02.05.2013 Views

Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020

Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020

Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

StructuurviSie<br />

tilburg<br />

ZuidweSt<br />

<strong>2020</strong><br />

Plan Mer


Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

projectnr. 195411<br />

definitief<br />

19 januari 2011<br />

Opdrachtgever<br />

Gemeente Tilburg<br />

Dienst Beleidsontwikkeling<br />

Postbus 717<br />

5000 AS Tilburg<br />

datum vrijgave beschrijving versie goedkeuring vrijgave<br />

19 januari 2011 definitief drs. B. van Dijck ir. H.A.M. van de Wetering


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Samenvatting 4<br />

1<br />

Inhoud Blz.<br />

1 Inleiding 16<br />

1.1 Aanleiding en voorgeschiedenis 16<br />

1.2 M.e.r-procedure 18<br />

1.3 Veranderde uitgangspunten ten opzichte van Notitie Reikwijdte en Detailniveau 21<br />

1.4 Leeswijzer 22<br />

2 Doel 24<br />

2.1 <strong>Structuurvisie</strong> 24<br />

2.2 Plan-MER 24<br />

3 Beleids- en besluitvormingskader 26<br />

3.1 Inleiding 26<br />

3.2 Rijksbeleid 26<br />

3.3 Provinciaal beleidskader 26<br />

3.4 Gemeentelijk beleid 33<br />

3.5 Te nemen besluiten 35<br />

4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling 36<br />

4.1 Plangebied en referentiekader 36<br />

4.2 Autonome ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen 37<br />

4.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie 41<br />

4.4 Bodem, water en natuur 54<br />

4.5 Verkeer, vervoer en infrastructuur 71<br />

4.6 Milieu, klimaat en duurzaamheid 82<br />

4.7 Wonen, werken, landbouw, recreatie en sport 110<br />

5 Voorgenomen activiteit 118<br />

5.1 Inleiding 118<br />

5.2 Wijkevoort 121<br />

5.3 De Groene Kamer 127<br />

5.4 Sport en recreatie 130<br />

5.5 Ecologische verbindingszones (EVZ's) 133<br />

5.6 Groenblauw Casco 136<br />

6 Milieueffecten 142<br />

6.1 Inleiding 142<br />

6.2 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 144<br />

6.3 Milieu 163<br />

6.4 Landschap, cultuurhistorie, archeologie 189<br />

6.5 Natuur, Bodem, Water 193<br />

6.6 Ruimtegebruik 201<br />

6.7 Effecten van het Groenblauw Casco 204<br />

7 Conclusies 208<br />

7.1 Inleiding 208<br />

7.2 Resumé conclusies 208<br />

7.3 Afweging van keuzes, aandachtspunten voor vervolg 217


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

7.4 Toets aan Richtlijnen 222<br />

8 Leemten in kennis en evaluatie 228<br />

8.1 Leemten in kennis 228<br />

8.2 Aanzet tot evaluatieprogramma 228<br />

2<br />

Referenties<br />

Afkortingen en begrippen<br />

<strong>Bijlage</strong>rapport<br />

• Verkeersonderzoek<br />

• Akoestisch onderzoek<br />

• Luchtkwaliteitsonderzoek


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

3


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4<br />

Samenvatting<br />

Voor u ligt het plan-MER behorende bij de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>.<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> is kaderstellend voor een aantal ontwikkelingen:<br />

• Bedrijventerrein Wijkevoort: 60 tot 110 ha bruto bedrijventerrein,<br />

milieucategorie 3 en 4, met mogelijk luchtvaartgerelateerde bedrijvigheid;<br />

• De Groene Kamer: 30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />

bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />

detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />

ontspanning en recreatie;<br />

• (mogelijke) uitbreiding/verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie;<br />

uitbreiding hockeycomplex, golfbaan, verplaatsing voetbalvelden;<br />

• (mogelijke) verplaatsing Dierenpark de Oliemeulen;<br />

• realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha.<br />

Voor het overige gebied (de bosgebieden en het agrarisch middengebied) is de<br />

<strong>Structuurvisie</strong> vooral consoliderend. In deze gebieden zijn geen grote nieuwe<br />

ontwikkelingen voorzien en wordt ingezet op het behoud en verbetering van de reeds<br />

aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en de<br />

verbinding van deze natuurgebieden met natuurgebieden buiten het plangebied (o.a.<br />

Riels Laag/Regte Heide en boswachterij Dorst).<br />

In dit MER zijn twee scenario's (een hoog- en een laag scenario) geschetst welke<br />

beoordeeld zijn op verschillende milieueffecten.<br />

Plangebied lage scenariot (bron: gemeente Tilburg)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

5<br />

Plangebied hoge scenario (bron: gemeente Tilburg)<br />

Binnen het hoge scenario is uitgegaan van een groot bedrijventerrein Wijkevoort (110<br />

ha bruto) met zwaardere industrie en een arbeidsextensief karakter, een landgoed met<br />

retailfunctie (2 miljoen bezoekers per jaar) en een programma sport en recreatie,<br />

waarin uitbreiding van hockeyvelden en golfbaan zijn opgenomen en een verplaatsing<br />

van voetbalvelden en de Oliemeulen naar <strong>Zuidwest</strong>.<br />

In het lage scenario is uitgegaan van een klein bedrijventerrein (60 ha bruto) met<br />

minder zware industrie en een arbeidsintensiever karakter en een landgoed met<br />

retailfunctie (1,2 miljoen bezoekers per jaar).<br />

Naast bovengenoemde onderdelen maakt ook de realisatie van de ecologische<br />

verbindingszones onderdeel uit van de effectbeoordeling voor beide scenario's.<br />

Bij de effectbeoordeling is onderscheid gemaakt tussen effecten binnen het<br />

plangebied en effecten op de omliggende omgeving (studiegebied). Kwetsbare<br />

gebieden binnen het plangebied zijn onder meer verschillende EHS-gebieden. Buiten<br />

het plangebied, maar binnen het studiegebied liggen een aantal<br />

woningbouwconcentraties. In figuur 1.1 is een kaart opgenomen met daarop de in dit<br />

rapport genoemde plaatsaanduidingen.<br />

Naast de twee hierboven beschreven scenario's zijn ook twee varianten van een<br />

Groenblauw Casco uitgewerkt. Het Groenblauw Casco is in het leven geroepen om de<br />

potenties van natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie in beeld te brengen.<br />

De effectbeoordeling heeft plaatsgevonden op de onderdelen:<br />

• verkeer;<br />

• geluid;<br />

• luchtkwaliteit;<br />

• externe veiligheid;


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6<br />

• klimaat en duurzaamheid;<br />

• landschap, cultuurhistorie en archeologie;<br />

• natuur;<br />

• water;<br />

• bodem;<br />

• wonen, werken, landbouw en recreatie.<br />

Onderstaand zijn de belangrijkste effecten per onderdeel beschreven.<br />

Verkeer<br />

Auto- en vrachtverkeer<br />

Ontwikkeling van de diverse voorgenomen onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />

leidt ten opzichte van de referentiesituatie tot een toename van verkeer van en naar<br />

het plangebied, variërend van ca. 17,5 duizend (in het lage scenario ) tot ca. 20<br />

duizend motorvoertuigen per etmaal (in het hoge scenario). Het aantal<br />

vrachtbewegingen bedraagt respectievelijk ca. 2,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca.<br />

15%) en 3,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca. 17,5 %). Om deze adequaat af te<br />

kunnen wikkelen zijn aanpassingen in het wegennet voorzien, waarvan de<br />

aansluitingen van Wijkevoort op de Noordwesttangent, de aansluiting van de<br />

Bleukweg op de Bredaseweg en het afsluiten van de Hultsenseweg voor (doorgaand)<br />

gemotoriseerd verkeer de belangrijkste zijn. De aanpassing van de wegenstructuur<br />

zorgt er enerzijds voor dat het extra verkeer van en naar <strong>Zuidwest</strong> goed verloopt,<br />

anderzijds verbetert het ook de bestaande verkeersstructuur doordat sluipverkeer<br />

wordt tegengegaan. Door de aanvullende verkeersmaatregelen, de aanwezigheid van<br />

ontsluitende wegen rond het plangebied en de relatief gunstige ligging van de<br />

voorgenomen ontwikkelingen ten opzichte van deze ontsluitende wegen, blijft het<br />

effect van het extra verkeer op het wegennet relatief beperkt en leidt het naar<br />

verwachting niet tot verkeersproblemen. Op de Noordwesttangent neemt het verkeer<br />

met 5 tot 15% toe ten opzichte van de referentiesituatie (2007), met name als gevolg<br />

van de realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort. Op de A58 bedraagt de toename<br />

maximaal 2%. Op de Bredaseweg is de toename maximaal 11%. Hierbij moet wel de<br />

kanttekening gemaakt worden dat de huidige situatie al druk is, maar dat autonoom<br />

en in een apart plan- en besluitvormingstraject onderzocht wordt of en hoe de<br />

Bredaseweg opgewaardeerd moet worden.<br />

Op de wegen in het plangebied neemt de verkeersdruk niet of nauwelijks toe.<br />

Hetzelfde geldt voor de wegen richting Gilze en De Reeshof. Analyse van avond- en<br />

ochtendspitsintensiteiten, de maatgevende intensiteiten op een dag, leiden niet tot<br />

andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.<br />

Analyse van piekintensiteiten voor de recreatieve en sportvoorzieningen die<br />

aansluiten op de Bredaseweg laat zien dat in het lage scenario de piek op zaterdag<br />

vergelijkbaar is met de piek op een werkdag (wel bestaand uit ander verkeer:<br />

recreatie/sport vs. woon-werk). In het hoge scenario is de weekendpiek groter dan de<br />

werkdagpiek. Dit doordat het hoge scenario aanzienlijk meer recreatie en<br />

sportvoorzieningen voorziet dan het lage scenario. Op de Bredaseweg kan een<br />

weekendpiek in het hoge scenario leiden tot een verminderde afwikkeling op de<br />

Bredaseweg.<br />

Parkeren<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot extra parkeerdruk en/of parkeerproblemen in<br />

en rond het plangebied. Dit omdat uitgangspunt voor ontwikkeling is dat bij de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

7<br />

voorziening zelf voldoende parkeerruimte wordt gecreëerd (voor de recreatie en<br />

sportvoorzieningen ook om pieken in bezoek op te kunnen vangen). Aandachtspunt<br />

hierbij is wel dat <strong>Zuidwest</strong> relatief ongunstig ligt ten opzichte van fiets- en<br />

openbaarvervoerverbindingen en er dus van uitgegaan moet worden dat een relatief<br />

groot deel van de werknemers en bezoekers per auto komt.<br />

Langzaam verkeer<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn in geringe mate aanvullende fiets- en wandelpaden voorzien in<br />

<strong>Zuidwest</strong>. De bereikbaarheid van Wijkevoort en de sport en toeristische voorzieningen<br />

verbetert daarmee voor langzaam verkeer niet, maar verslechtert ook niet. Recreatief<br />

gezien wordt met name het tussengebied tussen Groene Kamer en Wijkevoort<br />

aantrekkelijker voor fietsers en wandelaars, door de afname van sluipverkeer.<br />

Afwaarderen van de Hultenseweg biedt de mogelijkheid hiervan een recreatieve<br />

fietsroute te maken. De geschiktheid voor recreatie van <strong>Zuidwest</strong> als geheel, door<br />

toevoeging van nieuwe functies, neemt echter af.<br />

Openbaar vervoer<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn geen aanvullende openbare vervoermogelijkheden voorzien.<br />

Het gebied is en blijft daardoor relatief slecht bereikbaar per openbaar vervoer.<br />

Verkeersveiligheid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen wezenlijk negatief effect op<br />

de verkeersveiligheid in en rond het gebied. De ontwikkelingen brengen veel nieuwe<br />

mensen in en naar het gebied, maar de kwaliteit van de ontsluitende wegen is<br />

voldoende. Aandachtspunt voor verdere uitwerking is wel de aansluiting van de<br />

Bleukweg op de Bredaseweg. Deze moet zodanig worden vormgegeven dat ook bij<br />

piekmomenten de veiligheid gegarandeerd kan blijven.<br />

Geluid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot nieuwe geluidproductie in het gebied en daarmee<br />

tot een toename in geluidbelasting. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen<br />

de diverse geluidbronnen: industrielawaai door Wijkevoort, verkeerslawaai, en lawaai<br />

als gevolg van de activiteiten bij de sport- en recreatievoorzieningen. Aan de<br />

geluidontvangende kant is het van belang onderscheid te maken tussen de woningen<br />

in het plangebied en de woningen en woongebieden erbuiten. Daarnaast is de EHS<br />

kwetsbaar voor toename van geluid.<br />

In totaliteit neemt de geluidbelasting in heel <strong>Zuidwest</strong> toe. In grote delen van <strong>Zuidwest</strong><br />

is de toename echter gering. De woongebieden rondom <strong>Zuidwest</strong> (Reeshof, Blaak,<br />

Gilze e.d.) zullen niet of nauwelijks toename van geluid ervaren. In de directe<br />

(woon)omgeving langs de ontwikkelingen zelf is de toename groter. Wegverkeer is en<br />

blijft in veruit het grootste deel van het plangebied de dominante geluidbron, de<br />

directe omgeving van Wijkevoort uitgezonderd. De toenames in verkeer zijn echter niet<br />

dermate groot dat ze ook tot wezenlijke toename in verkeerslawaai leiden.<br />

De geluidtoename in de omgeving van De Groene Kamer en de sport- en<br />

recreatievoorzieningen is naar verwachting niet dermate groot dat hierdoor<br />

geluidnormen worden overschreden, hoewel dit in later stadium van plan- en<br />

besluitvorming nader en in meer detail zal moeten worden onderzocht.<br />

De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort leidt naar verwachting tot een dusdanige<br />

toename van geluid (en andere soorten hinder zoals stof en lichthinder) dat de<br />

woonfunctie op het bedrijventerrein niet gehandhaafd zal kunnen blijven. Dit betreft


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

8<br />

17 woningen in het lage scenario en 23 woningen in het hoge scenario, met name<br />

langs de Hultenseweg. Direct buiten het plangebied voor Wijkevoort geldt hetzelfde<br />

voor 1 à 2 woningen. Daarnaast dient voor een 9-tal (laag secenario) à 44 tal woningen<br />

(hoog scenario) in later stadium nader worden onderzocht of deze een te hoge<br />

geluidbelasting zullen gaan ervaren, en zo ja, welke aanvullende geluidwerende<br />

maatregelen nodig zijn om de woonfunctie te kunnen handhaven.<br />

Ook de geluidbelasting op de EHS neemt toe met enkele dB's, met name op het<br />

Wijckermeer en het Wijckerbos. Waarbij opgemerkt dient te worden dat de toename<br />

van de geluidbelasting op de randen groter is dan in de kern van deze gebieden. Of de<br />

betreffende gebieden naar aanleiding van de geluidtoename nog volledig kunnen<br />

functioneren als gevolg van de toegenomen verstoring is een vraag waar in dit stadium<br />

geen harde uitspraak over gedaan kan worden. Het daadwerkekelijk effect van de<br />

geluidtoename op de voorkomende soorten is per soort verschillend. Wel is duidelijk<br />

dat de toegenomen geluidbelasting op de EHS voor het overgrote deel het gevolg is<br />

van autonome ontwikkelingen en het zelfs in de huidige situatie discutabel is of een<br />

groot deel van de gebieden wel geschikt is als leefgebied (in casu is gekeken naar de<br />

effecten op broedvogels).<br />

Luchtkwaliteit<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot een toename van verkeersbewegingen in en rond<br />

het gebied en daarmee tot een toename van uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen. In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> is de 0,1 tot 1 ug/m3 N02 en 0 tot 0,1 ug/m3<br />

PM10. Langs de Hultenseweg en de ontsluiting van Wijkevoort is de toename groter: 3<br />

tot 6 ug/m3 N02 en 0,6 tot 0,9 ug/m3 PM10. De uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen blijft ver beneden de wettelijk gestelde luchtkwaliteitsnormen.<br />

Externe Veiligheid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt op twee manieren tot een verandering in het aspect<br />

externe veiligheid. Enerzijds leidt de realisatie van Wijkevoort tot nieuwe<br />

risicobronnen in het gebied. Anderzijds leidt de ontwikkeling van sport- en<br />

recreatievoorzieningen tot een toename van mensen in het gebied. Deze<br />

ontwikkelingen liggen grotendeels gescheiden van elkaar. Wel verdient de mogelijke<br />

positionering van kwetsbare objecten op het bedrijventerrein zelf, zoals de Campus in<br />

het lage scenario, ten opzichte van toekomstige Bevi-inrichtingen op Wijkevoort de<br />

nodige aandacht in het vervolgtraject. Vanuit de Beleidsvisie externe veiligheid van de<br />

gemeente wordt aangestuurd dat de 10 -6 -contour van Bevi-bedrijven binnen de<br />

inrichtingsgrens blijven. In deze fase van de plan- en besluitvorming is het nog niet<br />

mogelijk hier concrete uitspraken over te doen. Wel kan aangegeven worden dat<br />

middels regels in het later op te stellen bestemmingsplan hiermee de situatie goed<br />

beheersbaar gemaakt kan worden en ongewenste effecten zo veel mogelijk<br />

uitgesloten kunnen worden.<br />

Toename van mensen langs de Bredaseweg en in het tussengebied leidt naar<br />

verwachting niet tot een wezenlijke toename van risico. De vervoersomvang is beperkt<br />

en afstand van de grotere concentraties personen tot de risicobron is relatief groot. Dit<br />

dient echter voor de voorzieningen individueel nog wel getoetst te worden op<br />

inrichtingsniveau in later stadium van besluitvorming.<br />

De ontwikkeling van bedrijventerrein Wijkevoort leidt mogelijk wel tot een toename<br />

van risico s. Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid laat bedrijven die werken met<br />

gevaarlijke stoffen toe. Er is echter ruimte tussen Wijkevoort en de omliggende<br />

woongebieden. Voor de losse woningen rond Wijkevoort is nader onderzoek op


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

9<br />

inrichtingsniveau nodig om te kunnen bepalen of de toename in risico aanvaardbaar<br />

is.<br />

Klimaat en duurzaamheid<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> geeft vooralsnog geen duidelijk beeld hoe in de ontwikkeling van<br />

<strong>Zuidwest</strong> omgegaan wordt met de aspecten klimaat en duurzaamheid.<br />

De ontwikkelingen, met name die van de Groene Kamer, bieden op zich mogelijkheden<br />

voor klimaatmaatregelen en duurzaamheid. Ook het toekomstige profiel van<br />

Wijkevoort biedt mogelijkheden maar deze zijn tot op heden niet nader uitgewerkt.<br />

Landschap<br />

De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> hebben een fors landschappelijk effect op het<br />

westelijk deel van het plangebied (in het oostelijk deel is er niet of nauwelijks<br />

ontwikkeling en daarmee ook niet of nauwelijks effect). Realisatie van bedrijventerrein<br />

Wijkevoort gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarische landschap ter plaatse: de<br />

kleinschaligheid verdwijnt en de openheid gaat verloren. Het effect is voor het hoge<br />

scenario negatiever dan voor het lage scenario. Allereerst door het grotere oppervlak,<br />

maar daarnaast ook door de grotere landschappelijke waarde van het oostelijk deel<br />

van het plangebied. Bovendien kan in het lage scenario de landschappelijke waarde<br />

van het Wijckerbos en het Wijckermeer nog enigszins behouden blijven, in het hoge<br />

scenario niet of nauwelijks. Door realisatie van de ecologische verbindingszones langs<br />

de beekdalen kan het landschappelijk karakter hiervan behouden blijven of zelfs<br />

versterkt worden. Het landschappelijk effect van de Groene Kamer en de sport- en<br />

recreatievoorzieningen gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarisch<br />

cultuurlandschap en van de openheid. Door een goede inpassing kan het kleinschalige<br />

karakter van het landschap op de Groene Kamer behouden blijven. In het<br />

tussengebied tussen Wijkevoort en Groene Kamer / sportvoorzieningen blijft het<br />

oorspronkelijk agrarisch cultuurlandschap behouden, hoewel de nabijheid van<br />

Wijkevoort ervaren zal worden.<br />

Cultuurhistorie<br />

Naast het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op het oorspronkelijk agrarisch<br />

cultuurlandschap (zie hierboven) is er ook effect op cultuurhistorische waarden.<br />

Indien de Hultenseweg met beplanting en bebouwing (eventueel met andere dan<br />

woonfunctie) gehandhaafd kan blijven, blijft het negatieve effect beperkt tot het<br />

verlies van de relatie van de weg met de omgeving. Voor het overige gebied kunnen de<br />

cultuurhistorische waarden behouden blijven en/of worden ingepast in de<br />

ontwikkeling.<br />

Archeologie<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat mogelijk ten koste van archeologische waarden.<br />

Wijkevoort, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen noodzaken tot<br />

grondverzet en daarmee aantasting van het archeologisch bodemarchief. Een groot<br />

deel van het gebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische<br />

verwachtingswaarde. Bij nadere uitwerking van de ontwikkelingen dient nader<br />

archeologisch onderzoek verricht te worden of ook daadwerkelijk verwacht mag<br />

worden dat waarden verloren gaan. Voor de twee archeologische monumenten ten<br />

noorden van de Hultenseweg wordt vooralsnog van uit gegaan dat ze behouden<br />

kunnen blijven: ze liggen buiten het zoekgebied voor Wijkevoort


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

10<br />

Natuur<br />

In de beschouwing van het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op natuur dient<br />

onderscheid gemaakt te worden in het oostelijk en westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> is grotendeels EHS. Hierin zijn echter niet of<br />

nauwelijks ontwikkelingen voorzien en er worden dan ook niet of nauwelijks negatieve<br />

effecten verwacht. Uitzondering is de in-/uitbreiding van de hockeylocatie ten noorden<br />

van de Bredaseweg. Deze leidt tot ca 1,3 ha extra ruimtebeslag in de EHS en ook tot<br />

een toename van verstoring. Hierover vindt al overleg met de provincie plaats. Ofwel<br />

de EHS wordt ter plaatse herbestemd ofwel er dient een nee-tenzij-afweging plaats te<br />

vinden. Ontwikkeling van het westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen<br />

of geringe negatieve invloed op de natuurwaarden in het oostelijk deel. Er is een<br />

toename van verkeer op de Bredaseweg, maar deze leidt niet tot wezenlijke toename<br />

van geluidhinder in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>. Bovendien is de geluidbelasting in<br />

de huidige en referentie situatie al aanzienlijk. Wijkevoort ligt op grotere afstand en<br />

leidt niet tot een toename van geluidhinder.<br />

Ontwikkeling van De Groene Kamer, sport- en recreatievoorzieningen leiden mogelijk<br />

wel tot een toename van geluidhinder. De kans op toename van hinder is het grootst<br />

bij realisatie van sport- en recreatievoorzieningen ten oosten van de Groene Kamer.<br />

Ontwikkeling van een bedrijventerrein in alleen het westelijk deel van Wijkevoort /<br />

<strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot ruimtebeslag in de EHS. Wel leidt de realisatie van bedrijventerrein<br />

Wijkevoort tot een aanzienlijke toename van geluidhinder op het Wijckerbos en<br />

Wijckermeer. Kanttekening hierbij is dat de geluidbelasting in de huidige en referentie<br />

situatie al aanzienlijk is, door de nabijheid van de de A58, de Noordwesttangent en<br />

vliegveld Gilze-Rijen. Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de actuele<br />

waarden in deze EHS-gebieden en of er sprake is van wezenlijke effecten op de EHSwaarden.<br />

In het lage scenario is sprake van toename van hinder vanaf één zijde. De<br />

verwachting is dat met geluidwerende voorzieningen en een goede zonering van het<br />

bedrijventerrein de toename van hinder op de EHS beperkt kan blijven en het gebied<br />

als EHS kan blijven functioneren. In het hoge scenario is er toename van hinder van<br />

aan alle zijden. De geluidbelasting is naar verwachting dusdanig hoog dat betwijfeld<br />

wordt of met zonering en geluidwerende voorzieningen de geluidbelasting voldoende<br />

beperkt kan worden. Naar verwachting kunnen in het hoge scenario Wijckermeer en<br />

Wijckerbos niet meer functioneren als EHS. Het verdient de aanbeveling om een neetenzij<br />

afweging doorlopen en het verlies aan EHS te compenseren (hoewel dat formeel<br />

niet verplicht is wanneer er alleen sprake is van 'externe werking' en niet van<br />

ruimtebeslag.<br />

Daarnaast is door toename van verkeer op de Noordwestangent en Bredaseweg een<br />

toename van geluidhinder op de EHS gebieden Het Blok in het noordwesten van<br />

<strong>Zuidwest</strong> en de Nerhovense bossen en Klein Zwitserland ten westen van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Deze toename is echter naar verwachting niet dusdanig groot dat wezenlijke toename<br />

van verstoring wordt verwacht, mede gezien de hoge huidige geluidbelasting.<br />

Behoud, realisatie of versterking van ecologische verbindinsgzones maakt onderdeel<br />

uit van de <strong>Structuurvisie</strong>. De natte ecologische verbindingszones langs de Oude Leij,<br />

Hultsensche Leij en Groote Leij blijven behouden en worden versterkt. Daarnaast<br />

wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd tussen Het Blok en<br />

Waterwingebied. Hultsensche Leij en Groote Leij liggen grotendeels langs, en deels<br />

door Wijkevoort. Wijkevoort heeft op zich een negatief effect op de verbindingszones<br />

(ruimtebeperking, verstoring). Met een goede inpassing en ruime dimensionering kan


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

11<br />

dit effect verminderd worden en hoeft Wijkevoort het ecologisch functioneren van de<br />

verbindingszones niet wezenlijk negatief te beïnvloeden.<br />

De realisatie van de Groene Kamer heeft beperkte negatieve effecten op de<br />

ecologische verbindingszones, mits bij de inpassing rekening wordt gehouden met<br />

ruimte en voorzieningen voor de droge ecologische verbindingszone tussen Blok en<br />

Waterwingebied en een geschikte faunapassage wordt gerealiseerd bij de<br />

toegangsweg naar de Groene Kamer. Realisatie van de sport- en recreatieve<br />

voorzieningen nabij de Groene Kamer heeft een tweeledig effect op de ecologische<br />

verbindingszone langs de Oude Leij. Enerzijds kan het leiden tot verstoring, anderzijds<br />

biedt het mogelijkheden als herichting van het gebied ook ruimte geeft voor een<br />

ruimere dimensionering van de ecologische verbindingszones ten opzichte van aanleg<br />

in de landbouwsituatie. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat ook de sportvelden en de<br />

Oliemeulen aansluiting zullen vinden bij de parkachtige setting van De Groene Kamer,<br />

waarbij per saldo ook nieuw leefgebied ontstaat. De randen van deze nieuwe<br />

ontwikkelingen kunnen op dusdanige wijze worden gesitueerd dat deze de<br />

ecologische verbindingszones robuuster kunnen maken.<br />

Er is een nadere afweging noodzakelijk of de voorzieningen (Oliemeulen en<br />

voetbalvelden beter ten westen of ten oosten van de Groene Kamer kunnen worden<br />

gerealiseerd.<br />

Met een ligging van deze voorzieningen ten westen van de Groene Kamer wordt<br />

verstoring voorkomen, maar is naar verwachting geen mogelijkheid voor een ruime<br />

inpassing van verbindings-zones door de relatief grote afstand tot de<br />

verbindingszones. Met een ligging ten oosten van de Groene Kamer moet aandacht<br />

besteed worden aan voorkoming van verstoring op de verbindingszone langs de Oude<br />

Leij en de ecologische verbindingszone tussen het Blok en het Waterwingebied. Ook is<br />

er risico op externe werking door verstoring op de EHS ten oosten van de Oude Leij,<br />

maar is wellicht meer mogelijkheid voor een bredere en robuustere verbindingszone.<br />

Er is in het kader van dit plan-MER nog geen onderzoek gedaan naar het voorkomen<br />

van en het effect op beschermde plan- en diersoorten. In zijn algemeenheid kan echter<br />

gesteld worden dat ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ten koste gaat van plant- en<br />

diersoorten. Realisatie van Groene Kamer, uitbreiding van de golfbaan (mits natuurlijk<br />

aangelegd) en ecologische verbindingszones kunnen ook leiden tot nieuwe natuur,<br />

maar het voorkomt het verdwijnen van huidige planten en dieren niet.<br />

Bodem<br />

Ontwikkeling van Wijkevoort heeft naar verwachting geen wezenlijke effecten op<br />

bodemaspecten. Ontwikkelingen leiden tot bodemverzet en aan- en afvoer van grond,<br />

iets wat in een later stadium van plan- en besluitvorming nader onderzocht zal moeten<br />

worden. Er is op dit moment geen informatie over eventuele bodemvervuilingen.<br />

Conform bodembeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn dat de<br />

bodemkwaliteit moet aansluiten op het beoogde gebruik en dat eventuele<br />

bodemverontreiniging gesaneerd zal worden indien het beoogde gebruik hierom<br />

vraagt.<br />

Water<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting niet of nauwelijks negatief effect op<br />

wateraspecten. Conform waterbeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn<br />

dat ontwikkelingen hydrologisch neutraal worden aangelegd: dus met voldoende<br />

retentie voor toename van verhard oppervlak en zonder negatieve effecten op het


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

12<br />

omliggend watersysteem. Dat betekent concreet dat in de nadere uitwerking van de<br />

ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in voldoende wateroppervlak moet worden voorzien,<br />

conform de voorwaarden van het waterschap ten aanzien van retentie. Lokaal in het<br />

gebied bestaan wel aandachtspunten voor verdere uitwerking: o.a. het voorkomen van<br />

vervuiling van het Wijckermeer door Wijkevoort, beheer van de uitbreiding van de<br />

golfbaan op een manier die uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en<br />

nutriënten in de Oude Leij en naar het grondwaterbeschermingsgebied voorkomt.<br />

Wonen<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een overwegend negatief effect op het wonen in het<br />

plangebied. Als gevolg van de aanleg van Wijkevoort kan naar verwachting voor een<br />

aantal woningen langs met name de Hultsenseweg de woonfunctie niet behouden<br />

blijven als gevolg van toename van geluidhinder en (mogelijk) te hoge externe<br />

veiligheidsrisico s. Voor een deel van de overige woningen in het plangebied betekent<br />

ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> een verandering van omgeving: van rustig, relatief laag en<br />

open agrarisch landschap naar deels bedrijventerrein, deels recreatie- en<br />

sportvoorzieningen, meer activiteit en meer hinder in het gebied. In een deel van het<br />

tussengebied verandert het woonklimaat niet of nauwelijks. De woongebieden om<br />

<strong>Zuidwest</strong> ondervinden naar verwachting niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van<br />

<strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van sport- en recreatievoorzieningen en realisatie van uitloopgebied<br />

en ecologische verbindingszones hebben op <strong>Structuurvisie</strong>niveau een positief<br />

effect op het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. Bekijkt men de situatie vanuit de direct<br />

omwonenden dan kan dit uiteraard anders ervaren worden.<br />

Werken<br />

Ontwikkeling van Wijkevoort betekent een (beleidsmatig gewenste) impuls voor het<br />

werkklimaat en de werkgelegenheid in Tilburg. Ook realisatie van de Groene Kamer<br />

leidt tot arbeidsplaatsen.<br />

Op dit moment is nog onduidelijk of als gevolg van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

bedrijven (niet-agrarisch) moeten verdwijnen. Voor het overige ondervinden bestaande<br />

bedrijven in het gebied niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Landbouw<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat ten koste van landbouwgrond en bedrijven. Een<br />

neveneffect voor bedrijven die blijven is mogelijk versnippering van gronden.<br />

Recreatie en sport<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> betekent een impuls voor de recreatie en de sport in dit<br />

deel van Tilburg in het algemeen, en voor de Reeshof in het bijzonder. Het effect op<br />

bestaande recreatieve voorzieningen is naar verwachting gering. Enerzijds trekt<br />

<strong>Zuidwest</strong> meer recreanten naar het gebied en daarmee mogelijk ook naar bestaande<br />

voorzieningen. Anderzijds neemt het oppervlak aan recreatiegebied af door de<br />

realisatie van Wijkevoort en neemt de hinder in het gebied toe. De aantrekkelijkheid<br />

van <strong>Zuidwest</strong> als recreatief uitloop gebied vermindert hierdoor.<br />

Groenblauw Casco<br />

In dit plan-MER is naast het effect op de bestaande groenblauwe situatie ook gekeken<br />

naar het mogelijk of onmogelijk maken van groenblauwe potenties, het zogenaamde<br />

groenblauwe casco plus.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

13<br />

Het groenblauwe casco plus zet voor de ecologische verbindingszones langs de<br />

Hultensche en Groote Leij in op meer ruimte, robuustere verbindingen en versterking<br />

van de beemdenstructuur door aanplant van hagen en wilgen loodrecht op de beek.<br />

Meer ruimte is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van de zones<br />

langs en over Wijkevoort.<br />

Het Wijckerbos en Wijckermeer worden in het groenblauwe casco ecologisch versterkt<br />

door de aanleg van passende ecologische oevers en het verwijderen van ecologische<br />

barrières. Ook dit is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van<br />

EHS op/naast bedrijventerrein Wijkevoort en een voldoende buffer om hinder tegen te<br />

gaan. Maar ook hiervoor geldt dat niet bekend is of binnen de plannen voor Wijkevoort<br />

voldoende (financiële) ruimte hiervoor bestaat.<br />

Het groenblauwe casco voorziet in versterking en vergroting van de toegankelijkheid<br />

en beleefbaarheid van de agrarisch landschappelijke structuur in het tussengebied.<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> biedt hiervoor voldoende ruimte: het gebied tussen Groene Kamer en<br />

Wijkevoort wordt vrij gehouden voor agrarisch-recreatief gebruik.<br />

In zijn algmeenheid kan gesteld worden dat de potenties van het Groenblauw Casco in<br />

het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> benut kunnen worden. Bij de ontwikkeling van<br />

Wijkevoort ligt voor de gemeente de uitdaging om de belangrijkste potenties vanuit<br />

het Groenblauw Casco mee te laten liften met de toekomstige ontwikkeling van het<br />

bedrijventerrein.<br />

De financiële ruimte om invulling te gevan aan de ambities van het Groenblauw Casco<br />

moet blijken uit de grondexploitatie. Daarbij is de fasering in de tijd van de<br />

aanleg/ontwikkeling van de verschillende functies en de uiteindelijke omvang van de<br />

verdienfuncties zeer bepalend.<br />

Afwegingen en keuzes<br />

Naast het beoordelen van effecten van de verschillende planonderdelen, is dit MER<br />

bedoeld om te helpen bij het maken van een aantal keuzes en nadere afwegingen.<br />

Wijkevoort is een goede locatie voor een bedrijventerrein binnen <strong>Zuidwest</strong>. Het wordt<br />

optimaal ontsloten via de Noordwesttangent en de A58 en ligt op voldoende ruime<br />

afstand van de grotere bebouwingsconcentraties en de grotere EHS-gebieden. Dit<br />

neem niet weg dat Wijkevoort landschappelijk en ecologisch gezien wel degelijk effect<br />

heeft. Ook zijn er op een lager schaalniveau (inrichtingsniveau) aandachtspunten ten<br />

aanzien van geluid en externe veiligheid. De locatiekeuze voor het Truck Service<br />

Centrum, in de oksel van de Noordwesttangent en de A58, is een logische. Ook de<br />

locatiekeuze van de campus binnen Wijkevoort in het lage scenario is een logische. De<br />

campus veroorzaakt waarschijnlijk minder verstoring op de EHS dan de industriële<br />

activiteiten.<br />

Ten aanzien van de interne zonering van Wijkevoort kan worden opgemerkt dat met<br />

name de Hultense weg en het Wijckerbos/Wijckermeer zouden moeten worden<br />

ontzien. Binnen het lage scenario zal dit gemakkelijker zijn dan binnen het hoge<br />

scenario. De woonfunctie langs de Hultense weg kan waarschijnlijk in geen van beide<br />

scenario's behouden blijven.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

14<br />

Ten aanzien van de Groene Kamer is een belangrijke nadere afweging de locatiekeuze<br />

voor de voetbalvelden en de Oliemeulen in het hoge scenario. Er zijn twee locaties in<br />

beeld, namelijk direct ten westen en direct ten oosten van de Groene Kamer. Vanuit<br />

milieuafwegingen bestaat er geen duidelijke voorkeur. Vanuit planologisch perspectief<br />

verdient een locatie ten oosten van de Groene Kamer de aanbeveling, mits de<br />

ecologische verbindingszone op een juiste manier wordt ingepast en er voldoende<br />

maatregelen worden genomen om verstoring te voorkomen.<br />

De uitbreiding van de hockeyvelden en het golfterrein op de huidige locaties lijken<br />

logische keuzes. Hoewel de uitbreiding van het hockeycomplex ten koste gaat van 1,3<br />

ha EHS-gebied, zijn milieueffecten beperkt. Ook de effecten als gevolg van de<br />

uitbreiding van het golfcomplex zijn beperkt.<br />

Ten aanzien van de realisatie van de ecologische verbindingszones is met name de<br />

beschikbare ruimte een aandachtspunt c.q. knelpunt. Om goed functionerende<br />

ecologische verbindingszones te realiseren is naar verwachting, ter plaatse van<br />

grotere ontwikkelingen, meer ruimte nodig dan beleidsmatig vereist. Bij Wijkevoort is<br />

de vereiste breedte gemiddelde 50m, bij de Groene Kamer de vereiste breedte<br />

gemiddeld 25m. De ecologische verbindingszone tussen het Blok en de Donge (via de<br />

Groene Kamer) heeft voldoende ruimte, maar ter hoogte van de toerit naar de Groene<br />

Kamer dient te worden voorzien in een goed functionerende faunapassage.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Spoorlijn<br />

Bredaseweg<br />

Hulten<br />

Het Blok<br />

Groote Leij<br />

Prinsenhoef<br />

Hultenseweg<br />

Hultense Leij<br />

Wijkevoort<br />

Wijckermeer<br />

A58<br />

Gilze<br />

Broekakkers<br />

Midden-<br />

Brabant<br />

Poort (nieuw)<br />

15<br />

Figuur 1.1: Overzichtskaart Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

Reeshof<br />

Donge<br />

Dongewijck<br />

Amarant<br />

Oude Leij<br />

Oude<br />

Rielse<br />

baan<br />

Pompstation<br />

De Blaak<br />

Gilzerbaan<br />

Golfbaan


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

1 Inleiding<br />

1.1 Aanleiding en voorgeschiedenis<br />

16<br />

<strong>Zuidwest</strong> (figuur 1.1) is een gebied dat lange tijd buiten het gezichtsveld bleef van<br />

menig Tilburger. Het was lange tijd buitengebied richting (en tot 1997 deels van) Gilze-<br />

Rijen, met een agrarische functie en een groot bosgebied. Het bosgebied was moeilijk<br />

toegankelijk, omdat het in bezit was van landgoedeigenaren, de Tilburgsche<br />

Waterleiding Maatschappij en talloze eigenaren van recreatiewoningen.<br />

Dit idee van <strong>Zuidwest</strong> is nu aan verandering onderhevig. De Reeshof is naar de<br />

Bredaseweg toegekropen , de bewoners van de Blaak maken gebruik van het<br />

naastliggende groengebied, de Noordwesttangent nadert zijn voltooiing, de golfbaan<br />

heeft een recreatieve functie aan het gebied toegevoegd , de Groene Kamer wil er gaan<br />

ontwikkelen, zorginstelling Amarant is aan het vernieuwen, van een voormalige<br />

spoorlijn ("Bels Lijntje") is een fietspad gemaakt enz.<br />

De stad gebruik <strong>Zuidwest</strong> nu reeds voor recreatieve doeleinden. Dit zal in de toekomst<br />

verder toenemen. De toekomstige ontwikkeling van De Groene Kamer ten zuiden van<br />

de Bredaseweg komt aan deze behoefte tegemoet.<br />

Daarnaast is het gebied in beeld om een nieuw bedrijventerrein met de naam<br />

Wijkevoort te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen maken een deel van <strong>Zuidwest</strong> tot een<br />

werklandschap, maar in een landelijke en bosrijke omgeving met ruime aandacht voor<br />

openluchtrecreatie.<br />

Al deze ontwikkelingen vragen om een breed gedragen visie om ervoor te zorgen dat<br />

de verschillende functies elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar en het landschap<br />

versterken en zorgen voor een duurzaam ingericht gebied.<br />

Voor <strong>Zuidwest</strong> wordt daarom een <strong>Structuurvisie</strong> in de zin van de Wet Ruimtelijke<br />

Ordening opgesteld: de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>. Figuur 1.2. geeft de begrenzing<br />

van het plangebied: in het noorden het spoor Eindhoven-Breda en de woonbebouwing<br />

van de Reeshof, in het oosten de woonwijken de Blaak en De Reit en in het zuiden en<br />

westen door de gemeentegrens met Gilze-Rijen en Goirle.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

17<br />

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied<br />

Er is ter voorbereiding op de <strong>Structuurvisie</strong> een nota van uitgangspunten en<br />

ambitieniveau opgesteld en op 16 december 2008 door het college van Burgemeester<br />

en Wethouders vastgesteld. In de nota wordt onderscheid gemaakt in vier<br />

deelgebieden:<br />

• Bedrijventerrein Wijkevoort;<br />

• De Groene Kamer;<br />

• Tussengebied (het gebied tussen Wijkevoort en de Groene Kamer);<br />

• Bosgebied (o.a. Ecologische Hoofdstructuur en waterwingebied).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

1.2 M.e.r-procedure<br />

1.2.1 M.e.r.- plicht<br />

18<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> is kaderstellend voor tenminste twee mogelijk m.e.r.-<br />

(beoordelings)plichtige activiteiten, te weten bedrijventerrein Wijkevoort en De Groene<br />

Kamer. Wijkevoort is in zijn meest omvangrijke vorm een bedrijventerrein van 110<br />

hectare bruto. Dit is niet direct m.e.r.-plichtig, maar m.e.r. beoordelingplichtig.<br />

Gegeven de grote impact van een dergelijk bedrijventerrein op het gebied is het<br />

aannemelijk dat hiervoor een MER moet worden opgesteld. De Groene Kamer is MERplichtig,<br />

omdat het een toeristische voorziening is met meer dan 500.000 bezoekers<br />

per jaar. Dit betekent dat in het kader van de plan- en besluitvorming rond de<br />

<strong>Structuurvisie</strong> een plan-m.e.r.-procedure dient te worden doorlopen. Dit om vroegtijdig<br />

inzicht te krijgen in de (potentiële) milieueffecten van de verschillende ontwikkelingen<br />

waaraan de <strong>Structuurvisie</strong> ruimte biedt om zo bij te dragen aan de plan- en<br />

besluitvorming.<br />

MER en m.e.r.<br />

In dit rapport komt u de termen MER en m.e.r. regelmatig tegen. Met m.e.r.<br />

doelen wij op de wettelijke procedure, waarvan het opstellen van een MER een<br />

onderdeel is.<br />

Het MER is het milieueffectrapport , waarin de effecten van bij wet bepaalde<br />

ontwikkelingen worden beschreven. De MER is het rapport dat nu voor u ligt.<br />

1.2.2 Plan-m.e.r. procedure<br />

Procedure<br />

Voor de plan-m.e.r.-procedure geldt een aantal voorschriften:<br />

1. Openbare kennisgeving;<br />

2. Raadplegen betrokken overheidsorganen over de reikwijdte en detailniveau<br />

van het milieueffectrapport;<br />

3. Opstellen en publiceren milieurapport (plan-MER);<br />

4. Terinzagelegging van het plan-MER en het ontwerpplan (ontwerp<br />

<strong>Structuurvisie</strong>) en de daarbij behorende inspraakmogelijkheden en<br />

raadpleging/toetsing Commissie MER (loopt gelijk op met terinzagelegging);<br />

5. Motiveren gevolgen van de plan-m.e.r.-procedure in het definitieve plan<br />

(<strong>Structuurvisie</strong>);<br />

6. Bekendmaking en mededeling van het plan.<br />

Stap 1: Openbare kennisgeving<br />

De openbare kennisgeving heeft plaatsgevonden op 9 januari 2009. In de openbare<br />

kennisgeving is het voornemen om een plan-MER op te stellen gepubliceerd. In deze<br />

openbare kennisgeving is tevens aangegeven wie in de gelegenheid is gesteld advies<br />

uit te brengen over de inhoud van de plan-MER en of dat Commissie m.e.r. is<br />

geraadpleegd.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

19<br />

Stap 2: Raadplegen betrokken bestuursorganen<br />

Na de publicatie van de openbare kennisgeving is de reikwijdte en het detailniveau<br />

van het milieurapport bepaald. Hiervoor is aan de betrokken bestuurlijke instanties<br />

advies gevraagd op basis van een startdocument, de notitie reikwijdte en detailniveau.<br />

Tijdens de periode van terinzagelegging kon eenieder schriftelijk reageren op deze<br />

notitie en zijn/haar mening geven over wat onderzocht moet worden in het plan-MER<br />

en op welke manier. De terinzagelegging heeft plaatsgevonden van 9 januari 2009 tot<br />

en met 19 februari 2009. Er zijn 12 zienswijzen binnengekomen. De hoofdpunten van<br />

de zienswijzen zijn:<br />

• nadere onderbouwing van nut en noodzaak van de voornaamste<br />

ontwikkelingen;<br />

• effecten op ecologische waarden;<br />

• gevolgen voor agrarische bedrijvigheid en bedrijfsvoering;<br />

• verkeersaantrekkende werking zowel binnen als buiten het plangebied;<br />

• externe veiligheid (o.a. ligging gastransportleidingen)<br />

Tijdens de terinzagelegging is ook de commissie voor de milieueffectrapportage<br />

geraadpleegd. De commissie m.e.r. is een onafhankelijk toetsende organisatie.<br />

In een plan-m.e.r.-procedure is het verplicht de commissie m.e.r. te betrekken<br />

wanneer de m.e.r.-plichtige activiteit in de EHS gelegen is of wanneer er een passende<br />

beoordeling doorlopen moet worden, vanwege (verwachte) wezenlijk negatieve<br />

effecten op Natura2000gebied. Maar, indien dit niet het geval is, mag de commissie<br />

ook op vrijwillige basis geraadpleegd worden.<br />

Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is het Riels Laag ten zuiden van Tilburg op een<br />

afstand van minimaal 3,5 kilometer, gemeten vanaf Wijkevoort. In geval van <strong>Zuidwest</strong><br />

is in dit stadium van besluitvorming nog geen sprake van een passende beoordeling,<br />

maar wel van een beoordeling die passend. Er is geen sprake van ligging van m.e.r.plichtige<br />

activiteiten in de EHS, maar er is wel sprake van externe werking. Gezien de<br />

omvang van het project, de aard van de ontwikkelingen en de ligging nabij kwetsbare<br />

natuurgebieden heeft de gemeente de commissie m.e.r. op vrijwillige basis<br />

geraadpleegd.<br />

De commissie heeft op 28 januari 2009 een locatiebezoek afgelegd en op 5 maart<br />

2009 advies uitgebracht op de notitie reikwijdte en detailniveau. Dit advies is<br />

overgenomen door het bevoegd gezag en op 14 april 2009 vastgesteld door het<br />

bevoegd gezag. De hoofdpunten van het advies luiden als volgt:<br />

• een onderbouwing van de behoefte aan nieuwe functies, waaronder<br />

bedrijventerrein Wijkevoort, Landgoed de Groene Kamer, de Mall en<br />

sportvelden;<br />

• een uitwerking van alternatieven waarbij, naast het voorkeursalternatief, ook<br />

een alternatief wordt uitgewerkt waarbij het ontworpen duurzame groenblauwe<br />

casco intact blijft, c.q. maximaal versterkt wordt op basis van de<br />

aanwezige potenties. Werk, indien realistisch, ook (locatie-)alternatieven uit<br />

voor bedrijvigheid buiten het plangebied;<br />

• een beoordeling van het doelbereik van de alternatieven op basis van<br />

concrete en toetsbare criteria;<br />

• een overzicht van de gevolgen van de verschillende alternatieven voor natuur,<br />

landschap, cultuurhistorie, verkeer en vervoer en leefomgeving.<br />

Daarnaast vraagt de commissie om een onderbouwing van de ruimtebehoefte voor<br />

nieuwe functies.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

20<br />

Stap 3: Opstellen plan-MER (milieurapport)<br />

Dit voorliggende rapport is opgesteld op basis van de vastgestelde reikwijdte en het<br />

detailniveau. Het plan-MER is een centraal onderdeel van de procedure waarin het<br />

voornemen en alternatieven worden beoordeeld op milieueffecten. Het plan-MER dient<br />

als milieu-informatiebron voor de ruimtelijke procedure.<br />

Stap 4: Terinzagelegging en inspraak<br />

De plan-MER en het ontwerp van de <strong>Structuurvisie</strong> worden tegelijkertijd ter inzage<br />

gelegd. Een ieder kan gedurende een periode van 6 weken schriftelijk een reactie op<br />

beide documenten geven. U kunt uw schriftelijke reactie sturen naar:<br />

Gemeenteraad van de gemeente Tilburg<br />

T.a.v. Mevr. A. Dilweg<br />

Postbus 717<br />

5000 AS TILBURG<br />

Onder vermelding van reactie op Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

In dezelfde periode vindt de toetsing van de commissie m.e.r. plaats. De commissie<br />

m.e.r. zal het plan-MER beoordelen op juistheid en volledigheid en toetsen of het plan-<br />

MER invulling geeft aan het door de commissie gegeven advies over de reikwijdte en<br />

het detailniveau.<br />

Stap 5: Motiveren in het definitieve plan<br />

De gemeente Tilburg zal in de uiteindelijke <strong>Structuurvisie</strong> motiveren hoe met de<br />

uitkomsten van de plan-MER en de inspraakreacties is omgegaan.<br />

Stap 6: Bekendmaking en mededeling van het plan<br />

Conform de planprocedure wordt de definitieve <strong>Structuurvisie</strong> bekend gemaakt. De<br />

definitieve <strong>Structuurvisie</strong> staat conform de bepalingen van de Wro niet open voor<br />

bezwaar en beroep.<br />

Stap 7: Evaluatie<br />

In het plan-MER wordt een aanzet gedaan voor een evaluatieprogramma van het plan-<br />

MER.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

21<br />

Initiatiefnemer en bevoegd gezag<br />

Een initiatiefnemer is een particulier of overheidsorganisatie die het voornemen heeft<br />

een activiteit te ondernemen. In deze m.e.r.-procedure is de gemeente Tilburg, het<br />

College van burgemeester en wethouders, de initiatiefnemer.<br />

Onder het bevoegd gezag wordt de overheidsinstantie verstaan die bevoegd is om<br />

over het voornemen van de initiatiefnemer een besluit te nemen. In deze m.e.r.procedure<br />

is de gemeenteraad van Tilburg het bevoegde gezag.<br />

1.3 Veranderde uitgangspunten ten opzichte van Notitie Reikwijdte en<br />

Detailniveau<br />

Sinds het publiceren van de notitie Reikwijdte en detailniveau is een aantal<br />

uitgangspunten ten aanzien van <strong>Zuidwest</strong> veranderd. De veranderde uitgangspunten<br />

worden hieronder kort toegelicht.<br />

Mall<br />

In eerste instantie was <strong>Zuidwest</strong> (Wijkevoort) één van de mogelijke locaties van de<br />

Mall. Echter de de raad heeft, naar aanleiding van een referendum in 2009, bepaald<br />

dat er geen Mall in Tilburg zal komen. Daarmee maakt de Mall geen onderdeel meer uit<br />

van het plan-MER.<br />

Wijkevoort<br />

De uitgangspunten ten aanzien van Wikevoort zoals gepresenteerd in de notitie<br />

Rijkwijdte en detailniveau zijn aangepast. Dit naar aanleiding van bestuurlijke<br />

herijkingen mede als gevolg van de recente economische ontwikkelingen. Naast een<br />

bedrijventerrein van 110 ha, zoals deze reeds was opgenomen in het Streekplan<br />

(2002) en de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg (2005) is in dit MER ook gekeken naar een<br />

bedrijventerrein van 60 ha.<br />

Programma Sport (en recreatie)<br />

In aanvulling op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is in dit MER ook een programma<br />

voor sport en recreatie opgenomen. Het programma sport en recreatie betreft de<br />

uitbreidingen van hockey en golf en de verplaatsing van een reptielenhuis en<br />

voetbalvelden.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

1.4 Leeswijzer<br />

22<br />

Voor u ligt het hoofdrapport van het plan-MER Tilburg <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

<strong>2020</strong>. Het eerste hoofdstuk beschrijft de aanleiding en voorgeschiedenis en beschrijft<br />

de m.e.r.-procedure. In het tweede hoofdstuk zijn motivatie en doel van zowel de<br />

<strong>Structuurvisie</strong> als de plan-MER beschreven. Hoofdstuk drie vormt het beleidskader en<br />

geeft een overzicht van de nog te nemen besluiten. In hoofdstuk vier is de<br />

referentiesituatie beschreven, bestaande uit de huidige situatie en de autonome<br />

ontwikkelingen. Waar relevant is verder ingezoomd op het (sectorale) beleid. In<br />

hoofdstuk vijf is de voorgenomen activiteit beschreven, waarbij onderscheid is<br />

gemaakt tussen verschillende voorname ontwikkelingen. Hoofdstuk zes beschrijft de<br />

milieueffecten van deze ontwikkelingen per milieuthema. In hoofdstuk zeven zijn de<br />

voornaamste conclusies beschreven uit hoofdstuk zes. In hoofdstuk acht, tot slot, is<br />

aangegeven welke leemten in kennis en informatie er nog bestaan en op welke manier<br />

de evaluatie kan worden vormgegeven.<br />

Naast dit hoofdrapport bestaat het plan-MER ook uit een bijlagenrapport. Hierin zijn de<br />

deelonderzoeken opgenomen die ter ondersteuning van dit MER zijn uitgevoerd. Het<br />

gaat om de onderzoeken verkeer, geluid en luchtkwaliteit.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

23


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

2 Doel<br />

2.1 <strong>Structuurvisie</strong><br />

24<br />

Doel van de strcutuurvisie is het ruimtelijk en planologisch mogelijk maken van een<br />

aantal voorgenomen ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>. Dit vanuit een duidelijke visie op het<br />

gebied.<br />

Ontwikkelingen waarvoor de <strong>Structuurvisie</strong> kaderstellend zijn:<br />

• Bedrijventerrein Wijkevoort (60 tot 110 ha bedrijventerrein);<br />

• De Groene Kamer (30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />

bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />

detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />

ontspanning en recreatie);<br />

• Mogelijke uitbreiding / verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie<br />

(uitbreiding hockey en golf, verplaatsing van voetbalaccomodaties);<br />

• Mogelijke verplaatsing reptielendierentuin Oliemeulen.<br />

• Realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha<br />

De beschrijving en onderbouwing van de motivatie van bovenstaande ontwikkeling<br />

("nut en noodzaak") treft u aan in hoofdstuk 5 evenals toelichtend kaartmateriaal.<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> is grotendeels consoliderend voor het overige gebied (EHS en<br />

bosgebieden en het open agrarisch gebied). Dat wil zeggen dat hier invulling wordt<br />

gegeven aan bestaande beleidsuitgangspunten ten aanzien van bijvoorbeeld<br />

ecologische structuurversterking en recreatie, maar dat er verder geen grote nieuwe<br />

ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de <strong>Structuurvisie</strong>.<br />

Het ontwikkelen van een breed gedragen visie, waarbij verschillende (nieuwe) functies<br />

elkaar versterken en zorgen voor een duurzaam ingericht gebied, is het hoofddoel van<br />

de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>. Om deze ambitie te bereiken heeft de gemeente<br />

Tilburg een Groenblauw Casco ontwikkeld. Het groenblauwe casco geeft de<br />

natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische potenties van het gebied weer.<br />

Meer hierover leest u in hoofdstuk 5.<br />

2.2 Plan-MER<br />

Het plan-MER heeft tot doel het inbrengen van het milieubelang in de <strong>Structuurvisie</strong>.<br />

Het plan-MER levert een onderbouwing vanuit milieuoogpunt voor keuzes in de<br />

<strong>Structuurvisie</strong>. Daarnaast brengt het MER potentiële effecten van ontwikkelingen die<br />

de <strong>Structuurvisie</strong> mogelijk maakt in beeld. Hiermee helpt het plan-MER de gemeente<br />

Tilburg bij de verdere plan- en besluitvorming.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

25


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

3 Beleids- en besluitvormingskader<br />

3.1 Inleiding<br />

26<br />

Hieronder is een overzicht gegeven van het voor het plangebied en de daarin voorziene<br />

ontwikkelingen relevante beleid. Het ruimtelijke beleid is voor de onderbouwing van<br />

de <strong>Structuurvisie</strong> het meest relevant. Voor de milieueffectrapportage is echter ook het<br />

sectorale beleid van belang. In dit hoofdstuk zal met name worden ingegaan op het<br />

ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal/regionaal-, en gemeentelijk niveau. Het<br />

sectorale beleid wordt voor zover aanwezig en relevant per milieuthema beschreven in<br />

hoofdstuk vier.<br />

3.2 Rijksbeleid<br />

Het rijksbeleid bestaat uit wetten, besluiten, circulaires en beleidsnota's.<br />

• Wetten: o.a. Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet milieubeheer,<br />

Wegenverkeerswet, Wegenwet, Waterwet, Wet bodembescherming, Wet<br />

geluidhinder, Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische<br />

monumentenzorg, natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet;<br />

• Besluiten : o.a. Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe<br />

veiligheid buisleidingen.<br />

• Circulaires: oa. de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen<br />

Nota's: o.a. Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, Nota natuur, bos en landschap in de<br />

21e eeuw, Nationaal milieubeleidsplan 4, Nota Waterbeleid 21e eeuw,<br />

Nationaal Waterplan (2010-2015).<br />

In het plan-MER wordt in de verschillende thematische hoofdstukken nader ingegaan<br />

op relevante beleidsaspecten.<br />

3.3 Provinciaal beleidskader<br />

Het provinciaal beleid bestaat uit de volgende onderdelen<br />

• <strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening (2010)<br />

• Verordening Ruimte, 1 e fase (2010)<br />

• (Ontwerp) Verordening Ruimte, 2 e fase (2010)<br />

• Programma Brabantstad 2004-2008 (2004);<br />

• Brabantstad Mozaïekmetropool (2007);<br />

• Reconstructieplan De Meijerij (2004);<br />

• Provinciaal Verkeer- en vervoersplan "Verplaatsen in Brabant" (2006);<br />

• Netwerkprogramma Brabant bereikbaar (2007);<br />

• Integrale strategie Milieu (ISM) 2006-2010;<br />

• Provinciale Milieuverordening;<br />

• Provinciaal Waterplan (+ <strong>Structuurvisie</strong> Water);<br />

• Verordening Water.<br />

Hieronder zijn de hoofdlijnen van de belangrijkste beleidsdocumenten samengevat.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

27<br />

Provinciaal beleid vanaf eind 2010<br />

Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld.<br />

Met de Verordening Ruimte heeft de provincie regels opgesteld waarmee een<br />

gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de<br />

provinciale planologische verordening.<br />

De Verordening Ruimte 2e fase heeft in de zomer van 2010 ter inzage gelegen en is op<br />

17 december 2010 vastgesteld. De nieuwe provinciale <strong>Structuurvisie</strong> wordt naar<br />

verwachting 1 januari 2011 vastgesteld.<br />

De onderwerpen die in de verordening ruimte 1e en 2e fase aan de orde zijn komen<br />

voort uit de provinciale <strong>Structuurvisie</strong>. De regels in de verordening gelden voor<br />

gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening<br />

Op 1 oktober 2010 is de <strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening vastgesteld.<br />

De belangrijkste functies in <strong>Zuidwest</strong> zijn gemengd agrarisch gebied, kerngebied<br />

groenblauw, groenblauwe mantel en zoekgebied verstedelijking.<br />

Figuur 3.5: Kaartbeeld (ontwerp) <strong>Structuurvisie</strong> Noord-Brabant


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

28<br />

Binnen het gemengd agrarisch gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook<br />

ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Dit kan door verbreding van<br />

agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, bijvoorbeeld op vrijkomende<br />

locaties. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de<br />

ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de<br />

gebieden rondom de groenblauwe mantel is de ontwikkeling van functies meer<br />

afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur-<br />

en landschapswaarden.<br />

Het ruimtelijke beleid binnen het kerngebied groenblauw is gericht op behoud, herstel<br />

en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte<br />

voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de<br />

doelstellingen voor de ecologische hoofdstructuur (EHS). De ontwikkeling van<br />

extensieve recreatie die zich richt op de beleving van de natuurgebieden, is goed<br />

mogelijk. De ontwikkeling moet passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied<br />

en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.<br />

Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke<br />

grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en<br />

landschap is een belangrijke opgave. Waar mogelijk zet de provincie in op herstel van<br />

de kwelstromen. Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een<br />

positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en<br />

landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Het beleid is<br />

er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap<br />

toeneemt.<br />

Verordening Ruimte, 1 e fase<br />

De Verordening Ruimte fase 1 bevat regels voor:<br />

• Regionaal perspectief voor wonen en werken<br />

• Ruimte-voor-ruimteregeling<br />

• Groene Hoofd Structuur-natuur/ Ecologische Hoofdstructuur<br />

• Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen<br />

• Grond- en oppervlaktewatersysteem<br />

• Land- en tuinbouw.<br />

Op onderstaande afbeeldingen (plankaarten 2 t/m5) is aangegeven op welke wijze<br />

Tilburg <strong>Zuidwest</strong> in de Verordening Ruimte 1 e fase is opgenomen. De legenda voor alle<br />

afbeeldingen is bij plankaart 2 opgenomen.<br />

<strong>Zuidwest</strong> is in zijn geheel opgenomen binnen de begrenzing van de stedelijke regio.<br />

Daarbinnen is een deel van het gebied aangewezen voor integratie van stad en land.<br />

Hier is stedelijke ontwikkeling mogelijk via het instrument van een ontheffingsbevoegdheid<br />

van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en na<br />

beoordeling van de plaatselijke situatie. Het uiterste zuidwesten van het plangebied is<br />

aangewezen als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Hierbinnen is stedelijke<br />

uitbreiding mogelijk (onder voorwaarden) indien de benodigde ruimte niet kan worden<br />

gevonden binnen bestaand stedelijk gebied. Een deel van de beken is aangewezen<br />

voor ruimte voor beek- en kreekherstel. Deze aanduiding vloeit voort uit het<br />

provinciaal waterbeleid en waarborgt dat er voldoende ruimte voor waterstaatkundige<br />

werkzaamheden over blijft.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

29<br />

Figuur 3.1 Plankaart 2 Verordening Ruimte 1e fase


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

30<br />

Figuur 3.2 Plankaart 3 Verordening Ruimte 1e fase<br />

Binnen <strong>Zuidwest</strong> behoren een aantal gebieden tot de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Hieronder vallen de aaneengesloten boscomplexen in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

In het westelijk deel komt eveneens een aantal EHS-gebieden voor. Van noord naar<br />

zuid loopt een aantal ecologische verbindingszones (zoekgebied). Voor de ecologische<br />

hoofdstructuur geldt op basis van het Rijksbeleid (Nota Ruimte en Besluit<br />

algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting tot instandhouding van de<br />

wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. Hiertoe geldt het zogenaamde<br />

nee, tenzij -regime. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet<br />

zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied<br />

significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaatsheeft, is er vanwege<br />

de ecologische hoofdstructuur geen grond om de activiteit geen doorgang te laten<br />

vinden. De zoekgebieden voor ecologische verbindingszones verbinden de<br />

natuurgebieden. Gemeenten dienen deze zoekgebieden in hun bestemmingsplannen<br />

op te nemen met een breedte van minimaal 50m binnen bestaand stedelijk gebied en<br />

zoekgebied stedelijke ontwikkeling (in alle andere gevallen volstaat minimaal 25m<br />

breedte).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

31<br />

Figuur 3.3 Plankaart 4 Verordening Ruimte 1e fase<br />

Binnen het plangebied komt een aantal kleine reserveringsgebieden voor<br />

waterberging voor. Het Wijckermeer in het westen is daarvan de grootste. Met de<br />

reserveringsgebieden waterberging wordt gedoeld op gebieden die, op basis van een<br />

inventarisatie door de waterschappen tijdens de totstandkoming van de<br />

reconstructieplannen, zijn vastgelegd omdat deze in de toekomst noodzakelijk kunnen<br />

zijn voor waterberging. Naar verwachting zullen in de periode 2011-2012 deze<br />

reserveringsgebieden worden geactualiseerd en dan zal worden bezien in hoeverre<br />

deze gebieden daadwerkelijk noodzakelijk zijn. De consequentie hiervan is dat de<br />

reserveringsgebieden dan óf zullen opgaan in de categorie 'regionaal<br />

waterbergingsgebied' (dat binnen een bepaalde periode concreet ingericht zal worden<br />

voor waterberging) of niet meer aangewezen hoeven te blijven.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

32<br />

Figuur 3.4 Plankaart 5 Verordening Ruimte 1e fase<br />

Het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> is aangewezen als extensiveringsgebied voor de<br />

intensieve veehouderij. Binnen het extensiveringsgebied is uitbreiding van intensieve<br />

veehouderijen niet mogelijk buiten bestaande vergunningen. Een deel in het westen<br />

van het plangebied is aangewezen als verwevingsgebied. In de verwevingsgebieden is<br />

sprake van een menging van functies van ondermeer landbouw, wonen en natuur. In<br />

deze gebieden is vanuit reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve<br />

veehouderijen niet wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn<br />

op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet<br />

verzetten.<br />

Verordening Ruimte, 2 e fase<br />

Belangrijk onderdeel in de Verordening Ruimte 2 e fase is de Groenblauwe Mantel. De<br />

groenblauwe mantel vormt het gebied tussen enerzijds het kerngebied groenblauw en<br />

het agrarisch gebied, als ook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt<br />

ommanteld met gebieden om de kernen te versterken én te verbinden.<br />

De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit grondgebonden agrarisch gebied, met<br />

belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (niet-bezoekersintensieve) recreatie.<br />

Door in de groenblauwe mantel in te zetten op het behoud én ontwikkeling van natuur<br />

en water (-beheer) wordt bijgedragen aan de bescherming van de waarden in het<br />

aanliggende kerngebied groenblauw. De groenblauwe mantel ondersteunt het beleid<br />

van de groenblauwe kern, maar heeft óók eigenstandige betekenis voor biodiversiteit,<br />

water en landschap.<br />

De gebieden in de groenblauwe mantel worden beschermd via de zogenaamde ja-mits<br />

benadering. Dat betekent dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn als ecologische<br />

en landschappelijke waarden en de natuur-, bodem- en waterfuncties worden<br />

behouden én er een kwaliteitsverbetering voor deze functies en het (cultuurhistorisch


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

33<br />

waardevolle) landschap optreedt. De versterking van de binnen de groenblauwe<br />

mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt specifieke aandacht.<br />

De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals verstedelijking,<br />

(bezoekers)intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve<br />

landbouwfuncties wordt met instructieregels in de verordening uitgesloten. Qua<br />

bescherming staat voorop dat aanwezige landschap-, natuur-, bodem- en<br />

waterwaarden behouden moeten blijven, maar zeker ook dat deze ontwikkeld moeten<br />

worden.<br />

In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar<br />

'diensten' die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Recreatieve en<br />

toeristische ontwikkelingen op bestaande locaties, zoals vrijkomende agrarische<br />

bedrijfslocaties, zijn mogelijk als hierdoor ook een bijdrage wordt geleverd aan de<br />

versterking van natuur, water en landschap.<br />

Samengevat betekent het beleid van de groenblauwe mantel dat ontwikkelingen zijn<br />

toegestaan (bijvoorbeeld niet intensieve recreatie, landgoederen), mits ze een positief<br />

effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden<br />

en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied.<br />

In <strong>Zuidwest</strong> vallen o.a. de beekdalen, de bosrandgebieden en het gebied ten noorden<br />

van de golfbaan onder het (toekomstige) beleid van de Groenblauwe Mantel.<br />

In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar<br />

diensten die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. De gebieden van<br />

de groenblauwe mantel in de nabijheid van stedelijke omgeving richten zich vooral op<br />

het recreatieve gebruik en de beleving van het groenblauwe netwerk dichtbij de stad.<br />

3.4 Gemeentelijk beleid<br />

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste gemeentelijke plannen die bij het<br />

opstellen van dit plan-MER in beschouwing zijn genomen. Het coalitieprogramma, en<br />

de Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2020</strong> worden in deze paragraaf beschreven. De overige<br />

plannen komen bij de verschillende thematische hoofdstukken aan bod.<br />

Overzicht gemeentelijk beleid<br />

• Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014;<br />

• Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> (2005);<br />

• <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg (2002);<br />

• Kadernota Groene Mal (2002);<br />

• Nota groen (2010);<br />

• Luchtkwaliteitsplan gemeente Tilburg 2005-2010 (juli 2005);<br />

• Bodembeleid gemeente Tilburg (oktober 2003);<br />

• Tilburgs verkeers- en vervoersplan (TVVP) (december 2005);<br />

• Grond voor verleden, archeologische monumentenzorg in Tilburg (2006);<br />

• Kadernota Toerisme en recreatie 2003-2010;<br />

• Fietsplan Tilburg 2005-2015;<br />

• Tilburgs Openbaar Vervoerplan (2004);<br />

• <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015;<br />

• Milieubeleidsplan gemeente Tilburg;


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

groenrelatie<br />

werken nieuw<br />

Groene Mal<br />

Projecten<br />

34<br />

• Nota Koersen op veilig;<br />

• Beleidsvisie externe veiligheid (2010)<br />

• Ontwerp Klimaatprogramma 2009-2012;<br />

• Diverse bestemmingsplannen.<br />

Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014<br />

Het coalitieakkoord Tilburg 2010-2014 houdt rekening met, geeft ruimte aan en stelt<br />

kaders voor ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong>. In het coalitieakkoord wordt o.a.<br />

gesteld dat reeds genomen besluiten over nieuwe bedrijventerreinen zoals Wijkevoort<br />

niet meer ter discussie worden gesteld. Daarnaast is een tophockeycomplex als<br />

investeringsproject opgenomen. De Groene Mal wordt bevestigd, maar er<br />

wordt bezuinigd op de realisatie van groen en water.<br />

Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />

De gemeentelijke visie voor Tilburg als geheel is uitgewerkt in de Ruimtelijke<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>. In het buitengebied van Tilburg staan drie functies<br />

centraal; natuur, recreatie en landbouw. <strong>Zuidwest</strong> wordt gezien als een groot<br />

onbebouwd gebied met belangrijke, recreatieve, natuur- en landschapswaarden.<br />

Naast de reservering van het zuidwestelijke deel van het terrein als zoeklocatie voor<br />

bedrijvigheid, blijft in de rest van het gebied ruimte voor landbouw, mogelijk<br />

gecombineerd met educatieve en recreatieve functies.<br />

Ten zuiden van de Reeshof en het Wandelbos liggen de landgoederenzone, de Oude<br />

Warande en het waterwingebied. De ruimtelijke kwaliteit en de ligging in de nabijheid<br />

van grote woongebieden maken het gebied geschikt als recreatief gebied. Het<br />

waterwingebied moet een groot regionaal bos/park worden dat niet toegankelijk is<br />

voor auto's (uitgezonderd bestemmingsverkeer), maar wel voor wandelaars fietsers en<br />

ruiters. De Dongezone wordt ingericht als brede ecologische verbindingszone met<br />

ruimte voor recreatief medegebruik. De landgoederenzone vervult de functie van<br />

overgang tussen stad en land.<br />

Figuur 3.7 Uitsnede <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> (Gemeente Tilburg, 2005)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

3.5 Te nemen besluiten<br />

35<br />

<strong>Structuurvisie</strong><br />

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling stelt de gemeente Tilburg de<br />

<strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> op. In deze <strong>Structuurvisie</strong> worden de kaders voor de<br />

gebiedsontwikkeling, alsmede de verevening van bovenplanse kosten vastgesteld.<br />

Bestemmingsplannen<br />

De volgende bestemmingsplannen zijn vigerend:<br />

§ Bestemmingsplan Buitengebied West (2010);<br />

§ Bestemming Buitengebied <strong>Zuidwest</strong> (2010);<br />

§ Bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone (2010);<br />

§ Bestemmingsplan Amarant-Mariahof Bredaseweg (2010).<br />

Realisatie van de voorgenomen activiteiten in <strong>Zuidwest</strong> past deels niet binnen de<br />

vigerende bestemmingsplannen. In later fase van plan- en besluitvorming zullen<br />

bestemmingsplannen moeten worden herzien dan wel nieuwe bestemingsplannen<br />

worden opgsteld.<br />

Afhankelijk van de uiteindelijke omvang van de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in relatie<br />

tot de Wet Milieubeheer zullen mogelijk ook één of meerdere project m.e.r.procedures<br />

moeten worden doorlopen, in het kader waar op inrichtingsniveau<br />

milieueffectrapporten moeten worden opgesteld.<br />

Vergunningen<br />

Voor de uiteindelijke realisatie van de ontwikkelingen in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> moet<br />

eventueel tegelijk of direct na de bestemmingsplannen een aantal vergunningen en<br />

ontheffingen worden aangevraagd, waarvan de meeste overgaan in één nieuwe<br />

omgevingsvergunning (Wabo). Omdat er sprake is van een overgangssituatie worden<br />

de belangrijkste vergunningen en ontheffingen hieronder nog genoemd:<br />

§ Provinciale Milieu Verordening (bevoegd gezag provincie Noord-Brabant<br />

§ Ontheffing van de bepalingen in de Flora- en faunawet (bevoegd gezag: LNV);<br />

§ Aanlegvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />

§ Milieuvergunning(en) volgens de Wet milieubeheer (bevoegd gezag: gemeente);<br />

§ Kapvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />

§ Sloopvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />

§ Verkeersbesluit (bevoegd gezag: gemeente);<br />

§ Ontheffing waterschapskeur (bevoegd gezag: waterschap);<br />

§ Bouwvergunning(en) (bevoegd gezag: gemeente).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling<br />

4.1 Plangebied en referentiekader<br />

36<br />

Karakteristiek plangebied<br />

Het plangebied voor de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> is het groene middengebied<br />

tussen Tilburg en Gilze - Rijen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door<br />

de Bredaseweg en de spoorlijn Breda-Tilburg, aan de oostzijde door de stadsrand van<br />

Tilburg, en in het zuiden en westen door de gemeentegrens met Goirle en Gilze-Rijen.<br />

In het plangebied komt relatief weinig bebouwing voor. De Bredaseweg in het noorden<br />

is een belangrijk structuurbepalend element in het plangebied. De weg is één van de<br />

historische uitvalswegen van de stad Tilburg. Bosbeplanting en verschillende<br />

landhuizen met grote tuinen zorgen voor een landgoedachtig karakter.<br />

Het oostelijk deel van het gebied heeft een voornamelijk gesloten en bosrijk karakter,<br />

maakt grotendeels deel uit van de EHS en heeft ecologische en recreatieve waarden.<br />

Het zuidelijk deel hiervan is waterwingebied van de Tilburgsche Waterleiding<br />

Maatschappij. Centraal in het bos ligt langs de Bredaseweg zorginstelling Amarant.<br />

De bos- en landgoederenzone rondom de Bredaseweg vormt één van de grote bos- en<br />

natuurgebieden in de omgeving van Tilburg en maakt onderdeel uit van de EHS. Meer<br />

westelijk aan de Bredaseweg, op grondgebied van Gilze en Rijen, ligt enigszins<br />

geïsoleerd het natuurgebied Het Blok. Aan weerszijden van de Hultensche Leij,<br />

grenzend aan de plas bij Wijkevoort ligt eveneens een natuurgebied, het Wijckerbos.<br />

Het westelijk deel van het plangebied heeft een open en meer gevarieerd karakter.<br />

De belangrijkste functie is agrarisch (zowel weiland als akkerbouw en boomgaarden),<br />

maar verspreid komen ook bospercelen , een waterpartij en aan de zuidzijde een<br />

golfbaan (Prise d Eau) voor. Kenmerkend voor het westelijk deel van het plangebied is<br />

het open en weidse cultuurlandschap, met verspreid liggende lanen en<br />

cultuurhistorische bebouwing.<br />

In het plangebied liggen drie zuid-noord lopende beken: de Oude Leij, Hultsensche<br />

Leij en Groote Leij, alledrie aangewezen als te ontwikkelen ecologische<br />

verbindingszone.<br />

Het gebied wordt primair ontsloten door de A58 aan de zuidzijde (met in de<br />

zuidwesthoek van het gebied een afrit), de Bredaseweg in het noorden en<br />

Noordwesttangent (Burgemeester Letschertweg) in het westen. Wegen in het gebied<br />

zijn de Hultenseweg, Nieuwe lijn, Bleukweg, Gilzerbaan en Oude Rielse baan.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

37<br />

Omgeving plangebied<br />

Direct ten westen van het plangebied, ten westen van de Burgemeester Ballingsweg,<br />

ligt de militaire vliegbasis Gilze - Rijen.<br />

Ten zuidwesten van het plangebied ligt de kern Gilze. Aan de zuidzijde wordt het<br />

plangebied begrensd door de A58. Ten zuiden van de A58 ligt agrarisch gebied.<br />

Aan de noordzijde en oostzijde wordt het plangebied begrensd door de woonwijken<br />

van Tilburg: De Blaak en De Reit aan de oostzijde, De Reeshof met de wijken<br />

Koolhoven en Witbrant aan de noordzijde.<br />

Referentiesituatie<br />

Om de effecten van de ontwikkelingen in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> op de omgeving te kunnen<br />

bepalen en beoordelen, wordt het plan- en studiegebied vergeleken met de situatie<br />

voorafgaand aan de gebiedsontwikkeling: de referentiesituatie (ook wel referentie<br />

situatie genoemd). De referentiesituatie voor het plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />

<strong>2020</strong> beslaat het jaar <strong>2020</strong>. In paragraaf 4.2 worden de autonome ontwikkelingen<br />

beschreven en gemotiveerd waarom ze wel of geen deel uitmaken van de<br />

referentiesituatie.<br />

Lagenbenadering<br />

Voor het opbouwen van een <strong>Structuurvisie</strong> is het nodig inzicht te hebben hoe de<br />

gemeente er ruimtelijk voorstaat: hoe is de gemeente opgebouwd, hoe is dat zo<br />

gekomen, welke kwaliteiten kent de gemeente, en op welke wijze kunnen deze<br />

kwaliteiten worden benut.<br />

Hiervoor wordt dit MER gebruik gemaakt van de lagenbenadering. Er wordt onder<br />

andere gekeken naar de ondergrond (bodem, geomorfologie, water, ecologie en<br />

cultuurhistorie), de infrastructuur, en de occupatie (het ruimtegebruik). Tevens wordt<br />

aangegeven welke veranderingen plaatsvinden of zullen plaatsvinden vanuit de<br />

ruimtelijke ordening. In een typering van het landschap en de stad zijn de ruimtelijke<br />

kenmerken en kwaliteiten benoemd.<br />

4.2 Autonome ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen<br />

In en rond het plangebied vinden de volgende (autonome) ontwikkelingen plaats:<br />

• Realisatie Noordwesttangent (aan de westgrens van het plangebied) inclusief<br />

natuurcompensatie;<br />

• Eventuele verbreding A58 (ten zuiden van het plangebied);<br />

• Ontwikkelingslocaties Koolhoven, Stadsrand Dalem en Witbrant (woningbouw ten<br />

noorden van het plangebied):<br />

• Woningbouw op het terrein van Amarant-Mariahof (in het noordelijk deel van het<br />

plangebied);<br />

• De mogelijke verbreding/verdubbeling van de Bredaseweg/Rijksweg (in het<br />

noorden van het plangebied: wordt een aparte m.e.r.-procedure voor doorlopen<br />

met de provincie als initiatiefnemer);<br />

• Oostelijke ontsluiting Rijen<br />

• Toename vliegbewegingen vanwege en stationering van een groot deel van de<br />

defensiehelikopters op vliegbasis Gilze-Rijen (ten westen van het plangebied);<br />

• Uitbreiding bedrijventerreinen en woningbouw gemeente Gilze en Rijen;<br />

• Ontwikkelingen Groene Bosch Goirle.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Reconstructie<br />

Bredaseweg<br />

(Voltooiing)<br />

Noordwesttangent<br />

Uitbreiding<br />

activiteiten<br />

vliegbasis Gilze-<br />

Rijen<br />

Realisatie Midden-<br />

Brabant Poort<br />

(Gilze-Rijen)<br />

Figuur 4.1: Overzicht belangrijkste autonome ontwikkelingen<br />

38<br />

Stadsrand<br />

Dalem<br />

Woningbouw<br />

Koolhoven Woningbouw<br />

Witbrant<br />

Uitbreiding<br />

Amarant<br />

Realisatie Noordwesttangent<br />

Eind 2009 heeft de gedeeltelijke voltooiing plaats gevonden van de Noordwesttangent<br />

(m.u.v. afsluiting Hultenseweg). Hiermee is de verbinding van de A58 tot Dalem Zuid<br />

inmiddels in gebruik. Eind 2012 is de gehele tangent voltooid. De Noordwest tangent<br />

is de regionale wegverbinding tussen de A58 bij afslag Gilze en de Midden-<br />

Brabantweg (N261) bij de aansluiting Tilburg Noord. Tevens worden hiermee de<br />

westelijke stadsuitbreiding Vinex-locatie Reeshof en diverse bedrijfsterreinen aan de<br />

noordzijde van de stad ontsloten. De Noordwesttangent maakt onderdeel uit van de<br />

referentiesituatie.<br />

Als gevolg van de aanleg van de Noordwesttangent bestaat de juridisch-planologische<br />

verplichting tot natuurcompensatie. Er is een bos aangelegd in de oksel van de<br />

Bredaseweg en de Noordwesttangent als onderdeel van de ecologische<br />

verbindingszone langs de zuidzijde van de Bredaseweg tussen het bosgebied Het Blok<br />

en het waterwingebied.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

39<br />

Eventuele verbreding A58<br />

Mogelijk is er (op lange termijn) sprake van verbreding van de A58. Rijkswaterstaat<br />

heeft een planstudie gestart. Besluitvorming over deze ontwikkeling is nog prematuur.<br />

De verbreding van de A58 maakt daarom geen deel uit van de autonome ontwikkeling.<br />

Reconstructie Bredaseweg/N282<br />

Op donderdag 11 juni 2009 ondertekenden de provincie Noord-Brabant, de gemeente<br />

Tilburg en de gemeente Gilze en Rijen een samenwerkingsovereenkomst voor het<br />

project N282 Rijen Hulten Reeshof . Er wordt, in samenwerking met de provincie,<br />

een planstudie/MER opgesteld waarin verschillende scenario's voor de reconstructie<br />

van de N282 worden onderzocht. Eén van de mogelijke scenario's is de verdubbeling<br />

van de Bredaseweg. De planstudie/MER zal naar verwachting in het tweede kwartaal<br />

van 2011 worden aanvaard door de gemeenteraad.<br />

Vooralsnog bevindt de studie naar de reconstructie van de N282 zich nog in een<br />

verkennende fase en heeft nog geen nadere besluitvorming plaatsgevonden. De<br />

Reconstructie van de Bredaseweg maakt daarom geen deel uit van de<br />

referentiesituatie.<br />

Uitbreiding zorginstelling Amarant<br />

Voor Amarant en het naastgelegen Mariahof is in 2010 een nieuw bestemmingsplan<br />

vastgesteld. In ruil voor slopen op het achterterrein en het aanleggen van bos, krijgen<br />

de instellingen ruimte om aan de Bredaseweg nieuwe appartementen te bouwen voor<br />

senioren. De voorgenomen ontwikkelingen maken onderdeel uit van de<br />

referentiesituatie.<br />

Ontwikkelingslocaties Koolhoven, Witbrant en Dalem<br />

Tot <strong>2020</strong> worden in de ontwikkelingslocaties Koolhoven en Witbrant ca 3.000<br />

woningen gerealiseerd. Witbrant West is inmiddels geheel en Witbrant Oost bijna<br />

geheel gereed, op zes woningen en één toren na. Koolhoven moet deels nog<br />

ontwikkeld worden. In Koolhoven Buiten is ook natuurontwikkeling voorzien.<br />

Daarnaast zal de komende jaren het gebied rondom station Reeshof - De Knoop<br />

genaamd - ontwikkeld worden met een combinatie van woningen, voorzieningen en<br />

kantoren. Een andere woningbouwlocatie is de stadsrand Dalem. Ook hier worden<br />

verschillende stedelijke functies gerealiseerd. Naar verwachting zal het gebied rond<br />

<strong>2020</strong> geheel gevuld zijn. Deze ontwikkelingen maken onderdeel uit van de<br />

referentiesituatie.<br />

Ontwikkelingen Gilze - Rijen en Goirle<br />

Oostelijke ontsluiting Rijen<br />

Ten oosten van de kern Rijen is recent een nieuwe randweg gerealiseerd voor deze<br />

kern. Deze nieuwe randweg is de Oostelijke Ontsluiting Rijen genoemd (OOR). Op 31<br />

maart 2003 heeft de gemeenteraad van Gilze en Rijen gekozen voor tracé A van de<br />

oostelijke ontsluitingsweg. Dit is de route van de rotonde in de Zwarte Dijk naar de<br />

Dongenseweg. Dit tracé loopt overwegend door agrarisch gebied. Om de weg mogelijk<br />

te maken heeft een wijziging van het bestemmingsplan plaatsgevonden.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

40<br />

Bedrijventerrein Midden-Brabant Poort (voormalig Broekakkers Oost) en Haansberg<br />

Medio 1999 hebben de gemeentebesturen van Tilburg en Gilze en Rijen besloten<br />

gezamenlijk een <strong>Structuurvisie</strong> op te stellen om de haalbaarheid van een nieuw<br />

bedrijventerrein langs de A58 tussen Gilze en Tilburg te onderzoeken. In deze<br />

<strong>Structuurvisie</strong> is het gebied Broekakkers-Oost geprojecteerd voor nieuwe<br />

bedrijvigheid. Het gebied is gelegen ten oosten van de kern Gilze. Het gebied wordt<br />

begrensd door de A58, de Burgemeester Ballingsweg en de Tilburgsebaan en heeft<br />

een omvang van circa 40 ha. Het terrein krijgt een ontsluiting op de Tilburgsebaan. Het<br />

bestemmingsplan "Bedrijventerrein Broekakkers-Oost" (huidige benaming Midden<br />

Brabant Poort) is door de gemeenteraad van Gilze en Rijen vastgesteld op 30 oktober<br />

2006. De provincie Noord-Brabant heeft het plan goedgekeurd; met een uitspraak van<br />

de Raad van State van 6 februari 2008 is het plan onherroepelijk geworden. Eind 2009<br />

wordt de aanleg/realisatie voorbereid.<br />

Aan de zuidkant van de kern Rijen wordt het bedrijventerrein Haansberg uitgebreid. Dit<br />

betreft een nieuw stuk bedrijventerrein waarin wordt voorzien in bedrijven, kantoren<br />

en leisureactiviteiten. Het bedrijventerrein krijgt inclusief uitbreiding een oppervlakte<br />

van in totaal ca 100 ha en telt 180 bedrijven waarvan een aanzienlijk deel logistieke<br />

bedrijven. De ontsluiting van het bedrijventerrein is geregeld via de Europalaan op de<br />

N282.<br />

Aan de oostkant van de kern Rijen vindt woningbouw plaats, Vliegende Vennen<br />

Noordoost. Deze nieuwe wijk wordt ontsloten via de Europalaan op de N282.<br />

Bovengenoemde ontwikkelingen maken onderdeel uit van de referentie situatie<br />

Toename aantal vliegbewegingen vliegbasis Gilze-Rijen<br />

Vanwege het operationeel worden van nieuwe legerhelicopters op vliegbasis Gilze-<br />

Rijen en verplaatsing van legerhelicopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen zal het<br />

aantal vliegbewegingen toenemen. De wettelijk vastgestelde geluidscontouren blijven<br />

echter gehandhaafd. Er is nog voldoende geluidsruimte aanwezig.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />

4.3.1 Beleid<br />

41<br />

Landschap<br />

Nota Ruimte<br />

Landschap is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen<br />

te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van landschappelijke<br />

objecten en structuren. Er wordt daarom bij ruimtelijke ontwikkelingen meer en meer<br />

aandacht gevraagd voor behoud en/of herontwikkeling van deze waarden. Het<br />

nationaal beleid, verwoord in de Nota Ruimte (landschap) en de Nota Landijs<br />

(aardkundige waarden), streeft naar een duurzaam behoud van waarden.<br />

Het nationaal beleid richt zich vooral op borging en ontwikkeling van de gebiedseigen<br />

kernkwaliteiten van (inter)nationaal waardevolle landschappen. Beleidsmatig wordt er<br />

naar gestreefd de identiteitswaarde en de (groene) gebruiksmogelijkheden van het<br />

landelijk gebied zoveel mogelijk te behouden en te ontwikkelen. Een aantal bijzondere<br />

waardevolle gebieden en gebouwen is aangemerkt als nationaal landschap.<br />

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke<br />

nationale kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere<br />

natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Tilburg <strong>Zuidwest</strong> maakt geen deel uit van een<br />

nationaal landschap.<br />

Gemeentelijk beleid<br />

De gemeente Tilburg heeft (nog) geen specifiek landschapsbeleid. Echter ten behoeve<br />

van het opstellen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> heeft de gemeente Tilburg een<br />

groenblauw casco ontwikkeld dat de huidige situatie en de potentie van het<br />

plangebied op heldere wijze in beeld brengt. Het groenblauwe casco zal elders in dit<br />

hoofdstuk worden beschreven.<br />

Cultuurhistorie<br />

Nota Ruimte & Nota Belvedere<br />

Het rijk hecht in de Nota Ruimte aan borging en ontwikkeling van gebieden en<br />

structuren met zowel (inter)nationaal erkende als voor Nederland kenmerkende<br />

cultuurhistorische waarden, waarbij het rijk zich met name richt op de Nationale<br />

Landschappen. Nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd<br />

en waar mogelijk worden versterkt. In algemene zin geldt dat binnen nationale<br />

landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van<br />

het landschap worden behouden of versterkt ('ja-mits'-regime).<br />

In de Nota Belvedère wordt de relatie tussen het ruimtelijk beleid en de cultuurhistorie<br />

aangeduid. De doelstelling met betrekking tot het ruimtelijke beleid luidt: Het<br />

erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het<br />

stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.<br />

Daarvoor worden een vijftal richtingen aangegeven, waaronder:<br />

• vroegtijdige en volwaardige afweging;<br />

• volwaardig betrekken van cultuurhistorie bij planologische procedures en<br />

planvormingsprocessen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

42<br />

In de nota Belvedère worden verspreid over heel Nederland cultuurhistorische meest<br />

waardevolle gebieden aangegeven, de zogenoemde Belvedèregebieden. Daar geldt<br />

een speciale aandacht voor het versterken en benutten van de cultuurhistorische<br />

identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten (fysieke dragers). Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

maakt geen deel uit van één van de Belvedèregebieden.<br />

Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-brabant<br />

De cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven op de door GS<br />

vastgestelde Cultuurhistorische Waardenkaart (2006). Op deze kaart (zie figuur 4.2.)<br />

zijn de belangrijkste cultuurhistorisch waardevolle elementen De Oude Warande en<br />

het Wandelbos in het noordoosten van het plangebied, evenals het Bels Lijntje en De<br />

Bredaseweg.<br />

In het westen van het plangebied zijn het Wijckerbos, Het Blok, Prinsenhoef en (een<br />

deel van) de Hultenseweg de belangrijkste waardevolle cultuurhistorische elementen.<br />

Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moeten gemeenten met<br />

landschappelijke en cultuurhistorische waarden rekening houden. Dit geldt in het<br />

bijzonder voor de historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge<br />

waarden. In beginsel zijn in deze vlakken alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die<br />

gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot<br />

behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden. Bij de<br />

opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen dient verder rekening gehouden te<br />

worden met de archeologische monumenten en de indicatieve archeologische<br />

waarden. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke<br />

ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische<br />

waarde, de archeologische waarden door middel van een inventariserend en<br />

waarderend onderzoek in kaart worden gebracht.<br />

Inmiddels bestaat er een nieuwe versie van de cultuurhistorische waardenkaart<br />

(2010), waarin de versie van 2006 is opgenomen. In de <strong>Structuurvisie</strong> Ruimte en de<br />

Verordening Ruimte worden de cultuurhistorische belangen geborgd, maar mogelijk<br />

minder stringent dan onder de Interim <strong>Structuurvisie</strong> en de Paraplunota.<br />

Figuur 4.2: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

43<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> wordt onderkend dat de kracht van Tilburg als<br />

woongebied ligt in een combinatie van stadse en dorpse eigenschappen. Tilburg<br />

bestaat uit een aantal oorspronkelijke agrarische nederzettingen die naar elkaar toe<br />

zijn gegroeid. Op grotere schaal ligt een ring van dorpen rondom de stad. Deze<br />

ruimtelijke opbouw met bijbehorende cultuurhistorische aspecten van de stad en haar<br />

omgeving bieden aanknopingspunten voor het verder verbeteren van het<br />

karakteristieke verblijfs- en leefklimaat in Tilburg. Hiertoe dienen de<br />

stedenbouwkundige en cultuurhistorisch waardevolle karakteristieken te worden<br />

behouden. In geval van nieuwe locaties voor verstedelijking wordt aansluiting gezocht<br />

bij bestaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen [<strong>Structuurvisie</strong><br />

Tilburg <strong>2020</strong>]<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg zijn de beleidsuitgangspunten voor de omgeving<br />

Bredaseweg beschreven. De landgoederenzone dient als historisch erfgoed te worden<br />

gerespecteerd conform de <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg (Raadsbesluit december 2002).<br />

De bossen van het waterwingebied vormen een groene eenheid die contrasteert met<br />

de bebouwde omgeving. Er zal sprake zijn van heldere ruimtelijke grenzen die zich<br />

staande kunnen houden in het stedelijk krachtenspel. Hierbinnen krijgen natuurlijke<br />

processen de ruimte. In recreatief opzicht fungeert het gebied als stadsbos met een<br />

gevarieerd netwerk van wandel- en fietspaden. De oude parallellaan ten zuiden van de<br />

Bredaseweg is in het streefbeeld de drager van het recreatieve netwerk. Binnen dit<br />

geheel vormt de Bredaseweg en de daaraan gerelateerde villabebouwing een<br />

samenhangend ruimtelijk ensemble met landgoedkarakter. De open ruimtes maken<br />

hier onlosmakelijk deel vanuit. De overgangen met de aangrenzende bossen zorgen<br />

voor mooie contrasten van open en dicht. Deze contrasten zijn ook bepalend voor de<br />

ecologische waarden [<strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg].<br />

Archeologie<br />

Archeologische waarden zijn beschermd in het kader van het Europese Verdrag van<br />

Valletta (ook bekend als het Verdrag van Malta). Per 1 september 2007 is dit verdrag<br />

geïmplementeerd in de nationale wetgeving: de Wet op de archeologische<br />

monumentenzorg, opgenomen in de Monumentenwet 1988. Archeologische waarden<br />

dienen zoveel als mogelijk in-situ behouden te blijven. Bij graafwerkzaamheden dient<br />

vooraf onderzoek plaats te vinden naar de kans op verstoring van archeologische<br />

waarden. Wanneer verstoring van waarden verwacht wordt, dient onderzocht te<br />

worden of de planvorming zodanig kan worden aangepast dat de waarden beschermd<br />

blijven. Indien dit niet mogelijk is, dienen de waarden die verloren gaan door<br />

archeologisch onderzoek gedocumenteerd te worden.<br />

Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie werkt het nationale beleid verder<br />

uit op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant. Bij de opstelling en de<br />

uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met de<br />

archeologische monumenten en de indicatieve archeologische waarden. Gezien dit<br />

uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in<br />

gebieden met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische waarde, de<br />

archeologische waarden door middel van een inventariserend en waarderend<br />

onderzoek in kaart worden gebracht.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

44<br />

Gemeentelijk archeologiebeleid<br />

Het archeologiebeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de nota "Grond voor<br />

verleden; Archeologische monumentenzorg in Tilburg". Deze nota is een beleidsplan<br />

voor het toekomstig Tilburg en een formalisering van het huidige interim-beleid.<br />

Uitgangspunt bij het gemeentelijk archeologiebeleid is het veroorzakersprincipe.<br />

Initiatiefnemers tot bodemroerende werkzaamheden - dat kunnen particulieren of<br />

andere overheden, maar ook de gemeente Tilburg zelf zijn - kunnen worden verplicht<br />

de kosten van het archeologische onderzoek voor hun rekening te nemen. De<br />

overweging hierbij is dat bij grotere bodemingrepen sprake moet zijn van een<br />

uitdaging om het erfgoed zo verantwoord mogelijk mee te wegen en waar mogelijk te<br />

integreren in de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente ziet hier op toe via<br />

vergunningverlening.<br />

Het veroorzakersprincipe is in ieder geval van toepassing op alle MER-plichtige<br />

projecten en bodemverstoringen waarop de ontgrondingsvergunning van toepassing<br />

is. Of voor een bouwterrein in een door de provincie aangewezen attentiegebied een<br />

vergunning noodzakelijk is, zal onder andere afhangen van de oppervlakte van het<br />

bouwproject.<br />

Het beheersproces van het archeologisch bodemarchief in ruimtelijke<br />

ontwikkelingsprojecten is cyclisch en verloopt in fasen waarbij elke nieuwe pas van<br />

start kan wanneer de voorgaande fase voldoende informatie heeft opgeleverd. De<br />

gemeente start deze zogenaamde AMZ-cyclus op in de planvormingsfase van (grotere)<br />

uitvoeringsprojecten.<br />

De gemeente Tilburg heeft als voorbereiding op het te ontwerpen gemeentelijk<br />

archeologiebeleid een Archeologische Waarschuwingskaart voor Tilburg (ArWaTi) laten<br />

ontwerpen. De kaart is sinds 2003 in conceptversie in gebruik als hulpmiddel bij<br />

interne advisering en selectiebesluitvorming.<br />

Figuur 4.3: Archeologische Waarschuwingskaart ArWaTi (Gemeente Tilburg, 2003)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.3.2 Huidige situatie<br />

45<br />

Geomorfologie/aardkundige waarden<br />

Op figuur 4.4 zijn de geomorfologische/landschappelijke eenheden weergegeven.<br />

Het plangebied in het zuidwesten van Tilburg maakt onderdeel uit van een<br />

grootschalig dekzandgebied. Duidelijk herkenbaar zijn, zie ook de hoogtekaart (figuur<br />

4.5), de dalvormige laagten van de Hultensche Leij en de Groote Leij. De overgang<br />

tussen de beekdalen en de hogere delen wordt gevormd door de vlakten. Deze<br />

bestaan uit door smeltwater verspoelde dekzanden. De hogere delen bestaan uit<br />

terrasafzettingswelvingen, bedekt met dekzand, en dekzandruggen. Het plangebied<br />

watert in noordelijke en noordwestelijke richting af [Bestemmingsplan buitengebied<br />

West].<br />

Op figuur 4.4 zijn een aantal geomorfologische kenmerken te onderscheiden. Te<br />

weten:<br />

• Dalvormige laagten;<br />

• Terrasafzettingswelvingen en- vlakten;<br />

• Dekzandruggen en landduinen;<br />

• Breuklijnen.<br />

Dalvormige laagten<br />

In het plangebied zijn ter plaatse van de beken beekdalbodems aanwezig met veen in<br />

de ondergrond. Ter plaatse van de Blaak is ook een dalvormige laagte aanwezig waar<br />

geen veen in de ondergrond zit. Ook de Drassige Driehoek is een dalvormige laagte<br />

waar veen in de ondergrond zit.<br />

Terrasafzettingswelvingen en -vlakten<br />

Naast de dalvormige laagten zijn terrasafzettingswelvingen en -vlakten aanwezig. Aan<br />

de oostzijde van de Oude, Hultensche en Groote Leij zijn dit welvingen met dekzand en<br />

ten westen van de Oude Leij is dit een vlakte bedekt met dekzand. Aan de oostzijde<br />

van de Oude Leij is een afzettingsvlakte ten dele verspoeld.<br />

Dekzandruggen en landduinen<br />

Ten oosten van de verspoelde dekzandvlakte liggen dekzandruggen (met en zonder<br />

landbouwdek). In noordzuid richting loopt hier doorheen een gebied met lage<br />

landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (tot rondom de waterloop de Blaak).<br />

Ook in het zuidwesten van natuurgebied de Sijsten, in de Nerhovense bossen en in de<br />

Goore en Leijkant liggen enkele geïsoleerde gebiedjes met lage landduinen.<br />

Breuklijnen<br />

In noordwest-zuidoost richting liggen in (en net buiten) het plangebied van <strong>Zuidwest</strong><br />

twee breuklijnen. De meest westelijke is gelegen op de lijn Rijen-vliegbasis-Nerhoven-<br />

Gilze. De meest oostelijke is gelegen op de lijn Vossenberg West-Reeshof-Witbrant<br />

Oost-Heidepark-de Blaak/Rielse Baan-Kaaistoep-oostzijde Riel.<br />

Aan de westzijde van het plangebied ligt de horst van Gilze en Rijen. Het oostelijk deel<br />

van het plangebied ligt in de Roerdalslenk. Beide aspecten zijn met name zichtbaar in


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

46<br />

de overheersende noordwest-zuidoostrichting van de beken en in mindere mate in het<br />

reliëf.<br />

Van de hierboven beschreven geomorfologische waarden in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> zijn er<br />

geen beleidsmatig aangewezen als aardkundig waardevol gebied of monumenten.<br />

Het reliëf in en rond Tilburg wordt vooral bepaald door de zuid-noord lopende<br />

waterlopen. Het hoogste punt in het plangebied, dat ligt op ca 14m +NAP, is te vinden<br />

in het zuidoosten van het plangebied nabij de A58. In noordwestelijke richting loopt<br />

de hoogte geleidelijk af tot ca 11m+ NAP nabij Wijkevoort. Op de hoogtekaart zijn met<br />

name de donkerblauwe beekdalen van de Donge of Oude Leij, de Groote Leij en de<br />

Hultensche Leij herkenbaar.<br />

Landschappelijke structuur<br />

Het landschap in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> kent een aantal belangrijke structuurdragers en<br />

kent daarnaast een duidelijke tweedeling. De grens tussen de twee gebieden wordt<br />

grofweg gevormd door de Donge en de Gilzerbaan.<br />

De tweedeling bestaat uit het relatief gesloten bosgebied in het oostelijk deel van het<br />

plangebied en het meer agrarische deel in het westelijk deel van het plangebied. Het<br />

bosgebied bestaat uit de landgoederen langs de Bredaseweg en de bossen rondom<br />

het pompstation van de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij, de Oude Warande, de<br />

Blaak en Schaapsgoor.<br />

Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit relatief open landbouwgebied,<br />

bestaande uit ruime onregelmatige blokvormige verkaveling. Hier wisselen weilanden<br />

en akkerlanden elkaar af. Langs oude wegen ligt verspreid een aantal historische<br />

(lintvormige) gehuchten of nederzettingen (Klein Tilburg, Berkeind en Heikant). De<br />

wegen zelf worden veelal begeleid door laanbeplanting. Nabij Wijkevoort vindt men<br />

een plas met aangrenzend een bos(je). Het landschap als geheel kan hierdoor worden<br />

beschouwd als relatief kleinschalig.<br />

Agrarisch cultuurlandschap in Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

De Bredaseweg, met landgoederen aan weerszijden en de Donge of Oude Leij zijn de<br />

voornaamste structuurbepalende elementen in het gebied. Beide structuren hebben in<br />

verschillende fasen in de geschiedenis een belangrijke bijdrage gehad aan de vorming<br />

van het landschap.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

47<br />

Figuur 4.4: Geomorfologie Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (Alterra/Archis, 2009)<br />

Figuur4.5: Hoogtekaart van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (www.ahn.nl)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

48<br />

Ruimtelijk-visuele kwaliteit<br />

In het plangebied kan op hoofdlijnen een onderscheid gemaakt worden tussen het<br />

relatief dichte oostelijk deel van het plangebied met de boscomplexen en het relatief<br />

open midden en westelijke deel van het plangebied met verspreid liggende bebouwing<br />

en linten. Het contrast tussen de boscomplexen en het agrarisch gebied is ook vrij<br />

scherp. Dit onderscheid is duidelijk zichtbaar op de luchtfoto (zie figuur 4.6)<br />

Door de aanwezigheid van Vliegbasis Gilze-Rijen in het westen, de Bredaseweg in het<br />

noorden, de boscomplexen van de Warande in het oosten en de A58 in het zuiden is de<br />

openheid nergens groot en bestaan er nauwelijks zichtrelaties met het omliggende<br />

gebied.<br />

Met name in het middengebied en in het westelijk deel van het plangebied is er op<br />

lokale schaal wel sprake van een bepaalde mate van openheid.<br />

Figuur 4.6: Luchtfoto van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (bron: Google Maps)<br />

Cultuurhistorische waarden<br />

Onder cultuurhistorische waarden worden de historische waarden/betekenis verstaan<br />

van waarneembare landschapselementen, die door menselijk ingrijpen zijn ontstaan.<br />

Hieronder worden bijvoorbeeld landbouwontginningen, wegen en bouwwerken<br />

verstaan.<br />

De eerste moderne landbouwontginningen in het gebied ontstonden langs de<br />

beemden van de Oude Leij vanaf ca 1300 n. Chr., waar door regelmatige overstroming<br />

voldoende vruchtbare grond aanwezig was. Van de toenmalige verkaveling zijn in het<br />

tegenwoordige landschap nog maar weinig sporen terug te vinden. Anders is dit voor<br />

de bosrijke zone langs de Bredaseweg. Hierlangs werd in de tweede helft van de 19 e<br />

eeuw een aantal landhuizen opgetrokken en landschapstuinen aangelegd. Deze<br />

landgoederen, zijn mede door hun open zichtrelatie naar de Bredaseweg, nog<br />

duidelijk herkenbaar in het landschap.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

49<br />

Het plangebied bestond tot in de 19 e eeuw grotendeels uit woeste heidegronden en<br />

enkele akkercomplexen met nederzettingen in het westen. De woeste gronden en<br />

akkercomplexen werden doorsneden door het beekdal van de Oude Leij en dat van de<br />

Hultensche Leij met de daarbijhorende oversteekplaatsen.<br />

Het gehele plangebied kent een netwerk van paden en oude wegen. In oost-westelijke<br />

richting wordt het gebied doorsneden door twee oude, belangrijke verbindingswegen:<br />

Gilzerbaan en Bredaseweg. In het bosgebied lopen tracés van de voormalige spoorlijn<br />

ten behoeve van de textielindustrie, die Tilburg verbonden met Turnhout in België; het<br />

zogenaamde Bels lijntje.<br />

Op structuurniveau kent het gebied een vijftal cultuurhistorisch karakteristieke en nog<br />

herkenbare deelgebieden: (1) het akkercomplex in het westelijk deel (gelegen ten<br />

westen van de Oude Leij en doorsneden door de Hultense Leij); (2) het stroomgebied<br />

van de Oude Leij (met de beemden) en (3) de oude heidegronden in het midden- en<br />

zuidelijke deel; en (4) de Landgoederenzone in het noorden (aan weerszijde van de<br />

Bredaseweg), waarbij (5) de Oude Warande nog een apart te benoemen (en oudere)<br />

structuur is. Zie voor de deelgebieden figuur 4.7.<br />

Figuur 4.7: Deelgebieden cultuurhistorie (Bron: gemeente Tilburg)<br />

1. Het akkercomplex<br />

Het landschap in het westelijk deel van het plangebied wordt in hoofdzaak<br />

gekenmerkt door de structuren van een oud akkergebied en de daarbij horende<br />

infrastructuur en gebouwen, waarbij de midden 19 e eeuwse situatie nog goed<br />

herkenbaar is. Dit akkergebied sluit aan bij soortgelijke gebieden van eerdgronden<br />

rond Gilze.<br />

Van belang is de combinatie van een aantal factoren: grondgebruik, agrarische<br />

ensembles, wegen, beplanting (erf en laan), open landbouwgronden met iets hogere,<br />

bolle akkers. Het akkercomplex is nog redelijk gaaf als open landschap met verspreid


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

50<br />

een aantal boerderijcomplexen waarvan de oorsprong terug te voeren is tot de late 18e<br />

eeuw. Archeologische vondsten wijzen op nog veel oudere bewoning. Dit<br />

akkercomplex heeft een grote cultuurhistorische ensemblewaarde, met name vanwege<br />

de combinatie van hoge archeologische waarde en cultuurhistorische kenmerken van<br />

bovengrondse structuren en objecten.<br />

Deze structuur (met een netwerk van wegen, paden, akkers) en een aantal van deze<br />

objecten zijn gaaf en herkenbaar, en (in hun context) behoudenswaardig. In deze<br />

akkercomplexenstructuur is de relatie tussen de ondergrond (abiotische laag) en<br />

menselijk ingrijpen (antropogene laag) nog herkenbaar en afleesbaar.<br />

Tegen de randen liggen gebieden die overgaan in het landschap van de beekdalen dat<br />

gekenmerkt wordt door (sporen van) een beemdenstructuur (zie deelgebied 2).<br />

Tegen het open akkercomplex ligt nog een oud productiebos (ten zuiden van de<br />

Hultenseweg / Berkeind) dat van oorsprong dateert uit de 2e helft van de 19e eeuw.<br />

In een buiten het plangebied gelegen productiebos in de noordwestelijke hoek (Het<br />

Blok) zijn oude ontginningslijnen en aangelegde padenstructuren nog herkenbaar<br />

aanwezig. De kleinere boseenheden in het westen (het Blok, de Nerhovense bossen en<br />

het bos Wijkevoort) vormen samen met de daarin aanwezige padenpatronen ook<br />

cultuurhistorisch belangrijke elementen.<br />

Het landschap van het westelijk deel van het plangebied wordt op structuurniveau dus<br />

gekenmerkt door een agrarische achtergrond met een netwerk aan wegen en<br />

structuren, veel openheid en enkele boscomplexen. Deze karakteristieken op<br />

hoofdlijnen moeten een rol spelen in de verdere ontwikkeling van het gebied. Zowel in<br />

functionele als ruimtelijke termen liggen hier met respect voor de aanwezige<br />

cultuurhistorische en archeologische waarden- kansen voor betekenisvolle<br />

ontwikkelingen waarbij qua beleving en sfeer nadrukkelijk aangesloten moet worden<br />

op de huidige kwaliteiten.<br />

2. De beekdalen van de Donge/Oude Leij en Hultensche/Groote Leij (met de beemden)<br />

Het plangebied wordt centraal doorsneden door de Oude Leij en in het zuidwesten<br />

door de Groote en Hultensche Leij. De overgang tussen de beekdalen en de hogere<br />

delen worden gevormd door de vlakten. Deze bestaan uit door smeltwater verspoelde<br />

dekzanden. De hogere delen bestaan uit terrasafzettingswelvingen, bedekt met<br />

dekzand, en dekzandruggen. De beekdalen zijn vanaf de late middeleeuwen in gebruik<br />

genomen als weide- en hooilanden. De drogere gronden langs de Grote en Hultensche<br />

Leij werden in de late middeleeuwen in cultuur gebracht als akkergronden (zie<br />

deelgebied 1).<br />

Hoewel de oude beemdenstructuur langs de Groote Leij en Hultensche Leij grotendeels<br />

verdwenen lijkt (door ruilverkaveling en ander grondgebruik) is deze toch nog te<br />

herkennen in percelering en enigszins in landgebruik, onder meer ten oosten van<br />

Berkeind. Hetzelfde is het geval bij de Oude Leij. De percelering is alleen kadastraal<br />

herkenbaar, met name doordat er nu bos tot aan de beek aanwezig is. Echter, de<br />

combinatie van beek, de percelering en de aan de oostzijde gelegen weg (Oude<br />

Rielsebaan) vormt een belangrijke structuur, die nog met enige moeite herkenbaar<br />

aanwezig is.<br />

Overigens ligt in de noordoosthoek van het plangebied de Drassige Driehoek, een<br />

historische natte laagte. Herkenbaar zijn nog de laagte zelf, de steilrand eromheen, de<br />

waterloop en de wegenstructuur.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

51<br />

3. De heideontginning<br />

Zowel het beekdal van de Oude Leij als de Gilzerbaan doorsnijden een gebied dat<br />

vroeger bestond uit woeste (heide-)gronden. Tot ver in de twintigste eeuw bleef een<br />

deel van dit plangebied bestaan uit heidegronden die vanaf de negentiende eeuw<br />

werden aangeplant met naaldbossen en/of werden ontwaterd door de aanleg van een<br />

slotenstelsel. De vennen in het plangebied (Blaak, Rietven, Kolkven) werden na 1900<br />

in snel tempo gedempt en omgewerkt tot weide- of akkergrond.<br />

Het Schaapsgoor, de Blaak en de Sijsten zijn dus restanten van grootblokkige (jonge)<br />

heideontginningen. In de Sijsten zijn deze vierkant en met name in percelering en<br />

bosranden te herkennen. Bij de golfbaan is dit patroon niet meer herkenbaar. In de<br />

Blaak en het Schaapsgoor zijn deze ontginningen langwerpiger en vanaf een viertal<br />

wegen gestart. Met name deze wegen zijn nog herkenbaar.<br />

4. Oude Warande<br />

De Oude Warande in de noordoostelijke hoek van het plangebied is een jachtbos dat<br />

tussen 1712 en 1715 werd aangelegd door landgraaf Willem van Hessen Kassel.<br />

Hoewel het oostelijk deel van het bos tussen 1932 en 1973 werd benut door het<br />

Tilburgs dierenpark en er ook bebouwing aan de zijde van de Bredaseweg werd<br />

gerealiseerd (Auberge du Bonheur), is het park een nog steeds redelijk gaaf bewaard<br />

voorbeeld van de tuinarchitectuur en landschapsvisie van de vroege achttiende eeuw.<br />

In het centrum van de Oude Warande bevinden zich twee gebouwen, door de architect<br />

Jan van der Valk omstreeks 1915 ontworpen gebouwen; een veldwachterwoning en<br />

een woonhuis, beiden met schuren.<br />

Het westelijke deel van het plangebied werd vroeger van noord naar zuid doorkruist<br />

door het Bels Lijntje, een spoorwegverbinding van Tilburg naar Turnhout. De lijn werd<br />

in 1867 in gebruik genomen. In 1958 werd een deel van het tracé verlegd over de<br />

huidige Vierwindenlaan en het Dongepad in de wijk De Blaak. In 1965 werd de lijn<br />

buiten de toenmalige bebouwde kom gelegd en werd het binnenstedelijke deel<br />

opgebroken. In 1973 reed de laatste trein en in het midden van de jaren tachtig werd<br />

ook het buitenstedelijke deel van het tracé opgebroken. Het is sindsdien in gebruik als<br />

fietspad.<br />

Een aparte plaats wordt ingenomen door de spoorlijn Tilburg-Breda die de noordgrens<br />

van het plangebied vormt. De spoorlijn kwam in 1863 gereed en werd in de jaren<br />

1960-1965 in het stadscentrum omgebouwd tot hoogspoor.<br />

5. De Landgoederenzone (Bredaseweg)<br />

De Landgoederenzone is een langgerekt gebied dat zich uitstrekt in westelijke richting<br />

aan weerszijden van de Bredaseweg vanaf de westelijke zijde van de stadswijken De<br />

Reit, Zorgvlied en De Blaak tot aan het stroomgebied van het riviertje de Oude Leij.<br />

Tot de eerste helft van de negentiende eeuw bestaat het overige deel van het gebied<br />

voornamelijk uit heidevelden die gedurende de negentiende eeuw ontgonnen en<br />

grotendeels bebost worden. Deze ontginning is omstreeks 1920 nagenoeg voltooid.<br />

Kenmerkend hierbij is de langgerekte vorm van de percelen die zowel aan de<br />

noordelijke als aan de zuidelijke zijde haaks op de Bredaseweg staan. De nu<br />

grotendeels beboste percelen zijn veelal door brandgangen of smalle slootjes van<br />

elkaar gescheiden.<br />

Uitgezonderd in dit plangebied is het grote bebouwde complex van Amarant, het<br />

vroegere Piusoord, dat in de periode vanaf 1938 en de daaropvolgende decennia werd<br />

aangelegd aan de zuidelijke zijde van de Bredaseweg.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

52<br />

De belangrijkste ruimtelijke factor qua infrastructuur in het gebied is de Bredaseweg.<br />

Deze werd in de periode tussen 1820 en 1826 aangelegd als onderdeel van de<br />

Rijksweg van Tholen naar Grave. De nieuw aangelegde weg volgde deels enkele<br />

zandpaden die tenminste tot de late Middeleeuwen teruggaan en benutte de<br />

bestaande oversteekplaatsen van beekjes en de Oude Leij. Kenmerkend voor de<br />

nieuwe Rijksweg was de beplating langs het gehele tracé met een dubbele rij<br />

eikenbomen. In de decennia na de aanleg worden langs de weg ruim opgezette<br />

landhuizen opgetrokken, vaak omgeven door een ruime tuin en/of bosaanleg. Langs<br />

de Bredaseweg werd in 1902 het eerste verharde fietspad van Nederland aangelegd.<br />

Sinds 1897 wordt de bodem van het gebied deels benut voor waterwinning. Ten<br />

behoeve hiervan werd aan de Gilzerbaan een pompstation gebouwd. Delen van het<br />

terrein in combinatie met gebouwen en de noodzakelijke infrastructuur kennen<br />

hierdoor een bijzondere structuur.<br />

Monumenten en ensembles<br />

In het plangebied ligt een aantal cultuurhistorische waardevolle objecten en<br />

ensembles. Op basis van eerdere inventarisaties (Monumenten Inventarisatieproject<br />

in Gilze-Rijen en Tilburg, de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie 2006,<br />

globale inventarisatie van na-oorlogse erfgoed) en een aantal beschermde<br />

monumenten, is een lijst met cultuurhistorisch waardevolle objecten en ensembles<br />

beschikbaar. Uit het onderzoek dat is verricht ten behoeve van het groenblauw-casco<br />

is ook een aantal structurele gebiedskenmerken (inclusief wegenpatroon) benoemd en<br />

gekarakteriseerd. Ensembles hebben vaak in combinatie met andere aspecten<br />

(context, ligging, beeld) een meerwaarde.<br />

Archeologische waarden<br />

Figuur 4.8. geeft de archeologische verwachtingen en waarnemingen weer.<br />

Het grootste deel van het plangebied bestond vroeger, zoals hiervoor beschreven, uit<br />

heide, moerassen, vennen en het zeer brede beekdal van de Donge en was niet of<br />

nauwelijks bewoonbaar. De gebieden met een hoge archeologische verwachting<br />

betreffen met name de Oude Warande, de Blaak en het waterwingebied. Daarnaast<br />

geeft het gebied rond Prinsenhoef een hoge archeologische verwachting.<br />

Archeologisch hebben de beekdalen en natte delen van het landschap momenteel een<br />

basisverwachting. Recent wordt echter op landelijk en provinciaal niveau<br />

archeologisch gezien steeds meer waarde gehecht aan deze delen van het landschap.<br />

In het verleden waren beekdalen immers van groot economisch belang, waardoor ze<br />

intensief benut werden en mede daardoor belangrijke archeologische sporen en<br />

vondsten bevatten die een belangrijke aanvulling vormen voor de archeologische<br />

kennis aanwezig of vergaard door het archeologisch onderzoek op de hogere delen<br />

(dekzandruggen) van het landschap.<br />

Het gebied rond Prinsenhoef in het uiterste westen van het plangebied betreft een<br />

omgrachte middeleeuwse boerderij met in de nabije omgeving een vroegmiddeleeuws<br />

grafveld. Het terrein van de middeleeuwse boerderij bevat waarschijnlijk restanten van<br />

een moated site uit de late middeleeuwen en/of de nieuwe tijd en wellicht ook sporen<br />

van bewoning uit de steentijd alsook de ijzertijd en/of Romeinse tijd. Door boringen is<br />

een rechthoek van grachten aangetoond. Verschillende latere verkenningen gaven<br />

aanleiding tot een opwaardering van het monument tot de huidige status (terrein van<br />

hoge archeologische waarde/ AMK/CMA).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

53<br />

Het nabijgelegen grafveld betreft een laaggelegen akker. Het betreft een terrein met<br />

sporen van begraving en/of bewoning uit de vroege middeleeuwen. Hier is een<br />

Merovingische pot gevonden in 1825.<br />

4.3.3 Autonome ontwikkelingen<br />

Er zijn geen autonome ontwikkelingen bekend die een effect hebben op de huidige<br />

landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden.<br />

Figuur 4.8: ArWaTi (Bron: gemeente Tilburg, 2003)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.4 Bodem, water en natuur<br />

4.4.1 Beleid<br />

4.4.1.1 Bodem<br />

4.4.1.2 Water<br />

54<br />

Het bodembeleid is erop gericht, conform het Besluit bodemkwaliteit, de<br />

multifunctionaliteit van de bodem zoveel mogelijk te behouden. Er wordt gestreefd<br />

naar een bodemkwaliteit gericht op de functies erop. Vrijkomende grond moet zoveel<br />

mogelijk hergebruikt worden binnen het gebied (gesloten grondbalans). Aanvoer van<br />

nieuwe grond moet zoveel mogelijk beperkt blijven. Bij voorkeur worden secundaire<br />

bouwstoffen gebruikt om het gebruik van primaire bouwstoffen te beperken.<br />

Hergebruik van licht verontreinigde grond is onder voorwaarden mogelijk.<br />

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet Bodembescherming (Wbb). Het doel<br />

van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen<br />

ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties<br />

(omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet<br />

plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt<br />

voor de functie die erop voorzien is en waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel<br />

mogelijk wordt voorkomen, oftewel: functiegericht saneren. Voor een sanering is over<br />

het algemeen de provincie het bevoegde gezag. De provincies hebben deze taak deels<br />

gedelegeerd aan gemeenten.<br />

Het waterbeleid is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water, het geactualiseerde<br />

Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationale Waterplan 2010-2015, het<br />

provinciaal waterplan Noord-Brabant 2010-2015, het waterbeheersplan 2010-2015<br />

van het Waterschap Brabantse Delta en de <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-<br />

2015 (waarin opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015). De<br />

waterplannen op al deze verschillende niveaus zijn gelijktijdig opgesteld en sluiten<br />

inhoudelijk op elkaar aan.<br />

Hoofddoel van het waterbeleid is duurzaam waterbeheer en een duurzaam<br />

watersysteem, dat is gericht op het realiseren van een zelfstandig functionerend en<br />

ecologisch gezond watersysteem. Daarbij moeten knelpunten in waterbeheer zoveel<br />

mogelijk ter plaatse worden opgelost en moeten problemen niet worden<br />

doorgeschoven naar andere gebieden. Gebiedseigen water moet zo lang mogelijk<br />

worden vastgehouden en zoveel mogelijk worden (her)gebruikt. De waterkwaliteit<br />

moet worden verbeterd gericht op de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen.<br />

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)<br />

Het Europese Parlement heeft in 2000 de EU-Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld.<br />

Doel van deze richtlijn is het beschermen van water-ecosystemen/wetlands,<br />

waterafhankelijke landecosystemen en waterbronnen, daarnaast draagt de KRW bij<br />

aan het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. Het<br />

streven voor 2015 is, dat in alle wateren in de Europese Unie zowel de chemische als<br />

de ecologische toestand goed is. De KRW betekent verder dat ontwikkelingen geen<br />

verdrogende invloed mogen hebben op de omgeving en ook niet voor een verhoogde


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

55<br />

kans op overstromingen mogen zorgen. De KRW is in 2009 in concrete beleidsdoelen<br />

en maatregelen vertaald, die in bovengenoemde beleidsstukken een plek hebben<br />

gekregen.<br />

Nationaal Waterplan 2010-2015<br />

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode<br />

2010 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal<br />

Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon<br />

water en diverse vormen van gebruik van water.<br />

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998<br />

en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is<br />

opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht<br />

is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de<br />

ruimtelijke aspecten de status van <strong>Structuurvisie</strong>.<br />

Watertoets<br />

Onderdeel van het rijksbeleid is de watertoets. Het doel van de watertoets is dat<br />

wateraspecten vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. De watertoets<br />

dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen,<br />

structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk<br />

plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit<br />

voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het<br />

ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.<br />

Waterwet<br />

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle<br />

vergunningen betreffende 'water'opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk,<br />

waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast,<br />

waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het<br />

toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart,<br />

drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie<br />

worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015 (waarin opgenomen GRP 2010-2015)<br />

De gemeente Tilburg geeft met de SWR de beleidsmatige invulling aan alle<br />

gemeentelijke taken met betrekking tot water, waaronder afvalwater, hemelwater en<br />

grondwater. Enkele speerpunten van het waterbeleid zijn:<br />

• De inrichting van Blauwe Aders voor de verwerking van hemelwater om<br />

wateroverlast in de stad te verhelpen en te voorkomen en tevens het water ten<br />

goede te laten komen aan de natuur, de landbouw en recreatie buiten de stad.<br />

• Grondwater is een nieuwe taak voor de gemeente. Voor de enkele bestaande<br />

overlastsituaties zal de gemeente als regisseur optreden om oplossingen te<br />

zoeken. Bij uitbreidingen en nieuwbouw worden al in de planfase maatregelen<br />

geformuleerd om effecten op het watersysteem te voorkomen. Hierbij sluit de<br />

gemeente ook aan bij het beleid van de waterschappen (hydrologisch neutraal<br />

ontwikkelen).<br />

• Water in de leefomgeving dient een positieve bijdrage te leveren. Op de locaties<br />

waar dit niet het geval is, worden in overleg met de waterpartners maatregelen<br />

geformuleerd om de waterkwaliteit te verbeteren.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.4.1.3 Natuur<br />

56<br />

• Kwalitatief hoogwaardig gebruikswater wordt schaarser. Tilburg vervult een<br />

voorbeeldrol in het voorkomen van verspilling van hoogwaardig water. Hierbij is<br />

aandacht voor communicatie.<br />

Waterschap Brabantse Delta: Waterbeheerplan 2010-2015<br />

In het waterbeheerplan heeft het waterschap haar ambities voor de komende jaren<br />

benoemd: een robuuster watersysteem, veiliger en minder kwetsbaar voor regenval en<br />

droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Het waterschap<br />

pakt deze thema's in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde<br />

oplevert voor het resultaat.<br />

IGA Bovenlopen Donge (WS Brabantse Delta)<br />

Eén van de basisstukken voor deze integrale aanpak zijn de IGA's, integrale<br />

gebiedsanalyses die het waterschap voor vrijwel het hele beheergebied heeft<br />

opgesteld. In 2008 is door het waterschap Brabantse Delta een Integrale<br />

Gebiedsanalyse (IGA) voor het stroomgebied Bovenlopen Donge opgesteld. De<br />

belangrijkste knelpunten in het gebied zijn:<br />

• Diepe grondwaterstanden, waardoor landbouw relatief veel droogteschade heeft<br />

en natuur onvoldoende doelrealisatie.<br />

• Deels een onnatuurlijke inrichting van de beekdalen.<br />

• Te sterke afvoerdynamiek met (zeer) lage zomerafvoeren en hoge piekafvoeren. Er<br />

is slechts op beperkte schaal sprake van inundatieknelpunten.<br />

• Ecologische verbindingen zijn niet altijd aanwezig of te klein, veel barrières zoals<br />

stuwen, duikers, wegen, afrasteringen en bebouwing.<br />

Na de confrontatie van de huidige situatie en de gewenste situatie is een<br />

maatregelenpakket opgesteld. In het plangebied wordt vooral een natuurlijker<br />

inrichting van de hoofdwaterlopen met een tweefasenprofiel en stuwverwijdering<br />

nagestreefd. Daarnaast wordt in de EHS een beperking van de afwatering door het<br />

dempen van sloten voorzien. In een op te stellen inrichtingsplan worden de<br />

oplossingsrichtingen concreet uitgewerkt.<br />

Beleid, wet- en regelgeving voor natuur worden gevormd door:<br />

• Flora en Faunawet;<br />

• Natuurbeschermingswet;<br />

• Nota Ruimte/Provinciaal beleid.<br />

De bepalingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn volledig<br />

geïmplementeerd in de Nederlandse rechtsorde. De natuurbeschermingswetgeving in<br />

Nederland valt uiteen in een soortbeschermingsdeel en een<br />

gebiedsbeschermingsdeel. Soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en<br />

faunawet. Deze wet ziet toe op de bescherming van inheemse soorten planten en<br />

dieren binnen en buiten natuurgebieden. Gebiedsbeschermende wetgeving voorziet in<br />

de bescherming van aangewezen natuurgebieden en wordt geregeld in de<br />

Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet).<br />

Het nationaal natuurbeleid is opgenomen in de Nota Ruimte en bevat aanvullend op de<br />

wetgeving het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en Rode<br />

lijstsoorten.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

57<br />

Flora- en faunawet / Rode lijsten<br />

De Flora- en faunawet verplicht in algemene zin iedereen om zorgvuldig om te gaan<br />

met de natuur en deze niet onnodig schade toe te brengen. Een groot aantal met naam<br />

genoemde planten en dieren worden daarnaast beschermd op grond van ministeriële<br />

besluiten. Aan deze bescherming zijn expliciete verbodsbepalingen verbonden. De op<br />

grond van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn beschermde soorten die in ons land<br />

voorkomen vallen automatisch onder de Flora- en Faunawet. Daarnaast zijn landelijke<br />

en provinciale Rode Lijsten die aangeven welke soorten extra aandacht nodig hebben.<br />

De nationale lijst van beschermde soorten is dus een juridisch instrument terwijl de<br />

Rode Lijsten fungeren als beleidsinstrumenten. Het verschil in status (juridisch,<br />

beleidsmatig) is relevant bij de aanvraag van ontheffingen, bij de behandeling van<br />

bezwaarprocedures of bij de keuze van compenserende maatregelen.<br />

Structuurschema Groene Ruimte 2 (2002)<br />

In het structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR 2) heeft het Rijk de visie van het Rijk<br />

over natuur en landelijk gebied vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel<br />

en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Daartoe wordt een<br />

Ecologische Hoofdstructuur in het leven geroepen, waarbij kerngebieden met elkaar<br />

verbonden worden door ecologische verbindingszones. Zo nodig worden<br />

natuurgebieden ontwikkeld (natuurontwikkelingsgebieden). Het SGR is een<br />

planologische kernbeslissing (PKB). Het Rijk verwacht dat provincies en gemeenten<br />

het SGR laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals provinciale <strong>Structuurvisie</strong>s<br />

en bestemmingsplannen.<br />

Verordening Ruimte 1 e fase (2010)<br />

Het natuurbeleid van de provincie richt zich op verbetering van de ecologische<br />

kwaliteit en verhoging van de belevingswaarde van de natuur. Het centrale instrument<br />

dat is ontwikkeld voor ruimtelijk beleid, is ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen<br />

de EHS geldt het nee, tenzij-principe. Dit betekent dat ruimtelijke ingrepen die<br />

negatieve effecten hebben op de toestand van de natuur niet zijn toegestaan, tenzij<br />

sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen en er geen reëele<br />

alternatieven beschikbaar zijn.<br />

Natuurbeheerplan Provincie Noord-brabant (2009)<br />

Het natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied welke natuur- en<br />

landschapsdoelen van toepassing zijn en het natuurbeheerplan stelt zo nodig<br />

aanvullende eisen ten aanzien van het uitvoeren van bepaalde beheermaatregelen.<br />

Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het<br />

rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de<br />

Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />

Voor de bossen in de landgoederenzone en het aangrenzende beekdal van de Oude<br />

Leij/Donge wordt grotendeels een omvorming naar structuurrijkere, gemengde bossen<br />

voorgesteld. De veelal vergraste heidevelden gaan weer bestaan uit droge<br />

heidevegetaties. Delen van het bos rondom het bestaande heideterrein in De Sijsten<br />

zullen worden gekapt om het heideareaal te kunnen uitbreiden.<br />

In de Kaaistoep gaan droge tot natte, bloem- en soortenrijke graslanden, ruigten,<br />

struwelen en enkele bloemrijke akkers elkaar afwisselen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

58<br />

De Donge die door de bebouwde kom van Tilburg-West stroomt zal meanderen met in<br />

de oevers ruigte- en moerasvegetaties, en hier en daar kleine, soortenrijke wateren<br />

met opslag van struiken en bomen.<br />

De doelstellingen in de dalen van de Hultensche en Groote Leij beperken zich tot het<br />

ontwikkelen van ecologische verbindingszones. De bestaande bosjes behouden het<br />

multifunctionele karakter en voor Het Blok wordt een aangepast bosbeheer<br />

voorgesteld waardoor de natuurwaarden zullen worden verhoogd.<br />

Natuurgebiedsplan West-Brabant (2007)<br />

In het Natuurgebiedsplan West-Brabant wordt de begrenzing van de EHS ten<br />

zuidwesten van Tilburg vastgelegd. Een groot deel van het plangebied is begrensd als<br />

EHS. Tevens worden in het Natuurgebiedsplan natuurdoeltypen gedefinieerd voor de<br />

verschillende EHS gebieden. Voor het plangebied zijn de volgende natuurdoeltypen<br />

geselecteerd:<br />

• Multifunctioneel bos;<br />

• Droge heide;<br />

• Bloemrijk grasland (d & v);<br />

• Vochtig schraalland;<br />

• Droog/Heischraal grasland;<br />

• Reservaatsakker;<br />

• Zandverstuiving/Droge Heide;<br />

• Soortenrijk water;<br />

• Braam/doornstruweel;<br />

• Beek/Watergang met natuurvriendelijke oevers.<br />

Kadernota Groene Mal<br />

Het natuurbeleid van de gemeente Tilburg is grotendeels verankerd in de Kadernota<br />

Groene Mal. In de Kadernota Groene Mal is een robuuste en duurzame ecologische<br />

structuur vastgelegd, de Groene Mal, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke<br />

ontwikkelingen. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over het behoud en de<br />

ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015. De Groene Mal maakt verstedelijking<br />

mogelijk in balans met de groene omgeving. Deze ecologische structuur is voldoende<br />

robuust om de directe gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op<br />

te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de<br />

Groene Mal.<br />

Nota Groen<br />

In het verleden zijn door de gemeente Tilburg een tweetal groenstructuurplannen<br />

opgesteld (1992 en 1998). Deze plannen zijn inmiddels verouderd door nieuwe en/of<br />

gewijzigde wet- en regelgeving; nieuwe beleidsplannen en veranderend denken over<br />

groen (landelijke trend). Daarom heeft de gemeente een nieuwe nota groen opgesteld.<br />

In april 2010 is deze vastgesteld. Algemeen doel van de Nota Groen is om groen<br />

dichter bij de Tilburger te brengen, zowel qua beleving, bereikbaarheid, diversiteit als<br />

absolute nabijheid. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene<br />

stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in <strong>2020</strong> een stad zijn waar zowel<br />

haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en<br />

werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een<br />

kwaliteit van de gemeente Tilburg. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief<br />

hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

59<br />

binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wordt er naar gestreefd de Tilburger<br />

letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen.<br />

Vanwege de diverse stadsuitbreidingen, de behoefte van de stedeling aan<br />

groenbeleving en de afname van agrarische functies wordt de functie van de<br />

buitenstedelijke groengebieden (Noordoost, <strong>Zuidwest</strong> en Moerenburg) steeds<br />

belangrijker. Ze hebben niet het uiterlijk van een park, maar zijn grote groene,<br />

robuustere gebieden gelegen net buiten het stedelijk gebied van Tilburg. Het zijn<br />

echter wel gebieden die eenzelfde soort functie kunnen vervullen als stadsparken:<br />

recreatief gebruik en natuurlijk groen (maar ook agrarisch gebruik). De verbinding<br />

tussen deze buitenstedelijke groengebieden en de bestaande stad vormen een<br />

belangrijk terugkerend element binnen de Nota Groen en neemt een belangrijke plaats<br />

in binnen de (deel)visie(s) op het groen. De buitenstedelijke groengebieden vormen<br />

als het ware de 'achtertuin' voor de Tilburger en de 'voortuin' van de stad.<br />

In het stedelijk gebied liggen diverse (potentiële) natuurcorridors. Deze<br />

natuurcorridors (moeten) functioneren als verbindingen voor de stedelijke flora en<br />

fauna. Deze verbindingen dienen versterkt en uitgebreid te worden. Ook de groene<br />

routes (voor de mens, veelal langzaamverkeerroutes) dienen versterkt te worden. Daar<br />

waar deze verbindingen onvoldoende functioneren zullen de ontbrekende schakels<br />

aangevuld moeten worden.<br />

Nota Biodiversiteit (juli 2010)<br />

De nota Biodiversiteit geeft een lange termijn visie op de omgang met de<br />

verscheidenheid aan planten, dieren en ecosystemen binnen de gemeente Tilburg. De<br />

gemeente heeft in 2005 de internationale Countdown 2010 verklaring ondertekend<br />

met als doel de biodiversiteit niet verder achteruit te laten gaan. Met biodiversiteit<br />

wordt gedoeld op de verscheidenheid in planten, dieren en ecosystemen. Die<br />

verscheidenheid zorgt voor een natuurlijke balans in de omgeving en draagt<br />

bijvoorbeeld bij aan schoon water, vruchtbare grond, medicijnen,brandstoffen en een<br />

stabiel klimaat. Biodiversiteit heeft ook een intrinsieke waarde. De natuur is een bron<br />

van plezier en inspiratie en ligt aan de basis van talloze recreatieve, educatieve,<br />

toeristische en culturele activiteiten. De natuur levert ons dus elementen die<br />

essentieel zijn voor ons leven en welzijn. In en om Tilburg gaat het dan bijvoorbeeld<br />

om: voedsel, streekproducten, grondstoffen (hout en schoon water), woongenot,<br />

waterretentie, schone lucht, klimaatbuffer enz. De nota beschrijft hoe we die<br />

diversiteit zo goed mogelijk in stand kunnen houden.<br />

In de Nota biodiversteit staan twee thema's centraal, namelijk flora & fauna en de<br />

mens. Binnen flora & fauna is de onderverdeling vergroten, verbinden en versterken.<br />

Bij de mensen staat natuurbeleving en recreatie centraal.<br />

Ten aanzien van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> worden in de Nota Biodiversiteit de volgende<br />

deelgebieden onderscheiden:<br />

• Agrarische gebied;<br />

• Heide- en boslandschap;<br />

• Beekdallandschap;<br />

• Landgoederenzone.<br />

De maatregelen in het agrarisch gebied zijn gericht op ontsnippering en<br />

natuurbeleving en recreatie.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

60<br />

Voor het heide- en boslandschap wordt ingezet op de aanleg van diverse poelen op<br />

een gemiddelde afstand van ca. 400 meter en het verbinden van kleine bossen en<br />

bosschages door houtkanten, boomrijen e.d. Daarnaast dient omvorming plaats te<br />

vinden naar multifunctioneel gebruik, waarbij voor recreatie paden toegankelijk<br />

worden gemaakt en hekwerken worden verwijderd.<br />

In het beekdallandschap ligt het accent op het aanleggen van (droge) doorgangen<br />

onder de A58, Gilzerbaan, Bredaseweg en de spoorlijn Tilburg-Breda. Daarnaast wordt<br />

ingezet op het aanleggen van vistrappen, het ontwikkelen van<br />

'natuurvriendelijke' beekoevers en 'vernatten' van het beekdal van de Oude<br />

Leij/Donge.<br />

In de landgoederenzone ligt het accent op het behouden en versterken van het<br />

contrast tussen openheid en geslotenheid. Daarnaast wordt ook hier ingezet op het<br />

aanleggen van een poelenstructuur, het passerbaar maken van infrastructurele<br />

barrières, het creëeren van doorgaande groene structuren en het beperken van<br />

lichtvervuiling.<br />

Figuur 4.9 Overzichtskaart landschapstypen Nota Biodiversiteit (bron: gemeente<br />

Tilburg)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

61<br />

Figuur 4.10: Overzichtskaart verbindingen Nota Biodiversiteit (bron: gemeente Tilburg,<br />

2010)<br />

4.4.2 Huidige situatie<br />

4.4.2.1 Bodem & water<br />

Bodemopbouw<br />

In paragraaf 4.3.2 is de geomorfologie binnen het plangebied geschetst<br />

De bodemopbouw is in kaart gebracht op basis van de onderliggende gegevens van de<br />

provinciale aardkundige waardenkaart (provincie Noord-Brabant, 2008) en de<br />

bodemkaart (Stiboka, 1984). In het plangebied zijn drie grovere bodemtypen te<br />

onderscheiden, te weten:<br />

• beekdalgronden,<br />

• zandgronden en<br />

• eerdgronden.<br />

Beekdalgronden<br />

De beekdalgronden zijn te vinden ter plaatse van de beekdalen van de Donge/Oude<br />

Leij (inclusief de Blaak), de Groote Leij en de Hultensche Leij en de natuurlijke laagten<br />

van de Drassige Driehoek en Witbrant Oost. De bodem bestaat uit een menging van<br />

diverse gronden, maar bestaat voornamelijk uit zandige eerdgronden met op enkele<br />

plekken moerige eerdgrond en veengrond. Deze gronden zijn wat voedselrijker door<br />

de aanwezigheid van veen en leem.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

62<br />

Zandgronden<br />

De zandgronden betreffen podzolgronden met fijn tot grof zand met weinig leem en<br />

zijn relatief voedselarm. De zandgronden zijn gevormd in dekzand en beslaan een<br />

groot deel van het plangebied. Bijzonderheid binnen deze gronden wordt gevormd<br />

door de duinvaaggronden. Dit zijn jonge stuifzandgronden, die zijn ontstaan door<br />

verwaaiing van droge, meestal jonge dekzanden. Kenmerkend is het onregelmatige<br />

reliëf met koppen en ruggen. Deze grond komt voor in het zuidwesten van<br />

natuurgebied de Sijsten nabij de A58 en ten westen van woonwijk de Blaak ter hoogte<br />

van de Gilzerbaan en de Bredaseweg.<br />

Eerdgronden<br />

In de gebieden geconcentreerd rond de bebouwing van Hulten/Zevenend,<br />

Prinsenhoef/Heikant, Berkeind/Vossenberg, Nerhoven/Gilze, Zandeind en Amarant<br />

zijn hoge (zwarte enk)eerdgronden aanwezig. Dit zijn zandgronden met een<br />

kenmerkend plaggendek met meer organische stof. Deze gebieden zijn bruin gekleurd<br />

op de kaart. Kenmerkend voor deze hoge enkeerdgronden is dat de boerderijen vaak<br />

aan de randen van het complex liggen.<br />

Geohydrologische opbouw<br />

Vanuit geohydrologisch oogpunt bestaat het plangebied vanaf maaiveld naar beneden<br />

uit een deklaag (Nuenen Groep, formatie van Boxtel) met een dikte van ca. 5 à 15 m en<br />

een eerste watervoerende pakket bestaande uit de grofzandige Formaties van Sterksel<br />

en Stamproy. De dikte van dit pakket is 20 à 30 m. De hydraulische weerstand van de<br />

deklaag is gering, waardoor in de praktijk de deklaag en het eerste watervoerende<br />

pakket vrijwel dezelfde grondwatersituatie kennen.<br />

Onder het eerste watervoerende pakket ligt de eerste scheidende laag, bestaande uit<br />

de klei en fijne zanden van de Formaties van Peize-Waalre. Hieronder liggen de diepere<br />

watervoerende pakketten van de Formaties van Maassluis en Oosterhout.<br />

Grondwater<br />

In het plangebied is overwegend sprake van drogere grondwatertrappen: VII en VIII. Bij<br />

deze grondwatertrappen ligt de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) dieper<br />

dan 0,8 m -mv. en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) dieper dan<br />

1,2 m -mv.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

63<br />

Figuur 4.11: Grondwatertrappen (Bron: Wateratlas Noord-Brabant)<br />

Nattere zones worden rond de beken aangetroffen, maar ook hier is alleen sprake van<br />

grondwatertrap VI: een GHG tussen 40 en 80 cm -mv. en een GLG dieper dan 120 cm<br />

-mv. De beperkte afvoer van de beken en daarmee een onvoldoende aanvulling van het<br />

grondwater in de zomerperiode wordt hiermee duidelijk zichtbaar.<br />

De grondwaterstroming in het watervoerende pakket is in het plangebied globaal<br />

noordelijk gericht. In de deklaag is tevens een stroming naar de beken en sloten en<br />

een daarmee samenhangende lokale kwel zichtbaar.<br />

Oppervlaktewater<br />

In het plangebied liggen twee hoofdwaterlopen; de Groote Leij aan de westkant en de<br />

Oude Leij (die overgaat in de Donge) in het midden van het plangebied (figuur 4.12).<br />

De Hultensche Leij is een zijtak van de Groote Leij. De Groote Leij en de Donge komen<br />

noordelijk van het plangebied samen. In het Reconstructieplan is voor de Oude Leij /<br />

Donge ruimte voor beekherstel aangegeven.<br />

In het landbouw gebied komen sloten vooral als perceelsscheiding voor. Ook in het<br />

EHS-gebied zijn sloten aanwezig.<br />

Langs de Oude Leij (bij pompstation en in de Kaaistoep) en geconcentreerd in het<br />

stadsbos komen verschillende vennen en poelen voor. Deze zijn over het algemeen<br />

geïsoleerd van het overige oppervlaktewater.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

64<br />

Figuur 4.12 Oppervlaktewater (bron: Waterstructuurplan)<br />

Waterberging<br />

Binnen het plangebied komt een aantal reserveringsgebieden voor waterberging voor.<br />

Op de kaart staat een waterbergingsgebied (Riels Laag) en 5 reserveringsgebieden<br />

(Wijckermeer en een paar kleine locaties langs de Oude Leij (zie tevens figuur 3.3). In<br />

het gebied is slechts op enkele punten sprake van inundatieknelpunten.<br />

Waterkwaliteit<br />

De Oude Leij en de Groote Leij maken deel uit van één waterlichaam zoals gedefinieerd<br />

in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de Bovenlopen Donge. Voor de meeste<br />

prioritaire stoffen wordt de norm niet overschreden. Voor zink wordt de norm in de<br />

huidige situatie met een factor 2 tot 5 overschreden. Voor nikkel, koper, stikstof en<br />

sulfaat wordt de norm 1 à 2 maal overschreden. De licht verhoogde gehalten aan<br />

stikstof en sulfaat hangen samen met het landbouwkundige gebruik. Voor de overige<br />

stoffen met normoverschrijdingen is ook neerslag (regenwateriolen) een belangrijke<br />

bron.<br />

Ook vanuit ecologie (macrofauna, macrofyten en vissen) is de situatie ontoereikend.<br />

Dit wordt vooral veroorzaakt door een onvoldoende inrichting van de habitats


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.4.2.2 Natuur<br />

65<br />

(onvoldoende stroming en profielvariatie, onvoldoende substraatvariatie,<br />

onvoldoende paaiplaatsen) en barrières (stuwen e.d.).<br />

Drinkwaterwinning en overige grondwateronttrekking<br />

In het plangebied ligt de drinkwaterwinning Gilzerbaan van de Tilburgsche<br />

Waterleiding Maatschappij / Brabant Water. De onttrekking vindt voornamelijk plaats<br />

uit het 3 e watervoerende pakket. Er wordt echter ook uit ondiepere pakketten<br />

onttrokken. De vergunde onttrekking bedraagt 18 mln. m 3 /jaar. In de praktijk wordt<br />

minder onttrokken, rond ca. 13 mln. m 3 /jaar. Om het voorzieningengebied Tilburg<br />

minder afhankelijk te maken van een enkele drinkwaterwinning, is Brabant Water<br />

voornemens om de winning Gilzerbaan te verbinden met de winning Gilze, ongeveer 2<br />

km ten zuiden van het plangebied gelegen.<br />

Momenteel wordt door de provincie in samenwerking met betrokken partijen een<br />

gebiedsdossier voor drinkwaterwinning opgesteld.<br />

In het landbouwgebied komen verschillende kleine onttrekkingen voor beregening<br />

voor.<br />

Actuele natuurwaarden<br />

De natuurwaarden in de dalen van de Hultensche en Groote Leij zijn tamelijk laag. In<br />

enkele loofbosjes (onder meer Het Blok) alsmede langs en in sloten komen nog minder<br />

algemene planten- en diersoorten voor. Het beekdal van de Oude Leij/Donge tussen<br />

Riel en Dongen kenmerkt zich plaatselijk door hoge natuurwaarden.<br />

In het recentelijk natuurvriendelijk ingerichte Dongedal, dat stroomt door de<br />

bebouwde kom van Tilburg, hebben zich tal van minder algemene water- en<br />

pioniersoorten gevestigd. In bossen ten zuiden van de spoorlijn Tilburg-Breda groeien<br />

plaatselijk Dalkruid, Lelietje van Dalen en Gewone salomonszegel.<br />

Aan weerszijden van de Oude Leij ligt ter hoogte van de Rijksweg A58 het extensief<br />

beheerde gebiedsdeel De Kaaistoep. Het gebied is kleinschalig en bestaat onder meer<br />

uit bloemrijke graslanden, ruigten, struwelen en poelen. In en langs de poelen groeien<br />

onder andere Vlottende bies en Moerashertshooi.<br />

De landgoederenzone Tilburg-West bestaat naast het beekdal van de Oude Leij<br />

grotendeels uit naald- en loofbossen. Hier en daar komen nog heiderestanten voor,<br />

zoals in De Sijsten met onder meer Klein warkruid en Levendbarende hagedis. De<br />

bossen zijn broedgebied voor Boomklever, Havik, Sperwer, Boomvalk en Bosuil. In<br />

meer oudere loofbossen groeien Dalkruid en Gewone salomonszegel.<br />

In de landgoederenzone ligt aan weerszijden van de spoorlijn Tilburg-Breda het<br />

gebiedsdeel de Drassige Driehoek. Het kleinschalige gebied bestaat onder andere uit<br />

extensief beheerde graslanden, poelen en sloten. In en langs de poelen en sloten<br />

komen onder andere het uiterst zeldzame Teer guichelheil, Kamsalamander en<br />

Vinpootsalamander voor.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

66<br />

Biotische structuur<br />

Aan de oostzijde van de Oude Leij is een groot aaneengesloten boscomplex aanwezig.<br />

In dit grote boscomplex zijn relatief grote open ruimten aanwezig. De Oude Leij vormt<br />

ten zuiden van de Bredaseweg een abrupte 'harde grens' van het bos. Ook de<br />

overgang aan de westzijde van het bos naar het landbouwgebied is abrupt. In het<br />

landbouwgebied komen kleinere, duidelijk begrensde, boseenheden voor, zoals de<br />

Nerkhovense bossen, het Blok en het bos bij Wijkevoort.<br />

Deze bossen maken deel uit van de ecologische kerngebieden. Deze gebieden<br />

worden/zijn met elkaar verbonden door (potentiële) verbindingen. Dit kunnen<br />

landschapsecologische zones, robuuste verbindingen of ecologische<br />

verbindingszones zijn. Dit zijn beleidsmatig aangewezen verbindingen die verderop in<br />

dit hoofdstuk beschreven worden.<br />

Naast deze beleidsmatig aangewezen verbindingen maken ook andere verbindingen,<br />

zoals wegbeplantingen en kleine landschapselementen deel uit van de biotische<br />

structuur. Wegbeplantingen komen verspreid in het plangebied voor, maar met name<br />

langs de Hultenseweg, de Gilzerbaan, de Rielsebaan (ten zuiden van de A58), de<br />

Bredaseweg, de Langenbergseweg en het Bels lijntje.<br />

Kleine landschapselementen komen voor op de akkers en op de erven in de vorm van<br />

erfbeplanting. Opvallend is het relatief open gebied tussen de Bleukweg en de Oude<br />

Leij. Oorspronkelijke houtsingels, heggen en moerasvegetatie zijn door de<br />

ruilverkaveling vrijwel niet meer aanwezig.<br />

In natuurgebied de Kaaistoep en in het beheersgebied de Drassige Driehoek zijn nog<br />

wel kleine landschapselementen te vinden. Dit levert een kleinschalig<br />

landschapsbeeld op.<br />

Landschapselementen van recentere aard vinden we op de golfbaan in het zuidoosten<br />

van het plangebied, waar solitaire bomen, boomgroepen en bosschages aanwezig<br />

zijn.<br />

Beschermde natuurgebieden<br />

Natura 2000-gebied<br />

Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000gebied<br />

(Regte Heide & Riels Laag) ligt op ca. 3,5 kilometer afstand, gemeten vanaf<br />

Wijkevoort (zie figuur 4.13.). Op ruimere afstand liggen de Loonse- en Drunense<br />

Duinen, de Leemkuilen, het Ulvenhoutse Bos, Langstraat en Kampina en Oisterwijkse<br />

Vennen. Rondom deze gebieden heeft de provincie Noord-Brabant Regionale Natuur-<br />

en landschapseenheden aangewezen (deze gebieden zijn opgenomen in de in januari<br />

2011 vast te stellen Verordening Ruimte 2 e fase, alszijnde de Groenblauwe Mantel).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

67<br />

Figuur 4.13: Ligging Natura 2000-gebied t.ov. Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (bron: Alterra)<br />

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />

Een groot deel van het plangebied is aangewezen als EHS. De belangrijkste EHSgebieden<br />

zijn:<br />

• De Landgoederenzone (o.a. Oude Warande) ten westen van Tilburg met<br />

omvangrijke naald- en loofbossen;<br />

• Bosgebied De Blaak en Schaapsgoor;<br />

• Bos TWM;<br />

• Het beekdal van de Oude Leij;<br />

• Heiderestanten, waaronder De Sijsten;<br />

• De Drassige Driehoek, een kleinschalig natuurgebied aan weerszijden van de<br />

spoorlijn Tilburg - Breda, bestaande uit extensief beheer graslanden, poelen en<br />

sloten; 1<br />

• De Kaaistoep, een kleinschalig natuurgebied ter hoogte van de A58, met onder<br />

meer bloemrijke graslanden, ruigten, struwelen en poelen;<br />

• Bosgebied Wijckevoort;<br />

• Vogelreservaat 't Wijckermeer;<br />

• Het Blok.<br />

1 De Drassige Driehoek is in de Verordening Ruimte niet meer opgenomen als EHS.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

68<br />

Figuur 4.14: EHS (met natuurdoeltypen) binnen het plangebied en directe omgeving<br />

(Natuurgebiedsplan West-Brabant, 2007).<br />

De hierboven genoemde en getoonde natuurgebieden bevatten in de huidige situatie<br />

verschillende bostypen. Naast wintereiken-beukenbos en beukenbos zijn<br />

natuurdoeltypen als stuifzand, droge en vochtige heide, vochtig schraalland en<br />

(reservaats)akker de meer kritische of bijzondere natuurdoeltypen in het plangebied.<br />

Ecologische relaties<br />

Onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> is het benoemen van een aantal ecologische<br />

relaties (robuuste verbindingszones, landschapsecologische zone, ecologische<br />

verbindingszones).<br />

Voor een goed functionerende EHS zijn ecologische verbindingen noodzakelijk .<br />

Binnen het plangebied zijn zes verbindingen aangewezen, te weten: Het Blok -<br />

Waterwingebied (1), de Oude Leij/Donge, ter hoogte van de Groene Kamer (2),<br />

Drassige Driehoek (3), Groote Leij (4), Het Blok - Hultensche Leij en Hultensche Leij (5)<br />

en Oude Leij langs A58 en bij Groene Bosch (6). Het grootste deel van deze<br />

verbindingen is nog niet gerealiseerd.<br />

Daarnaast zijn in het aaneengesloten bosgebied van de Drijflanen, Landgoederenzone,<br />

bosgebied TWM, de Sijsten en de Kaaistoep verbindende structuren aan te wijzen. Het<br />

betreft verbindingen voor soorten van open tot halfopen landschap zoals dagvlinders,<br />

sprinkhanen, ruigte- en struweelvogels.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

69<br />

Natuurcompensatie Noordwesttangent<br />

Als gevolg van de aanleg van de Noordwesttangent heeft natuurcompensatie<br />

plaats gevonden. Het bestemmingsplan Noordwesttangent biedt het juridischplanologische<br />

kader tot natuurcompensatie. Voor een deel als gevolg van niet te<br />

vermijden schade aan bestaande natuur- en landschapswaarden. Voor ongeveer<br />

de helft betreft dit een compensatietaak voor het gedeelte Bredaseweg - A58 van<br />

de Noordwesttangent. De compensatietaak voor dit gedeelte bedraagt 4,82 ha.<br />

Het geheel past als stapsteen en verbindingszone in de Groene Mal rondom<br />

Tilburg. De extra hectares dienen te worden gezien in het kader van het Groene Mal<br />

- beleid.<br />

Het plangebied van het bestemmingsplan Noordwesttangent, natuurcompensatie<br />

is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied <strong>Zuidwest</strong> (Bestemmingsplan<br />

Buitengebied <strong>Zuidwest</strong>). De compensatie betreft het Bleukbos in de oksel van de<br />

Noordwesttangent en de Bredaseweg. Dit bosgebied is in bestemmingsplan Noord-<br />

Westtangent, natuurcompensatie, gedeelte A58-Bredaseweg bestemd als<br />

natuurcompensatie voor het gedeelte A58-Bredaseweg van de Noordwesttangent.<br />

Beschermde soorten<br />

De aanwezige beschermde bos- en natuurgebieden en de verschillende landschappen<br />

herbergen een groot aantal verschillende flora- en faunasoorten. Dit betreffen zowel<br />

algemeen voorkomende soorten als minder algemeen of slechts sporadisch<br />

voorkomende soorten. Algemeen voorkomende soorten zijn ondergebracht in tabel 1<br />

van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een 'licht beschermingsregime' en<br />

bij ruimtelijke ontwikkelingen is een algehele vrijstelling van de ontheffingsplicht. De<br />

minder algemene soorten staan op de lijst van (strikt) beschermde soorten van de<br />

Flora- en faunawet en zijn ondergebracht in tabel 2 en 3. De hieronder beschreven<br />

soorten zijn allemaal (strikt) beschermd en zijn aangetroffen in het plangebied. Omdat<br />

alle vogels beschermd zijn worden van deze soortgroep alleen de Rode lijstsoorten en<br />

de vaste verblijfplaatsen van in bomen broedende roofvogels, spechten en uilen<br />

beschreven. 2<br />

De hieronder beschreven natuurwaarden zijn gebaseerd op een ecologische<br />

onderzoek die door Ecologisch Adviesbureau Cools in het plangebied is uitgevoerd<br />

[Cools, 2005] en een vooronderzoek in het kader de Mall Tilburg [Royal Haskoning,<br />

2008] dat voor het deelgebied Wijkevoort gebruik maakt van een inventarisatie van<br />

Cools [2002]. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in het oostelijk deel van het<br />

plangebied (Wijkevoort, Groene Kamer en Tussengebied). De onderzoeken zijn dus<br />

niet gebiedsdekkend voor het plangebied en zijn deels niet actueel.<br />

Vleermuizen<br />

1.<br />

2 De vaste verblijfplaatsen van spechten zijn sinds augustus 2009 niet meer<br />

wettelijk beschermd. Verschillende gebouwbewonende vogels zijn aan de lijst<br />

toegevoegd (o.a de Zwaluw)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

70<br />

Het gehele plangebied vormt het leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. Binnen<br />

het plangebied zijn minimaal 8 locaties bekend waar (winter,- zomer en/of<br />

kraam)verblijven aanwezig zijn. Waargenomen soorten zijn gewone dwergvleermuis,<br />

laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. Het gebied<br />

vormt met name voor de gewone dwergvleermuis een geschikt foerageergebied. Van<br />

de laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis zijn slechts<br />

enkele individuen waargenomen. Vaste vliegroutes zijn vastgesteld nabij de Oude Leij,<br />

Sparrenhof, het Bels Lijntje, tussen de kast aan het pompstation richting bosgebied de<br />

Blaak, langs de bosrand van Kaaiestoep-oost en vanaf verblijfplaatsen in Hulten<br />

richting Het Blok.<br />

Overige zoogdieren<br />

Alle bosgebieden vormen het leefgebied voor de (rode) eekhoorn. De Siberische<br />

grondeekhoorn is een exoot die het in het hele bosgebied ten westen van Tilburg goed<br />

doet. Het agrarisch gebied is zeer waarschijnlijk foerageergebied voor de steenmarter.<br />

Vogels<br />

In het agrarisch gebied zijn van negen vogelsoorten broedterritoria vastgesteld.<br />

Bijzondere soorten zijn de veldleeuwerik en de patrijs. Cools (2005) geeft verder aan<br />

dat de weilanden en akkers geschikt zijn als foerageergebied voor o.a. de steenuil.<br />

Van deze soort is één broedgeval bekend in het plangebied; in een boerderij langs de<br />

Nieuwelijn.<br />

Territoria van vogels van struwelen, bosranden en houtsingels zijn met name<br />

waargenomen nabij het Wijckermeer en in het bosgebied Wijckevoort. Bijzondere<br />

soorten zijn o.a. kneu en spotvogel. In het bosgebied zijn wespendief, buizerd, bosuil,<br />

grote bonte specht, groene specht, boomvalk, sperwer, matkop en vuurgoudhaan<br />

waargenomen.<br />

Herpetofauna<br />

Het bos- en natuurgebied ten oosten van de Oude Leij/Donge is van groot belang als<br />

leefgebied voor amfibiën, waaronder de streng beschermde kamsalamander en<br />

vinpootsalamander, welke zich verspreidt door de Oude Leij. De Kaaistoep is tevens<br />

van belang voor de heikikker en de poelkikker. In het agrarisch gebied komen zeer<br />

weinig amfibiesoorten voor. De alpenwatersalamander, de boomkikker en de<br />

rugstreeppad komen niet (meer) in het plangebied voor.<br />

Reptielen komen in het plangebied zeer beperkt voor. In het agrarisch gebied komen<br />

ze (voor zover bekend) niet voor. De levendbarende hagedis komt voor in de Sijsten en<br />

het Blok en mogelijk in delen van het Waterwingebied. De hazelworm is niet<br />

waargenomen, maar door de aanwezigheid van potentieel leefgebied kan de soort niet<br />

uitgesloten worden.<br />

Binnen het plangebied zijn geen gegevens bekend van wettelijk beschermde<br />

libellensoorten. Wel zijn zes Rode Lijst soorten waargenomen.<br />

Belangrijkste vlieggebieden voor libellen (en juffers) zijn de Oude Leij, de Hultensche<br />

Leij, de poelen in de Kaaistoep, vliegbasis Gilze-Rijen, Klein Zwitserland, het<br />

Wijckermeer en de Dongevallei.<br />

Vlinders


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

71<br />

Belangrijkste vlieggebieden voor dagvlinders zijn de Kaaistoep, het Blok, vliegbasis<br />

Gilze- Rijen en de Drijflanen. Binnen het plangebied zijn gegeven bekend van één<br />

wettelijk beschermde soort en 5 Rode Lijst soorten.<br />

Vissen<br />

De Donge, de Oude Leij en een zijtak daarvan vormt het leefgebied voor het Bermpje<br />

en enkele Rode Lijst soorten. De watergangen vormen een potentieel geschikt<br />

leefgebied voor de kleine modderkruiper (Royal Haskoning, 2008).<br />

Flora<br />

Uit gegevens komt naar voren dat er binnen het plangebied 8 soorten voorkomen die<br />

beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet. De meeste van deze beschermde<br />

soorten komen voor in de bestaande natuurgebieden. In de natte gebieden en in de<br />

sloten komen kwelindicatoren voor.<br />

4.4.3 Autonome ontwikkeling<br />

Binnen het plangebied vinden geen autonome ontwikkelingen plaats die effect hebben<br />

op bodem, grond- en oppervlaktewater of natuur. De noordwesttangent is inmiddels<br />

gerealiseerd en maakt daarmee deel uit van de referentiesituatie.<br />

4.5 Verkeer, vervoer en infrastructuur<br />

4.5.1 Beleid<br />

Nationaal beleid<br />

De nationale verkeers- en vervoersvisie staat beschreven in de 'Nota Mobiliteit, naar<br />

een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid'. De centrale gedachte in de visie op<br />

verkeer en vervoer is het versterken van de economie. Mobiliteit is namelijk een<br />

noodzakelijke voorwaarde voor economische groei en sociale ontwikkeling in Nederland.<br />

Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een<br />

betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale<br />

concurrentiepositie van Nederland te versterken. Dit kan alleen door extra samenhang<br />

tussen economie, ruimte en verkeer. De Nota Mobiliteit geeft aan welke nationale<br />

belangen moeten doorwerken in het decentrale verkeer- en vervoerbeleid. Dit zijn<br />

centrale kaders voor doorstroming op het rijkswegennet, verkeersveiligheid, openbaar<br />

vervoer en (internationale) kaders voor milieu en leefomgeving:<br />

• Betrouwbaarheid en snel over de weg<br />

De betrouwbaarheid van de reistijd is in <strong>2020</strong> sterk verbeterd. In 95% van de reizen<br />

komt de reiziger op tijd op de bestemming. Op snelwegen kan de reistijd in de spits<br />

maximaal anderhalf keer langer duren dan buiten de spits, en op stedelijke ringwegen<br />

en niet-autosnelwegen in beheer van het rijk, twee keer zo lang. Verbetering van de<br />

reistijd is mogelijk door een forse impuls van bouw- en benuttingsmaatregelen<br />

gebiedsgericht samenwerken en het wegwerken van onderhoudsachterstanden. Ook<br />

toepassing van incidentmanagement, verkeersmanagement en route- en<br />

reisinformatie leiden tot verbetering.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

72<br />

• De veiligheid permanent verbeteren<br />

De verkeersveiligheid verbetert ondanks de groei van de mobiliteit. Het wordt als<br />

mogelijk gezien het aantal dodelijke verkeersslachtoffers te laten dalen tot 900 per<br />

jaar in 2010 en 640 in <strong>2020</strong> en voor ziekenhuisgewonden tot 17.000 in 2010 en<br />

13.500 in <strong>2020</strong> (ondertussen zijn deze aantallen voor 2010 aangescherpt naar 750<br />

doden en voor <strong>2020</strong> naar 580 doden en 12.250 ziekenhuisgewonden). Met behulp van<br />

ketenbenadering zijn bestuurders in staat knelpunten in samenhang te beoordelen en<br />

een betere afweging te maken tussen zo veilig mogelijk transport en ruimtelijke en<br />

economische belangen.<br />

• Openbaar vervoer: kracht benutten<br />

Bij regionaal vervoer zorgt het Rijk ervoor dat provincie en WGR-plusregio's maatwerk<br />

kunnen leveren in openbaar vervoer in de stedelijke netwerken en dat deze de<br />

bereikbaarheid van voorzieningen in heel het land mogelijk kunnen blijven maken.<br />

• Kwaliteit leefomgeving verbeteren<br />

Alle nationale en internationale afspraken op het gebied van emissiereductie voor<br />

verkeer en vervoer worden nageleefd.<br />

Provinciaal beleid<br />

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant 'Verplaatsen in Brabant'<br />

bevat de visie op mobiliteit in Noord-Brabant van 2006 tot <strong>2020</strong>. Waar eerder de<br />

infrastructuur centraal stond, staat in dit beleid de mobiliteitsbehoefte van de reiziger<br />

(burger en bedrijf) van deur tot deur centraal. Met voldoende actuele informatie en<br />

acceptabele, betrouwbare reistijden wil de Provincie reizigers keuzes bieden. Een<br />

regionale aanpak en gebiedsgerichte oplossingen zijn onderscheidend voor Noord-<br />

Brabant. Een vergaande regionale samenwerking met gemeenten is hierbij essentieel.<br />

Naast het bieden van acceptabele alternatieven, behoren het wegnemen van<br />

knelpunten en het beter geleiden van mobiliteit tot de doelen. De bereikbaarheid van<br />

steden, bedrijventerreinen en het platteland dient duurzaam te zijn voor een vitale<br />

economie, in balans met ecologische en sociale waarden. Om knelpunten te<br />

voorkomen dienen ruimtelijke ontwikkelingen goed afgestemd te worden met inzicht<br />

in de consequenties voor mobiliteit. De doelen vragen om een integrale aanpak,<br />

waarbij de verschillende vervoerswijzen en de weg-, spoor- en waternetwerken in<br />

samenhang worden beschouwd. Voor fietsers en voetgangers werken wegbeheerders<br />

hierbij samen aan een verbetering van de oversteekbaarheid en in een<br />

gebiedsgerichte samenwerking wordt gewerkt aan opheffing van<br />

ontsnipperingsknelpunten en het ontstaan van nieuwe barrières.<br />

Gemeentelijk beleid<br />

De verkeers- en vervoersdoelstellingen voor de gemeente Tilburg zijn vastgelegd in het<br />

Tilburgs Verkeers- en vervoersplan [TVVP, gemeente Tilburg, 2003]. Het TVVP<br />

beschrijft op welke manier de mobiliteitsgroei in de gemeente Tilburg opgevangen kan<br />

worden en tegelijkertijd de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de stad<br />

gegarandeerd kan worden. Daartoe zijn twee hoofdkeuzes gemaakt. In de eerste<br />

plaats mag het verkeer groeien op de zogenaamde hoofdnetten, waar de verkeersfunctie<br />

voorop staat. In andere gebieden staan andere functies voorop. In de tweede<br />

plaats moet de mobiliteitsgroei opgevangen worden met behulp van alle vervoerswijzen.<br />

Ieder vervoertype kent zijn eigen hoofdnet dat verder ontwikkeld wordt.<br />

Het hoofdnet voor het autoverkeer bestaat uit de gebiedsontsluitingswegen, zoals de<br />

cityring, de ringbanen, de rondwegen en de auto(snel)wegen A58 en N65. Hier wordt


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

73<br />

de groei van het autoverkeer zoveel mogelijk opgevangen. Hierbij geldt het principe<br />

'van binnen naar buiten'. Door het bieden van de hoogste kwaliteit op de buitenste<br />

ring moet gestimuleerd worden dat verkeer dat niet thuishoort op (elementen) van een<br />

ring wordt afgewikkeld op een ring van een hogere orde. De buitenste ring krijgt<br />

hierdoor de hoogste prioriteit. Door de aanleg van de Noordwesttangent wil de<br />

gemeente de doorstroming in Tilburg-West verbeteren. Het hoofdnet voor het<br />

openbaar vervoer bestaat uit de treindiensten van en naar Tilburg, de Expresselijnen<br />

van de stadsdiensten en de streeklijnen. De gemeente Tilburg streeft naar een verdere<br />

verbetering van het stads- en regionaal openbaar vervoer. Snelheid en betrouwbaarheid<br />

zijn daarbij de belangrijkste kwaliteitseisen. Het Tilburgse beleid ten aanzien van<br />

openbaar vervoer is vastgelegd in het Tilburgs Openbaar Vervoerplan (TOP). Het<br />

fietshoofdnet bestaat uit Sternetroutes en de recreatieve, regionale fietsroutes. Het<br />

Sternet wordt op een aantal punten uitgebreid, met name bij de entrees van de stad.<br />

Het beleid ten aanzien van fietsgebruik is vastgelegd in het Tilburgse Fietsplan uit<br />

2006. In het TVVP is ook het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg opgenomen. Het<br />

parkeerbeleid heeft voornamelijk betrekking op stedelijke zones en wordt hier verder<br />

buiten beschouwing gelaten.<br />

4.5.2 Huidige situatie<br />

Verkeersstructuur<br />

Het hoofdwegennet voor het auto- en vrachtverkeer in en rond Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

bestaat uit de A58 (stroomweg, 2x2 rijbanen, 120 km/h), de Noordwesttangent<br />

(gebiedsontsluitingsweg type I, 2x2 rijbanen, 80 km/h) en de Bredaseweg<br />

(gebiedsontsluitingsweg type II, 2x1 rijbaan, 80 km/h) ten westen van de<br />

Reeshofweg/Oude Rielsebaan, 70 km/h ten oosten van de Reeshofweg/Oude<br />

Rielsebaan) (figuur 4.15).<br />

De A58 maakt onderdeel uit van het snelwegennetwerk rond Tilburg en biedt de<br />

snelste verbinding met de omliggende steden Breda en Eindhoven en de rest van<br />

Nederland. De A58 heeft vooral een funtie voor (inter)nationaal en regionaal<br />

doorgaand verkeer.<br />

De Noordwesttangent fungeert als westelijke ontsluiting van de stad (m.n. VINEX wijk<br />

Reeshof en bedrijventerrein Vossenberg) en richt zich zowel op regionaal als lokaal<br />

verkeer.<br />

De Bredaseweg is de westelijke entree van en naar de stad. Het ontsluit daarnaast de<br />

Reeshof, de kernen Hulten en Rijen, bedrijventerrein Haansberg in Rijen en vliegveld<br />

Gilze-Rijen. Momenteel loopt een studie naar de opwaardering van de Bredaseweg.<br />

Binnen de structuur van A58, Noordwesttangent en Bredaseweg wordt <strong>Zuidwest</strong> intern<br />

ontsloten door een aantal wegen, waarvan de belangrijkste de Gilzerbaan, Oude<br />

Rielsebaan en Hultenseweg zijn. Dit zijn allen erftoegangswegen zonder<br />

rijbaanindeling en met een maximum toegestane snelheid van 60 km/h.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Noordwesttangent<br />

Hultenseweg<br />

74<br />

A58<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 4.15 Wegenstructuur in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />

(nummers verwijzen naar wegvakken zoals opgenomen in de bijlage Verkeer<br />

Verkeersintensiteiten<br />

Verkeersmodel<br />

Ten behoeve van het verkeersonderzoek in dit plan-MER is gebruik gemaakt van een<br />

verkeersmodel. Een verkeersmodel is een aanname van de verkeersstromen nu en in de<br />

toekomst. Er is gebruik gemaakt van het regionale verkeersmodel, waarbinnen voor<br />

<strong>Zuidwest</strong> een verfijning heeft plaatsgevonden van wegen en socio-eonomische data<br />

(inwoners, bedrijvigheid, verkeersbewegingen e.d.). In het bijlagerapport is een beschrijving<br />

van het verkeersmodel opgenomen.<br />

Verkeersintensiteiten<br />

Klein Tilburg<br />

Gilzerbaan<br />

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong>, zoals<br />

berekend met het verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen met die op<br />

figuur 4.15.<br />

Bredaseweg<br />

Bleukweg<br />

Oude Rielsebaan


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

75<br />

Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />

(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />

nr wegvak locatie Intensiteit<br />

15 Wijkevoort ontsluiting noord 0<br />

6 Wijkevoort ontsluiting zuid 1.500<br />

18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 14.500<br />

19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 17.500<br />

12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 0<br />

20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 0<br />

13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 9.000<br />

1 A58 bij op/afrit 89.000<br />

2 A58 afritten 11.000<br />

3 A58 opritten 10.500<br />

16 A58 oost 89.000<br />

17 A58 west 82.000<br />

14 Vosheining langs A58 500<br />

5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 6.500<br />

22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 5.500<br />

7 Klein Tilburg 1.000<br />

4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0<br />

10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 15.000<br />

21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 14.000<br />

11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 14.000<br />

9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 25.000<br />

8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 34.000<br />

Afgerond op vijfhonderdtallen<br />

Op de A58 varieert de intensiteit tussen de 82 en 85 duizend mvt/etm. Hiervan maken<br />

10 a 11 duizend mvt/etm gebruik van de op- en afritten. De kwaliteit van de doorstroming<br />

op de A58 staat onder druk, met name in de spitsperioden. De Noordwesttangent<br />

langs <strong>Zuidwest</strong> is in de huidige situatie grotendeels afgerond, (met<br />

uitzondering van afsnijding bij de Hultenseweg) 3 Op het noordelijk deel is de<br />

intensiteit 17,5 duizend mvt/etm, ten noorden van de Bredaseweg 9 duizend mvt/etm,<br />

ten zuiden van de A58 14,5 duizend mvt/etm. Op de Bredaseweg rijden 14 tot 34<br />

duizend mvt/etm. Dit is meer dan de weg aankan. Dit wordt met name veroorzaakt<br />

door de verkeersstromen van en naar de Reeshof, waarop de Bredaseweg nog niet<br />

voorzien is. Dit leidt tot vertraging s ochtends de Reeshof uit en s avonds de Reeshof<br />

in. Binnen <strong>Zuidwest</strong> is het verkeer beperkt: ca 6 duizend mvt/etm op de Gilzerbaan.<br />

Het verkeer op de Gilzerbaan bestaat uit lokaal woon-werkverkeer, ontsluiting van de<br />

bedrijven en verkeer van en naar golfbaan Prise d Eau. Ook is niet uit te sluiten dat bij<br />

filevorming op de Bredaseweg sluipverkeer ontstaat op de wegen in <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Vrachtverkeer<br />

Tabel 4.2 geeft het aandeel vrachtverkeer in de huidige situatie. Op de A58 is het<br />

aandeel vrachtverkeer 16 tot 20% met intensiteiten tussen de 15 en de 17,5 duizend<br />

vrachtauto's. Op de Noordwesttangent is het aandeel vrachtverkeer ca. 15% met een<br />

3 het verkeersmodel gaat echter uit van de situatie in 2007, waarin de Noordwesttangent gedeeltelijk was<br />

gerealiseerd


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

76<br />

intensiteit van ca. 2 duizend vrachtauto's. Op de Bredaseweg is het aandeel<br />

vrachtverkeer ca. 8% met een intensiteit van ca. 1200 vrachtauto's per etmaal.<br />

Tabel 4.2 Intensiteiten vrachtverkeer en aandeel van totale verkeersintensiteit<br />

<strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />

(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />

nr wegvak locatie Intensiteit % van<br />

vracht totaal<br />

15 Wijkevoort ontsluiting noord 0 nvt<br />

6 Wijkevoort ontsluiting zuid 10 1<br />

18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 2.130 15<br />

19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 2.450 14<br />

12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 2.570 nvt<br />

20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 0 nvt<br />

13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 210 2<br />

1 A58 bij op/afrit 15.220 17<br />

2 A58 afritten 1.810 16<br />

3 A58 opritten 1.780 17<br />

16 A58 oost 17.530 20<br />

17 A58 west 16.500 20<br />

14 Vosheining langs A58 0 0<br />

5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 330 5<br />

22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 290 5<br />

7 Klein Tilburg 20 2<br />

4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0 nvt<br />

10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 1.230 8<br />

21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 1.040 7<br />

11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 1.040 7<br />

9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 930 4<br />

8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 1.020 3<br />

Afgerond op tientallen<br />

Parkeren<br />

Het plangebied kan grotendeels worden gekarakteriseerd als agrarisch buitengebied,<br />

waar over het algemeen voldoende ruimte beschikbaar is voor parkeren.<br />

Langzaam verkeer<br />

Langzaam verkeer in, van en naar <strong>Zuidwest</strong> bestaat voornamelijk uit fietsverkeer. In<br />

figuur 4.16 is het fietsroutenetwerk van Tilburg weergegeven. Op deze kaart zijn de<br />

rode lijnen het radiale fietsnetwerk, de blauwe lijnen het secundaire fietsnetwerk en<br />

de groene lijnen het recreatieve fietsnetwerk.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

77<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 4.16 Uitsnede van het fietsroutenetwerk van Tilburg<br />

[bron kaart ondergrond: Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005-2015,<br />

gemeente Tilburg]<br />

Op en nabij het plangebied liggen verschillende routes in het fietsnetwerk van Tilburg.<br />

Richting Tilburg liggen de Bredaseweg en de Gilzerbaan, welke beide secundaire<br />

fietsroutes zijn. Langs beide wegen zijn vrijliggende fietspaden aanwezig en is op<br />

snelle wijze het centrum van Tilburg te bereiken. De Oude Rielsebaan is een<br />

secundaire fietsroute zonder aparte fietsinfrastructuur. Richting de Reeshof zijn er<br />

verschillende fietsroutes aangewezen. Voor het plangebied zijn met name de<br />

fietsroutes over de Reeshofweg (een sternetroute, vrijliggend tweerichtingen fietspad<br />

aan de oostkant van de weg), de Vlodropstraat (een secundaire route, een vrijliggend<br />

fietspad) en de Hultenseweg (een Recreatieve fietsroute zonder aparte<br />

fietsinfrastructuur) interessant (aangegeven in figuur 4.16). De route via de<br />

Reeshofweg biedt via een onderdoorgang onder het spoor een verbinding met het<br />

noordelijke deel van De Reeshof. Via de Vlodropstraat is een dergelijke verbinding<br />

mogelijk door de wijk en de fietstunnel Vreeswijkstraat .De route via de<br />

Hulteneindsestraat biedt met een kleine omweg een verbinding met de meest<br />

westelijke delen van De Reeshof. Dit is door de westelijke ligging van het plangebied<br />

voor vele woningen de snelste verbinding. Het gebied is momenteel voor fietsers niet<br />

optimaal aan het stedelijk gebied verbonden.<br />

Een recreatieve fietsroute loopt over de Bleukweg, Nieuwelijn, Keizersakker,<br />

Wijkevoort en een gedeelte Hultenseweg.<br />

In figuur 4.17 is het wensbeeld van de toekomstige fietsstructuur van de kern Gilze<br />

weergegeven. De op deze kaart weergegeven gewenste verbinding aan het noorden<br />

van de kern is reeds gerealiseerd. Deze verbinding biedt mogelijkheden voor een<br />

verbinding tussen Gilze en het plangebied.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

78<br />

Figuur 4.17 Wensbeeld toekomstige fietsstructuur kernen Gilze en Rijen<br />

[bron: gemeentelijk verkeer en vervoerplan, 2009 2015, gemeente Gilze en Rijen]<br />

Openbaar vervoer<br />

In de huidige situatie zijn er vier openbaar vervoerlijnen in of nabij het plangebied. Al<br />

deze lijnen komen vanaf station Tilburg en rijden via de Hart van Brabantlaan, de<br />

Professor Cobbenhagenlaan, de universiteit van Tilburg en Bredaseweg:<br />

• Lijn 4 rijdt vanaf de Bredaseweg, via de Reeshofweg, naar station Tilburg<br />

Reeshof. Aan de centrumkant van de lijn rijdt deze via het station en het<br />

centrum door naar de wijk Blaak. Lijn 4 rijdt tweemaal per uur, op maandag t/m<br />

vrijdag de gehele dag, op zaterdag en zondag alleen overdag.<br />

• Lijn 128 komt vanuit Oosterhout en Rijen en rijdt naar station Tilburg. Deze lijn<br />

rijdt slechts drie ritten in de ochtendspits.<br />

• Lijn 130 rijdt tussen station Tilburg en Opvang- onderzoekscentrum Prinsenbos<br />

te Gilze. Deze lijn rijdt slechts eenmaal per uur, en uitsluitend in de brede spits<br />

op maandag t/m vrijdag.<br />

• Lijn 131 rijdt tussen Breda en Tilburg, via Rijen en Gilze. Ook lijn 131 rijdt<br />

slechts eenmaal per uur, maar rijdt wel de gehele dag op alle dagen van de<br />

week.<br />

Er zijn nabij het plangebied drie bushaltes:<br />

• Zwartvenseweg: alle lijnen, aan de Bredaseweg, ter hoogte van de<br />

hockeyvelden<br />

• Amarant: lijnen 128, 130 en 131, aan de Bredaseweg, circa 2 km ten oosten van<br />

De Groene Kamer<br />

• Nerhoven: lijn 131, aan de Nerhoven, ten noorden Gilze en A58<br />

Het meest nabijgelegen station is het stoptreinstation Tilburg Reeshof. Het meest<br />

nabijgelegen Intercitystation is Tilburg. Station Tilburg Reeshof wordt elk half uur<br />

bedient door een stoptrein Breda Tilburg Den Bosch Utrecht. Vanuit Tilburg<br />

rijden stoptreinen en Intercitytreinen naar Breda en de Randstad, Eindhoven en Venlo,<br />

Den Bosch, Nijmegen, Arnhem en Zwolle. Op station Tilburg bestaan<br />

overstapmogelijkheden op vele buslijnen in de regio en op stadsbussen in Tilburg.<br />

De bereikbaarheid van <strong>Zuidwest</strong> per openbaar vervoer is hiermee slecht.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

79<br />

Figuur 4.18 Uitsnede lijnennetkaart Tilburg[bron: Veolia Transport]<br />

De rode cirkel geeft indicatief het plangebied van Wijkevoort aan<br />

4.5.3 Autonome ontwikkeling<br />

Verkeersstructuur<br />

De huidige situatie zoals die is opgenomen in het verkeersmodel is de situatie van<br />

2007, waarin de Noordwesttangent nog niet volledig was voltooid. In de referentie<br />

situatie (<strong>2020</strong>) is de Noordwesttangent uiteraard wel volledig voltooid.<br />

Autonoom (<strong>2020</strong> zonder ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>) is daarom één wijziging van de<br />

wegenstructuur (ten opzichte van de huidige situatie zoals die is opgenomen en in het<br />

verkeersmodel) in en rond <strong>Zuidwest</strong> zeker: de voltooiing van het zuidelijk deel van de<br />

Noordwesttangent tussen Bredaseweg en A58 (deze weg is anno 2010 al voltooid).<br />

Daarnaast is een opwaardering van de Bredaseweg voorzien, maar dit is nu nog te<br />

prematuur om in verkeersmodelberekeningen op te kunnen anticiperen. Dit betekent<br />

dat de verderop in dit hoofdstuk gepresenteerde conclusies ten aanzien van de<br />

Bredaseweg worst-case zijn. Mogelijk dat rond <strong>2020</strong> ook de A58 aangepast is, maar<br />

ook dit is te prematuur om nu al rekening mee te kunnen houden.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

80<br />

Verkeersintensiteiten<br />

Autonoom nemen de verkeersintensiteiten op wegen in en rond <strong>Zuidwest</strong> toe.<br />

Oorzaken hiervoor zijn:<br />

• de voortdurende (algemene) groei in automobiliteit in Nederland (aanname op<br />

basis van Nota Mobiliteit 1,5% groei per jaar);<br />

• de voltooiing van de Noordwesttangent en de verkeersaantrekkende werking<br />

die hiervan uit gaat;<br />

• ruimtelijke ontwikkelingen rond <strong>Zuidwest</strong> die tot extra verkeersbewegingen<br />

leiden:<br />

- Voltooiing van de Reeshof met de wijken Witbrant en Koolhoven direct ten<br />

noorden van de Bredaseweg<br />

- Ingebruikname van bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen<br />

direct ten zuiden van de A58.<br />

Tabel 4.3 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong> in<br />

<strong>2020</strong>, zoals berekend met het verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen<br />

met die op figuur 4.14.<br />

Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> referentie situatie <strong>2020</strong><br />

(mvt/etm, jaargemiddelde werkdag)<br />

nr wegvak locatie Intensiteit toename<br />

<strong>2020</strong> t.o.v.<br />

huidig<br />

mvt/etm mvt/etm %<br />

15 Wijkevoort ontsluiting noord 500 500<br />

6 Wijkevoort ontsluiting zuid 2.500 1.000 67<br />

18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 25.500 11.000 76<br />

19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg<br />

tussen Hultenseweg en zuidelijk<br />

28.500 11.000 63<br />

12 Noordwesttangent ontsluiting 30.000 30.000<br />

20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 20.000 20.000<br />

13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 31.000 22.000 244<br />

1 A58 bij op/afrit 98.500 9.500 11<br />

2 A58 afritten 18.000 7.000 64<br />

3 A58 opritten 14.500 4.000 38<br />

16 A58 oost 117.000 28.000 31<br />

17 A58 west 112.000 30.000 37<br />

14 Vosheining langs A58 2.000 1.500 300<br />

5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 5.000 -1.500 -23<br />

22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 3.500 -2.000 -36<br />

7 Klein Tilburg 1.500 500 50<br />

4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0 0<br />

10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 19.000 4.000 27<br />

21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 23.500 9.500 68<br />

11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 23.000 9.000 64<br />

9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 29.000 4.000 16<br />

8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 38.000 4.000 12<br />

Afgerond op honderdtallen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

81<br />

Op de A58 neemt de intensiteit toe met circa 30 duizend mvt/etm, een toename van<br />

31% tot 37%. Hierdoor zal de verkeersproblematiek op de A58 verder toenemen en de<br />

kans op filevorming toenemen. De Noordwesttangent wordt na voltooiing volledig<br />

gebruikt met een intensiteit van ca.30 duizend mvt/etm. Dit mag niet tot problemen<br />

leiden, de Noordwesttangent is aangelegd op deze omvang van verkeersbewegingen.<br />

De aanleg van de Noordwesttangent zorgt voor een afname van (sluip)verkeer op de<br />

Gilzerbaan. Op de Bredaseweg neemt de problematiek verder toe: de intensiteit neemt<br />

met 4 tot 9,5 duizend mvt/etm toe (+12% tot +68%). Binnen <strong>Zuidwest</strong> blijft het verkeer<br />

relatief beperkt. Wel neemt de kans op sluipverkeer toe, door de drukte op de<br />

Bredaseweg.<br />

Vrachtverkeer<br />

Tabel 4.4 geeft het aandeel vrachtverkeer in de referentie situatie weer. Op de A58<br />

verdubbelt het aantal vrachtauto's per etmaal tot rond de 35 duizend, het aandeel<br />

vrachtverkeer neemt toe tot boven de 30% . Op de Noordwesttangent verdubbelt het<br />

aantal vrachtwagens en neemt aandeel vrachtverkeer toe tot 10 %.<br />

Tabel 4.4 Intensiteiten vrachtverkeer en aandeel van totale verkeersintensiteit<br />

<strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />

(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />

nr wegvak locatie Intensiteit<br />

<strong>2020</strong><br />

toename<br />

t.o.v.<br />

% tov<br />

huidig<br />

mvt/etm<br />

mvt/etm totaal<br />

%<br />

15 Wijkevoort ontsluiting noord 0 0 0 nvt<br />

6 Wijkevoort ontsluiting zuid 0 0 0 nvt<br />

18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 3.780 15 1.650 77<br />

19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 3.360 12 910 37<br />

12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 3.350 11 780 >100<br />

20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 1.950 10 1.950 >100<br />

13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 2.430 8 2.220 >100<br />

1 A58 bij op/afrit 32.640 33 17.420 >100<br />

2 A58 afritten 2.470 14 660 36<br />

3 A58 opritten 2.590 18 810 46<br />

16 A58 oost 35.490 30 17.960 >100<br />

17 A58 west 34.840 31 18.340 >100<br />

14 Vosheining langs A58 0 0 0 nvt<br />

5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 130 3 -200 -61<br />

22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 50 1 -240 -83<br />

7 Klein Tilburg 20 1 0 0<br />

4 Bleukweg nabij Bredaseweg 10 1 10 nvt<br />

10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 1.500 8 270 22<br />

21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 1.400 6 360 35<br />

11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 1.400 6 360 35<br />

9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 1.370 5 440 47<br />

8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg<br />

Afgerond op tientallen<br />

Parkeren<br />

1.220 3 200 20


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

82<br />

In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in de parkeersituatie voorzien.<br />

Langzaam verkeer<br />

In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in het fietsnetwerk voorzien.<br />

Openbaar vervoer<br />

In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in het openbaar vervoer rondom het<br />

plangebied voorzien.<br />

Verkeersveiligheid<br />

In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in de verkeersveiligheidssituatie<br />

voorzien.<br />

4.6 Milieu, klimaat en duurzaamheid<br />

4.6.1 Beleid en wetgeving<br />

Geluid<br />

Geluidhinder en overlast door geluid worden beoordeeld aan de hand van de Wet<br />

geluidhinder en de Wet milieubeheer. In de wetten en beleid zijn normen vastgelegd<br />

voor geluidbelasting. Bij overschrijding van normen dienen geluidwerende<br />

maatregelen getroffen te worden. Onder strenge voorwaarden is in bepaalde<br />

omstandigheden normoverschrijding toegestaan.<br />

Het Nationaal Milieubeleidsplan 4<br />

Het Nationaal Milieubeleidplan 4 (VROM e.a., 2001) formuleert een nieuwe benadering<br />

voor geluidbeleid: gebiedsgerichte aanpak. De uitdaging is vergroting van 'de<br />

akoestische kwaliteit in Nederland' door in elk gebied de akoestische kwaliteit te<br />

waarborgen die past bij de functie van het gebied. Akoestische kwaliteit betekent dat<br />

de gebiedseigen geluiden niet overstemd worden door niet gebiedseigen geluid. Ook<br />

moet het geluidniveau passen bij het gebied. Hoofddoelstelling van het geluidbeleid<br />

in het Nationaal Milieubeleidplan 4 is het bereiken van het streefbeeld van<br />

akoestische kwaliteit in alle gebieden in 2030:<br />

In 2010 wordt de grenswaarde van 70 dB(A) bij woningen niet meer<br />

overschreden.<br />

De akoestische kwaliteit in het stedelijk en landelijk gebied is in 2030<br />

gerealiseerd. In 2010 is een forse verbetering van de akoestische kwaliteit in<br />

het stedelijk gebied gerealiseerd, mede door aanpak van de<br />

rijksinfrastructuur.<br />

De akoestische kwaliteit in de Ecologische Hoofdstructuur is in 2030<br />

gerealiseerd. In 2010 is de ambitie dat de akoestische kwaliteit niet is<br />

verslechterd ten opzichte van 2000.<br />

Het Nationaal Milieubeleidplan 4 wil deze ambities realiseren met inzet van het<br />

nieuwe wettelijke instrumentarium.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

83<br />

Nota Ruimte, Nota Mobiliteit<br />

In de Nota Ruimte en in de nadere uitwerking daarvan voor verkeer, de Nota Mobiliteit,<br />

wordt aangegeven dat het Rijk zich zal inspannen om overschrijding van de grenswaarden<br />

in het bebouwd gebied als gevolg van de rijksinfrastructuur te verminderen.<br />

Ten aanzien van geluidhinder wil het Rijk de grote knelpunten aanpakken bij weg en<br />

spoor voor <strong>2020</strong>. Voor wegen gaat het daarbij om knelpunten boven de 65 dB(A). Voor<br />

het overige beperkt het Rijk zich tot het aangeven van kaders en instrumenten<br />

waarmee de decentrale overheden lokale afwegingen kunnen maken om tenminste de<br />

basiskwaliteit te realiseren. De basiskwaliteit wordt vastgelegd in de aangepaste wet<br />

en regelgeving voor geluid; de aangepaste Wet geluidhinder. Er staan voorts geen<br />

specifieke gekwantificeerde doelstellingen ten aanzien van geluid in de Nota Ruimte<br />

en de Nota Mobiliteit. In de Nota Mobiliteit wordt in dit verband het instrument<br />

geluidproductieplafond geïntroduceerd, waarmee in de toekomst nieuwe handhavinggaten<br />

kunnen worden voorkomen. Een geluidproductieplafond heeft min of meer het<br />

karakter van een vergunning en is daardoor beter te handhaven. Een geluidproductieplafond<br />

is een vastgestelde emissiewaarde van de bron op een referentiepunt. Deze<br />

emissiewaarde mag niet worden overschreden. Gebeurt dit toch, dan kan handhavend<br />

worden opgetreden. De bronbeheerder kan zonder verdere procedures bronmaatregelen<br />

treffen om overschrijding te voorkomen, waarmee ingewikkelde en tijdrovende<br />

procedures rond reconstructies kunnen worden voorkomen.<br />

Wet geluidhinder<br />

De afgelopen jaren is in het kader van de Modernisering Instrumentarium<br />

Geluidsbeleid (MIG) onderzocht of de Wet geluidhinder vervangen zou kunnen worden<br />

door een beleidsinstrumentarium op de diverse bestuurlijke niveaus. Inmiddels is het<br />

beleid zodanig gewijzigd dat de Wet geluidhinder wordt gehandhaafd in aangepaste<br />

vorm. In 2004 zijn de vereisten uit de Europese richtlijn voor omgevingslawaai<br />

geïmplementeerd in de Wet geluidhinder. Daarna is een 1e fase van verdere<br />

wetswijziging doorgevoerd met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari<br />

2007. Voorts zal in het kader van SWUNG (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw<br />

Geluidbeleid) nadere invulling worden gegeven aan de beleidontwikkeling voor geluid.<br />

Het accent zal daarbij komen te liggen op de volgende vier punten:<br />

1. vereenvoudigen van het normengebouw<br />

2. versterken van de naleving en handhaving (introductie van<br />

geluidproductieplafonds GPP 's)<br />

3. versterking van het bronbeleid<br />

4. hervorming van de zonering industrielawaai<br />

Provinciaal Milieuplan (PMP) 2011-2014<br />

Gedeputeerde Staten hebben op grond van de Wet milieubeheer de plicht om eens in<br />

de vier jaar een milieuplan uit te brengen. Het ontwerp PMP heeft van 2 juli tot en met<br />

13 augustus 2010 ter inzage gelegen. Dit ontwerp Provinciaal Milieuplan 2011-2014<br />

is de wettelijke opvolger van de Integrale Strategie Milieu 2006-2010. Het nieuwe plan<br />

beschrijft welke ambities de provincie op het gebied van milieu heeft. Het beschrijft<br />

ook hoe en voor welke datum zij die ambities moet halen. Dit MER sluit aan op het<br />

ontwerp Provinciaal Milieuplan 2011-2014.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

84<br />

Milieubeleidsvisie 2006-2010<br />

In de "Milieubeleidsvisie 2006-2010" van de gemeente Tilburg, opgesteld september<br />

2005, is beschreven dat de gemeente streeft naar een akoestisch klimaat behorende<br />

bij de uitstraling van een locatie in de stad. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog<br />

geen eigen beleidskader geluid ontwikkeld om dit nader vorm te geven. De gemeente<br />

gebruikt het "Ontheffingenbeleid wet geluidhinder" zoals opgesteld door de Provincie<br />

Noord-Brabant op 10 februari 1998 als maatstaf.<br />

De milieubeleidsvisie 2006-2010 bevat een trainingsprogramma "gezondheid". Dit<br />

trainingsprogramma bevat 9 modules waarvan er 2 direct aan (voorkomen van)<br />

geluidhinder gekoppeld zijn. De module "geluidsnormen op maat" geeft aan dat de<br />

gemeente per situatie bekijkt welk geluidniveau reëel is. De module "Ruisarm asfalt"<br />

geeft aan dat de gemeente bij hoofdwegen die op de nominatie staan voor onderhoud<br />

geluidarm asfalt toe gaat passen. Een aantal van de overige 7 modules hebben<br />

eveneens een positief effect ten aanzien van het voorkomen van geluidhinder. Geluid<br />

is daar echter een neveneffect. Als prestatie is in de milieubeleidsvisie opgenomen dat<br />

in 2010 alle 958 woningen op de A-lijst (wegverkeer) en raillijst (treinverkeer)<br />

gesaneerd zijn. Dit heeft voor het plangebied echter geen gevolgen aangezien er geen<br />

woningen aanwezig zijn die in deze A-lijst zijn opgenomen.<br />

Luchtkwaliteit<br />

Wet milieubeheer<br />

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2<br />

Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn<br />

de grenswaarden voor luchtkwaliteit in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2<br />

Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de<br />

luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:<br />

§ wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;<br />

§ een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;<br />

§ aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt<br />

aan de concentratie van een stof;<br />

§ het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />

Luchtkwaliteit (NSL).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

85<br />

De (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen<br />

in de buitenlucht zijn vastgelegd in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wet milieubeheer. Deze<br />

grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen en<br />

dienen op voorgeschreven data te zijn bereikt. In tabel 1 zijn de grenswaarden<br />

weergegeven.<br />

Component<br />

Concentratieso<br />

ort<br />

Grenswaarden in µg/m 3 geldend op<br />

01-08-<br />

2009<br />

11-06-<br />

2011<br />

01-01-<br />

2015<br />

Toegestane<br />

aantal<br />

overschrijdinge<br />

n per jaar<br />

jaargemiddelde 48 * 40 40 -<br />

Fijn stof (PM10) 24uursgemiddeld<br />

e<br />

75<br />

50 50<br />

35<br />

Fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde - - 25<br />

Stikstofdioxide jaargemiddelde 60 60 40 ** -<br />

(NO2) uurgemiddelde 300 300 200 ** 18<br />

Koolmonoxide<br />

(CO)<br />

8uurgemiddelde<br />

10.000<br />

10.000 10.000<br />

Lood (Pb) jaargemiddelde 0,5 0,5 0,5<br />

24-<br />

125 125<br />

Zwaveldioxide uursgemiddeld 125<br />

(SO2) e<br />

uurgemiddelde 350 350 350<br />

Benzeen (C6H6) jaargemiddelde 10 5 5<br />

Tabel 4.6: Grenswaarden met ingang van 1 augustus 2009<br />

* Buiten de zone "midden" en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Rotterdam/Dordrecht en Utrecht is<br />

deze grenswaarde 40 µg/m 3 .<br />

** In de agglomeratie Heerlen/Kerkrade is deze grenswaarde al op 01-01-2013 van kracht.<br />

Naast grenswaarden zijn er voor de stoffen benzo(a)pyreen, ozon, arseen, cadmium en<br />

nikkel richtwaarden opgenomen in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wm. Richtwaarden geven een<br />

kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat zo veel mogelijk moet zijn bereikt. De<br />

verwachting is dat de richtwaarden voor deze stoffen nergens in Nederland worden<br />

overschreden.<br />

Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit bij wegen zijn stikstofdioxide (NO 2) en fijn<br />

stof (PM 10) het meest kritisch. Bij deze stoffen is de kans het grootst dat een<br />

grenswaarde wordt overschreden. Voor de overige stoffen waarvoor in <strong>Bijlage</strong> 2 van de<br />

Wm grenswaarden zijn opgenomen (koolmonoxide, zwaveldioxide, lood en benzeen),<br />

is, voor zover relevant voor het wegverkeer, het verschil tussen de grenswaarde en de<br />

som van de bijdrage van het wegverkeer en de achtergrondconcentratie zo groot, dat<br />

overschrijding van de hiervoor geldende grenswaarden redelijkerwijs kan worden<br />

uitgesloten 4 . Er hoeft ook in dat geval geen verdere toetsing aan de grenswaarden<br />

plaats te vinden.<br />

4 Meijer, E.W., Zandveld. P., <strong>Bijlage</strong>n bij de luchtkwaliteitberekeningen in het kader van de ZSM/Spoedwet;<br />

september 2008 (rapport 2008-U-R0919/B), TNO


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

86<br />

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007<br />

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor<br />

de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. Bepaald is onder andere waar<br />

en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Hiertoe is vastgelegd met welke<br />

(standaard)rekenmethode gerekend moet worden. Hierbij wordt grofweg een verdeling<br />

gemaakt in wegen in stedelijk gebied (SRM-1), buitenstedelijke wegen (SRM-2) en<br />

industriële bronnen (SRM-3).<br />

Tevens is in de Rbl2007 vastgelegd dat gebruik gemaakt dient te worden van enkele<br />

generieke invoergegevens welke jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens<br />

behoren de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren en de meteorologie.<br />

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)<br />

Nederland heeft van de Europese Unie uitstel gekregen om te voldoen aan de Europese<br />

luchtkwaliteitsnormen (voor fijn stof tot juni 2011, voor stikstofdioxide tot januari<br />

2015). Basis voor het uitstel is een pakket van maatregelen op nationaal, provinciaal<br />

en lokaal niveau om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren: het Nationaal<br />

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. In het NSL staan naast generieke (bron)<br />

maatregelen ook locatie specifieke maatregelen. In het NSL is een lijst opgenomen van<br />

projecten waarmee in het NSL rekening is gehouden. Op basis van het NSL is gesteld<br />

dat bij uitvoering van de beschreven maatregelen de in het NSL opgenomen projecten<br />

kunnen voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Hiermee is nader projectspecifiek<br />

onderzoek om aan te tonen dat aan de eisen voldaan kan worden strikt genomen niet<br />

meer noodzakelijk / wettelijk verplicht. Belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat de<br />

uitgangspunten en aannames niet wezenlijk zijn veranderd.<br />

Wijkevoort is opgenomen in het NSL (project 531) met een omvang van 80 ha en een<br />

verwachte verkeersproductie van ca. 11.200 mvt/etm. De Groene Kamer is opgenomen<br />

als project 5677 met een omvang van 3640 (m2 bvo) en een verwachte<br />

verkeersproductie van 2.500 mvt/etm.<br />

Generieke maatregelen van de gemeente Tilburg, zoals opgenomen in het NSL zijn:<br />

• Verbetering doorstroming ringbanen, cityring en oostelijke inprikker;<br />

• Snelheidsbeperking in het buitengebied;<br />

• Tovergroen Burgemeester Bechtweg, toepassen functioneel groen;<br />

• Aanleg rondweg (Tangent);<br />

• Routering vrachtverkeer;<br />

• Schonere bussen, vrachtvervoer gemeentelijk wagenpark(milieuzone);<br />

• Fietsplan;<br />

• Vervoersmanagement;<br />

• Wagenparkscan;<br />

• Aanleg transferium, parkeergarage en parkeerbeleid;<br />

• Luchtmonitor, meten luchtkwaliteit, innovatiesessie maatregelen<br />

luchtkwaliteit;<br />

• Communicatieplan;<br />

• Afspraken met bedrijven/handhaving;<br />

• Autovrije zondag;<br />

• Garantiestelling aardgas tankstation, stimuleren rijden op aardgas;<br />

• controle bandenspanning.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

87<br />

Externe veiligheid<br />

Beleidsvisie externe veiligheid<br />

In Tilburg vinden veel ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Er wordt permanent gewerkt<br />

aan de stad. Er moet een goede mix zijn van bedrijven, scholen en woningen. Elke stad<br />

heeft ook, in meer of mindere mate, te maken met gevaarlijke stoffen die gebruikt,<br />

opgeslagen of vervoerd worden. Ook in de omgeving van bedrijven die werken met<br />

gevaarlijke stoffen of gevaarlijke stoffen opslaan vinden ontwikkelingen plaats. De<br />

gemeente Tilburg heeft daarom een Beleidsvisie Externe Veiligheid opgesteld. Met<br />

deze beleidsvisie geeft het college richting aan de manier waarop zij met de opslag,<br />

het vervoer en het gebruik van gevaarlijke stoffen wil omgaan. De visie geeft aan waar<br />

ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden.<br />

Het externe veiligheidsbeleid wordt integraal beschouwd bij de beschrijving van de<br />

huidige situatie in paragraaf 4.6.2.3.<br />

Klimaat en duurzaamheid<br />

De gemeente voert een ambitieus klimaatbeleid. Het klimaatprogramma Tilburg omvat<br />

de volgende doelen:<br />

§ Tilburg is in 2045 klimaatneutraal en klimaatbestendig,<br />

Voor het bereiken van een klimaatneutraal en klimaatbestendig Tilburg wordt ingezet<br />

op twee sporen:<br />

- het voorkomen en beperken van uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen<br />

(mitigatie) en<br />

- het voorbereiden op de lokale effecten van de klimaatverandering (adaptatie),<br />

§ Met de uitvoering van het klimaatprogramma 2008-2012 de komende vier jaar<br />

worden de eerste stappen gezet naar een klimaatneutraal en<br />

klimaatbestendig Tilburg in 2045; als tussendoelen hiervoor worden<br />

vastgesteld een reductie van de uitstoot van CO2 in 2012 van minimaal 5%,<br />

30% in <strong>2020</strong> en 60% in 2030.<br />

§ De gemeente wil deze doelen in samenwerking met andere (lokale) partijen<br />

realiseren en om deze reden geeft zij de aanzet tot het in de<br />

programmaperiode 2009-2012 opzetten van een klimaatschap om in<br />

gezamenlijkheid en dus met meer effectiviteit deze doelen te bereiken.<br />

§ In twee allianties binnen het klimaatschap trekt de gemeente op als trekker:<br />

klimaat en ruimtelijke ordening, gemeentelijke gebouwen - installaties -<br />

vervoer.<br />

§ De trekkersrol van de overige allianties binnen het klimaatschap wordt zoveel<br />

mogelijk door externe partijen opgepakt.<br />

§ Een CO2 neutrale gemeentelijke organisatie wordt gerealiseerd voor 2015.<br />

De gemeente werkt samen met verschillende organisaties uit de regio om<br />

klimaatverandering te beperken en om te gaan met de gevolgen ervan.<br />

Recentelijk is door het Rijk een subisidie van 900.000,- aan Tilburg uitgereikt om het<br />

klimaatbeleid verder gestalte te geven. Tilburg kan het geld inzetten voor het<br />

Klimaatschap, het netwerk waarin bedrijven en organisaties verbindingen maken<br />

om klimaat en duurzaamheid te dienen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.6.2 Huidige situatie<br />

4.6.2.1 Geluid<br />

Spoorlijn<br />

Haansberg<br />

Bredaseweg<br />

Vliegbasis<br />

Gilze - Rijen<br />

Noordwest<br />

tangent<br />

A58<br />

88<br />

Geluidbronnen<br />

In de huidige situatie wordt <strong>Zuidwest</strong> beinvloed door diverse geluidbronnen. De<br />

belangrijkste zijn buiten, aan de rand van, <strong>Zuidwest</strong> gelegen (zie ook figuur 4.19):<br />

• wegverkeersgeluid vanaf de omliggende wegen:<br />

- vanuit het zuiden: A58 (etmaalintensiteit ca. 89 duizend mvt/etm);<br />

- vanuit het westen: Noordwesttangent (etmaalintensiteit huidig ca. 9 duizend<br />

mvt/etm, na voltooiing ca. 30.000 mvt/etm);<br />

- vanuit het noorden Bredaseweg (etmaal intensiteit ca. 14 tot 34 duizend<br />

mvt/etm);<br />

• Vliegtuiglawaai van vliegveld Gilze - Rijen;<br />

• Spoorweglawaai vanuit het noorden van de spoorlijn Tilburg-Breda.<br />

• Industrielawaai vanuit het westen van bedrijventerrein Haansberg te Rijen.<br />

Wegverkeer is hierbij veruit de meest dominante geluidsbron.<br />

In het gebied <strong>Zuidwest</strong> zelf is de geluidproductie beperkt. De verkeersintensiteiten op<br />

de wegen zijn gering (Gilzerbaan ca. 5 duizend mvt/etm). Het aantal overige<br />

geluidbronnen (bedrijven e.d.) is beperkt.<br />

Figuur 4.19 De belangrijkste geluidbronnen in en rond <strong>Zuidwest</strong>


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Rijen<br />

Hulten<br />

Het Blok<br />

EHS<br />

Gilze<br />

89<br />

Geluidgevoelige bestemmingen<br />

In en rond <strong>Zuidwest</strong> zijn diverse geluidgevoelige bestemmingen gelegen (zie ook<br />

figuur 4.20):<br />

• Woongebieden: b.v. Reeshof, Blaak, Hulten ,Rijen, Hulten;<br />

• Losse woningen: in gebied b.v. langs Hultenseweg;<br />

• Zorginstellingen: Amarant;<br />

• Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />

<strong>Zuidwest</strong> is niet aangewezen als stiltegebied.<br />

Figuur 4.20 De belangrijkste geluidgevoelige bestemmingen in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />

Reeshof<br />

Landgoe<br />

deren<br />

zone<br />

Akoestisch onderzoek<br />

Om de effecten van wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai in beeld te brengen<br />

zijn ten behoeve van de effectbeschrijving voor de huidige situatie (2007), de<br />

referentie situatie <strong>2020</strong> en de varianten (zie hoofdstuk 6) geluidberekeningen<br />

uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van een akoestisch rekenmodel (zie kader). De<br />

effecten zijn beschreven op basis van het cumulatieve effect van de verschillende<br />

geluidbronnen. Luchtvaartlawaai is kwalitatief beschreven. In dit rapport zijn<br />

geluidcontourenkaarten opgenomen en wordt het akoestisch effect beschreven aan de<br />

hand van de volgende criteria:<br />

• Geluidbelast oppervlak: aantal hectares boven 55 dB;<br />

• Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur: aantal hectares boven 47<br />

dB;<br />

• Geluidbelaste woningen: aantal boven 55 dB .<br />

Amarant<br />

EHS


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

90<br />

Akoestisch model <strong>Zuidwest</strong><br />

Het akoestisch onderzoek voor <strong>Zuidwest</strong> is verricht volgens de Handleiding Meten en Rekenen<br />

Industrielawaai (HMRI-II) en het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 en Handleiding<br />

Meten en Rekenen Industrielawaai 2009 met standaard rekenmethode II, met het model<br />

Geomilieu versie 1.40. De belangrijkste uitgangspunten en aannames hierbij zijn:<br />

Wegverkeerslawaai<br />

- Er is geen rekening gehouden met de correctie voor het stiller worden van het verkeer (aftrek<br />

artikel 110g Wet geluidhinder). Er wordt derhalve uitgegaan van een overschatting/worst case<br />

van de geluidbelasting<br />

- Invoergegevens zijn de verkeersintensiteiten zoals beschreven in paragraaf 4.5.2,<br />

omgerekend van werkdag naar weekdaggemiddelde, verdeeld over de dag en licht-middelzwaar<br />

verkeer<br />

- omliggend terrein als zacht bodemgebied (bodemfactor 0,8), wegen en water als hard<br />

bodemgebied (bodemfactor 0,0)<br />

- berekening op 5 m boven maaiveld in grids van 25x25 m<br />

- berekening in EHS op 1,5 m boven maaiveld en zonder correctie avond en nachtperiode<br />

- vertaling geluideffecten op vogels op basis van Reijnen en Foppen (1995) en Reijnen et al<br />

(1992)<br />

Railverkeerlawaai<br />

- Berekeningen op basis van akoestisch spoorboekje ASWIN versie 2009.<br />

- Berekeningen conform de systematiek voor geluidproductieplafonds die geldt voor de<br />

toekomstige situatie (het gemiddelde van de peiljaren 2006 en 2007) + 1,5 dB.<br />

Industrielawaai<br />

- In de huidige en autonome situatie is geen sprake van akoestisch relevant industrielawaai.<br />

Voor industrielawaai zijn daarom enkel de toekomstige situaties (varianten) berekend.<br />

- Voor technische uitgangspunten en aannames industrielawaai zie bijlagenrapport.<br />

- Industrielawaai vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de berekeningen (gegevens niet<br />

beschikbaar).<br />

Vliegtuiglawaai<br />

- Niet in het geluidmodel meegenomen (geeft onderschatting van de<br />

geluidbelastingresultaten). Rondom vliegveld Gilze - Rijen liggen zogenaamde Ke-contouren<br />

die een bepaalde geluidbelasting inhouden. De Ke-contour is echter niet direct te vertalen in<br />

een geluidbelasting die opgeteld kan worden bij de andere geluidvormen.<br />

Algemeen<br />

- De berekeningen zijn uitgevoerd met vrijeveld-condities. Afschermende of reflecterende<br />

werking van gebouwen is derhalve niet meegenomen. Wel is rekening gehouden met<br />

verschillen in maaiveldhoogten, met name nabij Rijksweg 58.<br />

- De geluidmodellen bestaan uit rastermodellen<br />

- Het onderzoeksgebied zoals gehanteerd is weergegeven in onderstaande figuur.<br />

- De uitkomsten van de geluidmodellen zijn bewerkt met GIS zodat de effecten beschikbaar<br />

zijn in de vorm van aantallen geluidbelaste woningen en geluidbelast oppervlak.<br />

- In woongebieden is uitgegaan van een woningdichtheid van 25 woningen per hectare.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

91<br />

Geluidbelasting<br />

In figuren 4.21, 4.22 en 4.23 is respectievelijk de cumulatieve geluidbelasting, het<br />

wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai in de huidige situatie weergegeven.<br />

De geluidbronnen zoals eerder in deze paragraaf beschreven zijn duidelijk herkenbaar<br />

(vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de analyse, industrielawaai is in de<br />

huidige situatie ondergeschikt). Op lager schaalniveau zijn ook lokale wegen zichtbaar<br />

als de Oude Rielsebaan, Gilzerbaan en Hultenseweg. <strong>Zuidwest</strong> heeft grotendeels een<br />

cumulatieve wegverkeers- en railverkeer geluidbelasting hoger dan 50 dB (en dus<br />

hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB). Langs de wegen neemt de<br />

geluidbelasting verder toe tot hoger dan 55 dB of zelfs hoger dan 60 dB. Het<br />

railverkeerslawaai reikt net tot ten zuiden van de Bredaseweg, maar is in een groot<br />

deel van <strong>Zuidwest</strong> niet of nauwelijks een bron van hinder.<br />

Figuur 4.21: Cumulatieve geluidbelasting (dB) huidige situatie


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

92<br />

Figuur 4.22: Wegverkeerslawaai (dB) huidige situatie<br />

Figuur 4.23: Railverkeerslawaai (dB) huidige situatie


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

93<br />

Geluidbelast oppervlak<br />

Tabel 4.7 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak over de<br />

geluidklassen.<br />

Tabel 4.7 Geluidbelast oppervlak huidige situatie<br />

Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha)<br />

< 50 96<br />

50-55 815<br />

55-60 401<br />

60-65 214<br />

65-70 105<br />

> 70 105<br />

totaal 1736<br />

Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />

Tabel 4.8 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak EHS over<br />

de geluidklassen.<br />

Tabel 4.8 Geluidbelast oppervlak EHS huidige situatie<br />

Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha)<br />

< 42 0<br />

42-47 122<br />

> 47 679<br />

totaal 801<br />

Geluidbelaste woningen<br />

Tabel 4.9 geeft een overzicht van de verdeling van geluidbelaste woningen over de<br />

geluidklassen.<br />

Tabel 4.9 Geluidbelast woningen huidige situatie<br />

Geluidklasse (dB) Aantal<br />

woningen<br />

binnen<br />

<strong>Zuidwest</strong><br />

< 50 11 7<br />

50-55 104 2.437<br />

55-60 70 2.793<br />

60-65 34 1.900<br />

65-70 14 652<br />

> 70 2 174<br />

totaal 235 7.963<br />

Aantal<br />

woningen<br />

buiten<br />

<strong>Zuidwest</strong><br />

(binnen<br />

studiegebied)*<br />

* Het studiegebied is het gebied dat weliswaar buiten de plangrens van <strong>Zuidwest</strong> ligt, maar waar<br />

milieueffecten (o.a. geluid) als gevolg van ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> wel mogelijk zijn.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

94<br />

Luchtvaartlawaai<br />

Vliegbasis Gilze-Rijen is een militair vliegveld waar geregeld oefenvluchten worden<br />

uitgevoerd en evenementen worden georganiseerd. Met enige regelmaat circuleren<br />

*/helicopters rondom de basis. De frequentie ervan is onbekend. Deze activiteiten<br />

kunnen hinder opleveren voor de bewoners van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>. De hoeveelheid<br />

vluchten en de tijdstippen ervan zijn niet of nauwelijks in te schatten omdat het hier<br />

om militair gevoelige informatie gaat, welke defensie niet zonder meer vrij geeft. De<br />

wettelijk vastgelegde KE-contouren, die gelden voor vliegvelden, zijn niet vertaalbaar<br />

in dB(A)'s en kunnen derhalve niet in het akoestisch onderzoek worden opgenomen.<br />

35 Ke contour<br />

40 Ke contour<br />

45 Ke contour<br />

FIguur 4.24 Geluidbelasting vliegveld Gilze - Rijen (35, 40 en 45 Ke-contouren)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.6.2.2 Luchtkwaliteit<br />

95<br />

Bronnen<br />

In de huidige situatie ondervindt <strong>Zuidwest</strong> vooral uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen door het wegverkeer op de omliggende wegen en door de (agrarische)<br />

bedrijvigheid in het gebied.<br />

Blootgestelden<br />

Blootgestelden betreffen gebruikers in en rond het gebied. Het betreft vooral inwoners<br />

en (in mindere mate) werknemers en recreanten. De bevolkingsdichtheid in het gebied<br />

is laag. Om het gebied ligt een aantal woongebieden met grotere bevolkingsdichtheid:<br />

Gilze, Reeshof en op afstand Blaak, Hulten en Rijen.<br />

Luchtkwaliteitsonderzoek<br />

Hoewel Wijkevoort en Groene Kamer zijn opgenomen in het NSL, is in dit plan-MER<br />

onderzoek verricht naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen voor de<br />

huidige, referentie situatie en de situatie met planontwikkeling. Dit om ook basis van<br />

de actuele projectomvang te toetsen of aan de normen wordt voldaan, en om de<br />

verandering in luchtkwaliteit in beeld te brengen en de scenario's met elkaar te<br />

kunnen vergelijken.<br />

Omdat wegverkeer naar verwachting het maatgevende aspect is, is ervoor gekozen<br />

alleen de uitstoot van wegverkeer te berekenen, waarbij wel rekening is gehouden is<br />

met een achtergrondconcentratie (waar ook andere bronnen als industrie en<br />

agrarische sector in zitten). De directe invloed van bestaande en nieuw te ontwikkelen<br />

bedrijvigheid is buiten de verkeersaantrekkende werking niet in het onderzoek<br />

meegenomen. Deze invloed is naar verwachting zeer lokaal en gering en in dit stadium<br />

van planvorming naar verwachting niet relevant voor de besluitvorming.<br />

Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />

Luchtkwaliteitsonderzoek is niet voor de huidige situatie onderzocht, maar voor de<br />

referentie situatie. De resultaten van dit onderzoek vindt u in paragraaf 4.6.3.2.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

96<br />

Luchtkwaliteitsonderzoek<br />

Het luchtkwaliteitsonderzoek is met het rekenprogramma CAR II versie 9.0 uitgevoerd.<br />

Dit rekenprogramma is door het Ministerie van VROM goedgekeurd voor wegen die vallen<br />

binnen het toepassingsbereik van SRM-1. Ondanks dat de in het onderzoek beschouwde<br />

wegen vallen binnen het toepassingsbereik van zowel SRM-1 als SRM-2, is het rekenen met<br />

CAR II voor het vergelijken van enkele varianten voldoende (het gaat immers om het verschil<br />

tussen de varianten). Voor een aantal representatief geachte punten is de luchtkwaliteit<br />

berekend (zie onderstaande figuur).<br />

Als invoer zijn de verkeersintensiteiten gebruikt zoals eerder beschreven omgerekend van<br />

werkdaggemiddelde naar weekdaggemiddelde en verdeeld naar licht-middel-zwaar. Hierbij<br />

zijn een aantal aannames gedaan:<br />

Naast de door Goudappel Coffeng aangeleverde verkeersgegevens zijn voor een tweetal<br />

vakken afzonderlijke aannamen gedaan, namelijk:<br />

• Voor de Burgemeester Letschertweg (tussen de Bredaseweg en de Dalemdreef) is<br />

aangenomen dat de verdeling licht- en zwaar vrachtverkeer gelijk is aan de<br />

verdeling gegeven voor de Burgemeester Letschertweg tussen de Hultenseweg en<br />

de Bredaseweg.<br />

• Voor de Baroniebaan (tussen de Ringbaan West en de Gilzerbaan) is aangenomen<br />

dat de verdeling voor het licht- en zwaar vrachtverkeer gelijk is aan de Baroniebaan<br />

(tussen de Gilzerbaan en de Bredaseweg). Voorts is de intensiteit van de twee<br />

aansluitende wegen (Baroniebaan tussen de Gilzerbaan en de Bredaseweg en de<br />

Gilzerbaan tussen de Deltalaan en de Baroniebaan) bij elkaar opgeteld en als<br />

intensiteit gehanteerd. Dit is een worst case benadering.<br />

De berekeningen zijn conform voorschriften berekend op 10 m van de rand de weg of rand<br />

van de bebouwing als deze op minder dan 10 m van de rand van de weg gelegen is.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.6.2.1 Externe veiligheid<br />

Groene Kamer<br />

Wijkevoort<br />

97<br />

In en rondom het voorgenomen plangebied spelen diverse externe veiligheidaspecten<br />

als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit betreft de Noordwesttangent, de<br />

Bredaseweg, de A58, de spoorlijn Breda - Tilburg en een hogedruk aardgasleiding.<br />

Daarnaast ligt het plangebied ook in de nabijheid van de luchtmachtbasis Gilze-Rijen.<br />

In 2010 werd door de gemeente Tilburg een Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld.<br />

De onderstaande kaart is een uitsnede van de in de Beleidsvisie weergegeven kaart.<br />

FIguur 4.25 Externe veiligheid: bronnen en invloedsgebieden, exclusief<br />

invloedsgebieden toxische stoffen.<br />

Noordwesttangent<br />

Spoor Breda - Tilburg<br />

Bredaseweg<br />

Hogedruk aardgas<br />

Transportassen<br />

Zoals uit voorgaande figuur blijkt zijn voornamelijk transportassen van belang voor de<br />

geplande ontwikkelingen. Het landelijke beleid ten aanzien van deze transportassen is<br />

volop in ontwikkeling. Bepalend is het gestelde in:<br />

• de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, welke op termijn<br />

gedeeltelijk wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid.<br />

• het Besluit externe veiligheid buisleidingen<br />

A58


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

98<br />

Doordat het beleid in ontwikkeling is, is de ruimtelijke benadering niet geheel<br />

gestroomlijnd. In de onderstaande tabel zijn de ruimtelijke indelingen weergegeven.<br />

Voor de plan-MER zijn de groene vlakken van belang. De afstanden zijn specifiek<br />

bepaald voor het plangebied.<br />

Situatie dec. 2010 Circulaire Rnvgs Bevb Btev<br />

Soort zone Weg Spoor Vanaf 1 Toekomstige<br />

januari 2011 wetgeving<br />

Belemmeringenzone nvt nvt 5 meter nvt<br />

Veiligheidszone 21-23<br />

meter*<br />

nvt nvt ?<br />

Pr-contour nvt Niet relevant voor<br />

plangebied<br />

Berekenen ?<br />

Plasbrand<br />

nvt nvt nvt 30 meter langs<br />

aandachtsgebied<br />

A58 en spoor<br />

Aandachtsgebied 200 meter 200 meter nvt 200 meter<br />

100 % letaliteit nvt nvt Uit tabel nvt<br />

1 % letaliteit / Overlapt plangebied<br />

herleiden Berekenen<br />

Invloedsgebied Invulling verantwoordingsplicht<br />

* gemeten vanuit het midden van de weg,<br />

Tabel 4.10 Ruimtelijk relevante EV zonering transportassen.<br />

Wegvervoer<br />

Over de A58 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De veiligheidszone bedraagt hier<br />

maximaal 23 meter, daarnaast komt er bij het van het van kracht worden van het<br />

Besluit transportroutes externe veiligheid een plasbrandaandachtsgebied van 30<br />

meter, gemeten vanaf de rand van het asfalt. Binnen deze afstand worden<br />

beperkingen gesteld aan de bouw van kwetsbare objecten.<br />

Binnen het plangebied worden daarnaast gevaarlijke stoffen over de tangent vervoerd<br />

en over de Bredaseweg. Beide maken onderdeel uit van de huidige routering van<br />

gevaarlijke stoffen, maar de Bredaseweg wordt bij de voorgenomen nieuwe routering<br />

niet meer opgenomen. Langs deze wegen ligt geen plaatsgebonden risico-contour, wel<br />

is de verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied van toepassing. Zie<br />

hieromtrent ook de Beleidsvisie.<br />

Beleidsvisie externe veiligheid<br />

In de Beleidsvisie externe veiligheid is voor de invloedsgebieden van transportassen<br />

een zone-indeling gemaakt, waarbij per zone is aangegeven hoe planologische<br />

ontwikkelingen hier binnen passen. Dit betekent dat de zone-indeling uit de<br />

Beleidsvisie externe veiligheid gebruikt kan worden als randvoorwaarde voor de latere<br />

uitwerkingsfases.<br />

In de Beleidsvisie externe veiligheid zijn de volgende aandachtspunten benoemd voor<br />

deze transportassen.<br />

Zone<br />

Grootte<br />

(vanaf rand<br />

van de bron)<br />

Omschrijving


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Zone I: 0-30 meter<br />

Maatgevend scenario<br />

Functie<br />

99<br />

I 0 - 30 meter Zone, waarbinnen diverse beperkingen gelden vanuit het Basisnet<br />

en samenvalt met het gebied waar brandbare vloeistoffen het meest<br />

letaal zijn.<br />

II 30 - 200 meter Zone waarbinnen geen bijzondere kwetsbare objecten gerealiseerd<br />

mogen worden (niet zelfredzame personen), tenzij aan bepaalde<br />

voorwaarden voldaan wordt. Deze zone hangt samen met het gebied<br />

waar brandbare gassen (BLEVE) het meest letaal zijn. Afhankelijk<br />

van het hoogte van het groepsrisico zijn maatregelen benoemd<br />

binnen deze zone.<br />

Tabel 4.11: zone-indeling wegtransportassen externe veiligheid<br />

Deze zone-indeling is weergegeven in de onderstaande figuur.<br />

Figuur 4.12: Zone-indeling wegtransportassen externe veiligheid<br />

Voor het plangebied zijn de twee benoemde zones van belang. Hieronder is per zone<br />

weergegeven welke planologische aandachtspunten er gelden ten aanzien van<br />

bepaalde functies.<br />

§ Plasbrand<br />

§ BLEVE (100% letaal)<br />

§ Toxische gaswolk<br />

§ Geen nieuwe kwetsbare objecten<br />

§ Nieuwe beperkt kwetsbare objecten slechts onder zeer strikte voorwaarden (m.n. t.a.v.<br />

hulpverlening en zelfredzaamheid)<br />

Inrichting § Goede verkeerskundige onsluiting voor hulpdiensten<br />

Maatregelen § Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer<br />

bij beperkt kwetsbare objecten § Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)<br />

§ Opvang/afvoersloten brandbare vloeistoffen<br />

§ Minimaal twee vluchtroutes van de risicobron af<br />

§ Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe<br />

gebouwen of bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de<br />

schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Zone II: 30-200 meter<br />

Maatgevend scenario<br />

Functie<br />

Inrichting<br />

Maatregelen<br />

100<br />

§ BLEVE<br />

§ Naast ruimtelijke/fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor<br />

risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het<br />

handelen bij een calamiteit.<br />

§ Toxische gaswolk<br />

§ Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid<br />

en/of lage kwetsbaarheid (kleinschalige kantoren en voorzieningen, bedrijven)<br />

§ Beperken/uitsluiten: functies met een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen,<br />

ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)<br />

§ Hoogbouw met hoge personendichtheid zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren.<br />

§ Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af<br />

verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid)<br />

§ Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de<br />

transportroute af (risicoluwe zijde) situeren.<br />

§ Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De<br />

vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn.<br />

§ Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer in het ruimtelijk plan<br />

§ Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)<br />

§ Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen<br />

of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in<br />

geval van een toxisch gas te vergroten (niet ruimtelijk te regelen)<br />

§ Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie<br />

en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.<br />

Vliegbasis Gilze-Rijen<br />

In de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg staat het volgende opgenomen ten<br />

aanzien van externe veiligheid bij de vliegbasis.<br />

Bij het vliegveld Gilze en Rijen kunnen drie aspecten overwogen worden:<br />

1. Munitiezonering rondom defensievliegvelden. Rondom militaire vliegvelden<br />

liggen om munitieopslagen 3 defensiezones (A,B,C) die zijn bepaald op basis<br />

van de circulaire "Van Houwelingen" van april 1988. Het Rijk is hiervoor<br />

bevoegd gezag.De zone, type C, loopt deels over gronden van de gemeente<br />

Tilburg. Dat houdt in dat het volgende niet mag: geen gebouwen met een<br />

vlies- of gordijngevel-constructie en geen gebouwen met zeer grote<br />

glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.<br />

2. Opslagen met overige gevaarlijke stoffen. Naast de opslag van munitie<br />

worden ook andere gevaarlijke stoffen opgeslagen. Ook hiervoor is het Rijk<br />

het bevoegd gezag en heeft deze gegevens nog niet vrijgegeven.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

101<br />

3. Vliegveiligheidcontouren. Op 1 november 2009 is de Regelgeving<br />

Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) van kracht geworden als<br />

onderdeel van de Wet luchtvaart. Hierin worden tevens kaders gegeven aan<br />

het externe veiligheidsbeleid voor luchthavens. Er is nog geen<br />

vliegveiligheidcontour bekend van vliegbasis Gilze-Rijen. Voor vliegvelden<br />

waar dergelijke contouren bepaald zijn (vliegbasis Eindhoven) blijkt, dat deze<br />

contouren ver reiken en gekoppeld zijn aan de vliegpaden van vliegtuigen en<br />

helikopters. Het is dan ook niet uitgesloten dat ook deze contouren over<br />

gemeentelijke gebied komen te liggen. De regelgeving voor<br />

luchtvaartterreinen kent ook bevoegdheden toe aan de provincie. Voor de<br />

verdere uitwerking van het gebied is het belangrijk dat de risicocontouren<br />

duidelijk zijn, zodat de beperkingen bepaald kunnen worden. Mogelijk geeft<br />

de 10 -6 -contour beperkingen voor de realisatie van kwetsbare objecten.<br />

Naast de risicocontouren heeft de aanwezigheid van de vliegbasis ook ruimtelijke<br />

gevolgen ten aanzien van de maximaal te hanteren bebouwingshoogtes rondom de<br />

vliegbasis en de vrije ruimte die beschikbaar moet blijven voor het functioneren van<br />

radarsystemen. Dit moet nog worden onderzocht.<br />

In de onderstaande figuur zijn de A, B en C-zones voor vliegbasis Gilze-Rijen<br />

weergegeven.<br />

Figuur 4.26: Zonering Vliegbasis Gilze-Rijen<br />

A-zone<br />

B-zone<br />

C-zone<br />

In de A, B en C-zones gelden belemmeringen voor het ruimtegebruik. Het plangebied<br />

ligt voor een klein deel binnen de C-zone, waardoor er voor bepaalde typen gebouwen<br />

belemmeringen kunnen zijn.<br />

Kabels en leidingen<br />

Aan de oostzijde van de plas bij Wijkevoort en het bos bij Wijkevoort ligt een hoge druk<br />

aardgastransportleiding in eigendom van de Gasunie. Voor deze hogedruk<br />

aardgastransportleiding geldt dat binnen een zone van 5 meter aan weerzijden<br />

belemmeringen gelden en geen nieuwe bebouwing is toegestaan.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

102<br />

Figuur 4.27 ligging hoge druk aardgastransportleiding.<br />

www.risicokaart.nl, waarop informatie van de Gasunie verwerkt is, geeft aan dat de<br />

leiding bij de kruising van de A58, ter hoogte van het compressorstation een vergrote<br />

10 -6 -contour kent (zie detailkaart). De omvang van de 10 -6 -contour langs de leiding is<br />

echter nog niet specifiek berekend. Binnen een eventueel aanwezige 10 -6 /jaar<br />

plaatsgebonden risicocontour gelden ook beperkingen aan het ruimtegebruik.<br />

Ingevolge het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient voor de<br />

verantwoording van het groepsrisico de 1% en 100% letaliteitscontour in acht te<br />

worden genomen.<br />

Hoogspanningsleidingen komen in het plangebied niet voor.<br />

Consequenties<br />

De consequenties van de aanwezigheid van diverse risicobronnen concentreren zich<br />

op de invulling van de verantwoordingsplicht. Daarnaast dient is het<br />

plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter, gemeten vanaf de rand van het asfalt,<br />

een beperkende zone. Dit PAG gaat gelden zodra het Besluit transportroutes externe<br />

veiligheid van kracht wordt. Daarnaast is het zonering van toepassing zoals<br />

geformuleerd in de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente.<br />

Belangrijk is dat de externe veiligheid ten gevolge van de vliegbewegingen in beeld<br />

worden gebracht. Mogelijk heeft de omvang van de 10 -6 tot gevolg dat er beperkingen<br />

worden gesteld aan de realisatie van kwetsbare objecten in het plangebied. Het<br />

plaatsgebonden risico van de hoge druk aardgastransportleiding ter plaatse van de<br />

detailkaart zal nog moeten worden berekend.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.6.2.2 Klimaat en duurzaamheid<br />

103<br />

In paragraaf 4.6.1 werd duidelijk dat het Tilburgse klimaat en duurzaamheidsbeleid<br />

nog verdere invulling moet krijgen op projectniveau. Voor het plangebied zijn voor<br />

zover bekend nog geen concrete plannen/maatregelen/afspraken om invulling te<br />

geven aan het klimaat- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Tilburg.<br />

4.6.3 Autonome ontwikkeling<br />

4.6.3.1 Geluid<br />

Geluidbronnen<br />

Autonoom veranderen de volgende geluidbronnen:<br />

• De verkeersintensiteiten op de wegen nemen toe door groei van automobiliteit<br />

en door ruimtelijke ontwikkelingen met verkeersaantrekkende werking;<br />

• de Noordwesttangent (tot en met Vossenberg) is voltooid en trekt daardoor<br />

meer verkeer aan;<br />

• de activiteiten op vliegveld Gilze - Rijen worden uitgebreid (maar omdat de<br />

omvang hiervan onbekend is, zijn deze niet meegenomen in de analyse);<br />

• bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen (direct ten zuiden van<br />

de A58 wordt in gebruik genomen.<br />

Geluidgevoelige bestemmingen<br />

Autonoom zijn geen wezenlijke veranderingen in geluidgevoelige bestemmingen<br />

voorzien:<br />

• De Reeshof wordt verder uitgebreid richting <strong>Zuidwest</strong>;<br />

• Amarant bouwt woningen op haar complex.<br />

Geluidbelasting<br />

In figuur 4.28 is de (cumulatieve) geluidbelasting in de referentie situatie<br />

weergegeven. Figuur 4.29 geeft de verschilkaart tussen autonoom en huidig.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

104<br />

Figuur 4.28: Cumulatieve geluidbelasting (dB) referentie situatie<br />

Figuur 4.29: Verschilkaart (dB) tussen autonome en huidige cumulatieve<br />

geluidbelasting


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

105<br />

Geluidbelast oppervlak<br />

Tabel 4.12 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak over de<br />

geluidklassen.<br />

Tabel 4.12 Geluidbelast oppervlak referentie situatie<br />

Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha) Verschil met<br />

huidig<br />

< 50 0 -95<br />

50-55 723 -92<br />

55-60 495 +94<br />

60-65 257 +43<br />

65-70 127 +22<br />

> 70 133 +28<br />

totaal 1735<br />

Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting voor een groot deel van<br />

<strong>Zuidwest</strong> met 1 a 2 dB. Daarnaast is een toename van geluidbelasting te zien langs de<br />

Noordwesttangent. Dit leidt tot verschuiving vanuit de lagere geluidklassen (kleiner<br />

dan 55 dB) naar de hogere (> 55 dB). De aanleg van de Noordwesttangent leidt tot<br />

afname van sluipverkeer op enkele omliggende wegen. Langs deze wegen neemt de<br />

geluidbelasting dan ook enigszins af.<br />

Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />

Tabel 4.13 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak EHS<br />

over de geluidklassen.<br />

Tabel 4.13 Geluidbelast oppervlak EHS referentie situatie<br />

Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha) Verschil met<br />

huidig<br />

< 42 0 0<br />

42-47 28 - 94<br />

> 47 773 +94<br />

totaal 801<br />

Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting en een verschuiving<br />

vanuit de lagere geluidklassen (kleiner dan 47 dB) naar de hogere (> 47 dB).<br />

Geluidbelaste woningen<br />

Tabel 4.14 geeft een overzicht van de verdeling van geluidbelaste woningen over de<br />

geluidklassen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

106<br />

Tabel 4.14 Geluidbelaste woningen referentie situatie<br />

Geluidklasse<br />

(dB)<br />

Aantal<br />

woningen<br />

binnen<br />

<strong>Zuidwest</strong><br />

Verschil<br />

met<br />

huidig<br />

Aantal<br />

woningen<br />

buiten<br />

<strong>Zuidwest</strong><br />

(binnen<br />

studiegebied)<br />

< 50 0 -11 0 -7<br />

50-55 97 -7 1.439 -998<br />

55-60 81 +11 2.939 +146<br />

60-65 36 +2 2.372 +472<br />

65-70 16 +2 895 +243<br />

> 70 5 +3 318 +144<br />

totaal 235 7.963<br />

Verschil met<br />

huidig)<br />

Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting en een verschuiving<br />

vanuit de lagere geluidklassen (kleiner dan 55 dB) naar de hogere (> 55 dB). Dit met<br />

name langs de wegen. Het betreft echter een relatief gering percentage van het aantal<br />

woningen (8% van de onderzochte woningen binnen <strong>Zuidwest</strong>, 0,8 % van de<br />

onderzochte woningen buiten <strong>Zuidwest</strong>).<br />

4.6.3.2 Luchtkwaliteit<br />

Bronnen<br />

Autonoom veranderen de volgende bronnen:<br />

• De verkeersintensiteiten op de wegen nemen toe door groei van automobiliteit<br />

en door ruimtelijke ontwikkelingen met verkeersaantrekkende werking;<br />

• de Noordwesttangent is voltooid en trekt daardoor meer verkeer aan;<br />

• de activiteiten op vliegveld Gilze - Rijen worden uitgebreid (maar omdat de<br />

omvang hiervan onbekend is, zijn deze niet meegenomen in de analyse);<br />

• bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen (direct ten zuiden van<br />

de A58) wordt in gebruik genomen.<br />

Blootgestelden<br />

Autonoom zijn geen wezenlijke veranderingen in blootgestelden voorzien:<br />

• De Reeshof wordt verder uitgebreid richting <strong>Zuidwest</strong>;<br />

• Amarant bouwt woningen op haar complex.<br />

Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />

Tabellen 4.15, 4.16 en 4.17 geven respectievelijk de berekende autonome<br />

jaargemiddelde concentraties NO2 (stikstofdioxide), PM10 (fijn stof) en het aantal<br />

overschrijdingen van uurgemiddelde NO2 en daggemiddelde PM10.<br />

Geconcludeerd kan worden dat in de referentie situatie geen luchtkwaliteitsnormen<br />

worden overschreden en dat de concentraties ver onder de normen blijven.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

107<br />

Tabel 4.15 Autonome jaargemiddelde concentraties NO2 (ug/m3)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

108<br />

Tabel 4.16 Autonome jaargemiddelde concentraties PM10 (ug/m3)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

109<br />

Tabel 4.17 Autonome aantal overschrijdingen uurgemiddelde concentraties NO2<br />

(ug/m3) en daggemiddelde concentraties PM 10


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.6.3.3 Externe veiligheid<br />

110<br />

Na voltooiing van de Burgemeester Letschertweg (±2012) is er een goede route buiten<br />

de bebouwde kom beschikbaar voor vervoer van gevaarlijke stoffen.<br />

4.6.3.4 Klimaat en duurzaamheid<br />

Er zijn voor zover bekend geen autonome ontwikkelingen.<br />

4.7 Wonen, werken, landbouw, recreatie en sport<br />

4.7.1 Beleid<br />

Nota Ruimte<br />

Het nationale beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening (wonen, werken, landbouw<br />

en recreatie) is opgenomen in de Nota Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk<br />

beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Hierbij<br />

richt het kabinet zich op vier algemene doelen:<br />

§ versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;<br />

§ bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;<br />

§ borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimte waarden;<br />

§ borging van de veiligheid.<br />

De kwantiteit en kwaliteit van het groen in en om de stad is de afgelopen tientallen<br />

jaren merkbaar verminderd. Mede door het beleid voor de compacte stad is veel groen<br />

verdwenen. Sportvelden en volkstuincomplexen zijn vaak naar de stadsrand<br />

verplaatst, en groene plekken bebouwd. Door de hoge grondprijzen hebben nieuwe<br />

wijken vaak een hoge woningdichtheid en weinig groen. In en rond de steden bestaat<br />

door dit alles een groot tekort aan groene en blauwe recreatiemogelijkheden.<br />

Bovendien voldoet het aanwezige groen vaak niet aan de huidige kwaliteitseisen: in<br />

veel gevallen is het versnipperd en matig toegankelijk.<br />

Tegelijkertijd zoeken stadsbewoners steeds vaker groene recreatiemogelijkheden in<br />

en om de stad. De mogelijkheden daartoe hebben echter geen gelijke tred gehouden<br />

met deze toename in de vraag: in de nationale stedelijke netwerken is de ontwikkeling<br />

van recreatievoorzieningen achtergebleven bij de verstedelijking. Het rijk vindt het<br />

daarom van belang dat de betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor<br />

groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad, en dat duurzame<br />

recreatieve landschappen ontstaan en worden behouden.<br />

Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale<br />

stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen.<br />

Bundeling van verstedelijking en infrastructuur en organiseren in stedelijke<br />

netwerken zijn de beleidsstrategieën die het rijk hanteert voor economie,<br />

infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: ontwikkeling<br />

van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de<br />

economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de<br />

leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

111<br />

recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie<br />

tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de<br />

waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.<br />

De landbouw, de grootste grondgebruiker van Nederland, zit midden in een<br />

veranderingsproces. De verwachtingen van de samenleving op gebieden als<br />

voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en milieu ontwikkelen zich snel. Tegelijk heeft<br />

de liberalisering van de wereldmarkt ingrijpende gevolgen. Een economisch vitale<br />

grondgebonden landbouw is in de ogen van het kabinet van belang voor het beheer<br />

van het buitengebied. Door teruglopende inkomsten neemt dit soort bedrijven echter<br />

in snel tempo af. Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen<br />

meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt<br />

de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de<br />

richting van duurzame productie te vergemakkelijken.<br />

Agenda Vitaal Platteland<br />

In de nota Agenda voor een vitaal platteland (AVP) uit 2004 is de visie van het kabinet<br />

op het platteland uiteengezet. De Nota ruimte is het bestuurlijk uitgangspunt bij deze<br />

nota. Doel van het AVP is:<br />

• het scheppen van goede woonomstandigheden;<br />

• het stimuleren van een levendige sociale structuur;<br />

• het garanderen van een gezond en functionerend ecosysteem;<br />

• zorgen voor behoud en ontwikkeling van aantrekkelijke en toegankelijke<br />

landschappen.<br />

Tegelijkertijd is ruimte nodig voor economische (agrarische) bedrijvigheid op het<br />

platteland, zonder dat dit ten koste gaat van de typische plattelandswaarden als<br />

cultuurhistorie, natuur of landschap.<br />

Wonen<br />

Woonvisie<br />

In de woonvisie heeft Tilburg aangegeven een breed scala aan woonmilieus aan te<br />

willen bieden. Dit beleid sluit aan bij de VROM-nota 'Mensen, wensen, wonen'. Hierin<br />

wordt onderscheid gemaakt tussen 5 woonmilieus: centrum stedelijk, stedelijk buiten<br />

centrum, groenstedelijk, centrum-dorps en landelijk.<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />

In het plangebied zelf zijn geen nieuwe woonlocaties gepland. Ten noorden van het<br />

plangebied, tussen de spoorlijn Tilburg - Breda en de Bredaseweg, liggen de<br />

verstedelijkingslocaties Koolhoven en Witbrant. Voor deze locaties ligt voor <strong>2020</strong> een<br />

opgave van 3.000 woningen, waarvan een deel reeds gerealiseerd is [<strong>Structuurvisie</strong><br />

Tilburg <strong>2020</strong>].<br />

Werken<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />

Tilburg is van oudsher een industriestad. De industrie is sterker vertegenwoordigd dan<br />

landelijk het geval is. De laatste jaren heeft Tilburg ook een sterke positie opgebouwd<br />

als logistiek knooppunt. Tilburg streeft naar een gedifferentieerder aanbod in<br />

werkgelegenheid.<br />

Een belangrijke opgave ligt in het aanbieden van goede locaties voor groei en<br />

verplaatsing van bestaande bedrijven. Daarnaast dient ruimte te worden geboden voor


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

112<br />

nieuwe bedrijven en bedrijfssectoren. In de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> is ca 200 ha<br />

netto. nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein opgenomen. Dit betreft de locaties met<br />

zogenaamde harde plancapaciteit (terrein waarvoor een bestemmingsplan is<br />

vastgesteld). Naast locaties met 'harde plancapaciteit' worden in de <strong>Structuurvisie</strong> nog<br />

locaties aangeduid met 'zachte plancapaciteit'. Wijkevoort, gelegen binnen het<br />

plangebied <strong>Zuidwest</strong>, is één van de locaties met zachte plancapaciteit. Het gewenste<br />

profiel voor Wijkevoort, zoals beschreven in de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>, is<br />

inmiddels achterhaald.<br />

Behoudens Wijkevoort zijn binnen het plangebied geen werklocaties voorzien.<br />

Landbouw<br />

Verordening Ruimte, 1 e fase<br />

Het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> is aangewezen als extensiveringsgebied voor de<br />

intensieve veehouderij (zie ook paragraaf 3.3.). Binnen het extensiveringsgebied is<br />

uitbreiding van intensieve veehouderijen niet mogelijk buiten bestaande<br />

vergunningen. Een deel in het westen van het plangebied is aangewezen als<br />

verwevingsgebied. In de verwevingsgebieden is sprake van een menging van functies<br />

van ondermeer landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is vanuit<br />

reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet<br />

wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn op die plaatsen<br />

waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet verzetten.<br />

Beleid Gemeente Tilburg<br />

De gemeente Tilburg heeft geen specifiek beleid ten aanzien van de landbouw. De<br />

landbouw wordt gezien als één van de actoren in het buitengebied van de gemeente<br />

Tilburg. Tilburg zet in op een duurzame ontwikkeling van het buitengebied. Het<br />

landelijk gebied is van groot belang voor het stedelijk gebied. Bestaande kwaliteiten<br />

moeten behouden blijven in een duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.<br />

Duurzaamheid wordt bereikt door een goede mix van grote natuurgebieden en<br />

verbindingen tussen die gebieden, een gezonde plattelandseconomie bestaande uit<br />

duurzaam producerende agrarische ondernemingen en nieuwe<br />

plattelandsondernemingen en mogelijkheden voor bewoners van stad en dorp om van<br />

het landelijk gebied te genieten. Het landelijk gebied verandert van<br />

productielandschap in een consumptielandschap. Voor de plattelandsonderneming<br />

biedt dit kansen.<br />

Toerisme en Recreatie<br />

Kadernota toerisme en recreatie Tilburg, 2003-2010<br />

De regio Midden Brabant is geliefd bij wandelaars en fietsers. Met een aantal grote<br />

attractieparken in de nabije omgeving is Tilburg een toeristisch zeer aantrekkelijke<br />

stad. Het stedelijk dynamische aanbod met culturele voorzieningen, evenementen en<br />

winkels is een welkome aanvulling op de attractieparken en het groen in de regio. De<br />

toeristische kracht van Tilburg zit hem juist in deze aanbodmix. Stedelijk vermaak kan<br />

worden gecombineerd met groene ruimte in de directe omgeving van Tilburg. Lokaal<br />

beleid heeft belangrijke raakvlakken met het toeristisch beleid in de regio.<br />

Het is belangrijk om het bestaande toeristisch recreatieve aanbod in het buitengebied<br />

op orde te houden en verder te ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan wandel,


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

113<br />

fiets en ruiterroutes. Ook de ontwikkeling van producten die een link leggen tussen<br />

stad en buitengebied vormt een belangrijk actiepunt.<br />

Op het gebied van winkelen is het winkelaanbod van Tilburg niet onderscheidend.<br />

Tilburg heeft een relatief klein hoofdwinkelgebied en er zijn weinig speciaalzaken te<br />

ontdekken. De ontwikkeling van een modern winkelcentrum met het accent op leisure<br />

en funshoppen is een belangrijk aandachtspunt.<br />

Uitgangspunten en ambitiniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>, 2008<br />

Via ontwerponderzoek is ontdekt dat een belangrijk uitgangspunt voor dit gebied is de<br />

fiets- en wandelpaden te verbeteren en op strategische plekken parkeervoorzieningen<br />

te maken, zodat de recreatieve potentie van het gebied als vanzelf aan het licht<br />

komt. Het gebied wordt recreatief ontsloten om ruimte te scheppen voor recreatieve<br />

ontwikkelingen die zowel particulier als openbaar van karakter kunnen zijn. Voor een<br />

goede recreatieve ontsluiting is het van belang de verbindingen met de omliggende<br />

woonwijken sterk te verbeteren en de interne samenhang van het wandel- en<br />

fietspadennetwerk te versterken<br />

Recreatieve en kleine routes<br />

Fietsplan Tilburg 2005-20015<br />

Met de gemeentelijke herindeling van 1997 bestaat de gemeente Tilburg niet meer<br />

alleen uit grootstedelijk gebied, maar heeft Tilburg ook een groot en aantrekkelijk<br />

buitengebied. In 2004 is het buitengebied van Tilburg en omgeving opgenomen in het<br />

zogenaamde 'regionale fietsknooppuntensysteem'. Dit is een systeem waarbij de<br />

recreatieve fietser een eigen route kan uitstippelen. Dit recreatieve fietsnetwerk rond<br />

Tilburg is een gezamenlijk product van het Brabants Bureau voor Toerisme en de<br />

gemeente].<br />

De volgende uitgangspunten zijn in het Fietsplan 2010-2015 opgenomen:<br />

• De hoofdroutes liggen buiten de bebouwde kom;<br />

• ntsluiting van dorps- en stadskernen met behulp van centrumverbindingen;<br />

• e fietsroutes liggen zoveel mogelijk in/rond natuur- en bosgebieden en in een<br />

natuurrijk cultuurlandschap;<br />

• aardevol cultuurhistorisch erfgoed, natuurcentra en toeristisch recreatief<br />

aanbod worden zoveel mogelijk ingepast in het fietsknooppuntensysteem;<br />

• de hoofd- en secundaire routes (utilitair) in Tilburg sluiten aan op het<br />

recreatieve systeem.<br />

Er komt nog een aanvullende route van <strong>Zuidwest</strong>/de Groene Kamer naar de Reeshof<br />

via Koolhoven. Dit fietspad is volgens het vigerende bestemmingsplan nog niet<br />

mogelijk. Het is wel de wens van de gemeente om dit aan te leggen. Tevens komt er<br />

nog een fietsbrug over het Wilhelminakanaal. Deze fietsbrug komt te liggen ten westen<br />

van de sluis, tussen de Voldijk en het Munnekebuurenpad.<br />

Sport<br />

Kadernota Sportbeleid<br />

De gemeente heeft zich in de kadernota sportbeleid (2001-2006) uitgesproken voor<br />

grotere aandacht voor topsport. Topsport kan een belangrijke bijdrage leveren aan de<br />

promotie van de stad en daarmee het vergroten van de aantrekkingskracht voor<br />

toeristen. Ook het organiseren van topsportevenementen is voor de stad van belang.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

4.7.2 Huidige situatie<br />

114<br />

Wonen<br />

Tilburg <strong>Zuidwest</strong> is een landelijk deel van de gemeente Tilburg in de overgangszone<br />

tussen stad en platteland. Ten noorden en ten oosten van het plangebied liggen grote<br />

bebouwingsconcentraties, waaronder de Vinexwijk Reeshof en de Blaak.<br />

In het plangebied is de woningdichtheid veel lager. De meeste woningen liggen in het<br />

westelijk deel van het plangebied. Hier komen verspreid over een aantal gehuchten en<br />

langs enkele wegen, veelal vrijstaande woningen voor (Hultenseweg,<br />

Wijkevoort/Prinsenhoef, Klein Tilburg en omgeving Keizersakker.<br />

Aan beide zijden van de Bredasweg liggen landhuizen. Aan de zuidzijde van de<br />

Bredaseweg, tussen de Oude Rielsebaan en de Daniël de Brouwerstraat liggen de<br />

gebouwen van zorginstelling Amarant.<br />

Werken<br />

In het plangebied liggen momenteel geen grootschalige werklocaties. In het westelijk<br />

deel van het plangebied, temidden van de woningen binnen het plangebied ligt een<br />

beperkt aantal bedrijven/bedrijfswoningen. Het grootste deel van de bedrijven is<br />

agrarisch van karakter. Andere voorkomende bedrijven zijn o.a. een aannemer, een<br />

transport- en fouragebedrijf, een hondentrainingsschool, maneges, een<br />

loonwerkbedrijf en een verhuurbedrijf voor transportmiddelen.<br />

Het plangebied wordt begrensd door twee grote werklocaties. De universiteit van<br />

Tilburg vormt de oostelijke grens met het plangebied en in het westen grenst het<br />

plangebied aan de luchtmachtbasis Gilze-Rijen.<br />

Landbouw<br />

Zoals reeds eerder beschreven heeft het westelijk deel van het plangebied een<br />

agrarisch karakter. Dit komt ook tot uiting in het bestemmingsplan. Het westelijk deel<br />

van het plangebied heeft voornamelijk een agrarische bestemming. In het uiterste<br />

zuidoosten van het plangebied, tussen het bosgebied van De Blaak en het dorp Riel,<br />

vindt men eveneens een aantal gronden met agrarische bestemming. De agrarische<br />

gronden zijn deels akkerland en deels grasland.<br />

Het grootste deel van de agrarische bedrijven heeft als hoofdactiviteit (intensieve)<br />

veehouderij (varkens, rundvee en pluimvee). Aan de Bleukweg ligt een struisvogelfarm<br />

en hertenboerderij met vleesverkoop. Daarnaast zijn verspreid over het gebied nog<br />

een klein aantal akkerbouwers en tuinbouwers actief.<br />

Recreatie<br />

Het landelijke karakter en de nabijheid ten opzichte van de stad, maken het<br />

plangebied een aantrekkelijk gebied voor inwoners van Tilburg om te recreëren.<br />

Fietsen en wandelen zijn de meest voorkomende activiteiten.<br />

De bestaande recreatieve fietsroutes [Fietsplan 2005-2015] lopen over de volgende<br />

trajecten van (oost naar west):<br />

• Bels lijntje/Schaapsgoorpad<br />

• Gilzerbaan<br />

• Bredaseweg


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

115<br />

• Oude Rielsebaan<br />

• Hultenseweg, Wijkevoort, Prinsenhoef, Nieuwelijn, Bleukweg, Klein Tilburg.<br />

Figuur4.30: Huidige recreatieve fietsroutes (knooppuntensysteem)<br />

Naast fietsen en wandelen is het gebied ook aantrekkelijk om paard te rijden en<br />

huifkartochten te maken of om bijvoorbeeld te skaten.<br />

Bij de waterplas Wijckermeer is in principe geen recreatie mogelijk, vanwege<br />

planologische en milieukundige bezwaren. De Tilburgsche Waterleiding Maatschappij<br />

is eigenaar van de plas.<br />

In <strong>Zuidwest</strong> valt op dat het gebied grotendeels privaat is, hoewel de aanwezige fiets-<br />

en wandelpaden suggereren dat er sprake is van een openbaar recreatiegebied. Dit<br />

geldt met name voor het oostelijk deel van het plangebied. De aanwezigheid van<br />

hekken, prikkeldraad en verbodsborden hebben tot gevolg dat geen sprake is van een<br />

aantrekkelijk recreatiegebied.<br />

Sport<br />

In het plangebied bevinden zich verschillende sportterreinen en accommodaties.<br />

De volgende georganiseerde sporten komen in het plangebied voor:<br />

Golfbaan Prise d'eau, aan de Gilzerbaan. Hockeyclub TMHC Tilburg, gevestigd aan de<br />

Bredaseweg, ter hoogte van de Zwartvenseweg. Eveneens aan de Bredaseweg is<br />

Rugbyclub Tilburg gevestigd. Aan de Gilzerbaan is voetbalclub RKSV Sarto gevestigd.<br />

Paardrijden vindt plaats vanaf verschillende maneges.<br />

4.7.3 Autonome ontwikkelingen<br />

Wonen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

116<br />

Ten noorden van de Bredaseweg worden de woningbouwlocaties Koolhoven en<br />

Witbrant gerealiseerd ter afronding van de Reeshof.<br />

Voor de zorginstelling Amarant en het naastgelegen Mariahof is een nieuw<br />

bestemmingsplan in voorbereiding. Het bestemmingsplan is in het voorjaar van 2009<br />

in procedure gegaan. In ruil voor slopen op het achterterrein en het aanleggen van<br />

bos, krijgen de instellingen ruimte om aan de Bredaseweg 140 nieuwe appartementen<br />

te bouwen voor senioren.<br />

Werken en landbouw<br />

Binnen het plangebied vinden geen autonome ontwikkelingen plaats. Ten zuidwesten<br />

van het plangebied, tussen Gilze en de A58, wordt bedrijventerrein Midden-Brabant<br />

Poort gerealiseerd (zie paragraaf 4.2).<br />

Van de ongeveer 30 agrarische bedrijven die in <strong>Zuidwest</strong> aanwezig, zijn er nu nog<br />

enkele bedrijven over. Ca 25 agrarische bedrijven binnen het plangebied zijn<br />

omgevormd tot woningen.<br />

Recreatie<br />

Het wandel- en fietsroutenetwerk wordt verder uitgebouwd en ontbrekende schakels<br />

worden gerealiseerd, met name in het oostelijk deel van het plangebied. Doel hierbij is<br />

attracties en woongebieden met elkaar te verbinden. Ook het agrarische gebied en het<br />

bosgebied zullen zo met elkaar verbonden worden, waardoor meer samenhang in het<br />

gebied ontstaat en de twee gebieden elkaar kunnen versterken.<br />

Op onderstaande afbeelding is de mogelijke toekomstige structuur van fiets-<br />

wandelpaden afgebeeld (nog niet vastgesteld).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

117<br />

Figuur 4.31: Schets toekomstige fiets- en wandelpadenstructuur (bron: gemeente Tilburg)<br />

Sport<br />

In het plangebied zijn geen autonome ontwikkelingen bekend ten aanzien van sport.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

5 Voorgenomen activiteit<br />

5.1 Inleiding<br />

118<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> is kaderstellend voor een aantal ontwikkelingen:<br />

• Bedrijventerrein Wijkevoort: 60 tot 110 ha bruto bedrijventerrein,<br />

milieucategorie 3 en 4, met mogelijk luchtvaartgerelateerde bedrijvigheid;<br />

• De Groene Kamer: 30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />

bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />

detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />

ontspanning en recreatie;<br />

• (mogelijke) uitbreiding/verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie;<br />

uitbreiding hockeycomplex, golfbaan, verplaatsing voetbalvelden;<br />

• (mogelijke) verplaatsing Dierenpark de Oliemeulen;<br />

• realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha.<br />

Voor het overige gebied (de bosgebieden en het agrarisch middengebied) is de<br />

<strong>Structuurvisie</strong> vooral consoliderend. In deze gebieden zijn geen grote nieuwe<br />

ontwikkelingen voorzien en wordt ingezet op het behoud en verbetering van de reeds<br />

aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en de<br />

verbinding van deze natuurgebieden met natuurgebieden buiten het plangebied (o.a.<br />

Riels Laag/Regte Heide en boswachterij Dorst).<br />

In paragraaf 5.2 t/m 5.6 worden de programmaonderdelen nader beschreven.<br />

5.1.1 Programma op hoofdlijnen<br />

Voor veel activiteiten is nog niet duidelijk of en hoe ze gerealiseerd zullen gaan<br />

worden. Daarom wordt in dit plan-MER de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> onderzocht en<br />

beoordeeld op basis van twee scenario's: een hoog en een laag scenario (zie figuur 5.1<br />

en figuur 5.2). Met deze scenario's worden de uiterste bandbreedtes van de effecten<br />

van de verschillende ontwikkelingen in beeld gebracht. Hiermee schept dit plan-MER<br />

de kaders voor de <strong>Structuurvisie</strong>, in dit geval onderbouwd vanuit de<br />

milieuoverwegingen.<br />

Figuur 5.1 geeft een overzicht van de ontwikkelingen in het lage scenario. Binnen dit<br />

scenario is bedrijventerrein Wijkevoort opgenomen met een oppervlakte van 60 ha<br />

bruto. Van deze oppervlakte wordt in dit scenario een deel gereserveerd voor een<br />

campus (zie verder paragraaf 5.2.1). Binnen dit scenario wordt uitgegaan van een<br />

relatief lichter type bedrijvigheid (overwegend categorie 3, campus categorie 1 en 2)<br />

met een arbeidsintensief karakter. Voor de Groene Kamer wordt in dit scenario<br />

uitgegaan van een bezoekersaantal van 1,2 miljoen per jaar (zie paragraaf 5.3).<br />

De natte ecologische verbindingszones van de Groote Leij, Hultensche Leij en Oude<br />

Leij of Donge zijn ook in dit scenario opgenomen. Daarnaast is een droge ecologische<br />

verbindingszone langs de Bredaseweg opgenomen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

119<br />

In figuur 5.2. is het hoge scenario weergegeven. Hierbij wordt uitgegaan van een<br />

bedrijventerrein Wijkevoort van 110 bruto ha, waarvan 3 hectare bruto is gereserveerd<br />

voor een truckservice centrum. In vergelijking met het lage scenario wordt in het hoge<br />

scenario uitgegaan van een zwaarder type bedrijvigheid (met een arbeidsextensiever<br />

karakter). Voor de Groene Kamer wordt in het hoge scenario uitgegaan van een<br />

maximaal bezoekersaantal van 2 miljoen bezoekers per jaar. De ecologische<br />

verbindingszones die zijn opgenomen zijn dezelfde als in het lage scenario.<br />

Binnen het hoge scenario is daarnaast rekening gehouden met een aantal (mogelijke)<br />

ontwikkelingen op het gebied van sport en recreatie (zie paragraaf 5.4). Grenzend aan<br />

de Groene Kamer wordt mogelijk ruimte geboden aan een sportcomplex (voetbal) en<br />

aan Dierenpark de Oliemeulen. Het gebied ten westen van de huidige golfbaan is<br />

zoekgebied voor uitbreiding van de golfbaan. Op en rond het bestaande<br />

hockeycomplex aan de Bredaseweg wordt gezocht naar uitbreidingmogelijkheden.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

120<br />

Figuur 5.1 Plangebied lage scenariot (bron: gemeente Tilburg)<br />

Figuur 5.2 Plangebied hoge scenario (bron: gemeente Tilburg)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

5.1.2 Locatiealternatieven<br />

121<br />

Voor de geplande ontwikkelingen zijn op gebiedsniveau geen locatiealternatieven<br />

onderzocht. De locaties sluiten aan bij al bestaande voorzieningen of initiatieven of<br />

liggen vast en maken onderdeel uit van vastgesteld beleid. Dit geldt bijvoorbeeld voor<br />

Wijkevoort dat is opgenomen in het Streekplan (2002) en in de Ruimtelijke<br />

<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg (2005).<br />

Voor Wijkevoort in het lage scenario is in hoofdstuk 7 een afweging gemaakt of deze<br />

binnen het brede zoekgebied voor Wijkevoort elders gesitueerd kan worden. Voor de<br />

sportvelden en Oliemeulen is eveneens in hoofdstuk 7 een afweging gemaakt of deze<br />

op basis van milieu-effecten het beste ten westen of ten oosten van de Groene Kamer<br />

gerealiseerd kunnen worden.<br />

Per programmaonderdeel wordt in het vervolg van dit hoofdstuk een motivatie voor de<br />

locatie gegeven.<br />

5.1.3 2 e referentiesituatie Groenblauw Casco<br />

In het advies voor reikwijdte en detailniveau is door het bevoegd gezag, mede op<br />

advies van de Commissie m.e.r., een tweede referentiesituatie gevraagd, het<br />

zogenaamde Groenblauw Casco (zie paragraaf 5.5 en 5.6). Het Groenblauw Casco<br />

brengt, in aanvulling op de al aanwezige waarden, de natuurlijke, landschappelijke en<br />

recreatieve potenties van <strong>Zuidwest</strong> in beeld. De effecten van de twee scenario's<br />

worden niet alleen vergeleken met de huidige situatie, maar ook met een ideale<br />

groenblauwe toekomstsituatie. Door het in beeld brengen van de ecologische<br />

potenties hoopt de gemeente aanknopingspunten te vinden om de geplande<br />

ontwikkelingen vanuit natuur, landschap en cultuurhistorie te kunnen verrijken.<br />

In de komende paragrafen worden de diverse onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong><br />

<strong>Zuidwest</strong> nader beschreven. Er wordt een motivatie gegeven voor het voornemen en<br />

een verantwoording van de locatiekeuze. Daarna wordt het voornemen beschreven en<br />

wordt aangegeven wat de uitgangspunten zijn voor het onderzoek in dit plan-MER.<br />

5.2 Wijkevoort<br />

Wijkevoort wordt door de gemeente Tilburg gezien als ontwikkellocatie voor een nieuw<br />

bedrijventerrein. Daarbij worden twee scenario's onderzocht:. een hoog scenario<br />

waarbij wordt uitgegaan van een zwaarder type bedrijvigheid met een meer<br />

arbeidsextensief karakter. Dit betreft het hoge scenario, waarbij ook ruimte is<br />

gereserveerd voor een Truck Service Centrum en een laag scenario dat uitgaat van een<br />

bedrijventerrein van een lichter type bedrijvigheid met een arbeidsintensiever<br />

karakter. Binnen dit ontwikkelingsperspectief is ook een campus voorzien. Dit betreft<br />

het lage scenario.<br />

5.2.1 Motivatie en locatieafweging Wijkevoort<br />

Wijkevoort is reeds in het Streekplan Provincie Noord-Brabant, 2002 en het Stedelijke<br />

Uitwerkingsplan Breda-Tilburg uit 2004 aangewezen als zoekgebied voor


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

122<br />

verstedelijking. Het bedrijventerrein is ook in de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />

opgenomen. De zoekgebieden voor verstedelijking zijn momenteel vastgelegd in de<br />

Verordening Ruimte Noord-Brabant. De keuze voor de zoekgebieden verstedelijking is<br />

tot stand gekomen na een integrale afweging vanuit de omliggende gebiedskwaliteiten<br />

(hanteren lagenbenadering) met gemeenten en waterschappen. Dit proces<br />

heeft plaatsgevonden ten behoeve van de opstelling van de uitwerkingsplannen van<br />

het streekplan van 2002. De locatie voor Wijkevoort is onder andere gekozen vanwege<br />

de goede ontsluitingsmogelijkheden op de A58 en de Burgemeester Letschertweg<br />

(Noordwesttangent).<br />

In de nota Nut en noodzaak Wijkevoort, die op 14 december 2009 door de Raad<br />

vastgesteld is, is op basis van de geraamde vraag naar ruimte voor bedrijvigheid<br />

geconcludeerd dat de ontwikkeling van Wijkevoort tot bedrijventerrein op termijn<br />

nodig is. Op basis van de ramingen en de voortgang van de ontwikkeling van nieuwe<br />

bedrijventerreinen en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zal dat<br />

naar verwachting voor <strong>2020</strong> aan de orde zijn. Deze ramingen zijn gebaseerd op de<br />

Bedrijfs Locatie Monitor (BLM) van het CPB en Planbureau voor de Leefomgeving, met<br />

een aantal specifiek Brabantse accenten.<br />

Tilburg heeft enkele jaren geleden de keuze gemaakt om nieuwe en bestaande<br />

bedrijventerreinen nadrukkelijk te profileren aan de hand van de gevestigde of<br />

gewenste bedrijvigheid. Voor Tradepark 58 is gekozen voor het profiel hoogwaardig &<br />

innovatief, Katsbogten staat voor transport, distributie en opslag, Vossenberg West I<br />

en het toekomstige Vossenberg West II (uitgifte start einde 2009) staan voor<br />

grootschalige logistiek. In de nota Nut en noodzaak Wijkevoort (december 2009) is<br />

geen specifiek profiel voorzien als Wijkevoort tot bedrijventerrein wordt ontwikkeld.<br />

In de nota Nut en noodzaak Maintenance (14 september 2009) is aangegeven dat<br />

Wijkevoort de eerste voorkeur heeft voor vestiging van Maintenance bedrijvigheid.<br />

Maar expliciet is geen sprake van een koppeling van nieuwvestiging of verhuizing van<br />

(al dan niet al in Tilburg gevestigde) maintenance bedrijvigheid aan de nut en<br />

noodzaak van de ontwikkeling van Wijkevoort. Die ontwikkeling wordt op termijn op<br />

basis van de geraamde vraag sowieso nodig geacht. Andersom is/wordt Wijkevoort<br />

dus niet specifiek gethematiseerd voor maintenance-bedrijvigheid.<br />

5.2.2 Beschrijving en uitgangspunten Wijkevoort<br />

De gewenste en mogelijke omvang en inrichting van Wijkevoort is nog niet definitief.<br />

Ook de inrichting op kavelniveau en landschappelijke inpassing is nog niet bekend. In<br />

dit plan-MER wordt Wijkevoort daarom binnen een bandbreedte, onderzocht in een<br />

laag en een hoog scenario. Dit gebeurt op <strong>Structuurvisie</strong>niveau.<br />

Met de nota 'Nut en Noodzaak Wijkevoort' is vastgesteld dat Wijkevoort in de toekomst<br />

nodig is als bedrijventerrein, voor maximaal 110 hectare bruto. Deze oppervlakte is in<br />

het MER dan ook als maximaal scenario meegegeven. Groter is niet mogelijk, gezien<br />

de begrenzing van het zoekgebied in de <strong>Structuurvisie</strong> van de provincie. Een klein(er)<br />

bedrijventerrein is wel mogelijk. Een en ander is afhankelijk van de marktvraag, het<br />

daadwerkelijke behoud van bestaande bedrijventerreinen (door herstructurering) en<br />

mogelijkheden voor intensiever ruimtegebruik op nieuwe en bestaande<br />

bedrijventerreinen. Topografisch gezien vormt het Wijckermeer een barrière tussen het<br />

westelijk en het oostelijk deel van het plangebied voor het bedrijventerrein. Daardoor


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

123<br />

ziet de gemeente Tilburg dit als een logische grens in het geval een kleiner<br />

bedrijventerrein gerealiseerd wordt.<br />

Ruimtelijk-functionele uitgangspunten bij zowel hoog als laag scenario Wijkevoort<br />

Zowel in het hoge als lage scenario de Hultenseweg als lijn ingezet, inclusief<br />

bomenlaan. Het is nu een fietsroute en dat blijft in de toekomst ook zo. Bedoeling is<br />

dat het autoverkeer hier straks geen doorgang meer vindt, met uitzondering van<br />

hulpdiensten. Om het cultuurhistorisch karakter van de Hultenseweg te behouden<br />

dient nieuwe bebouwing op ruime afstand van de Hultenseweg gerealiseerd te<br />

worden.<br />

Het zou de cultuurhistorie en de beleving ten goede komen als bestaande woningen<br />

worden herbestemd voor andere functies. De mogelijkheden hiertoe worden nader<br />

onderzocht.<br />

In de nota Uitgangspunten en ambitieniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> heeft het<br />

college bepaald dat de ligging van Wijkevoort aan een zichtlocatie bij de kruising van<br />

de A58 en Noordwesttangent moet worden benut voor de inrichting van het<br />

plangebied. Dat betekent een kwalitatief hoogwaardige en duurzame inrichting van<br />

het bedrijventerrein. Zowel de bedrijfsgebouwen als de openbare ruimte moeten dus<br />

state-of-the-art zijn, vergelijkbaar met ambitieuze initiatieven op (met name)<br />

Vossenberg West II en Tradepark58. Het realiseren van de ecologische<br />

verbindingszones de Groote Leij en de Hultensche Leij dient onderdeel te zijn van die<br />

hoogwaardige en duurzame openbare ruimte.<br />

Binnen het bedrijventerrein kunnen fases gerealiseerd worden met een verschillend<br />

profiel in termen van kavelgrootte, beeldkwaliteit en milieucategorie. Voor het beheer<br />

van (in ieder geval de openbare ruimte op) het bedrijventerrein wordt deelname van de<br />

gevestigde bedrijven aan parkmanagement verplicht gesteld. Dat wordt geregeld bij<br />

de gronduitgifte.<br />

Uitgangspunten lage scenario<br />

Voor bedrijventerrein Wijkevoort is in het lage scenario uitgegaan van een lagere<br />

milieu-impact met naar verhouding meer milieu-categorie 3 bedrijvigheid en minder<br />

milieu-categorie 4 bedrijvigheid. Daarnaast vindt er in het lage scenario minder<br />

ruimtegebruik plaats. 60 ha in het lage scenario tegenover 110 ha in het hoge<br />

scenario. Het profiel van Wijkevoort in het lage scenario is meer gericht op<br />

arbeidsintensieve vormen van bedrijvigheid.<br />

Op onderstaande afbeelding is de globale indeling van Wijkevoort in het lage scenario<br />

in beeld gebracht.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

124<br />

Afbeelding 5.3 Indeling Wijkevoort in lage scenario (Bron: gemeente Tilburg)<br />

De uitgangspunten voor Wijkevoort in het lage scenario zijn in onderstaande tabel<br />

opgenomen.<br />

Tabel 5.1: Oppervlaktes en werkplaatsen lage scenario (Bron: gemeente Tilburg)<br />

In het lage scenario is Wijkevoort een groot werkeiland temidden van het landschap.<br />

Dat geeft een beeld van beemden en waterpartijen en halfhoog opgaand groen met<br />

daarachter bedrijfsgebouwen. De inrichting van de openbare ruimte op het<br />

bedrijventerrein is afhankelijk van de uiteindelijke bedrijfsinvulling.<br />

In het lage scenario is grenzend aan het Wijckermeer een campus geprojecteerd. De<br />

campus betreft (een complex van) hoogwaardige bedrijfsgebouwen in een<br />

hoogwaardige en groene omgeving. Te denken valt bijvoorbeeld aan moderne<br />

gebouwen in een stedelijke omgeving met het gezicht naar het water. De Hultenseweg<br />

is een mooie bomenlaan, met ruimte voor een kade of vlonders. De bezonning is<br />

gunstig voor ontmoeting en horeca. Enkele van de bestaande woningen aan de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

125<br />

Hultenseweg kunnen mogelijk geïntegreerd worden in de campus via herbestemming.<br />

Met enkele ingrepen is het mogelijk een uitzicht vanaf de snelweg op de campus te<br />

creëren.<br />

De campus heeft als doel het bevorderen van de oprichting, groei en acquisitie van<br />

kennisintensieve (maak)bedrijven en organisaties en hun onderlinge samenwerking.<br />

Onderwijs, Research & Development en innovatie wordt hier gefaciliteerd evenals de<br />

transfer van kennis, mensen en kapitaal. De bedrijven en organisaties op de campus<br />

onderhouden nauwe relaties met elkaar en met bedrijven en organisaties op het<br />

bedrijventerrein Wijkevoort en (ver) daarbuiten. Bij de aanwezige functies op de<br />

campus moet worden gedacht aan kantoorfuncties, testruimtes, instructieruimtes,<br />

vergaderruimtes, onderzoeksfaciliteiten, lichtere (productie)bedrijvigheid,<br />

ondersteunende horeca enzovoorts.<br />

In het lage scenario is in het plangebied Wijkevoort naast de campus sprake van<br />

relatief veel milieucategorie 3 bedrijvigheid en relatief weinig milieucategorie 4<br />

bedrijvigheid. De milieucategorie 3 bedrijvigheid zal met name kavels van 2.000 t/m<br />

5.000 m 2 vragen. Daarnaast is ook behoefte aan kavels van 5.000 t/m 10.000m 2 .<br />

Slechts incidenteel zullen nog grotere kavels gevraagd worden. Gemiddeld hebben de<br />

bedrijfsgebouwen een footprint van circa 60% van de kavel en een floor space index<br />

(afgekort fsi, verhouding bedrijfsvloeroppervlakte t.o.v. kaveloppervlakte) van 0,8<br />

gemiddeld. De gebouwhoogtes zullen variëren tussen de 10 en 15 meter. De<br />

verhouding bedrijfsruimte/kantoor is gemiddeld circa 70/30, maar uitschieters<br />

waarbij sprake is van een 30/70 verhouding zijn ook mogelijk. Laboratorium-achtige<br />

ruimten voor R&D en testfaciliteiten worden nadrukkelijk als bedrijfsruimte<br />

beschouwd. De bedrijfsgebouwen zullen functioneel van aard en vormgeving zijn,<br />

maar met een beeldkwaliteitplan kan voor de uitstraling en materiaalgebruik worden<br />

gestuurd op een duurzaam en hoogwaardig niveau.<br />

Uitgangspunten hoge scenario<br />

Het profiel van Wijkevoort is in het hoge scenario meer gericht op bedrijfsmatige<br />

activiteiten met een hoge milieu-impact en een arbeidsextensiever karakter. Daarnaast<br />

heeft het bedrijventerrein in het hoge scenario een aanzienlijk groter oppervlak (110<br />

ha bruto). Naar verhouding is er meer milieucategorie 4 bedrijvigheid gesitueerd. Ook<br />

wordt er ruimte geboden aan een Truck Service Centrum. Een truckservicecentrum<br />

biedt ruimte aan voorzieningen voor vrachtwagenchauffeurs zoals een parkeerplaats,<br />

tankstation en restaurant.<br />

Op de onderstaande afbeelding is de globale indeling van Wijkevoort in het hoge<br />

scenario afgebeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

126<br />

Afbeelding 5.4 Indeling Wijkevoort in hoge scenario<br />

Tabel 5.2: Oppervlaktes en werkplaatsen in hoge scenario<br />

In het hoge scenario wordt het hele gebied ten zuiden van de Hultensche Leij ingevuld<br />

met bedrijvigheid. Desondanks is het streven om rond het bedrijventerrein zoveel<br />

mogelijk groen te realiseren om zo een betere overgang te realiseren richting het<br />

buitengebied en om de bedrijven fraai in te passen.<br />

In het hoge scenario wordt uitgegaan van een bedrijventerrein met relatief weinig<br />

milieucategorie 3 bedrijvigheid en relatief veel milieucategorie 4 bedrijvigheid. De<br />

milieucategorie 4 bedrijvigheid zal zowel kavels van 2.000 t/m 5.000m 2 als kavels van<br />

5.000 t/m 10.000m 2 vragen. Een aantal kavels groter dan 10.000m 2 is ook nodig.<br />

Omdat de beschikbare fysieke ruimte voor milieucategorie 4 bedrijvigheid beperkter<br />

is, zal bij aanleg rekening gehouden moet worden met de behoefte van bedrijven aan<br />

ruimte voor groei op het eigen kavel. Tegelijkertijd moet die toekomstige groeiruimte<br />

zo verkaveld worden dat het in een later stadium mogelijk is om deze te herverkavelen<br />

voor gebruik door andere bedrijven of voor andere voorzieningen (bijvoorbeeld<br />

parkeren, meer groen of waterberging).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

127<br />

Voor de bedrijfsgebouwen geldt dat een gemiddelde footprint 50% van de kavel wordt<br />

verwacht (ook vanwege die ruimte voor groei op het eigen kavel) en een fsi van 0,6<br />

gemiddeld. Ook voor de meeste milieucategorie 4 bedrijven zullen bouwhoogtes tot<br />

15 meter voldoende toereikend zijn, maar mogelijk dat enkele bedrijven behoefte<br />

hebben aan meer hoogte. In bestemmingsplannen wordt hiervoor meestal een<br />

ontheffingsmogelijkheid opgenomen, zodat voor 10% of 20% van de<br />

bedrijfsvloeroppervlakte kan worden gebouwd tot 20 of 30 meter hoog. De verhouding<br />

bedrijfsruimte/kantoor is gemiddeld circa 80/20, maar uitschieters waarbij sprake is<br />

van een veel grotere kantoorcomponent zijn mogelijk. Laboratorium-achtige ruimten<br />

voor R&D en testfacilteiten worden als bedrijfsruimte beschouwd. De<br />

bedrijfsgebouwen zullen functioneel van aard en vormgeving zijn, maar met een<br />

beeldkwaliteitplan kan voor de uitstraling en materiaalgebruik worden gestuurd op<br />

een duurzaam en hoogwaardig niveau.<br />

In het hoge scenario is een Truck Service Centrum opgenomen. In de minimale<br />

uitstraling is het asfalt met lantaarns en een hek. Elders in Nederland en Europa zijn<br />

wel concepten gerealiseerd met een veel hoogwaardiger karakter. Hierbij kan dan<br />

gedacht worden aan een uitgebreidere horeca, een optimaal beveiligde omgeving (of<br />

verschillende beveiligingsniveaus binnen 1 complex), wasgelegenheid, onderhoud en<br />

tanken. Om de vrachtwagens die gebruik gaan maken van het Truck Service Centrum<br />

zo'n beperkt mogelijk aantal kilometers te laten maken is gekozen voor een locatie<br />

dicht bij de Noordwesttangent en A58. Uiteraard is dit ook vanwege de<br />

herkenbaarheid vanaf de A58 die een belangrijke logistieke as is tussen Rotterdam en<br />

Ruhrgebied. In deze hoek is vanaf de A58 het zicht op het Truck Service Centrum<br />

beperkt aangezien bomen het zicht hierop ontnemen. Een mast kan de locatie<br />

herkenbaar maken.<br />

Arbeidsplaatsen, verkeerbewegingen en ontsluiting Wijkevoort<br />

In tabel 5.1 en tabel 5.2. is het aantal arbeidsplaatsen weergegeven op basis van<br />

oppervlakteberekeningen. Hieruit blijkt dat in het lage scenario wordt uitgegaan van<br />

ca. 1.750 arbeidsplaatsen en in het hoge scenario van ca 2.500 arbeidsplaatsen.<br />

Deze arbeidsplaatsen zijn met behulp van het verkeersmodel vertaald in<br />

verkeersbewegingen.<br />

Uitgangspunt in de plan-MER is een dubbele aansluiting van Wijkevoort op de<br />

Noordwest-tangent voor beide alternatieven. Hiermee kunnen zowel het noordelijke<br />

als het zuidelijke deel van Wijkevoort ontsloten worden.<br />

Vooralsnog is geen sprake van een directe aansluiting van Wijkevoort op de A58. Een<br />

directe aansluiting is mede afhankelijk van de mogelijkheden die Rijkswaterstaat<br />

hiervoor biedt en de ontwikkelingen over het wel of niet verbreden van de A58. Plan-<br />

en besluitvorming hierover is nog te prematuur om hier al meegenomen te worden.<br />

5.3 De Groene Kamer<br />

De Groene Kamer is een particulier initiatief van Landgoed de Groene Kamer BV. voor<br />

een ca. 30 ha groot nieuw landgoed met detailhandel, duurzame leisure en<br />

edutainment en met ruimte voor natuurontwikkeling.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

5.3.1 Motivatie en locatieafweging Groene Kamer<br />

128<br />

De initiatiefnemer van De Groene Kamer heeft in samenspraak met de gemeente<br />

Tilburg elf locaties aan een nader onderzoek onderworpen. Daarvan zijn 10 locaties<br />

om diverse redenen afgevallen, bijvoorbeeld uit oogpunt van bereikbaarheid,<br />

vervuiling of onvoldoende fysieke ruimte. De huidige voorgenomen locatie kwam als<br />

meest geschikte locatie naar voren.<br />

Realisering van de Groene Kamer op de huidige voorgenomen locatie voldoet aan een<br />

aantal belangrijke voorwaarden van gemeente en initiatiefnemer:<br />

• Gunstige liggen ten opzichte van de stad en de Reeshof;<br />

• Mogelijkheid om op korte termijn grond te verwerven;<br />

• Ligging op de grens tussen stad en platteland, passend bij het concept van de<br />

Groene Kamer en passend binnen een gebied dat door de provincie is<br />

aangegeven als verwevingsgebied;<br />

• Landschappelijke en ecologische kenmerken en waarden die aansluiten bij de<br />

belangen en ideeën van de Groene Kamer;<br />

• Goede ontsluitingsmogelijkheden via Bredaseweg;<br />

• Passend binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente Tilburg;<br />

• Ondernemende partijen in de omgeving die openstaan voor samenwerking.<br />

De Groene Kamer zal een leidende rol spelen binnen de ontwikkeling van het<br />

agrarisch buitengebied van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>. Het gebied krijgt door de ontwikkeling<br />

van De Groene Kamer een duidelijke identiteit en krijgt hiermee een belangrijke functie<br />

als groen- en recreatiegebied tussen de stad en het platteland, waar ruimte is voor<br />

(verbrede) agrarische bedrijvigheid.<br />

5.3.2 Beschrijving en uitgangspunten Groene Kamer<br />

De Groene Kamer is voorzien in het noordelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>: ten westen van de<br />

Oude Leij en ten zuiden van de Bredaseweg. De Groene Kamer heeft een oppervlak van<br />

ca 30 ha.. Op het landgoed wordt 10 ha gereserveerd voor rode functies (bebouwing,<br />

parkeren en infrastructuur), en 20 ha voor groene functies.<br />

Voor de Groene Kamer is in dit MER uitgegaan van 1,2 miljoen bezoekers per jaar (lage<br />

scenario) tot 2 miljoen bezoekers (hoge scenario).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

129<br />

Figuur 5.5 Ligging de Groene Kamer<br />

Het concept van De Groene Kamer gaat uit van een combinatie van natuur- en<br />

tuingerichte retail, natuurbeleving, gezondheid, cultuur en recreatie op basis van de<br />

principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het geheel op te zetten<br />

als een landgoed nieuwe stijl leent het zich bij uitstek voor een inpassing in de<br />

stadsrandzone. De relatie met de natuur en de agrarische sector is een wezenlijk deel<br />

van het concept.<br />

Op het landgoed worden functies voorzien als: een uitgebreid tuincentrum,<br />

detailhandel- en andere voorzieningen voor dieren, landwinkel, restaurant,<br />

beauty/gezondheidswinkels, outdoorwinkel, health- en beautycomplex,<br />

kinderboerderij, speeltuin, kinderdagverblijf enz. De exacte gebiedsbegrenzing en<br />

(ruimtelijke) invulling ervan is nog niet bepaald.<br />

Voor het landgoed gelden de volgende randvoorwaarden [Nota Uitgangspunten en<br />

ambitieniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>];<br />

• Het landgoed is openbaar toegankelijk;<br />

• het landgoed past binnen de landgoederenstructuur aan de Bredaseweg;<br />

• het landgoed kent een duidelijke hoofdontsluiting op de Bredaseweg;<br />

• het landgoed geeft ruimte aan / houdt rekening met de ecologische<br />

verbindingszone langs de Donge.<br />

Bezoekersaantallen, verkeersbeweging, ontsluiting en parkeren<br />

Distributieplanologisch onderzoek heeft uitgewezen dat een bezoekersaantal van 1 tot<br />

1,5 miljoen bezoekers verwacht kan worden voor de Groene Kamer. In het kader van<br />

dit MER is worst case gerekend op 1,2 (lage scenario) tot 2 miljoen (hoge scenario).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

130<br />

Het landgoed wordt ontsloten door een op- en afrit die de Groene Kamer en het<br />

achterliggende gebied ontsluit. De hoofdontsluitingsroute is de Bleukweg, door<br />

middel van een aansluiting met verkeerslichten op de Bredaseweg. Deze aansluiting<br />

wordt in westelijke richting verschoven. De bestaande aansluiting wordt een<br />

voorziening voor langzaam verkeer.<br />

Verspreid op het landgoed worden 1500 reguliere parkeerplaatsen gerealiseerd.<br />

Naast de reguliere parkeerplaatsen (1500) wordt één grote overloopparkeerplaats<br />

voor 700 voertuigen zal worden gerealiseerd voor piekmomenten. Deze parkeerplaats<br />

ligt langs de Bredaseweg, maar is alleen via een interne ontsluiting te bereiken.<br />

5.4 Sport en recreatie<br />

In het gebied <strong>Zuidwest</strong> wordt gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden voor hockey en<br />

golf. Daarnaast is <strong>Zuidwest</strong> in beeld als mogelijke locatie voor reptielendierentuin de<br />

Oliemeulen en voetbal.<br />

5.4.1 Motivatie en locatieafweging sport & recreatie<br />

Zowel voor hockey, voetbal als golf wordt een groei verwacht in ledenaantallen. Met de<br />

bouw van de Reeshof hebben de bestaande sportclubs in <strong>Zuidwest</strong>, zoals<br />

voetbalvereniging RKTVV, er meer leden bijgekregen. De groei van het ledenaantal zal<br />

de komende jaren naar verwachting alleen nog maar verder groeien door de verdere<br />

uitbreiding van de Reeshof tot uiteindelijk 40.000 inwoners.<br />

Hockey<br />

Ten aanzien van een mogelijke fusie en hervestiging van de hockeyclubs Forward en<br />

TMHC zijn meerdere locaties beoordeeld:<br />

§ de huidige locatie van hockeyclub TMHC (nabij de Oude Warande);<br />

§ de locatie Bredaseweg (deze locatie is ook welk bekend als Prinsenhoef);<br />

§ een locatie in het zoekgebied Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />

Op basis van een uitgevoerde quickscan is gekozen voor de uitbreiding van de<br />

bestaande locatie van TMHC. De uitbreiding van het complex zelf past grotendeels<br />

binnen de huidige begrenzing van het hockeycomplex. Echter voor de benodigde<br />

parkeerruimte zal extra ruimte moeten worden gezocht.<br />

Voetbal<br />

De wens om RKTVV (voetbal) te verplaatsen naar de Reeshof komt voort uit een<br />

onderzoek dat een aantal jaren geleden door instituut Mullier is gehouden. Dit<br />

onderzoek concentreerde zich op (de spreiding van) het aanbod van<br />

sportaccommodaties in Tilburg. Als uitvloeisel hiervan is in eerste instantie onder<br />

andere voetbalvereniging Gudok verplaatst van Tilburg Noord naar Tilburg West<br />

(Dalem). In een later stadium zou gekeken worden naar de mogelijkheden om ook<br />

RKTVV uit te plaatsen. In 2008 deed zich de omstandigheid voor dat de in de Reeshof<br />

gevestigde voetbalvereniging Triborgh ophield te bestaan. RKTVV stond toen op de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

131<br />

nominatie om de plaats van deze vereniging in te nemen. Een en ander is doorkruist<br />

door de oprichting van SV Reeshof. Met die vereniging is destijds overeengekomen dat<br />

een uiterste inspanning zou worden gedaan om te komen tot een fusievereniging met<br />

RKTVV.). In dit traject zit de gemeente Tilburg nog steeds. Er moet een complex komen<br />

waar de fusievereniging letterlijk en figuurlijk uit de voeten kan. Op het huidige<br />

complex van SV Reeshof (aan de Kronenbergstraat) kan de fusievereniging geen<br />

onderdak krijgen. Er moet worden uitgezien naar eventuele alternatieven. Momenteel<br />

wordt gekeken of fusie op de locatie aan de Kronenbergstraat mogelijk is door<br />

maatregelen te treffen. Kan dat niet dan komt <strong>Zuidwest</strong> in beeld als alternatief.<br />

Golf<br />

Golfcclub Prise d'Eau is voornemen (op termijn) uit te breiden van 27 holes nu naar<br />

2x18 holes in de toekomst. Voor de uitbreiding van de golfbaan zijn geen<br />

locatiealternatieven beschikbaar. In het oosten en zuiden wordt de huidige golfbaan<br />

begrensd door de bossen van de Blaak (EHS) en de A58.<br />

Oliemeulen<br />

Reptielenhuis Oliemeulen wil uitbreiden en verhuizen naar een nieuwe locatie.<br />

Voor de Oliemeulen wordt momenteel een locatie in het noordwesten van Tilburg<br />

onderzocht (buiten het plangebied). Mocht de Oliemeulen op deze locatie toch niet<br />

gerealiseerd kunnen worden, dan komt <strong>Zuidwest</strong> in beeld. In het planMER is deze<br />

locatie uit voorzorg meegenomen in de nabijheid van de Groene Kamer, om zo reeds<br />

de mogelijke effecten op de omgeving in beeld te brengen. De nabijheid van de Groene<br />

Kamer is gekozen met de volgende redenen: tegengaan van versnippering van het<br />

landschap, mogelijkheden voor zorgvuldig ruimtegebruik door bijvoorbeeld<br />

voorzieningen te kunnen delen (bijv. infrastructuur, parkeervoorzieningen, horeca). Op<br />

basis van de effecten van het planMER wordt geadviseerd waar de Oliemeulen in<br />

<strong>Zuidwest</strong> het beste gerealiseerd kan worden, aan de oostkant of westkant Groene<br />

Kamer.<br />

5.4.2 Beschrijving en uitgangspunten sport & recreatie<br />

In het lage scenario wordt ervan uitgegaan dat de hierboven genoemde voorzieningen<br />

sport & recreatie niet zullen uitbreiden/verplaatsen en dat een eventuele groei van<br />

leden/bezoekers kan worden opgevangen binnen de huidige accommodaties.<br />

In het hoge scenario is uitgegaan van uitbreiding van een aantal sportaccommodaties<br />

(golf en hockey) en vestiging van reptielendierentuin Oliemeulen en voetbal in het<br />

plangebied.<br />

Bezoekersaantallen, verkeersbewegingen, ontsluiting en parkeren<br />

Hockey<br />

Het bestaande hockeycomplex van TMHC zal moeten worden uitgebreid met 3 velden<br />

(waarvan één met stadion) Het complex zal gebruikt gaan worden na fusie van THMC<br />

Tilburg en TMHC Forward. Het aantal leden na fusie bedraagt ca 2400. De grootste<br />

drukte kan worden verwacht in de weekenden wanneer tophockeywedstrijden worden<br />

gespeeld. Er kunnen dan ca 1500 bezoekers op een dergelijke wedstrijd afkomen. Op<br />

de overige velden wordt tegelijkertijd competitie gespeeld. Naar verwachting trekken<br />

deze wedstrijden tussen 10:00 en 17:00 ca. 200 bezoekers per uur aan. In de avonden<br />

op weekdagen vinden trainingen plaats waarbij alle velden tegelijkertijd bezet zullen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

132<br />

zijn. Tussen 16:30 en 22:30 bezoeken naar schatting 150 personen per uur het<br />

complex. Op woensdagavonden en vrijdagavonden ca. 225 personen omdat dan ook<br />

oefenwedstrijden worden gespeeld.De activiteiten zullen hoofdzakelijk plaatsvinden<br />

in de maanden augustus tot en met mei. In juni en juli is bij het hockey zomerstop.<br />

De hockeyvoorzieningen worden momenteel via de Zwartvenseweg op de Bredaseweg<br />

ontsloten. De Zwartvenseweg wordt verlegd en zal naar verwachting recht aangesloten<br />

worden op de Bredaseweg. Het kruispunt wordt zoals in de huidige situatie met<br />

verkeerslichten geregeld. De nieuwe aanlsuiting wordt momenteel onderzocht. De<br />

bestaande aansluiting komt daarmee te vervallen.<br />

Voetbal<br />

Als gevolg van een mogelijke fusie tussen RKTVV en SV Reeshof zal nabij de Groene<br />

Kamer en ten zuiden van de Bredaseweg een sportcomplex komen met 6<br />

voetbalvelden op een totale oppervlakte van ca. 6 ha. De clubs zullen na fusie ca. 900<br />

leden hebben.<br />

Ten aanzien van de ontsluiting van de voetbalvelden wordt uitgegaan van één<br />

volledige aansluiting op de Bredaseweg die geclusterd is met de aansluiting van De<br />

Groene Kamer.<br />

Golf<br />

De uitbreiding van golfbaan Prise d'Eau betreft een oppervlakte van ca 30 ha.<br />

De uitbreiding van het golfterrein is voorzien aan de noordzijde van de Gilzerbaan<br />

aansluitend aan het huidige golfterrein, ten behoeve van verkeersmodellering zijn<br />

aannames gedaan voor de verwachte bezoekersaantallen en verkeersbewegingen.<br />

Oliemeulen<br />

Voor de vestiging van reptielendierentuin De Oliemeulen is 6 ha ruimte nodig. Deze<br />

ruimte moet, indien deze niet in het noordwesten van Tilburg gerealiseerd kan worden,<br />

gevonden worden in de omgeving van De Groene Kamer. Het verwachte<br />

bezoekersaantal van De Oliemeulen bedraagt ca. 200.000 per jaar.<br />

Voor reptielenhuis de Oliemeulen zijn (nog) geen nadere uitgangspunten bekend. In<br />

de verkeersmodellering zijn aannames gedaan voor de verwachte bezoekersaantallen.<br />

Recreatieve routes<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> voorziet in een aantal aanvullende recreatieve routes (zie figuur 5.6)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

133<br />

Figuur 5.6 Indicatieve recreatieve routes <strong>Zuidwest</strong><br />

5.5 Ecologische verbindingszones (EVZ's)<br />

Onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong> (en het Groenblauw Casco) is een aantal ecologische<br />

kerngebieden en realisatie van een aantal ecologische verbindingszones (EVZ's)<br />

tussen deze gebieden. In onderstaand figuur 5.7 zijn deze weergegeven. Benaming en<br />

achtergrondinformatie zijn te vinden in tabel 5.3 en 5.4.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

134<br />

Figuur 5.7: Ecologische kerngebieden en te realiseren verbindingszones (blauw is nat,<br />

groen is vochtig/droog) in het plangebied.<br />

5.5.1 Motivatie en locatieafweging EVZ's<br />

De kerngebieden en EVZ's maken onderdeel uit van bestaand beleid. Dat wil zeggen<br />

dat hier invulling wordt gegeven aan bestaande beleidsuitgangspunten ten aanzien<br />

van bijvoorbeeld ecologische structuurversterking, maar dat er verder geen grote<br />

nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode. De <strong>Structuurvisie</strong> is<br />

consoliderend voor de kerngebieden.<br />

5.5.2 Beschrijving en uitgangspunten EVZ's<br />

In onderstaande tabel zijn de kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong> weergegeven. Deze<br />

natuurgebieden maken onderdeel uit van de EHS en bestaan grotendeels uit<br />

multifunctioneel bos. Ten noorden van het spoor liggen de natuurgebieden<br />

Reeshofbos, de Drijflanen en het Wandelbos. Deze gebieden vallen buiten het<br />

plangebied van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong>, maar hebben wel een duidelijke<br />

ecologische samenhang met de bosgebieden in het plangebied. Door het wegvallen<br />

van de noord-zuidverbinding is deze samenhang des te belangrijker geworden.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

135<br />

Code Naam Natuur(doel)typen<br />

A Het Blok multifunctioneel bos, poel<br />

B Landgoederen-<br />

Zone<br />

multifunctioneel bos, droge heide, natte heide, poel<br />

C Drijflanen multifunctioneel bos, bloemrijk grasland, poel<br />

D Bos Wijckevoort multifunctioneel bos, laaglandbeek<br />

E Wijckermeer soortenrijk water, struweel, multifunctioneel bos<br />

F Bos TWM multifunctioneel bos, struweel, bloemrijk grasland,<br />

heischraal grasland, soortenrijk water<br />

G De Sijsteren droge heide, stuifzand<br />

H Kaaistoep droge heide, vochtige heide, moeras, akker,<br />

bloemrijk grasland, heischraal grasland, vochtig<br />

schraal land<br />

Tabel 5.3: Voorziene ecologische kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong><br />

In totaal zijn zes te realiseren verbindingen te benoemen. Vier hiervan betreffen<br />

bestaande beken: Donge/Oude Leij (2), Groote Leij (4), Hultensche Leij (5b) en Oude<br />

Leij (6(a en b)). De andere verbindingen zijn vochtig tot droog (tabel 5.4).<br />

Tabel 5.4: Ecologische verbindingszones in <strong>Zuidwest</strong><br />

EVZ Naam Type<br />

Lengte Breedte<br />

(m) (m) Oppervlak<br />

1 Het Blok -<br />

Waterwingebied<br />

vochtig - droog 1.500 100 15,0 ha<br />

2a Donge noord nat 1.000 150 15,0 ha<br />

2b Oude Leij<br />

Groene Kamer<br />

nat 200 150 3,0 ha<br />

2c Oude Leij zuid nat 1.200 30 3,6 ha<br />

3 Drassige<br />

Driehoek<br />

vochtig - droog 300 150 4,5 ha<br />

4 Groote Leij nat 1.200 50 6,0 ha<br />

5a Het Blok -<br />

Hultensche Leij<br />

vochtig - droog 400 25 1,0 ha<br />

5b Hultensche Leij nat 2.800 75 21,0 ha<br />

6a Oude Leij (langs<br />

A58)<br />

vochtig - droog 600 25 1,5 ha<br />

6b Oude Leij<br />

(Groene Bosch)<br />

nat 1.200 50 6 ha<br />

Totaal 10.400 76,6 ha<br />

Verbinding 5a wordt al gerealiseerd. Ten eerste gebeurt dat via een landschappelijke<br />

inpassing van de Noordwesttangent met bijbehorende groene elementen en ten<br />

tweede via terreinen van Defensie op het grondgebied van Gilze-Rijen.<br />

De overige verbindingen moeten nog gerealiseerd worden en ingepast worden in de<br />

toekomstige ontwikkelingen. Op basis van een grove schatting geeft dit een opgave<br />

van 10,4 km ecologische verbindingszone welke zo'n 76,6 ha aan natuurontwikkeling<br />

beslaat. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de realisatie van de ecologische<br />

verbindingszones langs beken (2, 4, 5b en 6b) primair een taak voor het waterschap


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

136<br />

betreft. De verbindingen 1, 3, 5a en 6a moeten bestaan uit een combinatie van Nat en<br />

Droog kralensnoer (zie rapport Groene Schakels van Provincie Noord-Brabant).<br />

Bouwstenen hierin zijn poel, grasland, struweel en bos. Bij 1 en 5a komt deze<br />

overgang van nat naar droog overeen met de overgang van beek naar bos.<br />

5.6 Groenblauw Casco<br />

Om de potenties van natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie is een Groenblauw<br />

Casco ontworpen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het Groenblauw Casco dat<br />

uitgaat van de huidige situatie en de autonome ontwikkelingen en het Groenblauwe<br />

Casco Plus dat uitgaat van de potenties ten aanzien van natuur, landschap,<br />

cultuurhistorie en recreatie.<br />

De belangrijkste structuren en deelgebieden in het Groenblauw Casco zijn<br />

(weergegeven op figuur 5.8):<br />

1. De beekdalen van de Groote Leij en Hultensche Leij (inclusief het Blok en het Bos<br />

Wijkevoort);<br />

2. Beekdalen Donge/Oude Leij en de Blaak;<br />

3. de akkercomplexen van Hulten-Heikant, Stad Parijs en Berkeind-Lage Vossenberg;<br />

4. de heideontginning van de Sijsten (en de golfbaan);<br />

5. de landgoederenzone langs de Bredaseweg;<br />

6. het Stadsbos (met o.a. het Waterwingebied);<br />

7. de Drassige Driehoek;<br />

8. de Oude Warande.<br />

Figuur 5.8: Gebiedsaanduidingen <strong>Zuidwest</strong>


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

137<br />

5.6.1 Groenblauw Casco (huidige situatie)<br />

In figuur 5.9 is het Groenblauw Casco van de huidige situatie weergegeven<br />

Figuur 5.9 Groenblauw Casco huidige situatie (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />

Het Groenblauw Casco van de huidige situatie geeft het minimale ambitieniveau van<br />

de gemeente Tilburg weer, gebaseerd op huidige ecologische en cultuurhistorische<br />

waarden, vigerend beleid en autonoom ingezette ontwikkeling.<br />

De ambitie van de gemeente Tilburg binnen het Groenblauw Casco huidige situatie ten<br />

aanzien van de beekdalen is het behoud van de herkenbare lage ligging van de<br />

beekdalen met gedeeltelijk behoud van de beemdenstructuur, met aandacht voor de<br />

overgangen tussen de beekdalen en de akkercomplexen tussen Heikant en Berkeind.<br />

De ecologische waarde van de beken dient versterkt te worden door natuurvriendelijke<br />

inrichting van de oevers van de beken, met aanleg van stapstenen en faunapassages<br />

waar nodig. Hierbij wordt aangesloten bij de karakterisering van de beken in open<br />

landschap of in het bos.<br />

Ten aanzien van de Donge/Oude Leij geldt dat hierin specifiek aandacht wordt<br />

geschonken aan het herkenbare reliëf en het contrast tussen beslotenheid aan de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

138<br />

oostzijde en de relatieve openheid aan de westzijde. De relatie met en de<br />

herkenbaarheid van Dongewijck en het pompstation zijn hierbij aandachtspunten.<br />

De gemeente Tilburg zet, gelet op de actuele ecologische waarden van het bos bij<br />

Wijkevoort en het Wijckermeer, in op het behoud hiervan. Daarnaast zet de gemeente<br />

in op het behoud van ecologische verbindingen door het tegengaan van<br />

verstedelijking van het agrarisch gebied.<br />

Ten aanzien van de akkercomplexen wil de gemeente de herkenbaarheid van<br />

waardevolle cultuurhistorische structuren, ensembles en objecten behouden. Het gaat<br />

dan bijvoorbeeld om het behoud van agrarische gebouwen, erfbeplantingen en<br />

bolakkers. De Hultense weg en De Prinsenhoef (en de laanbeplanting daarlangs)<br />

dienen als landschappelijke structuur herkenbaar te blijven. Ook op de<br />

akkercomplexen wordt verstedelijking tegengegaan, waarbij ecologische verbindingen<br />

(bijvoorbeeld migratieroutes van vleermuizen) behouden blijven.<br />

Ten aanzien van de heideontginningen van de Sijsten (en de golfbaan) zet de<br />

gemeente Tilburg in op het behoud van de vierkante blokstructuren van bosranden en<br />

paden. Daarnaast wordt ingezet op het behoud van het contrast tussen 'zachte' en<br />

'harde' bosranden, de herkenbaarheid van de landduinen en het ontginningspatroon.<br />

Verstedelijking wordt ook hier tegengegaan.<br />

In de Landgoederenzone Bredaseweg staat het behoud van het landgoedkarakter<br />

voorop. Dit betekent dat langwerpige open ruimten langs de Bredaseweg worden<br />

behouden, evenals het noord-zuid gerichte paden-en verkavelingspatroon. Daarnaast<br />

worden de aanwezige waardevolle cultuurhistorische structuren, ensembles en<br />

objecten behouden.<br />

Het Stadsbos is een groot boscomplex met open plekken. Het behoud hiervan staat<br />

voorop. Natuurwaarden worden verhoogd door de aanleg van een droge ecologische<br />

verbindingszone (inclusief faunapassages) met enkele poelen tussen het stadsbos<br />

(waterwingebied) en het Blok.<br />

In de Drassige Driehoek wordt ingezet op het behouden van de herkenbaarheid door<br />

begrensde openheid, lage ligging, omringende steilranden, kleine<br />

landschapselementen op perceelsgrenzen, waterlopen en de wegenstructuur in de<br />

Zuidoosthoek.<br />

In De Oude Warande staat het behouden van het karakter van het padenpatroon<br />

voorop.<br />

5.6.2 Groenblauw Casco Plus (=toekomstpotenties)<br />

Het 'Groenblauw Casco plus' is een landschappelijk ontwerp van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>,<br />

waarbij naast de elementen uit het hierboven beschreven Groenblauwe Casco, een<br />

aantal elementen zijn toegevoegd. Het 'Groenblauw Casco plus' zet naast behoud ook<br />

in op de versterking van het landschap. Op die manier wordt inzicht geboden in de<br />

landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische potentie van het gebied. De<br />

verschillen hebben met name betrekking op het toevoegen van nieuwe


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

139<br />

landschapselementen en het accentueren van het cultuurhistorische karakter.<br />

Daarnaast wordt een relatie gelegd met recreatief gebruik van het gebied.<br />

Figuur 5.10 Groenblauw Casco toekomstpotenties (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />

Ten aanzien van de beekdalen van de Groote Leij en Hultensche Leij kan de<br />

beemdenstructuur worden versterkt door aanplant van hagen en wilgen op<br />

perceelsranden loodrecht op de beek.<br />

In het Groenblauw Casco wordt ten aanzien van de ecologische verbindingszones van<br />

de Hultensche Leij en de Groote Leij ingezet op een bredere en dus robuustere<br />

verbinding (gemiddelde breedte 50-100) meter.<br />

Voor de Oude Leij wordt ingezet op een gemiddelde breedte van 150 meter ter hoogte<br />

van de Bredaseweg aflopend tot 30m ter hoogte van de golfbaan. Het aanleggen van<br />

vispassages dient de passerbaarheid voor vissen te vergroten. De beekdalstructuur<br />

wordt versterkt door enkele beemden (weer) open te maken.<br />

In de meest waardevolle natuurgebieden wordt recreatie beperkt of door middel van<br />

een zonering uit de ecologisch kwetsbare delen geleid. Dit geldt ook voor De Sijsten.<br />

Het bos en het meer bij Wijckevoort worden ecologisch versterkt door de aanleg van<br />

passende ecologische oevers en waar mogelijk het verwijderen van ecologische<br />

barrières als hekwerken.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

140<br />

Op de akkercomplexen wordt het agrarisch erfgoed en de agrarische structuur<br />

(perceelsranden, laanbeplantingen) versterkt. Daarnaast wordt ingezet een toename<br />

van de beleefbaarheid van het landschap voor recreanten en cultuurtoeristen.<br />

Voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden worden benut ten<br />

behoeve van cultuurtoerisme en recreatie (bijvoorbeeld informatiepanelen).<br />

In de Landgoederenzone wordt naast behoud ingezet op het versterken van het<br />

landgoedkarakter. Ontwikkelingen die het landgoedkarakter niet ondersteunen<br />

worden geweerd. Daarnaast worden mogelijkheden geboden tot (her)gebruik van<br />

aanwezige waardevolle ensembles en gebouwen. De voorkomende cultuurhistorische<br />

waarden worden benut en gekoppeld aan recreatieve routes en zorgen op die manier<br />

voor een impuls in de landschappelijke beleving.<br />

In het Stadsbos worden nieuwe open plekken gecreëerd en wordt recreatie beter<br />

gezoneerd (inlcusief recreatiewoningen). De droge ecologische verbindingszone<br />

tussen het Blok en het waterwingebied krijgt een gemiddelde breedte van 100 meter.<br />

De verbetering van de interne ecologische relaties krijgt verder gestalte door aanleg<br />

van faunapassages en het creëren van extra open plekken langs Bels Lijntje,<br />

Gilzerbaan en de zuidelijke bosrand. Aangepast beheer, de aanleg van nieuwe poelen<br />

en de omvorming naar een gedifferentieerd bos dienen de ecologische potentie nog<br />

verder te vergroten.<br />

In De Oude Warande worden oude patronen en paden hersteld en waar mogelijk op<br />

basis van de oorspronkelijke situatie (aan de randen) uitgebreid.<br />

Tot slot zal in De Drassige Driehoek naast behoud worden ingezet op het versterken<br />

van het landschap door het aanleggen van kleine landschapselementen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

141


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6 Milieueffecten<br />

6.1 Inleiding<br />

142<br />

In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> beoordeeld op verschillende<br />

milieuaspecten. Omdat het plan-MER is gekoppeld aan de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />

<strong>2020</strong> past het plan-MER bij het detailniveau van een <strong>Structuurvisie</strong>. Dit betekent dat<br />

de effecten op hoofdlijnen in beeld worden gebracht. Wanneer definitieve invullingen<br />

bekend zijn en in bestemmingsplannen worden vastgelegd, worden voor de m.e.r.plichtige<br />

activiteiten project-MERren op inrichtingsniveau opgesteld. Een project-MER<br />

is gedetailleerder dan het plan-MER.<br />

Dit plan-MER richt zich met name op de deelgebieden in <strong>Zuidwest</strong> waar nieuwe<br />

ontwikkelingen en activiteiten worden verwacht. Dit zijn: Wijkevoort, De Groene<br />

Kamer, diverse programmaonderdelen voor sport & recreatie en de ecologische<br />

verbindingszones. Bij de effectbeschrijving is 'ingezoomd' op de aspecten die<br />

onderscheidend zijn én van belang zijn bij verdere besluitvorming.<br />

Effecten worden in beeld gebracht voor de eindsituatie in <strong>2020</strong>. Tijdelijke effecten<br />

tijdens de aanlegfase worden in dit stadium van planvorming nog niet beschouwd.<br />

De effecten worden beschreven en beoordeeld ten opzichte van de referentiesituatie<br />

<strong>2020</strong>, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Daarnaast is voor die aspecten waar het<br />

relevant is een beschouwing gegeven van de effecten van <strong>Zuidwest</strong> op de potenties in<br />

het gebied, zoals in hoofdstuk 5 beschreven als Groen Blauw Casco plus.<br />

Effecten op locaties buiten het plangebied die (eventueel) vrijkomen door<br />

vaarplaatsing van activiteiten naar <strong>Zuidwest</strong> (bijvoorbeeld voetbal, hockey,<br />

Oliemeulen) zijn buiten de effectbeschrijving en beoordeling gelaten.<br />

De beoordelingsmethodiek of effectmatrix ziet er als volgt uit:<br />

Omschrijving Effectscore<br />

Sterk negatief effect ---<br />

negatief effect --<br />

enigszins negatief effect -<br />

neutraal effect 0<br />

enigszins positief effect +<br />

positief effect ++<br />

sterk positief effect +++<br />

tabel 6.1: Effectmatrix<br />

In tabel 6.2 is het beoordelingskader weergegeven.<br />

In de notitie reikwijdte en detailniveau was het thema duurzaamheid en klimaat nog<br />

opgenomen in het beoordelingskader. Echter over dit thema is dusdanig weinig<br />

(concrete) informatie beschikbaar in relatie tot de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> dat<br />

dit in dit plan-MER buiten het beoordelingskader is gelaten.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Hoofdthema Deelthema Aspect Methodiek<br />

Verkeer, Vervoer en Mobiliteitsontwikkeling, Toename verkeer als gevolg van<br />

Kwantitatief<br />

infrastructuur Bereikbaarheid,<br />

ontwikkelingen,<br />

Verkeersafwikkeling Capaciteit infrastructuur<br />

Milieu<br />

Landschap,<br />

cultuurhistorie en<br />

archeologie<br />

Natuur, bodem en<br />

water<br />

Wonen, werken,<br />

recreatie en sport<br />

143<br />

Parkeren Capaciteit Beschrijvend<br />

Langzaam verkeer / Effecten op bestaande voorzieningen, kansen Beschrijvend<br />

openbaar vervoer<br />

voor nieuwe voorzieningen<br />

Verkeersveiligheid Knelpunten Beschrijvend<br />

Lucht Emissie concentraties (Fijn Stof, NOx) Kwantitatief<br />

Geluid<br />

Geluiduitstraling op omgeving door (toename)<br />

wegverkeer en bedrijvigheid<br />

Kwantitatief<br />

Geluidbeperkingen vanuit omgeving<br />

(Vliegveld Gilze Rijen, wegen)<br />

Kwantitatief<br />

Externe Veiligheid Risico's vanuit ontwikkelingen op omgeving<br />

(inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)<br />

Beschrijvend<br />

Beperkingen vanuit omgeving (Vliegveld Gilze<br />

Rijen, vervoer gevaarlijke stoffen, inrichtingen,<br />

buisleidingen) op ontwikkelingen<br />

Beschrijvend<br />

Landschap<br />

Landschappelijke structuur Beschrijvend<br />

Ruimtelijke-visuele kwaliteit Beschrijvend<br />

Cultuurhistorie<br />

Archeologie<br />

Landschappelijke en aardkundige waarden Beschrijvend<br />

Beschermde waarden Beschrijvend<br />

Overige niet beschermde waarden Beschrijvend<br />

Ensemblewaarden Beschrijvend<br />

Archeologische verwachtingswaarde Beschrijvend<br />

Beschermde monumenten Beschrijvend<br />

Natuur<br />

Beschermde gebieden (EHS) Beschrijvend<br />

Beschermde soorten Beschrijvend<br />

Ecologische relaties (EVZ's) Beschrijvend<br />

Bodem Kwetsbare gebieden, bodemkwaliteit,<br />

bodemstructuur<br />

Beschrijvend<br />

Water<br />

Grond- en oppervlaktewater Beschrijvend<br />

Kwetsbare gebieden Beschrijvend<br />

Wateropgaven Beschrijvend<br />

Wonen Effect op bestaande woningen Beschrijvend<br />

Werken Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />

bedrijven<br />

Beschrijvend<br />

Recreatie Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />

voorzieningen<br />

Beschrijvend<br />

Sport Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />

voorzieningen<br />

Beschrijvend<br />

Sociale aspecten Kwaliteit ruimtelijke inpassing<br />

Mate van functionele samenhang<br />

Beschrijvend<br />

tabel 6.2: Beoordelingskader


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.2 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur<br />

144<br />

Verkeersstructuur<br />

Ten behoeve van de ontsluiting van de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> wordt een<br />

aantal aanpassingen van de verkeersstructuur in <strong>Zuidwest</strong> voorzien (zie ook figuur<br />

6.1):<br />

• Bedrijventerrein Wijkevoort wordt ontsloten door twee aansluitingen op de<br />

Noordwesttangent, een noordelijke (nr 2 in figuur 6.1), die al bestaat, maar nog<br />

niet in gebruik is en een zuidelijke (nr 1 in figuur 6.1) ter hoogte van<br />

Nerhoven/Hultenseweg. De interne ontsluiting van Wijkevoort is in dit stadium<br />

van planvorming nog niet uitgewerkt. Uitgangspunt voor het onderzoek in dit<br />

plan-MER is dat de beide ontsluitingen op de Noordwesttangent gelijkwaardig<br />

worden benut.<br />

Naast de twee hoofdontsluitingen op de Noordwesttangent wordt een<br />

nooduitgang gerealiseerd via de Vosheining, langs de A58 naar de Gilzerbaan<br />

(3). Deze ontsluiting krijgt een laagwaardiger karakter en wordt onaantrekkelijk<br />

gemaakt voor sluipverkeer.<br />

• De Groene Kamer wordt primair ontsloten via de Bleukweg (4) met een door<br />

verkeerslichten geregelde kruising op de Bredaseweg. Een nood ontsluiting<br />

wordt gevormd door Klein Tilburg en de Gilzerbaan (5).<br />

• De voetbalvelden en eventueel de Oliemeulen gebruiken dezelfde ontsluiting<br />

als de Groene Kamer.<br />

• De (uitbreiding van de) hockeyvelden ten noorden van de Bredaseweg zullen<br />

worden ontsloten via een verlegging van de Zwartvenseweg (6). Deze kruising<br />

zal door verkeerslichten worden geregeld. De bestaande aansluiting komt te<br />

vervallen.<br />

• De golfbaan en eventuele uitbreiding blijven gebruik maken van de Gilzerbaan<br />

(7) als ontsluiting.<br />

• Om een verkeersstroom tussen de ontsluitingen van Wijkevoort en Groene<br />

Kamer door <strong>Zuidwest</strong> te voorkomen wordt de verbinding, de Hultenseweg,<br />

afgesloten voor (doorgaand) auto- en vrachtverkeer (8)<br />

Beoordeling<br />

De aanpassingen in de verkeersstructuur worden voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel in beide<br />

scenario's (enigszins) positief beoordeeld (+). Het draagt bij aan een heldere<br />

verkeersstructuur in <strong>Zuidwest</strong>, een snelle afwikkeling naar het hoofdwegennet en het<br />

daarmee zoveel als mogelijk ontlasten van het onderliggende wegennet.<br />

Voor Wijkevoort worden de nieuwe aansluitingen enigszins positief beoordeeld (+).<br />

Het vormt een noodzakelijk en logische ontsluiting van het bedrijventerrein. Minpunt<br />

is dat de twee aansluitingen dicht bij elkaar liggen en dat voorkomen moet worden dat<br />

de ene aansluiting zwaarder belast wordt dan de andere.<br />

De nieuwe aansluiting op de Bredaseweg voor de Groene Kamer, sport en recreatie<br />

wordt enigszins negatief beoordeeld (-). Het is een noodzakelijk en logische<br />

aansluiting, maar vormt een extra belemmering voor verkeer op de toch al drukke<br />

Bredaseweg. Maar met de autonoom voorziene opwaardering/verbetering van de<br />

Bredaseweg worden eventuele belemmeringen naar verwachting weggenomen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

2<br />

1<br />

145<br />

3<br />

8<br />

4<br />

5<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.1 Aanpassingen in de verkeersstructuur <strong>Zuidwest</strong> (schematisch)<br />

(nummers refereren naar tekst)<br />

Verkeersproductie<br />

Ten behoeve van het verkeersonderzoek naar de verkeerseffecten van de<br />

ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> is voor elke ontwikkeling op basis van het in<br />

hoofdstuk 5 geschetste programma een inschatting gemaakt van de totale<br />

verkeersproductie. Dit op basis van kengetallen en expert judgement.<br />

Totaal laag scenario<br />

In het lage scenario leiden de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> tot een totale<br />

verkeersproductie van ca. 17,5 duizend motorvoertuigen per etmaal (inclusief de<br />

bestaande functies). Hieronder zitten ca. 2,5 duizend vrachtwagenbewegingen van en<br />

naar Wijkevoort (en ca. 50 vrachtwagenbewegingen van en naar De Groene Kamer).<br />

Figuur 6.2 geeft een overzicht van de verdeling van het verkeer over het wegennet. Het<br />

meeste verkeer naar het plangebied, bijna 25% komt vanuit het noorden, via de<br />

Noordwesttangent. De oostelijke Bredaseweg en de oostelijke A58 worden ieder door<br />

circa 20% van het verkeer gebruikt om het plangebied te bereiken. De westelijke<br />

Bredaseweg en de westelijke A58 worden ieder door circa 15% van het verkeer<br />

gebruikt om het plangebied te bereiken. De overige 5% maakt gebruik van de<br />

Gilzerbaan.<br />

7<br />

6


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

146<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.2 Herkomst-bestemming verkeer <strong>Zuidwest</strong> lage scenario<br />

Totaal hoog scenario<br />

In het hoge scenario leiden de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> tot een totale<br />

verkeersproductie van ca. 20.000 motorvoertuigen per etmaal (inclusief bestaande<br />

functies). Dit is circa 12,5% meer dan in scenario laag. Van de 20 duizend mvt/etm zijn<br />

ca. 3,5 duizend vrachtwagenbewegingen van en naar Wijkevoort (en ca 60 van en naar<br />

De Groene Kamer). Figuur 6.3 geeft een overzicht van de verdeling van dit verkeer over<br />

het wegennet. In dit alternatief komt het meeste verkeer het plangebied binnen via de<br />

oostelijke A58. Het noordelijke deel van de Noordwesttangent en de westelijke A58<br />

zijn afzonderlijk verantwoordelijk voor circa 20% van het verkeer naar het plangebied.<br />

De westelijke en oostelijke Bredaseweg zijn verantwoordelijk voor circa 30% van het<br />

verkeer, waarvan iets meer dan de helft vanuit het oosten komt. De overige 5% van het<br />

verkeer maakt gebruik van de Gilzerbaan.<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.3 Herkomst-bestemming verkeer <strong>Zuidwest</strong> hoge scenario


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

147<br />

Totaal autokilometers<br />

Voor beide scenario s zijn de voertuigkilometers binnen het studiegebied in beeld<br />

gebracht. In zowel het lage als het hoge scenario neemt het aantal voertuigkilometers<br />

toe ten opzichte van de referentie situatie. Dat is logisch vanwege de toename aan<br />

activiteiten (totale weglengte blijft nagenoeg gelijk). De absolute toename in het hoge<br />

scenario is groter dan in het lage scenario. De absolute toename in de avondspits is<br />

groter dan in de ochtendspits, maar omdat de avondspits in de referentie situatie al<br />

drukker is, is de procentuele toename in de avondspits niet groter dan in de<br />

ochtendspits.<br />

Tabel 6.3 Voertuigkilometers<br />

Autonoom = 1.591.000 Laag scenario = 1.659.000 Hoog scenario = 1.700.000<br />

Ochtendspits Avondspits Restdag Ochtendspits Avondspits Restdag Ochtendspits Avondspits Restdag<br />

265.000 317.000 1.009.000 278.000 325.000 1.056.000 284.000 336.000 1.080.000<br />

afgerond in duizendtallen<br />

Het verschil tussen laag scenario en de referentie situatie bedraagt circa 68.000<br />

voertuig-kilometers. Dit is een toename van circa 4%. Het verschil tussen hoog<br />

scenario en de referentie situatie bedraagt circa 109.000 voertuig-kilometers. Dit is<br />

een toename van circa 7%. Het hoge scenario leidt tot 41.000 voertuigkilometers extra<br />

ten opzichte van het laag scenario (+2,5%)<br />

Beoordeling<br />

De verkeersproductie en de toename in het aantal voertuigkilometers wordt enigszins<br />

negatief beoordeeld (-), vanwege de relatief geringe omvang van verandering ten<br />

opzichte van de referentie situatie.<br />

Verkeersintensiteiten<br />

Tabel 6.4 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong> in <strong>2020</strong><br />

met ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> in het lage en hoge scenario, zoals berekend met het<br />

verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen met die op figuur 4.14.<br />

De grootste toenames in intensiteiten vinden, logischerwijs, plaats op de ontsluiting<br />

van de twee grootste ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>: bedrijventerrein Wijkevoort en de<br />

Groene Kamer.<br />

Bedrijventerrein Wijkevoort leidt in het lage scenario tot ca. 7 duizend extra<br />

verkeersbewegingen op de ontsluitingen op de Noordwesttangent, in het hoge<br />

scenario tot ca. 8,5 duizend verkeersbewegingen (zie figuur 6.4) . Bij het lage scenario<br />

is de verdeling noordelijke-zuidelijke ontsluiting 60%-40%, bij het hoge scenario<br />

35%-65%. Dit wordt veroorzaakt door een ander type bedrijvigheid en een andere<br />

verdeling van het verkeer in Wijkevoort.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

nr wegvak locatie Intensiteit<br />

laag<br />

scenario<br />

148<br />

Tabel 6.4 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> met ontwikkeling <strong>Zuidwest</strong><br />

(mvt/etm , jaargemiddelde werkdag)<br />

Intensiteit<br />

hoog<br />

scenario<br />

toename<br />

laag t.o.v.<br />

autonoom<br />

toename<br />

hoog<br />

t.o.v.<br />

autonoom<br />

Verschil<br />

hoog<br />

t.o.v.<br />

laag<br />

mvt/etm mvt/etm mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm %<br />

15 Wijkevoort ontsluiting noord 6.000 4.000 5.500 1100 3.500 700 -2.000 -33<br />

6 Wijkevoort ontsluiting zuid<br />

direct ten zuiden<br />

4.000 7.500 1.500 60 5.000 200 3.500 88<br />

18 Langenbergseweg van A58<br />

tussen A58 en<br />

25.500 25.500 0 0 0 0 0 0<br />

19 Noordwesttangent Hultenseweg<br />

tussen Hultensweg<br />

en zuidelijk<br />

30.500 32.500 2.000 7 4.000 14 2.000 7<br />

12 Noordwesttangent ontsluiting<br />

ten noorden<br />

noordelijke<br />

32.500 32.500 2.500 8 2.500 8 0 0<br />

20 Noordwesttangent ontsluiting<br />

ten noorden<br />

23.000 23.000 3.000 15 3.000 15 0 0<br />

13 Noordwesttangent Bredaseweg 32.500 33.000 1.500 5 2.000 6 500 2<br />

1 A58 bij op/afrit 98.500 98.000 0 0 -500 -1 -500 -1<br />

2 A58 afritten 18.500 19.500 500 3 1.500 8 1.000 5<br />

3 A58 opritten 15.500 16.500 1.000 7 2.000 14 1.000 6<br />

16 A58 oost 119.000 119.500 2.000 2 2.500 2 500 0<br />

17 A58 west 112.500 113.000 500 0 1.000 1 500 0<br />

14 Vosheining langs A58<br />

ten oosten Oude<br />

2.000 1.500 0 0 -500 -25 -500 -25<br />

5 Gilzerbaan<br />

Rielsebaan<br />

ten westen Oude<br />

5.000 5.000 0 0 0 0 0 0<br />

22 Gilzerbaan<br />

Rielsebaan 3.500 4.000 0 0 500 14 500 14<br />

7 Klein Tilburg 1.500 1.500 0 0 0 0 0 0<br />

4 Bleukweg nabij Bredaseweg<br />

ten westen van<br />

3.500 5.500 2.500 250 4.500 450 2.000 57<br />

10 Bredaseweg<br />

Noordwesttangent<br />

ten oosten<br />

20.000 20.000 1.000 5 1.000 5 0 0<br />

21 Bredaseweg<br />

Noordwesttangent<br />

tussen Bleukweg en<br />

25.500 26.000 2.000 9 2.500 11 500 2<br />

11 Bredaseweg<br />

Reeshofweg<br />

tussen Reeshofweg<br />

24.000 24.500 1.000 4 1.500 7 500 2<br />

9 Bredaseweg<br />

en Baron Voorstweg<br />

ten oosten van<br />

30.000 30.500 1.000 3 1.500 5 500 2<br />

8 Bredaseweg<br />

Baron Voorstweg 39.000 39.000 1.000 3 1.000 3 0 0<br />

Afgerond op vijfhonderdtallen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />

8.000<br />

7.000<br />

6.000<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

149<br />

Ontsluiting Wijkevoort en Groene Kamer<br />

2007<br />

15 Wijkevoort (noord) 6 Wijkevoort (zuid) 4 Bleukweg<br />

<strong>2020</strong> auto<br />

<strong>2020</strong> laag<br />

<strong>2020</strong> hoog<br />

Figuur 6.4 Verkeersintensiteiten op ontsluitingen Wijkevoort en Bleukweg.<br />

De nooduitgang Vosheining krijgt geen grotere verkeersintensiteit te verwerken.<br />

Deze route wordt onaantrekkelijk gemaakt voor sluipverkeer en is als zodanig ook in<br />

het verkeersmodel opgenomen.<br />

Realisatie van Wijkevoort leidt tot een toename van 1,5 tot 4 duizend mvt/etmaal op<br />

de Noordwesttangent, 5 tot 15% toename (figuur 6.5). Deze toename leidt niet tot<br />

problemen op de Noordwesttangent.<br />

In eerste instantie opmerkelijk is de 'afname' van verkeersintensiteiten op Wijkevoort<br />

(noord) in het hoge scenario. Deze afname kan echter worden verklaard vanuit het<br />

verkeersmodel. In het lage scenario is de vulling van de 'zones' die van dit wegvak<br />

gebruik maken groter. Vandaar dat deze zones in het lage scenario meer verkeer<br />

trekken.<br />

Op de A58 leidt realisatie van Wijkevoort tot een toename van 500 tot 2.500 mvt/etm ,<br />

maximaal 2% toename (figuur 6.6).<br />

Realisatie van de Groene Kamer en de sportvoorzieningen leiden op de Bleukweg tot<br />

een toename van 2,5 duizend (laag senario) tot 4,5 duizend mvt/etm (hoog scenario)<br />

(figuur 6.7). Op de Bredaseweg leidt dit in combinatie met de uitbreiding van de<br />

hockeyvelden tot een toename van duizend tot maximaal 2,5 duizend mvt/etm, 3% tot<br />

11% toename ten opzichte van de referentie situatie (figuur 67). Het verschil tussen<br />

het hoge en lage scenario is 500 mvt/etm.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />

verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />

35.000<br />

30.000<br />

25.000<br />

20.000<br />

15.000<br />

10.000<br />

5.000<br />

0<br />

140.000<br />

120.000<br />

100.000<br />

80.000<br />

60.000<br />

40.000<br />

20.000<br />

18<br />

Langenbergseweg<br />

(zuid van A58)<br />

0<br />

150<br />

2007<br />

<strong>2020</strong> auto<br />

<strong>2020</strong> laag<br />

<strong>2020</strong> hoog<br />

19<br />

Noordwesttangent<br />

zuid<br />

Noordwesttangent<br />

12<br />

Noordwesttangent<br />

(midden)<br />

2007<br />

<strong>2020</strong> auto<br />

<strong>2020</strong> laag<br />

<strong>2020</strong> hoog<br />

20<br />

Noordwesttangent<br />

(noord)<br />

Figuur 6.5 Verkeersintensiteiten op Noordwesttangent.<br />

A58<br />

13<br />

Noordwesttangent<br />

(noord van N282)<br />

2 A58 (afritten) 3 A58 (opritten) 16 A58 (oost) 17 A58 (west)<br />

Figuur 6.6 Verkeersintensiteiten op A58.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />

verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />

45.000<br />

40.000<br />

35.000<br />

30.000<br />

25.000<br />

20.000<br />

15.000<br />

10.000<br />

5.000<br />

0<br />

7.000<br />

6.000<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

10 Bredaseweg<br />

(west van NWT)<br />

151<br />

2007<br />

<strong>2020</strong> auto<br />

<strong>2020</strong> laag<br />

<strong>2020</strong> hoog<br />

Bredaseweg<br />

21 Bredaseweg 11 Bredaseweg 9 Bredaseweg 8 Bredaseweg<br />

(oost)<br />

Figuur 6.7 Verkeersintensiteiten op Bredaseweg.<br />

Op de Gilzerbaan blijven de verkeersintensiteiten nagenoeg gelijk (figuur 6.8). Het<br />

lage scenario leidt niet tot ene toename, het hoge scenario (uitbreiding golfbaan en<br />

deel ontsluiting extra sportvoorzieningen) tot ene toename van ca 500 mvt/etm<br />

(+15%).<br />

Gilzerbaan<br />

2007<br />

<strong>2020</strong> auto<br />

<strong>2020</strong> laag<br />

<strong>2020</strong> hoog<br />

5 Gilzerbaan (oost) 22 Gilzerbaan (west)<br />

Figuur 6.8 Verkeersintensiteiten op Gilzerbaan


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

152<br />

Aandeel vrachtverkeer<br />

Tabel 6.5 geeft een overzicht van de vrachtwagenintensiteiten in de scenario's hoog en<br />

laag en de toename ten opzichte van de referentie situatie.<br />

De beide ontsluitingen van Wijkevoort krijgen ca 2.650 vrachtwagenbewegingen per<br />

etmaal te verwerken in scenario laag en bijna 3.400 vrachtwagenbewegingen per<br />

etmaal in scenario hoog. Scenario hoog leidt tot ca. 750 vrachtwagenbewegingen per<br />

etmaal meer dan scenario laag. Het verschil in verdeling tussen de noordelijke en<br />

zuidelijke ontsluiting van Wijkevoort hangt samen met de gehanteerde indeling van<br />

Wijkevoort in beide scenario's en de verschillen in bedrijvigheid.<br />

Op de Noordwesttangent neemt het aantal vrachtbewegingen toe met maximaal 1.300<br />

(laag) tot 2.000 (hoog) ten opzichte van autonoom, een toename van 40 tot 60%.<br />

Het aantal vrachtbewegingen op de Noordwesttangent bedraagt maximaal 4.700<br />

(laag) tot 5.500 (hoog). Het aandeel vrachtverkeer ligt tussen de 12 en 17% (ten<br />

opzichte van 10 tot 15% in de referentie situatie).<br />

Op de A58 neemt het aantal vrachtbewegingen toe met maximaal 600 (laag) tot 900<br />

(hoog) ten opzichte van autonoom, een toename van 2 a 3%.<br />

Het aantal vrachtwagenbewegingen op de A58 bedraagt maximaal 36.000. Het<br />

aandeel vrachtverkeer ligt tussen de 16 en 33% (vergelijkbaar met de referentie<br />

situatie).<br />

Op de Bredaseweg neemt het aantal vrachtbewegingen toe met ca. 200 ten opzichte<br />

van autonoom, een toename van 10 tot 20%. Het aantal vrachtwagenbewegingen op<br />

de Bredaseweg bedraagt maximaal 1.850, het aandeel vrachtverkeer maximaal 9%.<br />

Spitsintensiteiten<br />

De eerder in deze paragraaf beschreven analyse betreft (jaargemiddelde)<br />

werkdagintensiteiten. Om de kwaliteit van afwikkeling op het wegennet en daarmee<br />

de kwaliteit van bereikbaarheid te kunnen beoordelen is dit niet voldoende. Er is<br />

aanvullend inzicht nodig in de intensiteiten op de drukste perioden van de dag, de<br />

ochtend en avondspits. Tabellen 6.6 en 6.7 geven respectievelijk de ochtend- en<br />

avondspitsintensiteiten.<br />

De verschillen in de spitsintensiteiten tussen de scenario's zijn op veel wegen relatief<br />

beperkt. Hieraan ligt een belangrijke oorzaak ten grondslag: de invulling van de<br />

varianten. In het lage scenario is op een beperkt oppervlak een bedrijventerrein<br />

voorzien dat per hectare een relatief hoog autogebruik heeft. In het hoge scenario is<br />

op een groter oppervlak een bedrijventerrein voorzien dat per hectare een relatief<br />

lager autogebruik heeft. Daardoor heffen verschillen elkaar deels op. Op de wegen<br />

waar de verschillen procentueel groot zijn, zijn de intensiteiten in motorvoertuigen<br />

laag. De verschillen in absolute aantallen zijn daardoor ook laag. De spitsintentiteiten<br />

leiden niet tot andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

nr wegvak Intensiteit<br />

laag<br />

scenario<br />

153<br />

Tabel 6.5 Vrachtwagenintensiteiten en toename ten opzichte van de referentie situatie<br />

aan<br />

deel<br />

Intensiteit<br />

hoog<br />

scenario<br />

aan<br />

deel<br />

toename<br />

laag t.o.v.<br />

autonoom<br />

toename<br />

hoog<br />

t.o.v.<br />

autonoom<br />

Verschil<br />

hoog<br />

t.o.v.<br />

laag<br />

mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm %<br />

15 Wijkevoort 2.000 33 980 25 2.000 >100 980 >100 -1.020 -51<br />

6 Wijkevoort 650 16 2.380 32 650 >100 2.380 >100 1.730 >100<br />

18 Langenbergseweg 3.900 15 3.950 15 120 3 170 4 50 1<br />

19 Noordwesttangent 4.730 16 5.450 17 1.370 41 2.090 62 720 15<br />

12 Noordwesttangent 4.460 14 4.330 13 1.110 33 980 29 -130 -3<br />

20 Noordwesttangent 2.970 13 2.770 12 1.020 52 820 42 -200 -7<br />

13 Noordwesttangent 2.800 9 2.840 9 370 15 410 17 40 1<br />

1 A58 32.590 33 32.580 33 -50 0 -60 0 -10 0<br />

2 A58 3.000 16 3.310 17 530 21 840 34 310 10<br />

3 A58 3.110 20 3.400 21 520 20 810 31 290 9<br />

16 A58 36.120 30 36.420 30 630 2 930 3 300 1<br />

17 A58 35.170 31 35.440 31 330 1 600 2 270 1<br />

14 Vosheining 0 0 10 1 0 nvt 10 nvt 10 nvt<br />

5 Gilzerbaan 130 3 130 2 0 0 0 0 0 0<br />

22 Gilzerbaan 50 1 50 1 0 0 0 0 0 0<br />

7 Klein Tilburg 10 1 10 1 -10 -50 -10 -50 0 0<br />

4 Bleukweg 40 1 50 1 30 nvt 40 nvt 10 nvt<br />

10 Bredaseweg 1.850 9 1.650 8 350 23 150 10 -200 -11<br />

21 Bredaseweg 1.620 6 1.600 6 220 16 200 14 -20 -1<br />

11 Bredaseweg 1.610 7 1.570 6 210 15 170 12 -40 -2<br />

9 Bredaseweg 1.460 5 1.420 5 90 7 50 4 -40 -3<br />

8 Bredaseweg 1.400 4 1.340 3 180 15 120 10 -60 -4<br />

intensiteiten afgerond op tientallen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

154<br />

Tabel 6.6 Ochtenspitsintensiteiten<br />

Naam Huidig Autonoom Alternatief Alternatief<br />

minimum maximum<br />

1 A58 13.300 13.600 13.600 13.600<br />

2 Afrit A58 1.550 2.900 3.100 3.300<br />

3 Oprit A58 1.600 2.000 1.900 1.950<br />

4 Bleukweg, ten Zuiden van N282 0 0 700 750<br />

5 Gilzerbaan, ten westen van Oude Rielsebaan 1.150 1.400 1.500 1.600<br />

6 Wijkevoort (zuidelijke ontsluiting) 550 950 1.250 1.800<br />

7 Klein Tilburg, ten noorden van Gilzerbaan 150 350 450 500<br />

8 N282, ten Oosten van Hockey 5.250 5.800 5.800 5.950<br />

9 N282, ten westen van Burg. Baron van Voorst tot<br />

Voorstweg<br />

3.600 4.150 4.200 4.200<br />

10 N282, ten westen van NWT 2.150 2.800 2.950 2.964<br />

11 N282, ten westen van Reeshofweg 2.200 3.400 3.400 3.400<br />

12 NWT, ten Noorden van Hultenseweg n.v.t. 5.150 5.350 5.150<br />

13 NWT, ten noorden van N282 1.800 5.200 5.500 5.600<br />

14 Vosheining 200 800 1.150 950<br />

15 Wijkevoort (noordelijke ontsluiting) n.v.t. 100 1.400 1.000<br />

16 A58 (oostelijk) 14.300 16.350 16.450 16.500<br />

18 Langenbergseweg 2.400 2.050 2.050 2.050<br />

19 NWT, ten noorden van A58, ten zuiden van Hultenseweg 3.150 4.800 4.750 4.900<br />

20 NTW, ten zuiden van N282, ten noorden van noordelijke<br />

ontsluiting Wijkevoort<br />

n.v.t. 3.750 4.050 4.000<br />

21 N282, ten oosten van NWT, ten westen van Bleukweg 2.150 3.600 3.750 3.800<br />

22 Gilzerbaan, ten oosten klein Tilburg 1.050 1.050 1.150 1.300<br />

Tabel 6.7 Avondspitsintensiteiten<br />

Naam Huidig Autonoom Alternatief Alternatief<br />

minimum maximum<br />

1 A58 13.350 14.400 14.400 14.400<br />

2 Afrit A58 1.500 2.950 2.750 2.850<br />

3 Oprit A58 1.300 1.600 1.750 1.950<br />

4 Bleukweg, ten Zuiden van N282 0 0 1.150 1.150<br />

5 Gilzerbaan, ten westen van Oude Rielsebaan 2.050 2.350 2.250 2.400<br />

6 Wijkevoort (zuidelijke ontsluiting) 800 1.350 1.400 1.250<br />

7 Klein Tilburg, ten noorden van Gilzerbaan 300 950 900 750<br />

8 N282, ten Oosten van Hockey 5.900 6.400 7.450 6.500<br />

9 N282, ten westen van Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg 4.300 4.350 4.400 4.450<br />

10 N282, ten westen van NWT 3.150 3.300 3.250 3.300<br />

11 N282, ten westen van Reeshofweg 2.800 3.300 3.350 3.400<br />

12 NWT, ten Noorden van Hultenseweg n.v.t. 10.850 2.950 5.000<br />

13 NWT, ten noorden van N282 3.000 6.650 6.700 6.750<br />

14 Vosheining 100 1.150 1.100 750<br />

15 Wijkevoort (noordelijke ontsluiting) n.v.t. 350 1.300 1.050<br />

16 A58 (oostelijk) 14.900 16.800 16.950 17.000<br />

18 Langenbergseweg, ten zuiden van A58 2.550 2.600 2.450 2.450<br />

19 NWT, ten noorden van A58, ten zuiden van Hultenseweg 3.500 4.150 4.000 4.450<br />

20 NTW, ten zuiden van N282, ten noorden van noordelijke<br />

ontsluiting Wijkevoort<br />

n.v.t. 3.650 4.000 4.050<br />

21 N282, ten oosten van NWT, ten westen van Bleukweg 2.800 3.800 4.000 3.950<br />

22 Gilzerbaan, ten oosten klein Tilburg 1.450 1.700 1.700 2.000


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

155<br />

Op het onderliggende wegennet rondom Wijkevoort worden qua intensiteiten geen<br />

problemen voorzien. De wegvakintensiteiten zijn in de spits voldoende laag om het<br />

verkeer af te wikkelen op één rijstrook per richting.<br />

De hoofdontsluiting van De Groene Kamer loopt via de Bleukweg. Op die manier wordt<br />

De Groene Kamer wordt voornamelijk afgewikkeld via de Bredaseweg. Voor een klein<br />

deel vindt verkeersafwikkeling ook plaats via de Gilzerbaan. In het lage scenario zijn<br />

de intensiteiten voldoende laag voor een smal wegprofiel als bij een erftoegangsweg.<br />

De Gilzerbaan is ingericht als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Hier geldt<br />

een maximum snelheid van 60 km/h. Deze snelheid past tevens bij de wegen tussen<br />

het plangebied en de Gilzerbaan, Vosheining en Klein Tilburg. Omdat beide wegen<br />

lagere intensiteiten kennen dan de Gilzerbaan, hoeft voor problemen ten aanzien van<br />

verkeersintensiteiten niet gevreesd te worden.<br />

In het hoge scenario liggen de intensiteiten echter aan de bovengrens van waar een<br />

erftoegangsweg nog mee kan volstaan. Een gebiedsontsluitingsweg van 50 km/h<br />

volstaat hier dan ook beter. Ten eerste kan het gebruik van deze weg sterk pieken op<br />

drukke dagen, waarvoor een smaller wegprofiel ongeschikt zou zijn. Ten tweede<br />

worden de winkels regelmatig bevoorraad door grote vrachtvoertuigen. Ook hiervoor is<br />

een breder wegprofiel wenselijk.<br />

Piekmomenten<br />

De eerder in deze paragraaf beschreven analyse betreft (jaargemiddelde)<br />

werkdagintensiteiten. Voor de recreatieve activiteiten binnen <strong>Zuidwest</strong> geeft dit geen<br />

volledig beeld. In tegenstelling tot woon-werk verkeer is recreatief verkeer over het<br />

algemeen / vooral geconcentreerd in het weekend overdag. Daar staat tegenover dat<br />

op dat moment het woon-werk verkeer aanzienlijk kleiner is dan door de week. Voor de<br />

recreatieve ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> is daarom aanvullend onderzoek verricht<br />

naar piekmomenten in het weekend. Deze zijn vergeleken met de spitsintensiteiten op<br />

de weekdagen om te bepalen wat maatgevend is voor een kwaliteitsoordeel over het<br />

effect van verkeer van <strong>Zuidwest</strong> op het wegennet. In de analyse van recreatief verkeer<br />

is niet gekeken naar evenementen, wel naar het "reguliere"recreatieve gebruik. De<br />

analyse is vooral gericht op de Bredaseweg, de weg waarop een groot deel van het<br />

recreatieve verkeer ontsluit en tevens de weg waar problemen kunnen ontstaan met de<br />

verkeersafwikkeling. Daarnaast is gekeken naar de Noordwesttangent.<br />

Tabel 6.8 geeft een inschatting van de piekuurintensiteiten in het weekend en door de<br />

week op de Bredaseweg en Noordwesttangent.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

156<br />

Tabel 6.8a Piekuurintensiteiten Bredaseweg en Noordwesttangent (laag scenario).<br />

Weg Locatie Richting Intensiteiten Intensiteiten<br />

zaterdagpiekuur werkdagpiekuur<br />

(avondspits, 1 uur)<br />

Bredaseweg Ten oosten van Bleukweg West 960 960<br />

Oost 920 880<br />

Ten westen van Bleukweg West 1.000 1.180<br />

Oost 960 1.020<br />

Noordwesttangent Tussen noordelijke en Zuid 1170 1.160<br />

zuidelijke toegang<br />

Wijkevoort<br />

afgerond op tientallen<br />

Noord 1260 1.570<br />

Tabel 6.8b Piekuurintensiteiten Bredaseweg en Noordwesttangent (hoog scenario).<br />

Weg Locatie Richting Intensiteiten Intensiteiten<br />

zaterdagpiekuur werkdagpiekuur<br />

(avondspits, 1 uur)<br />

Bredaseweg Ten oosten van Bleukweg West 890 890<br />

Oost 1.250 980<br />

Ten westen van Bleukweg West 910 1.020<br />

Oost 1.220 1.160<br />

Noordwesttangent Tussen noordelijke en Zuid 980 1.120<br />

zuidelijke toegang<br />

Wijkevoort<br />

afgerond op tientallen<br />

Noord 1.040 1.630<br />

In het lage scenario zijn op de Bredaseweg ten oosten van de Bleukweg de<br />

intensiteiten op een piekuur op zaterdag vergelijkbaar met de intensiteiten op een<br />

piekuur op een werkdag. Ten westen van de Bleukweg is de werkdagpiekuurintensiteit<br />

groter en dus maatgevend. Op de Noordwesttangent zijn de piekuurintensiteiten<br />

op werkdagen eveneens groter dan de piekuurintensiteiten op zaterdag.<br />

Ook daar is dus de werkdag maatgevend.<br />

Voor de Bleukweg zelf geldt dat de zaterdag wel maatgevend is, omdat de<br />

voorzieningen aan de Bleukweg op zaterdag meer bezoekers trekken dan op<br />

werkdagen. Het verschil is hier ook aanmerkelijk groter dan op de Bredaseweg. Op de<br />

Bleukweg moet daarom rekening gehouden worden met een intensiteit van circa 8.700<br />

motorvoertuigen per etmaal en circa 700 motorvoertuigen tijdens een piekuur.<br />

In het hoge scenario zijn op de Bredaseweg de intensiteiten op een piekuur op<br />

zaterdag hoger dan op een piekuur op een werkdag. Dit houdt in dat het werkdagpiekuur<br />

niet maatgevend is voor de weginrichting. Op de Noordwesttangent zijn de<br />

piekuurintensiteiten op werkdagen wel groter dan de piekuurintensiteiten op<br />

zaterdag. Hier is dus wel de werkdag maatgevend.<br />

Voor de Bleukweg geldt dat de zaterdag wel maatgevend is, omdat de voorzieningen<br />

aan de Bleukweg op zaterdag meer bezoekers trekken dan op werkdagen. Het verschil<br />

is hier ook aanmerkelijk groter dan op de Bredaseweg. Op de Bleukweg moet daarom<br />

rekening gehouden worden met een intensiteit van circa 16.000 motorvoertuigen per<br />

etmaal en circa 1300 motorvoertuigen tijdens een piekuur.<br />

Dat de piekuurintensiteiten in het hoge scenario in een aantal gevallen lager zijn dan<br />

de piekuurintensiteiten in het lage scenario wordt veroorzaakt door de andere<br />

verdeling in invulling, verkeersaantrekkende werking en ontsluiting van<br />

bedrijventerrein Wijkevoort in beide scenario's.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

157<br />

Beoordeling<br />

De toename in verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling wordt voor <strong>Zuidwest</strong><br />

als geheel voor beide scenario's enigszins negatief beoordeeld (-): De omvang ten<br />

opzichte van de referentie situatie is relatief beperkt.<br />

Voor Wijkevoort wordt de verkeersafwikkeling enigszins negatief (-) beoordeeld in<br />

beide scenario's: de toename van verkeer kan door de Noordwesttangent prima<br />

afgewikkeld worden en leidt op de A58 en Bredaseweg naar verwachting niet tot<br />

problemen.<br />

Voor de Groene Kamer en de sport- en recreatievoorzieningen wordt de toename van<br />

verkeer en verkeersafwikkeling in het lage scenario enigszins negatief beoordeeld (- )<br />

en in het hoge scenario negatief (--). Dit vanwege het effect op de toch al drukke<br />

Bredaseweg. De voorziene opwaardering van de Bredaseweg in de nabije toekomst zal<br />

het effect van <strong>Zuidwest</strong> minder negatief maken.<br />

Parkeren<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een verkeersaantrekkende werking en daarmee een<br />

vraag om parkeerruimte. Conform het parkeerbeleid is uitgangspunt dat elke<br />

ontwikkeling voorzien wordt van voldoende parkeerfaciliteiten binnen de eigen<br />

beschikbare ruimte.<br />

In dit stadium van planvorming is nog onvoldoende inzicht te geven in de concrete<br />

parkeervraag.<br />

Parkeren op bedrijventerreinen, en ook op het truckservicecentrum, verdient speciale<br />

aandacht op inrichtingsniveau. Parkeren kent een groot ruimtegebruik en kost<br />

daardoor veel geld. Toch is voldoende parkeergelegenheid belangrijk, omdat door de<br />

ligging van het plangebied ten opzichte van de rest van Tilburg de fiets en het<br />

openbaar vervoer geen kansrijke alternatieven zijn.<br />

Parkeren op bedrijventerreinen is een belangrijke factor voor de vestiging van<br />

bedrijven. Naast dat er voldoende parkeerplaatsen moeten zijn, die bovendien goed<br />

bereikbaar en betaalbaar moeten zijn, is het van belang dat de parkeervoorzieningen<br />

levensduurbestendig zijn.<br />

Meestal wordt parkeren op bedrijventerreinen op het terrein van de afzonderlijke<br />

bedrijven opgelost. Dit betekent dat ieder bedrijf afzonderlijk voldoende<br />

parkeerplaatsen op eigen terrein dient te hebben. Is dit het streven bij de opzet van<br />

het bedrijventerrein, dan is het van belang dat in de openbare ruimte (vrijwel) geen<br />

parkeerplaatsen worden gerealiseerd en dat parkeren langs de weg onmogelijk is. Dit<br />

dwingt bedrijven af om te investeren in parkeren op eigen terrein.<br />

Een andere al dan niet aanvullende - mogelijkheid is de realisatie van collectieve<br />

parkeervoorzieningen. Deze worden centraal gerealiseerd door de investeerders van<br />

het bedrijventerrein of vanuit gemeentelijk parkeerbeheer. Het voordeel van<br />

collectieve parkeervoorzieningen is dat deze flexibeler inzetbaar zijn met betrekking<br />

tot de verdeling van de parkeercapaciteit onder de gebruikers, ofwel dubbelgebruik.<br />

Ook is het bij een collectieve parkeervoorziening vaak eenvoudiger een uitbreiding van<br />

capaciteit te realiseren wanneer bedrijven uitbreiden. De mogelijkheden van<br />

dubbelgebruik van parkeerplaatsen op bedrijventerreinen is vaak beperkt, omdat van<br />

de afzonderlijke bedrijven het maatgevende moment (overdag tijdens werkdagen)<br />

meestal samenvalt.<br />

Beoordeling<br />

Parkeren in <strong>Zuidwest</strong> is naar verwachting geen probleem en/of aandachtspunt en<br />

wordt daarom voor beide scenario's neutraal beoordeeld (0).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

158<br />

Langzaam verkeer<br />

Tot een afstand van ongeveer 7,5 kilometer wordt fietsen gezien als een reële<br />

reismogelijkheid. Zijn de afstanden langer dan 7,5 kilometer, dan wordt er enkel nog<br />

sporadisch gefietst. Tussen een afstand van 5 en 7,5 kilometer neemt het fietsgebruik<br />

langzaamaan af. Bij afstanden onder de 5 kilometer is het fietsgebruik het hoogst.<br />

Figuur 6.9 laat de omgeving van het plangebied, met het Tilburgse fietsroutenetwerk<br />

en afstandcirkels zien. Van binnen naar buiten zijn de afstanden 2,5, 5 en 7,5<br />

kilometer. Op deze kaart zijn de rode lijnen het radiale fietsnetwerk, de blauwe lijnen<br />

het secundaire fietsnetwerk en de groene lijnen het recreatieve fietsnetwerk.<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.9 Fietsroutenetwerk van Tilburg, met afstandcirkels op 2,5, 5 en 7,5 km<br />

[bron kaartondergrond: Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005-2015,<br />

gemeente Tilburg]<br />

Doordat veel wegen rondom het plangebied behoren tot de belangrijkste fietsroutes<br />

van zowel Tilburg als Gilze, is <strong>Zuidwest</strong> redelijk ontsloten voor fietsverkeer. Dichtbij<br />

het gebied zijn dan ook nieuwe schakels wenselijk, om aan te sluiten op het<br />

omliggende fietsnetwerk. De relatief korte afstand van het plangebied naar de kern<br />

Gilze, biedt kansen voor het stimuleren van fietsverkeer van Gilze naar <strong>Zuidwest</strong>.<br />

In het lage scenario worden twee extra schakels voorgesteld. Omdat het langzaam<br />

verkeer vanaf het plangebied slechts met een omweg de Bredaseweg kan bereiken, is<br />

een snellere route naar de Bredaseweg wenselijk. Naar het noorden voorziet de<br />

geplande langzaamverkeerroute wel in een aantrekkelijke verbinding voor het<br />

westelijke deel van De Reeshof. Een verbinding met de Reeshofweg is daarnaast<br />

wenselijk en kan gecombineerd worden met een verbinding met de Bredaseweg (zie<br />

figuur 6.10). Omdat de Nerhoven tot het regionale fietsnetwerk rondom Tilburg<br />

behoort, volstaat een verbinding tussen het plangebied en de Nerhoven. De<br />

Hultenseweg wordt de langzaam verkeer verbinding tussen <strong>Zuidwest</strong> en Gilze.<br />

Daarmee ontstaat een verbinding naar heel Gilze (zie figuur 6.10).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

159<br />

Voor het hoge scenario zijn dezelfde verbindingen wenselijk als in het lage scenario,<br />

aangevuld met een verbinding tussen het plangebied en de Gilzerbaan. Dit omdat het<br />

plangebied zich in dit alternatief verder richting de Gilzerbaan uitstrekt (Figuur 6.10)<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

richting Tilburg (laag scenario) richting Gilze (laag scenario richting Tilburg (hoog scenario)<br />

Figuur 6.10 Gewenste schakels in het fietsnetwerk rondom het plan gebied<br />

Beoordeling<br />

<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect langzaam verkeer in beide scenario's neutraal (0)<br />

beoordeeld. <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen negatieve effecten op het<br />

bestaande langzaam verkeer, maar voegt (in de huidige uitwerking) behalve de<br />

Hultenseweg als route ook niet veel aan toe. De diverse ontwikkelingen hebben<br />

potenties voor versterking van langzaam verkeer in zich (beoordeling 0/+), maar deze<br />

dienen nader uitgewerkt te worden, voordat het effect echt beoordeeld kan worden.<br />

Daar staat tegenover dat Wijkevoort een negatieve uitstraling heeft op <strong>Zuidwest</strong> als<br />

fietsgebied (beoordeling 0/- tot -). De realisatie van de ecologische verbindingszones<br />

wordt neutraal tot enigszins positief beoordeeld (o/+). Het verbetert de<br />

aantrekkelijkheid van het landschap en daarmee van de fietsroutes.<br />

Openbaar vervoer<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> zijn geen aanvullende openbaar vervoervoorzieningen<br />

voorzien. De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> blijven gebruik maken van de huidige<br />

voorzieningen (buslijnen en station), zoals beschreven in hoofdstuk 4. Daarmee blijft<br />

de bereikbaarheid van <strong>Zuidwest</strong> per openbaar vervoer slecht.<br />

Bedrijventerrein Wijkevoort is zeer slecht bereikbaar per openbaar vervoer, terwijl hier<br />

juist, zeker bij het meer arbeidsintensieve lage scenario, kansen liggen om met<br />

openbaar vervoer het autogebruik terug te dringen.<br />

In zijn algemeenheid kan voor bedrijventerreinen gesteld worden dat twee zaken<br />

belangrijk zijn voor een goed en aantrekkelijk openbaar vervoer, naast de meer<br />

algemene kwaliteitseisen zoals stiptheid en comfort.<br />

Op de eerste plaats, de compactheid van het bedrijventerrein. Hoe meer potentiële<br />

reizigers werken in de nabijheid van een halte, hoe groter de potentie van het<br />

openbaar vervoer. Het bereik van een halte is circa 400 meter. Een optimale<br />

onderlinge halteafstand voor een buslijn, waarbij een optimum is gevonden tussen de<br />

loopafstanden naar de halte, en de gemiddelde servicesnelheid, bedraagt 600 tot 700<br />

meter. Een uitzondering op deze regel zijn grote publiektrekkers, welke bij voorkeur<br />

altijd een halte voor de deur krijgen.<br />

Op de tweede plaats, de spreiding van de werktijden over de dag. Bij standaard<br />

werktijden, ontstaat een sterke spitsperiode bij de aanvang en het eindigen van de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

160<br />

werkdag. Daartussen is het openbaar vervoer gebruik gering, maar is aanbod<br />

wenselijk voor partime-werknemers en als basisaanbod voor de momenten dat<br />

werknemers onverhoopt op een andere tijd heen- of terug willen reizen. Dit aanbod<br />

kan gerechtvaardigd worden, wanneer de buslijn die het bedrijventerrein bedient,<br />

tevens andere voorzieningen, bijvoorbeeld een woonwijk, bedient waardoor een meer<br />

gespreid gebruik ontstaat. Bij werktijden in ploegendiensten ontstaan nog sterkere<br />

piekmomenten. Deze piekmomenten vallen bovendien niet altijd binnen de reguliere<br />

spitsperioden. Vierentwintiguurbedrijven kennen vaak ook s nachts dergelijke<br />

piekmomenten, wanneer er normaliter geen openbaar vervoeraanbod is en<br />

verschillende lijnen elkaar dus niet kunnen versterken. Tussen de piek-tijdstippen is<br />

de vraag naar openbaar vervoergebruik nihil. Dit leidt tot een inefficiënte materieel<br />

inzet. Voor dergelijke bedrijventerreinen is het moeilijk om een gepast openbaar<br />

vervoer aanbod te creëren. Besloten bedrijfsvervoer is dan een meer geschikte<br />

oplossing.<br />

Een excentrisch gelegen bedrijventerrein als Wijkevoort is voor openbaar vervoer<br />

moeilijk te bedienen, omdat openbaar vervoer werkt met centraal gelegen<br />

knooppunten (in dit geval station Tilburg). Een of enkele verbindingen die via het<br />

industrieterrein rijden zijn haalbaar, maar het is niet reëel om een dergelijk<br />

bedrijventerrein met vele wijken in Tilburg en vele kernen rondom Tilburg te verbinden.<br />

Dit vanwege het sterke monocentrische karakter van het Tilburgse OV-netwerk. Een<br />

polycentrisch netwerk is voor Tilburg echter niet reëel.<br />

Realisatie van Wijkevoort volgens het lage scenario sluit het beste aan bij de<br />

bovenstaande beschreven potenties / randvoorwaarden voor beter openbaar vervoer.<br />

De campus is een compact stuk bedrijventerrein, waar relatief veel werknemers nabij<br />

een halte werken. Een reële ingreep om openbaar vervoer aan te bieden is het<br />

realiseren van nieuwe haltes aan de Burgemeester Letschertweg. Aan deze halte<br />

kunnen de lijnen 130 en 131 stoppen. Om de afstand tot de halte zo kort mogelijk te<br />

laten zijn, kan als alternatief bijvoorbeeld via Wijkevoort en de Hultenseweg gereden<br />

worden (zie figuur 6.11). Hierbij deelt het openbaar vervoer dan een route met het<br />

langzaamverkeer, waarvoor gescheiden infrastructuur wenselijk is. Dit maakt het<br />

openbaar vervoer nog iets aantrekkelijker voor werknemers op het bedrijventerrein.<br />

Tevens kan de campus een halte voor de deur krijgen. Deze aanpassing kost wel<br />

ongeveer een minuut extra reistijd voor doorgaande reizigers. Daarnaast is<br />

aandachtspunt dat een halte aan de Noordwesttangent inpassing vereist: meer ruimte<br />

dan een reguliere halte omdat ruime afstand tot de rijbaan gehouden moet worden.<br />

Daarnaast kan de Noordwesttangent niet zondermeer overgestoken worden door<br />

voetgangers, maar moet dit VRI-geregeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

161<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.11 Route varianten openbaar vervoer met haltes<br />

(rood: bestaand, oranje: haltes bij route om het plangebied,<br />

paars: halte bij route door het plangebied)<br />

Realisatie van Wijkevoort volgens het hoge scenario scoort matig op de compactheid<br />

van het bedrijventerrein, waardoor relatief weinig werknemers nabij een halte werken.<br />

Bovendien zijn in dit scenario meer bedrijven te verwachten die in ploegendiensten<br />

werken. Openbaar vervoer kan moeilijk maatwerk bieden voor dergelijke bedrijven.<br />

Het bieden van haltes aan de Burgemeester Letschertweg voor de bestaande lijnen<br />

130 en 131 biedt op de makkelijkste manier openbaar vervoer met een balans tussen<br />

rijtijd en loopafstand in relatie tot het lage aantal reizigers (zie figuur 6.12)<br />

Bureau Goudappel Coffeng<br />

Figuur 6.12 Route varianten openbaar vervoer met haltes<br />

(rood: bestaand, oranje: haltes bij route om het plangebied)<br />

De lage frequenties van de verschillende lijnen zijn een punt van aandacht. Dergelijk<br />

lage frequenties bieden geen aantrekkelijk openbaar vervoer en zullen slechts weinig<br />

reizigers ertoe bewegen van het openbaar vervoer gebruik te maken. Voor een<br />

aantrekkelijk openbaar vervoer op bedrijventerreinen, is minimaal een frequentie van<br />

twee ritten per uur, in beide richtingen en gedurende een ruime werkdagperiode<br />

wenselijk. Een dergelijke verbetering, kan tevens de busverbinding tussen Gilze en<br />

Tilburg ten goede komen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

162<br />

Voor een betere openbaar vervoerontsluiting ligt het gebied onaantrekkelijk ten<br />

opzichte van Tilburg. De Vinexwijk De Reeshof is de enige nabijgelegen woonwijk.<br />

Door de langgerektheid van deze wijk langs het spoor is het moeilijk een openbaar<br />

vervoer verbinding aan te bieden die beide goed bedient.<br />

Beoordeling<br />

<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect openbaar vervoer neutraal beoordeeld. <strong>Zuidwest</strong> heeft<br />

naar verwachting geen negatieve effecten op het bestaande openbaar vervoer, maar<br />

voegt (in de huidige uitwerking) ook niets aan toe. De diverse ontwikkelingen hebben<br />

potenties voor versterking van openbaar vervoer in zich, maar deze dienen nader<br />

uitgewerkt te worden, voordat het effect beoordeeld kan worden.<br />

Verkeersveiligheid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot meer vervoersbewegingen van en naar het gebied<br />

en daarmee potentieel tot een grotere kans op ongelukken. Dit geldt met name bij de<br />

entrees van de ontwikkelingen, waar verkeer van en naar de ontwikkeling zich mengt<br />

met regulier verkeer.<br />

Een veilige weg lokt veilig gedrag uit en moet daarom passen bij het gebruik van de<br />

weg. Bekeken is of de bestaande wegen een inrichting hebben die past bij het<br />

toekomstige gebruik van de wegen. Tevens is in beeld gebracht welke inrichting<br />

wenselijk is op de nieuwe wegen binnen het plangebied.<br />

Ongevalsrisico is de kans om als bestuurder of als slachtoffer betrokken te raken bij<br />

een dodelijk of ernstig ongeval, afgezet tegen de vervoersprestatie (aantal voertuigen<br />

per jaar vermenigvuldigd met de weglengte).<br />

Met deze maat kan de (ontwikkeling van de) verkeersveiligheid in beeld worden<br />

gebracht.<br />

Om een beeld te krijgen van het ongevalsrisico is gebruik gemaakt van de meest<br />

recente inzichten met betrekking tot risicocijfers (SWOV onderzoek) van vergelijkbare<br />

wegen in Nederland. Het gaat hierbij om het aantal letselongevallen per miljoen<br />

voertuigkilometers. De risicocijfers (risicofactor per 1.000.000 voertuigkilometer)<br />

volgens het SWOV zijn onderstaand weergegeven:<br />

Buiten de bebouwde kom<br />

• Autosnelweg 0,06<br />

• Autoweg 0,08<br />

• Weg gesloten voor langzaam verkeer 0.22<br />

• Weg voor alle verkeer 0.43<br />

Binnen de bebouwde kom<br />

• Verkeersader 1,1<br />

• Woonstraat 0.57<br />

De wegen binnen het studiegebied zijn ingedeeld in categorieën die aansluiten bij de<br />

indeling die het CROW hanteert voor de typering van wegen naar ongevalrisico. Met<br />

behulp van het verkeersmodel is voor alle alternatieven (inclusief de huidige situatie<br />

en het referentiealternatief) het aantal voertuigkilometers naar wegtype in beeld<br />

gebracht. Hiermee kan een inschatting worden gedaan van het ongevalsrisico.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.3 Milieu<br />

6.3.1 Geluid<br />

163<br />

In het lage scenario vindt de grootste absolute toename plaats op 80 km/h wegen met<br />

vrijliggende fietsvoorzieningen. Ook op 60 km/h wegen vindt een relatief grote<br />

toename plaats. In het hoge scenario is de absolute toename van het aantal<br />

voertuigkilometers wel groter, maar deze variant zorgt niet voor een fundamenteel<br />

andere verdeling van het verkeer over de verschillende type wegen. De toename van<br />

voertuigkilometers vindt voor een groot deel buiten de bebouwde kom plaats. Deze<br />

wegen hebben per voertuigkilometer een kleiner ongevalsrisico dan de wegen binnen<br />

de bebouwde kom.<br />

Het ongevalsrisico als gevolg van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> is in zowel het lage als<br />

hoge scenario groter dan in de referentie situatie. De referentie situatie kent op basis<br />

van de kencijfers een ongevalsrisico van ruim 300 ongevallen op jaarbasis. In het lage<br />

scenario is het ongevalsrisico circa 10 ongevallen groter dan in de referentie situatie.<br />

In het hoge scenario circa 15. Het verschil in ongevalsrisico tussen de scenario s is<br />

beperkt.<br />

Punt van aandacht is de ontsluiting van de Groene Kamer ten tijde van calamiteiten.<br />

Omdat de hoofdontsluiting van De Groene Kamer zich op één weg concentreert, kan<br />

een probleem ontstaan wanneer door calamiteiten deze weg ontoegankelijk is.<br />

Er is in de planvorming voor Groene Kamer voorzien in een nooduitgang aan de<br />

zuidzijde (voor mensen en nooddiensten). Een noodontsluiting aan de zuidzijde voor<br />

auto's wordt ongewenst bevonden, aangezien de wegen hier niet toereikend voor zijn<br />

en het de kans op sluipverkeer vergroot.<br />

Beoordeling<br />

<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect verkeersveiligheid neutraal beoordeeld (0). <strong>Zuidwest</strong><br />

voegt verkeer en potentiële slachtoffers aan het gebied toe en leidt daarmee in<br />

principe tot een vergroting van het risico op ongevallen. Daar staat tegenover dat met<br />

een goede verkeersveilige uitwerking van de diverse ontsluitingen het daadwerkelijke<br />

effect van de toename van verkeer en mensen niet negatief hoeft te zijn.<br />

Geluidbronnen<br />

Planontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> verandert het geluidklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Bestaande bronnen veranderen, nieuwe bronnen worden toegevoegd:<br />

• Realisatie van bedrijven op Wijkevoort;<br />

• Aanleg van nieuwe entrees voor verkeer;<br />

• Realisatie van Groene Kamer, sport en recreatievoorzieningen;<br />

• Verandering van verkeersintensiteiten<br />

Geluidgevoelige bestemmingen<br />

Planontwikkeling in <strong>Zuidwest</strong> leidt ook tot een verandering in geluidgevoelige<br />

bestemmingen.<br />

• Afname losse woningen: b.v. langs Hultenseweg;<br />

• Toename Ecologische Hoofdstructuur (EHS).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Toename<br />

verkeer op<br />

Bredaseweg<br />

Toename<br />

verkeer op<br />

Noordwest<br />

tangent<br />

Verkeer en<br />

bedrijven<br />

Wijkevoort<br />

Toename<br />

verkeer op<br />

A58<br />

164<br />

Akoestisch onderzoek<br />

Om de effecten van <strong>Zuidwest</strong> op het geluidklimaat te onderzoeken zijn<br />

geluidberekeningen uitgevoerd. Hierbij is de cumulatieve geluidbelasting van<br />

wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai berekend. Hierbij is gebruik gemaakt<br />

van een akoestisch rekenmodel waarin de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> akoestisch<br />

vertaald zijn. In dit rapport zijn geluidcontourenkaarten opgenomen en wordt het<br />

akoestisch effect beschreven aan de hand van de criteria:<br />

• Geluidbelast oppervlak: aantal hectares boven 55 dB;<br />

• geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur: aantal hectares boven 47<br />

dB;<br />

• geluidbelaste woningen: aantal boven 55 dB .<br />

Uitbreiding<br />

hockey<br />

Groene Kamer,<br />

Oliemeulen,<br />

voetbal<br />

Uitbreiding<br />

golfbaan<br />

Figuur 6.12 De belangrijkste veranderde of nieuwe geluidbronnen in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />

Geluidbelasting<br />

In figuur 6.13 is de (cumulatieve) geluidbelasting voor het lage en hoge scenario<br />

weergegeven. De geluidbronnen zoals eerder in deze paragraaf beschreven zijn<br />

duidelijk herkenbaar (vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de analyse).<br />

<strong>Zuidwest</strong> heeft in <strong>2020</strong> grotendeels een cumulatieve wegverkeers- en railverkeer<br />

geluidbelasting hoger dan 50 dB (en dus hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />

dB). Langs de wegen en op Wijkevoort neemt de geluidbelasting verder toe tot lokaal<br />

groter dan 70 dB. Naast de geluidsbelasting afkomstig van de hierboven genoemde<br />

geluidbronnen is sprake van luchtverkeerlawaai. Omdat het hier gaat om een nietcontinue<br />

bron en de KE-contouren niet vertaalbaar zijn in dB(A)'s is het niet mogelijk<br />

en wettelijk niet verplicht om de geluidsbelasting hiervan in de analyse mee te nemen.<br />

Gesteld kan worden dat voor de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> de geluidsproductie van<br />

vliegbasis Gilze-Rijen ook niet onderscheidend is aangezien het onderdeel uitmaakt<br />

van de referentie situatie. Dit betekent echter niet dat geen sprake van hinder kan


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

165<br />

zijn, maar betekent wel dat ook wanneer de verschillende ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong><br />

niet zouden plaatsvinden sprake zal zijn van hinder door het luchtvaartverkeer.<br />

Figuur 6.14 geeft de geluidbelasting door industrielawaai (zonder wegverkeers- en<br />

railverkeerlawaai). Duidelijk is het effect van Wijkevoort te zien en het verschil tussen<br />

de twee scenario's. Figuur 6.15 geeft de verschillen weer tussen het lage scenario en<br />

autonoom, het hoge scenario en autonoom en het hoge scenario ten opzichte van het<br />

lage scenario. Figuur 6.16 geeft uitsnedes/details van de geluidkaarten specifiek voor<br />

het gebied Wijkevoort.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

166<br />

Figuur 6.13a: Cumulatieve geluidsbelasting <strong>2020</strong> Laag scenario (dB)<br />

Figuur 6.13b: Cumulatieve geluidsbelasting <strong>2020</strong> Hoog scenario (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

167<br />

Figuur 6.14a: Industrielawaai Tilburg <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> Laag scenario (dB)<br />

Figuur 6.14b: Industrielawaai Tilburg <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> Hoog scenario (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

168<br />

Figuur 6.15a: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting laag scenario<br />

ten opzichte van referentiestudie (dB)<br />

Figuur 6.15b: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting hoog scenario<br />

ten opzichte van referentie (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

169<br />

Figuur 6.15c: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting hoog scenario<br />

ten opzichte van laag scenario (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

170<br />

Laag scenario industrielawaai (dB)<br />

Figuur 6.16a: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />

Laag scenario cumulatieve geluidbelasting (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

171<br />

Hoog scenario industrielawaai (dB)<br />

Figuur 6.16b: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />

Hoog scenario cumulatieve geluidbelasting (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

172<br />

Verschil laag versus referentiesituatie (dB)<br />

Figuur 6.16c: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />

Verschil hoog versus referentiesituatie (dB)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

173<br />

Verschil hoog versus laag (dB)<br />

Figuur 6.16d: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />

Geluidbelast oppervlak<br />

Tabel 6.8 en figuur 6.17 geven een overzicht van de verdeling van het geluidbelast<br />

oppervlak over de geluidklassen.<br />

Tabel 6.8 Geluidbelast oppervlak <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

Geluid<br />

klasse (dB)<br />

Opper<br />

vlak (ha)<br />

Verschil t.o.v.<br />

autonoom<br />

Scenario laag hoog laag hoog<br />

< 50 0 0 0 0 0<br />

50-55 662 618 -61 -105 -44<br />

55-60 486 494 -9 -1 +8<br />

60-65 278 261 +21 +4 -17<br />

65-70 152 161 +25 +34 +9<br />

> 70 157 202 +24 +69 +45<br />

totaal 1735 1735<br />

Totaal > 55 dB 1073 1118 +61 +106 +45<br />

Verschil<br />

hoog t.o.v.<br />

laag


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

174<br />

Ha<br />

900<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Geluidbelast oppervlak<br />

< 50 50-55 55-60 60-65 65-70 > 70<br />

Geluidklasse<br />

Figuur 6.17 Geluidbelast oppervlak <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

Huidig huidig<br />

Autonoom referentie<br />

laag<br />

Minimaal<br />

hoog<br />

Maximaal<br />

Beide scenario's laten een toename in geluidbelasting zien in heel <strong>Zuidwest</strong>. In grote<br />

delen van <strong>Zuidwest</strong> is de toename ten opzichte van autonoom relatief beperkt: max<br />

1dB (in de praktijk niet of nauwelijks waarneembaar). Alleen rond de ontwikkelingen<br />

zelf neemt als gevolg van het industrie/inrichtingslawaai de geluidbelasting meer toe,<br />

lokaal zelfs veel meer (Wijkevoort). Verkeerslawaai blijft de maatgevende geluidbron<br />

voor het gebied als geheel. De toename in verkeer op de omliggende wegen is echter<br />

ten opzichte van autonoom niet zodanig groot dat dit leidt tot wezenlijke<br />

geluidverschillen. Industrielawaai leidt wel tot wezenlijke verschillen in<br />

geluidbelasting en tot verschillen tussen de scenario's.<br />

Beide scenario's laten een verschuiving vanuit de lagere geluidklassen ( 60 dB) zien. De verschuiving ten opzichte van autonoom is<br />

echter relatief gering: In scenario laag verschuift 70 ha naar een hogere geluidklasse<br />

(4% van het totaal), in scenario hoog 106 ha (6%). Dit komt doordat het geluidklimaat<br />

vooral door wegverkeer wordt bepaald en de autonome geluidbelasting door<br />

wegverkeer al groot is. De extra toename in het hoge scenario uit zich door en een<br />

verschuiving van geluidbelast oppervlak naar hogere geluidklassen en een hogere<br />

geluidbelasting. Waar in scenario laag 24 ha in de hoogste geluidklasse terecht komt<br />

is dit bij scenario hoog 69 ha. Het totaal oppervlak boven de 55 dB neemt in het lage<br />

scenario ten opzichte van autonoom toe met 61 ha (+6%), in het hoge scenario met<br />

106 ha (+10%).<br />

Voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel is de relatief geringe toename van geluidbelasting in het lage<br />

scenario enigszins negatief beoordeeld (-), de grotere toename in het hoge scenario<br />

negatief (- -). Op deelgebiedniveau is de toename in geluidbelasting door Wijkevoort<br />

negatief (- -, laag scenario) tot zeer negatief (- - -, hoog scenario) beoordeeld. De<br />

toename in geluidbelasting door de Groene Kamer en de sportvoorzieningen is lokaal<br />

en relatief beperkt en wordt enigszins negatief (-, laag scenario) tot negatief (- -, hoog<br />

scenario) beoordeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

175<br />

Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />

Tabel 6.9 Geluidbelast oppervlak EHS <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

Geluid<br />

Opper Verschil t.o.v. Verschil hoog<br />

klasse (dB) vlak (ha) autonoom t.o.v. laag<br />

laag hoog<br />

< 42 0 0 0 0 0<br />

42-47 21 13 -7 -15 -8<br />

> 47 780 788 +7 +15 +8<br />

totaal 801 801<br />

In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> leidt realisatie van ontwikkelingen tot een geringe<br />

toename van geluidbelasting op de EHS (+1 dB). Bij het lage scenario is sprake van<br />

een toename van het geluidbelast oppervlak boven de 47 dB(A) ten opzichte van de<br />

referentie situatie met 1%, in het hoge scenario 2%. Vraag is of hiermee sprake is van<br />

een wezenlijk effect en of kritische waarden worden overschreden. Al in de huidige en<br />

autonome ontwikkeling zijn de geluidbelastingen (ver) boven de drempelwaarde.<br />

In Het Blok direct ten noordwesten van het plangebied ligt de geluidbelasting in de<br />

huidige situatie tussen de 50 en 55 dB. In de autonome ontwikkeling neemt de<br />

geluidbelasting aan de randen toe tot 55 tot 60 dB. In het bosgebied in het oostelijk<br />

deel van <strong>Zuidwest</strong> is de autonome geluidbelasting in de gebieden tussen de wegen 50<br />

tot 55 dB. Richting de wegen (met name A58 en Bredaseweg) loopt de geluidbelasting<br />

in de referentie situatie op tot 70 dB.<br />

Lokaal variëren de effecten op de EHS van relatief gering (EHS in oostelijk en<br />

zuidoostelijk deel <strong>Zuidwest</strong>) tot fors (EHS rond Hockeycomplex en EHS rond<br />

Wijkevoort).<br />

Uitbreiding van de hockey leidt tot een geluidbron tot maximaal 65 dB op de direct<br />

omliggende EHS. Het invloedgebied blijft relatief beperkt tot de directe omgeving van<br />

de hockey. Hierbij moet worden opgemerkt dat de geluidhinder van de uitbreiding van<br />

de hockeyvelden nog relatief grof en te ruim is berekend en in een later stadium bij de<br />

uitwerking van de uitbreiding nader gedetailleerd zal moeten worden bepaald.<br />

Wijkevoort leidt tot een geluidbelasting tot hoger dan 70 dB op de EHS (zie figuur<br />

6.20a+b en tabel 6.10). In scenario laag is de toename in een (groot) deel van het<br />

Wijckerbos en Wijckermeer 0 tot 1 dB. In een deel is de toename 1-2 dB. Aan de<br />

randen is de toename groter. In scenario laag wordt de zuidwestzijde van Wijckerbos<br />

en Wijckermeer nog enigszins ontzien en kan met een goede zonering van het<br />

bedrijventerrein en afschermdende maatregelen de toename van geluidbelasting op<br />

de EHS beperkt blijven. In scenario hoog worden Wijckerbos en Wijckermeer van beide<br />

zijden geluidbelast. Hierbij is sprake van een toename van 2 tot 3 dB met aan de<br />

randen een toename van >4dB. Dit leidt tot grotere toenames van geluidbelasting op<br />

de EHS. In scenario hoog wordt betwijfeld of de EHS nog wel als EHS kan functioneren,<br />

zelfs met goede zonering en mitigerende (afschermende) maaatregelen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

(voor legenda's zie eerdere figuren)<br />

176<br />

Laag scenario Hoog scenario<br />

Figuur 6.20a: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijckerbos / Wijckermeer<br />

(cumulatieve geluidbelasting)<br />

laag versus autonoom hoog versus autonoom<br />

Figuur 6.20b: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijckerbos / Wijckermeer<br />

(verschilkaarten)<br />

Tabel 6.10: Geluidbelastingen (dB) in EHS Wijckerbos / Wijckermeer<br />

Huidig Autonoom Laag toename tov<br />

autonoom<br />

Wijckerbos 50-55 50-60 50-60 grotendeels<br />

0-1<br />

deels 1-2<br />

randen >2<br />

Wijckermeer 55-65 55-70 60-70 grotendeels<br />

0-1<br />

deels 1-2<br />

randen >2<br />

Hoog toename<br />

tov<br />

autonoom<br />

50-60 deels 2-3<br />

deels 3-4<br />

deels >4<br />

60-70 grotendeels<br />

1-2<br />

deels 2-3<br />

randen >4


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

177<br />

Vraag is in hoeverre de kwaliteit van de EHS hierdoor (verder) afneemt, ook in de<br />

huidige en referentie situatie is de geluidbelasting al hoog door verkeerslawaai van de<br />

A58 en Noordwesttangent (EHS Wijkevoort, zie tabel 6.10) en Bredaseweg, spoorlijn<br />

(hockeyvelden).<br />

Voor verstoring dient in een later stadium van besluitvorming te worden onderzocht of<br />

sprake is van wezenlijk negatieve effecten op de waarden waarvoor het gebied als EHS<br />

is aangewezen. Zo ja, dient een nee-tenzij afweging te worden doorlopen: Nee, de<br />

ontwikkeling is niet toegestaan, tenzij er:<br />

• Geen alternatieven zijn;<br />

• zwaarwegend maatschappelijk belang is;<br />

• de waarden worden gecompenseerd (volgens het provinciaal beleid hiervoor).<br />

Een alternatief is herbegrenzing van de EHS, ter goedkeuring van de provincie.<br />

De nee tenzij afweging geldt alleen indien er sprake is van fysieke aantasting van de<br />

EHS (ruimtebeslag) en geldt niet voor externe werking.<br />

Gezien de toename van geluidbelasting verdient het wel de aanbeveling dat in het<br />

vervolg van de plan- en besluitvorming rekening gehouden dient te worden met<br />

uitwerking van de nee-tenzijafweging en de daaruit volgende compensatieopgave.<br />

Het effect van Wijkevoort op de direct omliggende EHS wordt negatief beoordeeld voor<br />

scenario laag (--), zeer negatief voor scenario hoog (- - -). Het effect van de uitbreiding<br />

van de hockey wordt negatief beoordeeld (- -), het effect van de overige ontwikkelingen<br />

neutraal tot enigszins negatief (0/-).<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt enigszins negatief (-, laag scenario) tot<br />

negatief (--, hoog scenario) beoordeeld.<br />

Geluidbelaste woningen<br />

Tabel 6.11 en figuur 6.21a en b geven een overzicht van de verdeling van<br />

geluidbelaste woningen over de geluidklassen.<br />

Tabel 6.11a Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: binnen plangebied <strong>Zuidwest</strong><br />

Geluid<br />

klasse (dB)<br />

Aantal<br />

woningen<br />

Verschil t.o.v.<br />

referentie<br />

laag hoog laag hoog<br />

< 50 0 0 0 0 0<br />

50-55 86 80 -11 -17 -6<br />

55-60 74 80 -7 -1 +6<br />

60-65 40 30 +4 -6 -10<br />

65-70 23 25 +7 +9 +2<br />

> 70 12 20 +7 +15 +8<br />

totaal 235 235<br />

totaal > 55 149 155 +11 +17 +6<br />

Verschil<br />

hoog<br />

t.o.v.laag


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

178<br />

Tabel 6.11b Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: buiten <strong>Zuidwest</strong> (binnen<br />

onderzoeksgebied gebied, zie contourenkaarten voor afbakening)<br />

Geluid<br />

klasse (dB)<br />

Aantal<br />

woningen<br />

Verschil t.o.v.<br />

referentie<br />

laag hoog laag hoog<br />

< 50 0 0 0 0 0<br />

50-55 1.368 1.303 -71 -136 -65<br />

55-60 2.964 2.984 +25 +45 +20<br />

60-65 2.397 2.424 +25 +52 +27<br />

65-70 910 925 +15 +30 +15<br />

> 70 324 327 +6 +9 +3<br />

totaal 7.963 7.963<br />

totaal >55 6.595 6660 +72 +136 +65<br />

Verschil<br />

hoog<br />

t.o.v.laag<br />

huidig<br />

referentie<br />

laag<br />

hoog<br />

Figuur 6.21a Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: binnen plangebied <strong>Zuidwest</strong>


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

179<br />

Figuur 6.21b Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: buiten <strong>Zuidwest</strong> (binnen<br />

onderzoeksgebied)<br />

huidig<br />

referentie<br />

laag<br />

hoog<br />

Voor het plangebied <strong>Zuidwest</strong> als geheel leiden de ontwikkelingen tot verschuiving<br />

van woningen binnen <strong>Zuidwest</strong> van lagere (60<br />

dB). In scenario laag verschuiven 18 woningen (8%), in scenario hoog 24 woningen<br />

(10%) naar de geluidsklassen van >60dB. Hoewel de verschuiving relatief gering is,<br />

staat dit haak op het beleid. Ook neemt het aantal woningen in het hoge scenario in de<br />

hoogste klasse sterk toe. Dit betreft de woningen in en langs Wijkevoort.<br />

Als gevolg van de geplande ontwikkeling liggen bij scenario laag 17 woningen en bij<br />

scenario hoog 23 woningen op het bedrijventerrein. Deze woningen ondervinden na<br />

realisatie van de geplande ontwikkelingen een geluidbelasting van meer dan 70<br />

dB(A)op de gevel. Een dergelijke geluidbelasting op woningen is ongewenst en staat<br />

haaks op het gemeentelijke beleid. Bij de nadere invulling van het plan kunnen<br />

maatregelen in ogenschouw genomen worden die zorgen voor een lagere<br />

geluidbelasting op de woningen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het<br />

situeren van kleinschalige bedrijvigheid nabij de woningen of het gebruik maken van<br />

bedrijfsgebouwen als afschermende werking. Vraag is echter of dit afdoende is.<br />

Afgevraagd moet worden of deze woningen bij realisatie van Wijkevoort gehandhaafd<br />

moeten worden als woning. Ook vanuit andere aspecten als veiligheid, woonomgeving<br />

is dit wellicht niet wenselijk.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

180<br />

Tabel 6.12 Geluidbelaste woningen binnen plangebied Wijkevoort<br />

Geluid<br />

klasse (dB)<br />

Huidig Referentie Aantal<br />

woningen<br />

Verschil t.o.v.<br />

referentie<br />

laag hoog laag hoog<br />

< 50 0 0 0 0 0 0 0<br />

50-55 5 0 0 0 0 0 0<br />

55-60 6 9 0 0 -9 -9 0<br />

60-65 9 9 3 0 -6 -9 -3<br />

65-70 3 4 3 0 -1 -4 -3<br />

> 70 0 1 17 23 +16 +22 +6<br />

totaal 23 23 23 23<br />

totaal > 55 18 23 23 23 0 0 0<br />

totaal > 70 0 1 17 23 +16 +22 +6<br />

Daarnaast liggen in de directe omgeving van Wijkevoort een aantal woningen die als<br />

gevolg van Wijkevoort een toename van geluid kriigen. Tabel 6.13 geeft een overzicht.<br />

Daarbij is een toename van minder dan 1dB niet meegenomen (nauwelijks<br />

waarneembaar).<br />

Tabel 6.13 Geluidbelaste woningen in directe omgeving plangebied Wijkevoort<br />

toename<br />

geluid<br />

(dB)<br />

Aantal<br />

woningen<br />

laag hoog<br />

1-2 8 37<br />

2-3 1 7<br />

3-4 0 0<br />

>4 1 2<br />

Totaal 10 46<br />

Verschil<br />

hoog<br />

t.o.v.laag<br />

Deze woningen zijn allen ten noordoosten van Wijkevoort gelegen. Voor de woningen<br />

direct ten noorden van de grens van het bedrijventerrein (1 woning in het lage scenario<br />

en 2 woningen in het hoge scenario zal moeten worden afgewogen of de woonfunctie<br />

te handhaven is. Voor de overige woningen kan bij nadere uitwerking van Wijkevoort<br />

en de aanpak van de geluidbelasting de toename naar verwachting dusdanig worden<br />

teruggebracht dat het geluidklimaat ten opzichte van de referentie situatie niet ernstig<br />

verminderd.<br />

De geluidhinder van uitbreiding van de hockeyvelden langs de Bredaseweg is een<br />

aandachtspunt voor nadere uitwerking. Worst-case inschatting van het effect van de<br />

uitbreiding van de hockeyvelden (inclusief uitbreiding van de activiteiten en toename<br />

van verkeer) laat een toename van de geluidbelasting op 4 direct omliggende<br />

woningen langs de Bredaseweg en Zwartvenseweg zien. De woning langs de<br />

Bredaseweg ondervindt autonoom al een hoge geluidhinder (>60 dB) als gevolg van de<br />

Bredaseweg, de woningen langs de Zwartvenseweg ondervinden autonoom een<br />

geluidhinder van 50-55dB. Door uitbreiding van de hockeyvelden kan de geluidhinder


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

181<br />

toenemen tot boven de 60 dB. Hierbij moet worden opgemerkt dat de geluidhinder van<br />

de uitbreiding van de hockeyvelden nog relatief grof en te ruim zijn berekend.<br />

In het kader van de verdere uitwerking, plan- en besluitvorming rond de hockeyvelden<br />

(bestemmingsplan, vergunning) dient het effect nader onderzocht te worden en indien<br />

normen overschreden worden dienen geluidwerende maatregelen genomen te worden.<br />

Het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op woningen en de woongebieden (Reeshof,<br />

Gilze, Hulten, Blaak) in de directe omgeving van het plangebied is relatief gering: ca 1<br />

dB . Wel leidt dit tot verschuiving van 71 woningen (laag) tot 136 woningen (hoog)<br />

naar hogere geluidklassen. Dit betreft 1 % (laag) tot 2% (hoog) van het totaal aantal<br />

woningen in het studiegebied buiten <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Conclusie<br />

Voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt de relatief geringe toename van geluidbelaste<br />

woningen in het lage scenario enigszins negatief beoordeeld (-).<br />

De toename van woningen in de hoogste geluidklasse in het hoge scenario wordt<br />

negatief beoordeeld (- -). Voor Wijkevoort wordt de forse toename van geluidbelasting<br />

op de woningen eromheen zeer negatief beoordeeld voor het hoge scenario (- - -) en<br />

negatief voor het lage scenario (- -). De geringe toename van geluidbelaste woningen<br />

door de Groene Kamer wordt in zowel het lage als het hoge scenario neutraal tot<br />

enigszins negatief beoordeeld (0/-). Toename van de geluidhinder door de uitbreiding<br />

van de hockeyvelden wordt als negatief beoordeeld (--).<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Geluidhinder heeft geen fysiek effect op het Groenblauw Casco en het Groenblauw<br />

Casco Plus. Maar toename van geluid heeft wel een indirect negatief effect:<br />

natuurwaarden worden verstoord (zie eerder in deze paragraaf) en de belevingswaarde<br />

voor recreatief gebruik van het buitengebied wordt negatief beïnvloedt.<br />

Deze negatieve effecten gelden vooral in de directe nabijheid van de geluidbronnen:<br />

met name de omgeving van bedrijventerrein Wijkevoort en, in mindere mate, langs de<br />

wegen, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen. Bedrijventerrein Wijkevoort<br />

heeft een negatieve geluiduitstraling op met name het Wijkerbos en het Wijckermeer<br />

(zie eerder in deze paragraaf) en het tussengebied ten noordoosten van Wijkevoort.<br />

Ook realisatie van de Groene Kamer en sport-en recreatievoorzieningen heeft met<br />

name effect op het tussengebied van <strong>Zuidwest</strong>. Het effect van de wegen is relatief<br />

beperkt in relatie tot de hinder die al in de referentiesituatie bestaat. Elders in<br />

<strong>Zuidwest</strong> is er niet of nauwelijks geluideffect op het Groenblauw Casco.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

In het akoestisch onderzoek voor dit plan-MER is nog geen rekening gehouden met<br />

maatregelen om geluidhinder te beperken. Voor beperking van geluidhinder bestaat<br />

een scala aan mogelijkheden voor mitigatie. Grofweg vallen deze uiteen in drie<br />

groepen:<br />

• maatregelen aan de bron;<br />

• maatregelen in de overdracht;<br />

• maatregelen bij de ontvanger;<br />

In nadere fasen van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, besluit-m.e.r.,<br />

vergunning) dienen deze maatregelen in bovenstaande volgorde te worden<br />

afgewogen, voordat bevoegd gezag kan overwegen een geluidbelasting hoger dan de<br />

norm toe te staan.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

182<br />

Maatregelen aan de bron<br />

Auto's worden in de toekomst steeds stiller. Ook neemt het aandeel stille auto's<br />

(electrische auto's) in de toekomst toe. Dit is een autonome ontwikkeling (waarmee in<br />

de rekenmodellen ook al rekening wordt gehouden) en biedt geen mogelijkheid voor<br />

mitigatie. Mogelijke mitigerende bronmaatregelen zijn het het toepassen van:<br />

• geluidarm asfalt: ervaring leert dat dit tot 2 a 3 dB geluidreductie kan leiden;<br />

• geluidreducerende maatregelen op geluidbronnen bij bedrijven en<br />

inrichtingen: het effect varieert en is op voorhand niet te bepalen, hangt sterk<br />

af van de uiteindelijke bedrijvigheid en de geluidbronnen.<br />

Goede situering van geluidbronnen in relatie tot geluidgehinderden: bij nadere<br />

uitwerking van de invulling van de voorziene ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> dient<br />

nader onderzocht te worden hoe ontwikkelingen zodanig gesitueerd en gezoneerd<br />

kunnen worden dat het geluideffect op de omgeving zoveel mogelijk beperkt kan<br />

blijven.<br />

Maatregelen in de overdracht<br />

Dit betreft voorzieningen om geluid te weren: geluidschermen, grondwallen e.d. Als<br />

bronmaatregelen onvoldoende geluidreductie opleveren moet overwogen worden<br />

geluidschermen / grondwallen e.d. toe te passen. Het effect hiervan en de<br />

mogelijkheid/wenselijkheid hangt sterk af van de lokale situatie en daarmee van<br />

nadere uitwerking van de invulling. In zijn algemeenheid zijn geluidschermen langs<br />

wegen effectief en mogelijk, maar in het buitengebied landschappelijk vaak minder<br />

gewenst.<br />

Maatregelen bij de ontvanger<br />

Als derde en laatste stap in het onderzoek naar geluidreductie kunnen/moeten<br />

gevelmaatregelen overwogen worden. Hiermee wordt ingezien dat het geluidniveau op<br />

de gevel niet wordt verminderd, maar wordt het binnengeluidklimaat gewaarborgd. Dit<br />

kan door maatregelen als dubbel/driedubbel glas, geluidluwe of zelfs dove gevels.<br />

Deze maatregelen worden pas in laatste fase van plan- en besluitvorming onderzocht.<br />

6.3.2 Luchtkwaliteit<br />

Bronnen<br />

De planontwikkeling <strong>Zuidwest</strong> verandert bestaande bronnen en introduceert nieuwe<br />

bronnen voor uitstoot luchtverontreinigende stoffen:<br />

• De nieuwe ontsluitingswegen vormen nieuwe bronnen voor uitstoot;<br />

• De verkeersintensiteiten op de wegen veranderen (nemen toe);<br />

• De bedrijven op Wijkevoort vormen (mogelijk) nieuwe bronnen.<br />

Blootgestelden<br />

De planontwikkeling <strong>Zuidwest</strong> verandert het aantal blootgestelden:<br />

• Er komen meer werknemers en recreanten in het gebied;<br />

• Het aantal inwoners in het gebied neemt mogelijk af, indien woonfunctie<br />

milieutechnisch niet meer mogelijk/wenselijk is.<br />

Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />

Tabellen 6.14 en 6.15 geven de concentraties NO2 en PM10, zoals berekend.<br />

Tabel 6.16 geeft het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde N02 concentratie<br />

en de daggemiddelde PM 10 concentratie. Uit de berekeningen blijkt dat er in geen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

183<br />

van de scenario's de wettelijke normen worden overschreden. De concentraties blijven<br />

ook na ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ver onder de normen.<br />

Langs de meeste wegvakken is de toename in uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen relatief gering: tienden van umg/m3. Langs een aantal wegvakken is de<br />

toename groter.<br />

Tabel 6.14 Jaargemiddelde concentraties NO2 (ug/m3)<br />

Tabel 6.15 Jaargemiddelde concentraties PM10 (ug/m3)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

184<br />

Tabel 6.16 Aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde N02 concentratie en<br />

daggemiddelde PM 10 concentratie<br />

Tabel 6.17 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (ug/m3) op de Hultenseweg en<br />

Wijkevoort<br />

NO2<br />

Wegnaam<br />

Referentie situatie Laag Hoog<br />

Conc. Achtergr. Conc. Bijdrage Conc. Bijdrage<br />

Hultenseweg 14,8 14,4 17,9 3,1 24,5 9,7<br />

Wijkevoort 14,5 14,4 20,2 5,7 17,9 3,4<br />

PM10<br />

Wegnaam<br />

Referentie situatie Laag Hoog<br />

Conc. Achtergr. Conc. Bijdrage Conc. Bijdrage<br />

Hultenseweg 22,2 22,1 22,8 0,6 23,8 1,6<br />

Wijkevoort 22,1 22,1 23,0 0,9 22,6 0,5<br />

Effecten bedrijven<br />

In dit onderzoek is de bijdrage van de toekomstige industriële activiteiten niet<br />

meegenomen. Ook bedrijfsactiviteiten hebben een directe bijdrage aan de<br />

concentraties luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving van het voor<br />

bedrijven bestemde gebied. Het hoge scenario voorziet in 77 ha netto uit geven<br />

bedrijfsdoeleinden ten opzichte van 41 ha netto uit te geven bedrijfsdoeleinden in de<br />

variant minimaal. Hieruit kan geconcludeerd worden dat bij de variant maximaal een<br />

grotere toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen plaats zal vinden<br />

dan bij de variant minimaal.<br />

Conclusie en beoordeling<br />

De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen neemt door ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

toe. Er worden geen normen overschreden. De verslechtering van de luchtkwaliteit<br />

wordt vanwege het relatief geringe karakter en vanwege het relatief gering aantal<br />

blootgestelden enigszins negatief (-, scenario laag) tot negatief (--, scenario hoog)<br />

beoordeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

185<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Veranderingen in luchtkwaliteit hebben niet of nauwelijks effect op het Groenblauw<br />

Casco en het Groenblauw Casco Plus. In de voorziene natuurontwikkeling in en rond<br />

de beekdalen kan er sprake zijn van een negatief effect op stikstofdepositiegevoelige<br />

soorten. Het is op dit moment niet bekend of deze soorten voorkomen. Bovendien is<br />

de toename in uitstoot van stikstofdioxide beperkt. Op de (recreatieve) beleving van<br />

<strong>Zuidwest</strong> heeft luchtkwaliteit niet of nauwelijks effect, anders dan mogelijk een<br />

geringe toename van geur in de directe omgeving van Wijkevoort.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

De mogelijkheden voor mitigatie van luchtkwaliteitseffecten zijn op voorhand beperkt.<br />

De luchtkwaliteit langs wegen is gebaat bij een zo goed mogelijke doorstroming, maar<br />

dit is geborgd doordat een goede bereikbaarheid uitgangspunt is voor de<br />

ontwikkeling. Daarnaast moet in latere fasen van plan- en besluitvorming<br />

(bestemmingsplan, vergunning) onderzocht worden in hoeverre met een goede<br />

situering van uitstotende bedrijven in relatie tot concentraties van personen en met<br />

toepassing van uitstootbeperkende maatregelen de negatieve effecten op<br />

luchtkwaliteit zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.<br />

6.3.3 Externe Veiligheid<br />

Als gevolg van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> veranderen twee aspecten ten aanzien<br />

van externe veiligheid. In de eerste plaats vindt (mogelijk) een toename plaats van het<br />

aantal risicobronnen. Dit hangt samen met een toename van het aantal inrichtingen en<br />

een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de tweede plaats is sprake van<br />

een toename van het aantal mensen/potentiële slachtoffers in het plangebied.<br />

Wijkevoort<br />

De ruimtelijke beperkingen vanuit de omgeving (transport gevaarlijke stoffen,<br />

leidingen en vliegbasis Gilze-Rijen) zijn reeds in 4.6.2 beschreven. Hieruit kwam naar<br />

voren dat alleen de transportassen en leidingen ruimtelijke beperkingen tot gevolg<br />

hebben in een zone tot 200m van deze transportassen en dat vliegbasis Gilze-Rijen<br />

aan bepaalde typen gebouwen beperkingen oplegt aan het (kleine) gedeelte van het<br />

plangebied dat binnen de C-zone van munitieopslag valt. Ten slotte is nog niet bekend<br />

of sprake is van 10 -6 /jaar plaatsgebonden risicocontouren bij het begin en het einde<br />

van de landingsbaan van de vliegbasis. De beperkingen die worden gesteld aan<br />

bouwhoogtes in verband met het aanvliegen en 'vrij zicht' van radarsystemen hebben<br />

waarschijnlijk geen invloed op <strong>Zuidwest</strong> of Wijkevoort, aangezien de maximale<br />

bouwhoogte voor Wijkevoort 15m is en dit lager is dan de 30,6m NAP beperking die<br />

geldt in het uiterst westelijke puntje van Wijkevoort.<br />

Risico's vanuit ontwikkeling op omgeving<br />

Zowel in het lage als het hoge scenario leidt de realisatie van een bedrijventerrein<br />

mogelijk tot een toename van het aantal inrichtingen en transporten met gevaarlijke<br />

stoffen.<br />

In het hoge scenario is in absolute en relatieve zin meer ruimte gereserveerd voor<br />

bedrijven in milieucategorie 4 dan in het lage scenario (13,8 ha bruto in het lage<br />

scenario en 82,5 ha bruto in het hoge scenario. Hierdoor is in het hoge scenario een


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

186<br />

grotere kans dat Bevi-inrichtingen zich hier vestigen. Bovendien is in het maximale<br />

scenario een truckservice centrum gepland, waar mogelijk opslag van gevaarlijke<br />

stoffen plaatsvindt. Hoewel bij het hoge scenario de kans op Bevi-inrichtingen,<br />

vanwege het grotere oppervlak voor hogere milieucategorieën, groter is kunnen ook<br />

bij het lage scenario Bevi-inrichtingen zich op Wijkevoort vestigen. De hieronder<br />

geschetste uitgangspunten en eerste conclusies gelden dus ook voor het lage<br />

scenario.<br />

Op de plankaart externe veiligheid van Beleidsvisie externe veiligheid van de<br />

gemeente Tilburg is Wijkevoort aangeduid als een gebied waar Bevi-inrichtingen<br />

mogelijk zijn, zonder dat dat overigens nader wordt toegelicht of uitgewerkt. Dit<br />

betekent dat beleidsmatig een mogelijke toename van het externe veiligheidsrisico op<br />

de directe omgeving is voorzien. Met Bevi-inrichtingen worden bedrijven bedoeld die<br />

op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een verhoogd risico met zich<br />

meebrengen. Meestal gaat het om bedrijven die werken met gevaarlijke of explosieve<br />

stoffen.<br />

Figuur 6.22: Plankaart externe veiligheid (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />

In de omgeving van Wijkevoort een aantal verspreid liggende woningen. Op<br />

inrichtingsniveau zal beoordeeld moeten worden in hoeverre deze woningen ruimtelijk<br />

ingepast kunnen worden binnen de normen die voor externe veiligheid gelden.<br />

Of als gevolg van industriële activiteiten en transporten een toename is van externe<br />

veiligheidsrisico's (GR en PR) en hoe groot deze toename dan is, is in dit stadium van<br />

planvorming nog niet aan te geven. Echter gezien de beleidsmatige ruimte die<br />

geboden wordt in de Beleidsvisie Externe Veiligheid plus het feit dat in het plangebied<br />

enkele woningen liggen, dient uitgegaan te worden van een 'worst case' situatie. Dit<br />

betekent voor het hoge scenario een negatieve beoordeling en voor het lage scenario<br />

een enigszins negatieve beoordeling op het gebied van externe veiligheid.<br />

Risico's binnen het bedrijventerrein zelf<br />

Als Bevi-inrichtingen binnen het bedrijventerrein mogelijk zijn, zowel in het lage als<br />

hoge scenario, geldt dat zorgvuldige aandacht besteed dient te worden aan de afstand<br />

tussen deze Bevi-inrichtingen en eventuele kwetsbare objecten, zoals kantoorgebouwen<br />

bij bedrijven en de Campus (bij het lage scenario). De Beleidsvisie externe<br />

veiligheid van Tilburg stuurt hierbij doordat de 10 -6 -contour in principe binnen de


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

187<br />

inrichtingsgrens van de Bevi-bedrijven moet blijven. Dit kan worden vastgelegd in de<br />

planregels.<br />

Overig gebied<br />

De overige ontwikkelingen (zoals de Groene Kamer, sportvelden, golfbaan en<br />

Oliemeulen) voegen naar verwachting geen extra risicobronnen aan het plangebied<br />

toe. Door de afwezigheid van risicobronnen nabij bovengenoemde ontwikkelingen<br />

leidt een toename van het aantal bezoekers niet tot een verhoogd veiligheidsrisico.<br />

Het effect van beide scenario's is hiermee neutraal.<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Veranderingen in externe veiligheid hebben geen effect op het Groenblauw Casco en<br />

het Groenblauw Casco Plus, niet op de natuurontwikkeling en niet op de (recreatieve)<br />

beleving.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

De mogelijkheden voor mitigatie van externe veiligheidsrisico's lijken op voorhand<br />

beperkt. Bij de verdere uitwerking van de voorziene ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> dient<br />

met name "aan de voorzijde" rekening gehouden te worden met externe<br />

veiligheidsrisico's, met name bij de situering van de (nieuwe) risicobronnen (bedrijven<br />

en routes) en situering van de concentraties van personen (b.v. entrees van<br />

voorzieningen). Daarnaast dient bij nadere uitwerking invulling gegeven te worden aan<br />

maatregelen bij calamiteiten (vluchtroutes, schuilmogelijkheden, toegankelijkheid<br />

voor hulpdiensten e.d.)<br />

6.3.4 Klimaat en duurzaamheid<br />

Effecten op het gebied van duurzaamheid en klimaat worden, voor zover mogelijk,<br />

beschreven aan de hand van een zestal aspecten; energieverbruik, CO2 uitstoot,<br />

gebruik van grondstoffen, waterverbruik, klimaatadaptatie en duurzaamheid. In het<br />

geval van <strong>Zuidwest</strong> kan nog geen volledige beschrijving plaatsvinden. Zowel de<br />

uitwerking van de voorgenomen ontwikkeling binnen <strong>Zuidwest</strong> als de uitwerking van<br />

het klimaat- en duurzaamheidsbeleid van Tilburg is nog onvoldoende concreet.<br />

Concreet beleid/maatregelen voor het plangebied zijn er nog niet. De ambitie van de<br />

gemeente Tilburg is om in 2045 kilimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat in de<br />

(verdere) toekomst ook alle ontwikkelingen klimaatneutraal dienen te worden<br />

uitgevoerd.<br />

Wijkevoort<br />

Op welke wijze wordt omgegaan met energieverbruik, CO2 uitstoot, gebruik van<br />

grondstoffen en water op Wijkevoort is in dit stadium nog niet bekend. Wel biedt<br />

Wijkevoort volop mogelijkheid en ruimte om kansen te benutten ten aanzien van<br />

klimaatadaptieve maatregelen op het gebied van waterberging en groenontwikkeling.<br />

De ligging van Wijkevoort direct grenzend aan een waterbergingsgebied, natuurgebied<br />

en ecologische verbindingszone biedt aanknopingspunten. Dit geldt met name voor de<br />

minimale variant waarbij sprake is van een bedrijventerrein met een lichter type<br />

bedrijvigheid en een arbeidsintensiever karakter in een campus-achtige setting.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

188<br />

Groene Kamer<br />

De initiatiefnemer van de Groene Kamer heeft duurzaamheid hoog in het vaandel<br />

staan. Van de Groene Kamer is bekend dat het concept volgens de principes van<br />

Duurzaam Bouwen gerealiseerd zal worden. Dit betekent dat bepaalde minimum<br />

normen worden gehanteerd met betrekking tot materiaalgebruik, energieverbruik,<br />

afvalverwerking etc.<br />

De gebouwen van de Groene Kamer worden zelfvoorzienend in hun energiegebruik.<br />

Voor de toetsing van de duurzaamheid zal gebruik gemaakt worden van het<br />

Programma GPR Gebouw, waarbij minimaal een rapportcijfer 7 moeten worden<br />

gehaald. Dit programma biedt gereedschappen voor duurzaam beleid, helpt de<br />

initiatiefnemer in het keuzetraject en maakt duurzaamheidsprestaties inzichtelijk. Het<br />

programma is mede ontwikkeld door de gemeente Tilburg.<br />

Afspraken hierover zijn opgenomen in het Programma van Eisen voor de Groene<br />

Kamer.<br />

Overige ontwikkelingen<br />

Op welke wijze wordt omgegaan met klimaat en duurzaamheid is nog niet bekend.<br />

Conclusie<br />

Op basis van de huidige gegevens en bij een gebrek aan een referentiekader is het niet<br />

mogelijk om uitspraken te doen over mogelijke klimaat- en/of duurzaamheids effecten<br />

van de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>. Er vindt dan ook geen beoordeling plaats van deze<br />

effecten.<br />

Wel biedt met name Wijkevoort een aantal aanknopingspunten om het bedrijventerrein<br />

te ontwikkelingen tot een duurzame locatie met (inter)nationale uitstraling. Deze<br />

(duurzame) ontwikkelingsrichting kan in dat geval mooi aansluiten bij de reeds in<br />

gang gezette duurzame ontwikkeling van de Groene Kamer en bij het vooruitstrevende<br />

klimaat- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Tilburg.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.4 Landschap, cultuurhistorie, archeologie<br />

189<br />

Effecten op landschap, cultuurhistorie en archeologie treden met name op door het<br />

ruimtebeslag van de voorgenomen ontwikkelingen. Wijkevoort telt in het hoge<br />

scenario 110 ha en in het lage scenario 60 ha. De Groene Kamer beslaat een oppervlak<br />

van 30 ha, waarvan 10 ha bebouwd. In deze paragraaf wordt beoordeeld of deze<br />

ontwikkelingen (en de ontwikkelingen binnen het programma sport en recreatie) effect<br />

hebben op de landschappelijke structuur, de ruimtelijk visuele kwaliteit en<br />

landschappelijke of aardkundige waarden. Daarnaast wordt beoordeeld of er effecten<br />

zijn op archeologische of cultuurhistorische beschermde en niet beschermde<br />

waarden.<br />

6.4.1 Landschap<br />

Wijkevoort<br />

De ruimtelijk visuele kwaliteit in het zoekgebied van Wijkevoort wordt met name<br />

bepaald door openheid en zichtrelaties. De beoogde locatie voor Wijkevoort bestaat<br />

grotendeels uit een relatief open landschap van verspreid liggende akkercomplexen.<br />

Deze openheid is in de gemeente Tilburg schaarser aan het worden. Het westelijk deel<br />

van <strong>Zuidwest</strong> is, samen met een deel van noordoost Tilburg één van de laatste open,<br />

landelijke gebieden.<br />

Het gebied waar Wijkevoort beoogd is wordt doorsneden door twee beken. De Groote<br />

Leij en de Hultensche Leij. Binnen de zoeklocatie liggen ook het Wijckermeer en het<br />

Wijckerbos. Langs het beekdal bij Berkeind is nog wel een beemdenstructuur<br />

herkenbaar. Deze structuur is echter in de loop der tijd sterk aangetast. Langs de<br />

Hultenseweg komen enkele kenmerkende landschappelijke structuren<br />

(groenstructuren) voor in de vorm van karakteristieke laanbeplantingen. Deze zijn op<br />

de Cultuurhistorische Waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006) als redelijk hoog<br />

gekwalificeerd.<br />

Beschermde landschappelijke of aardkundige waarden komen in het zoekgebied van<br />

Wijkevoort niet voor.<br />

De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort heeft een sterk negatief effect op het<br />

landschap ter plaatse en het omliggende agrarisch landschap. De openheid en<br />

landschappelijke structuur van het oorspronkelijk agrarisch landschap verdwijnen<br />

grotendeels. In beide alternatieven scenarios blijven het Wijckermeer en het<br />

Wijckerbos behouden. Wel worden deze gedeeltelijk afgesneden van hun natuurlijke<br />

relatie met de omgeving. Het landschappelijk effect op de beekdalen van de<br />

Hultensche Leij en de Oude Leij (aangewezen als EVZ) is relatief gering. Deze zijn thans<br />

nauwelijks herkenbaar in het landschap, herbergen weinig landschappelijke waarden<br />

en geen beschermde waarden. Een goede inpassing van de beekdalen in combinatie<br />

met realisatie van de EVZ's kan zelfs bijdragen aan versterking van de<br />

beekdalstructuur en - herkenbaarheid.<br />

De meest kenmerkende landschappelijke kwaliteiten zijn te vinden langs de<br />

Hultenseweg en direct ten noorden hiervan. Dit maakt deel uit van het zoekgebied voor


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

190<br />

beide scenarios van het bedrijventerrein. In beide scenarios blijft de Hultenseweg als<br />

structuur behouden, maar verliest het op Wijkevoort de relatie met de omgeving.<br />

De omvang van de ontwikkeling en daarmee de landschappelijke impact van<br />

Wijkevoort in het hoge scenario is groter dan in het lage scenario.<br />

De oude beemdenstructuur valt alleen binnen het zoekgebied voor Wijkevoort in het<br />

hoge scenario. Bovendien speelt mee dat in het lage scenario het landschap meer<br />

open blijft. In het hoge scenario zijn de landschappelijke effecten dan ook als sterk<br />

negatief (---) beoordeeld en in het lage scenario als negatief (--).<br />

Groene kamer<br />

De Groene Kamer wordt ingericht als een parkachtig landgoed met daarop diverse<br />

rode functies. Hoe het parkachtige landschap van de Groene Kamer er in de toekomst<br />

precies uit komt te zien is nog niet duidelijk. Momenteel is het landschap ter plaatse<br />

van de Groene Kamer een relatief open agrarisch gebied. Een open agrarisch<br />

landschap in de gemeente Tilburg is relatief schaars.Realisatie van de Groene Kamer<br />

heeft hierop een negatief effect. De opzet van de Groene Kamer, waar veel waarde<br />

wordt gehecht aan groen en landschapsbeleving, biedt echter goede mogelijkheden<br />

voor landschappelijke inpassing en een uitstraling die past bij het karakter van dit<br />

deel van <strong>Zuidwest</strong> (afwisseling bos en open agrarisch gebied). De effecten worden als<br />

enigszins negatief (-) beoordeeld en zijn voor beide scenarios gelijk.<br />

Sportvoorzieningen en recreatie<br />

De in de toekomst mogelijk te realiseren sportvoorzieningen (hockey, golf en voetbal)<br />

en Oliemeulen in het hoge scenario betekenen (verdere) aantasting van het agrarisch<br />

en natuurlijke karakter van het landschap. De landschappelijke hoofdstructuur blijft<br />

behouden, maar lokaal verdwijnen delen van de landschappelijke structuur en<br />

openheid. De mate waarin dit gebeurt, hangt grotendeels af van de toekomstige<br />

landschappelijke inpassing. De nieuwe locaties voor Oliemeulen en de voetbalvelden<br />

kunnen mogelijk wel goed ingepast worden bij de ontwikkeling van de Groene Kamer,<br />

waardoor samen met de realisatie van de EVZ langs de Donge een landschappelijk<br />

geheel kan ontstaan. Dit geldt met name bij situering van de sportvoorzieningen ten<br />

oosten van de Groene Kamer.<br />

Het gezamenlijk effect van de hierboven genoemde sport- en recreatieontwikkelingen<br />

wordt hiermee samengevat en beoordeeld als enigszins negatief (-, alleen het hoge<br />

scenario.<br />

Landschappelijk bezien heeft het de voorkeur om de ontwikkeling van sport &<br />

recreatie in het gebied ten oosten van de Groene Kamer een plaats te geven. Op die<br />

manier kan er een aaneengesloten parkachtige zone ontstaan tussen de bosrand en<br />

het beekdal van de Oude Leij en De Groene Kamer, waar de voetbalvelden en<br />

Oliemeulen landschappelijk ingepast kunnen worden. Hierdoor blijft er een aanzienlijk<br />

groter open middengebied behouden.<br />

EVZ's<br />

De realisatie van de natte EVZ's vergroot de landschappelijke herkenbaarheid en de<br />

landschappelijke kwaliteit van de waterlopen Oude Leij, Groote Leij en Hultensche Leij<br />

en wordt positief beoordeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

191<br />

Totaal beoordeling<br />

Vanwege het negatieve tot zeer negatieve effect van Wijkevoort wordt ook <strong>Zuidwest</strong> als<br />

geheel negatief (- - , lage scenario) tot zeer negatief (- - - , hoge scenario) beoordeeld.<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Binnen het Groenblauw Casco zijn een aantal maatregelen opgenomen om het<br />

landschap in <strong>Zuidwest</strong> te versterken. Één van de maatregelen is het versterken en<br />

opnieuw herkenbaar maken van de oorspronkelijke beemdenstructuur langs de beken.<br />

Langs de Hultensche Leij gebeurt dat door het aanbrengen van beplantingen<br />

(bijvoorbeeld hagen) en langs de Oude Leij gebeurt dat door het open maken van<br />

enkele beemden. Plaatselijk worden nieuwe landschapselementen aangelegd<br />

(Drassige Driehoek) om de ecologische structuur te versterken.<br />

Daarnaast wordt zoveel mogelijk ingezet op het behoud van de openheid en de<br />

herkenbaarheid (lage ligging) van de beekdalen en de akkercomplex structuren met<br />

het bijbehorende patroon van wegen en paden.<br />

Met name het terugbrengen van oude structuren levert een positieve bijdrage aan de<br />

landschappelijke structuur. Echter voor het grootste deel blijft het groenblauw casco<br />

consoliderend voor bestaande landschappelijke waarden. Het effect van het<br />

Groenblauw Casco op het thema landschap is beoordeeld als enigszins positief.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

Mitigerende maatregelen zouden zich met name moeten richten op behoud van de<br />

bestaande landschappelijke hoofdstructuur en beperking van de visuele hinder op het<br />

resterende buitengebied.<br />

6.4.2 Cultuurhistorie<br />

Wijkevoort<br />

Door de ontwikkeling van Wijkevoort gaan beschermde en niet beschermde<br />

cultuurhistorische waarden verloren. In het beoogde gebied voor Wijkevoort komen<br />

diverse wegen voor met een redelijk hoge cultuurhistorische waarde, zoals<br />

bijvoorbeeld de Hultenseweg. Ten westen van de Groote Leij ligt een karakteristieke<br />

boerderij. Daarnaast ligt aan de Hultenseweg een karakteristieke boerderij (bron<br />

Cultuurhistorische Waardenkaart, 2006). Deze boerderijen hebben voor zover bekend<br />

geen monumentale status. De boerderij ten westen van de Groote Leij valt alleen<br />

binnen het de hoge variant binnen het zoekgebied voor Wijkevoort en niet binnen het<br />

zoekgebied van de lage variant. In het gebied komen geen cultuurhistorische<br />

ensembles voor.<br />

Ten aanzien van effecten op cultuurhistorische waarden is er nauwelijks verschil<br />

tussen de twee scenarios voor Wijkevoort. Het effect op de cultuurhistorische waarden<br />

wordt voor beide scenarios beoordeeld als negatief. In beide scenarios blijven de<br />

Hultenseweg als structuur en de panden erlangs als object behouden, maar verliezen<br />

ze op Wijkevoort de relatie met de omgeving.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

192<br />

De Groene Kamer<br />

In het zoekgebied voor de Groene Kamer komen geen beschermde cultuurhistorische<br />

waarden voor. De door de gemeente als cultuurhistorische waardevol geachte<br />

cultuurhistorische elementen zijn opgenomen in het Groenblauw Casco. Bestaande<br />

agrarische bebouwing langs de Bleukweg, kan behouden blijven. Wel zijn in het<br />

beekdal van de Donge oude beemdenstructuren te herkennen. De Groene Kamer zal<br />

effect hebben op de beemdenstructuur en/of op het agrarisch akkercomplex, in ieder<br />

geval voor wat betreft de openheid van de de bestaande structuren. De Groene Kamer<br />

valt (net) buiten de kransakkerstructuur. Hiermee wordt het effect van de Groene<br />

Kamer als enigszins negatief beoordeeld. De scenarios zijn hierbij niet<br />

onderscheidend ten opzichte van elkaar.<br />

Sportvoorzieningen en recreatie<br />

Ten westen en ten oosten van de Groene Kamer wordt naar de ruimte voor de<br />

sportvoorzieningen en Oliemeulen gezocht. Ten oosten van de Groene Kamer is nog<br />

een (niet beschermde) beemdenstructuur aanwezig. Ten westen van het zoekgebied<br />

komen enkele niet beschermde agrarische woningen voor. De uitbreiding van hockey<br />

vindt gedeeltelijk plaats in de Oude Warande, een gebied met aanzienlijke<br />

cultuurhistorische waarden. Bij de uitbreiding van de golfbaan komen geen<br />

cultuurhistorische waarden in het gedrang. Er worden geen wettelijk beschermde<br />

cultuurhistorische waarden aangestast. Het effect van de sport- en<br />

recreatievoorzieningen op cultuurhistorie wordt enigszins negatief beoordeeld.<br />

Totaal beoordeling<br />

Vanwege het negatieve van Wijkevoort wordt ook <strong>Zuidwest</strong> als geheel negatief (- - ,<br />

beide scenarios) beoordeeld.<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

In het Groenblauw Casco is een aanzet gegeven op welke manier beleidsmatig<br />

invulling gegeven kan worden aan het behoud (en hergebruik) van in het plangebied<br />

aanwezige waardevolle ensembles (Dongewijck en pompstation) en het agrarisch<br />

erfgoed (monumentale boerderijen). Concrete maatregelen zijn echter niet<br />

opgenomen. Het effect van het Groenblauw Casco op de cultuurhistorische waarden<br />

wordt neutraal beoordeeld.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

Mitigatie van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden liggen vooral in<br />

landschappelijke inpassin (zie paragraaf 6.4.1) en hergebruik van cultuurhistorisch<br />

waardevolle objecten (b.v. de Hultenseweg en de historische panden erlangs).<br />

6.4.3 Archeologie<br />

Alle voorgenomen ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> leiden tot bodemverstoring en<br />

daarmee mogelijk tot verlies van archeologische waarden. Er gaan geen<br />

archeologische monumenten verloren, wel vindt bodemverstoring plaats in gebied dat<br />

grotendeels een middelhoge tot lokaal hoge arcehologische verwachtingswaarden<br />

heeft.<br />

In later e fase van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning) is nader<br />

onderzoek (inventarisend en waarderend) van voorkomen waarden nodig. Dit op basis


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

193<br />

op een nadere uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen en een duidelijker<br />

inzicht waar bodemverstoring voorzien is.<br />

In latere fase van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning) moet<br />

bekeken worden of eventueel verlies van archeologische waarden voorkomen kan<br />

worden door een andere situering van bodemverstorende maatregelen. Hiervoor is<br />

eerst een nadere uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen nodig (om te kunnen<br />

bepalen waar bodemverstoring voorzien wordt) en nader inzicht in de daadwerkelijke<br />

(verwachte) archeologische waarden.<br />

6.5 Natuur, Bodem, Water<br />

In deze paragraaf zijn de effecten beschreven op natuur, bodem en water. Hierbij is<br />

gekeken naar de effecten op gebieden (EHS), soorten (flora & fauna) en ecologische<br />

relaties (EVZ's). Effecten op bodem zijn beoordeeld aan de hand van kwetsbare<br />

gebieden, bodemkwaliteit of bodemstructuur. Binnen het thema water is gekeken naar<br />

effecten op grond- en oppervlaktewater, kwetsbare gebieden en wateropgaven.<br />

6.5.1 Natuur<br />

Wijkevoort<br />

Effecten op natuurgebieden<br />

De ontwikkeling van Wijkevoort vindt geheel plaats buiten maar wel in de directe<br />

nabijheid van de Ecologische Hoofdstructuur. Binnen en direct aangrenzend aan het<br />

zoekgebied voor Wijkevoort liggen het Wijckerbos en het Wijckermeer.Ten westen van<br />

het zoekgebied voor Wijkevoort liggen op het grondgebied van Gilze-Rijen de<br />

Nerhovensche Bossen en Klein Zwiterland. Even ten noorden van het zoekgebied ligt<br />

Het Blok. Al deze gebieden maken onderdeel uit van de EHS.<br />

Er vindt geen ruimtelijke aantasting plaats van de EHS (oppervlakteverlies). Dit geldt<br />

voor beide scenarios voor Wijkevoort. Wel is sprake van aantasting van EHS door<br />

verstoring of versnippering. Deze mogelijke aantasting heeft met name gevolgen voor<br />

de leefgebieden van vogels, vleermuizen en libellensoorten. De effecten op de EHS als<br />

gevolg van geluidhinder zijn in 6.2.2 beschreven. Er is rondom Wijkevoort sprake van<br />

een lichte toename van de cumulatieve geluidsbelasting, waarbij de toename aan de<br />

randen van de natuurgebieden sterker is dan in de kern van de EHS-gebieden<br />

(Wijckerbos/Wijckermeer). In hoeverre dit daadwerkelijk wezenlijk negatieve<br />

gevolgen heeft voor (het functioneren van) de EHS en de daarin voorkomende soorten<br />

is op dit moment moeilijk in te schatten. Ook in de referentiesituatie ondervinden<br />

Wijckermeer en Wijckerbos al forse hinder van A58, Noordwesttangent en vliegveld<br />

Gilze-Rijen.<br />

Daarnaast kan sprake zijn van lichthinder als gevolg van verstedelijking. Een groot<br />

deel van de bedrijven zal na zonsondergang gesloten zijn, maar het bedrijventerrein<br />

zelf zal ook 's nachts worden verlicht (straatverlichting). Op inrichtingsniveau zal een<br />

nadere beoordeling (onderzoek) dienen plaats te vinden.<br />

In het hoge scenario is het aandeel bedrijvigheid en het oppervlak van milieucategorie<br />

4 bedrijvigheid groter dan die in het lage scenario. Zwaardere bedrijvigheid brengt in<br />

de regel zwaardere milieuhinder met zich mee. De aantasting en verstoring van EHS-


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

194<br />

gebieden als gevolg van de ontwikkeling van Wijkevoort, is in het lage scenario<br />

geringer dan in het hoge scenario. In het hoge scenario worden deze effecten daarom<br />

als sterk negatief (---) beoordeeld en in de lage scenario negatief (--).<br />

Effecten op ecologische verbindingszones<br />

Binnen het zoekgebied voor Wijkevoort ligt één natte ecologische verbindingszone,<br />

namelijk die langs de Groote Leij. In het lage scenario ligt deze aan de rand van het<br />

zoekgebied voor Wijkevoort en kan de benodigde ruimte voor de EVZ's mogelijk ook<br />

buiten het bedrijventerrein aan de overzijde van de beken gevonden worden en is<br />

psrake van hinder van één zijde. In het hoge scenario ligt deze binnen het zoekgebied<br />

en ondervindt de EVZ hinder van beide zijden.<br />

In het hoge scenario wordt het effect op de ecologische verbindingszones als negatief<br />

beoordeeld, in het minimale scenario is het effect enigszins negatief.<br />

Effecten op soorten<br />

Met de ontwikkeling van Wijkevoort gaat leefgebied, broedgebied en foerageergebied<br />

verloren van diverse soorten (vogels, vleermuizen en libellen). In het minimale<br />

scenario is het verlies aan leefgebied beperkter (60 ha) dan in het maximale scenario<br />

(110 ha).<br />

De weilanden en akkers binnen het zoekgebied voor Wijkevoort kunnen geschikt zijn<br />

als foerageergebied voor o.a. de steenuil. Daarnaast komen verspreid broedvogels van<br />

graslanden, akkers en droge ruigten voor in de omgeving van Wijkevoort (scholekster<br />

en wulp). Ook is het gebied geschikt als broed en foerageergebied voor broedvogels<br />

van struwelen, bomenrijen, houtwallen, bosranden en kapvlakten.<br />

Het Wijckermeer en de Hultensche Leij vormen belangrijke broedlocaties voor<br />

broedvogels van wateren, moerassen en natte ruigten (o.a. oeverzwaluw en ijsvogel).<br />

De Oude Leij en Hultensche Leij (in het bos) en het Wijckermeer vormen het leefgebied<br />

voor Libellen en Juffers. Het gehele westelijke agrarisch gebied is mogelijk<br />

foerageergebied voor de Steenmarter.<br />

Het Wijckermeer is een foerageergebied voor vleermuizen. Foerageerroutes lopen<br />

langs de Hultensche Leij, Vosheining en de Wijkevoort.<br />

In het lage scenario wordt het effect negatief beoordeeld (- -), in het hoge scenario zeer<br />

negatief (- - -).<br />

In latere fase van plan- en besluitvorming zal nader onderzoek moeten uiwijzen welke<br />

soorten precies aangetast worden, of verlies van waarden gecompenseerd moet<br />

worden een zo ja hoe en in welke mate.<br />

Groene kamer<br />

Effecten op natuurgebieden<br />

Binnen het zoekgebied van de Groene Kamer liggen geen EHS-gebieden. Ten oosten<br />

van de Groene Kamer is wel EHS gelegen. Verstoring van deze gebieden door de<br />

activiteiten op de Groene Kamer is naar verwachting gering. Het effect van de Groene<br />

Kamer op de EHS wordt daarom neutraal beoordeeld. De scenarios zijn daarbij niet<br />

onderscheidend ten opzichte van elkaar.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

195<br />

Effecten op EVZ's<br />

Het noordelijk deel van de Groene Kamer ligt temidden van een geplande droge<br />

ecologische verbindingszone. De verbindingszone loopt van het Blok (EHS) in het<br />

westen naar het waterwingebied.<br />

In het Programma van Eisen voor landgoed de Groene Kamer (Gemeente Tilburg, 2010)<br />

is voorzien in de realisatie van de bovengenoemde droge EVZ. In dit deel van het<br />

landgoed vindt geen bebouwing plaats. Wel wordt de EVZ doorsneden door de<br />

toegangsweg naar de Groene Kamer. Ook neemt de licht- en geluidsverstoring toe<br />

door de bezoekers aan de Groene Kamer. Om het functioneren van deze EVZ te<br />

garanderen dienen maatregelen op inrichtingsniveau (bijv. een faunapassage)<br />

genomen te worden. In ruimtelijke zin zijn er, wanneer er afdoende maatregelen<br />

genomen worden ten behoeve van de interne zonering van De Groene Kamer ten<br />

behoeve van het functioneren van de EVZ, geen effecten op de EVZ. Dit geldt voor<br />

beide scenario's.<br />

Realisatie van de Groene Kamer heeft naar verwachting geen effect op de natte EVZ<br />

langs de Donge.<br />

Effecten op soorten<br />

Het gebied rond de Groene Kamer is met name geschikt als leef-, broed- of<br />

foerageergebied voor diverse vogelsoorten van het agrarisch gebied. Daarnaast<br />

komen er enkele foerageerroutes voor vleermuizen voor.<br />

Door de ontwikkeling van de Groene Kamer verdwijnt leefgebied voor met name<br />

vogelsoorten die in open gebieden voorkomen (weidevogels). Daarentegen komt daar<br />

(op termijn) een ander type leefgebied (voor struweelvogels) voor terug.<br />

Het effect is beoordeeld als enigszins negatief (-).<br />

Sportvoorzieningen en recreatie<br />

Effecten op natuurgebieden<br />

De huidige locatie van het hockeycomplex ligt temidden van de EHS. Uitbreiding van<br />

de locatie is niet mogelijk zonder oppervlakteverlies van de EHS. De verstoring op het<br />

gebied van geluid- en lichthinder (lichtmasten) zal in toenemen als gevolg van meer<br />

activiteiten op het hockeycomplex.<br />

In de directe omgeving van het zoekgebied voor golf, voetbal en Oliemeulen liggen<br />

geen EHS-gebieden. De effecten van deze ontwikkelingen op de EHS zijn dan ook naar<br />

verwachting gering.<br />

Het effect op de EHS (in het maximale scenario) als gevolg van de mogelijke effecten<br />

(ruimtebeslag) door de het programma sport (uitbreiding van het hockeycomplex) is<br />

beoordeeld als enigszins negatief (-). (In paragraaf 6.3.1 is ingegaan op de effecten als<br />

gevolg van verstoring).<br />

Effecten op EVZ's<br />

Binnen het zoekgebied voor de voorzieningen voor sport en recreatie aan de westkant<br />

van de Groene Kamer liggen de (geplande) ecologische verbindingszones op ruime<br />

afstand. Aan de oostkant van de Groene Kamer ligt langs de Oude Leij een natte EVZ.<br />

Hierop kan mogelijk verstoring optreden. Het effect is naar verwachting gering en<br />

beoordeeld als enigszins negatief (-)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

196<br />

Effecten op soorten<br />

Als gevolg van de realisatie van de sport en recreatievoorzieningen gaat leefgebied<br />

van bijvoorbeeld weidevogels verloren. Echter net als bij de Groene Kamer kan daar<br />

nieuw potentieel leefgebied voor terugkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de golfbaan<br />

en de opgaande beplanting op de sportcomplexen. Gesteld kan echter worden dat<br />

sportvelden zelf per definitie minder geschikt zijn als leefgebied, doordat er in de<br />

avond ook activiteiten plaatsvinden. Het effect is beoordeeld als enigszins negatief (-).<br />

Ecologische Verbindingszones<br />

Effecten op natuurgebieden<br />

Ecologische verbindingszones verbinden natuurgebieden en maken uitwisseling<br />

mogelijk van diverse soorten en populaties en vermindert versnippering. Dit is op<br />

zichzelf een positief effect.<br />

Effecten op soorten<br />

De realisatie van ecologische verbindingszones geeft een sterke impuls aan de<br />

samenhang tussen de natuurlijke kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van EVZ's<br />

wordt (deels) gekoppeld aan de toekomstige ontwikkeling van Wijkevoort en de<br />

Groene Kamer.<br />

Effect op Natura 2000 gebieden in omgeving<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft mogelijk een effect op Natura2000-gebied Regte<br />

Heide en Riels Laag. De ontwikkeling leidt tot een toename van (vracht)verkeer op de<br />

A67 ten noorden van de Regte Heide / Riels Laag. Door de toename van uitstoot<br />

(emissie) van vervuilende gassen door (vracht)auto's kan extra verzuring van bodem<br />

en water optreden. Daarnaast kan droge en natte neerslag van bijvoorbeeld<br />

stikstofoxiden afkomstig van verkeer ook leiden tot vermesting of 'verrijking' van<br />

ecosystemen. Op basis van de effectenindicator (www.minlnv.nl) blijken de<br />

instandhoudingsdoelen (zeer) gevoelig voor verzuring en met name vermesting (zie<br />

tabel).<br />

Tabel: Gevoeligheid instandhoudingsdoelen N2000-gebied Regte Heide en Riels Laag<br />

voor verzuring en vermesting<br />

Instandhoudingsdoelen * Storingsfactor<br />

Opp. Kwal. Verzuring Vermesting<br />

H2310 Stuifzandheiden met struikhei = ><br />

H3130 Zwakgebufferde vennen = =<br />

H3160 Zure vennen = ><br />

H4010 Vochtige heiden = ><br />

H4030 Droge heiden = ><br />

H7150<br />

Pioniervegetaties met snavelbiezen<br />

= =<br />

Legenda<br />

zeer gevoelig<br />

gevoelig<br />

niet gevoelig<br />

n.v.t.<br />

onbekend<br />

* obv Ontwerpaanwijzingsbesluit N2000-gebied [Bron: www.minlnv,nl]


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

197<br />

Andere effecten (dan verzuring en vermesting) treden naar verwachting niet op gezien<br />

de afstand tussen het plangebied en het N2000-gebied, het ontbreken van<br />

ecologische relaties tussen het plangebied en het N2000-gebied en het feit dat geen<br />

zware vervuilende bedrijvigheid voorzien is op Wijkevoort.<br />

In het kader van dit plan-MER bestaat de toets aan de instandhoudingsdoelen uit een<br />

eerste risicobeoordeling. Belangrijkste vraag hierbij is:"Welke risico's zijn er dat de<br />

voorgenomen activiteiten de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000gebieden<br />

negatief beïnvloeden, ook na het nemen van mitigerende maatregelen?"<br />

Negatieve effecten zijn op voorhand niet uit te sluiten en dienen bij de planuitwerking<br />

nader onderzocht te worden.<br />

De Natuurbeschermingswet zal naar verwachting de uitvoering van het plan niet in de<br />

weg staan. Dit is gebaseerd op:<br />

• De toename van het verkeer is beperkt ten opzichte van het reeds aanwezige<br />

verkeer;<br />

• uit de knelpunten en -kansenanalyse voor het N2000-gebied is stikstof via<br />

lucht niet aangegeven als knelpunt. Aan de beheermaatregelen voor het<br />

behoud van de natuurlijke trofiegraad (intensiteit van de productie van<br />

organische stof) is geen prioriteit toegekend. Prioriteit ligt bij het herstel van<br />

de natuurlijke dynamiek van het waterregime;<br />

• problemen ten aanzien vermesting ontstaan in het gebied door toestromend<br />

nutriëntenrijk en sulfaatrijk grondwater door bemesting intrekgebied buiten<br />

Natura 2000-gebied (westelijk) en door toestroming en inundatie met<br />

nutriëntenrijk beekwater door lozing effluent en uitspoeling meststoffen;<br />

• bij uitwerking van de mogelijke effecten is de Programmatische Aanpak<br />

Stikstof ook vastgesteld.<br />

Het mogelijke effect is een aandachtspunt voor nadere uitwerking. In deze fase van<br />

plan- en besluitvorming heeft het geen invloed op de besluitvorming: ook een<br />

minimaal scenario zal leiden tot toename van verkeer en daarmee mogelijk tot een<br />

effect op Natura2000 gebied.<br />

Totaalbeoordeling<br />

De beoordeling voor Wijkevoort op natuur is leidend voor de beoordeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

als geheel: enigszins negatief (-, lage scenario) tot negatief (- -, hoge scenario)<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Belangrijk verschil tussen het hoge en lage scenario is dat het Groenblauw Casco<br />

uitgaat van het tegengaan van verstedelijking. Het Groenblauw Casco gaat uit van het<br />

behoud van bestaande waarden. Hierdoor blijven effecten als gevolg van<br />

verstedelijking achterwege.<br />

Daarnaast gaat het Groenblauw Casco uit van het versterken van een aantal<br />

ecologische relaties. Dit betreft hoofdzakelijk de realisatie van natte ecologische<br />

verbindingszones Groote Leij, Hultensche Leij en Oude Leij/Donge. Deze krijgen een<br />

gemiddelde breedte van 50-100 meter en worden ingericht met natuurvriendelijke<br />

oevers, stapstenen en faunapassages bij barrières. De oorspronkelijke loop van de<br />

Donge/Oude Leij wordt zoveel mogelijk hersteld (beekherstel).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.5.2 Bodem<br />

198<br />

Langs de Bredaseweg wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd met<br />

faunapassages en enkele poelen tussen het stadsbos en het Blok. De EVZ krijgt een<br />

gemiddelde breedte van 100 meter en een minimale breedte van 50 meter.<br />

In de Drassige Driehoek worden kleine landschapselementen, faunapassages en<br />

poelen aangelegd. Het Wijckermeer wordt ingericht met natuurvriendelijke oevers.<br />

Hekwerken in <strong>Zuidwest</strong> worden zoveel mogelijk verwijderd en vindt zonering plaats<br />

van recreatie waar de recreatieve druk hoog is, bijvoorbeeld in het Stadsbos.<br />

De aanleg van poelen (langs de beekdalen en in de drassige driehoek) en het creëren<br />

van open plekken in het bosgebied (o.a. in het stadsbos) moet leiden tot een grotere<br />

diversiteit aan leefgebieden.<br />

Het versterken van de beken, de realisatie van de droge EVZ, de aanleg van poelen en<br />

open plekken, het opheffen van barrières en de zonering van recreatie leidt tot een<br />

robuustere en minder kwetsbare ecologische structuur en bevordert hiermee de<br />

migratie van soorten tussen de natuurgebieden. Er sprake van een sterk positief effect<br />

voor het thema natuur.<br />

Mogelijkheden voor mitigatie<br />

Mitigatie van negatieve effecten op natuur moet zich met name richten op een vanuit<br />

natuurzorgvuldige uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen en voorkomen van<br />

hinder op natuurwaarden (zie paragraaf 6.3.1.) .<br />

Compensatie<br />

De uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> en het inzicht in<br />

de in <strong>Zuidwest</strong> voorkomende natuurwaarden is nog onvoldoende concreet om in deze<br />

fase van plan- en besluitvorming te kunnen bepalen of en zo ja hoeveel en welke<br />

compensatie van natuurwaarden nodig is. In latere fase van plan- en besluitvorming<br />

(bestemmingsplan, vergunning) moet dit nader worden uitgewerkt.<br />

Wijkevoort<br />

Grondverzet<br />

Ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> noodzaken tot grondverzet. De aard en omvang<br />

hiervoor is het grootst bij de aanleg van bedrijventerrein Wijkevoort. Uitgangspunt bij<br />

grondverzet is zoveel als mogelijk te streven naar een gesloten grondbalans en<br />

herbegruik van grond binnen de locatie zelf. Dit zal niet altijd mogelijk zijn. Een deel<br />

van de af te graven bovengrond zal niet geschikt zijn voor hergebruik. Mogelijk kan<br />

deze grond wel hergebruikt worden in eventueel aan te leggen grond/geluidwallen<br />

en/of aanleg van relief op de uitbreiding van de golfbaan. Voor het bouwrijp maken<br />

van Wijkevoort en voor de aanleg van sportvelden en de uitbreiding van de golfbaan is<br />

aanvoer van zand nodig. Deze aanvoer is groter in het hoge scenario dan in het lage<br />

scenario. In dit stadium van planvorming is het nog niet mogelijk het grondverzet te<br />

berekenen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

199<br />

Bodemkwaliteit<br />

Naar verwachting hebben de ontwikkelingen binnen Wijkevoort niet of slechts in<br />

beperkte mate effect op de bodemkwaliteit in het gebied. Bij aanleg kan het<br />

noodzakelijk zijn vervuilde grond af te graven en af te voeren. Dit zou voor <strong>Zuidwest</strong><br />

een (enigszins) postief effect zijn. Bij het gebruik en beheer van de ontwikkelingen van<br />

<strong>Zuidwest</strong> zou sprake kunnen zijn van bodemvervuilende activiteiten. Te denken valt<br />

aan afvoer van afvalstoffen op Wijkevoort. Echter de kans hierop en het effect hiervan<br />

wordt klein ingeschat. Het is technisch mogelijk (het risico op) bodemvervuiling tot<br />

een minimum te beperken en de regelgeving (milieuvergunning) biedt voldoende<br />

mogelijkheden en waarborgen om (het risico op) bodemvervuiling tot een minimum te<br />

beperken. Het effect op de bodemkwaliteit wordt in beide scenario's dan ook neutraal<br />

(0) beoordeeld.<br />

Bodemwaarden<br />

Wijkevoort bevat in zijn geheel geen beschermde of bijzondere bodemwaarden. Beide<br />

scenario's gaan dan ook niet ten koste van beschermde/bijzondere bodemwaarden en<br />

worden dan ook neutraal beoordeeld (0).<br />

Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />

Grondverzet<br />

Ook bij de aanleg van (onderdelen van) de Groene Kamer, bij de aanleg van de<br />

voetbalvelden, de uitbreidingen van de golfbaan en de hockeyvelden en de eventuele<br />

realisatie van de Oliemeulen zal grondverzet nodig zijn. Ook hier geldt dat het voor<br />

deze ontwikkelingen nog niet mogelijk is het grondverzet te berekenen.<br />

Bodemkwaliteit<br />

Ook ten aanzien van de ontwikkelingen van de Groene Kamer en de realisatie van de<br />

sportvelden, uitbreiding golfbaan en verplaatsing van de Oliemeulen zijn geen<br />

effecten op de bodemkwaliteit te verwachten. Weliswaar kan het gebruik van<br />

bemestings- en bestrijdingsmiddelen op de sportvelden en de uitbreiding van de<br />

golfbaan leiden tot bodemvervuiling, maar de kans hierop is klein. Wet- en regelgeving<br />

bieden voldoende waarborg om (het risico op) bodemvervuiling te beperken. Het effect<br />

op de bodemkwaliteit is neutraal beoordeeld (0). Dit geldt voor beide scenario's.<br />

Bodemwaarden<br />

Omdat ter plaatse van de ontwikkelingen geen beschermde bodemwaarden<br />

voorkomen worden de effecten als gevolg van de ontwikkeling van de Groene Kamer<br />

en de voorzieningen sport & recreatie neutraal beoordeeld. Dit geldt voor beide<br />

scenario's.<br />

Totaalbeoordeling<br />

<strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt neutraal op het aspect bodem beoordeeld (0).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.5.3 Water<br />

200<br />

In 2008 is door het waterschap Brabantse Delta een Integrale Gebiedsanalyse (IGA)<br />

voor het stroomgebied Bovenlopen Donge opgesteld. De belangrijkste gesignaleerde<br />

knelpunten in het gebied zijn diepe grondwaterstanden en een hoge afvoerdynamiek.<br />

Daarnaast was sprake van een onnatuurlijke inrichting van de beekdalen met<br />

bovendien veel barrières in de beken.<br />

Wijkevoort<br />

Door de aanleg van Wijkevoort neemt het verhard oppervlak aanzienlijk toe. Dit kan<br />

negatieve gevolgen hebben voor de (toch al diepe) grondwaterstanden in de vorm van<br />

toenemende droogteschade voor de omliggende landbouw en verminderde<br />

doelrealisatie voor de natuur. Als gevolg van de toename van het verhard oppervlak<br />

kan, wanneer te weinig ruimte is gelaten voor retentie of infiltratie, een vergroting van<br />

de afvoerdynamiek ontstaan met hoge piekafvoeren en lage zomerafvoeren. Dit is een<br />

aandachtspunt voor de nadere uitwerking.<br />

Naast deze mogelijke problemen kan ook vervuiling op treden van af te voeren<br />

hemelwater. Deze vervuiling kan het gevolg zijn van bedrijfsmatige activiteiten, maar<br />

ook van intensief (vracht)verkeer. Het hemelwater afkomstig van verharde terreinen<br />

kan door bedrijfsmatige activiteiten een verhoogd risico op verontreiniging tot gevolg<br />

hebben. De afvoer van hemelwater met een verhoogd risicoprofiel kan het best via een<br />

gescheiden stelsel afgevoerd worden. In ieder geval dient voorkomen te worden dat<br />

vervuild afvoerwater in het Wijckermeer, de beken of het grondwater terecht komt.<br />

De geplande ontwikkelingen liggen op ruime afstand, ten noorden van het<br />

waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. In het hoge scenario valt het<br />

oostelijk deel van Wijkevoort binnen de boringsvrije zone rond het waterwingebied. Dit<br />

betekent dat aanvullende eisen aan de inrichting(en) kunnen worden gesteld. Voor<br />

mechanische ingrepen in de bodem op een diepte van meer dan 10m zal een<br />

ontheffing moeten worden aangevraagd op basis van de provinciale<br />

Milieuverordening.<br />

De overheersende oppervlakte- en grondwaterstromen zijn zuid-noord gericht. Naar<br />

verwachting zullen er daarom geen effecten optreden op het waterwingebied of het<br />

grondwaterbeschermingsgebied.<br />

Er mag zonder meer vanuit worden gegaan dat met bovenstaande aandachtspunten<br />

afdoende rekening wordt gehouden bij de verdere uitwerking van Wijkevoort, omdat<br />

het hier gaat om wettelijke verplichtingen. Er zal o.a. een Watertoets worden<br />

doorlopen. Het uitgangspunt is dat Wijkevoort hydrologisch neutraal zal worden<br />

gerealiseerd en dat ook de kwaliteit van oppervlake- en grondwater worden<br />

gewaarborgd.<br />

Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />

Ook door de ontwikkeling van de Groene Kamer en de voorzieningen voor sport en<br />

recreatie neemt het verhard oppervlak toe, echter in geringe mate. De verhouding<br />

verharding/groen is voor deze ontwikkelingen niet problematisch. Binnen de Groene<br />

Kamer blijft voldoende ruimte over voor waterberging. Dit geldt ook voor de<br />

uitbreiding/realisatie van de sportvelden (hockey/voetbal), golfbaan en Oliemeulen.<br />

Ook zullen naar verwachting geen activiteiten plaatsvinden die op zichzelf leiden tot


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

201<br />

verontreiniging van oppervlaktewater of grondwater. Aan het eventuele gebruik van<br />

chemische bestrijdingsmiddelen op sportvelden en de golfbaan zullen beperkende<br />

voorwaarden moeten worden gesteld.<br />

Ten aanzien van de golfbaan in relatie tot het<br />

grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied kan gesteld worden dat hieraan<br />

inrichtings- en beheereisen gesteld (kunnen) worden gesteld om negatieve effecten te<br />

voorkomen (vergelijkbaar met de al bestaande golfbaan).<br />

Hiermee kan het effect van zowel de Groene Kamer als de voorzieningen sport &<br />

recreatie neutraal worden beoordeeld.<br />

Ecologische Verbindingszones<br />

EVZ's kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de afvoercapaciteit en<br />

oppervlaktewaterkwaliteit van beken en sloten. EVZ's worden vaak ingericht als<br />

plas/dras bermen of natuurvriendelijke oevers. In deze oevers kunnen voedingsstoffen<br />

bezinken en opgenomen worden door bijvoorbeeld riet of moerasvegetatie. Hierdoor<br />

worden deze voedingsstoffen uit het systeem gehaald.<br />

Totaalbeoordeling<br />

<strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt neutraal op het aspect water beoordeeld (0).<br />

6.6 Ruimtegebruik<br />

6.6.1 Wonen<br />

In deze paragraaf zijn de effecten beoordeeld van <strong>Zuidwest</strong> als woon,- werk,-<br />

landbouw- recreatie en sportgebied. Binnen het thema wonen is met name gekeken<br />

naar leefbaarheid en binnen het thema werken is gekeken naar werkgelegenheid.<br />

Binnen het thema recreatie en sport zijn de effecten beoordeeld op de variatie aan<br />

voorzieningen en recreatieve mogelijkheden.<br />

Wijkevoort<br />

<strong>Zuidwest</strong> is momenteel een landelijk buitenstedelijk gebied met verspreid<br />

voorkomende bewoning en een rustig landelijk karakter. Bedrijvigheid komt alleen op<br />

kleine schaal voor en is hoofdzakelijk agrarisch van karakter.<br />

Langs de Hultenseweg, Wijkevoort, Schoorweg en Vosheining ligt verspreid een aantal<br />

woningen. Deze woningen moeten (mogelijk) voor een deel geamoveerd worden of een<br />

andere bestemming krijgen, als gevolg van een te hoge geluidbelasting of externe<br />

veiligheidsrisico's (zie paragraaf 6.3.1).<br />

De woningen die behouden kunnen worden en de woningen in de nabije omgeving van<br />

Wijkevoort (Klein Tilburg) krijgen te maken met een andere leefomgeving en een<br />

aantasting van de leefbaarheid (belemmering van het uitzicht, toename aantal<br />

verkeersbewegingen).<br />

Verkeersoverlast als gevolg van de ontwikkeling van Wijkevoort blijft beperkt. Het<br />

verkeer wordt voor het grootste deel afgewikkeld via de A58, Noordwesttangent en<br />

Bredaseweg. Sluipverkeer door het middengebied wordt zoveel mogelijk beperkt door<br />

nog uit te voeren verkeerstechnische maatregelen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.6.2 Werken<br />

202<br />

Als woongebied treedt voor Wijkevoort een verslechtering op. Hierbij is er verschil<br />

tussen Wijkevoort in het lage scenario en Wijkevoort in het hoge scenario. In het<br />

minimale scenario is de verslechtering minder omvangrijk. In het hoge scenario is het<br />

effect sterk negatief (---) en in het lage scenario is het effect negatief (--).<br />

Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen<br />

Ten gevolge van de ontwikkeling van de Groene Kamer hoeven geen woningen<br />

gesloopt te worden. Met de Groene Kamer krijgt <strong>Zuidwest</strong> er een parkachtig gebied bij<br />

waarin diverse commerciële en recreatieve voorzieningen een plaats krijgen. Het<br />

gebied is openbaar toegankelijk en wordt uitnodigend ingericht voor bezoekers. Ook<br />

de nieuwe sport- en recreatievoorzieningen betekenen een impuls voor het woon- en<br />

leefklimaat voor een grote groep Tilburgers (inwoners van de Reeshof, inwoners van<br />

Tilburg). Echter op lokaal niveau zullen de nieuwe voorzieningen als een bedreiging<br />

worden ervaren en hinder veroorzaken op bestaande woningen. De effecten op de<br />

leefbaarheid worden daarom zowel positief als negatief beoordeeld.<br />

Reeshof en Rijen<br />

Buiten <strong>Zuidwest</strong> liggen ook een twee woningbouwconcentraties: de Reeshof in het<br />

noorden van het plangebied en Rijen ten zuidwesten van het plangebied. Buiten<br />

<strong>Zuidwest</strong> treden naar verwachting geen negatieve effecten op de leefbaarheid op.<br />

Inwoners van de Reeshof en Rijen kunnen echter wel profiteren van de nieuwe<br />

voorzieningen voor sport en recreatie.<br />

Totaalbeoordeling<br />

Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook negatief (- -,<br />

lage scenario) tot zeer negatief (- - -, hoge scenario) beoordeeld.<br />

Wijkevoort<br />

In beide scenario's transformeert <strong>Zuidwest</strong> en dan met name het gebied rond<br />

Wijkevoort in een werklandschap. Zoals hiervoor al aangegeven gaat dit vooral ten<br />

koste van landbouwgronden. Het aantal arbeidsplaatsen neemt als gevolg van de<br />

ontwikkeling toe. Naar schatting een toename van 1800 arbeidsplaatsen in het lage<br />

scenario en 2500 arbeidsplaatsen in het hoge scenario voor Wijkevoort.<br />

Beide scenario's hebben een positief effect op de werkgelegenheid.<br />

Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />

Met name de Groene Kamer, met een verwacht bezoekersaantal van 1,2 tot 2 miljoen<br />

bezoekers per jaar, betekent een aanzienlijke impuls voor de werkgelegenheid in<br />

Tilburg. Met deze ontwikkeling zijn ca. 300 nieuwe arbeidsplaatsen gemoeid. Beide<br />

scenario's hebben een enigszins positief effect op de werkgelegenheid.<br />

Totaalbeoordeling<br />

Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook positief (++-,<br />

beide scenario's beoordeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

6.6.3 Landbouw<br />

203<br />

Wijkevoort<br />

Een aanzienlijk deel van de landbouwgrond maakt plaats voor andere functies<br />

(bedrijvigheid, sport en recreatie). De ruimtebehoefte van het hoge scenario is<br />

aanzienlijk groter dan de ruimtebehoefte van het lage scenario. Het zoekgebied voor<br />

deze ruimtebehoefte bestaat overwegend uit landbouwgronden. Voor het perspectief<br />

van de landbouw treedt er voor <strong>Zuidwest</strong> een verslechtering op als gevolg van<br />

versnippering en mogelijk een slechtere/moeilijkere bereikbaarheid van de<br />

landbouwgronden. De verslechtering in het hoge scenario is het grootst. Hier kan<br />

tegenin gebracht worden dat het ontwikkelingsperspectief van de landbouw in<br />

<strong>Zuidwest</strong> momenteel al slecht is. Dit overwegende wordt het effect voor het lage<br />

scenario negatief (--) beoordeeld, het effect van het hoge scenario sterk negatief (---).<br />

Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />

De realisatie van de Groene Kamer en de voorzieningen voor sport en recreatie gaat<br />

grotendeels ten koste van landbouwgrond.<br />

Hoewel er door de Groene Kamer mogelijk een nieuwe afzetmarkt kan ontstaan voor<br />

lokale agrarische producten vindt feitelijk ook hier een verlies aan landbouwgrond<br />

plaats. Dit wordt als negatief beoordeeld. Dit geldt voor beide scenario's.<br />

Totaalbeoordeling<br />

Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook negatief (- -,<br />

lage scenario) tot zeer negatief (- - -, hoge scenario) beoordeeld.<br />

6.6.4 Recreatie & sport<br />

Wijkevoort<br />

Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wijkevoort vermindert de<br />

aantrekkelijkheid van <strong>Zuidwest</strong> voor buitenactiviteiten als wandelen, fietsen,<br />

paardrijden en skaten in het zuidwestelijke deel van het gebied. Er is sprake van een<br />

negatief effect (--) in het lage scenario en een sterk negatief effect in het hoge scenario<br />

(---) .<br />

Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />

Met de Groene Kamer krijgt <strong>Zuidwest</strong> er een parkachtig gebied bij waarin diverse<br />

commerciële en recreatieve voorzieningen een plaats krijgen. Het gebied is openbaar<br />

toegankelijk en wordt uitnodigend ingericht voor bezoekers. De recreatieve<br />

mogelijkheden in <strong>Zuidwest</strong> krijgen een sterke impuls. Ook ontstaat er een grotere<br />

variatie aan recreatieve mogelijkheden. Voor zover bekend zijn geen effecten op<br />

bestaande recreatieve functies.<br />

In het maximale scenario nemen daarnaast ook de mogelijkheden voor recreatie en<br />

sport toe in <strong>Zuidwest</strong>. De toevoeging van voetbalvelden, hockeyvelden, golf, retail en<br />

een dierentuin vergroten de mogelijkheden om in het gebied te sporten en te<br />

recreëren.<br />

De effecten worden voor de Groene Kamer positief (++) beoordeeld, dit geldt voor<br />

beide varianten. De effecten van de nieuwe sport- en recreatiemogelijkheden worden<br />

sterk positief (+++) beoordeeld (alleen het hoge scenario).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

204<br />

Totaalbeoordeling<br />

Vanwege de realisatie van de Groene Kamer en de sport- en recreatievoorzieningen en<br />

het negatieve effect van Wijkevoort wordt <strong>Zuidwest</strong> als geheel enigszins positief (+,<br />

lage scenario) tot postief (++, hoge scenario) eoordeeld.<br />

Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />

Met de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> verbetert de recreatieve belevingswaarde van het<br />

gebied als geheel. Al zijn binnen het Groenblauw Casco geen concrete maatregelen<br />

opgenomen (bijvoorbeeld nieuwe fiets- of wandelroutes). Het verwijderen van hekwerk<br />

biedt wel mogelijkheden om nieuwe routes te creëren. Het Groenblauw Casco biedt<br />

ook een opzet om de informatiewaarde (geschiedenis en landschap) van het gebied te<br />

verhogen. Het effect van het Groenblauw Casco op de recreatieve waarden wordt als<br />

enigszins positief beoordeeld.<br />

6.7 Effecten van het Groenblauw Casco<br />

In paragraaf 5.6 zijn het groenblauw casco en het groenblauw casco plus voor<br />

<strong>Zuidwest</strong> beschreven. Het Groenblauw Casco geeft de huidige situatie inclusief<br />

vigerend beleid en autonome ontwikkelingen weer. De effecten op verkeer, geluid,<br />

luchtkwaliteit, externe veiligheid, klimaat en duurzaamheid, landschap,<br />

cultuurhistorie en archeologie, natuur, water, bodem, wonen, werken, landbouw en<br />

recreatie zijn als neutraal te beschouwen (0). Het groenblauw casco plus levert een<br />

belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van natuur, landschap en cultuurhistorie. In<br />

deze paragraaf is toegelicht op welke manier het groenblauw casco plus<br />

de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en ook recreatieve waarde kan<br />

versterken.<br />

Verkeer<br />

Aangezien in het Groenblauwe caso plus geen stedelijke ontwikkelingen worden<br />

toegevoegd, zijn de effecten op verkeer neutraal.<br />

Milieu<br />

Aangezien in het Groenblauwe casco plus geen stedelijke ontwikkelingen worden<br />

toegevoegd, kunnen de effecten op geluidbelast oppervlak, geluidbelasting op de<br />

EHS, geluidbelaste woningen en externe veiligheid als neutraal beoordeeld worden.<br />

Het effect op luchtkwaliteit wordt enigszins positief beoordeeld, vanwege het<br />

zuiverende effect op de luchtkwaliteit door groen. Klimaat en duurzaamheid wordt<br />

positief beoordeeld, er ontstaat een robuustere, klimaatbestendigere groenblauwe<br />

structuur (+).<br />

Belangrijk verschil met de minimale en maximale variant is dat het groenblauw casco<br />

uitgaat van het tegengaan van verstedelijking. Het groenblauw casco gaat uit van het<br />

behoud en het versterken van bestaande waarden. Hierdoor blijven effecten als gevolg<br />

van verstedelijking achterwege.<br />

Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />

Landschap<br />

Binnen het groenblauw casco zijn een aantal maatregelen opgenomen om het<br />

landschap in <strong>Zuidwest</strong> te versterken. Één van de maatregelen is het versterken en<br />

opnieuw herkenbaar maken van de oorspronkelijke beemdenstructuur langs de beken.<br />

Langs de Hultensche Leij gebeurt dat door het aanbrengen van beplantingen


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

205<br />

(bijvoorbeeld hagen) en langs de Oude Leij gebeurt dat door het open maken<br />

van enkele beemden. Plaatselijk worden nieuwe landschapselementen aangelegd<br />

(Drassige Driehoek) om de ecologische structuur te versterken.<br />

Daarnaast wordt zoveel mogelijk ingezet op het behoud van de openheid en de<br />

herkenbaarheid (lage ligging) van de beekdalen en de akkercomplex structuren met<br />

het bijbehorende patroon van wegen en paden.<br />

Met name het terugbrengen van oude structuren levert een positieve bijdrage aan de<br />

landschappelijke structuur. Echter voor het grootste deel blijft het Groenblauw Casco<br />

consoliderend voor bestaande landschappelijke waarden. Het effect van het<br />

groenblauw casco plus op het thema landschap is beoordeeld als enigszins positief<br />

(+).<br />

Cultuurhistorie en archeologie<br />

In het groenblauw casco plus is een aanzet gegeven op welke manier beleidsmatig<br />

invulling gegeven kan worden aan het behoud (en hergebruik) van in het plangebied<br />

aanwezige waardevolle ensembles (Dongewijck en pompstation) en het agrarisch<br />

erfgoed (monumentale boerderijen). Tevens is de ambitie om cultuurhistorische en<br />

archeologische waarden te behouden en te versterken en in planologische processen<br />

te gebruiken ten behoeve van cultuurtoerisme, fietsroutes etcetera, waardoor<br />

herkenbaarheid en beleving zullen toenemen. Concrete maatregelen zijn echter niet<br />

opgenomen. Het effect van het groenblauw casco op de cultuurhistorische waarden<br />

wordt neutraal tot enigszins positief beoordeeld. Het effect op archeologie wordt als<br />

neutraal (0) beoordeeld.<br />

Natuur, bodem en water<br />

Het groenblauw casco plus gaat uit van het versterken van een aantal<br />

ecologische relaties. Dit betreft hoofdzakelijk de realisatie van natte ecologische<br />

verbindingszones Groote Leij, Hultensche Leij en Oude Leij. Deze krijgen een<br />

gemiddelde breedte van 50-100 meter en worden ingericht met natuurvriendelijke<br />

oevers, stapstenen en faunapassages bij barrières. De oorspronkelijke loop van de<br />

Oude Leij wordt zoveel mogelijk hersteld (beekherstel).<br />

Langs de Bredaseweg wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd met<br />

faunapassages en enkele poelen tussen het stadsbos en het Blok. De EVZ krijgt een<br />

gemiddelde breedte van 100 meter en een minimale breedte van 50 meter.<br />

In de Drassige Driehoek worden kleine landschapselementen, faunapassages en<br />

poelen aangelegd. Het Wijckermeer wordt ingericht met natuurvriendelijke oevers.<br />

Hekwerken in <strong>Zuidwest</strong> worden zoveel mogelijk verwijderd en er vindt zonering plaats<br />

van recreatie waar de recreatieve druk hoog is, bijvoorbeeld in het Stadsbos.<br />

De aanleg van poelen (langs de beekdalen en in de Drassige Driehoek) en het creëren<br />

van open plekken in het bosgebied (o.a. in het stadsbos) moet leiden tot een grotere<br />

diversiteit aan leefgebieden.<br />

Het versterken van de beken, de realisatie van de droge EVZ, de aanleg van poelen en<br />

open plekken, het opheffen van barrières en de zonering van recreatie leidt tot een<br />

robuustere en minder kwetsbare ecologische structuur en bevordert hiermee de<br />

migratie van soorten tussen de natuurgebieden. Er is sprake van een sterk positief<br />

effect voor het thema natuur. Het effect van het groenblauw casco plusop<br />

natuurgebieden (N2000, EHS) wordt beoordeeld als sterk positief (+++), evenals het<br />

effect op ecologische relaties (+++) en op soorten (+++).<br />

Het effect op water wordt beoordeeld als positief (++). En het effect van het<br />

groenblauwe casco plus op bodem wordt beoordeeld als neutraal (0).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

206<br />

Ruimtegebruik (wonen, werken, landbouw en recreatie)<br />

Het effect van het groenblauwe casco plus op wonen is enigszins positief (+).<br />

Realisatie van het Groenblauw Casco plus zal een enigszins positief effect hebben op<br />

het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. De effecten van het Groenblauwe Casco plus ten<br />

aanzien van werken en sport worden neutraal beoordeeld (0). Het effect van landbouw<br />

is engiszins negatief (-) aangezien de ontwikkeling van natuur ten koste gaat van het<br />

landbouwareaal. Het effect van het groenblauw casco plus op de recreatieve waarden<br />

wordt als enigszins positief beoordeeld (+). Met de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

verbetert de recreatieve belevingswaarde van het gebied als geheel. Al zijn er binnen<br />

het groenblauw casco geen concrete maatregelen ogenomen (bijvoorbeeld nieuwe<br />

fiets- of wandelroutes). Het verwijderen van hekwerk biedt wel mogelijkheden om<br />

nieuwe routes te creëren. Het groenblauw casco biedt ook een opzet om de<br />

informatiewaarde (geschiedenis en landschap) van het gebied te verhogen. Het effect<br />

van het groenblauw casco op de recreatieve waarden wordt als enigszins positief<br />

beoordeeld.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

207


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

208<br />

7 Conclusies<br />

7.1 Inleiding<br />

Realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen in het kader van de <strong>Structuurvisie</strong><br />

<strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>, zoals beschreven in hoofdstuk 5, heeft diverse effecten op het<br />

plangebied en het gebied eromheen. De effecten zijn beschreven in hoofdstuk 6.<br />

Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het plangebied en het studiegebied en in een<br />

hoog en een laag scenario. Daarnaast zijn ook de effecten van het groenblauwe casco<br />

en het groenblauwe casco plus beschreven. Het voorliggende hoofdstuk zet de<br />

effecten en de beoordelingen samengevat en overzichtelijk op een rijtje (paragraaf<br />

7.2). Daarna wordt specifiek ingegaan op een aantal afwegingen voor de diverse<br />

onderdelen binnen <strong>Zuidwest</strong> (paragraaf 7.3). Tot slot worden de resultaten van dit<br />

plan-MER getoetst aan het advies voor reikwijdte en detailniveau van de commissie<br />

m.e.r (paragraaf 7.4).<br />

7.2 Resumé conclusies<br />

Overzicht effectscores per onderdeel <strong>Structuurvisie</strong><br />

Onderstaande tabel 7.1 geeft een samenvattend overzicht van de effectbeoordelingen<br />

zoals in hoofdstuk 6 beschreven. Daarnaast is in tabel 7.2 een overzicht gegeven van<br />

de effectscores van het Groenblauw Casco Plus. Onderstaand zijn de effecten, zoals<br />

beschreven in hoofdstuk 6, nogmaals op een rij gezet.<br />

Verkeer<br />

Auto- en vrachtverkeer<br />

Ontwikkeling van de diverse voorgenomen onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />

leidt ten opzichte van de referentiesituatie tot een toename van verkeer van en naar<br />

het plangebied, variërend van ca. 17,5 duizend (laag scenario ) tot ca. 20 duizend<br />

motorvoertuigen per etmaal (hoog scenario). Het aantal vrachtbewegingen bedraagt<br />

respectievelijk ca. 2,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca. 15%) en 3,5 duizend<br />

(aandeel vrachtwagens ca. 17,5 %). Om deze adequaat af te kunnen wikkelen worden<br />

aanpassingen in het wegennet voorzien, waarvan de aansluitingen van Wijkevoort op<br />

de Noordwesttangent, de aansluiting van de Bleukweg op de Bredaseweg en het<br />

afsluiten van de Hultsenseweg voor (doorgaand) gemotoriseerd verkeer de<br />

belangrijkste zijn. De aanpassing van de wegenstructuur zorgt er enerzijds voor dat<br />

het extra verkeer van en naar <strong>Zuidwest</strong> goed verloopt, anderzijds verbetert het ook de<br />

bestaande verkeersstructuur: sluipverkeer wordt tegengegaan. Door de aanvullende<br />

verkeersmaatregelen, de aanwezigheid van ontsluitende wegen rond het plangebied<br />

en de relatief gunstige ligging van de voorgenomen ontwikkelingen ten opzichte van<br />

deze ontsluitende wegen, blijft het effect van het extra verkeer op het wegennet<br />

relatief beperkt en leidt het naar verwachting niet tot verkeersproblemen. Op de<br />

Noordwesttangent neemt het verkeer met 5 tot 15% toe ten opzichte van de<br />

referentiesituatie, met name als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein<br />

Wijkevoort. Op de A58 bedraagt de toename maximaal 2%. Op de Bredaseweg is de<br />

toename maximaal 11%. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat de<br />

huidige situatie al druk is, maar dat autonoom en in een apart plan- en


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

209<br />

besluitvormingstraject onderzocht wordt of en hoe de Bredaseweg opgewaardeerd<br />

moet worden.<br />

Tabel 7.1: Overzicht effectscores per thema /per onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong><br />

Effect van ontwikkeling van : <strong>Zuidwest</strong><br />

Wijke Groene Kamer Sport &<br />

EVZ's<br />

Totaal<br />

voort<br />

recreatie<br />

Effect op : Scenario:<br />

VERKEER<br />

laag hoog laag hoog laag hoog hoog laag hoog<br />

Verkeersstructuur + + + + - - - 0 0<br />

Verkeersproductie - - - - - - - 0 0<br />

Verkeersintensiteiten en<br />

verkeersafwikkeling<br />

- - - - - - - - - 0 0<br />

Parkeren 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Verkeersveiligheid 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Langzaam verkeer 0 0 0/- - 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+<br />

Openbaar vervoer<br />

MILIEU<br />

0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Geluidsbelast oppervlak - -- -- --- - -- -- 0 0<br />

Geluidsbelasting EHS - -- -- --- 0/- 0/- -- 0 0<br />

Geluidsbelaste woningen - -- -- --- 0/- 0/- -- 0 0<br />

Luchtkwaliteit - -- - -- - -- -- 0 0<br />

Externe Veiligheid 0/- - - -- 0 0 0 0 0<br />

Klimaat en duurzaamheid<br />

LANDSCHAP CULTUURHISTORIE EN<br />

ARCHEOLOGIE<br />

x x x x x x x x x<br />

Landschap -- --- -- --- - - - + +<br />

Cultuurhistorie -- -- -- -- - - - 0 0<br />

Archeologie<br />

NATUUR BODEM EN WATER<br />

- - - - - - - - -<br />

Natuurgebieden (N2000, EHS) - -- -- --- 0 0 - + +<br />

Ecologische relaties (EVZ's) - -- - -- 0 0 - x x<br />

Soorten - -- -- --- - - - ++ ++<br />

Bodem 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Water<br />

RUIMTEGEBRUIK: WONEN WERKEN<br />

LANDBOUW , RECREATIE&SPORT<br />

0 0 0 0 0 0 0 + +<br />

Wonen -- --- -- --- + / - + / - + / - 0 0<br />

Werken ++ ++ ++ ++ + + + 0 0<br />

Landbouw -- --- -- --- -- -- -- - --<br />

Recreatie en sport + ++ -- --- ++ ++ +++ + +


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

210<br />

Tabel 7.2: Overzicht effectscores Groenblauw Casco per thema<br />

Effect van ontwikkeling van :<br />

Effect op : Scenario: Groenblauw Casco Groenblauw Casco Plus<br />

VERKEER<br />

Verkeersstructuur 0 0<br />

Verkeersproductie 0 0<br />

Verkeersintensiteiten en<br />

verkeersafwikkeling<br />

0 0<br />

Parkeren 0 0<br />

Verkeersveiligheid 0 0<br />

Langzaam verkeer 0 0<br />

Openbaar vervoer<br />

MILIEU<br />

0 0<br />

Geluidsbelast oppervlak 0 0<br />

Geluidsbelasting EHS 0 0<br />

Geluidsbelaste woningen 0 0<br />

Luchtkwaliteit 0 +<br />

Externe Veiligheid 0 0<br />

Klimaat en duurzaamheid<br />

LANDSCHAP CULTUURHISTORIE EN<br />

ARCHEOLOGIE<br />

0 +<br />

Landschap 0 +<br />

Cultuurhistorie 0 +<br />

Archeologie<br />

NATUUR BODEM EN WATER<br />

0 0<br />

Natuurgebieden (N2000, EHS) 0 +++<br />

Ecologische relaties (EVZ's) 0 +++<br />

Soorten 0 +++<br />

Bodem 0 0<br />

Water<br />

RUIMTEGEBRUIK: WONEN WERKEN<br />

LANDBOUW , RECREATIE&SPORT<br />

0 ++<br />

Wonen 0 +<br />

Werken 0 0<br />

Landbouw 0 -<br />

Recreatie en sport 0 +


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

211<br />

Op de wegen in het plangebied neemt de verkeersdruk niet of nauwelijks toe.<br />

Hetzelfde geldt voor de wegen richting Gilze en De Reeshof. Analyse van avond- en<br />

ochtendspitsintensiteiten, de maatgevende intensiteiten op een dag, leiden niet tot<br />

andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.<br />

Analyse van piekintensiteiten voor de recreatieve en sportvoorzieningen die<br />

aansluiten op de Bredaseweg laat zien dat in het lage scenario de piek op zaterdag<br />

vergelijkbaar is met de piek op een werkdag (wel bestaand uit ander verkeer:<br />

recreatie/sport vs. woon-werk). In het hoge scenario is de weekendpiek groter dan de<br />

werkdagpiek. Dit doordat het hoge scenario aanzienlijk meer recreatie en<br />

sportvoorzieningen voorziet dan het lage scenario. Op de Bredaseweg kan een<br />

weekendpiek in het hoge scenario leiden tot een verminderde afwikkeling op de<br />

Bredaseweg.<br />

Parkeren<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot extra parkeerdruk en/of parkeerproblemen in<br />

en rond het plangebied. Dit omdat uitgangspunt voor ontwikkeling is dat bij de<br />

voorziening zelf voldoende parkeerruimte wordt gecreëerd (voor de recreatie en<br />

sportvoorzieningen ook om pieken in bezoek op te kunnen vangen). Aandachtspunt<br />

hierbij is wel dat <strong>Zuidwest</strong> relatief ongunstig ligt ten opzichte van fiets- en<br />

openbaarvervoerverbindingen en er dus van uitgegaan moet worden dat een relatief<br />

groot deel van de werknemers en bezoekers per auto komt.<br />

Langzaam verkeer<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn in geringe mate aanvullende fiets- en wandelpaden voorzien in<br />

<strong>Zuidwest</strong>. De bereikbaarheid van Wijkevoort en de sport en toeristische voorzieningen<br />

verbetert daarmee voor langzaam verkeer niet, maar verslechtert ook niet. Recreatief<br />

gezien wordt <strong>Zuidwest</strong>, met name het tussengebied tussen Groene Kamer en<br />

Wijkevoort aantrekkelijker voor fietsers en wandelaars, door de afname van<br />

sluipverkeer. Afwaarderen van de Hultenseweg biedt de mogelijkheid hiervan een<br />

recreatieve fietsroute te maken.<br />

Openbaar vervoer<br />

In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn geen aanvullende openbare vervoermogelijkheden voorzien.<br />

Het gebied is en blijft daardoor relatief slecht bereikbaar per openbaar vervoer.<br />

Verkeersveiligheid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting een gering, maar geen wezenlijk<br />

negatief effect op de verkeersveiligheid in en rond het gebied. De ontwikkelingen<br />

brengen veel nieuwe mensen in en naar het gebied, maar de kwaliteit van de<br />

ontsluitende wegen is voldoende. Aandachtspunt voor verdere uitwerking is wel de<br />

aansluiting van de Bleukweg op de Bredaseweg. Deze moet zodanig worden<br />

vormgegeven dat ook bij piekmomenten de veiligheid gegarandeerd kan blijven.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

212<br />

Geluid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot nieuwe geluidproductie in het gebied en daarmee<br />

tot een toename in geluidbelasting. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen<br />

de diverse geluidbronnen: industrielawaai door Wijkevoort, verkeerslawaai, en lawaai<br />

door het gebruik van de sport- en recreatievoorzieningen. Aan de geluidontvangende<br />

kant is het van belang onderscheid te maken tussen de woningen in het plangebied en<br />

de woningen en woongebieden erbuiten. Daarnaast is de EHS kwetsbaar voor toename<br />

van geluid.<br />

In totaliteit neemt de geluidbelasting in heel <strong>Zuidwest</strong> toe. In grote delen van <strong>Zuidwest</strong><br />

is de toename echter gering. De woongebieden rondom <strong>Zuidwest</strong> (Reeshof, Blaak,<br />

Gilze e.d.) zullen niet of nauwelijks toename van geluid ervaren. In de directe (woon-)<br />

omgeving langs de ontwikkelingen zelf is de toename groter. Wegverkeer is en blijft in<br />

veruit het grootste deel van het plangebied de dominante geluidbron, de directe<br />

omgeving van Wijkevoort uitgezonderd. De toenames in verkeer zijn echter niet<br />

dermate groot dat ze ook tot wezenlijke toename in verkeerslawaai leiden.<br />

De geluidtoename in de omgeving van De Groene Kamer en de sport- en<br />

recreatievoorzieningen is naar verwachting niet dermate groot dat hierdoor<br />

geluidnormen worden overschreden, hoewel dit in later stadium van plan- en<br />

besluitvorming nader en in meer detail zal moeten worden onderzocht.<br />

De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort leidt naar verwachting tot een dusdanige<br />

toename van geluid (en andere soorten hinder zoals stof en lichthinder) dat de<br />

woonfunctie op het bedrijventerrein niet gehandhaafd zal kunnen blijven. Dit betreft<br />

17 woningen in het lage scenario en 23 woningen in het hoge scenario, met name<br />

langs de Hultenseweg. Direct buiten het plangebied voor Wijkevoort geldt hetzelfde<br />

voor 1 à 2 woningen. Daarnaast dient voor een 9-tal (laag secenario) à 44 tal woningen<br />

(hoog scenario) in later stadium nader worden onderzocht of deze een te hoge geluidbelasting<br />

zullen gaan ervaren, en zo welke aanvullende geluidwerende maatregelen<br />

nodig zijn om de woonfunctie te kunnen handhaven.<br />

Ook de geluidbelasting op de EHS neemt toe met enkele dB's, met name op het<br />

Wijckermeer en het Wijckerbos. Waarbij opgemerkt dient te worden dat de toename<br />

van de geluidbelasting op de randen groter is dan in de kern van deze gebieden. Of de<br />

betreffende gebieden naar aanleiding van de geluidtoename nog volledig kunnen<br />

functioneren als gevolg van de toegenomen verstoring is een vraag waar in dit stadium<br />

geen uitspraak over gedaan kan worden. Het daadwerkkelijk effect van de<br />

geluidtoename op de voorkomende soorten is per soort verschillend. Wel is duidelijk<br />

dat de toegenomen geluidbelasting op de EHS voor het overgrote deel het gevolg is<br />

van autonome ontwikkelingen en het zelfs in de huidige situatie discutabel is of een<br />

groot deel van de gebieden wel geschikt is als leefgebied (in casu is gekeken naar de<br />

effecten op broedvogels).<br />

Luchtkwaliteit<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot een toename van verkeersbewegingen in en rond<br />

het gebied en daarmee tot een toename van uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen. In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> is de 0,1 tot 1 ug/m3 N02 en 0 tot 0,1 ug/m3<br />

PM10. Langs de Hultenseweg en de ontsluiting van Wijkevoort is de toename forser: 3<br />

tot 6 ug/m3 N02 en 0,6 tot 0,9 ug/m3 PM10. De uitstoot van luchtverontreinigende<br />

stoffen blijft ver beneden de wettelijk gestelde luchtkwaliteitsnormen.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

213<br />

Externe Veiligheid<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt op twee manieren tot een verandering in het aspect<br />

externe veiligheid. Enerzijds leidt de realisatie van Wijkevoort tot nieuwe risicobronnen<br />

in het gebied. Anderzijds leidt de ontwikkeling van sport- en recreatievoorzieningen<br />

tot een toename van mensen in het gebied. Deze ontwikkelingen liggen<br />

grotendeels gescheiden van elkaar. Wel verdient de mogelijke positionering van<br />

kwetsbare objecten op het bedrijventerrein zelf, zoals de Campus in het lage scenario,<br />

ten opzichte van toekomstige Bevi-inrichtingen op Wijkevoort de nodige aandacht in<br />

het vervolgtraject. Vanuit de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente wordt<br />

aangestuurd dat de 10 -6 -contour van Bevi-bedrijven binnen de inrichtingsgrens blijven.<br />

In deze fase van de plan- en besluitvorming is het nog niet mogelijk hier concrete<br />

uitspraken over te doen. Wel kan aangegeven worden dat middels regels in het later<br />

op te stellen bestemmingsplan hiermee de situatie goed beheersbaar gemaakt kan<br />

worden en ongewenste effecten zo veel mogelijk uitgesloten kunnen worden.<br />

Toename van mensen langs de Bredaseweg en in het tussengebied leidt naar<br />

verwachting niet tot een wezenlijke toename van risico. De vervoersomvang is beperkt<br />

en afstand van de grotere concentraties personen tot de risicobron is relatief groot. Dit<br />

dient echter voor de voorzieningen individueel nog wel getoetst te worden op<br />

inrichtingsniveau in later stadium van besluitvorming. De ontwikkeling van<br />

bedrijventerrein Wijkevoort leidt mogelijk wel tot een toename van risico s. Het<br />

gemeentelijk externe veiligheidsbeleid laat bedrijven die werken met gevaarlijke<br />

stoffen toe. Er is echter ruimte tussen Wijkevoort en de omliggende woongebieden.<br />

Voor de losse woningen rond Wijkevoort is nader onderzoek op inrichtingsniveau<br />

nodig om te kunnen bepalen of de toename in risico aanvaardbaar is.<br />

Klimaat en duurzaamheid<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> geeft vooralsnog geen duidelijk beeld hoe in de ontwikkeling van<br />

<strong>Zuidwest</strong> omgegaan wordt met de aspecten klimaat en duurzaamheid.<br />

De ontwikkelingen, met name die van de Groene Kamer, bieden op zich mogelijkheden<br />

voor klimaatmaatregelen en duurzaamheid. Ook het toekomstige profiel (zie<br />

hoofdstuk 5) van Wijkevoort biedt mogelijkheden maar deze zijn tot op heden nog niet<br />

uitgewerkt.<br />

Landschap<br />

De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> hebben een fors landschappelijk effect op het<br />

westelijk deel van het plangebied. In het oostelijk deel is er niet of nauwelijks<br />

ontwikkeling en daarmee ook niet of nauwelijks effect. Realisatie van bedrijventerrein<br />

Wijkevoort gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarische landschap ter plaatse: de<br />

kleinschaligheid verdwijnt en de openheid gaat verloren. Het effect is voor het hoge<br />

scenario negatiever dan voor het lage scenario. Allereerst door het grotere oppervlak,<br />

maar daarnaast ook door de grotere landschappelijke waarde van het oostelijk deel<br />

van het plangebied. Bovendien kan in het lage scenario de landschappelijke waarde<br />

van het Wijckerbos en het Wijckermeer nog enigszins behouden blijven, in het hoge<br />

scenario niet of nauwelijks. Door realisatie van de ecologische verbindingszones langs<br />

de beekdalen kan het landschappelijk karakter hiervan behouden blijven of zelfs<br />

versterkt worden. Het landschappelijk effect van de Groene Kamer en de sport- en<br />

recreatievoorzieningen gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarisch<br />

cultuurlandschap en van de openheid. Door een goede inpassing kan het kleinschalige<br />

karakter van het landschap op de Groene Kamer behouden blijven. In het<br />

tussengebied tussen Wijkevoort en Groene Kamer / sportvoorzieningen blijft het


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

214<br />

oorspronkelijk agrarisch cultuurlandschap behouden, hoewel de nabijheid van<br />

Wijkevoort ervaren zal worden.<br />

Cultuurhistorie<br />

Naast het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op het oorspronkelijk agrarisch<br />

cultuurlandschap (zie hierboven) is er ook effect op cultuurhistorische waarden.<br />

Indien de Hultenseweg met beplanting en bebouwing (eventueel met andere dan<br />

woonfunctie) gehandhaafd kan blijven, blijft het negatieve effect beperkt tot het<br />

verlies van de relatie van de weg met de omgeving. Voor het overige gebied kunnen de<br />

cultuurhistorische waarden behouden blijven en/of worden ingepast in de<br />

ontwikkeling.<br />

Archeologie<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat mogelijk ten koste van archeologische waarden.<br />

Wijkevoort, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen noodzaken tot<br />

grondverzet en daarmee aantasting van het archeologisch bodemarchief. Een groot<br />

deel van het gebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde.<br />

Bij nadere uitwerking van de ontwikkelingen dient nader archeologisch<br />

onderzoek verricht te worden of ook daadwerkelijk verwacht mag worden dat waarden<br />

verloren gaan. Voor de twee archeologische monumenten ten noorden van de<br />

Hultenseweg wordt vooralsnog van uit gegaan dat ze behouden kunnen blijven: ze<br />

liggen buiten het zoekgebied voor Wijkevoort<br />

Natuur<br />

In de beschouwing van het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op natuur dient<br />

onderscheid gemaakt te worden in het oostelijk en westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> is grotendeels EHS. Hierin zijn echter niet of<br />

nauwelijks ontwikkelingen voorzien en er worden dan ook niet of nauwelijks negatieve<br />

effecten verwacht. Uitzondering is de in-/uitbreiding van de hockeylocatie ten noorden<br />

van de Bredaseweg. Deze leidt tot ca 1,3 ha extra ruimtebeslag in de EHS en ook tot<br />

een toename van verstoring. Hierover vindt al overleg met de provincie plaats. Ofwel<br />

de EHS wordt ter plaatse herbestemd ofwel er dient een nee-tenzij-afweging plaats te<br />

vinden. Ontwikkeling van het westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen<br />

of geringe negatieve invloed op de natuurwaarden in het oostelijk deel. Er is een<br />

toename van verkeer op de Bredaseweg, maar deze leidt niet tot wezenlijke toename<br />

van geluidhinder in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>. Bovendien is de geluidbelasting in<br />

de huidige en referentie situatie al aanzienlijk. Wijkevoort ligt op grotere afstand en<br />

leidt niet tot een toename van geluidhinder.<br />

Ontwikkeling van De Groene Kamer, sport- en recreatievoorzieningen leiden mogelijk<br />

wel tot een toename van geluidhinder. De kans op toename van hinder is het grootst<br />

bij realisatie van sport- en recreatievoorzieningen ten oosten van de Groene Kamer.<br />

Ontwikkeling van een bedrijventerrein in alleen het westelijk deel van Wijkevoort /<br />

<strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot ruimtebeslag in de EHS. Wel leidt de realisatie van bedrijventerrein<br />

Wijkevoort tot een aanzienlijke toename van geluidhinder op het Wijckerbos en<br />

Wijckermeer. Kanttekening hierbij is dat de geluidbelasting in de huidige en referentie<br />

situatie al aanzienlijk is, door de nabijheid van de de A58, de Noordwesttangent en<br />

vliegveld Gilze-Rijen. Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de actuele<br />

waarden in deze EHS-gebieden en of er sprake is van wezenlijke effecten op de EHSwaarden.<br />

In het lage scenario is sprake van toename van hinder vanaf één zijde. De<br />

verwachting is dat met geluidwerende voorzieningen en een goede zonering van het


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

215<br />

bedrijventerrein de toename van hinder op de EHS beperkt kan blijven en het gebied<br />

als EHS kan blijven functioneren. In het hoge scenario is er toename van hinder van<br />

aan alle zijden. De geluidbelasting is naar verwachting dusdanig hoog dat betwijfeld<br />

wordt of met zonering en geluidwerende voorzieningen de geluidbelasting voldoende<br />

beperkt kan worden. Naar verwachting kunnen in het hoge scenario Wijckermeer en<br />

Wijckerbos niet meer functioneren als EHS. Er dient mogelijk een nee-tenzij afweging<br />

doorlopen te worden en het verlies aan EHS moet worden gecompenseerd.<br />

Daarnaast is door toename van verkeer op de Noordwestangent en Bredaseweg een<br />

toename van geluidhinder op de EHS gebieden Het Blok in het noordwesten van<br />

<strong>Zuidwest</strong> en de Nerhovense bossen en Klein Zwitserland ten westen van <strong>Zuidwest</strong>. Dit<br />

is echter naar verwachting niet dusdanig dat wezenlijke toename van verstoring wordt<br />

verwacht, mede gezien de hoge huidige geluidbelasting.<br />

Behoud, realisatie of versterking van ecologische verbindinsgzones maakt onderdeel<br />

uit van de <strong>Structuurvisie</strong>. De natte ecologische verbindingszones langs de Oude Leij,<br />

Hultsensche Leij en Groote Leij blijven behouden en worden versterkt. Daarnaast<br />

wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd tussen Het Blok en<br />

Waterwingebied. Hultsensche Leij en Groote Leij liggen grotendeels langs, en deels<br />

door Wijkevoort. Wijkevoort heeft op zich een negatief effect op de verbindingszones<br />

(ruimtebeperking, verstoring). Met een goede inpassing en ruime dimensionering kan<br />

dit effect verminderd worden en hoeft Wijkevoort het ecologisch functioneren van de<br />

verbindingszones niet wezenlijk negatief te beïnvloeden.<br />

De realisatie van de Groene Kamer heeft beperkte negatieve effecten op de<br />

ecologische verbindingszones, mits bij de inpassing rekening wordt gehouden met<br />

ruimte en voorzieningen voor de droge ecologische verbindingszone tussen Blok en<br />

Waterwingebied en een geschikte faunapassage wordt gerealiseerd bij de<br />

toegangsweg naar de Groene Kamer. Realisatie van de sport- en recreatieve<br />

voorzieningen nabij de Groene Kamer heeft een tweeledig effect op de ecologische<br />

verbindingszone langs de Oude Leij. Enerzijds kan het leiden tot verstoring, anderzijds<br />

biedt het mogelijkheden als herichting van het gebied ook ruimte geeft voor een<br />

ruimere dimensionering van de ecologische verbindingszones ten opzichte van aanleg<br />

in de landbouwsituatie. Immers er wordt vanuit gegaan dat ook de sportvelden en de<br />

Oliemeulen aansluiting zullen vinden bij de parkachtige setting van De Groene Kamer,<br />

waarbij per saldo ook nieuw leefgebied ontstaat. De randen van deze nieuwe<br />

ontwikkelingen kunnen op dusdanige wijze worden gesitueerd dat deze de<br />

ecologische verbindingszones robuuster kunnen maken. Met een ligging van de<br />

voorzieningen ten westen van de Groene Kamer wordt verstoring voorkomen, maar is<br />

naar verwachting geen mogelijkheid voor een ruime inpassing van verbindings-zones<br />

door de relatief grote afstand tot de verbindingszones. Met een ligging ten oosten van<br />

de Groene Kamer moet aandacht besteed worden aan voorkoming van verstoring op<br />

de verbindingszone langs de Oude Leij en de ecologische verbindingszone tussen het<br />

Blok en het Waterwingebied. Ook is er risico op externe werking door verstoring op de<br />

EHS ten oosten van de Oude Leij, maar is wellicht meer mogelijkheid voor een bredere<br />

en robuustere verbindingszone.<br />

Er is in het kader van dit plan-MER nog geen onderzoek gedaan naar het voorkomen<br />

van en het effect op beschermde plan- en diersoorten. In zijn algemeenheid kan echter<br />

gesteld worden dat ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ten koste gaat van plant- en<br />

diersoorten. Realisatie van Groene Kamer, uitbreiding van de golfbaan (mits natuurlijk


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

216<br />

aangelegd) en ecologische verbindingszones kunnen ook leiden tot nieuwe natuur,<br />

maar het voorkomt het verdwijnen van huidige planten en dieren niet.<br />

Bodem<br />

Ontwikkeling van Wijkevoort heeft naar verwachting geen wezenlijke effecten op<br />

bodemaspecten. Ontwikkelingen leiden tot bodemverzet en aan- en afvoer van grond,<br />

iets wat in een later stadium van plan- en besluitvorming nader onderzocht zal moeten<br />

worden. Er is op dit moment geen informatie over eventuele bodemvervuilingen.<br />

Conform bodembeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn dat de<br />

bodemkwaliteit moet aansluiten op het beoogde gebruik en dat eventuele<br />

bodemverontreiniging gesaneerd zal worden indien het beoogde gebruik hierom<br />

vraagt.<br />

Water<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting niet of nauwelijks negatief effect op<br />

wateraspecten. Conform waterbeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn<br />

dat ontwikkelingen hydrologisch neutraal worden aangelegd: dus met voldoende<br />

retentie voor toename van verhard oppervlak en zonder negatieve effecten op het<br />

omliggend watersysteem. Dat betekent concreet dat in de nadere uitwerking van de<br />

ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in het ontwerp wateroppervlak moet worden voorzien,<br />

conform de voorwaarden van het waterschap ten aanzien van retentie. Lokaal in het<br />

gebied bestaan wel aandachtspunten voor verdere uitwerking: o.a. het voorkomen van<br />

vervuiling van het Wijckermeer door Wijkevoort, beheer van de uitbreiding van de<br />

golfbaan op een manier die uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en<br />

nutriënten in de Oude Leij en naar het grondwaterbeschermingsgebied voorkomt.<br />

Wonen<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een overwegend negatief effect op het wonen in het<br />

plangebied. Als gevolg van de aanleg van Wijkevoort kan naar verwachting voor een<br />

aantal woningen langs met name de Hultsenseweg de woonfunctie niet behouden<br />

blijven als gevolg van toename van geluidhinder en (mogelijk) te hoge externe<br />

veiligheidsrisico s. Voor een deel van de overige woningen in het plangebied betekent<br />

ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> een verandering van omgeving: van rustig, relatief laag en<br />

open agrarisch landschap naar deels bedrijventerrein, deels recreatie- en<br />

sportvoorzieningen, meer activiteit en meer hinder in het gebied. In een deel van het<br />

tussengebied verandert het woonklimaat niet of nauwelijks. De woongebieden om<br />

<strong>Zuidwest</strong> ondervinden naar verwachting niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van<br />

<strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van sport- en recreatievoorzieningen en realisatie van uitloopgebied<br />

en ecologische verbindingszones hebben op <strong>Structuurvisie</strong>niveau een positief<br />

effect op het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. Bekijkt men de situatie vanuit de direct<br />

omwonenden dan kan dit uiteraard anders ervaren worden.<br />

Werken<br />

Ontwikkeling van Wijkevoort betekent een (beleidsmatig gewenste) impuls voor het<br />

werkklimaat en de werkgelegenheid in Tilburg. Ook realisatie van de Groene Kamer<br />

leidt tot arbeidsplaatsen.<br />

Op dit moment is nog onduidelijk of als gevolg van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

bedrijven (niet-agrarisch) moeten verdwijnen. Voor het overige ondervinden bestaande<br />

bedrijven in het gebied niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

217<br />

Landbouw<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat ten koste van landbouwgrond en bedrijven. Een<br />

neveneffect voor bedrijven die blijven is mogelijk versnippering van gronden.<br />

Recreatie en sport<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> betekent een impuls voor de recreatie en de sport in dit<br />

deel van Tilburg in het algemeen, en voor de Reeshof in het bijzonder. Het effect op<br />

bestaande recreatieve voorzieningen is naar verwachting gering. Enerzijds trekt<br />

<strong>Zuidwest</strong> meer recreanten naar het gebied en daarmee mogelijk ook naar bestaande<br />

voorzieningen. Anderzijds neemt de hinder in het gebied toe en daarmee de<br />

aantrekkelijkheid van het gebied af door de realisatie van Wijkevoort.<br />

7.3 Afweging van keuzes, aandachtspunten voor vervolg<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> geeft invulling aan beleidsmatige voornemens van de<br />

gemeente Tilburg ten aanzien van bedrijvigheid, werkgelegenheid, recreatie en sport,<br />

wat positief is. De ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied van Tilburg, een<br />

gebied met landschappelijke waarde en een gebied dat nog relatief rustig ervaren<br />

wordt, hoewel de afgelopen jaren de verstedelijking opgerukt is tot de grenzen van<br />

<strong>Zuidwest</strong> en hinder van omliggende wegen en het vliegveld aanzienlijk toegenomen is.<br />

Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> vraagt om een goede landschappelijke inpassing en het<br />

streven om hinder op de omgeving te voorkomen.<br />

Algemeen<br />

Wanneer alle effectscores in ogenschouw worden genomen (alle plussen en minnen bij<br />

elkaar opgeteld), kan worden gesteld dat er vanuit alleen vanuit milieuoptiek bezien<br />

een voorkeur is voor het lage scenario: het lage scenario leidt tot minder negatieve<br />

effecten dan het hoge scenario. Echter beide scenario's zijn niet één op één met elkaar<br />

te vergelijken, immers er is voor gekozen om de ontwikkelingen binnen een vooraf<br />

bepaald bandbreedte te onderzoeken op potentiële milieueffecten. Interessanter is<br />

het daarom om de effecten van Wijkevoort en de Groene Kamer onderling met elkaar te<br />

vergelijken.<br />

Ten aanzien van Wijkevoort blijkt dat er met name vanuit geluidsbelasting op<br />

woningen, externe werking op de EHS luchtkwaliteit en externe veiligheid grotere<br />

potentiële millieueffecten zijn in het hoge scenario dan in het lage scenario. Ook de<br />

landschappelijke impact in het hoge scenario is groter dan in het lage scenario.<br />

Ten aanzien van de Groene Kamer geldt dat er nauwelijks onderscheid is tussen de<br />

effecten van de Groene Kamer in het hoge scenario of in het lage scenario. Met andere<br />

woorden: vanuit milieuoogpunt maakt het nauwelijks uit of er op de Groene Kamer 1,2<br />

miljoen of 2 miljoen bezoekers afkomen. Het verschil in effecten is gering.<br />

Wijkevoort<br />

Goede locatie binnen <strong>Zuidwest</strong>,<br />

De voorgenomen locatie voor bedrijventerrein Wijkevoort is de meest optimale locatie<br />

voor bedrijvigheid binnen <strong>Zuidwest</strong>. De locatie kan rechtstreeks op de<br />

Noordwesttangent worden aangesloten en heeft een korte verbinding met de A58 en<br />

daarmee met het hoofdwegennet. Aan de zuidzijde liggen het bestaande<br />

bedrijventerrein Broekakkers en het nieuwe bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

218<br />

Gilze, aan de westzijde ligt vliegveld Gilze-Rijen, twee locaties die geen hinder van<br />

Wijkevoort zullen ondervinden. Ten zuidwesten van Wijkevoort ligt Gilze, maar<br />

gescheiden van Wijkevoort door de A58, de Noordwesttangent en het bestaande<br />

bedrijventerrein Broekakkers. Bedrijventerrein Wijkevoort ligt zover als mogelijk van<br />

hinder gevoelige woongebieden als de Reeshof en de Blaak en zover als mogelijk van<br />

de hindergevoelige natuur in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />

Noodzaak tot inpassing<br />

Hoewel Wijkevoort als meest optimale locatie voor bedrijvigheid binnen <strong>Zuidwest</strong> is<br />

aangewezen, kan er tegenin gebracht worden dat realisatie van Wijkevoort<br />

landschappelijk en ecologisch gezien wel degelijk impact heeft: het gaat ten koste van<br />

het bestaande agrarisch cultuurlandschap, dat steeds schaarser wordt binnen Tilburg.<br />

Daarnaast gaat het ten koste van een aantal woningen en agrarische bedrijven.<br />

Wijkevoort veroorzaakt hinder op het zuidwestelijk deel van het plangebied en op het<br />

Wijckermeer en het Wijckerbos, beide EHS gebieden. Tevens omvat Wijkevoort het<br />

cultuurhistorische waardevolle lint van de Hultenseweg en grenst het aan twee<br />

beeklopen, beide aangewezen als ecologische verbindingszone. Dit vereist zeer<br />

zorgvuldige inpassing, maar biedt deels ook kansen voor de integratie van de<br />

genoemde 'meekoppelende belangen'.<br />

Zonering<br />

Zonering van het bedrijventerrein zou vanuit milieuoptiek gericht moeten zijn op het<br />

zoveel mogelijk ontzien van de Hultenseweg, de omgeving van het Wijckermeer en het<br />

Wijckerbos, de ecologische verbindingszones en de noordoostelijke overgang naar het<br />

tussengebied. Vanuit milieuoptiek zou dit ervoor pleiten de centrale gedeeltes van<br />

beide voorziene deelgebieden (ten westen en ten oosten van Wijckerbos en<br />

Wijckermeer) te benutten voor zware bedrijvigheid en naar de randen toe bedrijvigheid<br />

met een lagere milieucategorie te situeren. Vanuit milieu bezien verdient het daarbij<br />

de voorkeur om de logistiek-intensieve bedrijvigheid zoveel mogelijk in het westelijke<br />

deelgebied te situeren dichtbij de ontsluiting op de noordwesttangent en het<br />

oostelijke deelgebied te benutten voor minder logistiek-afhankelijke bedrijvigheid.<br />

Fasering, locatie Wijkevoort lage scenario<br />

Vanuit milieuoptiek lijkt er een voorkeur voor een Wijkevoort lage scenario langs de<br />

Noordwesttangent (het westelijk deel van het zoekgebied Wijkevoort). De ontsluiting<br />

op de Noordwesttangent is korter en daarmee het aantal reiskilometers. Met een<br />

goede inpassing van de Hultenseweg kan deze tevens dienen als buffer tussen<br />

Wijkevoort en het Wijckermeer en Wijckerbos. Het deelgebied ten oosten van het<br />

Wijckermeer en Wijckerbos is gunstiger voor het behoud van de Hultenseweg, maar<br />

verder vanuit milieuoptiek minder gunstig, gezien de ligging van woningen en<br />

agrarische bedrijven in en rond het gebied.<br />

Hultenseweg<br />

Handhaving van de woonfunctie langs de Hultenseweg lijkt op basis van de in dit plan-<br />

MER gepresenteerde akoestische berekeningen niet of nauwelijks mogelijk. Nader<br />

onderzocht moet worden of met een minder zware bedrijvigheid op Wijkevoort en/of<br />

aanvullende bron en gevelmaatregelen het geluidniveau aanvaardbaar kan worden<br />

gemaakt. Vanuit cultuurhistorische optiek heeft het zeker waarde de Hultenseweg als<br />

cultuurhistorisch waardevolle lijn te handhaven, het liefst met de bestaande bomenrij<br />

en (een deel van) de huidige bebouwing (al dan niet met een andere functie).


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

219<br />

Truck Service Centrum<br />

Voor het truck-service centrum is vanuit milieuoptiek de locatie in de hoek tussen de<br />

A58 en de Noordwesttangent de meest optimale. De locatie heeft een korte aansluiting<br />

op de Noordwesttangent en de A58, beperkt daarmee zoveel mogelijk het aantal<br />

kilometers door het gebied en houdt de hinder zover mogelijk van de hindergevoelige<br />

delen van het gebied.<br />

Groene Kamer<br />

De Groene Kamer ligt op een gunstige locatie in <strong>Zuidwest</strong>: goed ontsloten door de<br />

Bredaseweg, genoeg ver af van Wijkevoort om er niet teveel hinder van te ondervinden<br />

en met een agrarische bufferzone gescheiden van de EHS om hinder te voorkomen. Er<br />

is wel een aantal aandachtspunten voor nadere uitwerking:<br />

• De vormgeving van de aansluiting op de Bredaseweg in relatie tot het<br />

bezoekersaantal tijdens piekuren en de al bestaande drukte op de<br />

Bredasweg;<br />

• de interne ontsluiting: De voorgenomen locatie voor de Groene Kamer is<br />

langgerekt en ligt ver het tussengebied in. Voorkomen moet worden dat er<br />

veel interne verkeersbewegingen ontstaan die hinder veroorzaken binnen de<br />

Groene Kamer en de omgeving;<br />

• de inpassing van de droge ecologische verbindingszone tussen het Blok en<br />

Waterwingebied;<br />

• invulling van het gebied tussen Groene Kamer en Donge: mag geen restzone<br />

worden, wat mogelijkheden biedt voor planologische inpassingen van een<br />

sport'park' en Oliemeulen aan de oostzijde.<br />

Voetbalvelden/Oliemeulen<br />

Of de voetbalvelden/Oliemeulen beter ten oosten of ten westen van de Groene Kamer<br />

gesitueerd kunnen worden is vanuit milieuoptiek niet meteen te zeggen. Beide<br />

locaties hebben voor- en nadelen.<br />

Uitgaande dat beide locaties ontsloten worden via de aansluiting van de Groene Kamer<br />

op de Bredaseweg bestaat op basis van milieueffecten geen voorkeur voor oost of<br />

west. De westelijke locatie gaat ten koste van het agrarische tussengebied. Het<br />

agrarische gebied raakt zo verder versnipperd. Daar staat tegenover dat er geen hinder<br />

is op de ecologische verbindingszone langs de Donge. Vanuit planologische opzicht is<br />

een locatie ten oosten van de Groene Kamer wellicht het meest kansrijk. Een locatie<br />

ten oosten van de Groene Kamer leidt vrijwel zeker tot meer verstoring op de<br />

verbindingszone langs de Oude Leij. Het gaat echter in mindere mate ten koste van<br />

het agrarisch tussengebied. Feitelijk is er nog steeds sprake van het verdwijnen van<br />

agrarische grond, maar een locatie ten oosten van de Groene Kamer geeft wel invulling<br />

aan de planologische 'restruimte' tussen Groene Kamer en de Oude Leij. Als gevolg<br />

hiervan blijft het gebied tussen de Groene Kamer en Wijkevoort meer open. Wanneer<br />

de voetbalvelden/Oliemeulen eveneens in een ruime parkachtige setting worden<br />

gerealiseerd bestaan kansen om de ecologische verbindingszone in deze ontwikkeling<br />

te integreren.<br />

Uitbreiding hockeyvelden<br />

Uitbreiding van de hockeyvelden op de huidige locatie lijkt een logische keuze, mits<br />

inpasbaar in de EHS. Een beperkte herbegrenzing is hierbij noodzakelijk.<br />

Aandachtspunt is de toename van verkeer bij de aansluiting op de Bredaseweg. Deze<br />

aansluiting moet voldoende ruim worden vormgegeven en zodanig worden afgestemd<br />

op de Bredaseweg dat de kans op conflictsituaties zo gering mogelijk wordt gemaakt.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

220<br />

Uitbreiding golfterrein<br />

De locatie voor de uitbreiding van de golfbaan is vanuit milieuoptiek een logische. Hij<br />

sluit aan bij de al bestaande golfbaan, heeft geen nieuwe ontsluiting nodig en ligt in<br />

een vanuit milieu bezien buiten waardevol gebied. De bestaande golfbaan vormt een<br />

buffer met de EHS ten oosten van de golfbaan. De eventuele hinder van de uitbreiding<br />

op de EHS wordt daarom minimaal geacht.<br />

Ecologische verbindingszones<br />

Belangrijkste aandachtspunt voor de nadere uitwerking van de ecologische<br />

verbindingszones is de beschikbare ruimte. Met name de verbindingszones langs<br />

Wijkevoort hebben naar verwachting plaatselijk meer ruimte dan de minimaal vereiste<br />

50m (gemiddeld) nodig om geen hinder te ondervinden van de bedrijvigheid. Bij de<br />

verbindingszone langs de Oude Leij is de ruimte in het agrarisch gebied een<br />

aandachtspunt. Deze dient gemiddeld 25 m breed te zijn, maar ter plekke van de<br />

Groene Kamer is een grotere breedte wenselijk. Tot slot loopt de droge ecologische<br />

verbindingszone tussen het Blok en de Oude Leij over de Groene Kamer en langs de<br />

Bredaseweg. Deze verbindingszone heeft voldoende ruimte (minimaal de wettelijke<br />

vereiste 25m) nodig en moet worden voorzien van een goede passage onder de toerit<br />

naar de Groene Kamer om geen last te ondervinden van verstoring door verkeer<br />

richting Groene Kamer.<br />

Kansen vanuit Groenblauw Casco<br />

In dit plan-MER is naast het effect op de bestaande groenblauwe situatie ook gekeken<br />

naar het mogelijk of onmogelijk maken van groenblauwe potenties, het zogenaamde<br />

groenblauwe casco plus.<br />

Hieronder wordt beschreven in hoeverre groenblauwe potenties zich verhouden tot de<br />

voorgenomen ontwikkelingen: worden ze onmogelijk gemaakt of bieden ze juist<br />

mogelijkheden tot versterking van de voorgenomen ontwikkelingen.<br />

Het groenblauwe casco plus zet voor de ecologische verbindingszones langs de<br />

Hultensche en Groote Leij in op meer ruimte, robuustere verbindingen en versterking<br />

van de beemdenstructuur door aanplant van hagen en wilgen loodrecht op de beek.<br />

Meer ruimte is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van de zones<br />

langs en over Wijkevoort. Of hiervoor binnen de plannen voor Wijkevoort ook<br />

daadwerkelijk fysieke ruimte beschikbaar is, hangt af van de uiteindelijke<br />

grondexploitatie.<br />

Het Wijckerbos en Wijckermeer worden in het groenblauwe casco ecologisch versterkt<br />

door de aanleg van passende ecologische oevers en het verwijderen van ecologische<br />

barrières. Ook dit is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van<br />

EHS op/naast bedrijventerrein Wijkevoort en een voldoende buffer om hinder tegen te<br />

gaan. Maar ook hiervoor geldt dat niet bekend is of binnen de plannen voor Wijkevoort<br />

voldoende (financiële) ruimte hiervoor bestaat.<br />

Het groenblauwe casco voorziet in versterking en vergroting van de toegankelijkheid<br />

en beleefbaarheid van de agrarisch landschappelijke structuur in het tussengebied.<br />

De <strong>Structuurvisie</strong> biedt hiervoor voldoende ruimte: het gebied tussen Groene Kamer en<br />

Wijkevoort wordt vrij gehouden voor agrarisch-recreatief gebruik.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

221<br />

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de potenties van het Groenblauw Casco<br />

in het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> benut kunnen worden. Bij de ontwikkeling van<br />

Wijkevoort ligt voor de gemeente de uitdaging om de belangrijkste potenties vanuit<br />

het Groenblauw Casco mee te laten liften met de toekomstige ontwikkeling van het<br />

bedrijventerrein.<br />

De financiële ruimte om invulling te gevan aan de ambities van het Groenblauw Casco<br />

moet blijken uit de grondexploitatie. Daarbij is de fasering in de tijd van de<br />

aanleg/ontwikkeling van de verschillende functies en de uiteindelijke omvang van de<br />

verdienfuncties zeer bepalend. Voor dit MER is het echter voldoende dat de potenties<br />

voldoende in beeld zijn gebracht.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

7.4 Toets aan Richtlijnen<br />

222<br />

Hoofdpunten<br />

Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />

een ontwerp van een duurzaam groen-blauw casco op basis<br />

van de lagenbenadering, waarin de intrinsieke waarde van de<br />

huidige structuren en patronen is gedefinieerd. Analyseer de<br />

randvoorwaarden, knelpunten, belemmeringen en kansen voor<br />

de verdere ontwikkeling van bestaande functies en het<br />

toevoegen van nieuwe functies;<br />

een onderbouwing van de behoefte aan nieuwe functies,<br />

waaronder bedrijventerrein Wijkevoort, Landgoed de Groene<br />

Kamer, de Mall en sportvelden;<br />

een uitwerking van alternatieven waarbij, naast het voorkeursalternatief,<br />

ook een alternatief wordt uitgewerkt waarbij<br />

het ontworpen duurzame groen-blauwe casco intact blijft, c.q.<br />

maximaal versterkt wordt op basis van de aanwezige<br />

potenties. Werk, indien realistisch, ook (locatie-)alternatieven<br />

uit voor bedrijvigheid buiten het plangebied;<br />

een beoordeling van het doelbereik van de alternatieven op<br />

basis van concrete en toetsbare criteria;<br />

een overzicht van de gevolgen van de verschillende<br />

alternatieven voor natuur, landschap, cultuurhistorie, verkeer<br />

en vervoer en leefomgeving.<br />

een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende<br />

onderbouwend kaartmateriaal, voorzien van duidelijke schaal<br />

en legenda, en ander ondersteunend beeldmateriaal.<br />

Overige richtlijnen<br />

In paragraaf 5.6 is een Groenblauw Casco beschreven op basis<br />

van een beschrijving van de huidige landschappelijk,<br />

cultuurhistorische, ecologische en waterwaarden beschreven<br />

in paragraaf 4.3 en 4.4.<br />

In hoofdstuk 5 is per onderdeel van <strong>Zuidwest</strong> een beschrijving<br />

gegeven van de motivatie en locatieafweging.<br />

In paragraaf 5.1.1. is beschreven dat in het plan-MER twee<br />

senario's worden onderzocht. In paragraaf 5.1.2 is beschreven<br />

hoe met locatiealternatieven is omgegaan in het plan-MER.<br />

Vervolgens is in paragraaf 5.2 t/m 5.5. per onderdeel<br />

aangeven of en zo ja welke varianten zijn onderzocht. In<br />

paragraaf 5.1.3 en paragraaf 5.6 is beschreven hoe is<br />

omgegaan met het Groenblauw Casco<br />

Er heeft geen concrete toetsing van het doelbereik<br />

plaatsgevonden. Doel van de <strong>Structuurvisie</strong> is het ontwikkelen<br />

van de onderdelen zoals beschreven in hoofdstuk 5. In<br />

hoofdstuk 5 is per onderdeel een motivatie gegeven van de<br />

doelstelling per onderdeel.<br />

Is beschreven in hoofdstuk 6, respectievelijk paragraaf 6.5<br />

(natuur), 6.4 (landschap, cultuurhistorie), 6.2 (verkeer) en 6.3<br />

(milieu) .<br />

Zie samenvatting<br />

Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />

Ontwikkel een integrale gebiedsvisie op grond van de<br />

lagenbenadering<br />

Beschrijf daartoe de intrinsieke waarde van de huidige<br />

structuren en patronen, zijnde geomorfologie,<br />

hydrologie, ecologie, landschap, cultuurhistorie en<br />

infrastructuur<br />

Beschrijf de toekomstverwachting van en concrete en<br />

toetsbare doelen voor de ontwikkeling van de bestaande<br />

functies in het gebied, zijnde natuur, recreatie<br />

en landbouw.<br />

Ontwikkel op basis hiervan een duurzaam groen-blauw casco<br />

Ga na welke randvoorwaarden, knelpunten, belemmeringen en<br />

kansen dat levert voor de verdere ontwikkeling van bestaande<br />

functies en voor het toevoegen van nieuwe functies.<br />

Identificeer de conflicterende belangen en dilemma s.<br />

Onderbouw de behoefte aan de in de notitie R&D genoemde<br />

nieuwe functies, waaronder bedrijventerrein Wijkevoort (en<br />

daarbinnen de specifieke mogelijkheden van de Campus), de<br />

Groene Kamer, de Mall en de sportvelden.<br />

In hoofdstuk 4 is een integrale beschrijving van het gebied<br />

opgenomen inclusief verwachte toekomstontwikkeling en<br />

beleidsmatig gestelde doelen, waarin alle aspecten van de<br />

lagenbenadering zijn benoemd. Dit is de basis geweest voor<br />

het Groenblauw Casco, zoals beschreven in paragraaf 5.6.<br />

In hoofdstuk 5 is per onderdeel van <strong>Zuidwest</strong> een beschrijving<br />

gegeven van de motivatie en locatieafweging.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />

Geef daarbij specifiek voor het bedrijventerrein aan welke<br />

ruimte nog aanwezig is en/of herstructurerings- en<br />

intensiveringsoperaties plaatsvinden of mogelijk<br />

zijn op andere bedrijventerreinen binnen de gemeente en/of in<br />

de regio. Ga in op het mogelijke risico van overaanbod en<br />

significante leegstand.<br />

Beschrijf de (milieu-) voor- en nadelen van ruimtelijke<br />

concentratie van bedrijvigheid gerelateerd aan de<br />

luchtvaartsector op bedrijventerrein Wijkevoort<br />

Ga specifiek in op de mogelijke synergie-effecten van<br />

dergelijke ruimtelijke concentratie.<br />

Beschrijf tevens de haalbaarheid en praktische uitvoerbaarheid<br />

van toekomstige verplaatsing van bestaande<br />

bedrijven naar locatie Wijkevoort. Betrek daarbij de mogelijke<br />

hoge kosten verbonden aan bedrijfsverplaatsing.<br />

Onderbouw vanuit de bestaande en nieuwe functies de<br />

benodigde omvang van het plangebied. Geef aan wat het<br />

plangebied specifiek geschikt maakt voor de bestaande en<br />

nieuw te ontwikkelen functies.<br />

Geef een overzicht van beleidsnota s, (ontwerp-)plannen en<br />

wet- en regelgeving die van toepassing zijn op het plan.<br />

Beschrijf de randvoorwaarden en uitgangspunten hiervan voor<br />

het plan.<br />

Beschrijf aanvullend op de Notitie R&D:<br />

de provinciale uitwerking van de spelregels met betrekking tot<br />

activiteiten in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);<br />

223<br />

Beschreven in paragraaf 5.2.1 en hoofdstuk 6 (de milieu voor-<br />

en nadelen)<br />

Dit is niet beschreven in het plan-MER. Het voert te ver om in<br />

dit stadium al onderzoek te verrichten naar de gevraagde<br />

aspecten<br />

Beschreven in paragraaf 5.2.1<br />

Zie hoofdstuk 3 voor het beleidskader in het algemeen en<br />

hoofdstuk 4 voor het thematische beleidskader<br />

Zie paragraaf 3.3.<br />

de status van de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> uit 2005. Zie paragraaf 3.4.<br />

Neem in dit MER de relevante informatie op die in andere<br />

lopende plan- en besluitvormingsprocedures met betrekking<br />

tot het plangebied aan de orde komen<br />

Beschrijf hoe de uitkomst van deze procedures van invloed<br />

(kan) zijn voor invulling van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>.<br />

Beschrijf mogelijke (locatie-)alternatieven voor de verdere<br />

ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies op basis van<br />

de eerder genoemde gebiedsanalyse en visie.<br />

Geef aan in welke mate de omvang van de behoefte aan<br />

bestaande en nieuwe functies de locatiekeuze ervan<br />

beïnvloedt.<br />

Ontwikkel alternatieven die de volledige bandbreedte aan<br />

conflicterende belangen en dilemma s beschrijven en<br />

onderling zo veel mogelijk onderscheidend zijn.<br />

De Commissie adviseert om, naast het voorkeursalternatief en<br />

de daarbij behorende varianten uit de notitie R&D, ook een<br />

alternatief uit te werken waarbij het groen-blauwe casco met<br />

de bestaande functies intact blijft, c.q. maximaal<br />

versterkt wordt op basis van de aanwezige potenties. Neem<br />

daarin, op basis van de fysisch-geografische en ecohydrologische<br />

potentie van het gebied, ook varianten op voor<br />

natuurontwikkeling.<br />

Indien uit de inventarisatie (zie paragraaf 2.1.2. van dit advies)<br />

blijkt dat er nog ruimte aanwezig is en/of herstructurerings- en<br />

intensiveringsoperaties plaatsvinden of mogelijk zijn op<br />

andere bedrijventerreinen binnen de gemeenten en/of de<br />

regio, adviseert de Commissie ook (locatie-)alternatieven voor<br />

de voorgenomen bedrijvigheid buiten het plangebied uit te<br />

werken.<br />

De Commissie vindt het belangrijk dat, los van de natuurweten<br />

regelgeving, een algemeen beeld wordt geschetst van de<br />

Zie hoofdstuk 3 voor het beleidskader in het algemeen,<br />

hoofdstuk 4 voor het thematische beleidskader en paragraaf<br />

4.2 voor een beschrijving van de autonome en verwachte<br />

ontwikkelingen in en rond het plangebied.<br />

In paragraaf 5.1.1. is beschreven dat in het plan-MER twee<br />

senario's worden onderzocht. In paragraaf 5.1.2 is beschreven<br />

hoe met locatiealternatieven is omgegaan in het plan-MER.<br />

Vervolgens is in paragraaf 5.2 t/m 5.5. per onderdeel<br />

aangeven of en zo ja welke varianten zijn onderzocht. In<br />

paragraaf 5.1.3 en paragraaf 5.6 is beschreven hoe is<br />

omgegaan met het Groenblauw Casco<br />

niet van toepassing, zie paragraaf 5.2.1.<br />

zie paragraaf 6.5


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />

huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de effecten op<br />

de natuur in het studiegebied.<br />

Beschrijf welke kenmerkende habitats en soorten aanwezig zie paragraaf 4.4<br />

zijn en wat de autonome ontwikkeling van de natuur in het<br />

studiegebied is.<br />

Geef op kaart de ligging van (beschermde) natuurgebieden en<br />

ecologische waarden binnen het studiegebied aan.<br />

Ga daarbij, waar relevant, in op de ecologische functies en<br />

relaties van deelgebieden.<br />

Beschrijf met behulp van ingreep-effectrelaties de<br />

zie paragraaf 6.5<br />

tijdelijke en permanente gevolgen van de alternatieven op de<br />

ecologische waarden.<br />

Beschrijf mitigerende maatregelen die de gevolgen kunnen zie hoofdstuk 6<br />

beperken of voorkomen.<br />

In de notitie R&D wordt aangegeven dat er geen gevolgen voor Zie paragraaf 6.5.1<br />

Natura 2000-gebieden zijn te verwachten. Motiveer dit nader<br />

in het MER. Ga daarbij specifiek in op de mogelijke gevolgen<br />

van een toename in stikstofdepositie door industriële en<br />

verkeersemissies. Ga uit van een worst-case situatie<br />

Geef aan of het plan de geldende wezenlijke kenmerken en zie paragraaf 6.5.1 en 6.3.1 (geluid)<br />

waarden van de EHS aantast en of het past binnen het<br />

toetsingskader dat hiervoor geldt<br />

Ga daarbij specifiek in op de mogelijke gevolgen van een<br />

toename in geluidbelasting door industriële activiteiten en<br />

verkeer, verandering in waterhuishouding en toename van de<br />

recreatiedruk. Ga uit van een worst-case situatie.<br />

Beschrijf op grond van de gebiedsanalyse de aard en de<br />

doelsoorten voor de te realiseren ecologische verbindingen<br />

Ga in op de negatieve en positieve gevolgen<br />

van de alternatieven op deze doelsoorten.<br />

Beschrijf welke door de Flora- en faunawet beschermde<br />

soorten te verwachten zijn in het plangebied en geef aan tot<br />

welke categorie deze soorten behoren.<br />

Ga in op de mogelijke gevolgen van het plan op de standplaats<br />

(planten) of het leefgebied (dieren) van deze soorten en bepaal<br />

in hoeverre verbodsbepalingen mogelijk overtreden worden.<br />

Geef aan voor welke van deze dieren en planten aanzienlijke<br />

gevolgen te verwachten zijn, wat de aard van de gevolgen is en<br />

wat deze gevolgen voor de populaties betekenen.<br />

Beschrijf, uitgaande van de lagenbenadering, de fysisch<br />

geografische opbouw en de cultuurhistorische betekenis van<br />

het plangebied<br />

Beschrijf de gevolgen voor de aanwezige aardkundige en<br />

cultuurhistorische waarden en de mogelijkheden<br />

om aanwezige waarden te versterken.<br />

Maak daarbij gebruik van visualisaties voor relevante<br />

waarnemingspunten vanuit de omgeving. Relevante<br />

waarnemingspunten zijn bewoningsconcentraties en<br />

karakteristieke posities in het omringende landschap<br />

(bijvoorbeeld recreatiegebieden).<br />

Geef aan wat de verkeersaantrekkende werking is van de<br />

ontwikkeling van bestaande functies (recreatie) en nieuwe<br />

functies (o.a. bedrijventerrein Wijkevoort,de Mall en<br />

sportvelden).<br />

Maak daarbij onderscheid tussen personenen<br />

vrachtverkeer.<br />

Geef aan welke mogelijkheden aanwezig zijn voor het<br />

stimuleren van openbaar en fietsvervoer<br />

Geef aan welke gevolgen de verkeersaantrekkende<br />

werking heeft voor de luchtkwaliteit en geluidhinder<br />

224<br />

In paragraaf 5.5 zijn de beoogde natuurdoeltype voor de<br />

ecologische verbindingszones aangegeven. In zie paragraaf<br />

6.5.1 is het effect op de verbindingszones beschreven.<br />

Zie paragraaf 4.4.4.2 (natuur in huidige situatie) en paragraaf<br />

6.5.1. (effecten op natuur). Er is op globaal gebiedsniveau naar<br />

soorten gekeken en er heeft in dit kader van plan- en<br />

besluitvorming nog geen inventarisatie en detaileffectenbeschrijving<br />

plaatsgevonden. In onderwerp van<br />

onderzoek in later stadium van besluitvorming<br />

(bestemmingsplan, vergunning)<br />

Zie paragraaf 4.3.2<br />

zie paragraaf 6.4.1 en 6.4.2 (effecten) en paragraaf 5.6<br />

(versterkingsmogelijkheden)<br />

Dit is niet gedaan, voert te ver voor dit stadium van plan- en<br />

besluitvorming. De daadwerkelijke invulling van de<br />

onderdelen is nog zodanig prematuur dat een visualisatie een<br />

wilde gok zou zijn en mogelijk een verkeerd beeld achterlaat.<br />

Zie paragraaf 6.2<br />

zie paragraaf 6.3


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />

beschrijf welke nadelige gevolgen optreden voor de<br />

recreatieve en natuurfuncties in het gebied.<br />

Geef inzicht in de gevolgen voor de leefomgeving bij uitvoering<br />

van de verschillende alternatieven<br />

Denk daarbij aan de gevolgen van geluidbelasting,<br />

luchtverontreiniging, externe veiligheid, geurhinder,<br />

lichthinder, zichthinder en verkeers(on-)veiligheid<br />

Zoneer met behulp van een contour rondom het<br />

bedrijventerrein Wijkevoort het gebied waarbuiten aan<br />

bepaalde eisen ten aanzien van bovengenoemde aspecten<br />

voldaan moet worden.<br />

Maak daarnaast aannemelijk dat aan de wettelijke eisen ten<br />

aanzien van luchtkwaliteit, geluidhinder<br />

en externe veiligheid voldaan kan worden.<br />

Ga na welke mogelijkheden qua locatiekeuzes aanwezig zijn<br />

voor sluiting van water- en energiestromen<br />

Beschrijf de mogelijkheden om industriële restwarmte<br />

te gebruiken voor bijvoorbeeld stadsverwarming.<br />

Benoem expliciet concrete en toetsbare beoordelingscriteria<br />

op basis waarvan het doelbereik van alternatieven inzichtelijk<br />

kan worden gemaakt Deze criteria<br />

kunnen voortkomen uit de ambities en doelstellingen.<br />

Motiveer op grond waarvan de beoordelingscriteria zijn<br />

geselecteerd.<br />

Neem, aanvullend aan de in de notitie R&D genoemde criteria,<br />

beoordelingscriteria op voor de potentie qua<br />

natuurontwikkeling en verbetering van de<br />

waterhuishouding.<br />

Vergelijk de gevolgen van de verschillende activiteiten voor<br />

het gehele gebied op dezelfde wijze. De Commissie adviseert,<br />

in tegenstelling tot wat is vermeld in de notitie R&D, qua<br />

uitgebreidheid van de effectbeoordeling geen onderscheid te<br />

maken tussen het westelijke en oostelijk deel van het<br />

plangebied.<br />

225<br />

Er is geen specifieke contour gezoneerd. In paragraaf 6.3 is<br />

beschreven wat de geluidbelasting en luchtkwaliteit is en of<br />

wel of niet (naar verwachting) aan wettelijke normen kan<br />

worden voldaan. Dit om een bandbreedte van effecten en<br />

consequenties te schetsen. Daadwerkelijk onderzoek naar<br />

overschrijding van normen moet plaatsvinden in later stadium<br />

van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning).<br />

Dit is niet beschreven. De invulling van Wijkevoort is dermate<br />

prematuur dat nog niet op het gevraagde detailniveau<br />

onderzoek gedaan kan worden naar water- en energiestromen.<br />

Er heeft geen concrete toetsing van het doelbereik<br />

plaatsgevonden. Doel van de <strong>Structuurvisie</strong> is het ontwikkelen<br />

van de onderdelen zoals beschreven in hoofdstuk 5. In<br />

hoofdstuk 5 is per onderdeel een motivatie gegeven van de<br />

doelstelling per onderdeel.<br />

In het plan-MER is met de beschrijving van de effecten van de<br />

realisatie van ecologische verbindsingszones en de<br />

effectenbeschrijving van het Groenblauw Casco op globaal<br />

gebiedsniveau de potentie beschreven voor gevraagde<br />

aspecten.<br />

In het plan-MER is globaal beschreven wat de ontwikkelingen<br />

in het oostelijk deel van het plangebied zijn en wat hiervoor de<br />

effecten zijn. De ontwikkelingen zijn zeer beperkt en daarmee<br />

de effecten naar verwachting ook.<br />

Omdat de ontwikkelingen en effecten in het westelijk deel van<br />

het plangebied veel groter zijn, is hieraan in het plan-MER<br />

meer aandacht besteed.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

226


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

227


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

8 Leemten in kennis en evaluatie<br />

8.1 Leemten in kennis<br />

228<br />

Bij het opstellen van dit MER is gebruik gemaakt van een ontwerp voor de<br />

<strong>Structuurvisie</strong>. Dit ontwerp is een ontwerp op <strong>Structuurvisie</strong> / gebiedsniveau.<br />

Op basis hiervan zijn op de effecten bepaald voor twee scenario's: maximaal (hoog) en<br />

minimaal (laag). In de optiek van de opstellers is er voldoende inzicht geboden in de<br />

milieueffecten van deze twee scenario's om keuzes in de <strong>Structuurvisie</strong> te kunnen<br />

motiveren en onderbouwen. Op meer detailniveau zal bij nadere invulling en<br />

uitwerking van de onderdelen van <strong>Zuidwest</strong> nader onderzoek verricht moeten worden.<br />

Dit in later stadium van de plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning).<br />

Dit geldt met name voor de effecten op het leefklimaat (geluidhinder, externe<br />

veiligheid) als op natuur (verstoring). Maar ook op andere aspecten dient in latere fase<br />

van plan- en besluitvorming nader onderzoek plaats te vinden, b.v. archeologie,<br />

watertoets e.d.<br />

8.2 Aanzet tot evaluatieprogramma<br />

8.2.1 Doelstellingen evaluatie<br />

Wettelijk bestaat bij activiteiten die worden voorbereid met behulp van m.e.r. de<br />

verplichting om evaluatieonderzoek te (laten) verrichten. In een MER dient daarom een<br />

voorstel voor een evaluatieprogramma te worden opgenomen.<br />

Voor de realisatie van de voorziene ontwikkelingen kan de evaluatie verschillende<br />

doelen dienen, namelijk:<br />

§ het invullen van (voor de besluitvorming essentiële) leemten in kennis;<br />

§ het vergelijken van de daadwerkelijk optredende milieugevolgen met de in dit<br />

rapport voorspelde gevolgen;<br />

§ het waarborgen dat de ontwikkeling plaatsvindt volgens de gestelde doelen en de<br />

in dit rapport en voor de besluitvorming gehanteerde uitgangspunten.<br />

8.2.2 Kennisontwikkeling en monitoring milieugevolgen<br />

Daarnaast dient in de evaluatie te worden nagegaan, in hoeverre de in rapport<br />

voorspelde effecten daadwerkelijk op zullen treden (monitoring milieugevolgen).<br />

Aandachtspunten hierbij zijn:<br />

§ het monitoren van (de effecten op) flora en fauna in de omgeving van het<br />

plangebied;<br />

§ het monitoren van (de effecten op) archeologische waarden;<br />

§ het monitoren van de (veranderingen in) verkeersintensiteiten en afwikkeling in<br />

de omgeving van het plangebied.<br />

§ het monitoren van de (veranderingen in) geluidhinder en externe<br />

veiligheidssituatie in de omgeving van het plangebied.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

229


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

230<br />

Referenties<br />

Bilan (2008). Van Brik Polders tot Kleine Tilburg, Tilburg - <strong>Zuidwest</strong>; archeologisch en<br />

cultuurhistorisch bureauonderzoek.<br />

Bilan (2008). Van Berkeind tot Hulten, Tilburg - West; archeologisch en cultuurhistorisch<br />

bureauonderzoek<br />

Ecologisch Adviesbureau Cools (2005). Onderzoek naar natuurwaarden in het gebied Heikant-<br />

Berkeind te Tilbug.<br />

Ecologisch Adviesbureau Cools (2002). Planten en dieren op en langs het tracé van de<br />

Noordwesttangent.<br />

Gemeente Tilburg (2002). <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg.<br />

Gemeente Tilburg (2002). Kadernota Groene Mal.<br />

Gemeente Tilburg (2002). Kadernota Toerisme en recreatie 2003-2010.<br />

Gemeente Tilburg 2002. Waterstructuurplan<br />

Gemeente Tilburg (2003). Bodembeleid gemeente Tilburg.<br />

Gemeente Tilburg (2004). Fietsplan Tilburg 2005-2015.<br />

Gemeente Tilburg (2004). Openbaar vervoerplan Tilburg.<br />

Gemeente Tilburg (2005). Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>.<br />

Gemeente Tilburg (2005). Luchtkwaliteitsplan gemeente Tilburg 2005-2010.<br />

Gemeente Tilburg (2005). Tilburgs verkeers- en vervoersplan (TVVP).<br />

Gemeente Tilburg (2006). Grond voor verleden, archeologische monumentenzorg in Tilburg<br />

Gemeente Tilburg (2009). Eerste Klimaatprogramma Tilburg 2009-2012.<br />

Gemeente Tilburg (2009). Plan-MER Mall Tilburg (concept)<br />

Gemeente Tilburg (2010). <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015.<br />

Gemeente Tilburg (2010). Nota groen<br />

Gemeente Tilburg (2010). Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014.<br />

Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied West (2010).<br />

Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied ZuidWest (2010).<br />

Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone.<br />

Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Amarant-Mariahof Bredaseweg.<br />

Ministerie van V&W (2001). Anders omgaan met water, waterbeleid voor de 21e eeuw.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

231<br />

Ministerie van VROM (2004a). Nota Ruimte.<br />

Ministerie van VROM (2004b). Nota Mobiliteit.<br />

Ministerie van VROM (2010a). Wet Milieubeheer.<br />

Ministerie van VROM (2010b). Besluit milieueffectrapportage.<br />

Ministerie van V&W (1998). Vierde Nota Waterhuishouding.<br />

Ministeries van VROM, EZ, LNV, V&W, F en BZ (2001). Nationaal Milieubeleidsplan 4.<br />

Ministeries van LNV, VROM en V&W (2000). Natuur voor mensen, mensen voor natuur, Nota<br />

natuur, bos en landschap in de 21e eeuw.<br />

Provincie Noord-Brabant (2004). Reconstructieplan De Meierij.<br />

Provincie Noord-Brabant (2004). UItwerkingsplan Stedelijke Regio Breda-Tilburg.<br />

Provincie Noord-Brabant (2004). Programma Brabantstad.<br />

Provincie Noord-Brabant (2006). Provinciaal Verkeers- en vervoersplan.<br />

Provincie Noord-Brabant (2007). Netwerkprogramma Brabant bereikbaar.<br />

Provincie Noord-Brabant (2007). Brabantstad Mozaiekmetropool.<br />

Provincie Noord-Brabant (2008). Meerjarenprogramma infrastructuur en transport 2009-2013.<br />

Provincie Noord-Brabant (2008). Interim <strong>Structuurvisie</strong> provincie Noord-Brabant.<br />

Provincie Noord-Brabant (2008). Paraplunota Ruimtelijke ordening.<br />

Provincie Noord-Brabant (2009). Brabant Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit.<br />

Provincie Noord-Brabant (2010a). <strong>Structuurvisie</strong> provincie Noord-Brabant.<br />

Provincie Noord-Brabant (2010b). Verordening Ruimte, 1e fase.<br />

Provincie Noord-Brabant (2010c). Verordening Ruimte, 2e fase.<br />

Royal Haskong (2008). Mall Tilburg; effecten op natuur, milieu en bereikbaarheid<br />

Waterschap Brabantse Delta (2008) Integrale Gebiedsanalyse Bovenlopen Donge


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

232<br />

Afkortingen en begrippen<br />

alternatief manier waarop de voorgenomen activiteit kan worden<br />

gerealiseerd, in het geval van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />

autonome ontwikkeling 1. Ruimtelijk-planologische ontwikkeling van het plangebied<br />

op basis van bestaand en voorgenomen beleid, zonder de<br />

voorgenomen activiteit.<br />

2. Ontwikkeling van het plangebied zonder de voorgenomen<br />

activiteit<br />

beoordelingskader geheel van aspecten en criteria, op basis waarvan de effecten<br />

van de voorgenomen activiteit op de omgeving worden<br />

bepaald<br />

besluit-m.e.r. milieubeoordeling gekoppeld aan concreet besluit (vergunning<br />

of bestemmingsplan/inpassingsplan) (procedure)<br />

besluit-MER milieueffectrapport behorend bij de besluit-m.e.r.procedure<br />

bevoegd gezag 1. De overheidsinstantie die bevoegd is tot het nemen van het<br />

besluit op grond waarvoor de m.e.r.-verplichting bestaat<br />

2. de overheid die bevoegd is een besluit te nemen over de<br />

voorgenomen activiteit van de initiatiefnemer<br />

Cie m.e.r. Commissie voor de milieu-effectrapportage<br />

Commissie voor de m.e.r. een landelijke commissie van ca. 180 onafhankelijke<br />

milieudeskundigen; zij adviseren het bevoegd gezag over de<br />

richtlijnen voor het milieueffectrapport en over de kwaliteit van<br />

de informatie in het rapport. Per m.e.r. wordt een werkgroep<br />

samengesteld.<br />

ecologische hoofdstructuur (EHS) het netwerk van nationale en regionale natuurkerngebieden,<br />

natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones<br />

dat prioriteit krijgt in het natuur- en landschapsbeleid van<br />

de Nederlandse (rijks)overheid, zoals vastgelegd in de Nota<br />

Ruimte en verder uitgewerkt in provinciale streekplannen<br />

ecologische verbindingszone (EVZ) gebied opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />

dat verbreiding, migratie en uitwisseling van (dier)soorten<br />

tussen natuurgebieden mogelijk maakt<br />

effect verandering ten opzichte van de huidige situatie en autonome<br />

ontwikkeling door / na realisering van de voorgenomen<br />

activiteit<br />

externe veiligheid veiligheid voor de mens (individueel of in groepen) in de<br />

omgeving van gevaarlijke activiteiten, met name activiteiten<br />

waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen<br />

huidige situatie momentele toestand van een gebied of aspect<br />

infrastructuur systeem van voorzieningen en verbindingen als spoorwegen<br />

en vaarwegen, hoofdtransportleidingen, waterleidingen e.d.


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

233<br />

initiatiefnemer degene, die de voorgenomen activiteit wil ondernemen<br />

inspraak mogelijkheid om informatie te verkrijgen en op basis daarvan<br />

een mening, wensen of bezwaren kenbaar te maken,<br />

bijvoorbeeld ten aanzien van een activiteit waarover (door de<br />

overheid) een besluit zal worden genomen<br />

leefbaarheid maat voor de kwaliteit van de leefomgeving<br />

m.e.r. milieueffectrapportage, procedure zoals vastgelegd in de Wet<br />

Milieubeheer<br />

MER milieueffectrapport, rapport waarin de milieueffecten van<br />

meerdere alternatieven van een voorgenomen activiteit<br />

onderzocht, vergeleken en beoordeeld worden<br />

m.e.r.-plichtige activiteit activiteit met, volgens bijlage C van het Besluit m.e.r. van de<br />

Wet Milieubeheer en / of de provinciale milieuverordening,<br />

naar verwachting dusdanige nadelige milieu-effecten dat een<br />

m.e.r. procedure moet worden doorlopen voorafgaand aan<br />

realisering<br />

m.e.r.-plicht de verplichting tot het opstellen van een milieu-effectrapport<br />

voor een bepaald besluit over een bepaalde activiteit<br />

milieu het geheel van en de relaties tussen water, bodem, lucht,<br />

mensen, dieren, planten en goederen (Wet milieubeheer)<br />

milieu-effecten gevolgen van een activiteit voor het fysieke milieu, gezien<br />

vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren,<br />

planten, goederen, water, bodem, lucht en de relaties<br />

daartussen, alsmede de bescherming van esthetische,<br />

natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden (Wet<br />

milieubeheer)<br />

notitie reikwijdte en detailniveau startdocument voor de m.e.r.-procedure<br />

plan-m.e.r. Milieubeoordeling gekoppeld aan kaderstellend plan<br />

(<strong>Structuurvisie</strong>, globaal bestemmingsplan/inpassingsplan)<br />

(procedure)<br />

Plan-MER Milieueffectrapport behorend bij de plan-m.e.r.procedure<br />

raadpleging het aan betrokken bestuurlijke organen vragen naar advies<br />

over de reikwijdte en het detailniveau van het plan-m.e.r.<br />

referentiesituatie huidige situatie en autonome ontwikkeling: toekomstige<br />

situatie van een gebied of aspect op basis van ontwikkeling<br />

van de huidige situatie onder invloed van bestaand en<br />

voorgenomen beleid<br />

scenario mogelijke ontwikkelingsrichting van een bepaald gebied of<br />

van een bepaalde locatie<br />

studiegebied gebied, waar als gevolg van de voorgenomen activiteit effecten<br />

kunnen optreden (omvang kan per aspect variëren)


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

234<br />

verkeersintensiteit het aantal voertuigen dat een punt gedurende een bepaalde<br />

tijdsduur passeert<br />

versnippering het uiteenvallen van het leefgebied in kleinere eenheden<br />

voorgenomen activiteit datgene, wat de initiatiefnemer wil realiseren<br />

wettelijke adviseurs de in de Wet milieubeheer wettelijk aangewezen adviseurs<br />

inzake m.e.r.-plichtige activiteiten


projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />

19 januari 2011, definitief<br />

235<br />

<strong>Bijlage</strong>rapporten<br />

- Verkeersonderzoek<br />

- Akoestisch onderzoek<br />

- Luchtkwaliteitsonderzoek

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!