themas/bijlagen/8/Thema Kastelen.pdf - Cultuurpad

themas/bijlagen/8/Thema Kastelen.pdf - Cultuurpad themas/bijlagen/8/Thema Kastelen.pdf - Cultuurpad

cultuurpad.nl
from cultuurpad.nl More from this publisher
02.05.2013 Views

KASTELEN Multi-disciplinair PROJECT voor GROEP 5-8 KASTELEN 1

KASTELEN<br />

Multi-disciplinair PROJECT voor GROEP 5-8<br />

KASTELEN<br />

1


Inhoud<br />

KASTELEN is een multidisciplinair project voor groep 5-8.<br />

KASTELEN<br />

KASTELEN is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen CultuurPAD stichting<br />

de Tiendschuur, de denktank van Dynamiek Scholengroep en HEP Horst.<br />

Doelstellingen project KASTELEN<br />

- Belangstelling bij de leerlingen wekken voor de geschiedenis van het eigen verleden.<br />

(cultureel erfgoed)<br />

- Door middel van vertellen , uitbeelden door een acteur leren kinderen zich inleven in<br />

een historisch verhaal.<br />

- Met behulp van verhalen, beschrijvingen van o.a. “dorpsdeskundigen “ kunnen<br />

kinderen zich een beeld vormen van het leven van hun voorouders in en rond de<br />

kastelen in hun woonomgeving<br />

- Door middel van eigen creatieve uitingen kunnen kinderen zich nog beter inleven in<br />

het leven in en rond een Middeleeuws kasteel.<br />

Wat leren ze over kastelen?<br />

De kinderen weten in welke eeuwen de kastelen ontstonden en belangrijk waren.<br />

De kinderen weten hoe kastelen zijn ontstaan.<br />

De kinderen weten dat de functie van kastelen vooral bescherming was.<br />

De kinderen weten hoe de mensen in en rond het kasteel leefden.<br />

De kinderen kunnen verklaren waardoor kasteelheren boeren in hun macht hadden.<br />

De kinderen kennen de betekenis van familiewapens in de Middeleeuwen.<br />

De kinderen kennen de volgende begrippen:<br />

Kasteel, poort ophaalbrug, muren, binnenplaats, toren, gracht, woontoren,donjon, kantelen,<br />

kasteelheer, kasteelvrouwe, schildknaap, minstreel grote zaal, horigen , harnas, zwaard ,<br />

lans,wapenschild,<br />

Waterput, stallen, werkplaats<br />

2


KASTELEN<br />

Aansluiting bij kerndoelen<br />

Het project sluit aan bij de kerndoelen voor het basisonderwijs. Het materiaal kan een deel<br />

van de stof van geschiedenismethoden rond het leven in de Middeleeuwen in en rond<br />

kastelen vervangen.<br />

Kerndoel 56<br />

De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van<br />

cultureel erfgoed.<br />

Uit de tule leerlijnen:<br />

gebouwen, monumenten en objecten in de omgeving die naar het verleden verwijzen,<br />

verschillende historische bronnen, (bijv. objecten, literatuur en afbeeldingen) jeugdliteratuur,<br />

(historische verhalen,) informatieve teksten over het verleden<br />

Kerndoel 51<br />

De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren<br />

aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.<br />

Uit de tule leerlijnen:begrippen van tijdsaanduiding: datum, eeuw<br />

De tijdbalk als middel om gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen<br />

in de tijd te plaatsen; jeugdliteratuur over zaken die in het verleden spelen<br />

;informatieve teksten over het verleden<br />

Kerndoel 52<br />

De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van tijdvakken: o.a. monniken en ridders;<br />

een kasteel in de Middeleeuwen, het bouwen van een kasteel;wonen in een kasteel ;jacht<br />

en toernooien<br />

Kerndoel 54<br />

De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens<br />

en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.<br />

kerndoel 55<br />

In de verwerkingsworkshop wordt de opgedane kennis over kastelen omgezet in<br />

beeld.<br />

De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />

3


<strong>Kastelen</strong> in de buurt verkennen o.l.v.<br />

dorpsdeskundigen<br />

KASTELEN<br />

Na de eerste kennismaking met het thema in en om Huys ter Horst gaan jullie onderzoeken<br />

of er kastelen in de buurt van school zijn. Optioneel: zelf in te vullen in je eigen omgeving.<br />

Hieronder een overzicht van de mogelijkheden. Misschien is het ook interessant om een<br />

dorpsdeskundige uit te nodigen op school om de leerlingen kennis te laten maken met de<br />

geschiedenis van de streek.<br />

<strong>Kastelen</strong> en ruïnes in de omgeving van horst<br />

Kasteel Ooijen<br />

Adres: Oijenseweg, Broekhuizenvorst<br />

Ruïne Kasteel Ter Horst<br />

Adres: Bij Kasteellaan 1, 5961 BW Horst<br />

Ruïne Het Gebroken Slot<br />

Adres: Bij Venloseweg 71 aan de Maas en<br />

Everlose beek, 5971 PB Grubbenvorst<br />

Kasteel Kaldenbroek<br />

Adres: Kaldenbroek, Grubbenvorst<br />

Kasteel Broekhuizen<br />

Adres: Stokterstraat (op grondgebied van een<br />

boerderij), Broekhuizen<br />

Huis De Borggraaf<br />

Adres: De Borggraaf 1, 5973 NT Grubbenvorst /<br />

Lottum<br />

Ruïne Geysteren<br />

Adres: Aan de Maasheseweg, Wanssum<br />

4


THEMAKATERN KASTELEN<br />

KASTELEN<br />

Een informatiemap met lessuggesties voor de leerkracht en een leerlingenwerkboek over<br />

kastelen. Te gebruiken als verwerking en verdieping.<br />

5


KASTELEN<br />

Voor de leerkracht<br />

.<br />

KASTELEN<br />

6


INHOUDSOPGAVE<br />

Ter voorbereiding<br />

1. Over kastelen –algemeen (lessuggestie voor de leerkracht)<br />

2. Over Huys ter Horst (achtergrondinformatie voor de leerkracht)<br />

Ter verwerking<br />

3. kastelen in de regio (een overzicht ter informatie voor de leerkracht)<br />

4. Soorten kastelen (extra informatie / suggestie)<br />

5. Het leven op en rond een kasteel (uit leerlingenwerkboek)<br />

6. Belegering van het kasteel (uit leerlingenwerkboek)<br />

7. Veranderingen (informatie voor de leerkracht)<br />

8. Interessante websites<br />

Literatuurlijst<br />

Bijlagen:<br />

Schoolplaat A3 – belegering van een kasteel<br />

Groei van een kasteel- 8 x A4<br />

Bij hoofdstuk 4<br />

Bijlage 1: middeleeuwse spellen/ideeën<br />

Bij hoofdstuk 5<br />

Bijlage 2a: lesbrief heraldiek Hep Horst (uit leerlingenwerkboek)<br />

Bijlage 2b: opzoekblad voor de leerling<br />

Bijlage 3: van kamerling tot koemaagd<br />

Bijlage 4: middeleeuwse recepten<br />

KASTELEN<br />

7


1. OVER KASTELEN LESSUGGESTIE<br />

LES 1<br />

Wat weet je over kastelen?<br />

KASTELEN<br />

Inleiding<br />

Iedereen weet hoe een kasteel eruit ziet. Een kasteel heeft kantelen, torens en dikke muren.<br />

Ridders en jonkvrouwen leefden er in grote weelde. Bij oorlogsdreiging trof men meteen<br />

voorbereidingen om een belegering of aanval af te kunnen slaan.<br />

Kringgesprek<br />

Voer een kringgesprek waarbij de leerlingen elkaar vertellen wat zij weten over kastelen.<br />

Kennen zij films, videoclips, stripboeken, speelgoed waar kastelen een rol in spelen? Klopt<br />

dat beeld met de werkelijkheid? Hoe kom je meer te weten over middeleeuwse kastelen in<br />

Limburg? Elke leerling maakt een woordweb met zijn of haar voorstelling van een kasteel<br />

(met woord en/of beeld).<br />

Welke kastelen heb je ooit bezocht? Waar?<br />

Welk kasteel vond je het mooiste?<br />

LES 2<br />

Wat is een kasteel?<br />

Benodigdheden:<br />

Schoolplaat belegering van een kasteel<br />

Inleiding<br />

Een kasteel is eigenlijk een huis. Een huis dat heel lang geleden gebouwd werd. In ons land<br />

staan veel kastelen. Meer dan honderd. Misschien heb je in andere landen ook wel eens<br />

kastelen gezien toen je daar op vakantie was. In andere landen staan kastelen soms op een<br />

heuvel of op een berg. Het lijkt vreemd om een huis zo hoog op een berg te bouwen. De<br />

bewoners moesten soms wel een uur klimmen voor ze thuis waren. Maar een kasteel moest<br />

veilig zijn. Soms probeerden vijanden het kasteel te veroveren. Dan moesten de aanvallers<br />

ook eerst tegen de berg op klimmen. In ons land zijn bijna geen heuvels. Hier werden de<br />

kastelen dikwijls in het water gebouwd. Bijvoorbeeld midden in een meer of in een heel<br />

grote vijver. Als er geen water was werd er een gracht om het kasteel gegraven. Over de<br />

gracht lag een ophaalbrug. De brug werd omhoog gehaald als de vijand eraan kwam. Ook<br />

’s nachts werd de brug opgehaald. De mensen in het kasteel zaten dan veilig achter de<br />

dikke muren.<br />

Bespreek wat de leerlingen zien op de plaat. Wat valt op?<br />

8


2. OVER HUYS TER HORST ACHTERGRONDINFORMATIE<br />

KASTELEN<br />

Veel kastelen zijn in het verleden bij aanvallen vernield of door brand en verwaarlozing<br />

helemaal vervallen. Een kasteel dat helemaal kapot is noemen we een ruïne. Ook in Horst<br />

staat een ruïne van een kasteel. Het is de ruïne van het “Huys ter Horst”.<br />

Ongeveer duizend jaar geleden begon de tijd van de kastelen. De eigenaar van een<br />

kasteel was meestal een ridder. Eerst waren de ridders gewoon soldaten op paarden. Ruiters<br />

dus. Als een ridder dapper gevochten had kreeg hij soms als beloning een stuk land van zijn<br />

koning. De ridders lieten op hun land een sterk huis bouwen. Eerst werd er een toren<br />

gebouwd om in te kunnen wonen: de woontoren. Rond die toren werden palen met spitse<br />

punten in de grond geslagen om de vijand tegen te houden. Als de ridder geld genoeg had<br />

liet hij dikke stenen muren om zijn woontoren bouwen. Er werd steeds meer gebouwd. Tot er<br />

een groot, sterk kasteel stond. Deze oude kastelen noemen we ook wel burchten. Een ander<br />

woord is ridder-slot. De mensen die zo’n slot bewoonden noemden het gewoon “het huys”.<br />

Zo schreven ze dat in Oud-Nederlands. De ridder was hun meester. Hij werd de “heer”<br />

genoemd.<br />

De alleroudste burchten waren niet prettig om in te wonen. Zij waren vooral gebouwd voor<br />

de veiligheid, niet voor de gezelligheid.<br />

Rondom het kasteel woonden boeren. Zij hoorden bij het land van de heer. Zij deden veel<br />

werk voor hem. Als er gevaar dreigde, verhuisden de boeren naar het kasteel. Achter de<br />

dikke muren waren zij veiliger.<br />

9


Hoe zag een kasteel er uit?<br />

Benodigdheden:<br />

8 A4’tjes aan waslijn met ‘groei’ van Huys ter Horst<br />

KASTELEN<br />

In de klas hangt een schoolplaat met tekeningen waarop je kan zien hoe “Huys ter Horst”<br />

langzaam van een kleine boerderij uitgegroeid is tot een groot kasteel.<br />

Het eerste kasteel van Horst zal wel, zoals alle kastelen in Noord-Limburg, een kleine boerderij<br />

zijn geweest met een palissade van hout eromheen. Een palissade is een omheining van<br />

aangepunte houten palen die in de grond geslagen zijn. Misschien is er buitenom nog een<br />

droge gracht geweest. Hoe het eerste kasteel van Horst er precies heeft uitgezien is niet<br />

bekend. We weten ook niet wanneer het precies werd gebouwd en wie er woonde.<br />

Het tweede kasteel van Horst heeft waarschijnlijk al een muur van mergelblokken gehad.<br />

Deze muur was gebouwd in de vorm van een vijfhoek. Dat is heel bijzonder, want alle<br />

andere kastelen in Noord-Limburg waren vierkant of rond.<br />

In de ruïne van het kasteel van Horst kan men de oude muren van de vijfhoek nog zien. De<br />

mergelblokken moeten vanuit Zuid-Limburg zijn aangevoerd. Daar werden ze uit de heuvels<br />

gezaagd.<br />

Ben je wel eens in de grotten van Valkenburg geweest?<br />

De bouw van een kasteel<br />

10


KASTELEN<br />

11


Wie woonden in het “Huys ter Horst”?<br />

KASTELEN<br />

In 1326 wordt Florken van Der Horst met het “Huys ter Horst” beleend. Dat wil zeggen dat hij<br />

van de graaf van Gelder het kasteel van Horst kreeg om er in te wonen. Daarvoor moest hij<br />

dan zorgen dat iedereen in Horst zich aan de wetten van de graaf van Gelder hield. Ook<br />

moest Florken recht spreken en de belastingen ophalen voor de graaf. Misschien heeft de<br />

graaf van Gelder het kasteel van Horst laten bouwen als een sterk steunpunt vlak bij de<br />

grens van zijn land die door de Peel liep<br />

12


KASTELEN<br />

Op het wapen van Florken van Der Horst staat een klein visje.<br />

In 1345 wordt Jacob van Myrlaer genoemd als Heer van de Heerlijkheid Horst.<br />

Horst was een Heerlijkheid omdat er een Heer de baas was.<br />

De bouw van de donjon (dat is de vierkante verdedigingstoren met mergelmuren van<br />

ongeveer een meter dik) is waarschijnlijk rond deze tijd begonnen. De donjon werd ook<br />

gebruikt als woontoren.. Op de ruïne kun je duidelijk de kelder, de keuken en de kamer<br />

boven de keuken zien in de ruïne van de donjon.<br />

Wapen van Horst<br />

Het wapen van Jacob van Myrlaer werd later het wapen van<br />

de Schepenbank van Horst. De Schepenbank was een<br />

rechtbank die was samengesteld uit mensen die in het bestuur<br />

van de gemeente zaten.<br />

Op 14 augustus 1890 werd dit oude wapen van Jacob van<br />

Myrlaer het wapen van de gemeente Horst.<br />

Rond 1400 wordt er al geschreven over een “Voorburcht” en<br />

over “Hof ter Binnen”.<br />

De Voorburcht (op afb. 4 van de reeks) links van het kasteel)<br />

was de boerderij die bij het kasteel hoorde. Het waren de<br />

stallen en schuren. De Heer van Horst woonde zelf op het kasteel. Binnen de vijfhoek van<br />

mergelmuren waren gebouwen komen staan. Er was al een echte gracht rond het kasteel<br />

en de Voorburcht.<br />

De Hof ter Binnen (op de tekening helemaal vooraan) was niet van de Heer van Horst, maar<br />

van de familie van Broekhuizen. Om op zijn kasteel te komen moest de Heer van Horst eerst<br />

over de brug en door de poort van de Heer van Broekhuizen. In 1565 kocht Johan I van<br />

Wittenhorst de Hof ter Binnen. Vanaf die tijd hoorden Huys (=kasteel) en Hof bij elkaar.<br />

Het wapen van de familie van Broekhuizen.<br />

13


KASTELEN<br />

Op 31 juli 1523 komt Johan van Wittenhorst op het kasteel van Horst wonen. Tot 1639 blijft de<br />

familie van Wittenhorst op het kasteel wonen.<br />

De grote grafzerk van Johan van Wittenhorst en van zijn vrouw Josina van Wees is in de<br />

Lambertuskerk in de muur ingemetseld. Johan staat er op met een harnas aan. In 1579<br />

wordt het Huys ter Horst door rondzwervende soldaten geplunderd. Vooral de oostzijde<br />

(naar het bos toe) werd zwaar beschadigd. Om het kasteel daarna beter te kunnen<br />

beschermen werden buiten de muren twee sterke torens gebouwd, een vierkante en een<br />

ronde. Door een onderaards gangetje kon men in die torens komen. De twee gangetjes zijn<br />

op de ruïne nog te zien.<br />

Het wapen van de familie van Wittenhorst was van goud<br />

(=geel) met twee brede, rode dwarsstrepen. Al die wapens<br />

vind je terug op de muziekkiosk op het Wilhelminaplein.<br />

In 1660 kocht Willem Vincent van Wittenhorst het “Huys ter Horst”. Hij liet het kasteel in 4 jaar<br />

tijd groter maken en helemaal verbouwen tot een woonslot. De architect heette Christoffel<br />

Verhoff. Hij was landmeter van beroep. Christoffel woonde in Breda. Peter aen’t Heck,<br />

Hendrick Adriaenen, Tobias van Woeringen en Klaas Ruels met zijn zoon Peter hebben aan<br />

het kasteel gewerkt. Toen in 1664 alles klaar was stond er een heel groot, deftig kasteel met<br />

ernaast een mooie voorburcht.<br />

Willem Vincent liet een grote wapensteen kappen en boven de voordeur inmetselen. In<br />

1673 werd een zoontje geboren dat Johan werd genoemd. Hiervoor liet Willem Vincent een<br />

nog veel grotere wapensteen kappen die boven de deur op het binnenplein werd<br />

ingemetseld. Deze twee grote wapenstenen zijn nu in de oudheidkamer van Horst te zien.<br />

Wat was er allemaal te zien op het kasteel?<br />

Tussen de Hof ter Binnen en de gracht om het kasteel lag de voorhof. Op de Voorburcht was<br />

een kamer voor het personeel, een kleine timmermanswerkplaats en een bierbrouwerij. Ook<br />

waren er stallen voor varkens en koeien en een koetshuis voor de rijtuigen van de Heer van<br />

Horst.<br />

Op het kasteel zelf was naast de donjon een kleine kapel waar de kapelaan de mis deed.<br />

Daarnaast stond een vierkante toren met onderin een “diefput” (= gevangenis). In de<br />

andere vleugel was de “witte kamer” en een kinderkamer.. Ook was er een boudoir (= een<br />

kamer voor de dames). In de ronde toren had Willem Vincent van Wittenhorst zijn<br />

werkkamer. Naast de grote zaal lag de salon met daaronder de keuken.<br />

Op de voorhof lag ook nog de Tiendschuur. Daarin werden de “Tienden” (= belasting in de<br />

vorm van graan, stro enz.) opgeslagen.<br />

De tiendschuur heet nu kasteelboerderij. Dit is de kasteelboerderij waar jullie met de klas<br />

geweest zijn. Achter de tiendschuur is nog een stukje van de buitengracht te zien.<br />

14


De ridderzaal in Kasteelboerderij Ter Horst<br />

KASTELEN<br />

In 1738 stierf Maria van Wittenhorst, de dochter van Willem Vincent. Zij was de laatste van de<br />

familie van Wittenhorst.<br />

De familie von Fürstenberg uit Duitsland erfde alles. Tot 1827 bleef deze familie op het kasteel<br />

wonen. Toen stierf baron Frans Clemens von Fürstenberg. In Horst werd hij spottend “De<br />

gekke graaf” genoemd omdat hij zich erg vreemd gedroeg.<br />

Zijn dochter Carlotte was getrouwd met de graaf van Westerholt. Zij erfde het kasteel, maar<br />

omdat het slecht was onderhouden was het niet meer bewoonbaar. In 1840 werd het “Huys<br />

ter Horst” afgebroken.<br />

15


KASTELEN<br />

In 1920 brandde de Hof ter Binnen af. Met de resten werd een woonhuis aan de Tiendschuur<br />

gebouwd. Ga maar eens kijken. Dan kun je het verschil tussen het woonhuis en de vroegere<br />

tiendschuur heel goed zien.<br />

Na de Tweede Wereldoorlog in 1945 nam de Nederlandse regering alle bezittingen van<br />

Duitsers in Nederland in beslag. Ook het kasteel van Horst hoorde daarbij. In 1962 kwam de<br />

ruïne in het bezit van de Gemeente Horst.<br />

Van 1969 tot 1976 werden opgravingen gedaan op de ruïne. Veel vondsten die toen<br />

gedaan zijn, zijn tentoongesteld in de Oudheidkamer van Horst. Ook staat er een grote<br />

maquette (= het kasteel in het klein nagebouwd) van het “Huys ter Horst”.<br />

16


3. KASTELEN IN DE REGIO INFORMATIE<br />

Idee: Breng een bezoek aan een van de kastelen of ruïnes in de omgeving.<br />

KASTELEN<br />

Kasteel Ooijen<br />

Adres: Oijenseweg, Broekhuizenvorst<br />

Het omgrachte vierkante kasteel wordt sinds 1650 vaak verbouwd. Het complex bevat een<br />

aantal dienstgebouwen met voor deze streek kenmerkende klokgevels.<br />

Ruïne Kasteel Ter Horst<br />

Adres: Bij Kasteellaan 1, 5961 BW Horst<br />

De bouw van dit vierkant omgracht kasteel is begonnen in het jaar 1300. Sinds 1840 raakte<br />

het in verval. Nu zijn alleen nog de keldergewelven en torengrafmenten van de<br />

hoofdburcht, een poort en de tiendschuur over.<br />

Ruïne Het Gebroken Slot<br />

Adres: Bij Venloseweg 71 aan de Maas en<br />

Everlose beek, 5971 PB Grubbenvorst<br />

Omstreeks het jaar 1300 werd deze versterking van de heer van Grebben (Grubbenvorst)<br />

gebouwd op een kunstmatig aangelegde heuvel aan de Maas. Het kasteel werd<br />

herhaaldelijk belegerd en waarschijnlijk in 1586 door de hertog van Parma verwoest.<br />

Kasteel Kaldenbroek<br />

Adres: Kaldenbroek, Grubbenvorst<br />

Van dit kasteel tussen Grubbenvorst en Lottum resteren grachten en een rechthoekige<br />

woning uit de 17e eeuw.<br />

Kasteel Broekhuizen<br />

Adres: Stokterstraat (op grondgebied van een boerderij), Broekhuizen<br />

Dit kasteel werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest, waardoor alleen resten van de toren<br />

bewaard zijn gebleven. Het complex is niet toegankelijk.<br />

Huis De Borggraaf<br />

Adres: De Borggraaf 1, 5973 NT Grubbenvorst / Lottum<br />

Omgracht renaissance kasteeltje te Lottum dat tot de meest charmante 16e eeuwse<br />

adellijke huizen van Limburg wordt gerekend.<br />

Ruïne Geysteren<br />

Adres: Aan de Maasheseweg, Wanssum<br />

Kasteel Geijsteren is een kasteelruïne daterend uit begin 1200, die de komende jaren<br />

gerestaureerd wordt met ongeveer 1 miljoen euro aan subsidie.<br />

17


4. Soorten kastelen LESSUGGESTIE<br />

KASTELEN<br />

Leerdoelen<br />

* De leerlingen kunnen globaal verschillende kasteeltypen en een ontwikkeling van<br />

een kasteel aangeven.<br />

Geen enkel kasteel is hetzelfde. De ligging verschilde sterk en elke periode heeft zijn eigen<br />

kenmerken. We kennen mottekastelen gebouwd op kunstmatige heuvels, woontorens en<br />

vierkante, ronde of veelhoekige kastelen. De meeste kastelen hadden een gracht, gevuld<br />

met water. Hoogteburchten komen alleen in het Zuid-Limburgse heuvelland voor. Een<br />

kasteel was nooit af. Men bleef er aan verbouwen zodat het er telkens weer anders uitzag.<br />

Ook de omgeving van de kastelen veranderde doordat men er wallen en grachten<br />

aanlegde.<br />

De dikte van de muren, de hoogte van de motte en de breedte van de gracht, waren<br />

belangrijk voor de bescherming.<br />

Ook heel belangrijk was de plaats, waar het kasteel werd gebouwd. Het kasteel moest op<br />

een strategische plek liggen. Dat betekende dat het kasteel als het maar een beetje<br />

mogelijk was, op een goed verdedigbare plaats moest liggen. Dus bijvoorbeeld op een<br />

hoogte of in het water. <strong>Kastelen</strong> liggen vaak ook aan belangrijke handelsroutes. Bij een weg<br />

of een rivier.<br />

18


KASTELEN<br />

Kasteeltypen<br />

Woonfunctie en militaire functie bepaalden de bouwkundige ontwikkeling van het middeleeuwse<br />

kasteel. Het mottekasteel was een toren op een kunstmatige heuvel. Het werd<br />

gebouwd om het land onder controle te krijgen. De lagere adel bouwde vooral<br />

woontorens; de hogere adel vanaf de dertiende eeuw burchten. Woontoren en zaal<br />

vormen het hoofdgebouw in een rond, veelhoekig of vierkant kasteel.<br />

De alleenstaande woontoren<br />

De enkele woontoren is een<br />

klein soort kasteel.<br />

In de Middeleeuwen bouwden<br />

ze veel van zulke woontorens.<br />

Heren, die niet genoeg geld<br />

hadden om in één keer een<br />

groot kasteel te laten bouwen,<br />

konden wel een woontoren<br />

laten neerzetten. Ook waren er<br />

heren die zo’n toren lieten<br />

bouwen om aan iedereen te<br />

laten zien hoe rijk of belangrijk<br />

zij wel waren. Vaak hadden ze<br />

dan nog een ander kasteel. Vergeet ook niet dat het hebben van een kasteel, ook al is het<br />

‘maar’ een woontoren, heel belangrijk was voor het ‘uitoefenen van je macht’. Pas als je<br />

zo’n gebouw had, kreeg je respect van de mensen. Ze hadden ontzag voor je of waren<br />

bang voor je. Vanuit je woontoren kon je anderen aanvallen en kon je je verdedigen.<br />

Als de kasteelheer genoeg geld had, kon hij zijn kasteel laten uitbreiden.<br />

Ze bouwden dan later nog gebouwen tegen de toren aan. Zo kon de woontoren toch nog<br />

een groot kasteel worden.<br />

Soms kwam er voor iedere zoon een eigen toren.<br />

Rond 1350 werden kastelen steeds prettiger om in te wonen. Er kwam een echte keuken en<br />

ze werden gezellig ingericht. Ook kwamen er steeds meer kamers.<br />

Idee: organiseer een middeleeuwse spellendag op school<br />

(bron: bijlage 1)<br />

19


5. Het leven op en rond een kasteel<br />

UIT LEERLINGENWERKBOEK<br />

KASTELEN<br />

Leerdoelen<br />

* de leerlingen weten hoe mensen op een kasteel leefden en wie er zoal in en om een<br />

kasteel leefden<br />

* de leerlingen kunnen globaal aangeven hoe men op een kasteel woonde.<br />

* Ze kunnen het wonen op een kasteel vergelijken met het wonen in de huidige tijd.<br />

* De leerlingen kunnen globaal de gebruiken rondom jacht, voedselbereiding en<br />

tafelmanieren op een kasteel aangeven.<br />

Bron: leerlingenboek Methode Bij de tijd (groep 5)<br />

In deze les leer je hoe mensen in een kasteel leefden. Ook kom je iets te weten over het<br />

leven van de boeren die rond een kasteel woonden.<br />

In een kasteel woonden mensen veilig. Vijanden konden er moeilijk binnenkomen. Maar het<br />

was geen prettige woning. In de vensters zat geen glas. Bij slecht weer moesten de luiken<br />

dicht. Het was dan donker, vochtig en koud in het kasteel.<br />

Alleen in de grote zaal en in de keuken brandde een vuur. Om het warmer te hebben,<br />

strooiden de mensen het stro op de vloer. Aan de wanden hingen ze tapijten. ’s Avonds na<br />

het werk was er niet veel te doen.<br />

20


KASTELEN<br />

De mensen gingen slapen als het donker werd. Alleen de kasteelheer en zijn vrouw sliepen in<br />

een bed. De andere bewoners sliepen op de grond. Dat was hard en koud. Ook hadden ze<br />

veel last van vlooien en luizen. Hygiëne is iets van onze, moderne tijd. Stromend water<br />

kende men uiteraard op een kasteel niet. Het was al heel luxe als er een nis was met daarin<br />

een hangend watervat en wasbekken.<br />

Scheerattributen zijn nauwelijks teruggevonden, terwijl deze er toch waren. Tot aan het<br />

begin van de zestiende eeuw waren mannen namelijk gladgeschoren.<br />

In vrijwel alle kamers van een kasteel was minimaal één bed aanwezig. Met de term bedde<br />

werd soms alleen het matras bedoeld en niet de houten ombouw: de koets of stede. Voor<br />

het opbergen van servies, kleding en ander kleiner huisraad, kende men aanvankelijk alleen<br />

kisten. Het dressoir is een schakel in de ontwikkeling van kist naar kast. In feite is het niet meer<br />

dan een kist op poten.<br />

Het dagelijkse leven op een kasteel<br />

Het gewone leven in een kasteel was rustig, zelfs een beetje saai. Men stond vroeg op. De<br />

kasteelheer ging met zijn mannen praten over de zaken van het land. Hij zorgde er voor dat<br />

het werk goed gedaan werd.<br />

’s Avonds ging men heel vroeg naar bed. Een enkele keer kwam er bezoek. Of er kwam een<br />

rondtrekkende zanger langs, een minstreel. De minstreel vertelde verhalen en zong liederen.<br />

Hij reisde erg veel. Onderweg hoorde hij allerlei nieuwtjes. Dat nieuws vertelde hij in de<br />

kastelen. De bewoners waren erg blij als een minstreel kwam. Van hem hoorden ze of er<br />

ergens iets belangrijks was gebeurd. De kinderen vonden het prachtig als er een goochelaar<br />

kwam, of een clown die vroeger potsemaker werd genoemd.<br />

Een ridder ging veel op jacht, want dan kwam er vlees op tafel. Om te oefenen deed de<br />

ridder ook soms mee aan een steekspel of een toernooi. De ridders moesten dan proberen<br />

om elkaar met lange lansen van het paard te stoten. Een lans is een soort speer. Een<br />

kasteelvrouw hield toezicht op de dienstboden. Ze lette op het werk in de keuken. Als haar<br />

man weg was moest zij voor alles zorgen. En ridders waren soms erg lang van huisweg. Ze<br />

gingen op reis of ze vochten mee in een oorlog ergens ver weg.<br />

En de kinderen van de heer? Als ze nog klein waren speelden ze balspelletjes, verstoppertje,<br />

krijgertje en blindemannetje. Ze hadden poppen, soldaatjes en houten paarden. Meisjes<br />

van zeven jaar moesten leren spinnen, weven en naaien. Later moesten zij toezicht houden<br />

op de dienstmeisjes. Een jongen werd bediende op een ander kasteel in de buurt. Hij was<br />

dan een page. Als een page veertien of vijftien jaar was werd hij schildknaap. Hij leerde dan<br />

met wapens omgaan en paardrijden. Ook moest hij bedienen aan tafel en wijn inschenken.<br />

Als hij twintig werd kreeg hij zijn eigen wapens. Dan was zijn leertijd voorbij.<br />

Over de kinderen van de eenvoudige boeren is niet veel te vertellen. Zij zullen hun ouders<br />

wel geholpen hebben op het land. De boeren waren erg arm. Scholen bestonden niet.<br />

21


Familiewapen<br />

Het kasteel vormde het decor van de adellijke levensstijl.<br />

Je was van adel door geboorte. Kapitaalkrachtige elites<br />

uit de stad probeerden de adellijke leefgewoontes te<br />

imiteren. Dat lukte tot op zekere hoogte. Maar met het<br />

familiewapen kon de adel zich onderscheiden. Het was<br />

hèt symbool van de eeuwenoude familietraditie en werd<br />

afgebeeld op serviezen, stoffen en sieraden. Behalve in<br />

glas-in-lood vensters, op beddengoed, op zitkussens en<br />

op wandtapijten kon ook de schouw versierd worden<br />

met familiewapens.<br />

Idee: ontwerp een familiewapen voor je eigen familie<br />

(bijlage 2a - lesbrief heraldiek Hep Horst en bijlage 2b –opzoekblad 1)<br />

KASTELEN<br />

Af en toe kwam er een minstreel op bezoek. De kasteelbewoners kwamen dan ’s avonds<br />

naar de grote zaal om te luisteren naar zijn verhalen en liedjes. Soms deed hij goocheltrucs<br />

en andere kunsten. De minstreel vertelde ook nieuws door. Na een paar dagen ging hij weer<br />

verder, op weg naar een ander kasteel.<br />

1. Wat deden de mensen om het wonen in een kasteel zo aangenaam mogelijk te<br />

maken?<br />

2. Waarom waren de kasteelbewoners zo blij met het bezoek van een minstreel?<br />

Kleding<br />

Kleurrijke riddertoernooien waren belangrijke evenementen waar je gezien moest worden.<br />

Of de kleding praktisch was, werd bijzaak. De veertiende en vijftiende eeuw is de tijd van de<br />

eerste kledingvoorschriften. Frankrijk dicteerde de mode. In de 16de eeuw werd het<br />

modebeeld bepaald door afwisselend Duitse, Italiaanse en Spaanse invloeden. In het<br />

modebeeld veranderden broeken, mouwen, snorren en baarden continu.<br />

Idee: Je gaat naar een riddertoernooi. Ontwerp je eigen kleding.<br />

De kasteelheer en zijn gezin hadden kleurige kleding met wijde mouwen. De kasteelvrouwen<br />

droegen lange kleren tot op de grond en meestal een mutsje. Dit was ook tegen de kou,<br />

want kastelen waren dikwijls vochtig en kil. De man droeg een lange “jurk”, de tuniek. Als hij<br />

moest gaan vechten trok hij een tuniek aan van allemaal ijzeren ringetjes. Dat was een<br />

maliënkolder. Hij zetten een helm op, die wel drie kilo kon wegen. Hij had een slagzwaard,<br />

een lans en een schild.. pas veel later droegen de ridders een harnas. Dat was een pak van<br />

dunne, ijzeren platen. Boeren en mensen in de dorpen droegen eenvoudige bruine of grijze<br />

kleren.<br />

22


De kasteelheer<br />

De kasteelheer zorgde ervoor dat<br />

iedereen zijn werk deed. Hij was ook<br />

een soort rechter. Als er ruzie was,<br />

maakte hij daar een eind aan. Hij kon<br />

mensen straffen als ze iets verkeerd<br />

gedaan hadden.<br />

KASTELEN<br />

De vrouwe<br />

De vrouwe zorgde voor het<br />

huishouden. Ze deed het werk niet<br />

zelf. Daar waren dienstmeisjes en koks<br />

voor. De vrouwe verzorgde de kleine<br />

kinderen. Ze leerde haar dochters<br />

voor het huishouden te zorgen. Als ze tijd<br />

had, zat ze te handwerken of ze ging<br />

mee op jacht.<br />

Bij de jacht gebruikte men soms een<br />

getrainde valk. Als de valk een prooi<br />

gevangen had, bracht hij die terug bij de<br />

jagers.<br />

Vlees, granen, groenten, fruit, vis of wild van het eigen domein werden in de kasteelkeuken<br />

bereid. Het basis eten bestond uit vlees, kip of vis en een brij van graan, vooral rogge en het<br />

duurdere tarwe. Wild werd af en toe geserveerd.<br />

Het personeel<br />

In het kasteel werkten veel mensen. Er waren dienstmeisjes, wachters, koks en een smid. Die<br />

mensen hadden allemaal eten en kleren nodig. Daar moesten de boeren uit het dorp voor<br />

zorgen. In ruil daarvoor kregen ze bescherming als er gevaar dreigde.<br />

De boeren hadden niet altijd zin om voor de kasteelheer te werken. Ze werkten liever op hun<br />

eigen boerderij. De heer moest ze soms dwingen om voor hem te werken. Wie niet deed wat<br />

de heer wilde, werd streng gestraft.<br />

Sommige mensen wilden graag verhuizen. Dat mocht niet van de heer. Als ze vluchtten,<br />

haalde hij ze terug. Want zonder horigen zouden de mensen in het kasteel niets te eten<br />

hebben. De boeren hoorden bij de heer en het kasteel.<br />

Daarom heetten ze horigen.<br />

3. Waarom werkten de horigen voor de kasteelheer?<br />

4. Waarom verbood de kasteelheer de horigen om ergens anders te gaan wonen?<br />

Idee voor de leerkracht: Speel een rollenspel met je groep.<br />

Bron: bijlage 3: Van kamerling tot koemaagd<br />

Wie woonden er in en om het kasteel?<br />

23


KASTELEN<br />

Het leven in het dorp<br />

De horigen woonden in<br />

eenvoudige huizen. Ze<br />

waren gemaakt van hout,<br />

riet en klei. Bij storm of<br />

onweer ging zo’n huis snel<br />

kapot. In de woonruimte<br />

brandde bijna altijd een<br />

vuur. Daar werd het eten<br />

op gekookt. De rook ging<br />

door een gast in het dak<br />

naar buiten. Er was geen<br />

schoorsteen. Daarom hing<br />

er binnen vaak een<br />

benauwde rooklucht.<br />

Mensen en dieren<br />

woonden in dezelfde<br />

ruimte. Soms mislukte de<br />

oogst. Er was dan te<br />

weinig voedsel. De<br />

horigen leden honger.<br />

Daardoor werden ze ziek<br />

of gingen dood. Ook voor<br />

het vee was er dan te<br />

weinig voedsel. Veel<br />

dieren moesten geslacht worden. In het jaar daarna was er dan te weinig melk en mest.<br />

5. Waar zou je liever wonen: in een kasteel of in een boerderij van een horige?<br />

Waarom?<br />

Eten en koken<br />

Eten kon niet lang worden bewaard. Dan zou het bederven. Men moest er voor zorgen dat<br />

er steeds genoeg eten was. Het brood bakte men zelf. Het vlees kwam vooral van de dieren<br />

waarop werd gejaagd, zoals herten en hazen. Aardappels waren er nog niet. Groente en<br />

fruit vond men niet zo belangrijk. Wel kende men sla, bieten, knollen, erwten, kaas en vis.<br />

Aan tafel werd bier en landwijn gedronken. De kinderen kregen melk met water.<br />

In de middeleeuwse keuken werden vier kookmethoden toegepast. Braden, koken, stoven<br />

en bakken. In elke kasteelkeuken waren roosters en spitten om vlees te braden. Het spit<br />

draaide op twee standaarden en stond op grotere afstand van het vuur dan het rooster.<br />

Het afdruipend vet ving men op in een spitschotel of vetvanger. Braadpannen werden op<br />

een drievoet of treeft in het vuur gezet. Groente of vlees koken in water was de<br />

eenvoudigste en meest toegepaste manier van voedselbereiding. Bij het stoven werd<br />

minder water aan de kook gebracht. Het bakken gebeurde in een oven. Soms in de keuken,<br />

maar vaak ook in een apart bakhuis.<br />

In deze streek at men vooral rundvlees. Vaak werd ook schapenvlees of lamsvlees bereid.<br />

Spek en reuzel kwamen van het varken. Gevogelte, vooral kip, stond bijna wekelijks op het<br />

menu. Er werd niets weggegooid en van al deze dieren werden ook die delen verwerkt die<br />

wij nu tot slachtafval of hondenvoer zouden rekenen. Wat dat betreft geven de<br />

receptenboeken ons tal van praktische aanwijzingen. Zo voegde men varkensoren en<br />

varkenspoten in zure zult en hoofdkaas toe. Uit botten werd het merg geklopt, dat als vet in<br />

pasteien werd gebruikt.<br />

24


KASTELEN<br />

Aan tafel<br />

Bij bijzondere gelegenheden dekte men een grote lange tafel met damasten tafellakens en<br />

servetten, tinnen borden en kannen, zilveren lepels, schotels, zoutvaten en drinkbekers.<br />

Messen brachten de gasten meestal zelf mee. Houten en aardewerken servies was<br />

beduidend goedkoper en had dus ook minder status.<br />

Idee voor de leerkracht: organiseer een middeleeuws diner op school. Laat de leerlingen<br />

recepten verzinnen of zoeken. (zie bijlage 4: middeleeuwse recepten)<br />

25


6. Belegering van het kasteel<br />

UIT LEERLINGENWERKBOEK<br />

Een verhaal uit de tijd van monniken en ridders (door Frans van Baal)<br />

KASTELEN<br />

Leerdoelen<br />

* De leerlingen kunnen globaal aangeven welke bepantsering en wapens tijdens de<br />

oorlog gebruikt werden. Tevens kunnen ze ze zich enigszins een beeld vormen van<br />

een belegering van een kasteel.<br />

Bron: leerlingenboek Methode Bij de tijd (groep 5)<br />

Het dorp van Henric wordt aangevallen door rovers.<br />

De boeren vluchten naar het kasteel.<br />

‘Een ruiter! Er komt een ruiter aan!’ Henric vergeet bijna dat hij op het dak van de toren zit.<br />

Hij kan zich nog niet vastgrijpen. De mensen op de binnenplaats kijken op van hun werk.<br />

Vragend kijken ze naar boven. ‘Er komt een ruiter aan!’ Henric laat zich van het dak glijden.<br />

Hij gaat ze vertellen wat hij heeft gezien. En hij is natuurlijk benieuwd wat de ruiter te vertellen<br />

heeft.<br />

De dakpannen kan hij later nog wel vastmaken. De ruiter galoppeert over de brug. Hij stopt<br />

op de binnenplaats. Hij is buiten adem. ‘Rovers’, schreeuwt hij. ‘Wel twintig. Aan de<br />

overkant van de rivier. Huizen in brand. Ze komen hierheen. Waar is heer Robert?’<br />

26


KASTELEN<br />

Heer Robert hoeft niet lang na te denken. ‘Mannen’, roept hij, ‘iedereen uit het dorp moet<br />

naar het kasteel komen. Neem zoveel mogelijk voedsel mee. Voor jullie vee is plaats in de<br />

stallen.’ De mannen en jongens rennen het kasteel uit. Naar hun huizen in het dorp. Alle<br />

waardevolle spullen worden op ossenwagens geladen.<br />

Henric en zijn vader slepen met zakken graan. Moeder doet de kippen in een mand. Trude,<br />

de zus van Henric, rent weg om de koe op te halen.<br />

Die graast buiten het dorp. Honden rennen blaffend tussen de mensen door. Kinderen lopen<br />

achter geiten, schapen en varkens aan. Moeders dagen huilende baby’s.<br />

1. Wat nemen de mensen mee naar het kasteel? Waarom juist die dingen? Hoe<br />

vervoeren ze de spullen?<br />

In een lange stoet haasten de mensen zich naar het kasteel. De ossenkar van Henrics vader<br />

is volgeladen. Moeder zit bovenop de spullen. Naast haar staat de mand met de kippen.<br />

Achter de wagen sleurt Trude de koe vooruit. Het gaat niet gemakkelijk. Het is heel warm<br />

geworden.<br />

Het stof van de zandweg plakt op haar gezicht. In de verte komen donkere wolken<br />

langzaam dichterbij. Henric probeert de geiten bij elkaar te houden. Hij is bang dat ze niet<br />

op tijd in het kasteel zijn. Bij de ophaalbrug gaat het mis. De kar bonkt op het hout. Een wiel<br />

hangt scheef. De mand met kippen valt naar beneden. Op de kop van de koe. Loeiend rukt<br />

ze zich los. Tussen de geiten door rent ze weg. Terug naar het dorp.<br />

Henric bedenkt zich geen moment. Hun koe! Die kunnen ze niet missen! Hij laat de geiten in<br />

de steek en rent achter de koe aan. De hele stoet staat nu stil op de brug. Niemand kan<br />

meer voor- of achteruit. De poortwachters slepen de kapotte ossenwagen het kasteel<br />

binnen. Pas als iedereen binnen is, merkt vader dat Henric er niet meer bij is. ‘Hij is achter de<br />

koe aan, ‘ huilt moeder. ‘Ik kon hem niet meer tegenhouden.’<br />

2. Waarom wil Henric de koe zo graag redden?<br />

27


KASTELEN<br />

Vanaf de muren van het kasteel klinkt geschreeuw. ‘De rovers zijn al overgestoken! Ze<br />

komen zo deze kant op.’ Heer Robert deelt wapens uit. De boeren gaan ermee naar de<br />

muren. ‘Sluit de poort en haal de brug op,’ roept heer Robert. Henrics vader klimt op de<br />

muur. ‘Nee, nee!’ roept hij naar heer Robert. ‘Henric is naar het dorp gegaan om onze koe<br />

op te halen. En hij is nog niet terug!’ Angstig kijken de mensen naar hun heer. Zou hij<br />

wachten tot Henric terug is? Of laat hij toch de poort en de brug sluiten? ‘Wacht nog even’,<br />

roept heer Robert. ‘De rovers zijn er nog niet. We wachten tot Henric terug is.’ Gespannen<br />

kijken de mensen over de muur. Van links komen de rovers. Van rechts zien ze Henric<br />

aankomen. Aan die kant zijn ook de onweerswolken goed te zien.<br />

Het dondert al in de verte. De koe loeit angstig. Zal Henric nog op tijd terug zijn? Vader rent<br />

door de poort naar buiten om Henric te helpen.<br />

Twee andere boeren volgen hem. Met zijn vieren zijn ze sterker dan de koe. Langzaam<br />

komen ze vooruit. De rovers komen nu snel dichterbij. Loeiend komt de koe over de brug.<br />

‘Haal op!’, roept heer Robert. ‘Sluit de poort!’ De rovers sporen hun paarden aan. Misschien<br />

lukt het nog om binnen te komen. Met een ratelend geluid gaat de brug langzaam<br />

omhoog.<br />

3. Heer Robert staat voor een moeilijke keus. Hoezo?<br />

Gelukkig is de brug al te ver omhoog. De rovers zijn te laat! Woedend schreeuwen ze naar<br />

de mensen die op de muur staan. Dan barst de onweer los. Keihard slaat de regen neer. De<br />

rovers worden kletsnat. Ze zullen moeten schuilen.<br />

De mensen in het kasteel zijn veilig.<br />

En Henric? Die ligt uit te rusten in het stro… naast zijn koe.<br />

28


KASTELEN<br />

HELP! Een belegering!<br />

Als de kasteelheer ruzie met iemand anders kreeg, dan kon zijn kasteel belegerd worden. De<br />

heer moest dan al zijn mannen, wapens en voedsel op de hoofdburcht verzamelen. Daarna<br />

trokken ze de ophaalbrug op en wachtten ze af. De vijand omsingelde het kasteel. Hij sloot<br />

het van de buitenwereld af. Hierdoor hadden de kasteelbewoners geen voedsel en water<br />

meer. Dorstig en uitgehongerd moesten ze zich dan wel overgeven.<br />

Voor de aanvallers kon een belegering niet al te lang duren. Dit kwam doordat de gewone<br />

soldaten meestal boeren waren. Zij moesten hun heer volgen als die oorlog wilde voeren. Zij<br />

werden hiervoor bijna nooit betaald. En eigenlijk moesten ze, of wilden ze, op hun land<br />

werken. Als de aanval geen succes was, of heel lang duurde, gingen ze gewoon weg.<br />

Zeker, als er nog geoogst moest worden.<br />

Oorlog werd er alleen in de lente en zomer (en als het niet anders kon in de herfst) gevoerd.<br />

Je had dan niet zo’n last van slecht en koud weer en de dagen waren langer. Bovendien<br />

konden de aanvallers dan meer eten te pakken krijgen.<br />

Als een kasteel dan tenslotte toch werd ingenomen, kwamen de verdedigers er soms levend<br />

vanaf. Het kasteel en de bezittingen werden dan ingepikt.<br />

Maar vaak werd het kasteel afgebroken of in brand gestoken. De vijand kon beloven (op<br />

zijn woord van riddereer) dat hij de verdedigers zelf niets zou doen. Ze mochten dan als vrije<br />

mensen weggaan. Maar meestal werden ze gevangen genomen (handig voor losgeld) of<br />

gedood.<br />

Idee: maak een tekening waarop de belegering van een kasteel te zien is.<br />

In de Middeleeuwen nam de bevolking toe. Steeds grotere economische reserves kwamen<br />

in handen van een kleine groep lokale machthebbers. Dit leidde tot spanningen die zich<br />

ontlaadden in oorlogen. <strong>Kastelen</strong> zijn een symbool voor de toenemende agressie in de<br />

middeleeuwse samenleving. Met name het motte-kasteel werd belangrijk omdat het snel en<br />

goedkoop kon worden gebouwd. Bij een verrassingsaanval hield het meestal stand. De<br />

oorlogsvoering bestond vooral uit belegeringen, waarbij het devies verwoest eerst het land<br />

en dan het kasteel belangrijk was. De tactiek van de belegering veranderde niet sterk met<br />

de introductie van het vuurgeschut. Kanonnen werden op dezelfde wijze ingezet als de<br />

werp- en schietmachines.<br />

Bepantsering en handwapens<br />

De bepantsering bestond tot in de dertiende eeuw voornamelijk uit maliën, helm en schild.<br />

Steeds meer harnasonderdelen zoals scheenbeschermers en armstukken werden in de loop<br />

van de tijd vervangen door ijzeren platen. Rond 1300 ontstond zo het ijzeren harnas.<br />

Tot de handwapens kunnen we zwaard, lans, strijdhamer, strijdbijl en strijdknots rekenen. Met<br />

uitzondering van de lans waren het allemaal slagwapens die vooral door een ridder te<br />

paard werden gehanteerd. Het voetvolk vocht met stokwapens zoals hellebaard en spies.<br />

De hellebaard werd gebruikt om ruiters van het paard te trekken en hun bepantsering te<br />

doorboren.<br />

Belegeringswapens<br />

Bij belegeringen waren lange afstandswapens van belang. Ze werden gebruikt door<br />

belegeraar én belegerden. De zware werp- en schietmachines waren vaak van Grieks-<br />

Romeinse oorsprong. Er zijn drie typen belegeringswapens.<br />

De ballista was een grote kruisboog, waarvan de pijlen op menselijke doelen werden<br />

gericht.<br />

De blijde of trabucium werd ingezet om muren te slechten. De blijde was een middeleeuwse<br />

vinding en werkte met een contra-gewicht.<br />

Bij de mange of lepelblijde werd het projectiel gelanceerd met torsiekracht. De daarbij<br />

gebruikte touwen bleven in het vochtig klimaat niet lang goed functioneren. Experimenten<br />

hebben aangetoond dat met de lepelblijde alleen lichte voorwerpen over zo'n 75 tot 100<br />

29


KASTELEN<br />

meter konden worden gekatapulteerd. Het waren brandende tonnen gevuld met een<br />

explosief mengsel of rottende kadavers, waarmee men dood en verderf zaaide.<br />

Idee: maak je eigen blijde<br />

Voorbeeld van een blijde<br />

Maak je eigen blijde of katapult<br />

1<br />

Neem een doos, bijvoorbeeld een leeg melkpak. Snij de bovenkant van de doos tot je deze<br />

vorm overhoudt. Maak ronde gaten in de zijkanten en een gat onderaan de achterzijde.<br />

2<br />

Steek een elastiekje door dit gat en maak het aan de buitenzijde vast met een stukje hout,<br />

of lucifer. Steek een lang potlood door de beide gaten in de zijwanden.<br />

3<br />

Snij een bakje van een luciferdoosje in tweeën en plak hierop een ander potlood. Trek het<br />

elastiekje achter het eerste potlood langs en steek het tweede er doorheen. Vouw de<br />

voorzijde van het pak naar beneden en plak deze vast.<br />

4<br />

Leg een propje papier in het bakje, duw dit naar beneden en laat los. Voltreffer!<br />

Bogen<br />

Er waren drie boogtypen in gebruik: de langboog, kruisboog en reflexboog. Vooral de<br />

Oosterse reflexboog en de kruisboog waren gevoelig voor weersinvloeden. Het deel dat de<br />

spankracht leverde bestond, namelijk uit verschillende soorten hout en been. De boog<br />

kwam niet voor in het arsenaal van een ridder. Hij was moeilijk hanteerbaar te paard.<br />

Bovendien ging het doden over een lange afstand tegen de ridderethiek in.<br />

Elke boog had zijn eigen voordelen. De langboog van taxushout had een bereik van<br />

ongeveer honderd meter. Hij was vooral belangrijk door de hoge vuursnelheid: zo'n zes tot<br />

twaalf pijlen per minuut. Met de kruisboog kon een geoefende schutter twee pijlen per<br />

minuut afschieten die een hoge trefzekerheid hadden.<br />

Vuurwapens<br />

Het buskruit was in Europa in de dertiende eeuw bekend. De eerste vuurwapens waren<br />

onveilig en riskant in het gebruik. Er waren twee categorieën vuurwapens: de handwapens<br />

30


KASTELEN<br />

of loodbussen en het geschut of steenbussen. Het kaliber van de loodbussen was<br />

aanvankelijk maximaal 3 cm. Het kaliber van de smeedijzeren steenbussen kon variëren van<br />

10 tot 80 cm en van anderhalve kg. tot 700 kg. Het bereik bedroeg ongeveer 450 tot 600 m.<br />

Het in stelling brengen en het laden van de steenbussen, die tussen de 150 en 5.000 kg.<br />

zwaar waren, was zo arbeidsintensief dat één tot twee schoten per dag het maximum was.<br />

31


7. Veranderingen LESSUGGESTIE<br />

KASTELEN<br />

De kastelen zijn niet altijd somber en ongezellig gebleven. Tussen 1100 en 1300 gingen veel<br />

ridders op kruistocht naar verre landen. Daar zagen ze mooie kastelen en gezellige dingen.<br />

Ze brachten wandkleden mee naar huis en hingen ze aan de kale muren. In de ridderzaal<br />

legden ze kussens en kleden op de grond. Ze lieten mooie meubels maken en betere<br />

bedden. Ze kochten houten of tinnen borden en lepels. De hoofdburcht kreeg meer kamers.<br />

Het kasteel werd een stuk gezelliger. Ook de kleding veranderde. Kasteelvrouwen droegen<br />

kleren van zijden stoffen met gouddraad versierd. Kasteelheren kochten mooie, wijde<br />

mantels. De ridders werden iets minder ruw. Ze werden beleefder tegen dames. Ridders<br />

leerden dat je een gevallen vijand ook overeind kunt helpen.<br />

Bij het kasteel kwamen bloembedden en kruidentuinen. Kruiden maakten het eten<br />

lekkerder. De vrouwen namen muzieklessen. Hun zoons leerden niet alleen vechten, maar<br />

ook goede manieren.<br />

Omstreeks 1500 komt er een einde aan de kastelentijd. <strong>Kastelen</strong> werden minder belangrijk<br />

voor de verdediging. Er kwamen namelijk echte kanonnen. Zelfs de dikste muren waren niet<br />

meer veilig. De harnassen werden te zwaar en te onhandig. Als een ridder van zijn paard viel<br />

was hij verloren. Dikwijls werd hij verslagen door een gewone soldaat met een lange speer.<br />

De kastelentijd was voorbij. Er kwamen steeds meer gewone huizen. Die huizen stonden in<br />

steden. Steden werden veel belangrijker dan kastelen.<br />

Wat is er overgebleven van de kastelen?<br />

Van het “Huys ter Horst” is alleen nog een ruïne is overgebleven. Andere kastelen zijn steeds<br />

weer veranderd en verbouwd. Sommige kastelen werden later helemaal opnieuw<br />

gebouwd. In ons land zijn nog steeds stukken muur en torens te vinden van 700 jaar oud.<br />

Sommige kastelen zijn niet erg oud. Ze zien er wel kasteelachtig uit, maar eigenlijk zijn het<br />

landhuizen. Dikwijls ligt er een stuk bos of een park omheen. Zo’n landhuis staat meestal op<br />

dezelfde plaats waar vroeger een echt kasteel stond. Veel kastelen worden niet meer<br />

bewoond. Zij worden gebruikt als museum, als gemeentehuis, als hotel of als school.<br />

Je kunt een aantal kastelen nog van binnen bekijken. Er zijn veel verenigingen die voor<br />

kastelen zorgen. De ruïnes worden zoveel mogelijk onderhouden.<br />

32


KASTELEN<br />

Heel bekende kastelen zijn het Muiderslot en slot Loevestein. In Zuid Limburg staat kasteel<br />

Hoensbroek. Het is het grootste kasteel van Nederland. Ook dat kasteel kun je van binnen<br />

bekijken. In verschillende musea, zoals de Oudheidkamer in Horst en in het Limburgs Museum<br />

in Venlo zijn dingen te zien die zijn gevonden bij opgravingen op kasteelruïnes. Zeker de<br />

moeite waard om eens te gaan kijken.<br />

Luchtfoto van kasteel Hoensbroek<br />

33


8. INTERESSANTE LINKS<br />

Lessen en andere ideeen:<br />

http://www.verkleedkistvanoma.nl/Welkomstpagina.htm<br />

http://www.jufjanneke.nl/Project%20Ridders%20en%20kastelen.htm<br />

http://www.kastelen.nl/<br />

http://www.spreekbeurten.info/kastelen.html<br />

http://kastelen.startpagina.nl/<br />

http://www.topkastelen.nl/<br />

http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla027/kastelen.htm<br />

http://www.limburgsekastelen.nl/<br />

http://www.uitinlimburg.nl/kastelen-limburg.htm<br />

http://mediatheek.thinkquest.nl/~jra063/<br />

http://www.iselinge.nl/scholenplein/pabolessen/00012emiddeleeuwen/index.htm<br />

http://members.chello.nl/~r.olijve1/middeleeuwen.htm<br />

http://middeleeuwen.web-log.nl/<br />

Zoekplaten:<br />

KASTELEN<br />

http://www.documentatie.org/uds4/zoekpagina5.asp?search=../data/zoekplaat/2515a/Zoe<br />

kplaat%20_kaart_6%20[0000.2515a].htm<br />

http://www.documentatie.org/uds4/zoekpagina5.asp?search=../data/zoekplaat/2535a/Zoe<br />

kplaat%20_kaart_6%20[0000.2535a].htm<br />

Bronnen:<br />

http://www.hephorst.nl<br />

http://www.peelenmaasonline.nl<br />

http://www.vtbkultuur.be/file?fle=19332<br />

http://www.kinderpleinen.nl/showPlein.php?plnId=129<br />

http://proto4.thinkquest.nl/~lld018/kasteel/informatie.php?informatie=5<br />

http://www.iselinge.nl/scholenplein/pabolessen/02032akasteel/website/index.htm<br />

34


Literatuurlijst<br />

KASTELEN<br />

Dam, Arend van<br />

Ridderfeest op het Muiderslot<br />

We schrijven 1293. Froukje woont samen met haar vader, ridder<br />

Berend, op het Muiderslot. Haar vader zoekt een page die<br />

opgeleid kan worden tot schildknaap. Het ligt voor de hand dat hij<br />

denkt aan Diederik, de verwende zoon van graaf Albert.<br />

Jonkvrouw Froukje zou liever zien dat hij kiest voor Roeland, de<br />

zoon van de rondtrekkende troubadour Ruger of zelfs voor een<br />

jongen uit het dorp. Ze stelt haar vader voor een toernooi, een<br />

ridderfeest te organiseren met wedstrijden in boogschieten, een<br />

valkenjacht en het redden van een jonkvrouw uit een torenkamer. De winnaar<br />

moet dan de nieuwe schildknaap worden. Natuurlijk worden Diederik en Roeland<br />

binnen de kortste keren rivalen. Dat leidt tot een verrassende en onverwachte<br />

ontknoping waarbij ieder in zijn waarde gelaten wordt. Van deze auteur<br />

verschenen ook 'Schildknaap op het Muiderslot' en 'Onder vuur'*. Zie ook:<br />

www.arendvandam.nl en www.schrijversvanderondetafel.nl. Een historisch verhaal<br />

voor kinderen vanaf ca. 8 jaar.<br />

Deary, Terry<br />

Ruige ridders en kille kastelen<br />

Boek met wetenswaardigheden over het leven van ridders in de<br />

Middeleeuwen. De informatie is samengebracht in hoofdstukken die<br />

telkens een bepaald aspect behandelen: toernooien, kruistochten,<br />

kastelen, kerkers, belegeringen. De uitgave is bedoeld voor een<br />

breed lezerspubliek, wat onder meer tot uiting komt in stripachtige<br />

tekeningen, quizzen en vergelijkingen met situaties thuis of op<br />

school.<br />

Dennis, Peter<br />

Het kasteel<br />

Deel uit de serie 'Reis door de tijd' over de bouw en functie van<br />

kastelen. Door middel van twaalf grote gekleurde platen reizen<br />

de lezers door de tijd, van 600 v. Chr. tot nu. Door de tabs en jaartallen aan de<br />

rechterkant van de bladzijden is alles snel terug te vinden. Op deze tabs staan aan<br />

de linkerzijde zoekopdrachten en opmerkingen die kinderen gerichter laten kijken,<br />

ook als ze zelf een slot of ruïne daarvan gaan bezoeken. De (potlood- en<br />

verf)illustraties in kleur zijn zeer gedetailleerd en realistisch. Ze laten zien hoe een<br />

eenvoudige boerennederzetting in de loop der eeuwen kon uitgroeien tot een<br />

middeleeuwse vesting, kleine stad, burcht en lustslot. Ook aan het leven binnen de<br />

kasteelmuren wordt ruim aandacht geschonken. Mooi, stevig en informatief kijk-<br />

en zoekboek, dat ook als prenten- of platenboek voor jongere kinderen te<br />

gebruiken is<br />

35


Dragt, Tonke<br />

KASTELEN<br />

De brief voor de koning<br />

Vijf jongelingen moeten, voordat ze tot ridder geslagen worden, de<br />

nacht biddend en wakend doorbrengen. Eén van hen, Tiuri (16),<br />

hoort een noodkreet van buiten en gaat op onderzoek uit. Hij krijgt<br />

een verzoek om hulp en neemt een moeilijke opdracht over. Om die<br />

opdracht uit te voeren moet hij een gevaarlijke tocht ondernemen.<br />

Dit ridderepos met motieven uit de Keltische en Germaanse<br />

sagenwereld gaat niet slechts over helden en schurken, maar ook over mensen<br />

met goede en kwade kanten. Winnaar van de Griffel der Griffels tijdens de<br />

vijftigste Kinderboekenweek in 2004. Vanaf ca. 10 jr.<br />

Gog, Marian van<br />

Het allesboek over ridders<br />

Wil je weten hoe je een harnas poetst? Of waarom een wenteltrap<br />

altijd rechtsom draait? Het antwoord hierop en nog veel meer weetjes<br />

vind je in dit informatieve boek over ridders. Vanaf 8 jaar.<br />

Maartense, Karel<br />

Het dagelijks leven bij ons in de twaalfde eeuw<br />

Dit boek beschrijft voornamelijk het leven in de twaalfde eeuw<br />

in Vlaanderen. Er wordt antwoord gegeven op vragen als: Hoe<br />

zag het dagelijks leven eruit in de twaalfde eeuw, de eeuw van<br />

de kruistochten en de ridderidealen? Wat gebeurde er bij een<br />

overstroming? Hoe was het boerenleven? Hoe was het leven in<br />

de stad? Wat werd er gegeten en gedronken? Hoe kon je ridder<br />

worden en hoe rijk moest je daarvoor zijn? Ook de grote<br />

veranderingen in de samenleving, zoals de snelle groei van de steden, het<br />

verminderen van de macht van de adel en de strijd om de macht tussen de kerk,<br />

de adel, de burgers en de boeren komen aan de orde. De tekst wordt door middel<br />

van gestileerde middeleeuws aandoende tekeningen verduidelijkt. De zinsbouw en<br />

het woordgebruik zijn afgestemd op de leeftijdsgroep van 10 tot 12 jaar.<br />

Meg<br />

Handboek ridder<br />

Ridders beleven altijd spannende avonturen, vechten met draken<br />

en mogen daarna met de prinses trouwen. Maar het leven van een<br />

ridder loopt niet altijd even soepel: draken werken niet altijd mee,<br />

het harnas is zwaar en je moet hoffelijk kunnen praten. Aan deze<br />

en nog veel meer kanten van het ridderschap wordt in dit<br />

kleurrijke boek op humoristische wijze aandacht besteed. Een<br />

aantrekkelijk uitgevoerd boek voor kinderen vanaf ca. 9 jaar.<br />

Murrell, Deborah<br />

Mijn eerste boek over ridders en kastelen<br />

Een eerste kennismaking met de middeleeuwen, met name het<br />

leven van ridders en de kastelen waar zij wonen. Aan bod komen<br />

o.a. ridder worden, wapens en wapenrustingen, toernooien,<br />

ridderorden, kastelen van steen en kastelen nu, heilige oorlogen<br />

etc. De veertien ongenummerde hoofdstukken worden ingeleid<br />

36


KASTELEN<br />

met een stukje algemene informatie aangevuld met illustraties. Vanaf ca. 10 jaar.<br />

Serdijn, Danièlle<br />

Ridders en kastelen<br />

Ridders, kastelen en jonkvrouwen zijn voor veel kinderen<br />

fascinerend. In dit fraai uitgegeven en rijk met kleurenfoto's<br />

geïllustreerde boek wordt informatie gegeven over ridders, de<br />

middeleeuwen, kastelen, leven op een kasteel, de kasteelvrouw, de keuken, de<br />

horigen, spoken en spookverhalen, ridderverhalen, wapens, de (kinder-<br />

)kruistochten etc. Hiernaast beschrijvingen van spelletjes, knutselopdrachten zoals<br />

een gewaad voor een jonkvrouw maken, een recept uit de middeleeuwen.<br />

Steele, Philip<br />

Het beste boek over ridders & kastelen<br />

Aan de orde komen o.a. het ridder worden, wapenuitrusting,<br />

ridderorden, heraldiek en oorlogen (waaronder Kruistochten)<br />

belicht. In de hoofdstukken over kastelen wordt even boeiend<br />

ingegaan op ondermeer bouw (van kelder tot torenspits), inrichting,<br />

bewoners en hun sociaal leven (zoals hygiëne, mode en<br />

festiviteiten). Het verhaal wordt verteld door talrijke illustraties en<br />

veel kleinere detailtekeningen.<br />

37


Bijlage 1<br />

KASTELEN<br />

Middeleeuwse spellen/ideEEn<br />

1. Op de bodem van de put. Met een magneet aan een touw zoveel mogelijk schatten<br />

ophalen, de grotere doen het binnen een bepaalde tijd.<br />

Tijdsduur: 15 minuten<br />

Nodig: put gemaakt van 2 of 3 hoepels met daarom heen karton of gaas met papiermaché.<br />

Groot magneet<br />

Metalen rommeltjes<br />

Stopwatch<br />

2. Spokentijd. Kun jij allerlei geluiden maken uit een spookslot, waarbij de ander raad wat<br />

voor geluid het is.<br />

Nodig: lege fles<br />

Pannendeksel<br />

Grind in een bak<br />

Kranten<br />

Kettingen<br />

Stokjes<br />

Kaartjes met daarop verschillende geluiden<br />

Blinddoek<br />

3. Gluren. B.v. 30 seconden door het sleutelgat kijken en zoveel mogelijk voorwerpen die je<br />

daar ziet onthouden en opschrijven.<br />

Nodig: paneel met een gat erin of een deur met sleutelgat. Bv. Handarbeid magazijn.<br />

4. Verdedig je eigen toren. Een soort land verovertje waarbij je de pionnen beschermt.<br />

Nodig: pionnen en een afgezet terrein. B.v. het rode vak bij de basket.<br />

5. Wapenschild maken.<br />

Iedere groep ontwerpt zijn eigen schild. Deze wordt opgehangen achter een gordijn,<br />

doek door de hulpmoeders. Aan het einde van de dag worden ze onthuld.<br />

Nodig: karton, verf, lijm, glitter, gekleurde steentjes etc.<br />

6. Kasteel ontwerpen. Verf teken of plak je eigen kasteel, hang hem daarna aan een lange<br />

lijn en zo gaan ze door de hele hal heen.<br />

Nodig: Verf, papier, scharen, lijm enz.<br />

7. Schimmenspel met magisch licht. Er gebeurt van alles achter het scherm, wat zie je?<br />

Nodig: wit laken<br />

Diaprojector<br />

Wat voorwerpen voor de kleintjes of je laat ze timmeren, zagen ,een boom<br />

uitbeelden.<br />

8. Het burchtconcert. Fluit, tik , neurie een liedje en wij moeten raden welk lied het is.<br />

Nodig: kaartjes met titels van liedjes<br />

Muziekinstumenten.<br />

38


KASTELEN<br />

9. Groot kastelen puzzel. Maak met elkaar het kasteel kompleet<br />

Nodig: plaat waarop een kasteel geschilderd is en daarna in stukken geknipt (expressie<br />

opdracht voor 4/6?)<br />

10. Stenen gooien. Probeer zoveel mogelijk munitie in je toren te gooien.<br />

Nodig: Torens gemaakt van kokers en “stenen”.<br />

11. Burcht bouwen. 2 groepjes tegen elkaar bouwen zo snel mogelijk een kasteel.<br />

Nodig: lege dozen (boven de wc-tjes van Marga en kokers van S. Braad)<br />

12. De inwendige mens. Versier je eigen schild (cake) en verorber hem daarna.<br />

39


Bijlage 2a<br />

LESBRIEF HERALDIEK van hep-horst<br />

wapenkunde of heraldiek<br />

uitgave: H(istorisch E(ducatief) P(latform).<br />

tekst: P. van Nunen.<br />

Horst, september 2001.<br />

KASTELEN<br />

40


HERALDIEK<br />

Deze lesbrief gaat over wapenkunde of heraldiek.<br />

Wapenkunde gaat niet over wapens om mee te schieten, of<br />

om te steken of te slaan, maar over wapens die op schilden<br />

werden geschilderd.<br />

Ons woord “schilderen” is afkomstig van het maken van<br />

schilden.<br />

Er waren niet veel mensen die een schild konden “schilderen”<br />

en ook niet veel mensen die al die schilden konden herkennen.<br />

Mensen die dit kenden werden “herauten” genoemd.<br />

Er zijn nog steeds wapens die gebruikt worden, bijv. wapens<br />

van een gemeente, zoals van de gemeente Horst en heel veel<br />

andere gemeenten in Nederland.<br />

Hoe zijn we aan al die wapens gekomen?<br />

Heel lang geleden, in het begin van de riddertijd, kenden alle<br />

pages en schildknapen hun ridders en ook veel andere ridders<br />

aan hun kleding, aan de manier waarop ze liepen, aan hun<br />

wapens, aan hun paarden, enz.<br />

Willem de Veroveraar.<br />

KASTELEN<br />

In het jaar 1066 ging Willem de Veroveraar met veel schepen en<br />

soldaten vanuit Frankrijk naar Engeland om dat land te veroveren.<br />

Ridders droegen in die tijd een heel grote “pothelm”.<br />

Dat was een helm die helemaal over het hoofd sloot.<br />

Aan de voorkant van deze helmen zat een klep, die<br />

open en dicht kon worden gemaakt. Die klep werd<br />

een vizier genoemd.<br />

Wanneer een ridder met “open vizier” het strijdperk in reed, liet hij zien<br />

dat hij niet bang was, of dat hij heel duidelijk wilde laten zien wat hij van<br />

plan was.<br />

Als een ridder zo’n grote helm op zijn hoofd had en dan ook nog zijn<br />

harnas aan was hij helemaal in “ijzer” ingepakt.<br />

Hij was dan goed beschermd tegen pijlen en slagen met een zwaard, maar ook<br />

onherkenbaar.<br />

De ridders<br />

Toen Willem met zijn soldaten in Engeland aan kwam werd bij de stad Hastings een grote<br />

veldslag geleverd.<br />

41


KASTELEN<br />

Op een zeker moment werd er geroepen dat Willem gesneuveld zou zijn. Toen Willem dat<br />

hoorde, ging hij in de stijgbeugels van zijn paard staan en riep zo hard hij kon: “Kijk soldaten,<br />

ik ben er nog!” en meteen sloeg hij<br />

er met zijn zwaard weer op los. Zijn<br />

soldaten kregen hierdoor weer<br />

zoveel moed dat zij de slag wonnen.<br />

De ridders kwamen toen op het<br />

idee om zichzelf toch herkenbaar te<br />

maken, niet alleen vooral voor hun<br />

eigen vrienden.<br />

Ze lieten op hun schilden en kleding<br />

tekens aanbrengen die heel<br />

duidelijk en van veraf al duidelijk<br />

herkenbaar waren.<br />

We kennen nu nog dergelijke<br />

tekens. Als je een auto ziet met een<br />

ster op de motorkap, da hoef je niet<br />

lang na te denken, dan weet je meteen: dat is een “dikke Mercedes!” En als<br />

je op een auto een V ziet staan met een W er onder dan weet je dat het een<br />

Volkswagen moet zijn.<br />

Deze tekens noemen we geen wapens, maar emblemen of logo’s.<br />

In een embleem, of logo, mogen alle kleuren en tekens gebruikt worden.<br />

Bij de middeleeuwse wapens was dat allemaal heel erg “streng” geregeld.<br />

Alles werd ook geheimzinnig gehouden. Zo kregen alle kleuren die op een<br />

schild gebruikt mochten worden andere namen dan de namen die wij nu<br />

gebruiken.<br />

Zo werden de kleuren geel en zilver naar metalen genoemd.<br />

geel = goud<br />

zilver = wit<br />

rood = keel<br />

blauw = lazuur<br />

zwart = sabel<br />

groen = sinopel<br />

Kleuren mochten elkaar nooit raken. Sinopel mocht dus nooit tegen keel komen, of sabel<br />

tegen lazuur. Ze moesten altijd gescheiden worden door een metaal, dus geel of wit.<br />

Ook twee metalen mochten elkaar nooit raken, maar altijd gescheiden worden door een<br />

kleur.<br />

Op een wapen zie je ook dikwijls “dappere dieren”, zoals een leeuw of een adelaar.<br />

Ook werden er wel dieren gebruikt die nooit hebben bestaan. Deze dieren noemen we<br />

“fabeldieren”.<br />

Voor het bordes van de Oudheidkamer in Horst vind je een grote wapensteen. Het dier dat<br />

het schild aan de ene kant vasthoudt is heel duidelijk een leeuw, maar het andere met een<br />

kop van een vogel en het lijf van een leeuw heb je zeker nog nooit gezien. Dit rare dier<br />

noemen we een “griffioen”. Het dier heeft nooit bestaan, maar komt in de heraldiek dikwijls<br />

voor, omdat het zo geheimzinnig is.<br />

42


KASTELEN<br />

Je hebt al gezien dat het “schild”, waarop het wapen werd geschilderd, niet altijd dezelfde<br />

vorm had.<br />

Hoe teken je een wapen?<br />

De bovenlijn moet je in 5 gelijke stukken verdelen, bijv. 5 x 1 cm. Precies in het midden gaat<br />

een lijn naar beneden met precies dezelfde maten (= 3 cm.) Je ziet zelf wel waar je de<br />

passer neer moet zetten en de boog moet trekken.<br />

Probeer hieronder de vormen eens te tekenen<br />

43


Heel belangrijk was de familie van Broekhuizen.<br />

Zij woonden in 1373 op het kasteel van Horst.<br />

Het onderstuk van hun wapen was van sinopel. (=............)<br />

Het bovenstuk was van zilver<br />

(= .......), met daar op 9“hermelijnstaartjes”.<br />

KASTELEN<br />

Daarna kwam de familie van Wittenhorst op het kasteel van Horst<br />

wonen. Hun wapen was heel eenvoudig en goed te herkennen, ook<br />

als je er ver vanaf stond.<br />

De ondergrond van het wapen is in goud (=.…...........)<br />

De twee dwarsbalken in sabel (=................)<br />

Toen de familie van Wittenhorst uitstierf, erfde de graaf Huyn van<br />

Geleen de heerlijkheid en het kasteel van Horst.<br />

Zijn wapen was gevierendeeld =<br />

in vier stukken verdeeld.<br />

Op deel 1 en 4 staat een slangenkruis in zilver (=...................)<br />

Op deel 2 en staan 3 “koekjes” in keel (=..................)<br />

Later kwam de Heer d’Arberg et Frézin op het kasteel wonen.<br />

Hij was getrouwd met Maria Alexandrina van Wittenhorst.<br />

Zijn wapen was in goud (=.....................) met daar op<br />

3 “keperbalken” in keel<br />

(= .............).<br />

De laatste Heer van Horst heette Frans Clemens von Fürstenberg.<br />

In Horst noemde de mensen hem de gekke graaf.<br />

Zijn wapen was ook gevierendeeld = in vier delen verdeeld.<br />

Deel 1 en 4 zijn in goud (=.......................) met twee horizontale balken<br />

in keel (=...........…........)<br />

Deel 2 en 3 zijn in goud met twee verticale balken in keel.<br />

44


De allerlaatste Heer van Horst was de graaf von Westerholt.<br />

Zijn wapen is heel ingewikkeld.<br />

Kijk maar eens goed wat je<br />

kunt herkennen.<br />

KASTELEN<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

Je weet al dat op een wapen van alles mag staan.<br />

Kijk maar eens wat er op de volgende wapens staat: een kruis, een balk, een ster, een<br />

bloem, een leeuw en een adelaar.<br />

Als een man en vrouw trouwden lieten ze dikwijls alle twee hun<br />

wapens op een schild aanbrengen.<br />

Op de grote wapensteen voor de Oudheidkamer in Horst kun je die<br />

samengevoegde wapens zien. Met een heel duur woord noemen<br />

we die “alliantiewapens”.<br />

45


Vlaggen zijn eigenlijk heel grote wapens.<br />

Onze Nederlandse vlag heeft een bovenstrook in<br />

keel (= ...........),<br />

een onderstrook in lazuur (= ............)<br />

en een middenstrook in zilver (= .............)<br />

De Belgische vlag heeft een bovenstrook in<br />

keel (= .........),<br />

een onderstrook in sabel (= ...............) en<br />

een middenstrook in goud (= ...........).<br />

De Duitse vlag heeft dezelfde kleuren, alleen staan de banen dan verticaal.<br />

Maak je eigen familiewapen<br />

KASTELEN<br />

Probeer nu zelf eens een wapen te tekenen.<br />

De vorm mag je zelf kiezen. Je weet ook welke kleuren je mag gebruiken en ook dat twee<br />

kleuren elkaar niet mogen raken, maar dat er dan een metaal tussenin moet komen staan.<br />

Als hulp kun je opzoekblad 1 gebruiken.<br />

46


BIJLAGE 2b<br />

HERALDIEK – leerlingenwerkblad<br />

KASTELEN<br />

47


Bijlage 3<br />

Van kamerling tot koemaagd<br />

Wie woonden er in en om het kasteel?<br />

Lessuggestie<br />

KASTELEN<br />

Doe een rollenspel met de klas. Elke leerling kiest een rol en denk na over kleding, houding,<br />

etc.<br />

Hertogelijke familie<br />

De hertogelijke familie was heel belangrijk omdat ze veel macht en aanzien had. Dat kwam<br />

omdat ze uit een oud adellijk geslacht stamde. De kinderen liepen en gedroegen zich ook<br />

heel deftig. Ze deden natuurlijk geen huishoudelijk werk. Daar hadden ze personeel voor. De<br />

oudste zoon volgde de vader op.<br />

Hertog uit Venlo<br />

Venlo ligt in het gebied dat het hertogdom Gelre werd genoemd. Elke adellijke familie had<br />

een eigen wapenschild. Omdat we nu eenmaal hier in Venlo zijn, dragen we ook de kleuren<br />

van de hertog van Gelre. Deze zijn blauw en geel.<br />

De hertog bestuurde zijn land. Daarvoor moest hij veel reizen en op die reizen nam hij zijn<br />

hofhouding mee. In het Limburgs Museum is een maquette van het Hertogenhof te Venlo.<br />

Daar zie je de aankomst van de hertog.<br />

Hertogin<br />

Als de hertog op reis was woonde de hertogin alleen op het kasteel. Soms had ze ook een<br />

eigen kasteel. Zij had een eigen hofhouding.<br />

Prins en prinses<br />

De kinderen van de hertog kregen een aparte opvoeding en hadden eigen onderwijzers. Ze<br />

leerden goede manieren, schaken en vreemde talen.<br />

Hofhouding<br />

De hofhouding bestond uit adviseurs en dienaren van de hertog. Omdat zij veel met de<br />

hertog optrokken, hadden ook zij veel aanzien. Soms werden deze adviseurs en dienaren<br />

opgevolgd door hun kinderen. Van de hofhouding woonden vaak alleen de kamerling en<br />

de rentmeester op het kasteel zelf. De rest van het personeel woonde meestal op de<br />

voorhof van het kasteel.<br />

Kamerling<br />

De kamerling was de persoonlijke bediende van de hertog. Hij zorgde voor de kleren en<br />

organiseerde de reizen en de maaltijden.<br />

Rentmeester<br />

Deze stond aan het hoofd van de huishouding van het kasteel. De rentmeester haalde ook<br />

de pacht op. Pacht is de huur die de boeren voor het land van de hertog betaalden. De<br />

boeren moesten na het oogsten vaak 1/10de gedeelte van de graanopbrengst aan de<br />

hertog geven. Het graan werd dan in de tiendschuur van het kasteel bewaard.<br />

Wijnschenker<br />

Wijn werd vooral gedronken bij speciale gelegenheden. De wijnschenker moest de<br />

wijnvoorraad op peil houden en zorgen dat belangrijke gasten altijd goede wijn kregen.<br />

Kookmaagd<br />

48


KASTELEN<br />

De kookmaagd was verantwoordelijk voor de keuken. Bij grote feestmaaltijden werd zij<br />

bijgestaan door koks en keukenmeiden. Zij bakten dan ook heerlijke koeken.<br />

Jager<br />

Alleen mensen van adel mochten jagen. De adellijke heren werden geholpen door jagers<br />

met honden. Er werd ook gejaagd met speciaal daarvoor afgerichte roofvogels, zoals<br />

valken.<br />

Wachters<br />

Een kasteel was verdedigbaar. Maar alleen als de poort goed werd bewaakt. Dat gebeurde<br />

door speciale wachters die op hun wachthoorn bliezen als er bezoekers kwamen.<br />

Herauten<br />

De heraut trad op bij toernooien en speciale gelegenheden. Hij was uitstekend op de<br />

hoogte van de wapenkunde. De heraut droeg ook gedichten voor over de daden van<br />

belangrijke vorsten.<br />

Ridders van Valkenburg<br />

Deze ridders woonden in de omgeving van Valkenburg en dienden voor de hertog van<br />

Brabant. Op hun wapenschild kwam een valk voor tegen de kleuren zwart en geel.<br />

Een ridder moest in het bezit zijn van een paard en een uitrusting. Die bestond uit een harnas<br />

en een zwaard. Hij ondersteunt de hertog in tijden van oorlog. Per jaar werkte hij een aantal<br />

dagen gratis, maar bij langere belegeringen of veldtochten kreeg hij per dag betaald.<br />

Ridders van Venlo<br />

Deze ridders woonden in de omgeving van Venlo en dienden de hertog van Gelre. Op hun<br />

wapenschild kwam een halve leeuw op een anker voor tegen de kleuren blauw en geel.<br />

Schildknapen<br />

Schildknapen waren de persoonlijke dienaren van de ridder. Zij zorgden bijvoorbeeld dat het<br />

paard en de wapenuitrusting in orde was voor de strijd.<br />

Ambachtslieden<br />

Rond het kasteel of in de steden woonde de bevolking. Onder het volk waren veel<br />

werklieden, zoals een timmerman, een kleermaker of een smid. Zij hadden een ambacht<br />

geleerd. Daarom zeggen we ook wel ambachtslieden.<br />

In de steden was hun opleiding zwaar. Ze hadden vaak strenge leermeesters. Op het<br />

platteland leerden ze het vak van vader op zoon.<br />

Metselaar<br />

In de Middeleeuwen werden alleen kerken, kastelen en belangrijke huizen met stenen<br />

gebouwd. Als de metselaar op het platteland werkte dan was het vooral aan kastelen en<br />

kerken. <strong>Kastelen</strong> werden vaak snel gebouwd en daarvoor werden vaak van heinde en verre<br />

handwerkslieden aangetrokken.<br />

Timmerman<br />

Hout was het bouwmateriaal van de Middeleeuwen. Ook de vloeren en daken van de<br />

kastelen waren van hout.<br />

Opperknecht<br />

De opperknecht moest op de bouwplaats al het vuile werk opknappen. Hij moest stenen<br />

sjouwen, mortel aanmaken en funderingen uitgraven. Veel ambachtslieden begonnen zo<br />

en klommen langzaam op tot geschoold handwerksman.<br />

49


KASTELEN<br />

Smid<br />

De smid had zijn eigen werkplaats en maakte daar gereedschappen voor de handwerkslieden<br />

en spijkers en muurankers die op bouw werden gebruikt.<br />

Kooplieden<br />

Op de markt kon het volk producten kopen van een koopman. Bijvoorbeeld stof uit een<br />

andere stad of uit een ver land. Een koopman kocht spullen op. Hij probeerde het op de<br />

markt in de stad duurder te verkopen. Dit noemen we handelen. Een ander woord voor<br />

koopman is handelaar. Als je succes had kon je duurder gaan wonen.<br />

Lakenhandelaar<br />

Kleding was belangrijk omdat het liet zien hoe deftig je was. Heel duur stof was laken. De<br />

beste kwaliteit werd van Engelse wol gemaakt. De handelaar kon soms heel rijk worden.<br />

Geldwisselaar<br />

Elke streek en soms elke stad had zijn eigen muntgeld. En elke munt had weer zijn eigen<br />

waarde. Op de markten waren geldwisselaars aanwezig. Zij keken of de munten echt waren<br />

en zij wogen ook de munten.<br />

Groentehandelaar<br />

Groenten werden niet zoveel gegeten. Lange tijd dacht men dat groenten schadelijk<br />

waren. Men at vooral kool, erwten, prei en sla. Deze werden geteeld in moestuinen en<br />

verkocht op markten in steden.<br />

Vishandelaar<br />

Er waren twee soorten vis: zeevis en riviervis. Zeevis moest van ver komen en kon men moeilijk<br />

lang vers houden. De kabeljauw werd gedroogd en heet dan stokvis. Riviervis werd<br />

gevangen door vissers uit de streek zelf. Zij visten in de Maas maar ook in visvijvers.<br />

Boeren<br />

De boeren woonden vooral op het platteland rond het kasteel van een heer. Zij betaalden<br />

pacht aan de rentmeester van de kasteelheer. Vaak moesten de boeren een aantal dagen<br />

per jaar ook nog gratis werken.<br />

Boer<br />

Het boerenbedrijf legde zich toe op zowel de veeteelt als de akkerbouw. De boer was<br />

vooral belast met het bewerken van het land.<br />

Boerin<br />

De boerin zorgde voor het huishouden en was ook betrokken bij het melken van de koeien<br />

en geiten. In de drukke oogsttijd hielp ze ook mee op het land.<br />

Koemaagd en melkjongen<br />

De koemaagd en de melkjongen waren vooral belast met het melken van de koeien en<br />

geiten. Ze zorgden verder voor het bereiden van kaas en boter.<br />

Herders<br />

Herders hielden zich bezig met het hoeden van schapen en varkens. Die werden vaak op<br />

algemene gronden en in bossen gehouden.<br />

Rechterlijke macht<br />

50


KASTELEN<br />

Drost<br />

Plaatsvervanger van de heer of hertog die een bepaald gebied bestuurde vanuit een<br />

kasteel.<br />

Schout/scholtis<br />

Belast met politietaken zoals het opsporen, aanhouden en aanklagen van misdadigers.<br />

Geestelijkheid<br />

Abt<br />

Had de leiding van een klooster.<br />

Kloosterlingen<br />

In het klooster woonden paters of zusters. Ze moesten leven volgens de strenge regels van<br />

het klooster. Er werd veel gebeden.<br />

51


Bijlage 4<br />

Middeleeuwse recepten<br />

Lessuggestie:<br />

Organiseer een middeleeuws diner op school.<br />

Gekloven nonnen - gevulde eieren<br />

4 hardgekookte eieren<br />

½ theelepel kaneel<br />

½ theelepel gemberpoeder<br />

4 blaadjes verse salie óf<br />

1 theelepel gedroogde<br />

1½ theelepel fijngehakte peterselie<br />

½ geraspte zure appel<br />

peper<br />

zout<br />

1 eetlepel appelciderazijn<br />

¼ theelepel saffraandraadjes<br />

1 eiwit<br />

boter<br />

KASTELEN<br />

Pel de eieren, snijd ze in de lengte doormidden, haal de dooiers eruit en prak die in een<br />

kommetje fijn met specerijen, kruiden en appel.<br />

Verhit de appelciderazijn, kneus hierin de saffraandraadjes en roer dit mengsel door de<br />

vulling.<br />

Verdeel de vulling over de eierhelften.<br />

Roer het eiwit los met een vork en wentel de eieren erdoor.<br />

Verhit de boter in een koekenpan en bak de eieren 1 minuut aan iedere kant, te beginnen<br />

met de vulling naar beneden.<br />

Deze eieren kunnen koud of warm worden gegeten.<br />

Dit recept is een bewerking.<br />

Het originele recept met aanvullende info kunt u vinden op Coquinaria.nl<br />

Roffioelen - gevulde oliebollen<br />

2 goudrenetten<br />

kardemom<br />

kaneel<br />

1 ons rietsuiker<br />

2 ons gepelde noten<br />

400 gram bloem<br />

30 gram verse gist<br />

2½ dl melk<br />

mespuntje zout<br />

Haal de klokhuizen uit de goudrenetten, snijd de appelen in stukjes en vermeng deze met de<br />

rietsuiker.<br />

Voeg kardemom en kaneel naar smaak toe.<br />

Hak de noten in stukjes en voeg ze aan het appelmengsel toe.<br />

Maak een mooi beslag van de bloem, gist, melk en zout en laat dit een uur afgedekt op een<br />

warme plaats rijzen.<br />

Rol het deeg uit en maak er acht ronde koeken van een halve centimeter dikte van.<br />

Leg wat vulling op één helft van het deeg en vouw de andere helft erover heen.<br />

52


KASTELEN<br />

Plak de randen goed vast; dit gaat wat moeizaam maar de vulling mag er absoluut niet uit<br />

kunnen vallen.<br />

Verhit olie in een pan of frituurpan en bak de gevulde halve maantjes in 6 minuten<br />

goudbruin.<br />

oerte van appelen - appeltaart<br />

250 gram bloem<br />

1 ei<br />

100 gram boter<br />

100 gram suiker<br />

iets water<br />

mespunt zout<br />

2 goudreinetten<br />

50 gram boter<br />

50 gram suiker<br />

kaneel<br />

gemberpoeder<br />

venkelzaad<br />

anijszaad<br />

50 gram krenten<br />

scheutje witte wijn<br />

Kneed een deeg van bloem, ei, 100 gram boter, 100 gram suiker, het water en het zout.<br />

Bestuif een plank met bloem en rol hier het deeg op uit.<br />

Bekleed met deze lap een ingevette taartvorm.<br />

Houd een stukje over om reepjes,ter afdekking van de taart, van te maken.<br />

Schil de appels, verwijder de klokhuizen en snijd ze in plakken.<br />

Doe ze met 50 gram boter, 50 gram suiker en de witte wijn in een stenen pot.<br />

Laat het geheel sudderen op een laag vuur, totdat de appels zacht zijn.<br />

Ze mogen niet tot moes koken.<br />

Haal de pot van het vuur en breng de vulling op smaak met de kruiden en de in water<br />

geweekte krenten.<br />

Verdeel de vulling over de taartbodem.<br />

Maak reepjes van het restantje deeg en dek hier de taart mee af.<br />

Laat de taart in circa 3 kwartier in een oven van 160 C gaar worden.<br />

53


KASTELEN<br />

54


KASTELEN<br />

Leerlingenwerkboek


Wat weet je over kastelen?<br />

Iedereen weet hoe een kasteel eruit ziet. Een kasteel heeft kantelen, torens en dikke muren.<br />

Ridders en jonkvrouwen leefden er in grote weelde. Bij oorlogsdreiging trof men meteen<br />

voorbereidingen om een belegering of aanval af te kunnen slaan.<br />

Wat weet je over kastelen?<br />

Ken je films, videoclips, stripboeken, speelgoed waar kastelen een rol in spelen? Klopt dat<br />

beeld met de werkelijkheid? Hoe kom je meer te weten over middeleeuwse kastelen in<br />

Limburg?<br />

Welke kastelen heb je ooit bezocht? Waar?<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Welk kasteel vond je het mooiste?<br />

Het kasteel ………………………………………[naam] in ……………………………………[plaats]<br />

OPDRACHT:<br />

Maak hieronder een woordweb met je voorstelling van een kasteel (met woord en/of beeld).


Wat is een kasteel?<br />

Inleiding<br />

Een kasteel is eigenlijk een huis. Een huis dat heel lang geleden gebouwd werd. In ons land<br />

staan veel kastelen. Meer dan honderd. Misschien heb je in andere landen ook wel eens<br />

kastelen gezien toen je daar op vakantie was. In andere landen staan kastelen soms op een<br />

heuvel of op een berg. Het lijkt vreemd om een huis zo hoog op een berg te bouwen. De<br />

bewoners moesten soms wel een uur klimmen voor ze thuis waren. Maar een kasteel moest<br />

veilig zijn. Soms probeerden vijanden het kasteel te veroveren. Dan moesten de aanvallers<br />

ook eerst tegen de berg op klimmen. In ons land zijn bijna geen heuvels. Hier werden de<br />

kastelen dikwijls in het water gebouwd. Bijvoorbeeld midden in een meer of in een heel grote<br />

vijver. Als er geen water was werd er een gracht om het kasteel gegraven. Over de gracht<br />

lag een ophaalbrug. De brug werd omhoog gehaald als de vijand eraan kwam. Ook ’s<br />

nachts werd de brug opgehaald. De mensen in het kasteel zaten dan veilig achter de dikke<br />

muren.<br />

In de klas hangt een grote afbeelding van de belegering van een kasteel. Wat zie je<br />

allemaal?<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………<br />

Veel kastelen zijn in het verleden bij aanvallen vernield of door brand en verwaarlozing<br />

helemaal vervallen. Een kasteel dat helemaal kapot is noemen we een ruïne. Ook in Horst<br />

staat een ruïne van een kasteel. Het is de ruïne van het “Huys ter Horst”.<br />

Ongeveer duizend jaar geleden<br />

begon de tijd van de kastelen. De<br />

eigenaar van een kasteel was<br />

meestal een ridder. Eerst waren de<br />

ridders gewoon soldaten op<br />

paarden. Ruiters dus. Als een ridder<br />

dapper gevochten had kreeg hij<br />

soms als beloning een stuk land van<br />

zijn koning. De ridders lieten op hun<br />

land een sterk huis bouwen. Eerst<br />

werd er een toren gebouwd om in<br />

te kunnen wonen: de woontoren.<br />

Rond die toren werden palen met


spitse punten in de grond geslagen om de vijand tegen te houden. Als de ridder geld<br />

genoeg had liet hij dikke stenen muren om zijn woontoren bouwen. Er werd steeds meer<br />

gebouwd. Tot er een groot, sterk kasteel stond. Deze oude kastelen noemen we ook wel<br />

burchten. Een ander woord is ridder-slot. De mensen die zo’n slot bewoonden noemden het<br />

gewoon “het huys”. Zo schreven ze dat in Oud-Nederlands. De ridder was hun meester. Hij<br />

werd de “heer” genoemd.<br />

Hoe zag een kasteel er uit?<br />

In de klas hangt een waslijn met tekeningen waarop je kan zien hoe “Huys ter Horst”<br />

langzaam van een kleine boerderij uitgegroeid is tot een groot kasteel.<br />

Op de volgende pagina staat deze opbouw in het klein.<br />

Schrijf bij de plaatjes wat je ziet en wat je opvalt aan de opbouw van het kasteel.<br />

Het eerste kasteel van Horst zal wel, zoals alle kastelen in Noord-Limburg, een kleine boerderij<br />

zijn geweest met een palissade van hout eromheen. Een palissade is een omheining van<br />

aangepunte houten palen die in de grond geslagen zijn. Misschien is er buitenom nog een<br />

droge gracht geweest. Hoe het eerste kasteel van Horst er precies heeft uitgezien is niet<br />

bekend. We weten ook niet wanneer het precies werd gebouwd en wie er woonde.<br />

Het tweede kasteel van Horst heeft waarschijnlijk al een muur van mergelblokken gehad.<br />

Deze muur was gebouwd in de vorm van een vijfhoek. Dat is heel bijzonder, want alle andere<br />

kastelen in Noord-Limburg waren vierkant of rond.<br />

In de ruïne van het kasteel van Horst kan men de oude muren van de vijfhoek nog zien. De<br />

mergelblokken moeten vanuit Zuid-Limburg zijn aangevoerd. Daar werden ze uit de heuvels<br />

gezaagd.<br />

Ben je wel eens in de grotten van Valkenburg geweest?


De bouw van het kasteel


BEZOEK AAN EEN KASTEEL<br />

Jullie gaan met de klas naar de ruïne van Huys ter Horst. Daar gaan jullie op een boeiende<br />

manier alles ontdekken over het kasteel, de mensen die er woonden en leren jullie van alles<br />

over de tijd van de kastelen. Veel plezier!<br />

Schrijf hieronder je ervaringen van dit bezoek….<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..


Het leven op en rond een kasteel<br />

In deze les leer je hoe mensen in een kasteel leefden. Ook kom je iets te weten over het<br />

leven van de boeren die rond een kasteel woonden.<br />

In een kasteel woonden mensen veilig. Vijanden konden er moeilijk binnenkomen. Maar het<br />

was geen prettige woning. In de vensters zat geen glas. Bij slecht weer moesten de luiken<br />

dicht. Het was dan donker, vochtig en koud in het kasteel.<br />

Alleen in de grote zaal en in de keuken brandde een vuur. Om het warmer te hebben,<br />

strooiden de mensen het stro op de vloer. Aan de wanden hingen ze tapijten. ’s Avonds na<br />

het werk was er niet veel te doen.<br />

De mensen gingen slapen als het donker werd. Alleen de kasteelheer en zijn vrouw sliepen in<br />

een bed. De andere bewoners sliepen op de grond. Dat was hard en koud. Ook hadden ze<br />

veel last van vlooien en luizen. Hygiëne is iets van onze, moderne tijd. Stromend water kende<br />

men uiteraard op een kasteel niet. Het was al heel luxe als er een nis was met daarin een<br />

hangend watervat en wasbekken.<br />

Scheerattributen zijn nauwelijks teruggevonden, terwijl deze er toch waren. Tot aan het begin<br />

van de zestiende eeuw waren mannen namelijk gladgeschoren.


In vrijwel alle kamers van een kasteel was minimaal één bed aanwezig. Met de term bedde<br />

werd soms alleen het matras bedoeld en niet de houten ombouw: de koets of stede. Voor<br />

het opbergen van servies, kleding en ander kleiner huisraad, kende men aanvankelijk alleen<br />

kisten. Het dressoir is een schakel in de ontwikkeling van kist naar kast. In feite is het niet meer<br />

dan een kist op poten.<br />

Het dagelijkse leven op een kasteel<br />

Het gewone leven in een kasteel was rustig, zelfs een beetje saai. Men stond vroeg op. De<br />

kasteelheer ging met zijn mannen praten over de zaken van het land. Hij zorgde er voor dat<br />

het werk goed gedaan werd.<br />

’s Avonds ging men heel vroeg naar bed. Een enkele keer kwam er bezoek. Of er kwam een<br />

rondtrekkende zanger langs, een minstreel. De minstreel vertelde verhalen en zong liederen.<br />

Hij reisde erg veel. Onderweg hoorde hij allerlei nieuwtjes. Dat nieuws vertelde hij in de<br />

kastelen. De bewoners waren erg blij als een minstreel kwam. Van hem hoorden ze of er<br />

ergens iets belangrijks was gebeurd. De kinderen vonden het prachtig als er een goochelaar<br />

kwam, of een clown die vroeger potsemaker werd genoemd.<br />

Een ridder ging veel op jacht, want dan kwam er vlees op tafel. Om te oefenen deed de<br />

ridder ook soms mee aan een steekspel of een toernooi. De ridders moesten dan proberen<br />

om elkaar met lange lansen van het paard te stoten. Een lans is een soort speer. Een<br />

kasteelvrouw hield toezicht op de dienstboden. Ze lette op het werk in de keuken. Als haar<br />

man weg was moest zij voor alles zorgen. En ridders waren soms erg lang van huisweg. Ze<br />

gingen op reis of ze vochten mee in een oorlog ergens ver weg.<br />

En de kinderen van de heer? Als ze nog klein waren speelden ze balspelletjes, verstoppertje,<br />

krijgertje en blindemannetje. Ze hadden poppen, soldaatjes en houten paarden. Meisjes van<br />

zeven jaar moesten leren spinnen, weven en naaien. Later moesten zij toezicht houden op<br />

de dienstmeisjes. Een jongen werd bediende op een ander kasteel in de buurt. Hij was dan<br />

een page. Als een page veertien of vijftien jaar was werd hij schildknaap. Hij leerde dan met<br />

wapens omgaan en paardrijden. Ook moest hij bedienen aan tafel en wijn inschenken. Als hij<br />

twintig werd kreeg hij zijn eigen wapens. Dan was zijn leertijd voorbij.<br />

Over de kinderen van de eenvoudige boeren is niet veel te vertellen. Zij zullen hun ouders wel<br />

geholpen hebben op het land. De boeren waren erg arm. Scholen bestonden niet.<br />

Familiewapen<br />

Het kasteel vormde het decor van de adellijke levensstijl.<br />

Je was van adel door geboorte. Kapitaalkrachtige elites<br />

uit de stad probeerden de adellijke leefgewoontes te<br />

imiteren. Dat lukte tot op zekere hoogte. Maar met het<br />

familiewapen kon de adel zich onderscheiden. Het was<br />

hèt symbool van de eeuwenoude familietraditie en werd<br />

afgebeeld op serviezen, stoffen en sieraden. Behalve in<br />

glas-in-lood vensters, op beddengoed, op zitkussens en op<br />

wandtapijten kon ook de schouw versierd worden met<br />

familiewapens.


HERALDIEK<br />

Wat valt er nog allemaal te ontdekken over familiewapens?<br />

Deze les gaat over wapenkunde of heraldiek.<br />

Wapenkunde gaat niet over wapens om mee te schieten, of<br />

om te steken of te slaan, maar over wapens die op schilden<br />

werden geschilderd.<br />

Ons woord “schilderen” is afkomstig van het maken van<br />

schilden. Er waren niet veel mensen die een schild konden<br />

“schilderen” en ook niet veel mensen die al die schilden<br />

konden herkennen. Mensen die dit kenden werden “herauten”<br />

genoemd.<br />

Er zijn nog steeds wapens die gebruikt worden, bijv. wapens<br />

van een gemeente, zoals van de gemeente Horst en heel veel<br />

andere gemeenten in Nederland.<br />

Hoe zijn we aan al die wapens gekomen?<br />

Heel lang geleden, in het begin van de riddertijd, kenden alle<br />

pages en schildknapen hun ridders en ook veel andere ridders<br />

aan hun kleding, aan de manier waarop ze liepen, aan hun<br />

wapens, aan hun paarden, enz.<br />

Willem de Veroveraar.<br />

In het jaar 1066 ging Willem de Veroveraar met veel schepen en soldaten<br />

vanuit Frankrijk naar Engeland om dat land te veroveren.<br />

Ridders droegen in die tijd een heel grote “pothelm”.<br />

Dat was een helm die helemaal over het hoofd sloot.<br />

Aan de voorkant van deze helmen zat een klep, die<br />

open en dicht kon worden gemaakt. Die klep werd<br />

een vizier genoemd.<br />

Wanneer een ridder met “open vizier” het strijdperk in reed, liet hij zien dat<br />

hij niet bang was, of dat hij heel duidelijk wilde laten zien wat hij van plan<br />

was.<br />

Als een ridder zo’n grote helm op zijn hoofd had en dan ook nog zijn<br />

harnas aan was hij helemaal in “ijzer” ingepakt.<br />

Hij was dan goed beschermd tegen pijlen en slagen met een zwaard, maar ook<br />

onherkenbaar.<br />

De ridders<br />

Toen Willem met zijn soldaten in Engeland aan kwam werd bij de stad Hastings een grote<br />

veldslag geleverd.


Op een zeker moment werd er geroepen dat Willem gesneuveld zou zijn. Toen Willem dat<br />

hoorde, ging hij in de stijgbeugels van zijn paard staan en riep zo hard hij kon: “Kijk soldaten,<br />

ik ben er nog!” en meteen sloeg hij<br />

er met zijn zwaard weer op los. Zijn<br />

soldaten kregen hierdoor weer<br />

zoveel moed dat zij de slag wonnen.<br />

De ridders kwamen toen op het idee<br />

om zichzelf toch herkenbaar te<br />

maken, niet alleen vooral voor hun<br />

eigen vrienden.<br />

Ze lieten op hun schilden en kleding<br />

tekens aanbrengen die heel duidelijk<br />

en van veraf al duidelijk herkenbaar<br />

waren.<br />

We kennen nu nog dergelijke tekens.<br />

Als je een auto ziet met een ster op<br />

de motorkap, da hoef je niet lang na<br />

te denken, dan weet je meteen: dat is een “dikke Mercedes!” En als je op een<br />

auto een V ziet staan met een W er onder dan weet je dat het een<br />

Volkswagen moet zijn.<br />

Deze tekens noemen we geen wapens, maar emblemen of logo’s.<br />

In een embleem, of logo, mogen alle kleuren en tekens gebruikt worden.<br />

Bij de middeleeuwse wapens was dat allemaal heel erg “streng” geregeld.<br />

Alles werd ook geheimzinnig gehouden. Zo kregen alle kleuren die op een<br />

schild gebruikt mochten worden andere namen dan de namen die wij nu<br />

gebruiken.<br />

Zo werden de kleuren geel en zilver naar metalen genoemd.<br />

geel = goud<br />

zilver = wit<br />

rood = keel<br />

blauw = lazuur<br />

zwart = sabel<br />

groen = sinopel<br />

Kleuren mochten elkaar nooit raken. Sinopel mocht dus nooit tegen keel komen, of sabel<br />

tegen lazuur. Ze moesten altijd gescheiden worden door een metaal, dus geel of wit.<br />

Ook twee metalen mochten elkaar nooit raken, maar altijd gescheiden worden door een<br />

kleur.<br />

Op een wapen zie je ook dikwijls “dappere dieren”, zoals een leeuw of een adelaar.<br />

Ook werden er wel dieren gebruikt die nooit hebben bestaan. Deze dieren noemen we<br />

“fabeldieren”.<br />

Voor het bordes van de Oudheidkamer in Horst vind je een grote wapensteen. Het dier dat<br />

het schild aan de ene kant vasthoudt is heel duidelijk een leeuw, maar het andere met een<br />

kop van een vogel en het lijf van een leeuw heb je zeker nog nooit gezien. Dit rare dier<br />

noemen we een “griffioen”. Het dier heeft nooit bestaan, maar komt in de heraldiek dikwijls<br />

voor, omdat het zo geheimzinnig is.<br />

Je hebt al gezien dat het “schild”, waarop het wapen werd geschilderd, niet altijd dezelfde<br />

vorm had.


Hoe teken je een wapen?<br />

De bovenlijn moet je in 5 gelijke stukken verdelen, bijv. 5 x 1 cm. Precies in het midden gaat<br />

een lijn naar beneden met precies dezelfde maten (= 3 cm.) Je ziet zelf wel waar je de<br />

passer neer moet zetten en de boog moet trekken.<br />

Probeer hieronder de vormen eens te tekenen


Heel belangrijk was de familie van Broekhuizen.<br />

Zij woonden in 1373 op het kasteel van Horst.<br />

Het onderstuk van hun wapen was van sinopel. (=............)<br />

Het bovenstuk was van zilver<br />

(= .......), met daar op 9“hermelijnstaartjes”.<br />

Daarna kwam de familie van Wittenhorst op het kasteel van Horst<br />

wonen. Hun wapen was heel eenvoudig en goed te herkennen, ook als<br />

je er ver vanaf stond.<br />

De ondergrond van het wapen is in goud (=.…...........)<br />

De twee dwarsbalken in sabel (=................)<br />

Toen de familie van Wittenhorst uitstierf, erfde de graaf Huyn van<br />

Geleen de heerlijkheid en het kasteel van Horst.<br />

Zijn wapen was gevierendeeld =<br />

in vier stukken verdeeld.<br />

Op deel 1 en 4 staat een slangenkruis in zilver (=...................)<br />

Op deel 2 en staan 3 “koekjes” in keel (=..................)<br />

Later kwam de Heer d’Arberg et Frézin op het kasteel wonen.<br />

Hij was getrouwd met Maria Alexandrina van Wittenhorst.<br />

Zijn wapen was in goud (=.....................) met daar op<br />

3 “keperbalken” in keel<br />

(= .............).<br />

De laatste Heer van Horst heette Frans Clemens von Fürstenberg.<br />

In Horst noemde de mensen hem de gekke graaf.<br />

Zijn wapen was ook gevierendeeld = in vier delen verdeeld.<br />

Deel 1 en 4 zijn in goud (=.......................) met twee horizontale balken<br />

in keel (=...........…........)<br />

Deel 2 en 3 zijn in goud met twee verticale balken in keel.


De allerlaatste Heer van Horst was de graaf von Westerholt.<br />

Zijn wapen is heel ingewikkeld.<br />

Kijk maar eens goed wat je<br />

kunt herkennen.<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

……………………………………………………………………………..<br />

Je weet al dat op een wapen van alles mag staan.<br />

Kijk maar eens wat er op de volgende wapens staat: een kruis, een balk, een ster, een<br />

bloem, een leeuw en een adelaar.<br />

Als een man en vrouw trouwden lieten ze dikwijls alle twee hun<br />

wapens op een schild aanbrengen.<br />

Op de grote wapensteen voor de Oudheidkamer in Horst kun je die<br />

samengevoegde wapens zien. Met een heel duur woord noemen<br />

we die “alliantiewapens”.


Vlaggen zijn eigenlijk heel grote wapens.<br />

Onze Nederlandse vlag heeft een bovenstrook in<br />

keel (= ...........),<br />

een onderstrook in lazuur (= ............)<br />

en een middenstrook in zilver (= .............)<br />

De Belgische vlag heeft een bovenstrook in<br />

keel (= .........),<br />

een onderstrook in sabel (= ...............) en<br />

een middenstrook in goud (= ...........).<br />

De Duitse vlag heeft dezelfde kleuren, alleen staan de banen dan verticaal.<br />

OPDRACHT: Maak je eigen familiewapen<br />

Probeer nu zelf eens een wapen te tekenen.<br />

De vorm mag je zelf kiezen. Je weet ook welke kleuren je mag gebruiken en ook dat twee<br />

kleuren elkaar niet mogen raken, maar dat er dan een metaal tussenin moet komen staan.<br />

Als hulp kun je opzoekblad 1 gebruiken.


Af en toe kwam er een minstreel op bezoek. De kasteelbewoners kwamen dan ’s avonds<br />

naar de grote zaal om te luisteren naar zijn verhalen en liedjes. Soms deed hij goocheltrucs<br />

en andere kunsten. De minstreel vertelde ook nieuws door. Na een paar dagen ging hij weer<br />

verder, op weg naar een ander kasteel.<br />

Wat deden de mensen om het wonen in een kasteel zo aangenaam mogelijk te maken?<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Waarom waren de kasteelbewoners zo blij met het bezoek van een minstreel?<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Kleding<br />

Kleurrijke riddertoernooien waren belangrijke evenementen waar je gezien moest worden. Of<br />

de kleding praktisch was, werd bijzaak. De veertiende en vijftiende eeuw is de tijd van de<br />

eerste kledingvoorschriften. Frankrijk dicteerde de mode. In de 16de eeuw werd het<br />

modebeeld bepaald door afwisselend Duitse, Italiaanse en Spaanse invloeden. In het<br />

modebeeld veranderden broeken, mouwen, snorren en baarden continu.<br />

Idee: Je gaat naar een riddertoernooi. Wat doe je aan? Ontwerp je eigen kleding.<br />

De kasteelheer en zijn gezin hadden kleurige kleding met wijde mouwen. De kasteelvrouwen<br />

droegen lange kleren tot op de grond en meestal een mutsje. Dit was ook tegen de kou,<br />

want kastelen waren dikwijls vochtig en kil. De man<br />

droeg een lange “jurk”, de tuniek. Als hij moest gaan<br />

vechten trok hij een tuniek aan van allemaal ijzeren<br />

ringetjes. Dat was een maliënkolder. Hij zetten een helm<br />

op, die wel drie kilo kon wegen. Hij had een slagzwaard,<br />

een lans en een schild.. pas veel later droegen de ridders<br />

een harnas. Dat was een pak van dunne, ijzeren platen.<br />

Boeren en mensen in de dorpen droegen eenvoudige<br />

bruine of grijze kleren.<br />

De kasteelheer<br />

De kasteelheer zorgde ervoor dat iedereen zijn werk<br />

deed. Hij was ook een soort rechter. Als er ruzie was,<br />

maakte hij daar een eind aan. Hij kon mensen straffen als<br />

ze iets verkeerd gedaan hadden.


De vrouwe<br />

De vrouwe zorgde voor het huishouden. Ze deed het werk niet zelf. Daar waren dienstmeisjes<br />

en koks voor. De vrouwe verzorgde de kleine kinderen. Ze leerde haar dochters voor het<br />

huishouden te zorgen. Als ze tijd had, zat ze te handwerken of ze ging mee op jacht.<br />

Bij de jacht gebruikte men soms een getrainde valk. Als de valk een prooi gevangen had,<br />

bracht hij die terug bij de jagers.<br />

Vlees, granen, groenten, fruit, vis of wild van het eigen domein werden in de kasteelkeuken<br />

bereid. Het basis eten bestond uit vlees, kip of vis en een brij van graan, vooral rogge en het<br />

duurdere tarwe. Wild werd af en toe geserveerd.<br />

Het personeel<br />

In het kasteel werkten veel mensen. Er waren dienstmeisjes, wachters, koks en een smid. Die<br />

mensen hadden allemaal eten en kleren nodig. Daar moesten de boeren uit het dorp voor<br />

zorgen. In ruil daarvoor kregen ze bescherming als er gevaar dreigde.<br />

De boeren hadden niet altijd zin om voor de kasteelheer te werken. Ze werkten liever op hun<br />

eigen boerderij. De heer moest ze soms dwingen om voor hem te werken. Wie niet deed wat<br />

de heer wilde, werd streng gestraft.<br />

Sommige mensen wilden graag verhuizen. Dat mocht niet van de heer. Als ze vluchtten,<br />

haalde hij ze terug. Want zonder horigen zouden de mensen in het kasteel niets te eten<br />

hebben. De boeren hoorden bij de heer en het kasteel.<br />

Daarom heetten ze horigen.<br />

Waarom werkten de horigen voor de kasteelheer?<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Waarom verbood de kasteelheer de horigen om ergens anders te gaan wonen?<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Wie woonden er in en om het<br />

kasteel?<br />

………………………………………<br />

………………………………………<br />

………………………………………<br />

………………………………………<br />

………………………………………<br />

………………………………………<br />

………………………………………


Het leven in het dorp<br />

De horigen woonden in eenvoudige huizen. Ze waren gemaakt van hout, riet en klei. Bij storm<br />

of onweer ging zo’n huis snel kapot. In de woonruimte brandde bijna altijd een vuur. Daar<br />

werd het eten op gekookt. De rook ging door een gast in het dak naar buiten. Er was geen<br />

schoorsteen. Daarom hing er binnen vaak een benauwde rooklucht.<br />

Mensen en dieren woonden in dezelfde ruimte. Soms mislukte de oogst. Er was dan te weinig<br />

voedsel. De horigen leden honger. Daardoor werden ze ziek of gingen dood. Ook voor het<br />

vee was er dan te weinig voedsel. Veel dieren moesten geslacht worden. In het jaar daarna<br />

was er dan te weinig melk en mest.<br />

Waar zou je liever wonen: in een kasteel of in een boerderij van een horige? Waarom?<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

Eten en koken<br />

Eten kon niet lang worden bewaard. Dan zou het bederven. Men moest er voor zorgen dat<br />

er steeds genoeg eten was. Het brood bakte men zelf. Het vlees kwam vooral van de dieren<br />

waarop werd gejaagd, zoals herten en hazen. Aardappels waren er nog niet. Groente en<br />

fruit vond men niet zo belangrijk. Wel kende men sla, bieten, knollen, erwten, kaas en vis. Aan<br />

tafel werd bier en landwijn gedronken. De kinderen kregen melk met water.<br />

In de middeleeuwse keuken werden vier kookmethoden toegepast. Braden, koken, stoven<br />

en bakken. In elke kasteelkeuken waren roosters en spitten om vlees te braden. Het spit<br />

draaide op twee standaarden en stond op grotere afstand van het vuur dan het rooster. Het<br />

afdruipend vet ving men op in een spitschotel of vetvanger. Braadpannen werden op een<br />

drievoet of treeft in het vuur gezet. Groente of<br />

vlees koken in water was de eenvoudigste en<br />

meest toegepaste manier van voedselbereiding.<br />

Bij het stoven werd minder water aan<br />

de kook gebracht. Het bakken gebeurde in<br />

een oven. Soms in de keuken, maar vaak ook in<br />

een apart bakhuis.<br />

In deze streek at men vooral rundvlees. Vaak<br />

werd ook schapenvlees of lamsvlees bereid.<br />

Spek en reuzel kwamen van het varken. Gevogelte,<br />

vooral kip, stond bijna wekelijks op het<br />

menu. Er werd niets weggegooid en van al<br />

deze dieren werden ook die delen verwerkt die<br />

wij nu tot slachtafval of hondenvoer zouden<br />

rekenen. Wat dat betreft geven de receptenboeken ons tal van praktische aanwijzingen. Zo<br />

voegde men varkensoren en varkenspoten in zure zult en hoofdkaas toe. Uit botten werd het<br />

merg geklopt, dat als vet in pasteien werd gebruikt.<br />

Aan tafel<br />

Bij bijzondere gelegenheden dekte men een grote lange tafel met damasten tafellakens en<br />

servetten, tinnen borden en kannen, zilveren lepels, schotels, zoutvaten en drinkbekers.<br />

Messen brachten de gasten meestal zelf mee. Houten en aardewerken servies was<br />

beduidend goedkoper en had dus ook minder status.<br />

Idee: organiseer een middeleeuws diner op school.


Belegering van het kasteel<br />

Een verhaal uit de tijd van monniken en ridders (door Frans van Baal)<br />

Het dorp van Henric wordt aangevallen door rovers.<br />

De boeren vluchten naar het kasteel.<br />

‘Een ruiter! Er komt een ruiter aan!’ Henric vergeet bijna dat hij op het dak van de toren zit. Hij<br />

kan zich nog niet vastgrijpen. De mensen op de binnenplaats kijken op van hun werk.<br />

Vragend kijken ze naar boven. ‘Er komt een ruiter aan!’ Henric laat zich van het dak glijden.<br />

Hij gaat ze vertellen wat hij heeft gezien. En hij is natuurlijk benieuwd wat de ruiter te vertellen<br />

heeft.<br />

De dakpannen kan hij later nog wel vastmaken. De ruiter galoppeert over de brug. Hij stopt<br />

op de binnenplaats. Hij is buiten adem. ‘Rovers’, schreeuwt hij. ‘Wel twintig. Aan de overkant<br />

van de rivier. Huizen in brand. Ze komen hierheen. Waar is heer Robert?’<br />

Heer Robert hoeft niet lang na<br />

te denken. ‘Mannen’, roept hij,<br />

‘iedereen uit het dorp moet<br />

naar het kasteel komen. Neem<br />

zoveel mogelijk voedsel mee.<br />

Voor jullie vee is plaats in de<br />

stallen.’ De mannen en<br />

jongens rennen het kasteel uit.<br />

Naar hun huizen in het dorp.<br />

Alle waardevolle spullen<br />

worden op ossenwagens<br />

geladen.<br />

Henric en zijn vader slepen met<br />

zakken graan. Moeder doet de<br />

kippen in een mand. Trude, de<br />

zus van Henric, rent weg om<br />

de koe op te halen.<br />

Die graast buiten het dorp.<br />

Honden rennen blaffend


tussen de mensen door. Kinderen lopen achter geiten, schapen en varkens aan. Moeders<br />

dagen huilende baby’s.<br />

Wat nemen de mensen mee naar het kasteel? Waarom juist die dingen? Hoe vervoeren ze<br />

de spullen?<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

In een lange stoet haasten de mensen zich naar het kasteel. De ossenkar van Henrics vader is<br />

volgeladen. Moeder zit bovenop de spullen. Naast haar staat de mand met de kippen.<br />

Achter de wagen sleurt Trude de koe vooruit. Het gaat niet gemakkelijk. Het is heel warm<br />

geworden.<br />

Het stof van de zandweg plakt op haar gezicht. In de verte komen donkere wolken<br />

langzaam dichterbij. Henric probeert de geiten bij elkaar te houden. Hij is bang dat ze niet op<br />

tijd in het kasteel zijn. Bij de ophaalbrug gaat het mis. De kar bonkt op het hout. Een wiel<br />

hangt scheef. De mand met kippen valt naar beneden. Op de kop van de koe. Loeiend rukt<br />

ze zich los. Tussen de geiten door rent ze weg. Terug naar het dorp.<br />

Henric bedenkt zich geen moment. Hun koe! Die kunnen ze niet missen! Hij laat de geiten in<br />

de steek en rent achter de koe aan. De hele stoet staat nu stil op de brug. Niemand kan<br />

meer voor- of achteruit. De poortwachters slepen de kapotte ossenwagen het kasteel<br />

binnen. Pas als iedereen binnen is, merkt vader dat Henric er niet meer bij is. ‘Hij is achter de<br />

koe aan, ‘ huilt moeder. ‘Ik kon hem niet meer tegenhouden.’<br />

Waarom wil Henric de koe zo graag redden?<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

Vanaf de muren van<br />

het kasteel klinkt<br />

geschreeuw. ‘De rovers<br />

zijn al overgestoken! Ze<br />

komen zo deze kant<br />

op.’ Heer Robert deelt<br />

wapens uit. De boeren<br />

gaan ermee naar de<br />

muren. ‘Sluit de poort<br />

en haal de brug op,’<br />

roept heer Robert.<br />

Henrics vader klimt op<br />

de muur. ‘Nee, nee!’<br />

roept hij naar heer<br />

Robert. ‘Henric is naar<br />

het dorp gegaan om<br />

onze koe op te halen.<br />

En hij is nog niet terug!’<br />

Angstig kijken de<br />

mensen naar hun heer.<br />

Zou hij wachten tot


Henric terug is? Of laat hij toch de poort en de brug sluiten? ‘Wacht nog even’, roept heer<br />

Robert. ‘De rovers zijn er nog niet. We wachten tot Henric terug is.’ Gespannen kijken de<br />

mensen over de muur. Van links komen de rovers. Van rechts zien ze Henric aankomen. Aan<br />

die kant zijn ook de onweerswolken goed te zien.<br />

Het dondert al in de verte. De koe loeit angstig. Zal Henric nog op tijd terug zijn? Vader rent<br />

door de poort naar buiten om Henric te helpen.<br />

Twee andere boeren volgen hem. Met zijn vieren zijn ze sterker dan de koe. Langzaam<br />

komen ze vooruit. De rovers komen nu snel dichterbij. Loeiend komt de koe over de brug.<br />

‘Haal op!’, roept heer Robert. ‘Sluit de poort!’ De rovers sporen hun paarden aan. Misschien<br />

lukt het nog om binnen te komen. Met een ratelend geluid gaat de brug langzaam omhoog.<br />

Heer Robert staat voor een moeilijke keus. Hoezo?<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

Gelukkig is de brug al te ver omhoog. De rovers zijn te laat! Woedend schreeuwen ze naar de<br />

mensen die op de muur staan. Dan barst de onweer los. Keihard slaat de regen neer. De<br />

rovers worden kletsnat. Ze zullen moeten schuilen.<br />

De mensen in het kasteel zijn veilig.<br />

En Henric? Die ligt uit te rusten in het stro… naast zijn koe.


HELP! Een belegering!<br />

Als de kasteelheer ruzie met iemand anders kreeg, dan kon zijn kasteel belegerd worden. De<br />

heer moest dan al zijn mannen, wapens en voedsel op de hoofdburcht verzamelen. Daarna<br />

trokken ze de ophaalbrug op en wachtten ze af. De vijand omsingelde het kasteel. Hij sloot<br />

het van de buitenwereld af. Hierdoor hadden de kasteelbewoners geen voedsel en water<br />

meer. Dorstig en uitgehongerd moesten ze zich dan wel overgeven.<br />

Voor de aanvallers kon een belegering niet al te lang duren. Dit kwam doordat de gewone<br />

soldaten meestal boeren waren. Zij moesten hun heer volgen als die oorlog wilde voeren. Zij<br />

werden hiervoor bijna nooit betaald. En eigenlijk moesten ze, of wilden ze, op hun land<br />

werken. Als de aanval geen succes was, of heel lang duurde, gingen ze gewoon weg. Zeker,<br />

als er nog geoogst moest worden.<br />

Oorlog werd er alleen in de lente en zomer (en als het niet anders kon in de herfst) gevoerd.<br />

Je had dan niet zo’n last van slecht en koud weer en de dagen waren langer. Bovendien<br />

konden de aanvallers dan meer eten te pakken krijgen.<br />

Als een kasteel dan tenslotte toch werd ingenomen, kwamen de verdedigers er soms levend<br />

vanaf. Het kasteel en de bezittingen werden dan ingepikt.<br />

Maar vaak werd het kasteel afgebroken of in brand gestoken. De vijand kon beloven (op zijn<br />

woord van riddereer) dat hij de verdedigers zelf niets zou doen. Ze mochten dan als vrije<br />

mensen weggaan. Maar meestal werden ze gevangen genomen (handig voor losgeld) of<br />

gedood.<br />

Idee: maak een tekening waarop de belegering van een kasteel te zien is.<br />

In de Middeleeuwen nam de bevolking toe. Steeds grotere economische reserves kwamen<br />

in handen van een kleine groep lokale machthebbers. Dit leidde tot spanningen die zich<br />

ontlaadden in oorlogen. <strong>Kastelen</strong> zijn een symbool voor de toenemende agressie in de<br />

middeleeuwse samenleving. Met name het motte-kasteel werd belangrijk omdat het snel en<br />

goedkoop kon worden gebouwd. Bij een verrassingsaanval hield het meestal stand. De<br />

oorlogsvoering bestond vooral uit belegeringen, waarbij het devies verwoest eerst het land<br />

en dan het kasteel belangrijk was. De tactiek van de belegering veranderde niet sterk met<br />

de introductie van het vuurgeschut. Kanonnen werden op dezelfde wijze ingezet als de<br />

werp- en schietmachines.<br />

Bepantsering en handwapens<br />

De bepantsering bestond tot in de dertiende eeuw voornamelijk uit maliën, helm en schild.<br />

Steeds meer harnasonderdelen zoals scheenbeschermers en armstukken werden in de loop<br />

van de tijd vervangen door ijzeren platen. Rond 1300 ontstond zo het ijzeren harnas.<br />

Tot de handwapens kunnen we zwaard, lans, strijdhamer, strijdbijl en strijdknots rekenen. Met<br />

uitzondering van de lans waren het allemaal slagwapens die vooral door een ridder te paard<br />

werden gehanteerd. Het voetvolk vocht met stokwapens zoals hellebaard en spies. De<br />

hellebaard werd gebruikt om ruiters van het paard te trekken en hun bepantsering te<br />

doorboren.<br />

Belegeringswapens<br />

Bij belegeringen waren lange afstandswapens van belang. Ze werden gebruikt door<br />

belegeraar én belegerden. De zware werp- en schietmachines waren vaak van Grieks-<br />

Romeinse oorsprong. Er zijn drie typen belegeringswapens.<br />

De ballista was een grote kruisboog, waarvan de pijlen op menselijke doelen werden gericht.<br />

De blijde of trabucium werd ingezet om muren te slechten. De blijde was een middeleeuwse<br />

vinding en werkte met een contra-gewicht.


Bij de mange of lepelblijde werd het projectiel gelanceerd met torsiekracht. De daarbij<br />

gebruikte touwen bleven in het vochtig klimaat niet lang goed functioneren. Experimenten<br />

hebben aangetoond dat met de lepelblijde alleen lichte voorwerpen over zo'n 75 tot 100<br />

meter konden worden gekatapulteerd. Het waren brandende tonnen gevuld met een<br />

explosief mengsel of rottende kadavers, waarmee men dood en verderf zaaide.<br />

Idee: maak je eigen blijde<br />

Voorbeeld van een blijde<br />

Maak je eigen blijde of katapult<br />

1<br />

Neem een doos, bijvoorbeeld een leeg melkpak. Snij de bovenkant van de doos tot je deze<br />

vorm overhoudt. Maak ronde gaten in de zijkanten en een gat onderaan de achterzijde.<br />

2<br />

Steek een elastiekje door dit gat en maak het aan de buitenzijde vast met een stukje hout, of<br />

lucifer. Steek een lang potlood door de beide gaten in de zijwanden.<br />

3<br />

Snij een bakje van een luciferdoosje in tweeën en plak hierop een ander potlood. Trek het<br />

elastiekje achter het eerste potlood langs en steek het tweede er doorheen. Vouw de<br />

voorzijde van het pak naar beneden en plak deze vast.<br />

4<br />

Leg een propje papier in het bakje, duw dit naar beneden en laat los. Voltreffer!<br />

Bogen<br />

Er waren drie boogtypen in gebruik: de langboog, kruisboog en reflexboog. Vooral de<br />

Oosterse reflexboog en de kruisboog waren gevoelig voor weersinvloeden. Het deel dat de<br />

spankracht leverde bestond, namelijk uit verschillende soorten hout en been. De boog kwam<br />

niet voor in het arsenaal van een ridder. Hij was moeilijk hanteerbaar te paard. Bovendien<br />

ging het doden over een lange afstand tegen de ridderethiek in.<br />

Elke boog had zijn eigen voordelen. De langboog van taxushout had een bereik van<br />

ongeveer honderd meter. Hij was vooral belangrijk door de hoge vuursnelheid: zo'n zes tot<br />

twaalf pijlen per minuut. Met de kruisboog kon een geoefende schutter twee pijlen per<br />

minuut afschieten die een hoge trefzekerheid hadden.


Vuurwapens<br />

Het buskruit was in Europa in de dertiende eeuw bekend. De eerste vuurwapens waren<br />

onveilig en riskant in het gebruik. Er waren twee categorieën vuurwapens: de handwapens of<br />

loodbussen en het geschut of steenbussen. Het kaliber van de loodbussen was aanvankelijk<br />

maximaal 3 cm. Het kaliber van de smeedijzeren steenbussen kon variëren van 10 tot 80 cm<br />

en van anderhalve kg. tot 700 kg. Het bereik bedroeg ongeveer 450 tot 600 m. Het in stelling<br />

brengen en het laden van de steenbussen, die tussen de 150 en 5.000 kg. zwaar waren, was<br />

zo arbeidsintensief dat één tot twee schoten per dag het maximum was.


TOT SLOT

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!