een gebeuren. `Het ga je goed jongen. Als je het op kunt brengen wil je dan af en toe moeder eens opzoeken. En let een beetje op Bert, als je wilt.' 'Natuurlijk, natuurlijk. Ik kom volgende week nog eens langs,' beloofde ik, maar een week later hoefde het niet meer. `Het gaat niet goed met Bert en die meid,' zei mijn pleegmoeder, `dat weghobbelen voor een cursus, daar geloof ik niet in. Zijn ze uit elkaar, die twee?' Ik schrok op. `Nou, eh... Wat heeft Bert u verteld?' 'Niets! Ik kon hem niet verstaan en hij hakkelde en zeurde maar, hij leek wel dronken. Ik ken dat wel. Hij wil niet liegen en hij wil ook niet zeggen wat er wél aan de hand is. Daarom vraag ik het jou. Zijn ze uit elkaar?' `Eh, een beetje.' `Een beetje, wat is nou een beetje uit elkaar. Zeg hem maar dat hij er een punt achter moet zetten. Al dat intellectuele gedoe en een kind ho maar.' Ze stond op om een plant van een bruin blad te ontdoen. `Hij is véél te argeloos, altijd maar bezig met zijn werk. Dat verwijt ik me zelf weleens, dat ik hem geleerd heb het werk voorop te stellen. Er zijn meer dingen in het leven, de continuï- teit, nageslacht, zorgen dat het leven doorgaat. Hij moet maar zo vlug mogelijk van haar scheiden, dat kan tegenwoordig, en dan trouwen met een goede vrouw die hem kinderen geeft. Dat kan nog best, het is niet te laat.' Ik knikte maar wat. `Je weet dat ik je niet gauw iets vraag,' zei ze, `maar ik wil je nu toch vragen om wat extra op Bert te letten. Laat die scheiding maar doorgaan en liefst zo gauw mogelijk. Ik ben niet zo voor al die moderne dingen, dat weet je, maar in dit geval zeg ik vooruit. Maar zorg ervoor dat hij er niet aan kapot gaat en dat hij snel iemand anders vindt. Wil je dat doen?' `Ik zal mijn best doen, maar ik weet niet of het lukt,' zei ik, `Bert heeft ook zijn eigen wil.' `Dat weet ik, dat weet ik.' Al pratend was ik opgestaan en we stonden nu voor het autootje in de oprit. `Maar ik weet dat ik op je kan rekenen <strong>Hans</strong>. Bert had geen betere broer kunnen hebben.' Ik kuste haar op de wang, kroop snel achter het stuur en startte de wagen toen ze tegen het raam tikte. <strong>Met</strong> tegenzin draaide ik het raampje naar beneden. Welke instructie zou ik nu nog meekrijgen? `Ogenblikje,' zei ze. Ze liep naar haar bloemenzee en kwam terug met een halfgeopende rode roos aan een
lange stengel. `Die is voor jou,' zei ze, `lief dat je gekomen bent.' Ik reed weg, zwaaide naar haar en stopte om de hoek. Ik draaide het raampje open en pakte de bloem, om weg te gooien. Maar het was wel een erg futiel gebaar, en wat kon die roos eraan doen? Het was trouwens ook goed bedoeld. Ik gooide de stengel weg, stak de roos in een knoopsgat en reed naar huis.
- Page 2 and 3:
Hans Vervoort Met stijgende verbazi
- Page 4 and 5:
stijl heeft, sober en exact, melanc
- Page 6 and 7:
van Amsterdam die ik niet uit elkaa
- Page 8 and 9:
soldiers never die, nietwaar. We zi
- Page 10 and 11:
Hij stak zijn hand uit in de richti
- Page 12 and 13:
`Wat worden we toch snel oud,' zei
- Page 14 and 15:
schatten, touwtjes en papiertjes, e
- Page 16 and 17:
Het fotootje van mijn vader gaf ik
- Page 18 and 19:
Ze keek me niet aan. `Poetsen, Bert
- Page 20 and 21:
Toen de adoptie beklonken was zei B
- Page 22 and 23:
als ik erg mijn best had gedaan. He
- Page 24 and 25:
Tahiti-meisje in burger, dat met za
- Page 26 and 27:
3 Om halfnegen reden we naar kantoo
- Page 28 and 29:
`Niet meer dan prijs en datum en ee
- Page 30 and 31:
`Dat zou ik niet weten,' zei hij ve
- Page 32 and 33:
Toen alle huisvrouwen zich voorgest
- Page 34 and 35:
`Zou je dat nou wel doen?' vroeg ik
- Page 36 and 37:
Na een tijdje beklom ik de trap naa
- Page 38 and 39:
Ik trok haar pyjamahemd over haar h
- Page 40 and 41:
`Nou, misgegaan.' `Kom even binnen,
- Page 42 and 43:
iets aan de hand zijn. `Als hij van
- Page 44 and 45:
`Bert is heel punctueel, dat weet j
- Page 46 and 47: voor nodig, nee hij belt naar het s
- Page 48 and 49: zijn positie worden óók. De zwakk
- Page 50 and 51: 6 De volgende twee weken gingen sne
- Page 52 and 53: ami en een schaal roerloze saté-st
- Page 54 and 55: 7 De veertiende dag zorgde ik ervoo
- Page 56 and 57: zei hij. Ik voelde de harde punt va
- Page 58 and 59: maar er was wel een heer B. Maas in
- Page 60 and 61: schrijven. Hé Bert, zou je niet to
- Page 62 and 63: in de buurt enze-enze. Is de bezett
- Page 64 and 65: `Celebes,' zei ik. `Celebes?' herha
- Page 66 and 67: af te helpen.' Ik zweeg, ik wist ni
- Page 68 and 69: 9 Hij stond in de telefoongids, sla
- Page 70 and 71: zei ik. We namen het lijstje nog ee
- Page 72 and 73: verwelkomde me als een langverwacht
- Page 74 and 75: op de vloer bij de deur. Op de een
- Page 76 and 77: vragen, en weer kregelig worden ove
- Page 78 and 79: hij is tenslotte je broer. Maar ech
- Page 80 and 81: niet beter wordt dan moeten we hem
- Page 82 and 83: vastmaken,' zei hij, `laat staan de
- Page 84 and 85: op en ik kijk uit het zolderraam. H
- Page 86 and 87: te woelen. `Bert, alles wordt betaa
- Page 88 and 89: `Karnemelk,' herhaalde hij, `met wa
- Page 90 and 91: de trap op. Het was twaalf uur, een
- Page 92 and 93: geweest, maar we hebben hem niet bi
- Page 94 and 95: `Wat een eer, zo'n onverwacht bezoe
- Page 98 and 99: 13 Theo stond keurig te wachten bij
- Page 100 and 101: ik een maandje rust neem, af en toe
- Page 102 and 103: van de wil, een keihard zakelijk ge
- Page 104 and 105: en ja, meneer Maas werd betrapt en
- Page 106 and 107: Ik begon er zelf droge lippen van t
- Page 108 and 109: vroeg ik en keek bezorgd naar de fl
- Page 110 and 111: en we voegden ons bij de drie ander