02.05.2013 Views

156 GTA - Fiat-Service

156 GTA - Fiat-Service

156 GTA - Fiat-Service

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

604.31.065 NL<br />

INSTRUCTIEBOEK<br />

ALFA<br />

<strong>156</strong><br />

<strong>GTA</strong>


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Symbolen .................................................. 4<br />

Alfa Romeo code ......................................... 4<br />

Diefstalalarm .............................................. 9<br />

Start-/contactslot ........................................ 15<br />

Portieren .................................................... 16<br />

Zitplaatsen voor .......................................... 19<br />

Zitplaatsen achter ........................................ 20<br />

Stuurwiel verstellen ..................................... 22<br />

Spiegels verstellen ....................................... 22<br />

Elektrische ruitbediening ............................... 23<br />

Veiligheidsgordels ........................................ 25<br />

Kinderen veilig vervoeren .............................. 31<br />

Gordelspanners ........................................... 38<br />

Airbags voor en zij-airbags ............................ 39<br />

Hendels aan het stuur .................................. 45<br />

Snelheidsregelaar (cruise-control) .................. 50<br />

Instrumentenpaneel ..................................... 53<br />

Instrumenten .............................................. 54<br />

Display Infocenter ........................................ 57<br />

Controle- en waarschuwingslampjes ................ 83<br />

Klimaatregeling ........................................... 97<br />

Airconditioning, automatisch met<br />

gescheiden regeling ..................................... 99<br />

Bedieningsorganen ......................................120<br />

Selespeed versnellingsbak ............................125<br />

Interieuruitrusting ........................................135<br />

Opendak ....................................................142<br />

Bagageruimte .............................................144<br />

Motorkap ...................................................147<br />

Koplampen .................................................149<br />

ABS ...........................................................152<br />

ASR (Antislip Regulation) ..............................154<br />

EOBD-systeem (benzine-uitvoeringen) ............<strong>156</strong><br />

Autoradio ....................................................<strong>156</strong><br />

Tanken met de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> .........................157<br />

Bescherming van het milieu ..........................158<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Starten ......................................................160<br />

Motor uitzetten ...........................................162<br />

Veilig rijden ................................................162<br />

Kostenbesparing en beperking van uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen ..............................166<br />

Economisch en milieubewust rijden .................168<br />

Trekken van aanhangers ...............................169<br />

Winterbanden .............................................170<br />

Sneeuwkettingen ........................................170<br />

Auto langere tijd stallen ................................171<br />

Nuttige accessoires .......................................172<br />

NOODGEVALLEN<br />

Noodstart ...................................................173<br />

Een lekke band ...........................................175<br />

Wiel verwisselen .........................................177<br />

Snelle bandenreparatieset Fix&Go .................180<br />

Een gloeilamp vervangen ..............................185<br />

Defecte buitenverlichting ...............................188<br />

Defecte interieurverlichting ............................198<br />

Een doorgebrande zekering ...........................202<br />

Een lege accu .............................................210<br />

Het slepen van de auto .................................211<br />

Het opkrikken van de auto ............................212<br />

Bij een ongeval ...........................................214<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Geprogrammeerd onderhoud..........................216<br />

Onderhoudsschema .....................................217<br />

Jaarlijks inspectieschema ..............................219<br />

Aanvullende werkzaamheden ........................219<br />

Niveaus controleren ......................................221<br />

Luchtfilter ...................................................227<br />

Pollenfilter met actieve koolstof .....................228<br />

Accu ..........................................................228<br />

Elektronische regeleenheden .........................232<br />

Wielen en banden .......................................233<br />

Rubber slangen ...........................................234<br />

Ruitenwissers ..............................................235<br />

Koplampsproeiers ........................................236<br />

Carrosserie .................................................236<br />

Interieur .....................................................239<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

Portieren ....................................................240<br />

Stoelen ......................................................241<br />

Veiligheidsgordels ........................................243<br />

Achterruitwisser – achterruitsproeier ...............244<br />

Bagageruimte .............................................245<br />

Interieuruitrusting ........................................255<br />

Tanken met de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> Sportwagon .......255<br />

Autoradio ....................................................255<br />

Een lekke band ...........................................256<br />

Defecte buitenverlichting ...............................256<br />

Defecte interieurverlichting ............................259<br />

Een doorgebrande zekering ...........................260<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Identificatiegegevens ...................................261<br />

Motorcodes - Carrosserie-uitvoeringen .............263<br />

Motor ........................................................264<br />

Inspuiting ...................................................265<br />

Transmissie..................................................265<br />

Bougies .....................................................266<br />

Remmen.....................................................266<br />

Stuurinrichting .............................................266<br />

Wielen........................................................267<br />

Prestaties....................................................272<br />

Afmetingen .................................................273<br />

Bagageruimte - Gewichten .....................275-276<br />

Vullingstabel................................................277<br />

Smeermiddelen en vloeistoffen ......................278<br />

Brandstofverbruik ........................................280<br />

CO2-emissie ................................................282<br />

Radiogolf-afstandsbediening:<br />

ministeriële goedkeuring ...............................283


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.<br />

Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen.<br />

Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />

De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>. Bovendien<br />

zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In het boekje “Alfa tot uw dienst“ vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voor waarden en een overzicht van de speciale aanvullende<br />

service voor Alfa Romeo-cliënten<br />

Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de zekerheid van een uitgebreide ondersteuning en een effic iënte,<br />

snelle en wijdvertakte organisatie.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw Alfa<br />

<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van<br />

het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Alfa Romeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wette lijke normen)<br />

buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.<br />

Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />

Veel leesplezier en een goede reis.<br />

In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> beschreven. U dient zich aan de informatie te<br />

houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.<br />

1


2<br />

Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft verkocht, hoewel u voor onderhoud<br />

of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen.<br />

Het boekje “Alfa tot uw dienst“<br />

Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschreven waar u recht op hebt. In het<br />

boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje<br />

een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde onderhoudsbeurten.<br />

Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Regelmatig onderhoud is een<br />

essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend<br />

optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik. Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie<br />

te kunnen maken.<br />

<strong>Service</strong>gids<br />

Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem en de naam van Al fa Romeo.<br />

De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A“ van Alfa Romeo in het telefoonboek. Niet alle uitvoeringen, die<br />

in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier beschreven accessoires worden st andaard op<br />

de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.


VEILIGHEID VAN<br />

DE INZITTENDEN<br />

Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies kan gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden.<br />

DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />

Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt om<br />

de aandacht te richten op een bepaald onder werp.<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto<br />

zo min mogelijk schade aan het milieu<br />

toebrengt.<br />

De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd<br />

op de stand van zaken bij het ter perse gaan.<br />

CONDITIE<br />

VAN DE AUTO<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies schaadt de conditie<br />

van de auto en zal in veel gevallen ook<br />

de garantie doen vervallen.<br />

In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht voor te allen tijd e,<br />

zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting door te voeren.<br />

Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

3


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

4<br />

SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen<br />

van uw Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> zijn plaatjes<br />

met een bepaalde kleur aangebracht<br />

met daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven<br />

die u in acht moet nemen als u met<br />

het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ALFA ROMEO CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (Alfa<br />

Romeo CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />

in als de contactsleutel wordt uitgenomen.<br />

In de handgreep van de sleutels<br />

bevindt zich een elektronisch component,<br />

dat bij het starten van de motor een signaal<br />

ontvangt via een speciale antenne die in het<br />

start-/contactslot is ingebouwd. Dit signaal<br />

wordt omgezet in een gecodeerd signaal en<br />

vervolgens aan de regeleenheid van de Alfa<br />

Romeo CODE gezonden, die, als de code<br />

wordt herkend, het starten van de motor<br />

mogelijk maakt.<br />

fig. 1<br />

A0B0016b<br />

DE SLEUTELS<br />

Bij de auto wordt de sleutel (A-fig. 1)<br />

geleverd met uitklapbare metalen baard<br />

met afstandsbediening voor ontgrendeling<br />

van het kofferdeksel en afstandsbediening<br />

voor centrale portiervergrendeling en in-<br />

/uitschakeling van het diefstalalarm<br />

(indien aanwezig).<br />

De sleutel dient voor:<br />

– het start-/contactslot<br />

– de voorportiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– de afstandsbediening van de centrale<br />

portiervergrendeling<br />

– de afstandsbediening van de kofferdekselvergrendeling<br />

– de uitschakeling van de airbag aan de<br />

passagierszijde.<br />

BELANGRIJK Om schade aan de elektronische<br />

schakelingen in de sleutels te<br />

voorkomen, mogen de sleutels niet aan<br />

directe zonnestraling worden blootgesteld.


Bij de sleutels wordt een CODE-card<br />

(fig. 2 ) geleverd waarop de codes van<br />

de sleutels staan aangegeven (zowel de<br />

mechanische als de elektronische voor het<br />

uitvoeren van een noodstart).<br />

De codes op de CODE-card moeten op<br />

een veilige plaats worden opgeborgen,<br />

maar niet in de auto.<br />

fig. 2<br />

A0B0010b<br />

Wij raden u aan de elektronische code<br />

van de CODE-card altijd bij u te hebben<br />

omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />

van een noodstart.<br />

Als de auto wordt verkocht,<br />

moeten alle sleutels<br />

en de CODE-card<br />

overhandigd worden aan de nieuwe<br />

eigenaar.<br />

SLEUTEL MET AFSTANDS -<br />

BEDIENING<br />

De sleutel (fig. 3) is uitgerust met:<br />

– metalen baard (A) die in de handgreep<br />

van de sleutel kan worden opgeborgen<br />

– knopje (B) voor het uitklappen van de<br />

metalen baard<br />

– knopje (C) voor het op afstand openen/sluiten<br />

van de portieren en het in-<br />

/uitschakelen van het diefstalalarm<br />

– lampje (D) dat aangeeft dat de code<br />

naar de ontvanger van het diefstalalarm is<br />

verzonden<br />

– knopje (E) voor het openen op<br />

afstand van het kofferdeksel<br />

De metalen baard (A) van de sleutel<br />

dient voor:<br />

– het start-/contactslot<br />

– de voorportiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– de sleutelschakelaar voor uitschakeling<br />

van de airbag aan passagierszijde.<br />

Voor het uitklappen van de metalen<br />

baard moet op het knopje (B) worden<br />

gedrukt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

5


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

6<br />

Wees z eer v oorzichtig<br />

bij het bedienen van het<br />

knopje (B), zodat bij het<br />

uitklappen van de metalen baard<br />

geen ver wondingen of beschadigingen<br />

worden veroor zaakt.<br />

Bedien het knopje (B) alleen als<br />

de sleutel ver genoeg van het<br />

lichaam (speciaal de ogen) en van<br />

voorwerpen die snel beschadigen<br />

(bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />

verwijderd. Laat de sleutel nooit<br />

onbeheerd achter. Hiermee voorkomt<br />

u dat iemand (dit geldt in<br />

het bijzonder voor kinderen) per<br />

ongeluk het knopje (B) bedient.<br />

Houd voor het inklappen van de metalen<br />

baard in de handgreep het knopje (B-fig.<br />

3) ingedrukt en draai de baard in de richting<br />

van de pijl tot de baard vastklikt.<br />

Druk voor het op afstand ver-/ontgrendelen<br />

van de portieren op het knopje (C).<br />

Als bij auto’s met diefstalalarm het knopje<br />

(C) wordt ingedrukt, wordt ook het diefstalalarm<br />

in-/uitgeschakeld en knippert<br />

het lampje (D) op de sleutel als de zender<br />

de code naar de ontvanger zendt.<br />

Deze code (rolling code) wijzigt telkens<br />

als de zender wordt gebruikt.<br />

BELANGRIJK Als u het knopje (C)<br />

indrukt en het lampje (D) op de sleutel<br />

knippert slechts één keer kort, dan moet<br />

de batterij worden vervangen, zoals hierna<br />

wordt beschreven.<br />

fig. 3<br />

A0B0046b<br />

KOFFERDEKSEL OPENEN<br />

Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld<br />

alarm, op afstand worden geopend<br />

door knopje (E-fig.3) in te drukken.<br />

In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />

en de kofferdekselsensor uitgeschakeld.<br />

Het systeem geeft (behalve bij sommige<br />

uitvoeringen/bepaalde markten)<br />

twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden<br />

branden.<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

dan worden de functies hersteld. Het<br />

systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen/bepaalde<br />

markten) twee<br />

geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden<br />

branden.


WERKING (fig. 4)<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP zet, dan schakelt de Alfa<br />

Romeo CODE de functies van de elektronische<br />

regeleenheid van de motor uit.<br />

Als u bij het starten van de motor de<br />

sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />

de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE<br />

een code naar de regeleenheid van de<br />

motor die, als de code wordt herkend, de<br />

blokkering van de functies opheft. De<br />

geheime code wordt door de sleutel verzonden<br />

en heeft meer dan 4 miljard combinaties.<br />

De code wordt alleen verzonden<br />

als de regeleenheid van het systeem de<br />

code heeft herkend via een in het start-/<br />

contactslot ingebouwde antenne.<br />

fig. 4<br />

A0B0021b<br />

Als de code wordt herkend, gaat het<br />

lampje (A) op het checkpanel kort knipperen.<br />

Als de code niet wordt herkend, blijft het<br />

controlelampje (A) branden samen met<br />

het waarschuwingslampje (B).<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel in<br />

stand STOP en vervolgens opnieuw in<br />

stand MAR te draaien; als de motor<br />

geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />

opnieuw met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor dan nog niet aanslaat,<br />

voer dan zelf een noodstart uit (zie het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen“) of wendt u<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code die in de regeleenheid van het<br />

systeem moet worden opgeslagen. Voor<br />

het opslaan van nieuwe sleutels ( maximaal<br />

acht) moet u zich tot de Alfa Romeodealer<br />

wenden. Hierbij moeten alle in uw<br />

bezitting zijnde sleutels, de CODE-card,<br />

een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs<br />

worden meegenomen.<br />

Als tijdens het opslaan<br />

van een nieuwe sleutelcode<br />

de reeds opgeslagen<br />

sleutelcodes niet opnieuw worden<br />

ingevoerd, worden ze uit het<br />

geheugen gewist, zodat eventueel<br />

verloren of gestolen sleutels<br />

niet meer gebruikt kunnen worden<br />

voor het starten van de<br />

motor.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

7


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

8<br />

BELANGRIJK Het CODE-controlelampje<br />

(¢) kan gaan branden als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

1) Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat het systeem zichzelf controleert<br />

(bijv. bij een vermindering van de<br />

spanning). Zodra de auto stilstaat kan de<br />

systeemtest worden uitgevoerd: zet de<br />

motor uit, draai de contactsleutel in stand<br />

STOP en vervolgens weer in stand<br />

MAR: het lampje gaat branden en moet<br />

na ongeveer 1 seconde doven. Als het<br />

controlelampje blijft branden, dan moet<br />

de gehele procedure herhaald worden,<br />

waarbij de contactsleutel ten minste 30<br />

seconden in stand STOP moet blijven. Als<br />

het lampje blijft branden, dan moet u zich<br />

tot de Alfa Romeo-dealer wenden.<br />

2) Als het controlelampje knippert, betekent<br />

dit dat de auto niet beveiligd wordt<br />

door de startblokkering. Wendt u onmiddellijk<br />

tot een Alfa Romeo-dealer om alle<br />

sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />

Als de sleutel circa 2<br />

seconden in stand MAR<br />

staat en het CODE-controlelampje<br />

gaat knipperen, dan zijn<br />

de sleutelcodes niet opgeslagen<br />

en wordt de auto niet door de<br />

Alfa Romeo CODE tegen diefstal<br />

beschermd. W endt u direct tot<br />

een Alfa Romeo-dealer om de<br />

sleutelcodes te laten opslaan.<br />

BELANGRIJK Het systeem wordt<br />

beveiligd door een zekering van 10 A.<br />

Deze bevindt zich in het zekeringenkastje<br />

onder het dashboard (zie de paragraaf<br />

“Een doorgebrande zekering of relais“ in<br />

het hoofdstuk “Noodgevallen“).<br />

BATTERIJ VAN DE SLEUTEL<br />

MET AFSTANDSBEDIENING<br />

VERVANGEN<br />

Als u het knopje (A of C-fig. 5) van de<br />

afstandsbediening indrukt en het lampje<br />

(B) knippert één keer kort of het lampje<br />

op het dashboard (A-fig. 6 ) blijft constant<br />

branden (na uitschakeling), dan<br />

moet de batterij door een nieuwe batterij<br />

van hetzelfde type worden vervangen.<br />

Deze batterij is normaal in de handel verkrijgbaar.<br />

fig. 5<br />

A0B0366b


Lege b atterijen z ijn<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Ze moeten in een batterijenbak<br />

of chemobox worden<br />

gedeponeerd. V ermijd blootstelling<br />

aan open vuur en hoge temperaturen.<br />

Houd ze buiten het<br />

bereik van kinderen.<br />

fig. 6<br />

A0B0011b<br />

Batterij vervangen (fig. 7):<br />

– klap de metalen baard (A) uit;<br />

– draai de pen (B) en plaats het merkteken<br />

(bolletje) bij het opschrift<br />

UNLOCK (stand 2);<br />

– verwijder bij inkeping (C) de batterijhouder<br />

(D);<br />

– vervang de batterij (E) en let daarbij<br />

op de juiste polariteit;<br />

– plaats de houder in de sleutel en vergrendel<br />

de houder door de pen (B) te<br />

draaien en het merkteken bij het opschrift<br />

LOCK (stand 1) te plaatsen.<br />

fig. 7<br />

A0B0047b<br />

DIEFSTALALARM<br />

BESCHRIJVING<br />

Het systeem bestaat uit: zender, ontvanger,<br />

regeleenheid met sirene, bewegingssensoren<br />

en een kantelsensor. Het diefstalalarm<br />

wordt bediend door een ontvanger in de<br />

auto en wordt in- en uitgeschakeld met de in<br />

de sleutel ingebouwde afstandsbediening die<br />

een versleutelde variabele code verzendt.<br />

Het diefstalalarm controleert: het onbevoegd<br />

openen van de portieren, kofferdeksel en<br />

motorkap (omtrekbeveiliging), de bediening<br />

van het start-/contactslot, het onderbreken<br />

van de accukabels, het doorknippen van de<br />

kabels van de sleutelschakelaar, de aanwezigheid<br />

van bewegende objecten in het interieur<br />

(volumetrische beveiliging), het eventueel<br />

optillen/kantelen van de auto (bepaalde<br />

uitvoeringen/markten). Het systeem<br />

bedient ook de centrale portiervergrendeling.<br />

Bovendien kan de volumetrische beveiliging<br />

worden uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK De startblokkering<br />

wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo<br />

CODE en wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de contactsleutel uit het start-/contactslot<br />

wordt genomen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

9


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

10<br />

AFSTANDSBEDIENING ( fig. 8)<br />

De afstandsbediening is ingebouwd in de<br />

sleutel en voorzien van een knopje (Afig.<br />

8) en een lampje (B); met het knopje<br />

schakelt u de afstandsbediening in en<br />

het lampje knippert als de zender een<br />

code stuurt naar de ontvanger. Deze code<br />

(rolling code) wijzigt telkens als de zender<br />

wordt gebruikt.<br />

BELANGRIJK Als u het knopje (A)<br />

indrukt en het lampje (B) knippert slechts<br />

één keer kort, dan moet de batterij worden<br />

vervangen, zoals hiervoor is beschreven.<br />

fig. 8<br />

A0B0366b<br />

EXTRA SLEUTELS MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

BESTELLEN<br />

De ontvanger kan in totaal 5 sleutels<br />

met ingebouwde afstandsbediening herkennen.<br />

Als u om welke reden dan ook<br />

een nieuwe sleutel met afstandsbediening<br />

nodig hebt, moet u zich tot de Alfa<br />

Romeo-dealer wenden. Hierbij moeten de<br />

CODE-card, een identiteitsbewijs en het<br />

kentekenbewijs worden meegenomen.<br />

ALARM INSCHAKELEN<br />

Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel<br />

en motorkap en contactsleutel in stand<br />

STOP of PARK (uitgenomen sleutel) de<br />

sleutel met afstandsbediening in de richting<br />

van de auto. Druk vervolgens op het<br />

knopje (A-fig. 8).<br />

Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem<br />

een akoestisch signaal (“BIEP“) en<br />

wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.<br />

Het inschakelen van het alarm wordt<br />

voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />

waarin het lampje (A-fig. 9 ) op het<br />

dashboard met verschillende frequenties<br />

knippert. Als het systeem een storing<br />

vindt, dan klinkt nogmaals een akoestisch<br />

waarschuwingssignaal (“BIEP“).<br />

Bewaking<br />

Als na het inschakelen het lampje (Afig.<br />

9) op het dashboard gaat knipperen,<br />

dan geeft dit aan dat het systeem de auto<br />

bewaakt.<br />

BELANGRIJK De werking van het<br />

diefstalalarm verschilt per land.<br />

fig. 9<br />

A0B0011b


Zelfdiagnose en portieren,<br />

motorkap en kofferdeksel controleren<br />

Als u na het inschakelen van het alarm<br />

een tweede “BIEP“ hoort, moet u het systeem<br />

uitschakelen, controleren of de portieren,<br />

de motorkap en het kofferdeksel<br />

gesloten zijn en vervolgens het systeem<br />

weer inschakelen.<br />

Als de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden<br />

ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.<br />

Als bij goed gesloten portieren, motorkap<br />

en kofferdeksel het geluidssignaal<br />

wordt herhaald, betekent dit dat door de<br />

zelfdiagnose van het systeem een storing<br />

is gesignaleerd in de werking van het systeem.<br />

Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

ALARM UITSCHAKELEN<br />

Druk voor het uitschakelen van het<br />

alarm op het knopje van de sleutel met<br />

afstandsbediening. Het systeem voert de<br />

volgende handelingen uit (met uitzondering<br />

van bepaalde landen):<br />

– de richtingaanwijzers knipperen twee<br />

keer kort<br />

– twee korte geluidssignalen (“BIEP“)<br />

van de sirene<br />

– ontgrendeling van de portieren.<br />

BELANGRIJK Als na uitschakeling<br />

van het systeem het lampje (A-fig. 9)<br />

in de auto blijft branden (maximaal 2<br />

minuten of totdat de sleutel in stand<br />

MAR wordt gezet), moet het volgende<br />

onthouden worden:<br />

–als het lampje constant blijft branden,<br />

betekent dit dat de batterijen van de<br />

afstandsbediening leeg zijn en vervangen<br />

moeten worden;<br />

– als het lampje blijft knipperen, maar<br />

met verschillende intervallen dan die bij<br />

een normale signalering, dan is geprobeerd<br />

de auto open te breken, waarbij het<br />

aantal keren knipperen de reden van het<br />

alarm aangeeft:<br />

1 x knipperen: rechter voorportier<br />

2 x knipperen: linker voorportier<br />

3 x knipperen: rechter achterportier<br />

4 x knipperen: linker achterportier<br />

5 x knipperen: bewegingssensoren<br />

6 x knipperen: motorkap<br />

7 x knipperen: kofferdeksel<br />

8 x knipperen: losmaken kabels voor<br />

het starten van de<br />

auto<br />

9 x knipperen: losmaken accukabels<br />

of doorknippen kabels<br />

van de sleutelschakelaar<br />

10 x knipperen: ten minste drie alarm -<br />

oorzaken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

11


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

12<br />

AUTOMATISCHE INSCHA -<br />

KELING VAN HET ALARM<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Als het diefstalalarm niet met de<br />

afstandsbediening is ingeschakeld, dan<br />

wordt het systeem automatisch ingeschakeld<br />

ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel<br />

in stand STOP of PARK is<br />

gedraaid en voor de laatste keer één van<br />

de portieren of het kofferdeksel geopend<br />

en weer gesloten is. Als het systeem is<br />

ingeschakeld, gaat het lampje in de auto<br />

knipperen, knipperen de richtingaanwijzers<br />

twee keer kort en klinken er twee<br />

geluidssignalen (“BIEP“).<br />

U schakelt het alarm uit door het knopje<br />

van de afstandsbediening in te drukken.<br />

Het alarm schakelt zichzelf ook automatisch<br />

in als de portieren met de sleutel<br />

worden vergrendeld.<br />

Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />

worden de portieren niet vergrendeld.<br />

WANNEER GAAT HET ALARM AF<br />

Bij ingeschakeld systeem, wordt het<br />

alarm in de volgende gevallen geactiveerd:<br />

– als één van de portieren, de motorkap<br />

of het kofferdeksel wordt geopend;<br />

– als de accu wordt losgekoppeld of de<br />

voedingskabels van het diefstalalarm of<br />

van de sleutelschakelaar worden losgemaakt;<br />

– als iets in het interieur komt, bijv. bij<br />

het breken van de ruiten (volumetrische<br />

beveiliging);<br />

– bij een startpoging (contactsleutel in<br />

stand MAR);<br />

– optillen/kantelen van de auto (bepaalde<br />

uitvoeringen/markten).<br />

Als het alarm in werking treedt, wordt,<br />

afhankelijk van het land, de sirene geactiveerd<br />

en gaan de richtingaanwijzers knipperen<br />

(ongeveer 26 seconden). De wijze<br />

waarop het systeem werkt en het aantal<br />

cycli kunnen per land verschillen.<br />

Toch is een maximum aantal cycli voorzien<br />

voor de akoestische en zichtbare signalen.<br />

Na een alarmsignalering schakelt het systeem<br />

over naar de normale bewakingsfunctie.<br />

ALARM ONDERBREKEN<br />

Druk op het knopje van de afstandsbediening<br />

om het alarm te onderbreken of<br />

steek, als de batterij van de afstandsbediening<br />

leeg is, de sleutel in het contactslot<br />

en draai de sleutel in stand MAR.<br />

BELANGRIJK Als de auto langere tijd<br />

niet wordt gebruikt (langer dan drie<br />

weken), is het raadzaam de auto af te<br />

sluiten met de sleutel in het portierslot,<br />

zodat het alarm buiten werking wordt<br />

gesteld.


VOLUMETRISCHE BEVEILIGING<br />

Voor een correcte werking van de beveiliging<br />

moeten de ruiten en het eventuele<br />

opendak geheel gesloten zijn.<br />

De volumetrische beveiliging kan worden<br />

uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren<br />

aan boord zijn) door de volgende handelingen<br />

snel achter elkaar uit te voeren:<br />

Draai de contactsleutel van stand MAR in<br />

stand STOP en direct daarna weer in<br />

stand MAR en vervolgens opnieuw in<br />

stand STOP. Neem vervolgens de sleutel<br />

uit het slot.<br />

Het lampje in de auto gaat ongeveer 2<br />

seconden branden om de uitschakeling te<br />

bevestigen.<br />

U schakelt de volumetrische beveiliging<br />

weer in door de sleutel in stand MAR te<br />

draaien en de sleutel langer dan 30 seconden<br />

in deze stand te houden.<br />

Als u bij uitgeschakelde volumetrische<br />

bewaking een elektrische installatie wilt<br />

gebruiken die werkt met de contactsleutel<br />

in stand MAR (bijv. de elektrische ruitbediening),<br />

dan moet u de contactsleutel in<br />

stand MAR draaien, de installatie bedienen<br />

en de contactsleutel binnen 30 seconden<br />

weer in stand STOP draaien. Op<br />

deze manier wordt de volumetrische<br />

bewaking niet opnieuw ingeschakeld.<br />

WERKING VAN SIRENE<br />

UITSCHAKELEN (bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Als u de werking van de sirene wilt uitschakelen,<br />

moet u het knopje (A-fig. 10)<br />

van de afstandsbediening 4 seconden ingedrukt<br />

houden tijdens de inschakeling van<br />

het systeem.<br />

Het systeem zendt dan, na de normale<br />

akoestische en zichtbare signalen, een<br />

snelle reeks van 5 “BIEPS“ uit.<br />

Als het systeem opnieuw wordt ingeschakeld,<br />

wordt automatisch de normale<br />

werking van de sirene weer ingeschakeld.<br />

fig. 10<br />

A0B0367b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

13


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

14<br />

MINISTERIËLE<br />

GOEDKEURING<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur:<br />

– staan de verschillende typegoedkeuringen<br />

vermeld op de laatste pagina’s van<br />

dit boekje, voor het alfabetische register<br />

(voor sommige landen is ook het<br />

betreffende document afgebeeld);<br />

– als voor de landen een zendmachtiging<br />

verplicht is, dan is de typegoedkeuring<br />

op de component vermeld.<br />

(afhankelijk van de uitvoering/markt<br />

kan de code ook zijn aangebracht op de<br />

zender en/of ontvanger).<br />

PORTIEREN MET AFSTANDS -<br />

BEDIENING<br />

VER-/ONTGRENDELEN<br />

Het systeem bestaat uit een ontvanger<br />

in de auto en een in de sleutel ingebouwde<br />

zender (afstandsbediening) (B-fig.<br />

11).<br />

Voor het ver-/ontgrendelen van de sloten<br />

moet u de zender op de auto richten<br />

en tegelijkertijd knopje (C-fig. 11 )<br />

indrukken en loslaten.<br />

Als u knopje (C) van de afstandsbediening<br />

indrukt en het lampje (A) knippert<br />

één keer kort, dan moet u de batterijen<br />

vervangen zoals hiervoor is beschreven.<br />

fig. 11<br />

A0B0368b<br />

BELANGRIJK Voor het programmeren<br />

van eventuele extra afstandsbedieningen,<br />

dient u zich tot de Alfa Romeo-dealer te<br />

wenden.


START-/CONTACTSLOT<br />

CONTACTSLOT (fig. 12)<br />

De sleutel kan in één van de volgende<br />

vier standen worden gezet:<br />

– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

startblokkering en stuurslot ingeschakeld,<br />

alle verbruikers uitgeschakeld<br />

behalve enkele die niet via het contactslot<br />

van voedingsspanning worden voorzien<br />

(bijv. waarschuwingsknipperlichten).<br />

– MAR: contact aan, startblokkering<br />

uitgeschakeld en alle elektrische systemen<br />

worden van voedingsspanning voorzien.<br />

BELANGRIJK Laat het slot niet in<br />

deze stand staan als de motor is uitgeschakeld.<br />

fig. 12<br />

A0B0020b<br />

– AVV: onvergrendelde stand voor het<br />

starten van de motor.<br />

BELANGRIJK Als de motor niet aan -<br />

slaat, dan moet de sleutel eerst in stand<br />

STOP worden gezet en vervolgens<br />

opnieuw een startpoging worden ondernomen.<br />

Het start-/contactslot is voorzien van<br />

een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />

het slot niet in stand AVV kan worden<br />

gezet bij een draaiende motor.<br />

– PARK: motor uit, sleutel uitneembaar,<br />

startblokkering en stuurslot ingeschakeld,<br />

parkeerverlichting automatisch<br />

ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Om de sleutel in stand<br />

PARK te zetten moet de knop (A) op het<br />

contactslot worden ingedrukt.<br />

Neem altijd de sleutel uit<br />

het c ontactslot a ls d e<br />

auto wordt verlaten, om<br />

onvoorzichtig g ebruik v an d e<br />

bedieningsknoppen t e v oorkomen.<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto. Vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken en schakel<br />

de eerste versnelling in bij<br />

een helling omhoog of de achteruit<br />

bij een helling omlaag.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv. bij<br />

een poging tot diefstal)<br />

moet u, voordat u weer met de<br />

auto gaat rijden, de werking van<br />

het slot laten controleren bij een<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

15


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

16<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen:<br />

– zet de sleutel in stand STOP of<br />

PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen:<br />

– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />

u de sleutel in stand MAR draait.<br />

Verwijder d e sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt in alle gevallen, ook als<br />

de auto gesleept wordt.<br />

PORTIEREN<br />

doen.<br />

Controleer voordat u een<br />

portier opent of u dit op<br />

een veilige manier kunt<br />

VAN BUITENAF ONT-/VER-<br />

GRENDELEN<br />

Voorportieren<br />

– Draai, om het portier te ontgrendelen,<br />

de sleutel (rechtsom bij het bestuurders -<br />

portier en linksom bij het passagiersportier),<br />

verwijder de sleutel en druk op de<br />

knop (A-fig. 13).<br />

fig. 13<br />

A0B0023b<br />

– Draai, om het portier te vergrendelen,<br />

de sleutel in de andere richting.<br />

Achterportieren<br />

– Trek, om het portier te openen (alleen<br />

mogelijk als de knop aan de binnenzijde<br />

(A-fig. 14 ) omhoog staat), aan de<br />

handgreep (A-fig. 15).<br />

– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />

de knop (A-fig. 14) in (dit kan ook bij<br />

geopend portier) en sluit het portier.<br />

fig. 14<br />

A0B0369b


VAN BINNENUIT<br />

OPENEN/SLUITEN<br />

Voorportieren<br />

– Trek, om het portier te openen, aan de<br />

handgreep (B-fig. 16 ), onafhankelijk<br />

van de stand van de knop (A).<br />

– Trek, voor het sluiten van het portier,<br />

het portier dicht; druk vervolgens, om te<br />

voorkomen dat het portier van buitenaf<br />

wordt geopend, de knop (A) in.<br />

fig. 15<br />

A0B0025b<br />

Achterportieren CENTRALE PORTIERVERGREN-<br />

DELING<br />

De achterportieren kunnen<br />

alleen van binnenuit<br />

worden geopend als het<br />

“kinderveiligheidsslot“ is uitgeschakeld.<br />

– Trek, voor het openen van het portier,<br />

aan de handgreep (B-fig. 17).<br />

– Druk, om het portier te sluiten, de<br />

knop (A) in (dit kan ook bij geopend portier)<br />

en sluit het portier.<br />

Als één of meerdere portieren niet goed<br />

gesloten zijn, verschijnen het symbool ´<br />

en een mededeling op het display<br />

Infocenter.<br />

fig. 16<br />

A0B0024b<br />

Met de portiervergrendeling kunnen alle<br />

portieren gelijktijdig worden ver- en ontgrendeld<br />

De centrale portiervergrendeling werkt<br />

alleen als alle portieren en het kofferdeksel<br />

zijn gesloten. Als dit niet het geval is,<br />

dan werkt de centrale portiervergrendeling<br />

niet.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen/markten<br />

werkt de centrale portiervergrendeling<br />

alleen als alle portieren en het kofferdeksel<br />

gesloten zijn.<br />

– Van buitenaf: sluit de portieren en<br />

draai de sleutel in één van de voorportiersloten.<br />

fig. 17<br />

A0B0026b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

17


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

18<br />

– Van binnenuit: druk bij gesloten<br />

portieren op één van de knoppen (A-fig.<br />

16) op de voorportieren om de centrale<br />

portiervergrendeling in te schakelen.<br />

Met de knop (A-fig. 17 ) op de achterportieren<br />

vergrendelt u uitsluitend het<br />

betreffende portier.<br />

BELANGRIJK Bij de voorportieren kan<br />

de knop (A-fig. 19) niet worden ingedrukt<br />

als het betreffende portier niet goed<br />

is gesloten.<br />

BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />

zijn vergrendeld en één van de voorportieren<br />

wordt van binnenuit geopend met de<br />

handgreep, dan worden alle portieren ontgrendeld.<br />

Bij een onderbreking in de elektrische<br />

voeding (doorgebrande zekering, lege<br />

accu, enz.), kunnen de sloten altijd met<br />

de hand worden vergrendeld, zowel van<br />

buitenaf als van binnenuit.<br />

BELANGRIJK Als de brandstofnoodschakelaar<br />

inschakelt, worden alle portieren<br />

ontgrendeld en kunnen ongeveer 30<br />

seconden niet worden vergrendeld. Na<br />

deze periode wordt de werking van de<br />

centrale portiervergrendeling weer hersteld.<br />

KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />

De achterportieren zijn voorzien van een<br />

kinderveiligheidsslot (fig. 18) waardoor<br />

de achterportieren niet van binnenuit kunnen<br />

worden geopend.<br />

BELANGRIJK Het systeem werkt<br />

alleen bij het betreffende portier.<br />

Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />

geopend portier worden ingeschakeld<br />

door het bedieningsmechanisme met de<br />

contactsleutel omhoog of omlaag te<br />

duwen:<br />

stand 1 (mechanisme omhoog) – systeem<br />

ingeschakeld (portier vergrendeld);<br />

stand 2 (mechanisme omlaag) – systeem<br />

uitgeschakeld (portier kan van binnenuit<br />

geopend worden).<br />

Schakel d it s ysteem<br />

altijd in als u kinderen<br />

vervoert.<br />

Schakel het kinderveiligheidsslot<br />

op beide achterportieren<br />

in en controleer<br />

of het systeem is ingeschakeld<br />

door aan de handgreep aan de<br />

binnenzijde van het portier te<br />

trekken.<br />

fig. 18<br />

A0B0027b


ZITPLAATSEN VOOR<br />

airbags.<br />

fig. 19<br />

Verstel de stoelen alleen<br />

als de auto stil staat.<br />

Fig. 21: sportstoelen met zij-<br />

A0B0406b<br />

VERSTELLEN<br />

IN LENGTERICHTING<br />

Trek de hendel (A) omhoog en schuif de<br />

stoel naar voren of naar achteren: als u<br />

rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn<br />

en de handen op het stuurwiel steunen.<br />

Laat de hendel los en<br />

controleer of de stoel<br />

goed geblokkeerd is door<br />

naar voren en naar achteren te<br />

schuiven. Als de stoel niet goed<br />

geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />

verschuiven, waardoor u<br />

de controle over de auto kunt<br />

verliezen.<br />

HOOGTEVERSTELLING<br />

BESTUURDERSSTOEL<br />

Trek, voor het omhoog verplaatsen van<br />

de stoel, de hendel (B) omhoog. Beweeg<br />

de hendel vervolgens (op en neer) totdat<br />

de gewenste zithoogte is bereikt en laat<br />

de hendel los. Duw, voor het omlaag verplaatsen<br />

van de stoel, de hendel (B)<br />

omlaag. Beweeg de hendel vervolgens<br />

(op en neer), totdat de gewenste zithoogte<br />

is bereikt en laat de hendel los.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan alleen<br />

worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel<br />

zit.<br />

RUGLEUNING ELEKTRISCH<br />

VERSTELLEN<br />

Druk op de knop (D) aan de buitenzijde<br />

van de stoel en laat de knop los als de<br />

gewenst stand is bereikt.<br />

LENDENSTEUN<br />

BESTUURDERSSTOEL<br />

VERSTELLEN<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Draai aan de knop (E) totdat de<br />

gewenste stand is bereikt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

19


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

20<br />

STOELVERWARMING (fig. 20)<br />

U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen<br />

met de schakelaar (F) aan de<br />

buitenzijde van de stoel<br />

Als de stoelverwarming is ingeschakeld,<br />

gaat het lampje (G) branden.<br />

fig. 20<br />

A0B0405b<br />

DOCUMENTENVAKKEN ACHTER<br />

(fig. 21)<br />

De rugleuningen van de voorstoelen zijn<br />

aan de achterzijde voorzien van een documentenvak.<br />

fig. 21<br />

A0B0311b<br />

ZITPLAATS ACHTER<br />

CENTRALE ARMSTEUN<br />

(fig. 22)<br />

Klap de armsteun voor gebruik omlaag<br />

m.b.v. de handgreep (A), zoals aangegeven<br />

in de afbeelding.<br />

fig. 22<br />

A0B0313b


SKILUIK (optional voor bepaalde<br />

uitvoeringen/markten)<br />

Het skiluik kan worden gebruikt voor het<br />

vervoer van lange voorwerpen.<br />

fig. 24<br />

fig. 25<br />

A0B0453b<br />

A0B00323b<br />

Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />

armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />

(A-fig. 23 ) van het luikje trekken en<br />

het luikje vervolgens op de armsteun neerklappen<br />

(fig. 24).<br />

De doorgang kan vergroot worden door<br />

de armsteun te verwijderen: druk bij neergeklapte<br />

armsteun de twee handgrepen<br />

(B-fig. 25 ) aan de onderzijde van de<br />

armsteun naar binnen en verwijder de<br />

armsteun. Trek vervolgens aan de handgreep<br />

van het luikje en klap het neer op<br />

de achterzitting (fig. 26).<br />

fig. 26<br />

A0B0324b<br />

HOOFDSTEUNEN<br />

De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />

voor de zijzitplaatsen achter.<br />

U kunt de hoofdsteunen zonodig verwijderen.<br />

Ga hiervoor als volgt te werk:<br />

– zet de hoofdsteun geheel omhoog;<br />

– druk beide knoppen (A en Bfig.<br />

27) in en verwijder de hoofdsteun.<br />

fig. 27<br />

A0B0296b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

21


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

22<br />

STUURWIEL<br />

VERSTELLEN<br />

De stand van het stuurwiel kan door de<br />

bestuurder zowel axiaal als verticaal worden<br />

versteld.<br />

Ontgrendel voor de verstelling de hendel<br />

(A-fig. 28 ) door de hendel in de richting<br />

van het stuurwiel te trekken.<br />

Zet het stuurwiel in de gewenste stand<br />

en druk de hendel geheel naar voren.<br />

fig. 28<br />

Verstel h et s tuurwiel<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

A0B0035b<br />

SPIEGELS VERSTELLEN<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />

waardoor de spiegel bij<br />

een krachtige botsing losschiet. Met het<br />

hendeltje (A-fig. 33) kan de spiegel in<br />

twee standen worden gezet: normale<br />

stand of anti-verblindingsstand.<br />

fig. 29<br />

A0B0022b<br />

BUITENSPIEGELS<br />

Elektrische verstelling (fig. 30)<br />

– Kies met de keuzeschakelaar (A) de<br />

gewenste spiegel (rechts of links):<br />

Plaats de schakelaar (A) in stand (B)<br />

en druk op de schakelaar voor het verstellen<br />

van de linker buitenspiegel.<br />

Plaats de schakelaar (A) in stand (D)<br />

en druk op de schakelaar voor het verstellen<br />

van de rechter buitenspiegel.<br />

– Plaats na het verstellen de schakelaar<br />

(A) terug in de middelste vergrendelstand<br />

(C).<br />

BELANGRIJK Verstellen is alleen<br />

mogelijk als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

fig. 30<br />

A0B0284b


Inklappen (fig. 31)<br />

– De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />

worden ingeklapt van stand (A)<br />

in stand (B).<br />

Als u rijdt, moeten de<br />

spiegels altijd in stand (A)<br />

staan.<br />

De s piegel a an d e<br />

bestuurderszijde is bol,<br />

waardoor de afstandswaarneming<br />

wordt beïnvloed.<br />

Ontwaseming/ontdooiing<br />

(fig. 32)<br />

De elektrisch verstelbare buitenspiegels<br />

zijn voorzien van verwarmingselementen,<br />

die worden ingeschakeld als de achterruitverwarming<br />

met de knop (A) wordt ingeschakeld.<br />

Met de elementen worden de<br />

spiegels ontwasemd of ontdooid.<br />

BELANGRIJK De functie is voorzien<br />

van een tijdschakeling, waardoor de functie<br />

na enige minuten automatisch wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

fig. 31<br />

A0B0370b<br />

ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

VOOR<br />

BELANGRIJK Met de contactsleutel in<br />

stand STOP en voor een maximale duur<br />

van ongeveer 2 minuten of totdat één van<br />

de voorportieren wordt geopend, kunnen<br />

de zijruiten met de hand worden bediend.<br />

fig. 32<br />

A0B0399b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

23


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

24<br />

Bestuurderszijde (fig. 33-35)<br />

Op het sierpaneel van het portier aan<br />

bestuurderszijde zijn de bedieningsschakelaars<br />

gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat, de zijruiten<br />

bedient:<br />

A – bediening zijruit linksvoor<br />

B – bediening zijruit rechtsvoor<br />

C – bediening zijruit linksachter (indien<br />

aanwezig)<br />

D– bediening zijruit rechtsachter (indien<br />

aanwezig)<br />

E – LOCK – uitschakeling bedieningsschakelaars<br />

voor de ruiten achter (indien<br />

aanwezig) (als de bedieningsschakelaars<br />

zijn uitgeschakeld, staat de schakelaar<br />

omhoog; als de schakelaar opnieuw wordt<br />

ingedrukt, dan kunnen de bedieningsschakelaars<br />

achter weer worden gebruikt).<br />

fig. 33<br />

A0B0031b<br />

BELANGRIJK De ruit aan de bestuurderszijde<br />

kan “automatisch“ worden geopend<br />

en gesloten. Hiervoor hoeft u de<br />

boven- of onderzijde van de schakelaar<br />

slechts kort te in te drukken, zodat de ruit<br />

geheel opent of sluit: de ruit stopt in de<br />

gewenste stand als u de schakelaar nogmaals<br />

kort aan de boven- of onderzijde<br />

indrukt.<br />

fig. 34<br />

A0B0032b<br />

Passagierszijde (fig. 34)<br />

Met de schakelaar (A) kan de ruit aan<br />

de passagierszijde worden bediend.<br />

BELANGRIJK De ruit aan passagierszijde<br />

kan alleen “automatisch“ worden<br />

geopend. De werking is gelijk aan de werking<br />

van de ruit aan de bestuurderszijde.<br />

ACHTER<br />

De auto is voorzien van elektrische ruitbediening<br />

achter. De bedieningsschakelaars<br />

zijn gemonteerd op het portier aan<br />

bestuurderszijde (C en D fig. 35) en op<br />

beide achterportieren (A-fig. 36).<br />

Druk, met de contactsleutel in stand<br />

MAR op de schakelaar om de ruit te openen<br />

of trek aan de schakelaar om de ruit<br />

te sluiten.


Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer voor en tijdens<br />

het bedienen van de ruit altijd of<br />

de passagiers niet ver wond kunnen<br />

worden door de bewegende<br />

ruiten, hetzij direct door contact<br />

met de ruit, hetzij door voorwerpen<br />

die door de ruit worden meegesleept<br />

of geraakt.<br />

fig. 35<br />

A0B0033b<br />

Verwijder altijd de sleutel<br />

uit het contactslot als u<br />

de auto verlaat, om te<br />

voorkomen dat een onverwachtse<br />

inschakeling van de elektrische<br />

ruitbediening gevaar oplevert<br />

voor de achtergebleven passagiers.<br />

Houd de schakelaar niet<br />

ingedrukt of aangetrokken<br />

als de ruit volledig is<br />

geopend of gesloten.<br />

fig. 36<br />

A0B0034b<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

GORDELS VOOR<br />

EN ZIJZITPLAATSEN ACHTER<br />

De auto is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />

(als optional ook voor de<br />

middelste achterpassagier) met rolautomaat,<br />

waardoor veel bewegingsvrijheid<br />

ontstaat.<br />

De veiligheidsgordels voor zijn voorzien<br />

van elektronisch geregelde gordelspanners.<br />

De onderste bevestigingspunten zijn<br />

direct met de stoel verbonden, zodat de<br />

bescherming optimaal is in elke stand van<br />

de stoel.<br />

Voor maximale bescher -<br />

ming is het raadzaam om<br />

de rugleuning van de stoel<br />

in een zo recht mogelijke stand te<br />

plaatsen en de gordel zo strak<br />

mogelijk om borst en bekken te dragen.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voor als achter in de auto.<br />

Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot de kans op ernstig letsel<br />

of een dodelijke afloop bij een ongeval.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

25


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

26<br />

Pak aan de buitenzijde van de stoel de<br />

gesp (A-fig. 37), trek de gordel uit totdat<br />

de gesp volledig in de sluiting (B) kan<br />

worden gestoken.<br />

De veiligheidsgordel is goed vergrendeld<br />

als u tijdens het insteken van de gesp in<br />

de sluiting een duidelijke klik hoort. Voor<br />

het losmaken van de gordel moet u op de<br />

knop (C) drukken.<br />

fig. 37<br />

Druk tijdens het rijden<br />

niet op de knop (C).<br />

A0B0325b<br />

De rolautomaat blokkeert als u de gordel<br />

snel uittrekt, bij hard remmen of bij bot -<br />

singen.<br />

Als de oprolautomaat blokkeert, laat dan<br />

de gordel een stukje teruglopen en trek de<br />

gordel vervolgens weer geleidelijk uit.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte van<br />

de gordel automatisch aangepast aan het<br />

postuur van de drager, waarbij voldoende<br />

bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is een<br />

normaal verschijnsel.<br />

Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te<br />

voorkomen dat de gordelband<br />

draait.<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />

staat.<br />

De v eiligheidsgordels<br />

mogen a lleen w orden<br />

versteld als de auto stil-<br />

Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />

het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />

deze voorzorgsmaatregel werkt de gordel<br />

beter en is het risico op verwondingen tijdens<br />

een botsing geringer.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek en uiteinde<br />

van de schouder ligt.<br />

Het bovenste bevestigingspunt van de<br />

veiligheidsgordels voor kan in vijf verschillende<br />

standen worden gezet. Hierdoor is<br />

de gordel in hoogte verstelbaar.<br />

Druk om de hoogte te regelen op de<br />

knop (A-fig. 38 ) van het vergrendelmechanisme<br />

en schuif gelijktijdig de beugel<br />

(B) in de gewenste stand.


Controleer na de afstelling<br />

altijd of de beugel in<br />

één van de vaste standen<br />

vergrendeld is door bij losgelaten<br />

knop (A-fig. 38) de beugel verder<br />

te drukken zodat het mechanisme<br />

vergrendelt in één van de vaste<br />

standen, als dit nog niet het<br />

geval was.<br />

fig. 38<br />

A0B0029b<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />

HEIDSGORDELS ACHTER<br />

De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />

met rolautomaat voor<br />

de zijzitplaatsen en een tweepuntsheupgordel<br />

voor de middelste zitplaats. Op<br />

enkele uitvoeringen kan ook de middelste<br />

zitplaats worden voorzien van een hoofdsteun<br />

en een driepuntsveiligheidsgordel<br />

met rolautomaat, die gelijk is aan de gordel<br />

van de zijzitplaatsen.<br />

Om verkeerde verbindingen te voorkomen,<br />

passen de gespen van de zijgordels<br />

niet in de sluiting van de middengordel.<br />

fig. 39<br />

A0B0300b<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />

rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Als de zitplaatsen achter niet worden<br />

bezet, gebruik dan de uitsparingen in de<br />

rugleuning van de achterbank om de sluitingen<br />

en de gordels op te bergen.<br />

Voor e en m aximale<br />

bescherming moeten de<br />

gordels a chter wo rden<br />

vastgemaakt, zoals in fig. 39 en<br />

fig. 40 is aangegeven.<br />

fig. 40<br />

A0B0427b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

27


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

28<br />

HEUPGORDEL VOOR<br />

MIDDELSTE ZITPLAATS<br />

ACHTER (fig. 41)<br />

Maak de gordel vast door de gesp (A)<br />

in de sluiting (B) te drukken, totdat de<br />

gesp hoorbaar blokkeert.<br />

Stel de gordel af met de klem (D). Trek<br />

aan deel E om de gordel te verkorten en<br />

aan deel F om te verlengen.<br />

Druk, om de gordels los te maken, op de<br />

knop (C).<br />

BELANGRIJK De gordel is correct<br />

afgesteld als de gordel goed aansluit op<br />

het bekken.<br />

fig. 41<br />

A0B0003b<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden<br />

aan de wettelijke voorschriften met<br />

betrekking tot het verplichte gebruik van<br />

de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />

erop attent te maken).<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat<br />

u vertrekt.<br />

Voor maximale bescherming<br />

is het raadzaam om<br />

de rugleuning van de<br />

stoel in een zo recht mogelijke<br />

stand te plaatsen en de gordel zo<br />

strak mogelijk om borst en bekken<br />

te dragen.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voor als achter in de auto.<br />

Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op ernstig letsel<br />

of een dodelijke afloop bij een<br />

ongeval.<br />

De gordelband mag niet<br />

gedraaid zijn en moet<br />

goed tegen het lichaam<br />

van de inzittende aanliggen. Het<br />

diagonale gordelgedeelte moet<br />

via het midden van de schouder<br />

schuin over de borst liggen. Het<br />

horizontale gordelgedeelte moet<br />

over het bekken fig. 42 en niet<br />

over de buik liggen, zodat wordt<br />

voorkomen dat u tijdens een botsing<br />

onder de gordel uitschuift.<br />

Draag geen voor werpen (sieraden,<br />

gespen, enz.) die een goed<br />

aansluiten van de gordel op het<br />

lichaam verhinderen.<br />

fig. 42<br />

A0B0004b


Het is streng verboden<br />

onderdelen van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners<br />

te demonteren of open<br />

te maken. W erkzaamheden aan<br />

de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting wordt<br />

blootgesteld (bijvoorbeeld<br />

tijdens een ongeval), dan<br />

moet de gordel samen met de<br />

verankeringen, bevestigingspunten<br />

en de gordelspanners worden<br />

vervangen. De gordel kan verzwakt<br />

zijn, ook als de schade niet<br />

zichtbaar is.<br />

Iedere gordel dient<br />

slechts ter bescherming<br />

van een enkel persoon.<br />

Gebruik de gordel niet voor een<br />

kind dat bij een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />

zou moeten beschermen.<br />

Plaats bovendien geen enkel<br />

voorwerp tussen de gordel en het<br />

lichaam van een inzittende.<br />

fig. 43<br />

A0B0007b<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen<br />

tijdens een ernstig<br />

ongeval, niet alleen zelf een verhoogd<br />

risico lopen, maar ook<br />

gevaar opleveren voor de inzittenden<br />

voor.<br />

fig. 44<br />

A0B0008b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

29


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

30<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />

moeten een gordel dragen: ook voor hen<br />

(zowel voor de aanstaande moeder als<br />

het kind) is de kans op letsel bij een ernstig<br />

ongeval groter als ze geen gordel dragen.<br />

Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />

het onderste deel van de gordel meer naar<br />

beneden omleggen, zodat de gordel<br />

onder de buik langs loopt (fig. 44).<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS -<br />

GORDELS IN OPTIMALE<br />

STAAT HOUDT<br />

– Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is.<br />

– Vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.<br />

Vervang de gordels ook als de gordelspanners<br />

in werking zijn geweest.<br />

– U kunt de gordels met de hand wassen<br />

met warm water en een neutrale<br />

zeep.Knijp ze uit en laat ze in de schaduw<br />

drogen. Gebruik geen bijtende, blekende<br />

of kleurende middelen. Vermijd het<br />

gebruik van alle chemische producten die<br />

het weefsel kunnen aantasten.<br />

– Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de oprolautomaten<br />

is alleen gegarandeerd, als ze niet<br />

nat zijn geweest.<br />

– Vervang de gordels bij tekenen van<br />

slijtage of beschadigingen.


KINDEREN<br />

VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

ZEER GEV AARLIJK<br />

Monteer absoluut<br />

geen k inderzitje<br />

achterstevoren op de passagiersstoel<br />

voor als de airbag aan passagierszijde<br />

is ingeschakeld. Als<br />

bij een ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit<br />

ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben. Wij raden u aan<br />

kinderen altijd op de zitplaatsen<br />

achter te ver voeren, omdat die<br />

plaatsen bij een ongeval de meeste<br />

bescherming bieden. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />

fig. 45<br />

hebben, onafhankelijk van de<br />

zwaarte van het ongeluk.<br />

Kinderen kunnen op de passagiersstoel<br />

voor worden ver voerd<br />

bij auto’s die zijn uitgerust met<br />

een uitschakelbare airbag aan<br />

passagierszijde. In dit geval moet<br />

u er absoluut zeker van zijn dat<br />

de airbag is uitgeschakeld (het<br />

waarschuwingslampje F op het<br />

checkpanel moet branden) (zie in<br />

de paragraaf “Airbags voor en<br />

zij-airbags“ h et p unt “A irbag<br />

voor a an p assagierszijde“).<br />

Bovendien moet de stoel zo ver<br />

mogelijk n aar ac hteren z ijn<br />

geschoven om te voorkomen dat<br />

het kinderzitje eventueel in aanraking<br />

komt met het dashboard.<br />

Voor optimale bescherming bij een ongeval<br />

moeten alle inzittenden zittend reizen<br />

en beschermd worden door goedgekeurde<br />

veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding<br />

met de rest van het lichaam groter<br />

en zwaarder dan dat van volwassenen,<br />

terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig<br />

zijn ontwikkeld. Daarom moeten<br />

kleine kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

A0B0001b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

31


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

32<br />

De resultaten van het onderzoek over de<br />

optimale bescherming van kleine kinderen<br />

zijn opgenomen in de Europese ECE/R44voorschriften<br />

die wettelijk verplicht zijn. De<br />

systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />

Groep 0 - gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 0+ - gewicht:0-13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />

tussen de groepen; daarom zijn er<br />

in de handel systemen verkrijgbaar die<br />

geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen<br />

(fig. 46).<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />

typegoedkeuring en van een goed vastgehecht<br />

plaatje met het controlemerk, dat absoluut<br />

niet mag worden verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36 kg of<br />

met een lengte van meer dan 1,50 m worden,<br />

met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />

gelijkgesteld met volwassenen en moeten<br />

dan ook normaal de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen voor elke<br />

gewichtsgroep, die speciaal ontworpen en<br />

ontwikkeld zijn voor de Alfa Romeo-modellen.<br />

GROEP 0 en 0+<br />

Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden<br />

vervoerd die achterstevoren zijn<br />

geplaatst (fig. 46 ), waardoor het achterhoofd<br />

wordt gesteund en bij abrupte<br />

snelheidswisselingen de nek niet wordt<br />

belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel, zoals<br />

in de afbeelding is aangegeven, en het<br />

kind moet op zijn beurt worden<br />

beschermd door de gordel van het wiegje<br />

zelf.<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

richtlijnen voor<br />

de montage. Monteer het<br />

wiegje volgens de instructies die<br />

de fabrikant verplicht is bij te<br />

leveren.<br />

fig. 46<br />

A0B0005b<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9 en<br />

18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />

met een kussen (fig. 47), die naar<br />

voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />

van de auto zowel het kinderzitje<br />

als het kind op zijn plaats moet houden.<br />

De afbeeldingen dienen<br />

slechts ter illustratie van<br />

de montage. Houdt u bij<br />

de montage van het kinder zitje<br />

strikt aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

fig. 47<br />

A0B0006b


Er bestaan kinder zitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1.<br />

Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf gordels<br />

om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht kan het<br />

gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />

worden g emonteerd ( bijvoorbeeld<br />

als een kussen tussen het<br />

kinderzitje en de veiligheidsgordels<br />

v an d e a uto w ordt<br />

geplaatst). Houdt u voor de montage<br />

strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

GROEP 2<br />

Kinderen met een gewicht tussen 15 en<br />

25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />

van de auto worden beschermd.<br />

Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />

worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet<br />

langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken en niet<br />

over de buik van het kind liggen (fig.<br />

48).<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

r ichtlijnen v oor<br />

de montage. Monteer het<br />

wiegje volgens de instructies die<br />

de fabrikant verplicht is bij te<br />

leveren.<br />

fig. 48<br />

A0B0002b<br />

GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen 22<br />

en 36 kg is de borstomvang van dien aard<br />

dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning<br />

kunnen steunen en niet meer in een<br />

kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />

In fig. 49 wordt een voorbeeld gegeven<br />

van de juiste positie van het kind op<br />

de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

r ichtlijnen v oor<br />

de montage. Monteer het<br />

wiegje volgens de instructies die<br />

de fabrikant verplicht is bij te<br />

leveren.<br />

fig. 49<br />

A0B0009b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

33


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

34<br />

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES<br />

De Alfa <strong>156</strong> GT A voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />

plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />

Zitplaatsen achter uitvoeringen Sedan en Sportwagon<br />

Groep Gewicht ZITPLAATS<br />

Groep 0,0+<br />

Groep 1<br />

Groep 2<br />

Groep 3<br />

tot aan 13 kg<br />

9 -18 kg<br />

15 - 25 kg<br />

22 - 36 kg<br />

Voorpassagier Achterpassagier Achterpassagier Achterpassagier<br />

zijkant midden (driepunts- midden (tweepunts-<br />

rolgordel) heupgordel)<br />

L<br />

L<br />

L<br />

L<br />

Legenda:<br />

U = geschikt voor “Universele“ kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen“<br />

L= geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />

Lineaccessori-programma<br />

(*) = op de middelste zitplaats achter met twee-punts veiligheidsgordel (heupgordel) kan geen enkel kinderzitje worden gemonteerd<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

(*)<br />

(*)<br />

(*)<br />

(*)


Hieronder worden de veiligheidsnormen<br />

voor het vervoeren van kinderen aangegeven:<br />

1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur op<br />

één van de zitplaatsen achter omdat deze<br />

plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming<br />

bieden.<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de voorstoel<br />

aan de passagierszijde als<br />

deze is uitgerust met een airbag,<br />

omdat kinderen nooit op de voorstoel<br />

vervoerd mogen worden.<br />

2) Als de airbag aan passagierszijde buiten<br />

werking wordt gesteld, moet altijd<br />

gecontroleerd worden of het betreffende<br />

lampje F op het checkpanel brandt.<br />

3) Houdt u bij de montage van het kinderzitje<br />

strikt aan de instructies. De fabrikant<br />

is verplicht deze instructies bij te<br />

leveren. Bewaar de instructies samen met<br />

het instructieboekje in de auto. Monteer<br />

geen gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

4) Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband te<br />

trekken.<br />

5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />

voor slechts één kind: vervoer nooit twee<br />

kinderen in één systeem.<br />

6) Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

7) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding aanneemt<br />

of de gordels losmaakt.<br />

8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />

ook geen pasgeboren kinderen. Niemand<br />

is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast<br />

te houden.<br />

9)Na een ongeval moet het zitje door<br />

een nieuw exemplaar worden vervangen.<br />

MONTAGEVOORBEREIDING<br />

VOOR “ISOFIX“-<br />

KINDERZITJES<br />

De Alfa <strong>156</strong> GT A is voorbereid<br />

voor de montage van Isofix-kinderzitjes;<br />

een nieuw Europees systeem voor het vervoeren<br />

van kinderen. Isofix is een extra<br />

mogelijkheid die het gebruik van traditionele<br />

kinderzitjes niet uitsluit. Vanwege het<br />

verschillende bevestigingssysteem, moet<br />

het kinderzitje aan de daarvoor bestemde<br />

beugels in de auto worden bevestigd.<br />

Er kan ook een mengvorm worden gekozen,<br />

een traditioneel kinderzitje links en<br />

een Isofix-kinderzitje rechts. Vanwege de<br />

verschillen in omvang, kunnen op de achterbank<br />

maximaal drie traditionele kinderzitjes<br />

worden gemonteerd en bij de Isofixbevestigingen<br />

slechts twee. Op de passagiersstoel<br />

voor kunnen alleen traditionele<br />

kinderzitjes worden gemonteerd.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

35


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

36 fig. 50<br />

In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />

is het Isofix-kinderzitje opgenomen. Dit<br />

kinderzitje is geschikt voor kinderen met een<br />

gewicht tot 18 kg, waarbij het zitje in de rijrichting<br />

van de auto moet worden geplaatst,<br />

en voor kinderen met een gewicht tot 13 kg,<br />

waarbij het zitje tegen de rijrichting in moet<br />

worden geplaatst (groep 0, 0+ en 1). Wij<br />

raden u dit kinderzitje aan omdat het speciaal<br />

voor de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is ontworpen.<br />

Het Isofix-kinderzitje is goedgekeurd volgens<br />

de Europese ECE-R44/03-voorschriften.<br />

De Isofix-kinderzitjes worden aan twee<br />

metalen beugels bevestigd, die tussen de<br />

rugleuning en zitting van de achterbank<br />

zijn geplaatst en zichtbaar zijn via de openingen<br />

in de stoelbekleding A-fig. 50.<br />

A0B0298b<br />

Monteer het kinder zitje<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

Het kinder zitje is<br />

op de juiste wijze aan de beugels<br />

bevestigd als u het hoort vergrendelen.<br />

Houdt u in ieder geval<br />

aan de montage-instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

Het Isofix-kinderzitje is er voor drie<br />

gewichtsgroepen: 0,0+ en 1.


Montage kinderzitje<br />

voor groep 0 en 0+<br />

Bij kinderen in de gewichtsgroep 0, 0+<br />

moet het kinderzitje achterstevoren zijn<br />

gekeerd (voor kinderen met een gewicht tot<br />

13 kg) en moet het kind door de gordels<br />

van het wiegje beschermd worden (D-fig.<br />

51).<br />

fig. 51<br />

A0B0400b<br />

Als het kind groeit en in de gewichtsgroep<br />

1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting<br />

worden bevestigd.<br />

fig. 52<br />

A0B0401b<br />

Montage kinderzitje<br />

voor groep 1<br />

Ga voor een correcte montage van het<br />

kinderzitje als volgt te werk:<br />

– controleer of de ontgrendelhendel Bfig.<br />

52 in ruststand (ingeklapt) staat<br />

– plaats de bevestigingshaken C van<br />

het kinderzitje in de bevestigingsbeugels<br />

A<br />

– duw tegen het kinderzitje totdat het<br />

hoorbaar vergrendelt.<br />

Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting<br />

in wordt geplaatst, moet de passagiersstoel<br />

voor volledig naar achteren worden<br />

geschoven, zodat de rugleuning van<br />

de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

37


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

38<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor voorzien<br />

van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een heftige botsing<br />

door een sensor in werking gesteld en<br />

trekt de gordel enige centimeters aan. Op<br />

deze wijze worden de inzittenden veel<br />

beter op hun plaats gehouden en wordt de<br />

voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner in werking<br />

is geweest; de gordel wordt niet meer<br />

opgerold, ook niet als hij wordt begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

bescherming door de gordelspanners moet<br />

de veiligheidsgordel zo worden omgelegd<br />

dat hij goed aansluit op borst en bekken.<br />

De gordelspanners treden alleen in werking<br />

als de veiligheidsgordels goed in de<br />

sluitingen vergrendeld zijn.<br />

Er kan een beetje rook ontsnappen.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt niet<br />

op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering. Elke verandering<br />

van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid<br />

verminderen. Als de gordelspanner<br />

door extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(overstromingen, zeestormen)<br />

met water en modder in contact is<br />

geweest, dan moet de spanner worden<br />

vervangen.<br />

De gordelspanner werkt<br />

slechts één maal. Als de<br />

gordelspanner heeft<br />

gewerkt, moet u zich tot de Alfa<br />

Romeo-dealer wenden om de<br />

spanner te laten ver vangen. Het<br />

systeem heeft vanaf de productiedatum<br />

een geldigheid van 10<br />

jaar. Na deze periode moet de<br />

gordelspanner worden ver vangen.<br />

Werkzaamheden waarbij<br />

stoten, sterke trillingen<br />

of verhitting (maximaal<br />

100°C gedurende ten hoogste<br />

6 uur) optreden, kunnen de<br />

gordelspanners beschadigen of<br />

activeren: bij die omstandigheden<br />

horen niet trillingen die voortgebracht<br />

worden door een slecht<br />

wegdek of door contacten met<br />

kleine obstakels zoals trottoirs.<br />

Wendt u altijd tot de Alfa Romeodealer.<br />

Het is streng verboden<br />

onderdelen van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners<br />

te demonteren of open<br />

te maken. W erkzaamheden aan<br />

de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.


AIRBAGS VOOR EN<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

De auto is uitgerust met airbags voor, aan<br />

bestuurderszijde (fig. 53) en aan passagierszijde<br />

(fig. 54), zij-airbags (fig. 55)<br />

en headbags (fig. 56).<br />

fig. 53<br />

fig. 54<br />

A0B0396b<br />

A0B0276b<br />

AIRBAGS VOOR<br />

Beschrijving en werking<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die<br />

onmiddellijk in werking treedt bij een frontale<br />

botsing.<br />

fig. 55<br />

fig. 56<br />

A0B0452b<br />

A0B0277b<br />

De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />

luchtkussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte is geplaatst:<br />

– in het midden van het stuurwiel aan<br />

bestuurderszijde;<br />

– een luchtkussen met een groter volume<br />

boven het dashboardkastje aan passagierszijde.<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die<br />

onmiddellijk in werking treedt bij een middelzware<br />

frontale botsing.<br />

Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />

de gegevens van een vertragingssensor<br />

en zorgt ervoor, indien nodig, dat het<br />

kussen wordt opgeblazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor<br />

het lichaam van de inzittenden voor<br />

wordt opgevangen en de kans op letsel<br />

beperkt wordt. Direct daarna loopt het<br />

kussen weer leeg.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

39


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

40<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is geen vervanging voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling. Draag<br />

dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is<br />

het dragen van veiligheidsgordels wettelijk<br />

verplicht in Europa (en in de meeste<br />

landen daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende die<br />

geen veiligheidsgordel heeft omgelegd in<br />

contact komen met een airbag die nog<br />

niet volledig opgeblazen is, waardoor de<br />

inzittende minder beschermd wordt.<br />

Bij frontale botsingen worden de inzittenden<br />

beschermd door de airbags voor.<br />

Als de airbags niet worden geactiveerd bij<br />

andere soorten botsingen (zijdelingse aanrijdingen,<br />

botsingen van achter, over de<br />

kop slaan, enz), betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

Bij frontale botsingen tegen snel vervormbare<br />

objecten (verkeerspalen,<br />

sneeuw- of ijs-ophopingen, enz), bij aanrijdingen<br />

van achteren (zoals een aanrijding<br />

door een andere auto) en bij zijdelingse<br />

aanrijdingen door andere auto’s of<br />

tegen veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld<br />

tegen de onderkant van de auto of de<br />

vangrail), wordt de airbag niet geactiveerd<br />

omdat geen enkele aanvullende<br />

bescherming wordt geboden op de veiligheidsgordels.<br />

Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd<br />

wordt, betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

AIRBAG VOOR AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

De airbag voor aan passagierszijde is<br />

ontwikkeld om de bescherming te verbeteren<br />

van een inzittende voor met omgelegde<br />

veiligheidsgordel.<br />

Als de airbag volledig opgeblazen is, vult<br />

deze het grootste deel van de ruimte tussen<br />

het dashboard en de voorpassagier.<br />

ZEER GEV AAR-<br />

LIJK: De auto is<br />

uitgerust met een<br />

airbag voor aan passagierszijde.<br />

Monteer absoluut geen kinderzitje<br />

achterstevoren op de passagiersstoel<br />

voor als de airbag voor<br />

aan passagierszijde is ingeschakeld.<br />

Als bij een ongeval de airbag<br />

in werking treedt (opblaast),<br />

kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />

dood tot gevolg hebben. Als het<br />

kinderzitje alleen op de passagiersstoel<br />

v oor k an w orden<br />

geplaatst, moet in ieder geval de<br />

airbag aan passagierszijde worden<br />

u itgeschakeld. B ovendien<br />

moet de stoel zo ver mogelijk<br />

naar achteren zijn geschoven om<br />

te voorkomen dat het kinder zitje<br />

eventueel in aanraking komt het<br />

dashboard. Ook als het niet wettelijk<br />

verplicht is, raden wij u<br />

aan, voor een optimale bescherming<br />

van de volwassenen, de airbag<br />

onmiddellijk weer in te schakelen<br />

zodra geen kinderen meer<br />

vervoerd worden.


AIRBAG VOOR AAN PASSA-<br />

GIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een kind<br />

op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

kan de airbag voor aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

U schakelt de airbag uit door de contactsleutel,<br />

met het contactslot in stand<br />

STOP, in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar,<br />

rechts van het dashboard, te<br />

steken (fig. 57). De schakelaar is alleen<br />

bereikbaar bij geopend portier.<br />

Bedien d e s chakelaar<br />

alleen als de motor uit<br />

staat en de contactsleutel<br />

is uitgenomen.<br />

De sleutelschakelaar (fig. 61 ) heeft<br />

twee standen:<br />

1) Airbag voor passagierszijde ingeschakeld<br />

(stand ON P): het waarschuwingslampje<br />

op het checkpanel brandt niet: het<br />

is absoluut verboden kinderen op de voorstoel<br />

te vervoeren.<br />

2) Airbag voor passagierszijde uitgeschakeld<br />

(stand OFF F): het waarschuwingslampje<br />

F op het checkpanel<br />

brandt: het is mogelijk om kinderen in<br />

goedgekeurde kinderzitjes op de voorstoel<br />

te vervoeren.<br />

Het waarschuwingslampje F op het<br />

checkpanel blijft continu branden, totdat<br />

de airbag aan passagierszijde opnieuw<br />

wordt ingeschakeld.<br />

De uitschakeling van de airbag voor aan<br />

passagierszijde heeft geen invloed op de<br />

werking van de zij-airbags.<br />

De sleutel kan bij geopend portier in<br />

beide standen in de schakelaar worden<br />

gestoken of worden uitgenomen.<br />

fig. 57<br />

A0B0279b<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(SIDE-BAGS - HEADBAGS)<br />

De zij-airbags beschermen de inzittenden<br />

bij een middelzware zijdelingse aanrijding.<br />

Ze bestaan uit twee verschillende, zich<br />

snel opblazende kussens:<br />

– de side-bag is in de rugleuning van de<br />

stoelen voor geplaatst, waardoor het kussen<br />

ten opzichte van de inzittende altijd<br />

de optimale positie inneemt, ongeacht de<br />

stand van de stoel;<br />

– de headbag is een “gordijn“-systeem<br />

en bevindt zich in de hemelbekleding aan<br />

de zijkant; de headbag is afgedekt met<br />

een afwerklijst, waardoor het kussen naar<br />

beneden wordt opgeblazen. Deze uitvoering<br />

is ontwikkeld om bescherming te bieden<br />

aan het hoofd en zorgt ervoor dat de<br />

inzittenden voor en achter tijdens een zijdelingse<br />

botsing maximaal zijn<br />

beschermd, dankzij het grote effectieve<br />

oppervlak.<br />

Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt<br />

de centrale regeleenheid de informatie<br />

van een vertragingssensor, en zorgt<br />

ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />

opblaast.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

41


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

42<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op en vult<br />

de ruimte tussen het portier van de auto<br />

en het lichaam van de inzittenden voor.<br />

Direct daarna loopt het kussen weer leeg.<br />

Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij<br />

de veiligheidsgordel de inzittende op<br />

zijn plaats houdt), wordt de airbag niet<br />

geactiveerd. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bij een zijdelingse aanrijding worden<br />

de inzittenden op hun plaats gehouden<br />

en bij zeer zware botsingen wordt<br />

voorkomen dat ze naar voren schieten.<br />

De zij-airbags zijn geen vervanging voor<br />

de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht in Europa (en in<br />

de meeste landen daarbuiten).<br />

De werking van de side-bag en headbags<br />

wordt niet uitgeschakeld als de airbag<br />

voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld,<br />

zoals beschreven in de vorige paragraaf.<br />

BELANGRIJK De inzittende wordt bij<br />

een botsing optimaal door het systeem<br />

beschermd als hij/zij in de juiste positie in<br />

de stoel zit. Hierdoor kan de headbag op<br />

de juiste wijze worden opgeblazen.<br />

Steun niet met het hoofd,<br />

de armen of de ellebogen<br />

tegen het portier, de ruiten<br />

of in het gebied van de headbag<br />

om ver wondingen tijdens het<br />

opblazen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK De airbags voor en/of<br />

zij-airbags (indien aanwezig) kunnen worden<br />

geactiveerd bij zware botsingen of als<br />

de auto aan de onderzijde wordt geraakt,<br />

bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen treden<br />

of stoepranden of obstakels op het<br />

wegdek of als de auto terecht komt in<br />

grote gaten of verzakkingen in het wegdek.<br />

BELANGRIJK Als de airbag in werking<br />

treedt, ontsnapt een beetje rook. Deze rook<br />

is niet schadelijk en duidt niet op brand;<br />

bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen<br />

kussen en het interieur van de auto<br />

bedekt zijn met een laagje poederachtige<br />

stof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren.<br />

Als u hiermee in aanraking bent<br />

gekomen, moet u zich met neutrale zeep<br />

en water wassen.<br />

Steek nooit het hoofd,<br />

de armen of de ellebogen<br />

uit het raam.<br />

BELANGRIJK Als tijdens het rijden het<br />

lampje ¬ gaat branden of het lampje F<br />

gaat knipperen (storingsmelding), wendt<br />

u dan onmiddellijk tot een Alfa Romeodealer<br />

om de storing te laten verhelpen.<br />

De airbag heeft een geldigheid van 10<br />

jaar. Laat na het verstrijken van deze termijn<br />

het systeem door de Alfa Romeodealer<br />

vervangen.


BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />

een of meerdere airbags zijn geactiveerd,<br />

dient u contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer om de geactiveerde airbags<br />

te laten vervangen en de werking van de<br />

elektrische installatie te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />

en vervanging van de airbag moeten door<br />

de Alfa Romeo-dealer worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact opnemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer om het systeem<br />

buiten werking te laten stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet de nieuwe<br />

eigenaar op de hoogte gesteld worden<br />

van het gebruik en de instructies. Ook<br />

moet de nieuwe eigenaar het instructieboekje<br />

ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden<br />

van de gordelspanners, de airbags voor en<br />

de zij-airbags wordt door de elektronische<br />

regeleenheid bepaald, afhankelijk van het<br />

type ongeval. Als een van deze onderdelen<br />

niet in werking treedt, dan duidt dat<br />

niet op een storing in het systeem.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje ¬ branden. Na<br />

ongeveer 4 seconden moet het<br />

lampje doven. Als het waarschuwingslampje<br />

niet gaat branden,<br />

constant blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden, wendt u<br />

dan onmiddellijk tot een Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

De rugleuningen van de<br />

zitplaatsen voor mogen<br />

niet worden bedekt met<br />

hoezen of kleden.<br />

Reis niet met voor werpen<br />

op schoot, voor de<br />

borst en houd vooral geen<br />

pijp, potlood, enz. in de mond. Bij<br />

een ongeval waarbij de airbag in<br />

werking treedt, kan dit ernstig<br />

letsel veroorzaken.<br />

Rijd altijd met beide handen<br />

op de stuur wielrand,<br />

zodat bij het in werking<br />

treden van de airbag, het systeem<br />

niet wordt gehinderd door obstakels<br />

die ernstig letsel kunnen veroorzaken.<br />

Rijd niet met voorover<br />

gebogen lichaam, maar ga goed<br />

rechtop zitten en steun tegen de<br />

rugleuning.<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de<br />

auto bij een overstroming onder<br />

water is geweest, de airbag door<br />

een Alfa Romeo-dealer controleren.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

43


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

44<br />

Bedenk dat als de contactsleutel<br />

in stand MAR<br />

staat, ook bij uitgezette<br />

motor de airbags geactiveerd<br />

kunnen worden als de auto wordt<br />

aangereden door een andere<br />

auto. Ook bij stilstaande auto<br />

mogen dus absoluut geen kinderen<br />

op de voorstoel zitten. Als de<br />

contactsleutel echter in stand<br />

STOP staat, wordt bij een ongeval<br />

geen enkel beveiligingssysteem<br />

(airbag of gordelspanners)<br />

geactiveerd; als een systeem niet<br />

in werking treedt, betekent dit<br />

niet dat het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje F (met de<br />

schakelaar voor uitschakeling van<br />

airbag voor aan passagierszijde<br />

in stand ON) ongeveer 4 seconden<br />

branden en ver volgens 4<br />

seconden knipperen, om aan te<br />

geven dat de airbag voor aan<br />

passagierszijde en de zij-airbags<br />

bij een ongeval worden geactiveerd.<br />

Hierna moet het lampje<br />

doven.<br />

De stoelen mogen niet<br />

met water worden afgenomen<br />

of met stoom worden<br />

gereinigd (met de hand of in<br />

een automatisch wasapparaat).<br />

De airbag voor treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing<br />

waarbij alleen de gordelspanners<br />

worden geactiveerd. Bij<br />

aanrijdingen die tussen die twee<br />

drempelwaarden in liggen, treden<br />

alleen de gordelspanners in werking.<br />

Haak geen harde voorwerpen<br />

aan de kledinghaakjes<br />

en aan de steunhandgrepen.<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een<br />

aanvulling. De inzittenden worden<br />

uitsluitend door de veiligheidsgordels<br />

beschermd bij frontale<br />

botsingen bij lage snelheid,<br />

bij zijdelingse aanrijdingen en als<br />

de auto over de kop slaat. De<br />

gordels moeten dus altijd gedragen<br />

worden.


HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

De systemen die met de hendels aan het<br />

stuur worden bediend, kunt u alleen bedienen<br />

als de contactsleutel in de stand MAR staat.<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting,<br />

behalve de mistlampen en<br />

mistachterlichten.<br />

Als de buitenverlichting wordt inge schakeld,<br />

gaan ook de instru menten paneelverlichting en<br />

de symbool verlichting van de bedie -<br />

ningsknoppen op het dashboard branden.<br />

Alleen als het contactslot in stand<br />

PARK staat, blijft de buitenverlichting<br />

branden, ongeacht de stand van de draaiknop.<br />

fig. 58<br />

A0B0371b<br />

Verlichting uit (fig. 58)<br />

Als het symbool O op de draaiknop<br />

tegenover het merkstreepje staat, dan is<br />

de buitenverlichting uitgeschakeld.<br />

Buitenverlichting (fig. 59)<br />

De buitenverlichting wordt ingeschakeld<br />

als u de draaiknop van stand O in stand<br />

6 zet.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 3 branden.<br />

Dimlichten (fig. 60)<br />

De dimlichten worden ingeschakeld als u<br />

de draaiknop van stand 6 in stand 2<br />

zet.<br />

fig. 59<br />

A0B0372b<br />

Grootlicht (fig. 61)<br />

Als de draaiknop in stand 2 staat, dan<br />

kan worden overgeschakeld tussen dimen<br />

grootlicht door de hendel naar het<br />

dashboard te drukken (vergrendelde<br />

stand). Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje 1 branden.<br />

Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel<br />

wordt getrokken, dan dooft het grootlicht<br />

en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />

fig. 60<br />

A0B0373b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

45


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

46<br />

Grootlichtsignaal (fig. 62)<br />

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven<br />

door de hendel naar het stuurwiel te<br />

trekken (onvergrendelde stand) ongeacht<br />

de stand van de draaiknop. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje<br />

1 branden.<br />

BELANGRIJK Het grootlichtsignaal<br />

wordt gegeven met het grootlicht. Om<br />

bekeuringen te vermijden, dient u zich aan<br />

de geldende verkeerswetgeving te houden.<br />

fig. 61<br />

A0B0374b<br />

Richtingaanwijzers<br />

(fig. 63)<br />

Plaats de hendel in de (vergrendelde)<br />

stand:<br />

omhoog - de rechter richtingaanwijzers<br />

worden ingeschakeld.<br />

omlaag - de linker richtingaanwijzers<br />

worden ingeschakeld.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

één van de controlelampjes (R of<br />

E) branden.<br />

Als het stuurwiel weer in de rechtuitstand<br />

komt, dan schakelen de richtingaanwijzers<br />

automatisch uit en komt de<br />

hendel weer in de middelste stand.<br />

fig. 62<br />

A0B0375b<br />

BELANGRIJK Als u kort richting aan<br />

wilt geven, voor het uitvoeren van een<br />

handeling waarvoor het stuurwiel slechts<br />

weinig hoeft te worden verdraaid, dan<br />

drukt u de hendel iets omhoog of omlaag<br />

zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u<br />

de hendel loslaat, gaat deze automatisch<br />

terug.<br />

fig. 63<br />

A0B0376b


HENDEL RECHTS<br />

Met de rechter hendel kunt u de ruitenwissers/-sproeiers<br />

bedienen. Als de ruitensproeiers<br />

worden ingeschakeld, dan<br />

worden ook de koplampsproeiers ingeschakeld<br />

(indien aanwezig).<br />

fig. 64<br />

A0B0250b<br />

Ruitenwissers - ruitensproeiers<br />

(fig. 64 - 65)<br />

De hendel kan in vijf verschillende standen<br />

worden gezet:<br />

A - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

B - Ruitenwissers wissen met interval.<br />

Draai als de hendel in stand (B) staat,<br />

de draaiknop op (F), waarna u uit vier<br />

intervalstanden kunt kiezen:<br />

■ = lang interval.<br />

■■ = gemiddeld interval.<br />

■■■ = gemiddeld-kort interval.<br />

■■■■ = kort interval.<br />

fig. 65<br />

A0B0377b<br />

C - Langzaam continu wissen.<br />

D - Snel continu wissen.<br />

E - Tussenslag (onvergrendelde stand).<br />

In stand (E) werken de ruitenwissers,<br />

zolang u de hendel met de hand in deze<br />

stand houdt. Als u de hendel loslaat,<br />

springt deze direct weer in stand (A) en<br />

schakelen de ruitenwissers automatisch<br />

uit.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

47


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

48<br />

“INTELLIGENTE WIS-/WASREGELING“<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers<br />

in.<br />

Als u de hendel aangetrokken houdt, dan<br />

worden in één beweging de ruitenwissers/sproeiers<br />

ingeschakeld; de ruitenwissers<br />

schakelen automatisch in als u de hendel<br />

voor bediening van de ruitensproeiers langer<br />

dan een halve seconde aangetrokken<br />

houdt.<br />

De ruitenwissers blijven nog enkele slagen<br />

werken, nadat u de hendel loslaat; na<br />

enige seconden volgt nog een “reinigingsslag“.<br />

fig. 66<br />

A0B0374b<br />

Regensensor (fig. 67)<br />

De regensensor (A) (indien aanwezig)<br />

is een elektronische voorziening voor de<br />

ruitenwissers en zorgt ervoor dat de frequentie<br />

van de slagen van de ruitenwissers,<br />

tijdens het wissen met interval,<br />

automatisch wordt aangepast aan de<br />

hoeveelheid regen op de ruit.<br />

Alle andere door de rechter hendel geregelde<br />

functies worden hier niet door beïnvloed.<br />

De regensensor schakelt automatisch in<br />

als de rechter hendel in stand (B- fig.<br />

64) wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />

dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen) als<br />

de ruit droog is, tot ruitenwissers die ingeschakeld<br />

worden op de tweede snelheid<br />

(gemiddeld continu wissen) bij hevige<br />

regen.<br />

fig. 67<br />

A0B0012b<br />

De gevoeligheid van de regensensor kan<br />

worden ingesteld met de draaiknop (Ffig.<br />

69):<br />

AUTO = automatische regeling van de<br />

gevoeligheid<br />

■ lage gevoeligheid<br />

■■ gemiddelde gevoeligheid<br />

■■■ hoge gevoeligheid.<br />

Als de ruitensproeiers worden bediend bij<br />

ingeschakelde regensensor (hendel in<br />

stand B), werkt het normale reinigingsprogramma.<br />

Daarna hervat de regensensor<br />

zijn normale automatische werking.<br />

Draai de contactsleutel in stand STOP<br />

om de regensensor uit te schakelen. Als<br />

de motor daarna wordt gestart (sleutel in<br />

stand MAR), schakelt de regensensor<br />

opnieuw in als de hendel in stand (B) is<br />

blijven staan.


Als de regensensor op deze wijze<br />

opnieuw wordt ingeschakeld, wordt ten<br />

minste één wisslag uitgevoerd, ook bij<br />

een droge ruit. Hiermee wordt aangegeven<br />

dat het systeem weer is ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Bij een defect aan de<br />

rechter hendel of de regensensor, moeten<br />

de ruitenwissers, als de rechter hendel in<br />

stand (B) staat, met interval wissen.<br />

De regensensor bevindt zich achter de<br />

achteruitkijkspiegel in het gebied dat be -<br />

streken wordt door de ruitenwissers en<br />

staat in contact met de voorruit. De sensor<br />

levert een signaal aan een elektronische<br />

regeleenheid, die vervolgens de ruitenwissermotor<br />

bedient.<br />

Telkens als de motor wordt gestart wordt<br />

de regensensor automatisch verwarmd tot<br />

ongeveer 40°C, zodat eventuele condens<br />

van het meetoppervlak wordt verwijderd<br />

en ijsvorming wordt voorkomen.<br />

De regensensor is in staat om de volgende<br />

omstandigheden te herkennen en<br />

zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:<br />

– vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag,<br />

vuil, enz.);<br />

– waterstrepen veroorzaakt door versleten<br />

wisserrubbers;<br />

– verschil tussen dag en nacht (het zicht<br />

wordt ‘s nachts sterker gehinderd door<br />

vocht op de ruit).<br />

Koplampsproeiers (fig. 68)<br />

Deze treden in werking als u, bij ingeschakeld<br />

dim-/grootlicht, de ruitensproeiers<br />

inschakelt.<br />

fig. 68<br />

A0B0379b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

49


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

50<br />

CRUISE-CONTROL<br />

(optional voor<br />

bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

De elektronische snelheidsregeling<br />

(CRUISE-CONTROL) maakt het<br />

mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />

snelheid aan te houden, zonder het gaspedaal<br />

in te trappen. Op deze manier<br />

wordt het rijden, vooral op lange trajecten,<br />

minder vermoeiend omdat de ingestelde<br />

snelheid automatisch gehandhaafd<br />

blijft.<br />

BELANGRIJK Het systeem kan alleen<br />

worden ingeschakeld bij een snelheid<br />

boven de 30 km/h.<br />

Het systeem mag uitsluitend worden<br />

gebruikt, afhankelijk van de snelheid, in<br />

de 4e of 5e versnelling. Op afdalingen kan<br />

bij ingeschakelde cruise-control de snelheid<br />

iets oplopen ten opzichte van de<br />

opgeslagen snelheid door de wijziging in<br />

de motorbelasting.<br />

Het systeem schakelt in de volgende<br />

gevallen automatisch uit:<br />

– door het intrappen van het rempedaal;<br />

– door het intrappen van het koppelingspedaal;<br />

– als het ASR in werking treedt;<br />

– als bij de Selespeed versnellingsbak<br />

geschakeld wordt;<br />

– als de snelheid van de auto onder de<br />

vastgestelde limiet komt;<br />

– als geschakeld wordt zonder het koppelingspedaal<br />

in te trappen.<br />

BEDIENINGSORGANEN (fig.<br />

69)<br />

De cruise-control wordt bediend met de<br />

draaiknop ON/OFF (A) de draaiknop<br />

+/– (B) en de drukknop RCL (C).<br />

Draaiknop (A) kan in twee standen worden<br />

gezet:<br />

– OFF: in deze stand is het systeem uitgeschakeld;<br />

– ON: in deze stand werkt het systeem.<br />

Als het systeem begint te werken,<br />

gaat op het checkpanel het controlelampje<br />

Ü branden.<br />

Met draaiknop (B) kunt u de ingestelde<br />

snelheid van de auto opslaan en aanhouden<br />

of de ingestelde snelheid verhogen of<br />

verlagen.<br />

Zet draaiknop (B) in stand (+) om de<br />

snelheid op te slaan of om de ingestelde<br />

snelheid te verhogen.


Zet draaiknop (B) in stand (–) om de<br />

ingestelde snelheid te verlagen.<br />

Telkens als draaiknop (B) wordt bediend,<br />

wordt de snelheid ongeveer 1 km verhoogd<br />

of verlaagd.<br />

Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden,<br />

verandert de snelheid continu. De<br />

nieuwe snelheid wordt automatisch aangehouden.<br />

Met knop RCL (C) kan de opgeslagen<br />

snelheid worden opgeroepen.<br />

BELANGRIJK Als u de contactsleutel<br />

in stand STOP zet of de draaiknop (A)<br />

in stand OFF, dan wordt de opgeslagen<br />

snelheid gewist en het systeem uitgeschakeld.<br />

fig. 69<br />

A0B0055b<br />

Draaiknop (A) kan permanent in stand<br />

ON blijven staan, zonder risico op beschadiging<br />

van het systeem. Het is echter<br />

raadzaam het systeem uit te schakelen<br />

als het niet gebruikt wordt. Zet de draaiknop<br />

in stand OFF, zodat het per ongeluk<br />

opslaan van snelheden wordt voorkomen.<br />

SNELHEID OPSLAAN<br />

Zet draaiknop (A) in stand ON en ga op<br />

de normale manier met de gewenste snelheid<br />

rijden. Zet draaiknop (B) ten minste<br />

drie seconden in stand (+) en laat de<br />

knop los. De snelheid van de auto is opgeslagen<br />

en het gaspedaal kan worden losgelaten.<br />

De auto blijft vervolgens constant met de<br />

ingestelde snelheid rijden, totdat zich één<br />

van de volgende omstandigheden voordoet:<br />

– intrappen rempedaal;<br />

– intrappen koppelingspedaal;<br />

– als het ASR in werking treedt;<br />

– als bij de Selespeed versnellingsbak<br />

geschakeld wordt.<br />

BELANGRIJK Indien nodig (bijvoorbeeld<br />

bij inhalen) kan de snelheid simpel<br />

verhoogd worden door het intrappen van<br />

het gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal<br />

loslaat, wordt de opgeslagen snelheid<br />

weer aangehouden.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID<br />

OPROEPEN<br />

Als het systeem wordt uitgeschakeld<br />

door bijvoorbeeld het intrappen van het<br />

rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen<br />

snelheid op de volgende manier<br />

worden opgeroepen:<br />

– geef geleidelijk gas, totdat de snelheid<br />

ongeveer gelijk is aan de opgeslagen<br />

snelheid;<br />

– schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />

was op het moment van het opslaan<br />

van de snelheid (4e of 5e versnelling);<br />

– druk op de knop RCL (C).<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

51


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

52<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />

HOGEN<br />

De opgeslagen snelheid kan op twee<br />

manieren worden verhoogd:<br />

1) Trap het gaspedaal in en sla de nieuwe<br />

snelheid op (houd draaiknop (B) langer<br />

dan 3 seconden gedraaid).<br />

of<br />

2) Draai draaiknop (B) kort in stand (+):<br />

telkens als de draaiknop wordt gedraaid,<br />

wordt de snelheid iets verhoogd (ongeveer<br />

1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt<br />

gehouden, verandert de snelheid continu.<br />

Als draaiknop (B) wordt losgelaten, wordt<br />

de bereikte snelheid automatisch opgeslagen.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />

LAGEN<br />

De opgeslagen snelheid kan op twee<br />

manieren worden verlaagd:<br />

1) Schakel het systeem uit (bijvoorbeeld<br />

door het rempedaal in te trappen)<br />

en sla vervolgens de nieuwe snelheid op<br />

(zet draaiknop (B) ten minste drie seconden<br />

in stand (+).<br />

2) Houd draaiknop (B) in stand (–),<br />

totdat de nieuwe snelheid is bereikt die<br />

automatisch blijft opgeslagen.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID WIS-<br />

SEN<br />

De opgeslagen snelheid wordt automatisch<br />

gewist als de motor wordt uitgezet of<br />

als u draaiknop (A) in stand OFF zet.<br />

Als de cruise-control tijdens<br />

het rijden is ingeschakeld,<br />

zet dan nooit de<br />

versnellingspook in de vrijstand.<br />

Schakel de cruise-control<br />

uitsluitend in als de verkeersomstandigheden<br />

en de<br />

conditie van de weg dit veilig toestaan;<br />

d.w .z.: op rechte, droge<br />

wegen en autosnelwegen die in<br />

goede conditie verkeren en met een<br />

rustig verkeersbeeld. Schakel het<br />

systeem nooit in de stad of in druk<br />

verkeer in.<br />

km/h.<br />

Het systeem kan alleen<br />

worden ingeschakeld bij<br />

een snelheid boven de 30<br />

Bij een storing of een<br />

afwijkende werking van<br />

de cruise-control, moet<br />

draaiknop (A) in stand OFF worden<br />

gezet. Laat het systeem, na<br />

controle van de zekering, zo snel<br />

mogelijk bij een Alfa Romeodealer<br />

controleren.


DASHBOARD<br />

A0B0407b<br />

fig. 70<br />

1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien zijruiten - 3. Luchtroosters boven aan zijkant - 4. Bedieningsorganen<br />

op stuurwiel voor autoradio (indien aanwezig) - 5. Bedieningshendel buitenverlichting - 6. Snelheidsmeter - 7. Checkpanel -<br />

8. Toerenteller - 9. Bedieningshendel ruitenwissers - 10. Brandstofmeter - 11. Luchtrooster in het midden - 12. Display Infocenter - 13.<br />

Klokje - 14. Koelvloeistoftemperatuurmeter - 15. Autoradio -16. Airbag passagierszijde - 17. Dashboardkastje - 18. Bedieningsorganen voor<br />

de verwarming, ventilatie en airconditioning - 19. Asbak en aansteker - 20. Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten - 21. Start-/contactslot<br />

- 22. Hendel voor stuurwielvergrendeling/-ontgrendeling - 23. Airbag bestuurderszijde en claxon - 24. Bedieningshendel cruise-control<br />

(indien aanwezig) - 25. Hendel voor motorkapontgrendeling - 26. Bedieningsorganen: verlichting instrumenten, op nul zetten dagteller<br />

en koplampverstelling<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

53


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

54<br />

INSTRUMENTEN<br />

fig. 71<br />

A. Snelheidsmeter - B. Kilometerteller met display met dubbele teller (totaalstand en dagteller) - C. Checkpanel - D. Toerenteller - E.<br />

Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve - F. Klokje - G. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge temperatuur - H. Controle- en waarschuwingslampjes.<br />

A0A0000b


TOERENTELLER<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied staat,<br />

dan draait de motor met extreem hoge toerentallen.<br />

Het is raadzaam deze toerentallen<br />

slechts kort aan te houden.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van de<br />

elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de<br />

toevoer van brandstof als de motor met te<br />

hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen.<br />

Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller<br />

een geleidelijke of plotselinge toerentalstijging<br />

aangeven; dit is normaal en<br />

vindt plaats, bijvoorbeeld, als de airconditioning<br />

of de elektroventilateur inschakelt.<br />

Een langzame wijziging in toerental dient<br />

vooral voor het behoud van de lading van<br />

de accu.<br />

BRANDSTOFMETER MET<br />

WAARSCHUWINGS LAMPJE<br />

VAN DE RESERVEBRANDSTOF<br />

Dit instrument geeft het brandstofniveau<br />

in de tank aan.<br />

Het waarschuwingslampje ç geeft aan dat<br />

er nog ongeveer 7 liter brandstof aanwezig<br />

is.<br />

BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden<br />

(bijv. bij sterke hellingen) kan de<br />

wijzernaald een hoeveelheid aangeven die<br />

niet overeenkomt met de werkelijke hoeveelheid<br />

in de tank. Bovendien kunnen wijzigingen<br />

in het brandstofniveau iets vertraagd<br />

worden aangegeven.<br />

Een elektronisch regelsysteem voorkomt<br />

dat de wijzernaald heen en weer schommelt<br />

als gevolg van het klotsen van de<br />

brandstof tijdens het rijden.<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR-<br />

METER MET<br />

WAARSCHUWINGS LAMPJE<br />

VOOR TE HOGE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Het instrument geeft de temperatuur aan<br />

van de motorkoelvloeistof, zodra de koel -<br />

vloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer<br />

50°C.<br />

Onder normale omstandigheden staat de<br />

wijzernaald ongeveer in het midden van de<br />

schaal. Als de wijzernaald in de buurt komt<br />

van de maximale waarden (rode gebied),<br />

moet gas worden teruggenomen.<br />

Als het waarschuwingslampje ç gaat branden<br />

(op het display Infocenter verschijnt een<br />

mededeling), dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog; zet de motor uit en wendt u<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De wijzernaald kan ook in<br />

de buurt komen van de maximale waarden<br />

(rode gebied), terwijl u met hoge buitentemperaturen<br />

langzaam rijdt. Het is in dat<br />

geval raadzaam te stoppen en de motor enkele<br />

minuten uit te zetten. Rijd vervolgens verder<br />

met zo mogelijk een hogere snelheid.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

55


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

DISPLAY INFOCENTER (fig. 72)<br />

Op het standaardscherm van het display<br />

kan de volgende informatie worden weergegeven:<br />

• aan de bovenzijde van het display:<br />

– datum (A);<br />

– buitentemperatuur (B);<br />

• in het midden van het display:<br />

– informatie over de Trip Computer (C);<br />

– motorolietemperatuur;<br />

– weergave storingsmeldingen en waarschuwingen<br />

met bijbehorend symbool<br />

(bijv. mogelijke ijsvorming op de weg<br />

D).<br />

A0B2107i<br />

Het standaardscherm blijft actief zolang<br />

er een functie wordt ingeschakeld die op<br />

het display wordt weergegeven (bijv. “Lichtsterkteregeling<br />

van display Infocenter“).<br />

BELANGRIJK Als een polaroidbril wordt<br />

gedragen kan de leesbaarheid van het dis -<br />

play Infocenter minder zijn.<br />

56 fig. 72<br />

fig. 73<br />

LICHTSTERKTEREGELING<br />

DISPLAY<br />

INFOCENTER<br />

Met deze functie kan de lichtsterkte (verlagen/verhogen)<br />

van het display Infocenter<br />

aangepast worden aan de dag of nacht.<br />

Bedien voor het instellen van de gewenste<br />

lichtsterkte (dag of nacht), ook als de<br />

auto in beweging is, knop â of ã en<br />

onthoud het volgende:<br />

– als de buitenverlichting is ingeschakeld,<br />

verschijnt op het display het opschrift LICHT -<br />

STERKTEREG. NACHT (fig. 73)<br />

A0B2008i


- als de buitenverlichting niet is ingeschakeld,<br />

verschijnt op het display het op -<br />

schrift LICHTSTERKTEREG. DAG (fig. 74)<br />

Als u toets â indrukt, of ongeveer 5 seconden<br />

na het uitvoeren van de laatste handeling,<br />

wordt teruggekeerd naar het scherm<br />

dat hiervoor actief was.<br />

BELANGRIJK Tijdens de weergave van<br />

storingsmeldingen, kan de lichtsterkte van<br />

het display niet ingesteld worden. In deze<br />

situatie wordt het display automatisch maximaal<br />

verlicht.<br />

fig. 74<br />

A0B2007i<br />

DISPLAY INFOCENTER<br />

Het display Infocenter kan alle nuttige en<br />

noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven:<br />

INFORMATIE OP HET<br />

STANDAARDSCHERM<br />

– Datum (A-fig. 75)<br />

– Buitentemperatuur (B-fig. 75)<br />

– Laatst opgeroepen onderdeel van Trip<br />

computer (bijv. Gemiddelde snelheid Cfig.<br />

75) of motorolietemperatuur<br />

– Weergave storingsmeldingen en waarschuwingen<br />

met bijbehorend symbool<br />

(bijv. mogelijke ijsvorming op de weg<br />

D-fig. 75)<br />

fig. 75<br />

A0B2107i<br />

INFORMATIE OVER<br />

DE AUTO<br />

– Afstand tot volgende servicebeurt<br />

– Informatie Trip computer<br />

– Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen<br />

Er is ook een menu aanwezig waarin met<br />

de bedieningsknoppen (zie “Bedienings -<br />

knoppen“ op de volgende pagina’s) de volgende<br />

instellingen kunnen worden uitgevoerd:<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

57


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

58<br />

SNELHEIDSLIMIET<br />

Instelmenu<br />

– In-/uitschakelen van de weergave<br />

(ON/OFF)<br />

– Instellen snelheidslimiet<br />

TRIP B<br />

– In-/uitschakelen van de functie<br />

(ON/OFF)<br />

DATUM INSTELLEN/<br />

KLOKJE INSTELLEN<br />

– Dag instellen<br />

– Maand instellen<br />

– Jaar instellen<br />

– Uren instellen<br />

– Minuten instellen<br />

TAAL INSTELLEN<br />

– Instellen van de taal waarin de boodschappen<br />

op het display worden weergegeven<br />

EENHEID INSTELLEN<br />

– Keuze uit de volgende eenheden: km<br />

of mijl, °C of °F, l/100 km of km/l<br />

VOLUMEREGELING<br />

WAARSCHUWINGSZOEMER<br />

– Instellen van het volume van de geluidssignalen<br />

SNELHEIDLIMIET<br />

WINTERBANDEN<br />

– In-/uitschakelen van de functie<br />

(ON/OFF)<br />

– Instellen van de snelheidslimiet (160<br />

km/h, 190 km/h of 210 km/h)<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

– Weergave van de afstand tot de volgende<br />

servicebeurt gekoppeld aan de<br />

werkzaamheden van het Geprogrammeerd<br />

Onderhoud<br />

CONTRASTREGELING<br />

DISPLAY<br />

– Instellen van het contrast (meer/minder)<br />

van het display Infocenter<br />

HERSTEL<br />

“DEFAULT“-WAARDEN<br />

– In-/uitschakelen van de functie<br />

(ON/OFF)<br />

MENU VERLATEN<br />

– Menu verlaten<br />

BELANGRIJK Als een polaroidbril wordt<br />

gedragen kan de leesbaarheid van het dis -<br />

play Infocenter minder zijn.


BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 76-77)<br />

Om volledig gebruik te kunnen maken van de informatie die het display Infocenter (met de contactsleutel in stand MAR) kan leveren,<br />

dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen (respectievelijk op de middenconsole en naast de bedieningsorganen van de klimaatregeling<br />

en op de linker hendel voor de werking van de Trip computer). De werking wordt hierna beschreven. Wij raden u bovendien aan, voordat<br />

u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen.<br />

fig. 76<br />

fig. 77<br />

A0A0013b<br />

A0A0014b<br />

ã<br />

Knoppen INFO,â,ã<br />

Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van onder naar boven te<br />

doorlopen of om de weergegeven waarde te verhogen<br />

Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met ç in de volgende<br />

beschrijvingen; om de keuze te bevestigen en/of naar het volgende scherm<br />

te gaan of het menu te openen<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met é in de volgende be -<br />

schrijvingen; om de keuze te bevestigen en terug te keren naar het vorige scherm<br />

Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van boven naar onder te<br />

doorlopen of om de weergegeven waarde te verlagen<br />

Toets SET<br />

Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met ä in de volgende<br />

beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip computer te<br />

doorlopen<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met å in de volgende beschrijvingen,<br />

om de informatie van de Trip computer op nul te zetten (reset)<br />

voor een nieuwe rit<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

59


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

60<br />

BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />

Het menu bestaat uit een aantal functies die “cyclisch“ worden weergegeven. De functies kunnen met de knoppen â en ã worden<br />

gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voorbeelden “TAAL“ en “DATUM“ in onderstaand<br />

schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm“ op de volgende pagina’s.<br />

MENU O FF SNELHEID<br />

DEFAULTWAARDEN<br />

CONTRAST<br />

SERVICE<br />

WINTERBANDEN<br />

ZOEMER<br />

TAAL<br />

EENHEID<br />

ç<br />

TRIP B<br />

DATUM<br />

ç<br />

Deutsch<br />

Italiano<br />

Dag<br />

Minuten Maand<br />

Uur<br />

Portoguese<br />

ç<br />

English<br />

Jaar<br />

Espãnol<br />

Nederlands<br />

Français


STARTCONTROLE<br />

Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, verschijnt op het display Infocenter de mededeling CHECK BEZIG: de fase, waarin een diagnose<br />

wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto, is begonnen; deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen<br />

storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt CHECK OK op het display.<br />

of<br />

Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan de paragraaf<br />

“Controle- en waarschuwingslampjes“ in dit hoofdstuk.<br />

Motor<br />

draait?<br />

NEE<br />

JA<br />

Weergave<br />

standaardscherm<br />

Geen<br />

storingen<br />

aanwezig<br />

zie volgende pagina<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

61


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

62<br />

Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een<br />

servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf<br />

2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200<br />

km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven. Als u dicht bij de volgende<br />

servicebeurt bent en u de sleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD NA gevolgd door het aantal kilometers of dagen die resteren<br />

tot de volgende servicebeurt. De informatie van het GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD wordt<br />

aangegeven in kilometers (km), mijlen (mijl) of dagen (dd.), afhankelijk van de eerstvolgende<br />

servicebeurt. Als de waarde 0 km of 0 mijl (mijl), of 0 dagen (dd.) wordt bereikt, verschijnt<br />

iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR draait, het opschrift GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD VERVALLEN gevolgd door het aantal kilometers, mijlen of dagen. Wendt u tot de<br />

Alfa Romeo-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het onderhoudsschema of het<br />

jaarlijks inspectieschema, en voor het op nul zetten van de weergave (reset).


TOEGANG TOT HET MENUSCHERM<br />

Na de STARTCONTROLE kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door toets ç in te drukken.<br />

Druk op de toetsen â en ã om in het menu te navigeren.<br />

BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu verlaten en het<br />

vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met knop ç ), niet opgeslagen. De<br />

handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd.<br />

– Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van SNELHEIDSLIMIET).<br />

– Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />

In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.<br />

Zie<br />

STARTCONTROLE<br />

Standaardscherm<br />

ç<br />

Rijdt de auto?<br />

JA<br />

Beperkt<br />

menuscherm<br />

NEE<br />

SNELHEID<br />

TRIP B<br />

DATUM<br />

TAAL<br />

EENHEID<br />

ZOEMER<br />

WINTERBANDEN<br />

SERVICE<br />

CONTRAST<br />

DEFAULTWAARDEN<br />

MENU OFF<br />

Uitgebreid menuscherm<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

63


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

64<br />

SNELHEIDSLIMIET (SNELHEID)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal<br />

en verschijnt er een specifieke waarschuwing op het display. De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />

â<br />

ã<br />

Zie STARTCONTROLE en<br />

TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De<br />

geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />

ç<br />

Met de knoppen â en/of ã kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdens het<br />

instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan worden ingesteld tussen<br />

0 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph afhankelijk van de ingestelde eenheid<br />

(zie de paragraaf EENHEID KIEZEN hierna). Elke keer als u de knop indrukt (impuls),<br />

wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u het betreffende knopje<br />

ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />

Als u dichtbij de juiste waarde bent, laat u het knopje los en stelt u de exacte waarde<br />

in door het knopje telkens in te drukken en los te laten.<br />

ç<br />

é<br />

é<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Terug naar<br />

standaardscherm


Waarschuwing snelheidslimiet overschreden<br />

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, dan verschijnt deze waarschuwing automatisch op het display en klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.<br />

Weergavevoorbeeld als de ingestelde waarde gelijk is aan 120 km/h<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

65


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

66<br />

TRIP B (TRIP B)<br />

Hiermee kan de weergave van de functie TRIP B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF) waarin informatie wordt gegeven<br />

over een “deeltraject“: AFGELEGDE AFSTAND B, GEMIDDELD VERBRUIK B, GEMIDDELDE SNELHEID B, RIJTIJD B.<br />

Zie voor meer informatie “General Trip -Trip B“<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Met knop â of ã kan worden in- of<br />

uitgeschakeld ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm


DATUM INSTELLEN/KLOKJE INSTELLEN<br />

Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk:<br />

Zie STARTCONTROLE en<br />

TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

Elke keer als u knop â of ã<br />

indrukt (impuls), wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u het betreffende knopje<br />

ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug. Als u<br />

dichtbij de juiste waarde bent, laat u<br />

het knopje los en stelt u de exacte<br />

waarde in door het knopje telkens in<br />

te drukken en los te laten.<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

zie volgende pagina<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

67


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

68<br />

Elke keer als u knop â of ã<br />

indrukt (impuls), wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u het betreffende knopje<br />

ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug. Als<br />

u dichtbij de juiste waarde bent,<br />

laat u het knopje los en stelt u de<br />

exacte waarde in door het knopje<br />

telkens in te drukken en los te<br />

laten.<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm


TAAL INSTELLEN (TAAL)<br />

De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Nederlands, Portugees).<br />

Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />

Zie STARTCONTROLE en<br />

TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

69


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

70<br />

EENHEID KIEZEN (EENHEID)<br />

Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld. Ga voor het kiezen van de eenheden als volgt te werk:<br />

Zie STARTCONTROLE en<br />

TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm


VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (ZOEMER)<br />

Het volume van het geluidssignaal (zoemer), dat klinkt als een storing wordt gevonden, kan stapsgewijs worden ingesteld met de knoppen<br />

â en/of ã. Ga voor het uitschakelen (OFF) of het instellen als volgt te werk:<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

71


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

72<br />

SNELHEIDSLIMIET WINTERBANDEN (WINTERBANDEN)<br />

Met deze functie kan een snelheidslimiet worden ingesteld als u met winterbanden rijdt. U kunt een keuze maken uit de volgende waarden:<br />

160 km/h, 190 km/h of 210 km/h (zie paragraaf “Winterbanden“ in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto“).<br />

â<br />

ã<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De<br />

geselecteerde instelling wordt weergegeven.<br />

ç<br />

é<br />

ç<br />

é<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Terug naar<br />

standaardscherm


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)<br />

Met de functie SERVICE kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren<br />

voordat een servicebeurt moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen<br />

als volgt te werk:<br />

â ã<br />

ã<br />

â<br />

â<br />

ã<br />

ã<br />

â<br />

â<br />

ã<br />

ã<br />

â<br />

â<br />

ã<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

EN TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

ã â<br />

Menuscherm<br />

ç é<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

ç<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

73


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

74<br />

BELANGRIJK De producten die gebruikt moeten worden voor het geprogrammeerd onderhoud van de auto, aangegeven in het scherm<br />

SERVICE, kunnen aan veranderingen onderhevig zijn. Zie de paragraaf “Smeermiddelen en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000<br />

mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de sleutel in stand MAR, staat, vanaf 2.000 km (of<br />

1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie<br />

wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw<br />

weergegeven. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de sleutel in stand MAR<br />

draait, verschijnt op het display het opschrift GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD NA gevolgd<br />

door het aantal kilometers of dagen die resteren tot de volgende servicebeurt. De informatie<br />

van het GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD wordt aangegeven in kilometers (km), mijlen<br />

(mijl) of dagen (dd.), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Als de waarde 0 km of<br />

0 mijl (mijl), of 0 dagen (dd.) wordt bereikt, verschijnt iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, het opschrift GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD VERVALLEN gevolgd door<br />

het aantal kilometers, mijlen of dagen. Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer voor het uitvoeren<br />

van de werkzaamheden van het onderhoudsschema of het jaarlijks inspectieschema, en voor<br />

het op nul zetten van de weergave (reset).


CONTRASTREGELING DISPLAY (CONTRAST)<br />

Met deze functie kan het contrast worden ingesteld (minder/meer) van het display Infocenter.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

75


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

76<br />

HERSTEL “DEFAULT“-WAARDEN (DEFAULTWAARDEN)<br />

De volgende functie:<br />

– Bij inschakeling (ON) worden de parameters: Snelheidslimiet, Trip B, Lichtsterkte, Taal, Eenheid temperatuur, Eenheid afstand, Eenheid<br />

verbruik, Zoemer, Winterbanden, Contrast, ingesteld op de waarden die hierna vermeld staan. Snelheidslimiet = 120 km/h, Trip B ON, Lichtsterkte<br />

ON = 4, Lichtsterkte OFF = 1, Taal = Italiaans, Eenheid temperatuur = °C, Eenheid afstand = km, Eenheid verbruik = l/100 km,<br />

waarde Zoemer = 2, Winterbanden OFF (waarde ingesteld op160 km/h), waarde contrast = 3<br />

– Bij uitschakeling (OFF) kunnen de waarden van de hiervoor vermelde parameters handmatig worden ingesteld.<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

EN TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

Menuscherm<br />

é<br />

ç<br />

â<br />

ã<br />

é<br />

ç<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

Terug naar menuscherm


MENU VERLATEN (MENU OFF)<br />

Met deze functie kunt u het instelmenu verlaten en terugkeren naar het vorige scherm.<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

â<br />

ã<br />

ç<br />

Menuscherm Terug naar<br />

standaardscherm<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

77


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

78<br />

GENERAL TRIP - TRIP B<br />

Met de functie TRIP COMPUTER kan op het display Infocenter informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie<br />

bestaat uit GENERAL TRIP, dat betrekking heeft op hele rit van de auto en TRIP B, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie<br />

vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden<br />

gezet.<br />

Met GENERAL TRIP wordt informatie over ACTIERADIUS, AFGELEGDE AFSTAND, GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK, HUIDIG BRANDSTOFVERBRUIK, GEMIDDELDE SNELHEID,<br />

RIJTIJD (duur van het gehele traject) en de MOTOROLIETEMPERATUUR gegeven.<br />

Met TRIP B (met automatische reset iedere keer nadat ten minste twee uur verstreken zijn na het uitzetten van de motor), wordt informatie<br />

over AFGELEGDE AFSTAND B, GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK B, GEMIDDELDE SNELHEID B en de RIJTIJD B (duur van het deeltraject) gegeven.<br />

Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />

Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. GENERAL TRIP, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR staat, langer dan 2 seconden<br />

op knop ã drukken (zie “Bedieningsknoppen“).<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

GENERAL TRIP<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

Als u het systeem op nul zet (door knop ã langer dan 2 sec. in te drukken) terwijl het scherm van GENERAL TRIP wordt weergegeven, dan<br />

worden ook de gegevens van TRIP B op nul gezet. Als u het systeem op nul zet (door knop ã langer dan 2 sec. in te drukken) terwijl het<br />

scherm van TRIP B wordt weergegeven, dan worden alleen de gegevens van TRIP B op nul gezet.<br />

BELANGRIJK De gegevens over de ACTIERADIUS en het HUIDIGE BRANDSTOFVERBRUIK kunnen niet op nul worden gezet.<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject


BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is geweest en weer wordt vastgekoppeld, dan wordt aan het begin van een nieuwe rit de waarde van het<br />

gemiddeld brandstofverbruik ingesteld op de waarde “vooraf ingesteld gemiddeld standaardverbruik“. Deze waarde is gelijk aan 12 liter/100 km.<br />

De informatie van de TRIP COMPUTER wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).<br />

Zie STARTCONTROLE<br />

en TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

Standaardscherm<br />

ä<br />

ä<br />

å<br />

ä = korter dan 2 seconden indrukken<br />

å = langer dan 2 seconden indrukken<br />

ä å<br />

Reset GENERAL TRIP en TRIP B behalve Actieradius<br />

en Huidig verbruik (zie de volgende paragraaf RESET<br />

GENERAL TRIP)<br />

ä ä<br />

å<br />

ä ä ä<br />

å<br />

å<br />

ZIE VOLGENDE<br />

PAGINA<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

79


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

80<br />

TERUG NAAR VORIGE<br />

PAGINA<br />

ä ä<br />

å<br />

å<br />

TRIP B AAN?<br />

JA<br />

å<br />

NEE<br />

Alleen reset TRIP B (zie volgende<br />

paragraaf RESET TRIP B)<br />

BELANGRIJK Als u op knop â drukt, wordt<br />

automatisch teruggekeerd naar het vorige scherm<br />

ä<br />

å<br />

Terug naar<br />

standaardscherm<br />

ä<br />

å


Na het op nul zetten van TRIP door langer dan 2 seconden op knop ã te drukken, verschijnen op het display de volgende functies:<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Reset TRIP B<br />

å = Reset GENERAL TRIP en TRIP B<br />

(behalve Actieradius en Huidig verbruik)<br />

å = Alleen reset TRIP B<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

81


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

82<br />

ACTIERADIUS = Geeft de geschatte afstand aan (uitgedrukt in km of mijlen) die nog kan worden afgelegd met de brandstof in de brandstoftank,<br />

waarbij er van uit wordt gegaan dat het rijgedrag niet verandert. Op het display verschijnt de indicatie<br />

“——“ gevolgd door:<br />

A) Waarde van actieradius lager dan 50 km (ongeveer 31 mijl) (na de waarschuwing voor beperkte actieradius)<br />

B) Als de auto stilstaat met stationair draaiende motor of in ieder geval als de snelheid van de auto langer dan 5 minuten lager is dan 4 km/h.<br />

AFSTAND TRAJECT = Geeft de door de auto afgelegde afstand aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

GEMIDDELD VERBRUIK = Geeft het gemiddelde brandstofverbruik op het moment aan en wordt uitgedrukt in l/km of in l/100km, afhankelijk van<br />

de gekozen eenheid.<br />

HUIDIG VERBRUIK = Geeft ongeveer iedere 5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat met stationair draaiende motor of in ieder geval<br />

als de snelheid van de auto langer dan 5 minuten lager is dan 4 km/h, verschijnt op het display de indicatie “——“. Het huidige brandstofverbruik<br />

wordt pas weer berekend als de snelheid van de auto hoger of gelijk is aan 4 km/h.<br />

GEMIDDELDE SNELHEID = Geeft de huidige gemiddelde snelheid van de auto aan op basis van de tijd die afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe<br />

rit (*)<br />

RIJTIJD = tijd die verstreken is vanaf het begin van de nieuwe rit (*)<br />

(*) NIEUWE RIT: als een “handmatige reset is uitgevoerd door de gebruiker d.m.v. het indrukken van de betreffende knop.<br />

BELANGRIJK GENERAL TRIP wordt automatisch op nul gezet als de Afgelegde Afstand een waarde van 9999,9 km (of mijl) heeft bereikt, als de Rijtijd<br />

een waarde van 99:59 (99 uur en 59 minuten) heeft bereikt of iedere keer na het weer vastkoppelen van de accu.<br />

BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij alle functies op de TRIP COMPUTER de mededeling “****“ in plaats van de waarde, samen met<br />

de kenmerkende beschrijving van iedere functie. Wanneer de normale werking weer hersteld is, worden de waarden van de functies weer op normale wijze<br />

weergegeven. De waarden die voor de storing werden weergegeven worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit begonnen.


CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Naast de storingsmeldingen die op het display Infocenter worden weergeven, het geluidssignaal (instelbaar) dat u hoort en het gaan<br />

branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Bezoek een<br />

werkplaats“, “Zet de motor uit, rijdt niet verder“, enz.). Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben tot doel u er op attent te<br />

maken snel actie te ondernemen als er een storing in de werking van de auto wordt gevonden. Een dergelijke melding moet echter als<br />

een aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de informatie in dit instructieboekje. Wij raden u daarom aan dit instructieboekje<br />

goed door te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven worden.<br />

BELANGRIJK Bij een storing wordt het display Infocenter maximaal verlicht. Als u op de toets â drukt, verdwijnt de storingsmelding en<br />

waarschuwing en blijft het symbool dat betrekking heeft op de storingsmelding rechtsonder op het display weergegeven.<br />

BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display Infocenter verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige storingen<br />

en ernstige storingen. De zeer ernstige storingen worden een onbepaalde tijd herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het dis -<br />

play werd aangegeven onderbroken wordt. Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus“ opnieuw weergegeven,<br />

totdat de oorzaak van de storing is verholpen. Het is bovendien mogelijk de “cyclus“ te onderbreken door toets â in te drukken: in dat geval<br />

blijft het symbool dat betrekking heeft op de storing rechtsonder op het display weergegeven, totdat de oorzaak van de storing verholpen<br />

is.<br />

Zeer ernstige storingen worden ongeveer 20 seconden weergegeven en verdwijnen daarna. Iedere keer als u de contactsleutel in stand<br />

MAR zet, worden ze opnieuw weergegeven. Als de “signaleringscyclus“ ten einde is (na ongeveer 20 seconden) of als toets â wordt ingedrukt,<br />

wordt het symbool dat betrekking heeft op de storing rechtsonder op het display weergegeven, totdat de oorzaak van de storing<br />

verholpen is.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

83


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

84<br />

Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

x<br />

d<br />

Weergave op<br />

het display<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU EN/OF AANGETROKKEN HANDREM<br />

(rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als het<br />

rem vloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />

in het remsysteem en als de handrem bij een rijdende auto wordt aangetrokken.<br />

Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt<br />

ook een mededeling), controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />

Als het lampje blijft branden terwijl de handrem niet is aangetrokken<br />

(op het display verschijnt ook een mededeling), stop dan onmiddellijk<br />

en wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

VERSLETEN REMBLOKKEN (rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling<br />

+ symbool) als de remblokken voor versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk vervangen.<br />

BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust met een slijtage-indicator op de remblokken voor<br />

moet u, als de remblokken worden vervangen, ook de remblokken achter laten controleren.


Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

Weergave op<br />

het display<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />

Draai bij een warme motor de dop van het expansiereser voir nooit<br />

los: gevaar voor verbranding.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als de motor<br />

te warm is.<br />

Als het lampje gaat branden moeten de volgende maatregelen worden genomen:<br />

– Bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en controleer of het niveau<br />

van de koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-merkteken staat.<br />

AIs dit wel het geval, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />

langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen<br />

het MIN- en MAX-merkteken staat. Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij het starten<br />

van de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

– Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld<br />

het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de snelheid en<br />

breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende motor<br />

en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit.<br />

Controleer het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te<br />

laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

85


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

86<br />

Lampje op<br />

het check -<br />

panel<br />

¬<br />

F<br />

Weergave op<br />

het display<br />

STORING AIRBAG (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat constant branden bij een storing in de<br />

werking van de airbag.<br />

Als het lampje ¬ niet gaat branden, blijft branden of tijdens het rijden<br />

gaat branden, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot een<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat<br />

het lampje voor de uitgeschakelde passagiersairbag voor F langer<br />

dan de normale 4 seconden knippert.<br />

AIRBAG VOOR PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)<br />

Het lampje F op het checkpanel gaat branden als de airbag voor aan passagierszijde met de<br />

sleutelschakelaar wordt uitgeschakeld.<br />

Als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld en u zet de contactsleutel in stand MAR,<br />

dan gaat het lampje op het checkpanel branden. Na ongeveer 4 seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje passagiersairbag voor uitgeschakeld F geeft ook eventuele<br />

storingen van het lampje ¬ aan. Het lampje F gaat ook na die<br />

4 seconden knipperen. Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en<br />

wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.


Lampje op<br />

het check -<br />

panel<br />

v<br />

w<br />

<<br />

Weergave op<br />

het display<br />

TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Direct<br />

na het starten van de motor moet het lampje doven.<br />

Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op het display<br />

verschijnen ook een mededeling + symbool), zet dan onmiddellijk de<br />

motor uit en wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Direct<br />

na het starten van de motor moet het lampje doven (als de motor draait met stationair toerental,<br />

dan kan dit iets langer duren). Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel enkele seconden<br />

branden als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is omgelegd.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

87


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

88<br />

Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

Weergave op<br />

het display<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN<br />

Op het display verschijnen een mededeling + symbool als één of meer portieren of het kofferdeksel<br />

niet goed gesloten zijn.


Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

U<br />

Weergave op<br />

het display<br />

STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (geel)<br />

Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op<br />

het instrumentenpaneel branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje<br />

gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnen ook<br />

een mededeling + symbool):<br />

constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem; Dit kan tot gevolg<br />

hebben dat schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties verminderen, de auto slechter<br />

gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />

snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met een brandend waarschuwingslampje kan dat schade<br />

veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen;<br />

knipperend - duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie “EOBD“ in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de motor met lage toerentallen<br />

draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rijomstandigheden<br />

moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen<br />

van het lampje. U dient zo snel mogelijk contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat<br />

niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt<br />

u dan zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer . De werking van het<br />

lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van<br />

de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

89


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

90<br />

Lampje op<br />

het check -<br />

panel<br />

¢<br />

Weergave op<br />

het display<br />

ALFA ROMEO CODE (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel één seconde<br />

knipperen en dooft daarna. Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft branden,<br />

dan duidt dit op een mogelijke storing: zie “Alfa Romeo CODE“.<br />

BELANGRIJK Als de lampjes U en ¢ tegelijk branden, dan duidt dit op een storing in de Alfa<br />

Romeo CODE.<br />

Als bij een draaiende motor het lampje ¢ knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door het<br />

sys teem (zie “Alfa Romeo CODE“ in dit hoofdstuk). Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer om alle<br />

sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />

Op het display verschijnen een mededeling + symbool als de brandstofnoodschakelaar inschakelt.<br />

Als u na het verschijnen van de mededeling een brandstoflucht ruikt<br />

of merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan de schakelaar niet<br />

terug, zodat brand wordt voorkomen.


Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

><br />

x<br />

> +<br />

Weergave op<br />

het display<br />

DEFECT IN ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (ABS) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als het sys -<br />

teem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden<br />

van het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip voor -<br />

zichtig te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

Storing in elektronische remdrukverdeling (EBD)<br />

De auto is uitgerust met een elektronische remdrukverdeling (EBD).<br />

Als de lampjes op het instrumentenpaneel > en x gelijktijdig gaan<br />

branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) bij<br />

een draaiende motor, dan kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer om het systeem te laten controleren.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

91


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

92<br />

Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

V<br />

W<br />

Weergave op<br />

het display<br />

ASR – TRACTIEREGELING<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden samen met het lampje<br />

op de knop voor uitschakeling van het ASR-systeem (ASR OFF) als het systeem is uitgeschakeld.<br />

Het lampje knippert als het systeem inschakelt, om de bestuurder te waarschuwen dat het sys -<br />

teem zich aanpast aan de grip op het wegdek.<br />

Als het systeem niet handmatig is uitgeschakeld en het lampje op het instrumentenpaneel gaat<br />

branden en op het display verschijnt het opschrift (ASR OFF), dan is het ASR-systeem defect. Wendt<br />

u in dat geval zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

STORING BUITENVERLICHTING (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als er een storing is in één van de volgende systemen:<br />

– buitenverlichting<br />

– remlichten of bijbehorende zekering<br />

– mistachterlichten<br />

– kentekenplaatverlichting.<br />

De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden van één of meer lampen, doorbranden van de<br />

bijbehorende zekering of een onderbreking in de elektrische verbinding.


Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

Weergave op<br />

het display<br />

RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als er nog ongeveer 7 liter brandstof in de<br />

tank aanwezig is en de actieradius lager is dan 50 km.<br />

BEPERKTE ACTIERADIUS<br />

De mededeling verschijnt op het display als de actieradius lager is dan 50 km.<br />

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN<br />

Op het display verschijnen een mededeling + symbool en er klinkt een geluidssignaal als de ingestelde<br />

snelheidslimiet wordt overschreden (zie “Snelheidslimiet“ in dit hoofdstuk).<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Deze weergave verschijnt op het display 2000 km voordat de volgende servicebeurt van het geprogrammeerd<br />

onderhoud moet worden uitgevoerd (iedere 20.000 km) en wordt iedere 200 km<br />

tijdelijk weergegeven als de contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

93


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

94<br />

Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

4<br />

5<br />

R<br />

E<br />

Weergave op<br />

het display<br />

MISTACHTERLICHTEN (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistachterlichten worden ingeschakeld.<br />

MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS (knipperend) (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt<br />

gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS (knipperend) (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt<br />

gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de linker richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.


Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

3<br />

Ü<br />

1<br />

Weergave op<br />

het display<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting of de dimlichten<br />

worden ingeschakeld.<br />

SNELHEIDSREGELING (CRUISE-CONTROL)<br />

(indien aanwezig) (groen)<br />

Het lampje op het checkpanel brandt als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat. In<br />

deze stand werkt het systeem.<br />

GROOTLICHT (blauw)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting wordt ingeschakeld.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

95


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

96<br />

Lampje op<br />

het instrumentenpaneel<br />

l<br />

Weergave op<br />

het display<br />

RICHTINGAANWIJZERS EVENTUELE AANHANGER<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag of omhoog wordt gezet en als<br />

de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

MOGELIJK IJSVORMING OP DE WEG<br />

Op het display verschijnen een mededeling + symbool en er klinkt een geluidssignaal als de buitentemperatuur<br />

lager wordt dan 3°C. Hierdoor wordt de bestuurder gewaarschuwd voor mogelijke<br />

ijsvorming op de weg.


KLIMAATREGELING<br />

fig. 78<br />

1 Luchtroosters in het midden voor ontwasemen/ontdooien van voorruit - 2 Verstelbare zijroosters boven - 3 Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien<br />

van zijruiten - 4 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen aan zijkant - 5 Verstelbaar luchtrooster boven - 6 Verstel- en regelbare<br />

luchtroosters in het midden - 7 Luchtroosters in beenruimte voor - 8 Luchtroosters in beenruimte achter - 9 Verstel- en regelbare uitstroomopeningen<br />

achter<br />

A0A0359b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

97


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

98<br />

BOVENSTE LUCHTROOSTER<br />

VERSTELLEN<br />

(fig. 79)<br />

Het rooster kan met de knop worden geopend<br />

en gesloten.<br />

= Geheel gesloten. •<br />

) = Geheel geopend.<br />

fig. 79<br />

A0B0015b<br />

LUCHTROOSTERS IN HET<br />

MIDDEN VERSTELLEN<br />

(fig. 80)<br />

Beide roosters zijn voorzien van een hendeltje<br />

waarmee de luchtstroom in horizontale<br />

richting kan worden afgesteld. De lucht -<br />

opbrengst kan met het wieltje worden<br />

geregeld.<br />

= Geheel gesloten. •<br />

( = Geheel geopend.<br />

fig. 80<br />

A0B0037b<br />

ZIJROOSTERS BOVEN<br />

VERSTELLEN (fig. 81)<br />

Aan beide uiteinden van het dashboard<br />

bevindt zich een regelbaar luchtrooster (A)<br />

voor de ventilatie in de auto en een vast<br />

luchtrooster (B) voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de zijruiten.<br />

De luchtopbrengst kan met het wieltje (C)<br />

worden geregeld.<br />

= Geheel gesloten. •<br />

) = Geheel geopend.<br />

fig. 81<br />

A0B0039b


VERSTELBARE EN REGELBARE<br />

UITSTROOMOPENINGEN<br />

ACHTER<br />

Fig. 82: zitplaatsen voor (aan de uiteinden<br />

van het dashboard)<br />

Fig. 93: zitplaatsen achter (op de tunnelconsole<br />

tussen de stoelen)<br />

fig. 82<br />

A0B0038b<br />

Bedien voor het regelen van de luchtopbrengst<br />

de hendeltjes (A) voor het openen/sluiten.<br />

De luchtstroom kan gericht worden door<br />

de uitstroomopening te draaien met de hendeltjes.<br />

fig. 83<br />

A0B0289b<br />

AUTOMATISCHE<br />

AIRCONDITIONING<br />

MET GESCHEIDEN<br />

REGELING<br />

Systeem inschakelen (fig. 94):<br />

– verdraai de ringen van de knoppen om<br />

de gewenste temperatuur in te stellen (bestuurderszijde<br />

- passagierszijde);<br />

– druk knop AUTO in.<br />

BELANGRIJK Met de airconditioning<br />

kan de temperatuur voor de bestuurder en<br />

de passagier apart worden ingesteld. Het<br />

maximale temperatuurverschil is 7°C.<br />

BELANGRIJK De aircocompressor kan<br />

alleen werken bij een draaiende motor en<br />

een buitentemperatuur hoger dan 2°C.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

99


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

100<br />

Bij een buitentemperatuur<br />

onder 2°C werkt de aircocompressor<br />

niet. Het verdient<br />

daarom aanbeveling om de<br />

recirculatiefunctie v bij lage buitentemperaturen<br />

niet te gebruiken,<br />

omdat de ruiten anders snel kunnen<br />

beslaan.<br />

Om het systeem beter te begrijpen en te<br />

benutten, raden wij u aan om de volgende<br />

pagina’s zorgvuldig te lezen.<br />

fig. 84<br />

De airconditioning maakt<br />

gebruik van het koelmiddel<br />

“R134a“. Bij lekkage<br />

is dit middel niet schadelijk voor<br />

het milieu.<br />

Gebruik in geen geval andere middelen,<br />

omdat anders de componenten<br />

van het systeem beschadigd<br />

kunnen worden.<br />

A0B0382b<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

De auto is uitgerust met een klimaatregeling<br />

met gescheiden luchttemperatuurregeling<br />

voor bestuurders- en passagierszijde,<br />

die geregeld wordt door een elektronische<br />

regeleenheid. Voor een optimale temperatuurregeling<br />

in de twee ruimtes van het interieur,<br />

is het systeem uitgerust met een<br />

buitentemperatuursensor, een interieurtemperatuursensor<br />

en een dubbele zonnestralingssensor.<br />

Bij sommige uitvoeringen is het systeem<br />

voorzien van een wasemsensor direct achter<br />

de achteruitkijkspiegel. Deze sensor kan<br />

een bepaald gebied aan de binnenzijde van<br />

de voorruit “controleren“ en het systeem<br />

automatisch bedienen, zodat wasem wordt<br />

voorkomen of verminderd. Daarvoor voert<br />

het systeem de volgende handelingen uit:<br />

recirculatiefunctie uitschakelen, compressor<br />

inschakelen, luchtverdeling naar voorruit,<br />

aanjagersnelheid hoog genoeg voor<br />

ontwasemen; als de wasem hardnekkig is,<br />

dan wordt de functie MAX-DEF ingeschakeld.


Om een goede werking<br />

van de wasemsensor te<br />

garanderen mogen geen<br />

zelfklevende voor werpen (tol -<br />

vignetten, parkeerschijven, enz.)<br />

in het “controle“-gebied tussen<br />

sensor en voorruit worden aange -<br />

bracht. Bovendien moeten de voorruit<br />

en de sensor voorzichtig worden<br />

schoongemaakt, waarbij moet<br />

worden voorkomen dat stof of andere<br />

ongerechtigheden zich ophopen.<br />

BELANGRIJK Telkens als de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt gezet of als<br />

knop AUTO wordt ingedrukt, dan wordt de<br />

ontwasemfunctie ingeschakeld. De functie<br />

kan worden onderbroken door het indrukken<br />

van de knoppen: airconditioning, recirculatie,<br />

luchtverdeling, luchtopbrengst. Hierdoor<br />

wordt het signaal van de wasemsensor onderbroken,<br />

totdat u opnieuw de knop AU-<br />

TO indrukt of de contactsleutel in stand<br />

MAR zet.<br />

Het systeem is uitgerust met een lucht -<br />

kwaliteitsensor die automatisch de luchtrecirculatie<br />

kan inschakelen om de onaangename<br />

effecten van vervuilde lucht, tijdens<br />

het rijden in de stad, in de file en in tunnels,<br />

en door het inschakelen van de ruitensproeiers<br />

(alcoholgeur), te verminderen.<br />

BELANGRIJK De werking van de lucht -<br />

kwaliteitsensor is ondergeschikt aan de veiligheid;<br />

daarom wordt de werking uitgeschakeld<br />

als de compressor wordt uitgezet<br />

of als de buitentemperatuur lager wordt dan<br />

4°C. U kunt de sensor weer inschakelen<br />

door de recirculatieknop v in te drukken.<br />

Hierdoor werkt het systeem weer automatisch.<br />

De luchtkwaliteitsensor is<br />

in de luchtstroom voor het<br />

gecombineerd pollenfilter<br />

met actieve koolstof geplaatst en<br />

wordt zo beschermd tegen de pers -<br />

luchtstralen van reinigingsapparatuur.<br />

Vermeden moet worden dat<br />

het door de ruitenwissers verzamelde<br />

water in aanraking komt<br />

met de sensor zelf: als dit het geval<br />

is kan de recirculatiefunctie lange<br />

tijd uitgeschakeld worden.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

101


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

102<br />

De luchtkwaliteit wordt ook geregeld door<br />

een gecombineerd pollenfilter met actieve<br />

koolstof.<br />

De klimaatregeling controleert en regelt<br />

automatisch de volgende parameters en<br />

functies:<br />

– temperatuur ingevoerde lucht in het interieur<br />

(gescheiden voor de bestuurders- en<br />

passagierszijde)<br />

– aanjagersnelheid<br />

– luchtverdeling<br />

– in-/uitschakeling recirculatiefunctie<br />

– toestaan in-/uitschakeling aircocompressor.<br />

Het is mogelijk de instelling van de volgende<br />

functies handmatig te veranderen:<br />

– aanjagersnelheid<br />

– luchtverdeling<br />

– in-/uitschakeling recirculatiefunctie<br />

– toestaan in-/uitschakeling aircocompressor<br />

– ontdooiing/ontwaseming van de ruiten.<br />

De regeling van de functies die niet handmatig<br />

zijn gewijzigd, blijft automatisch<br />

plaats vinden. De temperatuurregeling van<br />

de lucht naar het interieur vindt altijd automatisch<br />

plaats. De temperatuur is afhankelijk<br />

van de op het display voor de bestuurder<br />

en passagier ingestelde waarde.<br />

BELANGRIJK De handmatige instellingen<br />

hebben voorrang boven de automatische<br />

instellingen en blijven in het geheugen<br />

opgeslagen, totdat de gebruiker de<br />

regeling weer overlaat aan het automatische<br />

sys teem.


BEDIENINGSORGANEN (fig. 85)<br />

1 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />

(bestuurderszijde)<br />

2 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />

(bestuurderszijde)<br />

3 - Draaiknop voor aanjagersnelheid en<br />

uitschakelen systeem<br />

4 - Display ingestelde aanjagersnelheid,<br />

luchtverdeling en weergave uitgeschakelde<br />

luchtverdeling (OFF)<br />

5 - Display ingestelde interieurtemperatuur<br />

(passagierszijde)<br />

6 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur<br />

(passagierszijde)<br />

7 - Drukknop in-/uitschakelen recirculatie<br />

v (handmatig/automatisch)<br />

8 - Drukknop voor instellen luchtverdeling<br />

9 - Drukknop in-/uitschakelen achterruiten<br />

spiegelverwarming (<br />

10 - Drukknop in-/uitschakelen maximale<br />

ontdooiing/ontwaseming van voorruit en<br />

zijruiten voor, achterruitverwarming en<br />

verwarming buitenspiegels (functie MAX-<br />

DEF - - )<br />

11 - Drukknop voor gelijkstellen ingestelde<br />

temperatuur van passagiers- aan bestuurderszijde<br />

MONO<br />

12 - Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor<br />

√<br />

13 - Interieurtemperatuursensor<br />

14 - Drukknop voor inschakelen automatische<br />

werking AUTO<br />

fig. 85<br />

GEBRUIK VAN DE AUTOMA -<br />

TISCHE AIRCONDITIONING<br />

MET GESCHEIDEN REGELING<br />

(fig. 85)<br />

BELANGRIJK De ringen van de draai -<br />

knoppen zijn niet voorzien van een mechanische<br />

aanslag. Als de maximum of minimum<br />

waarde is bereikt, dan kunnen de<br />

ringen nog steeds in beide richtingen<br />

draaien.<br />

A0B0056b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

103


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

104<br />

Het systeem kan op verschillende manieren<br />

worden ingeschakeld, maar aangeraden<br />

wordt te beginnen met het instellen van<br />

de gewenste temperaturen op de dis plays<br />

en vervolgens knop (14) AUTO in te<br />

drukken.<br />

Op deze wijze werkt het systeem geheel<br />

automatisch, zodat zo snel mogelijk de ingestelde<br />

temperatuur wordt bereikt en deze<br />

temperatuur in stand wordt gehouden.<br />

Tijdens de volledig automatische werking<br />

van het systeem kunt u op ieder moment<br />

de ingestelde temperatuur wijzigen: het sys -<br />

teem zal automatisch de eigen instellingen<br />

wijzigen en aanpassen aan de nieuwe ver -<br />

eisten.<br />

BELANGRIJK Het temperatuurverschil<br />

tussen de bestuurders- en passagierszijde<br />

mag maximaal 7°C zijn. Het systeem accepteert<br />

geen grotere verschillen.<br />

De automatische keuzes kunnen handmatig<br />

met de volgende bedieningsorganen worden<br />

aangepast:<br />

– draaiknop (3) regeling aanjagersnelheid<br />

– drukknop (8) voor luchtverdeling<br />

– drukknop (7) v in-/uitschakelen recirculatie<br />

– drukknop (12) √ in-/uitschakelen aircocompressor.<br />

Als handmatig één of meer van deze functies<br />

worden gekozen, dan gaat het lampje<br />

rechts op knop (14) AUTO uit.<br />

Als één of meer functies handmatig zijn<br />

ingeschakeld, dan blijft de regeling van de<br />

luchttemperatuur automatisch plaatsvinden<br />

(het lampje links op knop 14 AUTO brandt),<br />

behalve als de compressor niet is ingeschakeld.<br />

Onder deze omstandigheden kan de lucht -<br />

temperatuur naar het interieur niet lager worden<br />

dan de buitentemperatuur; deze situatie<br />

wordt aangegeven als de twee lampjes<br />

op knop (14) auto uit zijn en de temperatuuraanduiding<br />

op het display (2) en/of<br />

(5) knipperen.


DRAAIKNOPPEN VOOR<br />

REGELING<br />

LUCHTTEMPERATUUR (fig. 86)<br />

Als u de ring van knop (1 of 6) rechtsof<br />

linksom draait, wordt de gewenste temperatuur<br />

links (knop 1) of rechts (knop 6)<br />

resp. verhoogd of verlaagd. De ingestelde<br />

temperaturen verschijnen op de displays (2)<br />

en (5) onder de betreffende knoppen.<br />

De gescheiden temperatuurregeling wordt<br />

automatisch hervat als u draaiknop (6) bedient.<br />

Als u de knop helemaal naar rechts of helemaal<br />

naar links draait, tot aan de uiterste<br />

waarden HI of LO, wordt respectievelijk<br />

de functie van de maximale verwarming<br />

of de maximale koeling ingeschakeld:<br />

fig. 86<br />

A0B0063b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

105


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

106<br />

Functie HI<br />

(maximale verwarming - fig. 87)<br />

Als u op het display een temperatuur hoger<br />

dan 32,5°C instelt, wordt deze functie<br />

ingeschakeld, onafhankelijk of de instelling<br />

aan de bestuurders- of passagierszijde of<br />

aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling<br />

wordt het systeem niet meer gescheiden<br />

geregeld. De functie wordt op beide<br />

dis plays aangegeven.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als<br />

u het interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen,<br />

waarbij maximaal van het vermogen<br />

van het systeem gebruik wordt gemaakt.<br />

Deze functie maakt gebruik van de maximale<br />

temperatuur van de verwarmings -<br />

vloeistof, terwijl de luchtverdeling naar de<br />

beenruimte en de 4e snelheid van de aanjager<br />

door het systeem worden ingesteld.<br />

Als deze functie is ingeschakeld zijn alle<br />

handmatige instellingen toegestaan.<br />

fig. 87<br />

Om de functie uit te schakelen moet u de<br />

ring van knop (1) of (6) voor het instellen<br />

van de temperatuur op een waarde onder<br />

32,5°C zetten; op het andere display<br />

wordt 32,5°C weergegeven.<br />

A0B0064b<br />

Als u knop (14) AUTO indrukt, dan geeft<br />

het display een temperatuur aan van 32,5°C<br />

en wordt de temperatuur weer automatisch<br />

geregeld.


Functie LO<br />

(maximale koeling - fig. 88)<br />

Als u op het display een temperatuur onder<br />

16,5°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld;<br />

deze instelling wordt op beide<br />

displays weergegeven.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als<br />

u het interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />

waarbij maximaal van het vermogen<br />

van het systeem gebruik wordt gemaakt.<br />

De functie onderbreekt de verwarming van<br />

de lucht, schakelt de recirculatiefunctie in<br />

(om te voorkomen dat warme lucht het interieur<br />

bereikt), schakelt de aircocompressor<br />

in, zet de luchtverdeling in de stand E<br />

en schakelt de 5e snelheid van de aanjager<br />

in.<br />

Als deze functie is ingeschakeld zijn alle<br />

handmatige instellingen toegestaan.<br />

Om de functie uit te schakelen moet u de<br />

ring van knop 1) of (6) voor het instellen<br />

van de temperatuur op een waarde hoger<br />

dan 16,5°C zetten; op het andere display<br />

wordt 16,5°C weergegeven.<br />

fig. 88<br />

Als u knop (14) AUTO indrukt, geeft het<br />

display een temperatuur aan van 16,5°C en<br />

wordt de temperatuur weer automatisch geregeld.<br />

A0B0065b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

107


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

108<br />

DRUKKNOP MONO<br />

VOOR GELIJKSTELLEN<br />

INGESTELDE TEMPERATUREN<br />

(fig. 89)<br />

Als u knop (11) MONO indrukt, wordt de<br />

temperatuur aan bestuurders- en passagiers -<br />

zijde automatisch gesynchroniseerd, waarna<br />

u de temperatuur in de twee gedeelten<br />

met de ring van knop (1) aan de bestuurderszijde<br />

kunt regelen.<br />

Met deze functie kan de temperatuur in<br />

het interieur makkelijk geregeld worden,<br />

als de bestuurder alleen in de auto zit.<br />

De gescheiden temperatuurregeling wordt<br />

automatisch hervat als de passagier de ring<br />

van knop (6) bedient of als knop (11)<br />

MONO wordt ingedrukt.<br />

fig. 89<br />

A0B0066b


DRAAIKNOP VOOR<br />

REGELING<br />

AANJAGERSNELHEID<br />

(fig. 90-91)<br />

Als u de ring van knop (3) rechts- of links -<br />

om draait, dan wordt de aanjagersnelheid<br />

hoger of lager en daarmee de hoeveelheid<br />

lucht die naar het interieur wordt gevoerd;<br />

er zijn 16 snelheden mogelijk die worden<br />

aangegeven met een staafdiagram (één<br />

staafje per 3 snelheden). Er worden maximaal<br />

6 staafjes verlicht:<br />

– maximum aanjagersnelheid = alle<br />

staafjes verlicht;<br />

– minimum aanjagersnelheid = één<br />

staafje verlicht.<br />

De aanjager kan alleen worden uitgeschakeld<br />

(geen verlichte staafjes) als u de<br />

aircocompressor hebt uitgeschakeld met<br />

knop (12) √. Om de automatische regeling<br />

van de aanjagersnelheid weer in te<br />

schakelen, nadat de snelheid handmatig is<br />

ingesteld, moet u knop (14) AUTO indrukken.<br />

Als u de ring van knop (3) geheel<br />

linksom draait, dan wordt het systeem uitgeschakeld.<br />

Dit levert de volgende omstandigheden<br />

op: display (2) uit; display (5)<br />

uit; middelste display (4) uit, het linker<br />

lampje op de recirculatieknop (7) v<br />

brandt en beide lampjes op knop AUTO gedoofd.<br />

fig. 90<br />

BELANGRIJK Knop (7) v voor de<br />

recirculatiefunctie kan worden ingedrukt,<br />

waardoor de buitenlucht direct naar het interieur<br />

stroomt.<br />

A0B0067b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

109


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

110<br />

Om het systeem weer in te schakelen hoeft<br />

u slechts de ring van knop (3) rechtsom te<br />

draaien, of een willekeurige knop in te<br />

drukken, met uitzondering van knop (7)<br />

voor de recirculatie en knop (9) voor de achterruitverwarming;<br />

vervolgens worden alle<br />

hiervoor ingestelde bedrijfsomstandigheden<br />

hersteld.<br />

BELANGRIJK Als de functie OFF wordt<br />

verlaten, dan werkt de recirculatiefunctie v<br />

op dezelfde wijze als voor het uitschakelen.<br />

fig. 91<br />

A0B0068b


DRAAIKNOP REGELING<br />

LUCHTVERDELING (fig. 92)<br />

Als u herhaaldelijk knop MODE (8) indrukt,<br />

dan kunt u handmatig één van de 5 mogelijke<br />

verdelingen van de lucht naar het interieur<br />

kiezen:<br />

E Lucht uit de uitstroomopeningen in<br />

het midden en aan de zijkant van het<br />

dash board en de uitstroomopeningen<br />

achter.<br />

E Lucht uit de luchtroosters in de been-<br />

Z ruimte (warmere lucht), de uitstroom -<br />

openingen in het midden en aan de<br />

zijkant van het dashboard en de uitstroomopening<br />

achter (koelere lucht).<br />

Deze luchtverdeling is zeer bruikbaar<br />

in het voor- en najaar bij zonnestraling.<br />

Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />

voor en achter. Met deze lucht -<br />

verdeling kan in een zo kort mogelijke<br />

tijd de lucht in het interieur<br />

worden verwarmd, omdat warme lucht<br />

opstijgt. Dit geeft snel een warm<br />

gevoel bij koude lichaamsdelen.<br />

fig. 92<br />

Z<br />

Q Lucht uit de luchtroosters in de<br />

beenruimte voor en achter en de<br />

lucht roosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten<br />

voor. Deze luchtverdeling zorgt voor<br />

een goede verwarming van het interieur<br />

en voorkomt het eventuele beslaan<br />

van de ruiten.<br />

A0B0069b<br />

Q Lucht uit de luchtroosters voor de<br />

ontdooiing/ontwaseming van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van de luchtverdeling na een handmatige<br />

instelling, moet u knop (14) AUTO<br />

indrukken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

111


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

112<br />

DRUKKNOP VOOR TOESTAAN<br />

IN-/UITSCHAKELEN<br />

AIRCOCOMPRESSOR<br />

√ (fig. 93)<br />

Als u knop (12) √ indrukt, wordt de aircocompressor<br />

ingeschakeld. Bij ingeschakelde<br />

aircocompressor brandt het<br />

lampje op de knop zelf.<br />

Als u de aircocompressor uitschakelt, dan<br />

gaat het lampje op de knoppen (14) AU-<br />

TO en (12) √ uit. Bovendien wordt de<br />

recirculatiefunctie uitgeschakeld (beide<br />

lampjes op knop 7 v) gaan uit). Hiermee<br />

wordt voorkomen dat de ruiten beslaan.<br />

U kunt de recirculatiefunctie weer inschakelen<br />

door knop 7 v in te drukken.<br />

fig. 93<br />

A0B0070b


Als de aircocompressor uitgeschakeld is,<br />

dan kan de temperatuur van de lucht naar<br />

het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur;<br />

in die situatie knippert de<br />

waarde op het display van de temperatuur<br />

die niet bereikt kan worden en gaat het<br />

linker lampje op knop (14 AUTO -<br />

fig. 94) uit.<br />

De uitschakeling van de aircocompressor<br />

blijft in het geheugen opgeslagen, ook na<br />

het uitzetten van de motor. De automatische<br />

werking van de aircocompressor wordt<br />

automatisch hervat als u knop (12) √ indrukt<br />

(lampje op de knop gaat branden)<br />

of als u knop (14) AUTO indrukt; in het<br />

laatste geval worden de overige handmatig<br />

ingestelde instellingen uitgeschakeld.<br />

Als de aircocompressor<br />

werkt, dan wordt de lucht<br />

gekoeld en ontvochtigd;<br />

wij raden u daarom aan de compressor<br />

altijd ingeschakeld te laten<br />

om het beslaan van de ruiten<br />

te voorkomen.<br />

fig. 94<br />

A0B0071b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

113


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

114<br />

DRUKKNOP IN-/UITSCHA KELEN<br />

RECIRCULATIE v (fig. 95)<br />

Er zijn drie mogelijkheden:<br />

– automatische regeling; dit wordt aangegeven<br />

door een brandend rechter lampje<br />

op de knop;<br />

– handmatig ingeschakeld (recirculatie altijd<br />

ingeschakeld); dit wordt aangegeven<br />

door een brandend linker lampje op de knop<br />

(het lampje rechts gaat tegelijkertijd uit);<br />

– handmatig uitgeschakeld (recirculatie<br />

altijd uitgeschakeld met luchttoevoer van<br />

buiten); beide lampjes zijn uit.<br />

Deze drie mogelijkheden kunnen worden<br />

ingeschakeld door meerdere keren op de<br />

recirculatieknop (7) v te drukken.<br />

Als de recirculatiefunctie automatisch door<br />

het systeem wordt geregeld, dan blijft het<br />

rechter lampje op recirculatieknop (7) v<br />

altijd branden en geeft het linker lampje de<br />

werking van de recirculatiefunctie weer:<br />

aan = recirculatiefunctie ingeschakeld;<br />

uit = recirculatiefunctie uitgeschakeld.<br />

Als de recirculatiefunctie handmatig is inof<br />

uitgeschakeld, dan is het lampje op knop<br />

(14) AUTO uit.<br />

fig. 95<br />

Bij de automatische werking wordt de recirculatie<br />

automatisch ingeschakeld, ook<br />

wanneer de luchtkwaliteitssensor de aanwezigheid<br />

van vervuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld<br />

tijdens het rijden in de stad, in<br />

een file, in tunnels en als de ruitensproeiers<br />

A0B0072b<br />

worden ingeschakeld (met de typische alcoholgeur).


Bij een buitentemperatuur<br />

onder 2°C werkt de aircocompressor<br />

niet. Het verdient<br />

daarom aanbeveling om de<br />

recirculatiefunctie v bij lage buitentemperaturen<br />

niet te gebruiken,<br />

omdat de ruiten anders snel kunnen<br />

beslaan.<br />

Met de recirculatiefunctie<br />

kan zeer snel de gewenste<br />

temperatuur worden bereikt<br />

als het systeem “verwarmt“<br />

of “koelt“. Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie handmatig in te<br />

schakelen op regenachtige of koude<br />

dagen, omdat dan de ruiten aan<br />

de binnenzijde aanzienlijk sneller<br />

kunnen beslaan, vooral als de airconditioning<br />

niet is ingeschakeld.<br />

Het verdient aanbeveling<br />

om de recirculatiefunctie in<br />

te schakelen in de file of in<br />

tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat vervuilde lucht het interieur bereikt.<br />

Het is raadzaam het systeem<br />

niet lang achter elkaar te gebruiken,<br />

omdat anders, vooral als u met<br />

meerdere personen in de auto zit,<br />

de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />

de ruiten beslaan.<br />

Bij bepaalde weersomstandigheden<br />

(bijv.: buitentemperatuur<br />

nabij 0°C) en<br />

als de recirculatie in het interieur<br />

automatisch wordt geregeld, kunnen<br />

de ruiten beslaan. Druk in dat<br />

geval op de recirculatieknop (7)<br />

v om de recirculatie handmatig<br />

uit te schakelen (het lampje op de<br />

knop gaat uit) en vergroot eventueel<br />

de luchtstroom naar de voorruit.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

115


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

116<br />

DRUKKNOP AUTO<br />

VOOR AUTOMATISCHE<br />

REGELING (fig. 96)<br />

Als u knop (14) AUTO indrukt, regelt<br />

het systeem automatisch de hoeveelheid<br />

en de verdeling van de naar het interieur<br />

toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande<br />

handmatige instellingen opgeheven.<br />

Dit wordt aangegeven door het branden<br />

van beide lampjes op de betreffende knop.<br />

Als het rechter lampje op knop (14)<br />

AUTO uit is, dan zijn één of meer handmatige<br />

instellingen uitgevoerd en werkt<br />

het systeem niet meer geheel automatisch<br />

(het linker lampje brandt). De temperatuur<br />

wordt altijd automatisch geregeld.<br />

fig. 96<br />

A0B0073b


DRUKKNOP VOOR<br />

SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />

MEN VAN DE RUITEN VOOR<br />

( - functie MAX-DEF) (fig. 97)<br />

Als u knop (10) - indrukt, schakelt<br />

de airconditioning automatisch gedurende<br />

een bepaalde tijd alle functies<br />

in die noodzakelijk zijn voor het snel<br />

ontdooien/ontwasemen van de voorruit<br />

en de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:<br />

– de aircocompressor inschakelt;<br />

– de eventueel ingeschakelde recirculatiefunctie<br />

uitschakelt (beide lampjes zijn<br />

uit);<br />

– de maximum luchttemperatuur instelt<br />

(HI) op beide displays (2) en (5);<br />

– de aanjager laat draaien met een<br />

vooraf bepaalde snelheid;<br />

– de luchtstroom naar de luchtroosters<br />

voor de voorruit en de zijruiten voor leidt;<br />

– de achterruit- en (indien aanwezig)<br />

de spiegelverwarming inschakelt.<br />

fig. 97<br />

Als de functie snel ontdooien/ontwasemen<br />

is ingeschakeld, dan brandt het lampje<br />

op knop (10) - , het lampje op knop<br />

(9) ( voor de achterruitverwarming en<br />

het lampje op knop (12) √ ; tegelijkertijd<br />

gaan de lampjes op knop (7) v uit.<br />

A0B0074b<br />

BELANGRIJK Als de motor nog niet op<br />

bedrijfstemperatuur is, wordt de maximale<br />

snelheid van de aanjager niet direct ingeschakeld.<br />

Hiermee wordt de toevoer van<br />

nog te koude lucht voor de ontwaseming<br />

van de ruiten beperkt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

117


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

118<br />

Als de functie voor maximaal ontwasemen/ontdooien<br />

is ingeschakeld, kunnen<br />

alleen de aanjagersnelheid en de uitschakeling<br />

van de achterruitverwarming handmatig<br />

worden geregeld.<br />

Als u opnieuw op een van de volgende<br />

knoppen drukt: (10) - , (7) v,<br />

(11) MONO, (14) AUTO of (12) √ ,<br />

schakelt het systeem de functie snel ontdooien/ontwasemen<br />

uit en worden alle<br />

bedrijfsomstandigheden van voor het<br />

inschakelen van de functie hersteld, inclusief<br />

een eventueel ingeschakelde functie.<br />

DRUKKNOP VOOR<br />

ACHTERRUIT- EN<br />

SPIEGELVERWARMING<br />

( (fig. 98)<br />

Als u knop (9) ( indrukt, dan worden<br />

de achterruit- en, indien aanwezig, de<br />

spiegelverwarming ingeschakeld.<br />

Het lampje op de knop gaat branden als<br />

deze functie wordt ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Het handmatig in-/uitschakelen<br />

van de achterruitverwarming<br />

heeft voorrang boven de automatische<br />

inschakeling die door de regeleenheid van<br />

de airconditioning wordt bepaald.<br />

fig. 98<br />

De functie schakelt na ongeveer 20<br />

minuten automatisch uit, of als opnieuw<br />

de knop wordt ingedrukt. De functie wordt<br />

ook uitgeschakeld als u de motor uitzet en<br />

blijft uitgeschakeld als u de motor<br />

opnieuw start.<br />

A0B0075b


BELANGRIJK Het systeem schakelt<br />

automatisch de achterruitverwarming in<br />

als de temperatuur lager wordt dan 3°C.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />

aan de binnenzijde van de<br />

achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />

te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Als u de minkabel van<br />

de accu loskoppelt, moet u, als u de kabel<br />

weer vastkoppelt, ongeveer 2 minuten<br />

wachten voordat u de sleutel draait, zodat<br />

de klimaatregeling de slag van de actuatoren<br />

goed kan instellen.<br />

GECOMBINEERD POLLENFILTER<br />

MET ACTIEVE KOOLSTOF<br />

Het filter reinigt de lucht mechanisch via<br />

het elektrostatische principe, zodat de in<br />

het interieur ingevoerde lucht gezuiverd is<br />

en geen stofdeeltjes, pollen, enz. bevat.<br />

Door de laag actieve kooldeeltjes aan de<br />

onderzijde van het pollenfilter wordt ook<br />

de concentratie van luchtverontreinigende<br />

bestanddelen verminderd.<br />

Het filter werkt ongeacht de stand van<br />

de luchttoevoer en werkt het best als de<br />

ruiten zijn gesloten.<br />

Laat het filter ten minste één keer per<br />

jaar controleren door de Alfa Romeodealer,<br />

bij voorkeur aan het begin van het<br />

zomerseizoen.<br />

Als de auto veel over stoffige wegen of<br />

bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,<br />

moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />

en vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement<br />

van de klimaatregeling<br />

aanzienlijk beperken. Hierbij is<br />

het mogelijk dat geen lucht meer<br />

uit de uitstroomopeningen en<br />

luchtroosters komt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

119


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

120<br />

BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

KOFFERDEKSEL<br />

ONTGRENDELEN (fig. 99)<br />

Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />

geopend door aan de hendel (A)<br />

naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />

Bedien de hendel voor<br />

het ontgrendelen van het<br />

kofferdeksel niet als de<br />

auto rijdt.<br />

fig. 99<br />

A0B0042b<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPER-<br />

LICHTEN (fig. 100)<br />

Druk voor inschakeling op de knop (A),<br />

ongeacht de stand van de contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />

het lampje in de schakelaar, werken<br />

de richtingaanwijzers en branden de controlelampjes<br />

voor de richtingaanwijzers op<br />

het instrumentenpaneel. Druk de schakelaar<br />

nogmaals in om het systeem uit te<br />

schakelen.<br />

Het g ebruik van d e<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van<br />

de wetgeving van het land waarin<br />

u zich bevindt. Houdt u aan de<br />

voorschriften.<br />

fig. 100<br />

A0B0036b<br />

MISTLAMPEN VOOR (fig. 101)<br />

Druk voor inschakeling op knop (A). De<br />

lampen werken alleen als de buitenverlichting<br />

is ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

5 branden.<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, schakelen de mistlampen voor<br />

automatisch uit. De lampen schakelen pas<br />

weer in als na het starten opnieuw op<br />

knop (A) wordt gedrukt.<br />

Druk knop (A) nogmaals in om de mistlampen<br />

uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van de mistlampen aan de geldende verkeersvoorschriften.<br />

fig. 101<br />

A0B0285b


MISTACHTERLICHTEN (fig. 101)<br />

Druk voor inschakeling op knop (B). De<br />

mistachterlichten werken alleen als het<br />

dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

4 branden.<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, schakelen de mistachterlichten<br />

automatisch uit. De lampen schakelen pas<br />

weer in als na het starten opnieuw op<br />

knop (B) wordt gedrukt.<br />

Druk knop (B) nogmaals in om de mistachterlichten<br />

uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van de mistachterlichten aan de geldende<br />

verkeersvoorschriften.<br />

LICHTSTERKTEREGELING<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

(fig. 102)<br />

Druk voor het regelen van de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel, bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting, op knop (A).<br />

Telkens als u knop (A) indrukt, wordt<br />

achtereenvolgens één van de drie vastgestelde<br />

lichtsterktes geselecteerd: laaggemiddeld-hoog.<br />

fig. 102<br />

A0B0326b<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKE-<br />

LAAR (fig. 103)<br />

Deze veiligheidsschakelaar springt<br />

omhoog bij een botsing boven een bepaalde<br />

intensiteit, waardoor de toevoer van<br />

brandstof wordt gestopt en de motor<br />

afslaat.<br />

Als de schakelaar inschakelt, verschijnen<br />

op het display Infocenter een mededeling<br />

+ symbool (zie “Display Infocenter“ in dit<br />

hoofdstuk) en worden de portieren ontgrendeld.<br />

fig. 103<br />

A0B0327b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

121


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

122<br />

Als u na een ongeval een<br />

brandstofgeur r uikt o f<br />

merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar<br />

niet weer terug, zodat<br />

brand wordt voorkomen.<br />

Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage,<br />

bijvoorbeeld in de motorruimte,<br />

onder de auto of in de nabijheid van de<br />

brandstoftank.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden, druk<br />

dan op knop (A) om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand STOP om te voorkomen dat de<br />

accu ontlaadt.<br />

fig. 104<br />

A0B0044b<br />

TANKKLEPJE OPENEN<br />

(fig. 104)<br />

U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />

door de voorzijde van de hendel<br />

(A) omhoog te trekken.<br />

HOOGTEVERSTELLING KOP-<br />

LAMPEN<br />

(fig. 108)<br />

Als de auto is uitgerust met xenonlampen,<br />

worden de koplampen elektrisch<br />

afgesteld; de bedieningsknop (A) naast<br />

de stuurwielkolom is dan niet aanwezig.<br />

Als de auto beladen is, moet de hoogte<br />

van de koplampen worden afgesteld.<br />

fig. 105<br />

A0B0240b<br />

De bedieningsknop (A) naast de stuurwielkolom<br />

kan in vier standen worden<br />

gezet die overeenkomen met één van de<br />

onderstaande beladingsgraden:<br />

Stand 0 : 1 of 2 personen op de voorstoelen,<br />

volle brandstoftank, interieuruitrusting<br />

(in rijklare staat).<br />

Stand 1: 5 personen.<br />

Stand 2 : 5 personen met volle bagageruimte<br />

(ongeveer 50 kg).<br />

Stand 3 : 1 persoon (de bestuurder) en<br />

300 kg in de bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht van de<br />

lading wijzigt.


HANDREM (fig. 106)<br />

De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />

U kunt de handrem inschakelen door de<br />

hendel (A) omhoog te trekken, totdat de<br />

auto niet meer kan rollen.<br />

Als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, gaat op het instrumentenpaneel het<br />

waarschuwingslampje x branden.<br />

De auto moet geblokkeerd<br />

zijn als de handrem<br />

enkele tanden is aangetrokken.<br />

Als dit niet het geval is,<br />

laat dan de Alfa Romeo-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

– trek de hendel (A) iets omhoog en<br />

druk op de knop (B);<br />

– houd de knop ingedrukt en laat de<br />

hendel zakken; het lampje x op het in -<br />

strumentenpaneel dooft.<br />

Om onverwachte bewegingen van de<br />

auto te voorkomen, moet bij het bedienen<br />

van de handrem het rempedaal worden<br />

ingetrapt.<br />

fig. 106<br />

A0B0288b<br />

BELANGRIJK De handremhendel (A)<br />

is voorzien van een beveiligingsmechanisme.<br />

Dit mechanisme voorkomt dat per<br />

ongeluk de handrem wordt uitgeschakeld<br />

als bij aangetrokken hendel de knop (B)<br />

wordt ingedrukt. Voor het uitschakelen<br />

van de handrem moet u daarom niet<br />

alleen de knop (B) indrukken, maar ook<br />

de hendel (A) iets omhoog trekken,<br />

zodat het beveiligingsmechanisme uitschakelt.<br />

Zet vervolgens de hendel geheel<br />

omlaag.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

123


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

124<br />

VERSNELLINGSPOOK (fig. 107)<br />

De auto is uitgerust met een handgeschakelde<br />

versnellingsbak met zes versnellingen.<br />

De positie van de afzonderlijke versnellingen<br />

is met een symbool op de knop van<br />

de versnellingspook aangegeven.<br />

Trap bij het overschakelen altijd het koppelingspedaal<br />

geheel in. Als de achteruit<br />

(R) wordt ingeschakeld, moet de auto<br />

stilstaan.<br />

fig.107<br />

A0B0408b<br />

BELANGRIJK De achteruit kan alleen<br />

bij een stilstaande auto worden ingeschakeld.<br />

Wacht bij een draaiende motor en<br />

een geheel ingetrapt koppelingspedaal<br />

minstens drie seconden, voordat u de achteruit<br />

inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat de tandwielen beschadigen.<br />

Om op de juiste wijze te<br />

schakelen, m oet u h et<br />

koppelingspedaal geheel<br />

intrappen. Daarom mag er niets<br />

onder het pedaal liggen dat dit<br />

kan verhinderen: Let erop dat de<br />

vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />

en zo de slag van de<br />

pedalen kunnen beperken.<br />

Laat na het schakelen de<br />

versnellingspook l os.<br />

Door het rijden met één<br />

hand a an d e v ersnellingspook<br />

wordt op het schakelmechanisme<br />

in de versnellingsbak een geringe<br />

kracht u itgeoefend, w aardoor<br />

onnodige slijtage kan ontstaan.


SELESPEED<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

De auto kan zijn uitgerust met een elektronisch<br />

geregelde mechanische<br />

“Selespeed“ versnellingsbak.<br />

BELANGRIJK Het verdient beslist aanbeveling<br />

om dit hoofdstuk zorgvuldig te<br />

lezen, zodat u Selespeed op de juiste<br />

wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het<br />

begin op de hoogte van de juiste handelingen<br />

en in staat om deze uit te voeren.<br />

Selespeed bestaat uit een normale<br />

mechanische versnellingsbak, waaraan<br />

een elektronisch geregeld elektrohydraulisch<br />

systeem is toegevoegd. Dit systeem<br />

bedient automatisch de koppeling en<br />

regelt het overschakelen.<br />

Het koppelingspedaal ontbreekt; om<br />

weg te rijden hoeft u alleen het gaspedaal<br />

te bedienen.<br />

De versnellingsbak kan op twee manieren<br />

worden bediend:<br />

– sequentieel (handmatig), waarbij<br />

de bestuurder direct overschakelt met de<br />

selectorhendel op de middenconsole of de<br />

knoppen op het stuurwiel;<br />

– automatisch CITY, waarbij het systeem<br />

beslist over het overschakelen (deze<br />

werking kan worden gekozen met knop<br />

B-fig. 108).<br />

fig. 108<br />

A0B0448b<br />

Overschakelen vindt plaats met de selectorhendel<br />

(A-fig. 108), die slechts één<br />

centrale vergrendelde stand heeft.<br />

Met deze hendel kan worden op- of<br />

teruggeschakeld en/of de achteruit (R)<br />

of de vrijstand (N) worden ingeschakeld.<br />

Op het stuur bevinden zich nog twee<br />

hendels (fig. 109 ). Met deze hendels<br />

kan, alleen bij een rijdende auto (met een<br />

snelheid boven 0,5 km/h) worden op- of<br />

teruggeschakeld.<br />

fig. 109<br />

A0B0455b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

125


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

126<br />

Tijdens de automatische werking CITY<br />

kan handmatig worden geschakeld met<br />

zowel de selectorhendel als de hendels op<br />

het stuurwiel. De versnellingsbak blijft in<br />

CITY.<br />

De ingeschakelde versnelling (fig.<br />

110) wordt aangegeven op het display<br />

op de toerenteller.<br />

fig. 110<br />

A0B0402b<br />

De symbolen op het display, afhankelijk<br />

van de ingeschakelde versnelling, zijn:<br />

N = VRIJ;<br />

1 = EERSTE VERSNELLING;<br />

2 = TWEEDE VERSNELLING;<br />

3 = DERDE VERSNELLING;<br />

4 = VIERDE VERSNELLING;<br />

5 = VIJFDE VERSNELLING;<br />

6 = ZESDE VERSNELLING;<br />

R = ACHTERUIT.<br />

Een waarschuwingslampje (A-fig.<br />

110) en een geluidssignaal waarschuwen<br />

de bestuurder bij een storing of bij<br />

voor de auto of versnellingsbak kritieke rijomstandigheden<br />

(bijv. oververhitte koppeling).<br />

Selespeed maakt het gebruik van de<br />

auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert<br />

de vermoeidheid als in de stad wordt gereden<br />

of als vaak geschakeld moet worden,<br />

en levert tegelijkertijd uitstekende prestaties.<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

BELANGRIJK Als u het bestuurders -<br />

portier opent, dan schakelt Selespeed het<br />

hydraulische deel van het systeem in,<br />

zodat het systeem gereed is als de motor<br />

wordt gestart. Deze functie kan worden<br />

waargenomen door het draaien van de<br />

pomp. De functie wordt uitgeschakeld als<br />

na 10 keer openen/sluiten van het portier<br />

het systeem niet met de contactsleutel<br />

is ingeschakeld.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan gaan alle onderdelen van het<br />

display (B-fig. 110 ), het waarschuwingslampje<br />

voor storing in versnellingsbak<br />

(A-fig. 110) en het opschrift CITY<br />

branden. Na ongeveer een seconde wordt<br />

op het display de ingeschakelde versnelling<br />

weergegeven (N, 1, 2, 3, 4, 5, 6,<br />

R). Vanaf dat moment kunt u Selespeed<br />

gebruiken om te schakelen.


BELANGRIJK Als na 10 seconden op<br />

het display niet de ingeschakelde versnelling<br />

wordt weergegeven of als het waarschuwingslampje<br />

blijft branden, zet dan de<br />

contactsleutel in stand STOP en wacht tot<br />

het display dooft. Schakel vervolgens het<br />

systeem opnieuw in. Wendt u tot de Alfa<br />

Romeo-dealer als de storing blijft bestaan.<br />

WERKING BIJ STILSTAANDE<br />

MOTOR<br />

BELANGRIJK Voordat u de selectorhendel<br />

gebruikt, moet op het display<br />

beslist de ingeschakelde versnelling (N,<br />

1, 2, 3, 4, 5, 6, R) staan.<br />

Als de motor niet draait en de auto stilstaat,<br />

kunnen alle versnellingen worden<br />

ingeschakeld.<br />

Als de auto stilstaat en het rempedaal is<br />

ingetrapt, kunt u alleen overschakelen met<br />

de selectorhendel op de middenconsole.<br />

Om over te schakelen moet u het rempedaal<br />

ingetrapt houden en:<br />

– om op te schakelen (+) (fig. 111) de<br />

hendel “naar voren“ drukken (als de auto<br />

in de eerste versnelling staat, wordt de<br />

tweede ingeschakeld, in de tweede wordt<br />

de derde ingeschakeld en zo verder tot de<br />

zesde versnelling). Als het systeem in de<br />

vrijstand (N) of achteruit (R) staat, dan<br />

wordt de eerste versnelling (1) ingeschakeld<br />

als de hendel naar voren wordt<br />

gedrukt.<br />

fig. 111<br />

A0B0449b<br />

– om terug te schakelen (–) (fig. 111)<br />

de hendel naar achteren drukken (als de<br />

auto in de zesde versnelling staat, wordt de<br />

vijfde ingeschakeld, in de vijfde wordt de<br />

vierde ingeschakeld en zo verder tot de eerste<br />

versnelling).<br />

Om de vrijstand (N) in te schakelen<br />

moet u bij stilstaande auto en ingetrapt<br />

rempedaal de selectorhendel naar rechts<br />

(fig. 112) verplaatsen.<br />

fig. 112<br />

A0B0450b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

127


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

128<br />

Vanuit elke versnelling (N, 1, 2, 3, 4,<br />

5, 6) en bij stilstaande auto kunt u de<br />

achteruit inschakelen door de selectorhendel<br />

naar rechts en vervolgens naar achteren<br />

(fig. 113) te drukken. Als de auto<br />

rijdt, dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;<br />

wacht tot de auto stilstaat en<br />

schakel de achteruit opnieuw in.<br />

fig. 113<br />

A0B0451b<br />

BELANGRIJK Als een versnelling<br />

wordt ingeschakeld, moet de selectorhendel<br />

onmiddellijk worden losgelaten, nadat<br />

de versnelling is ingeschakeld. Als de hendel<br />

langer wordt bediend (langer dan 10<br />

seconden), dan schakelt het systeem over<br />

op de automatische werking CITY. Dit<br />

wordt opgeheven als de selectorhendel<br />

wordt losgelaten.<br />

BELANGRIJK Als u de auto parkeert<br />

op een helling en een versnelling wilt<br />

inschakelen om wegrijden te voorkomen,<br />

moet u beslist op het display op de toerenteller<br />

controleren of de nieuwe versnelling<br />

wordt weergegeven en vervolgens<br />

twee seconden wachten voordat het rempedaal<br />

wordt losgelaten. Hierdoor heeft<br />

de koppeling de tijd om volledig aan te<br />

grijpen.<br />

MOTOR STARTEN<br />

Als het rempedaal geheel is ingetrapt,<br />

kan de motor gestart worden bij een ingeschakelde<br />

versnelling en als de versnellingsbak<br />

in de vrijstand (N) staat.<br />

BELANGRIJK Houd het rempedaal<br />

ingetrapt tijdens het starten. Als het rempedaal<br />

herhaaldelijk wordt ingetrapt bij<br />

een afgezette motor, is er meer kracht<br />

vereist. In een dergelijke situatie moet<br />

voor het starten van de motor het rempedaal<br />

krachtiger worden ingetrapt.<br />

Na het starten schakelt de versnellingsbak<br />

automatisch de vrijstand in, verschijnt<br />

op het display de letter (N) en schakelt<br />

het systeem de werking in, die voor het<br />

uitzetten van de motor was ingeschakeld.<br />

Als de motor niet aan -<br />

slaat en een versnelling is<br />

ingeschakeld, dan klinkt<br />

een g eluidssignaal e n<br />

wordt een mededeling op het<br />

multifunctionele display weergegeven<br />

om de bestuurder er op te<br />

attenderen dat er mogelijk een<br />

gevaarlijke s ituatie o ntstaat,<br />

omdat de versnellingsbak automatisch<br />

i n de vrijsta nd wordt<br />

gezet.


MOTOR UITZETTEN EN<br />

SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, gaat de motor uit, maar blijft<br />

Selespeed ingeschakeld totdat de auto<br />

geheel stilstaat; na ongeveer 2 tot 4<br />

seconden nadat de contactsleutel in stand<br />

STOP is gezet, wordt het hydraulische<br />

deel uitgeschakeld en dooft ook de weergave<br />

op het display op de toerenteller. Pas<br />

nu is Selespeed uitgeschakeld.<br />

De versnelling die is ingeschakeld op het<br />

moment dat de motor wordt uitgezet,<br />

blijft ingeschakeld.<br />

Als de motor wordt uitgezet met de versnellingsbak<br />

in de vrijstand (N), klinkt er<br />

een geluidssignaal om de bestuurder er op<br />

te attenderen dat voor de veiligheid de<br />

eerste versnelling (1) of de achteruit (R)<br />

ingeschakeld moet worden. Zet in dat<br />

geval de contactsleutel in stand MAR en<br />

schakel, bij ingetrapt rempedaal, de eerste<br />

versnelling (1) of de achteruit (R) in.<br />

Verlaat de auto NOOIT<br />

als de versnellingsbak in<br />

de vrijstand (N) staat.<br />

Verwijder de contactsleutel<br />

nooit als de auto<br />

rijdt. Selespeed werkt<br />

niet goed zolang de auto niet stilstaat.<br />

Bovendien blokkeert het<br />

stuurslot bij de eerste stuurbeweging.<br />

Het is beslist noodzakelijk<br />

om het rempedaal<br />

ingetrapt te houden als de<br />

motor wordt uitgezet en<br />

Selespeed uitschakelt: laat het<br />

pedaal pas los als het display op<br />

de toerenteller uit is.<br />

WEGRIJDEN<br />

Bij draaiende motor en stilstaande auto,<br />

kunt u alleen de eerste (1), de tweede<br />

versnelling (2) en/of de achteruit (R)<br />

inschakelen.<br />

De versnellingen kunnen bij ingetrapt<br />

rempedaal alleen met de selectorhendel<br />

op de middenconsole worden ingeschakeld.<br />

De knoppen op het stuurwiel werken<br />

alleen bij een snelheid boven 10 km/h.<br />

BELANGRIJK De achteruit (R) kan<br />

vanuit de volgende versnellingen worden<br />

ingeschakeld: vrij (N), eerste (1) of<br />

tweede (2) versnelling. Als de auto rijdt,<br />

dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;<br />

wacht tot de auto stilstaat en schakel de<br />

achteruit (R) opnieuw in.<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld, dan<br />

verschijnt het symbool op het display op<br />

de toerenteller en klinkt een geluidssignaal.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

129


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

130<br />

BELANGRIJK Als u vanuit de achteruit<br />

(R) de eerste versnelling (1) of vanuit de<br />

vrijstand (N) de eerste versnelling (1)<br />

inschakelt en het inschakelen lukt niet,<br />

dan wordt automatisch de tweede versnelling<br />

(2) ingeschakeld.<br />

Dit is geen storing, maar is een onderdeel<br />

van de werking van het systeem. Om<br />

dezelfde reden wordt, als het inschakelen<br />

van de achteruit niet direct lukt, de koppeling<br />

iets bediend, zodat de achteruit<br />

kan inschakelen; in dat geval wordt de<br />

achteruit (R) iets minder soepel ingeschakeld.<br />

Voer voor het wegrijden de volgende<br />

handelingen uit:<br />

1) laat het rempedaal los;<br />

2) trap het gaspedaal geleidelijk in.<br />

Naarmate het gaspedaal dieper wordt<br />

ingetrapt, is meer koppel beschikbaar om<br />

weg te rijden.<br />

Als het ASR is uitgeschakeld (met de<br />

knop ASR OFF) kan nog sneller worden<br />

weggereden.<br />

Nadat bij stilstaande<br />

auto is overgeschakeld,<br />

moet u altijd controleren<br />

op het display of de gewenste<br />

versnelling is ingeschakeld, voordat<br />

het gaspedaal wordt ingetrapt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

– Houd het rempedaal altijd ingetrapt bij<br />

stilstaande auto en ingeschakelde versnelling;<br />

laat het rempedaal pas los als u wilt<br />

wegrijden.<br />

– Zet de versnellingsbak in de vrijstand<br />

als de auto lang stilstaat met een draaiende<br />

motor.<br />

– Als de auto stilstaat op een helling,<br />

maak dan geen gebruik van het gaspedaal<br />

om wegrollen te voorkomen; gebruik<br />

hiervoor het rempedaal; gebruik het gaspedaal<br />

alleen om weg te rijden.<br />

– Rijd alleen weg in de tweede versnelling,<br />

als met een zeer lage snelheid<br />

weggereden moet worden.<br />

– Schakel alleen vanuit de achteruit de<br />

eerste versnelling in of omgekeerd, als de<br />

auto geheel stilstaat en het rempedaal is<br />

ingetrapt.


Hoewel het beslist wordt afgeraden, kan<br />

het door onvoorziene omstandigheden<br />

voorkomen dat bij een afdaling de auto in<br />

de vrijstand (N) staat. Als u vervolgens<br />

een versnelling inschakelt, dan schakelt<br />

het systeem automatisch de versnelling<br />

in, die het meest geschikt is om het<br />

motorkoppel over te brengen naar de wielen.<br />

Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende<br />

auto) geen gas geeft, dan bedient<br />

het systeem bij een bepaalde snelheid de<br />

koppeling, zodat gebruikt wordt gemaakt<br />

van de remmende werking van de motor.<br />

Om veiligheidsredenen geeft Selespeed<br />

een geluidssignaal als:<br />

– tijdens het starten een oververhitte<br />

koppeling wordt gesignaleerd; in dat geval<br />

moet u “vlot“ maar gelijkmatig wegrijden<br />

of, als de auto op een helling staat, het<br />

gaspedaal loslaten en de auto met het<br />

rempedaal op zijn plaats houden;<br />

– de auto in een andere richting rijdt dan<br />

de ingeschakelde versnelling, (bijv.: vooruit<br />

als de achteruit is ingeschakeld); in<br />

deze situatie moet de auto tot stilstand<br />

worden gebracht en bij ingetrapt rempedaal<br />

de juiste versnelling worden ingeschakeld.<br />

Eveneens om veiligheidsredenen klinkt<br />

bij stilstaande auto, gestarte motor en<br />

ingeschakelde versnelling (1), (2) of (R)<br />

een geluidssignaal en wordt automatisch<br />

de vrijstand (N) ingeschakeld als:<br />

– het gaspedaal en/of rempedaal gedurende<br />

ten minste 3 seconden niet worden<br />

gebruikt;<br />

– het rempedaal langer dan 10 minuten<br />

wordt ingetrapt;<br />

– het bestuurdersportier wordt geopend<br />

en het gas- en rempedaal ten minste 1<br />

seconde niet worden ingetrapt.<br />

AUTO STILZETTEN<br />

Om de auto stil te zetten hoeft u slechts<br />

het gaspedaal los te laten en, zo nodig,<br />

het rempedaal in te trappen.<br />

Onafhankelijk van de gekozen versnelling<br />

en de ingeschakelde functie<br />

(HANDMATIG of CITY) ontkoppelt<br />

het systeem en wordt er teruggeschakeld.<br />

Als u weer wilt optrekken voordat de<br />

auto geheel stilstaat, is op deze wijze<br />

altijd de meest geschikte versnelling voor<br />

het optrekken ingeschakeld.<br />

Als u de auto tot stilstand brengt, dan<br />

wordt automatisch de eerste versnelling<br />

(1) ingeschakeld.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

131


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

SEQUENTIËLE<br />

WERKING (HANDMATIG)<br />

Als het systeem HANDMATIG wordt<br />

bediend, dan wordt op het display op de<br />

toerenteller de ingeschakelde versnelling<br />

weergegeven.<br />

Bij deze bedieningswijze ligt de beslissing<br />

om over te schakelen bij de bestuurder.<br />

Overschakelen kan plaatsvinden met<br />

behulp van:<br />

– de selectorhendel op de middenconsole<br />

(A-fig. 114);<br />

– de hendels op het stuurwiel (fig.<br />

115); deze kunnen alleen worden<br />

bediend bij een snelheid boven 10 km/h.<br />

A0B0448b<br />

132 fig. 114<br />

fig. 115<br />

De handmatige bediening wordt<br />

ingeschakeld als: – bij ingeschakelde<br />

CITY-functie nogmaals knop CITY<br />

(B-fig. 114) wordt ingedrukt en daarmee<br />

de hiervoor gekozen functie wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

Tijdens overschakelen hoeft het gaspedaal<br />

niet losgelaten te worden, omdat<br />

Selespeed direct de motor op de volgende<br />

wijze bedient:<br />

– verlagen en vervolgens verhogen van<br />

het motorkoppel;<br />

– aanpassen van het toerental aan de<br />

nieuwe versnelling.<br />

A0B0455b<br />

Bij terugschakelen wordt automatisch<br />

het toerental verhoogd, zodat het toerental<br />

is aangepast aan de nieuwe versnelling.<br />

Het systeem kan in de vrijstand (N)<br />

worden gezet bij een snelheid lager dan<br />

0,5 km/h.<br />

De achteruit (R) kan alleen bij een stilstaande<br />

auto worden ingeschakeld.<br />

Als het gaspedaal meer dan 60% van de<br />

totale slag is ingetrapt en bij een toerental<br />

hoger dan 5000 t/min vindt het overschakelen<br />

sneller plaats.<br />

Als de HANDMATIGE werking is ingeschakeld,<br />

dan zijn er enige voorzieningen/beveiligingen<br />

die het rijden makkelijker<br />

maken:


– tijdens het afremmen ontkoppelt het<br />

systeem en wordt automatisch teruggeschakeld,<br />

zodat de juiste versnelling is<br />

ingeschakeld als weer moet worden opgetrokken;<br />

als de auto tot stilstand wordt<br />

gebracht, wordt automatisch de eerste<br />

versnelling (1) ingeschakeld;<br />

– als geschakeld wordt naar een versnelling<br />

terwijl de motor niet met het<br />

geschikte toerental draait (te hoog of te<br />

laag), dan wordt de schakelopdracht niet<br />

uitgevoerd;<br />

– als de motor het maximaal toegestane<br />

toerental bereikt en u gas blijft geven<br />

(zonder dat ASR in werking treedt), dan<br />

schakelt het systeem automatisch op;<br />

– als het overschakelen niet direct lukt,<br />

dan probeert het systeem het eerst<br />

opnieuw en, als het nog niet lukt, schakelt<br />

vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling<br />

in, zodat de auto niet in de vrijstand<br />

blijft rijden.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om het overschakelen geheel te laten<br />

voltooien voordat een nieuwe schakelopdracht<br />

wordt gegeven. Voorkom dat snel<br />

achter elkaar wordt geschakeld.<br />

AUTOMATISCHE<br />

WERKING (CITY)<br />

De automatische werking CITY wordt<br />

ingeschakeld, als u de knop (A-fig.<br />

116) naast de selectorhendel indrukt, of<br />

als u de cruise-control (indien aanwezig)<br />

inschakelt.<br />

Op het display in de toerenteller verschijnt<br />

naast de ingeschakelde versnelling<br />

het opschrift CITY.<br />

Het systeem schakelt direct over, afhankelijk<br />

van het motortoerental en de mate<br />

waarin het gaspedaal is ingetrapt.<br />

Als u het gaspedaal snel loslaat, dan<br />

schakelt het systeem geen hogere versnelling<br />

in, zodat op de motor kan worden<br />

afgeremd.<br />

fig. 116<br />

A0B0447b<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Storingen in de Selespeed versnellingsbak<br />

worden weergegeven door het waarschuwingslampje<br />

t (A-fig. 117 ) op het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

zet en daarmee het systeem inschakelt,<br />

dan moet het lampje continu gedurende 4<br />

seconden branden.<br />

Als het lampje blijft branden, dan is een<br />

storing gevonden in de versnellingsbak;<br />

tegelijkertijd klinkt gedurende 4 seconden<br />

een pulserend geluidssignaal om de<br />

bestuurder op deze situatie te attenderen.<br />

fig. 117<br />

A0B0404b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

133


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

134<br />

Als het lampje t gaat<br />

knipperen, dient u zich zo<br />

snel mogelijk tot de Alfa<br />

Romeo-dealer te wenden om de<br />

storing te laten verhelpen.<br />

Bij een storing aan de selectorhendel,<br />

schakelt het systeem automatisch de<br />

automatische werking CITY in, zodat de<br />

dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer bereikt<br />

kan worden en de storing kan worden verholpen.<br />

Bij een storing aan andere componenten<br />

van de versnellingsbak kunnen slechts<br />

enkele versnellingen worden ingeschakeld:<br />

de eerste versnelling (1), de tweede<br />

versnelling (2) en de achteruit (R).<br />

Wendt u bij een storing<br />

van de versnellingsbak zo<br />

snel mogelijk tot de Alfa<br />

Romeo-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

WAARSCHUWINGEN MET<br />

GELUIDSSIGNALEN<br />

De waarschuwingszoemer wordt ingeschakeld<br />

als:<br />

– de achteruit (R) is ingeschakeld;<br />

– de auto wordt stilgezet in de vrijstand<br />

(N); dit signaal wordt gegeven als de contactsleutel<br />

in stand STOP wordt<br />

gedraaid;<br />

– tijdens het wegrijden een oververhitte<br />

koppeling wordt gesignaleerd;<br />

– de auto in een andere richting rijdt dan<br />

de ingeschakelde versnelling (bijv.: de<br />

auto rolt vooruit als de achteruit is ingeschakeld);<br />

– het systeem automatisch de vrijstand<br />

(N) inschakelt nadat:<br />

het gaspedaal en/of rempedaal<br />

gedurende ten minste 3 seconden<br />

niet worden ingetrapt;<br />

het rempedaal langer dan 10 minuten<br />

wordt ingetrapt;<br />

het bestuurdersportier wordt geopend<br />

en het gas- en rempedaal ten minste<br />

1 seconde niet worden ingetrapt;<br />

een storing aan de versnellingsbak is<br />

gesignaleerd.<br />

PARKEREN<br />

Om de auto veilig te parkeren moet<br />

beslist de eerste versnelling (1) of de<br />

achteruit (R) worden ingeschakeld. Als u<br />

op een helling parkeert, moet ook de<br />

handrem worden aangetrokken.<br />

Als de motor wordt uitgezet op een helling<br />

bij een ingeschakelde versnelling, dan<br />

is het beslist nodig om te wachten tot<br />

het display op de toerenteller dooft voordat<br />

het rempedaal wordt losgelaten.<br />

Hierdoor heeft de koppeling de tijd om<br />

volledig in te schakelen.<br />

Als de versnellingsbak in de vrijstand<br />

(N) staat en u wilt een versnelling inschakelen<br />

om te parkeren, dan moet u het systeem<br />

inschakelen, het rempedaal intrappen<br />

en de versnelling (1) of (R) kiezen.


SLEPEN VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het slepen<br />

van de auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Controleer of de versnellingsbak in de<br />

vrijstand (N) staat (controleer of de auto<br />

rolt als er tegen wordt geduwd) en sleep<br />

de auto zoals een auto met een handgeschakelde<br />

versnellingsbak (zie het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen“.<br />

Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />

kan worden gezet, dan mag de auto niet<br />

worden gesleept; wendt u in dat geval tot<br />

de Alfa Romeo-dealer.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Het dashboardkastje is voorzien van een<br />

binnenverlichting en een klepje met slot.<br />

Het slot kan worden geopend en gesloten<br />

met de contactsleutel.<br />

Rijd niet met geopend<br />

dashboardkastje: hierdoor<br />

kan de voorpassagier verwondingen<br />

oplopen bij een ongeval.<br />

fig. 118<br />

A0B0262b<br />

Trek aan hendel (A-fig. 118) om het<br />

dashboardkastje te openen.<br />

Als u het kastje opent als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat, dan gaat de<br />

verlichting in het kastje branden (B-fig.<br />

119).<br />

In de klep zit een uitsparing<br />

(C-fig. 119) om een pen of potlood in<br />

te leggen.<br />

fig. 119<br />

A0B0261b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

135


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

136<br />

HANDGREPEN<br />

(fig. 120)<br />

Bij beide voorportieren is een handgreep<br />

geplaatst.<br />

Bij beide achterportieren is een handgreep<br />

(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />

(B).<br />

fig. 120<br />

A0B0124b<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

De auto is uitgerust met een tijdgeschakelde<br />

plafondverlichting (voor/achter) die<br />

geleidelijk gaat branden/dooft. De maximale<br />

tijd dat de verlichting gaat branden<br />

na het einde van het geleidelijk gaan<br />

branden en het begin van het geleidelijk<br />

doven bedraagt:<br />

1) ongeveer 6 seconden als:<br />

– de portieren handmatig of met de<br />

afstandsbediening worden ontgrendeld<br />

– het bestuurdersportier wordt gesloten<br />

na het instappen om de contactsleutel in<br />

het contactslot te kunnen steken<br />

– de contactsleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen<br />

2) gedurende circa 3 minuten na opening<br />

van een portier<br />

fig. 121<br />

A0B0260b<br />

BELANGRIJK Met de contactsleutel in<br />

stand STOP of bij het openen van een<br />

portier of het kofferdeksel, gaat de verlichting<br />

15 minuten branden; hierna dooft<br />

de verlichting. Iedere keer als een portier<br />

wordt geopend, schakelt de tijdschakeling<br />

in.<br />

Plafondverlichting voor (fig.<br />

121)<br />

De plafondverlichting bestaat uit twee<br />

lampjes met bijbehorende schakelaar.<br />

Als schakelaar (A) in de middelste stand<br />

(1) staat, dan gaan beide lampjes branden<br />

als een portier wordt geopend.<br />

Als de portieren gesloten worden, blijft<br />

de interieurverlichting nog ongeveer 7<br />

seconden branden als hulp tijdens het starten<br />

van de motor. De interieurverlichting<br />

dooft als de contactsleutel in stand MAR<br />

wordt gedraaid (bij gesloten portieren).<br />

Als u schakelaar (A) naar links schuift<br />

(stand 0), dan blijven de lampjes altijd uit<br />

(stand OFF).<br />

Als u schakelaar (A) naar rechts schuift<br />

(stand 2), dan blijven beide lampjes altijd<br />

branden.<br />

Met schakelaar (B) worden de lampjes<br />

afzonderlijk ingeschakeld.


Als u schakelaar (B) naar links schuift<br />

(stand 1), dan gaat het linker lampje<br />

branden. Als u de schakelaar naar rechts<br />

schuift (stand 2), gaat het rechter lampje<br />

branden.<br />

Als u schakelaar (B) in de middelste<br />

stand schuift (stand 0), dan blijven de<br />

lampjes uit.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />

auto verlaat of beide schakelaars in de<br />

middelste stand staan. Op deze manier<br />

zullen de lampjes van de plafondverlichting<br />

doven na het sluiten van de portieren.<br />

Als u vergeet om een portier te sluiten, zal<br />

na enkele seconden de interieurverlichting<br />

automatisch doven.<br />

Om de interieurverlichting opnieuw in te<br />

schakelen is het voldoende het betreffende<br />

portier te sluiten en weer te openen of<br />

om een ander portier te openen.<br />

fig. 122<br />

A0B0259b<br />

Verlichting zonneklepspiegel (fig.<br />

122)<br />

Als u de zonneklep naar beneden plaatst,<br />

wordt de spiegelverlichting in de hemel -<br />

bekleding zichtbaar.<br />

Door de verlichting kan het spiegeltje<br />

ook bij weinig licht gebruikt worden.<br />

U bedient de verlichting met schakelaar<br />

(A) en de start-/contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

fig. 123<br />

A0B0258b<br />

Plafondverlichting achter<br />

(fig. 123) (uitvoeringen<br />

zonder opendak)<br />

Bij ieder achterportier bevindt zich een<br />

plafondlampje dat automatisch inschakelt<br />

bij het openen van het portier.<br />

De verlichting heeft een tijdschakeling en<br />

de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />

voor.<br />

De lampjes gaan branden of doven als u<br />

op het rondje van het lampenglas (A)<br />

drukt.<br />

fig. 124<br />

A0B0257b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

137


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

138<br />

Plafondverlichting middenachter<br />

(fig. 124) (alleen uitvoeringen<br />

met opendak)<br />

Het plafondlampje is voorzien van een<br />

schakelaar met drie standen.<br />

Als schakelaar (A) in de middelste stand<br />

(0) staat, gaat het plafondlampje branden<br />

als een portier wordt geopend.<br />

De verlichting heeft een tijdschakeling en<br />

de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting<br />

voor.<br />

Als u de schakelaar naar rechts (stand<br />

1) schuift, blijft de plafondverlichting<br />

altijd gedoofd.<br />

Als u de schakelaar naar links (stand 2)<br />

schuift, blijft de plafondverlichting altijd<br />

branden.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />

auto verlaat of de schakelaar (A) in de<br />

middelste stand (0) staat. Op deze manier<br />

dooft de plafondverlichting na het sluiten<br />

van de portieren.<br />

ASBAK VOOR<br />

EN AANSTEKER (fig. 125)<br />

Open het beschermdeksel door erop te<br />

drukken en los te laten.<br />

Druk voor gebruik van de asbak, met de<br />

sleutel in stand MAR, op knop (B); na<br />

enige seconden springt de knop in de<br />

beginstand en is de aansteker klaar voor<br />

gebruik.<br />

De asbak kan uit de houder worden<br />

getrokken om te worden geleegd of<br />

schoongemaakt (A).<br />

fig. 125<br />

A0B0256b<br />

De aansteker wordt erg<br />

heet. Gebruik de aansteker<br />

voor zichtig en voorkom<br />

dat hij gebruikt wordt door<br />

kinderen: risico op brand en/of<br />

brandwonden.<br />

Controleer altijd of de<br />

aansteker na het indrukken<br />

ook uitschakelt.<br />

Gebruik de asbak niet<br />

als prullenbak: papiertjes<br />

en dergelijke kunnen door<br />

peuken in brand raken.


ASBAK ACHTER<br />

(fig. 126)<br />

Op iedere achterportier bevindt zich een<br />

asbak (A).<br />

Open de asbak in de richting van de pijl<br />

om deze te gebruiken en druk de lip in om<br />

de asbak te verwijderen.<br />

fig. 126<br />

A0B0255b<br />

OPBERGVAKKEN OP DE<br />

TUNNELCONSOLE<br />

(fig. 127)<br />

Centraal opbergvak<br />

Op de tunnelconsole, naast de handrem,<br />

bevinden zich te volgende opbergvakjes:<br />

– opbergvakje (A) en (B);<br />

– munthouder (C).<br />

fig. 127<br />

A0B0283b<br />

OPBERGVAKKEN<br />

OP HET DASHBOARD<br />

Opbergvak links (fig. 128)<br />

Aan de onderzijde van het dashboard,<br />

links van het stuurwiel, bevindt zich een<br />

opbergvak (A).<br />

fig. 128<br />

A0B0254b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

139


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

140<br />

DOCUMENTVAKKEN<br />

OP DE VOORPORTIEREN<br />

(fig. 129)<br />

Op ieder voorportier bevindt zich een<br />

documentenvak (A).<br />

fig. 129<br />

A0B0253b<br />

ZONNEKLEPPEN<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor de<br />

zijruit worden gedraaid.<br />

Op de achterkant van de zonnekleppen<br />

bevindt zich een afsluitbaar spiegeltje (Afig.<br />

130 ), dat verlicht wordt door het<br />

plafondlampje (B).<br />

fig. 130<br />

A0B0252b<br />

De zonneklep aan de passagierszijde is<br />

bovendien voorzien van het symbool voor<br />

het correct gebruik van kinderzitjes bij de<br />

aanwezigheid van een passagiersairbag<br />

(fig. 131). Zie voor meer informatie de<br />

paragraaf “Airbag voor aan passagierszijde“<br />

in dit hoofdstuk.<br />

fig. 131<br />

A0B0040b


INBOUWVOORBEREIDING<br />

MOBIELE TELEFOON (optional<br />

voor bepaalde<br />

uitvoeringen/markten)<br />

Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />

met een inbouwvoorbereiding voor een<br />

mobiele telefoon.<br />

De voorbereiding bestaat uit:<br />

– antenne met dubbele functie (autoradio<br />

+ mobiele telefoon);<br />

– aansluit- en voedingskabels met speciale<br />

stekker voor aansluiting van de<br />

handsfree carkit.<br />

De handsfree kit moet u<br />

zelf aanschaffen en<br />

geschikt zijn voor uw<br />

mobiele telefoon.<br />

Laat de installatie van de<br />

mobiele telefoon en de<br />

aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />

in de auto uitsluitend<br />

door de Alfa Romeo-dealer<br />

uitvoeren. Zo bent u ver zekerd<br />

van het beste resultaat en wordt<br />

voorkomen dat de rijveiligheid in<br />

gevaar wordt gebracht.<br />

EXTRA ACCESSOIRES<br />

BESTELLEN<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding<br />

nodig hebben (diefstalalarm, handsfree<br />

kit, navigatiesysteem met anti-diefstalsatellietbewaking,<br />

enz.), of accessoires die<br />

de elektrische installatie zwaar belasten,<br />

dient u contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer. Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden en controleren<br />

of de elektrische installatie van de<br />

auto geschikt is voor het extra stroomverbruik<br />

of dat het noodzakelijk is een accu<br />

met een grotere capaciteit te monteren.<br />

Radiozendapparatuur<br />

en autotelefoon<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt als een<br />

aparte antenne aan de buitenkant van de<br />

auto wordt gemonteerd.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

141


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

142<br />

Door het gebruik van een<br />

mobiele telefoon, een 27<br />

mc-zender of gelijksoortige<br />

apparaten in de auto (zonder<br />

buitenantenne) ontstaan elektromagnetische<br />

velden die, als ze<br />

worden versterkt door de reflectie<br />

in het interieur , niet alleen<br />

schadelijk voor de gezondheid van<br />

de inzittenden kunnen zijn, maar<br />

ook storingen in de elektrische<br />

systemen van de auto (zoals de<br />

regeleenheid van het motormanagementsysteem,<br />

de regeleenheid<br />

van het ABS/EBD enz.) kunnen<br />

veroorzaken. Hierdoor wordt<br />

de veiligheid in gevaar gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzienlijk beperkt door de isolerende<br />

eigenschappen van de carrosserie.<br />

OPENDAK<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Het opendak kan alleen bediend worden<br />

als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van het opendak kan<br />

gevaarlijk zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening van<br />

de schakelaar altijd of de passagiers<br />

niet ver wond kunnen worden<br />

door de beweging van het<br />

opendak zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan<br />

dan beschadigd worden.<br />

Verwijder altijd de contactsleutel<br />

uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat,<br />

om te voorkomen dat het opendak<br />

per ongeluk in beweging<br />

wordt gebracht en zo gevaar kan<br />

opleveren voor de achtergebleven<br />

inzittenden.


OPENEN/SLUITEN<br />

(fig. 132 - 133)<br />

Druk op de achterzijde (1) van de schakelaar<br />

(A) om het dak te openen en op<br />

de voorzijde (2) om het dak te sluiten.<br />

Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het<br />

dak in de stand staan waarin het zich op<br />

dat moment bevindt.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen, blijft het dak<br />

tijdens het openen automatisch in een tussenstand<br />

(“Comfort“) staan. Deze stand<br />

wordt aanbevolen als u met een matige<br />

snelheid rijdt. U opent het dak volledig<br />

door nogmaals op de achterzijde (1) van<br />

de schakelaar (A) te drukken. Als u het<br />

dak sluit blijft het dak niet in de<br />

“Comfort“-stand staan.<br />

fig. 132<br />

A0B0041b<br />

Het opendak is voorzien van een met de<br />

hand verschuifbaar zonnescherm dat het<br />

binnendringen van direct zonlicht verhindert.<br />

Het zonnescherm kan met behulp<br />

van een handgreep worden verschoven.<br />

Het zonnescherm wordt meegenomen<br />

door het dak, als het dak geopend wordt.<br />

Als het opendak geheel geopend is, dan is<br />

het zonnescherm geheel achter de hemelbekleding<br />

geschoven. Als het opendak<br />

wordt gesloten, dan schuift het zonnescherm<br />

iets uit, zodat de handgreep<br />

bereikbaar is (A-fig. 134).<br />

fig. 133<br />

Bedien het opendak<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

A0B0249b<br />

ACHTERZIJDE OMHOOG<br />

KANTELEN<br />

Het omhoog kantelen (fig. 135 ) is<br />

alleen bij geheel gesloten dak mogelijk<br />

door op de voorzijde (2) van de schakelaar<br />

(A-fig. 136) te drukken.<br />

Druk op de achterzijde (1) van de schakelaar<br />

(A-fig. 136) om het dak weer in<br />

horizontale stand te zetten (opendak<br />

gesloten).<br />

fig. 134<br />

A0B0248b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

143


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

BEDIENING IN<br />

NOODGEVALLEN<br />

Als de elektrische bediening niet werkt,<br />

dan kan het opendak ook handmatig worden<br />

bediend; ga hiervoor als volgt te<br />

werk:<br />

– licht het rooster bij de door de pijl aangegeven<br />

punten op en verwijder het (Dfig.<br />

136);<br />

– druk de daarvoor bestemde sleutel<br />

(B-fig. 137 ) (in het dashboardkastje)<br />

in het bedieningsmechanisme van het<br />

opendak (C-fig. 137 ) en draai het<br />

rechtsom om het dak te openen en linksom<br />

om het te sluiten.<br />

144 fig. 135<br />

A0B0247b<br />

BELANGRIJK Als het dak handmatig<br />

is geopend of gesloten, draait u de<br />

sleutel eerst een halve slag terug totdat<br />

u een klik hoort, en pas daarna verwijdert<br />

u de sleutel.<br />

fig. 136<br />

A0B0246b<br />

BAGAGERUIMTE<br />

Het kofferdeksel kan zowel van binnenuit<br />

(door de betreffende knop op de start-/<br />

contactsleutel in te drukken) als van buitenaf<br />

worden geopend.<br />

BELANGRIJK Als het kofferdeksel niet<br />

goed is gesloten, wordt het symbool ´ op<br />

het display Infocenter verlicht (er verschijnt<br />

ook een mededeling).<br />

fig. 137<br />

A0B0245b


VAN BINNENUIT OPENEN<br />

(fig. 138)<br />

Het kofferdeksel kan van binnenuit worden<br />

geopend door aan de hendel (A)<br />

naast de bestuurdersstoel te trekken.<br />

fig. 138<br />

Bedien de hendel niet bij<br />

een rijdende auto.<br />

A0B0042b<br />

Het kofferdeksel gaat dankzij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

De gasveren zijn zo<br />

afgesteld dat het kofferdeksel<br />

op de juiste wijze<br />

wordt geopend als de klep het<br />

oorspronkelijke gewicht heeft.<br />

Achteraf aangebrachte voor werpen<br />

(spoiler, enz.) kunnen de juiste<br />

werking en de veiligheid in<br />

gevaar brengen.<br />

OPENEN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING (fig.<br />

139)<br />

Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld<br />

alarm, op afstand worden geopend<br />

door druktoets (A) in te drukken.<br />

In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />

en de kofferdekselsensor uitgeschakeld.<br />

Het systeem geeft (behalve bij sommige<br />

uitvoeringen in enkele landen) twee<br />

geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden<br />

branden.<br />

fig. 139<br />

A0B0291b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

145


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

146<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

dan worden de functies hersteld. Het systeem<br />

geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />

in enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />

KOFFERDEKSEL SLUITEN<br />

U sluit het kofferdeksel door het kofferdeksel<br />

te laten zakken en ter hoogte van<br />

het slot te drukken, totdat u de vergrendeling<br />

hoort.<br />

fig. 140<br />

A0B0000b<br />

VERLICHTING<br />

BAGAGERUIMTE (fig. 140)<br />

Als u het kofferdeksel opent, dan gaat<br />

automatisch de verlichting (A) aan de<br />

bovenzijde van de bagageruimte branden.<br />

De verlichting dooft als u het kofferdeksel<br />

sluit of na enkele minuten (ongeveer<br />

15) als u het kofferdeksel open laat. Als<br />

u in dit laatste geval de verlichting weer<br />

wilt inschakelen, moet u het kofferdeksel<br />

sluiten en vervolgens weer openen.<br />

fig. 141<br />

A0B0242b<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

(fig. 141 - 142)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen of<br />

spanbanden worden bevestigd aan de<br />

daarvoor bestemde ringen in de hoeken<br />

van de bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />

van de bagagenetten (die leverbaar<br />

zijn via de Alfa Romeo-dealer).<br />

fig. 142<br />

A0B0243b


VOORZORGSMAATREGELEN<br />

BIJ HET TRANSPORT VAN<br />

BAGAGE<br />

Als u voorwerpen vervoert en u ‘s nachts<br />

rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars<br />

op de koplampen in de juiste<br />

stand staan (zie paragraaf “Koplampen“<br />

in dit hoofdstuk). Controleer voor de juiste<br />

werking van de hoogteregelaars bovendien<br />

of de lading niet zwaarder is dan in<br />

de gewichtentabel staat aangegeven.<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden worden<br />

(zie hoofdstuk “T echnische<br />

gegevens“). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed<br />

geladen is, om te voorkomen dat<br />

een voorwerp bij bruusk remmen<br />

naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig<br />

verwonden.<br />

Als u reservebrandstof in<br />

een jerr ycan wilt ver voeren,<br />

dan dient u zich aan<br />

de geldende wetgeving te houden.<br />

Gebruik alleen een goedgekeurde<br />

jerrycan en bevestig deze op de<br />

juiste wijze aan de daar voor<br />

bestemde ringen in de hoeken van<br />

de bagageruimte. Toch zal bij een<br />

ongeval de kans op brand groter<br />

zijn.<br />

MOTORKAP<br />

De hendel voor het openen van de motorkap<br />

bevindt zich uiterst links onder het<br />

dashboard.<br />

Openen:<br />

– Trek aan de hendel (A-fig. 143 )<br />

totdat de motorkap openspringt.<br />

Open de motorkap<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

Controleer of de armen<br />

van de ruitenwissers<br />

tegen de voorruit aanstaan<br />

voordat u de motorkap<br />

optilt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

147


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

148<br />

– Druk de haak (A-fig. 144) van de<br />

beveiliging omhoog.<br />

– Til de motorkap op.<br />

BELANGRIJK Het optillen van de<br />

motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />

twee gasveren. Wij raden u aan deze gasveren<br />

niet te demonteren en de motorkap<br />

tijdens het optillen te begeleiden.<br />

fig. 143<br />

A0B0049b<br />

GEVAAR - ERNSTIGE VER-<br />

WONDINGEN. Als u controle-<br />

of onderhoudswerkzaamheden<br />

in de motorruimte uitvoert,<br />

moet u er vooral op letten<br />

dat u uw hoofd niet stoot tegen het<br />

uitstekende deel van de motorkap.<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in de<br />

motorruimte voorzichtig<br />

als de motor nog warm is, om<br />

brandwonden te voorkomen. Kom<br />

bij het uitvoeren van werkzaamheden<br />

in de motorruimte niet in de<br />

buurt van de elektroventilateur<br />

als de motor nog warm is: de elektroventilateur<br />

kan, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, onverwacht<br />

inschakelen. W acht totdat de<br />

motor is afgekoeld.<br />

fig. 144<br />

A0B0048b<br />

Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze<br />

kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.


Sluiten:<br />

– laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />

cm van de motorruimte zakken, laat de<br />

motorkap vallen en controleer of de<br />

motorkap goed is gesloten door de motorkap<br />

op te tillen. De motorkap mag niet<br />

alleen door de beveiliging vergrendeld<br />

zijn.<br />

Druk in dit laatste geval de motorkap<br />

niet dicht, maar til hem opnieuw op en<br />

herhaal de handeling.<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap goed vergrendeld<br />

is, om te voorkomen<br />

dat deze tijdens het rijden open<br />

gaat.<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN<br />

AFSTELLEN<br />

BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen<br />

zijn belangrijk voor het comfort en<br />

de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke<br />

voorschriften. Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />

moeten de koplampen op de<br />

juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Wendt u voor controle of afstelling tot de<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

(fig. 145)<br />

Als de auto is uitgerust met xenonlampen,<br />

worden de koplampen elektrisch<br />

afgesteld; de bedieningsknop (A-fig.<br />

145) naast de stuurwielkolom is dan niet<br />

aanwezig.<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel van<br />

de koplampen meer naar boven schijnt.<br />

In dit geval is moeten de koplampen<br />

worden afgestemd met de regelknop (A)<br />

naast de stuurkolom.<br />

fig. 145<br />

A0B0240b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

149


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

150<br />

De regelknop heeft vier standen die<br />

overeenkomen met de onderstaande beladingsgraad:<br />

– stand 0: één of twee personen op de<br />

voorstoelen, volle brandstoftank, interieuruitrusting<br />

(in rijklare staat);<br />

– stand 1: vijf personen;<br />

– stand 2: vijf personen met volle bagageruimte<br />

(ongeveer 50 kg);<br />

– stand 3: bestuurder en 300 kg bagage<br />

in de bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht van de<br />

lading wijzigt.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN<br />

De hoogte van de mistlampen voor kan<br />

worden afgesteld met stelschroef (A-fig.<br />

146).<br />

fig. 146<br />

Wendt u voor controle of<br />

afstelling t ot d e A lfa<br />

Romeo-dealer.<br />

A0B0239b<br />

GASONTLADINGSLAMPEN<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

De gasontladingslampen (xenonlampen)<br />

werken met een spanningsboog. In<br />

plaats van gloeidraad bevatten de lampen<br />

samengeperst xenongas.<br />

De verlichting is aanzienlijk beter dan die<br />

van traditionele lampen, zowel van betreft<br />

de kwaliteit van de verlichting (helderder<br />

licht) als de reikwijdte van het verlichte<br />

gebied.<br />

De voordelen van de betere verlichting<br />

(minder vermoeiend voor de ogen en een<br />

beter orientatievermogen en dus een verhoging<br />

van de rijveiligheid) zijn vooral<br />

merkbaar bij slecht weer, mist en/of<br />

onvoldoende verkeerstekens, omdat de<br />

zijkanten van de weg, die meestal donker<br />

zijn, beter verlicht worden.


De veel betere verlichting van de zijkanten<br />

vergroot de rijveiligheid aanzienlijk<br />

omdat de bestuurder hierdoor andere<br />

weggebruikers aan de zijkanten van de<br />

weg (voetgangers, fietsers en bromfietsers)<br />

beter kan opmerken.<br />

Voor het inschakelen van de spanningsboog<br />

is een hoge spanning nodig, terwijl<br />

daarna voor de voeding weinig spanning<br />

vereist is.<br />

De koplampen bereiken de maximale<br />

lichtopbrengst ongeveer 15 seconden na<br />

de inschakeling.<br />

De sterke lichtopbrengst die dit type koplampen<br />

levert, vereist het gebruik van een<br />

automatisch systeem dat de afstelling van<br />

de koplampen constant houdt bij remmen,<br />

accelereren of bij het vervoer van lading<br />

en zo het verblinden van tegenliggers verhindert.<br />

Doordat de koplampafstelling door het<br />

elektromechanische systeem automatisch<br />

constant wordt gehouden, is de bedieningsknop<br />

voor het afstellen van de koplampen<br />

overbodig.<br />

Xenonlampen hebben een zeer lange<br />

levensduur waardoor een eventueel defect<br />

onwaarschijnlijk is.<br />

Laat de controle van het<br />

systeem en eventuele<br />

reparaties uitsluitend<br />

door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />

DIMLICHTEN AFSTELLEN<br />

VOOR VERKEER<br />

LINKS/RECHTS<br />

(alleen uitvoeringen met gasontladingslampen)<br />

Op auto’s die zijn uitgerust met gasontladingslampen<br />

(xenonlampen)(optional<br />

voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

moet, door de hoge lichtopbrengst, als u<br />

van een land waar rechts wordt gereden<br />

naar een land gaat waar links wordt gereden<br />

of omgekeerd, de afstelling van de<br />

dimlichten worden veranderd voor een<br />

optimale verlichting van de zijkant van de<br />

weg en om verblinding van de tegenliggers<br />

te voorkomen.<br />

Wendt u voor het afstellen<br />

tot de Alfa Romeodealer.<br />

Als u terugkeert naar<br />

het land van origine, vergeet<br />

dan niet de dimlichten<br />

opnieuw te laten afstellen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

151


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

152<br />

ABS<br />

De auto is uitgerust met een anti-blokkeersysteem<br />

(ABS). Het systeem voorkomt<br />

dat de wielen blokkeren, waardoor<br />

de beschikbare grip optimaal wordt benut<br />

en de auto ook tijdens een noodstop<br />

bestuurbaar en stabiel blijft.<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling in<br />

het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />

geluid.<br />

Dit betekent niet dat de remmen niet<br />

goed functioneren, maar is het signaal dat<br />

het ABS in werking treedt omdat de grip<br />

op de weg verminderd is. Het is daarom<br />

noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />

aan de weg waarop gereden wordt.<br />

Het ABS is een aanvulling op het conventionele<br />

remsysteem; bij een storing<br />

schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,<br />

waarna alleen het conventionele remsysteem<br />

werkt.<br />

Als bij een storing niet meer op het antiblokkeersysteem<br />

kan worden gerekend,<br />

zal de remcapaciteit van de auto absoluut<br />

niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met ABS<br />

hebt gereden, raden wij u aan het systeem<br />

eerst een paar keer uit te proberen<br />

op een glad wegdek. Verlies hierbij de veiligheid<br />

niet uit het oog en houdt u aan de<br />

wetgeving van het land waarin u zich<br />

bevindt. Bovendien raden wij u aan de volgende<br />

aanwijzingen aandachtig te lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />

van het traditionele remsysteem is dat de<br />

auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat<br />

het blokkeren van de wielen wordt voorkomen,<br />

ook bij een noodstop en in<br />

omstandigheden waarbij de grip op het<br />

wegdek beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet altijd<br />

tot een kortere remweg: als bijv. ijs of<br />

verse sneeuw op de weg ligt, kan de remweg<br />

langer zijn.<br />

Voor het beste gebruik van het anti-blokkeersysteem,<br />

is het raadzaam de volgende<br />

aanwijzingen op te volgen:<br />

Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van de<br />

beschikbare grip maar<br />

kan deze niet verhogen. Daarom<br />

moet op gladde weggedeelten<br />

altijd voorzichtig worden gereden<br />

en mogen er geen onnodige risico’s<br />

worden genomen.<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, betekent dit dat<br />

de grip van de banden op<br />

het wegdek gering is; u dient uw<br />

snelheid te verlagen en aan te<br />

passen aan de beschikbare grip.


Bij een storing gaat het<br />

waarschuwingslampje ><br />

op het instrumentenpaneel<br />

branden (op het display verschijnen<br />

ook een mededeling +<br />

symbool). Rijd met aangepaste<br />

snelheid naar een Alfa Romeodealer<br />

om de volledige werking<br />

van het systeem te laten herstellen.<br />

Wees voorzichtig bij het remmen in<br />

bochten, ook als de auto is voorzien van<br />

ABS.<br />

Het allerbelangrijkste advies is echter het<br />

volgende:<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

V erlaag de remdruk niet<br />

maar houd het rempedaal juist<br />

goed ingedrukt; op deze manier<br />

hebt u, afhankelijk van de conditie<br />

van het wegdek, de kortste<br />

remweg.<br />

Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u<br />

onder alle omstandigheden de remmen<br />

het beste benutten.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met ABS<br />

zijn uitgerust, mogen uitsluitend door de<br />

fabriek voorgeschreven velgen, banden en<br />

remblokken gemonteerd worden.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd met<br />

een elektronische remdrukverdeling EBD<br />

(Electronic Braking Force Distributor), die<br />

via de regeleenheid en de sensoren van het<br />

ABS de prestaties van het remsysteem verhoogt.<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als<br />

bij een draaiende motor<br />

de waarschuwingslampjes > en<br />

x gelijktijdig gaan branden (op<br />

het display verschijnen ook een<br />

mededeling + symbool), dan is er<br />

een storing in het EBD-systeem;<br />

in dat geval kunnen bij hard remmen<br />

de achter wielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd zeer voor zichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />

Romeo-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

x voor<br />

te laag remvloeistofniveau gaat<br />

branden (op het display verschijnen<br />

ook een mededeling + symbool),<br />

stop dan onmiddellijk en<br />

raadpleeg een Alfa Romeo-dealer.<br />

Als er vloeistof lekt uit het<br />

hydraulische systeem, wordt de<br />

werking van zowel het conventionele<br />

remsysteem als het ABS in<br />

gevaar gebracht.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

153


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

154<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

> gaat<br />

branden (op het display verschijnen<br />

ook een mededeling + symbool),<br />

dan is er een storing in het<br />

ABS. In dat geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de normale<br />

manier, terwijl geen gebruik<br />

wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden<br />

kan ook de werking van<br />

het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden wij u aan<br />

onmiddellijk en zeer voor zichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />

Romeo-dealer te rijden, om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

ASR-SYSTEEM<br />

(Antislip Regulation)<br />

Het ASR-systeem controleert de trekkracht<br />

van de auto en grijpt automatisch<br />

in als één of beide aangedreven wielen<br />

dreigen door te slippen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van het<br />

doorslippen, worden twee verschillende<br />

controlesystemen ingeschakeld:<br />

1) Als het doorslippen van beide aangedreven<br />

wielen wordt veroorzaakt door een<br />

te hoog motorvermogen, vermindert het<br />

ASR het motorvermogen.<br />

2) Als slechts één aangedreven wiel<br />

dreigt door te slippen, zorgt het ASR-systeem<br />

ervoor dat het wiel automatisch<br />

wordt afgeremd. Het effect is hetzelfde<br />

als dat van een sperdifferentieel.<br />

Het ASR is vooral nuttig onder de volgende<br />

omstandigheden:<br />

– doorslippen van het binnenste wiel in<br />

bochten, door verandering van de wielbelasting<br />

of door te felle acceleratie;<br />

– te hoog vermogen naar de wielen,<br />

ook in samenhang met de condities van<br />

het wegdek;<br />

– acceleratie op gladde wegen en bij<br />

sneeuw en ijzel;<br />

– verlies van grip op natte weggedeelten<br />

(aquaplaning).<br />

De prestaties van het<br />

systeem vergroten in<br />

principe de actieve veiligheid,<br />

maar mogen de bestuurder<br />

er niet toe verleiden onnodige en<br />

onverantwoorde risico’ s te<br />

nemen. De rijstijl moet altijd zijn<br />

aangepast aan het wegdek, het<br />

zicht en het verkeer . De verantwoordelijkheid<br />

voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij<br />

de bestuurder van de auto.


ASR INSCHAKELEN<br />

Het ASR-systeem schakelt automatisch<br />

in als de motor wordt gestart.<br />

Tijdens het rijden kan het systeem worden<br />

uit- of ingeschakeld door schakelaar<br />

(A-fig. 147) op de middenconsole in te<br />

drukken.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld, branden<br />

het lampje V op het instrumentenpaneel<br />

en het lampje op de schakelaar en<br />

verschijnt het opschrift ASR OFF op het<br />

display Infocenter. Als het systeem tijdens<br />

het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt<br />

het als de auto opnieuw wordt gestart,<br />

automatisch weer in.<br />

Als met het reservewiel wordt gereden,<br />

dan wordt het ASR uitgeschakeld en gaat<br />

lampje V op het instrumentenpaneel<br />

continu branden. Gelijktijdig verschijnt een<br />

mededeling op het display Infocenter.<br />

fig. 147<br />

A0B0286b<br />

Voor de juiste werking van het ASR-systeem<br />

is het noodzakelijk dat de banden<br />

van alle wielen van hetzelfde merk en<br />

type zijn. De banden moeten in perfecte<br />

conditie en van het voorgeschreven merk<br />

en type zijn, en de voorgeschreven afmetingen<br />

hebben.<br />

BELANGRIJK Schakel het ASR-systeem<br />

uit als u met sneeuwkettingen rijdt:<br />

onder deze omstandigheden levert het<br />

doorslaan van de aangedreven wielen<br />

juist meer trekkracht op.<br />

Storing signaleren in het ASRsysteem<br />

Bij een storing in het ASR-systeem wordt<br />

het systeem automatisch uitgeschakeld en<br />

gaat lampje V op het instrumentenpaneel<br />

continu branden. Bovendien verschijnt<br />

op het display Infocenter het<br />

opschrift ASR OFF en gaat het lampje op<br />

de knop (A-fig. 147 ) branden.Als er<br />

een storing is in het ASR-systeem,<br />

gedraagt de auto zich hetzelfde als uitvoeringen<br />

die niet met dit systeem zijn uitgerust:<br />

toch moet u zich zo snel mogelijk<br />

tot de Alfa Romeo-dealer wenden.<br />

MSR-SYSTEEM (TRACTIEREGE-<br />

LING)<br />

De auto is uitgerust met een in het ASR<br />

geïntegreerd systeem. Als abrupt wordt<br />

overgeschakeld, vermindert dit systeem<br />

het motorkoppel. Hierdoor wordt voorkomen,<br />

vooral als de wielen weinig grip hebben,<br />

dat de aangedreven wielen doorslippen,<br />

waardoor de stabiliteit van de auto<br />

blijft behouden.<br />

ABD-systeem<br />

Dit systeem, dat geïntegreerd is in het<br />

ASR, moduleert de remdruk op de aangedreven<br />

wielen en het motorkoppel. Het<br />

ABD is dus vooral nuttig als u op een helling<br />

omhoog rijdt waarbij de wielen aan<br />

een kant van de auto weinig grip hebben<br />

en aan de andere kant veel grip.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

155


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

<strong>156</strong><br />

EOBD-SYSTEEM<br />

Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem<br />

(European On Board Diagnosis) is<br />

conform de EU 98/69-richtlijnen (EURO<br />

3).<br />

Met dit systeem kan een doorlopende<br />

diagnose worden uitgevoerd van die componenten<br />

op de auto die van invloed zijn op<br />

de emissie; bovendien attendeert het systeem<br />

de bestuurder door het branden van<br />

het lampje U op het instrumentenpaneel<br />

(op het display verschijnen ook een mededeling<br />

+ symbool) op de veroudering van<br />

de betreffende componenten.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />

drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog over een<br />

diagnosestekker die, als deze verbonden is<br />

met speciale apparatuur, het mogelijk<br />

maakt, de door de regeleenheid opgeslagen<br />

storingscodes en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking van de motor,<br />

te lezen. Deze controle kan ook worden<br />

uitgevoerd door de verkeerspolitie.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden (op<br />

het display verschijnen een mededeling<br />

+ symbool), wendt u dan<br />

zo snel mogelijk tot de Alfa<br />

Romeo-dealer. De werking van<br />

het lampje U kan met speciale<br />

apparatuur door de verkeerspolitie<br />

gecontroleerd worden. Houdt<br />

u aan de wetgeving van het land<br />

waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />

de storing moet de Alfa Romeo-dealer<br />

voor een complete controle van het systeem,<br />

tests uitvoeren op een testbank en,<br />

zonodig, een proefrit maken die eventueel<br />

een langere afstand kan omvatten.<br />

AUTORADIO<br />

De vast ingebouwde autoradio is uitgerust<br />

met een CD-speler met parametrische<br />

equalizer. De vormgeving en specificaties<br />

van het systeem zijn aangepast aan het<br />

interieur en sluiten aan bij het ontwerp<br />

van het dashboard. De instructies voor het<br />

gebruik van de autoradio zijn beschreven<br />

in het bijgeleverde supplement.


TANKEN MET DE<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong><br />

Door de toepassing van<br />

emissiereductiesystemen<br />

in de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> mag u<br />

uitsluitend loodvrije benzine tanken<br />

met een octaangetal van ten<br />

minste 95 R.O.N.<br />

Tank nooit loodhoudende<br />

benzine omdat hierdoor<br />

de katalysator onherstelbaar<br />

kan beschadigen. Als in de<br />

tank loodhoudende benzine<br />

terecht is gekomen (ook al is dat<br />

zeer weinig), dan MAG DE<br />

MOTOR NIET WORDEN GESTART.<br />

Probeer de benzine in de tank<br />

niet te verdunnen met loodvrije<br />

superbenzine, maar maak de tank<br />

en het brandstofcircuit geheel<br />

leeg.<br />

Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende<br />

benzine wordt getankt, heeft<br />

de vulopening van de tank zodanige<br />

afmetingen dat er geen tankpistool voor<br />

loodhoudende benzine kan worden ingestoken.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

l aat s chadelijke<br />

stoffen in het uitlaatgas<br />

achter, wa ardoor h et m ilieu<br />

wordt vervuild.<br />

TANKDOP (fig. 148)<br />

U kunt het tankklepje van binnenuit ontgrendelen<br />

door de voorzijde van hendel<br />

(A) omhoog te trekken.<br />

De tankdop (A-fig. 149 ) is voorzien<br />

van een koord (B) dat aan het klepje (C)<br />

vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Door de hermetische<br />

afsluiting kan de druk in de tank iets oplopen;<br />

daarom is het normaal als u tijdens<br />

het losdraaien van de tankdop een gesis<br />

hoort.<br />

fig. 148<br />

A0B0044b<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

157


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

158 fig. 149<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u de<br />

motor start voor uw eigen veiligheid of het<br />

vulpistool goed in de brandstofpomp is<br />

teruggeplaatst.<br />

Kom niet dicht bij de vulopening<br />

met open vuur of<br />

een brandende sigaret:<br />

brandgevaar.<br />

Houd uw hoofd ook niet dichtbij<br />

de vulopening om te voorkomen<br />

dat u s chadelijke d ampen<br />

inademt.<br />

A0B0045b<br />

Vervang de tankdop<br />

zonodig alleen door een<br />

ander exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking<br />

van het benzinedampopvangsysteem<br />

in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

TANKKLEPJE IN GEVAL VAN<br />

NOOD OPENEN<br />

Als het niet lukt het tankklepje met de<br />

hendel (A-fig. 148 ) te openen, trek<br />

dan aan het koordje (A-fig. 150) rechts<br />

in de bagageruimte.<br />

fig. 150<br />

A0B0388b<br />

BESCHERMING<br />

VAN HET MILIEU<br />

Bij het ontwerp en de productie is niet<br />

alleen rekening gehouden met traditionele<br />

aspecten, zoals prestaties en veiligheid,<br />

maar is er ook veel aandacht besteed aan<br />

de groeiende milieuproblemen.<br />

De materiaalkeuze en de technische systemen<br />

en speciale voorzieningen zijn het<br />

resultaat van inspanningen die er op<br />

gericht zijn om de vervuiling van het<br />

milieu drastisch terug te dringen. Uw auto<br />

voldoet dan ook aan de strengste internationale<br />

milieunormen.


GEBRUIK VAN MILIEUVRIEN-<br />

DELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de auto bevat<br />

asbest. De vulling van de stoelen en de<br />

airconditioning bevatten geen CFK’s<br />

(chloor fluorkoolwaterstoffen), het gas dat<br />

waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in<br />

de ozonlaag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />

behandeling van de bouten en moeren zijn<br />

niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten<br />

dus geen lucht- en bodemverontreinigend<br />

cadmium.<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

Driewegkatalysator<br />

Het uitlaatsysteem is voorzien van een<br />

katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen.<br />

De katalysator bevindt zich in<br />

een roestvast stalen houder, die bestand is<br />

tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />

De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen,<br />

koolmonoxide en stikstofoxiden<br />

in het uitlaatgas om (ook al zijn deze<br />

dankzij het elektronische motormanagementsysteem,<br />

slechts in kleine hoeveelheden<br />

aanwezig) in niet schadelijke stoffen.<br />

Omdat tijdens de werking<br />

de katalysator zeer<br />

warm wordt, verdient het<br />

aanbeveling niet te parkeren<br />

boven brandbare materialen<br />

(papier, brandstof, gras, droge<br />

bladeren, enz.).<br />

Lambdasondes<br />

De lambdasondes meten de hoeveelheid<br />

zuurstof in het uitlaatgas. De door de<br />

lambdasondes verzonden signalen worden<br />

door de regeleenheid van het motormanagementsysteem<br />

gebruikt om het<br />

lucht-/brandstofmengsel te regelen.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />

motor, benzinedampen te voorkomen.<br />

Daarom “vangt“ dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter.<br />

Als de motor draait, dan worden deze<br />

dampen afgezogen en verbrand in de<br />

motor.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

159


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

160<br />

MOTOR<br />

STARTEN<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK De auto is uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering. Zie bij<br />

startproblemen “Alfa Romeo CODE“.<br />

Het is raadzaam om<br />

gedurende de eerste<br />

gebruiksperiode geen<br />

maximale prestaties van uw auto<br />

te verlangen (bijv. krachtig accelereren,<br />

langdurig rijden met hoge<br />

toerentallen en bruusk remmen).<br />

Het is zeer gevaarlijk<br />

om de motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten<br />

draaien. De motor verbruikt<br />

zuurstof en produceert koolmonoxide<br />

dat zeer giftig is en dodelijk<br />

kan zijn.<br />

Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging.<br />

Als de motor bij de eerste<br />

poging niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand STOP en nogmaals<br />

starten.<br />

Het start-/contactslot is voorzien van<br />

een beveiligingsmechanisme, waardoor<br />

het slot niet van stand MAR in AVV kan<br />

worden gezet bij een draaiende motor.<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat,<br />

zodat de accu niet onnodig wordt<br />

ontladen.<br />

BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas<br />

worden ingetrapt nadat de motor is<br />

gestart.<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel in,<br />

zodat de startmotor de tandwielen in de<br />

versnellingsbak niet hoeft aan te drijven.<br />

4) Controleer of elektrische systemen en<br />

verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />

op systemen die veel vermogen vragen<br />

(bijv. de achterruitverwarming).<br />

5) Draai de contactsleutel in stand<br />

AVV en laat de sleutel los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

6) Als de motor niet aanslaat, moet u de<br />

sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />

nogmaals starten.


BELANGRIJK Als de startpoging moeizaam<br />

verloopt, blijf dan niet langdurig proberen<br />

de motor te starten. Hierdoor zou<br />

de katalysator kunnen beschadigen.<br />

Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeodealer.<br />

BELANGRIJK Bij de uitvoering met<br />

Selespeed versnellingsbak moet het rempedaal<br />

ingetrapt worden gehouden tijdens<br />

het starten. Als het rempedaal herhaaldelijk<br />

wordt ingetrapt bij een afgezette<br />

motor, is er meer kracht vereist. In een dergelijke<br />

situatie moet voor het starten van<br />

de motor het rempedaal krachtiger worden<br />

ingetrapt.<br />

MOTOR OPWARMEN<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet met<br />

hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal<br />

niet bruusk in.<br />

– Verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties, maar wacht tot de<br />

koelvloeistoftemperatuur 50-60 °C<br />

bedraagt.<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

– Laat het gaspedaal los en wacht tot de<br />

motor met stationair toerental draait.<br />

– Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op adem“<br />

te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk<br />

uit, maar laat hem even stationair<br />

draaien. Hierdoor kan de temperatuur in<br />

de motorruimte dalen.<br />

Geef niet bruusk gas<br />

vlak voordat de motor<br />

wordt uitgezet. Dit geldt<br />

voor alle motoren, maar in het<br />

bijzonder voor motoren die voorzien<br />

zijn van een turbocompressor.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen enkel<br />

nut, verspilt brandstof en is zeer<br />

schadelijk voor de lagers in de<br />

turbocompressor.<br />

BELANGRIJK Als de motor afslaat bij<br />

een rijdende auto, kan het CODE-controlelampje<br />

(¢) gaan branden, als de motor<br />

weer wordt gestart. Zet, als dit gebeurt,<br />

de motor uit, start opnieuw bij stilstaande<br />

auto en controleer of het lampje uitgaat.<br />

Als dat niet het geval is, wendt u dan<br />

onmiddellijk tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

161


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

162<br />

NOODSTART<br />

Als de regeleenheid van de Alfa CODE de<br />

via de contactsleutel gezonden code niet<br />

herkent (controlelampje (¢) op het<br />

instru mentenpaneel brandt constant) kan<br />

een noodstart worden uitgevoerd met de<br />

code die op de CODE-card vermeld staat.<br />

Zie voor de juiste procedure het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen“.<br />

Probeer auto’ s met<br />

katalysator nooit te starten<br />

door ze aan te duwen,<br />

te slepen of van een helling te<br />

laten rijden. Op die wijze kan er<br />

onverbrande benzine in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor<br />

deze onherstelbaar zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken<br />

zolang de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig<br />

is voor de bediening van het rempedaal<br />

en het stuur.<br />

PARKEREN<br />

Voer voor het parkeren van de auto de<br />

volgende handelingen uit:<br />

– Zet de motor uit.<br />

– Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling in als de<br />

auto op een helling omhoog staat en de<br />

achteruit bij een helling omlaag (gezien<br />

vanuit de rijrichting).<br />

– Zet de voorwielen in een zodanige<br />

stand dat de auto onmiddellijk stopt als de<br />

handremhefboom per ongeluk naar beneden<br />

wordt gezet.<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat,<br />

zodat de accu niet onnodig wordt<br />

ontladen.<br />

Laat kinderen nooit<br />

alleen achter in de auto.<br />

Neem de sleutels altijd uit<br />

het contactslot als u de auto verlaat<br />

en neem de sleutels mee.<br />

VEILIG RIJDEN<br />

Tijdens het ontwerpen van de Alfa<br />

<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> heeft Alfa Romeo veel aandacht<br />

besteed aan de optimale veiligheid<br />

voor de inzittenden. Desalniettemin blijft<br />

het gedrag van de bestuurder van doorslaggevende<br />

betekenis voor de veiligheid<br />

op de weg.<br />

Hierna vindt u enkele eenvoudige tips en<br />

aanbevelingen om onder diverse omstandigheden<br />

veilig te rijden Hoewel u de meeste<br />

natuurlijk al kent, is het toch de moeite<br />

waard ze aandachtig te lezen.<br />

VOOR U WEGRIJDT<br />

– Controleer of de verlichting goed<br />

werkt.<br />

– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />

in de juiste stand.<br />

– Stel de rugleuning zo in dat u rechtop<br />

zit en het hoofd zich zo dicht mogelijk bij<br />

de hoofdsteun bevindt.


– Controleer of de slag van de pedalen<br />

niet beperkt wordt (door matten, enz.).<br />

– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />

(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd<br />

zijn op de zitplaatsen achter.<br />

– Stuw eventuele bagage zorgvuldig in<br />

de bagageruimte om te voorkomen dat bij<br />

bruusk remmen voorwerpen door het interieur<br />

schieten.<br />

– Gebruik geen zware maaltijden voor<br />

een reis. Een lichte maaltijd draagt ertoe<br />

bij goede reflexen te behouden. Vermijd<br />

vooral het gebruik van alcohol.<br />

Controleer regelmatig:<br />

– bandenspanning en conditie van de<br />

banden;<br />

– niveau van de motorolie;<br />

– niveau van de koelvloeistof en de conditie<br />

van het koelsysteem;<br />

– niveau van de remvloeistof;<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging;<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof.<br />

TIJDENS DE RIT<br />

– De eerste regel van veilig rijden is<br />

voorzichtigheid.<br />

– Voorzichtigheid houdt ook in, dat u<br />

alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />

van anderen.<br />

– Houdt u altijd strikt aan de geldende<br />

verkeersregels van elk land waarin u rijdt<br />

en houdt u vooral aan de maximum snelheden.<br />

– Controleer ook altijd of naast uzelf<br />

ook alle overige inzittenden de veiligheidsgordel<br />

dragen en dat de kinderen in<br />

passende zitjes worden vervoerd. Dieren<br />

dienen bij voorkeur in een van het interieur<br />

afgescheiden gedeelte te worden vervoerd.<br />

– Lange reizen moeten in optimale conditie<br />

worden gestart.<br />

Rijden onder invloed van<br />

alcohol, verdovende middelen,<br />

of bepaalde medicijnen<br />

is zeer gevaarlijk voor<br />

uzelf en voor anderen.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voorin als<br />

achterin en zorg ervoor dat<br />

kinderen in passende zitjes worden<br />

vervoerd. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op<br />

ernstig letsel of dodelijke afloop bij<br />

een ongeval.<br />

Let op bij de montage<br />

van spoilers, lichtmetalen<br />

velgen en niet standaard<br />

wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />

van de remmen verminderen<br />

en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en veelvuldig<br />

remmen; bijvoorbeeld tijdens een<br />

steile afdaling.<br />

Rijd niet met voor werpen<br />

op de vloer voor de<br />

bestuurdersstoel: tijdens<br />

het remmen kunnen deze tussen<br />

de pedalen komen waardoor het<br />

onmogelijk is te accelereren of te<br />

remmen.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

163


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

164<br />

Let op de dikte van<br />

eventuele extra vloermatten:<br />

zelfs een gering<br />

defect in het remsysteem kan tot<br />

gevolg hebben, dat het rempedaal<br />

dieper dan normaal moet<br />

worden ingetrapt.<br />

Water, ijs en strooizout<br />

op de wegen kunnen zich<br />

afzetten op de remschijven<br />

waardoor de gewenste remvertraging<br />

iets later wordt<br />

bereikt.<br />

– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />

las pauzes in en gebruik die om een beetje<br />

te bewegen en weer op krachten te<br />

komen.<br />

– Zorg voor een constante luchtverversing<br />

in het interieur.<br />

– Rijd nooit van een helling af met een<br />

afgezette motor: u kunt dan niet op de<br />

motor afremmen en de rem- en stuurbekrachtiging<br />

werken niet, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de bediening van het<br />

rempedaal en het stuur.<br />

IN HET DONKER RIJDEN<br />

Enkele belangrijke tips voor het rijden in<br />

het donker.<br />

– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />

donker vergt veel meer concentratie.<br />

– Beperk de snelheid, vooral op onverlichte<br />

wegen.<br />

– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />

doorrijden levert gevaar op voor<br />

uzelf en voor anderen. Ga pas weer rijden<br />

na voldoende rust.<br />

– Bewaar een veilige afstand, groter<br />

dan overdag, van de auto’s die voor u rijden.<br />

Het is moeilijk om de snelheid van<br />

andere auto’s te schatten als alleen de<br />

lichten te zien zijn.<br />

– Controleer of de koplampen goed<br />

staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />

wordt uw zicht beperkt en raakt u sneller<br />

vermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen<br />

ze andere weggebruikers hinderen.<br />

– Gebruik het grootlicht alleen buiten de<br />

stad en als u zeker weet dat u andere<br />

weggebruikers niet hindert.<br />

– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />

als u een tegenligger ziet en passeer<br />

met dimlicht.<br />

– Houd alle lampen schoon.<br />

– Let buiten de stad op overstekende<br />

dieren.<br />

MET REGEN RIJDEN<br />

Regen en natte wegen leveren gevaar<br />

op.<br />

Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />

moeilijker, omdat de wrijving tussen de<br />

banden en het wegdek aanzienlijk minder<br />

is. Het gevolg is dat de remweg aanmerkelijk<br />

langer is en dat de grip op het wegdek<br />

minder is.<br />

Enkele tips voor het rijden met regen:<br />

– Beperk de snelheid en bewaar een<br />

grotere afstand van de auto’s die voor u<br />

rijden.<br />

– Als het erg hard regent, wordt ook het<br />

zicht beperkt. Ontsteek in dat geval, ook<br />

overdag, het dimlicht, om de zichtbaarheid<br />

voor anderen te vergroten.<br />

– Rijd niet met hoge snelheid door plassen<br />

en houd het stuur stevig vast. Als u<br />

met hoge snelheid door een plas rijdt,<br />

kunt u de controle over de auto verliezen<br />

(“aquaplaning“).<br />

– Zet de bedieningsknoppen van de ventilatie<br />

op ontwasemen (zie het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto“), zodat u een goed<br />

zicht houdt.


– Controleer regelmatig de conditie van<br />

de ruitenwisserbladen.<br />

IN DE MIST RIJDEN<br />

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in<br />

dichte mist. Tips bij nevel, mist of kans op<br />

mistbanken:<br />

– Beperk uw snelheid.<br />

– Ontsteek, ook overdag, het dimlicht,<br />

de mistachterlichten en de mistlampen<br />

voor. Gebruik niet het grootlicht.<br />

BELANGRIJK Doof bij stukken met<br />

goed zicht de mistachterlichten om de<br />

weggebruikers achter u niet te hinderen.<br />

– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />

nat maakt, waardoor manoeuvres moeilijker<br />

uit te voeren zijn en de remweg langer<br />

is.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s voor<br />

u.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />

snelheidswisselingen.<br />

– Vermijd zoveel mogelijk het inhalen<br />

van andere voertuigen.<br />

– Als u plotseling moet stoppen (bij een<br />

defect, door sterke vermindering van het<br />

zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook<br />

te stoppen. Zet vervolgens de waar-<br />

schuwingsknipperlichten aan en, zo mogelijk,<br />

de dimlichten. Druk in een rustig ritme<br />

op de claxon als u een andere auto denkt<br />

te zien.<br />

IN DE BERGEN RIJDEN<br />

– Rem zoveel mogelijk op de motor af<br />

en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />

Daarmee voorkomt u dat de remmen<br />

oververhit raken.<br />

– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />

motor of met de versnellingspook in de<br />

vrijstand, en absoluut nooit met uitgenomen<br />

contactsleutel.<br />

– Rijd met een matige snelheid, en vermijd<br />

het “afsnijden“ van bochten.<br />

– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen<br />

veel langzamer gaat en dat de weg daarom<br />

langer vrij moet zijn. Als u wordt ingehaald<br />

terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de<br />

passerende auto dan de ruimte.<br />

MET SNEEUW EN IJS<br />

RIJDEN<br />

Enkele tips voor het rijden met sneeuw<br />

en ijs:<br />

– Rijd met zeer matige snelheid.<br />

– Monteer op besneeuwde wegen winterbanden<br />

of sneeuwkettingen; zie de<br />

betreffende paragrafen in dit hoofdstuk.<br />

– Rem bij voorkeur op de motor af en<br />

vermijd bruusk remmen.<br />

– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />

van richting veranderen.<br />

– In de winter kan op schijnbaar droge<br />

wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral<br />

goed op de delen van de weg die door de<br />

aanwezigheid van bomen of rotsen weinig<br />

zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s voor<br />

u.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

165


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

166<br />

MET ABS RIJDEN<br />

Het ABS is een voorziening op het remsysteem<br />

dat twee belangrijke voordelen<br />

biedt:<br />

1) Het voorkomt het blokkeren en daarmee<br />

het slippen van de wielen bij een<br />

noodstop en in omstandigheden waarbij<br />

de grip op het wegdek beperkt is.<br />

2) Het houdt de auto tijdens het remmen<br />

bestuurbaar. Hierdoor kunt u tijdens<br />

het remmen obstakels ontwijken of van<br />

richting veranderen, mits de grip van de<br />

banden dit toelaat.<br />

Het beste gebruik van ABS:<br />

– Bij een noodstop of bij verminderde<br />

grip voelt u een lichte trilling in het rempedaal:<br />

dit is het signaal dat het ABS<br />

werkt. Laat het pedaal niet los, maar blijf<br />

het ingetrapt houden zodat het remsysteem<br />

continu werkt.<br />

– Het ABS voorkomt het blokkeren van de<br />

wielen, maar verhoogt de grip van de banden<br />

op het wegdek niet. Houd daarom ook met<br />

auto’s met ABS een veilige afstand van de<br />

auto’s die voor u rijden en beperk de snelheid<br />

voor u een bocht inrijdt.<br />

Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />

van de auto te verbeteren, en niet om harder<br />

te rijden.<br />

KOSTENBESPARING<br />

EN BEPERKING VAN<br />

SCHADELIJKE<br />

UITLAATGASSEN<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor<br />

de kosten van de auto zo laag mogelijk<br />

blijven en de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />

wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur, de beste<br />

prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />

gebruik van de auto. Laat daarom tijdig de<br />

in het onderhoudsschema aangegeven<br />

werkzaamheden uitvoeren (zie bougies,<br />

lucht-/brandstoffilter, klepspeling, enz.).<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste een<br />

keer per maand, de spanning van de banden.<br />

Als de spanning te laag is, wordt de<br />

weerstand groter en neemt het verbruik<br />

toe. Bovendien slijten hierdoor de banden<br />

sneller en verslechtert de wegligging van<br />

de auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />

kan worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen<br />

bagageruimte. Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />

en de stabiliteit.


Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen<br />

als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers en<br />

de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen veel stroom, waardoor<br />

het brandstofverbruik toeneemt (tot<br />

aan 25% in stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar wordt<br />

belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt<br />

(met gemiddeld 20%). Gebruik<br />

wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />

bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />

accessoires kan de aërodynamica<br />

negatief beïnvloeden, waardoor het<br />

brandstofverbruik zal toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat, niet<br />

warmdraaien met stationair toerental en ook<br />

niet met een verhoogd toerental: onder deze<br />

omstandigheden warmt de motor veel langzamer<br />

op, terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />

om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen<br />

te gebruiken. Op deze manier<br />

warmt de motor sneller op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u de motor<br />

afzet. Deze handeling heeft evenals het<br />

overschakelen met tussengas geen enkel<br />

nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het<br />

toelaten de hoogste versnelling. Het<br />

inschakelen van een lage versnelling voor<br />

een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.<br />

Op dezelfde wijze neemt bij<br />

het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling,<br />

het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toe. Bovendien slijt de<br />

motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid: als de snelheid<br />

wordt verhoogd van 90 naar 120<br />

km/h, neemt het brandstofverbruik met<br />

ongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveel<br />

mogelijk met een gelijkmatige snelheid,<br />

vermijd overbodig remmen en optrekken.<br />

Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />

daarom aan om rustig te rijden en een veilige<br />

afstand te bewaren van de auto’s die<br />

voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />

reageren op gevaarlijke situaties.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de motor<br />

met hoge toerentallen draait, kost veel<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Het is beter<br />

geleidelijk op te trekken en geen maximale<br />

toerentallen te gebruiken.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

167


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

168<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud starten<br />

bereikt de motor niet de optimale<br />

bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet<br />

alleen het brandstofverbruik toe (van 15<br />

tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />

waarbij overwegend lage versnellingen<br />

worden gebruikt, of in de stad waar<br />

zich veel verkeerslichten bevinden, zal het<br />

brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen),<br />

is het raadzaam de motor<br />

uit te zetten.<br />

ECONOMISCH<br />

EN MILIEUBEWUST<br />

RIJDEN<br />

Het milieu is een van de uitgangspunten<br />

geweest bij de ontwikkeling van de<br />

Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>.<br />

Het is niet voor niets dat resultaten van<br />

zijn emissiereductiesystemen boven de geldende<br />

normen liggen.<br />

Het milieu heeft recht op maximale aandacht<br />

van iedereen.<br />

De automobilist kan door enkele simpele<br />

aanwijzingen op te volgen, voorkomen dat<br />

hij/zij onnodig schade aan het milieu toebrengt.<br />

Vaak wordt door die aanwijzingen<br />

ook het brandstofverbruik beperkt. Over dit<br />

onderwerp vindt u hierna diverse nuttige<br />

tips, die een geheel vormen met de tips met<br />

het symbool #, die u in de diverse hoofdstukken<br />

van dit boekje kunt vinden.<br />

We vragen uw aandacht voor al deze tips.<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE EMISSIEREDUCTIE -<br />

SYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen<br />

is niet alleen belangrijk voor het milieu,<br />

maar ook voor het rendement van de<br />

auto. Het in goede conditie houden van de<br />

systemen is de belangrijkste voorwaarde<br />

voor milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is dat u zich te allen tijde<br />

houdt aan het “geprogrammeerd onderhoudsschema”.<br />

Gebruik uitsluitend loodvrije<br />

benzine (95 RON).<br />

Als het starten problemen oplevert, blijf<br />

dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />

aanslepen of rollend starten: al deze handelingen<br />

kunnen de katalysator beschadigen.<br />

Maak bij een noodstart uitsluitend<br />

gebruik van een hulpaccu.


Als de motor tijdens het rijden “slecht<br />

loopt“, rijd dan zeer rustig zodat de motor<br />

zo min mogelijk wordt belast en wendt u<br />

zo snel mogelijk tot een Alfa Romeodealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van de<br />

brandstofreserve brandt, tank dan zo snel<br />

mogelijk. Een laag brandstofniveau kan<br />

een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken,<br />

waardoor de temperatuur van<br />

de uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de<br />

katalysator ernstig beschadigen.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien. Laat de motor voor<br />

vertrek niet warmdraaien met stationair<br />

toerental, behalve als de buitentemperaturen<br />

zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />

geval moet u de motor niet langer dan<br />

30 seconden laten warmdraaien.<br />

Monteer geen andere<br />

hitteschilden en verwijder<br />

de op de katalysator en<br />

uitlaat gemonteerde schilden<br />

niet.<br />

Spuit geen reinigings- of<br />

beschermingsmiddelen op<br />

de katalysator, de lambda -<br />

sondes en het uitlaatsysteem.<br />

Onder normale bedrijfs -<br />

omstandigheden bereikt<br />

de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet<br />

boven brandbare materialen<br />

(gras, droge bladeren, dennennaalden,<br />

enz.): brandgevaar.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan brandgevaar<br />

opleveren.<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

De auto is niet goedgekeurd voor het<br />

trekken van aanhangers.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

169


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

170<br />

WINTERBANDEN<br />

Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />

voor het rijden op sneeuw en ijs en kunnen<br />

worden gemonteerd in plaats van de<br />

standaard geleverde banden.<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde maat<br />

hebben als de standaard gemonteerde<br />

banden.<br />

De Alfa Romeo-dealer kan u adviseren<br />

welke band het meest geschikt is voor het<br />

doel waarvoor u hem wilt gebruiken.<br />

Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning<br />

en de winterbanden exact aan<br />

de aanwijzingen die staan aangegeven in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />

De specifieke eigenschappen van winterbanden<br />

verminderen aanzienlijk als de<br />

profieldiepte minder is dan 4 mm.<br />

Vervang ze in dat geval. Door de specifieke<br />

eigenschappen van winterbanden zijn<br />

de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden<br />

op de snelweg worden gereden, minder<br />

dan die van de standaard gemonteerde<br />

banden.<br />

Beperk het gebruik van winterbanden tot<br />

die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden<br />

gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />

snelheid lager is dan de topsnelheid van de<br />

auto (met een marge van 5%), dan dient<br />

u in het interieur van de auto een voor de<br />

bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />

te plaatsen met de maximum<br />

toegestane snelheid wanneer met die winterbanden<br />

wordt gereden (overeenkomstig<br />

de EU-normen).<br />

Monteer op alle vier de wielen dezelfde<br />

banden (zelfde merk en profieldiepte) voor<br />

meer veiligheid tijdens het rijden en remmen<br />

en voor een betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden niet<br />

om.<br />

Bij winterbanden met de<br />

indicatie “Q“ geldt een<br />

maximum snelheid van<br />

160 km/h; bij winterbanden met<br />

de indicatie “T“ geldt een maximum<br />

snelheid van 190 km/h; bij<br />

winterbanden met de indicatie<br />

“H“ geldt een maximum snelheid<br />

van 210 km/h. Deze maximum<br />

snelheden zijn in overeenstemming<br />

met de huidige wetgeving.<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van het<br />

land waar wordt gereden.<br />

Gebruik sneeuwkettingen waarvan de<br />

dikte boven het profiel maximaal 12 mm<br />

is.<br />

Op banden met maat<br />

225/ 45W R17“ mogen<br />

geen sneeuwkettingen<br />

worden gemonteerd, omdat ze de<br />

veerpoot van de voor wielophanging<br />

zouden kunnen raken.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op de<br />

voorwielen gemonteerd worden (aangedreven<br />

wielen).<br />

Wij raden u aan contact op te nemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer voordat u<br />

sneeuwkettingen aanschaft of gebruikt.<br />

Controleer na enkele meters rijden of de<br />

kettingen nog goed gespannen zijn.


Op het reservewiel kunnen<br />

geen sneeuwkettingen<br />

gemonteerd worden.<br />

Als u een lekke voorband hebt<br />

(aangedreven wiel) en er moet<br />

gebruik worden gemaakt van<br />

sneeuwkettingen, dan kunt u het<br />

noodreservewiel op de achteras<br />

plaatsen en het achter wiel op de<br />

vooras (pas zo snel mogelijk de<br />

bandenspanning aan). Zo hebt u<br />

op de vooras twee normale wielen<br />

waarop uw sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Houd bij gemonteerdesneeuwkettingen<br />

een<br />

matige snelheid aan; rijd niet harder<br />

dan 50 km/h. Vermijd kuilen,<br />

stoepranden en andere obstakels<br />

en rijd, om de auto en het wegdek<br />

niet te beschadigen, geen<br />

lange stukken op sneeuwvrije<br />

wegen.<br />

AUTO LANGERE TIJD<br />

STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de<br />

auto langer dan een maand niet wordt<br />

gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte, droge<br />

en zo mogelijk goed geventileerde ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

– Maak de gespoten plaatdelen schoon<br />

en behandel ze met een beschermende<br />

was.<br />

– Maak de minkabel (–) los van de<br />

accu en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen moet deze controle<br />

iedere drie maanden worden herhaald.<br />

Laad de accu op als de optische meter een<br />

donkere kleur heeft zonder een groen<br />

middenstuk.<br />

BELANGRIJK Schakel het alarm uit<br />

met de afstandsbediening.<br />

– Reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor geschikte<br />

middelen.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />

en achterruitwisser in met talkpoeder<br />

en laat ze los van de ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of een<br />

ademende kunststof hoes. Gebruik geen<br />

dichte plastic hoes, omdat het in en op de<br />

auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning 0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven spanning<br />

en controleer deze regelmatig.<br />

– Als u de accukabels niet loskoppelt<br />

moet de lading iedere maand gecontroleerd<br />

worden.Laad de accu op als de optische<br />

meter een donkere kleur heeft zonder<br />

groen middenstuk.<br />

– Tap het koelsysteem van de motor<br />

niet af.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

171


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

172<br />

WEER IN GEBRUIK NEMEN<br />

Als de auto langdurig niet gebruikt is en<br />

u wilt de auto weer in gebruik nemen,<br />

voer dan de volgende handelingen uit:<br />

– Reinig de buitenzijde van de auto niet<br />

droog.<br />

– Controleer visueel op lekkage van<br />

vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof,<br />

koelvloeistof, enz.).<br />

– Vervang de motorolie en het oliefilter.<br />

– Controleer het niveau van:<br />

- rem-/koppelingsvloeistof<br />

- koelvloeistof.<br />

– Controleer het luchtfilter en vervang<br />

het zonodig.<br />

– Controleer de bandenspanning en controleer<br />

de banden op beschadigingen,<br />

inkepingen of scheuren. Vervang zonodig<br />

de banden.<br />

– Controleer de conditie van de riemen<br />

in de motor.<br />

– Controleer de acculading en sluit de<br />

minkabel (–) aan.<br />

– Zet de versnellingspook in de vrijstand,<br />

start de motor en laat de motor<br />

enige minuten stationair draaien. Trap<br />

hierbij een aantal malen het koppelingspedaal<br />

in.<br />

Deze handelingen moeten<br />

in de openlucht worden<br />

uitgevoerd. Het uitlaatgas<br />

bevat koolmonoxide dat<br />

zeer giftig is en dodelijk kan zijn.<br />

NUTTIGE<br />

ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />

raden wij u aan het volgende aan<br />

boord te hebben (fig. 1):<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers, steriele<br />

gaascompressen, verbandgaas, pleisters,<br />

enz.;<br />

– een zaklamp;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– werkhandschoenen.<br />

De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />

zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />

Lineaccessori-programma.<br />

fig. 1<br />

A0B0389b


NOODSTART<br />

Als de Alfa Romeo CODE er niet in slaagt<br />

om de startblokkering op te heffen, blijven<br />

het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje<br />

U branden en start de<br />

motor niet. Voor het starten van de motor<br />

is het nodig een noodstart uit te voeren.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan om<br />

eerst de instructies goed te lezen, voordat<br />

u de motor op deze wijze start.<br />

Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />

een vergissing wordt gemaakt, moet de<br />

contactsleutel in stand STOP worden<br />

gedraaid en de gehele procedure vanaf<br />

het begin (punt 1) worden herhaald.<br />

1) Lees de 5-cijferige elektronische code<br />

die op de CODE-card vermeld staat.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

NOODGEVALLEN<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en houd<br />

het ingetrapt. Het lampje U<br />

gaat circa acht seconden branden. Zodra<br />

het lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />

loslaten.<br />

4) Het lampje U begint te knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het eerste cijfer van de code op<br />

uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden totdat het<br />

lampje U 4 seconden heeft gebrand.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />

gaspedaal loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het tweede cijfer van de code op<br />

uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden.<br />

6) Herhaal deze procedure voor de overige<br />

cijfers van de code op uw CODE-card.<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />

ingetrapt. Het lampje U gaat 4<br />

seconden branden. Zodra het lampje is<br />

gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten.<br />

8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />

snel gaat knipperen, is de procedure<br />

op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand AVV te draaien,<br />

zonder de sleutel in stand STOP te<br />

plaatsen.<br />

Als het lampje U blijft branden, draai<br />

dan de contactsleutel in stand STOP en<br />

herhaal de procedure vanaf punt 1).<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging<br />

van de motor moet deze noodstartprocedure<br />

worden herhaald. Wij raden u<br />

daarom aan om na het uitvoeren van een<br />

noodstart een Alfa Romeo-dealer te raadplegen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

173


NOODGEVALLEN<br />

174<br />

STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de accu leeg is (bij een accu met optische<br />

zuurweger: donkere kleur zonder<br />

groen in het midden), kan de motor worden<br />

gestart met een hulpaccu, die dezelfde<br />

of een iets grotere capaciteit moet hebben<br />

als de lege accu.<br />

Ga als volgt te werk fig. 1:<br />

1) Verwijder het beschermdeksel van de<br />

pluspool op de accu door op de lippen aan<br />

de voorzijde te drukken en verbind de<br />

pluspolen (+ teken nabij de pool) van de<br />

beide accu’s met een startkabel.<br />

2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool (–) van de hulpaccu en op de<br />

massakabel E op de motor of de versnellingsbak<br />

van de auto die gestart moet<br />

worden.<br />

fig. 1<br />

A0B0181b<br />

BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />

van de twee accu’s niet direct met<br />

elkaar: eventuele vonken kunnen het<br />

explosieve gas ontsteken dat uit de accu<br />

kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd<br />

aan boord van een andere auto,<br />

mogen tussen deze auto en de auto met<br />

de lege accu niet per ongeluk metalen<br />

delen met elkaar in verbinding staan.<br />

3) Start de motor.<br />

4) Neem, als de motor draait, de kabels<br />

in de omgekeerde volgorde los.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt<br />

u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

acculader. De elektronische<br />

systemen kunnen beschadigen;<br />

in het bijzonder de regeleenheden<br />

van de ontsteking en de<br />

inspuiting.<br />

Laat d eze p rocedure<br />

door gespecialiseerd personeel<br />

uitvoeren. Onjuiste<br />

handelingen kunnen leiden tot<br />

vonken. De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief. V ermijd het<br />

contact met de huid of de ogen.<br />

Kom ook niet dicht bij een accu<br />

met open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroor zaak geen vonken.<br />

Bij het los- en vastkoppelen<br />

van de accuklemmen<br />

k unnen e r v onken<br />

ontstaan waardoor de elektronische<br />

systemen kunnen beschadigen.<br />

Laat deze werkzaamheden<br />

door g especialiseerd p ersoneel<br />

uitvoeren.


ROLLEND<br />

STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling te laten rijden. Op die<br />

wijze kan er onverbrande benzine<br />

in de katalysator terechtkomen,<br />

waardoor deze onherstelbaar<br />

zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en de stuurbekrachtiging<br />

niet werken<br />

zolang de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig<br />

is voor de bediening van het rempedaal<br />

en het stuur.<br />

EEN LEKKE BAND<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met de snelle bandenreparatieset<br />

“Fix&Go“, zie dan de aanwijzingen in de<br />

volgende paragraaf.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Voor het verwisselen van het wiel en<br />

voor het juiste gebruik van de krik en het<br />

reservewiel moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v de<br />

waarschuwingsknipperlichten, de<br />

wettelijk verplichte gevarendriehoek,<br />

enz.<br />

Tijdens het verwisselen van een<br />

wiel moeten alle inzittenden de<br />

auto hebben verlaten en op een<br />

veilige afstand van het verkeer<br />

wachten, totdat het wiel verwisseld<br />

is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen<br />

of andere voor werpen als de<br />

auto schuin op een helling of op<br />

een slecht wegdek staat.<br />

Start de motor niet als de auto<br />

is opgekrikt.<br />

Als de auto een aanhanger<br />

trekt, ontkoppel dan eerst de<br />

aanhanger en krik dan de auto<br />

op.<br />

NOODGEVALLEN<br />

175


NOODGEVALLEN<br />

176<br />

Het reservewiel behoort<br />

bij de auto waarbij het<br />

geleverd is. Gebruik het<br />

reservewiel niet bij andere auto’s<br />

en monteer geen reser vewielen<br />

van andere auto’s.<br />

Als u het gemonteerde velgtype<br />

wilt ver vangen (stalen in plaats<br />

van lichtmetalen of omgekeerd),<br />

moeten tevens alle wielbouten<br />

worden ver vangen door bouten<br />

met een lengte die aangepast is<br />

aan het velgtype.<br />

Het reser vewiel is kleiner dan<br />

de normale wielen en mag uitsluitend<br />

gebruikt worden om de<br />

dichtstbijzijnde reparatiewerkplaats<br />

te bereiken, waar de lekke<br />

band gerepareerd kan worden.<br />

Tijdens het gebruik van het reservewiel<br />

mag u niet harder dan 80<br />

km/h rijden.<br />

Op het reser vewiel is<br />

een sticker aangebracht<br />

waarop de belangrijkste<br />

aanwijzingen en de beperkingen<br />

staan vermeld met betrekking tot<br />

het gebruik van het reser vewiel.<br />

Deze sticker mag absoluut niet<br />

worden ver wijderd of afgedekt.<br />

Op de sticker staan de volgende<br />

aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />

ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDE-<br />

LIJK GEBRUIK! MAXIMAAL 80<br />

km/h! VER VANG ZO SNEL<br />

MOGELIJK DOOR EEN NORMAAL<br />

WIEL. BEDEK DEZE AANWIJZIN-<br />

GEN NIET.<br />

Op het reser vewiel mag nooit<br />

een wieldeksel worden gemonteerd.<br />

Bij een gemonteerd reser vewiel<br />

veranderen de rij-eigenschappen<br />

van de auto. Vermijd met vol gas<br />

optrekken, bruusk remmen en<br />

hoge snelheden in de bochten.<br />

Het reser vewiel heeft<br />

een levensduur van maximaal<br />

3000 km. Na deze<br />

afstand moet de band van het<br />

reservewiel ver vangen worden<br />

door een nieuwe band van hetzelfde<br />

type.<br />

Monteer nooit een normale band<br />

op de velg van het reser vewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel<br />

mogelijk repareren en monteren.<br />

Gebruik nooit twee of meer<br />

reservewielen.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in, voordat<br />

u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen.<br />

De krik dient uitsluitend voor<br />

het verwisselen van een wiel van<br />

de auto waarbij de krik geleverd<br />

is of voor auto’ s van hetzelfde<br />

model. Gebruik de krik niet voor<br />

het opkrikken van andere auto’s.<br />

En beslist nooit voor het uitvoeren<br />

van werkzaamheden onder<br />

de auto.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto<br />

van de krik vallen.<br />

Op een sticker op de krik is het<br />

maximum hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden gebruikt.


Het reservewiel is niet<br />

geschikt voor de montage<br />

van sneeuwkettingen. Als<br />

u een lekke voorband (aangedreven<br />

wiel) hebt en er moet met<br />

sneeuwkettingen worden gereden,<br />

dan moet u een wiel van de<br />

achteras afhalen en daar voor in<br />

de plaats het reservewiel monteren.<br />

Zo hebt u op de vooras twee<br />

normale wielen waarop uw<br />

sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Maak het ventiel absoluut niet<br />

open.<br />

Plaats geen enkel stuk gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

Controleer regelmatig en herstel,<br />

indien nodig, de spanning<br />

van de banden en van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de<br />

waarden die beschreven staan in<br />

het hoofdstuk “T echnische gegevens“.<br />

Gebruik voor het monteren van<br />

het reser vewiel uitsluitend de<br />

bouten en de speciale sleutel.<br />

Deze bevinden zich in het zakje in<br />

de reser vewielbak. Als het normale<br />

wiel weer wordt gemonteerd,<br />

gebruik de bouten waarmee<br />

het normale wiel oorspronkelijk<br />

gemonteerd was.<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– De krik 2,100 kg moet wegen.<br />

– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen.<br />

– De krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type.<br />

– Buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

kunnen worden.<br />

Ga voor het verwisselen van het wiel als<br />

volgt te werk:<br />

– Stop de auto op een plaats waar het<br />

verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />

in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />

Zet de auto zo mogelijk op een<br />

vlakke en stevige ondergrond.<br />

– Zet de motor uit en trek de handrem<br />

aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in.<br />

– Til de bekleding in de bagageruimte<br />

op.<br />

– Draai de blokkeerschroef (handgreep)<br />

(A-fig. 2) los.<br />

– Neem de gereedschaphouder uit (B)<br />

en zet de houder dicht bij het te verwisselen<br />

wiel.<br />

– Verwijder het reservewiel (C).<br />

fig. 2<br />

A0B0234b<br />

NOODGEVALLEN<br />

177


NOODGEVALLEN<br />

178<br />

– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />

wiel (A-fig. 3 ) ongeveer één<br />

slag los.<br />

– Verwijder het kapje A-fig. 4 op de<br />

zijskirt, zoals aangegeven in de afbeelding.<br />

– Plaats de krik onder de auto, dichtbij<br />

het te verwisselen wiel.<br />

– Draai met behulp van slinger (A-fig.<br />

5) de krik omhoog, zodat de inkeping<br />

(B-fig. 6) aan de bovenzijde van de krik<br />

om het profiel onder de carrosserie (Cfig.<br />

6) valt op ongeveer 40 cm van de<br />

wielkuip.<br />

fig. 3<br />

A0B0315b<br />

– Draai de slinger en krik de auto op,<br />

totdat het wiel enkele centimeters los van<br />

de grond is.<br />

– Draai de wielbouten (A-fig. 3 )<br />

helemaal los en trek het wiel los.<br />

– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />

contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />

omdat hierdoor na verloop van tijd de<br />

wielbouten kunnen loslopen.<br />

fig. 4<br />

A0B0316b<br />

– Monteer het reservewiel, waarbij één<br />

van de gaten (A-fig. 7) over de pen (Bfig.<br />

7) moet vallen.<br />

– Neem de bouten en de sleutel voor<br />

het monteren van het reservewiel uit het<br />

zakje in reservewielbak.<br />

BELANGRIJK Draai de vijf wielbouten<br />

die specifiek voor het reservewiel zijn,<br />

handvast.<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik.<br />

fig. 5<br />

A0B0317b


– Draai de wielbouten stevig vast in de<br />

volgorde die is aangegeven in fig. 8 ,<br />

zonder het wieldeksel te monteren.<br />

NORMALE WIEL<br />

MONTEREN<br />

– Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />

krik de auto op en demonteer het<br />

reservewiel.<br />

fig. 6<br />

– Draai de centreerpen (A-fig. 9) in één<br />

van de boutgaten in de wielnaaf.<br />

BELANGRIJK Plaats het wiel op de<br />

pen en draai de vijf bouten, waarmee het<br />

normale wiel gemonteerd was, vast.<br />

– Verwijder de centreerpen (A-fig. 9 )<br />

en draai de laatste bout vast.<br />

A0B0318b<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik; draai de wielbouten stevig vast in de<br />

volgorde die hiervoor beschreven is voor<br />

het reservewiel (fig. 7).<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde<br />

montage kan het wieldeksel tijdens het rijden<br />

loslaten.<br />

fig. 7<br />

fig. 8<br />

A0B0226b<br />

A0B0227b<br />

NOODGEVALLEN<br />

179


NOODGEVALLEN<br />

180<br />

Ter afsluiting:<br />

– plaats het verwisselde wiel op de<br />

daarvoor bestemde plek in de bagageruimte;<br />

– druk de krik stevig in de houder om<br />

rammelen tijdens het rijden te voorkomen;<br />

– berg het gebruikte gereedschap op in<br />

de houder;<br />

– plaats de gereedschaphouder op het<br />

reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />

(A-fig. 2) vast.<br />

fig. 9<br />

A0B0228b<br />

SNELLE BANDEN-<br />

REPARATIESET<br />

FIX&GO<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />

uitgerust met de snelle bandenreparatieset<br />

FIX&GO, als vervanging van het<br />

gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />

fig. 10<br />

A0B0390b<br />

De snelle bandenreparatieset is in een daarvoor<br />

bestemde houder in de bagageruimte<br />

geplaatst A-fig. 10.<br />

De reparatieset bevat fig. 11:<br />

• gereedschap A voor het verwijderen<br />

van het ventiel;<br />

• een compressor B met manometer en<br />

verbindingsstukken;<br />

• een bus C met afdichtvloeistof, een<br />

vulbuis en een sticker met het opschrift<br />

“max 80 km/h“. Na het repareren van<br />

het wiel moet deze sticker op een voor de<br />

bestuurder goed zichtbare plaats worden<br />

aangebracht (op het dashboard).<br />

• een “tuitje“ D waaraan de vulbuis<br />

kan worden bevestigd.<br />

fig. 11<br />

A0B0332b


BELANGRIJK Als u een lekke band<br />

krijgt, kan de band gerepareerd worden<br />

als de diameter van het lek niet groter is<br />

dan 4 mm.<br />

In fig. 12 wordt weergegeven:<br />

A gebied van de band dat gerepareerd<br />

kan worden (gaten of scheuren met een<br />

diameter van max. 4 mm);<br />

B gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />

fig. 12<br />

A0B0333b<br />

Het i s n iet m ogelijk<br />

scheuren aan de zijkanten<br />

van de band te repareren.<br />

Bovendien is het p ermanent<br />

dichtkitten van scheuren op het<br />

loopvlak op minder dan 25 mm<br />

van de zijkant van de band niet<br />

gegarandeerd.<br />

Gebruik de reparatieset<br />

niet als de band beschadigd<br />

is geraakt door het<br />

rijden met lege banden. De banden,<br />

vooral de zijkanten, moeten<br />

dan z orgvuldig g econtroleerd<br />

worden.<br />

NOODGEVALLEN<br />

181


NOODGEVALLEN<br />

182<br />

Bij schade aan de velg<br />

(zodanige vervorming<br />

van het kanaal dat er<br />

lucht wegloopt) of aan de band,<br />

buiten de gebieden die hier voor<br />

zijn aangegeven, kan de band<br />

niet g erepareerd w orden.<br />

Verwijder de eventueel in de<br />

band binnengedrongen voor werpen<br />

(schroeven of spijkers) niet.<br />

Attentie! D e s puitbus<br />

bevat p ropyleenglycol;<br />

deze s ubstantie k an<br />

schadelijk zijn en een prikkelend/brandend<br />

g evoel g even.<br />

Vermijd inslikking en contact met<br />

huid, ogen en kleding; spoel bij<br />

contact onmiddellijk over vloedig<br />

met water . Raadpleeg een arts<br />

bij allergische reacties. Bewaar<br />

de s puitbus i n d e d aarvoor<br />

bestemde ruimte, ver ver wijderd<br />

van warmtebronnen en buiten<br />

het bereik van kinderen.<br />

HET IS NOODZAKELIJK TE<br />

WETEN DAT:<br />

De compressor niet langer<br />

dan 20 minuten mag<br />

worden i ngeschakeld.<br />

Gevaar voor oververhitting!<br />

De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />

tussen -30°C en +80°C werkt en niet<br />

geschikt is voor een permanente reparatie.<br />

De vloeistof in de band makkelijk met<br />

water kan worden verwijderd.<br />

De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum<br />

heeft.<br />

OPPOMPEN VAN DE BAND<br />

(fig. 13-14-15-16-17-18-19)<br />

1) Plaats het te repareren wiel met het<br />

ventiel (A) gekeerd, zoals aangegeven in<br />

de afbeelding; trek vervolgens de<br />

handrem aan.<br />

2) Draai de vulbuis (B) op de spuitbus<br />

(C).<br />

3) Draai de ventieldop van de band los<br />

en verwijder het interne onderdeel van het<br />

ventiel met behulp van het gereedschap<br />

(D). Plaats het niet op zand of een vuile<br />

ondergrond.<br />

4) Steek de vulbuis (B) op het ventiel<br />

van de band, houd de spuitbus (C) met<br />

de vulbuis naar beneden gekeerd en druk<br />

vervolgens op de spuitbus zodat de<br />

afdichtvloeistof in de band komt.<br />

fig. 13<br />

A0B0422b


5) Draai het interne onderdeel van het<br />

ventiel weer vast met behulp van het<br />

gereedschap (D).<br />

6) Sluit vervolgens met hendeltje (E) de<br />

slang van de compressor (F) op het ventiel<br />

van de band aan.<br />

7) Start de motor, sluit de stekker (G)<br />

aan op de aansteker (of 12V-stekkerdoos)<br />

en pomp de band op tot de juiste<br />

bandenspanning is bereikt (zie<br />

“Bandenspanning in koude toestand“ in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />

Controleer de bandenspanning op de<br />

manometer(H). Voor een nauwkeurige<br />

aflezing moet de compressor worden uitgeschakeld.<br />

fig. 14<br />

A0B335b<br />

Als u er niet in slaagt de voorgeschreven<br />

bandenspanning te bereiken, verplaats<br />

dan de auto ongeveer 10 meter naar<br />

voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof<br />

in de band verdeeld wordt. Pomp<br />

de band vervolgens weer op.<br />

Als het na deze laatste handeling nog<br />

niet lukt de band op de voorgeschreven<br />

spanning te krijgen, rijdt dan niet verder<br />

maar wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Als de band op de juiste spanning is<br />

gebracht, vertrek dan onmiddellijk zodat<br />

de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band<br />

verdeeld wordt.<br />

fig. 15<br />

A0B0423b<br />

Plaats de sticker op een<br />

voor de bestuurder goed<br />

zichtbare plek om aan te<br />

geven dat de band behandeld is<br />

met snelle bandenreparatieset.<br />

Rijd voor zichtig vooral in bochten.<br />

Rijd niet harder dan 80<br />

km/h. V ermijd accelereren en<br />

bruusk remmen.<br />

Stop na ongeveer 10 minuten, trek de<br />

handrem aan en controleer opnieuw de<br />

bandenspanning.<br />

fig. 16<br />

A0B0424b<br />

NOODGEVALLEN<br />

183


NOODGEVALLEN<br />

184<br />

Als de bandenspanning<br />

onder 1,3 bar is gedaald,<br />

mag niet verder worden<br />

gereden; FIX & GO kan de vereiste<br />

wegligging niet garanderen<br />

omdat de band te erg beschadigd<br />

is; wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />

Als de bandenspanning ten minste<br />

1,3 bar bedraagt, moet de<br />

juiste bandenspanning worden<br />

hersteld (bij draaiende motor en<br />

aangetrokken h andrem). R ijd<br />

vervolgens zeer voor zichtig verder.<br />

fig. 17<br />

A0B0425b<br />

Als u tijdens het herstellen<br />

van de bandenspanning<br />

er niet in slaagt de<br />

spanning op ten minste 1,8 bar te<br />

brengen, mag niet verder worden<br />

gereden, omdat de band te erg<br />

beschadigd is en de reparatiekit<br />

de vereiste wegligging niet kan<br />

garanderen; wendt u tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Banden die met de reparatieset<br />

b ehandeld z ijn,<br />

kunnen s lechts t ijdelijk<br />

worden gebruikt.<br />

fig. 18<br />

A0B0426b<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

Alfa Romeo-dealer om de band te<br />

laten controleren en te repareren of om de<br />

band te laten vervangen.<br />

U moet dan absoluut aangeven dat de<br />

band is gerepareerd met de snelle reparatiekit.<br />

fig. 19<br />

A0B0391b


EEN GLOEILAMP VERVANGEN<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.<br />

Wij raden u aan defecte<br />

gloeilampen, indien mogelijk,<br />

door de Alfa Romeodealer<br />

te laten ver vangen. De<br />

juiste werking en afstelling van<br />

de buitenverlichting zijn van<br />

essentieel belang voor de rijveiligheid<br />

en bovendien wettelijk<br />

verplicht.<br />

Halogeenlampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte. Als<br />

u de bol met uw vingers aanraakt,<br />

zal de lichtopbrengst van<br />

de lamp teruglopen en kan ook de<br />

levensduur beperkt worden. Als u<br />

de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />

moet u de bol schoonwrijven<br />

met een doekje met alcohol<br />

en daarna laten drogen.<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij<br />

breuk kunnen er glas -<br />

splinters wegschieten.<br />

Bij auto’s met gasontladingslampen(xenonlampen)<br />

moet een defecte<br />

gloeilamp door de Alfa Romeodealer<br />

worden vervangen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

185


NOODGEVALLEN<br />

186<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lampje niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande zekering“<br />

in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer, voordat u een defecte<br />

lamp vervangt, of de contacten niet zijn<br />

geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen<br />

altijd of de afstelling nog<br />

goed is.<br />

TYPEN GLOEILAMPEN<br />

(fig. 20)<br />

Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen<br />

gemonteerd:<br />

A. Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door hem<br />

uit de houder te trekken.<br />

B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Verwijder de lamp uit de houder<br />

door hem iets in te drukken en<br />

linksom te draaien.<br />

C. Buislampen<br />

Verwijder de lamp door hem uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

D. Halogeenlampen<br />

Verwijder de lamp door de borgveer<br />

los te haken.<br />

fig. 20<br />

A0B0233b


GLOEILAMP<br />

Grootlicht<br />

Dimlichten<br />

Parkeerlichten voor<br />

Mistlampen voor<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />

Richtingaanwijzers achter<br />

Achterlichten - remlichten<br />

Derde remlicht<br />

Achteruitrijlichten<br />

Mistachterlichten<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Plafondverlichting voor<br />

Bagageruimteverlichting<br />

Plafondverlichting achter<br />

Spiegelverlichting zonneklep<br />

Verlichting dashboardkastje<br />

FIGUUR 20<br />

D<br />

D<br />

B<br />

D<br />

B<br />

A<br />

B<br />

B<br />

B<br />

A<br />

B<br />

B<br />

A<br />

C<br />

C<br />

C<br />

C<br />

TYPE<br />

H1<br />

H7<br />

H6W<br />

H1<br />

PY21W<br />

W5W<br />

P21W<br />

P21/5W<br />

3,2W<br />

P21W<br />

P21W<br />

W5W<br />

C10W<br />

C10W<br />

C5W<br />

C5W<br />

C5W<br />

VERMOGEN<br />

55W<br />

55W<br />

6W<br />

55W<br />

21W<br />

5W<br />

21W<br />

21W/5W<br />

3,2<br />

21W<br />

21W<br />

5W<br />

10W<br />

10W<br />

5W<br />

5W<br />

5W<br />

NOODGEVALLEN<br />

187


NOODGEVALLEN<br />

188<br />

DEFECTE BUITEN -<br />

VERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden u itgevoerd e n w aarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met d e t echnische s pecificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.<br />

BELANGRIJK Zie voor het type lamp<br />

en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />

“Een gloeilamp vervangen“ in dit<br />

hoofdstuk.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor de richtingaanwijzers, de parkeerverlichting/het<br />

dimlicht en het grootlicht<br />

gemonteerd.<br />

Verwijder om de gloeilampen voor de<br />

parkeerverlichting/het dimlicht te vervangen<br />

het deksel door het linksom te draaien.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze in<br />

de koplampunit geplaatst fig. 21:<br />

A.Richtingaanwijzers<br />

B. Dimlicht<br />

C. Grootlicht/parkeerlicht<br />

fig. 21<br />

A0B0224b<br />

Monteer na het ver vangen<br />

van een lamp het<br />

deksel door het rechtsom<br />

te draaien en zorg ervoor dat het<br />

deksel goed vast zit (geborgd).<br />

Fig. 22: dimlichten met gasontladingslampen<br />

A.Parkeerlicht/grootlicht<br />

B. Dimlicht/richtingaanwijzers<br />

fig. 22<br />

A0B0392b


GASONTLADINGSLAMPEN<br />

VERVANGEN<br />

(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

Xenonlampen hebben een zeer lange<br />

levensduur waardoor een eventueel defect<br />

onwaarschijnlijk is.<br />

Laat de controle van het<br />

systeem e n e ventuele<br />

reparaties u itsluitend<br />

door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />

Hierna is de procedure beschreven voor<br />

het vervangen van een xenonlamp.<br />

Alle w erkzaamheden<br />

aan de koplampunits voor<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

bij uitgeschakelde verlichting<br />

en uitgenomen contactsleutel:<br />

kans op vonken.<br />

Dimlicht<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Draai de drie bevestigingsschroeven (Bfig.<br />

23) los en verwijder het beschermdeksel<br />

(A).<br />

fig. 23<br />

A0B0348b<br />

– Draai de stekker (B-fig.24) van de<br />

xenonlamp een kwart slag linksom, zoals<br />

aangegeven in fig. 25 en trek de stekker<br />

los.<br />

fig. 24<br />

fig. 25<br />

A0B0349b<br />

A0B0351b<br />

NOODGEVALLEN<br />

189


NOODGEVALLEN<br />

190<br />

– Draai de knop(A-fig. 26 ) linksom<br />

en verwijder de knop.<br />

– Verwijder de xenonlamp (B-fig.26).<br />

– Plaats de nieuwe lamp, waarbij de<br />

nok in de uitsparing op de zitting moet<br />

vallen.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze (A-fig. 23).<br />

Xenonlampen mag u uitsluitend<br />

aanraken op het<br />

metalen gedeelte. Als u<br />

de bol met uw vingers hebt aangeraakt,<br />

moet u de bol schoonwrijven<br />

met een doekje met alcohol<br />

en laten drogen. Monteer vervolgens<br />

de lamp.<br />

BELANGRIJK Schakel na het vervangen<br />

van de lamp het dimlicht in en controleer<br />

of de reflector van de koplamp<br />

beweegt als de koplamp zelf wordt<br />

geplaatst; is dit niet het geval, herhaal<br />

dan de procedure voor het monteren van<br />

de lamp.<br />

fig. 26<br />

A0B0352b<br />

Grootlicht<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Draai het beschermdeksel (C-fig.<br />

23) linksom, waardoor de gloeilamp van<br />

het grootlicht (A-fig. 24 ) bereikbaar<br />

wordt.<br />

– Maak de stekker (A-fig. 27) los en<br />

verwijder de lamp door de borgveren (B)<br />

in te drukken, zoals aangegeven in de<br />

afbeelding.<br />

– Plaats de nieuwe lamp.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze (C-fig. 23)<br />

fig. 27<br />

A0B0350b


Buitenverlichting<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Draai het beschermdeksel (C-fig.<br />

23) linksom, waardoor de gloeilamp van<br />

de buitenverlichting bereikbaar wordt.<br />

– Verwijder de lamp (A-fig. 28) uit de<br />

lamphouder(B) door hem iets in te drukken<br />

en linksom te draaien.<br />

– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />

(B-fig. 28) in de zitting.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze (C-fig. 23)<br />

fig. 28<br />

A0B0354b<br />

Richtingaanwijzers<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Draai de beschermkap (A-fig. 29)<br />

linksom.<br />

– Draai de lamphouder (B) linksom.<br />

– Verwijder de lamp uit de lamphouder<br />

door hem iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />

in de zitting.<br />

fig. 29<br />

A0B0353b<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

VOOR<br />

Gloeilamp (oranje) vervangen:<br />

– Draai de lamphouder (A-fig. 30) en<br />

trek de lamphouder uit de zitting.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 31) uit de<br />

lamphouder (A-fig. 31) door hem iets in<br />

te drukken en linksom te draaien.<br />

– Vervang de lamp (B-fig. 31).<br />

fig. 30<br />

A0B0225b<br />

NOODGEVALLEN<br />

191


NOODGEVALLEN<br />

192<br />

– Monteer de lamphouder (A-fig. 31)<br />

waarbij de lippen van de lamphouder in de<br />

uitsparingen moeten vallen van de lamp -<br />

unit; draai vervolgens de houder rechts -<br />

om.<br />

DIMLICHTEN<br />

(fig. 32)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Verwijder het beschermdeksel.<br />

– Maak de stekker (A) los.<br />

– Haak de borgveer van de lamp (B)<br />

los.<br />

fig. 31<br />

A0B0221b<br />

– Verwijder en vervang de lamp.<br />

– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />

lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector moeten vallen.<br />

Haak vervolgens de borgveer (B) weer<br />

vast.<br />

– Maak de stekker (A) vast.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 32<br />

A0B0222b<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Draai de schroef (A-fig. 33) los en<br />

verwijder het beschermdeksel (B).<br />

– Haak de borgveer (C-fig. 34) los en<br />

maak de stekker (D) los van de lichtunit.<br />

– Draai het deksel (E) linksom en verwijder<br />

het.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (F-fig.<br />

35) los.<br />

– Haak de borgveer (G) los en verwijder<br />

de lamp.<br />

fig. 33<br />

A0B0319b


– Monteer de nieuwe lamp, waarbij de<br />

lippen op het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector moeten vallen.<br />

Haak de borgveer (G-fig. 35) vast.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (F-fig.<br />

35) vast.<br />

– Monteer het deksel (E-fig. 34) en<br />

sluit de stekker (D-fig. 34) aan op de<br />

lichtunit.<br />

fig. 34<br />

A0B0328b<br />

Wendt u voor het afstellen<br />

v an d e m istlampen<br />

voor tot een Alfa Romeodealer.<br />

Bij een verkeerde<br />

afstelling van de verlichting<br />

vermindert de lichtopbrengst<br />

en kunnen bovendien<br />

andere weggebruikers worden<br />

gehinderd. Neem bij twijfel contact<br />

op met de Alfa Romeo-dealer<br />

voor het controleren en eventueel<br />

afstellen van de mistlampen voor.<br />

fig. 35<br />

A0B0355b<br />

PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Verwijder het beschermdeksel (Afig.<br />

36).<br />

– Trek de geklemde lamphouder (Bfig.<br />

36) los.<br />

– Verwijder de lamp (C-fig. 37) uit de<br />

lamphouder door hem iets in te drukken<br />

en linksom te draaien.<br />

– Vervang de lamp en monteer de lamphouder<br />

(B-fig. 37) in de zitting.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze (A-fig. 36).<br />

fig. 36<br />

A0B0217b<br />

NOODGEVALLEN<br />

193


NOODGEVALLEN<br />

194<br />

GROOTLICHT<br />

(fig. 38)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Verwijder het beschermdeksel.<br />

– Haak de borgveer van het lampje A<br />

los.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (B) los.<br />

– Trek de lamp C uit de houder en vervang<br />

de lamp.<br />

– Maak de hoofdvoedingskabel (B)<br />

vast.<br />

fig. 37<br />

A0B0218b<br />

– Plaats de nieuwe lamp, waarbij de lippen<br />

op het metalen deel in de uitsparingen<br />

van de reflector moeten vallen.<br />

– Haak de borgveer (A) vast.<br />

– Monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 38<br />

A0B0223b<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

OP VOORSPATBORD<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Druk met de hand het lampenglas in<br />

de richting van de achterzijde van de auto,<br />

zodat de bevestigingsveer (A-fig. 39)<br />

wordt samengedrukt. Maak de voorzijde<br />

los en verwijder de lampunit.<br />

– Draai de lamphouder (B-fig. 40 )<br />

linksom en verwijder het lampenglas (Dfig.<br />

40).<br />

fig. 39<br />

A0B0219b


– Verwijder de geklemde lamp (C-fig.<br />

40) en vervang de lamp.<br />

–Plaats de lamphouder (B-fig. 40) in<br />

het lampenglas (D-fig. 40) en monteer<br />

de lampunit. Controleer of de bevestigingsveer<br />

(A-fig. 39) goed blokkeert.<br />

Ga voor zichtig te werk<br />

bij het ver wijderen van<br />

de richtingaanwijzerunit<br />

op het voorspatbord zodat de<br />

carrosserie en het lampenglas<br />

niet beschadigd worden.<br />

fig. 40<br />

A0B0220b<br />

ACHTERLICHTUNITS<br />

In de achterlichtunits zijn de gloeilampen<br />

voor de achteruitrijlichten, de mistachterlichten,<br />

de richtingaanwijzers, de kentekenplaatverlichting,<br />

de remlichten en het<br />

derde remlicht gemonteerd.<br />

ACHTERUITRIJLICHTEN<br />

EN MISTACHTERLICHTEN<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsschroeven (A of<br />

B-fig. 41 ) van de bekleding van de<br />

bagageruimte los bij de betreffende achterlichtunit.<br />

fig. 41<br />

A0B0211b<br />

– Trek de bekleding omlaag en verwijder<br />

de achterlichtunit (C-fig. 42) door<br />

de borglippen (B-fig. 42) in te drukken.<br />

– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 43):<br />

(D) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />

(E) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />

fig. 42<br />

A0B0212b<br />

NOODGEVALLEN<br />

195


NOODGEVALLEN<br />

196<br />

– Monteer de achterlichtunit met behulp<br />

van de borglippen (B-fig. 42).<br />

– Maak de bekleding in de bagageruimte<br />

vast met de bevestigingsschroeven.<br />

fig. 43<br />

A0B0213b<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

ACHTER/ACHTERLICHTEN/<br />

REMLICHTEN<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de 2 bevestigingsmoeren (Afig.<br />

44) los en verwijder het beschermdeksel<br />

(B-fig. 44).<br />

– Verwijder de lamphouder (Afig.<br />

45 ) door de borglippen (B-fig.<br />

45) in te drukken.<br />

fig. 44<br />

A0B0214b<br />

– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 46).<br />

(C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht<br />

(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />

achter.<br />

– Monteer de achterlichtunit met behulp<br />

van de borglippen (B-fig. 45).<br />

– Monteer het beschermdeksel (B-fig.<br />

44) met de moeren (A-fig. 44).<br />

fig. 45<br />

A0B0207b


KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Maak de lichtunit los door met de platte<br />

punt van een schroevendraaier de klemveer<br />

(A-fig. 47) los te haken. Bescherm<br />

hierbij de punt met een zachte doek.<br />

– Verwijder de lichtunit (B-fig. 47).<br />

– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />

48) door hem iets te draaien en vervang<br />

de geklemde lamp (D-fig. 48).<br />

fig. 46<br />

A0B0208b<br />

– Monteer de lamphouder (C-fig. 48)<br />

door hem iets te draaien.<br />

– Monteer de lichtunit (Bfig.<br />

47). Plaats eerst de bevestigingslippen<br />

en druk vervolgens op de veerklem<br />

(A-fig. 47).<br />

fig. 47<br />

fig. 48<br />

A0B0209b<br />

A0B0210b<br />

DERDE REMLICHT<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />

49 ) los en trek de bekleding<br />

omlaag.<br />

– Draai de knop (B-fig. 50 ) los en<br />

verwijder de lichtunit.<br />

– Draai de schroeven (C-fig. 51) los.<br />

– Verwijder het lampenglas (D-fig.<br />

52) en vervang de lamp.<br />

fig. 49<br />

A0B0192b<br />

NOODGEVALLEN<br />

197


NOODGEVALLEN<br />

198<br />

– Monteer het lampenglas en maak de<br />

lichtunit vast met de knop (B-fig. 50).<br />

– Maak de bekleding vast met de knoppen<br />

(A-fig. 49).<br />

fig. 50<br />

fig. 51<br />

A0B0204b<br />

A0B0205b<br />

DEFECTE INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

53) op het door de pijl aangegeven punt<br />

los.<br />

– Open het beschermdeksel (B-fig.<br />

54).<br />

– Maak het lampje (C-fig. 54 ) los<br />

door het naar buiten te trekken uit de<br />

veercontacten. Plaats het nieuwe lampje<br />

en controleer of het nieuwe lampje goed<br />

vastzit in de veercontacten.<br />

fig. 52<br />

A0B0206b<br />

Voer voor het monteren van het plafondlampje<br />

de handelingen voor het verwijderen<br />

in omgekeerde volgorde uit.<br />

Controleer t ijdens d e<br />

montage van de plafondverlichting<br />

of de elektrische<br />

bedrading op de juiste wijze<br />

geplaatst is en niet in aanraking<br />

komt met de randen van de plafondverlichting<br />

of de borglippen.<br />

fig. 53<br />

A0B0200b


PLAFONDVERLICHTING<br />

ACHTER (behalve uitvoeringen<br />

met opendak)<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

55) op het door de pijl aangegeven punt<br />

los.<br />

– Maak het lampje (B-fig. 56 ) los<br />

door het naar buiten te trekken uit de<br />

veercontacten.<br />

fig. 54<br />

A0B0201b<br />

– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />

ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />

veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door eerst<br />

de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens<br />

de andere zijde vast te drukken,<br />

totdat de borglip inklikt.<br />

fig. 55<br />

A0B0202b<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

MIDDENACHTER (alleen uitvoeringen<br />

met opendak)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Maak het plafondlampje (A-fig.<br />

57) op het door de pijl aangegeven punt<br />

los.<br />

– Verwijder het lampje (B-fig. 58 )<br />

door het naar buiten te trekken en uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />

ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />

veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door eerst<br />

de zijde (C-fig. 58) te plaatsen en vervolgens<br />

de andere zijde vast te drukken,<br />

totdat de borglip inklikt.<br />

fig. 56<br />

A0B0203b<br />

NOODGEVALLEN<br />

199


NOODGEVALLEN<br />

200<br />

SPIEGELVERLICHTING<br />

ZONNEKLEP<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Maak de lampunit (A-fig. 59 ) op<br />

het door de pijl aangegeven punt los.<br />

fig. 57<br />

fig. 58<br />

A0B0196b<br />

A0B0197b<br />

– Verwijder het lampje (B-fig. 60 )<br />

door het lampje naar buiten te trekken en<br />

uit de veercontacten los te maken.<br />

– Plaats het nieuwe lampje en zorg<br />

ervoor dat het lampje goed vastzit in de<br />

veercontacten.<br />

fig. 59<br />

A0B0198b<br />

– Monteer de lampunit door deze eerst<br />

aan één zijde in de juiste stand te plaatsen<br />

en vervolgens de andere zijde aan te<br />

drukken, totdat de borging inklikt.<br />

fig. 60<br />

fig. 61<br />

A0B0199b<br />

A0B0195b


VERLICHTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Verwijder de lampunit door met een<br />

schroevendraaier op lip (A-fig. 61 ) te<br />

drukken.<br />

– Verwijder de bescherming (B-fig.<br />

62).<br />

fig. 62<br />

fig. 63<br />

A0B0194b<br />

A0B0193b<br />

– Vervang het geklemde lampje (C-fig.<br />

63).<br />

– Monteer de bescherming (B-fig.<br />

62).<br />

– Monteer de lampunit door deze eerst<br />

aan één zijde in de juiste stand te plaatsen<br />

en vervolgens de andere zijde aan te<br />

drukken, totdat de borging inklikt.<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

– Draai de bevestigingsknoppen (Afig.<br />

64) en trek de bekleding omlaag.<br />

– Verwijder met een platte schroevendraaier<br />

de complete verlichtingsunit (Afig.<br />

65).<br />

fig. 64<br />

A0B0192b<br />

– Vervang het buislampje (B-fig. 66)<br />

door het naar buiten te trekken, plaats het<br />

nieuwe lampje en zorg ervoor dat het<br />

goed in de veercontacten vastzit.<br />

– Monteer de lampunit en controleer of<br />

lippen (C-fig. 66) inklikken.<br />

fig. 65<br />

fig. 66<br />

A0B0191b<br />

A0B0190b<br />

NOODGEVALLEN<br />

201


NOODGEVALLEN<br />

202<br />

EEN DOORGEBRANDE ZEKERING<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het elektrische systeem wordt door<br />

zekeringen (fig. 67) beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij oneigenlijk<br />

gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet werkt,<br />

controleer dan eerst of de zekering niet is<br />

doorgebrand. De verbindingsstrip mag niet<br />

onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan<br />

moet u de zekering vervangen door een<br />

exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />

(ampère) (zelfde kleur).<br />

fig. 67<br />

A0B0189b<br />

(A) - Zekering in goede staat<br />

(B) - Zekering met doorgebrande strip.<br />

Verwijder een zekering met behulp van<br />

het tangetje (C) uit de zekeringenkast.<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door ander<br />

materiaal. Gebruik altijd<br />

een zekering met dezelfde kleur.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hogere stroomsterkte<br />

( ampère); B RANDGE-<br />

VAAR!<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MAXI-FUSE of MEGA-<br />

FUSE) doorbrandt, voer<br />

dan g een e nkele r eparatie u it<br />

maar wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />

Controleer, v oordat u<br />

een zekering vervangt, of<br />

de contactsleutel uit het<br />

contactslot is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan en/of<br />

zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt, wendt u dan<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.


De hoofdzekeringen van de Alfa<br />

<strong>156</strong> <strong>GTA</strong> bevinden zich in de motorruimte<br />

in een houder op de pluspool van<br />

de accu; de zekeringen zijn bereikbaar<br />

nadat de twee beschermdeksels (fig. 68<br />

en fig. 69) zijn verwijderd.<br />

fig. 68<br />

fig. 69<br />

A0B0188b<br />

A0B0189b<br />

ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE<br />

ZEKERINGENKAST (fig. 70)<br />

De zekeringen van de belangrijkste systemen<br />

bevinden zich in een zekeringenkastje<br />

onder het dashboard, links van het stuur.<br />

Ze zijn bereikbaar nadat het paneel (A)<br />

is verwijderd door de lippen (B) in de richting<br />

van de pijl te drukken en de schroef<br />

(C) los te draaien.<br />

fig. 70<br />

A0B0172b<br />

A. Relais dimlichten<br />

B. Relais opendak, stoelverwarming,<br />

elektrische ruitbediening achter en elektrische<br />

stoelverstelling.<br />

De grafische symbolen die de belangrijkste<br />

elektrische componenten aangeven<br />

die door de betreffende zekering worden<br />

beveiligd, zijn op een sticker (fig. 71 )<br />

op de binnenzijde van het paneel aangebracht<br />

(A-fig. 70).<br />

Rechts van de zekeringenkast bevinden<br />

zich enkele reservezekeringen (D-fig.<br />

70). Het is raadzaam om na het vervangen<br />

van een zekering de reservevoorraad<br />

weer aan te vullen.<br />

fig. 71<br />

A0B0185b<br />

NOODGEVALLEN<br />

203


NOODGEVALLEN<br />

204<br />

ZEKERINGEN OP DE<br />

ZEKERINGENKAST (fig. 72)<br />

De zekeringen van enkele componenten<br />

zijn gegroepeerd in drie houders op de<br />

hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat<br />

het paneel is verwijderd (A-fig. 70).<br />

fig. 72<br />

A0B0141b<br />

ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

BEREIKBAAR<br />

VANUIT HET DASHBOARD-<br />

KASTJE<br />

De zekeringen en relais voor enkele systemen<br />

die als optional worden geleverd of<br />

standaard aanwezig zijn op bepaalde uitvoeringen,<br />

bevinden zich op een houder<br />

achter het dashboardkastje.<br />

fig. 73<br />

A0B0184b<br />

De zekeringen zijn bereikbaar nadat het<br />

geklemde klepje (A-fig. 73 ) is verwijderd.<br />

Voor het bereiken van de zekeringen<br />

moet het dashboardkastje worden verwijderd:<br />

wendt u hiervoor tot de Alfa Romeodealer.<br />

A. Relais mistlampen voor.<br />

B. Tijdschakeling koplampsproeiers.


ZEKERINGEN EN RELAIS IN<br />

DE MOTORRUIMTE<br />

In de motorruimte, op een houder voor<br />

de accu, bevinden zich enkele afgeschermde<br />

zekeringen en relais (het aantal<br />

is afhankelijk van de uitvoering).<br />

BELANGRIJK De plaats van de zekeringen<br />

en relais is afhankelijk van de uitvoering<br />

en het land; het is daarom raadzaam,<br />

ook in geval van een eventuele storing,<br />

contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 74<br />

A0B0154b<br />

Verwijder de bescherming (A-fig. 74)<br />

om de volgende relais te bereiken (fig.<br />

75):<br />

A. Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />

B. Relais 1e snelheid elektroventilateur.<br />

C. Relais brandstofpomp.<br />

D. Relais elektronische inspuiting.<br />

fig. 75<br />

A0B0430b<br />

E. Relais aircocompressor.<br />

F. Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />

NOODGEVALLEN<br />

205


NOODGEVALLEN<br />

206<br />

TABEL<br />

VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Parkeerlicht linksvoor<br />

Parkeerlicht rechtsvoor<br />

Achterlicht links<br />

Achterlicht rechts<br />

Dimlicht links/xenonlampen (indien aanwezig)<br />

Dimlicht rechts/xenonlampen (indien aanwezig)<br />

Grootlicht links<br />

Grootlicht rechts<br />

Cruise-control (indien aanwezig)<br />

Kentekenplaatverlichting links<br />

Kentekenplaatverlichting rechts<br />

Achteruitrijlichten/Autoradio<br />

Mistachterlicht links<br />

Mistachterlicht rechts<br />

Richtingaanwijzers - Waarschuwingsknipperlichten<br />

Mistlampen<br />

Interieurverlichting en verlichting dashboardkastje<br />

BOSE HIFI-SYSTEEM<br />

7<br />

6<br />

6<br />

7<br />

8<br />

4<br />

2<br />

1<br />

13<br />

7<br />

6<br />

13<br />

7<br />

6<br />

14<br />

16<br />

12-13<br />

9<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

20A<br />

20A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

15A<br />

10A<br />

25A<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

72<br />

70<br />

72


SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Ruitenwissers/-sproeiers/Achteruitwisser/Regensensor (indien aanwezig)<br />

Claxon<br />

GSM Box voor Connect/Navigatiesysteem-Diefstalalarm<br />

Elektrische ruitbediening voor<br />

Elektrische ruitbediening linksachter<br />

Elektrische ruitbediening rechtsachter<br />

Portiervergrendeling - Bagageruimteverlichting<br />

Elektrische kofferdekselontgrendeling<br />

Achterruitverwarming<br />

Elektrische spiegelverstelling<br />

Verwarming buitenspiegels<br />

Aansteker/Luchtkwaliteitsensor<br />

Koplampsproeiers<br />

Koplampverstelling<br />

Instrumentenpaneel<br />

Controlelampje grootlicht<br />

Controlelampje achterruitverwarming<br />

10<br />

11<br />

13<br />

5<br />

4<br />

5<br />

3<br />

7<br />

15<br />

13<br />

15<br />

9<br />

1<br />

4<br />

12<br />

2<br />

15<br />

20A<br />

20A<br />

10A<br />

30A<br />

20A<br />

20A<br />

20A<br />

30A<br />

30A<br />

10A<br />

30A<br />

15A<br />

20A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

30<br />

70A<br />

70<br />

70<br />

70<br />

72<br />

72<br />

70<br />

72<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

73<br />

70<br />

70<br />

70<br />

70<br />

NOODGEVALLEN<br />

207


NOODGEVALLEN<br />

208<br />

SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Autoradio/Diagnosestekker<br />

Diefstalalarm<br />

Extra stekkerdoos in de bagageruimte (Sportwagon-uitvoeringen)<br />

Afstandsbediening<br />

Verlichting bedieningsorganen/Remlichten<br />

Verlichting bedieningsorganen via buitenverlichting<br />

Stoelverwarming/Opendak/Elektrische stoelverstelling<br />

Airbagsysteem<br />

ABS<br />

Alfa Romeo CODE<br />

Klimaatregeling<br />

Elektroventilateur van motorkoelsysteem:<br />

Eerste snelheid<br />

Tweede snelheid<br />

Aanjager van klimaatregeling<br />

Elektronische inspuiting-ontsteking<br />

12<br />

12<br />

10<br />

13<br />

3<br />

6<br />

8<br />

2 (*)<br />

9<br />

11 (*)<br />

13<br />

9<br />

6<br />

7<br />

4<br />

13<br />

14<br />

15<br />

5<br />

10A<br />

10A<br />

20A<br />

10A<br />

10A<br />

10A<br />

30A<br />

10A (*)<br />

60A<br />

10A (*)<br />

7,5A<br />

15A<br />

40A<br />

40A<br />

40A<br />

7,5A<br />

15A<br />

15A<br />

30A<br />

70<br />

70<br />

72<br />

70<br />

72<br />

72<br />

72<br />

72<br />

69<br />

72<br />

72<br />

71<br />

69<br />

69<br />

69<br />

72<br />

72<br />

72<br />

69


SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers<br />

Voeding via accu voor Alfa Romeo CODE/Inspuitsysteem<br />

Verbruikers die bij contactsleutel op MAR niet werken<br />

Alle overige systemen en elektrische componenten<br />

Selespeed versnellingsbak<br />

(*) Componenten en stroomsterkte (ampère) afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen<br />

(Airbag, ABS, enz.), verdient het aanbeveling de Alfa Romeo-dealer te raadplegen, die bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de<br />

zekering kan vaststellen.<br />

1<br />

12<br />

2<br />

1<br />

3<br />

7<br />

8<br />

7,5A<br />

7,5A<br />

30A<br />

80A<br />

70A<br />

30A<br />

20A<br />

72<br />

72<br />

69<br />

69<br />

69<br />

69<br />

69<br />

NOODGEVALLEN<br />

209


NOODGEVALLEN<br />

210<br />

EEN LEGE ACCU<br />

Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud van de auto“ de voorzorgsmaatregelen<br />

door te lezen om een lege<br />

accu te voorkomen en om een lange<br />

levensduur van de accu te garanderen.<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het opladen van de accu<br />

dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />

een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en<br />

met een lage stroomsterkte (ampère)<br />

gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u<br />

de accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />

beschadigd.<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

– Maak de minklem (–) los van de<br />

accu.<br />

– Sluit de kabels van het laadapparaat<br />

aan op de accupolen. Let hierbij op de<br />

polariteit.<br />

– Schakel het laadapparaat in.<br />

– Schakel aan het einde van het opladen<br />

eerst de acculader uit en koppel dan<br />

de accu los.<br />

– Sluit de minklem (–) weer aan op de<br />

accu.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de<br />

huid en de ogen. Het opladen van<br />

de accu moet worden uitgevoerd<br />

in een goed geventileerde ruimte,<br />

ver verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als de<br />

accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de cellen<br />

niet beschadigd zijn (risico op<br />

kortsluiting) en of de bak geen<br />

scheuren vertoont, waardoor de<br />

giftige en corrosieve vloeistof<br />

kan weglekken.<br />

STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Zie “Starten met een hulpaccu“ in dit<br />

hoofdstuk.


HET SLEPEN VAN DE AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het<br />

sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder<br />

onder de bekleding van de bagageruimte.<br />

Sleepoog bevestigen:<br />

– Verwijder het sleepoog uit de houder.<br />

– Verwijder het geklemd gemonteerde<br />

dekseltje (A) op de voor- (fig. 77) of<br />

fig. 77<br />

A0B0331b<br />

achterbumper (fig. 78 ). Gebruik hiervoor<br />

de schroevendraaier met platte punt<br />

en bescherm de punt met een zachte<br />

doek, zodat beschadigingen aan de auto<br />

worden voorkomen.<br />

– Draai het sleepoog geheel op de<br />

schroefdraadpen.<br />

fig. 78<br />

A0B0330b<br />

Maak de schroefdraad<br />

zorgvuldig schoon, voordat<br />

u het sleepoog op<br />

de schroef draad pen draait.<br />

Controleer, vo ordat d e a uto<br />

wordt gesleept, of het sleepoog<br />

geheel op de schroefdraadpen is<br />

gedraaid.<br />

NOODGEVALLEN<br />

211


NOODGEVALLEN<br />

212<br />

Draai voor het slepen de<br />

sleutel in stand MAR en<br />

vervolgens in STOP zonder<br />

de contactsleutel uit het slot<br />

te ver wijderen. Als de contactsleutel<br />

uit het contactslot wordt<br />

genomen, schakelt automatisch<br />

het stuurslot in waardoor het<br />

onmogelijk wordt de auto te<br />

besturen. Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de motor<br />

niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal en<br />

het stuur. Gebruik voor het slepen<br />

geen elastische kabels en rijd<br />

zo gelijkmatig mogelijk.<br />

Controleer tijdens het slepen of<br />

de sleepkabel geen carrosseriedelen<br />

kan beschadigen. Houdt u<br />

bij het slepen van een auto aan<br />

de wettelijke voorschriften. Dit<br />

geldt zowel voor het slepen zelf<br />

als voor het gedrag naar andere<br />

weggebruikers.<br />

SLEPEN VAN UITVOERINGEN<br />

MET SELESPEED VERSNEL-<br />

LINGSBAK<br />

BELANGRIJK Controleer bij auto’s met<br />

een Selespeed versnellingsbak of de versnellingsbak<br />

in de vrijstand (N) staat (controleer<br />

of de auto rolt als er tegen wordt<br />

geduwd) en sleep de auto zoals een auto<br />

met een handgeschakelde versnellingsbak,<br />

zoals hiervoor is beschreven.<br />

Als de versnellingsbak niet in de vrijstand<br />

kan worden gezet, dan mag de auto niet<br />

worden gesleept; wendt u in dat geval tot<br />

de Alfa Romeo-dealer.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto wordt gesleept.<br />

HET OPKRIKKEN VAN<br />

DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band“ in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik 2,100 kg moet wegen,<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;<br />

– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

kunnen worden.


De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een w iel v an d e a uto<br />

waarbij de krik geleverd is of<br />

voor auto’s van hetzelfde model.<br />

Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’ s. En<br />

beslist nooit voor het uitvoeren<br />

van w erkzaamheden o nder d e<br />

auto.<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de<br />

krik vallen. Op een sticker op de<br />

krik is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik mag<br />

nooit voor een zwaardere last<br />

worden gebruikt.<br />

MET DE HEFBRUG OF GARA-<br />

GEKRIK<br />

De auto mag uitsluitend aan de zijkant<br />

worden opgekrikt door de hefarm van de<br />

garagekrik of de hefbrug in het aangegeven<br />

gebied te plaatsen, op ongeveer 40<br />

cm van de wielkuip (fig. 79).<br />

fig. 79<br />

A0B0394b<br />

De a uto m ag w orden<br />

opgekrikt met een werkplaatskrik<br />

o f d e a rmen<br />

van een hefbrug uitsluitend op de<br />

aangegeven punten (fig. 79).<br />

NOODGEVALLEN<br />

213


NOODGEVALLEN<br />

214<br />

BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval betrokken<br />

bent, stopt u dan op een afstand van<br />

ten minste een tiental meters van het<br />

ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg zo<br />

mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook<br />

vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />

in.<br />

– Verlicht als het donker is met de koplampen<br />

de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het risico<br />

van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />

goed zichtbaar en op de wettelijk<br />

voorgeschreven afstand te plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en geef<br />

zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik<br />

op de snelweg de daarvoor bestemde<br />

praatpalen.<br />

– Bij kettingbotsingen is het risico om bij<br />

volgende botsingen betrokken te raken,<br />

vooral bij weinig zicht, groot. Verlaat<br />

onmiddellijk de auto en zoek bescherming<br />

achter de vangrail.<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren de<br />

auto niet te verlaten door de gelaagde<br />

voorruit in te slaan. De zijruiten en de<br />

achterruit kunnen makkelijker worden<br />

ingeslagen.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de contactsleutel<br />

uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet en doof<br />

sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van branden,<br />

zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,<br />

een wollen deken, zand of grond. Gebruik<br />

nooit water.<br />

– Als de verlichting van de auto niet<br />

hoeft te worden gebruikt, maak dan de<br />

minklem (–) los van de accu.<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de personen<br />

die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />

komen van de hulp. Blijf bij de gewonde<br />

om eventuele paniekaanvallen te vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel, die<br />

de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />

– Geef niets te drinken aan de gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden verplaatst<br />

behalve in de gevallen die bij het<br />

volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking of<br />

naar beneden storten. Als u een gewonde<br />

uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen,<br />

buig nooit het hoofd en houd, voor<br />

zover mogelijk, het lichaam in horizontale<br />

positie.


VERBANDTROMMEL (fig. 80)<br />

De verbandtrommel moet ten minste<br />

bevatten:<br />

– steriele gaasdeppers, om de wond te<br />

bedekken en schoon te maken;<br />

– verschillende soorten verband;<br />

– pleisters van verschillende afmetingen;<br />

– hechtpleister;<br />

– een pak hydrofiele watten;<br />

– een flesje jodium;<br />

– een pak zakdoekjes;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– een pincet;<br />

– twee bloedstelpende zwachtels.<br />

fig. 80<br />

A0B0393b<br />

Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />

ook een brandblusser en een<br />

deken aan boord te hebben.<br />

Zowel de verbandtrommel als de brandblusser<br />

zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />

Lineaccessori-programma.<br />

NOODGEVALLEN<br />

215


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

216<br />

GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur, de beste<br />

prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />

gebruik van de auto.<br />

Voor deze Alfa Romeo zijn service- en<br />

inspectiebeurten voorgeschreven die om<br />

de 20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK 2000 km voordat het<br />

onderhoud moet worden uitgevoerd,<br />

wordt de mededeling “GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDERHOUD NA“ op het display<br />

Infocenter weergegeven. Deze mededeling<br />

wordt elke 200 km opnieuw weergegeven<br />

als de contactsleutel in stand MAR<br />

wordt gezet. Zie voor meer informatie<br />

“Geprogrammeerd onderhoud“ in de paragraaf<br />

“Display Infocenter“ in het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto“.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />

onderhoud niet volledig toereikend is om<br />

de auto in optimale staat te houden:<br />

zowel in de beginperiode voor de servicebeurt<br />

bij 20.000 kilometer als daarna,<br />

tussen twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />

wat aandacht aan de auto worden<br />

geschonken. Controleer bijvoorbeeld regelmatig<br />

de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />

en vul deze laatste zonodig bij.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van<br />

het geprogrammeerd onderhoud zijn door<br />

de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />

van deze servicebeurten kan het<br />

vervallen van de garantie tot gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door alle Alfa<br />

Romeo-dealers tegen vaste tarieftijden<br />

worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens<br />

het uitvoeren van de diverse inspecties<br />

en controles van het geprogrammeerd<br />

onderhoud worden uitsluitend na toestemming<br />

van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de Alfa Romeo-dealer te laten verhelpen<br />

en daarmee niet te wachten tot de<br />

volgende servicebeurt.


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />

interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />

Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken v.d. schijfremmen voor controleren<br />

Remblokken achter op conditie en slijtage controleren (schijfremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming,<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem,<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Poly-V-aandrijfriem visueel controleren<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

x 1000 km<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ●<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

217


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

218<br />

Uitlaatgasemissie controleren<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

x 1000 km<br />

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,<br />

stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem, enz.)<br />

Olie van Selespeed versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen<br />

Getande distributieriem (*) en Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />

Bougies vervangen<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren<br />

Motorolie en oliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />

Stof-/pollenfilter vervangen<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor, stoffige omgeving)<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●


JAARLIJKS INSPEC-<br />

TIESCHEMA<br />

Voor auto’ s waarmee jaarlijks<br />

minder dan 20.000 km wordt<br />

gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />

10.000 km) is er een jaarlijks<br />

inspectieschema dat het volgende<br />

omvat:<br />

- Banden op conditie en slijtage controleren<br />

en bandenspanning eventueel herstellen<br />

(inclusief het reservewiel)<br />

– Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje,waarschuwings-/controlelampjes,<br />

enz.) controleren<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

voor/achter controleren en sproeiermonden<br />

afstellen<br />

– Stand wisserbladen controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren<br />

– Remblokken voor (schijfremmen) op<br />

conditie en slijtage controleren<br />

– Visueel de conditie controleren van:<br />

motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber<br />

delen (stofkappen, hoezen, enz.) en rubber<br />

slangen van rem- en brandstofsysteem<br />

– Acculading controleren<br />

– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />

visueel controleren<br />

– Vloeistofniveaus controleren en eventueel<br />

bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />

ruitensproeiers, accu, enz.)<br />

– Motorolie verversen<br />

– Motoroliefilter vervangen<br />

– Pollenfilter met actieve koolstof vervangen.<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1000 km of voor een lange reis<br />

controleren en eventueel bijvullen:<br />

– niveau van de motorkoelvloeistof<br />

– niveau van de remvloeistof/vloeistofniveau<br />

hydraulische koppelingbediening<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />

– niveau van de ruiten-/koplampsproeiervloeistof<br />

– conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 3000 km het motoroliepeil controleren<br />

en eventueel bijvullen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van de<br />

FL Group die speciaal zijn afgestemd op<br />

de Alfa Romeo-modellen (zie<br />

“Vullingstabel“ in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“).<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

219


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

220<br />

BELANGRIJK<br />

Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven als<br />

de auto overwegend onder zware bedrijfs -<br />

omstandigheden rijdt, zoals:<br />

– trekken van aanhangers of caravans<br />

– rijden op stoffige wegen<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8 km)<br />

en bij buitentemperaturen onder nul<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aanhuis<br />

bezorging of als de auto lang stilstaat).<br />

BELANGRIJK<br />

Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />

moet het luchtfilter vaker worden vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema staat<br />

aangegeven. Raadpleeg bij twijfel over de<br />

vervangingsinterval van motorolie en<br />

luchtfilter in relatie tot het gebruik van de<br />

auto de Alfa Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK<br />

Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor het<br />

begin van de winter te controleren, om<br />

eventuele bevriezing van het elektrolyt te<br />

voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de auto<br />

overwegend voor korte trajecten wordt<br />

gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />

die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />

in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.<br />

Controleer de acculading (elektrolyt)<br />

vaker dan is voorgeschreven in het onderhoudsschema<br />

in dit hoofdstuk, als de auto<br />

wordt gebruikt in warme klimaten of<br />

onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />

BELANGRIJK<br />

Pollenfilter met actieve koolstof<br />

Als de auto veel over stoffige wegen rijdt<br />

of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />

moet het filter met actieve koolstof vaker<br />

worden vervangen; dit is vooral raadzaam<br />

als een beperking in de capaciteit van de<br />

ventilatie wordt geconstateerd.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan de Alfa<br />

Romeo-dealer. Als u toch<br />

zelf onderhoud of kleine reparaties<br />

verricht, controleer dan of u<br />

over het juiste speciale gereedschap<br />

en de noodzakelijke originele<br />

Alfa Romeo-onderdelen en<br />

de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. V oer niet zelf<br />

onderhoudswerkzaamheden uit,<br />

als u daarmee geen er varing<br />

hebt.


NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

Let op. T ijdens het bijvullen<br />

m ogen d e v loeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd worden:<br />

als de specificaties van de<br />

vloeistoffen verschillen, kan de<br />

auto ernstig beschadigd worden.<br />

fig. 1<br />

1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4<br />

Ruitensproeier-/koplampsproeiervloeistof -<br />

5 Koelvloeistof - 6 Olie van de stuurbekrachtiging<br />

A0B0292b<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

221


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

222<br />

MOTOROLIE<br />

Controleer het oliepeil als de auto op een<br />

vlakke ondergrond staat en enige minuten<br />

(circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />

Verwijder de oliepeilstok (A) en maak<br />

de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />

geheel terug, verwijder de peilstok en controleer<br />

of het niveau tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op de peilstok staat.<br />

Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

komt overeen met ongeveer 1<br />

liter olie.<br />

Wees voor zichtig als u<br />

werkzaamheden i n d e<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog<br />

warm is, zodat brandwonden<br />

worden voorkomen. Onthoud dat<br />

bij een warme motor de elektroventilateur<br />

a utomatisch k an<br />

inschakelen en verwondingen kan<br />

veroorzaken.<br />

Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze<br />

kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

Vul nooit motorolie bij<br />

met andere specificaties<br />

(klasse, viscositeit) dan<br />

de olie waarmee de motor is<br />

gevuld.<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder het<br />

MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening<br />

(B) motorolie tot aan het<br />

MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />

na regelmatige controles, boven het<br />

MAX-niveau blijft, laat dan door de Alfa<br />

Romeo-dealer het juiste niveau herstellen.<br />

fig. 2<br />

A0B0169b<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen van de<br />

olie de motor enkele seconden laten draaien,<br />

vervolgens de motor uitzetten en na<br />

enige minuten het oliepeil controleren.<br />

Motorolieverbruik<br />

Als richtlijn geldt een maximaal motor -<br />

olieverbruik van ongeveer 400 gram per<br />

1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent dat<br />

het motorolieverbruik pas na de eerste<br />

5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte o liefilters<br />

bevatten s toffen d ie<br />

schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Het is raadzaam om het ver versen<br />

van de motorolie en het vervangen<br />

van het oliefilter door de<br />

Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

De dealer beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieu -<br />

vriendelijke wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen ver werken<br />

van afgewerkte olie en oliefilters.


OLIE VOOR DE SELESPEED<br />

VERSNELLINGSBAK (fig. 3)<br />

Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond<br />

en bij een auto met stilstaande en<br />

koude motor worden gecontroleerd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– draai de contactsleutel in stand MAR;<br />

– maak de ontluchtingsslang los, verwijder<br />

de dop (A) en controleer of het oliepeil<br />

nabij het MAX -merkteken staat op<br />

de aan de dop bevestigde peilstok;<br />

– als het niveau lager staat dan het<br />

MAX-merkteken, vul dan olie bij tot het<br />

juiste niveau is bereikt;<br />

– draai de dop weer vast, monteer de<br />

ontluchtingsslang op de aansluiting op de<br />

dop en draai de contactsleutel in stand<br />

STOP.<br />

Vul nooit olie bij met<br />

andere specificaties dan<br />

de olie waarmee de versnellingsbak<br />

is gevuld.<br />

fig. 3<br />

A0B0162b<br />

Afgewerkte transmissieolie<br />

bevat stoffen die<br />

schadelijk zijn voor het<br />

milieu. Het is raadzaam om het<br />

verversen van de olie door de<br />

Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

De dealer beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen ver werken<br />

van afgewerkte olie.<br />

Wees voor zichtig als u<br />

werkzaamheden i n d e<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog<br />

warm is, om brandwonden<br />

te voorkomen. Onthoud dat<br />

bij een warme motor de elektroventilateur<br />

o nverwacht k an<br />

inschakelen: kans op verwonding.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

223


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

224<br />

KOELVLOEISTOF<br />

(fig. 4)<br />

Draai b ij e en w arme<br />

motor de dop van het<br />

expansiereservoir nooit<br />

los: gevaar voor verbranding.<br />

Het niveau van de koelvloeistof moet op<br />

een vlakke ondergrond en bij een koude<br />

motor worden gecontroleerd en moet zich<br />

tussen het MIN en MAX-merkteken op<br />

het reservoir bevinden.<br />

fig. 4<br />

A0B0161b<br />

Draai, bij een te laag niveau, de dop (A)<br />

van het expansiereservoir los en vul langzaam<br />

bij via de vulopening met een<br />

mengsel van 50% gedestilleerd water en<br />

50% PARAFLU11 FOR ALF A<br />

ROMEO van de FL GROUP, totdat het<br />

niveau bij het MAX-merkteken staat.<br />

Het anti-vriesmengsel in het koelsysteem<br />

beschermt tot een temperatuur van<br />

-40°C.<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. V ervang de<br />

dop zonodig alleen door<br />

een exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking van<br />

het systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

OLIE VAN DE STUURBEKRACH-<br />

TIGING (fig. 5)<br />

Controleer of de olie van de stuurbekrachtiging<br />

nog op het maximale niveau<br />

staat.<br />

De controle moet worden uitgevoerd als<br />

de auto op een vlakke ondergrond staat<br />

en bij een stilstaande koude motor.<br />

Controleer of het niveau nabij het MAXmerkteken<br />

op het reservoir staat of bij het<br />

bovenste merkteken (maximum niveau)<br />

op de peilstok. De peilstok is vast met de<br />

dop van het reservoir verbonden. Als het<br />

olieniveau lager is dan voorgeschreven,<br />

vul dan bij met een van de producten uit<br />

de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“. Vul als volgt bij:<br />

– Start de motor en wacht tot het olieniveau<br />

in het reservoir stabiliseert.


– Draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />

een aantal malen naar uiterst rechts<br />

en uiterst links.<br />

– Vul olie bij, totdat het niveau nabij het<br />

MAX-merkteken staat en monteer de<br />

dop.<br />

Voorkom dat de olie van<br />

de stuurbekrachtiging in<br />

contact komt met warme<br />

delen van de motor: de olie is<br />

ontvlambaar.<br />

fig. 5<br />

A0B0158b<br />

BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden<br />

of eventuele reparaties<br />

tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Het olieverbruik van de<br />

stuurbekrachtiging is zeer<br />

laag; als na het bijvullen<br />

de olie binnen korte tijd weer<br />

moet worden bijgevuld, moet het<br />

systeem door een Alfa Romeodealer<br />

op eventuele lekkage worden<br />

gecontroleerd.<br />

fig. 6<br />

A0B0157b<br />

REM- EN KOPPELINGSVLOEI-<br />

STOF (fig. 6)<br />

Controleer regelmatig de werking van<br />

het waarschuwingslampje x op het<br />

instru mentenpaneel: als u op de dop (B)<br />

van het reservoir (A) (met de contactsleutel<br />

in stand MAR) drukt, moet het<br />

waarschuwingslampje gaan branden.<br />

Voorkom, als u de dop<br />

losdraait, contact tussen<br />

de zeer corrosieve vloeistof<br />

en de lak. Als remvloeistof<br />

wordt gemorst, moet de lak<br />

onmiddellijk met water worden<br />

afgespoeld.<br />

De rem- en koppelingsvloeistof<br />

is giftig en zeer<br />

corrosief. Als per ongeluk<br />

remvloeistof w ordt g emorst,<br />

moet de lak onmiddellijk worden<br />

gewassen met water en zeep en<br />

daarna met veel water worden<br />

afgespoeld. Bij inslikken dient<br />

onmiddellijk een arts te worden<br />

geraadpleegd.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

225


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

226<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof moet<br />

worden gebruikt. Het gebruik<br />

van vloeistoffen met andere specificaties<br />

moet absoluut worden<br />

vermeden, omdat de rubbers in<br />

het remsysteem door deze vloeistoffen<br />

kunnen worden beschadigd.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is<br />

hygroscopisch (trekt water aan). Daarom<br />

verdient het aanbeveling, als de auto overwegend<br />

wordt gebruikt in gebieden met<br />

een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof<br />

vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

VLOEISTOF VOOR RUITEN-/<br />

KOPLAMPSPROEIERS (fig.7)<br />

Open de dop (A) en controleer visueel<br />

het vloeistofniveau in het reservoir.<br />

Als de vloeistof bijgevuld moet worden,<br />

gebruik dan een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in<br />

de volgende mengverhouding:<br />

– 30% TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35 en 70% water in de zomer;<br />

– 50% TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35 en 50% water in de winter;<br />

– bij temperaturen onder –20°C<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />

onverdund gebruiken.<br />

fig. 7<br />

A0A0<strong>156</strong>b<br />

Rijd niet met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de r uitensproeiers z ijn<br />

van fundamenteel belang voor<br />

een optimaal zicht.<br />

Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn licht ontvlambaar.<br />

I n d e m otorruimte<br />

bevinden zich warme onderdelen<br />

die bij contact de vloeistof kunnen<br />

doen ontbranden.<br />

Gebruik de ruitensproeiers<br />

niet als het reser voir<br />

leeg is om schade aan de<br />

pompmotor te voorkomen.


LUCHTFILTER<br />

Het luchtfilter is verbonden met de systemen<br />

die de luchttemperatuur en luchthoeveelheid<br />

meten. Deze sturen elektrische<br />

signalen naar de regeleenheid, die<br />

noodzakelijk zijn voor een correct functioneren<br />

van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />

Voor de juiste werking van de motor,<br />

een laag verbruik en een lage uitstoot van<br />

uitlaatgassen, is het daarom noodzakelijk<br />

dat het luchtinlaatsysteem altijd in perfecte<br />

conditie is.<br />

De beschrijving van de<br />

procedure voor het vervangen<br />

v an h et f ilter<br />

dient s lechts ter i nformatie.<br />

Wendt u tot een Alfa Romeodealer<br />

om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

Als het filter niet op de juiste<br />

wijze, zoals hierna is beschreven,<br />

wordt vervangen en als de voorzorgsmaatregelen<br />

niet in acht<br />

worden genomen, dan kan de<br />

veiligheid tijdens het rijden in<br />

gevaar komen.<br />

fig. 8<br />

A0B0154b<br />

Als veel over stoffige<br />

wegen wordt gereden,<br />

moet het filter vaker<br />

worden ver vangen dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven.<br />

Als het filter wordt<br />

gereinigd, kan het beschadigd<br />

worden, waardoor<br />

ernstige schade aan de motor kan<br />

ontstaan.<br />

fig. 9<br />

A0B0431b<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

227


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

228<br />

Ga voor het vervangen van het filter als<br />

volgt te werk:<br />

– verwijder de bescherming (A-fig.<br />

8);<br />

– draai de twee door de pijl aangegeven<br />

bouten los en verplaats aan de zijkant de<br />

relaishouder (B-fig. 9);<br />

– verwijder de verbindingsmof als volgt:<br />

– maak de klemmen (A-fig. 10) los,<br />

maak de stekker los van de luchtkwantummeter<br />

(C) en verwijder de verbindingsmof<br />

(B).<br />

fig. 10<br />

A0B0151b<br />

POLLENFILTER MET<br />

ACTIEVE KOOLSTOF<br />

Het filter filtert de lucht mechanisch en<br />

elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.<br />

Laat het stof-/pollenfilter ten minste één<br />

keer per jaar controleren door de Alfa<br />

Romeo-dealer, bij voorkeur aan het begin<br />

van het zomerseizoen.<br />

Het verdient aanbeveling, als de auto<br />

overwegend wordt gebruikt in stoffige<br />

gebieden, het filter vaker te vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema staat aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als het gecombineerde<br />

pollenfilter met actieve koolstof niet wordt<br />

vervangen, dan wordt de werking van de<br />

klimaatregeling nadelig beïnvloed.<br />

ACCU<br />

De accu is “onderhoudsarm“ en uitgerust<br />

met een optische meter (A-fig. 11)<br />

voor de controle van het elektrolytniveau<br />

en de acculading.<br />

Onder normale omstandigheden hoeft het<br />

elektrolyt niet bijgevuld te worden met<br />

gedestilleerd water. Daarom moet de juiste<br />

werking ervan regelmatig gecontroleerd<br />

worden m.b.v. de optische meter op het<br />

deksel van de accu. De meter moet een<br />

donkere kleur hebben en een groen middenstuk.<br />

Als de meter daarentegen een heldere<br />

lichte kleur heeft, of donker gekleurd is<br />

zonder groen middenstuk, dient u contact<br />

op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />

fig. 11<br />

A0B0147b


Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het is raadzaam<br />

om de accu door de Alfa<br />

Romeo-dealer te laten ver vangen.<br />

De dealer beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen afvoeren<br />

van de accu.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met<br />

de huid of de ogen. Houd open<br />

vuur en vonkvormende apparaten<br />

verwijderd van de accu: gevaar<br />

voor brand en explosies.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische<br />

apparatuur kan ernstige<br />

schade toebrengen aan de auto.<br />

Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren die<br />

constante voeding nodig hebben<br />

(diefstalalarm, autoradio, mobiele<br />

telefoon, enz.), raden wij u aan<br />

contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer. Deze kan u de<br />

meest geschikte installaties aanraden<br />

en controleren of het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere<br />

capaciteit te monteren.<br />

Als u de auto langere tijd<br />

stalt in extreem koude<br />

omstandigheden moet,<br />

om bevriezing te voorkomen, de<br />

accu worden ver wijderd en op<br />

een ver warmde plaats worden<br />

bewaard.<br />

Bij werkzaamheden aan<br />

de accu of in de buurt van<br />

de accu, moet u uw ogen<br />

altijd beschermen met een speciale<br />

bril.<br />

Als de accu werkt met<br />

een zeer laag vloeistofniveau,<br />

ontstaat onherstelbare<br />

schade aan de accu en kan<br />

de accu openbarsten.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

229


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

230<br />

ACCULADING CONTROLEREN<br />

De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />

worden door de kleur van de optische<br />

meter te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker Bfig.<br />

12 op de accu.<br />

fig. 12<br />

A0B0146b<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het opladen van de accu<br />

dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />

een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en<br />

met een lage stroomsterkte (ampère)<br />

gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u<br />

de accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />

beschadigd.<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

– Maak de minklem (–) los van de<br />

accu.<br />

BELANGRIJK Als u de minkabel van<br />

de accu loskoppelt. moet u, voordat u de<br />

kabel weer vastkoppelt, ongeveer 2 minuten<br />

wachten voordat u de sleutel draait,<br />

zodat het airconditioningsysteem de slag<br />

van de actuatoren goed kan afstellen.<br />

Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur<br />

zonder groen middenstuk<br />

Donkere kleur<br />

met groen middenstuk<br />

Elektrolyt bijvullen<br />

Accu niet voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt<br />

en acculading voldoende<br />

– Sluit de kabels van het laadapparaat<br />

aan op de accupolen. Let hierbij op de<br />

polariteit.<br />

– Schakel het laadapparaat in.<br />

– Schakel aan het einde van het opladen<br />

eerst de acculader uit en koppel dan<br />

de accu los.<br />

– Sluit de minklem (–) weer aan op de<br />

accu.<br />

BELANGRIJK Schakel het alarm uit<br />

met de afstandsbediening en stel het systeem<br />

buiten werking door de sleutelschakelaar<br />

in stand “OFF“ te draaien (zie<br />

“Diefstalalarm“ in het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto“).<br />

Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer<br />

Accu opladen (wij raden u aan<br />

contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer)<br />

Geen enkele handeling


Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als de<br />

accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de cellen<br />

niet beschadigd zijn en of de bak<br />

geen scheuren vertoont, waardoor<br />

de giftige en corrosieve<br />

vloeistof kan weglekken.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen is,<br />

raakt door sulfatering beschadigd.<br />

Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen<br />

terug. Ook is de accu dan<br />

gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen<br />

onder -10°C). Als u de auto langere<br />

tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere<br />

tijd stallen“ in het hoofdstuk “Correct<br />

gebruik van de auto“.<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet een<br />

originele accu met dezelfde specificaties<br />

worden geïnstalleerd. Als de accu vervangen<br />

wordt door een accu met andere specificaties,<br />

vervallen de onderhoudsintervallen<br />

die in het onderhoudsschema in dit<br />

hoofdstuk staan aangegeven; voor het<br />

onderhoud van de nieuwe accu dient u<br />

zich strikt te houden aan de aanwijzingen<br />

van de fabrikant van de accu.<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE<br />

ACCU TE VERLENGEN<br />

Houdt u, om snel ontladen van de accu<br />

te voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />

zorgvuldig aan de volgende aanbevelingen:<br />

– De klemmen moeten altijd goed zijn<br />

bevestigd.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />

van stroomverbruikers als de motor uit<br />

staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />

parkeerverlichting, enz.).<br />

– Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motorkap en<br />

het kofferdeksel goed gesloten zijn.<br />

Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />

blijft branden.<br />

– Maak voordat werkzaamheden aan<br />

de elektrische installatie van de auto worden<br />

uitgevoerd eerst de minpool van de<br />

accu los.<br />

– Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding<br />

nodig hebben (diefstalalarm, handsfree<br />

mobiele telefoon, navigatiesysteem<br />

met anti-diefstalsatellietbewaking, enz.),<br />

of accessoires die de elektrische installatie<br />

zwaar belasten, raden wij u aan contact<br />

op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte installaties<br />

uit het Alfa Romeo Lineacccessori- programma<br />

aanraden en controleren of de<br />

elektrische installatie van de auto geschikt<br />

is voor het extra stroomverbruik of dat het<br />

noodzakelijk is een accu met een grotere<br />

capaciteit te monteren. Enkele van deze<br />

stroomverbruikers blijven continu stroom<br />

verbruiken ook bij een uitgenomen contactsleutel<br />

(geparkeerde auto, motor uitgezet),<br />

waardoor de accu geleidelijk kan<br />

ontladen.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

231


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

232<br />

Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />

(standaard en achteraf gemonteerde<br />

accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x<br />

Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel<br />

staat vermeld:<br />

Accu van<br />

50 Ah<br />

60 Ah<br />

70 Ah<br />

Maximum stroomverbruik<br />

bij stilstaande motor<br />

30 mA<br />

36 mA<br />

42 mA<br />

Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming<br />

van het babyflesje, stofzuiger,<br />

mobiele telefoon, enz. bij uitgezette<br />

motor of als de motor stationair draait<br />

van voedingsspanning worden voorzien,<br />

dan zal de accu sneller ontladen.<br />

BELANGRIJK Als aan boord van de<br />

auto extra systemen moeten worden geïnstalleerd,<br />

moet goed op de juiste aansluitingen<br />

worden gelet. Niet correcte elektrische<br />

verbindingen kunnen gevaarlijk zijn,<br />

vooral voor de elementaire elektronische<br />

systemen.<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto zijn<br />

speciale voorzorgsmaatregelen niet nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden<br />

aan de elektrische installatie<br />

of bij een noodstart:<br />

– Zet de motor altijd uit voordat de accu<br />

wordt losgekoppeld.<br />

– Koppel de accu altijd los als de accu<br />

moet worden opgeladen.<br />

– Gebruik bij een noodstart altijd een<br />

hulpaccu en geen acculader.<br />

– Controleer de aansluiting van de polen<br />

en de conditie van de verbinding tussen de<br />

accu en de elektrische installatie.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit aan als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

– Controleer de polariteit niet door middel<br />

van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />

aan de carrosserie. Verwijder<br />

zonodig de regeleenheid als deze door de<br />

werkzaamheden te warm kan worden.<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.


WIELEN EN BANDEN<br />

BANDENSPANNING<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig, om de<br />

twee weken en voor een lange rit, worden<br />

gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude banden<br />

worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />

Houd er daarom rekening mee, dat bij een<br />

controle of oppompen van warme banden<br />

de spanning 0,3 bar hoger moet zijn dan<br />

de voorgeschreven waarde.<br />

Zie voor de juiste waarde van de bandenspanning<br />

“Wielen“ in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“.<br />

ning.<br />

Bedenk dat ook de wegligging<br />

afhankelijk is van<br />

een juiste bandenspan-<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage van de<br />

banden fig.13:<br />

A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage in<br />

het midden van het loopvlak.<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de<br />

band te heet, waardoor<br />

er onherstelbare inwendige schade<br />

aan de band kan ontstaan.<br />

fig. 13<br />

A0B0235b<br />

Banden moeten worden vervangen als<br />

de profieldiepte van het loopvlak minder is<br />

dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de<br />

bepalingen van het land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />

wielen optrekken, enz.<br />

Vermijd ook harde contacten tussen banden<br />

en stoepranden, kuilen, en andere<br />

obstakels. Het langdurig rijden op een<br />

slecht wegdek kan de banden beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig op<br />

scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken<br />

op het loopvlak. Als dit het geval<br />

is, wendt u dan onmiddellijk tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto. Hierdoor kunnen de banden en de<br />

velgen ernstig beschadigd worden.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

233


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke band<br />

en verwissel het wiel om beschadiging<br />

van de band, de velg, de wielophanging<br />

en de stuurinrichting te voorkomen.<br />

Banden verouderen, ook als zij weinig of<br />

nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak<br />

en op de wangen geven aan dat de<br />

band verouderd is. Banden die langer dan<br />

zes jaar onder een auto gemonteerd zijn,<br />

moeten dan ook door een specialist worden<br />

gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het reservewiel.<br />

Monteer altijd nieuwe banden en nooit<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

De Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is voorzien van<br />

tubeless radiaalbanden zonder binnenband.<br />

In dit type band mag nooit een binnenband<br />

worden gemonteerd.<br />

Bij de montage van een nieuwe band<br />

moet ook het ventiel vernieuwd worden.<br />

Om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te verkrijgen,<br />

is het raadzaam de banden om de<br />

10.000 ÷ 15.000 km van as te verwisselen.<br />

Hierbij moeten de banden aan<br />

dezelfde zijde van de auto gemonteerd<br />

blijven, zodat een omkering van de draairichting<br />

wordt voorkomen.<br />

234 fig. 14<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings, waarbij<br />

de banden van de rechterzijde<br />

aan de linker zijde en omgekeerd<br />

worden gemonteerd.<br />

Voer geen lakwerkzaamheden<br />

uit bij lichtmetalen<br />

velgen die een temperatuur<br />

vereisen boven 150°C.<br />

De mechanische eigenschappen<br />

van de wielen kunnen hierdoor in<br />

gevaar worden gebracht.<br />

A0B0236b<br />

RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van het<br />

rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig<br />

de voorschriften aan van het geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema in dit<br />

hoofdstuk. Ozon, hoge temperaturen en<br />

het gedurende langere tijd ontbreken van<br />

vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat<br />

de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />

het betreffende systeem gaat lekken.<br />

Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.


RUITENWISSERS<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel; wij<br />

raden TUTELA PROFESSIONAL SC<br />

35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het rubber<br />

vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling<br />

ten minste een maal per jaar de<br />

wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen van het<br />

rubber te voorkomen.<br />

– Wanneer de temperatuur onder 0°C is<br />

gedaald, moet gecontroleerd worden of er<br />

geen ijs tussen wisserblad en ruit zit:<br />

Maak de wissers zonodig vrij met een<br />

anti-vriesmiddel.<br />

– Verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit om de wisserbladen te<br />

beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor<br />

te voorkomen.<br />

– Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />

niet op een droge ruit in.<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />

i s g e -<br />

vaarlijk, omdat ze het<br />

zicht onder extreme atmosferische<br />

omstandigheden aanzienlijk<br />

beperken.<br />

Ruitenwisserbladen<br />

vervangen (fig. 15)<br />

BELANGRIJK De ruitenwisser aan<br />

bestuurderszijde is voorzien van een spoiler<br />

die tijdens de rit het contact tussen wisser<br />

en ruit verbetert. Controleer voordat<br />

het wisserblad wordt vervangen de stand<br />

van de spoiler. Monteer vervolgens het<br />

nieuwe blad met de spoiler in dezelfde<br />

richting.<br />

fig. 15<br />

A0B0432b<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Til de wisserarm (A) van de voorruit<br />

en plaats het wisserblad onder een hoek<br />

van 90° ten opzichte van de arm.<br />

– Druk op de lip (B) van de veerklem<br />

en verwijder het wisserblad van de arm<br />

(A).<br />

– Als de veerklem uit het gebogen uiteinde<br />

van de arm verwijderd is, moet het<br />

wisserblad via de opening uit de wisserarm<br />

worden verwijderd.<br />

– Plaats de nieuwe wisserarm, waarbij<br />

het gebogen uiteinde van de wisserarm<br />

(A) door de opening moet worden gestoken.<br />

– Til het wisserblad omhoog zodat de lip<br />

(B) van de veerklem geblokkeerd wordt<br />

in het gebogen uiteinde van de wisserarm.<br />

– Duw de arm van de ruitenwisser<br />

omlaag.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

235


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

236<br />

BELANGRIJK De wisserbladen hebben<br />

afhankelijk van de uitvoering verschillende<br />

standen. Houdt u in ieder geval aan<br />

de instructies die vermeld staan op de verpakkingen<br />

van de reserveonderdelen die<br />

verkrijgbaar zijn bij de Alfa Romeo-dealer.<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Controleer of de straal van de ruitensproeiers<br />

voor en de koplampsproeiers<br />

(indien aanwezig) goed is afgesteld en<br />

voldoende kracht heeft.<br />

Controleer als de sproeiers niet goed werken<br />

of de ruitensproeiermonden niet verstopt<br />

zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />

speld worden doorgeprikt.<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />

schoon en in goede staat zijn<br />

fig. 16.<br />

Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer voor<br />

het afstellen van de ruitensproeierstraal.<br />

fig. 16<br />

A0B0379b<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />

– luchtverontreiniging<br />

– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm en vochtig<br />

klimaat)<br />

– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving, opwaaiend<br />

zand, modder en steenslag op de lak en<br />

de onderzijde moet niet worden onderschat.<br />

Alfa Romeo heeft voor de Alfa <strong>156</strong><br />

<strong>GTA</strong> de beste technologische oplossingen<br />

toegepast om de carrosserie efficiënt<br />

tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

– De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />

en lakproducten die de auto de<br />

benodigde weerstand tegen roest en schurende<br />

elementen verlenen.


– Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />

plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de onderzijde,<br />

in de wielkuipen, in de motorruimte en<br />

verschillende holle ruimtes, met een hoog<br />

beschermend vermogen.<br />

– Het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare delen:<br />

onderzijde van de portieren, binnenzijde<br />

van de spatborden, naden, randen, enz.<br />

– Toepassing van “open“ holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen en binnendringend<br />

water af te voeren, waardoor<br />

roest van binnenuit wordt voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> is de carrosserie<br />

tegen doorroesten van alle originele<br />

componenten van de carrosserie en van<br />

alle dragende delen gegarandeerd. Voor<br />

de specifieke voorwaarden van deze<br />

garantie wordt verwezen naar het boekje<br />

“Alfa tot uw dienst“.<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van de<br />

laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden<br />

bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.<br />

Het bijwerken dient met de originele lak<br />

te worden uitgevoerd (zie het “Plaatje<br />

met informatie over de carrosserielak“ in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />

Het normale onderhoud van de auto<br />

beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie<br />

afhankelijk is van het gebruik van<br />

de auto en van de omgeving. Het is raadzaam<br />

de auto vaker te wassen bij sterke<br />

luchtverontreiniging of bij het rijden over<br />

wegen met strooizout.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto bij<br />

voorkeur worden gewassen op<br />

een plaats waar het afvalwater<br />

direct wordt opgevangen en<br />

gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Verwijder de antenne van het dak als<br />

u de auto in een wastunnel wast, om te<br />

voorkomen dat deze beschadigt.<br />

2) Spoel de auto eerst met een waterstraal<br />

onder lage druk af.<br />

3) Was de auto met een zachte spons<br />

met een oplossing van neutrale zeep;<br />

spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />

4) Spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht of een<br />

schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de randen<br />

van de portieren, kofferdeksel en<br />

motorkap en de koplampranden moeten<br />

niet vergeten worden, omdat daar water<br />

kan blijven staan. Het verdient aanbeveling<br />

de auto na het wassen niet onmiddellijk<br />

binnen te zetten, maar de auto nog<br />

even buiten te laten staan, zodat waterresten<br />

buiten kunnen verdampen.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

237


ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

238<br />

Was de auto nooit in de zon of als de<br />

motorkap nog warm is: omdat dan de<br />

glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen op<br />

dezelfde wijze worden gewassen als de<br />

gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien<br />

harsdruppels bij langere inwerking<br />

de lak kunnen beschadigen, waardoor de<br />

kans op roestvorming wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen<br />

zo snel en zo goed mogelijk van de<br />

lak verwijderd te worden, omdat door de<br />

agressieve bestanddelen de lak kan<br />

beschadigen.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de<br />

ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />

Gebruik een schone, zachte doek<br />

om krassen en beschadigingen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde van de achterruit<br />

op, dat de elektrische weerstandsdraden<br />

van de achterruitverwarming niet worden<br />

beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting<br />

van de draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig te<br />

laten uitspuiten. Laat dit verzorgen door<br />

een gespecialiseerd bedrijf.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de motorruimte<br />

bij voorkeur worden uitgespoten<br />

op een plaats waar het<br />

afvalwater direct wordt opgevangen<br />

en gezuiverd.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van<br />

de motorruimte moet de contactsleutel in<br />

stand STOP staan en de motor koud zijn.<br />

Controleer na het reinigen of de verschillende<br />

beschermingen (rubber kappen,<br />

deksels, enz.) nog op hun plaats zitten en<br />

niet beschadigd zijn.


INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />

geen water is blijven staan<br />

(dooiwater van sneeuwresten aan schoenen,<br />

lekkende paraplu’s, enz.), waardoor<br />

roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />

zou kunnen worden.<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine<br />

voor het reinigen van de interieurdelen<br />

van de auto. De elektrostatische<br />

lading die tijdens het<br />

reinigen door het wrijven ontstaat,<br />

kan brand veroorzaken.<br />

MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

SCHOONMAKEN<br />

– Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />

of een iets vochtige doek, zonder<br />

hard te drukken.<br />

– Dep een vochtige vlek of vet met een<br />

droge en absorberende doek en wrijf daarbij<br />

niet. Behandel de plek vervolgens met<br />

een doek of zeem bevochtigd met water<br />

en een neutrale zeep. Als de vlek nog niet<br />

verwijderd is, behandel de vlek dan met<br />

een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij<br />

de instructies op de verpakking strikt moeten<br />

worden opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of<br />

producten op basis van alcohol.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen om<br />

het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of<br />

benzine om het glas van het instrumentenpaneel<br />

schoon te maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto.<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen niet worden<br />

blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de zomer kan de<br />

temperatuur in het interieur ver<br />

boven deze waarde oplopen.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

239


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

240<br />

In dit hoofdstuk vindt u alle informatie<br />

die betrekking heeft op de Alfa <strong>156</strong><br />

<strong>GTA</strong> Sportwagon. Het is een<br />

aanvulling op datgene wat al beschreven<br />

is in de voorgaande hoofdstukken van dit<br />

boek.<br />

fig. 1<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

A0B0077b<br />

PORTIEREN<br />

ACHTERPORTIEREN<br />

Van buitenaf openen en sluiten<br />

– Trek, om het portier te openen (alleen<br />

mogelijk als de knop aan de binnenzijde<br />

(A-fig. 1) omhoog staat), aan de hendel<br />

(B-fig. 2).<br />

– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />

de knop (A-fig. 1) in (dit kan ook bij<br />

geopend portier) en sluit het portier.<br />

fig. 2<br />

A0B0078b<br />

Van binnenuit openen/sluiten<br />

De achterportieren kunnen<br />

alleen van binnenuit<br />

worden geopend als het<br />

“kinderveiligheidsslot“ is uitgeschakeld.<br />

– Trek, voor het openen van het portier,<br />

aan de handgreep (A-fig. 3).<br />

– Druk, om het portier te vergrendelen,<br />

de knop (B-fig. 3 ) in (dit kan ook bij<br />

geopend portier) en sluit het portier.<br />

fig. 3<br />

A0B0079b


KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />

(fig. 4)<br />

De achterportieren zijn voorzien van een<br />

kinderveiligheidsslot (A) waardoor de<br />

achterportieren niet van binnenuit kunnen<br />

worden geopend.<br />

BELANGRIJK Het systeem werkt<br />

alleen bij het betreffende portier.<br />

Het kinderveiligheidsslot kan alleen bij<br />

geopend portier worden ingeschakeld<br />

door het bedieningsmechanisme met de<br />

contactsleutel omhoog of omlaag te<br />

duwen.<br />

fig. 4<br />

A0B0080b<br />

Stand 1 (mechanisme omhoog) =<br />

Systeem ingeschakeld.<br />

Stand 2 (mechanisme omlaag) =<br />

Systeem uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Houdt u aan de aanwijzingen<br />

in de paragraaf “Kinder -<br />

veiligheidsslot“ in het hoofdstuk “Wegwijs<br />

in uw Auto“.<br />

ZITPLAATSEN<br />

ZITPLAATSEN ACHTER<br />

Hoofdsteunen<br />

De auto is voorzien van twee hoofdsteunen<br />

voor de zijzitplaatsen achter (fig.<br />

5). Bij enkele uitvoeringen kan ook de<br />

middelste zitplaats achter worden voorzien<br />

van een hoofdsteun (fig. 6).<br />

Voor de hoogteverstelling van de derde<br />

hoofdsteun moet de steun helemaal<br />

omhoog worden geduwd totdat hij blokkeert.<br />

fig. 5<br />

A0B0094b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

241


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

242<br />

De derde (middelste) hoofdsteun kan<br />

niet worden verwijderd, terwijl de hoofdsteunen<br />

van de zijzitplaatsen achter op de<br />

volgende manier kunnen worden verwijderd:<br />

– Trek de hoofdsteunen ongeveer 2 cm<br />

omhoog.<br />

– Druk de knoppen (A en B-fig. 5 )<br />

gelijktijdig in en verwijder de hoofdsteunen.<br />

– Houd voor het monteren van de<br />

hoofdsteunen de knoppen (A en B-fig.<br />

5) ingedrukt en steek de steunen geheel<br />

in de openingen.<br />

fig. 6<br />

A0B0095b<br />

Onthoud dat de derde<br />

(middelste) h oofdsteun<br />

geheel moet worden uitgetrokken<br />

zodat het hoofd en<br />

niet de nek wordt gesteund.<br />

Alleen in deze positie biedt de<br />

hoofdsteun bescherming, wanneer<br />

de auto van achteren wordt<br />

aangereden.<br />

Centrale armsteun<br />

Klap de armsteun voor gebruik omlaag,<br />

zoals aangegeven in (fig. 7) m.b.v. de<br />

handgreep (A).<br />

fig. 7<br />

A0B0096b<br />

Skiluik<br />

Het skiluik kan worden gebruikt voor het<br />

vervoer van lange voorwerpen.<br />

Om het skiluik te bereiken, moet u de<br />

armsteun neerklappen, aan de handgreep<br />

(A-fig. 8) trekken en het skiluik op de<br />

armsteun (fig. 9) neerklappen.<br />

Op uitvoeringen met een derde hoofdsteun,<br />

moet voordat de armsteun wordt<br />

neergeklapt, de hoofdsteun geheel<br />

omhoog worden getrokken en de stoffen<br />

bescherming worden losgemaakt.<br />

fig. 8<br />

A0B0097b


Het skiluik kan als optional worden uitgerust<br />

met een hoes voor het vervoeren<br />

van ski’s.<br />

BELANGRIJK Leg de hoes uit in de<br />

auto en steek dan pas de ski’s in de hoes.<br />

Laat na het vervoeren van ski’s de hoes<br />

drogen (als deze nat is), vouw hem vervolgens<br />

op en plaats hem in het skiluik.<br />

fig. 9<br />

A0B0098b<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

HOOGTEVERSTELLING<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER<br />

De bovenste bevestigingsbeugel van de<br />

zijveiligheidsgordels achter kan in drie verschillende<br />

standen worden gezet.<br />

Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />

het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />

deze voorzorgsmaatregel werkt de gordel<br />

beter en is het risico op verwondingen tijdens<br />

een botsing geringer.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek en uiteinde<br />

van de schouder ligt.<br />

Druk om de hoogte te regelen op de<br />

knop (A-fig. 10 ) van het vergrendelmechanisme<br />

en schuif gelijktijdig de beugel<br />

(B-fig. 10) in de gewenste stand.<br />

Controleer na de afstelling<br />

altijd of de beugel in<br />

één van de vaste standen<br />

vergrendeld is door bij losgelaten<br />

knop (A-fig. 10) de beugel verder<br />

te drukken zodat het mechanisme<br />

vergrendelt in één van de vaste<br />

standen, als dit nog niet het<br />

geval was.<br />

fig. 10<br />

A0B0099b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

243


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

244<br />

HEUPGORDEL VAN DE<br />

ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />

Als de heupgordel van de zitplaats middenachter<br />

niet gebruikt wordt, plaats dan<br />

de gesp (A-fig. 11) in de steun (B-fig.<br />

11) op de rugleuning van de zitplaats<br />

achter.<br />

Maak de gesp altijd vast<br />

in de steun als deze niet<br />

gebruikt wordt, om te<br />

voorkomen dat bij een ongeluk de<br />

inzittenden van de auto door de<br />

gesp geraakt kunnen worden.<br />

fig. 11<br />

A0B0100b<br />

ACHTERRUITWISSER –<br />

ACHTERRUITSPROEIER<br />

WERKING (fig. 12)<br />

Deze werkt alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Draai voor inschakeling van de achterruitwisser<br />

de schakelaar (A) in stand (.<br />

De achterruitwisser wist met interval.<br />

Als u de bedieningshendel (B) naar<br />

voren duwt, schakelt de achterruitsproeier<br />

in; als u de hendel loslaat schakelt hij<br />

automatisch uit.<br />

Als de achterruitsproeier wordt ingeschakeld,<br />

gaat automatisch ook de achterruitwisser<br />

enkele seconden werken.<br />

fig. 12<br />

A0B0081b<br />

WISSERBLAD<br />

VERVANGEN (fig. 13)<br />

Het wisserblad van de achterruitwisser<br />

moet samen met de wisserarm vervangen<br />

worden.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Geef de stand van het wisserblad ten<br />

opzichte van de achterruit aan.<br />

– Til het dopje (A) op, draai de moer<br />

(B) los en verwijder de arm (C).<br />

– Plaats de nieuwe wisserarm in de juiste<br />

stand en draai de moer zorgvuldig vast.<br />

– Kantel het dopje dicht.<br />

fig. 13<br />

A0B0082b


ACHTERRUITSPROEIER (fig. 14)<br />

Als de ruitensproeier niet werkt, controleer<br />

dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje:<br />

zie de betreffende paragraaf<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud van de<br />

auto“. Controleer vervolgens of de sproeiermonden<br />

(A) niet verstopt zijn. Deze<br />

kunnen zonodig met een speld worden<br />

doorgeprikt.<br />

fig. 14<br />

A0B0083b<br />

BAGAGERUIMTE<br />

De achterklep kan, ook bij ingeschakeld<br />

alarm, op afstand worden geopend door<br />

knopje (A-fig. 16) in te drukken.<br />

BELANGRIJK Als de achterklep niet<br />

goed is gesloten, gaat lampje ´ branden<br />

en verschijnt een mededeling op het display<br />

Infocenter.<br />

VAN BINNENUIT OPENEN<br />

(fig. 15)<br />

Trek aan de hendel (A) naast de<br />

bestuurdersstoel om de achterklep van<br />

binnenuit te openen.<br />

fig. 15<br />

A0B0042b<br />

Bedien de hendel voor<br />

het ontgrendelen van de<br />

achterklep alleen als de<br />

auto stilstaat.<br />

De achterklep gaat dankzij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

De gasveren zijn zo<br />

afgesteld dat de achterklep<br />

op de juiste wijze<br />

wordt geopend als de klep het<br />

oorspronkelijke gewicht heeft.<br />

Achteraf aangebrachte voor werpen<br />

(spoiler, enz.) kunnen de juiste<br />

werking en de veiligheid in<br />

gevaar brengen.<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

245


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

246<br />

OPENEN MET AFSTANDSBE-<br />

DIENING (fig. 16)<br />

De achterklep kan, ook bij ingeschakeld<br />

alarm, op afstand worden geopend door<br />

knopje (A) in te drukken.<br />

In dat geval worden de omtrekbeveiliging<br />

en de achterklepsensor uitgeschakeld.<br />

Het systeem geeft dan (behalve bij<br />

sommige uitvoeringen in enkele landen)<br />

twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden<br />

branden.<br />

fig. 16<br />

A0B0291b<br />

Als de achterklep weer wordt gesloten,<br />

dan worden de functies hersteld. Het systeem<br />

geeft (behalve bij sommige uitvoeringen<br />

in enkele landen) twee geluidssignalen<br />

(“BIEP“) en de richtingaanwijzers<br />

gaan ongeveer 3 seconden branden.<br />

fig. 17<br />

A0B0084b<br />

ACHTERKLEP SLUITEN (fig. 17)<br />

Om de achterklep te laten zakken, kunt<br />

u de handgreep (A) aan de binnenzijde<br />

van de klep gebruiken.<br />

fig. 18<br />

A0B0085b


BAGAGE VASTZETTEN (fig. 18-<br />

19)<br />

De vervoerde bagage kan met riemen of<br />

spanbanden worden bevestigd aan de<br />

daarvoor bestemde ringen in de hoeken<br />

van de bagageruimte.<br />

De ringen dienen ook voor het bevestigen<br />

van de bagagenetten (die leverbaar<br />

zijn via de Alfa Romeo-dealer).<br />

fig. 19<br />

A0B0086b<br />

OMKEERBARE VLOERBEDEK-<br />

KING<br />

(fig. 20-21)<br />

Het middelste gedeelte (A-fig. 20 )<br />

van de vloerbedekking is omkeerbaar: de<br />

vloerbedekking kan worden verwijderd,<br />

omgekeerd en weer geplaatst worden<br />

met de zijde (B) naar boven gekeerd.<br />

Steek voor het terugplaatsen van de<br />

vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />

21) in de zitting op de laadvloer.<br />

fig. 20<br />

A0B0087b<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

BIJ HET<br />

TRANSPORT VAN BAGAGE<br />

Bij uitvoeringen zonder automatische<br />

niveauregeling op de achterwielophanging<br />

moet als u voorwerpen vervoert en u ‘s<br />

nachts rijdt, gecontroleerd worden of de<br />

hoogteregelaars op de koplampen in de<br />

juiste stand staan (zie paragraaf<br />

“Koplampen“ in het hoofdstuk “Wegwijs<br />

in uw auto“). Controleer voor de juiste<br />

werking van de hoogteregelaars bovendien<br />

of de lading niet zwaarder is dan in<br />

de gewichtentabel staat aangegeven.<br />

fig. 21<br />

A0B0088b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

247


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

248<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden worden<br />

(zie hoofdstuk “T echnische<br />

gegevens“). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed<br />

geladen is, om te voorkomen dat<br />

een voorwerp bij bruusk remmen<br />

naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

Niet goed v astgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig<br />

verwonden.<br />

Als u reser vebrandstof<br />

in een jerr ycan wilt vervoeren,<br />

dan dient u zich<br />

aan de geldende wetgeving te<br />

houden. Gebruik alleen een goedgekeurde<br />

jerr ycan en bevestig<br />

deze op de juiste wijze aan de<br />

daarvoor bestemde ringen in de<br />

hoeken van de bagageruimte.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.<br />

fig. 22<br />

A0B0089b<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

(fig. 22-23)<br />

Als u de achterklep opent, dan gaat<br />

automatisch de verlichting (A-fig. 22 )<br />

aan de rechterzijde van de bagageruimte<br />

en de verlichting (B-fig. 23) op de rand<br />

van de achterklep branden.<br />

De verlichting (B-fig. 23) verlicht niet<br />

alleen de bagageruimte maar ook de laadruimte.<br />

De verlichting dooft als u de achterklep<br />

sluit of na enkele minuten (ongeveer 15)<br />

als u de achterklep open laat. Als u in dit<br />

laatste geval de verlichting weer wilt<br />

inschakelen, moet u de achterklep sluiten<br />

en vervolgens weer openen.<br />

fig. 23<br />

A0B0090b


OPBERGVAKKEN<br />

(fig. 24-25)<br />

Aan de zijkant van de bagageruimte<br />

bevinden zich twee opbergvakken met<br />

een deksel.<br />

Druk voor het openen van het deksel op<br />

de knop (A) en kantel het deksel omlaag.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan het linker<br />

opbergvak worden uitgerust met een CDwisselaar<br />

(optional).<br />

fig. 24<br />

fig. 25<br />

A0B0091b<br />

A0B0092b<br />

STEKKERDOOS (fig. 26)<br />

Deze bevindt zich links in de bagageruimte.<br />

Voor het gebruik van de 12V-stekkerdoos<br />

moet u het dekseltje (A) openen.<br />

De stekkerdoos wordt gevoed als de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt gedraaid<br />

en kan alleen gebruikt worden voor accessoires<br />

met een maximum stroomverbruik<br />

van 15A (vermogen 180W).<br />

Sluit geen accessoires op<br />

de stekkerdoos aan met<br />

een stroomverbruik dat<br />

hoger is dan de aangegeven maximale<br />

waarde. Een langdurig<br />

stroomverbruik kan de accu uitputten,<br />

waardoor de motor niet<br />

meer gestart kan worden.<br />

fig. 26<br />

A0B0093b<br />

BAGAGENET<br />

Het net kan op verschillende manieren<br />

worden bevestigd (fig. 30-31-32-<br />

33) in de zittingen (A en B-fig. 27 )<br />

aan de voorzijde en de zittingen (C en Dfig.<br />

28) aan de achterzijde van de bagageruimte.<br />

fig. 27<br />

fig. 28<br />

A0B0101b<br />

A0B0102b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

249


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

250<br />

Bevestig het net door de haken (A-fig.<br />

29) in de zittingen (B-fig. 29) te steken<br />

en ze omlaag te duwen.<br />

Houd om het net los te haken het bevestigingspunt<br />

(C-fig. 29 ) ingedrukt en<br />

trek het net omhoog.<br />

fig. 29<br />

fig. 30<br />

A0B0103b<br />

A0B0104b<br />

ROLHOES VOOR AFDEKKEN<br />

BAGAGERUIMTE<br />

De hoes (A-fig. 34) kan worden opgerold<br />

en verwijderd.<br />

Verwijder voor het oprollen de twee achterste<br />

pennen (B-fig. 35) uit de zittingen.<br />

fig. 31<br />

fig. 32<br />

A0B0105b<br />

A0B0106b<br />

BELANGRIJK Begeleid de rolhoes bij<br />

het oprollen door de hoes vast te houden<br />

bij de handgreep (C-fig. 34).<br />

fig. 33<br />

fig. 34<br />

A0B0107b<br />

A0B0108b


Als u de rolhoes wilt verwijderen, moet u<br />

de hoes oprollen en controleren of ook het<br />

scheidingsnet tussen de bagageruimte en<br />

het interieur van de auto is opgerold (zie de<br />

volgende paragraaf); trek vervolgens de<br />

haken (A-fig. 36 ) naar achteren. Til de<br />

hoes op en verwijder hem uit de bagageruimte.<br />

Voor het terugplaatsen van de hoes moeten<br />

de uiteinden van het rolmechanisme<br />

in de respectievelijke zittingen worden<br />

geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken<br />

naar voren vergrendeld zijn (de groene<br />

symbolen aan de onderkant van de knoppen<br />

moeten zichtbaar zijn). Rol vervolgens<br />

de hoes uit door aan de handgreep<br />

(C-fig. 34) te trekken en haak de achterste<br />

pennen (B-fig. 35) vast.<br />

fig. 35<br />

A0B0109b<br />

Plaats geen voorwerpen<br />

op de hoes om beschadiging<br />

te voorkomen.<br />

Bij een ongeval of plotseling<br />

r emmen ku nnen<br />

voorwerpen d ie o p d e<br />

hoes geplaatst zijn, naar voren<br />

schieten en de inzittenden verwonden;<br />

h et i s r aadzaam h et<br />

scheidingsnet te gebruiken.<br />

fig. 36<br />

A0B0110b<br />

BOVENSTE SCHEIDINGSNET<br />

(fig. 37-38)<br />

Het bovenste scheidingsnet tussen de<br />

bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />

in het rolmechanisme van de rolhoes<br />

(A).<br />

U kunt het net bevestigen door het uit<br />

het rolmechanisme te verwijderen en de<br />

uiteinden in de zittingen (B) vast te<br />

haken.<br />

Haak, voor het oprollen, de uiteinden uit<br />

de zittingen (B) en begeleid het net bij<br />

het oprollen.<br />

fig. 37<br />

A0B0111b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

251


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

252<br />

ONDERSTE SCHEIDINGSNET<br />

(fig. 39-40) (indien aanwezig)<br />

Het onderste scheidingsnet tussen de<br />

bagageruimte en het interieur is opgeborgen<br />

in het rolmechanisme onder de zitting<br />

van de rolhoes (A).<br />

U kunt het net bevestigen door het uit<br />

het rolmechanisme te verwijderen en de<br />

haken (B) aan de ringen (C) te bevestigen.<br />

Verwijder voor het oprollen de haken<br />

(B) uit de ringen (C) en begeleid het net<br />

bij het oprollen.<br />

fig. 38<br />

A0B0112b<br />

BAGAGERUIMTE<br />

VERGROTEN<br />

Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten<br />

door de deelbare achterbank<br />

gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer<br />

te klappen.<br />

fig. 39<br />

fig. 40<br />

A0B0113b<br />

A0B0114b<br />

Verwijder voor een maximale laadruimte<br />

de rolhoes volgens de instructies die in<br />

deze paragraaf vermeld zijn.<br />

Gedeeltelijke vergroting 1/3<br />

(fig. 41)<br />

Als u de linkerzijde van de bagageruimte<br />

vergroot, kunt u twee passagiers op het<br />

rechter gedeelte van de achterbank vervoeren.<br />

fig. 41<br />

A0B0115b


Gedeeltelijke vergroting 2/3<br />

(fig. 42)<br />

Als u de rechterzijde van de bagageruimte<br />

vergroot, kunt u een passagier op<br />

het linker gedeelte van de achterbank vervoeren.<br />

fig. 42<br />

fig. 43<br />

A0B0116b<br />

A0B0117b<br />

Maximale vergroting (fig. 43)<br />

Als beide zitplaatsen achter worden neergeklapt,<br />

is de bagageruimte maximaal<br />

vergroot.<br />

Bagageruimte vergroten<br />

– Zorg dat de sluitingen (A-fig. 44) van<br />

de zijgordels zijn opgeborgen in de respectievelijke<br />

uitsparingen op de rugleuning en<br />

de gesp (B-fig. 44) van de heupgordel in<br />

de steun (C-fig. 44) is geplaatst.<br />

– Verwijder het rolmechanisme van de<br />

rolhoes.<br />

fig. 44<br />

A0B0118b<br />

– Klap de zittingen naar voren door aan<br />

de handgreep (A-fig. 45) in het midden<br />

van iedere zitting te trekken.<br />

– Verwijder de hoofdsteunen van de zijzitplaatsen<br />

achter en plaats ze in de daarvoor<br />

bestemde uitsparingen in de zittingen<br />

(fig. 46).<br />

– Als de auto is uitgerust met een derde<br />

hoofdsteun voor de zitplaats middenachter,<br />

moet deze geheel omlaag worden<br />

gezet.<br />

fig. 45<br />

A0B0119b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

253


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

254<br />

– Ontgrendel de sluiting van de rugleuningen<br />

door de handgreep (A-fig. 47)<br />

voor de rechter rugleuning en de handgreep<br />

(B-fig. 48) voor de linker rugleuning<br />

omhoog te trekken.<br />

–Klap de rugleuningen naar voren,<br />

waardoor er een vlakke laadvloer ontstaat<br />

in de bagageruimte.<br />

fig. 46<br />

A0B0120b<br />

Zitplaatsen achter in<br />

normale stand zetten<br />

– Zet de rugleuningen weer rechtop en<br />

controleer of deze goed vastgehaakt zitten.<br />

fig. 47<br />

fig. 48<br />

A0B0121b<br />

A0B0122b<br />

BELANGRIJK De rugleuningen zijn<br />

goed vastgehaakt als de knop (A-fig.<br />

49) naast de handgreep (B-fig. 49) in<br />

de handgreep verzonken is.<br />

– Verwijder de hoofdsteunen en klap<br />

vervolgens de zittingen terug en let er<br />

daarbij op dat de veiligheidsgordels niet in<br />

elkaar gedraaid zitten tussen de rugleuning<br />

en de zitting.<br />

– Monteer de hoofdsteunen op de rugleuning.<br />

– Monteer het oprolmechanisme met de<br />

rolhoes.<br />

fig. 49<br />

A0B0123b


INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

HANDGREPEN (fig. 50)<br />

Bij beide voorportieren is een handgreep<br />

geplaatst.<br />

Bij beide achterportieren is een handgreep<br />

(A) geplaatst met een kledinghaakje<br />

(B).<br />

fig. 50<br />

A0B0124b<br />

TANKEN MET DE<br />

ALFA <strong>156</strong><br />

SPORTWAGON<br />

TANKKLEPJE OPENEN<br />

IN GEVAL VAN NOOD (fig. 51)<br />

Als de hendel voor het ontgrendelen van<br />

het tankklepje niet werkt, trek dan aan<br />

het noodkoordje (A) rechts in de bagageruimte.<br />

fig. 51<br />

A0B0125b<br />

AUTORADIO<br />

De vast ingebouwde autoradio is uitgerust<br />

met een CD-speler met parametrische<br />

equalizer. De vormgeving en specificaties<br />

van het systeem zijn aangepast<br />

aan het interieur en sluiten aan bij het<br />

ontwerp van het dashboard. De instructies<br />

voor het gebruik van de autoradio<br />

zijn beschreven in het bijgeleverde supplement<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

255


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

256<br />

EEN LEKKE BAND<br />

PLAATS VAN GEREEDSCHAP<br />

EN RESERVEWIEL<br />

(fig. 52-53)<br />

Het gereedschap en het reservewiel vindt<br />

u onder de vloerbedekking in de bagageruimte.<br />

Deze zijn bereikbaar nadat de vloerbedekking<br />

is opgetild of verwijderd m.b.v.<br />

de handgreep (A-fig. 52).<br />

fig. 52<br />

A0B0127b<br />

Draai om de gereedschaphouder (B) uit<br />

te nemen de handgreep (C) los.<br />

Het reservewiel (D) kan worden uitgenomen<br />

als de gereedschaphouder is verwijderd.<br />

Steek voor het terugplaatsen van de<br />

vloerbedekking de voorste rand (A-fig.<br />

53) in de zitting op de laadvloer.<br />

fig. 53<br />

A0B0088b<br />

DEFECTE BUITEN -<br />

VERLICHTING<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

gloeilamp vervangt de opmerkingen en de<br />

voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen“.<br />

ACHTERUITRIJLICHTEN EN<br />

MISTACHTERLICHT<br />

Gloeilampen (type B, 21W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Verwijder het deksel (A of B-fig.<br />

54) van de betreffende lichtunit aan de<br />

zijkant.<br />

fig. 54<br />

A0B0128b


– Verwijder de lamphouder (Dfig.<br />

55) door op de borglippen (E-fig.<br />

55) te drukken.<br />

– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 57):<br />

(F) gloeilamp voor achteruitrijlicht<br />

fig. 55<br />

fig. 56<br />

A0B0129b<br />

A0B0130b<br />

(G) gloeilamp voor mistachterlicht.<br />

– Monteer de lamphouder met behulp<br />

van de borglippen (E-fig. 55).<br />

– Plaats het deksel (A of B-fig. 54)<br />

vanaf de buitenzijde en klem het vast.<br />

RICHTINGAANWIJZERS ACH-<br />

TER<br />

ACHTERLICHTEN/REMLICHTEN<br />

Gloeilampen (type B, vermogen richtingaanwijzers<br />

21W, achterlichten/remlichten<br />

5/21W):<br />

– Open de achterklep.<br />

– Draai de 2 bevestigingsmoeren (Afig.<br />

57) los en verwijder het beschermdeksel<br />

(B-fig. 57).<br />

fig. 57<br />

A0B0131b<br />

– Verwijder de lamphouder (Afig.<br />

58) door op de borglippen (B-fig.<br />

58) te drukken.<br />

– Verwijder en vervang de betreffende<br />

lamp (bolvormig met bajonetfitting) door<br />

de lamp iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (fig. 57):<br />

(C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht<br />

(D) gloeilamp voor richtingaanwijzer<br />

achter.<br />

Monteer de lamphouder met behulp van<br />

de borglippen (B-fig. 58).<br />

– Monteer het beschermdeksel (B-fig.<br />

57) met de moeren (A-fig. 57).<br />

fig. 58<br />

A0B0132b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

257


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

258<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilampen (type A, 5W) vervangen:<br />

– Maak de lichtunit los door met de platte<br />

punt van een schroevendraaier de klemveer<br />

(A-fig. 60) los te haken. Bescherm<br />

hierbij de punt met een zachte doek.<br />

– Verwijder de lichtunit (B-fig. 60).<br />

fig. 59<br />

fig. 60<br />

A0B0133b<br />

A0B0134b<br />

– Verwijder de lamphouder (C-fig.<br />

61) door hem linksom te draaien en vervang<br />

de geklemde lamp (D-fig. 61).<br />

– Monteer de lamphouder (C-fig. 61)<br />

door hem rechtsom te draaien.<br />

– Monteer de lichtunit (Bfig.<br />

60). Plaats eerst de bevestigingslippen<br />

en druk vervolgens op de veerklem<br />

(A-fig. 60).<br />

fig. 61<br />

A0B0135b<br />

DERDE REMLICHT<br />

Het derde remlicht is in de achterspoiler<br />

geïntegreerd (fig. 62).<br />

Wendt u voor het vervangen tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 62<br />

A0B0136b


DEFECTE INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

gloeilamp vervangt de opmerkingen en de<br />

voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen“.<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Maak het plafondlampje(A-fig. 63)<br />

op het door de pijl aangegeven punt los.<br />

fig. 63<br />

A0B0137b<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 64) door<br />

de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp tussen de veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje door eerst<br />

de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens<br />

de andere zijde vast te drukken,<br />

totdat de borglip inklikt.<br />

fig. 64<br />

fig. 65<br />

A0B0138b<br />

A0B0139b<br />

ACHTERKLEPVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, 10W) vervangen:<br />

– Open de achterklep.<br />

– Maak de lichtunit (A-fig. 65) met<br />

een platte schroevendraaier op het aangegeven<br />

punt los.<br />

– Verwijder de lamp (B-fig. 66) door<br />

de lamp naar buiten te trekken en uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

– Plaats de nieuwe lamp tussen de veercontacten.<br />

– Monteer de lichtunit en druk deze vervolgens<br />

vast, totdat de borgveer inklikt.<br />

fig. 66<br />

A0B0140b<br />

ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

259


ALFA <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> SPORTWAGON<br />

260<br />

EEN DOORGEBRANDE<br />

ZEKERING<br />

Een zekering specifiek voor de<br />

Sportwagon-uitvoeringen bevindt zich in<br />

de centrale zekeringenhouder op de zekeringen-<br />

en relaiskast. De zekering is<br />

bereikbaar nadat het beschermpaneel is<br />

verwijderd.<br />

BELANGRIJK Lees voordat u een<br />

zekering of relais vervangt de opmerkingen<br />

en de voorzorgsmaatregelen in het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen“.<br />

fig. 67<br />

A0B0141b<br />

Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampère Plaats<br />

Extra stekkerdoos in<br />

de bagageruimte 10 20A fig. 67


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

Wij raden u aan om nota te nemen van<br />

de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />

zijn op de typeplaatjes ingeslagen<br />

en bevinden zich op de aangegeven<br />

plaatsen (fig. 1-2):<br />

1 - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

2 - Chassisnummer<br />

3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />

– Sedan-uitvoeringen = fig. 1<br />

– Sportwagon-uitvoeringen = fig. 2<br />

4 - Motornummer.<br />

fig. 1<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

A0B0057b<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />

motorruimte, naast de bovenste schokdemperbevestiging<br />

rechts en bevat de volgende<br />

gegevens:<br />

– type van de auto: ZAR 932000<br />

– chassisnummer.<br />

Op enkele uitvoeringen is het chassisnummer<br />

gedeeltelijk bedekt door een<br />

bescherming. Om het gehele nummer te<br />

zien, moet de dop linksom worden<br />

gedraaid en de bescherming opgetild.<br />

fig. 2<br />

A0B0058b<br />

MOTORNUMMER<br />

Het motornummer is linksachter ingeslagen<br />

aan de kant van de versnellingsbak.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

261


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

262 fig. 3<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Op de Sedan-uitvoeringen is het plaatje<br />

aangebracht aan de binnenzijde van het<br />

kofferdeksel (3-fig. 1 ). Bij de<br />

Sportwagon-uitvoeringen is het plaatje<br />

rechts aan de binnenzijde van de achterklep<br />

aangebracht (3-fig. 2). Het plaatje<br />

(fig. 3) bevat de volgende gegevens:<br />

A. Fabrikant van de lak.<br />

B. Kleurbenaming.<br />

C. Kleurcode.<br />

D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

A0B0059b<br />

TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het plaatje (fig. 4) is aangebracht op<br />

de fronttraverse in de motorruimte.<br />

Het typeplaatje bevat de volgende gegevens:<br />

A. Nummer nationale typegoedkeuring.<br />

B. Chassisnummer.<br />

C. Maximaal toelaatbare gewichten<br />

volgens de nationale wetgeving.<br />

fig. 4<br />

A0B0076b<br />

D. Type en eventuele aanvullende<br />

gegevens.<br />

E. Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen JTD-uitvoeringen).<br />

F. Ruimte gereserveerd voor het in -<br />

slaan van de fabrikantnaam.


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

3.2 V6 24V<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

Motorcode<br />

932A000<br />

932<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

(Sedan-uitvoeringen) (Sportwagon-uitvoeringen)<br />

932AXB00 46<br />

932AXB01 48<br />

932BXB00 47<br />

932BXB01 49<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

263


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

264<br />

MOTOR<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Max. vermogen (EU) kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max. koppel (EU):<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min-1 Bougies<br />

Brandstof<br />

3.2 V6 24V<br />

932A000<br />

Otto<br />

6 in V van 60°<br />

93 x 78<br />

3179<br />

184<br />

250<br />

6200<br />

300<br />

30,6<br />

4800<br />

NGK R PFR6B<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

3.2 V6 24V<br />

Selespeed<br />

932A000<br />

Otto<br />

6 in V van 60°<br />

93 x 78<br />

3179<br />

184<br />

250<br />

6200<br />

300<br />

30,6<br />

4800<br />

NGK R PFR6B<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON


INSPUITING<br />

Inspuiting<br />

Ontstekingsvolgorde<br />

Inspuitvolgorde<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

3.2 V6 24V<br />

Elektronische inspuiting Multi-Point<br />

1-4-2-5-3-6<br />

–<br />

3.2 V6 24V<br />

Met zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit en<br />

één gesynchroniseerde versnelling achteruit<br />

Enkelvoudige droge plaat<br />

met hydraulische<br />

bediening<br />

Voor<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

Elektronische inspuiting Multi-Point<br />

1-4-2-5-3-6<br />

–<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

Elektrohydraulisch bediend met zes versnellingen<br />

vooruit en één versnelling achteruit<br />

Enkelvoudige droge plaat met elektrohydraulische<br />

bediening<br />

Voor<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

265


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

266<br />

BOUGIES<br />

Schone en goede bougies met de juiste<br />

warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />

belang voor een goede werking van de<br />

motor en een lage uitstoot van schadelijke<br />

stoffen van de motor.<br />

REMMEN<br />

Voetrem: – voor<br />

Handrem<br />

– achter<br />

STUURINRICHTING<br />

Type<br />

Draaicirkel (tussen stoepranden)<br />

De informatie die de bougie levert aan<br />

een deskundige is een belangrijke bron<br />

voor het opsporen van de storing, ook als<br />

deze niet door de ontsteking wordt veroorzaakt.<br />

Het is daarom belangrijk dat bij<br />

storingen in de motorwerking de bougies<br />

worden gecontroleerd door een Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

3.2 V6 24V<br />

Geventileerde<br />

schijfremmen<br />

Schijfremmen<br />

3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />

Tandheugelstuurhuis.<br />

Hydraulische bekrachtiging met oliereservoir in motorruimte<br />

De bougies moeten bij de<br />

kilometerstanden worden<br />

vervangen die in het onderhoudsschema<br />

zijn aange geven.<br />

Gebruik uitsluitend bougies van het<br />

voorgeschreven type: Bougies met<br />

een afwijkende warmtegraad of<br />

waarvan de voorgeschreven<br />

levensduur niet is gegarandeerd,<br />

kunnen motor storingen veroor zaken.<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

Geventileerde<br />

schijfremmen<br />

Schijfremmen<br />

Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische remdrukverdeling.<br />

Rembekrachtiger. Waarschuwingslampje versleten remblokken. Milieuvriendelijke remvoeringen.<br />

Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />

11,6 m 11,6 m


WIELEN<br />

Standaarduitrusting<br />

Velgmaat<br />

Bandenmaat<br />

Reserve- – velgmaat<br />

wiel: – bandenmaat<br />

Optional<br />

Lichtmetalen velg<br />

Bandenmaat<br />

Winterbanden<br />

(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen<br />

3.2 V6 24V<br />

7,5J x 17“ (lichtmetaal)<br />

225/45 ZR17“ 91Y (*)<br />

4J x 16“<br />

T125/80 R16“ 97M<br />

6,5J x 16“<br />

205/55 R16“ 91W<br />

225/45 ZR17“ 91Q (M+S)<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

7,5J x 17“ (lichtmetaal)<br />

225/45 ZR17“ 91Y (*)<br />

4J x 16“<br />

T125/80 R16“ 97M<br />

6,5J x 16“<br />

205/55 R16“ 91W<br />

225/45 ZR17“ 91Q (M+S)<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

267


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

268<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />

bij geringe belading<br />

(2 personen)<br />

bar<br />

bij volledige belading bar<br />

Bandenmaat<br />

205/55 R16“<br />

voor achter<br />

2,2 2,2<br />

2,5 2,5<br />

Bandenmaat<br />

225/45 ZR17“ (*)<br />

voor achter<br />

2,2 2,2<br />

2,5 2,5<br />

Reservewiel<br />

125/80 R15“<br />

(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de bandenspanning met 0,2 bar verhoogd worden.<br />

4,2


VELGEN EN BANDEN<br />

Lichtmetalen velg.<br />

Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />

alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in het<br />

instructieboekje afwijken van die van de<br />

typegoedkeuring, dient u zich altijd aan<br />

de gegevens van de typegoedkeuring te<br />

houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat u zich aan de voorgeschreven afmetingen<br />

houdt en dat alle wielen zijn voorzien<br />

van banden van hetzelfde merk en<br />

hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt worden.<br />

VERKLARING VAN DE CODE-<br />

RING OP DE BANDEN (fig. 5)<br />

Hieronder wordt de codering van de banden,<br />

die op de banden is aangebracht,<br />

aangegeven en de betekenis van de codering.<br />

De codering kan één van de twee hieronder<br />

aangegeven vormen hebben.<br />

Voorbeeld:<br />

225/45 ZR17 91W<br />

of:<br />

205/55 R16“<br />

225 = Nominale breedte (S,<br />

afstand in mm tussen<br />

de flanken).<br />

45 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage)<br />

(H/S).<br />

ZR = Radiaalband voor snelheden<br />

boven 240 km/h.<br />

17 = Diameter van de velg in inch<br />

(Ø).<br />

91 = Beladingsindex<br />

gen).(draagvermo-<br />

W = Maximale snelheid.<br />

Beladingsindex (draagvermogen)<br />

60 = 250 kg<br />

61 = 257 kg<br />

62 = 265 kg<br />

63 = 272 kg<br />

64 = 280 kg<br />

65 = 290 kg<br />

66 = 300 kg<br />

67 = 307 kg<br />

68 = 315 kg<br />

69 = 325 kg<br />

70 = 335 kg<br />

71 = 345 kg<br />

72 = 355 kg<br />

73 = 365 kg<br />

74 = 375 kg<br />

75 = 387 kg<br />

76 = 400 kg<br />

77 = 412 kg<br />

78 = 425 kg<br />

79 = 437 kg<br />

80 = 450 kg<br />

81 = 462 kg<br />

82 = 475 kg<br />

83 = 487 kg<br />

84 = 500 kg<br />

85 = 515 kg<br />

86 = 530 kg<br />

87 = 545 kg<br />

88 = 560 kg<br />

89 = 580 kg<br />

90 = 600 kg<br />

91 = 615 kg<br />

92 = 630 kg<br />

93 = 650 kg<br />

94 = 670 kg<br />

95 = 690 kg<br />

96 = 710 kg<br />

97 = 730 kg<br />

98 = 750 kg<br />

99 = 775 kg<br />

100 = 800 kg<br />

101 = 825 kg<br />

102 = 850 kg<br />

103 = 875 kg<br />

104 = 900 kg<br />

105 = 925 kg<br />

106 = 950 kg<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

269


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

270<br />

Maximale snelheid<br />

Q = max. 160 km/h.<br />

R = max. 170 km/h.<br />

S = max. 180 km/h.<br />

T = max. 190 km/h.<br />

U = max. 200 km/h.<br />

H = max. 210 km/h.<br />

V = max. 240 km/h.<br />

W = max. 270 km/h.<br />

Y = max. 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij<br />

winterbanden<br />

Q M + S = max. 160 km/h.<br />

T M + S = max. 190 km/h.<br />

H M + S = max. 210 km/h.<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg.<br />

Tubeless band.<br />

In bepaalde landen wordt een reservewiel<br />

met normale afmetingen geleverd.<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING OP DE VELGEN<br />

Hieronder fig.5 wordt de codering van<br />

de velgen, die op de velgen is aangebracht,<br />

aangegeven en de betekenis van<br />

de codering.<br />

fig. 5<br />

Bijvoorbeeld:<br />

7,5 J x 17 H2 ET 43<br />

A0B0395b<br />

7,5= breedte van de velg in inch (1)<br />

J = velgbedprofiel (velgdeel aan<br />

de zijkanten waarop de band<br />

steunt) (2)<br />

17 = montagediameter in inch<br />

(komt overeen met die van de<br />

band die gemonteerd moet<br />

worden) (3 = ø)<br />

H2 = vorm en aantal “humps”<br />

(vorm van de velgrand die de<br />

wang van de tubeless band op<br />

zijn plaats houdt)<br />

ET 43 =diepte van de velgbolling<br />

(afstand tussen het montagevlak<br />

van de velg op de<br />

naaf en het velghart)


WIELUITLIJNING<br />

– camber<br />

Voorwielen: – caster<br />

Achterwielen:<br />

– toespoor<br />

– camber<br />

– toespoor<br />

3.2 V6 24V - 3.2 V6 24V Selespeed<br />

– 0° 50´<br />

3° 15´<br />

–1,2 ± 0,5 mm (per wiel)<br />

– 1° 20´<br />

1,6 ± 0,5 mm (per wiel)<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

271


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

272<br />

PRESTATIES<br />

SEDAN<br />

-UITVOERINGEN<br />

Maximum snelheid<br />

Acceleratie van 0-100 km/h<br />

Kilometer met staande start<br />

SPORTWAGON<br />

-UITVOERINGEN<br />

Maximum snelheid<br />

Acceleratie van 0-100 km/h<br />

Kilometer met staande start<br />

3.2 V6 24V<br />

250 km/h<br />

6,3 s<br />

25,9 s<br />

3.2 V6 24V<br />

250 km/h<br />

6,3 s<br />

25,9 s<br />

3.2 V6 24V<br />

Selespeed<br />

250 km/h<br />

6,3 s<br />

25,9 s<br />

3.2 V6 24V<br />

Selespeed<br />

250 km/h<br />

6,3 s<br />

25,9 s


AFMETINGEN<br />

fig. 6 Sedan-uitvoeringen<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />

A0B0342b<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

273


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

274<br />

fig. 7 Sportwagon-uitvoeringen<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto<br />

A0B0341b


BAGAGERUIMTE - SEDAN-UITVOERINGEN<br />

Inhoud (dm 3 )<br />

GEWICHTEN - SEDAN-UITVOERINGEN<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires)<br />

Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />

Nuttig laadvermogen<br />

inclusief de bestuurder (**)<br />

3.2 V6 24V<br />

378<br />

3.2 V6 24V<br />

1410 kg<br />

1910 kg<br />

500 kg<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />

deze limieten niet worden overschreden.<br />

(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht<br />

daalt.<br />

378<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

1410 kg<br />

1910 kg<br />

500 kg<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

275


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

276<br />

BAGAGERUIMTE - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

Inhoud (dm 3 )<br />

Inhoud met<br />

neergeklapte<br />

rugleuning achter(dm 3 )<br />

GEWICHTEN - SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires)<br />

Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />

Nuttig laadvermogen<br />

inclusief de bestuurder (**)<br />

3.2 V6 24V<br />

360<br />

1180<br />

3.2 V6 24V<br />

1460 kg<br />

1955 kg<br />

495 kg<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />

deze limieten niet worden overschreden.<br />

(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht<br />

daalt.<br />

360<br />

1180<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

1460 kg<br />

1955 kg<br />

495 kg


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank: liter<br />

– incl. een reserve van liter<br />

Motorkoelsysteem<br />

liter<br />

Carter en oliefilter liter<br />

Handgeschakelde versnellingsbak/<br />

differentieel liter<br />

Elektrohydraulische actuator<br />

van Selespeed versnellingsbak liter<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter: liter<br />

– met koplampsproeiers liter<br />

3.2 V6 24V<br />

63<br />

7<br />

9,2<br />

5,9<br />

2<br />

–<br />

2,5<br />

5,3<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

63<br />

7<br />

9,2<br />

5,9<br />

2<br />

0,6<br />

2,5<br />

5,3<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije benzine<br />

met octaangetal van ten minste<br />

95 R.O.N<br />

Mengsel van 50% gedestilleerd water<br />

en PARAFLU 11<br />

FOR ALFA ROMEO<br />

SELENIA RACING<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA CAR CS SPEED<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL SC 35<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

277


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

278<br />

SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeer- Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto middelen en vloeistoffen<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren<br />

Synthetische motorolie SAE 10W-60 SELENIA RACING<br />

BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.<br />

A0B0019b


Gebruik<br />

Olie en vetten voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Vloeistof voor remsysteem<br />

Anti-vries voor radiateur<br />

Vloeistof voor<br />

ruitensproeiers voor/achter en<br />

koplampsproeiers<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Synthetische SAE 75W-80 EP olie.<br />

Voldoet aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV.<br />

Olie type “ATF DEXRON III“<br />

Olie type “ATF DEXRON II D LEV“, SAE 10W<br />

Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />

NLGI=2, bevat molybdeenbisulfide<br />

Synthetische remvloeistof NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925,<br />

SAE J1703 CUNA NC 956-01<br />

Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycol-monoethyleen voor<br />

koelsysteem, corrosiewerend CUNA NC 956-16<br />

Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-II<br />

Aanbevolen smeer -<br />

middelen en vloeistoffen<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA CAR<br />

CS SPEED<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA CAR TOP 4<br />

FOR ALFA ROMEO<br />

PARAFLU11<br />

FOR ALFA ROMEO<br />

TUTELA PROFES-<br />

SIONAL<br />

SC 35<br />

TOEPASSING<br />

MECHANISCHE VERSNEL-<br />

LINGSBAK EN DIFFEREN-<br />

TIEEL<br />

ELEKTROHYDR. ACTUATOR<br />

VOOR BEDIE NING SELESPEED<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

HYDRAULISCHE STUUR-<br />

BEKRACHTIGING<br />

HOMOKINETISCHE KOP-<br />

PELINGEN<br />

HYDR. REMSY STEEM EN<br />

KOPPELINGBEDIENING<br />

MOTORKOELSYSTEEM<br />

MENGVERHOUDING:<br />

50% TOT –35°C<br />

ONVERDUND OF MET<br />

WATER GEBRUIKEN<br />

RUITENWISSERS/-<br />

SPROEIERS<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

279


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

280<br />

BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen<br />

is opgenomen, is gemeten volgens een<br />

vastgestelde testmethode die in EU-normen<br />

is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

– een stadsrit : opgebouwd uit een<br />

koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />

normale testrit in stadsverkeer;<br />

– een rit buiten de stad : hierbij<br />

wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen<br />

en wordt een normaal gebruik<br />

van de auto buiten de stad gesimuleerd.<br />

De snelheid varieert tussen de 0 en 120<br />

km/h;<br />

– gecombineerd brandstofverbruik:<br />

hierbij telt de waarde van de<br />

stadsrit mee voor 37% en de waarde van<br />

de testrit buiten de stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />

bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />

atmosferische<br />

omstandigheden, rijstijl, algemene<br />

conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />

gebruik van de airconditioning,<br />

lading van de auto, imperiaal<br />

op het dak en de aanwezigheid<br />

van andere accessoires die de<br />

aërodynamica kunnen beïnvloeden,<br />

kunnen in de praktijk een<br />

brandstofverbruik opleveren, dat<br />

afwijkt van de resultaten die tijdens<br />

de hierboven beschreven<br />

tests zijn bereikt (zie<br />

“Kostenbesparing en beperking<br />

van uitstoot van schadelijke uitlaatgassen“<br />

in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto“).


BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (liter x 100 km)<br />

SEDAN-UITVOERINGEN<br />

Stadsverkeer<br />

Buitenweg<br />

Gecombineerd<br />

SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

Stadsverkeer<br />

Buitenweg<br />

Gecombineerd<br />

3.2 V6 24V<br />

18,1<br />

8,6<br />

12,1<br />

3.2 V6 24V<br />

18,4<br />

8,8<br />

12,3<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

18,1<br />

8,6<br />

12,1<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

18,4<br />

8,8<br />

12,3<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

281


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

282<br />

CO 2 -EMISSIE<br />

De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in de onderstaande tabellen<br />

weergegeven.<br />

CO 2 -EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (g/km)<br />

SEDAN-UITVOERINGEN<br />

Waarde (g/km)<br />

SPORTWAGON-UITVOERINGEN<br />

Waarde (g/km)<br />

3.2 V6 24V<br />

287<br />

3.2 V6 24V<br />

293<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

287<br />

3.2 V6 24V Selespeed<br />

293


RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Internationale<br />

landencode<br />

A<br />

B<br />

CH<br />

CRO<br />

CY<br />

D<br />

DK<br />

E<br />

F<br />

FIN<br />

GB<br />

GBZ<br />

GR<br />

H<br />

I<br />

Land<br />

Oostenrijk<br />

België<br />

Zwitserland<br />

Kroatië<br />

Cyprus<br />

Duitsland<br />

Denemarken<br />

Spanje<br />

Frankrijk<br />

Finland<br />

Groot-Brittannië<br />

Gibraltar<br />

Griekenland<br />

Hongarije<br />

Italië<br />

Toelatingscode<br />

G131649J CEPT LPD-A<br />

RTT/D/X1491<br />

BAKOM 97.0516.K.P<br />

LPD-041/97<br />

MCW 129/95 5/1997<br />

G131649J CEPT LPD-D<br />

ARL 9741/Telestyrelsen<br />

E D.G./Tel. 07 97 0647<br />

970235PPLO<br />

FI 97080075<br />

12793<br />

12000/120AG<br />

EK550<br />

HB-23879/97<br />

CEPT-LPD I DGPGF/4/2/03/338862/<br />

FO/0002926/29/10/97<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

283


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

284<br />

Internationale Land Toelatingscode<br />

landencode<br />

IRL<br />

IS<br />

L<br />

N<br />

NL<br />

P<br />

S<br />

SLO<br />

Ierland<br />

IJsland<br />

Luxemburg<br />

Noorwegen<br />

Nederland<br />

Portugal<br />

Zweden<br />

Slovenië<br />

TRA 24/5/60/31<br />

IS-2623-00<br />

L2822/10263-01H<br />

N097000419-R<br />

G131649J CEPT LPD-NL<br />

ICP-044TC-97<br />

UE 970090<br />

N832/00


Aansteker ................................. 138<br />

ABD-systeem .............................. 155<br />

ABS .......................................... 152<br />

Accu .......................................... 228<br />

- acculading controleren ............... 230<br />

- opladen .......................... 210-230<br />

- praktische tips om de levensduur te<br />

verlengen ................................ 231<br />

- starten met een hulpaccu ........... 210<br />

- vervangen ............................... 231<br />

Accu opladen .............................. 230<br />

Achterruitsproeier ........................ 244<br />

- ruitensproeier ........................... 245<br />

- wisserblad vervangen ................ 244<br />

Achterruitverwarming ..........<br />

Achterruitwisser<br />

23-118<br />

- inschakelen ............................. 244<br />

- wisserblad vervangen ................<br />

Achteruitrijlichten<br />

244<br />

- gloeilamp vervangen ................. 195<br />

Afmetingen ........................<br />

Afstandsbediening<br />

273-274<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

- batterij vervangen .................... 8<br />

- diefstalalarm ............................ 9<br />

- extra afstandsbedieningen ......... 10<br />

- ministeriële goedkeuring ... 14-283<br />

- ont-/vergrendelen portieren .......<br />

Airbags voor en zij-airbags<br />

6<br />

- airbag voor passagierszijde ........ 40<br />

- airbags voor ............................ 39<br />

- zij-airbags (sidebags - headbags) 41<br />

- algemene richtlijnen ..................<br />

- uitschakelen airbag<br />

43<br />

voor passagierszijde ..................<br />

Airconditioning, automatisch met<br />

41<br />

gescheiden regeling .................. 99<br />

Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong> Sportwagon ............ 240<br />

Alfa Romeo CODE ........................<br />

Anti-blokkeersysteem (ABS)<br />

4<br />

- werking en voorzorgsmaatregelen 152<br />

Asbak<br />

- voor ....................................... 138<br />

- achter ..................................... 139<br />

ASR .......................................... 154<br />

Auto langere tijd stallen ............... 171<br />

- weer in gebruik nemen .............<br />

Auto reinigen<br />

172<br />

- buitenzijde ...................... 236-237<br />

- interieur .................................. 239<br />

- motorruimte ............................ 238<br />

- ruiten ...................................... 238<br />

Autoradio ........................... <strong>156</strong>-255<br />

Bagage vervoeren<br />

- bagage vastzetten ....................<br />

- voorzorgsmaatregelen<br />

146<br />

bij het transport van bagage ....... 147<br />

Bagagenetten ....................<br />

Bagageruimte<br />

249-250<br />

- bagage vastzetten .................... 146<br />

- gedeeltelijke vergroting ..... 252-253<br />

- inhoud ............................ 275-276<br />

- kofferdeksel sluiten ................... 146<br />

- maximale vergroting .................<br />

- openen<br />

253<br />

met afstandsbediening ...... 6-145<br />

- openen van binnenuit ................<br />

- scheidingsnet in bagageruimte<br />

145<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

285


ALFABETISCH REGISTER<br />

286<br />

(boven)......................................<br />

- scheidingsnet in bagageruimte<br />

251<br />

(onder) ...................................... 252<br />

- verlichting ...............................<br />

- voorzorgsmaatregelen<br />

146<br />

bij het transport van bagage .......<br />

Bagageruimteverlichting<br />

147<br />

- gloeilamp vervangen ................. 201<br />

- instapverlichting ........................<br />

Banden<br />

137<br />

- bandenspanning .............. 233-268<br />

- bandentypes en velgen ............. 267<br />

- sneeuwkettingen ...................... 170<br />

- verklaring van de codering ......... 269<br />

- verwisselen ........... 175-176-177-256<br />

- winterbanden............................ 170<br />

Bandenspanning .........................<br />

Batterij van sleutel<br />

268<br />

met afstandsbediening vervangen 8<br />

Bedieningsknoppen ..................... 120<br />

Benzinedamp-opvangsysteem ........ 159<br />

Bescherming van het milieu .......... 158<br />

Bij een ongeval ........................... 214<br />

- als er gewonden zijn ................. 214<br />

Binnenspiegel (verstellen) ............ 22<br />

Bougies .....................................<br />

Brandstofmeter met waarschuwings-<br />

266<br />

lampje van de reserve................ 55<br />

Brandstofmeter............................ 55<br />

Brandstofnoodschakelaar .............. 121<br />

Brandstofreserve ......................... 277<br />

Brandstoftank (inhoud) ................ 277<br />

Brandstofverbruik ........................ 280<br />

Buitenspiegels (verstellen)....<br />

Buitenverlichting<br />

22-23<br />

- gloeilamp vervangen achter ....... 196<br />

- gloeilamp vervangen voor .. 191-193<br />

- inschakelen ............................. 45<br />

Carrosserie (reinigen) .......... 236-237<br />

- carrosserie-uitvoeringen .............. 263<br />

Carrosseriegarantie ...................... 237<br />

Carrosserie-uitvoering ................... 261<br />

Centrale portiervergrendeling ......... 17<br />

CO2-emissie via de uitlaat ............. 282<br />

CODE-card .................................. 5<br />

Controle- en waarschuwingslampjes 83<br />

Correct gebruik van de auto ..........<br />

Cruise-control (elektronische<br />

160<br />

snelheidsregelaar) .................... 50<br />

Dashboardkastje .......................<br />

Derde remlicht<br />

135<br />

- gloeilamp vervangen ................. 197<br />

Diefstalalarm .............................. 9<br />

- inschakelen ............................. 10<br />

- ministeriële goedkeuring ............ 14<br />

- systeem buiten gebruik stellen ... 13<br />

- uitschakelen ............................ 11<br />

- volumetrische beveiliging ...........<br />

Dimlicht (verlichting)<br />

13<br />

- gloeilamp vervangen ........ 189-192<br />

- inschakelen ............................. 45<br />

Display Infocenter ....................... 57<br />

Documentvakken in portier ........... 140<br />

Dop van brandstoftank.................. 157<br />

Drukknoppen .............................. 59<br />

EBD ......................................... 91<br />

Economisch en milieubewust rijden . 168<br />

Elektrische ruitbediening ............... 23<br />

- achter ..................................... 24<br />

- voor ....................................... 23<br />

Elektronisch diefstalalarm ............. 8<br />

Elektronische regeleenheden ......... 232


Emissiereductiesystemen .............. 168<br />

EOBD-systeem ............................. <strong>156</strong><br />

Fix&Go<br />

(snelle bandenreparatieset) ........ 180<br />

Gewichten................................. 276<br />

Gloeilamp vervangen.................... 185<br />

- algemene aanwijzingen.............. 186<br />

- lamptypen ...................... 186-187<br />

Gordelspanners ...........................<br />

Grootlicht (verlichting)<br />

38<br />

- gloeilamp vervangen ........ 190-194<br />

- inschakelen ............................. 45<br />

Grootlichtsignaal ......................... 46<br />

Handgeschakelde versnellingsbak<br />

- pook ...................................... 124<br />

Handgrepen........................ 136-255<br />

Handremhefboom ....................... 123<br />

Hendels aan het stuur .................. 45<br />

Hoofdsteunen.............................. 21<br />

Identificatiegegevens ................... 261<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon<br />

- mobiele telefoon ...................... 141<br />

- zendapparatuur ........................ 141<br />

Inspuiting ................................... 265<br />

Instrumenten .............................. 54<br />

- lichtsterkteregeling ................... 121<br />

Instrumentenpaneel ..................... 53<br />

Intelligente wis-/wasregeling ........ 48<br />

Interieur (reinigen) ...................... 239<br />

Interieuruitrusting ...............<br />

Interieurverlichting<br />

135-255<br />

- bagageruimteverlichting ............ 146<br />

- dashboardkastje- verlichting .......<br />

- instrumentenpaneelverlichting<br />

135<br />

(lichtsterkte) ........................... 121<br />

- verlichting display infocenter ....... 56<br />

Isofix (kinderzitje) ....................... 35<br />

Jaarlijks inspectieschema ............ 219<br />

Koplampen................................ 149<br />

- gasontladingslampen ................. 150<br />

- koplampen afstellen ................. 149<br />

- koplampverstelling .................... 149<br />

- mistlampen voor afstellen........... 150<br />

Katalysator .................................<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

159<br />

- gloeilamp vervangen ................. 197<br />

Kilometerteller ............................. 54<br />

Kinderen veilig vervoeren ............. 31<br />

Kinderveiligheidsslot .................... 17<br />

Kinderzitje Isofix ..........................<br />

Kinderzitjes (geschiktheid voor het<br />

35<br />

vervoer) .................................. 34<br />

Klimaatregeling ........................... 97<br />

Klokje ........................................<br />

Koelvloeistof<br />

54<br />

- niveau controleren en bijvullen ... 224<br />

- temperatuurmeter en lampje ...... 55<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter ...... 55<br />

Kofferdeksel ...............................<br />

- openen<br />

144<br />

met afstandsbediening ...... 6-145<br />

- openen van binnenuit ................ 145<br />

- openen van buitenaf .................<br />

Koplampen<br />

6<br />

- koplampverstelling..................... 149<br />

- koplampen afstellen .................. 149<br />

Koplampsproeiers ...............<br />

Koppeling<br />

- vloeistofniveau controleren<br />

49-236<br />

en bijvullen .............................. 225<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

287


ALFABETISCH REGISTER<br />

288<br />

Kostenbesparing en beperking van<br />

uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen ........................... 166<br />

Krik<br />

- algemene aanwijzingen.............. 177<br />

- gebruik ................... 177-178-179<br />

Lak (onderhoud) .......................<br />

- plaatje met informatie<br />

237<br />

over de lakkleur ....................... 262<br />

Lambdasondes ............................<br />

Lichtsterkteregeling<br />

159<br />

instrumentenpaneel ..................<br />

Luchtfilter<br />

121<br />

- vervangen ............................... 227<br />

Luchtrecirculatie .......................... 114<br />

Luchtroosters ...................... 98-99<br />

Milieu (bescherming) ................<br />

Mistachterlichten<br />

158<br />

- inschakelen ............................. 121<br />

- gloeilamp vervangen .................<br />

Mistlampen voor<br />

195<br />

- gloeilamp vervangen ................. 192<br />

- inschakelen .............................<br />

Motor<br />

120<br />

- chassisnummer ........................ 261<br />

- identificatiecodes ...................... 263<br />

- motorkap openen ..................... 147<br />

- opwarmen................................ 161<br />

- technische gegevens ................. 264<br />

- uitzetten ................................. 161<br />

Motor starten .............................. 160<br />

Motor uitzetten ........................... 161<br />

Motorcodes ................................ 263<br />

Motorkap ...................................<br />

Motorkoelsysteem<br />

147<br />

- koelvloeistoftemperatuurmeter ...<br />

- vloeistofniveau controleren<br />

55<br />

en bijvullen .............................. 224<br />

Motorkoelvloeistoftemperatuur ......<br />

Motorolie<br />

55<br />

- peil controleren en bijvullen ........ 222<br />

- verbruik .................................. 222<br />

Motorolieverbruik ........................<br />

Motorruimte<br />

222<br />

- motorkap ................................ 147<br />

- uitspuiten................................. 238<br />

Niveaus controleren ................... 221<br />

- luchtfilter controleren<br />

en vervangen .................. 227-228<br />

- motorkoelvloeistof .................... 224<br />

- motorolie ................................ 222<br />

- olie elektrohydr. actuator<br />

versnellingsbak Selespeed ......... 223<br />

- olie van de stuurbekrachtiging .... 224<br />

- remvloeistof/vloeistofniveau<br />

hydraulische koppelingbediening.. 225<br />

- vloeistof ruiten-/koplampsproeiers 226<br />

Noodgevallen ............................. 173<br />

Noodstart .......................... 162-173<br />

- motor opwarmen ...................... 161<br />

- motor uitzetten ........................ 161<br />

- rollend .................................... 175<br />

- start-/contactslot....................... 15<br />

- starten met een hulpaccu ........... 174<br />

- starten..................................... 160<br />

Nuttige accessoires....................... 172


Olie van de hydr. stuurbekrachtiging<br />

- niveau controleren en bijvullen ... 224<br />

Olie voor Selespeed versnellingsbak<br />

- peil controleren ........................<br />

Onderhoud<br />

223<br />

- aanvullende werkzaamheden...... 219<br />

- geprogrammeerd onderhoud ...... 216<br />

- jaarlijks inspectieschema ............ 219<br />

- onderhoudsschema ................... 217<br />

Onderhoud van de auto ................ 216<br />

Onderhoudsschema .....................<br />

Ontwasemen-ontdooien<br />

217<br />

- achterruit ................................ 23<br />

- buitenspiegels .......................... 23<br />

- voorruit en zijruiten voor............. 117<br />

- achterruit- en spiegelverwarming . 118<br />

- voorruit en zijruiten voor............. 117<br />

Opbergvakken .............................<br />

Opendak<br />

139<br />

- achterzijde omhoog kantelen ..... 143<br />

- bediening in noodgevallen ......... 144<br />

- openen-sluiten .........................<br />

Opkrikken van de auto<br />

143<br />

- met de garagekrik .................... 213<br />

- met de hefbrug ........................ 213<br />

- met de krik ............................. 212<br />

Plafondverlichting achter ..... 137-138<br />

- gloeilamp vervangen ........ 199-200<br />

Plafondverlichting voor.................. 136<br />

- gloeilamp vervangen ................. 198<br />

Pollenfilter met actieve koolstof .....<br />

Portieren<br />

228<br />

- centraal vergrendelen ................<br />

- ont-/vergrendelen met<br />

17<br />

afstandsbediening ..................... 6<br />

- van binnenuit openen/sluiten .... 17<br />

- ver-/ontgrendelen van buitenaf .. 16<br />

Prestaties.................................... 272<br />

Radiozendapparatuur<br />

en mobiele telefoon .................. 141<br />

Regensensor ...............................<br />

Reinigen en onderhoud<br />

48<br />

- carrosserie ...................... 236-237<br />

- interieur .................................. 239<br />

- kunststof interieurdelen .............. 239<br />

- met leer beklede stoelen ........... 239<br />

- motorruimte ............................ 238<br />

- ruiten ..................................... 238<br />

- stoffen bekleding ...................... 239<br />

Remlichten (gloeilamp vervangen) . 196<br />

Remmen<br />

- handrem ................................. 123<br />

- technische gegevens ................. 266<br />

- vloeistofniveau<br />

controleren en bijvullen ............. 225<br />

Remvloeistof/vloeistof hydr. koppeling<br />

- niveau controleren en bijvullen ... 225<br />

Richtingaanwijzers<br />

- gloeilamp vervangen achter ....... 196<br />

- gloeilamp vervangen<br />

op voorspatbord ........................ 194<br />

- gloeilamp vervangen voor........... 191<br />

- inschakelen ............................. 46<br />

Rolhoes voor afdekken bagageruimte250<br />

Rubber slangen ........................... 234<br />

Ruiten (reinigen) ........................ 238<br />

Ruitensproeiers voor/achter en<br />

koplampsproeiers ..................... 236<br />

Ruitenwissers<br />

- inschakelen ............................. 47<br />

- intelligente wis-/wasregeling ..... 48<br />

- ruitensproeiers ......................... 236<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

289


ALFABETISCH REGISTER<br />

290<br />

- vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen .............................. 226<br />

- wisserblad vervangen ................ 235<br />

Selespeed (versnellingsbak) ........ 125<br />

Skiluik........................................ 21<br />

Slepen van de auto ..................... 211<br />

Sleutels ...................................... 4<br />

- batterij afstandsbediening vervangen 8<br />

Smeermiddelen en vloeistoffen ..... 278<br />

Sneeuwkettingen ........................ 170<br />

Snelheidsmeter ........................... 54<br />

Spiegelverlichting zonneklep.......... 137<br />

Start-/contactslot ........................ 15<br />

Startblokkering Alfa CODE ............ 4<br />

Starten met een hulpaccu ............. 174<br />

Stekkerdoos................................<br />

Stuurbekrachtiging<br />

- vloeistofniveau<br />

249<br />

controleren en bijvullen .............<br />

Stuurinrichting<br />

224<br />

- hendel voor stuurverstelling ........ 22<br />

- technische gegevens ................. 266<br />

Stuurslot .................................... 16<br />

Stuurwielverstelling ..................... 22<br />

Symbolen ................................... 3-4<br />

Tanken met de<br />

Alfa <strong>156</strong> <strong>GTA</strong>.................... 157-255<br />

Tankklepje ................................. 157<br />

- openen in noodgevallen ..... 158-255<br />

Technische gegevens ................... 261<br />

Toerenteller ................................. 55<br />

Transmissie ................................. 265<br />

Trekken van aanhangers ............... 169<br />

Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

van de auto ............................. 262<br />

Verbandtrommel ....................... 215<br />

Veilig rijden ................................<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene opmerkingen over het<br />

162<br />

gebruik ...................................<br />

- gebruik van de<br />

28<br />

veiligheidsgordels achter............. 27<br />

- gordelspanners ......................... 38<br />

- heupgordel middenachter ..........<br />

- hoogteverstelling<br />

28<br />

veiligheidsgordels voor ...... 26-243<br />

- kinderen veilig vervoeren ........... 31<br />

- onderhoud................................ 30<br />

- voor en zijzitplaatsen achter ....... 25<br />

Velgen ....................................... 269<br />

- verklaring van de<br />

codering op de velgen................ 270<br />

Ventilatie<br />

- airconditioning, automatisch<br />

met gescheiden regeling ............ 99<br />

Verlichting dashboardkastje<br />

- gloeilamp vervangen ................. 200<br />

Versnellingspook ......................... 124<br />

Verwarming voorstoelen ............... 20<br />

Verwarming<br />

- airconditioning, automatisch met<br />

gescheiden regeling .................. 99<br />

Vloeistof ruiten-/koplampsproeiers<br />

- niveau controleren en bijvullen ... 226<br />

Vloeistoffen (specificaties) ............ 278<br />

Volumetrische beveiliging ............. 13<br />

Vullingstabel................................ 277<br />

Waarschuwingsknipperlichten ..... 120<br />

Wegwijs in uw auto ..................... 4<br />

Wiel verwisselen .........................<br />

- algemene<br />

177<br />

aanwijzingen ...........<br />

Wielen<br />

175-176-177


- banden en velgen ..................... 267<br />

- bandenspanning ....................... 268<br />

- belangrijke aanwijzingen ........... 233<br />

- sneeuwkettingen ...................... 170<br />

- uitlijning .................................. 271<br />

- verklaring van bandencodering ... 269<br />

- vervangen ............................... 177<br />

Wieluitlijning ..............................<br />

Winter .......................................<br />

271<br />

- sneeuwkettingen ...................... 170<br />

- winterbanden ..................<br />

Wisserbladen<br />

170-267<br />

- vervangen ............................... 235<br />

Zekeringen<br />

- algemeen ................................ 202<br />

- zekeringen in de motorruimte ..... 205<br />

- zekeringen in de zekeringenkast op de<br />

accupool ................................. 203<br />

- zekeringen in de zekeringenkast op het<br />

dashboard ................................ 203<br />

- zekeringen in het dashboardkastje 204<br />

- zekeringentabel ....................... 206<br />

Zitplaatsen achter<br />

- centrale armsteun ..................... 20<br />

- hoofdsteun .............................. 21<br />

- skiluik......................................<br />

Zitplaatsen voor<br />

21<br />

- afstellen................................... 19<br />

- documentvakken achter ............ 20<br />

- elektrische verwarming ............. 20<br />

Zonnekleppen ............................. 140<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

291


292<br />

NOTITIES


293


294


MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA<br />

De motor van uw auto is door de fabriek<br />

afgeleverd met Selenia-olie.<br />

Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeodealernet<br />

kunt u Selenia 20K-motorolie<br />

verkrijgen die speciaal is afgestemd op<br />

de eisen van uw motor.<br />

35.000 deskundigen in heel Europa<br />

adviseren Selenia voor een maximale<br />

bescherming en een perfecte werking<br />

van uw motor.<br />

Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.<br />

UW MONTEUR ADVISEERT SELENIA


WAAROM SELENIA?<br />

De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia<br />

20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart.<br />

Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan<br />

de zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische<br />

eigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De olie<br />

garandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motor<br />

onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk aspect daarbij is<br />

dat de olie is afgestemd op een gebruiksduur van maximaal 20.000 km<br />

(vandaar de naam 20K).<br />

Alfa Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzinemotoren,<br />

met of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:<br />

– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%;<br />

– een vlotte koude start tot buitentemperaturen van ca. -25 0 C;.<br />

– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en<br />

mechanische belastingen;<br />

– een optimale werking van de katalysator.<br />

Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken<br />

sportieve omstandigheden worden gebruikt, adviseren wij olie van het type<br />

SELENIA Racing te gebruiken.


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOF TANKEN<br />

K<br />

MOTOR STARTEN<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

Motoren met mechanische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook<br />

in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens<br />

de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

Motoren met Selespeed-versnellingsbak: trap het rempedaal volledig in; draai vervolgens de start-/<br />

contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat; de versnellingsbak staat automatisch<br />

in de vrij-stand (op het display wordt N aangegeven).<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven<br />

brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.).<br />

<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />

invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />

U


ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />

kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties<br />

aanraden die de accu niet uitputten.<br />

CODE-CARD<br />

Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de<br />

CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />

auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />

laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEK…<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />

van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het<br />

milieu) en â (conditie van de auto).


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />

BRANDSTOFTANK (liter)<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

S E R V I C E<br />

3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />

Bandenmaat 225/45 ZR17” 91Y 225/45 ZR17” 91Y<br />

205/55 R16” 91W 205/55 R16” 91W<br />

– geringe belading (2 personen) Voor 2,2 Voor 2,2<br />

Achter 2,2 Achter 2,2<br />

– volbeladen Voor 2,5 Voor 2,5<br />

Achter 2,5 Achter 2,5<br />

Reservewiel 4,2 4,2<br />

Als langdurig met zeer hoge snelheden wordt gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar worden verhoogd.<br />

3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />

Periodieke olieverversing<br />

(en filter vervangen) 5,90 5,90<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed<br />

Inhoud brandstoftank 63 63<br />

Reserve 7 7<br />

Copyright by <strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />

Druknummer 604.31.065NL - 1 e editie - 01/2002<br />

Gedrukt door Drukkerij Hoogcarspel B.V. Beemster<br />

Alle rechten zijn voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, alleen met schriftelijke toestemming<br />

van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />

Eindredactie Satiz - Turijn


SERVICE Nr. NL. 60431065 - 1 e ED. NL

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!