156 GTA - Fiat-Service
156 GTA - Fiat-Service
156 GTA - Fiat-Service
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
604.31.065 NL<br />
INSTRUCTIEBOEK<br />
ALFA<br />
<strong>156</strong><br />
<strong>GTA</strong>
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Symbolen .................................................. 4<br />
Alfa Romeo code ......................................... 4<br />
Diefstalalarm .............................................. 9<br />
Start-/contactslot ........................................ 15<br />
Portieren .................................................... 16<br />
Zitplaatsen voor .......................................... 19<br />
Zitplaatsen achter ........................................ 20<br />
Stuurwiel verstellen ..................................... 22<br />
Spiegels verstellen ....................................... 22<br />
Elektrische ruitbediening ............................... 23<br />
Veiligheidsgordels ........................................ 25<br />
Kinderen veilig vervoeren .............................. 31<br />
Gordelspanners ........................................... 38<br />
Airbags voor en zij-airbags ............................ 39<br />
Hendels aan het stuur .................................. 45<br />
Snelheidsregelaar (cruise-control) .................. 50<br />
Instrumentenpaneel ..................................... 53<br />
Instrumenten .............................................. 54<br />
Display Infocenter ........................................ 57<br />
Controle- en waarschuwingslampjes ................ 83<br />
Klimaatregeling ........................................... 97<br />
Airconditioning, automatisch met<br />
gescheiden regeling ..................................... 99<br />
Bedieningsorganen ......................................120<br />
Selespeed versnellingsbak ............................125<br />
Interieuruitrusting ........................................135<br />
Opendak ....................................................142<br />
Bagageruimte .............................................144<br />
Motorkap ...................................................147<br />
Koplampen .................................................149<br />
ABS ...........................................................152<br />
ASR (Antislip Regulation) ..............................154<br />
EOBD-systeem (benzine-uitvoeringen) ............<strong>156</strong><br />
Autoradio ....................................................<strong>156</strong><br />
Tanken met de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> .........................157<br />
Bescherming van het milieu ..........................158<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Starten ......................................................160<br />
Motor uitzetten ...........................................162<br />
Veilig rijden ................................................162<br />
Kostenbesparing en beperking van uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen ..............................166<br />
Economisch en milieubewust rijden .................168<br />
Trekken van aanhangers ...............................169<br />
Winterbanden .............................................170<br />
Sneeuwkettingen ........................................170<br />
Auto langere tijd stallen ................................171<br />
Nuttige accessoires .......................................172<br />
NOODGEVALLEN<br />
Noodstart ...................................................173<br />
Een lekke band ...........................................175<br />
Wiel verwisselen .........................................177<br />
Snelle bandenreparatieset Fix&Go .................180<br />
Een gloeilamp vervangen ..............................185<br />
Defecte buitenverlichting ...............................188<br />
Defecte interieurverlichting ............................198<br />
Een doorgebrande zekering ...........................202<br />
Een lege accu .............................................210<br />
Het slepen van de auto .................................211<br />
Het opkrikken van de auto ............................212<br />
Bij een ongeval ...........................................214<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Geprogrammeerd onderhoud..........................216<br />
Onderhoudsschema .....................................217<br />
Jaarlijks inspectieschema ..............................219<br />
Aanvullende werkzaamheden ........................219<br />
Niveaus controleren ......................................221<br />
Luchtfilter ...................................................227<br />
Pollenfilter met actieve koolstof .....................228<br />
Accu ..........................................................228<br />
Elektronische regeleenheden .........................232<br />
Wielen en banden .......................................233<br />
Rubber slangen ...........................................234<br />
Ruitenwissers ..............................................235<br />
Koplampsproeiers ........................................236<br />
Carrosserie .................................................236<br />
Interieur .....................................................239<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
Portieren ....................................................240<br />
Stoelen ......................................................241<br />
Veiligheidsgordels ........................................243<br />
Achterruitwisser – achterruitsproeier ...............244<br />
Bagageruimte .............................................245<br />
Interieuruitrusting ........................................255<br />
Tanken met de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> Sportwagon .......255<br />
Autoradio ....................................................255<br />
Een lekke band ...........................................256<br />
Defecte buitenverlichting ...............................256<br />
Defecte interieurverlichting ............................259<br />
Een doorgebrande zekering ...........................260<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Identificatiegegevens ...................................261<br />
Motorcodes - Carrosserie-uitvoeringen .............263<br />
Motor ........................................................264<br />
Inspuiting ...................................................265<br />
Transmissie..................................................265<br />
Bougies .....................................................266<br />
Remmen.....................................................266<br />
Stuurinrichting .............................................266<br />
Wielen........................................................267<br />
Prestaties....................................................272<br />
Afmetingen .................................................273<br />
Bagageruimte - Gewichten .....................275-276<br />
Vullingstabel................................................277<br />
Smeermiddelen en vloeistoffen ......................278<br />
Brandstofverbruik ........................................280<br />
CO2-emissie ................................................282<br />
Radiogolf-afstandsbediening:<br />
ministeriële goedkeuring ...............................283
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.<br />
Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen.<br />
Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />
De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>. Bovendien<br />
zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />
In het boekje “Alfa tot uw dienst“ vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voor waarden en een overzicht van de speciale aanvullende<br />
service voor Alfa Romeo-cliënten<br />
Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de zekerheid van een uitgebreide ondersteuning en een effic iënte,<br />
snelle en wijdvertakte organisatie.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw Alfa<br />
<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van<br />
het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Alfa Romeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wette lijke normen)<br />
buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.<br />
Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />
Veel leesplezier en een goede reis.<br />
In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> beschreven. U dient zich aan de informatie te<br />
houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.<br />
1
2<br />
Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft verkocht, hoewel u voor onderhoud<br />
of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen.<br />
Het boekje “Alfa tot uw dienst“<br />
Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschreven waar u recht op hebt. In het<br />
boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje<br />
een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde onderhoudsbeurten.<br />
Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Regelmatig onderhoud is een<br />
essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend<br />
optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik. Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie<br />
te kunnen maken.<br />
<strong>Service</strong>gids<br />
Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem en de naam van Al fa Romeo.<br />
De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A“ van Alfa Romeo in het telefoonboek. Niet alle uitvoeringen, die<br />
in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier beschreven accessoires worden st andaard op<br />
de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.
VEILIGHEID VAN<br />
DE INZITTENDEN<br />
Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies kan gevaar opleveren<br />
voor de inzittenden.<br />
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />
Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt om<br />
de aandacht te richten op een bepaald onder werp.<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />
zodat het gebruik van de auto<br />
zo min mogelijk schade aan het milieu<br />
toebrengt.<br />
De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd<br />
op de stand van zaken bij het ter perse gaan.<br />
CONDITIE<br />
VAN DE AUTO<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies schaadt de conditie<br />
van de auto en zal in veel gevallen ook<br />
de garantie doen vervallen.<br />
In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht voor te allen tijd e,<br />
zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting door te voeren.<br />
Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
3
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
4<br />
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen<br />
van uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> zijn plaatjes<br />
met een bepaalde kleur aangebracht<br />
met daarop symbolen die uw aandacht<br />
vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven<br />
die u in acht moet nemen als u met<br />
het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
ALFA ROMEO CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen<br />
diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering (Alfa<br />
Romeo CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />
in als de contactsleutel wordt uitgenomen.<br />
In de handgreep van de sleutels<br />
bevindt zich een elektronisch component,<br />
dat bij het starten van de motor een signaal<br />
ontvangt via een speciale antenne die in het<br />
start-/contactslot is ingebouwd. Dit signaal<br />
wordt omgezet in een gecodeerd signaal en<br />
vervolgens aan de regeleenheid van de Alfa<br />
Romeo CODE gezonden, die, als de code<br />
wordt herkend, het starten van de motor<br />
mogelijk maakt.<br />
fig. 1<br />
A0B0016b<br />
DE SLEUTELS<br />
Bij de auto wordt de sleutel (A-fig. 1)<br />
geleverd met uitklapbare metalen baard<br />
met afstandsbediening voor ontgrendeling<br />
van het kofferdeksel en afstandsbediening<br />
voor centrale portiervergrendeling en in-<br />
/uitschakeling van het diefstalalarm<br />
(indien aanwezig).<br />
De sleutel dient voor:<br />
– het start-/contactslot<br />
– de voorportiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– de afstandsbediening van de centrale<br />
portiervergrendeling<br />
– de afstandsbediening van de kofferdekselvergrendeling<br />
– de uitschakeling van de airbag aan de<br />
passagierszijde.<br />
BELANGRIJK Om schade aan de elektronische<br />
schakelingen in de sleutels te<br />
voorkomen, mogen de sleutels niet aan<br />
directe zonnestraling worden blootgesteld.
Bij de sleutels wordt een CODE-card<br />
(fig. 2 ) geleverd waarop de codes van<br />
de sleutels staan aangegeven (zowel de<br />
mechanische als de elektronische voor het<br />
uitvoeren van een noodstart).<br />
De codes op de CODE-card moeten op<br />
een veilige plaats worden opgeborgen,<br />
maar niet in de auto.<br />
fig. 2<br />
A0B0010b<br />
Wij raden u aan de elektronische code<br />
van de CODE-card altijd bij u te hebben<br />
omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />
van een noodstart.<br />
Als de auto wordt verkocht,<br />
moeten alle sleutels<br />
en de CODE-card<br />
overhandigd worden aan de nieuwe<br />
eigenaar.<br />
SLEUTEL MET AFSTANDS -<br />
BEDIENING<br />
De sleutel (fig. 3) is uitgerust met:<br />
– metalen baard (A) die in de handgreep<br />
van de sleutel kan worden opgeborgen<br />
– knopje (B) voor het uitklappen van de<br />
metalen baard<br />
– knopje (C) voor het op afstand openen/sluiten<br />
van de portieren en het in-<br />
/uitschakelen van het diefstalalarm<br />
– lampje (D) dat aangeeft dat de code<br />
naar de ontvanger van het diefstalalarm is<br />
verzonden<br />
– knopje (E) voor het openen op<br />
afstand van het kofferdeksel<br />
De metalen baard (A) van de sleutel<br />
dient voor:<br />
– het start-/contactslot<br />
– de voorportiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– de sleutelschakelaar voor uitschakeling<br />
van de airbag aan passagierszijde.<br />
Voor het uitklappen van de metalen<br />
baard moet op het knopje (B) worden<br />
gedrukt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
5
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
6<br />
Wees z eer v oorzichtig<br />
bij het bedienen van het<br />
knopje (B), zodat bij het<br />
uitklappen van de metalen baard<br />
geen ver wondingen of beschadigingen<br />
worden veroor zaakt.<br />
Bedien het knopje (B) alleen als<br />
de sleutel ver genoeg van het<br />
lichaam (speciaal de ogen) en van<br />
voorwerpen die snel beschadigen<br />
(bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />
verwijderd. Laat de sleutel nooit<br />
onbeheerd achter. Hiermee voorkomt<br />
u dat iemand (dit geldt in<br />
het bijzonder voor kinderen) per<br />
ongeluk het knopje (B) bedient.<br />
Houd voor het inklappen van de metalen<br />
baard in de handgreep het knopje (B-fig.<br />
3) ingedrukt en draai de baard in de richting<br />
van de pijl tot de baard vastklikt.<br />
Druk voor het op afstand ver-/ontgrendelen<br />
van de portieren op het knopje (C).<br />
Als bij auto’s met diefstalalarm het knopje<br />
(C) wordt ingedrukt, wordt ook het diefstalalarm<br />
in-/uitgeschakeld en knippert<br />
het lampje (D) op de sleutel als de zender<br />
de code naar de ontvanger zendt.<br />
Deze code (rolling code) wijzigt telkens<br />
als de zender wordt gebruikt.<br />
BELANGRIJK Als u het knopje (C)<br />
indrukt en het lampje (D) op de sleutel<br />
knippert slechts één keer kort, dan moet<br />
de batterij worden vervangen, zoals hierna<br />
wordt beschreven.<br />
fig. 3<br />
A0B0046b<br />
KOFFERDEKSEL OPENEN<br />
Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld<br />
alarm, op afstand worden geopend<br />
door knopje (E-fig.3) in te drukken.<br />
In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />
en de kofferdekselsensor uitgeschakeld.<br />
Het systeem geeft (behalve bij sommige<br />
uitvoeringen/bepaalde markten)<br />
twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden<br />
branden.<br />
Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />
dan worden de functies hersteld. Het<br />
systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen/bepaalde<br />
markten) twee<br />
geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden<br />
branden.
WERKING (fig. 4)<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in<br />
stand STOP zet, dan schakelt de Alfa<br />
Romeo CODE de functies van de elektronische<br />
regeleenheid van de motor uit.<br />
Als u bij het starten van de motor de<br />
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />
de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE<br />
een code naar de regeleenheid van de<br />
motor die, als de code wordt herkend, de<br />
blokkering van de functies opheft. De<br />
geheime code wordt door de sleutel verzonden<br />
en heeft meer dan 4 miljard combinaties.<br />
De code wordt alleen verzonden<br />
als de regeleenheid van het systeem de<br />
code heeft herkend via een in het start-/<br />
contactslot ingebouwde antenne.<br />
fig. 4<br />
A0B0021b<br />
Als de code wordt herkend, gaat het<br />
lampje (A) op het checkpanel kort knipperen.<br />
Als de code niet wordt herkend, blijft het<br />
controlelampje (A) branden samen met<br />
het waarschuwingslampje (B).<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel in<br />
stand STOP en vervolgens opnieuw in<br />
stand MAR te draaien; als de motor<br />
geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />
opnieuw met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor dan nog niet aanslaat,<br />
voer dan zelf een noodstart uit (zie het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen“) of wendt u<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />
eigen code die in de regeleenheid van het<br />
systeem moet worden opgeslagen. Voor<br />
het opslaan van nieuwe sleutels ( maximaal<br />
acht) moet u zich tot de Alfa Romeodealer<br />
wenden. Hierbij moeten alle in uw<br />
bezitting zijnde sleutels, de CODE-card,<br />
een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs<br />
worden meegenomen.<br />
Als tijdens het opslaan<br />
van een nieuwe sleutelcode<br />
de reeds opgeslagen<br />
sleutelcodes niet opnieuw worden<br />
ingevoerd, worden ze uit het<br />
geheugen gewist, zodat eventueel<br />
verloren of gestolen sleutels<br />
niet meer gebruikt kunnen worden<br />
voor het starten van de<br />
motor.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
7
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
8<br />
BELANGRIJK Het CODE-controlelampje<br />
(¢) kan gaan branden als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
1) Als het lampje gaat branden, betekent<br />
dit dat het systeem zichzelf controleert<br />
(bijv. bij een vermindering van de<br />
spanning). Zodra de auto stilstaat kan de<br />
systeemtest worden uitgevoerd: zet de<br />
motor uit, draai de contactsleutel in stand<br />
STOP en vervolgens weer in stand<br />
MAR: het lampje gaat branden en moet<br />
na ongeveer 1 seconde doven. Als het<br />
controlelampje blijft branden, dan moet<br />
de gehele procedure herhaald worden,<br />
waarbij de contactsleutel ten minste 30<br />
seconden in stand STOP moet blijven. Als<br />
het lampje blijft branden, dan moet u zich<br />
tot de Alfa Romeo-dealer wenden.<br />
2) Als het controlelampje knippert, betekent<br />
dit dat de auto niet beveiligd wordt<br />
door de startblokkering. Wendt u onmiddellijk<br />
tot een Alfa Romeo-dealer om alle<br />
sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />
Als de sleutel circa 2<br />
seconden in stand MAR<br />
staat en het CODE-controlelampje<br />
gaat knipperen, dan zijn<br />
de sleutelcodes niet opgeslagen<br />
en wordt de auto niet door de<br />
Alfa Romeo CODE tegen diefstal<br />
beschermd. W endt u direct tot<br />
een Alfa Romeo-dealer om de<br />
sleutelcodes te laten opslaan.<br />
BELANGRIJK Het systeem wordt<br />
beveiligd door een zekering van 10 A.<br />
Deze bevindt zich in het zekeringenkastje<br />
onder het dashboard (zie de paragraaf<br />
“Een doorgebrande zekering of relais“ in<br />
het hoofdstuk “Noodgevallen“).<br />
BATTERIJ VAN DE SLEUTEL<br />
MET AFSTANDSBEDIENING<br />
VERVANGEN<br />
Als u het knopje (A of C-fig. 5) van de<br />
afstandsbediening indrukt en het lampje<br />
(B) knippert één keer kort of het lampje<br />
op het dashboard (A-fig. 6 ) blijft constant<br />
branden (na uitschakeling), dan<br />
moet de batterij door een nieuwe batterij<br />
van hetzelfde type worden vervangen.<br />
Deze batterij is normaal in de handel verkrijgbaar.<br />
fig. 5<br />
A0B0366b
Lege b atterijen z ijn<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Ze moeten in een batterijenbak<br />
of chemobox worden<br />
gedeponeerd. V ermijd blootstelling<br />
aan open vuur en hoge temperaturen.<br />
Houd ze buiten het<br />
bereik van kinderen.<br />
fig. 6<br />
A0B0011b<br />
Batterij vervangen (fig. 7):<br />
– klap de metalen baard (A) uit;<br />
– draai de pen (B) en plaats het merkteken<br />
(bolletje) bij het opschrift<br />
UNLOCK (stand 2);<br />
– verwijder bij inkeping (C) de batterijhouder<br />
(D);<br />
– vervang de batterij (E) en let daarbij<br />
op de juiste polariteit;<br />
– plaats de houder in de sleutel en vergrendel<br />
de houder door de pen (B) te<br />
draaien en het merkteken bij het opschrift<br />
LOCK (stand 1) te plaatsen.<br />
fig. 7<br />
A0B0047b<br />
DIEFSTALALARM<br />
BESCHRIJVING<br />
Het systeem bestaat uit: zender, ontvanger,<br />
regeleenheid met sirene, bewegingssensoren<br />
en een kantelsensor. Het diefstalalarm<br />
wordt bediend door een ontvanger in de<br />
auto en wordt in- en uitgeschakeld met de in<br />
de sleutel ingebouwde afstandsbediening die<br />
een versleutelde variabele code verzendt.<br />
Het diefstalalarm controleert: het onbevoegd<br />
openen van de portieren, kofferdeksel en<br />
motorkap (omtrekbeveiliging), de bediening<br />
van het start-/contactslot, het onderbreken<br />
van de accukabels, het doorknippen van de<br />
kabels van de sleutelschakelaar, de aanwezigheid<br />
van bewegende objecten in het interieur<br />
(volumetrische beveiliging), het eventueel<br />
optillen/kantelen van de auto (bepaalde<br />
uitvoeringen/markten). Het systeem<br />
bedient ook de centrale portiervergrendeling.<br />
Bovendien kan de volumetrische beveiliging<br />
worden uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK De startblokkering<br />
wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo<br />
CODE en wordt automatisch ingeschakeld<br />
als de contactsleutel uit het start-/contactslot<br />
wordt genomen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
9
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
10<br />
AFSTANDSBEDIENING ( fig. 8)<br />
De afstandsbediening is ingebouwd in de<br />
sleutel en voorzien van een knopje (Afig.<br />
8) en een lampje (B); met het knopje<br />
schakelt u de afstandsbediening in en<br />
het lampje knippert als de zender een<br />
code stuurt naar de ontvanger. Deze code<br />
(rolling code) wijzigt telkens als de zender<br />
wordt gebruikt.<br />
BELANGRIJK Als u het knopje (A)<br />
indrukt en het lampje (B) knippert slechts<br />
één keer kort, dan moet de batterij worden<br />
vervangen, zoals hiervoor is beschreven.<br />
fig. 8<br />
A0B0366b<br />
EXTRA SLEUTELS MET<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
BESTELLEN<br />
De ontvanger kan in totaal 5 sleutels<br />
met ingebouwde afstandsbediening herkennen.<br />
Als u om welke reden dan ook<br />
een nieuwe sleutel met afstandsbediening<br />
nodig hebt, moet u zich tot de Alfa<br />
Romeo-dealer wenden. Hierbij moeten de<br />
CODE-card, een identiteitsbewijs en het<br />
kentekenbewijs worden meegenomen.<br />
ALARM INSCHAKELEN<br />
Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel<br />
en motorkap en contactsleutel in stand<br />
STOP of PARK (uitgenomen sleutel) de<br />
sleutel met afstandsbediening in de richting<br />
van de auto. Druk vervolgens op het<br />
knopje (A-fig. 8).<br />
Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem<br />
een akoestisch signaal (“BIEP“) en<br />
wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.<br />
Het inschakelen van het alarm wordt<br />
voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />
waarin het lampje (A-fig. 9 ) op het<br />
dashboard met verschillende frequenties<br />
knippert. Als het systeem een storing<br />
vindt, dan klinkt nogmaals een akoestisch<br />
waarschuwingssignaal (“BIEP“).<br />
Bewaking<br />
Als na het inschakelen het lampje (Afig.<br />
9) op het dashboard gaat knipperen,<br />
dan geeft dit aan dat het systeem de auto<br />
bewaakt.<br />
BELANGRIJK De werking van het<br />
diefstalalarm verschilt per land.<br />
fig. 9<br />
A0B0011b
Zelfdiagnose en portieren,<br />
motorkap en kofferdeksel controleren<br />
Als u na het inschakelen van het alarm<br />
een tweede “BIEP“ hoort, moet u het systeem<br />
uitschakelen, controleren of de portieren,<br />
de motorkap en het kofferdeksel<br />
gesloten zijn en vervolgens het systeem<br />
weer inschakelen.<br />
Als de portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden<br />
ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.<br />
Als bij goed gesloten portieren, motorkap<br />
en kofferdeksel het geluidssignaal<br />
wordt herhaald, betekent dit dat door de<br />
zelfdiagnose van het systeem een storing<br />
is gesignaleerd in de werking van het systeem.<br />
Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
ALARM UITSCHAKELEN<br />
Druk voor het uitschakelen van het<br />
alarm op het knopje van de sleutel met<br />
afstandsbediening. Het systeem voert de<br />
volgende handelingen uit (met uitzondering<br />
van bepaalde landen):<br />
– de richtingaanwijzers knipperen twee<br />
keer kort<br />
– twee korte geluidssignalen (“BIEP“)<br />
van de sirene<br />
– ontgrendeling van de portieren.<br />
BELANGRIJK Als na uitschakeling<br />
van het systeem het lampje (A-fig. 9)<br />
in de auto blijft branden (maximaal 2<br />
minuten of totdat de sleutel in stand<br />
MAR wordt gezet), moet het volgende<br />
onthouden worden:<br />
–als het lampje constant blijft branden,<br />
betekent dit dat de batterijen van de<br />
afstandsbediening leeg zijn en vervangen<br />
moeten worden;<br />
– als het lampje blijft knipperen, maar<br />
met verschillende intervallen dan die bij<br />
een normale signalering, dan is geprobeerd<br />
de auto open te breken, waarbij het<br />
aantal keren knipperen de reden van het<br />
alarm aangeeft:<br />
1 x knipperen: rechter voorportier<br />
2 x knipperen: linker voorportier<br />
3 x knipperen: rechter achterportier<br />
4 x knipperen: linker achterportier<br />
5 x knipperen: bewegingssensoren<br />
6 x knipperen: motorkap<br />
7 x knipperen: kofferdeksel<br />
8 x knipperen: losmaken kabels voor<br />
het starten van de<br />
auto<br />
9 x knipperen: losmaken accukabels<br />
of doorknippen kabels<br />
van de sleutelschakelaar<br />
10 x knipperen: ten minste drie alarm -<br />
oorzaken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
11
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
12<br />
AUTOMATISCHE INSCHA -<br />
KELING VAN HET ALARM<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Als het diefstalalarm niet met de<br />
afstandsbediening is ingeschakeld, dan<br />
wordt het systeem automatisch ingeschakeld<br />
ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel<br />
in stand STOP of PARK is<br />
gedraaid en voor de laatste keer één van<br />
de portieren of het kofferdeksel geopend<br />
en weer gesloten is. Als het systeem is<br />
ingeschakeld, gaat het lampje in de auto<br />
knipperen, knipperen de richtingaanwijzers<br />
twee keer kort en klinken er twee<br />
geluidssignalen (“BIEP“).<br />
U schakelt het alarm uit door het knopje<br />
van de afstandsbediening in te drukken.<br />
Het alarm schakelt zichzelf ook automatisch<br />
in als de portieren met de sleutel<br />
worden vergrendeld.<br />
Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />
worden de portieren niet vergrendeld.<br />
WANNEER GAAT HET ALARM AF<br />
Bij ingeschakeld systeem, wordt het<br />
alarm in de volgende gevallen geactiveerd:<br />
– als één van de portieren, de motorkap<br />
of het kofferdeksel wordt geopend;<br />
– als de accu wordt losgekoppeld of de<br />
voedingskabels van het diefstalalarm of<br />
van de sleutelschakelaar worden losgemaakt;<br />
– als iets in het interieur komt, bijv. bij<br />
het breken van de ruiten (volumetrische<br />
beveiliging);<br />
– bij een startpoging (contactsleutel in<br />
stand MAR);<br />
– optillen/kantelen van de auto (bepaalde<br />
uitvoeringen/markten).<br />
Als het alarm in werking treedt, wordt,<br />
afhankelijk van het land, de sirene geactiveerd<br />
en gaan de richtingaanwijzers knipperen<br />
(ongeveer 26 seconden). De wijze<br />
waarop het systeem werkt en het aantal<br />
cycli kunnen per land verschillen.<br />
Toch is een maximum aantal cycli voorzien<br />
voor de akoestische en zichtbare signalen.<br />
Na een alarmsignalering schakelt het systeem<br />
over naar de normale bewakingsfunctie.<br />
ALARM ONDERBREKEN<br />
Druk op het knopje van de afstandsbediening<br />
om het alarm te onderbreken of<br />
steek, als de batterij van de afstandsbediening<br />
leeg is, de sleutel in het contactslot<br />
en draai de sleutel in stand MAR.<br />
BELANGRIJK Als de auto langere tijd<br />
niet wordt gebruikt (langer dan drie<br />
weken), is het raadzaam de auto af te<br />
sluiten met de sleutel in het portierslot,<br />
zodat het alarm buiten werking wordt<br />
gesteld.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING<br />
Voor een correcte werking van de beveiliging<br />
moeten de ruiten en het eventuele<br />
opendak geheel gesloten zijn.<br />
De volumetrische beveiliging kan worden<br />
uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren<br />
aan boord zijn) door de volgende handelingen<br />
snel achter elkaar uit te voeren:<br />
Draai de contactsleutel van stand MAR in<br />
stand STOP en direct daarna weer in<br />
stand MAR en vervolgens opnieuw in<br />
stand STOP. Neem vervolgens de sleutel<br />
uit het slot.<br />
Het lampje in de auto gaat ongeveer 2<br />
seconden branden om de uitschakeling te<br />
bevestigen.<br />
U schakelt de volumetrische beveiliging<br />
weer in door de sleutel in stand MAR te<br />
draaien en de sleutel langer dan 30 seconden<br />
in deze stand te houden.<br />
Als u bij uitgeschakelde volumetrische<br />
bewaking een elektrische installatie wilt<br />
gebruiken die werkt met de contactsleutel<br />
in stand MAR (bijv. de elektrische ruitbediening),<br />
dan moet u de contactsleutel in<br />
stand MAR draaien, de installatie bedienen<br />
en de contactsleutel binnen 30 seconden<br />
weer in stand STOP draaien. Op<br />
deze manier wordt de volumetrische<br />
bewaking niet opnieuw ingeschakeld.<br />
WERKING VAN SIRENE<br />
UITSCHAKELEN (bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Als u de werking van de sirene wilt uitschakelen,<br />
moet u het knopje (A-fig. 10)<br />
van de afstandsbediening 4 seconden ingedrukt<br />
houden tijdens de inschakeling van<br />
het systeem.<br />
Het systeem zendt dan, na de normale<br />
akoestische en zichtbare signalen, een<br />
snelle reeks van 5 “BIEPS“ uit.<br />
Als het systeem opnieuw wordt ingeschakeld,<br />
wordt automatisch de normale<br />
werking van de sirene weer ingeschakeld.<br />
fig. 10<br />
A0B0367b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
13
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
14<br />
MINISTERIËLE<br />
GOEDKEURING<br />
In overeenstemming met de wetgeving<br />
in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur:<br />
– staan de verschillende typegoedkeuringen<br />
vermeld op de laatste pagina’s van<br />
dit boekje, voor het alfabetische register<br />
(voor sommige landen is ook het<br />
betreffende document afgebeeld);<br />
– als voor de landen een zendmachtiging<br />
verplicht is, dan is de typegoedkeuring<br />
op de component vermeld.<br />
(afhankelijk van de uitvoering/markt<br />
kan de code ook zijn aangebracht op de<br />
zender en/of ontvanger).<br />
PORTIEREN MET AFSTANDS -<br />
BEDIENING<br />
VER-/ONTGRENDELEN<br />
Het systeem bestaat uit een ontvanger<br />
in de auto en een in de sleutel ingebouwde<br />
zender (afstandsbediening) (B-fig.<br />
11).<br />
Voor het ver-/ontgrendelen van de sloten<br />
moet u de zender op de auto richten<br />
en tegelijkertijd knopje (C-fig. 11 )<br />
indrukken en loslaten.<br />
Als u knopje (C) van de afstandsbediening<br />
indrukt en het lampje (A) knippert<br />
één keer kort, dan moet u de batterijen<br />
vervangen zoals hiervoor is beschreven.<br />
fig. 11<br />
A0B0368b<br />
BELANGRIJK Voor het programmeren<br />
van eventuele extra afstandsbedieningen,<br />
dient u zich tot de Alfa Romeo-dealer te<br />
wenden.
START-/CONTACTSLOT<br />
CONTACTSLOT (fig. 12)<br />
De sleutel kan in één van de volgende<br />
vier standen worden gezet:<br />
– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />
startblokkering en stuurslot ingeschakeld,<br />
alle verbruikers uitgeschakeld<br />
behalve enkele die niet via het contactslot<br />
van voedingsspanning worden voorzien<br />
(bijv. waarschuwingsknipperlichten).<br />
– MAR: contact aan, startblokkering<br />
uitgeschakeld en alle elektrische systemen<br />
worden van voedingsspanning voorzien.<br />
BELANGRIJK Laat het slot niet in<br />
deze stand staan als de motor is uitgeschakeld.<br />
fig. 12<br />
A0B0020b<br />
– AVV: onvergrendelde stand voor het<br />
starten van de motor.<br />
BELANGRIJK Als de motor niet aan -<br />
slaat, dan moet de sleutel eerst in stand<br />
STOP worden gezet en vervolgens<br />
opnieuw een startpoging worden ondernomen.<br />
Het start-/contactslot is voorzien van<br />
een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />
het slot niet in stand AVV kan worden<br />
gezet bij een draaiende motor.<br />
– PARK: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />
startblokkering en stuurslot ingeschakeld,<br />
parkeerverlichting automatisch<br />
ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Om de sleutel in stand<br />
PARK te zetten moet de knop (A) op het<br />
contactslot worden ingedrukt.<br />
Neem altijd de sleutel uit<br />
het c ontactslot a ls d e<br />
auto wordt verlaten, om<br />
onvoorzichtig g ebruik v an d e<br />
bedieningsknoppen t e v oorkomen.<br />
Laat kinderen nooit alleen<br />
achter in de auto. Vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken en schakel<br />
de eerste versnelling in bij<br />
een helling omhoog of de achteruit<br />
bij een helling omlaag.<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv. bij<br />
een poging tot diefstal)<br />
moet u, voordat u weer met de<br />
auto gaat rijden, de werking van<br />
het slot laten controleren bij een<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
15
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
16<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen:<br />
– zet de sleutel in stand STOP of<br />
PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />
en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen:<br />
– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />
u de sleutel in stand MAR draait.<br />
Verwijder d e sleutel<br />
nooit uit het contactslot<br />
als de auto nog in beweging<br />
is. Bij de eerste stuuruitslag<br />
blokkeert het stuur automatisch.<br />
Dit geldt in alle gevallen, ook als<br />
de auto gesleept wordt.<br />
PORTIEREN<br />
doen.<br />
Controleer voordat u een<br />
portier opent of u dit op<br />
een veilige manier kunt<br />
VAN BUITENAF ONT-/VER-<br />
GRENDELEN<br />
Voorportieren<br />
– Draai, om het portier te ontgrendelen,<br />
de sleutel (rechtsom bij het bestuurders -<br />
portier en linksom bij het passagiersportier),<br />
verwijder de sleutel en druk op de<br />
knop (A-fig. 13).<br />
fig. 13<br />
A0B0023b<br />
– Draai, om het portier te vergrendelen,<br />
de sleutel in de andere richting.<br />
Achterportieren<br />
– Trek, om het portier te openen (alleen<br />
mogelijk als de knop aan de binnenzijde<br />
(A-fig. 14 ) omhoog staat), aan de<br />
handgreep (A-fig. 15).<br />
– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />
de knop (A-fig. 14) in (dit kan ook bij<br />
geopend portier) en sluit het portier.<br />
fig. 14<br />
A0B0369b
VAN BINNENUIT<br />
OPENEN/SLUITEN<br />
Voorportieren<br />
– Trek, om het portier te openen, aan de<br />
handgreep (B-fig. 16 ), onafhankelijk<br />
van de stand van de knop (A).<br />
– Trek, voor het sluiten van het portier,<br />
het portier dicht; druk vervolgens, om te<br />
voorkomen dat het portier van buitenaf<br />
wordt geopend, de knop (A) in.<br />
fig. 15<br />
A0B0025b<br />
Achterportieren CENTRALE PORTIERVERGREN-<br />
DELING<br />
De achterportieren kunnen<br />
alleen van binnenuit<br />
worden geopend als het<br />
“kinderveiligheidsslot“ is uitgeschakeld.<br />
– Trek, voor het openen van het portier,<br />
aan de handgreep (B-fig. 17).<br />
– Druk, om het portier te sluiten, de<br />
knop (A) in (dit kan ook bij geopend portier)<br />
en sluit het portier.<br />
Als één of meerdere portieren niet goed<br />
gesloten zijn, verschijnen het symbool ´<br />
en een mededeling op het display<br />
Infocenter.<br />
fig. 16<br />
A0B0024b<br />
Met de portiervergrendeling kunnen alle<br />
portieren gelijktijdig worden ver- en ontgrendeld<br />
De centrale portiervergrendeling werkt<br />
alleen als alle portieren en het kofferdeksel<br />
zijn gesloten. Als dit niet het geval is,<br />
dan werkt de centrale portiervergrendeling<br />
niet.<br />
Bij bepaalde uitvoeringen/markten<br />
werkt de centrale portiervergrendeling<br />
alleen als alle portieren en het kofferdeksel<br />
gesloten zijn.<br />
– Van buitenaf: sluit de portieren en<br />
draai de sleutel in één van de voorportiersloten.<br />
fig. 17<br />
A0B0026b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
17
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
18<br />
– Van binnenuit: druk bij gesloten<br />
portieren op één van de knoppen (A-fig.<br />
16) op de voorportieren om de centrale<br />
portiervergrendeling in te schakelen.<br />
Met de knop (A-fig. 17 ) op de achterportieren<br />
vergrendelt u uitsluitend het<br />
betreffende portier.<br />
BELANGRIJK Bij de voorportieren kan<br />
de knop (A-fig. 19) niet worden ingedrukt<br />
als het betreffende portier niet goed<br />
is gesloten.<br />
BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />
zijn vergrendeld en één van de voorportieren<br />
wordt van binnenuit geopend met de<br />
handgreep, dan worden alle portieren ontgrendeld.<br />
Bij een onderbreking in de elektrische<br />
voeding (doorgebrande zekering, lege<br />
accu, enz.), kunnen de sloten altijd met<br />
de hand worden vergrendeld, zowel van<br />
buitenaf als van binnenuit.<br />
BELANGRIJK Als de brandstofnoodschakelaar<br />
inschakelt, worden alle portieren<br />
ontgrendeld en kunnen ongeveer 30<br />
seconden niet worden vergrendeld. Na<br />
deze periode wordt de werking van de<br />
centrale portiervergrendeling weer hersteld.<br />
KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />
De achterportieren zijn voorzien van een<br />
kinderveiligheidsslot (fig. 18) waardoor<br />
de achterportieren niet van binnenuit kunnen<br />
worden geopend.<br />
BELANGRIJK Het systeem werkt<br />
alleen bij het betreffende portier.<br />
Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />
geopend portier worden ingeschakeld<br />
door het bedieningsmechanisme met de<br />
contactsleutel omhoog of omlaag te<br />
duwen:<br />
stand 1 (mechanisme omhoog) – systeem<br />
ingeschakeld (portier vergrendeld);<br />
stand 2 (mechanisme omlaag) – systeem<br />
uitgeschakeld (portier kan van binnenuit<br />
geopend worden).<br />
Schakel d it s ysteem<br />
altijd in als u kinderen<br />
vervoert.<br />
Schakel het kinderveiligheidsslot<br />
op beide achterportieren<br />
in en controleer<br />
of het systeem is ingeschakeld<br />
door aan de handgreep aan de<br />
binnenzijde van het portier te<br />
trekken.<br />
fig. 18<br />
A0B0027b
ZITPLAATSEN VOOR<br />
airbags.<br />
fig. 19<br />
Verstel de stoelen alleen<br />
als de auto stil staat.<br />
Fig. 21: sportstoelen met zij-<br />
A0B0406b<br />
VERSTELLEN<br />
IN LENGTERICHTING<br />
Trek de hendel (A) omhoog en schuif de<br />
stoel naar voren of naar achteren: als u<br />
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn<br />
en de handen op het stuurwiel steunen.<br />
Laat de hendel los en<br />
controleer of de stoel<br />
goed geblokkeerd is door<br />
naar voren en naar achteren te<br />
schuiven. Als de stoel niet goed<br />
geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />
verschuiven, waardoor u<br />
de controle over de auto kunt<br />
verliezen.<br />
HOOGTEVERSTELLING<br />
BESTUURDERSSTOEL<br />
Trek, voor het omhoog verplaatsen van<br />
de stoel, de hendel (B) omhoog. Beweeg<br />
de hendel vervolgens (op en neer) totdat<br />
de gewenste zithoogte is bereikt en laat<br />
de hendel los. Duw, voor het omlaag verplaatsen<br />
van de stoel, de hendel (B)<br />
omlaag. Beweeg de hendel vervolgens<br />
(op en neer), totdat de gewenste zithoogte<br />
is bereikt en laat de hendel los.<br />
BELANGRIJK De hoogte kan alleen<br />
worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel<br />
zit.<br />
RUGLEUNING ELEKTRISCH<br />
VERSTELLEN<br />
Druk op de knop (D) aan de buitenzijde<br />
van de stoel en laat de knop los als de<br />
gewenst stand is bereikt.<br />
LENDENSTEUN<br />
BESTUURDERSSTOEL<br />
VERSTELLEN<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Draai aan de knop (E) totdat de<br />
gewenste stand is bereikt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
19
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
20<br />
STOELVERWARMING (fig. 20)<br />
U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen<br />
met de schakelaar (F) aan de<br />
buitenzijde van de stoel<br />
Als de stoelverwarming is ingeschakeld,<br />
gaat het lampje (G) branden.<br />
fig. 20<br />
A0B0405b<br />
DOCUMENTENVAKKEN ACHTER<br />
(fig. 21)<br />
De rugleuningen van de voorstoelen zijn<br />
aan de achterzijde voorzien van een documentenvak.<br />
fig. 21<br />
A0B0311b<br />
ZITPLAATS ACHTER<br />
CENTRALE ARMSTEUN<br />
(fig. 22)<br />
Klap de armsteun voor gebruik omlaag<br />
m.b.v. de handgreep (A), zoals aangegeven<br />
in de afbeelding.<br />
fig. 22<br />
A0B0313b
SKILUIK (optional voor bepaalde<br />
uitvoeringen/markten)<br />
Het skiluik kan worden gebruikt voor het<br />
vervoer van lange voorwerpen.<br />
fig. 24<br />
fig. 25<br />
A0B0453b<br />
A0B00323b<br />
Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />
armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />
(A-fig. 23 ) van het luikje trekken en<br />
het luikje vervolgens op de armsteun neerklappen<br />
(fig. 24).<br />
De doorgang kan vergroot worden door<br />
de armsteun te verwijderen: druk bij neergeklapte<br />
armsteun de twee handgrepen<br />
(B-fig. 25 ) aan de onderzijde van de<br />
armsteun naar binnen en verwijder de<br />
armsteun. Trek vervolgens aan de handgreep<br />
van het luikje en klap het neer op<br />
de achterzitting (fig. 26).<br />
fig. 26<br />
A0B0324b<br />
HOOFDSTEUNEN<br />
De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />
voor de zijzitplaatsen achter.<br />
U kunt de hoofdsteunen zonodig verwijderen.<br />
Ga hiervoor als volgt te werk:<br />
– zet de hoofdsteun geheel omhoog;<br />
– druk beide knoppen (A en Bfig.<br />
27) in en verwijder de hoofdsteun.<br />
fig. 27<br />
A0B0296b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
21
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
22<br />
STUURWIEL<br />
VERSTELLEN<br />
De stand van het stuurwiel kan door de<br />
bestuurder zowel axiaal als verticaal worden<br />
versteld.<br />
Ontgrendel voor de verstelling de hendel<br />
(A-fig. 28 ) door de hendel in de richting<br />
van het stuurwiel te trekken.<br />
Zet het stuurwiel in de gewenste stand<br />
en druk de hendel geheel naar voren.<br />
fig. 28<br />
Verstel h et s tuurwiel<br />
alleen als de auto stilstaat.<br />
A0B0035b<br />
SPIEGELS VERSTELLEN<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />
waardoor de spiegel bij<br />
een krachtige botsing losschiet. Met het<br />
hendeltje (A-fig. 33) kan de spiegel in<br />
twee standen worden gezet: normale<br />
stand of anti-verblindingsstand.<br />
fig. 29<br />
A0B0022b<br />
BUITENSPIEGELS<br />
Elektrische verstelling (fig. 30)<br />
– Kies met de keuzeschakelaar (A) de<br />
gewenste spiegel (rechts of links):<br />
Plaats de schakelaar (A) in stand (B)<br />
en druk op de schakelaar voor het verstellen<br />
van de linker buitenspiegel.<br />
Plaats de schakelaar (A) in stand (D)<br />
en druk op de schakelaar voor het verstellen<br />
van de rechter buitenspiegel.<br />
– Plaats na het verstellen de schakelaar<br />
(A) terug in de middelste vergrendelstand<br />
(C).<br />
BELANGRIJK Verstellen is alleen<br />
mogelijk als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
fig. 30<br />
A0B0284b
Inklappen (fig. 31)<br />
– De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />
worden ingeklapt van stand (A)<br />
in stand (B).<br />
Als u rijdt, moeten de<br />
spiegels altijd in stand (A)<br />
staan.<br />
De s piegel a an d e<br />
bestuurderszijde is bol,<br />
waardoor de afstandswaarneming<br />
wordt beïnvloed.<br />
Ontwaseming/ontdooiing<br />
(fig. 32)<br />
De elektrisch verstelbare buitenspiegels<br />
zijn voorzien van verwarmingselementen,<br />
die worden ingeschakeld als de achterruitverwarming<br />
met de knop (A) wordt ingeschakeld.<br />
Met de elementen worden de<br />
spiegels ontwasemd of ontdooid.<br />
BELANGRIJK De functie is voorzien<br />
van een tijdschakeling, waardoor de functie<br />
na enige minuten automatisch wordt<br />
uitgeschakeld.<br />
fig. 31<br />
A0B0370b<br />
ELEKTRISCHE<br />
RUITBEDIENING<br />
VOOR<br />
BELANGRIJK Met de contactsleutel in<br />
stand STOP en voor een maximale duur<br />
van ongeveer 2 minuten of totdat één van<br />
de voorportieren wordt geopend, kunnen<br />
de zijruiten met de hand worden bediend.<br />
fig. 32<br />
A0B0399b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
23
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
24<br />
Bestuurderszijde (fig. 33-35)<br />
Op het sierpaneel van het portier aan<br />
bestuurderszijde zijn de bedieningsschakelaars<br />
gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat, de zijruiten<br />
bedient:<br />
A – bediening zijruit linksvoor<br />
B – bediening zijruit rechtsvoor<br />
C – bediening zijruit linksachter (indien<br />
aanwezig)<br />
D– bediening zijruit rechtsachter (indien<br />
aanwezig)<br />
E – LOCK – uitschakeling bedieningsschakelaars<br />
voor de ruiten achter (indien<br />
aanwezig) (als de bedieningsschakelaars<br />
zijn uitgeschakeld, staat de schakelaar<br />
omhoog; als de schakelaar opnieuw wordt<br />
ingedrukt, dan kunnen de bedieningsschakelaars<br />
achter weer worden gebruikt).<br />
fig. 33<br />
A0B0031b<br />
BELANGRIJK De ruit aan de bestuurderszijde<br />
kan “automatisch“ worden geopend<br />
en gesloten. Hiervoor hoeft u de<br />
boven- of onderzijde van de schakelaar<br />
slechts kort te in te drukken, zodat de ruit<br />
geheel opent of sluit: de ruit stopt in de<br />
gewenste stand als u de schakelaar nogmaals<br />
kort aan de boven- of onderzijde<br />
indrukt.<br />
fig. 34<br />
A0B0032b<br />
Passagierszijde (fig. 34)<br />
Met de schakelaar (A) kan de ruit aan<br />
de passagierszijde worden bediend.<br />
BELANGRIJK De ruit aan passagierszijde<br />
kan alleen “automatisch“ worden<br />
geopend. De werking is gelijk aan de werking<br />
van de ruit aan de bestuurderszijde.<br />
ACHTER<br />
De auto is voorzien van elektrische ruitbediening<br />
achter. De bedieningsschakelaars<br />
zijn gemonteerd op het portier aan<br />
bestuurderszijde (C en D fig. 35) en op<br />
beide achterportieren (A-fig. 36).<br />
Druk, met de contactsleutel in stand<br />
MAR op de schakelaar om de ruit te openen<br />
of trek aan de schakelaar om de ruit<br />
te sluiten.
Onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer voor en tijdens<br />
het bedienen van de ruit altijd of<br />
de passagiers niet ver wond kunnen<br />
worden door de bewegende<br />
ruiten, hetzij direct door contact<br />
met de ruit, hetzij door voorwerpen<br />
die door de ruit worden meegesleept<br />
of geraakt.<br />
fig. 35<br />
A0B0033b<br />
Verwijder altijd de sleutel<br />
uit het contactslot als u<br />
de auto verlaat, om te<br />
voorkomen dat een onverwachtse<br />
inschakeling van de elektrische<br />
ruitbediening gevaar oplevert<br />
voor de achtergebleven passagiers.<br />
Houd de schakelaar niet<br />
ingedrukt of aangetrokken<br />
als de ruit volledig is<br />
geopend of gesloten.<br />
fig. 36<br />
A0B0034b<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
GORDELS VOOR<br />
EN ZIJZITPLAATSEN ACHTER<br />
De auto is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />
(als optional ook voor de<br />
middelste achterpassagier) met rolautomaat,<br />
waardoor veel bewegingsvrijheid<br />
ontstaat.<br />
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien<br />
van elektronisch geregelde gordelspanners.<br />
De onderste bevestigingspunten zijn<br />
direct met de stoel verbonden, zodat de<br />
bescherming optimaal is in elke stand van<br />
de stoel.<br />
Voor maximale bescher -<br />
ming is het raadzaam om<br />
de rugleuning van de stoel<br />
in een zo recht mogelijke stand te<br />
plaatsen en de gordel zo strak<br />
mogelijk om borst en bekken te dragen.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voor als achter in de auto.<br />
Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot de kans op ernstig letsel<br />
of een dodelijke afloop bij een ongeval.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
25
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
26<br />
Pak aan de buitenzijde van de stoel de<br />
gesp (A-fig. 37), trek de gordel uit totdat<br />
de gesp volledig in de sluiting (B) kan<br />
worden gestoken.<br />
De veiligheidsgordel is goed vergrendeld<br />
als u tijdens het insteken van de gesp in<br />
de sluiting een duidelijke klik hoort. Voor<br />
het losmaken van de gordel moet u op de<br />
knop (C) drukken.<br />
fig. 37<br />
Druk tijdens het rijden<br />
niet op de knop (C).<br />
A0B0325b<br />
De rolautomaat blokkeert als u de gordel<br />
snel uittrekt, bij hard remmen of bij bot -<br />
singen.<br />
Als de oprolautomaat blokkeert, laat dan<br />
de gordel een stukje teruglopen en trek de<br />
gordel vervolgens weer geleidelijk uit.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte van<br />
de gordel automatisch aangepast aan het<br />
postuur van de drager, waarbij voldoende<br />
bewegingsruimte overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een<br />
normaal verschijnsel.<br />
Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om te<br />
voorkomen dat de gordelband<br />
draait.<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />
staat.<br />
De v eiligheidsgordels<br />
mogen a lleen w orden<br />
versteld als de auto stil-<br />
Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />
het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />
deze voorzorgsmaatregel werkt de gordel<br />
beter en is het risico op verwondingen tijdens<br />
een botsing geringer.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij over<br />
de schouder halverwege tussen nek en uiteinde<br />
van de schouder ligt.<br />
Het bovenste bevestigingspunt van de<br />
veiligheidsgordels voor kan in vijf verschillende<br />
standen worden gezet. Hierdoor is<br />
de gordel in hoogte verstelbaar.<br />
Druk om de hoogte te regelen op de<br />
knop (A-fig. 38 ) van het vergrendelmechanisme<br />
en schuif gelijktijdig de beugel<br />
(B) in de gewenste stand.
Controleer na de afstelling<br />
altijd of de beugel in<br />
één van de vaste standen<br />
vergrendeld is door bij losgelaten<br />
knop (A-fig. 38) de beugel verder<br />
te drukken zodat het mechanisme<br />
vergrendelt in één van de vaste<br />
standen, als dit nog niet het<br />
geval was.<br />
fig. 38<br />
A0B0029b<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />
HEIDSGORDELS ACHTER<br />
De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />
met rolautomaat voor<br />
de zijzitplaatsen en een tweepuntsheupgordel<br />
voor de middelste zitplaats. Op<br />
enkele uitvoeringen kan ook de middelste<br />
zitplaats worden voorzien van een hoofdsteun<br />
en een driepuntsveiligheidsgordel<br />
met rolautomaat, die gelijk is aan de gordel<br />
van de zijzitplaatsen.<br />
Om verkeerde verbindingen te voorkomen,<br />
passen de gespen van de zijgordels<br />
niet in de sluiting van de middengordel.<br />
fig. 39<br />
A0B0300b<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />
rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Als de zitplaatsen achter niet worden<br />
bezet, gebruik dan de uitsparingen in de<br />
rugleuning van de achterbank om de sluitingen<br />
en de gordels op te bergen.<br />
Voor e en m aximale<br />
bescherming moeten de<br />
gordels a chter wo rden<br />
vastgemaakt, zoals in fig. 39 en<br />
fig. 40 is aangegeven.<br />
fig. 40<br />
A0B0427b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
27
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
28<br />
HEUPGORDEL VOOR<br />
MIDDELSTE ZITPLAATS<br />
ACHTER (fig. 41)<br />
Maak de gordel vast door de gesp (A)<br />
in de sluiting (B) te drukken, totdat de<br />
gesp hoorbaar blokkeert.<br />
Stel de gordel af met de klem (D). Trek<br />
aan deel E om de gordel te verkorten en<br />
aan deel F om te verlengen.<br />
Druk, om de gordels los te maken, op de<br />
knop (C).<br />
BELANGRIJK De gordel is correct<br />
afgesteld als de gordel goed aansluit op<br />
het bekken.<br />
fig. 41<br />
A0B0003b<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De bestuurder is verplicht zich te houden<br />
aan de wettelijke voorschriften met<br />
betrekking tot het verplichte gebruik van<br />
de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />
erop attent te maken).<br />
Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat<br />
u vertrekt.<br />
Voor maximale bescherming<br />
is het raadzaam om<br />
de rugleuning van de<br />
stoel in een zo recht mogelijke<br />
stand te plaatsen en de gordel zo<br />
strak mogelijk om borst en bekken<br />
te dragen.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voor als achter in de auto.<br />
Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op ernstig letsel<br />
of een dodelijke afloop bij een<br />
ongeval.<br />
De gordelband mag niet<br />
gedraaid zijn en moet<br />
goed tegen het lichaam<br />
van de inzittende aanliggen. Het<br />
diagonale gordelgedeelte moet<br />
via het midden van de schouder<br />
schuin over de borst liggen. Het<br />
horizontale gordelgedeelte moet<br />
over het bekken fig. 42 en niet<br />
over de buik liggen, zodat wordt<br />
voorkomen dat u tijdens een botsing<br />
onder de gordel uitschuift.<br />
Draag geen voor werpen (sieraden,<br />
gespen, enz.) die een goed<br />
aansluiten van de gordel op het<br />
lichaam verhinderen.<br />
fig. 42<br />
A0B0004b
Het is streng verboden<br />
onderdelen van de veiligheidsgordels<br />
of gordelspanners<br />
te demonteren of open<br />
te maken. W erkzaamheden aan<br />
de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
door gekwalificeerd personeel.<br />
Wendt u altijd tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Als de gordel aan een<br />
zware belasting wordt<br />
blootgesteld (bijvoorbeeld<br />
tijdens een ongeval), dan<br />
moet de gordel samen met de<br />
verankeringen, bevestigingspunten<br />
en de gordelspanners worden<br />
vervangen. De gordel kan verzwakt<br />
zijn, ook als de schade niet<br />
zichtbaar is.<br />
Iedere gordel dient<br />
slechts ter bescherming<br />
van een enkel persoon.<br />
Gebruik de gordel niet voor een<br />
kind dat bij een volwassene op<br />
schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />
zou moeten beschermen.<br />
Plaats bovendien geen enkel<br />
voorwerp tussen de gordel en het<br />
lichaam van een inzittende.<br />
fig. 43<br />
A0B0007b<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel dragen<br />
tijdens een ernstig<br />
ongeval, niet alleen zelf een verhoogd<br />
risico lopen, maar ook<br />
gevaar opleveren voor de inzittenden<br />
voor.<br />
fig. 44<br />
A0B0008b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
29
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
30<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />
moeten een gordel dragen: ook voor hen<br />
(zowel voor de aanstaande moeder als<br />
het kind) is de kans op letsel bij een ernstig<br />
ongeval groter als ze geen gordel dragen.<br />
Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />
het onderste deel van de gordel meer naar<br />
beneden omleggen, zodat de gordel<br />
onder de buik langs loopt (fig. 44).<br />
HOE U DE VEILIGHEIDS -<br />
GORDELS IN OPTIMALE<br />
STAAT HOUDT<br />
– Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is.<br />
– Vervang de gordels na een ongeval,<br />
ook al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.<br />
Vervang de gordels ook als de gordelspanners<br />
in werking zijn geweest.<br />
– U kunt de gordels met de hand wassen<br />
met warm water en een neutrale<br />
zeep.Knijp ze uit en laat ze in de schaduw<br />
drogen. Gebruik geen bijtende, blekende<br />
of kleurende middelen. Vermijd het<br />
gebruik van alle chemische producten die<br />
het weefsel kunnen aantasten.<br />
– Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />
komt: de werking van de oprolautomaten<br />
is alleen gegarandeerd, als ze niet<br />
nat zijn geweest.<br />
– Vervang de gordels bij tekenen van<br />
slijtage of beschadigingen.
KINDEREN<br />
VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
ZEER GEV AARLIJK<br />
Monteer absoluut<br />
geen k inderzitje<br />
achterstevoren op de passagiersstoel<br />
voor als de airbag aan passagierszijde<br />
is ingeschakeld. Als<br />
bij een ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit<br />
ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />
gevolg hebben. Wij raden u aan<br />
kinderen altijd op de zitplaatsen<br />
achter te ver voeren, omdat die<br />
plaatsen bij een ongeval de meeste<br />
bescherming bieden. Als bij een<br />
ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />
fig. 45<br />
hebben, onafhankelijk van de<br />
zwaarte van het ongeluk.<br />
Kinderen kunnen op de passagiersstoel<br />
voor worden ver voerd<br />
bij auto’s die zijn uitgerust met<br />
een uitschakelbare airbag aan<br />
passagierszijde. In dit geval moet<br />
u er absoluut zeker van zijn dat<br />
de airbag is uitgeschakeld (het<br />
waarschuwingslampje F op het<br />
checkpanel moet branden) (zie in<br />
de paragraaf “Airbags voor en<br />
zij-airbags“ h et p unt “A irbag<br />
voor a an p assagierszijde“).<br />
Bovendien moet de stoel zo ver<br />
mogelijk n aar ac hteren z ijn<br />
geschoven om te voorkomen dat<br />
het kinderzitje eventueel in aanraking<br />
komt met het dashboard.<br />
Voor optimale bescherming bij een ongeval<br />
moeten alle inzittenden zittend reizen<br />
en beschermd worden door goedgekeurde<br />
veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding<br />
met de rest van het lichaam groter<br />
en zwaarder dan dat van volwassenen,<br />
terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig<br />
zijn ontwikkeld. Daarom moeten<br />
kleine kinderen door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />
A0B0001b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
31
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
32<br />
De resultaten van het onderzoek over de<br />
optimale bescherming van kleine kinderen<br />
zijn opgenomen in de Europese ECE/R44voorschriften<br />
die wettelijk verplicht zijn. De<br />
systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />
Groep 0 - gewicht: 0-10 kg<br />
Groep 0+ - gewicht:0-13 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />
tussen de groepen; daarom zijn er<br />
in de handel systemen verkrijgbaar die<br />
geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen<br />
(fig. 46).<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />
typegoedkeuring en van een goed vastgehecht<br />
plaatje met het controlemerk, dat absoluut<br />
niet mag worden verwijderd.<br />
Kinderen met een gewicht boven 36 kg of<br />
met een lengte van meer dan 1,50 m worden,<br />
met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />
gelijkgesteld met volwassenen en moeten<br />
dan ook normaal de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen voor elke<br />
gewichtsgroep, die speciaal ontworpen en<br />
ontwikkeld zijn voor de Alfa Romeo-modellen.<br />
GROEP 0 en 0+<br />
Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden<br />
vervoerd die achterstevoren zijn<br />
geplaatst (fig. 46 ), waardoor het achterhoofd<br />
wordt gesteund en bij abrupte<br />
snelheidswisselingen de nek niet wordt<br />
belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheidsgordel, zoals<br />
in de afbeelding is aangegeven, en het<br />
kind moet op zijn beurt worden<br />
beschermd door de gordel van het wiegje<br />
zelf.<br />
De afbeelding geeft uitsluitend<br />
richtlijnen voor<br />
de montage. Monteer het<br />
wiegje volgens de instructies die<br />
de fabrikant verplicht is bij te<br />
leveren.<br />
fig. 46<br />
A0B0005b<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9 en<br />
18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />
met een kussen (fig. 47), die naar<br />
voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />
van de auto zowel het kinderzitje<br />
als het kind op zijn plaats moet houden.<br />
De afbeeldingen dienen<br />
slechts ter illustratie van<br />
de montage. Houdt u bij<br />
de montage van het kinder zitje<br />
strikt aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
fig. 47<br />
A0B0006b
Er bestaan kinder zitjes<br />
die geschikt zijn voor de<br />
gewichtsgroepen 0 en 1.<br />
Deze kinderzitjes kunnen worden<br />
bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben zelf gordels<br />
om het kind te beschermen.<br />
Vanwege het gewicht kan het<br />
gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />
worden g emonteerd ( bijvoorbeeld<br />
als een kussen tussen het<br />
kinderzitje en de veiligheidsgordels<br />
v an d e a uto w ordt<br />
geplaatst). Houdt u voor de montage<br />
strikt aan de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
GROEP 2<br />
Kinderen met een gewicht tussen 15 en<br />
25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />
van de auto worden beschermd.<br />
Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />
worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />
schuin over de borst en niet<br />
langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken en niet<br />
over de buik van het kind liggen (fig.<br />
48).<br />
De afbeelding geeft uitsluitend<br />
r ichtlijnen v oor<br />
de montage. Monteer het<br />
wiegje volgens de instructies die<br />
de fabrikant verplicht is bij te<br />
leveren.<br />
fig. 48<br />
A0B0002b<br />
GROEP 3<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen 22<br />
en 36 kg is de borstomvang van dien aard<br />
dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning<br />
kunnen steunen en niet meer in een<br />
kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />
In fig. 49 wordt een voorbeeld gegeven<br />
van de juiste positie van het kind op<br />
de achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
De afbeelding geeft uitsluitend<br />
r ichtlijnen v oor<br />
de montage. Monteer het<br />
wiegje volgens de instructies die<br />
de fabrikant verplicht is bij te<br />
leveren.<br />
fig. 49<br />
A0B0009b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
33
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
34<br />
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES<br />
De Alfa <strong>156</strong> GT A voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />
plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />
Zitplaatsen achter uitvoeringen Sedan en Sportwagon<br />
Groep Gewicht ZITPLAATS<br />
Groep 0,0+<br />
Groep 1<br />
Groep 2<br />
Groep 3<br />
tot aan 13 kg<br />
9 -18 kg<br />
15 - 25 kg<br />
22 - 36 kg<br />
Voorpassagier Achterpassagier Achterpassagier Achterpassagier<br />
zijkant midden (driepunts- midden (tweepunts-<br />
rolgordel) heupgordel)<br />
L<br />
L<br />
L<br />
L<br />
Legenda:<br />
U = geschikt voor “Universele“ kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen“<br />
L= geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />
Lineaccessori-programma<br />
(*) = op de middelste zitplaats achter met twee-punts veiligheidsgordel (heupgordel) kan geen enkel kinderzitje worden gemonteerd<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
(*)<br />
(*)<br />
(*)<br />
(*)
Hieronder worden de veiligheidsnormen<br />
voor het vervoeren van kinderen aangegeven:<br />
1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur op<br />
één van de zitplaatsen achter omdat deze<br />
plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming<br />
bieden.<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje op de voorstoel<br />
aan de passagierszijde als<br />
deze is uitgerust met een airbag,<br />
omdat kinderen nooit op de voorstoel<br />
vervoerd mogen worden.<br />
2) Als de airbag aan passagierszijde buiten<br />
werking wordt gesteld, moet altijd<br />
gecontroleerd worden of het betreffende<br />
lampje F op het checkpanel brandt.<br />
3) Houdt u bij de montage van het kinderzitje<br />
strikt aan de instructies. De fabrikant<br />
is verplicht deze instructies bij te<br />
leveren. Bewaar de instructies samen met<br />
het instructieboekje in de auto. Monteer<br />
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />
gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />
4) Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband te<br />
trekken.<br />
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />
voor slechts één kind: vervoer nooit twee<br />
kinderen in één systeem.<br />
6) Controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt.<br />
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />
kind geen afwijkende houding aanneemt<br />
of de gordels losmaakt.<br />
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand<br />
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast<br />
te houden.<br />
9)Na een ongeval moet het zitje door<br />
een nieuw exemplaar worden vervangen.<br />
MONTAGEVOORBEREIDING<br />
VOOR “ISOFIX“-<br />
KINDERZITJES<br />
De Alfa <strong>156</strong> GT A is voorbereid<br />
voor de montage van Isofix-kinderzitjes;<br />
een nieuw Europees systeem voor het vervoeren<br />
van kinderen. Isofix is een extra<br />
mogelijkheid die het gebruik van traditionele<br />
kinderzitjes niet uitsluit. Vanwege het<br />
verschillende bevestigingssysteem, moet<br />
het kinderzitje aan de daarvoor bestemde<br />
beugels in de auto worden bevestigd.<br />
Er kan ook een mengvorm worden gekozen,<br />
een traditioneel kinderzitje links en<br />
een Isofix-kinderzitje rechts. Vanwege de<br />
verschillen in omvang, kunnen op de achterbank<br />
maximaal drie traditionele kinderzitjes<br />
worden gemonteerd en bij de Isofixbevestigingen<br />
slechts twee. Op de passagiersstoel<br />
voor kunnen alleen traditionele<br />
kinderzitjes worden gemonteerd.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
35
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
36 fig. 50<br />
In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />
is het Isofix-kinderzitje opgenomen. Dit<br />
kinderzitje is geschikt voor kinderen met een<br />
gewicht tot 18 kg, waarbij het zitje in de rijrichting<br />
van de auto moet worden geplaatst,<br />
en voor kinderen met een gewicht tot 13 kg,<br />
waarbij het zitje tegen de rijrichting in moet<br />
worden geplaatst (groep 0, 0+ en 1). Wij<br />
raden u dit kinderzitje aan omdat het speciaal<br />
voor de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is ontworpen.<br />
Het Isofix-kinderzitje is goedgekeurd volgens<br />
de Europese ECE-R44/03-voorschriften.<br />
De Isofix-kinderzitjes worden aan twee<br />
metalen beugels bevestigd, die tussen de<br />
rugleuning en zitting van de achterbank<br />
zijn geplaatst en zichtbaar zijn via de openingen<br />
in de stoelbekleding A-fig. 50.<br />
A0B0298b<br />
Monteer het kinder zitje<br />
alleen als de auto stilstaat.<br />
Het kinder zitje is<br />
op de juiste wijze aan de beugels<br />
bevestigd als u het hoort vergrendelen.<br />
Houdt u in ieder geval<br />
aan de montage-instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
Het Isofix-kinderzitje is er voor drie<br />
gewichtsgroepen: 0,0+ en 1.
Montage kinderzitje<br />
voor groep 0 en 0+<br />
Bij kinderen in de gewichtsgroep 0, 0+<br />
moet het kinderzitje achterstevoren zijn<br />
gekeerd (voor kinderen met een gewicht tot<br />
13 kg) en moet het kind door de gordels<br />
van het wiegje beschermd worden (D-fig.<br />
51).<br />
fig. 51<br />
A0B0400b<br />
Als het kind groeit en in de gewichtsgroep<br />
1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting<br />
worden bevestigd.<br />
fig. 52<br />
A0B0401b<br />
Montage kinderzitje<br />
voor groep 1<br />
Ga voor een correcte montage van het<br />
kinderzitje als volgt te werk:<br />
– controleer of de ontgrendelhendel Bfig.<br />
52 in ruststand (ingeklapt) staat<br />
– plaats de bevestigingshaken C van<br />
het kinderzitje in de bevestigingsbeugels<br />
A<br />
– duw tegen het kinderzitje totdat het<br />
hoorbaar vergrendelt.<br />
Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting<br />
in wordt geplaatst, moet de passagiersstoel<br />
voor volledig naar achteren worden<br />
geschoven, zodat de rugleuning van<br />
de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
37
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
38<br />
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor voorzien<br />
van gordelspanners.<br />
Dit systeem wordt bij een heftige botsing<br />
door een sensor in werking gesteld en<br />
trekt de gordel enige centimeters aan. Op<br />
deze wijze worden de inzittenden veel<br />
beter op hun plaats gehouden en wordt de<br />
voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />
geeft aan dat de gordelspanner in werking<br />
is geweest; de gordel wordt niet meer<br />
opgerold, ook niet als hij wordt begeleid.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
bescherming door de gordelspanners moet<br />
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd<br />
dat hij goed aansluit op borst en bekken.<br />
De gordelspanners treden alleen in werking<br />
als de veiligheidsgordels goed in de<br />
sluitingen vergrendeld zijn.<br />
Er kan een beetje rook ontsnappen.<br />
Deze rook is niet schadelijk en duidt niet<br />
op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel<br />
onderhoud of smering. Elke verandering<br />
van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid<br />
verminderen. Als de gordelspanner<br />
door extreme natuurlijke omstandigheden<br />
(overstromingen, zeestormen)<br />
met water en modder in contact is<br />
geweest, dan moet de spanner worden<br />
vervangen.<br />
De gordelspanner werkt<br />
slechts één maal. Als de<br />
gordelspanner heeft<br />
gewerkt, moet u zich tot de Alfa<br />
Romeo-dealer wenden om de<br />
spanner te laten ver vangen. Het<br />
systeem heeft vanaf de productiedatum<br />
een geldigheid van 10<br />
jaar. Na deze periode moet de<br />
gordelspanner worden ver vangen.<br />
Werkzaamheden waarbij<br />
stoten, sterke trillingen<br />
of verhitting (maximaal<br />
100°C gedurende ten hoogste<br />
6 uur) optreden, kunnen de<br />
gordelspanners beschadigen of<br />
activeren: bij die omstandigheden<br />
horen niet trillingen die voortgebracht<br />
worden door een slecht<br />
wegdek of door contacten met<br />
kleine obstakels zoals trottoirs.<br />
Wendt u altijd tot de Alfa Romeodealer.<br />
Het is streng verboden<br />
onderdelen van de veiligheidsgordels<br />
of gordelspanners<br />
te demonteren of open<br />
te maken. W erkzaamheden aan<br />
de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
door gekwalificeerd personeel.<br />
Wendt u altijd tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.
AIRBAGS VOOR EN<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
De auto is uitgerust met airbags voor, aan<br />
bestuurderszijde (fig. 53) en aan passagierszijde<br />
(fig. 54), zij-airbags (fig. 55)<br />
en headbags (fig. 56).<br />
fig. 53<br />
fig. 54<br />
A0B0396b<br />
A0B0276b<br />
AIRBAGS VOOR<br />
Beschrijving en werking<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening die<br />
onmiddellijk in werking treedt bij een frontale<br />
botsing.<br />
fig. 55<br />
fig. 56<br />
A0B0452b<br />
A0B0277b<br />
De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />
luchtkussen dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte is geplaatst:<br />
– in het midden van het stuurwiel aan<br />
bestuurderszijde;<br />
– een luchtkussen met een groter volume<br />
boven het dashboardkastje aan passagierszijde.<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening die<br />
onmiddellijk in werking treedt bij een middelzware<br />
frontale botsing.<br />
Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />
de gegevens van een vertragingssensor<br />
en zorgt ervoor, indien nodig, dat het<br />
kussen wordt opgeblazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor<br />
het lichaam van de inzittenden voor<br />
wordt opgevangen en de kans op letsel<br />
beperkt wordt. Direct daarna loopt het<br />
kussen weer leeg.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
39
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
40<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is geen vervanging voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een aanvulling. Draag<br />
dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is<br />
het dragen van veiligheidsgordels wettelijk<br />
verplicht in Europa (en in de meeste<br />
landen daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende die<br />
geen veiligheidsgordel heeft omgelegd in<br />
contact komen met een airbag die nog<br />
niet volledig opgeblazen is, waardoor de<br />
inzittende minder beschermd wordt.<br />
Bij frontale botsingen worden de inzittenden<br />
beschermd door de airbags voor.<br />
Als de airbags niet worden geactiveerd bij<br />
andere soorten botsingen (zijdelingse aanrijdingen,<br />
botsingen van achter, over de<br />
kop slaan, enz), betekent dit niet dat het<br />
systeem niet goed functioneert.<br />
Bij frontale botsingen tegen snel vervormbare<br />
objecten (verkeerspalen,<br />
sneeuw- of ijs-ophopingen, enz), bij aanrijdingen<br />
van achteren (zoals een aanrijding<br />
door een andere auto) en bij zijdelingse<br />
aanrijdingen door andere auto’s of<br />
tegen veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld<br />
tegen de onderkant van de auto of de<br />
vangrail), wordt de airbag niet geactiveerd<br />
omdat geen enkele aanvullende<br />
bescherming wordt geboden op de veiligheidsgordels.<br />
Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd<br />
wordt, betekent dit niet dat het<br />
systeem niet goed functioneert.<br />
AIRBAG VOOR AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE<br />
De airbag voor aan passagierszijde is<br />
ontwikkeld om de bescherming te verbeteren<br />
van een inzittende voor met omgelegde<br />
veiligheidsgordel.<br />
Als de airbag volledig opgeblazen is, vult<br />
deze het grootste deel van de ruimte tussen<br />
het dashboard en de voorpassagier.<br />
ZEER GEV AAR-<br />
LIJK: De auto is<br />
uitgerust met een<br />
airbag voor aan passagierszijde.<br />
Monteer absoluut geen kinderzitje<br />
achterstevoren op de passagiersstoel<br />
voor als de airbag voor<br />
aan passagierszijde is ingeschakeld.<br />
Als bij een ongeval de airbag<br />
in werking treedt (opblaast),<br />
kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />
dood tot gevolg hebben. Als het<br />
kinderzitje alleen op de passagiersstoel<br />
v oor k an w orden<br />
geplaatst, moet in ieder geval de<br />
airbag aan passagierszijde worden<br />
u itgeschakeld. B ovendien<br />
moet de stoel zo ver mogelijk<br />
naar achteren zijn geschoven om<br />
te voorkomen dat het kinder zitje<br />
eventueel in aanraking komt het<br />
dashboard. Ook als het niet wettelijk<br />
verplicht is, raden wij u<br />
aan, voor een optimale bescherming<br />
van de volwassenen, de airbag<br />
onmiddellijk weer in te schakelen<br />
zodra geen kinderen meer<br />
vervoerd worden.
AIRBAG VOOR AAN PASSA-<br />
GIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een kind<br />
op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
kan de airbag voor aan passagierszijde<br />
worden uitgeschakeld.<br />
U schakelt de airbag uit door de contactsleutel,<br />
met het contactslot in stand<br />
STOP, in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar,<br />
rechts van het dashboard, te<br />
steken (fig. 57). De schakelaar is alleen<br />
bereikbaar bij geopend portier.<br />
Bedien d e s chakelaar<br />
alleen als de motor uit<br />
staat en de contactsleutel<br />
is uitgenomen.<br />
De sleutelschakelaar (fig. 61 ) heeft<br />
twee standen:<br />
1) Airbag voor passagierszijde ingeschakeld<br />
(stand ON P): het waarschuwingslampje<br />
op het checkpanel brandt niet: het<br />
is absoluut verboden kinderen op de voorstoel<br />
te vervoeren.<br />
2) Airbag voor passagierszijde uitgeschakeld<br />
(stand OFF F): het waarschuwingslampje<br />
F op het checkpanel<br />
brandt: het is mogelijk om kinderen in<br />
goedgekeurde kinderzitjes op de voorstoel<br />
te vervoeren.<br />
Het waarschuwingslampje F op het<br />
checkpanel blijft continu branden, totdat<br />
de airbag aan passagierszijde opnieuw<br />
wordt ingeschakeld.<br />
De uitschakeling van de airbag voor aan<br />
passagierszijde heeft geen invloed op de<br />
werking van de zij-airbags.<br />
De sleutel kan bij geopend portier in<br />
beide standen in de schakelaar worden<br />
gestoken of worden uitgenomen.<br />
fig. 57<br />
A0B0279b<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
(SIDE-BAGS - HEADBAGS)<br />
De zij-airbags beschermen de inzittenden<br />
bij een middelzware zijdelingse aanrijding.<br />
Ze bestaan uit twee verschillende, zich<br />
snel opblazende kussens:<br />
– de side-bag is in de rugleuning van de<br />
stoelen voor geplaatst, waardoor het kussen<br />
ten opzichte van de inzittende altijd<br />
de optimale positie inneemt, ongeacht de<br />
stand van de stoel;<br />
– de headbag is een “gordijn“-systeem<br />
en bevindt zich in de hemelbekleding aan<br />
de zijkant; de headbag is afgedekt met<br />
een afwerklijst, waardoor het kussen naar<br />
beneden wordt opgeblazen. Deze uitvoering<br />
is ontwikkeld om bescherming te bieden<br />
aan het hoofd en zorgt ervoor dat de<br />
inzittenden voor en achter tijdens een zijdelingse<br />
botsing maximaal zijn<br />
beschermd, dankzij het grote effectieve<br />
oppervlak.<br />
Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt<br />
de centrale regeleenheid de informatie<br />
van een vertragingssensor, en zorgt<br />
ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />
opblaast.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
41
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
42<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op en vult<br />
de ruimte tussen het portier van de auto<br />
en het lichaam van de inzittenden voor.<br />
Direct daarna loopt het kussen weer leeg.<br />
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij<br />
de veiligheidsgordel de inzittende op<br />
zijn plaats houdt), wordt de airbag niet<br />
geactiveerd. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bij een zijdelingse aanrijding worden<br />
de inzittenden op hun plaats gehouden<br />
en bij zeer zware botsingen wordt<br />
voorkomen dat ze naar voren schieten.<br />
De zij-airbags zijn geen vervanging voor<br />
de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />
Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />
wettelijk verplicht in Europa (en in<br />
de meeste landen daarbuiten).<br />
De werking van de side-bag en headbags<br />
wordt niet uitgeschakeld als de airbag<br />
voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld,<br />
zoals beschreven in de vorige paragraaf.<br />
BELANGRIJK De inzittende wordt bij<br />
een botsing optimaal door het systeem<br />
beschermd als hij/zij in de juiste positie in<br />
de stoel zit. Hierdoor kan de headbag op<br />
de juiste wijze worden opgeblazen.<br />
Steun niet met het hoofd,<br />
de armen of de ellebogen<br />
tegen het portier, de ruiten<br />
of in het gebied van de headbag<br />
om ver wondingen tijdens het<br />
opblazen te voorkomen.<br />
BELANGRIJK De airbags voor en/of<br />
zij-airbags (indien aanwezig) kunnen worden<br />
geactiveerd bij zware botsingen of als<br />
de auto aan de onderzijde wordt geraakt,<br />
bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen treden<br />
of stoepranden of obstakels op het<br />
wegdek of als de auto terecht komt in<br />
grote gaten of verzakkingen in het wegdek.<br />
BELANGRIJK Als de airbag in werking<br />
treedt, ontsnapt een beetje rook. Deze rook<br />
is niet schadelijk en duidt niet op brand;<br />
bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen<br />
kussen en het interieur van de auto<br />
bedekt zijn met een laagje poederachtige<br />
stof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren.<br />
Als u hiermee in aanraking bent<br />
gekomen, moet u zich met neutrale zeep<br />
en water wassen.<br />
Steek nooit het hoofd,<br />
de armen of de ellebogen<br />
uit het raam.<br />
BELANGRIJK Als tijdens het rijden het<br />
lampje ¬ gaat branden of het lampje F<br />
gaat knipperen (storingsmelding), wendt<br />
u dan onmiddellijk tot een Alfa Romeodealer<br />
om de storing te laten verhelpen.<br />
De airbag heeft een geldigheid van 10<br />
jaar. Laat na het verstrijken van deze termijn<br />
het systeem door de Alfa Romeodealer<br />
vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />
een of meerdere airbags zijn geactiveerd,<br />
dient u contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer om de geactiveerde airbags<br />
te laten vervangen en de werking van de<br />
elektrische installatie te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />
en vervanging van de airbag moeten door<br />
de Alfa Romeo-dealer worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur<br />
van uw auto, moet u contact opnemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer om het systeem<br />
buiten werking te laten stellen.<br />
Bij verkoop van de auto moet de nieuwe<br />
eigenaar op de hoogte gesteld worden<br />
van het gebruik en de instructies. Ook<br />
moet de nieuwe eigenaar het instructieboekje<br />
ontvangen.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden<br />
van de gordelspanners, de airbags voor en<br />
de zij-airbags wordt door de elektronische<br />
regeleenheid bepaald, afhankelijk van het<br />
type ongeval. Als een van deze onderdelen<br />
niet in werking treedt, dan duidt dat<br />
niet op een storing in het systeem.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje ¬ branden. Na<br />
ongeveer 4 seconden moet het<br />
lampje doven. Als het waarschuwingslampje<br />
niet gaat branden,<br />
constant blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden, wendt u<br />
dan onmiddellijk tot een Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
De rugleuningen van de<br />
zitplaatsen voor mogen<br />
niet worden bedekt met<br />
hoezen of kleden.<br />
Reis niet met voor werpen<br />
op schoot, voor de<br />
borst en houd vooral geen<br />
pijp, potlood, enz. in de mond. Bij<br />
een ongeval waarbij de airbag in<br />
werking treedt, kan dit ernstig<br />
letsel veroorzaken.<br />
Rijd altijd met beide handen<br />
op de stuur wielrand,<br />
zodat bij het in werking<br />
treden van de airbag, het systeem<br />
niet wordt gehinderd door obstakels<br />
die ernstig letsel kunnen veroorzaken.<br />
Rijd niet met voorover<br />
gebogen lichaam, maar ga goed<br />
rechtop zitten en steun tegen de<br />
rugleuning.<br />
Laat bij diefstal of een<br />
poging tot diefstal, bij<br />
beschadiging of als de<br />
auto bij een overstroming onder<br />
water is geweest, de airbag door<br />
een Alfa Romeo-dealer controleren.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
43
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
44<br />
Bedenk dat als de contactsleutel<br />
in stand MAR<br />
staat, ook bij uitgezette<br />
motor de airbags geactiveerd<br />
kunnen worden als de auto wordt<br />
aangereden door een andere<br />
auto. Ook bij stilstaande auto<br />
mogen dus absoluut geen kinderen<br />
op de voorstoel zitten. Als de<br />
contactsleutel echter in stand<br />
STOP staat, wordt bij een ongeval<br />
geen enkel beveiligingssysteem<br />
(airbag of gordelspanners)<br />
geactiveerd; als een systeem niet<br />
in werking treedt, betekent dit<br />
niet dat het systeem niet goed<br />
werkt.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat<br />
het lampje F (met de<br />
schakelaar voor uitschakeling van<br />
airbag voor aan passagierszijde<br />
in stand ON) ongeveer 4 seconden<br />
branden en ver volgens 4<br />
seconden knipperen, om aan te<br />
geven dat de airbag voor aan<br />
passagierszijde en de zij-airbags<br />
bij een ongeval worden geactiveerd.<br />
Hierna moet het lampje<br />
doven.<br />
De stoelen mogen niet<br />
met water worden afgenomen<br />
of met stoom worden<br />
gereinigd (met de hand of in<br />
een automatisch wasapparaat).<br />
De airbag voor treedt in<br />
werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een botsing<br />
waarbij alleen de gordelspanners<br />
worden geactiveerd. Bij<br />
aanrijdingen die tussen die twee<br />
drempelwaarden in liggen, treden<br />
alleen de gordelspanners in werking.<br />
Haak geen harde voorwerpen<br />
aan de kledinghaakjes<br />
en aan de steunhandgrepen.<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een<br />
aanvulling. De inzittenden worden<br />
uitsluitend door de veiligheidsgordels<br />
beschermd bij frontale<br />
botsingen bij lage snelheid,<br />
bij zijdelingse aanrijdingen en als<br />
de auto over de kop slaat. De<br />
gordels moeten dus altijd gedragen<br />
worden.
HENDELS AAN HET<br />
STUUR<br />
De systemen die met de hendels aan het<br />
stuur worden bediend, kunt u alleen bedienen<br />
als de contactsleutel in de stand MAR staat.<br />
HENDEL LINKS<br />
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting,<br />
behalve de mistlampen en<br />
mistachterlichten.<br />
Als de buitenverlichting wordt inge schakeld,<br />
gaan ook de instru menten paneelverlichting en<br />
de symbool verlichting van de bedie -<br />
ningsknoppen op het dashboard branden.<br />
Alleen als het contactslot in stand<br />
PARK staat, blijft de buitenverlichting<br />
branden, ongeacht de stand van de draaiknop.<br />
fig. 58<br />
A0B0371b<br />
Verlichting uit (fig. 58)<br />
Als het symbool O op de draaiknop<br />
tegenover het merkstreepje staat, dan is<br />
de buitenverlichting uitgeschakeld.<br />
Buitenverlichting (fig. 59)<br />
De buitenverlichting wordt ingeschakeld<br />
als u de draaiknop van stand O in stand<br />
6 zet.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 3 branden.<br />
Dimlichten (fig. 60)<br />
De dimlichten worden ingeschakeld als u<br />
de draaiknop van stand 6 in stand 2<br />
zet.<br />
fig. 59<br />
A0B0372b<br />
Grootlicht (fig. 61)<br />
Als de draaiknop in stand 2 staat, dan<br />
kan worden overgeschakeld tussen dimen<br />
grootlicht door de hendel naar het<br />
dashboard te drukken (vergrendelde<br />
stand). Op het instrumentenpaneel gaat<br />
het controlelampje 1 branden.<br />
Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel<br />
wordt getrokken, dan dooft het grootlicht<br />
en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />
fig. 60<br />
A0B0373b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
45
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
46<br />
Grootlichtsignaal (fig. 62)<br />
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven<br />
door de hendel naar het stuurwiel te<br />
trekken (onvergrendelde stand) ongeacht<br />
de stand van de draaiknop. Op het instrumentenpaneel<br />
gaat het controlelampje<br />
1 branden.<br />
BELANGRIJK Het grootlichtsignaal<br />
wordt gegeven met het grootlicht. Om<br />
bekeuringen te vermijden, dient u zich aan<br />
de geldende verkeerswetgeving te houden.<br />
fig. 61<br />
A0B0374b<br />
Richtingaanwijzers<br />
(fig. 63)<br />
Plaats de hendel in de (vergrendelde)<br />
stand:<br />
omhoog - de rechter richtingaanwijzers<br />
worden ingeschakeld.<br />
omlaag - de linker richtingaanwijzers<br />
worden ingeschakeld.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
één van de controlelampjes (R of<br />
E) branden.<br />
Als het stuurwiel weer in de rechtuitstand<br />
komt, dan schakelen de richtingaanwijzers<br />
automatisch uit en komt de<br />
hendel weer in de middelste stand.<br />
fig. 62<br />
A0B0375b<br />
BELANGRIJK Als u kort richting aan<br />
wilt geven, voor het uitvoeren van een<br />
handeling waarvoor het stuurwiel slechts<br />
weinig hoeft te worden verdraaid, dan<br />
drukt u de hendel iets omhoog of omlaag<br />
zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u<br />
de hendel loslaat, gaat deze automatisch<br />
terug.<br />
fig. 63<br />
A0B0376b
HENDEL RECHTS<br />
Met de rechter hendel kunt u de ruitenwissers/-sproeiers<br />
bedienen. Als de ruitensproeiers<br />
worden ingeschakeld, dan<br />
worden ook de koplampsproeiers ingeschakeld<br />
(indien aanwezig).<br />
fig. 64<br />
A0B0250b<br />
Ruitenwissers - ruitensproeiers<br />
(fig. 64 - 65)<br />
De hendel kan in vijf verschillende standen<br />
worden gezet:<br />
A - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />
B - Ruitenwissers wissen met interval.<br />
Draai als de hendel in stand (B) staat,<br />
de draaiknop op (F), waarna u uit vier<br />
intervalstanden kunt kiezen:<br />
■ = lang interval.<br />
■■ = gemiddeld interval.<br />
■■■ = gemiddeld-kort interval.<br />
■■■■ = kort interval.<br />
fig. 65<br />
A0B0377b<br />
C - Langzaam continu wissen.<br />
D - Snel continu wissen.<br />
E - Tussenslag (onvergrendelde stand).<br />
In stand (E) werken de ruitenwissers,<br />
zolang u de hendel met de hand in deze<br />
stand houdt. Als u de hendel loslaat,<br />
springt deze direct weer in stand (A) en<br />
schakelen de ruitenwissers automatisch<br />
uit.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
47
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
48<br />
“INTELLIGENTE WIS-/WASREGELING“<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers<br />
in.<br />
Als u de hendel aangetrokken houdt, dan<br />
worden in één beweging de ruitenwissers/sproeiers<br />
ingeschakeld; de ruitenwissers<br />
schakelen automatisch in als u de hendel<br />
voor bediening van de ruitensproeiers langer<br />
dan een halve seconde aangetrokken<br />
houdt.<br />
De ruitenwissers blijven nog enkele slagen<br />
werken, nadat u de hendel loslaat; na<br />
enige seconden volgt nog een “reinigingsslag“.<br />
fig. 66<br />
A0B0374b<br />
Regensensor (fig. 67)<br />
De regensensor (A) (indien aanwezig)<br />
is een elektronische voorziening voor de<br />
ruitenwissers en zorgt ervoor dat de frequentie<br />
van de slagen van de ruitenwissers,<br />
tijdens het wissen met interval,<br />
automatisch wordt aangepast aan de<br />
hoeveelheid regen op de ruit.<br />
Alle andere door de rechter hendel geregelde<br />
functies worden hier niet door beïnvloed.<br />
De regensensor schakelt automatisch in<br />
als de rechter hendel in stand (B- fig.<br />
64) wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />
dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen) als<br />
de ruit droog is, tot ruitenwissers die ingeschakeld<br />
worden op de tweede snelheid<br />
(gemiddeld continu wissen) bij hevige<br />
regen.<br />
fig. 67<br />
A0B0012b<br />
De gevoeligheid van de regensensor kan<br />
worden ingesteld met de draaiknop (Ffig.<br />
69):<br />
AUTO = automatische regeling van de<br />
gevoeligheid<br />
■ lage gevoeligheid<br />
■■ gemiddelde gevoeligheid<br />
■■■ hoge gevoeligheid.<br />
Als de ruitensproeiers worden bediend bij<br />
ingeschakelde regensensor (hendel in<br />
stand B), werkt het normale reinigingsprogramma.<br />
Daarna hervat de regensensor<br />
zijn normale automatische werking.<br />
Draai de contactsleutel in stand STOP<br />
om de regensensor uit te schakelen. Als<br />
de motor daarna wordt gestart (sleutel in<br />
stand MAR), schakelt de regensensor<br />
opnieuw in als de hendel in stand (B) is<br />
blijven staan.
Als de regensensor op deze wijze<br />
opnieuw wordt ingeschakeld, wordt ten<br />
minste één wisslag uitgevoerd, ook bij<br />
een droge ruit. Hiermee wordt aangegeven<br />
dat het systeem weer is ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Bij een defect aan de<br />
rechter hendel of de regensensor, moeten<br />
de ruitenwissers, als de rechter hendel in<br />
stand (B) staat, met interval wissen.<br />
De regensensor bevindt zich achter de<br />
achteruitkijkspiegel in het gebied dat be -<br />
streken wordt door de ruitenwissers en<br />
staat in contact met de voorruit. De sensor<br />
levert een signaal aan een elektronische<br />
regeleenheid, die vervolgens de ruitenwissermotor<br />
bedient.<br />
Telkens als de motor wordt gestart wordt<br />
de regensensor automatisch verwarmd tot<br />
ongeveer 40°C, zodat eventuele condens<br />
van het meetoppervlak wordt verwijderd<br />
en ijsvorming wordt voorkomen.<br />
De regensensor is in staat om de volgende<br />
omstandigheden te herkennen en<br />
zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:<br />
– vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag,<br />
vuil, enz.);<br />
– waterstrepen veroorzaakt door versleten<br />
wisserrubbers;<br />
– verschil tussen dag en nacht (het zicht<br />
wordt ‘s nachts sterker gehinderd door<br />
vocht op de ruit).<br />
Koplampsproeiers (fig. 68)<br />
Deze treden in werking als u, bij ingeschakeld<br />
dim-/grootlicht, de ruitensproeiers<br />
inschakelt.<br />
fig. 68<br />
A0B0379b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
49
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
50<br />
CRUISE-CONTROL<br />
(optional voor<br />
bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De elektronische snelheidsregeling<br />
(CRUISE-CONTROL) maakt het<br />
mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />
snelheid aan te houden, zonder het gaspedaal<br />
in te trappen. Op deze manier<br />
wordt het rijden, vooral op lange trajecten,<br />
minder vermoeiend omdat de ingestelde<br />
snelheid automatisch gehandhaafd<br />
blijft.<br />
BELANGRIJK Het systeem kan alleen<br />
worden ingeschakeld bij een snelheid<br />
boven de 30 km/h.<br />
Het systeem mag uitsluitend worden<br />
gebruikt, afhankelijk van de snelheid, in<br />
de 4e of 5e versnelling. Op afdalingen kan<br />
bij ingeschakelde cruise-control de snelheid<br />
iets oplopen ten opzichte van de<br />
opgeslagen snelheid door de wijziging in<br />
de motorbelasting.<br />
Het systeem schakelt in de volgende<br />
gevallen automatisch uit:<br />
– door het intrappen van het rempedaal;<br />
– door het intrappen van het koppelingspedaal;<br />
– als het ASR in werking treedt;<br />
– als bij de Selespeed versnellingsbak<br />
geschakeld wordt;<br />
– als de snelheid van de auto onder de<br />
vastgestelde limiet komt;<br />
– als geschakeld wordt zonder het koppelingspedaal<br />
in te trappen.<br />
BEDIENINGSORGANEN (fig.<br />
69)<br />
De cruise-control wordt bediend met de<br />
draaiknop ON/OFF (A) de draaiknop<br />
+/– (B) en de drukknop RCL (C).<br />
Draaiknop (A) kan in twee standen worden<br />
gezet:<br />
– OFF: in deze stand is het systeem uitgeschakeld;<br />
– ON: in deze stand werkt het systeem.<br />
Als het systeem begint te werken,<br />
gaat op het checkpanel het controlelampje<br />
Ü branden.<br />
Met draaiknop (B) kunt u de ingestelde<br />
snelheid van de auto opslaan en aanhouden<br />
of de ingestelde snelheid verhogen of<br />
verlagen.<br />
Zet draaiknop (B) in stand (+) om de<br />
snelheid op te slaan of om de ingestelde<br />
snelheid te verhogen.
Zet draaiknop (B) in stand (–) om de<br />
ingestelde snelheid te verlagen.<br />
Telkens als draaiknop (B) wordt bediend,<br />
wordt de snelheid ongeveer 1 km verhoogd<br />
of verlaagd.<br />
Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden,<br />
verandert de snelheid continu. De<br />
nieuwe snelheid wordt automatisch aangehouden.<br />
Met knop RCL (C) kan de opgeslagen<br />
snelheid worden opgeroepen.<br />
BELANGRIJK Als u de contactsleutel<br />
in stand STOP zet of de draaiknop (A)<br />
in stand OFF, dan wordt de opgeslagen<br />
snelheid gewist en het systeem uitgeschakeld.<br />
fig. 69<br />
A0B0055b<br />
Draaiknop (A) kan permanent in stand<br />
ON blijven staan, zonder risico op beschadiging<br />
van het systeem. Het is echter<br />
raadzaam het systeem uit te schakelen<br />
als het niet gebruikt wordt. Zet de draaiknop<br />
in stand OFF, zodat het per ongeluk<br />
opslaan van snelheden wordt voorkomen.<br />
SNELHEID OPSLAAN<br />
Zet draaiknop (A) in stand ON en ga op<br />
de normale manier met de gewenste snelheid<br />
rijden. Zet draaiknop (B) ten minste<br />
drie seconden in stand (+) en laat de<br />
knop los. De snelheid van de auto is opgeslagen<br />
en het gaspedaal kan worden losgelaten.<br />
De auto blijft vervolgens constant met de<br />
ingestelde snelheid rijden, totdat zich één<br />
van de volgende omstandigheden voordoet:<br />
– intrappen rempedaal;<br />
– intrappen koppelingspedaal;<br />
– als het ASR in werking treedt;<br />
– als bij de Selespeed versnellingsbak<br />
geschakeld wordt.<br />
BELANGRIJK Indien nodig (bijvoorbeeld<br />
bij inhalen) kan de snelheid simpel<br />
verhoogd worden door het intrappen van<br />
het gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal<br />
loslaat, wordt de opgeslagen snelheid<br />
weer aangehouden.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID<br />
OPROEPEN<br />
Als het systeem wordt uitgeschakeld<br />
door bijvoorbeeld het intrappen van het<br />
rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen<br />
snelheid op de volgende manier<br />
worden opgeroepen:<br />
– geef geleidelijk gas, totdat de snelheid<br />
ongeveer gelijk is aan de opgeslagen<br />
snelheid;<br />
– schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />
was op het moment van het opslaan<br />
van de snelheid (4e of 5e versnelling);<br />
– druk op de knop RCL (C).<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
51
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
52<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />
HOGEN<br />
De opgeslagen snelheid kan op twee<br />
manieren worden verhoogd:<br />
1) Trap het gaspedaal in en sla de nieuwe<br />
snelheid op (houd draaiknop (B) langer<br />
dan 3 seconden gedraaid).<br />
of<br />
2) Draai draaiknop (B) kort in stand (+):<br />
telkens als de draaiknop wordt gedraaid,<br />
wordt de snelheid iets verhoogd (ongeveer<br />
1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt<br />
gehouden, verandert de snelheid continu.<br />
Als draaiknop (B) wordt losgelaten, wordt<br />
de bereikte snelheid automatisch opgeslagen.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />
LAGEN<br />
De opgeslagen snelheid kan op twee<br />
manieren worden verlaagd:<br />
1) Schakel het systeem uit (bijvoorbeeld<br />
door het rempedaal in te trappen)<br />
en sla vervolgens de nieuwe snelheid op<br />
(zet draaiknop (B) ten minste drie seconden<br />
in stand (+).<br />
2) Houd draaiknop (B) in stand (–),<br />
totdat de nieuwe snelheid is bereikt die<br />
automatisch blijft opgeslagen.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID WIS-<br />
SEN<br />
De opgeslagen snelheid wordt automatisch<br />
gewist als de motor wordt uitgezet of<br />
als u draaiknop (A) in stand OFF zet.<br />
Als de cruise-control tijdens<br />
het rijden is ingeschakeld,<br />
zet dan nooit de<br />
versnellingspook in de vrijstand.<br />
Schakel de cruise-control<br />
uitsluitend in als de verkeersomstandigheden<br />
en de<br />
conditie van de weg dit veilig toestaan;<br />
d.w .z.: op rechte, droge<br />
wegen en autosnelwegen die in<br />
goede conditie verkeren en met een<br />
rustig verkeersbeeld. Schakel het<br />
systeem nooit in de stad of in druk<br />
verkeer in.<br />
km/h.<br />
Het systeem kan alleen<br />
worden ingeschakeld bij<br />
een snelheid boven de 30<br />
Bij een storing of een<br />
afwijkende werking van<br />
de cruise-control, moet<br />
draaiknop (A) in stand OFF worden<br />
gezet. Laat het systeem, na<br />
controle van de zekering, zo snel<br />
mogelijk bij een Alfa Romeodealer<br />
controleren.
DASHBOARD<br />
A0B0407b<br />
fig. 70<br />
1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien zijruiten - 3. Luchtroosters boven aan zijkant - 4. Bedieningsorganen<br />
op stuurwiel voor autoradio (indien aanwezig) - 5. Bedieningshendel buitenverlichting - 6. Snelheidsmeter - 7. Checkpanel -<br />
8. Toerenteller - 9. Bedieningshendel ruitenwissers - 10. Brandstofmeter - 11. Luchtrooster in het midden - 12. Display Infocenter - 13.<br />
Klokje - 14. Koelvloeistoftemperatuurmeter - 15. Autoradio -16. Airbag passagierszijde - 17. Dashboardkastje - 18. Bedieningsorganen voor<br />
de verwarming, ventilatie en airconditioning - 19. Asbak en aansteker - 20. Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten - 21. Start-/contactslot<br />
- 22. Hendel voor stuurwielvergrendeling/-ontgrendeling - 23. Airbag bestuurderszijde en claxon - 24. Bedieningshendel cruise-control<br />
(indien aanwezig) - 25. Hendel voor motorkapontgrendeling - 26. Bedieningsorganen: verlichting instrumenten, op nul zetten dagteller<br />
en koplampverstelling<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
53
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
54<br />
INSTRUMENTEN<br />
fig. 71<br />
A. Snelheidsmeter - B. Kilometerteller met display met dubbele teller (totaalstand en dagteller) - C. Checkpanel - D. Toerenteller - E.<br />
Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve - F. Klokje - G. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge temperatuur - H. Controle- en waarschuwingslampjes.<br />
A0A0000b
TOERENTELLER<br />
Als de wijzernaald in het rode gebied staat,<br />
dan draait de motor met extreem hoge toerentallen.<br />
Het is raadzaam deze toerentallen<br />
slechts kort aan te houden.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van de<br />
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de<br />
toevoer van brandstof als de motor met te<br />
hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen<br />
zal afnemen.<br />
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller<br />
een geleidelijke of plotselinge toerentalstijging<br />
aangeven; dit is normaal en<br />
vindt plaats, bijvoorbeeld, als de airconditioning<br />
of de elektroventilateur inschakelt.<br />
Een langzame wijziging in toerental dient<br />
vooral voor het behoud van de lading van<br />
de accu.<br />
BRANDSTOFMETER MET<br />
WAARSCHUWINGS LAMPJE<br />
VAN DE RESERVEBRANDSTOF<br />
Dit instrument geeft het brandstofniveau<br />
in de tank aan.<br />
Het waarschuwingslampje ç geeft aan dat<br />
er nog ongeveer 7 liter brandstof aanwezig<br />
is.<br />
BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden<br />
(bijv. bij sterke hellingen) kan de<br />
wijzernaald een hoeveelheid aangeven die<br />
niet overeenkomt met de werkelijke hoeveelheid<br />
in de tank. Bovendien kunnen wijzigingen<br />
in het brandstofniveau iets vertraagd<br />
worden aangegeven.<br />
Een elektronisch regelsysteem voorkomt<br />
dat de wijzernaald heen en weer schommelt<br />
als gevolg van het klotsen van de<br />
brandstof tijdens het rijden.<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR-<br />
METER MET<br />
WAARSCHUWINGS LAMPJE<br />
VOOR TE HOGE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Het instrument geeft de temperatuur aan<br />
van de motorkoelvloeistof, zodra de koel -<br />
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer<br />
50°C.<br />
Onder normale omstandigheden staat de<br />
wijzernaald ongeveer in het midden van de<br />
schaal. Als de wijzernaald in de buurt komt<br />
van de maximale waarden (rode gebied),<br />
moet gas worden teruggenomen.<br />
Als het waarschuwingslampje ç gaat branden<br />
(op het display Infocenter verschijnt een<br />
mededeling), dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog; zet de motor uit en wendt u<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK De wijzernaald kan ook in<br />
de buurt komen van de maximale waarden<br />
(rode gebied), terwijl u met hoge buitentemperaturen<br />
langzaam rijdt. Het is in dat<br />
geval raadzaam te stoppen en de motor enkele<br />
minuten uit te zetten. Rijd vervolgens verder<br />
met zo mogelijk een hogere snelheid.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
55
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
DISPLAY INFOCENTER (fig. 72)<br />
Op het standaardscherm van het display<br />
kan de volgende informatie worden weergegeven:<br />
• aan de bovenzijde van het display:<br />
– datum (A);<br />
– buitentemperatuur (B);<br />
• in het midden van het display:<br />
– informatie over de Trip Computer (C);<br />
– motorolietemperatuur;<br />
– weergave storingsmeldingen en waarschuwingen<br />
met bijbehorend symbool<br />
(bijv. mogelijke ijsvorming op de weg<br />
D).<br />
A0B2107i<br />
Het standaardscherm blijft actief zolang<br />
er een functie wordt ingeschakeld die op<br />
het display wordt weergegeven (bijv. “Lichtsterkteregeling<br />
van display Infocenter“).<br />
BELANGRIJK Als een polaroidbril wordt<br />
gedragen kan de leesbaarheid van het dis -<br />
play Infocenter minder zijn.<br />
56 fig. 72<br />
fig. 73<br />
LICHTSTERKTEREGELING<br />
DISPLAY<br />
INFOCENTER<br />
Met deze functie kan de lichtsterkte (verlagen/verhogen)<br />
van het display Infocenter<br />
aangepast worden aan de dag of nacht.<br />
Bedien voor het instellen van de gewenste<br />
lichtsterkte (dag of nacht), ook als de<br />
auto in beweging is, knop â of ã en<br />
onthoud het volgende:<br />
– als de buitenverlichting is ingeschakeld,<br />
verschijnt op het display het opschrift LICHT -<br />
STERKTEREG. NACHT (fig. 73)<br />
A0B2008i
- als de buitenverlichting niet is ingeschakeld,<br />
verschijnt op het display het op -<br />
schrift LICHTSTERKTEREG. DAG (fig. 74)<br />
Als u toets â indrukt, of ongeveer 5 seconden<br />
na het uitvoeren van de laatste handeling,<br />
wordt teruggekeerd naar het scherm<br />
dat hiervoor actief was.<br />
BELANGRIJK Tijdens de weergave van<br />
storingsmeldingen, kan de lichtsterkte van<br />
het display niet ingesteld worden. In deze<br />
situatie wordt het display automatisch maximaal<br />
verlicht.<br />
fig. 74<br />
A0B2007i<br />
DISPLAY INFOCENTER<br />
Het display Infocenter kan alle nuttige en<br />
noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven:<br />
INFORMATIE OP HET<br />
STANDAARDSCHERM<br />
– Datum (A-fig. 75)<br />
– Buitentemperatuur (B-fig. 75)<br />
– Laatst opgeroepen onderdeel van Trip<br />
computer (bijv. Gemiddelde snelheid Cfig.<br />
75) of motorolietemperatuur<br />
– Weergave storingsmeldingen en waarschuwingen<br />
met bijbehorend symbool<br />
(bijv. mogelijke ijsvorming op de weg<br />
D-fig. 75)<br />
fig. 75<br />
A0B2107i<br />
INFORMATIE OVER<br />
DE AUTO<br />
– Afstand tot volgende servicebeurt<br />
– Informatie Trip computer<br />
– Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen<br />
Er is ook een menu aanwezig waarin met<br />
de bedieningsknoppen (zie “Bedienings -<br />
knoppen“ op de volgende pagina’s) de volgende<br />
instellingen kunnen worden uitgevoerd:<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
57
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
58<br />
SNELHEIDSLIMIET<br />
Instelmenu<br />
– In-/uitschakelen van de weergave<br />
(ON/OFF)<br />
– Instellen snelheidslimiet<br />
TRIP B<br />
– In-/uitschakelen van de functie<br />
(ON/OFF)<br />
DATUM INSTELLEN/<br />
KLOKJE INSTELLEN<br />
– Dag instellen<br />
– Maand instellen<br />
– Jaar instellen<br />
– Uren instellen<br />
– Minuten instellen<br />
TAAL INSTELLEN<br />
– Instellen van de taal waarin de boodschappen<br />
op het display worden weergegeven<br />
EENHEID INSTELLEN<br />
– Keuze uit de volgende eenheden: km<br />
of mijl, °C of °F, l/100 km of km/l<br />
VOLUMEREGELING<br />
WAARSCHUWINGSZOEMER<br />
– Instellen van het volume van de geluidssignalen<br />
SNELHEIDLIMIET<br />
WINTERBANDEN<br />
– In-/uitschakelen van de functie<br />
(ON/OFF)<br />
– Instellen van de snelheidslimiet (160<br />
km/h, 190 km/h of 210 km/h)<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
– Weergave van de afstand tot de volgende<br />
servicebeurt gekoppeld aan de<br />
werkzaamheden van het Geprogrammeerd<br />
Onderhoud<br />
CONTRASTREGELING<br />
DISPLAY<br />
– Instellen van het contrast (meer/minder)<br />
van het display Infocenter<br />
HERSTEL<br />
“DEFAULT“-WAARDEN<br />
– In-/uitschakelen van de functie<br />
(ON/OFF)<br />
MENU VERLATEN<br />
– Menu verlaten<br />
BELANGRIJK Als een polaroidbril wordt<br />
gedragen kan de leesbaarheid van het dis -<br />
play Infocenter minder zijn.
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 76-77)<br />
Om volledig gebruik te kunnen maken van de informatie die het display Infocenter (met de contactsleutel in stand MAR) kan leveren,<br />
dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen (respectievelijk op de middenconsole en naast de bedieningsorganen van de klimaatregeling<br />
en op de linker hendel voor de werking van de Trip computer). De werking wordt hierna beschreven. Wij raden u bovendien aan, voordat<br />
u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen.<br />
fig. 76<br />
fig. 77<br />
A0A0013b<br />
A0A0014b<br />
ã<br />
Knoppen INFO,â,ã<br />
Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van onder naar boven te<br />
doorlopen of om de weergegeven waarde te verhogen<br />
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met ç in de volgende<br />
beschrijvingen; om de keuze te bevestigen en/of naar het volgende scherm<br />
te gaan of het menu te openen<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met é in de volgende be -<br />
schrijvingen; om de keuze te bevestigen en terug te keren naar het vorige scherm<br />
Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van boven naar onder te<br />
doorlopen of om de weergegeven waarde te verlagen<br />
Toets SET<br />
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met ä in de volgende<br />
beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip computer te<br />
doorlopen<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met å in de volgende beschrijvingen,<br />
om de informatie van de Trip computer op nul te zetten (reset)<br />
voor een nieuwe rit<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
59
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
60<br />
BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />
Het menu bestaat uit een aantal functies die “cyclisch“ worden weergegeven. De functies kunnen met de knoppen â en ã worden<br />
gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voorbeelden “TAAL“ en “DATUM“ in onderstaand<br />
schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm“ op de volgende pagina’s.<br />
MENU O FF SNELHEID<br />
DEFAULTWAARDEN<br />
CONTRAST<br />
SERVICE<br />
WINTERBANDEN<br />
ZOEMER<br />
TAAL<br />
EENHEID<br />
ç<br />
TRIP B<br />
DATUM<br />
ç<br />
Deutsch<br />
Italiano<br />
Dag<br />
Minuten Maand<br />
Uur<br />
Portoguese<br />
ç<br />
English<br />
Jaar<br />
Espãnol<br />
Nederlands<br />
Français
STARTCONTROLE<br />
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, verschijnt op het display Infocenter de mededeling CHECK BEZIG: de fase, waarin een diagnose<br />
wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto, is begonnen; deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen<br />
storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt CHECK OK op het display.<br />
of<br />
Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan de paragraaf<br />
“Controle- en waarschuwingslampjes“ in dit hoofdstuk.<br />
Motor<br />
draait?<br />
NEE<br />
JA<br />
Weergave<br />
standaardscherm<br />
Geen<br />
storingen<br />
aanwezig<br />
zie volgende pagina<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
61
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
62<br />
Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een<br />
servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf<br />
2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200<br />
km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven. Als u dicht bij de volgende<br />
servicebeurt bent en u de sleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD NA gevolgd door het aantal kilometers of dagen die resteren<br />
tot de volgende servicebeurt. De informatie van het GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD wordt<br />
aangegeven in kilometers (km), mijlen (mijl) of dagen (dd.), afhankelijk van de eerstvolgende<br />
servicebeurt. Als de waarde 0 km of 0 mijl (mijl), of 0 dagen (dd.) wordt bereikt, verschijnt<br />
iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR draait, het opschrift GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD VERVALLEN gevolgd door het aantal kilometers, mijlen of dagen. Wendt u tot de<br />
Alfa Romeo-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het onderhoudsschema of het<br />
jaarlijks inspectieschema, en voor het op nul zetten van de weergave (reset).
TOEGANG TOT HET MENUSCHERM<br />
Na de STARTCONTROLE kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door toets ç in te drukken.<br />
Druk op de toetsen â en ã om in het menu te navigeren.<br />
BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu verlaten en het<br />
vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met knop ç ), niet opgeslagen. De<br />
handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd.<br />
– Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van SNELHEIDSLIMIET).<br />
– Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />
In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.<br />
Zie<br />
STARTCONTROLE<br />
Standaardscherm<br />
ç<br />
Rijdt de auto?<br />
JA<br />
Beperkt<br />
menuscherm<br />
NEE<br />
SNELHEID<br />
TRIP B<br />
DATUM<br />
TAAL<br />
EENHEID<br />
ZOEMER<br />
WINTERBANDEN<br />
SERVICE<br />
CONTRAST<br />
DEFAULTWAARDEN<br />
MENU OFF<br />
Uitgebreid menuscherm<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
63
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
64<br />
SNELHEIDSLIMIET (SNELHEID)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal<br />
en verschijnt er een specifieke waarschuwing op het display. De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />
â<br />
ã<br />
Zie STARTCONTROLE en<br />
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De<br />
geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />
ç<br />
Met de knoppen â en/of ã kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdens het<br />
instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan worden ingesteld tussen<br />
0 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph afhankelijk van de ingestelde eenheid<br />
(zie de paragraaf EENHEID KIEZEN hierna). Elke keer als u de knop indrukt (impuls),<br />
wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u het betreffende knopje<br />
ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />
Als u dichtbij de juiste waarde bent, laat u het knopje los en stelt u de exacte waarde<br />
in door het knopje telkens in te drukken en los te laten.<br />
ç<br />
é<br />
é<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Terug naar<br />
standaardscherm
Waarschuwing snelheidslimiet overschreden<br />
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, dan verschijnt deze waarschuwing automatisch op het display en klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.<br />
Weergavevoorbeeld als de ingestelde waarde gelijk is aan 120 km/h<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
65
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
66<br />
TRIP B (TRIP B)<br />
Hiermee kan de weergave van de functie TRIP B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF) waarin informatie wordt gegeven<br />
over een “deeltraject“: AFGELEGDE AFSTAND B, GEMIDDELD VERBRUIK B, GEMIDDELDE SNELHEID B, RIJTIJD B.<br />
Zie voor meer informatie “General Trip -Trip B“<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Met knop â of ã kan worden in- of<br />
uitgeschakeld ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm
DATUM INSTELLEN/KLOKJE INSTELLEN<br />
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk:<br />
Zie STARTCONTROLE en<br />
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
Elke keer als u knop â of ã<br />
indrukt (impuls), wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u het betreffende knopje<br />
ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug. Als u<br />
dichtbij de juiste waarde bent, laat u<br />
het knopje los en stelt u de exacte<br />
waarde in door het knopje telkens in<br />
te drukken en los te laten.<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
zie volgende pagina<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
67
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
68<br />
Elke keer als u knop â of ã<br />
indrukt (impuls), wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u het betreffende knopje<br />
ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug. Als<br />
u dichtbij de juiste waarde bent,<br />
laat u het knopje los en stelt u de<br />
exacte waarde in door het knopje<br />
telkens in te drukken en los te<br />
laten.<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm
TAAL INSTELLEN (TAAL)<br />
De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Nederlands, Portugees).<br />
Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />
Zie STARTCONTROLE en<br />
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
69
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
70<br />
EENHEID KIEZEN (EENHEID)<br />
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld. Ga voor het kiezen van de eenheden als volgt te werk:<br />
Zie STARTCONTROLE en<br />
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm
VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (ZOEMER)<br />
Het volume van het geluidssignaal (zoemer), dat klinkt als een storing wordt gevonden, kan stapsgewijs worden ingesteld met de knoppen<br />
â en/of ã. Ga voor het uitschakelen (OFF) of het instellen als volgt te werk:<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
71
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
72<br />
SNELHEIDSLIMIET WINTERBANDEN (WINTERBANDEN)<br />
Met deze functie kan een snelheidslimiet worden ingesteld als u met winterbanden rijdt. U kunt een keuze maken uit de volgende waarden:<br />
160 km/h, 190 km/h of 210 km/h (zie paragraaf “Winterbanden“ in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto“).<br />
â<br />
ã<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De<br />
geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />
ç<br />
é<br />
ç<br />
é<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Terug naar<br />
standaardscherm
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)<br />
Met de functie SERVICE kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren<br />
voordat een servicebeurt moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen<br />
als volgt te werk:<br />
â ã<br />
ã<br />
â<br />
â<br />
ã<br />
ã<br />
â<br />
â<br />
ã<br />
ã<br />
â<br />
â<br />
ã<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
EN TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
ã â<br />
Menuscherm<br />
ç é<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
ç<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
73
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
74<br />
BELANGRIJK De producten die gebruikt moeten worden voor het geprogrammeerd onderhoud van de auto, aangegeven in het scherm<br />
SERVICE, kunnen aan veranderingen onderhevig zijn. Zie de paragraaf “Smeermiddelen en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000<br />
mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de sleutel in stand MAR, staat, vanaf 2.000 km (of<br />
1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie<br />
wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw<br />
weergegeven. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de sleutel in stand MAR<br />
draait, verschijnt op het display het opschrift GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD NA gevolgd<br />
door het aantal kilometers of dagen die resteren tot de volgende servicebeurt. De informatie<br />
van het GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD wordt aangegeven in kilometers (km), mijlen<br />
(mijl) of dagen (dd.), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Als de waarde 0 km of<br />
0 mijl (mijl), of 0 dagen (dd.) wordt bereikt, verschijnt iedere keer als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, het opschrift GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD VERVALLEN gevolgd door<br />
het aantal kilometers, mijlen of dagen. Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer voor het uitvoeren<br />
van de werkzaamheden van het onderhoudsschema of het jaarlijks inspectieschema, en voor<br />
het op nul zetten van de weergave (reset).
CONTRASTREGELING DISPLAY (CONTRAST)<br />
Met deze functie kan het contrast worden ingesteld (minder/meer) van het display Infocenter.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
75
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
76<br />
HERSTEL “DEFAULT“-WAARDEN (DEFAULTWAARDEN)<br />
De volgende functie:<br />
– Bij inschakeling (ON) worden de parameters: Snelheidslimiet, Trip B, Lichtsterkte, Taal, Eenheid temperatuur, Eenheid afstand, Eenheid<br />
verbruik, Zoemer, Winterbanden, Contrast, ingesteld op de waarden die hierna vermeld staan. Snelheidslimiet = 120 km/h, Trip B ON, Lichtsterkte<br />
ON = 4, Lichtsterkte OFF = 1, Taal = Italiaans, Eenheid temperatuur = °C, Eenheid afstand = km, Eenheid verbruik = l/100 km,<br />
waarde Zoemer = 2, Winterbanden OFF (waarde ingesteld op160 km/h), waarde contrast = 3<br />
– Bij uitschakeling (OFF) kunnen de waarden van de hiervoor vermelde parameters handmatig worden ingesteld.<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
EN TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
Menuscherm<br />
é<br />
ç<br />
â<br />
ã<br />
é<br />
ç<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
Terug naar menuscherm
MENU VERLATEN (MENU OFF)<br />
Met deze functie kunt u het instelmenu verlaten en terugkeren naar het vorige scherm.<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
â<br />
ã<br />
ç<br />
Menuscherm Terug naar<br />
standaardscherm<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
77
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
78<br />
GENERAL TRIP - TRIP B<br />
Met de functie TRIP COMPUTER kan op het display Infocenter informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie<br />
bestaat uit GENERAL TRIP, dat betrekking heeft op hele rit van de auto en TRIP B, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie<br />
vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden<br />
gezet.<br />
Met GENERAL TRIP wordt informatie over ACTIERADIUS, AFGELEGDE AFSTAND, GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK, HUIDIG BRANDSTOFVERBRUIK, GEMIDDELDE SNELHEID,<br />
RIJTIJD (duur van het gehele traject) en de MOTOROLIETEMPERATUUR gegeven.<br />
Met TRIP B (met automatische reset iedere keer nadat ten minste twee uur verstreken zijn na het uitzetten van de motor), wordt informatie<br />
over AFGELEGDE AFSTAND B, GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK B, GEMIDDELDE SNELHEID B en de RIJTIJD B (duur van het deeltraject) gegeven.<br />
Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. GENERAL TRIP, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR staat, langer dan 2 seconden<br />
op knop ã drukken (zie “Bedieningsknoppen“).<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
GENERAL TRIP<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
Als u het systeem op nul zet (door knop ã langer dan 2 sec. in te drukken) terwijl het scherm van GENERAL TRIP wordt weergegeven, dan<br />
worden ook de gegevens van TRIP B op nul gezet. Als u het systeem op nul zet (door knop ã langer dan 2 sec. in te drukken) terwijl het<br />
scherm van TRIP B wordt weergegeven, dan worden alleen de gegevens van TRIP B op nul gezet.<br />
BELANGRIJK De gegevens over de ACTIERADIUS en het HUIDIGE BRANDSTOFVERBRUIK kunnen niet op nul worden gezet.<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is geweest en weer wordt vastgekoppeld, dan wordt aan het begin van een nieuwe rit de waarde van het<br />
gemiddeld brandstofverbruik ingesteld op de waarde “vooraf ingesteld gemiddeld standaardverbruik“. Deze waarde is gelijk aan 12 liter/100 km.<br />
De informatie van de TRIP COMPUTER wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).<br />
Zie STARTCONTROLE<br />
en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
Standaardscherm<br />
ä<br />
ä<br />
å<br />
ä = korter dan 2 seconden indrukken<br />
å = langer dan 2 seconden indrukken<br />
ä å<br />
Reset GENERAL TRIP en TRIP B behalve Actieradius<br />
en Huidig verbruik (zie de volgende paragraaf RESET<br />
GENERAL TRIP)<br />
ä ä<br />
å<br />
ä ä ä<br />
å<br />
å<br />
ZIE VOLGENDE<br />
PAGINA<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
79
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
80<br />
TERUG NAAR VORIGE<br />
PAGINA<br />
ä ä<br />
å<br />
å<br />
TRIP B AAN?<br />
JA<br />
å<br />
NEE<br />
Alleen reset TRIP B (zie volgende<br />
paragraaf RESET TRIP B)<br />
BELANGRIJK Als u op knop â drukt, wordt<br />
automatisch teruggekeerd naar het vorige scherm<br />
ä<br />
å<br />
Terug naar<br />
standaardscherm<br />
ä<br />
å
Na het op nul zetten van TRIP door langer dan 2 seconden op knop ã te drukken, verschijnen op het display de volgende functies:<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Reset TRIP B<br />
å = Reset GENERAL TRIP en TRIP B<br />
(behalve Actieradius en Huidig verbruik)<br />
å = Alleen reset TRIP B<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
81
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
82<br />
ACTIERADIUS = Geeft de geschatte afstand aan (uitgedrukt in km of mijlen) die nog kan worden afgelegd met de brandstof in de brandstoftank,<br />
waarbij er van uit wordt gegaan dat het rijgedrag niet verandert. Op het display verschijnt de indicatie<br />
“——“ gevolgd door:<br />
A) Waarde van actieradius lager dan 50 km (ongeveer 31 mijl) (na de waarschuwing voor beperkte actieradius)<br />
B) Als de auto stilstaat met stationair draaiende motor of in ieder geval als de snelheid van de auto langer dan 5 minuten lager is dan 4 km/h.<br />
AFSTAND TRAJECT = Geeft de door de auto afgelegde afstand aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
GEMIDDELD VERBRUIK = Geeft het gemiddelde brandstofverbruik op het moment aan en wordt uitgedrukt in l/km of in l/100km, afhankelijk van<br />
de gekozen eenheid.<br />
HUIDIG VERBRUIK = Geeft ongeveer iedere 5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat met stationair draaiende motor of in ieder geval<br />
als de snelheid van de auto langer dan 5 minuten lager is dan 4 km/h, verschijnt op het display de indicatie “——“. Het huidige brandstofverbruik<br />
wordt pas weer berekend als de snelheid van de auto hoger of gelijk is aan 4 km/h.<br />
GEMIDDELDE SNELHEID = Geeft de huidige gemiddelde snelheid van de auto aan op basis van de tijd die afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe<br />
rit (*)<br />
RIJTIJD = tijd die verstreken is vanaf het begin van de nieuwe rit (*)<br />
(*) NIEUWE RIT: als een “handmatige reset is uitgevoerd door de gebruiker d.m.v. het indrukken van de betreffende knop.<br />
BELANGRIJK GENERAL TRIP wordt automatisch op nul gezet als de Afgelegde Afstand een waarde van 9999,9 km (of mijl) heeft bereikt, als de Rijtijd<br />
een waarde van 99:59 (99 uur en 59 minuten) heeft bereikt of iedere keer na het weer vastkoppelen van de accu.<br />
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij alle functies op de TRIP COMPUTER de mededeling “****“ in plaats van de waarde, samen met<br />
de kenmerkende beschrijving van iedere functie. Wanneer de normale werking weer hersteld is, worden de waarden van de functies weer op normale wijze<br />
weergegeven. De waarden die voor de storing werden weergegeven worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit begonnen.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Naast de storingsmeldingen die op het display Infocenter worden weergeven, het geluidssignaal (instelbaar) dat u hoort en het gaan<br />
branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Bezoek een<br />
werkplaats“, “Zet de motor uit, rijdt niet verder“, enz.). Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben tot doel u er op attent te<br />
maken snel actie te ondernemen als er een storing in de werking van de auto wordt gevonden. Een dergelijke melding moet echter als<br />
een aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de informatie in dit instructieboekje. Wij raden u daarom aan dit instructieboekje<br />
goed door te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven worden.<br />
BELANGRIJK Bij een storing wordt het display Infocenter maximaal verlicht. Als u op de toets â drukt, verdwijnt de storingsmelding en<br />
waarschuwing en blijft het symbool dat betrekking heeft op de storingsmelding rechtsonder op het display weergegeven.<br />
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display Infocenter verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige storingen<br />
en ernstige storingen. De zeer ernstige storingen worden een onbepaalde tijd herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het dis -<br />
play werd aangegeven onderbroken wordt. Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus“ opnieuw weergegeven,<br />
totdat de oorzaak van de storing is verholpen. Het is bovendien mogelijk de “cyclus“ te onderbreken door toets â in te drukken: in dat geval<br />
blijft het symbool dat betrekking heeft op de storing rechtsonder op het display weergegeven, totdat de oorzaak van de storing verholpen<br />
is.<br />
Zeer ernstige storingen worden ongeveer 20 seconden weergegeven en verdwijnen daarna. Iedere keer als u de contactsleutel in stand<br />
MAR zet, worden ze opnieuw weergegeven. Als de “signaleringscyclus“ ten einde is (na ongeveer 20 seconden) of als toets â wordt ingedrukt,<br />
wordt het symbool dat betrekking heeft op de storing rechtsonder op het display weergegeven, totdat de oorzaak van de storing<br />
verholpen is.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
83
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
84<br />
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
x<br />
d<br />
Weergave op<br />
het display<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU EN/OF AANGETROKKEN HANDREM<br />
(rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als het<br />
rem vloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />
in het remsysteem en als de handrem bij een rijdende auto wordt aangetrokken.<br />
Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt<br />
ook een mededeling), controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />
Als het lampje blijft branden terwijl de handrem niet is aangetrokken<br />
(op het display verschijnt ook een mededeling), stop dan onmiddellijk<br />
en wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
VERSLETEN REMBLOKKEN (rood)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling<br />
+ symbool) als de remblokken voor versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk vervangen.<br />
BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust met een slijtage-indicator op de remblokken voor<br />
moet u, als de remblokken worden vervangen, ook de remblokken achter laten controleren.
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
Weergave op<br />
het display<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />
Draai bij een warme motor de dop van het expansiereser voir nooit<br />
los: gevaar voor verbranding.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als de motor<br />
te warm is.<br />
Als het lampje gaat branden moeten de volgende maatregelen worden genomen:<br />
– Bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en controleer of het niveau<br />
van de koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-merkteken staat.<br />
AIs dit wel het geval, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen<br />
het MIN- en MAX-merkteken staat. Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij het starten<br />
van de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
– Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld<br />
het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de snelheid en<br />
breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende motor<br />
en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit.<br />
Controleer het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te<br />
laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
85
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
86<br />
Lampje op<br />
het check -<br />
panel<br />
¬<br />
F<br />
Weergave op<br />
het display<br />
STORING AIRBAG (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat constant branden bij een storing in de<br />
werking van de airbag.<br />
Als het lampje ¬ niet gaat branden, blijft branden of tijdens het rijden<br />
gaat branden, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot een<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat<br />
het lampje voor de uitgeschakelde passagiersairbag voor F langer<br />
dan de normale 4 seconden knippert.<br />
AIRBAG VOOR PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)<br />
Het lampje F op het checkpanel gaat branden als de airbag voor aan passagierszijde met de<br />
sleutelschakelaar wordt uitgeschakeld.<br />
Als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld en u zet de contactsleutel in stand MAR,<br />
dan gaat het lampje op het checkpanel branden. Na ongeveer 4 seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje passagiersairbag voor uitgeschakeld F geeft ook eventuele<br />
storingen van het lampje ¬ aan. Het lampje F gaat ook na die<br />
4 seconden knipperen. Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en<br />
wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.
Lampje op<br />
het check -<br />
panel<br />
v<br />
w<br />
<<br />
Weergave op<br />
het display<br />
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Direct<br />
na het starten van de motor moet het lampje doven.<br />
Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op het display<br />
verschijnen ook een mededeling + symbool), zet dan onmiddellijk de<br />
motor uit en wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Direct<br />
na het starten van de motor moet het lampje doven (als de motor draait met stationair toerental,<br />
dan kan dit iets langer duren). Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel enkele seconden<br />
branden als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is omgelegd.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
87
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
88<br />
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
Weergave op<br />
het display<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN<br />
Op het display verschijnen een mededeling + symbool als één of meer portieren of het kofferdeksel<br />
niet goed gesloten zijn.
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
U<br />
Weergave op<br />
het display<br />
STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (geel)<br />
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op<br />
het instrumentenpaneel branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje<br />
gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnen ook<br />
een mededeling + symbool):<br />
constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem; Dit kan tot gevolg<br />
hebben dat schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties verminderen, de auto slechter<br />
gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />
snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met een brandend waarschuwingslampje kan dat schade<br />
veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen;<br />
knipperend - duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie “EOBD“ in dit hoofdstuk).<br />
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de motor met lage toerentallen<br />
draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rijomstandigheden<br />
moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen<br />
van het lampje. U dient zo snel mogelijk contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat<br />
niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt<br />
u dan zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer . De werking van het<br />
lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van<br />
de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
89
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
90<br />
Lampje op<br />
het check -<br />
panel<br />
¢<br />
Weergave op<br />
het display<br />
ALFA ROMEO CODE (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel één seconde<br />
knipperen en dooft daarna. Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft branden,<br />
dan duidt dit op een mogelijke storing: zie “Alfa Romeo CODE“.<br />
BELANGRIJK Als de lampjes U en ¢ tegelijk branden, dan duidt dit op een storing in de Alfa<br />
Romeo CODE.<br />
Als bij een draaiende motor het lampje ¢ knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door het<br />
sys teem (zie “Alfa Romeo CODE“ in dit hoofdstuk). Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer om alle<br />
sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />
Op het display verschijnen een mededeling + symbool als de brandstofnoodschakelaar inschakelt.<br />
Als u na het verschijnen van de mededeling een brandstoflucht ruikt<br />
of merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan de schakelaar niet<br />
terug, zodat brand wordt voorkomen.
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
><br />
x<br />
> +<br />
Weergave op<br />
het display<br />
DEFECT IN ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (ABS) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als het sys -<br />
teem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden<br />
van het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip voor -<br />
zichtig te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
Storing in elektronische remdrukverdeling (EBD)<br />
De auto is uitgerust met een elektronische remdrukverdeling (EBD).<br />
Als de lampjes op het instrumentenpaneel > en x gelijktijdig gaan<br />
branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) bij<br />
een draaiende motor, dan kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer om het systeem te laten controleren.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
91
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
92<br />
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
V<br />
W<br />
Weergave op<br />
het display<br />
ASR – TRACTIEREGELING<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden samen met het lampje<br />
op de knop voor uitschakeling van het ASR-systeem (ASR OFF) als het systeem is uitgeschakeld.<br />
Het lampje knippert als het systeem inschakelt, om de bestuurder te waarschuwen dat het sys -<br />
teem zich aanpast aan de grip op het wegdek.<br />
Als het systeem niet handmatig is uitgeschakeld en het lampje op het instrumentenpaneel gaat<br />
branden en op het display verschijnt het opschrift (ASR OFF), dan is het ASR-systeem defect. Wendt<br />
u in dat geval zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
STORING BUITENVERLICHTING (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als er een storing is in één van de volgende systemen:<br />
– buitenverlichting<br />
– remlichten of bijbehorende zekering<br />
– mistachterlichten<br />
– kentekenplaatverlichting.<br />
De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden van één of meer lampen, doorbranden van de<br />
bijbehorende zekering of een onderbreking in de elektrische verbinding.
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
Weergave op<br />
het display<br />
RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als er nog ongeveer 7 liter brandstof in de<br />
tank aanwezig is en de actieradius lager is dan 50 km.<br />
BEPERKTE ACTIERADIUS<br />
De mededeling verschijnt op het display als de actieradius lager is dan 50 km.<br />
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN<br />
Op het display verschijnen een mededeling + symbool en er klinkt een geluidssignaal als de ingestelde<br />
snelheidslimiet wordt overschreden (zie “Snelheidslimiet“ in dit hoofdstuk).<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Deze weergave verschijnt op het display 2000 km voordat de volgende servicebeurt van het geprogrammeerd<br />
onderhoud moet worden uitgevoerd (iedere 20.000 km) en wordt iedere 200 km<br />
tijdelijk weergegeven als de contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
93
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
94<br />
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
4<br />
5<br />
R<br />
E<br />
Weergave op<br />
het display<br />
MISTACHTERLICHTEN (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistachterlichten worden ingeschakeld.<br />
MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS (knipperend) (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt<br />
gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (knipperend) (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt<br />
gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de linker richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
3<br />
Ü<br />
1<br />
Weergave op<br />
het display<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting of de dimlichten<br />
worden ingeschakeld.<br />
SNELHEIDSREGELING (CRUISE-CONTROL)<br />
(indien aanwezig) (groen)<br />
Het lampje op het checkpanel brandt als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat. In<br />
deze stand werkt het systeem.<br />
GROOTLICHT (blauw)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting wordt ingeschakeld.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
95
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
96<br />
Lampje op<br />
het instrumentenpaneel<br />
l<br />
Weergave op<br />
het display<br />
RICHTINGAANWIJZERS EVENTUELE AANHANGER<br />
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag of omhoog wordt gezet en als<br />
de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
MOGELIJK IJSVORMING OP DE WEG<br />
Op het display verschijnen een mededeling + symbool en er klinkt een geluidssignaal als de buitentemperatuur<br />
lager wordt dan 3°C. Hierdoor wordt de bestuurder gewaarschuwd voor mogelijke<br />
ijsvorming op de weg.
KLIMAATREGELING<br />
fig. 78<br />
1 Luchtroosters in het midden voor ontwasemen/ontdooien van voorruit - 2 Verstelbare zijroosters boven - 3 Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien<br />
van zijruiten - 4 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen aan zijkant - 5 Verstelbaar luchtrooster boven - 6 Verstel- en regelbare<br />
luchtroosters in het midden - 7 Luchtroosters in beenruimte voor - 8 Luchtroosters in beenruimte achter - 9 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen<br />
achter<br />
A0A0359b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
97
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
98<br />
BOVENSTE LUCHTROOSTER<br />
VERSTELLEN<br />
(fig. 79)<br />
Het rooster kan met de knop worden geopend<br />
en gesloten.<br />
= Geheel gesloten. •<br />
) = Geheel geopend.<br />
fig. 79<br />
A0B0015b<br />
LUCHTROOSTERS IN HET<br />
MIDDEN VERSTELLEN<br />
(fig. 80)<br />
Beide roosters zijn voorzien van een hendeltje<br />
waarmee de luchtstroom in horizontale<br />
richting kan worden afgesteld. De lucht -<br />
opbrengst kan met het wieltje worden<br />
geregeld.<br />
= Geheel gesloten. •<br />
( = Geheel geopend.<br />
fig. 80<br />
A0B0037b<br />
ZIJROOSTERS BOVEN<br />
VERSTELLEN (fig. 81)<br />
Aan beide uiteinden van het dashboard<br />
bevindt zich een regelbaar luchtrooster (A)<br />
voor de ventilatie in de auto en een vast<br />
luchtrooster (B) voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de zijruiten.<br />
De luchtopbrengst kan met het wieltje (C)<br />
worden geregeld.<br />
= Geheel gesloten. •<br />
) = Geheel geopend.<br />
fig. 81<br />
A0B0039b
VERSTELBARE EN REGELBARE<br />
UITSTROOMOPENINGEN<br />
ACHTER<br />
Fig. 82: zitplaatsen voor (aan de uiteinden<br />
van het dashboard)<br />
Fig. 93: zitplaatsen achter (op de tunnelconsole<br />
tussen de stoelen)<br />
fig. 82<br />
A0B0038b<br />
Bedien voor het regelen van de luchtopbrengst<br />
de hendeltjes (A) voor het openen/sluiten.<br />
De luchtstroom kan gericht worden door<br />
de uitstroomopening te draaien met de hendeltjes.<br />
fig. 83<br />
A0B0289b<br />
AUTOMATISCHE<br />
AIRCONDITIONING<br />
MET GESCHEIDEN<br />
REGELING<br />
Systeem inschakelen (fig. 94):<br />
– verdraai de ringen van de knoppen om<br />
de gewenste temperatuur in te stellen (bestuurderszijde<br />
- passagierszijde);<br />
– druk knop AUTO in.<br />
BELANGRIJK Met de airconditioning<br />
kan de temperatuur voor de bestuurder en<br />
de passagier apart worden ingesteld. Het<br />
maximale temperatuurverschil is 7°C.<br />
BELANGRIJK De aircocompressor kan<br />
alleen werken bij een draaiende motor en<br />
een buitentemperatuur hoger dan 2°C.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
99
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
100<br />
Bij een buitentemperatuur<br />
onder 2°C werkt de aircocompressor<br />
niet. Het verdient<br />
daarom aanbeveling om de<br />
recirculatiefunctie v bij lage buitentemperaturen<br />
niet te gebruiken,<br />
omdat de ruiten anders snel kunnen<br />
beslaan.<br />
Om het systeem beter te begrijpen en te<br />
benutten, raden wij u aan om de volgende<br />
pagina’s zorgvuldig te lezen.<br />
fig. 84<br />
De airconditioning maakt<br />
gebruik van het koelmiddel<br />
“R134a“. Bij lekkage<br />
is dit middel niet schadelijk voor<br />
het milieu.<br />
Gebruik in geen geval andere middelen,<br />
omdat anders de componenten<br />
van het systeem beschadigd<br />
kunnen worden.<br />
A0B0382b<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De auto is uitgerust met een klimaatregeling<br />
met gescheiden luchttemperatuurregeling<br />
voor bestuurders- en passagierszijde,<br />
die geregeld wordt door een elektronische<br />
regeleenheid. Voor een optimale temperatuurregeling<br />
in de twee ruimtes van het interieur,<br />
is het systeem uitgerust met een<br />
buitentemperatuursensor, een interieurtemperatuursensor<br />
en een dubbele zonnestralingssensor.<br />
Bij sommige uitvoeringen is het systeem<br />
voorzien van een wasemsensor direct achter<br />
de achteruitkijkspiegel. Deze sensor kan<br />
een bepaald gebied aan de binnenzijde van<br />
de voorruit “controleren“ en het systeem<br />
automatisch bedienen, zodat wasem wordt<br />
voorkomen of verminderd. Daarvoor voert<br />
het systeem de volgende handelingen uit:<br />
recirculatiefunctie uitschakelen, compressor<br />
inschakelen, luchtverdeling naar voorruit,<br />
aanjagersnelheid hoog genoeg voor<br />
ontwasemen; als de wasem hardnekkig is,<br />
dan wordt de functie MAX-DEF ingeschakeld.
Om een goede werking<br />
van de wasemsensor te<br />
garanderen mogen geen<br />
zelfklevende voor werpen (tol -<br />
vignetten, parkeerschijven, enz.)<br />
in het “controle“-gebied tussen<br />
sensor en voorruit worden aange -<br />
bracht. Bovendien moeten de voorruit<br />
en de sensor voorzichtig worden<br />
schoongemaakt, waarbij moet<br />
worden voorkomen dat stof of andere<br />
ongerechtigheden zich ophopen.<br />
BELANGRIJK Telkens als de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt gezet of als<br />
knop AUTO wordt ingedrukt, dan wordt de<br />
ontwasemfunctie ingeschakeld. De functie<br />
kan worden onderbroken door het indrukken<br />
van de knoppen: airconditioning, recirculatie,<br />
luchtverdeling, luchtopbrengst. Hierdoor<br />
wordt het signaal van de wasemsensor onderbroken,<br />
totdat u opnieuw de knop AU-<br />
TO indrukt of de contactsleutel in stand<br />
MAR zet.<br />
Het systeem is uitgerust met een lucht -<br />
kwaliteitsensor die automatisch de luchtrecirculatie<br />
kan inschakelen om de onaangename<br />
effecten van vervuilde lucht, tijdens<br />
het rijden in de stad, in de file en in tunnels,<br />
en door het inschakelen van de ruitensproeiers<br />
(alcoholgeur), te verminderen.<br />
BELANGRIJK De werking van de lucht -<br />
kwaliteitsensor is ondergeschikt aan de veiligheid;<br />
daarom wordt de werking uitgeschakeld<br />
als de compressor wordt uitgezet<br />
of als de buitentemperatuur lager wordt dan<br />
4°C. U kunt de sensor weer inschakelen<br />
door de recirculatieknop v in te drukken.<br />
Hierdoor werkt het systeem weer automatisch.<br />
De luchtkwaliteitsensor is<br />
in de luchtstroom voor het<br />
gecombineerd pollenfilter<br />
met actieve koolstof geplaatst en<br />
wordt zo beschermd tegen de pers -<br />
luchtstralen van reinigingsapparatuur.<br />
Vermeden moet worden dat<br />
het door de ruitenwissers verzamelde<br />
water in aanraking komt<br />
met de sensor zelf: als dit het geval<br />
is kan de recirculatiefunctie lange<br />
tijd uitgeschakeld worden.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
101
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
102<br />
De luchtkwaliteit wordt ook geregeld door<br />
een gecombineerd pollenfilter met actieve<br />
koolstof.<br />
De klimaatregeling controleert en regelt<br />
automatisch de volgende parameters en<br />
functies:<br />
– temperatuur ingevoerde lucht in het interieur<br />
(gescheiden voor de bestuurders- en<br />
passagierszijde)<br />
– aanjagersnelheid<br />
– luchtverdeling<br />
– in-/uitschakeling recirculatiefunctie<br />
– toestaan in-/uitschakeling aircocompressor.<br />
Het is mogelijk de instelling van de volgende<br />
functies handmatig te veranderen:<br />
– aanjagersnelheid<br />
– luchtverdeling<br />
– in-/uitschakeling recirculatiefunctie<br />
– toestaan in-/uitschakeling aircocompressor<br />
– ontdooiing/ontwaseming van de ruiten.<br />
De regeling van de functies die niet handmatig<br />
zijn gewijzigd, blijft automatisch<br />
plaats vinden. De temperatuurregeling van<br />
de lucht naar het interieur vindt altijd automatisch<br />
plaats. De temperatuur is afhankelijk<br />
van de op het display voor de bestuurder<br />
en passagier ingestelde waarde.<br />
BELANGRIJK De handmatige instellingen<br />
hebben voorrang boven de automatische<br />
instellingen en blijven in het geheugen<br />
opgeslagen, totdat de gebruiker de<br />
regeling weer overlaat aan het automatische<br />
sys teem.
BEDIENINGSORGANEN (fig. 85)<br />
1 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />
(bestuurderszijde)<br />
2 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />
(bestuurderszijde)<br />
3 - Draaiknop voor aanjagersnelheid en<br />
uitschakelen systeem<br />
4 - Display ingestelde aanjagersnelheid,<br />
luchtverdeling en weergave uitgeschakelde<br />
luchtverdeling (OFF)<br />
5 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />
(passagierszijde)<br />
6 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />
(passagierszijde)<br />
7 - Drukknop in-/uitschakelen recirculatie<br />
v (handmatig/automatisch)<br />
8 - Drukknop voor instellen luchtverdeling<br />
9 - Drukknop in-/uitschakelen achterruiten<br />
spiegelverwarming (<br />
10 - Drukknop in-/uitschakelen maximale<br />
ontdooiing/ontwaseming van voorruit en<br />
zijruiten voor, achterruitverwarming en<br />
verwarming buitenspiegels (functie MAX-<br />
DEF - - )<br />
11 - Drukknop voor gelijkstellen ingestelde<br />
temperatuur van passagiers- aan bestuurderszijde<br />
MONO<br />
12 - Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor<br />
√<br />
13 - Interieurtemperatuursensor<br />
14 - Drukknop voor inschakelen automatische<br />
werking AUTO<br />
fig. 85<br />
GEBRUIK VAN DE AUTOMA -<br />
TISCHE AIRCONDITIONING<br />
MET GESCHEIDEN REGELING<br />
(fig. 85)<br />
BELANGRIJK De ringen van de draai -<br />
knoppen zijn niet voorzien van een mechanische<br />
aanslag. Als de maximum of minimum<br />
waarde is bereikt, dan kunnen de<br />
ringen nog steeds in beide richtingen<br />
draaien.<br />
A0B0056b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
103
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
104<br />
Het systeem kan op verschillende manieren<br />
worden ingeschakeld, maar aangeraden<br />
wordt te beginnen met het instellen van<br />
de gewenste temperaturen op de dis plays<br />
en vervolgens knop (14) AUTO in te<br />
drukken.<br />
Op deze wijze werkt het systeem geheel<br />
automatisch, zodat zo snel mogelijk de ingestelde<br />
temperatuur wordt bereikt en deze<br />
temperatuur in stand wordt gehouden.<br />
Tijdens de volledig automatische werking<br />
van het systeem kunt u op ieder moment<br />
de ingestelde temperatuur wijzigen: het sys -<br />
teem zal automatisch de eigen instellingen<br />
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe ver -<br />
eisten.<br />
BELANGRIJK Het temperatuurverschil<br />
tussen de bestuurders- en passagierszijde<br />
mag maximaal 7°C zijn. Het systeem accepteert<br />
geen grotere verschillen.<br />
De automatische keuzes kunnen handmatig<br />
met de volgende bedieningsorganen worden<br />
aangepast:<br />
– draaiknop (3) regeling aanjagersnelheid<br />
– drukknop (8) voor luchtverdeling<br />
– drukknop (7) v in-/uitschakelen recirculatie<br />
– drukknop (12) √ in-/uitschakelen aircocompressor.<br />
Als handmatig één of meer van deze functies<br />
worden gekozen, dan gaat het lampje<br />
rechts op knop (14) AUTO uit.<br />
Als één of meer functies handmatig zijn<br />
ingeschakeld, dan blijft de regeling van de<br />
luchttemperatuur automatisch plaatsvinden<br />
(het lampje links op knop 14 AUTO brandt),<br />
behalve als de compressor niet is ingeschakeld.<br />
Onder deze omstandigheden kan de lucht -<br />
temperatuur naar het interieur niet lager worden<br />
dan de buitentemperatuur; deze situatie<br />
wordt aangegeven als de twee lampjes<br />
op knop (14) auto uit zijn en de temperatuuraanduiding<br />
op het display (2) en/of<br />
(5) knipperen.
DRAAIKNOPPEN VOOR<br />
REGELING<br />
LUCHTTEMPERATUUR (fig. 86)<br />
Als u de ring van knop (1 of 6) rechtsof<br />
linksom draait, wordt de gewenste temperatuur<br />
links (knop 1) of rechts (knop 6)<br />
resp. verhoogd of verlaagd. De ingestelde<br />
temperaturen verschijnen op de displays (2)<br />
en (5) onder de betreffende knoppen.<br />
De gescheiden temperatuurregeling wordt<br />
automatisch hervat als u draaiknop (6) bedient.<br />
Als u de knop helemaal naar rechts of helemaal<br />
naar links draait, tot aan de uiterste<br />
waarden HI of LO, wordt respectievelijk<br />
de functie van de maximale verwarming<br />
of de maximale koeling ingeschakeld:<br />
fig. 86<br />
A0B0063b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
105
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
106<br />
Functie HI<br />
(maximale verwarming - fig. 87)<br />
Als u op het display een temperatuur hoger<br />
dan 32,5°C instelt, wordt deze functie<br />
ingeschakeld, onafhankelijk of de instelling<br />
aan de bestuurders- of passagierszijde of<br />
aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling<br />
wordt het systeem niet meer gescheiden<br />
geregeld. De functie wordt op beide<br />
dis plays aangegeven.<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als<br />
u het interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen,<br />
waarbij maximaal van het vermogen<br />
van het systeem gebruik wordt gemaakt.<br />
Deze functie maakt gebruik van de maximale<br />
temperatuur van de verwarmings -<br />
vloeistof, terwijl de luchtverdeling naar de<br />
beenruimte en de 4e snelheid van de aanjager<br />
door het systeem worden ingesteld.<br />
Als deze functie is ingeschakeld zijn alle<br />
handmatige instellingen toegestaan.<br />
fig. 87<br />
Om de functie uit te schakelen moet u de<br />
ring van knop (1) of (6) voor het instellen<br />
van de temperatuur op een waarde onder<br />
32,5°C zetten; op het andere display<br />
wordt 32,5°C weergegeven.<br />
A0B0064b<br />
Als u knop (14) AUTO indrukt, dan geeft<br />
het display een temperatuur aan van 32,5°C<br />
en wordt de temperatuur weer automatisch<br />
geregeld.
Functie LO<br />
(maximale koeling - fig. 88)<br />
Als u op het display een temperatuur onder<br />
16,5°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld;<br />
deze instelling wordt op beide<br />
displays weergegeven.<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als<br />
u het interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />
waarbij maximaal van het vermogen<br />
van het systeem gebruik wordt gemaakt.<br />
De functie onderbreekt de verwarming van<br />
de lucht, schakelt de recirculatiefunctie in<br />
(om te voorkomen dat warme lucht het interieur<br />
bereikt), schakelt de aircocompressor<br />
in, zet de luchtverdeling in de stand E<br />
en schakelt de 5e snelheid van de aanjager<br />
in.<br />
Als deze functie is ingeschakeld zijn alle<br />
handmatige instellingen toegestaan.<br />
Om de functie uit te schakelen moet u de<br />
ring van knop 1) of (6) voor het instellen<br />
van de temperatuur op een waarde hoger<br />
dan 16,5°C zetten; op het andere display<br />
wordt 16,5°C weergegeven.<br />
fig. 88<br />
Als u knop (14) AUTO indrukt, geeft het<br />
display een temperatuur aan van 16,5°C en<br />
wordt de temperatuur weer automatisch geregeld.<br />
A0B0065b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
107
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
108<br />
DRUKKNOP MONO<br />
VOOR GELIJKSTELLEN<br />
INGESTELDE TEMPERATUREN<br />
(fig. 89)<br />
Als u knop (11) MONO indrukt, wordt de<br />
temperatuur aan bestuurders- en passagiers -<br />
zijde automatisch gesynchroniseerd, waarna<br />
u de temperatuur in de twee gedeelten<br />
met de ring van knop (1) aan de bestuurderszijde<br />
kunt regelen.<br />
Met deze functie kan de temperatuur in<br />
het interieur makkelijk geregeld worden,<br />
als de bestuurder alleen in de auto zit.<br />
De gescheiden temperatuurregeling wordt<br />
automatisch hervat als de passagier de ring<br />
van knop (6) bedient of als knop (11)<br />
MONO wordt ingedrukt.<br />
fig. 89<br />
A0B0066b
DRAAIKNOP VOOR<br />
REGELING<br />
AANJAGERSNELHEID<br />
(fig. 90-91)<br />
Als u de ring van knop (3) rechts- of links -<br />
om draait, dan wordt de aanjagersnelheid<br />
hoger of lager en daarmee de hoeveelheid<br />
lucht die naar het interieur wordt gevoerd;<br />
er zijn 16 snelheden mogelijk die worden<br />
aangegeven met een staafdiagram (één<br />
staafje per 3 snelheden). Er worden maximaal<br />
6 staafjes verlicht:<br />
– maximum aanjagersnelheid = alle<br />
staafjes verlicht;<br />
– minimum aanjagersnelheid = één<br />
staafje verlicht.<br />
De aanjager kan alleen worden uitgeschakeld<br />
(geen verlichte staafjes) als u de<br />
aircocompressor hebt uitgeschakeld met<br />
knop (12) √. Om de automatische regeling<br />
van de aanjagersnelheid weer in te<br />
schakelen, nadat de snelheid handmatig is<br />
ingesteld, moet u knop (14) AUTO indrukken.<br />
Als u de ring van knop (3) geheel<br />
linksom draait, dan wordt het systeem uitgeschakeld.<br />
Dit levert de volgende omstandigheden<br />
op: display (2) uit; display (5)<br />
uit; middelste display (4) uit, het linker<br />
lampje op de recirculatieknop (7) v<br />
brandt en beide lampjes op knop AUTO gedoofd.<br />
fig. 90<br />
BELANGRIJK Knop (7) v voor de<br />
recirculatiefunctie kan worden ingedrukt,<br />
waardoor de buitenlucht direct naar het interieur<br />
stroomt.<br />
A0B0067b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
109
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
110<br />
Om het systeem weer in te schakelen hoeft<br />
u slechts de ring van knop (3) rechtsom te<br />
draaien, of een willekeurige knop in te<br />
drukken, met uitzondering van knop (7)<br />
voor de recirculatie en knop (9) voor de achterruitverwarming;<br />
vervolgens worden alle<br />
hiervoor ingestelde bedrijfsomstandigheden<br />
hersteld.<br />
BELANGRIJK Als de functie OFF wordt<br />
verlaten, dan werkt de recirculatiefunctie v<br />
op dezelfde wijze als voor het uitschakelen.<br />
fig. 91<br />
A0B0068b
DRAAIKNOP REGELING<br />
LUCHTVERDELING (fig. 92)<br />
Als u herhaaldelijk knop MODE (8) indrukt,<br />
dan kunt u handmatig één van de 5 mogelijke<br />
verdelingen van de lucht naar het interieur<br />
kiezen:<br />
E Lucht uit de uitstroomopeningen in<br />
het midden en aan de zijkant van het<br />
dash board en de uitstroomopeningen<br />
achter.<br />
E Lucht uit de luchtroosters in de been-<br />
Z ruimte (warmere lucht), de uitstroom -<br />
openingen in het midden en aan de<br />
zijkant van het dashboard en de uitstroomopening<br />
achter (koelere lucht).<br />
Deze luchtverdeling is zeer bruikbaar<br />
in het voor- en najaar bij zonnestraling.<br />
Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />
voor en achter. Met deze lucht -<br />
verdeling kan in een zo kort mogelijke<br />
tijd de lucht in het interieur<br />
worden verwarmd, omdat warme lucht<br />
opstijgt. Dit geeft snel een warm<br />
gevoel bij koude lichaamsdelen.<br />
fig. 92<br />
Z<br />
Q Lucht uit de luchtroosters in de<br />
beenruimte voor en achter en de<br />
lucht roosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en zijruiten<br />
voor. Deze luchtverdeling zorgt voor<br />
een goede verwarming van het interieur<br />
en voorkomt het eventuele beslaan<br />
van de ruiten.<br />
A0B0069b<br />
Q Lucht uit de luchtroosters voor de<br />
ontdooiing/ontwaseming van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van de luchtverdeling na een handmatige<br />
instelling, moet u knop (14) AUTO<br />
indrukken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
111
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
112<br />
DRUKKNOP VOOR TOESTAAN<br />
IN-/UITSCHAKELEN<br />
AIRCOCOMPRESSOR<br />
√ (fig. 93)<br />
Als u knop (12) √ indrukt, wordt de aircocompressor<br />
ingeschakeld. Bij ingeschakelde<br />
aircocompressor brandt het<br />
lampje op de knop zelf.<br />
Als u de aircocompressor uitschakelt, dan<br />
gaat het lampje op de knoppen (14) AU-<br />
TO en (12) √ uit. Bovendien wordt de<br />
recirculatiefunctie uitgeschakeld (beide<br />
lampjes op knop 7 v) gaan uit). Hiermee<br />
wordt voorkomen dat de ruiten beslaan.<br />
U kunt de recirculatiefunctie weer inschakelen<br />
door knop 7 v in te drukken.<br />
fig. 93<br />
A0B0070b
Als de aircocompressor uitgeschakeld is,<br />
dan kan de temperatuur van de lucht naar<br />
het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur;<br />
in die situatie knippert de<br />
waarde op het display van de temperatuur<br />
die niet bereikt kan worden en gaat het<br />
linker lampje op knop (14 AUTO -<br />
fig. 94) uit.<br />
De uitschakeling van de aircocompressor<br />
blijft in het geheugen opgeslagen, ook na<br />
het uitzetten van de motor. De automatische<br />
werking van de aircocompressor wordt<br />
automatisch hervat als u knop (12) √ indrukt<br />
(lampje op de knop gaat branden)<br />
of als u knop (14) AUTO indrukt; in het<br />
laatste geval worden de overige handmatig<br />
ingestelde instellingen uitgeschakeld.<br />
Als de aircocompressor<br />
werkt, dan wordt de lucht<br />
gekoeld en ontvochtigd;<br />
wij raden u daarom aan de compressor<br />
altijd ingeschakeld te laten<br />
om het beslaan van de ruiten<br />
te voorkomen.<br />
fig. 94<br />
A0B0071b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
113
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
114<br />
DRUKKNOP IN-/UITSCHA KELEN<br />
RECIRCULATIE v (fig. 95)<br />
Er zijn drie mogelijkheden:<br />
– automatische regeling; dit wordt aangegeven<br />
door een brandend rechter lampje<br />
op de knop;<br />
– handmatig ingeschakeld (recirculatie altijd<br />
ingeschakeld); dit wordt aangegeven<br />
door een brandend linker lampje op de knop<br />
(het lampje rechts gaat tegelijkertijd uit);<br />
– handmatig uitgeschakeld (recirculatie<br />
altijd uitgeschakeld met luchttoevoer van<br />
buiten); beide lampjes zijn uit.<br />
Deze drie mogelijkheden kunnen worden<br />
ingeschakeld door meerdere keren op de<br />
recirculatieknop (7) v te drukken.<br />
Als de recirculatiefunctie automatisch door<br />
het systeem wordt geregeld, dan blijft het<br />
rechter lampje op recirculatieknop (7) v<br />
altijd branden en geeft het linker lampje de<br />
werking van de recirculatiefunctie weer:<br />
aan = recirculatiefunctie ingeschakeld;<br />
uit = recirculatiefunctie uitgeschakeld.<br />
Als de recirculatiefunctie handmatig is inof<br />
uitgeschakeld, dan is het lampje op knop<br />
(14) AUTO uit.<br />
fig. 95<br />
Bij de automatische werking wordt de recirculatie<br />
automatisch ingeschakeld, ook<br />
wanneer de luchtkwaliteitssensor de aanwezigheid<br />
van vervuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld<br />
tijdens het rijden in de stad, in<br />
een file, in tunnels en als de ruitensproeiers<br />
A0B0072b<br />
worden ingeschakeld (met de typische alcoholgeur).
Bij een buitentemperatuur<br />
onder 2°C werkt de aircocompressor<br />
niet. Het verdient<br />
daarom aanbeveling om de<br />
recirculatiefunctie v bij lage buitentemperaturen<br />
niet te gebruiken,<br />
omdat de ruiten anders snel kunnen<br />
beslaan.<br />
Met de recirculatiefunctie<br />
kan zeer snel de gewenste<br />
temperatuur worden bereikt<br />
als het systeem “verwarmt“<br />
of “koelt“. Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie handmatig in te<br />
schakelen op regenachtige of koude<br />
dagen, omdat dan de ruiten aan<br />
de binnenzijde aanzienlijk sneller<br />
kunnen beslaan, vooral als de airconditioning<br />
niet is ingeschakeld.<br />
Het verdient aanbeveling<br />
om de recirculatiefunctie in<br />
te schakelen in de file of in<br />
tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat vervuilde lucht het interieur bereikt.<br />
Het is raadzaam het systeem<br />
niet lang achter elkaar te gebruiken,<br />
omdat anders, vooral als u met<br />
meerdere personen in de auto zit,<br />
de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />
de ruiten beslaan.<br />
Bij bepaalde weersomstandigheden<br />
(bijv.: buitentemperatuur<br />
nabij 0°C) en<br />
als de recirculatie in het interieur<br />
automatisch wordt geregeld, kunnen<br />
de ruiten beslaan. Druk in dat<br />
geval op de recirculatieknop (7)<br />
v om de recirculatie handmatig<br />
uit te schakelen (het lampje op de<br />
knop gaat uit) en vergroot eventueel<br />
de luchtstroom naar de voorruit.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
115
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
116<br />
DRUKKNOP AUTO<br />
VOOR AUTOMATISCHE<br />
REGELING (fig. 96)<br />
Als u knop (14) AUTO indrukt, regelt<br />
het systeem automatisch de hoeveelheid<br />
en de verdeling van de naar het interieur<br />
toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande<br />
handmatige instellingen opgeheven.<br />
Dit wordt aangegeven door het branden<br />
van beide lampjes op de betreffende knop.<br />
Als het rechter lampje op knop (14)<br />
AUTO uit is, dan zijn één of meer handmatige<br />
instellingen uitgevoerd en werkt<br />
het systeem niet meer geheel automatisch<br />
(het linker lampje brandt). De temperatuur<br />
wordt altijd automatisch geregeld.<br />
fig. 96<br />
A0B0073b
DRUKKNOP VOOR<br />
SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />
MEN VAN DE RUITEN VOOR<br />
( - functie MAX-DEF) (fig. 97)<br />
Als u knop (10) - indrukt, schakelt<br />
de airconditioning automatisch gedurende<br />
een bepaalde tijd alle functies<br />
in die noodzakelijk zijn voor het snel<br />
ontdooien/ontwasemen van de voorruit<br />
en de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:<br />
– de aircocompressor inschakelt;<br />
– de eventueel ingeschakelde recirculatiefunctie<br />
uitschakelt (beide lampjes zijn<br />
uit);<br />
– de maximum luchttemperatuur instelt<br />
(HI) op beide displays (2) en (5);<br />
– de aanjager laat draaien met een<br />
vooraf bepaalde snelheid;<br />
– de luchtstroom naar de luchtroosters<br />
voor de voorruit en de zijruiten voor leidt;<br />
– de achterruit- en (indien aanwezig)<br />
de spiegelverwarming inschakelt.<br />
fig. 97<br />
Als de functie snel ontdooien/ontwasemen<br />
is ingeschakeld, dan brandt het lampje<br />
op knop (10) - , het lampje op knop<br />
(9) ( voor de achterruitverwarming en<br />
het lampje op knop (12) √ ; tegelijkertijd<br />
gaan de lampjes op knop (7) v uit.<br />
A0B0074b<br />
BELANGRIJK Als de motor nog niet op<br />
bedrijfstemperatuur is, wordt de maximale<br />
snelheid van de aanjager niet direct ingeschakeld.<br />
Hiermee wordt de toevoer van<br />
nog te koude lucht voor de ontwaseming<br />
van de ruiten beperkt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
117
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
118<br />
Als de functie voor maximaal ontwasemen/ontdooien<br />
is ingeschakeld, kunnen<br />
alleen de aanjagersnelheid en de uitschakeling<br />
van de achterruitverwarming handmatig<br />
worden geregeld.<br />
Als u opnieuw op een van de volgende<br />
knoppen drukt: (10) - , (7) v,<br />
(11) MONO, (14) AUTO of (12) √ ,<br />
schakelt het systeem de functie snel ontdooien/ontwasemen<br />
uit en worden alle<br />
bedrijfsomstandigheden van voor het<br />
inschakelen van de functie hersteld, inclusief<br />
een eventueel ingeschakelde functie.<br />
DRUKKNOP VOOR<br />
ACHTERRUIT- EN<br />
SPIEGELVERWARMING<br />
( (fig. 98)<br />
Als u knop (9) ( indrukt, dan worden<br />
de achterruit- en, indien aanwezig, de<br />
spiegelverwarming ingeschakeld.<br />
Het lampje op de knop gaat branden als<br />
deze functie wordt ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Het handmatig in-/uitschakelen<br />
van de achterruitverwarming<br />
heeft voorrang boven de automatische<br />
inschakeling die door de regeleenheid van<br />
de airconditioning wordt bepaald.<br />
fig. 98<br />
De functie schakelt na ongeveer 20<br />
minuten automatisch uit, of als opnieuw<br />
de knop wordt ingedrukt. De functie wordt<br />
ook uitgeschakeld als u de motor uitzet en<br />
blijft uitgeschakeld als u de motor<br />
opnieuw start.<br />
A0B0075b
BELANGRIJK Het systeem schakelt<br />
automatisch de achterruitverwarming in<br />
als de temperatuur lager wordt dan 3°C.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />
aan de binnenzijde van de<br />
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />
te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Als u de minkabel van<br />
de accu loskoppelt, moet u, als u de kabel<br />
weer vastkoppelt, ongeveer 2 minuten<br />
wachten voordat u de sleutel draait, zodat<br />
de klimaatregeling de slag van de actuatoren<br />
goed kan instellen.<br />
GECOMBINEERD POLLENFILTER<br />
MET ACTIEVE KOOLSTOF<br />
Het filter reinigt de lucht mechanisch via<br />
het elektrostatische principe, zodat de in<br />
het interieur ingevoerde lucht gezuiverd is<br />
en geen stofdeeltjes, pollen, enz. bevat.<br />
Door de laag actieve kooldeeltjes aan de<br />
onderzijde van het pollenfilter wordt ook<br />
de concentratie van luchtverontreinigende<br />
bestanddelen verminderd.<br />
Het filter werkt ongeacht de stand van<br />
de luchttoevoer en werkt het best als de<br />
ruiten zijn gesloten.<br />
Laat het filter ten minste één keer per<br />
jaar controleren door de Alfa Romeodealer,<br />
bij voorkeur aan het begin van het<br />
zomerseizoen.<br />
Als de auto veel over stoffige wegen of<br />
bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,<br />
moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />
en vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Een niet tijdig vervangen<br />
filter kan het rendement<br />
van de klimaatregeling<br />
aanzienlijk beperken. Hierbij is<br />
het mogelijk dat geen lucht meer<br />
uit de uitstroomopeningen en<br />
luchtroosters komt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
119
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
120<br />
BEDIENINGS-<br />
ORGANEN<br />
KOFFERDEKSEL<br />
ONTGRENDELEN (fig. 99)<br />
Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />
geopend door aan de hendel (A)<br />
naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />
Bedien de hendel voor<br />
het ontgrendelen van het<br />
kofferdeksel niet als de<br />
auto rijdt.<br />
fig. 99<br />
A0B0042b<br />
WAARSCHUWINGSKNIPPER-<br />
LICHTEN (fig. 100)<br />
Druk voor inschakeling op de knop (A),<br />
ongeacht de stand van de contactsleutel.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />
het lampje in de schakelaar, werken<br />
de richtingaanwijzers en branden de controlelampjes<br />
voor de richtingaanwijzers op<br />
het instrumentenpaneel. Druk de schakelaar<br />
nogmaals in om het systeem uit te<br />
schakelen.<br />
Het g ebruik van d e<br />
waarschuwingsknipperlichten<br />
is afhankelijk van<br />
de wetgeving van het land waarin<br />
u zich bevindt. Houdt u aan de<br />
voorschriften.<br />
fig. 100<br />
A0B0036b<br />
MISTLAMPEN VOOR (fig. 101)<br />
Druk voor inschakeling op knop (A). De<br />
lampen werken alleen als de buitenverlichting<br />
is ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
5 branden.<br />
Als u de contactsleutel in stand STOP<br />
draait, schakelen de mistlampen voor<br />
automatisch uit. De lampen schakelen pas<br />
weer in als na het starten opnieuw op<br />
knop (A) wordt gedrukt.<br />
Druk knop (A) nogmaals in om de mistlampen<br />
uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van de mistlampen aan de geldende verkeersvoorschriften.<br />
fig. 101<br />
A0B0285b
MISTACHTERLICHTEN (fig. 101)<br />
Druk voor inschakeling op knop (B). De<br />
mistachterlichten werken alleen als het<br />
dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
4 branden.<br />
Als u de contactsleutel in stand STOP<br />
draait, schakelen de mistachterlichten<br />
automatisch uit. De lampen schakelen pas<br />
weer in als na het starten opnieuw op<br />
knop (B) wordt gedrukt.<br />
Druk knop (B) nogmaals in om de mistachterlichten<br />
uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van de mistachterlichten aan de geldende<br />
verkeersvoorschriften.<br />
LICHTSTERKTEREGELING<br />
INSTRUMENTENPANEEL<br />
(fig. 102)<br />
Druk voor het regelen van de lichtsterkte<br />
van het instrumentenpaneel, bij ingeschakelde<br />
buitenverlichting, op knop (A).<br />
Telkens als u knop (A) indrukt, wordt<br />
achtereenvolgens één van de drie vastgestelde<br />
lichtsterktes geselecteerd: laaggemiddeld-hoog.<br />
fig. 102<br />
A0B0326b<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKE-<br />
LAAR (fig. 103)<br />
Deze veiligheidsschakelaar springt<br />
omhoog bij een botsing boven een bepaalde<br />
intensiteit, waardoor de toevoer van<br />
brandstof wordt gestopt en de motor<br />
afslaat.<br />
Als de schakelaar inschakelt, verschijnen<br />
op het display Infocenter een mededeling<br />
+ symbool (zie “Display Infocenter“ in dit<br />
hoofdstuk) en worden de portieren ontgrendeld.<br />
fig. 103<br />
A0B0327b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
121
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
122<br />
Als u na een ongeval een<br />
brandstofgeur r uikt o f<br />
merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de schakelaar<br />
niet weer terug, zodat<br />
brand wordt voorkomen.<br />
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage,<br />
bijvoorbeeld in de motorruimte,<br />
onder de auto of in de nabijheid van de<br />
brandstoftank.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder rijden, druk<br />
dan op knop (A) om de brandstoftoevoer<br />
weer te herstellen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel<br />
in stand STOP om te voorkomen dat de<br />
accu ontlaadt.<br />
fig. 104<br />
A0B0044b<br />
TANKKLEPJE OPENEN<br />
(fig. 104)<br />
U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />
door de voorzijde van de hendel<br />
(A) omhoog te trekken.<br />
HOOGTEVERSTELLING KOP-<br />
LAMPEN<br />
(fig. 108)<br />
Als de auto is uitgerust met xenonlampen,<br />
worden de koplampen elektrisch<br />
afgesteld; de bedieningsknop (A) naast<br />
de stuurwielkolom is dan niet aanwezig.<br />
Als de auto beladen is, moet de hoogte<br />
van de koplampen worden afgesteld.<br />
fig. 105<br />
A0B0240b<br />
De bedieningsknop (A) naast de stuurwielkolom<br />
kan in vier standen worden<br />
gezet die overeenkomen met één van de<br />
onderstaande beladingsgraden:<br />
Stand 0 : 1 of 2 personen op de voorstoelen,<br />
volle brandstoftank, interieuruitrusting<br />
(in rijklare staat).<br />
Stand 1: 5 personen.<br />
Stand 2 : 5 personen met volle bagageruimte<br />
(ongeveer 50 kg).<br />
Stand 3 : 1 persoon (de bestuurder) en<br />
300 kg in de bagageruimte.<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens<br />
als het gewicht van de<br />
lading wijzigt.
HANDREM (fig. 106)<br />
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />
U kunt de handrem inschakelen door de<br />
hendel (A) omhoog te trekken, totdat de<br />
auto niet meer kan rollen.<br />
Als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat, gaat op het instrumentenpaneel het<br />
waarschuwingslampje x branden.<br />
De auto moet geblokkeerd<br />
zijn als de handrem<br />
enkele tanden is aangetrokken.<br />
Als dit niet het geval is,<br />
laat dan de Alfa Romeo-dealer de<br />
handrem afstellen.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
– trek de hendel (A) iets omhoog en<br />
druk op de knop (B);<br />
– houd de knop ingedrukt en laat de<br />
hendel zakken; het lampje x op het in -<br />
strumentenpaneel dooft.<br />
Om onverwachte bewegingen van de<br />
auto te voorkomen, moet bij het bedienen<br />
van de handrem het rempedaal worden<br />
ingetrapt.<br />
fig. 106<br />
A0B0288b<br />
BELANGRIJK De handremhendel (A)<br />
is voorzien van een beveiligingsmechanisme.<br />
Dit mechanisme voorkomt dat per<br />
ongeluk de handrem wordt uitgeschakeld<br />
als bij aangetrokken hendel de knop (B)<br />
wordt ingedrukt. Voor het uitschakelen<br />
van de handrem moet u daarom niet<br />
alleen de knop (B) indrukken, maar ook<br />
de hendel (A) iets omhoog trekken,<br />
zodat het beveiligingsmechanisme uitschakelt.<br />
Zet vervolgens de hendel geheel<br />
omlaag.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
123
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
124<br />
VERSNELLINGSPOOK (fig. 107)<br />
De auto is uitgerust met een handgeschakelde<br />
versnellingsbak met zes versnellingen.<br />
De positie van de afzonderlijke versnellingen<br />
is met een symbool op de knop van<br />
de versnellingspook aangegeven.<br />
Trap bij het overschakelen altijd het koppelingspedaal<br />
geheel in. Als de achteruit<br />
(R) wordt ingeschakeld, moet de auto<br />
stilstaan.<br />
fig.107<br />
A0B0408b<br />
BELANGRIJK De achteruit kan alleen<br />
bij een stilstaande auto worden ingeschakeld.<br />
Wacht bij een draaiende motor en<br />
een geheel ingetrapt koppelingspedaal<br />
minstens drie seconden, voordat u de achteruit<br />
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat de tandwielen beschadigen.<br />
Om op de juiste wijze te<br />
schakelen, m oet u h et<br />
koppelingspedaal geheel<br />
intrappen. Daarom mag er niets<br />
onder het pedaal liggen dat dit<br />
kan verhinderen: Let erop dat de<br />
vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />
en zo de slag van de<br />
pedalen kunnen beperken.<br />
Laat na het schakelen de<br />
versnellingspook l os.<br />
Door het rijden met één<br />
hand a an d e v ersnellingspook<br />
wordt op het schakelmechanisme<br />
in de versnellingsbak een geringe<br />
kracht u itgeoefend, w aardoor<br />
onnodige slijtage kan ontstaan.
SELESPEED<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
De auto kan zijn uitgerust met een elektronisch<br />
geregelde mechanische<br />
“Selespeed“ versnellingsbak.<br />
BELANGRIJK Het verdient beslist aanbeveling<br />
om dit hoofdstuk zorgvuldig te<br />
lezen, zodat u Selespeed op de juiste<br />
wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het<br />
begin op de hoogte van de juiste handelingen<br />
en in staat om deze uit te voeren.<br />
Selespeed bestaat uit een normale<br />
mechanische versnellingsbak, waaraan<br />
een elektronisch geregeld elektrohydraulisch<br />
systeem is toegevoegd. Dit systeem<br />
bedient automatisch de koppeling en<br />
regelt het overschakelen.<br />
Het koppelingspedaal ontbreekt; om<br />
weg te rijden hoeft u alleen het gaspedaal<br />
te bedienen.<br />
De versnellingsbak kan op twee manieren<br />
worden bediend:<br />
– sequentieel (handmatig), waarbij<br />
de bestuurder direct overschakelt met de<br />
selectorhendel op de middenconsole of de<br />
knoppen op het stuurwiel;<br />
– automatisch CITY, waarbij het systeem<br />
beslist over het overschakelen (deze<br />
werking kan worden gekozen met knop<br />
B-fig. 108).<br />
fig. 108<br />
A0B0448b<br />
Overschakelen vindt plaats met de selectorhendel<br />
(A-fig. 108), die slechts één<br />
centrale vergrendelde stand heeft.<br />
Met deze hendel kan worden op- of<br />
teruggeschakeld en/of de achteruit (R)<br />
of de vrijstand (N) worden ingeschakeld.<br />
Op het stuur bevinden zich nog twee<br />
hendels (fig. 109 ). Met deze hendels<br />
kan, alleen bij een rijdende auto (met een<br />
snelheid boven 0,5 km/h) worden op- of<br />
teruggeschakeld.<br />
fig. 109<br />
A0B0455b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
125
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
126<br />
Tijdens de automatische werking CITY<br />
kan handmatig worden geschakeld met<br />
zowel de selectorhendel als de hendels op<br />
het stuurwiel. De versnellingsbak blijft in<br />
CITY.<br />
De ingeschakelde versnelling (fig.<br />
110) wordt aangegeven op het display<br />
op de toerenteller.<br />
fig. 110<br />
A0B0402b<br />
De symbolen op het display, afhankelijk<br />
van de ingeschakelde versnelling, zijn:<br />
N = VRIJ;<br />
1 = EERSTE VERSNELLING;<br />
2 = TWEEDE VERSNELLING;<br />
3 = DERDE VERSNELLING;<br />
4 = VIERDE VERSNELLING;<br />
5 = VIJFDE VERSNELLING;<br />
6 = ZESDE VERSNELLING;<br />
R = ACHTERUIT.<br />
Een waarschuwingslampje (A-fig.<br />
110) en een geluidssignaal waarschuwen<br />
de bestuurder bij een storing of bij<br />
voor de auto of versnellingsbak kritieke rijomstandigheden<br />
(bijv. oververhitte koppeling).<br />
Selespeed maakt het gebruik van de<br />
auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert<br />
de vermoeidheid als in de stad wordt gereden<br />
of als vaak geschakeld moet worden,<br />
en levert tegelijkertijd uitstekende prestaties.<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN<br />
BELANGRIJK Als u het bestuurders -<br />
portier opent, dan schakelt Selespeed het<br />
hydraulische deel van het systeem in,<br />
zodat het systeem gereed is als de motor<br />
wordt gestart. Deze functie kan worden<br />
waargenomen door het draaien van de<br />
pomp. De functie wordt uitgeschakeld als<br />
na 10 keer openen/sluiten van het portier<br />
het systeem niet met de contactsleutel<br />
is ingeschakeld.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, dan gaan alle onderdelen van het<br />
display (B-fig. 110 ), het waarschuwingslampje<br />
voor storing in versnellingsbak<br />
(A-fig. 110) en het opschrift CITY<br />
branden. Na ongeveer een seconde wordt<br />
op het display de ingeschakelde versnelling<br />
weergegeven (N, 1, 2, 3, 4, 5, 6,<br />
R). Vanaf dat moment kunt u Selespeed<br />
gebruiken om te schakelen.
BELANGRIJK Als na 10 seconden op<br />
het display niet de ingeschakelde versnelling<br />
wordt weergegeven of als het waarschuwingslampje<br />
blijft branden, zet dan de<br />
contactsleutel in stand STOP en wacht tot<br />
het display dooft. Schakel vervolgens het<br />
systeem opnieuw in. Wendt u tot de Alfa<br />
Romeo-dealer als de storing blijft bestaan.<br />
WERKING BIJ STILSTAANDE<br />
MOTOR<br />
BELANGRIJK Voordat u de selectorhendel<br />
gebruikt, moet op het display<br />
beslist de ingeschakelde versnelling (N,<br />
1, 2, 3, 4, 5, 6, R) staan.<br />
Als de motor niet draait en de auto stilstaat,<br />
kunnen alle versnellingen worden<br />
ingeschakeld.<br />
Als de auto stilstaat en het rempedaal is<br />
ingetrapt, kunt u alleen overschakelen met<br />
de selectorhendel op de middenconsole.<br />
Om over te schakelen moet u het rempedaal<br />
ingetrapt houden en:<br />
– om op te schakelen (+) (fig. 111) de<br />
hendel “naar voren“ drukken (als de auto<br />
in de eerste versnelling staat, wordt de<br />
tweede ingeschakeld, in de tweede wordt<br />
de derde ingeschakeld en zo verder tot de<br />
zesde versnelling). Als het systeem in de<br />
vrijstand (N) of achteruit (R) staat, dan<br />
wordt de eerste versnelling (1) ingeschakeld<br />
als de hendel naar voren wordt<br />
gedrukt.<br />
fig. 111<br />
A0B0449b<br />
– om terug te schakelen (–) (fig. 111)<br />
de hendel naar achteren drukken (als de<br />
auto in de zesde versnelling staat, wordt de<br />
vijfde ingeschakeld, in de vijfde wordt de<br />
vierde ingeschakeld en zo verder tot de eerste<br />
versnelling).<br />
Om de vrijstand (N) in te schakelen<br />
moet u bij stilstaande auto en ingetrapt<br />
rempedaal de selectorhendel naar rechts<br />
(fig. 112) verplaatsen.<br />
fig. 112<br />
A0B0450b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
127
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
128<br />
Vanuit elke versnelling (N, 1, 2, 3, 4,<br />
5, 6) en bij stilstaande auto kunt u de<br />
achteruit inschakelen door de selectorhendel<br />
naar rechts en vervolgens naar achteren<br />
(fig. 113) te drukken. Als de auto<br />
rijdt, dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;<br />
wacht tot de auto stilstaat en<br />
schakel de achteruit opnieuw in.<br />
fig. 113<br />
A0B0451b<br />
BELANGRIJK Als een versnelling<br />
wordt ingeschakeld, moet de selectorhendel<br />
onmiddellijk worden losgelaten, nadat<br />
de versnelling is ingeschakeld. Als de hendel<br />
langer wordt bediend (langer dan 10<br />
seconden), dan schakelt het systeem over<br />
op de automatische werking CITY. Dit<br />
wordt opgeheven als de selectorhendel<br />
wordt losgelaten.<br />
BELANGRIJK Als u de auto parkeert<br />
op een helling en een versnelling wilt<br />
inschakelen om wegrijden te voorkomen,<br />
moet u beslist op het display op de toerenteller<br />
controleren of de nieuwe versnelling<br />
wordt weergegeven en vervolgens<br />
twee seconden wachten voordat het rempedaal<br />
wordt losgelaten. Hierdoor heeft<br />
de koppeling de tijd om volledig aan te<br />
grijpen.<br />
MOTOR STARTEN<br />
Als het rempedaal geheel is ingetrapt,<br />
kan de motor gestart worden bij een ingeschakelde<br />
versnelling en als de versnellingsbak<br />
in de vrijstand (N) staat.<br />
BELANGRIJK Houd het rempedaal<br />
ingetrapt tijdens het starten. Als het rempedaal<br />
herhaaldelijk wordt ingetrapt bij<br />
een afgezette motor, is er meer kracht<br />
vereist. In een dergelijke situatie moet<br />
voor het starten van de motor het rempedaal<br />
krachtiger worden ingetrapt.<br />
Na het starten schakelt de versnellingsbak<br />
automatisch de vrijstand in, verschijnt<br />
op het display de letter (N) en schakelt<br />
het systeem de werking in, die voor het<br />
uitzetten van de motor was ingeschakeld.<br />
Als de motor niet aan -<br />
slaat en een versnelling is<br />
ingeschakeld, dan klinkt<br />
een g eluidssignaal e n<br />
wordt een mededeling op het<br />
multifunctionele display weergegeven<br />
om de bestuurder er op te<br />
attenderen dat er mogelijk een<br />
gevaarlijke s ituatie o ntstaat,<br />
omdat de versnellingsbak automatisch<br />
i n de vrijsta nd wordt<br />
gezet.
MOTOR UITZETTEN EN<br />
SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />
Als u de contactsleutel in stand STOP<br />
draait, gaat de motor uit, maar blijft<br />
Selespeed ingeschakeld totdat de auto<br />
geheel stilstaat; na ongeveer 2 tot 4<br />
seconden nadat de contactsleutel in stand<br />
STOP is gezet, wordt het hydraulische<br />
deel uitgeschakeld en dooft ook de weergave<br />
op het display op de toerenteller. Pas<br />
nu is Selespeed uitgeschakeld.<br />
De versnelling die is ingeschakeld op het<br />
moment dat de motor wordt uitgezet,<br />
blijft ingeschakeld.<br />
Als de motor wordt uitgezet met de versnellingsbak<br />
in de vrijstand (N), klinkt er<br />
een geluidssignaal om de bestuurder er op<br />
te attenderen dat voor de veiligheid de<br />
eerste versnelling (1) of de achteruit (R)<br />
ingeschakeld moet worden. Zet in dat<br />
geval de contactsleutel in stand MAR en<br />
schakel, bij ingetrapt rempedaal, de eerste<br />
versnelling (1) of de achteruit (R) in.<br />
Verlaat de auto NOOIT<br />
als de versnellingsbak in<br />
de vrijstand (N) staat.<br />
Verwijder de contactsleutel<br />
nooit als de auto<br />
rijdt. Selespeed werkt<br />
niet goed zolang de auto niet stilstaat.<br />
Bovendien blokkeert het<br />
stuurslot bij de eerste stuurbeweging.<br />
Het is beslist noodzakelijk<br />
om het rempedaal<br />
ingetrapt te houden als de<br />
motor wordt uitgezet en<br />
Selespeed uitschakelt: laat het<br />
pedaal pas los als het display op<br />
de toerenteller uit is.<br />
WEGRIJDEN<br />
Bij draaiende motor en stilstaande auto,<br />
kunt u alleen de eerste (1), de tweede<br />
versnelling (2) en/of de achteruit (R)<br />
inschakelen.<br />
De versnellingen kunnen bij ingetrapt<br />
rempedaal alleen met de selectorhendel<br />
op de middenconsole worden ingeschakeld.<br />
De knoppen op het stuurwiel werken<br />
alleen bij een snelheid boven 10 km/h.<br />
BELANGRIJK De achteruit (R) kan<br />
vanuit de volgende versnellingen worden<br />
ingeschakeld: vrij (N), eerste (1) of<br />
tweede (2) versnelling. Als de auto rijdt,<br />
dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;<br />
wacht tot de auto stilstaat en schakel de<br />
achteruit (R) opnieuw in.<br />
Als de achteruit wordt ingeschakeld, dan<br />
verschijnt het symbool op het display op<br />
de toerenteller en klinkt een geluidssignaal.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
129
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
130<br />
BELANGRIJK Als u vanuit de achteruit<br />
(R) de eerste versnelling (1) of vanuit de<br />
vrijstand (N) de eerste versnelling (1)<br />
inschakelt en het inschakelen lukt niet,<br />
dan wordt automatisch de tweede versnelling<br />
(2) ingeschakeld.<br />
Dit is geen storing, maar is een onderdeel<br />
van de werking van het systeem. Om<br />
dezelfde reden wordt, als het inschakelen<br />
van de achteruit niet direct lukt, de koppeling<br />
iets bediend, zodat de achteruit<br />
kan inschakelen; in dat geval wordt de<br />
achteruit (R) iets minder soepel ingeschakeld.<br />
Voer voor het wegrijden de volgende<br />
handelingen uit:<br />
1) laat het rempedaal los;<br />
2) trap het gaspedaal geleidelijk in.<br />
Naarmate het gaspedaal dieper wordt<br />
ingetrapt, is meer koppel beschikbaar om<br />
weg te rijden.<br />
Als het ASR is uitgeschakeld (met de<br />
knop ASR OFF) kan nog sneller worden<br />
weggereden.<br />
Nadat bij stilstaande<br />
auto is overgeschakeld,<br />
moet u altijd controleren<br />
op het display of de gewenste<br />
versnelling is ingeschakeld, voordat<br />
het gaspedaal wordt ingetrapt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
– Houd het rempedaal altijd ingetrapt bij<br />
stilstaande auto en ingeschakelde versnelling;<br />
laat het rempedaal pas los als u wilt<br />
wegrijden.<br />
– Zet de versnellingsbak in de vrijstand<br />
als de auto lang stilstaat met een draaiende<br />
motor.<br />
– Als de auto stilstaat op een helling,<br />
maak dan geen gebruik van het gaspedaal<br />
om wegrollen te voorkomen; gebruik<br />
hiervoor het rempedaal; gebruik het gaspedaal<br />
alleen om weg te rijden.<br />
– Rijd alleen weg in de tweede versnelling,<br />
als met een zeer lage snelheid<br />
weggereden moet worden.<br />
– Schakel alleen vanuit de achteruit de<br />
eerste versnelling in of omgekeerd, als de<br />
auto geheel stilstaat en het rempedaal is<br />
ingetrapt.
Hoewel het beslist wordt afgeraden, kan<br />
het door onvoorziene omstandigheden<br />
voorkomen dat bij een afdaling de auto in<br />
de vrijstand (N) staat. Als u vervolgens<br />
een versnelling inschakelt, dan schakelt<br />
het systeem automatisch de versnelling<br />
in, die het meest geschikt is om het<br />
motorkoppel over te brengen naar de wielen.<br />
Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende<br />
auto) geen gas geeft, dan bedient<br />
het systeem bij een bepaalde snelheid de<br />
koppeling, zodat gebruikt wordt gemaakt<br />
van de remmende werking van de motor.<br />
Om veiligheidsredenen geeft Selespeed<br />
een geluidssignaal als:<br />
– tijdens het starten een oververhitte<br />
koppeling wordt gesignaleerd; in dat geval<br />
moet u “vlot“ maar gelijkmatig wegrijden<br />
of, als de auto op een helling staat, het<br />
gaspedaal loslaten en de auto met het<br />
rempedaal op zijn plaats houden;<br />
– de auto in een andere richting rijdt dan<br />
de ingeschakelde versnelling, (bijv.: vooruit<br />
als de achteruit is ingeschakeld); in<br />
deze situatie moet de auto tot stilstand<br />
worden gebracht en bij ingetrapt rempedaal<br />
de juiste versnelling worden ingeschakeld.<br />
Eveneens om veiligheidsredenen klinkt<br />
bij stilstaande auto, gestarte motor en<br />
ingeschakelde versnelling (1), (2) of (R)<br />
een geluidssignaal en wordt automatisch<br />
de vrijstand (N) ingeschakeld als:<br />
– het gaspedaal en/of rempedaal gedurende<br />
ten minste 3 seconden niet worden<br />
gebruikt;<br />
– het rempedaal langer dan 10 minuten<br />
wordt ingetrapt;<br />
– het bestuurdersportier wordt geopend<br />
en het gas- en rempedaal ten minste 1<br />
seconde niet worden ingetrapt.<br />
AUTO STILZETTEN<br />
Om de auto stil te zetten hoeft u slechts<br />
het gaspedaal los te laten en, zo nodig,<br />
het rempedaal in te trappen.<br />
Onafhankelijk van de gekozen versnelling<br />
en de ingeschakelde functie<br />
(HANDMATIG of CITY) ontkoppelt<br />
het systeem en wordt er teruggeschakeld.<br />
Als u weer wilt optrekken voordat de<br />
auto geheel stilstaat, is op deze wijze<br />
altijd de meest geschikte versnelling voor<br />
het optrekken ingeschakeld.<br />
Als u de auto tot stilstand brengt, dan<br />
wordt automatisch de eerste versnelling<br />
(1) ingeschakeld.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
131
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
SEQUENTIËLE<br />
WERKING (HANDMATIG)<br />
Als het systeem HANDMATIG wordt<br />
bediend, dan wordt op het display op de<br />
toerenteller de ingeschakelde versnelling<br />
weergegeven.<br />
Bij deze bedieningswijze ligt de beslissing<br />
om over te schakelen bij de bestuurder.<br />
Overschakelen kan plaatsvinden met<br />
behulp van:<br />
– de selectorhendel op de middenconsole<br />
(A-fig. 114);<br />
– de hendels op het stuurwiel (fig.<br />
115); deze kunnen alleen worden<br />
bediend bij een snelheid boven 10 km/h.<br />
A0B0448b<br />
132 fig. 114<br />
fig. 115<br />
De handmatige bediening wordt<br />
ingeschakeld als: – bij ingeschakelde<br />
CITY-functie nogmaals knop CITY<br />
(B-fig. 114) wordt ingedrukt en daarmee<br />
de hiervoor gekozen functie wordt<br />
uitgeschakeld.<br />
Tijdens overschakelen hoeft het gaspedaal<br />
niet losgelaten te worden, omdat<br />
Selespeed direct de motor op de volgende<br />
wijze bedient:<br />
– verlagen en vervolgens verhogen van<br />
het motorkoppel;<br />
– aanpassen van het toerental aan de<br />
nieuwe versnelling.<br />
A0B0455b<br />
Bij terugschakelen wordt automatisch<br />
het toerental verhoogd, zodat het toerental<br />
is aangepast aan de nieuwe versnelling.<br />
Het systeem kan in de vrijstand (N)<br />
worden gezet bij een snelheid lager dan<br />
0,5 km/h.<br />
De achteruit (R) kan alleen bij een stilstaande<br />
auto worden ingeschakeld.<br />
Als het gaspedaal meer dan 60% van de<br />
totale slag is ingetrapt en bij een toerental<br />
hoger dan 5000 t/min vindt het overschakelen<br />
sneller plaats.<br />
Als de HANDMATIGE werking is ingeschakeld,<br />
dan zijn er enige voorzieningen/beveiligingen<br />
die het rijden makkelijker<br />
maken:
– tijdens het afremmen ontkoppelt het<br />
systeem en wordt automatisch teruggeschakeld,<br />
zodat de juiste versnelling is<br />
ingeschakeld als weer moet worden opgetrokken;<br />
als de auto tot stilstand wordt<br />
gebracht, wordt automatisch de eerste<br />
versnelling (1) ingeschakeld;<br />
– als geschakeld wordt naar een versnelling<br />
terwijl de motor niet met het<br />
geschikte toerental draait (te hoog of te<br />
laag), dan wordt de schakelopdracht niet<br />
uitgevoerd;<br />
– als de motor het maximaal toegestane<br />
toerental bereikt en u gas blijft geven<br />
(zonder dat ASR in werking treedt), dan<br />
schakelt het systeem automatisch op;<br />
– als het overschakelen niet direct lukt,<br />
dan probeert het systeem het eerst<br />
opnieuw en, als het nog niet lukt, schakelt<br />
vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling<br />
in, zodat de auto niet in de vrijstand<br />
blijft rijden.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
om het overschakelen geheel te laten<br />
voltooien voordat een nieuwe schakelopdracht<br />
wordt gegeven. Voorkom dat snel<br />
achter elkaar wordt geschakeld.<br />
AUTOMATISCHE<br />
WERKING (CITY)<br />
De automatische werking CITY wordt<br />
ingeschakeld, als u de knop (A-fig.<br />
116) naast de selectorhendel indrukt, of<br />
als u de cruise-control (indien aanwezig)<br />
inschakelt.<br />
Op het display in de toerenteller verschijnt<br />
naast de ingeschakelde versnelling<br />
het opschrift CITY.<br />
Het systeem schakelt direct over, afhankelijk<br />
van het motortoerental en de mate<br />
waarin het gaspedaal is ingetrapt.<br />
Als u het gaspedaal snel loslaat, dan<br />
schakelt het systeem geen hogere versnelling<br />
in, zodat op de motor kan worden<br />
afgeremd.<br />
fig. 116<br />
A0B0447b<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Storingen in de Selespeed versnellingsbak<br />
worden weergegeven door het waarschuwingslampje<br />
t (A-fig. 117 ) op het<br />
instrumentenpaneel.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
zet en daarmee het systeem inschakelt,<br />
dan moet het lampje continu gedurende 4<br />
seconden branden.<br />
Als het lampje blijft branden, dan is een<br />
storing gevonden in de versnellingsbak;<br />
tegelijkertijd klinkt gedurende 4 seconden<br />
een pulserend geluidssignaal om de<br />
bestuurder op deze situatie te attenderen.<br />
fig. 117<br />
A0B0404b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
133
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
134<br />
Als het lampje t gaat<br />
knipperen, dient u zich zo<br />
snel mogelijk tot de Alfa<br />
Romeo-dealer te wenden om de<br />
storing te laten verhelpen.<br />
Bij een storing aan de selectorhendel,<br />
schakelt het systeem automatisch de<br />
automatische werking CITY in, zodat de<br />
dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer bereikt<br />
kan worden en de storing kan worden verholpen.<br />
Bij een storing aan andere componenten<br />
van de versnellingsbak kunnen slechts<br />
enkele versnellingen worden ingeschakeld:<br />
de eerste versnelling (1), de tweede<br />
versnelling (2) en de achteruit (R).<br />
Wendt u bij een storing<br />
van de versnellingsbak zo<br />
snel mogelijk tot de Alfa<br />
Romeo-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
WAARSCHUWINGEN MET<br />
GELUIDSSIGNALEN<br />
De waarschuwingszoemer wordt ingeschakeld<br />
als:<br />
– de achteruit (R) is ingeschakeld;<br />
– de auto wordt stilgezet in de vrijstand<br />
(N); dit signaal wordt gegeven als de contactsleutel<br />
in stand STOP wordt<br />
gedraaid;<br />
– tijdens het wegrijden een oververhitte<br />
koppeling wordt gesignaleerd;<br />
– de auto in een andere richting rijdt dan<br />
de ingeschakelde versnelling (bijv.: de<br />
auto rolt vooruit als de achteruit is ingeschakeld);<br />
– het systeem automatisch de vrijstand<br />
(N) inschakelt nadat:<br />
het gaspedaal en/of rempedaal<br />
gedurende ten minste 3 seconden<br />
niet worden ingetrapt;<br />
het rempedaal langer dan 10 minuten<br />
wordt ingetrapt;<br />
het bestuurdersportier wordt geopend<br />
en het gas- en rempedaal ten minste<br />
1 seconde niet worden ingetrapt;<br />
een storing aan de versnellingsbak is<br />
gesignaleerd.<br />
PARKEREN<br />
Om de auto veilig te parkeren moet<br />
beslist de eerste versnelling (1) of de<br />
achteruit (R) worden ingeschakeld. Als u<br />
op een helling parkeert, moet ook de<br />
handrem worden aangetrokken.<br />
Als de motor wordt uitgezet op een helling<br />
bij een ingeschakelde versnelling, dan<br />
is het beslist nodig om te wachten tot<br />
het display op de toerenteller dooft voordat<br />
het rempedaal wordt losgelaten.<br />
Hierdoor heeft de koppeling de tijd om<br />
volledig in te schakelen.<br />
Als de versnellingsbak in de vrijstand<br />
(N) staat en u wilt een versnelling inschakelen<br />
om te parkeren, dan moet u het systeem<br />
inschakelen, het rempedaal intrappen<br />
en de versnelling (1) of (R) kiezen.
SLEPEN VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />
van de auto aan de wettelijke voorschriften.<br />
Controleer of de versnellingsbak in de<br />
vrijstand (N) staat (controleer of de auto<br />
rolt als er tegen wordt geduwd) en sleep<br />
de auto zoals een auto met een handgeschakelde<br />
versnellingsbak (zie het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen“.<br />
Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />
kan worden gezet, dan mag de auto niet<br />
worden gesleept; wendt u in dat geval tot<br />
de Alfa Romeo-dealer.<br />
Start de motor niet als<br />
de auto wordt gesleept.<br />
INTERIEUR-<br />
UITRUSTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Het dashboardkastje is voorzien van een<br />
binnenverlichting en een klepje met slot.<br />
Het slot kan worden geopend en gesloten<br />
met de contactsleutel.<br />
Rijd niet met geopend<br />
dashboardkastje: hierdoor<br />
kan de voorpassagier verwondingen<br />
oplopen bij een ongeval.<br />
fig. 118<br />
A0B0262b<br />
Trek aan hendel (A-fig. 118) om het<br />
dashboardkastje te openen.<br />
Als u het kastje opent als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat, dan gaat de<br />
verlichting in het kastje branden (B-fig.<br />
119).<br />
In de klep zit een uitsparing<br />
(C-fig. 119) om een pen of potlood in<br />
te leggen.<br />
fig. 119<br />
A0B0261b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
135
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
136<br />
HANDGREPEN<br />
(fig. 120)<br />
Bij beide voorportieren is een handgreep<br />
geplaatst.<br />
Bij beide achterportieren is een handgreep<br />
(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />
(B).<br />
fig. 120<br />
A0B0124b<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
De auto is uitgerust met een tijdgeschakelde<br />
plafondverlichting (voor/achter) die<br />
geleidelijk gaat branden/dooft. De maximale<br />
tijd dat de verlichting gaat branden<br />
na het einde van het geleidelijk gaan<br />
branden en het begin van het geleidelijk<br />
doven bedraagt:<br />
1) ongeveer 6 seconden als:<br />
– de portieren handmatig of met de<br />
afstandsbediening worden ontgrendeld<br />
– het bestuurdersportier wordt gesloten<br />
na het instappen om de contactsleutel in<br />
het contactslot te kunnen steken<br />
– de contactsleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen<br />
2) gedurende circa 3 minuten na opening<br />
van een portier<br />
fig. 121<br />
A0B0260b<br />
BELANGRIJK Met de contactsleutel in<br />
stand STOP of bij het openen van een<br />
portier of het kofferdeksel, gaat de verlichting<br />
15 minuten branden; hierna dooft<br />
de verlichting. Iedere keer als een portier<br />
wordt geopend, schakelt de tijdschakeling<br />
in.<br />
Plafondverlichting voor (fig.<br />
121)<br />
De plafondverlichting bestaat uit twee<br />
lampjes met bijbehorende schakelaar.<br />
Als schakelaar (A) in de middelste stand<br />
(1) staat, dan gaan beide lampjes branden<br />
als een portier wordt geopend.<br />
Als de portieren gesloten worden, blijft<br />
de interieurverlichting nog ongeveer 7<br />
seconden branden als hulp tijdens het starten<br />
van de motor. De interieurverlichting<br />
dooft als de contactsleutel in stand MAR<br />
wordt gedraaid (bij gesloten portieren).<br />
Als u schakelaar (A) naar links schuift<br />
(stand 0), dan blijven de lampjes altijd uit<br />
(stand OFF).<br />
Als u schakelaar (A) naar rechts schuift<br />
(stand 2), dan blijven beide lampjes altijd<br />
branden.<br />
Met schakelaar (B) worden de lampjes<br />
afzonderlijk ingeschakeld.
Als u schakelaar (B) naar links schuift<br />
(stand 1), dan gaat het linker lampje<br />
branden. Als u de schakelaar naar rechts<br />
schuift (stand 2), gaat het rechter lampje<br />
branden.<br />
Als u schakelaar (B) in de middelste<br />
stand schuift (stand 0), dan blijven de<br />
lampjes uit.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />
auto verlaat of beide schakelaars in de<br />
middelste stand staan. Op deze manier<br />
zullen de lampjes van de plafondverlichting<br />
doven na het sluiten van de portieren.<br />
Als u vergeet om een portier te sluiten, zal<br />
na enkele seconden de interieurverlichting<br />
automatisch doven.<br />
Om de interieurverlichting opnieuw in te<br />
schakelen is het voldoende het betreffende<br />
portier te sluiten en weer te openen of<br />
om een ander portier te openen.<br />
fig. 122<br />
A0B0259b<br />
Verlichting zonneklepspiegel (fig.<br />
122)<br />
Als u de zonneklep naar beneden plaatst,<br />
wordt de spiegelverlichting in de hemel -<br />
bekleding zichtbaar.<br />
Door de verlichting kan het spiegeltje<br />
ook bij weinig licht gebruikt worden.<br />
U bedient de verlichting met schakelaar<br />
(A) en de start-/contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
fig. 123<br />
A0B0258b<br />
Plafondverlichting achter<br />
(fig. 123) (uitvoeringen<br />
zonder opendak)<br />
Bij ieder achterportier bevindt zich een<br />
plafondlampje dat automatisch inschakelt<br />
bij het openen van het portier.<br />
De verlichting heeft een tijdschakeling en<br />
de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />
voor.<br />
De lampjes gaan branden of doven als u<br />
op het rondje van het lampenglas (A)<br />
drukt.<br />
fig. 124<br />
A0B0257b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
137
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
138<br />
Plafondverlichting middenachter<br />
(fig. 124) (alleen uitvoeringen<br />
met opendak)<br />
Het plafondlampje is voorzien van een<br />
schakelaar met drie standen.<br />
Als schakelaar (A) in de middelste stand<br />
(0) staat, gaat het plafondlampje branden<br />
als een portier wordt geopend.<br />
De verlichting heeft een tijdschakeling en<br />
de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />
voor.<br />
Als u de schakelaar naar rechts (stand<br />
1) schuift, blijft de plafondverlichting<br />
altijd gedoofd.<br />
Als u de schakelaar naar links (stand 2)<br />
schuift, blijft de plafondverlichting altijd<br />
branden.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />
auto verlaat of de schakelaar (A) in de<br />
middelste stand (0) staat. Op deze manier<br />
dooft de plafondverlichting na het sluiten<br />
van de portieren.<br />
ASBAK VOOR<br />
EN AANSTEKER (fig. 125)<br />
Open het beschermdeksel door erop te<br />
drukken en los te laten.<br />
Druk voor gebruik van de asbak, met de<br />
sleutel in stand MAR, op knop (B); na<br />
enige seconden springt de knop in de<br />
beginstand en is de aansteker klaar voor<br />
gebruik.<br />
De asbak kan uit de houder worden<br />
getrokken om te worden geleegd of<br />
schoongemaakt (A).<br />
fig. 125<br />
A0B0256b<br />
De aansteker wordt erg<br />
heet. Gebruik de aansteker<br />
voor zichtig en voorkom<br />
dat hij gebruikt wordt door<br />
kinderen: risico op brand en/of<br />
brandwonden.<br />
Controleer altijd of de<br />
aansteker na het indrukken<br />
ook uitschakelt.<br />
Gebruik de asbak niet<br />
als prullenbak: papiertjes<br />
en dergelijke kunnen door<br />
peuken in brand raken.
ASBAK ACHTER<br />
(fig. 126)<br />
Op iedere achterportier bevindt zich een<br />
asbak (A).<br />
Open de asbak in de richting van de pijl<br />
om deze te gebruiken en druk de lip in om<br />
de asbak te verwijderen.<br />
fig. 126<br />
A0B0255b<br />
OPBERGVAKKEN OP DE<br />
TUNNELCONSOLE<br />
(fig. 127)<br />
Centraal opbergvak<br />
Op de tunnelconsole, naast de handrem,<br />
bevinden zich te volgende opbergvakjes:<br />
– opbergvakje (A) en (B);<br />
– munthouder (C).<br />
fig. 127<br />
A0B0283b<br />
OPBERGVAKKEN<br />
OP HET DASHBOARD<br />
Opbergvak links (fig. 128)<br />
Aan de onderzijde van het dashboard,<br />
links van het stuurwiel, bevindt zich een<br />
opbergvak (A).<br />
fig. 128<br />
A0B0254b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
139
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
140<br />
DOCUMENTVAKKEN<br />
OP DE VOORPORTIEREN<br />
(fig. 129)<br />
Op ieder voorportier bevindt zich een<br />
documentenvak (A).<br />
fig. 129<br />
A0B0253b<br />
ZONNEKLEPPEN<br />
Ze kunnen voor de voorruit of voor de<br />
zijruit worden gedraaid.<br />
Op de achterkant van de zonnekleppen<br />
bevindt zich een afsluitbaar spiegeltje (Afig.<br />
130 ), dat verlicht wordt door het<br />
plafondlampje (B).<br />
fig. 130<br />
A0B0252b<br />
De zonneklep aan de passagierszijde is<br />
bovendien voorzien van het symbool voor<br />
het correct gebruik van kinderzitjes bij de<br />
aanwezigheid van een passagiersairbag<br />
(fig. 131). Zie voor meer informatie de<br />
paragraaf “Airbag voor aan passagierszijde“<br />
in dit hoofdstuk.<br />
fig. 131<br />
A0B0040b
INBOUWVOORBEREIDING<br />
MOBIELE TELEFOON (optional<br />
voor bepaalde<br />
uitvoeringen/markten)<br />
Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />
met een inbouwvoorbereiding voor een<br />
mobiele telefoon.<br />
De voorbereiding bestaat uit:<br />
– antenne met dubbele functie (autoradio<br />
+ mobiele telefoon);<br />
– aansluit- en voedingskabels met speciale<br />
stekker voor aansluiting van de<br />
handsfree carkit.<br />
De handsfree kit moet u<br />
zelf aanschaffen en<br />
geschikt zijn voor uw<br />
mobiele telefoon.<br />
Laat de installatie van de<br />
mobiele telefoon en de<br />
aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />
in de auto uitsluitend<br />
door de Alfa Romeo-dealer<br />
uitvoeren. Zo bent u ver zekerd<br />
van het beste resultaat en wordt<br />
voorkomen dat de rijveiligheid in<br />
gevaar wordt gebracht.<br />
EXTRA ACCESSOIRES<br />
BESTELLEN<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante voeding<br />
nodig hebben (diefstalalarm, handsfree<br />
kit, navigatiesysteem met anti-diefstalsatellietbewaking,<br />
enz.), of accessoires die<br />
de elektrische installatie zwaar belasten,<br />
dient u contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer. Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden en controleren<br />
of de elektrische installatie van de<br />
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik<br />
of dat het noodzakelijk is een accu<br />
met een grotere capaciteit te monteren.<br />
Radiozendapparatuur<br />
en autotelefoon<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc) mogen<br />
alleen in de auto worden gebruikt als een<br />
aparte antenne aan de buitenkant van de<br />
auto wordt gemonteerd.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
141
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
142<br />
Door het gebruik van een<br />
mobiele telefoon, een 27<br />
mc-zender of gelijksoortige<br />
apparaten in de auto (zonder<br />
buitenantenne) ontstaan elektromagnetische<br />
velden die, als ze<br />
worden versterkt door de reflectie<br />
in het interieur , niet alleen<br />
schadelijk voor de gezondheid van<br />
de inzittenden kunnen zijn, maar<br />
ook storingen in de elektrische<br />
systemen van de auto (zoals de<br />
regeleenheid van het motormanagementsysteem,<br />
de regeleenheid<br />
van het ABS/EBD enz.) kunnen<br />
veroorzaken. Hierdoor wordt<br />
de veiligheid in gevaar gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzienlijk beperkt door de isolerende<br />
eigenschappen van de carrosserie.<br />
OPENDAK<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Het opendak kan alleen bediend worden<br />
als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van het opendak kan<br />
gevaarlijk zijn. Controleer<br />
voor en tijdens de bediening van<br />
de schakelaar altijd of de passagiers<br />
niet ver wond kunnen worden<br />
door de beweging van het<br />
opendak zelf of door in beweging<br />
gebrachte voorwerpen.<br />
Open het dak niet bij<br />
sneeuw of ijs: het kan<br />
dan beschadigd worden.<br />
Verwijder altijd de contactsleutel<br />
uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat,<br />
om te voorkomen dat het opendak<br />
per ongeluk in beweging<br />
wordt gebracht en zo gevaar kan<br />
opleveren voor de achtergebleven<br />
inzittenden.
OPENEN/SLUITEN<br />
(fig. 132 - 133)<br />
Druk op de achterzijde (1) van de schakelaar<br />
(A) om het dak te openen en op<br />
de voorzijde (2) om het dak te sluiten.<br />
Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het<br />
dak in de stand staan waarin het zich op<br />
dat moment bevindt.<br />
Bij bepaalde uitvoeringen, blijft het dak<br />
tijdens het openen automatisch in een tussenstand<br />
(“Comfort“) staan. Deze stand<br />
wordt aanbevolen als u met een matige<br />
snelheid rijdt. U opent het dak volledig<br />
door nogmaals op de achterzijde (1) van<br />
de schakelaar (A) te drukken. Als u het<br />
dak sluit blijft het dak niet in de<br />
“Comfort“-stand staan.<br />
fig. 132<br />
A0B0041b<br />
Het opendak is voorzien van een met de<br />
hand verschuifbaar zonnescherm dat het<br />
binnendringen van direct zonlicht verhindert.<br />
Het zonnescherm kan met behulp<br />
van een handgreep worden verschoven.<br />
Het zonnescherm wordt meegenomen<br />
door het dak, als het dak geopend wordt.<br />
Als het opendak geheel geopend is, dan is<br />
het zonnescherm geheel achter de hemelbekleding<br />
geschoven. Als het opendak<br />
wordt gesloten, dan schuift het zonnescherm<br />
iets uit, zodat de handgreep<br />
bereikbaar is (A-fig. 134).<br />
fig. 133<br />
Bedien het opendak<br />
alleen als de auto stilstaat.<br />
A0B0249b<br />
ACHTERZIJDE OMHOOG<br />
KANTELEN<br />
Het omhoog kantelen (fig. 135 ) is<br />
alleen bij geheel gesloten dak mogelijk<br />
door op de voorzijde (2) van de schakelaar<br />
(A-fig. 136) te drukken.<br />
Druk op de achterzijde (1) van de schakelaar<br />
(A-fig. 136) om het dak weer in<br />
horizontale stand te zetten (opendak<br />
gesloten).<br />
fig. 134<br />
A0B0248b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
143
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
BEDIENING IN<br />
NOODGEVALLEN<br />
Als de elektrische bediening niet werkt,<br />
dan kan het opendak ook handmatig worden<br />
bediend; ga hiervoor als volgt te<br />
werk:<br />
– licht het rooster bij de door de pijl aangegeven<br />
punten op en verwijder het (Dfig.<br />
136);<br />
– druk de daarvoor bestemde sleutel<br />
(B-fig. 137 ) (in het dashboardkastje)<br />
in het bedieningsmechanisme van het<br />
opendak (C-fig. 137 ) en draai het<br />
rechtsom om het dak te openen en linksom<br />
om het te sluiten.<br />
144 fig. 135<br />
A0B0247b<br />
BELANGRIJK Als het dak handmatig<br />
is geopend of gesloten, draait u de<br />
sleutel eerst een halve slag terug totdat<br />
u een klik hoort, en pas daarna verwijdert<br />
u de sleutel.<br />
fig. 136<br />
A0B0246b<br />
BAGAGERUIMTE<br />
Het kofferdeksel kan zowel van binnenuit<br />
(door de betreffende knop op de start-/<br />
contactsleutel in te drukken) als van buitenaf<br />
worden geopend.<br />
BELANGRIJK Als het kofferdeksel niet<br />
goed is gesloten, wordt het symbool ´ op<br />
het display Infocenter verlicht (er verschijnt<br />
ook een mededeling).<br />
fig. 137<br />
A0B0245b
VAN BINNENUIT OPENEN<br />
(fig. 138)<br />
Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />
geopend door aan de hendel (A)<br />
naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />
fig. 138<br />
Bedien de hendel niet bij<br />
een rijdende auto.<br />
A0B0042b<br />
Het kofferdeksel gaat dankzij de gasveren<br />
gemakkelijk open.<br />
De gasveren zijn zo<br />
afgesteld dat het kofferdeksel<br />
op de juiste wijze<br />
wordt geopend als de klep het<br />
oorspronkelijke gewicht heeft.<br />
Achteraf aangebrachte voor werpen<br />
(spoiler, enz.) kunnen de juiste<br />
werking en de veiligheid in<br />
gevaar brengen.<br />
OPENEN MET<br />
AFSTANDSBEDIENING (fig.<br />
139)<br />
Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld<br />
alarm, op afstand worden geopend<br />
door druktoets (A) in te drukken.<br />
In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />
en de kofferdekselsensor uitgeschakeld.<br />
Het systeem geeft (behalve bij sommige<br />
uitvoeringen in enkele landen) twee<br />
geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden<br />
branden.<br />
fig. 139<br />
A0B0291b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
145
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
146<br />
Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />
dan worden de functies hersteld. Het systeem<br />
geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />
in enkele landen) twee geluidssignalen<br />
(“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />
KOFFERDEKSEL SLUITEN<br />
U sluit het kofferdeksel door het kofferdeksel<br />
te laten zakken en ter hoogte van<br />
het slot te drukken, totdat u de vergrendeling<br />
hoort.<br />
fig. 140<br />
A0B0000b<br />
VERLICHTING<br />
BAGAGERUIMTE (fig. 140)<br />
Als u het kofferdeksel opent, dan gaat<br />
automatisch de verlichting (A) aan de<br />
bovenzijde van de bagageruimte branden.<br />
De verlichting dooft als u het kofferdeksel<br />
sluit of na enkele minuten (ongeveer<br />
15) als u het kofferdeksel open laat. Als<br />
u in dit laatste geval de verlichting weer<br />
wilt inschakelen, moet u het kofferdeksel<br />
sluiten en vervolgens weer openen.<br />
fig. 141<br />
A0B0242b<br />
BAGAGE VASTZETTEN<br />
(fig. 141 - 142)<br />
De vervoerde bagage kan met riemen of<br />
spanbanden worden bevestigd aan de<br />
daarvoor bestemde ringen in de hoeken<br />
van de bagageruimte.<br />
De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />
van de bagagenetten (die leverbaar<br />
zijn via de Alfa Romeo-dealer).<br />
fig. 142<br />
A0B0243b
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
BIJ HET TRANSPORT VAN<br />
BAGAGE<br />
Als u voorwerpen vervoert en u ‘s nachts<br />
rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars<br />
op de koplampen in de juiste<br />
stand staan (zie paragraaf “Koplampen“<br />
in dit hoofdstuk). Controleer voor de juiste<br />
werking van de hoogteregelaars bovendien<br />
of de lading niet zwaarder is dan in<br />
de gewichtentabel staat aangegeven.<br />
Het maximum laadvermogen<br />
van de auto mag<br />
nooit overschreden worden<br />
(zie hoofdstuk “T echnische<br />
gegevens“). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed<br />
geladen is, om te voorkomen dat<br />
een voorwerp bij bruusk remmen<br />
naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
Niet goed vastgezette<br />
bagage kan bij een ongeluk<br />
de passagiers ernstig<br />
verwonden.<br />
Als u reservebrandstof in<br />
een jerr ycan wilt ver voeren,<br />
dan dient u zich aan<br />
de geldende wetgeving te houden.<br />
Gebruik alleen een goedgekeurde<br />
jerrycan en bevestig deze op de<br />
juiste wijze aan de daar voor<br />
bestemde ringen in de hoeken van<br />
de bagageruimte. Toch zal bij een<br />
ongeval de kans op brand groter<br />
zijn.<br />
MOTORKAP<br />
De hendel voor het openen van de motorkap<br />
bevindt zich uiterst links onder het<br />
dashboard.<br />
Openen:<br />
– Trek aan de hendel (A-fig. 143 )<br />
totdat de motorkap openspringt.<br />
Open de motorkap<br />
alleen als de auto stilstaat.<br />
Controleer of de armen<br />
van de ruitenwissers<br />
tegen de voorruit aanstaan<br />
voordat u de motorkap<br />
optilt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
147
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
148<br />
– Druk de haak (A-fig. 144) van de<br />
beveiliging omhoog.<br />
– Til de motorkap op.<br />
BELANGRIJK Het optillen van de<br />
motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />
twee gasveren. Wij raden u aan deze gasveren<br />
niet te demonteren en de motorkap<br />
tijdens het optillen te begeleiden.<br />
fig. 143<br />
A0B0049b<br />
GEVAAR - ERNSTIGE VER-<br />
WONDINGEN. Als u controle-<br />
of onderhoudswerkzaamheden<br />
in de motorruimte uitvoert,<br />
moet u er vooral op letten<br />
dat u uw hoofd niet stoot tegen het<br />
uitstekende deel van de motorkap.<br />
Wees bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in de<br />
motorruimte voorzichtig<br />
als de motor nog warm is, om<br />
brandwonden te voorkomen. Kom<br />
bij het uitvoeren van werkzaamheden<br />
in de motorruimte niet in de<br />
buurt van de elektroventilateur<br />
als de motor nog warm is: de elektroventilateur<br />
kan, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, onverwacht<br />
inschakelen. W acht totdat de<br />
motor is afgekoeld.<br />
fig. 144<br />
A0B0048b<br />
Pas op als u sjaals, dassen<br />
of loszittende kledingstukken<br />
draagt: deze<br />
kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.
Sluiten:<br />
– laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />
cm van de motorruimte zakken, laat de<br />
motorkap vallen en controleer of de<br />
motorkap goed is gesloten door de motorkap<br />
op te tillen. De motorkap mag niet<br />
alleen door de beveiliging vergrendeld<br />
zijn.<br />
Druk in dit laatste geval de motorkap<br />
niet dicht, maar til hem opnieuw op en<br />
herhaal de handeling.<br />
Controleer altijd of de<br />
motorkap goed vergrendeld<br />
is, om te voorkomen<br />
dat deze tijdens het rijden open<br />
gaat.<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN<br />
AFSTELLEN<br />
BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen<br />
zijn belangrijk voor het comfort en<br />
de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers.<br />
Bovendien zijn er wettelijke<br />
voorschriften. Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />
moeten de koplampen op de<br />
juiste wijze zijn afgesteld.<br />
Wendt u voor controle of afstelling tot de<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
(fig. 145)<br />
Als de auto is uitgerust met xenonlampen,<br />
worden de koplampen elektrisch<br />
afgesteld; de bedieningsknop (A-fig.<br />
145) naast de stuurwielkolom is dan niet<br />
aanwezig.<br />
Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel van<br />
de koplampen meer naar boven schijnt.<br />
In dit geval is moeten de koplampen<br />
worden afgestemd met de regelknop (A)<br />
naast de stuurkolom.<br />
fig. 145<br />
A0B0240b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
149
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
150<br />
De regelknop heeft vier standen die<br />
overeenkomen met de onderstaande beladingsgraad:<br />
– stand 0: één of twee personen op de<br />
voorstoelen, volle brandstoftank, interieuruitrusting<br />
(in rijklare staat);<br />
– stand 1: vijf personen;<br />
– stand 2: vijf personen met volle bagageruimte<br />
(ongeveer 50 kg);<br />
– stand 3: bestuurder en 300 kg bagage<br />
in de bagageruimte.<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens<br />
als het gewicht van de<br />
lading wijzigt.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
AFSTELLEN<br />
De hoogte van de mistlampen voor kan<br />
worden afgesteld met stelschroef (A-fig.<br />
146).<br />
fig. 146<br />
Wendt u voor controle of<br />
afstelling t ot d e A lfa<br />
Romeo-dealer.<br />
A0B0239b<br />
GASONTLADINGSLAMPEN<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
De gasontladingslampen (xenonlampen)<br />
werken met een spanningsboog. In<br />
plaats van gloeidraad bevatten de lampen<br />
samengeperst xenongas.<br />
De verlichting is aanzienlijk beter dan die<br />
van traditionele lampen, zowel van betreft<br />
de kwaliteit van de verlichting (helderder<br />
licht) als de reikwijdte van het verlichte<br />
gebied.<br />
De voordelen van de betere verlichting<br />
(minder vermoeiend voor de ogen en een<br />
beter orientatievermogen en dus een verhoging<br />
van de rijveiligheid) zijn vooral<br />
merkbaar bij slecht weer, mist en/of<br />
onvoldoende verkeerstekens, omdat de<br />
zijkanten van de weg, die meestal donker<br />
zijn, beter verlicht worden.
De veel betere verlichting van de zijkanten<br />
vergroot de rijveiligheid aanzienlijk<br />
omdat de bestuurder hierdoor andere<br />
weggebruikers aan de zijkanten van de<br />
weg (voetgangers, fietsers en bromfietsers)<br />
beter kan opmerken.<br />
Voor het inschakelen van de spanningsboog<br />
is een hoge spanning nodig, terwijl<br />
daarna voor de voeding weinig spanning<br />
vereist is.<br />
De koplampen bereiken de maximale<br />
lichtopbrengst ongeveer 15 seconden na<br />
de inschakeling.<br />
De sterke lichtopbrengst die dit type koplampen<br />
levert, vereist het gebruik van een<br />
automatisch systeem dat de afstelling van<br />
de koplampen constant houdt bij remmen,<br />
accelereren of bij het vervoer van lading<br />
en zo het verblinden van tegenliggers verhindert.<br />
Doordat de koplampafstelling door het<br />
elektromechanische systeem automatisch<br />
constant wordt gehouden, is de bedieningsknop<br />
voor het afstellen van de koplampen<br />
overbodig.<br />
Xenonlampen hebben een zeer lange<br />
levensduur waardoor een eventueel defect<br />
onwaarschijnlijk is.<br />
Laat de controle van het<br />
systeem en eventuele<br />
reparaties uitsluitend<br />
door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />
DIMLICHTEN AFSTELLEN<br />
VOOR VERKEER<br />
LINKS/RECHTS<br />
(alleen uitvoeringen met gasontladingslampen)<br />
Op auto’s die zijn uitgerust met gasontladingslampen<br />
(xenonlampen)(optional<br />
voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
moet, door de hoge lichtopbrengst, als u<br />
van een land waar rechts wordt gereden<br />
naar een land gaat waar links wordt gereden<br />
of omgekeerd, de afstelling van de<br />
dimlichten worden veranderd voor een<br />
optimale verlichting van de zijkant van de<br />
weg en om verblinding van de tegenliggers<br />
te voorkomen.<br />
Wendt u voor het afstellen<br />
tot de Alfa Romeodealer.<br />
Als u terugkeert naar<br />
het land van origine, vergeet<br />
dan niet de dimlichten<br />
opnieuw te laten afstellen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
151
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
152<br />
ABS<br />
De auto is uitgerust met een anti-blokkeersysteem<br />
(ABS). Het systeem voorkomt<br />
dat de wielen blokkeren, waardoor<br />
de beschikbare grip optimaal wordt benut<br />
en de auto ook tijdens een noodstop<br />
bestuurbaar en stabiel blijft.<br />
Als het ABS in werking is getreden,<br />
merkt de bestuurder dit aan een trilling in<br />
het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />
geluid.<br />
Dit betekent niet dat de remmen niet<br />
goed functioneren, maar is het signaal dat<br />
het ABS in werking treedt omdat de grip<br />
op de weg verminderd is. Het is daarom<br />
noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />
aan de weg waarop gereden wordt.<br />
Het ABS is een aanvulling op het conventionele<br />
remsysteem; bij een storing<br />
schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,<br />
waarna alleen het conventionele remsysteem<br />
werkt.<br />
Als bij een storing niet meer op het antiblokkeersysteem<br />
kan worden gerekend,<br />
zal de remcapaciteit van de auto absoluut<br />
niet minder zijn.<br />
Als u niet eerder in een auto met ABS<br />
hebt gereden, raden wij u aan het systeem<br />
eerst een paar keer uit te proberen<br />
op een glad wegdek. Verlies hierbij de veiligheid<br />
niet uit het oog en houdt u aan de<br />
wetgeving van het land waarin u zich<br />
bevindt. Bovendien raden wij u aan de volgende<br />
aanwijzingen aandachtig te lezen.<br />
Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />
van het traditionele remsysteem is dat de<br />
auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat<br />
het blokkeren van de wielen wordt voorkomen,<br />
ook bij een noodstop en in<br />
omstandigheden waarbij de grip op het<br />
wegdek beperkt is.<br />
Het gebruik van het ABS leidt niet altijd<br />
tot een kortere remweg: als bijv. ijs of<br />
verse sneeuw op de weg ligt, kan de remweg<br />
langer zijn.<br />
Voor het beste gebruik van het anti-blokkeersysteem,<br />
is het raadzaam de volgende<br />
aanwijzingen op te volgen:<br />
Het ABS maakt zoveel<br />
mogelijk gebruik van de<br />
beschikbare grip maar<br />
kan deze niet verhogen. Daarom<br />
moet op gladde weggedeelten<br />
altijd voorzichtig worden gereden<br />
en mogen er geen onnodige risico’s<br />
worden genomen.<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, betekent dit dat<br />
de grip van de banden op<br />
het wegdek gering is; u dient uw<br />
snelheid te verlagen en aan te<br />
passen aan de beschikbare grip.
Bij een storing gaat het<br />
waarschuwingslampje ><br />
op het instrumentenpaneel<br />
branden (op het display verschijnen<br />
ook een mededeling +<br />
symbool). Rijd met aangepaste<br />
snelheid naar een Alfa Romeodealer<br />
om de volledige werking<br />
van het systeem te laten herstellen.<br />
Wees voorzichtig bij het remmen in<br />
bochten, ook als de auto is voorzien van<br />
ABS.<br />
Het allerbelangrijkste advies is echter het<br />
volgende:<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u dat aan<br />
een trilling in het rempedaal.<br />
V erlaag de remdruk niet<br />
maar houd het rempedaal juist<br />
goed ingedrukt; op deze manier<br />
hebt u, afhankelijk van de conditie<br />
van het wegdek, de kortste<br />
remweg.<br />
Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u<br />
onder alle omstandigheden de remmen<br />
het beste benutten.<br />
BELANGRIJK Op auto’s die met ABS<br />
zijn uitgerust, mogen uitsluitend door de<br />
fabriek voorgeschreven velgen, banden en<br />
remblokken gemonteerd worden.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd met<br />
een elektronische remdrukverdeling EBD<br />
(Electronic Braking Force Distributor), die<br />
via de regeleenheid en de sensoren van het<br />
ABS de prestaties van het remsysteem verhoogt.<br />
De auto is uitgerust met<br />
een elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD). Als<br />
bij een draaiende motor<br />
de waarschuwingslampjes > en<br />
x gelijktijdig gaan branden (op<br />
het display verschijnen ook een<br />
mededeling + symbool), dan is er<br />
een storing in het EBD-systeem;<br />
in dat geval kunnen bij hard remmen<br />
de achter wielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd zeer voor zichtig<br />
naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />
Romeo-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
x voor<br />
te laag remvloeistofniveau gaat<br />
branden (op het display verschijnen<br />
ook een mededeling + symbool),<br />
stop dan onmiddellijk en<br />
raadpleeg een Alfa Romeo-dealer.<br />
Als er vloeistof lekt uit het<br />
hydraulische systeem, wordt de<br />
werking van zowel het conventionele<br />
remsysteem als het ABS in<br />
gevaar gebracht.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
153
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
154<br />
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
> gaat<br />
branden (op het display verschijnen<br />
ook een mededeling + symbool),<br />
dan is er een storing in het<br />
ABS. In dat geval werkt het conventionele<br />
remsysteem op de normale<br />
manier, terwijl geen gebruik<br />
wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />
Onder deze omstandigheden<br />
kan ook de werking van<br />
het EBD-systeem verminderen.<br />
Ook in dit geval raden wij u aan<br />
onmiddellijk en zeer voor zichtig<br />
naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />
Romeo-dealer te rijden, om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
ASR-SYSTEEM<br />
(Antislip Regulation)<br />
Het ASR-systeem controleert de trekkracht<br />
van de auto en grijpt automatisch<br />
in als één of beide aangedreven wielen<br />
dreigen door te slippen.<br />
Afhankelijk van de oorzaak van het<br />
doorslippen, worden twee verschillende<br />
controlesystemen ingeschakeld:<br />
1) Als het doorslippen van beide aangedreven<br />
wielen wordt veroorzaakt door een<br />
te hoog motorvermogen, vermindert het<br />
ASR het motorvermogen.<br />
2) Als slechts één aangedreven wiel<br />
dreigt door te slippen, zorgt het ASR-systeem<br />
ervoor dat het wiel automatisch<br />
wordt afgeremd. Het effect is hetzelfde<br />
als dat van een sperdifferentieel.<br />
Het ASR is vooral nuttig onder de volgende<br />
omstandigheden:<br />
– doorslippen van het binnenste wiel in<br />
bochten, door verandering van de wielbelasting<br />
of door te felle acceleratie;<br />
– te hoog vermogen naar de wielen,<br />
ook in samenhang met de condities van<br />
het wegdek;<br />
– acceleratie op gladde wegen en bij<br />
sneeuw en ijzel;<br />
– verlies van grip op natte weggedeelten<br />
(aquaplaning).<br />
De prestaties van het<br />
systeem vergroten in<br />
principe de actieve veiligheid,<br />
maar mogen de bestuurder<br />
er niet toe verleiden onnodige en<br />
onverantwoorde risico’ s te<br />
nemen. De rijstijl moet altijd zijn<br />
aangepast aan het wegdek, het<br />
zicht en het verkeer . De verantwoordelijkheid<br />
voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij<br />
de bestuurder van de auto.
ASR INSCHAKELEN<br />
Het ASR-systeem schakelt automatisch<br />
in als de motor wordt gestart.<br />
Tijdens het rijden kan het systeem worden<br />
uit- of ingeschakeld door schakelaar<br />
(A-fig. 147) op de middenconsole in te<br />
drukken.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld, branden<br />
het lampje V op het instrumentenpaneel<br />
en het lampje op de schakelaar en<br />
verschijnt het opschrift ASR OFF op het<br />
display Infocenter. Als het systeem tijdens<br />
het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt<br />
het als de auto opnieuw wordt gestart,<br />
automatisch weer in.<br />
Als met het reservewiel wordt gereden,<br />
dan wordt het ASR uitgeschakeld en gaat<br />
lampje V op het instrumentenpaneel<br />
continu branden. Gelijktijdig verschijnt een<br />
mededeling op het display Infocenter.<br />
fig. 147<br />
A0B0286b<br />
Voor de juiste werking van het ASR-systeem<br />
is het noodzakelijk dat de banden<br />
van alle wielen van hetzelfde merk en<br />
type zijn. De banden moeten in perfecte<br />
conditie en van het voorgeschreven merk<br />
en type zijn, en de voorgeschreven afmetingen<br />
hebben.<br />
BELANGRIJK Schakel het ASR-systeem<br />
uit als u met sneeuwkettingen rijdt:<br />
onder deze omstandigheden levert het<br />
doorslaan van de aangedreven wielen<br />
juist meer trekkracht op.<br />
Storing signaleren in het ASRsysteem<br />
Bij een storing in het ASR-systeem wordt<br />
het systeem automatisch uitgeschakeld en<br />
gaat lampje V op het instrumentenpaneel<br />
continu branden. Bovendien verschijnt<br />
op het display Infocenter het<br />
opschrift ASR OFF en gaat het lampje op<br />
de knop (A-fig. 147 ) branden.Als er<br />
een storing is in het ASR-systeem,<br />
gedraagt de auto zich hetzelfde als uitvoeringen<br />
die niet met dit systeem zijn uitgerust:<br />
toch moet u zich zo snel mogelijk<br />
tot de Alfa Romeo-dealer wenden.<br />
MSR-SYSTEEM (TRACTIEREGE-<br />
LING)<br />
De auto is uitgerust met een in het ASR<br />
geïntegreerd systeem. Als abrupt wordt<br />
overgeschakeld, vermindert dit systeem<br />
het motorkoppel. Hierdoor wordt voorkomen,<br />
vooral als de wielen weinig grip hebben,<br />
dat de aangedreven wielen doorslippen,<br />
waardoor de stabiliteit van de auto<br />
blijft behouden.<br />
ABD-systeem<br />
Dit systeem, dat geïntegreerd is in het<br />
ASR, moduleert de remdruk op de aangedreven<br />
wielen en het motorkoppel. Het<br />
ABD is dus vooral nuttig als u op een helling<br />
omhoog rijdt waarbij de wielen aan<br />
een kant van de auto weinig grip hebben<br />
en aan de andere kant veel grip.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
155
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
<strong>156</strong><br />
EOBD-SYSTEEM<br />
Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem<br />
(European On Board Diagnosis) is<br />
conform de EU 98/69-richtlijnen (EURO<br />
3).<br />
Met dit systeem kan een doorlopende<br />
diagnose worden uitgevoerd van die componenten<br />
op de auto die van invloed zijn op<br />
de emissie; bovendien attendeert het systeem<br />
de bestuurder door het branden van<br />
het lampje U op het instrumentenpaneel<br />
(op het display verschijnen ook een mededeling<br />
+ symbool) op de veroudering van<br />
de betreffende componenten.<br />
Het doel is:<br />
– de werking van het systeem controleren;<br />
– signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />
drempelwaarde uitkomen;<br />
– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog over een<br />
diagnosestekker die, als deze verbonden is<br />
met speciale apparatuur, het mogelijk<br />
maakt, de door de regeleenheid opgeslagen<br />
storingscodes en de specifieke parameters<br />
voor de diagnose en werking van de motor,<br />
te lezen. Deze controle kan ook worden<br />
uitgevoerd door de verkeerspolitie.<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en het<br />
lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden (op<br />
het display verschijnen een mededeling<br />
+ symbool), wendt u dan<br />
zo snel mogelijk tot de Alfa<br />
Romeo-dealer. De werking van<br />
het lampje U kan met speciale<br />
apparatuur door de verkeerspolitie<br />
gecontroleerd worden. Houdt<br />
u aan de wetgeving van het land<br />
waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />
de storing moet de Alfa Romeo-dealer<br />
voor een complete controle van het systeem,<br />
tests uitvoeren op een testbank en,<br />
zonodig, een proefrit maken die eventueel<br />
een langere afstand kan omvatten.<br />
AUTORADIO<br />
De vast ingebouwde autoradio is uitgerust<br />
met een CD-speler met parametrische<br />
equalizer. De vormgeving en specificaties<br />
van het systeem zijn aangepast aan het<br />
interieur en sluiten aan bij het ontwerp<br />
van het dashboard. De instructies voor het<br />
gebruik van de autoradio zijn beschreven<br />
in het bijgeleverde supplement.
TANKEN MET DE<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong><br />
Door de toepassing van<br />
emissiereductiesystemen<br />
in de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> mag u<br />
uitsluitend loodvrije benzine tanken<br />
met een octaangetal van ten<br />
minste 95 R.O.N.<br />
Tank nooit loodhoudende<br />
benzine omdat hierdoor<br />
de katalysator onherstelbaar<br />
kan beschadigen. Als in de<br />
tank loodhoudende benzine<br />
terecht is gekomen (ook al is dat<br />
zeer weinig), dan MAG DE<br />
MOTOR NIET WORDEN GESTART.<br />
Probeer de benzine in de tank<br />
niet te verdunnen met loodvrije<br />
superbenzine, maar maak de tank<br />
en het brandstofcircuit geheel<br />
leeg.<br />
Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende<br />
benzine wordt getankt, heeft<br />
de vulopening van de tank zodanige<br />
afmetingen dat er geen tankpistool voor<br />
loodhoudende benzine kan worden ingestoken.<br />
Een beschadigde katalysator<br />
l aat s chadelijke<br />
stoffen in het uitlaatgas<br />
achter, wa ardoor h et m ilieu<br />
wordt vervuild.<br />
TANKDOP (fig. 148)<br />
U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />
door de voorzijde van hendel<br />
(A) omhoog te trekken.<br />
De tankdop (A-fig. 149 ) is voorzien<br />
van een koord (B) dat aan het klepje (C)<br />
vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Door de hermetische<br />
afsluiting kan de druk in de tank iets oplopen;<br />
daarom is het normaal als u tijdens<br />
het losdraaien van de tankdop een gesis<br />
hoort.<br />
fig. 148<br />
A0B0044b<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
157
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
158 fig. 149<br />
BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />
motor start voor uw eigen veiligheid of het<br />
vulpistool goed in de brandstofpomp is<br />
teruggeplaatst.<br />
Kom niet dicht bij de vulopening<br />
met open vuur of<br />
een brandende sigaret:<br />
brandgevaar.<br />
Houd uw hoofd ook niet dichtbij<br />
de vulopening om te voorkomen<br />
dat u s chadelijke d ampen<br />
inademt.<br />
A0B0045b<br />
Vervang de tankdop<br />
zonodig alleen door een<br />
ander exemplaar van hetzelfde<br />
type, anders kan de werking<br />
van het benzinedampopvangsysteem<br />
in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
TANKKLEPJE IN GEVAL VAN<br />
NOOD OPENEN<br />
Als het niet lukt het tankklepje met de<br />
hendel (A-fig. 148 ) te openen, trek<br />
dan aan het koordje (A-fig. 150) rechts<br />
in de bagageruimte.<br />
fig. 150<br />
A0B0388b<br />
BESCHERMING<br />
VAN HET MILIEU<br />
Bij het ontwerp en de productie is niet<br />
alleen rekening gehouden met traditionele<br />
aspecten, zoals prestaties en veiligheid,<br />
maar is er ook veel aandacht besteed aan<br />
de groeiende milieuproblemen.<br />
De materiaalkeuze en de technische systemen<br />
en speciale voorzieningen zijn het<br />
resultaat van inspanningen die er op<br />
gericht zijn om de vervuiling van het<br />
milieu drastisch terug te dringen. Uw auto<br />
voldoet dan ook aan de strengste internationale<br />
milieunormen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIEN-<br />
DELIJKE MATERIALEN<br />
Geen enkel onderdeel van de auto bevat<br />
asbest. De vulling van de stoelen en de<br />
airconditioning bevatten geen CFK’s<br />
(chloor fluorkoolwaterstoffen), het gas dat<br />
waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in<br />
de ozonlaag.<br />
De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />
behandeling van de bouten en moeren zijn<br />
niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten<br />
dus geen lucht- en bodemverontreinigend<br />
cadmium.<br />
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />
Driewegkatalysator<br />
Het uitlaatsysteem is voorzien van een<br />
katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen.<br />
De katalysator bevindt zich in<br />
een roestvast stalen houder, die bestand is<br />
tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />
De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen,<br />
koolmonoxide en stikstofoxiden<br />
in het uitlaatgas om (ook al zijn deze<br />
dankzij het elektronische motormanagementsysteem,<br />
slechts in kleine hoeveelheden<br />
aanwezig) in niet schadelijke stoffen.<br />
Omdat tijdens de werking<br />
de katalysator zeer<br />
warm wordt, verdient het<br />
aanbeveling niet te parkeren<br />
boven brandbare materialen<br />
(papier, brandstof, gras, droge<br />
bladeren, enz.).<br />
Lambdasondes<br />
De lambdasondes meten de hoeveelheid<br />
zuurstof in het uitlaatgas. De door de<br />
lambdasondes verzonden signalen worden<br />
door de regeleenheid van het motormanagementsysteem<br />
gebruikt om het<br />
lucht-/brandstofmengsel te regelen.<br />
Benzinedamp-opvangsysteem<br />
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />
motor, benzinedampen te voorkomen.<br />
Daarom “vangt“ dit systeem de dampen<br />
in een speciaal actieve-koolfilter.<br />
Als de motor draait, dan worden deze<br />
dampen afgezogen en verbrand in de<br />
motor.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
159
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
160<br />
MOTOR<br />
STARTEN<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK De auto is uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering. Zie bij<br />
startproblemen “Alfa Romeo CODE“.<br />
Het is raadzaam om<br />
gedurende de eerste<br />
gebruiksperiode geen<br />
maximale prestaties van uw auto<br />
te verlangen (bijv. krachtig accelereren,<br />
langdurig rijden met hoge<br />
toerentallen en bruusk remmen).<br />
Het is zeer gevaarlijk<br />
om de motor in een afgesloten<br />
ruimte te laten<br />
draaien. De motor verbruikt<br />
zuurstof en produceert koolmonoxide<br />
dat zeer giftig is en dodelijk<br />
kan zijn.<br />
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging.<br />
Als de motor bij de eerste<br />
poging niet aanslaat, moet u de sleutel<br />
terugdraaien in stand STOP en nogmaals<br />
starten.<br />
Het start-/contactslot is voorzien van<br />
een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />
het slot niet van stand MAR in AVV kan<br />
worden gezet bij een draaiende motor.<br />
Laat de contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor stilstaat,<br />
zodat de accu niet onnodig wordt<br />
ontladen.<br />
BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas<br />
worden ingetrapt nadat de motor is<br />
gestart.<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />
3) Trap het koppelingspedaal geheel in,<br />
zodat de startmotor de tandwielen in de<br />
versnellingsbak niet hoeft aan te drijven.<br />
4) Controleer of elektrische systemen en<br />
verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />
op systemen die veel vermogen vragen<br />
(bijv. de achterruitverwarming).<br />
5) Draai de contactsleutel in stand<br />
AVV en laat de sleutel los zodra de<br />
motor aanslaat.<br />
6) Als de motor niet aanslaat, moet u de<br />
sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />
nogmaals starten.
BELANGRIJK Als de startpoging moeizaam<br />
verloopt, blijf dan niet langdurig proberen<br />
de motor te starten. Hierdoor zou<br />
de katalysator kunnen beschadigen.<br />
Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeodealer.<br />
BELANGRIJK Bij de uitvoering met<br />
Selespeed versnellingsbak moet het rempedaal<br />
ingetrapt worden gehouden tijdens<br />
het starten. Als het rempedaal herhaaldelijk<br />
wordt ingetrapt bij een afgezette<br />
motor, is er meer kracht vereist. In een dergelijke<br />
situatie moet voor het starten van<br />
de motor het rempedaal krachtiger worden<br />
ingetrapt.<br />
MOTOR OPWARMEN<br />
– Rijd rustig weg, laat de motor niet met<br />
hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal<br />
niet bruusk in.<br />
– Verlang de eerste kilometers geen<br />
maximale prestaties, maar wacht tot de<br />
koelvloeistoftemperatuur 50-60 °C<br />
bedraagt.<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
– Laat het gaspedaal los en wacht tot de<br />
motor met stationair toerental draait.<br />
– Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de<br />
motor na een zware rit even “op adem“<br />
te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk<br />
uit, maar laat hem even stationair<br />
draaien. Hierdoor kan de temperatuur in<br />
de motorruimte dalen.<br />
Geef niet bruusk gas<br />
vlak voordat de motor<br />
wordt uitgezet. Dit geldt<br />
voor alle motoren, maar in het<br />
bijzonder voor motoren die voorzien<br />
zijn van een turbocompressor.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft geen enkel<br />
nut, verspilt brandstof en is zeer<br />
schadelijk voor de lagers in de<br />
turbocompressor.<br />
BELANGRIJK Als de motor afslaat bij<br />
een rijdende auto, kan het CODE-controlelampje<br />
(¢) gaan branden, als de motor<br />
weer wordt gestart. Zet, als dit gebeurt,<br />
de motor uit, start opnieuw bij stilstaande<br />
auto en controleer of het lampje uitgaat.<br />
Als dat niet het geval is, wendt u dan<br />
onmiddellijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
161
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
162<br />
NOODSTART<br />
Als de regeleenheid van de Alfa CODE de<br />
via de contactsleutel gezonden code niet<br />
herkent (controlelampje (¢) op het<br />
instru mentenpaneel brandt constant) kan<br />
een noodstart worden uitgevoerd met de<br />
code die op de CODE-card vermeld staat.<br />
Zie voor de juiste procedure het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen“.<br />
Probeer auto’ s met<br />
katalysator nooit te starten<br />
door ze aan te duwen,<br />
te slepen of van een helling te<br />
laten rijden. Op die wijze kan er<br />
onverbrande benzine in de katalysator<br />
terechtkomen, waardoor<br />
deze onherstelbaar zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken<br />
zolang de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht nodig<br />
is voor de bediening van het rempedaal<br />
en het stuur.<br />
PARKEREN<br />
Voer voor het parkeren van de auto de<br />
volgende handelingen uit:<br />
– Zet de motor uit.<br />
– Trek de handrem aan.<br />
– Schakel de eerste versnelling in als de<br />
auto op een helling omhoog staat en de<br />
achteruit bij een helling omlaag (gezien<br />
vanuit de rijrichting).<br />
– Zet de voorwielen in een zodanige<br />
stand dat de auto onmiddellijk stopt als de<br />
handremhefboom per ongeluk naar beneden<br />
wordt gezet.<br />
Laat de contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor stilstaat,<br />
zodat de accu niet onnodig wordt<br />
ontladen.<br />
Laat kinderen nooit<br />
alleen achter in de auto.<br />
Neem de sleutels altijd uit<br />
het contactslot als u de auto verlaat<br />
en neem de sleutels mee.<br />
VEILIG RIJDEN<br />
Tijdens het ontwerpen van de Alfa<br />
<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> heeft Alfa Romeo veel aandacht<br />
besteed aan de optimale veiligheid<br />
voor de inzittenden. Desalniettemin blijft<br />
het gedrag van de bestuurder van doorslaggevende<br />
betekenis voor de veiligheid<br />
op de weg.<br />
Hierna vindt u enkele eenvoudige tips en<br />
aanbevelingen om onder diverse omstandigheden<br />
veilig te rijden Hoewel u de meeste<br />
natuurlijk al kent, is het toch de moeite<br />
waard ze aandachtig te lezen.<br />
VOOR U WEGRIJDT<br />
– Controleer of de verlichting goed<br />
werkt.<br />
– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />
in de juiste stand.<br />
– Stel de rugleuning zo in dat u rechtop<br />
zit en het hoofd zich zo dicht mogelijk bij<br />
de hoofdsteun bevindt.
– Controleer of de slag van de pedalen<br />
niet beperkt wordt (door matten, enz.).<br />
– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />
(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd<br />
zijn op de zitplaatsen achter.<br />
– Stuw eventuele bagage zorgvuldig in<br />
de bagageruimte om te voorkomen dat bij<br />
bruusk remmen voorwerpen door het interieur<br />
schieten.<br />
– Gebruik geen zware maaltijden voor<br />
een reis. Een lichte maaltijd draagt ertoe<br />
bij goede reflexen te behouden. Vermijd<br />
vooral het gebruik van alcohol.<br />
Controleer regelmatig:<br />
– bandenspanning en conditie van de<br />
banden;<br />
– niveau van de motorolie;<br />
– niveau van de koelvloeistof en de conditie<br />
van het koelsysteem;<br />
– niveau van de remvloeistof;<br />
– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging;<br />
– niveau van de ruitensproeiervloeistof.<br />
TIJDENS DE RIT<br />
– De eerste regel van veilig rijden is<br />
voorzichtigheid.<br />
– Voorzichtigheid houdt ook in, dat u<br />
alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />
van anderen.<br />
– Houdt u altijd strikt aan de geldende<br />
verkeersregels van elk land waarin u rijdt<br />
en houdt u vooral aan de maximum snelheden.<br />
– Controleer ook altijd of naast uzelf<br />
ook alle overige inzittenden de veiligheidsgordel<br />
dragen en dat de kinderen in<br />
passende zitjes worden vervoerd. Dieren<br />
dienen bij voorkeur in een van het interieur<br />
afgescheiden gedeelte te worden vervoerd.<br />
– Lange reizen moeten in optimale conditie<br />
worden gestart.<br />
Rijden onder invloed van<br />
alcohol, verdovende middelen,<br />
of bepaalde medicijnen<br />
is zeer gevaarlijk voor<br />
uzelf en voor anderen.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voorin als<br />
achterin en zorg ervoor dat<br />
kinderen in passende zitjes worden<br />
vervoerd. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op<br />
ernstig letsel of dodelijke afloop bij<br />
een ongeval.<br />
Let op bij de montage<br />
van spoilers, lichtmetalen<br />
velgen en niet standaard<br />
wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />
van de remmen verminderen<br />
en daarmee hun doelmatigheid<br />
tijdens krachtig en veelvuldig<br />
remmen; bijvoorbeeld tijdens een<br />
steile afdaling.<br />
Rijd niet met voor werpen<br />
op de vloer voor de<br />
bestuurdersstoel: tijdens<br />
het remmen kunnen deze tussen<br />
de pedalen komen waardoor het<br />
onmogelijk is te accelereren of te<br />
remmen.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
163
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
164<br />
Let op de dikte van<br />
eventuele extra vloermatten:<br />
zelfs een gering<br />
defect in het remsysteem kan tot<br />
gevolg hebben, dat het rempedaal<br />
dieper dan normaal moet<br />
worden ingetrapt.<br />
Water, ijs en strooizout<br />
op de wegen kunnen zich<br />
afzetten op de remschijven<br />
waardoor de gewenste remvertraging<br />
iets later wordt<br />
bereikt.<br />
– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />
las pauzes in en gebruik die om een beetje<br />
te bewegen en weer op krachten te<br />
komen.<br />
– Zorg voor een constante luchtverversing<br />
in het interieur.<br />
– Rijd nooit van een helling af met een<br />
afgezette motor: u kunt dan niet op de<br />
motor afremmen en de rem- en stuurbekrachtiging<br />
werken niet, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de bediening van het<br />
rempedaal en het stuur.<br />
IN HET DONKER RIJDEN<br />
Enkele belangrijke tips voor het rijden in<br />
het donker.<br />
– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />
donker vergt veel meer concentratie.<br />
– Beperk de snelheid, vooral op onverlichte<br />
wegen.<br />
– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />
doorrijden levert gevaar op voor<br />
uzelf en voor anderen. Ga pas weer rijden<br />
na voldoende rust.<br />
– Bewaar een veilige afstand, groter<br />
dan overdag, van de auto’s die voor u rijden.<br />
Het is moeilijk om de snelheid van<br />
andere auto’s te schatten als alleen de<br />
lichten te zien zijn.<br />
– Controleer of de koplampen goed<br />
staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />
wordt uw zicht beperkt en raakt u sneller<br />
vermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen<br />
ze andere weggebruikers hinderen.<br />
– Gebruik het grootlicht alleen buiten de<br />
stad en als u zeker weet dat u andere<br />
weggebruikers niet hindert.<br />
– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />
als u een tegenligger ziet en passeer<br />
met dimlicht.<br />
– Houd alle lampen schoon.<br />
– Let buiten de stad op overstekende<br />
dieren.<br />
MET REGEN RIJDEN<br />
Regen en natte wegen leveren gevaar<br />
op.<br />
Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />
moeilijker, omdat de wrijving tussen de<br />
banden en het wegdek aanzienlijk minder<br />
is. Het gevolg is dat de remweg aanmerkelijk<br />
langer is en dat de grip op het wegdek<br />
minder is.<br />
Enkele tips voor het rijden met regen:<br />
– Beperk de snelheid en bewaar een<br />
grotere afstand van de auto’s die voor u<br />
rijden.<br />
– Als het erg hard regent, wordt ook het<br />
zicht beperkt. Ontsteek in dat geval, ook<br />
overdag, het dimlicht, om de zichtbaarheid<br />
voor anderen te vergroten.<br />
– Rijd niet met hoge snelheid door plassen<br />
en houd het stuur stevig vast. Als u<br />
met hoge snelheid door een plas rijdt,<br />
kunt u de controle over de auto verliezen<br />
(“aquaplaning“).<br />
– Zet de bedieningsknoppen van de ventilatie<br />
op ontwasemen (zie het hoofdstuk<br />
“Wegwijs in uw auto“), zodat u een goed<br />
zicht houdt.
– Controleer regelmatig de conditie van<br />
de ruitenwisserbladen.<br />
IN DE MIST RIJDEN<br />
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in<br />
dichte mist. Tips bij nevel, mist of kans op<br />
mistbanken:<br />
– Beperk uw snelheid.<br />
– Ontsteek, ook overdag, het dimlicht,<br />
de mistachterlichten en de mistlampen<br />
voor. Gebruik niet het grootlicht.<br />
BELANGRIJK Doof bij stukken met<br />
goed zicht de mistachterlichten om de<br />
weggebruikers achter u niet te hinderen.<br />
– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />
nat maakt, waardoor manoeuvres moeilijker<br />
uit te voeren zijn en de remweg langer<br />
is.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s voor<br />
u.<br />
– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />
snelheidswisselingen.<br />
– Vermijd zoveel mogelijk het inhalen<br />
van andere voertuigen.<br />
– Als u plotseling moet stoppen (bij een<br />
defect, door sterke vermindering van het<br />
zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook<br />
te stoppen. Zet vervolgens de waar-<br />
schuwingsknipperlichten aan en, zo mogelijk,<br />
de dimlichten. Druk in een rustig ritme<br />
op de claxon als u een andere auto denkt<br />
te zien.<br />
IN DE BERGEN RIJDEN<br />
– Rem zoveel mogelijk op de motor af<br />
en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />
Daarmee voorkomt u dat de remmen<br />
oververhit raken.<br />
– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />
motor of met de versnellingspook in de<br />
vrijstand, en absoluut nooit met uitgenomen<br />
contactsleutel.<br />
– Rijd met een matige snelheid, en vermijd<br />
het “afsnijden“ van bochten.<br />
– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen<br />
veel langzamer gaat en dat de weg daarom<br />
langer vrij moet zijn. Als u wordt ingehaald<br />
terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de<br />
passerende auto dan de ruimte.<br />
MET SNEEUW EN IJS<br />
RIJDEN<br />
Enkele tips voor het rijden met sneeuw<br />
en ijs:<br />
– Rijd met zeer matige snelheid.<br />
– Monteer op besneeuwde wegen winterbanden<br />
of sneeuwkettingen; zie de<br />
betreffende paragrafen in dit hoofdstuk.<br />
– Rem bij voorkeur op de motor af en<br />
vermijd bruusk remmen.<br />
– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />
van richting veranderen.<br />
– In de winter kan op schijnbaar droge<br />
wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral<br />
goed op de delen van de weg die door de<br />
aanwezigheid van bomen of rotsen weinig<br />
zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s voor<br />
u.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
165
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
166<br />
MET ABS RIJDEN<br />
Het ABS is een voorziening op het remsysteem<br />
dat twee belangrijke voordelen<br />
biedt:<br />
1) Het voorkomt het blokkeren en daarmee<br />
het slippen van de wielen bij een<br />
noodstop en in omstandigheden waarbij<br />
de grip op het wegdek beperkt is.<br />
2) Het houdt de auto tijdens het remmen<br />
bestuurbaar. Hierdoor kunt u tijdens<br />
het remmen obstakels ontwijken of van<br />
richting veranderen, mits de grip van de<br />
banden dit toelaat.<br />
Het beste gebruik van ABS:<br />
– Bij een noodstop of bij verminderde<br />
grip voelt u een lichte trilling in het rempedaal:<br />
dit is het signaal dat het ABS<br />
werkt. Laat het pedaal niet los, maar blijf<br />
het ingetrapt houden zodat het remsysteem<br />
continu werkt.<br />
– Het ABS voorkomt het blokkeren van de<br />
wielen, maar verhoogt de grip van de banden<br />
op het wegdek niet. Houd daarom ook met<br />
auto’s met ABS een veilige afstand van de<br />
auto’s die voor u rijden en beperk de snelheid<br />
voor u een bocht inrijdt.<br />
Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />
van de auto te verbeteren, en niet om harder<br />
te rijden.<br />
KOSTENBESPARING<br />
EN BEPERKING VAN<br />
SCHADELIJKE<br />
UITLAATGASSEN<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor<br />
de kosten van de auto zo laag mogelijk<br />
blijven en de uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />
wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur, de beste<br />
prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />
gebruik van de auto. Laat daarom tijdig de<br />
in het onderhoudsschema aangegeven<br />
werkzaamheden uitvoeren (zie bougies,<br />
lucht-/brandstoffilter, klepspeling, enz.).<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste een<br />
keer per maand, de spanning van de banden.<br />
Als de spanning te laag is, wordt de<br />
weerstand groter en neemt het verbruik<br />
toe. Bovendien slijten hierdoor de banden<br />
sneller en verslechtert de wegligging van<br />
de auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />
kan worden gebracht.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen<br />
bagageruimte. Het gewicht van de auto<br />
(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />
hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />
en de stabiliteit.
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties alleen<br />
als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de ruitenwissers en<br />
de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />
vragen veel stroom, waardoor<br />
het brandstofverbruik toeneemt (tot<br />
aan 25% in stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie, waardoor de motor zwaar wordt<br />
belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt<br />
(met gemiddeld 20%). Gebruik<br />
wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />
accessoires kan de aërodynamica<br />
negatief beïnvloeden, waardoor het<br />
brandstofverbruik zal toenemen.<br />
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat, niet<br />
warmdraaien met stationair toerental en ook<br />
niet met een verhoogd toerental: onder deze<br />
omstandigheden warmt de motor veel langzamer<br />
op, terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />
om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen<br />
te gebruiken. Op deze manier<br />
warmt de motor sneller op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u de motor<br />
afzet. Deze handeling heeft evenals het<br />
overschakelen met tussengas geen enkel<br />
nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het<br />
toelaten de hoogste versnelling. Het<br />
inschakelen van een lage versnelling voor<br />
een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.<br />
Op dezelfde wijze neemt bij<br />
het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling,<br />
het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />
toe. Bovendien slijt de<br />
motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />
toe bij een hogere snelheid: als de snelheid<br />
wordt verhoogd van 90 naar 120<br />
km/h, neemt het brandstofverbruik met<br />
ongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveel<br />
mogelijk met een gelijkmatige snelheid,<br />
vermijd overbodig remmen en optrekken.<br />
Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />
daarom aan om rustig te rijden en een veilige<br />
afstand te bewaren van de auto’s die<br />
voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />
reageren op gevaarlijke situaties.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken waarbij de motor<br />
met hoge toerentallen draait, kost veel<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen. Het is beter<br />
geleidelijk op te trekken en geen maximale<br />
toerentallen te gebruiken.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
167
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
168<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud starten<br />
bereikt de motor niet de optimale<br />
bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet<br />
alleen het brandstofverbruik toe (van 15<br />
tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie<br />
van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />
waarbij overwegend lage versnellingen<br />
worden gebruikt, of in de stad waar<br />
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het<br />
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />
slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen),<br />
is het raadzaam de motor<br />
uit te zetten.<br />
ECONOMISCH<br />
EN MILIEUBEWUST<br />
RIJDEN<br />
Het milieu is een van de uitgangspunten<br />
geweest bij de ontwikkeling van de<br />
Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>.<br />
Het is niet voor niets dat resultaten van<br />
zijn emissiereductiesystemen boven de geldende<br />
normen liggen.<br />
Het milieu heeft recht op maximale aandacht<br />
van iedereen.<br />
De automobilist kan door enkele simpele<br />
aanwijzingen op te volgen, voorkomen dat<br />
hij/zij onnodig schade aan het milieu toebrengt.<br />
Vaak wordt door die aanwijzingen<br />
ook het brandstofverbruik beperkt. Over dit<br />
onderwerp vindt u hierna diverse nuttige<br />
tips, die een geheel vormen met de tips met<br />
het symbool #, die u in de diverse hoofdstukken<br />
van dit boekje kunt vinden.<br />
We vragen uw aandacht voor al deze tips.<br />
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE EMISSIEREDUCTIE -<br />
SYSTEMEN<br />
De correcte werking van deze systemen<br />
is niet alleen belangrijk voor het milieu,<br />
maar ook voor het rendement van de<br />
auto. Het in goede conditie houden van de<br />
systemen is de belangrijkste voorwaarde<br />
voor milieubewust en economisch rijden.<br />
De eerste eis is dat u zich te allen tijde<br />
houdt aan het “geprogrammeerd onderhoudsschema”.<br />
Gebruik uitsluitend loodvrije<br />
benzine (95 RON).<br />
Als het starten problemen oplevert, blijf<br />
dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />
aanslepen of rollend starten: al deze handelingen<br />
kunnen de katalysator beschadigen.<br />
Maak bij een noodstart uitsluitend<br />
gebruik van een hulpaccu.
Als de motor tijdens het rijden “slecht<br />
loopt“, rijd dan zeer rustig zodat de motor<br />
zo min mogelijk wordt belast en wendt u<br />
zo snel mogelijk tot een Alfa Romeodealer.<br />
Als het waarschuwingslampje van de<br />
brandstofreserve brandt, tank dan zo snel<br />
mogelijk. Een laag brandstofniveau kan<br />
een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken,<br />
waardoor de temperatuur van<br />
de uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de<br />
katalysator ernstig beschadigen.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien. Laat de motor voor<br />
vertrek niet warmdraaien met stationair<br />
toerental, behalve als de buitentemperaturen<br />
zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />
geval moet u de motor niet langer dan<br />
30 seconden laten warmdraaien.<br />
Monteer geen andere<br />
hitteschilden en verwijder<br />
de op de katalysator en<br />
uitlaat gemonteerde schilden<br />
niet.<br />
Spuit geen reinigings- of<br />
beschermingsmiddelen op<br />
de katalysator, de lambda -<br />
sondes en het uitlaatsysteem.<br />
Onder normale bedrijfs -<br />
omstandigheden bereikt<br />
de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet<br />
boven brandbare materialen<br />
(gras, droge bladeren, dennennaalden,<br />
enz.): brandgevaar.<br />
Het negeren van deze<br />
aanwijzingen kan brandgevaar<br />
opleveren.<br />
TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
De auto is niet goedgekeurd voor het<br />
trekken van aanhangers.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
169
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
170<br />
WINTERBANDEN<br />
Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />
voor het rijden op sneeuw en ijs en kunnen<br />
worden gemonteerd in plaats van de<br />
standaard geleverde banden.<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde maat<br />
hebben als de standaard gemonteerde<br />
banden.<br />
De Alfa Romeo-dealer kan u adviseren<br />
welke band het meest geschikt is voor het<br />
doel waarvoor u hem wilt gebruiken.<br />
Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning<br />
en de winterbanden exact aan<br />
de aanwijzingen die staan aangegeven in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />
De specifieke eigenschappen van winterbanden<br />
verminderen aanzienlijk als de<br />
profieldiepte minder is dan 4 mm.<br />
Vervang ze in dat geval. Door de specifieke<br />
eigenschappen van winterbanden zijn<br />
de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden<br />
op de snelweg worden gereden, minder<br />
dan die van de standaard gemonteerde<br />
banden.<br />
Beperk het gebruik van winterbanden tot<br />
die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden<br />
gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />
snelheid lager is dan de topsnelheid van de<br />
auto (met een marge van 5%), dan dient<br />
u in het interieur van de auto een voor de<br />
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />
te plaatsen met de maximum<br />
toegestane snelheid wanneer met die winterbanden<br />
wordt gereden (overeenkomstig<br />
de EU-normen).<br />
Monteer op alle vier de wielen dezelfde<br />
banden (zelfde merk en profieldiepte) voor<br />
meer veiligheid tijdens het rijden en remmen<br />
en voor een betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden niet<br />
om.<br />
Bij winterbanden met de<br />
indicatie “Q“ geldt een<br />
maximum snelheid van<br />
160 km/h; bij winterbanden met<br />
de indicatie “T“ geldt een maximum<br />
snelheid van 190 km/h; bij<br />
winterbanden met de indicatie<br />
“H“ geldt een maximum snelheid<br />
van 210 km/h. Deze maximum<br />
snelheden zijn in overeenstemming<br />
met de huidige wetgeving.<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van het<br />
land waar wordt gereden.<br />
Gebruik sneeuwkettingen waarvan de<br />
dikte boven het profiel maximaal 12 mm<br />
is.<br />
Op banden met maat<br />
225/ 45W R17“ mogen<br />
geen sneeuwkettingen<br />
worden gemonteerd, omdat ze de<br />
veerpoot van de voor wielophanging<br />
zouden kunnen raken.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op de<br />
voorwielen gemonteerd worden (aangedreven<br />
wielen).<br />
Wij raden u aan contact op te nemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer voordat u<br />
sneeuwkettingen aanschaft of gebruikt.<br />
Controleer na enkele meters rijden of de<br />
kettingen nog goed gespannen zijn.
Op het reservewiel kunnen<br />
geen sneeuwkettingen<br />
gemonteerd worden.<br />
Als u een lekke voorband hebt<br />
(aangedreven wiel) en er moet<br />
gebruik worden gemaakt van<br />
sneeuwkettingen, dan kunt u het<br />
noodreservewiel op de achteras<br />
plaatsen en het achter wiel op de<br />
vooras (pas zo snel mogelijk de<br />
bandenspanning aan). Zo hebt u<br />
op de vooras twee normale wielen<br />
waarop uw sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.<br />
Houd bij gemonteerdesneeuwkettingen<br />
een<br />
matige snelheid aan; rijd niet harder<br />
dan 50 km/h. Vermijd kuilen,<br />
stoepranden en andere obstakels<br />
en rijd, om de auto en het wegdek<br />
niet te beschadigen, geen<br />
lange stukken op sneeuwvrije<br />
wegen.<br />
AUTO LANGERE TIJD<br />
STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de<br />
auto langer dan een maand niet wordt<br />
gebruikt:<br />
– Zet de auto in een overdekte, droge<br />
en zo mogelijk goed geventileerde ruimte.<br />
– Schakel een versnelling in.<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />
– Maak de gespoten plaatdelen schoon<br />
en behandel ze met een beschermende<br />
was.<br />
– Maak de minkabel (–) los van de<br />
accu en controleer de acculading.<br />
Gedurende het stallen moet deze controle<br />
iedere drie maanden worden herhaald.<br />
Laad de accu op als de optische meter een<br />
donkere kleur heeft zonder een groen<br />
middenstuk.<br />
BELANGRIJK Schakel het alarm uit<br />
met de afstandsbediening.<br />
– Reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor geschikte<br />
middelen.<br />
– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />
en achterruitwisser in met talkpoeder<br />
en laat ze los van de ruit staan.<br />
– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />
– Dek de auto af met een stoffen of een<br />
ademende kunststof hoes. Gebruik geen<br />
dichte plastic hoes, omdat het in en op de<br />
auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen.<br />
– Breng de bandenspanning 0,5 bar<br />
boven de normaal voorgeschreven spanning<br />
en controleer deze regelmatig.<br />
– Als u de accukabels niet loskoppelt<br />
moet de lading iedere maand gecontroleerd<br />
worden.Laad de accu op als de optische<br />
meter een donkere kleur heeft zonder<br />
groen middenstuk.<br />
– Tap het koelsysteem van de motor<br />
niet af.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
171
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
172<br />
WEER IN GEBRUIK NEMEN<br />
Als de auto langdurig niet gebruikt is en<br />
u wilt de auto weer in gebruik nemen,<br />
voer dan de volgende handelingen uit:<br />
– Reinig de buitenzijde van de auto niet<br />
droog.<br />
– Controleer visueel op lekkage van<br />
vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof,<br />
koelvloeistof, enz.).<br />
– Vervang de motorolie en het oliefilter.<br />
– Controleer het niveau van:<br />
- rem-/koppelingsvloeistof<br />
- koelvloeistof.<br />
– Controleer het luchtfilter en vervang<br />
het zonodig.<br />
– Controleer de bandenspanning en controleer<br />
de banden op beschadigingen,<br />
inkepingen of scheuren. Vervang zonodig<br />
de banden.<br />
– Controleer de conditie van de riemen<br />
in de motor.<br />
– Controleer de acculading en sluit de<br />
minkabel (–) aan.<br />
– Zet de versnellingspook in de vrijstand,<br />
start de motor en laat de motor<br />
enige minuten stationair draaien. Trap<br />
hierbij een aantal malen het koppelingspedaal<br />
in.<br />
Deze handelingen moeten<br />
in de openlucht worden<br />
uitgevoerd. Het uitlaatgas<br />
bevat koolmonoxide dat<br />
zeer giftig is en dodelijk kan zijn.<br />
NUTTIGE<br />
ACCESSOIRES<br />
Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />
raden wij u aan het volgende aan<br />
boord te hebben (fig. 1):<br />
– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />
desinfecterende deppers, steriele<br />
gaascompressen, verbandgaas, pleisters,<br />
enz.;<br />
– een zaklamp;<br />
– een schaar met afgeronde punten;<br />
– werkhandschoenen.<br />
De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />
zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />
Lineaccessori-programma.<br />
fig. 1<br />
A0B0389b
NOODSTART<br />
Als de Alfa Romeo CODE er niet in slaagt<br />
om de startblokkering op te heffen, blijven<br />
het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje<br />
U branden en start de<br />
motor niet. Voor het starten van de motor<br />
is het nodig een noodstart uit te voeren.<br />
BELANGRIJK Wij raden u aan om<br />
eerst de instructies goed te lezen, voordat<br />
u de motor op deze wijze start.<br />
Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />
een vergissing wordt gemaakt, moet de<br />
contactsleutel in stand STOP worden<br />
gedraaid en de gehele procedure vanaf<br />
het begin (punt 1) worden herhaald.<br />
1) Lees de 5-cijferige elektronische code<br />
die op de CODE-card vermeld staat.<br />
2) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
NOODGEVALLEN<br />
3) Trap het gaspedaal geheel in en houd<br />
het ingetrapt. Het lampje U<br />
gaat circa acht seconden branden. Zodra<br />
het lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />
loslaten.<br />
4) Het lampje U begint te knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />
als het eerste cijfer van de code op<br />
uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />
intrappen en ingetrapt houden totdat het<br />
lampje U 4 seconden heeft gebrand.<br />
Zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />
gaspedaal loslaten.<br />
5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />
als het tweede cijfer van de code op<br />
uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />
intrappen en ingetrapt houden.<br />
6) Herhaal deze procedure voor de overige<br />
cijfers van de code op uw CODE-card.<br />
7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />
ingetrapt. Het lampje U gaat 4<br />
seconden branden. Zodra het lampje is<br />
gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten.<br />
8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />
snel gaat knipperen, is de procedure<br />
op de juiste wijze uitgevoerd.<br />
9) Start de motor door de contactsleutel<br />
van stand MAR in stand AVV te draaien,<br />
zonder de sleutel in stand STOP te<br />
plaatsen.<br />
Als het lampje U blijft branden, draai<br />
dan de contactsleutel in stand STOP en<br />
herhaal de procedure vanaf punt 1).<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging<br />
van de motor moet deze noodstartprocedure<br />
worden herhaald. Wij raden u<br />
daarom aan om na het uitvoeren van een<br />
noodstart een Alfa Romeo-dealer te raadplegen.<br />
NOODGEVALLEN<br />
173
NOODGEVALLEN<br />
174<br />
STARTEN MET EEN<br />
HULPACCU<br />
Als de accu leeg is (bij een accu met optische<br />
zuurweger: donkere kleur zonder<br />
groen in het midden), kan de motor worden<br />
gestart met een hulpaccu, die dezelfde<br />
of een iets grotere capaciteit moet hebben<br />
als de lege accu.<br />
Ga als volgt te werk fig. 1:<br />
1) Verwijder het beschermdeksel van de<br />
pluspool op de accu door op de lippen aan<br />
de voorzijde te drukken en verbind de<br />
pluspolen (+ teken nabij de pool) van de<br />
beide accu’s met een startkabel.<br />
2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpool (–) van de hulpaccu en op de<br />
massakabel E op de motor of de versnellingsbak<br />
van de auto die gestart moet<br />
worden.<br />
fig. 1<br />
A0B0181b<br />
BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />
van de twee accu’s niet direct met<br />
elkaar: eventuele vonken kunnen het<br />
explosieve gas ontsteken dat uit de accu<br />
kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd<br />
aan boord van een andere auto,<br />
mogen tussen deze auto en de auto met<br />
de lege accu niet per ongeluk metalen<br />
delen met elkaar in verbinding staan.<br />
3) Start de motor.<br />
4) Neem, als de motor draait, de kabels<br />
in de omgekeerde volgorde los.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt<br />
u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
acculader. De elektronische<br />
systemen kunnen beschadigen;<br />
in het bijzonder de regeleenheden<br />
van de ontsteking en de<br />
inspuiting.<br />
Laat d eze p rocedure<br />
door gespecialiseerd personeel<br />
uitvoeren. Onjuiste<br />
handelingen kunnen leiden tot<br />
vonken. De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief. V ermijd het<br />
contact met de huid of de ogen.<br />
Kom ook niet dicht bij een accu<br />
met open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroor zaak geen vonken.<br />
Bij het los- en vastkoppelen<br />
van de accuklemmen<br />
k unnen e r v onken<br />
ontstaan waardoor de elektronische<br />
systemen kunnen beschadigen.<br />
Laat deze werkzaamheden<br />
door g especialiseerd p ersoneel<br />
uitvoeren.
ROLLEND<br />
STARTEN<br />
Probeer auto’s nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van<br />
een helling te laten rijden. Op die<br />
wijze kan er onverbrande benzine<br />
in de katalysator terechtkomen,<br />
waardoor deze onherstelbaar<br />
zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en de stuurbekrachtiging<br />
niet werken<br />
zolang de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht nodig<br />
is voor de bediening van het rempedaal<br />
en het stuur.<br />
EEN LEKKE BAND<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met de snelle bandenreparatieset<br />
“Fix&Go“, zie dan de aanwijzingen in de<br />
volgende paragraaf.<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
Voor het verwisselen van het wiel en<br />
voor het juiste gebruik van de krik en het<br />
reservewiel moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />
in acht worden genomen.<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v de<br />
waarschuwingsknipperlichten, de<br />
wettelijk verplichte gevarendriehoek,<br />
enz.<br />
Tijdens het verwisselen van een<br />
wiel moeten alle inzittenden de<br />
auto hebben verlaten en op een<br />
veilige afstand van het verkeer<br />
wachten, totdat het wiel verwisseld<br />
is.<br />
Blokkeer de wielen met stenen<br />
of andere voor werpen als de<br />
auto schuin op een helling of op<br />
een slecht wegdek staat.<br />
Start de motor niet als de auto<br />
is opgekrikt.<br />
Als de auto een aanhanger<br />
trekt, ontkoppel dan eerst de<br />
aanhanger en krik dan de auto<br />
op.<br />
NOODGEVALLEN<br />
175
NOODGEVALLEN<br />
176<br />
Het reservewiel behoort<br />
bij de auto waarbij het<br />
geleverd is. Gebruik het<br />
reservewiel niet bij andere auto’s<br />
en monteer geen reser vewielen<br />
van andere auto’s.<br />
Als u het gemonteerde velgtype<br />
wilt ver vangen (stalen in plaats<br />
van lichtmetalen of omgekeerd),<br />
moeten tevens alle wielbouten<br />
worden ver vangen door bouten<br />
met een lengte die aangepast is<br />
aan het velgtype.<br />
Het reser vewiel is kleiner dan<br />
de normale wielen en mag uitsluitend<br />
gebruikt worden om de<br />
dichtstbijzijnde reparatiewerkplaats<br />
te bereiken, waar de lekke<br />
band gerepareerd kan worden.<br />
Tijdens het gebruik van het reservewiel<br />
mag u niet harder dan 80<br />
km/h rijden.<br />
Op het reser vewiel is<br />
een sticker aangebracht<br />
waarop de belangrijkste<br />
aanwijzingen en de beperkingen<br />
staan vermeld met betrekking tot<br />
het gebruik van het reser vewiel.<br />
Deze sticker mag absoluut niet<br />
worden ver wijderd of afgedekt.<br />
Op de sticker staan de volgende<br />
aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />
ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDE-<br />
LIJK GEBRUIK! MAXIMAAL 80<br />
km/h! VER VANG ZO SNEL<br />
MOGELIJK DOOR EEN NORMAAL<br />
WIEL. BEDEK DEZE AANWIJZIN-<br />
GEN NIET.<br />
Op het reser vewiel mag nooit<br />
een wieldeksel worden gemonteerd.<br />
Bij een gemonteerd reser vewiel<br />
veranderen de rij-eigenschappen<br />
van de auto. Vermijd met vol gas<br />
optrekken, bruusk remmen en<br />
hoge snelheden in de bochten.<br />
Het reser vewiel heeft<br />
een levensduur van maximaal<br />
3000 km. Na deze<br />
afstand moet de band van het<br />
reservewiel ver vangen worden<br />
door een nieuwe band van hetzelfde<br />
type.<br />
Monteer nooit een normale band<br />
op de velg van het reser vewiel.<br />
Laat het verwisselde wiel zo snel<br />
mogelijk repareren en monteren.<br />
Gebruik nooit twee of meer<br />
reservewielen.<br />
Smeer de schroefdraad van de<br />
wielbouten niet met vet in, voordat<br />
u ze monteert: de bouten<br />
kunnen loslopen.<br />
De krik dient uitsluitend voor<br />
het verwisselen van een wiel van<br />
de auto waarbij de krik geleverd<br />
is of voor auto’ s van hetzelfde<br />
model. Gebruik de krik niet voor<br />
het opkrikken van andere auto’s.<br />
En beslist nooit voor het uitvoeren<br />
van werkzaamheden onder<br />
de auto.<br />
Als de krik niet juist geplaatst<br />
wordt, kan de opgekrikte auto<br />
van de krik vallen.<br />
Op een sticker op de krik is het<br />
maximum hefvermogen aangegeven;<br />
de krik mag nooit voor een<br />
zwaardere last worden gebruikt.
Het reservewiel is niet<br />
geschikt voor de montage<br />
van sneeuwkettingen. Als<br />
u een lekke voorband (aangedreven<br />
wiel) hebt en er moet met<br />
sneeuwkettingen worden gereden,<br />
dan moet u een wiel van de<br />
achteras afhalen en daar voor in<br />
de plaats het reservewiel monteren.<br />
Zo hebt u op de vooras twee<br />
normale wielen waarop uw<br />
sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Maak het ventiel absoluut niet<br />
open.<br />
Plaats geen enkel stuk gereedschap<br />
tussen velg en band.<br />
Controleer regelmatig en herstel,<br />
indien nodig, de spanning<br />
van de banden en van het reservewiel<br />
en houdt u daarbij aan de<br />
waarden die beschreven staan in<br />
het hoofdstuk “T echnische gegevens“.<br />
Gebruik voor het monteren van<br />
het reser vewiel uitsluitend de<br />
bouten en de speciale sleutel.<br />
Deze bevinden zich in het zakje in<br />
de reser vewielbak. Als het normale<br />
wiel weer wordt gemonteerd,<br />
gebruik de bouten waarmee<br />
het normale wiel oorspronkelijk<br />
gemonteerd was.<br />
WIEL VERWISSELEN<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– De krik 2,100 kg moet wegen.<br />
– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen.<br />
– De krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type.<br />
– Buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />
kunnen worden.<br />
Ga voor het verwisselen van het wiel als<br />
volgt te werk:<br />
– Stop de auto op een plaats waar het<br />
verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />
in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />
Zet de auto zo mogelijk op een<br />
vlakke en stevige ondergrond.<br />
– Zet de motor uit en trek de handrem<br />
aan.<br />
– Schakel de eerste versnelling of de<br />
achteruit in.<br />
– Til de bekleding in de bagageruimte<br />
op.<br />
– Draai de blokkeerschroef (handgreep)<br />
(A-fig. 2) los.<br />
– Neem de gereedschaphouder uit (B)<br />
en zet de houder dicht bij het te verwisselen<br />
wiel.<br />
– Verwijder het reservewiel (C).<br />
fig. 2<br />
A0B0234b<br />
NOODGEVALLEN<br />
177
NOODGEVALLEN<br />
178<br />
– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />
wiel (A-fig. 3 ) ongeveer één<br />
slag los.<br />
– Verwijder het kapje A-fig. 4 op de<br />
zijskirt, zoals aangegeven in de afbeelding.<br />
– Plaats de krik onder de auto, dichtbij<br />
het te verwisselen wiel.<br />
– Draai met behulp van slinger (A-fig.<br />
5) de krik omhoog, zodat de inkeping<br />
(B-fig. 6) aan de bovenzijde van de krik<br />
om het profiel onder de carrosserie (Cfig.<br />
6) valt op ongeveer 40 cm van de<br />
wielkuip.<br />
fig. 3<br />
A0B0315b<br />
– Draai de slinger en krik de auto op,<br />
totdat het wiel enkele centimeters los van<br />
de grond is.<br />
– Draai de wielbouten (A-fig. 3 )<br />
helemaal los en trek het wiel los.<br />
– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />
contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />
omdat hierdoor na verloop van tijd de<br />
wielbouten kunnen loslopen.<br />
fig. 4<br />
A0B0316b<br />
– Monteer het reservewiel, waarbij één<br />
van de gaten (A-fig. 7) over de pen (Bfig.<br />
7) moet vallen.<br />
– Neem de bouten en de sleutel voor<br />
het monteren van het reservewiel uit het<br />
zakje in reservewielbak.<br />
BELANGRIJK Draai de vijf wielbouten<br />
die specifiek voor het reservewiel zijn,<br />
handvast.<br />
– Laat de auto zakken en verwijder de<br />
krik.<br />
fig. 5<br />
A0B0317b
– Draai de wielbouten stevig vast in de<br />
volgorde die is aangegeven in fig. 8 ,<br />
zonder het wieldeksel te monteren.<br />
NORMALE WIEL<br />
MONTEREN<br />
– Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />
krik de auto op en demonteer het<br />
reservewiel.<br />
fig. 6<br />
– Draai de centreerpen (A-fig. 9) in één<br />
van de boutgaten in de wielnaaf.<br />
BELANGRIJK Plaats het wiel op de<br />
pen en draai de vijf bouten, waarmee het<br />
normale wiel gemonteerd was, vast.<br />
– Verwijder de centreerpen (A-fig. 9 )<br />
en draai de laatste bout vast.<br />
A0B0318b<br />
– Laat de auto zakken en verwijder de<br />
krik; draai de wielbouten stevig vast in de<br />
volgorde die hiervoor beschreven is voor<br />
het reservewiel (fig. 7).<br />
BELANGRIJK Door een verkeerde<br />
montage kan het wieldeksel tijdens het rijden<br />
loslaten.<br />
fig. 7<br />
fig. 8<br />
A0B0226b<br />
A0B0227b<br />
NOODGEVALLEN<br />
179
NOODGEVALLEN<br />
180<br />
Ter afsluiting:<br />
– plaats het verwisselde wiel op de<br />
daarvoor bestemde plek in de bagageruimte;<br />
– druk de krik stevig in de houder om<br />
rammelen tijdens het rijden te voorkomen;<br />
– berg het gebruikte gereedschap op in<br />
de houder;<br />
– plaats de gereedschaphouder op het<br />
reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />
(A-fig. 2) vast.<br />
fig. 9<br />
A0B0228b<br />
SNELLE BANDEN-<br />
REPARATIESET<br />
FIX&GO<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />
uitgerust met de snelle bandenreparatieset<br />
FIX&GO, als vervanging van het<br />
gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />
fig. 10<br />
A0B0390b<br />
De snelle bandenreparatieset is in een daarvoor<br />
bestemde houder in de bagageruimte<br />
geplaatst A-fig. 10.<br />
De reparatieset bevat fig. 11:<br />
• gereedschap A voor het verwijderen<br />
van het ventiel;<br />
• een compressor B met manometer en<br />
verbindingsstukken;<br />
• een bus C met afdichtvloeistof, een<br />
vulbuis en een sticker met het opschrift<br />
“max 80 km/h“. Na het repareren van<br />
het wiel moet deze sticker op een voor de<br />
bestuurder goed zichtbare plaats worden<br />
aangebracht (op het dashboard).<br />
• een “tuitje“ D waaraan de vulbuis<br />
kan worden bevestigd.<br />
fig. 11<br />
A0B0332b
BELANGRIJK Als u een lekke band<br />
krijgt, kan de band gerepareerd worden<br />
als de diameter van het lek niet groter is<br />
dan 4 mm.<br />
In fig. 12 wordt weergegeven:<br />
A gebied van de band dat gerepareerd<br />
kan worden (gaten of scheuren met een<br />
diameter van max. 4 mm);<br />
B gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />
fig. 12<br />
A0B0333b<br />
Het i s n iet m ogelijk<br />
scheuren aan de zijkanten<br />
van de band te repareren.<br />
Bovendien is het p ermanent<br />
dichtkitten van scheuren op het<br />
loopvlak op minder dan 25 mm<br />
van de zijkant van de band niet<br />
gegarandeerd.<br />
Gebruik de reparatieset<br />
niet als de band beschadigd<br />
is geraakt door het<br />
rijden met lege banden. De banden,<br />
vooral de zijkanten, moeten<br />
dan z orgvuldig g econtroleerd<br />
worden.<br />
NOODGEVALLEN<br />
181
NOODGEVALLEN<br />
182<br />
Bij schade aan de velg<br />
(zodanige vervorming<br />
van het kanaal dat er<br />
lucht wegloopt) of aan de band,<br />
buiten de gebieden die hier voor<br />
zijn aangegeven, kan de band<br />
niet g erepareerd w orden.<br />
Verwijder de eventueel in de<br />
band binnengedrongen voor werpen<br />
(schroeven of spijkers) niet.<br />
Attentie! D e s puitbus<br />
bevat p ropyleenglycol;<br />
deze s ubstantie k an<br />
schadelijk zijn en een prikkelend/brandend<br />
g evoel g even.<br />
Vermijd inslikking en contact met<br />
huid, ogen en kleding; spoel bij<br />
contact onmiddellijk over vloedig<br />
met water . Raadpleeg een arts<br />
bij allergische reacties. Bewaar<br />
de s puitbus i n d e d aarvoor<br />
bestemde ruimte, ver ver wijderd<br />
van warmtebronnen en buiten<br />
het bereik van kinderen.<br />
HET IS NOODZAKELIJK TE<br />
WETEN DAT:<br />
De compressor niet langer<br />
dan 20 minuten mag<br />
worden i ngeschakeld.<br />
Gevaar voor oververhitting!<br />
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />
tussen -30°C en +80°C werkt en niet<br />
geschikt is voor een permanente reparatie.<br />
De vloeistof in de band makkelijk met<br />
water kan worden verwijderd.<br />
De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum<br />
heeft.<br />
OPPOMPEN VAN DE BAND<br />
(fig. 13-14-15-16-17-18-19)<br />
1) Plaats het te repareren wiel met het<br />
ventiel (A) gekeerd, zoals aangegeven in<br />
de afbeelding; trek vervolgens de<br />
handrem aan.<br />
2) Draai de vulbuis (B) op de spuitbus<br />
(C).<br />
3) Draai de ventieldop van de band los<br />
en verwijder het interne onderdeel van het<br />
ventiel met behulp van het gereedschap<br />
(D). Plaats het niet op zand of een vuile<br />
ondergrond.<br />
4) Steek de vulbuis (B) op het ventiel<br />
van de band, houd de spuitbus (C) met<br />
de vulbuis naar beneden gekeerd en druk<br />
vervolgens op de spuitbus zodat de<br />
afdichtvloeistof in de band komt.<br />
fig. 13<br />
A0B0422b
5) Draai het interne onderdeel van het<br />
ventiel weer vast met behulp van het<br />
gereedschap (D).<br />
6) Sluit vervolgens met hendeltje (E) de<br />
slang van de compressor (F) op het ventiel<br />
van de band aan.<br />
7) Start de motor, sluit de stekker (G)<br />
aan op de aansteker (of 12V-stekkerdoos)<br />
en pomp de band op tot de juiste<br />
bandenspanning is bereikt (zie<br />
“Bandenspanning in koude toestand“ in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />
Controleer de bandenspanning op de<br />
manometer(H). Voor een nauwkeurige<br />
aflezing moet de compressor worden uitgeschakeld.<br />
fig. 14<br />
A0B335b<br />
Als u er niet in slaagt de voorgeschreven<br />
bandenspanning te bereiken, verplaats<br />
dan de auto ongeveer 10 meter naar<br />
voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof<br />
in de band verdeeld wordt. Pomp<br />
de band vervolgens weer op.<br />
Als het na deze laatste handeling nog<br />
niet lukt de band op de voorgeschreven<br />
spanning te krijgen, rijdt dan niet verder<br />
maar wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Als de band op de juiste spanning is<br />
gebracht, vertrek dan onmiddellijk zodat<br />
de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band<br />
verdeeld wordt.<br />
fig. 15<br />
A0B0423b<br />
Plaats de sticker op een<br />
voor de bestuurder goed<br />
zichtbare plek om aan te<br />
geven dat de band behandeld is<br />
met snelle bandenreparatieset.<br />
Rijd voor zichtig vooral in bochten.<br />
Rijd niet harder dan 80<br />
km/h. V ermijd accelereren en<br />
bruusk remmen.<br />
Stop na ongeveer 10 minuten, trek de<br />
handrem aan en controleer opnieuw de<br />
bandenspanning.<br />
fig. 16<br />
A0B0424b<br />
NOODGEVALLEN<br />
183
NOODGEVALLEN<br />
184<br />
Als de bandenspanning<br />
onder 1,3 bar is gedaald,<br />
mag niet verder worden<br />
gereden; FIX & GO kan de vereiste<br />
wegligging niet garanderen<br />
omdat de band te erg beschadigd<br />
is; wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />
Als de bandenspanning ten minste<br />
1,3 bar bedraagt, moet de<br />
juiste bandenspanning worden<br />
hersteld (bij draaiende motor en<br />
aangetrokken h andrem). R ijd<br />
vervolgens zeer voor zichtig verder.<br />
fig. 17<br />
A0B0425b<br />
Als u tijdens het herstellen<br />
van de bandenspanning<br />
er niet in slaagt de<br />
spanning op ten minste 1,8 bar te<br />
brengen, mag niet verder worden<br />
gereden, omdat de band te erg<br />
beschadigd is en de reparatiekit<br />
de vereiste wegligging niet kan<br />
garanderen; wendt u tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Banden die met de reparatieset<br />
b ehandeld z ijn,<br />
kunnen s lechts t ijdelijk<br />
worden gebruikt.<br />
fig. 18<br />
A0B0426b<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
Alfa Romeo-dealer om de band te<br />
laten controleren en te repareren of om de<br />
band te laten vervangen.<br />
U moet dan absoluut aangeven dat de<br />
band is gerepareerd met de snelle reparatiekit.<br />
fig. 19<br />
A0B0391b
EEN GLOEILAMP VERVANGEN<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.<br />
Wij raden u aan defecte<br />
gloeilampen, indien mogelijk,<br />
door de Alfa Romeodealer<br />
te laten ver vangen. De<br />
juiste werking en afstelling van<br />
de buitenverlichting zijn van<br />
essentieel belang voor de rijveiligheid<br />
en bovendien wettelijk<br />
verplicht.<br />
Halogeenlampen mag u<br />
uitsluitend aanraken op<br />
het metalen gedeelte. Als<br />
u de bol met uw vingers aanraakt,<br />
zal de lichtopbrengst van<br />
de lamp teruglopen en kan ook de<br />
levensduur beperkt worden. Als u<br />
de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />
moet u de bol schoonwrijven<br />
met een doekje met alcohol<br />
en daarna laten drogen.<br />
Halogeenlampen bevatten<br />
gas onder druk. Bij<br />
breuk kunnen er glas -<br />
splinters wegschieten.<br />
Bij auto’s met gasontladingslampen(xenonlampen)<br />
moet een defecte<br />
gloeilamp door de Alfa Romeodealer<br />
worden vervangen.<br />
NOODGEVALLEN<br />
185
NOODGEVALLEN<br />
186<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
– Als een lampje niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />
is, voordat u de lamp vervangt.<br />
– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Een doorgebrande zekering“<br />
in dit hoofdstuk.<br />
– Controleer, voordat u een defecte<br />
lamp vervangt, of de contacten niet zijn<br />
geoxideerd.<br />
– Vervang een defecte lamp door een<br />
exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />
– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen<br />
altijd of de afstelling nog<br />
goed is.<br />
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
(fig. 20)<br />
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen<br />
gemonteerd:<br />
A. Glasfittinglampen<br />
Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lamp door hem<br />
uit de houder te trekken.<br />
B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />
Verwijder de lamp uit de houder<br />
door hem iets in te drukken en<br />
linksom te draaien.<br />
C. Buislampen<br />
Verwijder de lamp door hem uit de<br />
veercontacten los te maken.<br />
D. Halogeenlampen<br />
Verwijder de lamp door de borgveer<br />
los te haken.<br />
fig. 20<br />
A0B0233b
GLOEILAMP<br />
Grootlicht<br />
Dimlichten<br />
Parkeerlichten voor<br />
Mistlampen voor<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />
Richtingaanwijzers achter<br />
Achterlichten - remlichten<br />
Derde remlicht<br />
Achteruitrijlichten<br />
Mistachterlichten<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Plafondverlichting voor<br />
Bagageruimteverlichting<br />
Plafondverlichting achter<br />
Spiegelverlichting zonneklep<br />
Verlichting dashboardkastje<br />
FIGUUR 20<br />
D<br />
D<br />
B<br />
D<br />
B<br />
A<br />
B<br />
B<br />
B<br />
A<br />
B<br />
B<br />
A<br />
C<br />
C<br />
C<br />
C<br />
TYPE<br />
H1<br />
H7<br />
H6W<br />
H1<br />
PY21W<br />
W5W<br />
P21W<br />
P21/5W<br />
3,2W<br />
P21W<br />
P21W<br />
W5W<br />
C10W<br />
C10W<br />
C5W<br />
C5W<br />
C5W<br />
VERMOGEN<br />
55W<br />
55W<br />
6W<br />
55W<br />
21W<br />
5W<br />
21W<br />
21W/5W<br />
3,2<br />
21W<br />
21W<br />
5W<br />
10W<br />
10W<br />
5W<br />
5W<br />
5W<br />
NOODGEVALLEN<br />
187
NOODGEVALLEN<br />
188<br />
DEFECTE BUITEN -<br />
VERLICHTING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden u itgevoerd e n w aarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met d e t echnische s pecificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.<br />
BELANGRIJK Zie voor het type lamp<br />
en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />
“Een gloeilamp vervangen“ in dit<br />
hoofdstuk.<br />
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />
voor de richtingaanwijzers, de parkeerverlichting/het<br />
dimlicht en het grootlicht<br />
gemonteerd.<br />
Verwijder om de gloeilampen voor de<br />
parkeerverlichting/het dimlicht te vervangen<br />
het deksel door het linksom te draaien.<br />
De lampen zijn op de volgende wijze in<br />
de koplampunit geplaatst fig. 21:<br />
A.Richtingaanwijzers<br />
B. Dimlicht<br />
C. Grootlicht/parkeerlicht<br />
fig. 21<br />
A0B0224b<br />
Monteer na het ver vangen<br />
van een lamp het<br />
deksel door het rechtsom<br />
te draaien en zorg ervoor dat het<br />
deksel goed vast zit (geborgd).<br />
Fig. 22: dimlichten met gasontladingslampen<br />
A.Parkeerlicht/grootlicht<br />
B. Dimlicht/richtingaanwijzers<br />
fig. 22<br />
A0B0392b
GASONTLADINGSLAMPEN<br />
VERVANGEN<br />
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
Xenonlampen hebben een zeer lange<br />
levensduur waardoor een eventueel defect<br />
onwaarschijnlijk is.<br />
Laat de controle van het<br />
systeem e n e ventuele<br />
reparaties u itsluitend<br />
door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />
Hierna is de procedure beschreven voor<br />
het vervangen van een xenonlamp.<br />
Alle w erkzaamheden<br />
aan de koplampunits voor<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
bij uitgeschakelde verlichting<br />
en uitgenomen contactsleutel:<br />
kans op vonken.<br />
Dimlicht<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Draai de drie bevestigingsschroeven (Bfig.<br />
23) los en verwijder het beschermdeksel<br />
(A).<br />
fig. 23<br />
A0B0348b<br />
– Draai de stekker (B-fig.24) van de<br />
xenonlamp een kwart slag linksom, zoals<br />
aangegeven in fig. 25 en trek de stekker<br />
los.<br />
fig. 24<br />
fig. 25<br />
A0B0349b<br />
A0B0351b<br />
NOODGEVALLEN<br />
189
NOODGEVALLEN<br />
190<br />
– Draai de knop(A-fig. 26 ) linksom<br />
en verwijder de knop.<br />
– Verwijder de xenonlamp (B-fig.26).<br />
– Plaats de nieuwe lamp, waarbij de<br />
nok in de uitsparing op de zitting moet<br />
vallen.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze (A-fig. 23).<br />
Xenonlampen mag u uitsluitend<br />
aanraken op het<br />
metalen gedeelte. Als u<br />
de bol met uw vingers hebt aangeraakt,<br />
moet u de bol schoonwrijven<br />
met een doekje met alcohol<br />
en laten drogen. Monteer vervolgens<br />
de lamp.<br />
BELANGRIJK Schakel na het vervangen<br />
van de lamp het dimlicht in en controleer<br />
of de reflector van de koplamp<br />
beweegt als de koplamp zelf wordt<br />
geplaatst; is dit niet het geval, herhaal<br />
dan de procedure voor het monteren van<br />
de lamp.<br />
fig. 26<br />
A0B0352b<br />
Grootlicht<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Draai het beschermdeksel (C-fig.<br />
23) linksom, waardoor de gloeilamp van<br />
het grootlicht (A-fig. 24 ) bereikbaar<br />
wordt.<br />
– Maak de stekker (A-fig. 27) los en<br />
verwijder de lamp door de borgveren (B)<br />
in te drukken, zoals aangegeven in de<br />
afbeelding.<br />
– Plaats de nieuwe lamp.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze (C-fig. 23)<br />
fig. 27<br />
A0B0350b
Buitenverlichting<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Draai het beschermdeksel (C-fig.<br />
23) linksom, waardoor de gloeilamp van<br />
de buitenverlichting bereikbaar wordt.<br />
– Verwijder de lamp (A-fig. 28) uit de<br />
lamphouder(B) door hem iets in te drukken<br />
en linksom te draaien.<br />
– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />
(B-fig. 28) in de zitting.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze (C-fig. 23)<br />
fig. 28<br />
A0B0354b<br />
Richtingaanwijzers<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Draai de beschermkap (A-fig. 29)<br />
linksom.<br />
– Draai de lamphouder (B) linksom.<br />
– Verwijder de lamp uit de lamphouder<br />
door hem iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />
in de zitting.<br />
fig. 29<br />
A0B0353b<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
VOOR<br />
Gloeilamp (oranje) vervangen:<br />
– Draai de lamphouder (A-fig. 30) en<br />
trek de lamphouder uit de zitting.<br />
– Verwijder de lamp (B-fig. 31) uit de<br />
lamphouder (A-fig. 31) door hem iets in<br />
te drukken en linksom te draaien.<br />
– Vervang de lamp (B-fig. 31).<br />
fig. 30<br />
A0B0225b<br />
NOODGEVALLEN<br />
191
NOODGEVALLEN<br />
192<br />
– Monteer de lamphouder (A-fig. 31)<br />
waarbij de lippen van de lamphouder in de<br />
uitsparingen moeten vallen van de lamp -<br />
unit; draai vervolgens de houder rechts -<br />
om.<br />
DIMLICHTEN<br />
(fig. 32)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Verwijder het beschermdeksel.<br />
– Maak de stekker (A) los.<br />
– Haak de borgveer van de lamp (B)<br />
los.<br />
fig. 31<br />
A0B0221b<br />
– Verwijder en vervang de lamp.<br />
– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />
lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />
van de reflector moeten vallen.<br />
Haak vervolgens de borgveer (B) weer<br />
vast.<br />
– Maak de stekker (A) vast.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.<br />
fig. 32<br />
A0B0222b<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Draai de schroef (A-fig. 33) los en<br />
verwijder het beschermdeksel (B).<br />
– Haak de borgveer (C-fig. 34) los en<br />
maak de stekker (D) los van de lichtunit.<br />
– Draai het deksel (E) linksom en verwijder<br />
het.<br />
– Maak de hoofdvoedingskabel (F-fig.<br />
35) los.<br />
– Haak de borgveer (G) los en verwijder<br />
de lamp.<br />
fig. 33<br />
A0B0319b
– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />
lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />
van de reflector moeten vallen.<br />
Haak de borgveer (G-fig. 35) vast.<br />
– Maak de hoofdvoedingskabel (F-fig.<br />
35) vast.<br />
– Monteer het deksel (E-fig. 34) en<br />
sluit de stekker (D-fig. 34) aan op de<br />
lichtunit.<br />
fig. 34<br />
A0B0328b<br />
Wendt u voor het afstellen<br />
v an d e m istlampen<br />
voor tot een Alfa Romeodealer.<br />
Bij een verkeerde<br />
afstelling van de verlichting<br />
vermindert de lichtopbrengst<br />
en kunnen bovendien<br />
andere weggebruikers worden<br />
gehinderd. Neem bij twijfel contact<br />
op met de Alfa Romeo-dealer<br />
voor het controleren en eventueel<br />
afstellen van de mistlampen voor.<br />
fig. 35<br />
A0B0355b<br />
PARKEERLICHTEN VOOR<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Verwijder het beschermdeksel (Afig.<br />
36).<br />
– Trek de geklemde lamphouder (Bfig.<br />
36) los.<br />
– Verwijder de lamp (C-fig. 37) uit de<br />
lamphouder door hem iets in te drukken<br />
en linksom te draaien.<br />
– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />
(B-fig. 37) in de zitting.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze (A-fig. 36).<br />
fig. 36<br />
A0B0217b<br />
NOODGEVALLEN<br />
193
NOODGEVALLEN<br />
194<br />
GROOTLICHT<br />
(fig. 38)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Verwijder het beschermdeksel.<br />
– Haak de borgveer van het lampje A<br />
los.<br />
– Maak de hoofdvoedingskabel (B) los.<br />
– Trek de lamp C uit de houder en vervang<br />
de lamp.<br />
– Maak de hoofdvoedingskabel (B)<br />
vast.<br />
fig. 37<br />
A0B0218b<br />
– Plaats de nieuwe lamp, waarbij de lippen<br />
op het metalen deel in de uitsparingen<br />
van de reflector moeten vallen.<br />
– Haak de borgveer (A) vast.<br />
– Monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.<br />
fig. 38<br />
A0B0223b<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
OP VOORSPATBORD<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Druk met de hand het lampenglas in<br />
de richting van de achterzijde van de auto,<br />
zodat de bevestigingsveer (A-fig. 39)<br />
wordt samengedrukt. Maak de voorzijde<br />
los en verwijder de lampunit.<br />
– Draai de lamphouder (B-fig. 40 )<br />
linksom en verwijder het lampenglas (Dfig.<br />
40).<br />
fig. 39<br />
A0B0219b
– Verwijder de geklemde lamp (C-fig.<br />
40) en vervang de lamp.<br />
–Plaats de lamphouder (B-fig. 40) in<br />
het lampenglas (D-fig. 40) en monteer<br />
de lampunit. Controleer of de bevestigingsveer<br />
(A-fig. 39) goed blokkeert.<br />
Ga voor zichtig te werk<br />
bij het ver wijderen van<br />
de richtingaanwijzerunit<br />
op het voorspatbord zodat de<br />
carrosserie en het lampenglas<br />
niet beschadigd worden.<br />
fig. 40<br />
A0B0220b<br />
ACHTERLICHTUNITS<br />
In de achterlichtunits zijn de gloeilampen<br />
voor de achteruitrijlichten, de mistachterlichten,<br />
de richtingaanwijzers, de kentekenplaatverlichting,<br />
de remlichten en het<br />
derde remlicht gemonteerd.<br />
ACHTERUITRIJLICHTEN<br />
EN MISTACHTERLICHTEN<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Open het kofferdeksel.<br />
– Draai de bevestigingsschroeven (A of<br />
B-fig. 41 ) van de bekleding van de<br />
bagageruimte los bij de betreffende achterlichtunit.<br />
fig. 41<br />
A0B0211b<br />
– Trek de bekleding omlaag en verwijder<br />
de achterlichtunit (C-fig. 42) door<br />
de borglippen (B-fig. 42) in te drukken.<br />
– Verwijder en vervang de betreffende<br />
lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />
de lamp iets in te drukken en linksom te<br />
draaien (fig. 43):<br />
(D) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />
(E) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />
fig. 42<br />
A0B0212b<br />
NOODGEVALLEN<br />
195
NOODGEVALLEN<br />
196<br />
– Monteer de achterlichtunit met behulp<br />
van de borglippen (B-fig. 42).<br />
– Maak de bekleding in de bagageruimte<br />
vast met de bevestigingsschroeven.<br />
fig. 43<br />
A0B0213b<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
ACHTER/ACHTERLICHTEN/<br />
REMLICHTEN<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Open het kofferdeksel.<br />
– Draai de 2 bevestigingsmoeren (Afig.<br />
44) los en verwijder het beschermdeksel<br />
(B-fig. 44).<br />
– Verwijder de lamphouder (Afig.<br />
45 ) door de borglippen (B-fig.<br />
45) in te drukken.<br />
fig. 44<br />
A0B0214b<br />
– Verwijder en vervang de betreffende<br />
lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />
de lamp iets in te drukken en linksom te<br />
draaien (fig. 46).<br />
(C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht<br />
(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />
achter.<br />
– Monteer de achterlichtunit met behulp<br />
van de borglippen (B-fig. 45).<br />
– Monteer het beschermdeksel (B-fig.<br />
44) met de moeren (A-fig. 44).<br />
fig. 45<br />
A0B0207b
KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Maak de lichtunit los door met de platte<br />
punt van een schroevendraaier de klemveer<br />
(A-fig. 47) los te haken. Bescherm<br />
hierbij de punt met een zachte doek.<br />
– Verwijder de lichtunit (B-fig. 47).<br />
– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />
48) door hem iets te draaien en vervang<br />
de geklemde lamp (D-fig. 48).<br />
fig. 46<br />
A0B0208b<br />
– Monteer de lamphouder (C-fig. 48)<br />
door hem iets te draaien.<br />
– Monteer de lichtunit (Bfig.<br />
47). Plaats eerst de bevestigingslippen<br />
en druk vervolgens op de veerklem<br />
(A-fig. 47).<br />
fig. 47<br />
fig. 48<br />
A0B0209b<br />
A0B0210b<br />
DERDE REMLICHT<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Open het kofferdeksel.<br />
– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />
49 ) los en trek de bekleding<br />
omlaag.<br />
– Draai de knop (B-fig. 50 ) los en<br />
verwijder de lichtunit.<br />
– Draai de schroeven (C-fig. 51) los.<br />
– Verwijder het lampenglas (D-fig.<br />
52) en vervang de lamp.<br />
fig. 49<br />
A0B0192b<br />
NOODGEVALLEN<br />
197
NOODGEVALLEN<br />
198<br />
– Monteer het lampenglas en maak de<br />
lichtunit vast met de knop (B-fig. 50).<br />
– Maak de bekleding vast met de knoppen<br />
(A-fig. 49).<br />
fig. 50<br />
fig. 51<br />
A0B0204b<br />
A0B0205b<br />
DEFECTE INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />
53) op het door de pijl aangegeven punt<br />
los.<br />
– Open het beschermdeksel (B-fig.<br />
54).<br />
– Maak het lampje (C-fig. 54 ) los<br />
door het naar buiten te trekken uit de<br />
veercontacten. Plaats het nieuwe lampje<br />
en controleer of het nieuwe lampje goed<br />
vastzit in de veercontacten.<br />
fig. 52<br />
A0B0206b<br />
Voer voor het monteren van het plafondlampje<br />
de handelingen voor het verwijderen<br />
in omgekeerde volgorde uit.<br />
Controleer t ijdens d e<br />
montage van de plafondverlichting<br />
of de elektrische<br />
bedrading op de juiste wijze<br />
geplaatst is en niet in aanraking<br />
komt met de randen van de plafondverlichting<br />
of de borglippen.<br />
fig. 53<br />
A0B0200b
PLAFONDVERLICHTING<br />
ACHTER (behalve uitvoeringen<br />
met opendak)<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />
55) op het door de pijl aangegeven punt<br />
los.<br />
– Maak het lampje (B-fig. 56 ) los<br />
door het naar buiten te trekken uit de<br />
veercontacten.<br />
fig. 54<br />
A0B0201b<br />
– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />
ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />
veercontacten.<br />
– Monteer het plafondlampje door eerst<br />
de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens<br />
de andere zijde vast te drukken,<br />
totdat de borglip inklikt.<br />
fig. 55<br />
A0B0202b<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
MIDDENACHTER (alleen uitvoeringen<br />
met opendak)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />
57) op het door de pijl aangegeven punt<br />
los.<br />
– Verwijder het lampje (B-fig. 58 )<br />
door het naar buiten te trekken en uit de<br />
veercontacten los te maken.<br />
– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />
ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />
veercontacten.<br />
– Monteer het plafondlampje door eerst<br />
de zijde (C-fig. 58) te plaatsen en vervolgens<br />
de andere zijde vast te drukken,<br />
totdat de borglip inklikt.<br />
fig. 56<br />
A0B0203b<br />
NOODGEVALLEN<br />
199
NOODGEVALLEN<br />
200<br />
SPIEGELVERLICHTING<br />
ZONNEKLEP<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Maak de lampunit (A-fig. 59 ) op<br />
het door de pijl aangegeven punt los.<br />
fig. 57<br />
fig. 58<br />
A0B0196b<br />
A0B0197b<br />
– Verwijder het lampje (B-fig. 60 )<br />
door het lampje naar buiten te trekken en<br />
uit de veercontacten los te maken.<br />
– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />
ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />
veercontacten.<br />
fig. 59<br />
A0B0198b<br />
– Monteer de lampunit door deze eerst<br />
aan één zijde in de juiste stand te plaatsen<br />
en vervolgens de andere zijde aan te<br />
drukken, totdat de borging inklikt.<br />
fig. 60<br />
fig. 61<br />
A0B0199b<br />
A0B0195b
VERLICHTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Verwijder de lampunit door met een<br />
schroevendraaier op lip (A-fig. 61 ) te<br />
drukken.<br />
– Verwijder de bescherming (B-fig.<br />
62).<br />
fig. 62<br />
fig. 63<br />
A0B0194b<br />
A0B0193b<br />
– Vervang het geklemde lampje (C-fig.<br />
63).<br />
– Monteer de bescherming (B-fig.<br />
62).<br />
– Monteer de lampunit door deze eerst<br />
aan één zijde in de juiste stand te plaatsen<br />
en vervolgens de andere zijde aan te<br />
drukken, totdat de borging inklikt.<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
– Open het kofferdeksel.<br />
– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />
64) en trek de bekleding omlaag.<br />
– Verwijder met een platte schroevendraaier<br />
de complete verlichtingsunit (Afig.<br />
65).<br />
fig. 64<br />
A0B0192b<br />
– Vervang het buislampje (B-fig. 66)<br />
door het naar buiten te trekken, plaats het<br />
nieuwe lampje en zorg ervoor dat het<br />
goed in de veercontacten vastzit.<br />
– Monteer de lampunit en controleer of<br />
lippen (C-fig. 66) inklikken.<br />
fig. 65<br />
fig. 66<br />
A0B0191b<br />
A0B0190b<br />
NOODGEVALLEN<br />
201
NOODGEVALLEN<br />
202<br />
EEN DOORGEBRANDE ZEKERING<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het elektrische systeem wordt door<br />
zekeringen (fig. 67) beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij oneigenlijk<br />
gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,<br />
controleer dan eerst of de zekering niet is<br />
doorgebrand. De verbindingsstrip mag niet<br />
onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan<br />
moet u de zekering vervangen door een<br />
exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />
(ampère) (zelfde kleur).<br />
fig. 67<br />
A0B0189b<br />
(A) - Zekering in goede staat<br />
(B) - Zekering met doorgebrande strip.<br />
Verwijder een zekering met behulp van<br />
het tangetje (C) uit de zekeringenkast.<br />
Vervang een defecte<br />
zekering nooit door ander<br />
materiaal. Gebruik altijd<br />
een zekering met dezelfde kleur.<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hogere stroomsterkte<br />
( ampère); B RANDGE-<br />
VAAR!<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MAXI-FUSE of MEGA-<br />
FUSE) doorbrandt, voer<br />
dan g een e nkele r eparatie u it<br />
maar wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />
Controleer, v oordat u<br />
een zekering vervangt, of<br />
de contactsleutel uit het<br />
contactslot is genomen en alle<br />
stroomgebruikers uit staan en/of<br />
zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering opnieuw<br />
doorbrandt, wendt u dan<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.
De hoofdzekeringen van de Alfa<br />
<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> bevinden zich in de motorruimte<br />
in een houder op de pluspool van<br />
de accu; de zekeringen zijn bereikbaar<br />
nadat de twee beschermdeksels (fig. 68<br />
en fig. 69) zijn verwijderd.<br />
fig. 68<br />
fig. 69<br />
A0B0188b<br />
A0B0189b<br />
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE<br />
ZEKERINGENKAST (fig. 70)<br />
De zekeringen van de belangrijkste systemen<br />
bevinden zich in een zekeringenkastje<br />
onder het dashboard, links van het stuur.<br />
Ze zijn bereikbaar nadat het paneel (A)<br />
is verwijderd door de lippen (B) in de richting<br />
van de pijl te drukken en de schroef<br />
(C) los te draaien.<br />
fig. 70<br />
A0B0172b<br />
A. Relais dimlichten<br />
B. Relais opendak, stoelverwarming,<br />
elektrische ruitbediening achter en elektrische<br />
stoelverstelling.<br />
De grafische symbolen die de belangrijkste<br />
elektrische componenten aangeven<br />
die door de betreffende zekering worden<br />
beveiligd, zijn op een sticker (fig. 71 )<br />
op de binnenzijde van het paneel aangebracht<br />
(A-fig. 70).<br />
Rechts van de zekeringenkast bevinden<br />
zich enkele reservezekeringen (D-fig.<br />
70). Het is raadzaam om na het vervangen<br />
van een zekering de reservevoorraad<br />
weer aan te vullen.<br />
fig. 71<br />
A0B0185b<br />
NOODGEVALLEN<br />
203
NOODGEVALLEN<br />
204<br />
ZEKERINGEN OP DE<br />
ZEKERINGENKAST (fig. 72)<br />
De zekeringen van enkele componenten<br />
zijn gegroepeerd in drie houders op de<br />
hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat<br />
het paneel is verwijderd (A-fig. 70).<br />
fig. 72<br />
A0B0141b<br />
ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
BEREIKBAAR<br />
VANUIT HET DASHBOARD-<br />
KASTJE<br />
De zekeringen en relais voor enkele systemen<br />
die als optional worden geleverd of<br />
standaard aanwezig zijn op bepaalde uitvoeringen,<br />
bevinden zich op een houder<br />
achter het dashboardkastje.<br />
fig. 73<br />
A0B0184b<br />
De zekeringen zijn bereikbaar nadat het<br />
geklemde klepje (A-fig. 73 ) is verwijderd.<br />
Voor het bereiken van de zekeringen<br />
moet het dashboardkastje worden verwijderd:<br />
wendt u hiervoor tot de Alfa Romeodealer.<br />
A. Relais mistlampen voor.<br />
B. Tijdschakeling koplampsproeiers.
ZEKERINGEN EN RELAIS IN<br />
DE MOTORRUIMTE<br />
In de motorruimte, op een houder voor<br />
de accu, bevinden zich enkele afgeschermde<br />
zekeringen en relais (het aantal<br />
is afhankelijk van de uitvoering).<br />
BELANGRIJK De plaats van de zekeringen<br />
en relais is afhankelijk van de uitvoering<br />
en het land; het is daarom raadzaam,<br />
ook in geval van een eventuele storing,<br />
contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
fig. 74<br />
A0B0154b<br />
Verwijder de bescherming (A-fig. 74)<br />
om de volgende relais te bereiken (fig.<br />
75):<br />
A. Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />
B. Relais 1e snelheid elektroventilateur.<br />
C. Relais brandstofpomp.<br />
D. Relais elektronische inspuiting.<br />
fig. 75<br />
A0B0430b<br />
E. Relais aircocompressor.<br />
F. Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />
NOODGEVALLEN<br />
205
NOODGEVALLEN<br />
206<br />
TABEL<br />
VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Parkeerlicht linksvoor<br />
Parkeerlicht rechtsvoor<br />
Achterlicht links<br />
Achterlicht rechts<br />
Dimlicht links/xenonlampen (indien aanwezig)<br />
Dimlicht rechts/xenonlampen (indien aanwezig)<br />
Grootlicht links<br />
Grootlicht rechts<br />
Cruise-control (indien aanwezig)<br />
Kentekenplaatverlichting links<br />
Kentekenplaatverlichting rechts<br />
Achteruitrijlichten/Autoradio<br />
Mistachterlicht links<br />
Mistachterlicht rechts<br />
Richtingaanwijzers - Waarschuwingsknipperlichten<br />
Mistlampen<br />
Interieurverlichting en verlichting dashboardkastje<br />
BOSE HIFI-SYSTEEM<br />
7<br />
6<br />
6<br />
7<br />
8<br />
4<br />
2<br />
1<br />
13<br />
7<br />
6<br />
13<br />
7<br />
6<br />
14<br />
16<br />
12-13<br />
9<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
20A<br />
20A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
15A<br />
10A<br />
25A<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
72<br />
70<br />
72
SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Ruitenwissers/-sproeiers/Achteruitwisser/Regensensor (indien aanwezig)<br />
Claxon<br />
GSM Box voor Connect/Navigatiesysteem-Diefstalalarm<br />
Elektrische ruitbediening voor<br />
Elektrische ruitbediening linksachter<br />
Elektrische ruitbediening rechtsachter<br />
Portiervergrendeling - Bagageruimteverlichting<br />
Elektrische kofferdekselontgrendeling<br />
Achterruitverwarming<br />
Elektrische spiegelverstelling<br />
Verwarming buitenspiegels<br />
Aansteker/Luchtkwaliteitsensor<br />
Koplampsproeiers<br />
Koplampverstelling<br />
Instrumentenpaneel<br />
Controlelampje grootlicht<br />
Controlelampje achterruitverwarming<br />
10<br />
11<br />
13<br />
5<br />
4<br />
5<br />
3<br />
7<br />
15<br />
13<br />
15<br />
9<br />
1<br />
4<br />
12<br />
2<br />
15<br />
20A<br />
20A<br />
10A<br />
30A<br />
20A<br />
20A<br />
20A<br />
30A<br />
30A<br />
10A<br />
30A<br />
15A<br />
20A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
30<br />
70A<br />
70<br />
70<br />
70<br />
72<br />
72<br />
70<br />
72<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
73<br />
70<br />
70<br />
70<br />
70<br />
NOODGEVALLEN<br />
207
NOODGEVALLEN<br />
208<br />
SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Autoradio/Diagnosestekker<br />
Diefstalalarm<br />
Extra stekkerdoos in de bagageruimte (Sportwagon-uitvoeringen)<br />
Afstandsbediening<br />
Verlichting bedieningsorganen/Remlichten<br />
Verlichting bedieningsorganen via buitenverlichting<br />
Stoelverwarming/Opendak/Elektrische stoelverstelling<br />
Airbagsysteem<br />
ABS<br />
Alfa Romeo CODE<br />
Klimaatregeling<br />
Elektroventilateur van motorkoelsysteem:<br />
Eerste snelheid<br />
Tweede snelheid<br />
Aanjager van klimaatregeling<br />
Elektronische inspuiting-ontsteking<br />
12<br />
12<br />
10<br />
13<br />
3<br />
6<br />
8<br />
2 (*)<br />
9<br />
11 (*)<br />
13<br />
9<br />
6<br />
7<br />
4<br />
13<br />
14<br />
15<br />
5<br />
10A<br />
10A<br />
20A<br />
10A<br />
10A<br />
10A<br />
30A<br />
10A (*)<br />
60A<br />
10A (*)<br />
7,5A<br />
15A<br />
40A<br />
40A<br />
40A<br />
7,5A<br />
15A<br />
15A<br />
30A<br />
70<br />
70<br />
72<br />
70<br />
72<br />
72<br />
72<br />
72<br />
69<br />
72<br />
72<br />
71<br />
69<br />
69<br />
69<br />
72<br />
72<br />
72<br />
69
SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers<br />
Voeding via accu voor Alfa Romeo CODE/Inspuitsysteem<br />
Verbruikers die bij contactsleutel op MAR niet werken<br />
Alle overige systemen en elektrische componenten<br />
Selespeed versnellingsbak<br />
(*) Componenten en stroomsterkte (ampère) afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen<br />
(Airbag, ABS, enz.), verdient het aanbeveling de Alfa Romeo-dealer te raadplegen, die bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de<br />
zekering kan vaststellen.<br />
1<br />
12<br />
2<br />
1<br />
3<br />
7<br />
8<br />
7,5A<br />
7,5A<br />
30A<br />
80A<br />
70A<br />
30A<br />
20A<br />
72<br />
72<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
69<br />
NOODGEVALLEN<br />
209
NOODGEVALLEN<br />
210<br />
EEN LEGE ACCU<br />
Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />
“Onderhoud van de auto“ de voorzorgsmaatregelen<br />
door te lezen om een lege<br />
accu te voorkomen en om een lange<br />
levensduur van de accu te garanderen.<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de<br />
procedure voor het opladen van de accu<br />
dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />
een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam en<br />
met een lage stroomsterkte (ampère)<br />
gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u<br />
de accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />
beschadigd.<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
– Maak de minklem (–) los van de<br />
accu.<br />
– Sluit de kabels van het laadapparaat<br />
aan op de accupolen. Let hierbij op de<br />
polariteit.<br />
– Schakel het laadapparaat in.<br />
– Schakel aan het einde van het opladen<br />
eerst de acculader uit en koppel dan<br />
de accu los.<br />
– Sluit de minklem (–) weer aan op de<br />
accu.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met de<br />
huid en de ogen. Het opladen van<br />
de accu moet worden uitgevoerd<br />
in een goed geventileerde ruimte,<br />
ver verwijderd van open vuur en<br />
vonkvormende apparaten: branden<br />
ontploffingsgevaar.<br />
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid<br />
worden, anders loopt u het<br />
risico dat de accu ontploft. Als de<br />
accu bevroren is geweest, moet<br />
worden gecontroleerd of de cellen<br />
niet beschadigd zijn (risico op<br />
kortsluiting) en of de bak geen<br />
scheuren vertoont, waardoor de<br />
giftige en corrosieve vloeistof<br />
kan weglekken.<br />
STARTEN MET EEN<br />
HULPACCU<br />
Zie “Starten met een hulpaccu“ in dit<br />
hoofdstuk.
HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het<br />
sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder<br />
onder de bekleding van de bagageruimte.<br />
Sleepoog bevestigen:<br />
– Verwijder het sleepoog uit de houder.<br />
– Verwijder het geklemd gemonteerde<br />
dekseltje (A) op de voor- (fig. 77) of<br />
fig. 77<br />
A0B0331b<br />
achterbumper (fig. 78 ). Gebruik hiervoor<br />
de schroevendraaier met platte punt<br />
en bescherm de punt met een zachte<br />
doek, zodat beschadigingen aan de auto<br />
worden voorkomen.<br />
– Draai het sleepoog geheel op de<br />
schroefdraadpen.<br />
fig. 78<br />
A0B0330b<br />
Maak de schroefdraad<br />
zorgvuldig schoon, voordat<br />
u het sleepoog op<br />
de schroef draad pen draait.<br />
Controleer, vo ordat d e a uto<br />
wordt gesleept, of het sleepoog<br />
geheel op de schroefdraadpen is<br />
gedraaid.<br />
NOODGEVALLEN<br />
211
NOODGEVALLEN<br />
212<br />
Draai voor het slepen de<br />
sleutel in stand MAR en<br />
vervolgens in STOP zonder<br />
de contactsleutel uit het slot<br />
te ver wijderen. Als de contactsleutel<br />
uit het contactslot wordt<br />
genomen, schakelt automatisch<br />
het stuurslot in waardoor het<br />
onmogelijk wordt de auto te<br />
besturen. Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang de motor<br />
niet is aangeslagen, waardoor<br />
meer kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal en<br />
het stuur. Gebruik voor het slepen<br />
geen elastische kabels en rijd<br />
zo gelijkmatig mogelijk.<br />
Controleer tijdens het slepen of<br />
de sleepkabel geen carrosseriedelen<br />
kan beschadigen. Houdt u<br />
bij het slepen van een auto aan<br />
de wettelijke voorschriften. Dit<br />
geldt zowel voor het slepen zelf<br />
als voor het gedrag naar andere<br />
weggebruikers.<br />
SLEPEN VAN UITVOERINGEN<br />
MET SELESPEED VERSNEL-<br />
LINGSBAK<br />
BELANGRIJK Controleer bij auto’s met<br />
een Selespeed versnellingsbak of de versnellingsbak<br />
in de vrijstand (N) staat (controleer<br />
of de auto rolt als er tegen wordt<br />
geduwd) en sleep de auto zoals een auto<br />
met een handgeschakelde versnellingsbak,<br />
zoals hiervoor is beschreven.<br />
Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />
kan worden gezet, dan mag de auto niet<br />
worden gesleept; wendt u in dat geval tot<br />
de Alfa Romeo-dealer.<br />
Start de motor niet als<br />
de auto wordt gesleept.<br />
HET OPKRIKKEN VAN<br />
DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Een lekke band“ in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– de krik 2,100 kg moet wegen,<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen;<br />
– de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type;<br />
– buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />
kunnen worden.
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een w iel v an d e a uto<br />
waarbij de krik geleverd is of<br />
voor auto’s van hetzelfde model.<br />
Gebruik de krik niet voor het<br />
opkrikken van andere auto’ s. En<br />
beslist nooit voor het uitvoeren<br />
van w erkzaamheden o nder d e<br />
auto.<br />
Als de krik niet juist<br />
geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de<br />
krik vallen. Op een sticker op de<br />
krik is het maximum hefvermogen<br />
aangegeven; de krik mag<br />
nooit voor een zwaardere last<br />
worden gebruikt.<br />
MET DE HEFBRUG OF GARA-<br />
GEKRIK<br />
De auto mag uitsluitend aan de zijkant<br />
worden opgekrikt door de hefarm van de<br />
garagekrik of de hefbrug in het aangegeven<br />
gebied te plaatsen, op ongeveer 40<br />
cm van de wielkuip (fig. 79).<br />
fig. 79<br />
A0B0394b<br />
De a uto m ag w orden<br />
opgekrikt met een werkplaatskrik<br />
o f d e a rmen<br />
van een hefbrug uitsluitend op de<br />
aangegeven punten (fig. 79).<br />
NOODGEVALLEN<br />
213
NOODGEVALLEN<br />
214<br />
BIJ EEN ONGEVAL<br />
– Het is belangrijk altijd rustig te blijven.<br />
– Als u niet direct bij het ongeval betrokken<br />
bent, stopt u dan op een afstand van<br />
ten minste een tiental meters van het<br />
ongeluk.<br />
– Stop bij ongevallen op de snelweg zo<br />
mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook<br />
vrij.<br />
– Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />
in.<br />
– Verlicht als het donker is met de koplampen<br />
de plaats van het ongeval.<br />
– Wees voorzichtig, voorkom het risico<br />
van een aanrijding.<br />
– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />
goed zichtbaar en op de wettelijk<br />
voorgeschreven afstand te plaatsen.<br />
– Waarschuw de hulpinstanties en geef<br />
zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik<br />
op de snelweg de daarvoor bestemde<br />
praatpalen.<br />
– Bij kettingbotsingen is het risico om bij<br />
volgende botsingen betrokken te raken,<br />
vooral bij weinig zicht, groot. Verlaat<br />
onmiddellijk de auto en zoek bescherming<br />
achter de vangrail.<br />
– Probeer bij geblokkeerde portieren de<br />
auto niet te verlaten door de gelaagde<br />
voorruit in te slaan. De zijruiten en de<br />
achterruit kunnen makkelijker worden<br />
ingeslagen.<br />
– Neem bij de betrokken auto’s de contactsleutel<br />
uit.<br />
– Als u brandstof of andere chemische<br />
producten ruikt, rook dan niet en doof<br />
sigaretten.<br />
– Gebruik voor het blussen van branden,<br />
zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,<br />
een wollen deken, zand of grond. Gebruik<br />
nooit water.<br />
– Als de verlichting van de auto niet<br />
hoeft te worden gebruikt, maak dan de<br />
minklem (–) los van de accu.<br />
ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de personen<br />
die niet direct bij het ongeval<br />
betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.<br />
– Blijf niet om de gewonde heen staan.<br />
– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />
komen van de hulp. Blijf bij de gewonde<br />
om eventuele paniekaanvallen te vermijden.<br />
– Maak of snijd de veiligheidsgordel, die<br />
de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />
– Geef niets te drinken aan de gewonde.<br />
– De gewonde mag nooit worden verplaatst<br />
behalve in de gevallen die bij het<br />
volgende punt worden behandeld.<br />
– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />
auto bij gevaar voor brand, verdrinking of<br />
naar beneden storten. Als u een gewonde<br />
uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen,<br />
buig nooit het hoofd en houd, voor<br />
zover mogelijk, het lichaam in horizontale<br />
positie.
VERBANDTROMMEL (fig. 80)<br />
De verbandtrommel moet ten minste<br />
bevatten:<br />
– steriele gaasdeppers, om de wond te<br />
bedekken en schoon te maken;<br />
– verschillende soorten verband;<br />
– pleisters van verschillende afmetingen;<br />
– hechtpleister;<br />
– een pak hydrofiele watten;<br />
– een flesje jodium;<br />
– een pak zakdoekjes;<br />
– een schaar met afgeronde punten;<br />
– een pincet;<br />
– twee bloedstelpende zwachtels.<br />
fig. 80<br />
A0B0393b<br />
Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />
ook een brandblusser en een<br />
deken aan boord te hebben.<br />
Zowel de verbandtrommel als de brandblusser<br />
zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />
Lineaccessori-programma.<br />
NOODGEVALLEN<br />
215
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
216<br />
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur, de beste<br />
prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />
gebruik van de auto.<br />
Voor deze Alfa Romeo zijn service- en<br />
inspectiebeurten voorgeschreven die om<br />
de 20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK 2000 km voordat het<br />
onderhoud moet worden uitgevoerd,<br />
wordt de mededeling “GEPROGRAM-<br />
MEERD ONDERHOUD NA“ op het display<br />
Infocenter weergegeven. Deze mededeling<br />
wordt elke 200 km opnieuw weergegeven<br />
als de contactsleutel in stand MAR<br />
wordt gezet. Zie voor meer informatie<br />
“Geprogrammeerd onderhoud“ in de paragraaf<br />
“Display Infocenter“ in het hoofdstuk<br />
“Wegwijs in uw auto“.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />
onderhoud niet volledig toereikend is om<br />
de auto in optimale staat te houden:<br />
zowel in de beginperiode voor de servicebeurt<br />
bij 20.000 kilometer als daarna,<br />
tussen twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />
wat aandacht aan de auto worden<br />
geschonken. Controleer bijvoorbeeld regelmatig<br />
de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />
en vul deze laatste zonodig bij.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten van<br />
het geprogrammeerd onderhoud zijn door<br />
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />
van deze servicebeurten kan het<br />
vervallen van de garantie tot gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door alle Alfa<br />
Romeo-dealers tegen vaste tarieftijden<br />
worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens<br />
het uitvoeren van de diverse inspecties<br />
en controles van het geprogrammeerd<br />
onderhoud worden uitsluitend na toestemming<br />
van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />
door de Alfa Romeo-dealer te laten verhelpen<br />
en daarmee niet te wachten tot de<br />
volgende servicebeurt.
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />
interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />
Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken v.d. schijfremmen voor controleren<br />
Remblokken achter op conditie en slijtage controleren (schijfremmen)<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming,<br />
uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem,<br />
rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />
Getande distributieriem controleren<br />
Poly-V-aandrijfriem visueel controleren<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
x 1000 km<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ●<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
217
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
218<br />
Uitlaatgasemissie controleren<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
x 1000 km<br />
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,<br />
stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem, enz.)<br />
Olie van Selespeed versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen<br />
Getande distributieriem (*) en Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />
Bougies vervangen<br />
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />
Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren<br />
Motorolie en oliefilter vervangen<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />
Stof-/pollenfilter vervangen<br />
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor, stoffige omgeving)<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●
JAARLIJKS INSPEC-<br />
TIESCHEMA<br />
Voor auto’ s waarmee jaarlijks<br />
minder dan 20.000 km wordt<br />
gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />
10.000 km) is er een jaarlijks<br />
inspectieschema dat het volgende<br />
omvat:<br />
- Banden op conditie en slijtage controleren<br />
en bandenspanning eventueel herstellen<br />
(inclusief het reservewiel)<br />
– Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur, dashboardkastje,waarschuwings-/controlelampjes,<br />
enz.) controleren<br />
– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />
voor/achter controleren en sproeiermonden<br />
afstellen<br />
– Stand wisserbladen controleren en<br />
wisserbladen op slijtage controleren<br />
– Remblokken voor (schijfremmen) op<br />
conditie en slijtage controleren<br />
– Visueel de conditie controleren van:<br />
motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-,<br />
brandstof- en remleidingen, rubber<br />
delen (stofkappen, hoezen, enz.) en rubber<br />
slangen van rem- en brandstofsysteem<br />
– Acculading controleren<br />
– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />
visueel controleren<br />
– Vloeistofniveaus controleren en eventueel<br />
bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />
ruitensproeiers, accu, enz.)<br />
– Motorolie verversen<br />
– Motoroliefilter vervangen<br />
– Pollenfilter met actieve koolstof vervangen.<br />
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1000 km of voor een lange reis<br />
controleren en eventueel bijvullen:<br />
– niveau van de motorkoelvloeistof<br />
– niveau van de remvloeistof/vloeistofniveau<br />
hydraulische koppelingbediening<br />
– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />
– niveau van de ruiten-/koplampsproeiervloeistof<br />
– conditie en spanning van de banden.<br />
Iedere 3000 km het motoroliepeil controleren<br />
en eventueel bijvullen.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van de<br />
FL Group die speciaal zijn afgestemd op<br />
de Alfa Romeo-modellen (zie<br />
“Vullingstabel“ in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“).<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
219
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
220<br />
BELANGRIJK<br />
Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in het<br />
onderhoudsschema staat aangegeven als<br />
de auto overwegend onder zware bedrijfs -<br />
omstandigheden rijdt, zoals:<br />
– trekken van aanhangers of caravans<br />
– rijden op stoffige wegen<br />
– veel korte ritten (minder dan 7-8 km)<br />
en bij buitentemperaturen onder nul<br />
– veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aanhuis<br />
bezorging of als de auto lang stilstaat).<br />
BELANGRIJK<br />
Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />
moet het luchtfilter vaker worden vervangen<br />
dan in het onderhoudsschema staat<br />
aangegeven. Raadpleeg bij twijfel over de<br />
vervangingsinterval van motorolie en<br />
luchtfilter in relatie tot het gebruik van de<br />
auto de Alfa Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK<br />
Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor het<br />
begin van de winter te controleren, om<br />
eventuele bevriezing van het elektrolyt te<br />
voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit als de auto<br />
overwegend voor korte trajecten wordt<br />
gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />
die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />
in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />
accessoires.<br />
Controleer de acculading (elektrolyt)<br />
vaker dan is voorgeschreven in het onderhoudsschema<br />
in dit hoofdstuk, als de auto<br />
wordt gebruikt in warme klimaten of<br />
onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />
BELANGRIJK<br />
Pollenfilter met actieve koolstof<br />
Als de auto veel over stoffige wegen rijdt<br />
of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />
moet het filter met actieve koolstof vaker<br />
worden vervangen; dit is vooral raadzaam<br />
als een beperking in de capaciteit van de<br />
ventilatie wordt geconstateerd.<br />
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan de Alfa<br />
Romeo-dealer. Als u toch<br />
zelf onderhoud of kleine reparaties<br />
verricht, controleer dan of u<br />
over het juiste speciale gereedschap<br />
en de noodzakelijke originele<br />
Alfa Romeo-onderdelen en<br />
de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />
beschikt. V oer niet zelf<br />
onderhoudswerkzaamheden uit,<br />
als u daarmee geen er varing<br />
hebt.
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
Let op. T ijdens het bijvullen<br />
m ogen d e v loeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd worden:<br />
als de specificaties van de<br />
vloeistoffen verschillen, kan de<br />
auto ernstig beschadigd worden.<br />
fig. 1<br />
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4<br />
Ruitensproeier-/koplampsproeiervloeistof -<br />
5 Koelvloeistof - 6 Olie van de stuurbekrachtiging<br />
A0B0292b<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
221
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
222<br />
MOTOROLIE<br />
Controleer het oliepeil als de auto op een<br />
vlakke ondergrond staat en enige minuten<br />
(circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />
Verwijder de oliepeilstok (A) en maak<br />
de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />
geheel terug, verwijder de peilstok en controleer<br />
of het niveau tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken op de peilstok staat.<br />
Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />
komt overeen met ongeveer 1<br />
liter olie.<br />
Wees voor zichtig als u<br />
werkzaamheden i n d e<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog<br />
warm is, zodat brandwonden<br />
worden voorkomen. Onthoud dat<br />
bij een warme motor de elektroventilateur<br />
a utomatisch k an<br />
inschakelen en verwondingen kan<br />
veroorzaken.<br />
Pas op als u sjaals, dassen<br />
of loszittende kledingstukken<br />
draagt: deze<br />
kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
Vul nooit motorolie bij<br />
met andere specificaties<br />
(klasse, viscositeit) dan<br />
de olie waarmee de motor is<br />
gevuld.<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder het<br />
MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening<br />
(B) motorolie tot aan het<br />
MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />
na regelmatige controles, boven het<br />
MAX-niveau blijft, laat dan door de Alfa<br />
Romeo-dealer het juiste niveau herstellen.<br />
fig. 2<br />
A0B0169b<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen van de<br />
olie de motor enkele seconden laten draaien,<br />
vervolgens de motor uitzetten en na<br />
enige minuten het oliepeil controleren.<br />
Motorolieverbruik<br />
Als richtlijn geldt een maximaal motor -<br />
olieverbruik van ongeveer 400 gram per<br />
1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent dat<br />
het motorolieverbruik pas na de eerste<br />
5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte o liefilters<br />
bevatten s toffen d ie<br />
schadelijk zijn voor het milieu.<br />
Het is raadzaam om het ver versen<br />
van de motorolie en het vervangen<br />
van het oliefilter door de<br />
Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />
De dealer beschikt over<br />
de uitrusting voor het op milieu -<br />
vriendelijke wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen ver werken<br />
van afgewerkte olie en oliefilters.
OLIE VOOR DE SELESPEED<br />
VERSNELLINGSBAK (fig. 3)<br />
Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond<br />
en bij een auto met stilstaande en<br />
koude motor worden gecontroleerd.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– draai de contactsleutel in stand MAR;<br />
– maak de ontluchtingsslang los, verwijder<br />
de dop (A) en controleer of het oliepeil<br />
nabij het MAX -merkteken staat op<br />
de aan de dop bevestigde peilstok;<br />
– als het niveau lager staat dan het<br />
MAX-merkteken, vul dan olie bij tot het<br />
juiste niveau is bereikt;<br />
– draai de dop weer vast, monteer de<br />
ontluchtingsslang op de aansluiting op de<br />
dop en draai de contactsleutel in stand<br />
STOP.<br />
Vul nooit olie bij met<br />
andere specificaties dan<br />
de olie waarmee de versnellingsbak<br />
is gevuld.<br />
fig. 3<br />
A0B0162b<br />
Afgewerkte transmissieolie<br />
bevat stoffen die<br />
schadelijk zijn voor het<br />
milieu. Het is raadzaam om het<br />
verversen van de olie door de<br />
Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />
De dealer beschikt over<br />
de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen ver werken<br />
van afgewerkte olie.<br />
Wees voor zichtig als u<br />
werkzaamheden i n d e<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog<br />
warm is, om brandwonden<br />
te voorkomen. Onthoud dat<br />
bij een warme motor de elektroventilateur<br />
o nverwacht k an<br />
inschakelen: kans op verwonding.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
223
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
224<br />
KOELVLOEISTOF<br />
(fig. 4)<br />
Draai b ij e en w arme<br />
motor de dop van het<br />
expansiereservoir nooit<br />
los: gevaar voor verbranding.<br />
Het niveau van de koelvloeistof moet op<br />
een vlakke ondergrond en bij een koude<br />
motor worden gecontroleerd en moet zich<br />
tussen het MIN en MAX-merkteken op<br />
het reservoir bevinden.<br />
fig. 4<br />
A0B0161b<br />
Draai, bij een te laag niveau, de dop (A)<br />
van het expansiereservoir los en vul langzaam<br />
bij via de vulopening met een<br />
mengsel van 50% gedestilleerd water en<br />
50% PARAFLU11 FOR ALF A<br />
ROMEO van de FL GROUP, totdat het<br />
niveau bij het MAX-merkteken staat.<br />
Het anti-vriesmengsel in het koelsysteem<br />
beschermt tot een temperatuur van<br />
-40°C.<br />
Het koelsysteem staat<br />
onder druk. V ervang de<br />
dop zonodig alleen door<br />
een exemplaar van hetzelfde<br />
type, anders kan de werking van<br />
het systeem in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
OLIE VAN DE STUURBEKRACH-<br />
TIGING (fig. 5)<br />
Controleer of de olie van de stuurbekrachtiging<br />
nog op het maximale niveau<br />
staat.<br />
De controle moet worden uitgevoerd als<br />
de auto op een vlakke ondergrond staat<br />
en bij een stilstaande koude motor.<br />
Controleer of het niveau nabij het MAXmerkteken<br />
op het reservoir staat of bij het<br />
bovenste merkteken (maximum niveau)<br />
op de peilstok. De peilstok is vast met de<br />
dop van het reservoir verbonden. Als het<br />
olieniveau lager is dan voorgeschreven,<br />
vul dan bij met een van de producten uit<br />
de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />
en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“. Vul als volgt bij:<br />
– Start de motor en wacht tot het olieniveau<br />
in het reservoir stabiliseert.
– Draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />
een aantal malen naar uiterst rechts<br />
en uiterst links.<br />
– Vul olie bij, totdat het niveau nabij het<br />
MAX-merkteken staat en monteer de<br />
dop.<br />
Voorkom dat de olie van<br />
de stuurbekrachtiging in<br />
contact komt met warme<br />
delen van de motor: de olie is<br />
ontvlambaar.<br />
fig. 5<br />
A0B0158b<br />
BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden<br />
of eventuele reparaties<br />
tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Het olieverbruik van de<br />
stuurbekrachtiging is zeer<br />
laag; als na het bijvullen<br />
de olie binnen korte tijd weer<br />
moet worden bijgevuld, moet het<br />
systeem door een Alfa Romeodealer<br />
op eventuele lekkage worden<br />
gecontroleerd.<br />
fig. 6<br />
A0B0157b<br />
REM- EN KOPPELINGSVLOEI-<br />
STOF (fig. 6)<br />
Controleer regelmatig de werking van<br />
het waarschuwingslampje x op het<br />
instru mentenpaneel: als u op de dop (B)<br />
van het reservoir (A) (met de contactsleutel<br />
in stand MAR) drukt, moet het<br />
waarschuwingslampje gaan branden.<br />
Voorkom, als u de dop<br />
losdraait, contact tussen<br />
de zeer corrosieve vloeistof<br />
en de lak. Als remvloeistof<br />
wordt gemorst, moet de lak<br />
onmiddellijk met water worden<br />
afgespoeld.<br />
De rem- en koppelingsvloeistof<br />
is giftig en zeer<br />
corrosief. Als per ongeluk<br />
remvloeistof w ordt g emorst,<br />
moet de lak onmiddellijk worden<br />
gewassen met water en zeep en<br />
daarna met veel water worden<br />
afgespoeld. Bij inslikken dient<br />
onmiddellijk een arts te worden<br />
geraadpleegd.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
225
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
226<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat<br />
synthetische remvloeistof<br />
en geen minerale vloeistof moet<br />
worden gebruikt. Het gebruik<br />
van vloeistoffen met andere specificaties<br />
moet absoluut worden<br />
vermeden, omdat de rubbers in<br />
het remsysteem door deze vloeistoffen<br />
kunnen worden beschadigd.<br />
BELANGRIJK De remvloeistof is<br />
hygroscopisch (trekt water aan). Daarom<br />
verdient het aanbeveling, als de auto overwegend<br />
wordt gebruikt in gebieden met<br />
een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof<br />
vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
VLOEISTOF VOOR RUITEN-/<br />
KOPLAMPSPROEIERS (fig.7)<br />
Open de dop (A) en controleer visueel<br />
het vloeistofniveau in het reservoir.<br />
Als de vloeistof bijgevuld moet worden,<br />
gebruik dan een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in<br />
de volgende mengverhouding:<br />
– 30% TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35 en 70% water in de zomer;<br />
– 50% TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35 en 50% water in de winter;<br />
– bij temperaturen onder –20°C<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />
onverdund gebruiken.<br />
fig. 7<br />
A0A0<strong>156</strong>b<br />
Rijd niet met een leeg<br />
ruitensproeierreservoir:<br />
de r uitensproeiers z ijn<br />
van fundamenteel belang voor<br />
een optimaal zicht.<br />
Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />
zijn licht ontvlambaar.<br />
I n d e m otorruimte<br />
bevinden zich warme onderdelen<br />
die bij contact de vloeistof kunnen<br />
doen ontbranden.<br />
Gebruik de ruitensproeiers<br />
niet als het reser voir<br />
leeg is om schade aan de<br />
pompmotor te voorkomen.
LUCHTFILTER<br />
Het luchtfilter is verbonden met de systemen<br />
die de luchttemperatuur en luchthoeveelheid<br />
meten. Deze sturen elektrische<br />
signalen naar de regeleenheid, die<br />
noodzakelijk zijn voor een correct functioneren<br />
van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />
Voor de juiste werking van de motor,<br />
een laag verbruik en een lage uitstoot van<br />
uitlaatgassen, is het daarom noodzakelijk<br />
dat het luchtinlaatsysteem altijd in perfecte<br />
conditie is.<br />
De beschrijving van de<br />
procedure voor het vervangen<br />
v an h et f ilter<br />
dient s lechts ter i nformatie.<br />
Wendt u tot een Alfa Romeodealer<br />
om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
Als het filter niet op de juiste<br />
wijze, zoals hierna is beschreven,<br />
wordt vervangen en als de voorzorgsmaatregelen<br />
niet in acht<br />
worden genomen, dan kan de<br />
veiligheid tijdens het rijden in<br />
gevaar komen.<br />
fig. 8<br />
A0B0154b<br />
Als veel over stoffige<br />
wegen wordt gereden,<br />
moet het filter vaker<br />
worden ver vangen dan in het<br />
onderhoudsschema staat aangegeven.<br />
Als het filter wordt<br />
gereinigd, kan het beschadigd<br />
worden, waardoor<br />
ernstige schade aan de motor kan<br />
ontstaan.<br />
fig. 9<br />
A0B0431b<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
227
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
228<br />
Ga voor het vervangen van het filter als<br />
volgt te werk:<br />
– verwijder de bescherming (A-fig.<br />
8);<br />
– draai de twee door de pijl aangegeven<br />
bouten los en verplaats aan de zijkant de<br />
relaishouder (B-fig. 9);<br />
– verwijder de verbindingsmof als volgt:<br />
– maak de klemmen (A-fig. 10) los,<br />
maak de stekker los van de luchtkwantummeter<br />
(C) en verwijder de verbindingsmof<br />
(B).<br />
fig. 10<br />
A0B0151b<br />
POLLENFILTER MET<br />
ACTIEVE KOOLSTOF<br />
Het filter filtert de lucht mechanisch en<br />
elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.<br />
Laat het stof-/pollenfilter ten minste één<br />
keer per jaar controleren door de Alfa<br />
Romeo-dealer, bij voorkeur aan het begin<br />
van het zomerseizoen.<br />
Het verdient aanbeveling, als de auto<br />
overwegend wordt gebruikt in stoffige<br />
gebieden, het filter vaker te vervangen<br />
dan in het onderhoudsschema staat aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als het gecombineerde<br />
pollenfilter met actieve koolstof niet wordt<br />
vervangen, dan wordt de werking van de<br />
klimaatregeling nadelig beïnvloed.<br />
ACCU<br />
De accu is “onderhoudsarm“ en uitgerust<br />
met een optische meter (A-fig. 11)<br />
voor de controle van het elektrolytniveau<br />
en de acculading.<br />
Onder normale omstandigheden hoeft het<br />
elektrolyt niet bijgevuld te worden met<br />
gedestilleerd water. Daarom moet de juiste<br />
werking ervan regelmatig gecontroleerd<br />
worden m.b.v. de optische meter op het<br />
deksel van de accu. De meter moet een<br />
donkere kleur hebben en een groen middenstuk.<br />
Als de meter daarentegen een heldere<br />
lichte kleur heeft, of donker gekleurd is<br />
zonder groen middenstuk, dient u contact<br />
op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />
fig. 11<br />
A0B0147b
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het is raadzaam<br />
om de accu door de Alfa<br />
Romeo-dealer te laten ver vangen.<br />
De dealer beschikt over de<br />
uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen afvoeren<br />
van de accu.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief.<br />
Vermijd het contact met<br />
de huid of de ogen. Houd open<br />
vuur en vonkvormende apparaten<br />
verwijderd van de accu: gevaar<br />
voor brand en explosies.<br />
Onoordeelkundige montage<br />
van elektrische<br />
apparatuur kan ernstige<br />
schade toebrengen aan de auto.<br />
Als u na aanschaf van uw auto<br />
accessoires wilt monteren die<br />
constante voeding nodig hebben<br />
(diefstalalarm, autoradio, mobiele<br />
telefoon, enz.), raden wij u aan<br />
contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer. Deze kan u de<br />
meest geschikte installaties aanraden<br />
en controleren of het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere<br />
capaciteit te monteren.<br />
Als u de auto langere tijd<br />
stalt in extreem koude<br />
omstandigheden moet,<br />
om bevriezing te voorkomen, de<br />
accu worden ver wijderd en op<br />
een ver warmde plaats worden<br />
bewaard.<br />
Bij werkzaamheden aan<br />
de accu of in de buurt van<br />
de accu, moet u uw ogen<br />
altijd beschermen met een speciale<br />
bril.<br />
Als de accu werkt met<br />
een zeer laag vloeistofniveau,<br />
ontstaat onherstelbare<br />
schade aan de accu en kan<br />
de accu openbarsten.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
229
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
230<br />
ACCULADING CONTROLEREN<br />
De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />
worden door de kleur van de optische<br />
meter te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker Bfig.<br />
12 op de accu.<br />
fig. 12<br />
A0B0146b<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de<br />
procedure voor het opladen van de accu<br />
dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />
een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam en<br />
met een lage stroomsterkte (ampère)<br />
gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u<br />
de accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />
beschadigd.<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
– Maak de minklem (–) los van de<br />
accu.<br />
BELANGRIJK Als u de minkabel van<br />
de accu loskoppelt. moet u, voordat u de<br />
kabel weer vastkoppelt, ongeveer 2 minuten<br />
wachten voordat u de sleutel draait,<br />
zodat het airconditioningsysteem de slag<br />
van de actuatoren goed kan afstellen.<br />
Helderwitte<br />
kleur<br />
Donkere kleur<br />
zonder groen middenstuk<br />
Donkere kleur<br />
met groen middenstuk<br />
Elektrolyt bijvullen<br />
Accu niet voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt<br />
en acculading voldoende<br />
– Sluit de kabels van het laadapparaat<br />
aan op de accupolen. Let hierbij op de<br />
polariteit.<br />
– Schakel het laadapparaat in.<br />
– Schakel aan het einde van het opladen<br />
eerst de acculader uit en koppel dan<br />
de accu los.<br />
– Sluit de minklem (–) weer aan op de<br />
accu.<br />
BELANGRIJK Schakel het alarm uit<br />
met de afstandsbediening en stel het systeem<br />
buiten werking door de sleutelschakelaar<br />
in stand “OFF“ te draaien (zie<br />
“Diefstalalarm“ in het hoofdstuk<br />
“Wegwijs in uw auto“).<br />
Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer<br />
Accu opladen (wij raden u aan<br />
contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer)<br />
Geen enkele handeling
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid<br />
worden, anders loopt u het<br />
risico dat de accu ontploft. Als de<br />
accu bevroren is geweest, moet<br />
worden gecontroleerd of de cellen<br />
niet beschadigd zijn en of de bak<br />
geen scheuren vertoont, waardoor<br />
de giftige en corrosieve<br />
vloeistof kan weglekken.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50% geladen is,<br />
raakt door sulfatering beschadigd.<br />
Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen<br />
terug. Ook is de accu dan<br />
gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen<br />
onder -10°C). Als u de auto langere<br />
tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere<br />
tijd stallen“ in het hoofdstuk “Correct<br />
gebruik van de auto“.<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet een<br />
originele accu met dezelfde specificaties<br />
worden geïnstalleerd. Als de accu vervangen<br />
wordt door een accu met andere specificaties,<br />
vervallen de onderhoudsintervallen<br />
die in het onderhoudsschema in dit<br />
hoofdstuk staan aangegeven; voor het<br />
onderhoud van de nieuwe accu dient u<br />
zich strikt te houden aan de aanwijzingen<br />
van de fabrikant van de accu.<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE<br />
ACCU TE VERLENGEN<br />
Houdt u, om snel ontladen van de accu<br />
te voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />
zorgvuldig aan de volgende aanbevelingen:<br />
– De klemmen moeten altijd goed zijn<br />
bevestigd.<br />
– Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />
van stroomverbruikers als de motor uit<br />
staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />
parkeerverlichting, enz.).<br />
– Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />
dan of de portieren, de motorkap en<br />
het kofferdeksel goed gesloten zijn.<br />
Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />
blijft branden.<br />
– Maak voordat werkzaamheden aan<br />
de elektrische installatie van de auto worden<br />
uitgevoerd eerst de minpool van de<br />
accu los.<br />
– Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante voeding<br />
nodig hebben (diefstalalarm, handsfree<br />
mobiele telefoon, navigatiesysteem<br />
met anti-diefstalsatellietbewaking, enz.),<br />
of accessoires die de elektrische installatie<br />
zwaar belasten, raden wij u aan contact<br />
op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />
Deze kan u de meest geschikte installaties<br />
uit het Alfa Romeo Lineacccessori- programma<br />
aanraden en controleren of de<br />
elektrische installatie van de auto geschikt<br />
is voor het extra stroomverbruik of dat het<br />
noodzakelijk is een accu met een grotere<br />
capaciteit te monteren. Enkele van deze<br />
stroomverbruikers blijven continu stroom<br />
verbruiken ook bij een uitgenomen contactsleutel<br />
(geparkeerde auto, motor uitgezet),<br />
waardoor de accu geleidelijk kan<br />
ontladen.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
231
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
232<br />
Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />
(standaard en achteraf gemonteerde<br />
accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x<br />
Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel<br />
staat vermeld:<br />
Accu van<br />
50 Ah<br />
60 Ah<br />
70 Ah<br />
Maximum stroomverbruik<br />
bij stilstaande motor<br />
30 mA<br />
36 mA<br />
42 mA<br />
Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming<br />
van het babyflesje, stofzuiger,<br />
mobiele telefoon, enz. bij uitgezette<br />
motor of als de motor stationair draait<br />
van voedingsspanning worden voorzien,<br />
dan zal de accu sneller ontladen.<br />
BELANGRIJK Als aan boord van de<br />
auto extra systemen moeten worden geïnstalleerd,<br />
moet goed op de juiste aansluitingen<br />
worden gelet. Niet correcte elektrische<br />
verbindingen kunnen gevaarlijk zijn,<br />
vooral voor de elementaire elektronische<br />
systemen.<br />
ELEKTRONISCHE<br />
REGELEENHEDEN<br />
Bij een normaal gebruik van de auto zijn<br />
speciale voorzorgsmaatregelen niet nodig.<br />
Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />
nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden<br />
aan de elektrische installatie<br />
of bij een noodstart:<br />
– Zet de motor altijd uit voordat de accu<br />
wordt losgekoppeld.<br />
– Koppel de accu altijd los als de accu<br />
moet worden opgeladen.<br />
– Gebruik bij een noodstart altijd een<br />
hulpaccu en geen acculader.<br />
– Controleer de aansluiting van de polen<br />
en de conditie van de verbinding tussen de<br />
accu en de elektrische installatie.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
nooit los en sluit ze nooit aan als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
– Controleer de polariteit niet door middel<br />
van vonken.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />
aan de carrosserie. Verwijder<br />
zonodig de regeleenheid als deze door de<br />
werkzaamheden te warm kan worden.<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.
WIELEN EN BANDEN<br />
BANDENSPANNING<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het reservewiel, moet regelmatig, om de<br />
twee weken en voor een lange rit, worden<br />
gecontroleerd.<br />
De bandenspanning moet bij koude banden<br />
worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />
Houd er daarom rekening mee, dat bij een<br />
controle of oppompen van warme banden<br />
de spanning 0,3 bar hoger moet zijn dan<br />
de voorgeschreven waarde.<br />
Zie voor de juiste waarde van de bandenspanning<br />
“Wielen“ in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“.<br />
ning.<br />
Bedenk dat ook de wegligging<br />
afhankelijk is van<br />
een juiste bandenspan-<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage van de<br />
banden fig.13:<br />
A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />
van het loopvlak.<br />
B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
C - Te hoge spanning: te grote slijtage in<br />
het midden van het loopvlak.<br />
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de<br />
band te heet, waardoor<br />
er onherstelbare inwendige schade<br />
aan de band kan ontstaan.<br />
fig. 13<br />
A0B0235b<br />
Banden moeten worden vervangen als<br />
de profieldiepte van het loopvlak minder is<br />
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de<br />
bepalingen van het land waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />
wielen optrekken, enz.<br />
Vermijd ook harde contacten tussen banden<br />
en stoepranden, kuilen, en andere<br />
obstakels. Het langdurig rijden op een<br />
slecht wegdek kan de banden beschadigen.<br />
Controleer de banden regelmatig op<br />
scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken<br />
op het loopvlak. Als dit het geval<br />
is, wendt u dan onmiddellijk tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto. Hierdoor kunnen de banden en de<br />
velgen ernstig beschadigd worden.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
233
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Stop zo snel mogelijk bij een lekke band<br />
en verwissel het wiel om beschadiging<br />
van de band, de velg, de wielophanging<br />
en de stuurinrichting te voorkomen.<br />
Banden verouderen, ook als zij weinig of<br />
nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak<br />
en op de wangen geven aan dat de<br />
band verouderd is. Banden die langer dan<br />
zes jaar onder een auto gemonteerd zijn,<br />
moeten dan ook door een specialist worden<br />
gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />
voor het reservewiel.<br />
Monteer altijd nieuwe banden en nooit<br />
banden, waarvan de herkomst onbekend<br />
is.<br />
De Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is voorzien van<br />
tubeless radiaalbanden zonder binnenband.<br />
In dit type band mag nooit een binnenband<br />
worden gemonteerd.<br />
Bij de montage van een nieuwe band<br />
moet ook het ventiel vernieuwd worden.<br />
Om een gelijke slijtage van de banden<br />
op de vooras en de achteras te verkrijgen,<br />
is het raadzaam de banden om de<br />
10.000 ÷ 15.000 km van as te verwisselen.<br />
Hierbij moeten de banden aan<br />
dezelfde zijde van de auto gemonteerd<br />
blijven, zodat een omkering van de draairichting<br />
wordt voorkomen.<br />
234 fig. 14<br />
Verwissel de banden<br />
niet kruiselings, waarbij<br />
de banden van de rechterzijde<br />
aan de linker zijde en omgekeerd<br />
worden gemonteerd.<br />
Voer geen lakwerkzaamheden<br />
uit bij lichtmetalen<br />
velgen die een temperatuur<br />
vereisen boven 150°C.<br />
De mechanische eigenschappen<br />
van de wielen kunnen hierdoor in<br />
gevaar worden gebracht.<br />
A0B0236b<br />
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van het<br />
rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig<br />
de voorschriften aan van het geprogrammeerd<br />
onderhoudsschema in dit<br />
hoofdstuk. Ozon, hoge temperaturen en<br />
het gedurende langere tijd ontbreken van<br />
vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat<br />
de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />
het betreffende systeem gaat lekken.<br />
Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
RUITENWISSERS<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel; wij<br />
raden TUTELA PROFESSIONAL SC<br />
35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het rubber<br />
vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling<br />
ten minste een maal per jaar de<br />
wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />
is het mogelijk beschadigingen van het<br />
rubber te voorkomen.<br />
– Wanneer de temperatuur onder 0°C is<br />
gedaald, moet gecontroleerd worden of er<br />
geen ijs tussen wisserblad en ruit zit:<br />
Maak de wissers zonodig vrij met een<br />
anti-vriesmiddel.<br />
– Verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de ruit om de wisserbladen te<br />
beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor<br />
te voorkomen.<br />
– Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />
niet op een droge ruit in.<br />
Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />
i s g e -<br />
vaarlijk, omdat ze het<br />
zicht onder extreme atmosferische<br />
omstandigheden aanzienlijk<br />
beperken.<br />
Ruitenwisserbladen<br />
vervangen (fig. 15)<br />
BELANGRIJK De ruitenwisser aan<br />
bestuurderszijde is voorzien van een spoiler<br />
die tijdens de rit het contact tussen wisser<br />
en ruit verbetert. Controleer voordat<br />
het wisserblad wordt vervangen de stand<br />
van de spoiler. Monteer vervolgens het<br />
nieuwe blad met de spoiler in dezelfde<br />
richting.<br />
fig. 15<br />
A0B0432b<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– Til de wisserarm (A) van de voorruit<br />
en plaats het wisserblad onder een hoek<br />
van 90° ten opzichte van de arm.<br />
– Druk op de lip (B) van de veerklem<br />
en verwijder het wisserblad van de arm<br />
(A).<br />
– Als de veerklem uit het gebogen uiteinde<br />
van de arm verwijderd is, moet het<br />
wisserblad via de opening uit de wisserarm<br />
worden verwijderd.<br />
– Plaats de nieuwe wisserarm, waarbij<br />
het gebogen uiteinde van de wisserarm<br />
(A) door de opening moet worden gestoken.<br />
– Til het wisserblad omhoog zodat de lip<br />
(B) van de veerklem geblokkeerd wordt<br />
in het gebogen uiteinde van de wisserarm.<br />
– Duw de arm van de ruitenwisser<br />
omlaag.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
235
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
236<br />
BELANGRIJK De wisserbladen hebben<br />
afhankelijk van de uitvoering verschillende<br />
standen. Houdt u in ieder geval aan<br />
de instructies die vermeld staan op de verpakkingen<br />
van de reserveonderdelen die<br />
verkrijgbaar zijn bij de Alfa Romeo-dealer.<br />
RUITENSPROEIERS<br />
Controleer of de straal van de ruitensproeiers<br />
voor en de koplampsproeiers<br />
(indien aanwezig) goed is afgesteld en<br />
voldoende kracht heeft.<br />
Controleer als de sproeiers niet goed werken<br />
of de ruitensproeiermonden niet verstopt<br />
zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />
speld worden doorgeprikt.<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />
schoon en in goede staat zijn<br />
fig. 16.<br />
Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer voor<br />
het afstellen van de ruitensproeierstraal.<br />
fig. 16<br />
A0B0379b<br />
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />
– luchtverontreiniging<br />
– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm en vochtig<br />
klimaat)<br />
– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen,<br />
zoals stoffige omgeving, opwaaiend<br />
zand, modder en steenslag op de lak en<br />
de onderzijde moet niet worden onderschat.<br />
Alfa Romeo heeft voor de Alfa <strong>156</strong><br />
<strong>GTA</strong> de beste technologische oplossingen<br />
toegepast om de carrosserie efficiënt<br />
tegen roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
– De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />
en lakproducten die de auto de<br />
benodigde weerstand tegen roest en schurende<br />
elementen verlenen.
– Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />
plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid.<br />
– Het aanbrengen van een gespoten<br />
beschermende waslaag op de onderzijde,<br />
in de wielkuipen, in de motorruimte en<br />
verschillende holle ruimtes, met een hoog<br />
beschermend vermogen.<br />
– Het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare delen:<br />
onderzijde van de portieren, binnenzijde<br />
van de spatborden, naden, randen, enz.<br />
– Toepassing van “open“ holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen en binnendringend<br />
water af te voeren, waardoor<br />
roest van binnenuit wordt voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is de carrosserie<br />
tegen doorroesten van alle originele<br />
componenten van de carrosserie en van<br />
alle dragende delen gegarandeerd. Voor<br />
de specifieke voorwaarden van deze<br />
garantie wordt verwezen naar het boekje<br />
“Alfa tot uw dienst“.<br />
TIPS VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van de<br />
laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden<br />
bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.<br />
Het bijwerken dient met de originele lak<br />
te worden uitgevoerd (zie het “Plaatje<br />
met informatie over de carrosserielak“ in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />
Het normale onderhoud van de auto<br />
beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie<br />
afhankelijk is van het gebruik van<br />
de auto en van de omgeving. Het is raadzaam<br />
de auto vaker te wassen bij sterke<br />
luchtverontreiniging of bij het rijden over<br />
wegen met strooizout.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de auto bij<br />
voorkeur worden gewassen op<br />
een plaats waar het afvalwater<br />
direct wordt opgevangen en<br />
gezuiverd.<br />
De juiste wasmethode:<br />
1) Verwijder de antenne van het dak als<br />
u de auto in een wastunnel wast, om te<br />
voorkomen dat deze beschadigt.<br />
2) Spoel de auto eerst met een waterstraal<br />
onder lage druk af.<br />
3) Was de auto met een zachte spons<br />
met een oplossing van neutrale zeep;<br />
spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />
4) Spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht of een<br />
schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de randen<br />
van de portieren, kofferdeksel en<br />
motorkap en de koplampranden moeten<br />
niet vergeten worden, omdat daar water<br />
kan blijven staan. Het verdient aanbeveling<br />
de auto na het wassen niet onmiddellijk<br />
binnen te zetten, maar de auto nog<br />
even buiten te laten staan, zodat waterresten<br />
buiten kunnen verdampen.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
237
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
238<br />
Was de auto nooit in de zon of als de<br />
motorkap nog warm is: omdat dan de<br />
glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen op<br />
dezelfde wijze worden gewassen als de<br />
gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien<br />
harsdruppels bij langere inwerking<br />
de lak kunnen beschadigen, waardoor de<br />
kans op roestvorming wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen<br />
zo snel en zo goed mogelijk van de<br />
lak verwijderd te worden, omdat door de<br />
agressieve bestanddelen de lak kan<br />
beschadigen.<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van de<br />
ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />
Gebruik een schone, zachte doek<br />
om krassen en beschadigingen te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />
van de binnenzijde van de achterruit<br />
op, dat de elektrische weerstandsdraden<br />
van de achterruitverwarming niet worden<br />
beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting<br />
van de draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig te<br />
laten uitspuiten. Laat dit verzorgen door<br />
een gespecialiseerd bedrijf.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de motorruimte<br />
bij voorkeur worden uitgespoten<br />
op een plaats waar het<br />
afvalwater direct wordt opgevangen<br />
en gezuiverd.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van<br />
de motorruimte moet de contactsleutel in<br />
stand STOP staan en de motor koud zijn.<br />
Controleer na het reinigen of de verschillende<br />
beschermingen (rubber kappen,<br />
deksels, enz.) nog op hun plaats zitten en<br />
niet beschadigd zijn.
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />
geen water is blijven staan<br />
(dooiwater van sneeuwresten aan schoenen,<br />
lekkende paraplu’s, enz.), waardoor<br />
roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />
zou kunnen worden.<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals<br />
petroleum of wasbenzine<br />
voor het reinigen van de interieurdelen<br />
van de auto. De elektrostatische<br />
lading die tijdens het<br />
reinigen door het wrijven ontstaat,<br />
kan brand veroorzaken.<br />
MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />
SCHOONMAKEN<br />
– Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />
of een iets vochtige doek, zonder<br />
hard te drukken.<br />
– Dep een vochtige vlek of vet met een<br />
droge en absorberende doek en wrijf daarbij<br />
niet. Behandel de plek vervolgens met<br />
een doek of zeem bevochtigd met water<br />
en een neutrale zeep. Als de vlek nog niet<br />
verwijderd is, behandel de vlek dan met<br />
een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij<br />
de instructies op de verpakking strikt moeten<br />
worden opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of<br />
producten op basis van alcohol.<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om<br />
het visuele effect van de componenten<br />
niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of<br />
benzine om het glas van het instrumentenpaneel<br />
schoon te maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto.<br />
Ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen mogen niet worden<br />
blootgesteld aan temperaturen<br />
boven 50°C. In de zomer kan de<br />
temperatuur in het interieur ver<br />
boven deze waarde oplopen.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
239
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
240<br />
In dit hoofdstuk vindt u alle informatie<br />
die betrekking heeft op de Alfa <strong>156</strong><br />
<strong>GTA</strong> Sportwagon. Het is een<br />
aanvulling op datgene wat al beschreven<br />
is in de voorgaande hoofdstukken van dit<br />
boek.<br />
fig. 1<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
A0B0077b<br />
PORTIEREN<br />
ACHTERPORTIEREN<br />
Van buitenaf openen en sluiten<br />
– Trek, om het portier te openen (alleen<br />
mogelijk als de knop aan de binnenzijde<br />
(A-fig. 1) omhoog staat), aan de hendel<br />
(B-fig. 2).<br />
– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />
de knop (A-fig. 1) in (dit kan ook bij<br />
geopend portier) en sluit het portier.<br />
fig. 2<br />
A0B0078b<br />
Van binnenuit openen/sluiten<br />
De achterportieren kunnen<br />
alleen van binnenuit<br />
worden geopend als het<br />
“kinderveiligheidsslot“ is uitgeschakeld.<br />
– Trek, voor het openen van het portier,<br />
aan de handgreep (A-fig. 3).<br />
– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />
de knop (B-fig. 3 ) in (dit kan ook bij<br />
geopend portier) en sluit het portier.<br />
fig. 3<br />
A0B0079b
KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />
(fig. 4)<br />
De achterportieren zijn voorzien van een<br />
kinderveiligheidsslot (A) waardoor de<br />
achterportieren niet van binnenuit kunnen<br />
worden geopend.<br />
BELANGRIJK Het systeem werkt<br />
alleen bij het betreffende portier.<br />
Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />
geopend portier worden ingeschakeld<br />
door het bedieningsmechanisme met de<br />
contactsleutel omhoog of omlaag te<br />
duwen.<br />
fig. 4<br />
A0B0080b<br />
Stand 1 (mechanisme omhoog) =<br />
Systeem ingeschakeld.<br />
Stand 2 (mechanisme omlaag) =<br />
Systeem uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK Houdt u aan de aanwijzingen<br />
in de paragraaf “Kinder -<br />
veiligheidsslot“ in het hoofdstuk “Wegwijs<br />
in uw Auto“.<br />
ZITPLAATSEN<br />
ZITPLAATSEN ACHTER<br />
Hoofdsteunen<br />
De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />
voor de zijzitplaatsen achter (fig.<br />
5). Bij enkele uitvoeringen kan ook de<br />
middelste zitplaats achter worden voorzien<br />
van een hoofdsteun (fig. 6).<br />
Voor de hoogteverstelling van de derde<br />
hoofdsteun moet de steun helemaal<br />
omhoog worden geduwd totdat hij blokkeert.<br />
fig. 5<br />
A0B0094b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
241
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
242<br />
De derde (middelste) hoofdsteun kan<br />
niet worden verwijderd, terwijl de hoofdsteunen<br />
van de zijzitplaatsen achter op de<br />
volgende manier kunnen worden verwijderd:<br />
– Trek de hoofdsteunen ongeveer 2 cm<br />
omhoog.<br />
– Druk de knoppen (A en B-fig. 5 )<br />
gelijktijdig in en verwijder de hoofdsteunen.<br />
– Houd voor het monteren van de<br />
hoofdsteunen de knoppen (A en B-fig.<br />
5) ingedrukt en steek de steunen geheel<br />
in de openingen.<br />
fig. 6<br />
A0B0095b<br />
Onthoud dat de derde<br />
(middelste) h oofdsteun<br />
geheel moet worden uitgetrokken<br />
zodat het hoofd en<br />
niet de nek wordt gesteund.<br />
Alleen in deze positie biedt de<br />
hoofdsteun bescherming, wanneer<br />
de auto van achteren wordt<br />
aangereden.<br />
Centrale armsteun<br />
Klap de armsteun voor gebruik omlaag,<br />
zoals aangegeven in (fig. 7) m.b.v. de<br />
handgreep (A).<br />
fig. 7<br />
A0B0096b<br />
Skiluik<br />
Het skiluik kan worden gebruikt voor het<br />
vervoer van lange voorwerpen.<br />
Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />
armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />
(A-fig. 8) trekken en het skiluik op de<br />
armsteun (fig. 9) neerklappen.<br />
Op uitvoeringen met een derde hoofdsteun,<br />
moet voordat de armsteun wordt<br />
neergeklapt, de hoofdsteun geheel<br />
omhoog worden getrokken en de stoffen<br />
bescherming worden losgemaakt.<br />
fig. 8<br />
A0B0097b
Het skiluik kan als optional worden uitgerust<br />
met een hoes voor het vervoeren<br />
van ski’s.<br />
BELANGRIJK Leg de hoes uit in de<br />
auto en steek dan pas de ski’s in de hoes.<br />
Laat na het vervoeren van ski’s de hoes<br />
drogen (als deze nat is), vouw hem vervolgens<br />
op en plaats hem in het skiluik.<br />
fig. 9<br />
A0B0098b<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
HOOGTEVERSTELLING<br />
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER<br />
De bovenste bevestigingsbeugel van de<br />
zijveiligheidsgordels achter kan in drie verschillende<br />
standen worden gezet.<br />
Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />
het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />
deze voorzorgsmaatregel werkt de gordel<br />
beter en is het risico op verwondingen tijdens<br />
een botsing geringer.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij over<br />
de schouder halverwege tussen nek en uiteinde<br />
van de schouder ligt.<br />
Druk om de hoogte te regelen op de<br />
knop (A-fig. 10 ) van het vergrendelmechanisme<br />
en schuif gelijktijdig de beugel<br />
(B-fig. 10) in de gewenste stand.<br />
Controleer na de afstelling<br />
altijd of de beugel in<br />
één van de vaste standen<br />
vergrendeld is door bij losgelaten<br />
knop (A-fig. 10) de beugel verder<br />
te drukken zodat het mechanisme<br />
vergrendelt in één van de vaste<br />
standen, als dit nog niet het<br />
geval was.<br />
fig. 10<br />
A0B0099b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
243
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
244<br />
HEUPGORDEL VAN DE<br />
ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />
Als de heupgordel van de zitplaats middenachter<br />
niet gebruikt wordt, plaats dan<br />
de gesp (A-fig. 11) in de steun (B-fig.<br />
11) op de rugleuning van de zitplaats<br />
achter.<br />
Maak de gesp altijd vast<br />
in de steun als deze niet<br />
gebruikt wordt, om te<br />
voorkomen dat bij een ongeluk de<br />
inzittenden van de auto door de<br />
gesp geraakt kunnen worden.<br />
fig. 11<br />
A0B0100b<br />
ACHTERRUITWISSER –<br />
ACHTERRUITSPROEIER<br />
WERKING (fig. 12)<br />
Deze werkt alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Draai voor inschakeling van de achterruitwisser<br />
de schakelaar (A) in stand (.<br />
De achterruitwisser wist met interval.<br />
Als u de bedieningshendel (B) naar<br />
voren duwt, schakelt de achterruitsproeier<br />
in; als u de hendel loslaat schakelt hij<br />
automatisch uit.<br />
Als de achterruitsproeier wordt ingeschakeld,<br />
gaat automatisch ook de achterruitwisser<br />
enkele seconden werken.<br />
fig. 12<br />
A0B0081b<br />
WISSERBLAD<br />
VERVANGEN (fig. 13)<br />
Het wisserblad van de achterruitwisser<br />
moet samen met de wisserarm vervangen<br />
worden.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– Geef de stand van het wisserblad ten<br />
opzichte van de achterruit aan.<br />
– Til het dopje (A) op, draai de moer<br />
(B) los en verwijder de arm (C).<br />
– Plaats de nieuwe wisserarm in de juiste<br />
stand en draai de moer zorgvuldig vast.<br />
– Kantel het dopje dicht.<br />
fig. 13<br />
A0B0082b
ACHTERRUITSPROEIER (fig. 14)<br />
Als de ruitensproeier niet werkt, controleer<br />
dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje:<br />
zie de betreffende paragraaf<br />
in het hoofdstuk “Onderhoud van de<br />
auto“. Controleer vervolgens of de sproeiermonden<br />
(A) niet verstopt zijn. Deze<br />
kunnen zonodig met een speld worden<br />
doorgeprikt.<br />
fig. 14<br />
A0B0083b<br />
BAGAGERUIMTE<br />
De achterklep kan, ook bij ingeschakeld<br />
alarm, op afstand worden geopend door<br />
knopje (A-fig. 16) in te drukken.<br />
BELANGRIJK Als de achterklep niet<br />
goed is gesloten, gaat lampje ´ branden<br />
en verschijnt een mededeling op het display<br />
Infocenter.<br />
VAN BINNENUIT OPENEN<br />
(fig. 15)<br />
Trek aan de hendel (A) naast de<br />
bestuurdersstoel om de achterklep van<br />
binnenuit te openen.<br />
fig. 15<br />
A0B0042b<br />
Bedien de hendel voor<br />
het ontgrendelen van de<br />
achterklep alleen als de<br />
auto stilstaat.<br />
De achterklep gaat dankzij de gasveren<br />
gemakkelijk open.<br />
De gasveren zijn zo<br />
afgesteld dat de achterklep<br />
op de juiste wijze<br />
wordt geopend als de klep het<br />
oorspronkelijke gewicht heeft.<br />
Achteraf aangebrachte voor werpen<br />
(spoiler, enz.) kunnen de juiste<br />
werking en de veiligheid in<br />
gevaar brengen.<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
245
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
246<br />
OPENEN MET AFSTANDSBE-<br />
DIENING (fig. 16)<br />
De achterklep kan, ook bij ingeschakeld<br />
alarm, op afstand worden geopend door<br />
knopje (A) in te drukken.<br />
In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />
en de achterklepsensor uitgeschakeld.<br />
Het systeem geeft dan (behalve bij<br />
sommige uitvoeringen in enkele landen)<br />
twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden<br />
branden.<br />
fig. 16<br />
A0B0291b<br />
Als de achterklep weer wordt gesloten,<br />
dan worden de functies hersteld. Het systeem<br />
geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />
in enkele landen) twee geluidssignalen<br />
(“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />
gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />
fig. 17<br />
A0B0084b<br />
ACHTERKLEP SLUITEN (fig. 17)<br />
Om de achterklep te laten zakken, kunt<br />
u de handgreep (A) aan de binnenzijde<br />
van de klep gebruiken.<br />
fig. 18<br />
A0B0085b
BAGAGE VASTZETTEN (fig. 18-<br />
19)<br />
De vervoerde bagage kan met riemen of<br />
spanbanden worden bevestigd aan de<br />
daarvoor bestemde ringen in de hoeken<br />
van de bagageruimte.<br />
De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />
van de bagagenetten (die leverbaar<br />
zijn via de Alfa Romeo-dealer).<br />
fig. 19<br />
A0B0086b<br />
OMKEERBARE VLOERBEDEK-<br />
KING<br />
(fig. 20-21)<br />
Het middelste gedeelte (A-fig. 20 )<br />
van de vloerbedekking is omkeerbaar: de<br />
vloerbedekking kan worden verwijderd,<br />
omgekeerd en weer geplaatst worden<br />
met de zijde (B) naar boven gekeerd.<br />
Steek voor het terugplaatsen van de<br />
vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />
21) in de zitting op de laadvloer.<br />
fig. 20<br />
A0B0087b<br />
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
BIJ HET<br />
TRANSPORT VAN BAGAGE<br />
Bij uitvoeringen zonder automatische<br />
niveauregeling op de achterwielophanging<br />
moet als u voorwerpen vervoert en u ‘s<br />
nachts rijdt, gecontroleerd worden of de<br />
hoogteregelaars op de koplampen in de<br />
juiste stand staan (zie paragraaf<br />
“Koplampen“ in het hoofdstuk “Wegwijs<br />
in uw auto“). Controleer voor de juiste<br />
werking van de hoogteregelaars bovendien<br />
of de lading niet zwaarder is dan in<br />
de gewichtentabel staat aangegeven.<br />
fig. 21<br />
A0B0088b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
247
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
248<br />
Het maximum laadvermogen<br />
van de auto mag<br />
nooit overschreden worden<br />
(zie hoofdstuk “T echnische<br />
gegevens“). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed<br />
geladen is, om te voorkomen dat<br />
een voorwerp bij bruusk remmen<br />
naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
Niet goed v astgezette<br />
bagage kan bij een ongeluk<br />
de passagiers ernstig<br />
verwonden.<br />
Als u reser vebrandstof<br />
in een jerr ycan wilt vervoeren,<br />
dan dient u zich<br />
aan de geldende wetgeving te<br />
houden. Gebruik alleen een goedgekeurde<br />
jerr ycan en bevestig<br />
deze op de juiste wijze aan de<br />
daarvoor bestemde ringen in de<br />
hoeken van de bagageruimte.<br />
Toch zal bij een ongeval de kans<br />
op brand groter zijn.<br />
fig. 22<br />
A0B0089b<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
(fig. 22-23)<br />
Als u de achterklep opent, dan gaat<br />
automatisch de verlichting (A-fig. 22 )<br />
aan de rechterzijde van de bagageruimte<br />
en de verlichting (B-fig. 23) op de rand<br />
van de achterklep branden.<br />
De verlichting (B-fig. 23) verlicht niet<br />
alleen de bagageruimte maar ook de laadruimte.<br />
De verlichting dooft als u de achterklep<br />
sluit of na enkele minuten (ongeveer 15)<br />
als u de achterklep open laat. Als u in dit<br />
laatste geval de verlichting weer wilt<br />
inschakelen, moet u de achterklep sluiten<br />
en vervolgens weer openen.<br />
fig. 23<br />
A0B0090b
OPBERGVAKKEN<br />
(fig. 24-25)<br />
Aan de zijkant van de bagageruimte<br />
bevinden zich twee opbergvakken met<br />
een deksel.<br />
Druk voor het openen van het deksel op<br />
de knop (A) en kantel het deksel omlaag.<br />
Bij bepaalde uitvoeringen kan het linker<br />
opbergvak worden uitgerust met een CDwisselaar<br />
(optional).<br />
fig. 24<br />
fig. 25<br />
A0B0091b<br />
A0B0092b<br />
STEKKERDOOS (fig. 26)<br />
Deze bevindt zich links in de bagageruimte.<br />
Voor het gebruik van de 12V-stekkerdoos<br />
moet u het dekseltje (A) openen.<br />
De stekkerdoos wordt gevoed als de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt gedraaid<br />
en kan alleen gebruikt worden voor accessoires<br />
met een maximum stroomverbruik<br />
van 15A (vermogen 180W).<br />
Sluit geen accessoires op<br />
de stekkerdoos aan met<br />
een stroomverbruik dat<br />
hoger is dan de aangegeven maximale<br />
waarde. Een langdurig<br />
stroomverbruik kan de accu uitputten,<br />
waardoor de motor niet<br />
meer gestart kan worden.<br />
fig. 26<br />
A0B0093b<br />
BAGAGENET<br />
Het net kan op verschillende manieren<br />
worden bevestigd (fig. 30-31-32-<br />
33) in de zittingen (A en B-fig. 27 )<br />
aan de voorzijde en de zittingen (C en Dfig.<br />
28) aan de achterzijde van de bagageruimte.<br />
fig. 27<br />
fig. 28<br />
A0B0101b<br />
A0B0102b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
249
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
250<br />
Bevestig het net door de haken (A-fig.<br />
29) in de zittingen (B-fig. 29) te steken<br />
en ze omlaag te duwen.<br />
Houd om het net los te haken het bevestigingspunt<br />
(C-fig. 29 ) ingedrukt en<br />
trek het net omhoog.<br />
fig. 29<br />
fig. 30<br />
A0B0103b<br />
A0B0104b<br />
ROLHOES VOOR AFDEKKEN<br />
BAGAGERUIMTE<br />
De hoes (A-fig. 34) kan worden opgerold<br />
en verwijderd.<br />
Verwijder voor het oprollen de twee achterste<br />
pennen (B-fig. 35) uit de zittingen.<br />
fig. 31<br />
fig. 32<br />
A0B0105b<br />
A0B0106b<br />
BELANGRIJK Begeleid de rolhoes bij<br />
het oprollen door de hoes vast te houden<br />
bij de handgreep (C-fig. 34).<br />
fig. 33<br />
fig. 34<br />
A0B0107b<br />
A0B0108b
Als u de rolhoes wilt verwijderen, moet u<br />
de hoes oprollen en controleren of ook het<br />
scheidingsnet tussen de bagageruimte en<br />
het interieur van de auto is opgerold (zie de<br />
volgende paragraaf); trek vervolgens de<br />
haken (A-fig. 36 ) naar achteren. Til de<br />
hoes op en verwijder hem uit de bagageruimte.<br />
Voor het terugplaatsen van de hoes moeten<br />
de uiteinden van het rolmechanisme<br />
in de respectievelijke zittingen worden<br />
geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken<br />
naar voren vergrendeld zijn (de groene<br />
symbolen aan de onderkant van de knoppen<br />
moeten zichtbaar zijn). Rol vervolgens<br />
de hoes uit door aan de handgreep<br />
(C-fig. 34) te trekken en haak de achterste<br />
pennen (B-fig. 35) vast.<br />
fig. 35<br />
A0B0109b<br />
Plaats geen voorwerpen<br />
op de hoes om beschadiging<br />
te voorkomen.<br />
Bij een ongeval of plotseling<br />
r emmen ku nnen<br />
voorwerpen d ie o p d e<br />
hoes geplaatst zijn, naar voren<br />
schieten en de inzittenden verwonden;<br />
h et i s r aadzaam h et<br />
scheidingsnet te gebruiken.<br />
fig. 36<br />
A0B0110b<br />
BOVENSTE SCHEIDINGSNET<br />
(fig. 37-38)<br />
Het bovenste scheidingsnet tussen de<br />
bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />
in het rolmechanisme van de rolhoes<br />
(A).<br />
U kunt het net bevestigen door het uit<br />
het rolmechanisme te verwijderen en de<br />
uiteinden in de zittingen (B) vast te<br />
haken.<br />
Haak, voor het oprollen, de uiteinden uit<br />
de zittingen (B) en begeleid het net bij<br />
het oprollen.<br />
fig. 37<br />
A0B0111b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
251
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
252<br />
ONDERSTE SCHEIDINGSNET<br />
(fig. 39-40) (indien aanwezig)<br />
Het onderste scheidingsnet tussen de<br />
bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />
in het rolmechanisme onder de zitting<br />
van de rolhoes (A).<br />
U kunt het net bevestigen door het uit<br />
het rolmechanisme te verwijderen en de<br />
haken (B) aan de ringen (C) te bevestigen.<br />
Verwijder voor het oprollen de haken<br />
(B) uit de ringen (C) en begeleid het net<br />
bij het oprollen.<br />
fig. 38<br />
A0B0112b<br />
BAGAGERUIMTE<br />
VERGROTEN<br />
Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten<br />
door de deelbare achterbank<br />
gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer<br />
te klappen.<br />
fig. 39<br />
fig. 40<br />
A0B0113b<br />
A0B0114b<br />
Verwijder voor een maximale laadruimte<br />
de rolhoes volgens de instructies die in<br />
deze paragraaf vermeld zijn.<br />
Gedeeltelijke vergroting 1/3<br />
(fig. 41)<br />
Als u de linkerzijde van de bagageruimte<br />
vergroot, kunt u twee passagiers op het<br />
rechter gedeelte van de achterbank vervoeren.<br />
fig. 41<br />
A0B0115b
Gedeeltelijke vergroting 2/3<br />
(fig. 42)<br />
Als u de rechterzijde van de bagageruimte<br />
vergroot, kunt u een passagier op<br />
het linker gedeelte van de achterbank vervoeren.<br />
fig. 42<br />
fig. 43<br />
A0B0116b<br />
A0B0117b<br />
Maximale vergroting (fig. 43)<br />
Als beide zitplaatsen achter worden neergeklapt,<br />
is de bagageruimte maximaal<br />
vergroot.<br />
Bagageruimte vergroten<br />
– Zorg dat de sluitingen (A-fig. 44) van<br />
de zijgordels zijn opgeborgen in de respectievelijke<br />
uitsparingen op de rugleuning en<br />
de gesp (B-fig. 44) van de heupgordel in<br />
de steun (C-fig. 44) is geplaatst.<br />
– Verwijder het rolmechanisme van de<br />
rolhoes.<br />
fig. 44<br />
A0B0118b<br />
– Klap de zittingen naar voren door aan<br />
de handgreep (A-fig. 45) in het midden<br />
van iedere zitting te trekken.<br />
– Verwijder de hoofdsteunen van de zijzitplaatsen<br />
achter en plaats ze in de daarvoor<br />
bestemde uitsparingen in de zittingen<br />
(fig. 46).<br />
– Als de auto is uitgerust met een derde<br />
hoofdsteun voor de zitplaats middenachter,<br />
moet deze geheel omlaag worden<br />
gezet.<br />
fig. 45<br />
A0B0119b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
253
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
254<br />
– Ontgrendel de sluiting van de rugleuningen<br />
door de handgreep (A-fig. 47)<br />
voor de rechter rugleuning en de handgreep<br />
(B-fig. 48) voor de linker rugleuning<br />
omhoog te trekken.<br />
–Klap de rugleuningen naar voren,<br />
waardoor er een vlakke laadvloer ontstaat<br />
in de bagageruimte.<br />
fig. 46<br />
A0B0120b<br />
Zitplaatsen achter in<br />
normale stand zetten<br />
– Zet de rugleuningen weer rechtop en<br />
controleer of deze goed vastgehaakt zitten.<br />
fig. 47<br />
fig. 48<br />
A0B0121b<br />
A0B0122b<br />
BELANGRIJK De rugleuningen zijn<br />
goed vastgehaakt als de knop (A-fig.<br />
49) naast de handgreep (B-fig. 49) in<br />
de handgreep verzonken is.<br />
– Verwijder de hoofdsteunen en klap<br />
vervolgens de zittingen terug en let er<br />
daarbij op dat de veiligheidsgordels niet in<br />
elkaar gedraaid zitten tussen de rugleuning<br />
en de zitting.<br />
– Monteer de hoofdsteunen op de rugleuning.<br />
– Monteer het oprolmechanisme met de<br />
rolhoes.<br />
fig. 49<br />
A0B0123b
INTERIEUR-<br />
UITRUSTING<br />
HANDGREPEN (fig. 50)<br />
Bij beide voorportieren is een handgreep<br />
geplaatst.<br />
Bij beide achterportieren is een handgreep<br />
(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />
(B).<br />
fig. 50<br />
A0B0124b<br />
TANKEN MET DE<br />
ALFA <strong>156</strong><br />
SPORTWAGON<br />
TANKKLEPJE OPENEN<br />
IN GEVAL VAN NOOD (fig. 51)<br />
Als de hendel voor het ontgrendelen van<br />
het tankklepje niet werkt, trek dan aan<br />
het noodkoordje (A) rechts in de bagageruimte.<br />
fig. 51<br />
A0B0125b<br />
AUTORADIO<br />
De vast ingebouwde autoradio is uitgerust<br />
met een CD-speler met parametrische<br />
equalizer. De vormgeving en specificaties<br />
van het systeem zijn aangepast<br />
aan het interieur en sluiten aan bij het<br />
ontwerp van het dashboard. De instructies<br />
voor het gebruik van de autoradio<br />
zijn beschreven in het bijgeleverde supplement<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
255
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
256<br />
EEN LEKKE BAND<br />
PLAATS VAN GEREEDSCHAP<br />
EN RESERVEWIEL<br />
(fig. 52-53)<br />
Het gereedschap en het reservewiel vindt<br />
u onder de vloerbedekking in de bagageruimte.<br />
Deze zijn bereikbaar nadat de vloerbedekking<br />
is opgetild of verwijderd m.b.v.<br />
de handgreep (A-fig. 52).<br />
fig. 52<br />
A0B0127b<br />
Draai om de gereedschaphouder (B) uit<br />
te nemen de handgreep (C) los.<br />
Het reservewiel (D) kan worden uitgenomen<br />
als de gereedschaphouder is verwijderd.<br />
Steek voor het terugplaatsen van de<br />
vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />
53) in de zitting op de laadvloer.<br />
fig. 53<br />
A0B0088b<br />
DEFECTE BUITEN -<br />
VERLICHTING<br />
BELANGRIJK Lees voordat u een<br />
gloeilamp vervangt de opmerkingen en de<br />
voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen“.<br />
ACHTERUITRIJLICHTEN EN<br />
MISTACHTERLICHT<br />
Gloeilampen (type B, 21W) vervangen:<br />
– Open de achterklep.<br />
– Verwijder het deksel (A of B-fig.<br />
54) van de betreffende lichtunit aan de<br />
zijkant.<br />
fig. 54<br />
A0B0128b
– Verwijder de lamphouder (Dfig.<br />
55) door op de borglippen (E-fig.<br />
55) te drukken.<br />
– Verwijder en vervang de betreffende<br />
lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />
de lamp iets in te drukken en linksom te<br />
draaien (fig. 57):<br />
(F) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />
fig. 55<br />
fig. 56<br />
A0B0129b<br />
A0B0130b<br />
(G) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />
– Monteer de lamphouder met behulp<br />
van de borglippen (E-fig. 55).<br />
– Plaats het deksel (A of B-fig. 54)<br />
vanaf de buitenzijde en klem het vast.<br />
RICHTINGAANWIJZERS ACH-<br />
TER<br />
ACHTERLICHTEN/REMLICHTEN<br />
Gloeilampen (type B, vermogen richtingaanwijzers<br />
21W, achterlichten/remlichten<br />
5/21W):<br />
– Open de achterklep.<br />
– Draai de 2 bevestigingsmoeren (Afig.<br />
57) los en verwijder het beschermdeksel<br />
(B-fig. 57).<br />
fig. 57<br />
A0B0131b<br />
– Verwijder de lamphouder (Afig.<br />
58) door op de borglippen (B-fig.<br />
58) te drukken.<br />
– Verwijder en vervang de betreffende<br />
lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />
de lamp iets in te drukken en linksom te<br />
draaien (fig. 57):<br />
(C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht<br />
(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />
achter.<br />
Monteer de lamphouder met behulp van<br />
de borglippen (B-fig. 58).<br />
– Monteer het beschermdeksel (B-fig.<br />
57) met de moeren (A-fig. 57).<br />
fig. 58<br />
A0B0132b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
257
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
258<br />
KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />
Gloeilampen (type A, 5W) vervangen:<br />
– Maak de lichtunit los door met de platte<br />
punt van een schroevendraaier de klemveer<br />
(A-fig. 60) los te haken. Bescherm<br />
hierbij de punt met een zachte doek.<br />
– Verwijder de lichtunit (B-fig. 60).<br />
fig. 59<br />
fig. 60<br />
A0B0133b<br />
A0B0134b<br />
– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />
61) door hem linksom te draaien en vervang<br />
de geklemde lamp (D-fig. 61).<br />
– Monteer de lamphouder (C-fig. 61)<br />
door hem rechtsom te draaien.<br />
– Monteer de lichtunit (Bfig.<br />
60). Plaats eerst de bevestigingslippen<br />
en druk vervolgens op de veerklem<br />
(A-fig. 60).<br />
fig. 61<br />
A0B0135b<br />
DERDE REMLICHT<br />
Het derde remlicht is in de achterspoiler<br />
geïntegreerd (fig. 62).<br />
Wendt u voor het vervangen tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
fig. 62<br />
A0B0136b
DEFECTE INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
BELANGRIJK Lees voordat u een<br />
gloeilamp vervangt de opmerkingen en de<br />
voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen“.<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />
– Open de achterklep.<br />
– Maak het plafondlampje(A-fig. 63)<br />
op het door de pijl aangegeven punt los.<br />
fig. 63<br />
A0B0137b<br />
– Verwijder de lamp (B-fig. 64) door<br />
de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />
veercontacten los te maken.<br />
– Plaats de nieuwe lamp tussen de veercontacten.<br />
– Monteer het plafondlampje door eerst<br />
de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens<br />
de andere zijde vast te drukken,<br />
totdat de borglip inklikt.<br />
fig. 64<br />
fig. 65<br />
A0B0138b<br />
A0B0139b<br />
ACHTERKLEPVERLICHTING<br />
Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />
– Open de achterklep.<br />
– Maak de lichtunit (A-fig. 65) met<br />
een platte schroevendraaier op het aangegeven<br />
punt los.<br />
– Verwijder de lamp (B-fig. 66) door<br />
de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />
veercontacten los te maken.<br />
– Plaats de nieuwe lamp tussen de veercontacten.<br />
– Monteer de lichtunit en druk deze vervolgens<br />
vast, totdat de borgveer inklikt.<br />
fig. 66<br />
A0B0140b<br />
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
259
ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />
260<br />
EEN DOORGEBRANDE<br />
ZEKERING<br />
Een zekering specifiek voor de<br />
Sportwagon-uitvoeringen bevindt zich in<br />
de centrale zekeringenhouder op de zekeringen-<br />
en relaiskast. De zekering is<br />
bereikbaar nadat het beschermpaneel is<br />
verwijderd.<br />
BELANGRIJK Lees voordat u een<br />
zekering of relais vervangt de opmerkingen<br />
en de voorzorgsmaatregelen in het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen“.<br />
fig. 67<br />
A0B0141b<br />
Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampère Plaats<br />
Extra stekkerdoos in<br />
de bagageruimte 10 20A fig. 67
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
Wij raden u aan om nota te nemen van<br />
de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />
zijn op de typeplaatjes ingeslagen<br />
en bevinden zich op de aangegeven<br />
plaatsen (fig. 1-2):<br />
1 - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
2 - Chassisnummer<br />
3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />
– Sedan-uitvoeringen = fig. 1<br />
– Sportwagon-uitvoeringen = fig. 2<br />
4 - Motornummer.<br />
fig. 1<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
A0B0057b<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />
motorruimte, naast de bovenste schokdemperbevestiging<br />
rechts en bevat de volgende<br />
gegevens:<br />
– type van de auto: ZAR 932000<br />
– chassisnummer.<br />
Op enkele uitvoeringen is het chassisnummer<br />
gedeeltelijk bedekt door een<br />
bescherming. Om het gehele nummer te<br />
zien, moet de dop linksom worden<br />
gedraaid en de bescherming opgetild.<br />
fig. 2<br />
A0B0058b<br />
MOTORNUMMER<br />
Het motornummer is linksachter ingeslagen<br />
aan de kant van de versnellingsbak.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
261
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
262 fig. 3<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Op de Sedan-uitvoeringen is het plaatje<br />
aangebracht aan de binnenzijde van het<br />
kofferdeksel (3-fig. 1 ). Bij de<br />
Sportwagon-uitvoeringen is het plaatje<br />
rechts aan de binnenzijde van de achterklep<br />
aangebracht (3-fig. 2). Het plaatje<br />
(fig. 3) bevat de volgende gegevens:<br />
A. Fabrikant van de lak.<br />
B. Kleurbenaming.<br />
C. Kleurcode.<br />
D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />
A0B0059b<br />
TYPEPLAATJE MET<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het plaatje (fig. 4) is aangebracht op<br />
de fronttraverse in de motorruimte.<br />
Het typeplaatje bevat de volgende gegevens:<br />
A. Nummer nationale typegoedkeuring.<br />
B. Chassisnummer.<br />
C. Maximaal toelaatbare gewichten<br />
volgens de nationale wetgeving.<br />
fig. 4<br />
A0B0076b<br />
D. Type en eventuele aanvullende<br />
gegevens.<br />
E. Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />
(alleen JTD-uitvoeringen).<br />
F. Ruimte gereserveerd voor het in -<br />
slaan van de fabrikantnaam.
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
3.2 V6 24V<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
Motorcode<br />
932A000<br />
932<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
(Sedan-uitvoeringen) (Sportwagon-uitvoeringen)<br />
932AXB00 46<br />
932AXB01 48<br />
932BXB00 47<br />
932BXB01 49<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
263
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
264<br />
MOTOR<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Max. vermogen (EU) kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Max. koppel (EU):<br />
Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min-1 Bougies<br />
Brandstof<br />
3.2 V6 24V<br />
932A000<br />
Otto<br />
6 in V van 60°<br />
93 x 78<br />
3179<br />
184<br />
250<br />
6200<br />
300<br />
30,6<br />
4800<br />
NGK R PFR6B<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
3.2 V6 24V<br />
Selespeed<br />
932A000<br />
Otto<br />
6 in V van 60°<br />
93 x 78<br />
3179<br />
184<br />
250<br />
6200<br />
300<br />
30,6<br />
4800<br />
NGK R PFR6B<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON
INSPUITING<br />
Inspuiting<br />
Ontstekingsvolgorde<br />
Inspuitvolgorde<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de<br />
werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
3.2 V6 24V<br />
Elektronische inspuiting Multi-Point<br />
1-4-2-5-3-6<br />
–<br />
3.2 V6 24V<br />
Met zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit en<br />
één gesynchroniseerde versnelling achteruit<br />
Enkelvoudige droge plaat<br />
met hydraulische<br />
bediening<br />
Voor<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
Elektronische inspuiting Multi-Point<br />
1-4-2-5-3-6<br />
–<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
Elektrohydraulisch bediend met zes versnellingen<br />
vooruit en één versnelling achteruit<br />
Enkelvoudige droge plaat met elektrohydraulische<br />
bediening<br />
Voor<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
265
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
266<br />
BOUGIES<br />
Schone en goede bougies met de juiste<br />
warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />
belang voor een goede werking van de<br />
motor en een lage uitstoot van schadelijke<br />
stoffen van de motor.<br />
REMMEN<br />
Voetrem: – voor<br />
Handrem<br />
– achter<br />
STUURINRICHTING<br />
Type<br />
Draaicirkel (tussen stoepranden)<br />
De informatie die de bougie levert aan<br />
een deskundige is een belangrijke bron<br />
voor het opsporen van de storing, ook als<br />
deze niet door de ontsteking wordt veroorzaakt.<br />
Het is daarom belangrijk dat bij<br />
storingen in de motorwerking de bougies<br />
worden gecontroleerd door een Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
3.2 V6 24V<br />
Geventileerde<br />
schijfremmen<br />
Schijfremmen<br />
3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />
Tandheugelstuurhuis.<br />
Hydraulische bekrachtiging met oliereservoir in motorruimte<br />
De bougies moeten bij de<br />
kilometerstanden worden<br />
vervangen die in het onderhoudsschema<br />
zijn aange geven.<br />
Gebruik uitsluitend bougies van het<br />
voorgeschreven type: Bougies met<br />
een afwijkende warmtegraad of<br />
waarvan de voorgeschreven<br />
levensduur niet is gegarandeerd,<br />
kunnen motor storingen veroor zaken.<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
Geventileerde<br />
schijfremmen<br />
Schijfremmen<br />
Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische remdrukverdeling.<br />
Rembekrachtiger. Waarschuwingslampje versleten remblokken. Milieuvriendelijke remvoeringen.<br />
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />
11,6 m 11,6 m
WIELEN<br />
Standaarduitrusting<br />
Velgmaat<br />
Bandenmaat<br />
Reserve- – velgmaat<br />
wiel: – bandenmaat<br />
Optional<br />
Lichtmetalen velg<br />
Bandenmaat<br />
Winterbanden<br />
(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen<br />
3.2 V6 24V<br />
7,5J x 17“ (lichtmetaal)<br />
225/45 ZR17“ 91Y (*)<br />
4J x 16“<br />
T125/80 R16“ 97M<br />
6,5J x 16“<br />
205/55 R16“ 91W<br />
225/45 ZR17“ 91Q (M+S)<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
7,5J x 17“ (lichtmetaal)<br />
225/45 ZR17“ 91Y (*)<br />
4J x 16“<br />
T125/80 R16“ 97M<br />
6,5J x 16“<br />
205/55 R16“ 91W<br />
225/45 ZR17“ 91Q (M+S)<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
267
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
268<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />
bij geringe belading<br />
(2 personen)<br />
bar<br />
bij volledige belading bar<br />
Bandenmaat<br />
205/55 R16“<br />
voor achter<br />
2,2 2,2<br />
2,5 2,5<br />
Bandenmaat<br />
225/45 ZR17“ (*)<br />
voor achter<br />
2,2 2,2<br />
2,5 2,5<br />
Reservewiel<br />
125/80 R15“<br />
(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,2 bar verhoogd worden.<br />
4,2
VELGEN EN BANDEN<br />
Lichtmetalen velg.<br />
Tubeless radiaalbanden.<br />
Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />
alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in het<br />
instructieboekje afwijken van die van de<br />
typegoedkeuring, dient u zich altijd aan<br />
de gegevens van de typegoedkeuring te<br />
houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat u zich aan de voorgeschreven afmetingen<br />
houdt en dat alle wielen zijn voorzien<br />
van banden van hetzelfde merk en<br />
hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt worden.<br />
VERKLARING VAN DE CODE-<br />
RING OP DE BANDEN (fig. 5)<br />
Hieronder wordt de codering van de banden,<br />
die op de banden is aangebracht,<br />
aangegeven en de betekenis van de codering.<br />
De codering kan één van de twee hieronder<br />
aangegeven vormen hebben.<br />
Voorbeeld:<br />
225/45 ZR17 91W<br />
of:<br />
205/55 R16“<br />
225 = Nominale breedte (S,<br />
afstand in mm tussen<br />
de flanken).<br />
45 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage)<br />
(H/S).<br />
ZR = Radiaalband voor snelheden<br />
boven 240 km/h.<br />
17 = Diameter van de velg in inch<br />
(Ø).<br />
91 = Beladingsindex<br />
gen).(draagvermo-<br />
W = Maximale snelheid.<br />
Beladingsindex (draagvermogen)<br />
60 = 250 kg<br />
61 = 257 kg<br />
62 = 265 kg<br />
63 = 272 kg<br />
64 = 280 kg<br />
65 = 290 kg<br />
66 = 300 kg<br />
67 = 307 kg<br />
68 = 315 kg<br />
69 = 325 kg<br />
70 = 335 kg<br />
71 = 345 kg<br />
72 = 355 kg<br />
73 = 365 kg<br />
74 = 375 kg<br />
75 = 387 kg<br />
76 = 400 kg<br />
77 = 412 kg<br />
78 = 425 kg<br />
79 = 437 kg<br />
80 = 450 kg<br />
81 = 462 kg<br />
82 = 475 kg<br />
83 = 487 kg<br />
84 = 500 kg<br />
85 = 515 kg<br />
86 = 530 kg<br />
87 = 545 kg<br />
88 = 560 kg<br />
89 = 580 kg<br />
90 = 600 kg<br />
91 = 615 kg<br />
92 = 630 kg<br />
93 = 650 kg<br />
94 = 670 kg<br />
95 = 690 kg<br />
96 = 710 kg<br />
97 = 730 kg<br />
98 = 750 kg<br />
99 = 775 kg<br />
100 = 800 kg<br />
101 = 825 kg<br />
102 = 850 kg<br />
103 = 875 kg<br />
104 = 900 kg<br />
105 = 925 kg<br />
106 = 950 kg<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
269
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
270<br />
Maximale snelheid<br />
Q = max. 160 km/h.<br />
R = max. 170 km/h.<br />
S = max. 180 km/h.<br />
T = max. 190 km/h.<br />
U = max. 200 km/h.<br />
H = max. 210 km/h.<br />
V = max. 240 km/h.<br />
W = max. 270 km/h.<br />
Y = max. 300 km/h.<br />
Maximale snelheid bij<br />
winterbanden<br />
Q M + S = max. 160 km/h.<br />
T M + S = max. 190 km/h.<br />
H M + S = max. 210 km/h.<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg.<br />
Tubeless band.<br />
In bepaalde landen wordt een reservewiel<br />
met normale afmetingen geleverd.<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING OP DE VELGEN<br />
Hieronder fig.5 wordt de codering van<br />
de velgen, die op de velgen is aangebracht,<br />
aangegeven en de betekenis van<br />
de codering.<br />
fig. 5<br />
Bijvoorbeeld:<br />
7,5 J x 17 H2 ET 43<br />
A0B0395b<br />
7,5= breedte van de velg in inch (1)<br />
J = velgbedprofiel (velgdeel aan<br />
de zijkanten waarop de band<br />
steunt) (2)<br />
17 = montagediameter in inch<br />
(komt overeen met die van de<br />
band die gemonteerd moet<br />
worden) (3 = ø)<br />
H2 = vorm en aantal “humps”<br />
(vorm van de velgrand die de<br />
wang van de tubeless band op<br />
zijn plaats houdt)<br />
ET 43 =diepte van de velgbolling<br />
(afstand tussen het montagevlak<br />
van de velg op de<br />
naaf en het velghart)
WIELUITLIJNING<br />
– camber<br />
Voorwielen: – caster<br />
Achterwielen:<br />
– toespoor<br />
– camber<br />
– toespoor<br />
3.2 V6 24V - 3.2 V6 24V Selespeed<br />
– 0° 50´<br />
3° 15´<br />
–1,2 ± 0,5 mm (per wiel)<br />
– 1° 20´<br />
1,6 ± 0,5 mm (per wiel)<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
271
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
272<br />
PRESTATIES<br />
SEDAN<br />
-UITVOERINGEN<br />
Maximum snelheid<br />
Acceleratie van 0-100 km/h<br />
Kilometer met staande start<br />
SPORTWAGON<br />
-UITVOERINGEN<br />
Maximum snelheid<br />
Acceleratie van 0-100 km/h<br />
Kilometer met staande start<br />
3.2 V6 24V<br />
250 km/h<br />
6,3 s<br />
25,9 s<br />
3.2 V6 24V<br />
250 km/h<br />
6,3 s<br />
25,9 s<br />
3.2 V6 24V<br />
Selespeed<br />
250 km/h<br />
6,3 s<br />
25,9 s<br />
3.2 V6 24V<br />
Selespeed<br />
250 km/h<br />
6,3 s<br />
25,9 s
AFMETINGEN<br />
fig. 6 Sedan-uitvoeringen<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />
A0B0342b<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
273
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
274<br />
fig. 7 Sportwagon-uitvoeringen<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />
A0B0341b
BAGAGERUIMTE - SEDAN-UITVOERINGEN<br />
Inhoud (dm 3 )<br />
GEWICHTEN - SEDAN-UITVOERINGEN<br />
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap en accessoires)<br />
Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />
Nuttig laadvermogen<br />
inclusief de bestuurder (**)<br />
3.2 V6 24V<br />
378<br />
3.2 V6 24V<br />
1410 kg<br />
1910 kg<br />
500 kg<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />
deze limieten niet worden overschreden.<br />
(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht<br />
daalt.<br />
378<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
1410 kg<br />
1910 kg<br />
500 kg<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
275
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
276<br />
BAGAGERUIMTE - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />
Inhoud (dm 3 )<br />
Inhoud met<br />
neergeklapte<br />
rugleuning achter(dm 3 )<br />
GEWICHTEN - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap en accessoires)<br />
Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />
Nuttig laadvermogen<br />
inclusief de bestuurder (**)<br />
3.2 V6 24V<br />
360<br />
1180<br />
3.2 V6 24V<br />
1460 kg<br />
1955 kg<br />
495 kg<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />
deze limieten niet worden overschreden.<br />
(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht<br />
daalt.<br />
360<br />
1180<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
1460 kg<br />
1955 kg<br />
495 kg
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank: liter<br />
– incl. een reserve van liter<br />
Motorkoelsysteem<br />
liter<br />
Carter en oliefilter liter<br />
Handgeschakelde versnellingsbak/<br />
differentieel liter<br />
Elektrohydraulische actuator<br />
van Selespeed versnellingsbak liter<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter: liter<br />
– met koplampsproeiers liter<br />
3.2 V6 24V<br />
63<br />
7<br />
9,2<br />
5,9<br />
2<br />
–<br />
2,5<br />
5,3<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
63<br />
7<br />
9,2<br />
5,9<br />
2<br />
0,6<br />
2,5<br />
5,3<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije benzine<br />
met octaangetal van ten minste<br />
95 R.O.N<br />
Mengsel van 50% gedestilleerd water<br />
en PARAFLU 11<br />
FOR ALFA ROMEO<br />
SELENIA RACING<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA CAR CS SPEED<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL SC 35<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
277
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
278<br />
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeer- Toepassing<br />
voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren<br />
Synthetische motorolie SAE 10W-60 SELENIA RACING<br />
BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.<br />
A0B0019b
Gebruik<br />
Olie en vetten voor<br />
krachtoverbrengingen<br />
Vloeistof voor remsysteem<br />
Anti-vries voor radiateur<br />
Vloeistof voor<br />
ruitensproeiers voor/achter en<br />
koplampsproeiers<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Synthetische SAE 75W-80 EP olie.<br />
Voldoet aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV.<br />
Olie type “ATF DEXRON III“<br />
Olie type “ATF DEXRON II D LEV“, SAE 10W<br />
Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />
NLGI=2, bevat molybdeenbisulfide<br />
Synthetische remvloeistof NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925,<br />
SAE J1703 CUNA NC 956-01<br />
Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycol-monoethyleen voor<br />
koelsysteem, corrosiewerend CUNA NC 956-16<br />
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-II<br />
Aanbevolen smeer -<br />
middelen en vloeistoffen<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA CAR<br />
CS SPEED<br />
TUTELA GI/A<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA CAR TOP 4<br />
FOR ALFA ROMEO<br />
PARAFLU11<br />
FOR ALFA ROMEO<br />
TUTELA PROFES-<br />
SIONAL<br />
SC 35<br />
TOEPASSING<br />
MECHANISCHE VERSNEL-<br />
LINGSBAK EN DIFFEREN-<br />
TIEEL<br />
ELEKTROHYDR. ACTUATOR<br />
VOOR BEDIE NING SELESPEED<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
HYDRAULISCHE STUUR-<br />
BEKRACHTIGING<br />
HOMOKINETISCHE KOP-<br />
PELINGEN<br />
HYDR. REMSY STEEM EN<br />
KOPPELINGBEDIENING<br />
MOTORKOELSYSTEEM<br />
MENGVERHOUDING:<br />
50% TOT –35°C<br />
ONVERDUND OF MET<br />
WATER GEBRUIKEN<br />
RUITENWISSERS/-<br />
SPROEIERS<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
279
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
280<br />
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabellen<br />
is opgenomen, is gemeten volgens een<br />
vastgestelde testmethode die in EU-normen<br />
is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />
– een stadsrit : opgebouwd uit een<br />
koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />
normale testrit in stadsverkeer;<br />
– een rit buiten de stad : hierbij<br />
wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen<br />
en wordt een normaal gebruik<br />
van de auto buiten de stad gesimuleerd.<br />
De snelheid varieert tussen de 0 en 120<br />
km/h;<br />
– gecombineerd brandstofverbruik:<br />
hierbij telt de waarde van de<br />
stadsrit mee voor 37% en de waarde van<br />
de testrit buiten de stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />
bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />
atmosferische<br />
omstandigheden, rijstijl, algemene<br />
conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />
gebruik van de airconditioning,<br />
lading van de auto, imperiaal<br />
op het dak en de aanwezigheid<br />
van andere accessoires die de<br />
aërodynamica kunnen beïnvloeden,<br />
kunnen in de praktijk een<br />
brandstofverbruik opleveren, dat<br />
afwijkt van de resultaten die tijdens<br />
de hierboven beschreven<br />
tests zijn bereikt (zie<br />
“Kostenbesparing en beperking<br />
van uitstoot van schadelijke uitlaatgassen“<br />
in het hoofdstuk<br />
“Correct gebruik van de auto“).
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (liter x 100 km)<br />
SEDAN-UITVOERINGEN<br />
Stadsverkeer<br />
Buitenweg<br />
Gecombineerd<br />
SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />
Stadsverkeer<br />
Buitenweg<br />
Gecombineerd<br />
3.2 V6 24V<br />
18,1<br />
8,6<br />
12,1<br />
3.2 V6 24V<br />
18,4<br />
8,8<br />
12,3<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
18,1<br />
8,6<br />
12,1<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
18,4<br />
8,8<br />
12,3<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
281
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
282<br />
CO 2 -EMISSIE<br />
De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in de onderstaande tabellen<br />
weergegeven.<br />
CO 2 -EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (g/km)<br />
SEDAN-UITVOERINGEN<br />
Waarde (g/km)<br />
SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />
Waarde (g/km)<br />
3.2 V6 24V<br />
287<br />
3.2 V6 24V<br />
293<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
287<br />
3.2 V6 24V Selespeed<br />
293
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
Internationale<br />
landencode<br />
A<br />
B<br />
CH<br />
CRO<br />
CY<br />
D<br />
DK<br />
E<br />
F<br />
FIN<br />
GB<br />
GBZ<br />
GR<br />
H<br />
I<br />
Land<br />
Oostenrijk<br />
België<br />
Zwitserland<br />
Kroatië<br />
Cyprus<br />
Duitsland<br />
Denemarken<br />
Spanje<br />
Frankrijk<br />
Finland<br />
Groot-Brittannië<br />
Gibraltar<br />
Griekenland<br />
Hongarije<br />
Italië<br />
Toelatingscode<br />
G131649J CEPT LPD-A<br />
RTT/D/X1491<br />
BAKOM 97.0516.K.P<br />
LPD-041/97<br />
MCW 129/95 5/1997<br />
G131649J CEPT LPD-D<br />
ARL 9741/Telestyrelsen<br />
E D.G./Tel. 07 97 0647<br />
970235PPLO<br />
FI 97080075<br />
12793<br />
12000/120AG<br />
EK550<br />
HB-23879/97<br />
CEPT-LPD I DGPGF/4/2/03/338862/<br />
FO/0002926/29/10/97<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
283
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
284<br />
Internationale Land Toelatingscode<br />
landencode<br />
IRL<br />
IS<br />
L<br />
N<br />
NL<br />
P<br />
S<br />
SLO<br />
Ierland<br />
IJsland<br />
Luxemburg<br />
Noorwegen<br />
Nederland<br />
Portugal<br />
Zweden<br />
Slovenië<br />
TRA 24/5/60/31<br />
IS-2623-00<br />
L2822/10263-01H<br />
N097000419-R<br />
G131649J CEPT LPD-NL<br />
ICP-044TC-97<br />
UE 970090<br />
N832/00
Aansteker ................................. 138<br />
ABD-systeem .............................. 155<br />
ABS .......................................... 152<br />
Accu .......................................... 228<br />
- acculading controleren ............... 230<br />
- opladen .......................... 210-230<br />
- praktische tips om de levensduur te<br />
verlengen ................................ 231<br />
- starten met een hulpaccu ........... 210<br />
- vervangen ............................... 231<br />
Accu opladen .............................. 230<br />
Achterruitsproeier ........................ 244<br />
- ruitensproeier ........................... 245<br />
- wisserblad vervangen ................ 244<br />
Achterruitverwarming ..........<br />
Achterruitwisser<br />
23-118<br />
- inschakelen ............................. 244<br />
- wisserblad vervangen ................<br />
Achteruitrijlichten<br />
244<br />
- gloeilamp vervangen ................. 195<br />
Afmetingen ........................<br />
Afstandsbediening<br />
273-274<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
- batterij vervangen .................... 8<br />
- diefstalalarm ............................ 9<br />
- extra afstandsbedieningen ......... 10<br />
- ministeriële goedkeuring ... 14-283<br />
- ont-/vergrendelen portieren .......<br />
Airbags voor en zij-airbags<br />
6<br />
- airbag voor passagierszijde ........ 40<br />
- airbags voor ............................ 39<br />
- zij-airbags (sidebags - headbags) 41<br />
- algemene richtlijnen ..................<br />
- uitschakelen airbag<br />
43<br />
voor passagierszijde ..................<br />
Airconditioning, automatisch met<br />
41<br />
gescheiden regeling .................. 99<br />
Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> Sportwagon ............ 240<br />
Alfa Romeo CODE ........................<br />
Anti-blokkeersysteem (ABS)<br />
4<br />
- werking en voorzorgsmaatregelen 152<br />
Asbak<br />
- voor ....................................... 138<br />
- achter ..................................... 139<br />
ASR .......................................... 154<br />
Auto langere tijd stallen ............... 171<br />
- weer in gebruik nemen .............<br />
Auto reinigen<br />
172<br />
- buitenzijde ...................... 236-237<br />
- interieur .................................. 239<br />
- motorruimte ............................ 238<br />
- ruiten ...................................... 238<br />
Autoradio ........................... <strong>156</strong>-255<br />
Bagage vervoeren<br />
- bagage vastzetten ....................<br />
- voorzorgsmaatregelen<br />
146<br />
bij het transport van bagage ....... 147<br />
Bagagenetten ....................<br />
Bagageruimte<br />
249-250<br />
- bagage vastzetten .................... 146<br />
- gedeeltelijke vergroting ..... 252-253<br />
- inhoud ............................ 275-276<br />
- kofferdeksel sluiten ................... 146<br />
- maximale vergroting .................<br />
- openen<br />
253<br />
met afstandsbediening ...... 6-145<br />
- openen van binnenuit ................<br />
- scheidingsnet in bagageruimte<br />
145<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
285
ALFABETISCH REGISTER<br />
286<br />
(boven)......................................<br />
- scheidingsnet in bagageruimte<br />
251<br />
(onder) ...................................... 252<br />
- verlichting ...............................<br />
- voorzorgsmaatregelen<br />
146<br />
bij het transport van bagage .......<br />
Bagageruimteverlichting<br />
147<br />
- gloeilamp vervangen ................. 201<br />
- instapverlichting ........................<br />
Banden<br />
137<br />
- bandenspanning .............. 233-268<br />
- bandentypes en velgen ............. 267<br />
- sneeuwkettingen ...................... 170<br />
- verklaring van de codering ......... 269<br />
- verwisselen ........... 175-176-177-256<br />
- winterbanden............................ 170<br />
Bandenspanning .........................<br />
Batterij van sleutel<br />
268<br />
met afstandsbediening vervangen 8<br />
Bedieningsknoppen ..................... 120<br />
Benzinedamp-opvangsysteem ........ 159<br />
Bescherming van het milieu .......... 158<br />
Bij een ongeval ........................... 214<br />
- als er gewonden zijn ................. 214<br />
Binnenspiegel (verstellen) ............ 22<br />
Bougies .....................................<br />
Brandstofmeter met waarschuwings-<br />
266<br />
lampje van de reserve................ 55<br />
Brandstofmeter............................ 55<br />
Brandstofnoodschakelaar .............. 121<br />
Brandstofreserve ......................... 277<br />
Brandstoftank (inhoud) ................ 277<br />
Brandstofverbruik ........................ 280<br />
Buitenspiegels (verstellen)....<br />
Buitenverlichting<br />
22-23<br />
- gloeilamp vervangen achter ....... 196<br />
- gloeilamp vervangen voor .. 191-193<br />
- inschakelen ............................. 45<br />
Carrosserie (reinigen) .......... 236-237<br />
- carrosserie-uitvoeringen .............. 263<br />
Carrosseriegarantie ...................... 237<br />
Carrosserie-uitvoering ................... 261<br />
Centrale portiervergrendeling ......... 17<br />
CO2-emissie via de uitlaat ............. 282<br />
CODE-card .................................. 5<br />
Controle- en waarschuwingslampjes 83<br />
Correct gebruik van de auto ..........<br />
Cruise-control (elektronische<br />
160<br />
snelheidsregelaar) .................... 50<br />
Dashboardkastje .......................<br />
Derde remlicht<br />
135<br />
- gloeilamp vervangen ................. 197<br />
Diefstalalarm .............................. 9<br />
- inschakelen ............................. 10<br />
- ministeriële goedkeuring ............ 14<br />
- systeem buiten gebruik stellen ... 13<br />
- uitschakelen ............................ 11<br />
- volumetrische beveiliging ...........<br />
Dimlicht (verlichting)<br />
13<br />
- gloeilamp vervangen ........ 189-192<br />
- inschakelen ............................. 45<br />
Display Infocenter ....................... 57<br />
Documentvakken in portier ........... 140<br />
Dop van brandstoftank.................. 157<br />
Drukknoppen .............................. 59<br />
EBD ......................................... 91<br />
Economisch en milieubewust rijden . 168<br />
Elektrische ruitbediening ............... 23<br />
- achter ..................................... 24<br />
- voor ....................................... 23<br />
Elektronisch diefstalalarm ............. 8<br />
Elektronische regeleenheden ......... 232
Emissiereductiesystemen .............. 168<br />
EOBD-systeem ............................. <strong>156</strong><br />
Fix&Go<br />
(snelle bandenreparatieset) ........ 180<br />
Gewichten................................. 276<br />
Gloeilamp vervangen.................... 185<br />
- algemene aanwijzingen.............. 186<br />
- lamptypen ...................... 186-187<br />
Gordelspanners ...........................<br />
Grootlicht (verlichting)<br />
38<br />
- gloeilamp vervangen ........ 190-194<br />
- inschakelen ............................. 45<br />
Grootlichtsignaal ......................... 46<br />
Handgeschakelde versnellingsbak<br />
- pook ...................................... 124<br />
Handgrepen........................ 136-255<br />
Handremhefboom ....................... 123<br />
Hendels aan het stuur .................. 45<br />
Hoofdsteunen.............................. 21<br />
Identificatiegegevens ................... 261<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon<br />
- mobiele telefoon ...................... 141<br />
- zendapparatuur ........................ 141<br />
Inspuiting ................................... 265<br />
Instrumenten .............................. 54<br />
- lichtsterkteregeling ................... 121<br />
Instrumentenpaneel ..................... 53<br />
Intelligente wis-/wasregeling ........ 48<br />
Interieur (reinigen) ...................... 239<br />
Interieuruitrusting ...............<br />
Interieurverlichting<br />
135-255<br />
- bagageruimteverlichting ............ 146<br />
- dashboardkastje- verlichting .......<br />
- instrumentenpaneelverlichting<br />
135<br />
(lichtsterkte) ........................... 121<br />
- verlichting display infocenter ....... 56<br />
Isofix (kinderzitje) ....................... 35<br />
Jaarlijks inspectieschema ............ 219<br />
Koplampen................................ 149<br />
- gasontladingslampen ................. 150<br />
- koplampen afstellen ................. 149<br />
- koplampverstelling .................... 149<br />
- mistlampen voor afstellen........... 150<br />
Katalysator .................................<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
159<br />
- gloeilamp vervangen ................. 197<br />
Kilometerteller ............................. 54<br />
Kinderen veilig vervoeren ............. 31<br />
Kinderveiligheidsslot .................... 17<br />
Kinderzitje Isofix ..........................<br />
Kinderzitjes (geschiktheid voor het<br />
35<br />
vervoer) .................................. 34<br />
Klimaatregeling ........................... 97<br />
Klokje ........................................<br />
Koelvloeistof<br />
54<br />
- niveau controleren en bijvullen ... 224<br />
- temperatuurmeter en lampje ...... 55<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...... 55<br />
Kofferdeksel ...............................<br />
- openen<br />
144<br />
met afstandsbediening ...... 6-145<br />
- openen van binnenuit ................ 145<br />
- openen van buitenaf .................<br />
Koplampen<br />
6<br />
- koplampverstelling..................... 149<br />
- koplampen afstellen .................. 149<br />
Koplampsproeiers ...............<br />
Koppeling<br />
- vloeistofniveau controleren<br />
49-236<br />
en bijvullen .............................. 225<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
287
ALFABETISCH REGISTER<br />
288<br />
Kostenbesparing en beperking van<br />
uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen ........................... 166<br />
Krik<br />
- algemene aanwijzingen.............. 177<br />
- gebruik ................... 177-178-179<br />
Lak (onderhoud) .......................<br />
- plaatje met informatie<br />
237<br />
over de lakkleur ....................... 262<br />
Lambdasondes ............................<br />
Lichtsterkteregeling<br />
159<br />
instrumentenpaneel ..................<br />
Luchtfilter<br />
121<br />
- vervangen ............................... 227<br />
Luchtrecirculatie .......................... 114<br />
Luchtroosters ...................... 98-99<br />
Milieu (bescherming) ................<br />
Mistachterlichten<br />
158<br />
- inschakelen ............................. 121<br />
- gloeilamp vervangen .................<br />
Mistlampen voor<br />
195<br />
- gloeilamp vervangen ................. 192<br />
- inschakelen .............................<br />
Motor<br />
120<br />
- chassisnummer ........................ 261<br />
- identificatiecodes ...................... 263<br />
- motorkap openen ..................... 147<br />
- opwarmen................................ 161<br />
- technische gegevens ................. 264<br />
- uitzetten ................................. 161<br />
Motor starten .............................. 160<br />
Motor uitzetten ........................... 161<br />
Motorcodes ................................ 263<br />
Motorkap ...................................<br />
Motorkoelsysteem<br />
147<br />
- koelvloeistoftemperatuurmeter ...<br />
- vloeistofniveau controleren<br />
55<br />
en bijvullen .............................. 224<br />
Motorkoelvloeistoftemperatuur ......<br />
Motorolie<br />
55<br />
- peil controleren en bijvullen ........ 222<br />
- verbruik .................................. 222<br />
Motorolieverbruik ........................<br />
Motorruimte<br />
222<br />
- motorkap ................................ 147<br />
- uitspuiten................................. 238<br />
Niveaus controleren ................... 221<br />
- luchtfilter controleren<br />
en vervangen .................. 227-228<br />
- motorkoelvloeistof .................... 224<br />
- motorolie ................................ 222<br />
- olie elektrohydr. actuator<br />
versnellingsbak Selespeed ......... 223<br />
- olie van de stuurbekrachtiging .... 224<br />
- remvloeistof/vloeistofniveau<br />
hydraulische koppelingbediening.. 225<br />
- vloeistof ruiten-/koplampsproeiers 226<br />
Noodgevallen ............................. 173<br />
Noodstart .......................... 162-173<br />
- motor opwarmen ...................... 161<br />
- motor uitzetten ........................ 161<br />
- rollend .................................... 175<br />
- start-/contactslot....................... 15<br />
- starten met een hulpaccu ........... 174<br />
- starten..................................... 160<br />
Nuttige accessoires....................... 172
Olie van de hydr. stuurbekrachtiging<br />
- niveau controleren en bijvullen ... 224<br />
Olie voor Selespeed versnellingsbak<br />
- peil controleren ........................<br />
Onderhoud<br />
223<br />
- aanvullende werkzaamheden...... 219<br />
- geprogrammeerd onderhoud ...... 216<br />
- jaarlijks inspectieschema ............ 219<br />
- onderhoudsschema ................... 217<br />
Onderhoud van de auto ................ 216<br />
Onderhoudsschema .....................<br />
Ontwasemen-ontdooien<br />
217<br />
- achterruit ................................ 23<br />
- buitenspiegels .......................... 23<br />
- voorruit en zijruiten voor............. 117<br />
- achterruit- en spiegelverwarming . 118<br />
- voorruit en zijruiten voor............. 117<br />
Opbergvakken .............................<br />
Opendak<br />
139<br />
- achterzijde omhoog kantelen ..... 143<br />
- bediening in noodgevallen ......... 144<br />
- openen-sluiten .........................<br />
Opkrikken van de auto<br />
143<br />
- met de garagekrik .................... 213<br />
- met de hefbrug ........................ 213<br />
- met de krik ............................. 212<br />
Plafondverlichting achter ..... 137-138<br />
- gloeilamp vervangen ........ 199-200<br />
Plafondverlichting voor.................. 136<br />
- gloeilamp vervangen ................. 198<br />
Pollenfilter met actieve koolstof .....<br />
Portieren<br />
228<br />
- centraal vergrendelen ................<br />
- ont-/vergrendelen met<br />
17<br />
afstandsbediening ..................... 6<br />
- van binnenuit openen/sluiten .... 17<br />
- ver-/ontgrendelen van buitenaf .. 16<br />
Prestaties.................................... 272<br />
Radiozendapparatuur<br />
en mobiele telefoon .................. 141<br />
Regensensor ...............................<br />
Reinigen en onderhoud<br />
48<br />
- carrosserie ...................... 236-237<br />
- interieur .................................. 239<br />
- kunststof interieurdelen .............. 239<br />
- met leer beklede stoelen ........... 239<br />
- motorruimte ............................ 238<br />
- ruiten ..................................... 238<br />
- stoffen bekleding ...................... 239<br />
Remlichten (gloeilamp vervangen) . 196<br />
Remmen<br />
- handrem ................................. 123<br />
- technische gegevens ................. 266<br />
- vloeistofniveau<br />
controleren en bijvullen ............. 225<br />
Remvloeistof/vloeistof hydr. koppeling<br />
- niveau controleren en bijvullen ... 225<br />
Richtingaanwijzers<br />
- gloeilamp vervangen achter ....... 196<br />
- gloeilamp vervangen<br />
op voorspatbord ........................ 194<br />
- gloeilamp vervangen voor........... 191<br />
- inschakelen ............................. 46<br />
Rolhoes voor afdekken bagageruimte250<br />
Rubber slangen ........................... 234<br />
Ruiten (reinigen) ........................ 238<br />
Ruitensproeiers voor/achter en<br />
koplampsproeiers ..................... 236<br />
Ruitenwissers<br />
- inschakelen ............................. 47<br />
- intelligente wis-/wasregeling ..... 48<br />
- ruitensproeiers ......................... 236<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
289
ALFABETISCH REGISTER<br />
290<br />
- vloeistofniveau controleren<br />
en bijvullen .............................. 226<br />
- wisserblad vervangen ................ 235<br />
Selespeed (versnellingsbak) ........ 125<br />
Skiluik........................................ 21<br />
Slepen van de auto ..................... 211<br />
Sleutels ...................................... 4<br />
- batterij afstandsbediening vervangen 8<br />
Smeermiddelen en vloeistoffen ..... 278<br />
Sneeuwkettingen ........................ 170<br />
Snelheidsmeter ........................... 54<br />
Spiegelverlichting zonneklep.......... 137<br />
Start-/contactslot ........................ 15<br />
Startblokkering Alfa CODE ............ 4<br />
Starten met een hulpaccu ............. 174<br />
Stekkerdoos................................<br />
Stuurbekrachtiging<br />
- vloeistofniveau<br />
249<br />
controleren en bijvullen .............<br />
Stuurinrichting<br />
224<br />
- hendel voor stuurverstelling ........ 22<br />
- technische gegevens ................. 266<br />
Stuurslot .................................... 16<br />
Stuurwielverstelling ..................... 22<br />
Symbolen ................................... 3-4<br />
Tanken met de<br />
Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>.................... 157-255<br />
Tankklepje ................................. 157<br />
- openen in noodgevallen ..... 158-255<br />
Technische gegevens ................... 261<br />
Toerenteller ................................. 55<br />
Transmissie ................................. 265<br />
Trekken van aanhangers ............... 169<br />
Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
van de auto ............................. 262<br />
Verbandtrommel ....................... 215<br />
Veilig rijden ................................<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene opmerkingen over het<br />
162<br />
gebruik ...................................<br />
- gebruik van de<br />
28<br />
veiligheidsgordels achter............. 27<br />
- gordelspanners ......................... 38<br />
- heupgordel middenachter ..........<br />
- hoogteverstelling<br />
28<br />
veiligheidsgordels voor ...... 26-243<br />
- kinderen veilig vervoeren ........... 31<br />
- onderhoud................................ 30<br />
- voor en zijzitplaatsen achter ....... 25<br />
Velgen ....................................... 269<br />
- verklaring van de<br />
codering op de velgen................ 270<br />
Ventilatie<br />
- airconditioning, automatisch<br />
met gescheiden regeling ............ 99<br />
Verlichting dashboardkastje<br />
- gloeilamp vervangen ................. 200<br />
Versnellingspook ......................... 124<br />
Verwarming voorstoelen ............... 20<br />
Verwarming<br />
- airconditioning, automatisch met<br />
gescheiden regeling .................. 99<br />
Vloeistof ruiten-/koplampsproeiers<br />
- niveau controleren en bijvullen ... 226<br />
Vloeistoffen (specificaties) ............ 278<br />
Volumetrische beveiliging ............. 13<br />
Vullingstabel................................ 277<br />
Waarschuwingsknipperlichten ..... 120<br />
Wegwijs in uw auto ..................... 4<br />
Wiel verwisselen .........................<br />
- algemene<br />
177<br />
aanwijzingen ...........<br />
Wielen<br />
175-176-177
- banden en velgen ..................... 267<br />
- bandenspanning ....................... 268<br />
- belangrijke aanwijzingen ........... 233<br />
- sneeuwkettingen ...................... 170<br />
- uitlijning .................................. 271<br />
- verklaring van bandencodering ... 269<br />
- vervangen ............................... 177<br />
Wieluitlijning ..............................<br />
Winter .......................................<br />
271<br />
- sneeuwkettingen ...................... 170<br />
- winterbanden ..................<br />
Wisserbladen<br />
170-267<br />
- vervangen ............................... 235<br />
Zekeringen<br />
- algemeen ................................ 202<br />
- zekeringen in de motorruimte ..... 205<br />
- zekeringen in de zekeringenkast op de<br />
accupool ................................. 203<br />
- zekeringen in de zekeringenkast op het<br />
dashboard ................................ 203<br />
- zekeringen in het dashboardkastje 204<br />
- zekeringentabel ....................... 206<br />
Zitplaatsen achter<br />
- centrale armsteun ..................... 20<br />
- hoofdsteun .............................. 21<br />
- skiluik......................................<br />
Zitplaatsen voor<br />
21<br />
- afstellen................................... 19<br />
- documentvakken achter ............ 20<br />
- elektrische verwarming ............. 20<br />
Zonnekleppen ............................. 140<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
291
292<br />
NOTITIES
293
294
MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA<br />
De motor van uw auto is door de fabriek<br />
afgeleverd met Selenia-olie.<br />
Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeodealernet<br />
kunt u Selenia 20K-motorolie<br />
verkrijgen die speciaal is afgestemd op<br />
de eisen van uw motor.<br />
35.000 deskundigen in heel Europa<br />
adviseren Selenia voor een maximale<br />
bescherming en een perfecte werking<br />
van uw motor.<br />
Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.<br />
UW MONTEUR ADVISEERT SELENIA
WAAROM SELENIA?<br />
De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia<br />
20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart.<br />
Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan<br />
de zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische<br />
eigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De olie<br />
garandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motor<br />
onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk aspect daarbij is<br />
dat de olie is afgestemd op een gebruiksduur van maximaal 20.000 km<br />
(vandaar de naam 20K).<br />
Alfa Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzinemotoren,<br />
met of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:<br />
– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%;<br />
– een vlotte koude start tot buitentemperaturen van ca. -25 0 C;.<br />
– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en<br />
mechanische belastingen;<br />
– een optimale werking van de katalysator.<br />
Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken<br />
sportieve omstandigheden worden gebruikt, adviseren wij olie van het type<br />
SELENIA Racing te gebruiken.
ABSOLUUT LEZEN!<br />
BRANDSTOF TANKEN<br />
K<br />
MOTOR STARTEN<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
Motoren met mechanische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook<br />
in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens<br />
de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
Motoren met Selespeed-versnellingsbak: trap het rempedaal volledig in; draai vervolgens de start-/<br />
contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat; de versnellingsbak staat automatisch<br />
in de vrij-stand (op het display wordt N aangegeven).<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven<br />
brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.).<br />
<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />
invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />
U
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />
kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties<br />
aanraden die de accu niet uitputten.<br />
CODE-CARD<br />
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de<br />
CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />
auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />
laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEK…<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />
van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het<br />
milieu) en â (conditie van de auto).
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />
BRANDSTOFTANK (liter)<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
S E R V I C E<br />
3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />
Bandenmaat 225/45 ZR17” 91Y 225/45 ZR17” 91Y<br />
205/55 R16” 91W 205/55 R16” 91W<br />
– geringe belading (2 personen) Voor 2,2 Voor 2,2<br />
Achter 2,2 Achter 2,2<br />
– volbeladen Voor 2,5 Voor 2,5<br />
Achter 2,5 Achter 2,5<br />
Reservewiel 4,2 4,2<br />
Als langdurig met zeer hoge snelheden wordt gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar worden verhoogd.<br />
3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />
Periodieke olieverversing<br />
(en filter vervangen) 5,90 5,90<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />
Inhoud brandstoftank 63 63<br />
Reserve 7 7<br />
Copyright by <strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />
Druknummer 604.31.065NL - 1 e editie - 01/2002<br />
Gedrukt door Drukkerij Hoogcarspel B.V. Beemster<br />
Alle rechten zijn voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, alleen met schriftelijke toestemming<br />
van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />
Eindredactie Satiz - Turijn
SERVICE Nr. NL. 60431065 - 1 e ED. NL