarm het<br />

kofferdeksel wordt geopend, dan worden<br />

de interieurbeveiliging en de kofferdekselsensor<br />

uitgeschakeld. Het systeem geeft<br />

dan (behalve bij sommige uitvoeringen in<br />

enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan<br />

ongeveer 3 seconden branden.Als het<br />

kofferdeksel wordt vergrendeld, dan wordt<br />

de beveiliging weer ingeschakeld. Het systeem<br />

geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />

in enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />

fig. 136<br />

P4U00329


KOFFERDEKSEL SLUITEN<br />

U sluit het kofferdeksel door het kofferdeksel<br />

te laten zakken en ter hoogte van<br />

het slot te duwen, totdat u de vergrendeling<br />

hoort.<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 137)<br />

Als u het kofferdeksel opent, dan gaat<br />

automatisch de verlichting (A) aan de bovenzijde<br />

van de bagageruimte branden.<br />

De verlichting dooft als u het kofferdeksel<br />

sluit of na enkele minuten (ongeveer<br />

20) als u het kofferdeksel open laat. Als<br />

u in dit laatste geval de verlichting weer<br />

wilt inschakelen, moet u het kofferdeksel<br />

sluiten en vervolgens weer openen.<br />

fig. 137<br />

P4U00130<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

(fig. 138-139)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen of<br />

spanbanden worden bevestigd aan de daarvoor<br />

bestemde ringen in de hoeken van de<br />

bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />

van de eventueel aanwezige bagagenetten<br />

(deze zijn leverbaar via de <strong>Alfa</strong> Romeodealer).<br />

fig. 138<br />

fig. 139<br />

P4U00131<br />

P4U00132<br />

AANWIJZINGEN VOOR HET<br />

VERVOER VAN BAGAGE<br />

Als u voorwerpen vervoert en u ‘s<br />

nachts rijdt, moet u controleren of de<br />

hoogteregelaars op de koplampen in de<br />

juiste stand staan (zie paragraaf “Koplampen”<br />

in dit hoofdstuk). Controleer<br />

voor de juiste werking van de hoogteregelaars<br />

bovendien of de lading niet<br />

zwaarder is dan in de gewichtentabel<br />

staat aangegeven.<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mogen de<br />

maximale gewichten niet<br />

worden overschreden (zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”). Controleer<br />

bovendien of de bagageruimte<br />

goed geladen is, om te<br />

voorkomen dat een voorwerp bij<br />

bruusk remmen naar voren schiet<br />

en letsel veroorzaakt.<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig<br />

verwonden.<br />

119


Als u in een gebied<br />

rijdt waar brandstof<br />

moeilijk verkrijgbaar is<br />

en u daarom reservebrandstof in<br />

een jerrycan wilt vervoeren, dan<br />

dient u zich aan de geldende wetgeving<br />

te houden. Gebruik alleen<br />

een goedgekeurde jerrycan en bevestig<br />

deze op de juiste wijze.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.<br />

fig. 140<br />

120<br />

P4U00036<br />

MOTORKAP<br />

De hendel voor het openen van de<br />

motorkap bevindt zich uiterst links onder<br />

het dashboard.<br />

Openen:<br />

– trek aan de hendel (A-fig. 140) totdat<br />

u de ontgrendeling hoort.<br />

–druk haak (B-fig. 141) van de beveiliging<br />

omhoog.<br />

– til de motorkap op.<br />

fig. 141<br />

Voer deze handeling<br />

alleen uit bij een stilstaande<br />

auto.<br />

P4U00037<br />

GEVAAR - ERNSTIGE<br />

VERWONDINGEN. Als u<br />

controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />

in de motorruimte<br />

uitvoert, moet u er vooral<br />

op letten dat u uw hoofd niet<br />

stoot tegen het uitstekende deel<br />

van de motorkap.<br />

BELANGRIJK Het optillen van de<br />

motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />

twee gasveren. Wij raden u aan deze<br />

gasveren niet te demonteren en de motorkap<br />

tijdens het optillen te begeleiden.<br />

Kom bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden<br />

in de motorruimte niet<br />

in de buurt van de elektroventilateur<br />

als de motor nog warm<br />

is: de elektroventilateur kan,<br />

ook bij uitgeschakeld contact,<br />

onverwacht inschakelen.<br />

Wacht totdat de motor is afgekoeld.


Ook sjaals, dassen of<br />

loszittende kledingstukken<br />

kunnen door<br />

de bewegende onderdelen<br />

worden gegrepen.<br />

Sluiten:<br />

– laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm van de motorruimte zakken en<br />

vervolgens vallen. Controleer daarna of<br />

de motorkap goed is gesloten door deze<br />

op te tillen. De motorkap mag niet alleen<br />

door de beveiliging vergrendeld zijn.<br />

Druk in dit laatste geval de motorkap<br />

niet dicht, maar til hem opnieuw op en<br />

herhaal de handeling.<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap vergrendeld<br />

is, om te voorkomen<br />

dat deze tijdens het rijden open<br />

gaat.<br />

KOPLAMPEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk<br />

voor het comfort en de veiligheid van<br />

uzelf en de overige weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />

Voor controle of afstelling kunt u contact<br />

opnemen met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

van de koplampen meer naar boven<br />

schijnt.<br />

In dit geval is moeten de koplampen<br />

worden afgestemd met de regelknop (Afig.<br />

142) naast de stuurkolom.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen<br />

telkens als het gewicht<br />

van de lading wijzigt.<br />

De regelknop heeft vier standen die<br />

overeenkomen met de onderstaande beladingsgraad:<br />

Stand 0 - één of twee personen op<br />

de voorstoelen, volle brandstoftank, interieuruitrusting<br />

(in rijklare staat);<br />

Stand 1 - vijf personen;<br />

Stand 2 - vijf personen met bagage<br />

in de bagageruimte (ongeveer 50 kg);<br />

Stand 3 - bestuurder en 300 kg<br />

bagage in de bagageruimte.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN (indien aanwezig)<br />

De hoogte van de mistlampen voor kan<br />

worden afgesteld met stelschroef (A-fig.<br />

143).<br />

fig. 142<br />

P4U00107<br />

121


ABS<br />

De auto is uitgerust met een anti-blokkeerremsysteem<br />

(ABS). Het systeem<br />

voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor<br />

de beschikbare grip optimaal wordt<br />

benut en de auto ook tijdens een noodstop<br />

bestuurbaar en stabiel blijft.<br />

dealer.<br />

fig. 143<br />

122<br />

Voor controle of afstelling<br />

kunt u contact opnemen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-<br />

P4U00133<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling in<br />

het rempedaal, die gepaard gaat met<br />

enig geluid.<br />

Dit betekent niet dat het remsysteem<br />

niet goed werkt, maar geeft aan dat het<br />

ABS in werking treedt. Het geeft ook aan<br />

dat de grip op de weg verminderd is. Het<br />

is daarom noodzakelijk uw snelheid aan<br />

te passen aan de conditie van de weg.<br />

Het ABS is een aanvulling op het conventionele<br />

remsysteem; bij een storing<br />

schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,<br />

waarna alleen het conventionele remsysteem<br />

werkt.<br />

Als bij een storing niet meer op het antiblokkeersysteem<br />

kan worden gerekend,<br />

zal de remcapaciteit van de auto absoluut<br />

niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met ABS<br />

hebt gereden, raden wij u aan het systeem<br />

eerst een paar keer uit te proberen<br />

op een glad wegdek. Verlies hierbij de<br />

veiligheid niet uit het oog en houdt u aan<br />

de wetgeving van het land waarin u zich<br />

bevindt. Bovendien raden wij u aan de<br />

volgende aanwijzingen aandachtig te lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />

van het traditionele remsysteem is dat de<br />

auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat<br />

het blokkeren van de wielen wordt voorkomen,<br />

ook bij een noodstop en in omstandigheden<br />

waarbij de grip op het wegdek<br />

beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet altijd<br />

tot een kortere remweg: als bijv. ijs of<br />

verse sneeuw op de weg ligt, kan de<br />

remweg langer zijn.


Voor het beste gebruik van het antiblokkeersysteem,<br />

is het raadzaam de volgende<br />

aanwijzingen op te volgen:<br />

Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van de<br />

beschikbare grip maar<br />

kan deze niet verhogen. Daarom<br />

moet op gladde weggedeelten altijd<br />

voorzichtig worden gereden<br />

en mogen geen onnodige risico’s<br />

worden genomen.<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, dan is de<br />

grip van de banden op<br />

het wegdek beperkt; u dient uw<br />

snelheid te verlagen en aan te<br />

passen aan de beschikbare grip.<br />

Bij een storing gaat het<br />

waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

branden. Rijd met aangepaste<br />

snelheid naar een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer en laat het systeem<br />

volledig repareren.<br />

Wees voorzichtig bij het remmen in<br />

bochten, ook als de auto is voorzien van<br />

ABS.<br />

Het belangrijkste advies is echter het<br />

volgende:<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet<br />

maar houd het rempedaal juist<br />

goed ingedrukt; op deze manier<br />

hebt u, afhankelijk van de conditie<br />

van het wegdek, de kortste<br />

remweg.<br />

Als u deze aanwijzingen opvolgt kunt u<br />

onder alle omstandigheden optimaal remmen.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met ABS<br />

zijn uitgerust, mogen uitsluitend door de<br />

fabriek voorgeschreven velgen, banden<br />

en remblokken gemonteerd worden.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd met<br />

een elektronische remdrukverdeling EBD<br />

(Electronic Brake Distributor), die via de<br />

regeleenheid en de sensoren van het ABS<br />

de prestaties van het remsysteem verhoogt.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling (EBD).<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

de waarschuwings-<br />

lampjes ><br />

en x gaan bran-<br />

den, dan is er een storing in het<br />

EBD-systeem; in dat geval kunnen<br />

bij hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen. Rijd<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

123


Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

gaat<br />

branden, dan is er een storing in<br />

het ABS-systeem. In dat geval<br />

werkt het conventionele remsysteem<br />

op de normale manier, terwijl<br />

geen gebruik wordt gemaakt<br />

van het anti-blokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden kan<br />

ook de werking van het EBD-systeem<br />

verminderen. Ook in dit geval<br />

raden wij u aan onmiddellijk<br />

en zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

te rijden, om het systeem te laten<br />

controleren.<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

voor te<br />

laag remvloeistofniveau<br />

gaat branden, stop dan onmiddellijk<br />

de auto en neem contact op<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Als er<br />

vloeistof lekt uit het hydraulische<br />

systeem, wordt de werking van<br />

zowel het conventionele remsysteem<br />

als het ABS in gevaar gebracht.<br />

124<br />

EOBD (MOTORMA-<br />

NAGEMENTSYSTEEM)<br />

(benzine-uitvoeringen)<br />

Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem<br />

(European On Board Diagnosis) is conform<br />

de EU 98/69-richtlijnen (EURO 3).<br />

Dit diagnosesysteem voert continu controles<br />

uit op de componenten die van invloed<br />

zijn op de emissies; bovendien kan<br />

de bestuurder door het branden van lampje<br />

U op het instrumentenpaneel een<br />

vermindering in de werking van de componenten<br />

constateren.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />

drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog over<br />

een diagnosestekker die aangesloten<br />

moet worden op speciale diagnose-apparatuur.<br />

De stekker maakt het mogelijk de<br />

door de regeleenheid opgeslagen storingscodes<br />

en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking van de motor<br />

te lezen.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact op<br />

te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />

de storing moet de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

voor een complete controle van het systeem,<br />

tests uitvoeren op een testbank en,<br />

zonodig, een proefrit maken die eventueel<br />

een langere afstand kan omvatten.


AUTORADIO<br />

De auto is voorbereid op de inbouw van<br />

een autoradio. Deze inbouwvoorbereiding<br />

is in drie verschillende uitvoeringen leverbaar,<br />

zoals hieronder beschreven is.<br />

STANDAARDVOORZIENING<br />

De standaardvoorziening bestaat uit:<br />

– voedingskabels voor de autoradio<br />

– kabels voor de luidsprekers voor in<br />

de portieren<br />

– kabels voor de luidsprekers achter in<br />

de portieren<br />

– een antenne geïntegreerd in de<br />

achterruit<br />

– coaxkabel om de radio op de antenne<br />

aan te sluiten<br />

– een inbouwplaats voor autoradio<br />

–inbouwplaatsen voor de luidsprekers<br />

voor en achter in de portierpanelen.<br />

COMPLEET INBOUWPAKKET<br />

(zonder autoradio)<br />

(optional)<br />

De auto kan, behalve met de componenten<br />

van de standaardvoorziening,<br />

worden uitgerust met:<br />

– luidsprekers en tweeters in de voorportieren<br />

– luidsprekers in de achterportieren<br />

– storings-onderdrukkers<br />

– regeleenheid antenne.<br />

COMPLEET INBOUWPAKKET<br />

MET AUTORADIO<br />

(optional)<br />

De auto kan, behalve met alle hiervoor<br />

beschreven componenten, ook worden<br />

uitgerust met een autoradio, waarvan<br />

drie verschillende uitvoeringen zijn:<br />

– autoradio/cassettespeler;<br />

–autoradio/cassettespeler met geïntegreerde<br />

mobiele telefoon en dakantenne;<br />

– autoradio met CD-speler.<br />

Zie voor de beschrijving van de bedieningsknoppen<br />

van de autoradio het bijgeleverde<br />

supplement.<br />

125


Bij de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

zijn een autoradio<br />

en luidsprekers verkrijgbaar<br />

die speciaal voor de <strong>Alfa</strong><br />

<strong>156</strong> zijn ontworpen.Laat de installatie<br />

van de autoradio en de<br />

luidsprekers uitsluitend door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer uitvoeren. Zo<br />

bent u verzekerd van het beste<br />

resultaat en wordt voorkomen<br />

dat er iets kan gebeuren waardoor<br />

de garantie in gevaar wordt<br />

gebracht.<br />

fig. 144<br />

126<br />

P4U00119<br />

INBOUWVAK AUTORADIO<br />

(fig. 144)<br />

De autoradio kan worden ingebouwd in<br />

de daarvoor bestemde ruimte op de middenconsole<br />

(A).<br />

Na het verwijderen van het vak worden<br />

de coaxkabel van de antenne, een stekker<br />

voor de voeding van de autoradio en<br />

een stekker om de autoradio op de luidsprekers<br />

aan te sluiten bereikbaar.<br />

fig. 145<br />

P4U00134<br />

LUIDSPREKERS VOOR (fig. 145)<br />

(optional)<br />

De luidsprekers voor worden gemonteerd<br />

in de daarvoor bestemde openingen<br />

in de voorportieren.<br />

A - vakken voor tweeters<br />

B - vakken voor woofers<br />

LUIDSPREKERS ACHTER<br />

(fig. 146)<br />

(optional)<br />

De luidsprekers achter worden gemonteerd<br />

in de daarvoor bestemde openingen<br />

(A) in de achterportieren.<br />

fig. 146<br />

P4U00135


Als de geluidsapparatuur<br />

(autoradio, CD-speler,<br />

cassettespeler, enz.)<br />

voorzien is van een “Diefstalbeveiligingscode”,<br />

dient u zich bij<br />

het loskoppelen/aansluiten van<br />

de accu of een andere onderbreking<br />

van de voeding strikt aan de<br />

instructies van de fabrikant te<br />

houden; omdat deze handelingen<br />

door de diefstalbeveiliging gezien<br />

worden als “ONGEAUTORI-<br />

SEERD”.<br />

TANKEN MET DE<br />

ALFA <strong>156</strong><br />

BENZINEMOTOREN<br />

Omdat uw auto is<br />

voorzien van systemen<br />

om het milieu te beschermen<br />

mag uitsluitend loodvrije benzine<br />

met een octaangetal van ten<br />

minste 95 R.O.N. worden gebruikt.<br />

Tank nooit loodhoudende<br />

benzine omdat hierdoor<br />

de katalysator onherstelbaar<br />

kan beschadigen. Als<br />

in de tank loodhoudende benzine<br />

terecht is gekomen (ook al is dat<br />

zeer weinig), dan MAG DE MO-<br />

TOR NIET WORDEN GESTART.<br />

Probeer de benzine in de tank niet<br />

te verdunnen met loodvrije superbenzine,<br />

maar maak de tank en<br />

het brandstofcircuit geheel leeg.<br />

Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende<br />

benzine wordt getankt, heeft<br />

de vulopening van de tank zodanige afmetingen<br />

dat er geen tankpistool voor<br />

loodhoudende benzine kan worden ingestoken.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke<br />

stoffen in het uitlaatgas<br />

achter, waardoor het milieu<br />

wordt vervuild.<br />

127


DIESELMOTOREN<br />

De dieselmotoren zijn<br />

uitsluitend geschikt voor<br />

dieselbrandstof voor<br />

motorvoertuigen (Europese specificaties<br />

EN590). Het gebruik van<br />

andere producten of mengsels<br />

kan de motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van<br />

de garantie tot gevolg hebben.<br />

Mocht u onverhoopt een ander<br />

type brandstof tanken, dan mag<br />

de motor niet worden gestart en<br />

moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor<br />

slechts kort heeft gedraaid, moet<br />

naast de brandstoftank, ook alle<br />

brandstof uit de brandstofleidingen<br />

worden afgetapt.<br />

Als deze voorzorgsmaatregelen niet in<br />

acht worden genomen, kan er ernstige<br />

schade aan de motor ontstaan.<br />

Tank brandstof voordat de brandstoftank<br />

volledig leeg is, om te voorkomen dat er<br />

lucht in het brandstofsysteem komt.<br />

128<br />

Bij buitentemperaturen onder –10 °C is<br />

het raadzaam, vooral als de auto langere<br />

tijd niet gebruikt wordt, de dieselbrandstof<br />

te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel<br />

DIESEL MIX in de verhouding<br />

die in de gebruiksaanwijzing van het middel<br />

is aangegeven.<br />

DOP VAN BRANDSTOFTANK<br />

U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />

door de voorzijde van hendel<br />

(A-fig. 147) omhoog te trekken.De<br />

tankdop zit met een koord aan het klepje<br />

vast om verlies van de dop te voorkomen<br />

(fig. 148).<br />

BELANGRIJK Omdat de tank hermetisch<br />

is afgesloten, kan een kleine overdruk<br />

worden waargenomen. Het is daarom<br />

normaal als u bij het losdraaien van<br />

de tankdop een sissend geluid hoort.<br />

Vervang de tankdop zonodig<br />

alleen door een ander<br />

exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking<br />

van het benzinedamp-opvangsysteem<br />

in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

fig. 147<br />

P4U00038


TANKKLEPJE OPENEN IN<br />

NOODGEVALLEN<br />

Als het niet lukt het tankklepje met hendel<br />

(A-fig. 147) te openen, trek dan<br />

aan het koordje (A-fig. 149) rechts in<br />

de bagageruimte.<br />

Kom niet dicht bij de<br />

vulopening met open<br />

vuur of een brandende<br />

sigaret: brandgevaar.<br />

Houd uw hoofd ook niet dichtbij<br />

de vulopening om te voorkomen<br />

dat u schadelijke dampen inademt.<br />

fig. 148<br />

P4U00420<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

Bij het ontwerp en de productie is niet<br />

alleen rekening gehouden met traditionele<br />

aspecten, zoals prestaties en veiligheid,<br />

maar is er ook veel aandacht besteed<br />

aan de groeiende milieuproblemen.<br />

fig. 149<br />

P4U00137<br />

De materiaalkeuze en de technische<br />

systemen en speciale voorzieningen zijn<br />

het resultaat van inspanningen die er op<br />

gericht zijn om de vervuiling van het<br />

milieu drastisch terug te dringen. Uw auto<br />

voldoet dan ook aan de strengste internationale<br />

milieunormen.<br />

GEBRUIK VAN MILIEU-<br />

VRIENDELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de auto bevat<br />

asbest. De vulling van de stoelen en<br />

de handbediende airconditioning bevatten<br />

geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen),<br />

het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is<br />

van het gat in de ozonlaag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />

behandeling van de bouten en moeren<br />

zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten<br />

dus geen lucht- en bodemverontreinigend<br />

cadmium en/of chroom.<br />

129


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

(benzinemotoren)<br />

Driewegkatalysator<br />

Het uitlaatsysteem is voorzien van een<br />

katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen.<br />

De katalysator bevindt zich in<br />

een roestvrijstalen houder, die bestand is<br />

tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />

De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen,<br />

koolmonoxide en stikstofoxiden<br />

in het uitlaatgas om (ook al zijn<br />

deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem,<br />

slechts in kleine<br />

hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />

stoffen.<br />

Omdat tijdens de werking<br />

de katalysator zeer<br />

warm wordt, verdient<br />

het aanbeveling niet te parkeren<br />

boven brandbare materialen (papier,<br />

brandstof, gras, droge bladeren,<br />

enz.).<br />

130<br />

Lambdasonde<br />

De lambdasonde meet de hoeveelheid<br />

zuurstof in het uitlaatgas.<br />

De door de lambdasondes verzonden<br />

signalen worden door de regeleenheid<br />

van het motormanagementsysteem gebruikt<br />

om het lucht-/brandstofmengsel te<br />

regelen.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />

motor, benzinedampen te voorkomen.<br />

Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter.<br />

Als de motor draait, dan worden deze<br />

dampen afgezogen en verbrand in de<br />

motor.<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

(dieselmotoren)<br />

Oxidatie-katalysator<br />

De katalysator zet schadelijke bestanddelen<br />

in het uitlaatgas (koolmonoxide,<br />

onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes<br />

zijn de belangrijkste) om in onschadelijke<br />

stoffen, waarmee tevens de<br />

rook en de typische dieselgeur verminderd<br />

worden.<br />

De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen<br />

huis, met daarin een honingraatvormig<br />

keramisch binnenwerk. Hierop zit<br />

edelmetaal dat voor de katalytische reactie<br />

zorgt.<br />

Uitlaatgasrecirculatie-systeem<br />

(E.G.R.)<br />

Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel<br />

hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen.<br />

Het percentage dat gerecirculeerd<br />

wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden<br />

van de motor.<br />

Het systeem beperkt zonodig de uitstoot<br />

van stikstofoxiden.


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Door het volgende hoofdstuk aandachtig door te lezen en de vermelde<br />

aanwijzingen, suggesties, en voorschriften op te volgen, kunt u het<br />

beste uit uw <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> halen in termen van veiligheid, prestaties,<br />

betrouwbaarheid en levensduur.<br />

In de meeste gevallen gaat het om onderwerpen met een algemeen<br />

karakter.<br />

In andere gevallen gaat het specifiek om de werking van de <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

<strong>156</strong>.<br />

Lees de informatie dus aandachtig door zodat u uw auto op de beste<br />

manier kunt gebruiken.<br />

MOTOR STARTEN .................................................................. PAG. .132<br />

PARKEREN ................................................................................... 135<br />

VEILIG RIJDEN ............................................................................. 135<br />

SNEEUWKETTINGEN ..................................................................... 144<br />

ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST RIJDEN ...................................... 144<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS ........................................................ 148<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN ....................................................... 149<br />

EXTRA ACCESSOIRES .................................................................... 150<br />

SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES .................................... 150<br />

131


MOTOR STARTEN<br />

BELANGRIJK De auto is uitgerust<br />

met elektronische startonderbreking. Zie<br />

“<strong>Alfa</strong> Romeo CODE” als de motor niet wil<br />

starten.<br />

Het is raadzaam om<br />

gedurende de eerste kilometers<br />

niet de maximale<br />

prestaties van uw auto te<br />

eisen (bijv. snel accelereren,<br />

langdurig rijden met hoge toerentallen,<br />

krachtig remmen,<br />

enz.).<br />

Het is zeer gevaarlijk<br />

om de motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten<br />

draaien. De motor verbruikt zuurstof<br />

en produceert koolmonoxide,<br />

een zeer giftig en dodelijk gas.<br />

132<br />

Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging.<br />

Als de motor bij de eerste<br />

poging niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand STOP en nogmaals<br />

starten.<br />

Het start-/contactslot is voorzien van<br />

een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />

het slot niet van stand MAR in stand<br />

AVV kan worden gezet bij een draaiende<br />

motor.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

BELANGRIJK Het gaspedaal mag<br />

pas worden ingetrapt nadat de motor is<br />

gestart.<br />

Bij koude motor<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zodat de startmotor de tandwielen in<br />

de versnellingsbak niet hoeft aan te drijven.<br />

4) Controleer of de elektrische systemen<br />

en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let<br />

vooral op systemen die veel vermogen<br />

vragen (bijv. de achterruitverwarming).<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat.<br />

5) Draai de start-/contactsleutel in<br />

stand AVV en laat hem los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

6) Als de motor niet aanslaat, moet u<br />

de sleutel terugdraaien in stand STOP<br />

en nogmaals starten.<br />

Bij warme motor:<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in.<br />

4) Controleer of de elektrische systemen<br />

en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let<br />

vooral op systemen die veel vermogen<br />

vragen (bijv. de achterruitverwarming).<br />

5) Draai de start-/contactsleutel in stand<br />

AVV en laat hem los zodra de motor<br />

aanslaat.<br />

6) Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals<br />

starten.


Trap het gaspedaal hierbij niet herhaaldelijk<br />

in maar houdt het iets ingetrapt.<br />

BELANGRIJK Als de startpoging<br />

moeizaam verloopt, blijf dan niet langdurig<br />

proberen de motor te starten. Hierdoor<br />

zou de katalysator kunnen beschadigen.<br />

Wendt u in dat geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

BELANGRIJK Bij de uitvoering 2.0<br />

T.SPARK Selespeed moet het rempedaal<br />

ingetrapt worden gehouden tijdens het<br />

starten van de motor. Als het rempedaal<br />

herhaaldelijk wordt ingetrapt bij een afgezette<br />

motor, is er meer kracht vereist.<br />

In een dergelijke situatie moet voor het<br />

starten van de motor het rempedaal<br />

krachtiger worden ingetrapt<br />

DIESELMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR. Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje m branden.<br />

4) Wacht tot het lampje m gedoofd<br />

is. Hoe warmer de motor, hoe sneller het<br />

lampje dooft. Bij een warme motor kan<br />

het lampje zo snel doven dat dit niet<br />

wordt opgemerkt.<br />

5) Trap het koppelingspedaal geheel in.<br />

6) Draai de contactsleutel in stand<br />

AVV nadat het lampje m gedoofd is.<br />

Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies<br />

weer afgekoeld.<br />

Als het lampje m (indien<br />

aanwezig) na het<br />

starten ongeveer 30 seconden<br />

gaat knipperen, betekent<br />

dit dat er een storing is in het<br />

voorgloeisysteem. Als dat het<br />

geval is, wendt u dan onmiddellijk<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De elektrische installaties<br />

die veel stroom verbruiken (airconditioning,<br />

achterruitverwarming,enz.) schakelen<br />

tijdens het starten tijdelijk uit.<br />

Als de motor bij de eerste poging niet<br />

aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals starten.<br />

Als de startpoging moeizaam verloopt<br />

(bij een goed werkende <strong>Alfa</strong> Romeo CO-<br />

DE), probeer dan niet langdurig de motor<br />

te starten.<br />

Maak alleen gebruik van een hulpaccu<br />

als de motor niet aanslaat wanneer de<br />

boordaccu onvoldoende is geladen. Gebruik<br />

nooit een acculader voor het starten<br />

van de motor (zie “Een lege accu” in het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />

MOTOR OPWARMEN<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en trap het<br />

gaspedaal niet bruusk in.<br />

– Verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties, maar wacht tot<br />

de koelvloeistof een temperatuur van<br />

50-60 °C heeft bereikt.<br />

133


NOODSTART<br />

Probeer auto’s niet te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling af te laten rijden.<br />

Hierdoor kan de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de motor niet start (en de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE werkt op de juiste wijze),<br />

start de motor dan met een hulpaccu,<br />

zoals wordt beschreven in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

134<br />

ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s met katalysator<br />

nooit te starten<br />

door ze aan te duwen,<br />

te slepen of van een helling<br />

te laten rijden. Op die wijze kan<br />

er onverbrande brandstof in de<br />

katalysator terechtkomen, waardoor<br />

deze onherstelbaar zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken<br />

zolang de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig<br />

is voor de bediening van het rempedaal<br />

en het stuur.<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

– Laat het gaspedaal los en wacht tot<br />

de motor met stationair toerental draait.<br />

– Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de motor<br />

na een zware rit even “op adem” te<br />

laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk<br />

uit, maar laat hem even stationair<br />

draaien. Hierdoor kan de temperatuur in<br />

de motorruimte dalen.<br />

Geef niet bruusk gas<br />

vlak voordat de motor<br />

wordt uitgezet. Dit<br />

geldt voor alle motoren, maar in<br />

het bijzonder voor motoren die<br />

voorzien zijn van een turbocompressor.<br />

Gasgeven voordat u de motor<br />

uitzet heeft geen enkel nut, verspilt<br />

brandstof en is zeer schadelijk<br />

voor de lagers in de turbocompressor.


PARKEREN<br />

Voer voor het parkeren van de auto de<br />

volgende handelingen uit:<br />

– Zet de motor uit.<br />

– Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de 1 e versnelling in als de<br />

auto op een helling omhoog staat en de<br />

achteruit bij een helling omlaag (gezien<br />

in de rijrichting).<br />

– Zet de voorwielen in een zodanige<br />

stand dat de auto onmiddellijk stopt als<br />

de handremhefboom per ongeluk naar<br />

beneden wordt gezet.<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat,<br />

zodat de accu niet onnodig wordt<br />

ontladen.<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

Neem de sleutels altijd<br />

uit het contactslot als u de auto<br />

verlaat en neem de sleutels mee.<br />

VEILIG RIJDEN<br />

In deze paragraaf worden tips en aanwijzingen<br />

gegeven voor een goed en veilig<br />

gebruik van uw auto onder diverse<br />

omstandigheden.<br />

Bovendien vindt u een aantal suggesties<br />

die betrekking hebben op de belangrijkste<br />

systemen van de auto die van groot belang<br />

zijn voor de rijveiligheid.<br />

VOORDAT U WEGRIJDT<br />

Voordat u vertrekt, en in ieder geval<br />

voor het begin van een lange rit, raden<br />

wij u aan de volgende handelingen uit te<br />

voeren:<br />

– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />

in de juiste stand.<br />

– Controleer of de slag van de pedalen<br />

(vooral het rempedaal) niet door voorwerpen<br />

wordt belemmerd.<br />

– Houdt u bij het vervoeren van kinderen<br />

aan de voorschriften die vermeld<br />

staan in de paragraaf “Algemene opmerkingen<br />

over het gebruik van veiligheidsgordels”<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs in uw<br />

auto”.<br />

– Controleer of de claxon goed werkt.<br />

– Controleer de werking en de conditie<br />

van de wisserbladen.<br />

–Controleer de werking van de buitenverlichting<br />

en reinig zonodig het lampenglas.<br />

– Controleer voordat u vertrekt, vooral<br />

als u in het donker rijdt, of de koplampen<br />

goed zijn afgesteld.<br />

– Controleer de onderzijde van de auto<br />

op eventuele lekkage van olie of andere<br />

vloeistoffen.<br />

– Controleer of eventuele bagage goed<br />

in de bagageruimte is geladen.<br />

– Controleer of naast uzelf ook alle<br />

overige inzittenden de veiligheidsgordel<br />

dragen.<br />

– Controleer of de handrem is uitgeschakeld<br />

en de controlelampjes op het instrumentenpaneel<br />

geen storingen aangeven.<br />

Om onverwachtse bewegingen van<br />

de auto te voorkomen, moet bij het uitschakelen<br />

van de handrem het rempedaal<br />

worden ingetrapt.<br />

135


Overige tips:<br />

– Lange reizen moeten in optimale<br />

conditie worden gestart en zomogelijk<br />

van te voren worden gepland, vooral in<br />

perioden van grote drukte.<br />

– Een lichte en makkelijk verteerbare<br />

maaltijd bevordert het reactievermogen<br />

en de concentratie die noodzakelijk is om<br />

veilig te rijden.<br />

Het rijden onder invloed<br />

van alcohol, drugs<br />

en/of bepaalde medicijnen<br />

is zeer gevaarlijk.Onder deze<br />

omstandigheden mag u nooit achter<br />

het stuur plaatsnemen.<br />

Rijd niet met voorwerpen<br />

op de vloer voor de<br />

bestuurdersstoel: tijdens<br />

het remmen kunnen deze tussen<br />

de pedalen komen waardoor het<br />

onmogelijk is te accelereren of te<br />

remmen.<br />

136<br />

Let op de dikte van<br />

eventuele extra vloermatten:<br />

zelfs een gering<br />

defect in het remsysteem kan tot<br />

gevolg hebben, dat het rempedaal<br />

dieper dan normaal moet worden<br />

ingetrapt.<br />

TIJDENS DE RIT<br />

– Voorzichtig rijden houdt ook in dat u<br />

alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />

van anderen. Houdt u aan de<br />

maximum snelheden en gebruik op snelwegen<br />

zo veel mogelijk de rechter rijbaan.<br />

– Gebruik bij het wisselen van rijbaan<br />

de richtingaanwijzers.<br />

– Schakel bij zonsondergang de buitenverlichting<br />

in.<br />

– Houd voldoende afstand tot de auto’s<br />

die voor u rijden; deze afstand varieert<br />

afhankelijk van de snelheid, de<br />

weersomstandigheden, de verkeerssituatie<br />

en de conditie van het wegdek.<br />

– Laat uw hand tijdens het rijden niet<br />

op de pookknop rusten omdat door de<br />

uitgeoefende druk, ook als deze licht is,<br />

de interne onderdelen van de versnellingsbak<br />

op den duur kunnen slijten.<br />

– Rijdt niet met de versnellingsbak in<br />

de vrijstand.<br />

– Laat u voet niet op het koppelingspedaal<br />

rusten als dit niet nodig is omdat<br />

hierdoor de interne onderdelen van het<br />

koppelingspedaal op den duur kunnen slijten.<br />

– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />

las pauzes in en gebruik die om een beetje<br />

te bewegen en weer op krachten te<br />

komen.<br />

– Zorg voor een constante luchtverversing<br />

in het interieur. Maak hiervoor gebruik<br />

van de vele instelmogelijkheden<br />

Controleer of naast<br />

uzelf ook alle overige inzittenden<br />

de veiligheidsgordel<br />

dragen. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico<br />

op ernstig letsel of een dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.


van het verwarmings- en ventilatiesysteem<br />

of van de airconditioning.<br />

– Rijd nooit van een helling af met een<br />

afgezette motor: u kunt dan niet op de<br />

motor afremmen en de rem- en stuurbekrachtiging<br />

werken niet, waardoor u met<br />

meer kracht op de rem moet trappen en<br />

aan het stuur moet draaien.<br />

– Parkeer bij pech de auto in de berm,<br />

schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />

in en plaats de gevarendriehoek op de<br />

wettelijk verplichte afstand. U dient zich<br />

altijd aan de geldende verkeerswetgeving<br />

te houden.<br />

IN HET DONKER RIJDEN<br />

Rijden in het donker vergt veel meer<br />

concentratie, zowel fysiek als psychisch.<br />

Hierna volgen enkele tips voor het rijden<br />

in het donker:<br />

– Rijdt extra voorzichtig, beperk zonodig<br />

de snelheid, vooral op onverlichte wegen.<br />

– Bewaar een veilige afstand, groter<br />

dan overdag, tot de auto’s die voor u rijden.<br />

Het is moeilijk om de snelheid van<br />

andere auto’s te schatten als alleen de<br />

lichten te zien zijn.<br />

– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid<br />

en ga pas weer rijden na voldoende<br />

rust. Doorrijden levert gevaar op<br />

voor uzelf en voor anderen.<br />

– Controleer of de koplampen goed<br />

staan afgesteld. Als ze te laag staan,<br />

wordt het zicht verminderd. Als ze te<br />

hoog staan, kunnen ze andere weggebruikers<br />

hinderen.<br />

– Gebruik het grootlicht alleen buiten<br />

de bebouwde kom en als u zeker weet<br />

dat u andere weggebruikers niet hindert.<br />

– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />

als u een tegenligger ziet en passeer<br />

met dimlicht.<br />

– Zorg dat de koplampen en de achterlichten<br />

altijd schoon zijn.<br />

ONDER SLECHTE WEERSOM-<br />

STANDIGHEDEN RIJDEN<br />

Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als<br />

de rijstijl niet wordt aangepast aan de<br />

weersomstandigheden. Hierna volgen enkele<br />

tips voor het rijden onder slechte<br />

weersomstandigheden:<br />

– Op natte wegen is de wrijving tussen de<br />

banden en het wegdek aanzienlijk minder.<br />

Hierdoor is de remweg aanmerkelijk langer<br />

en de grip in de bochten minder.Beperk de<br />

snelheid en bewaar een grotere afstand van<br />

de auto’s die voor u rijden.<br />

– Zware regenval en mist beperken het<br />

zicht. Schakel daarom ook overdag, overeenkomstig<br />

de wettelijke voorschriften, het<br />

dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar<br />

te maken.<br />

– Rijd niet met hoge snelheid door plassen:<br />

u kunt de controle over de auto verliezen<br />

(“aquaplaning”).<br />

– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten<br />

niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen van<br />

het ventilatiesysteem in, zoals is beschreven<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.<br />

– Controleer regelmatig de conditie van<br />

de ruitenwisserbladen.<br />

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in<br />

dichte mist. Mocht u toch de weg op moeten,<br />

rijd dan uiterst voorzichtig en met aangepaste<br />

snelheid. Vermijd inhalen.<br />

– Als u plotseling moet stoppen (bij een<br />

defect, door sterke vermindering van het<br />

zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook<br />

te stoppen. Zet vervolgens de<br />

waarschuwingsknipperlichten aan en, zo<br />

mogelijk, de dimlichten.<br />

137


IN DE BERGEN RIJDEN<br />

Het rijden in de bergen vereist extra<br />

aandacht. Hierna volgen enkele tips voor<br />

het rijden in de bergen:<br />

– Controleer voordat u vertrekt de vloeistofniveaus<br />

(motorolie,remvloeistof, koelvloeistof)<br />

en de conditie van de banden.<br />

– Rem zoveel mogelijk op de motor af<br />

en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />

Daarmee voorkomt u dat de remmen<br />

oververhit raken.<br />

– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />

motor of met de versnellingspook in de<br />

vrij-stand, en absoluut nooit met uitgenomen<br />

contactsleutel.<br />

– Rijd met een matige snelheid, en vermijd<br />

het “afsnijden” van bochten.<br />

– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen<br />

veel langzamer gaat en dat de weg daarom<br />

langer vrij moet zijn. Als u wordt ingehaald<br />

terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de<br />

passerende auto dan de ruimte.<br />

IN DE WINTER RIJDEN<br />

Als de temperatuur onder 0 °C daalt of<br />

bij sneeuw of ijzel raden wij u het volgende<br />

aan:<br />

138<br />

– Controleer voordat u vertrekt of de<br />

wisserbladen niet vast aan de voorruit<br />

zijn gevroren.<br />

–Verwijder eventuele sneeuw van het<br />

luchttoevoerrooster aan de onderzijde van<br />

de voorruit.<br />

– Blijf niet te lang met een draaiende<br />

motor in diepe sneeuw stilstaan: door de<br />

sneeuw kan de koolmonoxide van het uitlaatgas<br />

in het interieur dringen.<br />

– Zorg dat de remmen en banden in<br />

perfecte conditie zijn.<br />

–Controleer of het reservoir van de ruiten-/koplampsproeiers<br />

voldoende antivries<br />

en kalkoplosser bevat.<br />

– Rem bij voorkeur op de motor af en<br />

vermijd bruusk remmen.<br />

– In de winter kan op schijnbaar droge<br />

wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral<br />

goed op de delen van de weg die door de<br />

aanwezigheid van bomen of rotsen weinig<br />

zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.<br />

BELANGRIJK Rijd om beschadiging<br />

van de banden te voorkomen, met gemonteerde<br />

sneeuwkettingen geen lange<br />

stukken op sneeuwvrije wegen.In extreme<br />

gevallen moet u zeer langzaam rijden<br />

en de sneeuwkettingen verwijderen zodra<br />

dat mogelijk is.<br />

REMMEN<br />

De remmen zijn van essentieel belang<br />

voor de rijveiligheid en dienen dus altijd<br />

perfect te functioneren.<br />

Voor een correct gebruik, een perfecte<br />

werking en een minimale slijtage van het<br />

remsysteem, raden wij u aan de volgende<br />

aanwijzingen op te volgen:<br />

– Laat tijdens het rijden de voet niet onnodig<br />

op het rempedaal rusten.<br />

– Controleer of de slag van het rempedaal<br />

niet door een vloermat of een ander<br />

voorwerp wordt belemmerd.<br />

– Controleer regelmatig de werking van<br />

het remsysteem en in ieder geval voor<br />

een lange rit.<br />

– Controleer op het instrumentenpaneel<br />

of het lampje voor te laag remvloeistofniveau<br />

en aangetrokken handrem x goed<br />

werkt: Als het lampje x tijdens het rijden<br />

gaat branden en blijft branden, controleer<br />

dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />

Als de handrem niet is aangetrokken,<br />

moet de auto onmiddellijk worden gestopt<br />

en het niveau van de remvloeistof worden<br />

gecontroleerd; als het niveau onvoldoende<br />

is, moet vloeistof worden bijgevuld. Als het<br />

controlelampje d gaat branden bij het


intrappen van het rempedaal, dan zijn de<br />

remblokken versleten tot de minimum toegestane<br />

dikte. Laat de remblokken zo snel<br />

mogelijk door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer vervangen.<br />

Omdat de auto is uitgerust met een slijtage-indicator<br />

voor de remblokken voor<br />

moet u, als de remblokken worden vervangen,<br />

ook de remblokken achter laten<br />

controleren. De JTD-uitvoeringen beschikken<br />

alleen over een slijtagesensor op de<br />

rem linksvoor.<br />

– Remvloeistof is hygroscopisch (remvloeistof<br />

trekt water aan); vervang de<br />

remvloeistof iedere twee jaar, onafhankelijk<br />

van het aantal afgelegde kilometers,<br />

om beschadiging ven het remsysteem te<br />

voorkomen.<br />

Let op bij de montage<br />

van spoilers, lichtmetalen<br />

velgen en niet standaard<br />

wieldoppen: ze kunnen de<br />

ventilatie van de remmen verminderen<br />

en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en<br />

veelvuldig remmen; bijvoorbeeld<br />

tijdens een steile afdaling.<br />

Water, sneeuw en<br />

strooizout op wegen<br />

kunnen zich afzetten op<br />

de remschijven waardoor de gewenste<br />

remvertraging iets later<br />

wordt bereikt.<br />

REMBEKRACHTIGER<br />

De auto is uitgerust met een rembekrachtiger<br />

die alleen werkt bij een draaiende<br />

motor. Bij stilstaande motor moet<br />

daarom meer kracht worden uitgeoefend<br />

op het rempedaal om de gewenste remvertraging<br />

te bereiken.<br />

ANTI-BLOKKEERSYSTEEM<br />

(ABS)<br />

De auto is uitgerust met anti-blokkeersysteem<br />

(ABS) met elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Wij raden u aan<br />

met het volgende rekening te houden:<br />

– Tijdens het remmen kunnen lichte trillingen<br />

in het rempedaal worden gevoeld. Dit<br />

betekent dat het ABS in werking is getreden.<br />

– De prestaties van het systeem vergroten<br />

in principe de actieve veiligheid, maar<br />

mogen de bestuurder er niet toe verleiden<br />

onnodige en onverantwoorde risico’s te<br />

nemen.<br />

– De rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />

aan de weersomstandigheden, het zicht<br />

en het verkeer.<br />

– De maximale remvertraging blijft uiteraard<br />

altijd afhankelijk van de grip van<br />

de banden op het wegdek. Bij sneeuw of<br />

ijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,<br />

waardoor de remweg, ook met ABS, aanzienlijk<br />

langer zal zijn.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling (EBD).<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

de waarschuwingslampjes<br />

> en x gaan branden, dan<br />

is er een storing in het EBD-systeem;<br />

in dat geval kunnen bij<br />

hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen. Rijd<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

139


Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

><br />

gaat branden, dan is er een storing<br />

in het ABS-systeem. In dat<br />

geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik wordt<br />

gemaakt van het anti-blokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden<br />

kan ook de werking van<br />

het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden wij u aan<br />

onmiddellijk en zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer te rijden, om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Het ABS ontheft de<br />

bestuurder niet van de<br />

verplichting voorzichtig<br />

te rijden, vooral op gladde,<br />

besneeuwde of natte wegen.<br />

140<br />

STUURBEKRACHTIGING<br />

De hydraulische stuurbekrachtiging<br />

werkt alleen bij een draaiende motor. Bij<br />

stilstaande motor moet daarom meer<br />

kracht worden uitgeoefend op het stuurwiel.<br />

De stuurinrichting is een mechanisch<br />

systeem dat grote invloed heeft op de rijveiligheid.<br />

Daarom moet de auto bij een<br />

vermoedelijke storing worden stilgezet<br />

en onmiddellijk contact worden opgenomen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Houd bij een draaiende<br />

motor het stuurwiel<br />

niet langer dan 15 opeenvolgende<br />

seconden tegen de<br />

aanslag gedraaid: er ontstaat<br />

een bepaald geluid en er kan<br />

schade ontstaan aan het systeem.<br />

RUITEN<br />

Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />

de ruiten: ze kunnen uzelf en andere<br />

weggebruikers afleiden en het zicht belemmeren.<br />

WISSERBLADEN<br />

Controleer regelmatig de ruitenwisserbladen.<br />

Versleten of vuile wisserbladen<br />

kunnen het zicht aanzienlijk verminderen.<br />

Reinig de ruiten regelmatig door ze te<br />

ontdoen van vuil, vet- en teeraanslag. Op<br />

deze wijze wordt de levensduur van de<br />

wisserbladen aanzienlijk verlengd. Voordat<br />

u de ruitenwissers inschakelt, moet<br />

eventuele sneeuw of ijs op de ruit worden<br />

verwijderd.<br />

Wanneer de temperatuur onder 0°C is<br />

gedaald, moet, voordat u de ruitenwissers<br />

inschakelt, gecontroleerd worden of<br />

er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit:<br />

Maak de wissers zonodig vrij met een anti-vriesmiddel.<br />

Schakel de ruitenwissers niet in op<br />

een droge ruit.<br />

Houdt u bij het vervangen<br />

van de wisserbladen<br />

aan de bijgeleverde<br />

instructies en aan hetgeen staat<br />

beschreven in het hoofdstuk “Onderhoud<br />

van de auto” in dit instructieboekje.


WIELEN<br />

De krik mag alleen gebruikt<br />

worden voor het<br />

verwisselen van een<br />

wiel. Voer geen werkzaamheden<br />

uit onder de auto als deze is opgekrikt.<br />

De door de fabrikant gemonteerde<br />

wielen (velgen en banden) passen het<br />

best bij de eigenschappen van de auto en<br />

garanderen een maximum aan veiligheid<br />

en comfort onder alle normale rij-omstandigheden.<br />

Als u de op de auto gemonteerde velgen<br />

of banden wilt vervangen, dient u<br />

eerst de tabel met de toegestane banden<br />

velgtypen in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens” te raadplegen. U kunt<br />

ook contact op te nemen met een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Houd altijd de combinatie tussen velg-/<br />

bandenmaat aan die oorspronkelijk onder<br />

de auto is gemonteerd.<br />

Noodreservewiel<br />

Het reservewiel mag alleen in noodgevallen<br />

worden gebruikt. Het gebruik van<br />

het noodreservewiel moet tot een minimum<br />

beperkt blijven en er mag niet harder<br />

worden gereden dan 80 km/h. Bij<br />

een gemonteerd reservewiel veranderen<br />

de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd<br />

met vol gas optrekken, bruusk remmen<br />

en hoge snelheden in de bochten.<br />

Het noodreservewiel (indien aanwezig)<br />

is niet geschikt voor de montage van<br />

sneeuwkettingen. Als u een lekke voorband<br />

(aangedreven wiel) hebt en er<br />

moet met sneeuwkettingen worden gereden<br />

dan moet u een wiel van de achteras<br />

afhalen en daarvoor in de plaats het<br />

noodreservewiel monteren.<br />

Zo hebt u op de vooras twee normale<br />

wielen waarop u de sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Controleer regelmatig of de spanning<br />

van de band van het reservewiel 4,2 bar<br />

(kg/ cm2 ) bedraagt.<br />

BELANGRIJK De levensduur van de<br />

band van het reservewiel is ongeveer<br />

3000 km. Hierna moet de band worden<br />

vervangen door een band van hetzelfde<br />

type dat geschikt is voor het gebruikte<br />

velgtype (zie “Technische gegevens”).<br />

Monteer nooit een normale band op<br />

een velg die voor een reservewiel bedoeld<br />

is.<br />

Gebruik nooit twee of meer noodreservewielen.<br />

Laat het verwisselde wiel zo<br />

snel mogelijk repareren en monteren.<br />

Velgen<br />

De stalen of lichtmetalen velgen moeten<br />

met wielbouten worden gemonteerd die<br />

specifiek zijn voor ieder velgtype.<br />

Daarom moet bij het vervangen van stalen<br />

velgen door lichtmetalen en omgekeerd ook<br />

de bouten worden vervangen.<br />

De bouten moeten met een aanhaalmoment<br />

van 98 Nm (10 kgm) worden<br />

aangedraaid.<br />

Banden<br />

De auto is voorzien van Tubeless<br />

radiaal banden, d.w.z. zonder binnenband.<br />

Voor een optimaal rijcomfort,<br />

maximale veiligheid en een lange levensduur<br />

van de banden, raden wij u aan de<br />

volgende aanwijzingen op te volgen:<br />

141


– Rijd met nieuwe banden de eerste<br />

100 km niet met hoge snelheden.<br />

– Beperk de snelheid in bochten, ook<br />

als de prestaties van de auto hogere snelheden<br />

toestaan.<br />

– Vermijd sterk accelereren en onnodig<br />

remmen.<br />

– Rijd niet langdurig met hoge snelheden,<br />

vooral niet op een slecht wegdek.<br />

– Zorg dat de wielen goed gebalanceerd<br />

zijn en de wieluitlijning goed is.<br />

– Voorkom dat de banden in contact komen<br />

met harde voorwerpen, zoals stoepranden<br />

(bijv. tijdens het parkeren van de auto).<br />

– Voer geen werkzaamheden uit aan<br />

het ventiel.<br />

– Plaats geen enkel soort gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

– Vervang velgen die vervormingen vertonen.<br />

– Vervang bij abnormaal spanningsverlies<br />

het wiel en laat de band controleren.<br />

– Gebruik voor het balanceren speciale<br />

balanceergewichten voor tubeless-banden.Gebruik<br />

voor het balanceren van wie-<br />

142<br />

len met lichtmetalen velgen uitsluitend<br />

originele <strong>Alfa</strong> Romeo-balanceergewichten.<br />

– De bandenspanning, inclusief die van<br />

het reservewiel moet overeenkomen met<br />

de voorgeschreven bandenspanning (zie<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

– Laat de banden regelmatig op beschadigingen<br />

controleren.<br />

– Gebruikte banden van onbekende<br />

herkomst of verouderde banden( ouder<br />

dan 6 jaar) mogen alleen in noodgevallen<br />

en met de nodige voorzichtigheid<br />

worden gebruikt.<br />

– In tubeless banden mogen geen binnenbanden<br />

gebruikt worden.<br />

– Laat de auto nooit langdurig geparkeerd<br />

staan op de rand van een stoep of op een<br />

andere oneffenheid in het wegdek.<br />

– Laat de profieldiepte van het loopvlak<br />

regelmatig controleren, en houdt u hierbij<br />

aan de wettelijk voorgeschreven minimum<br />

waarden.<br />

BELANGRIJK Enkele banden zijn uitgerust<br />

met slijtage-indicatoren; zodra deze<br />

indicatoren op het loopvlak zichtbaar zijn,<br />

moeten de banden worden vervangen.<br />

Controleer regelmatig of de banden<br />

geen ongelijkmatige slijtage van het loopvlak<br />

vertonen; is dit het geval, raadpleeg<br />

dan een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om de oorzaak<br />

te laten wegnemen.<br />

Naarmate het loopvlak van de banden<br />

slijt, neemt op natte wegen het gevaar<br />

voor aquaplaning toe.<br />

Om gelijkmatige slijtage van de banden<br />

op de vooras en achteras te verkrijgen, is<br />

het raadzaam om de banden om de<br />

10.000 - 15.000 km van as te verwisselen.<br />

Hierbij moeten de banden aan dezelfde<br />

zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />

zodat een omkering van de draairichting<br />

wordt voorkomen (fig. 1).<br />

fig. 1<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings.<br />

P4U00138


Bandenspanning en slijtage<br />

Als de banden op de juiste spanning<br />

worden gehouden, neemt niet alleen de<br />

levensduur van de banden toe maar ook,<br />

omdat de wegligging er door wordt beïnvloed,<br />

de rijveiligheid.<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig en voor<br />

een lange rit worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude banden<br />

worden gecontroleerd; gebruik een<br />

manometer en houd de waarden aan die<br />

vermeld staan in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage van de<br />

banden (fig. 2):<br />

A - Normale spanning: gelijkmatige<br />

slijtage van het loopvlak.<br />

Een juiste bandenspanning garandeert<br />

een maximale levensduur en een optimale<br />

grip, aangezien het loopvlak over de<br />

volle breedte contact heeft met het wegdek,<br />

waardoor de slijtage gelijkmatiger is.<br />

Een juiste bandenspanning zorgt ook<br />

voor:<br />

– Een betere wegligging van de auto.<br />

– Een uiterst soepele en nauwkeuriger<br />

besturing.<br />

– Een lager brandstofverbruik door de<br />

geringe rolweerstand van het wiel.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage aan<br />

de zijkanten van het loopvlak.<br />

Bij een te lage bandenspanning, ontstaat<br />

er een ongelijkmatige slijtage van<br />

het loopvlak (grotere slijtage aan de zijkanten)<br />

en wordt de band te heet. Hierdoor<br />

kunnen onderdelen van de band losraken<br />

en schade veroorzaken aan het<br />

karkas.<br />

Deze schade kan het leeglopen van de<br />

band of een klapband tot gevolg hebben.<br />

fig. 2<br />

P4U00139<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage in<br />

het midden van het loopvlak.<br />

Een te hoge bandenspanning veroorzaakt:<br />

– Een ongelijkmatige slijtage van het<br />

loopvlak (grotere slijtage in het midden).<br />

– Een vermindering van het rijcomfort.<br />

– Een grotere gevoeligheid van de banden<br />

voor schokken.<br />

BELANGRIJK Tijdens het rijden<br />

neemt de bandenspanning toe (een natuurlijk<br />

verschijnsel) Als in een uitzonderlijk<br />

geval de spanning bij warme banden<br />

wordt gecontroleerd, mag de spanning<br />

nooit worden verlaagd.<br />

Wielen balanceren<br />

Elk wiel compleet met band wordt in de<br />

fabriek statisch en dynamisch gebalanceerd.<br />

Als de banden vervangen worden,<br />

moeten de wielen opnieuw worden gebalanceerd,<br />

om instabiliteit, overmatige slijtage<br />

van de stuurinrichting en ongelijkmatige<br />

slijtage van de banden te voorkomen.<br />

Gebruik voor het balanceren<br />

van wielen met<br />

lichtmetalen velgen de<br />

originele <strong>Alfa</strong> Romeo-balanceergewichten.<br />

143


SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk<br />

van de voorschriften van het<br />

land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op<br />

de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven<br />

wielen).<br />

Vanwege het sportieve karakter van de<br />

auto, kunnen er alleen speciale sneeuwkettingen<br />

worden gemonteerd.<br />

Alvorens u overgaat tot de aanschaf of<br />

het gebruik van sneeuwkettingen, raden<br />

wij u aan voor informatie de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

te raadplegen.<br />

Controleer na enkele meters rijden of de<br />

kettingen nog goed gespannen zijn.<br />

Op bandenmaat<br />

205/55 R16” kan geen<br />

sneeuwketting worden<br />

gemonteerd, omdat de ketting de<br />

veerpoot van de voorwielophanging<br />

kan raken.<br />

144<br />

Op het noodreservewiel<br />

mag geen sneeuwketting<br />

worden gemonteerd. Als<br />

u een lekke voorband hebt (aangedreven<br />

wiel) en er moet gebruik<br />

worden gemaakt van sneeuwkettingen,<br />

dan kunt u het noodreservewiel<br />

op de achteras plaatsen en<br />

het achterwiel op de vooras (pas<br />

zo snel mogelijk de bandenspanning<br />

aan).<br />

Zo hebt u op de vooras twee<br />

normale wielen waarop u<br />

sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Beperk de snelheid als<br />

u met sneeuwkettingen<br />

rijdt, vermijd kuilen,<br />

stoepranden en andere obstakels<br />

en rijd, om de banden, wielophanging<br />

en stuurinrichting niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op<br />

sneeuwvrije wegen.<br />

ECONOMISCH EN<br />

MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

De gebruiksomstandigheden en de rijstijl<br />

hebben direct invloed op het brandstofverbruik<br />

en het milieu.<br />

Zonder van een dynamische rijstijl af te<br />

zien, kunt u door het opvolgen van de<br />

enkele eenvoudige aanwijzingen voorkomen<br />

dat onnodig schade aan het<br />

milieu wordt toegebracht. Vaak wordt<br />

ook nog het brandstofverbruik beperkt.<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor de kosten van de auto zo laag<br />

mogelijk blijven en de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />

beperkt wordt.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur, de<br />

beste prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />

gebruik van de auto.Laat daarom de<br />

bougies, de vloeistofniveaus, de lucht-<br />

/brandstoffilters, de inspuitventielen,<br />

enz, regelmatig controleren en eventueel<br />

afstellen, zoals in het onderhoudsschema<br />

is aangegeven.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste één<br />

keer per maand, de spanning van de<br />

banden. Als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe. Bovendien slijten hierdoor<br />

de banden sneller en verslechtert<br />

de wegligging van de auto, waardoor<br />

de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen<br />

bagageruimte. Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />

en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager als<br />

u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />

de aërodynamica van de auto,<br />

waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />

Gebruik voor het vervoer van<br />

volumineuze voorwerpen bij voorkeur<br />

een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen<br />

als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers<br />

en de aanjager van het<br />

ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />

veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan 25% in<br />

stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar<br />

wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur de functies van<br />

het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aërodynamische accessoires kan de aërodynamica<br />

negatief beïnvloeden, waardoor<br />

het brandstofverbruik zal toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat, niet<br />

warmdraaien met stationair toerental en<br />

ook niet met een hoog toerental: onder<br />

deze omstandigheden warmt de motor<br />

veel langzamer op, terwijl het verbruik en<br />

de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.<br />

Het is beter om rustig weg te rijden<br />

en geen hoge toerentallen te gebruiken.<br />

Op deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

145


Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u de motor<br />

afzet.Deze handeling heeft evenals het<br />

overschakelen met tussengas geen enkel<br />

nut. Het kost brandstof en verhoogt de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het<br />

toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen<br />

van een lage versnelling voor<br />

een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.<br />

Op dezelfde wijze neemt bij<br />

het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling,<br />

het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toe. Bovendien slijt de motor<br />

hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid: als de snelheid<br />

wordt verhoogd van 90 naar 120 km/h,<br />

neemt het brandstofverbruik met ongeveer<br />

30% toe. Rijd daarom zoveel mogelijk met<br />

een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit kost brandstof<br />

en verhoogt de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen. Wij raden u daarom aan om<br />

rustig te rijden en een veilige afstand te bewaren<br />

van de auto’s die voor u rijden,<br />

146<br />

waardoor u tijdig kunt reageren op gevaarlijke<br />

situaties (bijv. kettingbotsingen).<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de motor<br />

met hoge toerentallen draait, kost veel<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Het is beter geleidelijk<br />

op te trekken en geen maximale<br />

toerentallen te gebruiken.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud starten<br />

bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.<br />

Hierdoor neemt niet alleen<br />

het brandstofverbruik toe (van 15<br />

tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />

waarbij overwegend lage versnellingen<br />

worden gebruikt, of in de stad waar<br />

zich veel verkeerslichten bevinden, zal het<br />

brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen),<br />

is het raadzaam de motor<br />

uit te zetten.<br />

VOORZORGMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen is<br />

niet alleen belangrijk voor het milieu, maar<br />

ook voor het rendement van de auto.<br />

Het in goede conditie houden van de<br />

systemen is de belangrijkste voorwaarde<br />

voor milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen tijde<br />

houdt aan het geprogrammeerd onderhoudsschema.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend<br />

loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd<br />

aanduwen, aanslepen of rollend<br />

starten: al deze handelingen<br />

kunnen de katalysator beschadigen.


Gebruik voor een noodstart uitsluitend<br />

een hulpaccu.<br />

Als de motor tijdens het rijden “slecht<br />

loopt”, rijd dan zeer rustig zodat de<br />

motor zo min mogelijk wordt belast en<br />

raadpleeg snel een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van de<br />

brandstofreserve brandt, tank dan zo snel<br />

mogelijk. Een laag brandstofniveau kan<br />

een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken,<br />

waardoor de temperatuur van<br />

de uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />

ernstig beschadigen.<br />

Tijdens lange afdalingen is het raadzaam<br />

om af en toe even gas te geven.<br />

Op deze manier wordt de levensduur van<br />

de katalysator verlengd.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden,<br />

met losgenomen bougiekabels<br />

draaien.<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Voor het trekken van aanhangers moet de<br />

auto voorzien zijn van een trekhaak van een<br />

goedgekeurd type. De door <strong>Alfa</strong> Romeo geleverde<br />

trekhaak voldoet aan alle wettelijke<br />

veiligheidsnormen. Wij raden u aan de trekhaak<br />

door een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />

monteren. U bent dan verzekerd van het beste<br />

resultaat, terwijl eventuele nadelige effecten<br />

op de carrosseriegarantie zijn uitgesloten.<br />

Het remsysteem van de aanhanger<br />

moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch<br />

remsysteem van de auto worden<br />

bediend.<br />

De auto/aanhangercombinatie moet<br />

voldoen aan alle wettelijke voorschriften.<br />

Onder aanhangergewicht wordt het totale<br />

gewicht van een volbeladen aanhanger verstaan<br />

inclusief alle accessoires en<br />

bagage.Controleer, om een boete te voorkomen,<br />

voor iedere rit of u het maximum toelaatbaar<br />

aanhangergewicht niet overschrijdt.<br />

Dit staat aangegeven op de typegoedkeuring.<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />

bereikt<br />

de katalysator hoge<br />

temperaturen. Parkeer daarom<br />

niet boven brandbare materialen<br />

(gras, droge bladeren, dennennaalden,<br />

enz.): brandgevaar.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator<br />

en uitlaat gemonteerde<br />

schilden niet.<br />

Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />

op de katalysator,<br />

de lambdasonde en het<br />

uitlaatsysteem.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan<br />

brandgevaar opleveren.<br />

147


In ieder geval mag het verticale gewicht<br />

op de trekhaak de waarde niet overschrijden<br />

die vermeld is in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

Controleer bij het aankoppelen van een<br />

aanhangwagen of caravan of de waarden<br />

van het aanhangergewicht (vermeld op<br />

de typegoedkeuring) en het maximum<br />

toegestane aanhangergewicht (vermeld<br />

op een sticker op de trekhaak), hoger of<br />

gelijk zijn aan die van het totale gewicht<br />

en de belasting op de trekkogel.<br />

Het ABS waarmee de<br />

auto is uitgerust, werkt<br />

niet op het remsysteem<br />

van de aanhanger.<br />

Wees daarom extra voorzichtig<br />

op gladde wegen.<br />

148<br />

Voer in geen geval modificaties<br />

aan het hydraulische<br />

remsysteem van<br />

de auto uit.<br />

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN<br />

EN SUGGESTIES<br />

Hierna volgen enkele aanwijzingen voor<br />

het rijden met een aanhanger:<br />

– Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan<br />

de geldende verkeerswetgeving.<br />

– Let erop dat het klimvermogen van<br />

de auto bij het trekken van een aanhanger<br />

of caravan wordt beperkt.<br />

– Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat u<br />

constant moet remmen.<br />

– Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger gelden. U<br />

mag in geen geval harder rijden dan 100<br />

km/h.<br />

AUTO LANGERE TIJD<br />

STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de auto<br />

langere tijd niet wordt gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte, droge en<br />

zo mogelijk goed geventileerde ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

– Maak de gespoten delen schoon en<br />

behandel ze met een siliconenwas.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />

en achterruitwisser in met talkpoeder<br />

en laat ze los van de ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes. Gebruik<br />

geen dichte plastic hoes, omdat het in<br />

en op de auto aanwezige vocht dan niet<br />

kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning 0,5 bar boven<br />

de normaal voorgeschreven spanning<br />

en controleer deze regelmatig. Laat de<br />

banden, zo mogelijk, op houten blokken<br />

steunen.


– Schakel het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />

uit met de afstandsbediening; stel<br />

vervolgens het systeem buiten werking<br />

met de noodsleutel.<br />

– Maak de accukabels los van de accu<br />

(koppel altijd eerst de minkabel los) en<br />

controleer de acculading. Gedurende het<br />

stallen moet deze controle iedere vier weken<br />

worden herhaald. Laad de accu op<br />

als de spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

WEER IN GEBRUIK NEMEN<br />

Als de auto langdurig niet gebruikt is en<br />

u wilt de auto weer in gebruik nemen,<br />

voer dan de volgende handelingen uit:<br />

– Stof de buitenzijde van de auto niet<br />

droog af.<br />

– Controleer de auto visueel op lekkage<br />

van vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof,<br />

koelvloeistof enz.).<br />

– Vervang de motorolie en het oliefilter.<br />

– Controleer de volgende vloeistofniveaus:<br />

versnellingsbak-/differentieelolie.<br />

rem-/koppelingsvloeistof.<br />

koelvloeistof.<br />

– Controleer het luchtfilter en vervang<br />

het zonodig.<br />

– Controleer de bandenspanning en<br />

controleer de banden op beschadigingen,<br />

inkepingen of scheuren. Vervang zonodig<br />

de banden.<br />

– Controleer de conditie van de riemen<br />

in de motor.<br />

– Controleer de acculading en sluit de<br />

accukabels aan.<br />

– Stel het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />

weer in werking met de sleutelschakelaar.<br />

– Zet de versnellingspook in de vrijstand,<br />

start de motor en laat de motor<br />

enige minuten stationair draaien. Trap<br />

hierbij een aantal malen het koppelingspedaal<br />

in.<br />

– Controleer of de verschillende<br />

stroomgebruikers (koplampen, richtingaanwijzers,<br />

enz.) goed functioneren.<br />

BELANGRIJK Voor de correcte uitvoering<br />

van de vermelde werkzaamheden<br />

wordt verwezen naar de betreffende paragrafen<br />

in het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

Deze handelingen<br />

moeten in de open lucht<br />

worden uitgevoerd.Het<br />

uitlaatgas bevat koolmonoxide;<br />

een zeer giftig en dodelijk gas.<br />

149


EXTRA ACCESSOIRES<br />

RADIOZENDAPPARATUUR<br />

EN MOBIELE TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt als een<br />

aparte antenne aan de buitenkant van de<br />

auto wordt gemonteerd.<br />

150<br />

Door het gebruik van<br />

een mobiele telefoon,<br />

een 27 mc-zender of gelijksoortige<br />

apparaten in de auto<br />

(zonder buitenantenne) ontstaan<br />

elektromagnetische velden die, als<br />

ze worden versterkt door de reflectie<br />

in het interieur, niet alleen<br />

schadelijk voor de gezondheid van<br />

de inzittenden kunnen zijn, maar<br />

ook storingen in de elektrische<br />

systemen van de auto (zoals de<br />

regeleenheid van het motormanagementsysteem,<br />

de regeleenheid<br />

van het ABS/EBD enz.) kunnen<br />

veroorzaken. Hierdoor wordt<br />

de veiligheid in gevaar gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en<br />

ontvangstkwaliteit aanzienlijk<br />

beperkt door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

SUGGESTIES VOOR<br />

NUTTIGE ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />

raden wij u aan het volgende aan<br />

boord te hebben (fig. 3):<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers, steriele<br />

gaascompressen, verbandgaas, pleisters,<br />

enz.,<br />

– een zaklamp;<br />

– een schaar met afgeronde punten,<br />

– werkhandschoenen.<br />

De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />

zijn opgenomen in het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

Lineaccessori-programma.<br />

fig. 3<br />

P4U00140


De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt om u in geval van<br />

nood te helpen.<br />

Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen behandeld; voor<br />

elk wordt beschreven wat u zelf kunt doen om het probleem te<br />

verhelpen. Bij eventuele grotere problemen is het echter nodig<br />

een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te raadplegen.<br />

Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan kunt u de informatie<br />

als het nodig is, snel vinden.<br />

NOODGEVALLEN<br />

EEN LEKKE BAND ................................................................................... pag. 152<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................................... <strong>156</strong><br />

DEFECTE INTERIEURVERLICHTING .............................................................. 164<br />

EEN DOORGEBRANDE ZEKERING OF RELAIS ......................................... 168<br />

EEN LEGE ACCU ................................................................................................ 174<br />

HET SLEPEN VAN DE AUTO ........................................................................... 175<br />

HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO .................................................................. 177<br />

BIJ EEN ONGEVAL ............................................................................................ 178<br />

151


EEN LEKKE BAND<br />

Voor het verwisselen<br />

van het wiel en voor het<br />

juiste gebruik van de krik<br />

en het reservewiel moeten de onderstaande<br />

voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

Attendeer het overige wegverkeer<br />

op de stilstaande auto m.b.v.:<br />

de waarschuwingsknipperlichten,<br />

de gevarendriehoek, enz.<br />

Tijdens het verwisselen van een<br />

wiel moeten alle inzittenden de auto<br />

hebben verlaten, en op een veilige<br />

afstand van het verkeer wachten,<br />

totdat het wiel verwisseld is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen of<br />

andere voorwerpen als de auto<br />

schuin op een helling of op een<br />

slecht wegdek staat.<br />

Start de motor niet als de auto is<br />

opgekrikt.<br />

Als de auto een aanhanger trekt,<br />

ontkoppel dan eerst de aanhanger<br />

en krik dan de auto op.<br />

152<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto<br />

waarbij hij geleverd is. Gebruik de<br />

krik niet voor het opkrikken van<br />

andere auto’s en monteer geen reservewielen<br />

van andere auto’s.<br />

Als u het gemonteerde velgtype<br />

wilt vervangen (stalen in plaats<br />

van lichtmetalen of omgekeerd)<br />

moeten tevens alle wielbouten<br />

worden vervangen door bouten<br />

met een lengte die aangepast is<br />

aan het velgtype.Het reservewiel<br />

mag alleen in noodgevallen worden<br />

gebruikt. Het gebruik van het<br />

noodreservewiel moet tot een<br />

minimum beperkt blijven en er<br />

mag niet harder worden gereden<br />

dan 80 km/h. Bij een gemonteerd<br />

reservewiel veranderen de rij-eigenschappen<br />

van de auto. Vermijd<br />

met vol gas optrekken, bruusk<br />

remmen en hoge snelheden in de<br />

bochten.<br />

Zorg ervoor dat de bandenspanning<br />

van het reservewiel altijd<br />

4,2 bar (kg/cm2 ) is.<br />

Het reservewiel heeft<br />

een levensduur van ongeveer<br />

3000 km. Na deze<br />

afstand moet de band van het reservewiel<br />

vervangen worden door een<br />

nieuwe band van hetzelfde type dat<br />

geschikt is voor het gebruikte velgtype<br />

(zie “Technische gegevens”).<br />

Monteer nooit een normale band<br />

op de velg van het reservewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel<br />

mogelijk repareren en monteren.<br />

Het is niet toegestaan met twee<br />

of meer reservewielen te rijden.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in, voordat<br />

u ze monteert: de bouten kunnen<br />

loslopen.<br />

De krik dient uitsluitend voor het<br />

verwisselen van een wiel van de<br />

auto waarbij de krik geleverd is of<br />

voor auto’s van hetzelfde model.<br />

Gebruik de krik niet voor het opkrikken<br />

van andere auto’s. En beslist<br />

nooit voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto van<br />

de krik vallen.


Op een sticker op de krik<br />

is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de<br />

krik mag nooit voor een zwaardere<br />

last worden gebruikt.<br />

Het reservewiel is niet<br />

geschikt voor de montage<br />

van sneeuwkettingen. Als<br />

u een lekke voorband (aangedreven<br />

wiel) hebt en er moet met sneeuwkettingen<br />

worden gereden dan<br />

moet u een wiel van de achteras<br />

afhalen en daarvoor in de plaats<br />

het noodreservewiel monteren.Zo<br />

hebt u op de vooras twee normale<br />

wielen waarop uw sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Maak het ventiel absoluut niet<br />

open.<br />

Plaats geen enkel stuk gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden en van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de<br />

waarden die beschreven staan in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

Krik de auto uitsluitend<br />

aan de zijkant op. De auto<br />

mag absoluut niet worden<br />

opgekrikt door de hefarm van de<br />

garagekrik onder de aluminium traverse<br />

van de achterwielophanging<br />

te plaatsen.<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– De krik 2,100 kg moet wegen.<br />

– De krik geen afstelwerkzaamheden mag<br />

vereisen.<br />

– De krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type.<br />

– Buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

worden.<br />

Op het reservewiel is een oranje sticker<br />

aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen<br />

en de beperkingen staan vermeld<br />

met betrekking tot het gebruik van<br />

het reservewiel.<br />

Deze sticker mag absoluut<br />

niet worden verwijderd<br />

of afgedekt.<br />

Op het reservewiel mag nooit<br />

een wieldeksel worden gemonteerd.<br />

Op de sticker staan de volgende aanwijzingen<br />

in vier talen vermeld:<br />

ATTENTIE! Alleen tijdelijk gebruiken,<br />

80 km/h max!<br />

Vervang zo snel mogelijk door<br />

een normaal wiel.<br />

Bedek deze aanwijzing niet.<br />

Ga voor het verwisselen van het wiel als<br />

volgt te werk:<br />

– Stop de auto op een plaats waar het<br />

verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in<br />

alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />

Zet de auto zo mogelijk op een vlakke<br />

en stevige ondergrond.<br />

–Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in.<br />

– Til de bekleding in de bagageruimte<br />

op.<br />

153


– Draai de blokkeerschroef (handgreep)<br />

(A-fig. 1) los.<br />

– Neem de gereedschaphouder (B) uit<br />

en zet de houder dicht bij het te verwisselen<br />

wiel.<br />

– Neem het reservewiel (C) uit.<br />

–Verwijder het wieldeksel (A-fig. 2)<br />

(alleen bij uitvoeringen met stalen velgen).<br />

– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />

wiel ongeveer één slag los (Bfig.<br />

3).<br />

fig. 1<br />

154<br />

P4U00397<br />

– Plaats de krik onder de auto, dichtbij<br />

het te verwisselen wiel.<br />

– Draai met behulp van slinger<br />

(A-fig. 4) de krik omhoog, zodat de inkeping<br />

(B-fig. 5) aan de bovenzijde van de<br />

krik om het profiel onder de carrosserie (Cfig.<br />

5) valt op ± 40 cm van de wielkuip.<br />

– Draai de slinger en krik de auto op,<br />

totdat het wiel enkele centimeters los van<br />

de grond is.<br />

fig. 2<br />

fig. 3<br />

P4U00142<br />

P4U00143<br />

– Draai de wielbouten helemaal los<br />

(B-fig. 3) en verwijder het wiel.<br />

– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />

contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />

omdat hierdoor na verloop van tijd<br />

de wielbouten kunnen loslopen.<br />

– Monteer het reservewiel, waarbij één<br />

van de gaten (A-fig. 6) over de bijbehorende<br />

pen (B-fig. 6) moet vallen.<br />

fig. 4<br />

fig. 5<br />

P4U00144<br />

P4U00145


– Draai de vijf wielbouten handvast.<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik.<br />

– Draai de bouten verder vast volgens de<br />

in fig. 7 aangegeven volgorde, zonder het<br />

wieldeksel te monteren.<br />

NORMALE WIEL MONTEREN<br />

–Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />

krik de auto op en demonteer het reservewiel.<br />

– Monteer het normale wiel, waarbij<br />

één van de gaten (A-fig. 6) over de<br />

pen (B-fig. 6) moet vallen.<br />

– Draai de wielbouten vast.<br />

Gebruik bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />

velgen de centreerpen.<br />

fig. 6<br />

P4U00398<br />

– Draai de centreerpen (A-fig. 8) in<br />

één van de boutgaten in de wielnaaf.<br />

– Plaats het wiel op de pen en draai<br />

de vier bouten vast.<br />

– Draai de centreerpen (A-fig. 8) los<br />

en draai de laatste bout vast.<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik; haal vervolgens de wielbouten aan<br />

in de volgorde die hiervoor beschreven is<br />

voor het reservewiel (fig. 7).<br />

– Druk het wieldeksel (indien aanwezig)<br />

voorzichtig vast. Zorg ervoor dat het<br />

ventiel uit de opening in het wieldeksel<br />

steekt. Druk op de rand van het wieldeksel,<br />

te beginnen bij de delen die het<br />

dichtst bij het ventiel zitten, totdat het<br />

wieldeksel geheel vast zit.<br />

fig. 7<br />

P4U00399<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde<br />

montage kan het wieldeksel tijdens het<br />

rijden loslaten.<br />

Ter afsluiting:<br />

– Plaats het verwisselde wiel op de<br />

daarvoor bestemde plek in de bagageruimte<br />

– Druk de krik stevig in de houder om<br />

rammelen tijdens het rijden te voorkomen<br />

– Berg het gebruikte gereedschap op<br />

in de houder<br />

–Plaats de gereedschaphouder op het<br />

reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />

(A-fig. 1) vast.<br />

fig. 8<br />

P4U00148<br />

155


DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen<br />

storingen in de werking en zelfs<br />

brandgevaar veroorzaken.<br />

fig. 9<br />

<strong>156</strong><br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lampje niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande zekering”<br />

in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer, voordat u een defecte lamp<br />

vervangt, of de contacten niet zijn geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

P4U00149<br />

P4U00150<br />

TYPEN GLOEILAMPEN (fig. 9)<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd:<br />

A. Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder<br />

de lamp door de lamp uit de houder te<br />

trekken.<br />

B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Voor het verwijderen van de lamp: druk<br />

de lamp iets in, draai de lamp linksom en<br />

verwijder de lamp.<br />

C. Buislampen<br />

Verwijder de lamp door de lamp uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

D. Halogeenlampen<br />

Verwijder de lamp door de borgveer los<br />

te haken.<br />

GLOEILAMP TYPE W<br />

GROOTLICHT D (H1) 55<br />

DIMLICHT D (H7) 55<br />

PARKEERLICHTEN VOOR B (H6W) 6<br />

RICHTINGAANWIJZERS VOOR B (PY21W) 21<br />

RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD A (W5W) 5<br />

RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B (P21W) 21<br />

REMLICHTEN/ PARKEERLICHTEN ACHTER B (21/5W) 21/5<br />

ACHTERUITRIJLICHTEN B (P21W) 21<br />

MISTACHTERLICHT B (P21W) 21<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR EN BAGAGERUIMTEVERLICHTING C (C10W) 10<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING A (W5W) 5<br />

MISTLAMPEN VOOR D (H1) 55<br />

DERDE REMLICHT A (3,2W) 3,2<br />

PLAFONDVERLICHTING ACHTER, VERLICH. DASHBOARDKASTJE EN INSTAPVERL. C (C5W) 5


Halogeenlampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte.<br />

Als u de bol met uw vingers aanraakt,<br />

zal de lichtopbrengst van<br />

de lamp teruglopen en kan ook de<br />

levensduur beperkt worden. Als u<br />

de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />

moet u de bol schoonwrijven<br />

met een doekje met alcohol<br />

en daarna laten drogen.<br />

Wij raden u aan defecte<br />

gloeilampen, indien mogelijk,<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

te laten vervangen. De<br />

juiste werking en afstelling van de<br />

buitenverlichting zijn van essentieel<br />

belang voor de rijveiligheid en<br />

bovendien wettelijk verplicht.<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk.<br />

Bij breuk kunnen er<br />

glassplinters wegschieten.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor de richtingaanwijzers, de parkeerverlichting,<br />

het dimlicht en het grootlicht gemonteerd.<br />

Verwijder om de gloeilampen voor de<br />

parkeerverlichting, het dimlicht en het<br />

grootlicht te vervangen het deksel door<br />

het linksom te draaien.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze in<br />

de koplampunit geplaatst (fig. 10):<br />

A. Richtingaanwijzers<br />

B. Dimlicht<br />

C. Grootlicht/parkeerlicht.<br />

fig. 10<br />

P4U00151<br />

Monteer na het vervangen<br />

van een lamp<br />

het deksel door het<br />

rechtsom te draaien en zorg ervoor<br />

dat het deksel goed vast<br />

zit (geborgd).<br />

RICHTINGAANWIJZERS VOOR<br />

Gloeilamp (oranje, type B, 21W) vervangen:<br />

– Draai de lamphouder (A-fig. 11)<br />

linksom en trek hem uit de zitting.<br />

fig. 11<br />

P4U00152<br />

157


–Verwijder de lamp (B-fig. 12) uit<br />

de houder (A-fig. 12) door de lamp<br />

iets in te drukken en linksom te draaien.<br />

– Vervang de lamp (B-fig. 12).<br />

– Monteer de lamphouder (A-fig.<br />

12), waarbij de lippen van de lamphouder<br />

in de uitsparingen moeten vallen van<br />

de lampunit; draai vervolgens de houder<br />

rechtsom.<br />

fig. 12<br />

158<br />

P4U00153<br />

DIMLICHTEN (fig. 13)<br />

Gloeilamp (type D, 55W) vervangen:<br />

–Verwijder het beschermdeksel.<br />

– Maak de stekker los. (A).<br />

– Haak de borgveer van de lamp (B)<br />

los.<br />

– Verwijder en vervang de lamp.<br />

– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />

lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector moeten vallen.<br />

Haak vervolgens de borgveer (B) weer<br />

vast.<br />

– Maak de stekker(A) vast.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 13<br />

P4U00154<br />

GROOTLICHT (fig. 14)<br />

Gloeilamp (type D, 55W) vervangen:<br />

–Verwijder het beschermdeksel.<br />

– Maak de borgveer (A) los.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (B)<br />

los.<br />

–Verwijder en vervang de lamp (C).<br />

– Maak de voedingskabel (B) vast.<br />

– Plaats de nieuwe lamp, waarbij de<br />

lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector moeten vallen.<br />

– Haak de borgveer (A) vast.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 14<br />

P4U00155


PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Halogeenlamp (type B, 6W) vervangen:<br />

– Verwijder het beschermdeksel (Afig.<br />

15).<br />

– Trek de geklemde lamphouder (Bfig.<br />

15) los.<br />

fig. 15<br />

fig. 16<br />

P4U00<strong>156</strong><br />

P4U00157<br />

– Verwijder de lamp (C-fig. 16) uit<br />

de lamphouder door de lamp iets in te<br />

drukken en linksom te draaien.<br />

–Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />

(B-fig. 16) in de zitting.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze (A-fig. 15).<br />

fig. 17<br />

fig. 18<br />

P4U00158<br />

P4U00159<br />

RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD<br />

Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:<br />

–Druk met de hand het lampenglas in<br />

de richting van de achterzijde van de<br />

auto, zodat de bevestigingsveer (A-fig.<br />

17) wordt samengedrukt. Maak de voorzijde<br />

los en verwijder de lampunit.<br />

– Draai de lamphouder (B-fig. 18)<br />

linksom en verwijder het lampenglas (Dfig.<br />

18).<br />

–Verwijder de geklemde lamp (C-fig.<br />

18) en vervang de lamp.<br />

– Plaats de lamphouder (B-fig. 18)<br />

in het lampenglas (D-fig. 18) en monteer<br />

de lampunit. Controleer of de bevestigingsveer<br />

(A-fig. 17) goed vastzit.<br />

Ga voorzichtig te werk<br />

bij het verwijderen van<br />

de richtingaanwijzerunit<br />

op het voorspatbord zodat de<br />

carrosserie en het lampenglas<br />

niet beschadigd worden.<br />

159


MISTLAMPEN VOOR<br />

(indien aanwezig)<br />

Vervang de gloeilamp (type D, 55W)<br />

aan de onderzijde van de auto:<br />

– Maak de stekker (A-fig. 19) los<br />

van de lampunit.<br />

– Draai het deksel (B-fig. 19) linksom<br />

en verwijder het.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (Cfig.<br />

20) los.<br />

– Maak de borgveer van de lamp (Dfig.<br />

20) los en verwijder de lamp.<br />

– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />

lippen op het metalen deel in de uitspa-<br />

fig. 19<br />

160<br />

P4U00160<br />

ringen van de reflector moeten vallen.<br />

Haak de borgveer (D-fig. 20) vast.<br />

– Maak de voedingskabel (C-fig.<br />

20) vast.<br />

– Monteer het deksel (B-fig. 19) en<br />

sluit de stekker (A-fig. 19) aan op de<br />

lampunit.<br />

dealer.<br />

fig. 20<br />

Wendt u voor het afstellen<br />

van de mistlampen<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-<br />

P4U00161<br />

Als de koplampen niet<br />

goed zijn afgesteld, is<br />

de werking minder en<br />

kunnen ze andere weggebruikers<br />

hinderen. Laat in geval van twijfel<br />

de lampen door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

controleren en eventueel<br />

afstellen.


ACHTERUITRIJLICHTEN<br />

EN MISTACHTERLICHT<br />

Gloeilampen (type B, 21W) vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsschroeven (A<br />

of B-fig. 21) van de bekleding in de<br />

bagageruimte los bij de betreffende achterlichtunit.<br />

– Trek de bekleding omlaag en verwijder<br />

de achterlichtunit (C-fig. 22)<br />

door de borglippen (B-fig. 22) in te<br />

drukken.<br />

–Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 23):<br />

fig. 21<br />

P4U00162<br />

(D) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />

(E) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />

– Monteer de lichtunit met behulp<br />

van de borglippen (B-fig. 22).<br />

– Maak de bekleding in de bagageruimte<br />

vast met de bevestigingsschroeven.<br />

fig. 22<br />

fig. 23<br />

P4U00163<br />

P4U00164<br />

RICHTINGAANW. ACHTER<br />

PARKEERLICHTEN ACHTER<br />

EN REMLICHTEN<br />

Gloeilamp (type B, vermogen: richtingaanwijzers<br />

21W, parkeerlichten 5W en remlichten<br />

21W):<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de 2 bevestigingsmoeren Afig.<br />

24) los en verwijder het beschermdeksel<br />

(B-fig. 24).<br />

– Verwijder de lamphouder (A-fig.<br />

25) door de borglippen (B-fig. 25) in<br />

te drukken.<br />

fig. 24<br />

P4U00165<br />

161


–Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 26):<br />

(C) gloeilamp voor parkeerlicht achter/remlicht<br />

(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />

achter.<br />

–Monteer de achterlichtunit met behulp<br />

van de borglippen (B-fig. 25).<br />

– Monteer het beschermdeksel (Bfig.<br />

24) met de moeren (A-fig. 24).<br />

fig. 25<br />

162<br />

P4U00166 3033CA<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilampen (type A, 5W) vervangen:<br />

– Maak de lampunit los door met de<br />

platte punt van een schroevendraaier de<br />

klemveer (A-fig. 27) los te haken. Bescherm<br />

hierbij de punt met een zachte<br />

doek.<br />

–Verwijder de lampunit (B-fig. 27).<br />

– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />

28) door hem iets te draaien en vervang<br />

de geklemde lamp D-fig. 28).<br />

fig. 26<br />

P4U00167<br />

– Monteer de lamphouder (C-fig. 28)<br />

door hem iets te draaien.<br />

– Monteer de lampunit (B-fig. 27).<br />

Plaats eerst de bevestigingslippen en<br />

druk vervolgens op de klemveer (A-fig.<br />

27).<br />

fig. 27<br />

fig. 28<br />

P4U00168<br />

P4U00169


DERDE REMLICHT<br />

Gloeilampen (type A, 3,2W) vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />

29) los en trek de bekleding omlaag.<br />

fig. 29<br />

P4U00170<br />

– Draai de knop (B-fig. 30) los en<br />

verwijder de lampunit.<br />

– Draai de schroeven (C-fig. 31) los.<br />

– Verwijder het lampenglas (D-fig.<br />

32) en vervang de lamp.<br />

fig. 30<br />

fig. 31<br />

P4U00171<br />

P4U00172<br />

–Monteer het lampenglas en maak de<br />

lampunit vast met de knop (B-fig. 30).<br />

– Maak de bekleding vast met de<br />

knoppen (A-fig. 29).<br />

fig. 32<br />

P4U00173<br />

163


DEFECTE INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />

Gloeilampen (type C, 10W) vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

33) op de door de pijl aangegeven punten<br />

los.<br />

– Open het deksel (B-fig. 34).<br />

– Vervang de betreffende lamp (Cfig.<br />

34) door de veercontacten los te<br />

maken. Zorg ervoor dat de nieuwe lamp<br />

goed vastzit in de veercontacten.<br />

Voer voor het monteren van het plafondlampje<br />

de handelingen voor het verwijderen<br />

in omgekeerde volgorde uit.<br />

fig. 33<br />

164<br />

P4U00174<br />

Controleer tijdens de<br />

montage van de plafondverlichting<br />

of de<br />

elektrische bedrading op de juiste<br />

wijze geplaatst is en niet in<br />

aanraking komt met de randen<br />

van de plafondverlichting of de<br />

borglippen.<br />

fig. 34<br />

fig. 35<br />

P4U00175<br />

P4U00176<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

ACHTER<br />

(behalve uitvoeringen met opendak)<br />

Gloeilampen (type C, 5W) vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

35) op de door de pijl aangegeven punten<br />

los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 36)<br />

door de veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp en zorg ervoor<br />

dat de lamp goed vastzit in de veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door<br />

eerst de zijde met de stekker te plaatsen<br />

en vervolgens de andere zijde vast te<br />

drukken, totdat de borglip inklikt.<br />

fig. 36<br />

P4U00177


PLAFONDVERLICHTING<br />

MIDDENACHTER<br />

(alleen uitvoeringen met opendak)<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig. 37)<br />

op de door de pijl aangegeven punten los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 38)<br />

door de veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp en zorg ervoor<br />

dat de lamp goed vastzit in de veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door<br />

eerst de zijde (C-fig. 38) en vervolgens<br />

de andere zijde vast te drukken, totdat<br />

het lampje inklikt.<br />

fig. 37<br />

P4U00252<br />

INSTAPVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 5W) vervangen:<br />

– Maak de lamp (A-fig. 39) op de<br />

door de pijl aangegeven punten los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 40)<br />

door de veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp en zorg ervoor<br />

dat de lamp goed vastzit in de veercontacten.<br />

fig. 38<br />

P4U00251<br />

– Monteer de lampunit door deze<br />

eerst aan één zijde in de juiste stand te<br />

plaatsen en vervolgens de andere zijde<br />

aan te drukken, totdat de borging inklikt.<br />

fig. 39<br />

fig. 40<br />

P4U00178<br />

P4U00179<br />

165


VERLICHTING DASHBOARD-<br />

KASTJE<br />

Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:<br />

–Verwijder de verlichtingsunit door met<br />

een schroevendraaier op lip (A-fig. 41)<br />

te drukken.<br />

fig. 41<br />

166<br />

P4U00180<br />

– Verwijder de bescherming (B-fig.<br />

42).<br />

–Vervang de geklemde lamp (C-fig.<br />

43).<br />

– Monteer de bescherming (B-fig.<br />

42).<br />

fig. 42<br />

P4U00181<br />

– Monteer de verlichtingsunit door deze<br />

eerst aan één zijde in de juiste stand<br />

te plaatsen en vervolgens de andere zijde<br />

aan te drukken, totdat de borging inklikt.<br />

fig. 43<br />

P4U00182


BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />

44) los en trek de bekleding omlaag.<br />

fig. 44<br />

P4U00170<br />

– Verwijder met een platte schroevendraaier<br />

de complete verlichtingsunit (Afig.<br />

45).<br />

fig. 45<br />

P4U00183<br />

– Vervang buislamp (B-fig. 46)<br />

door hem naar buiten te trekken. Zorg<br />

ervoor dat de nieuwe lamp goed vastzit<br />

in de veercontacten.<br />

– Monteer de verlichtingsunit en controleer<br />

of lip (C-fig. 46) inklikt.<br />

fig. 46<br />

P4U00184<br />

167


EEN DOORGEBRANDE<br />

ZEKERING OF RELAIS<br />

ALGEMENE INFORMATIE (fig. 47)<br />

Als een elektrisch onderdeel niet werkt,<br />

controleer dan eerst of de zekering niet is<br />

doorgebrand.<br />

A - Zekering in goede staat.<br />

B - Zekering met doorgebrande strip.<br />

Verwijder een defecte zekering met behulp<br />

van het tangetje (C) uit de zekeringenkast.<br />

Vervang een defecte zekering door een<br />

zekering met hetzelfde ampèrage (zelfde<br />

kleur).<br />

fig. 47<br />

168<br />

P4U00185<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt,<br />

dient u contact op te<br />

nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hoger ampèrage:<br />

BRANDGEVAAR!.<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door ander<br />

materiaal.<br />

Controleer, voordat u<br />

een zekering vervangt,<br />

of de contactsleutel uit<br />

het contactslot is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan<br />

en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de tabellen op pagina 172<br />

en 173.<br />

HOOFDZEKERINGEN<br />

Naast de zekeringen die de afzonderlijke<br />

componenten beveiligen, is de<br />

auto voorzien van een aantal zekeringen<br />

die alle voedingskabels beschermen<br />

met uitzondering van de kabel van de<br />

startmotor en de kabel tussen startmotor<br />

en dynamo.<br />

Deze twee kabels worden beschermd<br />

tegen oververhitting en mechanische<br />

druk door speciaal isolatiemateriaal.<br />

fig. 48<br />

P4U00186


De hoofdzekeringen bevinden zich in<br />

de motorruimte in een houder op de<br />

pluspool van de accu; de zekeringen zijn<br />

bereikbaar nadat de twee beschermdeksels<br />

(fig. 48 en fig. 49) zijn verwijderd.<br />

De systemen die door de hoofdzekeringen<br />

worden beveiligd, staan in de tabellen<br />

op pagina 172 en 173.<br />

fig. 49<br />

P4U00187<br />

ZEKERINGEN IN DE ZEKERIN-<br />

GENKAST<br />

De zekeringen van de belangrijkste systemen<br />

bevinden zich in een zekeringenkastje<br />

onder het dashboard, links van het<br />

stuur.<br />

Ze zijn bereikbaar nadat het paneel (Afig.<br />

50) is verwijderd door de lippen<br />

(B-fig. 50) in de richting van de pijl te<br />

drukken.<br />

fig. 50<br />

P4U00191<br />

De grafische symbolen die de belangrijkste<br />

elektrische componenten aangeven<br />

die door de betreffende zekering worden<br />

beveiligd, zijn op een sticker (fig. 51)<br />

op de binnenzijde van het paneel aangebracht<br />

(A-fig. 50).<br />

Rechts van de zekeringenkast bevinden<br />

zich enkele reservezekeringen (D-fig.<br />

50). Het is raadzaam om na het vervangen<br />

van een zekering de reservevoorraad<br />

weer aan te vullen.<br />

De systemen die door de zekeringen<br />

in de zekeringenkast worden beveiligd,<br />

staan in de tabellen op pagina 172 en<br />

173.<br />

fig. 51<br />

P4U00192<br />

169


ZEKERINGEN OP DE<br />

ZEKERINGENKAST (fig. 52)<br />

De zekeringen van enkele componenten<br />

zijn gegroepeerd in drie houders op de<br />

hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat<br />

het paneel is verwijderd (A-fig. 50).<br />

Zie voor de beveiliging de noot (*) op<br />

pag. 173.<br />

De systemen die door de zekeringen in<br />

de zekeringenkast worden beveiligd,<br />

staan in de tabellen op pagina 172 en<br />

173.<br />

fig. 52<br />

170<br />

P4U00423<br />

ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

BEREIKBAAR VANUIT HET<br />

DASHBOARDKASTJE (fig. 53)<br />

De zekeringen en relais voor enkele systemen<br />

die als optional worden geleverd<br />

of standaard aanwezig zijn op bepaalde<br />

uitvoeringen, bevinden zich op een houder<br />

achter het dashboardkastje.<br />

fig. 53<br />

P4U00422<br />

De zekeringen zijn bereikbaar nadat het<br />

geklemde klepje (A-fig. 53) is verwijderd.<br />

De systemen die door de zekeringen in<br />

de zekeringenkast worden beveiligd,<br />

staan in de tabellen op pagina 172 en<br />

173.<br />

Voor het bereiken van de zekeringen<br />

moet het dashboardkastje worden verwijderd:<br />

wendt u hiervoor tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

A. Relais mistlampen voor.<br />

B. Relais dimlichten.<br />

C. Tijdschakeling koplampsproeiers.<br />

D. Relais opendak, stoelverwarming en<br />

elektrische ruitbediening achter.


ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE<br />

MOTORRUIMTE<br />

In de motorruimte, op een houder voor<br />

de accu, bevinden zich enkele afgeschermde<br />

zekeringen en relais (het aantal<br />

is afhankelijk van de uitvoering).<br />

BELANGRIJK De plaats van de zekeringen<br />

en relais is afhankelijk van de uitvoering<br />

en het land; het is daarom raadzaam,<br />

ook in geval van een eventuele<br />

storing, contact op te nemen met de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 54<br />

P4U00195<br />

Verwijder de bescherming (A-fig. 54)<br />

om de volgende relais te bereiken (fig.<br />

55):<br />

A. Relais 2e snelheid elektroventilateur<br />

(bij uitvoering T.SPARK met airconditioning).<br />

B. Relais 1e snelheid elektroventilateur.<br />

C. Relais brandstofpomp.<br />

D. Relais elektronische inspuiting.<br />

E. Relais aircocompressor.<br />

F. Relais nokkenasversteller (alleen<br />

1.6 T.SPARK), of relais 2e snelheid elektroventilateur<br />

(alleen uitvoering 2.5 V6<br />

24V en JTD).<br />

G. Relais brandstoffilterverwarming (alleen<br />

JTD-uitvoeringen).<br />

fig. 55<br />

P4U00196<br />

Op de JTD-uitvoeringen is, afhankelijk<br />

van de in de auto gemonteerde accessoires,<br />

een tweede houder gemonteerd tegen<br />

de achterwand van de motorruimte<br />

met de volgende relais (fig. 56):<br />

A.Relais hulpverwarming niveau 1.<br />

B. Relais hulpverwarming niveau 2.<br />

C. Beveiligingsrelais hulpverwarming.<br />

fig. 56<br />

P4U00197<br />

171


Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats<br />

Parkeerlicht linksvoor 7 10A fig. 50<br />

Parkeerlicht rechtsvoor 6 10A fig. 50<br />

Achterlicht links 6 10A fig. 50<br />

Achterlicht rechts 7 10A fig. 50<br />

Dimlicht links 8 10A fig. 50<br />

Dimlicht rechts 4 10A fig. 50<br />

Grootlicht links 2 10A fig. 50<br />

Grootlicht rechts 1 10A fig. 50<br />

Remlicht links 6 10A fig. 50<br />

Remlicht rechts 7 10A fig. 50<br />

Derde remlicht 13 10A fig. 50<br />

Kentekenverlichting links 7 10A fig. 50<br />

Kentekenverlichting rechts 6 10A fig. 50<br />

Achteruitrijlichten 13 10A fig. 50<br />

Mistachterlicht links 7 10A fig. 50<br />

Mistachterlicht rechts 6 10A fig. 50<br />

Richtingaanwijzers -<br />

Waarschuwingsknipperlichten 14 10A fig. 50<br />

Mistlampen voor 15 15A fig. 52<br />

Interieurverlichting - verlichting<br />

dashboardkastje 12-13 10A fig. 50<br />

172<br />

Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats<br />

Ruitenwissers, ruitensproeiers 10 20A fig. 50<br />

Claxon 11 20A fig. 50<br />

Elektrische ruitbediening<br />

en portiervergrendeling 13 10A fig. 50<br />

Elektrische ruitbediening voor<br />

Elektrische ruitbediening<br />

5 30A fig. 50<br />

linksachter 4 20A fig. 52<br />

Elektrische ruitbediening rechtsachter<br />

Portiervergrendeling -<br />

5 20A fig. 52<br />

Bagageruimteverlichting 3 20A fig. 50<br />

Elektrische achterklepontgrendeling 7 30A fig. 52<br />

Achterruitverwarming 15 30A fig. 50<br />

Elektrische spiegelverstelling 13 10A fig. 50<br />

Verwarming van buitenspiegels 15 30A fig. 50<br />

Aansteker 9 15A fig. 50<br />

Koplampsproeiers 1 20A fig. 53<br />

Koplampverstelling 4 10A fig. 50<br />

Instrumentenpaneel 12 10A fig. 50<br />

Controlelampje grootlicht 2 10A fig. 50<br />

Controlelampje achterruitverwarming 15 30A fig. 50<br />

Autoradio 12 10A fig. 50<br />

Diefstalalarm 12 10A fig. 50


Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats<br />

Afstandsbediening 13 10A fig. 50<br />

Verlichting bedieningsorganen 3 10A fig. 52<br />

Opendak 6 25A fig. 52<br />

Stoelverwarming 8 30A fig. 52<br />

Airbagsysteem (2)* (10A)* fig. 52<br />

ABS 9 50A fig. 49<br />

(10)* (10A)* fig. 52<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo CODE startblokkering 12 7,5A fig. 52<br />

Klimaatregeling 9 15A fig. 50<br />

Elektroventilateur van<br />

motorkoelsysteem:<br />

Eerste snelheid<br />

– T.SPARK uitvoeringen met verwarming 6 40A fig. 49<br />

– T.SPARK uitvoeringen met airco 6 50A fig. 49<br />

– JTD-uitvoeringen 6 60A fig. 49<br />

– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 6 40A fig. 49<br />

Tweede snelheid<br />

– T.SPARK uitvoeringen met airco 7 30A fig. 49<br />

– JTD-uitvoeringen 7 40A fig. 49<br />

– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 7 30A fig. 49<br />

Aanjager van klimaatregeling 4 40A fig. 49<br />

Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats<br />

Elektronische inspuiting/ - 12 7,5A fig. 52<br />

ontsteking 13 15A fig. 52<br />

14 15A fig. 52<br />

5 30A fig. 49<br />

Voorgloeibougies en brandstofvoorverwarming<br />

op brandstoffilter (alleen dieseluitvoeringen 8 70A fig. 49<br />

Brandstofvoorverwarming<br />

(alleen JTD-uitvoeringen) – 25A fig. 55<br />

Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers 1 7,5A fig. 52<br />

Verbruikers met permanente voeding<br />

ook bij uitgenomen sleutel 11 7,5A fig. 52<br />

Verbruikers met voeding bij<br />

contactsleutel op MAR 2 30A fig. 49<br />

Alle overige systemen en elektrische 1 80A fig. 49<br />

componenten 3 70A fig. 49<br />

Extra verwarming<br />

(alleen dieseluitvoeringen) 10 70A fig. 49<br />

Selespeed versnellingsbak 7 30A fig. 49<br />

(Uitvoering 2.0 T. SPARK) 8 20A fig. 49<br />

Automatische versnellingsbak 7 40A fig. 49<br />

(Uitvoering 2.5 V6 24V) 8 20A fig. 49<br />

(*) Componenten en amperage afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen (Airbag, ABS,<br />

enz.) verdient het aanbeveling de <strong>Alfa</strong> Romeo dealer te raadplegen, die bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de zekering kan vaststellen.<br />

173


EEN LEGE ACCU<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is (bij een accu met optische<br />

zuurweger: donkere kleur zonder<br />

groen in het midden), kan de motor worden<br />

gestart met een hulpaccu, die ten<br />

minste dezelfde capaciteit moet hebben<br />

als de lege accu (zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”).<br />

Ga als volgt te werk (fig. 57):<br />

– Verbind de pluspolen(+ teken nabij<br />

de pool) van de beide accu’s met een<br />

startkabel.<br />

– Sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool (–) van de hulpaccu en op<br />

de massakabel op de motor of de versnellingsbak<br />

van de auto die gestart moet<br />

worden.<br />

fig. 57<br />

174<br />

P4U00198<br />

BELANGRIJK Verbind de minpolen<br />

van de twee accu’s niet rechtstreeks:<br />

eventuele vonken kunnen het explosieve<br />

gas ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen.<br />

– Start de motor.<br />

– Neem, als de motor draait, de kabels<br />

in de omgekeerde volgorde los.<br />

– Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

wendt u tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Laat deze procedure<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren.<br />

Onjuiste handelingen kunnen<br />

leiden tot vonken en ernstige beschadiging<br />

van de accu. De vloeistof<br />

in de accu is giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de<br />

huid of de ogen.<br />

Kom ook niet dicht bij een accu<br />

met open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak geen vonken.<br />

Houd de instructies<br />

aan die de fabrikant<br />

van de kabels heeft geleverd<br />

zodat schade aan de elektrische<br />

installatie wordt voorkomen.<br />

De diameter van de kabels<br />

moet voldoende zijn. Bovendien<br />

moeten de kabels een zodanige<br />

lengte hebben dat de twee auto’s<br />

elkaar niet kunnen raken.<br />

Gebruik voor een<br />

noodstart beslist nooit<br />

een accusnellader. De<br />

elektronische systemen kunnen<br />

beschadigen; in het bijzonder de<br />

regeleenheden van de ontsteking<br />

en de inspuiting.<br />

Bij het loskoppelen en<br />

aansluiten van de accuklemmen<br />

kunnen er<br />

spanningen worden opgewekt die<br />

problemen in de elektronische systemen<br />

veroorzaken. Deze werkzaamheden<br />

moeten daarom door<br />

ter zake kundige personen worden<br />

uitgevoerd.


HET SLEPEN<br />

VAN DE AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog geleverd.<br />

Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder<br />

onder de bekleding van de<br />

bagageruimte.<br />

Sleepoog bevestigen:<br />

– Verwijder het sleepoog uit de houder.<br />

– Verwijder het geklemde dekseltje<br />

(A) op de voor- (fig. 58) of achterbumper<br />

(fig. 59) op de volgende wijze:<br />

DEKSELTJE OP DE VOORBUMPER: druk<br />

met een vinger op de onderzijde van het<br />

dekseltje totdat het dekseltje loshaakt uit<br />

de borgveer.<br />

fig. 58<br />

P4U00199<br />

DEKSELTJE OP DE ACHTERBUMPER: Neem<br />

de schroevendraaier uit de gereedschaphouder<br />

onder de bekleding in de bagageruimte.<br />

Gebruik de platte punt van de schroevendraaier<br />

en bescherm de punt met een<br />

zachte doek; steek vervolgens de schroevendraaier<br />

in de bovenzijde van het dekseltje<br />

en druk licht op de schroevendraaier<br />

zodat de borgveer loshaakt uit de zitting.<br />

– Draai het sleepoog geheel op de<br />

schroefdraadpen.<br />

Controleer of het sleepoog<br />

volledig op de pen<br />

is gedraaid (circa 8 volledige<br />

slagen); maak de schroefdraad<br />

voor het sleepoog voor de<br />

montage zorgvuldig schoon.<br />

fig. 59<br />

P4U00200<br />

Draai voor het slepen<br />

de sleutel in stand MAR<br />

en vervolgens in STOP<br />

zonder de contactsleutel uit het<br />

slot te verwijderen. Als de contactsleutel<br />

uit het contactslot<br />

wordt genomen, schakelt automatisch<br />

het stuurslot in waardoor het<br />

onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />

Houd er rekening mee dat de<br />

rem- en stuurbekrachtiging niet<br />

werken zolang de motor niet is<br />

aangeslagen, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de bediening<br />

van het rempedaal en het stuur.<br />

Gebruik voor het slepen geen<br />

elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens<br />

het slepen of de sleepkabel geen<br />

carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

Houdt u bij het slepen van een<br />

auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Dit geldt zowel voor het slepen<br />

zelf als voor het gedrag naar<br />

andere weggebruikers.<br />

175


SLEPEN VAN DE<br />

2.0 T.SPARK SELESPEED<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />

van de auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Controleer of de versnellingsbak in<br />

de vrijstand (N) staat (controleer of de<br />

auto rolt als er tegen wordt geduwd) en<br />

sleep de auto zoals een auto met een<br />

handgeschakelde versnellingsbak, zoals<br />

hiervoor is beschreven.<br />

Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />

kan worden gezet, dan mag de<br />

auto niet worden gesleept. Wendt u in<br />

dat geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

176<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

SLEPEN VAN AUTO<br />

MET AUTOMATISCHE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

(2.5 V6 24V Q-SYSTEM)<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />

van de auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Houdt u aan de hiervoor beschreven<br />

aanwijzingen.<br />

Houdt u bij het slepen aan de volgende<br />

aanwijzingen:<br />

– vervoer de auto, indien mogelijk, op<br />

de laadvloer van een bergingsauto;<br />

– als er geen bergingsauto beschikbaar<br />

is, moet de auto met de aangedreven<br />

wielen (voorwielen) los van de grond gesleept<br />

worden;<br />

–als ook deze oplossing onmogelijk is,<br />

kan de auto over een afstand van maximaal<br />

50 km en met een snelheid lager<br />

dan 50 km/h, gesleept worden.<br />

Bij het slepen moet de versnellingspook<br />

in stand N staan.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

Als de hierboven beschreven<br />

aanwijzingen<br />

niet worden opgevolgd,<br />

kan ernstige schade aan de automatische<br />

versnellingsbak worden<br />

toegebracht.<br />

Auto’s met een automatischeversnellingsbak<br />

kunnen slechts over<br />

korte afstanden en met lage<br />

snelheid gesleept worden: indien<br />

over een langere afstand wordt<br />

gesleept, moet dit gebeuren met<br />

de aangedreven wielen los van de<br />

grond, zodat de versnellingsbak<br />

tijdens het slepen niet wordt aangedreven.


HET OPKRIKKEN VAN<br />

DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band” in<br />

dit hoofdstuk.<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– de krik 2,100 kg moet wegen;<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;<br />

– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

worden.<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen<br />

van een wiel van de<br />

auto waarbij de krik geleverd is<br />

of voor auto’s van hetzelfde model.<br />

Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’s. En<br />

beslist nooit voor het uitvoeren<br />

van werkzaamheden onder de<br />

auto.<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de<br />

krik vallen.<br />

Op een sticker op de krik is het<br />

maximum hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden gebruikt.<br />

MET DE HEFBRUG OF<br />

GARAGEKRIK<br />

De auto mag uitsluitend aan de zijkant<br />

worden opgekrikt door de hefarm van de<br />

garagekrik of de hefbrug in het aangegeven<br />

gebied te plaatsen, op ongeveer<br />

40 cm van de wielkuip (fig. 60).<br />

De auto mag worden<br />

opgekrikt met een werkplaatskrik<br />

of de armen<br />

van een hefbrug uitsluitend op de<br />

aangegeven punten (fig. 60).<br />

fig. 60<br />

P4U00201<br />

177


BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te<br />

blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval betrokken<br />

bent, stopt u dan op een afstand<br />

van ten minste een tiental meters van het<br />

ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg zo<br />

mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook<br />

vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />

in.<br />

– Verlicht als het donker is met de koplampen<br />

de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het risico<br />

van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />

goed zichtbaar en op de wettelijk<br />

voorgeschreven afstand te plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en geef<br />

zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik<br />

op de snelweg de daarvoor bestemde<br />

praatpalen.<br />

178<br />

– Bij kettingbotsingen, in het bijzonder<br />

bij mist, is het risico om bij volgende botsingen<br />

betrokken te raken groot. Verlaat<br />

onmiddellijk de auto en zoek bescherming<br />

achter de vangrail.<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren de<br />

auto niet te verlaten door de gelaagde<br />

voorruit in te slaan. De zijruiten en de<br />

achterruit kunnen makkelijker worden ingeslagen.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de contactsleutel<br />

uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet en doof<br />

sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van branden,<br />

zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,<br />

een wollen deken, zand of<br />

grond. Gebruik nooit water.<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />

personen die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />

komen van de hulp. Blijf bij de gewonde<br />

om eventuele paniekaanvallen te<br />

vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />

– Geef niets te drinken aan de gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden verplaatst<br />

behalve in de gevallen die bij het<br />

volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking of<br />

naar beneden storten. Als u een gewonde<br />

uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen,<br />

buig nooit het hoofd en houd,<br />

voor zover mogelijk, het lichaam in horizontale<br />

positie.


VERBANDTROMMEL (fig. 61)<br />

De verbandtrommel moet ten minste<br />

bevatten:<br />

– steriele gaasdeppers, om de wond<br />

te bedekken en schoon te maken;<br />

– verschillende soorten verband;<br />

– pleisters van verschillende afmetingen;<br />

– hechtpleister;<br />

– een pak hydrofiele watten;<br />

– een flesje jodium;<br />

– een pak zakdoekjes;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– een pincet;<br />

– twee bloedstelpende zwachtels.<br />

fig. 61<br />

P4U00202<br />

De verbandtrommel is opgenomen in<br />

het <strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma.<br />

179


Een goed en regelmatig onderhoud van de auto is de beste<br />

manier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende<br />

langere tijd te garanderen.<br />

Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden van de onderhoudsnormen<br />

die aangegeven zijn met het afgebeelde symbool,<br />

de noodzakelijke voorwaarden vormen om de garantie te behouden.<br />

Op de volgende pagina’s staat het onderhoudsschema en de controles<br />

die uitgevoerd dienen te worden voor een goed onderhoud.<br />

Wij raden u aan de in het onderhoudsschema voorgeschreven<br />

handelingen bij de vastgestelde kilometerstanden te laten uitvoeren.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .................................................. pag. 182<br />

ONDERHOUDSSCHEMA .................................................................................. 184<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA .................................................................... 186<br />

NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN ......................... 189<br />

LUCHTFILTER ..................................................................................................... 206<br />

DIESELFILTER ..................................................................................................... 207<br />

STOF-/POLLENFILTER ..................................................................................... 209<br />

ACCU .................................................................................................................... 209<br />

ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ............................................................ 213<br />

BOUGIES ............................................................................................................. 214<br />

WISSERBLADEN ................................................................................................ 214<br />

RUITENSPROEIERS .......................................................................................... 215<br />

CARROSSERIE .................................................................................................... 215<br />

INTERIEUR .......................................................................................................... 217<br />

181


GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

In de motorruimte bevinden zich vele<br />

bewegende delen, componenten die hoge<br />

temperaturen kunnen bereiken en hoogspanningskabels<br />

die gevaar kunnen opleveren<br />

voor degene die niet bekend zijn<br />

met de werking ervan.<br />

Bij onderhoudswerkzaamheden moeten<br />

de volgende voorzorgsmaatregelen worden<br />

genomen:<br />

– zet de motor af en wacht tot deze is<br />

afgekoeld.<br />

– kom niet in de buurt van de elektroventilateur.<br />

Deze kan automatisch inschakelen<br />

als de koelvloeistof een bepaalde<br />

temperatuur heeft bereikt.<br />

– rook niet en gebruik geen open vuur.<br />

– houd altijd een brandblusser binnen<br />

handbereik.<br />

– gebruik de bij de auto geleverde krik<br />

niet om de auto op te krikken voor werkzaamheden<br />

onder de auto.<br />

182<br />

De bij de auto geleverde<br />

krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen<br />

van een wiel. De auto mag niet<br />

met de krik worden opgekrikt<br />

voor het uitvoeren van andere<br />

werkzaamheden. Wendt u bij<br />

voorkeur tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Als u toch zelf onderhoud of kleine<br />

reparaties verricht, controleer dan<br />

of u over het juiste speciale gereedschap<br />

en de noodzakelijke originele<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-onderdelen en<br />

de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als<br />

u daarmee geen ervaring hebt.<br />

Pas op als u sjaals,<br />

dassen of andere loszittende<br />

kledingstukken<br />

draagt: deze kunnen door de bewegende<br />

delen worden gegrepen.<br />

GEVAAR - ERNSTIGE<br />

VERWONDINGEN. Als u<br />

controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />

in de<br />

motorruimte uitvoert, moet u er<br />

vooral op letten dat u uw hoofd<br />

niet stoot tegen het uitstekende<br />

deel van de motorkap.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.


Als de auto vaak wordt<br />

gebruikt voor het trekken<br />

van aanhangers<br />

moeten er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden<br />

van het geprogrammeerd<br />

onderhoud.<br />

Belangrijk. Tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties van<br />

de vloeistoffen verschillen, kan de<br />

auto ernstig beschadigd worden.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een goede werking van de<br />

auto en een lange levensduur. Zorg er<br />

daarom voor dat de onderhoudsbeurten<br />

tijdig worden uitgevoerd. Dankzij de verdergaande<br />

ontwikkeling van het product<br />

kunnen deze bij hogere kilometerstanden<br />

worden uitgevoerd.<br />

De service- en inspectiebeurten moeten<br />

iedere 20.000 km worden uitgevoerd.<br />

Het blijft echter altijd nuttig om regelmatig<br />

wat aandacht aan de auto te schenken,<br />

bijvoorbeeld door het systematisch<br />

controleren van de vloeistofniveaus en de<br />

spanning van de banden.<br />

Denk er altijd aan dat een goed onderhoud<br />

van de auto de beste manier is om<br />

de prestaties en de veiligheid van de auto<br />

gedurende langere tijd te garanderen.<br />

Daarbij wordt ook het milieu ontzien en<br />

blijven de exploitatiekosten laag.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten,<br />

aangegeven met het symbool —,<br />

kan het vervallen van de garantie tot gevolg<br />

hebben<br />

U kunt de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer van te<br />

voren om een prijsopgave voor de onderhoudsbeurten<br />

vragen.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />

verhelpen en daarmee niet te wachten<br />

tot de volgende servicebeurt.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van<br />

het geprogrammeerd onderhoud zijn door<br />

de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />

van deze servicebeurten kan het<br />

vervallen van de garantie tot gevolg hebben.<br />

183


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

184<br />

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

Banden op conditie en slijtage controleren • • • • • • • • •<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken<br />

van de schijfremmen voor controleren • • • • • • • • •<br />

Conditie remblokken van de schijfremmen achter controleren • • • •<br />

Conditie stofhoezen van aandrijfassen, stuurhuis, stuurkogels<br />

en brandstof- en remleidingen op lekkage controleren<br />

Visueel de conditie controleren van:buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming,<br />

• • • • • • • • •<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.),<br />

en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem • • • • • • • • •<br />

Getande distributieriem controleren • •<br />

Poly-V-aandrijfriem visueel controleren • •<br />

Slag handrem controleren • • • •<br />

Klepspeling controleren/afstellen (turbodieselmotor) • • • • •<br />

Uitlaatgasemissie controleren (benzinemotor) • • • •<br />

Rookgas controleren (turbodieselmotor) • • • •<br />

Werking benzinedamp-opvangsysteem controleren • •<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.


x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

Brandstoffilter vervangen (turbodieselmotor) • • • • • • • • •<br />

Luchtfilter vervangen (benzinemotor) • • • •<br />

Luchtfilter vervangen (turbodieselmotor) • • • • • • • • •<br />

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,<br />

stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem, enz.) • • • • • • • • •<br />

Olie van Selespeed versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen (2.0 T.SPARK) • • • • • • • • •<br />

Getande distributieriem (*) (**) en Poly-V-aandrijfriem vervangen •<br />

Aandrijfriem tegengesteld draaiende balansassen vervangen (2.0 T.SPARK) •<br />

Bougies vervangen (T.SPARK 16V en 2.5 V6 24V) •<br />

Werking regeleenheden controleren (via diagnosestekker) • • • •<br />

Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren en eventueel bijvullen • •<br />

Olie van automatische versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen (2.5 V6 24V) • • • • • • • • •<br />

Motorolie en oliefilter vervangen • • • • • • • • •<br />

Remvloeistof vervangen (of om het jaar) • • •<br />

Stof-/pollenfilter vervangen • • • • • • • • •<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen met een T.Spark-motor de distributieriem<br />

(**) om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen.<br />

185


JAARLIJKS<br />

INSPECTIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder<br />

dan 20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld<br />

ongeveer 10.000 km) is er een<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA dat het volgende<br />

omvat:<br />

– Banden op conditie en slijtage controleren<br />

en bandenspanning eventueel herstellen<br />

(inclusief het reservewiel).<br />

– Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje,waarschuwings-/controlelampjes,<br />

enz.) controleren.<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

voor/achter controleren en sproeiermonden<br />

afstellen.<br />

– Stand wisserbladen controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren.<br />

– Remblokken voor (schijfremmen) op<br />

conditie en slijtage controleren.<br />

– Visueel de conditie controleren van:<br />

motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber<br />

delen (stofkappen, hoezen, enz.) en<br />

186<br />

rubber slangen van rem- en brandstofsysteem.<br />

– Acculading controleren.<br />

– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />

visueel controleren.<br />

– Vloeistofniveaus controleren en eventueel<br />

bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />

ruitensproeiers, accu, enz.).<br />

– Motorolie verversen.<br />

– Motoroliefilter vervangen.<br />

– Pollenfilter vervangen.<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1000 km of voor een lange<br />

reis controleren en eventueel bijvullen:<br />

– niveau van de motorkoelvloeistof<br />

– niveau van de remvloeistof/vloeistofniveau<br />

hydraulische koppelingbediening<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />

– niveau van de ruiten-/koplampsproeiervloeistof<br />

– conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 3000 km het motoroliepeil<br />

controleren en eventueel bijvullen.<br />

Iedere 5000 km (alleen dieselmotoren):<br />

condens uit brandstoffilter aftappen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van<br />

de FL Group omdat die speciaal zijn afgestemd<br />

op de <strong>Alfa</strong> Romeo-modellen (zie<br />

de “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”).<br />

BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven als<br />

de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden<br />

rijdt, zoals:<br />

– trekken van aanhangers of caravans;<br />

– stoffige wegen;<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8 km)<br />

en bij buitentemperaturen onder nul;<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aanhuis<br />

bezorging of als de auto lang stilstaat).


BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />

moet het luchtfilter vaker worden vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema staat<br />

aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en luchtfilter<br />

in relatie tot het gebruik van de auto de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK - Dieselfilter<br />

Door het gebruik van dieselbrandstof<br />

van mindere kwaliteit kan het noodzakelijk<br />

zijn het brandstoffilter vaker te vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema is<br />

aangegeven. Een hortende motor kan<br />

een indicatie zijn dat het filter vervangen<br />

moet worden.<br />

BELANGRIJK - Pollenfilter<br />

Als de auto veel over stoffige wegen rijdt<br />

of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />

moet het filter met actieve koolstof vaker<br />

worden vervangen; dit is vooral raadzaam<br />

als een beperking in de capaciteit van de<br />

ventilatie wordt geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor het<br />

begin van de winter te controleren, om<br />

de mogelijkheid van bevriezing van het<br />

elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de auto<br />

overwegend voor korte trajecten wordt<br />

gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />

die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />

in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.<br />

Controleer de acculading (elektrolyt)<br />

vaker dan is voorgeschreven in het onderhoudsschema<br />

in dit hoofdstuk, als de<br />

auto wordt gebruikt in warme klimaten of<br />

onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />

BELANGRIJK - Afstandsbediening<br />

Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />

drukt en het lampje op de afstandsbediening<br />

knippert één keer kort,<br />

dan moet u de batterij vervangen door<br />

een nieuw exemplaar van hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK - Wielen<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig en voor<br />

een lange rit, worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Controleer regelmatig of de profieldiepte<br />

van het loopvlak nog voldoet aan de wettelijk<br />

vastgestelde minimumeisen.<br />

BELANGRIJK Bepaalde type banden<br />

zijn voorzien van slijtage-indicatoren; de<br />

banden moeten vervangen worden zodra<br />

deze indicatoren op het loopvlak zichtbaar<br />

zijn.<br />

187


Controleer de banden regelmatig op<br />

scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken<br />

op het loopvlak. Als dit het geval<br />

is, wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om beschadiging<br />

van de band, de velg, de wielophanging<br />

en de stuurinrichting te voorkomen.<br />

De door de fabriek gemonteerde wielen<br />

(velgen en banden) zijn het best afgestemd<br />

op de eigenschappen van de auto<br />

en garanderen een maximum aan veiligheid<br />

en comfort onder alle rij-omstandigheden.<br />

Raadpleeg, voordat u velgen of banden<br />

vervangt, de tabel met de toegestane<br />

band- en velgtypen in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens” of wendt u tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Zorg er in ieder geval voor dat de oorspronkelijke<br />

combinatie van velg-/bandenmaat<br />

gehandhaafd blijft.<br />

Monteer altijd nieuwe banden en nooit<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

188<br />

BELANGRIJK Als de auto onder speciale<br />

bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt<br />

(bijvoorbeeld bij het rijden over wegen<br />

met strooizout en/of bijtende stoffen,<br />

op een slecht wegdek, enz.) moeten<br />

de stofhoezen van de aandrijfassen en<br />

het stuurhuis vaker worden gecontroleerd<br />

en de gewrichten, scharnieren, vangmechanismen<br />

van de portieren, motorkap en<br />

kofferdeksel, enz. vaker worden gereinigd<br />

en gesmeerd.<br />

Als u smeermiddelen of vloeistoffen<br />

heeft moeten gebruiken (in een noodsituatie)<br />

met andere specificaties dan<br />

die door de fabrikant worden voorgeschreven<br />

(zie de tabel “Specificaties van<br />

de smeermiddelen en vloeistoffen” in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”),<br />

dan moeten de vloeistoffen en de filters<br />

van het betreffende circuit zo snel mogelijk<br />

vervangen worden.<br />

BELANGRIJK - Rubber slangen<br />

Houd voor de rubber slangen van het<br />

remsysteem, de stuurbekrachtiging en het<br />

brandstofsysteem zeer nauwkeurig de<br />

voorschriften aan van het “Geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema”.


NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN<br />

k<br />

1) motorolie<br />

w<br />

2) accu<br />

π<br />

3) remvloeistof<br />

fig. 1<br />

Uitvoeringen 1.6 T. SPARK, 1.8 T.SPARK en 2.0 T.SPARK<br />

P4U00203<br />

+<br />

4) ruitensproeiervloeistof<br />

n<br />

5) koelvloeistof<br />

∂<br />

6) olie van de<br />

stuurbekrachtiging<br />

189


190<br />

k<br />

1) motorolie<br />

w<br />

2) accu<br />

π<br />

3) remvloeistof<br />

fig. 2<br />

Uitvoering 2.5 V6 24V<br />

P4U00204<br />

+<br />

4) ruitensproeiervloeistof<br />

n<br />

5) koelvloeistof<br />

∂<br />

6) olie van de<br />

stuurbekrachtiging


k<br />

1) motorolie<br />

w<br />

2) accu<br />

π<br />

3) remvloeistof<br />

fig. 3<br />

Uitvoering 1.9 JTD<br />

P4U00424<br />

+<br />

4) ruitensproeiervloeistof<br />

n<br />

5) koelvloeistof<br />

∂<br />

6) olie van de<br />

stuurbekrachtiging<br />

191


192<br />

k<br />

1) motorolie<br />

w<br />

2) accu<br />

π<br />

3) remvloeistof<br />

fig. 4<br />

Uitvoering 2.4 JTD<br />

P4U00425<br />

+<br />

4) ruitensproeiervloeistof<br />

n<br />

5) koelvloeistof<br />

∂<br />

6) olie van de<br />

stuurbekrachtiging


BESCHERMPLAAT MOTOR<br />

(fig. 5)<br />

De auto is uitgerust met een beschermplaat<br />

onder de motor.<br />

BELANGRIJK De beschrijving voor<br />

het verwijderen van de beschermplaat<br />

dient slechts ter informatie. Wij raden u<br />

aan deze werkzaamheden door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

Bij het verversen van de motorolie en<br />

het oliefilter, en het controleren en verversen<br />

van de versnellingsbak-/differentieelolie,<br />

moet de bescherming worden verwijderd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Draai de schroeven (A) los en verwijder<br />

de bescherming.<br />

fig. 5<br />

P4U00207<br />

MOTOROLIEPEIL<br />

CONTROLEREN<br />

Fig. 6: uitvoeringen T.SPARK<br />

Fig. 7: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Fig. 8: uitvoeringen JTD<br />

Controleer het oliepeil als de auto op een<br />

vlakke ondergrond staat en enige minuten<br />

(circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />

fig. 6 - uitvoering T.SPARK<br />

Verwijder de oliepeilstok (A) en maak<br />

de peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel<br />

terug, verwijder de peilstok en controleer<br />

of het niveau tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op de peilstok staat.<br />

Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

komt overeen met ongeveer<br />

1 liter olie.<br />

BELANGRIJK De motor van een<br />

nieuwe auto moet nog worden ingereden.<br />

Dit betekent dat het motorolieverbruik<br />

pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />

stabiliseert.<br />

Het motorolieverbruik hangt af van de<br />

rijstijl en de gebruiksomstandigheden van<br />

de auto.<br />

fig. 7 - uitvoering 2.5 V6 24V fig. 8 - uitvoering JTD<br />

P4U00208<br />

P4U00209<br />

P4U00426<br />

193


Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog warm is,<br />

zodat brandwonden worden<br />

voorkomen.<br />

MOTOROLIE BIJVULLEN<br />

Fig. 9: uitvoeringen T.SPARK<br />

Fig. 10: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Fig. 11: uitvoering 1.9 JTD<br />

Fig. 12: uitvoering 2.4 JTD<br />

Als het olieniveau dicht bij het MINmerkteken<br />

staat, moet, na het verwijderen<br />

van dop (B), via de olievulopening<br />

motorolie tot aan het MAX-merkteken<br />

worden bijgevuld.<br />

fig. 9 - uitvoering T.SPARK<br />

194<br />

P4U00211<br />

Tijdens het bijvullen van de motorolie<br />

mag nooit het MAX-niveau worden overschrijden.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen van de<br />

olie de motor enkele seconden laten<br />

draaien, vervolgens de motor uitzetten en<br />

na enige minuten (ongeveer 5) het oliepeil<br />

controleren.<br />

Onthoud dat bij een<br />

warme motor de elektroventilateur,afhankelijk<br />

van de temperatuur van de<br />

motorkoelvloeistof, automatisch<br />

kan inschakelen en verwondingen<br />

kan veroorzaken.<br />

fig. 10 - uitvoering 2.5 V6 24V<br />

P4U00212<br />

Vul nooit motorolie bij<br />

met andere specificaties<br />

(klasse, viscositeit) dan<br />

de olie waarmee de motor is gevuld.<br />

fig. 11 - uitvoering 1.9 JTD<br />

fig. 12 - uitvoering 2.4 JTD<br />

P4U00428<br />

P4U00427


Tijdens het bijvullen of<br />

verversen van de motorolie<br />

mag nooit het MAXniveau<br />

worden overschreden. Als<br />

het motoroliepeil te hoog is, kan<br />

de olie worden aangezogen via<br />

het blow-by circuit. Bij de JTD-uitvoeringen<br />

kan hierdoor het motortoerental<br />

oncontroleerbaar oplopen<br />

(zelfs als het gaspedaal<br />

wordt losgelaten en de contactsleutel<br />

in stand STOP wordt gedraaid)<br />

en schade aan de motor<br />

veroorzaken, waardoor de motor<br />

kan vastlopen en er brand kan<br />

ontstaan.<br />

fig. 13 - uitvoering T.SPARK<br />

P4U00215<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

Fig. 13: uitvoeringen T.SPARK<br />

Fig. 14: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Fig. 15: uitvoering 1.9 JTD<br />

Fig. 16: uitvoering 2.4 JTD<br />

De frequentie waarmee de motorolie<br />

moet worden ververst, is afhankelijk van<br />

het aantal afgelegde kilometers, de ver-<br />

fig. 14 - uitvoering 2.5 V6 24V<br />

fig. 15 - uitvoering 1.9 JTD<br />

P4U00216<br />

P4U00217<br />

streken tijd na de laatste verversing en de<br />

gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

De motorolie moet bij een warme motor<br />

worden afgetapt om het uitstromen van<br />

de afgewerkte olie te vergemakkelijken.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Zorg dat de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat, de handrem is aangetrokken,<br />

de motor is afgezet en nog warm is.<br />

–Verwijder de beschermplaat.<br />

– Plaats een geschikte opvangbak<br />

onder de aftapplug onder de auto.<br />

–Verwijder zowel de olievuldop als de<br />

peilstok om het aftappen te vergemakkelijken.<br />

– Draai de aftapplug (A) onder op de<br />

oliepan los en tap de olie volledig af.<br />

– Vervang het oliefilter (zie volgende<br />

paragraaf).<br />

fig. 16 - uitvoering 2.4 JTD<br />

P4U00218<br />

195


– Reinig de aftapplug en monteer de<br />

plug.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

– Sluit de vuldop.<br />

– Start de motor en laat de motor 10-<br />

15 seconden stationair draaien. Zet de<br />

motor af en controleer na ongeveer 15<br />

minuten het motoroliepeil, zodat de olie<br />

in de oliepan heeft kunnen terugstromen.<br />

– Maak de peilstok schoon en controleer<br />

of het oliepeil niet boven het MAXmerkteken<br />

staat.<br />

– Steek de peilstok geheel in de opening.<br />

– Controleer de aftapplug en het oliefilter<br />

op lekkage.<br />

– Monteer de beschermplaat.<br />

196<br />

Verwijder de aftapplug<br />

voorzichtig; de olie<br />

kan zeer warm zijn.<br />

BELANGRIJK<br />

Vanwege de toegevoegde reinigingsmiddelen,<br />

kan de nieuwe olie al na een korte<br />

tijd een donkere kleur krijgen. Dit is een<br />

normaal verschijnsel en het is dus niet nodig<br />

om de olie vaker te verversen dan is<br />

voorgeschreven. Wanneer de olieproducten<br />

van de aanbevolen merken (zie de tabel<br />

“Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”) niet verkrijgbaar zijn,<br />

dan kunt u producten van andere merken<br />

gebruiken, mist ze de voorgeschreven<br />

classificatie en viscositeit hebben.<br />

In dat geval is het raadzaam de motorolie<br />

en het oliefilter na 10.000 km te vervangen<br />

Dankzij de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s<br />

van de smeermiddelenfabrikanten<br />

en de voortdurende technologische<br />

verbeteringen, kunnen er nieuwe handelsnamen<br />

ontstaan die afwijken van de namen<br />

die vermeld staan in de tabel “Specificaties<br />

van de smeermiddelen en vloeistoffen”.<br />

Raadpleeg in geval van twijfel de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. In ieder geval moeten<br />

de gebruikte smeermiddelen altijd voldoen<br />

aan de voorgeschreven specificaties.<br />

Houdt u bij het verwerken van afgewerkte<br />

olie aan de geldende voorschriften.<br />

MOTOROLIEFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Fig. 17: uitvoeringen T.SPARK<br />

Fig. 18: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Fig. 19: uitvoeringen JTD<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die<br />

schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Het is raadzaam om het verversen<br />

van de motorolie en het vervangen<br />

van het oliefilter door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

De dealer beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen verwerken<br />

van afgewerkte olie en oliefilters.


Ga voor het vervangen van het oliefilter<br />

als volgt te werk:<br />

– Verwijder de beschermplaat.<br />

– Bij de uitvoering 2.5 V6 24V moeten<br />

ook de bevestigingsschroeven van beugel<br />

(B-fig. 18) worden losgedraaid en de<br />

slangen van de stuurbekrachtiging iets<br />

worden verplaatst.<br />

– Draai het filterelement (A) met een<br />

passende sleutel los en verwijder het.<br />

–Smeer de afdichtring van het nieuwe<br />

filter in met motorolie.<br />

– Schroef het nieuwe filter met de<br />

hand op het cilinderblok vast.<br />

– Monteer de beschermplaat.<br />

fig. 17 - uitvoering T.SPARK<br />

P4U00219<br />

BELANGRIJK Het oliefilter moet bij<br />

elke verversing van de motorolie worden<br />

vervangen.<br />

fig. 18 - uitvoering 2.5 V6 24V<br />

P4U00220<br />

VERSNELLINGSBAK-/<br />

DIFFERENTIEELOLIE<br />

CONTROLEREN EN VERVERSEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het controleren van het<br />

oliepeil en het verversen van de versnellingsbak-/differentieelolie<br />

dient slechts<br />

ter informatie. Wij raden u aan deze<br />

werkzaamheden door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

te laten uitvoeren.<br />

Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond<br />

en bij een auto met stilstaande en<br />

koude motor worden gecontroleerd.<br />

fig. 19 - uitvoering JTD<br />

P4U00221<br />

197


Ga, afhankelijk van de uitvoering, als<br />

volgt te werk:<br />

Uitvoeringen T.SPARK (fig. 20)<br />

Voer voor het controleren van het oliepeil<br />

de volgende werkzaamheden uit:<br />

–Verwijder de beschermplaat.<br />

– Verwijder de vuldop (A) om het<br />

oliepeil in het versnellingsbakhuis te controleren;<br />

het oliepeil moet tot aan de onderrand<br />

van de opening reiken.<br />

Ga voor het verversen van de olie (bij<br />

een warme versnellingsbak en differentieel)<br />

als volgt te werk:<br />

–Plaats een geschikte opvangbak onder<br />

de aftapplug (B) onder de auto.<br />

198<br />

– Verwijder zowel de vuldop (A) als<br />

de aftapplug (B) en tap de olie volledig<br />

af.<br />

– Maak de aftapplug (B) schoon en<br />

schroef hem vast.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

fig. 20 - uitvoering T.SPARK<br />

P4U00222<br />

– Controleer of het oliepeil tot aan de<br />

onderrand van de opening reikt. Plaats de<br />

vuldop en schroef hem vast.<br />

– Monteer de beschermplaat.<br />

Uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD<br />

(fig. 21)<br />

Voer voor het controleren van het oliepeil<br />

de volgende werkzaamheden uit:<br />

– Trek de peilstok (A) uit en maak<br />

hem schoon.<br />

– Steek de peilstok volledig in de<br />

buis, trek hem uit en controleer of het<br />

oliepeil op het merkteken op de peilstok<br />

staat.<br />

– Steek tenslotte de peilstok weer volledig<br />

in de buis.


Ga voor het verversen van de olie (bij<br />

een warme versnellingsbak en differentieel)<br />

als volgt te werk:<br />

–Verwijder de beschermplaat.<br />

fig. 21 - uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD<br />

P4U00223<br />

–Plaats een geschikte opvangbak onder<br />

de aftapplug (B) onder de auto.<br />

– Verwijder zowel de peilstok(A) en<br />

de aftappluggen voor de versnellingsbakolie<br />

(B) en/of de differentieelolie (C) en<br />

tap de olie volledig af.<br />

– Maak de aftappluggen (B) en/of<br />

(C) schoon en schroef ze vast.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

– Controleer het oliepeil (zie volgende<br />

paragraaf).<br />

– Monteer de beschermplaat.<br />

199


OLIE SELESPEED<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

CONTROLEREN<br />

Het oliepeil van de Selespeed versnellingsbak<br />

moet op een vlakke ondergrond<br />

en bij een auto met stilstaande en koude<br />

motor worden gecontroleerd.<br />

fig. 22<br />

200<br />

MAX<br />

A<br />

P4U00322<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– draai de contactsleutel in stand MAR;<br />

– maak de ontluchtingsslang los, verwijder<br />

de plug (A-fig. 22) en controleer<br />

of het oliepeil nabij het MAX -merkteken<br />

staat op de aan de plug bevestigde<br />

peilstok;<br />

– als het niveau onder het MAXmerkteken<br />

staat, vul dan olie bij tot het<br />

juiste niveau is bereikt;<br />

– draai de plug weer vast, monteer de<br />

ontluchtingsslang op de aansluiting op de<br />

plug en draai de contactsleutel in stand<br />

STOP.<br />

Uitsluitend bijvullen<br />

met olie TUTELA CS<br />

SPEED. Vul nooit olie bij<br />

met andere specificaties dan de<br />

olie waarmee het systeem is gevuld.


OLIE AUTOMATISCHE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Q-SYSTEM CONTROLEREN<br />

Controleer met de selectorhendel in<br />

stand P het oliepeil als de auto op een<br />

vlakke ondergrond staat, de motor stationair<br />

draait en op bedrijfstemperatuur is.<br />

–Verwijder de peilstok (A-fig. 23).<br />

– Reinig de peilstok met een doek die<br />

niet pluist of andere verontreinigingen afgeeft.<br />

– Steek de peilstok geheel in de buis.<br />

–Trek hem uit en lees het oliepeil af.<br />

Het niveau moet tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken staan van het gedeelte<br />

met het opschrift COLD (+40 °C) (fig.<br />

23).<br />

fig. 23<br />

MIN<br />

MAX<br />

MIN<br />

MAX<br />

A<br />

P4U00323<br />

BELANGRIJK Na lange ritten met<br />

een zeer warme versnellingsbak/differentieel,<br />

moet het oliepeil tussen het MINen<br />

MAX-merkteken van het gedeelte<br />

met het opschrift HOT (+80 °C) (fig.<br />

23) staan.<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in<br />

de motorruimte extra<br />

voorzichtig als de motor nog<br />

warm is: gevaar voor verbranding.<br />

Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur onverwacht<br />

kan inschakelen: kans<br />

op verwonding.<br />

Als het oliepeil dicht bij of onder het<br />

MIN-merkteken staat, moet er via de<br />

oliepeilstokbuis olie TUTELA GI/2 worden<br />

bijgevuld<br />

Het oliepeil mag nooit het MAX-merkteken<br />

op de peilstok overschrijden, aan<br />

de zijde met het opschrift COLD, als het<br />

oliepeil bij een koude motor is gecontroleerd<br />

en aan de zijde met het opschrift<br />

HOT als de controle is uitgevoerd bij een<br />

warme versnellingsbak/differentieel.<br />

Vul nooit olie bij met<br />

andere specificaties dan<br />

de olie waarmee de<br />

versnellingsbak is gevuld.<br />

Afgewerkte transmissie-olie<br />

bevat stoffen<br />

die schadelijk zijn voor<br />

het milieu. Het is raadzaam om<br />

het verversen van de olie door<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />

uitvoeren. De dealer beschikt<br />

over de uitrusting voor het op<br />

milieuvriendelijke wijze en conform<br />

de wettelijke bepalingen<br />

verwerken van afgewerkte olie.<br />

201


KOELVLOEISTOFNIVEAU<br />

CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />

Fig. 24: uitvoeringen T.SPARK en JTD<br />

Fig. 25: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Controleer regelmatig of het koelvloeistofniveau<br />

in het expansiereservoir zich<br />

tussen het MIN- en MAX-merkteken bevindt.<br />

Controleer het niveau bij een koude<br />

motor en als de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat.<br />

Als het niveau te laag is, moet de dop<br />

(A) van het expansiereservoir worden<br />

verwijderd en de koelvloeistof worden<br />

bijgevuld.<br />

fig. 24 - uitvoeringen T.SPARK en JTD<br />

202<br />

P4U00224<br />

Verwijder bij een warme<br />

motor nooit de dop<br />

van het expansiereservoir,<br />

om brandwonden te voorkomen.<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de<br />

dop zonodig alleen door<br />

een exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking van<br />

het systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

fig. 25 - uitvoering 2.5 V6 24V<br />

P4U00225<br />

Het anti-vriesmengsel<br />

in het koelsysteem beschermt<br />

tot een temperatuur<br />

van -35°C. Gebruik<br />

voor het bijvullen anti-vries PA-<br />

RAFLU FOR ALFA ROMEO. Dit<br />

product is verkrijgbaar bij de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


OLIEPEIL VAN DE<br />

STUURBEKRACHTIGING<br />

CONTROLEREN<br />

Fig. 26: uitvoeringen T.SPARK<br />

Fig. 27: uitvoeringen 2.5 V6 24V en<br />

JTD<br />

Controleer of de olie van de stuurbekrachtiging<br />

nog op het maximale niveau staat.<br />

fig. 26 - uitvoeringen T.SPARK<br />

fig. 27 - uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD<br />

P4U00226<br />

P4U00227<br />

De controle moet worden uitgevoerd als<br />

de auto op een vlakke ondergrond staat<br />

en bij een stilstaande koude motor.<br />

Controleer of het niveau nabij het<br />

MAX-merkteken op het reservoir staat<br />

of bij het bovenste merkteken (maximum<br />

niveau) op de peilstok.<br />

OLIE VAN DE STUUR-<br />

BEKRACHTIGING BIJVULLEN<br />

Als het olieniveau lager is dan voorgeschreven,<br />

vul dan bij met het voorgeschreven<br />

product uit de tabel “Specificaties<br />

van de smeermiddelen en<br />

vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”. Vul als volgt bij:<br />

– Start de motor en wacht tot het<br />

olieniveau in het reservoir stabiliseert.<br />

– Draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />

een aantal malen naar uiterst rechts<br />

en uiterst links.<br />

– Vul olie bij, totdat het niveau nabij<br />

het MAX-merkteken staat en monteer de<br />

dop.<br />

BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden<br />

of eventuele reparaties<br />

tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Het olieverbruik van<br />

de stuurbekrachtiging is<br />

zeer laag; als na het bijvullen<br />

de olie binnen korte tijd<br />

weer moet worden bijgevuld,<br />

moet het systeem door een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer op eventuele lekkage<br />

worden gecontroleerd.<br />

REM-/KOPPELINGSVLOEISTOF<br />

CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />

(fig. 28)<br />

Voorkom dat de olie<br />

van de stuurbekrachtiging<br />

in contact komt<br />

met warme delen van de motor:<br />

de olie is licht ontvlambaar.<br />

203


Controleer of het vloeistofniveau nog<br />

op het maximum niveau staat. Gebruik<br />

voor het bijvullen of de periodieke verversing<br />

(iedere twee jaar) het voorgeschreven<br />

product uit de tabel “Specificaties<br />

van de smeermiddelen en vloeistoffen”<br />

in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”.<br />

Controleer regelmatig de werking van het<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel:<br />

als u op de dop (B) van het reservoir<br />

(A) (met de contactsleutel in stand<br />

MAR) drukt, moet het waarschuwingslampje<br />

x gaan branden.<br />

fig. 28<br />

204<br />

P4U00228<br />

Let op dat u bij het losdraaien<br />

van dop (B) niet<br />

de stekkers losmaakt.<br />

Voorkom contact tussen de vloeistof<br />

en de lak. Als vloeistof<br />

wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk<br />

met water worden afgespoeld.<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het gebruik<br />

van vloeistoffen met andere<br />

specificaties moet absoluut worden<br />

vermeden, omdat de rubbers<br />

in het remsysteem door deze<br />

vloeistoffen kunnen worden beschadigd.<br />

De rem- en koppelingsvloeistof<br />

is giftig en<br />

zeer corrosief. Als per<br />

ongeluk remvloeistof wordt gemorst,<br />

moet de lak onmiddellijk<br />

worden gewassen met water en<br />

zeep en daarna met veel water<br />

worden afgespoeld. Bij inslikken<br />

dient onmiddellijk een arts te<br />

worden geraadpleegd.


RUITEN-/KOPLAMP-<br />

SPROEIERVLOEISTOF CONTRO-<br />

LEREN EN BIJVULLEN<br />

Fig. 29: uitvoeringen T.SPARK en JTD<br />

Fig. 30: uitvoering 2.5 V6 24V<br />

Verwijder de dop (A) en controleer<br />

visueel het vloeistofniveau in het reservoir.<br />

Enkele in de handel<br />

verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn<br />

licht ontvlambaar. In de motorruimte<br />

bevinden zich warme onderdelen<br />

die bij contact de vloeistof<br />

kunnen doen ontbranden.<br />

P4U00229<br />

Gebruik de ruitensproeiers<br />

niet als het reservoir<br />

leeg is om schade aan de<br />

pompmotor te voorkomen.<br />

Rijd niet met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de ruitensproeiers zijn<br />

van fundamenteel belang voor<br />

een optimaal zicht.<br />

fig. 29 - uitvoeringen T.SPARK en JTD fig. 30 - uitvoeringen 2.5 V6 24V<br />

P4U00230<br />

BELANGRIJK Gebruik voor het bijvullen<br />

één van de in de handel verkrijgbare<br />

speciale reinigingsproducten en<br />

controleer of ze bescherming bieden tegen<br />

kalkaanslag en bevriezing.<br />

Raapleeg bij twijfel de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte<br />

producten aanbevelen.<br />

205


LUCHTFILTER<br />

Het luchtfilter is verbonden met de systemen<br />

die de luchttemperatuur en<br />

luchthoeveelheid meten. Deze sturen<br />

elektrische signalen naar de regeleenheid,<br />

die noodzakelijk zijn voor een correct<br />

functioneren van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />

Voor de juiste werking van de motor,<br />

een laag verbruik en een lage uitstoot<br />

van uitlaatgassen, is het daarom noodzakelijk<br />

dat het luchtinlaatsysteem altijd in<br />

perfecte conditie is.<br />

De beschrijving voor<br />

het vervangen van het<br />

luchtfilter, dient slechts<br />

ter informatie. Wendt u bij voorkeur<br />

tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

om deze werkzaamheden uit te<br />

laten voeren.<br />

Als het filter niet op de juiste<br />

wijze, zoals hierna is beschreven,<br />

wordt vervangen en als de<br />

voorzorgsmaatregelen niet in<br />

acht worden genomen, dan kan<br />

de veiligheid tijdens het rijden in<br />

gevaar komen.<br />

206<br />

Als veel over stoffige<br />

wegen wordt gereden,<br />

moet het filter vaker<br />

worden vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Als het filter wordt gereinigd,<br />

kan het beschadigd<br />

worden, waardoor<br />

ernstige schade aan de motor kan<br />

ontstaan.<br />

Ga voor het vervangen van het filter als<br />

volgt te werk:<br />

– Verwijder de bescherming (A-fig.<br />

31).<br />

fig. 31<br />

P4U00195<br />

– Draai de twee door de pijl aangegeven<br />

bouten los en verplaats aan de zijkant<br />

de relaishouder (B-fig. 32).<br />

–Verwijder, afhankelijk van de uitvoering,<br />

de verbindingsmof als volgt:<br />

Uitvoeringen T.SPARK (fig. 33):<br />

maak de borgingen aan de zijkant (A)<br />

los en verwijder de verbindingsmof (B).<br />

fig. 32<br />

fig. 33 - uitvoeringen T.SPARK<br />

P4U00231<br />

P4U00232


Uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD<br />

(fig. 34 en fig. 35): maak de borgingen<br />

aan de zijkant (A) los, verwijder de<br />

stekker van de luchtkwantummeter (C)<br />

en verwijder de verbindingsmof (B).<br />

– Draai de schroeven (A-fig. 36) los<br />

en verwijder voorzichtig het deksel (B).<br />

– Verwijder het filterelement (A-fig.<br />

37).<br />

fig. 34 - uitvoering 2.5 V6 24V<br />

fig. 35 - uitvoering JTD<br />

P4U00233<br />

P4U00234<br />

– Plaats het nieuwe filterelement,<br />

monteer het deksel, de verbindingsmof<br />

en sluit, bij de uitvoeringen 2.5 V6 24V<br />

en JTD, de stekker aan op de luchtkwantummeter.<br />

fig. 36<br />

fig. 37<br />

P4U00235<br />

P4U00236<br />

DIESELFILTER<br />

(uitvoering JTD)<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het aftappen van water<br />

en het vervangen van het filterelement<br />

dient slechts ter informatie. Laat deze<br />

werkzaamheden door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

uitvoeren.<br />

CONDENSWATER AFTAPPEN<br />

(fig. 38)<br />

Als het lampje (indien aanwezig) tijdens<br />

het rijden gaat branden, ook al is dit<br />

slechts af en toe enige seconden, wendt u<br />

dan zo snel mogelijk tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om het condenswater af te laten<br />

tappen.<br />

Door de aanwezigheid van water in het<br />

brandstofsysteem kan het inspuitsysteem<br />

(brandstofpomp, toevoerkleppen, verstuivers)<br />

ernstig beschadigen, waardoor de<br />

motor onregelmatig gaat draaien.<br />

207


Als het condenswater<br />

niet op de juiste wijze<br />

wordt afgetapt en als er<br />

geen voorzorgsmaatregelen zijn<br />

genomen, dan kan de veiligheid<br />

tijdens het rijden in gevaar worden<br />

gebracht en kan er op een gevaarlijke<br />

manier brandstof gaan<br />

lekken.<br />

Ga voor het aftappen als volgt te werk:<br />

– Maak de stekker (A) van de sensor<br />

op het dieselfilter los.<br />

– Plaats een plastic buisje (B) op de<br />

opening van de filtersensor en steek het<br />

andere uiteinde van het buisje in een opvangbak.<br />

– Draai de sensor (C) iets los zodat het<br />

met diesel vermengde water kan weglopen.<br />

fig. 38 - uitvoeringen JTD<br />

208<br />

P4U00408<br />

– Draai de sensor stevig vast als er uitsluitend<br />

dieselbrandstof zonder water uitstroomt.<br />

– Verwijder het buisje en sluit de stekker<br />

weer aan.<br />

Verontreinig het milieu<br />

niet met water dat is<br />

vermengd met dieselbrandstof.<br />

FILTERELEMENT VERVANGEN<br />

(fig. 39)<br />

BELANGRIJK Gebruik voor het vervangen<br />

van het filterelement een daarvoor<br />

bestemde sleutel.<br />

Ga voor het vervangen van het filter als<br />

volgt te werk:<br />

– Maak de stekker van de sensor op<br />

het dieselfilter los.<br />

– Verwijder met de sleutel het filterelement<br />

(A) van steun (B).<br />

– Draai de filtersensor (C) van het verwijderde<br />

element los en draai de sensor<br />

stevig vast op het nieuwe filterelement.<br />

– Smeer de pakking van het element<br />

met motorolie en vul vervolgens het element<br />

met schone dieselbrandstof.<br />

– Draai de element met de hand vast<br />

op de steun en draai het vervolgens<br />

stevig vast met de sleutel.<br />

– Sluit de stekker aan op de filtersensor.<br />

BELANGRIJK Na het vervangen van<br />

het filterelement of als het brandstofsysteem<br />

geheel leeg is, hoeft het systeem<br />

niet te worden ontlucht. Dit gebeurt automatisch<br />

tijdens het starten van de motor.<br />

fig. 39 - uitvoeringen JTD<br />

P4U00407


STOF-/POLLENFILTER<br />

(uitvoeringen met airconditioning)<br />

Het filter filtert de lucht mechanisch en<br />

elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.<br />

Laat het stof-/pollenfilter ten minste één<br />

keer per jaar controleren door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer,<br />

bij voorkeur aan het begin van<br />

het zomerseizoen.<br />

Als de auto veel in stadsverkeer of over<br />

stoffige wegen rijdt, moet het pollenfilter<br />

vaker worden gecontroleerd dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven.<br />

BELANGRIJK Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement van de<br />

klimaatregeling aanzienlijk beperken.<br />

ACCU<br />

De accu is “onderhoudsarm”: onder normale<br />

gebruiksomstandigheden hoeft het<br />

elektrolyt niet bijgevuld te worden. Controleer<br />

echter regelmatig of het elektrolyt<br />

zich tussen het MIN- en MAX-merkteken<br />

op de accu (fig. 40) bevindt.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan de accu<br />

voorzien zijn van een optische hydrometer<br />

(A-fig. 41) voor de controle van het<br />

elektrolytniveau en de acculading. De accu<br />

is “onderhoudsarm” en uitgerust met een<br />

controlemeter; onder normale gebruiksomstandigheden<br />

is het niet nodig gedestilleerd<br />

water bij te vullen. Daarom moet de<br />

Wij raden u aan om de<br />

condens te laten aftappen<br />

bij de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

omdat deze beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen, verwerken<br />

van milieuverontreinigende producten.<br />

Als het niveau van het<br />

elektrolyt zich onder het MINmerkteken<br />

bevindt, dient u zich<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden.<br />

juiste werking ervan regelmatig gecontroleerd<br />

worden m.b.v. de optische controlemeter<br />

op het deksel van de accu. De meter<br />

moet een donkere kleur hebben en<br />

een groen middenstuk.<br />

Als de meter daarentegen een heldere<br />

lichte kleur heeft, of donker gekleurd is<br />

zonder groen middenstuk, dient u contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

fig. 40<br />

fig. 41<br />

B<br />

A<br />

P4U00324<br />

P4U00325<br />

209


Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het is raadzaam<br />

om de accu door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer te laten vervangen.<br />

De dealer beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen de accu af<br />

te voeren.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische apparatuur<br />

kan ernstige<br />

schade toebrengen aan de auto.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

autoradio, mobiele telefoon,<br />

enz.), raden wij u aan contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte<br />

installaties aanraden en controleren<br />

of het noodzakelijk is een accu<br />

met een grotere capaciteit te monteren.<br />

210<br />

Als u de auto langere<br />

tijd stalt in extreem<br />

koude omstandigheden<br />

moet, om bevriezing te voorkomen,<br />

de accu worden verwijderd<br />

en op een verwarmde plaats<br />

worden bewaard.<br />

Bij werkzaamheden<br />

aan de accu of in de<br />

buurt van de accu, moet<br />

u uw ogen altijd beschermen met<br />

een speciale bril.<br />

Als de accu wordt gebruikt<br />

met een te laag<br />

elektrolytniveau, wordt<br />

de accu onherstelbaar beschadigd;<br />

de accubak kan barsten<br />

waardoor het accuzuur kan weglekken.<br />

ACCULADING MET OPTISCHE<br />

HYDROMETER CONTROLEREN<br />

De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />

worden door de kleur van de optische<br />

meter te controleren. Zie de volgende<br />

tabel of de sticker (fig. 42) op<br />

de accu bij punt (B-fig. 41).<br />

fig. 42<br />

P4U00326


Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur<br />

zonder groen<br />

middenstuk<br />

Donkere kleur<br />

met groen middenstuk<br />

ACCU OPLADEN<br />

Elektrolyt<br />

bijvullen<br />

Accu niet voldoende<br />

opgeladen<br />

Niveau elektrolyt<br />

en acculading<br />

voldoende<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het opladen van de accu<br />

dient slechts ter informatie. Wendt u bij<br />

voorkeur tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om<br />

deze werkzaamheden uit te laten voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en<br />

met een laag ampèrage gedurende ca.<br />

24 uur op te laden. Als u de accu langer<br />

oplaadt, kan de accu worden beschadigd.<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

Opladen (wij raden u aan<br />

om u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

te wenden)<br />

Geen enkele handeling<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel het alarm<br />

dan uit met de afstandsbediening en stel<br />

het systeem buiten werking door de sleutelschakelaar<br />

in stand “OFF” te draaien<br />

(zie “Diefstalalarm” in het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto”).<br />

– Maak de accuklemmen los van de<br />

accupolen.<br />

– Sluit de klemmen van de acculader<br />

aan op de accupolen.<br />

– Schakel het laadapparaat in.<br />

– Aan het einde van het opladen: schakel<br />

eerst de acculader uit en koppel dan<br />

de accu los.<br />

– Sluit de accuklemmen weer aan op<br />

de accupolen. Let daarbij op de polariteit.<br />

De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de<br />

huid en de ogen. Het opladen van<br />

de accu moet worden uitgevoerd in<br />

een goed geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

211


Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als de<br />

accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de cellen<br />

niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />

en of de bak geen scheuren<br />

vertoont, waardoor de giftige<br />

en corrosieve vloeistof kan weglekken.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen is,<br />

raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor<br />

loopt de capaciteit en het startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />

(bij temperaturen onder -10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie<br />

dan “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto”.<br />

212<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE<br />

VERLENGEN<br />

Houdt u, om snel ontladen van de accu<br />

te voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />

zorgvuldig aan de volgende aanbevelingen:<br />

– De klemmen moet altijd goed zijn bevestigd.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />

van stroomverbruikers als de motor uit<br />

staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />

parkeerverlichting, enz.).<br />

– Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motorkap en<br />

het kofferdeksel goed gesloten zijn. Hiermee<br />

wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />

blijft branden.<br />

– Maak voordat werkzaamheden aan de<br />

elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd<br />

eerst de minpool van de accu los.<br />

–Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding<br />

nodig hebben (diefstalalarm, handsfree<br />

mobiele telefoon, navigatiesysteem<br />

met anti-diefstalsatellietbewaking enz.),<br />

raden wij u aan contact op te nemen met<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze kan u de<br />

meest geschikte installaties uit het <strong>Alfa</strong><br />

Romeo Lineacccessori-programma aanraden<br />

en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het<br />

extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere capaciteit<br />

te monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven continu<br />

stroom verbruiken ook bij een uitgenomen<br />

contactsleutel (geparkeerde auto,<br />

motor uitgezet), waardoor de accu geleidelijk<br />

kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze<br />

accessoires (standaard en achteraf gemonteerd<br />

accessoires) moet minder zijn<br />

dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in<br />

de volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van<br />

Maximum stroomverbruik<br />

bij stilstaande motor<br />

50 Ah 30 mA<br />

60 Ah 36 mA<br />

70 Ah 42 mA


Als grote stroomverbruikers, zoals: verwarming<br />

van het babyflesje, stofzuiger, mobiele<br />

telefoon, koelbox, enz.), bij uitgezette<br />

motor of als de motor stationair draait van<br />

voedingsspanning worden voorzien, dan<br />

zal de accu sneller ontladen.<br />

– Als aan boord van de auto extra systemen<br />

moeten worden geïnstalleerd,<br />

moet goed op de juiste aansluitingen worden<br />

gelet. Niet correcte elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor<br />

de elementaire elektronische systemen.<br />

– Als de auto langere tijd niet wordt<br />

gebruikt, is het raadzaam de accuklemmen<br />

los te maken van de accupolen<br />

(maak eerst de minklem los). Controleer<br />

de acculading als de accu voorzien is van<br />

een optische hydrometer. Laad de accu<br />

op als de optische hydrometer (A-fig.<br />

41) geen groene kleur heeft (wendt u<br />

bij voorkeur tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer).<br />

Controleer daarna de acculading iedere<br />

drie maanden.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen<br />

is (de optische hydrometer heeft een donkere<br />

kleur zonder groen middenstuk),<br />

raakt de accu door sulfatering beschadigd.<br />

Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen<br />

terug. Ook is de accu dan gevoeliger<br />

voor bevriezing (bij temperaturen<br />

onder -10 °C).<br />

– Als de accu zelfs kort wordt gebruikt<br />

met een te laag elektrolytniveau, raakt<br />

de accu beschadigd en kan de accu openbarsten.<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto zijn<br />

speciale voorzorgsmaatregelen niet nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden<br />

aan de elektrische installatie<br />

of bij een noodstart:<br />

– Zet de motor altijd uit voordat de accu<br />

wordt losgekoppeld.<br />

– Koppel de accu altijd los als de accu<br />

moet worden opgeladen.<br />

– Gebruik bij een noodstart altijd een<br />

hulpaccu en geen acculader.<br />

– Controleer de aansluiting van de polen<br />

en de conditie van de verbinding tussen<br />

de accu en de elektrische installatie.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit aan als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.–<br />

Controleer de polariteit niet door middel<br />

van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />

aan de carrosserie. Verwijder<br />

zonodig de regeleenheid als deze door de<br />

werkzaamheden te warm kan worden.<br />

213


BOUGIES<br />

Indien de motor onregelmatig loopt,<br />

laat dan de bougies uitsluitend door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer controleren.<br />

Als aan boord van de<br />

auto extra systemen<br />

moeten worden geïnstalleerd,<br />

moet goed op de juiste aansluitingen<br />

worden gelet. Niet correcte<br />

elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor<br />

de elementaire elektronische systemen<br />

(ontsteking, inspuiting,<br />

ABS.). Een niet correcte installatie<br />

van een autoradio, diefstalalarm,<br />

mobiele telefoon, enz. kan tot<br />

storingen in de elektronische<br />

regeleenheden leiden en de garantie<br />

in gevaar brengen. Wendt u<br />

voor deze werkzaamheden tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Het stroomverbruik<br />

van na aankoop van de<br />

auto gemonteerde accessoires<br />

mag niet hoger zijn dan<br />

20 mA (bij stilstaande motor).<br />

214<br />

WISSERBLADEN (fig. 43)<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon en controleer de conditie. Vervang<br />

de wisserbladen als het rubber vervormd<br />

of versleten is:<br />

De bougies moeten bij<br />

de kilometerstanden<br />

worden vervangen die<br />

in het onderhoudsschema zijn<br />

aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />

bougies van het voorgeschreven<br />

type (zie tabel “Brandstofsysteem-ontsteking”<br />

in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”):<br />

Bougies met een afwijkende<br />

warmtegraad kunnen motorstoringen<br />

veroorzaken.<br />

– Til de wisserarm van de voorruit en<br />

plaats het wisserblad onder een hoek van<br />

90° ten opzichte van de arm.<br />

–Druk op lip (B) van de veerklem en<br />

verwijder het wisserblad van arm (A).<br />

– Als de veerklem uit het gebogen uiteinde<br />

van de arm verwijderd is, moet het<br />

wisserblad via de opening uit de wisserarm<br />

worden verwijderd.<br />

– Plaats de nieuwe wisserarm, waarbij<br />

het gebogen uiteinde van de wisserarm<br />

(A) door de opening moet worden gestoken.<br />

– Til het wisserblad omhoog zodat lip<br />

(B) van de veerklem geblokkeerd wordt<br />

in het gebogen uiteinde van de wisserarm.<br />

– Duw de arm van de ruitenwisser omlaag.<br />

fig. 43<br />

P4U00240


BELANGRIJK De vorm van de wisserbladen<br />

kan, afhankelijk van de uitvoering,<br />

verschillend zijn. Houdt u in ieder<br />

geval aan de bijgeleverde instructies.<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Controleer of de straal van de ruitensproeiers<br />

voor en de koplampsproeiers (indien<br />

gemonteerd) goed is afgesteld en<br />

voldoende kracht heeft.<br />

Controleer als de sproeiers niet goed<br />

werken of de ruitensproeiermonden niet<br />

verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met<br />

een speld worden doorgeprikt<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN ATMOS-<br />

FERISCHE INVLOEDEN<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo past constructieve technologische<br />

oplossingen toe om de carrosserie zo<br />

goed mogelijk tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />

– Luchtverontreiniging<br />

– Zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm en<br />

vochtig klimaat).<br />

– Strooizout of gladheidbestrijdingsmiddelen,<br />

waarmee in de winter de wegen<br />

worden bestrooid.<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

roest zijn de volgende maatregelen genomen:<br />

– De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />

en lakproducten die de auto<br />

de benodigde weerstand tegen roest en<br />

schurende elementen verlenen.<br />

– Het gebruik van verzinkte plaatdelen<br />

met een hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

laag op de onderzijde, in de wielkuipen, in<br />

de motorruimte en in verschillende holle<br />

ruimtes met daarvoor geschikte producten<br />

die goed aan het metaal hechten en een<br />

hoog beschermend vermogen hebben.<br />

– Het gebruik van lakken met een hoge<br />

weerstand tegen atmosferische verontreinigingen.<br />

– Toepassing van “open” holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen, waardoor<br />

roest van binnenuit wordt voorkomen.<br />

De onderzijde van de carrosserie is voorzien<br />

van een speciale beschermlaag.<br />

Indien deze beschermlaag moet worden<br />

hersteld, moeten de uitlaat, de lambdasonde<br />

en de driewegkatalysator beschermd<br />

worden als er wasachtige,<br />

oliehoudende, kunststof en/of ontvlambare<br />

producten worden aangebracht.<br />

Wendt u bij voorkeur tot een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Industriële neerslag of andere vervuiling,<br />

teervlekken, dode insecten, enz.<br />

dienen zo snel mogelijk van de lak verwijderd<br />

te worden.<br />

215


Parkeer de auto niet onder bomen, omdat<br />

de lak door harsdruppels, boomknoppen,<br />

enz. kan beschadigen.<br />

Voorkom dat tijdens het bijvullen olie,<br />

remvloeistof, koelvloeistof, elektrolyt van<br />

de accu, enz. op de lak terecht komt.<br />

Gebeurt dit toch, dan moet het betreffende<br />

gedeelte van de carrosserie onmiddellijk<br />

worden gereinigd en de auto<br />

grondig worden gewassen.<br />

LAK<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van de<br />

laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden<br />

bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.<br />

Het normale onderhoud van de auto beperkt<br />

zich tot wassen, waarbij de frequentie<br />

afhankelijk is van de omgeving en van<br />

het gebruik van de auto.<br />

Het is beter de auto vaker te wassen bij:<br />

– bij sterke luchtvervuiling;<br />

– het rijden over wegen met strooizout;<br />

216<br />

– het parkeren onder bomen waar<br />

harsdruppels vanaf kunnen vallen.<br />

Bij de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer is een complete<br />

lijn producten verkrijgbaar voor het onderhoud<br />

en het reinigen van de auto<br />

(shampoo, was, polish, lakstiften,<br />

vlekkenverwijderaar, schoonmaakmiddelen,<br />

enz.).<br />

De eigenschappen van deze producten<br />

zijn afgestemd op de lakken, afdichtingen<br />

en sierlijsten van de <strong>Alfa</strong> Romeo’s.<br />

Wij raden u aan deze producten door<br />

het personeel van de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

te laten aanbrengen: zo wordt het beste resultaat<br />

gegarandeerd en ieder mogelijk ongemak<br />

uitgesloten dat de garantie in gevaar<br />

kan brengen.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Spoel de auto eerst met een waterstraal<br />

onder lage druk af.<br />

2) Was de auto met een zachte spons<br />

en een oplossing van water en 2-4%<br />

shampoo; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit.<br />

3) Spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht of een<br />

schone, zachte zeem.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto<br />

bij voorkeur worden gewassen<br />

op een plaats waar het afvalwater<br />

direct wordt opgevangen en<br />

gezuiverd.<br />

De minder zichtbare delen zoals de randen<br />

van de portieren, kofferdeksel, motorkap<br />

en de koplampranden mogen niet<br />

vergeten worden, omdat daar water kan<br />

blijven staan.<br />

Het verdient aanbeveling de auto na het<br />

wassen niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />

maar de auto nog even buiten te<br />

laten staan, zodat waterresten buiten<br />

kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit als hij lang in de<br />

zon heeft gestaan of als de motorkap<br />

nog warm is: omdat dan de glans van<br />

de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen op<br />

dezelfde wijze worden gewassen als de<br />

gespoten carrosseriedelen. Alleen voor<br />

het verwijderen van hardnekkig vuil,<br />

raden wij u aan speciale producten te gebruiken.


BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen<br />

zo snel en zo goed mogelijk van de<br />

lak verwijderd te worden, omdat door de<br />

agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen<br />

Voor een betere bescherming van de lak<br />

verdient het aanbeveling de auto regelmatig<br />

in de was te zetten met speciaal<br />

daarvoor bestemde producten (siliconenwas),<br />

die een beschermende laag op de<br />

lak aanbrengen.<br />

RUITEN<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de<br />

ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />

Gebruik een schone, zachte<br />

doek om krassen en beschadigingen te<br />

voorkomen.<br />

Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde<br />

van de achterruit op,<br />

dat de elektrische weerstandsdraden<br />

van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd. Veeg<br />

voorzichtig in de richting van de<br />

draden.<br />

MOTORRUIMTE<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig te laten<br />

uitspuiten. Laat dit verzorgen door<br />

een gespecialiseerd bedrijf.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de<br />

motorruimte bij voorkeur worden<br />

uitgespoten op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt opgevangen<br />

en gezuiverd.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van<br />

de motorruimte moet de motor koud zijn<br />

en de contactsleutel in stand STOP<br />

staan. Controleer na het reinigen of de<br />

verschillende beschermingen ( rubber<br />

kappen, deksels, enz.) nog op hun plaats<br />

zitten en niet beschadigd zijn.<br />

Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte raden<br />

wij het gebruik aan<br />

van “FULCRON”. Dit middel is<br />

verkrijgbaar bij de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Gebruik uitsluitend alkalische<br />

oplossingen zonder soda<br />

bij voorkeur met metasilicaat.<br />

Na het uitspuiten van de motorruimte,<br />

moet de motorruimte<br />

volgens een speciale methode<br />

grondig worden gespoeld en gedroogd.<br />

In een normale wastunnel<br />

wordt de motorruimte<br />

niet goed genoeg gespoeld.<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of onder de vloerbedekking<br />

geen water is blijven staan<br />

(dooiwater van sneeuwresten aan schoenen,<br />

lekkende paraplu’s, enz.), waardoor<br />

roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />

zou kunnen worden.<br />

217


STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING REINIGEN<br />

– Verwijder stof met een zachte borstel.<br />

– Verwijder vetvlekken met een speciaal<br />

daarvoor bestemd product. Volg de<br />

bijgeleverde instructies nauwgezet op.<br />

– Voor een nog grondigere reiniging<br />

kunnen de stoelen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale zeep<br />

worden afgenomen. Houdt u aan de voorgeschreven<br />

mengverhouding.<br />

MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

SCHOONMAKEN<br />

–Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />

of een iets vochtige doek, zonder<br />

hard te drukken<br />

– Dep een vochtige vlek of vet met<br />

een droge en absorberende doek en wrijf<br />

daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />

met een doek of zeem bevochtigd met<br />

water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel<br />

de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de instructies<br />

op de verpakking strikt moeten worden<br />

opgevolgd.<br />

218<br />

Gebruik nooit alcohol<br />

of producten op basis<br />

van alcohol.<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine.<br />

De elektrostatische lading<br />

die tijdens het reinigen door<br />

wrijving, kan brand veroorzaken.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Verwijder, indien nodig, stof, vuil, enz.<br />

van de koplamp- en achterlichtglazen<br />

(en/of van de richtingaanwijzers op het<br />

voorspatbord) m.b.v een zachte spons en<br />

een oplossing van water en neutrale<br />

zeep.<br />

Gebruik nooit chemische oplosmiddelen<br />

en/of aardolieproducten, zoals benzine,<br />

alcohol, ammonia, aceton, enz. Deze producten<br />

kunnen de onderdelen beschadigen<br />

en de helderheid doen afnemen,<br />

waardoor de rijveiligheid in gevaar wordt<br />

gebracht.<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

voor de kunststof interieurdelen om het<br />

uiterlijk van de componenten niet te wijzigen.<br />

Gebruik nooit alcohol<br />

of benzine om het glas<br />

van het instrumentenpaneel<br />

schoon te maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto. Ontploffingsgevaar.Spuitbussen<br />

mogen niet worden blootgesteld<br />

aan temperaturen boven<br />

50 °C. In de zomer kan de temperatuur<br />

in het interieur ver boven<br />

deze waarde oplopen.


ALFA <strong>156</strong><br />

In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die betrekking heeft op de<br />

<strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> Sportwagon en die een aanvulling vormt op datgene wat<br />

al beschreven is in de voorgaande hoofdstukken van dit boek.<br />

PORTIEREN ...................................................................................................... pag. 220<br />

ZITPLAATSEN ............................................................................................................ 221<br />

VEILIGHEIDSGORDELS .......................................................................................... 222<br />

ACHTERRUITWISSER - ACHTERRUITSPROEIER .............................................. 223<br />

BAGAGERUIMTE ...................................................................................................... 224<br />

INTERIEURUITRUSTING ........................................................................................ 233<br />

TANKEN MET DE ALFA <strong>156</strong> SPORTWAGON .................................................... 233<br />

IMPERIAAL-/SKIDRAGER ..................................................................................... 234<br />

AUTORADIO .............................................................................................................. 234<br />

AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING OP DE ACHTERWIELOPHANGING . 234<br />

EEN LEKKE BAND .................................................................................................... 235<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING ........................................................................... 235<br />

DEFECTE INTERIEURVERLICHTING ..................................................................... 238<br />

EEN DOORGEBRANDE ZEKERING OF RELAIS ................................................. 239<br />

219


PORTIEREN<br />

ACHTERPORTIEREN<br />

Van buitenaf openen en sluiten<br />

– Openen: trek, als het knopje aan de<br />

binnenzijde (A-fig. 1) omhoog staat<br />

aan handgreep (B-fig. 2).<br />

fig. 1<br />

fig. 2<br />

220<br />

P4U00253<br />

P4U00254<br />

– Sluiten: druk op knopje (A-fig. 1)<br />

(dit kan ook bij geopend portier) en sluit<br />

het portier.<br />

Van binnenuit openen/sluiten<br />

De achterportieren<br />

kunnen alleen van binnenuit<br />

worden geopend,<br />

als het “kinderveiligheidsslot” is<br />

uitgeschakeld.<br />

– Openen: trek aan handgreep (A-fig.<br />

3).<br />

– Sluiten: druk op knopje (B-fig. 3)<br />

(dit kan ook bij geopend portier) en sluit<br />

het portier.<br />

fig. 3<br />

P4U00255<br />

KINDERVEILIGHEIDSSLOT (fig. 4)<br />

De achterportieren zijn voorzien van een<br />

kinderveiligheidsslot (A) waardoor de<br />

achterportieren niet van binnenuit kunnen<br />

worden geopend.<br />

BELANGRIJK Het systeem werkt<br />

alleen bij het betreffende portier.<br />

Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />

geopend portier worden ingeschakeld door<br />

het bedieningsmechanisme met de contactsleutel<br />

omhoog of omlaag te duwen.<br />

Stand 1 (mechanisme omhoog) =<br />

Systeem ingeschakeld.<br />

Stand 2 (mechanisme omlaag) =<br />

Systeem uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Houdt u aan de aanwijzingen<br />

in de paragraaf “Kinderveiligheidsslot”<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs in uw Auto”.<br />

fig. 4<br />

P4U00412


ZITPLAATSEN<br />

ZITPLAATSEN ACHTER<br />

Hoofdsteunen<br />

De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />

voor de zijzitplaatsen achter (fig.<br />

5). De auto kan ook zijn uitgerust met<br />

een derde hoofdsteun (optional) voor de<br />

middelste zitplaats achter (fig. 6).<br />

Voor de hoogte-verstelling van de derde<br />

hoofdsteun moet de steun helemaal omhoog<br />

worden geduwd totdat hij blokkeert.<br />

De derde (middelste) hoofdsteun kan<br />

niet worden verwijderd, terwijl de hoofdsteunen<br />

van de zijzitplaatsen achter op<br />

de volgende manier kunnen worden verwijderd:<br />

fig. 5<br />

P4U00257<br />

– Trek de hoofdsteunen ongeveer 2 cm<br />

omhoog.<br />

– Druk de knoppen (A en B-fig. 5)<br />

gelijktijdig in en verwijder de hoofdsteunen.<br />

– Houd voor het monteren van de<br />

hoofdsteunen de knoppen (A en B-fig.<br />

5) ingedrukt en steek de steunen geheel<br />

in de openingen.<br />

Onthoud dat de derde<br />

(middelste) hoofdsteun<br />

geheel moet worden<br />

uitgetrokken zodat het hoofd en<br />

niet de nek wordt gesteund. Alleen<br />

in deze positie biedt de<br />

steun bescherming, wanneer de<br />

auto van achteren aangereden<br />

wordt.<br />

fig. 6<br />

P4U00336<br />

Centrale armsteun<br />

Klap de armsteun voor gebruik omlaag,<br />

zoals aangegeven (fig. 7) m.b.v. de<br />

handgreep (A).<br />

skiluik<br />

Het skiluik kan worden gebruikt voor<br />

het vervoer van lange voorwerpen (bijv.<br />

ski’s).<br />

Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />

armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />

(A-fig. 8) trekken en het skiluik<br />

op de armsteun (fig. 9) neerklappen.<br />

Op uitvoeringen met een derde hoofdsteun,<br />

moet voordat de armsteun wordt<br />

neergeklapt, de hoofdsteun geheel omhoog<br />

worden getrokken en de stoffen bescherming<br />

worden losgemaakt.<br />

fig. 7<br />

P4U00337<br />

221


Het skiluik kan als optional worden uitgerust<br />

met een hoes voor het vervoeren<br />

van ski’s.<br />

BELANGRIJK Leg de hoes uit in de<br />

auto en steek dan pas de ski’s in de<br />

hoes. Laat na het vervoeren van ski’s de<br />

hoes drogen (als deze nat is), vouw hem<br />

vervolgens op en plaats hem in het skiluik.<br />

fig. 8<br />

fig. 9<br />

222<br />

P4U00338<br />

P4U00339<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

HOOGTEVERSTELLING<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER<br />

De bovenste bevestigingsbeugel van de<br />

zijveiligheidsgordels achter kan in drie<br />

verschillende standen worden gezet.De<br />

hoogte van de gordel moet altijd zijn afgestemd<br />

op het postuur van de inzittende.<br />

Dankzij deze voorzorgsmaatregel<br />

werkt de gordel beter en is het risico op<br />

verwondingen tijdens een botsing geringer.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek en<br />

uiteinde van de schouder ligt.<br />

Druk om de hoogte te regelen op knop<br />

(A-fig. 10) van de rolautomaat en<br />

schuif gelijktijdig beugel (B-fig. 10) in<br />

de gewenste stand.<br />

Controleer na het afstellen<br />

altijd of de bevestiging<br />

in één van de<br />

vaste posities is geblokkeerd.<br />

Laat de knop (A-fig. 10) los en<br />

duw de beugel naar beneden, zodat<br />

de bevestigingsbeugel blokkeert,<br />

als dit nog niet was gebeurd.<br />

fig. 10<br />

P4U00262


HEUPGORDEL VAN DE<br />

ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />

Als de heupgordel van de zitplaats middenachter<br />

niet gebruikt wordt, plaats dan<br />

gesp (A-fig. 11) in steun (B-fig. 11)<br />

op de rugleuning van de zitplaats achter.<br />

Maak de gesp altijd<br />

vast in de steun als<br />

deze niet gebruikt<br />

wordt, om te voorkomen dat bij<br />

een ongeluk de inzittenden van<br />

de auto door de gesp geraakt<br />

kunnen worden.<br />

fig. 11<br />

P4U00377<br />

ACHTERRUITWISSER –<br />

ACHTERRUITSPROEIER<br />

WERKING (fig. 12)<br />

Deze werkt alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Draai voor inschakeling van de achterruitwisser<br />

schakelaar (A) in stand '.<br />

De achterruitwisser wist met interval.<br />

Als u de bedieningshendel (B) naar<br />

voren duwt, schakelt de achterruitsproeier<br />

in; als u de hendel loslaat schakelt hij<br />

automatisch uit.<br />

Als de achterruitsproeier wordt ingeschakeld,<br />

gaat automatisch ook de achterruitwisser<br />

enkele seconden werken.<br />

fig. 12<br />

P4U00263<br />

WISSERBLAD VERVANGEN<br />

(fig. 13)<br />

Het wisserblad van de achterruitwisser<br />

moet samen met de wisserarm vervangen<br />

worden.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Geef de stand van het wisserblad ten<br />

opzichte van de achterruit aan.<br />

– Til het dopje (A) op, draai de moer<br />

(B) los en verwijder de arm (C).<br />

– Plaats de nieuwe wisserarm in de juiste<br />

stand en draai de moer zorgvuldig vast.<br />

– Kantel het dopje dicht.<br />

fig. 13<br />

P4U00264<br />

223


ACHTERRUITSPROEIER (fig. 14)<br />

Als de ruitensproeier niet werkt, controleer<br />

dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje:<br />

zie de betreffende paragraaf<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud van<br />

de auto”. Controleer vervolgens of de<br />

sproeiermonden (A) niet verstopt zijn.<br />

Deze kunnen zonodig met een speld worden<br />

doorgeprikt.<br />

fig. 14<br />

224<br />

P4U00266<br />

BAGAGERUIMTE<br />

De achterklep kan zowel van binnenuit<br />

als van buitenaf worden geopend.<br />

BELANGRIJK Als de achterklep niet<br />

goed gesloten is, gaat het betreffende<br />

waarschuwingslampje van het checkpanel<br />

branden.<br />

VAN BINNENUIT OPENEN<br />

(fig. 15)<br />

Trek aan hendel (A) naast de bestuurdersstoel.<br />

Bedien de hendel voor<br />

het ontgrendelen van de<br />

achterklep alleen als de<br />

auto stilstaat.<br />

fig. 15<br />

P4U00035<br />

De achterklep gaat dankzij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

De gasveren zijn zo<br />

afgesteld dat de achterklep<br />

op de juiste wijze<br />

wordt geopend als de klep het<br />

oorspronkelijke gewicht heeft.<br />

Achteraf aangebrachte voorwerpen<br />

(spoiler, enz.) kunnen de<br />

juiste werking en de veiligheid in<br />

gevaar brengen.<br />

VAN BUITENAF OPENEN MET<br />

DE SLEUTEL (fig. 16)<br />

Draai het embleem (A) in de door de<br />

pijl aangegeven richting, steek de sleutel<br />

(B) in het slot en draai de sleutel linksom.<br />

fig. 16<br />

P4U00414


OPENEN MET AFSTANDS-<br />

BEDIENING (fig. 17)<br />

(indien aanwezig)<br />

De achterklep kan van buitenaf worden<br />

geopend met de afstandsbediening door<br />

knopje (A) op de sleutel in te drukken,<br />

ook als het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />

is ingeschakeld.<br />

Als bij auto’s met diefstalalarm de<br />

achterklep wordt geopend, dan worden<br />

de omtrekbeveiliging en de achterklepsensor<br />

uitgeschakeld.Het systeem geeft<br />

dan (behalve bij sommige uitvoeringen in<br />

enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan<br />

ongeveer 3 seconden branden.<br />

fig. 17<br />

P4U00329<br />

Als de achterklep wordt vergrendeld,<br />

dan wordt de beveiliging hersteld. Het<br />

systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />

in enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP”) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />

ACHTERKLEP SLUITEN (fig. 18)<br />

Om de achterklep te laten zakken, kunt<br />

u de handgreep (A) aan de binnenzijde<br />

van de klep gebruiken.<br />

fig. 18<br />

P4U00267<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

(fig. 19-20)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen<br />

of spanbanden worden bevestigd aan de<br />

daarvoor bestemde ringen in de hoeken<br />

van de bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />

van de bagagenetten (die leverbaar<br />

zijn via de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer).<br />

fig. 19<br />

fig. 20<br />

P4U00268<br />

P4U00269<br />

225


OMKEERBARE VLOERBEDEK-<br />

KING (fig. 21-22)<br />

Het middelste gedeelte (A-fig. 21)<br />

van de vloerbedekking is omkeerbaar: de<br />

vloerbedekking kan worden verwijderd,<br />

omgekeerd en weer geplaatst worden<br />

met de zijde (B) naar boven gekeerd.<br />

Steek voor het terugplaatsen van de<br />

vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />

22) in de zitting op de laadvloer.<br />

fig. 21<br />

fig. 22<br />

226<br />

P4U00340<br />

P4U00288<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

BIJ HET TRANSPORT VAN<br />

BAGAGE<br />

Bij uitvoeringen zonder automatische niveauregeling<br />

op de achterwielophanging<br />

moet als u voorwerpen vervoert en u<br />

‘s nachts rijdt, gecontroleerd worden of<br />

de hoogteregelaars op de koplampen in<br />

de juiste stand staan (zie paragraaf “Koplampen”<br />

in dit hoofdstuk). Controleer<br />

voor de juiste werking van de hoogteregelaars<br />

bovendien of de lading niet<br />

zwaarder is dan in de gewichtentabel<br />

staat aangegeven.<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden<br />

worden (zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed<br />

geladen is, om te voorkomen dat<br />

een voorwerp bij bruusk remmen<br />

naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers<br />

ernstig verwonden.<br />

Als u reservebrandstof<br />

in een jerrycan wilt vervoeren,<br />

dan dient u zich<br />

aan de geldende wetgeving te<br />

houden. Gebruik alleen een goedgekeurde<br />

jerrycan en bevestig<br />

deze op de juiste wijze aan de<br />

daarvoor bestemde ringen in de<br />

hoeken van de bagageruimte.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.<br />

fig. 23<br />

P4U00271


BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 23-24)<br />

Als u de achterklep opent, dan gaat<br />

automatisch de verlichting (A-fig. 23)<br />

aan de rechterzijde van de bagageruimte<br />

en de verlichting (B-fig. 24) op de rand<br />

van de achterklep branden.<br />

De verlichting (B-fig. 24) verlicht niet<br />

alleen de bagageruimte maar ook de<br />

laadruimte.<br />

De verlichting dooft als u de achterklep<br />

sluit of na enkele minuten (ongeveer 20)<br />

als u de achterklep open laat. Als u in dit<br />

laatste geval de verlichting weer wilt inschakelen,<br />

moet u de achterklep sluiten<br />

en vervolgens weer openen.<br />

fig. 24<br />

P4U00270<br />

OPBERGVAKKEN (fig. 25-26)<br />

Aan de zijkant van de bagageruimte bevinden<br />

zich twee opbergvakken met een<br />

deksel.<br />

Druk voor het openen van het deksel op<br />

knop (A) en kantel het deksel omlaag.<br />

fig. 25<br />

fig. 26<br />

P4U00273<br />

P4U00272<br />

STEKKERDOOS (fig. 27)<br />

Deze bevindt zich links in de bagageruimte.<br />

Voor het gebruik van de 12V-stekkerdoos<br />

moet u dekseltje (A) openen.De stekkerdoos<br />

wordt gevoed als de contactsleutel in<br />

stand MAR wordt gedraaid en kan<br />

alleen gebruikt worden voor accessoires met<br />

een maximum stroomverbruik van 15A (vermogen<br />

180W).<br />

Sluit geen accessoires<br />

op de stekkerdoos aan<br />

met een stroomverbruik<br />

dat hoger is dan de aangegeven<br />

maximale waarde. Een langdurig<br />

stroomverbruik kan de accu uitputten,<br />

waardoor de motor niet<br />

meer gestart kan worden.<br />

fig. 27<br />

P4U00274<br />

227


BAGAGENETTEN<br />

(indien aanwezig)<br />

Het net kan op verschillende manieren worden<br />

bevestigd (fig. 31-32-33-34) in de<br />

zittingen (A en B-fig. 28) aan de voorzijde<br />

en de zittingen (C en D-fig. 29) aan<br />

de achterzijde van de bagageruimte.<br />

Bevestig het net door de haken (A-fig.<br />

30) in de zittingen (B-fig. 30) te steken<br />

en ze omlaag te duwen.<br />

fig. 28<br />

fig. 29<br />

228<br />

P4U00275<br />

P4U00276<br />

Houd om het net los te haken bevestigingspunt<br />

(C-fig. 30) ingedrukt en<br />

trek het net omhoog.<br />

fig. 30<br />

fig. 31<br />

P4U00341<br />

P4U00342<br />

ROLHOES VOOR AFDEKKEN<br />

BAGAGERUIMTE<br />

De hoes (A-fig. 35) kan worden opgerold<br />

en verwijderd.<br />

Verwijder voor het oprollen de twee achterste<br />

pennen (B-fig. 36) uit de zittingen.<br />

BELANGRIJK Begeleid de rolhoes bij<br />

het oprollen door de hoes vast te houden<br />

bij de handgreep (C-fig. 35).<br />

fig. 32<br />

fig. 33<br />

P4U00343<br />

P4U00344


Als u de rolhoes wilt verwijderen, moet<br />

u de hoes oprollen en controleren of ook<br />

het scheidingsnet tussen de bagageruimte<br />

en het interieur van de auto is opgerold<br />

(zie de volgende paragraaf); trek vervolgens<br />

de haken (A-fig. 37) naar achteren.<br />

Til de hoes op en verwijder hem uit<br />

de bagageruimte.<br />

fig. 34<br />

fig. 35<br />

P4U00345<br />

P4U00277<br />

Voor het terugplaatsen van de hoes<br />

moeten de uiteinden van het rolmechanisme<br />

in de respectievelijke zittingen worden<br />

geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken<br />

naar voren vergrendeld zijn (de<br />

groene symbolen aan de onderkant van<br />

de knoppen moeten zichtbaar zijn). Rol<br />

vervolgens de hoes uit door aan de handgreep<br />

(C-fig. 35) te trekken en haak<br />

de achterste pennen (B-fig. 36) vast.<br />

komen.<br />

fig. 36<br />

Plaats geen voorwerpen<br />

op de hoes om beschadiging<br />

te voor-<br />

P4U00278<br />

Bij een ongeval of plotseling<br />

remmen kunnen<br />

voorwerpen die op de<br />

hoes geplaatst zijn, naar voren<br />

schieten en de inzittenden verwonden;<br />

het is raadzaam het<br />

scheidingsnet te gebruiken.<br />

fig. 37<br />

P4U00279<br />

229


BOVENSTE SCHEIDINGSNET<br />

(fig. 38-39)<br />

Het bovenste scheidingsnet tussen de<br />

bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />

in het rolmechanisme van de rolhoes<br />

(A).<br />

U kunt het net bevestigen door het uit<br />

het rolmechanisme te verwijderen en de<br />

uiteinden in de zittingen (B) vast te haken.<br />

Haak voor het oprollen de uiteinden uit<br />

de zittingen (B) en begeleid het net bij<br />

het oprollen.<br />

fig. 38<br />

230<br />

P4U00280<br />

ONDERSTE SCHEIDINGNET<br />

(fig. 40-41)<br />

(indien aanwezig)<br />

Het onderste scheidingsnet tussen de<br />

bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />

in het rolmechanisme onder de zitting<br />

van de rolhoes (A).<br />

U kunt het net bevestigen door het uit<br />

het rolmechanisme te verwijderen en de<br />

haken (B) aan de ringen (C) te bevestigen.<br />

fig. 39<br />

P4U00281<br />

Verwijder voor het oprollen de haken<br />

(B) uit de ringen (C) en begeleid het net<br />

bij het oprollen.<br />

fig. 40<br />

fig. 41<br />

P4U00346<br />

P4U00349


BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten<br />

door de deelbare achterbank gedeeltelijk<br />

(1/3 of 2/3) of geheel neer<br />

te klappen.<br />

Verwijder voor een maximale laadruimte<br />

de rolhoes volgens de instructies die in<br />

deze paragraaf vermeld zijn.<br />

Gedeeltelijke vergroting 1/3<br />

(fig. 42)<br />

Als u de linkerzijde van de bagageruimte<br />

vergroot, kunt u twee passagiers op het<br />

rechter gedeelte van de achterbank vervoeren.<br />

fig. 42<br />

P4U00283<br />

Gedeeltelijke vergroting 2/3<br />

(fig. 43)<br />

Als u de rechterzijde van de bagageruimte<br />

vergroot, kunt u een passagier op<br />

het linker gedeelte van de achterbank<br />

vervoeren.<br />

fig. 43<br />

P4U00284<br />

Maximale vergroting (fig. 44)<br />

Als beide zitplaatsen achter worden<br />

neergeklapt, is de bagageruimte maximaal<br />

vergroot.<br />

fig. 44<br />

P4U00282<br />

231


Bagageruimte vergroten<br />

– Zorg dat de sluitingen (A-fig. 45)<br />

van de zijgordels zijn opgeborgen in de<br />

respectievelijke uitsparingen op de rugleuning<br />

en de gesp (B-fig. 45) van de<br />

heupgordel in de steun (C-fig. 45) is<br />

geplaatst.<br />

– Verwijder het rolmechanisme van de<br />

rolhoes.<br />

– Klap de zittingen naar voren door aan<br />

de handgreep (A-fig. 46) in het midden<br />

van iedere zitting te trekken.<br />

– Verwijder de hoofdsteunen van de zijzitplaatsen<br />

achter en plaats ze in de daarvoor<br />

bestemde uitsparingen in de zittingen<br />

(fig. 47).<br />

– Als de auto is uitgerust met een derde<br />

hoofdsteun voor de zitplaats middenachter,<br />

moet deze geheel omlaag worden gezet.<br />

fig. 45<br />

232<br />

P4U00376<br />

– Ontgrendel de sluiting van de rugleuningen<br />

door handgreep (A-fig. 48)<br />

voor de rechter rugleuning en handgreep<br />

(B-fig. 49) voor de linker rugleuning<br />

omhoog te trekken.<br />

– Klap de rugleuningen naar voren,<br />

waardoor er een vlakke laadvloer ontstaat<br />

in de bagageruimte.<br />

fig. 46<br />

fig. 47<br />

P4U00260<br />

P4U00286<br />

Zitplaatsen achter in normale<br />

stand zetten<br />

– Zet de rugleuningen weer rechtop en<br />

controleer of deze goed vastgehaakt zitten.<br />

fig. 48<br />

fig. 49<br />

P4U00258<br />

P4U00304


BELANGRIJK De rugleuningen zijn<br />

goed vastgehaakt als knop (A-fig. 50)<br />

naast de handgreep (B-fig. 50) in de<br />

handgreep verzonken is.<br />

– Verwijder de hoofdsteunen en klap<br />

vervolgens de zittingen terug en let er<br />

daarbij op dat de veiligheidsgordels niet<br />

in elkaar gedraaid zitten tussen de rugleuning<br />

en de zitting.<br />

– Monteer de hoofdsteunen op de rugleuning.<br />

– Monteer het oprolmechanisme met<br />

de rolhoes.<br />

fig. 50<br />

P4U00287<br />

INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

HANDGREPEN (fig. 51)<br />

Bij beide voorportieren is een handgreep<br />

geplaatst.<br />

Bij beide achterportieren is een handgreep<br />

(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />

(B).<br />

fig. 51<br />

P4U00112<br />

TANKEN MET DE ALFA<br />

<strong>156</strong> SPORTWAGON<br />

TANKKLEPJE OPENEN IN<br />

GEVAL VAN NOOD (fig. 52)<br />

Als de hendel voor het ontgrendelen van<br />

het tankklepje niet werkt, trek dan aan<br />

het noodkoordje (A) rechts in de bagageruimte.<br />

fig. 52<br />

P4U00347<br />

233


IMPERIAAL-/<br />

SKIDRAGER (fig. 53)<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto kan uitgerust worden met twee<br />

langsdragers waarop verschillende accessoires<br />

geplaatst kunnen worden voor het<br />

vervoer van diverse voorwerpen (ski’s,<br />

surfplanken, enz.).<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

fig. 53<br />

234<br />

P4U00348<br />

AUTORADIO<br />

HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het hifi-audiosysteem bestaat uit:<br />

– twee woofer-luidsprekers met hoog<br />

uitgangsvermogen en twee tweeter-luidsprekers,<br />

gemonteerd in de voorportieren<br />

– twee midrange-luidsprekers met hoog<br />

uitgangsvermogen, gemonteerd in de<br />

achterportieren<br />

– een subwoofer met hoog uitgangsvermogen,<br />

gemonteerd in de bagageruimte<br />

– storings-onderdrukkers<br />

– een in de achterspoiler geïntegreerde<br />

antenne met regeleenheid.<br />

AUTOMATISCHE<br />

NIVEAUREGELING<br />

OP DE ACHTERWIEL-<br />

OPHANGING<br />

(indien aanwezig)<br />

In plaats van de conventionele schokdempers<br />

zijn bij de auto schokdempers<br />

met hydro-pneumatische niveauregeling<br />

(dankzij een in de schokdemper ingebouwd<br />

actief element) op de achterwielophanging<br />

gemonteerd.<br />

Als de auto beladen is (passagiers, bagage),<br />

zakt de auto achterover en wijzigt<br />

de wielgeometrie afhankelijk van de<br />

schokdemper- en veerafstelling. Zodra<br />

de auto wegrijdt, wordt de wielbeweging<br />

als gevolg van oneffenheden in het<br />

wegdek door de schokdempers gebruikt<br />

om de carrosserie weer op zijn oorspronkelijke<br />

rijhoogte te brengen. De rijhoogte<br />

is dus niet langer afhankelijk van de<br />

beladingsgraad.


De afstand die de schokdempers nodig<br />

hebben om de rijhoogte weer op de voorgeschreven<br />

waarde te brengen is ongeveer<br />

2.000 meter, afhankelijk van de<br />

conditie van het wegdek.<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden<br />

worden (zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”). De vervoerde<br />

lading en de plaats van de lading<br />

hebben invloed op de wegligging<br />

van de auto, ook als de rijhoogte<br />

constant wordt gehouden.<br />

fig. 54<br />

P4U00289<br />

EEN LEKKE BAND<br />

PLAATS VAN GEREEDSCHAP EN<br />

RESERVEWIEL (fig. 54-55)<br />

Het gereedschap en het reservewiel<br />

vindt u onder de vloerbedekking in de bagageruimte.<br />

Ze zijn bereikbaar nadat de<br />

vloerbedekking is opgetild of verwijderd<br />

m.b.v. handgreep (A-fig. 54).<br />

Draai om de gereedschaphouder (B) uit<br />

te nemen handgreep (C) los.<br />

Het reservewiel (D) kan worden uitgenomen<br />

als de gereedschaphouder is verwijderd.<br />

Steek voor het terugplaatsen van de<br />

vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />

55) in de zitting op de laadvloer.<br />

fig. 55<br />

P4U00288<br />

DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

gloeilamp vervangt de opmerkingen en<br />

de voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

ACHTERUITRIJLICHTEN EN<br />

MISTACHTERLICHT<br />

Gloeilampen (type B, 21W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Verwijder het deksel (A of B-fig.<br />

56) van de betreffende lichtunit aan de<br />

zijkant.<br />

fig. 56<br />

P4U00290<br />

235


– Verwijder de lamphouder (D-fig.<br />

57) door op de borglippen (E-fig. 57)<br />

te drukken.<br />

– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 58):<br />

(F) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />

(G) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />

fig. 57<br />

fig. 58<br />

236<br />

P4U00291<br />

P4U00292<br />

– Monteer de lamphouder met behulp<br />

van de borglippen (E-fig. 57).<br />

– Plaats het deksel (A of B-fig. 56)<br />

vanaf de buitenzijde en klem het vast.<br />

fig. 59<br />

P4U00293<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

ACHTER, PARKEERLICHTEN<br />

ACHTER EN REMLICHTEN<br />

Gloeilampen (type B, vermogen richtingaanwijzers<br />

21W, parkeerlichten achter/remlichten<br />

5/21W):<br />

– Open de achterklep.<br />

– Draai de 2 bevestigingsmoeren Afig.<br />

59) los en verwijder het beschermdeksel<br />

(B-fig. 59).<br />

– Verwijder de lamphouder (A-fig.<br />

60) door op de borglippen (B-fig. 60)<br />

te drukken.<br />

fig. 60<br />

P4U00294


– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 61):<br />

(C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht<br />

(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />

achter.<br />

– Monteer de lamphouder met behulp<br />

van de borglippen (B-fig. 60).<br />

– Monteer het beschermdeksel (B-fig.<br />

59) met de moeren (A-fig. 59).<br />

fig. 61<br />

P4U00295<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilampen (type A, 5W) vervangen:<br />

– Maak de lichtunit los door met de<br />

platte punt van een schroevendraaier de<br />

klemveer (A-fig. 62) los te haken. Bescherm<br />

hierbij de punt met een zachte<br />

doek.<br />

– Verwijder de lichtunit (A-fig. 62).<br />

– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />

63) door hem linksom te draaien en vervang<br />

de geklemde lamp (D-fig. 63).<br />

– Monteer de lamphouder (C-fig. 63)<br />

door hem rechtsom te draaien.<br />

– Monteer de lichtunit (B-fig. 62).<br />

Plaats eerst de bevestigingslippen en druk<br />

vervolgens op de veerklem (A-fig. 62).<br />

fig. 62<br />

P4U00296<br />

DERDE REMLICHT<br />

Het derde remlicht is in de achterspoiler<br />

geïntegreerd (fig. 64).<br />

Wendt u voor het vervangen tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 63<br />

fig. 64<br />

P4U00297<br />

P4U00298<br />

237


DEFECTE INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

gloeilamp vervangt de opmerkingen en<br />

de voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

fig. 65<br />

fig. 66<br />

238<br />

P4U00299<br />

P4U00300<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

65) op het door de pijl aangegeven punt<br />

los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 66) door<br />

de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp tussen de<br />

veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door eerst<br />

de zijde met de stekker te plaatsen en<br />

vervolgens de andere zijde vast te drukken,<br />

totdat de borglip inklikt.<br />

fig. 67<br />

P4U00301<br />

ACHTERKLEPVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Maak de lichtunit (A-fig. 67) met<br />

een platte schroevendraaier op het aangegeven<br />

punt los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 68) door<br />

de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp tussen de<br />

veercontacten.<br />

– Monteer de lichtunit en druk deze<br />

vervolgens vast, totdat de borgveer inklikt.<br />

fig. 68<br />

P4U00302


EEN DOORGEBRANDE<br />

ZEKERING OF RELAIS<br />

Een zekering specifiek voor de Sportwagon-uitvoeringen<br />

bevindt zich in de centrale<br />

zekeringenhouder naast de zekeringen-<br />

en relaiskast. De zekering is bereikbaar<br />

nadat het beschermpaneel is verwijderd.<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een zekering<br />

of relais vervangt de opmerkingen<br />

en de voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

fig. 69<br />

P4U00423<br />

Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats<br />

Extra stekkerdoos<br />

in de bagageruimte 9 20A fig. 69<br />

239


Op de volgende pagina’s staan de belangrijkste technische gegevens<br />

van de auto.<br />

Voor de “technici” en de “liefhebbers” zullen deze pagina’s waarschijnlijk<br />

de belangrijkste van het hele boekje zijn.<br />

Het raadplegen van deze pagina’s is noodzakelijk voor de identificatie<br />

van belangrijke en nog niet genoemde eigenschappen<br />

van uw auto.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS ..................................................................... pag. ..242<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ...................................... ..243<br />

AFMETINGEN ..................................................................................................... ..244<br />

MOTOR ................................................................................................................ ..246<br />

BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING ......................................................... ..247<br />

BAGAGERUIMTE ................................................................................... 248-249<br />

GEWICHTEN .......................................................................................... 248-249<br />

VULLINGSTABEL ................................................................................................ ..250<br />

MOTOROLIEVERBRUIK .................................................................................... ..251<br />

ELEKTRISCHE INSTALLATIE ............................................................................ ..251<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ................................................................................... ..252<br />

CO 2-EMISSIE VIA DE UITLAAT ....................................................................... ..254<br />

PRESTATIES ......................................................................................................... ..255<br />

REMMEN ............................................................................................................. ..256<br />

STUURINRICHTING .......................................................................................... ..256<br />

TRANSMISSIE ..................................................................................................... ..257<br />

WIELUITLIJNING................................................................................................ ..257<br />

SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN.............. ..258<br />

BANDEN (TUBELESS) ...................................................................................... ..260<br />

241


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

Wij raden u aan om u op de hoogte te<br />

stellen van de identificatiegegevens. De<br />

identificatiegegevens zijn ingeslagen of<br />

aangebracht op plaatjes. De gegevens<br />

zijn op de volgende plaatsen aangebracht<br />

(fig. 1-2):<br />

1-Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

2-Chassisnummer<br />

3-Plaatje met informatie over de carrosserielak:<br />

– Sedan-uitvoeringen = fig. 1<br />

– Sportwagon-uitvoeringen = fig. 2<br />

4-Motornummer.<br />

fig. 1<br />

242<br />

P4U00241<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />

motorruimte, naast de bovenste schokdemperbevestiging<br />

rechts en bevat de<br />

volgende gegevens:<br />

– Identificatiecode van het autotype:<br />

ZAR 932000.<br />

– Oplopend productienummer(chassisnummer).<br />

Op enige uitvoeringen is het chassisnummer<br />

gedeeltelijk bedekt door een<br />

bescherming. Om het gehele nummer te<br />

zien, moet de dop linksom worden gedraaid<br />

en de bescherming opgetild.<br />

fig. 2<br />

P4U00303<br />

MOTORNUMMER<br />

Het motornummer is linksachter ingeslagen<br />

aan de kant van de versnellingsbak.<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Op de Sedan-uitvoeringen is het plaatje<br />

aangebracht aan de binnenzijde van het<br />

kofferdeksel (3-fig. 1). Bij de Sportwagon-uitvoeringen<br />

is het plaatje rechts<br />

aan de binnenzijde van de achterklep aangebracht(3-fig.<br />

2). Het plaatje bevat de<br />

volgende gegevens (fig. 3):<br />

A. Fabrikant van de lak.<br />

B. Kleurnaam.<br />

C. Kleurcode.<br />

D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

fig. 3<br />

P4U00242


TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het plaatje is aangebracht op de fronttraverse<br />

in de motorruimte (fig. 4).<br />

Het typeplaatje bevat de volgende gegevens:<br />

A. Nummer nationale typegoedkeuring<br />

B. Chassisnummer<br />

C. Maximaal toelaatbare gewichten<br />

volgens de nationale wetgeving<br />

D. Informatie over uitvoering en eventuele<br />

aanvullende gegevens<br />

E. Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen JTD-uitvoeringen)<br />

F. Ingeslagen fabrikantnaam.<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Motorcode AR32104 AR32205 AR32310 AR32310 AR32405 AR32405 AR37101 839A6000<br />

AR32103 (*)<br />

Code vd carrosserie-uitvoering 932A4100 31 932A3100 30 932A2100 28 932A2101 29 932A1100 26 932A1101 27 932A2B00 41 932A1B00 40<br />

(Sedan-uitvoeringen) 932A4100 32 (*)<br />

Code vd carrosserie-uitvoering 932B4100 38 932B3100 37 932B2100 35 932B2101 36 932B1100 33 932B1101 34 932B2B00 43 932B1B00 42<br />

(Sportwagon-uitvoeringen) 932B4B00 39 (*)<br />

(*) Uitvoering voor bepaalde markten.<br />

fig. 4<br />

P4U00243<br />

243


AFMETINGEN<br />

fig. 5<br />

– De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen 1.6 T.SPARK, 1.8 T.SPARK en 1.9 JTD<br />

– Afmetingen in mm – De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />

– Afhankelijk van de uitvoering kan de auto worden uitgerust met een achterspoiler en side-skirts in de kleur van de auto.<br />

244<br />

P4U00244


fig. 6<br />

– De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen: 1.6 T.SPARK, 1.8 T.SPARK en 1.9 JTD<br />

– Afmetingen in mm – De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />

P4U00305<br />

245


MOTOR<br />

246<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Plaats Dwars Dwars Dwars Dwars Dwars Dwars Dwars Dwars<br />

voorin voorin voorin voorin voorin voorin voorin voorin<br />

Aantal en opstelling<br />

cilinders 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 6 in V van 60° 6 in V van 60° 4 in lijn 5 in lijn<br />

Cyclus Otto Otto Otto Otto Otto Otto Diesel Diesel<br />

Boring 82 mm 82 mm 83 mm 83 mm 88 mm 88 mm 82 mm 82 mm<br />

Slag 75,65 mm 82,7 mm 91 mm 91 mm 68,3 mm 68,3 mm 90,4 mm 90,4 mm<br />

Cilinderinhoud 1598 cm 3 1747 cm 3 1970 cm 3 1970 cm 3 2492 cm 3 2492 cm 3 1910 cm 3 2387 cm 3<br />

Max. vermogen<br />

Max. koppel<br />

kW EU 88 103 110 110 141 141 81 103<br />

pk EU 120 140 150 150 192 192 110 140<br />

min -1 6200 6500 6300 6300 6300 6300 4000 4000<br />

Nm EU 146 163 181 181 218 218 275 304<br />

kgm EU 14,9 16,6 18,5 18,5 22,2 22,2 28 31<br />

min -1 4200 3900 3800 3800 5000 5000 2000 1800


BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Brandstofsysteem Elektr. geregelde Elektr. geregelde Elektr. geregelde Elektr. geregelde Elektr. geregelde Elektr. geregelde Directe Directe<br />

inspuiting inspuiting inspuiting inspuiting inspuiting inspuiting BOSCH BOSCH<br />

Multi Point Multi Point Multi Point Multi Point Multi Point Multi Point COMMON RAIL COMMON RAIL<br />

BOSCH BOSCH BOSCH BOSCH BOSCH BOSCH EDC-15C met EDC-15C met<br />

ME7.3.1 EOBD ME7.3.1 EOBD ME7.3.1 EOBD ME7.3.1 EOBD ME3.1 EOBD ME3.1 EOBD turbodrukvulling turbodrukvulling<br />

Stationair toerental<br />

(min -1 ) 850 ± 30 850 ± 30 850 ± 30 850 ± 30 700 ± 30 700 ± 30 850 ± 30 800 ± 30<br />

Bougies NGK PFR6B + NGK PFR6B + NGK PFR6B + NGK PFR6B + NGK R PFR6B NGK R PFR6B – –<br />

(*) NGK PMR7A NGK PMR7A NGK PMR7A NGK PMR7A<br />

[ NGK BKR6EKPA + ][ NGK BKR6EKPA + ][ NGK BKR6EKPA + ][ NGK BKR6EKPA + NGK PMR7A NGK PMR7A NGK PMR7A NGK PMR7A ]<br />

Vervangingsinterval<br />

100.000 km 100.000 km 100.000 km 100.000 km 100.000 km 100.000 km – –<br />

Ontstekingsvolgorde<br />

1-3-4-2 1-3-4-2 1-3-4-2 1-3-4-2 1-4-2-5-3-6 1-4-2-5-3-6 – –<br />

Inspuitvolgorde – – – – – – 1-3-4-2 1-2-4-5-3<br />

(*) Ieder cilinder heeft twee bougies, één van elk type (uitvoeringen T.SPARK)<br />

[ ] Als alternatief<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />

247


BAGAGERUIMTE - SEDAN-UITVOERINGEN<br />

248<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Inhoud (dm 3 ) 378 378 378 378 378 378 378 378<br />

GEWICHTEN - SEDAN-UITVOERINGEN<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Rijklaar gewicht 1265 kg 1265 kg 1285 kg 1285 kg 1355 kg 1385 kg 1305 kg 1385 kg<br />

Max. toelaatbaar<br />

totaalgewicht (*) 1750 kg 1750 kg 1770 kg 1770 kg 1820 kg 1850 kg 1770 kg 1850 kg<br />

Nuttig laadvermogen<br />

inclusief bestuurder (**) 520 kg 520 kg 520 kg 520 kg 500 kg 500 kg 500 kg 500 kg<br />

Gewicht van de aanhanger 1300 kg 1300 kg 1300 kg 1300 kg 1400 kg 1400 kg 1300 kg 1400 kg<br />

Max. gewicht<br />

op de trekhaak 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg<br />

(*)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet<br />

worden overschreden.<br />

(**)Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.


BAGAGERUIMTE - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Inhoud (dm 3 ) 360 360 360 360 360 360 360 360<br />

Inhoud met<br />

neergeklapte<br />

rugleuning (dm 3 ) 1180 1180 1180 1180 1180 1180 1180 1180<br />

GEWICHTEN - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Rijklaar gewicht 1315 kg 1315 kg 1335 kg 1335 kg 1405 kg 1435 kg 1355 kg 1435 kg<br />

Max. toelaatbaar<br />

totaalgewicht (*) 1795 kg 1795 kg 1815 kg 1815 kg 1865 kg 1895 kg 1815 kg 1895 kg<br />

Nuttig laadvermogen<br />

inclusief bestuurder (**) 515 kg 515 kg 515 kg 515 kg 495 kg 495 kg 495 kg 495 kg<br />

Gewicht van de aanhanger 1300 kg 1300 kg 1300 kg 1300 kg 1400 kg 1400 kg 1300 kg 1400 kg<br />

Max. gewicht<br />

op de trekhaak 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg 60 kg<br />

(*)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet<br />

worden overschreden.<br />

(**)Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.<br />

249


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftype<br />

Inhoud brandstoftank<br />

(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op uitvoeringen met koplampsproeiers<br />

250<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.N Diesel<br />

63 liter 63 liter 63 liter 63 liter 63 liter 63 liter 63 liter 63 liter<br />

incl. een reserve van 7 liter 7 liter 7 liter 7 liter 7 liter 7 liter 7 liter 7 liter<br />

Motorolie:<br />

– hoeveelheid voor<br />

periodieke verversing,<br />

incl. vervanging oliefilter 4,40 liter 4,40 liter 4,40 liter 4,40 liter 5,90 liter 5,90 liter 4,20 liter 5,50 liter<br />

Versnellingsbak-/<br />

differentieelolie 2 liter 2 liter 2 liter 2 liter 2 liter – 2 liter 2 liter<br />

Olie Selespeed – – – 0,6 liter – – – –<br />

Olie autom. versnellingsbak<br />

Q-system – – – – – 3,8 liter – –<br />

Inhoud motorkoelsysteem<br />

6,9 liter 6,9 liter 6,9 liter 6,9 liter 9,2 liter 9,2 liter 6,1 liter 6,8 liter<br />

Inhoud reservoir 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter 2,5 liter<br />

ruitensproeiervloeistof (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) * (5,3 liter) *


MOTOROLIEVERBRUIK<br />

De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

ELEKTRISCHE INSTALLATIE<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Spanning van de<br />

elektr. installatie 12 volt 12 volt 12 volt 12 volt 12 volt 12 volt 12 volt 12 volt<br />

Capaciteit accu 50 Ah 50 Ah 60 Ah 60 Ah 70 Ah*** 70 Ah*** 50 Ah 70 Ah<br />

(60 Ah)* (60 Ah)* 60 Ah**<br />

Dynamo 85 A 85 A 100 A 100 A 120 A 120 A 85 A 100 A<br />

(100 A)** (100 A)** (100 A)** (120 A) •<br />

(100 A) •<br />

(*) Voor bepaalde landen/uitvoeringen<br />

(**) Voor uitvoeringen met airconditioning<br />

(***) Vanwege de beschikbare ruimte moet de accu een hoogte hebben van 175 mm<br />

( • ) Voor uitvoeringen met hulpverwarming<br />

Modificaties of reparaties aan het elektrische systeem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />

251


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten<br />

volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is<br />

vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd<br />

door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />

– een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />

in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik<br />

van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd.<br />

De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />

– gecombineerd: de waarde van de stadsrit telt mee voor<br />

37% en de waarde van de rit buiten de stad voor 63%.<br />

252<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, bedrijfsomstandigheden,<br />

verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, algemene conditie<br />

van de auto, uitrustingsniveau, lading van de auto, imperiaal<br />

op het dak en de aanwezigheid van andere accessoires die de<br />

aërodynamica kunnen beïnvloeden kunnen in de praktijk een<br />

brandstofverbruik opleveren, dat afwijkt van de resultaten die<br />

tijdens de hierboven beschreven tests zijn bereikt (zie “Kostenbesparing<br />

en beperking van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen”<br />

in het hoofdstuk “Correct gebruik van de auto”).


BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (LITER X 100 KM)<br />

SEDAN-UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Stadsverkeer 11,4 12,1 12,3 12,3 17,5 17,5 7,8 8,9<br />

Buitenweg 6,4 6,4 6,6 6,6 8,5 8,6 4,7 5,4<br />

Gecombineerd 8,2 8,5 8,7 8,7 11,8 11,9 5,8 6,7<br />

SPORTWAGON-UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Stadsverkeer 11,5 12,2 12,6 12,6 17,8 18,1 7,9 9,0<br />

Buitenweg 6,5 6,5 6,9 6,9 8,6 8,8 4,9 5,6<br />

Gecombineerd 8,3 8,6 9,0 9,0 12,0 12,2 6,0 6,8<br />

253


CO2-EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />

De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in de onderstaande tabellen<br />

weergegeven.<br />

CO2-EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN<br />

UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

SEDAN Selespeed Q-System<br />

Waarde (g/km) 195 202 207 207 282 283 155 178<br />

UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

SPORTWAGON Selespeed Q-System<br />

Waarde (g/km) 198 205 214 214 286 291 160 180<br />

254


PRESTATIES<br />

UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

SEDAN Selespeed Q-System<br />

Topsnelheid 200 km/h 208 km/h 214 km/h 214 km/h 230 km/h 227 km/h 191 km/h 205 km/h<br />

Acceleratie<br />

van 0-100 km/h 10,5 s 9,4 s 8,8 s 8,8 s 7,3 s 8,5 s 10,3 s 9,4 s<br />

Kilometer met staande start 31,8 s 30,7 s 29,8 s 29,8 s 27,8 s 29,0 s 32,6 s 30,5 s<br />

UITVOERING 1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

SPORTWAGON Selespeed Q-System<br />

Topsnelheid 200 km/h 208 km/h 214 km/h 214 km/h 230 km/h 227 km/h 191 km/h 205 km/h<br />

Acceleratie<br />

van 0-100 km/h 11,0 s 9,7 s 9,0 s 9,0 s 7,4 s 8,5 s 10,7 s 9,8 s<br />

Kilometer met staande start 32,3 s 31,0 s 29,8 s 29,8 s 27,9 s 29,2 s 32,9 s 30,7 s<br />

255


REMMEN<br />

Voetrem<br />

256<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

voor Schijfremmen Schijfremmen Geventileerde Geventileerde Geventileerde Geventileerde Schijfremmen Geventileerde<br />

schijfremmen schijfremmen schijfremmen schijfremmen schijfremmen<br />

achter Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen Schijfremmen<br />

Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische remdrukverdeling (EBD).<br />

Rembekrachtiger. Waarschuwingslampje versleten remblokken. Milieuvriendelijke remvoeringen.<br />

Handrem Bediend door handremhefboom en werkend op de achterremmen<br />

STUURINRICHTING<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Type Tandheugelstuurhuis.<br />

Hydraulische bekrachtiging met oliereservoir in motorruimte.<br />

Diameter draaicirkel<br />

(tussen stoepranden) 11,1 m 11,1 m 11,1 m 11,1 11,6 m 11,6 11,1 m 11,6 m


TRANSMISSIE<br />

WIELUITLIJNING<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Versnellingsbak Vijf gesynchroniseerde Elektr. geregelde Zes versnellingen Elektr. geregelde Vijf gesynchroniseerde<br />

versnellingen vooruit versn.bak met vijf vooruit en viertrapsautomaat versnellingen vooruit en één<br />

en één versnelling achteruit versnellingen vooruit één versnelling vier versn. vooruit versnelling achteruit<br />

en één achteruit achteruit en één achteruit<br />

Koppeling Enkelvoudige droge plaatkoppeling Enkelvoudige Enkelvoudige Hydraulisch met Enkelvoudige<br />

met hydraulische bediening droge plaatkoppeling droge plaatkoppeling Lock-up droge plaatkoppeling<br />

met elektrohydr. met hydraulische koppeling met hydraulische<br />

bediening bediening bediening<br />

Aandrijving Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen Op voorwielen<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Voorwielen<br />

– camber –0° 42’ ± 20’ (–1° 9’ ± 20’)*<br />

– caster 3° 55’ ± 30’ (4° 3’ ± 30’)*<br />

– toespoor –2,02 ± 1 mm (–2,05 ± 1 mm)*<br />

Achterwielen<br />

– camber –0° 53’ ± 20’ (–1° 27’ ± 20’)*<br />

– toespoor 3,15 ± 1 mm (3,14 ± 1 mm)*<br />

(*) Specifieke waarden voor uitvoeringen met het als optional leverbare sportpakket.<br />

257


SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

258<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeer- Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren (*)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties ACEA A3 - 96, CCMC G5 en API SJ.<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis; voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties ACEA A1 en API SJ.<br />

Aanbevolen voor temperaturen onder de –20°C.<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties ACEA B3 en API CD.<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis; voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties ACEA B3 en API CF.<br />

Aanbevolen voor temperaturen onder de –15°C.<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

SELENIA<br />

TURBO DIESEL<br />

SELENIA<br />

WR DIESEL<br />

(*) Bij uitgesproken sportief gebruik van de auto wordt de geheel synthetische motorolie SELENIA RACING 10W60 aanbevolen.<br />

BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.<br />

SAE 10W-40<br />

SAE 5W-30 SAE 5W-40<br />

40°<br />

30°<br />

20°<br />

10°<br />

0°<br />

-10°<br />

-20°<br />

-30°<br />

°C<br />

P4U00374


Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeer- Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />

Olie en vetten voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Anti-vries voor radiateur<br />

Toevoeging voor<br />

dieselbrandstof<br />

Vloeistof voor ruitensproeiers<br />

voor/achter en<br />

koplampsproeiers<br />

Synthetische SAE 75W80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties API<br />

GL-5 en MIL L-2105 D LEV.<br />

Olie voor automatische versnellingsbakken DEXRON II.<br />

Olie voor Selespeed versnellingsbak.<br />

Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W.<br />

Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />

NLGI=2, bevat molybdeenbisulfide.<br />

Synthetische remvloeistof, NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925,<br />

SAE J-1703, CUNA NC 956-01.<br />

Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycol-monoethyleen,<br />

corrosiewerend, CUNA NC 956-16.<br />

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking voor<br />

dieselmotoren (gebruiken bij temperaturen onder 0°C).<br />

Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-II.<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/2<br />

TUTELA CS SPEED<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA CAR TOP 4<br />

FOR ALFA ROMEO<br />

PARAFLU FOR<br />

ALFA ROMEO<br />

DIESEL MIX<br />

DP1<br />

Mechanische versnellingsbak<br />

en differentieel<br />

Autom. versnellingsbak<br />

Selespeed versnellingsbak<br />

Hydraul. stuurbekrachtiging<br />

Homokinetische koppelingen<br />

Hydraulisch remsysteem en<br />

koppelingbediening<br />

Mengverhouding:50% tot<br />

–35°C<br />

Vermengen met dieselolie<br />

(25 cc per 10 liter)<br />

Onverdund of verdund met<br />

water gebruiken<br />

259


BANDEN (TUBELESS)<br />

260<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Standaarduitrusting<br />

– velgmaat 6J x 15” 6J x 15” 6,5J x 15” 6,5J x 15” 6,5J x 15” 6,5J x 15” 6J x 15” 6,5J x 15”<br />

– bandenmaat 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V 185/65 R15” 88V 185/65 R15” 88V 205/60 R15” 91W 205/60 R15” 91W 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V<br />

PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000<br />

MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN<br />

ENERGY XH1 ENERGY XV1 ENERGY XV1 ENERGY XV1 HX MXM HX MXM ENERGY XH1 ENERGY XV1<br />

GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE GOOD YEAR EAGLE<br />

TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING<br />

NCT3 E– NCT3 E– NCT3 E– NCT3 E NCT3 4RIV– NCT3 4RIV– NCT3 E– NCT3 E–<br />

FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 – – FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700<br />

Als optional leverbaar<br />

– velgmaat<br />

(lichtmetalen) 6,5J x 15” 6,5J x 15” 6,5J x 15” 6,5J x 15” – – 6,5J x 15” 6,5J x 15”<br />

– bandenmaat 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V 205/60 R15” 91V 205/60 R15” 91V 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V<br />

PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000<br />

MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN MICHELIN<br />

ENERGY XH1<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

ENERGY XV1<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

HX MXM<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

HX MXM<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

–<br />

_ ENERGY XH1<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

ENERGY XV1<br />

GOOD YEAR EAGLE<br />

TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING TOURING<br />

NCT3 E– NCT3 E– NCT3 4RIV– NCT3 4RIV– NCT3 E– NCT3 E–<br />

FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 – – FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700<br />

– velgmaat 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16” 6,5J x 16”<br />

– bandenmaat 205/55 R16” 89H 205/55 R16” 89V 205/55 R16” 89V 205/55 R16” 89V 205/55 R16” 91W 205/55 R16” 91W 205/55 R16” 89H 205/55 R16” 89V<br />

PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000 PIRELLI P6000<br />

MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT MICHELIN SX GT<br />

GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3 GOOD YEAR NCT3<br />

FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700 FIRESTONE FH700


1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Selespeed Q-System<br />

Bandenspanning in koude<br />

toestand in bar (kg/cm2 )<br />

– geringe belading (2 pers.) Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2<br />

Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2<br />

– volbeladen Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5<br />

Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5<br />

Reservewiel<br />

– velgmaat 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15” 4J x 15”<br />

– bandenmaat T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M T125/80 R15” 95M<br />

– bandenspanning in bar (kg/cm2 ) 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2<br />

N.B.: De auto’s zijn voorzien van tubeless-banden. Zie de aanwijzingen over het gebruik van de banden in het algemeen en de specifieke aanbevelingen voor tubelessbanden<br />

in het hoofdstuk “Correct gebruik van de auto”. Houdt u bij vervanging van de banden aan de oorspronkelijke velg/bandcombinatie.<br />

Let op: Als u langdurig met zeer hoge snelheden gaat rijden, moet de bandenspanning met 0,3 bar worden verhoogd.<br />

In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt worden.<br />

Op banden met maat 205/55 R16” kunnen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd, omdat ze de naafdrager van de voorwielophanging raken.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en<br />

hetzelfde type.<br />

261


VERKLARING VAN DE CODERING<br />

OP DE BANDEN<br />

Hieronder wordt de codering van de banden, die op de banden<br />

zijn aangebracht, aangegeven en de betekenis van de codering.<br />

De codering kan één van de twee hieronder aangegeven vormen<br />

hebben.<br />

205 = Nominale breedte (afstand in mm tussen de flanken).<br />

55 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

ZR = Radiaalband voor snelheden boven 240 km/h.<br />

16 = Diameter van de velg (in inch).<br />

91 = Beladingsindex (draagvermogen), bijv. 91 = 615 kg. Niet<br />

bij ZR-banden.<br />

W, Z = Snelheidsindex. Bij ZR-banden bevindt snelheidsindex Z<br />

zich voor de R.<br />

262<br />

Bijv:<br />

205/55 R 16 91 W<br />

of<br />

205/55 ZR 16<br />

Draagvermogen<br />

60 = 250 kg 72 = 355 kg 84 = 500 kg 96 = 710 kg<br />

61 = 257 kg 73 = 365 kg 85 = 515 kg 97 = 730 kg<br />

62 = 265 kg 74 = 375 kg 86 = 530 kg 98 = 750 kg<br />

63 = 272 kg 75 = 387 kg 87 = 545 kg 99 = 775 kg<br />

64 = 280 kg 76 = 400 kg 88 = 560 kg 100 = 800 kg<br />

65 = 290 kg 77 = 412 kg 89 = 580 kg 101 = 825 kg<br />

66 = 300 kg 78 = 425 kg 90 = 600 kg 102 = 850 kg<br />

67 = 307 kg 79 = 437 kg 91 = 615 kg 103 = 875 kg<br />

68 = 315 kg 80 = 450 kg 92 = 630 kg 104 = 900 kg<br />

69 = 325 kg 81 = 462 kg 93 = 650 kg 105 = 925 kg<br />

70 = 335 kg 82 = 475 kg 94 = 670 kg 106 = 950 kg<br />

71 = 345 kg 83 = 487 kg 95 = 690 kg<br />

Snelheidsindex<br />

Q = tot 160 km/h. H = tot 210 km/h.<br />

R = tot 170 km/h. V = boven 210 km/h.<br />

S = tot 180 km/h. ZR = boven 240 km/h.<br />

T = tot 190 km/h. W = tot 270 km/h.<br />

U = tot 200 km/h. Y = tot 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij winterbanden<br />

Q M+S = tot 160 km/h.<br />

T M+S = tot 190 km/h.<br />

H M+S = tot 210 km/h.


Voor de <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> zijn specifieke en exclusieve accessoires ontworpen<br />

die goed harmoniëren met de stilistische aspecten van de <strong>Alfa</strong><br />

<strong>156</strong>. Deze accessoires sluiten niet alleen perfect aan bij de vormgeving<br />

van de auto maar zijn ook handig en functioneel onder alle gebruiksomstandigheden<br />

van uw <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong>.<br />

Zo heeft <strong>Alfa</strong> Romeo, om het sportieve karakter van de <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> te<br />

benadrukken, lichtmetalen velgen, met leer beklede sturen,<br />

pookknoppen en leren stoelbekleding ontworpen die goed passen bij het<br />

design van de auto, en waarmee een persoonlijk en sportief accent wordt<br />

aangebracht.<br />

Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is er in het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

Lineaccessori-programma een reeks kinderzitjes opgenomen, die voldoen<br />

aan de strengste Europese normen.<br />

U vindt alle leverbare accessoires terug in de speciale catalogus bij uw<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer, die ook uw eventuele vragen op dit gebied kan<br />

beantwoorden.<br />

Op de volgende pagina’s zijn schema’s en beschrijvingen opgenomen<br />

voor het juist monteren van een aantal accessoires. De montage moet altijd<br />

door deskundige personen worden uitgevoerd. <strong>Alfa</strong> Romeo heeft het<br />

personeel van de dealer via speciale trainingen voor de <strong>Alfa</strong> <strong>156</strong><br />

opgeleid.<br />

ACCESSOIRES MONTEREN<br />

TREKHAAK ................................................................................................ pag. 264<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN ALLESDRAGERS ................................................... 267<br />

263


TREKHAAK<br />

TREKHAAK MONTEREN (fig. 1)<br />

In het onderstaande schema zijn de bevestigingspunten<br />

voor de trekhaak op de<br />

carrosserie aangegeven.<br />

Deze bevestigingspunten moeten onveranderd<br />

blijven, ongeacht de vorm en de<br />

afmetingen van de trekhaak. Voor de<br />

mechanische verbinding tussen de trekhaak<br />

en de aanhanger moet gebruik worden<br />

gemaakt van:<br />

– een kogeltrekhaak klasse 2, model<br />

“ISO 50” (tab. CUNA NC 138-40;<br />

– een aanhangerkoppeling klasse 2,<br />

model “CUNA 502” (tab. CUNA NC 438-<br />

40).<br />

De trekhaak moet op de punten aangegeven<br />

met Ø bevestigd worden met in<br />

totaal 4 M8-bouten en 7 M10-bouten.<br />

De verstevigingsplaat (2) moet een<br />

minimale dikte hebben van 6 mm.<br />

De binnenste verstevigingsplaat (3)<br />

moet een minimale dikte hebben van<br />

4 mm.<br />

264<br />

De buitenste verstevigingsplaat (5) moet<br />

een minimale dikte hebben van 5 mm.<br />

De bevestigingspunten (1) moeten<br />

voorzien zijn van vulstukken met een diameter<br />

van 25 mm en een dikte van<br />

6 mm.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op<br />

dezelfde hoogte als de trekkogel een<br />

(goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te brengen<br />

met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht<br />

om te voorkomen dat uitlaatgassen<br />

in het interieur kunnen<br />

dringen.<br />

ELEKTRISCHE AANSLUITING<br />

De elektrische aansluiting voor de aanhanger<br />

moet worden bevestigd op de<br />

steun op de trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7-polige 12V stekkerverbinding (zie<br />

tab. CUNA UNI - 9128) gebruikt worden.<br />

Wendt u voor de elektrische aansluiting<br />

van de aanhanger tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Op de elektrische installatie<br />

van de auto mogen<br />

geen stroomverbruikers<br />

(ventilator, koelkast, enz.)<br />

van de aanhanger worden aangesloten.<br />

Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />

voor een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem toegestaan en één voor een 15Wgloeilamp<br />

voor de binnenverlichting van<br />

de caravan.<br />

De elektrisch geregelde rem moet<br />

rechtstreeks op de accu worden aangesloten<br />

met een kabel met een diameter<br />

van 2,5 mm2 .


fig. 1<br />

2 M10-bouten<br />

Bestaande gaten<br />

3 M10-bouten<br />

Hart trekkogel<br />

4 M8-bouten<br />

Bestaande gaten<br />

2 M10-bouten<br />

Bestaande gaten<br />

Gedeelte A-A<br />

Volbeladen auto<br />

P4U00245<br />

265


fig. 2<br />

266<br />

P4U00246<br />

SCHEMA VAN DE ELEKTRISCHE<br />

AANSLUITINGEN(fig. 2)<br />

1. Richtingaanwijzer linksachter<br />

2. Linker achterlicht<br />

3. Remlichten<br />

4. Accu<br />

5. Zekering<br />

6. Stekker tussen kabelbundel achter<br />

en kabelbundel in bagageruimte<br />

7. Mistachterlicht<br />

8. Rechter achterlicht<br />

9. Richtingaanwijzer rechtsachter<br />

10. Regeleenheid aanhangerverlichting<br />

11. 7-polige stekkerdoos<br />

12. Massa-aansluiting<br />

Kleurcodering kabels<br />

A - Lichtblauw N - Zwart<br />

G - Geel R - Rood<br />

M -Bruin V - Groen


BEVESTIGINGSPUN-<br />

TEN ALLESDRAGER<br />

De auto is voorbereid voor de montage<br />

van allesdragers.<br />

De speciaal voor de auto ontworpen<br />

allesdragers moeten bevestigd worden<br />

aan de pennen (A-fig. 3) onder het afdichtrubber,<br />

zoals afgebeeld.<br />

Controleer na enkele<br />

kilometers opnieuw of<br />

de bevestigingsbouten<br />

nog goed vastzitten.<br />

Houdt u zorgvuldig aan<br />

de wettelijke bepalingen<br />

betreffende de maximale<br />

afmetingen.<br />

Verdeel de lading gelijkmatig<br />

en houd tijdens<br />

de rit rekening met een<br />

verhoogde zijwindgevoeligheid.<br />

fig. 3<br />

P4U00247<br />

267


Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . 113<br />

ABS (antiblokkeersysteem)<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . 139<br />

- Werking . . . . . . . . . . . . . . . . 122<br />

Accessoires monteren . . . . . . . . . 263<br />

Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209<br />

- Niveau elektrolyt (accu met optische<br />

hydrometer) . . . . . . . . . . . . . 210<br />

- Opladen . . . . . . . . . . . . . . . . 211<br />

- Starten met hulpaccu . . . . . . . 174<br />

- Tips voor een lange levensduur . 212<br />

Achterklep (SW) . . . . . . . . . . . . 224<br />

- Sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . 225<br />

Achterruitsproeier . . . . . . . . . . . . 224<br />

Achterruitsproeier (SW)<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 223<br />

- Wisserblad vervangen . . . . . . . 223<br />

Achterruitverwarming . . . . . . . . .24-79-84<br />

Achterruitwisser (SW) . . . . . . . . . 223<br />

Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . 16-46<br />

Achteruitrijlichten<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . .161-235<br />

ALFEBETISCHE INDEX<br />

Achterwielophanging (automatische<br />

niveauregeling) (SW) . . . . . . . 234<br />

Afmetingen van de auto . . . . . . .244-245<br />

Afstandsbediening centrale<br />

portiervergrendeling . . . . . . . . 15-38<br />

Airbags voor en zijkant . . . . . . . . 58<br />

- Airbag passagierszijde . . . . . . . 59<br />

- Airbag voor . . . . . . . . . . . . . . 58<br />

- Airbag zijkant (side bag - window bag)61<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . 62<br />

- Uitschakeling airbag passagierszijde 60<br />

Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . 81<br />

Airconditioning, automatisch . . . . 81<br />

Alarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13-34<br />

Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . 23-90<br />

<strong>Alfa</strong> <strong>156</strong> Sportwagon . . . . . . . . . 219<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo CODE . . . . . . . . . . . 11-28<br />

Allesdragers (SW) . . . . . . . . . . . 234<br />

Antiblokkeersysteem (ABS)<br />

- Waarschuwingen . . . . . . . . . . 139<br />

- Werking . . . . . . . . . . . . . . . . 122<br />

Armsteun achter (skiluik) . . . . . . 45-221<br />

Asbak<br />

- Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114<br />

- Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113<br />

Auto reinigen<br />

- Buitenkant . . . . . . . . . . . . . . 216<br />

- Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . 217<br />

- Motorruimte . . . . . . . . . . . . . 217<br />

Auto langere tijd stallen . . . . . . . 149<br />

- Weer in gebruik nemen . . . . . . 149<br />

Automatisch niveauregeling op<br />

achterwielophanging (SW) . . . 234<br />

Automatische versnellingsbak Q-System 104<br />

- Oliepeil controleren . . . . . . . . . 201<br />

Autoradio . . . . . . . . . . . . . . . . .125-234<br />

Bagage vastzetten . . . . . . . . . .119-225<br />

Bagagenetten (SW) . . . . . . . . . . 228<br />

Bagageruimte<br />

- Aanwijzingen voor het vervoer<br />

van bagage . . . . . . . . . . . . . .119-226<br />

- Bagage vastzetten . . . . . . . . .119-225<br />

- Bagagenet (SW) . . . . . . . . . . 228<br />

269


- Inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . .248-249<br />

- Kofferdeksel/achterklep sluiten 119-225<br />

- Omkeerbare vloerbedekking (SW) 226<br />

- Opbergvakken (SW) . . . . . . . . 227<br />

- Openen . . . . . . . . . . . 24-89-118-224<br />

- Openen met<br />

afstandsbediening . . . . 25-118-225<br />

- Stekkerdoos . . . . . . . . . . . . . 227<br />

- Vergroten (SW) . . . . . . . . . . . 231<br />

- Verlichting . . . . . . . . . . . . . . .119-227<br />

Bagageruimteverlichting<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 118<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . .167-238<br />

Bagageruimteverlichting (SW)<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 238<br />

Banden en velgen . . . . . . . . . . .141-260<br />

- Band/velgtypen . . . . . . . . . . 260<br />

- Bandenspanning . . . . . . . . . .143-261<br />

- Lekke band . . . . . . . . . . . . . .152-235<br />

- Slijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . 143<br />

- Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . 144<br />

- Tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141<br />

- Verklaring van de codering . . . . 262<br />

- Verwisselen . . . . . . . . . . . . . .152-235<br />

Batterij afstandsbediening vervangen 32<br />

270<br />

Bedieningsorganen klimaatregeling 24-82<br />

Bedieningsorganen<br />

verwarming en ventilatie . . . . . 24-79<br />

Belangrijke aanwijzingen . . . . . . 152<br />

Benzinemeter . . . . . . . . . . . . . . 71<br />

Bescherming van het milieu . . . . 129<br />

Beschermplaat motor . . . . . . . . . 193<br />

Bevestigingspunten allesdrager . . 267<br />

Bij een ongeval . . . . . . . . . . . . . 178<br />

Bodemplaatbescherming . . . . . . 215<br />

Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . .214-247<br />

Brandstoffilter vervangen<br />

(uitvoeringen JTD) . . . . . . . . . 208<br />

Brandstofmeter en waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve . . . . . . . . . . 71<br />

Brandstofnoodschakelaar . . . . . . 91<br />

Brandstofreserve . . . . . . . . . . . . 250<br />

Brandstoftank (inhoud) . . . . . . . 250<br />

Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . 252<br />

Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . 16-47<br />

Carrosserie (reinigen) . . . . . . . . 215<br />

Carrosserie-uitvoeringen . . . . . . . 243<br />

Checkpanel . . . . . . . . . . . . . . . . 70<br />

Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10<br />

CO2-emissie via de uitlaat . . . . . . 254<br />

CODE-card . . . . . . . . . . . . . . . . 11-28<br />

Condens aftappen (uitvoeringen JTD) 207<br />

Controle-/waarschuwingslampjes . 72<br />

Correct gebruik van de auto . . . . . 131<br />

Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . 10<br />

Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . 111<br />

Derde remlicht . . . . . . . . . . . . .163-237<br />

Diefstalalarm . . . . . . . . . . . . . . . 13-34<br />

- Batterij vervangen . . . . . . . . . 33<br />

- Extra afstandsbedieningen . . . . 34<br />

Dieselfilter (uitvoeringen JTD)<br />

- Condens aftappen . . . . . . . . . 207<br />

- Filter vervangen . . . . . . . . . . . 208<br />

Differentieel<br />

- Oliepeil controleren en olie verversen 198<br />

Dimlicht<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 158<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Dop van de brandstoftank . . . . . . 128<br />

E.G.R.-systeem . . . . . . . . . . . . . 130<br />

EBD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .123-139<br />

Economisch rijden . . . . . . . . . . . 144


Elektrische ruitbediening<br />

- Achterportieren . . . . . . . . . . . 22-48<br />

- Voorportieren . . . . . . . . . . . . . 22-48<br />

Elektrische installatie<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 251<br />

Elektronisch diefstalalarm . . . . . . 13-34<br />

Elektronische regeleenheden . . . . 213<br />

Emissiereductiesystemen . . . . . . 147<br />

EOBD (motormanagementsysteem) 124<br />

Extra accessoires . . . . . . . . . . . . 150<br />

Gereed voor vertrek . . . . . . . . . 9<br />

Gereedschappen . . . . . . . . . . . .154-235<br />

Gewichten van de auto . . . . . . .248-249<br />

Gloeilamp achter vervangen . . . .161-236<br />

Gloeilampen vervangen<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . <strong>156</strong><br />

- Gloeilamptypen . . . . . . . . . . . <strong>156</strong><br />

Gordelspanners op de veiligheidsgordels 57<br />

Grootlicht<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 158<br />

- Inschakeling . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . 65<br />

Handgrepen . . . . . . . . . . . . . .111-233<br />

Handremhefboom . . . . . . . . . . . 92<br />

Hendels aan het stuur . . . . . . . . 19-64<br />

Hoofdsteunen<br />

- Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46-221<br />

- Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44<br />

Hulpverwarming . . . . . . . . . . . . 89<br />

Identificatiecode . . . . . . . . . . . . 243<br />

Identificatiegegevens . . . . . . . . . 242<br />

Imperiaal . . . . . . . . . . . . . . . . . 267<br />

Inbouwplaats autoradio . . . . . . . . 125<br />

Inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7<br />

Inspuiting-Ontsteking . . . . . . . . . 247<br />

Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . 21-67<br />

- Lichtsterkteregeling . . . . . . . . . 91<br />

Interieur (reinigen) . . . . . . . . . . 217<br />

Interieurverlichting<br />

- Bagageruimteverlichting . . . . .118-127<br />

- Instrumentenpaneelverlichting . 91<br />

- Plafondverlichting achter . . . . .112-113<br />

- Plafondverlichting voor . . . . . . 111<br />

- Verlichting dashboardkastje . . . 111<br />

Jaarlijks inspectieschema<br />

- Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 186<br />

- Aanvullende werkzaamheden . . 186<br />

Kachelfilter controleren . . . . . . . 209<br />

Katalysator<br />

- Benzinemotor . . . . . . . . . . . . 130<br />

- Dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . 130<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . .162-237<br />

Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . 70<br />

Kinderen veilig vervoeren . . .17-41-53-220<br />

Kinderveiligheidsslot . . . . . . . . . . 41-220<br />

Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . 53<br />

Kledinghaakjes . . . . . . . . . . . . . 111<br />

Klimaatregeling . . . . . . . . . . . . . 24-82<br />

Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />

Knopje op nul zetten dagstand . . . 70<br />

Koelvloeistof<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 202<br />

- Temperatuurmeter en lampje . . 71<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter . . . 71<br />

Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . 24-89-117<br />

Koplampen<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 157<br />

- Hoogte afstellen . . . . . . . . . . . 92<br />

Koplampsproeiers . . . . . . . . . . . 66<br />

271


Koplampverstelling . . . . . . . . . . 92<br />

Koppeling<br />

- Olieniveau controleren en bijvullen 204<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 257<br />

Krik<br />

- Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . .154-235<br />

- Opmerkingen . . . . . . . . . . . . . 152<br />

Lak (onderhoud) . . . . . . . . . . . 216<br />

Lambdasonde . . . . . . . . . . . . . . 130<br />

Lampen vervangen . . . . . . . . . . . <strong>156</strong><br />

Lichtsterkteregeling instrumentenpaneel 91<br />

Luchtfilter controleren en vervangen 206<br />

Luchtrecirculatie<br />

- Met airconditioning . . . . . . . . . 83<br />

- Zonder airconditioning . . . . . . . 79<br />

Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . 77-78<br />

Luidsprekers . . . . . . . . . . . . . . . 126<br />

Mechanische versnellingsbak<br />

- Oliepeil controleren en olie verversen 198<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 257<br />

- Versnellingspook . . . . . . . . . . 93<br />

Milieu (bescherming) . . . . . . . . 129<br />

Ministeriele goedkeuring . . . . . . . 38-279<br />

272<br />

Mistachterlicht<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . .161-235<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 23-90<br />

Mistlampen voor<br />

- Afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . 122<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 160<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 23-90<br />

Mobiele telefoon . . . . . . . . . . . . 150<br />

Motor uitzetten . . . . . . . . . . . . . 134<br />

Motor starten<br />

- Benzinemotor . . . . . . . . . . . . 132<br />

- Dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . 133<br />

- Motor opwarmen . . . . . . . . . . 133<br />

- Motor uitzetten . . . . . . . . . . . 134<br />

- Noodstart . . . . . . . . . . . . . . . 32-134<br />

- Start-/contactslot . . . . . . . . . . 15-39<br />

Motorcodes . . . . . . . . . . . . . . . 243<br />

Motorkap openen . . . . . . . . . . . . 25-120<br />

Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-120<br />

Motorkoelsysteem<br />

- Koelvloeistoftemperatuurmeter . 71<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 202<br />

- Waarschuwingslampje te hoge<br />

koelvloeistoftemperatuur . . . . . 71<br />

Motorkoelvloeistoftemperatuur . . . 71<br />

Motormanagementsysteem (EOBD) 124<br />

Motorolie<br />

- Bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . 194<br />

- Filter vervangen . . . . . . . . . . . 197<br />

- Niveau controleren . . . . . . . . . 193<br />

- Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . 197<br />

- Verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . 251<br />

- Verversen . . . . . . . . . . . . . . . 195<br />

Motoroliedruk (lampje) . . . . . . . 72<br />

Motoroliefilter<br />

- Vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 197<br />

Motoroliefilter vervangen . . . . . . 197<br />

Motoroliepeilstok . . . . . . . . . . . 193<br />

Motorolieverbruik . . . . . . . . . . . 251<br />

Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . 25-120<br />

Niveau motorkoelvloeistof controleren<br />

en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . 202<br />

Niveau motorolie controleren . . . . 193<br />

Niveau remvloeistof controleren<br />

en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 204<br />

Niveau ruitensproeiervloeistof controleren<br />

en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 205<br />

Niveau olie mechanische versnellingsbak<br />

controleren . . . . . . . . . . . . . . 198


Niveau olie stuurbekrachtiging<br />

controleren en bijvullen . . . . . . 203<br />

Niveaus controleren, bijvullen<br />

en verversen . . . . . . . . . . . . . 189<br />

Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . 151<br />

Noodstart<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . 134<br />

- Lege accu . . . . . . . . . . . . . . . 174<br />

- Startblokkering . . . . . . . . . . . 32<br />

Nummerplaatverlichting<br />

(gloeilamp vervangen) . . . . . .162-237<br />

Olie automatische versnellingsbak Q-System<br />

- Niveau controleren . . . . . . . . . 201<br />

Olie mechanische versnellingsbak<br />

en differentieel<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 198<br />

Olie Selespeed versnellingsbak<br />

- Niveau controleren . . . . . . . . . 200<br />

Olie stuurbekrachtiging<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 203<br />

Onderhoud<br />

- Aanvullende werkzaamheden . . 186<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . 183<br />

- Geprogrammeerd onderhoud . . 182<br />

- Jaarlijks inspectieschema . . . . . 186<br />

- Onderhoud van de auto . . . . . . 181<br />

- Onderhoudsschema . . . . . . . . 184<br />

- Voorzorgsmaatregelen en<br />

waarschuwingen . . . . . . . . . . 182<br />

Onderhoudsschema . . . . . . . . . . 184<br />

Ontdooien-Ontwasemen<br />

- Achterruit . . . . . . . . . . . . . . .24-80-84<br />

- Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . 47<br />

- Voorruit en zijruiten . . . . . . . . 81-86<br />

Ontwasemen-Ontdooien<br />

- Achterruit . . . . . . . . . . . . . . .24-80-84<br />

- Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . 47<br />

- Voorruit en zijruiten . . . . . . . . 81-86<br />

Opbergvakken . . . . . . . . . . . . . .114-227<br />

Opbergvakken op de voorportieren 115<br />

Opendak<br />

- Achterzijde omhoog kantelen . . 117<br />

- Bediening in noodgevallen . . . . 117<br />

- Openen-Sluiten . . . . . . . . . . . 23-116<br />

Opkrikken van de auto . . . . . . . . 177<br />

Opladen van accu . . . . . . . . . . . 211<br />

Parkeerverlichting<br />

- Gloeilamp voor vervangen . . . 159<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Parkeren van de auto . . . . . . . . 135<br />

Peilstok versnellingsbakolie<br />

- (Uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD) 199<br />

Plafondverlichting achter<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 112<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 164<br />

Plafondverlichting middenachter<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 113<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 165<br />

Plafondverlichting voor<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 111<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 164<br />

Pollenfilter<br />

- Controle . . . . . . . . . . . . . . . . 209<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 85<br />

Portieren<br />

- Centrale portiervergrendeling . . 41<br />

- Geluidssignaal bij sluiten . . . . . 70<br />

- Openen/sluiten met<br />

afstandsbediening . . . . . . . . . 15-38<br />

- Portieren van buitenaf openen<br />

en sluiten . . . . . . . . . . . . 17-40-220<br />

- Sluiten/openen van<br />

binnenuit . . . . . . . . . . . . 17-40-220<br />

273


Prestaties van de auto . . . . . 255<br />

Punten waar de auto opgekrikt<br />

mag worden . . . . . . . . . . 177<br />

Radiozendapparatuur en<br />

mobiele telefoon . . . . . . . . . . 150<br />

Reinigen en onderhoud<br />

- Carrosserie . . . . . . . . . . . . . . 215<br />

- Interieur van de auto . . . . . . . 217<br />

- Kunststof delen . . . . . . . . . . . 218<br />

- Leren bekleding . . . . . . . . . . . 218<br />

- Motorruimte . . . . . . . . . . . . . 218<br />

- Ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . 217<br />

- Stoffen bekleding . . . . . . . . . . 218<br />

Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217<br />

Relais<br />

- In dashboardkastje . . . . . . . . . 170<br />

- In de motorruimte . . . . . . . . . 171<br />

Rem-/koppelingsvloeistof<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 204<br />

Rembekrachtiger . . . . . . . . . . . . 139<br />

Remlichten<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . .161-236<br />

Remmen<br />

- Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . 92<br />

274<br />

- Opmerkingen . . . . . . . . . . . . . 138<br />

- Rembekrachtiger . . . . . . . . . . 139<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 256<br />

- Vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 204<br />

Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . 141<br />

Richtingaanwijzers<br />

- Gloeilamp achter vervangen . .161-236<br />

- Gloeilamp op voorspatbord<br />

vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 159<br />

- Gloeilamp voor vervangen . . . . 157<br />

- Inschakeling . . . . . . . . . . . . . 65<br />

Rijden<br />

- Economisch en milieuvriendelijk 144<br />

- In de bergen . . . . . . . . . . . . . 138<br />

- In de winter . . . . . . . . . . . . . . 138<br />

- In het donker . . . . . . . . . . . . . 137<br />

- Onder slechte weersomstandigheden 137<br />

- Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . 135<br />

Rijstijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146<br />

Rolhoes (SW) . . . . . . . . . . . . . . 229<br />

Ruiten<br />

- Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 217<br />

- Voorzorgsmaatregelen . . . . . . 140<br />

Ruiten-/koplampsproeiervloeistof<br />

- Niveau controleren en bijvullen . 205<br />

Ruitensproeiers<br />

- Achterruitsproeier (SW) . . . . . . 224<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 66<br />

- Ruitensproeiers voor/<br />

koplampsproeiers . . . . . . . . . . 215<br />

Ruitenwissers<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 65<br />

- Ruitensproeiers . . . . . . . . . . . 215<br />

- Vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 205<br />

- Wisserbladen vervangen . . . . . 214<br />

Scheidingsnet in bagageruimte (SW) 230<br />

Selespeed versnellingsbak<br />

- (uitvoering 2.0 T.SPARK) . . . . . 94<br />

- Oliepeil controleren . . . . . . . . . 200<br />

Skiluik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-221<br />

Sleepogen . . . . . . . . . . . . . . . . 175<br />

Slepen van de auto . . . . . . . . . .175-176<br />

Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11-28<br />

- Batterij afstandsbediening vervangen 33<br />

- Noodsleutel bediening opendak 117


- Sleutel met afstandsbediening<br />

en uitklapbare metalen baard . . 29<br />

- Sleutel voor uitschakeling<br />

diefstalalarm . . . . . . . . . . . . .11-14-28<br />

- Start-/contactsleutel . . . . . . . . 11-28<br />

Smeermiddelen (specificaties) . . 258<br />

Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . 144<br />

Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . 70<br />

Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . 250<br />

Spiegelverlichting<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 112<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 165<br />

Stadslicht<br />

- Gloeilamp achter vervangen . . .161-236<br />

- Gloeilamp voor vervangen . . . . 159<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 64<br />

Start-/contactslot en stuurslot . . . 15-39<br />

Startblokkering (<strong>Alfa</strong> Romeo CODE) 11-28<br />

Starten met een hulpaccu . . . . . . 174<br />

Stekkerdoos (SW) . . . . . . . . . . . 227<br />

Stuurbekrachtiging<br />

- Belangrijke aanwijzingen . . . . . 140<br />

- Oliepeil controleren en bijvullen 203<br />

Stuurinrichting<br />

- Hendel stuurwielverstelling . . . 18-46<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 256<br />

Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . 16-39<br />

Stuurwiel<br />

- Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . 10<br />

- Hendel stuurwielverstelling . . . 18-46<br />

Stuurwielverstelling . . . . . . . . . . 18-46<br />

Suggesties voor nuttige accessoires 150<br />

Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . 4<br />

Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . 128<br />

Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127<br />

Tanken met de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo <strong>156</strong> . . . . . . . 26-127-233<br />

Tankklepje openen . . . . . . . . . . . 91-129<br />

Tankklepje openen in noodgevallen129-233<br />

Technische gegevens . . . . . . . . . 241<br />

Telefoon (inbouwvoorbereiding) . 115<br />

Telepass (inbouwvoorbereiding) . . 115<br />

Temperatuursensoren (klimaatregeling) 84<br />

Tijdens de rit . . . . . . . . . . . . . . 136<br />

Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />

Toevoegingsmiddel dieselbrandstof 128<br />

Transmissie (Technische gegevens) 257<br />

Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . 264<br />

Trekken van aanhangers . . . . . .148-264<br />

Veiligheidsgordels . . . . . . .18-49-222<br />

- Algemene opmerkingen over het gebruik<br />

52<br />

- Gebruik veiligheidsgordels achter 51<br />

- Gordelspanners . . . . . . . . . . . 57<br />

- Heupgordel . . . . . . . . . . . . . . 51<br />

- Hoogteverstelling veiligheidsgordels<br />

achter (SW) . . . . . . . . . . . . . 222<br />

- Hoogteverstelling veiligheidsgordels<br />

voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50<br />

- Omleggen veiligheidsgordel middenachter<br />

(SW) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223<br />

- Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 53<br />

- Veiligheidsgordels voor en achter 49<br />

Velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260<br />

Ventilatie . . . . . . . . . . . . . . . . . 81<br />

Verbandtrommel (E.H.B.O.) . . . . . 179<br />

Verlichting dashboardkastje<br />

- Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . 111<br />

- Gloeilamp vervangen . . . . . . . 166<br />

Versnellingsbak Selespeed<br />

- (uitvoering 2.0 T.SPARK) . . . . . 94<br />

- Oliepeil controleren . . . . . . . . . 200<br />

Versnellingsbakolie bijvullen . . . . . 198<br />

Versnellingspook . . . . . . . . . . . . 93<br />

275


Verwarming en ventilatie . . . . . . . 78<br />

Verwarming voorstoelen . . . . . . . 43<br />

Vloeistoffen (specificaties) . . . . . 258<br />

Volumetrische beveiliging . . . . . . 37<br />

Voordat u wegrijdt . . . . . . . . . . . 135<br />

Vullingstabel<br />

- Technische gegevens . . . . . . . . 250<br />

Waarschuwings-/controlelampjes 76<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . 23-90<br />

Wegwijs in uw auto . . . . . . . . . . 27<br />

Wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . 153<br />

Wielen<br />

- Balanceren . . . . . . . . . . . . . . 143<br />

- Praktische tips . . . . . . . . . . . . 141<br />

- Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . 144<br />

Wieluitlijning . . . . . . . . . . . . . .143-257<br />

Winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138<br />

Wisserbladen ruitenwisser<br />

- Tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140<br />

- Wisserblad vervangen . . . . . . . 214<br />

276<br />

Zekeringen en relais<br />

- Algemene aanwijzingen . . . . . 168<br />

- Hoofdzekeringen . . . . . . . . . . 168<br />

- Relais in dashboardkastje . . . . 170<br />

- Zekeringen boven zekeringenkast 170<br />

- Zekeringen en relais in<br />

dashboardkastje . . . . . . . . . . . 170<br />

- Zekeringen en relais<br />

in de motorruimte . . . . . . . . . 171<br />

- Zekeringen in zekeringenkast . . 169<br />

- Zekeringentabel . . . . . . .172-173-239<br />

Zitplaatsen achter<br />

- Armsteun in het midden . . . . . 45-221<br />

- Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . 46-221<br />

- Skiluik . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-221<br />

Zitplaatsen voor<br />

- Afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . 18-42<br />

- Armsteun in het midden . . . . . 43<br />

- Elektrische verwarming . . . . . . 43<br />

- Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . 44<br />

- Opbergvakken achter . . . . . . . 44<br />

Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . 115


277


AFSTANDSBEDIENING MET RADIOFREQUENTIE:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Landencode Nummer<br />

Land<br />

typegoedkeuring<br />

A Oostenrijk G131649J CEPT LPD-A<br />

B België RTT/D/X1491<br />

CH Zwitserland BAKOM 97.0516.K.P<br />

CRO Kroatië LPD-041/97<br />

CY Cyprus MCW 129/95 5/1997<br />

D Duitsland G131649J CEPT LPD-D<br />

DK Denemarken ALR 9741/Telestyrelsen<br />

E Spanje E D.G./Tel. 07 97 0647<br />

F Frankrijk 970235 PPL 0<br />

FIN Finland FI 97080075<br />

GB Groot Brittannië 12793<br />

GBZ Gibraltar 12000/120AG<br />

GR Griekenland EK550<br />

H Hongarije HB-23879/97<br />

I Italië<br />

CEPT-LPD I DGPGF/4/2/03/338862/<br />

FO/0002926/29/10/97<br />

279


280<br />

Landencode Nummer<br />

Land<br />

typegoedkeuring<br />

IRL Ierland TRA 24/5/60/31<br />

IS IJsland IS-2623-00<br />

L Luxemburg L2822/10263-01H<br />

N Noorwegen NO97000419-R<br />

NL Nederland G131649J CEPT LPD-NL<br />

P Portugal ICP-044TC-97<br />

S Zweden UE 970090<br />

SLO Slovenië N832/00


B ZT<br />

ministerie van verkeer en waterstaat<br />

G131649J<br />

G131 G127<br />

064H 649J<br />

970235PPLO<br />

23/07/97<br />

SIEMENS<br />

E D.G.Tel. 07 97 0647<br />

281


NOTITIES<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

283


..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

284


..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

285


..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

..........................................................................................................................................................................................<br />

286


MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA<br />

De motor van uw auto is door de fabriek<br />

afgeleverd met Selenia-olie.<br />

Bij de werkplaatsen van het <strong>Alfa</strong> Romeodealernet<br />

kunt u Selenia 20K-motorolie<br />

verkrijgen die speciaal is afgestemd op<br />

de eisen van uw motor.<br />

35.000 deskundigen in heel Europa<br />

adviseren Selenia voor een maximale<br />

bescherming en een perfecte werking<br />

van uw motor.<br />

Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.<br />

UW MONTEUR ADVISEERT SELENIA


WAAROM SELENIA?<br />

De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met <strong>Alfa</strong> Romeo Selenia 20K, de olie<br />

voor automobilisten met een sportief hart.<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan de zwaarste<br />

internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische eigenschappen van uw motor<br />

volledig tot hun recht kunnen komen. De olie garandeert optimale prestaties en een maximale<br />

bescherming van de motor onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk<br />

aspect daarbij is dat de olie is afgestemd op een gebruiksduur tot 20.000 km (vandaar de<br />

naam 20K).<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzinemotoren, met<br />

of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:<br />

– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en mechanische belastingen;<br />

– een optimale werking van de katalysator.<br />

– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%.<br />

Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken sportieve omstandigheden<br />

worden gebruikt, adviseren wij olie van het type SELENIA Racing te gebruiken.<br />

Voor het gebruik in bijzonder koude klimaatsomstandigheden wordt Selenia Performer<br />

olie geadviseerd.<br />

Voor de zware bedrijfsomstandigheden waaraan turbodieselmotoren worden blootgesteld, is<br />

er daarnaast SELENIA Turbo Diesel. Deze olie draagt bij tot een verhoging van de betrouwbaarheid<br />

van dieselmotoren door:<br />

– een optimale reiniging van de inwendige delen;<br />

– een maximale bescherming tegen slijtage;<br />

– een goede vloeibaarheid bij lage temperaturen.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Bandenmaat 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V 185/65 R15” 88V 205/60 R15” 91W 185/65 R15” 88H 185/65 R15” 88V<br />

205/55 R16” 89H 205/55 R16” 89V 205/60 R15” 91V 205/55 R16” 91W 205/55 R16” 89H 205/55 R16” 89V<br />

205/55 R16” 89V<br />

– bij geringe belading (2 personen) Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2 Voor 2,2<br />

Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2 Achter 2,2<br />

– bij volle belading Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5 Voor 2,5<br />

Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5 Achter 2,5<br />

Noodreservewiel 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2 4,2<br />

Als langdurig met zeer hoge snelheden wordt gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar worden verhoogd.<br />

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

brandstoftank (LITERS)<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Periodieke olieverversing<br />

(en filter vervangen) 4,40 4,40 4,40 5,90 4,20 5,50<br />

1.6 T.SPARK 1.8 T.SPARK 2.0 T.SPARK 2.5 V6 24V 1.9 JTD 2.4 JTD<br />

Inhoud brandstoftank 63 63 63 63 63 63<br />

Reserve 7 7 7 7 7 7<br />

Tank bij auto’s met benzinemotor alleen loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />

SERVICE<br />

ASSISTENZA TECNICA<br />

Viale <strong>Alfa</strong> Romeo 20020 Arese (MI)<br />

Copyright by Fiat Auto Nederland B.V.<br />

Publicatie n° <strong>604.31.037</strong> - 1 e Editie - 09/2000<br />

Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster<br />

Alle rechten voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, verboden zonder schriftelijke<br />

toestemming van Fiat Auto S.p.A.<br />

Eindredactie Satiz - Turijn


SERVICE Nr. NL. <strong>604.31.037</strong> - 1 e ED.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!