Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020
Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020
Bijlage 2 PlanMER Structuurvisie Zuidwest 2020
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
StructuurviSie<br />
tilburg<br />
ZuidweSt<br />
<strong>2020</strong><br />
Plan Mer
Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
projectnr. 195411<br />
definitief<br />
19 januari 2011<br />
Opdrachtgever<br />
Gemeente Tilburg<br />
Dienst Beleidsontwikkeling<br />
Postbus 717<br />
5000 AS Tilburg<br />
datum vrijgave beschrijving versie goedkeuring vrijgave<br />
19 januari 2011 definitief drs. B. van Dijck ir. H.A.M. van de Wetering
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Samenvatting 4<br />
1<br />
Inhoud Blz.<br />
1 Inleiding 16<br />
1.1 Aanleiding en voorgeschiedenis 16<br />
1.2 M.e.r-procedure 18<br />
1.3 Veranderde uitgangspunten ten opzichte van Notitie Reikwijdte en Detailniveau 21<br />
1.4 Leeswijzer 22<br />
2 Doel 24<br />
2.1 <strong>Structuurvisie</strong> 24<br />
2.2 Plan-MER 24<br />
3 Beleids- en besluitvormingskader 26<br />
3.1 Inleiding 26<br />
3.2 Rijksbeleid 26<br />
3.3 Provinciaal beleidskader 26<br />
3.4 Gemeentelijk beleid 33<br />
3.5 Te nemen besluiten 35<br />
4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling 36<br />
4.1 Plangebied en referentiekader 36<br />
4.2 Autonome ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen 37<br />
4.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie 41<br />
4.4 Bodem, water en natuur 54<br />
4.5 Verkeer, vervoer en infrastructuur 71<br />
4.6 Milieu, klimaat en duurzaamheid 82<br />
4.7 Wonen, werken, landbouw, recreatie en sport 110<br />
5 Voorgenomen activiteit 118<br />
5.1 Inleiding 118<br />
5.2 Wijkevoort 121<br />
5.3 De Groene Kamer 127<br />
5.4 Sport en recreatie 130<br />
5.5 Ecologische verbindingszones (EVZ's) 133<br />
5.6 Groenblauw Casco 136<br />
6 Milieueffecten 142<br />
6.1 Inleiding 142<br />
6.2 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 144<br />
6.3 Milieu 163<br />
6.4 Landschap, cultuurhistorie, archeologie 189<br />
6.5 Natuur, Bodem, Water 193<br />
6.6 Ruimtegebruik 201<br />
6.7 Effecten van het Groenblauw Casco 204<br />
7 Conclusies 208<br />
7.1 Inleiding 208<br />
7.2 Resumé conclusies 208<br />
7.3 Afweging van keuzes, aandachtspunten voor vervolg 217
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
7.4 Toets aan Richtlijnen 222<br />
8 Leemten in kennis en evaluatie 228<br />
8.1 Leemten in kennis 228<br />
8.2 Aanzet tot evaluatieprogramma 228<br />
2<br />
Referenties<br />
Afkortingen en begrippen<br />
<strong>Bijlage</strong>rapport<br />
• Verkeersonderzoek<br />
• Akoestisch onderzoek<br />
• Luchtkwaliteitsonderzoek
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
3
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4<br />
Samenvatting<br />
Voor u ligt het plan-MER behorende bij de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>.<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> is kaderstellend voor een aantal ontwikkelingen:<br />
• Bedrijventerrein Wijkevoort: 60 tot 110 ha bruto bedrijventerrein,<br />
milieucategorie 3 en 4, met mogelijk luchtvaartgerelateerde bedrijvigheid;<br />
• De Groene Kamer: 30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />
bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />
detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />
ontspanning en recreatie;<br />
• (mogelijke) uitbreiding/verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie;<br />
uitbreiding hockeycomplex, golfbaan, verplaatsing voetbalvelden;<br />
• (mogelijke) verplaatsing Dierenpark de Oliemeulen;<br />
• realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha.<br />
Voor het overige gebied (de bosgebieden en het agrarisch middengebied) is de<br />
<strong>Structuurvisie</strong> vooral consoliderend. In deze gebieden zijn geen grote nieuwe<br />
ontwikkelingen voorzien en wordt ingezet op het behoud en verbetering van de reeds<br />
aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en de<br />
verbinding van deze natuurgebieden met natuurgebieden buiten het plangebied (o.a.<br />
Riels Laag/Regte Heide en boswachterij Dorst).<br />
In dit MER zijn twee scenario's (een hoog- en een laag scenario) geschetst welke<br />
beoordeeld zijn op verschillende milieueffecten.<br />
Plangebied lage scenariot (bron: gemeente Tilburg)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
5<br />
Plangebied hoge scenario (bron: gemeente Tilburg)<br />
Binnen het hoge scenario is uitgegaan van een groot bedrijventerrein Wijkevoort (110<br />
ha bruto) met zwaardere industrie en een arbeidsextensief karakter, een landgoed met<br />
retailfunctie (2 miljoen bezoekers per jaar) en een programma sport en recreatie,<br />
waarin uitbreiding van hockeyvelden en golfbaan zijn opgenomen en een verplaatsing<br />
van voetbalvelden en de Oliemeulen naar <strong>Zuidwest</strong>.<br />
In het lage scenario is uitgegaan van een klein bedrijventerrein (60 ha bruto) met<br />
minder zware industrie en een arbeidsintensiever karakter en een landgoed met<br />
retailfunctie (1,2 miljoen bezoekers per jaar).<br />
Naast bovengenoemde onderdelen maakt ook de realisatie van de ecologische<br />
verbindingszones onderdeel uit van de effectbeoordeling voor beide scenario's.<br />
Bij de effectbeoordeling is onderscheid gemaakt tussen effecten binnen het<br />
plangebied en effecten op de omliggende omgeving (studiegebied). Kwetsbare<br />
gebieden binnen het plangebied zijn onder meer verschillende EHS-gebieden. Buiten<br />
het plangebied, maar binnen het studiegebied liggen een aantal<br />
woningbouwconcentraties. In figuur 1.1 is een kaart opgenomen met daarop de in dit<br />
rapport genoemde plaatsaanduidingen.<br />
Naast de twee hierboven beschreven scenario's zijn ook twee varianten van een<br />
Groenblauw Casco uitgewerkt. Het Groenblauw Casco is in het leven geroepen om de<br />
potenties van natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie in beeld te brengen.<br />
De effectbeoordeling heeft plaatsgevonden op de onderdelen:<br />
• verkeer;<br />
• geluid;<br />
• luchtkwaliteit;<br />
• externe veiligheid;
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6<br />
• klimaat en duurzaamheid;<br />
• landschap, cultuurhistorie en archeologie;<br />
• natuur;<br />
• water;<br />
• bodem;<br />
• wonen, werken, landbouw en recreatie.<br />
Onderstaand zijn de belangrijkste effecten per onderdeel beschreven.<br />
Verkeer<br />
Auto- en vrachtverkeer<br />
Ontwikkeling van de diverse voorgenomen onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />
leidt ten opzichte van de referentiesituatie tot een toename van verkeer van en naar<br />
het plangebied, variërend van ca. 17,5 duizend (in het lage scenario ) tot ca. 20<br />
duizend motorvoertuigen per etmaal (in het hoge scenario). Het aantal<br />
vrachtbewegingen bedraagt respectievelijk ca. 2,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca.<br />
15%) en 3,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca. 17,5 %). Om deze adequaat af te<br />
kunnen wikkelen zijn aanpassingen in het wegennet voorzien, waarvan de<br />
aansluitingen van Wijkevoort op de Noordwesttangent, de aansluiting van de<br />
Bleukweg op de Bredaseweg en het afsluiten van de Hultsenseweg voor (doorgaand)<br />
gemotoriseerd verkeer de belangrijkste zijn. De aanpassing van de wegenstructuur<br />
zorgt er enerzijds voor dat het extra verkeer van en naar <strong>Zuidwest</strong> goed verloopt,<br />
anderzijds verbetert het ook de bestaande verkeersstructuur doordat sluipverkeer<br />
wordt tegengegaan. Door de aanvullende verkeersmaatregelen, de aanwezigheid van<br />
ontsluitende wegen rond het plangebied en de relatief gunstige ligging van de<br />
voorgenomen ontwikkelingen ten opzichte van deze ontsluitende wegen, blijft het<br />
effect van het extra verkeer op het wegennet relatief beperkt en leidt het naar<br />
verwachting niet tot verkeersproblemen. Op de Noordwesttangent neemt het verkeer<br />
met 5 tot 15% toe ten opzichte van de referentiesituatie (2007), met name als gevolg<br />
van de realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort. Op de A58 bedraagt de toename<br />
maximaal 2%. Op de Bredaseweg is de toename maximaal 11%. Hierbij moet wel de<br />
kanttekening gemaakt worden dat de huidige situatie al druk is, maar dat autonoom<br />
en in een apart plan- en besluitvormingstraject onderzocht wordt of en hoe de<br />
Bredaseweg opgewaardeerd moet worden.<br />
Op de wegen in het plangebied neemt de verkeersdruk niet of nauwelijks toe.<br />
Hetzelfde geldt voor de wegen richting Gilze en De Reeshof. Analyse van avond- en<br />
ochtendspitsintensiteiten, de maatgevende intensiteiten op een dag, leiden niet tot<br />
andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.<br />
Analyse van piekintensiteiten voor de recreatieve en sportvoorzieningen die<br />
aansluiten op de Bredaseweg laat zien dat in het lage scenario de piek op zaterdag<br />
vergelijkbaar is met de piek op een werkdag (wel bestaand uit ander verkeer:<br />
recreatie/sport vs. woon-werk). In het hoge scenario is de weekendpiek groter dan de<br />
werkdagpiek. Dit doordat het hoge scenario aanzienlijk meer recreatie en<br />
sportvoorzieningen voorziet dan het lage scenario. Op de Bredaseweg kan een<br />
weekendpiek in het hoge scenario leiden tot een verminderde afwikkeling op de<br />
Bredaseweg.<br />
Parkeren<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot extra parkeerdruk en/of parkeerproblemen in<br />
en rond het plangebied. Dit omdat uitgangspunt voor ontwikkeling is dat bij de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
7<br />
voorziening zelf voldoende parkeerruimte wordt gecreëerd (voor de recreatie en<br />
sportvoorzieningen ook om pieken in bezoek op te kunnen vangen). Aandachtspunt<br />
hierbij is wel dat <strong>Zuidwest</strong> relatief ongunstig ligt ten opzichte van fiets- en<br />
openbaarvervoerverbindingen en er dus van uitgegaan moet worden dat een relatief<br />
groot deel van de werknemers en bezoekers per auto komt.<br />
Langzaam verkeer<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn in geringe mate aanvullende fiets- en wandelpaden voorzien in<br />
<strong>Zuidwest</strong>. De bereikbaarheid van Wijkevoort en de sport en toeristische voorzieningen<br />
verbetert daarmee voor langzaam verkeer niet, maar verslechtert ook niet. Recreatief<br />
gezien wordt met name het tussengebied tussen Groene Kamer en Wijkevoort<br />
aantrekkelijker voor fietsers en wandelaars, door de afname van sluipverkeer.<br />
Afwaarderen van de Hultenseweg biedt de mogelijkheid hiervan een recreatieve<br />
fietsroute te maken. De geschiktheid voor recreatie van <strong>Zuidwest</strong> als geheel, door<br />
toevoeging van nieuwe functies, neemt echter af.<br />
Openbaar vervoer<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn geen aanvullende openbare vervoermogelijkheden voorzien.<br />
Het gebied is en blijft daardoor relatief slecht bereikbaar per openbaar vervoer.<br />
Verkeersveiligheid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen wezenlijk negatief effect op<br />
de verkeersveiligheid in en rond het gebied. De ontwikkelingen brengen veel nieuwe<br />
mensen in en naar het gebied, maar de kwaliteit van de ontsluitende wegen is<br />
voldoende. Aandachtspunt voor verdere uitwerking is wel de aansluiting van de<br />
Bleukweg op de Bredaseweg. Deze moet zodanig worden vormgegeven dat ook bij<br />
piekmomenten de veiligheid gegarandeerd kan blijven.<br />
Geluid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot nieuwe geluidproductie in het gebied en daarmee<br />
tot een toename in geluidbelasting. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen<br />
de diverse geluidbronnen: industrielawaai door Wijkevoort, verkeerslawaai, en lawaai<br />
als gevolg van de activiteiten bij de sport- en recreatievoorzieningen. Aan de<br />
geluidontvangende kant is het van belang onderscheid te maken tussen de woningen<br />
in het plangebied en de woningen en woongebieden erbuiten. Daarnaast is de EHS<br />
kwetsbaar voor toename van geluid.<br />
In totaliteit neemt de geluidbelasting in heel <strong>Zuidwest</strong> toe. In grote delen van <strong>Zuidwest</strong><br />
is de toename echter gering. De woongebieden rondom <strong>Zuidwest</strong> (Reeshof, Blaak,<br />
Gilze e.d.) zullen niet of nauwelijks toename van geluid ervaren. In de directe<br />
(woon)omgeving langs de ontwikkelingen zelf is de toename groter. Wegverkeer is en<br />
blijft in veruit het grootste deel van het plangebied de dominante geluidbron, de<br />
directe omgeving van Wijkevoort uitgezonderd. De toenames in verkeer zijn echter niet<br />
dermate groot dat ze ook tot wezenlijke toename in verkeerslawaai leiden.<br />
De geluidtoename in de omgeving van De Groene Kamer en de sport- en<br />
recreatievoorzieningen is naar verwachting niet dermate groot dat hierdoor<br />
geluidnormen worden overschreden, hoewel dit in later stadium van plan- en<br />
besluitvorming nader en in meer detail zal moeten worden onderzocht.<br />
De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort leidt naar verwachting tot een dusdanige<br />
toename van geluid (en andere soorten hinder zoals stof en lichthinder) dat de<br />
woonfunctie op het bedrijventerrein niet gehandhaafd zal kunnen blijven. Dit betreft
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
8<br />
17 woningen in het lage scenario en 23 woningen in het hoge scenario, met name<br />
langs de Hultenseweg. Direct buiten het plangebied voor Wijkevoort geldt hetzelfde<br />
voor 1 à 2 woningen. Daarnaast dient voor een 9-tal (laag secenario) à 44 tal woningen<br />
(hoog scenario) in later stadium nader worden onderzocht of deze een te hoge<br />
geluidbelasting zullen gaan ervaren, en zo ja, welke aanvullende geluidwerende<br />
maatregelen nodig zijn om de woonfunctie te kunnen handhaven.<br />
Ook de geluidbelasting op de EHS neemt toe met enkele dB's, met name op het<br />
Wijckermeer en het Wijckerbos. Waarbij opgemerkt dient te worden dat de toename<br />
van de geluidbelasting op de randen groter is dan in de kern van deze gebieden. Of de<br />
betreffende gebieden naar aanleiding van de geluidtoename nog volledig kunnen<br />
functioneren als gevolg van de toegenomen verstoring is een vraag waar in dit stadium<br />
geen harde uitspraak over gedaan kan worden. Het daadwerkekelijk effect van de<br />
geluidtoename op de voorkomende soorten is per soort verschillend. Wel is duidelijk<br />
dat de toegenomen geluidbelasting op de EHS voor het overgrote deel het gevolg is<br />
van autonome ontwikkelingen en het zelfs in de huidige situatie discutabel is of een<br />
groot deel van de gebieden wel geschikt is als leefgebied (in casu is gekeken naar de<br />
effecten op broedvogels).<br />
Luchtkwaliteit<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot een toename van verkeersbewegingen in en rond<br />
het gebied en daarmee tot een toename van uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen. In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> is de 0,1 tot 1 ug/m3 N02 en 0 tot 0,1 ug/m3<br />
PM10. Langs de Hultenseweg en de ontsluiting van Wijkevoort is de toename groter: 3<br />
tot 6 ug/m3 N02 en 0,6 tot 0,9 ug/m3 PM10. De uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen blijft ver beneden de wettelijk gestelde luchtkwaliteitsnormen.<br />
Externe Veiligheid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt op twee manieren tot een verandering in het aspect<br />
externe veiligheid. Enerzijds leidt de realisatie van Wijkevoort tot nieuwe<br />
risicobronnen in het gebied. Anderzijds leidt de ontwikkeling van sport- en<br />
recreatievoorzieningen tot een toename van mensen in het gebied. Deze<br />
ontwikkelingen liggen grotendeels gescheiden van elkaar. Wel verdient de mogelijke<br />
positionering van kwetsbare objecten op het bedrijventerrein zelf, zoals de Campus in<br />
het lage scenario, ten opzichte van toekomstige Bevi-inrichtingen op Wijkevoort de<br />
nodige aandacht in het vervolgtraject. Vanuit de Beleidsvisie externe veiligheid van de<br />
gemeente wordt aangestuurd dat de 10 -6 -contour van Bevi-bedrijven binnen de<br />
inrichtingsgrens blijven. In deze fase van de plan- en besluitvorming is het nog niet<br />
mogelijk hier concrete uitspraken over te doen. Wel kan aangegeven worden dat<br />
middels regels in het later op te stellen bestemmingsplan hiermee de situatie goed<br />
beheersbaar gemaakt kan worden en ongewenste effecten zo veel mogelijk<br />
uitgesloten kunnen worden.<br />
Toename van mensen langs de Bredaseweg en in het tussengebied leidt naar<br />
verwachting niet tot een wezenlijke toename van risico. De vervoersomvang is beperkt<br />
en afstand van de grotere concentraties personen tot de risicobron is relatief groot. Dit<br />
dient echter voor de voorzieningen individueel nog wel getoetst te worden op<br />
inrichtingsniveau in later stadium van besluitvorming.<br />
De ontwikkeling van bedrijventerrein Wijkevoort leidt mogelijk wel tot een toename<br />
van risico s. Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid laat bedrijven die werken met<br />
gevaarlijke stoffen toe. Er is echter ruimte tussen Wijkevoort en de omliggende<br />
woongebieden. Voor de losse woningen rond Wijkevoort is nader onderzoek op
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
9<br />
inrichtingsniveau nodig om te kunnen bepalen of de toename in risico aanvaardbaar<br />
is.<br />
Klimaat en duurzaamheid<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> geeft vooralsnog geen duidelijk beeld hoe in de ontwikkeling van<br />
<strong>Zuidwest</strong> omgegaan wordt met de aspecten klimaat en duurzaamheid.<br />
De ontwikkelingen, met name die van de Groene Kamer, bieden op zich mogelijkheden<br />
voor klimaatmaatregelen en duurzaamheid. Ook het toekomstige profiel van<br />
Wijkevoort biedt mogelijkheden maar deze zijn tot op heden niet nader uitgewerkt.<br />
Landschap<br />
De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> hebben een fors landschappelijk effect op het<br />
westelijk deel van het plangebied (in het oostelijk deel is er niet of nauwelijks<br />
ontwikkeling en daarmee ook niet of nauwelijks effect). Realisatie van bedrijventerrein<br />
Wijkevoort gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarische landschap ter plaatse: de<br />
kleinschaligheid verdwijnt en de openheid gaat verloren. Het effect is voor het hoge<br />
scenario negatiever dan voor het lage scenario. Allereerst door het grotere oppervlak,<br />
maar daarnaast ook door de grotere landschappelijke waarde van het oostelijk deel<br />
van het plangebied. Bovendien kan in het lage scenario de landschappelijke waarde<br />
van het Wijckerbos en het Wijckermeer nog enigszins behouden blijven, in het hoge<br />
scenario niet of nauwelijks. Door realisatie van de ecologische verbindingszones langs<br />
de beekdalen kan het landschappelijk karakter hiervan behouden blijven of zelfs<br />
versterkt worden. Het landschappelijk effect van de Groene Kamer en de sport- en<br />
recreatievoorzieningen gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarisch<br />
cultuurlandschap en van de openheid. Door een goede inpassing kan het kleinschalige<br />
karakter van het landschap op de Groene Kamer behouden blijven. In het<br />
tussengebied tussen Wijkevoort en Groene Kamer / sportvoorzieningen blijft het<br />
oorspronkelijk agrarisch cultuurlandschap behouden, hoewel de nabijheid van<br />
Wijkevoort ervaren zal worden.<br />
Cultuurhistorie<br />
Naast het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op het oorspronkelijk agrarisch<br />
cultuurlandschap (zie hierboven) is er ook effect op cultuurhistorische waarden.<br />
Indien de Hultenseweg met beplanting en bebouwing (eventueel met andere dan<br />
woonfunctie) gehandhaafd kan blijven, blijft het negatieve effect beperkt tot het<br />
verlies van de relatie van de weg met de omgeving. Voor het overige gebied kunnen de<br />
cultuurhistorische waarden behouden blijven en/of worden ingepast in de<br />
ontwikkeling.<br />
Archeologie<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat mogelijk ten koste van archeologische waarden.<br />
Wijkevoort, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen noodzaken tot<br />
grondverzet en daarmee aantasting van het archeologisch bodemarchief. Een groot<br />
deel van het gebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische<br />
verwachtingswaarde. Bij nadere uitwerking van de ontwikkelingen dient nader<br />
archeologisch onderzoek verricht te worden of ook daadwerkelijk verwacht mag<br />
worden dat waarden verloren gaan. Voor de twee archeologische monumenten ten<br />
noorden van de Hultenseweg wordt vooralsnog van uit gegaan dat ze behouden<br />
kunnen blijven: ze liggen buiten het zoekgebied voor Wijkevoort
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
10<br />
Natuur<br />
In de beschouwing van het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op natuur dient<br />
onderscheid gemaakt te worden in het oostelijk en westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> is grotendeels EHS. Hierin zijn echter niet of<br />
nauwelijks ontwikkelingen voorzien en er worden dan ook niet of nauwelijks negatieve<br />
effecten verwacht. Uitzondering is de in-/uitbreiding van de hockeylocatie ten noorden<br />
van de Bredaseweg. Deze leidt tot ca 1,3 ha extra ruimtebeslag in de EHS en ook tot<br />
een toename van verstoring. Hierover vindt al overleg met de provincie plaats. Ofwel<br />
de EHS wordt ter plaatse herbestemd ofwel er dient een nee-tenzij-afweging plaats te<br />
vinden. Ontwikkeling van het westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen<br />
of geringe negatieve invloed op de natuurwaarden in het oostelijk deel. Er is een<br />
toename van verkeer op de Bredaseweg, maar deze leidt niet tot wezenlijke toename<br />
van geluidhinder in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>. Bovendien is de geluidbelasting in<br />
de huidige en referentie situatie al aanzienlijk. Wijkevoort ligt op grotere afstand en<br />
leidt niet tot een toename van geluidhinder.<br />
Ontwikkeling van De Groene Kamer, sport- en recreatievoorzieningen leiden mogelijk<br />
wel tot een toename van geluidhinder. De kans op toename van hinder is het grootst<br />
bij realisatie van sport- en recreatievoorzieningen ten oosten van de Groene Kamer.<br />
Ontwikkeling van een bedrijventerrein in alleen het westelijk deel van Wijkevoort /<br />
<strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot ruimtebeslag in de EHS. Wel leidt de realisatie van bedrijventerrein<br />
Wijkevoort tot een aanzienlijke toename van geluidhinder op het Wijckerbos en<br />
Wijckermeer. Kanttekening hierbij is dat de geluidbelasting in de huidige en referentie<br />
situatie al aanzienlijk is, door de nabijheid van de de A58, de Noordwesttangent en<br />
vliegveld Gilze-Rijen. Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de actuele<br />
waarden in deze EHS-gebieden en of er sprake is van wezenlijke effecten op de EHSwaarden.<br />
In het lage scenario is sprake van toename van hinder vanaf één zijde. De<br />
verwachting is dat met geluidwerende voorzieningen en een goede zonering van het<br />
bedrijventerrein de toename van hinder op de EHS beperkt kan blijven en het gebied<br />
als EHS kan blijven functioneren. In het hoge scenario is er toename van hinder van<br />
aan alle zijden. De geluidbelasting is naar verwachting dusdanig hoog dat betwijfeld<br />
wordt of met zonering en geluidwerende voorzieningen de geluidbelasting voldoende<br />
beperkt kan worden. Naar verwachting kunnen in het hoge scenario Wijckermeer en<br />
Wijckerbos niet meer functioneren als EHS. Het verdient de aanbeveling om een neetenzij<br />
afweging doorlopen en het verlies aan EHS te compenseren (hoewel dat formeel<br />
niet verplicht is wanneer er alleen sprake is van 'externe werking' en niet van<br />
ruimtebeslag.<br />
Daarnaast is door toename van verkeer op de Noordwestangent en Bredaseweg een<br />
toename van geluidhinder op de EHS gebieden Het Blok in het noordwesten van<br />
<strong>Zuidwest</strong> en de Nerhovense bossen en Klein Zwitserland ten westen van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Deze toename is echter naar verwachting niet dusdanig groot dat wezenlijke toename<br />
van verstoring wordt verwacht, mede gezien de hoge huidige geluidbelasting.<br />
Behoud, realisatie of versterking van ecologische verbindinsgzones maakt onderdeel<br />
uit van de <strong>Structuurvisie</strong>. De natte ecologische verbindingszones langs de Oude Leij,<br />
Hultsensche Leij en Groote Leij blijven behouden en worden versterkt. Daarnaast<br />
wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd tussen Het Blok en<br />
Waterwingebied. Hultsensche Leij en Groote Leij liggen grotendeels langs, en deels<br />
door Wijkevoort. Wijkevoort heeft op zich een negatief effect op de verbindingszones<br />
(ruimtebeperking, verstoring). Met een goede inpassing en ruime dimensionering kan
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
11<br />
dit effect verminderd worden en hoeft Wijkevoort het ecologisch functioneren van de<br />
verbindingszones niet wezenlijk negatief te beïnvloeden.<br />
De realisatie van de Groene Kamer heeft beperkte negatieve effecten op de<br />
ecologische verbindingszones, mits bij de inpassing rekening wordt gehouden met<br />
ruimte en voorzieningen voor de droge ecologische verbindingszone tussen Blok en<br />
Waterwingebied en een geschikte faunapassage wordt gerealiseerd bij de<br />
toegangsweg naar de Groene Kamer. Realisatie van de sport- en recreatieve<br />
voorzieningen nabij de Groene Kamer heeft een tweeledig effect op de ecologische<br />
verbindingszone langs de Oude Leij. Enerzijds kan het leiden tot verstoring, anderzijds<br />
biedt het mogelijkheden als herichting van het gebied ook ruimte geeft voor een<br />
ruimere dimensionering van de ecologische verbindingszones ten opzichte van aanleg<br />
in de landbouwsituatie. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat ook de sportvelden en de<br />
Oliemeulen aansluiting zullen vinden bij de parkachtige setting van De Groene Kamer,<br />
waarbij per saldo ook nieuw leefgebied ontstaat. De randen van deze nieuwe<br />
ontwikkelingen kunnen op dusdanige wijze worden gesitueerd dat deze de<br />
ecologische verbindingszones robuuster kunnen maken.<br />
Er is een nadere afweging noodzakelijk of de voorzieningen (Oliemeulen en<br />
voetbalvelden beter ten westen of ten oosten van de Groene Kamer kunnen worden<br />
gerealiseerd.<br />
Met een ligging van deze voorzieningen ten westen van de Groene Kamer wordt<br />
verstoring voorkomen, maar is naar verwachting geen mogelijkheid voor een ruime<br />
inpassing van verbindings-zones door de relatief grote afstand tot de<br />
verbindingszones. Met een ligging ten oosten van de Groene Kamer moet aandacht<br />
besteed worden aan voorkoming van verstoring op de verbindingszone langs de Oude<br />
Leij en de ecologische verbindingszone tussen het Blok en het Waterwingebied. Ook is<br />
er risico op externe werking door verstoring op de EHS ten oosten van de Oude Leij,<br />
maar is wellicht meer mogelijkheid voor een bredere en robuustere verbindingszone.<br />
Er is in het kader van dit plan-MER nog geen onderzoek gedaan naar het voorkomen<br />
van en het effect op beschermde plan- en diersoorten. In zijn algemeenheid kan echter<br />
gesteld worden dat ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ten koste gaat van plant- en<br />
diersoorten. Realisatie van Groene Kamer, uitbreiding van de golfbaan (mits natuurlijk<br />
aangelegd) en ecologische verbindingszones kunnen ook leiden tot nieuwe natuur,<br />
maar het voorkomt het verdwijnen van huidige planten en dieren niet.<br />
Bodem<br />
Ontwikkeling van Wijkevoort heeft naar verwachting geen wezenlijke effecten op<br />
bodemaspecten. Ontwikkelingen leiden tot bodemverzet en aan- en afvoer van grond,<br />
iets wat in een later stadium van plan- en besluitvorming nader onderzocht zal moeten<br />
worden. Er is op dit moment geen informatie over eventuele bodemvervuilingen.<br />
Conform bodembeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn dat de<br />
bodemkwaliteit moet aansluiten op het beoogde gebruik en dat eventuele<br />
bodemverontreiniging gesaneerd zal worden indien het beoogde gebruik hierom<br />
vraagt.<br />
Water<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting niet of nauwelijks negatief effect op<br />
wateraspecten. Conform waterbeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn<br />
dat ontwikkelingen hydrologisch neutraal worden aangelegd: dus met voldoende<br />
retentie voor toename van verhard oppervlak en zonder negatieve effecten op het
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
12<br />
omliggend watersysteem. Dat betekent concreet dat in de nadere uitwerking van de<br />
ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in voldoende wateroppervlak moet worden voorzien,<br />
conform de voorwaarden van het waterschap ten aanzien van retentie. Lokaal in het<br />
gebied bestaan wel aandachtspunten voor verdere uitwerking: o.a. het voorkomen van<br />
vervuiling van het Wijckermeer door Wijkevoort, beheer van de uitbreiding van de<br />
golfbaan op een manier die uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en<br />
nutriënten in de Oude Leij en naar het grondwaterbeschermingsgebied voorkomt.<br />
Wonen<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een overwegend negatief effect op het wonen in het<br />
plangebied. Als gevolg van de aanleg van Wijkevoort kan naar verwachting voor een<br />
aantal woningen langs met name de Hultsenseweg de woonfunctie niet behouden<br />
blijven als gevolg van toename van geluidhinder en (mogelijk) te hoge externe<br />
veiligheidsrisico s. Voor een deel van de overige woningen in het plangebied betekent<br />
ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> een verandering van omgeving: van rustig, relatief laag en<br />
open agrarisch landschap naar deels bedrijventerrein, deels recreatie- en<br />
sportvoorzieningen, meer activiteit en meer hinder in het gebied. In een deel van het<br />
tussengebied verandert het woonklimaat niet of nauwelijks. De woongebieden om<br />
<strong>Zuidwest</strong> ondervinden naar verwachting niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van<br />
<strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van sport- en recreatievoorzieningen en realisatie van uitloopgebied<br />
en ecologische verbindingszones hebben op <strong>Structuurvisie</strong>niveau een positief<br />
effect op het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. Bekijkt men de situatie vanuit de direct<br />
omwonenden dan kan dit uiteraard anders ervaren worden.<br />
Werken<br />
Ontwikkeling van Wijkevoort betekent een (beleidsmatig gewenste) impuls voor het<br />
werkklimaat en de werkgelegenheid in Tilburg. Ook realisatie van de Groene Kamer<br />
leidt tot arbeidsplaatsen.<br />
Op dit moment is nog onduidelijk of als gevolg van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
bedrijven (niet-agrarisch) moeten verdwijnen. Voor het overige ondervinden bestaande<br />
bedrijven in het gebied niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Landbouw<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat ten koste van landbouwgrond en bedrijven. Een<br />
neveneffect voor bedrijven die blijven is mogelijk versnippering van gronden.<br />
Recreatie en sport<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> betekent een impuls voor de recreatie en de sport in dit<br />
deel van Tilburg in het algemeen, en voor de Reeshof in het bijzonder. Het effect op<br />
bestaande recreatieve voorzieningen is naar verwachting gering. Enerzijds trekt<br />
<strong>Zuidwest</strong> meer recreanten naar het gebied en daarmee mogelijk ook naar bestaande<br />
voorzieningen. Anderzijds neemt het oppervlak aan recreatiegebied af door de<br />
realisatie van Wijkevoort en neemt de hinder in het gebied toe. De aantrekkelijkheid<br />
van <strong>Zuidwest</strong> als recreatief uitloop gebied vermindert hierdoor.<br />
Groenblauw Casco<br />
In dit plan-MER is naast het effect op de bestaande groenblauwe situatie ook gekeken<br />
naar het mogelijk of onmogelijk maken van groenblauwe potenties, het zogenaamde<br />
groenblauwe casco plus.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
13<br />
Het groenblauwe casco plus zet voor de ecologische verbindingszones langs de<br />
Hultensche en Groote Leij in op meer ruimte, robuustere verbindingen en versterking<br />
van de beemdenstructuur door aanplant van hagen en wilgen loodrecht op de beek.<br />
Meer ruimte is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van de zones<br />
langs en over Wijkevoort.<br />
Het Wijckerbos en Wijckermeer worden in het groenblauwe casco ecologisch versterkt<br />
door de aanleg van passende ecologische oevers en het verwijderen van ecologische<br />
barrières. Ook dit is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van<br />
EHS op/naast bedrijventerrein Wijkevoort en een voldoende buffer om hinder tegen te<br />
gaan. Maar ook hiervoor geldt dat niet bekend is of binnen de plannen voor Wijkevoort<br />
voldoende (financiële) ruimte hiervoor bestaat.<br />
Het groenblauwe casco voorziet in versterking en vergroting van de toegankelijkheid<br />
en beleefbaarheid van de agrarisch landschappelijke structuur in het tussengebied.<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> biedt hiervoor voldoende ruimte: het gebied tussen Groene Kamer en<br />
Wijkevoort wordt vrij gehouden voor agrarisch-recreatief gebruik.<br />
In zijn algmeenheid kan gesteld worden dat de potenties van het Groenblauw Casco in<br />
het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> benut kunnen worden. Bij de ontwikkeling van<br />
Wijkevoort ligt voor de gemeente de uitdaging om de belangrijkste potenties vanuit<br />
het Groenblauw Casco mee te laten liften met de toekomstige ontwikkeling van het<br />
bedrijventerrein.<br />
De financiële ruimte om invulling te gevan aan de ambities van het Groenblauw Casco<br />
moet blijken uit de grondexploitatie. Daarbij is de fasering in de tijd van de<br />
aanleg/ontwikkeling van de verschillende functies en de uiteindelijke omvang van de<br />
verdienfuncties zeer bepalend.<br />
Afwegingen en keuzes<br />
Naast het beoordelen van effecten van de verschillende planonderdelen, is dit MER<br />
bedoeld om te helpen bij het maken van een aantal keuzes en nadere afwegingen.<br />
Wijkevoort is een goede locatie voor een bedrijventerrein binnen <strong>Zuidwest</strong>. Het wordt<br />
optimaal ontsloten via de Noordwesttangent en de A58 en ligt op voldoende ruime<br />
afstand van de grotere bebouwingsconcentraties en de grotere EHS-gebieden. Dit<br />
neem niet weg dat Wijkevoort landschappelijk en ecologisch gezien wel degelijk effect<br />
heeft. Ook zijn er op een lager schaalniveau (inrichtingsniveau) aandachtspunten ten<br />
aanzien van geluid en externe veiligheid. De locatiekeuze voor het Truck Service<br />
Centrum, in de oksel van de Noordwesttangent en de A58, is een logische. Ook de<br />
locatiekeuze van de campus binnen Wijkevoort in het lage scenario is een logische. De<br />
campus veroorzaakt waarschijnlijk minder verstoring op de EHS dan de industriële<br />
activiteiten.<br />
Ten aanzien van de interne zonering van Wijkevoort kan worden opgemerkt dat met<br />
name de Hultense weg en het Wijckerbos/Wijckermeer zouden moeten worden<br />
ontzien. Binnen het lage scenario zal dit gemakkelijker zijn dan binnen het hoge<br />
scenario. De woonfunctie langs de Hultense weg kan waarschijnlijk in geen van beide<br />
scenario's behouden blijven.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
14<br />
Ten aanzien van de Groene Kamer is een belangrijke nadere afweging de locatiekeuze<br />
voor de voetbalvelden en de Oliemeulen in het hoge scenario. Er zijn twee locaties in<br />
beeld, namelijk direct ten westen en direct ten oosten van de Groene Kamer. Vanuit<br />
milieuafwegingen bestaat er geen duidelijke voorkeur. Vanuit planologisch perspectief<br />
verdient een locatie ten oosten van de Groene Kamer de aanbeveling, mits de<br />
ecologische verbindingszone op een juiste manier wordt ingepast en er voldoende<br />
maatregelen worden genomen om verstoring te voorkomen.<br />
De uitbreiding van de hockeyvelden en het golfterrein op de huidige locaties lijken<br />
logische keuzes. Hoewel de uitbreiding van het hockeycomplex ten koste gaat van 1,3<br />
ha EHS-gebied, zijn milieueffecten beperkt. Ook de effecten als gevolg van de<br />
uitbreiding van het golfcomplex zijn beperkt.<br />
Ten aanzien van de realisatie van de ecologische verbindingszones is met name de<br />
beschikbare ruimte een aandachtspunt c.q. knelpunt. Om goed functionerende<br />
ecologische verbindingszones te realiseren is naar verwachting, ter plaatse van<br />
grotere ontwikkelingen, meer ruimte nodig dan beleidsmatig vereist. Bij Wijkevoort is<br />
de vereiste breedte gemiddelde 50m, bij de Groene Kamer de vereiste breedte<br />
gemiddeld 25m. De ecologische verbindingszone tussen het Blok en de Donge (via de<br />
Groene Kamer) heeft voldoende ruimte, maar ter hoogte van de toerit naar de Groene<br />
Kamer dient te worden voorzien in een goed functionerende faunapassage.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Spoorlijn<br />
Bredaseweg<br />
Hulten<br />
Het Blok<br />
Groote Leij<br />
Prinsenhoef<br />
Hultenseweg<br />
Hultense Leij<br />
Wijkevoort<br />
Wijckermeer<br />
A58<br />
Gilze<br />
Broekakkers<br />
Midden-<br />
Brabant<br />
Poort (nieuw)<br />
15<br />
Figuur 1.1: Overzichtskaart Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
Reeshof<br />
Donge<br />
Dongewijck<br />
Amarant<br />
Oude Leij<br />
Oude<br />
Rielse<br />
baan<br />
Pompstation<br />
De Blaak<br />
Gilzerbaan<br />
Golfbaan
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding en voorgeschiedenis<br />
16<br />
<strong>Zuidwest</strong> (figuur 1.1) is een gebied dat lange tijd buiten het gezichtsveld bleef van<br />
menig Tilburger. Het was lange tijd buitengebied richting (en tot 1997 deels van) Gilze-<br />
Rijen, met een agrarische functie en een groot bosgebied. Het bosgebied was moeilijk<br />
toegankelijk, omdat het in bezit was van landgoedeigenaren, de Tilburgsche<br />
Waterleiding Maatschappij en talloze eigenaren van recreatiewoningen.<br />
Dit idee van <strong>Zuidwest</strong> is nu aan verandering onderhevig. De Reeshof is naar de<br />
Bredaseweg toegekropen , de bewoners van de Blaak maken gebruik van het<br />
naastliggende groengebied, de Noordwesttangent nadert zijn voltooiing, de golfbaan<br />
heeft een recreatieve functie aan het gebied toegevoegd , de Groene Kamer wil er gaan<br />
ontwikkelen, zorginstelling Amarant is aan het vernieuwen, van een voormalige<br />
spoorlijn ("Bels Lijntje") is een fietspad gemaakt enz.<br />
De stad gebruik <strong>Zuidwest</strong> nu reeds voor recreatieve doeleinden. Dit zal in de toekomst<br />
verder toenemen. De toekomstige ontwikkeling van De Groene Kamer ten zuiden van<br />
de Bredaseweg komt aan deze behoefte tegemoet.<br />
Daarnaast is het gebied in beeld om een nieuw bedrijventerrein met de naam<br />
Wijkevoort te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen maken een deel van <strong>Zuidwest</strong> tot een<br />
werklandschap, maar in een landelijke en bosrijke omgeving met ruime aandacht voor<br />
openluchtrecreatie.<br />
Al deze ontwikkelingen vragen om een breed gedragen visie om ervoor te zorgen dat<br />
de verschillende functies elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar en het landschap<br />
versterken en zorgen voor een duurzaam ingericht gebied.<br />
Voor <strong>Zuidwest</strong> wordt daarom een <strong>Structuurvisie</strong> in de zin van de Wet Ruimtelijke<br />
Ordening opgesteld: de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>. Figuur 1.2. geeft de begrenzing<br />
van het plangebied: in het noorden het spoor Eindhoven-Breda en de woonbebouwing<br />
van de Reeshof, in het oosten de woonwijken de Blaak en De Reit en in het zuiden en<br />
westen door de gemeentegrens met Gilze-Rijen en Goirle.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
17<br />
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied<br />
Er is ter voorbereiding op de <strong>Structuurvisie</strong> een nota van uitgangspunten en<br />
ambitieniveau opgesteld en op 16 december 2008 door het college van Burgemeester<br />
en Wethouders vastgesteld. In de nota wordt onderscheid gemaakt in vier<br />
deelgebieden:<br />
• Bedrijventerrein Wijkevoort;<br />
• De Groene Kamer;<br />
• Tussengebied (het gebied tussen Wijkevoort en de Groene Kamer);<br />
• Bosgebied (o.a. Ecologische Hoofdstructuur en waterwingebied).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
1.2 M.e.r-procedure<br />
1.2.1 M.e.r.- plicht<br />
18<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> is kaderstellend voor tenminste twee mogelijk m.e.r.-<br />
(beoordelings)plichtige activiteiten, te weten bedrijventerrein Wijkevoort en De Groene<br />
Kamer. Wijkevoort is in zijn meest omvangrijke vorm een bedrijventerrein van 110<br />
hectare bruto. Dit is niet direct m.e.r.-plichtig, maar m.e.r. beoordelingplichtig.<br />
Gegeven de grote impact van een dergelijk bedrijventerrein op het gebied is het<br />
aannemelijk dat hiervoor een MER moet worden opgesteld. De Groene Kamer is MERplichtig,<br />
omdat het een toeristische voorziening is met meer dan 500.000 bezoekers<br />
per jaar. Dit betekent dat in het kader van de plan- en besluitvorming rond de<br />
<strong>Structuurvisie</strong> een plan-m.e.r.-procedure dient te worden doorlopen. Dit om vroegtijdig<br />
inzicht te krijgen in de (potentiële) milieueffecten van de verschillende ontwikkelingen<br />
waaraan de <strong>Structuurvisie</strong> ruimte biedt om zo bij te dragen aan de plan- en<br />
besluitvorming.<br />
MER en m.e.r.<br />
In dit rapport komt u de termen MER en m.e.r. regelmatig tegen. Met m.e.r.<br />
doelen wij op de wettelijke procedure, waarvan het opstellen van een MER een<br />
onderdeel is.<br />
Het MER is het milieueffectrapport , waarin de effecten van bij wet bepaalde<br />
ontwikkelingen worden beschreven. De MER is het rapport dat nu voor u ligt.<br />
1.2.2 Plan-m.e.r. procedure<br />
Procedure<br />
Voor de plan-m.e.r.-procedure geldt een aantal voorschriften:<br />
1. Openbare kennisgeving;<br />
2. Raadplegen betrokken overheidsorganen over de reikwijdte en detailniveau<br />
van het milieueffectrapport;<br />
3. Opstellen en publiceren milieurapport (plan-MER);<br />
4. Terinzagelegging van het plan-MER en het ontwerpplan (ontwerp<br />
<strong>Structuurvisie</strong>) en de daarbij behorende inspraakmogelijkheden en<br />
raadpleging/toetsing Commissie MER (loopt gelijk op met terinzagelegging);<br />
5. Motiveren gevolgen van de plan-m.e.r.-procedure in het definitieve plan<br />
(<strong>Structuurvisie</strong>);<br />
6. Bekendmaking en mededeling van het plan.<br />
Stap 1: Openbare kennisgeving<br />
De openbare kennisgeving heeft plaatsgevonden op 9 januari 2009. In de openbare<br />
kennisgeving is het voornemen om een plan-MER op te stellen gepubliceerd. In deze<br />
openbare kennisgeving is tevens aangegeven wie in de gelegenheid is gesteld advies<br />
uit te brengen over de inhoud van de plan-MER en of dat Commissie m.e.r. is<br />
geraadpleegd.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
19<br />
Stap 2: Raadplegen betrokken bestuursorganen<br />
Na de publicatie van de openbare kennisgeving is de reikwijdte en het detailniveau<br />
van het milieurapport bepaald. Hiervoor is aan de betrokken bestuurlijke instanties<br />
advies gevraagd op basis van een startdocument, de notitie reikwijdte en detailniveau.<br />
Tijdens de periode van terinzagelegging kon eenieder schriftelijk reageren op deze<br />
notitie en zijn/haar mening geven over wat onderzocht moet worden in het plan-MER<br />
en op welke manier. De terinzagelegging heeft plaatsgevonden van 9 januari 2009 tot<br />
en met 19 februari 2009. Er zijn 12 zienswijzen binnengekomen. De hoofdpunten van<br />
de zienswijzen zijn:<br />
• nadere onderbouwing van nut en noodzaak van de voornaamste<br />
ontwikkelingen;<br />
• effecten op ecologische waarden;<br />
• gevolgen voor agrarische bedrijvigheid en bedrijfsvoering;<br />
• verkeersaantrekkende werking zowel binnen als buiten het plangebied;<br />
• externe veiligheid (o.a. ligging gastransportleidingen)<br />
Tijdens de terinzagelegging is ook de commissie voor de milieueffectrapportage<br />
geraadpleegd. De commissie m.e.r. is een onafhankelijk toetsende organisatie.<br />
In een plan-m.e.r.-procedure is het verplicht de commissie m.e.r. te betrekken<br />
wanneer de m.e.r.-plichtige activiteit in de EHS gelegen is of wanneer er een passende<br />
beoordeling doorlopen moet worden, vanwege (verwachte) wezenlijk negatieve<br />
effecten op Natura2000gebied. Maar, indien dit niet het geval is, mag de commissie<br />
ook op vrijwillige basis geraadpleegd worden.<br />
Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is het Riels Laag ten zuiden van Tilburg op een<br />
afstand van minimaal 3,5 kilometer, gemeten vanaf Wijkevoort. In geval van <strong>Zuidwest</strong><br />
is in dit stadium van besluitvorming nog geen sprake van een passende beoordeling,<br />
maar wel van een beoordeling die passend. Er is geen sprake van ligging van m.e.r.plichtige<br />
activiteiten in de EHS, maar er is wel sprake van externe werking. Gezien de<br />
omvang van het project, de aard van de ontwikkelingen en de ligging nabij kwetsbare<br />
natuurgebieden heeft de gemeente de commissie m.e.r. op vrijwillige basis<br />
geraadpleegd.<br />
De commissie heeft op 28 januari 2009 een locatiebezoek afgelegd en op 5 maart<br />
2009 advies uitgebracht op de notitie reikwijdte en detailniveau. Dit advies is<br />
overgenomen door het bevoegd gezag en op 14 april 2009 vastgesteld door het<br />
bevoegd gezag. De hoofdpunten van het advies luiden als volgt:<br />
• een onderbouwing van de behoefte aan nieuwe functies, waaronder<br />
bedrijventerrein Wijkevoort, Landgoed de Groene Kamer, de Mall en<br />
sportvelden;<br />
• een uitwerking van alternatieven waarbij, naast het voorkeursalternatief, ook<br />
een alternatief wordt uitgewerkt waarbij het ontworpen duurzame groenblauwe<br />
casco intact blijft, c.q. maximaal versterkt wordt op basis van de<br />
aanwezige potenties. Werk, indien realistisch, ook (locatie-)alternatieven uit<br />
voor bedrijvigheid buiten het plangebied;<br />
• een beoordeling van het doelbereik van de alternatieven op basis van<br />
concrete en toetsbare criteria;<br />
• een overzicht van de gevolgen van de verschillende alternatieven voor natuur,<br />
landschap, cultuurhistorie, verkeer en vervoer en leefomgeving.<br />
Daarnaast vraagt de commissie om een onderbouwing van de ruimtebehoefte voor<br />
nieuwe functies.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
20<br />
Stap 3: Opstellen plan-MER (milieurapport)<br />
Dit voorliggende rapport is opgesteld op basis van de vastgestelde reikwijdte en het<br />
detailniveau. Het plan-MER is een centraal onderdeel van de procedure waarin het<br />
voornemen en alternatieven worden beoordeeld op milieueffecten. Het plan-MER dient<br />
als milieu-informatiebron voor de ruimtelijke procedure.<br />
Stap 4: Terinzagelegging en inspraak<br />
De plan-MER en het ontwerp van de <strong>Structuurvisie</strong> worden tegelijkertijd ter inzage<br />
gelegd. Een ieder kan gedurende een periode van 6 weken schriftelijk een reactie op<br />
beide documenten geven. U kunt uw schriftelijke reactie sturen naar:<br />
Gemeenteraad van de gemeente Tilburg<br />
T.a.v. Mevr. A. Dilweg<br />
Postbus 717<br />
5000 AS TILBURG<br />
Onder vermelding van reactie op Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
In dezelfde periode vindt de toetsing van de commissie m.e.r. plaats. De commissie<br />
m.e.r. zal het plan-MER beoordelen op juistheid en volledigheid en toetsen of het plan-<br />
MER invulling geeft aan het door de commissie gegeven advies over de reikwijdte en<br />
het detailniveau.<br />
Stap 5: Motiveren in het definitieve plan<br />
De gemeente Tilburg zal in de uiteindelijke <strong>Structuurvisie</strong> motiveren hoe met de<br />
uitkomsten van de plan-MER en de inspraakreacties is omgegaan.<br />
Stap 6: Bekendmaking en mededeling van het plan<br />
Conform de planprocedure wordt de definitieve <strong>Structuurvisie</strong> bekend gemaakt. De<br />
definitieve <strong>Structuurvisie</strong> staat conform de bepalingen van de Wro niet open voor<br />
bezwaar en beroep.<br />
Stap 7: Evaluatie<br />
In het plan-MER wordt een aanzet gedaan voor een evaluatieprogramma van het plan-<br />
MER.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
21<br />
Initiatiefnemer en bevoegd gezag<br />
Een initiatiefnemer is een particulier of overheidsorganisatie die het voornemen heeft<br />
een activiteit te ondernemen. In deze m.e.r.-procedure is de gemeente Tilburg, het<br />
College van burgemeester en wethouders, de initiatiefnemer.<br />
Onder het bevoegd gezag wordt de overheidsinstantie verstaan die bevoegd is om<br />
over het voornemen van de initiatiefnemer een besluit te nemen. In deze m.e.r.procedure<br />
is de gemeenteraad van Tilburg het bevoegde gezag.<br />
1.3 Veranderde uitgangspunten ten opzichte van Notitie Reikwijdte en<br />
Detailniveau<br />
Sinds het publiceren van de notitie Reikwijdte en detailniveau is een aantal<br />
uitgangspunten ten aanzien van <strong>Zuidwest</strong> veranderd. De veranderde uitgangspunten<br />
worden hieronder kort toegelicht.<br />
Mall<br />
In eerste instantie was <strong>Zuidwest</strong> (Wijkevoort) één van de mogelijke locaties van de<br />
Mall. Echter de de raad heeft, naar aanleiding van een referendum in 2009, bepaald<br />
dat er geen Mall in Tilburg zal komen. Daarmee maakt de Mall geen onderdeel meer uit<br />
van het plan-MER.<br />
Wijkevoort<br />
De uitgangspunten ten aanzien van Wikevoort zoals gepresenteerd in de notitie<br />
Rijkwijdte en detailniveau zijn aangepast. Dit naar aanleiding van bestuurlijke<br />
herijkingen mede als gevolg van de recente economische ontwikkelingen. Naast een<br />
bedrijventerrein van 110 ha, zoals deze reeds was opgenomen in het Streekplan<br />
(2002) en de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg (2005) is in dit MER ook gekeken naar een<br />
bedrijventerrein van 60 ha.<br />
Programma Sport (en recreatie)<br />
In aanvulling op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is in dit MER ook een programma<br />
voor sport en recreatie opgenomen. Het programma sport en recreatie betreft de<br />
uitbreidingen van hockey en golf en de verplaatsing van een reptielenhuis en<br />
voetbalvelden.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
1.4 Leeswijzer<br />
22<br />
Voor u ligt het hoofdrapport van het plan-MER Tilburg <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
<strong>2020</strong>. Het eerste hoofdstuk beschrijft de aanleiding en voorgeschiedenis en beschrijft<br />
de m.e.r.-procedure. In het tweede hoofdstuk zijn motivatie en doel van zowel de<br />
<strong>Structuurvisie</strong> als de plan-MER beschreven. Hoofdstuk drie vormt het beleidskader en<br />
geeft een overzicht van de nog te nemen besluiten. In hoofdstuk vier is de<br />
referentiesituatie beschreven, bestaande uit de huidige situatie en de autonome<br />
ontwikkelingen. Waar relevant is verder ingezoomd op het (sectorale) beleid. In<br />
hoofdstuk vijf is de voorgenomen activiteit beschreven, waarbij onderscheid is<br />
gemaakt tussen verschillende voorname ontwikkelingen. Hoofdstuk zes beschrijft de<br />
milieueffecten van deze ontwikkelingen per milieuthema. In hoofdstuk zeven zijn de<br />
voornaamste conclusies beschreven uit hoofdstuk zes. In hoofdstuk acht, tot slot, is<br />
aangegeven welke leemten in kennis en informatie er nog bestaan en op welke manier<br />
de evaluatie kan worden vormgegeven.<br />
Naast dit hoofdrapport bestaat het plan-MER ook uit een bijlagenrapport. Hierin zijn de<br />
deelonderzoeken opgenomen die ter ondersteuning van dit MER zijn uitgevoerd. Het<br />
gaat om de onderzoeken verkeer, geluid en luchtkwaliteit.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
23
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
2 Doel<br />
2.1 <strong>Structuurvisie</strong><br />
24<br />
Doel van de strcutuurvisie is het ruimtelijk en planologisch mogelijk maken van een<br />
aantal voorgenomen ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>. Dit vanuit een duidelijke visie op het<br />
gebied.<br />
Ontwikkelingen waarvoor de <strong>Structuurvisie</strong> kaderstellend zijn:<br />
• Bedrijventerrein Wijkevoort (60 tot 110 ha bedrijventerrein);<br />
• De Groene Kamer (30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />
bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />
detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />
ontspanning en recreatie);<br />
• Mogelijke uitbreiding / verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie<br />
(uitbreiding hockey en golf, verplaatsing van voetbalaccomodaties);<br />
• Mogelijke verplaatsing reptielendierentuin Oliemeulen.<br />
• Realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha<br />
De beschrijving en onderbouwing van de motivatie van bovenstaande ontwikkeling<br />
("nut en noodzaak") treft u aan in hoofdstuk 5 evenals toelichtend kaartmateriaal.<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> is grotendeels consoliderend voor het overige gebied (EHS en<br />
bosgebieden en het open agrarisch gebied). Dat wil zeggen dat hier invulling wordt<br />
gegeven aan bestaande beleidsuitgangspunten ten aanzien van bijvoorbeeld<br />
ecologische structuurversterking en recreatie, maar dat er verder geen grote nieuwe<br />
ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de <strong>Structuurvisie</strong>.<br />
Het ontwikkelen van een breed gedragen visie, waarbij verschillende (nieuwe) functies<br />
elkaar versterken en zorgen voor een duurzaam ingericht gebied, is het hoofddoel van<br />
de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>. Om deze ambitie te bereiken heeft de gemeente<br />
Tilburg een Groenblauw Casco ontwikkeld. Het groenblauwe casco geeft de<br />
natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische potenties van het gebied weer.<br />
Meer hierover leest u in hoofdstuk 5.<br />
2.2 Plan-MER<br />
Het plan-MER heeft tot doel het inbrengen van het milieubelang in de <strong>Structuurvisie</strong>.<br />
Het plan-MER levert een onderbouwing vanuit milieuoogpunt voor keuzes in de<br />
<strong>Structuurvisie</strong>. Daarnaast brengt het MER potentiële effecten van ontwikkelingen die<br />
de <strong>Structuurvisie</strong> mogelijk maakt in beeld. Hiermee helpt het plan-MER de gemeente<br />
Tilburg bij de verdere plan- en besluitvorming.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
25
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
3 Beleids- en besluitvormingskader<br />
3.1 Inleiding<br />
26<br />
Hieronder is een overzicht gegeven van het voor het plangebied en de daarin voorziene<br />
ontwikkelingen relevante beleid. Het ruimtelijke beleid is voor de onderbouwing van<br />
de <strong>Structuurvisie</strong> het meest relevant. Voor de milieueffectrapportage is echter ook het<br />
sectorale beleid van belang. In dit hoofdstuk zal met name worden ingegaan op het<br />
ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal/regionaal-, en gemeentelijk niveau. Het<br />
sectorale beleid wordt voor zover aanwezig en relevant per milieuthema beschreven in<br />
hoofdstuk vier.<br />
3.2 Rijksbeleid<br />
Het rijksbeleid bestaat uit wetten, besluiten, circulaires en beleidsnota's.<br />
• Wetten: o.a. Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet milieubeheer,<br />
Wegenverkeerswet, Wegenwet, Waterwet, Wet bodembescherming, Wet<br />
geluidhinder, Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische<br />
monumentenzorg, natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet;<br />
• Besluiten : o.a. Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe<br />
veiligheid buisleidingen.<br />
• Circulaires: oa. de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen<br />
Nota's: o.a. Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, Nota natuur, bos en landschap in de<br />
21e eeuw, Nationaal milieubeleidsplan 4, Nota Waterbeleid 21e eeuw,<br />
Nationaal Waterplan (2010-2015).<br />
In het plan-MER wordt in de verschillende thematische hoofdstukken nader ingegaan<br />
op relevante beleidsaspecten.<br />
3.3 Provinciaal beleidskader<br />
Het provinciaal beleid bestaat uit de volgende onderdelen<br />
• <strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening (2010)<br />
• Verordening Ruimte, 1 e fase (2010)<br />
• (Ontwerp) Verordening Ruimte, 2 e fase (2010)<br />
• Programma Brabantstad 2004-2008 (2004);<br />
• Brabantstad Mozaïekmetropool (2007);<br />
• Reconstructieplan De Meijerij (2004);<br />
• Provinciaal Verkeer- en vervoersplan "Verplaatsen in Brabant" (2006);<br />
• Netwerkprogramma Brabant bereikbaar (2007);<br />
• Integrale strategie Milieu (ISM) 2006-2010;<br />
• Provinciale Milieuverordening;<br />
• Provinciaal Waterplan (+ <strong>Structuurvisie</strong> Water);<br />
• Verordening Water.<br />
Hieronder zijn de hoofdlijnen van de belangrijkste beleidsdocumenten samengevat.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
27<br />
Provinciaal beleid vanaf eind 2010<br />
Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld.<br />
Met de Verordening Ruimte heeft de provincie regels opgesteld waarmee een<br />
gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de<br />
provinciale planologische verordening.<br />
De Verordening Ruimte 2e fase heeft in de zomer van 2010 ter inzage gelegen en is op<br />
17 december 2010 vastgesteld. De nieuwe provinciale <strong>Structuurvisie</strong> wordt naar<br />
verwachting 1 januari 2011 vastgesteld.<br />
De onderwerpen die in de verordening ruimte 1e en 2e fase aan de orde zijn komen<br />
voort uit de provinciale <strong>Structuurvisie</strong>. De regels in de verordening gelden voor<br />
gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening<br />
Op 1 oktober 2010 is de <strong>Structuurvisie</strong> Ruimtelijke Ordening vastgesteld.<br />
De belangrijkste functies in <strong>Zuidwest</strong> zijn gemengd agrarisch gebied, kerngebied<br />
groenblauw, groenblauwe mantel en zoekgebied verstedelijking.<br />
Figuur 3.5: Kaartbeeld (ontwerp) <strong>Structuurvisie</strong> Noord-Brabant
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
28<br />
Binnen het gemengd agrarisch gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook<br />
ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Dit kan door verbreding van<br />
agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, bijvoorbeeld op vrijkomende<br />
locaties. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de<br />
ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de<br />
gebieden rondom de groenblauwe mantel is de ontwikkeling van functies meer<br />
afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur-<br />
en landschapswaarden.<br />
Het ruimtelijke beleid binnen het kerngebied groenblauw is gericht op behoud, herstel<br />
en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte<br />
voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de<br />
doelstellingen voor de ecologische hoofdstructuur (EHS). De ontwikkeling van<br />
extensieve recreatie die zich richt op de beleving van de natuurgebieden, is goed<br />
mogelijk. De ontwikkeling moet passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied<br />
en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.<br />
Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke<br />
grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en<br />
landschap is een belangrijke opgave. Waar mogelijk zet de provincie in op herstel van<br />
de kwelstromen. Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een<br />
positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en<br />
landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Het beleid is<br />
er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap<br />
toeneemt.<br />
Verordening Ruimte, 1 e fase<br />
De Verordening Ruimte fase 1 bevat regels voor:<br />
• Regionaal perspectief voor wonen en werken<br />
• Ruimte-voor-ruimteregeling<br />
• Groene Hoofd Structuur-natuur/ Ecologische Hoofdstructuur<br />
• Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen<br />
• Grond- en oppervlaktewatersysteem<br />
• Land- en tuinbouw.<br />
Op onderstaande afbeeldingen (plankaarten 2 t/m5) is aangegeven op welke wijze<br />
Tilburg <strong>Zuidwest</strong> in de Verordening Ruimte 1 e fase is opgenomen. De legenda voor alle<br />
afbeeldingen is bij plankaart 2 opgenomen.<br />
<strong>Zuidwest</strong> is in zijn geheel opgenomen binnen de begrenzing van de stedelijke regio.<br />
Daarbinnen is een deel van het gebied aangewezen voor integratie van stad en land.<br />
Hier is stedelijke ontwikkeling mogelijk via het instrument van een ontheffingsbevoegdheid<br />
van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en na<br />
beoordeling van de plaatselijke situatie. Het uiterste zuidwesten van het plangebied is<br />
aangewezen als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Hierbinnen is stedelijke<br />
uitbreiding mogelijk (onder voorwaarden) indien de benodigde ruimte niet kan worden<br />
gevonden binnen bestaand stedelijk gebied. Een deel van de beken is aangewezen<br />
voor ruimte voor beek- en kreekherstel. Deze aanduiding vloeit voort uit het<br />
provinciaal waterbeleid en waarborgt dat er voldoende ruimte voor waterstaatkundige<br />
werkzaamheden over blijft.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
29<br />
Figuur 3.1 Plankaart 2 Verordening Ruimte 1e fase
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
30<br />
Figuur 3.2 Plankaart 3 Verordening Ruimte 1e fase<br />
Binnen <strong>Zuidwest</strong> behoren een aantal gebieden tot de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Hieronder vallen de aaneengesloten boscomplexen in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
In het westelijk deel komt eveneens een aantal EHS-gebieden voor. Van noord naar<br />
zuid loopt een aantal ecologische verbindingszones (zoekgebied). Voor de ecologische<br />
hoofdstructuur geldt op basis van het Rijksbeleid (Nota Ruimte en Besluit<br />
algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting tot instandhouding van de<br />
wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. Hiertoe geldt het zogenaamde<br />
nee, tenzij -regime. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet<br />
zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied<br />
significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaatsheeft, is er vanwege<br />
de ecologische hoofdstructuur geen grond om de activiteit geen doorgang te laten<br />
vinden. De zoekgebieden voor ecologische verbindingszones verbinden de<br />
natuurgebieden. Gemeenten dienen deze zoekgebieden in hun bestemmingsplannen<br />
op te nemen met een breedte van minimaal 50m binnen bestaand stedelijk gebied en<br />
zoekgebied stedelijke ontwikkeling (in alle andere gevallen volstaat minimaal 25m<br />
breedte).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
31<br />
Figuur 3.3 Plankaart 4 Verordening Ruimte 1e fase<br />
Binnen het plangebied komt een aantal kleine reserveringsgebieden voor<br />
waterberging voor. Het Wijckermeer in het westen is daarvan de grootste. Met de<br />
reserveringsgebieden waterberging wordt gedoeld op gebieden die, op basis van een<br />
inventarisatie door de waterschappen tijdens de totstandkoming van de<br />
reconstructieplannen, zijn vastgelegd omdat deze in de toekomst noodzakelijk kunnen<br />
zijn voor waterberging. Naar verwachting zullen in de periode 2011-2012 deze<br />
reserveringsgebieden worden geactualiseerd en dan zal worden bezien in hoeverre<br />
deze gebieden daadwerkelijk noodzakelijk zijn. De consequentie hiervan is dat de<br />
reserveringsgebieden dan óf zullen opgaan in de categorie 'regionaal<br />
waterbergingsgebied' (dat binnen een bepaalde periode concreet ingericht zal worden<br />
voor waterberging) of niet meer aangewezen hoeven te blijven.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
32<br />
Figuur 3.4 Plankaart 5 Verordening Ruimte 1e fase<br />
Het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> is aangewezen als extensiveringsgebied voor de<br />
intensieve veehouderij. Binnen het extensiveringsgebied is uitbreiding van intensieve<br />
veehouderijen niet mogelijk buiten bestaande vergunningen. Een deel in het westen<br />
van het plangebied is aangewezen als verwevingsgebied. In de verwevingsgebieden is<br />
sprake van een menging van functies van ondermeer landbouw, wonen en natuur. In<br />
deze gebieden is vanuit reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve<br />
veehouderijen niet wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn<br />
op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet<br />
verzetten.<br />
Verordening Ruimte, 2 e fase<br />
Belangrijk onderdeel in de Verordening Ruimte 2 e fase is de Groenblauwe Mantel. De<br />
groenblauwe mantel vormt het gebied tussen enerzijds het kerngebied groenblauw en<br />
het agrarisch gebied, als ook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt<br />
ommanteld met gebieden om de kernen te versterken én te verbinden.<br />
De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit grondgebonden agrarisch gebied, met<br />
belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (niet-bezoekersintensieve) recreatie.<br />
Door in de groenblauwe mantel in te zetten op het behoud én ontwikkeling van natuur<br />
en water (-beheer) wordt bijgedragen aan de bescherming van de waarden in het<br />
aanliggende kerngebied groenblauw. De groenblauwe mantel ondersteunt het beleid<br />
van de groenblauwe kern, maar heeft óók eigenstandige betekenis voor biodiversiteit,<br />
water en landschap.<br />
De gebieden in de groenblauwe mantel worden beschermd via de zogenaamde ja-mits<br />
benadering. Dat betekent dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn als ecologische<br />
en landschappelijke waarden en de natuur-, bodem- en waterfuncties worden<br />
behouden én er een kwaliteitsverbetering voor deze functies en het (cultuurhistorisch
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
33<br />
waardevolle) landschap optreedt. De versterking van de binnen de groenblauwe<br />
mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt specifieke aandacht.<br />
De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals verstedelijking,<br />
(bezoekers)intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve<br />
landbouwfuncties wordt met instructieregels in de verordening uitgesloten. Qua<br />
bescherming staat voorop dat aanwezige landschap-, natuur-, bodem- en<br />
waterwaarden behouden moeten blijven, maar zeker ook dat deze ontwikkeld moeten<br />
worden.<br />
In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar<br />
'diensten' die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Recreatieve en<br />
toeristische ontwikkelingen op bestaande locaties, zoals vrijkomende agrarische<br />
bedrijfslocaties, zijn mogelijk als hierdoor ook een bijdrage wordt geleverd aan de<br />
versterking van natuur, water en landschap.<br />
Samengevat betekent het beleid van de groenblauwe mantel dat ontwikkelingen zijn<br />
toegestaan (bijvoorbeeld niet intensieve recreatie, landgoederen), mits ze een positief<br />
effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden<br />
en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied.<br />
In <strong>Zuidwest</strong> vallen o.a. de beekdalen, de bosrandgebieden en het gebied ten noorden<br />
van de golfbaan onder het (toekomstige) beleid van de Groenblauwe Mantel.<br />
In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar<br />
diensten die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. De gebieden van<br />
de groenblauwe mantel in de nabijheid van stedelijke omgeving richten zich vooral op<br />
het recreatieve gebruik en de beleving van het groenblauwe netwerk dichtbij de stad.<br />
3.4 Gemeentelijk beleid<br />
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste gemeentelijke plannen die bij het<br />
opstellen van dit plan-MER in beschouwing zijn genomen. Het coalitieprogramma, en<br />
de Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2020</strong> worden in deze paragraaf beschreven. De overige<br />
plannen komen bij de verschillende thematische hoofdstukken aan bod.<br />
Overzicht gemeentelijk beleid<br />
• Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014;<br />
• Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> (2005);<br />
• <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg (2002);<br />
• Kadernota Groene Mal (2002);<br />
• Nota groen (2010);<br />
• Luchtkwaliteitsplan gemeente Tilburg 2005-2010 (juli 2005);<br />
• Bodembeleid gemeente Tilburg (oktober 2003);<br />
• Tilburgs verkeers- en vervoersplan (TVVP) (december 2005);<br />
• Grond voor verleden, archeologische monumentenzorg in Tilburg (2006);<br />
• Kadernota Toerisme en recreatie 2003-2010;<br />
• Fietsplan Tilburg 2005-2015;<br />
• Tilburgs Openbaar Vervoerplan (2004);<br />
• <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015;<br />
• Milieubeleidsplan gemeente Tilburg;
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
groenrelatie<br />
werken nieuw<br />
Groene Mal<br />
Projecten<br />
34<br />
• Nota Koersen op veilig;<br />
• Beleidsvisie externe veiligheid (2010)<br />
• Ontwerp Klimaatprogramma 2009-2012;<br />
• Diverse bestemmingsplannen.<br />
Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014<br />
Het coalitieakkoord Tilburg 2010-2014 houdt rekening met, geeft ruimte aan en stelt<br />
kaders voor ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong>. In het coalitieakkoord wordt o.a.<br />
gesteld dat reeds genomen besluiten over nieuwe bedrijventerreinen zoals Wijkevoort<br />
niet meer ter discussie worden gesteld. Daarnaast is een tophockeycomplex als<br />
investeringsproject opgenomen. De Groene Mal wordt bevestigd, maar er<br />
wordt bezuinigd op de realisatie van groen en water.<br />
Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />
De gemeentelijke visie voor Tilburg als geheel is uitgewerkt in de Ruimtelijke<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>. In het buitengebied van Tilburg staan drie functies<br />
centraal; natuur, recreatie en landbouw. <strong>Zuidwest</strong> wordt gezien als een groot<br />
onbebouwd gebied met belangrijke, recreatieve, natuur- en landschapswaarden.<br />
Naast de reservering van het zuidwestelijke deel van het terrein als zoeklocatie voor<br />
bedrijvigheid, blijft in de rest van het gebied ruimte voor landbouw, mogelijk<br />
gecombineerd met educatieve en recreatieve functies.<br />
Ten zuiden van de Reeshof en het Wandelbos liggen de landgoederenzone, de Oude<br />
Warande en het waterwingebied. De ruimtelijke kwaliteit en de ligging in de nabijheid<br />
van grote woongebieden maken het gebied geschikt als recreatief gebied. Het<br />
waterwingebied moet een groot regionaal bos/park worden dat niet toegankelijk is<br />
voor auto's (uitgezonderd bestemmingsverkeer), maar wel voor wandelaars fietsers en<br />
ruiters. De Dongezone wordt ingericht als brede ecologische verbindingszone met<br />
ruimte voor recreatief medegebruik. De landgoederenzone vervult de functie van<br />
overgang tussen stad en land.<br />
Figuur 3.7 Uitsnede <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> (Gemeente Tilburg, 2005)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
3.5 Te nemen besluiten<br />
35<br />
<strong>Structuurvisie</strong><br />
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling stelt de gemeente Tilburg de<br />
<strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> op. In deze <strong>Structuurvisie</strong> worden de kaders voor de<br />
gebiedsontwikkeling, alsmede de verevening van bovenplanse kosten vastgesteld.<br />
Bestemmingsplannen<br />
De volgende bestemmingsplannen zijn vigerend:<br />
§ Bestemmingsplan Buitengebied West (2010);<br />
§ Bestemming Buitengebied <strong>Zuidwest</strong> (2010);<br />
§ Bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone (2010);<br />
§ Bestemmingsplan Amarant-Mariahof Bredaseweg (2010).<br />
Realisatie van de voorgenomen activiteiten in <strong>Zuidwest</strong> past deels niet binnen de<br />
vigerende bestemmingsplannen. In later fase van plan- en besluitvorming zullen<br />
bestemmingsplannen moeten worden herzien dan wel nieuwe bestemingsplannen<br />
worden opgsteld.<br />
Afhankelijk van de uiteindelijke omvang van de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in relatie<br />
tot de Wet Milieubeheer zullen mogelijk ook één of meerdere project m.e.r.procedures<br />
moeten worden doorlopen, in het kader waar op inrichtingsniveau<br />
milieueffectrapporten moeten worden opgesteld.<br />
Vergunningen<br />
Voor de uiteindelijke realisatie van de ontwikkelingen in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> moet<br />
eventueel tegelijk of direct na de bestemmingsplannen een aantal vergunningen en<br />
ontheffingen worden aangevraagd, waarvan de meeste overgaan in één nieuwe<br />
omgevingsvergunning (Wabo). Omdat er sprake is van een overgangssituatie worden<br />
de belangrijkste vergunningen en ontheffingen hieronder nog genoemd:<br />
§ Provinciale Milieu Verordening (bevoegd gezag provincie Noord-Brabant<br />
§ Ontheffing van de bepalingen in de Flora- en faunawet (bevoegd gezag: LNV);<br />
§ Aanlegvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />
§ Milieuvergunning(en) volgens de Wet milieubeheer (bevoegd gezag: gemeente);<br />
§ Kapvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />
§ Sloopvergunning (bevoegd gezag: gemeente);<br />
§ Verkeersbesluit (bevoegd gezag: gemeente);<br />
§ Ontheffing waterschapskeur (bevoegd gezag: waterschap);<br />
§ Bouwvergunning(en) (bevoegd gezag: gemeente).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling<br />
4.1 Plangebied en referentiekader<br />
36<br />
Karakteristiek plangebied<br />
Het plangebied voor de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> is het groene middengebied<br />
tussen Tilburg en Gilze - Rijen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door<br />
de Bredaseweg en de spoorlijn Breda-Tilburg, aan de oostzijde door de stadsrand van<br />
Tilburg, en in het zuiden en westen door de gemeentegrens met Goirle en Gilze-Rijen.<br />
In het plangebied komt relatief weinig bebouwing voor. De Bredaseweg in het noorden<br />
is een belangrijk structuurbepalend element in het plangebied. De weg is één van de<br />
historische uitvalswegen van de stad Tilburg. Bosbeplanting en verschillende<br />
landhuizen met grote tuinen zorgen voor een landgoedachtig karakter.<br />
Het oostelijk deel van het gebied heeft een voornamelijk gesloten en bosrijk karakter,<br />
maakt grotendeels deel uit van de EHS en heeft ecologische en recreatieve waarden.<br />
Het zuidelijk deel hiervan is waterwingebied van de Tilburgsche Waterleiding<br />
Maatschappij. Centraal in het bos ligt langs de Bredaseweg zorginstelling Amarant.<br />
De bos- en landgoederenzone rondom de Bredaseweg vormt één van de grote bos- en<br />
natuurgebieden in de omgeving van Tilburg en maakt onderdeel uit van de EHS. Meer<br />
westelijk aan de Bredaseweg, op grondgebied van Gilze en Rijen, ligt enigszins<br />
geïsoleerd het natuurgebied Het Blok. Aan weerszijden van de Hultensche Leij,<br />
grenzend aan de plas bij Wijkevoort ligt eveneens een natuurgebied, het Wijckerbos.<br />
Het westelijk deel van het plangebied heeft een open en meer gevarieerd karakter.<br />
De belangrijkste functie is agrarisch (zowel weiland als akkerbouw en boomgaarden),<br />
maar verspreid komen ook bospercelen , een waterpartij en aan de zuidzijde een<br />
golfbaan (Prise d Eau) voor. Kenmerkend voor het westelijk deel van het plangebied is<br />
het open en weidse cultuurlandschap, met verspreid liggende lanen en<br />
cultuurhistorische bebouwing.<br />
In het plangebied liggen drie zuid-noord lopende beken: de Oude Leij, Hultsensche<br />
Leij en Groote Leij, alledrie aangewezen als te ontwikkelen ecologische<br />
verbindingszone.<br />
Het gebied wordt primair ontsloten door de A58 aan de zuidzijde (met in de<br />
zuidwesthoek van het gebied een afrit), de Bredaseweg in het noorden en<br />
Noordwesttangent (Burgemeester Letschertweg) in het westen. Wegen in het gebied<br />
zijn de Hultenseweg, Nieuwe lijn, Bleukweg, Gilzerbaan en Oude Rielse baan.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
37<br />
Omgeving plangebied<br />
Direct ten westen van het plangebied, ten westen van de Burgemeester Ballingsweg,<br />
ligt de militaire vliegbasis Gilze - Rijen.<br />
Ten zuidwesten van het plangebied ligt de kern Gilze. Aan de zuidzijde wordt het<br />
plangebied begrensd door de A58. Ten zuiden van de A58 ligt agrarisch gebied.<br />
Aan de noordzijde en oostzijde wordt het plangebied begrensd door de woonwijken<br />
van Tilburg: De Blaak en De Reit aan de oostzijde, De Reeshof met de wijken<br />
Koolhoven en Witbrant aan de noordzijde.<br />
Referentiesituatie<br />
Om de effecten van de ontwikkelingen in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> op de omgeving te kunnen<br />
bepalen en beoordelen, wordt het plan- en studiegebied vergeleken met de situatie<br />
voorafgaand aan de gebiedsontwikkeling: de referentiesituatie (ook wel referentie<br />
situatie genoemd). De referentiesituatie voor het plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />
<strong>2020</strong> beslaat het jaar <strong>2020</strong>. In paragraaf 4.2 worden de autonome ontwikkelingen<br />
beschreven en gemotiveerd waarom ze wel of geen deel uitmaken van de<br />
referentiesituatie.<br />
Lagenbenadering<br />
Voor het opbouwen van een <strong>Structuurvisie</strong> is het nodig inzicht te hebben hoe de<br />
gemeente er ruimtelijk voorstaat: hoe is de gemeente opgebouwd, hoe is dat zo<br />
gekomen, welke kwaliteiten kent de gemeente, en op welke wijze kunnen deze<br />
kwaliteiten worden benut.<br />
Hiervoor wordt dit MER gebruik gemaakt van de lagenbenadering. Er wordt onder<br />
andere gekeken naar de ondergrond (bodem, geomorfologie, water, ecologie en<br />
cultuurhistorie), de infrastructuur, en de occupatie (het ruimtegebruik). Tevens wordt<br />
aangegeven welke veranderingen plaatsvinden of zullen plaatsvinden vanuit de<br />
ruimtelijke ordening. In een typering van het landschap en de stad zijn de ruimtelijke<br />
kenmerken en kwaliteiten benoemd.<br />
4.2 Autonome ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen<br />
In en rond het plangebied vinden de volgende (autonome) ontwikkelingen plaats:<br />
• Realisatie Noordwesttangent (aan de westgrens van het plangebied) inclusief<br />
natuurcompensatie;<br />
• Eventuele verbreding A58 (ten zuiden van het plangebied);<br />
• Ontwikkelingslocaties Koolhoven, Stadsrand Dalem en Witbrant (woningbouw ten<br />
noorden van het plangebied):<br />
• Woningbouw op het terrein van Amarant-Mariahof (in het noordelijk deel van het<br />
plangebied);<br />
• De mogelijke verbreding/verdubbeling van de Bredaseweg/Rijksweg (in het<br />
noorden van het plangebied: wordt een aparte m.e.r.-procedure voor doorlopen<br />
met de provincie als initiatiefnemer);<br />
• Oostelijke ontsluiting Rijen<br />
• Toename vliegbewegingen vanwege en stationering van een groot deel van de<br />
defensiehelikopters op vliegbasis Gilze-Rijen (ten westen van het plangebied);<br />
• Uitbreiding bedrijventerreinen en woningbouw gemeente Gilze en Rijen;<br />
• Ontwikkelingen Groene Bosch Goirle.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Reconstructie<br />
Bredaseweg<br />
(Voltooiing)<br />
Noordwesttangent<br />
Uitbreiding<br />
activiteiten<br />
vliegbasis Gilze-<br />
Rijen<br />
Realisatie Midden-<br />
Brabant Poort<br />
(Gilze-Rijen)<br />
Figuur 4.1: Overzicht belangrijkste autonome ontwikkelingen<br />
38<br />
Stadsrand<br />
Dalem<br />
Woningbouw<br />
Koolhoven Woningbouw<br />
Witbrant<br />
Uitbreiding<br />
Amarant<br />
Realisatie Noordwesttangent<br />
Eind 2009 heeft de gedeeltelijke voltooiing plaats gevonden van de Noordwesttangent<br />
(m.u.v. afsluiting Hultenseweg). Hiermee is de verbinding van de A58 tot Dalem Zuid<br />
inmiddels in gebruik. Eind 2012 is de gehele tangent voltooid. De Noordwest tangent<br />
is de regionale wegverbinding tussen de A58 bij afslag Gilze en de Midden-<br />
Brabantweg (N261) bij de aansluiting Tilburg Noord. Tevens worden hiermee de<br />
westelijke stadsuitbreiding Vinex-locatie Reeshof en diverse bedrijfsterreinen aan de<br />
noordzijde van de stad ontsloten. De Noordwesttangent maakt onderdeel uit van de<br />
referentiesituatie.<br />
Als gevolg van de aanleg van de Noordwesttangent bestaat de juridisch-planologische<br />
verplichting tot natuurcompensatie. Er is een bos aangelegd in de oksel van de<br />
Bredaseweg en de Noordwesttangent als onderdeel van de ecologische<br />
verbindingszone langs de zuidzijde van de Bredaseweg tussen het bosgebied Het Blok<br />
en het waterwingebied.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
39<br />
Eventuele verbreding A58<br />
Mogelijk is er (op lange termijn) sprake van verbreding van de A58. Rijkswaterstaat<br />
heeft een planstudie gestart. Besluitvorming over deze ontwikkeling is nog prematuur.<br />
De verbreding van de A58 maakt daarom geen deel uit van de autonome ontwikkeling.<br />
Reconstructie Bredaseweg/N282<br />
Op donderdag 11 juni 2009 ondertekenden de provincie Noord-Brabant, de gemeente<br />
Tilburg en de gemeente Gilze en Rijen een samenwerkingsovereenkomst voor het<br />
project N282 Rijen Hulten Reeshof . Er wordt, in samenwerking met de provincie,<br />
een planstudie/MER opgesteld waarin verschillende scenario's voor de reconstructie<br />
van de N282 worden onderzocht. Eén van de mogelijke scenario's is de verdubbeling<br />
van de Bredaseweg. De planstudie/MER zal naar verwachting in het tweede kwartaal<br />
van 2011 worden aanvaard door de gemeenteraad.<br />
Vooralsnog bevindt de studie naar de reconstructie van de N282 zich nog in een<br />
verkennende fase en heeft nog geen nadere besluitvorming plaatsgevonden. De<br />
Reconstructie van de Bredaseweg maakt daarom geen deel uit van de<br />
referentiesituatie.<br />
Uitbreiding zorginstelling Amarant<br />
Voor Amarant en het naastgelegen Mariahof is in 2010 een nieuw bestemmingsplan<br />
vastgesteld. In ruil voor slopen op het achterterrein en het aanleggen van bos, krijgen<br />
de instellingen ruimte om aan de Bredaseweg nieuwe appartementen te bouwen voor<br />
senioren. De voorgenomen ontwikkelingen maken onderdeel uit van de<br />
referentiesituatie.<br />
Ontwikkelingslocaties Koolhoven, Witbrant en Dalem<br />
Tot <strong>2020</strong> worden in de ontwikkelingslocaties Koolhoven en Witbrant ca 3.000<br />
woningen gerealiseerd. Witbrant West is inmiddels geheel en Witbrant Oost bijna<br />
geheel gereed, op zes woningen en één toren na. Koolhoven moet deels nog<br />
ontwikkeld worden. In Koolhoven Buiten is ook natuurontwikkeling voorzien.<br />
Daarnaast zal de komende jaren het gebied rondom station Reeshof - De Knoop<br />
genaamd - ontwikkeld worden met een combinatie van woningen, voorzieningen en<br />
kantoren. Een andere woningbouwlocatie is de stadsrand Dalem. Ook hier worden<br />
verschillende stedelijke functies gerealiseerd. Naar verwachting zal het gebied rond<br />
<strong>2020</strong> geheel gevuld zijn. Deze ontwikkelingen maken onderdeel uit van de<br />
referentiesituatie.<br />
Ontwikkelingen Gilze - Rijen en Goirle<br />
Oostelijke ontsluiting Rijen<br />
Ten oosten van de kern Rijen is recent een nieuwe randweg gerealiseerd voor deze<br />
kern. Deze nieuwe randweg is de Oostelijke Ontsluiting Rijen genoemd (OOR). Op 31<br />
maart 2003 heeft de gemeenteraad van Gilze en Rijen gekozen voor tracé A van de<br />
oostelijke ontsluitingsweg. Dit is de route van de rotonde in de Zwarte Dijk naar de<br />
Dongenseweg. Dit tracé loopt overwegend door agrarisch gebied. Om de weg mogelijk<br />
te maken heeft een wijziging van het bestemmingsplan plaatsgevonden.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
40<br />
Bedrijventerrein Midden-Brabant Poort (voormalig Broekakkers Oost) en Haansberg<br />
Medio 1999 hebben de gemeentebesturen van Tilburg en Gilze en Rijen besloten<br />
gezamenlijk een <strong>Structuurvisie</strong> op te stellen om de haalbaarheid van een nieuw<br />
bedrijventerrein langs de A58 tussen Gilze en Tilburg te onderzoeken. In deze<br />
<strong>Structuurvisie</strong> is het gebied Broekakkers-Oost geprojecteerd voor nieuwe<br />
bedrijvigheid. Het gebied is gelegen ten oosten van de kern Gilze. Het gebied wordt<br />
begrensd door de A58, de Burgemeester Ballingsweg en de Tilburgsebaan en heeft<br />
een omvang van circa 40 ha. Het terrein krijgt een ontsluiting op de Tilburgsebaan. Het<br />
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Broekakkers-Oost" (huidige benaming Midden<br />
Brabant Poort) is door de gemeenteraad van Gilze en Rijen vastgesteld op 30 oktober<br />
2006. De provincie Noord-Brabant heeft het plan goedgekeurd; met een uitspraak van<br />
de Raad van State van 6 februari 2008 is het plan onherroepelijk geworden. Eind 2009<br />
wordt de aanleg/realisatie voorbereid.<br />
Aan de zuidkant van de kern Rijen wordt het bedrijventerrein Haansberg uitgebreid. Dit<br />
betreft een nieuw stuk bedrijventerrein waarin wordt voorzien in bedrijven, kantoren<br />
en leisureactiviteiten. Het bedrijventerrein krijgt inclusief uitbreiding een oppervlakte<br />
van in totaal ca 100 ha en telt 180 bedrijven waarvan een aanzienlijk deel logistieke<br />
bedrijven. De ontsluiting van het bedrijventerrein is geregeld via de Europalaan op de<br />
N282.<br />
Aan de oostkant van de kern Rijen vindt woningbouw plaats, Vliegende Vennen<br />
Noordoost. Deze nieuwe wijk wordt ontsloten via de Europalaan op de N282.<br />
Bovengenoemde ontwikkelingen maken onderdeel uit van de referentie situatie<br />
Toename aantal vliegbewegingen vliegbasis Gilze-Rijen<br />
Vanwege het operationeel worden van nieuwe legerhelicopters op vliegbasis Gilze-<br />
Rijen en verplaatsing van legerhelicopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen zal het<br />
aantal vliegbewegingen toenemen. De wettelijk vastgestelde geluidscontouren blijven<br />
echter gehandhaafd. Er is nog voldoende geluidsruimte aanwezig.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />
4.3.1 Beleid<br />
41<br />
Landschap<br />
Nota Ruimte<br />
Landschap is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen<br />
te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van landschappelijke<br />
objecten en structuren. Er wordt daarom bij ruimtelijke ontwikkelingen meer en meer<br />
aandacht gevraagd voor behoud en/of herontwikkeling van deze waarden. Het<br />
nationaal beleid, verwoord in de Nota Ruimte (landschap) en de Nota Landijs<br />
(aardkundige waarden), streeft naar een duurzaam behoud van waarden.<br />
Het nationaal beleid richt zich vooral op borging en ontwikkeling van de gebiedseigen<br />
kernkwaliteiten van (inter)nationaal waardevolle landschappen. Beleidsmatig wordt er<br />
naar gestreefd de identiteitswaarde en de (groene) gebruiksmogelijkheden van het<br />
landelijk gebied zoveel mogelijk te behouden en te ontwikkelen. Een aantal bijzondere<br />
waardevolle gebieden en gebouwen is aangemerkt als nationaal landschap.<br />
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke<br />
nationale kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere<br />
natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Tilburg <strong>Zuidwest</strong> maakt geen deel uit van een<br />
nationaal landschap.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
De gemeente Tilburg heeft (nog) geen specifiek landschapsbeleid. Echter ten behoeve<br />
van het opstellen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> heeft de gemeente Tilburg een<br />
groenblauw casco ontwikkeld dat de huidige situatie en de potentie van het<br />
plangebied op heldere wijze in beeld brengt. Het groenblauwe casco zal elders in dit<br />
hoofdstuk worden beschreven.<br />
Cultuurhistorie<br />
Nota Ruimte & Nota Belvedere<br />
Het rijk hecht in de Nota Ruimte aan borging en ontwikkeling van gebieden en<br />
structuren met zowel (inter)nationaal erkende als voor Nederland kenmerkende<br />
cultuurhistorische waarden, waarbij het rijk zich met name richt op de Nationale<br />
Landschappen. Nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd<br />
en waar mogelijk worden versterkt. In algemene zin geldt dat binnen nationale<br />
landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van<br />
het landschap worden behouden of versterkt ('ja-mits'-regime).<br />
In de Nota Belvedère wordt de relatie tussen het ruimtelijk beleid en de cultuurhistorie<br />
aangeduid. De doelstelling met betrekking tot het ruimtelijke beleid luidt: Het<br />
erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het<br />
stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.<br />
Daarvoor worden een vijftal richtingen aangegeven, waaronder:<br />
• vroegtijdige en volwaardige afweging;<br />
• volwaardig betrekken van cultuurhistorie bij planologische procedures en<br />
planvormingsprocessen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
42<br />
In de nota Belvedère worden verspreid over heel Nederland cultuurhistorische meest<br />
waardevolle gebieden aangegeven, de zogenoemde Belvedèregebieden. Daar geldt<br />
een speciale aandacht voor het versterken en benutten van de cultuurhistorische<br />
identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten (fysieke dragers). Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
maakt geen deel uit van één van de Belvedèregebieden.<br />
Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-brabant<br />
De cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven op de door GS<br />
vastgestelde Cultuurhistorische Waardenkaart (2006). Op deze kaart (zie figuur 4.2.)<br />
zijn de belangrijkste cultuurhistorisch waardevolle elementen De Oude Warande en<br />
het Wandelbos in het noordoosten van het plangebied, evenals het Bels Lijntje en De<br />
Bredaseweg.<br />
In het westen van het plangebied zijn het Wijckerbos, Het Blok, Prinsenhoef en (een<br />
deel van) de Hultenseweg de belangrijkste waardevolle cultuurhistorische elementen.<br />
Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moeten gemeenten met<br />
landschappelijke en cultuurhistorische waarden rekening houden. Dit geldt in het<br />
bijzonder voor de historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge<br />
waarden. In beginsel zijn in deze vlakken alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die<br />
gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot<br />
behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden. Bij de<br />
opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen dient verder rekening gehouden te<br />
worden met de archeologische monumenten en de indicatieve archeologische<br />
waarden. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke<br />
ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische<br />
waarde, de archeologische waarden door middel van een inventariserend en<br />
waarderend onderzoek in kaart worden gebracht.<br />
Inmiddels bestaat er een nieuwe versie van de cultuurhistorische waardenkaart<br />
(2010), waarin de versie van 2006 is opgenomen. In de <strong>Structuurvisie</strong> Ruimte en de<br />
Verordening Ruimte worden de cultuurhistorische belangen geborgd, maar mogelijk<br />
minder stringent dan onder de Interim <strong>Structuurvisie</strong> en de Paraplunota.<br />
Figuur 4.2: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
43<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> wordt onderkend dat de kracht van Tilburg als<br />
woongebied ligt in een combinatie van stadse en dorpse eigenschappen. Tilburg<br />
bestaat uit een aantal oorspronkelijke agrarische nederzettingen die naar elkaar toe<br />
zijn gegroeid. Op grotere schaal ligt een ring van dorpen rondom de stad. Deze<br />
ruimtelijke opbouw met bijbehorende cultuurhistorische aspecten van de stad en haar<br />
omgeving bieden aanknopingspunten voor het verder verbeteren van het<br />
karakteristieke verblijfs- en leefklimaat in Tilburg. Hiertoe dienen de<br />
stedenbouwkundige en cultuurhistorisch waardevolle karakteristieken te worden<br />
behouden. In geval van nieuwe locaties voor verstedelijking wordt aansluiting gezocht<br />
bij bestaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen [<strong>Structuurvisie</strong><br />
Tilburg <strong>2020</strong>]<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg zijn de beleidsuitgangspunten voor de omgeving<br />
Bredaseweg beschreven. De landgoederenzone dient als historisch erfgoed te worden<br />
gerespecteerd conform de <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg (Raadsbesluit december 2002).<br />
De bossen van het waterwingebied vormen een groene eenheid die contrasteert met<br />
de bebouwde omgeving. Er zal sprake zijn van heldere ruimtelijke grenzen die zich<br />
staande kunnen houden in het stedelijk krachtenspel. Hierbinnen krijgen natuurlijke<br />
processen de ruimte. In recreatief opzicht fungeert het gebied als stadsbos met een<br />
gevarieerd netwerk van wandel- en fietspaden. De oude parallellaan ten zuiden van de<br />
Bredaseweg is in het streefbeeld de drager van het recreatieve netwerk. Binnen dit<br />
geheel vormt de Bredaseweg en de daaraan gerelateerde villabebouwing een<br />
samenhangend ruimtelijk ensemble met landgoedkarakter. De open ruimtes maken<br />
hier onlosmakelijk deel vanuit. De overgangen met de aangrenzende bossen zorgen<br />
voor mooie contrasten van open en dicht. Deze contrasten zijn ook bepalend voor de<br />
ecologische waarden [<strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg].<br />
Archeologie<br />
Archeologische waarden zijn beschermd in het kader van het Europese Verdrag van<br />
Valletta (ook bekend als het Verdrag van Malta). Per 1 september 2007 is dit verdrag<br />
geïmplementeerd in de nationale wetgeving: de Wet op de archeologische<br />
monumentenzorg, opgenomen in de Monumentenwet 1988. Archeologische waarden<br />
dienen zoveel als mogelijk in-situ behouden te blijven. Bij graafwerkzaamheden dient<br />
vooraf onderzoek plaats te vinden naar de kans op verstoring van archeologische<br />
waarden. Wanneer verstoring van waarden verwacht wordt, dient onderzocht te<br />
worden of de planvorming zodanig kan worden aangepast dat de waarden beschermd<br />
blijven. Indien dit niet mogelijk is, dienen de waarden die verloren gaan door<br />
archeologisch onderzoek gedocumenteerd te worden.<br />
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie werkt het nationale beleid verder<br />
uit op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant. Bij de opstelling en de<br />
uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met de<br />
archeologische monumenten en de indicatieve archeologische waarden. Gezien dit<br />
uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in<br />
gebieden met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische waarde, de<br />
archeologische waarden door middel van een inventariserend en waarderend<br />
onderzoek in kaart worden gebracht.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
44<br />
Gemeentelijk archeologiebeleid<br />
Het archeologiebeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de nota "Grond voor<br />
verleden; Archeologische monumentenzorg in Tilburg". Deze nota is een beleidsplan<br />
voor het toekomstig Tilburg en een formalisering van het huidige interim-beleid.<br />
Uitgangspunt bij het gemeentelijk archeologiebeleid is het veroorzakersprincipe.<br />
Initiatiefnemers tot bodemroerende werkzaamheden - dat kunnen particulieren of<br />
andere overheden, maar ook de gemeente Tilburg zelf zijn - kunnen worden verplicht<br />
de kosten van het archeologische onderzoek voor hun rekening te nemen. De<br />
overweging hierbij is dat bij grotere bodemingrepen sprake moet zijn van een<br />
uitdaging om het erfgoed zo verantwoord mogelijk mee te wegen en waar mogelijk te<br />
integreren in de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente ziet hier op toe via<br />
vergunningverlening.<br />
Het veroorzakersprincipe is in ieder geval van toepassing op alle MER-plichtige<br />
projecten en bodemverstoringen waarop de ontgrondingsvergunning van toepassing<br />
is. Of voor een bouwterrein in een door de provincie aangewezen attentiegebied een<br />
vergunning noodzakelijk is, zal onder andere afhangen van de oppervlakte van het<br />
bouwproject.<br />
Het beheersproces van het archeologisch bodemarchief in ruimtelijke<br />
ontwikkelingsprojecten is cyclisch en verloopt in fasen waarbij elke nieuwe pas van<br />
start kan wanneer de voorgaande fase voldoende informatie heeft opgeleverd. De<br />
gemeente start deze zogenaamde AMZ-cyclus op in de planvormingsfase van (grotere)<br />
uitvoeringsprojecten.<br />
De gemeente Tilburg heeft als voorbereiding op het te ontwerpen gemeentelijk<br />
archeologiebeleid een Archeologische Waarschuwingskaart voor Tilburg (ArWaTi) laten<br />
ontwerpen. De kaart is sinds 2003 in conceptversie in gebruik als hulpmiddel bij<br />
interne advisering en selectiebesluitvorming.<br />
Figuur 4.3: Archeologische Waarschuwingskaart ArWaTi (Gemeente Tilburg, 2003)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.3.2 Huidige situatie<br />
45<br />
Geomorfologie/aardkundige waarden<br />
Op figuur 4.4 zijn de geomorfologische/landschappelijke eenheden weergegeven.<br />
Het plangebied in het zuidwesten van Tilburg maakt onderdeel uit van een<br />
grootschalig dekzandgebied. Duidelijk herkenbaar zijn, zie ook de hoogtekaart (figuur<br />
4.5), de dalvormige laagten van de Hultensche Leij en de Groote Leij. De overgang<br />
tussen de beekdalen en de hogere delen wordt gevormd door de vlakten. Deze<br />
bestaan uit door smeltwater verspoelde dekzanden. De hogere delen bestaan uit<br />
terrasafzettingswelvingen, bedekt met dekzand, en dekzandruggen. Het plangebied<br />
watert in noordelijke en noordwestelijke richting af [Bestemmingsplan buitengebied<br />
West].<br />
Op figuur 4.4 zijn een aantal geomorfologische kenmerken te onderscheiden. Te<br />
weten:<br />
• Dalvormige laagten;<br />
• Terrasafzettingswelvingen en- vlakten;<br />
• Dekzandruggen en landduinen;<br />
• Breuklijnen.<br />
Dalvormige laagten<br />
In het plangebied zijn ter plaatse van de beken beekdalbodems aanwezig met veen in<br />
de ondergrond. Ter plaatse van de Blaak is ook een dalvormige laagte aanwezig waar<br />
geen veen in de ondergrond zit. Ook de Drassige Driehoek is een dalvormige laagte<br />
waar veen in de ondergrond zit.<br />
Terrasafzettingswelvingen en -vlakten<br />
Naast de dalvormige laagten zijn terrasafzettingswelvingen en -vlakten aanwezig. Aan<br />
de oostzijde van de Oude, Hultensche en Groote Leij zijn dit welvingen met dekzand en<br />
ten westen van de Oude Leij is dit een vlakte bedekt met dekzand. Aan de oostzijde<br />
van de Oude Leij is een afzettingsvlakte ten dele verspoeld.<br />
Dekzandruggen en landduinen<br />
Ten oosten van de verspoelde dekzandvlakte liggen dekzandruggen (met en zonder<br />
landbouwdek). In noordzuid richting loopt hier doorheen een gebied met lage<br />
landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (tot rondom de waterloop de Blaak).<br />
Ook in het zuidwesten van natuurgebied de Sijsten, in de Nerhovense bossen en in de<br />
Goore en Leijkant liggen enkele geïsoleerde gebiedjes met lage landduinen.<br />
Breuklijnen<br />
In noordwest-zuidoost richting liggen in (en net buiten) het plangebied van <strong>Zuidwest</strong><br />
twee breuklijnen. De meest westelijke is gelegen op de lijn Rijen-vliegbasis-Nerhoven-<br />
Gilze. De meest oostelijke is gelegen op de lijn Vossenberg West-Reeshof-Witbrant<br />
Oost-Heidepark-de Blaak/Rielse Baan-Kaaistoep-oostzijde Riel.<br />
Aan de westzijde van het plangebied ligt de horst van Gilze en Rijen. Het oostelijk deel<br />
van het plangebied ligt in de Roerdalslenk. Beide aspecten zijn met name zichtbaar in
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
46<br />
de overheersende noordwest-zuidoostrichting van de beken en in mindere mate in het<br />
reliëf.<br />
Van de hierboven beschreven geomorfologische waarden in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> zijn er<br />
geen beleidsmatig aangewezen als aardkundig waardevol gebied of monumenten.<br />
Het reliëf in en rond Tilburg wordt vooral bepaald door de zuid-noord lopende<br />
waterlopen. Het hoogste punt in het plangebied, dat ligt op ca 14m +NAP, is te vinden<br />
in het zuidoosten van het plangebied nabij de A58. In noordwestelijke richting loopt<br />
de hoogte geleidelijk af tot ca 11m+ NAP nabij Wijkevoort. Op de hoogtekaart zijn met<br />
name de donkerblauwe beekdalen van de Donge of Oude Leij, de Groote Leij en de<br />
Hultensche Leij herkenbaar.<br />
Landschappelijke structuur<br />
Het landschap in Tilburg <strong>Zuidwest</strong> kent een aantal belangrijke structuurdragers en<br />
kent daarnaast een duidelijke tweedeling. De grens tussen de twee gebieden wordt<br />
grofweg gevormd door de Donge en de Gilzerbaan.<br />
De tweedeling bestaat uit het relatief gesloten bosgebied in het oostelijk deel van het<br />
plangebied en het meer agrarische deel in het westelijk deel van het plangebied. Het<br />
bosgebied bestaat uit de landgoederen langs de Bredaseweg en de bossen rondom<br />
het pompstation van de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij, de Oude Warande, de<br />
Blaak en Schaapsgoor.<br />
Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit relatief open landbouwgebied,<br />
bestaande uit ruime onregelmatige blokvormige verkaveling. Hier wisselen weilanden<br />
en akkerlanden elkaar af. Langs oude wegen ligt verspreid een aantal historische<br />
(lintvormige) gehuchten of nederzettingen (Klein Tilburg, Berkeind en Heikant). De<br />
wegen zelf worden veelal begeleid door laanbeplanting. Nabij Wijkevoort vindt men<br />
een plas met aangrenzend een bos(je). Het landschap als geheel kan hierdoor worden<br />
beschouwd als relatief kleinschalig.<br />
Agrarisch cultuurlandschap in Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
De Bredaseweg, met landgoederen aan weerszijden en de Donge of Oude Leij zijn de<br />
voornaamste structuurbepalende elementen in het gebied. Beide structuren hebben in<br />
verschillende fasen in de geschiedenis een belangrijke bijdrage gehad aan de vorming<br />
van het landschap.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
47<br />
Figuur 4.4: Geomorfologie Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (Alterra/Archis, 2009)<br />
Figuur4.5: Hoogtekaart van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (www.ahn.nl)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
48<br />
Ruimtelijk-visuele kwaliteit<br />
In het plangebied kan op hoofdlijnen een onderscheid gemaakt worden tussen het<br />
relatief dichte oostelijk deel van het plangebied met de boscomplexen en het relatief<br />
open midden en westelijke deel van het plangebied met verspreid liggende bebouwing<br />
en linten. Het contrast tussen de boscomplexen en het agrarisch gebied is ook vrij<br />
scherp. Dit onderscheid is duidelijk zichtbaar op de luchtfoto (zie figuur 4.6)<br />
Door de aanwezigheid van Vliegbasis Gilze-Rijen in het westen, de Bredaseweg in het<br />
noorden, de boscomplexen van de Warande in het oosten en de A58 in het zuiden is de<br />
openheid nergens groot en bestaan er nauwelijks zichtrelaties met het omliggende<br />
gebied.<br />
Met name in het middengebied en in het westelijk deel van het plangebied is er op<br />
lokale schaal wel sprake van een bepaalde mate van openheid.<br />
Figuur 4.6: Luchtfoto van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (bron: Google Maps)<br />
Cultuurhistorische waarden<br />
Onder cultuurhistorische waarden worden de historische waarden/betekenis verstaan<br />
van waarneembare landschapselementen, die door menselijk ingrijpen zijn ontstaan.<br />
Hieronder worden bijvoorbeeld landbouwontginningen, wegen en bouwwerken<br />
verstaan.<br />
De eerste moderne landbouwontginningen in het gebied ontstonden langs de<br />
beemden van de Oude Leij vanaf ca 1300 n. Chr., waar door regelmatige overstroming<br />
voldoende vruchtbare grond aanwezig was. Van de toenmalige verkaveling zijn in het<br />
tegenwoordige landschap nog maar weinig sporen terug te vinden. Anders is dit voor<br />
de bosrijke zone langs de Bredaseweg. Hierlangs werd in de tweede helft van de 19 e<br />
eeuw een aantal landhuizen opgetrokken en landschapstuinen aangelegd. Deze<br />
landgoederen, zijn mede door hun open zichtrelatie naar de Bredaseweg, nog<br />
duidelijk herkenbaar in het landschap.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
49<br />
Het plangebied bestond tot in de 19 e eeuw grotendeels uit woeste heidegronden en<br />
enkele akkercomplexen met nederzettingen in het westen. De woeste gronden en<br />
akkercomplexen werden doorsneden door het beekdal van de Oude Leij en dat van de<br />
Hultensche Leij met de daarbijhorende oversteekplaatsen.<br />
Het gehele plangebied kent een netwerk van paden en oude wegen. In oost-westelijke<br />
richting wordt het gebied doorsneden door twee oude, belangrijke verbindingswegen:<br />
Gilzerbaan en Bredaseweg. In het bosgebied lopen tracés van de voormalige spoorlijn<br />
ten behoeve van de textielindustrie, die Tilburg verbonden met Turnhout in België; het<br />
zogenaamde Bels lijntje.<br />
Op structuurniveau kent het gebied een vijftal cultuurhistorisch karakteristieke en nog<br />
herkenbare deelgebieden: (1) het akkercomplex in het westelijk deel (gelegen ten<br />
westen van de Oude Leij en doorsneden door de Hultense Leij); (2) het stroomgebied<br />
van de Oude Leij (met de beemden) en (3) de oude heidegronden in het midden- en<br />
zuidelijke deel; en (4) de Landgoederenzone in het noorden (aan weerszijde van de<br />
Bredaseweg), waarbij (5) de Oude Warande nog een apart te benoemen (en oudere)<br />
structuur is. Zie voor de deelgebieden figuur 4.7.<br />
Figuur 4.7: Deelgebieden cultuurhistorie (Bron: gemeente Tilburg)<br />
1. Het akkercomplex<br />
Het landschap in het westelijk deel van het plangebied wordt in hoofdzaak<br />
gekenmerkt door de structuren van een oud akkergebied en de daarbij horende<br />
infrastructuur en gebouwen, waarbij de midden 19 e eeuwse situatie nog goed<br />
herkenbaar is. Dit akkergebied sluit aan bij soortgelijke gebieden van eerdgronden<br />
rond Gilze.<br />
Van belang is de combinatie van een aantal factoren: grondgebruik, agrarische<br />
ensembles, wegen, beplanting (erf en laan), open landbouwgronden met iets hogere,<br />
bolle akkers. Het akkercomplex is nog redelijk gaaf als open landschap met verspreid
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
50<br />
een aantal boerderijcomplexen waarvan de oorsprong terug te voeren is tot de late 18e<br />
eeuw. Archeologische vondsten wijzen op nog veel oudere bewoning. Dit<br />
akkercomplex heeft een grote cultuurhistorische ensemblewaarde, met name vanwege<br />
de combinatie van hoge archeologische waarde en cultuurhistorische kenmerken van<br />
bovengrondse structuren en objecten.<br />
Deze structuur (met een netwerk van wegen, paden, akkers) en een aantal van deze<br />
objecten zijn gaaf en herkenbaar, en (in hun context) behoudenswaardig. In deze<br />
akkercomplexenstructuur is de relatie tussen de ondergrond (abiotische laag) en<br />
menselijk ingrijpen (antropogene laag) nog herkenbaar en afleesbaar.<br />
Tegen de randen liggen gebieden die overgaan in het landschap van de beekdalen dat<br />
gekenmerkt wordt door (sporen van) een beemdenstructuur (zie deelgebied 2).<br />
Tegen het open akkercomplex ligt nog een oud productiebos (ten zuiden van de<br />
Hultenseweg / Berkeind) dat van oorsprong dateert uit de 2e helft van de 19e eeuw.<br />
In een buiten het plangebied gelegen productiebos in de noordwestelijke hoek (Het<br />
Blok) zijn oude ontginningslijnen en aangelegde padenstructuren nog herkenbaar<br />
aanwezig. De kleinere boseenheden in het westen (het Blok, de Nerhovense bossen en<br />
het bos Wijkevoort) vormen samen met de daarin aanwezige padenpatronen ook<br />
cultuurhistorisch belangrijke elementen.<br />
Het landschap van het westelijk deel van het plangebied wordt op structuurniveau dus<br />
gekenmerkt door een agrarische achtergrond met een netwerk aan wegen en<br />
structuren, veel openheid en enkele boscomplexen. Deze karakteristieken op<br />
hoofdlijnen moeten een rol spelen in de verdere ontwikkeling van het gebied. Zowel in<br />
functionele als ruimtelijke termen liggen hier met respect voor de aanwezige<br />
cultuurhistorische en archeologische waarden- kansen voor betekenisvolle<br />
ontwikkelingen waarbij qua beleving en sfeer nadrukkelijk aangesloten moet worden<br />
op de huidige kwaliteiten.<br />
2. De beekdalen van de Donge/Oude Leij en Hultensche/Groote Leij (met de beemden)<br />
Het plangebied wordt centraal doorsneden door de Oude Leij en in het zuidwesten<br />
door de Groote en Hultensche Leij. De overgang tussen de beekdalen en de hogere<br />
delen worden gevormd door de vlakten. Deze bestaan uit door smeltwater verspoelde<br />
dekzanden. De hogere delen bestaan uit terrasafzettingswelvingen, bedekt met<br />
dekzand, en dekzandruggen. De beekdalen zijn vanaf de late middeleeuwen in gebruik<br />
genomen als weide- en hooilanden. De drogere gronden langs de Grote en Hultensche<br />
Leij werden in de late middeleeuwen in cultuur gebracht als akkergronden (zie<br />
deelgebied 1).<br />
Hoewel de oude beemdenstructuur langs de Groote Leij en Hultensche Leij grotendeels<br />
verdwenen lijkt (door ruilverkaveling en ander grondgebruik) is deze toch nog te<br />
herkennen in percelering en enigszins in landgebruik, onder meer ten oosten van<br />
Berkeind. Hetzelfde is het geval bij de Oude Leij. De percelering is alleen kadastraal<br />
herkenbaar, met name doordat er nu bos tot aan de beek aanwezig is. Echter, de<br />
combinatie van beek, de percelering en de aan de oostzijde gelegen weg (Oude<br />
Rielsebaan) vormt een belangrijke structuur, die nog met enige moeite herkenbaar<br />
aanwezig is.<br />
Overigens ligt in de noordoosthoek van het plangebied de Drassige Driehoek, een<br />
historische natte laagte. Herkenbaar zijn nog de laagte zelf, de steilrand eromheen, de<br />
waterloop en de wegenstructuur.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
51<br />
3. De heideontginning<br />
Zowel het beekdal van de Oude Leij als de Gilzerbaan doorsnijden een gebied dat<br />
vroeger bestond uit woeste (heide-)gronden. Tot ver in de twintigste eeuw bleef een<br />
deel van dit plangebied bestaan uit heidegronden die vanaf de negentiende eeuw<br />
werden aangeplant met naaldbossen en/of werden ontwaterd door de aanleg van een<br />
slotenstelsel. De vennen in het plangebied (Blaak, Rietven, Kolkven) werden na 1900<br />
in snel tempo gedempt en omgewerkt tot weide- of akkergrond.<br />
Het Schaapsgoor, de Blaak en de Sijsten zijn dus restanten van grootblokkige (jonge)<br />
heideontginningen. In de Sijsten zijn deze vierkant en met name in percelering en<br />
bosranden te herkennen. Bij de golfbaan is dit patroon niet meer herkenbaar. In de<br />
Blaak en het Schaapsgoor zijn deze ontginningen langwerpiger en vanaf een viertal<br />
wegen gestart. Met name deze wegen zijn nog herkenbaar.<br />
4. Oude Warande<br />
De Oude Warande in de noordoostelijke hoek van het plangebied is een jachtbos dat<br />
tussen 1712 en 1715 werd aangelegd door landgraaf Willem van Hessen Kassel.<br />
Hoewel het oostelijk deel van het bos tussen 1932 en 1973 werd benut door het<br />
Tilburgs dierenpark en er ook bebouwing aan de zijde van de Bredaseweg werd<br />
gerealiseerd (Auberge du Bonheur), is het park een nog steeds redelijk gaaf bewaard<br />
voorbeeld van de tuinarchitectuur en landschapsvisie van de vroege achttiende eeuw.<br />
In het centrum van de Oude Warande bevinden zich twee gebouwen, door de architect<br />
Jan van der Valk omstreeks 1915 ontworpen gebouwen; een veldwachterwoning en<br />
een woonhuis, beiden met schuren.<br />
Het westelijke deel van het plangebied werd vroeger van noord naar zuid doorkruist<br />
door het Bels Lijntje, een spoorwegverbinding van Tilburg naar Turnhout. De lijn werd<br />
in 1867 in gebruik genomen. In 1958 werd een deel van het tracé verlegd over de<br />
huidige Vierwindenlaan en het Dongepad in de wijk De Blaak. In 1965 werd de lijn<br />
buiten de toenmalige bebouwde kom gelegd en werd het binnenstedelijke deel<br />
opgebroken. In 1973 reed de laatste trein en in het midden van de jaren tachtig werd<br />
ook het buitenstedelijke deel van het tracé opgebroken. Het is sindsdien in gebruik als<br />
fietspad.<br />
Een aparte plaats wordt ingenomen door de spoorlijn Tilburg-Breda die de noordgrens<br />
van het plangebied vormt. De spoorlijn kwam in 1863 gereed en werd in de jaren<br />
1960-1965 in het stadscentrum omgebouwd tot hoogspoor.<br />
5. De Landgoederenzone (Bredaseweg)<br />
De Landgoederenzone is een langgerekt gebied dat zich uitstrekt in westelijke richting<br />
aan weerszijden van de Bredaseweg vanaf de westelijke zijde van de stadswijken De<br />
Reit, Zorgvlied en De Blaak tot aan het stroomgebied van het riviertje de Oude Leij.<br />
Tot de eerste helft van de negentiende eeuw bestaat het overige deel van het gebied<br />
voornamelijk uit heidevelden die gedurende de negentiende eeuw ontgonnen en<br />
grotendeels bebost worden. Deze ontginning is omstreeks 1920 nagenoeg voltooid.<br />
Kenmerkend hierbij is de langgerekte vorm van de percelen die zowel aan de<br />
noordelijke als aan de zuidelijke zijde haaks op de Bredaseweg staan. De nu<br />
grotendeels beboste percelen zijn veelal door brandgangen of smalle slootjes van<br />
elkaar gescheiden.<br />
Uitgezonderd in dit plangebied is het grote bebouwde complex van Amarant, het<br />
vroegere Piusoord, dat in de periode vanaf 1938 en de daaropvolgende decennia werd<br />
aangelegd aan de zuidelijke zijde van de Bredaseweg.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
52<br />
De belangrijkste ruimtelijke factor qua infrastructuur in het gebied is de Bredaseweg.<br />
Deze werd in de periode tussen 1820 en 1826 aangelegd als onderdeel van de<br />
Rijksweg van Tholen naar Grave. De nieuw aangelegde weg volgde deels enkele<br />
zandpaden die tenminste tot de late Middeleeuwen teruggaan en benutte de<br />
bestaande oversteekplaatsen van beekjes en de Oude Leij. Kenmerkend voor de<br />
nieuwe Rijksweg was de beplating langs het gehele tracé met een dubbele rij<br />
eikenbomen. In de decennia na de aanleg worden langs de weg ruim opgezette<br />
landhuizen opgetrokken, vaak omgeven door een ruime tuin en/of bosaanleg. Langs<br />
de Bredaseweg werd in 1902 het eerste verharde fietspad van Nederland aangelegd.<br />
Sinds 1897 wordt de bodem van het gebied deels benut voor waterwinning. Ten<br />
behoeve hiervan werd aan de Gilzerbaan een pompstation gebouwd. Delen van het<br />
terrein in combinatie met gebouwen en de noodzakelijke infrastructuur kennen<br />
hierdoor een bijzondere structuur.<br />
Monumenten en ensembles<br />
In het plangebied ligt een aantal cultuurhistorische waardevolle objecten en<br />
ensembles. Op basis van eerdere inventarisaties (Monumenten Inventarisatieproject<br />
in Gilze-Rijen en Tilburg, de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie 2006,<br />
globale inventarisatie van na-oorlogse erfgoed) en een aantal beschermde<br />
monumenten, is een lijst met cultuurhistorisch waardevolle objecten en ensembles<br />
beschikbaar. Uit het onderzoek dat is verricht ten behoeve van het groenblauw-casco<br />
is ook een aantal structurele gebiedskenmerken (inclusief wegenpatroon) benoemd en<br />
gekarakteriseerd. Ensembles hebben vaak in combinatie met andere aspecten<br />
(context, ligging, beeld) een meerwaarde.<br />
Archeologische waarden<br />
Figuur 4.8. geeft de archeologische verwachtingen en waarnemingen weer.<br />
Het grootste deel van het plangebied bestond vroeger, zoals hiervoor beschreven, uit<br />
heide, moerassen, vennen en het zeer brede beekdal van de Donge en was niet of<br />
nauwelijks bewoonbaar. De gebieden met een hoge archeologische verwachting<br />
betreffen met name de Oude Warande, de Blaak en het waterwingebied. Daarnaast<br />
geeft het gebied rond Prinsenhoef een hoge archeologische verwachting.<br />
Archeologisch hebben de beekdalen en natte delen van het landschap momenteel een<br />
basisverwachting. Recent wordt echter op landelijk en provinciaal niveau<br />
archeologisch gezien steeds meer waarde gehecht aan deze delen van het landschap.<br />
In het verleden waren beekdalen immers van groot economisch belang, waardoor ze<br />
intensief benut werden en mede daardoor belangrijke archeologische sporen en<br />
vondsten bevatten die een belangrijke aanvulling vormen voor de archeologische<br />
kennis aanwezig of vergaard door het archeologisch onderzoek op de hogere delen<br />
(dekzandruggen) van het landschap.<br />
Het gebied rond Prinsenhoef in het uiterste westen van het plangebied betreft een<br />
omgrachte middeleeuwse boerderij met in de nabije omgeving een vroegmiddeleeuws<br />
grafveld. Het terrein van de middeleeuwse boerderij bevat waarschijnlijk restanten van<br />
een moated site uit de late middeleeuwen en/of de nieuwe tijd en wellicht ook sporen<br />
van bewoning uit de steentijd alsook de ijzertijd en/of Romeinse tijd. Door boringen is<br />
een rechthoek van grachten aangetoond. Verschillende latere verkenningen gaven<br />
aanleiding tot een opwaardering van het monument tot de huidige status (terrein van<br />
hoge archeologische waarde/ AMK/CMA).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
53<br />
Het nabijgelegen grafveld betreft een laaggelegen akker. Het betreft een terrein met<br />
sporen van begraving en/of bewoning uit de vroege middeleeuwen. Hier is een<br />
Merovingische pot gevonden in 1825.<br />
4.3.3 Autonome ontwikkelingen<br />
Er zijn geen autonome ontwikkelingen bekend die een effect hebben op de huidige<br />
landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden.<br />
Figuur 4.8: ArWaTi (Bron: gemeente Tilburg, 2003)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.4 Bodem, water en natuur<br />
4.4.1 Beleid<br />
4.4.1.1 Bodem<br />
4.4.1.2 Water<br />
54<br />
Het bodembeleid is erop gericht, conform het Besluit bodemkwaliteit, de<br />
multifunctionaliteit van de bodem zoveel mogelijk te behouden. Er wordt gestreefd<br />
naar een bodemkwaliteit gericht op de functies erop. Vrijkomende grond moet zoveel<br />
mogelijk hergebruikt worden binnen het gebied (gesloten grondbalans). Aanvoer van<br />
nieuwe grond moet zoveel mogelijk beperkt blijven. Bij voorkeur worden secundaire<br />
bouwstoffen gebruikt om het gebruik van primaire bouwstoffen te beperken.<br />
Hergebruik van licht verontreinigde grond is onder voorwaarden mogelijk.<br />
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet Bodembescherming (Wbb). Het doel<br />
van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen<br />
ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties<br />
(omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet<br />
plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt<br />
voor de functie die erop voorzien is en waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel<br />
mogelijk wordt voorkomen, oftewel: functiegericht saneren. Voor een sanering is over<br />
het algemeen de provincie het bevoegde gezag. De provincies hebben deze taak deels<br />
gedelegeerd aan gemeenten.<br />
Het waterbeleid is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water, het geactualiseerde<br />
Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationale Waterplan 2010-2015, het<br />
provinciaal waterplan Noord-Brabant 2010-2015, het waterbeheersplan 2010-2015<br />
van het Waterschap Brabantse Delta en de <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-<br />
2015 (waarin opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015). De<br />
waterplannen op al deze verschillende niveaus zijn gelijktijdig opgesteld en sluiten<br />
inhoudelijk op elkaar aan.<br />
Hoofddoel van het waterbeleid is duurzaam waterbeheer en een duurzaam<br />
watersysteem, dat is gericht op het realiseren van een zelfstandig functionerend en<br />
ecologisch gezond watersysteem. Daarbij moeten knelpunten in waterbeheer zoveel<br />
mogelijk ter plaatse worden opgelost en moeten problemen niet worden<br />
doorgeschoven naar andere gebieden. Gebiedseigen water moet zo lang mogelijk<br />
worden vastgehouden en zoveel mogelijk worden (her)gebruikt. De waterkwaliteit<br />
moet worden verbeterd gericht op de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen.<br />
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)<br />
Het Europese Parlement heeft in 2000 de EU-Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld.<br />
Doel van deze richtlijn is het beschermen van water-ecosystemen/wetlands,<br />
waterafhankelijke landecosystemen en waterbronnen, daarnaast draagt de KRW bij<br />
aan het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. Het<br />
streven voor 2015 is, dat in alle wateren in de Europese Unie zowel de chemische als<br />
de ecologische toestand goed is. De KRW betekent verder dat ontwikkelingen geen<br />
verdrogende invloed mogen hebben op de omgeving en ook niet voor een verhoogde
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
55<br />
kans op overstromingen mogen zorgen. De KRW is in 2009 in concrete beleidsdoelen<br />
en maatregelen vertaald, die in bovengenoemde beleidsstukken een plek hebben<br />
gekregen.<br />
Nationaal Waterplan 2010-2015<br />
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode<br />
2010 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal<br />
Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon<br />
water en diverse vormen van gebruik van water.<br />
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998<br />
en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is<br />
opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht<br />
is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de<br />
ruimtelijke aspecten de status van <strong>Structuurvisie</strong>.<br />
Watertoets<br />
Onderdeel van het rijksbeleid is de watertoets. Het doel van de watertoets is dat<br />
wateraspecten vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. De watertoets<br />
dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen,<br />
structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk<br />
plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit<br />
voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het<br />
ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.<br />
Waterwet<br />
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle<br />
vergunningen betreffende 'water'opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk,<br />
waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast,<br />
waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het<br />
toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart,<br />
drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie<br />
worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015 (waarin opgenomen GRP 2010-2015)<br />
De gemeente Tilburg geeft met de SWR de beleidsmatige invulling aan alle<br />
gemeentelijke taken met betrekking tot water, waaronder afvalwater, hemelwater en<br />
grondwater. Enkele speerpunten van het waterbeleid zijn:<br />
• De inrichting van Blauwe Aders voor de verwerking van hemelwater om<br />
wateroverlast in de stad te verhelpen en te voorkomen en tevens het water ten<br />
goede te laten komen aan de natuur, de landbouw en recreatie buiten de stad.<br />
• Grondwater is een nieuwe taak voor de gemeente. Voor de enkele bestaande<br />
overlastsituaties zal de gemeente als regisseur optreden om oplossingen te<br />
zoeken. Bij uitbreidingen en nieuwbouw worden al in de planfase maatregelen<br />
geformuleerd om effecten op het watersysteem te voorkomen. Hierbij sluit de<br />
gemeente ook aan bij het beleid van de waterschappen (hydrologisch neutraal<br />
ontwikkelen).<br />
• Water in de leefomgeving dient een positieve bijdrage te leveren. Op de locaties<br />
waar dit niet het geval is, worden in overleg met de waterpartners maatregelen<br />
geformuleerd om de waterkwaliteit te verbeteren.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.4.1.3 Natuur<br />
56<br />
• Kwalitatief hoogwaardig gebruikswater wordt schaarser. Tilburg vervult een<br />
voorbeeldrol in het voorkomen van verspilling van hoogwaardig water. Hierbij is<br />
aandacht voor communicatie.<br />
Waterschap Brabantse Delta: Waterbeheerplan 2010-2015<br />
In het waterbeheerplan heeft het waterschap haar ambities voor de komende jaren<br />
benoemd: een robuuster watersysteem, veiliger en minder kwetsbaar voor regenval en<br />
droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Het waterschap<br />
pakt deze thema's in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde<br />
oplevert voor het resultaat.<br />
IGA Bovenlopen Donge (WS Brabantse Delta)<br />
Eén van de basisstukken voor deze integrale aanpak zijn de IGA's, integrale<br />
gebiedsanalyses die het waterschap voor vrijwel het hele beheergebied heeft<br />
opgesteld. In 2008 is door het waterschap Brabantse Delta een Integrale<br />
Gebiedsanalyse (IGA) voor het stroomgebied Bovenlopen Donge opgesteld. De<br />
belangrijkste knelpunten in het gebied zijn:<br />
• Diepe grondwaterstanden, waardoor landbouw relatief veel droogteschade heeft<br />
en natuur onvoldoende doelrealisatie.<br />
• Deels een onnatuurlijke inrichting van de beekdalen.<br />
• Te sterke afvoerdynamiek met (zeer) lage zomerafvoeren en hoge piekafvoeren. Er<br />
is slechts op beperkte schaal sprake van inundatieknelpunten.<br />
• Ecologische verbindingen zijn niet altijd aanwezig of te klein, veel barrières zoals<br />
stuwen, duikers, wegen, afrasteringen en bebouwing.<br />
Na de confrontatie van de huidige situatie en de gewenste situatie is een<br />
maatregelenpakket opgesteld. In het plangebied wordt vooral een natuurlijker<br />
inrichting van de hoofdwaterlopen met een tweefasenprofiel en stuwverwijdering<br />
nagestreefd. Daarnaast wordt in de EHS een beperking van de afwatering door het<br />
dempen van sloten voorzien. In een op te stellen inrichtingsplan worden de<br />
oplossingsrichtingen concreet uitgewerkt.<br />
Beleid, wet- en regelgeving voor natuur worden gevormd door:<br />
• Flora en Faunawet;<br />
• Natuurbeschermingswet;<br />
• Nota Ruimte/Provinciaal beleid.<br />
De bepalingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn volledig<br />
geïmplementeerd in de Nederlandse rechtsorde. De natuurbeschermingswetgeving in<br />
Nederland valt uiteen in een soortbeschermingsdeel en een<br />
gebiedsbeschermingsdeel. Soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en<br />
faunawet. Deze wet ziet toe op de bescherming van inheemse soorten planten en<br />
dieren binnen en buiten natuurgebieden. Gebiedsbeschermende wetgeving voorziet in<br />
de bescherming van aangewezen natuurgebieden en wordt geregeld in de<br />
Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet).<br />
Het nationaal natuurbeleid is opgenomen in de Nota Ruimte en bevat aanvullend op de<br />
wetgeving het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en Rode<br />
lijstsoorten.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
57<br />
Flora- en faunawet / Rode lijsten<br />
De Flora- en faunawet verplicht in algemene zin iedereen om zorgvuldig om te gaan<br />
met de natuur en deze niet onnodig schade toe te brengen. Een groot aantal met naam<br />
genoemde planten en dieren worden daarnaast beschermd op grond van ministeriële<br />
besluiten. Aan deze bescherming zijn expliciete verbodsbepalingen verbonden. De op<br />
grond van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn beschermde soorten die in ons land<br />
voorkomen vallen automatisch onder de Flora- en Faunawet. Daarnaast zijn landelijke<br />
en provinciale Rode Lijsten die aangeven welke soorten extra aandacht nodig hebben.<br />
De nationale lijst van beschermde soorten is dus een juridisch instrument terwijl de<br />
Rode Lijsten fungeren als beleidsinstrumenten. Het verschil in status (juridisch,<br />
beleidsmatig) is relevant bij de aanvraag van ontheffingen, bij de behandeling van<br />
bezwaarprocedures of bij de keuze van compenserende maatregelen.<br />
Structuurschema Groene Ruimte 2 (2002)<br />
In het structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR 2) heeft het Rijk de visie van het Rijk<br />
over natuur en landelijk gebied vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel<br />
en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Daartoe wordt een<br />
Ecologische Hoofdstructuur in het leven geroepen, waarbij kerngebieden met elkaar<br />
verbonden worden door ecologische verbindingszones. Zo nodig worden<br />
natuurgebieden ontwikkeld (natuurontwikkelingsgebieden). Het SGR is een<br />
planologische kernbeslissing (PKB). Het Rijk verwacht dat provincies en gemeenten<br />
het SGR laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals provinciale <strong>Structuurvisie</strong>s<br />
en bestemmingsplannen.<br />
Verordening Ruimte 1 e fase (2010)<br />
Het natuurbeleid van de provincie richt zich op verbetering van de ecologische<br />
kwaliteit en verhoging van de belevingswaarde van de natuur. Het centrale instrument<br />
dat is ontwikkeld voor ruimtelijk beleid, is ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen<br />
de EHS geldt het nee, tenzij-principe. Dit betekent dat ruimtelijke ingrepen die<br />
negatieve effecten hebben op de toestand van de natuur niet zijn toegestaan, tenzij<br />
sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen en er geen reëele<br />
alternatieven beschikbaar zijn.<br />
Natuurbeheerplan Provincie Noord-brabant (2009)<br />
Het natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied welke natuur- en<br />
landschapsdoelen van toepassing zijn en het natuurbeheerplan stelt zo nodig<br />
aanvullende eisen ten aanzien van het uitvoeren van bepaalde beheermaatregelen.<br />
Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het<br />
rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />
Voor de bossen in de landgoederenzone en het aangrenzende beekdal van de Oude<br />
Leij/Donge wordt grotendeels een omvorming naar structuurrijkere, gemengde bossen<br />
voorgesteld. De veelal vergraste heidevelden gaan weer bestaan uit droge<br />
heidevegetaties. Delen van het bos rondom het bestaande heideterrein in De Sijsten<br />
zullen worden gekapt om het heideareaal te kunnen uitbreiden.<br />
In de Kaaistoep gaan droge tot natte, bloem- en soortenrijke graslanden, ruigten,<br />
struwelen en enkele bloemrijke akkers elkaar afwisselen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
58<br />
De Donge die door de bebouwde kom van Tilburg-West stroomt zal meanderen met in<br />
de oevers ruigte- en moerasvegetaties, en hier en daar kleine, soortenrijke wateren<br />
met opslag van struiken en bomen.<br />
De doelstellingen in de dalen van de Hultensche en Groote Leij beperken zich tot het<br />
ontwikkelen van ecologische verbindingszones. De bestaande bosjes behouden het<br />
multifunctionele karakter en voor Het Blok wordt een aangepast bosbeheer<br />
voorgesteld waardoor de natuurwaarden zullen worden verhoogd.<br />
Natuurgebiedsplan West-Brabant (2007)<br />
In het Natuurgebiedsplan West-Brabant wordt de begrenzing van de EHS ten<br />
zuidwesten van Tilburg vastgelegd. Een groot deel van het plangebied is begrensd als<br />
EHS. Tevens worden in het Natuurgebiedsplan natuurdoeltypen gedefinieerd voor de<br />
verschillende EHS gebieden. Voor het plangebied zijn de volgende natuurdoeltypen<br />
geselecteerd:<br />
• Multifunctioneel bos;<br />
• Droge heide;<br />
• Bloemrijk grasland (d & v);<br />
• Vochtig schraalland;<br />
• Droog/Heischraal grasland;<br />
• Reservaatsakker;<br />
• Zandverstuiving/Droge Heide;<br />
• Soortenrijk water;<br />
• Braam/doornstruweel;<br />
• Beek/Watergang met natuurvriendelijke oevers.<br />
Kadernota Groene Mal<br />
Het natuurbeleid van de gemeente Tilburg is grotendeels verankerd in de Kadernota<br />
Groene Mal. In de Kadernota Groene Mal is een robuuste en duurzame ecologische<br />
structuur vastgelegd, de Groene Mal, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke<br />
ontwikkelingen. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over het behoud en de<br />
ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015. De Groene Mal maakt verstedelijking<br />
mogelijk in balans met de groene omgeving. Deze ecologische structuur is voldoende<br />
robuust om de directe gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op<br />
te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de<br />
Groene Mal.<br />
Nota Groen<br />
In het verleden zijn door de gemeente Tilburg een tweetal groenstructuurplannen<br />
opgesteld (1992 en 1998). Deze plannen zijn inmiddels verouderd door nieuwe en/of<br />
gewijzigde wet- en regelgeving; nieuwe beleidsplannen en veranderend denken over<br />
groen (landelijke trend). Daarom heeft de gemeente een nieuwe nota groen opgesteld.<br />
In april 2010 is deze vastgesteld. Algemeen doel van de Nota Groen is om groen<br />
dichter bij de Tilburger te brengen, zowel qua beleving, bereikbaarheid, diversiteit als<br />
absolute nabijheid. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene<br />
stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in <strong>2020</strong> een stad zijn waar zowel<br />
haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en<br />
werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een<br />
kwaliteit van de gemeente Tilburg. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief<br />
hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
59<br />
binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wordt er naar gestreefd de Tilburger<br />
letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen.<br />
Vanwege de diverse stadsuitbreidingen, de behoefte van de stedeling aan<br />
groenbeleving en de afname van agrarische functies wordt de functie van de<br />
buitenstedelijke groengebieden (Noordoost, <strong>Zuidwest</strong> en Moerenburg) steeds<br />
belangrijker. Ze hebben niet het uiterlijk van een park, maar zijn grote groene,<br />
robuustere gebieden gelegen net buiten het stedelijk gebied van Tilburg. Het zijn<br />
echter wel gebieden die eenzelfde soort functie kunnen vervullen als stadsparken:<br />
recreatief gebruik en natuurlijk groen (maar ook agrarisch gebruik). De verbinding<br />
tussen deze buitenstedelijke groengebieden en de bestaande stad vormen een<br />
belangrijk terugkerend element binnen de Nota Groen en neemt een belangrijke plaats<br />
in binnen de (deel)visie(s) op het groen. De buitenstedelijke groengebieden vormen<br />
als het ware de 'achtertuin' voor de Tilburger en de 'voortuin' van de stad.<br />
In het stedelijk gebied liggen diverse (potentiële) natuurcorridors. Deze<br />
natuurcorridors (moeten) functioneren als verbindingen voor de stedelijke flora en<br />
fauna. Deze verbindingen dienen versterkt en uitgebreid te worden. Ook de groene<br />
routes (voor de mens, veelal langzaamverkeerroutes) dienen versterkt te worden. Daar<br />
waar deze verbindingen onvoldoende functioneren zullen de ontbrekende schakels<br />
aangevuld moeten worden.<br />
Nota Biodiversiteit (juli 2010)<br />
De nota Biodiversiteit geeft een lange termijn visie op de omgang met de<br />
verscheidenheid aan planten, dieren en ecosystemen binnen de gemeente Tilburg. De<br />
gemeente heeft in 2005 de internationale Countdown 2010 verklaring ondertekend<br />
met als doel de biodiversiteit niet verder achteruit te laten gaan. Met biodiversiteit<br />
wordt gedoeld op de verscheidenheid in planten, dieren en ecosystemen. Die<br />
verscheidenheid zorgt voor een natuurlijke balans in de omgeving en draagt<br />
bijvoorbeeld bij aan schoon water, vruchtbare grond, medicijnen,brandstoffen en een<br />
stabiel klimaat. Biodiversiteit heeft ook een intrinsieke waarde. De natuur is een bron<br />
van plezier en inspiratie en ligt aan de basis van talloze recreatieve, educatieve,<br />
toeristische en culturele activiteiten. De natuur levert ons dus elementen die<br />
essentieel zijn voor ons leven en welzijn. In en om Tilburg gaat het dan bijvoorbeeld<br />
om: voedsel, streekproducten, grondstoffen (hout en schoon water), woongenot,<br />
waterretentie, schone lucht, klimaatbuffer enz. De nota beschrijft hoe we die<br />
diversiteit zo goed mogelijk in stand kunnen houden.<br />
In de Nota biodiversteit staan twee thema's centraal, namelijk flora & fauna en de<br />
mens. Binnen flora & fauna is de onderverdeling vergroten, verbinden en versterken.<br />
Bij de mensen staat natuurbeleving en recreatie centraal.<br />
Ten aanzien van Tilburg <strong>Zuidwest</strong> worden in de Nota Biodiversiteit de volgende<br />
deelgebieden onderscheiden:<br />
• Agrarische gebied;<br />
• Heide- en boslandschap;<br />
• Beekdallandschap;<br />
• Landgoederenzone.<br />
De maatregelen in het agrarisch gebied zijn gericht op ontsnippering en<br />
natuurbeleving en recreatie.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
60<br />
Voor het heide- en boslandschap wordt ingezet op de aanleg van diverse poelen op<br />
een gemiddelde afstand van ca. 400 meter en het verbinden van kleine bossen en<br />
bosschages door houtkanten, boomrijen e.d. Daarnaast dient omvorming plaats te<br />
vinden naar multifunctioneel gebruik, waarbij voor recreatie paden toegankelijk<br />
worden gemaakt en hekwerken worden verwijderd.<br />
In het beekdallandschap ligt het accent op het aanleggen van (droge) doorgangen<br />
onder de A58, Gilzerbaan, Bredaseweg en de spoorlijn Tilburg-Breda. Daarnaast wordt<br />
ingezet op het aanleggen van vistrappen, het ontwikkelen van<br />
'natuurvriendelijke' beekoevers en 'vernatten' van het beekdal van de Oude<br />
Leij/Donge.<br />
In de landgoederenzone ligt het accent op het behouden en versterken van het<br />
contrast tussen openheid en geslotenheid. Daarnaast wordt ook hier ingezet op het<br />
aanleggen van een poelenstructuur, het passerbaar maken van infrastructurele<br />
barrières, het creëeren van doorgaande groene structuren en het beperken van<br />
lichtvervuiling.<br />
Figuur 4.9 Overzichtskaart landschapstypen Nota Biodiversiteit (bron: gemeente<br />
Tilburg)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
61<br />
Figuur 4.10: Overzichtskaart verbindingen Nota Biodiversiteit (bron: gemeente Tilburg,<br />
2010)<br />
4.4.2 Huidige situatie<br />
4.4.2.1 Bodem & water<br />
Bodemopbouw<br />
In paragraaf 4.3.2 is de geomorfologie binnen het plangebied geschetst<br />
De bodemopbouw is in kaart gebracht op basis van de onderliggende gegevens van de<br />
provinciale aardkundige waardenkaart (provincie Noord-Brabant, 2008) en de<br />
bodemkaart (Stiboka, 1984). In het plangebied zijn drie grovere bodemtypen te<br />
onderscheiden, te weten:<br />
• beekdalgronden,<br />
• zandgronden en<br />
• eerdgronden.<br />
Beekdalgronden<br />
De beekdalgronden zijn te vinden ter plaatse van de beekdalen van de Donge/Oude<br />
Leij (inclusief de Blaak), de Groote Leij en de Hultensche Leij en de natuurlijke laagten<br />
van de Drassige Driehoek en Witbrant Oost. De bodem bestaat uit een menging van<br />
diverse gronden, maar bestaat voornamelijk uit zandige eerdgronden met op enkele<br />
plekken moerige eerdgrond en veengrond. Deze gronden zijn wat voedselrijker door<br />
de aanwezigheid van veen en leem.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
62<br />
Zandgronden<br />
De zandgronden betreffen podzolgronden met fijn tot grof zand met weinig leem en<br />
zijn relatief voedselarm. De zandgronden zijn gevormd in dekzand en beslaan een<br />
groot deel van het plangebied. Bijzonderheid binnen deze gronden wordt gevormd<br />
door de duinvaaggronden. Dit zijn jonge stuifzandgronden, die zijn ontstaan door<br />
verwaaiing van droge, meestal jonge dekzanden. Kenmerkend is het onregelmatige<br />
reliëf met koppen en ruggen. Deze grond komt voor in het zuidwesten van<br />
natuurgebied de Sijsten nabij de A58 en ten westen van woonwijk de Blaak ter hoogte<br />
van de Gilzerbaan en de Bredaseweg.<br />
Eerdgronden<br />
In de gebieden geconcentreerd rond de bebouwing van Hulten/Zevenend,<br />
Prinsenhoef/Heikant, Berkeind/Vossenberg, Nerhoven/Gilze, Zandeind en Amarant<br />
zijn hoge (zwarte enk)eerdgronden aanwezig. Dit zijn zandgronden met een<br />
kenmerkend plaggendek met meer organische stof. Deze gebieden zijn bruin gekleurd<br />
op de kaart. Kenmerkend voor deze hoge enkeerdgronden is dat de boerderijen vaak<br />
aan de randen van het complex liggen.<br />
Geohydrologische opbouw<br />
Vanuit geohydrologisch oogpunt bestaat het plangebied vanaf maaiveld naar beneden<br />
uit een deklaag (Nuenen Groep, formatie van Boxtel) met een dikte van ca. 5 à 15 m en<br />
een eerste watervoerende pakket bestaande uit de grofzandige Formaties van Sterksel<br />
en Stamproy. De dikte van dit pakket is 20 à 30 m. De hydraulische weerstand van de<br />
deklaag is gering, waardoor in de praktijk de deklaag en het eerste watervoerende<br />
pakket vrijwel dezelfde grondwatersituatie kennen.<br />
Onder het eerste watervoerende pakket ligt de eerste scheidende laag, bestaande uit<br />
de klei en fijne zanden van de Formaties van Peize-Waalre. Hieronder liggen de diepere<br />
watervoerende pakketten van de Formaties van Maassluis en Oosterhout.<br />
Grondwater<br />
In het plangebied is overwegend sprake van drogere grondwatertrappen: VII en VIII. Bij<br />
deze grondwatertrappen ligt de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) dieper<br />
dan 0,8 m -mv. en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) dieper dan<br />
1,2 m -mv.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
63<br />
Figuur 4.11: Grondwatertrappen (Bron: Wateratlas Noord-Brabant)<br />
Nattere zones worden rond de beken aangetroffen, maar ook hier is alleen sprake van<br />
grondwatertrap VI: een GHG tussen 40 en 80 cm -mv. en een GLG dieper dan 120 cm<br />
-mv. De beperkte afvoer van de beken en daarmee een onvoldoende aanvulling van het<br />
grondwater in de zomerperiode wordt hiermee duidelijk zichtbaar.<br />
De grondwaterstroming in het watervoerende pakket is in het plangebied globaal<br />
noordelijk gericht. In de deklaag is tevens een stroming naar de beken en sloten en<br />
een daarmee samenhangende lokale kwel zichtbaar.<br />
Oppervlaktewater<br />
In het plangebied liggen twee hoofdwaterlopen; de Groote Leij aan de westkant en de<br />
Oude Leij (die overgaat in de Donge) in het midden van het plangebied (figuur 4.12).<br />
De Hultensche Leij is een zijtak van de Groote Leij. De Groote Leij en de Donge komen<br />
noordelijk van het plangebied samen. In het Reconstructieplan is voor de Oude Leij /<br />
Donge ruimte voor beekherstel aangegeven.<br />
In het landbouw gebied komen sloten vooral als perceelsscheiding voor. Ook in het<br />
EHS-gebied zijn sloten aanwezig.<br />
Langs de Oude Leij (bij pompstation en in de Kaaistoep) en geconcentreerd in het<br />
stadsbos komen verschillende vennen en poelen voor. Deze zijn over het algemeen<br />
geïsoleerd van het overige oppervlaktewater.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
64<br />
Figuur 4.12 Oppervlaktewater (bron: Waterstructuurplan)<br />
Waterberging<br />
Binnen het plangebied komt een aantal reserveringsgebieden voor waterberging voor.<br />
Op de kaart staat een waterbergingsgebied (Riels Laag) en 5 reserveringsgebieden<br />
(Wijckermeer en een paar kleine locaties langs de Oude Leij (zie tevens figuur 3.3). In<br />
het gebied is slechts op enkele punten sprake van inundatieknelpunten.<br />
Waterkwaliteit<br />
De Oude Leij en de Groote Leij maken deel uit van één waterlichaam zoals gedefinieerd<br />
in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de Bovenlopen Donge. Voor de meeste<br />
prioritaire stoffen wordt de norm niet overschreden. Voor zink wordt de norm in de<br />
huidige situatie met een factor 2 tot 5 overschreden. Voor nikkel, koper, stikstof en<br />
sulfaat wordt de norm 1 à 2 maal overschreden. De licht verhoogde gehalten aan<br />
stikstof en sulfaat hangen samen met het landbouwkundige gebruik. Voor de overige<br />
stoffen met normoverschrijdingen is ook neerslag (regenwateriolen) een belangrijke<br />
bron.<br />
Ook vanuit ecologie (macrofauna, macrofyten en vissen) is de situatie ontoereikend.<br />
Dit wordt vooral veroorzaakt door een onvoldoende inrichting van de habitats
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.4.2.2 Natuur<br />
65<br />
(onvoldoende stroming en profielvariatie, onvoldoende substraatvariatie,<br />
onvoldoende paaiplaatsen) en barrières (stuwen e.d.).<br />
Drinkwaterwinning en overige grondwateronttrekking<br />
In het plangebied ligt de drinkwaterwinning Gilzerbaan van de Tilburgsche<br />
Waterleiding Maatschappij / Brabant Water. De onttrekking vindt voornamelijk plaats<br />
uit het 3 e watervoerende pakket. Er wordt echter ook uit ondiepere pakketten<br />
onttrokken. De vergunde onttrekking bedraagt 18 mln. m 3 /jaar. In de praktijk wordt<br />
minder onttrokken, rond ca. 13 mln. m 3 /jaar. Om het voorzieningengebied Tilburg<br />
minder afhankelijk te maken van een enkele drinkwaterwinning, is Brabant Water<br />
voornemens om de winning Gilzerbaan te verbinden met de winning Gilze, ongeveer 2<br />
km ten zuiden van het plangebied gelegen.<br />
Momenteel wordt door de provincie in samenwerking met betrokken partijen een<br />
gebiedsdossier voor drinkwaterwinning opgesteld.<br />
In het landbouwgebied komen verschillende kleine onttrekkingen voor beregening<br />
voor.<br />
Actuele natuurwaarden<br />
De natuurwaarden in de dalen van de Hultensche en Groote Leij zijn tamelijk laag. In<br />
enkele loofbosjes (onder meer Het Blok) alsmede langs en in sloten komen nog minder<br />
algemene planten- en diersoorten voor. Het beekdal van de Oude Leij/Donge tussen<br />
Riel en Dongen kenmerkt zich plaatselijk door hoge natuurwaarden.<br />
In het recentelijk natuurvriendelijk ingerichte Dongedal, dat stroomt door de<br />
bebouwde kom van Tilburg, hebben zich tal van minder algemene water- en<br />
pioniersoorten gevestigd. In bossen ten zuiden van de spoorlijn Tilburg-Breda groeien<br />
plaatselijk Dalkruid, Lelietje van Dalen en Gewone salomonszegel.<br />
Aan weerszijden van de Oude Leij ligt ter hoogte van de Rijksweg A58 het extensief<br />
beheerde gebiedsdeel De Kaaistoep. Het gebied is kleinschalig en bestaat onder meer<br />
uit bloemrijke graslanden, ruigten, struwelen en poelen. In en langs de poelen groeien<br />
onder andere Vlottende bies en Moerashertshooi.<br />
De landgoederenzone Tilburg-West bestaat naast het beekdal van de Oude Leij<br />
grotendeels uit naald- en loofbossen. Hier en daar komen nog heiderestanten voor,<br />
zoals in De Sijsten met onder meer Klein warkruid en Levendbarende hagedis. De<br />
bossen zijn broedgebied voor Boomklever, Havik, Sperwer, Boomvalk en Bosuil. In<br />
meer oudere loofbossen groeien Dalkruid en Gewone salomonszegel.<br />
In de landgoederenzone ligt aan weerszijden van de spoorlijn Tilburg-Breda het<br />
gebiedsdeel de Drassige Driehoek. Het kleinschalige gebied bestaat onder andere uit<br />
extensief beheerde graslanden, poelen en sloten. In en langs de poelen en sloten<br />
komen onder andere het uiterst zeldzame Teer guichelheil, Kamsalamander en<br />
Vinpootsalamander voor.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
66<br />
Biotische structuur<br />
Aan de oostzijde van de Oude Leij is een groot aaneengesloten boscomplex aanwezig.<br />
In dit grote boscomplex zijn relatief grote open ruimten aanwezig. De Oude Leij vormt<br />
ten zuiden van de Bredaseweg een abrupte 'harde grens' van het bos. Ook de<br />
overgang aan de westzijde van het bos naar het landbouwgebied is abrupt. In het<br />
landbouwgebied komen kleinere, duidelijk begrensde, boseenheden voor, zoals de<br />
Nerkhovense bossen, het Blok en het bos bij Wijkevoort.<br />
Deze bossen maken deel uit van de ecologische kerngebieden. Deze gebieden<br />
worden/zijn met elkaar verbonden door (potentiële) verbindingen. Dit kunnen<br />
landschapsecologische zones, robuuste verbindingen of ecologische<br />
verbindingszones zijn. Dit zijn beleidsmatig aangewezen verbindingen die verderop in<br />
dit hoofdstuk beschreven worden.<br />
Naast deze beleidsmatig aangewezen verbindingen maken ook andere verbindingen,<br />
zoals wegbeplantingen en kleine landschapselementen deel uit van de biotische<br />
structuur. Wegbeplantingen komen verspreid in het plangebied voor, maar met name<br />
langs de Hultenseweg, de Gilzerbaan, de Rielsebaan (ten zuiden van de A58), de<br />
Bredaseweg, de Langenbergseweg en het Bels lijntje.<br />
Kleine landschapselementen komen voor op de akkers en op de erven in de vorm van<br />
erfbeplanting. Opvallend is het relatief open gebied tussen de Bleukweg en de Oude<br />
Leij. Oorspronkelijke houtsingels, heggen en moerasvegetatie zijn door de<br />
ruilverkaveling vrijwel niet meer aanwezig.<br />
In natuurgebied de Kaaistoep en in het beheersgebied de Drassige Driehoek zijn nog<br />
wel kleine landschapselementen te vinden. Dit levert een kleinschalig<br />
landschapsbeeld op.<br />
Landschapselementen van recentere aard vinden we op de golfbaan in het zuidoosten<br />
van het plangebied, waar solitaire bomen, boomgroepen en bosschages aanwezig<br />
zijn.<br />
Beschermde natuurgebieden<br />
Natura 2000-gebied<br />
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000gebied<br />
(Regte Heide & Riels Laag) ligt op ca. 3,5 kilometer afstand, gemeten vanaf<br />
Wijkevoort (zie figuur 4.13.). Op ruimere afstand liggen de Loonse- en Drunense<br />
Duinen, de Leemkuilen, het Ulvenhoutse Bos, Langstraat en Kampina en Oisterwijkse<br />
Vennen. Rondom deze gebieden heeft de provincie Noord-Brabant Regionale Natuur-<br />
en landschapseenheden aangewezen (deze gebieden zijn opgenomen in de in januari<br />
2011 vast te stellen Verordening Ruimte 2 e fase, alszijnde de Groenblauwe Mantel).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
67<br />
Figuur 4.13: Ligging Natura 2000-gebied t.ov. Tilburg <strong>Zuidwest</strong> (bron: Alterra)<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />
Een groot deel van het plangebied is aangewezen als EHS. De belangrijkste EHSgebieden<br />
zijn:<br />
• De Landgoederenzone (o.a. Oude Warande) ten westen van Tilburg met<br />
omvangrijke naald- en loofbossen;<br />
• Bosgebied De Blaak en Schaapsgoor;<br />
• Bos TWM;<br />
• Het beekdal van de Oude Leij;<br />
• Heiderestanten, waaronder De Sijsten;<br />
• De Drassige Driehoek, een kleinschalig natuurgebied aan weerszijden van de<br />
spoorlijn Tilburg - Breda, bestaande uit extensief beheer graslanden, poelen en<br />
sloten; 1<br />
• De Kaaistoep, een kleinschalig natuurgebied ter hoogte van de A58, met onder<br />
meer bloemrijke graslanden, ruigten, struwelen en poelen;<br />
• Bosgebied Wijckevoort;<br />
• Vogelreservaat 't Wijckermeer;<br />
• Het Blok.<br />
1 De Drassige Driehoek is in de Verordening Ruimte niet meer opgenomen als EHS.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
68<br />
Figuur 4.14: EHS (met natuurdoeltypen) binnen het plangebied en directe omgeving<br />
(Natuurgebiedsplan West-Brabant, 2007).<br />
De hierboven genoemde en getoonde natuurgebieden bevatten in de huidige situatie<br />
verschillende bostypen. Naast wintereiken-beukenbos en beukenbos zijn<br />
natuurdoeltypen als stuifzand, droge en vochtige heide, vochtig schraalland en<br />
(reservaats)akker de meer kritische of bijzondere natuurdoeltypen in het plangebied.<br />
Ecologische relaties<br />
Onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> is het benoemen van een aantal ecologische<br />
relaties (robuuste verbindingszones, landschapsecologische zone, ecologische<br />
verbindingszones).<br />
Voor een goed functionerende EHS zijn ecologische verbindingen noodzakelijk .<br />
Binnen het plangebied zijn zes verbindingen aangewezen, te weten: Het Blok -<br />
Waterwingebied (1), de Oude Leij/Donge, ter hoogte van de Groene Kamer (2),<br />
Drassige Driehoek (3), Groote Leij (4), Het Blok - Hultensche Leij en Hultensche Leij (5)<br />
en Oude Leij langs A58 en bij Groene Bosch (6). Het grootste deel van deze<br />
verbindingen is nog niet gerealiseerd.<br />
Daarnaast zijn in het aaneengesloten bosgebied van de Drijflanen, Landgoederenzone,<br />
bosgebied TWM, de Sijsten en de Kaaistoep verbindende structuren aan te wijzen. Het<br />
betreft verbindingen voor soorten van open tot halfopen landschap zoals dagvlinders,<br />
sprinkhanen, ruigte- en struweelvogels.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
69<br />
Natuurcompensatie Noordwesttangent<br />
Als gevolg van de aanleg van de Noordwesttangent heeft natuurcompensatie<br />
plaats gevonden. Het bestemmingsplan Noordwesttangent biedt het juridischplanologische<br />
kader tot natuurcompensatie. Voor een deel als gevolg van niet te<br />
vermijden schade aan bestaande natuur- en landschapswaarden. Voor ongeveer<br />
de helft betreft dit een compensatietaak voor het gedeelte Bredaseweg - A58 van<br />
de Noordwesttangent. De compensatietaak voor dit gedeelte bedraagt 4,82 ha.<br />
Het geheel past als stapsteen en verbindingszone in de Groene Mal rondom<br />
Tilburg. De extra hectares dienen te worden gezien in het kader van het Groene Mal<br />
- beleid.<br />
Het plangebied van het bestemmingsplan Noordwesttangent, natuurcompensatie<br />
is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied <strong>Zuidwest</strong> (Bestemmingsplan<br />
Buitengebied <strong>Zuidwest</strong>). De compensatie betreft het Bleukbos in de oksel van de<br />
Noordwesttangent en de Bredaseweg. Dit bosgebied is in bestemmingsplan Noord-<br />
Westtangent, natuurcompensatie, gedeelte A58-Bredaseweg bestemd als<br />
natuurcompensatie voor het gedeelte A58-Bredaseweg van de Noordwesttangent.<br />
Beschermde soorten<br />
De aanwezige beschermde bos- en natuurgebieden en de verschillende landschappen<br />
herbergen een groot aantal verschillende flora- en faunasoorten. Dit betreffen zowel<br />
algemeen voorkomende soorten als minder algemeen of slechts sporadisch<br />
voorkomende soorten. Algemeen voorkomende soorten zijn ondergebracht in tabel 1<br />
van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een 'licht beschermingsregime' en<br />
bij ruimtelijke ontwikkelingen is een algehele vrijstelling van de ontheffingsplicht. De<br />
minder algemene soorten staan op de lijst van (strikt) beschermde soorten van de<br />
Flora- en faunawet en zijn ondergebracht in tabel 2 en 3. De hieronder beschreven<br />
soorten zijn allemaal (strikt) beschermd en zijn aangetroffen in het plangebied. Omdat<br />
alle vogels beschermd zijn worden van deze soortgroep alleen de Rode lijstsoorten en<br />
de vaste verblijfplaatsen van in bomen broedende roofvogels, spechten en uilen<br />
beschreven. 2<br />
De hieronder beschreven natuurwaarden zijn gebaseerd op een ecologische<br />
onderzoek die door Ecologisch Adviesbureau Cools in het plangebied is uitgevoerd<br />
[Cools, 2005] en een vooronderzoek in het kader de Mall Tilburg [Royal Haskoning,<br />
2008] dat voor het deelgebied Wijkevoort gebruik maakt van een inventarisatie van<br />
Cools [2002]. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in het oostelijk deel van het<br />
plangebied (Wijkevoort, Groene Kamer en Tussengebied). De onderzoeken zijn dus<br />
niet gebiedsdekkend voor het plangebied en zijn deels niet actueel.<br />
Vleermuizen<br />
1.<br />
2 De vaste verblijfplaatsen van spechten zijn sinds augustus 2009 niet meer<br />
wettelijk beschermd. Verschillende gebouwbewonende vogels zijn aan de lijst<br />
toegevoegd (o.a de Zwaluw)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
70<br />
Het gehele plangebied vormt het leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. Binnen<br />
het plangebied zijn minimaal 8 locaties bekend waar (winter,- zomer en/of<br />
kraam)verblijven aanwezig zijn. Waargenomen soorten zijn gewone dwergvleermuis,<br />
laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. Het gebied<br />
vormt met name voor de gewone dwergvleermuis een geschikt foerageergebied. Van<br />
de laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis zijn slechts<br />
enkele individuen waargenomen. Vaste vliegroutes zijn vastgesteld nabij de Oude Leij,<br />
Sparrenhof, het Bels Lijntje, tussen de kast aan het pompstation richting bosgebied de<br />
Blaak, langs de bosrand van Kaaiestoep-oost en vanaf verblijfplaatsen in Hulten<br />
richting Het Blok.<br />
Overige zoogdieren<br />
Alle bosgebieden vormen het leefgebied voor de (rode) eekhoorn. De Siberische<br />
grondeekhoorn is een exoot die het in het hele bosgebied ten westen van Tilburg goed<br />
doet. Het agrarisch gebied is zeer waarschijnlijk foerageergebied voor de steenmarter.<br />
Vogels<br />
In het agrarisch gebied zijn van negen vogelsoorten broedterritoria vastgesteld.<br />
Bijzondere soorten zijn de veldleeuwerik en de patrijs. Cools (2005) geeft verder aan<br />
dat de weilanden en akkers geschikt zijn als foerageergebied voor o.a. de steenuil.<br />
Van deze soort is één broedgeval bekend in het plangebied; in een boerderij langs de<br />
Nieuwelijn.<br />
Territoria van vogels van struwelen, bosranden en houtsingels zijn met name<br />
waargenomen nabij het Wijckermeer en in het bosgebied Wijckevoort. Bijzondere<br />
soorten zijn o.a. kneu en spotvogel. In het bosgebied zijn wespendief, buizerd, bosuil,<br />
grote bonte specht, groene specht, boomvalk, sperwer, matkop en vuurgoudhaan<br />
waargenomen.<br />
Herpetofauna<br />
Het bos- en natuurgebied ten oosten van de Oude Leij/Donge is van groot belang als<br />
leefgebied voor amfibiën, waaronder de streng beschermde kamsalamander en<br />
vinpootsalamander, welke zich verspreidt door de Oude Leij. De Kaaistoep is tevens<br />
van belang voor de heikikker en de poelkikker. In het agrarisch gebied komen zeer<br />
weinig amfibiesoorten voor. De alpenwatersalamander, de boomkikker en de<br />
rugstreeppad komen niet (meer) in het plangebied voor.<br />
Reptielen komen in het plangebied zeer beperkt voor. In het agrarisch gebied komen<br />
ze (voor zover bekend) niet voor. De levendbarende hagedis komt voor in de Sijsten en<br />
het Blok en mogelijk in delen van het Waterwingebied. De hazelworm is niet<br />
waargenomen, maar door de aanwezigheid van potentieel leefgebied kan de soort niet<br />
uitgesloten worden.<br />
Binnen het plangebied zijn geen gegevens bekend van wettelijk beschermde<br />
libellensoorten. Wel zijn zes Rode Lijst soorten waargenomen.<br />
Belangrijkste vlieggebieden voor libellen (en juffers) zijn de Oude Leij, de Hultensche<br />
Leij, de poelen in de Kaaistoep, vliegbasis Gilze-Rijen, Klein Zwitserland, het<br />
Wijckermeer en de Dongevallei.<br />
Vlinders
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
71<br />
Belangrijkste vlieggebieden voor dagvlinders zijn de Kaaistoep, het Blok, vliegbasis<br />
Gilze- Rijen en de Drijflanen. Binnen het plangebied zijn gegeven bekend van één<br />
wettelijk beschermde soort en 5 Rode Lijst soorten.<br />
Vissen<br />
De Donge, de Oude Leij en een zijtak daarvan vormt het leefgebied voor het Bermpje<br />
en enkele Rode Lijst soorten. De watergangen vormen een potentieel geschikt<br />
leefgebied voor de kleine modderkruiper (Royal Haskoning, 2008).<br />
Flora<br />
Uit gegevens komt naar voren dat er binnen het plangebied 8 soorten voorkomen die<br />
beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet. De meeste van deze beschermde<br />
soorten komen voor in de bestaande natuurgebieden. In de natte gebieden en in de<br />
sloten komen kwelindicatoren voor.<br />
4.4.3 Autonome ontwikkeling<br />
Binnen het plangebied vinden geen autonome ontwikkelingen plaats die effect hebben<br />
op bodem, grond- en oppervlaktewater of natuur. De noordwesttangent is inmiddels<br />
gerealiseerd en maakt daarmee deel uit van de referentiesituatie.<br />
4.5 Verkeer, vervoer en infrastructuur<br />
4.5.1 Beleid<br />
Nationaal beleid<br />
De nationale verkeers- en vervoersvisie staat beschreven in de 'Nota Mobiliteit, naar<br />
een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid'. De centrale gedachte in de visie op<br />
verkeer en vervoer is het versterken van de economie. Mobiliteit is namelijk een<br />
noodzakelijke voorwaarde voor economische groei en sociale ontwikkeling in Nederland.<br />
Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een<br />
betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale<br />
concurrentiepositie van Nederland te versterken. Dit kan alleen door extra samenhang<br />
tussen economie, ruimte en verkeer. De Nota Mobiliteit geeft aan welke nationale<br />
belangen moeten doorwerken in het decentrale verkeer- en vervoerbeleid. Dit zijn<br />
centrale kaders voor doorstroming op het rijkswegennet, verkeersveiligheid, openbaar<br />
vervoer en (internationale) kaders voor milieu en leefomgeving:<br />
• Betrouwbaarheid en snel over de weg<br />
De betrouwbaarheid van de reistijd is in <strong>2020</strong> sterk verbeterd. In 95% van de reizen<br />
komt de reiziger op tijd op de bestemming. Op snelwegen kan de reistijd in de spits<br />
maximaal anderhalf keer langer duren dan buiten de spits, en op stedelijke ringwegen<br />
en niet-autosnelwegen in beheer van het rijk, twee keer zo lang. Verbetering van de<br />
reistijd is mogelijk door een forse impuls van bouw- en benuttingsmaatregelen<br />
gebiedsgericht samenwerken en het wegwerken van onderhoudsachterstanden. Ook<br />
toepassing van incidentmanagement, verkeersmanagement en route- en<br />
reisinformatie leiden tot verbetering.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
72<br />
• De veiligheid permanent verbeteren<br />
De verkeersveiligheid verbetert ondanks de groei van de mobiliteit. Het wordt als<br />
mogelijk gezien het aantal dodelijke verkeersslachtoffers te laten dalen tot 900 per<br />
jaar in 2010 en 640 in <strong>2020</strong> en voor ziekenhuisgewonden tot 17.000 in 2010 en<br />
13.500 in <strong>2020</strong> (ondertussen zijn deze aantallen voor 2010 aangescherpt naar 750<br />
doden en voor <strong>2020</strong> naar 580 doden en 12.250 ziekenhuisgewonden). Met behulp van<br />
ketenbenadering zijn bestuurders in staat knelpunten in samenhang te beoordelen en<br />
een betere afweging te maken tussen zo veilig mogelijk transport en ruimtelijke en<br />
economische belangen.<br />
• Openbaar vervoer: kracht benutten<br />
Bij regionaal vervoer zorgt het Rijk ervoor dat provincie en WGR-plusregio's maatwerk<br />
kunnen leveren in openbaar vervoer in de stedelijke netwerken en dat deze de<br />
bereikbaarheid van voorzieningen in heel het land mogelijk kunnen blijven maken.<br />
• Kwaliteit leefomgeving verbeteren<br />
Alle nationale en internationale afspraken op het gebied van emissiereductie voor<br />
verkeer en vervoer worden nageleefd.<br />
Provinciaal beleid<br />
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant 'Verplaatsen in Brabant'<br />
bevat de visie op mobiliteit in Noord-Brabant van 2006 tot <strong>2020</strong>. Waar eerder de<br />
infrastructuur centraal stond, staat in dit beleid de mobiliteitsbehoefte van de reiziger<br />
(burger en bedrijf) van deur tot deur centraal. Met voldoende actuele informatie en<br />
acceptabele, betrouwbare reistijden wil de Provincie reizigers keuzes bieden. Een<br />
regionale aanpak en gebiedsgerichte oplossingen zijn onderscheidend voor Noord-<br />
Brabant. Een vergaande regionale samenwerking met gemeenten is hierbij essentieel.<br />
Naast het bieden van acceptabele alternatieven, behoren het wegnemen van<br />
knelpunten en het beter geleiden van mobiliteit tot de doelen. De bereikbaarheid van<br />
steden, bedrijventerreinen en het platteland dient duurzaam te zijn voor een vitale<br />
economie, in balans met ecologische en sociale waarden. Om knelpunten te<br />
voorkomen dienen ruimtelijke ontwikkelingen goed afgestemd te worden met inzicht<br />
in de consequenties voor mobiliteit. De doelen vragen om een integrale aanpak,<br />
waarbij de verschillende vervoerswijzen en de weg-, spoor- en waternetwerken in<br />
samenhang worden beschouwd. Voor fietsers en voetgangers werken wegbeheerders<br />
hierbij samen aan een verbetering van de oversteekbaarheid en in een<br />
gebiedsgerichte samenwerking wordt gewerkt aan opheffing van<br />
ontsnipperingsknelpunten en het ontstaan van nieuwe barrières.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
De verkeers- en vervoersdoelstellingen voor de gemeente Tilburg zijn vastgelegd in het<br />
Tilburgs Verkeers- en vervoersplan [TVVP, gemeente Tilburg, 2003]. Het TVVP<br />
beschrijft op welke manier de mobiliteitsgroei in de gemeente Tilburg opgevangen kan<br />
worden en tegelijkertijd de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de stad<br />
gegarandeerd kan worden. Daartoe zijn twee hoofdkeuzes gemaakt. In de eerste<br />
plaats mag het verkeer groeien op de zogenaamde hoofdnetten, waar de verkeersfunctie<br />
voorop staat. In andere gebieden staan andere functies voorop. In de tweede<br />
plaats moet de mobiliteitsgroei opgevangen worden met behulp van alle vervoerswijzen.<br />
Ieder vervoertype kent zijn eigen hoofdnet dat verder ontwikkeld wordt.<br />
Het hoofdnet voor het autoverkeer bestaat uit de gebiedsontsluitingswegen, zoals de<br />
cityring, de ringbanen, de rondwegen en de auto(snel)wegen A58 en N65. Hier wordt
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
73<br />
de groei van het autoverkeer zoveel mogelijk opgevangen. Hierbij geldt het principe<br />
'van binnen naar buiten'. Door het bieden van de hoogste kwaliteit op de buitenste<br />
ring moet gestimuleerd worden dat verkeer dat niet thuishoort op (elementen) van een<br />
ring wordt afgewikkeld op een ring van een hogere orde. De buitenste ring krijgt<br />
hierdoor de hoogste prioriteit. Door de aanleg van de Noordwesttangent wil de<br />
gemeente de doorstroming in Tilburg-West verbeteren. Het hoofdnet voor het<br />
openbaar vervoer bestaat uit de treindiensten van en naar Tilburg, de Expresselijnen<br />
van de stadsdiensten en de streeklijnen. De gemeente Tilburg streeft naar een verdere<br />
verbetering van het stads- en regionaal openbaar vervoer. Snelheid en betrouwbaarheid<br />
zijn daarbij de belangrijkste kwaliteitseisen. Het Tilburgse beleid ten aanzien van<br />
openbaar vervoer is vastgelegd in het Tilburgs Openbaar Vervoerplan (TOP). Het<br />
fietshoofdnet bestaat uit Sternetroutes en de recreatieve, regionale fietsroutes. Het<br />
Sternet wordt op een aantal punten uitgebreid, met name bij de entrees van de stad.<br />
Het beleid ten aanzien van fietsgebruik is vastgelegd in het Tilburgse Fietsplan uit<br />
2006. In het TVVP is ook het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg opgenomen. Het<br />
parkeerbeleid heeft voornamelijk betrekking op stedelijke zones en wordt hier verder<br />
buiten beschouwing gelaten.<br />
4.5.2 Huidige situatie<br />
Verkeersstructuur<br />
Het hoofdwegennet voor het auto- en vrachtverkeer in en rond Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
bestaat uit de A58 (stroomweg, 2x2 rijbanen, 120 km/h), de Noordwesttangent<br />
(gebiedsontsluitingsweg type I, 2x2 rijbanen, 80 km/h) en de Bredaseweg<br />
(gebiedsontsluitingsweg type II, 2x1 rijbaan, 80 km/h) ten westen van de<br />
Reeshofweg/Oude Rielsebaan, 70 km/h ten oosten van de Reeshofweg/Oude<br />
Rielsebaan) (figuur 4.15).<br />
De A58 maakt onderdeel uit van het snelwegennetwerk rond Tilburg en biedt de<br />
snelste verbinding met de omliggende steden Breda en Eindhoven en de rest van<br />
Nederland. De A58 heeft vooral een funtie voor (inter)nationaal en regionaal<br />
doorgaand verkeer.<br />
De Noordwesttangent fungeert als westelijke ontsluiting van de stad (m.n. VINEX wijk<br />
Reeshof en bedrijventerrein Vossenberg) en richt zich zowel op regionaal als lokaal<br />
verkeer.<br />
De Bredaseweg is de westelijke entree van en naar de stad. Het ontsluit daarnaast de<br />
Reeshof, de kernen Hulten en Rijen, bedrijventerrein Haansberg in Rijen en vliegveld<br />
Gilze-Rijen. Momenteel loopt een studie naar de opwaardering van de Bredaseweg.<br />
Binnen de structuur van A58, Noordwesttangent en Bredaseweg wordt <strong>Zuidwest</strong> intern<br />
ontsloten door een aantal wegen, waarvan de belangrijkste de Gilzerbaan, Oude<br />
Rielsebaan en Hultenseweg zijn. Dit zijn allen erftoegangswegen zonder<br />
rijbaanindeling en met een maximum toegestane snelheid van 60 km/h.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Noordwesttangent<br />
Hultenseweg<br />
74<br />
A58<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 4.15 Wegenstructuur in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />
(nummers verwijzen naar wegvakken zoals opgenomen in de bijlage Verkeer<br />
Verkeersintensiteiten<br />
Verkeersmodel<br />
Ten behoeve van het verkeersonderzoek in dit plan-MER is gebruik gemaakt van een<br />
verkeersmodel. Een verkeersmodel is een aanname van de verkeersstromen nu en in de<br />
toekomst. Er is gebruik gemaakt van het regionale verkeersmodel, waarbinnen voor<br />
<strong>Zuidwest</strong> een verfijning heeft plaatsgevonden van wegen en socio-eonomische data<br />
(inwoners, bedrijvigheid, verkeersbewegingen e.d.). In het bijlagerapport is een beschrijving<br />
van het verkeersmodel opgenomen.<br />
Verkeersintensiteiten<br />
Klein Tilburg<br />
Gilzerbaan<br />
Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong>, zoals<br />
berekend met het verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen met die op<br />
figuur 4.15.<br />
Bredaseweg<br />
Bleukweg<br />
Oude Rielsebaan
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
75<br />
Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />
(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />
nr wegvak locatie Intensiteit<br />
15 Wijkevoort ontsluiting noord 0<br />
6 Wijkevoort ontsluiting zuid 1.500<br />
18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 14.500<br />
19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 17.500<br />
12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 0<br />
20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 0<br />
13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 9.000<br />
1 A58 bij op/afrit 89.000<br />
2 A58 afritten 11.000<br />
3 A58 opritten 10.500<br />
16 A58 oost 89.000<br />
17 A58 west 82.000<br />
14 Vosheining langs A58 500<br />
5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 6.500<br />
22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 5.500<br />
7 Klein Tilburg 1.000<br />
4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0<br />
10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 15.000<br />
21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 14.000<br />
11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 14.000<br />
9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 25.000<br />
8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 34.000<br />
Afgerond op vijfhonderdtallen<br />
Op de A58 varieert de intensiteit tussen de 82 en 85 duizend mvt/etm. Hiervan maken<br />
10 a 11 duizend mvt/etm gebruik van de op- en afritten. De kwaliteit van de doorstroming<br />
op de A58 staat onder druk, met name in de spitsperioden. De Noordwesttangent<br />
langs <strong>Zuidwest</strong> is in de huidige situatie grotendeels afgerond, (met<br />
uitzondering van afsnijding bij de Hultenseweg) 3 Op het noordelijk deel is de<br />
intensiteit 17,5 duizend mvt/etm, ten noorden van de Bredaseweg 9 duizend mvt/etm,<br />
ten zuiden van de A58 14,5 duizend mvt/etm. Op de Bredaseweg rijden 14 tot 34<br />
duizend mvt/etm. Dit is meer dan de weg aankan. Dit wordt met name veroorzaakt<br />
door de verkeersstromen van en naar de Reeshof, waarop de Bredaseweg nog niet<br />
voorzien is. Dit leidt tot vertraging s ochtends de Reeshof uit en s avonds de Reeshof<br />
in. Binnen <strong>Zuidwest</strong> is het verkeer beperkt: ca 6 duizend mvt/etm op de Gilzerbaan.<br />
Het verkeer op de Gilzerbaan bestaat uit lokaal woon-werkverkeer, ontsluiting van de<br />
bedrijven en verkeer van en naar golfbaan Prise d Eau. Ook is niet uit te sluiten dat bij<br />
filevorming op de Bredaseweg sluipverkeer ontstaat op de wegen in <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Vrachtverkeer<br />
Tabel 4.2 geeft het aandeel vrachtverkeer in de huidige situatie. Op de A58 is het<br />
aandeel vrachtverkeer 16 tot 20% met intensiteiten tussen de 15 en de 17,5 duizend<br />
vrachtauto's. Op de Noordwesttangent is het aandeel vrachtverkeer ca. 15% met een<br />
3 het verkeersmodel gaat echter uit van de situatie in 2007, waarin de Noordwesttangent gedeeltelijk was<br />
gerealiseerd
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
76<br />
intensiteit van ca. 2 duizend vrachtauto's. Op de Bredaseweg is het aandeel<br />
vrachtverkeer ca. 8% met een intensiteit van ca. 1200 vrachtauto's per etmaal.<br />
Tabel 4.2 Intensiteiten vrachtverkeer en aandeel van totale verkeersintensiteit<br />
<strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />
(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />
nr wegvak locatie Intensiteit % van<br />
vracht totaal<br />
15 Wijkevoort ontsluiting noord 0 nvt<br />
6 Wijkevoort ontsluiting zuid 10 1<br />
18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 2.130 15<br />
19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 2.450 14<br />
12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 2.570 nvt<br />
20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 0 nvt<br />
13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 210 2<br />
1 A58 bij op/afrit 15.220 17<br />
2 A58 afritten 1.810 16<br />
3 A58 opritten 1.780 17<br />
16 A58 oost 17.530 20<br />
17 A58 west 16.500 20<br />
14 Vosheining langs A58 0 0<br />
5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 330 5<br />
22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 290 5<br />
7 Klein Tilburg 20 2<br />
4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0 nvt<br />
10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 1.230 8<br />
21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 1.040 7<br />
11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 1.040 7<br />
9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 930 4<br />
8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 1.020 3<br />
Afgerond op tientallen<br />
Parkeren<br />
Het plangebied kan grotendeels worden gekarakteriseerd als agrarisch buitengebied,<br />
waar over het algemeen voldoende ruimte beschikbaar is voor parkeren.<br />
Langzaam verkeer<br />
Langzaam verkeer in, van en naar <strong>Zuidwest</strong> bestaat voornamelijk uit fietsverkeer. In<br />
figuur 4.16 is het fietsroutenetwerk van Tilburg weergegeven. Op deze kaart zijn de<br />
rode lijnen het radiale fietsnetwerk, de blauwe lijnen het secundaire fietsnetwerk en<br />
de groene lijnen het recreatieve fietsnetwerk.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
77<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 4.16 Uitsnede van het fietsroutenetwerk van Tilburg<br />
[bron kaart ondergrond: Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005-2015,<br />
gemeente Tilburg]<br />
Op en nabij het plangebied liggen verschillende routes in het fietsnetwerk van Tilburg.<br />
Richting Tilburg liggen de Bredaseweg en de Gilzerbaan, welke beide secundaire<br />
fietsroutes zijn. Langs beide wegen zijn vrijliggende fietspaden aanwezig en is op<br />
snelle wijze het centrum van Tilburg te bereiken. De Oude Rielsebaan is een<br />
secundaire fietsroute zonder aparte fietsinfrastructuur. Richting de Reeshof zijn er<br />
verschillende fietsroutes aangewezen. Voor het plangebied zijn met name de<br />
fietsroutes over de Reeshofweg (een sternetroute, vrijliggend tweerichtingen fietspad<br />
aan de oostkant van de weg), de Vlodropstraat (een secundaire route, een vrijliggend<br />
fietspad) en de Hultenseweg (een Recreatieve fietsroute zonder aparte<br />
fietsinfrastructuur) interessant (aangegeven in figuur 4.16). De route via de<br />
Reeshofweg biedt via een onderdoorgang onder het spoor een verbinding met het<br />
noordelijke deel van De Reeshof. Via de Vlodropstraat is een dergelijke verbinding<br />
mogelijk door de wijk en de fietstunnel Vreeswijkstraat .De route via de<br />
Hulteneindsestraat biedt met een kleine omweg een verbinding met de meest<br />
westelijke delen van De Reeshof. Dit is door de westelijke ligging van het plangebied<br />
voor vele woningen de snelste verbinding. Het gebied is momenteel voor fietsers niet<br />
optimaal aan het stedelijk gebied verbonden.<br />
Een recreatieve fietsroute loopt over de Bleukweg, Nieuwelijn, Keizersakker,<br />
Wijkevoort en een gedeelte Hultenseweg.<br />
In figuur 4.17 is het wensbeeld van de toekomstige fietsstructuur van de kern Gilze<br />
weergegeven. De op deze kaart weergegeven gewenste verbinding aan het noorden<br />
van de kern is reeds gerealiseerd. Deze verbinding biedt mogelijkheden voor een<br />
verbinding tussen Gilze en het plangebied.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
78<br />
Figuur 4.17 Wensbeeld toekomstige fietsstructuur kernen Gilze en Rijen<br />
[bron: gemeentelijk verkeer en vervoerplan, 2009 2015, gemeente Gilze en Rijen]<br />
Openbaar vervoer<br />
In de huidige situatie zijn er vier openbaar vervoerlijnen in of nabij het plangebied. Al<br />
deze lijnen komen vanaf station Tilburg en rijden via de Hart van Brabantlaan, de<br />
Professor Cobbenhagenlaan, de universiteit van Tilburg en Bredaseweg:<br />
• Lijn 4 rijdt vanaf de Bredaseweg, via de Reeshofweg, naar station Tilburg<br />
Reeshof. Aan de centrumkant van de lijn rijdt deze via het station en het<br />
centrum door naar de wijk Blaak. Lijn 4 rijdt tweemaal per uur, op maandag t/m<br />
vrijdag de gehele dag, op zaterdag en zondag alleen overdag.<br />
• Lijn 128 komt vanuit Oosterhout en Rijen en rijdt naar station Tilburg. Deze lijn<br />
rijdt slechts drie ritten in de ochtendspits.<br />
• Lijn 130 rijdt tussen station Tilburg en Opvang- onderzoekscentrum Prinsenbos<br />
te Gilze. Deze lijn rijdt slechts eenmaal per uur, en uitsluitend in de brede spits<br />
op maandag t/m vrijdag.<br />
• Lijn 131 rijdt tussen Breda en Tilburg, via Rijen en Gilze. Ook lijn 131 rijdt<br />
slechts eenmaal per uur, maar rijdt wel de gehele dag op alle dagen van de<br />
week.<br />
Er zijn nabij het plangebied drie bushaltes:<br />
• Zwartvenseweg: alle lijnen, aan de Bredaseweg, ter hoogte van de<br />
hockeyvelden<br />
• Amarant: lijnen 128, 130 en 131, aan de Bredaseweg, circa 2 km ten oosten van<br />
De Groene Kamer<br />
• Nerhoven: lijn 131, aan de Nerhoven, ten noorden Gilze en A58<br />
Het meest nabijgelegen station is het stoptreinstation Tilburg Reeshof. Het meest<br />
nabijgelegen Intercitystation is Tilburg. Station Tilburg Reeshof wordt elk half uur<br />
bedient door een stoptrein Breda Tilburg Den Bosch Utrecht. Vanuit Tilburg<br />
rijden stoptreinen en Intercitytreinen naar Breda en de Randstad, Eindhoven en Venlo,<br />
Den Bosch, Nijmegen, Arnhem en Zwolle. Op station Tilburg bestaan<br />
overstapmogelijkheden op vele buslijnen in de regio en op stadsbussen in Tilburg.<br />
De bereikbaarheid van <strong>Zuidwest</strong> per openbaar vervoer is hiermee slecht.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
79<br />
Figuur 4.18 Uitsnede lijnennetkaart Tilburg[bron: Veolia Transport]<br />
De rode cirkel geeft indicatief het plangebied van Wijkevoort aan<br />
4.5.3 Autonome ontwikkeling<br />
Verkeersstructuur<br />
De huidige situatie zoals die is opgenomen in het verkeersmodel is de situatie van<br />
2007, waarin de Noordwesttangent nog niet volledig was voltooid. In de referentie<br />
situatie (<strong>2020</strong>) is de Noordwesttangent uiteraard wel volledig voltooid.<br />
Autonoom (<strong>2020</strong> zonder ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>) is daarom één wijziging van de<br />
wegenstructuur (ten opzichte van de huidige situatie zoals die is opgenomen en in het<br />
verkeersmodel) in en rond <strong>Zuidwest</strong> zeker: de voltooiing van het zuidelijk deel van de<br />
Noordwesttangent tussen Bredaseweg en A58 (deze weg is anno 2010 al voltooid).<br />
Daarnaast is een opwaardering van de Bredaseweg voorzien, maar dit is nu nog te<br />
prematuur om in verkeersmodelberekeningen op te kunnen anticiperen. Dit betekent<br />
dat de verderop in dit hoofdstuk gepresenteerde conclusies ten aanzien van de<br />
Bredaseweg worst-case zijn. Mogelijk dat rond <strong>2020</strong> ook de A58 aangepast is, maar<br />
ook dit is te prematuur om nu al rekening mee te kunnen houden.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
80<br />
Verkeersintensiteiten<br />
Autonoom nemen de verkeersintensiteiten op wegen in en rond <strong>Zuidwest</strong> toe.<br />
Oorzaken hiervoor zijn:<br />
• de voortdurende (algemene) groei in automobiliteit in Nederland (aanname op<br />
basis van Nota Mobiliteit 1,5% groei per jaar);<br />
• de voltooiing van de Noordwesttangent en de verkeersaantrekkende werking<br />
die hiervan uit gaat;<br />
• ruimtelijke ontwikkelingen rond <strong>Zuidwest</strong> die tot extra verkeersbewegingen<br />
leiden:<br />
- Voltooiing van de Reeshof met de wijken Witbrant en Koolhoven direct ten<br />
noorden van de Bredaseweg<br />
- Ingebruikname van bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen<br />
direct ten zuiden van de A58.<br />
Tabel 4.3 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong> in<br />
<strong>2020</strong>, zoals berekend met het verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen<br />
met die op figuur 4.14.<br />
Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> referentie situatie <strong>2020</strong><br />
(mvt/etm, jaargemiddelde werkdag)<br />
nr wegvak locatie Intensiteit toename<br />
<strong>2020</strong> t.o.v.<br />
huidig<br />
mvt/etm mvt/etm %<br />
15 Wijkevoort ontsluiting noord 500 500<br />
6 Wijkevoort ontsluiting zuid 2.500 1.000 67<br />
18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 25.500 11.000 76<br />
19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg<br />
tussen Hultenseweg en zuidelijk<br />
28.500 11.000 63<br />
12 Noordwesttangent ontsluiting 30.000 30.000<br />
20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 20.000 20.000<br />
13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 31.000 22.000 244<br />
1 A58 bij op/afrit 98.500 9.500 11<br />
2 A58 afritten 18.000 7.000 64<br />
3 A58 opritten 14.500 4.000 38<br />
16 A58 oost 117.000 28.000 31<br />
17 A58 west 112.000 30.000 37<br />
14 Vosheining langs A58 2.000 1.500 300<br />
5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 5.000 -1.500 -23<br />
22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 3.500 -2.000 -36<br />
7 Klein Tilburg 1.500 500 50<br />
4 Bleukweg nabij Bredaseweg 0 0<br />
10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 19.000 4.000 27<br />
21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 23.500 9.500 68<br />
11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 23.000 9.000 64<br />
9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 29.000 4.000 16<br />
8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg 38.000 4.000 12<br />
Afgerond op honderdtallen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
81<br />
Op de A58 neemt de intensiteit toe met circa 30 duizend mvt/etm, een toename van<br />
31% tot 37%. Hierdoor zal de verkeersproblematiek op de A58 verder toenemen en de<br />
kans op filevorming toenemen. De Noordwesttangent wordt na voltooiing volledig<br />
gebruikt met een intensiteit van ca.30 duizend mvt/etm. Dit mag niet tot problemen<br />
leiden, de Noordwesttangent is aangelegd op deze omvang van verkeersbewegingen.<br />
De aanleg van de Noordwesttangent zorgt voor een afname van (sluip)verkeer op de<br />
Gilzerbaan. Op de Bredaseweg neemt de problematiek verder toe: de intensiteit neemt<br />
met 4 tot 9,5 duizend mvt/etm toe (+12% tot +68%). Binnen <strong>Zuidwest</strong> blijft het verkeer<br />
relatief beperkt. Wel neemt de kans op sluipverkeer toe, door de drukte op de<br />
Bredaseweg.<br />
Vrachtverkeer<br />
Tabel 4.4 geeft het aandeel vrachtverkeer in de referentie situatie weer. Op de A58<br />
verdubbelt het aantal vrachtauto's per etmaal tot rond de 35 duizend, het aandeel<br />
vrachtverkeer neemt toe tot boven de 30% . Op de Noordwesttangent verdubbelt het<br />
aantal vrachtwagens en neemt aandeel vrachtverkeer toe tot 10 %.<br />
Tabel 4.4 Intensiteiten vrachtverkeer en aandeel van totale verkeersintensiteit<br />
<strong>Zuidwest</strong> huidige situatie 2007<br />
(mvt/etm = motervoertuigen per etmaal, jaargemiddelde werkdag)<br />
nr wegvak locatie Intensiteit<br />
<strong>2020</strong><br />
toename<br />
t.o.v.<br />
% tov<br />
huidig<br />
mvt/etm<br />
mvt/etm totaal<br />
%<br />
15 Wijkevoort ontsluiting noord 0 0 0 nvt<br />
6 Wijkevoort ontsluiting zuid 0 0 0 nvt<br />
18 Langenbergseweg direct ten zuiden van A58 3.780 15 1.650 77<br />
19 Noordwesttangent tussen A58 en Hultenseweg 3.360 12 910 37<br />
12 Noordwesttangent tussen Hultensweg en zuidelijk ontsluiting 3.350 11 780 >100<br />
20 Noordwesttangent ten noorden noordelijke ontsluiting 1.950 10 1.950 >100<br />
13 Noordwesttangent ten noorden Bredaseweg 2.430 8 2.220 >100<br />
1 A58 bij op/afrit 32.640 33 17.420 >100<br />
2 A58 afritten 2.470 14 660 36<br />
3 A58 opritten 2.590 18 810 46<br />
16 A58 oost 35.490 30 17.960 >100<br />
17 A58 west 34.840 31 18.340 >100<br />
14 Vosheining langs A58 0 0 0 nvt<br />
5 Gilzerbaan ten oosten Oude Rielsebaan 130 3 -200 -61<br />
22 Gilzerbaan ten westen Oude Rielsebaan 50 1 -240 -83<br />
7 Klein Tilburg 20 1 0 0<br />
4 Bleukweg nabij Bredaseweg 10 1 10 nvt<br />
10 Bredaseweg ten westen van Noordwesttangent 1.500 8 270 22<br />
21 Bredaseweg ten oosten Noordwesttangent 1.400 6 360 35<br />
11 Bredaseweg tussen Bleukweg en Reeshofweg 1.400 6 360 35<br />
9 Bredaseweg tussen Reeshofweg en Baron Voorstweg 1.370 5 440 47<br />
8 Bredaseweg ten oosten van Baron Voorstweg<br />
Afgerond op tientallen<br />
Parkeren<br />
1.220 3 200 20
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
82<br />
In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in de parkeersituatie voorzien.<br />
Langzaam verkeer<br />
In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in het fietsnetwerk voorzien.<br />
Openbaar vervoer<br />
In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in het openbaar vervoer rondom het<br />
plangebied voorzien.<br />
Verkeersveiligheid<br />
In de referentie situatie zijn geen wijzigingen in de verkeersveiligheidssituatie<br />
voorzien.<br />
4.6 Milieu, klimaat en duurzaamheid<br />
4.6.1 Beleid en wetgeving<br />
Geluid<br />
Geluidhinder en overlast door geluid worden beoordeeld aan de hand van de Wet<br />
geluidhinder en de Wet milieubeheer. In de wetten en beleid zijn normen vastgelegd<br />
voor geluidbelasting. Bij overschrijding van normen dienen geluidwerende<br />
maatregelen getroffen te worden. Onder strenge voorwaarden is in bepaalde<br />
omstandigheden normoverschrijding toegestaan.<br />
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4<br />
Het Nationaal Milieubeleidplan 4 (VROM e.a., 2001) formuleert een nieuwe benadering<br />
voor geluidbeleid: gebiedsgerichte aanpak. De uitdaging is vergroting van 'de<br />
akoestische kwaliteit in Nederland' door in elk gebied de akoestische kwaliteit te<br />
waarborgen die past bij de functie van het gebied. Akoestische kwaliteit betekent dat<br />
de gebiedseigen geluiden niet overstemd worden door niet gebiedseigen geluid. Ook<br />
moet het geluidniveau passen bij het gebied. Hoofddoelstelling van het geluidbeleid<br />
in het Nationaal Milieubeleidplan 4 is het bereiken van het streefbeeld van<br />
akoestische kwaliteit in alle gebieden in 2030:<br />
In 2010 wordt de grenswaarde van 70 dB(A) bij woningen niet meer<br />
overschreden.<br />
De akoestische kwaliteit in het stedelijk en landelijk gebied is in 2030<br />
gerealiseerd. In 2010 is een forse verbetering van de akoestische kwaliteit in<br />
het stedelijk gebied gerealiseerd, mede door aanpak van de<br />
rijksinfrastructuur.<br />
De akoestische kwaliteit in de Ecologische Hoofdstructuur is in 2030<br />
gerealiseerd. In 2010 is de ambitie dat de akoestische kwaliteit niet is<br />
verslechterd ten opzichte van 2000.<br />
Het Nationaal Milieubeleidplan 4 wil deze ambities realiseren met inzet van het<br />
nieuwe wettelijke instrumentarium.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
83<br />
Nota Ruimte, Nota Mobiliteit<br />
In de Nota Ruimte en in de nadere uitwerking daarvan voor verkeer, de Nota Mobiliteit,<br />
wordt aangegeven dat het Rijk zich zal inspannen om overschrijding van de grenswaarden<br />
in het bebouwd gebied als gevolg van de rijksinfrastructuur te verminderen.<br />
Ten aanzien van geluidhinder wil het Rijk de grote knelpunten aanpakken bij weg en<br />
spoor voor <strong>2020</strong>. Voor wegen gaat het daarbij om knelpunten boven de 65 dB(A). Voor<br />
het overige beperkt het Rijk zich tot het aangeven van kaders en instrumenten<br />
waarmee de decentrale overheden lokale afwegingen kunnen maken om tenminste de<br />
basiskwaliteit te realiseren. De basiskwaliteit wordt vastgelegd in de aangepaste wet<br />
en regelgeving voor geluid; de aangepaste Wet geluidhinder. Er staan voorts geen<br />
specifieke gekwantificeerde doelstellingen ten aanzien van geluid in de Nota Ruimte<br />
en de Nota Mobiliteit. In de Nota Mobiliteit wordt in dit verband het instrument<br />
geluidproductieplafond geïntroduceerd, waarmee in de toekomst nieuwe handhavinggaten<br />
kunnen worden voorkomen. Een geluidproductieplafond heeft min of meer het<br />
karakter van een vergunning en is daardoor beter te handhaven. Een geluidproductieplafond<br />
is een vastgestelde emissiewaarde van de bron op een referentiepunt. Deze<br />
emissiewaarde mag niet worden overschreden. Gebeurt dit toch, dan kan handhavend<br />
worden opgetreden. De bronbeheerder kan zonder verdere procedures bronmaatregelen<br />
treffen om overschrijding te voorkomen, waarmee ingewikkelde en tijdrovende<br />
procedures rond reconstructies kunnen worden voorkomen.<br />
Wet geluidhinder<br />
De afgelopen jaren is in het kader van de Modernisering Instrumentarium<br />
Geluidsbeleid (MIG) onderzocht of de Wet geluidhinder vervangen zou kunnen worden<br />
door een beleidsinstrumentarium op de diverse bestuurlijke niveaus. Inmiddels is het<br />
beleid zodanig gewijzigd dat de Wet geluidhinder wordt gehandhaafd in aangepaste<br />
vorm. In 2004 zijn de vereisten uit de Europese richtlijn voor omgevingslawaai<br />
geïmplementeerd in de Wet geluidhinder. Daarna is een 1e fase van verdere<br />
wetswijziging doorgevoerd met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari<br />
2007. Voorts zal in het kader van SWUNG (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw<br />
Geluidbeleid) nadere invulling worden gegeven aan de beleidontwikkeling voor geluid.<br />
Het accent zal daarbij komen te liggen op de volgende vier punten:<br />
1. vereenvoudigen van het normengebouw<br />
2. versterken van de naleving en handhaving (introductie van<br />
geluidproductieplafonds GPP 's)<br />
3. versterking van het bronbeleid<br />
4. hervorming van de zonering industrielawaai<br />
Provinciaal Milieuplan (PMP) 2011-2014<br />
Gedeputeerde Staten hebben op grond van de Wet milieubeheer de plicht om eens in<br />
de vier jaar een milieuplan uit te brengen. Het ontwerp PMP heeft van 2 juli tot en met<br />
13 augustus 2010 ter inzage gelegen. Dit ontwerp Provinciaal Milieuplan 2011-2014<br />
is de wettelijke opvolger van de Integrale Strategie Milieu 2006-2010. Het nieuwe plan<br />
beschrijft welke ambities de provincie op het gebied van milieu heeft. Het beschrijft<br />
ook hoe en voor welke datum zij die ambities moet halen. Dit MER sluit aan op het<br />
ontwerp Provinciaal Milieuplan 2011-2014.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
84<br />
Milieubeleidsvisie 2006-2010<br />
In de "Milieubeleidsvisie 2006-2010" van de gemeente Tilburg, opgesteld september<br />
2005, is beschreven dat de gemeente streeft naar een akoestisch klimaat behorende<br />
bij de uitstraling van een locatie in de stad. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog<br />
geen eigen beleidskader geluid ontwikkeld om dit nader vorm te geven. De gemeente<br />
gebruikt het "Ontheffingenbeleid wet geluidhinder" zoals opgesteld door de Provincie<br />
Noord-Brabant op 10 februari 1998 als maatstaf.<br />
De milieubeleidsvisie 2006-2010 bevat een trainingsprogramma "gezondheid". Dit<br />
trainingsprogramma bevat 9 modules waarvan er 2 direct aan (voorkomen van)<br />
geluidhinder gekoppeld zijn. De module "geluidsnormen op maat" geeft aan dat de<br />
gemeente per situatie bekijkt welk geluidniveau reëel is. De module "Ruisarm asfalt"<br />
geeft aan dat de gemeente bij hoofdwegen die op de nominatie staan voor onderhoud<br />
geluidarm asfalt toe gaat passen. Een aantal van de overige 7 modules hebben<br />
eveneens een positief effect ten aanzien van het voorkomen van geluidhinder. Geluid<br />
is daar echter een neveneffect. Als prestatie is in de milieubeleidsvisie opgenomen dat<br />
in 2010 alle 958 woningen op de A-lijst (wegverkeer) en raillijst (treinverkeer)<br />
gesaneerd zijn. Dit heeft voor het plangebied echter geen gevolgen aangezien er geen<br />
woningen aanwezig zijn die in deze A-lijst zijn opgenomen.<br />
Luchtkwaliteit<br />
Wet milieubeheer<br />
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2<br />
Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn<br />
de grenswaarden voor luchtkwaliteit in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2<br />
Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de<br />
luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:<br />
§ wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;<br />
§ een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;<br />
§ aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt<br />
aan de concentratie van een stof;<br />
§ het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />
Luchtkwaliteit (NSL).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
85<br />
De (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen<br />
in de buitenlucht zijn vastgelegd in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wet milieubeheer. Deze<br />
grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen en<br />
dienen op voorgeschreven data te zijn bereikt. In tabel 1 zijn de grenswaarden<br />
weergegeven.<br />
Component<br />
Concentratieso<br />
ort<br />
Grenswaarden in µg/m 3 geldend op<br />
01-08-<br />
2009<br />
11-06-<br />
2011<br />
01-01-<br />
2015<br />
Toegestane<br />
aantal<br />
overschrijdinge<br />
n per jaar<br />
jaargemiddelde 48 * 40 40 -<br />
Fijn stof (PM10) 24uursgemiddeld<br />
e<br />
75<br />
50 50<br />
35<br />
Fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde - - 25<br />
Stikstofdioxide jaargemiddelde 60 60 40 ** -<br />
(NO2) uurgemiddelde 300 300 200 ** 18<br />
Koolmonoxide<br />
(CO)<br />
8uurgemiddelde<br />
10.000<br />
10.000 10.000<br />
Lood (Pb) jaargemiddelde 0,5 0,5 0,5<br />
24-<br />
125 125<br />
Zwaveldioxide uursgemiddeld 125<br />
(SO2) e<br />
uurgemiddelde 350 350 350<br />
Benzeen (C6H6) jaargemiddelde 10 5 5<br />
Tabel 4.6: Grenswaarden met ingang van 1 augustus 2009<br />
* Buiten de zone "midden" en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Rotterdam/Dordrecht en Utrecht is<br />
deze grenswaarde 40 µg/m 3 .<br />
** In de agglomeratie Heerlen/Kerkrade is deze grenswaarde al op 01-01-2013 van kracht.<br />
Naast grenswaarden zijn er voor de stoffen benzo(a)pyreen, ozon, arseen, cadmium en<br />
nikkel richtwaarden opgenomen in <strong>Bijlage</strong> 2 van de Wm. Richtwaarden geven een<br />
kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat zo veel mogelijk moet zijn bereikt. De<br />
verwachting is dat de richtwaarden voor deze stoffen nergens in Nederland worden<br />
overschreden.<br />
Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit bij wegen zijn stikstofdioxide (NO 2) en fijn<br />
stof (PM 10) het meest kritisch. Bij deze stoffen is de kans het grootst dat een<br />
grenswaarde wordt overschreden. Voor de overige stoffen waarvoor in <strong>Bijlage</strong> 2 van de<br />
Wm grenswaarden zijn opgenomen (koolmonoxide, zwaveldioxide, lood en benzeen),<br />
is, voor zover relevant voor het wegverkeer, het verschil tussen de grenswaarde en de<br />
som van de bijdrage van het wegverkeer en de achtergrondconcentratie zo groot, dat<br />
overschrijding van de hiervoor geldende grenswaarden redelijkerwijs kan worden<br />
uitgesloten 4 . Er hoeft ook in dat geval geen verdere toetsing aan de grenswaarden<br />
plaats te vinden.<br />
4 Meijer, E.W., Zandveld. P., <strong>Bijlage</strong>n bij de luchtkwaliteitberekeningen in het kader van de ZSM/Spoedwet;<br />
september 2008 (rapport 2008-U-R0919/B), TNO
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
86<br />
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007<br />
In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor<br />
de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. Bepaald is onder andere waar<br />
en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Hiertoe is vastgelegd met welke<br />
(standaard)rekenmethode gerekend moet worden. Hierbij wordt grofweg een verdeling<br />
gemaakt in wegen in stedelijk gebied (SRM-1), buitenstedelijke wegen (SRM-2) en<br />
industriële bronnen (SRM-3).<br />
Tevens is in de Rbl2007 vastgelegd dat gebruik gemaakt dient te worden van enkele<br />
generieke invoergegevens welke jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens<br />
behoren de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren en de meteorologie.<br />
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)<br />
Nederland heeft van de Europese Unie uitstel gekregen om te voldoen aan de Europese<br />
luchtkwaliteitsnormen (voor fijn stof tot juni 2011, voor stikstofdioxide tot januari<br />
2015). Basis voor het uitstel is een pakket van maatregelen op nationaal, provinciaal<br />
en lokaal niveau om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren: het Nationaal<br />
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. In het NSL staan naast generieke (bron)<br />
maatregelen ook locatie specifieke maatregelen. In het NSL is een lijst opgenomen van<br />
projecten waarmee in het NSL rekening is gehouden. Op basis van het NSL is gesteld<br />
dat bij uitvoering van de beschreven maatregelen de in het NSL opgenomen projecten<br />
kunnen voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Hiermee is nader projectspecifiek<br />
onderzoek om aan te tonen dat aan de eisen voldaan kan worden strikt genomen niet<br />
meer noodzakelijk / wettelijk verplicht. Belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat de<br />
uitgangspunten en aannames niet wezenlijk zijn veranderd.<br />
Wijkevoort is opgenomen in het NSL (project 531) met een omvang van 80 ha en een<br />
verwachte verkeersproductie van ca. 11.200 mvt/etm. De Groene Kamer is opgenomen<br />
als project 5677 met een omvang van 3640 (m2 bvo) en een verwachte<br />
verkeersproductie van 2.500 mvt/etm.<br />
Generieke maatregelen van de gemeente Tilburg, zoals opgenomen in het NSL zijn:<br />
• Verbetering doorstroming ringbanen, cityring en oostelijke inprikker;<br />
• Snelheidsbeperking in het buitengebied;<br />
• Tovergroen Burgemeester Bechtweg, toepassen functioneel groen;<br />
• Aanleg rondweg (Tangent);<br />
• Routering vrachtverkeer;<br />
• Schonere bussen, vrachtvervoer gemeentelijk wagenpark(milieuzone);<br />
• Fietsplan;<br />
• Vervoersmanagement;<br />
• Wagenparkscan;<br />
• Aanleg transferium, parkeergarage en parkeerbeleid;<br />
• Luchtmonitor, meten luchtkwaliteit, innovatiesessie maatregelen<br />
luchtkwaliteit;<br />
• Communicatieplan;<br />
• Afspraken met bedrijven/handhaving;<br />
• Autovrije zondag;<br />
• Garantiestelling aardgas tankstation, stimuleren rijden op aardgas;<br />
• controle bandenspanning.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
87<br />
Externe veiligheid<br />
Beleidsvisie externe veiligheid<br />
In Tilburg vinden veel ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Er wordt permanent gewerkt<br />
aan de stad. Er moet een goede mix zijn van bedrijven, scholen en woningen. Elke stad<br />
heeft ook, in meer of mindere mate, te maken met gevaarlijke stoffen die gebruikt,<br />
opgeslagen of vervoerd worden. Ook in de omgeving van bedrijven die werken met<br />
gevaarlijke stoffen of gevaarlijke stoffen opslaan vinden ontwikkelingen plaats. De<br />
gemeente Tilburg heeft daarom een Beleidsvisie Externe Veiligheid opgesteld. Met<br />
deze beleidsvisie geeft het college richting aan de manier waarop zij met de opslag,<br />
het vervoer en het gebruik van gevaarlijke stoffen wil omgaan. De visie geeft aan waar<br />
ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden.<br />
Het externe veiligheidsbeleid wordt integraal beschouwd bij de beschrijving van de<br />
huidige situatie in paragraaf 4.6.2.3.<br />
Klimaat en duurzaamheid<br />
De gemeente voert een ambitieus klimaatbeleid. Het klimaatprogramma Tilburg omvat<br />
de volgende doelen:<br />
§ Tilburg is in 2045 klimaatneutraal en klimaatbestendig,<br />
Voor het bereiken van een klimaatneutraal en klimaatbestendig Tilburg wordt ingezet<br />
op twee sporen:<br />
- het voorkomen en beperken van uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen<br />
(mitigatie) en<br />
- het voorbereiden op de lokale effecten van de klimaatverandering (adaptatie),<br />
§ Met de uitvoering van het klimaatprogramma 2008-2012 de komende vier jaar<br />
worden de eerste stappen gezet naar een klimaatneutraal en<br />
klimaatbestendig Tilburg in 2045; als tussendoelen hiervoor worden<br />
vastgesteld een reductie van de uitstoot van CO2 in 2012 van minimaal 5%,<br />
30% in <strong>2020</strong> en 60% in 2030.<br />
§ De gemeente wil deze doelen in samenwerking met andere (lokale) partijen<br />
realiseren en om deze reden geeft zij de aanzet tot het in de<br />
programmaperiode 2009-2012 opzetten van een klimaatschap om in<br />
gezamenlijkheid en dus met meer effectiviteit deze doelen te bereiken.<br />
§ In twee allianties binnen het klimaatschap trekt de gemeente op als trekker:<br />
klimaat en ruimtelijke ordening, gemeentelijke gebouwen - installaties -<br />
vervoer.<br />
§ De trekkersrol van de overige allianties binnen het klimaatschap wordt zoveel<br />
mogelijk door externe partijen opgepakt.<br />
§ Een CO2 neutrale gemeentelijke organisatie wordt gerealiseerd voor 2015.<br />
De gemeente werkt samen met verschillende organisaties uit de regio om<br />
klimaatverandering te beperken en om te gaan met de gevolgen ervan.<br />
Recentelijk is door het Rijk een subisidie van 900.000,- aan Tilburg uitgereikt om het<br />
klimaatbeleid verder gestalte te geven. Tilburg kan het geld inzetten voor het<br />
Klimaatschap, het netwerk waarin bedrijven en organisaties verbindingen maken<br />
om klimaat en duurzaamheid te dienen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.6.2 Huidige situatie<br />
4.6.2.1 Geluid<br />
Spoorlijn<br />
Haansberg<br />
Bredaseweg<br />
Vliegbasis<br />
Gilze - Rijen<br />
Noordwest<br />
tangent<br />
A58<br />
88<br />
Geluidbronnen<br />
In de huidige situatie wordt <strong>Zuidwest</strong> beinvloed door diverse geluidbronnen. De<br />
belangrijkste zijn buiten, aan de rand van, <strong>Zuidwest</strong> gelegen (zie ook figuur 4.19):<br />
• wegverkeersgeluid vanaf de omliggende wegen:<br />
- vanuit het zuiden: A58 (etmaalintensiteit ca. 89 duizend mvt/etm);<br />
- vanuit het westen: Noordwesttangent (etmaalintensiteit huidig ca. 9 duizend<br />
mvt/etm, na voltooiing ca. 30.000 mvt/etm);<br />
- vanuit het noorden Bredaseweg (etmaal intensiteit ca. 14 tot 34 duizend<br />
mvt/etm);<br />
• Vliegtuiglawaai van vliegveld Gilze - Rijen;<br />
• Spoorweglawaai vanuit het noorden van de spoorlijn Tilburg-Breda.<br />
• Industrielawaai vanuit het westen van bedrijventerrein Haansberg te Rijen.<br />
Wegverkeer is hierbij veruit de meest dominante geluidsbron.<br />
In het gebied <strong>Zuidwest</strong> zelf is de geluidproductie beperkt. De verkeersintensiteiten op<br />
de wegen zijn gering (Gilzerbaan ca. 5 duizend mvt/etm). Het aantal overige<br />
geluidbronnen (bedrijven e.d.) is beperkt.<br />
Figuur 4.19 De belangrijkste geluidbronnen in en rond <strong>Zuidwest</strong>
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Rijen<br />
Hulten<br />
Het Blok<br />
EHS<br />
Gilze<br />
89<br />
Geluidgevoelige bestemmingen<br />
In en rond <strong>Zuidwest</strong> zijn diverse geluidgevoelige bestemmingen gelegen (zie ook<br />
figuur 4.20):<br />
• Woongebieden: b.v. Reeshof, Blaak, Hulten ,Rijen, Hulten;<br />
• Losse woningen: in gebied b.v. langs Hultenseweg;<br />
• Zorginstellingen: Amarant;<br />
• Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />
<strong>Zuidwest</strong> is niet aangewezen als stiltegebied.<br />
Figuur 4.20 De belangrijkste geluidgevoelige bestemmingen in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />
Reeshof<br />
Landgoe<br />
deren<br />
zone<br />
Akoestisch onderzoek<br />
Om de effecten van wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai in beeld te brengen<br />
zijn ten behoeve van de effectbeschrijving voor de huidige situatie (2007), de<br />
referentie situatie <strong>2020</strong> en de varianten (zie hoofdstuk 6) geluidberekeningen<br />
uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van een akoestisch rekenmodel (zie kader). De<br />
effecten zijn beschreven op basis van het cumulatieve effect van de verschillende<br />
geluidbronnen. Luchtvaartlawaai is kwalitatief beschreven. In dit rapport zijn<br />
geluidcontourenkaarten opgenomen en wordt het akoestisch effect beschreven aan de<br />
hand van de volgende criteria:<br />
• Geluidbelast oppervlak: aantal hectares boven 55 dB;<br />
• Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur: aantal hectares boven 47<br />
dB;<br />
• Geluidbelaste woningen: aantal boven 55 dB .<br />
Amarant<br />
EHS
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
90<br />
Akoestisch model <strong>Zuidwest</strong><br />
Het akoestisch onderzoek voor <strong>Zuidwest</strong> is verricht volgens de Handleiding Meten en Rekenen<br />
Industrielawaai (HMRI-II) en het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 en Handleiding<br />
Meten en Rekenen Industrielawaai 2009 met standaard rekenmethode II, met het model<br />
Geomilieu versie 1.40. De belangrijkste uitgangspunten en aannames hierbij zijn:<br />
Wegverkeerslawaai<br />
- Er is geen rekening gehouden met de correctie voor het stiller worden van het verkeer (aftrek<br />
artikel 110g Wet geluidhinder). Er wordt derhalve uitgegaan van een overschatting/worst case<br />
van de geluidbelasting<br />
- Invoergegevens zijn de verkeersintensiteiten zoals beschreven in paragraaf 4.5.2,<br />
omgerekend van werkdag naar weekdaggemiddelde, verdeeld over de dag en licht-middelzwaar<br />
verkeer<br />
- omliggend terrein als zacht bodemgebied (bodemfactor 0,8), wegen en water als hard<br />
bodemgebied (bodemfactor 0,0)<br />
- berekening op 5 m boven maaiveld in grids van 25x25 m<br />
- berekening in EHS op 1,5 m boven maaiveld en zonder correctie avond en nachtperiode<br />
- vertaling geluideffecten op vogels op basis van Reijnen en Foppen (1995) en Reijnen et al<br />
(1992)<br />
Railverkeerlawaai<br />
- Berekeningen op basis van akoestisch spoorboekje ASWIN versie 2009.<br />
- Berekeningen conform de systematiek voor geluidproductieplafonds die geldt voor de<br />
toekomstige situatie (het gemiddelde van de peiljaren 2006 en 2007) + 1,5 dB.<br />
Industrielawaai<br />
- In de huidige en autonome situatie is geen sprake van akoestisch relevant industrielawaai.<br />
Voor industrielawaai zijn daarom enkel de toekomstige situaties (varianten) berekend.<br />
- Voor technische uitgangspunten en aannames industrielawaai zie bijlagenrapport.<br />
- Industrielawaai vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de berekeningen (gegevens niet<br />
beschikbaar).<br />
Vliegtuiglawaai<br />
- Niet in het geluidmodel meegenomen (geeft onderschatting van de<br />
geluidbelastingresultaten). Rondom vliegveld Gilze - Rijen liggen zogenaamde Ke-contouren<br />
die een bepaalde geluidbelasting inhouden. De Ke-contour is echter niet direct te vertalen in<br />
een geluidbelasting die opgeteld kan worden bij de andere geluidvormen.<br />
Algemeen<br />
- De berekeningen zijn uitgevoerd met vrijeveld-condities. Afschermende of reflecterende<br />
werking van gebouwen is derhalve niet meegenomen. Wel is rekening gehouden met<br />
verschillen in maaiveldhoogten, met name nabij Rijksweg 58.<br />
- De geluidmodellen bestaan uit rastermodellen<br />
- Het onderzoeksgebied zoals gehanteerd is weergegeven in onderstaande figuur.<br />
- De uitkomsten van de geluidmodellen zijn bewerkt met GIS zodat de effecten beschikbaar<br />
zijn in de vorm van aantallen geluidbelaste woningen en geluidbelast oppervlak.<br />
- In woongebieden is uitgegaan van een woningdichtheid van 25 woningen per hectare.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
91<br />
Geluidbelasting<br />
In figuren 4.21, 4.22 en 4.23 is respectievelijk de cumulatieve geluidbelasting, het<br />
wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai in de huidige situatie weergegeven.<br />
De geluidbronnen zoals eerder in deze paragraaf beschreven zijn duidelijk herkenbaar<br />
(vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de analyse, industrielawaai is in de<br />
huidige situatie ondergeschikt). Op lager schaalniveau zijn ook lokale wegen zichtbaar<br />
als de Oude Rielsebaan, Gilzerbaan en Hultenseweg. <strong>Zuidwest</strong> heeft grotendeels een<br />
cumulatieve wegverkeers- en railverkeer geluidbelasting hoger dan 50 dB (en dus<br />
hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB). Langs de wegen neemt de<br />
geluidbelasting verder toe tot hoger dan 55 dB of zelfs hoger dan 60 dB. Het<br />
railverkeerslawaai reikt net tot ten zuiden van de Bredaseweg, maar is in een groot<br />
deel van <strong>Zuidwest</strong> niet of nauwelijks een bron van hinder.<br />
Figuur 4.21: Cumulatieve geluidbelasting (dB) huidige situatie
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
92<br />
Figuur 4.22: Wegverkeerslawaai (dB) huidige situatie<br />
Figuur 4.23: Railverkeerslawaai (dB) huidige situatie
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
93<br />
Geluidbelast oppervlak<br />
Tabel 4.7 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak over de<br />
geluidklassen.<br />
Tabel 4.7 Geluidbelast oppervlak huidige situatie<br />
Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha)<br />
< 50 96<br />
50-55 815<br />
55-60 401<br />
60-65 214<br />
65-70 105<br />
> 70 105<br />
totaal 1736<br />
Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />
Tabel 4.8 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak EHS over<br />
de geluidklassen.<br />
Tabel 4.8 Geluidbelast oppervlak EHS huidige situatie<br />
Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha)<br />
< 42 0<br />
42-47 122<br />
> 47 679<br />
totaal 801<br />
Geluidbelaste woningen<br />
Tabel 4.9 geeft een overzicht van de verdeling van geluidbelaste woningen over de<br />
geluidklassen.<br />
Tabel 4.9 Geluidbelast woningen huidige situatie<br />
Geluidklasse (dB) Aantal<br />
woningen<br />
binnen<br />
<strong>Zuidwest</strong><br />
< 50 11 7<br />
50-55 104 2.437<br />
55-60 70 2.793<br />
60-65 34 1.900<br />
65-70 14 652<br />
> 70 2 174<br />
totaal 235 7.963<br />
Aantal<br />
woningen<br />
buiten<br />
<strong>Zuidwest</strong><br />
(binnen<br />
studiegebied)*<br />
* Het studiegebied is het gebied dat weliswaar buiten de plangrens van <strong>Zuidwest</strong> ligt, maar waar<br />
milieueffecten (o.a. geluid) als gevolg van ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> wel mogelijk zijn.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
94<br />
Luchtvaartlawaai<br />
Vliegbasis Gilze-Rijen is een militair vliegveld waar geregeld oefenvluchten worden<br />
uitgevoerd en evenementen worden georganiseerd. Met enige regelmaat circuleren<br />
*/helicopters rondom de basis. De frequentie ervan is onbekend. Deze activiteiten<br />
kunnen hinder opleveren voor de bewoners van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>. De hoeveelheid<br />
vluchten en de tijdstippen ervan zijn niet of nauwelijks in te schatten omdat het hier<br />
om militair gevoelige informatie gaat, welke defensie niet zonder meer vrij geeft. De<br />
wettelijk vastgelegde KE-contouren, die gelden voor vliegvelden, zijn niet vertaalbaar<br />
in dB(A)'s en kunnen derhalve niet in het akoestisch onderzoek worden opgenomen.<br />
35 Ke contour<br />
40 Ke contour<br />
45 Ke contour<br />
FIguur 4.24 Geluidbelasting vliegveld Gilze - Rijen (35, 40 en 45 Ke-contouren)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.6.2.2 Luchtkwaliteit<br />
95<br />
Bronnen<br />
In de huidige situatie ondervindt <strong>Zuidwest</strong> vooral uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen door het wegverkeer op de omliggende wegen en door de (agrarische)<br />
bedrijvigheid in het gebied.<br />
Blootgestelden<br />
Blootgestelden betreffen gebruikers in en rond het gebied. Het betreft vooral inwoners<br />
en (in mindere mate) werknemers en recreanten. De bevolkingsdichtheid in het gebied<br />
is laag. Om het gebied ligt een aantal woongebieden met grotere bevolkingsdichtheid:<br />
Gilze, Reeshof en op afstand Blaak, Hulten en Rijen.<br />
Luchtkwaliteitsonderzoek<br />
Hoewel Wijkevoort en Groene Kamer zijn opgenomen in het NSL, is in dit plan-MER<br />
onderzoek verricht naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen voor de<br />
huidige, referentie situatie en de situatie met planontwikkeling. Dit om ook basis van<br />
de actuele projectomvang te toetsen of aan de normen wordt voldaan, en om de<br />
verandering in luchtkwaliteit in beeld te brengen en de scenario's met elkaar te<br />
kunnen vergelijken.<br />
Omdat wegverkeer naar verwachting het maatgevende aspect is, is ervoor gekozen<br />
alleen de uitstoot van wegverkeer te berekenen, waarbij wel rekening is gehouden is<br />
met een achtergrondconcentratie (waar ook andere bronnen als industrie en<br />
agrarische sector in zitten). De directe invloed van bestaande en nieuw te ontwikkelen<br />
bedrijvigheid is buiten de verkeersaantrekkende werking niet in het onderzoek<br />
meegenomen. Deze invloed is naar verwachting zeer lokaal en gering en in dit stadium<br />
van planvorming naar verwachting niet relevant voor de besluitvorming.<br />
Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />
Luchtkwaliteitsonderzoek is niet voor de huidige situatie onderzocht, maar voor de<br />
referentie situatie. De resultaten van dit onderzoek vindt u in paragraaf 4.6.3.2.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
96<br />
Luchtkwaliteitsonderzoek<br />
Het luchtkwaliteitsonderzoek is met het rekenprogramma CAR II versie 9.0 uitgevoerd.<br />
Dit rekenprogramma is door het Ministerie van VROM goedgekeurd voor wegen die vallen<br />
binnen het toepassingsbereik van SRM-1. Ondanks dat de in het onderzoek beschouwde<br />
wegen vallen binnen het toepassingsbereik van zowel SRM-1 als SRM-2, is het rekenen met<br />
CAR II voor het vergelijken van enkele varianten voldoende (het gaat immers om het verschil<br />
tussen de varianten). Voor een aantal representatief geachte punten is de luchtkwaliteit<br />
berekend (zie onderstaande figuur).<br />
Als invoer zijn de verkeersintensiteiten gebruikt zoals eerder beschreven omgerekend van<br />
werkdaggemiddelde naar weekdaggemiddelde en verdeeld naar licht-middel-zwaar. Hierbij<br />
zijn een aantal aannames gedaan:<br />
Naast de door Goudappel Coffeng aangeleverde verkeersgegevens zijn voor een tweetal<br />
vakken afzonderlijke aannamen gedaan, namelijk:<br />
• Voor de Burgemeester Letschertweg (tussen de Bredaseweg en de Dalemdreef) is<br />
aangenomen dat de verdeling licht- en zwaar vrachtverkeer gelijk is aan de<br />
verdeling gegeven voor de Burgemeester Letschertweg tussen de Hultenseweg en<br />
de Bredaseweg.<br />
• Voor de Baroniebaan (tussen de Ringbaan West en de Gilzerbaan) is aangenomen<br />
dat de verdeling voor het licht- en zwaar vrachtverkeer gelijk is aan de Baroniebaan<br />
(tussen de Gilzerbaan en de Bredaseweg). Voorts is de intensiteit van de twee<br />
aansluitende wegen (Baroniebaan tussen de Gilzerbaan en de Bredaseweg en de<br />
Gilzerbaan tussen de Deltalaan en de Baroniebaan) bij elkaar opgeteld en als<br />
intensiteit gehanteerd. Dit is een worst case benadering.<br />
De berekeningen zijn conform voorschriften berekend op 10 m van de rand de weg of rand<br />
van de bebouwing als deze op minder dan 10 m van de rand van de weg gelegen is.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.6.2.1 Externe veiligheid<br />
Groene Kamer<br />
Wijkevoort<br />
97<br />
In en rondom het voorgenomen plangebied spelen diverse externe veiligheidaspecten<br />
als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit betreft de Noordwesttangent, de<br />
Bredaseweg, de A58, de spoorlijn Breda - Tilburg en een hogedruk aardgasleiding.<br />
Daarnaast ligt het plangebied ook in de nabijheid van de luchtmachtbasis Gilze-Rijen.<br />
In 2010 werd door de gemeente Tilburg een Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld.<br />
De onderstaande kaart is een uitsnede van de in de Beleidsvisie weergegeven kaart.<br />
FIguur 4.25 Externe veiligheid: bronnen en invloedsgebieden, exclusief<br />
invloedsgebieden toxische stoffen.<br />
Noordwesttangent<br />
Spoor Breda - Tilburg<br />
Bredaseweg<br />
Hogedruk aardgas<br />
Transportassen<br />
Zoals uit voorgaande figuur blijkt zijn voornamelijk transportassen van belang voor de<br />
geplande ontwikkelingen. Het landelijke beleid ten aanzien van deze transportassen is<br />
volop in ontwikkeling. Bepalend is het gestelde in:<br />
• de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, welke op termijn<br />
gedeeltelijk wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid.<br />
• het Besluit externe veiligheid buisleidingen<br />
A58
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
98<br />
Doordat het beleid in ontwikkeling is, is de ruimtelijke benadering niet geheel<br />
gestroomlijnd. In de onderstaande tabel zijn de ruimtelijke indelingen weergegeven.<br />
Voor de plan-MER zijn de groene vlakken van belang. De afstanden zijn specifiek<br />
bepaald voor het plangebied.<br />
Situatie dec. 2010 Circulaire Rnvgs Bevb Btev<br />
Soort zone Weg Spoor Vanaf 1 Toekomstige<br />
januari 2011 wetgeving<br />
Belemmeringenzone nvt nvt 5 meter nvt<br />
Veiligheidszone 21-23<br />
meter*<br />
nvt nvt ?<br />
Pr-contour nvt Niet relevant voor<br />
plangebied<br />
Berekenen ?<br />
Plasbrand<br />
nvt nvt nvt 30 meter langs<br />
aandachtsgebied<br />
A58 en spoor<br />
Aandachtsgebied 200 meter 200 meter nvt 200 meter<br />
100 % letaliteit nvt nvt Uit tabel nvt<br />
1 % letaliteit / Overlapt plangebied<br />
herleiden Berekenen<br />
Invloedsgebied Invulling verantwoordingsplicht<br />
* gemeten vanuit het midden van de weg,<br />
Tabel 4.10 Ruimtelijk relevante EV zonering transportassen.<br />
Wegvervoer<br />
Over de A58 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De veiligheidszone bedraagt hier<br />
maximaal 23 meter, daarnaast komt er bij het van het van kracht worden van het<br />
Besluit transportroutes externe veiligheid een plasbrandaandachtsgebied van 30<br />
meter, gemeten vanaf de rand van het asfalt. Binnen deze afstand worden<br />
beperkingen gesteld aan de bouw van kwetsbare objecten.<br />
Binnen het plangebied worden daarnaast gevaarlijke stoffen over de tangent vervoerd<br />
en over de Bredaseweg. Beide maken onderdeel uit van de huidige routering van<br />
gevaarlijke stoffen, maar de Bredaseweg wordt bij de voorgenomen nieuwe routering<br />
niet meer opgenomen. Langs deze wegen ligt geen plaatsgebonden risico-contour, wel<br />
is de verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied van toepassing. Zie<br />
hieromtrent ook de Beleidsvisie.<br />
Beleidsvisie externe veiligheid<br />
In de Beleidsvisie externe veiligheid is voor de invloedsgebieden van transportassen<br />
een zone-indeling gemaakt, waarbij per zone is aangegeven hoe planologische<br />
ontwikkelingen hier binnen passen. Dit betekent dat de zone-indeling uit de<br />
Beleidsvisie externe veiligheid gebruikt kan worden als randvoorwaarde voor de latere<br />
uitwerkingsfases.<br />
In de Beleidsvisie externe veiligheid zijn de volgende aandachtspunten benoemd voor<br />
deze transportassen.<br />
Zone<br />
Grootte<br />
(vanaf rand<br />
van de bron)<br />
Omschrijving
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Zone I: 0-30 meter<br />
Maatgevend scenario<br />
Functie<br />
99<br />
I 0 - 30 meter Zone, waarbinnen diverse beperkingen gelden vanuit het Basisnet<br />
en samenvalt met het gebied waar brandbare vloeistoffen het meest<br />
letaal zijn.<br />
II 30 - 200 meter Zone waarbinnen geen bijzondere kwetsbare objecten gerealiseerd<br />
mogen worden (niet zelfredzame personen), tenzij aan bepaalde<br />
voorwaarden voldaan wordt. Deze zone hangt samen met het gebied<br />
waar brandbare gassen (BLEVE) het meest letaal zijn. Afhankelijk<br />
van het hoogte van het groepsrisico zijn maatregelen benoemd<br />
binnen deze zone.<br />
Tabel 4.11: zone-indeling wegtransportassen externe veiligheid<br />
Deze zone-indeling is weergegeven in de onderstaande figuur.<br />
Figuur 4.12: Zone-indeling wegtransportassen externe veiligheid<br />
Voor het plangebied zijn de twee benoemde zones van belang. Hieronder is per zone<br />
weergegeven welke planologische aandachtspunten er gelden ten aanzien van<br />
bepaalde functies.<br />
§ Plasbrand<br />
§ BLEVE (100% letaal)<br />
§ Toxische gaswolk<br />
§ Geen nieuwe kwetsbare objecten<br />
§ Nieuwe beperkt kwetsbare objecten slechts onder zeer strikte voorwaarden (m.n. t.a.v.<br />
hulpverlening en zelfredzaamheid)<br />
Inrichting § Goede verkeerskundige onsluiting voor hulpdiensten<br />
Maatregelen § Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer<br />
bij beperkt kwetsbare objecten § Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)<br />
§ Opvang/afvoersloten brandbare vloeistoffen<br />
§ Minimaal twee vluchtroutes van de risicobron af<br />
§ Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe<br />
gebouwen of bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de<br />
schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Zone II: 30-200 meter<br />
Maatgevend scenario<br />
Functie<br />
Inrichting<br />
Maatregelen<br />
100<br />
§ BLEVE<br />
§ Naast ruimtelijke/fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor<br />
risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het<br />
handelen bij een calamiteit.<br />
§ Toxische gaswolk<br />
§ Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid<br />
en/of lage kwetsbaarheid (kleinschalige kantoren en voorzieningen, bedrijven)<br />
§ Beperken/uitsluiten: functies met een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen,<br />
ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)<br />
§ Hoogbouw met hoge personendichtheid zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren.<br />
§ Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af<br />
verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid)<br />
§ Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de<br />
transportroute af (risicoluwe zijde) situeren.<br />
§ Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De<br />
vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn.<br />
§ Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer in het ruimtelijk plan<br />
§ Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)<br />
§ Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen<br />
of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in<br />
geval van een toxisch gas te vergroten (niet ruimtelijk te regelen)<br />
§ Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie<br />
en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.<br />
Vliegbasis Gilze-Rijen<br />
In de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg staat het volgende opgenomen ten<br />
aanzien van externe veiligheid bij de vliegbasis.<br />
Bij het vliegveld Gilze en Rijen kunnen drie aspecten overwogen worden:<br />
1. Munitiezonering rondom defensievliegvelden. Rondom militaire vliegvelden<br />
liggen om munitieopslagen 3 defensiezones (A,B,C) die zijn bepaald op basis<br />
van de circulaire "Van Houwelingen" van april 1988. Het Rijk is hiervoor<br />
bevoegd gezag.De zone, type C, loopt deels over gronden van de gemeente<br />
Tilburg. Dat houdt in dat het volgende niet mag: geen gebouwen met een<br />
vlies- of gordijngevel-constructie en geen gebouwen met zeer grote<br />
glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.<br />
2. Opslagen met overige gevaarlijke stoffen. Naast de opslag van munitie<br />
worden ook andere gevaarlijke stoffen opgeslagen. Ook hiervoor is het Rijk<br />
het bevoegd gezag en heeft deze gegevens nog niet vrijgegeven.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
101<br />
3. Vliegveiligheidcontouren. Op 1 november 2009 is de Regelgeving<br />
Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) van kracht geworden als<br />
onderdeel van de Wet luchtvaart. Hierin worden tevens kaders gegeven aan<br />
het externe veiligheidsbeleid voor luchthavens. Er is nog geen<br />
vliegveiligheidcontour bekend van vliegbasis Gilze-Rijen. Voor vliegvelden<br />
waar dergelijke contouren bepaald zijn (vliegbasis Eindhoven) blijkt, dat deze<br />
contouren ver reiken en gekoppeld zijn aan de vliegpaden van vliegtuigen en<br />
helikopters. Het is dan ook niet uitgesloten dat ook deze contouren over<br />
gemeentelijke gebied komen te liggen. De regelgeving voor<br />
luchtvaartterreinen kent ook bevoegdheden toe aan de provincie. Voor de<br />
verdere uitwerking van het gebied is het belangrijk dat de risicocontouren<br />
duidelijk zijn, zodat de beperkingen bepaald kunnen worden. Mogelijk geeft<br />
de 10 -6 -contour beperkingen voor de realisatie van kwetsbare objecten.<br />
Naast de risicocontouren heeft de aanwezigheid van de vliegbasis ook ruimtelijke<br />
gevolgen ten aanzien van de maximaal te hanteren bebouwingshoogtes rondom de<br />
vliegbasis en de vrije ruimte die beschikbaar moet blijven voor het functioneren van<br />
radarsystemen. Dit moet nog worden onderzocht.<br />
In de onderstaande figuur zijn de A, B en C-zones voor vliegbasis Gilze-Rijen<br />
weergegeven.<br />
Figuur 4.26: Zonering Vliegbasis Gilze-Rijen<br />
A-zone<br />
B-zone<br />
C-zone<br />
In de A, B en C-zones gelden belemmeringen voor het ruimtegebruik. Het plangebied<br />
ligt voor een klein deel binnen de C-zone, waardoor er voor bepaalde typen gebouwen<br />
belemmeringen kunnen zijn.<br />
Kabels en leidingen<br />
Aan de oostzijde van de plas bij Wijkevoort en het bos bij Wijkevoort ligt een hoge druk<br />
aardgastransportleiding in eigendom van de Gasunie. Voor deze hogedruk<br />
aardgastransportleiding geldt dat binnen een zone van 5 meter aan weerzijden<br />
belemmeringen gelden en geen nieuwe bebouwing is toegestaan.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
102<br />
Figuur 4.27 ligging hoge druk aardgastransportleiding.<br />
www.risicokaart.nl, waarop informatie van de Gasunie verwerkt is, geeft aan dat de<br />
leiding bij de kruising van de A58, ter hoogte van het compressorstation een vergrote<br />
10 -6 -contour kent (zie detailkaart). De omvang van de 10 -6 -contour langs de leiding is<br />
echter nog niet specifiek berekend. Binnen een eventueel aanwezige 10 -6 /jaar<br />
plaatsgebonden risicocontour gelden ook beperkingen aan het ruimtegebruik.<br />
Ingevolge het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient voor de<br />
verantwoording van het groepsrisico de 1% en 100% letaliteitscontour in acht te<br />
worden genomen.<br />
Hoogspanningsleidingen komen in het plangebied niet voor.<br />
Consequenties<br />
De consequenties van de aanwezigheid van diverse risicobronnen concentreren zich<br />
op de invulling van de verantwoordingsplicht. Daarnaast dient is het<br />
plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter, gemeten vanaf de rand van het asfalt,<br />
een beperkende zone. Dit PAG gaat gelden zodra het Besluit transportroutes externe<br />
veiligheid van kracht wordt. Daarnaast is het zonering van toepassing zoals<br />
geformuleerd in de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente.<br />
Belangrijk is dat de externe veiligheid ten gevolge van de vliegbewegingen in beeld<br />
worden gebracht. Mogelijk heeft de omvang van de 10 -6 tot gevolg dat er beperkingen<br />
worden gesteld aan de realisatie van kwetsbare objecten in het plangebied. Het<br />
plaatsgebonden risico van de hoge druk aardgastransportleiding ter plaatse van de<br />
detailkaart zal nog moeten worden berekend.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.6.2.2 Klimaat en duurzaamheid<br />
103<br />
In paragraaf 4.6.1 werd duidelijk dat het Tilburgse klimaat en duurzaamheidsbeleid<br />
nog verdere invulling moet krijgen op projectniveau. Voor het plangebied zijn voor<br />
zover bekend nog geen concrete plannen/maatregelen/afspraken om invulling te<br />
geven aan het klimaat- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Tilburg.<br />
4.6.3 Autonome ontwikkeling<br />
4.6.3.1 Geluid<br />
Geluidbronnen<br />
Autonoom veranderen de volgende geluidbronnen:<br />
• De verkeersintensiteiten op de wegen nemen toe door groei van automobiliteit<br />
en door ruimtelijke ontwikkelingen met verkeersaantrekkende werking;<br />
• de Noordwesttangent (tot en met Vossenberg) is voltooid en trekt daardoor<br />
meer verkeer aan;<br />
• de activiteiten op vliegveld Gilze - Rijen worden uitgebreid (maar omdat de<br />
omvang hiervan onbekend is, zijn deze niet meegenomen in de analyse);<br />
• bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen (direct ten zuiden van<br />
de A58 wordt in gebruik genomen.<br />
Geluidgevoelige bestemmingen<br />
Autonoom zijn geen wezenlijke veranderingen in geluidgevoelige bestemmingen<br />
voorzien:<br />
• De Reeshof wordt verder uitgebreid richting <strong>Zuidwest</strong>;<br />
• Amarant bouwt woningen op haar complex.<br />
Geluidbelasting<br />
In figuur 4.28 is de (cumulatieve) geluidbelasting in de referentie situatie<br />
weergegeven. Figuur 4.29 geeft de verschilkaart tussen autonoom en huidig.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
104<br />
Figuur 4.28: Cumulatieve geluidbelasting (dB) referentie situatie<br />
Figuur 4.29: Verschilkaart (dB) tussen autonome en huidige cumulatieve<br />
geluidbelasting
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
105<br />
Geluidbelast oppervlak<br />
Tabel 4.12 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak over de<br />
geluidklassen.<br />
Tabel 4.12 Geluidbelast oppervlak referentie situatie<br />
Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha) Verschil met<br />
huidig<br />
< 50 0 -95<br />
50-55 723 -92<br />
55-60 495 +94<br />
60-65 257 +43<br />
65-70 127 +22<br />
> 70 133 +28<br />
totaal 1735<br />
Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting voor een groot deel van<br />
<strong>Zuidwest</strong> met 1 a 2 dB. Daarnaast is een toename van geluidbelasting te zien langs de<br />
Noordwesttangent. Dit leidt tot verschuiving vanuit de lagere geluidklassen (kleiner<br />
dan 55 dB) naar de hogere (> 55 dB). De aanleg van de Noordwesttangent leidt tot<br />
afname van sluipverkeer op enkele omliggende wegen. Langs deze wegen neemt de<br />
geluidbelasting dan ook enigszins af.<br />
Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />
Tabel 4.13 geeft een overzicht van de verdeling van het geluidbelast oppervlak EHS<br />
over de geluidklassen.<br />
Tabel 4.13 Geluidbelast oppervlak EHS referentie situatie<br />
Geluidklasse (dB) Oppervlak (ha) Verschil met<br />
huidig<br />
< 42 0 0<br />
42-47 28 - 94<br />
> 47 773 +94<br />
totaal 801<br />
Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting en een verschuiving<br />
vanuit de lagere geluidklassen (kleiner dan 47 dB) naar de hogere (> 47 dB).<br />
Geluidbelaste woningen<br />
Tabel 4.14 geeft een overzicht van de verdeling van geluidbelaste woningen over de<br />
geluidklassen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
106<br />
Tabel 4.14 Geluidbelaste woningen referentie situatie<br />
Geluidklasse<br />
(dB)<br />
Aantal<br />
woningen<br />
binnen<br />
<strong>Zuidwest</strong><br />
Verschil<br />
met<br />
huidig<br />
Aantal<br />
woningen<br />
buiten<br />
<strong>Zuidwest</strong><br />
(binnen<br />
studiegebied)<br />
< 50 0 -11 0 -7<br />
50-55 97 -7 1.439 -998<br />
55-60 81 +11 2.939 +146<br />
60-65 36 +2 2.372 +472<br />
65-70 16 +2 895 +243<br />
> 70 5 +3 318 +144<br />
totaal 235 7.963<br />
Verschil met<br />
huidig)<br />
Duidelijk te zien is een autonome toename van geluidbelasting en een verschuiving<br />
vanuit de lagere geluidklassen (kleiner dan 55 dB) naar de hogere (> 55 dB). Dit met<br />
name langs de wegen. Het betreft echter een relatief gering percentage van het aantal<br />
woningen (8% van de onderzochte woningen binnen <strong>Zuidwest</strong>, 0,8 % van de<br />
onderzochte woningen buiten <strong>Zuidwest</strong>).<br />
4.6.3.2 Luchtkwaliteit<br />
Bronnen<br />
Autonoom veranderen de volgende bronnen:<br />
• De verkeersintensiteiten op de wegen nemen toe door groei van automobiliteit<br />
en door ruimtelijke ontwikkelingen met verkeersaantrekkende werking;<br />
• de Noordwesttangent is voltooid en trekt daardoor meer verkeer aan;<br />
• de activiteiten op vliegveld Gilze - Rijen worden uitgebreid (maar omdat de<br />
omvang hiervan onbekend is, zijn deze niet meegenomen in de analyse);<br />
• bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in Gilze - Rijen (direct ten zuiden van<br />
de A58) wordt in gebruik genomen.<br />
Blootgestelden<br />
Autonoom zijn geen wezenlijke veranderingen in blootgestelden voorzien:<br />
• De Reeshof wordt verder uitgebreid richting <strong>Zuidwest</strong>;<br />
• Amarant bouwt woningen op haar complex.<br />
Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />
Tabellen 4.15, 4.16 en 4.17 geven respectievelijk de berekende autonome<br />
jaargemiddelde concentraties NO2 (stikstofdioxide), PM10 (fijn stof) en het aantal<br />
overschrijdingen van uurgemiddelde NO2 en daggemiddelde PM10.<br />
Geconcludeerd kan worden dat in de referentie situatie geen luchtkwaliteitsnormen<br />
worden overschreden en dat de concentraties ver onder de normen blijven.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
107<br />
Tabel 4.15 Autonome jaargemiddelde concentraties NO2 (ug/m3)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
108<br />
Tabel 4.16 Autonome jaargemiddelde concentraties PM10 (ug/m3)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
109<br />
Tabel 4.17 Autonome aantal overschrijdingen uurgemiddelde concentraties NO2<br />
(ug/m3) en daggemiddelde concentraties PM 10
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.6.3.3 Externe veiligheid<br />
110<br />
Na voltooiing van de Burgemeester Letschertweg (±2012) is er een goede route buiten<br />
de bebouwde kom beschikbaar voor vervoer van gevaarlijke stoffen.<br />
4.6.3.4 Klimaat en duurzaamheid<br />
Er zijn voor zover bekend geen autonome ontwikkelingen.<br />
4.7 Wonen, werken, landbouw, recreatie en sport<br />
4.7.1 Beleid<br />
Nota Ruimte<br />
Het nationale beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening (wonen, werken, landbouw<br />
en recreatie) is opgenomen in de Nota Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk<br />
beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Hierbij<br />
richt het kabinet zich op vier algemene doelen:<br />
§ versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;<br />
§ bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;<br />
§ borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimte waarden;<br />
§ borging van de veiligheid.<br />
De kwantiteit en kwaliteit van het groen in en om de stad is de afgelopen tientallen<br />
jaren merkbaar verminderd. Mede door het beleid voor de compacte stad is veel groen<br />
verdwenen. Sportvelden en volkstuincomplexen zijn vaak naar de stadsrand<br />
verplaatst, en groene plekken bebouwd. Door de hoge grondprijzen hebben nieuwe<br />
wijken vaak een hoge woningdichtheid en weinig groen. In en rond de steden bestaat<br />
door dit alles een groot tekort aan groene en blauwe recreatiemogelijkheden.<br />
Bovendien voldoet het aanwezige groen vaak niet aan de huidige kwaliteitseisen: in<br />
veel gevallen is het versnipperd en matig toegankelijk.<br />
Tegelijkertijd zoeken stadsbewoners steeds vaker groene recreatiemogelijkheden in<br />
en om de stad. De mogelijkheden daartoe hebben echter geen gelijke tred gehouden<br />
met deze toename in de vraag: in de nationale stedelijke netwerken is de ontwikkeling<br />
van recreatievoorzieningen achtergebleven bij de verstedelijking. Het rijk vindt het<br />
daarom van belang dat de betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor<br />
groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad, en dat duurzame<br />
recreatieve landschappen ontstaan en worden behouden.<br />
Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale<br />
stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen.<br />
Bundeling van verstedelijking en infrastructuur en organiseren in stedelijke<br />
netwerken zijn de beleidsstrategieën die het rijk hanteert voor economie,<br />
infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: ontwikkeling<br />
van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de<br />
economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de<br />
leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
111<br />
recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie<br />
tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de<br />
waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.<br />
De landbouw, de grootste grondgebruiker van Nederland, zit midden in een<br />
veranderingsproces. De verwachtingen van de samenleving op gebieden als<br />
voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en milieu ontwikkelen zich snel. Tegelijk heeft<br />
de liberalisering van de wereldmarkt ingrijpende gevolgen. Een economisch vitale<br />
grondgebonden landbouw is in de ogen van het kabinet van belang voor het beheer<br />
van het buitengebied. Door teruglopende inkomsten neemt dit soort bedrijven echter<br />
in snel tempo af. Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen<br />
meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt<br />
de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de<br />
richting van duurzame productie te vergemakkelijken.<br />
Agenda Vitaal Platteland<br />
In de nota Agenda voor een vitaal platteland (AVP) uit 2004 is de visie van het kabinet<br />
op het platteland uiteengezet. De Nota ruimte is het bestuurlijk uitgangspunt bij deze<br />
nota. Doel van het AVP is:<br />
• het scheppen van goede woonomstandigheden;<br />
• het stimuleren van een levendige sociale structuur;<br />
• het garanderen van een gezond en functionerend ecosysteem;<br />
• zorgen voor behoud en ontwikkeling van aantrekkelijke en toegankelijke<br />
landschappen.<br />
Tegelijkertijd is ruimte nodig voor economische (agrarische) bedrijvigheid op het<br />
platteland, zonder dat dit ten koste gaat van de typische plattelandswaarden als<br />
cultuurhistorie, natuur of landschap.<br />
Wonen<br />
Woonvisie<br />
In de woonvisie heeft Tilburg aangegeven een breed scala aan woonmilieus aan te<br />
willen bieden. Dit beleid sluit aan bij de VROM-nota 'Mensen, wensen, wonen'. Hierin<br />
wordt onderscheid gemaakt tussen 5 woonmilieus: centrum stedelijk, stedelijk buiten<br />
centrum, groenstedelijk, centrum-dorps en landelijk.<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />
In het plangebied zelf zijn geen nieuwe woonlocaties gepland. Ten noorden van het<br />
plangebied, tussen de spoorlijn Tilburg - Breda en de Bredaseweg, liggen de<br />
verstedelijkingslocaties Koolhoven en Witbrant. Voor deze locaties ligt voor <strong>2020</strong> een<br />
opgave van 3.000 woningen, waarvan een deel reeds gerealiseerd is [<strong>Structuurvisie</strong><br />
Tilburg <strong>2020</strong>].<br />
Werken<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />
Tilburg is van oudsher een industriestad. De industrie is sterker vertegenwoordigd dan<br />
landelijk het geval is. De laatste jaren heeft Tilburg ook een sterke positie opgebouwd<br />
als logistiek knooppunt. Tilburg streeft naar een gedifferentieerder aanbod in<br />
werkgelegenheid.<br />
Een belangrijke opgave ligt in het aanbieden van goede locaties voor groei en<br />
verplaatsing van bestaande bedrijven. Daarnaast dient ruimte te worden geboden voor
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
112<br />
nieuwe bedrijven en bedrijfssectoren. In de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> is ca 200 ha<br />
netto. nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein opgenomen. Dit betreft de locaties met<br />
zogenaamde harde plancapaciteit (terrein waarvoor een bestemmingsplan is<br />
vastgesteld). Naast locaties met 'harde plancapaciteit' worden in de <strong>Structuurvisie</strong> nog<br />
locaties aangeduid met 'zachte plancapaciteit'. Wijkevoort, gelegen binnen het<br />
plangebied <strong>Zuidwest</strong>, is één van de locaties met zachte plancapaciteit. Het gewenste<br />
profiel voor Wijkevoort, zoals beschreven in de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>, is<br />
inmiddels achterhaald.<br />
Behoudens Wijkevoort zijn binnen het plangebied geen werklocaties voorzien.<br />
Landbouw<br />
Verordening Ruimte, 1 e fase<br />
Het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> is aangewezen als extensiveringsgebied voor de<br />
intensieve veehouderij (zie ook paragraaf 3.3.). Binnen het extensiveringsgebied is<br />
uitbreiding van intensieve veehouderijen niet mogelijk buiten bestaande<br />
vergunningen. Een deel in het westen van het plangebied is aangewezen als<br />
verwevingsgebied. In de verwevingsgebieden is sprake van een menging van functies<br />
van ondermeer landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is vanuit<br />
reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet<br />
wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn op die plaatsen<br />
waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet verzetten.<br />
Beleid Gemeente Tilburg<br />
De gemeente Tilburg heeft geen specifiek beleid ten aanzien van de landbouw. De<br />
landbouw wordt gezien als één van de actoren in het buitengebied van de gemeente<br />
Tilburg. Tilburg zet in op een duurzame ontwikkeling van het buitengebied. Het<br />
landelijk gebied is van groot belang voor het stedelijk gebied. Bestaande kwaliteiten<br />
moeten behouden blijven in een duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.<br />
Duurzaamheid wordt bereikt door een goede mix van grote natuurgebieden en<br />
verbindingen tussen die gebieden, een gezonde plattelandseconomie bestaande uit<br />
duurzaam producerende agrarische ondernemingen en nieuwe<br />
plattelandsondernemingen en mogelijkheden voor bewoners van stad en dorp om van<br />
het landelijk gebied te genieten. Het landelijk gebied verandert van<br />
productielandschap in een consumptielandschap. Voor de plattelandsonderneming<br />
biedt dit kansen.<br />
Toerisme en Recreatie<br />
Kadernota toerisme en recreatie Tilburg, 2003-2010<br />
De regio Midden Brabant is geliefd bij wandelaars en fietsers. Met een aantal grote<br />
attractieparken in de nabije omgeving is Tilburg een toeristisch zeer aantrekkelijke<br />
stad. Het stedelijk dynamische aanbod met culturele voorzieningen, evenementen en<br />
winkels is een welkome aanvulling op de attractieparken en het groen in de regio. De<br />
toeristische kracht van Tilburg zit hem juist in deze aanbodmix. Stedelijk vermaak kan<br />
worden gecombineerd met groene ruimte in de directe omgeving van Tilburg. Lokaal<br />
beleid heeft belangrijke raakvlakken met het toeristisch beleid in de regio.<br />
Het is belangrijk om het bestaande toeristisch recreatieve aanbod in het buitengebied<br />
op orde te houden en verder te ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan wandel,
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
113<br />
fiets en ruiterroutes. Ook de ontwikkeling van producten die een link leggen tussen<br />
stad en buitengebied vormt een belangrijk actiepunt.<br />
Op het gebied van winkelen is het winkelaanbod van Tilburg niet onderscheidend.<br />
Tilburg heeft een relatief klein hoofdwinkelgebied en er zijn weinig speciaalzaken te<br />
ontdekken. De ontwikkeling van een modern winkelcentrum met het accent op leisure<br />
en funshoppen is een belangrijk aandachtspunt.<br />
Uitgangspunten en ambitiniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>, 2008<br />
Via ontwerponderzoek is ontdekt dat een belangrijk uitgangspunt voor dit gebied is de<br />
fiets- en wandelpaden te verbeteren en op strategische plekken parkeervoorzieningen<br />
te maken, zodat de recreatieve potentie van het gebied als vanzelf aan het licht<br />
komt. Het gebied wordt recreatief ontsloten om ruimte te scheppen voor recreatieve<br />
ontwikkelingen die zowel particulier als openbaar van karakter kunnen zijn. Voor een<br />
goede recreatieve ontsluiting is het van belang de verbindingen met de omliggende<br />
woonwijken sterk te verbeteren en de interne samenhang van het wandel- en<br />
fietspadennetwerk te versterken<br />
Recreatieve en kleine routes<br />
Fietsplan Tilburg 2005-20015<br />
Met de gemeentelijke herindeling van 1997 bestaat de gemeente Tilburg niet meer<br />
alleen uit grootstedelijk gebied, maar heeft Tilburg ook een groot en aantrekkelijk<br />
buitengebied. In 2004 is het buitengebied van Tilburg en omgeving opgenomen in het<br />
zogenaamde 'regionale fietsknooppuntensysteem'. Dit is een systeem waarbij de<br />
recreatieve fietser een eigen route kan uitstippelen. Dit recreatieve fietsnetwerk rond<br />
Tilburg is een gezamenlijk product van het Brabants Bureau voor Toerisme en de<br />
gemeente].<br />
De volgende uitgangspunten zijn in het Fietsplan 2010-2015 opgenomen:<br />
• De hoofdroutes liggen buiten de bebouwde kom;<br />
• ntsluiting van dorps- en stadskernen met behulp van centrumverbindingen;<br />
• e fietsroutes liggen zoveel mogelijk in/rond natuur- en bosgebieden en in een<br />
natuurrijk cultuurlandschap;<br />
• aardevol cultuurhistorisch erfgoed, natuurcentra en toeristisch recreatief<br />
aanbod worden zoveel mogelijk ingepast in het fietsknooppuntensysteem;<br />
• de hoofd- en secundaire routes (utilitair) in Tilburg sluiten aan op het<br />
recreatieve systeem.<br />
Er komt nog een aanvullende route van <strong>Zuidwest</strong>/de Groene Kamer naar de Reeshof<br />
via Koolhoven. Dit fietspad is volgens het vigerende bestemmingsplan nog niet<br />
mogelijk. Het is wel de wens van de gemeente om dit aan te leggen. Tevens komt er<br />
nog een fietsbrug over het Wilhelminakanaal. Deze fietsbrug komt te liggen ten westen<br />
van de sluis, tussen de Voldijk en het Munnekebuurenpad.<br />
Sport<br />
Kadernota Sportbeleid<br />
De gemeente heeft zich in de kadernota sportbeleid (2001-2006) uitgesproken voor<br />
grotere aandacht voor topsport. Topsport kan een belangrijke bijdrage leveren aan de<br />
promotie van de stad en daarmee het vergroten van de aantrekkingskracht voor<br />
toeristen. Ook het organiseren van topsportevenementen is voor de stad van belang.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
4.7.2 Huidige situatie<br />
114<br />
Wonen<br />
Tilburg <strong>Zuidwest</strong> is een landelijk deel van de gemeente Tilburg in de overgangszone<br />
tussen stad en platteland. Ten noorden en ten oosten van het plangebied liggen grote<br />
bebouwingsconcentraties, waaronder de Vinexwijk Reeshof en de Blaak.<br />
In het plangebied is de woningdichtheid veel lager. De meeste woningen liggen in het<br />
westelijk deel van het plangebied. Hier komen verspreid over een aantal gehuchten en<br />
langs enkele wegen, veelal vrijstaande woningen voor (Hultenseweg,<br />
Wijkevoort/Prinsenhoef, Klein Tilburg en omgeving Keizersakker.<br />
Aan beide zijden van de Bredasweg liggen landhuizen. Aan de zuidzijde van de<br />
Bredaseweg, tussen de Oude Rielsebaan en de Daniël de Brouwerstraat liggen de<br />
gebouwen van zorginstelling Amarant.<br />
Werken<br />
In het plangebied liggen momenteel geen grootschalige werklocaties. In het westelijk<br />
deel van het plangebied, temidden van de woningen binnen het plangebied ligt een<br />
beperkt aantal bedrijven/bedrijfswoningen. Het grootste deel van de bedrijven is<br />
agrarisch van karakter. Andere voorkomende bedrijven zijn o.a. een aannemer, een<br />
transport- en fouragebedrijf, een hondentrainingsschool, maneges, een<br />
loonwerkbedrijf en een verhuurbedrijf voor transportmiddelen.<br />
Het plangebied wordt begrensd door twee grote werklocaties. De universiteit van<br />
Tilburg vormt de oostelijke grens met het plangebied en in het westen grenst het<br />
plangebied aan de luchtmachtbasis Gilze-Rijen.<br />
Landbouw<br />
Zoals reeds eerder beschreven heeft het westelijk deel van het plangebied een<br />
agrarisch karakter. Dit komt ook tot uiting in het bestemmingsplan. Het westelijk deel<br />
van het plangebied heeft voornamelijk een agrarische bestemming. In het uiterste<br />
zuidoosten van het plangebied, tussen het bosgebied van De Blaak en het dorp Riel,<br />
vindt men eveneens een aantal gronden met agrarische bestemming. De agrarische<br />
gronden zijn deels akkerland en deels grasland.<br />
Het grootste deel van de agrarische bedrijven heeft als hoofdactiviteit (intensieve)<br />
veehouderij (varkens, rundvee en pluimvee). Aan de Bleukweg ligt een struisvogelfarm<br />
en hertenboerderij met vleesverkoop. Daarnaast zijn verspreid over het gebied nog<br />
een klein aantal akkerbouwers en tuinbouwers actief.<br />
Recreatie<br />
Het landelijke karakter en de nabijheid ten opzichte van de stad, maken het<br />
plangebied een aantrekkelijk gebied voor inwoners van Tilburg om te recreëren.<br />
Fietsen en wandelen zijn de meest voorkomende activiteiten.<br />
De bestaande recreatieve fietsroutes [Fietsplan 2005-2015] lopen over de volgende<br />
trajecten van (oost naar west):<br />
• Bels lijntje/Schaapsgoorpad<br />
• Gilzerbaan<br />
• Bredaseweg
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
115<br />
• Oude Rielsebaan<br />
• Hultenseweg, Wijkevoort, Prinsenhoef, Nieuwelijn, Bleukweg, Klein Tilburg.<br />
Figuur4.30: Huidige recreatieve fietsroutes (knooppuntensysteem)<br />
Naast fietsen en wandelen is het gebied ook aantrekkelijk om paard te rijden en<br />
huifkartochten te maken of om bijvoorbeeld te skaten.<br />
Bij de waterplas Wijckermeer is in principe geen recreatie mogelijk, vanwege<br />
planologische en milieukundige bezwaren. De Tilburgsche Waterleiding Maatschappij<br />
is eigenaar van de plas.<br />
In <strong>Zuidwest</strong> valt op dat het gebied grotendeels privaat is, hoewel de aanwezige fiets-<br />
en wandelpaden suggereren dat er sprake is van een openbaar recreatiegebied. Dit<br />
geldt met name voor het oostelijk deel van het plangebied. De aanwezigheid van<br />
hekken, prikkeldraad en verbodsborden hebben tot gevolg dat geen sprake is van een<br />
aantrekkelijk recreatiegebied.<br />
Sport<br />
In het plangebied bevinden zich verschillende sportterreinen en accommodaties.<br />
De volgende georganiseerde sporten komen in het plangebied voor:<br />
Golfbaan Prise d'eau, aan de Gilzerbaan. Hockeyclub TMHC Tilburg, gevestigd aan de<br />
Bredaseweg, ter hoogte van de Zwartvenseweg. Eveneens aan de Bredaseweg is<br />
Rugbyclub Tilburg gevestigd. Aan de Gilzerbaan is voetbalclub RKSV Sarto gevestigd.<br />
Paardrijden vindt plaats vanaf verschillende maneges.<br />
4.7.3 Autonome ontwikkelingen<br />
Wonen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
116<br />
Ten noorden van de Bredaseweg worden de woningbouwlocaties Koolhoven en<br />
Witbrant gerealiseerd ter afronding van de Reeshof.<br />
Voor de zorginstelling Amarant en het naastgelegen Mariahof is een nieuw<br />
bestemmingsplan in voorbereiding. Het bestemmingsplan is in het voorjaar van 2009<br />
in procedure gegaan. In ruil voor slopen op het achterterrein en het aanleggen van<br />
bos, krijgen de instellingen ruimte om aan de Bredaseweg 140 nieuwe appartementen<br />
te bouwen voor senioren.<br />
Werken en landbouw<br />
Binnen het plangebied vinden geen autonome ontwikkelingen plaats. Ten zuidwesten<br />
van het plangebied, tussen Gilze en de A58, wordt bedrijventerrein Midden-Brabant<br />
Poort gerealiseerd (zie paragraaf 4.2).<br />
Van de ongeveer 30 agrarische bedrijven die in <strong>Zuidwest</strong> aanwezig, zijn er nu nog<br />
enkele bedrijven over. Ca 25 agrarische bedrijven binnen het plangebied zijn<br />
omgevormd tot woningen.<br />
Recreatie<br />
Het wandel- en fietsroutenetwerk wordt verder uitgebouwd en ontbrekende schakels<br />
worden gerealiseerd, met name in het oostelijk deel van het plangebied. Doel hierbij is<br />
attracties en woongebieden met elkaar te verbinden. Ook het agrarische gebied en het<br />
bosgebied zullen zo met elkaar verbonden worden, waardoor meer samenhang in het<br />
gebied ontstaat en de twee gebieden elkaar kunnen versterken.<br />
Op onderstaande afbeelding is de mogelijke toekomstige structuur van fiets-<br />
wandelpaden afgebeeld (nog niet vastgesteld).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
117<br />
Figuur 4.31: Schets toekomstige fiets- en wandelpadenstructuur (bron: gemeente Tilburg)<br />
Sport<br />
In het plangebied zijn geen autonome ontwikkelingen bekend ten aanzien van sport.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
5 Voorgenomen activiteit<br />
5.1 Inleiding<br />
118<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> is kaderstellend voor een aantal ontwikkelingen:<br />
• Bedrijventerrein Wijkevoort: 60 tot 110 ha bruto bedrijventerrein,<br />
milieucategorie 3 en 4, met mogelijk luchtvaartgerelateerde bedrijvigheid;<br />
• De Groene Kamer: 30 ha landgoed nieuwe stijl met 1,2 tot 2 miljoen<br />
bezoekers per jaar in parkachtige setting met diverse functies, oa.<br />
detailhandel, kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening, horeca, cultuur,<br />
ontspanning en recreatie;<br />
• (mogelijke) uitbreiding/verplaatsing sportvoorzieningen en recreatie;<br />
uitbreiding hockeycomplex, golfbaan, verplaatsing voetbalvelden;<br />
• (mogelijke) verplaatsing Dierenpark de Oliemeulen;<br />
• realisatie van Ecologische Verbindingszones: 6 stuks, 10,4 km, 76,6 ha.<br />
Voor het overige gebied (de bosgebieden en het agrarisch middengebied) is de<br />
<strong>Structuurvisie</strong> vooral consoliderend. In deze gebieden zijn geen grote nieuwe<br />
ontwikkelingen voorzien en wordt ingezet op het behoud en verbetering van de reeds<br />
aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en de<br />
verbinding van deze natuurgebieden met natuurgebieden buiten het plangebied (o.a.<br />
Riels Laag/Regte Heide en boswachterij Dorst).<br />
In paragraaf 5.2 t/m 5.6 worden de programmaonderdelen nader beschreven.<br />
5.1.1 Programma op hoofdlijnen<br />
Voor veel activiteiten is nog niet duidelijk of en hoe ze gerealiseerd zullen gaan<br />
worden. Daarom wordt in dit plan-MER de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> onderzocht en<br />
beoordeeld op basis van twee scenario's: een hoog en een laag scenario (zie figuur 5.1<br />
en figuur 5.2). Met deze scenario's worden de uiterste bandbreedtes van de effecten<br />
van de verschillende ontwikkelingen in beeld gebracht. Hiermee schept dit plan-MER<br />
de kaders voor de <strong>Structuurvisie</strong>, in dit geval onderbouwd vanuit de<br />
milieuoverwegingen.<br />
Figuur 5.1 geeft een overzicht van de ontwikkelingen in het lage scenario. Binnen dit<br />
scenario is bedrijventerrein Wijkevoort opgenomen met een oppervlakte van 60 ha<br />
bruto. Van deze oppervlakte wordt in dit scenario een deel gereserveerd voor een<br />
campus (zie verder paragraaf 5.2.1). Binnen dit scenario wordt uitgegaan van een<br />
relatief lichter type bedrijvigheid (overwegend categorie 3, campus categorie 1 en 2)<br />
met een arbeidsintensief karakter. Voor de Groene Kamer wordt in dit scenario<br />
uitgegaan van een bezoekersaantal van 1,2 miljoen per jaar (zie paragraaf 5.3).<br />
De natte ecologische verbindingszones van de Groote Leij, Hultensche Leij en Oude<br />
Leij of Donge zijn ook in dit scenario opgenomen. Daarnaast is een droge ecologische<br />
verbindingszone langs de Bredaseweg opgenomen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
119<br />
In figuur 5.2. is het hoge scenario weergegeven. Hierbij wordt uitgegaan van een<br />
bedrijventerrein Wijkevoort van 110 bruto ha, waarvan 3 hectare bruto is gereserveerd<br />
voor een truckservice centrum. In vergelijking met het lage scenario wordt in het hoge<br />
scenario uitgegaan van een zwaarder type bedrijvigheid (met een arbeidsextensiever<br />
karakter). Voor de Groene Kamer wordt in het hoge scenario uitgegaan van een<br />
maximaal bezoekersaantal van 2 miljoen bezoekers per jaar. De ecologische<br />
verbindingszones die zijn opgenomen zijn dezelfde als in het lage scenario.<br />
Binnen het hoge scenario is daarnaast rekening gehouden met een aantal (mogelijke)<br />
ontwikkelingen op het gebied van sport en recreatie (zie paragraaf 5.4). Grenzend aan<br />
de Groene Kamer wordt mogelijk ruimte geboden aan een sportcomplex (voetbal) en<br />
aan Dierenpark de Oliemeulen. Het gebied ten westen van de huidige golfbaan is<br />
zoekgebied voor uitbreiding van de golfbaan. Op en rond het bestaande<br />
hockeycomplex aan de Bredaseweg wordt gezocht naar uitbreidingmogelijkheden.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
120<br />
Figuur 5.1 Plangebied lage scenariot (bron: gemeente Tilburg)<br />
Figuur 5.2 Plangebied hoge scenario (bron: gemeente Tilburg)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
5.1.2 Locatiealternatieven<br />
121<br />
Voor de geplande ontwikkelingen zijn op gebiedsniveau geen locatiealternatieven<br />
onderzocht. De locaties sluiten aan bij al bestaande voorzieningen of initiatieven of<br />
liggen vast en maken onderdeel uit van vastgesteld beleid. Dit geldt bijvoorbeeld voor<br />
Wijkevoort dat is opgenomen in het Streekplan (2002) en in de Ruimtelijke<br />
<strong>Structuurvisie</strong> Tilburg (2005).<br />
Voor Wijkevoort in het lage scenario is in hoofdstuk 7 een afweging gemaakt of deze<br />
binnen het brede zoekgebied voor Wijkevoort elders gesitueerd kan worden. Voor de<br />
sportvelden en Oliemeulen is eveneens in hoofdstuk 7 een afweging gemaakt of deze<br />
op basis van milieu-effecten het beste ten westen of ten oosten van de Groene Kamer<br />
gerealiseerd kunnen worden.<br />
Per programmaonderdeel wordt in het vervolg van dit hoofdstuk een motivatie voor de<br />
locatie gegeven.<br />
5.1.3 2 e referentiesituatie Groenblauw Casco<br />
In het advies voor reikwijdte en detailniveau is door het bevoegd gezag, mede op<br />
advies van de Commissie m.e.r., een tweede referentiesituatie gevraagd, het<br />
zogenaamde Groenblauw Casco (zie paragraaf 5.5 en 5.6). Het Groenblauw Casco<br />
brengt, in aanvulling op de al aanwezige waarden, de natuurlijke, landschappelijke en<br />
recreatieve potenties van <strong>Zuidwest</strong> in beeld. De effecten van de twee scenario's<br />
worden niet alleen vergeleken met de huidige situatie, maar ook met een ideale<br />
groenblauwe toekomstsituatie. Door het in beeld brengen van de ecologische<br />
potenties hoopt de gemeente aanknopingspunten te vinden om de geplande<br />
ontwikkelingen vanuit natuur, landschap en cultuurhistorie te kunnen verrijken.<br />
In de komende paragrafen worden de diverse onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong><br />
<strong>Zuidwest</strong> nader beschreven. Er wordt een motivatie gegeven voor het voornemen en<br />
een verantwoording van de locatiekeuze. Daarna wordt het voornemen beschreven en<br />
wordt aangegeven wat de uitgangspunten zijn voor het onderzoek in dit plan-MER.<br />
5.2 Wijkevoort<br />
Wijkevoort wordt door de gemeente Tilburg gezien als ontwikkellocatie voor een nieuw<br />
bedrijventerrein. Daarbij worden twee scenario's onderzocht:. een hoog scenario<br />
waarbij wordt uitgegaan van een zwaarder type bedrijvigheid met een meer<br />
arbeidsextensief karakter. Dit betreft het hoge scenario, waarbij ook ruimte is<br />
gereserveerd voor een Truck Service Centrum en een laag scenario dat uitgaat van een<br />
bedrijventerrein van een lichter type bedrijvigheid met een arbeidsintensiever<br />
karakter. Binnen dit ontwikkelingsperspectief is ook een campus voorzien. Dit betreft<br />
het lage scenario.<br />
5.2.1 Motivatie en locatieafweging Wijkevoort<br />
Wijkevoort is reeds in het Streekplan Provincie Noord-Brabant, 2002 en het Stedelijke<br />
Uitwerkingsplan Breda-Tilburg uit 2004 aangewezen als zoekgebied voor
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
122<br />
verstedelijking. Het bedrijventerrein is ook in de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong><br />
opgenomen. De zoekgebieden voor verstedelijking zijn momenteel vastgelegd in de<br />
Verordening Ruimte Noord-Brabant. De keuze voor de zoekgebieden verstedelijking is<br />
tot stand gekomen na een integrale afweging vanuit de omliggende gebiedskwaliteiten<br />
(hanteren lagenbenadering) met gemeenten en waterschappen. Dit proces<br />
heeft plaatsgevonden ten behoeve van de opstelling van de uitwerkingsplannen van<br />
het streekplan van 2002. De locatie voor Wijkevoort is onder andere gekozen vanwege<br />
de goede ontsluitingsmogelijkheden op de A58 en de Burgemeester Letschertweg<br />
(Noordwesttangent).<br />
In de nota Nut en noodzaak Wijkevoort, die op 14 december 2009 door de Raad<br />
vastgesteld is, is op basis van de geraamde vraag naar ruimte voor bedrijvigheid<br />
geconcludeerd dat de ontwikkeling van Wijkevoort tot bedrijventerrein op termijn<br />
nodig is. Op basis van de ramingen en de voortgang van de ontwikkeling van nieuwe<br />
bedrijventerreinen en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zal dat<br />
naar verwachting voor <strong>2020</strong> aan de orde zijn. Deze ramingen zijn gebaseerd op de<br />
Bedrijfs Locatie Monitor (BLM) van het CPB en Planbureau voor de Leefomgeving, met<br />
een aantal specifiek Brabantse accenten.<br />
Tilburg heeft enkele jaren geleden de keuze gemaakt om nieuwe en bestaande<br />
bedrijventerreinen nadrukkelijk te profileren aan de hand van de gevestigde of<br />
gewenste bedrijvigheid. Voor Tradepark 58 is gekozen voor het profiel hoogwaardig &<br />
innovatief, Katsbogten staat voor transport, distributie en opslag, Vossenberg West I<br />
en het toekomstige Vossenberg West II (uitgifte start einde 2009) staan voor<br />
grootschalige logistiek. In de nota Nut en noodzaak Wijkevoort (december 2009) is<br />
geen specifiek profiel voorzien als Wijkevoort tot bedrijventerrein wordt ontwikkeld.<br />
In de nota Nut en noodzaak Maintenance (14 september 2009) is aangegeven dat<br />
Wijkevoort de eerste voorkeur heeft voor vestiging van Maintenance bedrijvigheid.<br />
Maar expliciet is geen sprake van een koppeling van nieuwvestiging of verhuizing van<br />
(al dan niet al in Tilburg gevestigde) maintenance bedrijvigheid aan de nut en<br />
noodzaak van de ontwikkeling van Wijkevoort. Die ontwikkeling wordt op termijn op<br />
basis van de geraamde vraag sowieso nodig geacht. Andersom is/wordt Wijkevoort<br />
dus niet specifiek gethematiseerd voor maintenance-bedrijvigheid.<br />
5.2.2 Beschrijving en uitgangspunten Wijkevoort<br />
De gewenste en mogelijke omvang en inrichting van Wijkevoort is nog niet definitief.<br />
Ook de inrichting op kavelniveau en landschappelijke inpassing is nog niet bekend. In<br />
dit plan-MER wordt Wijkevoort daarom binnen een bandbreedte, onderzocht in een<br />
laag en een hoog scenario. Dit gebeurt op <strong>Structuurvisie</strong>niveau.<br />
Met de nota 'Nut en Noodzaak Wijkevoort' is vastgesteld dat Wijkevoort in de toekomst<br />
nodig is als bedrijventerrein, voor maximaal 110 hectare bruto. Deze oppervlakte is in<br />
het MER dan ook als maximaal scenario meegegeven. Groter is niet mogelijk, gezien<br />
de begrenzing van het zoekgebied in de <strong>Structuurvisie</strong> van de provincie. Een klein(er)<br />
bedrijventerrein is wel mogelijk. Een en ander is afhankelijk van de marktvraag, het<br />
daadwerkelijke behoud van bestaande bedrijventerreinen (door herstructurering) en<br />
mogelijkheden voor intensiever ruimtegebruik op nieuwe en bestaande<br />
bedrijventerreinen. Topografisch gezien vormt het Wijckermeer een barrière tussen het<br />
westelijk en het oostelijk deel van het plangebied voor het bedrijventerrein. Daardoor
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
123<br />
ziet de gemeente Tilburg dit als een logische grens in het geval een kleiner<br />
bedrijventerrein gerealiseerd wordt.<br />
Ruimtelijk-functionele uitgangspunten bij zowel hoog als laag scenario Wijkevoort<br />
Zowel in het hoge als lage scenario de Hultenseweg als lijn ingezet, inclusief<br />
bomenlaan. Het is nu een fietsroute en dat blijft in de toekomst ook zo. Bedoeling is<br />
dat het autoverkeer hier straks geen doorgang meer vindt, met uitzondering van<br />
hulpdiensten. Om het cultuurhistorisch karakter van de Hultenseweg te behouden<br />
dient nieuwe bebouwing op ruime afstand van de Hultenseweg gerealiseerd te<br />
worden.<br />
Het zou de cultuurhistorie en de beleving ten goede komen als bestaande woningen<br />
worden herbestemd voor andere functies. De mogelijkheden hiertoe worden nader<br />
onderzocht.<br />
In de nota Uitgangspunten en ambitieniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> heeft het<br />
college bepaald dat de ligging van Wijkevoort aan een zichtlocatie bij de kruising van<br />
de A58 en Noordwesttangent moet worden benut voor de inrichting van het<br />
plangebied. Dat betekent een kwalitatief hoogwaardige en duurzame inrichting van<br />
het bedrijventerrein. Zowel de bedrijfsgebouwen als de openbare ruimte moeten dus<br />
state-of-the-art zijn, vergelijkbaar met ambitieuze initiatieven op (met name)<br />
Vossenberg West II en Tradepark58. Het realiseren van de ecologische<br />
verbindingszones de Groote Leij en de Hultensche Leij dient onderdeel te zijn van die<br />
hoogwaardige en duurzame openbare ruimte.<br />
Binnen het bedrijventerrein kunnen fases gerealiseerd worden met een verschillend<br />
profiel in termen van kavelgrootte, beeldkwaliteit en milieucategorie. Voor het beheer<br />
van (in ieder geval de openbare ruimte op) het bedrijventerrein wordt deelname van de<br />
gevestigde bedrijven aan parkmanagement verplicht gesteld. Dat wordt geregeld bij<br />
de gronduitgifte.<br />
Uitgangspunten lage scenario<br />
Voor bedrijventerrein Wijkevoort is in het lage scenario uitgegaan van een lagere<br />
milieu-impact met naar verhouding meer milieu-categorie 3 bedrijvigheid en minder<br />
milieu-categorie 4 bedrijvigheid. Daarnaast vindt er in het lage scenario minder<br />
ruimtegebruik plaats. 60 ha in het lage scenario tegenover 110 ha in het hoge<br />
scenario. Het profiel van Wijkevoort in het lage scenario is meer gericht op<br />
arbeidsintensieve vormen van bedrijvigheid.<br />
Op onderstaande afbeelding is de globale indeling van Wijkevoort in het lage scenario<br />
in beeld gebracht.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
124<br />
Afbeelding 5.3 Indeling Wijkevoort in lage scenario (Bron: gemeente Tilburg)<br />
De uitgangspunten voor Wijkevoort in het lage scenario zijn in onderstaande tabel<br />
opgenomen.<br />
Tabel 5.1: Oppervlaktes en werkplaatsen lage scenario (Bron: gemeente Tilburg)<br />
In het lage scenario is Wijkevoort een groot werkeiland temidden van het landschap.<br />
Dat geeft een beeld van beemden en waterpartijen en halfhoog opgaand groen met<br />
daarachter bedrijfsgebouwen. De inrichting van de openbare ruimte op het<br />
bedrijventerrein is afhankelijk van de uiteindelijke bedrijfsinvulling.<br />
In het lage scenario is grenzend aan het Wijckermeer een campus geprojecteerd. De<br />
campus betreft (een complex van) hoogwaardige bedrijfsgebouwen in een<br />
hoogwaardige en groene omgeving. Te denken valt bijvoorbeeld aan moderne<br />
gebouwen in een stedelijke omgeving met het gezicht naar het water. De Hultenseweg<br />
is een mooie bomenlaan, met ruimte voor een kade of vlonders. De bezonning is<br />
gunstig voor ontmoeting en horeca. Enkele van de bestaande woningen aan de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
125<br />
Hultenseweg kunnen mogelijk geïntegreerd worden in de campus via herbestemming.<br />
Met enkele ingrepen is het mogelijk een uitzicht vanaf de snelweg op de campus te<br />
creëren.<br />
De campus heeft als doel het bevorderen van de oprichting, groei en acquisitie van<br />
kennisintensieve (maak)bedrijven en organisaties en hun onderlinge samenwerking.<br />
Onderwijs, Research & Development en innovatie wordt hier gefaciliteerd evenals de<br />
transfer van kennis, mensen en kapitaal. De bedrijven en organisaties op de campus<br />
onderhouden nauwe relaties met elkaar en met bedrijven en organisaties op het<br />
bedrijventerrein Wijkevoort en (ver) daarbuiten. Bij de aanwezige functies op de<br />
campus moet worden gedacht aan kantoorfuncties, testruimtes, instructieruimtes,<br />
vergaderruimtes, onderzoeksfaciliteiten, lichtere (productie)bedrijvigheid,<br />
ondersteunende horeca enzovoorts.<br />
In het lage scenario is in het plangebied Wijkevoort naast de campus sprake van<br />
relatief veel milieucategorie 3 bedrijvigheid en relatief weinig milieucategorie 4<br />
bedrijvigheid. De milieucategorie 3 bedrijvigheid zal met name kavels van 2.000 t/m<br />
5.000 m 2 vragen. Daarnaast is ook behoefte aan kavels van 5.000 t/m 10.000m 2 .<br />
Slechts incidenteel zullen nog grotere kavels gevraagd worden. Gemiddeld hebben de<br />
bedrijfsgebouwen een footprint van circa 60% van de kavel en een floor space index<br />
(afgekort fsi, verhouding bedrijfsvloeroppervlakte t.o.v. kaveloppervlakte) van 0,8<br />
gemiddeld. De gebouwhoogtes zullen variëren tussen de 10 en 15 meter. De<br />
verhouding bedrijfsruimte/kantoor is gemiddeld circa 70/30, maar uitschieters<br />
waarbij sprake is van een 30/70 verhouding zijn ook mogelijk. Laboratorium-achtige<br />
ruimten voor R&D en testfaciliteiten worden nadrukkelijk als bedrijfsruimte<br />
beschouwd. De bedrijfsgebouwen zullen functioneel van aard en vormgeving zijn,<br />
maar met een beeldkwaliteitplan kan voor de uitstraling en materiaalgebruik worden<br />
gestuurd op een duurzaam en hoogwaardig niveau.<br />
Uitgangspunten hoge scenario<br />
Het profiel van Wijkevoort is in het hoge scenario meer gericht op bedrijfsmatige<br />
activiteiten met een hoge milieu-impact en een arbeidsextensiever karakter. Daarnaast<br />
heeft het bedrijventerrein in het hoge scenario een aanzienlijk groter oppervlak (110<br />
ha bruto). Naar verhouding is er meer milieucategorie 4 bedrijvigheid gesitueerd. Ook<br />
wordt er ruimte geboden aan een Truck Service Centrum. Een truckservicecentrum<br />
biedt ruimte aan voorzieningen voor vrachtwagenchauffeurs zoals een parkeerplaats,<br />
tankstation en restaurant.<br />
Op de onderstaande afbeelding is de globale indeling van Wijkevoort in het hoge<br />
scenario afgebeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
126<br />
Afbeelding 5.4 Indeling Wijkevoort in hoge scenario<br />
Tabel 5.2: Oppervlaktes en werkplaatsen in hoge scenario<br />
In het hoge scenario wordt het hele gebied ten zuiden van de Hultensche Leij ingevuld<br />
met bedrijvigheid. Desondanks is het streven om rond het bedrijventerrein zoveel<br />
mogelijk groen te realiseren om zo een betere overgang te realiseren richting het<br />
buitengebied en om de bedrijven fraai in te passen.<br />
In het hoge scenario wordt uitgegaan van een bedrijventerrein met relatief weinig<br />
milieucategorie 3 bedrijvigheid en relatief veel milieucategorie 4 bedrijvigheid. De<br />
milieucategorie 4 bedrijvigheid zal zowel kavels van 2.000 t/m 5.000m 2 als kavels van<br />
5.000 t/m 10.000m 2 vragen. Een aantal kavels groter dan 10.000m 2 is ook nodig.<br />
Omdat de beschikbare fysieke ruimte voor milieucategorie 4 bedrijvigheid beperkter<br />
is, zal bij aanleg rekening gehouden moet worden met de behoefte van bedrijven aan<br />
ruimte voor groei op het eigen kavel. Tegelijkertijd moet die toekomstige groeiruimte<br />
zo verkaveld worden dat het in een later stadium mogelijk is om deze te herverkavelen<br />
voor gebruik door andere bedrijven of voor andere voorzieningen (bijvoorbeeld<br />
parkeren, meer groen of waterberging).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
127<br />
Voor de bedrijfsgebouwen geldt dat een gemiddelde footprint 50% van de kavel wordt<br />
verwacht (ook vanwege die ruimte voor groei op het eigen kavel) en een fsi van 0,6<br />
gemiddeld. Ook voor de meeste milieucategorie 4 bedrijven zullen bouwhoogtes tot<br />
15 meter voldoende toereikend zijn, maar mogelijk dat enkele bedrijven behoefte<br />
hebben aan meer hoogte. In bestemmingsplannen wordt hiervoor meestal een<br />
ontheffingsmogelijkheid opgenomen, zodat voor 10% of 20% van de<br />
bedrijfsvloeroppervlakte kan worden gebouwd tot 20 of 30 meter hoog. De verhouding<br />
bedrijfsruimte/kantoor is gemiddeld circa 80/20, maar uitschieters waarbij sprake is<br />
van een veel grotere kantoorcomponent zijn mogelijk. Laboratorium-achtige ruimten<br />
voor R&D en testfacilteiten worden als bedrijfsruimte beschouwd. De<br />
bedrijfsgebouwen zullen functioneel van aard en vormgeving zijn, maar met een<br />
beeldkwaliteitplan kan voor de uitstraling en materiaalgebruik worden gestuurd op<br />
een duurzaam en hoogwaardig niveau.<br />
In het hoge scenario is een Truck Service Centrum opgenomen. In de minimale<br />
uitstraling is het asfalt met lantaarns en een hek. Elders in Nederland en Europa zijn<br />
wel concepten gerealiseerd met een veel hoogwaardiger karakter. Hierbij kan dan<br />
gedacht worden aan een uitgebreidere horeca, een optimaal beveiligde omgeving (of<br />
verschillende beveiligingsniveaus binnen 1 complex), wasgelegenheid, onderhoud en<br />
tanken. Om de vrachtwagens die gebruik gaan maken van het Truck Service Centrum<br />
zo'n beperkt mogelijk aantal kilometers te laten maken is gekozen voor een locatie<br />
dicht bij de Noordwesttangent en A58. Uiteraard is dit ook vanwege de<br />
herkenbaarheid vanaf de A58 die een belangrijke logistieke as is tussen Rotterdam en<br />
Ruhrgebied. In deze hoek is vanaf de A58 het zicht op het Truck Service Centrum<br />
beperkt aangezien bomen het zicht hierop ontnemen. Een mast kan de locatie<br />
herkenbaar maken.<br />
Arbeidsplaatsen, verkeerbewegingen en ontsluiting Wijkevoort<br />
In tabel 5.1 en tabel 5.2. is het aantal arbeidsplaatsen weergegeven op basis van<br />
oppervlakteberekeningen. Hieruit blijkt dat in het lage scenario wordt uitgegaan van<br />
ca. 1.750 arbeidsplaatsen en in het hoge scenario van ca 2.500 arbeidsplaatsen.<br />
Deze arbeidsplaatsen zijn met behulp van het verkeersmodel vertaald in<br />
verkeersbewegingen.<br />
Uitgangspunt in de plan-MER is een dubbele aansluiting van Wijkevoort op de<br />
Noordwest-tangent voor beide alternatieven. Hiermee kunnen zowel het noordelijke<br />
als het zuidelijke deel van Wijkevoort ontsloten worden.<br />
Vooralsnog is geen sprake van een directe aansluiting van Wijkevoort op de A58. Een<br />
directe aansluiting is mede afhankelijk van de mogelijkheden die Rijkswaterstaat<br />
hiervoor biedt en de ontwikkelingen over het wel of niet verbreden van de A58. Plan-<br />
en besluitvorming hierover is nog te prematuur om hier al meegenomen te worden.<br />
5.3 De Groene Kamer<br />
De Groene Kamer is een particulier initiatief van Landgoed de Groene Kamer BV. voor<br />
een ca. 30 ha groot nieuw landgoed met detailhandel, duurzame leisure en<br />
edutainment en met ruimte voor natuurontwikkeling.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
5.3.1 Motivatie en locatieafweging Groene Kamer<br />
128<br />
De initiatiefnemer van De Groene Kamer heeft in samenspraak met de gemeente<br />
Tilburg elf locaties aan een nader onderzoek onderworpen. Daarvan zijn 10 locaties<br />
om diverse redenen afgevallen, bijvoorbeeld uit oogpunt van bereikbaarheid,<br />
vervuiling of onvoldoende fysieke ruimte. De huidige voorgenomen locatie kwam als<br />
meest geschikte locatie naar voren.<br />
Realisering van de Groene Kamer op de huidige voorgenomen locatie voldoet aan een<br />
aantal belangrijke voorwaarden van gemeente en initiatiefnemer:<br />
• Gunstige liggen ten opzichte van de stad en de Reeshof;<br />
• Mogelijkheid om op korte termijn grond te verwerven;<br />
• Ligging op de grens tussen stad en platteland, passend bij het concept van de<br />
Groene Kamer en passend binnen een gebied dat door de provincie is<br />
aangegeven als verwevingsgebied;<br />
• Landschappelijke en ecologische kenmerken en waarden die aansluiten bij de<br />
belangen en ideeën van de Groene Kamer;<br />
• Goede ontsluitingsmogelijkheden via Bredaseweg;<br />
• Passend binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente Tilburg;<br />
• Ondernemende partijen in de omgeving die openstaan voor samenwerking.<br />
De Groene Kamer zal een leidende rol spelen binnen de ontwikkeling van het<br />
agrarisch buitengebied van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>. Het gebied krijgt door de ontwikkeling<br />
van De Groene Kamer een duidelijke identiteit en krijgt hiermee een belangrijke functie<br />
als groen- en recreatiegebied tussen de stad en het platteland, waar ruimte is voor<br />
(verbrede) agrarische bedrijvigheid.<br />
5.3.2 Beschrijving en uitgangspunten Groene Kamer<br />
De Groene Kamer is voorzien in het noordelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>: ten westen van de<br />
Oude Leij en ten zuiden van de Bredaseweg. De Groene Kamer heeft een oppervlak van<br />
ca 30 ha.. Op het landgoed wordt 10 ha gereserveerd voor rode functies (bebouwing,<br />
parkeren en infrastructuur), en 20 ha voor groene functies.<br />
Voor de Groene Kamer is in dit MER uitgegaan van 1,2 miljoen bezoekers per jaar (lage<br />
scenario) tot 2 miljoen bezoekers (hoge scenario).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
129<br />
Figuur 5.5 Ligging de Groene Kamer<br />
Het concept van De Groene Kamer gaat uit van een combinatie van natuur- en<br />
tuingerichte retail, natuurbeleving, gezondheid, cultuur en recreatie op basis van de<br />
principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het geheel op te zetten<br />
als een landgoed nieuwe stijl leent het zich bij uitstek voor een inpassing in de<br />
stadsrandzone. De relatie met de natuur en de agrarische sector is een wezenlijk deel<br />
van het concept.<br />
Op het landgoed worden functies voorzien als: een uitgebreid tuincentrum,<br />
detailhandel- en andere voorzieningen voor dieren, landwinkel, restaurant,<br />
beauty/gezondheidswinkels, outdoorwinkel, health- en beautycomplex,<br />
kinderboerderij, speeltuin, kinderdagverblijf enz. De exacte gebiedsbegrenzing en<br />
(ruimtelijke) invulling ervan is nog niet bepaald.<br />
Voor het landgoed gelden de volgende randvoorwaarden [Nota Uitgangspunten en<br />
ambitieniveau <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>];<br />
• Het landgoed is openbaar toegankelijk;<br />
• het landgoed past binnen de landgoederenstructuur aan de Bredaseweg;<br />
• het landgoed kent een duidelijke hoofdontsluiting op de Bredaseweg;<br />
• het landgoed geeft ruimte aan / houdt rekening met de ecologische<br />
verbindingszone langs de Donge.<br />
Bezoekersaantallen, verkeersbeweging, ontsluiting en parkeren<br />
Distributieplanologisch onderzoek heeft uitgewezen dat een bezoekersaantal van 1 tot<br />
1,5 miljoen bezoekers verwacht kan worden voor de Groene Kamer. In het kader van<br />
dit MER is worst case gerekend op 1,2 (lage scenario) tot 2 miljoen (hoge scenario).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
130<br />
Het landgoed wordt ontsloten door een op- en afrit die de Groene Kamer en het<br />
achterliggende gebied ontsluit. De hoofdontsluitingsroute is de Bleukweg, door<br />
middel van een aansluiting met verkeerslichten op de Bredaseweg. Deze aansluiting<br />
wordt in westelijke richting verschoven. De bestaande aansluiting wordt een<br />
voorziening voor langzaam verkeer.<br />
Verspreid op het landgoed worden 1500 reguliere parkeerplaatsen gerealiseerd.<br />
Naast de reguliere parkeerplaatsen (1500) wordt één grote overloopparkeerplaats<br />
voor 700 voertuigen zal worden gerealiseerd voor piekmomenten. Deze parkeerplaats<br />
ligt langs de Bredaseweg, maar is alleen via een interne ontsluiting te bereiken.<br />
5.4 Sport en recreatie<br />
In het gebied <strong>Zuidwest</strong> wordt gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden voor hockey en<br />
golf. Daarnaast is <strong>Zuidwest</strong> in beeld als mogelijke locatie voor reptielendierentuin de<br />
Oliemeulen en voetbal.<br />
5.4.1 Motivatie en locatieafweging sport & recreatie<br />
Zowel voor hockey, voetbal als golf wordt een groei verwacht in ledenaantallen. Met de<br />
bouw van de Reeshof hebben de bestaande sportclubs in <strong>Zuidwest</strong>, zoals<br />
voetbalvereniging RKTVV, er meer leden bijgekregen. De groei van het ledenaantal zal<br />
de komende jaren naar verwachting alleen nog maar verder groeien door de verdere<br />
uitbreiding van de Reeshof tot uiteindelijk 40.000 inwoners.<br />
Hockey<br />
Ten aanzien van een mogelijke fusie en hervestiging van de hockeyclubs Forward en<br />
TMHC zijn meerdere locaties beoordeeld:<br />
§ de huidige locatie van hockeyclub TMHC (nabij de Oude Warande);<br />
§ de locatie Bredaseweg (deze locatie is ook welk bekend als Prinsenhoef);<br />
§ een locatie in het zoekgebied Tilburg <strong>Zuidwest</strong><br />
Op basis van een uitgevoerde quickscan is gekozen voor de uitbreiding van de<br />
bestaande locatie van TMHC. De uitbreiding van het complex zelf past grotendeels<br />
binnen de huidige begrenzing van het hockeycomplex. Echter voor de benodigde<br />
parkeerruimte zal extra ruimte moeten worden gezocht.<br />
Voetbal<br />
De wens om RKTVV (voetbal) te verplaatsen naar de Reeshof komt voort uit een<br />
onderzoek dat een aantal jaren geleden door instituut Mullier is gehouden. Dit<br />
onderzoek concentreerde zich op (de spreiding van) het aanbod van<br />
sportaccommodaties in Tilburg. Als uitvloeisel hiervan is in eerste instantie onder<br />
andere voetbalvereniging Gudok verplaatst van Tilburg Noord naar Tilburg West<br />
(Dalem). In een later stadium zou gekeken worden naar de mogelijkheden om ook<br />
RKTVV uit te plaatsen. In 2008 deed zich de omstandigheid voor dat de in de Reeshof<br />
gevestigde voetbalvereniging Triborgh ophield te bestaan. RKTVV stond toen op de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
131<br />
nominatie om de plaats van deze vereniging in te nemen. Een en ander is doorkruist<br />
door de oprichting van SV Reeshof. Met die vereniging is destijds overeengekomen dat<br />
een uiterste inspanning zou worden gedaan om te komen tot een fusievereniging met<br />
RKTVV.). In dit traject zit de gemeente Tilburg nog steeds. Er moet een complex komen<br />
waar de fusievereniging letterlijk en figuurlijk uit de voeten kan. Op het huidige<br />
complex van SV Reeshof (aan de Kronenbergstraat) kan de fusievereniging geen<br />
onderdak krijgen. Er moet worden uitgezien naar eventuele alternatieven. Momenteel<br />
wordt gekeken of fusie op de locatie aan de Kronenbergstraat mogelijk is door<br />
maatregelen te treffen. Kan dat niet dan komt <strong>Zuidwest</strong> in beeld als alternatief.<br />
Golf<br />
Golfcclub Prise d'Eau is voornemen (op termijn) uit te breiden van 27 holes nu naar<br />
2x18 holes in de toekomst. Voor de uitbreiding van de golfbaan zijn geen<br />
locatiealternatieven beschikbaar. In het oosten en zuiden wordt de huidige golfbaan<br />
begrensd door de bossen van de Blaak (EHS) en de A58.<br />
Oliemeulen<br />
Reptielenhuis Oliemeulen wil uitbreiden en verhuizen naar een nieuwe locatie.<br />
Voor de Oliemeulen wordt momenteel een locatie in het noordwesten van Tilburg<br />
onderzocht (buiten het plangebied). Mocht de Oliemeulen op deze locatie toch niet<br />
gerealiseerd kunnen worden, dan komt <strong>Zuidwest</strong> in beeld. In het planMER is deze<br />
locatie uit voorzorg meegenomen in de nabijheid van de Groene Kamer, om zo reeds<br />
de mogelijke effecten op de omgeving in beeld te brengen. De nabijheid van de Groene<br />
Kamer is gekozen met de volgende redenen: tegengaan van versnippering van het<br />
landschap, mogelijkheden voor zorgvuldig ruimtegebruik door bijvoorbeeld<br />
voorzieningen te kunnen delen (bijv. infrastructuur, parkeervoorzieningen, horeca). Op<br />
basis van de effecten van het planMER wordt geadviseerd waar de Oliemeulen in<br />
<strong>Zuidwest</strong> het beste gerealiseerd kan worden, aan de oostkant of westkant Groene<br />
Kamer.<br />
5.4.2 Beschrijving en uitgangspunten sport & recreatie<br />
In het lage scenario wordt ervan uitgegaan dat de hierboven genoemde voorzieningen<br />
sport & recreatie niet zullen uitbreiden/verplaatsen en dat een eventuele groei van<br />
leden/bezoekers kan worden opgevangen binnen de huidige accommodaties.<br />
In het hoge scenario is uitgegaan van uitbreiding van een aantal sportaccommodaties<br />
(golf en hockey) en vestiging van reptielendierentuin Oliemeulen en voetbal in het<br />
plangebied.<br />
Bezoekersaantallen, verkeersbewegingen, ontsluiting en parkeren<br />
Hockey<br />
Het bestaande hockeycomplex van TMHC zal moeten worden uitgebreid met 3 velden<br />
(waarvan één met stadion) Het complex zal gebruikt gaan worden na fusie van THMC<br />
Tilburg en TMHC Forward. Het aantal leden na fusie bedraagt ca 2400. De grootste<br />
drukte kan worden verwacht in de weekenden wanneer tophockeywedstrijden worden<br />
gespeeld. Er kunnen dan ca 1500 bezoekers op een dergelijke wedstrijd afkomen. Op<br />
de overige velden wordt tegelijkertijd competitie gespeeld. Naar verwachting trekken<br />
deze wedstrijden tussen 10:00 en 17:00 ca. 200 bezoekers per uur aan. In de avonden<br />
op weekdagen vinden trainingen plaats waarbij alle velden tegelijkertijd bezet zullen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
132<br />
zijn. Tussen 16:30 en 22:30 bezoeken naar schatting 150 personen per uur het<br />
complex. Op woensdagavonden en vrijdagavonden ca. 225 personen omdat dan ook<br />
oefenwedstrijden worden gespeeld.De activiteiten zullen hoofdzakelijk plaatsvinden<br />
in de maanden augustus tot en met mei. In juni en juli is bij het hockey zomerstop.<br />
De hockeyvoorzieningen worden momenteel via de Zwartvenseweg op de Bredaseweg<br />
ontsloten. De Zwartvenseweg wordt verlegd en zal naar verwachting recht aangesloten<br />
worden op de Bredaseweg. Het kruispunt wordt zoals in de huidige situatie met<br />
verkeerslichten geregeld. De nieuwe aanlsuiting wordt momenteel onderzocht. De<br />
bestaande aansluiting komt daarmee te vervallen.<br />
Voetbal<br />
Als gevolg van een mogelijke fusie tussen RKTVV en SV Reeshof zal nabij de Groene<br />
Kamer en ten zuiden van de Bredaseweg een sportcomplex komen met 6<br />
voetbalvelden op een totale oppervlakte van ca. 6 ha. De clubs zullen na fusie ca. 900<br />
leden hebben.<br />
Ten aanzien van de ontsluiting van de voetbalvelden wordt uitgegaan van één<br />
volledige aansluiting op de Bredaseweg die geclusterd is met de aansluiting van De<br />
Groene Kamer.<br />
Golf<br />
De uitbreiding van golfbaan Prise d'Eau betreft een oppervlakte van ca 30 ha.<br />
De uitbreiding van het golfterrein is voorzien aan de noordzijde van de Gilzerbaan<br />
aansluitend aan het huidige golfterrein, ten behoeve van verkeersmodellering zijn<br />
aannames gedaan voor de verwachte bezoekersaantallen en verkeersbewegingen.<br />
Oliemeulen<br />
Voor de vestiging van reptielendierentuin De Oliemeulen is 6 ha ruimte nodig. Deze<br />
ruimte moet, indien deze niet in het noordwesten van Tilburg gerealiseerd kan worden,<br />
gevonden worden in de omgeving van De Groene Kamer. Het verwachte<br />
bezoekersaantal van De Oliemeulen bedraagt ca. 200.000 per jaar.<br />
Voor reptielenhuis de Oliemeulen zijn (nog) geen nadere uitgangspunten bekend. In<br />
de verkeersmodellering zijn aannames gedaan voor de verwachte bezoekersaantallen.<br />
Recreatieve routes<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> voorziet in een aantal aanvullende recreatieve routes (zie figuur 5.6)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
133<br />
Figuur 5.6 Indicatieve recreatieve routes <strong>Zuidwest</strong><br />
5.5 Ecologische verbindingszones (EVZ's)<br />
Onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong> (en het Groenblauw Casco) is een aantal ecologische<br />
kerngebieden en realisatie van een aantal ecologische verbindingszones (EVZ's)<br />
tussen deze gebieden. In onderstaand figuur 5.7 zijn deze weergegeven. Benaming en<br />
achtergrondinformatie zijn te vinden in tabel 5.3 en 5.4.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
134<br />
Figuur 5.7: Ecologische kerngebieden en te realiseren verbindingszones (blauw is nat,<br />
groen is vochtig/droog) in het plangebied.<br />
5.5.1 Motivatie en locatieafweging EVZ's<br />
De kerngebieden en EVZ's maken onderdeel uit van bestaand beleid. Dat wil zeggen<br />
dat hier invulling wordt gegeven aan bestaande beleidsuitgangspunten ten aanzien<br />
van bijvoorbeeld ecologische structuurversterking, maar dat er verder geen grote<br />
nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode. De <strong>Structuurvisie</strong> is<br />
consoliderend voor de kerngebieden.<br />
5.5.2 Beschrijving en uitgangspunten EVZ's<br />
In onderstaande tabel zijn de kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong> weergegeven. Deze<br />
natuurgebieden maken onderdeel uit van de EHS en bestaan grotendeels uit<br />
multifunctioneel bos. Ten noorden van het spoor liggen de natuurgebieden<br />
Reeshofbos, de Drijflanen en het Wandelbos. Deze gebieden vallen buiten het<br />
plangebied van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong>, maar hebben wel een duidelijke<br />
ecologische samenhang met de bosgebieden in het plangebied. Door het wegvallen<br />
van de noord-zuidverbinding is deze samenhang des te belangrijker geworden.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
135<br />
Code Naam Natuur(doel)typen<br />
A Het Blok multifunctioneel bos, poel<br />
B Landgoederen-<br />
Zone<br />
multifunctioneel bos, droge heide, natte heide, poel<br />
C Drijflanen multifunctioneel bos, bloemrijk grasland, poel<br />
D Bos Wijckevoort multifunctioneel bos, laaglandbeek<br />
E Wijckermeer soortenrijk water, struweel, multifunctioneel bos<br />
F Bos TWM multifunctioneel bos, struweel, bloemrijk grasland,<br />
heischraal grasland, soortenrijk water<br />
G De Sijsteren droge heide, stuifzand<br />
H Kaaistoep droge heide, vochtige heide, moeras, akker,<br />
bloemrijk grasland, heischraal grasland, vochtig<br />
schraal land<br />
Tabel 5.3: Voorziene ecologische kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong><br />
In totaal zijn zes te realiseren verbindingen te benoemen. Vier hiervan betreffen<br />
bestaande beken: Donge/Oude Leij (2), Groote Leij (4), Hultensche Leij (5b) en Oude<br />
Leij (6(a en b)). De andere verbindingen zijn vochtig tot droog (tabel 5.4).<br />
Tabel 5.4: Ecologische verbindingszones in <strong>Zuidwest</strong><br />
EVZ Naam Type<br />
Lengte Breedte<br />
(m) (m) Oppervlak<br />
1 Het Blok -<br />
Waterwingebied<br />
vochtig - droog 1.500 100 15,0 ha<br />
2a Donge noord nat 1.000 150 15,0 ha<br />
2b Oude Leij<br />
Groene Kamer<br />
nat 200 150 3,0 ha<br />
2c Oude Leij zuid nat 1.200 30 3,6 ha<br />
3 Drassige<br />
Driehoek<br />
vochtig - droog 300 150 4,5 ha<br />
4 Groote Leij nat 1.200 50 6,0 ha<br />
5a Het Blok -<br />
Hultensche Leij<br />
vochtig - droog 400 25 1,0 ha<br />
5b Hultensche Leij nat 2.800 75 21,0 ha<br />
6a Oude Leij (langs<br />
A58)<br />
vochtig - droog 600 25 1,5 ha<br />
6b Oude Leij<br />
(Groene Bosch)<br />
nat 1.200 50 6 ha<br />
Totaal 10.400 76,6 ha<br />
Verbinding 5a wordt al gerealiseerd. Ten eerste gebeurt dat via een landschappelijke<br />
inpassing van de Noordwesttangent met bijbehorende groene elementen en ten<br />
tweede via terreinen van Defensie op het grondgebied van Gilze-Rijen.<br />
De overige verbindingen moeten nog gerealiseerd worden en ingepast worden in de<br />
toekomstige ontwikkelingen. Op basis van een grove schatting geeft dit een opgave<br />
van 10,4 km ecologische verbindingszone welke zo'n 76,6 ha aan natuurontwikkeling<br />
beslaat. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de realisatie van de ecologische<br />
verbindingszones langs beken (2, 4, 5b en 6b) primair een taak voor het waterschap
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
136<br />
betreft. De verbindingen 1, 3, 5a en 6a moeten bestaan uit een combinatie van Nat en<br />
Droog kralensnoer (zie rapport Groene Schakels van Provincie Noord-Brabant).<br />
Bouwstenen hierin zijn poel, grasland, struweel en bos. Bij 1 en 5a komt deze<br />
overgang van nat naar droog overeen met de overgang van beek naar bos.<br />
5.6 Groenblauw Casco<br />
Om de potenties van natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie is een Groenblauw<br />
Casco ontworpen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het Groenblauw Casco dat<br />
uitgaat van de huidige situatie en de autonome ontwikkelingen en het Groenblauwe<br />
Casco Plus dat uitgaat van de potenties ten aanzien van natuur, landschap,<br />
cultuurhistorie en recreatie.<br />
De belangrijkste structuren en deelgebieden in het Groenblauw Casco zijn<br />
(weergegeven op figuur 5.8):<br />
1. De beekdalen van de Groote Leij en Hultensche Leij (inclusief het Blok en het Bos<br />
Wijkevoort);<br />
2. Beekdalen Donge/Oude Leij en de Blaak;<br />
3. de akkercomplexen van Hulten-Heikant, Stad Parijs en Berkeind-Lage Vossenberg;<br />
4. de heideontginning van de Sijsten (en de golfbaan);<br />
5. de landgoederenzone langs de Bredaseweg;<br />
6. het Stadsbos (met o.a. het Waterwingebied);<br />
7. de Drassige Driehoek;<br />
8. de Oude Warande.<br />
Figuur 5.8: Gebiedsaanduidingen <strong>Zuidwest</strong>
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
137<br />
5.6.1 Groenblauw Casco (huidige situatie)<br />
In figuur 5.9 is het Groenblauw Casco van de huidige situatie weergegeven<br />
Figuur 5.9 Groenblauw Casco huidige situatie (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />
Het Groenblauw Casco van de huidige situatie geeft het minimale ambitieniveau van<br />
de gemeente Tilburg weer, gebaseerd op huidige ecologische en cultuurhistorische<br />
waarden, vigerend beleid en autonoom ingezette ontwikkeling.<br />
De ambitie van de gemeente Tilburg binnen het Groenblauw Casco huidige situatie ten<br />
aanzien van de beekdalen is het behoud van de herkenbare lage ligging van de<br />
beekdalen met gedeeltelijk behoud van de beemdenstructuur, met aandacht voor de<br />
overgangen tussen de beekdalen en de akkercomplexen tussen Heikant en Berkeind.<br />
De ecologische waarde van de beken dient versterkt te worden door natuurvriendelijke<br />
inrichting van de oevers van de beken, met aanleg van stapstenen en faunapassages<br />
waar nodig. Hierbij wordt aangesloten bij de karakterisering van de beken in open<br />
landschap of in het bos.<br />
Ten aanzien van de Donge/Oude Leij geldt dat hierin specifiek aandacht wordt<br />
geschonken aan het herkenbare reliëf en het contrast tussen beslotenheid aan de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
138<br />
oostzijde en de relatieve openheid aan de westzijde. De relatie met en de<br />
herkenbaarheid van Dongewijck en het pompstation zijn hierbij aandachtspunten.<br />
De gemeente Tilburg zet, gelet op de actuele ecologische waarden van het bos bij<br />
Wijkevoort en het Wijckermeer, in op het behoud hiervan. Daarnaast zet de gemeente<br />
in op het behoud van ecologische verbindingen door het tegengaan van<br />
verstedelijking van het agrarisch gebied.<br />
Ten aanzien van de akkercomplexen wil de gemeente de herkenbaarheid van<br />
waardevolle cultuurhistorische structuren, ensembles en objecten behouden. Het gaat<br />
dan bijvoorbeeld om het behoud van agrarische gebouwen, erfbeplantingen en<br />
bolakkers. De Hultense weg en De Prinsenhoef (en de laanbeplanting daarlangs)<br />
dienen als landschappelijke structuur herkenbaar te blijven. Ook op de<br />
akkercomplexen wordt verstedelijking tegengegaan, waarbij ecologische verbindingen<br />
(bijvoorbeeld migratieroutes van vleermuizen) behouden blijven.<br />
Ten aanzien van de heideontginningen van de Sijsten (en de golfbaan) zet de<br />
gemeente Tilburg in op het behoud van de vierkante blokstructuren van bosranden en<br />
paden. Daarnaast wordt ingezet op het behoud van het contrast tussen 'zachte' en<br />
'harde' bosranden, de herkenbaarheid van de landduinen en het ontginningspatroon.<br />
Verstedelijking wordt ook hier tegengegaan.<br />
In de Landgoederenzone Bredaseweg staat het behoud van het landgoedkarakter<br />
voorop. Dit betekent dat langwerpige open ruimten langs de Bredaseweg worden<br />
behouden, evenals het noord-zuid gerichte paden-en verkavelingspatroon. Daarnaast<br />
worden de aanwezige waardevolle cultuurhistorische structuren, ensembles en<br />
objecten behouden.<br />
Het Stadsbos is een groot boscomplex met open plekken. Het behoud hiervan staat<br />
voorop. Natuurwaarden worden verhoogd door de aanleg van een droge ecologische<br />
verbindingszone (inclusief faunapassages) met enkele poelen tussen het stadsbos<br />
(waterwingebied) en het Blok.<br />
In de Drassige Driehoek wordt ingezet op het behouden van de herkenbaarheid door<br />
begrensde openheid, lage ligging, omringende steilranden, kleine<br />
landschapselementen op perceelsgrenzen, waterlopen en de wegenstructuur in de<br />
Zuidoosthoek.<br />
In De Oude Warande staat het behouden van het karakter van het padenpatroon<br />
voorop.<br />
5.6.2 Groenblauw Casco Plus (=toekomstpotenties)<br />
Het 'Groenblauw Casco plus' is een landschappelijk ontwerp van Tilburg <strong>Zuidwest</strong>,<br />
waarbij naast de elementen uit het hierboven beschreven Groenblauwe Casco, een<br />
aantal elementen zijn toegevoegd. Het 'Groenblauw Casco plus' zet naast behoud ook<br />
in op de versterking van het landschap. Op die manier wordt inzicht geboden in de<br />
landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische potentie van het gebied. De<br />
verschillen hebben met name betrekking op het toevoegen van nieuwe
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
139<br />
landschapselementen en het accentueren van het cultuurhistorische karakter.<br />
Daarnaast wordt een relatie gelegd met recreatief gebruik van het gebied.<br />
Figuur 5.10 Groenblauw Casco toekomstpotenties (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />
Ten aanzien van de beekdalen van de Groote Leij en Hultensche Leij kan de<br />
beemdenstructuur worden versterkt door aanplant van hagen en wilgen op<br />
perceelsranden loodrecht op de beek.<br />
In het Groenblauw Casco wordt ten aanzien van de ecologische verbindingszones van<br />
de Hultensche Leij en de Groote Leij ingezet op een bredere en dus robuustere<br />
verbinding (gemiddelde breedte 50-100) meter.<br />
Voor de Oude Leij wordt ingezet op een gemiddelde breedte van 150 meter ter hoogte<br />
van de Bredaseweg aflopend tot 30m ter hoogte van de golfbaan. Het aanleggen van<br />
vispassages dient de passerbaarheid voor vissen te vergroten. De beekdalstructuur<br />
wordt versterkt door enkele beemden (weer) open te maken.<br />
In de meest waardevolle natuurgebieden wordt recreatie beperkt of door middel van<br />
een zonering uit de ecologisch kwetsbare delen geleid. Dit geldt ook voor De Sijsten.<br />
Het bos en het meer bij Wijckevoort worden ecologisch versterkt door de aanleg van<br />
passende ecologische oevers en waar mogelijk het verwijderen van ecologische<br />
barrières als hekwerken.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
140<br />
Op de akkercomplexen wordt het agrarisch erfgoed en de agrarische structuur<br />
(perceelsranden, laanbeplantingen) versterkt. Daarnaast wordt ingezet een toename<br />
van de beleefbaarheid van het landschap voor recreanten en cultuurtoeristen.<br />
Voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden worden benut ten<br />
behoeve van cultuurtoerisme en recreatie (bijvoorbeeld informatiepanelen).<br />
In de Landgoederenzone wordt naast behoud ingezet op het versterken van het<br />
landgoedkarakter. Ontwikkelingen die het landgoedkarakter niet ondersteunen<br />
worden geweerd. Daarnaast worden mogelijkheden geboden tot (her)gebruik van<br />
aanwezige waardevolle ensembles en gebouwen. De voorkomende cultuurhistorische<br />
waarden worden benut en gekoppeld aan recreatieve routes en zorgen op die manier<br />
voor een impuls in de landschappelijke beleving.<br />
In het Stadsbos worden nieuwe open plekken gecreëerd en wordt recreatie beter<br />
gezoneerd (inlcusief recreatiewoningen). De droge ecologische verbindingszone<br />
tussen het Blok en het waterwingebied krijgt een gemiddelde breedte van 100 meter.<br />
De verbetering van de interne ecologische relaties krijgt verder gestalte door aanleg<br />
van faunapassages en het creëren van extra open plekken langs Bels Lijntje,<br />
Gilzerbaan en de zuidelijke bosrand. Aangepast beheer, de aanleg van nieuwe poelen<br />
en de omvorming naar een gedifferentieerd bos dienen de ecologische potentie nog<br />
verder te vergroten.<br />
In De Oude Warande worden oude patronen en paden hersteld en waar mogelijk op<br />
basis van de oorspronkelijke situatie (aan de randen) uitgebreid.<br />
Tot slot zal in De Drassige Driehoek naast behoud worden ingezet op het versterken<br />
van het landschap door het aanleggen van kleine landschapselementen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
141
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6 Milieueffecten<br />
6.1 Inleiding<br />
142<br />
In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> beoordeeld op verschillende<br />
milieuaspecten. Omdat het plan-MER is gekoppeld aan de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />
<strong>2020</strong> past het plan-MER bij het detailniveau van een <strong>Structuurvisie</strong>. Dit betekent dat<br />
de effecten op hoofdlijnen in beeld worden gebracht. Wanneer definitieve invullingen<br />
bekend zijn en in bestemmingsplannen worden vastgelegd, worden voor de m.e.r.plichtige<br />
activiteiten project-MERren op inrichtingsniveau opgesteld. Een project-MER<br />
is gedetailleerder dan het plan-MER.<br />
Dit plan-MER richt zich met name op de deelgebieden in <strong>Zuidwest</strong> waar nieuwe<br />
ontwikkelingen en activiteiten worden verwacht. Dit zijn: Wijkevoort, De Groene<br />
Kamer, diverse programmaonderdelen voor sport & recreatie en de ecologische<br />
verbindingszones. Bij de effectbeschrijving is 'ingezoomd' op de aspecten die<br />
onderscheidend zijn én van belang zijn bij verdere besluitvorming.<br />
Effecten worden in beeld gebracht voor de eindsituatie in <strong>2020</strong>. Tijdelijke effecten<br />
tijdens de aanlegfase worden in dit stadium van planvorming nog niet beschouwd.<br />
De effecten worden beschreven en beoordeeld ten opzichte van de referentiesituatie<br />
<strong>2020</strong>, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Daarnaast is voor die aspecten waar het<br />
relevant is een beschouwing gegeven van de effecten van <strong>Zuidwest</strong> op de potenties in<br />
het gebied, zoals in hoofdstuk 5 beschreven als Groen Blauw Casco plus.<br />
Effecten op locaties buiten het plangebied die (eventueel) vrijkomen door<br />
vaarplaatsing van activiteiten naar <strong>Zuidwest</strong> (bijvoorbeeld voetbal, hockey,<br />
Oliemeulen) zijn buiten de effectbeschrijving en beoordeling gelaten.<br />
De beoordelingsmethodiek of effectmatrix ziet er als volgt uit:<br />
Omschrijving Effectscore<br />
Sterk negatief effect ---<br />
negatief effect --<br />
enigszins negatief effect -<br />
neutraal effect 0<br />
enigszins positief effect +<br />
positief effect ++<br />
sterk positief effect +++<br />
tabel 6.1: Effectmatrix<br />
In tabel 6.2 is het beoordelingskader weergegeven.<br />
In de notitie reikwijdte en detailniveau was het thema duurzaamheid en klimaat nog<br />
opgenomen in het beoordelingskader. Echter over dit thema is dusdanig weinig<br />
(concrete) informatie beschikbaar in relatie tot de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> dat<br />
dit in dit plan-MER buiten het beoordelingskader is gelaten.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Hoofdthema Deelthema Aspect Methodiek<br />
Verkeer, Vervoer en Mobiliteitsontwikkeling, Toename verkeer als gevolg van<br />
Kwantitatief<br />
infrastructuur Bereikbaarheid,<br />
ontwikkelingen,<br />
Verkeersafwikkeling Capaciteit infrastructuur<br />
Milieu<br />
Landschap,<br />
cultuurhistorie en<br />
archeologie<br />
Natuur, bodem en<br />
water<br />
Wonen, werken,<br />
recreatie en sport<br />
143<br />
Parkeren Capaciteit Beschrijvend<br />
Langzaam verkeer / Effecten op bestaande voorzieningen, kansen Beschrijvend<br />
openbaar vervoer<br />
voor nieuwe voorzieningen<br />
Verkeersveiligheid Knelpunten Beschrijvend<br />
Lucht Emissie concentraties (Fijn Stof, NOx) Kwantitatief<br />
Geluid<br />
Geluiduitstraling op omgeving door (toename)<br />
wegverkeer en bedrijvigheid<br />
Kwantitatief<br />
Geluidbeperkingen vanuit omgeving<br />
(Vliegveld Gilze Rijen, wegen)<br />
Kwantitatief<br />
Externe Veiligheid Risico's vanuit ontwikkelingen op omgeving<br />
(inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)<br />
Beschrijvend<br />
Beperkingen vanuit omgeving (Vliegveld Gilze<br />
Rijen, vervoer gevaarlijke stoffen, inrichtingen,<br />
buisleidingen) op ontwikkelingen<br />
Beschrijvend<br />
Landschap<br />
Landschappelijke structuur Beschrijvend<br />
Ruimtelijke-visuele kwaliteit Beschrijvend<br />
Cultuurhistorie<br />
Archeologie<br />
Landschappelijke en aardkundige waarden Beschrijvend<br />
Beschermde waarden Beschrijvend<br />
Overige niet beschermde waarden Beschrijvend<br />
Ensemblewaarden Beschrijvend<br />
Archeologische verwachtingswaarde Beschrijvend<br />
Beschermde monumenten Beschrijvend<br />
Natuur<br />
Beschermde gebieden (EHS) Beschrijvend<br />
Beschermde soorten Beschrijvend<br />
Ecologische relaties (EVZ's) Beschrijvend<br />
Bodem Kwetsbare gebieden, bodemkwaliteit,<br />
bodemstructuur<br />
Beschrijvend<br />
Water<br />
Grond- en oppervlaktewater Beschrijvend<br />
Kwetsbare gebieden Beschrijvend<br />
Wateropgaven Beschrijvend<br />
Wonen Effect op bestaande woningen Beschrijvend<br />
Werken Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />
bedrijven<br />
Beschrijvend<br />
Recreatie Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />
voorzieningen<br />
Beschrijvend<br />
Sport Effect op bestaande en effect van toekomstige<br />
voorzieningen<br />
Beschrijvend<br />
Sociale aspecten Kwaliteit ruimtelijke inpassing<br />
Mate van functionele samenhang<br />
Beschrijvend<br />
tabel 6.2: Beoordelingskader
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.2 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur<br />
144<br />
Verkeersstructuur<br />
Ten behoeve van de ontsluiting van de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> wordt een<br />
aantal aanpassingen van de verkeersstructuur in <strong>Zuidwest</strong> voorzien (zie ook figuur<br />
6.1):<br />
• Bedrijventerrein Wijkevoort wordt ontsloten door twee aansluitingen op de<br />
Noordwesttangent, een noordelijke (nr 2 in figuur 6.1), die al bestaat, maar nog<br />
niet in gebruik is en een zuidelijke (nr 1 in figuur 6.1) ter hoogte van<br />
Nerhoven/Hultenseweg. De interne ontsluiting van Wijkevoort is in dit stadium<br />
van planvorming nog niet uitgewerkt. Uitgangspunt voor het onderzoek in dit<br />
plan-MER is dat de beide ontsluitingen op de Noordwesttangent gelijkwaardig<br />
worden benut.<br />
Naast de twee hoofdontsluitingen op de Noordwesttangent wordt een<br />
nooduitgang gerealiseerd via de Vosheining, langs de A58 naar de Gilzerbaan<br />
(3). Deze ontsluiting krijgt een laagwaardiger karakter en wordt onaantrekkelijk<br />
gemaakt voor sluipverkeer.<br />
• De Groene Kamer wordt primair ontsloten via de Bleukweg (4) met een door<br />
verkeerslichten geregelde kruising op de Bredaseweg. Een nood ontsluiting<br />
wordt gevormd door Klein Tilburg en de Gilzerbaan (5).<br />
• De voetbalvelden en eventueel de Oliemeulen gebruiken dezelfde ontsluiting<br />
als de Groene Kamer.<br />
• De (uitbreiding van de) hockeyvelden ten noorden van de Bredaseweg zullen<br />
worden ontsloten via een verlegging van de Zwartvenseweg (6). Deze kruising<br />
zal door verkeerslichten worden geregeld. De bestaande aansluiting komt te<br />
vervallen.<br />
• De golfbaan en eventuele uitbreiding blijven gebruik maken van de Gilzerbaan<br />
(7) als ontsluiting.<br />
• Om een verkeersstroom tussen de ontsluitingen van Wijkevoort en Groene<br />
Kamer door <strong>Zuidwest</strong> te voorkomen wordt de verbinding, de Hultenseweg,<br />
afgesloten voor (doorgaand) auto- en vrachtverkeer (8)<br />
Beoordeling<br />
De aanpassingen in de verkeersstructuur worden voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel in beide<br />
scenario's (enigszins) positief beoordeeld (+). Het draagt bij aan een heldere<br />
verkeersstructuur in <strong>Zuidwest</strong>, een snelle afwikkeling naar het hoofdwegennet en het<br />
daarmee zoveel als mogelijk ontlasten van het onderliggende wegennet.<br />
Voor Wijkevoort worden de nieuwe aansluitingen enigszins positief beoordeeld (+).<br />
Het vormt een noodzakelijk en logische ontsluiting van het bedrijventerrein. Minpunt<br />
is dat de twee aansluitingen dicht bij elkaar liggen en dat voorkomen moet worden dat<br />
de ene aansluiting zwaarder belast wordt dan de andere.<br />
De nieuwe aansluiting op de Bredaseweg voor de Groene Kamer, sport en recreatie<br />
wordt enigszins negatief beoordeeld (-). Het is een noodzakelijk en logische<br />
aansluiting, maar vormt een extra belemmering voor verkeer op de toch al drukke<br />
Bredaseweg. Maar met de autonoom voorziene opwaardering/verbetering van de<br />
Bredaseweg worden eventuele belemmeringen naar verwachting weggenomen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
2<br />
1<br />
145<br />
3<br />
8<br />
4<br />
5<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.1 Aanpassingen in de verkeersstructuur <strong>Zuidwest</strong> (schematisch)<br />
(nummers refereren naar tekst)<br />
Verkeersproductie<br />
Ten behoeve van het verkeersonderzoek naar de verkeerseffecten van de<br />
ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> is voor elke ontwikkeling op basis van het in<br />
hoofdstuk 5 geschetste programma een inschatting gemaakt van de totale<br />
verkeersproductie. Dit op basis van kengetallen en expert judgement.<br />
Totaal laag scenario<br />
In het lage scenario leiden de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> tot een totale<br />
verkeersproductie van ca. 17,5 duizend motorvoertuigen per etmaal (inclusief de<br />
bestaande functies). Hieronder zitten ca. 2,5 duizend vrachtwagenbewegingen van en<br />
naar Wijkevoort (en ca. 50 vrachtwagenbewegingen van en naar De Groene Kamer).<br />
Figuur 6.2 geeft een overzicht van de verdeling van het verkeer over het wegennet. Het<br />
meeste verkeer naar het plangebied, bijna 25% komt vanuit het noorden, via de<br />
Noordwesttangent. De oostelijke Bredaseweg en de oostelijke A58 worden ieder door<br />
circa 20% van het verkeer gebruikt om het plangebied te bereiken. De westelijke<br />
Bredaseweg en de westelijke A58 worden ieder door circa 15% van het verkeer<br />
gebruikt om het plangebied te bereiken. De overige 5% maakt gebruik van de<br />
Gilzerbaan.<br />
7<br />
6
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
146<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.2 Herkomst-bestemming verkeer <strong>Zuidwest</strong> lage scenario<br />
Totaal hoog scenario<br />
In het hoge scenario leiden de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> tot een totale<br />
verkeersproductie van ca. 20.000 motorvoertuigen per etmaal (inclusief bestaande<br />
functies). Dit is circa 12,5% meer dan in scenario laag. Van de 20 duizend mvt/etm zijn<br />
ca. 3,5 duizend vrachtwagenbewegingen van en naar Wijkevoort (en ca 60 van en naar<br />
De Groene Kamer). Figuur 6.3 geeft een overzicht van de verdeling van dit verkeer over<br />
het wegennet. In dit alternatief komt het meeste verkeer het plangebied binnen via de<br />
oostelijke A58. Het noordelijke deel van de Noordwesttangent en de westelijke A58<br />
zijn afzonderlijk verantwoordelijk voor circa 20% van het verkeer naar het plangebied.<br />
De westelijke en oostelijke Bredaseweg zijn verantwoordelijk voor circa 30% van het<br />
verkeer, waarvan iets meer dan de helft vanuit het oosten komt. De overige 5% van het<br />
verkeer maakt gebruik van de Gilzerbaan.<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.3 Herkomst-bestemming verkeer <strong>Zuidwest</strong> hoge scenario
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
147<br />
Totaal autokilometers<br />
Voor beide scenario s zijn de voertuigkilometers binnen het studiegebied in beeld<br />
gebracht. In zowel het lage als het hoge scenario neemt het aantal voertuigkilometers<br />
toe ten opzichte van de referentie situatie. Dat is logisch vanwege de toename aan<br />
activiteiten (totale weglengte blijft nagenoeg gelijk). De absolute toename in het hoge<br />
scenario is groter dan in het lage scenario. De absolute toename in de avondspits is<br />
groter dan in de ochtendspits, maar omdat de avondspits in de referentie situatie al<br />
drukker is, is de procentuele toename in de avondspits niet groter dan in de<br />
ochtendspits.<br />
Tabel 6.3 Voertuigkilometers<br />
Autonoom = 1.591.000 Laag scenario = 1.659.000 Hoog scenario = 1.700.000<br />
Ochtendspits Avondspits Restdag Ochtendspits Avondspits Restdag Ochtendspits Avondspits Restdag<br />
265.000 317.000 1.009.000 278.000 325.000 1.056.000 284.000 336.000 1.080.000<br />
afgerond in duizendtallen<br />
Het verschil tussen laag scenario en de referentie situatie bedraagt circa 68.000<br />
voertuig-kilometers. Dit is een toename van circa 4%. Het verschil tussen hoog<br />
scenario en de referentie situatie bedraagt circa 109.000 voertuig-kilometers. Dit is<br />
een toename van circa 7%. Het hoge scenario leidt tot 41.000 voertuigkilometers extra<br />
ten opzichte van het laag scenario (+2,5%)<br />
Beoordeling<br />
De verkeersproductie en de toename in het aantal voertuigkilometers wordt enigszins<br />
negatief beoordeeld (-), vanwege de relatief geringe omvang van verandering ten<br />
opzichte van de referentie situatie.<br />
Verkeersintensiteiten<br />
Tabel 6.4 geeft een overzicht van de verkeersintensiteiten in en rond <strong>Zuidwest</strong> in <strong>2020</strong><br />
met ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> in het lage en hoge scenario, zoals berekend met het<br />
verkeersmodel. De nummers in de tabel komen overeen met die op figuur 4.14.<br />
De grootste toenames in intensiteiten vinden, logischerwijs, plaats op de ontsluiting<br />
van de twee grootste ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>: bedrijventerrein Wijkevoort en de<br />
Groene Kamer.<br />
Bedrijventerrein Wijkevoort leidt in het lage scenario tot ca. 7 duizend extra<br />
verkeersbewegingen op de ontsluitingen op de Noordwesttangent, in het hoge<br />
scenario tot ca. 8,5 duizend verkeersbewegingen (zie figuur 6.4) . Bij het lage scenario<br />
is de verdeling noordelijke-zuidelijke ontsluiting 60%-40%, bij het hoge scenario<br />
35%-65%. Dit wordt veroorzaakt door een ander type bedrijvigheid en een andere<br />
verdeling van het verkeer in Wijkevoort.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
nr wegvak locatie Intensiteit<br />
laag<br />
scenario<br />
148<br />
Tabel 6.4 Verkeersintensiteiten <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> met ontwikkeling <strong>Zuidwest</strong><br />
(mvt/etm , jaargemiddelde werkdag)<br />
Intensiteit<br />
hoog<br />
scenario<br />
toename<br />
laag t.o.v.<br />
autonoom<br />
toename<br />
hoog<br />
t.o.v.<br />
autonoom<br />
Verschil<br />
hoog<br />
t.o.v.<br />
laag<br />
mvt/etm mvt/etm mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm %<br />
15 Wijkevoort ontsluiting noord 6.000 4.000 5.500 1100 3.500 700 -2.000 -33<br />
6 Wijkevoort ontsluiting zuid<br />
direct ten zuiden<br />
4.000 7.500 1.500 60 5.000 200 3.500 88<br />
18 Langenbergseweg van A58<br />
tussen A58 en<br />
25.500 25.500 0 0 0 0 0 0<br />
19 Noordwesttangent Hultenseweg<br />
tussen Hultensweg<br />
en zuidelijk<br />
30.500 32.500 2.000 7 4.000 14 2.000 7<br />
12 Noordwesttangent ontsluiting<br />
ten noorden<br />
noordelijke<br />
32.500 32.500 2.500 8 2.500 8 0 0<br />
20 Noordwesttangent ontsluiting<br />
ten noorden<br />
23.000 23.000 3.000 15 3.000 15 0 0<br />
13 Noordwesttangent Bredaseweg 32.500 33.000 1.500 5 2.000 6 500 2<br />
1 A58 bij op/afrit 98.500 98.000 0 0 -500 -1 -500 -1<br />
2 A58 afritten 18.500 19.500 500 3 1.500 8 1.000 5<br />
3 A58 opritten 15.500 16.500 1.000 7 2.000 14 1.000 6<br />
16 A58 oost 119.000 119.500 2.000 2 2.500 2 500 0<br />
17 A58 west 112.500 113.000 500 0 1.000 1 500 0<br />
14 Vosheining langs A58<br />
ten oosten Oude<br />
2.000 1.500 0 0 -500 -25 -500 -25<br />
5 Gilzerbaan<br />
Rielsebaan<br />
ten westen Oude<br />
5.000 5.000 0 0 0 0 0 0<br />
22 Gilzerbaan<br />
Rielsebaan 3.500 4.000 0 0 500 14 500 14<br />
7 Klein Tilburg 1.500 1.500 0 0 0 0 0 0<br />
4 Bleukweg nabij Bredaseweg<br />
ten westen van<br />
3.500 5.500 2.500 250 4.500 450 2.000 57<br />
10 Bredaseweg<br />
Noordwesttangent<br />
ten oosten<br />
20.000 20.000 1.000 5 1.000 5 0 0<br />
21 Bredaseweg<br />
Noordwesttangent<br />
tussen Bleukweg en<br />
25.500 26.000 2.000 9 2.500 11 500 2<br />
11 Bredaseweg<br />
Reeshofweg<br />
tussen Reeshofweg<br />
24.000 24.500 1.000 4 1.500 7 500 2<br />
9 Bredaseweg<br />
en Baron Voorstweg<br />
ten oosten van<br />
30.000 30.500 1.000 3 1.500 5 500 2<br />
8 Bredaseweg<br />
Baron Voorstweg 39.000 39.000 1.000 3 1.000 3 0 0<br />
Afgerond op vijfhonderdtallen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />
8.000<br />
7.000<br />
6.000<br />
5.000<br />
4.000<br />
3.000<br />
2.000<br />
1.000<br />
0<br />
149<br />
Ontsluiting Wijkevoort en Groene Kamer<br />
2007<br />
15 Wijkevoort (noord) 6 Wijkevoort (zuid) 4 Bleukweg<br />
<strong>2020</strong> auto<br />
<strong>2020</strong> laag<br />
<strong>2020</strong> hoog<br />
Figuur 6.4 Verkeersintensiteiten op ontsluitingen Wijkevoort en Bleukweg.<br />
De nooduitgang Vosheining krijgt geen grotere verkeersintensiteit te verwerken.<br />
Deze route wordt onaantrekkelijk gemaakt voor sluipverkeer en is als zodanig ook in<br />
het verkeersmodel opgenomen.<br />
Realisatie van Wijkevoort leidt tot een toename van 1,5 tot 4 duizend mvt/etmaal op<br />
de Noordwesttangent, 5 tot 15% toename (figuur 6.5). Deze toename leidt niet tot<br />
problemen op de Noordwesttangent.<br />
In eerste instantie opmerkelijk is de 'afname' van verkeersintensiteiten op Wijkevoort<br />
(noord) in het hoge scenario. Deze afname kan echter worden verklaard vanuit het<br />
verkeersmodel. In het lage scenario is de vulling van de 'zones' die van dit wegvak<br />
gebruik maken groter. Vandaar dat deze zones in het lage scenario meer verkeer<br />
trekken.<br />
Op de A58 leidt realisatie van Wijkevoort tot een toename van 500 tot 2.500 mvt/etm ,<br />
maximaal 2% toename (figuur 6.6).<br />
Realisatie van de Groene Kamer en de sportvoorzieningen leiden op de Bleukweg tot<br />
een toename van 2,5 duizend (laag senario) tot 4,5 duizend mvt/etm (hoog scenario)<br />
(figuur 6.7). Op de Bredaseweg leidt dit in combinatie met de uitbreiding van de<br />
hockeyvelden tot een toename van duizend tot maximaal 2,5 duizend mvt/etm, 3% tot<br />
11% toename ten opzichte van de referentie situatie (figuur 67). Het verschil tussen<br />
het hoge en lage scenario is 500 mvt/etm.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />
verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
140.000<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
18<br />
Langenbergseweg<br />
(zuid van A58)<br />
0<br />
150<br />
2007<br />
<strong>2020</strong> auto<br />
<strong>2020</strong> laag<br />
<strong>2020</strong> hoog<br />
19<br />
Noordwesttangent<br />
zuid<br />
Noordwesttangent<br />
12<br />
Noordwesttangent<br />
(midden)<br />
2007<br />
<strong>2020</strong> auto<br />
<strong>2020</strong> laag<br />
<strong>2020</strong> hoog<br />
20<br />
Noordwesttangent<br />
(noord)<br />
Figuur 6.5 Verkeersintensiteiten op Noordwesttangent.<br />
A58<br />
13<br />
Noordwesttangent<br />
(noord van N282)<br />
2 A58 (afritten) 3 A58 (opritten) 16 A58 (oost) 17 A58 (west)<br />
Figuur 6.6 Verkeersintensiteiten op A58.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />
verkeersintensiteit (mvt/etm)<br />
45.000<br />
40.000<br />
35.000<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15.000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
7.000<br />
6.000<br />
5.000<br />
4.000<br />
3.000<br />
2.000<br />
1.000<br />
0<br />
10 Bredaseweg<br />
(west van NWT)<br />
151<br />
2007<br />
<strong>2020</strong> auto<br />
<strong>2020</strong> laag<br />
<strong>2020</strong> hoog<br />
Bredaseweg<br />
21 Bredaseweg 11 Bredaseweg 9 Bredaseweg 8 Bredaseweg<br />
(oost)<br />
Figuur 6.7 Verkeersintensiteiten op Bredaseweg.<br />
Op de Gilzerbaan blijven de verkeersintensiteiten nagenoeg gelijk (figuur 6.8). Het<br />
lage scenario leidt niet tot ene toename, het hoge scenario (uitbreiding golfbaan en<br />
deel ontsluiting extra sportvoorzieningen) tot ene toename van ca 500 mvt/etm<br />
(+15%).<br />
Gilzerbaan<br />
2007<br />
<strong>2020</strong> auto<br />
<strong>2020</strong> laag<br />
<strong>2020</strong> hoog<br />
5 Gilzerbaan (oost) 22 Gilzerbaan (west)<br />
Figuur 6.8 Verkeersintensiteiten op Gilzerbaan
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
152<br />
Aandeel vrachtverkeer<br />
Tabel 6.5 geeft een overzicht van de vrachtwagenintensiteiten in de scenario's hoog en<br />
laag en de toename ten opzichte van de referentie situatie.<br />
De beide ontsluitingen van Wijkevoort krijgen ca 2.650 vrachtwagenbewegingen per<br />
etmaal te verwerken in scenario laag en bijna 3.400 vrachtwagenbewegingen per<br />
etmaal in scenario hoog. Scenario hoog leidt tot ca. 750 vrachtwagenbewegingen per<br />
etmaal meer dan scenario laag. Het verschil in verdeling tussen de noordelijke en<br />
zuidelijke ontsluiting van Wijkevoort hangt samen met de gehanteerde indeling van<br />
Wijkevoort in beide scenario's en de verschillen in bedrijvigheid.<br />
Op de Noordwesttangent neemt het aantal vrachtbewegingen toe met maximaal 1.300<br />
(laag) tot 2.000 (hoog) ten opzichte van autonoom, een toename van 40 tot 60%.<br />
Het aantal vrachtbewegingen op de Noordwesttangent bedraagt maximaal 4.700<br />
(laag) tot 5.500 (hoog). Het aandeel vrachtverkeer ligt tussen de 12 en 17% (ten<br />
opzichte van 10 tot 15% in de referentie situatie).<br />
Op de A58 neemt het aantal vrachtbewegingen toe met maximaal 600 (laag) tot 900<br />
(hoog) ten opzichte van autonoom, een toename van 2 a 3%.<br />
Het aantal vrachtwagenbewegingen op de A58 bedraagt maximaal 36.000. Het<br />
aandeel vrachtverkeer ligt tussen de 16 en 33% (vergelijkbaar met de referentie<br />
situatie).<br />
Op de Bredaseweg neemt het aantal vrachtbewegingen toe met ca. 200 ten opzichte<br />
van autonoom, een toename van 10 tot 20%. Het aantal vrachtwagenbewegingen op<br />
de Bredaseweg bedraagt maximaal 1.850, het aandeel vrachtverkeer maximaal 9%.<br />
Spitsintensiteiten<br />
De eerder in deze paragraaf beschreven analyse betreft (jaargemiddelde)<br />
werkdagintensiteiten. Om de kwaliteit van afwikkeling op het wegennet en daarmee<br />
de kwaliteit van bereikbaarheid te kunnen beoordelen is dit niet voldoende. Er is<br />
aanvullend inzicht nodig in de intensiteiten op de drukste perioden van de dag, de<br />
ochtend en avondspits. Tabellen 6.6 en 6.7 geven respectievelijk de ochtend- en<br />
avondspitsintensiteiten.<br />
De verschillen in de spitsintensiteiten tussen de scenario's zijn op veel wegen relatief<br />
beperkt. Hieraan ligt een belangrijke oorzaak ten grondslag: de invulling van de<br />
varianten. In het lage scenario is op een beperkt oppervlak een bedrijventerrein<br />
voorzien dat per hectare een relatief hoog autogebruik heeft. In het hoge scenario is<br />
op een groter oppervlak een bedrijventerrein voorzien dat per hectare een relatief<br />
lager autogebruik heeft. Daardoor heffen verschillen elkaar deels op. Op de wegen<br />
waar de verschillen procentueel groot zijn, zijn de intensiteiten in motorvoertuigen<br />
laag. De verschillen in absolute aantallen zijn daardoor ook laag. De spitsintentiteiten<br />
leiden niet tot andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
nr wegvak Intensiteit<br />
laag<br />
scenario<br />
153<br />
Tabel 6.5 Vrachtwagenintensiteiten en toename ten opzichte van de referentie situatie<br />
aan<br />
deel<br />
Intensiteit<br />
hoog<br />
scenario<br />
aan<br />
deel<br />
toename<br />
laag t.o.v.<br />
autonoom<br />
toename<br />
hoog<br />
t.o.v.<br />
autonoom<br />
Verschil<br />
hoog<br />
t.o.v.<br />
laag<br />
mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm % mvt/etm %<br />
15 Wijkevoort 2.000 33 980 25 2.000 >100 980 >100 -1.020 -51<br />
6 Wijkevoort 650 16 2.380 32 650 >100 2.380 >100 1.730 >100<br />
18 Langenbergseweg 3.900 15 3.950 15 120 3 170 4 50 1<br />
19 Noordwesttangent 4.730 16 5.450 17 1.370 41 2.090 62 720 15<br />
12 Noordwesttangent 4.460 14 4.330 13 1.110 33 980 29 -130 -3<br />
20 Noordwesttangent 2.970 13 2.770 12 1.020 52 820 42 -200 -7<br />
13 Noordwesttangent 2.800 9 2.840 9 370 15 410 17 40 1<br />
1 A58 32.590 33 32.580 33 -50 0 -60 0 -10 0<br />
2 A58 3.000 16 3.310 17 530 21 840 34 310 10<br />
3 A58 3.110 20 3.400 21 520 20 810 31 290 9<br />
16 A58 36.120 30 36.420 30 630 2 930 3 300 1<br />
17 A58 35.170 31 35.440 31 330 1 600 2 270 1<br />
14 Vosheining 0 0 10 1 0 nvt 10 nvt 10 nvt<br />
5 Gilzerbaan 130 3 130 2 0 0 0 0 0 0<br />
22 Gilzerbaan 50 1 50 1 0 0 0 0 0 0<br />
7 Klein Tilburg 10 1 10 1 -10 -50 -10 -50 0 0<br />
4 Bleukweg 40 1 50 1 30 nvt 40 nvt 10 nvt<br />
10 Bredaseweg 1.850 9 1.650 8 350 23 150 10 -200 -11<br />
21 Bredaseweg 1.620 6 1.600 6 220 16 200 14 -20 -1<br />
11 Bredaseweg 1.610 7 1.570 6 210 15 170 12 -40 -2<br />
9 Bredaseweg 1.460 5 1.420 5 90 7 50 4 -40 -3<br />
8 Bredaseweg 1.400 4 1.340 3 180 15 120 10 -60 -4<br />
intensiteiten afgerond op tientallen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
154<br />
Tabel 6.6 Ochtenspitsintensiteiten<br />
Naam Huidig Autonoom Alternatief Alternatief<br />
minimum maximum<br />
1 A58 13.300 13.600 13.600 13.600<br />
2 Afrit A58 1.550 2.900 3.100 3.300<br />
3 Oprit A58 1.600 2.000 1.900 1.950<br />
4 Bleukweg, ten Zuiden van N282 0 0 700 750<br />
5 Gilzerbaan, ten westen van Oude Rielsebaan 1.150 1.400 1.500 1.600<br />
6 Wijkevoort (zuidelijke ontsluiting) 550 950 1.250 1.800<br />
7 Klein Tilburg, ten noorden van Gilzerbaan 150 350 450 500<br />
8 N282, ten Oosten van Hockey 5.250 5.800 5.800 5.950<br />
9 N282, ten westen van Burg. Baron van Voorst tot<br />
Voorstweg<br />
3.600 4.150 4.200 4.200<br />
10 N282, ten westen van NWT 2.150 2.800 2.950 2.964<br />
11 N282, ten westen van Reeshofweg 2.200 3.400 3.400 3.400<br />
12 NWT, ten Noorden van Hultenseweg n.v.t. 5.150 5.350 5.150<br />
13 NWT, ten noorden van N282 1.800 5.200 5.500 5.600<br />
14 Vosheining 200 800 1.150 950<br />
15 Wijkevoort (noordelijke ontsluiting) n.v.t. 100 1.400 1.000<br />
16 A58 (oostelijk) 14.300 16.350 16.450 16.500<br />
18 Langenbergseweg 2.400 2.050 2.050 2.050<br />
19 NWT, ten noorden van A58, ten zuiden van Hultenseweg 3.150 4.800 4.750 4.900<br />
20 NTW, ten zuiden van N282, ten noorden van noordelijke<br />
ontsluiting Wijkevoort<br />
n.v.t. 3.750 4.050 4.000<br />
21 N282, ten oosten van NWT, ten westen van Bleukweg 2.150 3.600 3.750 3.800<br />
22 Gilzerbaan, ten oosten klein Tilburg 1.050 1.050 1.150 1.300<br />
Tabel 6.7 Avondspitsintensiteiten<br />
Naam Huidig Autonoom Alternatief Alternatief<br />
minimum maximum<br />
1 A58 13.350 14.400 14.400 14.400<br />
2 Afrit A58 1.500 2.950 2.750 2.850<br />
3 Oprit A58 1.300 1.600 1.750 1.950<br />
4 Bleukweg, ten Zuiden van N282 0 0 1.150 1.150<br />
5 Gilzerbaan, ten westen van Oude Rielsebaan 2.050 2.350 2.250 2.400<br />
6 Wijkevoort (zuidelijke ontsluiting) 800 1.350 1.400 1.250<br />
7 Klein Tilburg, ten noorden van Gilzerbaan 300 950 900 750<br />
8 N282, ten Oosten van Hockey 5.900 6.400 7.450 6.500<br />
9 N282, ten westen van Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg 4.300 4.350 4.400 4.450<br />
10 N282, ten westen van NWT 3.150 3.300 3.250 3.300<br />
11 N282, ten westen van Reeshofweg 2.800 3.300 3.350 3.400<br />
12 NWT, ten Noorden van Hultenseweg n.v.t. 10.850 2.950 5.000<br />
13 NWT, ten noorden van N282 3.000 6.650 6.700 6.750<br />
14 Vosheining 100 1.150 1.100 750<br />
15 Wijkevoort (noordelijke ontsluiting) n.v.t. 350 1.300 1.050<br />
16 A58 (oostelijk) 14.900 16.800 16.950 17.000<br />
18 Langenbergseweg, ten zuiden van A58 2.550 2.600 2.450 2.450<br />
19 NWT, ten noorden van A58, ten zuiden van Hultenseweg 3.500 4.150 4.000 4.450<br />
20 NTW, ten zuiden van N282, ten noorden van noordelijke<br />
ontsluiting Wijkevoort<br />
n.v.t. 3.650 4.000 4.050<br />
21 N282, ten oosten van NWT, ten westen van Bleukweg 2.800 3.800 4.000 3.950<br />
22 Gilzerbaan, ten oosten klein Tilburg 1.450 1.700 1.700 2.000
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
155<br />
Op het onderliggende wegennet rondom Wijkevoort worden qua intensiteiten geen<br />
problemen voorzien. De wegvakintensiteiten zijn in de spits voldoende laag om het<br />
verkeer af te wikkelen op één rijstrook per richting.<br />
De hoofdontsluiting van De Groene Kamer loopt via de Bleukweg. Op die manier wordt<br />
De Groene Kamer wordt voornamelijk afgewikkeld via de Bredaseweg. Voor een klein<br />
deel vindt verkeersafwikkeling ook plaats via de Gilzerbaan. In het lage scenario zijn<br />
de intensiteiten voldoende laag voor een smal wegprofiel als bij een erftoegangsweg.<br />
De Gilzerbaan is ingericht als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Hier geldt<br />
een maximum snelheid van 60 km/h. Deze snelheid past tevens bij de wegen tussen<br />
het plangebied en de Gilzerbaan, Vosheining en Klein Tilburg. Omdat beide wegen<br />
lagere intensiteiten kennen dan de Gilzerbaan, hoeft voor problemen ten aanzien van<br />
verkeersintensiteiten niet gevreesd te worden.<br />
In het hoge scenario liggen de intensiteiten echter aan de bovengrens van waar een<br />
erftoegangsweg nog mee kan volstaan. Een gebiedsontsluitingsweg van 50 km/h<br />
volstaat hier dan ook beter. Ten eerste kan het gebruik van deze weg sterk pieken op<br />
drukke dagen, waarvoor een smaller wegprofiel ongeschikt zou zijn. Ten tweede<br />
worden de winkels regelmatig bevoorraad door grote vrachtvoertuigen. Ook hiervoor is<br />
een breder wegprofiel wenselijk.<br />
Piekmomenten<br />
De eerder in deze paragraaf beschreven analyse betreft (jaargemiddelde)<br />
werkdagintensiteiten. Voor de recreatieve activiteiten binnen <strong>Zuidwest</strong> geeft dit geen<br />
volledig beeld. In tegenstelling tot woon-werk verkeer is recreatief verkeer over het<br />
algemeen / vooral geconcentreerd in het weekend overdag. Daar staat tegenover dat<br />
op dat moment het woon-werk verkeer aanzienlijk kleiner is dan door de week. Voor de<br />
recreatieve ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> is daarom aanvullend onderzoek verricht<br />
naar piekmomenten in het weekend. Deze zijn vergeleken met de spitsintensiteiten op<br />
de weekdagen om te bepalen wat maatgevend is voor een kwaliteitsoordeel over het<br />
effect van verkeer van <strong>Zuidwest</strong> op het wegennet. In de analyse van recreatief verkeer<br />
is niet gekeken naar evenementen, wel naar het "reguliere"recreatieve gebruik. De<br />
analyse is vooral gericht op de Bredaseweg, de weg waarop een groot deel van het<br />
recreatieve verkeer ontsluit en tevens de weg waar problemen kunnen ontstaan met de<br />
verkeersafwikkeling. Daarnaast is gekeken naar de Noordwesttangent.<br />
Tabel 6.8 geeft een inschatting van de piekuurintensiteiten in het weekend en door de<br />
week op de Bredaseweg en Noordwesttangent.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
156<br />
Tabel 6.8a Piekuurintensiteiten Bredaseweg en Noordwesttangent (laag scenario).<br />
Weg Locatie Richting Intensiteiten Intensiteiten<br />
zaterdagpiekuur werkdagpiekuur<br />
(avondspits, 1 uur)<br />
Bredaseweg Ten oosten van Bleukweg West 960 960<br />
Oost 920 880<br />
Ten westen van Bleukweg West 1.000 1.180<br />
Oost 960 1.020<br />
Noordwesttangent Tussen noordelijke en Zuid 1170 1.160<br />
zuidelijke toegang<br />
Wijkevoort<br />
afgerond op tientallen<br />
Noord 1260 1.570<br />
Tabel 6.8b Piekuurintensiteiten Bredaseweg en Noordwesttangent (hoog scenario).<br />
Weg Locatie Richting Intensiteiten Intensiteiten<br />
zaterdagpiekuur werkdagpiekuur<br />
(avondspits, 1 uur)<br />
Bredaseweg Ten oosten van Bleukweg West 890 890<br />
Oost 1.250 980<br />
Ten westen van Bleukweg West 910 1.020<br />
Oost 1.220 1.160<br />
Noordwesttangent Tussen noordelijke en Zuid 980 1.120<br />
zuidelijke toegang<br />
Wijkevoort<br />
afgerond op tientallen<br />
Noord 1.040 1.630<br />
In het lage scenario zijn op de Bredaseweg ten oosten van de Bleukweg de<br />
intensiteiten op een piekuur op zaterdag vergelijkbaar met de intensiteiten op een<br />
piekuur op een werkdag. Ten westen van de Bleukweg is de werkdagpiekuurintensiteit<br />
groter en dus maatgevend. Op de Noordwesttangent zijn de piekuurintensiteiten<br />
op werkdagen eveneens groter dan de piekuurintensiteiten op zaterdag.<br />
Ook daar is dus de werkdag maatgevend.<br />
Voor de Bleukweg zelf geldt dat de zaterdag wel maatgevend is, omdat de<br />
voorzieningen aan de Bleukweg op zaterdag meer bezoekers trekken dan op<br />
werkdagen. Het verschil is hier ook aanmerkelijk groter dan op de Bredaseweg. Op de<br />
Bleukweg moet daarom rekening gehouden worden met een intensiteit van circa 8.700<br />
motorvoertuigen per etmaal en circa 700 motorvoertuigen tijdens een piekuur.<br />
In het hoge scenario zijn op de Bredaseweg de intensiteiten op een piekuur op<br />
zaterdag hoger dan op een piekuur op een werkdag. Dit houdt in dat het werkdagpiekuur<br />
niet maatgevend is voor de weginrichting. Op de Noordwesttangent zijn de<br />
piekuurintensiteiten op werkdagen wel groter dan de piekuurintensiteiten op<br />
zaterdag. Hier is dus wel de werkdag maatgevend.<br />
Voor de Bleukweg geldt dat de zaterdag wel maatgevend is, omdat de voorzieningen<br />
aan de Bleukweg op zaterdag meer bezoekers trekken dan op werkdagen. Het verschil<br />
is hier ook aanmerkelijk groter dan op de Bredaseweg. Op de Bleukweg moet daarom<br />
rekening gehouden worden met een intensiteit van circa 16.000 motorvoertuigen per<br />
etmaal en circa 1300 motorvoertuigen tijdens een piekuur.<br />
Dat de piekuurintensiteiten in het hoge scenario in een aantal gevallen lager zijn dan<br />
de piekuurintensiteiten in het lage scenario wordt veroorzaakt door de andere<br />
verdeling in invulling, verkeersaantrekkende werking en ontsluiting van<br />
bedrijventerrein Wijkevoort in beide scenario's.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
157<br />
Beoordeling<br />
De toename in verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling wordt voor <strong>Zuidwest</strong><br />
als geheel voor beide scenario's enigszins negatief beoordeeld (-): De omvang ten<br />
opzichte van de referentie situatie is relatief beperkt.<br />
Voor Wijkevoort wordt de verkeersafwikkeling enigszins negatief (-) beoordeeld in<br />
beide scenario's: de toename van verkeer kan door de Noordwesttangent prima<br />
afgewikkeld worden en leidt op de A58 en Bredaseweg naar verwachting niet tot<br />
problemen.<br />
Voor de Groene Kamer en de sport- en recreatievoorzieningen wordt de toename van<br />
verkeer en verkeersafwikkeling in het lage scenario enigszins negatief beoordeeld (- )<br />
en in het hoge scenario negatief (--). Dit vanwege het effect op de toch al drukke<br />
Bredaseweg. De voorziene opwaardering van de Bredaseweg in de nabije toekomst zal<br />
het effect van <strong>Zuidwest</strong> minder negatief maken.<br />
Parkeren<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een verkeersaantrekkende werking en daarmee een<br />
vraag om parkeerruimte. Conform het parkeerbeleid is uitgangspunt dat elke<br />
ontwikkeling voorzien wordt van voldoende parkeerfaciliteiten binnen de eigen<br />
beschikbare ruimte.<br />
In dit stadium van planvorming is nog onvoldoende inzicht te geven in de concrete<br />
parkeervraag.<br />
Parkeren op bedrijventerreinen, en ook op het truckservicecentrum, verdient speciale<br />
aandacht op inrichtingsniveau. Parkeren kent een groot ruimtegebruik en kost<br />
daardoor veel geld. Toch is voldoende parkeergelegenheid belangrijk, omdat door de<br />
ligging van het plangebied ten opzichte van de rest van Tilburg de fiets en het<br />
openbaar vervoer geen kansrijke alternatieven zijn.<br />
Parkeren op bedrijventerreinen is een belangrijke factor voor de vestiging van<br />
bedrijven. Naast dat er voldoende parkeerplaatsen moeten zijn, die bovendien goed<br />
bereikbaar en betaalbaar moeten zijn, is het van belang dat de parkeervoorzieningen<br />
levensduurbestendig zijn.<br />
Meestal wordt parkeren op bedrijventerreinen op het terrein van de afzonderlijke<br />
bedrijven opgelost. Dit betekent dat ieder bedrijf afzonderlijk voldoende<br />
parkeerplaatsen op eigen terrein dient te hebben. Is dit het streven bij de opzet van<br />
het bedrijventerrein, dan is het van belang dat in de openbare ruimte (vrijwel) geen<br />
parkeerplaatsen worden gerealiseerd en dat parkeren langs de weg onmogelijk is. Dit<br />
dwingt bedrijven af om te investeren in parkeren op eigen terrein.<br />
Een andere al dan niet aanvullende - mogelijkheid is de realisatie van collectieve<br />
parkeervoorzieningen. Deze worden centraal gerealiseerd door de investeerders van<br />
het bedrijventerrein of vanuit gemeentelijk parkeerbeheer. Het voordeel van<br />
collectieve parkeervoorzieningen is dat deze flexibeler inzetbaar zijn met betrekking<br />
tot de verdeling van de parkeercapaciteit onder de gebruikers, ofwel dubbelgebruik.<br />
Ook is het bij een collectieve parkeervoorziening vaak eenvoudiger een uitbreiding van<br />
capaciteit te realiseren wanneer bedrijven uitbreiden. De mogelijkheden van<br />
dubbelgebruik van parkeerplaatsen op bedrijventerreinen is vaak beperkt, omdat van<br />
de afzonderlijke bedrijven het maatgevende moment (overdag tijdens werkdagen)<br />
meestal samenvalt.<br />
Beoordeling<br />
Parkeren in <strong>Zuidwest</strong> is naar verwachting geen probleem en/of aandachtspunt en<br />
wordt daarom voor beide scenario's neutraal beoordeeld (0).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
158<br />
Langzaam verkeer<br />
Tot een afstand van ongeveer 7,5 kilometer wordt fietsen gezien als een reële<br />
reismogelijkheid. Zijn de afstanden langer dan 7,5 kilometer, dan wordt er enkel nog<br />
sporadisch gefietst. Tussen een afstand van 5 en 7,5 kilometer neemt het fietsgebruik<br />
langzaamaan af. Bij afstanden onder de 5 kilometer is het fietsgebruik het hoogst.<br />
Figuur 6.9 laat de omgeving van het plangebied, met het Tilburgse fietsroutenetwerk<br />
en afstandcirkels zien. Van binnen naar buiten zijn de afstanden 2,5, 5 en 7,5<br />
kilometer. Op deze kaart zijn de rode lijnen het radiale fietsnetwerk, de blauwe lijnen<br />
het secundaire fietsnetwerk en de groene lijnen het recreatieve fietsnetwerk.<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.9 Fietsroutenetwerk van Tilburg, met afstandcirkels op 2,5, 5 en 7,5 km<br />
[bron kaartondergrond: Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005-2015,<br />
gemeente Tilburg]<br />
Doordat veel wegen rondom het plangebied behoren tot de belangrijkste fietsroutes<br />
van zowel Tilburg als Gilze, is <strong>Zuidwest</strong> redelijk ontsloten voor fietsverkeer. Dichtbij<br />
het gebied zijn dan ook nieuwe schakels wenselijk, om aan te sluiten op het<br />
omliggende fietsnetwerk. De relatief korte afstand van het plangebied naar de kern<br />
Gilze, biedt kansen voor het stimuleren van fietsverkeer van Gilze naar <strong>Zuidwest</strong>.<br />
In het lage scenario worden twee extra schakels voorgesteld. Omdat het langzaam<br />
verkeer vanaf het plangebied slechts met een omweg de Bredaseweg kan bereiken, is<br />
een snellere route naar de Bredaseweg wenselijk. Naar het noorden voorziet de<br />
geplande langzaamverkeerroute wel in een aantrekkelijke verbinding voor het<br />
westelijke deel van De Reeshof. Een verbinding met de Reeshofweg is daarnaast<br />
wenselijk en kan gecombineerd worden met een verbinding met de Bredaseweg (zie<br />
figuur 6.10). Omdat de Nerhoven tot het regionale fietsnetwerk rondom Tilburg<br />
behoort, volstaat een verbinding tussen het plangebied en de Nerhoven. De<br />
Hultenseweg wordt de langzaam verkeer verbinding tussen <strong>Zuidwest</strong> en Gilze.<br />
Daarmee ontstaat een verbinding naar heel Gilze (zie figuur 6.10).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
159<br />
Voor het hoge scenario zijn dezelfde verbindingen wenselijk als in het lage scenario,<br />
aangevuld met een verbinding tussen het plangebied en de Gilzerbaan. Dit omdat het<br />
plangebied zich in dit alternatief verder richting de Gilzerbaan uitstrekt (Figuur 6.10)<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
richting Tilburg (laag scenario) richting Gilze (laag scenario richting Tilburg (hoog scenario)<br />
Figuur 6.10 Gewenste schakels in het fietsnetwerk rondom het plan gebied<br />
Beoordeling<br />
<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect langzaam verkeer in beide scenario's neutraal (0)<br />
beoordeeld. <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen negatieve effecten op het<br />
bestaande langzaam verkeer, maar voegt (in de huidige uitwerking) behalve de<br />
Hultenseweg als route ook niet veel aan toe. De diverse ontwikkelingen hebben<br />
potenties voor versterking van langzaam verkeer in zich (beoordeling 0/+), maar deze<br />
dienen nader uitgewerkt te worden, voordat het effect echt beoordeeld kan worden.<br />
Daar staat tegenover dat Wijkevoort een negatieve uitstraling heeft op <strong>Zuidwest</strong> als<br />
fietsgebied (beoordeling 0/- tot -). De realisatie van de ecologische verbindingszones<br />
wordt neutraal tot enigszins positief beoordeeld (o/+). Het verbetert de<br />
aantrekkelijkheid van het landschap en daarmee van de fietsroutes.<br />
Openbaar vervoer<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> zijn geen aanvullende openbaar vervoervoorzieningen<br />
voorzien. De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> blijven gebruik maken van de huidige<br />
voorzieningen (buslijnen en station), zoals beschreven in hoofdstuk 4. Daarmee blijft<br />
de bereikbaarheid van <strong>Zuidwest</strong> per openbaar vervoer slecht.<br />
Bedrijventerrein Wijkevoort is zeer slecht bereikbaar per openbaar vervoer, terwijl hier<br />
juist, zeker bij het meer arbeidsintensieve lage scenario, kansen liggen om met<br />
openbaar vervoer het autogebruik terug te dringen.<br />
In zijn algemeenheid kan voor bedrijventerreinen gesteld worden dat twee zaken<br />
belangrijk zijn voor een goed en aantrekkelijk openbaar vervoer, naast de meer<br />
algemene kwaliteitseisen zoals stiptheid en comfort.<br />
Op de eerste plaats, de compactheid van het bedrijventerrein. Hoe meer potentiële<br />
reizigers werken in de nabijheid van een halte, hoe groter de potentie van het<br />
openbaar vervoer. Het bereik van een halte is circa 400 meter. Een optimale<br />
onderlinge halteafstand voor een buslijn, waarbij een optimum is gevonden tussen de<br />
loopafstanden naar de halte, en de gemiddelde servicesnelheid, bedraagt 600 tot 700<br />
meter. Een uitzondering op deze regel zijn grote publiektrekkers, welke bij voorkeur<br />
altijd een halte voor de deur krijgen.<br />
Op de tweede plaats, de spreiding van de werktijden over de dag. Bij standaard<br />
werktijden, ontstaat een sterke spitsperiode bij de aanvang en het eindigen van de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
160<br />
werkdag. Daartussen is het openbaar vervoer gebruik gering, maar is aanbod<br />
wenselijk voor partime-werknemers en als basisaanbod voor de momenten dat<br />
werknemers onverhoopt op een andere tijd heen- of terug willen reizen. Dit aanbod<br />
kan gerechtvaardigd worden, wanneer de buslijn die het bedrijventerrein bedient,<br />
tevens andere voorzieningen, bijvoorbeeld een woonwijk, bedient waardoor een meer<br />
gespreid gebruik ontstaat. Bij werktijden in ploegendiensten ontstaan nog sterkere<br />
piekmomenten. Deze piekmomenten vallen bovendien niet altijd binnen de reguliere<br />
spitsperioden. Vierentwintiguurbedrijven kennen vaak ook s nachts dergelijke<br />
piekmomenten, wanneer er normaliter geen openbaar vervoeraanbod is en<br />
verschillende lijnen elkaar dus niet kunnen versterken. Tussen de piek-tijdstippen is<br />
de vraag naar openbaar vervoergebruik nihil. Dit leidt tot een inefficiënte materieel<br />
inzet. Voor dergelijke bedrijventerreinen is het moeilijk om een gepast openbaar<br />
vervoer aanbod te creëren. Besloten bedrijfsvervoer is dan een meer geschikte<br />
oplossing.<br />
Een excentrisch gelegen bedrijventerrein als Wijkevoort is voor openbaar vervoer<br />
moeilijk te bedienen, omdat openbaar vervoer werkt met centraal gelegen<br />
knooppunten (in dit geval station Tilburg). Een of enkele verbindingen die via het<br />
industrieterrein rijden zijn haalbaar, maar het is niet reëel om een dergelijk<br />
bedrijventerrein met vele wijken in Tilburg en vele kernen rondom Tilburg te verbinden.<br />
Dit vanwege het sterke monocentrische karakter van het Tilburgse OV-netwerk. Een<br />
polycentrisch netwerk is voor Tilburg echter niet reëel.<br />
Realisatie van Wijkevoort volgens het lage scenario sluit het beste aan bij de<br />
bovenstaande beschreven potenties / randvoorwaarden voor beter openbaar vervoer.<br />
De campus is een compact stuk bedrijventerrein, waar relatief veel werknemers nabij<br />
een halte werken. Een reële ingreep om openbaar vervoer aan te bieden is het<br />
realiseren van nieuwe haltes aan de Burgemeester Letschertweg. Aan deze halte<br />
kunnen de lijnen 130 en 131 stoppen. Om de afstand tot de halte zo kort mogelijk te<br />
laten zijn, kan als alternatief bijvoorbeeld via Wijkevoort en de Hultenseweg gereden<br />
worden (zie figuur 6.11). Hierbij deelt het openbaar vervoer dan een route met het<br />
langzaamverkeer, waarvoor gescheiden infrastructuur wenselijk is. Dit maakt het<br />
openbaar vervoer nog iets aantrekkelijker voor werknemers op het bedrijventerrein.<br />
Tevens kan de campus een halte voor de deur krijgen. Deze aanpassing kost wel<br />
ongeveer een minuut extra reistijd voor doorgaande reizigers. Daarnaast is<br />
aandachtspunt dat een halte aan de Noordwesttangent inpassing vereist: meer ruimte<br />
dan een reguliere halte omdat ruime afstand tot de rijbaan gehouden moet worden.<br />
Daarnaast kan de Noordwesttangent niet zondermeer overgestoken worden door<br />
voetgangers, maar moet dit VRI-geregeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
161<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.11 Route varianten openbaar vervoer met haltes<br />
(rood: bestaand, oranje: haltes bij route om het plangebied,<br />
paars: halte bij route door het plangebied)<br />
Realisatie van Wijkevoort volgens het hoge scenario scoort matig op de compactheid<br />
van het bedrijventerrein, waardoor relatief weinig werknemers nabij een halte werken.<br />
Bovendien zijn in dit scenario meer bedrijven te verwachten die in ploegendiensten<br />
werken. Openbaar vervoer kan moeilijk maatwerk bieden voor dergelijke bedrijven.<br />
Het bieden van haltes aan de Burgemeester Letschertweg voor de bestaande lijnen<br />
130 en 131 biedt op de makkelijkste manier openbaar vervoer met een balans tussen<br />
rijtijd en loopafstand in relatie tot het lage aantal reizigers (zie figuur 6.12)<br />
Bureau Goudappel Coffeng<br />
Figuur 6.12 Route varianten openbaar vervoer met haltes<br />
(rood: bestaand, oranje: haltes bij route om het plangebied)<br />
De lage frequenties van de verschillende lijnen zijn een punt van aandacht. Dergelijk<br />
lage frequenties bieden geen aantrekkelijk openbaar vervoer en zullen slechts weinig<br />
reizigers ertoe bewegen van het openbaar vervoer gebruik te maken. Voor een<br />
aantrekkelijk openbaar vervoer op bedrijventerreinen, is minimaal een frequentie van<br />
twee ritten per uur, in beide richtingen en gedurende een ruime werkdagperiode<br />
wenselijk. Een dergelijke verbetering, kan tevens de busverbinding tussen Gilze en<br />
Tilburg ten goede komen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
162<br />
Voor een betere openbaar vervoerontsluiting ligt het gebied onaantrekkelijk ten<br />
opzichte van Tilburg. De Vinexwijk De Reeshof is de enige nabijgelegen woonwijk.<br />
Door de langgerektheid van deze wijk langs het spoor is het moeilijk een openbaar<br />
vervoer verbinding aan te bieden die beide goed bedient.<br />
Beoordeling<br />
<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect openbaar vervoer neutraal beoordeeld. <strong>Zuidwest</strong> heeft<br />
naar verwachting geen negatieve effecten op het bestaande openbaar vervoer, maar<br />
voegt (in de huidige uitwerking) ook niets aan toe. De diverse ontwikkelingen hebben<br />
potenties voor versterking van openbaar vervoer in zich, maar deze dienen nader<br />
uitgewerkt te worden, voordat het effect beoordeeld kan worden.<br />
Verkeersveiligheid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot meer vervoersbewegingen van en naar het gebied<br />
en daarmee potentieel tot een grotere kans op ongelukken. Dit geldt met name bij de<br />
entrees van de ontwikkelingen, waar verkeer van en naar de ontwikkeling zich mengt<br />
met regulier verkeer.<br />
Een veilige weg lokt veilig gedrag uit en moet daarom passen bij het gebruik van de<br />
weg. Bekeken is of de bestaande wegen een inrichting hebben die past bij het<br />
toekomstige gebruik van de wegen. Tevens is in beeld gebracht welke inrichting<br />
wenselijk is op de nieuwe wegen binnen het plangebied.<br />
Ongevalsrisico is de kans om als bestuurder of als slachtoffer betrokken te raken bij<br />
een dodelijk of ernstig ongeval, afgezet tegen de vervoersprestatie (aantal voertuigen<br />
per jaar vermenigvuldigd met de weglengte).<br />
Met deze maat kan de (ontwikkeling van de) verkeersveiligheid in beeld worden<br />
gebracht.<br />
Om een beeld te krijgen van het ongevalsrisico is gebruik gemaakt van de meest<br />
recente inzichten met betrekking tot risicocijfers (SWOV onderzoek) van vergelijkbare<br />
wegen in Nederland. Het gaat hierbij om het aantal letselongevallen per miljoen<br />
voertuigkilometers. De risicocijfers (risicofactor per 1.000.000 voertuigkilometer)<br />
volgens het SWOV zijn onderstaand weergegeven:<br />
Buiten de bebouwde kom<br />
• Autosnelweg 0,06<br />
• Autoweg 0,08<br />
• Weg gesloten voor langzaam verkeer 0.22<br />
• Weg voor alle verkeer 0.43<br />
Binnen de bebouwde kom<br />
• Verkeersader 1,1<br />
• Woonstraat 0.57<br />
De wegen binnen het studiegebied zijn ingedeeld in categorieën die aansluiten bij de<br />
indeling die het CROW hanteert voor de typering van wegen naar ongevalrisico. Met<br />
behulp van het verkeersmodel is voor alle alternatieven (inclusief de huidige situatie<br />
en het referentiealternatief) het aantal voertuigkilometers naar wegtype in beeld<br />
gebracht. Hiermee kan een inschatting worden gedaan van het ongevalsrisico.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.3 Milieu<br />
6.3.1 Geluid<br />
163<br />
In het lage scenario vindt de grootste absolute toename plaats op 80 km/h wegen met<br />
vrijliggende fietsvoorzieningen. Ook op 60 km/h wegen vindt een relatief grote<br />
toename plaats. In het hoge scenario is de absolute toename van het aantal<br />
voertuigkilometers wel groter, maar deze variant zorgt niet voor een fundamenteel<br />
andere verdeling van het verkeer over de verschillende type wegen. De toename van<br />
voertuigkilometers vindt voor een groot deel buiten de bebouwde kom plaats. Deze<br />
wegen hebben per voertuigkilometer een kleiner ongevalsrisico dan de wegen binnen<br />
de bebouwde kom.<br />
Het ongevalsrisico als gevolg van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> is in zowel het lage als<br />
hoge scenario groter dan in de referentie situatie. De referentie situatie kent op basis<br />
van de kencijfers een ongevalsrisico van ruim 300 ongevallen op jaarbasis. In het lage<br />
scenario is het ongevalsrisico circa 10 ongevallen groter dan in de referentie situatie.<br />
In het hoge scenario circa 15. Het verschil in ongevalsrisico tussen de scenario s is<br />
beperkt.<br />
Punt van aandacht is de ontsluiting van de Groene Kamer ten tijde van calamiteiten.<br />
Omdat de hoofdontsluiting van De Groene Kamer zich op één weg concentreert, kan<br />
een probleem ontstaan wanneer door calamiteiten deze weg ontoegankelijk is.<br />
Er is in de planvorming voor Groene Kamer voorzien in een nooduitgang aan de<br />
zuidzijde (voor mensen en nooddiensten). Een noodontsluiting aan de zuidzijde voor<br />
auto's wordt ongewenst bevonden, aangezien de wegen hier niet toereikend voor zijn<br />
en het de kans op sluipverkeer vergroot.<br />
Beoordeling<br />
<strong>Zuidwest</strong> wordt op het aspect verkeersveiligheid neutraal beoordeeld (0). <strong>Zuidwest</strong><br />
voegt verkeer en potentiële slachtoffers aan het gebied toe en leidt daarmee in<br />
principe tot een vergroting van het risico op ongevallen. Daar staat tegenover dat met<br />
een goede verkeersveilige uitwerking van de diverse ontsluitingen het daadwerkelijke<br />
effect van de toename van verkeer en mensen niet negatief hoeft te zijn.<br />
Geluidbronnen<br />
Planontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> verandert het geluidklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Bestaande bronnen veranderen, nieuwe bronnen worden toegevoegd:<br />
• Realisatie van bedrijven op Wijkevoort;<br />
• Aanleg van nieuwe entrees voor verkeer;<br />
• Realisatie van Groene Kamer, sport en recreatievoorzieningen;<br />
• Verandering van verkeersintensiteiten<br />
Geluidgevoelige bestemmingen<br />
Planontwikkeling in <strong>Zuidwest</strong> leidt ook tot een verandering in geluidgevoelige<br />
bestemmingen.<br />
• Afname losse woningen: b.v. langs Hultenseweg;<br />
• Toename Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Toename<br />
verkeer op<br />
Bredaseweg<br />
Toename<br />
verkeer op<br />
Noordwest<br />
tangent<br />
Verkeer en<br />
bedrijven<br />
Wijkevoort<br />
Toename<br />
verkeer op<br />
A58<br />
164<br />
Akoestisch onderzoek<br />
Om de effecten van <strong>Zuidwest</strong> op het geluidklimaat te onderzoeken zijn<br />
geluidberekeningen uitgevoerd. Hierbij is de cumulatieve geluidbelasting van<br />
wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai berekend. Hierbij is gebruik gemaakt<br />
van een akoestisch rekenmodel waarin de ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> akoestisch<br />
vertaald zijn. In dit rapport zijn geluidcontourenkaarten opgenomen en wordt het<br />
akoestisch effect beschreven aan de hand van de criteria:<br />
• Geluidbelast oppervlak: aantal hectares boven 55 dB;<br />
• geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur: aantal hectares boven 47<br />
dB;<br />
• geluidbelaste woningen: aantal boven 55 dB .<br />
Uitbreiding<br />
hockey<br />
Groene Kamer,<br />
Oliemeulen,<br />
voetbal<br />
Uitbreiding<br />
golfbaan<br />
Figuur 6.12 De belangrijkste veranderde of nieuwe geluidbronnen in en rond <strong>Zuidwest</strong><br />
Geluidbelasting<br />
In figuur 6.13 is de (cumulatieve) geluidbelasting voor het lage en hoge scenario<br />
weergegeven. De geluidbronnen zoals eerder in deze paragraaf beschreven zijn<br />
duidelijk herkenbaar (vliegveld Gilze - Rijen is niet meegenomen in de analyse).<br />
<strong>Zuidwest</strong> heeft in <strong>2020</strong> grotendeels een cumulatieve wegverkeers- en railverkeer<br />
geluidbelasting hoger dan 50 dB (en dus hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />
dB). Langs de wegen en op Wijkevoort neemt de geluidbelasting verder toe tot lokaal<br />
groter dan 70 dB. Naast de geluidsbelasting afkomstig van de hierboven genoemde<br />
geluidbronnen is sprake van luchtverkeerlawaai. Omdat het hier gaat om een nietcontinue<br />
bron en de KE-contouren niet vertaalbaar zijn in dB(A)'s is het niet mogelijk<br />
en wettelijk niet verplicht om de geluidsbelasting hiervan in de analyse mee te nemen.<br />
Gesteld kan worden dat voor de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> de geluidsproductie van<br />
vliegbasis Gilze-Rijen ook niet onderscheidend is aangezien het onderdeel uitmaakt<br />
van de referentie situatie. Dit betekent echter niet dat geen sprake van hinder kan
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
165<br />
zijn, maar betekent wel dat ook wanneer de verschillende ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong><br />
niet zouden plaatsvinden sprake zal zijn van hinder door het luchtvaartverkeer.<br />
Figuur 6.14 geeft de geluidbelasting door industrielawaai (zonder wegverkeers- en<br />
railverkeerlawaai). Duidelijk is het effect van Wijkevoort te zien en het verschil tussen<br />
de twee scenario's. Figuur 6.15 geeft de verschillen weer tussen het lage scenario en<br />
autonoom, het hoge scenario en autonoom en het hoge scenario ten opzichte van het<br />
lage scenario. Figuur 6.16 geeft uitsnedes/details van de geluidkaarten specifiek voor<br />
het gebied Wijkevoort.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
166<br />
Figuur 6.13a: Cumulatieve geluidsbelasting <strong>2020</strong> Laag scenario (dB)<br />
Figuur 6.13b: Cumulatieve geluidsbelasting <strong>2020</strong> Hoog scenario (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
167<br />
Figuur 6.14a: Industrielawaai Tilburg <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> Laag scenario (dB)<br />
Figuur 6.14b: Industrielawaai Tilburg <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong> Hoog scenario (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
168<br />
Figuur 6.15a: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting laag scenario<br />
ten opzichte van referentiestudie (dB)<br />
Figuur 6.15b: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting hoog scenario<br />
ten opzichte van referentie (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
169<br />
Figuur 6.15c: Verschilkaart cumulatieve geluidbelasting hoog scenario<br />
ten opzichte van laag scenario (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
170<br />
Laag scenario industrielawaai (dB)<br />
Figuur 6.16a: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />
Laag scenario cumulatieve geluidbelasting (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
171<br />
Hoog scenario industrielawaai (dB)<br />
Figuur 6.16b: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />
Hoog scenario cumulatieve geluidbelasting (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
172<br />
Verschil laag versus referentiesituatie (dB)<br />
Figuur 6.16c: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />
Verschil hoog versus referentiesituatie (dB)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
173<br />
Verschil hoog versus laag (dB)<br />
Figuur 6.16d: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijkevoort<br />
Geluidbelast oppervlak<br />
Tabel 6.8 en figuur 6.17 geven een overzicht van de verdeling van het geluidbelast<br />
oppervlak over de geluidklassen.<br />
Tabel 6.8 Geluidbelast oppervlak <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
Geluid<br />
klasse (dB)<br />
Opper<br />
vlak (ha)<br />
Verschil t.o.v.<br />
autonoom<br />
Scenario laag hoog laag hoog<br />
< 50 0 0 0 0 0<br />
50-55 662 618 -61 -105 -44<br />
55-60 486 494 -9 -1 +8<br />
60-65 278 261 +21 +4 -17<br />
65-70 152 161 +25 +34 +9<br />
> 70 157 202 +24 +69 +45<br />
totaal 1735 1735<br />
Totaal > 55 dB 1073 1118 +61 +106 +45<br />
Verschil<br />
hoog t.o.v.<br />
laag
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
174<br />
Ha<br />
900<br />
800<br />
700<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
Geluidbelast oppervlak<br />
< 50 50-55 55-60 60-65 65-70 > 70<br />
Geluidklasse<br />
Figuur 6.17 Geluidbelast oppervlak <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
Huidig huidig<br />
Autonoom referentie<br />
laag<br />
Minimaal<br />
hoog<br />
Maximaal<br />
Beide scenario's laten een toename in geluidbelasting zien in heel <strong>Zuidwest</strong>. In grote<br />
delen van <strong>Zuidwest</strong> is de toename ten opzichte van autonoom relatief beperkt: max<br />
1dB (in de praktijk niet of nauwelijks waarneembaar). Alleen rond de ontwikkelingen<br />
zelf neemt als gevolg van het industrie/inrichtingslawaai de geluidbelasting meer toe,<br />
lokaal zelfs veel meer (Wijkevoort). Verkeerslawaai blijft de maatgevende geluidbron<br />
voor het gebied als geheel. De toename in verkeer op de omliggende wegen is echter<br />
ten opzichte van autonoom niet zodanig groot dat dit leidt tot wezenlijke<br />
geluidverschillen. Industrielawaai leidt wel tot wezenlijke verschillen in<br />
geluidbelasting en tot verschillen tussen de scenario's.<br />
Beide scenario's laten een verschuiving vanuit de lagere geluidklassen ( 60 dB) zien. De verschuiving ten opzichte van autonoom is<br />
echter relatief gering: In scenario laag verschuift 70 ha naar een hogere geluidklasse<br />
(4% van het totaal), in scenario hoog 106 ha (6%). Dit komt doordat het geluidklimaat<br />
vooral door wegverkeer wordt bepaald en de autonome geluidbelasting door<br />
wegverkeer al groot is. De extra toename in het hoge scenario uit zich door en een<br />
verschuiving van geluidbelast oppervlak naar hogere geluidklassen en een hogere<br />
geluidbelasting. Waar in scenario laag 24 ha in de hoogste geluidklasse terecht komt<br />
is dit bij scenario hoog 69 ha. Het totaal oppervlak boven de 55 dB neemt in het lage<br />
scenario ten opzichte van autonoom toe met 61 ha (+6%), in het hoge scenario met<br />
106 ha (+10%).<br />
Voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel is de relatief geringe toename van geluidbelasting in het lage<br />
scenario enigszins negatief beoordeeld (-), de grotere toename in het hoge scenario<br />
negatief (- -). Op deelgebiedniveau is de toename in geluidbelasting door Wijkevoort<br />
negatief (- -, laag scenario) tot zeer negatief (- - -, hoog scenario) beoordeeld. De<br />
toename in geluidbelasting door de Groene Kamer en de sportvoorzieningen is lokaal<br />
en relatief beperkt en wordt enigszins negatief (-, laag scenario) tot negatief (- -, hoog<br />
scenario) beoordeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
175<br />
Geluidbelast oppervlak Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />
Tabel 6.9 Geluidbelast oppervlak EHS <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
Geluid<br />
Opper Verschil t.o.v. Verschil hoog<br />
klasse (dB) vlak (ha) autonoom t.o.v. laag<br />
laag hoog<br />
< 42 0 0 0 0 0<br />
42-47 21 13 -7 -15 -8<br />
> 47 780 788 +7 +15 +8<br />
totaal 801 801<br />
In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> leidt realisatie van ontwikkelingen tot een geringe<br />
toename van geluidbelasting op de EHS (+1 dB). Bij het lage scenario is sprake van<br />
een toename van het geluidbelast oppervlak boven de 47 dB(A) ten opzichte van de<br />
referentie situatie met 1%, in het hoge scenario 2%. Vraag is of hiermee sprake is van<br />
een wezenlijk effect en of kritische waarden worden overschreden. Al in de huidige en<br />
autonome ontwikkeling zijn de geluidbelastingen (ver) boven de drempelwaarde.<br />
In Het Blok direct ten noordwesten van het plangebied ligt de geluidbelasting in de<br />
huidige situatie tussen de 50 en 55 dB. In de autonome ontwikkeling neemt de<br />
geluidbelasting aan de randen toe tot 55 tot 60 dB. In het bosgebied in het oostelijk<br />
deel van <strong>Zuidwest</strong> is de autonome geluidbelasting in de gebieden tussen de wegen 50<br />
tot 55 dB. Richting de wegen (met name A58 en Bredaseweg) loopt de geluidbelasting<br />
in de referentie situatie op tot 70 dB.<br />
Lokaal variëren de effecten op de EHS van relatief gering (EHS in oostelijk en<br />
zuidoostelijk deel <strong>Zuidwest</strong>) tot fors (EHS rond Hockeycomplex en EHS rond<br />
Wijkevoort).<br />
Uitbreiding van de hockey leidt tot een geluidbron tot maximaal 65 dB op de direct<br />
omliggende EHS. Het invloedgebied blijft relatief beperkt tot de directe omgeving van<br />
de hockey. Hierbij moet worden opgemerkt dat de geluidhinder van de uitbreiding van<br />
de hockeyvelden nog relatief grof en te ruim is berekend en in een later stadium bij de<br />
uitwerking van de uitbreiding nader gedetailleerd zal moeten worden bepaald.<br />
Wijkevoort leidt tot een geluidbelasting tot hoger dan 70 dB op de EHS (zie figuur<br />
6.20a+b en tabel 6.10). In scenario laag is de toename in een (groot) deel van het<br />
Wijckerbos en Wijckermeer 0 tot 1 dB. In een deel is de toename 1-2 dB. Aan de<br />
randen is de toename groter. In scenario laag wordt de zuidwestzijde van Wijckerbos<br />
en Wijckermeer nog enigszins ontzien en kan met een goede zonering van het<br />
bedrijventerrein en afschermdende maatregelen de toename van geluidbelasting op<br />
de EHS beperkt blijven. In scenario hoog worden Wijckerbos en Wijckermeer van beide<br />
zijden geluidbelast. Hierbij is sprake van een toename van 2 tot 3 dB met aan de<br />
randen een toename van >4dB. Dit leidt tot grotere toenames van geluidbelasting op<br />
de EHS. In scenario hoog wordt betwijfeld of de EHS nog wel als EHS kan functioneren,<br />
zelfs met goede zonering en mitigerende (afschermende) maaatregelen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
(voor legenda's zie eerdere figuren)<br />
176<br />
Laag scenario Hoog scenario<br />
Figuur 6.20a: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijckerbos / Wijckermeer<br />
(cumulatieve geluidbelasting)<br />
laag versus autonoom hoog versus autonoom<br />
Figuur 6.20b: Uitsnedes geluidkaarten voor Wijckerbos / Wijckermeer<br />
(verschilkaarten)<br />
Tabel 6.10: Geluidbelastingen (dB) in EHS Wijckerbos / Wijckermeer<br />
Huidig Autonoom Laag toename tov<br />
autonoom<br />
Wijckerbos 50-55 50-60 50-60 grotendeels<br />
0-1<br />
deels 1-2<br />
randen >2<br />
Wijckermeer 55-65 55-70 60-70 grotendeels<br />
0-1<br />
deels 1-2<br />
randen >2<br />
Hoog toename<br />
tov<br />
autonoom<br />
50-60 deels 2-3<br />
deels 3-4<br />
deels >4<br />
60-70 grotendeels<br />
1-2<br />
deels 2-3<br />
randen >4
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
177<br />
Vraag is in hoeverre de kwaliteit van de EHS hierdoor (verder) afneemt, ook in de<br />
huidige en referentie situatie is de geluidbelasting al hoog door verkeerslawaai van de<br />
A58 en Noordwesttangent (EHS Wijkevoort, zie tabel 6.10) en Bredaseweg, spoorlijn<br />
(hockeyvelden).<br />
Voor verstoring dient in een later stadium van besluitvorming te worden onderzocht of<br />
sprake is van wezenlijk negatieve effecten op de waarden waarvoor het gebied als EHS<br />
is aangewezen. Zo ja, dient een nee-tenzij afweging te worden doorlopen: Nee, de<br />
ontwikkeling is niet toegestaan, tenzij er:<br />
• Geen alternatieven zijn;<br />
• zwaarwegend maatschappelijk belang is;<br />
• de waarden worden gecompenseerd (volgens het provinciaal beleid hiervoor).<br />
Een alternatief is herbegrenzing van de EHS, ter goedkeuring van de provincie.<br />
De nee tenzij afweging geldt alleen indien er sprake is van fysieke aantasting van de<br />
EHS (ruimtebeslag) en geldt niet voor externe werking.<br />
Gezien de toename van geluidbelasting verdient het wel de aanbeveling dat in het<br />
vervolg van de plan- en besluitvorming rekening gehouden dient te worden met<br />
uitwerking van de nee-tenzijafweging en de daaruit volgende compensatieopgave.<br />
Het effect van Wijkevoort op de direct omliggende EHS wordt negatief beoordeeld voor<br />
scenario laag (--), zeer negatief voor scenario hoog (- - -). Het effect van de uitbreiding<br />
van de hockey wordt negatief beoordeeld (- -), het effect van de overige ontwikkelingen<br />
neutraal tot enigszins negatief (0/-).<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt enigszins negatief (-, laag scenario) tot<br />
negatief (--, hoog scenario) beoordeeld.<br />
Geluidbelaste woningen<br />
Tabel 6.11 en figuur 6.21a en b geven een overzicht van de verdeling van<br />
geluidbelaste woningen over de geluidklassen.<br />
Tabel 6.11a Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: binnen plangebied <strong>Zuidwest</strong><br />
Geluid<br />
klasse (dB)<br />
Aantal<br />
woningen<br />
Verschil t.o.v.<br />
referentie<br />
laag hoog laag hoog<br />
< 50 0 0 0 0 0<br />
50-55 86 80 -11 -17 -6<br />
55-60 74 80 -7 -1 +6<br />
60-65 40 30 +4 -6 -10<br />
65-70 23 25 +7 +9 +2<br />
> 70 12 20 +7 +15 +8<br />
totaal 235 235<br />
totaal > 55 149 155 +11 +17 +6<br />
Verschil<br />
hoog<br />
t.o.v.laag
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
178<br />
Tabel 6.11b Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: buiten <strong>Zuidwest</strong> (binnen<br />
onderzoeksgebied gebied, zie contourenkaarten voor afbakening)<br />
Geluid<br />
klasse (dB)<br />
Aantal<br />
woningen<br />
Verschil t.o.v.<br />
referentie<br />
laag hoog laag hoog<br />
< 50 0 0 0 0 0<br />
50-55 1.368 1.303 -71 -136 -65<br />
55-60 2.964 2.984 +25 +45 +20<br />
60-65 2.397 2.424 +25 +52 +27<br />
65-70 910 925 +15 +30 +15<br />
> 70 324 327 +6 +9 +3<br />
totaal 7.963 7.963<br />
totaal >55 6.595 6660 +72 +136 +65<br />
Verschil<br />
hoog<br />
t.o.v.laag<br />
huidig<br />
referentie<br />
laag<br />
hoog<br />
Figuur 6.21a Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: binnen plangebied <strong>Zuidwest</strong>
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
179<br />
Figuur 6.21b Geluidbelaste woningen <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>: buiten <strong>Zuidwest</strong> (binnen<br />
onderzoeksgebied)<br />
huidig<br />
referentie<br />
laag<br />
hoog<br />
Voor het plangebied <strong>Zuidwest</strong> als geheel leiden de ontwikkelingen tot verschuiving<br />
van woningen binnen <strong>Zuidwest</strong> van lagere (60<br />
dB). In scenario laag verschuiven 18 woningen (8%), in scenario hoog 24 woningen<br />
(10%) naar de geluidsklassen van >60dB. Hoewel de verschuiving relatief gering is,<br />
staat dit haak op het beleid. Ook neemt het aantal woningen in het hoge scenario in de<br />
hoogste klasse sterk toe. Dit betreft de woningen in en langs Wijkevoort.<br />
Als gevolg van de geplande ontwikkeling liggen bij scenario laag 17 woningen en bij<br />
scenario hoog 23 woningen op het bedrijventerrein. Deze woningen ondervinden na<br />
realisatie van de geplande ontwikkelingen een geluidbelasting van meer dan 70<br />
dB(A)op de gevel. Een dergelijke geluidbelasting op woningen is ongewenst en staat<br />
haaks op het gemeentelijke beleid. Bij de nadere invulling van het plan kunnen<br />
maatregelen in ogenschouw genomen worden die zorgen voor een lagere<br />
geluidbelasting op de woningen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het<br />
situeren van kleinschalige bedrijvigheid nabij de woningen of het gebruik maken van<br />
bedrijfsgebouwen als afschermende werking. Vraag is echter of dit afdoende is.<br />
Afgevraagd moet worden of deze woningen bij realisatie van Wijkevoort gehandhaafd<br />
moeten worden als woning. Ook vanuit andere aspecten als veiligheid, woonomgeving<br />
is dit wellicht niet wenselijk.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
180<br />
Tabel 6.12 Geluidbelaste woningen binnen plangebied Wijkevoort<br />
Geluid<br />
klasse (dB)<br />
Huidig Referentie Aantal<br />
woningen<br />
Verschil t.o.v.<br />
referentie<br />
laag hoog laag hoog<br />
< 50 0 0 0 0 0 0 0<br />
50-55 5 0 0 0 0 0 0<br />
55-60 6 9 0 0 -9 -9 0<br />
60-65 9 9 3 0 -6 -9 -3<br />
65-70 3 4 3 0 -1 -4 -3<br />
> 70 0 1 17 23 +16 +22 +6<br />
totaal 23 23 23 23<br />
totaal > 55 18 23 23 23 0 0 0<br />
totaal > 70 0 1 17 23 +16 +22 +6<br />
Daarnaast liggen in de directe omgeving van Wijkevoort een aantal woningen die als<br />
gevolg van Wijkevoort een toename van geluid kriigen. Tabel 6.13 geeft een overzicht.<br />
Daarbij is een toename van minder dan 1dB niet meegenomen (nauwelijks<br />
waarneembaar).<br />
Tabel 6.13 Geluidbelaste woningen in directe omgeving plangebied Wijkevoort<br />
toename<br />
geluid<br />
(dB)<br />
Aantal<br />
woningen<br />
laag hoog<br />
1-2 8 37<br />
2-3 1 7<br />
3-4 0 0<br />
>4 1 2<br />
Totaal 10 46<br />
Verschil<br />
hoog<br />
t.o.v.laag<br />
Deze woningen zijn allen ten noordoosten van Wijkevoort gelegen. Voor de woningen<br />
direct ten noorden van de grens van het bedrijventerrein (1 woning in het lage scenario<br />
en 2 woningen in het hoge scenario zal moeten worden afgewogen of de woonfunctie<br />
te handhaven is. Voor de overige woningen kan bij nadere uitwerking van Wijkevoort<br />
en de aanpak van de geluidbelasting de toename naar verwachting dusdanig worden<br />
teruggebracht dat het geluidklimaat ten opzichte van de referentie situatie niet ernstig<br />
verminderd.<br />
De geluidhinder van uitbreiding van de hockeyvelden langs de Bredaseweg is een<br />
aandachtspunt voor nadere uitwerking. Worst-case inschatting van het effect van de<br />
uitbreiding van de hockeyvelden (inclusief uitbreiding van de activiteiten en toename<br />
van verkeer) laat een toename van de geluidbelasting op 4 direct omliggende<br />
woningen langs de Bredaseweg en Zwartvenseweg zien. De woning langs de<br />
Bredaseweg ondervindt autonoom al een hoge geluidhinder (>60 dB) als gevolg van de<br />
Bredaseweg, de woningen langs de Zwartvenseweg ondervinden autonoom een<br />
geluidhinder van 50-55dB. Door uitbreiding van de hockeyvelden kan de geluidhinder
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
181<br />
toenemen tot boven de 60 dB. Hierbij moet worden opgemerkt dat de geluidhinder van<br />
de uitbreiding van de hockeyvelden nog relatief grof en te ruim zijn berekend.<br />
In het kader van de verdere uitwerking, plan- en besluitvorming rond de hockeyvelden<br />
(bestemmingsplan, vergunning) dient het effect nader onderzocht te worden en indien<br />
normen overschreden worden dienen geluidwerende maatregelen genomen te worden.<br />
Het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op woningen en de woongebieden (Reeshof,<br />
Gilze, Hulten, Blaak) in de directe omgeving van het plangebied is relatief gering: ca 1<br />
dB . Wel leidt dit tot verschuiving van 71 woningen (laag) tot 136 woningen (hoog)<br />
naar hogere geluidklassen. Dit betreft 1 % (laag) tot 2% (hoog) van het totaal aantal<br />
woningen in het studiegebied buiten <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Conclusie<br />
Voor <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt de relatief geringe toename van geluidbelaste<br />
woningen in het lage scenario enigszins negatief beoordeeld (-).<br />
De toename van woningen in de hoogste geluidklasse in het hoge scenario wordt<br />
negatief beoordeeld (- -). Voor Wijkevoort wordt de forse toename van geluidbelasting<br />
op de woningen eromheen zeer negatief beoordeeld voor het hoge scenario (- - -) en<br />
negatief voor het lage scenario (- -). De geringe toename van geluidbelaste woningen<br />
door de Groene Kamer wordt in zowel het lage als het hoge scenario neutraal tot<br />
enigszins negatief beoordeeld (0/-). Toename van de geluidhinder door de uitbreiding<br />
van de hockeyvelden wordt als negatief beoordeeld (--).<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Geluidhinder heeft geen fysiek effect op het Groenblauw Casco en het Groenblauw<br />
Casco Plus. Maar toename van geluid heeft wel een indirect negatief effect:<br />
natuurwaarden worden verstoord (zie eerder in deze paragraaf) en de belevingswaarde<br />
voor recreatief gebruik van het buitengebied wordt negatief beïnvloedt.<br />
Deze negatieve effecten gelden vooral in de directe nabijheid van de geluidbronnen:<br />
met name de omgeving van bedrijventerrein Wijkevoort en, in mindere mate, langs de<br />
wegen, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen. Bedrijventerrein Wijkevoort<br />
heeft een negatieve geluiduitstraling op met name het Wijkerbos en het Wijckermeer<br />
(zie eerder in deze paragraaf) en het tussengebied ten noordoosten van Wijkevoort.<br />
Ook realisatie van de Groene Kamer en sport-en recreatievoorzieningen heeft met<br />
name effect op het tussengebied van <strong>Zuidwest</strong>. Het effect van de wegen is relatief<br />
beperkt in relatie tot de hinder die al in de referentiesituatie bestaat. Elders in<br />
<strong>Zuidwest</strong> is er niet of nauwelijks geluideffect op het Groenblauw Casco.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
In het akoestisch onderzoek voor dit plan-MER is nog geen rekening gehouden met<br />
maatregelen om geluidhinder te beperken. Voor beperking van geluidhinder bestaat<br />
een scala aan mogelijkheden voor mitigatie. Grofweg vallen deze uiteen in drie<br />
groepen:<br />
• maatregelen aan de bron;<br />
• maatregelen in de overdracht;<br />
• maatregelen bij de ontvanger;<br />
In nadere fasen van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, besluit-m.e.r.,<br />
vergunning) dienen deze maatregelen in bovenstaande volgorde te worden<br />
afgewogen, voordat bevoegd gezag kan overwegen een geluidbelasting hoger dan de<br />
norm toe te staan.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
182<br />
Maatregelen aan de bron<br />
Auto's worden in de toekomst steeds stiller. Ook neemt het aandeel stille auto's<br />
(electrische auto's) in de toekomst toe. Dit is een autonome ontwikkeling (waarmee in<br />
de rekenmodellen ook al rekening wordt gehouden) en biedt geen mogelijkheid voor<br />
mitigatie. Mogelijke mitigerende bronmaatregelen zijn het het toepassen van:<br />
• geluidarm asfalt: ervaring leert dat dit tot 2 a 3 dB geluidreductie kan leiden;<br />
• geluidreducerende maatregelen op geluidbronnen bij bedrijven en<br />
inrichtingen: het effect varieert en is op voorhand niet te bepalen, hangt sterk<br />
af van de uiteindelijke bedrijvigheid en de geluidbronnen.<br />
Goede situering van geluidbronnen in relatie tot geluidgehinderden: bij nadere<br />
uitwerking van de invulling van de voorziene ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> dient<br />
nader onderzocht te worden hoe ontwikkelingen zodanig gesitueerd en gezoneerd<br />
kunnen worden dat het geluideffect op de omgeving zoveel mogelijk beperkt kan<br />
blijven.<br />
Maatregelen in de overdracht<br />
Dit betreft voorzieningen om geluid te weren: geluidschermen, grondwallen e.d. Als<br />
bronmaatregelen onvoldoende geluidreductie opleveren moet overwogen worden<br />
geluidschermen / grondwallen e.d. toe te passen. Het effect hiervan en de<br />
mogelijkheid/wenselijkheid hangt sterk af van de lokale situatie en daarmee van<br />
nadere uitwerking van de invulling. In zijn algemeenheid zijn geluidschermen langs<br />
wegen effectief en mogelijk, maar in het buitengebied landschappelijk vaak minder<br />
gewenst.<br />
Maatregelen bij de ontvanger<br />
Als derde en laatste stap in het onderzoek naar geluidreductie kunnen/moeten<br />
gevelmaatregelen overwogen worden. Hiermee wordt ingezien dat het geluidniveau op<br />
de gevel niet wordt verminderd, maar wordt het binnengeluidklimaat gewaarborgd. Dit<br />
kan door maatregelen als dubbel/driedubbel glas, geluidluwe of zelfs dove gevels.<br />
Deze maatregelen worden pas in laatste fase van plan- en besluitvorming onderzocht.<br />
6.3.2 Luchtkwaliteit<br />
Bronnen<br />
De planontwikkeling <strong>Zuidwest</strong> verandert bestaande bronnen en introduceert nieuwe<br />
bronnen voor uitstoot luchtverontreinigende stoffen:<br />
• De nieuwe ontsluitingswegen vormen nieuwe bronnen voor uitstoot;<br />
• De verkeersintensiteiten op de wegen veranderen (nemen toe);<br />
• De bedrijven op Wijkevoort vormen (mogelijk) nieuwe bronnen.<br />
Blootgestelden<br />
De planontwikkeling <strong>Zuidwest</strong> verandert het aantal blootgestelden:<br />
• Er komen meer werknemers en recreanten in het gebied;<br />
• Het aantal inwoners in het gebied neemt mogelijk af, indien woonfunctie<br />
milieutechnisch niet meer mogelijk/wenselijk is.<br />
Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek<br />
Tabellen 6.14 en 6.15 geven de concentraties NO2 en PM10, zoals berekend.<br />
Tabel 6.16 geeft het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde N02 concentratie<br />
en de daggemiddelde PM 10 concentratie. Uit de berekeningen blijkt dat er in geen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
183<br />
van de scenario's de wettelijke normen worden overschreden. De concentraties blijven<br />
ook na ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ver onder de normen.<br />
Langs de meeste wegvakken is de toename in uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen relatief gering: tienden van umg/m3. Langs een aantal wegvakken is de<br />
toename groter.<br />
Tabel 6.14 Jaargemiddelde concentraties NO2 (ug/m3)<br />
Tabel 6.15 Jaargemiddelde concentraties PM10 (ug/m3)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
184<br />
Tabel 6.16 Aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde N02 concentratie en<br />
daggemiddelde PM 10 concentratie<br />
Tabel 6.17 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (ug/m3) op de Hultenseweg en<br />
Wijkevoort<br />
NO2<br />
Wegnaam<br />
Referentie situatie Laag Hoog<br />
Conc. Achtergr. Conc. Bijdrage Conc. Bijdrage<br />
Hultenseweg 14,8 14,4 17,9 3,1 24,5 9,7<br />
Wijkevoort 14,5 14,4 20,2 5,7 17,9 3,4<br />
PM10<br />
Wegnaam<br />
Referentie situatie Laag Hoog<br />
Conc. Achtergr. Conc. Bijdrage Conc. Bijdrage<br />
Hultenseweg 22,2 22,1 22,8 0,6 23,8 1,6<br />
Wijkevoort 22,1 22,1 23,0 0,9 22,6 0,5<br />
Effecten bedrijven<br />
In dit onderzoek is de bijdrage van de toekomstige industriële activiteiten niet<br />
meegenomen. Ook bedrijfsactiviteiten hebben een directe bijdrage aan de<br />
concentraties luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving van het voor<br />
bedrijven bestemde gebied. Het hoge scenario voorziet in 77 ha netto uit geven<br />
bedrijfsdoeleinden ten opzichte van 41 ha netto uit te geven bedrijfsdoeleinden in de<br />
variant minimaal. Hieruit kan geconcludeerd worden dat bij de variant maximaal een<br />
grotere toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen plaats zal vinden<br />
dan bij de variant minimaal.<br />
Conclusie en beoordeling<br />
De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen neemt door ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
toe. Er worden geen normen overschreden. De verslechtering van de luchtkwaliteit<br />
wordt vanwege het relatief geringe karakter en vanwege het relatief gering aantal<br />
blootgestelden enigszins negatief (-, scenario laag) tot negatief (--, scenario hoog)<br />
beoordeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
185<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Veranderingen in luchtkwaliteit hebben niet of nauwelijks effect op het Groenblauw<br />
Casco en het Groenblauw Casco Plus. In de voorziene natuurontwikkeling in en rond<br />
de beekdalen kan er sprake zijn van een negatief effect op stikstofdepositiegevoelige<br />
soorten. Het is op dit moment niet bekend of deze soorten voorkomen. Bovendien is<br />
de toename in uitstoot van stikstofdioxide beperkt. Op de (recreatieve) beleving van<br />
<strong>Zuidwest</strong> heeft luchtkwaliteit niet of nauwelijks effect, anders dan mogelijk een<br />
geringe toename van geur in de directe omgeving van Wijkevoort.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
De mogelijkheden voor mitigatie van luchtkwaliteitseffecten zijn op voorhand beperkt.<br />
De luchtkwaliteit langs wegen is gebaat bij een zo goed mogelijke doorstroming, maar<br />
dit is geborgd doordat een goede bereikbaarheid uitgangspunt is voor de<br />
ontwikkeling. Daarnaast moet in latere fasen van plan- en besluitvorming<br />
(bestemmingsplan, vergunning) onderzocht worden in hoeverre met een goede<br />
situering van uitstotende bedrijven in relatie tot concentraties van personen en met<br />
toepassing van uitstootbeperkende maatregelen de negatieve effecten op<br />
luchtkwaliteit zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.<br />
6.3.3 Externe Veiligheid<br />
Als gevolg van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> veranderen twee aspecten ten aanzien<br />
van externe veiligheid. In de eerste plaats vindt (mogelijk) een toename plaats van het<br />
aantal risicobronnen. Dit hangt samen met een toename van het aantal inrichtingen en<br />
een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de tweede plaats is sprake van<br />
een toename van het aantal mensen/potentiële slachtoffers in het plangebied.<br />
Wijkevoort<br />
De ruimtelijke beperkingen vanuit de omgeving (transport gevaarlijke stoffen,<br />
leidingen en vliegbasis Gilze-Rijen) zijn reeds in 4.6.2 beschreven. Hieruit kwam naar<br />
voren dat alleen de transportassen en leidingen ruimtelijke beperkingen tot gevolg<br />
hebben in een zone tot 200m van deze transportassen en dat vliegbasis Gilze-Rijen<br />
aan bepaalde typen gebouwen beperkingen oplegt aan het (kleine) gedeelte van het<br />
plangebied dat binnen de C-zone van munitieopslag valt. Ten slotte is nog niet bekend<br />
of sprake is van 10 -6 /jaar plaatsgebonden risicocontouren bij het begin en het einde<br />
van de landingsbaan van de vliegbasis. De beperkingen die worden gesteld aan<br />
bouwhoogtes in verband met het aanvliegen en 'vrij zicht' van radarsystemen hebben<br />
waarschijnlijk geen invloed op <strong>Zuidwest</strong> of Wijkevoort, aangezien de maximale<br />
bouwhoogte voor Wijkevoort 15m is en dit lager is dan de 30,6m NAP beperking die<br />
geldt in het uiterst westelijke puntje van Wijkevoort.<br />
Risico's vanuit ontwikkeling op omgeving<br />
Zowel in het lage als het hoge scenario leidt de realisatie van een bedrijventerrein<br />
mogelijk tot een toename van het aantal inrichtingen en transporten met gevaarlijke<br />
stoffen.<br />
In het hoge scenario is in absolute en relatieve zin meer ruimte gereserveerd voor<br />
bedrijven in milieucategorie 4 dan in het lage scenario (13,8 ha bruto in het lage<br />
scenario en 82,5 ha bruto in het hoge scenario. Hierdoor is in het hoge scenario een
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
186<br />
grotere kans dat Bevi-inrichtingen zich hier vestigen. Bovendien is in het maximale<br />
scenario een truckservice centrum gepland, waar mogelijk opslag van gevaarlijke<br />
stoffen plaatsvindt. Hoewel bij het hoge scenario de kans op Bevi-inrichtingen,<br />
vanwege het grotere oppervlak voor hogere milieucategorieën, groter is kunnen ook<br />
bij het lage scenario Bevi-inrichtingen zich op Wijkevoort vestigen. De hieronder<br />
geschetste uitgangspunten en eerste conclusies gelden dus ook voor het lage<br />
scenario.<br />
Op de plankaart externe veiligheid van Beleidsvisie externe veiligheid van de<br />
gemeente Tilburg is Wijkevoort aangeduid als een gebied waar Bevi-inrichtingen<br />
mogelijk zijn, zonder dat dat overigens nader wordt toegelicht of uitgewerkt. Dit<br />
betekent dat beleidsmatig een mogelijke toename van het externe veiligheidsrisico op<br />
de directe omgeving is voorzien. Met Bevi-inrichtingen worden bedrijven bedoeld die<br />
op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een verhoogd risico met zich<br />
meebrengen. Meestal gaat het om bedrijven die werken met gevaarlijke of explosieve<br />
stoffen.<br />
Figuur 6.22: Plankaart externe veiligheid (Bron: gemeente Tilburg, 2010)<br />
In de omgeving van Wijkevoort een aantal verspreid liggende woningen. Op<br />
inrichtingsniveau zal beoordeeld moeten worden in hoeverre deze woningen ruimtelijk<br />
ingepast kunnen worden binnen de normen die voor externe veiligheid gelden.<br />
Of als gevolg van industriële activiteiten en transporten een toename is van externe<br />
veiligheidsrisico's (GR en PR) en hoe groot deze toename dan is, is in dit stadium van<br />
planvorming nog niet aan te geven. Echter gezien de beleidsmatige ruimte die<br />
geboden wordt in de Beleidsvisie Externe Veiligheid plus het feit dat in het plangebied<br />
enkele woningen liggen, dient uitgegaan te worden van een 'worst case' situatie. Dit<br />
betekent voor het hoge scenario een negatieve beoordeling en voor het lage scenario<br />
een enigszins negatieve beoordeling op het gebied van externe veiligheid.<br />
Risico's binnen het bedrijventerrein zelf<br />
Als Bevi-inrichtingen binnen het bedrijventerrein mogelijk zijn, zowel in het lage als<br />
hoge scenario, geldt dat zorgvuldige aandacht besteed dient te worden aan de afstand<br />
tussen deze Bevi-inrichtingen en eventuele kwetsbare objecten, zoals kantoorgebouwen<br />
bij bedrijven en de Campus (bij het lage scenario). De Beleidsvisie externe<br />
veiligheid van Tilburg stuurt hierbij doordat de 10 -6 -contour in principe binnen de
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
187<br />
inrichtingsgrens van de Bevi-bedrijven moet blijven. Dit kan worden vastgelegd in de<br />
planregels.<br />
Overig gebied<br />
De overige ontwikkelingen (zoals de Groene Kamer, sportvelden, golfbaan en<br />
Oliemeulen) voegen naar verwachting geen extra risicobronnen aan het plangebied<br />
toe. Door de afwezigheid van risicobronnen nabij bovengenoemde ontwikkelingen<br />
leidt een toename van het aantal bezoekers niet tot een verhoogd veiligheidsrisico.<br />
Het effect van beide scenario's is hiermee neutraal.<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Veranderingen in externe veiligheid hebben geen effect op het Groenblauw Casco en<br />
het Groenblauw Casco Plus, niet op de natuurontwikkeling en niet op de (recreatieve)<br />
beleving.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
De mogelijkheden voor mitigatie van externe veiligheidsrisico's lijken op voorhand<br />
beperkt. Bij de verdere uitwerking van de voorziene ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> dient<br />
met name "aan de voorzijde" rekening gehouden te worden met externe<br />
veiligheidsrisico's, met name bij de situering van de (nieuwe) risicobronnen (bedrijven<br />
en routes) en situering van de concentraties van personen (b.v. entrees van<br />
voorzieningen). Daarnaast dient bij nadere uitwerking invulling gegeven te worden aan<br />
maatregelen bij calamiteiten (vluchtroutes, schuilmogelijkheden, toegankelijkheid<br />
voor hulpdiensten e.d.)<br />
6.3.4 Klimaat en duurzaamheid<br />
Effecten op het gebied van duurzaamheid en klimaat worden, voor zover mogelijk,<br />
beschreven aan de hand van een zestal aspecten; energieverbruik, CO2 uitstoot,<br />
gebruik van grondstoffen, waterverbruik, klimaatadaptatie en duurzaamheid. In het<br />
geval van <strong>Zuidwest</strong> kan nog geen volledige beschrijving plaatsvinden. Zowel de<br />
uitwerking van de voorgenomen ontwikkeling binnen <strong>Zuidwest</strong> als de uitwerking van<br />
het klimaat- en duurzaamheidsbeleid van Tilburg is nog onvoldoende concreet.<br />
Concreet beleid/maatregelen voor het plangebied zijn er nog niet. De ambitie van de<br />
gemeente Tilburg is om in 2045 kilimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat in de<br />
(verdere) toekomst ook alle ontwikkelingen klimaatneutraal dienen te worden<br />
uitgevoerd.<br />
Wijkevoort<br />
Op welke wijze wordt omgegaan met energieverbruik, CO2 uitstoot, gebruik van<br />
grondstoffen en water op Wijkevoort is in dit stadium nog niet bekend. Wel biedt<br />
Wijkevoort volop mogelijkheid en ruimte om kansen te benutten ten aanzien van<br />
klimaatadaptieve maatregelen op het gebied van waterberging en groenontwikkeling.<br />
De ligging van Wijkevoort direct grenzend aan een waterbergingsgebied, natuurgebied<br />
en ecologische verbindingszone biedt aanknopingspunten. Dit geldt met name voor de<br />
minimale variant waarbij sprake is van een bedrijventerrein met een lichter type<br />
bedrijvigheid en een arbeidsintensiever karakter in een campus-achtige setting.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
188<br />
Groene Kamer<br />
De initiatiefnemer van de Groene Kamer heeft duurzaamheid hoog in het vaandel<br />
staan. Van de Groene Kamer is bekend dat het concept volgens de principes van<br />
Duurzaam Bouwen gerealiseerd zal worden. Dit betekent dat bepaalde minimum<br />
normen worden gehanteerd met betrekking tot materiaalgebruik, energieverbruik,<br />
afvalverwerking etc.<br />
De gebouwen van de Groene Kamer worden zelfvoorzienend in hun energiegebruik.<br />
Voor de toetsing van de duurzaamheid zal gebruik gemaakt worden van het<br />
Programma GPR Gebouw, waarbij minimaal een rapportcijfer 7 moeten worden<br />
gehaald. Dit programma biedt gereedschappen voor duurzaam beleid, helpt de<br />
initiatiefnemer in het keuzetraject en maakt duurzaamheidsprestaties inzichtelijk. Het<br />
programma is mede ontwikkeld door de gemeente Tilburg.<br />
Afspraken hierover zijn opgenomen in het Programma van Eisen voor de Groene<br />
Kamer.<br />
Overige ontwikkelingen<br />
Op welke wijze wordt omgegaan met klimaat en duurzaamheid is nog niet bekend.<br />
Conclusie<br />
Op basis van de huidige gegevens en bij een gebrek aan een referentiekader is het niet<br />
mogelijk om uitspraken te doen over mogelijke klimaat- en/of duurzaamheids effecten<br />
van de ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong>. Er vindt dan ook geen beoordeling plaats van deze<br />
effecten.<br />
Wel biedt met name Wijkevoort een aantal aanknopingspunten om het bedrijventerrein<br />
te ontwikkelingen tot een duurzame locatie met (inter)nationale uitstraling. Deze<br />
(duurzame) ontwikkelingsrichting kan in dat geval mooi aansluiten bij de reeds in<br />
gang gezette duurzame ontwikkeling van de Groene Kamer en bij het vooruitstrevende<br />
klimaat- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Tilburg.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.4 Landschap, cultuurhistorie, archeologie<br />
189<br />
Effecten op landschap, cultuurhistorie en archeologie treden met name op door het<br />
ruimtebeslag van de voorgenomen ontwikkelingen. Wijkevoort telt in het hoge<br />
scenario 110 ha en in het lage scenario 60 ha. De Groene Kamer beslaat een oppervlak<br />
van 30 ha, waarvan 10 ha bebouwd. In deze paragraaf wordt beoordeeld of deze<br />
ontwikkelingen (en de ontwikkelingen binnen het programma sport en recreatie) effect<br />
hebben op de landschappelijke structuur, de ruimtelijk visuele kwaliteit en<br />
landschappelijke of aardkundige waarden. Daarnaast wordt beoordeeld of er effecten<br />
zijn op archeologische of cultuurhistorische beschermde en niet beschermde<br />
waarden.<br />
6.4.1 Landschap<br />
Wijkevoort<br />
De ruimtelijk visuele kwaliteit in het zoekgebied van Wijkevoort wordt met name<br />
bepaald door openheid en zichtrelaties. De beoogde locatie voor Wijkevoort bestaat<br />
grotendeels uit een relatief open landschap van verspreid liggende akkercomplexen.<br />
Deze openheid is in de gemeente Tilburg schaarser aan het worden. Het westelijk deel<br />
van <strong>Zuidwest</strong> is, samen met een deel van noordoost Tilburg één van de laatste open,<br />
landelijke gebieden.<br />
Het gebied waar Wijkevoort beoogd is wordt doorsneden door twee beken. De Groote<br />
Leij en de Hultensche Leij. Binnen de zoeklocatie liggen ook het Wijckermeer en het<br />
Wijckerbos. Langs het beekdal bij Berkeind is nog wel een beemdenstructuur<br />
herkenbaar. Deze structuur is echter in de loop der tijd sterk aangetast. Langs de<br />
Hultenseweg komen enkele kenmerkende landschappelijke structuren<br />
(groenstructuren) voor in de vorm van karakteristieke laanbeplantingen. Deze zijn op<br />
de Cultuurhistorische Waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006) als redelijk hoog<br />
gekwalificeerd.<br />
Beschermde landschappelijke of aardkundige waarden komen in het zoekgebied van<br />
Wijkevoort niet voor.<br />
De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort heeft een sterk negatief effect op het<br />
landschap ter plaatse en het omliggende agrarisch landschap. De openheid en<br />
landschappelijke structuur van het oorspronkelijk agrarisch landschap verdwijnen<br />
grotendeels. In beide alternatieven scenarios blijven het Wijckermeer en het<br />
Wijckerbos behouden. Wel worden deze gedeeltelijk afgesneden van hun natuurlijke<br />
relatie met de omgeving. Het landschappelijk effect op de beekdalen van de<br />
Hultensche Leij en de Oude Leij (aangewezen als EVZ) is relatief gering. Deze zijn thans<br />
nauwelijks herkenbaar in het landschap, herbergen weinig landschappelijke waarden<br />
en geen beschermde waarden. Een goede inpassing van de beekdalen in combinatie<br />
met realisatie van de EVZ's kan zelfs bijdragen aan versterking van de<br />
beekdalstructuur en - herkenbaarheid.<br />
De meest kenmerkende landschappelijke kwaliteiten zijn te vinden langs de<br />
Hultenseweg en direct ten noorden hiervan. Dit maakt deel uit van het zoekgebied voor
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
190<br />
beide scenarios van het bedrijventerrein. In beide scenarios blijft de Hultenseweg als<br />
structuur behouden, maar verliest het op Wijkevoort de relatie met de omgeving.<br />
De omvang van de ontwikkeling en daarmee de landschappelijke impact van<br />
Wijkevoort in het hoge scenario is groter dan in het lage scenario.<br />
De oude beemdenstructuur valt alleen binnen het zoekgebied voor Wijkevoort in het<br />
hoge scenario. Bovendien speelt mee dat in het lage scenario het landschap meer<br />
open blijft. In het hoge scenario zijn de landschappelijke effecten dan ook als sterk<br />
negatief (---) beoordeeld en in het lage scenario als negatief (--).<br />
Groene kamer<br />
De Groene Kamer wordt ingericht als een parkachtig landgoed met daarop diverse<br />
rode functies. Hoe het parkachtige landschap van de Groene Kamer er in de toekomst<br />
precies uit komt te zien is nog niet duidelijk. Momenteel is het landschap ter plaatse<br />
van de Groene Kamer een relatief open agrarisch gebied. Een open agrarisch<br />
landschap in de gemeente Tilburg is relatief schaars.Realisatie van de Groene Kamer<br />
heeft hierop een negatief effect. De opzet van de Groene Kamer, waar veel waarde<br />
wordt gehecht aan groen en landschapsbeleving, biedt echter goede mogelijkheden<br />
voor landschappelijke inpassing en een uitstraling die past bij het karakter van dit<br />
deel van <strong>Zuidwest</strong> (afwisseling bos en open agrarisch gebied). De effecten worden als<br />
enigszins negatief (-) beoordeeld en zijn voor beide scenarios gelijk.<br />
Sportvoorzieningen en recreatie<br />
De in de toekomst mogelijk te realiseren sportvoorzieningen (hockey, golf en voetbal)<br />
en Oliemeulen in het hoge scenario betekenen (verdere) aantasting van het agrarisch<br />
en natuurlijke karakter van het landschap. De landschappelijke hoofdstructuur blijft<br />
behouden, maar lokaal verdwijnen delen van de landschappelijke structuur en<br />
openheid. De mate waarin dit gebeurt, hangt grotendeels af van de toekomstige<br />
landschappelijke inpassing. De nieuwe locaties voor Oliemeulen en de voetbalvelden<br />
kunnen mogelijk wel goed ingepast worden bij de ontwikkeling van de Groene Kamer,<br />
waardoor samen met de realisatie van de EVZ langs de Donge een landschappelijk<br />
geheel kan ontstaan. Dit geldt met name bij situering van de sportvoorzieningen ten<br />
oosten van de Groene Kamer.<br />
Het gezamenlijk effect van de hierboven genoemde sport- en recreatieontwikkelingen<br />
wordt hiermee samengevat en beoordeeld als enigszins negatief (-, alleen het hoge<br />
scenario.<br />
Landschappelijk bezien heeft het de voorkeur om de ontwikkeling van sport &<br />
recreatie in het gebied ten oosten van de Groene Kamer een plaats te geven. Op die<br />
manier kan er een aaneengesloten parkachtige zone ontstaan tussen de bosrand en<br />
het beekdal van de Oude Leij en De Groene Kamer, waar de voetbalvelden en<br />
Oliemeulen landschappelijk ingepast kunnen worden. Hierdoor blijft er een aanzienlijk<br />
groter open middengebied behouden.<br />
EVZ's<br />
De realisatie van de natte EVZ's vergroot de landschappelijke herkenbaarheid en de<br />
landschappelijke kwaliteit van de waterlopen Oude Leij, Groote Leij en Hultensche Leij<br />
en wordt positief beoordeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
191<br />
Totaal beoordeling<br />
Vanwege het negatieve tot zeer negatieve effect van Wijkevoort wordt ook <strong>Zuidwest</strong> als<br />
geheel negatief (- - , lage scenario) tot zeer negatief (- - - , hoge scenario) beoordeeld.<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Binnen het Groenblauw Casco zijn een aantal maatregelen opgenomen om het<br />
landschap in <strong>Zuidwest</strong> te versterken. Één van de maatregelen is het versterken en<br />
opnieuw herkenbaar maken van de oorspronkelijke beemdenstructuur langs de beken.<br />
Langs de Hultensche Leij gebeurt dat door het aanbrengen van beplantingen<br />
(bijvoorbeeld hagen) en langs de Oude Leij gebeurt dat door het open maken van<br />
enkele beemden. Plaatselijk worden nieuwe landschapselementen aangelegd<br />
(Drassige Driehoek) om de ecologische structuur te versterken.<br />
Daarnaast wordt zoveel mogelijk ingezet op het behoud van de openheid en de<br />
herkenbaarheid (lage ligging) van de beekdalen en de akkercomplex structuren met<br />
het bijbehorende patroon van wegen en paden.<br />
Met name het terugbrengen van oude structuren levert een positieve bijdrage aan de<br />
landschappelijke structuur. Echter voor het grootste deel blijft het groenblauw casco<br />
consoliderend voor bestaande landschappelijke waarden. Het effect van het<br />
Groenblauw Casco op het thema landschap is beoordeeld als enigszins positief.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
Mitigerende maatregelen zouden zich met name moeten richten op behoud van de<br />
bestaande landschappelijke hoofdstructuur en beperking van de visuele hinder op het<br />
resterende buitengebied.<br />
6.4.2 Cultuurhistorie<br />
Wijkevoort<br />
Door de ontwikkeling van Wijkevoort gaan beschermde en niet beschermde<br />
cultuurhistorische waarden verloren. In het beoogde gebied voor Wijkevoort komen<br />
diverse wegen voor met een redelijk hoge cultuurhistorische waarde, zoals<br />
bijvoorbeeld de Hultenseweg. Ten westen van de Groote Leij ligt een karakteristieke<br />
boerderij. Daarnaast ligt aan de Hultenseweg een karakteristieke boerderij (bron<br />
Cultuurhistorische Waardenkaart, 2006). Deze boerderijen hebben voor zover bekend<br />
geen monumentale status. De boerderij ten westen van de Groote Leij valt alleen<br />
binnen het de hoge variant binnen het zoekgebied voor Wijkevoort en niet binnen het<br />
zoekgebied van de lage variant. In het gebied komen geen cultuurhistorische<br />
ensembles voor.<br />
Ten aanzien van effecten op cultuurhistorische waarden is er nauwelijks verschil<br />
tussen de twee scenarios voor Wijkevoort. Het effect op de cultuurhistorische waarden<br />
wordt voor beide scenarios beoordeeld als negatief. In beide scenarios blijven de<br />
Hultenseweg als structuur en de panden erlangs als object behouden, maar verliezen<br />
ze op Wijkevoort de relatie met de omgeving.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
192<br />
De Groene Kamer<br />
In het zoekgebied voor de Groene Kamer komen geen beschermde cultuurhistorische<br />
waarden voor. De door de gemeente als cultuurhistorische waardevol geachte<br />
cultuurhistorische elementen zijn opgenomen in het Groenblauw Casco. Bestaande<br />
agrarische bebouwing langs de Bleukweg, kan behouden blijven. Wel zijn in het<br />
beekdal van de Donge oude beemdenstructuren te herkennen. De Groene Kamer zal<br />
effect hebben op de beemdenstructuur en/of op het agrarisch akkercomplex, in ieder<br />
geval voor wat betreft de openheid van de de bestaande structuren. De Groene Kamer<br />
valt (net) buiten de kransakkerstructuur. Hiermee wordt het effect van de Groene<br />
Kamer als enigszins negatief beoordeeld. De scenarios zijn hierbij niet<br />
onderscheidend ten opzichte van elkaar.<br />
Sportvoorzieningen en recreatie<br />
Ten westen en ten oosten van de Groene Kamer wordt naar de ruimte voor de<br />
sportvoorzieningen en Oliemeulen gezocht. Ten oosten van de Groene Kamer is nog<br />
een (niet beschermde) beemdenstructuur aanwezig. Ten westen van het zoekgebied<br />
komen enkele niet beschermde agrarische woningen voor. De uitbreiding van hockey<br />
vindt gedeeltelijk plaats in de Oude Warande, een gebied met aanzienlijke<br />
cultuurhistorische waarden. Bij de uitbreiding van de golfbaan komen geen<br />
cultuurhistorische waarden in het gedrang. Er worden geen wettelijk beschermde<br />
cultuurhistorische waarden aangestast. Het effect van de sport- en<br />
recreatievoorzieningen op cultuurhistorie wordt enigszins negatief beoordeeld.<br />
Totaal beoordeling<br />
Vanwege het negatieve van Wijkevoort wordt ook <strong>Zuidwest</strong> als geheel negatief (- - ,<br />
beide scenarios) beoordeeld.<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
In het Groenblauw Casco is een aanzet gegeven op welke manier beleidsmatig<br />
invulling gegeven kan worden aan het behoud (en hergebruik) van in het plangebied<br />
aanwezige waardevolle ensembles (Dongewijck en pompstation) en het agrarisch<br />
erfgoed (monumentale boerderijen). Concrete maatregelen zijn echter niet<br />
opgenomen. Het effect van het Groenblauw Casco op de cultuurhistorische waarden<br />
wordt neutraal beoordeeld.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
Mitigatie van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden liggen vooral in<br />
landschappelijke inpassin (zie paragraaf 6.4.1) en hergebruik van cultuurhistorisch<br />
waardevolle objecten (b.v. de Hultenseweg en de historische panden erlangs).<br />
6.4.3 Archeologie<br />
Alle voorgenomen ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> leiden tot bodemverstoring en<br />
daarmee mogelijk tot verlies van archeologische waarden. Er gaan geen<br />
archeologische monumenten verloren, wel vindt bodemverstoring plaats in gebied dat<br />
grotendeels een middelhoge tot lokaal hoge arcehologische verwachtingswaarden<br />
heeft.<br />
In later e fase van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning) is nader<br />
onderzoek (inventarisend en waarderend) van voorkomen waarden nodig. Dit op basis
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
193<br />
op een nadere uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen en een duidelijker<br />
inzicht waar bodemverstoring voorzien is.<br />
In latere fase van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning) moet<br />
bekeken worden of eventueel verlies van archeologische waarden voorkomen kan<br />
worden door een andere situering van bodemverstorende maatregelen. Hiervoor is<br />
eerst een nadere uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen nodig (om te kunnen<br />
bepalen waar bodemverstoring voorzien wordt) en nader inzicht in de daadwerkelijke<br />
(verwachte) archeologische waarden.<br />
6.5 Natuur, Bodem, Water<br />
In deze paragraaf zijn de effecten beschreven op natuur, bodem en water. Hierbij is<br />
gekeken naar de effecten op gebieden (EHS), soorten (flora & fauna) en ecologische<br />
relaties (EVZ's). Effecten op bodem zijn beoordeeld aan de hand van kwetsbare<br />
gebieden, bodemkwaliteit of bodemstructuur. Binnen het thema water is gekeken naar<br />
effecten op grond- en oppervlaktewater, kwetsbare gebieden en wateropgaven.<br />
6.5.1 Natuur<br />
Wijkevoort<br />
Effecten op natuurgebieden<br />
De ontwikkeling van Wijkevoort vindt geheel plaats buiten maar wel in de directe<br />
nabijheid van de Ecologische Hoofdstructuur. Binnen en direct aangrenzend aan het<br />
zoekgebied voor Wijkevoort liggen het Wijckerbos en het Wijckermeer.Ten westen van<br />
het zoekgebied voor Wijkevoort liggen op het grondgebied van Gilze-Rijen de<br />
Nerhovensche Bossen en Klein Zwiterland. Even ten noorden van het zoekgebied ligt<br />
Het Blok. Al deze gebieden maken onderdeel uit van de EHS.<br />
Er vindt geen ruimtelijke aantasting plaats van de EHS (oppervlakteverlies). Dit geldt<br />
voor beide scenarios voor Wijkevoort. Wel is sprake van aantasting van EHS door<br />
verstoring of versnippering. Deze mogelijke aantasting heeft met name gevolgen voor<br />
de leefgebieden van vogels, vleermuizen en libellensoorten. De effecten op de EHS als<br />
gevolg van geluidhinder zijn in 6.2.2 beschreven. Er is rondom Wijkevoort sprake van<br />
een lichte toename van de cumulatieve geluidsbelasting, waarbij de toename aan de<br />
randen van de natuurgebieden sterker is dan in de kern van de EHS-gebieden<br />
(Wijckerbos/Wijckermeer). In hoeverre dit daadwerkelijk wezenlijk negatieve<br />
gevolgen heeft voor (het functioneren van) de EHS en de daarin voorkomende soorten<br />
is op dit moment moeilijk in te schatten. Ook in de referentiesituatie ondervinden<br />
Wijckermeer en Wijckerbos al forse hinder van A58, Noordwesttangent en vliegveld<br />
Gilze-Rijen.<br />
Daarnaast kan sprake zijn van lichthinder als gevolg van verstedelijking. Een groot<br />
deel van de bedrijven zal na zonsondergang gesloten zijn, maar het bedrijventerrein<br />
zelf zal ook 's nachts worden verlicht (straatverlichting). Op inrichtingsniveau zal een<br />
nadere beoordeling (onderzoek) dienen plaats te vinden.<br />
In het hoge scenario is het aandeel bedrijvigheid en het oppervlak van milieucategorie<br />
4 bedrijvigheid groter dan die in het lage scenario. Zwaardere bedrijvigheid brengt in<br />
de regel zwaardere milieuhinder met zich mee. De aantasting en verstoring van EHS-
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
194<br />
gebieden als gevolg van de ontwikkeling van Wijkevoort, is in het lage scenario<br />
geringer dan in het hoge scenario. In het hoge scenario worden deze effecten daarom<br />
als sterk negatief (---) beoordeeld en in de lage scenario negatief (--).<br />
Effecten op ecologische verbindingszones<br />
Binnen het zoekgebied voor Wijkevoort ligt één natte ecologische verbindingszone,<br />
namelijk die langs de Groote Leij. In het lage scenario ligt deze aan de rand van het<br />
zoekgebied voor Wijkevoort en kan de benodigde ruimte voor de EVZ's mogelijk ook<br />
buiten het bedrijventerrein aan de overzijde van de beken gevonden worden en is<br />
psrake van hinder van één zijde. In het hoge scenario ligt deze binnen het zoekgebied<br />
en ondervindt de EVZ hinder van beide zijden.<br />
In het hoge scenario wordt het effect op de ecologische verbindingszones als negatief<br />
beoordeeld, in het minimale scenario is het effect enigszins negatief.<br />
Effecten op soorten<br />
Met de ontwikkeling van Wijkevoort gaat leefgebied, broedgebied en foerageergebied<br />
verloren van diverse soorten (vogels, vleermuizen en libellen). In het minimale<br />
scenario is het verlies aan leefgebied beperkter (60 ha) dan in het maximale scenario<br />
(110 ha).<br />
De weilanden en akkers binnen het zoekgebied voor Wijkevoort kunnen geschikt zijn<br />
als foerageergebied voor o.a. de steenuil. Daarnaast komen verspreid broedvogels van<br />
graslanden, akkers en droge ruigten voor in de omgeving van Wijkevoort (scholekster<br />
en wulp). Ook is het gebied geschikt als broed en foerageergebied voor broedvogels<br />
van struwelen, bomenrijen, houtwallen, bosranden en kapvlakten.<br />
Het Wijckermeer en de Hultensche Leij vormen belangrijke broedlocaties voor<br />
broedvogels van wateren, moerassen en natte ruigten (o.a. oeverzwaluw en ijsvogel).<br />
De Oude Leij en Hultensche Leij (in het bos) en het Wijckermeer vormen het leefgebied<br />
voor Libellen en Juffers. Het gehele westelijke agrarisch gebied is mogelijk<br />
foerageergebied voor de Steenmarter.<br />
Het Wijckermeer is een foerageergebied voor vleermuizen. Foerageerroutes lopen<br />
langs de Hultensche Leij, Vosheining en de Wijkevoort.<br />
In het lage scenario wordt het effect negatief beoordeeld (- -), in het hoge scenario zeer<br />
negatief (- - -).<br />
In latere fase van plan- en besluitvorming zal nader onderzoek moeten uiwijzen welke<br />
soorten precies aangetast worden, of verlies van waarden gecompenseerd moet<br />
worden een zo ja hoe en in welke mate.<br />
Groene kamer<br />
Effecten op natuurgebieden<br />
Binnen het zoekgebied van de Groene Kamer liggen geen EHS-gebieden. Ten oosten<br />
van de Groene Kamer is wel EHS gelegen. Verstoring van deze gebieden door de<br />
activiteiten op de Groene Kamer is naar verwachting gering. Het effect van de Groene<br />
Kamer op de EHS wordt daarom neutraal beoordeeld. De scenarios zijn daarbij niet<br />
onderscheidend ten opzichte van elkaar.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
195<br />
Effecten op EVZ's<br />
Het noordelijk deel van de Groene Kamer ligt temidden van een geplande droge<br />
ecologische verbindingszone. De verbindingszone loopt van het Blok (EHS) in het<br />
westen naar het waterwingebied.<br />
In het Programma van Eisen voor landgoed de Groene Kamer (Gemeente Tilburg, 2010)<br />
is voorzien in de realisatie van de bovengenoemde droge EVZ. In dit deel van het<br />
landgoed vindt geen bebouwing plaats. Wel wordt de EVZ doorsneden door de<br />
toegangsweg naar de Groene Kamer. Ook neemt de licht- en geluidsverstoring toe<br />
door de bezoekers aan de Groene Kamer. Om het functioneren van deze EVZ te<br />
garanderen dienen maatregelen op inrichtingsniveau (bijv. een faunapassage)<br />
genomen te worden. In ruimtelijke zin zijn er, wanneer er afdoende maatregelen<br />
genomen worden ten behoeve van de interne zonering van De Groene Kamer ten<br />
behoeve van het functioneren van de EVZ, geen effecten op de EVZ. Dit geldt voor<br />
beide scenario's.<br />
Realisatie van de Groene Kamer heeft naar verwachting geen effect op de natte EVZ<br />
langs de Donge.<br />
Effecten op soorten<br />
Het gebied rond de Groene Kamer is met name geschikt als leef-, broed- of<br />
foerageergebied voor diverse vogelsoorten van het agrarisch gebied. Daarnaast<br />
komen er enkele foerageerroutes voor vleermuizen voor.<br />
Door de ontwikkeling van de Groene Kamer verdwijnt leefgebied voor met name<br />
vogelsoorten die in open gebieden voorkomen (weidevogels). Daarentegen komt daar<br />
(op termijn) een ander type leefgebied (voor struweelvogels) voor terug.<br />
Het effect is beoordeeld als enigszins negatief (-).<br />
Sportvoorzieningen en recreatie<br />
Effecten op natuurgebieden<br />
De huidige locatie van het hockeycomplex ligt temidden van de EHS. Uitbreiding van<br />
de locatie is niet mogelijk zonder oppervlakteverlies van de EHS. De verstoring op het<br />
gebied van geluid- en lichthinder (lichtmasten) zal in toenemen als gevolg van meer<br />
activiteiten op het hockeycomplex.<br />
In de directe omgeving van het zoekgebied voor golf, voetbal en Oliemeulen liggen<br />
geen EHS-gebieden. De effecten van deze ontwikkelingen op de EHS zijn dan ook naar<br />
verwachting gering.<br />
Het effect op de EHS (in het maximale scenario) als gevolg van de mogelijke effecten<br />
(ruimtebeslag) door de het programma sport (uitbreiding van het hockeycomplex) is<br />
beoordeeld als enigszins negatief (-). (In paragraaf 6.3.1 is ingegaan op de effecten als<br />
gevolg van verstoring).<br />
Effecten op EVZ's<br />
Binnen het zoekgebied voor de voorzieningen voor sport en recreatie aan de westkant<br />
van de Groene Kamer liggen de (geplande) ecologische verbindingszones op ruime<br />
afstand. Aan de oostkant van de Groene Kamer ligt langs de Oude Leij een natte EVZ.<br />
Hierop kan mogelijk verstoring optreden. Het effect is naar verwachting gering en<br />
beoordeeld als enigszins negatief (-)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
196<br />
Effecten op soorten<br />
Als gevolg van de realisatie van de sport en recreatievoorzieningen gaat leefgebied<br />
van bijvoorbeeld weidevogels verloren. Echter net als bij de Groene Kamer kan daar<br />
nieuw potentieel leefgebied voor terugkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de golfbaan<br />
en de opgaande beplanting op de sportcomplexen. Gesteld kan echter worden dat<br />
sportvelden zelf per definitie minder geschikt zijn als leefgebied, doordat er in de<br />
avond ook activiteiten plaatsvinden. Het effect is beoordeeld als enigszins negatief (-).<br />
Ecologische Verbindingszones<br />
Effecten op natuurgebieden<br />
Ecologische verbindingszones verbinden natuurgebieden en maken uitwisseling<br />
mogelijk van diverse soorten en populaties en vermindert versnippering. Dit is op<br />
zichzelf een positief effect.<br />
Effecten op soorten<br />
De realisatie van ecologische verbindingszones geeft een sterke impuls aan de<br />
samenhang tussen de natuurlijke kerngebieden in <strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van EVZ's<br />
wordt (deels) gekoppeld aan de toekomstige ontwikkeling van Wijkevoort en de<br />
Groene Kamer.<br />
Effect op Natura 2000 gebieden in omgeving<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft mogelijk een effect op Natura2000-gebied Regte<br />
Heide en Riels Laag. De ontwikkeling leidt tot een toename van (vracht)verkeer op de<br />
A67 ten noorden van de Regte Heide / Riels Laag. Door de toename van uitstoot<br />
(emissie) van vervuilende gassen door (vracht)auto's kan extra verzuring van bodem<br />
en water optreden. Daarnaast kan droge en natte neerslag van bijvoorbeeld<br />
stikstofoxiden afkomstig van verkeer ook leiden tot vermesting of 'verrijking' van<br />
ecosystemen. Op basis van de effectenindicator (www.minlnv.nl) blijken de<br />
instandhoudingsdoelen (zeer) gevoelig voor verzuring en met name vermesting (zie<br />
tabel).<br />
Tabel: Gevoeligheid instandhoudingsdoelen N2000-gebied Regte Heide en Riels Laag<br />
voor verzuring en vermesting<br />
Instandhoudingsdoelen * Storingsfactor<br />
Opp. Kwal. Verzuring Vermesting<br />
H2310 Stuifzandheiden met struikhei = ><br />
H3130 Zwakgebufferde vennen = =<br />
H3160 Zure vennen = ><br />
H4010 Vochtige heiden = ><br />
H4030 Droge heiden = ><br />
H7150<br />
Pioniervegetaties met snavelbiezen<br />
= =<br />
Legenda<br />
zeer gevoelig<br />
gevoelig<br />
niet gevoelig<br />
n.v.t.<br />
onbekend<br />
* obv Ontwerpaanwijzingsbesluit N2000-gebied [Bron: www.minlnv,nl]
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
197<br />
Andere effecten (dan verzuring en vermesting) treden naar verwachting niet op gezien<br />
de afstand tussen het plangebied en het N2000-gebied, het ontbreken van<br />
ecologische relaties tussen het plangebied en het N2000-gebied en het feit dat geen<br />
zware vervuilende bedrijvigheid voorzien is op Wijkevoort.<br />
In het kader van dit plan-MER bestaat de toets aan de instandhoudingsdoelen uit een<br />
eerste risicobeoordeling. Belangrijkste vraag hierbij is:"Welke risico's zijn er dat de<br />
voorgenomen activiteiten de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000gebieden<br />
negatief beïnvloeden, ook na het nemen van mitigerende maatregelen?"<br />
Negatieve effecten zijn op voorhand niet uit te sluiten en dienen bij de planuitwerking<br />
nader onderzocht te worden.<br />
De Natuurbeschermingswet zal naar verwachting de uitvoering van het plan niet in de<br />
weg staan. Dit is gebaseerd op:<br />
• De toename van het verkeer is beperkt ten opzichte van het reeds aanwezige<br />
verkeer;<br />
• uit de knelpunten en -kansenanalyse voor het N2000-gebied is stikstof via<br />
lucht niet aangegeven als knelpunt. Aan de beheermaatregelen voor het<br />
behoud van de natuurlijke trofiegraad (intensiteit van de productie van<br />
organische stof) is geen prioriteit toegekend. Prioriteit ligt bij het herstel van<br />
de natuurlijke dynamiek van het waterregime;<br />
• problemen ten aanzien vermesting ontstaan in het gebied door toestromend<br />
nutriëntenrijk en sulfaatrijk grondwater door bemesting intrekgebied buiten<br />
Natura 2000-gebied (westelijk) en door toestroming en inundatie met<br />
nutriëntenrijk beekwater door lozing effluent en uitspoeling meststoffen;<br />
• bij uitwerking van de mogelijke effecten is de Programmatische Aanpak<br />
Stikstof ook vastgesteld.<br />
Het mogelijke effect is een aandachtspunt voor nadere uitwerking. In deze fase van<br />
plan- en besluitvorming heeft het geen invloed op de besluitvorming: ook een<br />
minimaal scenario zal leiden tot toename van verkeer en daarmee mogelijk tot een<br />
effect op Natura2000 gebied.<br />
Totaalbeoordeling<br />
De beoordeling voor Wijkevoort op natuur is leidend voor de beoordeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
als geheel: enigszins negatief (-, lage scenario) tot negatief (- -, hoge scenario)<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Belangrijk verschil tussen het hoge en lage scenario is dat het Groenblauw Casco<br />
uitgaat van het tegengaan van verstedelijking. Het Groenblauw Casco gaat uit van het<br />
behoud van bestaande waarden. Hierdoor blijven effecten als gevolg van<br />
verstedelijking achterwege.<br />
Daarnaast gaat het Groenblauw Casco uit van het versterken van een aantal<br />
ecologische relaties. Dit betreft hoofdzakelijk de realisatie van natte ecologische<br />
verbindingszones Groote Leij, Hultensche Leij en Oude Leij/Donge. Deze krijgen een<br />
gemiddelde breedte van 50-100 meter en worden ingericht met natuurvriendelijke<br />
oevers, stapstenen en faunapassages bij barrières. De oorspronkelijke loop van de<br />
Donge/Oude Leij wordt zoveel mogelijk hersteld (beekherstel).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.5.2 Bodem<br />
198<br />
Langs de Bredaseweg wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd met<br />
faunapassages en enkele poelen tussen het stadsbos en het Blok. De EVZ krijgt een<br />
gemiddelde breedte van 100 meter en een minimale breedte van 50 meter.<br />
In de Drassige Driehoek worden kleine landschapselementen, faunapassages en<br />
poelen aangelegd. Het Wijckermeer wordt ingericht met natuurvriendelijke oevers.<br />
Hekwerken in <strong>Zuidwest</strong> worden zoveel mogelijk verwijderd en vindt zonering plaats<br />
van recreatie waar de recreatieve druk hoog is, bijvoorbeeld in het Stadsbos.<br />
De aanleg van poelen (langs de beekdalen en in de drassige driehoek) en het creëren<br />
van open plekken in het bosgebied (o.a. in het stadsbos) moet leiden tot een grotere<br />
diversiteit aan leefgebieden.<br />
Het versterken van de beken, de realisatie van de droge EVZ, de aanleg van poelen en<br />
open plekken, het opheffen van barrières en de zonering van recreatie leidt tot een<br />
robuustere en minder kwetsbare ecologische structuur en bevordert hiermee de<br />
migratie van soorten tussen de natuurgebieden. Er sprake van een sterk positief effect<br />
voor het thema natuur.<br />
Mogelijkheden voor mitigatie<br />
Mitigatie van negatieve effecten op natuur moet zich met name richten op een vanuit<br />
natuurzorgvuldige uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen en voorkomen van<br />
hinder op natuurwaarden (zie paragraaf 6.3.1.) .<br />
Compensatie<br />
De uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> en het inzicht in<br />
de in <strong>Zuidwest</strong> voorkomende natuurwaarden is nog onvoldoende concreet om in deze<br />
fase van plan- en besluitvorming te kunnen bepalen of en zo ja hoeveel en welke<br />
compensatie van natuurwaarden nodig is. In latere fase van plan- en besluitvorming<br />
(bestemmingsplan, vergunning) moet dit nader worden uitgewerkt.<br />
Wijkevoort<br />
Grondverzet<br />
Ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> noodzaken tot grondverzet. De aard en omvang<br />
hiervoor is het grootst bij de aanleg van bedrijventerrein Wijkevoort. Uitgangspunt bij<br />
grondverzet is zoveel als mogelijk te streven naar een gesloten grondbalans en<br />
herbegruik van grond binnen de locatie zelf. Dit zal niet altijd mogelijk zijn. Een deel<br />
van de af te graven bovengrond zal niet geschikt zijn voor hergebruik. Mogelijk kan<br />
deze grond wel hergebruikt worden in eventueel aan te leggen grond/geluidwallen<br />
en/of aanleg van relief op de uitbreiding van de golfbaan. Voor het bouwrijp maken<br />
van Wijkevoort en voor de aanleg van sportvelden en de uitbreiding van de golfbaan is<br />
aanvoer van zand nodig. Deze aanvoer is groter in het hoge scenario dan in het lage<br />
scenario. In dit stadium van planvorming is het nog niet mogelijk het grondverzet te<br />
berekenen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
199<br />
Bodemkwaliteit<br />
Naar verwachting hebben de ontwikkelingen binnen Wijkevoort niet of slechts in<br />
beperkte mate effect op de bodemkwaliteit in het gebied. Bij aanleg kan het<br />
noodzakelijk zijn vervuilde grond af te graven en af te voeren. Dit zou voor <strong>Zuidwest</strong><br />
een (enigszins) postief effect zijn. Bij het gebruik en beheer van de ontwikkelingen van<br />
<strong>Zuidwest</strong> zou sprake kunnen zijn van bodemvervuilende activiteiten. Te denken valt<br />
aan afvoer van afvalstoffen op Wijkevoort. Echter de kans hierop en het effect hiervan<br />
wordt klein ingeschat. Het is technisch mogelijk (het risico op) bodemvervuiling tot<br />
een minimum te beperken en de regelgeving (milieuvergunning) biedt voldoende<br />
mogelijkheden en waarborgen om (het risico op) bodemvervuiling tot een minimum te<br />
beperken. Het effect op de bodemkwaliteit wordt in beide scenario's dan ook neutraal<br />
(0) beoordeeld.<br />
Bodemwaarden<br />
Wijkevoort bevat in zijn geheel geen beschermde of bijzondere bodemwaarden. Beide<br />
scenario's gaan dan ook niet ten koste van beschermde/bijzondere bodemwaarden en<br />
worden dan ook neutraal beoordeeld (0).<br />
Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />
Grondverzet<br />
Ook bij de aanleg van (onderdelen van) de Groene Kamer, bij de aanleg van de<br />
voetbalvelden, de uitbreidingen van de golfbaan en de hockeyvelden en de eventuele<br />
realisatie van de Oliemeulen zal grondverzet nodig zijn. Ook hier geldt dat het voor<br />
deze ontwikkelingen nog niet mogelijk is het grondverzet te berekenen.<br />
Bodemkwaliteit<br />
Ook ten aanzien van de ontwikkelingen van de Groene Kamer en de realisatie van de<br />
sportvelden, uitbreiding golfbaan en verplaatsing van de Oliemeulen zijn geen<br />
effecten op de bodemkwaliteit te verwachten. Weliswaar kan het gebruik van<br />
bemestings- en bestrijdingsmiddelen op de sportvelden en de uitbreiding van de<br />
golfbaan leiden tot bodemvervuiling, maar de kans hierop is klein. Wet- en regelgeving<br />
bieden voldoende waarborg om (het risico op) bodemvervuiling te beperken. Het effect<br />
op de bodemkwaliteit is neutraal beoordeeld (0). Dit geldt voor beide scenario's.<br />
Bodemwaarden<br />
Omdat ter plaatse van de ontwikkelingen geen beschermde bodemwaarden<br />
voorkomen worden de effecten als gevolg van de ontwikkeling van de Groene Kamer<br />
en de voorzieningen sport & recreatie neutraal beoordeeld. Dit geldt voor beide<br />
scenario's.<br />
Totaalbeoordeling<br />
<strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt neutraal op het aspect bodem beoordeeld (0).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.5.3 Water<br />
200<br />
In 2008 is door het waterschap Brabantse Delta een Integrale Gebiedsanalyse (IGA)<br />
voor het stroomgebied Bovenlopen Donge opgesteld. De belangrijkste gesignaleerde<br />
knelpunten in het gebied zijn diepe grondwaterstanden en een hoge afvoerdynamiek.<br />
Daarnaast was sprake van een onnatuurlijke inrichting van de beekdalen met<br />
bovendien veel barrières in de beken.<br />
Wijkevoort<br />
Door de aanleg van Wijkevoort neemt het verhard oppervlak aanzienlijk toe. Dit kan<br />
negatieve gevolgen hebben voor de (toch al diepe) grondwaterstanden in de vorm van<br />
toenemende droogteschade voor de omliggende landbouw en verminderde<br />
doelrealisatie voor de natuur. Als gevolg van de toename van het verhard oppervlak<br />
kan, wanneer te weinig ruimte is gelaten voor retentie of infiltratie, een vergroting van<br />
de afvoerdynamiek ontstaan met hoge piekafvoeren en lage zomerafvoeren. Dit is een<br />
aandachtspunt voor de nadere uitwerking.<br />
Naast deze mogelijke problemen kan ook vervuiling op treden van af te voeren<br />
hemelwater. Deze vervuiling kan het gevolg zijn van bedrijfsmatige activiteiten, maar<br />
ook van intensief (vracht)verkeer. Het hemelwater afkomstig van verharde terreinen<br />
kan door bedrijfsmatige activiteiten een verhoogd risico op verontreiniging tot gevolg<br />
hebben. De afvoer van hemelwater met een verhoogd risicoprofiel kan het best via een<br />
gescheiden stelsel afgevoerd worden. In ieder geval dient voorkomen te worden dat<br />
vervuild afvoerwater in het Wijckermeer, de beken of het grondwater terecht komt.<br />
De geplande ontwikkelingen liggen op ruime afstand, ten noorden van het<br />
waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. In het hoge scenario valt het<br />
oostelijk deel van Wijkevoort binnen de boringsvrije zone rond het waterwingebied. Dit<br />
betekent dat aanvullende eisen aan de inrichting(en) kunnen worden gesteld. Voor<br />
mechanische ingrepen in de bodem op een diepte van meer dan 10m zal een<br />
ontheffing moeten worden aangevraagd op basis van de provinciale<br />
Milieuverordening.<br />
De overheersende oppervlakte- en grondwaterstromen zijn zuid-noord gericht. Naar<br />
verwachting zullen er daarom geen effecten optreden op het waterwingebied of het<br />
grondwaterbeschermingsgebied.<br />
Er mag zonder meer vanuit worden gegaan dat met bovenstaande aandachtspunten<br />
afdoende rekening wordt gehouden bij de verdere uitwerking van Wijkevoort, omdat<br />
het hier gaat om wettelijke verplichtingen. Er zal o.a. een Watertoets worden<br />
doorlopen. Het uitgangspunt is dat Wijkevoort hydrologisch neutraal zal worden<br />
gerealiseerd en dat ook de kwaliteit van oppervlake- en grondwater worden<br />
gewaarborgd.<br />
Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />
Ook door de ontwikkeling van de Groene Kamer en de voorzieningen voor sport en<br />
recreatie neemt het verhard oppervlak toe, echter in geringe mate. De verhouding<br />
verharding/groen is voor deze ontwikkelingen niet problematisch. Binnen de Groene<br />
Kamer blijft voldoende ruimte over voor waterberging. Dit geldt ook voor de<br />
uitbreiding/realisatie van de sportvelden (hockey/voetbal), golfbaan en Oliemeulen.<br />
Ook zullen naar verwachting geen activiteiten plaatsvinden die op zichzelf leiden tot
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
201<br />
verontreiniging van oppervlaktewater of grondwater. Aan het eventuele gebruik van<br />
chemische bestrijdingsmiddelen op sportvelden en de golfbaan zullen beperkende<br />
voorwaarden moeten worden gesteld.<br />
Ten aanzien van de golfbaan in relatie tot het<br />
grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied kan gesteld worden dat hieraan<br />
inrichtings- en beheereisen gesteld (kunnen) worden gesteld om negatieve effecten te<br />
voorkomen (vergelijkbaar met de al bestaande golfbaan).<br />
Hiermee kan het effect van zowel de Groene Kamer als de voorzieningen sport &<br />
recreatie neutraal worden beoordeeld.<br />
Ecologische Verbindingszones<br />
EVZ's kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de afvoercapaciteit en<br />
oppervlaktewaterkwaliteit van beken en sloten. EVZ's worden vaak ingericht als<br />
plas/dras bermen of natuurvriendelijke oevers. In deze oevers kunnen voedingsstoffen<br />
bezinken en opgenomen worden door bijvoorbeeld riet of moerasvegetatie. Hierdoor<br />
worden deze voedingsstoffen uit het systeem gehaald.<br />
Totaalbeoordeling<br />
<strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt neutraal op het aspect water beoordeeld (0).<br />
6.6 Ruimtegebruik<br />
6.6.1 Wonen<br />
In deze paragraaf zijn de effecten beoordeeld van <strong>Zuidwest</strong> als woon,- werk,-<br />
landbouw- recreatie en sportgebied. Binnen het thema wonen is met name gekeken<br />
naar leefbaarheid en binnen het thema werken is gekeken naar werkgelegenheid.<br />
Binnen het thema recreatie en sport zijn de effecten beoordeeld op de variatie aan<br />
voorzieningen en recreatieve mogelijkheden.<br />
Wijkevoort<br />
<strong>Zuidwest</strong> is momenteel een landelijk buitenstedelijk gebied met verspreid<br />
voorkomende bewoning en een rustig landelijk karakter. Bedrijvigheid komt alleen op<br />
kleine schaal voor en is hoofdzakelijk agrarisch van karakter.<br />
Langs de Hultenseweg, Wijkevoort, Schoorweg en Vosheining ligt verspreid een aantal<br />
woningen. Deze woningen moeten (mogelijk) voor een deel geamoveerd worden of een<br />
andere bestemming krijgen, als gevolg van een te hoge geluidbelasting of externe<br />
veiligheidsrisico's (zie paragraaf 6.3.1).<br />
De woningen die behouden kunnen worden en de woningen in de nabije omgeving van<br />
Wijkevoort (Klein Tilburg) krijgen te maken met een andere leefomgeving en een<br />
aantasting van de leefbaarheid (belemmering van het uitzicht, toename aantal<br />
verkeersbewegingen).<br />
Verkeersoverlast als gevolg van de ontwikkeling van Wijkevoort blijft beperkt. Het<br />
verkeer wordt voor het grootste deel afgewikkeld via de A58, Noordwesttangent en<br />
Bredaseweg. Sluipverkeer door het middengebied wordt zoveel mogelijk beperkt door<br />
nog uit te voeren verkeerstechnische maatregelen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.6.2 Werken<br />
202<br />
Als woongebied treedt voor Wijkevoort een verslechtering op. Hierbij is er verschil<br />
tussen Wijkevoort in het lage scenario en Wijkevoort in het hoge scenario. In het<br />
minimale scenario is de verslechtering minder omvangrijk. In het hoge scenario is het<br />
effect sterk negatief (---) en in het lage scenario is het effect negatief (--).<br />
Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen<br />
Ten gevolge van de ontwikkeling van de Groene Kamer hoeven geen woningen<br />
gesloopt te worden. Met de Groene Kamer krijgt <strong>Zuidwest</strong> er een parkachtig gebied bij<br />
waarin diverse commerciële en recreatieve voorzieningen een plaats krijgen. Het<br />
gebied is openbaar toegankelijk en wordt uitnodigend ingericht voor bezoekers. Ook<br />
de nieuwe sport- en recreatievoorzieningen betekenen een impuls voor het woon- en<br />
leefklimaat voor een grote groep Tilburgers (inwoners van de Reeshof, inwoners van<br />
Tilburg). Echter op lokaal niveau zullen de nieuwe voorzieningen als een bedreiging<br />
worden ervaren en hinder veroorzaken op bestaande woningen. De effecten op de<br />
leefbaarheid worden daarom zowel positief als negatief beoordeeld.<br />
Reeshof en Rijen<br />
Buiten <strong>Zuidwest</strong> liggen ook een twee woningbouwconcentraties: de Reeshof in het<br />
noorden van het plangebied en Rijen ten zuidwesten van het plangebied. Buiten<br />
<strong>Zuidwest</strong> treden naar verwachting geen negatieve effecten op de leefbaarheid op.<br />
Inwoners van de Reeshof en Rijen kunnen echter wel profiteren van de nieuwe<br />
voorzieningen voor sport en recreatie.<br />
Totaalbeoordeling<br />
Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook negatief (- -,<br />
lage scenario) tot zeer negatief (- - -, hoge scenario) beoordeeld.<br />
Wijkevoort<br />
In beide scenario's transformeert <strong>Zuidwest</strong> en dan met name het gebied rond<br />
Wijkevoort in een werklandschap. Zoals hiervoor al aangegeven gaat dit vooral ten<br />
koste van landbouwgronden. Het aantal arbeidsplaatsen neemt als gevolg van de<br />
ontwikkeling toe. Naar schatting een toename van 1800 arbeidsplaatsen in het lage<br />
scenario en 2500 arbeidsplaatsen in het hoge scenario voor Wijkevoort.<br />
Beide scenario's hebben een positief effect op de werkgelegenheid.<br />
Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />
Met name de Groene Kamer, met een verwacht bezoekersaantal van 1,2 tot 2 miljoen<br />
bezoekers per jaar, betekent een aanzienlijke impuls voor de werkgelegenheid in<br />
Tilburg. Met deze ontwikkeling zijn ca. 300 nieuwe arbeidsplaatsen gemoeid. Beide<br />
scenario's hebben een enigszins positief effect op de werkgelegenheid.<br />
Totaalbeoordeling<br />
Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook positief (++-,<br />
beide scenario's beoordeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
6.6.3 Landbouw<br />
203<br />
Wijkevoort<br />
Een aanzienlijk deel van de landbouwgrond maakt plaats voor andere functies<br />
(bedrijvigheid, sport en recreatie). De ruimtebehoefte van het hoge scenario is<br />
aanzienlijk groter dan de ruimtebehoefte van het lage scenario. Het zoekgebied voor<br />
deze ruimtebehoefte bestaat overwegend uit landbouwgronden. Voor het perspectief<br />
van de landbouw treedt er voor <strong>Zuidwest</strong> een verslechtering op als gevolg van<br />
versnippering en mogelijk een slechtere/moeilijkere bereikbaarheid van de<br />
landbouwgronden. De verslechtering in het hoge scenario is het grootst. Hier kan<br />
tegenin gebracht worden dat het ontwikkelingsperspectief van de landbouw in<br />
<strong>Zuidwest</strong> momenteel al slecht is. Dit overwegende wordt het effect voor het lage<br />
scenario negatief (--) beoordeeld, het effect van het hoge scenario sterk negatief (---).<br />
Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />
De realisatie van de Groene Kamer en de voorzieningen voor sport en recreatie gaat<br />
grotendeels ten koste van landbouwgrond.<br />
Hoewel er door de Groene Kamer mogelijk een nieuwe afzetmarkt kan ontstaan voor<br />
lokale agrarische producten vindt feitelijk ook hier een verlies aan landbouwgrond<br />
plaats. Dit wordt als negatief beoordeeld. Dit geldt voor beide scenario's.<br />
Totaalbeoordeling<br />
Het effect op Wijkevoort is bepalend. <strong>Zuidwest</strong> als geheel wordt dan ook negatief (- -,<br />
lage scenario) tot zeer negatief (- - -, hoge scenario) beoordeeld.<br />
6.6.4 Recreatie & sport<br />
Wijkevoort<br />
Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wijkevoort vermindert de<br />
aantrekkelijkheid van <strong>Zuidwest</strong> voor buitenactiviteiten als wandelen, fietsen,<br />
paardrijden en skaten in het zuidwestelijke deel van het gebied. Er is sprake van een<br />
negatief effect (--) in het lage scenario en een sterk negatief effect in het hoge scenario<br />
(---) .<br />
Groene Kamer en voorzieningen sport & recreatie<br />
Met de Groene Kamer krijgt <strong>Zuidwest</strong> er een parkachtig gebied bij waarin diverse<br />
commerciële en recreatieve voorzieningen een plaats krijgen. Het gebied is openbaar<br />
toegankelijk en wordt uitnodigend ingericht voor bezoekers. De recreatieve<br />
mogelijkheden in <strong>Zuidwest</strong> krijgen een sterke impuls. Ook ontstaat er een grotere<br />
variatie aan recreatieve mogelijkheden. Voor zover bekend zijn geen effecten op<br />
bestaande recreatieve functies.<br />
In het maximale scenario nemen daarnaast ook de mogelijkheden voor recreatie en<br />
sport toe in <strong>Zuidwest</strong>. De toevoeging van voetbalvelden, hockeyvelden, golf, retail en<br />
een dierentuin vergroten de mogelijkheden om in het gebied te sporten en te<br />
recreëren.<br />
De effecten worden voor de Groene Kamer positief (++) beoordeeld, dit geldt voor<br />
beide varianten. De effecten van de nieuwe sport- en recreatiemogelijkheden worden<br />
sterk positief (+++) beoordeeld (alleen het hoge scenario).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
204<br />
Totaalbeoordeling<br />
Vanwege de realisatie van de Groene Kamer en de sport- en recreatievoorzieningen en<br />
het negatieve effect van Wijkevoort wordt <strong>Zuidwest</strong> als geheel enigszins positief (+,<br />
lage scenario) tot postief (++, hoge scenario) eoordeeld.<br />
Effecten op Groenblauw Casco (Plus)<br />
Met de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> verbetert de recreatieve belevingswaarde van het<br />
gebied als geheel. Al zijn binnen het Groenblauw Casco geen concrete maatregelen<br />
opgenomen (bijvoorbeeld nieuwe fiets- of wandelroutes). Het verwijderen van hekwerk<br />
biedt wel mogelijkheden om nieuwe routes te creëren. Het Groenblauw Casco biedt<br />
ook een opzet om de informatiewaarde (geschiedenis en landschap) van het gebied te<br />
verhogen. Het effect van het Groenblauw Casco op de recreatieve waarden wordt als<br />
enigszins positief beoordeeld.<br />
6.7 Effecten van het Groenblauw Casco<br />
In paragraaf 5.6 zijn het groenblauw casco en het groenblauw casco plus voor<br />
<strong>Zuidwest</strong> beschreven. Het Groenblauw Casco geeft de huidige situatie inclusief<br />
vigerend beleid en autonome ontwikkelingen weer. De effecten op verkeer, geluid,<br />
luchtkwaliteit, externe veiligheid, klimaat en duurzaamheid, landschap,<br />
cultuurhistorie en archeologie, natuur, water, bodem, wonen, werken, landbouw en<br />
recreatie zijn als neutraal te beschouwen (0). Het groenblauw casco plus levert een<br />
belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van natuur, landschap en cultuurhistorie. In<br />
deze paragraaf is toegelicht op welke manier het groenblauw casco plus<br />
de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en ook recreatieve waarde kan<br />
versterken.<br />
Verkeer<br />
Aangezien in het Groenblauwe caso plus geen stedelijke ontwikkelingen worden<br />
toegevoegd, zijn de effecten op verkeer neutraal.<br />
Milieu<br />
Aangezien in het Groenblauwe casco plus geen stedelijke ontwikkelingen worden<br />
toegevoegd, kunnen de effecten op geluidbelast oppervlak, geluidbelasting op de<br />
EHS, geluidbelaste woningen en externe veiligheid als neutraal beoordeeld worden.<br />
Het effect op luchtkwaliteit wordt enigszins positief beoordeeld, vanwege het<br />
zuiverende effect op de luchtkwaliteit door groen. Klimaat en duurzaamheid wordt<br />
positief beoordeeld, er ontstaat een robuustere, klimaatbestendigere groenblauwe<br />
structuur (+).<br />
Belangrijk verschil met de minimale en maximale variant is dat het groenblauw casco<br />
uitgaat van het tegengaan van verstedelijking. Het groenblauw casco gaat uit van het<br />
behoud en het versterken van bestaande waarden. Hierdoor blijven effecten als gevolg<br />
van verstedelijking achterwege.<br />
Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />
Landschap<br />
Binnen het groenblauw casco zijn een aantal maatregelen opgenomen om het<br />
landschap in <strong>Zuidwest</strong> te versterken. Één van de maatregelen is het versterken en<br />
opnieuw herkenbaar maken van de oorspronkelijke beemdenstructuur langs de beken.<br />
Langs de Hultensche Leij gebeurt dat door het aanbrengen van beplantingen
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
205<br />
(bijvoorbeeld hagen) en langs de Oude Leij gebeurt dat door het open maken<br />
van enkele beemden. Plaatselijk worden nieuwe landschapselementen aangelegd<br />
(Drassige Driehoek) om de ecologische structuur te versterken.<br />
Daarnaast wordt zoveel mogelijk ingezet op het behoud van de openheid en de<br />
herkenbaarheid (lage ligging) van de beekdalen en de akkercomplex structuren met<br />
het bijbehorende patroon van wegen en paden.<br />
Met name het terugbrengen van oude structuren levert een positieve bijdrage aan de<br />
landschappelijke structuur. Echter voor het grootste deel blijft het Groenblauw Casco<br />
consoliderend voor bestaande landschappelijke waarden. Het effect van het<br />
groenblauw casco plus op het thema landschap is beoordeeld als enigszins positief<br />
(+).<br />
Cultuurhistorie en archeologie<br />
In het groenblauw casco plus is een aanzet gegeven op welke manier beleidsmatig<br />
invulling gegeven kan worden aan het behoud (en hergebruik) van in het plangebied<br />
aanwezige waardevolle ensembles (Dongewijck en pompstation) en het agrarisch<br />
erfgoed (monumentale boerderijen). Tevens is de ambitie om cultuurhistorische en<br />
archeologische waarden te behouden en te versterken en in planologische processen<br />
te gebruiken ten behoeve van cultuurtoerisme, fietsroutes etcetera, waardoor<br />
herkenbaarheid en beleving zullen toenemen. Concrete maatregelen zijn echter niet<br />
opgenomen. Het effect van het groenblauw casco op de cultuurhistorische waarden<br />
wordt neutraal tot enigszins positief beoordeeld. Het effect op archeologie wordt als<br />
neutraal (0) beoordeeld.<br />
Natuur, bodem en water<br />
Het groenblauw casco plus gaat uit van het versterken van een aantal<br />
ecologische relaties. Dit betreft hoofdzakelijk de realisatie van natte ecologische<br />
verbindingszones Groote Leij, Hultensche Leij en Oude Leij. Deze krijgen een<br />
gemiddelde breedte van 50-100 meter en worden ingericht met natuurvriendelijke<br />
oevers, stapstenen en faunapassages bij barrières. De oorspronkelijke loop van de<br />
Oude Leij wordt zoveel mogelijk hersteld (beekherstel).<br />
Langs de Bredaseweg wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd met<br />
faunapassages en enkele poelen tussen het stadsbos en het Blok. De EVZ krijgt een<br />
gemiddelde breedte van 100 meter en een minimale breedte van 50 meter.<br />
In de Drassige Driehoek worden kleine landschapselementen, faunapassages en<br />
poelen aangelegd. Het Wijckermeer wordt ingericht met natuurvriendelijke oevers.<br />
Hekwerken in <strong>Zuidwest</strong> worden zoveel mogelijk verwijderd en er vindt zonering plaats<br />
van recreatie waar de recreatieve druk hoog is, bijvoorbeeld in het Stadsbos.<br />
De aanleg van poelen (langs de beekdalen en in de Drassige Driehoek) en het creëren<br />
van open plekken in het bosgebied (o.a. in het stadsbos) moet leiden tot een grotere<br />
diversiteit aan leefgebieden.<br />
Het versterken van de beken, de realisatie van de droge EVZ, de aanleg van poelen en<br />
open plekken, het opheffen van barrières en de zonering van recreatie leidt tot een<br />
robuustere en minder kwetsbare ecologische structuur en bevordert hiermee de<br />
migratie van soorten tussen de natuurgebieden. Er is sprake van een sterk positief<br />
effect voor het thema natuur. Het effect van het groenblauw casco plusop<br />
natuurgebieden (N2000, EHS) wordt beoordeeld als sterk positief (+++), evenals het<br />
effect op ecologische relaties (+++) en op soorten (+++).<br />
Het effect op water wordt beoordeeld als positief (++). En het effect van het<br />
groenblauwe casco plus op bodem wordt beoordeeld als neutraal (0).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
206<br />
Ruimtegebruik (wonen, werken, landbouw en recreatie)<br />
Het effect van het groenblauwe casco plus op wonen is enigszins positief (+).<br />
Realisatie van het Groenblauw Casco plus zal een enigszins positief effect hebben op<br />
het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. De effecten van het Groenblauwe Casco plus ten<br />
aanzien van werken en sport worden neutraal beoordeeld (0). Het effect van landbouw<br />
is engiszins negatief (-) aangezien de ontwikkeling van natuur ten koste gaat van het<br />
landbouwareaal. Het effect van het groenblauw casco plus op de recreatieve waarden<br />
wordt als enigszins positief beoordeeld (+). Met de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
verbetert de recreatieve belevingswaarde van het gebied als geheel. Al zijn er binnen<br />
het groenblauw casco geen concrete maatregelen ogenomen (bijvoorbeeld nieuwe<br />
fiets- of wandelroutes). Het verwijderen van hekwerk biedt wel mogelijkheden om<br />
nieuwe routes te creëren. Het groenblauw casco biedt ook een opzet om de<br />
informatiewaarde (geschiedenis en landschap) van het gebied te verhogen. Het effect<br />
van het groenblauw casco op de recreatieve waarden wordt als enigszins positief<br />
beoordeeld.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
207
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
208<br />
7 Conclusies<br />
7.1 Inleiding<br />
Realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen in het kader van de <strong>Structuurvisie</strong><br />
<strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>, zoals beschreven in hoofdstuk 5, heeft diverse effecten op het<br />
plangebied en het gebied eromheen. De effecten zijn beschreven in hoofdstuk 6.<br />
Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het plangebied en het studiegebied en in een<br />
hoog en een laag scenario. Daarnaast zijn ook de effecten van het groenblauwe casco<br />
en het groenblauwe casco plus beschreven. Het voorliggende hoofdstuk zet de<br />
effecten en de beoordelingen samengevat en overzichtelijk op een rijtje (paragraaf<br />
7.2). Daarna wordt specifiek ingegaan op een aantal afwegingen voor de diverse<br />
onderdelen binnen <strong>Zuidwest</strong> (paragraaf 7.3). Tot slot worden de resultaten van dit<br />
plan-MER getoetst aan het advies voor reikwijdte en detailniveau van de commissie<br />
m.e.r (paragraaf 7.4).<br />
7.2 Resumé conclusies<br />
Overzicht effectscores per onderdeel <strong>Structuurvisie</strong><br />
Onderstaande tabel 7.1 geeft een samenvattend overzicht van de effectbeoordelingen<br />
zoals in hoofdstuk 6 beschreven. Daarnaast is in tabel 7.2 een overzicht gegeven van<br />
de effectscores van het Groenblauw Casco Plus. Onderstaand zijn de effecten, zoals<br />
beschreven in hoofdstuk 6, nogmaals op een rij gezet.<br />
Verkeer<br />
Auto- en vrachtverkeer<br />
Ontwikkeling van de diverse voorgenomen onderdelen van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong><br />
leidt ten opzichte van de referentiesituatie tot een toename van verkeer van en naar<br />
het plangebied, variërend van ca. 17,5 duizend (laag scenario ) tot ca. 20 duizend<br />
motorvoertuigen per etmaal (hoog scenario). Het aantal vrachtbewegingen bedraagt<br />
respectievelijk ca. 2,5 duizend (aandeel vrachtwagens ca. 15%) en 3,5 duizend<br />
(aandeel vrachtwagens ca. 17,5 %). Om deze adequaat af te kunnen wikkelen worden<br />
aanpassingen in het wegennet voorzien, waarvan de aansluitingen van Wijkevoort op<br />
de Noordwesttangent, de aansluiting van de Bleukweg op de Bredaseweg en het<br />
afsluiten van de Hultsenseweg voor (doorgaand) gemotoriseerd verkeer de<br />
belangrijkste zijn. De aanpassing van de wegenstructuur zorgt er enerzijds voor dat<br />
het extra verkeer van en naar <strong>Zuidwest</strong> goed verloopt, anderzijds verbetert het ook de<br />
bestaande verkeersstructuur: sluipverkeer wordt tegengegaan. Door de aanvullende<br />
verkeersmaatregelen, de aanwezigheid van ontsluitende wegen rond het plangebied<br />
en de relatief gunstige ligging van de voorgenomen ontwikkelingen ten opzichte van<br />
deze ontsluitende wegen, blijft het effect van het extra verkeer op het wegennet<br />
relatief beperkt en leidt het naar verwachting niet tot verkeersproblemen. Op de<br />
Noordwesttangent neemt het verkeer met 5 tot 15% toe ten opzichte van de<br />
referentiesituatie, met name als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein<br />
Wijkevoort. Op de A58 bedraagt de toename maximaal 2%. Op de Bredaseweg is de<br />
toename maximaal 11%. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat de<br />
huidige situatie al druk is, maar dat autonoom en in een apart plan- en
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
209<br />
besluitvormingstraject onderzocht wordt of en hoe de Bredaseweg opgewaardeerd<br />
moet worden.<br />
Tabel 7.1: Overzicht effectscores per thema /per onderdeel van de <strong>Structuurvisie</strong><br />
Effect van ontwikkeling van : <strong>Zuidwest</strong><br />
Wijke Groene Kamer Sport &<br />
EVZ's<br />
Totaal<br />
voort<br />
recreatie<br />
Effect op : Scenario:<br />
VERKEER<br />
laag hoog laag hoog laag hoog hoog laag hoog<br />
Verkeersstructuur + + + + - - - 0 0<br />
Verkeersproductie - - - - - - - 0 0<br />
Verkeersintensiteiten en<br />
verkeersafwikkeling<br />
- - - - - - - - - 0 0<br />
Parkeren 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Verkeersveiligheid 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Langzaam verkeer 0 0 0/- - 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+<br />
Openbaar vervoer<br />
MILIEU<br />
0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Geluidsbelast oppervlak - -- -- --- - -- -- 0 0<br />
Geluidsbelasting EHS - -- -- --- 0/- 0/- -- 0 0<br />
Geluidsbelaste woningen - -- -- --- 0/- 0/- -- 0 0<br />
Luchtkwaliteit - -- - -- - -- -- 0 0<br />
Externe Veiligheid 0/- - - -- 0 0 0 0 0<br />
Klimaat en duurzaamheid<br />
LANDSCHAP CULTUURHISTORIE EN<br />
ARCHEOLOGIE<br />
x x x x x x x x x<br />
Landschap -- --- -- --- - - - + +<br />
Cultuurhistorie -- -- -- -- - - - 0 0<br />
Archeologie<br />
NATUUR BODEM EN WATER<br />
- - - - - - - - -<br />
Natuurgebieden (N2000, EHS) - -- -- --- 0 0 - + +<br />
Ecologische relaties (EVZ's) - -- - -- 0 0 - x x<br />
Soorten - -- -- --- - - - ++ ++<br />
Bodem 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Water<br />
RUIMTEGEBRUIK: WONEN WERKEN<br />
LANDBOUW , RECREATIE&SPORT<br />
0 0 0 0 0 0 0 + +<br />
Wonen -- --- -- --- + / - + / - + / - 0 0<br />
Werken ++ ++ ++ ++ + + + 0 0<br />
Landbouw -- --- -- --- -- -- -- - --<br />
Recreatie en sport + ++ -- --- ++ ++ +++ + +
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
210<br />
Tabel 7.2: Overzicht effectscores Groenblauw Casco per thema<br />
Effect van ontwikkeling van :<br />
Effect op : Scenario: Groenblauw Casco Groenblauw Casco Plus<br />
VERKEER<br />
Verkeersstructuur 0 0<br />
Verkeersproductie 0 0<br />
Verkeersintensiteiten en<br />
verkeersafwikkeling<br />
0 0<br />
Parkeren 0 0<br />
Verkeersveiligheid 0 0<br />
Langzaam verkeer 0 0<br />
Openbaar vervoer<br />
MILIEU<br />
0 0<br />
Geluidsbelast oppervlak 0 0<br />
Geluidsbelasting EHS 0 0<br />
Geluidsbelaste woningen 0 0<br />
Luchtkwaliteit 0 +<br />
Externe Veiligheid 0 0<br />
Klimaat en duurzaamheid<br />
LANDSCHAP CULTUURHISTORIE EN<br />
ARCHEOLOGIE<br />
0 +<br />
Landschap 0 +<br />
Cultuurhistorie 0 +<br />
Archeologie<br />
NATUUR BODEM EN WATER<br />
0 0<br />
Natuurgebieden (N2000, EHS) 0 +++<br />
Ecologische relaties (EVZ's) 0 +++<br />
Soorten 0 +++<br />
Bodem 0 0<br />
Water<br />
RUIMTEGEBRUIK: WONEN WERKEN<br />
LANDBOUW , RECREATIE&SPORT<br />
0 ++<br />
Wonen 0 +<br />
Werken 0 0<br />
Landbouw 0 -<br />
Recreatie en sport 0 +
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
211<br />
Op de wegen in het plangebied neemt de verkeersdruk niet of nauwelijks toe.<br />
Hetzelfde geldt voor de wegen richting Gilze en De Reeshof. Analyse van avond- en<br />
ochtendspitsintensiteiten, de maatgevende intensiteiten op een dag, leiden niet tot<br />
andere conclusies dan de etmaalintensiteiten.<br />
Analyse van piekintensiteiten voor de recreatieve en sportvoorzieningen die<br />
aansluiten op de Bredaseweg laat zien dat in het lage scenario de piek op zaterdag<br />
vergelijkbaar is met de piek op een werkdag (wel bestaand uit ander verkeer:<br />
recreatie/sport vs. woon-werk). In het hoge scenario is de weekendpiek groter dan de<br />
werkdagpiek. Dit doordat het hoge scenario aanzienlijk meer recreatie en<br />
sportvoorzieningen voorziet dan het lage scenario. Op de Bredaseweg kan een<br />
weekendpiek in het hoge scenario leiden tot een verminderde afwikkeling op de<br />
Bredaseweg.<br />
Parkeren<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot extra parkeerdruk en/of parkeerproblemen in<br />
en rond het plangebied. Dit omdat uitgangspunt voor ontwikkeling is dat bij de<br />
voorziening zelf voldoende parkeerruimte wordt gecreëerd (voor de recreatie en<br />
sportvoorzieningen ook om pieken in bezoek op te kunnen vangen). Aandachtspunt<br />
hierbij is wel dat <strong>Zuidwest</strong> relatief ongunstig ligt ten opzichte van fiets- en<br />
openbaarvervoerverbindingen en er dus van uitgegaan moet worden dat een relatief<br />
groot deel van de werknemers en bezoekers per auto komt.<br />
Langzaam verkeer<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn in geringe mate aanvullende fiets- en wandelpaden voorzien in<br />
<strong>Zuidwest</strong>. De bereikbaarheid van Wijkevoort en de sport en toeristische voorzieningen<br />
verbetert daarmee voor langzaam verkeer niet, maar verslechtert ook niet. Recreatief<br />
gezien wordt <strong>Zuidwest</strong>, met name het tussengebied tussen Groene Kamer en<br />
Wijkevoort aantrekkelijker voor fietsers en wandelaars, door de afname van<br />
sluipverkeer. Afwaarderen van de Hultenseweg biedt de mogelijkheid hiervan een<br />
recreatieve fietsroute te maken.<br />
Openbaar vervoer<br />
In de <strong>Structuurvisie</strong> zijn geen aanvullende openbare vervoermogelijkheden voorzien.<br />
Het gebied is en blijft daardoor relatief slecht bereikbaar per openbaar vervoer.<br />
Verkeersveiligheid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting een gering, maar geen wezenlijk<br />
negatief effect op de verkeersveiligheid in en rond het gebied. De ontwikkelingen<br />
brengen veel nieuwe mensen in en naar het gebied, maar de kwaliteit van de<br />
ontsluitende wegen is voldoende. Aandachtspunt voor verdere uitwerking is wel de<br />
aansluiting van de Bleukweg op de Bredaseweg. Deze moet zodanig worden<br />
vormgegeven dat ook bij piekmomenten de veiligheid gegarandeerd kan blijven.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
212<br />
Geluid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot nieuwe geluidproductie in het gebied en daarmee<br />
tot een toename in geluidbelasting. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen<br />
de diverse geluidbronnen: industrielawaai door Wijkevoort, verkeerslawaai, en lawaai<br />
door het gebruik van de sport- en recreatievoorzieningen. Aan de geluidontvangende<br />
kant is het van belang onderscheid te maken tussen de woningen in het plangebied en<br />
de woningen en woongebieden erbuiten. Daarnaast is de EHS kwetsbaar voor toename<br />
van geluid.<br />
In totaliteit neemt de geluidbelasting in heel <strong>Zuidwest</strong> toe. In grote delen van <strong>Zuidwest</strong><br />
is de toename echter gering. De woongebieden rondom <strong>Zuidwest</strong> (Reeshof, Blaak,<br />
Gilze e.d.) zullen niet of nauwelijks toename van geluid ervaren. In de directe (woon-)<br />
omgeving langs de ontwikkelingen zelf is de toename groter. Wegverkeer is en blijft in<br />
veruit het grootste deel van het plangebied de dominante geluidbron, de directe<br />
omgeving van Wijkevoort uitgezonderd. De toenames in verkeer zijn echter niet<br />
dermate groot dat ze ook tot wezenlijke toename in verkeerslawaai leiden.<br />
De geluidtoename in de omgeving van De Groene Kamer en de sport- en<br />
recreatievoorzieningen is naar verwachting niet dermate groot dat hierdoor<br />
geluidnormen worden overschreden, hoewel dit in later stadium van plan- en<br />
besluitvorming nader en in meer detail zal moeten worden onderzocht.<br />
De realisatie van bedrijventerrein Wijkevoort leidt naar verwachting tot een dusdanige<br />
toename van geluid (en andere soorten hinder zoals stof en lichthinder) dat de<br />
woonfunctie op het bedrijventerrein niet gehandhaafd zal kunnen blijven. Dit betreft<br />
17 woningen in het lage scenario en 23 woningen in het hoge scenario, met name<br />
langs de Hultenseweg. Direct buiten het plangebied voor Wijkevoort geldt hetzelfde<br />
voor 1 à 2 woningen. Daarnaast dient voor een 9-tal (laag secenario) à 44 tal woningen<br />
(hoog scenario) in later stadium nader worden onderzocht of deze een te hoge geluidbelasting<br />
zullen gaan ervaren, en zo welke aanvullende geluidwerende maatregelen<br />
nodig zijn om de woonfunctie te kunnen handhaven.<br />
Ook de geluidbelasting op de EHS neemt toe met enkele dB's, met name op het<br />
Wijckermeer en het Wijckerbos. Waarbij opgemerkt dient te worden dat de toename<br />
van de geluidbelasting op de randen groter is dan in de kern van deze gebieden. Of de<br />
betreffende gebieden naar aanleiding van de geluidtoename nog volledig kunnen<br />
functioneren als gevolg van de toegenomen verstoring is een vraag waar in dit stadium<br />
geen uitspraak over gedaan kan worden. Het daadwerkkelijk effect van de<br />
geluidtoename op de voorkomende soorten is per soort verschillend. Wel is duidelijk<br />
dat de toegenomen geluidbelasting op de EHS voor het overgrote deel het gevolg is<br />
van autonome ontwikkelingen en het zelfs in de huidige situatie discutabel is of een<br />
groot deel van de gebieden wel geschikt is als leefgebied (in casu is gekeken naar de<br />
effecten op broedvogels).<br />
Luchtkwaliteit<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt tot een toename van verkeersbewegingen in en rond<br />
het gebied en daarmee tot een toename van uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen. In een groot deel van <strong>Zuidwest</strong> is de 0,1 tot 1 ug/m3 N02 en 0 tot 0,1 ug/m3<br />
PM10. Langs de Hultenseweg en de ontsluiting van Wijkevoort is de toename forser: 3<br />
tot 6 ug/m3 N02 en 0,6 tot 0,9 ug/m3 PM10. De uitstoot van luchtverontreinigende<br />
stoffen blijft ver beneden de wettelijk gestelde luchtkwaliteitsnormen.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
213<br />
Externe Veiligheid<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> leidt op twee manieren tot een verandering in het aspect<br />
externe veiligheid. Enerzijds leidt de realisatie van Wijkevoort tot nieuwe risicobronnen<br />
in het gebied. Anderzijds leidt de ontwikkeling van sport- en recreatievoorzieningen<br />
tot een toename van mensen in het gebied. Deze ontwikkelingen liggen<br />
grotendeels gescheiden van elkaar. Wel verdient de mogelijke positionering van<br />
kwetsbare objecten op het bedrijventerrein zelf, zoals de Campus in het lage scenario,<br />
ten opzichte van toekomstige Bevi-inrichtingen op Wijkevoort de nodige aandacht in<br />
het vervolgtraject. Vanuit de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente wordt<br />
aangestuurd dat de 10 -6 -contour van Bevi-bedrijven binnen de inrichtingsgrens blijven.<br />
In deze fase van de plan- en besluitvorming is het nog niet mogelijk hier concrete<br />
uitspraken over te doen. Wel kan aangegeven worden dat middels regels in het later<br />
op te stellen bestemmingsplan hiermee de situatie goed beheersbaar gemaakt kan<br />
worden en ongewenste effecten zo veel mogelijk uitgesloten kunnen worden.<br />
Toename van mensen langs de Bredaseweg en in het tussengebied leidt naar<br />
verwachting niet tot een wezenlijke toename van risico. De vervoersomvang is beperkt<br />
en afstand van de grotere concentraties personen tot de risicobron is relatief groot. Dit<br />
dient echter voor de voorzieningen individueel nog wel getoetst te worden op<br />
inrichtingsniveau in later stadium van besluitvorming. De ontwikkeling van<br />
bedrijventerrein Wijkevoort leidt mogelijk wel tot een toename van risico s. Het<br />
gemeentelijk externe veiligheidsbeleid laat bedrijven die werken met gevaarlijke<br />
stoffen toe. Er is echter ruimte tussen Wijkevoort en de omliggende woongebieden.<br />
Voor de losse woningen rond Wijkevoort is nader onderzoek op inrichtingsniveau<br />
nodig om te kunnen bepalen of de toename in risico aanvaardbaar is.<br />
Klimaat en duurzaamheid<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> geeft vooralsnog geen duidelijk beeld hoe in de ontwikkeling van<br />
<strong>Zuidwest</strong> omgegaan wordt met de aspecten klimaat en duurzaamheid.<br />
De ontwikkelingen, met name die van de Groene Kamer, bieden op zich mogelijkheden<br />
voor klimaatmaatregelen en duurzaamheid. Ook het toekomstige profiel (zie<br />
hoofdstuk 5) van Wijkevoort biedt mogelijkheden maar deze zijn tot op heden nog niet<br />
uitgewerkt.<br />
Landschap<br />
De ontwikkelingen binnen <strong>Zuidwest</strong> hebben een fors landschappelijk effect op het<br />
westelijk deel van het plangebied. In het oostelijk deel is er niet of nauwelijks<br />
ontwikkeling en daarmee ook niet of nauwelijks effect. Realisatie van bedrijventerrein<br />
Wijkevoort gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarische landschap ter plaatse: de<br />
kleinschaligheid verdwijnt en de openheid gaat verloren. Het effect is voor het hoge<br />
scenario negatiever dan voor het lage scenario. Allereerst door het grotere oppervlak,<br />
maar daarnaast ook door de grotere landschappelijke waarde van het oostelijk deel<br />
van het plangebied. Bovendien kan in het lage scenario de landschappelijke waarde<br />
van het Wijckerbos en het Wijckermeer nog enigszins behouden blijven, in het hoge<br />
scenario niet of nauwelijks. Door realisatie van de ecologische verbindingszones langs<br />
de beekdalen kan het landschappelijk karakter hiervan behouden blijven of zelfs<br />
versterkt worden. Het landschappelijk effect van de Groene Kamer en de sport- en<br />
recreatievoorzieningen gaat ten koste van het oorspronkelijk agrarisch<br />
cultuurlandschap en van de openheid. Door een goede inpassing kan het kleinschalige<br />
karakter van het landschap op de Groene Kamer behouden blijven. In het<br />
tussengebied tussen Wijkevoort en Groene Kamer / sportvoorzieningen blijft het
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
214<br />
oorspronkelijk agrarisch cultuurlandschap behouden, hoewel de nabijheid van<br />
Wijkevoort ervaren zal worden.<br />
Cultuurhistorie<br />
Naast het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op het oorspronkelijk agrarisch<br />
cultuurlandschap (zie hierboven) is er ook effect op cultuurhistorische waarden.<br />
Indien de Hultenseweg met beplanting en bebouwing (eventueel met andere dan<br />
woonfunctie) gehandhaafd kan blijven, blijft het negatieve effect beperkt tot het<br />
verlies van de relatie van de weg met de omgeving. Voor het overige gebied kunnen de<br />
cultuurhistorische waarden behouden blijven en/of worden ingepast in de<br />
ontwikkeling.<br />
Archeologie<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat mogelijk ten koste van archeologische waarden.<br />
Wijkevoort, Groene Kamer en sport- en recreatievoorzieningen noodzaken tot<br />
grondverzet en daarmee aantasting van het archeologisch bodemarchief. Een groot<br />
deel van het gebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde.<br />
Bij nadere uitwerking van de ontwikkelingen dient nader archeologisch<br />
onderzoek verricht te worden of ook daadwerkelijk verwacht mag worden dat waarden<br />
verloren gaan. Voor de twee archeologische monumenten ten noorden van de<br />
Hultenseweg wordt vooralsnog van uit gegaan dat ze behouden kunnen blijven: ze<br />
liggen buiten het zoekgebied voor Wijkevoort<br />
Natuur<br />
In de beschouwing van het effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> op natuur dient<br />
onderscheid gemaakt te worden in het oostelijk en westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> is grotendeels EHS. Hierin zijn echter niet of<br />
nauwelijks ontwikkelingen voorzien en er worden dan ook niet of nauwelijks negatieve<br />
effecten verwacht. Uitzondering is de in-/uitbreiding van de hockeylocatie ten noorden<br />
van de Bredaseweg. Deze leidt tot ca 1,3 ha extra ruimtebeslag in de EHS en ook tot<br />
een toename van verstoring. Hierover vindt al overleg met de provincie plaats. Ofwel<br />
de EHS wordt ter plaatse herbestemd ofwel er dient een nee-tenzij-afweging plaats te<br />
vinden. Ontwikkeling van het westelijk deel van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting geen<br />
of geringe negatieve invloed op de natuurwaarden in het oostelijk deel. Er is een<br />
toename van verkeer op de Bredaseweg, maar deze leidt niet tot wezenlijke toename<br />
van geluidhinder in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>. Bovendien is de geluidbelasting in<br />
de huidige en referentie situatie al aanzienlijk. Wijkevoort ligt op grotere afstand en<br />
leidt niet tot een toename van geluidhinder.<br />
Ontwikkeling van De Groene Kamer, sport- en recreatievoorzieningen leiden mogelijk<br />
wel tot een toename van geluidhinder. De kans op toename van hinder is het grootst<br />
bij realisatie van sport- en recreatievoorzieningen ten oosten van de Groene Kamer.<br />
Ontwikkeling van een bedrijventerrein in alleen het westelijk deel van Wijkevoort /<br />
<strong>Zuidwest</strong> leidt niet tot ruimtebeslag in de EHS. Wel leidt de realisatie van bedrijventerrein<br />
Wijkevoort tot een aanzienlijke toename van geluidhinder op het Wijckerbos en<br />
Wijckermeer. Kanttekening hierbij is dat de geluidbelasting in de huidige en referentie<br />
situatie al aanzienlijk is, door de nabijheid van de de A58, de Noordwesttangent en<br />
vliegveld Gilze-Rijen. Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de actuele<br />
waarden in deze EHS-gebieden en of er sprake is van wezenlijke effecten op de EHSwaarden.<br />
In het lage scenario is sprake van toename van hinder vanaf één zijde. De<br />
verwachting is dat met geluidwerende voorzieningen en een goede zonering van het
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
215<br />
bedrijventerrein de toename van hinder op de EHS beperkt kan blijven en het gebied<br />
als EHS kan blijven functioneren. In het hoge scenario is er toename van hinder van<br />
aan alle zijden. De geluidbelasting is naar verwachting dusdanig hoog dat betwijfeld<br />
wordt of met zonering en geluidwerende voorzieningen de geluidbelasting voldoende<br />
beperkt kan worden. Naar verwachting kunnen in het hoge scenario Wijckermeer en<br />
Wijckerbos niet meer functioneren als EHS. Er dient mogelijk een nee-tenzij afweging<br />
doorlopen te worden en het verlies aan EHS moet worden gecompenseerd.<br />
Daarnaast is door toename van verkeer op de Noordwestangent en Bredaseweg een<br />
toename van geluidhinder op de EHS gebieden Het Blok in het noordwesten van<br />
<strong>Zuidwest</strong> en de Nerhovense bossen en Klein Zwitserland ten westen van <strong>Zuidwest</strong>. Dit<br />
is echter naar verwachting niet dusdanig dat wezenlijke toename van verstoring wordt<br />
verwacht, mede gezien de hoge huidige geluidbelasting.<br />
Behoud, realisatie of versterking van ecologische verbindinsgzones maakt onderdeel<br />
uit van de <strong>Structuurvisie</strong>. De natte ecologische verbindingszones langs de Oude Leij,<br />
Hultsensche Leij en Groote Leij blijven behouden en worden versterkt. Daarnaast<br />
wordt een droge ecologische verbindingszone gerealiseerd tussen Het Blok en<br />
Waterwingebied. Hultsensche Leij en Groote Leij liggen grotendeels langs, en deels<br />
door Wijkevoort. Wijkevoort heeft op zich een negatief effect op de verbindingszones<br />
(ruimtebeperking, verstoring). Met een goede inpassing en ruime dimensionering kan<br />
dit effect verminderd worden en hoeft Wijkevoort het ecologisch functioneren van de<br />
verbindingszones niet wezenlijk negatief te beïnvloeden.<br />
De realisatie van de Groene Kamer heeft beperkte negatieve effecten op de<br />
ecologische verbindingszones, mits bij de inpassing rekening wordt gehouden met<br />
ruimte en voorzieningen voor de droge ecologische verbindingszone tussen Blok en<br />
Waterwingebied en een geschikte faunapassage wordt gerealiseerd bij de<br />
toegangsweg naar de Groene Kamer. Realisatie van de sport- en recreatieve<br />
voorzieningen nabij de Groene Kamer heeft een tweeledig effect op de ecologische<br />
verbindingszone langs de Oude Leij. Enerzijds kan het leiden tot verstoring, anderzijds<br />
biedt het mogelijkheden als herichting van het gebied ook ruimte geeft voor een<br />
ruimere dimensionering van de ecologische verbindingszones ten opzichte van aanleg<br />
in de landbouwsituatie. Immers er wordt vanuit gegaan dat ook de sportvelden en de<br />
Oliemeulen aansluiting zullen vinden bij de parkachtige setting van De Groene Kamer,<br />
waarbij per saldo ook nieuw leefgebied ontstaat. De randen van deze nieuwe<br />
ontwikkelingen kunnen op dusdanige wijze worden gesitueerd dat deze de<br />
ecologische verbindingszones robuuster kunnen maken. Met een ligging van de<br />
voorzieningen ten westen van de Groene Kamer wordt verstoring voorkomen, maar is<br />
naar verwachting geen mogelijkheid voor een ruime inpassing van verbindings-zones<br />
door de relatief grote afstand tot de verbindingszones. Met een ligging ten oosten van<br />
de Groene Kamer moet aandacht besteed worden aan voorkoming van verstoring op<br />
de verbindingszone langs de Oude Leij en de ecologische verbindingszone tussen het<br />
Blok en het Waterwingebied. Ook is er risico op externe werking door verstoring op de<br />
EHS ten oosten van de Oude Leij, maar is wellicht meer mogelijkheid voor een bredere<br />
en robuustere verbindingszone.<br />
Er is in het kader van dit plan-MER nog geen onderzoek gedaan naar het voorkomen<br />
van en het effect op beschermde plan- en diersoorten. In zijn algemeenheid kan echter<br />
gesteld worden dat ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> ten koste gaat van plant- en<br />
diersoorten. Realisatie van Groene Kamer, uitbreiding van de golfbaan (mits natuurlijk
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
216<br />
aangelegd) en ecologische verbindingszones kunnen ook leiden tot nieuwe natuur,<br />
maar het voorkomt het verdwijnen van huidige planten en dieren niet.<br />
Bodem<br />
Ontwikkeling van Wijkevoort heeft naar verwachting geen wezenlijke effecten op<br />
bodemaspecten. Ontwikkelingen leiden tot bodemverzet en aan- en afvoer van grond,<br />
iets wat in een later stadium van plan- en besluitvorming nader onderzocht zal moeten<br />
worden. Er is op dit moment geen informatie over eventuele bodemvervuilingen.<br />
Conform bodembeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn dat de<br />
bodemkwaliteit moet aansluiten op het beoogde gebruik en dat eventuele<br />
bodemverontreiniging gesaneerd zal worden indien het beoogde gebruik hierom<br />
vraagt.<br />
Water<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft naar verwachting niet of nauwelijks negatief effect op<br />
wateraspecten. Conform waterbeleid zal uitgangspunt bij realisatie van <strong>Zuidwest</strong> zijn<br />
dat ontwikkelingen hydrologisch neutraal worden aangelegd: dus met voldoende<br />
retentie voor toename van verhard oppervlak en zonder negatieve effecten op het<br />
omliggend watersysteem. Dat betekent concreet dat in de nadere uitwerking van de<br />
ontwikkelingen in <strong>Zuidwest</strong> in het ontwerp wateroppervlak moet worden voorzien,<br />
conform de voorwaarden van het waterschap ten aanzien van retentie. Lokaal in het<br />
gebied bestaan wel aandachtspunten voor verdere uitwerking: o.a. het voorkomen van<br />
vervuiling van het Wijckermeer door Wijkevoort, beheer van de uitbreiding van de<br />
golfbaan op een manier die uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en<br />
nutriënten in de Oude Leij en naar het grondwaterbeschermingsgebied voorkomt.<br />
Wonen<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> heeft een overwegend negatief effect op het wonen in het<br />
plangebied. Als gevolg van de aanleg van Wijkevoort kan naar verwachting voor een<br />
aantal woningen langs met name de Hultsenseweg de woonfunctie niet behouden<br />
blijven als gevolg van toename van geluidhinder en (mogelijk) te hoge externe<br />
veiligheidsrisico s. Voor een deel van de overige woningen in het plangebied betekent<br />
ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> een verandering van omgeving: van rustig, relatief laag en<br />
open agrarisch landschap naar deels bedrijventerrein, deels recreatie- en<br />
sportvoorzieningen, meer activiteit en meer hinder in het gebied. In een deel van het<br />
tussengebied verandert het woonklimaat niet of nauwelijks. De woongebieden om<br />
<strong>Zuidwest</strong> ondervinden naar verwachting niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van<br />
<strong>Zuidwest</strong>. Realisatie van sport- en recreatievoorzieningen en realisatie van uitloopgebied<br />
en ecologische verbindingszones hebben op <strong>Structuurvisie</strong>niveau een positief<br />
effect op het woonklimaat in en rond <strong>Zuidwest</strong>. Bekijkt men de situatie vanuit de direct<br />
omwonenden dan kan dit uiteraard anders ervaren worden.<br />
Werken<br />
Ontwikkeling van Wijkevoort betekent een (beleidsmatig gewenste) impuls voor het<br />
werkklimaat en de werkgelegenheid in Tilburg. Ook realisatie van de Groene Kamer<br />
leidt tot arbeidsplaatsen.<br />
Op dit moment is nog onduidelijk of als gevolg van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
bedrijven (niet-agrarisch) moeten verdwijnen. Voor het overige ondervinden bestaande<br />
bedrijven in het gebied niet of nauwelijks effect van ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong>.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
217<br />
Landbouw<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> gaat ten koste van landbouwgrond en bedrijven. Een<br />
neveneffect voor bedrijven die blijven is mogelijk versnippering van gronden.<br />
Recreatie en sport<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> betekent een impuls voor de recreatie en de sport in dit<br />
deel van Tilburg in het algemeen, en voor de Reeshof in het bijzonder. Het effect op<br />
bestaande recreatieve voorzieningen is naar verwachting gering. Enerzijds trekt<br />
<strong>Zuidwest</strong> meer recreanten naar het gebied en daarmee mogelijk ook naar bestaande<br />
voorzieningen. Anderzijds neemt de hinder in het gebied toe en daarmee de<br />
aantrekkelijkheid van het gebied af door de realisatie van Wijkevoort.<br />
7.3 Afweging van keuzes, aandachtspunten voor vervolg<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> geeft invulling aan beleidsmatige voornemens van de<br />
gemeente Tilburg ten aanzien van bedrijvigheid, werkgelegenheid, recreatie en sport,<br />
wat positief is. De ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied van Tilburg, een<br />
gebied met landschappelijke waarde en een gebied dat nog relatief rustig ervaren<br />
wordt, hoewel de afgelopen jaren de verstedelijking opgerukt is tot de grenzen van<br />
<strong>Zuidwest</strong> en hinder van omliggende wegen en het vliegveld aanzienlijk toegenomen is.<br />
Ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong> vraagt om een goede landschappelijke inpassing en het<br />
streven om hinder op de omgeving te voorkomen.<br />
Algemeen<br />
Wanneer alle effectscores in ogenschouw worden genomen (alle plussen en minnen bij<br />
elkaar opgeteld), kan worden gesteld dat er vanuit alleen vanuit milieuoptiek bezien<br />
een voorkeur is voor het lage scenario: het lage scenario leidt tot minder negatieve<br />
effecten dan het hoge scenario. Echter beide scenario's zijn niet één op één met elkaar<br />
te vergelijken, immers er is voor gekozen om de ontwikkelingen binnen een vooraf<br />
bepaald bandbreedte te onderzoeken op potentiële milieueffecten. Interessanter is<br />
het daarom om de effecten van Wijkevoort en de Groene Kamer onderling met elkaar te<br />
vergelijken.<br />
Ten aanzien van Wijkevoort blijkt dat er met name vanuit geluidsbelasting op<br />
woningen, externe werking op de EHS luchtkwaliteit en externe veiligheid grotere<br />
potentiële millieueffecten zijn in het hoge scenario dan in het lage scenario. Ook de<br />
landschappelijke impact in het hoge scenario is groter dan in het lage scenario.<br />
Ten aanzien van de Groene Kamer geldt dat er nauwelijks onderscheid is tussen de<br />
effecten van de Groene Kamer in het hoge scenario of in het lage scenario. Met andere<br />
woorden: vanuit milieuoogpunt maakt het nauwelijks uit of er op de Groene Kamer 1,2<br />
miljoen of 2 miljoen bezoekers afkomen. Het verschil in effecten is gering.<br />
Wijkevoort<br />
Goede locatie binnen <strong>Zuidwest</strong>,<br />
De voorgenomen locatie voor bedrijventerrein Wijkevoort is de meest optimale locatie<br />
voor bedrijvigheid binnen <strong>Zuidwest</strong>. De locatie kan rechtstreeks op de<br />
Noordwesttangent worden aangesloten en heeft een korte verbinding met de A58 en<br />
daarmee met het hoofdwegennet. Aan de zuidzijde liggen het bestaande<br />
bedrijventerrein Broekakkers en het nieuwe bedrijventerrein Midden-Brabant Poort in
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
218<br />
Gilze, aan de westzijde ligt vliegveld Gilze-Rijen, twee locaties die geen hinder van<br />
Wijkevoort zullen ondervinden. Ten zuidwesten van Wijkevoort ligt Gilze, maar<br />
gescheiden van Wijkevoort door de A58, de Noordwesttangent en het bestaande<br />
bedrijventerrein Broekakkers. Bedrijventerrein Wijkevoort ligt zover als mogelijk van<br />
hinder gevoelige woongebieden als de Reeshof en de Blaak en zover als mogelijk van<br />
de hindergevoelige natuur in het oostelijk deel van <strong>Zuidwest</strong>.<br />
Noodzaak tot inpassing<br />
Hoewel Wijkevoort als meest optimale locatie voor bedrijvigheid binnen <strong>Zuidwest</strong> is<br />
aangewezen, kan er tegenin gebracht worden dat realisatie van Wijkevoort<br />
landschappelijk en ecologisch gezien wel degelijk impact heeft: het gaat ten koste van<br />
het bestaande agrarisch cultuurlandschap, dat steeds schaarser wordt binnen Tilburg.<br />
Daarnaast gaat het ten koste van een aantal woningen en agrarische bedrijven.<br />
Wijkevoort veroorzaakt hinder op het zuidwestelijk deel van het plangebied en op het<br />
Wijckermeer en het Wijckerbos, beide EHS gebieden. Tevens omvat Wijkevoort het<br />
cultuurhistorische waardevolle lint van de Hultenseweg en grenst het aan twee<br />
beeklopen, beide aangewezen als ecologische verbindingszone. Dit vereist zeer<br />
zorgvuldige inpassing, maar biedt deels ook kansen voor de integratie van de<br />
genoemde 'meekoppelende belangen'.<br />
Zonering<br />
Zonering van het bedrijventerrein zou vanuit milieuoptiek gericht moeten zijn op het<br />
zoveel mogelijk ontzien van de Hultenseweg, de omgeving van het Wijckermeer en het<br />
Wijckerbos, de ecologische verbindingszones en de noordoostelijke overgang naar het<br />
tussengebied. Vanuit milieuoptiek zou dit ervoor pleiten de centrale gedeeltes van<br />
beide voorziene deelgebieden (ten westen en ten oosten van Wijckerbos en<br />
Wijckermeer) te benutten voor zware bedrijvigheid en naar de randen toe bedrijvigheid<br />
met een lagere milieucategorie te situeren. Vanuit milieu bezien verdient het daarbij<br />
de voorkeur om de logistiek-intensieve bedrijvigheid zoveel mogelijk in het westelijke<br />
deelgebied te situeren dichtbij de ontsluiting op de noordwesttangent en het<br />
oostelijke deelgebied te benutten voor minder logistiek-afhankelijke bedrijvigheid.<br />
Fasering, locatie Wijkevoort lage scenario<br />
Vanuit milieuoptiek lijkt er een voorkeur voor een Wijkevoort lage scenario langs de<br />
Noordwesttangent (het westelijk deel van het zoekgebied Wijkevoort). De ontsluiting<br />
op de Noordwesttangent is korter en daarmee het aantal reiskilometers. Met een<br />
goede inpassing van de Hultenseweg kan deze tevens dienen als buffer tussen<br />
Wijkevoort en het Wijckermeer en Wijckerbos. Het deelgebied ten oosten van het<br />
Wijckermeer en Wijckerbos is gunstiger voor het behoud van de Hultenseweg, maar<br />
verder vanuit milieuoptiek minder gunstig, gezien de ligging van woningen en<br />
agrarische bedrijven in en rond het gebied.<br />
Hultenseweg<br />
Handhaving van de woonfunctie langs de Hultenseweg lijkt op basis van de in dit plan-<br />
MER gepresenteerde akoestische berekeningen niet of nauwelijks mogelijk. Nader<br />
onderzocht moet worden of met een minder zware bedrijvigheid op Wijkevoort en/of<br />
aanvullende bron en gevelmaatregelen het geluidniveau aanvaardbaar kan worden<br />
gemaakt. Vanuit cultuurhistorische optiek heeft het zeker waarde de Hultenseweg als<br />
cultuurhistorisch waardevolle lijn te handhaven, het liefst met de bestaande bomenrij<br />
en (een deel van) de huidige bebouwing (al dan niet met een andere functie).
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
219<br />
Truck Service Centrum<br />
Voor het truck-service centrum is vanuit milieuoptiek de locatie in de hoek tussen de<br />
A58 en de Noordwesttangent de meest optimale. De locatie heeft een korte aansluiting<br />
op de Noordwesttangent en de A58, beperkt daarmee zoveel mogelijk het aantal<br />
kilometers door het gebied en houdt de hinder zover mogelijk van de hindergevoelige<br />
delen van het gebied.<br />
Groene Kamer<br />
De Groene Kamer ligt op een gunstige locatie in <strong>Zuidwest</strong>: goed ontsloten door de<br />
Bredaseweg, genoeg ver af van Wijkevoort om er niet teveel hinder van te ondervinden<br />
en met een agrarische bufferzone gescheiden van de EHS om hinder te voorkomen. Er<br />
is wel een aantal aandachtspunten voor nadere uitwerking:<br />
• De vormgeving van de aansluiting op de Bredaseweg in relatie tot het<br />
bezoekersaantal tijdens piekuren en de al bestaande drukte op de<br />
Bredasweg;<br />
• de interne ontsluiting: De voorgenomen locatie voor de Groene Kamer is<br />
langgerekt en ligt ver het tussengebied in. Voorkomen moet worden dat er<br />
veel interne verkeersbewegingen ontstaan die hinder veroorzaken binnen de<br />
Groene Kamer en de omgeving;<br />
• de inpassing van de droge ecologische verbindingszone tussen het Blok en<br />
Waterwingebied;<br />
• invulling van het gebied tussen Groene Kamer en Donge: mag geen restzone<br />
worden, wat mogelijkheden biedt voor planologische inpassingen van een<br />
sport'park' en Oliemeulen aan de oostzijde.<br />
Voetbalvelden/Oliemeulen<br />
Of de voetbalvelden/Oliemeulen beter ten oosten of ten westen van de Groene Kamer<br />
gesitueerd kunnen worden is vanuit milieuoptiek niet meteen te zeggen. Beide<br />
locaties hebben voor- en nadelen.<br />
Uitgaande dat beide locaties ontsloten worden via de aansluiting van de Groene Kamer<br />
op de Bredaseweg bestaat op basis van milieueffecten geen voorkeur voor oost of<br />
west. De westelijke locatie gaat ten koste van het agrarische tussengebied. Het<br />
agrarische gebied raakt zo verder versnipperd. Daar staat tegenover dat er geen hinder<br />
is op de ecologische verbindingszone langs de Donge. Vanuit planologische opzicht is<br />
een locatie ten oosten van de Groene Kamer wellicht het meest kansrijk. Een locatie<br />
ten oosten van de Groene Kamer leidt vrijwel zeker tot meer verstoring op de<br />
verbindingszone langs de Oude Leij. Het gaat echter in mindere mate ten koste van<br />
het agrarisch tussengebied. Feitelijk is er nog steeds sprake van het verdwijnen van<br />
agrarische grond, maar een locatie ten oosten van de Groene Kamer geeft wel invulling<br />
aan de planologische 'restruimte' tussen Groene Kamer en de Oude Leij. Als gevolg<br />
hiervan blijft het gebied tussen de Groene Kamer en Wijkevoort meer open. Wanneer<br />
de voetbalvelden/Oliemeulen eveneens in een ruime parkachtige setting worden<br />
gerealiseerd bestaan kansen om de ecologische verbindingszone in deze ontwikkeling<br />
te integreren.<br />
Uitbreiding hockeyvelden<br />
Uitbreiding van de hockeyvelden op de huidige locatie lijkt een logische keuze, mits<br />
inpasbaar in de EHS. Een beperkte herbegrenzing is hierbij noodzakelijk.<br />
Aandachtspunt is de toename van verkeer bij de aansluiting op de Bredaseweg. Deze<br />
aansluiting moet voldoende ruim worden vormgegeven en zodanig worden afgestemd<br />
op de Bredaseweg dat de kans op conflictsituaties zo gering mogelijk wordt gemaakt.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
220<br />
Uitbreiding golfterrein<br />
De locatie voor de uitbreiding van de golfbaan is vanuit milieuoptiek een logische. Hij<br />
sluit aan bij de al bestaande golfbaan, heeft geen nieuwe ontsluiting nodig en ligt in<br />
een vanuit milieu bezien buiten waardevol gebied. De bestaande golfbaan vormt een<br />
buffer met de EHS ten oosten van de golfbaan. De eventuele hinder van de uitbreiding<br />
op de EHS wordt daarom minimaal geacht.<br />
Ecologische verbindingszones<br />
Belangrijkste aandachtspunt voor de nadere uitwerking van de ecologische<br />
verbindingszones is de beschikbare ruimte. Met name de verbindingszones langs<br />
Wijkevoort hebben naar verwachting plaatselijk meer ruimte dan de minimaal vereiste<br />
50m (gemiddeld) nodig om geen hinder te ondervinden van de bedrijvigheid. Bij de<br />
verbindingszone langs de Oude Leij is de ruimte in het agrarisch gebied een<br />
aandachtspunt. Deze dient gemiddeld 25 m breed te zijn, maar ter plekke van de<br />
Groene Kamer is een grotere breedte wenselijk. Tot slot loopt de droge ecologische<br />
verbindingszone tussen het Blok en de Oude Leij over de Groene Kamer en langs de<br />
Bredaseweg. Deze verbindingszone heeft voldoende ruimte (minimaal de wettelijke<br />
vereiste 25m) nodig en moet worden voorzien van een goede passage onder de toerit<br />
naar de Groene Kamer om geen last te ondervinden van verstoring door verkeer<br />
richting Groene Kamer.<br />
Kansen vanuit Groenblauw Casco<br />
In dit plan-MER is naast het effect op de bestaande groenblauwe situatie ook gekeken<br />
naar het mogelijk of onmogelijk maken van groenblauwe potenties, het zogenaamde<br />
groenblauwe casco plus.<br />
Hieronder wordt beschreven in hoeverre groenblauwe potenties zich verhouden tot de<br />
voorgenomen ontwikkelingen: worden ze onmogelijk gemaakt of bieden ze juist<br />
mogelijkheden tot versterking van de voorgenomen ontwikkelingen.<br />
Het groenblauwe casco plus zet voor de ecologische verbindingszones langs de<br />
Hultensche en Groote Leij in op meer ruimte, robuustere verbindingen en versterking<br />
van de beemdenstructuur door aanplant van hagen en wilgen loodrecht op de beek.<br />
Meer ruimte is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van de zones<br />
langs en over Wijkevoort. Of hiervoor binnen de plannen voor Wijkevoort ook<br />
daadwerkelijk fysieke ruimte beschikbaar is, hangt af van de uiteindelijke<br />
grondexploitatie.<br />
Het Wijckerbos en Wijckermeer worden in het groenblauwe casco ecologisch versterkt<br />
door de aanleg van passende ecologische oevers en het verwijderen van ecologische<br />
barrières. Ook dit is vanuit milieu bezien gewenst voor een robuuste inpassing van<br />
EHS op/naast bedrijventerrein Wijkevoort en een voldoende buffer om hinder tegen te<br />
gaan. Maar ook hiervoor geldt dat niet bekend is of binnen de plannen voor Wijkevoort<br />
voldoende (financiële) ruimte hiervoor bestaat.<br />
Het groenblauwe casco voorziet in versterking en vergroting van de toegankelijkheid<br />
en beleefbaarheid van de agrarisch landschappelijke structuur in het tussengebied.<br />
De <strong>Structuurvisie</strong> biedt hiervoor voldoende ruimte: het gebied tussen Groene Kamer en<br />
Wijkevoort wordt vrij gehouden voor agrarisch-recreatief gebruik.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
221<br />
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de potenties van het Groenblauw Casco<br />
in het grootste deel van <strong>Zuidwest</strong> benut kunnen worden. Bij de ontwikkeling van<br />
Wijkevoort ligt voor de gemeente de uitdaging om de belangrijkste potenties vanuit<br />
het Groenblauw Casco mee te laten liften met de toekomstige ontwikkeling van het<br />
bedrijventerrein.<br />
De financiële ruimte om invulling te gevan aan de ambities van het Groenblauw Casco<br />
moet blijken uit de grondexploitatie. Daarbij is de fasering in de tijd van de<br />
aanleg/ontwikkeling van de verschillende functies en de uiteindelijke omvang van de<br />
verdienfuncties zeer bepalend. Voor dit MER is het echter voldoende dat de potenties<br />
voldoende in beeld zijn gebracht.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
7.4 Toets aan Richtlijnen<br />
222<br />
Hoofdpunten<br />
Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />
een ontwerp van een duurzaam groen-blauw casco op basis<br />
van de lagenbenadering, waarin de intrinsieke waarde van de<br />
huidige structuren en patronen is gedefinieerd. Analyseer de<br />
randvoorwaarden, knelpunten, belemmeringen en kansen voor<br />
de verdere ontwikkeling van bestaande functies en het<br />
toevoegen van nieuwe functies;<br />
een onderbouwing van de behoefte aan nieuwe functies,<br />
waaronder bedrijventerrein Wijkevoort, Landgoed de Groene<br />
Kamer, de Mall en sportvelden;<br />
een uitwerking van alternatieven waarbij, naast het voorkeursalternatief,<br />
ook een alternatief wordt uitgewerkt waarbij<br />
het ontworpen duurzame groen-blauwe casco intact blijft, c.q.<br />
maximaal versterkt wordt op basis van de aanwezige<br />
potenties. Werk, indien realistisch, ook (locatie-)alternatieven<br />
uit voor bedrijvigheid buiten het plangebied;<br />
een beoordeling van het doelbereik van de alternatieven op<br />
basis van concrete en toetsbare criteria;<br />
een overzicht van de gevolgen van de verschillende<br />
alternatieven voor natuur, landschap, cultuurhistorie, verkeer<br />
en vervoer en leefomgeving.<br />
een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende<br />
onderbouwend kaartmateriaal, voorzien van duidelijke schaal<br />
en legenda, en ander ondersteunend beeldmateriaal.<br />
Overige richtlijnen<br />
In paragraaf 5.6 is een Groenblauw Casco beschreven op basis<br />
van een beschrijving van de huidige landschappelijk,<br />
cultuurhistorische, ecologische en waterwaarden beschreven<br />
in paragraaf 4.3 en 4.4.<br />
In hoofdstuk 5 is per onderdeel van <strong>Zuidwest</strong> een beschrijving<br />
gegeven van de motivatie en locatieafweging.<br />
In paragraaf 5.1.1. is beschreven dat in het plan-MER twee<br />
senario's worden onderzocht. In paragraaf 5.1.2 is beschreven<br />
hoe met locatiealternatieven is omgegaan in het plan-MER.<br />
Vervolgens is in paragraaf 5.2 t/m 5.5. per onderdeel<br />
aangeven of en zo ja welke varianten zijn onderzocht. In<br />
paragraaf 5.1.3 en paragraaf 5.6 is beschreven hoe is<br />
omgegaan met het Groenblauw Casco<br />
Er heeft geen concrete toetsing van het doelbereik<br />
plaatsgevonden. Doel van de <strong>Structuurvisie</strong> is het ontwikkelen<br />
van de onderdelen zoals beschreven in hoofdstuk 5. In<br />
hoofdstuk 5 is per onderdeel een motivatie gegeven van de<br />
doelstelling per onderdeel.<br />
Is beschreven in hoofdstuk 6, respectievelijk paragraaf 6.5<br />
(natuur), 6.4 (landschap, cultuurhistorie), 6.2 (verkeer) en 6.3<br />
(milieu) .<br />
Zie samenvatting<br />
Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />
Ontwikkel een integrale gebiedsvisie op grond van de<br />
lagenbenadering<br />
Beschrijf daartoe de intrinsieke waarde van de huidige<br />
structuren en patronen, zijnde geomorfologie,<br />
hydrologie, ecologie, landschap, cultuurhistorie en<br />
infrastructuur<br />
Beschrijf de toekomstverwachting van en concrete en<br />
toetsbare doelen voor de ontwikkeling van de bestaande<br />
functies in het gebied, zijnde natuur, recreatie<br />
en landbouw.<br />
Ontwikkel op basis hiervan een duurzaam groen-blauw casco<br />
Ga na welke randvoorwaarden, knelpunten, belemmeringen en<br />
kansen dat levert voor de verdere ontwikkeling van bestaande<br />
functies en voor het toevoegen van nieuwe functies.<br />
Identificeer de conflicterende belangen en dilemma s.<br />
Onderbouw de behoefte aan de in de notitie R&D genoemde<br />
nieuwe functies, waaronder bedrijventerrein Wijkevoort (en<br />
daarbinnen de specifieke mogelijkheden van de Campus), de<br />
Groene Kamer, de Mall en de sportvelden.<br />
In hoofdstuk 4 is een integrale beschrijving van het gebied<br />
opgenomen inclusief verwachte toekomstontwikkeling en<br />
beleidsmatig gestelde doelen, waarin alle aspecten van de<br />
lagenbenadering zijn benoemd. Dit is de basis geweest voor<br />
het Groenblauw Casco, zoals beschreven in paragraaf 5.6.<br />
In hoofdstuk 5 is per onderdeel van <strong>Zuidwest</strong> een beschrijving<br />
gegeven van de motivatie en locatieafweging.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />
Geef daarbij specifiek voor het bedrijventerrein aan welke<br />
ruimte nog aanwezig is en/of herstructurerings- en<br />
intensiveringsoperaties plaatsvinden of mogelijk<br />
zijn op andere bedrijventerreinen binnen de gemeente en/of in<br />
de regio. Ga in op het mogelijke risico van overaanbod en<br />
significante leegstand.<br />
Beschrijf de (milieu-) voor- en nadelen van ruimtelijke<br />
concentratie van bedrijvigheid gerelateerd aan de<br />
luchtvaartsector op bedrijventerrein Wijkevoort<br />
Ga specifiek in op de mogelijke synergie-effecten van<br />
dergelijke ruimtelijke concentratie.<br />
Beschrijf tevens de haalbaarheid en praktische uitvoerbaarheid<br />
van toekomstige verplaatsing van bestaande<br />
bedrijven naar locatie Wijkevoort. Betrek daarbij de mogelijke<br />
hoge kosten verbonden aan bedrijfsverplaatsing.<br />
Onderbouw vanuit de bestaande en nieuwe functies de<br />
benodigde omvang van het plangebied. Geef aan wat het<br />
plangebied specifiek geschikt maakt voor de bestaande en<br />
nieuw te ontwikkelen functies.<br />
Geef een overzicht van beleidsnota s, (ontwerp-)plannen en<br />
wet- en regelgeving die van toepassing zijn op het plan.<br />
Beschrijf de randvoorwaarden en uitgangspunten hiervan voor<br />
het plan.<br />
Beschrijf aanvullend op de Notitie R&D:<br />
de provinciale uitwerking van de spelregels met betrekking tot<br />
activiteiten in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);<br />
223<br />
Beschreven in paragraaf 5.2.1 en hoofdstuk 6 (de milieu voor-<br />
en nadelen)<br />
Dit is niet beschreven in het plan-MER. Het voert te ver om in<br />
dit stadium al onderzoek te verrichten naar de gevraagde<br />
aspecten<br />
Beschreven in paragraaf 5.2.1<br />
Zie hoofdstuk 3 voor het beleidskader in het algemeen en<br />
hoofdstuk 4 voor het thematische beleidskader<br />
Zie paragraaf 3.3.<br />
de status van de <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong> uit 2005. Zie paragraaf 3.4.<br />
Neem in dit MER de relevante informatie op die in andere<br />
lopende plan- en besluitvormingsprocedures met betrekking<br />
tot het plangebied aan de orde komen<br />
Beschrijf hoe de uitkomst van deze procedures van invloed<br />
(kan) zijn voor invulling van de <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong>.<br />
Beschrijf mogelijke (locatie-)alternatieven voor de verdere<br />
ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies op basis van<br />
de eerder genoemde gebiedsanalyse en visie.<br />
Geef aan in welke mate de omvang van de behoefte aan<br />
bestaande en nieuwe functies de locatiekeuze ervan<br />
beïnvloedt.<br />
Ontwikkel alternatieven die de volledige bandbreedte aan<br />
conflicterende belangen en dilemma s beschrijven en<br />
onderling zo veel mogelijk onderscheidend zijn.<br />
De Commissie adviseert om, naast het voorkeursalternatief en<br />
de daarbij behorende varianten uit de notitie R&D, ook een<br />
alternatief uit te werken waarbij het groen-blauwe casco met<br />
de bestaande functies intact blijft, c.q. maximaal<br />
versterkt wordt op basis van de aanwezige potenties. Neem<br />
daarin, op basis van de fysisch-geografische en ecohydrologische<br />
potentie van het gebied, ook varianten op voor<br />
natuurontwikkeling.<br />
Indien uit de inventarisatie (zie paragraaf 2.1.2. van dit advies)<br />
blijkt dat er nog ruimte aanwezig is en/of herstructurerings- en<br />
intensiveringsoperaties plaatsvinden of mogelijk zijn op<br />
andere bedrijventerreinen binnen de gemeenten en/of de<br />
regio, adviseert de Commissie ook (locatie-)alternatieven voor<br />
de voorgenomen bedrijvigheid buiten het plangebied uit te<br />
werken.<br />
De Commissie vindt het belangrijk dat, los van de natuurweten<br />
regelgeving, een algemeen beeld wordt geschetst van de<br />
Zie hoofdstuk 3 voor het beleidskader in het algemeen,<br />
hoofdstuk 4 voor het thematische beleidskader en paragraaf<br />
4.2 voor een beschrijving van de autonome en verwachte<br />
ontwikkelingen in en rond het plangebied.<br />
In paragraaf 5.1.1. is beschreven dat in het plan-MER twee<br />
senario's worden onderzocht. In paragraaf 5.1.2 is beschreven<br />
hoe met locatiealternatieven is omgegaan in het plan-MER.<br />
Vervolgens is in paragraaf 5.2 t/m 5.5. per onderdeel<br />
aangeven of en zo ja welke varianten zijn onderzocht. In<br />
paragraaf 5.1.3 en paragraaf 5.6 is beschreven hoe is<br />
omgegaan met het Groenblauw Casco<br />
niet van toepassing, zie paragraaf 5.2.1.<br />
zie paragraaf 6.5
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />
huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de effecten op<br />
de natuur in het studiegebied.<br />
Beschrijf welke kenmerkende habitats en soorten aanwezig zie paragraaf 4.4<br />
zijn en wat de autonome ontwikkeling van de natuur in het<br />
studiegebied is.<br />
Geef op kaart de ligging van (beschermde) natuurgebieden en<br />
ecologische waarden binnen het studiegebied aan.<br />
Ga daarbij, waar relevant, in op de ecologische functies en<br />
relaties van deelgebieden.<br />
Beschrijf met behulp van ingreep-effectrelaties de<br />
zie paragraaf 6.5<br />
tijdelijke en permanente gevolgen van de alternatieven op de<br />
ecologische waarden.<br />
Beschrijf mitigerende maatregelen die de gevolgen kunnen zie hoofdstuk 6<br />
beperken of voorkomen.<br />
In de notitie R&D wordt aangegeven dat er geen gevolgen voor Zie paragraaf 6.5.1<br />
Natura 2000-gebieden zijn te verwachten. Motiveer dit nader<br />
in het MER. Ga daarbij specifiek in op de mogelijke gevolgen<br />
van een toename in stikstofdepositie door industriële en<br />
verkeersemissies. Ga uit van een worst-case situatie<br />
Geef aan of het plan de geldende wezenlijke kenmerken en zie paragraaf 6.5.1 en 6.3.1 (geluid)<br />
waarden van de EHS aantast en of het past binnen het<br />
toetsingskader dat hiervoor geldt<br />
Ga daarbij specifiek in op de mogelijke gevolgen van een<br />
toename in geluidbelasting door industriële activiteiten en<br />
verkeer, verandering in waterhuishouding en toename van de<br />
recreatiedruk. Ga uit van een worst-case situatie.<br />
Beschrijf op grond van de gebiedsanalyse de aard en de<br />
doelsoorten voor de te realiseren ecologische verbindingen<br />
Ga in op de negatieve en positieve gevolgen<br />
van de alternatieven op deze doelsoorten.<br />
Beschrijf welke door de Flora- en faunawet beschermde<br />
soorten te verwachten zijn in het plangebied en geef aan tot<br />
welke categorie deze soorten behoren.<br />
Ga in op de mogelijke gevolgen van het plan op de standplaats<br />
(planten) of het leefgebied (dieren) van deze soorten en bepaal<br />
in hoeverre verbodsbepalingen mogelijk overtreden worden.<br />
Geef aan voor welke van deze dieren en planten aanzienlijke<br />
gevolgen te verwachten zijn, wat de aard van de gevolgen is en<br />
wat deze gevolgen voor de populaties betekenen.<br />
Beschrijf, uitgaande van de lagenbenadering, de fysisch<br />
geografische opbouw en de cultuurhistorische betekenis van<br />
het plangebied<br />
Beschrijf de gevolgen voor de aanwezige aardkundige en<br />
cultuurhistorische waarden en de mogelijkheden<br />
om aanwezige waarden te versterken.<br />
Maak daarbij gebruik van visualisaties voor relevante<br />
waarnemingspunten vanuit de omgeving. Relevante<br />
waarnemingspunten zijn bewoningsconcentraties en<br />
karakteristieke posities in het omringende landschap<br />
(bijvoorbeeld recreatiegebieden).<br />
Geef aan wat de verkeersaantrekkende werking is van de<br />
ontwikkeling van bestaande functies (recreatie) en nieuwe<br />
functies (o.a. bedrijventerrein Wijkevoort,de Mall en<br />
sportvelden).<br />
Maak daarbij onderscheid tussen personenen<br />
vrachtverkeer.<br />
Geef aan welke mogelijkheden aanwezig zijn voor het<br />
stimuleren van openbaar en fietsvervoer<br />
Geef aan welke gevolgen de verkeersaantrekkende<br />
werking heeft voor de luchtkwaliteit en geluidhinder<br />
224<br />
In paragraaf 5.5 zijn de beoogde natuurdoeltype voor de<br />
ecologische verbindingszones aangegeven. In zie paragraaf<br />
6.5.1 is het effect op de verbindingszones beschreven.<br />
Zie paragraaf 4.4.4.2 (natuur in huidige situatie) en paragraaf<br />
6.5.1. (effecten op natuur). Er is op globaal gebiedsniveau naar<br />
soorten gekeken en er heeft in dit kader van plan- en<br />
besluitvorming nog geen inventarisatie en detaileffectenbeschrijving<br />
plaatsgevonden. In onderwerp van<br />
onderzoek in later stadium van besluitvorming<br />
(bestemmingsplan, vergunning)<br />
Zie paragraaf 4.3.2<br />
zie paragraaf 6.4.1 en 6.4.2 (effecten) en paragraaf 5.6<br />
(versterkingsmogelijkheden)<br />
Dit is niet gedaan, voert te ver voor dit stadium van plan- en<br />
besluitvorming. De daadwerkelijke invulling van de<br />
onderdelen is nog zodanig prematuur dat een visualisatie een<br />
wilde gok zou zijn en mogelijk een verkeerd beeld achterlaat.<br />
Zie paragraaf 6.2<br />
zie paragraaf 6.3
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
Richtlijn Hoe mee omgegaan in plan-MER ?<br />
beschrijf welke nadelige gevolgen optreden voor de<br />
recreatieve en natuurfuncties in het gebied.<br />
Geef inzicht in de gevolgen voor de leefomgeving bij uitvoering<br />
van de verschillende alternatieven<br />
Denk daarbij aan de gevolgen van geluidbelasting,<br />
luchtverontreiniging, externe veiligheid, geurhinder,<br />
lichthinder, zichthinder en verkeers(on-)veiligheid<br />
Zoneer met behulp van een contour rondom het<br />
bedrijventerrein Wijkevoort het gebied waarbuiten aan<br />
bepaalde eisen ten aanzien van bovengenoemde aspecten<br />
voldaan moet worden.<br />
Maak daarnaast aannemelijk dat aan de wettelijke eisen ten<br />
aanzien van luchtkwaliteit, geluidhinder<br />
en externe veiligheid voldaan kan worden.<br />
Ga na welke mogelijkheden qua locatiekeuzes aanwezig zijn<br />
voor sluiting van water- en energiestromen<br />
Beschrijf de mogelijkheden om industriële restwarmte<br />
te gebruiken voor bijvoorbeeld stadsverwarming.<br />
Benoem expliciet concrete en toetsbare beoordelingscriteria<br />
op basis waarvan het doelbereik van alternatieven inzichtelijk<br />
kan worden gemaakt Deze criteria<br />
kunnen voortkomen uit de ambities en doelstellingen.<br />
Motiveer op grond waarvan de beoordelingscriteria zijn<br />
geselecteerd.<br />
Neem, aanvullend aan de in de notitie R&D genoemde criteria,<br />
beoordelingscriteria op voor de potentie qua<br />
natuurontwikkeling en verbetering van de<br />
waterhuishouding.<br />
Vergelijk de gevolgen van de verschillende activiteiten voor<br />
het gehele gebied op dezelfde wijze. De Commissie adviseert,<br />
in tegenstelling tot wat is vermeld in de notitie R&D, qua<br />
uitgebreidheid van de effectbeoordeling geen onderscheid te<br />
maken tussen het westelijke en oostelijk deel van het<br />
plangebied.<br />
225<br />
Er is geen specifieke contour gezoneerd. In paragraaf 6.3 is<br />
beschreven wat de geluidbelasting en luchtkwaliteit is en of<br />
wel of niet (naar verwachting) aan wettelijke normen kan<br />
worden voldaan. Dit om een bandbreedte van effecten en<br />
consequenties te schetsen. Daadwerkelijk onderzoek naar<br />
overschrijding van normen moet plaatsvinden in later stadium<br />
van plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning).<br />
Dit is niet beschreven. De invulling van Wijkevoort is dermate<br />
prematuur dat nog niet op het gevraagde detailniveau<br />
onderzoek gedaan kan worden naar water- en energiestromen.<br />
Er heeft geen concrete toetsing van het doelbereik<br />
plaatsgevonden. Doel van de <strong>Structuurvisie</strong> is het ontwikkelen<br />
van de onderdelen zoals beschreven in hoofdstuk 5. In<br />
hoofdstuk 5 is per onderdeel een motivatie gegeven van de<br />
doelstelling per onderdeel.<br />
In het plan-MER is met de beschrijving van de effecten van de<br />
realisatie van ecologische verbindsingszones en de<br />
effectenbeschrijving van het Groenblauw Casco op globaal<br />
gebiedsniveau de potentie beschreven voor gevraagde<br />
aspecten.<br />
In het plan-MER is globaal beschreven wat de ontwikkelingen<br />
in het oostelijk deel van het plangebied zijn en wat hiervoor de<br />
effecten zijn. De ontwikkelingen zijn zeer beperkt en daarmee<br />
de effecten naar verwachting ook.<br />
Omdat de ontwikkelingen en effecten in het westelijk deel van<br />
het plangebied veel groter zijn, is hieraan in het plan-MER<br />
meer aandacht besteed.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
226
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
227
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
8 Leemten in kennis en evaluatie<br />
8.1 Leemten in kennis<br />
228<br />
Bij het opstellen van dit MER is gebruik gemaakt van een ontwerp voor de<br />
<strong>Structuurvisie</strong>. Dit ontwerp is een ontwerp op <strong>Structuurvisie</strong> / gebiedsniveau.<br />
Op basis hiervan zijn op de effecten bepaald voor twee scenario's: maximaal (hoog) en<br />
minimaal (laag). In de optiek van de opstellers is er voldoende inzicht geboden in de<br />
milieueffecten van deze twee scenario's om keuzes in de <strong>Structuurvisie</strong> te kunnen<br />
motiveren en onderbouwen. Op meer detailniveau zal bij nadere invulling en<br />
uitwerking van de onderdelen van <strong>Zuidwest</strong> nader onderzoek verricht moeten worden.<br />
Dit in later stadium van de plan- en besluitvorming (bestemmingsplan, vergunning).<br />
Dit geldt met name voor de effecten op het leefklimaat (geluidhinder, externe<br />
veiligheid) als op natuur (verstoring). Maar ook op andere aspecten dient in latere fase<br />
van plan- en besluitvorming nader onderzoek plaats te vinden, b.v. archeologie,<br />
watertoets e.d.<br />
8.2 Aanzet tot evaluatieprogramma<br />
8.2.1 Doelstellingen evaluatie<br />
Wettelijk bestaat bij activiteiten die worden voorbereid met behulp van m.e.r. de<br />
verplichting om evaluatieonderzoek te (laten) verrichten. In een MER dient daarom een<br />
voorstel voor een evaluatieprogramma te worden opgenomen.<br />
Voor de realisatie van de voorziene ontwikkelingen kan de evaluatie verschillende<br />
doelen dienen, namelijk:<br />
§ het invullen van (voor de besluitvorming essentiële) leemten in kennis;<br />
§ het vergelijken van de daadwerkelijk optredende milieugevolgen met de in dit<br />
rapport voorspelde gevolgen;<br />
§ het waarborgen dat de ontwikkeling plaatsvindt volgens de gestelde doelen en de<br />
in dit rapport en voor de besluitvorming gehanteerde uitgangspunten.<br />
8.2.2 Kennisontwikkeling en monitoring milieugevolgen<br />
Daarnaast dient in de evaluatie te worden nagegaan, in hoeverre de in rapport<br />
voorspelde effecten daadwerkelijk op zullen treden (monitoring milieugevolgen).<br />
Aandachtspunten hierbij zijn:<br />
§ het monitoren van (de effecten op) flora en fauna in de omgeving van het<br />
plangebied;<br />
§ het monitoren van (de effecten op) archeologische waarden;<br />
§ het monitoren van de (veranderingen in) verkeersintensiteiten en afwikkeling in<br />
de omgeving van het plangebied.<br />
§ het monitoren van de (veranderingen in) geluidhinder en externe<br />
veiligheidssituatie in de omgeving van het plangebied.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
229
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
230<br />
Referenties<br />
Bilan (2008). Van Brik Polders tot Kleine Tilburg, Tilburg - <strong>Zuidwest</strong>; archeologisch en<br />
cultuurhistorisch bureauonderzoek.<br />
Bilan (2008). Van Berkeind tot Hulten, Tilburg - West; archeologisch en cultuurhistorisch<br />
bureauonderzoek<br />
Ecologisch Adviesbureau Cools (2005). Onderzoek naar natuurwaarden in het gebied Heikant-<br />
Berkeind te Tilbug.<br />
Ecologisch Adviesbureau Cools (2002). Planten en dieren op en langs het tracé van de<br />
Noordwesttangent.<br />
Gemeente Tilburg (2002). <strong>Structuurvisie</strong> Bredaseweg.<br />
Gemeente Tilburg (2002). Kadernota Groene Mal.<br />
Gemeente Tilburg (2002). Kadernota Toerisme en recreatie 2003-2010.<br />
Gemeente Tilburg 2002. Waterstructuurplan<br />
Gemeente Tilburg (2003). Bodembeleid gemeente Tilburg.<br />
Gemeente Tilburg (2004). Fietsplan Tilburg 2005-2015.<br />
Gemeente Tilburg (2004). Openbaar vervoerplan Tilburg.<br />
Gemeente Tilburg (2005). Ruimtelijke <strong>Structuurvisie</strong> Tilburg <strong>2020</strong>.<br />
Gemeente Tilburg (2005). Luchtkwaliteitsplan gemeente Tilburg 2005-2010.<br />
Gemeente Tilburg (2005). Tilburgs verkeers- en vervoersplan (TVVP).<br />
Gemeente Tilburg (2006). Grond voor verleden, archeologische monumentenzorg in Tilburg<br />
Gemeente Tilburg (2009). Eerste Klimaatprogramma Tilburg 2009-2012.<br />
Gemeente Tilburg (2009). Plan-MER Mall Tilburg (concept)<br />
Gemeente Tilburg (2010). <strong>Structuurvisie</strong> Water en Riolering 2010-2015.<br />
Gemeente Tilburg (2010). Nota groen<br />
Gemeente Tilburg (2010). Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014.<br />
Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied West (2010).<br />
Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied ZuidWest (2010).<br />
Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone.<br />
Gemeente Tilburg (2010). Bestemmingsplan Amarant-Mariahof Bredaseweg.<br />
Ministerie van V&W (2001). Anders omgaan met water, waterbeleid voor de 21e eeuw.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
231<br />
Ministerie van VROM (2004a). Nota Ruimte.<br />
Ministerie van VROM (2004b). Nota Mobiliteit.<br />
Ministerie van VROM (2010a). Wet Milieubeheer.<br />
Ministerie van VROM (2010b). Besluit milieueffectrapportage.<br />
Ministerie van V&W (1998). Vierde Nota Waterhuishouding.<br />
Ministeries van VROM, EZ, LNV, V&W, F en BZ (2001). Nationaal Milieubeleidsplan 4.<br />
Ministeries van LNV, VROM en V&W (2000). Natuur voor mensen, mensen voor natuur, Nota<br />
natuur, bos en landschap in de 21e eeuw.<br />
Provincie Noord-Brabant (2004). Reconstructieplan De Meierij.<br />
Provincie Noord-Brabant (2004). UItwerkingsplan Stedelijke Regio Breda-Tilburg.<br />
Provincie Noord-Brabant (2004). Programma Brabantstad.<br />
Provincie Noord-Brabant (2006). Provinciaal Verkeers- en vervoersplan.<br />
Provincie Noord-Brabant (2007). Netwerkprogramma Brabant bereikbaar.<br />
Provincie Noord-Brabant (2007). Brabantstad Mozaiekmetropool.<br />
Provincie Noord-Brabant (2008). Meerjarenprogramma infrastructuur en transport 2009-2013.<br />
Provincie Noord-Brabant (2008). Interim <strong>Structuurvisie</strong> provincie Noord-Brabant.<br />
Provincie Noord-Brabant (2008). Paraplunota Ruimtelijke ordening.<br />
Provincie Noord-Brabant (2009). Brabant Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit.<br />
Provincie Noord-Brabant (2010a). <strong>Structuurvisie</strong> provincie Noord-Brabant.<br />
Provincie Noord-Brabant (2010b). Verordening Ruimte, 1e fase.<br />
Provincie Noord-Brabant (2010c). Verordening Ruimte, 2e fase.<br />
Royal Haskong (2008). Mall Tilburg; effecten op natuur, milieu en bereikbaarheid<br />
Waterschap Brabantse Delta (2008) Integrale Gebiedsanalyse Bovenlopen Donge
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
232<br />
Afkortingen en begrippen<br />
alternatief manier waarop de voorgenomen activiteit kan worden<br />
gerealiseerd, in het geval van de ontwikkeling van <strong>Zuidwest</strong><br />
autonome ontwikkeling 1. Ruimtelijk-planologische ontwikkeling van het plangebied<br />
op basis van bestaand en voorgenomen beleid, zonder de<br />
voorgenomen activiteit.<br />
2. Ontwikkeling van het plangebied zonder de voorgenomen<br />
activiteit<br />
beoordelingskader geheel van aspecten en criteria, op basis waarvan de effecten<br />
van de voorgenomen activiteit op de omgeving worden<br />
bepaald<br />
besluit-m.e.r. milieubeoordeling gekoppeld aan concreet besluit (vergunning<br />
of bestemmingsplan/inpassingsplan) (procedure)<br />
besluit-MER milieueffectrapport behorend bij de besluit-m.e.r.procedure<br />
bevoegd gezag 1. De overheidsinstantie die bevoegd is tot het nemen van het<br />
besluit op grond waarvoor de m.e.r.-verplichting bestaat<br />
2. de overheid die bevoegd is een besluit te nemen over de<br />
voorgenomen activiteit van de initiatiefnemer<br />
Cie m.e.r. Commissie voor de milieu-effectrapportage<br />
Commissie voor de m.e.r. een landelijke commissie van ca. 180 onafhankelijke<br />
milieudeskundigen; zij adviseren het bevoegd gezag over de<br />
richtlijnen voor het milieueffectrapport en over de kwaliteit van<br />
de informatie in het rapport. Per m.e.r. wordt een werkgroep<br />
samengesteld.<br />
ecologische hoofdstructuur (EHS) het netwerk van nationale en regionale natuurkerngebieden,<br />
natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones<br />
dat prioriteit krijgt in het natuur- en landschapsbeleid van<br />
de Nederlandse (rijks)overheid, zoals vastgelegd in de Nota<br />
Ruimte en verder uitgewerkt in provinciale streekplannen<br />
ecologische verbindingszone (EVZ) gebied opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />
dat verbreiding, migratie en uitwisseling van (dier)soorten<br />
tussen natuurgebieden mogelijk maakt<br />
effect verandering ten opzichte van de huidige situatie en autonome<br />
ontwikkeling door / na realisering van de voorgenomen<br />
activiteit<br />
externe veiligheid veiligheid voor de mens (individueel of in groepen) in de<br />
omgeving van gevaarlijke activiteiten, met name activiteiten<br />
waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen<br />
huidige situatie momentele toestand van een gebied of aspect<br />
infrastructuur systeem van voorzieningen en verbindingen als spoorwegen<br />
en vaarwegen, hoofdtransportleidingen, waterleidingen e.d.
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
233<br />
initiatiefnemer degene, die de voorgenomen activiteit wil ondernemen<br />
inspraak mogelijkheid om informatie te verkrijgen en op basis daarvan<br />
een mening, wensen of bezwaren kenbaar te maken,<br />
bijvoorbeeld ten aanzien van een activiteit waarover (door de<br />
overheid) een besluit zal worden genomen<br />
leefbaarheid maat voor de kwaliteit van de leefomgeving<br />
m.e.r. milieueffectrapportage, procedure zoals vastgelegd in de Wet<br />
Milieubeheer<br />
MER milieueffectrapport, rapport waarin de milieueffecten van<br />
meerdere alternatieven van een voorgenomen activiteit<br />
onderzocht, vergeleken en beoordeeld worden<br />
m.e.r.-plichtige activiteit activiteit met, volgens bijlage C van het Besluit m.e.r. van de<br />
Wet Milieubeheer en / of de provinciale milieuverordening,<br />
naar verwachting dusdanige nadelige milieu-effecten dat een<br />
m.e.r. procedure moet worden doorlopen voorafgaand aan<br />
realisering<br />
m.e.r.-plicht de verplichting tot het opstellen van een milieu-effectrapport<br />
voor een bepaald besluit over een bepaalde activiteit<br />
milieu het geheel van en de relaties tussen water, bodem, lucht,<br />
mensen, dieren, planten en goederen (Wet milieubeheer)<br />
milieu-effecten gevolgen van een activiteit voor het fysieke milieu, gezien<br />
vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren,<br />
planten, goederen, water, bodem, lucht en de relaties<br />
daartussen, alsmede de bescherming van esthetische,<br />
natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden (Wet<br />
milieubeheer)<br />
notitie reikwijdte en detailniveau startdocument voor de m.e.r.-procedure<br />
plan-m.e.r. Milieubeoordeling gekoppeld aan kaderstellend plan<br />
(<strong>Structuurvisie</strong>, globaal bestemmingsplan/inpassingsplan)<br />
(procedure)<br />
Plan-MER Milieueffectrapport behorend bij de plan-m.e.r.procedure<br />
raadpleging het aan betrokken bestuurlijke organen vragen naar advies<br />
over de reikwijdte en het detailniveau van het plan-m.e.r.<br />
referentiesituatie huidige situatie en autonome ontwikkeling: toekomstige<br />
situatie van een gebied of aspect op basis van ontwikkeling<br />
van de huidige situatie onder invloed van bestaand en<br />
voorgenomen beleid<br />
scenario mogelijke ontwikkelingsrichting van een bepaald gebied of<br />
van een bepaalde locatie<br />
studiegebied gebied, waar als gevolg van de voorgenomen activiteit effecten<br />
kunnen optreden (omvang kan per aspect variëren)
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
234<br />
verkeersintensiteit het aantal voertuigen dat een punt gedurende een bepaalde<br />
tijdsduur passeert<br />
versnippering het uiteenvallen van het leefgebied in kleinere eenheden<br />
voorgenomen activiteit datgene, wat de initiatiefnemer wil realiseren<br />
wettelijke adviseurs de in de Wet milieubeheer wettelijk aangewezen adviseurs<br />
inzake m.e.r.-plichtige activiteiten
projectnr. 195411 Plan-MER <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Zuidwest</strong> <strong>2020</strong><br />
19 januari 2011, definitief<br />
235<br />
<strong>Bijlage</strong>rapporten<br />
- Verkeersonderzoek<br />
- Akoestisch onderzoek<br />
- Luchtkwaliteitsonderzoek