Met stijgende verbazing - Hans Vervoort
Met stijgende verbazing - Hans Vervoort Met stijgende verbazing - Hans Vervoort
Het fotootje van mijn vader gaf ik aan een klein meisje van vijf dat naast me lag. Zij had geen vader en was erg blij met het geschenk. Een hele dag lang liet zij het iedereen zien: `Kijk, ik heb de vader van Hans gekregen.' Ik stond er stijfjes bij, toch een beetje spijt, en na een tijdje zei ik bits tegen haar: `Maar hij is wel dood hoor.' Ik was al zeven, een oud ervaren kind. `Zielig,' zei ze automatisch, maar borg het portretje toch zorgvuldig op in haar houten bewaartrommeltje. Ze had fotootjes van veel vaders, van iedereen die wegging bedelde ze het fotootje af. Een tijd later werd ik ineens bij de hoofdzuster geroepen. Zij was een oude zuster en had zwart haar op haar bovenlip. `Hans,' zei ze, `je bent weleens bij Bertie Maas thuis geweest, hè?' `Ja zuster.' Ik dacht snel na, had ik daar iets verkeerd gedaan? Soms werd er iets vermist en dan kregen de wezen weleens de schuld. `Bertie is een vriendje van je?' Ik haalde mijn schouders op. Bertie had vaak snoep, maar hij was een beetje een schreeuwerd en hij moest altijd zijn zin hebben. `Zou je bij hem willen logeren? Bij hem wonen? In plaats van hier?' 0, dat wilde ik zeker. De kinderen buiten konden veel meer hun gang gaan, ze reden naar school in een betja of in een auto of achterop de fiets bij de djongos, ze hadden geld om ijsjes te kopen, ze mochten 's avonds nog weleens buiten spelen. Dezelfde dag al kwam Berts moeder me halen. Ik kende haar wel, een lange magere mevrouw met kortgeknipt haar. Ze was onderwijzeres op onze school, maar dan van een hogere klas. Berties vader was insenjeur, vertelde Bert altijd, maar hij wist ook niet wat het was. Hoog, in elk geval. Ik wende al snel aan het wonen in een echt huis, maar kon heel lang mijn genot niet op. Met zijn vieren eten aan een tafel, rijst met minstens tien gerechten, na het middagslaapje kregen we limonade met snoep: ondé-ondé, klepon, kwee talem, noem maar op. We speelden buiten met kinderen uit de buurt totdat het donker werd. Zondags maakten we met de auto soms een ritje naar de bergen, in een konvooi met andere auto's en militairen voor en achter. We zwommen daar in ijskoud water, reden paard in de bossen, volgden het drinkwater dat in lange bamboe buizen van de beekjes naar de huizen geleid werd. 's Avonds zagen we de vuurvliegjes knipogen in
het donker. Ik durfde niet te vragen hoe lang het zou duren voordat ik weer terug moest naar het tehuis. Bert wist het ook niet, maar zei dat hij zou vragen of ik mocht blijven als ik beloofde dat hij de baas mocht zijn bij alle spelletjes. Dat beloofde ik grif, want ik had allang gemerkt dat hij sterker was dan ik, hij was ook een jaar ouder, al zat hij door de oorlog in dezelfde klas. Ik liep alleen harder dan hij, want hij was dik, door al dat eten en snoepen. Op een middag zat ik in een hoek van de voorkamer te lezen. Berts moeder praatte met een vriendin op het platje. Ik hoorde dat ze het over mij hadden. `Zo'n rustig joch! Het ideale speelkameraadje voor Bertje. Direct al toen hij hier een keer kwam spelen dacht ik: die moeten we hebben. En zo dankbaar voor alles hè.' Berts moeder had een hoge luide stem. De vriendin zei iets terug dat ik niet verstond. `0, daar hebben we naar geïnformeerd hoor. Een keurig gezinnetje, hij was boekhouder bij de Handelmaatschappij, mijn man heeft hem nog weleens ontmoet en zij was dienstbode voordat ze uitkwam. Hij had nog een broer, maar die heeft al zeven kinderen en zij had een zuster maar die schijnt hem ook niet te kunnen hebben. De zustertjes hebben dat allemaal uitgezocht. Dus hij is vrij en het bevalt echt uitstekend. Dus zeg ik tegen Fred, wat weerhoudt ons? En hij is het er helemaal mee eens.' De vriendin zei weer iets met haar gedempte stem. `Ja, het is een lelijk eendje. De dokter zegt dat er misschien nog wel wat aan te doen valt. Zo'n vlek schijn je operatief weg te kunnen halen. Maar ach, het is een jongen. Ik zeg nog tegen Fred, waarom zouden we er een hoop geld aan uitgeven, dan blijft hij misschien nog zitten met een litteken. Ik vind het zo'n onzin.' Ik stond op en ging geluidloos naar de badkamer. Als ik op mijn tenen stond kon ik in de spiegel kijken. Ik keek aandachtig naar de vlek. Lelijk? Ik zag het niet. De eerste keer dat ik merkte een vlek te hebben waar andere kinderen die niet hadden, vroeg ik het. `Zuster, wat is dat?' 'Dat is een moedervlek, Hans, een vlek die je herinnert aan je moeder.' Ik knikte bedachtzaam en herinnerde me haar koortsige hand over mijn gezicht, dáár had ze me aangeraakt, toen ze al bijna een engel was. Ik was trots op mijn moedervlek. Toen we voor het naar bed gaan onze tanden poetsten vroeg ik haar: `Is deze moedervlek lelijk, tante?'
- Page 2 and 3: Hans Vervoort Met stijgende verbazi
- Page 4 and 5: stijl heeft, sober en exact, melanc
- Page 6 and 7: van Amsterdam die ik niet uit elkaa
- Page 8 and 9: soldiers never die, nietwaar. We zi
- Page 10 and 11: Hij stak zijn hand uit in de richti
- Page 12 and 13: `Wat worden we toch snel oud,' zei
- Page 14 and 15: schatten, touwtjes en papiertjes, e
- Page 18 and 19: Ze keek me niet aan. `Poetsen, Bert
- Page 20 and 21: Toen de adoptie beklonken was zei B
- Page 22 and 23: als ik erg mijn best had gedaan. He
- Page 24 and 25: Tahiti-meisje in burger, dat met za
- Page 26 and 27: 3 Om halfnegen reden we naar kantoo
- Page 28 and 29: `Niet meer dan prijs en datum en ee
- Page 30 and 31: `Dat zou ik niet weten,' zei hij ve
- Page 32 and 33: Toen alle huisvrouwen zich voorgest
- Page 34 and 35: `Zou je dat nou wel doen?' vroeg ik
- Page 36 and 37: Na een tijdje beklom ik de trap naa
- Page 38 and 39: Ik trok haar pyjamahemd over haar h
- Page 40 and 41: `Nou, misgegaan.' `Kom even binnen,
- Page 42 and 43: iets aan de hand zijn. `Als hij van
- Page 44 and 45: `Bert is heel punctueel, dat weet j
- Page 46 and 47: voor nodig, nee hij belt naar het s
- Page 48 and 49: zijn positie worden óók. De zwakk
- Page 50 and 51: 6 De volgende twee weken gingen sne
- Page 52 and 53: ami en een schaal roerloze saté-st
- Page 54 and 55: 7 De veertiende dag zorgde ik ervoo
- Page 56 and 57: zei hij. Ik voelde de harde punt va
- Page 58 and 59: maar er was wel een heer B. Maas in
- Page 60 and 61: schrijven. Hé Bert, zou je niet to
- Page 62 and 63: in de buurt enze-enze. Is de bezett
- Page 64 and 65: `Celebes,' zei ik. `Celebes?' herha
het donker.<br />
Ik durfde niet te vragen hoe lang het zou duren voordat<br />
ik weer terug moest naar het tehuis. Bert wist het ook<br />
niet, maar zei dat hij zou vragen of ik mocht blijven als<br />
ik beloofde dat hij de baas mocht zijn bij alle spelletjes.<br />
Dat beloofde ik grif, want ik had allang gemerkt dat<br />
hij sterker was dan ik, hij was ook een jaar ouder, al zat<br />
hij door de oorlog in dezelfde klas.<br />
Ik liep alleen harder dan hij, want hij was dik, door al<br />
dat eten en snoepen.<br />
Op een middag zat ik in een hoek van de voorkamer te<br />
lezen.<br />
Berts moeder praatte met een vriendin op het platje.<br />
Ik hoorde dat ze het over mij hadden.<br />
`Zo'n rustig joch! Het ideale speelkameraadje voor<br />
Bertje. Direct al toen hij hier een keer kwam spelen dacht<br />
ik: die moeten we hebben. En zo dankbaar voor alles hè.'<br />
Berts moeder had een hoge luide stem. De vriendin zei iets<br />
terug dat ik niet verstond.<br />
`0, daar hebben we naar geïnformeerd hoor. Een keurig<br />
gezinnetje, hij was boekhouder bij de Handelmaatschappij,<br />
mijn man heeft hem nog weleens ontmoet en zij<br />
was dienstbode voordat ze uitkwam. Hij had nog een<br />
broer, maar die heeft al zeven kinderen en zij had een<br />
zuster maar die schijnt hem ook niet te kunnen hebben.<br />
De zustertjes hebben dat allemaal uitgezocht. Dus hij is<br />
vrij en het bevalt echt uitstekend. Dus zeg ik tegen Fred,<br />
wat weerhoudt ons? En hij is het er helemaal mee eens.'<br />
De vriendin zei weer iets met haar gedempte stem.<br />
`Ja, het is een lelijk eendje. De dokter zegt dat er misschien<br />
nog wel wat aan te doen valt. Zo'n vlek schijn je<br />
operatief weg te kunnen halen. Maar ach, het is een jongen.<br />
Ik zeg nog tegen Fred, waarom zouden we er een<br />
hoop geld aan uitgeven, dan blijft hij misschien nog zitten<br />
met een litteken. Ik vind het zo'n onzin.'<br />
Ik stond op en ging geluidloos naar de badkamer. Als ik<br />
op mijn tenen stond kon ik in de spiegel kijken. Ik keek<br />
aandachtig naar de vlek. Lelijk? Ik zag het niet. De eerste<br />
keer dat ik merkte een vlek te hebben waar andere kinderen<br />
die niet hadden, vroeg ik het. `Zuster, wat is dat?'<br />
'Dat is een moedervlek, <strong>Hans</strong>, een vlek die je herinnert<br />
aan je moeder.' Ik knikte bedachtzaam en herinnerde me<br />
haar koortsige hand over mijn gezicht, dáár had ze me<br />
aangeraakt, toen ze al bijna een engel was. Ik was trots<br />
op mijn moedervlek.<br />
Toen we voor het naar bed gaan onze tanden poetsten<br />
vroeg ik haar: `Is deze moedervlek lelijk, tante?'