Met stijgende verbazing - Hans Vervoort

Met stijgende verbazing - Hans Vervoort Met stijgende verbazing - Hans Vervoort

hansvervoort.nl
from hansvervoort.nl More from this publisher
02.05.2013 Views

Ze keek me niet aan. `Poetsen, Bertje !' zei ze, en tegen mij: 'Dat noemen we geen moedervlek Hans. Moedervlekken, dat zijn van die kleine bruine puntjes, zoals je bij voorbeeld op je arm hebt. Kijk maar.' Ze wees ze me aan. `Hoe heet dit dan, tante?' En ik wees op mijn wang. `Nee, daar zit hij niet, domme jongen,' lachte ze, `dat komt door de spiegel dat je de verkeerde kant aanwijst. Kijk,' ze tilde me op en wees de goede wang aan. `Dat noemen we een wijnvlek, omdat het de kleur van wijn heeft, dat is een soort grotemensen-limonade. Het is niet zo erg mooi, maar ook niet erg lelijk. Misschien gaat het vanzelf wel over hoor. En als het niet overgaat, geeft het nog niks. Iedereen heeft wel wat. De een is mank, de ander scheel, weer een ander is te dun.' `Bertje is te dik,' zei ik wijs. `Nee, dat is niet waar,' zei ze, `Bert is stevig, hij is groot. Maar je bent niet te dik hoor Bertje.' `Ung-ung,' zei Bert poetsend. Ik voelde dat ik haar boos gemaakt had en ik wist niet zo goed wat ik ermee aan moest. Er viel me een zinnetje in dat zuster Theresia me nog geleerd had voor als ik bij vriendjes mocht spelen. `Dank u wel voor alles,' zei ik en het had onmiddellijk succes. `Je bent een lieverd, Hans,' zei ze en aaide me over het hoofd, `ik hoop dat je nog lang bij ons blijft.' Korte tijd later vertrokken we naar Holland, en ik was acht jaar toen de adoptie in orde gemaakt werd. Het werd me tevoren heel duidelijk uitgelegd, en er kwamen ook mevrouwen en meneren met me praten. Eén leek erg op mijn moeder, alleen veel dikker. Ze heette tante Violet en ze nam me mee naar een park in de buurt om me een ijsje te geven en me te laten vertellen over mijn moeder, wat ik korzelig deed, want haar natte dikke zoenen hinderden me, evenals haar voortdurend snikken. Pas jaren later kwam ik op de gedachte dat zij mij misschien kon helpen aan een foto van mijn moeder. Elk jaar op mijn verjaardag stuurde ze een kaart en verzuimde nimmer haar adres erop te vermelden, en na negen jaar toen ik zeventien was schreef ik haar terug en kocht van mijn zakgeld een retourtje Alkmaar. Ze was grijs geworden en nog dikker, en ik een magere schuwe jongen die een opzichtig grote wijnvlek meedroeg, en zich waar mogelijk achter kranten of hoog geheven boeken verborg. Ze was verpleegster, nooit getrouwd, en woonde in een

klein benedenhuis. Het rook er naar parkiet, op het dressoir stond een Mariabeeld onder een stolp met een rood devotie-lampje ervoor. De hele middag brachten we door met een doos foto's, thee en roze geglazuurde koekjes, en ik staarde naar mijn moeder als jong meisje met lang hangend haar; mijn vader in soldatenpak op een fiets; de ernstige trouwfoto van hen beiden in Indië, mijn moeder hoog opgetast in het wit; een zondoorschoten kiekje van mijn moeder met een kind in de kinderwagen (dat was ik). Ze beloofde me afdrukken en een paar weken later kreeg ik een pakje thuisgestuurd met een klein fotoboekje waarin al die kiekjes geplakt waren. Lieve tante Violet, ik bezocht haar sindsdien geregeld en één keer zei ze aarzelend bij het afscheid: `Ik kon je niet in huis nemen toen je uit Indië kwam, Hans. Ik was alleenstaand en moest de hele dag werken, soms ook nachtdienst. De heren van de adoptie raadden het ook af, want je had een gezin nodig. Ik was zo kwaad op die mensen, ik zei nog: en als Maria het overleefd had, dan was ze weduwe geweest en dan had ze hem toch óók alleen moeten opvoeden. Maar dat maakte geen indruk op de heren. En ik dacht ook: die familie Maas kan je een goede opleiding geven, beter dan ik zou kunnen. Ben je nou een beetje gelukkig geworden bij die familie jongen?' `Ja tante, echt wel,' zei ik omdat me dat het beste leek, maar ik wist het eigenlijk niet. Jongens van zeventien zijn niet gelukkig, dat besefte ik best en ik wist ook wel dat ik te zwaar tilde aan mijn misvorming, zoals ik het voor me zelf toen deftig noemde. Misvorming, dat had nog iets tragisch, iets nobels, maar mijn vlek zat er eigenlijk net tussenin; het was niks ernstigs, ook niets vies en ik kon me zelf er makkelijk van overtuigen dat mensen er na een tijdje zo aan wenden dat ze het niet eens meer zagen. Maar vóórdat het zover was! Ik wilde niet opvallen, ik haatte opvallendheid, en ik merkte dagelijks dat mensen zich mij herinnerden, terwijl ik daar geen aanleiding toe gegeven had. Het teken had zich in hun geheugen vastgezet: die jongen met die wijnvlek. Toen ik me veel later in cafés waagde met vrienden hoefde ik bij mijn rondjes ook nooit een naam op te geven en het was duidelijk waarom: Vlekmans. `Ja tante, echt wel,' zei ik en reisde terug naar moeder en vader Maas. Vóór de adoptie noemde ik ze tante Beb en oom Fred, zoals Indische kinderen iedereen tante en oom noemen bij wie ze geregeld op visitie komen.

Ze keek me niet aan. `Poetsen, Bertje !' zei ze, en tegen<br />

mij: 'Dat noemen we geen moedervlek <strong>Hans</strong>. Moedervlekken,<br />

dat zijn van die kleine bruine puntjes, zoals je bij<br />

voorbeeld op je arm hebt. Kijk maar.'<br />

Ze wees ze me aan. `Hoe heet dit dan, tante?' En ik<br />

wees op mijn wang.<br />

`Nee, daar zit hij niet, domme jongen,' lachte ze, `dat<br />

komt door de spiegel dat je de verkeerde kant aanwijst.<br />

Kijk,' ze tilde me op en wees de goede wang aan. `Dat<br />

noemen we een wijnvlek, omdat het de kleur van wijn<br />

heeft, dat is een soort grotemensen-limonade. Het is niet<br />

zo erg mooi, maar ook niet erg lelijk. Misschien gaat het<br />

vanzelf wel over hoor. En als het niet overgaat, geeft het<br />

nog niks. Iedereen heeft wel wat. De een is mank, de<br />

ander scheel, weer een ander is te dun.'<br />

`Bertje is te dik,' zei ik wijs.<br />

`Nee, dat is niet waar,' zei ze, `Bert is stevig, hij is<br />

groot. Maar je bent niet te dik hoor Bertje.'<br />

`Ung-ung,' zei Bert poetsend.<br />

Ik voelde dat ik haar boos gemaakt had en ik wist niet<br />

zo goed wat ik ermee aan moest.<br />

Er viel me een zinnetje in dat zuster Theresia me nog<br />

geleerd had voor als ik bij vriendjes mocht spelen. `Dank<br />

u wel voor alles,' zei ik en het had onmiddellijk succes.<br />

`Je bent een lieverd, <strong>Hans</strong>,' zei ze en aaide me over het<br />

hoofd, `ik hoop dat je nog lang bij ons blijft.'<br />

Korte tijd later vertrokken we naar Holland, en ik was<br />

acht jaar toen de adoptie in orde gemaakt werd. Het werd<br />

me tevoren heel duidelijk uitgelegd, en er kwamen ook<br />

mevrouwen en meneren met me praten. Eén leek erg op<br />

mijn moeder, alleen veel dikker.<br />

Ze heette tante Violet en ze nam me mee naar een park<br />

in de buurt om me een ijsje te geven en me te laten vertellen<br />

over mijn moeder, wat ik korzelig deed, want haar<br />

natte dikke zoenen hinderden me, evenals haar voortdurend<br />

snikken.<br />

Pas jaren later kwam ik op de gedachte dat zij mij misschien<br />

kon helpen aan een foto van mijn moeder. Elk jaar<br />

op mijn verjaardag stuurde ze een kaart en verzuimde<br />

nimmer haar adres erop te vermelden, en na negen jaar<br />

toen ik zeventien was schreef ik haar terug en kocht van<br />

mijn zakgeld een retourtje Alkmaar.<br />

Ze was grijs geworden en nog dikker, en ik een magere<br />

schuwe jongen die een opzichtig grote wijnvlek meedroeg,<br />

en zich waar mogelijk achter kranten of hoog geheven<br />

boeken verborg.<br />

Ze was verpleegster, nooit getrouwd, en woonde in een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!