02.05.2013 Views

Bijlage: acta-1981.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1981.pdf - Kerkrecht

Bijlage: acta-1981.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande<br />

vermeerderd worden'.<br />

Ook na het van kracht worden van de grondwet, bleek telkens dat de wetgever zelf als rechtsbasis<br />

voor dit artikel teruggreep naar de historische achtergrond. Dit bleek bij allerleiprocessen. Het bleek<br />

ook bij de grondwetswijziging van 1887 waarbij de regering over het bewuste artikel (toen 168)<br />

opmerkte, dat ten aanzien van de uitkeeringen in de eerste alinea van art. 168 G. W., men tot op<br />

zekere hoogte kan spreken van verkregen rechten en dat ten opzichte van dit onder alinea 2 vallende<br />

een beroep mocht worden gedaan op billijkheid.<br />

Het bewuste grondwet-artikel kreeg na 1815 in de Grondwet wel telkens een andere plaats, maar tot<br />

op de huidige is het ongewijzigd gebleven. Sinds 1972 staat het als additioneel artikel buiten de<br />

grondwet.<br />

3. Reeds in de vorige eeuw zijn er veel pogingen ondernomen om deze strakke band tussen staat en<br />

`kerk' te beëindigen. Na veel gestrande pogingen ook in deze eeuw is nu met medewerking van het<br />

Interkerkelijk Contact in Overheidszaken een afkoopregeling in de pensioensfeer voorbereid, die<br />

inmiddels ook door de minister van financiën is ondertekend. Deze regeling poogt recht te doen `aan<br />

de historische en sociale betekenis van de financiële verhoudingen tussen de staat en de kerken'. (i).<br />

Van belang mag geacht worden wat is vastgelegd in j: dat een regeling in de pensioensfeer aansluit<br />

bij de historische strekking van de oude regelingen, waarbij dan tevens kan worden<br />

toegemoetgekomen aan de rechtsgelijkheid van de kerkgenootschappen'.<br />

In artikel 1 wordt bepaald:<br />

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:<br />

a. `kerkgenootschap':<br />

1. een ex Additioneel artikel X van de Grondwet rechthebbend kerkgenootschap;<br />

2. een kerkgenootschap, dat geacht kan worden door afsplitsing of afscheiding onmiddellijk,<br />

dan wel middellijk te zijn voortgekomen uit een onder a. 1 bedoeld kerkgenootschap;'<br />

Verder wordt bepaald dat de kerkgenootschappen, die partij zijn bij deze overeenkomst zich<br />

verbinden `tot het oprichten van een stichting, waarvan de statuten de goedkeuring van de minister<br />

van financiën behoeven.' En dat de stichting de ter bescherming gestelde bedragen op geen andere<br />

wijze zal aanwenden dan ten gunste van de financiering van pensioenvoorzieningen voor<br />

ambtsdragers en hun nabestaanden', en dat `een verdeelsleutel zal gelden, gebaseerd op de totale<br />

aantallen kerkelijke dienstjaren van de ambtsdragers van elk kerkgenootschap bij het van kracht<br />

worden van deze overeenkomst.'<br />

Vooral van belang is het volgende: (f) `de stichting kerkgenootschappen, die bij deze overeenkomst<br />

geen partij zijn en die voldoen aan de begripsbepaling van artikel 1 onder a van deze overeenkomst<br />

in geval zij binnen zes maanden na het van kracht worden van deze overeekomst de wens daartoe<br />

aan de stichting te kennen geven, door erkenning als zodanig in de gelegenheid zal stellen tot het<br />

aanvaarden van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verbintenissen als waren zij<br />

daarbij partij'.<br />

4. Het behoeft geen betoog dat de kerken van de Reformatie steeds gepretendeerd hebben wettige<br />

voortzetting te zijn van de kerken van voor de Reformatie. Evenmin dat de Gereformeerde Kerken<br />

wettige voortzetting zijn van het instituut, dat sinds 1816 onder een hiërarchische organisatie de<br />

rechten opeist van de kerken van voor dit jaartal.<br />

Het standpunt dat mannen als Luther, Zwingli en Calvijn hebben ingenomen inzake de<br />

rechtsaanspraken op kerkelijke en geestelijke goederen, hebben de kerken van de Reformatie in<br />

practijk gebracht.<br />

De rechtmatigheid van het in de staatskas storten van opbrengsten van goederen, die voor `vrome<br />

doeleinden' waren afgestaan is niet alleen door gereformeerden in de vorige eeuw en in deze eeuw<br />

betwist. Ook juristen hebben voor en na de ontstane toestand onbevredigend geacht. Terwijl een politieke<br />

partij als de oude Anti-Revolutionaire partij zich hierover in zijn beginselprogram uitliet. Eveneens is<br />

betwist de mogelijkheid van passeren van de Gereformeerde Kerken, wanneer er sprake zou zijn van een<br />

beëindiging van de bestaande door middel van een afkoopregeling. Zo schreef H.H. Kuyper in 1920 in de<br />

Heraut nr. 2215 in zijn 26e artikel over deze zaak onder de welsprekende titel: `Geen gunst maar recht':<br />

`Met evenveel beslistheid als we ons steeds verzet hebben tegen staatssubsidie aan onze Kerken op grond<br />

van alinea b van Artikel 171, omdat we tegen zulk een staatssubsidie aan de kerk zeer ernstige bezwaren

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!