02.05.2013 Views

KADJAREN-KLEDIJ UIT IRAN - Museum Volkenkunde

KADJAREN-KLEDIJ UIT IRAN - Museum Volkenkunde

KADJAREN-KLEDIJ UIT IRAN - Museum Volkenkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong><br />

in het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>, Leiden<br />

Gillian Vogelsang-Eastwood © September 2001<br />

Colofon<br />

Tekst Gillian Vogelsang-Eastwood ©<br />

Conservator Zuidwest- en Centraal-Azië Dr. Willem Vogelsang<br />

Redactie Paul van Dongen & Marlies Jansen<br />

Foto's museumobjecten Ben Grishaaver<br />

Zwartwit-foto's A. Sevruguin, collectie RMV<br />

<strong>Museum</strong> website www.rmv.nl<br />

E-mail willemv@rmv.nl


Inleiding<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De Hotz-collectie van kleding uit de Kadjarenperiode is uniek in Europa, Amerika en zelfs Iran. Er zijn<br />

geen andere grote kledingcollecties die zo exact gedateerd kunnen worden (1883). Een ander aspect<br />

waardoor deze collectie zo belangrijk is, is het feit dat Hotz complete combinaties kocht, in plaats van<br />

aparte kledingstukken. Daardoor kunnen wij nu een goed begrip krijgen van de samenstelling en het<br />

uiterlijk van de kledij - vooral die voor mannen - uit een periode waarin Iran onderhevig was aan grote<br />

sociale en economische veranderingen.<br />

Een belangrijke provinciale functionaris, omringd door zijn gevolg. De functionaris zit op een stoel en draagt onder zijn fraai<br />

versierde jas een overhemd met een westerse boord (foto van A. Sevruguin, RMV no. 3219).<br />

Foto voorpagina:<br />

Een groep dames, misschien een haremdame met haar dochters en dienstbode. De dames dragen tjarqat (hoofddoeken),<br />

kolija (korte jasjes) en saliteh (korte rokken), met witte kousen. De dienstbode draagt soortgelijke kledij met daarboven een<br />

chador voor binnenshuis (foto van Sevruguin; RMV no. 3249).)<br />

2


Inhoudsopgave<br />

Inleiding<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

1. De collectie Hotz<br />

De Kadjaren<br />

Albert Hotz (1855-1930)<br />

2 De Internationale, Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling, Amsterdam, 1883<br />

Hotz, de Tentoonstelling en het RMV<br />

3 Mannenkleding<br />

Laat-negentiende-eeuwse mannenkleding<br />

Arabische kleding<br />

4 Vrouwenkleding<br />

Kleding voor binnenshuis<br />

Kleding voor buitenshuis<br />

Kleding voor vrouwen uit de provincie<br />

5 Schoeisel<br />

Sokken (jurab)<br />

Schoenen, sandalen en giveh<br />

6 Bibliografie<br />

Noten<br />

3


1. De Hotz-collectie<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Meer dan honderd jaar geleden, in 1883, kocht het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> (RMV) te Leiden een<br />

grote, uit verschillende Iraanse voorwerpen bestaande, verzameling van Albert Hotz, een Nederlandse<br />

koopman. De verzameling bestaat uit meer dan 400 objecten, waaronder wapenrustingen, hoefijzers,<br />

kandelaars, spiegels, modelschepen en zelfs delen van deuren. Maar er zitten ook veel kledingstukken<br />

en schoeisel bij en deze laatste zijn het onderwerp van deze publicatie.<br />

Hierbij dient aangetekend te worden dat deze publicatie geen volledige catalogus is en het meer gezien<br />

dient te worden als een korte inleiding tot de Kadjaren-dynastie en het negentiende-eeuwse Iran, met<br />

informatie over Albert Hotz en de belangrijkste kledingstukken uit de collectie.<br />

De Kadjaren 1<br />

De door Hotz verzamelde stukken dateren uit het einde van de negentiende eeuw. De Kadjaren-dynastie<br />

heerste toen nog over Iran. De Kadjaren domineerden de Iraanse politiek vanaf het einde van de<br />

achttiende eeuw, toen zij na jarenlange politieke chaos aan de macht kwamen. Zij stammen af van de<br />

Turkssprekende, Turkmeense stammen in Centraal-Azië die in de middeleeuwen westwaarts waren<br />

getrokken door Noord-Iran naar wat later Turkije genoemd zou worden. In de daaropvolgende eeuwen<br />

verspreidde de Kadjaren-stam zich, al dan niet vrijwillig, over een groot deel van het Iraanse plateau. Een<br />

van deze groepen vestigde zich ten zuidoosten van de Kaspische Zee, in en rond het moderne district<br />

Gurgan. In de achttiende eeuw slaagden afstammelingen van deze kolonisten er uiteindelijk in om hun<br />

heerschappij aan de rest van Iran op te leggen. In 1786 besloot de Kadjaren-leider, Agha Mohammed<br />

Khan, de kleine stad Teheran tot zijn hoofdstad te maken, waarmee hij het traditionele politieke centrum<br />

van het land vanuit het zuiden (de steden Isfahan en Sjiraz) naar het noorden verschoof, dichterbij het<br />

land van de Kadjaren (zie kaart).<br />

Iran in de negentiende eeuw<br />

In de Iraanse geschiedenis is de Kadjaren-periode politiek gezien een relatief stabiele periode. Maar<br />

tegelijkertijd vonden er in deze periode een aantal dramatische, soms beslissende ontwikkelingen plaats<br />

die tot op de dag van vandaag gevoeld worden. De opkomst van de Kadjaren-staat viel samen met de<br />

4


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

opkomst van een bijna onafhankelijke sjiïtische geestelijke klasse. De latere Kadjaren-periode zag een<br />

toenemende druk vanuit Europese machten, met name Groot-Brittannië en Rusland. Aan het einde van<br />

de negentiende eeuw ontstond er een groeiende ontevredenheid over de autocratische heerschappij van<br />

de Kadjaren-vorsten en met Iran's achtergebleven ontwikkeling ten opzichte van de Europese wereld. De<br />

daaropvolgende chaos leidde in feite tot de opdeling van het land tussen Groot-Brittannië en Rusland en<br />

uiteindelijk, in 1924, tot de val van de Kadjaren-dynastie. De Kadjaren werden opgevolgd door de Pahlavidynastie,<br />

die op haar beurt in 1979 tijdens de Islamitische Revolutie omver werd geworpen.<br />

De Iraanse cultuur ten tijde van de Kadjaren was diep geworteld in de eeuwen van het Perzisch<br />

staatsmanschap, en werd beïnvloed door het gedrag van de heerser, de etiquette van zijn hof en de<br />

organisatie van de regering. Tegelijkertijd werd vooral in de negentiende eeuw het hof beïnvloed door<br />

invloeden van buitenaf. Het transitionele karakter van de Kadjaren-periode is duidelijk te zien in hun<br />

houding ten opzichte van het modernisme. Evenals het naburige Ottomaanse Rijk, diende het Iran van de<br />

Kadjaren zijn politieke en economische instellingen aan te passen aan westerse modellen en al snel werd<br />

de Iraanse samenleving beïnvloed door westerse ideeën over onderwijs, kleding, gezondheid, filosofie,<br />

handel, verstedelijking en communicatie. Men kan zich voorstellen dat hierover op allerlei gebieden<br />

conflicten ontstonden.<br />

De interesse voor Iran van Europese diplomaten en handelaren, waaronder Albert Hotz, heeft<br />

ontegenzeggelijk een grote invloed op de toekomst van het land gehad. Vanaf 1830 werden in het teken<br />

van de vrije handel steeds meer Europese en Russische goederen naar Iran geëxporteerd onder het<br />

motto van de vrije handel. Terwijl sommige Iraniërs profiteerden van de import van goedkopere<br />

fabrieksgoederen, had dit verwoestende gevolgen voor Iraanse fabrikanten en handelaren, waaronder de<br />

textielfabrikanten. Het moge duidelijk zijn dat Iraniërs over het algemeen wantrouwig stonden tegenover<br />

Europeanen.<br />

Albert Hotz (1855-1930) 2<br />

Albertus Paulus Hermanus Hotz werd op 22 januari 1855 in Rotterdam geboren. Hij was de zoon van<br />

Jacques Cornelis Paulus Hotz en Gertrude Arnolda Johanna Pino Post. Jacques Hotz richtte in<br />

september 1874 een firma op om handelsbetrekkingen tussen Nederland en Iran aan te gaan. Hij<br />

noemde deze nieuwe firma de 'Vennootschap Perzische Handelsvereeniging J.C.P. Hotz & Zoon'. Zijn<br />

zoon Albert vertrok eind november 1874 (op negentienjarige leeftijd!) naar Iran om de nieuwe firma uit te<br />

breiden en van daaruit handelsbetrekkingen tussen de twee landen op te starten. In mei 1875 keerde hij,<br />

na de dood van zijn vader, noodgedwongen terug naar Nederland. Albert Hotz reorganiseerde zijn vaders<br />

zaken en zette binnen de oude 'Perzische Handelsvereeniging' een nieuwe firma op, die hij simpelweg<br />

'Hotz & Co' noemde.<br />

Albert Hotz in 1884<br />

5


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

In 1877 vertrok Hotz opnieuw naar Iran en vestigde er kantoren in Isfahan en in het nabijgelegen Bagdad<br />

en Basra in het Ottomaanse Rijk in modern Irak (zie kaart). Hij probeerde meer Nederlandse financiers<br />

over te halen in Iran te investeren. Maar in 1878, na een aantal financiële tegenvallers, trokken zijn<br />

financiers zich stuk voor stuk terug en keerde hij wederom terug naar Nederland.<br />

In 1880 vertrok Hotz voor de derde keer naar Iran. Hij verbleef er enkele jaren en keerde in 1883 terug<br />

om het Perzische paviljoen van de internationale tentoonstelling die dat jaar in Amsterdam gehouden zou<br />

worden, te helpen inrichten (zie het volgende hoofdstuk). Hotz verplaatste zijn Europese hoofdkantoor<br />

naar Londen en reisde weer af naar Iran. De daaropvolgende jaren dreef hij handelsagentschappen in<br />

Boesjir, Sjiraz, Isfahan, Boeroedjerd, Sultanabad, Yazd, evenals in Bagdad en Basra in Irak (zie kaart). 3<br />

Gedurende deze periode breidde Hotz zijn handelsinteresses nog verder uit. Hij was betrokken bij<br />

kolenwinning, het opzetten van de Imperial Bank of Persia, de tapijtindustrie en de geplande ontwikkeling<br />

van de rivier de Karoen. 4 In maart 1884 verleende de gouverneur van Isfahan, de oudste zoon van de<br />

sjah van Iran, Hotz concessies om naar olie te boren in de provincie Khoezistan, wat helaas voor hem<br />

mislukte. 5<br />

In 1885 werd Hotz benoemd tot consul voor Nederland in Iran en in die hoedanigheid zetelde hij in Boesjir<br />

aan de Perzische Golf (zie kaart). Deze handelsstad was van groot belang voor de Nederlanders omdat<br />

veel goederen tussen Nederland en de Nederlandse koloniën in de Oost door de Perzische Golf werden<br />

vervoerd. 6 Tijdens deze periode kreeg Hotz de gelegenheid een collectie textiel en andere voorwerpen<br />

aan te leggen. Een aantal van deze voorwerpen werden eerst aan het <strong>Museum</strong> voor Land- en<br />

<strong>Volkenkunde</strong> te Rotterdam uitgeleend en rond 1890 officieel door het museum aangekocht. 7<br />

Vanaf 1895 stortte de internationale handel ineen en gingen verschillende Europese handelsfirma's,<br />

waaronder die van Hotz, failliet. Door de krach raakte de familie Hotz in financiële moeilijkheden en in<br />

1903 hield Hotz & Zoon op te bestaan.<br />

In 1906 werd Hotz lid van de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën in Den<br />

Haag. Hij kreeg de taak om te schrijven over de rol van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) in<br />

Perzië. Van 1909 tot 1916 werkte Hotz op het Nederlandse consulaat in Beiroet, waar hij in 1917 tot<br />

consul werd benoemd. Hotz legde dit ambt op 21 april 1921 neer.<br />

Na zijn terugkeer in Nederland probeerde Hotz zijn onderzoek naar de VOC weer op te pakken. Zijn<br />

slechte gezondheid dwong hem echter te stoppen. In 1921 ging hij met pensioen in Lugano, in<br />

Zwitserland, om zo in de buurt te zijn van zijn zoon Hendrik, die ziek lag in een sanatorium in Davos-Platz.<br />

Helaas stierf zijn zoon datzelfde jaar.<br />

A.H.A. Hotz overleed op 11 april 1930 in Cologny, in de buurt van Genève. Hij werd begraven op de<br />

begraafplaats Crooswijk, in zijn vaderstad Rotterdam.<br />

6


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

2. De Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling, Amsterdam, 1883<br />

Na het succes van de Grote Tentoonstelling in Londen in 1851 werden er in Europa en Noord-Amerika<br />

een aantal internationale tentoonstellingen georganiseerd. Deze tentoonstellingen waren belangrijke<br />

evenementen die nieuwe culturen, ideeën en materiële zaken bij nieuwsgierige bezoekers<br />

introduceerden. Een van de eerste tentoonstellingen waarop voorwerpen uit Iran werden getoond, was de<br />

Weense Tentoonstelling in 1873.<br />

De Iraanse regering was zich zeer goed bewust van de waarde van dergelijke tentoonstellingen en<br />

besloot zelf een paviljoen in te richten op de Internationale, Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in<br />

Amsterdam in 1883. Hotz kreeg van de Iraanse regering de opdracht het paviljoen te helpen inrichten.<br />

Aldus verzamelde Hotz in Iran tapijten, muziekinstrumenten, steenbokhoorns, lampen, dienbladen en<br />

waterpijpen, textiel en kledingstukken.<br />

Hotz, de 'Tentoonstelling' en het RMV<br />

Een van de organisatoren van de tentoonstelling in Amsterdam was de directeur van het Rijksmuseum<br />

voor <strong>Volkenkunde</strong> (RMV) te Leiden, Dr. L. Serrurier. 8 Hij hielp bij het opzetten van verschillende<br />

buitenlandse paviljoens, waaronder dat van Iran. In die tijd was Hotz al bekend bij het museum vanwege<br />

zijn reizen en werk in Iran. In september 1882 bijvoorbeeld, verwierf Hotz een kleine collectie Perzische<br />

voorwerpen voor het museum, bestaande uit wapenrustingen, wapens, pijpen en dienbladen. 9 Het is<br />

daarom niet verwonderlijk dat Hotz al snel met het museum in onderhandeling was over de verkoop van<br />

voorwerpen die Hotz in Iran had verworven voor het Iraanse paviljoen. Hij bood het museum<br />

verschillende stukken tegen kostprijs aan. Uiteindelijk werd overeengekomen dat het museum een<br />

selectie aan stukken zou kopen voor een bedrag van NLG 1.170,30, wat in die tijd een aanzienlijke som<br />

was. In november 1883 werden derhalve 357 stukken van Perzische herkomst aan de museumcollectie<br />

toegevoegd onder serienummer 503 (zo is 503-282 een broek en 503-267 een herenjas). Tot deze<br />

collectie behoren de verschillende kledingstukken waar we verderop in deze publicatie op in zullen gaan.<br />

The Persian section at the International, Colonial and General Exportation Exhibition,<br />

Amsterdam 1883 (photograph by Alexandre & Co.)<br />

7


3 Mannenkleding<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Er bestaan maar enkele kledingcollecties uit de Kadjaren-periode buiten Iran. 10 De Hotz-collectie is vooral<br />

zo opmerkelijk omdat zij een groot aantal kledingstukken voor mannen bevat. Wat haar extra bijzonder<br />

maakt is dat er mannenkleding bijzit uit verschillende geledingen van de bevolking: van klerken, mullahs<br />

(islamitische religieuze leiders) en derwisjen (rondtrekkende religieuze bedelaars) tot kooplui en boeren.<br />

Laat-negentiende-eeuwse mannenkleding<br />

Rond 1883 begon mannenkleding te veranderen. Dit kwam voornamelijk door de groeiende westerse<br />

invloeden in die tijd. De Kadjaren-vorst Nasir al-Din Sjah (1848-1896) hield van westerse kleding. Zijn<br />

voorbeeld werd eerst gevolgd door zijn hofhouding en later door de lagere geledingen van de Iraanse<br />

samenleving. Grote delen van de Iraanse samenleving namen de westerse kledingstijl maar langzaam<br />

over; dit gold onder andere ook voor kooplui, boeren en de plattelandsbevolking. De kledingcollectie van<br />

Hotz weerspiegelt deze ontwikkeling en omvat zowel veel traditionele kledingstukken als kledingstukken<br />

in westerse stijl. Ze zijn als volgt gegroepeerd:<br />

Broeken (zir-e djoemah en sjalvar) 11<br />

Er bestonden twee soorten broeken. De eerste, het meer traditionele model, was een wijd model en werd<br />

meestal gemaakt van witte (b.v. 503-279) of blauwe katoen (b.v. 503-281). Ze werden zir-e djoemah of<br />

heel soms sjalvar genoemd. Het tweede soort was de Europese broek in militaire stijl die men meestal<br />

sjalvar noemde en die voornamelijk gedragen werd door mannen in een stedelijke omgeving, hogere<br />

posities bekleedden en door leden van de hofhouding. Ze werden gemaakt van witte, blauwe of rode stof<br />

en hadden vaak een passement (bies van sierband) langs de buitenkant van de broekspijpen.<br />

De wijdere traditionele broeken waren meer geschikt om op de grond te zitten, terwijl de strakkere<br />

Europese broeken ontworpen waren om mee op stoelen te zitten. 12 Het bezit van dergelijke meubelen en<br />

bijbehorende broeken bepaalde destijds iemands rijkdom, status en 'mate van modernisering'.<br />

RMV 503-279 RMV 503-281<br />

8


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Overhemden (pirahan)<br />

Men droeg ongesteven overhemden waarvan de opening zich of op de schouder of aan de voorkant van<br />

het kledingstuk bevond. Mannen uit de hogere en middenklassen droegen meestal overhemden gemaakt<br />

van witte katoen (b.v. 503-247; 503-249) en mannen uit lagere klassen droegen pirahans van blauwe<br />

katoen.<br />

RMV 503-279<br />

Vesten (djeliqa)<br />

Hoewel het dragen van een vest nu algemeen gebruik is in Iran, was het geen traditioneel Iraans<br />

kledingstuk. Het werd in de achttiende eeuw door de Europeanen geïntroduceerd. Aanvankelijk droegen<br />

alleen steedse mannen uit bijvoorbeeld Teheran, Isfahan of Boesjir een vest. Het vest (503-252) uit de<br />

Hotz-collectie is echter wel aangepast aan de traditionele Iraanse kledingvoorschriften. In plaats van een<br />

strak op maat gesneden kledingstuk is het wijd en gemaakt van rechthoekige stukken stof. De voorkant<br />

wordt dichtgemaakt door middel van een aantal lussen van koord en knopen ('brandebourgs'), in plaats<br />

van de westerse knopen en knoopsgaten.<br />

RMV 503-252<br />

9


De 'qaba'<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De qaba is een lang gewaad dat is gemaakt van een gekleurde of gedessineerde stof. Het soort<br />

materiaal hing af van de tijd van het jaar en de maatschappelijke positie van degene die hem droeg. 's<br />

Winters droeg men bijvoorbeeld een donkere, gevoerde qaba en in de zomer een qaba van een enkele<br />

laag katoen (vaak gedessineerd).<br />

De qaba was aan de voorkant altijd open en had een klein opstaand kraagje. Men sloeg één kant<br />

(meestal de linker) over de ander en maakte de twee panden dicht door middel van een touwtje of een<br />

knoop aan de rechternaad. De qaba heeft meestal aan beide kanten een zakopening (in plaats van een<br />

echte zak), waarmee men bij de zakken kon van het jasje dat eronder gedragen werd.<br />

De qaba werd door alle lagen van de bevolking gedragen. Vandaar dat de Hotz-collectie zoveel<br />

voorbeelden bevat. Er is een blauwe qaba voor een mullah (503-264 en 503-267), één voor een derwisj<br />

(503-258) en één voor een rijke koopman (503-261).<br />

RMV 503-264 RMV 503-258<br />

Jassen (kolidja)<br />

De kolidja is een lange getailleerde jas. Onder de oksels zit een opening om het bewegen makkelijker te<br />

maken. De Hotz-collectie bevat verschillende exemplaren van dit type kledingstuk (b.v. 503-258; 503-263;<br />

503-264).<br />

Een soortgelijke jas was de sardari, die ook getailleerd was, maar met veel plooien in de rug van het<br />

kledingstuk (503-265).<br />

RMV 503-265<br />

10


De aba<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De aba is een ander soort bovenkleding. Hij is open aan de voorkant, mouwloos en heeft grote<br />

armsgaten. Hij werd door mannen van alle rangen en standen gedragen. Het soort materiaal (zijde, wol,<br />

kamelenhaar) dat werd gebruikt, en het gewicht varieerden afhankelijk van de tijd van het jaar (zwaarder<br />

in de winter). 13 Er zijn twee van deze aba's in de Hotz-collectie: één is gemaakt van kamelenhaar (503-<br />

180) en één van zijde (503-179). Het is mogelijk dat een rijkere man de aba van zijde in de zomer heeft<br />

gedragen, terwijl die van kamelenhaar een exemplaar voor de winter was.<br />

RMV 503-179<br />

De sjerp (kamarband)<br />

De sjerp is een lang stuk stof dat om het middel werd gewikkeld en werd gedragen door geestelijken,<br />

kooplui, handelaren en bazaarhouders. Maar ook door klerken en de oudere of ouderwetse<br />

hooggeplaatste regeringsbeambten. Een sjerp was meestal een meter of vijf lang en net iets meer dan<br />

een meter breed. Evenals bij andere kledingstukken van de Kadjaren, gaf het gebruikte soort materiaal<br />

een indicatie van de positie van de drager. Zo kon een hooggeplaatst man of een rijke koopman een<br />

sjerp dragen van kirman, een brokaat in wol, of van een fijne geborduurde stof (b.v. 503-286), terwijl een<br />

lager geplaatst persoon er een kon dragen van bedrukte katoen.<br />

RMV 503-179<br />

11


Riemen<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Een kenmerkend accessoire van een hoveling, militair of belangrijke bediende was de riem, die over het<br />

algemeen gemaakt was van gelakt zwart leer met een koperen gesp (meestal van Russische makelij).<br />

Prinsen en hovelingen vervingen de koperen gesp vaak door een gesp met edelstenen. Er zijn twee<br />

riemen in de Hotz-collectie. De eerste is gemaakt van een breed stuk leer met een grote metalen gesp<br />

(503-222). De tweede riem (503-222a) is fraaier afgewerkt en heeft een metalen gesp. Het leer is<br />

gedecoreerd met een stempelversiering in de vorm van een driehoek.<br />

RMV 503-222a<br />

Hoofddeksels<br />

Tijdens de Kadjaren-periode droeg men meerdere soorten hoofddeksels, zoals het kalotje (araqtjin), de<br />

tulband (mandil), het vilten mutsje (kolah namadi), en de zogenaamde Kadjaren-hoed (kolah Kadjari) die<br />

werd gedragen door de hogere echelons van de samenleving. De Hotz-collectie bevat helaas alleen<br />

voorbeelden van het kalotje en het vilten mutsje.<br />

Aan het einde van de negentiende eeuw droegen kooplui, mullahs, advocaten, schrijvers en de rijkere<br />

boeren het kalotje met een tulband. Arbeiders, boeren en nomaden droegen alleen een vilten mutsje. De<br />

vorm, kleur en het gebruikte materiaal gaven wederom de sociale status van de drager aan. Zo droeg<br />

een nomade meestal een ronde vilten muts in natuurlijk bruin, en een boer een witte (503-234). Af en toe<br />

droeg men een rode vilten muts (503-235).<br />

Er waren ook meerdere soorten stoffen kalotjes. Sommige werden in huis gedragen (sjab kolah; 503-195;<br />

503-195a), andere konden zowel binnenshuis als buitenshuis gedragen worden en werden vaak versierd<br />

met fijn borduurwerk (503-238, 503-238a). Weer andere werden gedragen onder een tulband en waren<br />

wat platter, maar hadden een mooi versierde kroon (503-240). De tulband werd meestal zo gewikkeld dat<br />

de kronen van deze kalotjes zichtbaar waren.<br />

RMV 503-234 RMV 503-238a<br />

12


Arabische kledij<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Naast de Iraanse kledij zoals hierboven beschreven, zijn er ook een aantal kledingstukken die ofwel uit<br />

Khoezestan in Zuidwest-Iran, waar veel Arabieren woonden (en nog steeds wonen), ofwel uit Bassora<br />

(het hedendaagse Basra) in Irak komen.<br />

Er zitten een wit herenoverhemd (503-247), een lange overjas van gestreepte katoen (503-269), een<br />

zijden hoofddoek met lange kruiselingse franjes (koefiya; 503-245), en een hoofdband (503-243) bij.<br />

RMV 503-269<br />

13


4. Vrouwenkleding<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De Hotz-collectie bevat ook een aantal kledingstukken voor vrouwen. De meeste hiervan zijn voor<br />

vrouwen die in de steden leefden. Maar er zijn ook wat kleren van vrouwen uit de regio Boesjir in<br />

Zuidwest-Iran.<br />

Kleding voor binnenshuis<br />

Aan het eind van de achttiende eeuw bestond de kleding van de meeste vrouwen in de steden uit een<br />

broek, een blouse en een lange klokkende jurk en in sommige gevallen de zogenaamde soklaarzen.<br />

Daarna werd de lange jurk langzaam vervangen door een jasje en een rok. Deze stijl van kleden was in<br />

zwang tot het begin van de twintigste eeuw.<br />

Broeken (zir-i djoemeh)<br />

In de eerste helft van de negentiende eeuw werden de broeken steeds wijder. De broeken van rijke<br />

vrouwen werden gemaakt van zware brokaat en fluweel. Het volume van de broeken werd bereikt door er<br />

een aantal over elkaar te dragen, soms zelfs wel tien tot twaalf stuks. Maar aan het eind van de<br />

negentiende eeuw waren de broeken van vrouwen in de stad slanke, strakke kledingstukken geworden.<br />

Nomadenvrouwen en vrouwen buiten de stad bleven echter wijdere broeken dragen (b.v. 503-275; 503-<br />

278).<br />

Blouse<br />

De blouse, ofwel pirahan, is een van de weinige kledingstukken uit de garderobe van de vrouw die een<br />

lang leven was beschoren. Ze werden gemaakt van witte katoen voor vrouwen uit lagere standen en een<br />

transparante gaasachtige stof, effen of met witte stippen, soms blauw of roze voor de meer gefortuneerde<br />

vrouwen. Aan het eind van de negentiende eeuw waren pirahans kort en kwamen ze tot de taille of iets<br />

lager.<br />

In de Hotz-collectie zitten twee exemplaren, een van witte katoen (503-185) en de andere van paarse<br />

zijde (503-254).<br />

RMV 503-254<br />

14


Jasjes<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Meestal droegen de vrouwen een enkel jasje met lange mouwen over hun blouse. Soms werd er een<br />

tweede jasje met kortere mouwen tot de ellebogen in een effen of contrasterend patroon overheen<br />

gedragen. Geen van deze kledingstukken was bedoeld om te worden dichtgemaakt. Het werd juist<br />

opengelaten zodat de blouse die eronder werd gedragen, goed zichtbaar was.<br />

Jasjes werden gemaakt van diverse soorten stof zoals brokaat, zijde, wol en katoen. Het soort materiaal<br />

hing af van de tijd van het jaar. In de winter droeg men jasjes van zwaardere wol en zijde en in de zomer<br />

van lichte zijde en katoen.<br />

Er zijn twee voorbeelden van deze jasjes in de collectie. Eén jasje is gemaakt van zijde en gevoerd met<br />

katoen (503-255), en het andere is van katoen (503-253). Het eerste jasje is een feestelijk jasje en<br />

waarschijnlijk bedoeld voor een vrouw van hogere stand, de tweede is een zomerjasje, waarschijnlijk voor<br />

een vrouw van lagere stand.<br />

RMV 503-253<br />

Lange jassen<br />

Terwijl de meeste vrouwen in de Kadjaren-periode korte jasjes droegen, hadden ze af en toe ook een<br />

langere versie ervan. Een daarvan heet een sardari.<br />

De sardari was een lange geklede jas in Europese stijl. Hij werd veel gedragen door mannen uit hogere<br />

rangen. Vrouwen van hooggeplaatste mannen en een enkele koopman droegen soms ook een zo'n jas,<br />

die eruit zag als een conventionele vrouwenjas, behalve dat hij onder de taille was geplooid. De Hotzcollectie<br />

bevat een vrouwen-sardari van paarse zijde, gevoerd met rode bedrukte katoen (503-274).<br />

RMV 503-274<br />

15


Hoofddeksels<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

In tegenstelling tot de rest van hun kledij, bleven de hoofddeksels van de vrouwen tijdens de Kadjarenperiode<br />

relatief bescheiden. Net als in eerdere perioden hadden de meeste vrouwen iets op hun hoofd,<br />

ook als ze binnenshuis waren. De basisvorm van een hoofddeksel (tjarqat), bestond uit een dunne of<br />

transparante driehoek van stof die gebruikt werd om de oren en het grootste gedeelte van het haar te<br />

bedekken. De uiteinden van de sluier werden onder de kin aan elkaar geknoopt en met een broche<br />

vastgezet.<br />

Er is een tjarqat in de Hotz-collectie (503-291). Hij is 113 cm bij 108 cm en gemaakt van katoen, versierd<br />

met een patroon van gestileerde bloemen.<br />

RMV 503-291<br />

Sieraden<br />

Het scala aan sieraden dat door vrouwen tijdens de Kadjaren-periode werd gedragen, was groot. Ze<br />

droegen mouwbanden, ceintuurs, armbanden, broches, kinsieraden, oorbellen, haarsieraden, kettingen<br />

en ringen. Een populair hoofddeksel was een kalotje met een aigrette (pluim), soms versierd met veren.<br />

De Hotz-collectie bevat maar enkele sieraden. Er zijn een aantal armbanden (503-324) en broches met<br />

camee (503-325; 503-326).<br />

RMV 503-325<br />

Make-up<br />

Vrouwen werden geacht veel make-up te gebruiken, waarbij de meeste aandacht naar de ogen uitging.<br />

Met een klein stokje werden lijnen langs de ogen getrokken. Zo leken de ogen groter en donkerder. Kool<br />

had ook een medicinale werking en hielp de gevolgen van zonnestralen tegen te gaan. In de Hotz<br />

verzameling zitten vier kleine zakjes kool (503-317), die Hotz omschrijft als hajj kohl.<br />

16


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Stadse kleding voor buitenshuis<br />

Chadors<br />

Een van de meest traditionele kledingstukken die door Iraanse vrouwen gedragen wordt, is een<br />

omslagdoek die men tegenwoordig een chador noemt. Deze werd gebruikt om het gezicht en het lichaam<br />

te verhullen. Tot betrekkelijk kort geleden werd het gezicht ook wel bedekt met een aparte sluier. Dit<br />

gebruik is echter verdwenen. Tegenwoordig worden chadors meestal gemaakt van zwarte katoen of een<br />

synthetische stof, maar voorheen gebruikte men een groter scala aan kleuren. De chador uit de Hotzcollectie<br />

is gemaakt van een blauw gestreepte katoen met rode zijden biezen langs de kanten (503-290).<br />

RMV 503-290<br />

Sluiers<br />

Hoewel Iraanse vrouwen verschillende soorten sluiers droegen, bevat de Hotz-collectie geen enkel<br />

exemplaar. Er is echter een voorbeeld van de karakteristieke sluier van deze periode, de ruband (5389-<br />

33) in de collectie van het museum. Dit soort sluier werd waarschijnlijk vanaf de zeventiende eeuw<br />

gedragen. 14 Het is een rechthoekig stuk witte stof met een spleet of strook gaas voor de ogen. Hij werd<br />

aan de achterkant van het hoofd vastgeknoopt of vastgezet met een klem of een knoop. Deze ruband<br />

werd tot aan het einde van de negentiende, begin twintigste eeuw gebruikt. Interessant genoeg heeft men<br />

in bepaalde regio's van Afghanistan en Pakistan de chador en ruband in één allesverhullend kledingstuk<br />

gecombineerd, de zogenaamde burqa' of chadri.<br />

Broek voor buitenshuis (tjaqtjoer)<br />

De chaqchur is een lange broek die in de negentiende en begin twintigste eeuw buitenshuis werd<br />

gedragen. Het was een zeer wijde broek die aan slippers met platte zolen was vastgenaaid. De Hotzcollectie<br />

bevat ook zo'n tjaqtjoer (503-277). Hij is gemaakt van paarse katoen. Evenals andere vormen<br />

van kleding voor buitenshuis verdween de tjaqtjoer rond 1930 uit het straatbeeld van de meeste steden.<br />

RMV 503-277<br />

17


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Kleding voor vrouwen uit de provincie<br />

De Hotz-collectie bevat ook kleding voor vrouwen uit de Boesjir-regio langs de Perzische Golf en voor<br />

vrouwen van Arabische afkomst.<br />

Broeken uit Boesjir<br />

Deze broeken werden zo gemaakt dat het een rok leek, maar ze hadden wel degelijk twee pijpen.<br />

Dergelijke 'rokken' werden vaak gemaakt uit vele meters stof die in de taille gerimpeld werden. Het<br />

exemplaar uit de Hotz-collectie (503-275) is gemaakt van katoen. Hij heeft een geblokt patroon van buteh<br />

(paisley- of kasjmiermotief). Dit soort broek/rok wordt in verscheidene regio's van Iran, vooral in Midden-<br />

Iran rond Abiyaneh (zie kaart), nog steeds gedragen.<br />

RMV 503-275 Buteh, detail van RMV 503-275<br />

Een kledingstuk in Arabische stijl<br />

Bij de vrouwenkleding zit ook een sob of thaub, een bovenkleed dat meestal wordt geassocieerd met<br />

vrouwen van Arabische afkomst. 15 Het kledingstuk (503-251) is gemaakt van blauwe zijde naar<br />

traditioneel model met hele grote mouwen.<br />

RMV 503-251<br />

18


5. Schoeisel<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Onder de verschillende kledingstukken van de Hotz-collectie bevindt zich ook schoeisel. Dit schoeisel<br />

bestaat uit sokken, schoenen en sandalen voor zowel mannen als vrouwen.<br />

Tot betrekkelijk kort geleden was het in de hele islamitische wereld normaal om schoenen te dragen<br />

zonder achterkant of met de achterkant naar binnen gevouwen zodat ze thuis, bij vrienden of in de<br />

moskee makkelijk aan en uit konden worden gedaan. Iraanse sandalen hebben meestal puntige,<br />

omhoogkrullende neuzen waardoor ze een karakteristiek uiterlijk krijgen.<br />

Sokken (djoerab)<br />

De winters en de nachten kunnen in Iran heel koud zijn, vooral in de meer bergachtige gebieden. Het is<br />

daarom niet verwonderlijk dat sokken belangrijk zijn. Sommige regio's, vooral in het noorden en<br />

noordwesten, zijn nog steeds beroemd om hun handgebreide sokken. De Hotz-collectie bevat een paar<br />

korte sokken (503-176) die zijn gebreid van beige en witte katoen met een ingewikkeld bloemenpatroon.<br />

RMV 503-176<br />

Schoenen, sandalen en giveh<br />

De Hotz-collectie bevat drie soorten schoeisel: (a) schoenen, (b) sandalen (voor mannen en vrouwen), en<br />

(c) giveh (voor mannen en vrouwen). 16<br />

(a) Schoenen: Er is een paar zwarte leren schoenen met rechtopstaande achterkanten (503-101b). Dit<br />

geeft aan dat ze nieuw en ongebruikt zijn. Ze zijn gemaakt van leer en afgaand op hun maat, 27,5 cm,<br />

waren ze gemaakt voor een man.<br />

RMV 503-101b<br />

19


<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

(b) Sandalen/slippers: Er zijn verschillende soorten sandalen in de verzameling, zowel voor mannen<br />

(503-101a-b) als vrouwen (503-173). In beide gevallen is de achterkant open zodat ze makkelijk aan en<br />

uit getrokken kunnen worden. 17 Er zijn verschillende paren 'klassieke' Iraanse sandalen voor vrouwen<br />

met een smalle brug net achter de hiel (503-172; 503-173; 503-230). Dit soort slipper is ook te zien bij<br />

een aantal miniaturen. 18 Ze werden meestal gemaakt van chagrijnleer (leer gemaakt van paarden-, ponyen<br />

soms haaienhuid) (503-230) in verschillende kleuren, zoals groen (503-101a), zwart (503-173) of bruin<br />

(503-172). De binnenzolen van de vrouwenslippers waren dikwijls versierd met gaatjes in verschillende<br />

simpele patronen (503-172; 503-173).<br />

Er is ook een paar leren slippers dat volgens de beschrijving van Hotz werd gedragen door vrouwen van<br />

Arabische of Turkse afkomst (503-171). Deze slippers wijken in vorm en uiterlijk af van de 'Iraanse'<br />

slippers. De bovenkant loopt veel verder door en zou bijna de hele voet bedekt hebben.<br />

RMV 503-101a RMV 503-173<br />

(c) Giveh/Maleki 19 : Giveh is een soort schoen met een zool van stof en een katoenen bovenkant. De<br />

zolen<br />

(siveh) zijn gemaakt van repen stof die op elkaar zijn gehamerd om zodoende een sterke zool te vormen.<br />

Ze zijn meestal blauw (503-166a) maar hebben soms ook meerdere kleuren. (503-165). De bovenkanten<br />

werden traditioneel geweven met een naald en een dikke katoenen draad. De achterkant werd versterkt<br />

met een driehoekige reep leer, die meestal was versierd met steken in witte katoen (503-165; 503-166ab;<br />

503-167).<br />

RMV 503-166a<br />

20


Bibliografie<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Bier, C. (ed), 1987. Woven from the Soul, Spun from the Heart, Washington DC.<br />

Bishop, I.L., 1891. Journeys in Persia and Kurdistan, 2 delen, Londen.<br />

Bosworth, E. en Hillenbrand, C., 1983. Qajar Iran: Political, Social and Cultural Change 1800-1925,<br />

Edinburg.<br />

Curzon, G.N., 1892. Persia and the Persian Question, 2 delen, Londen.<br />

Diba, L. (ed), 1999. Royal Persian Paintings: The Qajar Epoch 1785-1925, Brooklyn.<br />

Engelberts, T.H.E., 1995. Een Pers uit een vreemd land, 's-Gravenhage (Engelse ed. 2000, Den Haag).<br />

Ferydoun Barjesteh van Waalwijk van Doorn, L.A., en Vogelsang-Eastwood, G.M., 1999. Sevruguin's<br />

Iran: Late Nineteenth Century Photographs of Iran from the National <strong>Museum</strong> of Ethnology in Leiden, The<br />

Netherlands, Teheran/Rotterdam.<br />

Floor, W., 1983. "Hotz versus Muhammad Shafi: A case study in commercial litigation in Qajar Iran, 1888-<br />

1895", International Journal of Middle East Studies, 15:185-210.<br />

Hotz, A., 1904. Perzië met betrekking tot Nederland, herdruk van de Dee Economist, sep.-okt. 1904.<br />

Keddie, N.R., 1999. Qajar Iran and the Rise of Reza Khan 1796-1925, Costa Mesa (California).<br />

Vogelsang-Eastwood, G.M., 2002. An Introduction to Qajar Era Dress, Rotterdam.<br />

Vuurman, C. en Martens, T., 1995. Perzië en Hotz, Leiden.<br />

Wills, C.J., 1883. In the Land of the Lion and Sun or Modern Persia, Londen.<br />

Witkam, J.J, "Albert Hotz and his photographs of Iran: an introduction to the Leiden collection”, in: (ed) K.<br />

Eslami, Iran and Iranian Studies: Essays in Honor of Iraj Afshar, Princeton, 1998:276-287.<br />

Wulff, H.E., 1966. The Traditional Crafts of Persia, Cambridge (Massachusetts).<br />

21


Noten<br />

<strong>KADJAREN</strong>-<strong>KLEDIJ</strong> <strong>UIT</strong> <strong>IRAN</strong> IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE © GILLIAN VOGELSANG-EASTWOOD<br />

Digitale publicatie van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

1. Voor meer informatie over de Kadjaren-periode, zie Bosworth en Hillenbrand (eds) 1983; Diba (ed)<br />

1999, en Lombard 2000.<br />

2. Engelberts 1995:17: Vuurman en Martens 1995:24.<br />

3. Curzon 1892, II:225, 242, 573. Zie ook Floor 1983.<br />

4. De ontwikkeling van het rivierenstelsel van de Karun in het hedendaagse zuidwesten van Iran was een<br />

belangrijk voor het openen van ’s lands deuren voor de internationale handel.<br />

5. Curzon 1897 II:225, 520.<br />

6. Engelbert 1995:47. Het kan zijn dat Hotz ook interesse had in de verkoop van Iraanse opium aan<br />

Indonesië (Witkam 1998:277).<br />

7. Het museum heet nu het ‘Wereldmuseum’.<br />

8. De volgende omschrijving is gebaseerd op een briefwisseling tussen het museum en Hotz. Deze<br />

brieven worden in de archieven van het RMV te Leiden bewaard.<br />

9. Deze zijn geregistreerd onder nummer 322. Hotz verzamelde ook voorwerpen voor andere musea. In<br />

een brief refereert hij aan twee kleine stenen beelden, waarschijnlijk uit Bagdad, waarvan hij dacht dat ze<br />

misschien interessant zouden zijn voor het ‘<strong>Museum</strong> van Oudheden te Leyden’ (nu het Rijksmuseum van<br />

Oudheden, brief: 17 augustus 1883).<br />

10. De belangrijkste collecties in Iran bevinden zich in het Goelistan-Paleis, Teheran; bij de ‘Iranian<br />

Cultural Heritage Organisation’, Teheran, en in het ‘Decorative Arts <strong>Museum</strong>’, Isfahan. De belangrijkste<br />

collecties buiten Iran bevinden zich in het ‘Victoria and Albert <strong>Museum</strong>’, Londen en het ‘Royal Scottish<br />

<strong>Museum</strong>’, Edinburg.<br />

11. Vandaag de dag wordt de term sjalvar gebruikt voor de meeste broeken.<br />

12. Wills 1883:318.<br />

13. De 'aba' als algemene dracht voor mannen verdween ten gevolge van de ‘uniforme kledingstandaard’<br />

van Reza Shah (1936), hoewel het voor mullahs een belangrijk kledingstuk blijft. Hij wordt ook gedragen<br />

door Arabische vrouwen uit het zuidwesten van Iran. Nog steeds wordt de 'aba' dagelijks gedragen door<br />

mannen en vrouwen in de Arabisch-sprekende wereld.<br />

14. Scarce 1975:7.<br />

15. Deze kledingstukken worden nog steeds gedragen in delen van Saoedi-Arabië en de oostelijke<br />

golfstaten, met name in Oman.<br />

16. Het schoeisel van mannen is ongeveer 28-30 cm lang en dat van vrouwen 20-24 cm lang.<br />

17. Deze behoren strikt genomen tot het muiltjestype, een soort dat makkelijk te vinden is in Europa, het<br />

Middellandse-Zeegebied en het Nabije Oosten.<br />

18. Bier 1987:262-3, no. 66.<br />

19. De Koerdische term voor dit type schoeisel is kelesj.<br />

22

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!