01.05.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

g^,—»—*—<br />

GESCHENK<br />

i i<br />

\ • *• I<br />

f D R<br />

. EhLCO VERWIJS. 1<br />

i i<br />

i 1880. }<br />

KR cö<br />

-* -- if— "i? - — • ^ - — - -


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

TIENDE DEEL.


VADERLANDS C H E<br />

HISTORIE,<br />

V E R V A T T E N D E DE<br />

GESCHIEDE NISSEN<br />

D E R N U<br />

VEREENIGDE NEDERLANDEN,<br />

INZONDERHEID DIE VAN<br />

HOLLAND,<br />

VAN DE VROEGSTE TYDEN AFJ<br />

Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte<br />

Gcdenkftukken famengefteld,<br />

DOOR<br />

JAN WAGENAAR.<br />

Met Plaaten en Kaarten.<br />

T I E N D E D E E L ,<br />

N A<br />

"TW???^*'<br />

TWAALPJAARIG<br />

T S L U I<br />

' TEN VAN „ E T<br />

BESTAND, IN 'ï TAAR<br />

l6o9; EN EINDIGENDE, MET DE DOOD<br />

VAN WAURITS, PRINSE VAN<br />

ORANJE, IN 'T JAAR 1625.<br />

TE A M S T E R D A M , K Y<br />

JOHANNES ALL ART.<br />

M D C C X C I I r.<br />

Met Privilegie van de Ed. Gr. Moe. Heeren flL,<br />

van Holland en Westfriesland"<br />

S t < M t e H


VADERLANDSCHK<br />

HISTORIE.<br />

ZEVENENDERTIGSTE BOEK»<br />

I N H O Ü D»<br />

I. Gevolgen van't Befland. Vereffening eeniger<br />

Gefchillen. Gezantfchap van Marokko. HuS-<br />

[ons togt. II. Twist over de opvolging in d&<br />

Landen vanKleeyeen Giilik. lil. Ver haal van<br />

den oorfprong der gefchillen over den Godsdienst,<br />

hier te Lande. Gevoelens van Gomarus<br />

en Arminius. Zy worden voor den Hoogeit-<br />

Raad gehoord. Arminius flerft. IV. Beroerte<br />

te Alkmaar. Verandering inde Re geer ing<br />

aldaar. V. Opfchudding te Leeuwaarden.<br />

VI. Geweldige beweeging te Utrecht. De Stad<br />

wordt, door Graave Henrik, belegerd.: Samenzweering<br />

tegen de herftelde Regeering<br />

aldaar. VII. Remonflrantie van die van Arminius<br />

gevoelen. Vyf punten. VIII. Haagfche<br />

Conferentie. Contraremonftrantie. IX.<br />

Gezant fchap 7iaar Frankryk. Henrik de IV.<br />

vermoord. V:rbond met Frankryk vernieuwd.<br />

X. Handeling in Engeland en in Zweeden.<br />

XI. Prins Maurits belegert Gulik. De Stad<br />

geeft• sw£ over. Gezantfchap naar Venetië.<br />

Oostindtjche zaaken. Verrekykers gevonden.<br />

XII. Gezantfchap naar Zweeden. Verbond tus-


a VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

fchen den Grooten Heer en de Staaten. XIII.<br />

Onlusten tusfchen Graave Enno en de Stad<br />

Embden. XIV. Kerkelyke zaaken. Kerkenor-<br />

' de van Utrecht. Staat der Kerken in Gelderland,<br />

Overysfel, Zeeland, Friesland en<br />

Groningen. XV. Prins Maurits fchynt den<br />

Remonfranten niet gunftig. Zy vervoegen<br />

zig aan Oldenbarneveld. Conferentie te Delft.<br />

Nieuwe vertoogen der beide partyen. Be/luit<br />

der meerderheid in Holland tot de vrede der<br />

Kerke. XVI. Verbond met de Stad Lubek en<br />

met eenige Duitfche Vorflen. Walvischvangst.<br />

Noordfche Maatfchappy. Ontdekkers van<br />

nieuwe Landen bevoorregt. XVII. Handeling<br />

met Engeland, over zaaken , de Oostindifche<br />

Maatfchappy betreffende. XVIII. Staat der<br />

zaaken van Gulik en Kleeve. Krygsmagt der<br />

Aartshertogen en Staaten. XIX. Toejiand<br />

van Aken. Spinola neemt Aken, Duur en,<br />

Orfoi, Wezel en andere Plaatfen in. Maurits<br />

bezet Emmerik, Rees, Goch en andera<br />

Steden. Verdrag te Zante. XX. Gezantfchap<br />

vanMuskovie. Hooge School te Groningen opgeregt.<br />

Kerkelyke zaaken. Gerugten ten nadeele<br />

van den Advokaat. XXI. Handeling in<br />

de Vroedfchap te Amflerdam. XXII. De afzondering<br />

begint, in fommige Steden. XXflf.<br />

Beweeging te Leeuwaarden. De Regeering<br />

aldaar veranderd. XXIV. Nieuwe twist tusfchen<br />

den Hertog en de Stad van Brunswyk.<br />

Graaf Fredrik Henrik trekt derwaards.<br />

Verbond met de Hanze Steden. Ligtenvoords<br />

en Borkelo bezet. XXV. Gezantfchap naar<br />

Zweeden en Muskovie. Voordeelige flaat der<br />

Oostindifche Maatfchappye. XXVI. Huwe-<br />

lyks-


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 3<br />

• lykshandeling tmfchen Spanje en Groot Britanje<br />

XXVlI. Oldenbameveld en Karon bewerken<br />

, dat Jakob de I. de Steden van verzekering<br />

inruimt. XX VIII. Staat van Frankryk.<br />

De Staaten bieden Lodewyk den XIII.<br />

hulp aan. XXIX. Zy onderfteunen Venetië<br />

tegen den Aartshertoge van Oostenryk.<br />

|\e Vereenigde Gewesten, zig nu, na \<br />

J_^/ fluiten van 't Beiïand, volkom en lyk •<br />

aanmerkende, als eenen vryen en onafhang- I.<br />

kelyken Staat, begonden zig, in alle opzig<br />

ten, als zodanig te gedraagen: alomme ge- ! r<br />

aa 'c<br />

zanten afwendende , met den titel van Am- ] 5e£tand.<br />

basfadeur, en geduuriglyk gezantfchappen<br />

van vreemde Vorften en vrye Staaten ontvangende.<br />

De onderlinge gemeenfchap tusfcheri<br />

den Vereenigden Staat en de Spaanfche<br />

Nederlanden ook herfteld zynde, bezogten<br />

de wederzydfche Ingezetenen eikanderen,<br />

zonder fchroom. Predikanten en Krygsbe'<br />

velhebbers gingen , van hier, hunne vrienden<br />

zien, in Brabant en in Vlaanderen. Doch<br />

't verblyf der eerften gaf, eerlang, gelegenheid<br />

, tot een Plakaat der Aartshertogen<br />

waarby hun en anderen Ingezetenen der Vereenigde<br />

Gewesten gelast werdt, zig ftil<br />

onergerlyk en Katholykelyk te gedraagen!<br />

Te gelyk, werdt ook het invoeren van Ketterfche<br />

fchriften verbooden (aj. Voorts<br />

zonden de Roomschgezinden der Vereenigde<br />

Gewesten hunne Kinderen, in grooten<br />

(.a) METEÜEN XXXI. Soek, f. 59a ycrf. 393.<br />

A 2<br />

ce-


4 VADERLANDS Cl IE XXXVII. BOEK.<br />

1609. getale, naar Brabant, om 't Bisfchoplyk<br />

vormfel te haaien, en de oefening der voorouderlyke<br />

Kerkzeden, voor eenen tyd, ten<br />

Filips minfte, by te woonen. Filips Willem, Prins<br />

Willem, van Oranje, nam, daarentegen, zyn verblyf<br />

Prins van<br />

te Breda , onder 't gebied der Vereenigde<br />

Oranje,<br />

komt te Staaten : Graaf Herman van den Berge, te<br />

Breda Bergen op Zoom, welks Markgraaffchap hy<br />

woonen. behuwelykt hadt. Doch hy overleedt hier,<br />

Dood in Oogstmaand des jaars 1611 Het<br />

vanGraaveHer­<br />

wedergeeven der goederen , aan de eene en<br />

man van de andere zyde, gaf ook aanleiding, tot we­<br />

den derzydfche handeling; doch te gelyk tot vee-<br />

Berge. Ie nieuwe gefchillen, konnende de bezitters,<br />

Vereffenins;^eni­<br />

bezwaarlyk, bewoogen worden, om van hungeropenne<br />

goederen te fcheiden. Ook was de Koopftaandehandel<br />

zo wel niet geregeld , of daarover<br />

gefchil- ontftondt, van tyd tot tyd, merkelyke zwaaenna'trigheid,<br />

zoekende de Stad Antwerpen haare<br />

Beftand.<br />

neering te herftellen, op den voorigen voet:<br />

waartegen die van Zeeland begeerden, dat<br />

de laading der Zeefchepen, tot hunnent, verbodemd,<br />

en niet dan na 't betaalen van Ver-<br />

Jofgeld , de Schelde op gevoerd zou worden.<br />

Over de grensfcheiding, in Vlaanderen<br />

en in Gelderland, rees, insgelyks, gefchil<br />

(c). Gok fcheenen de Aartshertogen<br />

toeleg te maaken , om de Dorpen van het<br />

Land van Kuik te betrekken onder 't gebied<br />

van Brabant: waartegen de algemeene Staaten,<br />

in Oogstmaand, by openbaaren Plakaa-<br />

te,<br />

C>) MBTEREN XXXI. Boek, f. 581 verf. XXXII. Hoek,<br />

f. 619.<br />

• c ) Uefol. Huil 24 Noy, 23 D(C. I$op. il, 4. MSTEI15»<br />

XXXI. Boek, f. 5Ü0 verf.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E , f<br />

te, verklaarden , dat dit Land altoos e'éne<br />

Heerlykheid met de Stad Graave hadt uitgemaakt<br />

: den opgezetenen der gemelde Dorpen,<br />

te gelyk, beveelende, niemants hooge<br />

Overheid te erkennen, dan de hunne Cd).<br />

Willem, Prins van Oranje, hadt deeze Heerlykheid<br />

in pandfchap verkreegen van Koning<br />

Filips den II., in den jaare 1559; doch<br />

dit pandfchap werdt, in 't jaar 1611, door<br />

de algemeene Staaten, ten behoeve van Prinfe<br />

Maurits, vernietigd, en in een goed, onverfterflyk<br />

Erfleen veranderd Ce). Voorts,<br />

werden, om de gemelde en andere zwaarigheden,<br />

door het Beftand niet behoorlyk weggenomen,<br />

of uit het zelve van nieuws ryzende<br />

, te vereffenen, eerlang, van wederzyde,<br />

gemagtigden benoemd, die, in den<br />

Haage , vergaderden , en , in Louwmaand<br />

des • jaars 161 o, een Verdrag troffen , waarby<br />

eenige punten, over welken men, tot hiertoe,<br />

niet eens geweest was, nader geregeld<br />

werden (ƒ). Doch over eenige anderen, kon<br />

men eikanderen niet verftaan. Ook werdt<br />

'er, naderhand, meermaalen, van beide de<br />

zyden ; doch , inzonderheid , van de zyde<br />

der Staaten , geklaagd, over inbreuken op<br />

't Beftand.<br />

Ondertusfchen , befteedden de Vereenig- I<br />


1609.<br />

vestingen.<br />

Be Koning<br />

van<br />

Marokko<br />

zendt<br />

hun een<br />

gezant,<br />

en fluit<br />

een Verbond<br />

met<br />

beu.<br />

Öosthidl<br />

fche tydingen.<br />

6 VADERLANDSCHE XXXVIKBoEir:<br />

der fchanfe Lillo, op de Schelde. Ook werden<br />

de Haven en Vestingwerken van Vlisfingen<br />

merkelyk verbeterd. In Staats-Vlaanderen,<br />

herftelde men, van gelyken, de werken<br />

van Sluis, Yzendyke en Aardenburg..<br />

De Aartshertogen vermeerderden, daarentegen<br />

, de bezetting van 's Hertogenbosch;<br />

welk nu eene grensplaats tegen de Vereenigde<br />

Gewesten geworden was (g).<br />

In den Zomer deezes jaars, kwam 'er een<br />

gezant van Mulei Za'ulen, Koning van Marokko,<br />

in den Haage, aan , om een verbond<br />

van Koophandel te fluiten , met de Vereenigde<br />

Staaten, die hem, kort te vooren, twee<br />

Oorlogsfchepen ter hulpe (h), en eenige ge-<br />

fchenken toegezonden hadden. De gezant<br />

werdt heufchelyk bejegend. Hyhadt, daarbenevens,<br />

heimelyken last, om de Staaten in tewikkelen<br />

, in eene onderneeming tegen Spanje:<br />

waarin, ter oorzaake van 't Beftand, niet<br />

kon getreden worden (i). Doch, op den vier*<br />

entwintigften van Wintermaand des volgenden<br />

jaars, werdt 'er een Verbond van Vriendfchap<br />

en Koophandel tusfchen den Koning van<br />

Marokko en de Vereenigde Staaten gsflooten<br />

(&). Men heeft hem , eenige jaaren laater, wederom<br />

, met een Oorlogsfchip, onderfteund (/).<br />

Uit Oostindie , kwamen , dit jaar, vier<br />

fcheepen t'huis, rykelyk met Peper, Nagelen,<br />

Nooten en Foelie belaaden. Zy bragten<br />

ty-<br />

MUTEREN XXXI. Hoek, f.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7<br />

tyding , dat de onzen zig van een der Molukfche<br />

Eilanden, Makjan genaamd, hadden<br />

meester gemaakt. De Maatfchappy befloot,<br />

hierop , wederom negen fchepen naar Indiete<br />

zenden , die , voorzien met vrygeleidébrieven<br />

van den Koning van Spanje en van<br />

de Aartshertogen , de tyding van 't geöooten<br />

Beftand, derwaards, ftonden te brengen.<br />

Pieter Both , aangefteld tot algemeenen "Bevélhebber<br />

in Indie , hadt het opperbewind<br />

over deeze Vloote, die ? in't laatst van Louwmaand<br />

des volgenden jaars, in zee ftak (in).<br />

In Grasmaand des jaars i6oy, hadt de Maatfchappy<br />

eenen Engelfchen Stuurman, Henry<br />

Hudfon genaamd, met een enkel fchip, uit- ;<br />

gezonden, om eene vaart naar China, door \<br />

't Noordwesten , en niet door 't Noordoos- i<br />

ten, daar men ze te vooren gezogt hadt, op'<br />

te fpooren, Hy ontdekte, op omtrent een- '<br />

enzestig graaden , eene fchoone Rivier of<br />

Baay, daarna, Hudfons Baay genaamd. Voorts,<br />

keerde hy, in 't najaar, te rug; doch niet<br />

naar Holland, maar naar Engeland, vanwaar<br />

men hem niet wilde laaten vertrekken,<br />

om zynen meesteren verflag te doen ('«). De<br />

Engelfchen zonden hem, in 't jaar i :<br />

1609.<br />

Flen ry<br />

rludfon<br />

:oekt eeie<br />

vaart<br />

ïaar Chila<br />

door<br />

tNoordvesten.<br />

6ïi, andermaal<br />

uit, op den zelfden togt; doch hy<br />

kwam wederom t'huis , zonder de begeerde<br />

doorvaart gevonden te hebben (o).<br />

De dood des Hertogs van Kleeve en Gu-<br />

lik, van welke wy, in 't voorgaande Boek (ƒ>), c<br />

ee- h<br />

CwO METEREN XXXI. Boei, f. 584, 591. 0<br />

rr.<br />

lefchil-<br />

11 over<br />

d e op-<br />

C'O METEREN XXXI. Boei, f. 500 verf,<br />

Co) MKTERUN XXXII. Boek, ƒ. 62*. '<br />

CP ) IX. Deel, Ut 435.<br />

A 4


8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gewaagd hebben, hadt het fluiten van 't<br />

Beftand wel niet konnen verhinderen; doch<br />

volging, wikkelde , eerlang , de Vereenigde Gewes­<br />

fn de ten in nieuwe krygstoerustingen in , waar­<br />

Landen<br />

van Kleevan , reeds in dit jaar , voorbereidfels geve<br />

en zien werden. De Vorftendommen des o-<br />

Guiik. verleeden' Hertogs, Gulik, Kleeve, Berg,<br />

Mark en Ravenftein , mogten, volgens de<br />

Huwelyksvoorwaarden , geflooten tusfchen<br />

zynen Grootvader en Grootmoeder, Joan<br />

van Kleeve en Maria van Gulik, nimmer vaneen<br />

gefcheiden worden. De Hertog was nu ,•<br />

zonder kinderen , overleeden. Zyne oudfte<br />

Zuster, zynde zynen Broeder ongehuwd geftorven<br />

, was, in 't jaar 1572 , getrouwd<br />

met Albrecht Fredrik, Hertog van Pruisfen,<br />

wien zy geene Zoonen; maar alleenlyk vier<br />

Dogters gebaard hadt. Zelve waszy, reeds<br />

voor haaren Broeder, overleeden. Haare<br />

oudfte Dogter was met Joan Sigismond, Keurvorst<br />

van Brandenburg, getrouwd, en deeze<br />

vorderde , uit naam zyner Gemaalinne,<br />

die in de plaatfe haarer Moeder kwam, de<br />

gantfche nalaatenfchap des overleeden' Hertogs.<br />

Eene tweede Zuster van deezen leefde<br />

nog, en hadt Filips Lodewyk, Paltsgraaf van<br />

Nieuwburg, tot haaren man. Haar oudfte<br />

Zoon, Wolfgang Willem, maakte, van wege<br />

zyne Moeder , ook aanfpraak op de<br />

Kleeffche nalaatenfchap. Twee andere Zusters<br />

des Hertogs waren getrouwd met Joan i<br />

Hertog van Tweebrugge, en Broeder des Paltsgraafs<br />

van Nieuwburg; en met Karei, Markgraave<br />

van Burgau, die beide ten minften een<br />

deel der nalaatenfchap vorderden; doch, by<br />

man-


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 9<br />

mangel van magt, hunnen eisch weinig konden<br />

doen gelden. De Vorften van Brandenburg<br />

en Nieuwburg waren , reeds in Bloeimaand<br />

, overeengekomen , dat zy zig, gezamenlyk,<br />

in 't bezit der Landen , ftellen<br />

zouden, en, binnen zekeren tyd, over derzelver<br />

verdeeling, minzaam, overeenkomen<br />

De tegenwoordige Regeering zogt zig,<br />

daartegen , te handhaaven in 't bewind,<br />

tot dat 'er geregtelyke uitfpraak gefchied<br />

zou zyn, over de nalaatenfchap; op een gedeelte<br />

van welke , behalve de genoemden,<br />

nog andere Vorlten aanfpraak maakten. Keizer<br />

Rudolf begreep , dat hem de nalaatenfchap<br />

in handen gefield moest worden , tot<br />

dat elks regt onderzogt was. De Amptman<br />

van Gulik maakte zig zelfs meester van deeze<br />

Stad, uit den naam des Keizers. Doch<br />

de Koningen van Frankrvk en Engeland, de<br />

S aaten der Vereenigde Gewesten en de Proteftantfche<br />

Vorften in Duitscbland (f) begunftigden<br />

't Verdrag der Vorften van Bran<br />

denburg en Nieuwburg, beloovende, daaraan<br />

de hand te zullen houden (J). Ook werden<br />

deeze Vorften , eerlang, in de Kleeffche<br />

Landen, gehuldigd. De Aartshertogen<br />

fchikten zig , daarentegen , om 's Keizers<br />

oogmerken te bevorderen: 't welk de Vorften<br />

bezitters bewoog , eenigen onderftand<br />

in Krygsbehoeften van de Vereenigde Staaten<br />

te verzoeken, die hun, op den vieren-<br />

twin-<br />

AITZEMA K Deel, Ü 24-, 254. Du MONT Corps Diplom.<br />

Tom. V. P. 11. p. 103, 133.<br />

Cr) Foiez Du MONT Corps Dipom. Tom. V. ƒ>. ]l. p.126.<br />

%tj R-elo!. Huil. 8 fÜr. — Aynl 161c. W 2, 5, 32,<br />

A 5<br />

lóeo.<br />

De Sraten"urklaaren<br />

zig voor<br />

Brandenburg<br />

en<br />

Nieuwburg.


i o VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

i6o9,<br />

i<br />

]<br />

i<br />

j<br />

<<br />

HL<br />

Oor- ]<br />

fprong |<br />

der verdeeld-<br />

£<br />

heidover £<br />

den r<br />

Gods- l<br />

dienst, in<br />

de Ver- c<br />

eenigde t<br />

Gewes- c<br />

ten.<br />

È<br />

twintigften van Wynmaand, beloofd werdt.<br />

Het Huis van Saxen, insgelyks , regt voorwendende<br />

op de Kleeffche Landen, zogt de<br />

Vereemgde Staaten te beweegen , om zig,<br />

met het gefchil over dezelven, niet te moeijen.<br />

Doch men fchroomde niet, den Saxifchen<br />

Gemagtigden te antwoorden „ dat het<br />

„ belang der Vereenigde Gewesten vorder-<br />

„ de, zorg te draagen, dat men goede nabuuren<br />

kreeg, in de Kleeffche en Gulik-<br />

„ fche Landen : waarom zy den Vorften<br />

„ van Brandenburg en Nieuwburg reeds<br />

„ hunne hulp hadden toegezeid." Onder-<br />

:usfchen, zogt men zig, van wederzyde, in<br />

te betwiste Landen te fterken. De Keizerthen,<br />

onder den Aartshertog Leopold van<br />

dostenryk , hielden zig binnen Guiik. De<br />

Paltsgraaf van Nieuwburg hadt Duuren ingekomen<br />

: waarna, de beide Vorften de Plaaten<br />

om Gulik , sloume, vervulden met<br />

ïCrygsvolk. Van tyd tot tyd, werdt 'er, met<br />

vederzydsch nadeel, gevogten : 't welk, tot in<br />

len Zomer des volgenden jaars, duurde (/).<br />

De verdeeldheid over de Leere der Goddeyke<br />

beiluiten en eenige andere punten van den<br />

Godsdienst, van welke wyreeds, in'tvoorby-<br />

;aan, een en andermaal (u), gewaagd hebben,<br />

;af, omtrentdeezentyd, aanleiding, totverre-<br />

;aande oproerigheid, in eenige Steden: waarom<br />

wy agten, dat hier deregte plaats zalzyn,<br />

m den oorfprong der gefchillen , welken<br />

lans, in de Vereenigde Gewesten, in zwang<br />

ingen, van de vroegfte tyden af, op te haaien.<br />

De<br />

CO MIJTEREN XXXT. Bnek, f. 598-1503. XXXII. Boik,f. 610,<br />

K.uj IX. Deel, bl. 375, 406., 426.


XXXVII. BOEK. HISTORIE, n<br />

De Christenen der vier eerfte eeuwen, welker<br />

fchriften tot ons gekomen zyn, hebben<br />

zig, over de punten, die thans in deVeree<br />

nigde Gewesten betwist werden , niet altoos<br />

even klaar , noch op eenerlei wyze, uitge<br />

drukt. In 't gemeen, fchynen zy egter, naar<br />

het eenftemmig oordeel van fchrandere on<br />

derzoekers der Kerkelyke oudheid , geleerd<br />

te hebben n dat de mensch, fchoon begaafd<br />

M met eenen vryen wil, om den Godsdienst<br />

M te omhelzen en aan te kleeven, nogtans,<br />

„ de hulp en medewerking der Goddelyke<br />

n genade, door welke hem de waarheid ge-<br />

„ openbaard was , geduuriglyk , behoefde :<br />

„ de kragt van welke genade, om den wil te<br />

„ buigen en te beweegen, zy, zo wel als de<br />

w vermogens, die God den mensch gefchonn<br />

ken hadt, beurtswyze, naar de gelegenhe-<br />

„ den, die 'er hun toe voorkwamen, hoog-<br />

„ lyk , plagten te verheffen («)." In 't<br />

naarfpooren van de oorzaak der zonde,<br />

beweerde men , dat God dezelve, geenszins<br />

, kon werken; gelyk Irenéus deedt,<br />

voor 't einde der tweede eeuwe (V). Omtrent<br />

de Goddelyke Befluiten, fchreeven de<br />

Griekfche Kerkvaders , en de Latynfchen,<br />

voor Auguftyns tyd „ dat God zulken ten eeuw<br />

wigen leeven voorfchikt hadt, welken hy<br />

„ hadt voorzien, dat deugdzaam leeven", of,<br />

gelyk anderen fpraaken n gelooven en voln<br />

harden zouden Doch in den aan­<br />

vang<br />

C K) VOSSIUS irift. Pela?;. Libr. III. P. I. Thef. l.p. 278. &f,-q,j.<br />

Thef.Up.2',i, ê? feqq. P. U. Antith l.p. $aö&fefq. Libr. Vil.<br />

P. II. p 733 & feqq- GROTII Hift. Libr. XVII. p.&i. J. BAS-<br />

NAGE Hift. de 1'Eglife, Tom I. Livr. XI. CU. I Vï'.p. w-043.<br />

Cv) Fidc EUSEB. Hift. Eccl. Libr. V. Cap. XX p. m.237.<br />

l«0 Viile VOSSII Hili. Pelag. Libr. VI. Thef. VIII. a. 550.<br />

Ifjop.<br />

Leer der<br />

oude en<br />

laatere<br />

Christenen<br />

, omtrent<br />

de<br />

betwiste<br />

punten;


ïa VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

1609. vang der vyfde eeuwe, leerde Pelagius, een<br />

Schotsch Monnik „ dat een mensch, om<br />

„ heilig te leeven en zalig te worden, Gods<br />

„ genade niet behoefde ; maar dat men 't<br />

JJ een en 't ander 's menfchen vryen wil hadt<br />

„ toe te fchryven ; die , dagt hy, niet vry<br />

„ zou zyn, zo hy deeze uitwerkiels niet kon<br />

„ te wege brengen." Doch, nader geperst,<br />

erkende hy ook de werking der Godlyke genade;<br />

zig, zo men meent, niet altoos, even<br />

klaar uitdrukkende (x). Auguftyn kantte zig<br />

tegen deeze Leer, beweerende n dat bekee-<br />

„ ring en volharding niet van 's menfchen<br />

vryen wil; maar van Gods volftrekt 13 efluit<br />

afhingen : ook , dat men 't aan dit<br />

„ zelfde Befluit hadt toe te fchryven , dat<br />

?, Gods genade den eenen niet, den anderen<br />

n immers aangebooden werdt, en , in fomn<br />

migen, geene , in anderen , volkomen'kragt<br />

n hadt (;y)." Sommigen hebben, federt, geoordeeld<br />

, dat de Kerkvader, door de hitte<br />

van het twisten, verrukt, eene nieuwe Leer<br />

in de Kerke heeft ingevoerd; doch anderen<br />

meenen, dat hy, alleenlyk, nader verklaard<br />

en ontvouwd heeft, 't gene veelen , reeds<br />

voor hem , geloofd; doch zo duidelyk niet<br />

geleerd hadden (Y). In 't Westen, hadt Auguftyn<br />

veele navolgers. Doch in 't Oosten,<br />

behieldt men de lpreekwyzen , die , reeds<br />

voor Pelagius tyd, waren aangenomen geweest.<br />

Te Marfeille , waren 'er ook eenigen<br />

, die met Pelagius de noodzaaklykheid<br />

der<br />

O ) Vmim.lBr, m.r.V.Thr.\.p.»9\.Thtf.\V.p.?,G%.<br />

(y) Vossius Libr. VI. Thef X. *. 571.<br />

fz)GR


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 13<br />

der voorkomende genade verwierpen, fchoon<br />

zy de medewerkende voor noodig hielden.<br />

Zy kreegen , hierom , den naam van halve<br />

Pelagiaanen. De Monnik Godefchalk, in de negende<br />

eeuwe, nog verder, zo men toen meende,<br />

gaande dan Augustyn, leerde „ dat God,<br />

„ niet wilde, dat eenige anderen tot kennis<br />

„ der waarheid kwamen en zalig werden ,<br />

„ dan die hy uitverkooren hadt; dat Chris-<br />

„ tus, voor deezen alleen, geftorven was, en<br />

„ dat de overigen, fchoon gedoopt, nimmer<br />

„ van den algemeenen hoop der verdoem-<br />

„ den waren afgezonderd geweest." Doch<br />

deeze Leer fmaakte toen zo weinig, dat zy,<br />

in verfcheiden' Kerkvergaderingen , veroordeeld<br />

werdt Ca). In laater' tyd, twistten de<br />

Franciskaanen en Dominikaanen , over den<br />

zin van Augustyns gevoelen ; welk de laatften<br />

begreepen, meer toe te eigenen aan<br />

Gods volftrekt befluit, min aan 's menfchen<br />

vryen wil, dan de eerften konden verftaan.<br />

De Jezuiten zeiven , arbeidende om deezen<br />

knoop te ontwarren, fcheenen veelen te verre<br />

af te wyken van Augustyns Leere, en liepen<br />

gevaar van , deswege , veroordeeld te<br />

worden, te Rome: 't welk zy niet dan met<br />

moeite ontgingen. In de Kerkvergadering<br />

van Trente, werdt de Leer van Gods Voorfchikking<br />

en Befluiten, en van de zekerheid<br />

der zaligheid, die 'er van afhing, op zulk<br />

eene wyze, beflist, dat beide de partyen, in<br />

de Roomfche Kerke, meenden, hun byzonder<br />

gevoelen , daarby, begunftigd te vinden<br />

Cb). Luther , midlerwyl, zynde opge-<br />

ftaan,<br />

fa) Vnssius libr. VII. P IV. p. 770".<br />

C*) FUA PAOLO Hift. d» Conc. de Trcitte Lj}r. II. ? 4 r<br />


i 4 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

1609. ftaan , uit een Klooster van Augustynen ,<br />

hieldt zig aan Augustyns gevoelen en fpreekwyzen<br />

; doch hy verwierp den naam van<br />

vryen wil, dien Augustyn nog behouden<br />

hadt, en fchreef een Boek van den Slaaffchen<br />

of Knegtelyken Wille. Erasmus hadt,<br />

reeds te vooren , tegen Luthers gevoelen<br />

gefchreeven, en deedt het nu andermaal.<br />

Melanchton , Luthers medehelper , werdt,<br />

door Erasmus redenen, in zo verre , overtuigd<br />

, dat hy , zo fommigen willen , Luther<br />

zeiven, of, gelyk vaster gaat, de Lutherfchen,<br />

bewoog, om afftand te doen van<br />

eene Leer, die ftelde, dat Gods Befluiten<br />

volftrekt, of zonder voorwaarden, gemaakt<br />

werden (V). Zy gebruikten egter het woord<br />

vryen wil niet; fchoon zy de zaak, die 'er<br />

door betekend werdt, genoegzaam fcheenen<br />

te erkennen. Maar Kalvyn, de voorganger<br />

van het ander deel der Protestanten, hieldt zig<br />

aan Luthers eerfte woorden, daarby leerende,<br />

't welk, zo men wil Cd), Augustyn zelf niet gedaan<br />

hadt „ dat het waar geloof nooit geheel-<br />

„ lyk verlooren kon worden." Sommigen zyner<br />

navolgeren, gelyk Beza, te Geneve, en<br />

Zanchius, Urfmus en Piscator, in Duitschland,<br />

drukten zig, fomtyds, op zulk eene wyze, uit,<br />

dat zy, naar fommiger oordeel, de noodzaaklykheid<br />

om te zondigen aan Gode, als eerfte<br />

oorzaak, fcheenen toe te fchryven ; hoewel zy<br />

hem, nimmer, de oorzaak der zonde noemden.<br />

Ook dagten anderen, dat men hunnen woorden<br />

eenen bekwaamen en Schriftuurlyken<br />

CO URANDT Reform. I. Deel, hl. 98, 99.<br />

GO Vdïsius Libr. VI. Thef. XII. p. 5ÜC.<br />

zin


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 15<br />

zin geeven kon (d). Ondertusfchén, kwamen<br />

zulke fpreekwyzen den Lutherfchen zo aanftootelyk<br />

voor, dat zulks de verwydering over<br />

de Leer des Avondmaals, tusfchen hen en<br />

die van Kalvyns gevoelen ontllaan, nog grooter<br />

maakte. In de Vereenigde Gewesten, kreeg ,<br />

* Kalvyns Leer, van Geneve, en uit Frankryk, 1<br />

in Walsch Vlaanderen, en, daarna, ook uit de<br />

Palts en 't Graaffchap Nasfau, herwaards 1<br />

overgebragt, den meesten opgang: hoewel zig<br />

in de Hervormde Kerken, van tyd tot tyd,<br />

ook eenigen opdeeden, die, met Melanchton,<br />

een Godlyk Befluit en Voorfchikking onder<br />

voorwaarde leerden. Zodanigen waren Anaftafius<br />

Veluanus, in Gelderland; Gellius Snecanus,<br />

in Friesland; Huibrecht Duifhuis, te Utrecht;<br />

Joaimes Holmannus, Klement Maartszoon<br />

en Herman Herberts, in Holland. Doch<br />

de andere party, verre de fterkfte zynde in<br />

getal , begon , federt eenigen tyd, zulken,<br />

die Melanchtons gevoelen leerden , uit de<br />

Kerkelyke dienften, te houden, 't Was, nog- •<br />

tans, Jakobus Arminius van Oudewater, Pre- 1<br />

dikant te Amfterdam, die dit gevoelen voor- 1<br />

i


en Arminius<br />

leerden?<br />

Wat zy<br />

tlkunde-<br />

ren te las<br />

leiden? 1<br />

i6 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

wie uit de menfchen zalig, wie verdoemd<br />

„ zouden worden. Dat, volgens dit befluit,<br />

„ eenigen tot het geloove en de godvrug-<br />

, ? tigheid getrokken, en, getrokken zynde,<br />

n voor afvallen, bewaard werden. Dat God<br />

„ alle de anderen , in de gemeene verdorn<br />

venheid der menfchelyke natuure en in<br />

„ hunne eigene misdaaden, leggen liet (ƒ)•"<br />

Arminius begreep, in tegendeel „ dat God,<br />

„ van eeuwigheid, dit onderfcheid, tusfchen<br />

„ 't gevallen menfchelyk. geilagt, gemaakt<br />

„ hadt, dat hy zulken, die van hunne zon-<br />

„ den afiïaan, en hun betrouwen op Chris-<br />

„ tus ftellen zouden, hunne misdaaden ver-<br />

„ geeven, en het eeuwige leeven fchenken ;<br />

doch zulken , die onboetvaardig bleeven,<br />

, ? ftraffen zou. Dat het, wyders , Gode<br />

„ aangenaam ware, dat alle menfchen zig<br />

„ bekeerden, en, tot kennisfe der waarheid<br />

„ gekomen zynde , daarby bleeven ; doch<br />

„ dat hy niemant dwong (g)." Voorts, lcide<br />

hy. Gomarus te last y) dat deeze de oorzaa-<br />

• n ken der zonde Gode toefchreef, en, door<br />

't infcherpen van een noodlot, de gemoe-<br />

„ den der menfchen verhardde." Gomarus<br />

befchuldigde , daarentegen , Arminius „ dat<br />

„ hy, door zyne Leer , den mensch veel<br />

opgeblaazener maakte, dan de Roomsch-<br />

„ gezinden , door de hunne ; niet gedoo-<br />

, ? gende , dat men Gode alleen de eer gave<br />

„ van 't gene , daar 't meest op aankwam,<br />

te weeten , een welgezind gemoed (/0-' r<br />

't Verfchil der twee Hoogleeraaren, die beide<br />

(•ƒ) Ftde G"MA'ti Opera P. I. p ^Z.P.U.p. 27, 277,aüo,<br />

(g) Vi e AHMINU Ojara p- 283, 28!!, 389, 943.<br />

£/


XXXVÏÏ. BOEK. H I S T O R I E . 17<br />

de voor mannen van uitfteekende- weetenfchap<br />

gehouden werden, maakte indruk op<br />

de jeugd , die aan hun onderwys was toevertrouwd<br />

, en eerlang werden de Predikanten<br />

ook, meer dan te vooren, betrokken<br />

in de partyfchap.<br />

Nieuwe aanleiding tot twisten gaven , ten 1<br />

2elfden tyde , de Heidelbergfche Catechis c<br />

mus, die.in de. Nederlanden ingevoerd was; 1<br />

1609.<br />

^erfchi!<br />

'ver de<br />

lelyde-<br />

en de Geloofsbelydenis der Hervormde Ker- \ is en<br />

?are-<br />

ken , die , in den aanvang der Nederland- c hismus.<br />

fche Beroerten, was opgefteld. De meesten<br />

merkten deeze twee fchriften aan, als Formulieren<br />

van eenigheid, zynde de Belydenis<br />

- daar voor, al vroeg, in verfcheiden' Sinoden,<br />

erkend, en door veele Predikanten ondertekend.<br />

Zy nu, die 't met Gomarus hielden,<br />

beweerden, dat Arminius van deeze Formulieren<br />

afweek. Hy en de zynen verftonden,<br />

daarentegen, dat beide de gevoelens, niet al<br />

te wel, met de Formulieren overeen gebragt<br />

konden worden, en dat het, hierom, dienftig<br />

was, dat men deeze Formulieren nader overzage.<br />

De algemeene Staaten, na lang aanhouden<br />

der Predikanten, eindelyk, in de Lente<br />

des jaars 1606, bewilligd hebbende, in 't houden<br />

van eene Nationaale Sinode (g), dat is,<br />

eene Vergadering der Kerken, uit alle de zeven<br />

Gewesten, hadden 'er, nogtans , deeze<br />

voorwaarde bygevoegd, dat de Belydenis en<br />

Catechismus, in deeze Sinode, zouden overzien<br />

worden (h). Doch Gomarus en de zynen<br />

hielden „ dat het vorderen deezer voor-<br />

m pfol. Holl. 1 May r(,. 7. hl.<br />

C*) BAÜUAIITS Mem. 1. Boek, bl 9.<br />

X. DEEL. B


18 VADERLANDS CHE XXXVII. BOEK.<br />

n waarde bewerkt was , door hunne par-<br />

?) tyen, als wilde men, hiermede, den dry-<br />

J? veren van nieuwigheden de leus geeven,<br />

„ waarnaar zy, in de Sinode, hadden tehann<br />

delen. Ook oordeelden ze , dat men de<br />

w banden van overeenftemming niet ligtej,<br />

lyk breeken of flaaken, maar veeleer vasw<br />

ter toehaalen moest, en niemant tot den<br />

J} Kerkendienst vorderen, dan die de twee<br />

n gemelde fchriften ondertekend hadt."<br />

Maar de aanhangers van Arminius verftonden<br />

„ dat het vryftondt, te twyfelen aan<br />

menfchelyke fchriften. Dat eene zaak van<br />

„ zo veel gewigts, als was het inftellen van<br />

„ Formulieren van eenigheid, in de eerfte<br />

„ tyden der Hervorminge , niet behoorlyk<br />

„ hadt konnen gefchieden ; noch ook daar-<br />

„ na, toen de Regeering, met den oorlog,<br />

w de handen vol werks hadt. Dat het ? ein-<br />

„ delyk, veel beter met de Christenheid gen<br />

fteld zyn zou , zo men geheel geene, of<br />

„ flegts korte Formulieren gebruikte." Van<br />

deezen kant, kwam , in 't jaar 1607 , te<br />

Gouda, een Boekje in't licht, Korte Onderwyzing<br />

der Kinderen in de Christelyke Religie<br />

, geheeten: waarin, alleenlyk weinige geloofstukken<br />

, vervat in woorden der Heilige<br />

Schrift, werden voorgefteld (/). Doch<br />

dit werk werdt, openlyk, veroordeeld, door<br />

Gomarus aanhang, die beweerde dat 'er<br />

w geen gevoelen zo gruwelyk was, welk<br />

„ men, met zulke woorden, niet zou kon-<br />

„ nen bewimpelen. Dat zulk eene eenvouw<br />

digheid voegde aan de eerfte tyden des<br />

li) BRANDT, II. Dtcl % W. 77'<br />

„ Chris


XXXVÏI. BOEK. HISTORIE, tjj<br />

^ Christendoms, toen de fchadelyke leerin-<br />

>, gen nog onbekend waren," en men, hier- •<br />

>> om, geene hulpmiddelen, tegen dezelven,<br />

ft behoefde in 't werk te ftellen. Doch, na<br />

dat elke eeuw nieuwe doolingen gebaard<br />

?, hadt , was men genoodzaakt geweest,<br />

j, fpreekwyzen uit te vinden , om de afge-<br />

}, dwaalden , uit hunne fchuilhoeken , té<br />

j, trekken." De aanhang van Gomarus {temde<br />

dus tegen het herzien van Belydenis en<br />

Catechismus; waarop de anderen gezet waren<br />

: noemende deeze dienstbaarheid j 't gene,<br />

by de eerden, vrede heette, die, daarentegen<br />

, verwarring noemden , 't gene by<br />

hunne partyen met den naam van redelyke<br />

1609.<br />

vryheid vereerd werdt (k). De verdeeldheid<br />

dus veld Winnende, beflooten de Staaten van<br />

Holland, op 't verzoek van Arminius (/), :<br />

Somari»<br />

ïii Armiüus<br />

rordan i<br />

Gomarus en hem , voor den Hoogen Raad ' TOOT den<br />

te doen hooren Cm). Dit gefchiedde, in Win- 1 loogen<br />

termaand des jaars 1608 Cn). Doch na eenen ] laad,gé.<br />

langen redenftryd, vonden de Staaten raad- 1 lOOIcU<br />

zaam, den Hoogleeraaren te beveelen „ het<br />

a verhandelde ftil te houden| de onderlinge<br />

?? vrede te bewaaren , en niets te leeren,<br />

„ ftrydig met de Schriftuur , Belydenis en<br />

j, Catechismus ; midlerwyl afwagtende , dat<br />

,j de gefchillen, in eene Nationaale, of bleef<br />

deeze te lang agter , in eene Provinciaalë<br />

„ Sinode, beflegt werden." Evenwel zweeg<br />

men niet, na dit gefprek. De beide gevoelens'<br />

CO OROTII Hifi. Libr. XVlt. p. 553.<br />

lO Refol. Holl. 30 April 1608. bl. 85;<br />

fm) Refol. Holl. 26 Janiiary en yery.' 1608. tl. 50i<br />

Cn > Rcfol. Holl. 12 Decemb. 1608. */, a. Ci BMNili Vifa<br />

Arminu. p. 352 j 359,<br />

B 2


1009.<br />

Hun verfchil,over<br />

't gezag<br />

der<br />

O /erheid,<br />

in<br />

't Kerkelyke.<br />

Arminius<br />

flerft.<br />

2o VADERLANDSCHE XXXVH.BOEK.<br />

lens drongen, meer en meer, door. De Predikanten<br />

waren, voor 't grootfte gedeelte,<br />

in 't gevoelen van Gomarus. Doch de meeste<br />

Wethouders hielden 't met Arminius ,<br />

wiens Leer gemakkelyker te bevatten fcheen.<br />

Ook ontftondt 'er, eerlang, nog een ander<br />

gefchil, waarby de Wethouders nader belang<br />

hadden, en 't welk hen meer genegen<br />

maakte, tot die van .Arminius gevoelen waren<br />

: want deezen fchreeven der burgerlyke<br />

Overheid het regt toe, om over Kerkelyke<br />

zaaken te oordeelen :" daar Gomarus en de<br />

zynen beweerden , dat Kerkelyke zaaken,<br />

in Kerkelyke Vergaderingen , behoorden<br />

verhandeld te worden. Hierover, werden,<br />

naderhand, zo wel als over de andere punten<br />

, verfcheiden' fchriften gewisfeld (o).<br />

Ondertusfchen, werden Gomarus en Arminius<br />

, ieder verzeld van vier Predikanten,<br />

in Oogstmaand des jaars 1609, nog eens gehoord<br />

, in de Vergadering der Staaten van<br />

Holland Qs). Arminius, die lang gekwynd<br />

hadt, overleedt, kort hierna, verklaarende,<br />

in zyn uiterfte, niets geleerd te hebben, dan<br />

't gene hy, na ernftig onderzoek , hieldt 0vereenkomftig<br />

te zyn met de H. Schrift, en<br />

te {trekken , tot vereeniging der Protestanten<br />

(q). Men beriep, in zyne plaats, Conradus<br />

Vorjlius, die, by veelen, gehouden werdt,<br />

[tellingen te leeren , nog veel meer van de<br />

gcmeene Leer der Hervormde Kerken dee-<br />

zer<br />

f<br />

o) GROTH Hift Libr. XVII. p. 553. VAN DEN SANDE V.<br />

Hoek, bl. 50.<br />

O 1 Reiól. Holl. 12 /lag. en vcrv. '609. hl. 194, T95, 197,<br />

Kg, 201, 202,203, 205,207, 208. ISRAMIT II, Üeel, bl.yj,<br />

Cf j C. BRAUTU Vit Artnini p. 431.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 21<br />

zer Landen verfchillende, dan die van Ar­ 1609.<br />

minius (r).<br />

De verdeeldheid , midlerwyl, wortel ge- iv.<br />

fchooten hebbende, borst, eerlang, uit, tot Beroerte<br />

openbaare beroerte. De Klasfis van Alkmaar te Alkmaar<br />

j.<br />

hadt beflooten, haare Leden , by ondertekening,<br />

te doen verklaaren, dat zy de Belydenis<br />

en Catechismus, in allen deel.e, hielden<br />

overeen te komen, met de Schriftuure;<br />

en vyf Predikanten , die deeze ondertekening<br />

geweigerd hadden, in hunnen dienst gefchorst.<br />

Tegen Adolf Venator, Predikant te<br />

Alkmaar , en één van de vyf, waren ook<br />

andere befchuldigingen ingebragt, van welken<br />

hy, egter, voor den Hoogen Pvaad, zuiver<br />

gefchouwen werdt. De Klasfis kreeg, federt,<br />

van de Staaten, die 't vreemd vonden,<br />

dat men, hier, op eigen gezag, eene nieuwe<br />

ondertekening invoerde, bevel, om de<br />

vyf Predikanten te herfteilen. Doch zy maakr<br />

te zwaarigheid , om dit bevel te gehoorzaamen.<br />

De Wethouderfchap van Alkmaar ontving<br />

, hierop, aanfchryvens, om de Klasfis<br />

te verpligten , tot onderwerping. Doch de<br />

Predikanten van Amfterdam en anderen<br />

werkten hiertegen aan :. en alzo 'er, by de<br />

jongfte verandering der Regeeringe , eenigen<br />

in de Wet waren geraakt, waaraan dè<br />

Klasfis ruggefteun vondt , werdt de zaak ,<br />

ondanks het fchryven der Staaten, fleepende<br />

gehouden (s). Tegen 't einde des jaars 1609,<br />

moest de Wet wederom vernieuwd worden:<br />

wanneer de zaaken derwyze werden beleid,<br />

CO IJVTENBOGAERT Kok. Hift, Ui .<br />

CO UïTENIiOGAIÏRT Kerk. Ifift bi. 45}, 4 56, 458-463. '<br />

B<br />

3


waaruit<br />

eene buitengewooneverandering<br />

der<br />

llegee-<br />

ringe<br />

ontftaat.<br />

22 VADERLANDSCHE XXXVII,BOEK.<br />

dat 'er luiden toe benoemd werden, die 'tmet<br />

de Klasfis, en luiden, die 't met de klaagende<br />

Predikanten hielden, 't Geviel, dat Prins.<br />

Maurits , die de verkiezing , naar gewoonte,<br />

doen moest, alleen luiden van de eerfte<br />

foort verkoos , die , op den vierentwintigften<br />

van Wintermaand, beëedigd werden<br />

(*)• Hierop, ontftondt veel gemors onder<br />

een groot gedeelte der Gemeente, welk 't<br />

met Venator hieldt. Men riep, dat 'er eenige<br />

Leden in de Vroedfchap waren ingedrongen<br />

, daartoe niet bevoegd , als eikanderen<br />

te na in den bloede beftaande. üok<br />

werdt 'er gemompeld, dat de Wethouders<br />

voorhadden, twee of drie vendels in de<br />

S'ad te laaten komen, tot verdrukking der<br />

gemeente. De Hopluiden der Schutterye<br />

gaven van dit misnoegen kennis aan de Regeering,<br />

en aan de Staaten van Holland, en<br />

bragten , terftond, hunne vendels op de<br />

heen, die 't Stadhuis bezetteden («), en,<br />

dag en nagt, de wagt hielden. Midkrwyl,<br />

trokken 'er eenigen uit de Hopluiden naar<br />

den Haage, die, op den vyfden van Louwmaand<br />

, met vier Gemagtigden van Prinfe<br />

Maurits en Gekommitteerde .Raaden (i), te<br />

rug keerden. De Gemagtigden, na verfcheiden'<br />

onderhandelingen , geene kans ziende<br />

pm de Wethouders te bevredigen met de Gemeen-<br />

Cf) TJlTENBOGAEltT, hl. 487.<br />

f u) VAN DEN SANDE Ned Flift V. Boek, hl. 57.<br />

( 1 ) Deezen waren Reinoud van Brederode , Heer<br />

van Feeribuizen, Prefident, Leonard de Vuogd eaRotnbout<br />

Hngerbeets, Rsadtheeren in den Hoogen Raa-<br />

^e , en Jonkheer Steven van der Dces, Heer va%<br />

Nqordwjk, Raadsheer in 't Hof.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 23<br />

meente, ontfloegen, uit last der Staaten, al­<br />

1619,<br />

le Wethouders en Vroedfchappen van hunnen<br />

dienst, op den twee entwintigften van<br />

Sprokkelmaand , onder fchriftelyke verklaaring,<br />

dat zy, door dit ontflag, niet zouden<br />

geagt worden, in hunnen goeden naam, gekwetst<br />

te zyn , al werden fommigen niet<br />

wederom op nieuws verkooren. Voorts,<br />

werden , uit de ontflaagen' Vroedfchappen,<br />

Zes aangefteld, die 't met de Klasfis gehouden<br />

hadden, en elf, die Venator waren toegedaan<br />

: waarby tien nieuwen gevoegd werden.<br />

De Vroedfchap deedt, daarna, eene<br />

benoeming van een dubbel getal: waaruit de<br />

Gemagtigden de verkiezing van Burgemeesteren<br />

en Schepenen deeden : die ook, naar<br />

den zin der goedgunneren van Venator, uitviel.<br />

Eenigen uit de ontflaagen'Vroedfchappen<br />

waren, te vooren, naar den Haage gereisd,<br />

om zig te verdedigen, en om te bewerken,<br />

dat zy in 't bewind bleeven; doch<br />

fommigen (V) verhaalen, dat zy nergens gehoor<br />

vonden, dan op ééne plaats, vermoedelyk<br />

by den Prinfe , alwaar hun egter te<br />

verftaan gegeven werdt, dat het nog geen<br />

tyd was, om hun dienst te doen. De nieuwe<br />

Vroedfchap ftelde , vervolgens , eenen<br />

nieuwen Kerkenraad aan, ontfloeg twee Predikanten<br />

van hunnen dienst, en deedt Venator<br />

ftilftaan O); doch na eenig verloop,<br />

zynen dienst wederom waarnemen , niet<br />

Zonder ongenoegen van eenigen uit de Ge-<br />

" ; meen-<br />

(v) TIUGLAND Kerk. Gelch. hl. 507.<br />

(w) R.e[bl. Holl 8 Febr. — ?,Aprih6in. hl. 6, 50,00,75,<br />

na, ia


24 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

IfjtO. meente , en van de Klasfen van Hoorn en<br />

Enkhuizen, die den Alkmaarfchen Kerkenraad<br />

voor wetteloos hieiden. Doch de Staaten<br />

van Holland keurden 't gedrag der tegenwoordige<br />

Alkmaarfche Regeeringe goed<br />

(V); waarna de hevigheid, aldaar, voor eenen<br />

tyd , bedaarde. Venator nogtans , in<br />

't jaar 1617, een Boekje in 't licht gegeven<br />

hebbende, welk men zeer onregtzinnig oordeelde<br />

, werdt van zynen dienst afgezet, en<br />

week, in 't volgende jaar, naar Frankryk,<br />

daar hy overleeden is fjy).<br />

V. Te "Leeuwaarden, was, omtrent den zelfGewelden<br />

tyd , diergelyke beweeging ontftaan :<br />

digeop­ ouder welker oorzaken ook, naar alle waar-,<br />

roer , te fchynlykheid , de verfchillen over de Leere<br />

Lec iawaaiden.<br />

te tellen zyn, hoewel zulks, onzes weetens,<br />

nergens, klaarlyk, aangetekend is. Eenigen<br />

uit de gezwooren' Gemeente waren , op 't<br />

einde van 't voorleeden jaar, klagtig gevallen<br />

aan de Gedeputeerde Staaten, en aan den<br />

Hove van Friesland, over de Wethouderfchap(z),<br />

onder anderen, aanwyzende, dat<br />

zy zekere voordeden naar zig ftreek, die in<br />

de Stads Kas behoorden te komen, 't Gefchil<br />

werdt, kort hierop, bygelegd. De Wethouderfdu.p<br />

deedt gewillig afltand van de genooten'<br />

voordeden, 't Misnoegen duurde<br />

epter, onder 't volk. Men riep, dat de Wethouders,<br />

door onbehoorlyke middelen, in de<br />

Redering bleeven. Op Nieuwjaarsdag ,<br />

ftreefden eenigen, ongewapend, naar 't<br />

Raadhuis , fmeeten de glazen in, braken<br />

(x) r.RANivr II. Deel, hl. 112, 113» H4-<br />

( v) Zie BUANDT II. Deel, hl. 52.8-S3!).<br />

(_~z) WINSEMIUS Cluon. XX. üoei, bh gyi_, 892,<br />

de


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 25<br />

de Raadkamer op, en dreeven de Wethoudei<br />

fchap , bezig met het doen der Jaarlykfche<br />

verkiezinge, naar buiten (a). De Gilden<br />

, hierop byeengekomen zynde, bragten<br />

de Gemeente in de wapenen, en traden toen<br />

zeiven tot de aanitelling eener nieuwe Wethouderfchap,<br />

die, voor deeze-reize, en om<br />

meerder zwaarigheden te voorkomen, in de<br />

Regeering, bevestigd werdt. Doch op 't einde<br />

deezes jaars , vermaande Graaf Willem<br />

Lodewyk, Stadhouder van Friesland , den<br />

Gedeputeerden Staaten „ zorg te draagen<br />

„ voor diergelyke moeilykheid, de ontflaa-<br />

„ gen' Wethouders te vrede te ftellen, en,<br />

w voor alle dingen, te verhinderen, dat 'er<br />

?, geene Spaanschgezinden , Papisten , om-<br />

„ gekogten en andere vyanden van den Staat<br />

„ in 't bewind raakten (£)." Met welke naamen<br />

, by veelen , ten deezen tyde , zulken<br />

betekend werden, die 't gevoelen van Arminius<br />

waren toegedaan, 't Leedt egter nog<br />

eenige jaaren , eer 'er , te Leeuwaarden,<br />

nieuwe verandering kwam in de Regeeringe.<br />

In Louwmaand deezes jaars , was , te Utrecht,<br />

ook merkelyke beroerte ontftaan ,<br />

niet zonder dat 'er zig iet Kerkelyks onder<br />

mengde. De gelegenheid hiertoe moet, van<br />

wat hooger, opgehaald worden. By de ver­<br />

ioor<br />

andering der Regeeringe te Utrecht, in den Dirk<br />

jaare 1588 (c), was Burgemeester geworden<br />

:n<br />

Jonkheer Dirk Kanter, die, van toen af, de<br />

Gemeente van S. Jakobs Kerke, welker Leeraars<br />

f O VAN DRN SANDE V. Hoek, bh 57. METER. XXXI.<br />

lUick, f. 595 yerf.<br />

(£) W NSEMJUS Cliron. XX. Boek, bh 804, 805» 8g


af5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

aars naast overeenkwamen met het gevoelen<br />

, federt, door Arminius , voorgeftaan ,<br />

de hand boven 't hoofd gehouden, en, daarentegen,<br />

zyn best gedaan hadt, om de Predikanten<br />

van de Confiftorie, gelyk men ze<br />

noemde, ter Stad uit, te doen vertrekken.<br />

Naderhand, afgegaan, in 't jaar 1593 (


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 27<br />

„ den oorlog hadden helpen voeren, eene<br />

openbaare Kerk behoorde toe te ftaan."<br />

Tot medertander hadt hy Henrik van Hekelingen,<br />

dio ook Schepen en Raad geweest;doch,<br />

federt eenige jaaren, buiten bewind gehouden<br />

was (ƒ). En deezen twee bragten, eindelyk,<br />

in den aanvang deezes jaars, te wege,<br />

dat eenige Schutters hunne Hopluiden<br />

bewoogen, om, by de Regeering, aan te<br />

dringen , op herftelling der Privilegiën, 't<br />

Gefchiedde. De Regeering ftelde uit, te antwoorden<br />

, tot op de wederkomst van den<br />

eerden Burgemeester, Jonkheere Justus van<br />

Ryzenburg, die in den Haage was. Doch dit<br />

uitftel geviel der Gemeente niet. Men maakte<br />

haar diets, dat het gefchiedde, om, ondertusfehen,<br />

krygsvolk in de Stad te brengen,<br />

en eenigen 't hoofd voor de voeten te<br />

leggen. Straks daarna, loopt men te wapen<br />

, en maakt zig meester van de fleutels<br />

der Poorten, die dag en nagt bewaakt werden.<br />

Den Roomschgezinden werdt ingeboezemd,<br />

dat men ook voorhadt, hun vryheid<br />

van Godsdienst te bezorgen: waardoor zy<br />

zig lieten beweegen, om, insgelyks, de wa­<br />

penen op te vatten. Tien of elf Gemagtigden<br />

der Burgerye, onder welken Kanter, en,<br />

Zy htffe.'ken<br />

zo ik meen, ook Helsdingen was, traden, den J ;ene vcr-<br />

eenentwintigden van Louwmaand , naar 't' ndering,<br />

Stadhuis, met een Vertoog, waarby zy ver- j n de Redering.<br />

zogten, dat de Regeering, terftond, afftand<br />

deedt van haare ampten, en der Gemeente,<br />

by fchriftelyke AEte, verlof gave, om, voor<br />

£ƒ) Regeer. Lyst ah tov-. U. 177.<br />

dee.<br />

Henrik<br />

van Helsdiugjn.


ÏÓ'IO.<br />

28 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEJC.<br />

deeze reize, andere Wethouders te kiezen,<br />

• op dat dezelven, door Prinfe Maurits, als<br />

Stadhouder, bevestigd mogten worden. Van<br />

's Prinfen gezindheid hiertoe fcheenen zy<br />

zig, met of zonder grond, verzekerd te houden.<br />

De Maaiftraat moest hun te wille zyn.<br />

't Getal der Gemagtigden werdt, toen, met<br />

zestien anderen, vermeerderd ,< die, met eikanderen<br />

, de keuze der nieuwe Regeeringe<br />

doen zouden ; fchoon veele Burgers verklaarden,<br />

dat het hun niet zo zeer te doen<br />

geweest was, om verandering in de Regeering,<br />

als om herftelling der Privilegiën en<br />

affchaffing der Schattingen. De Gemagtigden<br />

ftemden, genoegzaam allen, eikanderen<br />

tot Regenten. Kanter en Helsdingen werden<br />

Burgemeesters. De Prins bevestigde deeze<br />

keuze; magtigende den Schout, om de<br />

nieuwe Regenten te beëedigen, gelyk, opden<br />

vierden van Sprokkelmaand, gefchiedde<br />

(g). Midlerwyl, bleef de Stad nog vol<br />

beweeging, vorderende de Gemeente affchaffing<br />

van eenige lasten. Kanter en de<br />

zynen, haar met de hoop hierop gevleid hebbende<br />

, moesten haar wel iet toegeeven.<br />

Doch men eischte nog andere nieuwigheden,<br />

't Volk, eens aan 't hollen gebragt, was niet<br />

wederom tot ftilftand te krygen. Prins Maurits<br />

zelf, federt in de Stad gekomen, fcheen<br />

de Gemeente niet te konnen brengen, tot het<br />

afleggen der wapenen. Zelfs begeerden eenigen<br />

uit de Regeering (2), den Prinfe, naar<br />

(g~) Regeer Lyst th hy. bh iZn.<br />

(2) Te weeteu Hugo Ruticbï Raad ia dsn Hove van<br />

U-<br />

't


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 29<br />

't fchynt, grooter gezag willende doen geeven,<br />

dat hy van den eed, aan de algemeene<br />

Staaten en aan den Lande van Utrecht gedaan,<br />

zou ontflaagen worden. Den Prins<br />

hierop vertrokken zynde, beflooten de algemeene<br />

Staaten, Dagvaart, te Woerden,<br />

te befchryven, alwaar de Staaten van Utrecht,<br />

de nieuwe Regeering der Stad, en<br />

de Burgery, afzonderlyk, gehoord werden.<br />

De algemeene Staaten vorderden, hier, dat<br />

de gefchillen aan hun verbleeven werden;<br />

waartoe de Staaten van 't gewest beflooten;<br />

doch de Regeering en Burgery van Utrecht<br />

wilden 'er niet toe verftaan. De algemeene<br />

Staaten vonden , hierop , geraaden, 't gefchil<br />

te beflegten, met de wapenen. Graaf<br />

Henrik Fredrik, met eenig volk afgezonden<br />

zynde, kwam voor de Stad; daar men, in 't'<br />

eerst, nog aan 't fterken der wallen viel, als<br />

hadt men voorgehad, een beleg, te verduu-<br />

ren. De Roomfche geestelyken zeiven floe- i<br />

gen de hand aan de fpade. Doch men bedagt<br />

zig wel haast, en opende de poorten,<br />

op den zesden van Grasmaand: na dat men<br />

overeengekomen was „ dat 'er, voor den<br />

„ gewoonlyken tyd, zynde den eerften van<br />

„ Wynmaand, ouden ftyl, aanftaande, gee-<br />

„ ne verandering in de Regeering gefchien<br />

den zou; dat de vendels, onlangs aange-<br />

„ nomen, door de nieuwe Wethouderfchap,<br />

„ zouden worden afgedankt ; dat de Stad<br />

„ agt vendels zou inneemen, boven de twee,<br />

» die<br />

Utiecht, Anfelmus Salmius, Schepen, en Jakob van<br />

McdenMik, Raad der Stad,<br />

1610.<br />

Utrecht<br />

ivordt<br />

jelegcrd,<br />

rloor<br />

Graave<br />

ilenrik<br />

?<br />

redrik.


IfjlO.<br />

De oude<br />

Regeering<br />

wordt<br />

he: field.<br />

30 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK*<br />

„ die 'er, geduurende 't beleg, waren uit-<br />

„ getrokken, en dat de gereezen' gefchillen<br />

w verbleeven zouden worden, aan de uit-<br />

„ fpraak der Franfche en Engelfche Gezanten,<br />

der algemeene Staaten, en van Prin-<br />

„ fe Maurits en den Raade van Staate." De<br />

Stad, hierop, bezetting ingenomen hebbende<br />

, weigerde de Wethouderfchap, de Acte<br />

van onderwerping te tekenen, die haar,<br />

van wege den Raad van Staate, werdt voorgehouden.<br />

Ook fcheen zy, in andere opzigten,<br />

niet aan de hand te willen gaan: waarom<br />

de algemeene Staaten, die nu de magt<br />

in handen hadden, beflooten, de nieuwe Wet<br />

van den eed te ontflaan, en de oude te herftellen,<br />

gelyk, op eenen Brief van zyne<br />

Doorlugtigheid, door Graave Ernst van Nasfau<br />

en de Raaden van Staate, in 't begin<br />

van Bloeimaand, gefchiedde (/*). Elk, die<br />

iet in te brengen hadt, tegen de herftelde<br />

Regeeringe, werdt, toen, voor den Raad<br />

van Staate gedagvaard (?')• Niemant verfcheen<br />

hier dan Jonkheer Reinard van Aaswyn,<br />

Heer van Brakel, benevens Kanter en Helsdingen,<br />

die vierenzeventig punten van befchuldiging<br />

inleverden. Doch de Raad keurdeze<br />

allen ongegrond, of van klein belang,<br />

en beval, hierop, am elk een eeuwig ftiliwygen<br />

Voorts, werden 'er eenige<br />

punten geregeld, die, te vooren, aan de<br />

uitfpraak der Raaden van Staate, verbleeven<br />

C*) Reg^r Lwt a'.t icv. W. 180.<br />

C? ) rooc [Rr. Pfakjitb. J. ixd, ii. 738.<br />

(


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 31<br />

yen waren (k). De Regeering vorderde ook<br />

den Burgeren eenen nieuwen eed van getrouwheid<br />

af, die, zelfs door Kanter en<br />

Helsdingen, gedaan werdt (l). Men hoopte<br />

dus de rust, eindelyk, herfteld te zullen zien.<br />

Doch veelen bleeven nog al woelen, met het<br />

houden van vergaderingen, en met het maaken<br />

en ftrooijen van fchotfchriften, tegen<br />

de Regeering. In Wintermaand, deedt men<br />

onderzoek naar eenigen van deeze luiden.<br />

Sommigen, voorvlugtfg zynde, werden, met<br />

de klok, ingedaagd. Eindelyk, ontdekte men<br />

eene 'geheele famenzweering, om den Kolonel<br />

Joan Ogle, Overite der bezetting, te<br />

vatten, het krygsvolk te overmeesteren, en,<br />

daarna, de Regeering, op nieuws, te veranderen:<br />

al 'twelk, gewapenderhand, ftondt<br />

te gefchieden. Ter oorzaake van deeze fa­<br />

menzweering, raakten elf Perfoonen in hegtenis,<br />

en onder deezen Kanter en Helsdingen<br />

O). Vier van de elf beleeden „ dat zy zig,<br />

„ tot het voorgemelde, meermaalen, by<br />

w eede, verbonden hadden; ook gezwooren,<br />

„ dat hy des duivels eigen zyn zou, die den<br />

„ toeleg ontdekte." Deezen vier, te weeten<br />

Jan Gerritszcon Klinket, Jan Ruifch,<br />

Schoenmaaker, Gerrit Obyn, Postmeester, en<br />

Andries Henrikszoon, Schoolmeester en Koster<br />

der S. Nikolaas Kerke, werden ten zwaarde<br />

verweezen: doch Klinket, die 't geheim<br />

des aanflags, goedwillig, bekend hadt, verwierf<br />

CO Groot Utr. Plakaath. I. Deel, 11. igo, IQÏ.<br />

("O Rc-fol. Holl. 8 Febr. — 3 Apr. 1610. bl. 0-12. M F .<br />

TKRF.N XXXI. Hoek, f. 595 verf. 508.<br />

00 Uit de Sententiën, 'gedrukt te Utrethi, in 't jaar 1fi.11.<br />

Samenzweering<br />

om dezelve<br />

,<br />

met geweld<br />

,<br />

wederom<br />

te ont-<br />

zetten<br />

van't bewind.


ÏÓIQ.<br />

32 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

wierf vergiffenis. De overigen drie kreegen,<br />

nog op de Strafplaats, verzagting van vonnis,<br />

en werden gebannen met verbeurd verklaaring<br />

hunner goederen. De Koster, niet<br />

dan de dood te gemoet ziende, beleedt, ongevergd,<br />

ten aanhooren van 't volk „ dat<br />

» hy, zo de verandering gelukt was, twee<br />

„ Predikanten, Speenhoven en Taurinus, bei-<br />

?> de in de gevoelens van Arminius , met<br />

» eigen' handen, van 't leeven beroofd zou<br />

„ hebben." Helsdingen, in den Haage gevat<br />

zynde, vervoegde zig met een fmeekfchrift<br />

aan den Prinfe, en werdt federt,<br />

naar Utrecht gezonden. Kanter en hy, die<br />

meer niet beleeden hadden, dan dat hun de<br />

toeleg bekend was geweest, en dat men,<br />

onder anderen, voorgehad hadt, hen beide<br />

wederom Burgemeesters te maaken, werden,<br />

in Bloeimaand des jaars 1611, insgelyks,<br />

gebannen. Kanters goederen werden<br />

geheel; die van Helsdingen, voor de helft,<br />

verbeurd verklaard (n). Prins Maurits, als<br />

Stadhouder, en de Staaten 'sLands van Utrecht<br />

gaven, in Bloeimaand des jaars 1612,<br />

een Plakaat uit, waarby aan elk verbooden<br />

werdt, de ballingen of voorvlugtigen ter<br />

Dorzaake der jongfte beroerte te herbergen,<br />

ofte huizen (0): waarop, in Oogstmaand,<br />

diergelyk Plakaat van de algemeene Staaten<br />

volgde O). Doch Kanter begaf zig, eerlang,<br />

naar<br />

CO METEREN XXXII. Hoek, f.<br />

; onn II. Deel. bl. 156<br />

6ZJ. verf. BRANDT lte-<br />

CO Groot Ut. Plakaatb. I. Deel, bl. 739.<br />

ipj Groot-P akaatb. I. Deel, kol. 429.<br />

7, 8 Maart ifin. bl. 2-5.<br />

Refol. Holl. 4. r..<br />

J


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 3 3<br />

naar.Leeuwaarden, én Helsdingen naar Amfterdam<br />

: in welke twee Steden, zy beide geftorven<br />

zyn. Men getuigt, dat zy zig by de Gereformeerden,<br />

federt ook Contraremonftranten<br />

geheeten, gehouden hebben, en dat de<br />

tegenwoordige Regeering van Utrecht den Remonfiranten,<br />

gelyk die van Arminius gevoelen<br />

, naderhand , genoemd zyn , toegedaan<br />

was (q).<br />

Midlerwyl, befpeurden de Hollandfche Predikanten<br />

, die Arminius Leer aanhingen, en de ]<br />

minfte in getal waren, dat zy 't, op de mees- '<br />

te plaatfen, haast te kwaad zouden krygen, i<br />

wakkerende de verdeeldheid, dagelyks, aan, <<br />

tot zo verre, dat de Gemeente ook party koos, '<br />

en geene Predikanten hooren wilde, dan die f<br />

van haaren fmaak waren. Zy kwamen, hier- £<br />

om, in Louwmaand, in ftilte, byeen, en be- *<br />

flooten, een Vertoog of Remonftrantie in te ls<br />

leveren, aan de Staaten van Holland, waarby<br />

zy zig ontfchuldigden van 't verwyt, welk hun<br />

gedaan werdt, als of zy verandering zogten<br />

in den Godsdienst, en twist en beroerten verwekten.<br />

Voorts verklaarden zy hun gevoelen v<br />

in vyf punten, behelzende i. „ dat God van rt<br />

„ eeuwigheid beflooten hadt, zulken , die. n<br />

1619.<br />

VIL<br />

)ie vari<br />

Arminius<br />

jevoelea<br />

2 veren<br />

ene Re»<br />

ïtrn-<br />

'rantie<br />

1, san de<br />

taaten<br />

an Holnd.erlslaȕghuri-<br />

' r Lee-<br />

„ door zyne genade, in Jezus Christus geloo- p „ in vyf<br />

v ven, en, in geloove en gehoorzaamheid, intcfl.<br />

„ tot den einde toe , volharden zouden, te<br />

„ verkiezen ten eeuwigen leeven, en de ongex<br />

loovigen en onbekeerden te verwerpen, ter<br />

5, eeuwiger verdoemenisfe. 2. Dat Christus<br />

ft voor allen geftorven was; zo nogtans, dat<br />

C?) VAN DEN SAND* V. Jiaii, bl. 60.<br />

X. DEEL, C<br />

M m &<br />

~


34 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />

*» niemant, daadelyk, door zynen dood, ver-<br />

Ij, zoend werdt, dan de geloovigen. 3. Dat<br />

5) de mensch het zaligmakend geloof niet hadt<br />

» van zig zeiven, noch uit zynen vryen wil;<br />

5, maar dat hy, daartoe, Gods genade, in<br />

„ Christus, behoefde. 4. Dat deeze genade<br />

't begin, de voortgang en voltrekking van<br />

„ 'smenfchen zaligheid was; dat 'er alle goede<br />

daaden aan toegefchrecven moesten wor-<br />

„ den; doch dat zy egter niet onwederftandelyk<br />

werkte. 5. Dat Gods genade den waa-<br />

„ ren geloovigen genoegzaame kragt gaf, om<br />

„ het booze te overwinnen; maar, of zy de<br />

„ genade niet konden verliezen , zou nader<br />

„ onderzogt moeten worden, eer zy 't, met<br />

„ volle verzekerdheid, zouden durven lee-<br />

„ ren." Doch naderhand verklaarden zy zig<br />

duidelyker, wegens dit vyfde punt, zeggende<br />

„ dat een waar geloovige, door eigen'fchuld,<br />

„ geheellyk van God afwyken, en het ge-<br />

• „ loof verliezen kon (#•>" Voorts, baden<br />

Hun vei<br />

zoek. ze, „ dat hunne Edele Mogendheden, wien<br />

„ zy het hoogfte gebied over kerkelyke en<br />

„ weereldlyke zaaken toekenden , geliefden<br />

„ te maaken, dat zy, in eene wettige en<br />

„ vrye Sinode, gehoord werden: of, kon dit<br />

~ niet gevoeglyk gefchieden, dat men elkan-<br />

„ deren, ondertusfchen, broederlyk verdroe-<br />

„ge, waartoe zy zig, van hunnen kant,<br />

„ overboodig verklaarden (»•" Naar dee­<br />

Zy kryze Remonftrantie, werden de overleveraars<br />

gen den n<br />

naam va en allen, die van hun gevoelen waren , fe­<br />

Remon-<br />

dert,<br />

Aranten<br />

(rt Hanpfche Cowfer. bl. 425. HKANDT V. Deel, 61. 128.<br />

£»J Haagfchc Confer. */. li ümMtocAURT, M. 524.525»


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 35<br />

dert, Remonjïranten genaamd, gelyk wy ze, I(Jlfe.<br />

in 't vervolg, ook noemen zullen. De Staaten<br />

van Holland beflooten, eerlang, by<br />

meerderheid van ftemmen, den Klasfen aan<br />

te fchryven „ dat zy, tot nader' last, nicj,<br />

mant iet, boven de vyf punten, in de Ren<br />

monftrantie ter neder gefleld, zouden ver-<br />

„ gen te belyden, en, ondertusfchen, arf<br />

i beiden, tot behoudenis der onderlinge een-<br />

„ dragt(7):" naar welk bevel, fommigeKlasfen<br />

, met naame die van Leiden, verklaarden,<br />

zig niet te konnen voegen (y).<br />

Daarna, werdt 'er, in de Lente des vol­ vim<br />

genden jaars, ten overftaan en aanhooren l laa^fche<br />

der Staaten van Holland, een Gefprek ge- (<br />

houden, over de vyf punten der Remonftran- 1<br />

ten, tusfchen zes Predikanten van elke zyde:<br />

welk gefprek, federt, by den naam van Haagfche<br />

Conferentie, vermaard geworden is. De<br />

Staaten, partyen gehoord hebbende, fchreeven<br />

geene van beide de overwinning toe;<br />

maar hielden de vyf punten in den ftaat,<br />

waarin zy, voor de famenkomst, geweest waren,<br />

elk, alleenlyk, tot onderlinge vrede en<br />

eendragt vermaanende : welke vermaaning<br />

van beide de partyen, die eikanderen toen<br />

nog broeders noemden, zonder tegenfpraak,<br />

aangenomen werdt (V). Doch voor den aan- v<br />

entie.<br />

' 'ttotrg<br />

r Pre-<br />

vang van 't gefprek, hadden de Hollandfche *<br />

ianterij<br />

Predikanten, die Gomarus gevoelen naast % ï naast<br />

waren, een Vertoog ingeleverd , tegen dat m, •t Gouw<br />

. . r, der<br />

CO UïTENBOGABRT, hl. 529. TwClANO. II. -j*^<br />

CO HRANBÏ Hi Deel, hl. 132.<br />

*r C<br />

&'.; TR I<br />

1 7 CLAND<br />

h<br />

54 H t\ UYTENBOGAERT */. 534. BnANDt<br />

ff. J)i*l, hl. i59, 160. SIËTEI'.EN JWXI. JJtek,/. 6^ y-,::<br />

C a<br />

lonfe.


eens waren,federt<br />

,<br />

Contraremonjïranten.<br />

genaamd.<br />

Hunne<br />

Leer, over<br />

de<br />

betwiste<br />

punten.<br />

-<br />

%6 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK;<br />

der Remonftranten; waarna zy, federt, den<br />

naam van Contr ar emonflranten kreegen. In dit<br />

Vertoog, verklaarden ze, dat, aangaande de<br />

punten van gefchil, in hunne Kerken , zo<br />

veel hun bewust was, geleerd werdt, i.„ Dat<br />

» God, uit het menfchelyk geflagt, welk,<br />

•n in en met Adam, in zonde gevallen was,<br />

» en geen meer vermogen hadt, om te gen<br />

looven en zig te bekeeren, dan een doo-<br />

?, de, om zig in 't leeven te herftellen; eex><br />

nigen vsn eeuwigheid verkooren hadt, om<br />

n dezelven, door Christus, zalig temaaken;<br />

„ terwyl hy de overigen, door zyn regtvaar-<br />

„ dig oordeel, voorby ging, en in hunne<br />

„ zonden leggen liet. 2. Dat kinderen van<br />

w geloovige ouders , zo wel als volwasfen'<br />

ft geloovigen, voor uitverkoornen te houft<br />

den waren, zo lang zy, met der daad, het<br />

„ tegendeel niet beweezen. 3. Dat God, in<br />

„ zyne Verkiezing, niet op het geloof en de<br />

„ bekeering der uitverkoornen gezien; maar,<br />

„ in tegendeel, in zynen eeuwigen en 011-<br />

„ veranderlyken raad , beflooten hadt, den<br />

uitverkoornen het geloof en de volftandig-<br />

„ heid te geeven, en hen zo zalig te maa-<br />

„ ken. 4. Dat Hy hun, ten dien einde, voor-<br />

„ eerst, gefchonken hadt zynen eenigge-<br />

„ booren' Zoon , wiens lyden , fchoon ge-<br />

„ noegzaam, tot betaaling voor aller men-<br />

„ fchen zonden, egter, naar Gods befluit,<br />

„ alleen den uitverkoornen tot verzoening<br />

„ ftrekte. 5. Dat God hun, voorts, het Evangelie<br />

liet prediken , het zelve , door<br />

n den Heiligen Geest, van kragt maakende,<br />

„ op hunne gemoeden; zo dat zy niet flegt&<br />

0 ver.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 37<br />

» vermogen kreegen, om zig te bekeeren en<br />

„ te gelooven; maar ook, daadelyk en ge-<br />

» williglyk, zig bekeerden en geloofden.<br />

„ 6. Dat zulke uitverkoornen , door dezelf-<br />

„ :<br />

de Kragt des Heiligen Geests, door welke<br />

» zy eens bekeerd en geloovig geworden<br />

„ waren, zonder eenig hun toedoen, der-<br />

„ wyze bewaard werden , dat zy wel uit<br />

j, zwakheid in zwaare zonden vallen ; doch<br />

„ het waar-geloof nimmer, geheellyk en<br />

„ voor altoos , verliezen konden. 7. Dat<br />

„ waare geloovigen , hieruit, egter geene<br />

„ oorzaak namen, tot vleefchelyke gerast-<br />

„ heid , zynde het onmogelyk, dat zy , die<br />

„ Christus , door een waaragtig geloove ,<br />

„ waren ingeplant, geene vrugten der dank-<br />

„ baarheid zouden voortbrengen, en ftrek-<br />

„ kende de beloften van Goddelyken byftand<br />

„ en dè vermaaningen der Schrift, om hen<br />

„hunne zaligheid.te doen werken, in vree-<br />

„ zen en beeven,: en te ernftiger de hulp te<br />

„ doen begeeren van dien Geest, zonder wel-<br />

„ ken zy niets vermogten (V)." Voorts, floe- ]<br />

gen ze, als middelen tot wegneeming der ge- 1<br />

fchülen , voor, het houden van eene Na- 1<br />

tionaale Sinode, of het zenden der weder- 1<br />

iüü<br />

'oorflag,<br />

ot wegeeming<br />

zydfche punten aan de buitenlandfche Hoo- f er ge-<br />

^illen.<br />

ge Schooien, met belofte van zig derzelver<br />

uitfpraak te zullen onderwerpen. De Rernonftrantie<br />

en Contraremonftrantie werden,<br />

door de Staaten, aan de Edelen en Steden gezonden,<br />

om zig, daarop, te beraaden (y><br />

C*J TniCLANn. 11.<br />

BHANDT U, üe'ej,bl. 163.<br />

c 3<br />

Doch<br />

16 IS.


1610.<br />

IX.<br />

Gezaotfchap<br />

naar<br />

Franliryk.<br />

38 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Doch eer wy 't gevolg hiervan verhaalen ,<br />

eischt de orde der Hiftorie , dat wy tot de<br />

weereldlyke zaaken, en 't gebeurde, in den<br />

jaare 1610, te rug keeren.<br />

De gewigtige verandering, in Bloeimaand<br />

deezes jaars , in Frankryk , voorgevallen ,<br />

hadt merkelyken invloed op de zaaken van<br />

Europa, en van de Vereenigde Gewesten in<br />

't byzonder. Wy hebben reeds, in 't voorbygaan<br />

(z), gemeld, dat Koning Henrik zig<br />

de zaaken van Kleeve en Gulik, ernftelyk,<br />

aantrok, en voorhadt, het Verdrag der Vorften<br />

bezitteren te handhaaven. In Lentemaand<br />

deezes jaars, hadden de Staaten een<br />

buitengewoon Gezantfchap naar Frankryk<br />

gezonden, welk door Walraven, Heer van<br />

Brederode, Kornelis van der Myle en Jakob<br />

van Maldere bekleed werdt. Het was met<br />

veel eerbewyzing ontvangen, en, op den<br />

tweeëntwintigften van Grasmaand , ter gehoor<br />

ingeleid by den Koning, die den Staaten<br />

verzekerde, dat hy de zaak van Kleeve<br />

en Gulik ernftig ter hand neemen zou; doch<br />

verwagtte, van hunnen kant, behoorlyk, te<br />

worden bygeftaan. Midlerwyl, hadden de<br />

Staaten hem doen verzoeken, dat hy de<br />

Franfche troepen in hunnen dienst , voor<br />

eenen tyd, betaalen wilde; waarover hy een<br />

* Petits<br />

avari- weinig misnoegd fcheen, de Staaten noecteux.mende<br />

* kleine gierigaarts, en hun verzoek f een<br />

•\Unpeti ' klein fcwys van ondankbaarheid: daarby voetexmoigende<br />

„ dat het Lejrer, welk hy reeds op<br />

gnage<br />

„ de been gebragt ha'dt, en naar Duitsch-<br />

J'Inf.rotitude.<br />

„ land<br />

(z) Hier voor, W. 9.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 39<br />

„ land zenden wilde , hem , maandelyks ,<br />

„ op vierhonderdduizend Kroonen te ihian<br />

„ kwam: om welke kosten te voldoen, de<br />

„ fchatten van Frankryk , Spanje , Vene-<br />

„ tie en deezen Staat niet groot genoeg zou-<br />

„ den bevonden worden." Voorts, hadt hy<br />

te verftaan gegeven , dat hy gaarne eene<br />

nadere verbindtenis tegen Spanje , met de<br />

Staaten, zyne beste vrienden, zou aangaan;<br />

waartoe, zeide hy, nu nog gelegenheid was;<br />

die 'er niet zou zyn , als hy, die vast oud<br />

werdt, eens uit de tyd wezen zou. Doch<br />

de Gezanten, niet gelast tot het fluiten van<br />

eenige nadere verbindtenis, namen hun affcheid,<br />

op den zesden van Bloeimaand (jz).<br />

'sKonings Leger, welk op de grenzen byeen<br />

trok , zou , nogtans, zo men meende,<br />

voornaamlyk , dienen , om eenen inval in<br />

de Spaanfche Nederlanden te doen. De<br />

Aartshertogen vatteden , terftond , argwaan<br />

op over de toerustingen in Frankryk,<br />

welken zy hielden, tegen hen gerigt te zyn<br />

(b). Ook hadt Henrik de IV. openlyk misnoegen<br />

tegen hen getoond, doordien zy den<br />

Prins van Condé , in Slagtmaand des jaars<br />

1608, met zyne Gemaalin, op welke de Koning<br />

verliefd was, uit Frankryk geweeken,<br />

in de Nederlanden, ontvangen en befchermd<br />

hadden (V). De Koning, nu gereed om te<br />

velde te trekken , verzogt den Aartshertogen<br />

Tournael der Ambasf. W. v. Brederode, C. van der<br />

Myle cii J. de Maldeie. M. S.<br />

C'0 DANIËL Tom. X. fi. 4*3» 444-<br />

CO BENTIVOGHO Verhaalb. bl. 524. METER. XXXI. ftatë»<br />

f- 523.<br />

C 4<br />

1610,


16 ie.<br />

Henrik<br />

de IV.<br />

w rik<br />

ver<br />

anoord.<br />

49 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gen den doortogt door Luxemburg. De<br />

Aartshertogen , zulk een verzoek aanziende<br />

voor eene oorlogsverkiaaring , draalden met<br />

antwoorden. Midlerwyl, hadt Henrik , die<br />

den buitengewoonen Gezanten der Staaten<br />

verklaard hadt, dat hy zig aan 't hoofd zyns<br />

Legers dagt te ftellen (d) , de Regeering,<br />

geduurende zyn afwezen , opgedraagen aan<br />

de Koninginne , welke hy goedvondt, eer<br />

hy vertrok , plegtiglyk, te doen kroonen.<br />

Met de toebereidfels tot haare intrede binnen<br />

Parys, die op de Krooning volgen zou,<br />

hieldt de gantfche Stad zig bezig. Op den<br />

veertienden van Bloeimaand , reedt de Koning<br />

uit, om deeze toebereidfels te bezigtigen.<br />

Hy hadt de Koets rondsom doen opeuen.<br />

De knegten, die dezelve verzelden, waren<br />

, in zekere ftraat, daar de weg geftopï<br />

was door eene menigte van karren, ter zyde<br />

ge weeken. Twee bleeven 'er alleen omtrent<br />

de koets : waarvan een wat vooruit<br />

gegaan was, om plaats te doen maaken, terwyl<br />

de andere zyn' kousfeband verbondt, In<br />

ditoogenblik, OtzytFrangoisRavillac, geboortig<br />

van Angoulême, een fterk karei van omtrent<br />

drieëndertig jaaren, op één der wielen<br />

van de koets, en dryft den Koning een lang<br />

tweefnydend mes naar 't hert, waardoor de<br />

holle ader afgefteken werdt. De Koning ,<br />

die meer niet kon zeggen, dan ik ben gekwetst,<br />

viel, terftond, dood, voor over. Demoorder<br />

werdt, op heeter daad, gevat (e) 9 zonder»<br />

f «O Refol. ITnll. 28 May — IÏ J«t&' 1610. U. 2i<br />

CO'DANIEI. Tom. X. p> 44Ó-448.


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 4t<br />

der, hoe zeer hy gepynigd werdt, ooit meer Ifjio,<br />

te willen bekennen, dan dat hy, uit eigen'<br />

beweeging, meenende een goed werk te<br />

doen, dat hy den Koning, die den Paus beoorloogen<br />

wilde, van kant hielp, tot deezen<br />

moord gekomen was. Lodewyk deXIII , zyn<br />

oudfte Zoon, die maar ruim negen jaaren<br />

bereikte, volgde hem op. Doch de Regeering<br />

werdt, geduurende zyne minderjaarigheid<br />

, der Koninginne Moeder, Maria de<br />

Medicis, opgedraagen<br />

De Vereenigde Staaten vaardigden, ter- Verhoud<br />

ftond, den Heer van der Myle, wederom, met<br />

naar Frankryk af, om de verbonden, met Frankryk<br />

ver-<br />

den overleeden' Koning gemaakt, te verlieuwd.nieuwen<br />

, 't welk, op den twintigften van<br />

Zomermaand, gefchiedde (g): ook zogtenze<br />

de tegenwoordige Regeering te beweegen,<br />

om de hand te blyven houden aan de<br />

zaak van Gulik en Kleeve. De Aartshertogen,<br />

den Graaf van Bucquoi naar Frankryk<br />

gezonden hebbende, tragtten, daarentegen,<br />

de Regeering te doen befluiten, tot het verlaaten<br />

van de zyde der Vorften bezitteren.<br />

Doch zy Haagden kwalyk(T). DeMaarfchalk<br />

de la Chatre werdt, kort hierna, afgezonden,<br />

aan 't hoofd van agtduizend knegten en tien<br />

of twaalf honderd Ruiters, om Gulik te helpen<br />

vermeesteren. De Staaten hadden nu ook<br />

Jast gegeven, om een nieuw en vast verbond<br />

te fluiten met Frankryk. Doch de verandering,<br />

hier, veroorzaakt, door den ontydi-<br />

Cf MPTERPN XXXfl. Hnehf. fin verf. 6iz<br />

{ö xxxuSr. Tm<br />

- * h »•<br />

C 5<br />

gen


ï6ïo.<br />

X.<br />

GezantiChip<br />

naar E)n<br />

geland,<br />

4* VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gen dood des Konings, liet zulks, voor tegenwoordig,<br />

niet toe Q).<br />

Naar Engeland, was, in Grasmaand, insgelyks,<br />

een Gezantfchap gezonden, welk, door<br />

den Koning, met ontblooten hoofde, ontvangen<br />

, en door de andere Gezanten, pleg»<br />

tiglyk, verwelkomd was. De Staatfchen<br />

hadden last, om van eenige zaaken , den<br />

Koophandel en Visfchery betreffende, te<br />

handelen* waarin zy, gedeeltelyk, Haagden<br />

naar genoegen, te wege brengende, dat het<br />

verbod der visfeherye, op de Engelfche Kusten<br />

, gefchórst werdt. By deeze gelegenheid,<br />

vertoonden zy den Koning „ dat de Haring-<br />

„ visfeherye, door de Hollanders en Zeeuy)<br />

wen, moest aangehouden worden, om dat<br />

w 'er wel twintigduizend zeevaarenden en<br />

„ veertigduizend andere ingezetenen , zig<br />

„ geneerende met het gene tot het maaken<br />

„ en uitrusten der buizen vereischt werdt,<br />

„ uit onderhouden werden : doch dat zy,<br />

„ voor de Reeders, dikwils fchade gif. Dat<br />

„ andere volken, met naame de Engelfchen,<br />

„ op zulken mageren huur, als de onzen ga-<br />

„ ven , niet ten Haring zouden willen vaa-<br />

„ ren , én dat deeze handel niemant voeg-<br />

„ de, dan die, daar by, van jongs af, op-<br />

„ gebragt was, en de vereischte gereed-<br />

„ fchappen hadt." Over eenige andere gefchillen<br />

, den Koophandel raakende , kwam<br />

men tot geen befluit. 't Voornaam oogmerk<br />

van dit gezantfchap was ook het handhaaven<br />

der zaaken van Gulik en Kleeve, waartoe<br />

£0 hapifeh van ikn Amnasfad. van der Myle.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 43<br />

Jakob de I. zig genegen verklaarde (k). Naar 161').<br />

Zweeden , hadden de Staaten , ten deezen<br />

tyde, ook een' Gezant gezonden , om den 'in naar<br />

Koophandel op Lyfland te regelen: 't welk, tweeden.<br />

tot genoegen der Vereenigde Gewesten, gefchiedde<br />

(O-<br />

De zaaken van Gulik en 'Kleeve namen XT.<br />

nu de zorgen der Staaten , grootendeels, in. Prins<br />

De Vorlten bezitters , van den Vorst van Vlaurit?<br />

laat het<br />

Anhalt geholpen , hadden, in den voorzo­ seleg<br />

mer, 't beleg geilaagen voor Gulik, wagten- voor<br />

de op onderftand van hunne Bondgenooten, Guiiic.<br />

die, door het onverwagt omkomen des Konings<br />

van Frankryk , traager bykwam , dan<br />

men gehoopt hadt. In 't begin van Hooimaand,<br />

kwam 'er, eindelyk, een Leger byeen,<br />

by Schenkenfchans, geheellyk uit Staatfche<br />

troepen beftaande, en uit zulke. Engelfchen<br />

en Franfchen , welken de Staaten in<br />

gewoonlyken dienst hadden. Op den zestienden,<br />

trok het Leger op, naar Gulik. De<br />

Aartshertogen, verklaard hebbende onzydig<br />

te willen blyven , hadden den Graave van<br />

Fuentes, Bevelhebber van Rynberk, gelast,<br />

zig van alle vyandlykheden te onthouden.<br />

Ook liet hy de Staatfche Voorraadfchepen,<br />

onbefchadigd, den Ryn op, voorby Rynberk,<br />

vaaren. Op den negenentwintigften,<br />

werdt Gulik berend, door het Staatfche Leger,<br />

waarby Prins Maurits zig, federt eenige<br />

dagen, gevoegd hadt. 't Beleg werdt vlytig<br />

voortgezet. Ondertusfchen , befpeurde<br />

men,<br />

ff) ReCol. Holl. 26 May — 12 funy 1610. bl. 27. METER.<br />

XXXII. /Soek, f. 608 veif- 609.<br />

CO METEHEN XXXII. Heek, f. 6o


l6:o.<br />

De Stad<br />

geeft zig<br />

over.<br />

44 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

men, dat de la Chatre, die nog niet voor Gulik<br />

gekomen was, toeleg maakte, om de Stad,<br />

na de overgave, den Koning van Frankryk<br />

in handen te doen ftellen: 't welk den Vorften<br />

bezitteren en Prins Maurits zeer'tegen<br />

de borst was. De Prins deedt, hierom, 't<br />

beleg te vlytiger voortzetten. De Franfchen<br />

kwamen, eerst op den agttienden van Oogstmaand<br />

, in 't Leger. Doch 't liep aan tot<br />

den tweeden van Herfstmaand, eer de StaxL<br />

zig , by verdrag, overgaf. Zy werdt, hytt<br />

het zelve, den Vorften van Brandenburg eri<br />

Nieuwburg in handen gefteld Qn). Weinige<br />

dagen na deeze overgave, brak Prins.<br />

Maurits op, met het Staatfche Leger, welk<br />

veertienduizend knegten - en drieduizend<br />

paarden fterk was. De la Chatre keerde,<br />

insgelyks , met de Franfche benden , door<br />

Luxemburg , naar Frankryk , te rug. De<br />

Duitfche Vorften hadden , kort te vooren,<br />

eene byeenkonist te Keulen belegd, tot ver-,<br />

effening der Kleeffche en Gulikfche gefchillen.<br />

De Staaten hadden hier ook hunne gezanten.<br />

Doch men fcheidde, in Slagtmaand ,.<br />

zonder eikanderen te hebben konnen verftaan<br />

De verwagting, die men, in de<br />

Nederlanden, hadt, dat de Aartshertogen<br />

zig, vroeg of laat, in deeze gefchillen fteeken<br />

zouden, was oorzaak, dat men zig weinig<br />

beftendigheid beloofde van 't Beftand.<br />

Ook verminderde de gemeenzaamheid tusfchen*<br />

de wederzydfche onderzaaten der<br />

Aarts*<br />

f>") Zie Groot-P!al;Mtb. TI. Deel, kol, r>


XXXVIÏ.BOEK. HISTORIE. 4$<br />

Aartshertogen en Staaten , hand over hand.<br />

Elk ontdeedt zig van de goederen , welken •<br />

hem , onder de nabuurige Regeeringe, toe-<br />

.kwamen. Doch, die in de Vereenigde Gewesten<br />

lagen , werden , tot hooger' prys,<br />

verkogt, dan de anderen. Ook befpeurde men<br />

niet, dat 'er, onder den wederzydfchen adel,<br />

eenige Huwelyken gellooten werden : die,<br />

anders , veel toebrengen , om twee volken<br />

aan eikanderen te verbinden (0). 't Verfchil<br />

tusfchen Zeeland en Antwerpen, waarvan wy,<br />

boven (p), gewaagd hebben, duurde ook nog:<br />

't welk veel hielp, tot het verder verval van<br />

Antwerpen, terwyl de Koophandel en Scheepvaart<br />

, te Duinkerken, daar de binnenlandfche<br />

tollen afgefchaft waren , daarentegen,<br />

fterk begon toe te neemen (jf).<br />

De Staaten hadden, op den raad des Ko- c<br />

nings van Frankryk, reeds in 't voorleeden' f<br />

jaar, Kornelis van der Myle gezonden naar 11<br />

Venetië, om ook met deezen vryen Staat, een u<br />

16" IC':,<br />

tezarit-<br />

:hap<br />

isr Vestie*<br />

Verbond van Vriendfchap e n Koophandel<br />

te fluiten. De Gezant werdt heufchelyk ontvangen<br />

, fchoon de Paus het hadt zoeken te<br />

beletten (r). Doch 't maaken van een onderling<br />

Verbond werdt, by den Doge en<br />

den Raad van Venetië, nog ontydig geoordeeld.<br />

Nogtans, benoemde men Thomas Cotttarini,<br />

om , als Gezant van Venetië, herwaards<br />

te reizen (7); die in Bloeimaand weder-<br />

CO METEREN XXXII. Boek, f 620.<br />

(j>) Hl. 4.<br />

Cj METEREN XXXII. Raek, f. 6ao.<br />

CO MF.TEUEN XXXI. Doei,/. 580 verf.<br />

(O WBTEREN XXXII Boek, £606, 607.


16" i o.<br />

Oostindifche<br />

zaaken.<br />

46 VADERLANDS CHE XXXVII BOE K.<br />

derom te rug keerde, zonder dat 'er iet anders<br />

dan wederzydfche aanbiedingen van<br />

vriendfchap was voorgevallen Qt).<br />

In den Zomer deezes jaars, kwamen wederom<br />

vyf ryk gelaaden fchepen aan , uit<br />

Oostindie. Een der zeiven hadt in Japan<br />

gehandeld en een Verbond van Koophandel<br />

geflooten, met den Keizer, wiens Brieven,<br />

gerigt aan Prinfe Maurits, dien hy Forst van<br />

Holland noemde, met dit fchip, herwaards<br />

gebragt werden. Voorts, kreeg men, in 't<br />

volgende jaar, met andere fchepen, tyding,<br />

dat de Overfte Pieter Willemszoon Verhoef,<br />

op Banda , van de Indiaanen overvallen en<br />

doodgeflaagen , en dat de Admiraal Paulus<br />

van Kaarden , in Hooimaand deezes jaars,<br />

op Ternate , door de Spanjaards, gevangen<br />

genomen was. Te vooren, waren vier Nederlandfche<br />

fchepen, voor de Munillas, door<br />

eene Spaanfche Vloot, onder Don Juan da<br />

Silva, aangetast en overwonnen. De Engelfchen<br />

begonden, dit jaar, ook, fterker dan<br />

te vooren, op Oostindie te vaaren, hebbende<br />

zy zelfs twee onderzaaten van den Vereenigden<br />

Staat, Pieter Willemszoon van Elburg<br />

en Lukas Antoniszoon van Leeuwaarden ,<br />

die lang in Oostindie verkeerd hadden, bewoogen<br />

, om met hen aan te fpannen , en<br />

eenen nieuwen handel te beginnen , op de<br />

kust van Koromandel, die nog van geene<br />

Europifche volken bevaaren was («). \ Gebeurde<br />

, naderhand , meermaalen , dat onder­<br />

ra O Refol. Holl. »3 May — Jmiy ifiio. bl, ifi, enz.<br />

(K) ME-BHEN XXXII. Hoek, f. 617 verf. öi8, 6.15. VAN­<br />

OEN SANBE V. Hoek, bU 6i,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 47<br />

derzaaten van den Staat zig in dienst van<br />

vreemde Mogendheden begaven , om op<br />

Oostindie te vaaren ; waarom de algemeene<br />

Staaten zulks, in den jaare 1616, by openbaaren<br />

Plakaate , op ftraffe van ballingfchap<br />

en verbeurtenis van goederen, verbooden<br />

hebben (V).<br />

Omtrent deezen tyd, werden, door Zd~ ' /erreky-<br />

charias Janfèn, zig geneerende met glas fly- ' tersge­ pen en brillen maaken , te Middelburg in bonden, '<br />

e Mid-<br />

Zeeland, de Verrekykers gevonden (w), die, \ lelburg.<br />

federt, door anderen, merkelyk verbeterd en<br />

zeer gemeen geworden zyn. Sommigen plaatfen<br />

deeze nutte uitvinding, in dit jaar (x).<br />

Doch 't blykt, van elders, datzy, ten minften<br />

twee jaaren vroeger, geplaatst moet worden,<br />

hebbende de Staaten, reeds in den jaare<br />

1608 , twee Verrekykers, by den uitvinder,<br />

befteld, om dezclven aan den Koning<br />

van Frankryk te vereeren (y).<br />

In den Zomer des jaars 1610, was 'er een xir.<br />

Gezantfchap, uit Zweeden, herwaards ge- }nder- \<br />

komen, om een nader Verbond met de Staa- i ïandeing<br />

met<br />

ten aan te gaan: waartoe Karei de IX, die • 'wee-<br />

nog met Poolen in oorlog was, nu langs hoe « len.<br />

dringender redenen kreeg. De overwinning,<br />

door Koning Sigismond, behaald op de Muskoviten,<br />

die door Zweeden onderfteund werden<br />

, was oorzaak, dat Koning Karei de<br />

Staaten, in Herfstmaand, ernftelyk , verzoeken<br />

deedt, om onderftand. Doch men<br />

O) Groot-PIakaatb. J. Deel, iel. 540.<br />

O J Zie P. DE LA RUK Gelett. Zeel. II 483.<br />

(*) MEUREN XXXII. Hoek,/. 620 verf.<br />

IJÜ Ne^dat. de JEAWNIN 2>j» Hl. 917, s*o.<br />

vondt,


Ii5io.<br />

i<br />

Gcznmfchap<br />

«nar 't<br />

Noorden. <br />

Perfinanfcho<br />

Ge-<br />

48 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

vondt, hierin , te veel zwaarigheid. Meri<br />

fchreef den Koning egter, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars, dat men gezind was ,<br />

hem by te ftaan, zo zulks, ook door andere<br />

Mogendheden, gefchiedde, en. vooral,<br />

zo hy goed verftand hieldt met Deenemarke,<br />

aan welks vriendfchap den Staaten veel<br />

gelegen was. Ook hadt Christiaan de IV,<br />

Koning van Deenemarke, hun verzogt, dat<br />

zy , in 't handelen met Zweeden, op zyne<br />

belangen verdagt wilden zyn, 't welk zy hem<br />

beloofd hadden. De oorlog, die, kort hierop<br />

, tusfchen Zweeden en Deenemarke, ontftondt,<br />

gaf den Staaten aanleiding, tot het<br />

afzenden van een gezantfchap, om een Verdrag<br />

te bemiddelen. Hiertoe werden benoemd<br />

Jakob van Wasfenaar, Heer van Obdam<br />

, Rombout Hogerbeets , Raadsheer in<br />

den Hoogen Raad, en Doktor Dirk Bas, Burgemeester<br />

van Amfterdam , die , in Hooimaand<br />

, naar Koppenhagen vertrokken; doch,<br />

eerlang, te rug keerden , zonder de Vrede<br />

te hebben konnen bewerken (2). Karei de<br />

IX. overleedt, niet lang hierna, wordende,<br />

door zynen Zoon, Guftaaf Adolf', opgevolgd<br />

(a). De oorlog tusfchen de twee Ryken duurde<br />

nog, tot in 't volgende jaar (b~). Doch<br />

eindelyk werdt, in Louwmaand des jaars<br />

1613 , door bemiddeling des Konings van<br />

Groot-Britanje, de Vrede getroffen (V).<br />

De Turken en Perfiaanen zeiven , die, ten<br />

dee-<br />

O) MriTF.itF.N XXXII. Boe!;, f. 62.2. yeif. 623, 627.<br />

f e ) MF.TBHEN XXXII. lütek, f O9.Q verf.<br />

(*) 1'AUDART Mcmor. IV. Hoek, bl. 218.<br />


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 49<br />

deezen tyde, ook over hoop lagen, zogten<br />

de vriendfchap van den Vereenigden Staat.<br />

Robert Cherling, een Engelschman, doch in<br />

Perfie gehuwd, kwam, deezen Zomer, herwaards,<br />

om de Staaten tot een Verbond tegen<br />

de Turken te beweegen. Ook deedt<br />

hy hun eenige opening van een Verdrag van<br />

Koophandel. Hy hadt diergelyke boodïchap<br />

ook aan andere Europifche Mogendheden.<br />

Doch alzo hy, hier, zyn Berigtfchrift weigerde<br />

te toonen , hieldt men hem verdagt,<br />

en deedt hem , zonder ter Staatsvergaderinge<br />

gehoord te zyn , wederom vertrekken.<br />

De Turkfche Admiraal Basfa hadt dén Staaten<br />

, reeds te vooren, in eenen Brief, te verftaan<br />

gegeven , dat de Groote Heer gezind<br />

was, een Verbond van Vriendfchap en vryen<br />

Koophandel met hen te fluiten. De Staaten<br />

zagen meer voordeel in zulk een verbond;<br />

waar door hun de handel op de Levant ftondt<br />

geopend te worden. Zy beflooten, hierom ,<br />

Kormlis Haga van Schiedam, tegen den winter<br />

, af te vaardigen naar Konftantinopel ,<br />

om een verbond te bewerken (d). Doch deez',<br />

in den aanvang des volgenden jaars, aldaar,<br />

aangekomen , • vondc de zaaken anders gefield<br />

, dan hy gehoopt hadt. De Admiraal<br />

Basfa, die den Staaten de eerfte opening tot<br />

een verbond gegeven hadt, was van zyn<br />

ampt verlaaten : de vreemde Gezanten, die<br />

zig aan het Turkfche Hof onthielden, zelfs<br />

de Franfchen en Engelfchen, hadden nadeelige<br />

gerugten verfpreid van de Vereenigde<br />

(V j METEr.EN XXXH. Hoek, ƒ. 624 verf,<br />

X. DÜEL. D<br />

Ne-<br />

I6*lt.


Verbond<br />

tusfchen<br />

den<br />

Grooten<br />

Heer en<br />

de Staaten.<br />

5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Nederlanders , dezelven uitmaakende , voor<br />

.eenen hoop zeefchuimers en weêrfpannelingen<br />

, om geene andere reden , dan om dat<br />

zy hun den handel in het Turkfche Ryk misgunden,<br />

Men wilde Haga, hierom, flegts<br />

als een' byzonder' Perfoon , niet als een'<br />

Gezant van eenen vryen en onaf hangkelyken<br />

Staat, gehoor verleenen. Doch hy weigerde<br />

dit zo beftendig, dat hy, eindelyk, een plegtig<br />

gehoor verwierf. Ook daagde hy ge-<br />

lukkiglyk, in zyne handeling (e). In Hooimaand<br />

des jaars 1612 , floot hy een voordeelig<br />

Verbond van Vriendfchap en Koophandel<br />

met den Sultan, Achmet Chan, beftaande<br />

uit vyfenzestig punten. De voorregten<br />

, aan de Franfchen en Engelfchen, in<br />

het Turkfche Ryk, toegedaan, werden ook<br />

aan de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />

vergund, en verfcheiden' anderen, daarenboven<br />

(ƒ). Haga ftelde, federt, Confuïs<br />

aan , in de voornaamfte havens van de Levant<br />

, die, eerlang, last ontvingen van de algemeene<br />

Staaten, waarnaar zy zig, in verfcheiden'<br />

handelingen, omtrent Koopluiden<br />

en andere onderzaaten van den Vereenigden<br />

Staat aldaar, hadden te gedraagen (g). 't<br />

Verbond van Koophandel, waarvan wy gewaagd<br />

hebben , was zeer voordeelig voor<br />

de Hollanders en Zeeuwen, die, tot hiertoe,<br />

niet dan onder Franfche of Engelfche vlaggen,<br />

f«") BAtmART. Mcmor, IV. Hoek, bl. 170.<br />

("ƒ-. Zie llèfol Holl 26 Nnv. 21 Dcc. 1612. bl. 35. Groot-<br />

Plakaarh. III. heel, bl 383. Du MONT Corps Diplom. T1.1t,<br />

V. P. II p, 905.<br />

CS) Oroot-Plakaatb, II. Deel, ks!. 1331, 1331


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 51<br />

gen, in het Turkfche Ryk, hadden mogen | itfii.<br />

handelen (h). Ook ftrekte het tot weering<br />

der zeerooveryen, die, federt eenigen tyd,<br />

fterk in zwang hadden gegaan, in de Middelandfche<br />

zee. Verfcheiden' Natiën, zelfs<br />

Engelfchen en Hollanders, voegden zig, hier,<br />

by de Turken , om de Koopvaardyfchepen<br />

van allerlei Landaart te berooven. Een Dor- Simon de<br />

drechtenaar, Simon de Danfer genaamd, was Danfer<br />

één der vermaardlten van deeze rooveren. ran Dordrecht<br />

,<br />

Deez' hadt zig , in 't jaar 1609 , met vier<br />

jefaamd<br />

fchepen , welken hy bemagtigd hadt, naar seefchui-<br />

Marfeille begeven. Hy wist zig, federt, de iiier.<br />

befcherming des Konings van Frankryk te<br />

verkrygen , en geneerde zig, eenigen tyd,<br />

met het geleiden der Franfehe Koopvaarderen<br />

naar en van de Levant. Doch men meent,<br />

dat hy, in 't volgende jaar, door de Turken,<br />

omtrent Tunis, gevat, en, in den kerker,<br />

aan zyn einde geraakt is (i). 't Zeefchuimen<br />

ging egter, nog in dit jaar 1611, zynen<br />

gang. In Oogstmaand, kwam 'er niet flegts<br />

een llreng Plakaat tegen uit (&); maar daar<br />

werdt ook eene Vloot van zeventien fchepen<br />

in zee gezonden, onder den Heere van<br />

Hautain , die de vaart haast veiliger maakte<br />

(/><br />

De Oostindifche Maatfchappy, onder- ;<br />

fteund door de algemeene Scaaten, zondt, O<br />

in 't najaar, eene Vloot van dertien fchepen, di<br />

rykelyk voorzien van Krygsbehoeften, naar za<br />

tin.<br />

;)S'inrche<br />

aken.<br />

Inf*)<br />

VAN DEN SANDE V. Hoek, 11. 04.<br />

O ) METEUEN XXXI. Hoek, •/. 58,,. XXXII. Soek, f. Blo.<br />


l6*ÏI.<br />

Onlusten<br />

tusfchen<br />

Graave<br />

Enno en<br />

de Stad<br />

E mb den,<br />

5a VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

Indie, om de fchade te boeten, die zy, aldaar<br />

, in 't voorleed en jaar , geleeden hadt.<br />

In Wintermaand, verkogt zy omtrent agttienduizend<br />

baaien Pepers, tot negenentwintig,<br />

eenendertig en drie-endertig grooten 't pond,<br />

in agttien maanden, elke negen maanden<br />

de helft, te betaalen : waarvan zy , door<br />

den tyd , omtrent zeshonderdvierentwintigduizend<br />

guldens ontving (m). Men kan, hieruit<br />

, 't belang des Indifchen handels afneemen.<br />

De Vloot, die thans uitgerust werdt,<br />

of een gedeelte derzelve , ontmoette , omtrent<br />

de Kabo Verdifche Eilanden, zeventien<br />

Spaanfche Oorlogsfchepen , met welken zy<br />

ilaags raakte, 't Gevegt was hevig. Doch<br />

de Spaanfchen kreegen de nederlaag, verliezende<br />

alle hunne fchepen, op vier na (V).<br />

't Vuur van oneenigheid tusfchen den Graave<br />

van Oostfriesland en de Stad Embden was ,<br />

onaangezien de tusfchenfpraak der Veree­<br />

i n d e n<br />

a a r e<br />

nigde Staaten Co), i 1609, wederom<br />

heviger 'ontfteken, dan te vooren (ƒ>).<br />

Graaf Enno hadt, in Herfstmaand des gemelden<br />

jaars , eénen Landdag befchreeven,<br />

te Aurik , eene beflooten' Stad , alwaar hy<br />

zelfs een Slot hadt. De Embders hielden dit<br />

te ftryden met hunne voorregten, volgens<br />

welken, de Stenden van Oostfriesland, niet<br />

dan in open* Plaatfen , behoeven te vergaderen.<br />

Hopman Herman Wesfels werdt, met<br />

een deel Krygsvolk , naar Aurik gezonden,<br />

ons<br />

Cm) METFUEN XXXII. Hoek, f. C29.<br />

(•O VAN DEN SANDE V. Boek, bl- 64.<br />

Co) Zie IX Deel, bl. 312.<br />

QO Kefol. Holt. 8 l'ebr. — 3 April ISIO. bl. 5.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 53<br />

om de aangelegde Byeenkomst te verftooren. «Ju.<br />

Hy raakte in de Stad , en handgemeen met<br />

's Graaven foldaaten , die op 't Slot lagen;<br />

doch wel haast verdreeven werden. Toen<br />

werdt het Slot geplonderd, en eenige Heeren<br />

gevangen genomen. De Raad van Embden<br />

veroordeelde nogtans dit bedryf, gelyk,<br />

federt, ook de algemeene Staaten deeden.<br />

De gevangenen werden, terftond, geflaakt*<br />

eenige geplonderde goederen te rug gegeven<br />

, en Wesfels in hegtenis genomen. De<br />

Gemagtigden van den Graave en van de<br />

Stad verfcheenen, wederom , in den Haage,<br />

in 't begin des jaars 1610 (cf). Men handelde<br />

, hier, eenen geruimen tyd. Doch<br />

de Staaten zonden, in de Lente des jaars<br />

16 n , zeven Gemagtigden naar Oostfriesland<br />

, om een Verdrag te doen fluiten, waarvan<br />

men , ondertnsfchen , de voorwaarden<br />

ontworpen hadt. Dit gefchiedde, op dentwintigften<br />

van Bloeimaand, te Oosterhuizen, 't<br />

Verdrag werdt eerst getekend door Graave<br />

Enno; toen, door de Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten; vervolgens, door die van<br />

de Oostfiïefche Ridderfchap, van de Steden<br />

Embden, Norden en Aurik en van den Huismans<br />

ftand (r).<br />

De Kerkelyke gefchillen, in de Vereenigde<br />

Gewesten , begonden langs hoe zorgely- ]<br />

XIV.<br />

Jefluit<br />

c er Staaker<br />

te worden. Terwyl de ftukken , door t<br />

;n vnn<br />

beide de partyen , ter Staatsvergaderinge 1 rolland<br />

van Holland ingeleverd, aan de Edele en c p de<br />

Ste- 1 [erkely-<br />

C$0 METEREN XXXI. limk, f. *ai verf.<br />

Ir) METEIUÏN XXXI. Boek, f. '624 verf.<br />

D 3


tón.<br />

fce ge­<br />

fchillen,<br />

Vorftius<br />

•wordt<br />

gefchorst<br />

i" zynen<br />

dienst.<br />

Gomarus<br />

venrek.t.<br />

Polyander<br />

en<br />

Episcopiuskomen<br />

in<br />

hunne<br />

plaats.<br />

Befluit<br />

der Staaten,<br />

om<br />

trent de<br />

JCerk m<br />

orde des<br />

jaars<br />

Ï59L<br />

54 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

Steden waren overgezonden O), hadden de<br />

Sraaten , andermaal, den vyftienden van<br />

Slagtmaand, beflooten „ dat men niemant<br />

„ de vyf punten der Remonftranten opdrin-<br />

„ gen zou ; doch dat ook niemant boven<br />

„ dezelven bezwaard zou worden, en dat par-<br />

„ tyen eikanderen broederlyk zouden heb-<br />

b e n r<br />

v» e draagen (O-" Doch men fchikte<br />

zig luttel naar dit befluit. De Remonftranten<br />

verdedigden, meende men, Vorftius te<br />

fterk , die gehouden werdt, ruimer te gaan<br />

dan zyzeiven deeden, en eerlang, met behoudenis<br />

zyner wedde , gefchorst werdt in<br />

zyn Ampt, eer hy 't nog geoefend hadt Cu).<br />

Gomarus hadt, reeds te vooren, zynen dienst<br />

opgezeid en deeze Landen verlaaten Cv): in<br />

beider plaats, werden, in 't volgende jaar,<br />

beroepen Jqannes PAy ander, die 't gevoelen<br />

der^ Contraremonftranten aanhing, en Simon<br />

Episcopius (w), die dat der Remonftranten<br />

verdedigd hadt, in de Haagfche Conferentie.<br />

De Heeren Curateuren der Leidfche<br />

Hooge Schoole fcheenen dus, even als de<br />

Staaten, beiden den partyen gelyk voorregt<br />

te willen geeven , en, op deeze' wyze, de<br />

rust te willen bewaaren. De Advokaat Oldenbarneveld<br />

, die zeer drong op de vrede<br />

onder de Kerkelyken, hadt ook, op nieuws,<br />

op het tapyt gebragt, het Ontwerp der Kerkenordening<br />

van den jaare 1501 (x), waar-<br />

(s) Zie hiet voor, bl. 37.<br />

( t RAIIDAKT. Memor. If. Boei, bl 38»<br />

(u UYTE BOGAKRT, bl. 574.<br />

Cv) TniGI.AND Mi $35.<br />

(w) UY'KNK 'GAFUT, bl. 590.<br />

BAANÜT U, Deel, bl. 170,


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 55<br />

by der burgerlyke Overheid groot gezag gelaaten<br />

werdt, over Kerkelyke zaaken, met<br />

naame, over 't beroep der Kerkendienaaren<br />

(y~). Hoognoodig hieldt hy, in deezen tyd,<br />

het vastfteilen deezer Kerkenordening, om<br />

dat men, door middel derzelve, met der tyd,<br />

alomme , vreedzaame Predikanten zou konnen<br />

bekomen. Ook werdt, in Sprokkelmaand<br />

des jaars 1612, beflooten „dat elke<br />

Stad of Dorp zig, zo "t de Regeering, al-<br />

„ daar, geraaden vondt, in 't beroepen der<br />

Kerkendienaaren , by voorraad, naar de<br />

„ gemelde Kerkenordening , zou mogen<br />

„ fehikken, uit den naame van 's Lands<br />

w Staaten (2)." By de Staaten van Utrecht,<br />

werdt, ten zelfden tyde , diergelyke Kerkenordening<br />

ontworpen , en , daarna , by<br />

voorraad, vastgefteld Ca). De Contraremonftranten<br />

vonden egter, in 't algemeen, geen<br />

gevallen in deeze Kerkenordeningen , en<br />

minst in de laatfte , die, omtrent de Leer,<br />

Plegtigheden en Kerkentugt, regels voorfchreef,<br />

welken zy hielden verder te gaan<br />

dan het der burgerlyke Overheid toeftondt.<br />

Zy verlangden , derhalve , naar eene Sinode<br />

, waarin alles kerkelyk geregeld zou<br />

worden : doch wilden niet hooren van het<br />

overzien der Belydenisfe en Catechismus,<br />

waarop de Remonftranten bleeven ftaan.<br />

Midlerwyl, arbeidde men, in verfcheiden'<br />

Steden, om de Predikanten te houden,<br />

Cy) Zie Groot-P'akaatb. 1H. Deel, bl. 459.<br />

(z) Oroot-Plaknatl». III. Deel. hl. 4-10.<br />

ia) Groot Utr. Plakaatb. I. Deel', >l, 359.<br />

D 4<br />

Ifjlï.<br />

I6"l2i<br />

Kerkenorde<br />

van<br />

Utrecht.<br />

tot het naarkomen der Staatsbefluiten , ter '<br />

be- 1<br />

'(omelij<br />

Sefeliu.«,<br />

üontraemon-Irantsch-


IfjI2. behoudenis van rust en eendragt genomen.<br />

Te Rotterdam was, in Wynmaand des voorPredikant<br />

te leeden jaars, de Predikant Kornelis Gefeüus,<br />

Rotter­ die, naar 't oordeel der Wethouderichap ,<br />

dam , te hevig uitvoer van den Predikiïoel tegen<br />

•wordt ter de Remonftranten, afgezet van zynen dienst.<br />

Stad uit<br />

gezet. Doch als hy, daarna, beftondt afgezonderde<br />

Vergaderingen te houden, en zig, en den<br />

zynen den naam van de Kruiskerk te geeven,<br />

werdr hem , in Sprokkelmaand daaraan, de<br />

Stad ontzeid. En toen hy weigerde te vertrekken<br />

, leide de Baljuw , met zyne dienaars,<br />

hem, des morgens voor zesi'en , ter<br />

poorte uit. Hy verdedigde zig, federt, in<br />

openbaaren druk, zeggende „ dat hy, flegts<br />

i n<br />

9 '<br />

I<br />

1<br />

1<br />

i<br />

i<br />

I<br />

i<br />

c<br />

algemeen en zonder iemant te noe-<br />

9 men, tegen verleiders en vyanden der Ker-<br />

,, ke, gepredikt hadt, 't welk men hadt goed-<br />

? gevonden toe te pasfen, op zyne Remon-<br />

, ftrantfche medeleeraars (T)." Voorts ving<br />

ly terftond aan te prediken te Schiedam en<br />

:e Delftshaven , daar hem veele Rotterdamners<br />

kwamen hooren, die, federt, ook by<br />

mdere_ Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />

:e Schiedam en op de Dorpen , ter preeke<br />

;n ten Avondmaal gingen : waarom zy, by<br />

ie Remonftranten, den fcheldnaam van Slykreuzen<br />

kreegen (/). Gefelius werdt, eerlang,<br />

:e Edam, beroepen. Midlerwyl, hieldt men,<br />

jinnen Rotterdam , nog afgezonderde Vergaderingen,<br />

onaangezien de Wethouderfchap<br />

ie zeiven, op den vyfden van Lentemaand,<br />

t<br />

56" VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Cï" BRANDT JT- Deel, hl. rRr-184.<br />

CO VAN "EN SANDE V. gpek., U. 6j.<br />

Open-


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 57<br />

openlyk verbooden hadt, eene boete Hellende<br />

van honderd guldens, op het aanleg- •<br />

gen van zulke Vergaderingen, en van tweehonderd<br />

guldens, op het leenen van eene<br />

plaats tot dezelven (/).<br />

Doch gelyk men, te Rotterdam, den Con- 1<br />

traremonftranten belet hadt, naar hunnen 1<br />

zin, te prediken,zogt men, op andere plaat- ]<br />

fen, de Remonftranten van den predikftoel<br />

te houden. Te Warmenhuizen, was Petrus 1<br />

Emilius, Remonftrantsgezind, naar de Ker- i<br />

kenordening des jaars 1591 , tot Predikant ]<br />

beroepen. Doch 't gemeen, van buiten opgemaakt,<br />

hieldt hem uit de Kerke. Men<br />

floot de kerkdeur, met nieuwe floten, en<br />

. floeg 'er paaien voor. Willem Bardes, Heer<br />

van Warmenhuizen, moest geweld gebruiken<br />

, om de Kerk open te krygen. Doch 't<br />

beroep op Emilius bleef fteeken: en 'thadt,<br />

naderhand, nog veele moeite in, eenen Predikant<br />

te krygen, tot redelyk genoegen van<br />

den Heer en van de Gemeente (e).<br />

In Gelderland en in Overysfel, begonden S<br />

zig, ten deezen tyde, verfcheiden' Predi } l<br />

'redi<br />

:ant.<br />

erken<br />

Gel-<br />

kanten te verklaaren, voor 't gevoelen der "l<br />

Remonftranten, met naame te Nieuwme- "<br />

gen, te Bommel, en te Tiel-,fchoon zy, kort<br />

te vooren, in eene Sinode, te Harderwyk,<br />

hadden helpen vast ftellen, dat de Belydenis<br />

en Catechismus, in allen deele, fchrifoiurlyk<br />

waren. In 't Kwartier der Veluwe, waren<br />

C-O JUÜDART. Mem. II. Donk, bh or. VAN DEN SANDE V.<br />

Boek, bl 66.<br />

(e 1 RHol. Hol). 6 Jog. 27 Sept. 1612. bl. TOT, 237. Uï-<br />

TKNBOG. bl. 600, 6c.i. JiRANDT II. D:el, bl. 186.<br />

P 5<br />

Woei te<br />

e War-<br />

neiihuilen, te<br />

;en een'<br />

lemon<br />

trant;ch<br />

:aat der<br />

irland.


en de meesten, in dat van Zutfen, alle de<br />

Predikanten den Contraremonftranten toegedaan.<br />

Te Arnhem alleen, hadt men twee<br />

Overys-<br />

Remonftrantfche Predikanten. In Overysfel,<br />

i'el,Zeeland, waren 'er verfchdden', met naame te DeFriesventer,<br />

te Kampen, en in eenige Dorpen.<br />

land en Doch in Zeeland, in Friesland, en in GroGroninningen<br />

en Ommelanden , hielden de Predigen.kanten<br />

allen de Contraremonftrantfche zvde<br />

(ƒ><br />

y<br />

Keizer<br />

Rudolf<br />

de TI.<br />

irerft.<br />

Matchias<br />

worde<br />

Keizer.<br />

XV.<br />

Prins<br />

Maurits<br />

fchynt<br />

den Remonftranten<br />

niet<br />

guuftig;<br />

die zig<br />

meest aan<br />

Olden-<br />

58 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK.<br />

In 't weereldlyke, gebeurde, dit jaar, weinig<br />

van belang, welk wy niet, te vooren,<br />

gemeld hebben. Alleenlyk, moeten wy no.*aantekenen,<br />

dat Keizer Rudolf de II, op<br />

den tienden van Louwmaand, te Praag, overleeden<br />

zynde (g), door zynen Broeder,<br />

Matthias, Koning van Hongarye, den zelfden,<br />

die, in den jaare 1577, tot de Regeer<br />

ring der Nederlanden beroepen geweest was<br />

(A), in de Keizerlyke waardigheid, opgevolgd<br />

werdt (i).<br />

'lot hiertoe, hadt zig Prins Maurits weinig<br />

gemoeid met de Kerkelyke gefchillen. De<br />

Remonftranten hielden egter, dat hy hun<br />

niet gunstig was: voornaamlyk, zo zy dagten,<br />

om dat ze zig, te dikwils, aan Öldenbarneveld<br />

vervoegden, dien zy zagen, dat<br />

de onderlinge eendragt aanriedt, waartoe<br />

zy zig ook genegen verklaard hadden. Joannes<br />

Uitenbogaard, Remonftrantsch Predikant<br />

in den Haage,hadt,al van 't jaar 155,3<br />

af,<br />

(ƒ) VAN DF.M SANBB V. Itnek, bl. 05.<br />

Czr) MUTEREN XXXH. Hoe/:, f. 620. verf.<br />

(h . Zie VII. Deel, bl. 172.<br />

(i) me* Dö MONT Corps Diplom. Tom. V. P. If. p. 19&,


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 59<br />

af, ingang gehad by den Advokaat (k), en<br />

hem ging na „ dat hy Oldenbarneveld be-<br />

„ las, en Oldenbarneveld de Staaten." Doch<br />

tegen 't aanhouden van Vorftius, hadt de<br />

Prins zig openlyk verklaard, te kennen gee<br />

vende „ dat Uitenbogaard hem deezen man,<br />

„ ten onregte,zo hoog hadt aangepreezen."<br />

Hieruit, werdt het eerfte vermoeden gefchept,<br />

dat de Prins den Remonftranten niet<br />

toegedaan was (/). Ook namen de Contraremonftranten,<br />

fchier van deezen tyd af, 'hunne<br />

toevlugt tot zyne Doorlugtigheid. Graaf<br />

Willem Lodewyk was den Remonftranten<br />

ook ongenegen. En Meiander, Geheimfchryver<br />

van Prinfe Maurits, hadt Uitenbogaard<br />

verhaald, dat deeze Graaf den Prins hadt<br />

zoeken te beweegen, om zig te ftellen tegen<br />

de Remonftranten, of tegen de Regenten,<br />

die hun gunftig waren (m). Nogtans floeg<br />

Graaf Willem, die zig, omtrent den aanvang<br />

des jaars 1613,in den Haage ophieldt,<br />

aan eenige Predikanten van beiderlei gezindheid<br />

het houden van eene Byeenkomst voor,<br />

om, in dezelve, in kleiner getal, dan zy,<br />

te vooren, in den Haage, vergaderd geweest<br />

waren, te arbeiden tot vrede en eenigheid.<br />

De Staaten zeiven hadden, reeds<br />

te vooren, hunnen Gekommitteerden Raaden<br />

gelast, zulk eene famenkomst te bevorderen.<br />

Drie Predikanten van elke zyde vergaderden,<br />

hierop, den zesentwintigften van<br />

Sprokkelmaand, te Delft. De Remonftranten<br />

CO UYTFNBon. lieven en Kerkel. bedien. Cup. II. bl. 14.<br />

CO BRANDT II. Veel, bl. 169, 170.<br />

{tsj UvrtuBOG. Dagregister by BRANDT II. Deel-, bl. ac.fi<br />

I612.<br />

barnevddvervoegen. <br />

Conferentie<br />

te<br />

Delft.


I6"i3.<br />

De Koning<br />

van<br />

Groot-<br />

JJrirtanje ;<br />

fchryft<br />

den Staa- (<br />

len, dat j<br />

hy de vyf<br />

punten<br />

ve'draag- <<br />

iyk ]<br />

hielde.<br />

60 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

ten begeerden, dat men hunne vyf punten<br />

verdraaglyk verklaarde, waartoe de anderen<br />

niet verdaan konden. Een derzelven zeide<br />

ronduit het tegendeel. De Contraremonftranten<br />

vorderden, daarentegen, dat de anderen<br />

zig zouden verklaaren, op meer dan dertig<br />

punten, welken zy hun voorleiden. De<br />

Remonftranten verzogten tyd van beraad,<br />

waarmede de famenkomst fcheidde, houdende<br />

de Contraremonftranten voor zeker, dat<br />

de gefchillen, niet dan door eene Nationale<br />

Sinode, te bellegten waren. De Staaten van<br />

Holland vonden, daarna, ondienstig, dat<br />

men, van de Remonftrantfche zyde, op de<br />

voorgelegde punten, antwoordde, oordeelende<br />

zy, dat men de Remonftranten, by<br />

wyze van befchuldiging en bewys, niet by<br />

wyze van onderzoek, van vreemde Hellingen<br />

moest zoeken te overtuigen (n).<br />

Midlerwyl, hadt Oldenbarneveld den Koling<br />

van Groot-Brittanje, door den Staat-<br />

'chen Gezant, Noël de Karon, die, onangs,<br />

in Holland geweest was, den ftaat<br />

Ier Kerkelyke gefchillen, hier te Lande,<br />

3oen vertoonen,en te wege gebragt, dat de'<br />

Koning den algemeenen Staaten, en daarna<br />

)ok den Staaten van Holland fchreef, dat<br />

iy de Leer, die wederzyds betwist werdt,<br />

/erdraaglyk hieldt (0). Koning Jakob liet<br />

dg voorftaan, dat hy de Godgeleerde ge-<br />

"chillen in den grond verftondt. In 't jaar<br />

:<br />

röio, hadt hy den Staatfchen buitengewoonen<br />

r») Relirf. Holl. 5-29 jfaart ifii3. >/. 3, TRIGLAND. U.<br />

142-648- U'TBNnoo. bh 601-635.<br />

i t_« ; Zie Rtfol. Hoil. 5-29 Maart 1613. 11. 4, 23.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 6t<br />

nen gezanten reeds te kennen gegeven, dat<br />

men ze niet op den Predikftoel brengen,maar<br />

in ftilte dulden moest (p). Doch tegen Vorftius<br />

hadt hy zig, daarna, heftiglyk verklaard<br />

(V), in eenige brieven, in welken hy ook<br />

de Remonftranten in 't gemeen, als Ketters<br />

en Scheurmaakers, hadt afgemaald Cr). Men<br />

verwonderde zig, hierom, over de brieven,<br />

welken hy nu herwaards zondt. De Contraremonftranten<br />

hielden, dat de ontwerpen<br />

hier gemaakt waren, en dat men, daarop,<br />

's Konings goedkeuring, looslyk, hadt weeten<br />

te verkrygen. De beroemde Hugo de<br />

Groot,thans Advokaat Fiscaal der Staaten van<br />

Holland, werdt gehouden voor den opfteller<br />

van 't gefchrift, waarin men den Koning<br />

den ftaat der gefchillen vertoond hadt: zelfs<br />

zou hy de brieven ontworpen hebben, welken<br />

de Koning herwaards zondt; doch hy<br />

heeft dit beide, naderhand, duidelyk ontkend<br />

(s). Ondertusfchen, zogten de Contraremonftranten<br />

, door redenen en fchriften,<br />

den jongften raad des Konings van Groot-<br />

Brittanje vrugteloos te maaken. De Groot,<br />

die thans, om zaaken der Oostindifche Maatfchappy,<br />

in Engeland, was, arbeidde hiertegen,<br />

by verfcheiden' voornaame Engelfche<br />

Geestelyken, en by den Koning zeiven (t).<br />

Ook gaf hy, in dit zelfde jaar, een boek in<br />

't licht, getiteld Godsdienftigheid der Staaten<br />

(p~) GROTIUS Verantw. Hoofdjl'. VI. bl. 56.<br />

(qS RAI'IN Tom. Vil. p. 71, 72.<br />

. f r) BRANDT II. Dal, bl. 16?,.<br />

fs ) GROTIUS Verantw Hnofdjl. VI bl. cfi.<br />

(j) UirBNSoo. bl. Ó13-C17. TRIGLAND» bl, 665.<br />

van<br />

1613.<br />

DeGroot<br />

fchryfc<br />

de Godsdienjlig-


6z VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.-<br />

I«ï3. van Holland en Westfriesland, waarin hy 't<br />

gedrag der Staaten , in 't beveelen der ver­<br />

beid der<br />

Staaten draagzaamheid aan de vcrfchillende partven<br />

van Hol­ geleerdelyk, verdedigde, 'c Werk was'<br />

land. voornaamlyk, gerigt, tegen Sibrandus Lubbertus,<br />

Profesfor te Franeker,die de Staaten<br />

in zekere opdragt, fcherp hadt doorgeftrceken.<br />

Hy antwoordde de Groot wederom:<br />

doch zyn boek werdt, door de Staaten van<br />

Holland, als een fameus libel, verbooden (u)<br />

Maar met dit fchryven werdt de rust, die<br />

De twee<br />

partyen men zogt, niet bevorderd. De Remonftrandoen<br />

:en en Contraremonftranten vervoegden zig,<br />

nieuwe serlang, met nieuweVertoogen, by de Staa'<br />

venoo- :en van Holland, in welken, de eerften vergen.<br />

.<br />

sogten, dat den laatften belet mogt worden,<br />

1 egen hen, uit te vaaren op den Predikftoel,<br />

< só hunne Leer voor onverdraaglyk te ver-<br />

1 daaren. Deezen fpraken, daarentegen, het<br />

( lulden der Remonftranten tegen, begeeren-<br />

( le, dat hun gelast mogt worden, te antwoorden<br />

op de punten, hun te Delft over-<br />

Raad- t<br />

eleverd. De Staaten verbooden het uifgee.<br />

pleegin- ^<br />

gen der en van beide deeze fchriften, op dat dezel-<br />

Staaten ^ en niet hinderlyk zyn mogten aan het be­<br />

van Hol- f uk tot de vrede der Kerken, waarover zy<br />

ïsnd. t<<br />

igenwoordig raadpleegden. Hugo de Groot,<br />

d ie, in Zomermaand, Penfionaris van Rottl<br />

:rdam geworden, en, wegens deeze Stad,<br />

tl :r Dagvaart gezonden was, hadt dit Befluit<br />

c ntworpen; doch het werdt, meermaalen,<br />

ii i de Vergadering der Staaten, gelezen,her-<br />

h izen, veranderd en befchaafd, inzonderheid<br />

9<br />

C«> (Iroot-PIa kaart). I. Deel, kol. 457.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 63<br />

heid, op het aanhouden van Dordrecht , 1613.<br />

daar niet dan Contraremonftrantfche Predikanten<br />

waren (J>). In Louwmaand des volgenden<br />

jaars , werdt het, eindelyk, goedgekeurd<br />

, door de Edelen, Dordrecht, Haarlem,<br />

Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam,<br />

Gornichem, Schiedam, Schoonhoven, Brie-<br />

Ie, Alkmaar, Hoorn en Medenblik: waarbyzig,<br />

eindelyk, ook Monnikendam en Purmerende<br />

voegden. Doch Arnlterdam verklaarde<br />

rondelyk „ niet te bewilligen in het<br />

„ befluit, begeerende, dat zulks op den kant<br />

zou worden aangetekend, of anders ver-<br />

„ klaard, dat het befluit , by meerderheid<br />

„ van ftemmen , genomen was." Die van<br />

Enkhuizen en Edam verklaarden, geenen last<br />

te hebben , om zig te voegen by de meerderheid<br />

O), 't Befluit liep op deezen zin: Merk­<br />

5, Dat de Staaten, gebruikende de magt, die waardig<br />

„ hun , als wettige hooge Overheid, toe- Beduit<br />

derm-.'er-<br />

„ kwam, belastten, dat men, in 't uitleg- derheid,<br />

„ gen der H. Schriften, zou hebben te zor- tot vrede<br />

„ gen, om der Gemeente en goeden inge- d-r Ker­<br />

„ zetenen in te fcherpen , dat het begin, ke.<br />

„ midden en einde van 's menfchen zalig-<br />

„ heid, met naame ook het geloof, niet<br />

,, 's menfchen natuurlyken kragten of wer-<br />

3, ken; maar Gods genade, in Christus, al-<br />

3, leen moest toegefchreeven worden ; dat<br />

„ God geene menfchen ter verdoemenisfe<br />

gefchaapen had; noch noodzaakte tot de<br />

3, zonde; noch noodigde tot de zaligheid,<br />

» ter-<br />

CO BRANDT IL Dtel, bl. 215.<br />

Cw) Zie BRANBT II. Dal, hl. 232.


64 VADERLANDSCHE XXXVII BOEK.<br />

16 • 3- „ terwyl hy beflooten hadt, hun die niet<br />

„ te geeven. Dat het, wyders, vry zou<br />

„ ftaan , over 't Leerftuk der Predestinatie<br />

„ of Godlyke Voorfchikking , in de Hoo-<br />

„ ge Schooien en onder de Leeraars en ge-<br />

„ leerden, vriendelyk te redentvvisten en te<br />

„ verfchillen; doch dat de Staaten niet ver-<br />

„ ftonden , dat deeze gefchillen , op den<br />

„ predikftoel of anders, onder 't gerneene<br />

„ volk, gebragt zouden worden : noch dat<br />

„ men iemant, die niet hooger leerde of<br />

„ gevoelde, dan dat God, van eeuwigheid,<br />

„ in Christus, ter eeuwiger zaligheid, ver-<br />

„ kooren hadt zulken, die, door zyne ge-<br />

„ nade, in Christus gelooven, en, by dit<br />

„ geloove, volharden zouden , en daaren-<br />

„ tegen ter verdoemenis verworpen zulken,<br />

„ die niet geloofden en in hun ongeloof<br />

„ bleeven; verder moeide, of drong hoo-<br />

„ ger te leeren: alzo de Staaten deeze Leer<br />

„ voor genoegzaam ter zaligheid en tot<br />

„ Christelyke ftigting bekwaam hielden. Ein-<br />

„ delyk, belastten ze den Kerkendienaaren,<br />

„ zig, in alle andere punten der Leere, te<br />

„ houden aan Gods Woord, en aan 't gene<br />

„ doorgaans , by de Hervormde Kerken,<br />

„ aangenomen, en, in dezelfde Kerken, hier<br />

„ te Lande, geleerd was, en zig, in liefde,<br />

„ eenigheid en goede ftigtinge , te gedraa-<br />

„ gen, naar 't gene, by de voorgaande Staats-<br />

» befluiten, was goedgevonden (V)." Op<br />

deeze wyze, meenden de meefte Leden van<br />

Hol-<br />

Z i<br />

'^ M<br />

\ H<br />

?} r<br />

- 4 m. lik — 23 yam/ar. 1614. U,<br />

«!, Grout-PlakMtb. III. Uml, VU 460.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 65<br />

Holland de rust in de Kerke te konnen herftellen.<br />

Doch eer wy verhaalen, hoe hun Befluit,<br />

welk nogtans hietblykt, als een Staatsbefluit,<br />

uitgegeven geweest te zyn fj>), opgenomen<br />

werdt , zal 't noodig zyn, tot het<br />

verhaal der weereldlyke zaaken van deezen<br />

tyd, te rug te keeren.<br />

Tusfchen den Koning van Deenemarke en<br />

de Stad Lubek , was eeniij; misverftand gereezen<br />

, over het heffen van de Zondfche<br />

tollen, die, ter gelegenheid van den ZweedfchenKryg,<br />

geweldig verhoogd waren. De<br />

ingezetenen der Vereenigde Gewesten leeden<br />

ook veel, door het verzwaaren deezer<br />

tollen ; waarom de Staaten, aangezogt door<br />

die van Lubek , zig ligtelyk lieten overhaalen<br />

, tot het maaken van een Verbond van<br />

onderlinge befcherminge met deeze Stad,<br />

voor den tyd van vyftien jaaren. Het werdt,<br />

op den negenden van Bloeimaand des jaars<br />

1613 , getekend, en ftrekte tot beveiliging<br />

der wederzydfche Scheepvaart en Koophandel<br />

, door de Oost- en Noordzee , tot aan<br />

de hoofden toe. De Staaten zouden 't opperbeleid<br />

hebben van't gene, ingevolge van<br />

dit Verbond, zou ondernomen worden: waartoe<br />

de Stad Lubek, egter, vryelyk zou mogen<br />

ftemmen (z). Sommigen voegen 'er by,<br />

dat de Staaten, tot de kosten des Verbonds,<br />

agt deelen , Lubek alleen een negende zou<br />

betaalen. Weinig dagen laater , flooten de V ê<br />

Staaten een diergelyk Verbond voor vyftien m e<br />

r > jaa- ni<br />

rborkl<br />

c ec-<br />

*<br />

CO TüIGLANI). bl. 6-/.Ï.<br />

n' Z<br />

mu<br />

r)J^m,<br />

1-23 3!ay l6t3<br />

' W<br />

* 28<br />

*' GTÖOt<br />

*' J<br />

* t<br />

w |<br />

X. P E E T,. ]?<br />

>-<br />

XVI.<br />

Verbond<br />

lusTcnen<br />

de Staa-<br />

:en en dé<br />

Stad<br />

Lubek.


Duitfche<br />

Vorlren.<br />

Vetbond<br />

«iet<br />

Zweeden.<br />

66 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

jaaren met eenige Keur- en andere Vorften<br />

van Duitschland, te weeten , Palts, Wurtemberg,<br />

Hesfen, Baden, Anhalt, Branden»<br />

bnrg en Oatingen, welk, voornaamlyk, op<br />

de Kleeffche en Gulikfche zaaken, zag, en in<br />

't volgende jaar, nader verklaard en bevestigd<br />

werdt Qa~). De Duitfche Vorften beloofden<br />

, by dit Verbond, de Staaten, in geval<br />

van oorloge, met drieenveertigduizend<br />

guldens ter maand, te zullen onderfteunen.<br />

De Staaten zouden hun, daarentegen, met<br />

vierduizend man, byftaan (b).<br />

Doch Christiaan de IV, bedugt Voor de gevolgen<br />

van het Verbond met Lubek, fchreef<br />

den Staaten, terftond, dat hy de tollen verminderen<br />

zou, en hunnen onderzaaten niets,<br />

boven 't gene zy , twee jaaren te vooren,<br />

plagten te ge even, doen afvorderen : waarmede<br />

de gevreesde verwydering voorkomen<br />

werdt (c) : fchoon 't Verbond met Lubek<br />

niet nalaaten kon eenige verkoeling te maaken<br />

tusfchen Koning Christiaan en de Ver*<br />

eenigde Staaten (/). Doch het gaf, daarentegen<br />

, dén Koning van Zweeden, Gustaaf<br />

Adolf, aanleiding, om zynen Hofraad, Jakob<br />

van Dyk, herwaards te zenden, om, over<br />

diergelyk Verbond van onderlinge befcherraing<br />

, vriendfchap en koophandel, in onderhandeling<br />

te treeden. Het werdt, ins*<br />

gelyks, voor vyftien jaaren, op den vyfden<br />

van<br />

(a~) Zie fïroot-PIaUaatb. IV. Deel, li. 267, aft. ftcfol.Holl.<br />

1-23 Mxv irtis. tl. TÜ.<br />

(*) l'mez Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. It, p.«ï6.<br />

fc) VAN DEN SANOF. V. Boek, bl. 66. UAUDAIIT M.nnar. V«<br />

flfiék. bl. 44.<br />

(rfj Zie HENTIVO#L.IÜ Verhaaib. bh 206, 297.


XXXVIL BOEK. H I S T O R I E . 67<br />

van Grasmaand des jaars 1614, geflooten (e).<br />

By nader Verdrag van den zelfden dag, werdt<br />

verklaard, dat men eikanderen, in geval van<br />

oorloge , met vierduizend man, byftaan zou<br />

Cf). Te vooren, in Grasmaand des jaars<br />

1613, hadden de algemeene Staaten tweehonderd<br />

fchippond of zestigduizend ponden<br />

Zweedsch Koper, tot veertig Ryksdaalders<br />

het fchippond, van den Koning van Zweeden<br />

gekogt, om te Stokholm te ontvangen O),<br />

^n, waarfchynlyk, hier, tot het gieten van<br />

gefchut, of eenig ander werk, te gebruiken.<br />

Ondertusfchen, kon de Koning van Deenemarke<br />

zulk eene enge verbindtenis met Zweeden<br />

ook met geene gunftige oogen aanzien.<br />

De Verbonden met Zweeden en Lubek IJegiiifofs<br />

ier Wal-<br />

dienden tot beveiliging der Scheepvaart en<br />

i'sch<br />

Handel, die, omtrent deezen tyd, nog verder<br />

rtingst.<br />

Noordwaards werdt Voortgezet. Ter gelegenheid<br />

der verfcheiden' togten naar Nova<br />

Zembla en de Straat Waaigats, om eene<br />

Vaart naar China op te fpooren, hadt men<br />

ontdekt, dat zig, hoog in 't Noorden, menigte<br />

van walvisfchen, walrusfen, robben,<br />

zeehonden en andere dieren onthielden, wier<br />

fpek, huid en tanden * met merkelyk voordeel,<br />

verhandeld konden worden. Ook hadden<br />

de Engelfchen zig, al federt eenige jaaren<br />

, begonnen toe te leggen op de Walvischvangst,<br />

die zy nog bleeven aanhouden. De<br />

onzen kreegen 'er dan ook lugtop. Eenige'<br />

Hol<br />

(e~) Zie Cnot-PIakaatb. IV. Deel, bl. 27K.<br />

Cf") Zie Groot-Plaknatb. IV. Deel, bl. 278.<br />

c Ko<br />

•m'tQ'n' ' °P-Goiitraft by Du MONT Corp* piplo». Hm-<br />

T. f. 11. p. 223.<br />

% 2


Opregting<br />

der<br />

NoordfcheWiaatfchappye.<br />

6*8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

Hollandfche Koopluiden rustten twee fchepen<br />

uit op de Walvischvangst, die , nogtans<br />

, door twee Engelfchen, aangetast, en<br />

van vangst en vischwant beroofd werden ,<br />

zonder dat zy, in Engeland, hoe zeer 'er de<br />

Staatfche gezant Karon op aanhieldt, vergoeding<br />

van fchade bekomen konden Ch).<br />

Zy gaven, nogtans, den moed niet op. Lammert<br />

van Tv»'eenhuizen, Jacques Nicquet, Jacques<br />

Mercys, Gillis Dodeur, Leonard Rans,<br />

Tsbrand Dobbens, Nïkafius Kien, Antoni Monier,<br />

Dirk Adriaanszoon Leveflein, en veele<br />

andere ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />

maakten eene Maatfchappy uit, die, op den zeven<br />

entwintigften van Louwmaand des jaars<br />

1614, van de algemeene Staaten Oktroi verwierf,<br />

om, in dat en de twee volgende jaaren,<br />

alleen te mogen handelen en visfchen, op de<br />

kusten en Landen van NovaZembla, tot de<br />

Straat Davis toe, met Spitsbergen, 't Beeren<br />

Eiland , Groenland en de andere Eilanden<br />

hieromtrent daaronder begreepen. Dit Oktroi<br />

werdt, naderhand, meer dan eens, verlengd.<br />

Ook kreeg, in 't jaar 162.2., eene Zeeuwfche<br />

Maatfchappy verlof, om, dat jaar, nevens<br />

de Hollandfche , op 't Eiland Mauritius,<br />

anders Jan-Mayen-Eiland, te mogen<br />

visfchen (;')• De visichery bragt der Noordfche<br />

Maatfchappye , in 't eerst, merkelyke<br />

voordeden aan. Doch deezen verminderden,<br />

door den tyd; voornaamlyk, doordien men,<br />

gelyk vermoed werdt, met al te fterk te visfchen<br />

(7*) RAÜDART. ,Mein. V. Hoek, bl. 43.<br />

({'. Zie Oi-oot-Plak.-ünb. I. Deel, kol. 669, 671, (73, 6;Z.<br />

VELIL-S Hoorn, bl. ;;$o.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 69<br />

fchen , de walvisfchen fchuw gemaakt en<br />

verjaagd hadt. 't Laatfte Oktroi der Maatfchappye,<br />

welk, met het jaar 1642, ten einde<br />

liep, werdt niet wederom vernieuwd, en<br />

't leedt niet lang daarna, of de Maatfchappy<br />

was geheellyk vernietigd. Sedert, is de Walvischvangst<br />

omtrent Groenland en Straat Davis<br />

, door byzondere Koopluiden, voortgezet<br />

; gelyk nog tegenwoordig gefchiedt.<br />

Kort na het opregten der Noordfche Maat<br />

fchappye, welke men hoopte gelegenheid te<br />

zullen geeven tot het ontdekken van nieuwe<br />

Landen, verleenden de algemeene Staaten,<br />

by openbaaren Plakaate, aan elk, die eenig<br />

onbekend gewest opfpoorde , verlof, om,<br />

vier reizen agtereen , met uitfluiting van alle<br />

anderen, op het zelve te mogen handelen,<br />

mids hy, van de eerfte ontdekking fhuis gekomen,<br />

binnen veertien dagen, verflag van<br />

zyn wedervaaren deedt, aan de algemeene<br />

Staaten (T).<br />

In Oostindie, was, reeds meer dan eens,<br />

merkelyk misnoegen gereezen , tusfchen de <<br />

Engelfchen en Nederlanders, die elkande- 1<br />

ren befchuldigden van 't inflaan van flink J<br />

fche wegen, om eikanderen den handel te <<br />

bederven , of te beletten. De Engelfchen l<br />

vorderden vryen handel op zulke Plaatlèn, (<br />

alwaar de Indiaanen zig verbonden hadden, ]<br />

om hunne vrugten alleen aan de onzen te le- f<br />

veren; zonder dat zy iets wilden draagen in b<br />

de onkosten, die men hadt moeten doen, en f<br />

1613.<br />

Voorregt<br />

/oor de<br />

jntdekccrs<br />

van<br />

nieuwe<br />

Landen.<br />

XVII.<br />

ïezantchap<br />

aar Eneland<br />

,<br />

iverzaaen<br />

, de<br />

)oscinifche<br />

k'Iaat-<br />

:liappy<br />

etretnog<br />

doen zou , om den handel, tegen de<br />

vyand-<br />

(O Groof-Plakaath. h Deel, kol. 563. ^<br />

E3 '


70 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

vyandlykheden der Spanjaarden en Portugeezen,<br />

te befchermen (7). Het berooven<br />

der Hollandfche Walvisclwangeren door de<br />

Engelfchen , die oordeelden, alleen regt te<br />

hebben, tot het bevisfchen der afgelegen'<br />

Noordfche gewesten , was hierby gekomen.<br />

Om beide deeze geichillen by te leggen ,<br />

zonden de algemeene Staaten, in de Lente<br />

deezes jaars, Reinier Pauw, Oud-Burgemeester<br />

van Amfterdam, Jakob Bortel, Oud Burgemeester<br />

van Middelburg, Dirk Meerman,<br />

Schepen en Raad van Delft, en Hugo de<br />

Groot, nu nog Advokaat Fiskaal der Staaten<br />

van Holland, naar Engeland af. De Koning,<br />

die, onlangs, Prins Maurits met de Ridderorde<br />

van den Kousfeband vereerd hadt (ni),<br />

fcheen genegen, tot het vereffenen der gefchillen<br />

(«). Ook werden de Oostindifchen,<br />

eerlang , tot genoegen der Maatfchappye,<br />

afgedaan: waarin de Groot zig zulks gekweeten<br />

hadt, dat hy , deswege , veel meende<br />

verdiend te hebben, by de Maatfchappye en<br />

by 't Vaderland (0). Doch de fchade, den<br />

Walvischvangeren toegebragt, fchynen de<br />

Engelfchen niet, te hebben willen vergoeden ;<br />

waarom de algemeene Staaten, federt, genaden<br />

vonden , der Noordfche Maatfchappye<br />

te beveelen, dat zy haare fchepen , na<br />

deezen, van gefchut en krygsbehoeften hadt<br />

te voorzien (ƒ>): 't welk van zulk een gevolg<br />

was,<br />

(O Refol. Holl. 4-17 Maart 1615. W. 5.<br />

(OT) RAPIN Tem. VII. p- 76, UITENBOGAERT, W.- 601.<br />

C n ) Vide Aft Publ. Angl. Tom. VII. P. II. p. 205.<br />

(e) GROTIUS Verantw. Boofdfl. Xli. bl. 209, 214. C<br />

BRANDT Leven van H. de Gtoivt, bl. 45.<br />

' dp) Gróot-Plakaatb. I. Deel, kol. 673.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7.1<br />

was, dat haare Walvischvangers, in 't jaar JÓI3-.<br />

1617, wederom, door de Engelfchen, aangetast<br />

zynde, dezelven te magtig werden,<br />

een Engelsch fchip overmeesterden, en herwaards<br />

bragten. Doch 't werd,door s Lands<br />

Staaten, terftond, vry gegeven (


7


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 73<br />

hy van zynen mededinger voorkomen werdt.<br />

Doch de aanflag werdt ontdekt, en mislukte.<br />

De Aartshertogen oordeelden, dat het<br />

nu tyd was om zig te wapenen, en zig de<br />

zaake van Kleeve en Gulik nader aan te<br />

trekken (y~). De Vereenigde Staaten kreegen<br />

'er zo dra geene kennis van, of zy maakten<br />

zig, insgelyks, gereed tot eenen veldtogt.<br />

Beide vermaanden zy, ondertusfchen,<br />

de Vorlten tot Vrede. Ook werdt 'er, in de<br />

Lente des jaars 1614, eene byeenkomst ge­ 1614.<br />

houden te Naumburg, zonder dat 'er egter<br />

iet geilooten werdt (z). Wat laater,in Zomermaand,<br />

kwam men nog eens te Wezel<br />

byeen, met gelyken uitfiag (V). De Vereenigde<br />

Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden<br />

gehad. De Keurvorst hadt, in<br />

Bloeimaand, op een vermoeden, dat de<br />

Paltsgraaf zig zogt meester te maaken van<br />

het Kasteel van Gulik, zynen ilag waargenomen,<br />

en 'er zig in geworpen, met eenig<br />

Staatsch volk, de Nieuwburgfche troepen<br />

uit het Kasteel en de Stad verdryvende, en<br />

de bezetting, met Staatfche knegten, verwerkende.<br />

Hierop, hadt de Paltsgraaf Dusfeldorp<br />

overmeesterd; waarmede de vyandlykheden,<br />

van wederzyde, openlyk, begonnen<br />

waren (b). De Vereenigde Staaten betuigden,<br />

nogtans, dat zy Gulik hadden helpen<br />

verzekeren, om de rust te beter te bewaaren,<br />

onder de Vorlten, die anders, door<br />

C.V") ÜEVTIVOGUO tl. 44a, 44-;.<br />

C.z~) BAUDAH.T. Meinor. VI. hoek, M. 34.<br />

ia) liENTivoo. l/l. 451. BAUD/UIT. Meinor. VI. SM*', W, 38.<br />

t*_) BENTIVOGLIO H. ,,45, 446.<br />

de


7+ VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

1614. de wapenen,fcheen te zullen verhroken wor><br />

den. Doch de Aartshertogen dagten, dat zy<br />

voet,in de Kleeffche en Gulikfche Landen,<br />

zogten te krygen,tot hun eigen voordeel (c).<br />

De Spanjaards, die zig in Brabant onthielden,<br />

morden over de nadeelige gevolgen<br />

van 't Beftand, en hitften Albertus ten oorKrygsloge<br />

op (d). Hy hadt, in 't voorjaar, niet<br />

jnsgt der boven de agtduizend knegten en twaalfhonAartsherderd<br />

Ruiters in dienst, daar de Vereenigde<br />

togen en<br />

Staaten. Staaten, daadelyk, meer dan twintigduizend<br />

knegten en vyfentwintighonderd Ruiters op<br />

de been hadden (e). Men hadt, hierom, te<br />

Brusfel, beflooten, nog twaalfduizend knegten<br />

en dertienhonderd Ruiters te werven, en<br />

onderftand in geld uit Spanje verzogt en bekomen<br />

(ƒ). De gezanten van Frankryk en<br />

Engeland zogten deeze werving te ontraaden,<br />

den Aartshertogen verzekerende, dat<br />

de Staaten Gulik ruimen zouden, zo dra de<br />

Vorften zig zouden verdraagen hebben. Doch<br />

men hadt hier geene ooren naar (g). 't Leger<br />

der Aartshertogen trok te Maaftncht byeen.<br />

De Markgraaf Spinola ftelde zig aan 't hoofd<br />

van het zelve, en brak op van Maaftricht, in<br />

't begin van Oogstmaand, De Vereenigde<br />

Staaten, vermoedende, dat men 't op Gulik<br />

gemunt hadt, hadden zorg gedraagen om de.<br />

Stad, rykclyk, te voorzien van volk, welk,<br />

onder Graaye Fredrik Henrik, der waards.<br />

fc) BENTIVOOLIO bl. 459, 46j.<br />

(d) BENTIVOGLIO bl. 44.8.<br />

(c) UENTIVOGLIO bl. 451.<br />

(ƒ3 BENTIVOOLIO U. 456, 457,<br />

C£) BENTIVOÖLIO bl. 462,<br />

ge?


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 75<br />

gezonden was Ook hadt men 'er zo groot<br />

een' voorraad van eetwaaren binnen gebragt.<br />

als of men voor een langdaurig beleg gevreesd<br />

hadt. Doch Spinola hadt andere oogmerken,<br />

die zig, welhaast, openbaarden.<br />

Wy hebben, te vooren (J),verhaald, hoe _ X!ï.<br />

de Hervormden, die te Aken in de Regee- '<br />

vciordiring<br />

plagten te zyn, in 't jaar van al- ] ;e 100<br />

Je bewind ontzet werden. Sedert, hadt men, i tand vaa<br />

in deeze Rykftad, alleen Roomschgezinde t<br />

Regenten gehad, die, in heimelyk Verbond<br />

ftaande met den Aartshertoge Albertus (£),<br />

de Hervormden in 't gemeen,en met naame<br />

ook de afgezette Regenten, zwaarlyk, ver-,<br />

drukten, dezelven, met gevangenis , geldi<br />

boeten en ballingfchap, ftraftendc (/)• Dit<br />

duurde, tot 'in 't jaar 1611; wanneer eenigen,<br />

zig in hunne ballingfchap niet konnende<br />

gerust houden, eene beweging verwek*<br />

ten, onder 't volk, welk, rennende naar 't<br />

Raadhuis, de Raaden in hegtenis nam; doch<br />

federt ontfloeg, mids zy behoorlyke rekening<br />

deeden, en der Burgerye, ook in andere<br />

opzigten, genoegen gaven. De beroerdte<br />

werdt egter niet geftild, dan door tusfchenfpraak<br />

des Konings van Frankryk, en der<br />

Vorften van Brandenburg en Nieuwburg (;«),<br />

De Hervormden werden, eerlang, herlteld<br />

in de Regeering, en verwierven de vrye oefening<br />

van hunnen Godsdienst. De Aartsher<br />

tfc<br />

CO Reli'i- Holl. 1-19 July 1614. bl. 60,70. ISAUDART, Me-<br />

Hior. VI. Koek, bl. .<br />

CO IX. Deel, bl. Ti.<br />

Ck ) OROÏM Hifi. libr. XVII. fl. 472.<br />

( O METEREN XXVI. liuek, f. 407, 490,,<br />

(GO MCTEHEN XXXII, Hoek, ƒ. 028,


76 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

ICJ14. togen, die, gelyk hunne voörzaaten, de<br />

Hertogen van Brabant, Aken gaarne onder<br />

hunne gehoorzaamheid gebragt zouden hebben<br />

, zagen de omkeering binnen deeze Stad<br />

aan, met veel misnoegen. De Keizer zelf<br />

fprak een vonnis uit tegen Aken , in den<br />

aanvang deezes jaars 1614, en gaf den Aarts»<br />

hertoge Albertus en den Keurvorst van Keulen<br />

magt, om, in gevolge van het zelve ,<br />

alles,aldaar, iu den voorigen ftaat, te her-<br />

Spinola ftellen (V). Spinola hadt dan heimelyken last<br />

maakt zig<br />

gekreegen, om zig, in de eerfte plaats, van<br />

meester<br />

van dee­ Aken te verzekeren, gelyk hy, zonder flag<br />

ze Stad. of ftoot, uit 'sKeizers naam, deedt, op den<br />

Hy eenentwintigften van Oostmaand. Zo dra<br />

neemt<br />

Duuren, hy in de Stad gekomen was, verftelde hy de<br />

Orfoi, Wet,en deedt de oefening van den Onroom-<br />

Duisberg fchen Godsdienst ophouden (0). Naderhand,<br />

en ande­ werden er verfcheiden' Burgers, over de<br />

rePlaatfen in. /oorige beroerten, te regt gefteld, en, met<br />

Ook We­ le dood of met ballingfchap, geftraft (p ).<br />

zel. Ma 't inneemen van Aken en 't flegten van<br />

Mulheim, welk 'er op volgde, maakte hy<br />

dg, zonder moeite, meester van Duuren,<br />

Orfoi, Duisberg, Kaster, 's Greevenbroek<br />

?n Berchem. Eindelyk, toog hy, op den<br />

zevenden van Herfstmaand, voor Wezel, alwaar<br />

men hem, na eenigen geringen tegenftand,<br />

insgelyks, de poorten opende<br />

Prins<br />

Manrits<br />

Midlerwyl was ook Prins Maurits opgebroken<br />

met het Staatfche Leger, en te laat<br />

ge-<br />

C »") Fnfez Dtr Mo NT Corps Diplom. Tom. V. p. H, p, 235^<br />

(O BAUIMRT. Meinor. Vt liock, bl. 14, 40.<br />

lp) BAUUART. Mentor. VIU. Rnek, 61. 60 ent.<br />

(f J B,IÜIMRT. Meiaur. VI. Hoek, bl. ai.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 77<br />

gekomen zynde, om, binnen Wezel, ont­ 1614.<br />

vangen te worden, hadt hy zig meester gemaakt<br />

van Emmerik en Rees: naderhand, ook bezet<br />

Goch i Kraanenburg en Gennip, met Staatsch Emme­<br />

of' Brandeuburgsch volk, bezettende. Zante, rik, Rees,<br />

Goch en<br />

alwaar hy, insgelyks, gaarne bezetting ge­<br />

andere<br />

legd zou hebben, werdt, eer hy 't verwagt- Plaatfen.<br />

te, door Spinola, ingenomen (r). Prins<br />

, Maurits nam, daarna, ook verfcheiden' PlaaVfenin,<br />

in het Graaffchap Mark, terwyl Spinola,<br />

aan 't verfterken van Wezel, deedt<br />

arbeiden (*). Dit wederzydsch inneemen van<br />

Steden gefchiedde, zonder dat de Legers eikanderen<br />

eenigen tegenftand deeden. Men<br />

wilde het Beftand niet breeken, en de tegenwoordige<br />

krygsbedryven aangemerkt hebben,<br />

als gefchiedende alleenlyk, tot bevordering<br />

of herftelling der rust, in onzydige<br />

Landen. De bevelhebbers en krygsknegten<br />

van de eene en de andere partye ontmoetten<br />

en bejegenden eikanderen, dikwils , vriendelyk<br />

(t). De Legers lagen naauwlyks twee<br />

mylen van eikanderen. Spinola hadt zig by<br />

Wezel, Maurits by Rees nedergeflaagen.<br />

Terwyl de Staatfche bezetting in Goch lag, \ r<br />

oorva!<br />

werdt Goosfen Lxken, een der Burgemeefte- i t Goch.<br />

ren deezer Stad , die Roomschgezind was,<br />

door zekeren Weever , bedraagen, als of<br />

hy heimelyk handelde, om de Stad aan Spinola<br />

te leveren. De bevelhebber deedt hem<br />

en eenigen der zynen terftond vatten. Een derzelven<br />

werdt zwaarlyk gepynigd; doch ontkwam,<br />

f ?) "AUDART. Meinor. VI. Doek, bl, 42.<br />

O) ÜAUDART. Memor. VI. Doek, U, 41.ïtj<br />

ümnvoGUo, b!. 486.


16%<br />

Önciefliahdelin^'<br />

te !<br />

fÉ VADERLANDSCHE XXXVIÏ.BOEÏL<br />

kwam , kort hierop , uit de hegtenis , en<br />

bragt te wege, dat het ftuk, door Gemagtigden<br />

uit den Haage, nader onderzogt<br />

werdt. Men bevondt, eindelyk , dat de<br />

Weever tot het befchuldigen van Exken verleid<br />

was, door den Predikant Petrus Ceporims,<br />

gebeeten op den Burgemeester, om dat<br />

deeze hem de inkomften eener Roomfche<br />

Pastorye in Goch geweigerd hadt (ju).<br />

De Koningen van Frankryk en Groot-Britanje<br />

zonden, eerlang, hunne gezanten naar'<br />

de Legers , om eene vrede tusfchen de twee<br />

Vorsten te bemiddelen. De Aartshertogen en<br />

Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden.<br />

Men kwam, in 't begin van Wynmaand,<br />

by een, te Zante. De voornaamfte zwaarigheid<br />

in de handeling betrof het Kasteel van<br />

Gulik, welk, de fterkfte Plaats des gantfchen<br />

Lands zynde, de Vorsten eikanderen misgunden.<br />

Men floeg dan voor, het Kasteel<br />

te flegten, naar den kant der Stad, of het<br />

in bewaaringe te geeven aan de Staaten, terwyl<br />

Wezel in de handen der Aartshertogen<br />

blyven zou. De Franfche, Engelfche en Staat--<br />

1'che Gemagtigden neigden voor den eerften,<br />

de Aartshertogen voor den tweeden voorflag.<br />

Omtrent de regeering der Landen, begreep<br />

men* dat een der Vorsten de verdeeling<br />

zou doen, waaruit de andere de keus<br />

hebben zou : 't welk Nieuwburg best aanftondt:<br />

of, dat ieder de helft van 't Land,<br />

zes maanden in 't jaar, en de andere helft,<br />

de andere zes maanden, regeeren zou: waar-*<br />

ft*<br />

C'0 QtiiNtoLO Vcrantw. I. Deetj U. 171 *Ü8t


XXXVÏI. BOEK. H I S T O R I E . 79<br />

in Brandenburg en de Staatfchen meer gevallen<br />

hadden. Ook neigden 'er, eerlang,<br />

de Franfchen en Engelfchen toe (V). Nader<br />

hand, Veranderde men egtcr van gedagtett.<br />

„ Men verdeelde de Landen, in twee dee-<br />

„ len,ftellende Kleeve, Mark, Ravensberg,<br />

„ Kavenflein en eenige goederen in Brabant<br />

„ en Vlaanderen voor één deel, en Gulik<br />

„ en Berg* met het gene 'er toe behoort,<br />

„ voor het ander : om 't bezit van welke<br />

twee deelen, de Vorsten looten zouden."<br />

Voorts,kwam men overeen „dat het vreemd<br />

„ krygsvolk, terftond, vertrekken zou; dat<br />

„ de Vorsten geene Plaatfen in de magt van<br />

„ eenen derden zouden ftellen,endat de Ves-<br />

„ tingwerken , federt Bloeimaand laatstlee-<br />

,. den, begonnen, geflegt zouden worden."<br />

De Vorsten en de Gemagtigden van Frankryk,<br />

Groot -Britanje en de Staaten tekenden<br />

dit Verdrag (w). De Aartshertoglyken, last<br />

uit Spanje moetende afwagten, fielden 't uiu<br />

In Wintermaand, kwam 'er, eindelyk, bevel<br />

van Filips „ om geen verdrag te laaten flui-<br />

„ ter, zonder dat hy 'et deel in hadt; om<br />

„ Wezel niet over te geeven, en om alles<br />

„ in den zelfden ftaat te laaten, waarin het<br />

„ tegenwoordig was." De onderhandelingen<br />

werden, hierop, afgebroken (x). Men handelde,<br />

daarna, nog eenigen tyd, te Brusfel<br />

en in den Haage, zonder iets te konnen üaU<br />

ten. De Legers Waren, reeds in Slagtmaand,<br />

ge-<br />

O) BENtivoöLio bl. 489-494. BAUDART. M:tuor. VI. Bodk,<br />

f3. 42 , 43.<br />

(y)^ Voiez Du MONT Corps Dipl. Tom.V.P.Ü.p, 255, rtt*<br />

(O lÏBKTZVOBMOi bh 50»-503., 506.<br />

1614,<br />

Verdrag j<br />

aldaar<br />

gemaakt.


1014.<br />

XX.<br />

Gezantfchap<br />

van den<br />

Grootvorst<br />

van<br />

Musdovie. <br />

OpregtingeenerHiojicSchoole,<br />

te<br />

Groningen.<br />

66 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

gefcheiden. Elk hieldt de ingenomen' Plaatfen<br />

fterk bezet. Prins Maurits zondt de overige<br />

knegten en eenige Ruiters naar Munfterland<br />

en 't Stigt Paderborn, alwaar hy<br />

zwaare brandfchattingen vorderen deedt (y).<br />

't Liet zig aanzien , dat het Krygsvolk der<br />

Aartshertogen en Staaten de Kleeffche en<br />

Gulikfche Landen niet zo haast verlaaten zou ,<br />

als het 'er ingekomen was.<br />

In de Lente deezes jaars, was 'er een Gezantfchap<br />

uit Muskovie aangekomen in den<br />

Haage, om de Staaten te verzoeken, dat zy<br />

den Grootvorst, Michaël Eederowitz, met eenige<br />

Oorlogfchepen en geld, wilden onderfteunen,<br />

en een vast Verbond met hem aangaan.<br />

Doch de Staaten weezen dit verzoek,<br />

heufchelyk, van de hand. De gezanten werden<br />

egter eerlyk onthaald, en, op hun vertrek,<br />

met gouden ketenen en penningen, befchonken<br />

(z).<br />

Tot hiertoe, waren 'er maar twee Hooge<br />

Schooien geweest, in de Vereenigde Gewesten<br />

, te Leiden, in Holland, en te Franeker,<br />

in Friesland. Doch in den Zomer deezes<br />

jaars, beflooten de Staaten van Groningen en<br />

de Ommelanden, op 't fterk aanraaden van<br />

Graave Willem LodeWyk , Stadhouder van<br />

dit gewest, eene derde Hooge School op te<br />

regten, binnen Groningen, die, opdendrieentwintigften<br />

van Oogstmaand , plegtiglyk<br />

werdt ingewyd Ik vind, dat 'er, in de<br />

Lente des volgenden jaars, reeds omtrent<br />

(y) BAUDAKT. MentOr. VF. Koek, bU 5T.<br />

t z) R'tmw.T. Memor. V!. /«rit, */. c$.<br />

(«, BAUDAIU* Meaicr. VI. floib, hl. aj.


&XXVÏI.BOEK. HISTORIE. 8i<br />

tagtig Studenten , op de Groninger Hooge<br />

Schoole, waren ingefchreeven (&).<br />

Dus nadert ons verhaal, ongevoelig, wederom<br />

tot de Kerkelyke zaaken, die nog al<br />

niet nalieten de Grooten, de Predikanten en<br />

't Gemeen in geduurige onrust te houden, "t<br />

Befluit der Staaten van Louwmaand laatstleeden<br />

werdt van de Remonftranten , in 't<br />

gemeen, gaarne ontvangen. Ook namen vee<br />

le Contraremonftranten aan , te myden , 't<br />

gene de Staaten hadden afgekeurd. Doch<br />

eenigen vonden hierin merkelyke zwaarigheid,<br />

oordeelende zy, dat de Kerk, by dit<br />

befluit, ten onregte befchuldigd, en hun<br />

verbooden werdt, de waarheid te prediken<br />

(e). De Klasfis van Hoorn veroordeelde drie<br />

Remonftrantfche Predikanten, fchoon het<br />

haar, door Gekommitteerde Raaden, verbooden<br />

was, en hieldt, federt, haare vergaderingen<br />

afzonderlyk. Ook werdt 'er , in de<br />

Stad, eene vergadering aangelegd, daar de<br />

Contraremonftrantfche Predikanten van de<br />

Klasfis, nu en dan, kwamen prediken Cd).<br />

Te Rotterdam , daar de openlyke Leeraars *<br />

vreedzaam waren, of Remonftrantsch, durf- £<br />

de zeker makelaar zeggen 4J dat hy liever r(<br />

n van een varken dan van een' der Predi fl<br />

n kanten getrouwd wilde worden." Doch t(<br />

1614.<br />

't Befluli<br />

der Staaten<br />

van<br />

Holland<br />

bp de<br />

Kerkenvrede<br />

geeft<br />

veeleü<br />

geen genoegtn.<br />

tondel<br />

!géd de<br />

'ontraraonraweit<br />

: Rot-<br />

hierom werdt hem het burgerregt, voor een rdam<br />

jaar, en het makelaarfchap , voor altoos, & 1 el-<br />

:rs.<br />

af-<br />

. f») VhH Epift. Seleét. e Mufao J. G. MEEUI Dec. III.JE?*.<br />

I. II- VI. p. 79, 81, 90.<br />

( O BRANDT. 'F. Deel, bl. 236. 237.<br />

C'l) VELIÜS Hoorn, bl. 548. TRIOIAND. bl, 834-84**<br />

X. DEEL* F


1614.<br />

Nadeeli-<br />

ge gerii;;<br />

ten van<br />


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 83<br />

trent deezen tyd, zo men wil, laaten ontvallen,<br />

„ dat fommiger gezag zo niet gevestigd was,.<br />

5, of het kon wel ter neder geworpen vor-<br />

„ den (ƒ')•" Woorden, die naderhand bleken<br />

, voorboden geweest te zyn van den<br />

ramp, die den Advokaat befchooren was.<br />

Te Amfierdam, daar men zig, gelyk wy, XXL<br />

te vooren, zagen, fterkst verzet hadt, tegen l ïan le-<br />

het befluit der meeste Leden van Holland \ ini; in dc<br />

r<br />

roedvan<br />

Louwmaand laatstleeden, fcheen men }<br />

:lisp te<br />

ook andere Steden te willen aftrekken van 1 Lmfter-<br />

dit Befluit. In Louwmaand des jaars 1615, t am.<br />

werdt, aldaar, in de Vroedfchap, voorge- 1615.<br />

flaagen , of men, van Stads wege, niet iet "<br />

doen zou, ten behoeve van hun, die zig,<br />

te Hoorn, van de openbaare Kerke , hadden<br />

afgezonderd. De meeste Leden der<br />

Vroedfchap hielden hier de zyde der Contraremonftranten.<br />

Doch Kornelis Pieterszoon<br />

Hooft, Raad en Oud Burgemeester,<br />

beweerde „ dat, het onredelyk zyn zou ,<br />

>? zig te moeijen met de byzondere huishou-<br />

„ ding eener Stad ; daar men zelf niet ge-<br />

5, zind was toe te ftaan, dat de meeste Lc<br />

„ den der Vergaderinge van Holland hunne<br />

5, Befluiten, binnen Amfterdam, deeden gel-<br />

„ den." Wat 'er op den gemelden voorflag<br />

beflooten werdt, weet ik niet: doch 't is<br />

zeker, dat Hoofts raad, doorgaans tot gemaatigdheid<br />

ftrekkende, thans minder ingang<br />

vondt, dan voor eenige jaaren, en flegts van<br />

de minflen in getal werdt aangenomen. En<br />

z a l n i e t<br />

'* ondienftig zyn, hier, in 't voor-<br />

Gfj 15RANDT II. BUI, il. 245, 24Ö.<br />

F a<br />

by-


84 VADERLANDSCHE XXXVII. Boz&,<br />

bygaan , aan te wyzen, wat 'er, naar fom-<br />

- miger verhaal, de naaste oorzaak van geweest<br />

zy.<br />

Men hadt, al voor veele jaaren , befloo-<br />

De baat<br />

1<br />

zugt vai ten, de Stad voor de derde reize uit te leg­<br />

eenige gen, en, in 't jaar 1601, eenen aanvang van<br />

Regentenal­<br />

't werk gemaakt. Eenige Regenten , deeze<br />

daar is, uitlegging te gemoet ziende, hadden, kort<br />

Volgens te vooren, veele landen en erven, even buifommiten<br />

de Stad gelegen, opgekogt, welken zy,<br />

gen , oor<br />

zaak, da ! naderhand, op de fchatting van die van den<br />

men dei 1 Geregte, tot Stads gebruik, weigerden af te<br />

raad des (taan , gelyk andere gemeene burgers ver-<br />

Oud Bur<br />

' pligt werden te doen. Hooft en andere Wetgemeestershouders<br />

oordeelden , dat deeze Regenten<br />

Hooft zulks , insgelyks, behoorden te doen, zonverder<br />

merkelyke winst te vorderen. Doeh zy<br />

werpt.<br />

begreepen 't anders , en waren nog met de<br />

winst van vyftien guldens op de roede , of<br />

negenduizend op de morgen niet te vrede.<br />

Tegen dit hun gedrag nu, vondt Hooft geraaden<br />

, zig , in den vollen Raad , aan te<br />

kanten, onder anderen zeggende „ dat de<br />

Regenten der Stad, kans ziende, om, voor<br />

n zig zeiven , merkelyk voordeel te trek-<br />

„ ken, uit het beleid der Stads zaaken, over-<br />

„ leggen moesten , of zulks tot dienst, of<br />

tot ondienst van de Stad en Gemeente<br />

„ {trekken zou. Dat het byzonder belang<br />

„ wyken moest, voor 't gemeen. Dat de<br />

„ Raaden der Stad fchuldig waren te bezor-<br />

„ gen , dat de Stad of Gemeente , die by<br />

w weeskinderen vergeleeken werdt, en op<br />

„ aarde geenen anderen voorftand hadt dan<br />

« den Raad, geen ongelyk, noch door henzet<br />

» ven,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 85<br />

» ven , noch door anderen , wierdt aange- 161?.<br />

» daan. De Regenten ftonden , voer hy<br />

» voort, op een hoog tooneel, van waar<br />

» hunne handelingen, van groot en klein,<br />

» aanfchouwd en geoordeeld konden wor-<br />

» den. Al 't verftand der Gemeente werdt<br />

s> niet beflooten, binnen de kamers der Re»<br />

» geeringe. In de Stad , waren zeer veele<br />

n veriïandigen , die ook uit hunne oogen<br />

y> zagen. Waarom het te meer noodig was,<br />

» dat de Regenten hun doen en laaten, met<br />

n een goed geweeten , konden verantwoorsj<br />

den, buiten allen fchyn van byzonder<br />

» voordeel te zoeken , ten nadeele van 't<br />

» gemeen. Livius hadt, over dit ftuk, deen<br />

ze goede les nagelaaten: Gelyk de geheels<br />

» Magifiraat, zeide hy, den Raad, ende Raad<br />

JJ het volk in agtbaarheid overtreft, zo is zy ook<br />

n gehouden, in V opneemen van alle zwaar &<br />

>j zaaken, voor te gaan. Indien gy uwe mindew<br />

ren iet wilt beveelen; gy zult ze allen, te lig'<br />

fy ter, tot gehoorzaamheid brengen, zo gy eerst<br />

u zeiven en de uwen aan dielVet onderwerpt.<br />

w Ook valt hun de fchatting niet zwaar , alszy<br />

n zien, dat ieder der voornaamflen zig zeiven<br />

n meerderen last oplegt, dan elk, hoofd voor<br />

ft hoofd, draagen moet. Dat was wat anders,<br />

n dan, boven zyne gewoonlyke wedde, meer.<br />

ft voordeels dan andere burgers te willen<br />

„ genieten, of minder bezwaarnis draagen."<br />

Men meent, dat zy, die zig door deeze en<br />

diergelyke redenen geraakt vonden, federt,<br />

zo misnoegd werden op den Heere Hooft,<br />

ydat zy hem, die, van het jaar 158a, tot het<br />

jaar 1610, agt reizen Burgemeester geweest<br />

F 3 wasa


Ecu Re-<br />

311011ftratnsch <br />

Predikant<br />

, te<br />

Amiter<br />

dam ,<br />

gelchorst<br />

In zynen<br />

dienst.<br />

Vergaderingen<br />

der Contraremon-<br />

Irranten,<br />

te rttn<br />

fterdam.<br />

86 VADERLANDSCHE XXXVII,BOES.<br />

was, en van deeze agt, vier reizen, twee<br />

jaaren na eikanderen, geregeerd hadt , federt<br />

uit het Burgemeesterfchap wisten te houden<br />

; waardoor ook zyne item, in de Vroedfchap<br />

, minder klemde , en byzonderlyk over<br />

't ftuk der kerkelyke gefchillen kleinen<br />

ingang vondt. Sommigen erkenden , inderdaad,<br />

dat het gefchil over de opgekogte erven<br />

misnoegen tegen hem verwekt hadt.<br />

Doch 't was den meesten zeer naar den zin,<br />

dat zy hem dus onder de knie hadden weeten<br />

te krygen. Doktor Sebastiaan Egbertszoon<br />

en Jakob de Graaf, beide, gelyk hy, Oud<br />

Burgemeesters , waren de voornaarnrten uit<br />

den Raad, die 't, in gemaatigdheid , met<br />

Hooft, eens waren. Doch zy waren beide<br />

maar eens Burgemeester geweest, en werden,<br />

federt, niet wederom verkooren (g).<br />

D. Contraremoultranten hadden, derhalve,<br />

in deeze Stad, eenen Herken fteun aan de Regeeringe<br />

: waarom het hun , in dit zelfde<br />

jaar, nog gelukte, Simon Goulart, Predikant<br />

der W.ufche Kerke, die de Leer der algemeene<br />

genade gepredikt, en de verwerping<br />

der kleine kinderen tegengefproken hadt, te<br />

doen fchorfen in zynen dienst (hj. Ook hielden<br />

ze, hier, in den nazomer, eene of twee<br />

heimeiyke vergaderingen, buiten kennis, cn<br />

geheel tegen den zin der meeste Leden van<br />

Holland, die der Wethouderfchap aanfchreeven,<br />

dat zy zulke vergaderingen, zonder uitllel,<br />

beletten en doen fcheiden moesten»<br />

(g~) RnAvnT TT. Deel, hl. 747-251.<br />

(,S V ISRArrtiT Jï. Deel, bl, 261 tss.<br />

Sotj>


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 87<br />

Sommigen melden, dat men, in deeze Byeenkomften<br />

, overwoogen hadt, door wat -<br />

middel, men best eene Nationale Sinode zou<br />

konnen verkrygen (/) ;. doch anderen meenen,<br />

dat 'er beflooten werdt, zig van de Remonftranten<br />

af te zonderen (£).<br />

In velheiden' andere Steden, als te Gouda<br />

, in den Haage , te Rotterdam , en te I<br />

Haarlem , begon het .zig reeds te fchikken, *<br />

tot deeze afzondering. Te Leiden, daaren- l<br />

tegen , fcheen men zig te vlyen tot onder- 1<br />

linge verdraagzaamheid. De Contraremon- t<br />

ftranten, in eenigen deezer Steden, daar de z<br />

Regeering de befluiten der Staaten zogt te r<br />

handhaaven , noemden zig de dolserende of<br />

klaagende Klerken (/). De meeste Leden van<br />

Holland hielden veelen van deeze dingen te<br />

ftrekken tot groote onrust, oneenigheid en<br />

fcheuring, en tot benadeeling van den welftand<br />

des Lands. Zy begreepen ook, dat de<br />

Kerkelyken in eenige Steden te zeer hadden<br />

iiitgevaaren tegen 't gezag der burgerlyke<br />

overheid , in kerkelyke zaaken: waartegen,<br />

naar 't oordeel van de Edelen en van alle de<br />

Steden, by tyds, behoorde voorzien te worden,<br />

overeenkomïtig met de voorgaande Befluiten<br />

O). Ook zonden ze, op \ einde des jaars, E<br />

de Kerkenordening van den jaare 1591 aan «<br />

alle de Steden en Dorpen , met verlof, om (1<br />

1615.<br />

XXII.<br />

n fomlige<br />

reden,<br />

:hiht<br />

len zig<br />

n afondeug.<br />

e Sraan<br />

zen-<br />

:n de<br />

zig daarnaar te mogen gedraagen. Hierby, „ erkenwerden<br />

gevoegd alle de Befluiten, tot en- e "dening<br />

1 hunne<br />

elluiten<br />

(O TsAUDATiT Mernor. VII, Doek, bl. u.<br />

(k ) UVTIVNB. Beri Ct op 't nader A v. U. 18.<br />

(O BRANDT II. Deel. hl. 27-, CJI.<br />

W BAÜDART Memor, VII. Doek, W. 8, ><br />

F 4


I«i5-<br />

aan rle<br />

Stede i,<br />

Dorpen ,<br />

KlasC-n<br />

en ICerkelyken.<br />

XXIII.<br />

Bewee-<br />

ing te<br />

f.eeuiwaarden. 88 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEIT;<br />

derhouding van de eenigheid en vrede der.<br />

Kerken, ftaatswyze, genomen. Beide de<br />

Kerkenordening en Befluiten werden ook gezonden<br />

aan de Klasfen en Kerkdyken (n):<br />

en eenige Klasfen, met naame die van Woerden<br />

en Over Rynland, namen aan, zig naar<br />

dezelven te zullen gedraagen (o). In Hooimaand<br />

, hadden de algemeene Staaten wederom<br />

een Plakaat laaten uitgaan , tegen<br />

Blaauwboekjes en fchimpfchriften, die, ten<br />

deezen tyde, fterk in zwang gingen (ƒ>)•<br />

De beweegingen, die, thans, in 't klein,<br />

in fommige Steden, befpeurd werden, meenden<br />

eenige doorzigtige luiden aangelegd te<br />

zyn, tot verandering in de Regeering ; waarvan<br />

men, dit jaar, te Leeuwaarden, een merkwaardig<br />

voorbeeld zag. Wy hebben, hier<br />

voor (


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 89<br />

ouden te last gelegd hadden, 't Bleek, ten 161$.<br />

muitte, klaar^ dat zy zig zeiven en die 't<br />

met hun hielden alleen in de Regeering zogten<br />

te handhaaven; anderen, die 't, naar<br />

veeier oordeel, beter /neenden met den<br />

Godsdienst, daar buiten fluitende. Die 't Geneef­<br />

met deeze laatften eens waren, heette men, fche en<br />

politike<br />

hier, Geneeffche, de andere politike of ftaatGeuzen.<br />

kundige Geuzen (r). In Wintermaand des<br />

jaars 1614, hadden eenige Gemagtigden der<br />

Burgerye, zo als zy zig noemden, zig by de<br />

Wethouderfchap vervoegd, met een Vertoog<br />

, waarin zy klaagden „ dat de voorin<br />

ge misbruiken niet geweerd werden; dat<br />

men luiden van den Hervormden Godsdienst<br />

uit de Regeeringe hieldt, en 'ei<br />

w zulken toe riep, die, in 't ftuk der Lee-<br />

„ re, verdagt waren, of 'er weinig werks<br />

„ van maakten: voorts verzoekende, dat<br />

„ 'er, door Gemagtigden uit de Wethou-<br />

„ derfchap en uit de Burgerye, een onn<br />

partydige Raad mogt benoemd, en door<br />

s? den zeiven, de Regeering herfteld worj,<br />

den, op eenen beteren voet." De Wethouders<br />

hadden, hierop, geantwoord, dat<br />

zy zig houden wilden aan 't Oktroi op de<br />

beftelling der Magiftraat, ten tyde van Leicester,<br />

gegeven, 't welk fommigen hunner,<br />

nogthans, in 't jaar 1610, reeds gebroken<br />

hadden. Men was, hierop, getreden tot de<br />

verkiezing der jaarlykfche Wethouderfchap.<br />

De Gemagtigden der Burgerye hadden 'er<br />

eene * aantuiging tegen gedaan, waarop zy<br />

*!>re;ejl.<br />

in<br />

CO<br />

V A N N E<br />

N SANDE V. Soek. bl. 6p<br />

¥ 5


NÏI5.<br />

Da Stadhouder<br />

en de<br />

twee<br />

Kolle-<br />

£ien bellen<br />

orde<br />

op de<br />

lVJagi-<br />

flraatsbeflelling.<br />

90 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

in hegtenis genomen, en niet geflaakt waren,<br />

voor dat zy de nieuwe Magiftraat voor<br />

wettig hadden erkend, 't Morren nam, ondertusfchen,<br />

toe O). De Staaten, op den<br />

Landdag, in Sprokkelmaand deezes jaars,<br />

byeen gekomen, namen 'er kennis van, en<br />

magtigden den Stadhouder, de Gedeputeerde<br />

Staaten en het Hof, om de twist, door<br />

gevoeglyke wegen, te flisfcn. Men tradt in<br />

anderhandeling met de Wethouders ; doch<br />

ion 't niet eens worden. Graaf Willem en<br />

Je twee Kollegien vonden, derhalve, geladen,<br />

zig van de magt, hun verleend, te<br />

jedienen, en ftelden vast „ dat de tegen-<br />

5 woordige Wethouders in 't bewind zou-<br />

? den blyven, tot den eerften van Louwj<br />

maand naastkomende, wanneer de Stad-<br />

> houder, de Gedeputeerde Staaten en het<br />

> Hof, voor deeze reize, eene nieuwe Ma-<br />

» giftraat en gezwooren' Gemeente beftel-<br />

> len zouden: waarna de Wet, jaarlyks, zou<br />

> veranderd worden, in deezer voege: dat<br />

> de dienende Wethouders, op den Nieuwi<br />

jaarsdag, eerst twaalf' Perfoonen noemen<br />

1 zouden, der Hervormde Leere, zo als<br />

t dezelve nu, openlyk, in de Kerke, ge-<br />

> leerd werdt, toegedaan, en vaste goede-<br />

1 ren in de Stad bezittende: dat zy, daar-<br />

1 enboven, nog vier Perfoonen noemen<br />

1 zouden; doch niet uit de gezwooren' Ge-<br />

, meente, of uit de twintig Hopluiden der<br />

1 fchuttery; dat de gezwooren' Gemeente<br />

en de Hopluiden by deeze vier, elk nog.*<br />

» v i e r<br />

(O WINSEN. Chron. XX. JSoci, bl. Co3.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 91<br />

j, vier Perfoonen zouden voegen : welke<br />

„ twaalf nog zes anderen tot zig kiezen, en<br />

„ daarna hun getal, by lotinge, tot op de<br />

„ helft, dat is, negen, verminderen zou-<br />

„ den; welke negen Ele&eurs of kiezers der<br />

„ nieuwe Wethouderen zouden zyn, en de<br />

„ plaats van eenen Burgemeester en twee<br />

„ Schepenen, die, jaarlyks, zouden afgaan,<br />

„ uit de eerstgenoemde twaalf Perfoonen<br />

9 ) vervullen." De tegenwoordige Regeering,<br />

voorziende, dat men haar uit het bewind<br />

Hellen zou, viel klagtig aan de algemeene<br />

Staaten; die, hierop, bewoogen, meent<br />

men, door den Advokaat Oldenbarneveld,<br />

eenen ernfligen brief naar Leeuwaarden lie<br />

ten afgaan, waarin, het gezag des Stadhouders<br />

en der twee Koïlegien, naar fommiger<br />

oordeel, veel te laag gefield werdt. Ook<br />

zondenze Christoffel Biesman, Burgemeester<br />

van Nieuwmegen, Adriaan Teding van Berkhout,<br />

Raad in den Hove van Holland, en Adolf<br />

van de JVaal, Heer van Moersbergen,<br />

naar Leeuwaarden af; die, alledrie den Remonflrantfchen<br />

toegedaan zynde, de verandering<br />

der tegenwoordige Regeeringe zos<br />

ten te voorkomen. Doch tegen 't einde des t<br />

jaars, ontflondt 'er zulk een geweldige op '<br />

loop, dat men voor een bloedbad begon te '<br />

vreezen, waarom zy 't bevorderen van hun 1<br />

ie egter<br />

r<br />

eran-<br />

'erd<br />

i/ordt.<br />

oogmerk moesten opgeeven. De Stadhouder<br />

en de twee Koïlegien veranderden de<br />

Wethouderfchap en gezwooren' Gemeente,<br />

flellende drie Burgemeesters aan, die, voor<br />

t jaar 1610, in 't bewind waren geweest,<br />

nevens eenen der tegenwoordigen, waarna<br />

zig<br />

I6I>5.<br />

!<br />

é<br />

De Algemeene<br />

Staar.ua<br />

zoeken<br />

:1e tegenwoordigeRederinghandiaavent


XXIV.<br />

Nieuwe<br />

twist tus­<br />

fchen dei<br />

Hertoge<br />

en de<br />

Stad van<br />

Bninswyk.<br />

pa VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

zig alles begon te fchikken tot rust (>).<br />

De twist tusfchen den Hertog en de Stad<br />

van Brunswyk, waarvan wy, op 't jaar 1606.<br />

gewaagd hebben («), was, omtrent deezen<br />

[tyd, wederom heviger ontfteken, dan te<br />

vooren. De Hertog vorderde de fleutels van<br />

de Stad, welken men hem niet begeerde in<br />

handen te laaten. De Stad werdt ook nu,<br />

gelyk te vooren, geftyfd door de Hanzesteden,<br />

die ongaarne zagen, dat de Hertog<br />

zo groot een gezag hadt, als hy begeerde,<br />

over een der Leden van hun Verbond. Met<br />

twee van deeze Hanze-Steden,waren de Vereenigde<br />

Staaten, onlangs, in verbond getreden;<br />

met Lubek, in 't jaar 1613 (V); en<br />

met Maagdenburg, in 't voorleeden' jaar;<br />

hoewel deeze laatfte Stad zig hierdoor, het<br />

ongenoegen van den Keizer en den Keurvorst<br />

van Saxen op den hals gehaald hadt. De Stad<br />

Brunswyk dagt, hierom, dat het tyd was,<br />

zig ook te verbinden met de Vereenigde<br />

Staaten, en hadt, ten dien einde, te gelyk<br />

met die van Maagdenburg, haare gemagtigden<br />

herwaards gezonden. De Staaten hadden<br />

den Hertoge, te vooren, bygeftaan,<br />

tegen de Stad; doch ziende hem geene eene<br />

iyn met hen trekken, in de zaaken van Gulik<br />

en Kleeve, waren ze nu genegener, om<br />

zig met de Stad te verbinden (V). Te Hanover<br />

werdt, in den voorzomer deezes jaars<br />

eene Byeenkomst gehouden tusfchen de Ge'<br />

dt) VAM DEN SANOK V. Roek, bl. 65.<br />

\K) IX. Deel, bl. 201.<br />

, Cr) Zie hier vwr, U. 65.<br />

S £>) ÜAUBAR.T. Mi-mor. VI. Boek, bl. 9.<br />

m a<br />

g


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 93<br />

magtigden des Hertogs en die der Hanze­ 1615.<br />

steden , om de gefchillen by te leggen. Doch<br />

men fcheidde vrugteloos. In Oogstmaand, • De Stad<br />

floeg de Hertog, andermaal, 't beleg voor. wordt<br />

>elegerd.<br />

de Stad, haar befchietende met gloeiende<br />

kogels, waardoor de voornaamfte gebouwen<br />

deerlyk befchadigd werden. De algemeene<br />

Staaten, aangemaand door den Koning van<br />

Groot-Britanje, hadden, ondertusfchen, eenigen<br />

Gemagtigden, uit de Gelderfche en<br />

Overysfelfche Hanze-Steden naar Lubek ge*<br />

fchikt, last gegeven, om een Verdrag met<br />

deeze Steden te fluiten, ten behoeve van<br />

Brunswyk. Zy zonden, daarenboven, Graaf De alge*<br />

Fredrik Henrik, met een Leger, om de Stad ; neene<br />

>taateit<br />

te ontzetten (xj. De Graaf vertrok uit den \<br />

:enden<br />

Haage, op den tweeden van Slagtmaand, !


1&15.<br />

Verbond<br />

met de<br />

Hanzefteden.<br />

1616.<br />

De Staatenleggenbezetting<br />

in<br />

Lintenvoorde<br />

en Bortelo.<br />

94 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Wintermaand getekend werdt (y). Ten<br />

zelfden tyde, flooten de Gemagtigden der<br />

Vereenigde Gewesten ook een Verbond van<br />

vriendfchap en onderlinge befcherming, voor<br />

den tyd van twaalf jaaren, met de Hanze-Steden,<br />

Roftok, Straalzond, Wismar,<br />

Grypswalde, Maagdenburg, Brunswyk, Lunenburg<br />

en Anklam (z). Zy trokken, terftond<br />

hierop, naar Hamburg en Breemen ,<br />

met welke beide Steden, in Louwmaand des<br />

•volgenden jaars, een diergelyk Verbond geflooten<br />

werdt. Ook kwam men, eerlang,<br />

overeen, wegens het aandeel, welk de Vereenigde<br />

Staaten en ieder der Hanze-Steden,<br />

in de lasten des Verbonds, zouden hebben<br />

te draagen (a).<br />

Tusfchen de Munfterfchen en de Heeren<br />

van Bronkhorst, was lang gefchil geweest,<br />

over het regt tot de Heerlykheden van Borkelo<br />

en Ligtenvoorde. Het Hof van Gelderland,<br />

met eenige Raaden, uit de Hoven<br />

van Holland, Friesland en Utrecht, gefterkt<br />

(7), onlangs, uitfpraak over dit gefchil<br />

gedaan hebbende, in voordeel van Joost,<br />

Graave van Bronkhorst, beflooten de algemeene<br />

Staaten,zig meester te maaken van deeze twee<br />

Steden , die Munfterfche bezettinge inhadden.<br />

Herman Kry'mk, een deel der bezettinge uit<br />

Zutfen en de naaste Plaatfen geligt hebbende,<br />

bemagtigde Ligtenvoorde, op den tienden<br />

(y) Zie het by Du MINT Corps Dipl. Tom. V.p.u.p. 277,<br />

(z) AITZEMA I. Deel, bl. i8(5. DU MONT Corps Diplom.<br />

Ton. V. P. U p. 274. Groot Plakaatb. IV. Dttl, bl. 2S0.<br />

(a) BAUUART. Mcmor. VIII. lSock,bl. 44.<br />

C»>VAN D;:N SANUE V. Hoek, bl. .70,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 95<br />

den van Louwmaand. De Kolonel Dkderik<br />

van Dorth trok, met dertien vendelen knegten<br />

en negen kornetten paarden, in Sprokkelmaand,<br />

naar Borkelo. Men liet hem, terftond,<br />

in de Stad, en hielp hem, vervolgens,<br />

het Kasteel belegeren : welk, op den vyfentwintigften<br />

, by verdrag, opgegeven, en<br />

federt, zo wel als Ligtenvoorde , met Staatfche<br />

bezetting, voorzien werdt Cc).<br />

Met de Lente deezes jaars, bragten de<br />

Spaanfchen, in 't Land van Kleeve, een Leger<br />

te velde van zes- of zevenduizend man, onder<br />

Graave Henrik van den Berge: 't welk<br />

Prins Maurits bewoog , de bezettingen van<br />

Emmerik en Rees te vermeerderen, alzo hy<br />

voor eene belegering deezer Steden bedugt :<br />

was. Doch 't bleek, eerlang, dat men voorhadt<br />

zig te verzekeren van de Westfaall'che<br />

Steden, Zoest en Lfpftad, die, in Grasmaand,<br />

Spaanfche bezetting moesten inneemen Cd).<br />

De Staaten deeden, kort hierna, Emmerik<br />

en Rees merkelyk verlïerken. De Vestingwerken<br />

van Grol werden, daarentegen, op<br />

bevel der Aartshertogen, ook veel verbeterd<br />

Ce).<br />

Tegen de ftrooperyen en andere baldaa- 1 'lakaadigheden<br />

der Staatfche knegten, in de Lan- t :n tegen<br />

den van Gulik en Kleeve, werdt, in 't na- ' : ftroojaar,<br />

en naderhand meermaalen, door fcher- j >en der<br />

pe Plakaaten, voorzien (/'). Ook verbooden 1 [rygs-<br />

;nsgtcn.<br />

de algemeene Staaten, dugtende voor Ver-<br />

Ce) BAUIMRT. Meinor. VIII. Bock, hl. 35.<br />

(X, Itefol. Holl. 1 Maart — 26 April irtiö. hl. 7.<br />

fO Rcfol. Holl. 1 Maart — 26 April 1G16. bl. it. E Arn<br />

ïtfcmor. VIII. Boek, hl. 42, 44. • '<br />

(f) üroot-PJakaatb. II. Deel, M. 125, 139.<br />

A V<br />

"'<br />

1616»<br />

Zoest en<br />

Lipftad<br />

ivorden,<br />

Joor de<br />

kattsherogen<br />

,<br />

rerzeterd.


1616.<br />

XXV.<br />

Gezantfchnp<br />

11 aar<br />

Zweeden<br />

en Muskovie.<br />

Oploop<br />

te Delft.<br />

06 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />

loop hunner manfchap, omtrent deezen tyd,<br />

hunnen onderzaaten, zig in krygsdienst van<br />

uitheemfche Mogendheden te begeeven (g).<br />

De algemeene Staaten, in 'tvoorleedenjaar,<br />

een gezantfchap naaf Zweeden en Muskovie<br />

gezonden hebbende , om eene vrede te bemiddelen<br />

, tusfchen deeze Mogendheden,<br />

die in oorlog geraakt waren, zagen het, in<br />

Oogstmaand deezes jaars, genoegzaam onverrigter<br />

zaake, te rug keeren. AÜeenlyk was<br />

'er een Beftand, voor drie maanden, getroffen<br />

(A).<br />

't Verhoogen van den Xoorn-Excyns te<br />

Delft, tot verval der onkosten, op 't graaven<br />

eener nieuwe vaart ten behoeve der Stede,<br />

verwekte aldaar, in den Zomer deezes<br />

jaars, eene zorgelyke beroerte, 't Graauw<br />

was over deezen nieuwen last te meer misnoegd<br />

, om dat de Wethouderfchap, ten<br />

zelfden tyde, goedgevonden hadt, den Wyn-<br />

Excyns een weinig te verminderen. Vyf of<br />

zes wyven begaven zig naar 't Stadhuis, ftoutelyk<br />

eifchende , dat de nieuwe verhooging<br />

afgefchaft werdt. Men liet haar agter af, en<br />

in hegtenis brengen. Doch kort hierop raakte<br />

een heele hoop wyven, jongens en eenig<br />

manvolk op de been , trekkende, onder 't<br />

Haan op eenen koperen ketel, naar 't Excynshuis<br />

, dat opgebroken en geplonderd<br />

werdt. 't G?;regt liet wederom eenigen der<br />

ftoutfte Wyven vatten: 't welk den overigen<br />

hoop vrouwvolk, derwyze, verbitterde, dat<br />

zy<br />

(g) GrootPlakaatb. II. Öeel, kol. 294, 294. I. Deel, kol 551.<br />

(A) BAUIÏART- Meinor. VIU. ü»sk, W. 101. enz, VAN DES^<br />

SANDS V. Jluek, bl. 7L


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E .<br />

Zy raazende naar 't Stadhuis liepen, de gevangenis<br />

los braken, en haare gezellinnen<br />

Verlosten. Voorts, werden de glazen van<br />

*t Stadhuis uitgefmeeten, en alles met vernieling<br />

gedreigd i 't welk de Wethouderfchap,<br />

eindelyk, noodzaakte, den nieuwen<br />

Excyns af te fchaffen, en vergiffenis te verkenen<br />

van 't gene 'er, in den oproer, misdreeven<br />

was. Doch 't Hof van Holland trok<br />

*ig, federt, deeze zaak aan, daagde eenige<br />

mannen, die men handdaadig hieldt aan<br />

den oproer, en verwees eenigen, die verfcheenen,<br />

in geldboeten Q% Den overigen<br />

werdt, daarna, door 's Lands Staaten, vergiffenis<br />

verleend (k).<br />

De zaaken der Ooftindifche Maatfchappye<br />

ftonden, ten deezen tyde, zeer voordeelig.<br />

Zy bezat nu vyfenveertig groote fchepen<br />

, voerde, op dezelven, en op haare fterkten,<br />

in Jndie, meer dan Vierhonderd metaalen,<br />

en omtrent zesendertighonderd yze- 1<br />

I6«6,<br />

Voor-<br />

Jeeligè<br />

iaat der<br />

DostinlifcheMaatchapren<br />

ftukkeh gefchuts, en hadt tienduizend l >ye.<br />

man, foldaaten en bootsgezellen, in haaren<br />

dienst (T). In Oogstmaand des jaars 1614, ,<br />

Ipilberhadt<br />

zy Joris van Spilbergen, met vier j ;ens<br />

fchepen, gezonden naar de Molukken. Hy 1 »gt,<br />

nam de reize door de Straat van Magellanes, \ loor de<br />

welke hy,in Grasmaand des volgenden jaars\ ' Zuidzee,<br />

doorzeilde. Voorts bezogt hy de kusten van<br />

Chili en Peru,de Portugeezen en Spanjaards,<br />

alomme, zo veel afbreuks doende, als hy<br />

kon. In Hooimaand, raakte hy, omtrent<br />

CO JUtroARf. Memor. VlII. flnek, bl. e».<br />

C» Refol. Holl. 1» Maart 1617. bl. 66<br />

C O liAUüAftT. Momor. /. lüo. Vg„ den eerfien Druk.<br />

X. DEEL, G<br />

Cal-


o8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

, 1616. Callao de Lima, flaags met eenige Spaanfche<br />

Gallioenen. Het Admiraals fchip derzelven<br />

werdt in den grond gefchooten: de<br />

overige Gallioenen genoodzaakt te wyken.<br />

Spilbergen, toen voortgezeild zynde, overviel,<br />

pionderde en verbrandde, in Oogstmaand,<br />

de Stad Payta: begaf zig, vervolgens,<br />

naar Aquapulco, daar de Spanjaards<br />

hem toelieten, zig te ververfchen, na dat<br />

men een onderling Verdrag gemaakt hadt.<br />

Van Aquapulco zeilde hy naar de Molukken,<br />

en kwam, in Lentemaand deezes jaars ,<br />

aan Ternate. Hier vondt hy de Stad Malaja<br />

in goeden ftaat. Daarna, naar Bantam<br />

verzeild, vernam hy, dat de Admiraal Steven<br />

van der Haagen drie Spaanfche Gallioenen<br />

en nog een groot Konings fchip verbrand<br />

hadt, voor Malakka. Ook hadt de<br />

Kommandeur Jan Dirkszoon Lam het Eiland<br />

Pulewai, een der rykfte Bandafche Eilanden,<br />

welk veel Nooten en Foelie uitleverde<br />

, overmeesterd. Spilbergen vertrok , in<br />

Wintermaand, wederom naar 't Vaderland,<br />

met twee fchepen, en kwam, in Zomermaand<br />

des jaars 1617, in Zeeland aan (ni).<br />

Men waardeerde de goederen, welke hy medebragt,<br />

op twee-entwintig tonnen fchats («).<br />

'tGewigtigfte, welk, dit jaar, door de Vereenigde<br />

Staaten, uitgevoerd werdt, was het<br />

losfen van Vlisfingen, Rammekens en Bricle,<br />

eertyds in verzekering gegeven aan Koningin<br />

Elizabet, en, tot hiertoe, bezet met<br />

En-<br />

{m) SPILBERG. Heïs rondsom den Aardk. VU ÈO, 39, 46,<br />

go, 61, 62, 63, 65, 66. BAUD ABT. Meinor. ƒ 170. van den<br />

tuften Druk.<br />

(*) BAUUART. Meirior. ƒ. 239. verf. van den eetjltn Drüi.


XXXVII BOEK. H I S T O R I E . 99<br />

Engelsch Krygsvolk. Men gaf den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, in 't gemeen (V), de eer -<br />

Van 't gelukkig voltrekken eener handeling,<br />

die de Vereenigde Gewesten onthief van het<br />

eeniglle overblyffel hunner voorige afhangkelykheid<br />

van vreemde Mogendheden; en den<br />

Engelfchen ook den fchyn benam, waarop<br />

zy zig,buitens Lands, eenig gezag over deezen<br />

Staat plagten toe te fchryven. 't Zal der<br />

moeite wel waardig zyn, dat wy, beknoptelyk,<br />

ontvouwen, wat tot deeze gewigtige<br />

handeling aanleiding gegeven heeft.<br />

Wy hebben, reeds meer dan eens, aan- :<br />

d a t<br />

gemerkt (p), Jakob de I, van den aan- 1<br />

1616.<br />

IKVt<br />

luwafkshanr<br />

vang zyner Regeeringe af, fterke genegen- Jj<br />

eling<br />

heid getoond had, om zig, met Spanje, ti isfcheri<br />

door 't Huwelyk van zynen Zoon , Prinfe s lanje tw<br />

Henrik , met de Infante Anna Maria Mau- £ rooiritia,<br />

nader te verbinden. Doch deeze Prinfes<br />

was federt ondertrouwd, met Lodewyk<br />

den XIII, Koning van Frankryk Ook was<br />

Prins Henrik, in 't jaar 1612, overleeden<br />

(3). De Koning verloor, nogtans, de begeerte<br />

niet, die hy zo vroeg hadt aangekweekt.<br />

Filips de III. hadt nog eene Dogter,<br />

Maria genaamd, die merkelyk jonger<br />

was: en deeze hadt Jakob de L zynen Zoon *<br />

Karei, die, in Slagtmaand deezes jaars, tot<br />

Prins van Wales, verklaard werdt (rj, toegefchikt.<br />

Men meent, dat hy, de hoogfre<br />

verbeelding hebbende van de Koninglyké-<br />

CO Waat> Hift. van T. v. OLTIENCARNEV. ft m«<br />

CO IX. Dtel, tl. 360, 355.<br />

C?) RAPIN Tom. VII. p. 75.<br />

CO RAPIM Tom. VIÏ. p 105.<br />

G 2<br />

waar-


Bekommering,<br />

ioo VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

waardigheid, juist een Konings Dogter,<br />

. voor zynen Zoon, begeerde: 't welk hem<br />

belette het oog te wenden naar een der Proteftantfche<br />

Hoven in Duitschland, en noodzaakte<br />

naar eene Roomfche Prinfesfe uit te<br />

zien. In Frankryk, waren ook nog drie Pnnfesfen,<br />

Zusters des jongen Konings. Doch<br />

de oudfte werdt, eerlang, den Prinfe van<br />

Spanje, de tweede den Prinfe van Piemont<br />

beloofd: zo dat de jongfte, nog in lang met<br />

huwbaar, alleenlyk overfchoot. Hy neigde<br />

hierom meer tot een Huwelyk met Spanje.<br />

Ook werdt hem, van daar, hoop gegeven,<br />

dat hy in zyn oogmerk flaagen zou: waarom<br />

hy, te eer, befloot, met Filips in onderhandeling<br />

te treeden, fchoon hy, om te beter<br />

voorwaarden te bedingen, te vooren goedgevonden<br />

hadt, aan 't Franfche Hof, over<br />

een Huwelyk met Katharina, tweede Dogter<br />

van Henrik den IV., te doen handelen<br />

0). Filips de III. hadt, meent men* in 't<br />

eerst, in 't aanbinden deezer handeh'nge, geen<br />

ander oogmerk, dan Koning Jakob, door<br />

de hoop op het Huwelyk, welk hy zogt, te<br />

wederhouden, van zig te moeijen met de<br />

zaaken van Gulik en Kleeve; fchoon hy, naderhand,<br />

van gedagten veranderd is. En<br />

dat men de Huwelykshandeling, van welke<br />

wy fpreeken, zeven jaaren lang, wist te rekken,<br />

aan 't Spaanfche Hof, geeft veel gronds,<br />

tot dit vermoeden (O-<br />

Zy was nog niet openlyk begonnen, ot<br />

men<br />

CO Aft. Publ. Anal. Tom. VII. P. II. p. 203, 213.<br />

CO RAPIN Tom. VII. f>. 105. 106.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 101<br />

men hadt 'er, in den Haage, de lugt van. 1616.<br />

De Advokaat Oldenbarneveld wist altoos<br />

middel, om kennis te krygen van de gehei­ hier te<br />

men des Engelfchen Hofs. En men maakte, Lande,<br />

5ver det<br />

daar, van dit voorgenoomen Huwelyk zo<br />

ze han­<br />

groot een geheim niet; waarom hy 'er te deling.<br />

ligter agterkwam. Elk zag, hier, gevaar<br />

voor den Staat, in zulk een Huwelyk, In 't<br />

byzonder, vreesde men, dat Filips,'als een<br />

der voorwaarden van het zelve, de overlevering<br />

der Steden van verzekering in Holland<br />

en Zeeland vorderen mogt; cn dat Jakob,<br />

die voor vreedzaam gehouden werdt,<br />

en zeer op het Huwelyk gefteld was, veelligt,<br />

tot deeze overlevering befluiten zou.<br />

De Staaten hadden, al eenige jaaren, verlangd,<br />

om zig van de lastige Engelfche bezetting<br />

te ontflaan (u). Doch meer dan agt<br />

millioenen guldens te vinden, die Koning<br />

Jakob, volgens de jongfte afrekening (V),<br />

nog van hun te vorderen hadt, viel moeilyk,<br />

en was, tot hiertoe, ondoenlyk geweest.<br />

De vrees voor de gevolgen' van het ontworpen<br />

Huwelyk, en de inhoud van het vyfde<br />

punt van het verdrag van den jaare 1604,<br />

iusfchen Spanje en Groot - Britanje (V), welk<br />

men zig, by deeze gelegenheid, te binnen<br />

bragt,deedt de Staaten, nogtans, befluiten,<br />

om te beproeven, of men Koning Jakob voldoen<br />

, en de Steden van verzekering losfen zou<br />

konnen.<br />

De gelegenheid hiertoe was hun gunftig. ] ikob de<br />

De I heeft<br />

f u) Negotiat. de TEANNIN TMI. II. fl. 05.<br />

O ) Zie IX. Deel, U. 344.<br />

£ » IX. Deel, bl. 175.<br />

G 3


geld<br />

gebrek.<br />

loa VADERLANDSCHE XXXVII.JW.<br />

De Koning was in geduurige verlegenheid<br />

om geld, welk hy zo rykelyk fpilde, onder<br />

een groot getal van gunftelingen (.x), dat hy,<br />

naauwlyks, middel wist, om de kosten zyner<br />

Hofhoudinge, behoorlyk, goed te maaken.<br />

Het Parlement, weetende hoe kwalyk<br />

's Konings inkomsten hefteed werden, was,<br />

federt eenigen tyd, onwillig geweest, om<br />

hem te onderfteunen. Het laatfte was, in<br />

't jaar 1614, vrugteloos, gefcheiden (y) t en<br />

't volk was thans zo misnoegd op de Regeering,<br />

dat het niet te wagten was, dat de<br />

Koning een nieuw zou befchryven: 't welk,<br />

nogtans, vereischt werdt, om, met 's volks<br />

genoegen, aan penningen te geraaken. Dit<br />

alles wist men, in den Haage. De eenige<br />

zwaarigheid beftondt maar in de zaak derr<br />

wyze te beleiden, dat de Koning de herlevering<br />

der Steden zelf voorfloeg; wanneer<br />

men gelegenheid hebben zou, om hem, met<br />

minder dan agt millioenen, te voldoen, welken<br />

men ten volle zou hebben moeten betaalen,<br />

als de herlevering, van der Staaten zyde,<br />

begeerd was geworden. En om den Koning<br />

hiertoe te brengen, werdt het ftuk, zo men,<br />

meent, voornaamlyk door beftelling des Advokaats,<br />

op deeze wyze, aangelegd.<br />

XXVII. Men liet de Engelfche bezettingen, in de<br />

Beleid Steden van verzekering, eenigen tyd, onbe­<br />

van Oltaald. Zy vielen, hierop, klagtig aan den<br />

denbarneveld<br />

Koning, die de Staaten vermaande, op hel<br />

ca Kaïoii .voldoen der knegten te pasfen. Men beriep<br />

zig<br />

O) RAT*IN Tom. VII. p. 107.<br />

Cy) RAPIN fq.it, VII. p, 9V


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 103<br />

zig op den flegten ftaat van 's Lands geldmiddelen,<br />

veroorzaakt door den kryg. Aan<br />

't Krygsvolk gaf men goed befcheid; doch 1<br />

verfchoof hunne voldoening, van tyd tot tyd. ;<br />

1616.<br />

>m de<br />

iteden<br />

'an ver­<br />

In Engeland, hieldt, men aan, met dringen ]<br />

zekering<br />

op betaaling, by den Staatfchen gezant Noël \ e losfeti.<br />

de Karon, die, eindelyk, als uit zig zeiven,<br />

voorfloeg n dat de Staaten, veelligt, beflui-<br />

„ ten zouden, het uiterfte hunner pooginn<br />

gen in 't werk te ftellen, om alle 's Konings<br />

agterftallen te voldoen, en 't geld, daartoe<br />

w noodig, tot eene hooge Rente, op te neen<br />

men; zo zyne Majesteit kon goedvinden,<br />

5, hun de herlevering der Steden van verze-<br />

„ kering aan te bieden." Deeze opening<br />

vond gehoor, by den Koning, die ontbloot<br />

was van geld; en by de Hovelingen, die hunnen<br />

mond reeds, om ftryd, maakten op deezen<br />

vetten buit. De Koning fchreef, kort<br />

hierna, aan de Staaten „dat hy, hen aan-<br />

„ ziende voor zyne goede vrienden en bond-<br />

„ genooten, die een' en denzelfden Gods-<br />

?, dienst met hem beleeden, en in de algen<br />

meene zaaken, het zelfde belang hadden<br />

„ als hy, geene reden hadt, om te dugten,<br />

„ dat 'er ooit eenig misverftand ontftaan zou ,<br />

w tusfchen hen beide: om welke oorzaak,<br />

w hy, zo zy begeerden zig in 't bezit te ftellen<br />

van hunne Sceden, genegen was, om<br />

„ hun dezelven weder te geeven." De Staaten<br />

draalden niet, met hun befluit. Karon<br />

kreeg last, om met den Koning te handelen.<br />

Jakob de I. magtigde zynen geheimen<br />

Raad, om de zaak met hem af te doen (z),<br />

C*) A& Publ. Angl. Turn. VII. P. II, p, zv*<br />

G 4<br />

en


iëi6.<br />

De Engel<br />

fche<br />

bezetting<br />

trekt uit<br />

Briele,<br />

Vlieringen<br />

en<br />

Rammekens.<br />

Oordcel<br />

van 't<br />

Franfche<br />

Hof,<br />

over 't<br />

herleveren<br />

der<br />

verpandeSteden.<br />

104 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

en men was 't eens, binnen weinige dagen.<br />

De Staaten verbonden zig, den Koning, voor<br />

alle agterftallen, twee millioenen zevenhonderdagtentwintigduizend<br />

guldens eens te betaalen<br />

(a): en deeden 't, op den beftemden<br />

tyd. De bevelhebbers der Steden van verzekering<br />

kreegen, nog voor 't einde van<br />

Bloeimaand, last, om dezelven te ruimen (f).<br />

Prins Maurits toog, in Zomermaand, naar<br />

den Briele, om bezit van deeze Plaats en<br />

van de twee onderhoorige Sterkten te neemen.<br />

De Engelfche bezetting, driehonderdvyfenzestig<br />

man fterk, verliet de Stad, op<br />

den elfden. Ten zelfden dage, trok de bezetting<br />

van Vli'-fingen en Rammekens, die zeshonderd<br />

man fterk was, uit deeze twee Plaatfen.<br />

De Staaten hielden, nogtans, het Engelsch<br />

Krygsvolk in hunnen dienst, Hellende,<br />

ten verzoeke van Koning Jakob, Robert,<br />

Burggraaf l'Ile , die Bevelhebber van<br />

Vlisfingen en Rammekens geweest was, tot<br />

Overfte van het zelve aan (c). Horatio Vere,<br />

gewezen Bevelhebber van den Briele,<br />

bleef ook in den dienst deezer Landen. Aan<br />

't Franfche Hof, hieldt men het overleveren<br />

der verpande Steden voor zulk een' onvoorzigtigen<br />

ftap van Koning Jakob, dat<br />

fommigen niet fchroomden, aan den Engelfchen<br />

Gezant, Thomas Qdmonds, te verklaar<br />

ren „dat men, in Frankryk, jaarlyks, de<br />

„ Staa­<br />

rt


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 105<br />

j, Staaten met groote fommen onderfteunde,<br />

?, hun daarenboven veele millioenen , die<br />

s, voor deezen waren opgefchooten, kwyt-<br />

„ fcheldende, om hen te brengen tot de af-<br />

„ bangkelykheid , waartoe Groot - Britanje<br />

w hen , door het bezetten der verpande Ste-<br />

J} den , gebragt hadt : waarom Koning Jan<br />

kob zig nergens door moest hebben laa-<br />

„ ten beweegen , om deeze Steden te rui-<br />

?J men." Men voegde 'er by „ d-at Frankje<br />

ryk, tot hiertoe, geen' invloed gehad hadt<br />

„ op den Vereenigden Staat, dan door het<br />

n ftyven van Oldenbarnevelds aanhang ;<br />

w hebbende de Koning van Groot-Britanje,<br />

„ aldaar , de gunst der menigte weeten te<br />

M winnen: doch nu fcheen hy veel voordeels<br />

w aan Frankryk, boven Groot-Britanje, te<br />

„ willen afïlaan (/)." Zo fprak men, meer,<br />

veelligt, om Koning Jakob lpyt aan te doen,<br />

dan om dat men waarlyk dagt, dat hy, by<br />

de Staaten , veel gerekend geweest was.<br />

Nogtans keurden ook veele Engelfchen het<br />

overleveren der Steden af. En fommigen<br />

hebben gefchreeven, dat Koning Jakob, befpeurende<br />

, dat men hem , met het losfen<br />

deezer Steden, verkloekt hadt, na dien tyd,<br />

altoos, een kwaad gevoelen behouden heeft<br />

tegen den Advokaat Oldenbarneveld (e~).<br />

Over den Lakenhandel, was, federt eenigen<br />

tyd, ook wederom gefchil gereezen met<br />

*de Engelfchen , die geverwde Lakens herwaards<br />

voerden , welken men , hier , niet<br />

wil-<br />

fj) T. BIRCH Negniht. from 1591 te 1617. ƒ>. 39Ö.<br />

(>j AHBEUST Memair. p. 319.<br />

G 5<br />

Gefcbnlen<br />

met<br />

Engeand,oirer<br />

den<br />

Lakenhandel.


toé VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

wilde ingebxagt hebben, alzo zulks ftrekte tot<br />

benadeeling der verweryen deezer Landen.<br />

Koning Jakob hadt, hierop, wederom den<br />

uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen verbooden<br />

5 't welk den verweren, met naame<br />

die van Middelburg , alwaar men den ftapel<br />

der Engelfche Lakenen hieldt, niet minder<br />

nadeelig was. De Staaten hadden toen hun<br />

verbod in zo verre veranderd, dat zy den invoer<br />

van gefprenkelde of gemengde Lakenen<br />

toebeten (ƒ> Voorts, werden de Engelfche<br />

Lakens ook zo fmal en flegt gemaakt, dat de<br />

Staaten dienftig oordeelden , hiertegen, by<br />

verfcheiden' Plakaaten op het onderzoek of de<br />

tarra der Lakenen, te voorzien (jg). Maar<br />

Koning Jakob hadt, ook hierover, ongenoegen<br />

opgevat (h): waarop, in Bloeimaand des<br />

laars 1617, een Plakaat volgde, by welk, de<br />

iroorigen, op de tarra der Engelfche Lakenen<br />

ijemaakt, een weinig gemaatigd werden (f).<br />

De Oktrojen , den Engelfchen Koopluiden<br />

rerleend, werden , ten zelfden tyde , vernieuwd<br />

(k). Te vooren, was reeds toege­<br />

: daan , dat men allerlei geverwde Engelfche<br />

Lakens naar Middelburg voeren, en, aldaar,<br />

tan vreemdelingen, om buitens Lands verzon,<br />

( len te worden, verkoopen zou mogen: blyrende,<br />

voor 't overige, de voorige Plakaa-<br />

1 en, in genoegzaame kragt (7).<br />

TM?/lïeT^Ff^'<br />

U D<br />

' el<br />

'<br />

II7<br />

°' BAUDAJlT<br />

(g) Groot-PIakaatb. I. Deel, koi 776, 780.<br />

(ft ) BAUTMRT. Mcmor. VIII. Uuek, hl. 64.<br />

(O Grooc-Plakaatb. I. Deel, kol. 776, 7H0.<br />

(t) Gwot-Plakaatb. I. Deel, kol. 766.<br />

(O Gruot-Plakaatb. II. Deel, kol. «277, c?7p'<br />

-<br />

Mem0<br />

*<br />

In


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E. 107<br />

In Frankryk 9 waren, na de dood van Hen-<br />

Tik den IV., veranderingen voorgevallen ,<br />

die niet zeer gunftig gehouden werden, voor xxvnr,<br />

den Vereenigden ötaat. De Koningin We­ Staat varj<br />

Frank*<br />

duwe , die 't Ryk, geduurende de minder- ryk.<br />

jaarigheid van Lodewyk den XIII., regeerde<br />

, volgde andere maatregels , dan Henrik<br />

de IV. gedaan hadt, Zy handelde, reeds in<br />

't jaar i 611, over een dubbel Huwelyk, tusfchen<br />

haaren Zoon en Anna, Infante van<br />

Spanje, en tusfchen den Infant, Filips, en<br />

haare Dogter, Elizabet (m). In 't volgende<br />

jaar, werden deeze Huwelyken geflooten,<br />

en , onder anderen, beraamd , dat Koning<br />

Lodewyk en de Infante, of derzelver nakomelingen<br />

nimmer regt zouden konnen verkrygen<br />

, op de Spaanfche Ryken en Heerlykheden,<br />

byzonderlyk niet op Vlaanderen<br />

(3) en de Graaffchappen van Bourgondie en<br />

Charolois, die, na 't affterven der Aartshertogen<br />

zonder nakomelingen , wederom aan<br />

Spanje zouden moeten vervallen. Van den anderen<br />

kant, werdt vastgefteld, dat de nakomelingen<br />

van Filips en Elizabet nimmer regt<br />

op Frankryk , of eenige Franfche bezittingen<br />

zouden mogen voorwenden (n). 't Sluiten<br />

van deeze twee Huwelyken verwekte,<br />

zo dra het rugtbaar werdt, veel gemorsin 't<br />

Ryk,<br />

Cm) Voiez Du MONT Orps Diplom. Tom. V. P. II. p. 165,166.<br />

(») Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. II. p. 2T5, 217.<br />

Snpplem- au Corps Diplom. Tom. 11. P. I. p. 283.<br />

(3) Omtrent deezen tyd, begon men het deel der<br />

Nederlanden, welk onder de Aartshertogen itondt,<br />

naar de voornaamfte gewesten, Vlmnfaren, of ook<br />

wel Brabant te noemen,


io3 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

ifJifj. Ryk. De Hugenooten in 't byzonder vreesden,<br />

dat zulk eene naauwe verbindtenis met<br />

Spanje ftrekken zou, om hun de vryheid<br />

van Godsdienst, welke zy, federt eenige<br />

jaaren, genooten hadden, te doen verliezen.<br />

Biiinen- Henrik van Bourbon, Prins van Condé, mislandfchenoegd<br />

, dat men hem geen deel aan 't bewind<br />

oorlog.<br />

gaf, en den Florentyn Conchini, die, in 't<br />

jaar 1614 , tot Maarfchalk van Frankryk,<br />

verheeven, en federt Maarfchalk iAncre genoemd<br />

werdt, 't voornaam beleid der zaaken<br />

toevertrouwde, fpande famen, met Cezar<br />

van Bourbon, Hertog van Vendöme,<br />

Henrik van Orleans, Hertog van Longueville,<br />

Henrik van Lotharingen, Hertog van<br />

Mayenne, Karei van Gonzaga, Hertog van<br />

Nevers , Henrik van Luxemburg, Hertog<br />

iran Pinei, Henrik van la Tour dAuvergne,<br />

Hertog van Bouillon, en verfcheiden' andere<br />

Grooten , die zig allen van 't Hof ont-<br />

: lielden, en eenen opiland verwekten om de<br />

/oorgenomen' Huwelyken te beletten, welke,<br />

i edert, de kryg der Henrikken genoemd werdt,<br />

mi dat de voornaamfte Grooten deezen naam<br />

iroegen. Men trof wel een verdrag met dee-<br />

:e Grooten, in 't jaar 1Ó14; doch 't werdt<br />

i ïaast verbroken. Condé bemagtigde, in 't<br />

•\ volgende jaar , verfcheiden' fterke Plaatfen.<br />

] n Louwmaand des jaars 1616, werdt 'er,<br />

T wederom , een Verdrag gemaakt, tusfchen<br />

C len Koning, die nu, ruim een jaar gelee-<br />

< ien, meerderjaarig geworden was, en de Redering<br />

aanvaard hadt, en de misnoegden.<br />

i<br />

( 5eduurende den binnenlandfchen kryg in<br />

p<br />

rankryk, hadden de misnoegden, met naa­<br />

J<br />

me


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 109<br />

me de Hertog van Bouillonom onderlïand 1616.<br />

aangehouden , by de Vereenigde Staaten :<br />

doch hierop was niets geflooten (0). De Ko­ De Staa*<br />

ning hadt, daarentegen, Benjamin Aubery, ten biedenLo­<br />

Heer vanMaurier, in 't voorleeden jaar, herdewykwaards gezonden : die de Staaten bewoog, den XIII.<br />

om den Koning hunne hulp aan te bieden; hurineii<br />

't welk veel toebragt , om de misnoegden byftatld<br />

aan.<br />

aan de hand te doen gaan. De Prins van<br />

Condé gaf den Staaten, terfïond, kennis van<br />

de getroffen' vrede, te gelyk verdedigende 't<br />

gedrag, welk hy gehouden hadt (p). Maurier<br />

deedt, van gelyken(q). Condé, zig op<br />

*t verdrag vertrouwende, verfcheen, in Hooimaand<br />

, ten Hove. Doch de Maarfchalk<br />

d'Ancre, die 't oor der Koninginne Moedel<br />

hadt, bragt te wege, dat hy gevat en in de<br />

.Baftille gezet werdt. Maurier deelde deö<br />

Staaten dit gewigtig nieuws, zonder uitftel,<br />

mede; en alzo men, ter deezer gelegenheid,<br />

nieuwe beweegingen in Frankryk te gemoet<br />

zag, begeerde hy, uit 'sKonings naam, dat<br />

de Franfche troepen, in Staaten dienst, naar<br />

Frankryk, te rug gezonden werden. Ook<br />

vorderde Lodewyk de XIII., dat men hem,<br />

van hier, met zes Oorlogsfchepen , onderfteunde.<br />

De Staaten bewilligden, in 't een<br />

en in 't ander. Doch het fluiten van 't Verdrag<br />

van Soisfons, daar het vermoorden van<br />

den Maarfchalk d'Ancre, met 'sKonings kennisfe,<br />

in Grasmaand des volgenden jaars, op<br />

volgde , maakte deezen onderftand noode-<br />

(e") BAUDAB-T. Memor. VIII. Boei, bl. 43.<br />

C/O ISAUDAHT. Memor. VIII. Boek, bl. 81.<br />

BAUDART. Memor. VIII. Bmk, bl. 9j,<br />

loos.


tms.<br />

XXIX.<br />

De Staatenonderfteunen<br />

de<br />

Venetiaanen,<br />

te^en den<br />

Aartshertoge<br />

van<br />

Oostenryk.<br />

t<br />

ï Ï ó VADKRL. MIST. XXXVII. BoEg,<br />

loos. De rust fcheen, door de dood van dee*<br />

zen gehaaten gunfteling, herfteld te zyn,<br />

in Frankryk (r). Doch zy duurde ilegts eene<br />

korte wyle.<br />

De zeefchuimeryen der Uskoken, ingezetenen<br />

van 't Landfchap Istrie, die Ferdinand*<br />

Aartshertog van Oostenryk en Heer van dit<br />

Landfchap , niet hadt willen of konhen beletten,<br />

hadden, in dit jaar, gelegenheid ge­<br />

geven, tot eenen kryg, tusfchen dien Aarts­<br />

hertog en den Staat van Venetië, De Venetiaanen<br />

vervoegden zig, om onderhand, by<br />

de Vereenigde Staaten, die hun toeftonden *<br />

dat zy hier drieduizend man liéten werven,<br />

welken, onder 't bevel van Graave Jan Ernst<br />

van Nasfau, in hunnen dienst, overgingen*<br />

Zy vertrokken te fchepe ; doch niet voof<br />

Sprokkelmaand des volgenden jaars. Al deele<br />

manfchap fmolt, door ziekte en ongemak,<br />

Dp eenige honderden na, in den kryg, die,<br />

3en gantfchen Zomer, vinnig voortgezet<br />

«rerdt. Graaf Jan zelf overleedt, in den na*<br />

Somer, te Venetië (f). Kort hierna, werdê<br />

er een Beftand getroffen (V).<br />

CO AUBERY Memoir. p. 383-39$- DANIËL Joum. de touti<br />

nil. p. m-vm.<br />

Cr) Refol. Holl. 30 Sept. — 22 OBob. 1616. bl. 22. tl'mnk<br />

j klemor. VW. Jlnek. bl. 61. IX. Roek, bl. 115.<br />

(,*) Fuiez Do MONT Corps Diplom. Tom. V. f. n. p. 304.'<br />

V A


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

AGTENDERTIGSTE BOEK*<br />

I N H O U D .<br />

L De Staaten van Holland neemen een nieuW<br />

befluit tot weering van fcheuring. Zy doen<br />

eene bezending naar Amfterdam. II. Redevoering<br />

van Hugo de Groot, in de Vroedfchap<br />

aldaar. III. Befluit der Vroedfchap. De<br />

Staaten blyven by de voorige Refolutien. IV.<br />

Twist, op verfcheiden' Plaatfen, ter gelegenheid<br />

der flrydige Befluiten j onder de Leden<br />

van Holland. Keuren van Schieland. De<br />

Contraremonftranten winnen gunst. V. Hunne<br />

vergaderingen te Amfterdam en in den<br />

Haage. De Remonftranten vergaderen, insgelyks.<br />

Zy verbinden zig onderling. Vl.Oorfprong<br />

der afzonderinge, te Amfterdam. 'f<br />

Graauw ftoort aldaar der Remonftranten Vergadering,<br />

en piondert het Huis van Rem EgbertszoonBis/chop.Vll.DeContraremonftranten<br />

neemen de Kloosterkerk in den Haage in><br />

VIII. Prins Maurits gaat in deeze Kerke. Afzondering<br />

in andere Steden. IX. Raadpleegingen<br />

op het houden eener Nationaale Sinode. X.<br />

Onderftand aan den Hertoge van Savoye verleend.<br />

XI. Verfchil tusfchen de Vorften van<br />

Brandenburg en ISieuwburg. Inbreuk op V Be-<br />

ftand*


na VADERLANDSCHE XXXVUI.BOÈE.<br />

ftdnd. Zweeden Verzoekt kuip tegen Poolen.XIL<br />

Ontdekking van de Straat van le Maire. Walvis<br />

fchen ge ftr and. De Parmer bedykt. Xlïl.De<br />

fcheuring geeft aanleiding, tot ongewoone verandering<br />

in deRegeering.XW. Oor zaaken van<br />

'taanneemen van Waardgelders. Zogenaamde<br />

fcherpe Refolutie derStaaten vanHolland.XV.<br />

Hunne inzigten op V ftuk van den Godsdienst.<br />

Vyf Steden kanten zig hiertegen. XVI. Bezending<br />

naar Zeelanden naar Dordrecht, op<br />

ftuk van de Sinode. Ontfchuttering te Leiden.<br />

Oldenbarneveld te Utrecht. Waardgelders aldaar<br />

aangenomen. XVII. Verskillen met de<br />

Geregtshoven. Onlust te Haarlem. Te Nieuwkoop.<br />

Hogerbeets wordt Penftonaris te Leiden.<br />

XVIII Maurits brengt bezetting in den Briel.<br />

Gerugten ten laste van hem en van den Advokaat<br />

.XIX. Handelingover V houden eener JSationaale<br />

ofProvinciaale Sinode.Dordrecht hier<br />

toe benoemd. Aanmerkelyke woorden des Advokaats.<br />

XX. De Engelfche Gezant Karleton<br />

raadt de Sinode aan.WeegfchaalzynerRedetivoering.<br />

XXL Redevoering van den Frarfchen<br />

Gezant Maurier.Prins Maurits bezoekt eenige<br />

Steden. Schryftaandezelven. XXII. Voorflag<br />

van vyfSteden op"t ftuk der Sinode.Verklaaring<br />

van Haarlem. Oordeelen over dezelve. XXIII.<br />

Prins Maurits verandert de Regeering te<br />

Nieuwmegen. Overysfel bewilligt in de Sinode.<br />

XXIV. Schimpfchriften tegen den Advokaat*<br />

Merkwaardig zeggen van Prinfe Maurits. De<br />

Advokaat verdedigt zig. Schriften vanAarfens<br />

XXV. Beweegingen te Utrecht en ie Leiden*<br />

De Prins komt te Utrecht. Vertrekt wederom.<br />

Byeenhmst ten huize van Tref el. XXVI. Ver»<br />

toog


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 113<br />

tosg van Holland, op V pluk der IVaardgelders.<br />

XXVII. De algemeene Staaten en dit<br />

van Holland doen eene bezending naar Utrecht.<br />

XXVIII. Prins Maurits komt 'er,<br />

insgelyks. Handeling aldaar. XXIX. Amfterdam<br />

zendt ""er ook Gemagtigden. Ds<br />

Waardgelders worden afgedankt. Verandering<br />

der Regeeringe te Utrecht. XXX.Voorftel<br />

van Boiftfe. De Nationaale Sinode werdt<br />

byeen geroepen».<br />

TT\E Staaten van Holland, ziende de Ge-<br />

JL#/ meente, op verfcheiden' Plaatfen, zig<br />

fchikken tot afzondering, hadden, op den<br />

agttienden van Lentemaand, wederom een Befluit<br />

genomen, by meerderheid van ftemmen,<br />

bevestigende de voorgaande Befluiten op de<br />

vrede der Kerken, en verbiedende alle partyfchap,<br />

fcheuring en oneenigheid, onder bedreiging,<br />

dat de fchuldigen, als verftoorders<br />

der gemeene ruste, zouden geftraft worden (a).<br />

Amfterdam en eenige andere Leden hadden zig<br />

egter gekant tegen dit Befluit, waardoor het<br />

weinig klem kreeg (F). 'tSchyntook,datmen,<br />

ten deezen tyde, eenig vermoeden hadt, onder<br />

de Staaten, dat de tegenwoordige Regeering<br />

wankel ftortdt, ter gelegenheid van welk<br />

vermoeden , die van Amfterdam verklaard hadden,<br />

dezelve te willen handhaaven, alzozy,<br />

nevens de andere Leden, verftonden, dat dè<br />

opperfte magt, beide over kerkelyke en burgerlyke<br />

perfoonen en zaaken, den Staaten toekwam.-<br />

a~) Uefol. Holl. 1 Maart — 26 April 1616. il. 4.<br />

9) HAUDART Memor. VUl./Joei, bt.ij, UÏTENBÖG. b'. 343,'<br />

X. DEEL. H<br />

1616.<br />

1.<br />

De Smten<br />

van<br />

Holland<br />

neemen<br />

wederom<br />

een Befluit<br />

, tot<br />

weering<br />

van<br />

fcheuring<br />

en ver 1<br />

,<br />

deeldheid.-


Ï6Ï6.<br />

Zy doen<br />

eene bezending<br />

san Amfterdam.<br />

IL<br />

Redevoering<br />

van de<br />

Groot,<br />

Sn de<br />

Vroedfchap<br />

a'-<br />


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 115<br />

j, willen voegen by de meerderheid;" ver­ 1616.<br />

volgde hy te zeggen n dat de Staaten, met<br />

n blydfchap, verftaan hadden, dat de Stad de<br />

j, tegenwoordige Regeering wildé handhaaven,<br />

en misnoegd was op zulken, die, door<br />

, } woorden of fchriften , dezelve Regeering<br />

„ veragt of verdagt zogten te maaken: dat<br />

w hun ook zeer aangenaam geweest was, te<br />

verneemen, dat Amfterdam, nevens de anj,<br />

dere Leden, begreep, dat den Staaten de<br />

i, hoogfte magt toekwam, over kerkelyke eri<br />

?, burgerlyke perfoonen en zaaken : een beft<br />

grip, altoos voorgeftaan door de Evangen<br />

lifche Leeraars, en welks tegendeel alleen<br />

5, in de Roomfche Kerke gedreeven werdt ;<br />

j, een begrip ook, Welk vanwylenzyhëDoorn<br />

lugtigheid, altoos, was verdedigd, 't Was,<br />

ging hy voort, aan de andere zyde, kénlyk*<br />

dat de Staaten, menigwerf, opregtelyk vérj,<br />

klaard hadden , den waaren Christelyken<br />

,, Hervormden Godsdienst te Willen blyvefl<br />

„ Handhaaven, zonder te gedoogen, dat, op<br />

den zeiven, eenige de minfte inbreuk gen<br />

fchiedde. Uit het een en het ander nu, was<br />

„ op te maaken, dat men't, in denvoornaamr<br />

„ ften- inhoud der Refolutien, onlangs, overgew<br />

zonden aan de Steden, Dorpen en Klasfen,<br />

„ volkömenlyk eens was. Want dèeze Refolutien<br />

betroffen twee Hoofdpunten, de Regeen<br />

ring der Kerken, en het verdraagen van een<br />

nige Godgeleerde verfchillen. Op het eerfte,<br />

», punt was niets vastgefteld, dan 't gene be-<br />

9, greepen was in de Kerkenordening van den<br />

w jaare 1591, die, by zyne Doorlugtigheid,<br />

% by de twee Geregtshoven, en zelfs by my-<br />

H s „ ne


ii6 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

löifj. » ne Heeren van Amfterdam was goedgekeurd.<br />

Delft, Gouda, Rotterdam en Md*<br />

» denblik begreepen toen, dat der burgerlyke<br />

Overheid, by deeze Kerkenordening, nog te<br />

» weinig gezags gelaaten was , waarom zy<br />

,, zwaarigheid gemaakt hadden, in 't aanned-<br />

„ men derzelve. Doch nu hadden zy berouw<br />

y, gekreegen van hunne voorgaande naauwge-<br />

„ zetheid, en in de Kerkenordening bewilligd,<br />

j, Ook was, by dezelve, genoeg gezorgd, voor<br />

«, 't belang van den Godsdienst, konnende<br />

„ niemant bevorderd worden tot den Kerken-<br />

„ dienst, dan na voorgaand kerkelyk onderzoek<br />

op zyne Leer en gedrag, en moetende<br />

„ de naameti van Leeraaren en Ouderlingen,<br />

voor derzelver bevestiging, der Gemeente<br />

„ worden voorgefteld, op dat elk, die iets op<br />

„ hen te zeggen wist, zig vryelyk zou mogen<br />

w openbaaren. Doch naardien de Kerk, de Steden<br />

en ft gantfche Land belang hadden, om<br />

w te weeten, wie den predikftoel betradt, en<br />

„ tot de gemeente fprak; zo moest de Over-<br />

„ heid hiervoor zonderlinge zofg draagen, die<br />

„ nogtans derwyze gemaatigd,was, by de ge-<br />

„ melde Kerkenordening, dat de Kerkenraad<br />

„ de helft, en de Gemagtigden der Overheid<br />

w de andere helft benoemden, mids deeze Ge-<br />

„ magtigden den welftand van Kerke en Gods-<br />

„ dienst toegedaan waren. Wat het verfchy-<br />

„ nen deezer Gemagtigden in de Kerkenraa-<br />

„ den aanging; zulks was, van 't begin der<br />

„ Hervorminge af, in eenige Steden, met<br />

„ naame te Enkhuizen, in gebruik geweest,<br />

en ftrekte tot bevordering van goede vers<br />

ftandhouding tusfchen de Overheden en


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 117<br />

» Kerkendienaars, die hunne bezwaarnisfen,<br />

» op deeze wyze, te ligter, voor de Overhe- •<br />

» den konden brengen. En nog werdt dit<br />

„ punt gelaaten aan de befcheidenheid der<br />

„ Wethouderen.. Wenfchelyk ware't, dat, op<br />

» deeze en andere punten, al voor veele jaa-<br />

*> ren, een vaste voet ware beraamd geweest,<br />

„ alzo elke Stad fchier eene byzondere wyze<br />

» volgde, in 't verkiezen der Kerkendienaa-<br />

„ ren, waaruit veele onlusten en beweeginn<br />

gen gereezen waren: waarom de Staaten niet<br />

langer hadden konnen nalaaten, eenige or-<br />

» de, by voorraad, te ftellen. Het tweede<br />

Hoofdpunt der Refolutien, 't verdraagen<br />

n der verfchillende gevoelens over Gods<br />

«, Voorfchikking met het gene 'er aankleefde,<br />

?, (leunde, klaarlyk, op deeze grondleer der<br />

„ Hervorminge, dat de Leerftukken waren, of<br />

„ tot den grondflag behoorende, of tot hetgen<br />

bouw. Dat de eerften weinig in getal, klaar<br />

„ om te verftaan, en noodzaakelyk om te gew<br />

looven waren. Dat de anderen, zo zy met<br />

Gods woord overeenkwamen, by goud en<br />

„ zilver; zo niet, by hooi en floppels, vergelee-<br />

„ ken werden; doch dat de bouwers van zulk<br />

„ hooi en ftoppels, nogtans, de zaligheid niet<br />

j, verliezen zouden: waarom zy ook in de Ker-<br />

„ ke behoorden gedraagen te worden, 't Stry-<br />

3, dig gedrag des Pausdoms, welk de luiden,<br />

?, om allerlei Leerlhikken, bande enverdoem-<br />

„ de, hadt men, by ons, altoos, den geest des<br />

„ Antichrists genoemd. En op 't verwyt van<br />

„ verfchillende Godsdienften onder ons, was<br />

„ altoos geantwoord, dat onze verfchillende<br />

j, gevoelens geenèn verfchillenden Godsdiensf<br />

H 3 „ maak-


ïfji6.<br />

ii 8 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

55 maakten, noch de Kerkelyke eenigheid bran<br />

ken, alzo weinig, als zulks, vanouds,door<br />

» de verfchillende gevoelens der eerfte Chris-<br />

» ten - Leeraaren, plag te gefchieden. Ook<br />

» hadden de Evangelifche Kerken deeze ver-<br />

» draagzaamheid niet flegts geleerd -, maar met<br />

» der daad geoefend, 't Was, eenen tyd lang,<br />

„ gedaan , tusfchen Luther en de Zwitfers:<br />

„ daarna, in Poolen en Lithauwen, tusfchen de<br />

„ Kerken van de Augsburgfche, Boheemfche<br />

» en Zwitferfche belydenis , onder welken<br />

„men, tot heden toe, over en weder, ter<br />

„ preeke en ten Avondmaal ging, eikanderen<br />

» houdende voor regtzinnige kerken. ïus-<br />

„ fchen die van de Augsburgfche belydenis<br />

„ en de Husfiten en Waldenzen in Boheeme,<br />

„ was, insgelyks, kerkelyke eenigheid. De<br />

„ Hervormden in Duitschland hadden ze den<br />

„ Lutherfchen ,. meermaalen , aangebooden,<br />

„ De Nederlandfche Kerken zeiven hadden<br />

„ 'er toe gearbeid, met redenen en fchriften,<br />

„ by verfcheiden' gelegenheden. De Luther-<br />

„ fche Predikant te Woerden was, in den jaa-<br />

„ re zestienhonderd en vier, door deZuidhol-<br />

„ landfche Sinode, verzogt tot vereeniging.<br />

„ In Engeland, in Zwitferland en elders, wa-<br />

„ ren, over verfcheiden' punten, gefchillen<br />

„ gereezen, zonder dat daarom de kerkelyke<br />

W eenigheid verbroken was. Franciskus Ju-<br />

„ nius, Profesfor te Leiden, hadt een boek<br />

„ gefchreeven, tot aanpryzing der onderlinge<br />

„ verdraagzaamheid. De gemelde Sinode, ge-<br />

„ waarfchuwd door de Franfche Kerken, te-<br />

„ gen eenige doolingen van Piscator, Profes-<br />

„ for te Herborn, in 't Graaffchap Nasfau,


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 119<br />

• ö hadt deeze Kerken vermaand, de zaak bui-<br />

„ ten fcheuring te houden. Tilenus, Profes-<br />

„ for te Sedan, 't gevoelen van Piscator toe-<br />

„ gedaan , met Molin^us in gefchil geraakt<br />

M zynde, werdt, zo wel als zyne party, in eene<br />

JJ en de zelfde Kerke gedraagen. Hier te Lan-<br />

J3 de en eiders, waren zy ook altoos vereenigd<br />

n gebleeven, die de Predestinatie of Goddelyw<br />

ke Voorfchikking, onder en boven den val,<br />

en onder voor waaiden, leerden; gelyk, in de<br />

J3 Haagfche Conferentie, door de broeders,<br />

aldaar Contraremonftranten genoemd, ver-<br />

?) klaard was, dat, hierover, nooit, onder<br />

hen, eenig gefchil was geweest.<br />

, 3 Wie nu, vervolgde de Groot, was20 ver»<br />

w metel, dat hy, 't gene, in de gemelde Consj,<br />

ferentie, ter eeiier of ter andere zyde, over<br />

„ de vyf punten, beweerd was, voor noodzaakelyk<br />

ter zaligheid durfde houden ? Imw<br />

mers, moesten de noodzaakelyke punten<br />

w klaar zyn« voor elk : maar de Leer der Predestinatie<br />

verltonden veele eenvpudigen;<br />

5, niet. Zou men deeze allen uitlluiten van<br />

w de zaligheid? Beide de gevoelens kwamen<br />

j, hierin overeen, dat Gods befluiten en wer-<br />

53 kingen omtrent 's menfchen zaligheid ge-<br />

„ grond waren in Christus. Beide behielden<br />

s, ze, derhalve, het fondament, welk Christus<br />

„ is. 't Verfchil was, voornaamlyk, over de or-<br />

5? de van Gods befluiten en voprweetenfchap,<br />

„ die, nogtans, beide van eeuwigheid waren..<br />

„ En waren, hierover, zulke diepzinnige vraa-<br />

„ gen voorgefteld, dat 'er de geleerdften zig<br />

„ naauwlyks hadden weeten door te redden»<br />

v De verdraagzaamheid omtrent deeze pun-<br />

H 4 tzï\


i«o VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

5« ten behoorde zig ook over de Leeraars uit<br />

5« te ftrekken, die zo wel hunne doolingen en<br />

p zwakheden hadden , als de gemeene Lidjj<br />

maaten. Ook was zy, met der daad, on-<br />

?? der de Leeraars, geoefend. Bullingerus en<br />

„ Melanchton verfchildenmetKalvynenBeza,<br />

n over de Leere der Predestinatie. Nogtans<br />

>3 onderhielden zy de eenigheid, en bejegenden<br />

eikanderen als broeders. De voorge-<br />

?) melde aanbiedingen van vrede aan de Lu-<br />

„ therfchen, die, behalve 't verfchil over 't Avondmaal,<br />

ook leerden de algemeene genade,<br />

de Predestinatie uit voorgezien geloow<br />

ve, en dat de geloovigen van de genade vers,<br />

vallen konden, beweezen, dat men deeze<br />

?, léeringen gehouden hadt voor verdraaglyk.<br />

Zulks hadden ook geoordeeld Perkins in<br />

n Engeland, en Params, te Heidelberg, beide<br />

„ in 't gevoelen der broederen, die men hier<br />

„ Contraremonftranten noemde. De Kerken<br />

jj van Anhalt en eenige Leeraars in Deene-<br />

„ marke, 't gevoelen houdende der broede-<br />

„ ren, die hierRemonftrahten genaamd wer-<br />

„ den, bleeven, nogtans, in eenigheid, met<br />

andere Hervormde Kerken en Leeraars. In<br />

„ Engeland, waren ook Leeraars van beider-<br />

„ lei gevoelen. Zyne Majefteit van. Groot-<br />

„ Britanje hadt zé beide, na ryp onderzoek,<br />

w beftaanbaar geoordeeld, met het waar geloove<br />

en 's menfchen zaligheid. In Frank-<br />

?, ryk, ftelde Molinaeus de gefchillen over de<br />

„ Predestinatie, onder de punten die verdraag-<br />

„ lyk waren. In Holland zelf, waren, voor<br />

„ meer' dan veertig jaaren, Leeraars aangeno-<br />

„ men geweest van het iaage gevoelen, nüdat


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 121<br />

? ? der Remonftranten genaamd. De Leidfche 1616.<br />

?> Hoogleeraars hadden, ten tyde van Armt •<br />

w nius, verklaard, dat, onder hen, geen vern<br />

fchil was, over de grondftukken der Leere.<br />

Na 't houden der Haagfche Conferentie,<br />

,, hadt men zelfs beloofd, onderling, broe-<br />

,, derfchap te zullen houden. De Sinode der<br />

p Franfche Kerken hadt ook betuigd, hiertoe<br />

, 5 gezind te zyn. De twist, daarna toegenon<br />

men, hadt de natuur der gevoelens niet ver-<br />

?, anderd. 't Gene te vooren verdraaglyk ge-<br />

„ weest was, bleef nog verdraaglyk: 't welk<br />

veele Leeraars van het hooger gevoelen, ja<br />

., veele Kerken en Klasfen, uit Leeraars van<br />

,3 beide de gevoelens beftaande, nog tegen-<br />

53 woordig zo bleeven inzien.<br />

Ook waren deeze gefchillen zo zwaar en<br />

» diep , dat 'er nooit eenige Kerkelyke uit-<br />

?? fpraak over gedaan was. In de yier eerfte<br />

75 eeuwen, yondt men 'er geheel geen gewag<br />

n van. Kalvinus, Beza en anderen hadden<br />

JJ zelfs beleeden, dat men 'er toen anders o-<br />

55 ver gefproken hadt, dan zy deeden. Augus-<br />

?5 tyn hadt, daarna, 't ftuk wat hooger gevat,<br />

?5 en eene volftrekte Predestinatie geleerd,<br />

7> niet zonder tegenkanting van veelen. De<br />

55 Kerkvergaderingen, gehouden tegen de ket-<br />

?5 ters, welken hy beftreedt, en tegen eenige<br />

55 anderen, hadden, nogtans, niets vastgefteld,<br />

p omtrent de volftrekte Predestinatie. De<br />

55 Roomfche Kerk liet de Dominikaanen met<br />

55 de Jezuiten, en de Jezuiten onder elkande-<br />

53 ren, over dit ftuk, twisten, zonder uitfpraak<br />

53 te doen. 't Was ook niet gefchied onder de<br />

33 Protestanten, "van 'it begin, der Heryormm-


122 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

16*16*. ,, ge af. Hunne bejydenisfen fpraken niet op<br />

?, eenerlei wyze van deeze itoffe. De punten<br />

„ teLambeth waren zo gelteld, dat ze van de<br />

,, Leeraars van beide de gevoelens konden<br />

55 aangenomen worden , en desonaangezien<br />

„ hadt zyne tegenwoordige Majefteit dezel-<br />

5, ven niet willen laaten voegen, by de Gen<br />

loofsbelydenis der Engelfche Kerke.<br />

5, Om deeze redenen, hadden ook de Staa-<br />

» ten geoordeeld, dathethuntoeitondt,ampts-<br />

» halve, alle fcheuring ter oorzaake van deen<br />

ze gevoelens te beletten. Eene Sinode, waar-<br />

>? op eenigen ltonden, was hiertoe niet noo-<br />

» dig; 't welk, uit het gene, te vooren, over<br />

o het gezag der Overheid in 't Kerkelyke, o-<br />

>y vereenkomdig met Amfterdams verklaai)<br />

ring, gezeid was, kon worden afgenomen.<br />

9 Scheuring, om punten, niet noodig ter za-<br />

5 ligheid , was verbooden, in Gods woord*<br />

5 De tegenwoordige gefchillen waren, open-<br />

: , baarlyk, zodaanig bevonden. Weshalve, de<br />

5 hooge Overheid niet hadt konnen nalaaten.<br />

5 Gods Wet in 't werk te ftellen, en fcheuring<br />

5 te beletten. Alle Hervormde Leeraars oor-<br />

> deelden ook, dat het regt omSinoden tebe-<br />

3 > roepen der hooge Overheid toekwam. Hier-<br />

> onder was_ begreepen de vryheid om te oor-<br />

; > deelen, of de Sinode dienftig ware of niet,<br />

, welke men haar benam, als men de Sinode,<br />

; , ook na zulk een onderzoek, als te vooren<br />

) , gemeld is, nog voor noodzaakelyk hieldt. *t<br />

, Geftaadig gebruik ftreedt hier ook tegen, De<br />

s , Koningen van Juda hadden veele kerkelyj<br />

, ke zaaken geregeld. Keizer Theodofius hadt<br />

, eenige kerkelyke gefchillen beflist: naar 't<br />

» oor-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 123<br />

- oordeel veeier Hervormde Leeraaren, met<br />

„ nuttiger uitllag, dan men van eenige Sino-<br />

„ de gehad hadt. De Hervorming zelve was<br />

n niet door Sinoden, maar door Koningen en<br />

w Overheden ingevoerd en verbeterd, 't Gen<br />

zag der Overheid was altoos geweest het<br />

n beste middel, om fcheuring te voorkomen.<br />

w Konftantyn en Honorius hadden, met de<br />

L meeste vrugt, gearbeid, om de fcheuring der<br />

„ Donatisten te heelen. Zyne Majefleit van<br />

„ Groot-Britanje hadt eenigen, die totfcheu-<br />

„ ring fcheenen te neigen, voor zig doen ko-<br />

„ men, te Hamptoncourt, en uitfpraak ge-<br />

?J daan, op hunne gefchillen, die, onder anden<br />

ren, de Predestinatie betroffen. De Raad<br />

n van Bern, eenig gefchil befpeurende over de<br />

, Predestinatie, beval, dat men daarvan, niet<br />

?j- onbedagtelyk , maar gemaatigd en zonder<br />

9 } ergernis, leeren zou: ook, dat niemant naar<br />

w Geneve, of elders ten Avondmaal loopen,<br />

A maar dat van den dienaar zyner kerke ontn<br />

vangen zou: waarmede de moeite een einn<br />

de genomen hadt, "<br />

% „ Te zeggen, dat de Sinode noodig zou zyn,<br />

„ om der Overheid onderrigting en goeden<br />

„ raad te geeven, floot niet, in alle gevallen:<br />

«, konnende eenjge zaaken zo klaar gefield zyn<br />

in Gods woord, dat de Overheid daarvan,<br />

?, uit zig zelve , zekere kennis kon hebben.<br />

5, Onder deeze zaaken, waren deezen twee:<br />

„ dat men eikanderen, in punten, niet noodig<br />

ter zaligheid, verdraagen moest, en dat<br />

n de betwiste punten onder de noodigen niet<br />

konden gerekend worden. Ook was, uit de<br />

„ overeenflemming van veele treffelyke Leer-<br />

„ aaren,<br />

1616.


iéifS.<br />

124 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOJSK;<br />

JJ aaren, wel zo goeden raad en vaste kennis<br />

n te haaien, als uit eene Sinode. Men hadt Kal-<br />

» vyn, Beza, Hyperius, Urfinus, Witaker, Pern<br />

kins, Juellius, Danams, Junius, Parjeus, Ca-<br />

» faubonus, Piscator, Molinteus flegts te vraa*<br />

•> gen, óf men eikanderen over deeze gefchiln<br />

len niet hadt te verdraagen; en zy zouden,<br />

?> in hunne fchriften, ja antwoorden. Drong<br />

» men dan nog op eene Sinode; veele Sino-<br />

„ den der voorgaande eeuwen, die niets om-<br />

„ trent de volftrekte Predestinatie beflist hadden,<br />

leerden ons de verdraagzaamheid. De<br />

„ Sinode te Woerden, de Sinode der Franfche<br />

„ kerken, te vooren gemeld, zo veele Klas-<br />

„ fen, die de verdraagzaamheid oefenden, waren,<br />

als men op de zaak, niet op den naam<br />

„ zag, als zo veele kleine Sinoden te agten.<br />

„ De Haagfche Samenfpreekers, die, elkan?<br />

„ deren gehoord hebbende, beloofd hadden,<br />

w broederfchap te zullen onderhouden, be-<br />

M hoorden in geen minder aanzien te zyn dan<br />

9 eene Sinode. Voorts, zou eene Sinode, ten<br />

„ deezen tyde, nietflegtsonnoodigzyn; maas<br />

„ ook geenen dienst doen: 't zy het uitfpraak<br />

„ deedt over de gefchillen, of de verdraag-<br />

5, zaamheid aanbeval. De gefchillen waren<br />

„ nooit gehouden van zulk een'aart, dat'e*<br />

„ uitfpraak over behoorde gedaan te worden,<br />

„ waartoe, in allen geval, een zuiver en be~<br />

„ daard oordeel vereischt zou worden; welk,<br />

„ uit het dagelyks en. driftig prediken en fchry-<br />

3, ven, bleek, hier, kwalyk te zullen konnen<br />

v gevonden worden. Dat de Sinode ook ee-<br />

„ nen voet van verdraagzaamheid zou kong,<br />

nenberaamen, die, by allen, aangenomen<br />

„ zou


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. ias<br />

n zou worden •, mogt gehoopt, maar kon thans, 1616.<br />

•5 bezwaarlyk, verwagt worden. De ongemaa-<br />

55 tigden vervielen, of tot ongebondenheid in<br />

55 de leere, of tot fcheuring, en hadden gee-<br />

55 ne agting voor den raad der geraaatigden.<br />

53 Wat befcheidenheid, wat vreedzaamheid<br />

55 kon men dan wagten ? Hoe dik wils hadt men<br />

55 ook de Sinoden zien fcheuren; waarna elk<br />

55 deel het ander veroordeeld hadt. Hoe dik-<br />

55 wils hadden ze gediend, om 't kerkelyk ge-<br />

55 zag te ftyven, tegen dat der Overheid. Moei-<br />

55 lyk zou ook zyn het beroepen eener Sino-<br />

53 de. Zouden de gemagtigden daartoe, door<br />

53 de Klasfen, verkooren worden, of door de<br />

55 Overheid? Zo 't laatfte, zou de gantfche<br />

55 Vergadering, of elk Lid der Staaten de af-<br />

55 zending doen ? Zou men de Remonftranten,<br />

,3 of zulken, die eenig bedenken hadden op<br />

55 de Belydenis en Catechismus, hooren, als<br />

55 partyen, of zouden zy zitting hebben in dé<br />

„ Sinode ? Zou men daar de Belydenis en Ca-<br />

55 techismus overzien, of niet ? Wyders, zou<br />

35 de Sinode zyn moeten Provinciaal, Natio-<br />

5, naai of Generaal. In de Provinciaale, was<br />

95 deeze zwaarigheid, behalve de gemelden, dat<br />

99 fommige Klasfen gefcheurd waren, en elk<br />

5, deel, zig voor de regte Klasfe houdende,<br />

5, naar de Sinode zou willen afzenden; zo men<br />

55 anders begreep, dat deeze afzending, door<br />

,, de Klasfen, behoorde te gefchieden. Om-<br />

„ trent deNationaale Sinode, ftondt te dugten,<br />

95 dat de afgevaardigden uit fommige Gewes-<br />

,3 ten , die zig alreeds te openlyk verklaard<br />

9, hadden, verdagt gehouden zouden worden i<br />

15 ook zouden de HollandfcheKerken, aldaar,


126 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEX.<br />

1616. » ligtelyk overftemd, en by de meerderheid<br />

» een voet beraamd konnen worden, die niet<br />

n gepast was, op den tóeftand dier Kerken,<br />

•j Tot eene Generaale Sinode, zou te veel tyds<br />

vereischt worden. Ook zouden zyne Maje-<br />

„ fteit van Groot- Britanje en verfcheiden"<br />

„andere Vorlten oordeelen, dat, daartoe,<br />

„ ook de Lutherfchen behoorden befchreeven<br />

te worden: waaruit, veelligt, nieuwe zwaa-<br />

„ righeden zouden ryzen. Men kon ook vraa-<br />

„ gen, of, na 't eindigen der Sinode, de O-<br />

„ verheid derzelver befluiten, blooteiyk, zou<br />

hebben aan te neemen, of haar na-oordeel<br />

„ vry behouden ? 't Eerfte ftreedt met Gods<br />

>, woord, den grond der Hervorminge en 'ri<br />

„ regt des Lands. Het tweede zou nieuwe gen<br />

legenheid tot twist en oproer geeven kon-<br />

„ nen, wanneer 't gebeuren mogt, dat de Ö-<br />

„ verheid verfchilde met de Sinode. Al 't welk<br />

„ egter niet gezeid wérdt, om iemant te doen<br />

n wanhoopen, aan het beroepen en houden ee-<br />

?J ner nuttige Sinode; maar alleenlyk, om te<br />

,j doen zien,; dat zy, tegenwoordig, niet te<br />

„ wagten was. Zyne Majefteit van Groot-Brin<br />

tanje eri de Staaten van Gelderland en O*<br />

„ verysfel hadden ook begreepen, dat de te-<br />

„ genwoordige gefchillen behoorden te wor-<br />

„ den nedergelegd, door 't gezag der hooge<br />

„ Overheid.<br />

„ De Graaven van Holland hadden,' al van<br />

„ ouds, groot gezag geoefend over de Gees-<br />

„ telykheid, .haar gebiedende dienst te doen 3<br />

„ tegen 't Paufelyk verbod, en verbiedende,<br />

„ duistere en ergerlyke ftoiftm op den Predik-<br />

„ ftoel te bfengen. De Staaten zdven hadden 4<br />

„ eeni-


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 127<br />

j, eenige jaaren herwaards, verfcheiden' ge- 1616.<br />

n fchillen, uit den twist over de Predestinatie<br />

gereezen, in de Steden, door hun gezag,<br />

„ nedergelegd ; Gomarus en ' Arminius tot<br />

w vrede vermaand, en de fcheuring, die, uit<br />

„ het vergen eener ongewoone ondertekening<br />

n van dé Belydenis en Catechismus, te vreej,<br />

zen ftondt, gezogt te voorkomen. Den<br />

n Haagfchen Conferenten of Samenfpreekeren<br />

hadden ze liefde en eenigheid aanbevon<br />

len, te gelyk verklaarende, dat zy de vyf<br />

punten hielden ih ftaate. Naaf deeze ver-<br />

?, maaning hadden de wederzydfc'he Leeraars<br />

„ beloofd, zig te zullen voegen. En 't Befluit,<br />

„ toen, eenpaariglyk, en met goed genoegen<br />

van de eene en de andere partye, genomen,<br />

5> was de grondflag geweest van alle de volgen-<br />

„ de Befluiten, die 't zelfde einde bedoelden;<br />

,j tot op de Refolutie van Louw- en Lentej,<br />

maand des jaars 1614 (jP) : waarby 't gevoej.<br />

len, welk de Staaten verdraaglyk hielden,<br />

nader omfchreeven werdt, op dat niemant,<br />

p onder dekfel van het zelve, onverdraagly-<br />

}) ke leeringen invoeren mogt.<br />

„ Hunne Agtbaarheden hadden zwaarig-<br />

>, heid gemaakt, in het aanneemen deezerRej,<br />

folutie; doch egter verklaard, wel te mogen<br />

n lyden, dat anderen zig van dezelve bedienw<br />

den. Maar men hadt, hieruit, naar 't fcheeh,<br />

» gelegenheid genomen, om de Refolutie vern<br />

dagt te maaken, als 't werk van eenige Re-<br />

?j monftranten; als partydig en duister inge-<br />

P, Held, ja, als ftrydig met de waarheid, en<br />

„ met<br />

fjrf) Zie hier voor, W. iz>


12o VADERLANDSGHE XXXVIII BOEK-,-<br />

1616, n met de eer der Hervormde Kerken. Hunne<br />

» Edelheden wisten, dat de Refolutie geen'<br />

» werk der Remonftranten ware: ook, met<br />

n welk een ryp beraad, en na 't inneemender<br />

» verfchillende gedagten van Leiden, Rotter-<br />

» dam en anderen, ter eener, en van Dordrecht,<br />

» ter anderer zyde, men, tot dezelve, gekost<br />

men ware. Ook kon men zulk eene Refolun<br />

tie niet houden voor partydig, vooral niet<br />

j- by de broeders Contraremonftranten, alzo<br />

n veelen hunner de Refolutie hadden aange-<br />

» nomen. Men bezage de Refolutie zelve. Zy<br />

j» fprak van hevige twisten en wederzydfché<br />

-5 nageevingen. Zy vermaande elk, tot gemaa^<br />

„ tigde gevoelens. Maar hadden niet de Con-<br />

55 traremonftranten zeiven erkend, dat men<br />

55 van de Predestinatie, voorzigtiglyk en fo-<br />

55 berlyk, fpreeken moest ? De Refolutie ftelde<br />

,3 eenige paaien, maar zy ftelde ze, aan beide<br />

55 de zyden, en meer voor de Remonftranten<br />

,5 dan voor de Contraremonftranten , zynde<br />

5, deeze paaien dezelfde , welken, by de oudé<br />

„ Kerkvergaderingen, gefteld waren tegen gew<br />

voelens, die aan de Leere der genade nadee j<br />

5, lig zouden mogen zyn. De Leer, die de Refo-<br />

„ lutie voordroeg, was die der Remonftrann<br />

ten niet, voor zo ver zy verfchildeh van de<br />

Contraremonftranten; maar de Leer der Ge-<br />

„ reformeerden ,• ja der Christenen in 't ge-<br />

55 meen; want hoe men ook 't ftuk der Predes-<br />

„ tinatie begreepe, vast ging het, dat uit-<br />

„ verkoorenen, en opregte, ftandvastige gew<br />

loovigen ter eener; en verworpenen, en zul-<br />

„ ken, die ongeloövig ftierven, ter anderer<br />

# zyde, de zelfde perfoonen waren. En nog<br />

ff ver-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 129<br />

verboodt de Refolutie niet, hooger te lee-<br />

„ ren * fchoon zy de voorgeftelde Leer voor -<br />

genoegzaam hieldt. Zy vorderde, op ver-<br />

„ zoek der Contraremonftranten zeiven, dat<br />

>- men, in alle andere punten, bleeve by de<br />

„ Leer der Hervormde Kerken, zonderling<br />

„ in deeze Landen, 't Slot der Refolutie ftrekte<br />

alleen tot vrede en ftigting. Nergens<br />

,, bleek hier, derhalve, eenige partydigheid.<br />

,, Ook was de Refolutie met klaare woorden<br />

n ingefteld. 't Was waar, dat zy niet bepaalde,<br />

of de genade wederftaan kon worden,<br />

„ of niet; noch of 't geloof voor de verkie-<br />

,, zing, of de verkiezing voor 't geloof ging.<br />

Maar klaar te leeren, 't gene klaar was, en<br />

n het duistere onbeftist te laaten, was niet dub-<br />

1616,<br />

belzinnig, maar duidelyk fpreeken. Zulks<br />

,, was , in verfcheiden' Kerkvergaderingen,<br />

„ daar men tot geene beflisfing komen wilde,<br />

dienftig gevonden. Als ook de Koning van<br />

,, Groot-Britanje riedt, in de zaak eens te zyn ;<br />

doch de wyze niet naauwkeurig te onderzoeken,<br />

riedt hy niet dubbelzinnig te fpree-<br />

„ ken; maar iet te zeggen, en iet te zwygen.<br />

De Refolutie, leerende dat God niemant ter<br />

„ verdoemenisfegefchaapenhadt, nochiemant<br />

„ noodzaakte te zondigen, ontkende, daar-<br />

3, mede, Gods voorweeïenfchap of deerfzonj,<br />

de niet. Augustyn en Prosper hadden't zelf-<br />

3, de gezeid: en wie toch hadt Gods voorweetenfchap<br />

beter verdedigd, de erfzonde meer<br />

„ aangeweezen, dan zy? 't Zeggen derRefolutie,<br />

dat God niemant ter zaligheid noodigde,<br />

wien hy ze niet geeven wilde, was<br />

t i nok niet dubbelzinnig: want het tegendeel<br />

X..DEEL. I »van


i3o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />

1616. JJ van dit zeggen was niet, dat God allen,<br />

„ die hy noodigde, beflooten hadt, zalig te<br />

w maaken; maar dat hy niemant noodigde,<br />

„ dan dien hy de zaligheid eenigermaate gun-<br />

JJ de, of eenigszins beflooten hadt te geeven:<br />

't welk zeer wel, met het zeggen der Conw<br />

traremonftranten in de Haagfche Conferentie,<br />

en met de gevoelens van oude en nieuwe<br />

Kerkenleeraaren overeenkwam. Uit het<br />

w gezeide, bleek dan, dat de Leer der Refolu-<br />

JJ tie niet met de waarheid ftreedt. Ook wer-<br />

„ den 'er de Hervormde Kerken niet door gew<br />

brandmerkt, gelyk fommigen waanden. Im-<br />

„ mers zeiden de Staaten niet, datdeGerefor-<br />

„ meerden, of Contraremonftranten eenigen<br />

van de genoemde uiterften geloofden. De<br />

Belydenisfen, de Nederlandfche inzonder-<br />

„ heid, leerden duidelyk, dat God de oorzaak<br />

„ der zonde niet was: de Catechismus, dat hy<br />

den mensch gefchaapen hadt, om hem lief<br />

j, te hebben, en methem zalig te worden. Ver-<br />

„ fcheiden' Hervormde Leeraars veroordeeï-<br />

„ den de genoemde uiterften. De Refolutie hadt<br />

n 'er gewag van gemaakt, om de Hervormde<br />

w Kerken van allen blaam te zuiveren, en haar<br />

j, te waarfchuwen, dat zy, door haare ftreng,<br />

J5 tegen de wederparty, te fterk te trekken»<br />

„ niet te verre loopen zouden: gelyk Nikafius<br />

„ van der Schuuren gedaan hadt, die, geleerd<br />

„ hebbende, dat God den mensch tot de zonde<br />

bewoog, naar 't getuigenis der Contran<br />

remonftranten in de Haagfche Conferentie»<br />

„ door de Kerken, beftraft was. De Remonftranten<br />

werden ook vermaand, by de Rey,<br />

folutie; 't welk zy in 't goede namen, de<br />

«Re-


XXXVIII. BOEK. H I S T ö R I E. 131<br />

w Refolutie verdedigende. En 't zou den Staa- 1616.<br />

,j ten lief geweest zyn, zo de broeders 5 die .<br />

„ men Contraremonftranten noemde, ook de<br />

„ Refolutie verdedigd, en aangeweezen had-<br />

„ den, dat de uiterften, by de zelve afgekeurd,<br />

„ ook door de Hervormde Kerke, veroor-<br />

„ deeld werden. Men hieldt dan de Refolutie<br />

genoeg verdedigd, als zynde opgefteld in<br />

„ alle billykheid , niemant veroordeelende,<br />

de betwiste punten onbeflist laatende, o-<br />

„ vereenkomftig met de zuivere Leer, en tot<br />

„ eere en ftigting der Hervormde Kerken<br />

„ ftrekkende. Ook was zy, door den Koning<br />

J? van Groot-Britanje, en door verfcheiden'<br />

n Kerkvoogden in Engeland, goedgekeurd,<br />

M en hier, door veele Klasfen en Kerkendien<br />

naars, ook door Contraremonftranten, aanw<br />

genomen.<br />

„ Hunne Agtbaarheden, beter gedagtenhebbende<br />

dan veelen van het oogmerk der Hee><br />

55 ren Staaten, fcheenen slleenlyk te vreezen ,<br />

}, dat de verdraagzaamheid ongebondenheid<br />

5, en fchadelyke nieuwigheden voortbrengen<br />

w zou, tot benadeeling der Hervormde Lee-<br />

55 re. En deeze bezorgdheid was mynen Hee-<br />

5, ren den Staaten aangenaam: ook wilden de<br />

„ Edelen en de andere Steden der Stad Amj.<br />

fterdam, hierin, niet toegeeven. De ongev<br />

bondenheid ging, dit moesten ze bekennen,<br />

w reeds te ver. Doch dit was aan 't niet ver-<br />

„ draagen van verdraaglyke punten te wyten.<br />

Zo partyen, geen ander verfchil hebbende<br />

9, dan 't gene in de Conferentie verhandeld<br />

5, was, eikanderen de hand booden, niemant<br />

j5 zou 't hert hebben van nieuwigheden voor<br />

ia ijjte


132 VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOEK<br />

te ftellen. De Klasfen, hier en daar zynde<br />

gefcheurd, konden geene Kerkentugt oefenen;<br />

waarom zy, ten fpoedigfte, behoorden<br />

hereenigd te worden. Andere ongebondenheid<br />

kon den Staaten niet geweeten<br />

worden, hebbende deezen geene fchorfing<br />

van kerkelyke ftraffen verleend, dan voor<br />

' zo veel ze zaaken,in de Conferentie verhandeld,<br />

betroffen. Wel was waar, dat de Staa-<br />

' ten ook verbooden hadden, tegen de Remon-<br />

, rtranten te handelen, by wyze van onderzoek;<br />

doch dit was gefchied, om dezelfde<br />

55<br />

reden, waarom de Contraremonftranten<br />

!' hadden geweigerd, te antwoorden op eenige<br />

vraagen aangaande de verwerpinge, hun<br />

voorgefteld, door de Remonftranten. Se-<br />

' 5<br />

dert, hadden de Staaten zeiven voorzien tegen<br />

ongebondenheid in de Leere, beveelende,<br />

dat men zig, in alle andere punten, zou<br />

' hebben te houden aan de Leer der Hervormde<br />

Kerken, met melding zelfs van de Bely-<br />

W<br />

denis en Catechismus, die van veel dienst<br />

f konden zyn, als zy, met befcheidenheid,<br />

gebruikt werden.<br />

„ Anderen fcheenen bekommerd, of deRew<br />

folutien ook ftrekken mogten, om de Con-<br />

„ traremonftranten te dringen uit de Kerken:<br />

„ doch zonder grond , willende de Staaten,<br />

„ duidelyk, beide de partyen geduld hebben.<br />

,5 Niemant was, om 't gevoelen der Contraremonftranten,<br />

geweerd van den dienst, ken-<br />

„ nertde men geene Stad in Holland, die al-<br />

„ leen van Remonftrantfche Leeraars bediend<br />

j, werdt. Ook was niemant, om 't een of't<br />

„ ander gevoelen, maar alleen om onverdraagnzaam-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 133<br />

„ zaamheid en fcheuring afgezet: waartoe men \6\6.<br />

„ nog zeer noode gekomen was, en voortaan<br />

„ ook noode zou komen.<br />

„ Men bragt, eindelyk, ook als eene zwaan<br />

righeid in, dat, door 't naarkomen der Re-<br />

„ folutie, en gevolglyk door het voorftellen<br />

5, der verfchillende gevoelens in de zelfde Ker-<br />

„ ke, altoos onrust blyven zou in de Gemeen-<br />

> ? te. Doch 't gene aanftoot geeven kon be-<br />

5, hoefde men niet op den predikftoel te brenj,<br />

gen. Den Leeraaren werdt, by de eenvou-<br />

„ digheid, ook de voorzigtigheid aangepreey,<br />

zen, Waarom zouden zy, voor eenen tyd ten<br />

n minfte, niet konnen zwygen van de ge-<br />

„ fchilpunten? Dagt iemant anders; die be-<br />

„ hoorde, ten minfte, te begrypen, dat het<br />

ft verfchil zo groot niet was, als eenigen meen-<br />

5, den. Het eerfte der vyf punten ftondende<br />

ft Contraremonftranten toe \ alleenlyk zeg-<br />

„ gende, dat het de gantfche Predestinatie.<br />

„ niet vervatte, 't welk de Remonftranten ook<br />

„ erkenden, belydende zy zekere Predestinatie<br />

tot het geloove, en erkennende, dat God,<br />

„ in het roepen of niet roepen, in 't geeven<br />

„ van veel of weinig tyds ter bekeeringe, zy-<br />

„ ne vrymagtigheid gebruikte. Eenigen, den<br />

„ Contraremonftranten toegedaan, zeiden,da?<br />

„ men, over den rang van Gods befluiten om<br />

„ het geloof en om de zaligheid te geeven,<br />

ft niet behoorde te twisten. De Remonftran-<br />

„ ten ftonden toe, dat geloof en werken de<br />

ft oorzaak der verkiezinge niet waren, en»be-<br />

„ kenden, omtrent het tweede punt, dat, wat<br />

„ de toe-eigeningaanging, Christus alleen voor<br />

de geloovigen geftorven was. By de Con-<br />

I 3 „ tra^


134 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

n traremonftranten, wederom, was zyn lyden<br />

n genoegzaam, om aller menfchen zonden te<br />

» verzoenen. Sommigen zeiden, dat God elks<br />

*> zaligheid wilde, onder zekere voorwaarde,<br />

•» en altoos meerder gaven fchonk aan die<br />

» de minderen wel gebruikte. Het derde punt<br />

?> was buiten gefchil. Over 't vierde, twistte<br />

r> men zo fyn, dat het verfchil naauwlykste<br />

» merken was. De Remonftranten erkenden,<br />

» dat God de verlichting des verftands, den<br />

«> lust en kragt ten goede, onwederftandelyk,<br />

» fchonk. De Contraremonftranten, dat hy<br />

„ den mensch tot hekeering bewoog, door<br />

s, inwendige aanraading, die, niet het vermo-<br />

» gen om te wederftaan, maar den wederftand<br />

„ zei ven wegnam, terwyl de wil, fchoon be-<br />

»} woogen door de genade, vry en onbedwon-*<br />

w gen medewerkte. Wederom, ftelden deRemonftranten,<br />

dat de genade niet flegts de<br />

n magt om te gelooven werkte, maar het gew<br />

loof zelf ; dat alle menfchen deeze genade<br />

„ niet ontvingen, maar eenigen, in wien zy<br />

den wederftand wegnam, hangende onze<br />

n bekeering ook niet aan onzen wil. OmtrenS<br />

„ het vyf de punt, leerden de Remonftranten,<br />

„ dat de geloovigen eenige zekerheid hadden<br />

„ van hunne zaligheid, die toenam, met het<br />

,3 toeneemen hunner Godsdienftigheid ; dat<br />

n zy vastelyk vertrouwen moesten op Gods<br />

barmhertigheïd , voor het tegenwoordige<br />

1 en voor het toekomende, en dat, door alle<br />

?5 zonden, de genade niet verlooren werdt,,<br />

5, De Contraremonftranten erkenden, aan den<br />

5, anderen kant, dat den roekeloozen de ze-<br />

9, kerheid der zaligheid niet toekwam: dat zy


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 135<br />

?} altoos met vreezen en beeven verzeld was; 1616.<br />

» dat eenige beginlels des waaren geloofs konw<br />

den verlooren worden ; dat 'er eene maat<br />

r> des geloofs was, binnen welke, een uitvern<br />

koorene niet zekerer zyn kon van zyne zan<br />

ligheid dan een verworpene; dat fommigen<br />

n deeze zekerheid, eerst kort voor hunnen<br />

» dood, verkreegen; dat de geloovigen, ten<br />

n opzigt van hun zeiven, konden uitvallen ;.<br />

» en dat zy, door zwaare zonden,devoornaa-<br />

55 me werking der genade verlooren. Uit al<br />

» het welke men zien kon , hoe lang men, we-<br />

» derzyds, zelfs over de Predestinatie, zou kon-<br />

55 nen prediken, zonder tot twist te vervallen,<br />

» vooral zo men zyne Leer ter betragting wil-<br />

39 de aandringen: waartoe alle leeringen ben<br />

hoorden te worden gerigt. De Contraremon-<br />

» ftranten beoogden, 't werk der zaligheid<br />

» Gode alleen toe te fchryven, den mensch<br />

» alle verdienften en roem te beneemen, de<br />

» waare geloovigen, voor alle wanhoop en<br />

» flaaffche vreeze, te bewaaren. Wie kon hier<br />

*j iet tegen hebben ? De Remonftranten oor-<br />

•3 deelden, dat men niemant de hoop der za-<br />

» ligheid behoorde af te ihyden. Zy zogten<br />

r> den mensch te vermaanen, tegen de verhar-<br />

«> ding en tegen de zorgeloosheid, en tot het<br />

5. vastmaaken zyner roepinge en verkiezinge,<br />

n door goede werken. Wat Contraremonftrant<br />

„ zou dit willen wederfpreeken ? En genomen,<br />

w dat men de verfchillen, ook op het naauwj)<br />

fte, begeerde te verhandelen; waarom zou<br />

zulks niet konnen gefchieden, behoudens de<br />

„ liefde.en vrede, als 't maar zonder fchelden<br />

„ en befcheidenlyk gedaan werdt, en als men<br />

„ tyd en plaatfe, voorzigtiglyk, in agt nam'^<br />

I 4 » Hun-


Z6Ï6.<br />

156 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

Hunne Agtbaarheden hadden nu, ten be-<br />

» fluite, nog op 't gewigt der zaake te letj?<br />

ten. Zo men de verdraagzaamheid verwierp,<br />

» zou één van deeze drie dingen gefchieden<br />

» moeten. Men zou alle de Leeraars tot één<br />

» gevoelen moeten brengen; 't welk onmo-<br />

» gelyk was: of, men zou de eene party de<br />

y? andere moeten laaten veroordeelen: 't welk<br />

» noch Christelyk was, noch, ter oorzaake<br />

S9 van het groot getal der Predikanten van bei-<br />

«j de de partyen , gefchieden kon : of men<br />

?? zou twee Hervormde Kerken moeten toe-<br />

?« laaten; dat zeer verderfelyk zyn zou: alzo<br />

»j de fcheuring, eens gemaakt zynde, geduun<br />

rig grooter, en eindelyk ongeneeslyk wor-<br />

» den zou: ook veele nieuwe en gevaarlyke<br />

» doolingen uitbroeijen, waarvan de oude en<br />

w laatere gefehiedenisfen verfcheiden' voorn<br />

beelden uitleverden. Scheuringen teelden<br />

55 ook nieuwe fcheuringen. Stondt het vry,<br />

«3 over het verfchil tusfchen de Remonftranten<br />

en Contraremonftranten te fcheuren; waar-<br />

53 om ook niet over andere punten, waarin<br />

93 deeze laatften onderling verfchilden? Dit<br />

,3 zag men, aan "veele voorbeelden, met naa-^<br />

93 me aan de Herdoopers, die reeds in zo veer<br />

w le deelen gefcheurd waren, dat 'er naauw T<br />

5, lyks iemant gevonden werdt, die ze allen<br />

9, wist op te noemen. Ook zou de fcheuring<br />

9, gevaarlyk zyn voor den ftaat des Lands,<br />

93 die, voornaamlyk, door den band van Gods-<br />

9, dienst, verknogt gehouden werdt. Vyand-<br />

9, fchap van gewest tegen gewest, van Stad te-<br />

9, gen Stad, partyfchap in de Steden zeiven,<br />

ja tot in de huizen toe, was uit zulk eene<br />

a fcheuring te wagten. Verfcheidenheid vaa<br />

,3 open-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 137<br />

r> openbaare Godsdienften was, in Koningry-<br />

» ken, fchadelyk; in vrye Staaten, ten hoog- •<br />

n fte \ erderfelyk. En wat moeilykheden, hierr><br />

uit, in deeze volkrykeStad, zoudenkonnen<br />

r> ryzen, liet men de Heeren zei ven nadenv><br />

ken. Meer andere zwaarigheden zou de<br />

s? fcheuring na zig fleepen, die beter bedagt<br />

59 dienden, dan gezeid. 't Omhelzen eener welw<br />

bepaalde verdraagzaamheid zou, daarente-<br />

» gen, terftond, rust en halte baaren. Leerin-<br />

» gen, ftrydig met het algemeen geloove, zou-<br />

-5 den, eendragtelyk, verbannen worden. De<br />

» Kerkendienaars zouden in vriendfchap met<br />

33 eikanderen omgaan, en das den weg berti-<br />

33 den, tot het houden eener wettige en onparn<br />

tydige Sinode , daar de gevoelens nader<br />

» vergeleeken zouden konnenworden. DeGe 7<br />

» meente zou geftigt, en tot liefde en gehoor-:<br />

» zaamheid vermaand worden. De vriendj?<br />

fchap en 't goed verftand, tusfchen de Ede-<br />

53 len en Steden, tusfchen de Steden onderling,<br />

n en tusfchen de beste ingezetenen, lief heb-<br />

33 bers van den waaren Christelyken Hervorm^<br />

n den Godsdienst, zouden, meer en meer,<br />

73 aanwasfen , tot grootmaaking van Gods<br />

33 naam, tot welftand des Vaderlands, en tot<br />

77 opbouwing der Kerke. Waartoe de Staaten<br />

>3 al wat van hun eenigszins kon gevorderd<br />

5, worden, en de Gemagtigden den dienst van<br />

3, hunne Perfoonen, als hiertoe herwaards ge-<br />

5, zonden, gaarne aanbooden; welken dienst<br />

3, zy baden , dat voor aangenaam gehouden<br />

w mogt worden (e~),"<br />

De<br />

CO Vcrhael der Deputatie n'aei Amfterd.-gedrukt I6I


I6Ï6.<br />

III.<br />

De bezending<br />

naar Am<br />

llerdam<br />

doetgee^<br />

ne vrugt.<br />

Befluit<br />

der Am'<br />

fterdamfcheVroedfchap.<br />

138 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

De aanfpraak van de Groot werdt met veel<br />

aandagt aangehoord. De andere Gemagtigden<br />

bevestigden het goede oogmerk der Staaten.<br />

Muis, in 't byzonder, gaf te verftaan, dat die<br />

. van Dordrecht zig by de meerderheid hadden<br />

gevoegd, om goede redenen, van welken hy,<br />

zo 't begeerd werdt, nadere opening wilde<br />

doen. De Vroedfchap antwoordde, alleenlyk,<br />

dat zy op de zaak zou letten. Daarna zeide zy,<br />

datzy haare meening den Staaten, door haare<br />

afgevaardigden, zou doen verftaan. De Gemagtigden<br />

der Staaten zouden gaarne in nader<br />

onderhandeling gekomen zyn, om de zwaarigheden<br />

der Amfterdammeren op te losfen , ware<br />

't mogeiyk. Doch deezen deeden duidelyk<br />

genoeg merken, dat zy, hiertoe, niet gezind<br />

waren. Alleenlyk, gaven zy te kennen, datzy<br />

rust en vrede zogten, en niet gaarne zouden<br />

zien, dat dezelve, door iemant hunner ingezetenen,<br />

ergens, geltoord werdt (f).<br />

De Gemagtigden bemerkten, ligtelyk, dat<br />

men, met de bezending, niet gevorderd was,<br />

en keerden wederom naar den Haage. Midlerwyl,<br />

befloot de Vroedfchap, by meerderheid<br />

van weinige ftemmen (g) „ dat zy den waa-<br />

„ ren Christelyken Godsdienst, nu meer dan<br />

„ vyftig jaaren herwaards, hier te Lande, ge-<br />

„ oefend, zou handhaaven. Dat hetondienftig<br />

„ was voor den Staat, in denzelven, de min-<br />

„ fte verandering te gedoogen, dan by wege<br />

„ eener wettige Sinode. Dat men, hierom,<br />

„ niet hadt konnen bewilligen, in verfchein<br />

den*<br />

(ƒ; Vcriuel der Deput. bl. 94 enz. BRANDT II. Deel, fi<br />

583 enz.<br />

(£J GROTIUS Vei«ntw. HoofdjL Wil. bl. 89.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , I 39<br />

n den' voorftellingen, federt het jaar 1611,<br />

„ gedaan; ook niet in den voorflag van der<br />

«, Staaten Gemagtigden. Dat men, wyders, niet<br />

n kon toeftaan, dat, op den naam der Stad<br />

Amfterdam, eenige plakaaten werden gemaakt,<br />

veel min uitgevoerd, tegen die van<br />

„ de Religie, dan na het overweegen en ver-<br />

„ handelen der gefchillen, in eene wettige Si-<br />

„ node. Dat men, eindelyk, tot dien tyd toe,<br />

j, ook niet zou konnen gedoogen, dat eenige<br />

, 5 Contraremonftrantfche Predikanten in hunnen<br />

dienst gefchorst, of van den zei ven af-<br />

„ gezet werden, om dat zy, met de Remon-<br />

„ ftranten, geene kerkelyke eenigheid konden<br />

houden; noch dat de Contraremonftranten<br />

gehinderd werden, in hunnen Godsdienst,<br />

n onder dekfel van fcheuring, of als zy zwaarigheid<br />

maakten, om de Predikaatfien der<br />

n Remonftranten, of der zulken, die 't met de<br />

„ Remonftranten hielden, te hooren (A)." Men<br />

hragt dit Befluit in de Vergadering der Staaten<br />

van Holland, die, midlerwyl, wederom , by<br />

meerderheid van ftemmen, hadden vastgefteld,<br />

?, dat de voorige Refolutien op de vrede der<br />

„ Kerken zouden ftand grypen, met die mee-<br />

„ ning nogtans, dat het gene, in eenigen der-<br />

„ zeiven, van de Belydenis en Catechismus<br />

„. gezeid was, niet zo moest begreepen wor-<br />

„ den, als of men deeze twee fchriften gelyk<br />

„ ftelde met Gods woord: rnen hieldt ze alleen<br />

„ als'Formulieren van eenigheid, die, naar<br />

j, Gods woord, verklaard moesten worden.<br />

„ Voorts werden Gekommitteerde Raaden<br />

ik) TaiGLANU. U. 75^<br />

1616,<br />

De meerderheid<br />

der Staatenl>efluit<br />

de<br />

voorige<br />

Refolutien<br />

te<br />

doen agtervolgea.


IÓ16.<br />

IV.<br />

Twist op<br />

verfcheiden'<br />

Plaatfen,<br />

ter gelegenheid<br />

van de<br />

ftrydige<br />

Befluiten<br />

der Leden<br />

van<br />

Holland.<br />

i4o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

„ gelast en gemagtigd, om de Refolutien, al-<br />

„ omme, in de Steden en ten platten Lande,<br />

„ te doen naarkomen (*)•"<br />

Zulke ftrydige Befluiten van de meerderheid<br />

der Staaten en van de Stad Amfterdam<br />

gaven, zo dra ze rugtbaar werden, geen gering<br />

voedfel aan de tweedragt. In fommige Steden ,<br />

werden Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />

zwaarigheid maakende om in ééne Klasfis te;<br />

komen met Remonftrantfchen , afgezet van<br />

hunnen dienst, en belet te prediken (£_). Zekere<br />

Huisluiden, te Grosthuizen, de Kerk hebbende<br />

opgebroken, om eenen afgezetten Predikant<br />

aldaar te doen prediken, werden aan regte gevorderd<br />

: doch verwierven, by 't Hof van Holland<br />

, fchorling der regtspleeginge, op voorfchryvens<br />

der Steden Amfterdam en Enkhuizen.<br />

De Gekommitteerde Raaden namen dit<br />

den Hove zeer kwalyk. De zaak kwam, eindelyk<br />

, nog voor de Staaten, die ze afdeeden tot<br />

genoegen van den Predikant; hoewel de opbreekers<br />

der Kerke boete geeven moesten, die<br />

hun , door den Schout van Hoorn, met geweld<br />

, werdt afgehaald (7). Omtrent deezen<br />

tyd , kreeg ook Pieter Korneliszoon Hooft,<br />

Drosfaard van Muiden en Baljuw van Gooiland<br />

, beroemd door zyne treffelyke Nederlandfche<br />

Hiftorie en andere Schriften, aanfchryvens<br />

van Gekommitteerde Raaden, om<br />

den Gontraremonftrantfchen Predikanten in<br />

deezen oord, om vredes wille, te gemoet te komen,<br />

O") Zie Refol. Holl. 30 Sept.,— 22 Qèteb. ICI(>. bl, 15. enz*<br />

JIUANDT 11. Deel, bl. 387.<br />

C*) TRIGLAND bl.<br />

(. O BRANDT 11. Deel, bl. 407-414,.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 141<br />

men , in 't beroep van eenen Predikant te<br />

Huizen (m). Daarentegen, fielden Baljuw<br />

en Mannen van Schieland twee fcherpe Keuren<br />

, tegen de afgezonderde vergaderingen<br />

der Contraremonflranten te Zevenhuizen en<br />

elders. De plaats, daar men byeenkwam ,<br />

werdt, ten behoeve der armen , verbeurd<br />

verklaard: zulken, die in dezelve geleerd, en<br />

zulken , die de vergadering belegd hadden,<br />

verweezen , in eene boete van driehonderd<br />

guldens (11). De Groot hadt, op 't fterk aanhouden<br />

van Burgemeesteren van Rotterdam,<br />

de eerfte der twee Keuren, die de boete behelsde<br />

, ingefteld •, doch hy riedt egter de uitvoering<br />

af. Ondertusfchen, hadt de Baljuw<br />

eene fchuur, te Zevenhuizen, daar men gepredikt<br />

hadt, reeds doen toefpykeren. Te<br />

Schoonhoven, kwam, omtrent deezen tyd, of<br />

wat laater, een diergelyk fcherp verbod uit,<br />

op het houden en bedienen der afgezonderde<br />

Contraremonftrantfche Vergadering aldaar (0).<br />

De Staaten van Holland raadpleegden, midlerwyl,<br />

geduuriglyk, over 't wegneemen der<br />

Kerkelyke gefchillen; doch zonder tot eenig<br />

vast befluit te konnen komen, anders dan dat<br />

de meesten verklaarden, zig te houden aan de<br />

voorige Refolutien. Nogtans fcheenen de Contraremonftranten<br />

langs hoe meer begunftigers<br />

te vinden onder de Leden, en de Groot, die<br />

de Staaten Vergaderingen bywoonde, verklaarde<br />

, t'eenen dage, aan iemant „ dat Amv,<br />

fterdam en de voorftanders der Contrare-<br />

„ mon-<br />

Cm) HOOPTS Brieven N. 48. bl. 41.<br />

f«) TRIGLAND. bl. 765,<br />

C«) VAN DEN SANDE V. Hoek, bh 74. TRÏCLAND.<br />

iStö.<br />

Keuren'<br />

van<br />

Schielandtegen<br />

de<br />

ContraremonftrantfcheVergaderingen.<br />

De Contraremonflranten<br />

winnen<br />

ïunst,<br />

mi der de<br />

Leden<br />

van Holland.


Staat der<br />

Kerkelykegefchille.i<br />

in de<br />

andere<br />

gewesten.<br />

i 4 * VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ monftranten ftoi.it, de Advokaat en de andere<br />

Steden flaau.w waren, en dat de Refolutie<br />

en alles in gevaar was fj>)." Men viel na<br />

den Staaten , dagelyks , lastig , met fmeekfchriften<br />

van fclaagende Contraremonftrantfchen,<br />

die om andere Predikanten verzogten,<br />

dan zy hadden. In Slagt- en Wintermaand,<br />

werden 'er ee.nigen gelezen, gefteld op den<br />

naam der bezwaarde en bedroefde Gemeenten<br />

in Gouda, Kotter dam, Schoonhoven, Briele, den<br />

Haage, Haz srswoude, Benthuizen, Zoetermeer,<br />

Zevenhuizen , Moordrecht en Maasland. Doch<br />

op deeze fm sekfchriften, welken men hieldt tot<br />

fcheuring te ftrekken, werdt niets beflooten<br />

In Overy'Sfel, daar men de beginfeis van diergelyke<br />

zwkarigheden ondervondt, volgden de<br />

Staaten ht;t voorbeeld van die van Holland,<br />

verbiedende, in Lentemaand deezes jaars, allen<br />

Predikanten het leeren der hooge gefchillen<br />

van Gods eeuwige Predestinatie (V). In<br />

Gelderland, hadt men in beraad geleid, of men<br />

de Klasfen hooren zou, op een bekwaam middel<br />

vrm vereeniging, dan of de Staaten zeiven<br />

iet, 'by voorraad , beraamen zouden : in welk<br />

laatf te, de Kerkelyken groot nrishaagen toonder,<br />

(*). Maar in Friesland, daar, na 't veranderen<br />

der Regeeringe te Leeuwaarden, de Staate-<br />

n genoegzaam allen de zyde hielden, welke<br />

men, in Holland, de Contraremonftrantfche<br />

bloemde, kreegen de Klasfen bevel, om geene<br />

Pref/O<br />

BRANDT 11. B-el, VI. 410.<br />

(q) Red)!. Holl. 4 Nov— 22 Decè I5IÖ. VI. 34. TRIGLAND.<br />

tl, 894- BRANDT II Deel, hl. 433.<br />

O BAUDART. Memor. Vin. hoek, bl 1. BRANDT II. Deel<br />

bl. 440.<br />

is) BAUDART. Memor. VIII. Ikek, W.11. UiTBN80G.^.70i.


XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E . 143<br />

Predikanten te vorderen tot den Kerkendienst,<br />

dan die de Belydenis en Catechismus ondertekenden<br />

(0-<br />

Te Amfterdam , hielden de Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, van tyd tot tyd, heimelyke<br />

Byeenkomften: in eene van welken,<br />

in Louwmaand des jaars 1617 , vastgefteld<br />

werdt, geene Kerkelyke eenigheid meer te onderhouden<br />

met de Remonftranten. Men ftelde<br />

dit Befluit in gefchrift, welk, doorveelen, getekend<br />

werdt. Eenigen, die zwaarigheid maakten<br />

, werden 'er, door bezending, toe overgehaald.<br />

Anderen bleeven weigerig («). Eenige<br />

maanden laater, verbonden veele Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, in eene Byeenkomst<br />

in den Haage, de Vergadering van Correspondentie<br />

of onderlinge verftandhouding genoemd,<br />

zig aan eikanderen, tot verdediging<br />

van 't gene zy voor de zuivere Leere hielden,<br />

tegen de Remonftranten. Ook werdt hier, als<br />

een kenmerk van de waare broederfchap, vastgefteld<br />

, dat men zulken alleen voor broeders<br />

hadt te houden, die de Remonftranten en Remonftrantschgezinden<br />

voor valfche Leeraars<br />

verklaarden (y j. Doch zulke Vergaderingen<br />

hieldt men, omtrent deezen tyd en laater, ge-<br />

duuriglyk, in verfcheiden' Steden. De Remonftranten<br />

deeden het zelfde, te Rotterdam en<br />

elders. In Louwmaand, hadden ze wederom een<br />

Vertoog opgefteld, en den Staaten van Holland<br />

overgeleverd, waarby zy klaagden, dat<br />

Ct) BAUDART. Memor. VIII. HoeH, bl. 32.<br />

hun-<br />

f») UITENBOGABRT , bl. 701. TRIGLAND. bl. 689. BAUDART.<br />

Mem. IX. Hoek, bl. 1, 06.<br />

CO Zie de Acle by BRANDT II. Desl, bl. 462.<br />

1616.<br />

V.<br />

Vergaderingen<br />

der Contrare-<br />

monftranten<br />

te Amfterdam.<br />

1617.<br />

en in den<br />

Haage.<br />

De Remonftrantenvergaderen<br />

, in»gelyks.


l6if.<br />

Voor!Lig<br />

aan de<br />

Contrarcmonfcranten<br />

te Rotterdam. <br />

Verbindtenis<br />

der<br />

ltemonftranten.<br />

I 4 T VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

hunne partyen zig niet aan der Staaten Refolutien<br />

hielden : voorts, verlof begeerende, om<br />

'er, insgelyks, van ontflaagen te zyn (V). De<br />

Wethouderfchap te Rotterdam boodt, kort<br />

hierna, den afgezonderden Contraremonftranten<br />

aldaar eenen Predikant van hun gevoelen<br />

a£n, die in de openbaare Kerke leeren zou,<br />

mids zy geenen afgezonderden Kerkenraad<br />

hielden. Doch zy hadden zig nu reeds verbonden,<br />

om geene Kerkelyke gemeenfchap te houden<br />

met de Remonftranten. 't Voldeedt hun<br />

zelfs niet, dat Nikolaas Grevinkhoven, Remonftrantsch<br />

Predikant te Rotterdam , op wien<br />

men 't meest fcheen gelaaden te hebben, op<br />

raad van den Penfionaris de Groot, vrywillig<br />

afftand deedt van zynen dienst (je). De Remonftranten<br />

verbonden zig, eerlang, in den<br />

Haage, ook onderling nader aan eikanderen,<br />

ftellende zekere punten van eenigheid op ,<br />

welken zy, door de Predikanten, die gemeenfchap<br />

met hun houden wilden, lieten tekenen.<br />

Onder anderen, werdt, in dezelven,<br />

verklaard: dat zy, ziende hunne partyen ,<br />

n welken zy Scheurmaakers noemden, afwyken<br />

„ van de Refolutien der Staaten, zig ook niet<br />

g langer aan deeze Refolutien zouden konnen<br />

„ houden; maar hun gevoelen, openlyk,moev<br />

ten leeren, met wederlegging van 't gevoelen<br />

hunner partyen. Voorts, wilden zy<br />

Christelyke eenigheid houden met zulke<br />

n Predikanten van het verfchillend gevoelen,<br />

die hen begeerden te verdraagen (y)"<br />

( *0 Rp.ANnrr II. Deel, bl. 465.<br />

) BRAND r II. Deel, bl. 464-468.<br />

tyj Zie URANBT, II. Deel, bl. 513.<br />


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 145<br />

De Staaten, in Lentemaand, in. 's Prinfen<br />

byzyn, raadpleegende, op de kerkelyke verfchillen,<br />

floeg zyne Doorlugtigheid voor „ dat<br />

j, men den Reügions verwanten," dus noemde<br />

hy de Contraremonftranten gemeenlyk moest<br />

?, toelaaten, vryelyk te prediken, en dat men<br />

w de verlaaten' Leeraars, by verdrag, weder-<br />

„ om moest aanneemen: of, kon dit niet gefchieden,<br />

anderen van dezelfde gezindheid<br />

9} beroepen, in derzelver plaatfe." Eenige Leden<br />

bewilligden in deezen voorflag (z); doch<br />

men kwam tot geen befluit.<br />

Tot hiertoe, was de fcheuring der twee partyen<br />

nog niet zeer openlyk gefchied, doch, na<br />

't neemen van de voorgemelde befluiten, in verfcheiden'<br />

Kerkelyke Byeenkomften, ging men<br />

verder, en kwam tot openbaare afzondering:<br />

waartoe ook de Remonftranten, opPlaatfen,<br />

daar zy de Wethouderfchap tegen hadden, al<br />

van den aanvang deezes jaars, hadden beflooten.<br />

Eenige Leden der Walfche Gemeente te<br />

Amfterdam, misnoegd om 't afzetten van Goulart,<br />

waarvan wy, te vooren (d), gewaagd hebben,<br />

vereenigden zig, federt, met de Remonftrantschgezinden,<br />

en hielden, in deeze Stad,<br />

de eerfte afgezonderde Byeenkomften, in kleinen<br />

getale, op afgelegen' Plaatfen. Hier predikte<br />

eerst voor hun, in de Franfche taaie Jakob<br />

Batelier, Student in 't Walfche Kollegie te<br />

Leiden. Doch de Nederlandfche Remonftranten<br />

te Amfterdam zogten, kort hierna, eenen<br />

Predikant van hun gevoelen op, die in 't Neder-<br />

(z) Refol. Holl. 2 Uittart 1617. by BRANDT II. Deel, ih<br />

468.<br />

Qa) m. 86.<br />

X. DEEL. K<br />

Voorflag<br />

van den<br />

Prinfe.ter<br />

Verga deringe<br />

van<br />

Holland.<br />

VT.<br />

Oor-<br />

(prong<br />

der afzondering,<br />

te Amfterdaiu»


i4


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. Ï47<br />

dag, vondt men wederom verfcheiden' dreigende<br />

fchotfehriften aangeplakt, om de Remonftranten<br />

af te fchri'kken van 't prediken.<br />

Ook kwam 't graauw, op dien Zondag, zynde<br />

den negentienden van Sprokkelmaand, al een<br />

uur voor den opgang der Zonne, aan verfcheiden'<br />

oorden der Stad, op de been, om Arminiaanfche<br />

vergaderingen te ftooren. Een deel<br />

liep den Schout agter na, die juist toen goedgevonden<br />

hadt, naar Paapfche byeenkomften<br />

onderzoek te doen. Omtrent half negen uuren, j<br />

10-17.<br />

tHuis<br />

fchoolde een hoop volks famen voor 't huis ' rati Rem<br />

van Rem Egbertszoon Bisfchop, op den Singel ïgberts- of ,<br />

:oonJBis-<br />

Koningsgraft, het zesde ten noorden der Berg- \<br />

'chop<br />

ftraate. Deeze man, een broeder van den Pro- \ vordt<br />

fesforEpiscopius, was bekend voor yverig Re- 1 teplott*<br />

monftrantsch. De Predikant Sopingius hadt by ' lerd.<br />

hem t'huis gelegen. En men hadt het graauw<br />

diets gemaakt, dat hier gepredikt werdt: 't<br />

welk ligtelyk geloof vondt. Men viel dan aan<br />

op dit huis, eerst met fchellen tot de fchel brak,<br />

toen met werpen in de glazen, en met bonzen<br />

op de deur. De Schout Willem van der Does,<br />

verzogt, uit den naam van eenen der Regenten,<br />

tot het ftillen van den oproer, begaf zig,<br />

ten dien einde, derwaard. Zo deedt ook de<br />

Onderfchout Arent Elbertszoon Haan, met zyne<br />

dienaars. Doch zy vertrokken, na een half<br />

uur, wederom, zeggende, geenen last van Burgemeesteren<br />

te hebben, om daar, den gantfchen<br />

dag, te blyven. 't Graauw riep toen, dt<br />

Schout gaat weg; 't huis is ons tenprys, met al<br />

wat 'er in is. Straks werdt de deur, met een'<br />

balk, opgeramd. 't Geboefte viel in'thuis, daar<br />

alles geplonderd, vernield en geroofd werdt.<br />

K a Rem


7


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 14$<br />

de te zyn (d). Voorts, raakten'er, te Amfterdam,<br />

eenigen in hegtenis, die men handdaadig<br />

hieldt aan de plondering, doch zy werden<br />

allen, met der tyd, zonder, of met eenigen<br />

borgtogt, ontflaagen. De Amfterdamfche ReVertoomonftranten vervoegden zig, in Lentemaand, jen det<br />

met twee Vertoogen, aan de Staaten van Hol\mfterlamfchaland , derzei ver befcherming verzoekende,<br />

Remon-<br />

midsgaders, dat hun, in de openbaare Kerke, eetrantennige Predikanten van hun gevoelen mogten ver- ! tan de<br />

gund worden, of, kon dit niet zyn, dat men hun ; Staaten<br />

fan Hol-<br />

vryheid gave tot het houden van afgezonderde j<br />

vergaderingen. De afgevaardigden van Amfterdam<br />

ter Dagvaart van Holland noemden<br />

de eerfte deezer twee vertoogen oproerig, en<br />

begeerden 'er zig niet nader op te uiten, voor<br />

dat de andere Leden zouden verklaard hebben,<br />

of de Stad Amfterdam kwalyk gedaan hadt,<br />

dat zy den ouden, waaren, opregten, Christelyken<br />

, Hervormden Godsdienst, tot hiertoe,<br />

hadt gehandhaafd. Men befloot, eindelyk, de<br />

verzoekers te wyzen aan de'Wethouders hunner<br />

Stad, wien zy een diergelyk fmeekfchrift<br />

overleverden. Doch hun verzoek vondt geenen<br />

ingang (e). Zy kreegen, hierom, van tyd<br />

tot tyd, grooter' afkeer van de Stads Predikanten,<br />

die fommigen hunner, met naame Rem<br />

Egbertszoon Bisfchop, eerlang, ook het Avondmaal<br />

ontzeiden. Sedert, gingen zy, nu en dan,<br />

naar Abkoude, naar Vreeland, en elders hieromtrent<br />

ter preeke (ƒ),<br />

IMaar<br />

(


150 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK<br />

' i6\7' Maar, op andere Plaatfen, gelukte het den<br />

Contraremonftranten beter, dan den Remon­<br />

VIL ftranten te Amfterdam, afgezonderde vergaÖorderingen<br />

te houden. Zelfs maakten zy zig, aan<br />

fprong<br />

v,an 't in verfcheiden' oorden, van de openbaare Ker­<br />

neemen ken meester. In den Haage, was, tot hiertoe,<br />

der de zetel der Remonftranten geweest. Want<br />

Klooster- fchoon hier, in de Nederduitfche Gemeente,<br />

Kérke, in<br />

den Haa­ drie Contraremonftrantfche Predikanten wage,<br />

doot ren , hielden twee derzelven gemeenfchap, met<br />

de Con­ den eenigen Remonftrantfchen Predikant ,<br />

tra:e- Joannes Uitenbogaard. Doch de derde en jongmonftranten.fte,<br />

Henrkus Rofeeus, was, federt eenigen tyd, in<br />

gefchil geraakt, met Uitenbogaard; 't welk zo<br />

hoog liep, dat Rofants zig onthieldt van 't Avondmaal,<br />

welk Uitenbogaard uitdeelen moest.<br />

De Staaten, geen middel hebbende konnen<br />

vinden, om Rofseus tot het opvolgen hunner<br />

Refolutien te beweegen met gemoede, hadden<br />

hem, hierop, gefchorst in zynen dienst. Sedert<br />

waren hy en de zynen naar Ryswyk ter preeke<br />

gegaan (g). Ook hadden de Raaden Kouwenburg,<br />

Rofa en Baarsdorp, de Griffier van<br />

den Hove Anthoni Buik en anderen verklaard,<br />

dat zy Uitenbogaard niet langer konden hooren<br />

prediken, met een goedgeweeten(^). De Advokaat<br />

Oldenbarneveld hadt hierop Prinfe<br />

Maurits, wien hy, tot hiertoe, over de kerkelyke<br />

gefchillen, niet gemoeid hadt, verzogt,<br />

„ dat hy zig voegen wilde by de Staaten, tot<br />

„ handhaaving van 't gezag der hooge Over-<br />

, w heid; alzo men klaarlyk zag, dat alles op<br />

» P' AR<br />

"<br />

(g~) UVTENBOG. Leven en Vcrantw. Cap. VIII. R-yo^loj*<br />

TRIGLAND. II. 874-888.<br />

(A.) UÏTENBUO. Leven 'Cap. IX. W. 107, id8.


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 151<br />

^ partyfchap uitliep." Doch de Prins verklaarde<br />

zig altoos onzydig gehouden te hebben,<br />

te gelyk begeerende, dat men hem buiten 't<br />

" gefchil liete Uitenbogaard kwam ook<br />

te woorde met zyne Doorlugtigheid, en ontdekte<br />

klaarlyk, dat hy naar de zyde der Contraremonftranten<br />

helde, onder anderen beweerende,<br />

dat elke party eene Kerk hebben, en afzonderlyk<br />

Avondmaal houden moest: 't welk<br />

Uitenbogaard voor openbaare fcheuring hieldt<br />

(k\ De Haagfche Contraremonftranten verzogten<br />

, federt, om eene Kerk. De Staaten oordeelden<br />

wel, dat zy zig behoorden voldaan te<br />

houden met de openbaare Kerke, daar twee<br />

Predikanten van hun gevoelen leerden; doch<br />

ftonden hun egter de Gasthuiskerk toe, mids<br />

zy geenen afzonderlyken Kerkenraad hielden.<br />

Maar hierin maakte men zwaarigheid. 't Prediken<br />

in de Gasthuiskerke duurde egter (/) ,<br />

van den aanvang deezes jaars, tot in Hooimaand<br />

(m\ Toen werdt, op den negenden, de<br />

Klooster-Kerk ingenomen, door de Contraremonftranten<br />

f». Men wil, dat deeze Kerk,<br />

welke men niet gewoon was te gebruiken tot<br />

den Predikdienst, eenige maanden te vooren,<br />

bezigtigd was, door den Prinfe (0). Men was<br />

nu bezig om dezelve te herftellen, op last der<br />

Staaten van Holland O).<br />

De<br />

(i) Refol. Holl. 28 January 1617. bl. 15. UYTENBOG. Aant.<br />

iy BRANDT II. Heel, bl. 340.<br />

f,n UYTENBOG. Leven Cap. IX. bl. 108, 109.<br />

CO D<br />

1617,<br />

» CARLETONS Lettres ia the Cabala w Myftenes dj<br />

State P. I. P- '73'<br />

(m\ UYTENBOG. Leven Cap. IX- bl. 122, 123, 124, ISi-<br />

C B) Refol. HoU. 11, 27 July 1Ö17. bl. 1Ó4, 170.<br />

Co 5 UYTENBOG. Leven Cap. VI. bl. 135.<br />

£f> ) Rjifsl. HaU. es Mwt 1617-.il. 75-<br />

£ 4


1617. ,<br />

vm,<br />

Prins<br />

Maurits<br />

gaat in de<br />

Kloosterkerk.<br />

I<br />

5<br />

i<br />

c<br />

i<br />

V<br />

l<br />

Afzondering<br />

j<br />

in andere a<br />

Steden.<br />

g<br />

fl<br />

z<br />

\<br />

é<br />

t<<br />

O<br />

\<br />

D e P r i n s<br />

ging > den volgenden Zondag, voor<br />

t laatst, m 't gehoor van Uitenbogaard. Doch<br />

op den drieëntwintigften begaf hy zig naar de<br />

Klooster-Kerke Q), federt, de Prinfen Kerk<br />

(O, genoemd, verzeld van Graave Willem<br />

Lodewyk- en van een aanzienlyk gevolg van<br />

Heeren: welk, van tyd tot tyd, aanwies. Doch<br />

de Prinfes Weduwe van Oranje en haar Zoon<br />

Graaf Fredrik Henrik, de Advokaat Oldenaarneveld,<br />

de Heeren van Asperen, van Veenmizen,<br />

yan der Myle, van Groeneveld, de<br />

fonkheeren van Sevender en van Liere, de<br />

rfeerenHuigens, Meiander, Martini, de Wetïouders<br />

van den Haage en andere luiden van<br />

anzien hielden zig by de groote Kerke, daar<br />

Ie Remonftranten nog verdraagen werden Cr).<br />

daar men moet hier aanmerken, dat Groeneeld<br />

de oudfte Zoon, Veenhuizen en van derMy-<br />

: Schoonzoonen waren van den Advokaat Cs).<br />

De afzondering hadt dus, in den Haage, haae<br />

volkomen' gedaante gekreegen. In fommige<br />

ndere Steden, was zy nog geweldiger toegeaan.<br />

Te Oudewater, hadt de Contraremonrantfche<br />

Predikant Joannes Lydius ?ig afgeanderd<br />

van de Klasfis, zonder zig, door de<br />

Wethouderfchap, door de Staaten, of door<br />

erzelver afgezondenen, te laaten beweegen<br />

>t hereeniging. De opfchudding, die hieruit<br />

ntftondt, was op 't hevigst ten tyde der gewoon-<br />

(?) UYTENBOG. I.even Ceip. IX. bl. 141.<br />

( O BAUDART. Memor, IX. Boek, bl. 85. BRANDT II.Deel.<br />

556, 646, 647.<br />

u<br />

152 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEJT;<br />

: 's ) Remonft.« Je Waaragt. Hift. van T. v. OLDENBARN^V.<br />

168, 160.<br />

J<br />

CO Ik vind deezen naam , reeds in de Refohirtc»<br />

M n Heiland van den i6Novtmter 1618, K'366,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 153<br />

woonlyke verandering derWethouderen, wel­ 1617.<br />

ke men genoodzaakt werdt te doen, naar den •<br />

zin der yveraaren, die Lydius zyde hielden<br />

(V). Te Heusden, daar men, tegen dank der<br />

Wethouderen, Contraremonftrantfche Predikanten<br />

ingevoerd hadt., drong men den Drosfaard,<br />

wat laater, in eenen oploop, tot het<br />

maaken van merkelyke verandering , in de<br />

wettelykverkooren'Magiftraaten, welken men<br />

hieldt, niet te zyn van den ouden Hervormden<br />

Godsdienst (V). In den Briele, lieten eenigen<br />

zig verluiden, dat zy de Kerk zouden inneemen,<br />

daar kwame van wat 'er van wilde:<br />

't welk de Wethouders bewoog, op hunne verzekerdheid<br />

verdagt te zyn (w). Sommige fchippers<br />

fielden, in hunne vlaggen, 's Prinfen wapen<br />

, met dit byfchrift: Liever met Oranje te<br />

leggen in 't veld, dan langer met de Arminiaanen<br />

te zyn gekweld. Ook zag men, in openbaaren<br />

druk, een' lyst der Steden en Sterkten, die het<br />

hielden tegen de Arminiaanen (se). Doch deeze<br />

dingen fchynen laater gebeurd te zyn. Men<br />

wil, dat de Contraremonftranten fterk waren<br />

aangemoedigd , tot diergelyke onderneemingen<br />

, door eenen Brief des Konings van Groot-<br />

Britanje, in de Lente deezes jaars, in 't licht<br />

gekomen, en zeer veel verfchillende van den<br />

Brief, dien hy, te vooren, aan te Staaten gefchreeven<br />

hadt, alzo hy niet meer riedt, de gefchillen<br />

verdraaglyk te verklaaren, maar de-<br />

zel-<br />

(O Refol. Holl. 25 Febr. 22 Apr. 5, T2, 20, i\M*y 1617*<br />

fi!. 59, lort, 117, 123, 127, 130, 153. TRIGLAND. hl. 1024.<br />

(v) GROTIUS Verantw. Iloofdjl. IX'. hl. 90'.<br />

C«0 Refol. Ho!l. 5 A.ug. 1617. hl. 177.<br />

C*0 GROTIUS Verantw. I/oe/d/l. IX. hl. 96.<br />

K 5


IX.<br />

Rsadpieegingen<br />

op<br />

het hou­<br />

den eener<br />

NationaaleSinode.<br />

154 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK/<br />

zeiven te beflïsfen, door eene Nationaale ft.<br />

.nodefj)- Sommigen meenden, dat men hem,<br />

van hier, te kennen gegeven hadt, dat, met het<br />

dryven der verdraagzaamheid, eene verandering<br />

in de Regeering deezer Landen beoogd<br />

werdt, ten zynen nadeele; en dat hy, hierdoor,<br />

tot het afzenden van zulk een' Brief bewoogen<br />

geworden was (2). Vast gaat het, dat de<br />

Engelfche Gezant, Dudlei Karleton, in Sprokkelmaand<br />

te vooren, uit den Haage, naar Engeland,<br />

gefchreeven hadt „ hoe verfcheiden"<br />

„ luiden op hem begeerd hadden, dat hy ee,<br />

„ nen brief van zyne Majefteit aan Prinfe Mau-<br />

„ rits moest zoeken te verwerven , waarby<br />

„ deeze aangezet werdt, om in zynen yver<br />

„ voor de waare Leere te volharden (V):" op<br />

welk fchryven, 's Konings brief gevolgd was.<br />

' 't Houden of niet houden eener Nationaale<br />

Sinode was , federt het ontvangen van den<br />

Brief des Konings van Groot-Britanje , de<br />

hoofdzaak geweest, die, tusfchen de Gewesten<br />

en Steden, betwist werdt. De Staaten van<br />

Zeeland zonden, in Bloeimaand, Gemagtigden<br />

naar den Haage, om ernftelyk aan te houden<br />

by die van Holland, op het fpoedig byeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode. De Gemagtigden<br />

hadden hunnen last eerst geopend aan zyne<br />

Doorlugtigheid, die, bevindende dat dezelve,<br />

onder anderen, beftondt in ee.ne aanraading<br />

tor voorkoming en heeling van fcheuring<br />

, gezeid zou hebben, het is te laat; de fcheuring<br />

00 BAUDART. Memor. IX. Boek, ih


XXXVÏÏI. BOEK. HISTORIE. 155<br />

rine is V airede: waarop zy beflooten,had­ 1617.<br />

den, van cüt gedeelte vanhi^<br />

oen Eenige dagen laater, deeden ook de Staaten<br />

van Gelderland die van Holland verzoeken<br />

om te bewilligen in het houden eener Nationaale<br />

Sinode, onder't gezag hunner Hoog-Mosendheden,de<br />

Heeren algemeene Staaten. UoK<br />

hadden Friesland en Groningen en Ommelanden<br />

Gemagtigden naar den Haage gezonden,<br />

dringende, vangelyken, op het byeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode,door de Vereenigde<br />

Gewesten (b\ 't Liep aan tot in Oogstmaand,<br />

eer de Staaten van Holland goedvonden te<br />

antwoorden op den voorflag, door die van Zeeland<br />

gedaan. Doch eer wy dit verhaalen, kee<br />

ren wy ons, kortelyk, tot het weinige ,welk, 1, -nic>l 89a<br />

omtrent deezen tyd, in algemeene en krygszaaken,<br />

voorgevallen is. .<br />

ffi fJX 5 S^fÊL Nmul. **1 r.<br />

I3 4<br />

,4 «• ot:rt A.TDART Memor. IX. **i Ut ioo, v,9. \'.<br />

J»EN S-iNUB V. Uoik, H. 72.<br />

, .rcec-'t<br />

t X.<br />

s Onder-5<br />

De Hertog van Savoye, m oorlog geraak<br />

met Spanje, deedt, in Lentemaand deeze ftand aan<br />

iaars door zynen Gezant,Gutllet de Mouchou ' den Herde<br />

algemeen Staaten verzoeken, om onder " toge van<br />

ftand Hy begeerde vierduizend knegten ei 1 Savoye.<br />

vierhonderd paarden, behalven eenige kryg;<br />

behoeften. Doch de Staaten, onlangs ondei<br />

vonden hebbende, hoe weinig nuts een Lege r<br />

van Nederlanders doen kon in Itahe,en m d é .<br />

aangrenzende gewesten , beflooten den He:<br />

tog, liever, met vyftigduizend guldens te |<br />

maand, te onderfteunen. Zo veel belang fte l-<br />

den ze'er in, dat hunnen ouden vyand af breu k •<br />

gedaan werdt (c). De Franfche Gezant^ d u<br />

l


ÏÓI7.<br />

XI.<br />

Verfchil<br />

tm.fchen<br />

Brandenburg<br />

en<br />

Nieuwburgover<br />

't<br />

heffen<br />

der tollen<br />

op<br />

den Rynftroom.<br />

. *^ j<br />

i<br />

1<br />

I<br />

j<br />

d<br />

V<br />

f<br />

Klakten<br />

over in- r<br />

t>reuk op J<br />

't Bc-<br />

0<br />

»5Ó* VADERLANDS CHE XXXVIII. BOEK:<br />

Maurier, hadt de Staaten, uit den naam zyhs<br />

Meesters ook kragtelyk, tot het onderfteu?<br />

nen des Hertogs yan Savoye, aangezet (d). In<br />

de Lente des volgenden jaars, werdt de vrede<br />

eerst getroffen, door bemiddeling van den<br />

Paus en^den Koning van Frankryk<br />

Over t heften der tollen op den Rynftroom,<br />

was onlangs gefchil gereezen tusfchen de<br />

Vorften van Brandenburg en Nieuwburg. De<br />

laatfte wilde den tol, die te Rees geheeven<br />

werdt te Burik doen heffen, daar 't van ouds<br />

plag te gefchieden: 't welk de eerfte niet eehengen<br />

wilde, alzo hymeer meefter was van<br />

t gene, te Rees,daar Staatfche bezetting hs<br />

ontvangen werdt,dan van 't gene, te Burik'<br />

werdt geheeven. Hy deedt, hierom, by Pl a!<br />

bat, verklaaren, dat de fchippers te Rees<br />

:ouden moeten vertollen, alfchoon ze zulks<br />

;eeds te Burik gedaan hadden. De Nederlandche<br />

Koophandel langs den Ryn werdt merkeyk<br />

belemmerd door deezen twist. De algemene<br />

Staaten zonden, eindelyk, in 't voorla*,<br />

Gemagtigden af, die te wege bragten<br />

at de fchippers, borg ftellende voor den tol!<br />

ryelyk voorby vaaren mogten, totdat het ge-<br />

:hil tusfchen de Vorften gevonden zou zyn (e)<br />

Het beflaan van eenige Nederlandfehe fcheen<br />

in Spanje gaf den Staaten, ten deezen tve<br />

% wederom ftoffe, tot klaagen over inbreuk<br />

ü^d. O p t Beftand. Ook reezen 'er, geduurig,ge-<br />

f( hillen op de grenzen, die nog niet behoorlvfe<br />

$ :regeldwaren. De Aartshertogen zonden, in<br />

't najaar, twee Gemagtigden naar den Haagea '


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . i 5f<br />

om deeze gefchillen te effenen (f), en veelligt<br />

bok, om den Haat der Kerkelyke oneenigheden,<br />

van naby, te befpieden, op dat ze'er, in<br />

tyd en wyle, hun voordeel mede zouden mogen<br />

doen. Doch ik vindt niet, dat zy iet van<br />

belang hebben uitgevoerd.<br />

In 't Noorden, ilondt het,dit jaar,zeer onrustig.<br />

De Koning van Deenemarke wapende<br />

zig, zo men vermoedde, tegen de Hanze-Steden,<br />

die ook volk aannamen en zig<br />

verfterkten; gelyk Hamburg, in't byzonder,<br />

deedt. De Koning van Poolen bereidde zig,<br />

insgelyks, ten oorloge, tegen den Koning van<br />

Zweeden, 't welk deezen bewoog, eenen gezant<br />

te zenden naar den Haage, die, op den<br />

zesden van Slagtmaand, gehoor verworven<br />

hebbende, de Staaten ernftelyk verzogt, om<br />

onderhand. Doch de zaaken ftonden, ten dien<br />

tyde,hier,zo verward, dat men het antwoord<br />

op zyn verzoek verfchoof (g). In 't begin des<br />

volgenden jaars, na dat de Poolen in Lyfland<br />

gevallen waren, ftondt men den Koning van<br />

Zweeden veertigduizend guldens toe ter<br />

maand. De Grootvorst van Muskovie, die beide<br />

met Poolen en Zweeden overhoop lag, verzogt<br />

toen de Staaten ook om onderftand, die<br />

hem egter geweigerd werdt, waarop hy vrede<br />

maakte met den Koning van Zweeden (Jï)*<br />

In Hooimaand deezes jaars, keerde Willem xir.<br />

Komeliszoon Schouten van Hoorn,terug in ZeeOntdekland, van eene reize rondsom den aardkloot, ting der<br />

Straat<br />

door nn Le-<br />

f/) I'AUDAUT. Metnor. IX. Boei, bl. 202.<br />

(s) BAUDAIIT. Memor. IX. Boek, bl. 126. Zie tok Refol.<br />

Hol!, 23 Maart 1617. bl. 76.<br />

CA) IMUDART. Memer. IX. Boek, bl. 100 lol.<br />

161/.<br />

De Ko.<br />

ning va»<br />

Zweeden<br />

verzoeke<br />

de Staaten<br />

om<br />

onderftandte­<br />

gen POJJ.<br />

len.


1617.<br />

Maire en<br />

van eenigeEilandenomtrentdezelve. <br />

Walvisfchen<br />

voor<br />

Scheveningen<br />

geftrand.<br />

*$8 VADERLANDSCHEXXXVIÏÏ.BGZK,<br />

door hem en Jakob le Maire, Zoon van Izaak<br />

le Maire, voorheen Koopman te Amfterdam<br />

fY), doch nu te Egmond woonagtig, voor rekening<br />

van eenige byzondere Perfoonen, met<br />

twee fchepen, ondernomen. De vaart beoosten<br />

de Kaap de goede Hoop, en westwaards,<br />

door de Straat van Magellaan, was, hier te<br />

Lande, allen byzonderen Perfoonen verbooden,<br />

en ftondt alleen der Oostindifche Maatfchappye<br />

vry. Maar de oude Le Maire hadt gedagt,<br />

dat 'er een doortogt te vinden zou zyn, bezuiden<br />

de Straat van Magellaan. 't Ontdekken<br />

van deezen doortogt, federt de Straat van Le<br />

Maire genaamd, was het merkwaardigfte, welk<br />

op deeze reize voorviel. Schouten, die, voor<br />

Schipper, en Le Maire, die voor Opper - Koopman<br />

voer, op het grootfte der twee fchepen,<br />

deeden deeze merkwaardige ontdekking, in 't<br />

begin des jaars 1616 (k). Zy vonden ook eenige<br />

Eilanden; welken zy naar de Staaten, naar<br />

Prins Maurits, en naar Barneveld noemden,,<br />

Van de Straat zelve en van de Eilanden namen<br />

zy, ten zelfden tyde, by eene plegtige verklaaring,<br />

bezit, uit den naam van de algemeene<br />

Staaten en van Prinfe Maurits (/).<br />

Voor Scheveningen waren, dit jaar, vier<br />

Walvisfchen geftrand en gevangen (tn). Men<br />

hieldt dit toen, fchoon 't meermaalen gezien<br />

was, in 't gemeen, voor eene voorbode der<br />

naderende beroerten. Doch tegenwoordig zou<br />

men 'er eer uit befluiten, dat 'er overvloed van<br />

Wal*<br />

(O Z\e IX. Deel. bl. 337.<br />

(A) W. C. SCIIOUTENS Rc'ze U. 79, %e>.<br />

(i) l'iiez Supplcm. OU Corps Diplom. Tnm. II. Pt I. f. lS&(<br />

(IBJ R'iuDARr. Memor. IX. Hoek, bl. 97, 202.


XXXVlil. BOEK. H 1 S T O R I E. tgrj<br />

Walvisch in 't Noorden was, en onze Wal- 1617*<br />

vischvangers zouden 'er door aangemoedigd<br />

worden, om fterker ter visfeherye uit te rusten.<br />

Gelyk men, eenige jaaren geleeden, met De Pur-<br />

goeden uitflag, de Beemfter bedykt en droogmer wordt,<br />

gemaakt hadt, zo verwierven Edam en Mon­<br />

bcdyku<br />

nikendam, in Zomermaand deezes jaars, Oktroi<br />

van de Staaten van Holland, om de Purmer,<br />

een kleiner Meer tusfchen de twee genoemde<br />

Steden, te doen bedyken (ji). 't Gefchiedde<br />

egter niet, voor den jaare 1620, waarvan<br />

de binnenlandfche onlusten, die ook de<br />

Regeeringen der twee gemelde Steden verdeeld<br />

hielden, vermoedelyk, eene der voornaamfte<br />

oorzaaken zullen geweest zyn.<br />

De draad der gefchiedenisfe leidt ons weder*<br />

om tot het verhaal deezer onlusten, die, ir.<br />

dit en eenige volgende jaaren, het gewigtigfte<br />

gedeelte onzer Vaderlandfche Hiftoriezul<br />

len uitmaaken.<br />

Men hadt nu, te Oudewater en elders, ge­ • XIÏI.<br />

zien, dat de onderlinge verdeeldheid niet al­ De<br />

leen uitliep, op fcheuring in de Kerke; maai . fcheu-<br />

' ring in de<br />

dat 'er ook ongewoone veranderingen in di ' Kerk<br />

Regeering der Steden door te wege gebrag • geeft<br />

werden. Zy, die, naderhand, de zyde der Re • aanleimonftranten<br />

hielden, hadden, al in den aan . ding tot<br />

ongevang<br />

der oneenigheid , ongewoone poogin<br />

' voone<br />

gen gedaan, om luiden van hunne gezindheii ' verandeop<br />

't kusfen te helpen, op Plaatfen, daar di ; ring in de<br />

meerderheid der Regenten hun tegen was (0) Regee-<br />

Te Utrecht, was 't ook, van de andere zyde<br />

' ring.<br />

><br />

a I<br />

Cn) Refol.Holl.S,gjuny 1617. II. 142,144. Croot-Platotli<br />

II- tieel, kul. 1719.<br />

(0) Zie hier vuor, bl. 32, 24.


i6o VADERLA,NDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />

ï5i7.<br />

l<br />

<<br />

unt.i<br />

i<br />

<<br />

£<br />

1<br />

t<br />

}<br />

1<br />

1<br />

c 1<br />

al vroeg,ondernomen (p), hoewel 't imsïoïÉ<br />

was. Doch nu j flerker en openlyker onderfteund<br />

wordende, begonden de Contraremon'<br />

ftranten zulke veranderingen, aan verfcheiden'<br />

oorden,met beteren uitflag, in 't werk te Hellen.<br />

Men beproefde zyne kragt eerst in de<br />

kleine 3teden,die geene Hem hebben ter Staatsvergaderinge,<br />

van zins, naar 't fchynt, om,<br />

daarna, tot de Hemmende Steden van Holland,<br />

over te gaan. De Advokaat Oldenbarneveld<br />

befpeurde wel haast, waar 't op aangelegd ware.<br />

Verfcheiden' Leden der Vergaderinge ontlekten't,<br />

zowel als hy. En naardemaal weinigen<br />

geneigd waren, het bewind, hun toevertrouwd<br />

, af te Haan, raadpleegde men, terlond,<br />

op de beste middelen, om zig te versekeren,<br />

tegen beroerten in de Steden, waarlit<br />

verandering in de Regeering te dugten<br />

was. Veelen begonden zelfs te gelooven, dat<br />

le Godsdienst flegts tot een' dekmantel gestuikt<br />

werdt, om deeze verandering uit te<br />

verken (\q). Men kreeg vermoeden, "dat zyïe<br />

Doorlugtigheid zelve hieronder roeide, of<br />

lat, tenminflen, eenigen zyner voornaamfte<br />

anhangeren, hunne eigen' bevordering zoe-<br />

:ende door 's Prinfen verheffing, hem gaarne<br />

ot Graave van Hollaad, waartoe wylen Prins<br />

Villem zo goed als aangenomen was, of tot<br />

leere der Vereenigde Gewesten zouden heben<br />

zien verklaaren, dat zy meenden, niet<br />

an na 't veranderen der tegenwoordige Reeeringe,<br />

'twelk, dagtmen, alleen door op-<br />

ê<br />

aer te bewerken was, te zullen konnen ge-<br />

r<br />

fchie-<br />

O) Zie bl. 25.<br />

(ï) GROTIUS Verantw. C*p. XIX. il. 194. Zit «si it Vewss


XXXVIII. BOÈK. H I S T O R I E . 16I<br />

fcheiden. Ook hadt men den Prinfe doen gel.ooven,<br />

dat de Advokaat en de tegenwoordige<br />

Regeering de vermindering van zyn gezag<br />

zogten f>), immers niét ligt bewilligen zouden<br />

in zyne verheffing: en dat de Contraremonftranten,<br />

daarentegen, zeer op het vermeerderen<br />

van 'sPrinfen gezag gefield waren: waarom<br />

men hem, t' eenigen tyde, hadt hooren zeg­<br />

gen ,dat hy ze hieldt voor de oude Gereformeerden<br />

, die zynen Vader op den /loei gezet hadden<br />

(Y). Op zulke vermoedens en redenen, beflooten<br />

dan de tegenwoordige Regenten, dat zy,<br />

voor de rust in de Steden, waarvan de behoudenis<br />

hunner agtbaarheid afhing, op eene byzon-<br />

dere wyze, behoorden te waaken.<br />

Dit kon gefchieden, door middel der ge-<br />

-CO UYTENBOG» Levenen Verantw. Cap. IX. bl. 122,124,13';,'<br />

tap. X. il. 156.<br />

(O UYTENBOG.. Dfïgre*. by BRANDT H, Heel, bl. 55H.<br />

X. DEEI, L<br />

lölfi<br />

XIV.<br />

Üorzaawoonlyke<br />

Lands foldaaten, of door de fchut-,<br />

ieti van 't<br />

teryen, of, door van nieuws geworven* kneglanneetert uit de Ingezetenen, welken men, hier te rce» der<br />

Lande j Waardgelders plag te noemen, veelWaardligt,<br />

om dat zy, zonder daadelyk te dienen, gelders.<br />

zig, om geld, gereed hielden, tot het voeren<br />

der wapenen in tyd van nood, tegen Welken<br />

zy bewaard werden. Doch de gewoonlyke<br />

Lands foldaaten lagen nietin alle Steden, alwaar<br />

men onraad vreesde. In Haarlem, in Leiden,<br />

in Hoorn, was geene bezetting. De Prins, ook ,<br />

die 't voornaamfte gezag oefende over 's Lands'<br />

Krygsvolk, hadt verklaard, dat hy verflondt,<br />

niet te doen jegens die van den Hervormden Godsdienst<br />

, waardoor hy de Contraremonftranten<br />

alleen betekende, van welken de tegenwoordig


1617.<br />

Befluit<br />

der Staaten<br />

van<br />

Holland<br />

van den<br />

vierden<br />

van<br />

Oogst­<br />

maand ,<br />

de fcherpeRefolutiegenaamd.<br />

ifla VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />

dige Regeering de meeste opfchuddingeiï<br />

vreesde. Ook hadt zyne Doorlugtigheid zwaarigheid<br />

gemaakt, om die van Oudewater, na<br />

den moedwil aldaar gepleegd, op hun verzoek ,<br />

nog een vendel knegten toe te ftaan. En fommige<br />

Hopluiden, bezetting houdende in dei<br />

Steden, hadden verklaard, mondelingen of<br />

fchriftelyken last te hebben van den Prinfe,<br />

om de Wethouders niet te gehoorzamen, in<br />

zaaken, fpruitende uit het ftuk van den Godsdienst.<br />

Alle deeze redenen deeden de meefte<br />

Steden befluiten,dat zyzig,op de gewoonlyke<br />

bezettingen, al werden ze haar al toegedaan,<br />

niet zouden konnen verhaten (f) Opdefchutteryen,<br />

grootendeels, de zyde der Contraremonftranten<br />

toegedaan, was geheel geen ftaat<br />

te maaken. Men kwam, hierom, tot het aanneemèn<br />

van Waardgelders, in zulke Steden ,<br />

die dezelven oordeelden te behoeven. De<br />

meerderheid der Staaten van Holland nam, op<br />

den vierden van Oogstmaand, een befluit,<br />

welk de Contraremonftranten, federt, defcherpe<br />

Refolutie genoemd hebben, 't Liep op deezen<br />

zin: „ De Staaten, gezien hebbende 't ge-<br />

„ ne, dit jaar, in verfcheiden' Steden, als Haar-<br />

„ lem, Amfterdam, Schoonhoven, Briele, Ou-<br />

„ dewater, Woerden, Heusden, en vooral in<br />

den Haage, tegen de orde, vryheden en ge-<br />

„ regtigheden der Landen en Steden, voorge-<br />

„ vallen was; en te vergeefs, de Steden, wel-<br />

„ ke nog zwaarigheid maakten, om zig te<br />

„ voegen met de overige Leden, hebbende<br />

zoeken over te haaien tot eenigheid, zelfs<br />

„j door<br />

(O Gaonus Varantw. C«£>. X. W. 105.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 163<br />

» door de aanbieding van 't beroepen eener 1617.<br />

» Provinciaale Sinode; hadden, eindelyk, be-<br />

» flooten, de Nationaale Sinode, door fomr><br />

migen verzogt,als ftrydig met de hoogheid<br />

95 en geregtigheid van Holland, af te flaan.<br />

» Voorts, vonden zy raadzaam, hunne inzign<br />

ten op 't ftuk van den Godsdienst in openn<br />

baaren druk te geeven; de gewesten, die de<br />

» Nationaale Sinode begeerd hadden, te ben<br />

antwoorden;de voorige Refolutien, met al-<br />

» le gemaatigdheid en befcheidenheid, te doen<br />

» agtervolgen, en alle daadelykheden, over<br />

„ Perfoonen, openbaare en andere Plaatfen<br />

„ en Goederen, te doen weeren. Ten welken<br />

„ einde, de Regenten der Steden, by voor-<br />

„ raad, en tot dat anders, ftaatswyze, zou<br />

„ worden beflooten, gelast, en, des noods,<br />

„ gemagtigd werden, tot het aanneemen var<br />

„ meer volk van wapenen, ter hunner verze-<br />

„ keringe en weeringe van daadelykheid : wor-<br />

„ dende, wyders, elk, die zig beklaagen mogt.<br />

„ over 't gene de Regenten der Steden, ui<br />

kragte deezer Refolutie, zouden doen, be<br />

volen, zig by niemant anders te vervoegei 1<br />

dan by de Staaten, alzo, op 't gene, by d<<br />

Geregtshoven, gedaan of voorgenomei 1<br />

„ mogt worden, geen agt zou worden geflaa<br />

gen. Eindelyk, befloot men, eene bezen<br />

„ ding te dóln aan Prinfe Maurits, aan d<br />

Prinfesfe Weduwe en aan Prinfe Henrik, or i<br />

„ dezelven te verzoeken, dat zy de hand let<br />

„ nen wilden, tot het uitvoeren deezer Refc<br />

D e e z e<br />

« lutie f»." bezending gefchiedde<br />

^ te<br />

00 Zie BAODART. Memor. IX. Boek, 11, 37.<br />

L 2,<br />

n


i<br />

XV.<br />

Verklaa- (<br />

ring van<br />

de inzlg- (<br />

ten der 1<br />

Staaten '<br />

van Hol- c<br />

land, op ,<br />

't ftuk r<br />

164 VADERLANDSCHE XXXVIILBOE*<br />

ten zelfden dage. Men verzekerde den Prins<br />

van het goede oogmerk der Edelen en meeste<br />

Steden, om de vryheden en geregtigheden van<br />

t Land en den waaren Christelyken Hervormden<br />

Godsdienst te handhaaven. Zyne Doorlugtigheid<br />

verfcheen, hierop, des anderendaags,<br />

m de Vergadering van Holland, om<br />

der Staaten meening nader teverftaan,diehem,<br />

zeide hy,in groote hevigheid, aangediend was;<br />

en om tevens te verklaaren, dat hy niet goedfondt,dat<br />

de Staaten, tegenwoordig, fcheiden<br />

zouden, gelyk hy verftaan hadt,° het vooraeemen<br />

te zyn. Sommigen antwoordden den<br />

Prinfe; doch verwardelyk, en zonder dat 'er<br />

omvraag gedaan, of befluit genomen werdt (y).<br />

De verklaaring van de inzigten der Staaten<br />

>p t ftuk van den Godsdienst, van welke in<br />

le Refolutie gewaagd werdt, was . den vyfden<br />

'an Oogstmaand, getekend, en kwam, verbolgens<br />

, in 't licht. Zy betuigden, by dezelve,<br />

len Hervormden Godsdienst te willen blyven<br />

landhaaven. Zy weezen aan, om welke rede-<br />

van den I len, hun het regt toekwame, om kerkelyke<br />

Gods- \<br />

dienst. g zetten te maaken, en wat hen bewoogen hadt,<br />

Dt het beveeJen der verdraagzaamheid, in de<br />

erfchillende punten. Ook gaven zy te ver­<br />

f ban , in de Nationaale Sinode niet te konnen<br />

h ewilligen, om dat men toeleg maakte, om<br />

a daar punten te beflisfen, die in de Christe-<br />

b dce Kerke onbeflistgelaaten waren (w). Doch<br />

ir 1 deeze verklaaring, en in de voorgemelde<br />

B efolutie, hadden Amfterdam, Enkhuizen,<br />

E<br />

dam en Purmerende niet bewilligd. Op den<br />

naam<br />

. v 5 Refol. Holl. 4, 5 Aug. 1617. H. 176, 177,<br />

» U/iwMivT. memor. IX. Jkek, 6U 3*,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 165<br />

naam deezer vier Steden, kwam, in 't begin<br />

van Herfstmaand,een ernftig Protest ia 't licht<br />

tegen de Refolutie der Staaten, waarby zy zig<br />

rondlyk verklaarden voor 't houden eener<br />

Nationaale Sinode, tot beflisfmg der gereezen'<br />

gefchillen. Dordrecht voegde zig, eerlang, by<br />

de vier Steden, nevens dezelven, op eene Na<br />

tionaale Sinode dringende (V). De overige Leden<br />

deeden nieuwe poogingen, om de Stad<br />

Amfterdam, daar de befluiten, welken Burgemeesters<br />

en Vroedfchappen geduuriglyk namen,<br />

flegts door eene of twee ftemmen, overgehaald<br />

werden (y),van meening te doen veranderen.<br />

Men bediende zig, hiertoe, van de* 1<br />

arbeid van den Penfionaris de Groot, die voor<br />

floeg „dat men de gefchillen, i» eene Pro vin<br />

„ ciaale Sinode,moest tragten by te leggen •><br />

„ of, gelukte dit niet,eene algemeene Sinod<br />

beroepen, om-ze af te doen(z)." Doch mei l<br />

begreep ligtelyk, dat hiermede de zaak op d t<br />

lange baan gel'chooven weidt; ai-zo alle uit<br />

heemfche Mogendheden zig niet even fpoedi y<br />

zouden laaten beweegen, om in zulk eene S:<br />

node te bewilligen. Ook hadden de Contrart<br />

monftranien zo veel rede», om op eene N.<br />

fcionaale Sinode te dringen-, naardien zy zig<br />

•9..<br />

daarin, van de meerderheid verzekerd hie I-<br />

den, als de anderen om de algemeene Sinod<br />

beter te keuren,alwaar de Nederlandfche Ke<br />

ken ,maar céne ftemmoetende hebben,het bi e<br />

Qu<br />

it<br />

t>\) Refiil.WoH-. ag stug. 12 Sepi. 1617. li, 185, iyt. BA<br />

liART* Memor. IX. Boek, bl. CtZ.<br />

Cv) Zh C. P. HOOFTS Redev. bv BRANDT H» Deel, bl. 51<br />

(z) GROTIUS Veramw. C'ap.Vl.bl. 63-C3. BRANDT. 11. D>.<<br />

3/.


I<br />

i I<br />

166 VADERLANDS CHE XXXVIII. BOIK,<br />

xvr.<br />

Bezending<br />

naar<br />

Zeeland,<br />

over't<br />

ftuk der<br />

Sinode,<br />

naar Dordrecht.<br />

4<br />

i<br />

Verfcheiden'<br />

i<br />

Steden 1<br />

fluit der Sinode, niet zo ligt, ten nadeel? der<br />

Remonftranten, zoude konnen doen uitvallen<br />

(a). Deeze en diergelyke voorflagen waren ,<br />

derhalve, vergeefs. Amfterdam bleef by zyn<br />

gevoelen.<br />

Het antwoord aan' de Staaten van Zeeland,<br />

ftrekkende om de Nationaale Sinode af te flaan<br />

(&), werdt hun overgebragt, door Jan van Duivenvoorde<br />

, Heer van Duivenvoorde, en Hugo<br />

de Groot, welke laatfte, by deeze gelegenheid<br />

, eene aanfpraak deedt, tot verdediging van<br />

de jongfte Refolutie der Staaten van Holland<br />

gerigt. Ook floeg hy den Zeeuwen, daarna, het<br />

houdè'n eener algemeene Sinode voor (V). Doch<br />

men bleef, in Zeeland,fchoon met eenig verfchil<br />

van gevoelen, nog voor 't houden eener<br />

Nationaale Sinode (d). Duivenvoorde en de<br />

Grroot toogen ook naar Dordrecht, om deeze<br />

Stad, wederom, tot de zyde der Edelen en<br />

neeste Steden over te haaien. Dochzydeeden<br />

/ergeeffchen arbeid. Op deeze reize, werden<br />

ty, van 't graauw, te Veere in Zeeland, en te<br />

Dordrecht, fmaadelyk bejegend, en voor Arniniaanen<br />

gefcholden (e).<br />

Ondertusfchen,begon men, in verfcheiden'<br />

Jteden, hier vroeger, elders laater, een zeker<br />

;etal van Waardgelders aan te neemen, die eger<br />

over 't geheel, in gantsch Holland, nog geen<br />

igttienhonderd beliepen (ƒ). 't Gefchiedde te<br />

Haar-<br />

ügten i fiO RRANDT II. Deel, bl. 571.<br />

Waard- t C<br />

gelders. ;<br />

1<br />

') Zie hctby BAUDART. Memor. IX. Boek. tl.45en by BRANDT<br />

[. Deel, bl 572.<br />

(_c) Zie Notul. Zeal. 14. 17 A/tg.' 1617. II. 143, 143. 151.<br />

RANOT II. Deel, bi. 583.<br />

Cd) Notul. Zeel. u) 4ugi 1617. U. 150.«BRANDT ll.Deel,<br />

\. 501.(120.<br />

f e ) nRANDT II. Deel, IL 621, 622.<br />

Cf) GROTIUS Verantw. Csp. XIX. bl. 23!;


XXXVIII.BOEK. H I S T .0 R I E. 167<br />

Haarlem,te Leiden,te Gouda,te Rotterdam, 1617;<br />

te Schoonhoven, te Hoorn, en misfchien nog<br />

op eene of twee andere Plaatfen. Te Leiden, Te Lelden,wor<br />

boodt de Schuttery aan,dubbele wagt waar te deneeni­ neemen,zo men de Waardgelderswilde afdangeBurken. Doch de Wethouders waren hier zo weigersontnig gerust op de Schuttery, dat zy, eerlang, fclmtterd.<br />

't Stadhuis, met een fterk houten Staketfel,<br />

deeden befchanfen, den burgeren vernieuwing<br />

van eed afvorderden, en eenige honderden<br />

fchuttars, dien eed weigerende , ontfchutterden<br />

Q). Veelen van deezen ontwierpen Verbindfchriften,<br />

welken, niet van boven naar beneden,<br />

maar rondsom eenen kring, op lynen,<br />

van 't middelpunt afloopende, ondertekend<br />

waren, op dat men niet zou konnen zien, wie<br />

eerst getekend hadt. De Gemagtigden deezer<br />

luiden, welken men O- of Cirkeltekenaars<br />

noemde, vervoegden zig, daarna, aan den Hooien<br />

Raad, waarop, eerlang, het bannen en vangen<br />

van eenigen volgde. De ontfchutterden begaven<br />

zig,eindelyk,naar de Staaten van Holland,<br />

die hen vermaanden, tot gehoorzaamheid<br />

aan de Wethouderfchap, te gelyk verklaarende,<br />

dat hun niets onbehoorlyks gevergc i<br />

was. Doch dit gefchiedde eerst,in den Zomei<br />

des volgenden jaars O) Te Delft, kon men zij r<br />

><br />

luttel verlaaten, op de twee vendels gewoon<br />

lyke foldaaten, aldaar in bezetting leggende<br />

><br />

alzo zy,ter gelegenheid van den oploop over dei 1<br />

Kooren-Excyns (O, de Magiftraat niet had<br />

dei 1<br />

(s) VAN msn SANOE VI. Hoek , bl. 79.<br />

(h% UVTFNBOO. bl. S&7, 889. 905. enz. TMCI.AN» bl. tw. Cap. XIX. bl. 216. BRAMJT II. Deel, bl ja<br />

(O Zie bier veor, bl. 9*.<br />

L 4


ÏÖ*8 VADËRLANDSCHEXXXVIIÏ.BOB^<br />

Ï6V.<br />

<<br />

1<br />

t<br />

Olde'ibsrne-<br />

r<br />

veld reist<br />

naar<br />

Utrecht, Ë<br />

zo men ij<br />

meende, c<br />

om ook<br />

aldaar<br />

n<br />

den bygeftaan. Ook hadt een vreemd perfoon<br />

voorgeeyende last te hebben van zyne Door-<br />

Iugtigheid, aldaar, vergadering van Schutters<br />

belegd, zonder kennis der Wethouderfchap.<br />

Sommigen hadden, hierom, geoordeeld, dat<br />

men,ook hier, Waardgelders behoorde aan te<br />

neemeni (k). Nogtans meen ik niet, dat het<br />

gefchied is. Van twee vendels, leggende in<br />

Schoonhoven, alwaar, reeds in \ jaar I6I«<br />

merkelyke onlnst geweest was Ql), meende men'<br />

neer te vreezen dan te hoopen te hebben, al-<br />

;ozyzig,buiten weeten der Wethouderfchap,<br />

nn kruid en lood voorzien hadden f» In anlere<br />

Steden, hadt men ook byzondere redeien,<br />

om voor opfchudding te vreezen, of de<br />

ezettmg te mistrouwen.<br />

De Advokaat Oldenbarneveld, die dit aaneemen<br />

van Waardgelders bovenal ter herte<br />

am, vertrok, op den veertienden van Oogscïaand,<br />

naar Viane, en, van daar, naar Utrecht,<br />

lwaar hy, overvallen door eene zwakheid,<br />

ie hem eenige weeken bybleef, eenen geruiïen<br />

tyd vertoefde. Men heeft, nadeihand,<br />

Waard- g smeend, dat deeze zwakheid ilegrs voorge-<br />

gelders g evsn werdt, en dat hy naar Utrecht verreisd<br />

te doen ^ as, om dé aanneeming der Waardgelders<br />

Iigten. 0<br />

3k daar, te bevorderen (V). Doch hy heeft<br />

d m Geneesmeester genoemd,die hem bediend<br />

h idt(V). Naardemaalhy egter, tentyde van de<br />

| >tinge der Waardgelders, in Utrecht was, is<br />

'*) Zie GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. »^0. t J) ÜRANDT II. Deel, ld. 252.<br />

. ( ni) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl.. 3*0, '<br />

< JIAUDAKT. Memor. IX. tinei; bl HL<br />

' het


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 169<br />

het ten hoogfte waarfchynlyk, dat men, met<br />

hem, over dit ftuk heeft geraadpleegd; zo,<br />

om dat de Heeren, die thans 't voornaam bewind<br />

hadden in 't Stigt, doorgaans met den<br />

Advokaat plagten te fpreeken over zaaken van<br />

gewigt, als om dat Gillis van Ledenberg, Sekretafls<br />

der Staaten van Utrecht, naderhand,<br />

verklaard heeft, dat het Befluit der Staaten<br />

den Advokaat bekend gemaakt en door hem<br />

goedgevonden was. Dezelfde Ledenberg, door<br />

wiens handen de gewigtigfte zaaken gingen,<br />

hadt, op het ontvangen van eenige berigten<br />

uit den Haage en van elders, wegens voorgevallen'<br />

en gevreesde beroerten, in verfcheir<br />

den' Hollandfche Steden (j>), den voorflag gedaan,<br />

om in Utrecht ook Waardgelders aan<br />

te neemen. En twee dagen hierna , beflooter.<br />

'>er de Staaten toe, op den agtentwintigftenvar<br />

Oogstmaand ouden, dat is, den zevenden var<br />

Herfstmaand nieuwen ftyl. De Raad der Stac<br />

bewilligde, ten zelfden dage, in dit befluit<br />

Men vondt goed, voor eerst, zeshonderd mar<br />

te bezoldigen (#); zónder hierin, gelyk verfcheiden'<br />

Leden der Vergadering, naderhand,<br />

verklaard hebben, eenig ander oogmerk te heb<br />

ben, dan de bewaaring der rust inden Staat ei I<br />

de befcherming der tegenwoordige Regeerin<br />

ge. Ook bragt de eed, dien de Waardgelder; i<br />

doen moesten, mede, datzy beloofden te dienen<br />

tegen den ghenen, die -den Staat van den Lan<br />

de van Utrecht, in kerkelyke ofpolitycke faecken<br />

fou<br />

Cp 3 Vcrclarin(.'e van LcdenU. den 27 Aus,. 1618. Styl. Vel. M. S.<br />

fj) I'.xtr. uit de Refol. der Staat, en dv-s R aads van Utrecht va<br />

zden 2!}//«.". 161",7!/» S. Zie ook Gr.oT. Vérèirtw, C^.XrX.W^<br />

L 5<br />

1617.<br />

't Gefchiedt,<br />

op den<br />

voorflag<br />

van Le- 1<br />

denberg.<br />

i


Ul7.<br />

XVII.<br />

Verfchil-<br />

Ien met<br />

den<br />

Hoogen<br />

Raad en<br />

,'t Hof.<br />

I<br />

Onlust te ]<br />

Haar- ]<br />

km.<br />

nfo VADERLANDSCHE XXXVIÏI.Boj!K.<br />

foudeu willen troubleren, ende tegens alle an<br />

ren des gemeene Lands vyanden (f).<br />

Op deeze wyze, werdt, in en buiten Holland,<br />

gehandeld, in overeenkomst van de Refolutie<br />

der Hollandfche Staaten van den vierden<br />

van Oogstmaand, 't Gene, by dezelve,<br />

verklaard was,--met opzigt op de Geregtshoven,<br />

hadt deeze reden. De Hooge Raad en 't<br />

Hof, 't zy ter oörzaake van den invloed, dien<br />

zyne Doorlugtigheid hadt, op deeze tweeGeregtshoven,<br />

of om andere redenen, hadden,<br />

tot hiertoe, geen genoegen konnen fcheppen,<br />

in de Refolutien, die, tot bevordering van de<br />

vrede der Kerken, door de Staaten, of door de<br />

meerderheid derzei ven, genomen waren. Zover<br />

?ing dit zelfs, dat zy, nu en dan, zulken ge­<br />

lekt hadden, die, in gevolge van deezeRefo-<br />

] utien, door de Wethouders der Steden, van<br />

( ien predikdienst afgezet, of, op eenige andee<br />

wyze, geftraft geworden waren. Men hadt,<br />

liervan, onlangs, een merkwaardig voorbeeld<br />

;ezien, welk Haarlem betrof. De Wethouder-<br />

|<br />

i<br />

chap, de Kerkenordening van den jaare 1591<br />

villende invoeren, en, volgens dezelve, in den<br />

j lare 1615, eenen Predikant hebbende doen<br />

t eroepen, hadt, daarmede, zo veel misnoe-<br />

1 en verwekt, onder veele Contraremonftrant-<br />

I :he Leden der Gemeente, dat het gezag der<br />

taaten naauwlyks magtig was, om het, voor<br />

s :ne korte wyle, te ftillen (V). 't Gemor zig,<br />

e<br />

aarna, wederom verheffende, befloot men,<br />

d<br />

)t het aanneemen van eenige Waardgelders,<br />

t<<br />

en<br />

O") Verclar. van Roetcrt van Lnnscroon Cap. eener Corajs.<br />

w iardtreM. van 27 /luir. irtiï;. ouden flyl. M. S.<br />

(O UïIENlIOG. bl. 701-798. TlUGLAND. bl. 82I-834.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 171<br />


i?* VADERLANDSCHE XXXVIII.BOBK,<br />

zien voort met de regtspleeging, ftellende d*<br />

•Wethouders van Haarlem in 't ongelyk, en<br />

den Deurwaarder belastende, de Sentend ter<br />

uitvoering te leggen. De Wethouders, gedekt<br />

door de meerderheid der Staaten, verklaarden,<br />

daarentegen, de Sententien des Hoogen Raads<br />

voor nietig en van onwaarde, en herhaalden<br />

ïwn yonnu van uitzetting, onder zwaare bedreigwge<br />

( u); w a a r b y d è z a a k ^ ^<br />

J<br />

Vier Stellen<br />

ver- ,<br />

dedigen I<br />

de Geregrsho-<br />

'<br />

ven tegen \<br />

de meer- {<br />

derheid<br />

tfer Staa- 1<br />

ten, c<br />

V<br />

I<br />

De Uoo- t<br />

gejlaad z<br />

befluit de i<br />

Refolu-<br />

J<br />

tie van e<br />

Stad. Diergelyke verfchillen, fchoon niet van<br />

zo veel naileeps, hadt men, byna dagelyks,<br />

met de Geregtshoven, 't welk de meerderheid<br />

aer Staaten bewoogen hadt, in hunne Refolutie<br />

van den vierden van Oogstmaand, de<br />

re ^ifrT- S<br />

:<br />

b<br />

ts<br />

P lee<br />

Singen, uit hoofde hunler<br />

Refolutien, gefchied, te betrekken voor<br />

mnne Vergadering.<br />

Doch de vier Steden, Amfterdam, Enkhiü-<br />

*n ? üdam en Purmerende, verklaarden, in 't<br />

>egm van-Herfstmaand, aan beide deGeregtsiovendat<br />

de gemelde Refolutie genomen<br />

ras buiten haare bewilliging, en dat zy vertonden<br />

, dat allen klaageren de gewoonlyke<br />

ireg van regten openftaan moest. De vier Steen<br />

gaven, door deeze verklaaring, eenen ge,<br />

^eidigen krak aan. de Refolutie. De Hooge<br />

.aad, of eigenlyk zes Leden van denzelven,<br />

)en de Vergadering uitmaakende, befloot deslve<br />

met te agtervoigen. 'De Raadsheer Rom-<br />

Dut Hogerbeets en eenige anderen hadden,<br />

?ter, met bewilligd in dit beftuit. Hoger-<br />

?ets hadt 'er, 's daags te vooren, over ge-<br />

>) BK.,N-:>T n, D.-rt, hl. C, r, C-t-COs<br />

fpro?


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 173<br />

foroken met zyne Doorlugtigheid, die in den 1617*<br />

Raad verfcheenen was. Hy verklaarde den<br />

tien vier­<br />

Prinfe „ dat hy niet tegenwoordig Kon zyn, den vatl<br />

l daar men 't gezag der Staaten vaj,1 Holland Oogst­<br />

% welken hy hieldt voor zyne Hooge Overmaandl heid, ftondt in twyfel te trekken. De Prins niet ta<br />

agter-<br />

antwoordde, dat hy de Staaten daar'ook voor volgen.<br />

kende: doch dat men eikanderen wel mogthooren.<br />

Hierop was de Wethouderfchap van Haarlem,<br />

door eenige Raaden, zwaarlyk befchuldiïd.<br />

Ook beweerde men, dat de Staaten magt<br />

noch kennis hadden, om regt te oefenen. Doch<br />

Hocerbeets verklaarde, andermaal, zig aanae<br />

Refolutie, ftaatswyze, en by meerderheid van<br />

Hemmen genomen, en den beiden Raaden toegezonden^<br />

te willen houden, 't Mogt wemi;<br />

baaten. 't Gezag der Staaten, of der meerderheid<br />

onder dezelven was reeds zo verre veryai<br />

len, dat eene meerderheid der Leden des Hoo<br />

gen Raads zig, tegen het zelve, durfde ver<br />

zetten. Ondertusfchen, verwekte dit voorya 1 De<br />

I Raads-<br />

en diergelyken zo groot een misnoegen 11<br />

t heer Hö-<br />

Hogerbeets, dat hy, kort hierna, befloot, he gerbeets<br />

Penfionarisfchap van Leiden, welkhy, tevoo wordt<br />

Ten, bekleed hadt, op de aanbieding van dei l wederom<br />

, Penfio-<br />

Burgemeester Vrank van Torenvliet, weder naris van<br />

om te aanvaarden (v).<br />

Leidon.<br />

Midlerwyl, wies ook het ongenoegen tu: - Groote<br />

fchen de Leden van Holland. Amfterdam , verndceld-<br />

Enkhuizen, Edam en Purmerende verklaarde heid<br />

n<br />

zig tegen 't aanneemen der Waardgelders, te onder de<br />

koste van den Lande, in eenen tyd, dat men j Leden<br />

zeiden ze, 't gewoone volk van oorlogenaauv r« v9u IIol-<br />

-s land.<br />

/.<br />

fv~) Memor. van R. HOCERUEÉTS, £y BRAND r U. t)eeh \ C>.<br />

$62-666. /Je ook Refol. Holl. 3 Nay.tóDee.iOiy.iUi^,^


5<br />

174 VADERLANDS CHE XXXVIILBOEK.<br />

lyks betaalen kon. Dordrecht was 't, hierin, eens,<br />

met de vier Steden. Deezen hielden, veeltyds,<br />

afgezonderde Vergaderingen in den Haage.<br />

Doch dit deeden ook de andere Steden; zo dat<br />

'er fchier eene fcheuring kwam, in de Staatsvergadering<br />

van Holland. Agt Steden, Haarlem<br />

, Leiden, Gouda, Kotterdam, Briele,<br />

Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn gaven eene<br />

verdediging in 't licht van de Refolutie van<br />

den vierden van Oogstmaand. Zy was ingefteld<br />

op den naam der Staaten. Men vondt het,<br />

in dezelve, vreemd „ dat de vier Steden, ge-<br />

„ woon, in haare Vroedfchappen, over de<br />

„ zweevende gefchillen, te befluiten, bymeer-<br />

„ derheid van ftemmen, niet konden gedoo-<br />

„ gen, dat zulks ook in de Vergadering der<br />

„ Staaten gedaan werdt. 't Was in te fchikn<br />

ken, dat zy Refolutien, by de meerderheid<br />

„ genomen, tot haarent, niet lieten ter uit-<br />

„ voering brengen; doch dat zy, de minften<br />

„ zynde m getal, de meerderheid noodzaaken<br />

„ wilden, haar oordeel, in derzelver Steden,<br />

,, op te volgen, was t'eenemaal onverdraagx<br />

lyk." Maar Amfterdam en anderen verftonlen<br />

„ dat men zig de vyf punten niet moest<br />

i<br />

, laaten opdringen, gelyk zy meenden, dat<br />

, de meeste Leden zogten te doen; veel min,<br />

, dat men, onder dekfel derzelven, vreemde<br />

, ftellingen liete invoeren, tot onteering der<br />

j oude Hervormde Leere (V)."<br />

XVIII. Onder dit ftribbeien, vondt Prins Maurits<br />

?nas < :eraaden, de party, die hy voorftondt, door<br />

Maurits ( laadelykheid, te fty ven. In den Briele, begon<br />

men,<br />

fw") HAUUART. Memor. IX. Boek, bl, 6;. IJR^NUT H. tieci,<br />

I !. 625 C-iO. f


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 1 7 5<br />

men, omtrent deezen tyd, zo zeer te vreezen<br />

voor opfchudding, dat men m beraadlei,om,<br />

of eenige wagten aan te neemen, of eenige<br />

vendels te verzoeken, die belooven zouden,<br />

de Wethouderfchap en de openbaare Plaatfen<br />

te zullen befchermen. Hangende deeze raadpleegingf»,<br />

of, gelyk anderen verha^alenö),<br />

en gelyk ook waarfchynlyker is, na dat de Gekommitteerde<br />

Raaden Rmkhaver en Meerman<br />

de bezetting reeds hadden doen zweeren<br />

dat zy den Staaten van Holland, en, m<br />

derzelver afzyn, den Gekomroitteerden Raa­<br />

den en den Wethouderen der Stad getrouw<br />

1<br />

z v n, en de Kerken en openbaare Plaatfen teger<br />

allen overlast befchermen zouden (2) ; vertrol<br />

Me Prins, van zynen Broeder Fredrik Hennl<br />

verzeld, fchielyk, by nagt, op den negenen<br />

k<br />

twintigften van Herfstmaand, naar den Bneli<br />

I<br />

Ca). In de Stad zynde, deedt hy daar bmnei<br />

komen twee vendelen voetvolks, een van wel<br />

I-en den Wethouderen zeer onaangenaam was<br />

Men hadt verwyling verzogt van deeze vei<br />

meerdering van bezetting, of, ten minfte, da<br />

t<br />

de twee vendelen ook belooven mogten, d£<br />

t'<br />

zy de Magiftraat zouden befchermen. Doe<br />

1<br />

de Prins vondt geen van beide geraaden. Voc<br />

r<br />

reden van dit bezetten van den Briele gaf hy »<br />

ra<br />

federt dat hy, verftaan hebbende, hoe me<br />

van zins was, Waardgelders aan te neemen »<br />

n<br />

't welk hy onbehoorlyk hieldt, zulks, 0 P<br />

1 5<br />

» d e <<br />

O") GROTIUS Veiantw. Cap. XIX. li. 246.<br />

f v5 Zie UITENBOG. bl. Su. n„« m<br />

\l ) Notul. -Zeel. 14 Jig.1617. «9. 14°. 23»- BttANl<br />

11. Deel. bl. 506.<br />

O) Refol. Holl. 29 Sept. 1617. W. s«o, .<br />

1617.<br />

brengt<br />

meerder<br />

bezetting<br />

in den<br />

Briele.


i?6 VADERLANDSCHE XXXVIILBbÊfc<br />

».6*t7. „ deeze wyze, hadt willen voorkomen." Onder<br />

't volk werdt verfpreid , dat Oldenbar­<br />

Gerugten neveld de Stad aan den Spanjaard verraaden<br />

ten na- hadt, en dat zy reeds zou zyn geleverd gedeele<br />

des<br />

weest, zo de Prins zulks, door zyne wakker­<br />

Advo-<br />

Itaats en heid , niet hadt voorkomen Cb). Ten zelfden ty­<br />

des Prinde, liep 'er een gerugt, dat Vlisïingen, door<br />

fen. beitel van den Advokaat, aan zekeren kant,,<br />

jpen lag, op dat het te ligter zou konnen ingenomen<br />

worden, door den Spanjaard Cc), 't<br />

i<br />

gemeen werdt geaasd met deeze gerugten j<br />

.1<br />

< lie, by de verftandigften, geenen ingang von-<br />

< len. Ondertusfchen, hadt de maar van 'sPrin-<br />

J en voorneemen om den Briel te bezetten, ee-<br />

i lige weeken te vooren, reeds gelegenheid geeven,<br />

dat mén hém, by den Graave van Lei­<br />

< ester, vergeleeken, en gezeid hadt, dat hy<br />

2 lg meester zogt te maaken van het Land; 't<br />

\ /elk by, egter, verklaarde, niet gedagt, maar<br />

a He zyne^daaden, integendeel, gerigt te heb-<br />

* Cnrnmis- \ >en, om 't Land, naar den inhoud zyner * Last­<br />

fielt. rieven, te dienen (d). In den Briele, bleef<br />

h et, federt, zo onrustig, dat de meerderheid<br />

d 2r Staaten, in> Louwmaand des volgenden<br />

ars, befloot, den Hoofden der bezettinge aan<br />

t< i fchryven, dat zy 't gezag der Wethouderen<br />

XIX.<br />

Üandé- „<br />

liirgcu<br />

h idden te handhaaven, en 'tinneemen vanKer-<br />

k ïn of andere openbaare Plaatfen te beletten Ce);<br />

De algemeene Staaten handelden, midleryl,<br />

m hunne Vergadering, over 'thouden der<br />

Na-<br />

C<br />

GROTIUS V e r a n t w<br />

U 63o ' Ca 2 l x<br />

P- - w<br />

- 246. BRANBT U.Dedj<br />

Ik) UïTJSNBOt. Memor. hy URANDT II. Deel, bl. 6%i.<br />

L bhm-<br />

1 4 A<br />

" S<br />

' m?<br />

' M<br />

' l<br />

'<br />

ie) BRANDT II. Deel, bl, O&j<br />

r4 hy ERANUT n :<br />

°*


k XXVIII. BoËk. H I S T O R I E . ïff<br />

Nationaale Sinode, terwyl men, ter Staatsvergaderinge<br />

van Holland,bezig was, óm de zaaken<br />

tot eene Provinciaale Sinode te bereiden. over 't<br />

VierGewesten,Gelderland,Zeeland (ƒ), Fries­ houden<br />

eenerNaland<br />

en Groningen en de Ommelanden zogtionaaleten de Nationaale Sinode, door de algemeene of Pro­<br />

Staaten, te doert vastftellen, by meerderheid vinciaal^<br />

Sinode.<br />

van ftemmen: waartegen, de meeste Leder»<br />

van Holland begreepen, dat hun geene Sinode<br />

kon overdrongen worden, tégen hühnefl<br />

dank; alzo elk Gewest, by het dertiende Artikel<br />

van de Utrechtfche Vereeniging van den<br />

jaare 1579 , de befchikking der zaaken van<br />

den Godsdienst aan zig zelf behouden hadt.<br />

Utrecht en de meerderheid van Overysfel<br />

waren 't eens met Holland. Maar alle de<br />

Leden van Gelderland waren niet volkomen<br />

in een gevoelen met de drie overige Gewesten.<br />

Men. hadt, in dit Gewest, alleen by meerderheid<br />

van ftemmen, tot de Nationaale Sinode beflooten.<br />

Doch alzo de meeste Gewesten voor de<br />

Sinode ftemden, voer men, ter algemeene<br />

Staatsvergaderinge, voort, niet het maaken<br />

van voorbereidfels, tot het houden der zelve.<br />

Ernftig, nogtans, werdt hiertegen geprotesteerd,<br />

van wege de Staaten van Holland, Utrecht<br />

en Overysfel. Maar tegen dit Protest,<br />

deeden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen»'<br />

Edara en Purmerende een ander aantekenen 4<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge. Van den<br />

anderen kant, verklaarden aldaar Christofre]<br />

Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, en<br />

Henrik van Rrienen, wegens 't Kwartier der Ve-<br />

rawe,<br />

CD Inltr. voor en Rapp, van de Gedep, ter Gener. In


Dordrecht<br />

wordt<br />

benoemt<br />

tot de<br />

Plaats<br />

van<br />

het hou.<br />

den eenerNationaale<br />

Sinode.<br />

r/S VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOE!G<br />

luwe, afgezonden ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, dat zy geenen last hadden, om de Sinode,<br />

in weerwil van Holland, door te dryven.<br />

Welke wederzydfche verklaaringen van<br />

byzondere Leden van een Gewest, inde Vergadering<br />

der algemeene Staaten, aanliepen tegen<br />

den gewoonen vorm der Regeeringe, volgens<br />

welken, elk Gewest hier maar ééne ftem<br />

heeft. Doch alles werdt. thans verwardelyk<br />

behandeld. Op den elfden van Slagtmaand^<br />

werdt het ontwerp op het houden eener Nationaale<br />

Sinode, by de meerderheid, ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge, vastgefteld.<br />

Daarna werdt Dordrecht benoemd tot de<br />

Plaats, alwaar men de Sinode houden zou. Vervolgens,<br />

werden de brieven ontworpen, by<br />

welken, men eenige uitheemfche Mogendhe-:<br />

den nodigde, om de Sinode, door Gemagtigden<br />

van haare Kerken, te laaten bywoonen:<br />

ook de brieven van uitfchryving aan de byzondere<br />

Gewesten. Doch onder 't naleezen<br />

deezer brieven, vertrokken de Afgevaardigden<br />

van Holland, op één na (2); die van Utrecht en<br />

Overysfel, en de twee Afgevaardigden van Gelderland<br />

, uit de Vergadering. Van wege Holland<br />

en de twee andere Gewesten, werdt, des<br />

anderendaags, aangetekend dat men 't gej><br />

handelde van 'sdaags te vooren, over ker-<br />

5, kelyke zaaken, voor nietig en van onwaarde<br />

n hieldt." De twee Gelderfche Afgevaardigden<br />

betuigden ook, te bly ven by hunne voorige<br />

meening (g). Maar uit Overysfel waren, al<br />

(#) BAUDART. Memor. IX. Hoek, bl. 40 enz UYTF.NBOCAERT,<br />

bl. 865 enz. BRANDT II Deel, hl 632-638.<br />

(2) Cerrit Jakob IVitfen, die, wegens Amlterdamn<br />

I11 de Gekommitteerde Raaden zat.<br />

in


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 179<br />

ïn. Wynmaand, Gemagtigden van Deventer en<br />

van de kleine Steedjes Hasfelt en Vollenhove,<br />

die geene ftera hebben op den Landdag, verfcheenen<br />

in de algemeene Staatsvergadering,<br />

zig verklaarende voor het houden eener Nationaale<br />

Sinode, tegen 't gevoelen der meeste<br />

Leden van hun Landfchap (h~). Al het welke<br />

zulk eene verwarde gedaante gaf aan den tegenwoordigen<br />

toeftand der Regeeringe, dat<br />

men 'er niet dan fcheuring onder de Gewesten<br />

en onder de byzondere Leden van elk Gewest<br />

uit fcheen te konnen verwagten. De fchranderfte<br />

Remonftranten voorfpelden ook, federt<br />

eenigen tyd, dat men de Sinode zou willen<br />

houden, al was 't met verandering der gantfche<br />

tegenwoordige Regeeringe,waaruit zyde<br />

verdrukking hunner partye te gemoet zagen,<br />

Uitenbogaard in 't byzonder hadt,hierom, de<br />

zynen gezogt te beweegen, om de Sinode in<br />

te willigen, zo als zy van de Contraremonftranten<br />

begeerd werdt. Zelfs hadt hy gepoogd dit<br />

den Advokaat te beduiden, met aanwyzing,<br />

dat men, de Sinode eenvoudiglyk inwilligen­<br />

de , geene verandering van Regeering te wagten<br />

hadt, en meer hoop hieldt, om de zaak der<br />

Remonftranten eens herfteld te zien, al was zy<br />

fchoon in de Sinode veroordeeld. Doch de<br />

meeste Remonftranten begreepen, dat zy niets<br />

moeften helpen bevorderen, welk, huns oordeels,<br />

tot verdrukking der waarheid zou ftrekken.<br />

En Oldenbarneveld hadt den Leeraar te<br />

gemoet gevoerd, Wilt gy 's Lands geregtigheid<br />

•weg geeven; ik niet (f), De Sinode fcheen dan,<br />

O) BRANDT II. Deel, bl. r,~Z.<br />

Qij UYTENBOG. Leven. Cap. XIII. tl. aöl. Dagrcg. op o,<br />

pril 1617. by BRANDT 11. Deel, bl. 640.<br />

M 2<br />

in<br />

1617.<br />

Verwagting<br />

der<br />

Remonftranten<br />

van de<br />

Sinode.<br />

Aanmerkelyke<br />

redenen<br />

tusfchen<br />

den Ad­<br />

vokaat en<br />

Uitenbogaard.


i&7.<br />

xx.<br />

t>e Engelfche<br />

Gezant<br />

Dudlei<br />

Karleton<br />

doet eene<br />

Rede tot<br />

aanraa­<br />

ding der<br />

Sinode*<br />

•ito VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

in weerwil der verfchillende Leden, te moe-<br />

• ten doorgedreeven worden, of men moest de<br />

eenparigheid zoeken, door het veranderen<br />

der Regeeringe. Het eerfte was gevaarlyk, en<br />

zou zeer veel hebben toegebragt, om de befluiten<br />

der Sinode te doen klein agten: waarom<br />

men tot het Iaatfte beflooten heeft.<br />

Doch eer 't hiertoe kwame, werden, van<br />

wederzyde, verfcheiden' andere middelen gebruikt<br />

, om de Leden der algemeene Staaten<br />

en die van Holland ih 't byzonder,te brengen<br />

tot eenpaarigheid. Van den kant der vier Ge><br />

westen, zogt men de Nationaale Sinode te vorderen<br />

, door tusfchenkomst van den raad des Konings<br />

van Groot-Britanje, wiens Gezant,Dudïei<br />

Karleton, op den zesden van Wynmaand,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge, eene Rede<br />

gevoerd hadt, waarin hy „ den oorfprong der<br />

p Remonftrantfche gevoelens niet hooger<br />

ft bragt, dan tot den tyd van Arminius, de Conn<br />

traremonftranten verklaarende voor aan-*<br />

ft hangers der zuivere oude Leere, die, door<br />

„ Refolutien, by meerderheid van ftemmen<br />

„ genomen, gekweld, verdrukt en tot afzon-<br />

,j dering, welke men met den haatelyken naam<br />

0 van fcheuring en oproer benoemde, gedron-<br />

4 gen werden." Voorts merkte hy „ de U-<br />

[j trechtfche Vereeniging aan, als gegrond op<br />

den Godsdienst: het punt, waarby elk gewest<br />

het regt gelaaten werdt, om over den<br />

f Godsdienst te befchikken, zag,meende hy,.<br />

5 alleen op de handhaaving der zuivere Lee-<br />

, re, niet op het invoeren van nieuwigheden."<br />

En naardemaal de gefchillen in verfcheiden<br />

Sewesten waren doorgedrongen, befloot hy,<br />

» dat


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 181<br />

„ datzy, niet door eene Provinciasle; maar<br />

M door eene Nationaale Sinode, moeften wegw<br />

genomen worden. Hethouden van welk eene<br />

„ Sinode hy den Staaten, uit den naam zyns<br />

„ Meesters," want zelf was hy, meent men,<br />

nader in 't gevoelen der Remonftranten, dan<br />

in dat van hunne partyen (k) „ ernftelyk, aan-<br />

„ prees (T)." De Staaten van Holland, of de<br />

meeste Leden derzelven, zig voelende geraakt<br />

door deeze Rede, verdedigden hunne Refolutien,<br />

vrymoediglyk, den Gezant voorhouden­<br />

de „ dat de oorlog tegen Spanje, de oorzaak<br />

der Utrechtfche Vereeniging, niet om den ve.<br />

„ Godsdienst begonnen was, maar om't fchen-<br />

„ den der vryheden, handvesten en voorreg-<br />

„ ten, van welken geen der minften was het<br />

„ regt van elk Gewest, om orde te ftellen op<br />

„ de Kerkelyke zaaken; onder welk regt zy<br />

„ begreepen de magt om onwettige kerkely-<br />

„ ke beftraffingen te beletten; om Kerkendiew<br />

naars te ftellen en af te zetten; om zig te-<br />

„ gen in- en uitheemsch geweld te verzeke*<br />

„ ren, en om te verhinderen, dat de Geregtsw<br />

hoven provifisn verleenden tegen de Refow<br />

lutien der Staaten i het naarkomen van wel-<br />

„ ke Refolutien zy, overeenkomftig met den<br />

,j raad, hun, door zyne Majefteit van Groot-<br />

,, Britanje, voorheen gegeven, nog hielden<br />

„ voor het beste middel, om de Kerkelyke<br />

eendragt te verkrygen. De Nationaale S£<br />

„ node was, hiertoe, huns oordeels, geheel<br />

„ ondienftig, zo wel als de beflisfing der ge-<br />

» fchil-<br />

f *) T. RIRCH Negouai. front 1^92 tn tCn. p, 20=;.<br />

f O Zie IUUOART Memor. lX./joek, W.60. UffrcfiBOttAtsvr.<br />

M 3<br />

Antwoord<br />

.<br />

der StaaJ<br />

ten van<br />

Holland<br />

op dezek


1617.<br />

Weegfchaal<br />

van KarletonsRede­<br />

voering<br />

komt in<br />

Uchc.<br />

XXI.<br />

Redevoerin<br />

182 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK:<br />

„ fchillen. Ook begreepen zy nog, dat deeze<br />

„ Sinode hun, door de andere Gewesten, niet<br />

n mogt overdrongen worden (m)."<br />

Doch , behalven in dit antwoord, werdt<br />

Karletons Redevoering wederlegd , in een<br />

Boekje, zonder naam des Schryvers, in Slagtmaand,<br />

in 't licht gegeven, onder den titel<br />

van Weegfchaal. De Gezant hieldt 'er zig<br />

tzeer over gebelgd. De Koning zelf fchreef<br />

'er over, aan de algemeene Staaten; die,<br />

eindelyk, fchoon zonder bewilliging van Holland,<br />

Utrecht en Overysfel, de Weegfchaal<br />

verbooden , duizend guldens beloovende aan<br />

hem, die den Schryver, en zeshonderd guldens<br />

aan hem, die den Drukker wist aan te<br />

wyzen. Doch 't Plakaat, waarby dit verbod<br />

gefchiedde, werdt, in verfcheiden' Steden,<br />

niet afgekondigd. Eenigen deeden, federt,<br />

fcherp onderzoek naar den Schryver,<br />

zonder hem te ontdekken (ti). De Sekretarjs<br />

der Staaten van Utrecht, Gillis van Ledenberg,<br />

werdt verdagt gehouden , dat hy de<br />

hand gehad hadt, in dit werkje (o). Doch,<br />

naderhand, is gebleeken, dat Jakobus Taurinus,<br />

Remonftrantsch Predikant te Utrecht,<br />

de Weegfchaal gefchreeven hadt (p).<br />

De Heer van Maurier, Gezant van Frankryk,<br />

deedt, op den derden van Slagtmaand,<br />

eene Rede, in de Vergadering der algemeene<br />

gen vat<br />

|j. Staaten, die, zonder dat 'er in gerept werdc<br />

den Fra<br />

fchen van eene Sinode, onder anderen ftrekte,om<br />

Gezant<br />

de<br />

(m) Zie dit Antwoord by UVTENBOC. bl. 832-859.<br />

( »5 UYTENBOG. bl. 850 enz.<br />

f 0 ) Interrog, van Suyiefteyn. Art. LXXXUI. Interrog, van<br />

Ledenb. ran 10 Sept. Kit'»; Art. I. II. MSS.<br />

C;0 UÏTKNBOÜ. teven Cap. XIII. bl. 163.Cap.XJV.W.268,


XXXVIILBOEK, H I S T O R I E . 183<br />

de Leden te vermaanen tot eendragt, en dus 1617.<br />

beiden den partyen even zeer betrof, hoewel<br />

zy egter meest ten voordeele der Remon- Ma ariër<br />

ftrantschgezinden geduid werdt Qq). Wat laa­ tot eendragtter,<br />

deedt hy diergelyke Redevoering, in de ftrekkea-<br />

Vergadering der Staaten van Holland, dienende.de om de Leden van dit Gewest te vermaanen<br />

tot het verfchuiven van de beflisfing derzweevende<br />

gefchillen, tot dat men 'er, met meer<br />

bedaardheid, over zou konnen oordeelen: 't<br />

-welk alles was, wat, van den kant der meeste<br />

Leden, begeerd werdt (r). Doch Frankryks<br />

raad vond thans, by de meeste Gewesten, by<br />

©enige Steden van Holland, en by Prinfe Maurits<br />

, veel minder ingang, dan ten tyde van<br />

Henrik den IV. De Koning was jong, en zyne<br />

Staatsdienaars zogten hunne eigen' grootheid<br />

meer, dan de eer des Koningkryks (V). Ook<br />

hadt men, hier, de vriendfchap van Frankryk<br />

thans zo noodig niet, als geduurende den oorlog.<br />

Des nagts na den zesentwintigften van<br />

De Prins<br />

Slagtmaand, vertrok Prins Maurits, in halte, bezoekt<br />

uit den Haage, om eenige Hollandfche Ste­ eenige<br />

den , in perfoon, te beweegen, tot bewilliging Steden in<br />

in de Nationaale Sinode. Van 't aanftaande perfoon.<br />

vertrek zyner Doorlugtigheid hadt men berigt<br />

gekreegen, te Leiden: doch niet van 't oogmerk<br />

zyner reize. Men was, hierom, bekomBekommerd,<br />

dat hy de Waardgelders mogt komen mering te<br />

afdanken, en, gelyk onlangs in den Briele ge- Leiden.<br />

fchied was, ander Krygsvolk in de Stad brengen;<br />

(a) Zie DR/VNIIT, U. Deel, bl. 643.<br />

CO Zie Refol, Holl. 15 Dcc. 161?. bl, 249. BRAfwr 11. Deel,<br />

ih 073.<br />

Cf } AUIERY Memor. p. 319, 370, 372.<br />

M 4


's Prinfen<br />

Brief<br />

aan de<br />

Steden,<br />

184 VADERLANDSGHE XXXVIII.BOEK,<br />

gen ; waaruit verandering in de Regeering<br />

geipeld werdt. Men vondt, hierom, in 't byzyn<br />

van Hogerbeets, die egter toen nog geen'<br />

eed aan de Stad gedaan hadt, geraaden, de<br />

Schuttery, zonder tromfiag, in de wapenen te<br />

brengen, de klok, tegen den morgenftond, op<br />

te houden, en de poorten niet vroeg te openen:<br />

ook, zo haast 'er nadere tyding komen<br />

zou van de aankomst zyner Doorlugtigheid,<br />

hem, door gemagtigden, te verzoeken, dathy<br />

Leiden, voor deeze reize, niet geliefde te vereeren<br />

met zyne komst. Eindelyk, beflootmen,<br />

de nabuurige Steden, Haarlem, Gouda en<br />

Woerden, kennis te geeven van s Prinfen reize,<br />

op dat zy,insgelyks, op haare hoede mogten<br />

zyn. Doch deeze voorzorg was vrugteloos.<br />

De Prins vertrok op Delft, en voorts op Schiedam,<br />

Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem.<br />

In alle deeze Steden, vermaande hy de Vroedfchappen<br />

, tot bewilliging in de Nationaale<br />

Sinode. Ook verdedigde hy 't gedrag der Geregtshoven,<br />

in 't verleenen van provifien, te­<br />

gen de Refolutien der S p<br />

aaten. Voorts, drong<br />

hy op 't afdanken der Waardgelders, die, in<br />

eenige Steden, waren aangenomen (t). Zaaken<br />

allen, die zyne Doorlugtigheid hadt doen aanroeren<br />

, in eenen Brief, op den zelfden zesentwintigften<br />

vanSlagtmaand, aan de Steden van<br />

Holland afgezonden: in weiken brief, hy ook<br />

klaagde „ dat men, hier en daar, tot verklei-<br />

M ning van 't gezag, welk hy, altoos, over. ft<br />

5, Krygsvolk gehad hadt, en hebben moest, den<br />

» b e<br />

"<br />

CO RAimAiiT. Memör. IX. Uoek, 11.'//. ÜRAHUT II. De^<br />

V, 666, 66>. ' '« ' ' • • . s \


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 185<br />

n bezettingen nieuwe beloften afgevergd hadt;<br />

't welk hy meende niet verdiend te hebben,<br />

fchoon hy, desonaangezien, befloo-<br />

.1 ten hadt, in zyne trouwe jegens de Lan­<br />

den, te volharden (V),"<br />

De Prins hadt deeze reis en 't afvaardigen<br />

des gemelden briefs noodig geoordeeld, tegen<br />

den tyd der gewoonlyke Dagvaart van Holland,<br />

die nu aanftaande was, en, op welke,<br />

?t punt van de Sinode en anderen meer (tonden<br />

gebragt te worden, Midlerwyl, hadden de<br />

Afgevaardigden van Amfterdam, Enkhuizen,<br />

Edam en Purmerende den Gekommitteerdep<br />

Raaden, bezig met het ontwerpen der punten<br />

van befchryvinge , verzogt, in dezelven te<br />

doen ftellen eenige punten, 'tverfchütusfchen<br />

fommige Steden en de Geregtshoven, 't ftuk<br />

der Waardgelders, en 't ftellen van eenige orde,<br />

by voorraad, op de oefening van den Hervormden<br />

Godsdienst, op verfcheiden' Plaatfen,<br />

betreffende Doch de Afgevaardigden der Ste :<br />

den Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam.<br />

Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn,<br />

kennis van dit verzoek bekomen hebbende,<br />

begeerden, dat men deeze punten, als, haar?<br />

oordeels, ftrydig met 's Lands vryheden er<br />

met het gezag der Staaten, uit de befchryving<br />

laaten zou. Dordrechtverftondt, daarentegen,<br />

dar men den vier Steden te wille moest zyn. D.t<br />

Gekommitteerde Raaden, federt, vernomer<br />

hebbende, dat de Prins de punten, doordeviei<br />

Steden vporgefjaagen , ook goedgekeurd er<br />

verfcheiden' Steden aangepreezen hadt; zond'<br />

z<<br />

f'0 Zie den Brief !>y ÜPANDT II. Deel, bh 668.<br />

M 5<br />

\6\7.<br />

Verfchiï"<br />

onder de<br />

Steden<br />

over de.<br />

punten<br />

van befchryvinge-<br />

' '"'


185 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEK,<br />

ze den Leden der Vergaderinge toe, nevens de<br />

aanmerkingen, welken 'er, door de agt Steden ,<br />

tegen gemaakt waren (V). De Staaten vergaderden,<br />

hierop, den agtften van Wintermaand.<br />

Be Ad- De Advokaat Oldenbarneveld, federt eenige<br />

vokaat weeken, in den Haage te rug gekeerd, verzogt,<br />

zoekt, te<br />

vergeefs, op deeze Dagvaart, gelyk hy, te vooren, meer-<br />

van zyne maalen gedaan hadt, ontflaagen te worden van<br />

ampten zyne ampten, zig beroepende op zyne hooge<br />

ontflaa­ jaaren en zwakheid; doch men oordeelde, in<br />

gen te<br />

't gemeen, zynen dienst niet te konnen mis-<br />

worden.<br />

fen (w). Hy liet zig dan beweegen, om in<br />

denzelven te volharden.<br />

XXII. De vyf Steden, Dordrecht, Amfterdam, Enk-<br />

Voorflag<br />

ruizen, Edam en Purmerende, ziende de ove­<br />

der vyf<br />

Steden rige Leden gezind tot het byeenroepen eener<br />

op 't (luk Provinciaale Sinode , floegen voor w dat de<br />

''er Sino- i , Staaten dezelve zouden konnen befchryven,<br />

de. ;<br />

mids zy, te gelyk, bewilligden, in het hou-<br />

, den der Nationaale Sinode, na dat de Pro-<br />

, vinciaale zou geëindigd zyn; van welke Na-<br />

, tionaale Sinode het ontwerp eerst zou her-<br />

) , zien worden, in de Vergadering van Hol-<br />

, land; en, daarna, in de Vergadering der<br />

, algemeene Staaten, worden vastgefteld." Dus<br />

neenden ze den meesten Leden wat nader ge-<br />

] urnen te zyn; doch deezen deeden, federt,<br />

enen anderen voorflag. Zy begeerden „ dat<br />

Andere *<br />

voorflag. , , men eene Provinciaale Sinode byeenriep,<br />

, niet om de gefchillen aldaar te beflislén;<br />

><br />

r , maar om eenen voet te beraamen, op wel-'<br />

x , ken men eikanderen zou konnen verdraa-<br />

Y> S<br />

i)<br />

en<br />

»<br />

fv ><br />

Refol. Holl. 31 N»y. 1617. tl. 253. TRISIAND. bl. o8u<br />

RANDT II. Ütfli bl. 671.<br />

iwj Refol.Holl. 13Dcc. lór/.hl.245. BHANBT II.Dicl,U.6j&


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 187<br />

„ gen, overeenkomftig met de genomen'be- 1617.<br />

fluiten " Maar men kon eikanderen niet overhaalen.<br />

De Steden, die voor de Nationaale<br />

Sinode yverden, werden, eerlang, geftyrd<br />

door de ftem van Schiedam, welk haare zyde<br />

koos f». Verfcheiden' andere Steden wankelden<br />

van gelyken. Doch die van Haarlem leMeikwaardigeverden, in Louwmaand des jaars 1618, eene Verklna-<br />

Verklaaring in, behelzende „ dat zy, m den ring van<br />

w aanvang en in 't heetst van den oorlog te- Haarlem.<br />

„ gen Spanje, de eerften geweest zynde, die t<br />

,, Spaansch geweld, lang en kloekmoedig,<br />

hadden wederftaan, om, ware t mogelyk,<br />

1 'sLands vryheden te befchermen; nu, met<br />

„ droefheid, befpeurden, dat de ftaatswyze<br />

Refolutien, eenigen tyd herwaards, wemg-<br />

' lyk, genomen, ten onregte, doorgeftieeken<br />

en vrugteloos gemaakt waren, tot ver-<br />

„ kleining van 't gezag der Staaten, en van dc<br />

voorregten en vryheden des Lands. Dat mei:<br />

„ dit zelfde gezag, in openbaaren druk, te<br />

keer ging. Dat de Geregtshoven provifiei<br />

!' verleenden, tegen de Refolutien der Staa<br />

%, ten, en tegen de Privilegiën, geregtigheder<br />

„ en gebruiken der Steden. Dat men de Wet<br />

houders, op verfcheiden' Plaatfen, gedreigd,<br />

„ op fommigen, openlyk, aangetast hadt. Da<br />

de verkiezing der zeiven, opfommige.Plaat<br />

' fen, niet vry geweest; maar, door oproer<br />

„ afgedrongen geworden was. Dat de Kerken<br />

4 dienaars en goede Gemeente, zig houden<br />

Z de aan den Hervormden Godsdienst, doel 1<br />

„ alleen in 't ftuk der Predestinatie verfchil<br />

» „len<br />

00TRIGLAND.bl. 963,1042enz. UÏTENBOG. bl.Ö80,331,85a,


188 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ lende, door anderen, uit de Kerken gejaagd<br />

„ openlyk gehoond, mishandeld en beroofd*<br />

„ werden. Dat eenige Kerkendienaars zig zelfs<br />

„ afzonderden van hunne medebroeders, die<br />

„ 't, in dit ftuk, met hen eens; doch naar de<br />

„ Kerkenordening van den jaare 1591 beroe-<br />

„ pen waren, ofte werk gingen. Dat men, in<br />

„ gedrukte fchriften, andere verfchillendege-<br />

„ zindheden gedreigd hadt, met verjaaginge<br />

„ uit den Lande. Dat 'er, tegen dit alles, tot<br />

„ hiertoe, geene behoorlyke orde gefteld, of<br />

» ^gevoerd was ; maar dat, in tegendeel,<br />

„ fommige ongeruste Perfoonen, door de Wet-<br />

„ houders der Steden, zynde uitgezet, hy an-<br />

» deren, gehandhaafd werden. Dat eenige Ste-<br />

„ den, verre van den vyand gelegen, bezwaard<br />

„ bleeven met bezettingen , zonder dat men<br />

„ wist, of, by dezelven, niet ietzouonderno-<br />

„ men worden, tegen de Wethouders, of tq-<br />

„ gen de rust der Steden, onder dekfel van<br />

„ Godsdienst, in plaats van dat zy de Wet-.<br />

„ houders zouden behooren te befchermen:<br />

„ al het welke die van Haarlem bewoogeri<br />

„ hadt, om, voor het bewilligen in de ge-<br />

„ woone oorlogslasten , waartoe de tegen-<br />

„ woordige Dagvaart, onder anderen, aan,p<br />

gelegd was, te verklaaren;<br />

„ 1. Dat zy bereid waren, het regt en 't ge-,<br />

„ zag der Staaten van Holland en Westfries-,<br />

land, des Stadhouders en derGekommitteer-<br />

„ de Raaden, in zaaken van Staat, Oorlog, Re-<br />

9 geeringe en Geldmiddelen, met het gene 'er;<br />

aan vast was, ook het gezag der Geregtshoven,<br />

in 't gewoon beleid van 't Regt, en<br />

, der Officieren en Wethouderen, in de S.t$-<br />

„ de:i


jtKXVlil.BoEX. H I S T O R 1 E. 189<br />

^ den en ten platten lande, in al wat hun 1618.<br />

,j Ampt betrof,te helpen handhaaven, naarkomende<br />

en doende naarkornen de Refol<br />

lutien, die, by de Staaten, eenpaariglyk,<br />

of, buiten zaaken van belasting, aanneaft<br />

ming van oorloge en Regeeringe, by meer-<br />

„ derheid van ftemmen, genomen waren.<br />

ft 2. Dat zy de Uniè'n, verbindtenisfen en<br />

& verdragen + voor deezen, tusfchen de Lep<br />

den van Holland en Westfriesland, onderling,<br />

en met andere hunne Bondgenooten,<br />

p gemaakt, wilden naarkornen, én eikanderen<br />

byftaan, met goed en bloed, tegen de Spaann<br />

fche tiranny, en allerlei uit- en inheemsch\<br />

„ geweld, en verkragting der regten en vry^<br />

^ heden van 't Land en de Steden.<br />

„ 3.Dat zy, ten dien einde, de Regeerders<br />

P der groote en kleine Steden wilden handhaa-<br />

?? ven, by derzelver wettig gezag; befchermen<br />

iy tegen daadelykheid, en niet gedoógen, dat<br />

p iemant tot dë Regeering der Steden werdfi<br />

n gevorderd, anders dan door vrye en wettigs<br />

ft verkiezing: te gelyk doende herftellen,'t geft<br />

ne, hiermede ftrydig, ondernomen was.<br />

„ 4. Dat zy den Evangelifchen Hervormden<br />

ft Godsdienst wilden blyven verdedigen, zon-<br />

„ der egter toe te laaten, dat op iemants geft<br />

loof onderzoek werdt gedaan, noch dat def)<br />

andere Gewesten, buiten bewilliging van dié<br />

ft van Holland, hierop, eenige Ichikking beft<br />

raamden. Voorts wilden zy de zweevende<br />

ft gefchillen, met gevoeglyke middelen zoekenft<br />

neder te leggen -, terwyl zy nogtans verftonft<br />

den, dat de Kerken in t bezit van wettej,<br />

lyk beroepen' Dienaaren en va» derzelver'<br />

„ Ge~


IQO VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

1618. „ Gemeenten bleeven, en dat alles wat daar<br />

„ tegen , geweldiglyk , ondernomen was ,<br />

n herfteld werdt.<br />

„ 5. Dat zy de Geregtshoven wilden erw<br />

kennen , en verdedigen , naar derzelver<br />

yy Lastbrieven en Berigtfchriften, mids zy<br />

„ geene provifien verleenden, tegen de Re-<br />

„ folutien der Staaten, of tegen de vryheden<br />

„ en geregtigheden der Steden, vooral niet<br />

„ tegen het oud gebruik, volgens welk de<br />

n Steden, in Crimineele zaaken, buiten ge.-<br />

„ woonlyk Regtsgeding, afgedaan, den Ho-<br />

„ ven niet onderworpen waren.<br />

„ 6. Dat 's Lands middelen gebruikt zouden<br />

„ worden, niet flegts tot afweering van uit-<br />

„ heemsch geweld, maar ook tot verdediging<br />

„ van alle goede ingezetenen, tegen allerlei over-<br />

„ last aan lyf'en goed, die hun, zelfs onder dekn<br />

fel van Godsdienst, mogt worden aangedaan.<br />

n 7. Dat het Krygsvolk, bezetting houdende<br />

„ in Holland, of ook in andere Gewesten, doch<br />

yy door Holland betaald wordende, des vern<br />

maand zynde, verpligt zou wezen, boven<br />

den algemeenen, volgens het zevende punt<br />

w der Unie, te doen eenen hyzonderen eed aan<br />

„ de Steden en Gewesten, daar zy lagen, en<br />

derzelver Regenten en ingezetenen te ben<br />

fchermen en by te ftaan.<br />

„ 8. Dat zy zig, uit kragte der voorheengen<br />

maakte Unien en Verbonden, verpligt reken-<br />

„ den, om elk, wicn, om de gemelde oorzaaken,<br />

„ eenig letfel aangedaan of gedreigd werdt, te<br />

„ befchermen, met lyf en goed, en 't gene, hiermej,<br />

de rtrydig, gefchieden mogt, fpoedigtehel-<br />

„ pen herftellen. Ten befluite, verzogten ze,<br />

» dat


XXXVIÏI.BOEK. H I S T O R I E. 191<br />

„ dat elk Lid, voor 't bewilligen in dekrygs- 16*1 S.<br />

„ lasten, zig, opde voorgemelde punten, ron-<br />

" delyk , geliefde te verklaaren , op dat de<br />

j, bewilliging eenpaariger mogt konnen ge-<br />

„ fchieden (y)."<br />

De zeven Steden, Leiden, Gouda, RotVerfcheiterdam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar en den'Steden Hoorn, voegden zig met die van Haarlem,<br />

ftemmen<br />

in het doen der gemelde verklaaring. Ver­ de Verfcheiden'<br />

andere Leden betuigden, niets te klaaring<br />

gen dezelve te hebben, mids men, op de be­ van<br />

geerde herftelling, niet Verder dronge, dan<br />

dezelve gevoeglyk zou konnen gefchieden. De<br />

Steden zeiven, die, in 't Kerkelyke, verfchilden<br />

van de meerderheid, verklaarden, dat zy<br />

de Wethouders wilden handhaaven; 't welk<br />

het voornaamfte was , welk de anderen bedoeld<br />

hadden: waarop, na 't wegneemen van<br />

eenige andere zwaarigheden, de Steden allen<br />

in de gefneene lasten bewilligden (z).<br />

Doch eer dit nog gelukte, hadden Johan<br />

Haarlem<br />

toe.<br />

De Ge­<br />

Skytten, Gezant des Konings van Zweeden, zanten<br />

van<br />

voor de eerfte, en de Franfche Gezant Mau- Frankryk<br />

rier, voor de tweede reize, ter Vergadering en Zwee­<br />

van Holland verfcheenen zynde, de Leden, denver­ ernftelyk, vermaand, tot eendragt. Mauriei maanen<br />

die van<br />

ftondt hierop, in 't byzonder, ftil „ dat de Holland<br />

„ Kerkelyke gefchillen behoorden bygelegc tot een­<br />

„ te worden, door zagte middelen, in eene dragt.<br />

„ Provinciaale Sinode (V)." Doch alzo de Ko<br />

nin-<br />

OO Zie deeze Verklaaring by. GROTIUS Verantw. Cap. XIX<br />

lil. -36 Verg. Refol- Holl. 27 Jan. \(n%. bl. 26.<br />

'z) GROTIUS Verantw. Cap. XIX, bl. 243. ISRANDT II. Deel<br />

U. 721 •<br />

Ca ) Zie BRANDT II. De.el, bl. 733, 722. en Refol. Holl. a<<br />

Ifnart ibïi. bl. 57.


dordeéleto<br />

over<br />

Verklinrirfg<br />

ïfcariem.<br />

i 9a V A D E R L A N D S C H E XXXVIII.BOEK<br />

rtingen van Frankryk en Zweeden beide, in<br />

deezen tyd, onderfteuning begeerden van den'<br />

Vereenigden Staat, die, zouden zy ze verkrygen<br />

, eenpaariglyk , zou moeten ingewüligdt<br />

worden, is 't ligtelyk te begrypen, waarom<br />

zy to zeer op de eendragt der Gewesten en<br />

Steden drongen.<br />

Maar fchoon de Leden tier Dagvaart van<br />

Holland zig niet fterk gekant hadden tegen de<br />

Verklaaring van Haarlem, opdat de bewilliging<br />

in de gemeene lasten, te ligter, doorgaan<br />

mogt, werdt dezelve, buiten de Vergadering,<br />

van allen, die der Contraremonftrantfche zyde<br />

waren toegedaan, fcherp overgehaald; gelyk<br />

de goedgunners der Remonftranten, daarentegen,<br />

deeze Verklaaring, die, eerlang, in<br />

't licht kwam, hooglyk preezen. Men geloofde,<br />

in 't gemeen, dat zy opgefteld was, door<br />

Joan de Haan, RomboutHogerbeets en Hugo<br />

de Groot, Penfionarisfen van Haarlem? Leiden<br />

en Rotterdam (b); en, uit den ftyl derzelve,<br />

vermoed ik, dat de laatfte daarin de<br />

voornaamfte hand gehad heeft. Ook ontkent<br />

hy dit niet, in zyne Verantwoording. Alleenlyk<br />

geeft hy te verftaan, dat de andere Afgevaardigden<br />

der agt Steden, midsgaders de Advokaat<br />

Oldenbarneveld hunne aanmerkingen<br />

over de Verklaaring hadden gemaakt, eer zy<br />

werdt ingeleverd (c). Men deedt ze, egter, op<br />

den naam van Haarlem, waarfchynlyk, om dat<br />

deeze Stad, na Dordrecht, de eerfte ftemmen<br />

moest. Voorts, werdt de Verklaaring, terftond,<br />

in het Fransen, overgezet, verinoedelyk door<br />

(b") GROTÏHS Verantw. Ca'pl X'X. bl. a"^<br />

Ct) GROTIUS Veramw. Cc//. XlX. bl. j


XXXVIÏIiBoBK. HISTORIE, i 9$<br />

Uitenbogaard (i), en, heimelyk, naar Frankryk<br />

en elders buitens Lands, verzonden. Ten<br />

minfte, werdt dit laatfte, uit den Haage, naar<br />

Ucrecht, gefchreeven (Y), fchoon de Groot,<br />

daarna, betuigd heeft, hiervan, geene kennis<br />

gehad te hebben (f). Doch in de Verklaaring,<br />

die, terftond, in elks handen kwam, vonden<br />

veelen bedenkelyk dat men voorhadt, 's<br />

5, Lands middelen te befteeden, tot het hand-<br />

?, haaven der tegenwoordige Regeeringe, wel-<br />

?J ke men, niet zonder vrye en wettelyke vern<br />

kiezing, wilde veranderd hebben; dat men<br />

n erkende, geen vertrouwen te ftellen op de<br />

,3 bezettingen, en fommige Steden aanmerkw<br />

te als daarmede bezwaard; en dat men de<br />

andere Gewesten geen gezag altoos, in 't Ker-<br />

„ kelyke, over Holland, wilde laaten oefenen."<br />

By al het welke nog kwam, dat men 't gene in<br />

de Verklaaring gezeid werdt van Unien en Verbindtenisfen,<br />

onder anderen, toepaste, op zekére<br />

heimelyke Verbonden, onlangs, tusfchen<br />

de agt Steden onderling, en met een of twee<br />

Gewesten, geflooten, 't welk men hieldt te<br />

ftrekken, tot fcheuring in den Staat. Maar<br />

fchoon 't my, uit vergelyking van verfcheiden'<br />

fchriften en ftukken , niet onwaarfchynlyk<br />

voorgekomen is, dat men, ten deezen tyde, over<br />

zulke verbonden, in heimelyke onderhandeling,<br />

geweest is, en, veelligt, reeds eenig<br />

onderwerp daarvan op 't papier gebragt hadt (g);<br />

heb<br />

Cd) Zie zyn Leven en Verantw. Cap. Xtlt. tl. 260.<br />

C e) 'k'itf der Gedep. van Utrecht ter Gener. van II Febr.<br />

I6i3. aanseh. in de Interro.üat. van J. van llenesfc van Suyleiteyn.<br />

Art. LXVW. LXIX- M. S.<br />

Cf) GROTJUS Verantw- Cap. XlX. bl. 245.<br />

Cg) Brief, bovengemeld, in de genoemde Interrogat. Art, LXX,<br />

LXX1. Zie ook UVTIJNBOG. Leven Cap- XIII. bl, aSo.<br />

X. DEEL. N<br />

it>i8;<br />

Agterdogt,<br />

door dazelve<br />

, in<br />

andere<br />

Steden<br />

verwekt.


1*8.<br />

XXIII.<br />

'rins<br />

1^4 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />

heb ik egter niet konnen ontdekken, dat men,<br />

• immer, tot het fluiten derzelven, gekomen is,<br />

ten ware men aan de Verklaaring van Haarlem<br />

zelve, die, door de zeven Steden, aangenomen<br />

was, den naam van afzonderlyk verbond<br />

geeven wilde: in welk geval, men, door de<br />

verbonden, in deeze Verklaaring gemeld, de<br />

oude verbonden, en, byzonderlyk, de Utrechtfche<br />

Vereeniging zou moeten verftaan. Doch<br />

deeze en veele andere uitdrukkingen in de Verklaaringe<br />

werden zo opgevat, als of de agt<br />

Steden en anderen eenig geweldig befluit genomen<br />

hadden, ten nadeele der gemeene Vereeniging<br />

, en tegen het wettig gezag zyner Doorlugtigheid.<br />

De Volmagt, in Bloeimaand hier<br />

aan volgende, door de agt Steden, aan haare<br />

Gemagtigden ter Dagvaart gegeven, {trekkende<br />

, om onderling en met de andere goede Steden<br />

te beraamen zodaanige middelen, als men,<br />

tot voorkoming van gedreigde of gevreesde<br />

daadelykheden, zou noodig of dienftig oordeelen,<br />

bragt ook veel toe, tot voedfel van<br />

de agterdogt, die men reeds tegen de voornaamften<br />

deezer Afgevaardigden hadt opgevat.<br />

Zy zeiven waren 'er niet onkundig van , en<br />

hadden, hierom, in 't byzonder, begeerd,<br />

dat de Steden, by deeze Volmagt, alles wat<br />

hun, wegens 't gene zy, uit kragte derzelve,<br />

verrigten zouden, overkomen mogt, ten haaren<br />

laste zouden neemen;gelyk gefchied was(A).<br />

Terwyl de gewoone Vergadering van Holland<br />

(70 Zie tleczc Procuratie hy BRANDT II.Deel, Ityvoegf. hl. 089.'<br />

BAUDART. Memor. X. Hoek, hl. 7. GROTIUS Verantw. Cep.XlX,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 195<br />

land nog zat, vertrok de Prins, in Lentemaand,<br />

naar Gelderland, en, in Bloeimaand, naarOverysfel,<br />

om de Landdagen, aldaar, byte woonen,<br />

en deeze Gewesten, tot eenpaarige bewilliging<br />

in de Nationaale Sinode, over te haaien.<br />

Ook porde zeker verfchil met eenige Nieuwmegenaars<br />

hem tot de reize naar Gelderland,<br />

't Getal der Remonstranten in dit Gewest was,<br />

federt eenige jaaren, fterk toegenomen, vooral<br />

in 't Kwartier van Nieuwmegen, daar zy,<br />

door de Regeering, begunftigd werden. Ook<br />

hebben wy gezien, dat Christoffel Biesman,<br />

Burgemeester van Nieuwmegen, zig, inden<br />

Haage, tegen 't beroepen eener Nationaale Sinode,<br />

buiten bewilliging van Holland, ver­<br />

klaard hadt. De Regeering in deeze Stad was<br />

verdeeld. Tien Leden waren tegen, zeven voor<br />

't houden der Nationaale Sinode. Prins Maurits<br />

hadt , in Hooimaand en Slagtmaand des<br />

voorleeden jaars, de oneenigheid, reeds, door<br />

Gemagtigden, gezogt by te leggen; doch 't<br />

was niet gelukt. Eenigen uit de burgerye, die<br />

't met de minderheid hielden, hadden zyne<br />

Doorlugtigheid, federt, een'Lyst toegefchikt<br />

van zulken, die zy, by de aanftaande verandering<br />

der Regeeringe, in Louwmaand, gaarne<br />

tot Burgemeesters, Raaden en Gemeentsluiden<br />

aangefteld zagen; niet zonder, in een bygevoegd<br />

gefchrift, de meeste tegenwoordige<br />

Regenten lelyk af te fchilderen, en voor Arminiaanen<br />

uit te maaken. Doch deezen, hiervan<br />

kennis bekomen hebbende, vervoegden<br />

aig, insgelyks, by den Prinfe, hem verzoekende<br />

, in 't kiezen der nieuwe Wethouderen, agt<br />

te geeven op hun meeste genoegen: 't welkzy<br />

N a ver­<br />

wijf.<br />

Maurits<br />

vertrekt<br />

naar den<br />

Landdag,<br />

te<br />

Arnhem.<br />

Verander<br />

ring der<br />

Regeeringe,<br />

ti<br />

Nieuw­<br />

megen.


196 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

1618. verklaarden te zyn, dat van het grootfte deel der<br />

Burgerye. Doch alzo hun verzoek niet uit den<br />

naam der gantfche Wethouderfchap gefchiedde<br />

, floeg 'er de Priné weinig agt op. Zy merkten<br />

't, en beflooten, federt, de Wet te veranderen,<br />

op den gewoonlyken tyd, zonder den Prins te<br />

kennen. Zie hier, op welken grond. Nieuwmegen<br />

hadt, als eene vrye Ryksftad, van oude tyden<br />

af, het regt gehad, om zyne eigen' Wethouders<br />

te ftellen; 't welk, door Gemagtigden der<br />

Burgerye of Gilden, plag te gefchieden. Men<br />

hadt dit regt zelfs voorbehouden, toen de Stad,<br />

in den jaare 1248, aan Otto den II, Graave<br />

van Gelder, verpand werdt (1). Doch by 'tovergaan<br />

der Stad aan Prinfe Maurits, in den<br />

jaare 1591, werdt deMagiftraatsbeftelling, geduurende<br />

den oorlog, verbleeven aan den Prinfe,<br />

als Stadhouder van Gelderland, van wege<br />

de algemeene Staaten Ook hadt hy ze, federt,<br />

gedaan; wordende hem de nieuwe Regenten,<br />

jaarlyks, voorgeflaagen, door de ouden.<br />

Maar het Beftand, dat, in veele opzigten,<br />

naar eene volkomen' vrede geleek, als waardoor<br />

veelen, zelfs in verbeurd verklaarde goederen<br />

en voorregten, herfteld werden, hadt,<br />

meende men, een einde van den oorlog gemaakt,<br />

en derhalven ook van het Verdag, wegens<br />

de beftelling der Wet (0- De Prins oordeelde,<br />

daarentegen, dat het Beftand niet;<br />

maar eene volkomen' Vrede alleen voor het<br />

einde van den oorlog kon gehouden worden ;<br />

en dat hy, hierom, het regt behieldt, welk hy, by<br />

CO ZU II. Deel, bl. 384.<br />

C*) Zie VIII. Deel, bl. 360.<br />

( O Rsmonftrantie der ontfl. Regent, aan de Staat. Gen. MS S<br />

't


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 197<br />

?<br />

t overgaan der Stad, bedongen hadt; gelyk<br />

men 't hem, verfcheiden' jaaren na 't fluiten<br />

van 't Beftand, onverhinderd, hadt laaten gebruiken.<br />

Hy begaf zig dan, tegen den tyd der<br />

gewoonlyke verandering, in Louwmaand deezes<br />

jaars, naar Nieuwmegen, verzeld van den<br />

Kantzier, twee Raaden en een' Rekenmeester<br />

van Gelderland, nevens den Rigter van Veluwen-Zoom.<br />

De bezetting kreeg last, om zig<br />

gereed te houden, tot het weeren van beroerte,<br />

voor welke zyne Doorlugtigheid bedugt<br />

was; alzo de burgers, in 't vermoeden geraakt,<br />

dat de Prins voorhadt, iet te doen tot krenking<br />

hunner Privilegiën, Vertoogen hiertegen<br />

gereed maakten, en tekenen lieten. Hierna begaf<br />

zig de Prins naar 't Raadhuis, daar de<br />

gantfche Wethouderfchap bedankt, doch te<br />

gelyk verzogt werdt, in een ander vertrek, nog<br />

een weinig te willen toeven. Zy verdeelde zig<br />

egter in twee byzondere Kamers; waarna de<br />

Prins eenigen uit de genen, die, te vooren, de<br />

minderheid gehad hadden, ontboodt, om ze,<br />

nevens eenige nieuwen, aan te ftellen. Doch<br />

zy weigerden, op éénen na, zig, van nieuws,<br />

te laaten beëedigen. Op hun verzoek, werden,<br />

daarna, alle de ontflaagen' Regenten ontbooden<br />

by den Prinfe: wienzy, by monde van den<br />

Syndicus, Joan Biel, voorhielden, dat de tegenwoordige<br />

wyze van handelen ftreedt met de<br />

Privilegiën, en dat het Verdrag van den jaare<br />

1591, met het Beftand, geëindigd was: 'twelk<br />

zyne Doorlugtigheid ontkende. Waarna Biel,<br />

uit den naam der ontflaagen'Regenten, prote<br />

fleerde tegen 't gene 'ergefchied was; zig van<br />

het zelve beroepende op de algemeene Staa-<br />

N 3<br />

te<br />

»s


198 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

ten, uit welker naam de Prins, in 't jaar 1591,<br />

- verdraagen was, en van welken hy, meenden<br />

ze, nu gelast moest geweest zyn. Doch de Prins<br />

vondt niet geraaden, hun Protest te aanvaardden.<br />

Ondertusfchen, traden zy zei ven tot eene<br />

nieuwe Magiftraatsbeftelling. De Prins ftelde<br />

ook nieuwe Wethouders, onder welken, meen<br />

ik, maar één uit de ouden was. De Gemeentsluiden<br />

werden ook veranderd, door zyne Doorlugtigheid.<br />

De Sekretarisfen, de Roêdraagers,<br />

de Poortiers en Boden kreegen last, om geene<br />

andere Wethouders te erkennen, dan die, door<br />

den Prinfe, gefteld waren (jn). De anderen vervoegden<br />

zig, federt, aan de algemeene Staaten,<br />

en aan de Staaten van Holland, klaagende, over<br />

't fchenden hunner vryheden. De agt Steden beflooten<br />

, terftond, ten voordeele der klaagende<br />

Regenten, te fchryven aan de Staaten van Gelderland.<br />

Doch Dordrecht en de vier anderen<br />

wilden niet gedoogen, dat de Brief, op den<br />

naam der Staaten, afgezonden werdt: waarom<br />

hy te minder klem hadt, in Gelderland (n).<br />

Wat den algemeenen Staaten betreft, zy hoorden<br />

den Prins, in hunne Vergadering, tegen<br />

die van Nieuwmegen, en weezen deezen, daarop<br />

, naar de Staaten van Gelderland, die zyner<br />

Doorlugtigheid, in Lentemaand, in perfoon<br />

op den Landdag verfcheenen, in alles gelyk<br />

gaven, en dankten, voor 't gene hy, tot herftelling<br />

der orde en rustte Nieuwmegen, gedaan<br />

Cm*) Brief van Gcerück van Jen Capelle, Martin Gregory, llcnriek<br />

van Esfen, Goosfen van Pèriek en Jan van Golcjleyn aanhuil-<br />

3<br />

n-. Hoog. Mog in dat» T r Jtnuary I(5t8. lil&.<br />

O') Refol. Holl. 24 Fibr. 23, z^Maart 1618. bl. 49, 73)75»<br />

76, 77. BRANDT II. JJsel, bl. 709.


XXXVIILBOEK. HISTORIE. iep<br />

daan hadt. 't Gene Biesman en van Brienen,<br />

te vooren, in den Haage, verklaard hadden,<br />

werdt hier ook veroordeeld, als ftrydende met<br />

het befluit des Landfchaps. Voorts beflooten<br />

de Staaten, eenpaariglyk, hunnen Gemagtigden<br />

in den Haage te belasten, op het houden<br />

der Nationaale Sinode, ernftelyk, aan te dringen,<br />

en, te gelyk, overeenkomftig met eenen<br />

voorflag van'zyne Doorlugtigheid, op het afdanken<br />

der Waardgelders in Holland (V)-<br />

In Bloeimaand, vertrok de Prins naar den<br />

Landdag in Overysfel, die toen, te Deventer,<br />

gehouden werdt. Hy verzogt, hier, den Staa­<br />

ten ,3 dat zy toch in het houden der Natio-<br />

,3 naale Sinode wilden bewilligen, alzo men<br />

„ niet voorhadt, dezelve te doen ftrekken,<br />

5, anders, dan tot bemiddeling der gefchillen<br />

s, in 't Kerkelyke, zonder de Gewesten, of der-<br />

„ zeiver Leden ergens in te verkorten, of ie-<br />

53 mant, terzaake van den Godsdienst, te be-<br />

• „ zwaaren." Hy voegde hierby „ dat men de<br />

„ Gewesten , die nog zwaarigheid maakten,<br />

j, met goede redenen, zou zoeken te brengen<br />

,3 tot bewilliging, en dat de befluiten der Si-<br />

„ node niet van waarde gehouden zouden<br />

n worden, dan na dat ze, door de Gewesten,<br />

goedgekeurd en bekragtigd waren." En onder<br />

deeze voorwaarden, bewilligden de Staaten,<br />

eindelyk, in 't houden der Sinode (J>),<br />

hoewel Kampen, daar men ftrengst was, tegen<br />

ro) BAUDART. Memor. X. Boei , bl. 7. Landd. Recesl". dei<br />

Staat, van Geld. van XIII. en XIV. Maan by BRA.NDÏ II. Dal,<br />

^'(p^zle Refol. van Ridd. en Steden by GROTIUS Verin»*<br />

Gap. V. bl. 49»<br />

N 4<br />

161%.<br />

De Prins<br />

haalt O-'<br />

veryslet<br />

over, tot<br />

bewilli­<br />

ging in de<br />

Sinode.


XXIV.<br />

Schimpfchrifcen<br />

tegen<br />

den Advokaatgeitrooid.<br />

Kwaad<br />

vermoeden<br />

van<br />

den Prinfe<br />

op den<br />

Advokaat. <br />

Merkwaardigewoordeu,<br />

den<br />

Prinfe.<br />

ioo VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

gen de Contraremonftranten, het befluit langst<br />

tegen hieldt. 't Befluit der Staaten werdt, egter,<br />

niet voor Oogstmaand (q), in den Haage<br />

gebragt; wanneer de zaaken, in Utrecht, reeds<br />

geheellyk veranderd waren van gedaante, en,<br />

in Holland, op 't punt ftonden van te veranderen,<br />

gelyk wy, wel haast, zien zullen.<br />

In deezen ftaat der zaaken, waren de Regenten<br />

van veele Steden van Holland, en die<br />

van de Stad Utrecht in merkelyke bekommering,<br />

ziende de dingen eenen gantsch anderen<br />

zwaai neemen , dan zy gehoopt hadden, 't<br />

Strooijen van fchotfehriften tegen den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, nam, van tyd tot tyd, toe.<br />

Een kwam 'er, ten deezen tyde, in 't licht,<br />

getiteld Praktyk van den Spaanfchen Raad,<br />

waarby hy vertoond werdt, als hadt hy geld genooten<br />

van Spanje. Een ander, Noodwendig<br />

Discours genaamd, drong op eene geweldige<br />

verandering in de Regeering. Sommigen hebben<br />

Franeois van Aarfens voor den opfteller<br />

deezer fchriften gehouden (f). De Prinfesfe<br />

Weduwe van Oranje verhaalde aan iemant,, dat<br />

„ men Prinfe Maurits uit Brusfel gefchreeven<br />

„ hadt, dat Oldenbarneveld geld," fommigen<br />

fpraken van geheele koflèrs met gouden piftoletten<br />

(s~) n uit Spanje ontvangen hadt, en dat<br />

„ zyne Doorlugtigheid hieraan ten deele geloof<br />

„ floeg." Ook blèek dit, uit zeker zeggen van<br />

zyne Doorlugtigheid, 't welk Uitenbogaard<br />

fchryft, uit den mond van zekeren geloofwaardigen<br />

Edelman , die 't van den Graave van<br />

Kui-<br />

Xf) TIVTENEOG. bl. 0f)8. TRtOLAND. U. 1059, leöü.<br />

( r ) AOBEKY Memor. p. 30", ,;cx..<br />

' Csj'K. BRANDT Leven van U- ie Groot, bl. tig t


XXXVIILBOEK. HISTORIE. aai<br />

Kuilenburg verklaarde verftaan te hebben. Aan 16.8.<br />

,deezen Graave, hadt de Prins geraaden „ de<br />

j, party, welke hy toegedaan was, niet langer toege-<br />

n te volgen, of dat het hem fchadelyk zyn zou, fchrecven.<br />

n alzo deeze party," meenende daarmede,<br />

naar 't fchynt, den Advokaat en de zynen,<br />

M naar Spanje wilde." De Graaf vraagde naar<br />

bewys. 't Is nog geen tyd, werdt hem geantwoord,<br />

men moet eerst platte formen fcheeren<br />

over eenigen. ?o men, hernam toen de Graaf,<br />

dien weg in wil; dat''s regt naar Spanje: waarop<br />

hem te gemoet gevoerd werdt, Beter zo dan<br />

anders; men zal haast zien, wie de fty/fte beurs<br />

heeft (Y). Doch lang van de vooren (3), zoude<br />

Prins aan de Prinfesfe Weduwe, uit wier mond,<br />

Uitenbogaard het te boek fielt, gezeid hebben,<br />

dat het gefchil niet beflist zou worden, dan door<br />

de wapenen Cu). De Blaauwboekjes hielden Vuil<br />

geen' laager' toon. In zeker fchotfchrift, gefchotfchriftfchreeven met de eigen' hand en naamtekening<br />

van jan<br />

van Jan Dankerts, voorheen Notaris in den Dan­<br />

Haage Cy), nu te Amfterdam; die, wegens een kerts.<br />

diergelyk, ten tyde van 't B eftand gemaakt, door<br />

voorfpraak van Uitenbogaard, vergiffenis verworven<br />

hadt(M'); werdt de Advokaat gedreigd ,<br />

met een Crimineel regtsgeding. Voorts las men<br />

'er in „ dat men hem voet by ftuk zetten, en<br />

te bewyzen zou, dat hy honderdentwintigdui-<br />

„ zend Dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbo-<br />

» gaard,<br />

(O UYTENBOG. by I5nAf-'i)T II. Deel, bl. 744. Zie ook Ur-<br />

TF.NBOG Leven Cap. X. bl. 171.<br />

• O) UYTENBOG. hoven Cap. X. bl. 122.<br />

(.v) UYTENBOG. Leven cn Verantw. Cap. X. bl. 1*9.<br />

t'wj Zie Refol. Holl. lü, 11 Juny 1608. bl. 123, ia.].<br />

(3) Den agtften van Wiiuennaand des jaars 1616".<br />

N 5


ftoa VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

Itfi8. „ gaard, ftondt 'er in, hadt tagtigduizend gul-<br />

„ dens, in gouden Albertinen, getrokken, 't<br />

„ welk men hem, in zyn bakhuis, hadt aan-<br />

„ gezeid." Gaat, las men verder, totBrusfel,<br />

't /iaat daar klaarlyk gefchreeven, op VRegister,<br />

daar de andere geflreeldenftaan, met naam,<br />

en toenaam. 'tGefchrift, welk deeze en andere<br />

dingen behelsde, was den maaker ontvallen, te<br />

Amfterdam, werwaards hy gevlugt was, uit<br />

vreeze voor den Fiskaal van den Hove, die, uit<br />

andere oorzaaken, onderzoek op hem deedt. 't<br />

Was opgeraapt, en den Advokaat ter hand gefield<br />

, die 't, in de volle Vergadering,bragt,te<br />

gelyk verklaarende n dat men hier een' fchry-<br />

„ ver hadt, die niet, gelykdiergelykenplagten<br />

„ te doen, zynen naam verzweeg, maar voet by<br />

ftuk zetten, en zyne befchuldigingen bewyzen<br />

„ wilde. Hiertoe was hy ook, van zynen kant<br />

n bereid. Uitenbogaard niet minder. Hy be-<br />

„ geerde dan, dat men Dankerts van Amfter-<br />

„ dam haalde, en bewys afvorderde van 'tgene,<br />

De „ hy gefchreeven hadt." Men befloot, hierop,<br />

maaker naar Amfterdam te fchryven. Dankerts werdt in<br />

raakt in de gyzeling gezet; doch men begeerde hem niet<br />

hegtenis. naar den Haage te zenden; zig beroepende op.<br />

het Privilegie der Stad, volgens welk, de misdaaden<br />

, aldaar begaan, voor de bank van Schepenen,<br />

geoordeeld moesten worden. De Fiskaal<br />

Kin/chot trok naar Amfterdam met het boekje<br />

, om Dankerts te ondervraagen; doch men<br />

vondt niet geraaden, dat hy zig kweet, zo als<br />

hy meende te behooren Dankers zat in de gyzeling,<br />

tot dat de Advokaat gevat was (x%<br />

waar-<br />

CO Itsfol. Holl. 7, II April zNoy. 1618. tl. 93, 98, 3S3«


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 203<br />

waarna men hem losliet, en, eindelyk, nog beloonde<br />

, voor 't gene hy gedaan of geleeden<br />

hadt, zonder dat men den Advokaat immer<br />

iets van 't gene hem, door deezen mensch, aansewreeven<br />

was, geregtelyk, te last gelegd heeft<br />

fy\ Doch zulke en diergelyke befchuldigmgen,<br />

die, by't gemeen, veel te veel ingang vonden,<br />

bewoogen den Advokaat, op den raad dei<br />

Prinfesfe Weduwe van Oranje, tot het fchryven<br />

van eenen Brief aan Prinfe Maurits, die, eenige<br />

jaaren naderhand, gedrukt werdt. Hy was, der<br />

vierentwintigften van Grasmaand, getekend,<br />

en vervatte eene omftandige verdediging var<br />

des Advokaats gedrag, met eene fterke betui­<br />

Cy~) UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. hl. 171 eni<br />

Hifi. hl. 918 enz.<br />

Cz) Ziedeezm Brief hy UYTENBOG. hl. 943 en m is Wasrag<br />

2 T N Z<br />

HUL. van OUINKHAÏINÜV. hU 13 '<br />

lf>i8.<br />

Wordt<br />

geflfiakt<br />

en beloond.<br />

De Advokaat<br />

verdedigt<br />

zig, in<br />

eenen<br />

Brief aan<br />

den Prinfe<br />

, en in<br />

een Vertoog<br />

aan<br />

de Staaging<br />

zyner genegenheid voor 't Huis van Nas ten van<br />

j Holland.<br />

fau (z> Te gelyk, fchreef hy een Vertoog aar<br />

de Staaten van Holland, welk, terftond, in t<br />

Kent kwam. Zyne bedryven en dienften wer<br />

den, in het zelve, omftandiglyk, vertoond<br />

><br />

van dat hy eerst in 's Lands dienst getreden was<br />

totopdentegenwoordigentyd. In 't byzonder ><br />

wees hy aan „ hoe zeer hy gearbeid hadt, on l<br />

goed verftand te onderhouden tusfchen d<br />

„ Staaten en zyne Doorlugtigheid. Ookberie] )<br />

„ hy zig, ten blyke van de dienften, door hem<br />

1<br />

„ den Huize van Nasfau gedaan, op de brie<br />

ven en befcheiden, welken hy in handel t<br />

hadt. Gefchenken verklaarde hy nooit be<br />

„ geerd of gezogt; maar fomtyds wel, voo C<br />

„ beweezen' dienften, ontvangen te hebben<br />

Zyne goederen waren, zeide hy, allen eei<br />

c


404 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

„ lyk en wettiglyk verkreegen, waarop hy,<br />

9 zo men 't goedvonde, onderzoek wilde laa-<br />

9 ten doen. De verdere befchuldigingen, in<br />

„ Schotfchriften , tegen hem uitgeworpen,<br />

„ verklaarde hy voor openbaare lasteringen,<br />

„ zig, omtrent de meesten, beroepende op de<br />

„ kennisfe der Staaten zeiven." Ten befluite,<br />

riedt hy „ dat men den raad der Koningen<br />

„ van Frankryk en Zweeden volgde, en rust<br />

„ en eendragt zogt: dat de Gemagtigden ter<br />

n algemeene Staatsvergaderinge zig niet aan-<br />

„ trokken, 't gene niet aan hun gefield was;<br />

„ dat zyne Doorlugtigheid , de Raaden van<br />

„ Staate, de Raaden ter Admiraliteit en de<br />

„ Gekommitteerde Raaden zig hielden aan •<br />

„ derzelver Berigtfchriften; dat het Regt ge-<br />

„ handhaafd, en de Kamer van Rekening in<br />

„ goede orde gehouden werdt. Wanneer hier-<br />

„ by eenigheid kwam onder de Staaten, ver-<br />

„ trouwde hy, dat alles haast wederom her-<br />

„ fteld zou worden (V).<br />

ProviJIo- Doch het uitgeeven van dit Vertoog haalneele0de<br />

den Advokaat eene nieuwe fneeuwjagt<br />

pening,<br />

tegen dit van naamlooze fchriften op den hals. Een, ge­<br />

Venoog titeld Provifioneele Opening, werdt zo lasteruitgegelyk<br />

geoordeeld by de Staaten, dat zy 't, by oven<br />

,<br />

penbaar Plakaat, verbooden, vyf honderd gul­<br />

wordt<br />

verboodens beloovende aan elk, die Schryver of Drukden.ker<br />

ontdekte. By 't zelfde Plakaat, namen de<br />

Staaten den Advokaat, om zyne langduurige<br />

ÏX\ getrouwe dienften, in hunne byzondere be-<br />

Ccherming en hoede (b~). Doch fommigen te-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 205<br />

kenen aan, dat men dit Plakaat, te Amfterdam, I6IS.<br />

en in de Steden, die 't met deeze Stad eens .<br />

waren, niet liet afkondigen, 't welk de Schryvers<br />

van naamlooze fchriften, die zig, meent<br />

men, meest te Amfterdam onthielden, te ftouter<br />

maakte. Ook ftrooide men, ten deezen ty-<br />

-de, uit, dat de Prins gezeid zou hebben, dat<br />

hy den Advokaat en de zynen zo fyn vermaalen<br />

zou als ftof (V). De meerderheid der Staaten<br />

van Holland ontwierp, omtrent deezen tyd, een<br />

Ver: oog aan den Prinfe, om by hun gezag gehandhaafd<br />

te worden (d). Doch 't blykt niet,<br />

dat het eenig gevolg gehad heeft, welk aan<br />

hunne verwagting beantwoordde. Zelfs twyfel<br />

ik, of het den Prinfe wel overgeleverd zy. Men<br />

floeg, in Zomermaand, ter Vergadering van<br />

Holland voor,om zekere gedrukte Remonjlrantien<br />

vanFrangois vanAarfens op te haaien, en<br />

hem het verder fchryven te verbieden (e).<br />

Doch ik vind niet, dat hierop iet beflooten<br />

werdt. 't Verhaalde toont klaarlyk, welke redenen<br />

van bekommering de Regenten van verfcheiden'<br />

Hollandfche Steden en van Utrecht,<br />

ten deezen tyde, hadden. Doch 'twordt tyd,<br />

dat wy zien, welke middelen zy in 't werk fielden,<br />

om de gevreesde verandering der Regeeringe<br />

te voorkomen; en welk eene uitkomst dezelven<br />

hadden. Verfcheiden' ongedrukte ftukken<br />

en befcheiden my, gelukkiglyk, ter hand gekomen,<br />

ftellen my in ftaat, om dit naauwkeuriger<br />

te doen, dan tot hiertoe gefchied is.<br />

Zo dra men, in den Haage, tyding kreeg<br />

XXV.<br />

van 1 eweengen<br />

te<br />

O) Refol. Holl. 21 May 1618. bl. 122. UïTENBOG. tl. Q54, S<br />

p5i. BRANDT II. Deel. 'bl. 751.<br />

C/O Zie het by BRANDT II. Deel, bl. 75T.<br />

GO Refol. Holl. aa jfimy 1618. bl. 156,


It5i 3. van de verandering der Regeeringe te Nieuwmegen,<br />

in Louwmaand deezes jaars, was men<br />

Uirecht bedugt, voor diergelyke veranderingen , in<br />

en te Lei­ veele Hollandfche Steden en in Utrecht. Joan<br />

den, uit<br />

van Renesfe van Zuileflein en Justus van Ryzen-<br />

vreeze<br />

voor verburg, Heer van Ryzenburg, waren toen, weandering,gens<br />

Utrecht, afgevaardigd, in de Vergade­<br />

in de Rering der algemeene Staaten. Ryzenburg fchreef,<br />

geeringe. over 't gebeurde te Nieuwmegen, eenen Brief<br />

naar Utrecht, die, door hem en Zuileftein, getekend<br />

werdt. In deezen Brief, werden de ontflaagen'<br />

Regenten genoemd * verdrukte Hee-<br />

* gepp-<br />

prcsfeerdt<br />

f by a'esfeitz. <br />

Voorflagen<br />

, oir,<br />

Schoonhoven<br />

,<br />

Woerden<br />

en<br />

andere<br />

Plaatfen<br />

te verze<br />

keren.<br />

.VXA<br />

ÖOS VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK;<br />

'•ren, en vroomen, die men, f met opzet, voorhadt te<br />

verlaat en. Ook las men 'er in, dat zyne Doorlugtigheid<br />

, tegen reden en tst misnoegen van de<br />

goeden, op den voorflag vandievanNieuwme-><br />

gen, ter algemeene Staatsvergaderinge, toegelaaten<br />

was (ƒ). Men was, ten deezen tyde, in overleg,<br />

om zig van eenige Plaatfen te verzekeren,<br />

tot voorkoming eener gevreesde verandering in<br />

de Regeering. Te Utrecht, hadden eenigen<br />

voorgeflaagen, dat men Schoonhoven verzekeren<br />

moest; 't welk anderen, in den Haage,<br />

niet wel fcheen tefmaaken. Doch, te Leiden,<br />

zou men gaarne gezien hebben, dat Woerden<br />

verzekerd werdt. Hiervan hadt de Predikant<br />

Uitenbogaard, te Leiden zynde, kennis gekreegen,<br />

uit den mond van den Penfionaris<br />

Hogerbeets, die op hem begeerd hadt, zulks<br />

te willen berigten, aan Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, die, toen, wegens Utrecht,<br />

in den Haage was, met verzoek, dat hy 'er,<br />

heimelyk, kennis van geeven wilde aan den<br />

(ƒ) Interrog, rr.it Suylefteyn Art. LIX, —LXIII. SI. S.<br />

Se-


XXXVIILBOEK. HISTORIE, tof<br />

Sekretaris Ledenberg, op dat deeze, daartoe,<br />

in tyd en wyle, de behulpzaame hand bieden<br />

mogt; alzo men, te Leiden, voorhadt, met<br />

iemant van Woerden, wien men de zaak mogt<br />

toevertrouwen, deswege, in onderhandeling<br />

te treeden. Uitenbogaard deedt deeze boodfchap,<br />

en Moersbergen fchreef, 't gene men<br />

hem verzogt hadt, in Sprokkelmaand, aan<br />

Ledenberg (g): daarby voegende „ dat deeze<br />

zaak heimelyk behandeld moest worden,<br />

„ en dat 'er , in deeze tydsomftandigheden ,<br />

j, voorraad van wapenen noodig was; dat men<br />

„ ook de Huizen te Duurftede, ter Eem en te<br />

w Abkoude behoorde te bezetten;" 't zy dat<br />

men, hierdoor, gelyk, daarna, verklaard werdt,<br />

het platte Land van Utrecht, tegen oproer,<br />

zogt te beveiligen (h), 't zy dat men 'er eenig<br />

verder inzigt mede gehad hebbe. Doch deeze<br />

overleggingen hadden geen gevolg. Midlerwyl,<br />

bleef men, te Utrecht, in geduurige vrees<br />

voor de komst van den Prinfe, uit welke men<br />

verwagtte, dat gelegenheid tot opfchudding<br />

genomen zou worden, die, waarfchynlyk, uitïoopen<br />

zou, op verandering der Regeeringe.<br />

Men hadt, hierom, al in Herfstmaand des voorleeden<br />

jaars, toen 'sPrinfen reis naar eenige<br />

Zuidhollandfche Steden op handen was, op<br />

Ledenbergs voorflag , eenen Brief opgefteld<br />

aan zyne Doorlugtigheid , ftrekkende, om<br />

hem te verzoeken van, voor deeze reize, niet<br />

te Utrecht te willen komen. Doch deeze Brief,<br />

die toen niet overgegeven werdt, bleef,eenen<br />

tyd<br />

tg") UÏTENBOC. Leven en Verantw. Cap. XIII. U. vrj.sc'i,<br />

O) Interrog, van Suylefteyn Art. LXXIV.~-1,XXX1LM.S,<br />

i6i9.<br />

Vrees,te<br />

Utrecht,<br />

voor 's<br />

Prinfen<br />

komst.<br />

Men verzoekt<br />

liem, de-


zelve uit<br />

te Hellen.<br />

Hy komt<br />

'er nogtans.<br />

Doch<br />

vertrekt<br />

wederom.<br />

itó8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:<br />

tyd lang, open, in handen van de Utrechtfche<br />

Afgevaardigden in den Haage; werdt, een en<br />

andermaal, veranderd, ook, zo fommigen, naderhand,<br />

verklaard hebben, met kennis van<br />

den Advokaat, en, eindelyk, na dat Zuileftein<br />

naar Utrecht gefchreeven hadt, dat de Prins<br />

ftondt te vertrekken naar den Landdag te<br />

Arnhem, m Lentemaand deezes jaars, door<br />

Gerard ter Stein , behandigd aan zyne Doorlugtigheid<br />

(Y); wien dezelve, gelyk men denken<br />

kan, gantsch niet aangenaam was. Nogtans,<br />

begaf hy zig, door Utrecht, naar Arnhem.<br />

De poorten werden, op den dag zyner aankomfte,<br />

langer dan naar gewoonte, geflooten<br />

gehouden, en Ledenberg leide in beraad, om<br />

ze den Prinfe niet te openen. Doch hiertoe<br />

durfde men niet befluiten. De Prins kwam<br />

dan in de Stad. De wooning, daar hy zynen<br />

intrek nam, werdt, als ware 't om hem eer aan<br />

te doen, door eenige vendelen Schutters, bezet;<br />

vier van welken in de wapenen gebragt<br />

waren, om hem in te haaien. Doch eenigen<br />

hebben, naderhand, verklaard, dat dk bezetten<br />

gefchied was, om den toeloop van Contraremonftranten<br />

en anderen by den Prinfe te beletten,<br />

waaruit men opfchudding, inneeming<br />

van Eerken en verandering der Rerreeringe<br />

rreesde. Ook was, omtrent deezen tyd, beflooten<br />

, 't getal der Waardgelderen te vermeerderen<br />

(£). De Prins zette zyne reis toen voort,<br />

2on-<br />

C i) Interrog. Van Snylefteyn Art. XVI-XXX1II. Interrog, van<br />

F. van lïaexen', Heer van Conincxvry^«. XXVIII-XXXIV. Interr.<br />

van J. de Goyer Art. XVII—XXIII. Interrog, van Diriclt van Eelt<br />

Art XIII. Verclar. van Ledenb. van 27itfiS-O.S M. SS.<br />

dk) Interrog, van Conincxvry Art. XXXV-XXXVIII. van de<br />

Goyer Art. XXV-XXIX. van fohan van Grovefteyn Art. XXI."<br />

XXIV, van Diiick van Eek Art. XHI. XIV. MS3.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 209<br />

zonder iet, openlyk, te Utrecht, te verrigten. 1618.<br />

't Ontbrak, nogtans, den Prinfe niet aan ee- •<br />

nige vertrouwde vrienden, in de Staaten van<br />

Utrecht, die hem, van tyd tot tyd, berigt gaven<br />

van 't gene 'er gehandeld werdt (7), zo<br />

ver zy'er kennis van krygen konden. Na dat llandeling<br />

ove<br />

men dan, ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />

't afdan­<br />

overeenkomftig met 's Prinfen meening, wat ken der<br />

laater, hadt begonnen te handelen, over de Waard­<br />

noodzaakelykheid van het afdanken der gelders,<br />

Waardgelders, in Holland en in Utrecht, het<br />

aanneemen en aanhouden van welken, zyne<br />

Doorlugtigheid, naar fommiger verhaal (tn),<br />

rebellie genoemd hadt; werdt door eenigen,<br />

in de Staaten van Utrecht, voorgellaagen,<br />

M dat men, om kosten te fpaaren, de Waardij<br />

gelders behoorde aftedanken, en van den<br />

„ Prinfe eenige vendels te begeeren, ftaanw<br />

de ten laste van 't Stigt." Hiertoe werdt<br />

beflooten, zelfs door zulken, die voor 't aanneemen<br />

der Waardgelders geyverd hadden: 't<br />

zy dat deezen dagten, dat men genoeg beholpen<br />

zou zyn, met de gewoonlyke foldaaten,<br />

of dat zy hoop hadden, om eenige Steden van<br />

Holland te beweegen, tot het draagen van een<br />

gedeelte van den last der Waardgelderen, liever<br />

dan dat men dezelven zou zien afdanken.<br />

.3' ,ÜOV<br />

Men gaf dan den Afgevaardigden naar den<br />

Haage last, om, overeenkomftig met het befluit<br />

der Staaten, te fpreeken met zyne Doorlugtigheid.<br />

Sommigen fchryven, dat zy hiertoe<br />

flegts vryheid, geen' uitgedrukten last gehad<br />

f 1} Waarngt. Hift. van J. v Or.riF.NBAP.NFv. II, 214.<br />

(;«) UYTENBOG. by BRANDT II. Deel, bl. 804.<br />

X. DEEL. O


Ï6"I8.<br />

Eyeenkomst<br />

tusfchen<br />

de Hollandfche<br />

en StigtfcheGejiiagtigden,<br />

ten<br />

huize<br />

Van Daniël<br />

Trefel.<br />

Wat hie:<br />

gehandeld<br />

werdt.<br />

Voorflag<br />

der Hollandfchenj<br />

•fl i ó VADERLANDSCHE XXXVlILBOEIT.<br />

had hebben («). Doeh ik bezit een egt affchrift<br />

eener Verklaaringe van Ledenberg zeiven,<br />

waarin duidelyk erkend wordt, dat de Utrechtfche<br />

Afgevaardigden last hadden, om met den<br />

Prinfe te fpreeken (o). De Afgevaardigden van<br />

Utrecht waren toen Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, Jakobyan Zuilen vanNyveld,<br />

Heer va.nHoeüaken,WillemBor vanAmerongen,<br />

Heer van Zandenburg. Kornelis van de Poll, Pieter<br />

Ploos, Jakob de Gooyer, Willem vanNyenro<br />

en de Sekretaris Ledenberg. Zy, of ten minfte<br />

Hoeflaken, Nyenrode en Ledenberg hadden<br />

hunnen intrek inden Haage, ten huize van<br />

nielTrefel, eerften Klerk der algemeene .Staaten.<br />

Eer zy nog met den Prinfe gefproken hadden,<br />

lieten eenige Hollandfche Heeren, hun, door<br />

den Dienaar van Hogerbeets, vraagen, of zy<br />

hun, dien avond, 't was de vyfde van Hooimaand<br />

, konden fpreeken. Men kwam, ten zeven<br />

uuren, byeen. De Hollandfche Heeren waren de<br />

Lange, Burgemeester van Gouda, en de Penfionarisfen<br />

de Haan, Hogerbeets en de Groot. De<br />

laatfte voerde het woord; volgens het Verbaal,<br />

Welk, daarvan, federt, door de Utrechtfchen,<br />

gemaakt werdt, en waarvan ik een Affchrift<br />

in handen heb , in 't breede, vertoonende,<br />

„ hoe men thans, onder dekfel van Godsdienst,<br />

w met allerlei middelen van fcheuring, oproer,<br />

„ ïnultery en wederfpannigheid, de Staaten en<br />

>5 Wethouders, in derzelver hoogheden, vry-<br />

5j heden en geregtigheden, zogt te verkorten,<br />

5, en ze het gezag van anderen te onderwer-<br />

„ pen ; 't welk verfcheiden' Steden bewoo-<br />

f>i~) Zie ERANDT II. Deel, U. 804.<br />

(. o) Verel. van Lcdenb. ytm i? dvg. 1618. Styl. I'et.MS:


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 21 Ï<br />

» gen hadt, daartegen te voorzien, met aan-<br />

» neeminge van Waardgelders. Hierdoor ,<br />

» hadden ze zulke muiters gehouden tot hun-<br />

» nen pligt, gelyk, te Leiden, te Haarlem en<br />

w elders, gebleeken was. De Staaten van l<br />

w trecht hadden, vervolgde hy, uit die zelfde<br />

„ aanmerking, zig zeiven en hunnen Staat,<br />

?j insgelyks, door het aanneemen van nieuwe<br />

w knegten, verzekerd. Doch de kwaadgunw<br />

ftigen, zulks befpeurende, begonden, op<br />

„ allerlei wyze, in Holland, te arbeiden, om<br />

9 ) de Waardgelders, alomme, te doen afdan-<br />

5) ken. Men moest zig dan, hiertegen, met<br />

w moed, verzetten, en de Landen in verze-<br />

5, kerdheid bewaaren. Dit was het eerfte deel<br />

py van derzelver hoogheid en oppermagt, tot<br />

behoudenis van welke, men zig bedienen<br />

„ moest van 's Lands middelen. Vergeefs was<br />

3, 't, den vyand, buiten, te willen keeren, als<br />

9, men, binnen, niet veilig woonen mogt, gew<br />

lyk zulks, breeder, in de Verklaaring van<br />

n Haarlem, gezeid was, waarmede de Ede-<br />

03 len en meeste Steden van Holland overeen-<br />

M ftemden, zynde zy vastelyk van meening<br />

daarby te blyven. Maar nu, ging hy.voort,<br />

j, waren 'er tydingen gekomen van Utrecht,<br />

w meldende, dat de Staaten van dit Gewest<br />

5, beflooten hadden, hunne nieuwe knegten af<br />

jfj te danken; 't welk zy, met droefenis,. vei' •<br />

^ ftonden, alzo de kwaadgunftigen, hierdoor,<br />

w fterk zouden aangemoedigd de goeden ,<br />

?, daarentegen, zeer verflaagen gemaakt wor-<br />

P den, zo in 't Stigt, als in Holland, en in an<br />

5, dere nabuurige Landen , alwaar nog zeer<br />

fj veele goeden waren, 't Verheugde hun eg<br />

O 2 „ter-<br />

-161S.


Irti8.<br />

Antwoord<br />

der Utrechtfchen.<br />

sia VADERLANDSCHE XXXVilI. BOEK 4<br />

„ ter, dat de Staaten van Utrecht, tegenwoor-<br />

„ dig, in zo grooten getale, in den Haage,<br />

„ waren; waarom ook de goede Steden van<br />

„ Holland geraaden gevonden hadden, hun te<br />

„ doen verzoeken, dat zy 't ftuk nader wilden<br />

„ overleggen , en zig zeiven en Holland zo<br />

„, veel nadeels niet toebrengen: 't welk, daar-<br />

„ na, onherftelbaar zyn zou. De gelegenheid<br />

„ van 't Gewest van Ücrecht was hun tamelyk<br />

„ wel bekend, waarom zy ligtelyk konden afneemen,<br />

dat de nieuwe last zwaar genoeg<br />

„ drukte, gelyk zy zulks, in hunne Steden,<br />

„ ook gevoelden ; doch zy verftonden , dat<br />

„ men % Lands middelen , voor alle andere<br />

„zaaken, daartoe befteeden moest."<br />

De Utrechtfche Afgevaardigden , eerst afzonderlyk<br />

geraadpleegd hebbende, gaven den<br />

Hollandfchen te kennen n dat 'er groot onderfcheid<br />

was, tusfchen de Hollandfche Sre-<br />

„ den en de Stigtfchen. Dat Utrecht veel<br />

zwakker van gelegenheid was, dan de Ste-<br />

' den van Holland, en daarenboven belast met<br />

' eene talryke uitheemfche bezetting, daar zy<br />

zig, in nood, niet veel op zouden durven<br />

" verlaaten. Dat de Staaten van Utrecht, tot<br />

verzekerdheid van den Staat des Lands en<br />

" van de gemeene rust, genoodzaakt waren<br />

" geweest, te ligten zes vendels Neêrlandsch<br />

" Krygsvolk, ieder van honderdenvyftig kop-<br />

M<br />

pen , welker wapening en foldy , federt<br />

* Herfstmaand laatstleeden, hun eene groote<br />

" fomme gekost hadt. Dat zy, in 't eerst, ge-<br />

" hoopt hadden, fpoedig te zulleu konnen ont-<br />

" heeven worden van deezen last, dien zy,<br />

" boven de gewoonlyke en buitengewoonly-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 213<br />

» ke lasten des krygs, niet lang zouden kon- 1612.<br />

» nen draagen. Dat niemant hun, ondertus<br />

» fchen, eenigen onderftand aanboodt, daar<br />

j, zy, blyvende alleenlyk zig zeiven befcherr><br />

men, zeer kwalyk eenige nieuwe zwaarig-<br />

55 heid zouden konnen uitftaan, met welke<br />

„ zy, nogtans, van alle kanten, gedreigd wer-<br />

„ den. Dat zy 't misnoegen van den Prinfe<br />

» klaarlyk bemerken konden. Dat dealgemee-<br />

„ ne Staaten en de Raad van Staate hun niet<br />

5? alleen gefchreeven; maar ook bezonden had-<br />

„ den, om hen de nieuwe knegten te doen af-<br />

„ danken. Al het welke geheel anders gefteld<br />

, y was, in de Hollandfche.Steden. DatdeStaa-<br />

„ ten van Utrecht zig, hierom, genoodzaakt<br />

„ gevonden hadden , van twee kwaaden het<br />

„ minfte te kiezen , en hun hadden gelast,<br />

„ den Prinfe te verzoeken , de uitheemfche<br />

5, bezetting uit Utrecht te willen ligten, en de<br />

„ oude vendels Landzaaten, ftaande ter betaa-<br />

„ linge van 't Stigt, in de plaats, derwaards<br />

n zenden ; wanneer de Staaten de nieuwe<br />

„ knegten zouden ontflaan. Dat zy, hierop,<br />

„ den raad der Hollandfche Heeren verzog-<br />

„ ten, op dat zy, bedugt voor opfchudding<br />

„ aan de eene, en voor verloop van den Staat<br />

hunner geldmiddelen, aan de andere zyde,<br />

w weeten mogten, hoe zy den Staat des Lands<br />

„ best zouden mogen verzekeren. DatdeStaa-<br />

„ ten van Utrecht hiertoe gaarne wilden ar-<br />

„ beiden , zo zy geholpen en onderfteund<br />

w werden. Doch dat zy, zonder onderfteu-<br />

„ ning, de zaaken niet langer konden ftaande<br />

„ houden, en genoodzaakt zouden zyn, hun-<br />

„ nen last te openen aan zyne Doorlugtigheid."<br />

O 3 De


WederantwoorddetTIoIlandfghen,<br />

* g?detiaudiesrd.<br />

>i4 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

De Hollandfche Gemagtigden antwoordden,<br />

hierop „ dat zy wel konden zien, dat de U-<br />

„ trechtfchen reden hadden , om op hunne<br />

„ zaaken te letten; doch dat de voorflag, dien<br />

„ zy den Prinfe zouden moeten doen, ook vol<br />

„ ge vaars ftak. Dat het niet te vermoeden<br />

„was, dat zyne Doorlugtigheid bewilligen<br />

„ zou in hun verzoek, alzo die van Holland<br />

hem onlangs verzogt hebbende, dat hy een<br />

„ vendel, ten hunnen laste ftaande, in zekere<br />

Stad, [Qudewater], wilde zenden, hy an-<br />

„ ders gedaan hadt. Dat de voorflag, aan zy-<br />

„ nè Doorlugtigheid gedaan zynde, niet lang<br />

„ geheim zou blyven, en, rugtbaar geworden,<br />

hen in grooter gevaar ftellen, dan zy<br />

,j nu waren. Dat de oude en nieuwe bezet-<br />

„ tingen zig beide gehoond zouden agten. Dat<br />

„ het njet vast ging, dat de Landzaaten, ter<br />

„ betaalinge van Utrecht ftaande, niet * ver-<br />

„ leid waren. Dat men, hierom, moed hou-<br />

,j den en ftandvastig blyven moest. Dat hun-<br />

„ ne Steden en anderen den Ptrechtfchen de<br />

„ hand zouden bieden. Dat de Staaten van<br />

„ Holland, die nog vergaderd waren, fpoe-<br />

„ dig fcheiden zouden; doch eerst op alles or-<br />

„ de ftellen, met naame op hun Krygsvolk, on-<br />

?? der welk zy de trouwen van de ontrouwen<br />

5j haast zouden weeten te onderfcheiden. Dat<br />

?) zy thans bezig waren, met het ftellen van<br />

„ zulke orde op hunne geldmiddelen, dat Un<br />

trecht daarvan ook verligting gevoelen zou.<br />

Dat zy, hierom, verzogten, dat men zig<br />

n niet verhaasten wilde, zullende zy hun, bin-<br />

£ nen weinige dagen, nader befcheidgeeven."<br />

Het gene, hier, gezeid weidt, wegens de verlitï-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 215<br />

liqting, die Utrecht, door de regeling van 't<br />

ftuk der Geldmiddelen in Holland, gevoelen<br />

zou, zag, zo de Groot, naderhand, verklaard<br />

heeft, op de raadpleeging, over het verzenden<br />

der Franfche troepen naar Frankryk; dat, zo<br />

't voortgang gehad hadt, tot verligting zou geftrekt<br />

hébben van Utreer. têt9.H S,<br />

(O Giumus Vcramw. Cap. XiX. iU *p5« Zie oottêl.«5§<br />

O 4<br />

1618.,<br />

Befluit<br />

der U.<br />

treehtfchen. <br />

Gelegen


240" VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

1618.' hoe de Hollandfche Heeren zo fpoedig kwamen<br />

aan de kennis van een geheim befluit, in<br />

de by- de Staaten van Utrecht genomen. Dit vind ik<br />

eenkomsi<br />

liyTrefel<br />

'er van. "Ledenberg, na 't neemen van dit befluit,<br />

met zes anderen, naar den Haage, vertrokken,<br />

was, den derden of vierden van Hooimaand<br />

, des nademiddags na vyf uuren, zeer<br />

vermoeid, gekomen ten huize van den Predikant<br />

Uitenbogaard, vraagende, of'er ge en kans.<br />

ware, om Hogerbeets, de Groot en de Haan,<br />

daar, dien avond, nog te fpreeken. Uitenbogaard<br />

nam aan, hiertoe, zyn best te zullen doen,<br />

en ging naar 't huis van de Haan, die, 's avonds<br />

na zevenen, met de twee anderen, tot<br />

zynent kwam. Ledenberg deedt bier, ten<br />

aanhooren van Uitenbogaard, die, een en andermaal<br />

, uit het vertrek gaan wilde; doch<br />

gedrongen werdt,te blyven; den drie Penfiorrarisfen<br />

opening van 't befluit en den last der<br />

Staaten van Utrecht; om, zo hy verklaarde,<br />

uit hun te verneemen, wat men, in Holland,<br />

doen zou, en of men den Utrechtfchen niet<br />

eenige penningen zou konnen fchieten. Men<br />

antwoordde hem „ dat de Hollandfche Ste-<br />

„ den nog niet genegen waren tot afdanking<br />

„ haarer Waardgelderen, en dat, over 'tfchie-<br />

„ ten van geld, met de Steden moest gefproken<br />

worden (/)." Dit gefchiedde, federt,<br />

na dat men eerst den Advokaat gehoord hadt<br />

(«), en hierop volgde de byeenkomst by Tre-.<br />

fel. Eenige Utrechtfchen, hier tegenwoordig ,<br />

hadden, te vooren, zeer gedrongen, op het<br />

fpree-<br />

C O UrTRNBos. JLeven en Verantw. Cap. XII. bl. 231. GROT.<br />

Vsraiuw. Cap. XIX. 252. ,<br />

O) GROTIUS VèTïntw, Cap. XIX. bl. 253.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 217<br />

fpreeken met den Prinfe. Nyenrode heeft,naderhand,<br />

verklaard, dat hy van de Poll, meermaalen,<br />

vermaand hadt, om te helpen doorzetten<br />

, dat men den last der Staaten volvoerde<br />

, naar behooren. Doch de Hollandfche<br />

Heeren hadden hen, zeidehy, daarvan afgetrokken,<br />

en zy hadden zig laaten overhaalen,<br />

doordien ook in hunnen last gefteld was, dat<br />

zy , zo hun iet anders voorkwam , daarvan<br />

verllag zouden doen aan de Staaten van Utrecht<br />

O). Men mag vermoeden, dat Ledenberg<br />

dit laatfte in den last hadt doen ftellen,<br />

om daaruit gelegenheid te neemen, tot het bewerken<br />

der opening, van wege de Hollandfche<br />

Steden gedaan.<br />

De Staaten van Holland, nu ook raadple­<br />

gende. op het afdanken der Waardgelderen,<br />

waartoe de algemeene Staaten, zelfs met bewilliging<br />

van Overysfel, beflooten hadden,in<br />

Holland en in Utrecht, te arbeiden (w), kwamen,<br />

kort hierna, overeen, dat men den algemeenen<br />

Staaten, den Prinfe en Graave Willem<br />

vertoonen zou „ hoe zy, met het aanneemen<br />

„ van luiden van xvapenen, niet anders voor-<br />

„ hadden, dan zig zeiven te verzekeren tegen<br />

„ daadelykheden; hoe ook, naar zy onderrigt<br />

„ waren, de Staaten van Utrecht geen ander<br />

„ oogmerk hadden. Voorts, dat de zaak lig-<br />

„ telyk te vinden zou zyn, zo zyne Doorlug-<br />

„ tigheid eenige uitheemfche bezettingen ,<br />

„ daar 't beste vertrouwen niet op viel, wil-<br />

„ de wegneemen, en de Staaten van Utrecht,<br />

„ ne-<br />

(y} Ttitertognt. y an W. v. Nyenrode Art. XIV-XVI. &<br />

£w) IiiMNoï- II. lied, U. 3Q6.<br />

05<br />

1618.<br />

XXVI.<br />

Vertoog<br />

"van Holland<br />

aan<br />

den Prinfe,<br />

op "t<br />

ftuk der<br />

Waardgelders.


ai8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:,<br />

„ nevens de Steden van Holland, daar 't noodig<br />

zou zyn , met Nederlandfche vendels<br />

„ voorzien," Dertig Gemagtigden omtrent,<br />

uit de Edelen en Steden, deeden den Prinfe en<br />

den Graave deezen voorllag, by monde van<br />

den Advokaat. Men fpeurt 'er uit, dat de meening<br />

der Hollandfche Steden nog niet was, Utrecht<br />

met geld te onderfteunen; maar dat zy<br />

alleenlyk begeerd hadden, dat de Utrechtfchen<br />

't voltrekken van hunnen last verfchuiven zouden,<br />

op dat men 'teenpaariglyk doen mogt, en<br />

't voorftel dus te beter ingang doen vinden. De<br />

Prins zou met het toeftaan van twintig vendelen<br />

de Staaten van Utrecht en de Hollandfche<br />

Steden hebben konnen vergenoegen (ar). Doch<br />

zyne Doorlugtigheid vondt het ongeraaden.<br />

De Utrechtfche Afgevaardigden vertrokken,<br />

hierop, naar huis, zonder den Prinfe hunnen<br />

byzonderen last geopend te hebben.<br />

XXVII, Weinige dagen laater, beflootmen, ter al­<br />

Dc al?e gemeene Staatsvergaderinge , buiten bewillig<br />

jneene ging der Hollandfche Afgevaardigden, en, in<br />

Staaten<br />

't afzyn van die van Utrecht, eenigen uit die<br />

befluiten<br />

tot eene Vergadering te benoemen, om, nevens zyne<br />

bezen­<br />

: ding naa<br />

Utrecht.<br />

Die van<br />

Holland<br />

insgelyks.<br />

Doorlugtigheid, naar Utrecht te trekken,en<br />

de Staaten, met de beste, gevoeglyklte, en<br />

bekwaamde middelen, te beweegen, tot afdanking<br />

der geligte Waardgelders. 's Daags na<br />

> dit befluit, welk, den drieëntwintigften van<br />

Hooimaand, vastgefteldwas(30, bedienden de<br />

Afgevaardigden van eenige Hollandfche Steden<br />

zig ook van de gelegenheid, dat verfcheiden*<br />

r>") ttejol, Holl. ii. 12 Juiy iöi.l. U. 181, 1H5. GROTIUS<br />

Verantw. '(flip. XIX. H. iffe.<br />

(y) Ucloi, Holl. 16, 24 yülj) 161Ü. VI. 1K8, iy>


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 219<br />

den' afgevaardigden eenen keer naar huis dee­ 1618.<br />

den ; om, ter Vergaderinge van Holland, insgelyks,<br />

te doen befluiten, tot eene bezending<br />

naar Utrecht, met welke men beoogde, het<br />

neemen van een eenpaarig befluit, op 't ftuk<br />

der Waardgelders, te bewerken. De Vergadering<br />

beftondt toen alleenlyk uit de Edelen<br />

en uit de Steden Haarlem , Delft, Leiden,<br />

Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar;<br />

die, eenpaariglyk, op Amfterdam na, tot de<br />

gemelde bezending bt-flonten (2). De Leden,<br />

die naar huis gekeerd waren, hadden, voor<br />

hun vertrek, verklaard, dat zy de Vergadering<br />

hielden voor gefcheiden, en voor nietig en<br />

van onwaarde, 'tgene, in hun afzyn, in dezelve<br />

, beflooten zou worden. Doch de meerderheid<br />

hadt, hiertegen, beweerd, dat de Vergadering<br />

nog duurde (V), Men benoemde-dan,<br />

om naar Utrecht te gaan, Vrank van Torenvliet<br />

. Burgemeester, en Rombout Hogerbeets,<br />

Penfionaris van Leiden. Dirkjakobszoan Schoon?<br />

hoven, en Hugo de Groot, Gekommitteerde<br />

Raaden. Zy kreegcm last, om, in alleryl, te<br />

vertrekken. Vooraf, nogtans, verzogt de Groot,<br />

uit naame van die van Holland. aan de algemeene<br />

Staaten, dat zy hunne bezending geliefden<br />

uitte ftellen, tot dat de Vergadering van<br />

Holland talryker, en de Gemagtigden van Utrecht<br />

te rug gekeerd zouden zyn. Ook floeg<br />

hy voor „ dat op de afdanking der Waardgel-<br />

5, deren geene zwaarigheid zou vallen, zo men<br />

Ï, den Regeerderen beide van Holland en van<br />

»V-<br />

(z) GROTJPS Verantw. Cap. JWlrf bl. tyr. Cap. XIX. W.261.<br />

Cf3 Reïol; Holl. 21 Jnly 1618. bl. u j7.


2ÖI§.<br />

De Hollandfche<br />

Geraag<br />

tigders<br />

komen te<br />

Utrecht.<br />

aao VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ Utrecht goeden byftand belooven wilde, te-<br />

„ gen alle daadelykheid , zelfs tegen zulke,<br />

„ die ora den Godsdienst zou heeten te ge-<br />

„ fchieden (£)." Doch hierop kwam geen antwoord.<br />

Men ftelde dan brieven op, gerigt aan<br />

den Kolonel Joan Ogle, die over't Krygsvolk,<br />

binnen Utrecht leggende, en ftaande ter betaalinge<br />

van Holland, geboodt, hem belastende,<br />

niets te doen, noch voor te neemen, dan 't<br />

gene hem, by de Staaten van Utrecht, of, by<br />

de Afgevaardigden der Staaten van Holland,<br />

zyne betaalsheeren, bevolen zou worden.<br />

Terftond hierop , vertrokken de vier Afgevaardigden,<br />

die, in 't doorreizen van Leiden,<br />

bunnen last openden aan Burgemeesteren, welke<br />

dien ook goed vonden (Y). Des anderendaags,<br />

den vyfentwintigften van Hooimaand,<br />

les morgens ten agt uuren, kwamen ze binnen<br />

[Jtrecht, hunnen intrek neemende in de Herberg<br />

van Aart van Schendel, daar Montfoort<br />

uithing. Hier ontbooden ze, terftond, by zig<br />

Jen Sekretaris Ledenberg, hem openende,<br />

waartoe ze waren afgezonden, met verzoek,<br />

dat hy te wege brengen wilde, dat zy, terftond ,<br />

mogten gehoord worden. Hy nam dit aan, verklaarende,<br />

te gelyk, dat hunne komst zynen<br />

Meesteren zeer aangenaam zou zyn, naardien<br />

zy, kennis gekreegen hebbende van het befluit<br />

der algemeene Staaten tot de bezending, Moersbergen<br />

afgevaardigd hadden naar den Haage,<br />

om den raad en hulp van eenige Gemagtigden<br />

uit Holland te verzoeken. Voorts vraagde de<br />

fl'l PefVl- Holl- 94 jHfy itflB. bl. igp.<br />

Groot<br />

£ #) U. Höt»IRM*TI Aürit. */ HBANOT li. Deel, U. 8oJU


XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E. aai<br />

Groot aan Ledenberg, of de Staaten van Utrecht<br />

niet eenige middelen bedagt haddon, om zyner<br />

Doorlugtigheid en den Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten genoegen te geeven: waarop deeze<br />

antwoordde, dat men, daarover, beter in Hol­<br />

land dan te Utrecht, zou konnen handelen (d).<br />

Omtrent den middag, verfcheenen de Hollandfche<br />

Gemagtigden in de Vergadering der<br />

Staaten van Utrecht. De Groot, hier het woord<br />

voerende, hieldt den Staaten voor 5, hoe die<br />

„ van Holland, ongaarne, verftaan hadden, dat<br />

-3, eenige Afgevaardigden ter algemeene Staatsj,<br />

vergaderinge beflooten hadden, de knegten,<br />

te Utrecht, om goede redenen, aangenomen ,<br />

55 te doen afdanken, niettegenftaande hun, by<br />

w de gantfche Vergadering van Holland, ver-<br />

5, toond ware het regt, welk elk Gewest heeft,<br />

„ om orde te ftellen tot zyne eigen'verzeke-<br />

„ ring, welk regt men , onder anderen, by het<br />

j, eerfte punt der Utrechtfche Vereeniging,<br />

„ en by het zevende en tweeëndertigfte van<br />

„ de Inftructie des Raads van Staate, uitdruk-<br />

„ kelykaan zig behouden hadt. Datmen,des-<br />

„ wege, nog nadere Vertoogen, zo aan de al-<br />

„ gemeene Staatsvergaderinge , als aan den<br />

„ Prinfe hadt gedaan: doch dat, hierop, niets<br />

„ dan een befluit tot het bezenden der Staa-<br />

„ ten van Utrecht gevolgd was: waarom de<br />

„ Staaten van Holland, bezeffende, hoe naauw<br />

„ zy, door de nader Vereeniging en door ou-<br />

5) der Overeenkomften, verbonden waren met<br />

„ die van Utrecht, niet hadden konnen naw<br />

laaten, hen herwaards te zenden, om den<br />

ft) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. hf. 2C6.<br />

?J Staa­<br />

1618.<br />

Hun<br />

voordel<br />

aan de<br />

Scaatea,


i.<br />

(£) GJIOTIUS Verantw. O». XIX. VU 277.


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 223<br />

hy, terftond, door dé Staaten en Wethouders<br />

der Stad, werdt verwelkomd. Des anderendaags<br />

verfcheen hy, Nihlaas de Voogd, uit Gelden<br />

der<br />

derland , Adriaan Manmaaker, uit Zeeland, en algemeeneStaa­<br />

Willem, Heer tot Zwartfenburg, uit Frieslanden tenko­ de Vergadering der Staaten van Utrecht. Hun men,in3- voorftel ftrekte, om de Staaten te beweegen, gelyks,tö<br />

tot afdanking der Waardgelders en tot bewil­ Utrecht.<br />

liging in de Nationaale Sinode. Ledenberg DeHol-<br />

gaf, hiervan, terftond, kennis aan de Hollandlandfche Afgevaardigden, die den Prins, na fchen<br />

den middag, gingen verwelkomen, hem te gebegroeten zyne<br />

lyk bekend maakende dat zy daar gekomen Doorlug­<br />

j, waren, om, met die van Utrecht te raadtigheid.je pleegen over eene eenpaarige orde op't ftuk<br />

ju van de Waardgelders, en op de verzekerdw<br />

heid der Steden, waarover zy, op 't be-<br />

„ geeren der Utrechtfchen, verzogten, dat,<br />

in Holland, gehandeld mogt worden." De Gelprefc<br />

Groot verhaalt, in zekere Aantekeningen , tusfchen<br />

dat de Prins, by deeze gelegenheid, zeide, den Prin^<br />

Men zou de Magifiraaten wel befchermen; maar fe, de<br />

Groot,<br />

eerst willen weeten, hoe zy regeer en zouden. Men<br />

en de<br />

hadt vyf valfchepunten zoeken in te voeren anderen.<br />

in den<br />

Godsdienst; men hadt hem willen ontzetten van<br />

zyn Stadhouderfchap, en ten Lande uitjaagen.<br />

Doch hy hadt hierin orde gefield, hy wist wel, wat<br />

hy deedt. Hy hadt vyfGewesten voor zig, en de zes<br />

Steden van Holland zouden Gemagtigden naar<br />

Utrecht zenden, om hem te onderpleunen. DeHollandfche<br />

Gemagtigden antwoordden hierop<br />

5, dat niemant, huns weetens, eenig voorneemen<br />

5, hadt, ten nadeele zyner Vorftelyke waardig-<br />

*> heid; dat men bereid was, zyneverdienften<br />

t s te erkennen, naar vermogenj doch dat de<br />

?5 arg


£24 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

Ï6*I 3. „ argwaan, ter wederzyde, federt de algemee-<br />

„ ne fcheuring over kerkelyke gefchillen, ont-<br />

„ ftaan, verdwynen zou, zo men de zaaken,<br />

niet tot beilisfing, maar tot bylegging wilde<br />

beleiden: 'twelk, huns bedunkens, ligt<br />

„ te doen ware." Maar de Prins drong fterk,<br />

op de Nationaale Sinode. Wilden, zeide hy,<br />

de Utrechtfchen daarin bewilligen; men zou hen<br />

met hunne Kerken in de Stad bewor den laaten: zo<br />

niet; dan moesten de afgezonderden ook Kerken<br />

hebben. De Waardgelders waren erger dan de<br />

Spaanfche Kasteelen. Die moesten af. Wyders<br />

vraagde zyne Doorlugtigheid hun, ofzy last<br />

hadden, om met de afgevaardigden der algemeene<br />

Staaten te fpreeken ? Zy zeiden, Neen. Ook<br />

fchryft de Groot, dat de Prins, onder 't fpreeken,<br />

zig ontvallen liet, dat alles defchuldwas van den<br />

Advokaat. Waarop geantwoord werdt „ dat zy<br />

„ allen, zo de Advokaat dood was, zig verpligt<br />

?3 zouden rekenen, 'sLands geregtigheidvoor<br />

te ftaan." Ook zeide de Groot, dat men Holland<br />

fcheen te veragten, en den anderen Gewesten<br />

te willen onderwerpen: waarop de Prins hernam ,<br />

dat de Advokaat, daarentegen,mn Holland fcheen<br />

te willen maakende algemeene Staaten Qi). Uit<br />

dit gefprek, welk nog andere by zonderheden behelsde<br />

, was ligtelyk op te maaken, dat de komst<br />

der Hollandfche afgevaardigden, te Utrecht,<br />

Onge­ van kleinen dienst zyn zou. 't Gene de Prins<br />

grond gezeid hadt, dat men hem van zyne waardigheid<br />

van<br />

heden dagt te ontzetten, hadt, ook naar 't ge­<br />

't vermoedentuigenis<br />

van anderen (i), geenen den minften<br />

«lat men ' grond. 'tSchynt nogtans, dat men Zyne Door-<br />

fS) H. DE GROOT Memor. in zyn Leven door K. BRANDT bl.u6><br />

(i) UITENBOG. Leven en Verantw. Cap. XII. bi. 232.


fcXXVIII.BoÉK. H I S T O R I E . 225<br />

lugtigheid in zulk een vermoeden gebragt<br />

hadt. Immers ik vind, dat men, naderhand,<br />

onderzogt heeft * of 'er, in de Stad of Regeering<br />

van Utrecht, nimmer voorflag ware gedaan<br />

, om den Prins te ontzetten van 't Stad<br />

houderfchap, en het den Graave van Kuilenburg<br />

op te draagen (£). Ook fcheen men be<br />

denkelyk te houden, of fommigen het oog niet<br />

op Graave Fredrik Henrik hebben mogten:<br />

waarvan wy* hierna, nog iets zullen aantekenen.<br />

's Daags na dit gefprek met den Prinfe, den<br />

zevenentwiritigften van Hooimaand, kwam<br />

Moersbergen wederom te rug te Utrecht, be<br />

rigtende, dat de Vergadering van Holland,<br />

in welke men hem, den vyfentwintigften , gehoor<br />

hadt verleend (7), beflooten hadt, haare<br />

vryheid te handhaaven, vertrouwende, dat<br />

die van Utrecht van gelyken zouden doen (in).<br />

Doch Dordrecht hadt, in dit antwoord, niet<br />

bewilligd, begeerende, dat men 't uitftelde,<br />

tot dat de Vergadering voltalliger was< Ten<br />

zelfden dage, antwoordden de Staaten van Uttrechtop<br />

het voorftel, hun vanwege de algemeene<br />

Staaten gedaan. In dit antwoord, welk<br />

de Groot ontworpen hadt, werden de Afgevaardigden<br />

genoemd Heeren <br />

tien Prins<br />

vsn zyne<br />

waardigheden<br />

dagt te<br />

ontzetten. <br />

Antwoord<br />

der Staaten<br />

van<br />

Utrecht j<br />

op 's<br />

Prinfen<br />

voonlajri


E6Ï8.<br />

XXIX.<br />

Amlterdambewerkt<br />

eene bezending<br />

naar<br />

Utrecht,<br />

tot onderfhuning<br />

van<br />

zyne<br />

Doorlug<br />

tigheid.<br />

*a6 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />

ren Staaten Generaal, die zy zig zei ven toe-<br />

• fchreeven,noch duidelyk ontzeid,noch toegeftaan<br />

werdt («). In 't antwoord zelf, beweerden<br />

ze regt te hebben, om op hunne verzekerdheid<br />

orde te ftellen; wyders verzoekende, dat de<br />

Prins en de andere Heeren zig, wegens 't ftuk<br />

der Waardgelders, geliefden te openen aan de<br />

Staaten van Holland, met aanbieding van hunne<br />

Afgevaardigden , tegen den tyd, daar toe te beftemmen,<br />

te willen zenden naar den Haage, en<br />

hun last te geeven , om niet alleen voorflagen te<br />

hooren; maar ook op dezelven te helpen befluiten<br />

, zo als, tot de meeste verzekerdheid, rust<br />

en eenigheid van de Landen, Steden en Leden,<br />

zou bevonden worden te behooren. 'tByeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode hielden zy ondienstig<br />

en gevaarlyk : ook kon het, meenden<br />

ze, niet wettiglyk gefchieden, buiten eenpaarige<br />

bewilliging der Gewesten (o).<br />

Terwyl dit, te Utrecht, voorviel, was de<br />

Stad Amfterdam, aanfchryvens van den Prinfen<br />

bekomen hebbende, bezig, om, nevens de<br />

Steden, die 't met haar eens waren, Gemagtigden<br />

te fchikken naar deeze Stad, die, in<br />

der Staaten Vergadering aldaar, de bezending,<br />

uit Holland gedaan, zouden tegenfpreeken.<br />

Daarentegen, hadt deeze bezending kennis<br />

haarer handeling overgefchreeven naar den<br />

Haage, alwaar zy werdt goedgekeurd, door<br />

de meeste Leden; die, ten zelfden tyde, beflooten<br />

, nog twee Gemagtigden, Wesfel van Boetfelaar,<br />

Heer van Asperen, en Maarten Ruikha-<br />

f») GROTIUS Verantw. Caf. XlX. bit 269, 270.<br />

(,») BRANDT II. Deel, bl. öil.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E , as?<br />

haver, Oud- Burgemeester van Haarlem, naar ittti<br />

Utrecht te zenden. Doch in Boetfelaars plaats, •<br />

vertrok, federt, Jan Janszoon Engelsman, Oud-<br />

Burgemeester van Hoorn, reeds te vooren benoemd<br />

(f). Dordrecht en Amfterdam j daarna<br />

ingevolgd van Schiedam, Enkhuizen, Edam<br />

en Purmerende, hadden, ondertusfchen, de<br />

bezending, door de andere Leden beraamd,<br />

tegengefproken en voor nietig verklaard, zig<br />

voorts,ook bereidende,tot de reize naar Utrecht<br />

(q~).<br />

Hier, gaven de Hollandfche Gemagtigden Vefdeeld<br />

den Staaten, den zevenentwintigften, te verheidonftaan<br />

n dat 'er gerugten liepen van eenig voorder de<br />

neemen om eene Kerk te vermeesteren, Staaten<br />

jj vraagende, wyders, of 't niet geraaden zou van Utrecht»<br />

„ zyn, nader orde te ftellen op de wagten, en<br />

n op 't bezetten der poorten en andere plaatfen<br />

van belang, mids men hiervan fprake met<br />

n zyne Doorlugtigheid (>)." Doch men befpeurde,<br />

ten deezen tyde, zo groote oneenigheid,<br />

verwarring en drift, in de Vergadering<br />

der Staaten, dat 'er niets beflooten werdt, op<br />

deezen voorflag (V). Men begon, onder de<br />

Staaten, te vermoeden, dat zyne Doorlugtigheid<br />

voorhadt, de Waardgelders, daadelyk,<br />

af te danken, en vraagde elkander en, wat men<br />

in zulk een geval, doen moest? Eenigen meenden<br />

, dat men 't zou moeten aanzien, gemerkt<br />

de Prins altoos groot gezag over 't Krygsvolk<br />

ge-<br />

f p~) GROTIUS Verantw. Cap. XIX'. bl. 262.<br />

Cj) Refol. Holl. 27, 28, 29, 30, July 1618. bl. 20j, 204;<br />

söf>, 208, 210. UÏTENBOG.W. y&isnz. TRIGLAND. bl. 1089 «se».<br />

(t) GROTIUS Verantw. Ca» XlX. bl. 2(16.<br />

R.' HOGERBEETS by BRANDT II. Deel, bl. 313*<br />

P 8


Vergadering<br />

ten<br />

223 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEX,<br />

geoefend hadt, en de Groot heeft, naderhand<br />

gefchreeven, dat hy van dit gevoelen was,<br />

fchoon hy niet dagt, dat de Prins tot daadelyke<br />

afdanking befluiten zou (/). Doch anderen<br />

zagen 't ftuk anders in. Zy vreesden, dat<br />

de Prins, gefterkt door de uitheemfche bezetting<br />

binnen Utrecht, of veelligt ook, door<br />

ander Krygsvolk, welk hy, van buiten,derwaards<br />

, ontbieden zou mogen, de Waardgelders<br />

daadelyk zou afdanken. Over den weg,<br />

dien men hadt in te flaan, om dit, of, ten minfte<br />

. de zwaarigheden, die 'er uit zouden volgen<br />

, te voorkomen, was men in woorden geraakt<br />

onder de Staaten; daar fommigen fchynen<br />

te hebben uitgeflaagen van zig te willen<br />

verzetten tegen 't gene de Prins .mogt voorneemen,<br />

terwyl anderen begreepen, dat men<br />

behoorde te wyken, zonder dat men eikanderen<br />

verftaan, of tot een eenpaarig befluit komen<br />

kon. In deezen onzekeren toeftand, hebben<br />

eenigen,byzonderlyk Ledenberg,den Pander<br />

Jakob van Door, naar Nieuwerfluis, en anderen<br />

, naar elders gezonden, om het Krygsvolk<br />

, dat naar of over 't Stigt trekken mogt,<br />

op te houden,en den Staaten, zonder uitftel,<br />

kennis te geeven van hun wedervaaren («).<br />

Ook vergaderden, op den dertigftenvan Hooi­<br />

maand, verfcheiden' Leden der Regeeringe<br />

huize van ten huize van Joan vanRenesfe van Zuiïeftein,<br />

Zuile-<br />

om raad te pleegen. Des morgens verfcheeilein.nen<br />

hier, behalve Zuiïeftein zeiven, Koningsvry,<br />

Hoenaken, Zandenburg, Ryzenburg,<br />

Moers-<br />

CO GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 1172-<br />

Cu) Interrog, vnn Suylettcyn. Art. XXIX. XXX. ven Conincxvry<br />

Art. XXIII. BfSS.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , aap<br />

Moersbergen, de Gooyer, Groveftein, van I


itfiS.<br />

De Hol- i<br />

landfche •<br />

Gemag- '<br />

tigden '<br />

geeven i<br />

der be- |<br />

zetting,<br />

ten laste '<br />

van Hol- 1<br />

030 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK*<br />

ook een brief gelezen, door den Advokaat<br />

gefchreeven aan Ledenberg, en meldende,<br />

„ dat hy, voor deezen tyd, geene hulp wist<br />

„ te doen aan de Stad; doch dat de Franfche<br />

„ gezanten gekomen of voorhanden waren,<br />

„ door welker middel, men zyne Doorlugtig-<br />

„ heid uit Utrecht zou zoeken te trekken (V)."<br />

Moersbergen, Groveftein en Ledenberg begaven<br />

zig, hierop, naar de Hollandfche Gemagtigden<br />

, welken zy aandienden, 't gene hun<br />

van Harteveld voorgehouden was, De Hollandfche<br />

Gemagtigden veroordeelden 't gedrag<br />

van Harteveld, zeggende, zo Groveftein<br />

verklaard heeft, dat hy zynen meesteren, die hem<br />

betaalden, getrouwer behoorde te zyn. Doch<br />

de Groot heeft naderhand, gefchreeven, dat<br />

hun flegts gezeidwas, dat Harteveld zwaarigheid<br />

maakte, de wagten waar te neemen, die<br />

hem, by de Staaten, en by de Wethouderfchap<br />

der Stad, zouden belast worden; en dat zy, hierop<br />

, diergelyk antwoord gegeven hadden (j><br />

r/erftond hierop, ontboeiden ze eenige Hopuiden<br />

der gewoonlyke bezetting, ftaande ter<br />

jetaalinge van Holland (2), welken zy den eed<br />

/oorhielden, en bevel gaven, om den Staaten<br />

/an Utrecht gehoorzaam te zyn. Ook leverlen<br />

ze hun toen de brieven over, waar by hun<br />

liergelyk bevel gegeven werdt, door de Staa-<br />

land 1 en van Holland, gelyk zig de meerderheid<br />

ftaande, : •loemde. Vooraf, hadden ze den Prinfe ver­<br />

bevel i gaard 5, dat zy de uitvoering van dit gedeelom<br />

den<br />

Staaten 5 , te van hunne last, tot hiertoe, hebbende<br />

» uitfaO<br />

Interrog, ynn D. van Eek. Art. XV. IU. S.<br />

Cr) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 273.<br />

t*j Interrog, ven Grovelteyn. Art. XXXIII. S,


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 231<br />

„ uitgefteld, nu daarmede niet langer draalen<br />

durfden, uit vreeze dat de fchade, by ver­<br />

der verzuim te wagten, hun mogt geweeten<br />

worden (a). n<br />

van Uttrecht<br />

te<br />

Men vindt, dat de Prins hier­ g ehonrop<br />

gezeid zou hebben, dat, zo zy den foldaaten zaamen.<br />

betaaling weigerden, hy andere Afgevaardigden<br />

uit Holland te gemoet zag.die zulks geen gehand<br />

zouden doen. Ook hadden de Bevelheb­<br />

bers Ernst van Nasfau,Ogle, Vereen anderen<br />

twyfelagtig antwoord gegeven. Men verftondt,<br />

ten zelfden tyde, dat de Prins, des anderendaags,<br />

zelf de afdanking der Waardgelderen<br />

doen zou. Tegen den avond,kreegende Overften<br />

der gewoonlyke bezettinge last, om, des<br />

anderendaags,voor vier uuren,met hun volk,<br />

in de wapenen te komen, op de Neude of 't<br />

Marktveld. Ogle kwam den Hollandfchen Gemagtigden<br />

nog eens vraagen, wat hem te doen<br />

ftondt? Zy rieden hem, zorg te draagen, dat<br />

alles zonder bloedftorting afliep. Met den<br />

dag, kwam de bezetting in 't geweer (b). De<br />

Hollandfche Gemagtigden, toen in Utrecht<br />

niets meer te verrigten hebbende, en verneemende,<br />

dat de meeste Leden der Regeeringe,<br />

ook Ledenberg, bedugt voor erger, de<br />

Stad verlaaten hadden, beflooten, insgelyks,<br />

te vertrekken Voor dat zy afreeden, zager<br />

zy de Afgevaardigden van Dordrecht, Amfterdam,<br />

Schiedam, Enkhuizen, Edam en Pur<br />

merende, voor de Herbergde Hulk, van dt<br />

wagen ftappen. Naderhand vernamen ze, da<br />

zy geen halfuur langer in Utrecht moesten ge^<br />

blee<br />

(«) CnoTirs Verantw. Cap. XIX. bl. 274, 275. K. BRASÏJ*<br />

' even van H. de Gïout. bl. 129.<br />

ibj BnANDT II. Dtel, II. 3iS, 81C.<br />

P 4<br />

161S.<br />

Men verneemt,<br />

dat de<br />

Prins<br />

voorheeft<br />

,de<br />

Waardgelders<br />

af<br />

te dan­<br />

ken.<br />

De TJttrechtfcheStaaten<br />

en<br />

HollandfcheGemagiigdenbefluiten<br />

te<br />

wyken.


»Ó"I8.<br />

De<br />

Waardgelders<br />

Worden.,<br />

te (J-<br />

{trecht afgedankt.<br />

s 3a VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK,<br />

bleeven zyn, of men zou ben op Haazenb'erg<br />

gebragt hebben O). In den Haage gekomen,<br />

deeden zy verflag van hunne verrigtingen;<br />

waarin de meerderheid genoegen nam<br />

doch die, door de zes Steden, wederom werden<br />

afgekeurd (


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 233<br />

gemeene Staaten, orde wilde ftellen op de verzekerdheid<br />

van 't Gewest en de Stad. Des anderendaags<br />

, vervoegde de Prins zig in de Kamer der<br />

Wethouderfchap van Utrecht, daar eenige Burpers,<br />

zig noemende Gemagtigden der Gemeente<br />

, kwamen begeeren, dat de Regeering veranderd<br />

mogt worden: hoewel men,naderhand,<br />

zeide, dat zy alleenlyk last hadden, eene Kerk<br />

te verzoeken, voor de Contraremonftranten<br />

(g). Hierop volgde, den vierden van Oogstmaand,<br />

de verandering der Regeeringe: aan<br />

welke zelfs eene nieuwe gedaante gegeven<br />

werdt, wordende de Vroedfchap, uit veertig<br />

Raaden beftaande, nu voor haar leeven aangefteld<br />

(h~), daar zy, te vooren, jaarlyks, plag<br />

vernieuwd te worden. De Prins ftelde deezen<br />

Raad, voor deeze reize, uit de dienende Raaden<br />

, en uit eene benoeming van veertig ande^<br />

ren, door deeze Raaden, en van twintig, door<br />

zyne Doorlugtigheid zelve, gedaan. In het Lid<br />

der Gekoorenen en in dat der Ridderfchap, gefchiedden,<br />

naderhand, ook merkelyke veranderingen<br />

; zo dat men, eerlang, eene geheele<br />

nieuwe Staatsvergadering kreeg. De Sekretaris<br />

Ledenberg werdt ook verlaaten van zyn<br />

Ampt (;')• De voornaamften, die, ten deezen<br />

tyde, uit het bewind raakten, waren Joan de<br />

Gooyer en Jonker Joan van Groveftein, die tot<br />

het Lid der Gekoorenen behoord hadden. In<br />

hunne plaats, kwamen eerlang Jonker Gysbrecht<br />

van Harteveld, die eerfte Hopman der<br />

Waardgelders geweest was, en Meester J&an<br />

(g~) BRANDT II. Deel, bl. 818.<br />

f*J Zie Groot Utr. Plakaatu. IH, Deel, bl. t)f>.<br />

Zie USAND^ Ij, bul) 11, J318, yi/ü, coi^ W\<br />

Strik<br />

I6l8.<br />

De Regeering<br />

wordt,<br />

veran»<br />

derd.


ft 34 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEJE,<br />

1618. Strik (k). Uit het Lid der Ridderfchap, werden<br />

verhaten Jonkheeren Justus van Ryzenburg,<br />

Heer tot Ryzenburg, Willem Bor va»<br />

Amerongen, Heer van Zandenburg, Adolf<br />

van de Waal, Heer van Moersbergen, en Fredrik<br />

van Baexen, Heer tot Koningsvry. Te<br />

vooren was het Lid der Ridderlchap reeds<br />

met zeven nieuwe Edelen vermeerderd (/).<br />

De voorouders der ontflaagen' Heeren hadden<br />

ook het ongeluk gehad van in de ongunst<br />

manden Graave van Leicester gevallen te "zyn,<br />

;n, in den jaare 15 87, gevangen genomen te<br />

worden; gelyk wy, op zyne plaats (V)> hebben<br />

aangetekend. Voorts, werdt Nikolaas van<br />

Berk Burgemeester der Stad, in de plaats van<br />

Ryzenburg. Hy was, in 't jaar 1611, uit het<br />

Lid der Gekoorenen ontflaagen («), en, felert,<br />

buiten bewind gehouden. Kornelis van<br />

« le Poll bleef,nevens hem,Burgemeester. Hy<br />

vas ook in de byeenkomst by Trefel geweest.<br />

Sn de Groot heeft, meen ik, op hem het oog<br />

jehad, als hy van eenen fpreekt „ die, van<br />

i<br />

, toen af, reeds voorgenomen hadt, de Re-<br />

, folutien, welken hy hadt helpen neemen,<br />

, te vernietigen, en de Staaten van Utrecht<br />

, ten beste te geeven, om zyn voordeel te<br />

, doen, met de verandering der Regeerin-<br />

> g<br />

{<br />

De Con- ><br />

tiare-<br />

e<br />

00-" Ook blykt, van elders, dat hy, we-<br />

;ens 't verhandelde by Trefel, ten nadeele<br />

•an de Groot, getuigd heeft (ƒ>_). De nieuwe<br />

Vroed-<br />

(k~) Groot UT. Plakaatb. I. Deel, bl. 200, 202.<br />

(O Groot Ucr. Plakaatb. I. Deel, bl. 304, 305, 306.<br />

(;«; VIII. Deel. hl. 247.<br />

l;Ó Groot Utr. Plakaatb. I. Deel, bl 199.<br />

Co') GROTlfjs Verantw. Cap. XIX. bl. 255.<br />

Cf) Gitonus Verantw. Cap. XIX. W. 271.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 235<br />

Vroedfchap was zodra niet gefteld, ofdeCon"<br />

traremonftranten verzogten en verkreegen de<br />

Buurkerk tot hun gebruik. Daarna, werdt den<br />

Remonftranten gelast, hun de Domkerk in te<br />

ruimen, en zig te behelpen in de Buurkerk (#).<br />

De groote verandering in Utrecht baande den<br />

weg tot de gevolgde verandering in Holland, 1<br />

en tot het houden der Nationaale Sinode.<br />

Te Leiden, was men bedugt geweest voor<br />

de komst van den Prinfe, die, den twaalfden<br />

van Oogstmaand, van Utrecht vertrokken was.<br />

Doch hy deedt de Stad, voor deeze reize, niet<br />

aan (r).<br />

In den Haage te rug.gekeerd, werden hy<br />

en de Gemagtigden, ter algemeene Staatsvergaderinge',<br />

verflag van 't gehandelde te U<br />

trecht gedaan hebbende, plegtiglyk bedankt.<br />

Zulks gefchiedde ook, door de zes Hollandfche<br />

Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam<br />

, Enkhuizen, Edam en Purmerende. Men<br />

drong toen de andere Leden wederom tot het<br />

afdanken der Waardgelderen in Holland. Terwyl<br />

zy 'er over raadpleegden, en Rotterdam,<br />

op den raad van de Groot, reeds tot de afdan- .<br />

king beflooten hadt (Y), vervoegden zig eenige<br />

Leidfche Burgers, met een fmeekfehrift,<br />

aan de Vergadering der algemeene Staaten,<br />

waarin zeer geklaagd werdt, over den moedwil<br />

der Waardgelderen, binnen deeze Stad, en<br />

over de Wethouders en Staaten van Holland,<br />

die deezen moedwil niet bedwongen. De meerderheid<br />

der algemeene Staaten befloot, hierop,<br />

(?) BRANDT II. Deel, hl. Ri«, ETO, 820.<br />

(r) R ilooERBEi'.TS, hy BRANDT 1*. bed, V, 820.<br />

£4'; K. BRANDT Leven van li. de Groot W. ija.<br />

I6i3.<br />

mon-<br />

Iranten<br />

bekome*<br />

:1e Buur-,<br />

sn daarna<br />

le Domkerk.<br />

De algemeene<br />

Staaten<br />

beveelen<br />

het afiankea<br />

Jer<br />

Waardgelder*<br />

in Holland,<br />

daar 't,<br />

insgeyksgeschiedt.


ï«i8.<br />

XXX.<br />

Voordel<br />

van den<br />

Franfehen<br />

Gezant<br />

Boifife.<br />

Antwoord<br />

der Staaten.<br />

336 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

op, het afdanken der Waardgelderen, by een<br />

- ftreng Plakaat, te beveelen. Die van Hulland<br />

hadden gaarne gezien, dat het vastftellen en<br />

afkondigen van dit Plakaat, nog eenige dagen,<br />

uitgefteld was geworden. Doch hun" verzoek<br />

vondt geenen ingang, 't Plakaat werdt, den<br />

eenentwintiglten van Oogstmaand, in den Haage,<br />

afgekondigd. Te Leiden, hadt men de verdeelde<br />

fchuttery wederom vereenigd, eer 't<br />

Plakaat in de Stad kwam: waarop men, den<br />

drie-entwintigften , aldaar, de Waardgelders<br />

afdankte. De afdanking volgde ook, in de andere<br />

Steden (V), op goede toezegging, fchryft<br />

de Groot (u), dat alles, hiermede, in rust<br />

blyven zou.<br />

De Koning van Frankryk hadt, kort te vooren<br />

, eenen buitengewoonen Gezant, J. de Thumery,<br />

Heer van Boijife, herwaards gezonden,<br />

om de Staaten wederom te vermaanen, tot<br />

eendragt in den Staat, en tot gemaatigdheid,<br />

in 't ftuk der Kerkelyke verfchillen. Hy deedt<br />

zyn voorftel ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, op den veertienden van Oogstmaand (v).<br />

De Staaten antwoordden hem, den vyfentwin-<br />

tigften „ dat de inwendige oneenigheden, op<br />

„ verre na, zo gcvaarlyk niet waren, als men,<br />

buitens Lands, fcheen verfpreid te hebben.<br />

„ Dat zy 'er anders zyne Majefteit wel van<br />

„ zouden onderrigt hebben, en dat zy, alleen-<br />

5, lyk, verzogten, dat-hy drie of vier Hervorm-<br />

„ de Godgeleerden herwaards wilde zenden<br />

» op<br />

t-0 increMBOo. bl. 991. TRIGLAND. bl. 101)1. BRANDT II,<br />

Deel. bl. 8afi ent..<br />

00 GROTIUS Veranrw. Cap. X 11. ic6. Cap. XlX. bl. aüo.<br />

(v) Zit het hy BKANDT 11. Djel s bl. 8ai en aiuleitin. Ifyez<br />

yfljjj Ai.'Bïaï Memo;*., p. 3-4..


XXXVlII. BOÊK. H I S T O R I E . 237<br />

n op de Nationaale Sinode, die te Dordrecht<br />

ftondt gehouden te worden." Doch die van<br />

Holland hadden niet bewilligd , in dit antwoord<br />

Cv). Wat laater, fchreef de Heer van<br />

Langerak. uit Frankryk „ dat de Koning geene<br />

Predikanten uit zyn Ryk op de Sinode<br />

wille laaten gaan, om dat men hem geene<br />

voldoening gegeven hadt, omtrent zyne klag-<br />

B ten, over Fr mcois van Aarfens, Heerevan<br />

„ Sommelsdyk O)."<br />

't Stuk der Sinode werdt, terftond na t af­ Laatfte<br />

danken der Waardgelderen, ernftigdoorgezet,<br />

raadpleegingen<br />

,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge. De Remon­ op't (hik<br />

ftranten hadden, al in 't voorjaar, gezien, dat der Sino­<br />

zy 'er niets goeds van te hoopen hadden, en de.<br />

zulks den Staaten van Holland, in een wydluftig<br />

vertoog, te kennen gegeven (V). Doch<br />

de magt deezer Staaten nam dagelyks af, en de<br />

Advokaat zelf wist den Remonftranten geenen<br />

moed meer te geeven (y). Die van Amfterdam,<br />

met eenige Kerkelyken geraadpleegd hebbende<br />

(2), hadden, reeds in Lentemaand, ter<br />

Staatsvergaderinge van Holland, in tweebreedfpraakige<br />

vertoogen, beweerd, dat de gefchillen<br />

niet te regten waren, dan door eene Nationaale<br />

Sinode (a). Enkhuizen hadt hier een<br />

byzonder gefchrift bygevoegd (&) ; welke<br />

fchriften, door de Groot, werden beantwoord<br />

Cc), zonder dat my bekend is, of zyne redenen,<br />

(v) UITÏ.NBOO. bl. 993-<br />

(w^ Notul. Zeel. 26 OScob. \6iS. bl. tri.),<br />

f*) Zie BRANDT Tl Deel, bl 733<br />

(y ) UYTENBOG. A.mt. by BRANDTII. Deel, bl, 755,75(1,8s


238 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />

I6I3. nen, toen, het licht zagen. Ook fchreef hy<br />

eene wederlegging der Amfterdamfche bedenkingen<br />

tegen het houden eener Provinciaale<br />

Sinode tot bylegging der gefchillen; welken,<br />

wat laater, ter Staatsvergaderinge, waren<br />

ingeleverd Cd). Daarna, kwam 'er nog een<br />

andere voorflag uit zyne pen, dïe den Prinfe<br />

behandigd werdt, en Strekte, om eene Kerkelyke<br />

Vergadering te beroepen in Holland,<br />

waarin men onderzoeken zou, hoe verre de<br />

gefchillen tot den grondflag der Leere behoorden<br />

, hoe verre niet: en zo men 't hierover<br />

niet eens worden kon, moest men, dagt hy,<br />

daarna, eene algemeene Kerkelyke Vergadering<br />

tragten byeen te brengen (V). Niet veel<br />

verfchilde hiermede de voorflag, welken die<br />

van Holland, op 't einde van Zomermaand,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge, deeden, in<br />

de tegenwoordigheid van den Prinfe en van<br />

Graave Willem (ƒ) Doch de andere Gewes­<br />

De Nationaaleten<br />

hadden nu reeds tot de Nationaale Sinode<br />

Sinode beflooten, en veranderden niet van gevoelen.<br />

wordt De brieven van Uitfchryving, den vyfentwinbyeengetigften<br />

van Zomermaand gedagtekend, waren<br />

roepen.<br />

naar de byzondere Gewesten afgezonden : ook<br />

aan den Koning van Groot-Britanje, aan de<br />

Kerken van Frankryk, en aan verfcheiden*<br />

Vorften en Staaten, die den Hervormden<br />

Godsdienst befchermden of toelieten , met<br />

verzoek , dat zy ook eenige Godgeleerden<br />

op de Sinode zenden wilden. Doch die van<br />

Holland, oordeelende, dat de algemeene Staaten<br />

$<br />

(V) HRANUT II. Beet, bl. 78©, 784, 700.<br />

("O Zie GROTIUS Verantw. Cap. Vf. bl CV,.<br />

(J) UÏÏENBOQ. bl. 9>j7, G&tWltN Verantw. Cap.Vl. bl. ?t*


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 239<br />

ten, zonder hunne bewilliging, eene Kerkelyke<br />

Vergadering befchryvende, binnen eene<br />

Stad van hun Gewest, zig een gezag aanmaatigden,<br />

welk hun niet toekwam (g), zonden<br />

de Brieven van uitfchryving, ongeopend, te<br />

rug; 't welk ze, daarna, nog eens deeden (h).<br />

Ook vaardigden ze Brieven af aan de Koningen<br />

van Frankryk en van Groot Britanje, en aan<br />

de andere Mogendheden, welken de algemeene<br />

Staaten, over de Sinode, hadden gefchreeven.<br />

In deeze brieven, verzogtenze, dat men<br />

niemant wilde toelaaten, herwaards te komen,<br />

tot ftyvinge van eenen toeleg, die aan 't gezag<br />

der O verheden en aan de vrede der Kerken<br />

nadeelig was (f). Doch dit alles was, voor<br />

het afdanken der Waardgelderen , gebeurd.<br />

Terftond daarna, gaven de meeste Leden van<br />

Holland den moed op, om het houden der Nationaale<br />

Sinode te beletten. De raadpleegingen<br />

op dit ftuk werden, met nieuwen ernst,<br />

hervat. De Edelen en alle de Steden, op Gouda<br />

na, bewilligden in de Sinode, op den vyfentwintigften<br />

van Oogstmaand: doch met eenige<br />

bepaalingen, die meest hierop uitliepen,<br />

dat de zaaken, aldaar, tot bylegging, niet tot<br />

befliffing, zouden moeten beleid worden, en<br />

dat de handelingen der Sinode van geene kragt<br />

zouden zyn, dan na dat ze, ftaatswyze, waren<br />

goedgekeurd (k). Men handelde nog over dit<br />

ftuk,<br />

(g) GROTIUS Verantw. Cap, XIX. bl. 202Ï<br />

()i) UYTENBOG. bl. 959, 965. TRIGLAND. bl. 10(7. BAUDART.<br />

Memor. IX. Soek, bl. 75'.<br />

(j ) UYTENBOG. bl. 905, BRANDT II. Deel, bl Zo?,. GROT.<br />

Verantw- Cap. XIX. bl. ia-., 208.<br />

( k Refol. Holl. 24, 25 Aug, IÖIS. II. 242, 247. by BRANDT<br />

li. Deel, bl. 831-830.<br />

1618.<br />

De Le­<br />

den van<br />

Holland<br />

bewilli­<br />

gen allen,<br />

behalve<br />

Gouda ,<br />

op zeke«<br />

re wy­<br />

ze , in de<br />

Sinode.


240 VADERL. HIST, XXXVIII. BOEK,<br />

ftuk, tot op den negenentwintigften, en de<br />

gevoelens waren toen zo na tot één gebragt,<br />

dat men, zo de Advokaat, naderhand, verklaard<br />

heeft (/), binnen drie uuren, ten vol^<br />

le, üi de Sinode bewilligd zou hebben; wanneer<br />

een ongemeen voorval de raadpleegingen<br />

van Holland, voor eene poos, geheellyk<br />

ftremde. Ik zie op de gevangenis van den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, en van de Penfionarisfen<br />

Hogerbeets en de Groot. Doch de omftandigheden<br />

en gevolgen deezer vreemde gebeurtenis<br />

zyn zo gewigtig geweest, dat wy ze<br />

liever, geheellyk, in 't volgende Boek begrypen<br />

, dan met het verhaal van een gedeelte<br />

derzelven, het tegenwoordige Boek vergroot<br />

ten willen.<br />

( O UlTENBOG. U. 1204.<br />

V A


VADERLANDSCHË<br />

HISTORIE.<br />

NEGENENDERTIGSTE BOEK.<br />

I N H O U D .<br />

L öorzaaken der gevangenis van Oldenbarneveld<br />

, Hogerbeets en de Groot. Verfchillende inzigten<br />

van Prinfe Maurits èn den Advokaat.<br />

Toeleg, om Graaf Fredrik Henrik, in 'tLid der<br />

Edelen, te befchryven. lï.De verfchillen in den<br />

Godsdienst dienen beide den partyen tot bevordering<br />

haarer oogmerken. Redenen van misnoegen<br />

tegen den Advokaat. Kwaad vermoeden<br />

•op hem. III. Hy wordt gevat. Ook de Groot, Hogerbeets<br />

en Ledenberg. Wat de Staaten van<br />

Holland, hierop, befluiten. IV. Men zoekt den<br />

Advokaat te doen flaaken. Van der Myle, Uitenbogaard<br />

en anderen wyken. Schotfchriften<br />

tegen de gevangenen. V. Men pleituit, hen te<br />

onderzoeken. Öorzaaken eener buitengewoons<br />

verandering der Regeeringe in de Steden. Poogingen<br />

van eenigen, ten voordeele der gevangenen.<br />

Vl.PrinsMaurits verfielt deWetteSchoonhoven,Briele,Delft,Schiedam,Gorinchem,Oudewater,<br />

Woerden, Monnikendam, Hoórn,Medenblik<br />

en Alkmaar. VII. Hy wordt hiervoor<br />

door de meeste Leden der Staaten bedankt, en<br />

* tot diergelyke verandering in andere Steden<br />

verzogt. Vill. Hy maakt ze, te Leiden, teHaarlem<br />

v te Rotterdam, te Gouda en te Amfterdam,<br />

X, DEEL. Q T*


fl4a VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />

Te Dordrecht wordt ze voorkomen. IX. Oordeelen<br />

over deeze verandering. DePrins wordt 'er,<br />

plegtiglyk, voor bedankt. X. De Franfche Gezanten<br />

arbeiden, ten yoordeele der gevangenen.<br />

XI. Hogerbeets wordt verhoord. Ook Ledenberg<br />

teUtrecht, die zig zeW het leeven beneemt. XII.<br />

Tweede ondervraaging van Hogerbeets. De<br />

Groot wordt verhoor d.Zyn gefprek rnetdeVwgd<br />

enManmaaker. XIII. Gemagtigden tot onderzoek<br />

der gevangenen aan gefield. De Advokaat<br />

•wordt ondervraagd. XIV. Derde ver hoor ing<br />

yanflogerbeets.De Groot word verder gehoord.<br />

XN .VoorftelderFranfcheGezanten. Antwoord<br />

op hetzelve.VondvanScriverius,om den gevangenen<br />

iet teberigten. XVI. Verlof tot opregting<br />

eener Westindifche Maatfchappye. Handel met<br />

EngelandenDeenemarke. Venetië onderfleund.<br />

Grondflagen eener oude Stad, by Goereede, ont<br />

dekt. PrinsFilipsWillem fterji..XVII Staat der<br />

Kerkelyke zaaken.XVUl Aanvang der Nationaale<br />

Sinode, te Dordrecht. Handelingen derzelve.<br />

De Remonftranten worden 'eruitgezet.<br />

XlX.Zy komen teRotterdam byeen.HunneLeer<br />

wordt, in de Sinode, veroordeeld. De Sinode<br />

fcheidt. XX. Onderzoek te Utrecht. Hogerbeets<br />

ten vierde maalegehoord. DeEngelfcheGezant<br />

arbeidt tegen de gevangenen.XXl. V Lid der Edelen<br />

wordt, ten verzoeke van Prinfe Maurits,<br />

met twee nieuwe Heeren, vermeerderd.XXll.<br />

Raadpleegingen op het ftellen van Regteren<br />

over de gevangenen.Naamen der vierentwintig<br />

Regteren. Zy hoor en Hogerbeets. De Heer van<br />

Moersbergenwordtgevat. De Groot komt voor<br />

de Regters. XXIll.OokOldenbarneveld.XXïV.<br />

Verklaaringen van den Griffier Aarfens en den<br />

Buv


XXXIX.BOEK. HISTORIE. 243<br />

Burgemeester Berk: waaruit de Advokaat befchuldigd<br />

wordt. XXV. Belydenis des Advokaats,<br />

voor deRegters. XXVI. Bededag uit*<br />

gefchreeven. XXVJJ. Boifife en Maurierfpreeken<br />

voor de gevangenen. De Advokaat wilgeent<br />

vergiffenis verzoeken Zyn gedrag, inzynuiterfte.<br />

XXVIII. Inhoud van zyn vonnis. Hy<br />

wordt onthalsd. Oordeel over hem en zyn vonnis<br />

, in Frankryk. XXIX. De Grooten Hogerbeets<br />

laaten zig ook niet beweegen, tot het verzoeken<br />

van vergifenis. Zy worden tot'eene eeuwige<br />

gevangenis verweezen, en naar Loevefte'm<br />

gevoerd. Vonnis over Ledenbergs Lyk. XXX.<br />

Moersbergen verwerft eene foort van vergifenis.<br />

XXXI. Vonnisfen over de Haan, Trefel<br />

en Uitenbogaard. XXXII. Gerugten wegens<br />

eene aangaande verhef ng van Prinfe Maurits.<br />

Bedenkingen over de vonnisfen van Oldenbarneveld,<br />

Hogerbeets en de Groot.<br />

>t /"^ evangen neemen van den Advokaat 1618.<br />

VJT kwam veelen niet onverwagt voor.<br />

Men wist, in 't gemeen, dat Prins Maurits mis­ I.<br />

Ondernoegd<br />

op hem was. En veelen hielden hem<br />

zoek<br />

fchuldig, aan flinkfchen handel met den naar de<br />

Spanjaard. Doch over 't vatten van Hogeröorzaabeets en de Groot ftondt elk verbaasd ken der<br />

De eerfte was, maar weinige maanden, in gevangenis<br />

van<br />

zaaken van Stads Regeeringe, gebruikt geOldenweest. De andere wel eenige jaaren; doch zonbarneder zig, geduurende dien tyd, zeer verdagt veld,Ho- gemaakt te hebben, by 't gemeen. Alleenlyk gerbeeta<br />

en de<br />

was Groöt*<br />

f» K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 136.<br />

Q 2


óts.<br />

Gezag<br />

van Prin<br />

fe Maurits<br />

en<br />

van den<br />

Advokaat.<br />

H'.innj<br />

onderlingverfchillendeinzigten.<br />

244 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

was hy, door eenige uitgegeven' fchriften,<br />

- voor eenen voorftander der Remonftranten,<br />

bekend geworden. Maar men begreep nog niet,<br />

dat hy, hierom, verdiend hadt, in hegtenis te<br />

worden genomen, 't Zal dan niet ondienftig<br />

zyn, agt ik, de öorzaaken van den ramp deezer<br />

drie mannen, hier, wat omftandiger, en, zo<br />

veeldoenlykzy, naar waarheid, te ontvouwen.<br />

Het voorig gedeelte deezer gefchiedenisfe<br />

heeft ons doen zien, dat'er, in deezen Staat,<br />

niemant was, met zo veel gezags bekleed, als<br />

Prins Maurits en de Advokaat Oldenbarneveld.<br />

Zo bekend was dit, dat Graaf Willem<br />

Lodewyk hen, by Uitenbogaard, genoemd<br />

hadt „twee Perfonaadjen, op welken 's Lands<br />

„ welvaart genoegzaam rustte (T)." De waardigheden<br />

en ampten, welken zy bekleedden,<br />

gaven hun dit aanzien alleen niet; maar zy hadden<br />

't, voornaamlyk, te danken, aan menigvuldige<br />

gewigtige dienften, door Maurits, in den<br />

oorlog; door Oldenbarneveld, in verfcheiden'<br />

Staatshandelingen , den Landen gedaan (V><br />

Doch 't ongeluk wilde, dat deeze tweePerfoonaadjen,<br />

meermaalen, verfchillende inzigten<br />

hadden; waaruit, dikwils, merkelyk misnoegen<br />

gereezen was, tot agterdeel van 't Land.<br />

Zigtbaarst was dit befpeurd, in den handel over'tBeftand,<br />

welk de Advokaat hadt weeten<br />

door te dryven, in weerwil van den Prinfe,<br />

die, hierover, een misnoegen tegen hem opvatte,<br />

welk hy, zo fommigen willen(4),nimmer<br />

heeft konnen afleggen. Het naderend einde<br />

C O UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. W.157.<br />

(O GKOTJUS Verantw. Cap. XX. U. aoi.<br />

(«O AUBEUY Memor. p. 2^5


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 245<br />

de van 't Beftand, waarna, de voorige gefchil.<br />

len over 't hervatten van den kryg, ofhetflui- •<br />

ten van de Vrede, wederom leevendig ftonden<br />

te worden, gaf beide den Prinfe en den Advokaat<br />

aanleiding, om, by tyds, verdagtte zyn,<br />

op de bekwaamfte middelen, om zig, tot het<br />

doorzetten der maatregelen , die elk hunner<br />

heilzaamst hieldt, in ftaat te ftellen. De Advokaat<br />

zogt zyn gezag te behouden by de Steden,<br />

welker belang haar tot vrede neigde, en wist,<br />

door zyne aanpryzing, in veelen derzelven,<br />

Wethouders en Amptenaars in 't bewind te<br />

doen ftellen, welker inzigten hy kende, en<br />

die, door hem bevorderd zynde, ook byzondere<br />

verpligting aan hem hadden. Maar Amfterdam<br />

; de aanzienlykfte Stad van Holland,<br />

en, hierom, meer dan eenige andere, gebelgd<br />

over 't groot gezag des Advokaats; ten tyde<br />

der handelinge van 'tBeftand, teroorzaake van.<br />

het Koopbelang, met hem oneens gewordenzynde;<br />

hadt hy, nimmer, federt, konnen winnen.<br />

In 't Lid der Edelen, welk eerst ftcmt,,<br />

ter Vergaderinge van Holland , waren zyne<br />

twee Schoonzoonen, de Heeren van Veenhuizen<br />

en van der Myle, befchree ven geweest. Ook<br />

hadt hy 'er nog andere vrienden: 't welk de<br />

voornaame reden was, waarom dit Lid, waarin<br />

, ten deezen tyde, weinige Edelen befchree-<br />

ven waren, tot hiertoe, zobeftendig, de zyde.<br />

gevolgd hadt van den Advokaat. Men was, federt<br />

eenigen tyd, in overleg geweest, om het<br />

gezag van het Lid der Edelen nog meer te ver<br />

grooten, en een Perfonaadje van merkelyk<br />

aanzien, in het zelve, te befchryven, die, deeze<br />

eer, voornaamlyk, zullende te danken hsb*<br />

Q 3 ben<br />

i(5i3.<br />

tn vloed<br />

des Advokaats<br />

op deLedcn<br />

van<br />

Hoiland.<br />

Overleg-,<br />

om Graat'<br />

Frediik<br />

Henrik<br />

in't Lid.<br />

der Edelen<br />

te he-<br />

(chryveu.


Ï6I8.<br />

Prins<br />

Maurits<br />

Vermoedt,<br />

dat de<br />

Advo-<br />

«46* VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />

ben aan het beleid van de vrienden des Advokaats,<br />

ook gefchaapen ftondt, zyne zyde te houden.<br />

Graaf Fredrik Henrik was, in den jaare<br />

161 a, door koop, eigenaar geworden der Heerlykheid<br />

van Naaldwyk in Delfland (1), aan<br />

welke, van ouds, de eer vr.n Erfmaarfchalk ,<br />

of, gelyk men nu fpreeken zou, Erfgrootftalmeester<br />

des Graaven van Holland, plag verknogt<br />

te zyn (e). Men leide dan in heimelyk<br />

beraad, om hem, als Heer van Naaldwyk, onder<br />

de Edelen te befchry ven: waarvan de Groot<br />

iet ontdekt hadt, uit van der Myle. Doch 't<br />

bleef agter, om dat men 't niet zonder kennis<br />

van Prinfe Maurits durfde doen, en bedugt<br />

was, dat hy 't afkeuren zou, als men 'er hem<br />

over fprak (ƒ). Ondertusfchen was dit over-;<br />

leg zo bedekt niet gebleeven, of het hadt eenige<br />

vrienden van den Prinfe, en, veelligt, zyne<br />

Doorlugtigheid zelve in 't vermoeden gebragt,<br />

dat men hem den voet dagt te ligten,<br />

en eenen anderen te bekleeden, met zyne<br />

waardigheden (g): welk vermoeden, egter,<br />

van de zyde des Advokaats, altoos, als geheel<br />

ongegrond, is aangemerkt.<br />

Doch, 't zy hieruit, of uit eenige andere oorzaak,<br />

't is zeker genoeg, dat Prins Maurits,<br />

al federt lang, in 't begrip was geweest, dat de<br />

Advokaat en de zynen toeleg maakten, op het<br />

verminderen van zyn gezag, onaangezien zy<br />

alre)<br />

Zie VAN LOON Aloude Regeer. V. Deel, 11. 514. ert<br />

hier voor III. Deel, bl. 548. , „ „ ,<br />

( ƒ) H. DE GROOT Memor. m zyn Leven tloorh.- BRANDT*/. i/S.<br />

r>") UYTFNBOC. Brief aan zyne Bxó.ia zyn Lcv.Cetp. XII. #ajs.<br />

CO Graaf Fredrik Henrik hadt deeze Heerlykhcid gckogt<br />

van den Graave van Aremberg, voor driehonderdenzestigduizend<br />

guldens, Refol, Holl. 6 Aug. 1612. bl. Jfj®*


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 247<br />

altoos beweerd hebben, dat zy 'sPrinfen wet­ 16*18.<br />

tig verkreegen gezag veel eer gezogt hebben<br />

Icaat hom<br />

te handhaaven (k). Men hadt zyne Doorlug­ ien voet<br />

tigheid , in Louwmaand des jaars 1617, in woor­ zoekt te<br />

den geraakt zynde, met den Advokaat, hoo- ligten.<br />

ren zeggen „ MonfieurBarneveld, ik heb my-<br />

_ ne eer zo lief, als gy de uwe." En des anderendaags,<br />

tegen eenigen uit de Geregtshoven<br />

„ Ik weet wel, dat men my kan kleiner<br />

s, maaken; maar zyn dit myneverdienften (t)i<br />

Zyne vrienden, die geene vrienden des Advokaats<br />

waren, fterkten hem in deeze gedagten.<br />

Wy hebben, te vooren (A), verhaald^dat,<br />

men, omtrent den tyd van 't fluiten van tbeftand,<br />

gefproken hebbende, over t veranderen<br />

van den vorm der Regeeringe, en 't vermeerderen<br />

van 't gezag zyner Doorlugtigheid:<br />

zulken, die toen aan 't roer zaten, hadden<br />

weeten te wege te brengen, dat deeze raadpleegingen<br />

verfchooven, en eindelyk veriloii<br />

waren. Men weet dit den Advokaat, meer dar<br />

iemant, en men hieldt zig verzekerd, dat hj<br />

zig voorgefteld hadt, den Prins kleiner te maaken.<br />

Eenigen van's Prinfen vrienden, met naame<br />

Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam,<br />

en Francois Franken, Raadsheer in der 1<br />

Hoogen Raade, hadden, omtrent dien tyd.<br />

eenige poogingen aangewend, ftrekkende.<br />

naar 't fcheen, om den Advokaat, door mid<br />

del van Uitenbogaard, te beweegen, tot handeling<br />

met den Prinfe, op gelyken voet, ak<br />

waarop men, weleer, met wylen Prinfe Wil<br />

r<br />

lem<br />

(b) GROTIUS Verantw. Cap. IX. li. ofi.<br />

ri) UYTENBOG. Leven Ce-. 'X. II. 134.<br />

£4J LX. Deel, IU 455> _<br />

Q 4


«Si 8.<br />

II.<br />

Men bedient<br />

zig<br />

van de<br />

verfchil-<br />

len in den<br />

Godsdienst,<br />

tot bevorderingzyneroogmerken.<br />

«48 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

lem, gehandeld hadt. Doch Uitenbogaard<br />

hieldt zig hier buiten (7). Louis Aubery, Zoon<br />

van Benjamin Aubery, Heere van Maurier, en,<br />

federt het jaar 1613, Ambasfadeur van 't Hof<br />

van Frankryk in den Haage, verhaalt, dat de<br />

Prinfesfe Weduwe van Oranje Oldenbarneveld,<br />

over dit ftuk, ook getoetst hadt; doch dat de<br />

Advokaat haar, met veele redenen, hadt getoond,<br />

dat de Prins, de opperfte magtzoeken?<br />

de over den Vereenigden Staat, zyn eigen ver^<br />

derf zogt; waarna zy afgelaaten hadt, hierop<br />

verder te dringen. Zy en Oldenbarneveld beide<br />

zouden, naderhand, dit voorval aan den<br />

Heere van Maurier verhaald hebben (?«).<br />

De verfchillen over den Godsdienst gaven,<br />

eerlang, der eene en andere party e gelegenheid,<br />

om aan de bevordering haarer byzondere in-<br />

zigten te arbeiden, 's Prinfen vrienden bedienden<br />

'er zig van, om het gezag zyner Doorlugtigheid<br />

te vestigen en te vermeerderen : de Advokaat<br />

en de zynen, om hunne eigen'partye<br />

te ftyven. 'tMisnoegen onder 'tgemeen.werdt,<br />

wederzyds, verwekt, gevoed of gebruikt, om<br />

verandering te bewerken, in de Regeeringe.<br />

der Steden: gelyk, al vroeg, te Utrecht, te<br />

Alkmaar en te Leeuwaarden, gezien was (n).<br />

Doch onder de Predikanten, die over 't ftuk<br />

van den Godsdienst verfchilden, en onder de<br />

Gemeenten, die hun toegedaan waren, hadden<br />

's Prinfen vrienden den fterkften aanhang.<br />

Men hadt, hier te Lande, toen 't getal op zyn<br />

grootst was, nog geene tweehonderd Remork<br />

ftramfche Predikanten. De overigen waren allen<br />

(_h UYTBNB-G. Leven Cap. X. bl. i 5$, 155,<br />

(m) AUBERY Memóir. p aoa» 205, 300,<br />

f » Zie hier voor, bl, ai, sij, 85.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .<br />

len Contraremonftranten, by welken de Prins, 1618.<br />

en verre de meesten van 's Prinfen vrienden<br />

en dienaars zig gevoegd hadden. Veelen van<br />

deeze Contraremonftrantfche Predikanten waren,<br />

van ouds, gebeeten op Oldenbarneveld,<br />

die, dagten ze, door het dringen op de vastftelling<br />

en invoering der Kerkenordening van den<br />

jaare 1591, het Kerkelyk gezag te na gekomen<br />

was(o). Hierom, lloegenzeteligterover<br />

tot 's Prinfen zyde, welke zy merkelyk fterkten.<br />

De Advokaat, hiervan niet onbewust, hadt<br />

des te fterker geyverd, om de Kerkenordening voornaaraeöor­<br />

van 't jaar 1591 te doen invoeren, verzekerd dat zaaken<br />

men, door middel derzelve, met der tyd, alom- van het<br />

me in Holland, vreedzaame en gemaatigdePremisnoedikanten zou konnen bekomen, en minder te gentegen den<br />

dugten hebben, voor beroerten onder 't gemeen.<br />

Advo­<br />

Hy begunftigde, om gelyke reden, de zyde der kaat en<br />

Remonftranten, die der Overheid groot gezag dszynen:<br />

toefchreeven in Kerkelyke zaaken; en hy bragt, 1. 't begunftigen<br />

door middel van den invloed, dien hy onder<br />

der Re­<br />

de Edelen en onder de Burgemeesters van Lei mon<br />

den hadt, te wege, dat 'er, na Arminius, Pro ftranten,<br />

fesfors in de Godgeleerdheid op 's Lands Hooge<br />

Schoole gekooren werden, die men oordeelde<br />

of wist, het gevoelen der Remonftranten te zyn<br />

toegedaan : waardoor ook het getal der Remonftrantfche<br />

Predikanten, van tyd tot tyd, aanwasfen<br />

moest. De Wethouders der meeste Steden<br />

waren, insgelyks, den Remonftranten gunftig;<br />

en alzo deezen de minften in getal bleeven<br />

, zogt men, door verfcheiden' Staatsbefluiten,<br />

te wege te brengen, dat zy, ten minften ,<br />

in de Kerke, verdraagen werden. Doch<br />

fV) Zie UÏTEKBCG. Leven en Verantw. Ca[u 11. bl. 16,17*


2. het<br />

aanneemen<br />

der<br />

Waardgelders,<br />

3- het<br />

vorderen<br />

van ee<br />

nen nieuwen<br />

eed<br />

of belofte<br />

van de<br />

gewoone<br />

bezettingen,<br />

4. 't gebeurde,<br />

sgo VADERLANDSCHE XXXIX. SOEK;<br />

Doch toen men zag, dat de Contraremonftranten<br />

zig niet hielden aan de Refolutien %<br />

ftaatswyze genomen, en zelfs zig kanteden tegen<br />

de Wethouderfchap van verfcheiden' Steden<br />

, welke, haars oordeels, niet genoeg befchermd<br />

werdt, door den Prinfe; befloot men<br />

tot het aanneemen van Waardgelders, die eenen<br />

byzonderen eed deeden aan de Magiftraaten.<br />

Zulk een eed, of, ten minften, eene belofte<br />

van gelyke betekenis werdt ook den gewoonen<br />

bezettingen, hier en daar, afgevorderd.<br />

Al het welke, voornaamlyk, gefchiedde, door<br />

't beleid des Advokaats. Doch dit was nieuwwe<br />

ftof tot misnoegen voor den Prinfe, die<br />

begreep, dat men, op deeze wyze, het gewoonlyk<br />

krygsvolk ontfloeg van den eed,<br />

hem als Kapitein Generaal gedaan: en dat men<br />

de Waardgelders bezigen wilde, om geloofsdwang<br />

omtrent de Contraremonftranten in te<br />

voeren. Van de andere zyde, bragt men, hiertegen<br />

, wel in, dat de nieuwe eed niet onbeftaanbaar<br />

was met den eed aan den Prinfe; die,<br />

onder anderen, tot het zelfde einde ftrekte,<br />

en dat de Waardgelders, alleenlyk, gebruikt<br />

zouden worden, om oproeren te beletten en<br />

de Wethouders te befchermen ; doch men<br />

fcheen den Prins niet te konnen diets maaken<br />

, dat hieronder niet iet anders fchool.<br />

Ook hadden fommigen hem zo fterk verzekerd,<br />

dat Oldenbarneveld zyn gezag zogt te.<br />

befnoeijen, dat hy het vergen van den nieuwen<br />

eed en het aanneemen der Waardgelders<br />

als een' ftap daartoe aanzag.<br />

't Gebeurde te Utrecht, kort voor het afdanken<br />

der Waardgelders aldaar, fterktehem<br />

in


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . *S«<br />

ïn ipe/e eedaeten. 't Was klaar genoeg, dat<br />

ïïlïhferrard werdt, door den Advokaat;<br />

Se weetende dat de Prins arbeidde, tot het<br />

afdanken der Waardgelders, desonaangezien<br />

bewerkt hadt, dat 'er eene bezending naar Uitrecht<br />

gefchied was, om dit te voorkomen; of,<br />

en minfte, de Regeering aldaar zo welte verzekeren,<br />

als, door de Waardgelders, hebben<br />

konnen gefchieden. De last, aan debezetop<br />

Hollandfche betaaling baande, om<br />

de Staaten van Utrecht te gehoorzaamen, was<br />

ook doorhem,verworven Hogerbeets en de<br />

Groot waren de bekwaamften onder de afgezondenen<br />

naar Utrecht, en deelden, hierom<br />

in het misnoegen, welk de Advokaatzig dooi<br />

deeze bezending, op den hals hadt gehaald. Zy<br />

hadden, te Utrecht zynde, genaden, de poot<br />

en te bezetten en de wagten te verdubbelen<br />

en de onwilligheid der Waardgelders om d<br />

Staaten en Regeering te befchermen ernftely<br />

veroordeeld: ;<br />

1C1I.<br />

:e Utiecbt.<br />

t welk de Prins aanmerkte, al<br />

lenen geweldigen tegenftand tegen hem, ei 1<br />

tegen de Gemagtigden der algemeene Staaten<br />

Al dit gaf dan de naaste gelegenheid tothe C<br />

befluit, om zig van den Advokaat en van Ho<br />

gerbeets en de Groot te verzekeren (£><br />

Ik heb, tot hiertoe, nog geen gewag gemaak<br />

van het vermoeden van Landverraaderye<br />

Q) Notul. Zeel, 17 typt. 1Ö1S. U- H7-<br />

t Iet,wegens<br />

't<br />

' vermoe-<br />

1<br />

welk veelen van Oldenbarneveld hadden, or den van<br />

dat het my twyfelagtig gebleeyen is, of he t Landver-<br />

. raaderye.<br />

ooit regt by den Prinfe heeft gehuisvest Nog<br />

tTns was, te Utrecht, onlangs, wt verklaard »<br />

welk dit vermoeden, eenigszins, fcheen i e<br />

hebben verleevendigd. Wy zullen, hier 01 t-<br />

1


III.<br />

Oldenbarneveld<br />

wordt<br />

gewaarfchuwd<br />

wegens<br />

zyne aan- ,<br />

ftaande<br />

gevangenis.<br />

1(<br />

252 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

der, melden, wat 'er ons van voorgekomen zy.<br />

Ondertusfchen, is, uit het gezeide, op te maaken<br />

, dat het voorftaan der Remonftranten, 't<br />

veranderen van den eed of 't vergen eener<br />

nieuwe belofte van de bezettingen, het aanneemen<br />

der Waardgelders, en het gebeurde te U.<br />

trecht, al het welke 's Prinfen vrienden hielden<br />

te ftrekken tot onredelyke verkleining van<br />

'sPrinfen gezag, voor de voornaamfte öorzaaken<br />

van de gevangenis der drie Heeren gehouden<br />

moet worden. Wy komen nu, tot het verhaal<br />

der omftandigheden deezer gevangenis.<br />

De Groot hadt, voor zyne reize naar Utrecht,<br />

reeds hooren mompelen, dat men den<br />

Prinfe eenen voorflag gedaan hadt, om eenigen<br />

uit de Vergadering van Holland by 't hoofd<br />

te vatten, en aan regte te vorderen. Hy deedt<br />

'er den Advokaat opening van, hem te gelyk<br />

:e bedenken geevende, of hy niet wel zou doen<br />

/an zig naar eene goede en verzekerde Stad<br />

:e begeeven. Doch de Advokaat meende, dat<br />

nen, met het afdanken der Waardgelders, en,<br />

1 net het bewilligen in de Sinode, den Prinfe<br />

i en volle zou vergenoegen. Beide dagten ze,<br />

( lat men hen, zo 't al ten ergfte loopen mogt,<br />

1 ekerlyk, in een gewoon Regtsgeding ontvani<br />

;en zou (q). Alle de Leden van Holland, gee-<br />

1 icn uitgezonderd, hadden ook, voor weinig<br />

t yds, den Advokaat, wederom, in hunne by-,<br />

2 ondere befcherming genomen (f). De Ver-<br />

£ adering ftondt nu op 't fcheiden, voor eenige<br />

C agen, en de meeste Leden hadden geraaden<br />

evonden, den Prins te verzoeken, om, mid-<br />

g<br />

:rwyl, de zaaken, derwyze, te beleiden, dat<br />

C?) H. DE GROOT Memor in zyn Leven. bi. lu.<br />

CO Refol. Holl. 7 Aug. iG,8. L 225.<br />

al.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 1*53<br />

alle daadelykheid vermyd werdt (»• Doch ik<br />

weet niet, of 't gefchied, noch hoe 't opgenomen<br />

zy. De Leden kwamen, ten beftemden<br />

tyde, wederom famen. 's Daags voor de gevangenis,<br />

kwam de Raadsheer Berkhout, met<br />

nog iemant, by den Advokaat, hem aanzeggende<br />

, dat hy voor zeker zou gevangen worden<br />

: waarop deeze, zittende op zyn koelvat,<br />

met zyn Hokje in de hand, zeide, 't zyn hooze<br />

menfchen, daarby voegende, onder 't ligten<br />

van zynen hoed, myne Heeren, ik bedank u voor<br />

de waarfchuwing (/). Nogtans vondt hy niet<br />

raadzaam te wyken. Op den dag der gevangenis<br />

zelve, zynde zondag, den negenentwintigften<br />

van Oogstmaand, kwam Uitenbogaard,<br />

des morgens ten zeven uuren, by den Advokaat,<br />

om hem het inleveren van zeker Vertoogvoorde<br />

Remonftranten te verzoeken. Hy<br />

vondt hem treuriger, dan naar gewoonte, en<br />

zittende met zyne rug tegen de tafel; 't welk<br />

den Predikant bewoog, den ouden Heer te<br />

troosten, met de voorbeelden van veele treffelyke<br />

mannen, die, hun Vaderland de beste<br />

dienften gedaan hebbende, flegtst beloond waren<br />

geworden (V). Een half uur na 't vertrek<br />

van Uitenbogaard, tradt de Advokaat in zyne<br />

koets, en reedt, voor 't laatst, naar 'tHof. Hy<br />

was 'er naauwlyks, of een Kamerling kwam<br />

hem aanzeggen, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />

begeerde te fpreeken. Ten dien einde, begaf<br />

hy zig naar 't vertrek, daar zulks plag te gefchieden.<br />

Doch, uit dit, werdt hy, terftond, in<br />

een<br />

Cs) Refol. Holl. \f>$Aug. 1018. bl. 238.<br />

( O UYTFNBOG. Dagreg, by BIMNIJT. II. Deel, bl. 841.<br />

( v ' UYTÏ-.NBOG. Leven Cap. IX. bl. 14?. Dagreg. iv ERANOT<br />

II. Deel, bl. «41.<br />

It.18.<br />

Hy<br />

wordt<br />

gevat 5


Ook de<br />

Groot,<br />

en Hogerbeets,<br />

I\Ten ver<br />

zekert<br />

zig, ins<br />

getyks,<br />

van Ledenberg<br />

s>54 VADERLANDSCHE XXXIX. BOES<br />

een ander vertrek geleid, daar hem Nythof,<br />

Luitenant van 's Prinfen Lyfwagt («0, uit<br />

naame der algemeene Staaten, gevangen nam.<br />

Hy verzogt, den Prinfe te mogen fpreeken.<br />

Doch 't werdt hem afgeflaagen (x). De Groot,<br />

kort daarna, in de Vergadering der Gekommitteerde<br />

Raaden gekomen, en ftaande om te<br />

gaan naar die der Staaten van Holland, werdt,<br />

op gelyke wyze, ontbooden by den Prinfe,<br />

daar, zeide men, de Advokaat ook was. Doch<br />

hy was pas boven gekomen, of de Kapitein des<br />

Armes, Pieter van der Meul&n, zeide hem aan,<br />

dat hy hem, van wege de algemeene Staaten,<br />

in hegtenis nam. Men bragt hem eerst op een'<br />

Kamer, daar hy, door twee Hellebaardiers, bewaard<br />

werdt: daarna op een klein kamertje,<br />

uitkomende op het binnenhof, en , 's avonds,<br />

op eene andere Kamer, daarhy, drie dagen en<br />

drie nagten, bleef, metgellooten' venfters fjy).<br />

Met Hogerbeets, die zig ook omtrent de Ka­<br />

mer der Gekommitteerde Raaden onthielde.,<br />

handelde men, op gelyke wyze. Elk werdt in<br />

een afzonderlyk vertrek gezet, zonder dat zy<br />

iet weeten mogten van elkanders hegtenis.<br />

. Dien zelfden morgen, was 'er iemant naar Utrecht<br />

gezonden, om den Sekretaris Leden-<br />

' berg te vangen (z), die, eenige weeken in zyn<br />

huis verzekerd geweest zynde, ondereen fterk<br />

geleide, naar den Haage gebragt, en ook, in<br />

een vertrek van't Hof, opgeflooten werdt f».<br />

Wie,<br />

fdO VELTUS Hoorn, bl. 562.<br />

(x) BAHOART. Mw'iior.X.Vfo**, bl. 62. UYTENB. Hift. bl.995.-<br />

O") K. BRANDT Leven van H. de Groot, b' ijjj.<br />

\z , GROTIUS Verantw. Cap. Xlll P**rf4l. UÏTENBOIS. bh P95-<br />

Ca) UYTÏÏKBUG. bL 1005. K. BRANDT Leven vanH. DE GROOT.<br />

U. 14?-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . &5S<br />

Wie, eieenlyk, het gevangen neemen der 161S.<br />

drie Heeren, Oldenbarneveld,Hogerbeets en •<br />

)nder*<br />

de Groot, beflooten hadden, ftaat ons hier, <<br />

ock,<br />

wat nader, aan te wyzen. Sommigen fchryven, i de de<br />

dat zulks gefchied is, door 't beleid van wei- , ;evange-<br />

meen uit de algemeene Staaten, met zyne, n's der<br />

Doorlugtigheid, buiten kennis van die van Hol- •<br />

Irie Hee><br />

en be-<br />

land Cb\ Doch Hogerbeets zelf heeft aange- , looten<br />

tekendfV), dat het beftemd was, door dezelf­ wddv-n»<br />

den, die, wegens de algemeene Staaten , te Utrecht<br />

waren geweest, te weeten de Voogd,<br />

Manmaaker en Zwartfenburg; en dat zy t hadden<br />

uitgevoerd, door den Prinfe, en daarna<br />

eerst, ter algemeene Staatsvergaderinge, alwaar<br />

het te vooren nooit voorgefteld was,<br />

doen goedvinden. En dit komt, na genoeg, De Sta**<br />

overeen met het Register der Refolutien van ! en van<br />

Holland, alwaar men, op deezen zelfden dag, j Holland<br />

crygen<br />

aangetekend vindt, dat „ by de Heeren van .<br />

er ken-<br />

Mathenes en andere Gedeputeerden, hui-1 lis van.<br />

den deezen morgen, geweest zynde in de<br />

Vergaderinge van de Heeren Staaten Gene-<br />

" raai, gerapporteerd werdt, dat, by den Pre-<br />

" fident vermaan gedaan was, dat, by<br />

Z zyne Excellentie en de Gedeputeerden tot<br />

" afdanking van de Waardgelders tot Utrecht<br />

" geweest zynde, by last van de Vergadennge<br />

van de Heeren Staaten Generaal, goed-<br />

W<br />

gevonden was, te doen in arrest neemen de<br />

perfoonen van den Heere van Oldenbarne-<br />

I? veld, Advokaat van 't Land van Holland,<br />

Z en de Penfionarisfen Mrs. Rombout Hoger-<br />

9 3<br />

„ beets<br />

Ci) UYTENBOG. Leven cn Verantw- Cap. XIII.*/. 244»<br />

ie ) Memor. by URVNDT II. Deel, bl. 84L


I6I8.<br />

VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK*<br />

„ beets en Hugo de Groot (V)." Doch men<br />

• moet dan de woorden, by last van de Vergadering<br />

van de Heeren Staaten Generaal, niet aan<br />

de onmiddelyk volgenden, maar aan de onmiddelyk<br />

voorgaanden hegten. Ten zelfden dage,<br />

werden de Heeren Reintze, Lients, Zwartfenburg,<br />

Hemen en Dusfum, door de algemeene<br />

Staaten, gezonden aan die van Holland (e), om<br />

hun aan te zeggen „ dat het vasthouden der<br />

„ drie Perfoonen, ten dienfte van den Lande,<br />

j, gefchied was, hebbende men bevonden, dat<br />

„ de Kerkelyke gefchillen, allengskens aan-<br />

0 gewasfen zynde, in den Staat der Regeerh><br />

n § E<br />

5 gebragt waren; dat de zaak, daarna,<br />

„ met gezag gehandhaafd was, door het aanneemen<br />

der Waardgelders, die 't gantfche<br />

„ Land beroerd hadden, en die men, tot her-<br />

„ Helling der rust, en om de Sinode beter te<br />

„ doen vorderen, hadt moeten afdanken; dat<br />

„ hier nu bygekomen was, 't gene men te U-<br />

„ trecht ontdekt hadt, dat men den band der<br />

„ Vereeniging hadt zoeken te breeken, waar-<br />

„ van de drie gevangenen de hoofdbeleiders<br />

„ geweest waren; dat men, met zulke ver-<br />

„ deeldheden, 't Land niet houden kon; dat,<br />

„ eindelyk, by 't onderzoeken der gevange-<br />

„ nen, van alles nader blyken zou, waartoe<br />

„ men verzogt, dat deeze Vergadering de hand<br />

„ bieden wilde." De Edele en meefte Steden<br />

antwoordden, hierop „ dat hun 't gebeurde<br />

„ bedroefde, en van hun als eene fchending<br />

>, van<br />

f d *\ Refol. Holl. 20 Aug. 1618. bl. 257. by BRANDT II. l)cel f<br />

bl 843-<br />

< e) Refol. Gener, 20 Aug. 1618. by K. BRANDT Leven van d&<br />

Groot, bl. 237.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . «57<br />

n van 's Lands vryheid en geregtighéid werdt 1618.<br />

u aangemerkt; waarom zy begeerden, dat dé<br />

h gevangenen terftond geflaakt werden." Doch<br />

de zes Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam,<br />

Enkhuizen, Edam én Purmerende, zeiden,<br />

alleenlyk „dat zy van 't voorgevallene<br />

„ verflag zouden doen; begeerende, dat alj,<br />

les,midlerwyl, bleeve in ftaate." Ten zelf­ Bè'fluij;<br />

den dage, beflooten de Edelen en meeste Ste­ by hëri|<br />

den, den Prinfe,vrymoediglyk, te kennen te hierop'<br />

geno­<br />

geeven „ dat men, door deeze handelwyze, men/.<br />

^ de hoogheid, vryheid en geregtighéid van<br />

ft 't Land van Holland hieldt gekwetst te zyn;<br />

„ en hem te verzoeken, dat hy 't, als Stadhoun<br />

der, geliefde te regten." 't Gefchiedde. Doch<br />

de zes Stederi deedén 'èr, ten zelfden tyde, eene<br />

verklaaring tegen, waarby zy de klagten en<br />

't verzoek der andere Leden niet goedkeurden.-<br />

DePrins antwoordde ?> dat het gebeurde, niet<br />

„ by zyne orde, maar van wege de algemeen<br />

ne Staaten vöfrigt was; die geloofd moesten<br />

i9 worden, zulks niet zonder grond gedaan te<br />

iy hebben; dat hy 't regt Van Holland niet be-<br />

„ twisten wilde, en dat de Heeren Staaten van<br />

^ Holland 't'gefchil, welk hierover gevallen<br />

^ mogt zyn, met de Heeren Staaten Genen<br />

raai,wel zouden weeten te vinden." Waarop<br />

men befloot, te wagten,- met het verder<br />

voorftaan van 's Lands geregtighéid, tot op de<br />

wederkomst van eenige Leden, die verflag aan<br />

hunne Steden deeden; en ondertusfchen, zorg<br />

te draagen, dat de gevangenen, van Wege de<br />

algemeene Staaten,wel werden behandeld (/').<br />

De<br />

(/") Refol. Holl. 29,30 Aug. I6~l8. bl. 25H, 260. byM\W>^<br />

tï. Deel, bl. 843, 8.41, 845.<br />

X. DEEL. R


558 VADERLANDSCHE XXXÏX.BOEIT.<br />

iÖiS. De tyding van het gevangen neemen des Advokaats<br />

hadt, gelyk men denken kan, zyne oude<br />

IV. huisvrouw, zyne kinderen en verder gezin gefoogindompeld<br />

in eene diepe verflagenheid. De Heefien<br />

om<br />

den Adren van der Myle en Veenhuizen, zyne Schoonvokaatzoonen,<br />

en de Heer van Groeneveld, zyn oudfte<br />

te doen Zoon, begaven zig, des nademiddags, by zy­<br />

los laane Doorlugtigheid, verzoekende, dat men hunten".nen<br />

Vader, om zynen ouderdom, zyn huis tot<br />

eene gevangenis gave: waarop de Prins antwoordde<br />

, *t is het werk van de Staaten Gene<br />

raai. Uwen Vader zal geen leed gefchieden, n<br />

meer dan my zelf. Veenhuizen, midler wyl, verfchoonen<br />

willende,dat zyn Schoonvader tegen<br />

de Kloofterkerk was geweest; hoorde de Prins<br />

haauwlyks 't woord Kloofterkerk reppen, of hy<br />

borst wït,die zig tegen de Kloofterkerk wil ftellen,<br />

zyne voeten zullen hem niet van hier dra<br />

gen. Immers op deeze wyze, vindt men deeze<br />

by zonderheden, in Uitenbogaards Dagregister<br />

(g), uit den mond van van der Myle zeiven, aangetekend.<br />

Ik heb eene Aantekening in handen,<br />

waarin, nog gemeld wordt,dat van der Myle,<br />

Veenhuizen en Groeneveld zig, des nademiddags<br />

, by de algemeene Staaten, vervoegd; doch<br />

geen antwoord, op hun verzoek, gekreegen<br />

hebben. Maar de Heeren van Schaagen en<br />

van Asperen, beide befchreeven in de Ridderfchap,<br />

ondernamen, omtrent deezen zelfden<br />

tyd, Oldenbarneveld te doen ontftaan.<br />

Doorgedrongen tot aan de Kamer, daar de<br />

Advokaat zat, begeerden zy, dat men hem<br />

Josliete. \ Gerugt, welk dit maakte, deedt<br />

den Prins uitkomen,en bevelen, dat men den<br />

(.Cj CMRDT. II. Deel, Mé 842.<br />

E-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I É . 2^9<br />

Edelen 't geweer afname, hen voorts, bewaarende,<br />

tot dat men, hierop, het goedvinden der .<br />

algemeene Staaten verftaan zou hebben. Te<br />

gelyk,verklaarde hy, dat men hen, zyns bedunkens,<br />

met eenebeftrafiïng, onder handtasting,<br />

zou mogen ontflaan: gelyk gefchiedde<br />

}h\ Van der Myle, federt, onder de hand, ge- •<br />

waarfchuwd, dat men naauw op hem lette,<br />

week uit den Haage naar Rotterdam, van waar<br />

hy den Thefaurier de Bye kennis gaf, dat hy,<br />

uit droefenis over 't gebeurde, zig, voor eene<br />

poos, buiten den Haage dagt te onthouden.<br />

Hy vertrok, terftond, naar Frankryk, alwaar<br />

hy,den negenden van Herfstmaand,aankwam.<br />

Doch, in 't volgende jaar, keerde hy wederom<br />

in den Haage (O- Verfcheiden' andere Perfoonen,<br />

vriendfchap gehouden hebbende met den<br />

Advokaat, weeken, ten deezen tyde, ook ten<br />

Lande uit. Uitenbogaard verliet den Haage,<br />

op den zelfden dag,dat de Advokaat gevangen<br />

werdt (k). Ook toog de Heer van Moersbergen<br />

, zyne brieven, uit den Haage naar Utrecht<br />

gefchreeven, te vooren, gelige hebbende uit<br />

der Staaten Kamer (l), naar Munfterland r».<br />

Trefel zelf nam de vlugt: ook de Predikant<br />

Taurinus, Schryver der Weegfchaale, die,<br />

kort hierna, te Antwerpen, overleedt («> Eenige<br />

anderen waren in vreeze van te zullen ge-<br />

Vat worden ; fchoon zy niet wyken durfden,<br />

't Gemeen werdt haast van de gevangenis deidrie<br />

fA) BRANDT If. heet, bl. 842.<br />

ti\ Gefchrcv. Memorie wegens den Hre. van der Myle.<br />

(kS UYTENBOG.. Leven en Verantw. Cap. IX. bl. 1471<br />

Cl) interoff. van f. de Goyer. Art. LXU M. S,<br />

Cm) GROTÏUS Veranrw. Ctip.XV.bl. 154.<br />

(«) BRANDT U. Heel, bl. 820i 933-<br />

R »<br />

7an der<br />

Myle<br />

Vykt<br />

;taar<br />

Frankryk. <br />

Uitenbogaard<br />

iit<br />

anderen<br />

vlugten j<br />

ins^etyks,<br />

[nnoud.<br />

nè ze»


aöo VADERLANDSCHE XXXIX. BOÊK*,<br />

I5I8. drie Perfonaadjen onderrigt, door eene ge-*<br />

drukte Verklaaring, die, op den dag der ge­<br />

licre vervangenis, zonder ondertekening of drukkers<br />

klaaring , naam, by der Staaten drukker, uitkwam, en<br />

op den<br />

dag der voor het werk gehouden werdt van eenige<br />

gevange­ Heeren, uit de algemeene Staatsvergadering<br />

nis ver- (o), veelligt dezelfden drie, die te Utrecht<br />

Ipreid» geweest waren. In deeze verklaaring, werdt<br />

voor reden van de gevangenis gegeven „ het<br />

j, ontdekken van verfcheiden' zaaken, te U j<br />

treeht en elders, waar van voor deezen groot<br />

„ agterdenken geweest was, en die firekten,<br />

„ tot nadeel der Gewesten in 't gemeen, en<br />

n van elk byzonder Gewest, niet zonder ver-<br />

„ moedelyk gevaar van den ftaat van 't Land<br />

,j en van een bloedbad, in Utrecht en in ver*<br />

fcheiden' Steden van Holland: van welke<br />

ontdekte zaaken Oldenbarneveld, Hoger-<br />

„ beets en de Groot voor hoofdbeleiders wer-<br />

„ den gehouden: :<br />

waarom zy, door de alge-<br />

„ meeneStaaten,gevat waren,op dat men hen<br />

„ hunne bedryven, uit hunne hegtenis, mogt<br />

ft doen verantwoorden, naar behooren (ƒ>)."<br />

£fë ge­ Met het uitkomen deezer Verklaarrng, wervangeden<br />

de verdenkingen en befchuldigingen van<br />

nenwor­ Landveraad en handel met Spanje wederom<br />

den , in<br />

leevendig ouder 't gemeen. De gevangenen<br />

Schotfchrifce:t<br />

werden Ielyk ten toon gefield, in allerlei<br />

f<br />

fiefchul- Blaauwboekjes, rymeu, liedjes, die nu eenen<br />

digd vati vryen loop hadden (q). Veelen fielden voor<br />

l/andver* zeker,dat men gruwelyke ftukken, te Utrecht,<br />

on>-<br />

(o~) Zie Kepeft. der Gener. Plakaat. U. 94.<br />

(pi Zie dit Biljcjt by BRANDT Hiil der Reehtspl bl. 2.<br />

(q~) GROTIUS Verantw. Cap. IX. bl. 94. Cap. XV.- bl. iftj<br />

BAUDART. tileiuor. X. Hvek, bl, 63, 64.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .


y.<br />

.Oorzaak<br />

van hec<br />

iiitftellen<br />

van 'c onderzoek<br />

der gevangeilen.<br />

VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

„ een verdrag met den Aartshertoge zou kon-<br />

„ nen maaken, waarby vryheid van Godsdienst<br />

„ bedongen , en alle vrees voor dwinglandy<br />

„ voorkomen werdt: al het welk hy verklaar-<br />

„ de, niet uit zig zeiven te zeggen; maar, ter-<br />

„ ftond, van goeder hand, uit de voornaamften,<br />

„ verftaan te hebben (r)." Doch uit deeze veridaaring,<br />

die in zig zelf weinig om 't lyf hadt,<br />

kon nog minder, ten laste van Oldenbarneveld,<br />

worden beflooten. Voorts hadt, veelligt, Nikolaas<br />

van Berk, die nu Burgemeester te Utrecht<br />

geworden was, reeds iets gezeid, ten laste des<br />

Advokaats, waarvan hy, wat laater, ook eene<br />

fchriftelyke verklaaring gaf, welker inhoud en<br />

klemwy, hierna, onderzoeken zullen.<br />

De gevangenen zaten, eenige weeken, eer<br />

zy onderzogt werden. De Groot heeft, hierover,<br />

naderhand, geklaagd in zyne Verantwoor­<br />

ding (Y). Doch veelligt, zonder genoegzaamen<br />

grond. De Leden van Holland, die begeerd<br />

hadden te ftaan over dit onderzoek, warengefcheiden,<br />

op reces, om over eenige dagen weder<br />

te vergaderen; en hadden gevorderd, dat<br />

de zaaken, midlerwyl, blyven zouden, in den<br />

ftaat, waarin zy waren (O- Hieruit moest uitftel<br />

van de verhooring volgen: ook weigering<br />

van toegang van vrienden, 't welk, in<br />

diergelyke gevallen, voor de verhooring,nimmer,<br />

te gefchieden plag. Doch in deeze tusfchentyd,<br />

vondt Prins Maurits geraaden, de<br />

Regeering, in verfcheiden' Hollandfche Steden,<br />

CO Atteft. van G. van Hartev. en J. de Weede van XXIV,<br />

fuly ifiié. ouden jlyl M. S.<br />

(O Cap. XIV. bl. f 42. . " "<br />

CO Itefol. Holl. 30, 31 Aug. 1618. bh 201, 263.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . *6 3<br />

den, te veranderen, buitens tyds. Hiermede<br />

werden ook twee maanden gefieeten, t welk<br />

het onderzoek der gevangenen, dat, mjcüerwvl,<br />

aangevangen was, van tyd tot tyd, verfchuiven<br />

deedt? Veelen kwam dit veranderen<br />

der Regeeringe onverwagt voor. Men meende<br />

, dat de Steden , door het afdanken der<br />

Waardgelders, en door het genoegzaam bewilligen<br />

in de Nationaale Sinode, den Prinfe volkomen<br />

voldaan zouden hebben. De Ledenhadden<br />

zelfs, op den dertigften van Oogstmaand,<br />

met genoegzaame eenpaarigheid van ftemmen ,<br />

beflooten, de twee ProvinciaaleSinoden, die<br />

de Nationaale Sinode moesten voorgaan, t£<br />

doen befchryven: 'twelk, weinige dagen daar<br />

na, gefchiedde. Want, fchoon Gouda, Schoon<br />

hoven, Briele en Alkmaar zig ongelast ver<br />

klaard, en Leiden en Rotterdam zig op hun<br />

ne Penfionarisfen beroepen hadeten, hadden zy<br />

nogtans, verftaan, dat men de twee Sinodei<br />

befchryven zou, zo zy, in vier of vyf dagen<br />

fO ReM. Holl. -KV, 3t Aug. ito** ft*, * B<br />

^N<br />

\ D<br />

yj l<br />

iltan Leve- v*A »• de Groot. U, m .<br />

R 4<br />

1618.<br />

Reden<br />

van de?<br />

buitengewoonsverandering<br />

der<br />

Regeeringe,<br />

ia<br />

verfcheiden'<br />

Ste»<br />

den van<br />

Holland,<br />

geen nader befcheid bragten («): t welk me d<br />

gevolgd was. De eenigheid onder de Lede 1<br />

van Holland fcheen, derhalve, herfteld, m d<br />

eewigtigfte punten, waarover men, te vooren<br />

verfchild hadt. Doch de zaak der drie gevat<br />

genen hadt een nieuw verfclul veroorzaak<br />

Die van Rotterdam hadden fterk aangehoude n Pooglnbv<br />

den Prinfe, dat men de Groot ontflaan,oi ' gen van<br />

ten minften, in zyn huis te Rotterdam, ve<br />

' verfcheir<br />

' den' Ste*<br />

zekeren zou (v). Die van Leiden begeerde 1* den,ten<br />

dat Hogerbeets, volgens de Privilegiën, bn 1- voorde^'<br />

; N 1Q des


Iöi8.<br />

gevangenen.<br />

-<br />

J.<br />

aö 4 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

nen hunne Stad, te regt gefteld werdt. De Prins<br />

wees hen naar de algemeene Staaten. Doch zy<br />

beweerden beide, dat zyne Doorlugtigheid,<br />

als Stadhouder van Holland, gehouden was,<br />

de Privilegiën voor tp ftaan. Maar de Prins<br />

bleef by zyn eerfte antwoord (V). Van fommigen<br />

wordt ook verhaald, dat, in eenige Steden,<br />

beflooten was, ter naaster Dagvaart, aan<br />

te houden op het ontflag der gevangenen, en<br />

te verklaaren „dat men, daarna, befchnldi-<br />

5, gingen, in orde, tegen hen hooren wilde,<br />

„ die, ZQ ze binnenlandfche zaaken betroffen,<br />

„ door die van Holland alleen, zouden moe-<br />

„ ten geoordeeld worden. Voorts, dat menden<br />

„ Prins verzoeken ZQU , tot handhouding der<br />

„ voorregten. Doch zo zulks, ten eerfte, niet<br />

„ vallen wilde, zou men geen onderzoek<br />

„ der gevangenen toelaaten, dan in 't bywe-<br />

9 zen der Ambasfadeuren van Frankryk, En-<br />

9 geland en Zweeden, en ten overftaan van<br />

9 Gedeputeerden van alle de Leden van Hol-<br />

„ land . en Westfriesland, ?onder welker ken-<br />

9 nis en bewilliging, ten voprnaamften dee-<br />

, le, nipt zou worden voortgevaaren. Doch,<br />

, zo de gevangens, of eenigen derzelven ver-<br />

, ftand gehouden mogten hebben met de<br />

, Spaanfchen , A<br />

5<br />

J<br />

J<br />

5<br />

artsn<br />

ertogen , of derzelver<br />

, aanhangers, ten nadeele der Vereenigde Ge-<br />

, westen, en zulks klaar en genoegzaam be-<br />

, weezen werdt; zou men ze handelen, gelyk<br />

, men fchelmen en verraaders behoorde te han-<br />

? del en, anderen ten voorbedde, zondereenig<br />

, mededoogen (V)." Maar de zes Steden ver-<br />

fton-<br />

(w) R. IIOGERIIF.ETS Memor. ly BRANDT II. Deel, lil. 846.<br />

< x~) IJVTÜMUÓO 01. ioat).


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 265<br />

Honden niet, dat men den gevangenen zo veel 1618.<br />

gunst behoorde te doen van hun ontflag en te<br />

regtftelling, in de byzondere Steden, of voor<br />

Hollandfche Regters alleen, te bevorderen.<br />

Dit gefchil ftondt, naar fommiger begrip, nieuwe<br />

zwaarigheden naar zig te lleepen, om welken<br />

te voorkomen, zyne Doorlugtigheid en<br />

eenige Leden van Holland beflooten 00, eene<br />

ongewoone verandering te maaken in de Regeering<br />

van de meeste Steden Men begon dit<br />

werk, zonder uitftel, met het begin van Herfstmaand.<br />

De Predikant Henricus Armldi, die te Merk-<br />

Delft ftondt, en thans in den Haage was, waardig<br />

fchreef, den vierden, xmMartinusGregorius, fchryven<br />

van den<br />

Raadsheer in den Hove van Gelderland, wePredigens den toefland deezes tyds „ dat hy, dien kantAr- „ dag, den Prinfe gefproken, en hem bekom- noldi.<br />

„ merd gevonden hadt; dat de Steden van<br />

„ Holland begeerden, dat men de gevangens,<br />

„ voor derzelver eigen' Vierfchaar, te regt<br />

„ ftelde, zo men haaren Privilegiën geen ge-<br />

„ weid aan wilde doen; dat de gevangens, on-<br />

„ dertusfchen, buiten alle zwaarigheid waren,<br />

„ en de Staat verlooren, zo de Prins haar,<br />

• hierin, te wille was: doch dat men, veel-<br />

„ ligt, in eenige Steden, den Vroedfchappen re-<br />

L kenfchap van hun bedryf afvorderen, en tot<br />

„ zifting komen zou: en dat men hoopte, dat<br />

„ alles wel zou uitvallen, zo dit gebeuren mogt<br />

„ (2)." Ook gebeurde het laatfte, kort hierop.<br />

Den zevenden van Herfstmaand , maak­<br />

VI.<br />

te de Prins de eerfte verandering, binnen Prins<br />

Schoon- Maurits<br />

(y) SATJDE VI. Hoek, bl. Zo.<br />

• z) Zie ilerjen Jiricf êy IlRAsmr II. Heel, bl. 848. Zie ook<br />

UÏTENBOO. Leven Cap. XI. bl- 20I.<br />

R 5.


16(8.<br />

veranderi<br />

de<br />

Regeering<br />

te<br />

Schoonhoven<br />

,<br />

* Elf*<br />

tenrs<br />

in den<br />

Jkielc,<br />

te Delft,<br />

te Schiedam,<br />

te<br />

Gorinchem,<br />

te<br />

Oudewater,<br />

te<br />

Woerden<br />

, en<br />

te Mon<br />

nikendaiü.<br />

Moeite<br />

met deezeverandering,<br />

te<br />

Heem.<br />

a66 VADER.LANDSCHE XXXIX.BOER,<br />

Schoonhoven, daar de dienende Wethouders,<br />

Vroedfchappen en * Kiezers ontflaagen werden<br />

, en anderen, door den Prinfe, in derzelver<br />

plaatfen gefteld. Op den tienden, gefchiedde<br />

het zelfde, in den Briele. In beide deeze Steden<br />

, lag eene bezetting van eenige vendelen,<br />

die t'eenemaal afhingen van den Prinfe. Zyne<br />

Doorlugtigheid, van hier, naar Delft getrokken<br />

, deedt, aldaar, gelyke verandering, op den<br />

vyftienden. Hier lag, insgelyks, gewoone bezetting.<br />

Van Delft, toog hy naar Schiedam,<br />

naar Gorinchem, naar Oudewater, en naar<br />

Woerden, op alle welke Plaatfen, nog in Herfstmaand,<br />

verandering gefchiedde in de Regeering.<br />

Te Monnikendam, volgde zulks, op den<br />

eerften van Wynmaand. In deeze kleine Steden,<br />

was de Prins genoeg befchermd door zyne<br />

Lyfwagt, die, onlangs, ter gelegenheid van een<br />

los gerugt wegens een'toeleg op 's Prinfen leeven<br />

? merkelyk vergroot zynde (a), toen hy, den<br />

dertigften van Herfstmaand, binnen Monnikendam<br />

kwam, uit driehonderd foldaaten beftondt<br />

(è). Tegen welke menigte, niemant het hert<br />

hadt, zig te verzetten. De verandering gefchiedde,<br />

derhalve, hier, en in grooter en fterker<br />

Steden, daar bezetting lag, zonder eenige moeite.<br />

Maar, te Hoorn, hadt dit werk meer voeten in<br />

de aarde. Hier lag geene bezetting, en het voornaamfte<br />

lighaam der burgerye hieldt het me^<br />

de tegenwoordige Regeeringe. Sommigen melden<br />

, dat de Prins, al vroeg in 't voorjaar, bezetting<br />

in Hoorn hadt zoeken te werpen; doch<br />

dat<br />

((t~l UvTF.NBor.. bl. roti.<br />

( bi IIIMND? |1> Ueel, bl, 8.5c, 851, 852. Jlyvoe^f. bl. yjz*


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 267<br />

dat de knegten, door 't ys en tegenwind, belet<br />

zynde gelykelyk aan te komen, op bevel<br />

van Burgemeesteren , buiten gehouden waren<br />

(c). De Prins bevondt zig, na 't veranderen<br />

der Regeeringe te Monnikendam, in de<br />

nabuurige Stad Edam, daar egter geene verandering<br />

gemaakt werdt, zo ver my gebleeken<br />

is. Hier kreeg hy kennis, dat men, te Hoorn,<br />

Vroedfchap belegd, en in dezelve beflooten<br />

hadt, hem te ontvangen, zo hy zig derwaards<br />

begave: Hy vertrok dan, des anderendaags,<br />

den tweeden van Wynmaand, van Edam, en<br />

was reeds naby Hoorn, toen men hem, uit den<br />

naam der Wethouderen en Raaden, verzogt,<br />

dat hy toch met geen groot gevolg in de Stad<br />

komen wilde. De Prins vondt dit verzoek zeer<br />

ontydig. Hy antwoordde „ dat hy bereid was,<br />

eenen anderen weg te neemen, zo die van<br />

Hoorn hem niet in de Stad hebben wilden.<br />

„ Doch dan zou hv zien, wat hem, naderhand,<br />

te doen ftondt. 'Wat zyn gevolg betrof, dat<br />

wilde hy niet verminderen , ook niet van<br />

„ een' eenigen Paadje." De afgezondenen<br />

hieldt hy, ondertusfchen, by zig, tot dat hy<br />

aan de Stad gekomen was. Hier was de Poort<br />

geilooten, op 't winket na. De afgezondenen<br />

vooruit getreden zynde, om der Wethouderfchap,<br />

die, buiten de poort, op 't Hoofd,<br />

ftondt, verflag te doen, beflootmen, terftond.<br />

den Prins, met zyn gevolg, binnen te laaten<br />

De Schuttery was in de wapenen : tusfchen twee<br />

ryeu van welke, de Prins begeleid werdt, to<br />

aan zyne herbe-rge, tegen pver welke, eene<br />

(c) VEpus Hoprn, bl. 559,<br />

hou<br />

9e Prins<br />

:rekt vaa<br />

Edam<br />

derwaards.<br />

Men laat<br />

hem binnen<br />

met<br />

zyn gevolg.


Ï6(8.<br />

Schuttery<br />

bezet<br />

eenige<br />

plaatfen.<br />

De<br />

Vroedfchap<br />

verzot kt<br />

dat 'er<br />

geene<br />

veranderinggemaakt<br />

M'orde<br />

dan door<br />

«68 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

houten Loots, voor '5 Prinfen muskettiers, opgeflaagen<br />

was. Men hieldt de maakyd met zyne<br />

Doorlugtigheid, met groot betoog van wederzydfche<br />

vriendelykheid. Doch 't bezetten van<br />

't Stadhuis, de Waage, de wagthuizen en<br />

poorten , door twee vendelen Schutters, op<br />

heimelyk bevel der Wethouderfchap, baarde<br />

byfter omzien, onder den Adel van 'sPrinfen<br />

gevolg. Ook haakten veele fchutters, om aan<br />

den man te komen met de muskettiers; en de<br />

Stad ftondt in gevaar van in eene zorgelyke<br />

beroerte te vallen, hadden de Wethouders, hiertoe<br />

, maar het minfte verlof willen draagen,<br />

Doch zy vonden raadzaamer, zig ftil te houden.<br />

Ook hielden zig eenige Burgers gereed,<br />

om den Prinfe de hand te bieden, zo men hem<br />

tegenftand wilde doen. Des morgens, ontboodt<br />

zyne Doorlugtigheid de Hopluiden der Schut-r<br />

terye, hun afvraagende, waarom zy zo fterk<br />

waakten ? daar hy hun, immers, geene reden<br />

gegeven hadt, om hem te mistrouwen. Zy berie<br />

pen zigopdenlastvanBurgemeesteren, en deezen<br />

op de Vroedfchap, die, terftond, byeengeroepen<br />

zynde, den Prins, gelykerhand, kwam<br />

verzoeken „ dat hy geene verandering maaken<br />

„ wilde in de Wethouderfchap," daar by voegende<br />

„dat zulks met de Privilegiën ftreedt,<br />

„ welken zy verpligt waren voor te ftaan; dat<br />

„ 'er ook groot misnoegen, twist en onrust uit<br />

„ ontftaan zou, onder de burgerye. Hadt men<br />

„ op iemant iet te zeggen5 men zou hem aan-<br />

„ klaagen, en zyne verantwoording hooren,<br />

„ Den fchuldigen mogt de Prins afzetten, of<br />

„ anders ftraffen. Zy waren bereid, zig met<br />

„ eede te zuiveren van 't gene hun nagegeven,<br />

„ werdt,


3CXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 269<br />

j, werdt, dat zy zyner Doorlugtigheid zouden<br />

hebben willen den voet ligten, of zyn voo-<br />

5, rig gezag verminderen." Eindelyk, baden<br />

ze ,jdat, zo hy immers iet wilde veranderen, hy<br />

„ liever 't getal der Vroedfchappen vermeern<br />

deren wilde, met eenige Perfoonen, ter zy-<br />

„ ner keuze." Deeze laatfte voorflag fcheen<br />

den Prinfe te behaagen, waarna men, op zyn<br />

fterk aanhouden, den fchutteren beval naar<br />

huis te gaan. Toen, vernieuwde de Vroedfchap<br />

haar voorig verzoek. De Prins nam aan,<br />

zig daarop, met den eerften* te zullen beraaden,<br />

en haar dan wederom te ontbieden. Dus<br />

verliep deeze dag, en de volgende. Maar op<br />

den derden dag, zynde den vyfden van Wynmaand,<br />

wanneer nu verfcheiden' vendelen<br />

knegten, uit Friesland en van elders, te fchepe,<br />

aangekomen waren in de haven; liet de<br />

Prins de Magiftraat byeen roepen op 't Stad­<br />

huis, om zyne meening te verftaan. Zy was zo De Re­<br />

dra niet vergaderd, of de Prins, verzeld van geering<br />

veele Edelen, en van eenige honderden foldaa­ wordt<br />

veranten<br />

, die zig, in eene halve maan, op de markt deid.<br />

plaatften, tradt naar 't Stadhuis, bedankte de<br />

geheele Vroedfchap, en ontfloeg ze van eed en<br />

dienst Doch agt oude Vroedfchappen werden,<br />

terftond, wederom aangenomen, en de plaats<br />

der twaalf, die verlaaten bleeven, met twaalf<br />

nieuwen, gevuld. Voorts, werden 'er vier nieuwe<br />

Burgemeesters gefteld; Na den middag,<br />

zette de Prins ook eenige Hopluiden der fchutterye<br />

af. Doch de Schepens, Weesmeesters en<br />

andere Amptenaars liet men hunne ampten<br />

behouden, onaangezien 'er verfcheiden' ontiïaagen'<br />

Vroedfchappen onder waren. Da<br />

Schoul<br />

1618.<br />

vermeerdering<br />

van hasr<br />

getal.<br />

De<br />

Schutterstrekken<br />

af.-


1618.<br />

Dit gefchiedc<br />

ook te<br />

lVIedenblik,<br />

en te<br />

Alkmaar.<br />

&?o VADERLANDSCHE XXXIX BOEK.<br />

Schout, den Prinfe gevraagd hebbende, hoe V<br />

daarmede gaan zou ? kreeg tot befcheid, daar<br />

Is al genoeg veranderd, ja al te veel. Zyne Doorlugtigheid<br />

, eene bezetting van negenhonderd<br />

of duizend man, onderden Luitenant Kolonel<br />

Ei/inga, een' gefchikt' Friesch' Edelmap, binnen<br />

Hoorn, gelaaten hebbende (£), begaf zig,<br />

des anderendaags, naar Enkhuizen, daar geene<br />

verandering gefchiedde. Van hier toog hy<br />

op Medenblik, alwaar, op den agtften, elf'<br />

Wethouders verlaaten bleeven, en vyf ouden<br />

van nieuws aangefteld (e). Van Medenblik,<br />

nam de Prins zynereize naar Purmerende, en,<br />

van daar, zonder iet veranderd te hebben, naar<br />

Alkmaar. Hier was zyne Lyfwagt, den agtften,<br />

reeds binnen gekomen. Hy volgde, den<br />

tienden, verzeld met omtrent honderd wagens,<br />

van welken eenigen der voorften omtrent honderd<br />

muskettiers voerden. De Schuttery was<br />

in de wapenen. Doch 's Prinfen Lyfwagt hadt<br />

het Stadhuis bezet. Ook lag 'er een vendel<br />

Schotten in de Stad, welk, insgelyks, in't geweer<br />

ftondt. De Prins, op den elfden, verfeheenen<br />

zynde in de Vroedfchap, die toen uit zevenentwintig<br />

Leden beftondt, ontlloeg ze allen<br />

van eed en dienst; en ftelde, van nieuws, ee*<br />

ne Vroedfchap van vierentwintig Perfoonen<br />

aan, onder welken, maar agt ouden waren*<br />

Onder de zestien nieuwe Vroedfchappen, waren<br />

'er vyf, die, in den jaare 1610, door Gemagtigden<br />

der Staaten van Holland, van hunne ampten<br />

verlaaten geweest waren. Voorts werden,<br />

hier*<br />

(V) Vattin Hoorn* bU r.r,f.<br />

(r) BAUDART. Memor. X. Kwl* bU 68. KRASDT II. Bee! t<br />

Ui 857. Bjv bL w


XXXIX. BOEK. HISTORIE. a?l<br />

hier, ook nieuwe Burgemeesters en Schepens I5I8»<br />

gefteld Cf).<br />

Na dat, in zo veele Steden, de hekken der VU<br />

Regeeringe verhangen waren, keerde de Prins De Prini<br />

wordt,<br />

naar den Haage, alwaar de Staaten van Hol­<br />

door de<br />

land, reeds, gedeeltelyk, uit afgevaardigden meeste<br />

der nieuwe Regeeringe, beftaande, al in Herfst­ Leden,<br />

maand, byeen gekomen waren. Zyne Door­ der Staaten<br />

, belugtigheid,<br />

den twaalfden, te rug gekomen, dankt, en<br />

en, door de Staaten verwelkomd zynde, deedt verzogt ,<br />

hun, vervolgens, aandienen „ dat hy, hoewel gelyke<br />

>? ongaarne , genoodzaakt was geweest, tot verandering,<br />

in<br />

n wederbrenging van de rust en eenigheid in andere<br />

5, den Lande, zig, met groote moeite, en, Steden,<br />

„ niet zonder gevaar, te begeeven naar eeni te doen.<br />

}, ge Steden van Holland en Westfriesland, en,<br />

„ aldaar, voor eenen korten tyd, de Burge-<br />

„ meesters, Schepens en Vroedfchappen te<br />

w ontdaan, en dezelfden, of anderen, in derzel-<br />

„ ver plaatfen, te herftellen, zonder, daarby,<br />

nogtans, te verftaan, der byzondere Steden<br />

„ geregtighéid of privilegiën , eenigermaate,<br />

„ verkort, of iets byzonders daarin gezogt te<br />

„ hebben, anders dan de vordering van den<br />

i 9 dienst van den Lande. Dat deeze verandeft<br />

ring, in eenige Steden, nog niet was gefchied,<br />

ft alwaar zyne Doorlugtigheid dezelve niet<br />

f, minder noodig hieldt, dan in de Steden, daar<br />

ft zy gefchied was. Waarop hy de meening van<br />

„ de Vergadering begeerde te verftaan, op<br />

dat hy alles, met de beste orde, en, tot de<br />

ft meeste rust en dienst van den Lande, mogs<br />

„ konnen verrigten." De Edelen en meeste<br />

Le-<br />

(ƒ") BBANtïT II» Detl, tl. 857»


)6I8.<br />

VIII.<br />

Zyne<br />

Doorlugtigheidverandert<br />

de<br />

Redering<br />

te<br />

Leiden,<br />

272 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK;<br />

Leden verftonden ,3 dat men den Prins, voor<br />

^ de genomen' moeite, bedanken' zoü, te<br />

ft gelyk , verklaarende j dat men vertrouw-<br />

„ de, dat hy in alles, 's Lands best beoogd<br />

„ hadt, en ten zynen goedvinden fbJ.le, of<br />

„ hem, zo hy 't noodig vondt, verzogt, in<br />

„ andere Steden en Plaatfen, van gelyken, te<br />

ft willen doeh: waartoe men hem Wilde onft<br />

derfteunen." Maar Haarlem, Leiden eft Rotterdam<br />

verklaarden zig ongelast, om hierop te<br />

ftemmen. Gouda ftelde de zaak ter befcheidenheid<br />

van den Prinfe. 't Befluit der Leden<br />

den Prinfe zynde aangediend, verklaarde hy,<br />

op nieuws ,5 in 't gene gedaan en nog te doen<br />

ft was, geen ander inzigt te hebben,- dan de<br />

„ vordering van den dienst en rust van den<br />

n Lande, zonder dat 'er iet byzonders onder<br />

*, gemeend of gemengd ware, Ook buiten bc-<br />

' n nadeeling van de geregtigheden en Privile-<br />

„ gien des Lands en der Steden." Voorts, begeerende<br />

„ dat van deeze zyne verklaaring<br />

„ aantekening gehouden mogt worden , tot<br />

„ meerder kennisfe van zyne goede en opregft<br />

te meeninge (g)"<br />

Hierna, zondt de Prins zyne Lyfwagt en<br />

eenig ander Krygsvolk naar Leiden, en begaf<br />

zig, opdentwee-éntwintigften, in perfoon der-<br />

waards. Nu, of al vroeger, hadt hy zynen broeder,<br />

Fredrik Henrik, gevergd, hem té verzeilen;<br />

doch deeze hadt zulks, heufchelyk .geweigerd<br />

, begeerende, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />

toch niet zou medeneemen, in eenige Steden van<br />

Hol-<br />

(g) Refol. Hol'f. 12,- 19 O,7o'. i6i8. , 307. fyBRAm>¥<br />

II.- ü'.el, bl, »52«


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 273<br />

Holland (/O- Des anderendaags, werdt de<br />

Vroedfchap, te Leiden, ontflaagen: en, ter- -<br />

ftond daarna, eenigen wederom herfteld. Doch<br />

twee-entwintig van de veertig bleeven geheel<br />

verlaaten. Onder de nieuwe Vroedfchappen ,<br />

waren 'er eenigen, die zig, wegens t ftuk der<br />

Waardgelders, gekant hadden tegen de voorige<br />

Regeering, en een, die zynen naam getekend<br />

hadt, in den kring, waarvan wy boven<br />

m gewaagden. De Hopluiden der Schuterye,<br />

Èv den Prinfe ontbooden zynde, werden tot<br />

eenigheid en onderwerping aan de Wethouderfchap<br />

vermaand. Om 't graauw, welk reeds<br />

gaande werdt tegen de Remonftranten, te fluiten,<br />

deedt de Prins, met goedvinden der Magiftraat,<br />

allen overlast en moedwil, by open­<br />

baare afkondiging, verbieden (k). .<br />

Van Leiden, trok zyne Doorlugtigheid naar<br />

Haarlem. Binnen deeze Stad, waren, den vierentwintigften<br />

, drie vendelen gezonden, behalve<br />

'sPrinfen Lyfwagt. Dit volk ftondt, by<br />

de aankomst van den Prinfe, in 't geweer. Doch<br />

den fchutteren, die ook in de wapenen gekomen<br />

waren, hadt de Prins belast, af te trekken<br />

m. Hy kwam, ten vier uuren, met een<br />

gevolg van omtrent tagtig wagens, in de Stad.<br />

Voorts, de gantfche Vroedfchap, tegen s anderendaags,<br />

op 't Stadhuis ontbooden hebbende<br />

ontfloeg hy ze van eed en dienst. Daarna<br />

ontboodt hy de nieuwe Vroedfchappen, onder<br />

f*) UYTENBOO. Dagreg. ly BRANDT II. Deel, 11. 873.<br />

[k] QaiWs Leyden, bl. 507. BAUDART. Memor. X. Boek«<br />

bl. />», 69. UYTENBOG. bl. oio, 10x0.<br />

(-/) BAUDART. Memor. X. Soek, bl. 09.<br />

X. DEEL. S<br />

te Haai-;<br />

lem,


tói 8.<br />

te Rotterdam<br />

,<br />

m VADERLANDSCHE XXXLX.BOEK:<br />

der welken hy dertien ouden herftelde. Negentien<br />

bleeven 'er verlaaten. Ook werden 'er<br />

nieuwe Burgemeesters en Schepens gefteld. De<br />

Hopluiden der Schutterye tot gehoorzaamheid<br />

vermaand, en allen overlast, gelyk te Leiden<br />

gefchied was, by afkondiging, verbooden hebbende<br />

(tri), keerde de Prins naar den Haage. 's<br />

Daags na de verandering der Regeeringe te<br />

Haarlem, kwam de Penftonaris de Haan, te<br />

rug gekeerd van de Dagvaart, welke hy, tot<br />

hiertoe, bygewoond hadt, in de Kamer van<br />

Burgemeesteren. Arend Meindertszoon, die<br />

toen voorzat, vraagde hem, wat hy daar te doen<br />

hadt. Ik kom, was het antwoord, om, naar gewoonte,<br />

verflag te doen van V gene op de Dag<br />

vaart is voorgevallen. Doch de Burgemeester<br />

zondt hem naar huis, zeggende, dat men hem<br />

wel ontbieden zou-, als men hem noodig hadt.<br />

Maar als niemant, in twee maanden tyds, zynen<br />

dienst vereischte, verftoutte hy zig, den Burgemeester<br />

te vraagen, wat men met hem voorhadt ?<br />

U te verlaaten van uw ampt, zeide men hem ,<br />

zonder dat men zig gehouden agt, u reden te gee<br />

ven. Dit gefchiedde ook, terftond. Naderhand ,<br />

van verfcheiden' kanten, gewaarfchuwd, dat<br />

men hem zou vasthouden, week hy, in den aanvang<br />

des volgenden jaars, ten Lande uit (n).<br />

Van Haarlem, begaven zig, op 'sPrinfen last,<br />

twee vendelen, onder deGraaven Ernst en Jan<br />

van Nasfau, naar Rotterdam : alwaar nog een<br />

Fransch vendel lag. Zy kwamen 'er, op den negenentwintigften<br />

van Wynmaand, gevolgd van 's<br />

Prin-<br />

Cm) AMPZIN'Ó ttaarl. bl. 484. SCHREVEL. Haaxl. 153,<br />

BRANOT II. D cl. bl. 862. Byy.. bl. 005,<br />

C'ij BRANUT Recbtspl, bl. 242 enz.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a? 5<br />

PrinfenLyfwagt: en eerlang van den Prinfe zelv'.<br />

Des anderendaags, werdt de Regeering veranderd<br />

Zeven oude Vroedfchappen werden,<br />

óp nieuws, aangenomen: vyftien geheel verlaaten:<br />

twee waren overleeden: voorts, werden<br />

'er nieuwe Burgemeesters en Schepens ge<br />

fteld, en de Hopluiden der Schutterye, naai<br />

gewoonte, tot gehoorzaamheid vermaand.<br />

Ten zelfden dage, zondt de Prins een vendel<br />

knegten naar Gouda, en, den volgenden dag.<br />

zyne Lyfwagt (o> Doch eer hy zelf, derwaards, ><br />

vertrok, ontdekte hy iet, te Rotterdam, twelk<br />

hem, zo men meent, zeer misnoegd maakte, »<br />

op de Groot. In het Eedboek der Stad, wa;<br />

de gewoonlyke eed der Amptenaaren gefteld »<br />

in eenen tyd, dat Prinfe Willem de hooge O<br />

verheid was opgedraagen: waarom, in deeze:<br />

eed, gewaagd was van getrouw te zyn aan de:<br />

Prinfe van Oranje. Doch na 's Prinfen dood<br />

hadt Oldenbarneveld, die toen hier PenfionJ<br />

ris was, volgens een befluit der Vroedfchap i<br />

in den eed, gefteld, in plaats van aan denPrit<br />

fe van Oranje, aan de Hooge Overheid van Ho<br />

f_<br />

land. In de Groots tyd, in 't jaar 16x6, w; IS<br />

hierby nog eene kleine verandering gekomen<br />

in gevolge van een befluit der Vroedfchar *<br />

gefchreeven met de hand van den Sekretai is<br />

Anthony van der Aa, ter gelegenheid, datfoti 1-<br />

migen den algemeenen Staaten de hooge ( )-<br />

verheid der Landen begonden toe te fchryvei i><br />

Men ftelde, naamlyk, agter de woorden Hoo. re<br />

Overheid, tot verklaaring, dat is, de Staaten vt m<br />

Holland. Nu hadt men den Prinfe diets g e-<br />

maak<br />

BRANDT II. Deel, bh 864.<br />

S 2<br />

'£ 1618.<br />

» •


276" VADERLANDS CHE XXXIX. BOEK?<br />

1618. maakt, dat de Groot den naam zyner Doorlugtigheid<br />

, met eigen' hand, in den eed, doorgefchrabt<br />

hadt. Hy begeerde dan, enkelyk, het<br />

Eedboek te zien, en vondt'er de gemelde veranderingen<br />

; die de Groot, zo hy zelf, naderhand,<br />

begreep, veel kwaads deeden by den<br />

Prinfe, by wien hy, hier,thans geenen verdediger<br />

hadt (/>).<br />

en te Zyne Doorlugtigheid, van Rotterdam naar<br />

Gouda. Gouda vertrokken , veranderde, aldaar, de<br />

Hegeering, op den eerften van Slagtmaand.<br />

Fien Vroedfchappen bleeven hier verlaaten.<br />

koorts, werden 'er vier nieuwe Burgemeesters<br />

i jefteld. Doch de Schepens bleeven in hunne<br />

1 )edieningen. De Hopluiden der Schutterye<br />

( leeden ook belofte van getrouwheid aan dete-<br />

De Prins | ;enwoordige Regeeringe (jf). Van Gouda, trok<br />

kouu ie ( le Prins naar Amfterdam, daar hy, den tweeAmtierlen<br />

van Slagtmaand, werdt ingehaald, metaldain.<br />

j<br />

e betoog van eere, ftaande de twintig vende­<br />

1 en fchutters en de drie vendelen Stads foldaa-<br />

t en in 't geweer. In deeze Stad, die, federt ee-<br />

1 iige jaaren , de meening, welke nu boven-<br />

C reef, gevolgd hadt, in 't ftemmen ter Dagr<br />

\ aart, fcheen geene verandering der Regeeinge<br />

vereischt te worden, gelyk ze ook niet<br />

X<br />

efchied was, te Enkhuizen, te Edam, en te<br />

i 'urmerende, die, altoos, met Amfterdam ge­<br />

i<br />

temd hadden. Doch als men zig herinnert, 't<br />

;ene wy, te vooren, hebben aangemerkt, dat<br />

i<br />

e befluiten der Vroedfchap, hier, geduurig-<br />

c<br />

yk, door eene meerderheid van zeer weinige<br />

1<br />

temmen, gemaakt waren, en daarby bezeft,<br />

f<br />

hoe<br />

(_p) IC BRANDT Leven van H, de Groot, bl, 156,<br />

DIUNDT, II. Deel, bl. iój.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . '277<br />

hoe ligt zulk eene meerderheid, door derven \6i%.<br />

of andere toevallen , de minderheid worden<br />

kan, zalmen, zonder moeite, begrypen,dat<br />

de meerderheid hier ook belang vondt by de<br />

verandering; waarom zy 'er, meent men, den<br />

Prins toe bewoogen heeft. Op den derden van Hy ont-<br />

Slagtmaand, 's morgens ten tien uuren, verflaat hie<br />

ook de<br />

fcheen de Prins in de Raadkamer, alwaar de<br />

Vroed­<br />

Vroedfchap, door zynen last, byeengeroepen fchap.<br />

was. Hy deedt 'er dit voordel: „ myne Hee-<br />

„ ren, dewyl hier, in den Raad, gelyk ook in<br />

„ andere Steden, groot verfchil is geweest, o-<br />

„ ver zaaken en gefchillen van Godsdienst en<br />

„ Regeeringe, waaruit verdere zwaarigheden<br />

„ zouden mogen ontdaan; zo ben ik hier ge-<br />

„ komen, uit last van de Regeerders des Lands,<br />

s? om ook daarin te voorzien, gelyk ik, in an-<br />

„ dere Steden, gedaan heb. Ten dien einde,<br />

5, bedank ik deeze zesendertig Raaden voor<br />

„ hunnen dienst, en ontda ze van hunnen eed,<br />

„ ook van den eed en 'tregt, welk hun, als<br />

„ Schepenen geweest zynde, in 't kiezen van<br />

„ Burgemeesteren, toekomt." Hierby, voegde<br />

hy „ dat hy van deezen last en moeite gaarne<br />

„ verfchoond was geweest; maar dat de hooge<br />

„ nood en dienst van den Lande dit vereisch-<br />

„ ten, om alle misverdanden en oneenighen<br />

den, die 't Land kwelden, weg te neemen<br />

„ en voor te komen (r)." Terwyl de Raaden<br />

vast opdonden, om te vertrekken, vraagde de<br />

Oud - Burgemeester , Kornelis Pieterszoon<br />

Hooft, den Burgemeesteren, JakobHoing en<br />

Dirk Bas, of zy, daarop, niets begeerden te<br />

BAUDART. Memor. X. Boek, hl 69, 70.<br />

s 3 :<br />

zeg,


078 VADERLANDSCHE XXXDLBOEK.<br />

zeggen. Zy zeiden neen; en niemant anders o<br />

penbaarde zig. Hooft verklaarde toen, dat hy<br />

Aan­ zig verpligt vondt, kortelyk, iet voor te ftelspraaklen<br />

: waartoe verlof verzogt en verkreegen heb­<br />

van den<br />

Oud-Burbende van zyne Doorlugtigheid, hief hy aan,<br />

gemees op deezen zin: „ 't Zal, doorlugtige Vorst, op<br />

terKor- „ Lichtmisfe eerstkomende, vyfendertig jaanelbPie­<br />

„ ren zyn, dat ik in den Raad ben beroepen,<br />

terszoon<br />

„ en, geduurende al dien tyd, heb ik myne<br />

Hooft<br />

aan zyne „ genegenheid tot het Huis van Nasfau dik-<br />

Doorlug­ „ wils betoond. Dikwils ben ik, van deezer<br />

tigheid.<br />

n Stede wege, ter Vergaderinge van Holland^<br />

ook ter Generaliteit verfcheenen. Verfchei*<br />

„ den' misverftanden zyn, in dien tyd, tusn<br />

fchen deeZe Stad en de Steden Haarlem en<br />

n Leiden, ontftaan, die ter fcherpe, geregten<br />

lyke en andere handelingen uitborften; zo<br />

„ dat men goedvondt, uwe Vorftelyke Door-<br />

„ lugtigheids tusfchenfpraak en bemiddeling *<br />

n daarover , te verzoeken, waardoor die vern<br />

fchillen, eindelyk, waren nêergeleid (a);<br />

„ Des agt ik my gelukkig, dat ik myn ge-<br />

„ moed, in deeze gefteltenis van zaaken, voor<br />

„ uwe Vorftelyke Doorlugtigheid, mag ont-<br />

SJ lasten. Ik zal anders niet zeggen, danditwei-<br />

, ? nigc. De geheele Vergadering van deezen<br />

v Raad was,by duuren eede, verbonden, tot<br />

' voorftand van de voorregten en vryheden<br />

J5 deezer Stede. De Heeren Raaden hebben<br />

„ zig, hierin, totnogtoe, naarbehooren, en,<br />

L met groote eendragt en zorgvuldigheid, ge-<br />

kwee-<br />

^s) Hooft zag , hiermede, op de gefchillen over dm<br />

Overtoom, die, voor eenige jaaren, aan den Prinfe<br />

vcrbleeven waren. Zie Refol. Holl. y April n en xt<br />

Decemb. 1604. bl. 123, 316, 331.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a 7 9<br />

n kweeten, met naame omtrent drie punten, 1618.<br />

» die my nu in den zin komen: eerst, om, by<br />

» middel van * beflag op perfoonen of goede * drrest.<br />

„ ren, alhier, regtsgebied te vestigen, en a><br />

v lerlei zaaken bankvast te maaken: 't welk,<br />

tj fomtyds, met groote moeite en onlust, te-<br />

?7 gen eenige Steden, met naame tegen Rot-<br />

5, terdam en Middelburg, is gehandhaafd: ten<br />

n anderen, het Privilegie de non evocando, me-<br />

„ debrengende, dat men geene burgers voor<br />

„ eene vreemde vierfchaar of regtbank mag<br />

5, betrekken: ten derden, dat geene burgers in<br />

„ gevangenis mogen gehouden worden, als<br />

„ zy vermogen borg te ftellen van, teraan-<br />

„ maaninge des Regters, voor 't geregt te ver-<br />

„ fchynen. Doch deeze punten zyn niet te ver-<br />

„ gelyken, by de punten, die nu in gefchil<br />

„ ftaan. 't Is wel waar, dat het welvaaren van<br />

„ den Staat de opperfte Wet moet zyn ; maar<br />

„ ik houde het daar voor, dat zelfs niemant<br />

?, uit den Raad, ter zaake van de ftrydigheid<br />

„ der gevoelens, die, fomtyds, in den Raad<br />

w zyn geweest, eenig befluit poogde te maa-<br />

„ ken, ten nadeele van de Leden, diedemin-<br />

„ fte ftemmen nitbragten, als of die niet, zo<br />

„ wel als de anderen, voor eerlyke en vroo-<br />

„ me luiden, voor goede Patriotten en tegens,<br />

ftanders van Spanje mogten beftaan. En<br />

„ hoewel die Heeren, welken de minfte ftem-<br />

„ men hadden, hun inzigt en gevoelen over<br />

„ de zweevende gefchillen, met goeden ernst,<br />

„ volgens hunnen pligt, voorftelden :> zo heeft,<br />

nogtans, niemant uit hun zig ooit eenige f fa-<br />

•fCtmjplM.<br />

„ menrotting, of iet diergelyks, in \ minfte,<br />

n onderwonden, om de anderen, metflinkfche<br />

S 4 » mid-


28o VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1618. n middelen, te verkloeken: waardoor de zaa-<br />

• fy ken ook zyn uitgevallen, gelyk men nu ziet.<br />

w Die ook de Vergaderingen van Holland en<br />

ter Generaliteit wat veel bezogten, weeten,<br />

„ wat ftrydigheden en hevigheden, daar, me-<br />

„ nigmaal, onder de Leden voorvielen; hoe<br />

„ dikwils de zaaken werden uitgefteld, van de<br />

eene dagvaart en vergadering tot de ande-<br />

„ re, tot dat ze, na lang geduld, nog, einde-<br />

„ lyk, tot eene goede uitkomst zyn gebragt,<br />

„ zonder dat men ooit heeft gepoogd, op<br />

„ dusdaanige wyze, tegen iemant te handelen.<br />

„ Indien men zulks, in diergelyke verfchei-<br />

„ denheid van gevoelens, zou hebben gedaan,<br />

„ 't zou een werk zonder einde, en dikwils te<br />

„ doen geweest zyn. Dies bid ik uwe Vorfte-<br />

„ lyke Doorlugtigheid, dat het hem gelieve,<br />

' deeze goede Stad en deeze eerlyke Verga-<br />

M dering te verfchoonen, naar behooren." 's<br />

Prinfen antwoord was kort: Bestevaêr, zeide<br />

hy, V moet nu voor deez'tydzo zyn. De nood en<br />

dienst van 'tLand vereischt het. Op dit woord,<br />

fcheidde de Vergadering (s). Zeven Raaden<br />

bleeven verlaaten van 't Vroedfchaps ampt, te<br />

weeten Tsbrand Ben, Herman van de Poll en<br />

PieterMatthyszoon, Oud Schepens; Doktor Sebastiaan<br />

Egbertszoon en Jakob de Graaf, Oud<br />

Burgemeesters-, Dirk de Vlaming van Oudshoorn<br />

, Oud Schepen, en Laurens JanszoonSpiegeU<br />

regeerend Schepen. De Burgemeesters en<br />

Schepens bleeven in hunne bedieningen. Spiegel<br />

behieldt het Schepens - ampt, en de andere<br />

ontflaagen' Vroedfchappen bleeven in hunne andere<br />

O Aantck. van C. P. HOOFT by BRANDT II. Deel, bl. 8,67*


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 281<br />

dere ampten CO-<br />

D e l a a t f t e<br />

verandering ge­<br />

fchiedde in 'sGraavenhaage, op welks Regeering<br />

de Prins ook misnoegd was, om den tegenftand,<br />

voorheen, den Contraremonftranten<br />

daar ter Stede gedaan. Eenigen hadden gaarne<br />

gezien, dat te Dordrecht ook verandering gemaakt<br />

was. Reinier Pauw, Burgemeester van<br />

Amfterdam, dreef dit fterk, tegen Hugo Muis<br />

van Holy, Schout van Dordrecht. Beide waren<br />

zy zeer gezien by den Prinfe. Men hadt<br />

reeds een' Lyst gemaakt van elf Perfoonen,<br />

welken men meende, dat uit de Vroedfchap<br />

moesten gezet worden. Burgemeester Willem<br />

van Beveren was 'er onder. Doch Muis hieldt<br />

de verandering tegen, aanwyzende „ dat de<br />

„ Wethouders, te Dordrecht, aan eikanderen,<br />

„ door huwelyken en bloed ver vvantfchap ,<br />

n naauw verknogt waren; waarom het onge-<br />

„ lyk van eenigen allen treffen zou." Veelligt,<br />

gebruikte hy nog andere redenen, die bedekt<br />

gebleeven zyn. De Prins, federt, te Dordrecht<br />

gekomen, werdt, door Muis en den Thefaurier<br />

(3), verwelkomd. Zyne Doorlugtigheid<br />

begeerde, na eenige redenwisfeling, het Magazyn<br />

te zien. Toen hy omtrent het Stadhuis<br />

gekomen was, traden zyne Hellebaardiers, gelyk<br />

ze in andere Steden gewoon waren, de<br />

trappen op. Doch de Prins beval hun, datzy te<br />

rug keeren zouden. En als zy 't niet fcheenen<br />

te verftaan, riep de Thefaurier, veel luider,<br />

dat zv, aan de andere zyde, zouden afgaan,<br />

Waar-<br />

CO Lyst der Ilaaden voor de Handv. van Amlt. op 't jaar<br />

Ifii8. BRANDT II. Deel, bl. Só> enz.<br />

(3) Deeze was, meen ik, Kornelis van Terenflein<br />

Aariaamioon.<br />

S 5<br />

If5i8.<br />

Te Dordrecht<br />

,<br />

voor­<br />

komt<br />

men de<br />

verandering.


* gecasfterd.<br />

IX.<br />

Oordeelen<br />

o vet<br />

deeze<br />

veranrie<br />

ring JU.<br />

cSa VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Waarop de Prins , lagchende , zeide, Heer<br />

Thefaurier , gy zoudt niet gaarne * afgedankt,<br />

zyn. Burgemeester van Beveren, die verandering<br />

vreesde, hadt zig in huis gehouden. Doch<br />

de Prins verzogt hem, des avonds, by zig, bejegende<br />

hem vriendeiyk, en, als 't gefprek, by<br />

geval, op de Indien viel, deedt hy hem een<br />

treffelyk Boek fchenken, welk van de Indifche<br />

zaaken handelde («). Voorts, vertrok hy uit<br />

Dordrecht, zonder eenige verandering gemaakt<br />

te hebben. Midlerwyl, was, op 's Prinfen<br />

begeercn, het Lid der Ridderfchap van<br />

Holland, in 't begin van Wynmaand, met vyf<br />

van nieuws befchreeven' Edelen vermeerderd :<br />

te weeten, Walraven van Brederode, Heer tot<br />

Brederode, Adriaan van Zwieten, Heer van<br />

Zwieten, Nikolaas van Boekhorst, Heer van<br />

Wimmenum, Henrik van Raaphorst, Heer tot<br />

Raaphorst, en Anthonis van Lynden, Heer van<br />

Kroonenburgen Loenen (j>). Omtrent zes weeken<br />

te vooren, waren de Heeren van Schagen<br />

en Warmond, naar 't fchynt, voornaamlyk,<br />

door 't beleid des Advokaats, onder de Edelen<br />

befchreeven geworden (w): waarom zyne<br />

Doorlugtigheid te noodiger hieldt, de eenigheid<br />

onder dit Lid te bevorderen, door eene<br />

byvoeging van vyf nieuwe Edelen.<br />

In alle de Steden, daar de Prins, ten deezen<br />

tyde, de Wet veranderde, verklaarde hy n dat<br />

„ zulks gefchiedde, om dat de nood en 's Lands<br />

„ dienst zulks vorderden, zonder dat het in ge-<br />

» volg getrokken, of der Steden Privilegiën,<br />

„ d aarra)<br />

Bp.vitiW. Dordrecht, bl. 360. BRANDT U.Deel, bl. 873»<br />

( v 1 Refol. Holl. 15Sept.161R.bl. 286. BAUB.X.Bask, W.70.<br />

(»; Refol. Holl. 2 Aug. 1618. bl. 214.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . £§3<br />

5, daardoor, benadeeld gerekend zouden worw<br />

den: ook. buiten krenking van de eere, goeden<br />

5, naam en faam der zulken, die verlaaten werw<br />

den (V)." In 't kiezen der nieuwe Wethouderen,<br />

bediende zyne Doorlugtigheid zig, gemeenlyk,<br />

van den raad der zulken, die, in elke<br />

Stad, meest voor de Contraremonftranten gey<br />

verd hadden, en gerekend werden, zulken, die<br />

't met hen eens waren, best te kennen. Zy<br />

voorzagen den Prins, gemeenlyk, vaneen'lyst<br />

der geenen, die zy bekwaam hielden tot de Regeeringe;<br />

waarnaar zyne Doorlugtigheid zig,<br />

doorgaans, fchikte, in het doen der keuze (y).<br />

Doch van de verandering over 't geheel oordeelde<br />

elk, naar hy gezind was. De Contraremonftranten<br />

preezen dit werk, hemelhoog,<br />

en hielden 't voor den grootften dienst, dien<br />

de Prins den Staat en der Kerke immer gedaan<br />

hadt (z). De Remonftranten, en zy, die<br />

der Remonrtrantfche zyde toegedaan waren,<br />

fpraken 'er, daarentegen, kwalyk van, oordeelende,<br />

dat men de beste en eerlykfte Liefhebbers<br />

des Vaderlands, onder welken "er waren<br />

, die de belegeringen van Haarlem, Leiden<br />

en Alkmaar hadden doorgedaan, uit het be­<br />

wind , gezet hadt, om hunne zaak, te zekerer, te<br />

onderdrukken (


It5i8.<br />

fa, plegtiglyk,<br />

over.<br />

284 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

werdt eene Akte gemaakt, waarby de Staaten<br />

verklaarden „dat zy, na ryp beraad, meteen-<br />

„ paarige bewilliging en volkomen' magt,<br />

„ verftonden , dat zyne Doorlugtigheid, in<br />

„ deeze niet min dan in zyne voorgaande be-<br />

„ dry ven, zyne opregte zugt, zorge en trou-<br />

„ w e, jegens de Landen van Holland en West-<br />

» friesland, onaangezien menigvuldige ge-<br />

„ vaaren en zwaarigheden , getoond hadt:<br />

„ waarom zy hem, deswege, bedankten; het<br />

„ verrigtte goedkeurden en bekragtigden; met<br />

„ belofte van de nieuwe Magiftraaten, in der-<br />

„ zeiver wettig gezag, te erkennen, te doen<br />

w erkennen en te handhaaven; zullende zulke<br />

„ ingezetenen, die dezelven weigerden te ee-<br />

„ ren en te gehoorzaamen , als verftoorders<br />

„ der gemeene ruste worden geftraft. Ook<br />

„ zouden alle hooge Amptenaars van Regee-<br />

„ ringe, Regt en Oorloge gehouden zyn, hier-<br />

„ toe de hand te bieden, en zyneDoorlugtig-<br />

„ heid in 't byzonder verzogt worden, ten<br />

„ deezen einde, al wat van zyne hooge ampten<br />

en gezag afhing toe te willen brengen,<br />

„ Wyders, zouden 't de Staaten voor aange-<br />

„ naam houden, en 's Prinfen goed oogmerk<br />

„ onderfteunen, zo zyne Doorlugtigheid goed-<br />

5, vinden mogt, op de nadere verzekerdheid en<br />

rust van eenige Steden, nog eenige voorziening<br />

te doen : fchoon zy, met dit alles, vol-<br />

„ grens verfcheiden' verklaaringen van den<br />

„ Prinfe, niet verftonden, de Traktaaten, Pri-<br />

„ vilegien , vryheden en geregtigheden der<br />

„ Landen in 't gemeen, of der Steden of Ingezetenen<br />

in 't byzonder , eemgszins ver-<br />

„ minderd, of eenige Ingezetenen, in hunne


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 285<br />

5, eere, goeden naam en faam, gekwetst te<br />

„ zyn; maar dat dit alles, zo in 't byzonder<br />

„ als in 't gemeen, ftand grypen zou, alzo zulks<br />

voor de rust en dienst der Landen, noodft<br />

zaakelyk, vereischt werdt, en by de Staaten<br />

n verftaan was, alzo te behooren (&)."<br />

Doch 't wordt tyd, dat wy wederkeeren tot<br />

de gevangenen van Staat, op welker zaak de<br />

verandering der Regeeringe van merkelyken<br />

invloed was. Kort na 't vatten des Advokaats,<br />

leverde een der Franfche Gezanten een Vertoog<br />

in , ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />

waarby hy verklaarde, verwonderd te zyn 0- [<br />

ver 't gebeurde, en bedugt, dat de Koning, zyn ,<br />

meester, zig daaraan ftooten, en den Advokaat,<br />

mogelyk, in zyne befcherming neemen<br />

zou (c). Doch welk befcheid hierop kwam,<br />

is my niet gebleeken. Weinigtydshierna, vertrok<br />

de buitengewoone Gezant, Boifife, uit<br />

den Haage, misnoegd, om dat de Staaten hem,<br />

zyns oordeels, geen behoorlyk regt deeden,<br />

op de klagten, uit 'sKonings naam, gedaan,<br />

over Francois van Aarfens, nu, door koop,<br />

geworden Heer van Sommelsdyk; wien hy befchuldigd<br />

hadt van, in zeker naamloos gefchrift,<br />

der Majefteit van Frankryk te na gefproken<br />

te hebben (V). Doch de Gezant was<br />

naauwlyks te Antwerpen, of hy keerde, op 's<br />

Konings uitdrukkelyken last, naar den Haage<br />

te rug. Frankryk hadt nog te veel belang, by<br />

de vriendfchap der Vereenigde Gewesten. Boifife<br />

C*) ZzeUefol. Holl. 7, 16, 17 Nay. 1618.bl.341;, 366, 372.<br />

RAUD. Memor. X. Hoek, bl. 70. UYTENBOG. bl. 1012.<br />

(e ) Zie BRANDT II. Deel, bl. 876.<br />

(d) Refol. Holl. 30 Aug. 1618. bl. 260. UYTENBOC. U, 1002,<br />

?M>3, loor, 1008.'<br />

i6it.<br />

X.<br />

Pooftingen<br />

der<br />

Franfche<br />

Gezanten<br />

, ten<br />

jehoeve<br />

Ier gerangeien.


De gevangens<br />

krygen<br />

kennis<br />

van de<br />

Verklaa<br />

s86 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

fife dan, op den zeventienden van Herfstmaand ,<br />

op nieuws, gehoor verworven hebbende, ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge, verzogt ronde<br />

opening van den tegenwoordigen toeftand der<br />

zaaken; den Staaten zyns meesters raad en hulp<br />

aanbiedende. Voor deeze aanbieding werdt zyne<br />

Majefteit, heufchelyk, bedankt. Doch wegens<br />

den liaat der zaaken deedt men flegts algemeene<br />

opening, onder anderen verklaarende<br />

, dat de burgerlyke regeering, door het<br />

voorzigtig beleid des Prinfen, reeds, grootendeels^op<br />

eenen goeden voet herfteld was (


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 287<br />

gen fpreeken. Doch hy kreeg geen antwoord<br />

(&)• Van 't veranderen der Regeeringe gaf men<br />

den gevangenen ook heimelyk berigt. De<br />

Groot kreeg 'er kennis van, door fchryvens<br />

zyner Huisvrouwe (h). De Advokaat ontving<br />

eenige Briefjes, die, omvat in eene dunne<br />

fchagt, in fchoone Saffraanpeeren, geileken<br />

waren. Doch dit middel werdt ontdekt. Een<br />

der bewaarderen des Advokaats, een'peer naar<br />

zig genomen hebbende, vondt 'er een briefje<br />

in, welk deezen zin, in 't Latyn, vervatte:<br />

Verlaat 11 niet op de Staaten van Holland; want<br />

de Prins van Oranje heeft, in veele Steden, de<br />

Magiflraaten veranderd. Dudlei Karleton is<br />

uw vriend niet (t). De oude man friet zig zeer<br />

aan dit veranderen der Wethouderen, 't welk hy<br />

hieldt voor eene daad van oppergezag, welke<br />

hem verfterkte in de vrees, diehy, lang te vooren<br />

, gehad hadt, dat Prins Maurits ftondt naar<br />

de Souverainiteit; fchoon hy verklaarde, nooit<br />

gedagt te hebben, dat hyzig, op zulk eene wyze<br />

, zou hebben meester gemaakt. Zyn dienaar<br />

heeft, ten minfte, lang hierna, gefchreeven,<br />

dat hy zig, in deezer voege, uitliet, in zyn byzyn<br />

(£)• Midlerwyl, was de Advokaat, op den<br />

zevenden van Herfstmaand, overgebragt in de<br />

Kamer, daar de Admirant van Arragon voor<br />

deezen gezeten hadt. Zy was nu tot een'<br />

vasten kerker herbouwd.<br />

Tot hiertoe, waren de gevangens nog niet<br />

ondervraagd. Men begon dit werk eerst met<br />

Hotg)<br />

K. HRANDT Leven van H. de Groot, bl. 139-148.<br />

. (.hj I;RANDT Reclitspl bl. 8.<br />

( i ) ÜAUDAIIT. Memor. X. Hoek, bl. 70.<br />

fk) Aantek. van JAN FRANKEN in ie Wasrast. Hifi. W. 548,<br />

55 1<br />

» 552. 553.<br />

1618.<br />

en van de<br />

veiandering<br />

der Regeeringe.<br />

xr.<br />

Eerfte<br />

jnder-<br />

/raaging


a8§ VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

16* [8. Hogerbeets , op den zevenentwintigften van<br />

Herfstmaand. De algemeene Staaten, aan wel­<br />

van Hoken en aan zyne Doorlugtigheid, de Staaten<br />

gerbeets. van Holland, al op den vyftienden, de zaak<br />

der gevangenen, by meerderheid van ftemmen,<br />

verbleeven hadden (/), hadden 'er twee Fiskaaien<br />

toe benoemd, Laurens Sylla, uit Gelderland<br />

, en Pieter van Leeuwen, uit Utrecht f»,<br />

waarby, daarna, Anthonis Duik', uit Holland,<br />

gevoegd werdt. Veelligt, verkoos men ze, uit<br />

deeze drie gewesten, om dat deezen het meefte<br />

belang hadden, by 't gene te onderzoeken<br />

ftondt. Nevens de twee eerstgemelde Fiskaalen,<br />

kwamen, in de Kamer van Hogerbeets,<br />

des avonds ten zes uuren, de Voogd uit Gelderland;<br />

Manmaaker uit Zeeland; Adriaan<br />

Ploos, van Utrecht; Zwartfenburguit Friesland,<br />

en Koenders van Groningen. Van welken vyf,<br />

drie, nevens den Prinfe, te Utrecht geweest<br />

waren. De Griffier Henrik Pots verzelde hsn.<br />

Eer Hogerbeets antwoordde, beriep hy zig op<br />

zyn inboorlingfchap van Holland, en op zyn<br />

poorterfchap te Leiden, en verklaarde, door<br />

zyn antwoorden voor vreemden, zyne Privilegiën<br />

niet te buiten te willen gaan. Voorts,<br />

vraagde van Leeuwen, of de Advokaat hemniet<br />

geraaden hadt, het Penfwnarisfchap van Leiden<br />

aan te neemen? Hy ztids neen; doch hy hadt,<br />

uit zig zei ven, des Advokaats raad verzogt, die<br />

hem de zwaarigheden ter wederzyde voorgefteld,<br />

en voorts de vrye keuze gelaaten hadt.<br />

Wegens de Waardgelders, te Leiden aangenomen<br />

, beleedt hy „ dat zulks al gefchied was,<br />

„ voor<br />

( O RRro1.HolMs>S««.'öi8.W.277.JvBa/\NBTlI.O^iW.87'f<br />

f>;) BRANDT Rechispl. bl. 4.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 289<br />

„ voor hy in den dienst der Stede was gekon<br />

men, en dat hy nietgeraaden hadt,dezelven<br />

„ af te danken, om dat hy niet bevondt, dat<br />

„ zulks tot gerustheid en dienst van de Stad<br />

„ zou hebben geftrekt." Omtrent de handeling<br />

met de Utrechtfche Afgevaardigden, in den<br />

Haage, en met de Staaten, te Utrecht, verklaarde<br />

hy zig, met onderfcheid; doch Ploos<br />

beweerde, meermaalen, dat hy catagorice, of<br />

met ja of neen, behoorde te antwoorden. Dit<br />

was 't voornaamfte, welk, in dit onderzoek,voorviel,<br />

zo ver Hogerbeets zelf zig het, eenen geruimen<br />

tyd daama,wist te binnen te brengen («).<br />

Omtrent deezen tyd, werdt ook Ledenberg<br />

ondervraagd. Zulks was reeds, te Utrecht, gefchied,<br />

op den zesden en tienden van Herfstmaand,<br />

uit den naam zyner Doorlugtigheid.<br />

Hier, hadt hy beleeden „dat de Waardgel-<br />

„ ders, te Utrecht, op aanfchryvens van de<br />

Utrechtfche Afgevaardigden in den Haage,<br />

„ met kennisfe van Oldenbarneveld, en, in ge-<br />

„ volge van een befluit der Staaten, waren<br />

ft aangenomen, tot voorkoming van inwen-<br />

9, dige beroerten. Dat de Advokaat ook geraaden<br />

hadt, in Lentemaand laastleeden,<br />

„ den Prins te verzoeken, dat hy niet te U-<br />

„ trecht wilde komen. Dat het openen van<br />

„ den last aan zyne Doorlugtigheid op het af-<br />

„ danken der Waardgelders uitgefteld was,na<br />

„ dat de Gemagtigden der Hollandfche Sta-<br />

„ den verzogt hadden, de afdanking, nog ee-<br />

„ nigen tyd, te willen ophouden. Dat deeze<br />

ft Gemagtigden, uit zig zeiven, te Utrecht,<br />

» ge-<br />

00 R<br />

- HOGERB. Gertenkfchr. by BRANDT Rechtspl. bl. A«<br />

X. DEEL. T<br />

irStS.<br />

Ondermuigirig<br />

ran Leienbergj<br />

:e U-<br />

[recht.


I6i8.<br />

Men<br />

dreigt<br />

hem me<br />

de pynbank.<br />

s 9o VADERLANDSC11E XXXIX. BOEK.<br />

» gekomen waren;fchoon de Staaten, kort te<br />

55 vooren, op den raad, onder anderen, van<br />

5) Ryzenburg én Moersbergen, beflooten had-<br />

5? den, om eenige Gemagtigden uit Holland<br />

5? te verzoeken (o). Dat deeze Gemagtigden<br />

55 geoordeeld hadden, alles, te Utrecht, in ftaat<br />

55 te zullen konnen houden, als de bezetting,<br />

55 op Hollandfche betaaling ftaande, zig ftil<br />

55 hieldt, en als de Staaten van Utrecht gelyk<br />

55 bevel gaven aan de Waardgelders; alzo zy<br />

55 niet dagten, dat zyne Doorlugtigheid volk<br />

JJ van buiten zou doen komen. Dat hy niet<br />

n wist van eenig befluit, om der bezetting ee-<br />

» nen nieuwen eed af te vergen. Dat de Ad-<br />

„ vokaat, laatftelyk, te Utrecht zynde, de<br />

w Staaten, naar zyne gewoonte, vermaand<br />

n hadt, hunne vryheden en geregtigheden te<br />

w handhaaven, hun vertoonende, dat hun het<br />

5, regt der Sinode en der Waardgelders beide<br />

„ toekwam. Dat hy den Schryver der Wetg-<br />

„ fchaale niet kende dan door het gemeen<br />

„ gerugt. DatTaurinus, die 'er voor ging,<br />

„ veel ommegang plag te hebben, met de<br />

„ Groot, Uitenbogaard, Bor, Grevinkho-<br />

„ ven en anderen (p)." Doch men begeerde<br />

1<br />

meer uit hem te weeten, dan in deeze ant-<br />

woorden, vervat was. De Groot heeft aange<br />

tekend, dat hem, toen hy eenige weeken ge­<br />

vangen gezeten hadt, door den luitenant Nyt<br />

hof, verhaald was ,datLedenberg -<br />

,te Utrecht,<br />

met depalei, gedreigd, en zelfs, door den<br />

fcherpregter, aangeraakt was De Fiskaal<br />

van<br />

Co) Vercl. van Ledeubergli van vj Aug. 161". ftyl, vet. MS.<br />

O) Interrogat.ycnLedcuV. van Aug. 1618.oudenjlyUMS.<br />

C?) lijDKUKOOTMciuw.intynhtiv


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 291<br />

van Leeuwen, die, zig gemengd hebbende m 1618.<br />

de beweegingen van den jaare 1610, door beleid<br />

, zo hy dagt, van Ledenberg, van zyn<br />

ampt ontzet; doch nu, met de verandering,,<br />

wederom herfteldwas, gebruikte, meent men,<br />

te groote flrengheid tegen den gevangen. Men<br />

wil, dat hy hem, ook in den Haage , op den<br />

zevenentwintigften , nevens anderen, gekomen<br />

zynde, om hem te ondervraagen, tegen<br />

'sanderendaags, fcherp gedreigd hadt met de<br />

pynbank, zo hy niet meer belyden wilde, dan<br />

hy, tot nog toe, gedaan hadt. En deeze bedreigingen<br />

houden fommigen voor de naaste<br />

oorzaak van zynen deerlyken dood, kort daarna,<br />

voorgevallenfY): hoewel anderen dien dood<br />

aan bewustheid van fchuld en vrees voor 0penbaare<br />

ftraffe toefchryven (0- Ook hebben<br />

de Fiskaalen, van Leeuwen en Sylla, naderhand<br />

, verklaard, geene bedreigingen of hardigheid,<br />

tegen den gevangen, gebruikt te hebben.<br />

Wat'er van zy; Ledenberg begaf zig, na<br />

dat de Fiskaalen vertrokken waren, eenigen<br />

tyd, in 't gebed. Daarna, gaf hy zynen Zoon, Hy be­<br />

Joost, wien men vergund hadt, hem gezelfchap neemt<br />

te mogen houden, een open briefje,gefchree­ zig zeiven<br />

het<br />

ven in 't Fransch, welke taal de jonge Leden­<br />

leeven»<br />

berg niet verftondt, hem belastende,hetzelve<br />

wel te bewaaren, en niet op te ftaan, als 'er<br />

'snagts, eenig gerugt gemaakt werdt, alzohy,<br />

veelligt, eens ter ftoel zou moeten gaan. Doch<br />

in dien nagt en den volgenden dag, gebeurde<br />

'er niets. "Maar in den nagt tusfchen den agt-<br />

(¥ j UYTENBOG. bl. 1005. GROTIUS Veranuv. Cap. XIV. bl. 145f?)<br />

BAUDART. Memor. X. Hoek, bl. 65. TRIGLAND. bl. 109a.<br />

T z<br />

en


292 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

1618. en negenentwintigften, hoorde de Zoon zynen<br />

Vader zulk een ongewoon geluid maaken, dat<br />

hy oprees, en aan de wagt om licht riep. Men<br />

vondt toen den elendigen, die zig, met een<br />

broodmes, twee wonden in den buik gegeven,<br />

en den hals afgefteken hadt, wentelende in zyn<br />

bloed, en alreeds overleeden. Op het briefje,<br />

welk de Zoon, daarna, te voorfchyn bragt, las<br />

men deeze woorden : „ Je fgai que Vinclinan<br />

tion est de flatuer en ma perfonne Vexemple<br />

}, me confronter avecq mes meilleurs amis, m<br />

n torturer, apres me convaincre de contrariete<br />

n & de fausfetez, comme on dicl. & apres fur de<br />

5? poin&s & poinclilles fonder une fentence ign<br />

5j minieufe, car ainfy fault ilfaire, pour juflifer<br />

5j le fdifisfement & emprifonnement. Pourech<br />

j , per tout cela, je me vay rendre a Dieu par<br />

w plus court chemin. Contre IViomme mort<br />

ft tombe fentence de onfiscation des biens. A<br />

ft turn XVIISeptembris 1618 ftil.vet. Dat is:<br />

ft Ik weet, dat de meening is, in mynen perfoon,<br />

ft het voorbeeld te ftellen, mytehooren tegen<br />

,) myne beste vrienden, my te pynigen, my,<br />

„ daarna, te agterhaalen op tegenftrydigheden<br />

„ en valschheden, gelyk men fpreekt; en dan, op<br />

ft punten en puntjes, een fchandelyk vonnis te<br />

ft bouwen: want zo moet men doen, om het<br />

ft vangen en opfluiten te regtvaardigen. Om<br />

ft dit alles te ontwyken, ga ik tot God, door<br />

„ korter'weg. Tegen eenen dooden, valt geen<br />

„ vonnis van verbeurdverklaaring van goede-<br />

„ ren. Gedaan den zeventienden van Herfst-<br />

„ maand 1618, ouden ftyl." De vrienden vaa<br />

den dooden verzogten den algemeenen Staaten,<br />

dat hun het lyk gegund mogt worden ter be-<br />

graa-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 293<br />

graavinge. Doch alzo de Prins afwezig was,<br />

oordeelde men, dat hierin niet kon gedaan<br />

worden. Het Lyk werdt dan gekist en bewaard<br />

, tot dat 'er, in 't volgende jaar, over<br />

gevonnist werdt<br />

Op den derden en vierden van Wynmaand,<br />

werdt Hogerbeets, voor de tweede reize, gehoord,<br />

door de gemelde Gemagtigden, Koenders<br />

uitgenomen, 't Onderzoek betrof nu, voornaamlyk,<br />

't gebeurde, te Utrecht. Men vraagde<br />

hem, of de Kolonel Ogle, des nagts voor<br />

de afdanking der Waardgelders, niet in de Herberge<br />

der Hollandfche Gemagtigden geweest<br />

was. Doch hy ontkende zulks. Meervindtmen<br />

niet aangetekend wegens dit onderzoek, in 't<br />

Gedenkfchrift van Hogerbeets (V), dien men<br />

toen negen volle weeken wagten liet, eer men<br />

hem verder ondervraagde. Men vondt ook nog<br />

geraaden , hem toegang van Huisvrouw en<br />

vrienden te ontzeggen , hoe ernftig 'er om<br />

verzogt werdt.<br />

't Liep aan tot den derden van Slagtmaand,<br />

eerde Groot, voor 't eerst, ondervraagd werdt.<br />

Eenigen uit de algemeene Staaten, zonder dat<br />

'er nog iemant uit Holland by was, benevens<br />

Griffier Pots, hoorden hem, over verfcheiden''<br />

punten. Hy beriep zig ook eerst op zyn inboorlingfchap<br />

in Holland, waarom hy voor geene<br />

vreemden behoefde te regt te ftaan (v), en bekende<br />

toen n op last der Vroedfchap van Roteer-<br />

f O UYTENBOG. II. 1003, 1006, 1007. TRIL AND. tl, loijp,<br />

BRANDT U. Deel, U. 875.<br />

O) By BRANDT Rechtspl. bl, 6.<br />

Cv) GROTIUS Veramiy. Cap. XV. bl. 153,<br />

T 3<br />

1618.<br />

XII.<br />

rweede<br />

andervraatin;;<br />

van Hogerbeets.<br />

DeGrooc<br />

wordt,<br />

voor de<br />

;er(te<br />

eize ,<br />

de Fiskaalen van Leeuwen en Sylla en den ^er- <<br />

word»


,1618.<br />

•Heeft<br />

294 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

» terdam, die van Utrecht eenige redenen te<br />

r> hebben voorgehouden , die hen befluiten<br />

n deeden, het openen van hunnen last uit te<br />

55 ftellen: houdende Rotterdam voor dienfti-<br />

» ger, met den Prinfe te handelen, voorHoln<br />

land en Utrecht famen. Ook, dathy, in-<br />

» gevolge van eenen algemeenen last, om goed<br />

» verftand en eenigheid te onderhouden; al-<br />

» gemeene beloften van vriendfchap en by-<br />

» ftand, in overeenkomst met de oude Unien<br />

» en Traktaaten, aan die van Utrecht gedaan<br />

» hadt. Dat men Waardgelders hadt aangenor<br />

» men, om dat de gerugten liepen, dat fom-<br />

» migen de Remonftrantschgezinde Wethoun<br />

ders wilden doen afzetten. Dat, zelfs te<br />

n Gouda , hooge woorden gevoerd waren ,<br />

n door de Contraremonftranten, voorgeeven-<br />

» de, de bezetting op hunne zyde te hebben.<br />

> ? Dat het zenden van volk uit Rotterdam naar<br />

» Schoonhoven buiten zyn' raad en in zyn af-<br />

». zyn gefchied was, en dat hy niet wist, of<br />

ry die van Rotterdam aan die van Schoonho-<br />

» ven geld gegeven hadden, tot onderhouding<br />

,5 der Waardgelderen. Dat de Afgevaardigden<br />

n van Holland aan Ogle, flegts in 't algemeen,<br />

„ belast hadden, goede zorg te draagen. Dat<br />

>, hy niet wist, tegen Ogle gezeid te hebben,<br />

n wat zou men in Holland zeggen, zo de Prins<br />

„ de Waardgelders wilde afdanken ? noch, of<br />

„ hy hem gevraagd hadt, wat middel 'er zyn<br />

>5 zou, om den Prins te leletten, dat hy geene be-<br />

„ zetting in Utrecht bragt? ook niet, ofHoger-<br />

„ beets, des nagts, e en briefje aan Ogle gezon-<br />

„ den hadt." Dus liep deeze eerfte ondervraaging<br />

af. Des anderendaags, kwam de Voogd, de<br />

eer-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 295<br />

eerfte der ondervraageren, hem fpreeken. Deez'<br />

hieldt hem voor „ dat men blyken hadt van<br />

de punten, die den Advokaat, onlangs in<br />

Z zekere gedrukte fchriften , te last gelegd<br />

Z waren, met naame, dathygeldvandeSpaanfche<br />

zyde getrokken hadt, om 't Beftand te<br />

„ vorderen, en hetopregten der Westindifche<br />

„ Maatfchappye te beletten", hem te gelyk<br />

vermaanende, te openbaaren, 't gene hy hiervan<br />

weeten mogt. De Groot, dit zeggen geloovende,<br />

begon zelf arg vermoeden te kry­<br />

T 4<br />

1618.<br />

een byzonder<br />

gefprek<br />

met de •<br />

Voogd,<br />

gen van zekere handelingen des Advokaats,<br />

die tweezins uitgelegd, en ten kwaadfte 1<br />

geduid<br />

konden worden, zomen, van elders, blyk<br />

zyner ontrouwe hadt. Het gantfche beleid der<br />

Kerkelyke zaaken kon men, dagt hy, hieronder<br />

rekenen. Ook gaf hy van deeze twyfelagtige<br />

handelingen, naderhand, fchriftelyke opening.<br />

Doch daarna hieldt hy, 't gene hem,<br />

ten nadeele des Advokaats , gezeid was, voor<br />

een konstftreek der onderzoekeren (V), ORT<br />

?<br />

hem moedeloos te maaken, of te doen klappen,<br />

zo hy eenige geheimen wist. Manmaaker. en met<br />

zyn oude vriend, kwam hem, den volgender Manraaa-"<br />

dag, bezoeken, tragtende iets uit hem te trek­ ker.<br />

ken, dat Graave Fredrik Henrik betrof, ér<br />

de gefprekken, welken men, deezen aangaande<br />

, gehouden mogt hebben. Doch de Groot be<br />

tuigde, ernftelyk, dat men deezen Prins en d(<br />

Prinfesfe Weduwe ten onregte verdagt hieldt<br />

Manmaaker liet zig hierop ontvallen, dat Pr in<br />

Henrik zeer ftyfzinnig was; doch dat zyne moeder<br />

leedwezen hadt van haar beleid. De Groo t<br />

her<br />

(HO GROTIUS Verantw. Cap. XX. bl. 288.


296 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

hernam, toen „ dat hy Prins Henrik nooit hadt<br />

- „ hooren fpreeken, dan tot rust en vrede van<br />

„ 'tLand. Doch dat 'er, in deszelfs afzyn, by<br />

„ de Prinfesfe Weduwe , wel eenig gefprek<br />

w gevallen was, waarvan hy, des belast, nade-<br />

„ re opening doen zou (V)-" Dit zag, naar 't.<br />

fchynt, op de voorgenomen' befchryving in 't<br />

Lid der Edelen, waarvan wy, te voorenfjy) ,<br />

gewaagd hebben, en welke hy, wat laater,<br />

aan Manmaaker openbaarde (z).<br />

XIII. 't Liep aan tot den negenden van Slagt-<br />

De Staa • maand, eer de Staaten van Holland beflooten,<br />

ten van<br />

ook eenigen uit dit Gewest aan te ftellen, tot<br />

Holland<br />

ftellen onderzoek der gevangenen. Zyverkooren hier­<br />

ook eetoe den Heer van Zwieten, uit de Edelen; Hugo<br />

nige Ge Muis van Holy, wegens Dordrecht; Reinier<br />

magtig- Pauw, wegens Amfterdam, en den Sekretaris<br />

den tot<br />

onder­ Albrecht Bruinink, wegens Enkhuizen: welken<br />

zo, k de: • de Griffier van den Hove van Holland, An-^<br />

gevange­ thonis Duik, als Fiskaal, toegevoegd werdt,<br />

nen. alzo de Fiskaal Kinfchot, met den Advokaat,<br />

vermaagfchapt was. Duik gebruikte veele redenen<br />

, om zig van deezen last te doen ontdaan.<br />

Doch men begreep, dat hy dien, ten dienfte<br />

des Lands, behoorde op zig te neemen. De andere<br />

Gewesten voegden 'er verfcheiden' Perfoonen<br />

by, onder welken ik, behalve de gei<br />

melde, ook Schotte, Salmius, Aitsma, Van<br />

den Sande, Sloot, Schaffer en anderen gemeld<br />

vind. De Staaten van Holland ftonden,<br />

voor deeze reize, toe, dat de Lastbrief, door<br />

de<br />

( x) K. IIRANDT Leven van H. c!e Groot, 11. 151-155.<br />

fyj]/il. -4.-5.<br />

(.zj K BRANDT Leven van H. de Groot, Ut 17*.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 297<br />

de algemeene Staaten, gegeven werdt (V). Terftond<br />

hierna, begon men den Advokaat te ondervraagen,<br />

op den vyftienden van Slagtmaand,<br />

in de tegenwoordigheid van Zwieten, Muis,<br />

Pauw en Bruinink. Voor 't onderzoek, verklaarde<br />

de Advokaat „ dat het gene hy zou<br />

zeggen ftrekken zou tot voorftand der reg-<br />

„ ten zyner meesteren, de Staaten van Holland<br />

en Westfriesland." Voorts, beweerde hy,<br />

„ dat den algemeenen Staaten geen regt toe-<br />

„ kwam, om zynen perfoon vast te houden.<br />

Het onderzoek duurde wel twintig dagen agtereen,<br />

dikwils voor- en nademiddag. Doch<br />

van 't gene hem, in dien tyd, over verfcheiden'<br />

zaaken, lang en kort voorleeden, verrigt<br />

of gefproken, gevraagd werdt, en van 't gene<br />

hy 'er op antwoordde, vindt men, myns weetens,<br />

nergens, iet byzonders gemeld. Terwyl<br />

hy, de eerfte reize, verhoord werdt, deedt men<br />

alle zyne papieren en aantekeningen, uit zyne<br />

kamer, haaien, waarvan hem, daarna, alleenlyk<br />

een gedeelte wedergegeven werdt (£)<br />

Hogerbeets onderging dit zelfde lot, nadatmer<br />

ontdekt hadt, dat hy eenige berigten, van bui<br />

ten, hadt weeten te bekomen. Zwieten ,Man<br />

maaker en Sylla, op den dertigften van Slagt­<br />

(tl) Refol. Holl. 9, 13, 14. 17 A'ov. l&lS. W. 348 S35Ö,3M<br />

J7'l> 37S- BRANDT Rechtspl. II. 16.<br />

( k) BSANBT Rechtspl. tl. 17 enz.<br />

I6I3.<br />

De Advokaat<br />

wordt<br />

ondervraagd.<br />

Men ontbloot<br />

hem en<br />

Hogerbeets<br />

van<br />

alle hunneaantekeningen<br />

en papieren.<br />

Gefprek<br />

maand , by hem gekomen zynde, vraagden hem tusfchen<br />

wat brieven hy, in Bloeimaand laastleeden, naai [ eenige<br />

Gemng-<br />

Antwerpen gezonden hadt, en aan wien ? Hj tigden<br />

antwoordde, dat hy nooit eenige brieven, aan ie en Ho­<br />

mant, in vyanden landen woonende, naar Ant gerbeets.<br />

werpen of naar elders, gefchreeven of gezonde}<br />

hadt


208 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

161S.<br />

XIV.<br />

Derde<br />

ondervraaging<br />

van Hogerbeets.<br />

1<br />

tofr, Zwieten riedt hem, voor zig te zien, naardemaal<br />

de Heeren wel onderrigt waren van 't<br />

gene zy hem voorftelden. Doch hy bleef by zyn<br />

voorig antwoord. Sylla hervraagde, wat kennis<br />

hy aan Pater Tempel hadt? Hogerbeets antwoordde<br />

, dat hy hem niet kende, noch ooit, zyn<br />

weetens, gezien hadt? Waarop de Heeren vertrokken<br />

, zonder iet aan te tekenen (V).<br />

Maar op den zesden en zevenden van Wintermaand,<br />

werdt Hogerbeets, voor de derde<br />

reize, gehoord; waarby nu Muis en Pauw, beïalve<br />

de Heeren uit de andere Gewesten, en<br />

ie drie Fiskaalen, van Leeuwen, Sylla en Duik,<br />

1 egenwoordig waren. Duik ondervraagde hem,<br />

seer fcherp, op alles, waarover hy, reeds te<br />

I rooren, gehoord was. Hy klaagde zeer, dat<br />

1 nen hem dus lang hadt laaten zitten, zig be-<br />

1 oepende op een Privilegie, welk vorderde,<br />

J , dat men, iemant, van wege de Graaflykheid,<br />

! , willende befchuldigen van zynen ly ve, zulks,<br />

! , binnen zes weeken, doen moest." Duikantvoordde,<br />

dat dit Privilegie in geen gebruik<br />

iras, voorts fterk dringende op verklaaring,<br />

^ iregens eenige byzondere meeningen, ter Ver-<br />

;aderinge van Holland, voorgefteld: en den<br />

;evangenen befchuldigende „ dat zy met de<br />

, regeeringe gefpeeld hadden, naar hun wels:<br />

, gevallen, en nu beweerden, dat de algemee-<br />

*<br />

, ne Staaten, in de byzondere Gewesten, met<br />

J:<br />

, naame in Holland, geen gezag hadden, daar<br />

?:<br />

, men 't, voorheen, gantsch anders verftaan<br />

s:<br />

hadt, toen men te Groningen een Kasteel<br />

x<br />

wilde bouwen." Hogerbeets hernam, dat'er<br />

«<br />

groot<br />

C*3 R, HOGERE. Gedenkfchr. by BRANDT Rechtspl, W,a2 enz.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 299<br />

proot onderfcheidw as, tusfchen Holland en 1618. Groningen,<br />

en dat, in allen geval, verjchillende gevoelens<br />

in 't ftuk van Regeeringe geene halszaaken<br />

waren: waarop geantwoord werdt, dat het<br />

bv geene gevoelens gebleeven was (d). ,<br />

Midlerwyl, werdt de Groot ook verfchei­ De Groot.<br />

wordt<br />

den' reizen gehoord, waarvan men den juisten<br />

verder<br />

tvd niet aangetekend vindt. De ondervraagers onder-<br />

fcheenen 't nu meest te hebben toegelegd, op zogt.<br />

het ontdekken van eenig zonderling voorneemen,<br />

door den Advokaat en door de agt Steden,<br />

gefmeed, tegen den Prinfe. De Groot betuigde<br />

dat de Advokaat hem, altoos, met<br />

agtinge gefproken hadt van zyne Doorlug-<br />

" tigheid: en, meenende, dat 'er, onder de<br />

' opfchuddingen, onlangs te Utrecht en el-<br />

!' ders voorgevallen , eenig voorneemen<br />

' fchool , om den Prinfe meerder gezag or.<br />

„ te draagen ; hadt hy genegenheid getoond,<br />

„ om, daarover, ftaatswyze, te handelen, hou<br />

dende zulks beter, dan verandering, uit verwarring<br />

en oproer, te wagten. DeagtSteder 1<br />

, hadden, zeide hy, geen ander oogmerk ge<br />

: had, dan tot eenig redelyk verdrag te ko<br />

men, met den Prinfe. Doch na 't opregtei l<br />

" der Kloosterkerke, hadden zy gevreesd 1<br />

dat zyne Doorlugtigheid eenig voorneemei 1<br />

" ten haaren nadeele hadt; waarom zy eei (<br />

" Vertoog hadden ingefteld , ftrekkende on 1<br />

J den Prins te beweegen , tot befchermmg »<br />

" der Wethouderen; doch 't was niet overge<br />

" leverd, om dat de Gemagtigden der Verga<br />

" deringe, federt, met den Prinfe, over dezeli<br />

» „d<br />

3<br />

(d) 11. IIooüRii. GccUiikfclir. by BRANDT Rechtspl. bh 24 enz.


300 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

ip Oldenbarneveld, dien men hieldt het oog-<br />

r aar Spanje gehad te hebben. Doch de Groot<br />

v erklaarde hiervan nimmer iet te hebben ge-<br />

r ïerkt. Men drong hem fterk, en herhaalde<br />

z ulks, naderhand, in verfcheiden' byzondere ge-<br />

f irekken, die de Voogd, Gokkinga en Duik<br />

Ti iet hem hielden. Maar de Groot verklaarde<br />

b eftendiglyk, geene kennis te hebben van eeni-<br />

§ en heimelyken handel met den vyand. Voorts ,<br />

r<br />

v erdt hy naauw ondertast, over 't gehandelde<br />

it 1 de byeenkomst by Trefel, waarvan men 't<br />

\ 'erbaal, door Ledenberg opgefteld, bekomen<br />

h idt. Hy beleedt „ dat verfcheiden' redenen,<br />

die den Hollandfchen Gemagtigden en hem<br />

'O Zu hier vor>r 3 W. 261,


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 301<br />

„ in 't byzonder, by het zelve, werden toege- 1618.<br />

fchreeven, door Ledenberg, eerst, waren<br />

aangeroerd; als, dat de last der Utrechtfchen<br />

gevaarlyk was; dat 'er zwaarigheid was in<br />

dien den Prinfe te openen, om dat de oude<br />

vendels dan zien zouden, dat zy mistrouwd<br />

werden; dat men aan de trouwe van eenige<br />

„ vendels twyfelde, en dat de onderhandeling<br />

„ met den Prinfe niet geheim blyven zou.<br />

Voorts, verklaarde hy „ dat zy, in de vermaa-<br />

„ ning aan de Utrechtfchen, tot voortand van<br />

hun regt tegen elk, den naam zyner Door-<br />

„ lugtigheid niet hadden gebruikt: gelyk men<br />

„ meende." Op de vraage, hoe veele Waardgelders<br />

men gedagt hadt aan te neemen; antwoordde<br />

hy „ dat, hierop, naar de gelegen-<br />

M heid en nood der Steden, by de Vroedfchap-<br />

„ pen, zou beflooten geworden zyn." Het onderzoek<br />

betrof nog eenige andere punten van<br />

minder belang, en eindigde, met den eenentwintigden<br />

van Wintermaand (ƒ).<br />

Eenige dagen te vooren (4) •> hadden de Fran­ XV.<br />

Voordel<br />

fche gezanten, Boifife en Maurier, op welker der Fran­<br />

voorfpraak, de gevangens, thans, nog groote fchege­ hoop vestigden; vernomen hebbende, dat de Nazantentionaale Sinode, te Dordrecht, reeds aangevan­ aan de algemeenegen<br />

was, wederom een Vertoog gedaan aan de Staaten.<br />

algemeene Staaten, (trekkende „ om hen, van<br />

„ 's Konings wege, te vermaanen tot eendragt,<br />

„ tot maatigheid in 't behandelen der Kerke-<br />

„ lyke gefchillen op de Sinode, en tot het doen<br />

ft van goed en kort regt aan de gevangenen<br />

„om*-<br />

(ƒ") K. rsRAtroT Leven van II. de Groot, bl. iSl-lêfi.<br />

(4) Den twaalfden van Wintermaand.


ói 8.<br />

Antwoord<br />

der Staaten<br />

op<br />

riet zelve.<br />

302 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

„ omtrent welken, zy begreepen, dat men, met<br />

„ veele zagtmoedigheid, te werk gaan moest.<br />

„ Oldenbarneveld in 't byzonder was, huns<br />

„ oordeels , om zyne langduurige dienften,<br />

„ eene gunftige bejegening waardig, en kon<br />

„ bezwaarlyk verdagt gehouden worden van<br />

„ verraaderye, zo men dit woord verftondt, in<br />

^ zyne eigenlyke betekenis , en 'er geene on-<br />

„ eenigheid over 't behandelen van Staatszaa-<br />

» ken, geen argwaan over iemants groot ge-<br />

„ zag, noch ftaatzugt, die de menfchen dik-<br />

„ wils meer doet onderneemen dan hun be-<br />

„ taamt, toe betrokke." Voorts, drongen zy<br />

ook „ op het ftellen van onpartydige Regters<br />

„ over de gevangenen , en vermaanden de<br />

„ nieuwe Wethouders tot regtvaardigheid<br />

„ en goedertierenheid, omtrent het volk in 't<br />

„ gemeen, en tot gemaatigdheid jegens hen r<br />

„ die afgezet waren; op dat, zeiden ze, de ongeftadige<br />

Gemeente geene reden hebben<br />

„ mogt, om over 't wegneemen der oude or-<br />

„ de te klaagen, en opdat zy, die van hunne<br />

„ bedieningen ontzet waren, de verandering,<br />

„ geduldiglyk, draagen mogten (g)."<br />

Op dit voorftel, antwoordden de algemeene<br />

Staaten , den negentienden van Wintermaand<br />

„dat hun toeleg altoos geweest was^<br />

„ en nog bleef, de onderlinge eendragt te hand-<br />

„ haaven; dat de verandering der Wethoude-<br />

„ ren , waarvan , misfehien, buitens Lands<br />

„ meer gerugt gemaakt was, dan de zaak verij,<br />

diende, met voorzigtigheid, gemaatigdheid,<br />

w en zonder eenig geweld of gevaar van bloed-<br />

„ floret)<br />

Zie de ï'ropefitie ly BRANDT H. Deel, tl. 963.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 303<br />

» ftorting was verrigt: dat 's Lands gezag, de 1618.<br />

*, onderlinge eendragt en de verzekerdheid<br />

„ tegen die van buiten, welken eenige ftaatn<br />

zugtige en twistgierige geesten hadden zoen<br />

ken te ftooren, niet zonder groot gevaar<br />

w voor den geheelen Staat, daardoor, herfteld<br />

j, geworden was. Dat men, in het kiezen van<br />

M nieuwe Wethouderen, gezien hadt, op ben<br />

voegde en vertrouwde luiden, die den wel*<br />

„ ftand des Vaderlands beminden, en, zonder<br />

« twyfel, 's volks genegenheid zouden zoeken<br />

n te winnen. Dat men, hiervan, reeds, in<br />

'n veele Steden, blyken zag. Dat de Staaten<br />

y, altoos gehoopt hadden, dat, in de Sinode,<br />

w een middel tot vrede eh eendragt zou gew<br />

vonden worden, en dat zy 'er zig nog eenen<br />

w goeden uitflag van beloofden, ter oorzaake<br />

n van het groot getal van geleerde en godza-<br />

M lige mannen, in dezelve vergaderd. Dat de<br />

5, Staaten, onledig met het vastftellen der Re-<br />

?, geeringe, en, bevindendede *famenfpanning * Confi<br />

5, zo groot, dat zy byna allesbefmethadt; den ratie,<br />

„ gevangenen niet wel zulk kort regt hadden<br />

„ konnen bezorgen, als zy anders zouden ge-<br />

„ daan hebben. Dat zy, nogtans, geen' tyd<br />

hadden verzuimd, en nu haast in ftaat zou-<br />

„ den zyn, om een vonnis te vellen, over welks<br />

s, regtmaatigheid, elk, die den Staat lief hadt.<br />

„ met naame zyne Majefteit van Frankryk.<br />

„ voldaan zou zyn: als waarin zy ook plaatj<br />

zouden geeven aan behoorlyke zagtheid er<br />

j ? genade, waartoe zy, van natuure, geneigc<br />

n waren." Zy beflooten, met een verzoek<br />

><br />

„ dat zyne Majefteit hun liever dan anderen<br />

w in zaaken hunne Regeeringe aangaande, ge<br />

>'<br />

loo<br />

l


3o4 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK»<br />

„ loof wilde geeven (£)." Op gelyken zin ,<br />

fchreeven ze eenen Brief aan den Koning van<br />

Frankryk, hem, met algemeene betuigingen,<br />

verzekerende, dat hy, de uitkomst ziende,<br />

genoegen zou hebben aan hunne handelingen<br />

(i).<br />

Schran­ Het antwoord der algemeene Staaten op den<br />

dere voorflag der Franfche gezanten voorfpelde den<br />

vond van gevangenen niet goeds. Zy kreegen van desScrivetius<br />

om zelfs inhoud eenige kennis, door middel van<br />

den ge­ eenen geestigen vond van den vermaarden Pe~<br />

vange trus Scriverius, die toen, te Leiden, woonde.<br />

nen,be- Hy hieldt zig, hier, ten deezen tyde, bezig,<br />

dektelyk,ee­<br />

met het vervaardigen eener uitgaave der Lanigedin­<br />

:ynfche Digtwerken van den Haagfchen Diggen<br />

te :er, Joannes Secundus, en beftondt, onder 't<br />

berigten. , irukken, in eenige proefbladen, fommige rebels<br />

uit te werpen, en de plaats te vullen met<br />

tnderen, vervattende, 't gene hy den gevangenen<br />

wilde bekend maaken. De bladen, die 't<br />

geheim inhielden, met voordagt, derwyze,<br />

jynde ingenaaid, dat ze, in 't affnyden, niet<br />

reraaktwerden, maargeflootenbleeven; zondt<br />

J nen het werk aan Hogerbeets en de Groot.<br />

3e ingevoegde regels gaven den gevangenen<br />

3 niddel aan de hand, om heimelyke berigten te<br />

1 gekomen, meldende hun voorts „ dat het on-<br />

, dervraagen des Advokaats langzaam voort-<br />

, ging; dat men nog iet goeds hoopte van het<br />

, misnoegen des Franfchen Konings , wiens<br />

, gezanten de zaak der gevangenen zeer toe-<br />

, gedaan waren, en tot befcheid gekreegen<br />

, hadden, dat men hun, in 't kort, regt doen<br />

(h~) Zie dit Antw. by BRANDT TT. Deel, bl, 9C5.<br />

£0 Zie BRANDT II. Deel, bl. 970.<br />

„ zou,


XXXIX. BOEK, H I S T O R I E . 305<br />

«, zou. Dat de Staaten van Holland, tegen den<br />

, ? vyftienden van Louwmaand , vergaderen .<br />

„ zouden, wanneer men, gewisfelyk, beflui-<br />

„ ten zou, tot het aanfteilen van Regters. Dat<br />

„ de Predikanten, hier, [te Leiden,] veragt<br />

werden, en dat men fterk van oorlog fprak;<br />

n Dat de beroerte, te Rotterdam voorgevaln<br />

len* mogelyk, eenig nut voortbrengen zou."<br />

Dit laatfte zag op zekere opfchudding onder<br />

de Remonftrantschgezinde burgery deezer Stad^<br />

ter gelegenheid, dat de Predikant Grevinkhoyen,<br />

afgezet zynde van zynen dienst, naar den<br />

Haage ontbooden was; waar over veel te doen<br />

viel, ter Staatsvergaderinge (Ar). Voorts waren<br />

de gemelde berigten, in deeze Latynfehe verzen,<br />

begreepen*<br />

Nsjïoris examen tardum sjl, longumque gubernal;<br />

himen ad offenfum fubftitit icta nape.<br />

Seria Liligeri juvat indignatio Regis ,<br />

Et facit huc aliquid motus in urbe tua.<br />

Spernitur intérpres facer hic, Gradivus amatuf;<br />

Ét terquinque duces , fï numerentur, erimt.<br />

Plee retro quosdam fua vertere lumina cögunt.<br />

Siqua fides' diSlis, jam citb finis erit.<br />

Talia Iegati Hectoridum refponfa tulera<br />

Quospronos cauftt feito favere tute.<br />

Conventum patrié mox nojira Batavia cernet,<br />

Quindcclthum dederis tu modi Jane diem.<br />

Tune de Judieibus certum eji difponere vcfiris.<br />

De<br />

(A ', Rc(ql. Holl. 14 A'er. U. 350. BRANDT II. bal, bi; ifi \<br />

X. DEEL,. V


io6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

De Groot, jonger en Iugtiger van geest dan<br />

Hogerbeets, merkte 't geheim haast, en bediende<br />

zig van de middelen, hem aangeweezen,<br />

om nieuwe berigten te bekomen. Doch<br />

Hogerbeets leide het boek aan een' kant. Men<br />

liet hem, een en andermaal, vraagen, of hy<br />

't al eens gelezen hadt, en deedt 'er hem fterlc<br />

toe aanfpooren. Doch dit gaf agterdogt. t Boek<br />

werdt hem afgevorderd, en met naauwkeurigheid<br />

nagelezen , wanneer deeze welbelegde<br />

list ontdekt werdt, eerzy, by Hogerbeets, ee­<br />

Zyn Lofnige uitwerking gedaan hadt(/). Scriverius<br />

digc op ftelde, wat laater, een Latynsch Lofv rs, onHogerder<br />

een af beeldfel van Hogerbeets, welk, ten<br />

beets. deezen tyde, in plaat gebragt was : waarin hy ,<br />

'smans bedryven, kortelyk, hebbende opgeteld,<br />

ten befluite, vraagde, waar nu 't kon<br />

bleef van zo veele verdienften? Hierover, werdt<br />

hy, geregtelyk, aangefproken, en in eene boete<br />

van tweehonderd guldens verweezen, diehy<br />

zig, by * panding, af haaien liet. De drukker, Go-<br />

* Executie.vert<br />

Basfbn, moest gelyke boete opbrengen<br />

XVI. De gevangenis des Advokaats hadt ook in­<br />

Verlof vloed op den Westindifchen handel. Hy hadt<br />

rot dc de opregting eener Westindilche Maatfchapopregtingeepye,<br />

waarop fommige Koopluiden, onlangs,<br />

nerWest- wederom gedrongen hadden, tot hiertoe, wetindifeheten<br />

te ftremmen, oordeelende, dat zy onbeMaatftaanbaar<br />

was met het Beftand. Doch, in Slagtfchappy©.maand<br />

deezes jaars, gaven 'er de algemeen©<br />

Staaten verlof toe. 't Verlof werdt egter eerst<br />

aan de byzondere Gewesten gezonden (»),<br />

waar-<br />

(l~ NRANDT Rechtspl. IU 26 enz. K. BRANDT Leven van<br />

H. de Groot bl. 164.<br />

Qnj Rei'ol 1 lol!. '>'• Maarutv). M.53. BRANDTRechtspl.W.5öf»ai<br />

ia) BA*.iART. Memor. XIII. Uvek, bl. 74.


XXXIX.BOEK. HISTORIE. 307<br />

waardoor 'er nog eenige jaaren verliepen, eer<br />

de Maatfchappy in ftand kwam.<br />

Men hadt, in dit jaar, twee Gezantfchappen<br />

afgezonden, een naar Deenemarke, om de gefchillen<br />

over den Zondfchen tol te regelen, en<br />

een naar Engeland, tot vereffening, onder anderen<br />

, van eenige gefchillen, van nieuws ontftaan,<br />

over den handel in Oostindie, over de<br />

vaart op Groenland en Spitsbergen, over den<br />

Lakenhandel, en over de Haringvisfcherye (0).<br />

De onzen voeren ten Haring op de Engelfche<br />

kusten, zonder, na dat Koning Jakob de Steden<br />

van verzekering te rug gegeven hadt,verlof<br />

daartoe te verzoeken van den Bevelhebber<br />

van Scarborough; gelyk zy te vooren plagten.<br />

Zy dekten zelfs hunne buizen, door eenige<br />

Oorlogsfchepen , die niet fchroomden, zig,<br />

onder Engeland , te vertoonen. 't Gemeen<br />

vondt dit vreemd in Engeland. Doch de Ko<br />

ning trok het zig niet aan (ƒ>)• Ten deezen ty<br />

de, werdt ook. gehandeld, om de Nederlandfche<br />

Oostindifche Maatfchappy, met de Engelfche,<br />

te vereenigen (q) : hoewel dit werk.<br />

nimmer, tot ftand kwam.<br />

161%.<br />

Gezantfchappen<br />

naar Deenemarke<br />

en naar<br />

Engeland,<br />

j<br />

Tegen de zeefchuimeryen in de Middeland- Toerus-<br />

[ ting tefche<br />

zee, die niet nalieten, wederom, fterkir<br />

gen de<br />

zwang te gaan, hadden de Vereenigde Staater 1<br />

zeefchui-<br />

eenige fchepen uitgerust, onder den Admiraa meryeu,<br />

Hillebrand Gerritszoon Quast, die, in 't voor<br />

jaar, eenen Turkfchen Ro'over bemagtigde, om<br />

trent Algiers. Eenentagtig Turken enMoorei 1<br />

wer<br />

O) VAN nm SANDE VI. Hoek, bl. 81. BAUDART. Meraoi<br />

X. Itnek, bl. 122 , 1 $6.<br />

(p) RAPIN Tom. VII. p. laa.<br />

(q~) Refol. Holl. i?, May 18 Sept. irtiS. bl. 127, 28a. H.D<br />

CaooT Brief aan zyne Exc in zyn Leven, bl. 140,<br />

V 2


1618.<br />

Onderftiind<br />

aan<br />

Venetic<br />

gedaan.<br />

Ontdekkingdergrondflageueeneroveroude<br />

Stad, by<br />

Goereede.<br />

3o8 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

werden in zee geworpen, en zeventien Chriten<br />

Slaaven, te Alikante, aan land gezet (V).<br />

Den kryg, tusfchen den Aartshertoge Ferdinand<br />

en den Staat van Venetië, wederom ontfteken<br />

zynde, gaven de Vereenigde Gewesten<br />

deezen Staat vryheid, tot het koopen en uitrusten<br />

van eenige Oorlogsfchepen, en tot het<br />

werven van tweeduizend man hier te Lande.<br />

De Nederlandfche fchepen, die dit volk naar<br />

Italië hadden overgevoerd, geraakten, in 't<br />

wederkomen , op den vierentwintigften van<br />

Zomermaand, in een gevegt met agt Spaanfche<br />

Oorlogsfchepen, met wederzydfche fchade.<br />

De onzen, over welken Melchior van den<br />

Kerkhove, als Admiraal, geboodt, zeilden toen<br />

naar Korfu, om zig te herftellen. Wat laater,<br />

deedt de Nederlandfche Admiraal, MooiLambert,<br />

den Turkfchen zeefchuimeren, wederom ,<br />

merkelyke afbreuk. Hy hieldt zig, den meesten<br />

Zomer, op, in de Middeilandfche zee, die<br />

hy, eerlang, wederom, voor eenen tyd, veilig<br />

maakte voor de Koopvaarders (j).<br />

Omtrent Goereede, werden, deezen Zomer,<br />

by zeer laag water, ontdekt de grondllagen<br />

van eene overoude Stad, van welker gelegenheid<br />

en ondergang men geen befcheid vindt<br />

in oude fchriften, ten ware men, hier, zoeken<br />

moest de vermaarde Koopftad Witlam aan de<br />

Maaze, waarvan, in fchriften der negende<br />

eeuwe, gewaagd wordt (?). Men vondt, in<br />

deeze blootgeraakte grondllagen, eenige Romeinfche<br />

munten en andere oudheden, waaruit<br />

afgenomen werdt, dat de Plaats, ten tyde<br />

der<br />

(r) BAUDART. Memor. X. fliek, M. 0!'.<br />

O ) BADDAUT. Memor. X. Boek, bi. \ad.<br />

(O Zie I. Deel, bl. 2-4. II. Deel, bl. SA'


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 309<br />

der Romeinfche Regeeringe hier te Lande,<br />

gebloeid hadt (u).<br />

Dit jaar, vertoonden zig, hier te Lande,<br />

twee Komeeten , een , in den Zomer, die<br />

maar agt dagen fcheen, en een op het einde<br />

van Slagtmaand, die grooter was, en langer<br />

gezien werdt. Wyzen en onwyzen maakten<br />

'er uitleggingen over , en fcheenen ze voor<br />

voorboden te houden van 's Lands ongevallen<br />

: hoewel eenigen toen reeds zagen, dat<br />

'er, uit zulke verfchynfelen der natuure,<br />

niets, met grond, te voorfpellen ware (v).<br />

Op den twintigften van Sprokkelmaand deezes<br />

jaars, was, binnen Brusfel, overleeden<br />

Filips Willem, Prins van Oranje, zonder kin­<br />

deren (w). Hy hadt, by uiterften wil, tot<br />

zynen algemeenen Erfgenaam, verklaard zynen<br />

Broeder, Prins Maurits (V), die, terftond<br />

, de titels zyns overleeden' broeders,<br />

aannam, en zig in 't bezit ftelde van Breda,<br />

Buuren, Ysfelftein, Leerdam en andere Heerlykheden,<br />

hier te Lande.<br />

De Kerkelyke zaaken, in de Vereenisde Gewesten,<br />

begonden, na ?<br />

t uitfchryven der Nationaale<br />

Sinode, en vooral na 't veranderen<br />

der Wethouderen in de Steden, eenen. eenpaa<br />

riger gang te gaan. De nieuwe Staaten van<br />

Holland bewilligden, terftond, in de Sinode,<br />

zonder eenige voorwaarden. Alleenlyk hieldt<br />

Gouda zig aan zyne voorige verklaaring (V).<br />

Al-<br />

O) DAUDART. Memor. X. Koek, bl. iet.<br />

O) BRANDT [l.Deel. bl. 971. BAUO. Memor,. X- Soek, bl. 102.<br />

(v) UAODART. Memor. X.Huek, W. 99. AuoBRV;3VJempr.f>.236.<br />

) Voïcz Du MONT Corps Diplom. Turn. V. P. II. p. 305.<br />

eu AIT?F.MA I. Deel, bl. 444,<br />

Qy j Refol. Holl. 3,ïfOffoi.ifa 8^291,325.e«liiervoor,i/.a39«<br />

V 3<br />

1618.<br />

Dood<br />

vanFi-<br />

HpsWil»<br />

lem,<br />

Prinfe<br />

van Oranje.<br />

XVII.<br />

Staat de»<br />

Kerkelykezaaken.


i6ifl.<br />

310 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

Alles fchikte zig ten nadeele der Remonftranten.<br />

In de Plaatfen, daar zy de meeste Predikanten<br />

hadden , liet men den Contraremonftranten,<br />

terftond, toe, beurtswyze, met de<br />

Remonftranten, te prediken (2). Op andere<br />

Plaatfen, werden eenige Remonftrantfche Predikanten<br />

gefchorst in, of afgezet van hunnen<br />

dienst: dat, in de Provinciaale Sinoden, die,<br />

reeds in Zomermaand, in Gelderland, begonnen<br />

waren (a), nog fterker aanging: alzo men,<br />

vastftellende, dat de Contraremonftranten de<br />

oudfte brieven hadden zorg gedraagen<br />

hadt, dat zy, in de Zuidhollandfche Sinode,<br />

die te Delft gehouden werdt, verre het grootfte<br />

getal uitmaakten. Uitenbogaard, Grevinkhoven<br />

en verfcheiden' andere Remontftrantfche<br />

Predikanten werden, in deeze Sinode, afgezet<br />

of gefchorst (V). In de Noordhollandfche<br />

Sinode, werden verfcheiden' Predikanten beftraft,<br />

om dat zy zig gehouden hadden, aan<br />

de Refolutien der voorige Regeeringe, in<br />

Kerkelyke zaaken. Anderen werden afgezet<br />

(d). Doch in 't Stigt en in Overysfel, daar<br />

de Remonftranten de meesten waren, weigerden<br />

de Contraremonftranten Sinode met<br />

hen te houden (e). In 't afzenden naar de Nationaale<br />

Sinode, 't welk het voornaamfte was,<br />

dat, in de Provinciaale Sinoden, gefchieden<br />

moest, ging men, overal, de Remonftrantfche<br />

Predikanten voorby. Alleenlyk, werden, in 't<br />

Stigt,<br />

(z~) BAUDART. X. Boei, bl.67. BRANDT II. Heel, hl. 884.<br />

(«) BAUDART. Memor. X. P.ttk, bl. 38.<br />

(bj Zie TRIGLAND. bl. nco, 1101.<br />

C ó TRIUT,ANP. bl. HOI. BRANDT \l.Deel,bl.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 311<br />

Stigt, de Predikanten verdeeld in drie foorten, 161%,<br />

Remonftranten, Contraremonftranten en Neu- •<br />

tralisten, of Stilzitters. De twee eerfte foor ten<br />

zonden elk haare afgevaardigden naar de Nationaale<br />

Sinode. De laatften hielden zig ftil<br />

(f). De Remonftrantfche afgezondenen van<br />

't Stigt waren dus de eenigften van dit gevoelen,<br />

die op de Nationaale Sinode, als afgezonden'<br />

Leden, verfcheenen. Wy konnen niet<br />

voorby, van de voornaamfte handelingen deezer<br />

vermaarde Sinode, hier, een kort verhaal<br />

jn te voegen.<br />

Tegen 't begin van Slagtmaand, zag men de xviir.<br />

afgevaardigden tot de Sinode, na eikanderen, Aanvang<br />

te Dordrecht, aankomen. Van de uitheem- der Nationaalefchen<br />

kwamen de Engelfchen eerst: daarna,<br />

Sinode,<br />

ook die van de Palts, Hesfen, Zwitferland, te Dor­<br />

Geneve, Brandenburg, Nasfau, Oostfriesland drecht.<br />

en Breemen Van Frankryk, kwam niemant,<br />

en die van Anhalt waren niet genodigd (g).<br />

Ook hadt men veel werks moeten doen, om<br />

de Zwitferfche Kerken, tot de afvaardiging<br />

herwaards, over te haaien. Die van Zurich,<br />

Bern, Bazel en Schaf huizen hadden, eenpaariglyk,<br />

zig hiertegen verklaard. n De gefchilw<br />

len, die de Nederlandfche Kerken verdeeln<br />

den, betroffen, zeiden ze, Zwitferland niet.<br />

„ Ook plag men, vanouds, weinig nut te trekj,<br />

ken van Kerkelyke Vergaderingen en Sino-<br />

„ den. En was de raad, door den Koning van<br />

j, Groot Britanje, voor eenige jaaren, gegeven,<br />

„ om de gefchillen te houden van den Predik-<br />

Cf) BRANDT II. Deel, bl. 917.<br />

, Ig) BRANDT UI. Deel, bf. 4, 10, &,<br />

V 4<br />

» «oei


3ia VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

„ ftoel, hoog te agten." Zy gebruikten UOPandere<br />

redenen , tegen de afvaardiging naar<br />

Holland. Doch de Heer Pieter van Brederode ,<br />

wat laater, uit den naam der algemeene Staaten,<br />

in Zwitferland gekomen, hadt de Regeenng<br />

bewoogen, zonder dat men wist door welke<br />

redenen , om in het afzenden van eenige<br />

Godgeleerden te bewilligen (A). Op den dertienden<br />

van Slagtmaand, werdt de Sinode aangevangen,<br />

met twee Predikaatfien, eene in de<br />

Nederduitfche, en eene in de Walfche fpraake.<br />

De eerfte gefchiedde, door BalthazarLydms,<br />

Predikant te Dordrecht. Daarna, begaven<br />

zig de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />

de Profesforen, Predikanten en Ouderlingen<br />

, die tot de Sinode gezonden waren, naar<br />

de Stads Doele , daar men vergaderen zou.<br />

Van hier, werden eenigen gezonden, om de<br />

mtheemfche Godgeleerden af te haaien. Zy<br />

werden, in de Doele, verwelkomd, door de<br />

Heeren Politiken of Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten. Deezen waren, in't geheel, agttien<br />

in getal: doch fommigen woonden de Si­<br />

Getal der node niet by. De inlandfche Kerkelyken wa­<br />

Leden. ren vyf Profesforen, zesendertig Predikanten<br />

en twintig Ouderlingen, boven de twee Remonftrantfche<br />

Predikanten en een' Ouderling,<br />

uit het Stigt. 't Getal der uitheemfchen beliep<br />

agtentwintig (7). De Leden gezeten zynde,<br />

deedt Balrhazar Lydius, Predikant te Dordrecht<br />

, een gebed (*), cn Martinus Gregorius ,<br />

die thans onder de Politiken voorzat, eeneaan-<br />

fpraak<br />

(A) Acfta Synodal. Deput. Helvet. DiSS.<br />

(i ) BRANDT III. Deel, bl. 15.<br />

CO Handel.derNation.Sinujk.&/.I. £'.2,3,4,5,6,-,'3,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 313<br />

fpraak, tot opening van de Sinode : waarna hy<br />

den last, hun door de algemeene Staaten gegeven,<br />

deedt voorleezen (/). Alles gefchiedde,<br />

in de Latvnfche taaie, ten dienfte der uitheemfchen.<br />

In de tweede zitting, die, 's andeVerkierendaags, gehouden werdt, verkoos men Joan zing van<br />

een' Pro­<br />

nes Bogerman, Predikant te Leeuwaarden, tot<br />

fes, twee<br />

Prales, of Voorzitter; Jakobus Rolandus en Asfesfo-<br />

'Hermannus Faukelius, Predikanten te Amfterren en<br />

dam en te Middelburg, tot Asjesforen:, of Byzit- twee<br />

Sctibetj,<br />

ters; en Sebastiaan Damman en Festus Hommius,<br />

Predikanten te Zutfen en te Leiden, tot<br />

Scriben of Schryvers (1»). Alle deezen waren<br />

voor yverigeContraremonftranten bekend; hoewel<br />

Damman, voor deezen, Arminius hadt aangehangen<br />

(»)• Voorts, tradt men,in de derde zitting,<br />

des nademiddags, tot het onderzoek der<br />

Geloofsbrieven van de Sinodaale Leden (0),<br />

En alzo men, reeds te vooren, vastgefteldhadt,<br />

voornaamlyk van de vyf punten te handelen,<br />

werdt, terftond hierna, beraadüaagd, om eenige<br />

Remonftranten te daagen voor de Sinode<br />

(/>). Deezen, midlerwyl, te Leiden vergaderd,<br />

ontwierpen een Vertoog aan de Sinode, waarby<br />

zy verzogten, als Leden, in dezelve, te mogen<br />

verfchynen j niet als gedaagden. Doch dit<br />

Vertoog vondt geen' ingang (q). De brieven,<br />

waarmede dertien Remonftranten werden ge.<br />

daagd, werden, terftond hierna, afgezonden,<br />

Terwyl men naar de gedaagden toefde, hanAfhandeldeling r O Zie hunne geheime fnflr. by BRANDT III. Deel, bl. 18.<br />

O) Sinod. Handel. Sef. 11. bl. 11.<br />

OO BRANDT 111. Deel, bl. 27, a8.<br />

f oh Sinod. Handel. Sef III. bl. 13. Sef, IV. h1.:x%<br />

(p) Sinod. Handel- Sef. IV. bl. 20, 21. Sef. V. bl. si.<br />

. £j) BRANDT III. Deel, bl, 3r-49»


16*18.<br />

van verfcheiden'<br />

zaaken.<br />

De gedaagdeRemonftranten<br />

komen<br />

te Dordrecht.<br />

Re:'e-<br />

314 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

delde men, in verfcheiden' zittingen, over eene<br />

nieuwe Nederduitfche overzetting der H.<br />

Schriften, die, federt, by de hand genomen ,<br />

en uitgevoerd werdt; over 't prediken van den<br />

Catechismus.; over de Catechifatien; over 't<br />

doopen der Kinderen van Heideniche ouderen ;<br />

over 't voorbereiden der Studenten in de Godgeleerdheid<br />

, en over 't drukken van ergerlyke<br />

boeken (r).<br />

De gedaagde Remonftranten en eenige anderen<br />

, midlerwyl, binnen Rotterdam, geraadpleegd<br />

hebbende, op 't gene hun, in de Sinode<br />

, te doen ftondt (f), begaven de eerften zig<br />

naar Dordrecht, daarzy, den vyfden van Wintermaand,<br />

aankwamen. De Profesfor Simon Episkopius<br />

was één deezer gedaagden; fchoon<br />

hy, te vooren, nevens Polyander, als een medelid<br />

der Sinode, tot dezelve, genodigd geweest<br />

was (?), in welke hoedaanigheid, hy nu ,<br />

te vergeefs, zogt erkend te worden. Hy en de<br />

anderen gingen, terftond, deuitheemfchenbegroeten<br />

, hun, te gelyk, een fchriftelyk Berigt<br />

overleverende van den ftaat der gefchillen («).<br />

De Utrechtfche afgezondenen uit de Remonftranten<br />

, die, tot hiertoe, als Leden der Sinode<br />

, waren aangemerkt, werden, in de drieëntwintigfte<br />

zitting, door den Voorzitter Bogerman<br />

, vermaand, om zig by de gedaagden te<br />

voegen, waartoe de twee Predikanten, des<br />

anderendaags, beflooten (j>).<br />

Doch, in deeze zelfde zitting, op den zeven-<br />

O) Sinod. Handel. Sef. VJ. — jptH. W. 2472.<br />

Is) Hiflorisch Verhaal,/. 10.<br />

( t~) P. A. LTMKOKCII Vit. Episcopü p. n8.<br />

( « ) Hiftorlsch Verhaal, f. 14.<br />

fyj Sinod Handel.J^.XXIH.W.73. IJALEsBriev.ê/.jtjios»


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 315<br />

venden van Wintermaand, verfcheenen de gedaagde<br />

Remonftranten voor de Sinode. Episkoplus<br />

deedt toen eene lierlyke en wydluftige<br />

Redevoering, ftrekkende, om de inzigten der<br />

Remonftranten, tot voortplanting der waarheid,<br />

en tot verhoeding van fcheuring , te verdedigen<br />

, en de Contraremonftranten in 't ongelyk<br />

te ftellen. 't Kort begrip kwam uit, op<br />

deeze drie punten. „ 1. Dat de Remonftranten<br />

w de raauwe of harde gevoelens van fommi-<br />

„ gen, over 't ftuk der Goddelyke Voorfchik-<br />

„ king, altoos hadden tegengelproken. 2. Dat<br />

„ zy de fcheuring, hierom, Voor eenig Sino-<br />

„ daal oordeel, gemaakt, mispreezen hadden.<br />

„ 3. Dat zy de onderlinge verdraagzaamheid<br />

„ over de verfchillende punten hadden voorgeftaan:<br />

waarby nog gekomen was het toe-<br />

„ fchryven van de hoogfte magt aan de Overn<br />

heid, in Kerkelyke zaaken." Hy floot, met<br />

een verzoek „ dat men zig aan hun kleen getal<br />

niet ftooten wilde, en zig alleen met de<br />

H. Schrift en gezonde reden tegen hen behelpen<br />

(V)." ToenEpiskopius uit hadt, begeerde<br />

Bogerman, dat hy een affchrift der Rede<br />

overleveren zou. Hy antwoordde, dat hy<br />

''er geen hadt, welk net genoeg gefteld was,<br />

of, gelyk elders (x) gemeld wordt, dat hy 't<br />

netter zou uit fchryven. Men verftondt hem zo,<br />

Waar­<br />

dathy ontkende, eenig ander affchriftin'tgeover hy<br />

heel te hebben : 't welk, toen men 't naderhand beftraft<br />

gewaar werdt, gelegenheid gaf, dat hy, voor wordt.<br />

de Sinode, wegens onopregtheid en kwaade<br />

trouf>)<br />

Sinod. Handel. Sejf. XXIII. bl. 75 '»*• Acta Synnd. Renionftr.<br />

p. 24 £? feil'<br />

O) Afta Synodal. Deput. Heivet. MSS.<br />

voering<br />

van Episkopiui,<br />

in<br />

de Sinode.


I«I8.<br />

Sinodaale<br />

eed of<br />

belofte.<br />

De Remonllranten<br />

weigeren<br />

deSinode<br />

voor<br />

Regter te<br />

erkennen.<br />

3i 6 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

trouwe, beftraft werdt Q0. Maar nu vorderde<br />

DanielHeinfius, Sekretaris der Politiken, dat hy<br />

't affchrift, welk hy voor zig hadt, overgaf,<br />

nadat het eerst, door alle de gedaagden,getekend<br />

was. Dit gefchiedde, terftond. Bogerman<br />

beftrafte hem ook „ dat hy anderhalf uur ge-<br />

„ fproken hadt, zonder, op zyn verzoek om<br />

„ verlof tot fpreeken, behoorlyk antwoordaf-<br />

„ te wagten; daarby voegende, dat het gedaag-<br />

„ den niet paste eerst te fpreeken; maartehoo-<br />

U ren , wat men hun hadt voor te houden (2)."<br />

Hierna, werdt de Sinodaale eed gedaan, waarby<br />

beloofd werdt „ in het oordeel over de gen<br />

loofsgefchillen , geenerlei menfchelyke<br />

„ fchriften, maar Gods woord alleen, voor<br />

„ eenen zekeren en onfeilbaaren regel des ge-<br />

„ loofs, te zullen gebruiken, en, in deeze gantfche<br />

handeling, niet dan Gods eer, de rust<br />

der Kerke, en, bovenal, de behoudenis van<br />

9 de zuiverheid der Leere te zullen voor 00ij<br />

gen hebben." Doch in 't vorderen van dee^.<br />

ïen eed, werden de Utrechtfche Remonftranten<br />

voorbygegaan (V). In de volgende zitting ,<br />

deeden de Remonftranten een tweede Vertoog,<br />

waarin zy beweerden, dat de Sinode hun<br />

wettige Regter niet zyn kon, te gelyk, eenige<br />

voorwaarden opgeevende, welken zy, in eene<br />

wettige Sinode, vorderden Doch over dit<br />

Vertoog werden zy fcherp beftraft, door den<br />

Prefident, dien zy, op hunne beurt, onbechroomd,<br />

te keer gingen. Ook verwierpen de<br />

Pa.<br />

OO Sjnorl. Hand. Sef. XXX. II 154, AetaSynöd.Rem.f.GlL<br />

f z~) HAL ES Brieven , tl. isi.<br />

Ca) Sinod. Handel. Sef, XXIir. M. y t.<br />

tij Aeta Synxl. Rir.ioi.ftr. p. 38 ci


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 317<br />

Politiken de voorwaarden, door hen gevorderd.<br />

De Remonftranten verdedigden zig,<br />

daarna, fchriftelyk, tegen de beftraffing, die<br />

hun gedaan was, en flooten, met ernftige aantuiging,<br />

dat zy de Sinode voor geenen wettigen<br />

Regter konden houden; fchoon zy, desonaangezien,<br />

bereid waren, hunne Leer, voor dezelve<br />

, te verdedigen. Doch de Sinode, met<br />

naame de uitheemfchen, hielden deeze aantuiging<br />

voor ongegrond (c).<br />

De Remonftranten kwamen toen, in de eenendertigde<br />

zitting, op den dertienden van<br />

Wintermaand, tot het voorftellen van hun gevoelen,<br />

op het eerfte der vyf punten. Daarna<br />

gaven ze hun begrip van de vier andere punten<br />

, te gelyk, over : daarby voegende eenige<br />

redenen , waarom zy niet ilegts verklaarder<br />

wat zy gevoelden, maar ook wat zy niet gevoelden,<br />

aangaande de betwiste Leeringen,<br />

en in 't byzonder, waarom zy ook, tegen de<br />

vermaaning des Prefidents, van de Verwerping<br />

gehandeld hadden (/). Toen vorderde Bogerman<br />

hun ook hunne bedenkingen af, op de Belydenis<br />

en Catechismus. Doch zy weigerden<br />

zig, deswege, te verklaaren, voor het afhandelen<br />

der vyf punten. Heinfiüs geboodt het<br />

hun, daarna, uit den naam der Politiken. Doch<br />

zy bleeven 't nog al weigeren. Men ondervraagde<br />

hen, hoofd voor hoofd, of ze eenige<br />

bedenkingen hadden ? fommigen zeiden, neer/.<br />

Anderen antwoordden, met onderfcheiding<br />

(


kingen<br />

op de<br />

jiely de-<br />

Mis en<br />

Catechismus.<br />

Verfchil<br />

tusichen<br />

ie Sino<br />

deen de<br />

Reraonftraiuen,<br />

over de<br />

verdere<br />

wyze val<br />

handelea.<br />

318 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

hen gevreesd werdt, beflooten zy, daarna,<br />

• hunne Bedenkingen over te geeven (ƒ).<br />

Nu moest men komen, tot het verdedigen<br />

en wederleggen van de punten, door de Remonftranten<br />

ingeleverd, waaromtrent zy meer<br />

vryheid vorderden , dan de Sinode hun wilde<br />

toeftaan. Zy begeerden, dat men hun toeliete,<br />

nevens het voordellen van hun gevoelen,<br />

ook dat van hunne partyen te wederleggen.<br />

Doch dit laatfte werdt hun, door de Sinode,<br />

geweigerd. De Gemagtigden der Staaten gebooden<br />

hun, zig naar 't befluit der Sinode te<br />

voegen. Doch zy verklaarden, dit van zigzel-<br />

1 ven niet te konnen verkrygen. Ook gaven ze<br />

redenen van deeze hunne weigering, in eenen<br />

beflooten Brief, die, niet voor 'snademiddags,<br />

in de Sinode, gelezen werdt. Men hadt toen<br />

eenige boeken der Remonftranten in de Sinode<br />

gebragt, uit welken men hen begon te ondervraagen.<br />

Doch zy weigerden, op deeze ondervraagingen<br />

, te antwoorden (g). Na veel over-<br />

en wederfpraak, gaf men hun nog eenige<br />

uuren tyds, om zig nader te bedenken. De Sinode<br />

raadpleegde, midlerwyl, ook, op 't gene<br />

haar te doen ftondt, met geflooten'deuren (A).<br />

Zy befloot, eindelyk, den Remonftrantenaantebieden<br />

„dat zy, over de punten, die men<br />

„ hun voor te houden hadt, meest zulken zou<br />

5, vraagen, die, onder hen, voor de vaardig-<br />

5, ften en geoefendften gehouden werden, en<br />

dat deezen, in 't antwoorden, ook zouden<br />

„mo-<br />

(ƒ) Afta Synod. Rcinonftr. p. 83 & feqq-<br />

(g) Hilroriscli Verhaal, f. 96, 97, 98, 99, 102, I03, 106»<br />

107- HALKS Brieven, bl. 115 enz.<br />

{h) H.'.LES Brieven, bl. 140.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 319<br />

n mogen aanwyzing doen van Leeringen, die,<br />

„ hier te Lande, door Hervormde Leeraars,<br />

j, voorgcftaan werden, en, huns oordeels, met<br />

„ Gods woord ftreeden." De Remonftranten<br />

verzogten tyd van beraad, en verklaarden ,<br />

daarna, fchriftelyk, op den negenentwintigften<br />

van Wintermaand „ dat zy gezind waren, eerst<br />

M van de Verkiezing te handelen, en daarna<br />

„ van de Verwerping, met verdediging van<br />

„ hun eigen, en wederlegging van het ftrydig<br />

„ gevoelen." Doch de Sinode begeerde hun<br />

dit niet toe te ftaan. Men vraagde hun of<br />

M zy zig aan het jongfte Befluit der Sinode wiln<br />

den onderwerpenof niet ?" Zy antwoordden<br />

„ dat zy zulks niet konden doen, dan in<br />

w overeenkomst met de fchriftelyke Verklaaw<br />

ring, door hen ingeleverd (i)." De Gemagtigden<br />

der Staaten hielden dit hun gedrag voor<br />

ongehoorzaamheid, en deeden, terftond, eene<br />

bezending naar den Haage, om het goeddunken<br />

der algemeene Staaten hierop te verftaan<br />

Deezen begreepen J7 dat de Remonftran-<br />

„ ten zig behoorden te onderwerpen, of dat<br />

„ de Sinode, deeden zy 'tniet, hunne Leer,<br />

w uit hunne overgeleverde en andere Schrif-<br />

„ ten, oordeelen mogt." Men gaf hun hiervan<br />

kennis, op den derden van Louwmaand des "<br />

volgenden jaars. DePrefidentBogerman deedt<br />

hun toen ook verfcheiden' vraagen, aangaande<br />

de Leere; waarop zy weigerden te antwoorden.<br />

Hierop, ontftondt veel over en wederfpraak.<br />

Eindelyk, vermaande de Raadsheer<br />

Martinus Gregorius de Remonftranten tot<br />

ge-<br />

CO Hiftor. Verh. ƒ. 107, ir:8, 109, no, UT, 112,11}, IÏ4, U5*<br />

(.£) £1 RANDT III. Deel, tl. 233.<br />

1619.


3»o VADERLANDSGHE XXXIX.BOEK.<br />

gehoorzaamheid, alzo men hun, zeide hy, vry-<br />

• heid liet, tot vooritellen en wederleggen. Laat<br />

men ons dit toe, vraagde Episkopius, zo veel, als<br />

wy zeiven zullen noodig agten ? Neen, hernam<br />

n de Raadsheer, zo veel als deóinode zal noo-<br />

„ dig agten." Kort hierna, fcheidde de Vergadering<br />

(/). Men hieldt, federt, eenige zittingen,<br />

waarin overlegd werdt, hoe men verder<br />

hadt te handelen met de Remonftranten (ni)\<br />

Daarna, werden zy wederom geroepen. Dé<br />

Prelident zeide toen „ dat het gantfche ver-<br />

5, fchil de orde betrof. De Remonftranten wilden<br />

eerst hun gevoelen verklaaren * en de<br />

n Sinode wilde, dat zy eerst, op eenige vraaw<br />

gen, antwoorden zouden : " waarop Episko^<br />

pius hernam, zo dit alleen''t verfchilis; men leyere<br />

ons de vraagen; wy zullen 'er op antwoorden<br />

, en, 'tgene wy meer te zeggen hebben, in ons"<br />

antwoord, invoegen. Veelen meenden, dat men<br />

't toen gevonden hadt. Maar de Prelident weigerde<br />

, de vraagen over te geeven, beweerende *<br />

dat zulks, naar regte, niet gebruikelyk was.<br />

De Remonftranten vertrokken zynde, vraagde<br />

de Preftdent „ of men hen, ziende hunnë<br />

5, hardnekkigheid, niet uit hunne fchriften'<br />

„ behoorde te oordeelen?" In de volgende zitting<br />

, deedt hy den zelfden voorflag. Veelen<br />

onder de uitheemfchen meenden, dat men den<br />

Remonftranten de vraagen behoorde te leveren<br />

, en hen, daarop, naar welgevallen, laaten<br />

antwoorden. Doch de meeste ïnlandfchen begreepen<br />

't anders. Ook ftemden de Politiken ,<br />

dat<br />

f O Sinod. Handel. 6ef, XXXIX. — >.LVI. U. 10Ö-253. HÏftV<br />

Verhaal, /. uil enz.<br />

UAIKS Blieven,. */. 140 enz,


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 321<br />

dat men de Remonftranten oordeelen zou, uit<br />

hunne fchriften. 't Befluit, hierop, door de<br />

Politiken, genomen, werdt hun, den elfden<br />

van Louwmaand, aangekondigd. Men gaf hun ,<br />

voorts, nog eenige dagen tyd, om nog iets over<br />

het eerfte der vyf punten over te leveren, 't<br />

gene omtrent gereed was. Midlerwyl, handelden<br />

de Heeren Politiken, in 't byzonder, met<br />

de Remonftranten. Doch zonder vrugt. De Remonftranten<br />

booden aan „ op de vraagen,<br />

n hun, door den Prefident, over de vyf punn<br />

ten, voorgefteld, of nog voor te ftellen, te<br />

zullen antwoorden : en hun antwoord, te ge-<br />

„ lyk met hunne verklaaring over ieder punt,<br />

„ fchriftelyk, te zullen overleveren; mids men<br />

hun toeliete, zulks, op zulk eene wyze, te<br />

n doen, als zy, den negenentwintigften van<br />

n Wintermaand, begeerd hadden." Maar men<br />

vorderde „ dat zy, op de vraagen, by monde<br />

j, of gefchrifte, naar gelegenheid van zaaken,<br />

n antwoorden zouden," zonder dat men repte<br />

van de wyze, te vooren, door hen voorgeflaagen.<br />

En hierin konden de Remonftranten niet<br />

bewilligen («). Men ontboodt hen, den veertienden<br />

van Louwmaand, in de zevenenvyftigfte<br />

zitting der Sinode. Zy bemerkten ras, dat<br />

de uitheemfchen, oordeelende, dat zy te ftyf<br />

ftonden op de wyze der handelinge, hun nu tegen<br />

gevallen waren. Zy gaven de redenen van<br />

hun voorig befluit, in gefchrifte, over: ook<br />

hunne Verklaaring over het eerfte der vyf Artikelen,<br />

met aanbieding van, op gelyken voet,<br />

> te<br />

OO Synod. Hand. Sef. LIV. LV. tl. 358, 266. Hiftor, Vjrh.<br />

/. iS=. 130.<br />

X. DEEL. X<br />

1619;<br />

Laatfte<br />

annb ioding<br />

der<br />

Remon-<br />

[hanten.<br />

Ei.sch der<br />

Sinode.


gas VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

1619. te willen voortgaan, tot de overigen. De Prelident<br />

vraagde hun, of zy nog bleeven, by 't<br />

gene zy, in dit Gefchrift, ter nedergefteldhadden.<br />

Zy verklaarden, van ja. Toen deedt hy<br />

De Re- 't hen allen ondertekenen : waarna hy hen, met<br />

mon eene fcherpe Rede, uit de Sinode zettede, welk<br />

ltranrcn lot zy, zeide hy, hunner eigene ftyfzinnigheid<br />

worden<br />

uit de<br />

hadden te wyten. Ook verzuimde hy niet, hun<br />

Sinode met de Kerkelyke ftraffen, te bedreigen, flui­<br />

gezet. tende , eindelyk, met deeze woorden, Ik geefu<br />

dan, uit den naam der Heeren Gemagtigden en<br />

der Sinode, uw affcheid. Men ontflaat u. Gaai<br />

heenen. Zy deeden 't, terftond : doch kreegen ,<br />

in 't uitgaan, bevel van de Politiken, welk hun,<br />

ook te vooren, reeds meer dan eens, gegeven<br />

was, om,zonder nader'last, niet uit Dordrecht<br />

te vertrekken (0 ).<br />

't Gefchil, by welks gelegenheid, de Remonftranten<br />

uit de Sinode gezet werden, fcheen,<br />

in den eerften opflag, van klein gewigt. 't Betrof<br />

alleen de wyze, waarop zy hunne Leer<br />

verdedigen, en de Leer hunner partyen wederleggen<br />

zouden mogen. De Sinode wilde hun,<br />

omtrent deeze wyze, de wet ftellen. Zy begeerden<br />

zig, daarin, naar hun welgevallen, te<br />

gedraagen. Doch als men aanmerkt, dat alle<br />

de Leden der Sinode geen eenerlei begrip hadden,<br />

omtrent het Leerituk der Goddelyke<br />

Voorfchikking, en dat de Leer der Verwerpinge,<br />

in 't byzonder, waarvan de Remonftranten,<br />

uitvoerig, wilden handelen, aan merkelyke<br />

zwaarigheden onderhevig was, kan men ligtelyk<br />

begrypen, waarom de Sinode den Remon-<br />

(0) Synod. Hand. Sef. LVII. H. 268 enz. Hiftor. Vcrh. ft<br />

140, 141, 142, 143.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 323<br />

monftranten de wyze van verdedigen en wederleggen<br />

wilde voorfchryven, en waarom zydie<br />

aan zig zeiven houden wilde. De Remonftranten<br />

meenden, hun voordeel te zullen konnen<br />

doen met de verfchillende begrippen der<br />

Leden van de Sinode; wanneer men hun toeliet,<br />

breedfpraakig, te handelen van de Verwerpinge.<br />

Maar de Sinode vondt niet geraa-<br />

den, hun zo veel voordeels te gunnen.<br />

Na dat zy uit de Sinode gellooten waren,<br />

liet men hun aanzeggen, dat zy hunne Verklaaring,<br />

over de vier overige punten, in gefchrift<br />

ftellen en der Sinode overleveren konden. Zy<br />

deeden dit, zo uitvoerig, dat men veele zittingen<br />

doorbragt, met hunne fchriften te leezen<br />

en te overvveegen, by welke gelegenheid,<br />

nu en dan, hevige gefchillen ontftonden, tusfchen<br />

eenige Leden der Sinode (/>). De algemeene<br />

Staaten, federt, de handelingen der Sinode,<br />

tot hiertoe gehouden, hebbende goedgekeurd,<br />

deedt haar egter, door den Sekretaris<br />

Heinfius, vermaanen, dat zy zig zou haasten<br />

Mentradtdan, tot het onderzoek en de<br />

wederlegging der vyf Remonftrantfche punten<br />

; zonder egter ailes te leezen, wat de Remonftranten,<br />

ter hunner verdediging, hadden<br />

ingeleverd. De Politiken en veele Leden der<br />

Sinode klaagden zeer, over de langheid hunner<br />

fchriften. Sommigen zeiden, dat de Sinodt<br />

vel twaalf jaaren zitten mogt, zo menze allen<br />

zou moeten onderzoeken (r).<br />

Doch terwyl men, met dit werk, in de Si- xrx.<br />

nc- ^ 'ergadong<br />

dei<br />

QO HALES Briev. bl. 170. BALCANQUALS Briev. il. S25, 343. r<br />

Cf) BRANDT III, Deel', bl. 401, 493.<br />

Qrj BRANDT UI. Deel, bL 441.<br />

X a<br />

1619.<br />

Defchrif-<br />

:en der<br />

itemon-<br />

Iranteii<br />

worden,<br />

:en dee-<br />

8, in de<br />

Sinode,<br />

gelezen»


Remonftranten<br />

te Rotterdam.<br />

De oorcieelen<br />

324 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

node, bezig was, en de Remonftranten, eerftdaags,<br />

de veroordeeling hunner Leere te gemoet<br />

zagen, vergaderden, te Rotterdam, op<br />

den vyfden van Lentemaand , tien Remonftrantfche<br />

Predikanten en eenige Ouderlingen<br />

en Diakenen, om orde te ftellen, op hunne zaaken.<br />

In deeze byeenkomst, by veelen eene Tegen<br />

- Sinode genaamd, befloot men, het houden<br />

van afgezonderde Godsdienftige oefeningen,<br />

die, hier en daar, reeds aangevangen, doch geftoord<br />

en verbooden waren (O, ernftelyk, door<br />

te zetten, onaangezien de Piakaaten, daartegen<br />

gemaakt of nog te maaken. Voorts werden,<br />

hier, op 't behaagen der andere Predikanten<br />

, Kerken en Kerkendienaaren van het Remonftrantsch<br />

gevoelen, eenige regels ontworpen<br />

, waarnaar men zig, in 't byeenhouden,<br />

leeren en bellieren der Gemeenten, zou hebben<br />

te gedraagen. Onder anderen, befloot men een<br />

Vertoog te doen aan de algemeene Staaten en<br />

aan den Prinfe van Oranje, waarin men den<br />

onwettigen handel, dus fprak men, der Sinode<br />

van Dordrecht voorhadt aan te wyzen (»•<br />

Doch de gedaagde Remonftranten, te Dordrecht,<br />

een affchrift bekomen hebbende van<br />

't gehandelde te Rotterdam, oordeelden zulk<br />

een vertoog, voor deezen tyd,ongeraaden(a).<br />

De Rotterdamfche Byeenkomst, kort hierna,<br />

rugtbaar geworden, werdt zeer kwalyk genomen<br />

door de Overheid, en voor oproerig ver-<br />

In de Sinode, kwam men nu, eindelyk, tot<br />

het<br />

f*) RnANnT II. Dell, bl. 941, 94.-.<br />

(/) UYTENBOG. bl. "5*. H5P.<br />

Oj BRANDT. III. Diel,bl. 4y°«


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 325<br />

brt leezen der oordeelen over de vyf punten.<br />

De Engelfchen begeerden, dat dit openlyk,<br />

gefchieden zou. Doch de Prelident Bogerman, over de<br />

niet dienftig vindende, dat elk de verfchillen­<br />

vyf pmi.<br />

:en worde<br />

gedagten der Leden hoorde, drong door, den in de<br />

dat men 't, met beflooten' deuren, deedt (V). sinode,<br />

Men bevondt toen, dat alle de uitheemfchen gelezen.<br />

en verfcheiden' inlandfchen, met Gomarus,<br />

die, na zyn vertrek van Leiden, Profesfor te<br />

Groningen geworden, en, van daar, naar de<br />

Sinode gezonden was, verfchilden, over het<br />

onderwerp der Goddelyke Voorfchikking:<br />

waarvoor hy den mensch nam, eer dezelve gevallen<br />

was, en de anderen den zelfden mensch ,<br />

na zynen val (w). Met dit leezen, werden eenige<br />

zittingen gefleeten („r). Daarna, ging men<br />

over, tot het Itellen der Sinodaale Kanons, of<br />

Wetten, waartoe eenige Gemagtigden be.<br />

noemd werden: tegen 't gevoelen van Bogerman,<br />

die dit werk gaarne alleen gedaan, en<br />

het, daarna, den Leden voorgelegd zou hebben<br />

; om 'er hun placet of non placet, goed- of<br />

afkeuring,met een enkel woord, op te hooren<br />

(jy). Drie weeken werden.'er gefleeten, met<br />

het opftellen der Kanons, die, daarna, in drie<br />

verfcheiden' zittingen, in Grasmaand, gelezenwerden<br />

(z). Zy behelsden , voor eerst, de vastftelling<br />

der Leere, die voor regtzinnig gehouden<br />

werdt: en, ten anderen, de verwerping<br />

van 't gene men als dooling aanmerkte. Toen<br />

las<br />

Cv) BALCANQIMLS Briev. bl. 262 enz.<br />

Cu") IALCANQÖALS Briev. bl. 272.<br />

C*5 Sinod. Hand. Sef. CII—CXXV. bl. 326-335.<br />

OO Aöa Synod. Depur. Helvet. MSS. BALCANQUAIS Briev.<br />

hl. 300. en Aantek. bl. 323.<br />

(•O Zie Groot-Plakaati>. I. Deel, kol. 135.<br />

X 3


$i6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1619.<br />

Ook de<br />

Kanon 1<br />

las men ook een ontwerp van afkeuring etaiger<br />

harde fpreekwyzen. Alles werdt met genoegzaame<br />

eenftemmigheid goedgevonden, en<br />

onderfchreeven (a). Voorts, kwam men tot het<br />

; leezen van een Sinodaal vonnis tegen de Per­<br />

derLerr, foonen der Remonftranten : waaraan de meeste<br />

hc-t Vonnis<br />

tegen uitheemfchen, en alle de inlandfchen hun ze­<br />

de Regel hingen. Doch de Politiken verklaarden,<br />

mon dat zy hunne toeftemming, op dit vonnis, niet<br />

ftranten,<br />

geeven konden: maar dat men 't, van de alge­<br />

enz.<br />

meene Staaten, afwagten moest. Ook werdt<br />

het vonnis, alleenlyk, door de twee Scriben of<br />

Schryvers, Damman en Festus, ondertekend ,<br />

en door Heinfius, tot getuigenis van 't gene 'er<br />

gefchied was (£). Doch, na 't eindigen der Sinode,<br />

werdt het, door de algemeene Staaten,<br />

volkomenlyk goedgekeurd en bekragtigd (V).<br />

Voorts, werden de Belydenis en Catechismusgelezen<br />

en goedgekeurd (d). Ook tradt men,<br />

tot het afdoen van eenige byzondere zaaken,<br />

IVIakko- die voor de Sinode gebragt waren. Makkovius,<br />

viusvry- ' Profesfor te Franeker, befchuldigd, dat hy God<br />

gefpro<br />

tot eene oorzaak der zonde ftelde, werdt van<br />

ken<br />

Vorstius Ketterye zuiver gefchouwen (e): de Leer van<br />

veroor­ Vorstius, daarentegen, als onregtzinnig, verdeeld.oordeeld<br />

, en hy onwaardig verklaard, om het<br />

ampt van Doktor en Profesfor der Godgeleerdheid,<br />

in de Hervormde Kerke, te bekleeden:<br />

welk vonnis, daarna, door de algemeene Staaten,<br />

bevestigd werdt (ƒ). Ondertusfchen,hadt<br />

de<br />

(«) BALCANQUA/.S Aant. bl. 336.<br />

( b , Zie Groot-Plakaatb. I- Deel, kei. 164.<br />

(O Groot-Plakaatb T. Deel, kol. 167.<br />

(d) BALCANQUALS Aant. bl. 330 enz.<br />

\e) Afta Synod. Deput. Helvet. HISS. BALCANIJUALS Aant."<br />

bl. 3V.. enz. 367 enz.<br />

(f) Synod. Hand. Sef. CL1I. bl. 416.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E ,<br />

de Sinode beflooten, de Leeraars der Hervormde<br />

Kerken te vermaanen, dat zy zig onthielden<br />

van fpreekwyzen, die de paaien van den<br />

regten zin der Schriftuurete buitengingen, en<br />

dertelen verftanden regtvaardige oorzaak gaven,<br />

om de waare Leer te lasteren. Ook gefchiedde<br />

dit, federt(g). En hieldt men, hiermede,<br />

voldaan te hebben aan de begeerte van<br />

eenige uitheemfchen, die fterk gedrongen hadden<br />

op de veroordeeling van eenige fpreekwyzen,<br />

eertyds, gebruikt, door Leeraars, die<br />

voor regtzinnig gehouden werden (A). Al het<br />

gemelde was afgehandeld, in honderd tweeënvyftig<br />

zittingen. Nu fchoot het Ituk der Ker­ De uitkenordening<br />

nog over, welk men niet geraaden heem<br />

vondt, te verhandelen, in de tegenwoordigfchenvertrekheid der uitheemfchen; waarom men befloot.<br />

ken uit<br />

deezen hun affcheid te geeven: 't welk zeei de Sino­<br />

plegtiglyk gefchiedde. Vooraf, tradt de Sinode.de , in orde, op den negenden van Bloeimaand.<br />

uit de Doele , haare gewoonlyke Vergader<br />

plaats, naar de groote Kerke, daar Bogermar<br />

eerst een gebed, toen eene aanfpraak deedt aar<br />

't volk, dat, in groote menigte, van alle kanten ;<br />

was famengevloeid. De Sinodaale Kanons over<br />

de vyf punten en het vonnis van afzetting<br />

over de Remonftrantfche Hoogleeraar en Predikanten<br />

werden, vervolgens, door de Scriben,<br />

Damman en Festus, openlyk, gelezen : ook hei<br />

getuigenis der Politiken, waarbyzy, alleenlyk,<br />

verklaarden, dat de Kanons beflooten waren,<br />

en het vonnis gefteld, in de Sinode. Toen<br />

deedt<br />

Cr,) Zie Groot-Plakaatb. T. Deel, kol. 163.<br />

C/O Synod. Hand. Sef. CXXX1I. bl. 333- EALCADO.. Aantek.<br />

U. j34.<br />

X 4


328 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

deedt Bogerman de dankzegging, en de Ver-<br />

• gadering fcheidde. Doch de Leden der Sinode<br />

kwamen, na den middag, in hunne gewoone<br />

Vergaderplaats, byeen, daar de honderdvierenvyftigfte<br />

zitting gehouden werdt. Hier<br />

deedt de Raadsheer Martinus Gregorius, Prelident<br />

der Politiken, na het gewoonlykgebed,<br />

eerst eene korte dankzegging aan Gode, en<br />

eene bede, om verderen byl tand, tot behoudenis<br />

der waarheid en herilelling der vrede.<br />

Daarna, keerde hy zig tot de uitheemfchen,<br />

dezelven dankende, voor de hulpe , nu zes<br />

maandenlang, der Sinode beweezen. De Prefident<br />

Bogerman nam toen het woord, en deedt<br />

nog uitgebreider dankzegging aan de uitheemfchen<br />

, welken hy, vervolgens, hun affcheid<br />

gaf, en behouden'reizewenschte. De uitheemfchen<br />

namen toen ook, na eikanderen, hun affcheid<br />

van de Sinode. Bogerman befloot alles,<br />

met een gebed en dankzegging aan Gode. Hierna<br />

, ftonden de Politiken eerst op, groetende<br />

alle de uitheemfchen in rang, met het geeven<br />

van de regterhand. De Prefident, Asfesforen,<br />

Scriben en alle de inlandfchen volgden dit<br />

voorbeeld. Eindelyk, ging men ter maaltyd,<br />

onder 't houden van welke,de oorengefixeerd<br />

werden, met een bevallig muzyk van ftemmen<br />

en fnaarenfpel. Des anderendaags, werden de<br />

uitheemfchen, van wege de algemeene Staaten ,<br />

befchonken ieder met eenen gouden penning ,<br />

ter waarde van honderdenvyftig giddens, hangende<br />

aan eenen keten van vyftig (f).<br />

De<br />

(O Synod. Hand. Sef. CLIII. CUV. tl. 4*8-437. nift.VeFlk<br />

f. 212 - 215.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 329<br />

De inlandfchen hielden, na 't vertrek der<br />

uitheemfchen , nog zesentwintig zittingen ,<br />

voornaamlyk over 't ftuk der Kerkenordeninge,<br />

en over eenige byzondere zaaken (&). Zy<br />

ontwierpen eene nieuwe Kerkenordening, op<br />

den voet van die des jaars 1586. Doch ze werdt<br />

niet goedgekeurd, by de byzondere Staaten (/).<br />

De laatfte zitting , zynde de honderdentagtigfte,<br />

werdt, den negenentwintigften van Bloeimaand<br />

, gehouden. Men tradt toen, in orde,<br />

naar de groote Kerk, alwaar Lydius, wederom,<br />

de preeke deedt. De Wethouderfchap van Dordrecht,<br />

uit de Kerk, naar 't Raadhuis gegaan<br />

zynde, werdt, hier, door Bogerman en de Asfesforen,<br />

bedankt voor de gunst en beleefdheid<br />

aan de Sinode, in haare Stad, beweezen. De<br />

Sinode, daarna, in haare gewoone Vergaderplaats,<br />

zynde wedergekeerd, werdt bedankt,<br />

door de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />

die, op hunne beurt, door den Prefident Bogerman<br />

, bedankt werden. Ook bedankte deeze<br />

de gantfche Sinode: waarna hy de byeenkomst<br />

met een gebed en dankzegging aan Gode<br />

befloot. Men fcheidde, met het toefteeken<br />

van de regterhand der broederfchap, en met<br />

betuigingen van onderlinge eendragt en liefde,<br />

van eikanderen (111). En dit was 't befluit deezer<br />

vermaarde Sinode: de kosten van welke, door<br />

fommigen, op een millioen guldens, door anderen<br />

, nog hooger berekend zyn («). Vier<br />

(k)Vide Poft-Ach Synod. Nation. in 't Groot Plakaatb. III.<br />

Peel, tl. 416.<br />

CO Zie UOR Autli. Stnkk. III. Deel, bl. II enz. en Groot-<br />

Plakaatb. III. Veel, bl. 404.<br />

C»0 Hifloriscb Verbaal, f. 518.<br />

CO ^»>Poft-Aéta^/.CLXXX./»VGroot-Plakaatb.IH.jD«/.<br />

bl. 440. en URANDT UI, Deel, bl- 66i.<br />

x 5<br />

1(513.<br />

De Sinode<br />

fcheidt,


330 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Vier dagen na dat men den uitheemfchen hun<br />

> affcheid gegeven hadt, welker fommigen, terftond<br />

, naar den Haage reisden, om, zo ze zeiden,<br />

iet vreemds te zien (o), geraakte de Advokaat<br />

Oldenbarneveld aan zyn deerlyk einde.<br />

Doch eer wy dit vernaaien, moeten wy den<br />

draad van 't verhaal der Regtspleeginge over<br />

hem eh de andere gevangenen, wederom aanhegten,<br />

daar wy dien afgebroken hebben.<br />

XX. Op het einde des voorleeden jaars, maakten<br />

De Fis­ de Fiskaalen, met naame Pieter van Leeuwen ,<br />

kaal van hun werk van het hooren en ondervraagen van<br />

Leeuwen<br />

doe t verfcheiden' Perfoonen, die gemengd waren<br />

eenift ot . geweest in 't gene omtrent het ftuk der Waardderzoek<br />

, gelders, te Utrecht, was voorgevallen. Zuiïe­<br />

te Uftein, Nyenrode, van Berk, Koningsvry, de<br />

trecht.<br />

Goyer, Groveftein, van Eek, Hoeflaken, en<br />

anderen werden, in Wintermaand, onder beeedigde<br />

belofte van 't gene men hun voorftellen<br />

zou geheim te zullen houden, op verfcheiden'vraagftukken,<br />

gehoord, en wy hebben, in<br />

't voorgaande Boek, reeds gebruik gemaakt<br />

van 't gene zy, omtrent het gebeurde, te Utrecht,<br />

en in den Haage met de Utrechtfche<br />

Gemagtigden, beleeden. Van 't gene, waarop<br />

iet van belang kon te zeggen vallen, gaven zy<br />

Ledenberg de meeste fchuld. Ook ontkenden<br />

de meesten niet, en fommigen bevestigden,<br />

rondelyk, dat hy, over de voornaamfte zaaken,<br />

met den Advokaat, plag te raadpleegen (/>).<br />

Doch van iet, dat naar handel met den vyand<br />

zweemde, beleedt niemant een woord, ten zynen<br />

fO Wftorisch Verha.il,/. 216.<br />

(p) Interrog, ran Snylefteyn. Art. V. ym ConincxvfJ' Art. V»<br />

*«* van Eek, Art. IX. KSS.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 331<br />

nen laste, uitgenomen Berk, van wiens getuigenis<br />

wy, hierna, zullen fpreeken. Uit deeze verfcheiden'<br />

verklaaringen, ondervraagde men,<br />

daarna, de gevangenen, in den Haage. Hogerbeets<br />

werdt, voor de vierde reize, gehoord,<br />

op den vyf zes en zevenentwintigften van<br />

Louwmaand, over het gebeurde in den Haage,<br />

ten huize van Trefel; waaromtrent hy zig gedroeg<br />

aan de bejydenis van de Groot; welke<br />

hy begeerde, dat, in regte, ook voor de zyne<br />

genomen werdt. Voorts, onderzogt men hem,<br />

over het gene, in Slagtmaand des jaars 1617,<br />

op de tyding, dat de Prins, veelligt, te Leiden<br />

ftondt te komen, in deeze Stad, gehandeld ware,<br />

en wat men, aan de Steden Haarlem,Gouda<br />

en Woerden, gefchreeven hadt (q). Doch<br />

ik vind niet, wat hierop geantwoord werdt. De<br />

twee andere gevangenen werden niet gehoord,<br />

voor het aanftellen der Regteren; waarop, in<br />

deeze maand, ernftelyk, geraadpleegd werdt.<br />

Doch eer 't hiertoe kwame, vielen 'er nog eenige<br />

zaaken voor, die ons hier te melden ftaan.<br />

De Koningen van Frankryk en van Groot-<br />

Britanje, die verfchillende inzigten hadden op<br />

fj) R. HOGERBEETS (Jcdenkfchr. hy BKANDT Keehtspl. tl. 47.<br />

1619.<br />

Hogerbeets<br />

wordt<br />

wederom<br />

gehoord^<br />

De Gezanten<br />

van<br />

*t ftuk der gevangenen, deeden ook hunne ge­<br />

Frankryk<br />

zanten , op verfchillende wyzen, werken, om­ en Engetrent<br />

dezelven. üudlei Karleton deedt, op den landwer­ twaalfden van Louwmaand, een voorltel ter ken voor<br />

algemeene Staatsvergaderinge, waarin hy kwa- en tegen<br />

ós gelyk<br />

fprak van de Groot; doch niets tot zyn navangedeel wist te noemen, dan dat hy de vryheid nen.<br />

der zeevaart en visfeherye gedreeven hadt,<br />

waardoor zyne Majefteit van Groot-Britanje,<br />

d&


i6ï9-<br />

XXI.<br />

Het Lid<br />

derRidderfchap<br />

wordt<br />

met twee<br />

Heeren<br />

vermeerderd. <br />

Omstandigverhaal<br />

der<br />

iumde-<br />

33a VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

de grootfte Eiland Forst, die ""er was, zig gehoond<br />

rekende (r). De Franfche Gezanten<br />

deeden, daarentegen, op den drieëntwintigften,<br />

een Voorftel, waarin, zy den Staaten, tot het<br />

ftellen van onzydige Regters, en tot voorzigtigheid<br />

en gemaatigdheid vermaanden (f).<br />

Maar terwyl men op 't ftellen der Regteren<br />

raadpleegde , vondt de Prins dienftig, het<br />

Lid der Ridderfchap, welk, reeds in Wynmaand<br />

laatstleeden, met vyf Hollandfche Edelen,<br />

vermeerderd was, met nog twee Heeren<br />

te vermeerderen; die, beide buitengeboofenen<br />

zynde, eenigen tyd geleeden, genaturalifeerd<br />

waren. Deezen waren Daniël de Hartaing,<br />

eigenaar, door koop , der Heerlykheid van<br />

Heemskerk, welke hy, met bewilliging der '<br />

Staaten van Holland, in den jaare 1612, naar<br />

zeker heerlyk goed in Henegouwen, hem toebehoord<br />

hebbende, Marquette vernoemd hadt<br />

(?); enFrancois van Aarlens, Heere van Sommelsdyk<br />

("«). Zy hadden reeds verzogt, in 't<br />

Lid der Ridderfchap, te mogen befchreeven<br />

worden, en de Prins, de Edelen, op den zeventienden<br />

van Louwmaand, by zig ontbooden<br />

hebbende, onderfteunde hun verzoek. Men<br />

verwierf tyd van beraad, tot'sanderendaags.<br />

De Vergadering beftondt toen uit veertien Edelen.<br />

Zeven verftonden, dat men Marquette<br />

befchryven; zeven anderen, dat men 't nalaaten<br />

(r") Zie TïRANDT Rechtspl. bl. 43. GROTIUS Verantw. Cafu<br />

XIX. hl. EI4-<br />

Cr) 7.ie de Propof. in 't Leven van Oldenbarneveld, bl 271).<br />

(O fiHe A. IVÏATTiiAït Fund. Sacr. /Ediurn. Fumi. XÏII. in<br />

Anal. Tom. Tlf. p. 498.<br />

• u, Refnt. Holl. ig08ob, 1618. bl. 308. GROTIUS Verantw».<br />

C/ip. IX. bl. 103, 104.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 333<br />

ten zou. 't Verzoek van Sommelsdyk werdt, 1619.<br />

door agt, afgeflaagen; door zes, toegeftaan.<br />

Men gaf 'er den Prinfe kennis van, door An- linge<br />

dries de JVith, Penfionaris van Dordrecht, wiens hierov*<br />

eigen Verbaalwy, hier, volgel^Zyne Doorlugtigheid<br />

antwoordde „dat de gevoelens der<br />

Heeren Edelen, in de Vergadering van Hol-<br />

„ land, eenen tyd lang, uitgeloopen waren op<br />

„ verandering van Godsdienst, en om hem ten<br />

„ Lande uit te dry ven; dat zy, eerst, hunne<br />

„ item hadden gegeven tot de Refolutie van<br />

n den vierden van Oogstmaand des jaars 1617,<br />

n daarna, tot den last, den Gemagtigden naar<br />

n Utrecht medegegeven. Dat hy, hierin, moest<br />

n voorzien: en fchoon hy, by eene A&e der<br />

n Staaten van Holland, gemagtigd was, om<br />

„ nog eenige verandering te doen, daar hy<br />

M zulks zou goedvinden; dat hy 't, nogtans, niet<br />

?) gaarne, in de Vergadering der Edelen, doen<br />

„ zou." De Heeren, die hier by waren, zig geraakt<br />

voelende, verfchoonden zig, ten besten,<br />

en keerden toen naar de Vergadering te rug.<br />

Men deedt, op nieuws, omvraage. De Heer<br />

van Brederode verklaarde, fchriftelyk, van<br />

meening te zyn, dat men den Prinfe volkomen<br />

genoegen geeven moest, en Marquette en Sommelsdyk<br />

beide befchryven. De Heeren van Asperen,<br />

Noordwyk, Benthuizen, Wezenburg,<br />

Duivenvoorde en Wimmenum voegden zig<br />

met hem. Doch de Heeren van Mathenes, Obdam,<br />

Schagen, Warmond, Zwieten, Raaphorst<br />

en Kroonenburg hielden, zulks te ftryden met<br />

hunnen eed, en met 'sLands en hunne Privilegiën<br />

; waarom zy 't niet konden goedvinden.<br />

De ftemmen bleeven dus fteeken. De<br />

With


i


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 335<br />

?, zoek, als ftrydig met 'sLands geregtighéid, 1619.<br />

„ niét bewilligen." Zy voegden 'erby, datzy •<br />

ook geene Vergadering op dit ftuk beleggen<br />

konden; gelyk de With hun , uit 's Prinfen<br />

naam, verzogt hadt. De Prins moest zelf hiertoe<br />

komen, en deedt de Edelen, tegen 's anderendaags<br />

, zynde den negentienden van Louwmaand<br />

, in de Kamer der Staaten, byeen komen.<br />

Van daar, ontboodt hy hen by zig, en<br />

hieldt hun, in tegenwoordigheid van Graave<br />

Willem, voor hoe hy, tot rust en dienst des<br />

„ Lands, de Magiftraaten, in eenige Steden ,<br />

?, veranderd hebbende, diergelyke verande-<br />

„ ring , onder de Edelen, 'ook wel noodig<br />

« hieldt; doch, om minder misnoegen te geen<br />

ven, gedagt hadt, zulks te konnen voorko-<br />

„ men, door het verfterken van hunne Ver-<br />

„ gadering , met de Heeren van Marquette<br />

w en Sommelsdyk: waarom hy verzogt en bew<br />

geerde, dat zy deeze Heeren aanneemen<br />

# zouden, onder fchriftelyke verklaaring, dat<br />

„ hun zulks, voor het toekomende, niet tot<br />

w nadeel zou ftrekken: ook, dat ze 'er, terftond,<br />

„ op beflooten, terwyl hy in zyne Kamer gaan<br />

„ zou." Men deedt dan, wederom, omvraag.<br />

De With nam de ftemmen op, die ik, in zyn<br />

(Verbaal, genoegzaam woordelyk, op deeze wyze<br />

, vinde aangetekend. Brederode ftemde „ onw<br />

der Acte van non prejudicie en zonder confe-<br />

„ quentie, beide de Heeren te admitteeren, tot<br />

n contentement van zyne Excellentie:" Mathenes<br />

„ dat hy'tniet kon goedvinden; en, zo<br />

„ hy overftemd werdt, protefteerde van 'tge-<br />

„ ne aldaar gefchiedde: anders te willen bly-<br />

59 ven en zyn een trouw Vasfal van 't Landen<br />

» Die-


336 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

w Dienaar van zyne Excellentie." Obdam verklaarde<br />

„ zyn goed en bloed te zyn tot dienst<br />

„ van zyne Excellentie; maar dat hy niet kon<br />

„ doen, tegen zynen eed en confcientie." Duivenvoorde<br />

„ dat den Heeren bekend waren de<br />

» redenen, by zyne Excellentie geallegeerd,<br />

„ en dat hy zig conformeerde, met het avis<br />

» van den Heere van Brederode:" Wezenburg,<br />

» dewyl zyne Excellentie het zo ernftig be-<br />

„ geerde, dat hy den Heer van Marquette zou<br />

„ admitteeren; maar alzo hem niet bleek van<br />

„ de qualiteit des Heeren van Sommelsdyk,<br />

„ verhoopte hy, dat zyne Excellentie zougoed-<br />

„ vinden, dat hy dien niet kon admitteeren:<br />

„ ook om te ontgaan de offenfie van deMa-<br />

„ jefteit van Frankryk, die gemiscontenteerd<br />

„ was , tegen den Heere van Sommelsdyk<br />

5, voornoemd." Noordwyk „ dat hy de twee<br />

„ Heeren zou admitteeren ; dewyl het zyne<br />

„ Excellentie zo ernftig begeerde, onder Ac-.<br />

„ tedenonprejuditie." Asperen „ conformeer-<br />

„ de zig met het avis van den Heere van Bren<br />

derode." Benthuizen zeide dat hy in con-<br />

„ fideratie hadt gehad het verzoek van zyne.<br />

Excellentie, en dat hy beide de Heeren zou<br />

„ admitteeren, onder Aéte van. non prejudi-<br />

„ tie." Schagen verklaarde „dat, als het we-<br />

„ zen moest, hy het dan zou aanzien." Warmond<br />

„ dat hy als nog niet kon verftaan, zulks<br />

„ in de magt van hun Edelen te zyn, en zig te<br />

„ conformeeren met het avis van den Heer<br />

„ van Obdam. Zwieten conformeerde zig met<br />

n het avis van den Heer van Brederode, dej,<br />

wyl der Prinfen begeerten commandemenn<br />

ten waren." Wimmenum verklaarde „ dat<br />

» h<br />

y


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 337<br />

„ hy oorbaar en dienftig voor het Land be- 1619.<br />

„ vondt te zyn, dat de twee Heeren werden<br />

„ geadmitteerd, en zig te conformeeren met<br />

het avis van den Heer van Brederode."<br />

Raaphorst meende „ dat 'er Hollandfche Edelen<br />

genoeg in 't Land waren, om te mogen<br />

„ befchryven, en dat men geene vreemdelingen<br />

behoorde te admitteeren." Kroonenburg<br />

verklaarde , ten laatfte „ dat hy 'er niet te-<br />

„ gen kon zyn, als zyne Excellentie zulks be-<br />

K liefde: en, gedrongen zynde, om zig duidew<br />

lyker te verklaaren, heeft hy de admiéfie,<br />

„ hoewel ongaarne, toegeflaan." Alle deeze<br />

ftemmen werden, daarna, den Prinfe voorgelezen,<br />

en, by de meerderheid derzelven, beflooten<br />

, dat de Heeren van Marquette en Sommelsdyk,<br />

onder de Ridderfchap en Edelen,<br />

zouden worden toegelaaten, ter begeerte van<br />

den Prinfe, en onder uitdrukkelyke verklaaring<br />

van niet in gevolge te zullen getrokken<br />

worden (V). De twee Heeren werden, hierop,<br />

in 't Lid der Edelen befchreeven. De fchriftelyke<br />

Verklaaring, of ASte van nonprejuditie<br />

luidde, van woord tot woord, als volgt:<br />

Alzo, volgens de oude Privilegiën, Regt en, Aéte van<br />

non pre­<br />

Vryheden en loffelyke obfervantien deezer Lanjuditie<br />

,<br />

den, niemant toe en komt, noch en competeert hét wegens<br />

recht, om onder de Ridderfchap en Edelen van het toe-<br />

Llolland en IVestvriesland befchreeven te worlaaten<br />

der twee<br />

den, dan alleen degeenen, die gebooren Hollan­ Heeren<br />

ders zyn, van oude adelyke en Ridderlyke Hol in het<br />

landfche flammen, bezittende heerlyke of adelyke Lid der<br />

l< idder-<br />

Stamgoederen in den zeiven Lande, alles. na<br />

febap. <br />

ouf<br />

v ) Verbaal gehouden fo ANDMES DE WITH, Unadpenf. van<br />

Bordrecht MS.<br />

X. DEEL. Y


338 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

oude cos turnen en herkomen; en midsdienwelen<br />

te regt gefuftineert is, dat Jonker Daniël de Heftaing,<br />

Heer van Marquette, Lieut. Gener. van de<br />

Cavallerie en Ritmeester, zynde een Edelman<br />

uit Henegouwen, buiten Hollandgebooren, en<br />

Heer Francois Aarsfens, Heer van Sommelsdyk,<br />

eertyds Ambasfadeur der Hoog-moog. Heeren<br />

Staaten Generaal by de Majefteit van Vrankryk,<br />

mede buiten Holland gebooren zynde, tot den<br />

voorn, (laat, by hen lieden, verzogt, niet geadmitteerd<br />

konnen worden, zonder de bovengenoemde<br />

obfervantien te buiten te gaan. Nogtans, aanmerkende<br />

de ernflige begeerte van Zyne doorlugtige<br />

Excellentie,den Prinfe van Oranje, zeer<br />

inftantelyk begeerende, dat men de voorn. Heeren<br />

van Marquette en van Sommelsdyk mede<br />

onder de Ridderfchap en Edelen zoude willen befchryven<br />

, ende de Capaciteit van der beide voorn.<br />

Heeren Perfoonen , met vaste toezegginge, V zelve<br />

niet getrokken te zullen worden in eenige consequentie<br />

; zo is 't, dat wy, Ridderfchappen en Edelen<br />

van den Lande voornoemd, nodig geagt<br />

hebben van dies Acte gemaakt te worden van<br />

Non prejuditie; by welke wy mede malkanderen,<br />

by adelyke trouwe, eer en vroomigheid, beloofd<br />

hebben en belooven, by deezen, voor ons, onze erven<br />

en nakomelingen, de voorn, oude Privilegiën,<br />

Rekten, Vryheden en loffelyke obfervantien, in<br />

alle toekomende tyden, voortaan,ftri&elyk, teobferveeren<br />

en doen obferveeren, zonder dezelveft<br />

meer te laaten infringeeren, dire&elyk ofindi-<br />

* ter alre&elyk: welken volgende, wy ook hebben goedgetoosduuvonden,<br />

te verzoeken zyn hooggemelde Vorftelyke<br />

rendege- Doorlugtigheid, de voornoemde Atle mede geliedagtenisve<br />

te confirmeer en en tekenen, op dat zulks de Posfc<br />

van 't<br />

gebeurde. teriteit en alk anderen dienen moge * adperpetuam-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 339<br />

tuam rei gesta? memoriam. In kennisfe, deezen<br />

ondertekend, op den 21 January 1619.<br />

Den volgenden dag, verfcheenen de twee<br />

Heeren , in de Vergadering van Holland.<br />

Men was, hier, toen bezig, met raadpleegen<br />

pp het ftuk der gevangenen, en het ftellen vrn<br />

Regteren overdezelven. De Leden begreepen,<br />

eenpaariglyk, dat men de zaak voor de Vergadering<br />

der Staaten behoorde te brengen, of,<br />

ten minfte, zorg te draagen, dat de meeste<br />

Regters, door Holland, gefteld werden. Doch<br />

de Holiandfche Gemagtigden tot. het onderzoek<br />

der gevangenen vertoonden den Staaten,<br />

dat de zaak den anderen Gewesten zo wel als<br />

Holland betrof; waarom zy oordeelden, dat<br />

men de regtfpraak den algemeenen Staaten be-<br />

Jioorde te laaten, zorgdraagende, nogtans, om<br />

zo veele Hollandfche Regters te Hellen, dathe<br />

regt van Holland bewaard bleevè. Hiertoe<br />

neigden toen ook de meeste Leden. Doch Leiden<br />

, Rotterdam en Schiedam verklaarden zig,<br />

op het afftaan der regtfpraak, niet volkomen<br />

gelast, 't Is aanmerkelyk, dat de Heeren van<br />

Veenhuizen en van Sommelsdyk uit de Vergadering<br />

vertrokken, toen men, op den tweeentwintigften,<br />

over 't ftuk der gevangenen \<br />

begon te raadpleegen (w). De eerfte beftondt<br />

den Advokaat te na. Wegens den tweeden,<br />

hadden de Huisvrouw en Kinderen des Advokaats<br />

den Staaten van Holland vertoond, of<br />

deeden't, kort hierna, dat hy den Advokaat<br />

n en die van zynen huize, eenige jaaren her-<br />

5, waards, een vyandlykherttoegedraagen, en<br />

„ zulks,<br />

O) Retor. Holl. 22, 23, 25. 27 'fan. iöia. hl. 5, 6, 9, IK<br />

y 2<br />

XXII.<br />

Raadpleegingen<br />

op<br />

het aauftellen<br />

van Regteren. <br />

Veenhuizen<br />

en<br />

Sonimelsïtyfcvertrekken<br />

uit<br />

^e Vergadering,-


340 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1619. „ zulks, nog onlangs, met gedrukte boekjes,<br />

• „ bekend gemaakt hadt; waarom zy begeer-<br />

„ den, dat hy, nevens Muis en Pauw, die zy<br />

„ voor befchuldigers en partyen des Advo-<br />

„ kaats hielden, zig zeiven kenden en uit de<br />

„ Vergadering bleeven, terwyl de zaak des Adj,<br />

vokaats overwoogen werdt." De Staaten<br />

Helden 't, hierop, ter befcheidenheid van. den<br />

Heere van Sommelsdyk, of hy blyven of vertrekken<br />

wilde. Maar Muis en Pauw werden,<br />

meenden ze, ten onregte, verdagt gehouden (V).<br />

Wegens 't ftellen van Regteren, werdt, eindelyk,<br />

op 't einde van Louwmaand, beflooten,<br />

dat zy, in 't geheel, vierentwintig zouden<br />

zyn , twaalf uit Holland, en twee uit ieder<br />

der zes andere Gewesten (31). Doch Holland<br />

deedt, ter algemeene Staatsvergaderinge, verklaaren<br />

„ dat men haar , flegts voor deeze<br />

„ reize , regtfpraak over de gevangenen af-<br />

„ ftondt, zullende zulks niet in gevolg mogen<br />

Naamen „ getrokken worden (z)." 't Liep, ondertus-<br />

der vierfchen, nog aan tot diep in Sprokkelmaand, eer<br />

entwin men de Regters ftelde, en van Last- en BerigttigRegfchriftvoorzage.<br />

Men verkoos, tot deeze merkteren.waardige<br />

bediening, uit Gelderland, Henrik<br />

van Esfen, Raad in denHove aldaar, enNikolaas<br />

de Voogd, Burgemeester van Arnhem; uit<br />

Holland, Nikolaas Kromhout, eerften voorzittenden<br />

Raad in den Hove, Adriaan jfunius, Pieter<br />

Kouwenburg van Belois (5) en Henrik Ro-<br />

Ja,<br />

(x) Zie RHANDT Rechtspl. bl. 41.<br />

(y) Refol. Holl. 30, 51 January 1619. bl. 13, 15.<br />

(2) GROTIUS Verantw. Cap XV. bl. 150.<br />

(?) De Raadsheer Kouwenburg, de Groot in den<br />

graad van Agter-Ziuters-Kinderen beftaande, verzogt verfchoond


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 341<br />

fa, Raaden in den zelfden Hove, Adriaan van 161,9.<br />

Zwieten,Heex van Zwieten, Baljuw en Dykgraaf -<br />

van Rynland, Hugo Muis van Holy, Schout van<br />

Dordrecht, Baljuw en Dykgraaf der Landen<br />

van Stryen, Arend Meinardszoon, Burgemeester<br />

van Haarlem, GerardBeukelszoon van Zanten<br />

en Jakob van Broekhoven, Gekommitteerde<br />

Raaden van Holland, Reinier Pauw, Burgemeester<br />

van Amfterdam, Pieter Janszoon Schagen,<br />

Vroedfchap van Alkmaar, en Albrecht Bruinink<br />

, Sekretaris der Stad Enkhuizen : uit Zeeland<br />

, Adriaan Manmaaker, Ridder ,_en vertoonende,<br />

van wege den Prinfe van Oranje, den eerften<br />

Edele, in Zeeland, en Jakob Schotte, Burgemeester<br />

van Middelburg, en Afgevaardigde ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge: uit het Stigt, Adriaan<br />

Ploos, Raad in den Hove van Utrecht en<br />

Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, en Anfelmus Salmius, Raad en Penfionaris<br />

der Stad Utrecht: uit Friesland, Johan van<br />

den Sande, Raad in den Hove aldaar, en Rink<br />

Aitsma, Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

en Burgemeester van Leeuwaarden:<br />

uit Overysfel, Volhert Sloot tot Vollenhove,<br />

en Johan van Hemer*,Burgemeester van Deventer<br />

, beide Afgevaardigden ter Vergadering<br />

hunner Hoog-Mogendheden: en uit Groningen<br />

en de Ommelanden, Goosfen Schaf er, Raadsheer<br />

der Stad Groningen, en Schato Gokkinga 9<br />

Raad en Syndicus der Ommelanden, ook beide<br />

fchooiid te worden van over zyne zaak, als Regter, te<br />

zitten-, doch het Hof verftondt, dat hiertoe geene genoe.^zaame<br />

reden was, te minder, om dat hy, by partye,<br />

niet gewraakt werdt. Zie Decif. en Refol. van den Hv*t<br />

van Holland gedrukt 1751. N. 138. èl. 7Ü.<br />

Y 3


Hun Las:.<br />

Moersbergen<br />

wordt<br />

gevangen. <br />

Hogerbeets<br />

wordt,<br />

342 VADERL ANDS Cl IE XXXIX.BOEK,<br />

de Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergaderinge.<br />

De algemeene Staaten, van welken de :<br />

Regters hunnen last ontvingen, verleenden hun<br />

ook gezegelde Brieven, waarby men beloofde<br />

hen te dekken, voor alle fchade, die hun of<br />

den hunnen, t'eenigen tyde, ter oorzaake van<br />

het voltrekken van hunnen last, zou mogen 0verkomen.<br />

Ook verbonden zy zig, byeede,<br />

om niets te openbaaren van "t gene voor hunne<br />

Regtbank omgaan zou (a). By ziekte, af-:<br />

fterven, of ander wettelyk belet van eenen of<br />

eenigen der Regteren, hadden de anderen voort<br />

te vaaren, en, by meerderheid van ftemmen,<br />

te befluiten. Hunne Sententien zouden ze doen<br />

uitvoeren , d,oor Amptenaars der algemeene<br />

Staaten (b~). Voorts ftrekte hun last zig niét<br />

flegts, om regt te doen over Oldenbarneveld,<br />

Hogerbeets, de Groot en 't Lyk van Ledenberg<br />

; maar ook over Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, die, in Louwmaand, door<br />

eenige Ruiters, in het Stigt van Munfter, en<br />

dus buiten der Staaten gebied, betrapt, en eerst<br />

naar Zutfen, en, van daar, onder een fterk ge •<br />

leide, naar den Haage gebragt was (c), alwaar<br />

hem de Gemagtigden en de drie Fiskaalen,<br />

drie weeken agtereen, byna dagelyks, ondervraagd<br />

hadden (d). Doch na't ftellen der Regteren,<br />

werden hy en de andere gevangenen alleen<br />

voor hun gehoord.<br />

Hogerbeets verfcheen, de eerfte, voor deeze<br />

nieuwe Regtbank, op den laatften van Sprokkel-<br />

(yO OROTii» Verantw. CriH XVf. hl. 158.<br />

(b) Zie de Comm blie by (JÏTKNBOC;. bl. norT.<br />

v. C O 'BAUDART. Meiiior. XI. Hoek. bl. 6.<br />

\'


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 343<br />

kelmaand. Ook werdt hy, voor dezelve, onder­ 1619*<br />

vraagd, op den eerften en vyfden van Lente­<br />

door de<br />

maand, meest op het aanneemen en onderhou<br />

Regters,<br />

den der Waardgelderen. Hieromtrent beleedt ver­<br />

hv „ dat zy, te Leiden, geligt waren, om behoord.roerte te beletten, en wel voor zyne aan-<br />

!' komst aldaar." Waarop Broekhoven zeide.<br />

Was dit zo; dan hadt men ze, grootelyks, mtshruikt,<br />

in V bezetten van zyn huis, tot tweemaa<br />

len toe. Voorts beweerde Hogerbeets „ da<br />

„ Leiden en de andere Steden geoordeeld had<br />

" den, dat haar zowel vryftondt, deaangeno<br />

„ men'Waardgelders te betaalen uit de mid * Cnitrt"<br />

_ butien.<br />

delen van Holland, als Amfterdam en de ande<br />

re Steden van 't Noorderkwartier de hunne: 1<br />

" daar uit betaalden." Doch Pauw merkt<br />

hiertegen aan, dat Amfterdam zulks deedt, u: t<br />

kraste der f Voldoening (e): 't welk Hogei •_ f Stltfi*<br />

beets zeide, ligtelyk, te konnen wederlegd wol<br />

, m faftie.<br />

den (ƒ> My is niet gebleeken, dat men hen:<br />

na deezen, verder ondervraagd heeft. 1<br />

Op den vyfden van Lentemaand, werdt c e Gefprek<br />

Groot voor de Regters ontbooden. Doch een : tusfcheii<br />

" Manman»<br />

gen tyd te vooren, was Manmaaker hem k(<br />

ker en de<br />

men bezoeken, en hadt hem, door verfche i- Groot.<br />

den' bedekte redenen, getragt te beweeger<br />

om vergiffenis te begeeren, waarnaar de Gro< )t<br />

niet luisteren wilde. Manmaaker was toen w<br />

derom gevallen, op 't ftuk van Prinfe Hennl •»<br />

zeggende, onder anderen, dat hy buiten $gelo »" %Credp»<br />

ye was by zyne Doorlugtigheid, enbydeGewe s-<br />

ten; en dat men bevondt, dat Maurier, Meegaf !<br />

S<br />

n<br />

're) Zie VII. Deel, bl. 371.<br />

\f) R. HOGERBEKTS Gcdciiklchr. by BRANDT RocutsyL b.. 5<br />

V 4


1619.<br />

De Groot<br />

komt<br />

voor de<br />

Regters.<br />

344 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

en Uitenbogaard veel kwaads in de zaak gedaan<br />

hadden: " Voorts begeerde hy te verftaan, wat<br />

de gevangen hier van wift. De Groot antwoordde<br />

„ dathy metMeegang nimmer woor-<br />

„ den gewisfeldhadt,en met Uitenbogaard niet<br />

„ over deeze ftofFe, en dat Maurier, in 't by-<br />

9<br />

z o n d e r<br />

? niet anders dan in 't operbaar, ge-<br />

» fprokenhadt, raadende, naamlyk, tot byjeg-<br />

„ ging der gefchillen." Ook verklaarde hy<br />

hem, by deeze gelegenheid, de overleggingen<br />

van eenigen, om Prins Henrik in 't Lid der Edelen<br />

te befchryven, waarvan wy, boven (g), gewaagd<br />

hebben. Doch dit gefprek was het laatfte,<br />

welk de Groot, met iemant uit de algemeene<br />

Staaten, in 't byzonder, hieldt. Voor de<br />

Regters verfcheenen, maakte hy verfcheiden'<br />

aanmerkingen op derzelver wettelykheid, onder<br />

roderen zeggende „ dat eenigen belang hadden<br />

b v d e<br />

9 zaaken, welken zyoordeelenzouden;<br />

„ als hebbende, te vooren , verftaan, dat men<br />

„ de Waardgelders moest afdanken, tegen den<br />

wil der Staaten van Utrecht: ook, dat eenie<br />

n d e r<br />

9 g Regteren hem en anderen [met de<br />

9 paleye] gedreigd hadden." Op het eerfte<br />

intwoordde Duik „ dat hy, dus redeneerende,<br />

9 de meeste Regters verdagt fcheen te willen<br />

, maaken:" op het tweede „ dat dreigen min-<br />

,, der was dan Waardgelders." 't Voornaamfte,<br />

waarover hy, wyders, gehoord werdt, kwam<br />

lierop uit. Men vraagde, of de Advokaat hem<br />

niet gezeid hadt, dat de Prins naar de Souver ainiteit<br />

ftondt, en d0P men zulks behoor de te beletten?<br />

Waarop de Groot antwoordde n dat de<br />

(S) nu S45.<br />

» Ad-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 345<br />

n Advokaat hem te kennen gegeven hadt, be- 1619.<br />

n denking te hebben, of onder de burgerlyke<br />

yy beweegingen, ook iet zulks fchuilen mogt,<br />

n daarby voegende, dat alle veranderingen, by<br />

n wege van oproer, gevaarlyk waren,zonder<br />

„ iet meer." Men hernam te vraagen, of hy zelf<br />

aan niemant ooit gezeid hadt, dat zyne Doorlugtigheidftondt<br />

naar de Souverainiteit ? 't Antwoord<br />

was Neen; fchoon hy veelligt aan een<br />

nige vertrouwde Perfoonen wel verhaald<br />

„ hadt, dat hy vreesde, voor eenige verande-<br />

?? ring uit oproer, zonder iet vast te ftellen.<br />

ji. Voorts, hadt hy van den Prinfe altoos gefproken<br />

met behoorlyken eerbied, gelyk zyyy<br />

ne hoedaanigheden en verdienften vereisch-<br />

„ ten." Wyders, beleedt de Groot, op verfcheiden'<br />

vraagen „ dat de Advokaat hem<br />

„ nimmer gefproken hadt van eenen aanflag op<br />

?> Woerden, fchoon hy, uit fommigen, ver-<br />

„ ftaan hadt, dat die van Leiden wenschten,<br />

n dat Woerden, door eenige vertrouwde ven-<br />

„ dels, mogt verzekerd worden. Dat hy niet<br />

wist van eenige Vergaderingen ten huize<br />

„ van van der Myle; fchoon hy 'er, fomtyds,<br />

„ geweest was, en 'er Briemen, Biefeman,<br />

„ Bafius, de Haan, Hogerbeets of Uitenbo-<br />

„ gaard aangetroffen hadt; doch dan waren<br />

yy 'er alleen gemeene gefprekken gevallen.<br />

yy Dat Oldenbarneveld hem nimmer gefproken<br />

yy hadt over de bekwaamfte middelen, om een<br />

„ einde van den oorlog te vinden; en gantsch<br />

„ niet, van zig onder Spanje en 't Huis van Oosyy<br />

tenryk te l>egeeven: ook niet van zyn voorw<br />

neemen om de Kerkelyke gefchillen te rekn<br />

ken, en, daardoor - de verlenging van 't Be-<br />

Y 5 „ ftand


346 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />

IÓIO. „ ftand te beter door te dringen (h)." Dit was<br />

• 't voornaamfte, welk, ten deezen tyde, voor­<br />

Hy viel. De Groot, federt, verfcheiden' reizen<br />

wordt<br />

andermaalgehoord.<br />

hebbende aangehouden, om op nieuws gehoord<br />

te worden, verfcheen, andermaal, voor de<br />

Regters, op den zestienden van Grasmaand,<br />

Hy deedt hun toen eene wydluftige Verklaaring<br />

zyner inzigten, op de zaaken, waarover<br />

gefchil viel, en verzogt zulks fchriftelyk te<br />

mogen doen; waartoe hem vyf uuren tyds en<br />

een blad of vel papiers vergund werdt (ij. Wyders,<br />

beleedt hy, op eenige vraagen „ de Brie-<br />

„ ven ontworpen te hebben, die men, op 't<br />

„ ftuk der Sinode, aan den Koning en aan de<br />

fy Kerken van Frankryk wilde fchryven; ook,<br />

dat men, te Rotterdam, nooit voorgehad<br />

yy hadt, den Godsdienst te verdrukken, door<br />

yy middel van de foldaaten; maar alleen, de<br />

yy verdraagzaamheid te bevorderen en de Ker-?<br />

„ ken en Wethouders te befchermen; en dat<br />

yy die van Rotterdam, in 't begin, genegen ge-e<br />

„ weest waren tot eene Sinode, uit een gelyk<br />

getal van Remonftranten en Contraremon*<br />

v ftranten beftaande. Doch dat hy hen bewoo ;<br />

f> gen hadt, om toe te laaten, dat de verkiezing<br />

gefchiedde door de Klasfen; mids de<br />

yy Staaten van Holland, daarby, eenige vreed-<br />

„ zaame Predikanten voegden (T)." En deeze<br />

was de laatfte reize, dat men de Groot onder^<br />

vraagde. Hy hadt zig, in de gevangenis, meest<br />

bezig gehouden met het opftellen eeniger<br />

fchrif.<br />

(70 Memor, van H, vs, GROOT hy IC. URANDT is zyn L,ev A<br />

I75-I7'9.<br />

( i) Zie deczo Deductie hy K. RRINDT Leven van H. i£><br />

ploot, bl. ïi, enz:<br />

(A) M.inor. van II. vr. GROOT in zyn Lcv. U. lyj,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 347<br />

Schriften en Gedigten, die, naderhand, het<br />

licht zagen (/).<br />

De Regters begonden den Advokaat te on­<br />

derzoeken 0<br />

, op den zevenden van Lentemaand.<br />

Hy hieldt zig, eer hy antwoordde, wel drie<br />

dagen bezig, met het betwisten van de wettigheid<br />

der Regteren. Daarna, vraagde men hem,<br />

„ naar zeker fchryvens aan die van Leiden<br />

„ en Utrecht, in Wynmaand des jaars 1617,<br />

„ wanneer men meende, dat de Prins der-<br />

„ waards komen zou (W): midsgaders, naar het<br />

„ oogmerk der byeenkomst by van der My-<br />

„ le," waarover men de Groot ook ondervraagd<br />

hadt. Van t fchryven naar Leiden,<br />

welk aan van der Myle, toen aldaar zynde,<br />

gefchied was,beleedthyniets,dan dat hy derwaards<br />

hadt gezonden, om op de beweegingen<br />

des volks te doen waaken. Van 't andere,<br />

verklaarde hy geen geheugenis te hebben.<br />

Voorts, gevraagd zynde, of van der Myle,<br />

op zyne reize naar Frankryk, in den jaare 1614,<br />

den Marquis d'Ancre der Landen magt tegen<br />

de Prinfen en die van den Hervormden Godsdienst<br />

niet aangebooden hadt, antwoordde<br />

hy, dat zyn last, aan den Koning, aan de<br />

Kcminginne Moeder, en aan de Heeren alleen<br />

complimenten inhieldt. Ook verklaarde hy te<br />

gedenken van zeker Berigt voor den Koning<br />

van Groot - Britanje, gezonden aan Karon,om<br />

zyne Majefteit, naar waarheid, te onderregter;<br />

en deszelfs gunst te verzoeken. Uit zyne Brieven<br />

aan Karon, trok men veel tot zyne bez<br />

waarnis: ook werdt hy, gelyk hy z^lf fchreef,<br />

«e-<br />

BRANDT Rechtspl. W. 79.<br />

\_ \jn) Zie hier voor, bl. ïii;, 207.<br />

xxiir.<br />

Ondervraaging<br />

van Oldenbarnevold<br />

voor de<br />

Regters,


I


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 349<br />

n die zulks gedaan hadden, te weeten Beeren 1619.<br />

fleiit, Burgemeester te Delft, en Ruikhaver,<br />

M Burgemeester te Haarlem : dat de eerfte een?<br />

„ kostbaaren diamant ontvangen hadt, zonder<br />

n dat hy wist, wat de andere hadt ontvangen ;<br />

„ maar de diamant was gekogt van eenen<br />

„ Duarte Fernando, Juwelier. Dat hy, Aar-<br />

„ ftns, dit den Advokaat te kennen gegeven<br />

2 hadt, die daarop hadt gezeid, zwygt daarvan<br />

n fiil; ik zal het zelfs eens onderzoeken. Dat hy ,<br />

„ ettelyke dagen daarna, den Advokaat, deswege,<br />

wederom hadtaangefproken, diehemzei-<br />

„ de, dat hy 'er naar gevraagd hadt, en dat 'tT<br />

* iet aan wasQ>>" 'lot hiertoe gaat myn Affchriftvan<br />

deeze Verklaaring. Wat Burgemeester<br />

van Berk betreft; deeze hadt, op den agtentwintigften<br />

van Herfstmaand ouden ftyl des<br />

voorleeden jaars, ook eene Verklaaring gegeven<br />

, waarvan ik geen Affchrift heb konnen<br />

magtig worden. Doch op den eenentwintigften<br />

van Wintermaand, werdt hy, wegens deeze<br />

Verklaaring, onder eede, op zekere vraagen,<br />

gehoord, die my, nevens de antwoorden, tei<br />

hand gekomen zyn. Hy erkende, toen „ dat<br />

„ de Verklaaring*, zo als zy lag, waaragtig was;<br />

J in 't byzonder, dat de Advokaat hem gezeid<br />

f, hadt, dat het verfchil over den Godsdienst<br />

„ zo groot niet was, of t kon ligtelyk byge-<br />

„ legd worden, hem, daarbenevens, vraagen'<br />

„ de, of 't niet beter ware, dat wy ons wederom<br />

„ begaven onder den Koning van Spanje? ook.<br />

„ 'tgene verhaald ftondt, op de handelingen<br />

„ van den zelfden Koning, in Portugal, jegens<br />

Cf) Dcpufitie van den Greffier Acrsfens MS.<br />

» hen.


1610.<br />

Wat Berk<br />

togen Uitenbogaard<br />

verklaard<br />

hadt.<br />

35° VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />

„ hen, die hem tot dit Ryk hadden helpen bren-<br />

• „ gen. Doeh den tyd, jaar en maand, wan-<br />

„ neer de Advokaat dus tot hem gefproken<br />

„ hadt, wist hy niet naauwkeuriglyk te noe-<br />

^, men. Alleenlyk bragt hy zig te binnen, dat<br />

„ het gefchied was, toen de Advokaat nog in<br />

n de Spuyftraat in den Haage woonde (6), en'<br />

dat, hy ingelaaten zynde in de zaale ter zy-<br />

„ de het voorhuis, de Advokaat hem, langs<br />

„ een klein trapje, gebragt hadt tot in zyri<br />

„ Comptoir. Voorts, waren hem, Berk, van<br />

wege den Koning van Spanje of Aartsherw<br />

togen, geene aanbiedingen gedaan, dan 'C<br />

gene hem wedervaaren was van den voor-<br />

„ noemden Advokaat, uitgedrukt in de gemelde<br />

Verklaaringe. Ook hadt de Advo-<br />

„ kaat, federt dit gefprek, hem, nimmer,we-<br />

„ derom, over diergelyke zaaken, gefproken<br />

„ (#)." Meer is my van Berks Verklaaringe<br />

ten laste des Advokaats niet voorgekomen.<br />

Doch op den zelfden eenentwintigden van<br />

Wintermaand, verklaarde hy ook „ dat Ui-<br />

„ tenbogaard, omtrent drie jaaren geleeden,<br />

n tegen hem gezeid hadt, dat men't met Span-je<br />

al eens was ; dat men niet meer oorloo-<br />

„ gen zou; dat men wel zag, hoe 't in'tLand*<br />

van Kleeve toeging; dat ons volk en dé<br />

„ vyand eikanderen verftonden; en den buit<br />

„ deelden; dat Gelderland al verdraagen was i<br />

„ ook<br />

(?) Interrog, van N. van Berct, Arl. \J II. III. IV. MS.<br />

(6) Dit moet al eenige jaaren geleeden geweest<br />

zyn, alzo men vindt, dat de Advokaat, in de Lentd<br />

des jaars ióii, het Huis van Aremb;rg gekogt heeft »<br />

't welk hy, federt, bewoonde, liefs/. Holl. o April<br />

I6II. bl. s'At


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 351<br />

„ ook Overysfel: dat de poorten aldaar zou-<br />

„ den open ftaan, als 'er de vyand voorkwam;<br />

u dat hy, Berk, wel zien kon, hoe 't, hier in<br />

„ de Stad [Utrecht], gefteld was; dat men<br />

den vyand,als hy kwam, hier ook niet we-<br />

„ derftaan zou; dat elk bedieningen zogt, om<br />

„ eigen voordeel; dat de voornaamften, die<br />

y9 te Nagtmaal gingen, zig de eerften omkee-<br />

„ ren zouden, als de vyand kwam, om in hun-<br />

5, ne ampten te mogen blyven; dat men, tegenwoordig,<br />

eene andere wyze van leeven<br />

ft moest houden, dan men plag, en zien, hoe<br />

„ 'trondsomme toeging, en op zyn eigen be-<br />

„ lang agt geeven (r)." Doch Uitenbogaard<br />

heeft, in eenen Brief aan den Prinfe, in Wynmaand<br />

des voorleeden jaars gefchreeven, ontkend,<br />

op zulk eene wyze, gefproken te hebben<br />

, of 'er eenen goeden zin aan gegeven (f).<br />

Ook gewaagt hy, in dien Brief, van zekere aan Onder­<br />

biedingen, welken hy aan Berk, zo deeze te zoek , op<br />

vooren gezeid hadt, van wege de Spaanfchen, de geloof<br />

gedaan zou hebben. Doch op deeze befchul waardig<br />

diging verdedigt hy zig dus. V Geen Berck feydt heid van<br />

van V gunt ick hem [oude hebben geprefenteert,<br />

Berks<br />

is louter verfiert. Hy raeskalt ,daaris in''t Verklaa. min<br />

ringe.<br />

fie niet aan, niet het minfte. Alleenlyk, verhaalt<br />

hy,dat, ter gelegenheid van de gefchenken,<br />

„ die de Staatfche Gemagtigden op de hande-<br />

„ ling van 't Beftand, met kennisfe der hooge<br />

„ Overheid, van de Aartshertogen ontvingen,<br />

„ eenig gefchil gereezen was , tusfchen den<br />

„ Heere Renesfe van der Aa, die laatst, en den<br />

„ Heere Berk, die eerst in de handeling ge-<br />

„ bruikt<br />

(r) Interrog, van N. van Berck. Art. V. MS.-<br />

£0 7.U den' Brief in zyn Leven Cap. XI. bl. 188, Vj\.


35* VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />

tankt) was, en die beide oordeelden, dat<br />

„ hun die gefchenk geheel toekwam : dat men<br />

zig, daarna, van Uitenbogaard bediend hadt<br />

„.om den twist, hieruit, voornaamlyk, ont-<br />

„ liaan, te bemiddelen, en dat het wel zyn<br />

„ kon, dat hy Berk, ter deezer gelegenheid,<br />

„ hadt aangeraaden, zig met de helft van het<br />

„ gemelde gefchenk te laaten vergenoegen "<br />

En, vervolgt hy, indien dit is ; och Godt! watboosheyt<br />

ware dat van dien mensch, den onnofelen,<br />

die poochde fyne begeerlicheit te breydelen, over<br />

een prefent der Spanjaarden, om t welck in zyne<br />

handen te krygen, hy felvegingh queflie moveren<br />

tegen andere, na, V verloop van negen jaren<br />

te gaenbefwaren, als ofhy diegheenware,<br />

die hem eemgh pref ent of gek van 'svyants wegen<br />

hadde aangeboden (tj. Ook heeft hy niet<br />

verzuimd, op eene andere plaats, aan te merken,,<br />

dat Berk, op den eenentwintigden van<br />

Wintermaand, verklaard heeft, dat hem van nie ­<br />

mant eenige aanbiedingen, uit naam der Spaanfchen,<br />

gedaan waren, buiten 't gene hem van<br />

den Advokaat wedervaaren was f». Waaruit,<br />

ten minste bleek, hoe weinig ftaats 'er<br />

te maaken ware op 't gene hy, te vooren, van<br />

Uitenbogaards aanbiedingen verhaald hadt.<br />

Veelhgt, is 'er ook uit af te neemen, wat men<br />

van zyne Verklaaring, wegens de aanbiedingen<br />

des Advokaats, te houden hebbe. Uit alles,<br />

kan men zien, tot welke foort van ondervraagingen<br />

des Advokaats, de Verklaaringen<br />

van Aarfens en Berk gelegenheid gegeven<br />

hebben.<br />

CO Zie den geineMen Brief //. 191, 19?.<br />

(.«) UÏTENBOG.. Leven en Veftötw. Cef>, XIII. U, 253.<br />

Ill-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 353<br />

In Grasmaand, werdt de Advokaat, wederom<br />

ï verfcheiden' dagen, fomtyds twee en •<br />

drie reizen 'sdaags, gehoord. Hy weigerde . XXV.<br />

De Ad-<br />

toen, andermaal, de Regters te erkennen, en yokaac<br />

beriep zig op de byzondere Gewesten 5 welker wordt<br />

Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergade­ ang ag«<br />

ringe alleenlyk de Regters gefteld hadden. cereen<br />

gehoord<br />

Doch ziende, dathy, hiermede, niet vorder­<br />

iroor de<br />

de, befloot hy, behoudens zyn regt, te ant­ Regters»<br />

woorden , en beleedt toen „ eën gefchenk van Zyne be­<br />

n den Koning van Frankryk ontvangen te heb- lydenis-.<br />

„ ben, ter waarde van twintigduizend guldens,<br />

n in gevolge van eene belofte, hem, in den<br />

jaare 1598, gedaan. Ook hadt hy van eeni-<br />

„ ge Heeren, wegens gedaane dienften, ge-<br />

„ fchenken genooten. Van anderen hadt hy ze<br />

„ geweigerd. Maar van de Spaanfche zyde,<br />

„ hadt hy niets getrokken: ook niemant an-<br />

„ ders» met zyne kennis. Het zeggen van Aarfens<br />

of Berk, van woorden, over twaalf jaa-<br />

„ ren, gefproken, kon, dagt hy, niet ten zy-<br />

„ nen laste komen. Hadden zy gedagt, dat<br />

daaraan der Landen dienst gelegen was, zy<br />

zouden ze geene twaalf jaaren hebben moft<br />

gen verzwygen. Op de overdragt der Sou-<br />

„ verainiteit aan den Koning van Frankryk,<br />

h hadt hy, nimmer, met iemant, 'tzymetden<br />

„ Hertoge vanSully of met Buzanval* iet ge-<br />

„ handeld. Dat zyne Doorlugtigheid naar de<br />

Souverainiieit of naar meerder gezag ftondt,<br />

„ hadt hy gevreesd. Zo egter de Prins, zo wel<br />

n als zyne Raaden, zig, deswege, aan hem<br />

„ hadt willen verklaaren , en, na 't hooren<br />

„ zyner bedenkingen daartegen , de opening<br />

hadt goedgevonden, zou hy die, met gené-<br />

X. DEEL, Z „ gen-


1619.<br />

554 VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />

» genheid, gedaan hebben. Nu hadt hy 'er<br />

» flegts in 't byzonder van gefproken, en ge-<br />

» regelde handeling over zulk een gewigtig<br />

j3 punt goedgevonden; doch een fchrik gehad,<br />

„ voor oproer en verwarring. Hyhadt, uit de<br />

?j fchotfehriften, eenige jaaren herwaards ge-<br />

» ftrooid, en uit eenige daadelykheden, vreen<br />

ze gefchept, dat men verandering van Rejj<br />

geeringe zogt, door oproer; en daarvan, nu<br />

•j drie of vier jaaren gele eden, opening ge-<br />

„ daan in de Vergadering van Holland; ook<br />

» hadt hy 'er den Prinfe, vrymoediglyk, over<br />

n gefproken, hem zeggende, dat 'ergerugten<br />

?? liepen, dat de Contraremonftranten niet te<br />

>, vrede zouden zyn, of zyne Doorlugtigheid<br />

y ? moest Graaf van Holland wezen, en dat<br />

„ hem, van goederhand, gezeid was, datzew<br />

ker Burgemeester van eene goede Stad (7)<br />

?? geoordeeld hadt, dat het aan den Advokaat<br />

n ftondt, zulks voor te liaan; hoewel deeze<br />

w Burgemeester, daarover, op zyn verzoek,<br />

$, gefproken zynde, verklaard hadt, zulks een<br />

9 misverftand te wezen, 't Zelfde hadt hy ook<br />

w aan Graave Willem voorgehouden. In zyne<br />

w Brieven aan Karon, die, met een bedroefd<br />

„ gemoed , gefchreeven waren, en hierom,<br />

j, meende hy, verfchooning verdienden,hadt<br />

?, hy gezien op zulke Kerkelyken, Puriteinen<br />

w en vreemdelingen, die der Overheid 't ge-<br />

5, zag in Kerkelyke zaaken onttrekken wilden.<br />

J5 De Refolutien tot vrede en verdraagzaam-<br />

„ heid<br />

C7) Hiermede worde, denk ik, Reinier Pauw, Burgemeester<br />

van Amfterdam, gemeend. ZieÜYTENBOGAERTS<br />

laven en Fcrantzv. Cap. X. bl. 155 , 156, 157, i$8.


XXXIX. BoEtc. H I S T O R I E . 355<br />

» heid hadt hy bevorderd, met een goed oog-<br />

» merk, oordeelende hy de gefchillen niet<br />

n van zulk een gewigt, dat 'er de vrede der<br />

„ Kerke om behoorde geftoord te worden: en<br />

n te minder, om dat, by 't aanneemen der wa-<br />

„ penen , niet flegts vryheid van geweeten;<br />

» maar ook oefening van verfcheiden' Godsw<br />

dienst was toegedaan; hebbende de Luther-<br />

„ fchen en alle foorten van Doopsgezinden,<br />

» by goede kennisfe, hunnen Godsdienst, van<br />

„ 't begin des oorlogs, geoefend. De verklaa-<br />

1619.<br />

j, ring der drie Gewesten, Holland, Utrecht<br />

„ en Overysfel, tegen de Sinode hadt hy op-<br />

„ gegeven, de Groot gefchreeven, tot bewaa-<br />

M ring van het regt der Gewesten. Holland en<br />

„ Utrecht hadden ook, beweerde hy, regt,<br />

om Waardgelders, ter hunner verzekering,<br />

j, aan te neemen, en mogten dezelven, niet<br />

n buiten hunne bewilliging, worden afgedankt.<br />

Hy hadt ook aan eenige Kolonellen<br />

„ gezeid, dat zy vooral aan de Staaten, hunne<br />

ft betaalsheeren, en aan de Staaten en Wet-<br />

„ houders der Steden, daar zy lagen, gehouw<br />

ft en getrouw zyn moesten, volgens hunnen<br />

„ eed, in zaaken, de hoogheid en wetten der<br />

5, byzondere Gewesten, en niet de algemeene<br />

ft Staaten betreffende." Dit was 't voornaam-<br />

Ite, welk de Advokaat, zo ver men weet, in<br />

deeze, ondervraagingen, beleeden heeft. Men<br />

vindt, wyders, dat hem nog eenige vraagen gedaan<br />

zyn „ omtrent zyne woorden tegen de<br />

„ Sinode, 't verkrygen van Brieven van den<br />

ft Köning van Groot-Britanje in den jaare 1612,<br />

s, en 't verzoeken van gelyke Brieven, in den<br />

„ jaare 161 omtrent zekeren zynen voorflag,<br />

Z J „ ora


ai<br />

ir<br />

d<br />

356 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

>, om twee Bisfchoppen te zenden van de Re»<br />

„ monftranten, en omtrent verfcheiden' andey)<br />

re punten," zonder dat men gemeld vindt,<br />

wat hy op dit alles antwoordde (v).<br />

XXVI. Tot hiertoe , maakte Oldenbarneveld noa<br />

Uitfchryving<br />

van geene gedagten altoos, dat men voorhadt, hem<br />

eenen te doen fterven; doch onder deeze laatfte on-<br />

Biddag. dervraagingen, werdt'er, door de algemeene<br />

btaaten, een biddag uitgefchreeven, tegen den<br />

zeventienden van Grasmaand ; waarvan hy ,<br />

ivat laater, kennis kreeg, en 't welk hem deedt<br />

i lenken, om zig ter dood te bereiden («'). In<br />

< leeze uitfchryving las men „dat de Kerk en<br />

, de Staat, eenige jaaren herwaards, door ee-<br />

5 , mge ftaatzugtigen, tot bevordering hunner<br />

3 , byzondere ftaatzugtige oogmerken, in groot<br />

J , gevaar van het uiterfte verderf gebragt zyn-<br />

> , de, door het byeenroepen der Nationaale<br />

, Sinode, genoegzaam gered waren; dat men<br />

, ook, met den eerften, een wettig oordeel ver-<br />

V. wagtte, over hen, die den ftaat van 'tLand<br />

v. hadden beroerd; waardoor alles zig tot rust<br />

fcheen te zullen fchikken: dat men God hier­<br />

S5<br />

voor te danken hadt, en hem, onder anderen,<br />

53<br />

S te bidden, dat hy der vyanden raadflagen en<br />

« beleidingen tegen deeze Landen geliefde te<br />

verbreeken (x)." En 't was gantsch geen<br />

5?<br />

w onder, dat de Advokaat, uit zulk eene uit-<br />

ft liryving, opmaakte, dat het kwalyk met hem<br />

loopen zou. Veele anderen zagen 't eveneens<br />

!, en men vondt verfcheiden' Predikanten,<br />

e zwaarigheid maakten, om zulk een'Biddag<br />

fvl BRANDT Rechtspl. bl. 87 enz.<br />

fwQ UYTEHBOG. Leven en Verantw. Cap. XVIU. bl. *tl7.<br />

[*J UYTCMROC. bl. 1143. Achabs Bkld, bl. y.<br />

1<br />

af


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 357<br />

af te kondigen. Ook werden, in Gelderland (y),<br />

in 't Stigt, in Overysfel, en elders, de Brieven<br />

van Uitfchryving,derwyze, veranderd, dat de<br />

afkondiging, daar, gemakkelyker doorging.<br />

Doch veelePredikanten keurden de eerfte .Brieven<br />

goed, en predikten, op den zelfden zin:<br />

God ook dankende, dat hy de oogmerken der<br />

ftaatzugtigen geftuit, en 't bloedbad, dat zy<br />

maaken wilden, belet hadt (z).<br />

Na 't houden van deezen Biddag, begreep XXVII.<br />

Boiflfe<br />

elk, dat de zaak der gevangenen naar 't einde<br />

en Mau­<br />

liep. De Franfche Gezant Maurier verzogt, rier<br />

derhalve , wederom , gehoor ter algemeene fpreeken<br />

Staatsvergaderinge, op den eerden van Bloeiwedermaand. Boifife was reeds naar Frankryk te rug om voor<br />

de gevan­<br />

gekeerd, en hadt, in zyne Affcheidrede, op genen.<br />

den drie- entwintigden van Lentemaand, zyne<br />

voorige vermaaningen tot zagtheid omtrent de<br />

gevangenen herhaald. Doch de Staaten hadden,<br />

in hun antwoord, genoegzaam, te verftaan gegeven,<br />

dat hun die herhaalde vermaaningen<br />

verveelden, en dat zy ftonden, om tot ftrengheid<br />

over te Haan (a). Zy fpiaken ftouter, doordien<br />

zy Lodewyk den XIII, die, thans, met de<br />

inwendige verwarringen zynsRyks, de handen<br />

vol werks hadt, minder ontzagen; om dat hy<br />

hun minder dienst doen kon. Doch Maurier<br />

was, door dit antwoord, niet afgefchrikt. Hy<br />

deedt eene deftige en uitvoerige Rede, in 's<br />

Prinfen tegenwoordigheid, (trekkende, om te<br />

toonen, dat men de gevangenen behoorde te<br />

verfchoonen, zo zy aan geene ontrouw fchul-<br />

Cy") Zie BAUDART. Memor. XT. /loei, bl. 22.<br />

(z) BRANDT Rechtspl. bl. 99, ico.<br />

(.«O BRANDT Rechtspl. bl, 101,102.<br />

Z 3<br />

dig


Men<br />

zoekt<br />

den Advokaai<br />

te<br />

beweegen,<br />

om<br />

vergiffenistebegeeren.<br />

358 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

dig bevonden werden. Ook beweerde hy,dat<br />

men zo veele agting behoorde te hebben voor<br />

'sKonings vooripraak, als men, eertyds, getoond<br />

hadt voor die der Koninginne van Engeland<br />

, om wier wille , men den Admiraal<br />

Treslong hadtgeflaakt Prins Maurits, in<br />

t byzonder, zogt hy te doen zien, hoe edelmoedig<br />

en Vorftelyk hy zig gedraagen zou, zo hy<br />

zyne gunst bewees aan zulken, door welken hy<br />

meende verongelykt te zyn (e). Doch deeze<br />

aanfpraak deedt geene vrugt. De Huisvrouw<br />

en Kinderen des Advokaats, reeds dikwils Verzoekfchriften<br />

in zyn voordeel hebbende ingeleverd,<br />

gaven nu drie Vertoogen, na eikanderen,<br />

over aan de Regters, waarin zy hem, te r<br />

gen de voornaamfte befchuldigingen, verdedigden<br />

(V). Doch alle deeze poogingen waren<br />

vergeefs. De Advokaat zelf hadt, op den eerften<br />

van Bloeimaand, voor de Regters verfcheenen<br />

zynde, begeerd, op nieuws, over eenige<br />

punten gehoord te worden. Doch ik vind niet,<br />

dat hem dit verzoek werdt ingewilligd (i). Men<br />

was nu bezig, met het opmaaken van zyn vonnis,<br />

en'hy vernam, uit berigten, hemjheimelyk,<br />

op den elfden van Bloeimaand, toegekomen<br />

, dat het reeds geveld lag, en den veertienden<br />

of vyftienden zou uitgefproken worden.<br />

Doch 't gefchiedde nog eerder. Omtrent deesen<br />

tyd, arbeidden Graaf Willem en de Fiskaal<br />

Duik, by Prinfe Maurits, om Oldenbarneveld<br />

ay 't leeven te bewaaren. De Prins bewilligde<br />

i<br />

'er<br />

(b~ Zie VIII. Deel, W. 8(5.<br />

(O BRANBT Rechtspl. bl. 104 enz.<br />

(d) Leven van Oldenbarn. */. 184 enz. BEAKDT Rechtspl.<br />

113, 120, 125.<br />

-Leven van Oldenbarnev. bl. 225.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 359<br />

'erin, mids de vrienden des Advokaats ver­ 1619.<br />

giffenis voor hem verzogten. Dit werdt hun, .<br />

door dePrinfesfe Weduwe, bedektelyk, inden<br />

mond gegeven. Zy fpraken 'er, onderling, over:<br />

doch konden 'er niet toe verftaan. Zelfs<br />

verklaarden zy der Prinfesfe, dat zy 'er niet<br />

een' voet om verzetten wilden, al zou hy er<br />

den hals moeten laaten (ƒ'). Men ging dan<br />

voort, met het vonnis.<br />

letn<br />

De Advokaat was, des Zondags, den twaalf- J<br />

;ordt da<br />

den van Bloeimaand, een groot deel van den . ood<br />

dag bezig geweest, met het leezen derontvan- a an ge-<br />

gen' berigten, en met het verfteeken van zyn ieid. s<br />

geheim fchryfgereedichap, fchriften en aantekeningen,<br />

welke laatften, voor een groot gedeelte,<br />

onder een Spaanschftoeltje, enagterde<br />

tapyten, genaaid werden (g). Doch des avoncss,<br />

omtrent half zes uuren, kwamen de Fiskaalen<br />

van Leeuwen en Sylla in zyne kamer. Van<br />

Leeuwen voerde het woord: hem, uit den naam<br />

der algemeene Staaten en der Heeren Regteren,<br />

aanzeggende, dat hy, op morgen, hadt te<br />

komen hooren de Sententie des doods. Hy zeide<br />

, hierop, meer verwonderd dan verflaagen,<br />

de Sententie des doods! de Sententie des doods!<br />

Dat hadt ik nietverv/agt. Ik meende, dat men<br />

my nog zou hebben gehoord. Ik hadt fommige<br />

dingen gefteld, die ik meende te veranderen, als<br />

door gramfchap verrukt zynde. Daarna, verzogt Zyn ge­<br />

hy verlof, om zyne Huisvrouw, voor 't laatst, te drag en<br />

mogen fchryven. 't Werdt hem vergund. Onder gefprokken,<br />

kort<br />

't fchryven, hoorde men hem zeggen, dat ik toch voor zyil<br />

•wist, einde.<br />

( f) Aantek. van VOLK. OVERLANOER, Schepen van AmiU<br />

ly BRANDT Reduspl. bl. 133.<br />

Qg~) Leven van OWenbarnev. tl. 220, 227.<br />

Z 4


j6"io.<br />

Zyne<br />

boodfchap<br />

aan<br />

Prinfe<br />

Maurits. 1<br />

3Öo VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

vist , waarom ik fïerven zal? waarop een der<br />

fiskaalen zeide, gy weet het wel; doch zult het,<br />

hierna, nog byzonder erhoor en. Hy fchreef nog<br />

toen Anthonius WaUus, Predikant en Profesfor<br />

te Middelburg, binnen tradt. Deez hadt men,<br />

van Dordrecht, uit de Sinode, gehaald, om den<br />

Advokaat, m zyn uiterfte, te troosten. Hywas<br />

een befcheiden en verftandig Leeraar, en een<br />

der bek waamllen, dien men, tot deezen dienst,<br />

zou hebben konnen verkiezen. Ook hadt de Advokaat<br />

goed genoegen in de gefprekken, wel.<br />

ken hy, den volgenden nagt, met hem hieldt.<br />

Voorts, werden 'er twee foldaaten in de kamer<br />

gefteld, die den Advokaat beletteden, in 't<br />

tieimelyk, met zynen dienaar, te fpreeken. De<br />

Advokaat begeerde op Walanis, dat hy den<br />

Prinfe van Oranje,uit zynen naam, twee dingen<br />

verzoeken zou, eerst,vergifenis, zo hy iet te*<br />

%en hem misdaan mogt hebben ; en, ten anderen,<br />

lat hy zynen kinderen gun/lig wilde zyn. Wa-<br />

92US vraagde, ofhy, door vergifenis, ook verlandt<br />

, het ophouden van het vonnis des doods?<br />

J<br />

vaarop de Advokaat, zig een weinig bêdagt<br />

| ïebbende, antwoordde, dat zyn verzoek zover<br />

liet flrekte. Omtrent tien uuren des avonds,<br />

< leedt Walauis deeze boodfehap aan den Prinfe ,<br />

-t erwyl de Haagfche Predikanten, Lamotius en<br />

's Prinfen j 3eyerus, den Advokaat gezelfchap hielden. Zj ,<br />

ant- j ie Doorlugtigheid, Walanis gehoord hebbende,<br />

woord. „ ntwoordde, met traanen in de oogen: V ongeluk<br />

« an den Advokaat is my leed. Ik heb hemaltyd<br />

9 'ef gehad, en dikwils vermaand anders te doen.<br />

l<br />

hwyl hy, eenigen tyd herwaards, eenen ande­<br />

1<br />

en vorm van Regeeringe heeft zoeken in té f (te-<br />

' r<br />

in , die Kerk en Staat zou hebben t" onder ge­<br />

r<br />

bragt ,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 361<br />

br agt,heb ik my tegen hem moeten (lellen. Maar 16(0.<br />

''tgene hy,tegen my, misdaan heeft,vergeef'ik<br />

hem, gaarne: hoewel hy zulks wel zonder voorwaarde<br />

hadt konnen verzoeken; want hy heeft<br />

het krygsvolk van den eed,dien zy my,als hunnen<br />

Veldoverfie, fchuldig waren, zoeken af te trekken.<br />

Twee dingen hebben my wat gefpeeten: het<br />

eene, dat hy gezeid heeft, dat ik fondt naar de<br />

Souverainiteit: het ander,dat hy my, te Utrecht,<br />

in zulk een gevaar heeft gebragt. Dan ik beveel<br />

'taan uwe voorzigtigheid ,ofgy hem deeze dingen<br />

bekend wilt maaken, of niet; want ik zoek<br />

niet anders dan 's mans zaligheid. Ook heb ik op<br />

de Regters begeerd, dat het gene hij tegen my<br />

heeft misdaan hem tot geene misdaad zou toegerekend<br />

worden. Wat zyne kinderen aangaat^<br />

die zal ik gunstig zyn, zo lang zy wel doen. Walams,<br />

met dit befcheid vertrekken willende,<br />

werdt te rug geroepen door den Prinfe, die hem<br />

vraagde, fpreekt hy van geen pardon ? De Predi Aanmer­<br />

kant antwoordde, dat hy daarvan, met waarking des<br />

heid, niet hadt verftaan. Voorts,bragt hy's PrinAdvokaats<br />

op<br />

fen zeggen den Advokaat, voorzigtiglyk, over: , het zel­<br />

die 'er op antwoordde „ dat hy, voor zyne kin- ve.<br />

5? deren, niet meer begeerde: en dat zyne Door<br />

n lugtigheid miste, als hy dagt,dat hy voor zij<br />

„ zeiven pardon zogt. Dathy, waarlyk,al feder<br />

„ het jaar 1600, gevreesd hadt, dat de Prin<br />

„ ftondt naar de Souverainiteit, of meerder ge<<br />

„ zag. Doch dat het gene te Utrecht gedaan wai<br />

5, ftrekte, tot voorkominge van oproer." Na di<br />

C Hy be­<br />

gefprek,bereidde de Advokaat zig,geheellyk reidt zig<br />

tot fterven; fchoon de Predikanten hem niet kon \ ter dood,<br />

den doen bekennen, dat hy de dood verdienc<br />

l<br />

hadt. Voorts, hielden ze eenig gefprek over ds<br />

Z s God


362 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

i<br />

(<br />

1<br />

Zyne<br />

1<br />

Goddelyke Voorfchikking, waaromtrent de Advokaat<br />

zig zo verklaarde,dat Wateus hem hieldt<br />

te zynm't gevoelen der Contraremonftranten.<br />

Doch anderen meenen, dat hy zig wat zagter<br />

uitdrukte. Byzekeregelegenheid,toonde hy zy-<br />

11e zugt voor de andere gevangenen ,vraagende,<br />

zal myn Grotius ook flerven? en ook Hogerbeets?<br />

Doch Beyerus zeide „ hiervan nog niet verno-<br />

„ men te hebben." 'tZou my van hun jammere»,<br />

hernam de Advokaat, zy zyn nog jong, er,<br />

zouden den Landen nog veel dienst konnen doen.<br />

Ook zogt hy,toen 't nu laat inden nagt werdt.<br />

wat te rusten. Doch 't mogt hem niet gebeuren.<br />

Bes las hy, eene lange wyle, in zyn Fransch<br />

i lalmboek. Ook liet hy zig, door Beyerus, iet<br />

voorleezen. Omtrent vyf uuren, werden de<br />

Predikanten ontbooden voor de Regters, die<br />

reeds vergaderd waren. De Advokaat rees'toen<br />

sok uit het bedde, en deedt zyn hemd, door<br />

synen dienaar,van vooren,open fnyden: ook<br />

ïafhy deezen zyneflaapmuts,omzehemterug<br />

e geeven, als hy ze eifchen zou. Alles gefchiedle,<br />

inde grootfte bedaardheid. De Predikanen,wederom,by<br />

hem gekomen zynde, deedt<br />

Va!a?us het morgen - gebed. Voor vier uuren,<br />

vriendin {• adden^de Huisvrouw en Kinderen des Advo-<br />

verzoe- , aats, 's avonds te vooren, zynen bitteren af-<br />

ten hora * eheidbrief ontvangen hebbende, verzogt, hem,<br />

(e (pree- ' og eens, voor 't laatst, te mogen fpreeken. De<br />

ken. r Legters hadden den ouden man, hierop, doen<br />

I<br />

raagen,of hy ook lust hadt,om zyneHuisvrouw,<br />

\<br />

inderen of kindskinderen nog eens te zien ?<br />

li<br />

I )och hy, niet weetende datzy zeiven 'tbegeeren,vondt<br />

zulks ongeraaden. Dit antwoord dee-<br />

*t Wordt d<br />

afgewee- r_} de Regters ftellen op 't Verzoekfchrift der<br />

zen.<br />

vrien-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 563<br />

vrienden, die hierop afhielden. De Prinfesfe<br />

Weduwe, vernecmende, dat de Advokaat fter- -<br />

ven zou, zogt hem nog,door haare voorbede, te<br />

redden. Doch kon geen gehoor krygen, by<br />

Prinfe Maurits. De Franfche Gezant Maurier<br />

verzogt, ten vyf uuren des morgens, gehoor<br />

by de algemeene Staaten. Doch 't werdt hem<br />

geweigerd. Des fchreef hy, terftond, eenen<br />

Brief aan de Staaten, waarin hy verzogt, dat<br />

de doodftraf in ballingfchap mogt veranderd<br />

worden. Maar zyn verzoek vondt geen'ingang.<br />

Ten zeven uuren, fchreef de Advokaat nog<br />

een briefje aan zyne Huisvrouw en Kinderen,<br />

voornaamlyk om zynen dienaar, Jan Franken,<br />

aan hunne gunst te beveelen ,en hun kennisje<br />

geeven van 't verzoek, welk hy aan den Prinfe<br />

gedaan hadt.<br />

Het binnen- en buitenhof was, met het aanbrecken<br />

van den dag, reeds met foldaaten bezet.<br />

Ten vier uuren, begon men 't fchavot te<br />

maaken op 't binnenhof, voor de venfters van<br />

den trap der groote zaale, ter regterzyde. Kort<br />

voor agt uuren, vermaande Walrus den Advokaat<br />

, om zig te bereiden. Hy tradt,terftond,<br />

uit, naar de Kamer der Regteren. Doch daar<br />

vernam hy, dat het een misverftand, en nog<br />

wat te vroeg was. Hy keerde dan wederom<br />

naar zyne Kamer, en las nog wel een half<br />

uur of langer, in zyn Fransch Psalmboek.]<br />

Tusfchen agt en negen uuren, bragt men hem<br />

op de Rolle van 't Hof, daar de vierentwintig<br />

Regters, de drie Fiskaalen en de Grif<br />

fier Pots zaten. Zyn vonnis, welk Pots hem<br />

voorlas Qi), was gegrond n op zyne bekente-<br />

O) BRANDT Rechts»!. H. 133-164.<br />

6l$t.<br />

Kxvni.<br />

't Hof<br />

wordt<br />

bezet.<br />

Wen leest<br />

den Advokaat<br />

zyn voanis.


364 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

» nis en op 't gene den Regteren verder ge-<br />

• „ bleeken was." In het zelve, werdt hem,<br />

Inhoud<br />

van het voor misdaad, toegerekend „dat hy gedreezelve.<br />

„ ven hadt, dat elk Gewest, in 't zyne , alleen<br />

„ magt hadt, om over Kerkelyke zaaken te<br />

„ befchikken- en dat hy 't Protest der drie Ge-<br />

„ westen,zonderlastsopgegevenhadt. Voorts,<br />

„ het verzoeken en verwerven van byzonde-<br />

„ re Brieven van den Koning van Groot-Bri-<br />

„ tanje; het fchryven aan den Koning van<br />

„ Frankrijk,op den naam der algemeene Staa-<br />

„ ten; het bevorderen van onregtzinnige Leer-<br />

„ aars; het beleggen van afzonderlyke Verga-<br />

„ deringen; het niet verhinderen der ftrenge<br />

„ Plakaaten tegen de belyders van den waaren<br />

„ Godsdienst, die hy vreemdelingen, Puritei-<br />

„ nen en Vlaamschgezinden genoemd hadt; het<br />

„ bewerken eener famenfpanning tusfchen agt<br />

„ Steden van Holland; het inftellen der fcher-<br />

0 P<br />

J<br />

j<br />

ï<br />

9<br />

r<br />

K<br />

e<br />

Refolutie van den vierden van Oogst-<br />

„ maand 1617, waarop het aanneemen der<br />

Waardgelderen gevolgd was; het zenden<br />

van Gemagtigden naar den Briele, tot het<br />

, vorderen van eenen nieuwen eed van de be-<br />

, zetting;het raaden tot ligtinge van Krygs-<br />

, volk in Utrecht; het goedkeuren van een<br />

, nieuw Berigtfchrift voor dit Krygsvolk,<br />

, waarby het zelve verbonden werdt, tegen<br />

, elk te dienen;het kennen van eenen Brief,<br />

, te Utrecht ontworpen, om den Prins te ver-<br />

, zoeken van niet in de Stad te willen komen;<br />

, het vermaanen tot waaken aan de poorten<br />

, van Utrecht, en op 'tkrygsvolk, welk van<br />

buiten komen mogt, in een Briefje aan Ledenberg,<br />

welk hy begeerd hadt, dat ver-<br />

„ brand


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 3Ó5<br />

» brand zou worden; het bewerken van een<br />

» Verbond tusfchen de agt Steden, en het ar-<br />

» beiden, ten zelfden einde, te Utrecht, door<br />

n Moersbergen en van de Poll; het ontraaden<br />

» van de opening aan den Prinfe, op het afn<br />

danken der Waardgelderen te Utrecht; het<br />

?; weeten en goedkeuren van 't verhandelde<br />

» ten huize van Uitenbogaard en Trefel: het<br />

n toeftaan, dat de Stad Schoonhoven 's Lands<br />

» middelen gebruikte, tot betaalinge haarer<br />

n Waardgelderen, en dat andere Steden on-<br />

» gewoone voorwaarden by haare confenten<br />

„ gevoegd hadden; het belasteren van zyne<br />

» Doorlugtigheid, als of dezelve ftont naar<br />

j) de Souvereiniteit ;het kennis geeven aan die<br />

n van Leiden van 's Prinfen vermoedelyke.<br />

„ komst aldaar5, het bedroefd zyn over 't ben<br />

zetten van den Briele door den Prinfe, en 't<br />

vermaanen aan Gekommitteerden Raaden,<br />

n om andere Steden, tegen diergelyke onder -<br />

» neemingen, te waarfchuwen; het vorderen ,<br />

» dat het gewoonlyk krygsvolk den Staaten<br />

n betaalsheeren, en den byzonderen Staaten<br />

» van 't Gewest, daar het lag, getrouw ware<br />

» en diende, ook tegen de algemeene Staaten<br />

„ en den Prinfe; het bewerken der bezending<br />

» naar Utrecht, als de Prins derwaards ftondt<br />

» te gaan, om de Waardgelders af te danken,<br />

5j welk afdanken hy hieldt voor geweld, dat<br />

„ men, met geweld, wederftaan mogt; het<br />

„ ontdekken der geheimen van den Staat; het<br />

w afftaan, op eigen gezag, van zeker merkn<br />

waardig Verbond, waar aan den Staat veel<br />

» gelegen was; het bewerken van handfluiting<br />

„ aan verfcheiden' Geregtshoven, en, einde-<br />

/


366 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

I6"ip.<br />

Hy<br />

fpreckt<br />

iet op<br />

zyn vonnis,<br />

treedt<br />

naar 't<br />

fchavot,<br />

i<br />

<<br />

fpreekt i<br />

„ lyk, het ontvangen van groote gefchenken<br />

„ van eenige uitheemfche Mogendheden,<br />

„ Heeren en Koïlegien, zonder daarvan be-<br />

„ hoorlyke kennis te geeven." Om al het welke,<br />

hy veroordeeld werdt tot het zwaard, met<br />

verbeurdverklaring zyner goederen (f):<br />

De Advokaat hadt zig, onder 't leezen van<br />

deeze Sententie, zitten keeren en draaijen,<br />

ichynende, fomtyds, iet te willen zeggen.<br />

Doch hy bedwong zig, tot dat alles gelezen<br />

was. Toen gaf hy te verftaan, dat men hem<br />

meer te last leide, dan men uit zyne bekentemsfe<br />

trekken kon. Ook had hy 'er iet tegen,<br />

dat men zyne goederen verbeurd verklaarde.<br />

Maar de Voogd, een der Regteren, viel hem<br />

in de reden, zeggende, uwe fententie is gelezen,<br />

voort,voort. Toen tradt de oude man, met zyn<br />

ftokje in de hand, zeer kloekelyk, van de Rolle,<br />

over de zaale, naar 't fchavot. Hier gekomen<br />

, iloeg hy 't gezigt hemelwaards, zeggende<br />

, 0 God, wat komt 'er van den mensch ! Toen<br />

knielde hy neder, op de bloote planken, alzo<br />

er geenkusfen by der hand was. Terwyl fprak<br />

Lamotius het gebed,welk omtrent een vierenleel<br />

uurs duurde. Daarna, fcheen hy beter genoed<br />

dan te vooren; ontkleedde zig, met hulp<br />

nn zynen dienaar, en fprak, toen, of voor het<br />

mtkleeden, het volk aan, met deeze woorden,<br />

Wannen, gelooft niet, dat ik eenLandverraaier<br />

ien. Ik heb opregt en vroom gehandeld, als een<br />

het volk i<br />

aan, ^ \oed Patriot ;en die zal ik ft erven. Daarna, eisch-<br />

t ehy zyneflüweelenilaapmuts, die hy voor zy-<br />

t<br />

ie oogentrok. In 'tgaan naar'tzand, fprak hy<br />

eeni-<br />

(O Zie de Seutent. ly BRANDT Rechtspl. tl. «54 enz.


Is.TlHION dtvaMfft-,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 367<br />

eenige fchietgebeden. Of hy, ten deezen tyde,<br />

nog eenige hoop hadt van den dood te zullen •<br />

ontgaan, en, hierom, zynen knegt gevraagd<br />

zou hebben, of V niemant kwam, is twyfel-<br />

agtig. Nog voor half tien uuren, knielde hy<br />

neder, zeggende, tegen den fcherpregter, maak<br />

het kort, maak het kort. Met een, hief hy de handen,<br />

al biddende, zo na aan den hals, dat hem,<br />

met het hoofd, ook eenige ftwkjes van de vingeren<br />

afgehouwen werden. Veelen doopten<br />

hunne neusdoeken in het bloed, dat, met drie<br />

of vier fterke ftraalen, uit het lighaam liep;<br />

anderen bonden 'er 't bloedig zand in ,en droegen<br />

't met zig, of verkogten 't. Zelfs fneedt men<br />

bloedige fpaanders van de planken, ten gelyken<br />

einde (&): al het welke egter gefchiedde,<br />

met verfchillende inzigten van liefde, haat of<br />

wraakgierigheid. De Groot heeft ook, eenige<br />

jaaren laater, openlyk, gefchreeven, dat Oldenbarnevelds<br />

vyand, waarmede hy den Prins<br />

fchynt te meenen , zynen dood aanfchouwd<br />

heeft (0- 't Lighaam werdt, den volgenden nagt,<br />

in ftilte begraaven. De papieren, die in zyne<br />

gevangenkamer verfteken waren, werden daarna,<br />

door de Regters, gevonden, 't Is twyfelagtig,<br />

of zy nog ergens voorhanden, of reeds<br />

voorlang vernietigd zyn. De Advokaat was ,<br />

in den ouderdom van eenenzeventig jaaren,<br />

zeven maanden en agttien dagen geftorven Qn~).<br />

wordt<br />

onthalsd,<br />

en begraaven»<br />

De algemeene Staaten, de Sententie des Advokaats,<br />

die terftond gedrukt werdt, zendende<br />

aan de byzondere Gewesten,fchreeven, te<br />

g e<br />

Zyne<br />

Sententie<br />

word<br />

aan de<br />

"<br />

. (i) Achr.bs nidilagh hl. 38.<br />

il) CL. S.uutAvn Epist. P. IQO".<br />

£#0 BRANDT Recluspi. W.


I6lp.<br />

358 VADERLANDSCHE XXXIX. BOM;<br />

gelyk „ hoe hun door de Regters, getoond<br />

byzon­ " 2"ïï<br />

dereGewesten en naar<br />

Frankryk<br />

gezonden.<br />

i<br />

'i<br />

1<br />

t<br />

i<br />

c<br />

I<br />

d<br />

8<br />

li<br />

v<br />

k<br />

C<br />

Vi<br />

n:<br />

F<br />

Vf<br />

vc<br />

(<br />

(<br />

(<br />

£ v e r f c h e i<br />

c ^»' punten, niet ver-<br />

„ meld in de Sententie, ten zynen lastegebragt<br />

„ waren, die groot vermoeden gaven, of hv<br />

* de^vS^^tT Im<br />

° §t<br />

g eha<br />

dhebbennaar<br />

„ den vyand;doch dat men, daarop, naar reg-<br />

„ ten, geen vonnis Z 0 U hebben konnen vellen ,<br />

» zonder fcherper onderzoek ; waarvan men<br />

y hem, om zynen hoogen ouderdom en ande-<br />

>, re redenen, hadt willen verfchoonen f«V'<br />

Doch de Groot merkt aan, dat dit fchryven<br />


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 369<br />

ven werdt. Ook nam de Koning het zeer kwalyk,<br />

dat men, hier, zo weinig agt geflaagen hadt<br />

op zyn verzoek Jeannin en 15oifife, naderhand,<br />

in Frankryk, met Uitenbogaard, fpreekende,<br />

over de dood des Advokaats, oordeelden<br />

beide, dat hyze onfchuldig geleeden hadt, en<br />

voornaamlyk, om dat hy zig te fterk gekant<br />

hadt tegen den Prinfe: waarin hy zig, naar Jeannins<br />

gevoelen, wel wat hadt behooren te maatigen<br />

(r). Doch het deerlyk lot deezes mans<br />

heeft ons reeds lang genoeg bezig gehouden.<br />

Van zyne perfoonlyke hoedaanigheden zal ik,<br />

alleenlyk, fpreeken met de Refolutien van Holland<br />

, in welken zyn dood, op den dertienden van<br />

Bloeimaand, aangetekend ftaat: waarna deeze<br />

Cq ; UYTENUOO. II. 1208.<br />

fcha<br />

( r ) UYTËUBOG. Leven en Verantw. Cap. XV. bi. 30», 302,30;<br />

(.O Refol. Holl. 13 May 1610. hl. 102,<br />

X DESL. Aa<br />

161.9.<br />

Oordeel<br />

in Frankryk<br />

over<br />

dezelve.<br />

* handeling.<br />

f geheugen.<br />

woorden volgen: een man van grooten bedry-<br />

ger-<br />

de vrienden van deezen twee, bedektelyk, te beets te<br />

beweegen, om hen vergiffenis te doen verzoe bewee­<br />

ken. Drie van de Regters vervoegden zig, ter gen, om<br />

vergiffe­<br />

deezen einde,by Hogerbeets,vorderende, dal nis te<br />

hyof zelf vergiffenis verzoeken zou, of't zyverzoenen vrienden voor hem laaten doen. Doch hj . ken.<br />

floeg 't beide, kloekmoedig, af: waarop de Reg<br />

ters,verftoord vertrekkende,in'tuitgaan, zei<br />

den, zo zult gy dan vaar en als Bameveld:


370 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

16*19. fchavot ftaat 'er nog O). De Huisvrouw van de<br />

Groot werdt ook, van hooger hand, aangepord,<br />

om vergiffenis te begeeren voor haaren man.<br />

Dan zy wees deezen raad, rustig, van de hand,<br />

zeggende. Ik zal''t niet doen: en heeft hy't ve<br />

dient ; men fla hem V hoofd af. Nogtans, fprak<br />

zy den Prinfe, die haar meer niet zeide dan dat<br />

men den weg van regt of genade moest inflaan.<br />

t Stuk werdt, daarna, in ernftige overweeging<br />

genomen by de vrienden van Hogerbeets en de<br />

Groot, onder welken, gelyk het gaat, eenig<br />

/erfchil viel. 'tBefluit was, nogtans, geen vergiffenis<br />

te verzoeken; maar 't vonnis te verwag­<br />

Sententie I en («). Midlerwyl, was 'er, op den vyftien-<br />

over 't ( len, Sententie gegaan, over het Lyk van Le-<br />

Lyk van ienberg, welk, met de kist, op eene horde,<br />

Leden- '<br />

borg. iaar buiten gefleept zynde, aan eene halve galg<br />

gehangen werdt. Doch 't werdt, kort daarna,<br />

leimelyk, weggehaald, en buiten Utrecht, in<br />

le Kapelle van 't Huis te Zuilen, zynen Schoonzon<br />

Lokhorst toebehoorende,begraaven(j>).<br />

)e reden, waarom men hem deeze fchande,<br />

ia zynen dood, waardig oordeelde, is, uit het<br />

r<br />

oorig gedeelte deezer gefchiedenisfe, ligteyk,<br />

op te maaken; en, in de Sententie (w), uit-<br />

;edrukt. By dezelve werden, tegen zyne verragting,<br />

alle zyne goederen verbeurd verlaard.<br />

De Groot hadt het leezen deezer Senïntie<br />

op de rolle, gelyk, te vooren, die des<br />

Ldvokaats, in zyne Kamer, konnen hooren,<br />

)ok zeide men 'er Hogerbeets iet van; waarop<br />

(<br />

zy<br />

CO Zie RitANDT Rechtspl. bU 205, 206.<br />

( a) K- BRANDT Leven van II. de Groot, VU 195,<br />

Cv) UYTENBOO. bl. 1007.<br />

(»') By TRIÜLAND Mi 109a.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 371<br />

Zy zig beide een doodelyk vonnis voorftelden.<br />

Op den agttienden van Bloeimaand, werdt de<br />

Groot, door den Fisknal Sylla, voor de Regters<br />

, ontbooden, om zyne Sententie te hooren:<br />

en, terftond, na hem, Hogerbeets, door den<br />

geweldigen Provoost, Karei Nys. Zy werden<br />

beide verweezen ter eeuwiger gevangenisfe,<br />

met verbeurdverklaaring hunner goederen (#)•<br />

't Gene men hun, als misdaad, te last leide is,<br />

uit het gene wy van hunne bekentenisfen en<br />

van de Sententie des Advokaats gemeld hebben,<br />

genoeg op te maaken. De Groot werdt,<br />

in 't byzonder, bezwaard, over 't ontwerpen<br />

der Keure van Schieland fjy): Hogerbeets,<br />

over 't raadpleegen om Woerden te verzekeren.<br />

Da Groot fprak niets op de Sententie. Maar,<br />

eenige jaaren laater, heeft hyze uitvoerig<br />

wederlegd, in openbaaren druk. Hogerbeets,<br />

onder 't leezen,zeerontfteldgeworden, zeide,<br />

dat zyne Sententie niet overeenkwam met het<br />

gene hy verklaard hadt, en dat hy betering derzelve<br />

verzogt. En als men hemgeboodt te zwy^<br />

gen, floeg hy met de hand op de borst, onder<br />

't gebruiken van HORATIUS woorden<br />

Hicmurus aheneus efïo:<br />

NU confcire jibi, nulla pallescere culpa.<br />

dat is,<br />

„ Dit zy een kop'ren muur, zig niets bewust<br />

te wezen,<br />

„ w En door geen' misdaad te verbleeken, of U<br />

vreezen.<br />

Dod<br />

Zie de Sententien by RRANöT'Rechtsnl.'/. 207,210. eneli*<br />

tjO Zie htót voor, 'bi. 141.<br />

Aa s<br />

1619.<br />

3e Groot<br />

en Hogerbeets<br />

worden<br />

tot eene<br />

eeuwige<br />

gevangenisveroor­<br />

deeld.<br />

[


I6ia.<br />

Zy worden<br />

raar<br />

Loevefteingevoerd.<br />

XXX.<br />

Moersbergen<br />

verwerft<br />

eene<br />

foor/van<br />

vergiffenis.<br />

37* VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Doch hy begreep, naderhand, dat deeze hevigheid<br />

te ver gegaan was, waarom hy, deswege,<br />

vergiffenis verzogt van hunne Hoog-<br />

Mogendheden. Daarna, gunde men hem en de<br />

Groot t bezoek hunner naastbeftaanden. Op<br />

den vyfden van Zomermaand, des nagts omtrent<br />

elf uuren, werden zy beide, onder een<br />

gelelde van vyfentwintig foldaaten, op wagens,<br />

gevoerd naar Delftshaven, en van daar»,<br />

te lchepe, naar Dordrecht, en voorts, wederom<br />

op wagens, door Papendrecht en Gorinchem,<br />

naar 't Huis te Loeveftein (z), aan 't<br />

Westemde der Bommelerwaard, op Hollandfchen<br />

bodem, fchuins over Woudrichem. Hier<br />

werden zy, elk afzonderjyk, opgeflooten. Loeveftein<br />

is, van toen af, eerst regt vermaard geworden<br />

in 's Lands Gefchiedenisfen, en heeft,<br />

naderhand, meermaalen, gediend, tot eene gevangenis<br />

van Staat.<br />

Na wordt het tyd, dat wy zien, hoe 't met<br />

den Heere van Moersbergen afliep. Hy was,<br />

in Lentemaand, gehoord voor de Regters, en<br />

hadt^ gemerkt, dat zyne onderhandelingen over<br />

't verzekeren van Woerden zwaarst gewoo -<br />

gen werden. Hiervan hadt hy zyne Huisvrouwe<br />

kennis gegeven, en haar tevens geraaden<br />

de gunst van zyne Doorlugtigheid, van Graave<br />

Willem, van Karleton en van de Regteren<br />

te zoeken. Nogtans, hieldt hy zig voor geheel<br />

onfchuldig f». Maar ziende, dat het fchavot,<br />

tien dagen na des Advokaats dood, ftaan, en<br />

de Beuls in den Haage bleeven, liet hy zig,<br />

door medelyden met zyne Huisvrouwe, en ,<br />

door<br />

fjr.Z\ IRAKIW Rechtspl. bl 232.<br />

CO Zit zyn' Brief by «RANDT Rechtspl. bl, Qi enz,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 373<br />

door den raad zyner vrienden, beweegen, om<br />

vergiffenis te verzoeken van de algemeene<br />

w e l k e<br />

Staaten (»> hem, op dennegenentwintigften<br />

van Bloeimaand, verleend werdt: doch,<br />

onder deeze heimelyke voorwaarden „ dat hy<br />

zig eene maand onthouden zou op zyn» Huis<br />

„ te Moersbergen, tot befchikking zyner byzondere<br />

zaaken, zonder, aldaar, met iemant,<br />

„ te mogen fpreeken, buiten bewilliging van<br />

„ Grave Ernst Kafimir van Nasfau, die, ten<br />

„ dien einde, vier of vyf foldaaten op 't Huis<br />

„ zou leggen. Dat hy, daarna, ten Lande uit<br />

vertrekken, en 'er zes jaaren buiten blyven<br />

„ zou, zonder egter, na verloop van dien tyd,<br />

daar wederom binnen te mogen komen, dan<br />

„ op uitdrukkelyk verlof van hunne Hoog-<br />

„ Mogendheden, en van de Staaten van U-<br />

, trecht." Hy werdt dan naar zyn Huis, te<br />

'Moersbergen, gevoerd, en van daar, den vyfden<br />

van Hooimaand, naar Welle, in 't Land<br />

van Kleeve. Van hier trok hy, eerlang, naar<br />

Holfteindaar hy eenige jaaren verbleef, tot<br />

dat de zaaken, hier te Lande, derwyze, veranderden,<br />

dat hem vergund werdt, zyne dagen<br />

in zyn Vaderland te eindigen (e)-<br />

1619.<br />

De gewezen Penfionaris van Haarlem, de XXXI.<br />

Haan, ingedaagd en niet verfcheenen zynde, De Haan<br />

worde<br />

was, op den vierentwintigften van Bloeimaand, voor<br />

door de Heeren Regters, voor vyftien jaaren, vyfden,<br />

op lyfftraffe, gebannen, met verbeurdverklaa- Trefel<br />

ring van. de helft zyner goederen. Hy begaf voor<br />

twee jaa­<br />

zig, federt, in dienst van den Vorst van Holren,<br />

en<br />

ftein . Uitenbo-<br />

(J) Refol. Holl. May Iftio. bU ion".<br />

\\c) Zie BRANDT Rechtspl. tl. 237-242.<br />

Aa 3


16 :p.<br />

gaard<br />

voor<br />

eeuwig<br />

gebannen.<br />

374 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

ftein, die hem tot zynen geheimen Raad aannam,<br />

en aan wiens Hof hy, den vyfden van<br />

óiagtmaand des jaars 1624, overleedt (dj Uitenbogaard<br />

werdt, op den zelfden dag, als de<br />

Haan, ten eeuwigen dage, gebannen, met<br />

verbeurdverklaaring van alle zyne goed-ren -<br />

zonder dat, in zyne Sententie, eenige misdaad<br />

gemeld werdt: V welk de Regters, zeide Sylla<br />

naderhand , hadden nagelaaten, om dat zy met<br />

geene blaauwboekjes of verantwoordingen bediend<br />

waren (e). Zelfs werdt Trefel, ten wiens<br />

huize de byeenkomst, die zo veel gerugts gemaakt<br />

hadt, gehouden was, omtrent deezen tyd,<br />

ter oorzaake van zyn agterblyven, voor twee<br />

jaaren, gebannen, en in eene boete van tweeduizend<br />

guldens verweezen, insgelyks, zonder<br />

dat er eenige misdaad, in zyne Sententie, was<br />

uitgedrukt (ƒ). Ook fchryft de Groot, dathy<br />

met kon bevroeden, waarom men hem fchuldig<br />

hieldt, alzo hy, by de famenkomst ten zynen<br />

huize , niet tegenwoordig geweest was '(g)<br />

Doch men begreep, veelligt, dathy, zynde in<br />

dienst der algemeene Staaten, zulk eene byeenkomst<br />

tot zynent niet hadt moeten toeiaaten,<br />

of 'er zynen meesteren kennis van geeven.<br />

Dus liep het werk deezer vermaarde Regtbank<br />

ten einde. Zy kostte , naar fommiger<br />

verhaal, den Landen meer dan zeventigduizend<br />

guldens Uit egte Berigten blykt, dat<br />

er tweeënzewntigduizend guldens toe opgenomen<br />

waren, die, naderhand, uit de verbeurd-<br />

, , vererf)<br />

Bil.wnT Rechtspl. bl. 24^-254,<br />

(e ) UrTENBOS. Cap. XII f. bl. 238.<br />

(/) BAUDARI'. Memnr. X'l. floèk, M. 74.<br />

( g) C-ROTIDS Verantw. Cap. X. bl. 2y.<br />

OJ OROHUS Vemmw. Cap. XV. bi. 157, Cap. XIX. «.aü 3.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 375<br />

verklaarde goederen werden afgelost (7). Elke<br />

Regter ontving vierentwintighonderd guldens,<br />

uit de Kasfe der algemeene Staaten, en honderdenvyftig,<br />

uit die van elk Gewest. De<br />

Fiskaalen, de Griffier Pots, de Luitenant Nythof,<br />

de geweldige Karei Nys en anderen, die<br />

eenigen dienst, in deeze Regtspleeging, gedaan<br />

hadden, werden ook beloond en bevorderd.<br />

Aan Graave Ernst Kafimir van Nasfai<br />

was, omtrent twee weeken voor de dood de;<br />

Advokaats, voor zekere gedraagen' lasten ei<br />

dienften, vermoedeiyk, te Utrecht, ter gelegen<br />

heid der veranderinge aldaar, eene fomme vat 1<br />

veertigduizend guldens toegeftaan (£).<br />

Ten deezen tyde, werdt ook fterk gefpro XXXII.<br />

, Gerugken,<br />

vooral by zulken, die dagten, dat de Prin ' ten, wevan<br />

Oranje hierop het oog gehad hadt, van ver ' gens eedere<br />

verandering in den vorm der Regeeringe , neaan-<br />

In de Vergaderingen van elk Gewest, werdt, ge . ftaande<br />

. verhef­<br />

arbeid, en zou verder gearbeid worden, aan *<br />

fing van<br />

herfrneeden der Unie van Utrecht (7), en, zeidf • den Prin­<br />

men, om den Prins te verheffen, tot Vorst oi fe van<br />

Hoofd der Vereenigde Gewesten, of der Gene­ Oranje.<br />

raliteit. Hierby werdt gevoegd, dat men ook bezig<br />

was, met het opnaaien der oude eisfehen var [<br />

den Huize van Nasfau op Gelderland: en dat,<br />

de gifte der Staaten van dit Gewest daarby ko<br />

mende, men eenen Hertog van Gelder hebben<br />

zou. Voorts, fprak men van een Huwelyl<br />

tusfchen den Prinfe en eene Dogter van Bran<br />

denburg; aan welke alle de eifchen haars Vader!<br />

f i ) Refol. Holl. .11 Maart 1623 bl. 39- 3 Oiïo'j. 1624. bl. 127<br />

C*J BHANOT Rechtspl. bl. 2rtil, 209.<br />

CO tie Refol. Holl. 14 Maan 26 Jng. 21 Dsc. 1619. bl. 64<br />

&9> 313.<br />

Aa 4


i6l$.<br />

96 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

ZZn^T^<br />

Z o u d e<br />

" morden<br />

e<br />

" B e r<br />

digeitaan. jjan alle deeze genieten S verdun<br />

nL n<br />

dent<br />

fDt? v . yd<br />

e g<br />

deldf Amft "nf - e f c h d d e n<br />

oeeat Amfterdam, in<br />

^<br />

't volgende<br />

- Alleenlyk.<br />

iaar<br />

' Vehéim ^n vT<br />

ren M<br />

«- oivfiSMïS:<br />

b S t r 0 f<br />

9 b y Z y n V a n d<br />

'<br />

C n o m<br />

welken, in<br />

enPrinfe, tel oo-<br />

q U e t t e e n d r i e H e e r e n<br />

/la ƒ ' T<br />

van Dordrecht,<br />

611 H<br />

r R b<br />

itf om W ,°° .<br />

'funderen.<br />

:<br />

1<br />

I<br />

e n o e m d<br />

last, om er, zonder verflag te doen<br />

werden;<br />

on te<br />

me<br />

mn<br />

gen befluiten f/*). Doch if weeS % dee-"<br />

ze voorflag mhieldt, veel min, of 'erie7S,bL<br />

flooten werdt. Eenige maanden laater, w?rdt,<br />

dam tJefT?" 9 d r H a a r l e n i e n<br />

dam ingeleverd, en, naar't<br />

°°<br />

fchynt, deezen<br />

Amfter^<br />

elfden voorflag betreffende, beflooten, eikanderen<br />

eerst, daarop, nog nader te *polfen, om<br />

f hvnf l°u ëm en t e ve<br />

/? ^an(


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 37?<br />

ming van zulk een' toeleg voor te komen<br />

Dat den ge vonnisten het vreezen en zeggen,<br />

dat zvne Doorlugtigheid naar de Souverainiteit<br />

ftondt, openlyk, tot misdaad toegerekend<br />

was, maakt het ook onwaarfchynlykdat de<br />

Vorst, of iemant zyner vertrouwde vrienden,<br />

ten deezen tyde, zulk een oogmerk gehad<br />

zou hebben. a-o 0«»c<br />

Doch eer wy van deeze merkwaardige Regrs<br />

pleeging, geheellyk, afftappen, en dit Boek<br />

befluiten; konnen wy niet nalaaten aan te mer<br />

ken, dat men, in laater' tyden, onder grooten<br />

en kleinen, de vonnisfen der drie gevangenen<br />

onbillyk geoordeeld heeft. Een beroemd Regts<br />

geleerde heeft zig verwonderd „ met welkeen<br />

aansrezkt, de Regters den Advokaat en an<br />

" deiln tm eene hoofdmisdaad hebben dur<br />

ven toerekenen het begrip, dat elk Gewest<br />

het regt heeft, om over Kerkelyke zaaken<br />

" te befchikken; daar men, in de nader verklaarin?<br />

op het dertiende Artikel der U-<br />

Z trechtfche Vereeniging , met ronde woor-<br />

den, las, de meening niet te zyn, dat de eene<br />

1 Provincie of Stad hem V fait van de andere,<br />

" in V point van de Religie, zou onderwinden<br />

frV' Voorts, ftelt hy vast „ dat Hogerbeets<br />

Z en de Groot, ja Oldenbarneveld zelf, naauw-<br />

Z Ivks om eenige andere reden, veroordeelc<br />

' zyn, dan om den raad, dien zy den Staaten , oi<br />

Z den by/.onderen Magiftraaten gegeven had<br />

, den, of om de uitvoering van 't gene hun, dooi<br />

n de Staaten of Magiftraaten, gelast was, alle:<br />

XVill. p. 3iö, 3'7«<br />

Aa 5<br />

1619.<br />

Gedagten<br />

van<br />

den PrefidentBynkershoek,over<br />

de<br />

Sen-entien<br />

der<br />

drie Heeren.


10*1p.<br />

3;3 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

9 zonder eenige kvvaade trouwe: v W e]k ook<br />

, oorzaak geweest is, datrnén, na S d a t<br />

5<br />

J , ïcnap van Leiden en Rotterdam, door den<br />

?. i Hoogen Raade, heeft zien veroordeden<br />

?: . om den erfgenaamen van Hogerbeetfen 1'<br />

x • Groot betaaling te doen der Wedden die<br />

K men deezen Penfionarisfen nog fchuld"<br />

Ook zou den erfgenaamen des Advffi<br />

ai<br />

d<<br />

w<br />

»<br />

»<br />

du<br />

oc<br />

aa:<br />

we<br />

da<br />

ter<br />

va<br />

de<br />

ove<br />

vai<br />

flai<br />

» c<br />

5? e<br />

erdt


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 3?9<br />

a zen ook dan, wanneer hy onregtvaardiglyk<br />

«, vonnist («)."<br />

Ten befluite, 't gantfche gefchil over de<br />

reisvaardigheid of onregtvaardigheid der von<br />

nisfen, van welken wy fpreeken, hangt af van<br />

dit ander, of den algemeenen Staaten de opperfte<br />

magt toekomt, over de Vereenigde Gewesten<br />

, dan of de Staaten van elk Gewest,<br />

binnen elk Gewest, de opperfte magt hebben,<br />

over alles , wat niet aan 't bondgenootfchap<br />

afgeftaan is. 't Laatfte is nu 't gemeen gevoelen<br />

, en 't was ook 't gevoelen van Oldenbarneveld<br />

en van hun, die't met hem hielden f»<br />

't Eerfte werdt, door Prinfe Maurits en dooi<br />

veele anderen, ftaande gehouden. En wy hebben,<br />

by eene andere gelegenheid, aangemerki<br />

(wO, dat dit ftuk, ook in vroeger' tyd, niet eveneens<br />

begreepen geweest is ; waarom he<br />

niet vreemd fchynen moet, dat men, deswege,<br />

ook in den tyd, waarvan wy handelen,<br />

verfchillende gedagten hadt. Maar hierui<br />

moest ook een verfchillend oordeel volgen,<br />

over 't gedrag der befehuldigden. Zo den al<br />

pemeenen Staaten de opperfte magt toekwa<br />

me, waren zy, zekerlyk, fchuldig, om dat z]<br />

zig dikwils gekant hadden, tegen de bedui<br />

ten der algemeene Staaten. Doch zo de op<br />

perfte magt ware, by de Staaten der byzon<br />

dere Gewesten, waren zy onfchuldig, om da<br />

zy niets gedaan hadden, dan op last dier Staa<br />

ten, en binnen de paaien van derzelver ge<br />

bied<br />

O) ld. eod. Oper. Libr. IT. Cap. 11. p. tnt*<br />

Cv) GROTIUS Verantw. Cap. 1. 11. bl. 1,14. Set a'fo LüRNE r<br />

Hift. of his own Time. Pol. I. p. 13»<br />

O) VIII. Deel, bl, 335.<br />

1619-<br />

Punt van<br />

't gefchil,<br />

over de<br />

reisvaar­<br />

digheid<br />

of otiregtvaariii,-heiddc-rzelven.


t6lp,<br />

38o VADERL. HIST. XXXIX. BOEK,<br />

bied En hiertegen dient niet, datzy zeiven<br />

tot het geeven van zulk een''last, ger aden<br />

hadden, om dat zy om te raaden wafen aangenomen,<br />

en, zo veel gebleekenis, met "r<br />

r a a d e<br />

h e b b e n D e A<br />

a^tdt^T-f ," ' ^o-<br />

i iaat hadt, agt ik, op dit verfchillend begrip<br />

i >ver de opperfte magt het oog, als hy, Sa?<br />

ommiger verhaal, in den jongften na^'t van<br />

i<br />

yn leeven, tegen de Predikanten, zeide, /"<br />

vil de Regters niet befchuldigen; maar ik kom<br />

i<br />

n eenen tyd, waarin men andere grondregels<br />

an Regeeringe volgt dan men plag : welkzW<br />

v anVem<br />

d<br />

n<br />

1<br />

b<br />

a;<br />

P<br />

^<br />

an hem in deezervoege, beantwoord werdt:<br />

6 f t d k<br />

if t f ^ondregels in den Staai<br />

W gevonden; maar zoeken in te voeren (J)<br />

fiens raeening naast aan de waarheid kwame<br />

0 r d e e l<br />

0 n p a<br />

e n L e<br />

Svot.° ^ "^ ^<br />

C*3 BAUDART. Memor. XI. Boek, bl. 55,<br />

V A-


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

VEERTIGSTE BOEK.<br />

I N H O U D .<br />

I. Opfchudding onder de Remonftranten, te Alkmaar<br />

en te Hoorn. De gedaagde Remonftranten<br />

worden gebannen. II. Veranderitg in<br />

's Lands Hooge Schoole, te Leiden. BL Virgader<br />

in g der Remonftranten, te Antwerpen. De<br />

Zoonen des Advokaats worden verlaaten van<br />

hunne ampten Verfcheiden Schouten en Sekretarisfen<br />

afgezet. IV. Klagten over "t krenken<br />

vant Beftand. Zeefchuimeryen. Verdrag tusfchen<br />

de Engelfche en Nederlandfche Oostindifche<br />

Maatfchappy. Verovering van Jakatra.<br />

Batavia geftigt. V. Oorfprong van den Oorlog<br />

in Boheeme.DePaltsgraaf, Fredrik. Zusterszoon<br />

van Prinfe Maurits, wordt tot Koning van<br />

Boheeme verhoren. VI. De Staaten neemen<br />

deel in de zaaken van dit Ryk. Staat des oor logs<br />

aldaar. VIl.De Aartshertogen verzameleneen<br />

Leger ten dienfte des Keizers. Spinolavalt in de<br />

Neder palts. Paapenmuts geftigt. Koning Fredrik<br />

wykt naar Holland. VIII. Dood der Prinfesfe<br />

Weduwe van Oranje. Van GraaveWillem<br />

Lodewyk. Berigtfchriftvoor Graave ErnstKafimir,<br />

zyn opvolger in 't Stadhmiderfchap van<br />

Friesland. Prins Maurits wordt Stadhouder<br />

van Groningen en Drente. Antoni Duik wordt<br />

Raad-


382 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Raadpenfionaris.lX. Oldenbarneveld, Hogerbeets<br />

en de Groot worden verklaard, misdaad<br />

van gekwetfte hoogheid begaan te hcbbZ Vervolging<br />

^ der Remonftranten. X. Zonderlinge<br />

ontkomm g van Hugo de Groot uit het Slot te<br />

Loeveftein XI. Einde van het Beftand. Foorflagder<br />

Aartshertogen, dieafgeweezen wordt.<br />

^Jerraadopl iel0raft. Doodvan Filips<br />

denin. ZynZoon, Filips de IF.volgt hem op.<br />

He Aartshertog Albertus fterft. Feldtogt der<br />

Spaanfehen. Guhk verloor en. Aanftag op Sluis.<br />

A lil. Staat van Boheeme en de Palts. XIV<br />

Verbond met Deenemarke, welk nietbekras-<br />

Maatfchappye. XVI. Onlusten in Frankryk.<br />

XVLi Togt naar Brabant. Spinola belegert<br />

freenopZoom.Steenbergenverlooren.XVm<br />

Bedryf vanMansfeld in de Neder-Palts. Hv'<br />

trekt naar Brabant. Slag by Fleuri. Bergen ol<br />

^omverlaatenlnvalindeZevenwoldenXlI.<br />

Vostfrtefche onlusten. De Staaten verfchuiven<br />

t ontruimen van Lieroord. Mansfeld valt in<br />

Oostfriesland. Ruimt het wederom. XX Aan<br />

/lag van Prinje Maurits. Paapenmuts verloorenVerdrag<br />

met die van Tunis en Algiers.<br />

Ver fchil met Gelderland enOverysfel, over de<br />

gemeene lasten. XXI. De Groot fchryft zyne<br />

fi<br />

6<br />

wïTxxitJr/<br />

r n<br />

^k Verb00den<br />

*ot W. AXil. Aanftag op het keven van Prinfe<br />

Maurits ,tn eenige hoofdbeleiders en medeplL<br />

tigen, geftraft. XXlh.Nederlaagvan Hert oh<br />

Lnrisuaan van Brunswyk. XXIV. Handeling<br />

van Konmg Jakob den 1. te Brusfèl. V Keizers<br />

bezending aan de Staaten. XXV. Klagtenvan<br />

Hamburg enBreemen. Toerustingen XXVI.<br />

ter zee.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 383<br />

XXVl.Gefchilonder de Leden der hooge Regeeringe<br />

in Friesland. XXVII. Aanflagen om<br />

Amfterdam in brand te fieeken. _ Duurte.<br />

Strenge Forst. Hooge Vloed. Inval in deVeluwe.<br />

Breda belegerd. XXVIII. Verbond van<br />

onderlinge befcherming met Groot-Britanje.<br />

XXIX. Gelyk Verbond met Frankryk. XXX.<br />

Prins Maurits zoekt, vergeefs, Breda te ontvetten.<br />

Zyn vrugtelooze aanflag op Antwerpen.<br />

XXXI. Hy wordt ziek. Dringt zynen<br />

Broeder tot een Huwelyk. Sterft. Zyne- natuurlyke<br />

Kinderen. Uiterflewil. XXXII. Zyne<br />

gedaante, aart, deugden en gebreken.<br />

TErwyl de Sinode nog zat, ontftondt 'er,<br />

hier en daar, met naame te Alkmaar en<br />

te Hoorn, merkelyke beweeging onder de Re­<br />

monftranten, of onder 't graauw, welk hun<br />

toegedaan was, en met moeite verdroeg, dat<br />

de Predikanten van hun gevoelen, alomme, gefchorst<br />

of afgezet werden. Te Alkmaar, werdt,<br />

in Lentemaand, de Kerk overweldigd , de<br />

Klaslis kist opgebroken, het Klasfisboek gefcheurd.<br />

Ook tastte men zekeren Contraremonftrant<br />

aan; die op een fchuif kar gezet, enfpottelyk<br />

herom gevoerd werdt. Joannes Evertszoon<br />

Geejleranus, Remonftrantsch Predikant te<br />

Alkmaar, naderhand, voor Gemagtigden der<br />

Staaten en der Kerken, ondervraagd zynde, over<br />

de oorzaak deezer beroerte, werdt, daaraan,<br />

onfchuldig bevonden; doch egter afgezet van<br />

zynen dienst O). In Sprokkelmaand, te vooren,<br />

waren de Remonftrantfche Predikanten<br />

te<br />

f » BAUDART. XI. Botk., II. iG. BRANDT III. £>.-


384 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

I6Ï9. te Utrecht ook allen van hunne ampten verlaaten<br />

, door de Vroedfchap. Doch hier ont­<br />

en te ftondt geene beroerte Te Hoorn, liep het<br />

Hoorn. erger af. De Magiftraat hadt, hier, der Huistrouwe<br />

van Dominikus Sapma, eenen der gejaagde<br />

Remonftranten op de Sinode, haare<br />

wooning opgezeid. De man was, hierop, zonïer<br />

verlof, ichoon niet zonder kennis der Poïtike<br />

Gemagtigden, van Dordrecht vertrokken,<br />

om orde te ftellen op zyne huisfelyke zaacen.<br />

Zo dra hy te Hoorn kwam, werdt hem<br />

)elast, geene Vergaderingen aan te leggen of<br />

>y te woonen, en zig van alk K.rkelyke dienten<br />

te onthouden. Daarna, kreeg hy bevel om<br />

Ie Stad te verlaaten, en wederom naar Dor-<br />

Irecht tekeeren. Den tienden van Lentemaand,<br />

irerdt hy, des morgens ten agt uuren, door den<br />

»chout, voor zyne deur, op de Stads wa^en<br />

;ezet; terwyl de bezetting in 't geweer ftondt.<br />

: Volk was ook, in grooten getale, famenge-<br />

•loeid, om dit fchouwfpd te zien, en men veriaalt,<br />

dat fommige Contraremonftranten de<br />

lemonftranten zeer tergden, als durfden ze<br />

iets beftaan, tot redding van hunnen ouden<br />

.eeraar. Wat 'er van zy, eenigen, gaande ge­<br />

r lakt, greepen de paarden by den toom, fnee-<br />

c en de zeelen aanftukken, ligttenS ipma, met<br />

z yne vrouw en kind, van de wagen, enflooptl<br />

:n de wielen. Toen rukien de foldaaten aan ,<br />

f mietende, met los kruid, op den hoop, die,<br />

Tl ïerkende dat 'er niemant gt kwetst werdt, te<br />

fl dier aandrong, en't Krvgsvolk, met pannen<br />

n aar 't hoofd wierp. De Magiftraat, toen ander<br />

O) BRANDT III. Deel, 11. 390 enz.<br />

volk


XL. BOEK. H I S T O R I E . 385<br />

volk doende aantrekken, gaf bevel, om met 16191<br />

fcherp te fchieten. 't Gefchiedde. Zes of zeven<br />

werden dood gefchooten : veertig omtrent gekwetst.<br />

De overigen namen de vlugt. De foldaaten,<br />

eens gaande geraakt, hielden geene<br />

maat meer; fchietende langs verfcheiden' ftraaten,<br />

en in en door de huizen, waardoor ook eenige<br />

onfchuldigen getroffen werden. Nar 't ftillen<br />

van den oploop, en toen men Sapma, met<br />

eenen tweeden wagen, vervoerde, werdt nog<br />

eenen Smid, die hem vaar wel toeriep, met een*<br />

geveerden kogel, de kin van 't hoofd gefchooten<br />

; zo dat hy dood ter aarde viel. Sommigen<br />

gekwetften werdt, naderhand, door Gemagtigden<br />

der Staaten, afgevraagd, of zy niet van eenigen<br />

uit de Remonftranten, of uit de afgezette<br />

Wethouders waren opgemaakt, om Sapma,<br />

met geweld, in de Stad te houden. Ook zaten<br />

zy eenige weeken in hegtenis, waarna zy, mids<br />

de kosten der gevangenisfe betaalende,Werden<br />

ontflaagen. Sapma, wederom te Dordrecht gekomen<br />

, werdt ook aangefproken over zyn vertrek,<br />

van daar, zonder uitdrukkelyk verlof.<br />

Doch men liet deeze zaak, eerlabg, fteeken, alzo<br />

hy bybragt, dat de Prefident der Politiken hem,<br />

te vooren, beloofd hadt, zyn vertrek by de<br />

andere Heeren, te zullen verontfchuldigen (c).<br />

De gedaagde Remonftranten hadden bevel<br />

gekreegen, om te Dordrecht te vertoeven tot<br />

X. DEEL. Bb<br />

De gedaagde<br />

nader' last (d), die hun, eerst eenige dagen na Remonftranten<br />

't vertrek der uitheemfchen, gebragt werdt, worden<br />

door geban-<br />

(c) BAUDART. Memor. XI. Hoek, hl. ao. TRIGLAN]). bl. 1141. nen.<br />

VELIUS Hoorn, */. 572 enz. Ilülorisch Verhaal, f. 177 enz.<br />

BJIANDT III. Deel, bl. 472 enz.<br />

r^rf) BRANOT UI. Deel, bl. 502.


38


XL. BOEK. H I S T O R I E . 387<br />

Vergaderingen, op verfcheiden' Plaatfen, door<br />

Soldaaten en Geregtsdienaars, geftoord; zonder<br />

dat zy, door herhaalde Vertoogen, aan de<br />

Staaten van Holland en aan de Wethouders van<br />

verfcheiden' Steden, eenige vryheid zagen te<br />

verwerven. De Eerken en Plaatfen der afge-<br />

'zetten werden , door Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, ingenomen: 'twelk, in fommige<br />

Steden, gelyk te Gouda, en in verfcheiden<br />

Dorpen, daar de Remonitrantschgezinden een<br />

groot getal uitmaakten, niet zonder veel te-<br />

genfporreling der Gemeente, gefchieden kon<br />

(T). De heimelyke Vergaderingen der Remonftranten<br />

werden, ondertusfchen, aangehouden,<br />

en 't leedt niet lang* of verfcheiden' gebannen'<br />

en vervoerde Predikanten keerden wederom<br />

in 't Land, om hunne of andere Gemeenten, in<br />

ftilte, naar hunne begrippen, te ftigten.<br />

Na 't veroordeelen der Remonftrantfche<br />

Leere en Leeraaren op de Sinode,- vondt men<br />

ook raadzaam, 's Lands Hooge Schoole, te Lei<br />

den, te hervormen. Om hiertoe den weg te<br />

baanen, was 'er, in Slagtmaand des voorleeden<br />

jaars, reeds eenige verandering gemaakt, in<br />

het Kollegie der Heeren Curateuren of Bezorgeren<br />

der Hooge Schoole, die de zaak der Remonftranten,<br />

naar men dagt, te zeer, waren<br />

toegedaan geweest. De Staaten van Holland<br />

hadden, by raade zyner Doorlugtigheid, beflooten,<br />

dat de Bezorgers, om de drie jaaren,<br />

zouden afgaan, en voor de eerfte reize, in<br />

Sprokkelmaand deezes jaars. Hierdoor, raakten<br />

de Heeren van Mathenes en van der Myle<br />

BRANDT IU. Deel, W. 8091<br />

£b s<br />

De Res<br />

raon-<br />

[Iranten<br />

houden<br />

heimelykeVergaderingen*<br />

II.<br />

Veranderingen<br />

in<br />

's Lands<br />

Hooge<br />

Schoole,<br />

te Leiden.


uit het bewind der Hooge Schoole, en Jonkheer<br />

Joan van Wasfenaar en Duivenvoorde,<br />

Heer van Duivenvoorde, Heer Adriaan Pauw,<br />

Ridder, en Meester Rochus van den Honaart,<br />

Haad in den Hoogen Raade, werden tot nieuwe<br />

i<br />

Curateuren benoemd (i). Deezen helden, in<br />

hooimaand, Gerardus Joannes Fos/ïus, Rejent,<br />

enKaspar Barlaus, Onder Regent van<br />

I iet Theologisch Kollegie, uit hunne ampten.<br />

3 )e eerfte werdt, daarna, Profesfor der Welfpree-<br />

I endheid, te Leiden, en vervolgens Profesfor<br />

d er Hiftorien op de Doorlugtige Schoole te<br />

/ onfterdam. De andere, die,door deZuidhol-<br />

h ndfche Sinode, tot alle Kerkelyke diensten,<br />

o nbekwaam verklaard was, tekende de Acre van<br />

S ilftand, en werdt, na eenigen tyd, ook tot<br />

P fofesfor der Welfpreekendheid, op dezelfde<br />

r oorlugtige Schoole, te Amfterdam, beroepen.<br />

F ;stus Hommius, die Scriba op de Sinode ge­<br />

w lest was, werdt Regent in Vosfius ftede.<br />

D e Remonftrantschgezinde Studenten werden<br />

oc k uit het Kollegie gezet (Jf). Voorts, werdt<br />

de Hooge Schoole voorzien van Profesforen,<br />

dii : der Sinodaale Leere waren toegedaan. Mid-<br />

lei wyl, hielden de byzondere Sinoden zig bezij.<br />

;, met het fchorfen en afzetten van Predikan-<br />

ter t, die voor Remonftrantsch bekend waren,<br />

of<br />

verdagt gehouden werden. De Reftoren en<br />

Sc<br />

boormeesters derLatynfche en andere Schoo-<br />

lei:<br />

liet men, daarna, ook de Sinodaale Kanons<br />

aai<br />

meemen, by fchriftelyke Afte. Ook werdt<br />

zul<br />

ks, op fommige plaatfen, den Orgelistenafge-<br />

5 lp.<br />

f<br />

388 VADERLANDSCHE XL. BoÉE.<br />

:<br />

) Refol. Holl. 17 A'ov. I(5I8. bl. 375.<br />

0 BUANDT III. Uiel, bl. 841-852, 888-898, 918-9*5.


XL, BOEK. H I S T O R I E . 38$<br />

gevorderd (/). In Holland niet alleen ; maar<br />

ook in 't Stigt, in Gelderland en in Overysfel,<br />

werden de Remonftrantfchgezinde Predikanten<br />

afgezet van hunnen dienst (m). 't Getal derzelven<br />

beliep, in 't geheel, omtrent tweehonderd<br />

, van welken 'er omtrent tagtig ten Lande<br />

uit gebannen werden. Zeventig omtrent tekenden<br />

de A&e van Stilftand: van welken 'er omtrent<br />

twintig hunne tekening herriepen. Ruim<br />

veertig weeken, in deezen tyd en federt, af<br />

van de Remonftranten, onder welken 'er eenige<br />

weinigen waren, die tot de Roomfche Kerke<br />

overgingen, of tot een ergerlyk leeven vervielen.<br />

De meeften koozen de zyde der Contraremonftranten.<br />

Eenigen hielden zig op zig zeiven,<br />

zonder zigby eenige gezindheid te voegen (K).<br />

Te Waalwyk, werwaards verfcheiden' gebannen'<br />

Remonftrantfche Predikanten gebragt<br />

waren, kwam, eindelyk, zo groot een' toevloed<br />

van deeze Broederfchap, dat men befloot eene<br />

Vergadering te beleggen, te Antwerpen; alwaar<br />

Uitenbogaard en eenige anderen zig onthielden.<br />

Hier werdt, omtrent den aanvang van<br />

Wynmaand, onder anderen, orde gefteld op de<br />

bediening der Kerken in 't Land. Ook regtte<br />

men een Kollegie op, beftaande uit zes Directeurs<br />

of Beftierders, Uitenbogaard, Episkopius,<br />

Grevinkhoven, Eduard Poppius, Karei<br />

Nietiius en Joannes Arnoldm Corvinus. Door<br />

dit Kollegie, of door de drie eerstgenoemde Directeurs,<br />

kreegen fommige Remonftrantfche<br />

Leeraars last, om de Gemeenten in 't Land, heimelyk,<br />

CO BRANDT ITT. Deel, bl. 851-888 912-917. 925-939.<br />

(j>0 BRANDT III. Deel, bl. 939-976. IV. Ded, bl. I '«a»<br />

(») BRANDT IV. Deel, bl. 16.<br />

Bb 3<br />

1619.<br />

• u.j,;.',<br />

i'!0 • UW<br />

'iï> 13 li<br />

III.<br />

Vergadering<br />

der<br />

Remonftranten<br />

,<br />

te Antwerpen,


Veenhuizen<br />

en<br />

van der<br />

Myle<br />

niet meer<br />

befchreeven,on­<br />

der de<br />

Edelen.<br />

De Zoo-<br />

pen des 1<br />

Advo-<br />

390 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

melyk, te gaan bedienen: gelyk, door eenigen,<br />

• met veele vrymoedigheid gefchiedde (0). Buiten<br />

Rotterdam, buiten Hoorn, en te Leiden ,<br />

werden de Vergaderingen der Remonftranten,<br />

meermaalen, geweldiglyk geftoord; by welke<br />

gelegenheid , ook fommigen doorfchooten ,<br />

of, op andere wyzen, mishandeld en beroofd<br />

zyn, door het Krygsvolk f».<br />

Omtrent deezen tyd, befloot het Lid der<br />

Ridderfchap van Holland, by meerderheid van<br />

ftemmen, de Heeren van Veenhuizen en van<br />

der Myle, die elk met eene Dogter van den<br />

onthalsden Advokaat gehuwd waren, niet meer<br />

onder de Edelen te befchryven (q). Van der<br />

Myle, die eenige maanden in Frankryk geweest<br />

, en nu wederom herwaards gekeerd was ,<br />

werdt, om het fchryven van eenige brieven,<br />

welken men hieldt der tegenwoordige Regeeringe<br />

en den Prinfe te na te fpreeken, opGoereede<br />

gebannen (V). De verdreeven Koning<br />

van Boheeme verzogt, op 't einde des jaars 1621,<br />

aan de algemeene Staaten, of hy wederom in<br />

den Haage mogt komen woonen. Doch dit verzoek<br />

werdt van de hand ge weezen (sj. In't volgende<br />

jaar, vergunde men hem egter, op herhaald<br />

verzoek der Koninginne van Boheeme,<br />

iat hy zyn verblyf houden mogt, in de BeverivykfY).<br />

Doch nu, in 't jaar 1610, floegen de<br />

gekommitteerde Raaden den Prinfe ook voor,<br />

O) BRANDT IV. Deel, 11 40-51.<br />

(p~) BRANDT IV. Del, bl. savv', 60-?T.<br />

C?3 Refol. IJoll, ji!, 29 Octob. 14 Dec. itfty. W. 240, 243, 244,<br />

90. BIUNÜT IV. Deel, bl. 157. »<br />

f O Refol. Holl. 16 Decemb. 1620. hl. 2(15.<br />

O) Refol. Holl. 21 hecemb. 1641. bl. 15,'!<br />

CO R-efol. Holl. 25 Maart 4 May 1G22. bl. 55, 85.<br />

of


XL. BOEK. H I S T O R I E . 39*<br />

of't niet geraaden ware, Reinier van Oldenbarneveld,<br />

Heer van Groeneveld, oudften<br />

Zoon des Advokaats, te verlaaten van zyn<br />

ampt van Luitenant-Houtvester: doch zyne<br />

Doorlugtigheid befloot hiertoe eerst m den volgenden<br />

Zomer; wanneer de Heer van Groeneveld<br />

ook van zyne waardigheid van Heemraad<br />

van Delfland ontzet werdt (u\ Ten zelfden tyde,<br />

werdt zynen Broeder, Willem van Oldenbarneveld,<br />

Heere van Stoutenburg, het Bevelhebberfchap<br />

over Bergen op Zoom benomen.<br />

Doch zyn Ritmeesterfchap heeft hy verkogt<br />

(vj In Wintermaand, te vooren, was er, op<br />

n>uws, door Gemagtigden van den Prinfe en<br />

Gekommitteerde Raaden, buitens tyds, verandering<br />

gemaakt, in de Wethouderfchap te Gouda<br />

, alwaar men, tot hiertoe, de Remonftranten,<br />

onverhinderd, hadt laten byeenkomen f » Te<br />

Leiden, werdt de Schout, Lot Huigenszoon den'<br />

Gaal, dien men hieldt te flap te zyn in 't ftooren<br />

der Remonftrantfche Byeenkomften, verpligt,<br />

zvn ampt af te leggen, welk toen gegeven werdt<br />

aan Meester Willem de Bont, die fterker y verde<br />

Car) Ook kwam men, eerlang, tot het afzetten<br />

van verfcheiden' Baljuwen, Schouten en Sekretarisfenten<br />

plattenLande; die of ilemonftrantfch<br />

waren, of geagt werden, te veel oogluiking te<br />

gebruiken , omtrent de Remonftranten (yj.<br />

Ook werdt Lancelot van Brederode, Raadsheer<br />

in den Hove van Holland, die merkelyk<br />

van<br />

r>) Refol.Hoii.31 oaoh ifiip. u. 246.7,iQjyy<br />

120,126. ,<br />

( y) BRANDT IV. Deel, bl. 20*.<br />

Cw') RRANDT IV. Deel, bl. 7».<br />

( x\ Refol Holl. 2 Aug. 1,1,20 Oee. ïfilO- «.194.8831,290,3"5<br />

Bb 4<br />

1619;<br />

taats van<br />

hunne<br />

ampten<br />

verlaaten. <br />

Verfchei­<br />

Schouten<br />

en Sekretarisfen<br />

afgezet.<br />

l 6 2<br />

°' V-


IV.<br />

Klagten<br />

3


XL. BOEK. H I S T O R I E . 393<br />

anderingen in Kerk en Staat der hooge Regeeringe<br />

geduurig werk verfchaften, viel 'er, in<br />

andere gemeene zaaken, weinig voor. Men<br />

hieldt, van onzen kant, nog aan metklaagen,<br />

over het kwalyk houden van 't Beftand, dooide<br />

Spaanfchen. De algemeene Staaten hadden,<br />

in Sprokkelmaand, den Koïlegien ter Admiraliteit<br />

aangefchreeven, dat zy den Koopluiden<br />

en Schippers, welken men, door het aanhouden<br />

en neemen hunner Schepen, merkelyke nadeden<br />

toegebragt hadt, aanzetten zouden, tot<br />

het begrooten en opgeeven hunner fchade, binnen<br />

den tyd van vier maanden (V). Doch 't zeefchuimen<br />

der Biskaaijeren en Duinkerkeren<br />

hieldt, het gantfche jaar, aan. Ook deeden die<br />

van Algiers den onzen veel afbreuk ter zee.<br />

Doch in Oogstmaand, werden eenige Algierfche<br />

zeefchuimers, te Amfterdam, opgebragt.<br />

Ten zelfden tyde, deedt de Regeering van Algiers<br />

eenen voorflag van Vrede aan de Vereenigde<br />

Staaten (e) : doch 't liep nog tot in't jaar<br />

162a aan, eer dezelve geflooten werdt. Midlerwyl,<br />

hieldt het zeefchuimen aan, waardoor<br />

die van Hoorn, in den Herfst en Winter des<br />

jaars 1610, wel omtrent veertig fchepen verlooren<br />

Qf). De fterke toerusting ter zee in Spanje<br />

maakte de Vereenigde Staaten ook ongerust,<br />

alzo men niet wist op wienzy gemunt ware<br />

(g): doch deeze ongerustheid verdween,<br />

door den tyd.<br />

De onlusten tusfchen de Engelfche en Nederland­<br />

en) BAUDART. Memor. XI. Hoek, 11. 6.<br />

(e) BAUDART. Memor. XI. /loei, U. 7, 95,<br />

Cf) v<br />

&Liys Hoorn, U. SQÓ.<br />

BAUDART. Memor. XI. /loei, tl. 23. jj<br />

Bb 5<br />

1619.<br />

over 't<br />

krenken<br />

van 't<br />

liefland.<br />

Zeefchuimev<br />

ryeu.<br />

Verdrag<br />

tusfchen


39* VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

IÖIO. landfche Oostindifche Maatfchappy, welken<br />

in de jaaren 1613 en 1615, niet hadden kon­<br />

de Ennen<br />

bygelegd worden, werden, eindelyk, in<br />

gelfche<br />

cn Ne­ Zomermaand deezes jaars, gelukkiglyk, gederlandflist.<br />

Eenigen uit de Bewindhebbers en de Adfchevokaat<br />

der Nederlandfche Maatfchappy e, WilOostinlem<br />

Boreel, hadden zig, eenige maanden te voodifcheMaatren,<br />

naar Londen begeven, alwaar zy, met de<br />

fcliap Engelfche Bewindhebbers, in onderhandeling<br />

pye. traden. Men trof, eindelyk, op den tweeden<br />

van Zomermaand, een Verdrag, voor den tyd<br />

van twintig jaaren, binnen welken, de handel<br />

in de Indien den beiden Maatfchappyen vry zou<br />

ftaan, zonder datzy dien eikanderen, door verdragen<br />

metIndifcheMogendheden, doorfterkten,<br />

of op eenige andere wy zen, zouden zoeken<br />

te beletten. Ook werdt beftemd, dat men onderling<br />

overeenkomen zou, wegens den prys, dien<br />

beide de Maatfchappyen befteeden zouden<br />

voorde Peper, te Bantam, en op andere plaatfen<br />

van Groot Java. Elke Maatfchappy zou tien<br />

Oorlogsfchepen onderhouden, tot befcherming<br />

van den handel. Elk zou in 't bezit blyven van<br />

de Vestingen in de Indien, welken zy tegenwoordig<br />

bezat. De Sterkten en bezettingen, in<br />

de Molukken,Bandaen Amboina, zouden onderhouden<br />

worden, uit eene belasting, door eenen<br />

gemeenen Raad, uit beide de Maatfchappyen<br />

aangefteld, te leggen op de waaren, die<br />

uit deeze Eilanden zouden vervoerd worden.<br />

Het Verdrag vervatte nog verfcheiden' andere<br />

punten, welker fommigen, naderhand, na-<br />

3er verklaard werden (hj. Doch ik meen, dat<br />

\S)~d A<br />

fi , P<br />

." b!<br />

'<br />

het<br />

T0!<br />

"' P<br />

' ' AlTZKBA


XL. BOEK. H I S T O R I E . 395<br />

het nimmer volkomen onderhouden is,<br />

Terwyl men, hier, aan dit Verdrag arbeidde<br />

, gaf het onderling misnoegen tusfchen de<br />

twee volken inlndie, onder anderen, gelegen<br />

heid, tot het ftigten van Batavia, op t Eiland<br />

lava, alwaar de Nederlandfche Maatfchappy,<br />

federt, den zetel haars handels gevestigd heeft.<br />

'tZal niet ondienftig zyn, hier, van den aanleg<br />

deezer beroemde Koopftad, waarvan, dat met<br />

reden vreemd fchynen mag, onze Hiftoriefchryvers,<br />

die deezen tyd beleefd hebben ,<br />

naauwlyks eenig gewag maaken, een beknopt<br />

berigt te geeven.<br />

De Maatfchappy hadt haaren bevelhebberen<br />

in Indie, reeds in 't jaar 1617, gelast, een<br />

bekwaam ftuk Lands van den Koning van Jakatra<br />

of eenige andere Javaanfche Mogendheid<br />

te koopen, tot het ftigten eener Stad en Sterkte,<br />

alwaar men den voorraad der Indifche en Nederlandfche<br />

waaren zou mogen ontvangen en<br />

bewaaren (/)• Eenige jaaren te vooren, hadder<br />

de onzen reeds eene wooning gehad, te Jakatn<br />

aan den zeekant, beoosten de Rivier Tangerang,<br />

waartoe zy den grond van den Koning gekogi<br />

hadden (£)• Doch Jan Pieterszoon Koert, in '1<br />

jaar 1618, het opperbevel over Nederlandse! 1<br />

Indie bekomen hebbende, zogt, hieromtrent,<br />

eene nieuwe Stad en Sterkte aan te leggen, en,<br />

daartoe, insgelyks, verlof te bekomen van det l<br />

Koning vanjakatra. Terwyl men hierover han<br />

delde, kreeg Koen vermoeden, dat de Koning »<br />

met de Bantammers en met de Engelfchen, di<<br />

(i) T. CAHPHIJYS Batavias Grondvefl, in VALENTYN Oostmil<br />

IV. heel, 1. Stuk, bl. 4»y.<br />

(i) CAMPHUYS bl. 435.<br />

zit<br />

Verhaal<br />

van hec<br />

innee-<br />

men van<br />

Jakatra<br />

en hec<br />

ftigten<br />

van Ba<br />

tavia.


$96 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

t6l(>. zig te Bantam en te Jakatra onthielden, in heimelyke<br />

onderhandeling getreden was , om<br />

hem en de zynen, die 't reeds te Bantam naauwlyks<br />

houden konden, ook van Jakatra te verdryven.<br />

Hy valt hierop, bedektelyk, aan 't<br />

yerfterken van de wooning derMaatfchappye:<br />

't welk, toen 't gemerkt werdt, groote agterdogt<br />

verwekte by de Engelfchen en Javaanen.<br />

De Stad Jakatra werdt toen ook gelterkt.<br />

Men befloot zelfs de Sterkte der Nederlanderen<br />

, met eenige Schanfen, daar Engelsch gefchut<br />

op geplant werdt. Maar Koen vernielde<br />

ze, eerlang, vernomen hebbende, dat de Engelfchen<br />

een fchip der Maatfchappye genomen<br />

hadden, en verdere vyandlykheden dreigden.<br />

Kort hierna, verliet hy de nieuwe Vesting,<br />

op de tyding van 't naderen eener Engelfche<br />

Vloote, 't bevel over dezelve laatendeaan<br />

Pieter van den Broeke. Hy ltak, opdenlaatften<br />

van Wintermaand des jaars 1618, met zeven<br />

fchepen, in zee, raakte flaags met de Engelfchen;<br />

doch week, eerlang, naarAmboina, alzo<br />

de Engelfchen, nieuwe verflerking van fchepen<br />

gekreegen hebbende, hem veel te magtig<br />

geworden waren. De Vesting te Jakatra, toen ,<br />

door de Engelfchen, te water, en door de Javaanen,<br />

te lande, belegerd zynde, werdt 'er,<br />

op den negentienden van Louwmaand deezes<br />

jaars, een Verdrag getroffen; waarby den Koning<br />

van Jakatra zesduizend Ryksdaalders werien<br />

toegelegd, en voorts bedongen, dat de<br />

Wooning der Maatfchappye niet verder verkerkt<br />

zou worden (7). Alles fcheen nu in rust:<br />

(O CAMPHUYS hl. 421-434.<br />

toen


XL. BOEK. H I S T O R I E . 397<br />

toen van den Broeke, ter maaltyd genodigd 1617.<br />

by den Koning, met eenigen der zynen, vast- •<br />

gehouden en in boeijen gefmeeten werdt. Dit<br />

fcheen 't bedryf der Engelfchen, die de onzen<br />

haast noodzaakten tot een Verdrag, waarby men<br />

beloofde, hun de Vesting te zullen opgeeven.<br />

Doch 's daags na 't fluiten van dit Verdrag, welk<br />

op den eerften van Sprokkelmaand gefchied<br />

was, rukken de Bantammers, of aangepord<br />

door de onzen, of, om dat zy den Koning van<br />

Jakatra de Sterkte en fchatten der Nederlandfche<br />

Maatfchappye misgunden, onverhoeds,<br />

in Jakatra, berooven den Koning, die flegt<br />

werdt bygeftaan van dezynen,ineenenoogenblik,<br />

van zyn gebied, en verzenden hem in ballingfchap.<br />

Van den Broeke en de andere gevangenen<br />

werden toen naar Bantam gevoerd; daar<br />

zy nog eenige weeken zaten. Midlerwyl, bleef<br />

de nieuwe Vesting nog in de magt der onzen,<br />

die, federt, handelden, om zig onder de befcherming<br />

des Konings van Bantam te begeeven.<br />

Doch 't liep aan tot den elfden van Lentemaand,<br />

eer men omtrent de voorwaarden overeen<br />

kwam (tn). De Koning van Bantam weigerde<br />

ze nogtans te bevestigen. Ook dreigde hy,<br />

federt, de Vesting, met geweld, aan te tasten.<br />

De Javaanen arbeidden zelfs reeds aan eene<br />

fchans of bolwerk, niet verre van de Wooning<br />

der Engelfchen: doch de onzen verdreeven hen<br />

uit hun voordeel, 't Leedt egter niet lang, of zy<br />

vielen op nieuws aan 't werk. Doch 't verfchynen<br />

van Jan Pieterszoon Koen, met eene Vloot<br />

van agttien fchepen, op de reede van Jakatra,<br />

fjm) CAMPHUÏS tl. (135-457.<br />

deedt


3S,3 VADERLANDSCHE XL.BOEJC.<br />

1619. deedt de zaaken veranderen van gedaante. De<br />

Engelfche Vloot, die, tothiertoe, in de Straat<br />

van Sunda, gekruist hadt, was, op zyne aankomst<br />

, van daar, geweeken. Koen, zig gelaatende<br />

op Jakatra, niet op den Koning van Bantam<br />

verftoord te zyn, liet deezen weeten, dat<br />

hy zig onzydig hadt te houden. En, zonder hierop<br />

befcheid te wagten, of hem tyd van beraad<br />

te geeven, valt hy, uit de Vesting, aan 'thoofd<br />

van omtrent duizend man, in dertien vendels<br />

verdeeld, aan op de Stad, die ilegts door een<br />

fteenen bolwerk, aan de Noordzyde, en aan<br />

eenen anderen oord, door eene fchutting vandikke<br />

planken, befchermd werdt. Zy was in<br />

een oogenblik veroverd. Koen nam 'er bezit<br />

van, uit den naam der Nederlandfche Oostindifche<br />

Maatfchappye, op den dertigften van<br />

Bloeimaand (»). Hy vorderde, federt, hetflaaken<br />

der gevangenen te Bantam, waarin de Koning<br />

bewilligen moest. De Engelfchen verlie*<br />

ten deeze Stad, kort hierna. Doch de Koning ,<br />

ien onzen den handel te Jakatra belemmerende,<br />

haalde zig, eerlang, eene Oorlogsverklaring<br />

op den hals. Ook duurden de onlusten tus-<br />

'chen de Maatfchappy en hem verfcheiden jaaren<br />

(a). Wy zullen, hierna, de gelegenheid<br />

vaarneemen, om 'er eenig nader verflag van<br />

I e doen.<br />

Twee maanden omtrent voor Koens aan­<br />

] komst , hadden de hoofden der bezettinge, op de<br />

3 lieuwe Vesting te Jakatra, beflooten, aan de-<br />

:elve den naam vm Batavia te geeven (J>), in-<br />

CO CAMPHUYS VI. 459-4.83.<br />

(0) CAMPHITYS bl. 484-489.<br />

(/>) CAMPHUYS bl. 457.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 399<br />

gevolge van eenen last, reeds in't jaar 1617<br />

gegeven, door de Maatfchappye, behelzende,<br />

s> dat de Plaats of het Landfchap, alwaar men<br />

w het Hoofdkantoor der Maatfchappye vestij,<br />

gen zou, Batavia^, en de inwoonersBatavie-<br />

„ ren geheeten zouden worden." Doch Koen<br />

toonde zig misnoegd, dat zulks zonder zyne<br />

kennis gefchied was. Ook deedt hy den nieuwen<br />

naam, dien men boven de poort van 't Huis<br />

Mauritius gefchreeven hadt, terftond, uitveegen<br />

Qf), voorts, zorg draagende, dat de naam<br />

Batavia, in geene openbaare fchriften, gefpeld<br />

werdt, voor Oogstmaand des jaars 1621,wanneer<br />

'er bevel kwam uit het Vaderland 5, dat de<br />

5, Stad en 't Kasteel, gebouwd in 't Koningkryk<br />

n van Jakatra, voortaan, Batavia genoemd zou<br />

„ worden (r)." En't is dit Batavia, dat, federt,<br />

in getal en aanzienlykheid van gebouwen, van<br />

tyd tot tyd, zynde aangegroeid, veele jaaren agtereen,<br />

en nog tegenwoordig, onder de voornaamfte<br />

Kooplieden der 4 weereld gerekend is<br />

geworden. De Opper-Landvoogd en Raaden<br />

van Nederlandsch Indie houden 'er hun gewoon<br />

verblyf, en de Maatfchappy voorziet,<br />

van daar, en Indie en het Vaderland van veelerlei<br />

Koopwaaren.<br />

öorzaaken deezes krygs.<br />

Men hadt, in dit Koningkryk, federt meer dan<br />

eene<br />

(f) P. VAN DEN BROECKB Voyagie, tl. 993<br />

CAMPHUYS tl. 489-491.<br />

1619.<br />

De binnenlandfche kryg in Boheeme, die, V.<br />

reeds in'tvoorleeden jaar, ontfteken was, hadt Oorïprong<br />

merkelyken invloed op den ftaat der Veree­<br />

van den<br />

nigde Nederlanden: waarom wy niet voorby oorlog In<br />

konnen, hier, eenig verflag te doen van de Boheeme.


400 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

16 i.p. eene eeuw, openlyk, belydenis gedaan van tweederlei<br />

Godsdienst. De Husüten, welker belydenis/ub<br />

Utraque genoemd werdt, om datzy het<br />

Avondmaal onder beide de gedaanten ontvingen,<br />

en de Roomsch Katholyken, welker Leer<br />

men fubUna noemde, om dat zy't Avondmaal<br />

bedienden onder de gedaante van brood alleen j<br />

beleefden hun begrip even vry volgens de wetten.<br />

Zelfs was Keizer Sigismond niet voor Koning<br />

erkend, dan na hy toegedaan hadt, dat<br />

niemant dan die in't gevoelen der Husiiten was,<br />

Burger in Praag zyn mogt. Menonderhieldtdit<br />

Verdrag, tot in 't jaar 1570, wanneer Maximiliaan<br />

de II. te wege bragt, dat een Roomsch-<br />

Katholyk, met het Burgerfchap, vereerd werdt.<br />

Een ander verwierf dezelfde gunst, in 't jaar<br />

1599. Daarna, werdt het Verdrag met Sigismond,<br />

meer dan eens, gekrenkt. De Jezuiten<br />

werden, in Praag, ontvangen, 't Getal der<br />

Roomschgezinden nam, door den tyd, zo fterk<br />

toe, dat de Hervormden zig te vrede moesten<br />

houden, dat hun, door Rudolf den II, vergund<br />

werdt de Ampten van Regeering, te gelyk met<br />

de Roomschgezinden, te mogen bekleeden. De<br />

Keizerlyke Amptenaars in Boheeme weigerden<br />

egter dit Verdrag af te kondigen, beweerende,<br />

dat het te nadeelig ware voor den Roomfchen<br />

Godsdienst, en dat men 't den Keizer, belemmerd<br />

met den kryg tegen de Turken, zyns ondanks,<br />

hadt afgedrongen. Matthias, zynen<br />

Broeder Rudolf, in 't jaar 1614, zynde opgevolgd<br />

, gaf den Hervormden nog meer ftof tot<br />

klaagen, over 't fchenden hunner voorregten.<br />

De Keizer daarna, zynen Neef, Ferdinand, tot<br />

zynen aanftaanden opvolger in 't Koningkryk,<br />

wil-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 401<br />

willende doen verklaaren, befchreef, ten dien 1619.<br />

éinde, de Stenden van Boheeme alleen, zon- •<br />

der daaronder te rekenen, die vanSilefie, Moravie<br />

en Opper-en Neder-Lausnits, 1'choonze<br />

met die van Boheeme vereenigd waren. DeBoheemfche<br />

Hervormden, hierover te onvrede,<br />

verfcheenen, in kleinen getale, op den Landdag,<br />

alwaar de Roomfchen, verre de meerderheid<br />

hebbende, volkomen voldeeden aan 's<br />

Keizers begeerte. Ferdinand werdt zelfs gekroond<br />

binnen Praag (s~), en hieldt, federt, zyn<br />

hof teGrats. Maar de Verdedigers desKoningkryks,<br />

een zeker getal van aanzienlyke luiden,<br />

aangefteld door de Stenden, om de hand te houden<br />

aan 't naarkornen der oude voorregten, befchreeven<br />

de Stenden des Ryks en der ingelyfde<br />

gewesten , in welker Vergadering een<br />

fmeekfehrift werdt ingefteld, waarby men den<br />

Keizer, om 't herftellen der voorregten, verzogt.<br />

Voorts, befloot men, inden Zomer der jaars<br />

1618, wederom te vergaderen, om'sKeizers<br />

antwoord te overweegen. Maar Matthias gaf,<br />

in plaats van te antwoorden, zynen Stedehouder<br />

in Boheeme bevel om den Stenden het byeenkomen<br />

te beletten. Deez' vondt zig, hiertoe ,<br />

nogtans niet magtig. De Stenden, zyns ondanks,<br />

vergaderd zynde, hadden hertsgenoeg, om zig<br />

van eenige Keizerlyke Amptenaars te verzekeren,<br />

drie van welken, uit de vensters van 't Kasteel<br />

, werden dood gefmeeten. Terftond daarna,<br />

verbonden zy zig, onderling, tegen elk, die hun<br />

zou willen aantasten; en, verneemende, dat de<br />

Kei-<br />

fO Apol. Ordin. Regm Boliem. fub mraque edit.l6uj. STW-<br />

yil Corp. Hift. Germ. Tem. II. p. 2051.<br />

X. DEEL. CC


1619<br />

Keizer<br />

Matthias<br />

ilerft.<br />

Ferdinarid<br />

de<br />

II. volgt<br />

hem op.<br />

Fredrik<br />

de V.<br />

Paltsgraaf<br />

aan<br />

de:i Ryn,<br />

Zusters<br />

Zoon van<br />

Prinfe<br />

Maurits,<br />

wordt tot<br />

Koning<br />

van BoheemevedtOO-<br />

rLMl<br />

VI.<br />

De Staa<br />

ten nee-<br />

4-o2 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Keizer zig tegen hen toerustte ten oorloge, ftel-<br />

- denze vierentwintig Befchermers aan, die magt<br />

kreegen, om krygsvolk te werven, en belastingen<br />

te leggen op de onderzaaten des Koningkryksen<br />

der ingelyfdeLandichappen. De Aartshertogen<br />

Albertus en Izabelle deeden ook een<br />

Leger verzamelen ten dienste des Keizers, die<br />

den Graave van Bucquoi het opperbevel gaf<br />

over den voorgenomen togt naar Boheeme. De<br />

Graaf Emft van Mansfeld hadt het gebied over<br />

't Leger der Stenden.<br />

In deezen ftand der zaaken, overleedt Keizer<br />

Matthias, op den twintigften van Lentemaand<br />

deezes jaars 1619 (7). Ferdinand deedt<br />

zig, terftond, uitroepen voor Koning van Boheeme,<br />

en kwam, in die hoedaanigheid, te<br />

Frankfort, alwaar hy, op den agtentwintigften<br />

van Oogstmaand, ook tot de Keizerlyke waardigheid<br />

verheeven werdt (u). Maar de Stenden<br />

van Boheeme, gezwooren hebbende, dat zy<br />

hem niet voor Koning erkennen zouden, verkooren,<br />

tot deeze hoogheid, Fredrik, Paltsgraaf<br />

aan denRyn, die, in den jaare 1612, getrouwd<br />

was, met Elizabet, Dogter van Jakob<br />

den I, Koning van Groot- Britanje. Hy begaf zig,<br />

terftond, naar Praag, al waar hy, in Slagtmaand ,<br />

gekroond werdt. Midlerwyl, hadden ook de<br />

Stenden van Hongarye Ferdinand verworpen ,<br />

en Bethlehem Gabor, Vorst van Zevenbergen,<br />

met de Koningklyke waardigheid, vereerd.<br />

De Staaten der Vereenigde Nederlanden, uit<br />

deeze beweegingen, eenen oorlog in Duitsch.<br />

land te gemoet ziende, waarin de zaak der Protes-<br />

CO BAUDART. Memor. XI. Boek, VI. 24.<br />

00 SIRUVH Corp. Hift. Germ. Tm. 11. p. 2059.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 403<br />

teftanten, en gevolglyk ook de hunne veel zou<br />

konnen te lyden hebben, zogten Koning Jakob<br />

te beweegen, om zynen Schoonzoon by te ftaan.<br />

Ook hielden zy een waakend oog op den togt<br />

van 't Leger der Aartshertogen, welk, in 't Land<br />

van Luxemburg verzameld zynde, omtrent den<br />

aanvang van Herfstmaand, gereed was, om, onder<br />

Graave Henrik van den Berg, naarDuitschland<br />

te trekken. Prins Maurits, die zig 't belang<br />

van den verkooren Koning van Boheeme, eenen<br />

Zoon zyner halve Zuster, Louife Juliana, ook<br />

zeer ter herte liet gaan , gaf aan alle de Staatfche<br />

Ruitery en aan duizend of twaalf honderd<br />

Muskettieren bevel, om het Leger der Aartshertogen<br />

op zyde te blyven, en zorg te draageu,<br />

dat het den Duitfchen Bondgenooten der<br />

Staaten geen nadeel deedt. Doch eenige opfchuddingen,<br />

inBrusfel en elders, gereezen, over<br />

't opftellen van nieuwe belastingen, ftremden<br />

deezen togt, en noodzaakten de Aartshertogen,<br />

om het Leger te doen fcheiden, en in<br />

de oproerige Steden teverdeelen (v). De Vereenigde<br />

Staaten, midlerwyl, hun volk by der<br />

hand willende houden, hadden, reeds in Grasmaand,<br />

hunnen onderzaaten verbooden, zig in<br />

eenigen vreemden Krygsdienst te begeeven (w).<br />

Hagchelyk ftonden, omtrent het einde dee­<br />

zes jaars, de zaaken van Ferdinand en Fredrik<br />

beide. De laatfte hadt verfcheiden' Duitfche<br />

Vorsten, en de Vereenigde Gewesten op zyne<br />

zyde, die allen Krygsvolk, ten zynen behoeve,<br />

verzamelden. Ook hadt hy zelf in de Palrstien-<br />

O*) RAUDART. Memor. XI. Hoek, U. 24.<br />

O) Groot-Plakiiacb. II. JJMI, kol. 304<br />

Cc 2<br />

t6ig.<br />

uien deei<br />

in de zaaken<br />

van<br />

Boheeme.<br />

Staat van<br />

den kryg<br />

in Boheeme»


404 VADERLANDSCHE XL. BOEK<br />

t€iy. tienduizend man op de been gebragt, die naar<br />

• Boheeme gefchikt werden. Men wil, dathy,<br />

zynen mededinger te magtig geweest zou zyn,<br />

zo zyn Schoonvader hem hehoorlyk hadt willen<br />

byftaan. Doch deeze was thans met Filips<br />

den III, Koning van Spanje, fterk in onderhandeling,<br />

over een Huwelyk tusfchen Karei, Prinfe<br />

van Wales, en eene Dogter van Filips; welk<br />

hy hgtelyk begrypen kon, geenen voortgang<br />

te zullen hebben, zo hy zig tegen de oogmerken<br />

van 'tHuisvanOostenryk,inDuitschland,<br />

wilde verzetten. Ook wist het Hof van Spanje<br />

deeze Huwelykshandeling zo lang te rekken,<br />

dat de zaaken van den Keurvorst-Paltsgraave'<br />

eenen gantsch nadeeligen keer genomen hadden.<br />

Wat Ferdinand betreft, de afval derHongaaren<br />

belemmerde hem zeer. Ook kwam hec<br />

hem kwalyk, dat het Leger, in Luxemburg verzameld,<br />

wederom gefcheiden was. Doch Maximiliaan,<br />

Hertog van Beyeren, en de drie Kerkelyke<br />

Keurvorsten hielden zyne zyde. De<br />

Keurvorst van Saxen, die zig te vooren onzydig<br />

verklaard hadt, werdt, door de aanbieding<br />

van de Opper-Lausnits, mids hyze overmeesterde,<br />

bewoogen, om 's Keizers zyde te kiezen.<br />

De Paus zondt hem eenig geld toe, en de Koning<br />

van Spanje eenige manfchap uit Napels<br />

en uit het Hertogdom Milaan (Y).<br />

VII. De Aartshertogen bragten, tegen 't volgende<br />

De Aarts- najaar, een aanzienlyk Leger op de been, ten<br />

d i e n f t e d e s K e i z e r s<br />

wam? - M e n<br />

begrootte het op zesïen<br />

een entwmtigduizend knegten en vierduizend<br />

Leger, paarden. De Markgraaf Spinola hadt 'er 't bevel<br />

O) RAPIN 7e»;. VII. f>. 125-129, 130-133,


XL. BOEK. HISTORIE. 405<br />

vel over. 't Volk was tusfchen Rynberk en We­ 1620.<br />

zel byeen gebragt. Terwyl het verzameldwerdt,<br />

hieldt Prins Maurits zig, met zestien * :n dien-<br />

:e des<br />

vendelen knegten en dertig kornetten paarden, j Leizers,<br />

een uur gaans beneden Wezel, om op de beweegingen<br />

des Markgraafs te waaken, en zig, daarna<br />

, met de benden, door de Duitfche Vorften<br />

byeen gebragt, te vereenigen. Koning Jakob<br />

hadt zig laaten overhaalen, om vierentwintighonderd<br />

Engelfchen herwaards te zenden, ouder<br />

Horatio Vere. Doch eer zy zig met de Staat- i ïpinoia<br />

fche troepen vereenigen konden, hadt Spinola '. ralt in de<br />

reeds eenen inval gedaan in de Neder-Palts,<br />

welke hy, in eene maand tyds, op Heidelberg,<br />

Manheim en Frankendaal na, geheellyk bemagtigde.<br />

Te vooren, hadt hy zig meester gemaakt<br />

van Dietz, in 't Graaffchap Nasfau, 't.<br />

welk deerlyk geplonderd was (j). In Wynmaand,<br />

kwamen de Engelfchen, verzeld door<br />

de Staatfchen, onder Prins Fredrik Henrik,<br />

eerst byhet Duitfche Leger, onder den Markgraave<br />

van Anfpach, in de Palts. Dochoneenigheid<br />

onder de Opperhoofden was oorzaak ,<br />

dat 'er weinig kon uitgevoerd worden. Ook<br />

vorderde het ruwe jaargetyde, dat men de<br />

Staatfche Ruitery te rug ontboodt. Doch de<br />

Knegten en Engelfchen betrokken de Winterlegeringen,<br />

in de drie genoemde Plaatfen van<br />

de Palts (3). Prins Maurits wierp, om Spinola<br />

den aftogt langs den Ryn naar Kees te beletten,<br />

eene fchans op, tusfchen Bon en Keulen, op<br />

een Eilandje, Romperwaar d genaamd. Men gaf,<br />

aan<br />

:<br />

Meder-<br />

LMts.<br />

Pnapenmutsgeniet,<br />

door<br />

Prinfe<br />

Maurits.<br />

fy) Refol. Holl. SI iÖ2o. U. 194,.<br />

(z) RW"» Tom. VU. p. 133. 135-<br />

Cc


VIII.<br />

4o6 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

1620, aan deeze fchanfe, naar haare vierkante gedaante,<br />

den naam vznPaapemnuts fV).DeKeurvorst<br />

van Saxen was, in Wynmaand, ook in de<br />

Neder-Lausnits gevallen, welke hy zig geheeld<br />

lyk onderworpen hadt. De Hertog van Beyeren,<br />

Opper-Oostenryk bemagtigd hebbende ,<br />

voegde zig, omtrent den zelfden tyd, by het<br />

Leger onder den Graave van Bucquoi. DeverNederkooren'Koning<br />

Fredrik hadt zyne magt in Bolaag<br />

van heeme byeen gebragt. De vereenigde Legers ,<br />

Koning eenige Plaatfen in dit Ryk hebbende veroverd,<br />

Fredrik.<br />

by Praa- trokken regtaan op de Hoofdftad, omtrent welge.ke,<br />

in Slagtmaand, een bloedige flag voorviel,<br />

waarin Fredriks Leger de nederlaag kreeg. Hy<br />

zelf, in Praag gebleeven zynde, week, na<br />

't ontvangen der fmertelyke tyding, met zyne<br />

Gemaalin, Kinderen en eenigen Hofftoet, ter<br />

Stad uit, zynen weg neemende naar de Veree­<br />

Hy wykt nigde Gewesten, De Staaten, van zyne reize<br />

naar Hol "verwittigd, zonden hem eenige Ruitery te gemoet,<br />

die hem tot Emmerik begeleidde. Van<br />

hier werdt hy, in een Jagt van den Prinfe van<br />

Oranje, den ftroom afgevoerd fT). In de Lente<br />

des volgenden jaars, kwam hy inden Haage<br />

aan. De algemeene Staaten ontvingen hem be-'<br />

leefdelyk, "en deeden hem zynen intrek neemen<br />

in 't Huis van den Heere van der Myle (V).<br />

Wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om'te<br />

melden, hoe "t verder met de zaaken van den<br />

verdreeven Vorst afliep.<br />

Fredrik Henrik was nog op den togt naar de<br />

Palts,<br />

(a~) VAN DEN SANDE VI. Boek, M. Ho".<br />

(b) VAN DEN SANDE VI. Hack. tl. 87.<br />

r O Refol. Hol!. 9 Wan — 8 April 1621. II. 45. AITZÜMA<br />

y Beet, bl. 46.


1 • 7jaxm=e


XL. BOEK. H I S T O R I E . W<br />

Palts toen zyne Moeder, die, in Grasmaand te<br />

tainebleau, in eene krankte viel, die haai^op prin_<br />

den negenden van Wynmaand, uit het leeven f e s f e W e.<br />

SS. De togt haars eenigen Zoons maakte haar d u^<br />

Swylzy'tbedde hieldt, zeer bekommerd Zy JJJOmeende,<br />

dat men hem, die, zeide zy, te voo- ^nje.<br />

Sn ook om de zaakder Reiuonitonten, inge-<br />

op devleeschbank te brengen. Zo vu liep de<br />

ZOTO- deezer tedere Moeder. Zy hadt, m Hol-<br />

Szvnde, den Remonftranten, metnaame UitenboS',<br />

groote gunst toegedraagen, en<br />

r#»mrtve den naam van eeneGodsdienitige,<br />

beleefóemLaame Prinfesfe nagelaaten<br />

Eenige yveraars hadden haar egter zo Myk<br />

weeten af te maaien, datzy, t'eemgen tyde,<br />

IS -Helft rvdende, met flyk geworpen, en<br />

voo S R Hoer |efcholden werd.<br />

Haar Lvk, naar Holland gevoerd zynde , weidt,<br />

nogtans, in Bloeimaand des volgenden jaars in<br />

Seze fdeStad, in't graf van haaren overleeden<br />

Egtgenoot, Prinfe Willem van Oranje, by-<br />

^Eedge maanden te vooren, op den tienden<br />

van Zomermaand deezes jaars 1620, was ook L o d e.<br />

Gmf Willem Lodewyk, Stadhouder van Fries- wy, c<br />

2d. Groningen en Drente<br />

overleeden aan eene beroerte, die hem, zo lom Fries_<br />

mimi melden, aangekomen was, onder tkhry- l a n d )<br />

venvan eenen Brief aan Prinfe Maurits, ovat fterfc.<br />

CD BAUDAI.T. Memor. XII. Bo#, hl.69. BBANDT. IV. Deel,<br />

H,,394-31)0. AÜBBRY Mcmoir p. 197 ff J uiV<br />

-<br />

Cc 4


408 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ifao. gene 'er te doen zou ftaan, in geval hy, Maurits,<br />

—— ichielykaflyvig werdt ( Hy hadt den Vereenigden<br />

Gewesten, veele jaaren agtereen, verfcheiden<br />

gewigtige dienften gedaan, met naame<br />

m den tyd van Leicester. Ook hadt hy de<br />

nieuwe krygskunde eerst in gebruik gebragt;<br />

die Maurits, op zyn voorbeeld, in grooter' vola<br />

a k t h e i d<br />

Ernst Ka ' oefende. Zyn Broeder, Graaf Emll<br />

fimir Kafimir van Nasfau, werdt, meest door bewer-<br />

k l<br />

wordt "g der Steden (ƒ), na hem, Stadhouder van<br />

Siadhou- Friesland. Doch 't Stadhouderfchap van Groder<br />

jan mngen en Drente werdt aan Prinfe Maurits oplandgedraagen<br />

(g). De Stad Groningen bedong, by<br />

d e e z e<br />

Prins gelegenheid, de vrye Raadsbeftelling,<br />

Maurits gelyk van ouds; welke zy, te vooren, aan Graavan<br />

Gro- v e Willem hadt moeten afftaan f». De vooren<br />

Drèn- n<br />

_, aarafte<br />

P unter<br />

< van het Berigtfchrift voor<br />

te. Graave Ernst Kafimir liepen op deezen zin.<br />

Beriizt- » Hy was gehouden, 'sLands Staaten en dervïo?<br />

" f l v e r A f<br />

* § e v a a r d i<br />

gden te eeren naar beh<br />

o o r e n<br />

Graave » ' Z1<br />

g geenerlei gezag aanmaatigende,<br />

Ernst. r> over de f Oppermagt en Hoogheid des Land-<br />

futeer. , ? vaardigden der Staaten, 'sLands Voorreg-<br />

t e n<br />

t Smf " en Vryheden voorftaan ; op de Sterkten,<br />

ruim- » rf<br />

ie ter bezorging van Friesland ftonden, goe-<br />

tdi. „ de toezigt hebben ; de Krygsampten, die de<br />

„ Staaten zeiven niet vervulden, begeeven;,<br />

„ niet, dan by raade der Staaten of der Afge.<br />

„ vaardigden, eenig Bevelhebberfchap over<br />

„ eene Sterkte vervullen, en, in 't verleggen<br />

» des<br />

(


XL. BOEK. H I S T O R I E . 409<br />

„ der bezettingen, zig gedraagen naar het Be- ifoo.<br />

„ rigtfchrift der Afgevaardigden. Nog was •<br />

n hem 't aankoopen van vaste goederen binnen<br />

het Gewest ontzeid: 't welk den voor-<br />

„ gaanden Stadhouderen ook niet hadt vry ge-<br />

„ ftaan. Eindelyk, was hy gehouden den Her-<br />

„ vormden Godsdienst, zo als dezelve thans<br />

„ openlyk geleerd werdt, en in de Dordrecht-<br />

„ fche Sinode vastgefteld was, doch alleen met<br />

„ opzigt op de Leer , niet met opzigt op te<br />

n Kerkenordening , te handhaaven , zonder<br />

„ daarin eenige verandering te maaken, of te<br />

„ gedoogen (0"<br />

Meester Adriaan Duik, Sekretaris derStaa- ^«"jj<br />

ten van Holland, was ook, in deezen jaare, o- j ^ 0<br />

" 1<br />

*<br />

verleeden. Meester Andries de With, Penflo w,, rd t<br />

naris van Dordrecht, die 't ampt van 's Lands Raad-<br />

Advokaat, reeds eenigen tyd, by voorraad, P&ffiobekleed<br />

hadt, werdt toen ook aangefteld om ^[J^<br />

de pen te voeren, als Sekretaris (k). Men hadt,<br />

federt eenen geruimen tyd, reeds gearbeid aan<br />

een nieuw Berigtfchrift voor den Advokaat,<br />

dien men, in Oldenbarnevelds plaats, zou moeten<br />

aanftellen (7). En men verkoor, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars 1621, na veele en<br />

herhaalde raadpleegingen, tot dit gewigtig<br />

Ampt, den Raadsheer Anthmis Duik. Doch<br />

men vondt geraaden, hem niet meer Advokaat,<br />

maar Raad Penfionaris te noemen (m) : 'tzy om<br />

dat de naam van Advokaat, by 't gemeen, nu gehaat<br />

was, of om dat, aan een Ampt, welk men,<br />

door<br />

(O WINSEM. Cliron. XX. Itftk, bl. 910.<br />

li) Refol. Holl. 2, 7 hec. Tfteo. bl. 245, 254.<br />

f/) Refol. Holl. 17 Dec. iölo. bl. 202.<br />

O) Refol. Holl. 13, 21 July, 17, 21 Die. 1620. bl, 132.,<br />

ÏSl, 363, 274. 21 January 1621. bl. 16.<br />

Cc 5


41 o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

i<br />

I52O. door een nieuw Berigtfchrift, eenigszins van na-<br />

— tuur deedt veranderen, niet kwalyk een nieuwe<br />

naam voegde. Aan Meester Andries de With,<br />

die 't Ampt van Advokaat, twee en een halfjaar,<br />

by voorraad , waargenomen hadt, werden,<br />

voor deezen dienst, vyfduizend guldens toegelegd<br />

f »<br />

IX. De Weduwe en Kinderen des onthalsden Ad-<br />

Olden- vokaats en de Huisvrouwen van Hogerbeets en<br />

veiT*<br />

d e<br />

Groot, eenigen tyd te vooren, verzogtheb-<br />

Hogér- bende, de verbeurdverklaaring van de goedebeetsen<br />

ren der gevonnisten, met zekere ponden, te<br />

de Groot m 0gen afkoopen, volgens de Privilegiën, ga-<br />

1<br />

geoorv<br />

e n e l e e n h e<br />

g S id, dat de gewezen' Regters, in<br />

a'eeid Zomermaand, verklaarden, by 't vastftellen der<br />

misdaad Sententien, van verftand geweest te zyn, dat de<br />

t a<br />

" f" veroordeelden, Daniël Trefel uitgenomen, mis-<br />

2<br />

Hoogd<br />

a a d v a n e k w e t f t<br />

g e hoogheid begaan hadden,<br />

heidbe- Op welke verklaaring, de Groot, daarna, ongaan<br />

te der anderen, aanmerkte, dat zy te laat, en niet<br />

hebben, ^oor alle de Regters gefchied was (o). Doch de<br />

Staaten verftonden, dat de verbeurdgemaakte<br />

goederen, ingevolge deezer Verklaaringe,<br />

niet konden worden gelost (ƒ>). 't Verzoek van<br />

de vrienden der drie Heeren werdt nog eens<br />

herhaald, in 't volgende jaar, en toen, door voorfchryvens<br />

des Heeren van Puyfieux, Sekretaris<br />

van Staat des Konings van Frankryk, van 's Konings<br />

wege, onderfteund (q). Doch 't was 'er<br />

zo ver van af, dat 'er eenig gunftig antwoord op<br />

zou gekomen zyn, dat men, in tegendeel, ter al-<br />

( n~) Refol. Holl. i, Maart — 3 April ifar. 1,1. Q.<br />

f») GROTIUS Verantw. Cap. XVill. bl. 166, 167, ïCS.<br />

(p) r.ttANDT IV. Deel, bl. üütf.<br />

(.?) l.it den ei^cnliand. JJritf, gedekt. Jomaine'/leau ïü Anr,<br />

1621.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4"<br />

gemeene Staatsvergaderinge, befloot, in zes 1620..<br />

faaren tvds, geene voorfpraak noch verzoek<br />

voor de verweezen' en gebannen' Perfoonen toe<br />

te laaten. Men nam, kort hierop, ook dierge-<br />

Ivk Befluit in de Vergadering van Holland, vast*<br />

ftellende, in gelyken tyd van zes jaaren, geene<br />

verzoeken te ontvangen, tegen Ordonnantiën<br />

of bevelen over veroordeelde, gebannen ot<br />

vastgezette Perfoonen, door de Regters, de<br />

algemeene Staaten, of die der byzondere Gewesten,<br />

gegeven (r): waardoor de weg tot alle<br />

verder verzoek , vooreerst, geheellyk aigefneeden<br />

werdt. "'. • _<br />

De Vergaderingen der Remonftranten, bin- De Kenen<br />

en buiten verfcheiden'groote Steden, wer- jon-^<br />

den, dit jaar, en het volgende, fterk voortge- w o r d e n<br />

zet, onaangezien zy, dikwils, geweldiglyk ge- v


4ia VADERLANDS CHE XL.BOEK.<br />

1630. den Haage gevoerd, werwaards, wat laater, ook<br />

— gevangen gebragt werdt Joannes Grevius, voorheen<br />

Predikantte Heusden, dien men, te Emmerik<br />

, gevat hadt. Ook voerde men, gevangkelyk,<br />

derwaards Bernherus Vezekius, gewezen Predikant<br />

te Egteld, in Gelderland. Menfmeetdeezen<br />

in een afzigtelyk gat, daar hy agt of negen dagen<br />

eenen ftank verdroeg, die, zo hy fchreef, naauwlyks<br />

te lyden was (O- Grevius en Prince werden<br />

, eerlang, door de algemeene Staaten, gevonnist,<br />

om in het Rasphuis te Amfterdam bewaard<br />

, en als andere Tugtelingen gehandeld te<br />

worden. Vezekius werdt, te Haarlem, in 't ïugt-.<br />

1621. huisgezet. Zy zaten tot in't volgende jaar. Toen<br />

raakte, in Zomermaand, ook Ifaak Wel/ing,.<br />

weleer Predikant te Hoorn, te Gouda, inheg-<br />

Sorami-<br />

t e m s<br />

- ^<br />

v w e r d t n a a r<br />

den Haage en op de Ge-<br />

jrenont- vangenpoort gebragt, en daarna voor 't Hof te<br />

komen. regt gefteld. Doch na eenige weeken zittens,<br />

ontkwam hy, by nagt, uit de gevangenis, door<br />

hulp van twee Saay werkers van Leiden; die zig ,<br />

hiertoe, door den afgezetten Predikant, Bernardus<br />

Dwinglo, hadden laaten beweegen (V).<br />

In Oogstmaand daarna, werdt Sapma, te Amfterdam<br />

, gevat, en meer dan eens verhoord voor<br />

Schepenen, die met den man verlegen fcheenen.<br />

Hy zat tot den tweeëntwintigften van<br />

Herfstmaand. Op dien dag, kwam zyne Huisr<br />

vrouw hem in de gevangenis bezoeken, en<br />

deedt hem haare kleederen aantrekken , in<br />

welken hy, tegen den avond, uit de gevangenis<br />

ging, zonder van iemant gekend te worden; alzo<br />

hy een' doek digt om de kin gefpeld hadt,<br />

met<br />

(O Oneven van Verm. mannen, gedrukt 1662, bl, 2,46.<br />

(«) BRANDT IV. Deel, bl, 474.


XL.BOEE. H I S T O R I E . 413<br />

met welken, zyne vrouw, als of zy met tand- i (C 4T.<br />

pyn gekweld geweest was, hem, te vooren,<br />

was komen zien f». Zy bleef eenige dagen zitten:<br />

doch werdt toen los gelaaten. Twee dagen<br />

voor 't uitkomen van Sapma, was Vezekius,<br />

eenen verroesten fleutel hebbende weeten te<br />

bekomen, met welken hy de deur openen kon,<br />

uit het Tugthuis te Haarlem ontfnapt (w).<br />

Doch dit ontkomen gaf den Staaten van Holland<br />

aanleiding tot een befluit, om de gebannen'<br />

Predikanten, die men in handen kreeg,<br />

voortaan, naarLoeveftein te voeren: welkbe- Anderen<br />

fluit eerst te werk gefteld werdt Simon Lu- worden<br />

teeByjlerus, gewezen Predikant te Ingeu, inde wgto*<br />

Betuwe, die, in Oogstmaand, buiten Rotter- g e v ü C r d,<br />

dam gevat en naar den Haage gebragt was, alwaar<br />

"hy, eerlang, tot eene eeuwige gevangenis<br />

, veroordeeld werdt. Men voerde hem, in<br />

Wynmaand, naar Loeveftein, daar hy omtrent<br />

tien jaaren gezeten heeft (*). Grevius en Pnnce,<br />

die te Amfterdam in 't Rasphuis zaten, zouden,<br />

meent men, ook derwaards gebragt geweest<br />

zyn, zo Sapma en eenige anderen geen<br />

middel gevonden hadden, om hen, des nagts<br />

tusfchen den twaalfden en dertienden van<br />

Wynmaand, te verlosfen. Men hadt defleuteis<br />

van de Kamers, daar zy zaten, weeten naargemaakt<br />

te krygen; en hielp hen, met touwladders<br />

op het dak, en langs houten ladders, zwart<br />

geverwd, om in den donker minder gezien te<br />

worden, naar beneden (yj. 't Ontkomen van<br />

tyl BRANDT IV. Deel, 11. 560-577.<br />

f » BRANDT IV. Deel, tl. 577, 578.<br />

fx) BRANDT IV. Deel, tl 543 . 558.<br />

iy) BRANDT IV. Deel, bl. 57ir-58ï.<br />

ver


414 VADERLANDSCHE XL.EOBK^<br />

nfcn. verfcheiden' Predikanten agtereen , uit de gei<br />

vangenisfen en Tugthuizen, was oorzaak» dat<br />

er, naderhand, weinigen in hegtenis raakten<br />

5<br />

die niet naar Loeveftein gebragt werden. Nog<br />

tans fcheenen ze, in deezen kerker, ook niet wel<br />

genoeg bewaard te zyn: 'twelk, eenige maanden<br />

te vooren, gebleeken was aan de zonderlinge<br />

ontkoming van Hugo de Groot, die ons,<br />

hier, een weinig omftandiger, ftaat te verhaalen,<br />

X. Hogerbeets en de Groot zaten, op 't Slot te<br />

Zonder- Loeveftein, elk in een afzonderlyk vertrek,<br />

ïinge Hunne Huisvrouwen, die zig, nevens hen, lie-<br />

t e n<br />

jntagvan °pfl u<br />

i ten<br />

» hadden vryheid om de fpys te<br />

Hugo de bereiden en te kooken, en, op zekere dagen,<br />

Groot, naar Woudrichem of Gorinchem te gaan, tot<br />

tót de ket koopen van behoeften. Te Gorinchem,<br />

fteinfche hadden ze gemeenlyk haaren intrek by Abra*<br />

gevange- ham Daatfelaar, Koopman in lint en garen,<br />

nis. wiens vrouw, Joanna van Erp, eene Zuster was<br />

vmThomas Erpenius, Hoogleeraar der Oosterfche<br />

taaien te Leiden, en boezemvriend van<br />

beide de gevangenen, inzonderheid van de<br />

Groot (z) Doch de Huisvrouw van Hogerbeets<br />

overleedt op 't Slot, in Wynmaand des jaars<br />

1620 (a). Maria Reigersbergen, Huisvrouw<br />

van de Groot, onderhieldt de vriendfchap met<br />

Daatfelaar, te Gorinchem. Alles wat de Groot<br />

van 't Slot naar Holland zondt, en alles wat<br />

hem, van buiten, toegezonden werdt, deedt zy<br />

ten huize van Daatfelaar beftellen, die 't verder<br />

voortfchikte. Langs deezen weg, was, meermaalen,<br />

af en aan gebragt een koffer met boeken,<br />

die, door Erpenius, Vosfius en anderen,<br />

(2) K- RIIANDT Leven van H. dc Groot, bi. 217.<br />

(a) K. IlRANDr als boy. bl. 231.<br />

aan


Mipbe tCroolzuj beradende tofóc y^'u^'^r^t^cAAae^^, m'tja ar s6zi.<br />

V 9 & %Xfim-~a*» :


XL. BOEK. H I S T O R I E , 415<br />

aan de Groot geleend, en, na 't gebruiken, te 1C21.<br />

rug gezonden werden. Want terwyl hy hier<br />

zat, fchreef hy verfcheiden'geleerde en godvrugtige<br />

werken : waartoe hy veele boeken<br />

noodig hadt (T). De Koramandeur van 'tSlot,<br />

Jakob Prwnink gezeid Deventer, Zoon van<br />

den berugten Utrechtfchen Burgemeester, Gerard<br />

Prounink Deventer, plag dit koffer, in 't<br />

eerst, te doen openen, doch alzo hy 'er niets dan<br />

boeken in vondt, liethy't, tenlaatften, op en<br />

afgaan, zonder 'er naauwer agt op te geeven. De<br />

Groots Huisvrouw kreeg den eerften inval,<br />

om haaren man, in dit koffer, van 't Slotte<br />

laaten draagen. De vond geviel den gevangen'<br />

niet kwalyk. Men bragt de kist in zynSchryfvertrek,<br />

en bezogt, verfcheiden' reizen, ofhy<br />

'er in leggen, en hoe lang hy 't 'er, beflooten, in<br />

harden kon. Toen nam men eenen dag waar,<br />

dat Prounink naar Heusden verreisd was, zynde<br />

den tweeëntwintigften van Lentemaand, en<br />

verzogt zyne vrouw verlof, om een koffer met<br />

Arminiaanfche boeken te verzenden: 't welk<br />

gereedelyk verleend werdt. Met het aanbreeken<br />

van den dag, begaf de Groot, na 't Horten<br />

van een vuurig gebed, zig in de kist, daar<br />

hy zeer ongemakkelyk in lag, alzo zy maar vier<br />

voet min twee duim lang was, en geene lugt<br />

inliet dan door 't fleutelgat. Hy was in linnen<br />

onderkleeding, en men hadt de holligheden in<br />

de kist, met boeken en eenig garen, gevuld.<br />

In 't afdraagen, klaagden de foldaaten over de<br />

zwaarte van 't koffer, vraagende eikanderen,<br />

of 'er de Arminiaan ook in mogt zyn? waarop<br />

(*) K. BRANDT 11. ai?» 235> 236, s<br />

17<<br />

de


416- VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Wfai. de Groots Huisvrouw antwoordde, 't zyn Armi*<br />

• niaanfche boeken. Men bragt dan 't koffer<br />

fcheep, om, over den ftroom, naar Gorinchem<br />

gevoerd te worden. Elsje van Houwening,<br />

Dienstmaagd van de Groot, die van 't geheim<br />

wist, hadt last om mede over te vaaren, en de<br />

vereischte zorg voor 't koffer te draagen. 't<br />

Kwam gelukkiglyk en fpoedig te Gorinchem:<br />

en werdt daar , door den Schipper en zyn*<br />

Zoon, agter in 't huis van Daatfelaar gebragt*<br />

Elsje, de draagers betaald hebbende, liep naar<br />

vooren, en luisterde der Vrouwe van Daatfelaar<br />

in 't oor, dat zy haaren Heer daar agter ineen<br />

koffer hadt, dien men weg helpen moest. De<br />

Vrouw tradt, zeer öntfteld,met de Dienstmaagd,<br />

naar agteren. Men opende het koffer; daar de<br />

Groot omtrent twee uuren in gelegen hadt, en<br />

flegts wat flaauw en verzet wederom uitkwam.<br />

Terftond, verzogt hy, Daatfelaar zelv' te mogen<br />

fpreeken; doch deeze vondt zulks ongeraaden,<br />

zyner vrouwe de zaak geheellyk bevolen<br />

hatende, die, in korten tyd, door middel van<br />

haaren Zwager, Kornelis Jakobszoon van der<br />

Veen, de Groot een metfelaars kleed wist te befchikken.<br />

Hiermede vermomd, tradt hy, verzeld<br />

van Jan Lambertszoon, Meester Metfelaar, met<br />

een' maatftok in de hand, over eene volle markt,<br />

alzo 't juist kermis was, naar het veer, daar men<br />

hem voor een' metfelaars knegt nam. Overgevaaren<br />

zynde, werdt de Groot, van den Metfelaar,<br />

te voet, naar Waalwyk gebragt, daar<br />

zy met het vallen van den avond aankwamen.<br />

Hier huurde men een' wagen, die de Groot, den<br />

volgenden dag, op den middag, te Antwerpen<br />

bragt, daar hy terftond, vanGrevinkhoven en<br />

Epis-


XL. BOEK. H I S T O R I E , A*?<br />

Episkopius ontvangen en geherbergd werdt. 1621.<br />

Van hier fchreef hy aan de Prinfen Maurits en ;<br />

Fredrik Henrik; ook aan de algemeene Staaten,<br />

tot verontfchuldiging van zyne ontkomin-<br />

Ce dat de trek tot vryheid elk natuurlyk was;<br />

f, en dat hyze zig verworven hadt, zonder te<br />

7 breeken,ofiemantomtekoopen. Hybegat<br />

zk, eerlang, naar Parys, daar hy verfcheiden<br />

ballingen vondt, en onder anderen Uitenbogaard.<br />

De Bevelhebber Prounink, in den avond,<br />

van Heusden te rug gekeerd, en geen licht<br />

verneemende in 't fchryfvertrek van de Groot,<br />

kreeg arg vermoeden, en ontdekte haast, dat<br />

de gevangen hem ontfnapt was. De wyze van<br />

zyne ontkoming kon toen niet bedekt blyven.<br />

Prounink begaf zig, terftond, naar Gorinchem,<br />

daarDaatfelaars huis bezet en doorzogt werdt,<br />

zonder dat men vondt,'t gene men meest zogt.<br />

't Koffer werdt egter agterhaald, in't Delftfche<br />

Veerfchip; doch daar was niet in, dan garen en<br />

doek. De Groots Huisvrouw zat noch eenigen<br />

tyd op Loeveftein: doch werdt, eerlang, ontflaagen,<br />

en kwam, in Herfstmaand, by haaren<br />

man, te Parys (c).<br />

Het twaalfjaarig Beftand, met den aanvang xi.<br />

deezes jaars, naar't eindeloopende, begonden JJj*^<br />

de Vereenigde Staaten zig gereed te maaken Beftand.<br />

om verweerender wyze te oorlogen. Men befloot<br />

, de vendels van vvfenzeventig tot honderdentwintig<br />

, en van honderdenvyftig tot<br />

tweehonderd koppen te verfterken. Men rustte<br />

ook eenige Oorlogfchepen uit, onder Hautain<br />

en Lambert Henrikszoon. De eerfte kruiste<br />

CO K. BRANDT Leven van II. de Groot, W. 244-280.<br />

X. DEEL. Dd


4Ï8 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

i«ai. te in de Middellandfche zee: de andere voor<br />

Duinkerken (d). Voorts werdt 'er eene Byeenkomst<br />

gehouden, te Watervliet, tusfchen<br />

Gemagtigden der Aartshertogen en der Staaten,<br />

alwaar de onzen vergoeding vorderden<br />

van de fchade, die hun, geduurende het Beftand<br />

, was aangedaan. Doch hier werdt niets<br />

geflooten (e). De Aartshertogen bereidden zig,<br />

van hunnen kant, tot eenige onderneeming, te-<br />

Handel gen 't uitgaan van't Beftand. Zy hadden, in't<br />

in Bra- voorleeden jaar, de Remonftranten, die zig<br />

bant met t o e n j n T3rav, ant ophielden, reeds poogen af te<br />

bannen trekken van de Staatfche zyde, zig Iaatende<br />

Remon- verluiden, gelyk Pieter Pekkius, Kanfelier van<br />

ftranten. Brabant, tegen Uitenbogaard deedt, dat men<br />

niet ongenegen was, om, in de Plaatfen, welken<br />

men op de Staaten veroveren zou, den Remonftranten<br />

vryheid -van Godsdienst toe te ftaan,<br />

en zelfs in de Regèèring te ftellen; hoewel, omtrent<br />

dit 'laatfte, dog niets beflooten was. Ook<br />

hadden Spinola, de Spaanfche Gezant en de<br />

Penfionaris van Antwerpen met Uitenbogaard<br />

gefproken; de eerfte hadt hem een jaargeld, dè<br />

ander een papier vol gouds aangebooden :doch<br />

hy, befpeurende waarop alles aangelegd was,<br />

wees deeze aanbiedingen van de hand. In<br />

een van deeze gefprekken, hadt Spinola aan<br />

Uitenbogaard gevraagd, of Graaf Henrik van<br />

de zynen ware? wr.arop Uitenbogaard verklaarde<br />

, zulks niet te weeten; maar te vermoe<br />

den, dat zyne Doorlugtigheid niet ongenegen z<br />

zyn, om de Remonftranten te helpen, indien hy<br />

konen")<br />

Refol. Holl. iö2t. bl. 35, 104, 121, 140. VAN DEN SAN-<br />

DE VU iiui'k, bl. 86 VELIUS Hoorn 600.<br />

V A N U E N<br />

CO SANDK VI. Hoek, bl. Üj.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*9<br />

ionJeCf) Men deedt> dit jaar, nog eenige tdai.<br />

moeite om hem, Episkopius en Grevmkno- —<br />

ven in Brabant te houden. Doch zy begaven<br />

zk, eerlang, naar Frankryk (g).<br />

Midlerwyl, hadden de Aartshertogen, waa- Voorltag<br />

hende, dat de ongelukkige uitflag ferzaakenin<br />

Boheeme de Vereenigde Staaten, hgtelyk, zou t o g e n ?<br />

ïnen luifteren naar voorflagen van bevredi- d o o r den<br />

S oD voorwaarden, welken zy, te vooren, Kanfeiu*<br />

fan de hand geweezen'hadden O), in Lente- PeWa«.<br />

maand deezes 8<br />

jaars, den Kanfelier Pieter Pek-<br />

SS naar den Haage gezonden, met last om<br />

den Staaten tevertoonen, hoe dienftig het wave<br />

dat de Nederlanden allen onder een Hoofd<br />

vereenigd werden, hierby voegende „ datzy,<br />

hiernaar willende luifteren, alle redelyke<br />

S voorwaarden te wagten hadden : die , niet<br />

" alleen door de Aartshertogen, maar ook door<br />

" den Koning van Spanje, bekragtigd zouden<br />

" worden " Doch men hoorde deezen voorflag A n t.<br />

met ongeduld,en beantwoordde dien, volgens woord<br />

? goedvinden vanPrinfe Maurits op den vyf- ^St*<br />

entwintigften, in zulker voege, dat duidelyk<br />

Week « hoe ongezind men ware, om de opperfte<br />

magt en hoogheid der Vereenigde<br />

" Landen, welke men, dus lang, door de wa-<br />

" r,enen, ftaande gehouden hadt, en die,door<br />

" zo veele Mogendheden, en, zeide men, door<br />

5 de Aartshertogen en Spanje zelve, erkend<br />

* was, wederom af te ftaan." Zelfs werden zy,<br />

» ' 5, die,<br />

rn UÏTENBOG. Leven en Verantw. Cap. XIV. U. 279 aSÓ.<br />

BRANDT- IV, M>fj**Jföj* i L 2 G. W A . BRANDT IV.<br />

(_g ) UÏTENBOO. Lev. Lap. AIV. M. -yi, *j+><br />

Bed, bl. 43°. 434, 492» 493.<br />

fi") VAN DEN SANDS VI. itaek-, «• «»•<br />

Dd a


42o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ïtfai. „ die, in 't toekomende, de oppermagt der<br />

» Vereenigde Landen, op eenigerhande wy-<br />

„ ze, zouden zoeken in twyfel te trekken, met<br />

w ronde woorden, onbekwaam verklaard, om<br />

„ tot eenige onderhandelingen met hunne<br />

„ Hoog- Mogendheden te worden toegelaaj,<br />

ten." De Staaten van Holland hadden, in 't<br />

eerst, geoordeeld, dat men, in dit antwoord ,<br />

verklaaren moest, ook Pekkius onbekwaam te<br />

houden, om meer met de Staaten te handelen.<br />

Doch Gelderland, Friesland, Overysfel en Stad<br />

'en Lande konden hiertoe niet verftaan, waarom<br />

het agter bleef. Pekkius keerde, met dit<br />

antwoord, te rug naar Brusfel, nadat hy nog<br />

eerst, in 't geheim, gefproken hadt met Prinfe<br />

Maurits (/)• Te ] )elft, was zyn gevolg, in 't<br />

komen naar den Haage, eenigszins fmaadelyk<br />

bejegend, door het graauw: waartegen nu,<br />

door den Prinfe en door de Wethouderfchap,<br />

zorg gedraagen werdt In de volgende<br />

maand, den tienden van welke 't Beftand ten<br />

einde liep, hieldt men zig, hier te Lande, gereed<br />

tot hetafweerendervyandlykheden, welken<br />

men te gemoet zag. Zy waren egter, dit<br />

voorjaar, van klein belang, beftaande flegts in<br />

eenige fchutgevegten tusfchen de wederzydfche<br />

partven, in Brabant, in Vlaanderen, en<br />

elders (/).<br />

XII. Doch de vyand hadt, al voor 't uitgaan van<br />

Verraad > t j^eftand, heimelyk verftand gehouden met<br />

ontdek? 3<br />

akoh M o m<br />

'<br />

A m<br />

P<br />

t m a n v a n<br />

£ L a n d<br />

'<br />

tusfchen<br />

' Maas<br />

(OAantek. Van ilcezen tyd.<br />

(k~) Refol. Holl. 9 Maart — 8 April IÖ2I. bl. 23, 20, 28.<br />

Notul. Zeel. 26, 29 Maart 16;I. bl. 71, 75. AITZEMA 1. Vetl*<br />

bl. 37. WASSENAAR Hift- Verli. I. Deel,f. ao, 2,1, 22.<br />

('Ó WASSBNAAR I. Deal,/. 74 verf. 75.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*»<br />

Maas en Waal, die aangenomen hadt, Tielaan I«5»N<br />

de Aartshertogen te leveren. Eibert van Bot- ——<br />

bergen, Geldersch Edelman, Adriaan van enge.<br />

Eindhouts, Schout in 't Overampt van Ruik, en ltrait<br />

-<br />

eenige anderen hadden kennis van deezen flinkfchen<br />

toeleg, die, even voor 't einde van 't Beftand<br />

, gelukkiglyk, ontdekt, en, in de drie genoemden,<br />

met denhals geboet werdt. Zy werden<br />

, op den zeventienden van Grasmaand, in<br />

den Haage, geregt r».<br />

Kort hierna, kreeg men hier tyding van het Dood<br />

overlyden van Filips den III, Koning van Span- {><br />

je, voorgevallen te Madrid, op den eenender- Z y n<br />

tigften van Lentemaand (»). Hy werdt, door zoon,<br />

zynen Zoon, Filips den IF, opgevolgd (V). Op filips;de<br />

den dertienden van Hooimaand, hieraan, ftierf, * ^ _f<br />

B e i<br />

te Brusfel, de Aartshertog Albertus r» " DeAartsde<br />

deeze fterfgevallen, zo kort op eikanderen, hertog<br />

bragten te wege, dat de krygsbedryven flaauwer Albertus<br />

er c<br />

werden voortgezegd an anders gefchied zou zyn. -<br />

Nogtans hadt men, van 'svyands zyde, al Veidtogt<br />

vroeg, verfpreid, dat men, dit jaar, met drie ^ paan_<br />

Legers, dagt te velde te komen, één omtrent f c h £ r u<br />

Sluis, één aan denllyn, en één omtrent Friesland.<br />

Men meent, dat de eigenlyke toeleg der<br />

Spaanfchen was in de Veluwe te dringen, waartoe<br />

hun zeer te ftade kwam, dat zy van Grol,<br />

Oldenzeel en Lingen meester waren. Doch<br />

Maurits befchanfte de Doesburgfche Waard,<br />

en verfterkte de linkerzyde van den Ysfel. Ook<br />

viel 'er, in 't najaar, zo veel regen, dat de vyand,<br />

aan<br />

f>) Sententiën van J. Mom, E. v. Rotbergcn en A.v.Eindliouts,<br />

gedrukt 162'.<br />

OO Cabala nr Myfteries of State P. I. ƒ>. 233.<br />

(0) WASSENAAR !. Deel, f. 12.<br />

CpS WASSENAAR I. Deel, )'. 65.<br />

Dd *


42* VADERL ANDS CHE XL. BOEK<br />

it5ar. aan de regterzyde des Rynftrooms, weinig kon<br />

• uitregten. Doch aan de linkerzyde dier Riviere<br />

gelukten hem zyneaanflagen beter. Spinola,<br />

voorhebbende Gulik, welk Staatfche bezetting<br />

inhadt, te belegeren, zondt Graaf Henrik van<br />

e n<br />

't Hulst» ^<br />

v a n<br />

Berge,<br />

omtrent Wezel, daar't gros des<br />

Reide in- Legers lag, met eenige Ruitery, om 't Huis te<br />

peno- Reide in te neemen. Dit Huis kwam Floris,<br />

men. Vryheere van Boetfelaar, Heere te Odenkerken,<br />

toe, die Staatfche bezetting, op het zelve ,<br />

ontvangen hadt. De Bevelhebber, Reinardvan<br />

Bitford, werdt overgehaald, om het Huis, den<br />

dertigften van Oogstmaand, op te geeven, zonder<br />

éénenfchoot af te wagten (q). Ook hadt de<br />

Graaf van den Berge geen gróf gefchut byzig.<br />

Doch men hadt Ditfort last tot de overgave<br />

gebragt, uit den naam des Heeren van Odenkerken,<br />

wien hy, volgens eenefchriftelyke orde<br />

der algemeene Staaten , gehoorzaamheid<br />

fchuldig was. Maar deeze orde verontfchuldigde<br />

hem niet by Prinfe Maurits. Men be­<br />

Gutik<br />

greep , dat zy alleen op burgerlyke niet op<br />

krygsmans gehoorzaamheid zag. Ditfort werdt,<br />

in 't Leger by Doornik, in de Over-Betuwe, te<br />

regt gefteld, en, door den Krygsraad, gevonnist<br />

, om onthalsd te worden (r), 't welk, op den<br />

veertienden van Herfstmaand, gefchiedde (V).<br />

Na het bemagtigen van Reide, iloeg Graaf<br />

verioo- Henrik van den Berge 't beleg voor Gulik. Spit<br />

e n #<br />

nola zelf kwam, met het gros des Legers, te<br />

Glabbeek. De Stad was redelyk voorzien van<br />

voorraad (t). Ook ftondt zy't beleg door, totia<br />

ff) Refol. Holl. .1 Sept. ifet. II. I7O.<br />

O i Memoir. de Fred. Herin p. 2. 3, 4.<br />

O) AITZEMAI.Deel, M.49,50. WASSENAAR I. Deel, . 7$,<br />

(tj AITZÏMA X. Deel, 11. 50. .


XL. BOEK. H I S T O R I E . 423<br />

in den aanvang des volgenden jaars; wanneer ' itov<br />

7 V bv verdrag, op den twee-entwmtigiten<br />

van Louwmaand getekend, werdt opgegeven<br />

De Bevelhebber, Fredrik Pithan, hadt niet<br />

flests alle krygseer voor de bezetting bedongen;<br />

maar ook twaalf dagentyds, om ontzetvan<br />

Prinfe Maurits af te wagten, eer hy de Plaats<br />

behoefde te leveren: 't welk, alzo 't ontzetagterbleef,<br />

ten beftemden tyde, gefchiedde Cu).<br />

TerwylSpinola op weg wasnaar Gulik, on- A«fl.g<br />

dernam Don Inigo de Borgia, Bevelhebber van °P Sluis<br />

'<br />

Antwerpen, eenen aanflag op Sluis, op welke<br />

Stad, hy, langs twee wegen, aantrok: doch t<br />

sefchut der naaste Sterkte, van den eenen,<br />

en de aankomst van eenen hoop Zeeuwlcne<br />

Schutters, van den anderen kant, maar bovenal<br />

de zwaare regen hebben den toeleg geftuit (vj.<br />

In Boheeme en de Palts, hepen de zaaken Xffl.^<br />

van Koning Fredrik, meer en meer, agter- z a a k e n i n<br />

waards. Hy hadt, op den twintigften van Gras- Boheeme<br />

maand, gehoor gehad ter algemeene Staatsver- en de<br />

gaderingi en ernftelyk aangehouden om on- N » ,<br />

derftand Doch men maakte hier zwaangheid,<br />

om hem merkelyk te onderfteunen. Hy was<br />

niet alleen in den Ryks ban gedaan, door den<br />

Keizer O), maar , federt, verlaaten van zyne<br />

meeste Duitfche Bondgenooten, die zig met<br />

Spinola verdraagen hadden. Nogtans werden,<br />

in /Zomermaand , op aanraadinge van Prinfe<br />

Maurits (*), honderdenvyfüg duizend guldens<br />

(v) WASSENAAR. II. Deel, ĥ 10.<br />

r<br />

cS HfSSL 9 5S5*-ï S» * *» - * 7m «<br />

Sept. i'ZZ Dcc. löai. bl. Ü, ii5 . 174, 238,<br />

1<br />

Dd 4


424 VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />

ISSI. voor hem opgenomen (yj. Doch dit hielp weinig,<br />

om 't verval zyner zaaken te herftellen.<br />

Bucquoi hadt, in 't voorjaar, Moravie bemagtigd.<br />

Van daar trok hy naar Hongarye, alwaar<br />

hy, na 't behaalen van eenige voordeden, omkwam<br />

in een gevegt. Silefie hadt zig, kort te<br />

vooren, aan den Keizer onderworpen. De Graaf<br />

van Mansfeld, genoodzaakt Boheeme te ruimen,<br />

kreeg last van Koning Fredrik, om de<br />

Opper-Palts, die, door den Hertoge vanBeyeren,<br />

met eenen inval, gedreigd werdt, te befchermen.<br />

Hy begaf zig, in den nazomer, derwaards.<br />

Doch hy kon niet beletten, dat Graaf<br />

Joan van Tilly, die de Beyerfche troepen geboodt,<br />

zig van Bamberg en andere Plaatfen<br />

meester maakte. Spinola, zyne overwinningen<br />

in de Neder-Palts vervolgende, bemagtigde<br />

Stein, Ladenburg en Keizerslautern, eniloeg,<br />

in Wynmaand, het beleg voor Frankendaal.<br />

Hierdoor noodzaakte hy Mansfeld, de Opper-<br />

Palts te verlaaten, die toen Tilly geheel in handen<br />

viel. Mansfeld trok naar de Neder- Palts.<br />

Op zyne aankomst, werdt het beleg van Frankendaal<br />

opgebroken. Doch alzo Tilly hem op<br />

de hielen volgde, werdt hy genoodzaakt, de<br />

wyk te neemen naardeElzas. De voornaamfte<br />

Plaatfen van de Neder-Palts, Manheim, Heidelberg<br />

en Frankendaal, bleeven egter nog<br />

in de magt des Paltsgraafs. De Koning van<br />

Groot-Britanje hadt, ondertusfchen, den Ridder<br />

Digby gezonden naar Weenen, om een<br />

Verdrag tusfchen den Keizer en den Paltsgraa,ve<br />

te bemiddelen. Doch Ferdinand, ftout ge-<br />

wor-<br />

(y ) Ai rzBMA I. Deel, tt. 46-4 S, 52-61. WASSENAAR I. Deel,<br />

f.'i.s.z verf. a


XL. BOEK. H I S T O R I E . 425<br />

worden opzynen voorfboed, hadt'er geene 00- 1621;<br />

ren naar (z). Om den Koning van Groot-Bri- 1<br />

tanie op te houden en fiaauw te maaken, zondt<br />

hv federt, den Graaf van Schwartfenburg naar<br />

Engeland, die den gantfchen Winter fleet met<br />

handelen, zonder iet te fluiten (V). :<br />

De algemeene Staaten hadden, tegen t uit- xiy.<br />

gaan van 't Beftand, en ter gelegenheid der Bo- f c h a p p e n<br />

heemfche onlusten, geraaden gevonden, ver-naar fcheiden' Gezantfchappen af te vaardigen, om Frankde<br />

voorige verbindtenisfen met eenige Mo- ryk^bngendheden<br />

te vernieuwen. Tot het Gezant- d c D u i t.<br />

fchap naar Frankryk, werden, zo fommigen f c h e Hofchryven,<br />

benoemd Frarcois van Aarfens, Heer ven.<br />

van Sommelsdyk, en Gideon van Boetjelaar,<br />

Heer van Langerak Q). Doch, naderhand,<br />

moet hierin verandering gekomen zyn. Immers<br />

my is, uit de egte ftukken van dit gezantfchap,<br />

welken ik, gefchreeven, in handen gehad heb,<br />

gebleeken , dat het, door Nikolaas van der<br />

Boekhorst, Heere van Noordwyk, Adriaan<br />

Pauw, Ridder, Raad en Penfionaris van Amfterdam,<br />

Adriaan van Manmaaker, Ridder, eerfte<br />

en vertoonende den Adel in Zeeland, en Adriaan<br />

Ploos, Thefaurier en gewoonlyken Raad in den<br />

Hove van Utrecht, bekleed geweest is. Zy verwierven<br />

eene Verklaaring van den Koning, gedagtekend<br />

den vierentwintigften van Grasmaand,<br />

„ dat hy gezind was, het Verbond van<br />

Vriendfchap, met de Staaten gemaakt, teon-<br />

„ derhouden, en hunnen onderzaaien vryen<br />

73<br />

„ han-<br />

O) WASSENAAR T. Deel,}. 30-33. 34 verf. -%6,fff)> 7»<br />

73, 75-77- »• f' el<br />

><br />

2 l<br />

f- '3-«y> " 2 6<br />

' I 8 4 y<br />

' '<br />

5 I<br />

'<br />

O) KAPIN Tum. VII. p. 15


4s6* VADERLANDSCHE XL.BoEKi<br />

i6u. y, handel in zyn Ryk toe te laaten: 't welk hy<br />

„ zig, van hunnen kant, insgelyks, beloofde."<br />

Voorts, hadden de gezanten ook last gehad, om,<br />

met de deelgenooten in den handel op Oostindie,<br />

overeen te komen, wegens het ongelyk,<br />

welk deezen zig hielden aangedaan te zyn, door<br />

de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye,<br />

die een hunner fchepen in de Indien bemagtigd<br />

hadt. Doch of hun dit gelukte, heb ik niet konnen<br />

vinden. De wederzydfche onderzaaten hadden<br />

eikanderen nog andere fchade ter zee aangedaan<br />

; waarover ook klagten vielen. Eindelyk,<br />

hadden de gezanten byzonderen last van<br />

Prinfe Maurits, om den Koning genoegen te<br />

geeven, wegens het gedrag van den Heere Gaspar<br />

van Vosbergen, die, door zyne Doorlugtigheid<br />

, naar Oranje gezonden was, en befchuldigd<br />

werdt, den Roomsen-Katholyken aldaar niet<br />

wel gehandeld te hebben (


XL.BOEK; H I S T O R I E . 42?<br />

werüng, Penfionaris van Delft, Alben Sonk, 1621.<br />

'AVbert Bruinink, Jakob Schotte en Jonkheer •<br />

Fredrik van Ferwou tot Martenabuis (/). De<br />

Heeren van Randwyk en Joachimi trokken naar<br />

de Duitfche Hoven (e). Daarentegen was Jakob<br />

van Ulefeld, Rykskanfelier van Deenemarke,<br />

in Lentemaand, herwaards gekomen, om,<br />

uit naam van den Koning, zynen meester,<br />

een Verbond van Vriendfchap en onderlinge befcherming<br />

te fluiten met de Vereenigde Gewesten<br />

(ƒ). Wy hebben, te vooren (g), gezien,<br />

dat de verbindtenisfen met Zweeden, de Hanzesteden<br />

en de Duitfche Hoven, voor eenige jaaren,<br />

gemaakt, de vriendfchap tusfchen Deenemarke<br />

en deezen Staat niet weinig hadden doen<br />

verkoelen. Doch het aanwasfend gezag van t<br />

Huis van Oostenryk deedt Christiaan den IV.<br />

omzien naar eene nieuwe verbindtenis met de<br />

Vereenigde Gewesten. Men trof ook een Ver- herbond<br />

bond, op den negenden van Oogstmaand, waar- n e m a r k e.<br />

by, onder anderen, bedongen werdt, dat de<br />

Verdragen, met de nabuuren der Deenen, in<br />

den jaare 1613 en federt geflooten, niet ten<br />

nadeele van Deenemarke zouden mogen uitgelegd<br />

worden. Voorts, zou men, wegens den<br />

onderftand, dien men eikanderen verfchaffen<br />

zou, nader overeenkomen, in eene Byeenkomst<br />

van wederzydfche Gemagtigden, die, federt,<br />

teBreemen, gehouden werdt. Doch men kwam<br />

hier niet volkomen overeen. Ook werdt het welk niet<br />

getroffen Verbond niet bekragtigd, door Ko- b<br />

C


4*8 VADERLANDSCHE XL.BOÉK.<br />

162I. ning Christiaan C[hj. De gezanten van Lubek<br />

en Hamburg, die in den Haage waren, deeden<br />

hun best, om het bevestigen van dit Verbond<br />

te beletten. Ook maakte Amfterdam zwaarigheid<br />

in eenige uitdrukkingen, die in hetzelve<br />

gevonden werden (i). Wyders, ontving men,<br />

dit jaar, inden Haage, gezanten van de Graauwbunders,<br />

van Geneve (k), en van den Keurvorst<br />

van Brandenburg, die allen, op hun verzoek,<br />

met geld onderfteund werden. Ook deedt de<br />

Koning van Poolen den Staaten wederom zyne<br />

bemiddeling aanbieden (7), die, gelyk meermaalen,<br />

beleefdelyk afgeweezen werdt (mj.<br />

Verbond Met den Keurvorst van Brandenburg werdt,<br />

met den 0p den vierden van Zomermaand des jaars<br />

l 6 2 2 e e n V e r<br />

vorst van ' °ond van onderlinge Belcher-<br />

Branden- mm<br />

g getroffen. De Staaten beloofden, byhet<br />

burg. zelve, den Keurvorst te zullen handhaaven in<br />

zyn Regt op Kleeve, Gulik en Berg: waartegen<br />

de Keurvorst een Regement van duizend knegten,<br />

in der Staaten dienst, zou onderhouden,<br />

zo lang dit Verdrag duurde, 't welk bepaald<br />

was op twintig jaaren, na dat hy in ?<br />

t gerust be-<br />

• zit der gemelde Landen gefteld zou zyn; en<br />

nog vyf honderd man, voor den tyd van een<br />

jaar. Voorts zou hy den Staaten een derde voldoen<br />

van de buitengewoone kosten, vereischt<br />

tot het bemagtigen van eenige Plaatfen, in de<br />

genoemde Landen (»).<br />

'tHer-<br />

W Refol. Hol!. 24 J an. 1622. bl. 24.<br />

CO .WZF.MA 1. Deei, bl. 40-44.<br />

U) Refol. Holl. 17,20/^.1621. «.254,257. 15, 24 Maart<br />

1025. bl. 4.3, 58. "<br />

(O Refol. HoH. 25 May — 2r, Juny 1621. bl. 135.<br />

(m) AITZEMA 1. Deel, bl. 48, 49.<br />

(«O Zie AifaeMA I. Deel, bl. 114,


%l. BOEK. H I S T O R I E . 429<br />

't Hervatten van den oorlog met Spanje en 1691.<br />

feièt de Spaanfche Nederlanden gaf gelegen<br />

heid tot de opregting der Westindifche Maat- XV.<br />

fchappye, waarover men, tot hiertoe, geraad- Oprcg.<br />

B<br />

pleegd hadt. Het Oktroi voor vierentwintig n e r W e w,<br />

jaaren, welk deeze Maatfchappy verwierf, was, indifche<br />

op den derden van Zomermaand, getekend. Maat..<br />

De Maatfchappy werdt in vyf Kamers ver- £ c<br />

' ia<br />

P-<br />

p y<br />

deeld. De Kamer Amfterdam, die vier negen- *<br />

de deelen der Maatfchappye uitmaakte, zou<br />

Beftierd worden door twintig Bewindhebbers:<br />

de Kamer Zeeland beftierde twee negende deelen<br />

,door twaalf Bewindhebbers, en de Kamer<br />

van de Maaze, van 't Noorderkwartier, en van<br />

Friesland met Stad en Lande, ieder een negende<br />

, door veertien Bewindhebbers. Op zaaken<br />

van gewigt, zou eene Vergadering van negentien<br />

Perfoonen befchreeven worden,agt uit de<br />

Kamer Amfterdam, vier uit Zeeland, en twee<br />

uit ieder der drie andere Kamers: waarby de<br />

algemeene Staaten den negentienden voegen<br />

zouden. Elke Bewindhebber en Hoofddeelgenoot<br />

moest, in de Kamer Amfterdam, zesduizend<br />

, en in ieder der andere Kameren, vierduizend<br />

guldens aandeel hebben in de Maatfchappye.<br />

Zy werdt, voor den tyd van agt jaaren<br />

, vry verklaard van inkomende en uitgaande<br />

regten. Voorts, zou zy, door de Staaten,<br />

met zestien Oorlogsfchepen en vier Jagten befchermd<br />

worden; waarby zy een gelyk getal<br />

van Oorlogsfchepen en Jagten voegen moest.<br />

De overige punten van het Oktroi hadden veele<br />

overeenkomst met dat der Oostindifche Maatfchappy<br />

(0). Een jaar laater, werdt der Westin-<br />

(


430 VADERLANDSCHE XL. BOEIT.-<br />

II52Ï.'. indifche Maatfchappye, met uitfluiting van f<br />

le anderen, de Zout vaart op delRey tot.-<br />

'geftaan Q>). Maar die van Hoorn, gehoipen<br />

van die van Enkhuizen en Medenblik, kantten<br />

• zig hier zo ernftelyk tegen, dat hun de vrye<br />

Zoutvaart vergund werdt; lchoon zy 'er, belemmerd<br />

door de Spanjaards, niet veel voordeels<br />

uit haalden(*7).'tLiep, ondertusfchen, aan,<br />

e e r<br />

tot in 't jaar 1623, de Maatfchappy in ftaat<br />

•was, om eene Vloot in zee te brengen. Wy<br />

zullen, in 't vervolg, meermaalen, gelegenheid<br />

.. hebben, om van haare verrigtingen te gewaa-<br />

. ' gen. De algemeene Staaten maakten, dit jaar,<br />

ook verfcheiden' fchikkingen op de beveiliging<br />

van de vaart in de Middellandfche zee,<br />

die niet dan met. kennisfe der Admiraliteits-<br />

Kollegien, en door Koopvaardyfchepen, welken<br />

behoorlyk van manfchap en gefchut voorzien<br />

waren, mogt ondernomen worden (r).<br />

XVI. In Frankryk, was, dit jaar, wederom een<br />

omwen binnenlandfche Kryg ontftaan tusfchen denKoïn<br />

Frank- n i n g e n d e Hugenooten, die, federt het her-<br />

I,k<br />

* ftellen van den Roomfchen Godsdienst in Bearn,<br />

gemord hadden, over'tfchenden van verfcheiden'vryheden,<br />

hun, by plegtige overeenkomften,<br />

beloofd; en die, tegen 's Konings verbod,<br />

Vergaderingen hielden., te Rochelle, om orde<br />

te ftellen op hunne zaaken. Zy waren, hierop,<br />

voor weêrfpannelingen verklaard. De Koning<br />

maakte zig, in dit jaar, meester van verfcheiden<br />

fterke Plaatfen, die hun, te vooren, tot<br />

hunne verzekering, waren afgeftaan. Midler-<br />

wyl,<br />

f » Groot-Plakaat!). l.D.-el, kol. 579. AITZEMA I. Dtei,bl.6u<br />

e<br />

\q) VELIUS Hoorn, bl. 605.<br />

CO Gtoot-Plakaatb. I. Deel, kol. ,896, .898, 90a, 022,


%t. BOEK. HISTORIE. 431<br />

wyl, zonden die van Rochelle Gemagtigden i6au<br />

herwaardjs, om onderftand te verwerven van -<br />

de Staaten; die wel ongaarne zagen, dat hunde<br />

geloofsgenooten, in Frankryk, verdrukt<br />

werden; doch met den Koning in een Verbond<br />

ftonden; welk het belang van den Koophandel<br />

en andere redenen niet gedoogden, dat gefchonden<br />

werdt. Zy lieten de Rochelfche Gemagtigden<br />

egter zo lang in den Haage, dat<br />

zulks den Franfchen Gezant, Du Maurier, in<br />

't oog ftak. Hy viel 'er klagtig over aan de<br />

Staaten: te gelyk gewaagende van zeker fchip<br />

met wapenen, welk men, van hier, naar Rochelle<br />

hadt zoeken te voeren, en van zekere<br />

fchimprymen óp zyne Majefteit van Frankryk,<br />

die, hier te Lande, verfpreid werden. Doch<br />

men wees hem aan, dat de Rochelfche Gemagtigden<br />

hier nooit openlyk waren aangenomen,<br />

en dat het voeren van wapenen naar Rochelle,<br />

buiten kennis der Staaten, gefchied ware: ook<br />

werdt 'er onderzoek gedaan op de verfpreiders<br />

van het Schotfchrift (j); doch het digten en<br />

verfpreiden van diergelyke werkjes,fchoon't,<br />

in den aanvang deezes jaars, wederom, by openbaaren<br />

Plakaate, verbooden was (V), ging<br />

thans zo zeer in zwang, dat men den Heere<br />

van Sommelsdyk,in Herfstmaand,eenfchimpfchrift<br />

t'huis zondt, waarin hy zelf, met lely- "<br />

ke trekken , Werdt afgemaald. Hét Hof deedt<br />

onderzoek op den maaker en drukker («); doch<br />

ik weet niet, dat zy ontdekt werden. Wat den<br />

•binnenlandfchen kryg in Frankryk betreft; hy<br />

ein-<br />

C O Refol. Holl. 11 Sept.ZOïïob. 2Dee.i6ig. H. I75t2i4ji29'<br />

f t~) Groot-Plakaatb. I. Deel, kei. 439.<br />

Ca) Refol. Holl. 24 Sept, idzi. il. vjZ,


432 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

7óai. eindigde, in Wynmaand des volgenden jaars,<br />

h met een Verdrag, volgens welk, alle de Sterkten<br />

der Hugenooten geflegt moesten worden.<br />

Rochelle zelf, de eenigfte fterke Stad , die zy<br />

nog behielden, werdt genoegzaam in bedwang<br />

gehouden, door het Fort Louis, welk de Koning<br />

bezet hadt (V).<br />

XVII. In de Nederlanden, werdt de veldtogt des<br />

Togt volgenden jaars, niet voor Bloeimaand, aannaar<br />

Bra- gevangen. Prins Maurits fchikte zynen Broe-<br />

!<br />

" lt#<br />

der, Fredrik Henrik, met vyftienhonderd kneg-<br />

1622. t e n e n Zeven Kornetten Paarden, naar klein Brabant,<br />

't Huis Rustenburg aan de Demer werdt<br />

ingenomen, verfcheiden' Dorpen gebrand, en<br />

drie- of vierhonderd boeren, die 'brandfchatting<br />

weigerden, gevangen genomen, welken<br />

egter, om een gering losgeld, genaakt werden.<br />

Marquette, die deezen togt by woonde, ftroopte<br />

tot voor de poorten van Brusfel. Fredrik<br />

Henrik zelf toog tot voor Leuven. Doch de<br />

vyandlyke Ruitery, die zeer fterk was, kwam<br />

haast op de been, en noodzaakte de onzen de<br />

wyk te neemen naar Breda. Men wil, dat het<br />

voornaam oogmerk van deezen togt geweest<br />

zy, den Graaf van den Berge, die, met zyne<br />

Ruitery, de wervingen des Hertogs van Brunswyk<br />

belemmerde, van den Ry nkant, herwaards<br />

te trekken (M>).<br />

Spinola Van 's vyands zyde, werdt 'er iet wigt/gers<br />

belegert ondernomen. Spinola hadt het oog geworpen<br />

Bergen 0p j3 ergen op Zoom : doch om de onzen te misopZoora.<br />

,<br />

O) DANIËL Journal Hift. de Louis XIII. p. xxij. WASSE.<br />

NAAR. ƒ. Deel, ƒ. 49, 71. III. Vul, f. 38, 73, yi. IV. Deel a<br />

/. 64. /IITZEMA I. Deel, bl. 04-<br />

O) Memoir. de Fredcr. Henri./. 6, 7


&L. BOEK. H I S T O R I E . 4 3 i<br />

leiden, zondt hy Graaf Henrik van den Berge, lóaarï<br />

in Hooimaand, naar Kleefsland, die zig, op ;<br />

-<br />

den zeventienden, van Goch meefter maakte.<br />

Prins Maurits was hem gevolgd, met de Staatfche<br />

manfchap, die by Schenkenfchans verzameld<br />

was. Zyn Broeder lag omtrent Rees, met<br />

de rest van 't Leger (V). Zo Weinig kommer<br />

hadt Maurits voor Bergen op Zoom, dat hy het<br />

grootrte deel der bezettinge de Stad hadt doen<br />

ruimen, om 't Leger by Rees te verfterken;<br />

niet meer dan vyf vendelen Voetvolks binnen<br />

de Vesting en de naafte Sterkten laatende,<br />

nevens drie kornetten Paarden. De Ruitery<br />

kreeg ook, federt, last om te vertrekken. Doch<br />

Juftinus van Nasfau, Bevelhebber van Breda,<br />

verzekerde Ryhove, die dit Paardenvolk geboodt,<br />

dat Spinola op Bergen loerde, en drong<br />

hem te rug te keeren. Allengskens kreeg men<br />

'er volkomen e zekerheid van: waarop de Stad,<br />

fchielyk, van nieuwe bezetting, uit Zeeland,<br />

uit Rotterdam, en uit Breda, voorzien werdt<br />

Op den agttienden, ontdekte men deii vyand<br />

tusfchen de Stad en Wouw. Don Louis de Ve- Steenlasko<br />

maakte zig, dien dag, meefter van Steenbergen,<br />

dat onverzien was van manfchap, eft r e n ><br />

niet verfterkt (y). Voorts rukte hy voor de'<br />

Stad, die nu dagelyks van volk en voorraad<br />

voorzien werdt. De belegerden deeden eenen<br />

moedigen uitval met drieduizend man. 't Gefchut<br />

der Spaanfchen begon eerlang te fbeelenopde<br />

Stad;doch veroorzaakte weinigfchade.<br />

Men deedt zyn best, om hun den toevoer<br />

iê<br />

(x) Memoir. de Frcder. Heiiri p. 7.<br />

OO Memoir. de Freder. Heuri {1, 3, o<<br />

X. DEEL. Ee


434 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />

«fes. af te fnyden, waarop het verloopen van veele<br />

r<br />

~' vyandlyke knegten volgde. Nogtans naderden<br />

de belegeraars de Vesting, dagelyks, meer en<br />

meer,maakende zig, in Oogstmaand, meefter<br />

van eenige buitenwerken, niet zonder verlies<br />

van wederzyde. In de Stad, liet men niet af<br />

XVIII.<br />

van fchieten en arbeiden aan de werken (z):<br />

in welken ftaat, de belegering bleef, tot op<br />

het einde van Oogstmaand, wanneer de Graaf<br />

van Mansfeld, met een' aanzienlyken hoop<br />

volks, naar Bergen kwam, tot ontzet (


XL. BOEK. H I S T O R I E . 435<br />

de been hadt (bj. Hy maakte zig meefter van 1622.<br />

eenige Plaatien m het liraaticftap van der -<br />

Mark. Doch de Graaf van Tilly en Bon Genzales<br />

de Cordua beletteden hem en den Prins van<br />

Baden zig te vereenigen met het Leger onder<br />

Mansfeld, welk tot aan Germersheim genaderd<br />

was, toen Koning Fredrik zig, onverwagt, by<br />

het zelve vervoegde. Den Prins van Baden, den<br />

zesden van Bloeimaand, geflaagen zynde, viel<br />

Tilly op het Leger, onder Koning Fredrik- en<br />

den Graave van Mansfeld, welk, insgelyks,<br />

op de vlugt gejaagd werdt. Dit gebeurde op<br />

den elfden van Zomermaand. Weinige dagen<br />

laater, behaalde Tilly ook eenig voordeel op<br />

Hertog Christiaan, dien hy egter niet verhinderen<br />

kon, met een goed deel van zyn volk,<br />

tot by Manheim, door te dringen. De Keizerfchen,<br />

federt, eene merkelykeverfterking van<br />

volk bekomen hebbende, hielden deMansfeldfchen<br />

en Brunswykfchen genoegzaam ingeüooten,<br />

tusfchen Manheim en Heidelberg. In deezen<br />

ftaat der zaaken, kwam 'er een gezant van<br />

den Koning van Groot-Britanje in't Leger, om<br />

Koning Fredrik te raaden tot het afdanken van<br />

Mansfeld, en tot het vereffenen van zyn gefchil<br />

met den Keizer, door onderhandeling. Hy,<br />

ziende geenen kans, om eenig voordeel te be-.<br />

haaien, op zyne vyanden, befloot hiertoe gereedelyk.<br />

De algemeene Staaten zogten Mansfeld<br />

toen aan, om, met zyn Leger,in hunnen<br />

dienst over te gaan, hem, in drie maanden tyds,<br />

zesmaalhonderdduizend guldens béloovende.<br />

Hy liet zig ligtelyk beweegen. Alleenlyk was<br />

£i) Memoir. de Freder. Henri p. 5.<br />

Ee 2<br />

't


43


XL. BOEK. H I S T O R I E . 437<br />

gebrek van mondbehoeften, omtrent vierdui- i'2.<br />

Ee 3


43§ VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

«622. komst van Prinfe Maurits, met het Staatfche<br />

*= Leger, deedt hem 't beleg opbreeken. De<br />

Prins hadt, in Oogstmaand, ondernomen, 's<br />

Hertogenbosch te verrasfen ; doch deezen toeleg<br />

mislukt zynde, was hy wederom geweeken<br />

naar 's Graaven waard: van hier brak hy op,<br />

in 't laatst van Herfstmaand, doende 't Leger<br />

te fchepe afzakken tot voor Geertruidenberg.<br />

Hy leidde het, van daar, naar Roozendaal in<br />

de Baronnye van Breda, alwaar de Graaf van<br />

Mansfeld zig, op.den tweeden van Wynmaand,<br />

by hem voegde. Dien zelfden dag, werdt het<br />

. beleg opgebroken, onaangezien Graaf Henrik<br />

van den Berge, tot verfterking van hetSpaanfche<br />

Leger, van den Rynkant herwaards gekomen<br />

was. Prins Maurits vondt niet geraaden,<br />

'<br />

:<br />

den wykenden vyand te vervolgen. Zyn Le-<br />

» bleef, tot den drie-cntwintigften, by Roozendaal,<br />

waarna het de winterlegeringen betrok<br />

:,'t welk de vyand, eenigen tyd te vooren,<br />

in de onzydige Landen van Gulik en Kleeve<br />

, reeds gedaan hadt (f). Kort te vooren, hadt<br />

Graaf Ernst van Nasfau, in twee dagen tyds,<br />

Hautains .Steenbergen herwonnen (g). In Herfstmaand,<br />

to«t te- :deedt/ r<br />

//^j/'/eZo^e,gezeid//^//tf//;,Bevelhebgen<br />

de bcr van Sluis , eenen togt tegen de Keurlingen<br />

ten.<br />

e e n e f o o i t van<br />

-foldaaten, in Vlaanderen aan­<br />

genomen, om 't Land van brandfchatting te<br />

vryen, en gewoon, geen kwartier te geeven.<br />

Ook gelukte het hem, eenen Hopman en honderdentwintig<br />

gemeenen te vangen: doch de<br />

boeren waren zo fterk op de been gekomen,<br />

•:<br />

1<br />

dat<br />

(O Memoir. de Freder. Hcnri p. 15, 16. AITEEMA I. licc%<br />

11. 122. *4


XL. BOEK. H I S T O R I E . 439<br />

dat hy geenen kans zag, om verdere brand- t&i.<br />

fchatting op te haaien (» Ten zelfden tyde,<br />

deeden de vyandlyke bezettingen van Lingen, J«g<br />

Grol en Oldenzeel eenen inval in de Zevenwol- Z e v e n.<br />

den; daar zy egter, derwyze, ontvangen wer- woiden.<br />

den, datzy'haast te rug moesten. Eenig volk,<br />

door Prinfe Maurits afgezonden, trof hen op<br />

den hertogt aan, te Ommen. Hier waren zy<br />

geweeken, in de Kerk, die egter niet te houden<br />

was. Ook gaven zy zig fpoedigover , agterlaatende<br />

hun geweer; en eene maandfolds, tot<br />

losgeld, beloovende. Te Ommen, werdt federt<br />

eene fchans gelegd (O > die nog onder- c<br />

houden wordt.<br />

De Graaf van Mansfeld hadt zig, na 't ontzet<br />

van Bergen op Zoom, naar den Haage begeven,<br />

om betaaling te vorderen, en&mte verneemen,<br />

wathy, met zyne benden, die 't veld<br />

nog hielden, ten dienfte der Staaten en des Konings<br />

van Boheeme, die nu wederom in den<br />

Haage was, verrigten zou. Men voldeedt hem,<br />

zonder uitftel, en men vondt haast gelegenheid,<br />

om zig, op nieuws, van hem te dienen.<br />

't Verdrag, in den jaare 1611, door Gemag- XIX.<br />

tigden der Staaten, bewerkt, tusfchen Graave g » <br />

Enno en dc Stad Embden (*), bleef niet lang in l u s t e Q <<br />

iragt. De onlusten reezen, door den tyd, zo<br />

hoog, dat die van Embden den Graaf, in't jaar<br />

1618, in hegtenis namen. De algemeene Staaten,<br />

gewoone middelaars in deeze gefchillen,<br />

deeden hem, egter, op vrye voeten ftellen (/) , -<br />

CO AlTZP.MA h Titel, bl, 122. '•<br />

l O Memoir. de Fred. Henri p. 14. AITZEMA I. Den, bl.izz.<br />

Zie XXXVII. Boek, bl. 5><br />

C O BAUDART. Memor. XI. Boek, «, 95«<br />

Ee 4<br />

en


440 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

J f l £ kerkten, in Zomermaand des volgenden<br />

E ' een meuw Verdrag, aan welks fa a r k c!<br />

mu g, de Staaten de hand hielden, door debe-<br />

«W.diezyindeSadEmbdeneifa^S^<br />

LvT^ f legd D o c h<br />

« "'fukgaan<br />

van tBeftand zogtGraafEnnozigenzyn Graaf-<br />

e r k e<br />

a l s o n z i g :<br />

S hv °dir i "' ^


XL. BOEK. H I S T O R I E . 44»<br />

de Stenden en vooral met Embden moesten, ub&*<br />

zyns oordeels, door 't Keizerlyk Hofgerigt,<br />

niet door de Staaten, beflist worden. Amama's<br />

voorftel werdt onderfteund, door den Groot-<br />

Britannifchen Gezant Karleton. Prins Maurits<br />

en de Gemagtigden tot de Oostfriefche zaaken<br />

oordeelden, eindelyk, dat men verpligt was,<br />

Lieroord te ruimen, en den Graave Afte van<br />

onzydigheid te geeven, zo hy belooven wilde ,<br />

de buitenwerken der Vesting te doen flegten,<br />

en 't Huis niet wederom te doen bezetten door<br />

krygsvolk van deSpaaniche zyde. Doch deeze<br />

voorwaarden werden niet aangenomen. Hierop<br />

volgde, in 't begin deezes jaars, 't beflaan van<br />

eenige Embder fchepen in Spanje, 't welk de<br />

Staaten agterlyker maakte, in 't handelen, met<br />

den Graave: die, in Bloeimaand daaraan, eenen<br />

feherpen Brief fchreef aan de Staaten, waarin<br />

hy klaar en onbewimpeld antwoord verzogt,<br />

of men Embden en Lieroord begeerde te ruimen,<br />

of niet; zullende hy, na't ontvangen van<br />

zulk een antwoord, met zyne vrienden en<br />

bloedverwanten, overleggen, wat hem te doen<br />

zou ftaan. Op dit fchryven, verzogten de Staaten<br />

den Graave, Gemagtigden naar den Haage<br />

te willen fchikken, om de hangende gefchillen<br />

aldaar af te doen. Hy antwoordde,<br />

dat hy van geene gefchillen wist, die niet,<br />

door den gewoonen weg van Regte, beflist<br />

konden worden; dat hy, hierom, de bezending<br />

naar den Haage noodeloos hieldt, en nogmaals<br />

verzogt, dat men Lieroord, zonder langer<br />

uitftel, ontledigde van bezetting.<br />

In deezen ftaat der zaaken, was de Graaf Manlid<br />

• van Mansfeld in den Haage gekomen: dien >


442 VADERLANDS CHE XL. BOEK<br />

IÖ22. men eerst afbetaalde, en van eenig gefchut<br />

—— voorzag. Toen zondt men hem, met zyne<br />

friesland. Ruitery, naar den Rynkant (m), om aldaar de<br />

Wmterlegeringen te betrekken. Doch de Keizerfche<br />

troepen beletteden hem dit, hemnoodzaakende,<br />

van Schenkenfchans, den Ysfel langs,<br />

benedenwaards, te trekken. In Slagtmaand<br />

viel hy in Oostfriesland, niet zonder kennis,<br />

. meent men, van Prinfe Maurits en vandevoornaamften<br />

uit de Regeeringe der Vereenigde Gewesten<br />

, en tot heimelyk genoegen vandegantfche<br />

Vergadering der Staaten, die lang een<br />

kwaad oog gehad hadden , op den bedekten<br />

handel van Graave Enno en Spinola. Mansfeld<br />

eischte driemaalhonderdduizend Ryksdaalers<br />

van Graave Enno, of overlevering zyner<br />

vaste Huizen, van welken hyzig, kort hierop,<br />

meester maakte, den Graaf zeiven, op een deezer<br />

Huizen, zo goed als gevangen houdende.<br />

Kiagten, Enno viel terftond klagtig aan de Vereenigde<br />

aan de Staaten, over deezen vyandlyken inval. Uit de<br />

t a d<br />

olerdêe- « E m b d e n kwamen zelfs Gemagtigden in<br />

zen in- d<br />

enHaage, die gelyke klagten deeden. DeStaaval.,<br />

ten verklaarden, geene kennis te hebben van<br />

Mansfelds onderneeming; gelyk 'er de Vergadering<br />

ook geene kennis van'fchynt gehad°te<br />

hebben. Doch zy deeden geene ernftige poogingen,<br />

om Mansfeld uit Oost-friesland te doen<br />

verhuizen. Midlerwyl, handelde men, in den<br />

Haage, wederom, over de gefchillen tusfchen<br />

den Graave en de Stenden: welke handeling<br />

lang gerekt werdt. Rudolf Christiaan, 'sGraaven<br />

oudfte Zoon, kwam, op't einde des jaars,<br />

C«0 Memoir. de Freder. Hèliri f. i^.<br />

in


XL. BOEK. H I S T O R I E . 443<br />

in den Haage, begeerende, dat de Staaten hun- 1621.<br />

ne magt gebruiken zouden, om Mansfeld, uit<br />

een onzydig Land, gelyk Oostfriesland was,<br />

te verjaagen. Doch de Staaten verklaarden, dat<br />

zy, uit aanmerking van de dienften, hun, voorheen<br />

. door Mansfeld, gedaan, hiertoe niet beftuiten<br />

konden. Nogtans zonden zy, m Louwmaanddes<br />

jaars 1623, de Heeren Muis en Schatfer<br />

naar Oostfriesland, die egter geenen uitdrukkelyken<br />

last hadden, om Mansfeld te doen vertrekken<br />

\ maar alleen om eenen beteren voet te<br />

beraamen, op het invorderen der brandfchattingen.<br />

De Staaten oordeelden 'tt van hun belang,<br />

dat Mansfelds Leger op de been gehouden<br />

werdt, en zogten, mid'erwyl, hunne Bondfrenooten<br />

te beweegen, om hiertoe de hand te<br />

{eenen. 'tLiep tot diep in't najaar aan, eer men<br />

ernftelyk begon te handelen, over 't vertrek<br />

der Mansfeldfchen, uit Oostfriesland, 't Gewest<br />

was nu kaalgefchoorenO), en Graaf Enno<br />

gedwee gemaakt. Groot-Britanje en Zweeden<br />

drongen de Staaten fterk, tot het bevorderen<br />

der ontruiminge. De Staaten van Stad en<br />

•Lande klaagden ook, dat zy 't Leger van Mansfeld<br />

niet langer voorzien konden van mondbehoeften.<br />

Men vreesde, daarenboven, voor eenen<br />

inyal desGraaven van Tilly, die deOostfriefche<br />

grenzen reeds naderde. Ook hadt men,<br />

in Hooimaand, beflooten, voor rekening van<br />

de Ridderfchap, de Steden Norden en Aurik<br />

en den Huismans Stand van Oostfriesland, benevens<br />

de Heerlykheden Ezens en Witmund,<br />

drie tonnen Schats op te neemen, tot voldoening<br />

O) Misfive van A Toschiini en enteren in & Notul. van Zeel.<br />

II &•///. ïö A'ey. 1623. bl. 213, 274, i75>


l 6 2 2<br />

_<br />

444 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

i n<br />

' "<br />

v a n d e<br />

f Mansfeldfche troepen (n), e n vvftigduizend<br />

Ryksdaalers te fchieten, to't<br />

ze tang houdende/ Doch 't liep nog lang aan<br />

d rom ^;i d<br />

f n<br />

m d<br />

' °<br />

J dl<br />

ie t o n n e n f c h a t<br />

' * we-<br />

derom af te leggen. Zy kwamen 'er egter, allengskens,<br />

toe, op Ezens en Witmund na• %<br />

we k gelegenheid £f, dat de SteZetZ*<br />

de Huizen m deeze twee Heerlykheden en et<br />

n.ge anderen bezetten deeden, nadat derrfv^<br />

Sen e<br />

^ S f C h e n<br />

rr vc<br />

a<br />


XL. BOËK. H I S T O R I E . 445<br />

Lieroord bleef, derhalven, in de magt der Staa- ifea.<br />

ten, en Graaf Enno deedt, federt, niet dan ver<br />

eeeffche poogingen, om hen dit Huis te doen<br />

ruimen (o). Doch zyne andere vastigheden werden<br />

hem wederom overgeleverd 't Verhaal<br />

derOostfriefche zaaken, dat niet wel afgebroken<br />

kon worden, heeft ons gevoerd buiten de<br />

orde van verfcheiden' andere gebeurtenisfen,<br />

van welken wy nu verflag zullen doen.<br />

Weinige weeken na 't ontzet van Bergen op xx.<br />

Zoom, ondernam Prins Maurits, in Slagtmaand Aanftag<br />

des jaars 1622, eenen aanflagop Huist, of, voleens<br />

geloofwaardiger berigten (?), op Antwer- lits><br />

pen. Hy deedt agtentwintig vendelen knegten<br />

fcheep gaan. Doch een fchielyke opkomende<br />

vorst, en felle Noordoostenwind verhinderden<br />

den toeleg (V).<br />

AandenRynkant,was , dit par, weinig voor- Paapeneevallen.<br />

Alleenlyk hadt de Prins van Chimai, muts ve*r<br />

in Sprokkelmaand, 't beleg gellaagen voor de<br />

o o r e n<br />

fchans Paapenmuts, die, in 'tjaar 1620, door<br />

Prinfe Maurits, geftigt was. Doch de fchans<br />

werdt niet regt aangetast, voor Slagtmaand,<br />

wanneer Graaf Henrik van den Berge 't beleg<br />

geboodt. 't Liep nogtans aan tot den derden<br />

van Louwmaand des volgenden jaars, eer zy<br />

zig overgaf, by verdrag waarby de bezetting<br />

alle krygseer bedong (O-<br />

De aanhoudende kaaperyen van die van Al- Verdrag<br />

giers en Tunis hadden de Vereenigde Staaten JJJ*^<br />

O ) AITZEMA I. Deel, hl. 97-105,13 1, 1G6, 224-22« .343-.VO.<br />

• (p) Refol. Hoü. 7 Maart JO, 15 May IÓSA. bl. u, 99, O5.<br />

(q) Memoir. de Freder. Henri p. 17.<br />

f h WASSENAAR IV. Deel, f. 72. AITZEMA I. Deel, II. w.<br />

CO WASSENAAR h Deel, f. 63. II. Deel, f. 7>j- A-H^EMA I.<br />

Peel., H, tC6.<br />

*


44«^,Hoogieeraar te Groningen, naar<br />

en AI. deeze twee Zeelieden (t). Hy vertrok in Hooimaand,<br />

met last om te bearbeiden, dat de Nederlandfche<br />

Koopvaardyfchepen niet meer onderzogt<br />

werden door de Turkfche Kaapers, en<br />

dat de gevangen' flaaven werden vrygegeven.<br />

Hy flaagde gelukkiglyk , in zyne handeling ,<br />

flpoteen Verdrag met die van Tunis O) en Algiers,<br />

en keerde in Grasmaand des volgenden<br />

jaars te rug. Sedert gaven de Staaten verfcheiden'<br />

Ordonnantiën in 't licht, tot beveiliging<br />

van de vaart en handel in de Middellandfche<br />

zee en Levant, 't Voeren van Spaanfche goederen<br />

derwaards werdt verbooden. Ook werden<br />

de fchepen voorzien van Zeebrieven, waarby<br />

verklaard werdt,datzy geene vyanden goederen<br />

inhadden (V).<br />

Verfciiif In de Vereenigde Gewesten, was, dit jaar,<br />

w e d e r o m v e r f d l i l<br />

«nde»l gereezen, over het aandeel,<br />

d a t e i k i n d e<br />

vnn Gel- ' gemeene lasten, te draagen hadt.<br />

deriand Gelderland en Overysfel, die vyf en een halve<br />

en Over- en drie en een halve guldens in de honderd<br />

ga ia droegen, beweerden, datzy, voor een merke-<br />

l v k<br />

meene gedeelte, brandfchatting moetende betaalden,<br />

len aan den vyand, ieder een ten honderd minder<br />

behoorden op te brengen. De meefte Gewesten<br />

bewilligden in deeze vermindering,<br />

voor den tyd van een jaar; doch Friesland en<br />

Stad en Lande ftemden 'er tegen. De twee Gewesten<br />

droegen egter, verfcheiden' jaaren agtereen,<br />

maar vier en een halve en twee en een<br />

(O Refol. IIoII. 12 lifiy jf,22. bt, 93.<br />

(u) Groot-PIakaacb. U.Deel, kul 229»<br />

(.O AITZEMA I. Deel, bl. j 3 5 ) 142-152.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 447<br />

halve guldens in de honderd. Doch zo dra zy, 1622.<br />

na 't herwinnen van verfcheiden' Steden, ont- —<br />

heeven werden van 't betaalen der vyandlyke<br />

brandfchattingen, werden zy wederom hooger<br />

gefteld in de gemeene lasten f »<br />

De Plakaaten tegen de Remonftranten wer- Verfcheiden,<br />

ten deezen tyde, in de meefte Steden, ^ Rnogftrengelyk<br />

uitgevoerd. In Lentemaand, was rtrant.<br />

te Rotterdam gevat Joannes Nars/ius, voorheen f c h e V t e m<br />

Predikant te Bommel, en zig nu met de oefe- dikante»<br />

ning derGeneeskonstgeneerende. Hy zateeni- naarLoege<br />

weeken in hegtenis: doch toen, de gelegen- gê v o e r d.<br />

heid waarneemende, dat zyne Huisvrouw hem<br />

kwam bezoeken, ontnam hy des Cipiers Dogter,<br />

die hem fpyze bragt, al lagchende, de fleutels,<br />

floot haar in zyne kamer, opende de overige<br />

deuren, en vertrok(x). Poppius en Nielhus,<br />

twee van de Beftierders offlireiïeurs derRemonftrantfche<br />

Broederfchap, werden, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars, te Haarlem, gevangen,<br />

aan gebragt zynde, door zekeren J'M<br />

Janszoon Foklet, die zig yverig Remonftrantsch<br />

veinsde, en Grevius enPrince uit het<br />

Rasphuis te Amfterdam hadt helpen verlosfen.<br />

Zy zaten lang in hegtenis, eer zy hun vonnis<br />

kreegen; 't welk hen, op den tienden van Bloeimaand<br />

, verwees tot eene eeuwige gevangenis.<br />

Zy werden, kort hierna, naar Loeveftein gebragt<br />

(y): werwaards men Paulus Lindenius,<br />

voorheen Predikant teZoest, en nu te Kampen<br />

gevangen, eerlang, ook voerde (2).<br />

Hugo<br />

(V) AITZEMA I- Deel, bl. 153.<br />

fin.MMT IV. Deel, bl 7°4, 7 l<br />

1, 7 L<br />

5'<br />

ly) BRANDT IV. Deel, bl- 874-894» 1062-1093';<br />

(.2 ) HRANBT IV. Deel, bl, 1096-1100.


448 VADKRLANDSCHE XL. BOES;<br />

t** HugodeGroot,die,in'tjaar 1621 ,uitdeeze'<br />

— - gevang ems, ontkomen was,en zignuteParys<br />

x<br />

» e<br />

èLz e<br />

arbeidd v' f' aldaar<br />

> e e n i<br />

^ n<br />

fehryft ^ene Verantwoording van zig zeiven en van<br />

zyne Ver-hun, die, ten zynen tyde, aan 'troer der Reeee-<br />

JJJOOP. nnge gezeten hadden, 't Werk, afgefchreeven<br />

Ö<br />

W- zynde,werdt, heimelyk,herwaardLezonden,<br />

en te Amfterdam, op de drukpers gelegd, 't<br />

Was nog niet afgedrukt, toen men, te Lillo eenige<br />

Brieven van den Schryver hebbende'aangehouden,<br />

uit dezelven, ontdek^ dathy eene<br />

apologie of Verdediging, in Holland, op de pershadt.<br />

Voorts, vondt men, onder deeze Brieven ,<br />

ook eenen aan den Heere van Groeneveld, oudften<br />

Zoon des onthalsden Advokaats; welken<br />

brief men verftondt, eenige bedenkelyke uitdrukkingen<br />

m te houden; en eenen aan den Hee­<br />

re vanStoutenburg,GroeneveldsBroeder, in cvï<br />

Dr<br />

ü k<br />

" ?- r g erchreeven<br />

0O-Doch deGrootfchreef, kort<br />

den der- hierop, aan de Staaten van Zeeland, dat deeze<br />

wordt B<br />

"even geen ander geheim dan dat van 't druk-<br />

k e n z e r<br />

ontdekt. y" Verantwoording behelsden Men<br />

deedt, ondertusfchen, zo veele moeite, met<br />

vraagen en uitvorfchen, dat men de Drukkery,<br />

daar 'twerk op de pers lag, ontdekte. Men<br />

moesthierdan tdrukken ftaaken;doch 'twerdt,.<br />

te Hoorn, door den Drukker Izaak Willemszoon<br />


XL. BOEK. H I S T O R I E . 44$<br />

brengen, dat het boek niet meermaalen ge- ,g 2i;<br />

drukt en van veelen gelezen is, en, in laater'<br />

tyd, de algemeene goedkeuring weggedraagen<br />

heeft, 't Plakaat, waarby dit Boek verbooden<br />

werdt, verklaarde den Schryver ook ftraf baar<br />

aan lyf en goed: 't welk hem gelegenheid gaf,<br />

om Koning Lodewyk den XIII. te verzoeken,<br />

om deszelfs befcherming, die hem, gunstig-<br />

Jyk, verleend werdt (d). Joan de Haan, gewezen<br />

Penfionaris van Haarlem en nu Raad van<br />

den Hertoge van Holftein, meende, dat de<br />

Groot, in deeze zyne Verantwoording, niet<br />

klaar genoeg gefproken hadt van de eigenlyke<br />

öorzaaken der veranderinge in den ftaat des<br />

Lands. Hy moest, zyns oordeels, vooral, duidelyk<br />

getoond hebben, „wie dien toeleg overn<br />

lang by zig zeiven hadt bedagt, om, met<br />

w vernietiging van 's Lands vry- en geregtighe-<br />

„ den, en verdrukking der voornaamfte, oud-<br />

„ fte en getrouwfte Patriotten, te geraaken<br />

tot meerder of onbepaald gezag." Doch de<br />

Groot was van gedagten, dat de tegenwoordige<br />

toeftand der zaaken in Frankryk niet gehengde,<br />

dat hy vryer en openlyker fchreeve<br />

(V). Ondertusfchen, ziet men hieruit,hoezeer<br />

fommigen van hun, die der oude Regeeringe<br />

gunst toedroegen, gebeeten waren op hem,<br />

dien zy voor de voornaamfte oorzaak hielden<br />

van de verandering des jaars 161b'. Doch dit<br />

bleek nog veel duidelyker, in Sprokkelmaand<br />

des volgenden jaars, toen men eenen aanftag<br />

op het leeven van Prinfe Maurits ontdekte,<br />

fd~) K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 306-310.<br />

1 CO IJRANDT II. Deel, bl. 824.<br />

X. DEEL. Ff<br />

aan


450 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ió22. aan welken eenigen, die, by de gemelde veran-<br />

—— dering, hunne ampten kwyt geraakt waren, en<br />

eenige bekende Remonftranten deel hadden,<br />

't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy den<br />

aanleg, voortgang en uitflag deezer roekelooze<br />

onderneeming, omftandiglyk, ontvouwen.<br />

XXII. Willem van Oldenbarneveld, Heer van Stou-<br />

Aanilag tenburg, jongfte Zoon des Advokaats, was de<br />

leeven voort,<br />

aarigfte aandryver des aanflags, in wei­<br />

k e n l i v<br />

van Prin- ook zynen Broeder, Reinier, Heer van<br />

fe Man- Groeneveld, met moeite, hadt ingewikkeld,<br />

rits, ge- Beide warenze, na den jammerlyken dood 'van<br />

fmeed hunnen Vader, ontzet geworden van hunne<br />

Willem ampten. Hunne vaderlyke goederen, uit weivan<br />

01- ken Stoutenburg tweeduizend guldens in't jaar<br />

denbar- trekken moest, waren verbeurd verklaard ,<br />

w a a r d o o r<br />

"leer van hy fchier het eenig inkomen miste,<br />

Stomen- welk hem overgefchooten was. Elk, dienaar<br />

burg. ampten haakte, fchuwde'tgezelfchap der twee<br />

broederen, welker zwagers, Veenhuizen en van<br />

der Myle, ook niet meer onder 'sLands Edelen<br />

befchreeven werden. Al dit, gevoegd by<br />

den dood huns ouden Vaders, ontftak zo veel<br />

haat en gramfehap in 't gemoed van Stoutenburg<br />

in 't byzonder, dat hy befloot, het leed ,<br />

hem en zyner maagfchap aangedaan, te wreeken<br />

op Prinfe Maurits, dien hy voor de oorzaak<br />

van het zelve hieldt. Hy begreep ook, dat<br />

de Prins, den Advokaat, kort voor deszelfs<br />

einde, beloofd hebbende,dat hy zynen kinderen<br />

gunstig zyn zou, zo lang zy wel deeden,<br />

zyn woord niet hieldt,'twelk hem te meer tegen<br />

zyne Doorlugtigheid verbitterde. Hy fpitfte<br />

dan zyne zinnen op nieuwe verandering in<br />

de Regeering, die, dagt hy, niet kon te wege<br />

ge-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 451<br />

gebragt worden, of de Prins moest eerst van<br />

kant zyn : waarna men, zo hy waande, de hek- .<br />

ken der Regeeringe ligtelyk zou konnen verhangen.<br />

Niet onwaarfchynlyk is 't zelfs, dat<br />

hy vermoed heeft, Prins Fredrik Henrik, die,<br />

na zyns Broeders dood, in 't bewind zou moeten<br />

komen, deeze verandering te konnen doen<br />

goedvinden. Hy kreeg, eerlang, luiden aan<br />

zyne koorde, die,gelyk hy,geleeden hebbende<br />

by de omwenteling der Regeeringe, verlangden<br />

naar herftelling. Onder deezen, warende Andere<br />

voornaamfte dryvers, beleiders en helpers, voomaa-<br />

Adriaan Adriaanszoon van Dyk, cewezeu Se- me drykretaris<br />

van Bleiswyk, David Koorenmnder J^" E'<br />

gewezen Sekretaris te Berkel, Heerlykheid der helpers.<br />

Vrouwe van Oldenbarneveld, Adriaan van der<br />

DusIen, gehuwd met eene Dogter van wylen<br />

Elias van Oldenbarneveld, Penfionaris van Rotterdam,<br />

en Broeder des Advokaats, Korsjansznonvan<br />

Alfen, Haringkooper te Rotterdam,<br />

Henrik Sïatius, gewezen Predikant te Bleiswyk,<br />

en zyn Zwager Komelis Gerritszcon van Woerden,<br />

Schrynwerker te Rotterdam. Onder de<br />

medewustigen, vondt men Jan en Abraham<br />

Blanjaan, Willem Janszoon Parthy, en eenige<br />

anderen, hierna te melden : ook eenige een vou- 1<br />

dige luiden, die 't gene hun van den aanflag ter<br />

ooren gekomen was niet geloofd of verfoeid<br />

hadden; doch om datze 'tniet ontdekten in lyden<br />

kwamen. De bovengenoemde Perfoonen<br />

waren allen Remonftrantschgezind, behalve<br />

Koorenwinderen vanderDusfen,diederRoomfchen<br />

belydenis waren toegedaan. Stoutenburg c-efprtk<br />

hadt, in den nazomer des jaars 1621, een gefprek van stov><br />

gehadte Leiden, met den Predikant Bernardus teiiburg<br />

n D i V i n<br />

Ff a Dwin-* -<br />

glO.


4§a VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />

Dwinglo, die met Koorenwinders Zuster ge-<br />

• trouwd was, hierop uitkomende, dat 'er goede<br />

hoop was op verlosfing en vryheid van gewee-<br />

. ten, door verandering in de Regeering. Groeneveld<br />

heeft, naderhand, bekend, uit Stoutenburg,<br />

te hebben verftaan, dat Dwinglo gezeid<br />

zou hebben, dat Leiden wel volgen zou, ais<br />

de andere Steden begonden (ƒ). Doch Dwinglo<br />

ontkent, in zekere zyne Verantwoording,<br />

immer zulk een antwoord gegeven te hebben.<br />

Ook verhaalt hy 't gefprek met Stoutenburg<br />

geheel anders, en voegt 'er zelfs by, dat Stoutenburg<br />

, daarna, met een briefje, genoegzaam<br />

wederriep, 't gene hy hem mondeling voorgehouden<br />

hadt (g). Ook overleide Stoutenburg<br />

zyn ftuk, federt, meest met van Dyk enKoo-<br />

Gerugt, renwinder. Omtrent deezen tyd, liep 'er een<br />

wegens gerugt, te Leiden en elders, dat de gewézen'<br />

voor'e- Sekretarisfen van Hazertswoude, Berkel, Bleisnomén<br />

• wyk en andere Plaatfen zeker getal van boeren<br />

opftand zouden aanneemen, tot het uitvoeren van eeonder<br />

de nen aanflag, die niet genoemd werdt, in den<br />

boeren, j.j aag e 0f e^ers. Wat laater, viel, tusfchen<br />

Stoutenburg, van Dyk, Koorenwinder en Kors<br />

Janszoon van Alfen, overleg, om den Prins,<br />

van zekeren togt te rug keerende, te Rotterdam<br />

, aan te tasten, of ten minsten aldaar eenigen<br />

opftand te verwekken, tot voorftand der<br />

vryheid, gelyk men 't noemde. Doch deeze<br />

toeleg liep te niet. Men liet egter niet na, elkanderen<br />

, by monde en bedekte briefjes, op<br />

te hitfen, tot, het ombrengen van den Prinfe.<br />

Stoutenburg fprak 'er geduuriglyk van, met<br />

zy»<br />

00 Sentent:, van R. van Oldenbarneveld. gedr. 1623.<br />

iS ~) ÜWINGLO Verantw. W. 22a, 223-229, 240, 304»3061


XL. BOEK. H I S T O R I E . 453<br />

zynen Broeder, Groeneveld. Eindelyk, werdt, i6mi<br />

in 't laatst van het jaar 162a, vastgefteld, dat<br />

men eenige Perfoonen huuren zou, die den<br />

Prins ,te Ryswyk, daar hy dagelyks naar toe<br />

reedt, in'top- of aftreeden van de koets, van<br />

kant zouden helpen. Doch tot het omkoopen<br />

van deeze luiden rekende men zesduizend guldens<br />

noodig te hebben, welken Koorenwinder<br />

ligtte, op 't geloove van den Heere van Groeneveld,<br />

die zig, met moeite, hadt laaten beweegen,<br />

om hier in te bewilligen (A). Klaas Michielszoon<br />

Bontebal, gewezen Sekretaris van<br />

Zevenhuizen, verfchafte tweeduizend guldens<br />

van deeze zes, die Klaas Janszoon van Alfen,<br />

gewezen Schout van Zevenhuizen, exiKornelis<br />

Olshoorn, Stiefvader van Bontebals Huisvrou-<br />

we, opfchooten. De rest van T<br />

t geld ontving<br />

Koorenwinder van anderen. Op aandryvenvan<br />

Stoutenburg, verftrekte hy dit geld aan van<br />

Dyk, die 't volk tot den aanflag zou omkoopen.<br />

En deeze ontboodt, op den negentienden v an Dyfc<br />

van Louwmaand, te Bleiswyk, by zig Jan Blan- koopt<br />

faart, Saay werker te Leiden en Proponent on- een<br />

igen<br />

der de Remonftranten, dien hy te kennen gaf,<br />

dat 'er iet in til ware, ten voordeele der Remon- flag. ftranten, en, eenige dagen laater, den toeleg 1623.<br />

om den Prins van kant te helpen ontdekte.<br />

Voorts, gaf hy hem eenig geld, en deedt hem<br />

belooven, dat hy zynen broeder, Abraham<br />

Blanfaart,ennog eenige andere Leidenaars zou<br />

inwikkelen in den toeleg. De Blanfaarts opraken<br />

'er van met Willem Janszoon Parthy, ook<br />

een Saay werker, gelyk zy, die, nevens Abraham<br />

C*3 P. SciuvERius Oud Batav. Amh, U, 15a,<br />

Ff $


454 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

•1613. ham Blanfaart, den Predikant Welfing, voor-<br />

: heen, verlost hadt uit de Haagfche gevangenen<br />

(£_). Doch de twee Broeders hebben, naderhand,<br />

beleeden, dat zy niet anders voorhadden,<br />

dan van Dyk op te ligten, en geld van<br />

hem te trekken. Nogtans, trok Jan Blanfaart,<br />

federt, naar den Haage, daar hy fprak met van<br />

Dyk, die, nevens hem, de gelegenheid van<br />

Ryswyk bezigtigde; doch hy weigerde een Pistooltje<br />

of Zinkroertje aan te neemen, welk<br />

van Dyk hem wilde ter hand ftellen. Hy keerde<br />

toen naar Leiden, beloovende, tegen den<br />

vierden van Sprokkelmaand, wederom in den<br />

Haage te zullen zyn.<br />

De ge- Midlerwyl, hadt van Dyk, meer volks tot<br />

wezen den aanflag zoekende te werven, Kornelis<br />

kant'sia- Gerritszoon, Schrynwerkerte Rotterdam, den<br />

ti u s zesentwintigften van Louwmaand, ten zynen<br />

neemt 'er huize, ontbooden, en hem daar kennis gegedeei<br />

in. v e n v a n den aanflag. De Schrynwerker beloofde<br />

'er de hand toe te leanen, en eenige anderen<br />

op te zoeken, welken hy, zonder van Dyk<br />

te melden, elk honderd of honderdenvyftig<br />

guldens vooruit zou geeven, en nog twee- of<br />

driehonderd guldens, als zy in den Haage komen<br />

zouden, om 't ftuk uit te voeren. De Zuster<br />

van den gewezen Predikant van Bleiswyk,<br />

Henrik Slatius, was met deezen Schrynwerker<br />

getrouwd; en Slatius kreeg, omtrent deezen<br />

tyd of eerder, 't zy uit Kornelis Gerritszoon,<br />

of uit van Dyk, of uit Stoutenburg zeiven, kennis<br />

van den toeleg tegen den Prinfe. Hy was<br />

een man van eenen onrustigen geest, en lag,<br />

(i) Zie hier voor, U. 413.<br />

tei?


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4Ü5<br />

ten deezen tyde, overhoop met de Remon- 1623.<br />

ftrantfche Broederfchap (*), 't welk hem te hee<br />

ter maakte op vertwyfelde aanflagen. Ook<br />

hieldt hy gemeenfchap met muitzieke geesten,<br />

die,den wind van verandering in 't hoofd hebbende,<br />

zig, met den minften blik van hoope<br />

daartoe .gaarne lieten aazen. In den Zomer des<br />

voorlecden jaars, hadt hyeen Boekje gefchreeven<br />

, den Klaarüchtenden Fakkel genaamd, vervattende<br />

verfcheiden' befchuldigingen tegen<br />

den Prinfe, en, onder anderen, dat hy de muitery,<br />

te Utrecht, in den jaare 1610, geftyfd<br />

hadt. Voorts werden, 'er 's Lands Ingezetenen,<br />

met naame de Remonftranten, in vermaand,<br />

om zig, door hunne handen, en, door de verfchrikkelyke<br />

wapenen hunner handen, te verlosfenvan<br />

den dwingeland en van den godloozen<br />

hoop der tegenwoordige Regenten, t<br />

Schrift was te Gouda gedrukt, en den Schryver,<br />

in eene ton of half vat, t'huis gezonden j doch<br />

noo-nietverfpreid. Men meent, dat het gediend<br />

zou hebben, om onder 't volk geftrooid te worden<br />

, zo Stoutenburgs toeleg om den Prins,<br />

van den veldtogt te rug keerende, buiten t<br />

L^nd te houden, of, te Rotterdam, van kant<br />

te helpen, gelukt ware. Matius woonde nu m<br />

deeze Stad, daar van Dyk hem, op den eerften<br />

van Sprokkelmaand, kwam vinden, op hem<br />

begeerende, dat hy zyn agterhuis zou leenen,<br />

om de Pistoolen, welken men tot den aanflag<br />

gebruiken zou, daar te bewaaren, en eenige<br />

andere voorbereidfels te maaken: waarin Slatius<br />

bewilligde. Hyen zyn Zwager zogten toen Hfren^<br />

(*) BRANDT IV. Deel, bl. ?-59 «**<br />

Ff 4


45Ö VADERLANDSCHE XL. BOEKT<br />

1623. drie Bootsgezellen op, Jan Klaaszoon uit het<br />

Zuidland, Herman Hermanszoon van Embden,<br />

ger huu- en Dirk Leendertszoon van Katvvyk op den Ryn,<br />

w e l k e n Z<br />

Ifmee Y > met geld, hun, door van Dyk, die<br />

r e e d s<br />

Bootsgc- zesduizend guldens van Koorenwinder<br />

zeilen ontvangen had, ter hand gefteld, bewoogen,<br />

toe. om op de wagt te ftaan, als de Prins, door eenigen<br />

van Leiden, om 't leeven gebragt zou worden<br />

; welke Leidenaars zy ook, des noods, zou-<br />

Hy kent den moeten befchermen (7). Van Dyk bragt,<br />

zyn ag- federt, eenig fchietgeweer en een' vuistha tier in<br />

?T A T E R N U I S v a n<br />

tot ber- S Slatius, daar deeze en zyn Z wa­<br />

e r o o k he<br />

ging en" g t buskruid droogden en de kogels<br />

bereiding gooten, van welken men zig dagt te dienen,<br />

van Tegen den vierden of vyfden van Sprokkelreed"<br />

56<br />

" m a a n d<br />

» z o u<br />

Kornelis Gerritszoon met zyn volk<br />

ichap. i n<br />

den Haage zyn. Doch van Dyk hem en Slatius,<br />

met een briefje, en daarna mondeling,<br />

hebbende geraaden, nog eenige luiden aan te<br />

neemen, bewilligden deeze twee tot eenen<br />

aanflag, dien zy niet ontdekten, Jeroen Ewouts ,<br />

Jan Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan<br />

Engelen, alle Remonftrantschgezinde Bootsgezellen.<br />

De drie laatften ontvingen geld op hand:<br />

't welk Jeroen Ewouts weigerde,<br />

fan Blan- Te Leiden, waren, midlerwyl, zo Jan Blanfaart<br />

en faart van Dyk berigt hadt, eenige gasten ziek,<br />

Willem anderen onwillig geworden. Van Dyk zondt<br />

ledfj- dan een briefje aan Jan Blanfaart, hem, daarpen<br />

van by, belastende, ander volk in de plaatste zoe-<br />

Byk. ken, en daarmede, den vierden, in den Haage<br />

te komen. En hierop zouden Jan Blanfaart en<br />

Willem Parthy affpraak gemaakt hebben, om<br />

van"<br />

(7) Senrenr. van Jan Ktaz., lierman Ileranusz, egDirk Leen.-»<br />

è-risz. gnimkt 1623.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 457<br />

van Dyk te gaan fpreeken, en hem diets te ,


458 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1.623. aanflag. Kornelis üerritszoon vertrok, des<br />

anderendaags, uit Rotterdam, en vondt Jan<br />

Klaaszoon , Herman Hermanszoon en Dirk<br />

Leendertszoon te Overfchie, met welken hy<br />

naar den Haage reisde, alwaar de anderen reeds<br />

gekomen waren. Kornelis en de zynen begaven<br />

zig naar de herberg het Zotje, in 't agterom.<br />

Hy bragt hun hier, op den vyfden, elk<br />

nog vyftien of zestien dubbele gouden Ryders,<br />

hem, door van Dyk, die nu ook in de herberg<br />

den Helm gekomen was, ter hand gefteld (w><br />

V e n 1 e r<br />

Abraham Blanfaart en Willem Parthy waren<br />

beleid hem, hier, des Zondags den vierden, komen<br />

van den vinden, hem diets maakende, dat zy met hun<br />

aanilag. z e v e n en in den Haage waren , en geld van<br />

hem begeerende. Hy befcheidde hen tegen<br />

's anderendaags, en toen werdt beftemd, dat Abraham<br />

Blanfaart, Willem Parthy en een Rotterdammer<br />

, op den volgenden dag, zynde<br />

Dingsdagden zesden van Sprokkelmaand, den<br />

eerften aanval zouden doen, en dat de andere<br />

Rotterdammers en Leidenaars hen ontzetten<br />

zouden, zo zy 't te kwaad mogten krygen:<br />

waarna zy allen, over de tolbrugge, naar de<br />

Veenen, Noorddorp,Pynaker of Berkel, zouden<br />

vlugten, 'snagts van eikanderen fcheiden,<br />

en elk in zyn huis zoeken te komen, om geen<br />

agterdogt te geeven. Voorts, zou Parthy eene<br />

aanfpraak aan de gasten doen, in de duinen;<br />

waartoe hyde ftofontleenen zou uit den<br />

lichtenden Fakkel van Slatius, welk boekje van<br />

Dyk hem ter hand ftelde. Ook gaf hy aan Abraham<br />

Blanfaart wederom eenig geld voos<br />

Cm) Uit vÉrlcIieideu' Seutenticu.<br />

hen,


XL. BOEK. H I S T O R I E . 459<br />

hen, en de vyf anderen, die nergens te vinden 1623.<br />

waren. Zy keerden'er, des avonds, mede naar .<br />

Leiden, daar zy 't met Jan Blanfaart deelden.<br />

Deeze drie beflooten toen, zo zy, naderhand,<br />

verklaard hebben, des anderendaags, wederom<br />

naar den Haage te gaan en den aanflag te ontdekken<br />

(n): doch zy werden door anderen<br />

voorgekomen.<br />

Van Dyk, niet weetende dat deeze drie<br />

hem bedroogen, hadt zig, dien zelfden nademiddag,<br />

naar Stoutenburg begeven, dien hy<br />

berigt deedt, hoe de zaak ftondt. Stoutenburg<br />

of Koorenwinder gaf 'er Groeneveld ook kennis<br />

van. Ook vertelde Stoutenburg zynen Broeder,<br />

nu of vroeger, dat Kors Janszoon van Alfen<br />

't veranderen der Regeeringe te Leiden,<br />

te Gouda en te Rotterdam te wege brengen zou.<br />

Ten zelfden tyde, fprak Kornelis Gerritszoon<br />

tegen de drie mannen, die met hem in 't Zotje<br />

waren, over 't uitvoeren des aanflags, des anderendaags<br />

, en als Herman Hermanszoon wat<br />

aarzelde, maakte hy hem diets, dat men flegts<br />

voorhadt, den Prins te vervoeren. Te vooren,<br />

hadt hy den vier anderen gasten, die 't koffer<br />

naar den Haage gevoerd hadden, ook eenig<br />

geld gebragt. Doch hen nader willende gaan<br />

fpreeken, waren ze niet te vinden: 'tweikhy,<br />

terftond, aan van Dyk bekendmaakte, die hem<br />

belastte hen op te zoeken.<br />

De vier matroozen, Jeroen Ewouts, Jan Vierder<br />

Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan Engelen,<br />

gevaar beginnende te zien, in den on- t r o o z e n<br />

bekenden aanflag, waartoe zy aangenomen wa- ontdek- .<br />

ren, ken den<br />

f » Sentent. van Abr.ifa. en Jan Blan&art en Willem J.Parthye. aanflag.<br />

leiirukt 1623,


4f5o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Ï6I3. ren, hadden beflooten, om 'er den Prins over<br />

——— te fpreeken, en waren 'er mede bezig, toen<br />

Kornelis Gerritszoon hen, in hunne herberg,<br />

kwam zoeken. Zy vonden zyne Doorlugtigheid<br />

te Ryswyk, die, verneemende, datzy hem<br />

iét' van gewigt te ontdekken hadden, hun heimelyk<br />

gehoor gaf. Jan Faasfen deedt het woord,<br />

zeggende n dat zy, met hun vieren, te Rotw<br />

térdam, gehuurd waren tot zekeren onbe-<br />

„ kenden aanflag, ten dienfte van "t Land; dat<br />

w hun elk driehonderd guldens, welken zy<br />

„ toonden, op de hand gegeven waren; en dat<br />

„ zy hier een koffer gebragt hadden, in de<br />

herberg den Helm: vraagende, W7ders, of<br />

n zyne Doorlugtigheid kennis van deezen aan-<br />

„ flaghadt?" De Prins zeide, neen. Zy gaven<br />

hem ook berigt van de vier mannen, die zig<br />

in 't Zotje onthielden , en tot den zelfden<br />

aanflag waren aangenomen. De Prins, zeer<br />

verzet over 't gene hem aangebragt werdt, beval<br />

hun hem, langs eenen anderen weg, over<br />

Voorburg, te volgen, en op 't Hof in den Haage<br />

by hem te komen. Hy reedt, hierop,inaileryl<br />

derwaards, ontboodt den Prefident en eenige<br />

Raaden van'tHof, terftond, byzig, die,<br />

de ontdekkers nog eens' gehoord hebbende,<br />

den Fiskaal en Geweldige zonden, om 't Zot-<br />

Drie nn- je en den Helm te bezetten. In 't Zotje, wer-<br />

tlcren en den Kornelis Gerritszoon, Herman Hermans-<br />

S z o o n<br />

a n<br />

Gerrit?- ' J Kinzoon en Dirk Leendertszoon ,<br />

zoon onverhoeds, overvallen, en terftond in hegteworden<br />

nis genomen. Van Dyk was nog in den Helm<br />

gevat. by 't koffer, toen hy hoorde dat de Officier beneden<br />

was. Hy zogt toen 't koffer te openen,<br />

en 't geweer onder 't bed te verbergen. Doch<br />

hier«


XL. BOEK. H I S T O R I E . 461<br />

hiertoe geen tyds genoeg hebbende, liet hy 't ifar.<br />

koffer, met eenige Piff ooien daarin, open ftaan, •<br />

floeg den mantel om de ooren, en tradt voorby<br />

den Officier ter deure uit, terwyl zeker dienaar<br />

zeide, dat hy dien man veele jaaren gekend<br />

hadt. Toen hy weg was, ging de Officier Het kofnaar<br />

boven, vondt het koffer en nam het met<br />

zig. Van Dyk, Stoutenburg gewaarfchuwd<br />

hebbende, begaf zig, terftond, uit den Haage,<br />

by de duinen langs", het bosch om, over den<br />

Leidfchen dam, naar Bleiswyk, Stoutenburg,<br />

ylende naar zynen Broeder, Groeneveld, gaf<br />

hem ook te verftaan, hoe de zaaken ftonden ,<br />

waarop zy beide de wyk namen ; doch met ongelyke<br />

uitkomst, gelyk hierna ftaat te melden.<br />

De vier gevangenen werden, terftond, door De ga^<br />

g<br />

eenige Raaden van't Hof, ondervraagd, en be- n £^<br />

leeden, aan de paleye gebragt zynde,den toekennen<br />

leg op 's Prinfen leeven. Doch fommigen mei- denaauden,<br />

dat Kornelis Gerritszoon alleen gepynigd flag.<br />

werdt. De vier ontdekkers liet men, ondertusfchen,<br />

in de Kastelenye, goeden ciermaaken,<br />

tot dat men nader agter de waarheid zou gekomen<br />

zyn. De toegangen van den Haage werden<br />

bezet. Des anderendaags, reeden twee Raa- Verftheïden<br />

van 't Hof naar Rotterdam, men meent, d b e<br />

^' "<br />

e<br />

om Adriaan van der Dusfen te vangen. Doch t n'<br />

hy was niet te vinden. Ook hadt Slatius, op de w u s tig e i l<br />

tyding, dat zyn Zwager gevat was, zig terftond begeevea<br />

op de vlugt begeven. Dien zelfden morgen, zig op da<br />

waren Abraham Blanfaart en Willem Parthy vlugc<br />

*<br />

op weg geflaagen naar den Haage, van zins<br />

om, zo zy daarna verklaarden, den toeleg te<br />

ontdekken. Doch verftaande, aan 't Huis te<br />

Deil, dat zulks reeds door anderen gefchied<br />

was 9


46a VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1603. was, keerden zy terftond te rug naar Leiden,<br />

— en begaven zig, nevens Jan Blanfaart, op de<br />

vlugt. Uit het gene de gevangenen beleeden<br />

hadden, hadt men bellooten, dat Slatius, van<br />

Dyk en de gewezen Predikanten Kornelis Geesteranus<br />

en Gerard Veliius fchuld aan den aanflag<br />

hadden. Men beloofde dan, by openbaare<br />

afkondiging, op den negenden van Sprokkelmaand<br />

, vierduizend guldens aan elk, die een<br />

van deeze vier in hegtenis leverde. Doch<br />

Geesteranus en Velfius hebben, in laater' tyd,<br />

hunne onfchuld doen blyken. Groeneveld en<br />

Stoutenburg werden ook gezogt; maar niet gevonden.<br />

De Leermeester van Groenevelds<br />

Zoon werdt gevat en gepynigd, zonder dat hy<br />

iets belcedt. Men braat den Zoon van Koorenwinder<br />

ook naar den Haage, uit wien men weeten<br />

wilde, waar zig zyn Vader onthieldt j doch<br />

Van der hy ontdekte niets. Van der Myle, die niet ge-<br />

Myl<br />

ft weeken was, werdt uit de Beverwyk gehaald,<br />

e n<br />

gehaald;<br />

ee<br />

nig' 2<br />

dagen in de Kastelenye bewaard,<br />

doch on- Doch toen men hem op 't ftuk van den aanflag<br />

fchuidig tegen den Prinfe ondervraagde, verantwoordbevon-<br />

fa n y z^ z o volkomenlyk, dat men hem wederom<br />

los liet. Hy kreeg, eenige maanden laater,<br />

vryheid, om alomme, door 't Land, te mogen<br />

reizen; mids hy egter in de Beverwyk bleeve<br />

woonen (0). De Advokaat Bosch werdt, in zyn<br />

Huis, in den Haage verzekerd; maar nadat zyne<br />

onfchuld gebleeken was, insgelyks, geflaakt.<br />

Wat laater, raakte Abraham Wouterszoon,<br />

Zwaardveeger te Rotterdam, van wien Slatius<br />

de Piftoolen gekogt hadt, in hegtenis, waaruit<br />

Co) Refol. Holl. 5 Daemi. 1623. VU 179,<br />

hy»


XL. BOEK. H I S T O R I E . 463<br />

hy, eerlang, ontfnapte, zonder dat ik heb kon- 1623.<br />

nen vinden, of hy fchuldig ware of niet. Maar<br />

Klaas Michielszoon Bontebal, die een gedeelte<br />

van't geld verftrekt hadt, gevat zynde, werdt,<br />

daarna, voor Mannen van Schieland, te regt<br />

gefteld (ƒ>).<br />

Aan de Bevelhebbers der Grensfteden en aan Men bede<br />

Staaten der andere Gewesten werden, ter- fchuidige<br />

ffond, brieven afgezonden, waarby gelast en m* n_<br />

verzogt werdt, op de fchuldigen te letten, en ft ranten,<br />

dezelven in hegtenis te neemen. 't Stuk der fa- in 't gemenzweeringe<br />

werdt, in deeze brieven, meest meen,<br />

eenigen Arminiaanfchen Predikanten en ande- ^aanren<br />

van dien aanhang te last gelegd. De Remon- fl ag.'<br />

itranten raakten, hierdoor, nog meer dan te<br />

vooren, in den gemeenen haat. Ook werden zy,<br />

door fommige Predikanten , in 't openbaar,<br />

vinnig doorgeftreeken : al 't welk de voornaamften<br />

in groote verflaagenheid dompelde,<br />

en anderen bewoog, om hunne gemeenfchap<br />

te verlaaten. Veelen waren vol agterdogt en<br />

vreeze, niet weetende, wat 'er agter deezen<br />

toeleg fchuilen mogt, en fomtyds het ergfte<br />

vermoedende. De Staaten van Utrecht gaven,<br />

den veertienden van .Sprokkelmaand, een ftreng<br />

Plakaat uit, waarby de gantfche Broederfchap<br />

der Remonftranten genoegzaam befchuldigd<br />

werdt met den toeleg, en ook vierduizend guldens<br />

gezet op 't lyf van hun, die men fchuldig<br />

hieldt, zonder Geesteranus en Velfius te vergeten<br />

(q).<br />

Ten zelfden dage, werdt van Dyk, te Ha- Van Dyk<br />

zertswoude, betrapt, in boeren kleederen. In wordt<br />

evat c n<br />

heg- «<br />

IïRANDT IV. Deel, bl. 900-942.<br />

(?) RRANOÏ IV. Deel, bl. 342-^5».


464 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

.<br />

hegtenis zynde,. ontboodt hy zyne bloedvrienden,<br />

van welken hy affcheid nam, bekennende<br />

bekent een dood man te zyn. Men haalde hem, terden<br />

aan- ftond, naar den Haage. Na dathy verhoorden<br />

a<br />

-* aan de paleye gebragt was, werdt 'er, by openbaare<br />

afkondiging, die den zestienden gefchiedde<br />

, vyfduizend guldens gezet op de lyven van<br />

Groeneveld, Stoutenburg en van der Dusfen ,<br />

vierduizend op dat van Koorenwinder, en zeshonderd<br />

op die van Abraham en Jan Blanfaart.<br />

Men befloot, hieruit, dat van Dyk deezen gemeld<br />

hadt. Ook meent men, dat hy iets hadt<br />

ontdekt, 't welk Prinfe Henrik raakte, met<br />

wiens naam, Stoutenburg fcheen gefpeeld te<br />

hebben, om van Dyk te eerder in te wikkelen.<br />

Doch zyne bekentenis werdt zeer geheim gehouden.<br />

Zeker is 't, dat hy den aanflag op<br />

's Prinfen leeven beleeden heeft (r).<br />

De Heer Op zeker vermoeden, werden te Leiden gevanGroe-<br />

vat Paulus Stochius, GuUklmus Coddeeus, ge we<br />

re weid, z e n Hoogleeraar in de Oosterfche taaien, en<br />

ïlind'^ê- J an<br />

Pieterszoon Dou, Landmeeter. Zy werden<br />

vang;n. V<br />

' naauw ondervraagd, doch onfchuldig bevon­<br />

den; en na eenige dagen zittens ontflaagen,<br />

onder borgtogt (s\ Groeneveld raakte, den<br />

agttienden, in banden. Hy had zig, tegen den<br />

avond, op aanraading zyner Huisvrouwe, Anna<br />

Weitfen, Vrouwe van Brand wy k, op de vlugt<br />

begeven naar Scheveningen, daar een Visfcher<br />

aanboodt, hem, metzynepink, naar Engeland,<br />

Hamburg of elders heenen te voeren. Doch<br />

verfchrikt voor de ruime zee, ginghy, met<br />

zynen Kamerling en den Visfcher, langs 't<br />

ilrand 3<br />

(O BRANDT IV. Deel, bl. 951 en<br />

(O BRANBT IV. Heel, bl, 953-W5-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 465<br />

ftrand, naar 't naaste Dorp, daar een wagen 16&3.<br />

befteld werdt, die hen naar Zandvoort, en voorts •<br />

naar Egmond bragt. Hier trok de Heer van<br />

Groeneveld eene visfchers py aan, liet zig naar<br />

Petten brengen, en van daar overvoeren op<br />

Texel. Doch zig hier niet betrouwende, ftak<br />

hy over op Vlieland, daar hy fcheep dagt te<br />

gaan. Midlerwyl, hadt men, in den Haage, berigt<br />

gekreegen, dat hy te Scheveningen gezien<br />

was. Straks viel't vermoeden op den Visfcher,<br />

zynen vriend, wiens Vrouw aangetast,<br />

en, met dreigen, tot bekentenis gebragt werdt<br />

van 't gene zy wist. Toen hadt men 't fpoor<br />

van zyne vlugt, welk men terftond volgde. De<br />

Schout van Vlieland, ondertusfchen, ook iet<br />

vernomen hebbende, begon het Eiland te doorzoeken,<br />

en vondt, eindelyk, den Heer van<br />

Groeneveld, zittende onder de Visfchers, gekleed<br />

in eene graauwepy, met groote visfchers<br />

laarzen aan de beenen, en een noppers muts<br />

op 't hoofd. De Visfcher, die hem verzelde,<br />

den Schout ziende inkomen, ontliep het gevaar.<br />

Doch Groeneveld werdt gevat, en,des<br />

anderendaags, onder een fterk geleide, naar<br />

den Haage gebragt, en op de gevangenpoort<br />

gezet (*).<br />

Maar zyn Broeder Stoutenburg, die fchul- Vlugt<br />

diger was dan hy, en Adriaan van der Dusfen ° b^° u<br />

"<br />

ontkwamen't gevaar, dat hun dreigde. De eer- e n VJU,<br />

fte hadt zig, meent men, in eene kist, uiteen der Dus-<br />

Haage doen draagen, en was, daarna, heime- fen,<br />

lyk, te Rotterdam gelcomen, daar hy zig, met ,<br />

van der Dusfen, nog tien of twaalf dagen, onthieldt<br />

(t) Aanhangf. op Oud JJatay. bl. 193. KIUNDTIV. Deel, II. 956.<br />

X DEEL. Gg


466 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

1623. hieldt, ten huize van eenen gewezen Speel-<br />

• man; doch nu van goede middelen. Toen huurde<br />

men het fchip van Jakob Beitjes, voor duizend<br />

guldens. De Schipper zou kaas laadenop<br />

Wezel, en hen, onder dezelve, verbergen.<br />

Doch anderen willen, dat zy, met hunne dienaars,<br />

als Schippers gekleed, in 't vooronder<br />

fchuilden. Te Nieuwmegen, werden zy, voor<br />

't eerst, gezien, door des Schippers knegt, wien<br />

men diets maakte, dat het geestelyken waren,<br />

welken men niet ontdekken moest. Omtrent<br />

het Tolhuis gekomen, werdt Stoutenburgs<br />

knegt, die even aan land gegaan was, terftond ,<br />

gekend, door eenige foldaaten, die hem, in<br />

Bergen op Zoom, terwyl zyn Heer daar Bevelhebber<br />

was, gezien hadden. Men vraagde hem,<br />

die, met terftond, naar zynen Heer. Hy fpeelde den<br />

groot ge- onweetenden; maar gedreigd met de pynbank,<br />

Goch tC<br />

meldde hy, 't gene men weeten wilde. Toen<br />

zondt men, in deryl, eenige foldaaten naar 't<br />

fchip. Doch zy kwamen te laat. Stoutenburg<br />

en van der Dusfen, uit hetwegblyven van den<br />

knegt, agterdogt krygende, hadden zig, door<br />

den Schipper, aan de overzyde derWaale, op<br />

den Kleeffchen bodem, aan land doen zetten.<br />

Hier huurdenze een' wagen, die hen en den<br />

Schipper, te post, naar Goch bragt. DeSpaanfche<br />

Bevelhebber ontving hen hier beleefdelyk,<br />

en gaf hun, eenige dagen daarna, een fterk<br />

en, eer- geleide mede naar Brusfel, alwaar de Aarrsheilang,<br />

te togin Izabelle hen, eerlang, by eene fchiifte-<br />

Brusfoï lyke Acle, in haare befcherming nam. De Staakomcn.<br />

t g n i i a ci^ e n n a a r ? kort te vooren, verzogt, dat<br />

zy Stoutenburg wilde overleveren; doch 't was<br />

geweigerd. De Huisvrouw van van der Dusfen


XL. BOEK. H I S T O R I E . 467<br />

fen verzelde hem in zyne ballingfchap. Doch 1623.<br />

Stoutenburgs egtgenooteJFalburg vanMarnix,<br />

Dogter van den Heere van Aldegonde, bleef<br />

in Holland. Haar man deedt, daarna, eene stoutenreis<br />

door Italië en Frankryk, en nam, te Brus- burg<br />

fel te rug gekeerd, in of na 't jaar 169.6, na 't |£ e<br />

on. omhelzen van den Roomfchen Godsdienst, d e r d e<br />

dienst onder de Aartshertoginne. Sedert heeft Aartshermen<br />

hem, als Ritmeester, de wapenen zien togiune»<br />

voeren tegen zyn Vaderland, tot groot verdriet<br />

zyner maagen. 't Schip, waarmede hy uit<br />

Rotterdam gevlugt was, werdt, met de laading,<br />

verbeurd verklaard. Zyn Dienaar en des<br />

Schippersvrouw en Knegt werden, onder Acte<br />

van nonprajuditie, den Hove van Gelderland<br />

verleend, naar den Haage gebragt,zonder dat<br />

my gebleeken is, hoe 't met hen afliep («).<br />

Voorts hadt men, befpeurende, dat Stoutenburg<br />

en van der Dusfen wisfelbrieven, uit Holland,<br />

zogten te trekken, al vroeg beflooten,<br />

alle onderhandeling met deeze twee te verbieden<br />

(v).<br />

Op den zelfden dag, dat Groeneveld gevat viugrvan<br />

werdt, raakten de twee Blanfaarts, en, 'snagts de twee<br />

daarna, Willem Parthy in hegtenis. De ontdek JjJJ^<br />

kers van den aanflag en de vier eerfte gevan parthy. genen fchynen niet van hun geweeten te hebben;'twelk<br />

hun tyds genoeg gaf, om, zonder<br />

ontdekt te worden, uit Holland, en, overVollenhove,<br />

in Grol te geraaken, daar de Spaanfchen<br />

nu meester waren. Doch de vrees, dat<br />

de Spaanfchen hen mogten vatten, en losgeld<br />

(«") RRANDT IV. Deel, bl. 957-yfic.<br />

Qyj Refol. Holl. 15 M*«rt. ifiaj. bl. 17.<br />

Gg 2<br />

af-


468 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

Ï623. afperfen, deadt hen wederkeeren naar Vollen-<br />

•• hove. Van daar, reisdenze, door Friesland<br />

en Groningen , naar Delfzyl, en verder op<br />

Embden, daar zy, 'snagts, in de herberg den<br />

Helm füepen, en 'sanderendaags, den agttienden<br />

van Sprokkelmaand, een' wagen namen, om<br />

naar Stikhuizen te ryden. Doch onderweg, overviel<br />

hun een nieuwe angst voor de Mansiëldfche<br />

Knegten, die toen in Oostfriesland lagen: deslieten<br />

zy zig te rug voeren naar Embden; doch<br />

namen eene andere Herberg. Hunne ongeftaadigheid<br />

en vrees bragt hen, hier, neg dien zelfden<br />

dag, in lyden. Eerst haddenze den Waard<br />

gezeid, datzy drie of vier dagen dagten te blyven.<br />

Ook haddenze hem eene gcede middagmaaltyd<br />

befteld. Maar terwyl dezelve bereid<br />

werdt, fprakenze met een' Schipper, die naar<br />

Bajonne in Frankryk moest, hem vraagende,<br />

of hy hen niet, te Calais, of te Douvres, aan land<br />

zetten kon. Midl.en.vyl, verliepenze de maaltyd,<br />

voorgeevende ergens in de Stad genodigd<br />

te zyn. Van dit gefprek met den Schipper<br />

kreeg de Waardkennis, en hierop vermoeden,<br />

of zyne gasten ook fchuldig mogtcn zyn, aanden<br />

aanflag tegen den Prinfe van Oranje. Zyn<br />

vermoeden vermeerderde, toen zy, terwyl hy<br />

over tafel zat, in alleryl, kwamen vraagen, wat<br />

zy verteerd hadden, en, beevende en bedeesd,<br />

zo veel voor elk betaalen wilden, als hy voor<br />

allen gevorderd hadt; welke, verbaasdheid ontftaan<br />

was, op zyne vraag, waarom zy nu naar<br />

Frankryk of Engeland wilden ? Hy gaf dan dep<br />

Schout kennis van zyn vermoeden, en deeze,<br />

hen waarneemende, toen zy ter deure uit gingen,<br />

verzogt hen, met hem, by den voorzitten-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 469<br />

tenden Burgemeester te willen gaan. Op deeze i


470 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1023. gen,door den Scherpregter, gebroken was. *t<br />

• Lighaam van Kornelis Gerritszoon, Zwager<br />

van Slatius, werdt gevierendeeld, en de deelen,<br />

aan halve galgen, op vier uitgangen van<br />

den Haage, gehangen (V).<br />

Kooreu- Weinige dagen te vooren, was Koorenwinwinder<br />

der betrapt te Overfchie, en, met den Huism<br />

a n<br />

OoTe'e- » d i e n e m<br />

geherbergd hadt, gevangkelyk,<br />

nige Lei- naar den Haage gebragt. Ook geraakten, op<br />

denaars. den vierentwintigften, te Leiden, in hegtenis<br />

drie burgers, Jan Pieterszoon, Lyndraayer, Sa<br />

muelde Plekker, en Ger rit Kornelis zoon, Kleermaaker,<br />

die, iet gehoord en niet aangebragt<br />

hebbende, zulks duur bekogten (y).<br />

viugtvan In den aanvang van Lentemaand, viel, ein-<br />

Henrik delyk, ook Slatius in de handen van 't Geregt.<br />

Slatius. H y h a d t z i g ^ viUgtende, verfteken in eene grove<br />

boeren py, en eenen flegten hangenden hoed<br />

op 't hoofd gezet, dienhydigtindeoogentrok.<br />

Dus ging hy, den zevenden dag na 't ontdekken<br />

van den aanflag, door Amfterdam; voer,<br />

vandaar, op Harlingen, en voorts, over Leeuwaarden,<br />

naar Groningen, meenende verder,<br />

over de moeren, naar Lingen te trekken. Maar<br />

te voet, in 't Dorp Rolde, niet verre van Koeverden,<br />

gekomen, ging hy in eene herberg,<br />

om eene kanne biers te drinken. Hier vondt hy<br />

eenige foldaaten, met den Wagtmeester Wil'<br />

lem Blaauw, Zoon van Quiryn Blaauw, Bevelhebber<br />

van Koeverden,' wagtende op eenig<br />

geld, welk, van Groningen, onder geleide, derwaards<br />

gezonden werdt, en wat te lang wegbleef.<br />

Terwyl de foldaaten hierover fpraken<br />

O) BRANDT )V. Deel, U. 9R9.<br />


XL. BOEK. H I S T O R I E . 47*<br />

by 't vuur, zeggende fommigen, dat het gelei- 1623.<br />

de, door eenigen verfpieder ontdekt zynde,<br />

veelligt, genomen ware door den vyand; anderen,<br />

dat zulks geen gevaar liep; ging Slatius,<br />

weetende in welk eene gelegenheid hy<br />

ware, zulk een angst aan, dat hy, toen de Wagtmeester<br />

en knegten eens uitkeeken, fchielylc<br />

oprees, zyn gelag betaalde, en ter deure uitftreek,<br />

laatende de volle kan met bier ftaan.<br />

Blaauw, wederom in huis gekomen, mist den<br />

man met de py, ziet zyne kan nog vol, en<br />

krygt, hoorende, dat hy betaald hadt en heen<br />

gegaan was, vermoeden, of 't niet wel een<br />

verfpieder zyn mogt. Hy loopt hem dan, met Hy<br />

twee foldaaten, agterna, en haalt hem haastin, 'j n<br />

hebbende een roggenbrood, daar eenig geld » tLaridin<br />

verborgen was, in een' vuilen doek, onder fchap<br />

den arm. Op de vraage, waarom hy zo fchie- Drente,<br />

lyk vertrokken was, en waar hyheenenwilde, S evat<br />

-<br />

antwoordde hy, met eene bedeesdheid, die de<br />

aeterdogt vermeerderde. Voorts, gaf hy zig<br />

uit voor een' Oculist of Oogmeester, Meester<br />

Tan Herrnansz. genaamd, te gelyk biddende<br />

dat men hem wilde laaten gaan, alzo hy, omtrent<br />

Amfterdam, een' doodflag begaan hadt.<br />

Doch Blaauw hernam, dat hy, hierom te meer,<br />

zyn gevangen blyven moest. Men bragt hem<br />

dan wederom naar de herberg, en voorts naar<br />

Koeverden. Hier in hegtenis zittende, badthy<br />

een foldaats vrouw, welke hy veel gelds beloofde,<br />

dat haar man hem aan den voet van de<br />

graft wilde brengen. Doch 't werdt geweigerd.<br />

Ondertusfchen, hadt men naar Amfterdam gefchreeven,<br />

om te verneemen, of zekere Oculist,<br />

Jan Herrnansz. genaamd, daar of daar om-<br />

Gg 4 «ent


47* VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

.1^23. trent, een' doodflag begaan hadt. Maar men<br />

hadt hiervan geene kennis Toen eerst kreeg<br />

men vermoeden, of hy ook deel hebben mogt<br />

aan den aanflag tegen den Prinfe, daar'tgantfche<br />

Land van gewaagde, en veelligt wel die<br />

Slatius ware, op wiens lyf men vierduizend guldens<br />

gezet hadt. Men zondt hem dan, onder<br />

geleide van denWagtmeesterBlaaaw en eenige<br />

Ruiters, naar Zwol, daarhy, ziekelyk zynde\.<br />

zig ftraks te bedde leide, met het aangezigt<br />

naar den muur, om niet gezien te worden:<br />

geevende, op 't gene hem, zelfs van aanzienlyke<br />

luiden, gevraagd werdt, geen of ftuursch<br />

befcheid, als, wat hebt gy my te vraagen ? ofwat<br />

heb ik u te antwoorden ? gy zyt myn bevoegde<br />

Regter niet. Als ik in Holland kor.ie, zal men my<br />

maar al te v;elkennen. Van Zwol, voerde men<br />

hem, te fchepe, naar Amfterdam, daar hy, den<br />

twaalfden van Lentemaand, aankwam, terftond<br />

gekend , en in zyne boeren py uitgetekend<br />

werdt. De tekening werdt in 't koper geëtst,<br />

door Klaas Janszoon Visfcher, en in 't licht gegeven.<br />

Des anderendaags, bragt men hem naar<br />

den Haage. Dus hadt hem'tverloopen van zyn<br />

bier in deeze zwaarigheid gebragt; waaruit, naderhand,<br />

eenfpreekwoordontftondt, onder de<br />

drinkers, die, noode van de bierbank fcheidende,<br />

plagten te zeggen, Ik wil Slatius niet<br />

flagten, en myn bier verhopen. Op de gevangenpoort<br />

zittende, werdt hy zeer krank, zodat<br />

eenigen meenden, dat hy zig zeiven vergiftigd<br />

hadt. Doch dit vermoeden verdween, toen<br />

hy, daarna beterde, (z).<br />

De Re- Ondertusfchen, zonden verfcheiden' Remon-<br />

(zp MRANDT IV. Deel, H-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 473<br />

ftrantfche Predikanten, die te Amfterdam ver- 1(523.<br />

gaderd waren geweest, een Vertoog aan de algemeene<br />

Staaten, aan de Staaten van Holland, monen<br />

aan den Prinfe van Oranje, waarby zy den y"^<br />

aanflag tegen zyn leeven verfoeiden, en zig genzig]<br />

daaraan onfchuldig verklaarden, 't Zelfde ge- wegens'<br />

fchiedde, ook in andere fchriften, door hen, denaanten<br />

deezen tyde, in 't licht gegeven. Hierte- p'? r e„ 8<br />

gen, liepen wederom gerugten, ten nadeele i eevè a.<br />

van Izaak Welfing, Bernardus Dwinglo en nog<br />

twee of drie andere Predikanten. Dwinglo<br />

werdt, by openbaare afkondiging van 't Hof,<br />

befchuldigd, als hadt hy deel gehad aan verfcheiden'<br />

aanflagen, ten nadeele van 't Land.<br />

Hy was met eene Zuster van Koorenwinder getrouwd,<br />

en hadt, veelligt, wel iets gehoord,<br />

dat verre zag; doch by hem niet geloofd werdt.<br />

Immers hy heeft zig, naderhand, in openbaaren<br />

druk, tegen alle kwaad vermoeden, verdedigd.<br />

Ook heeft Welfing zig, door ernftigebetuigingen<br />

, gezuiverd. De gerugten, ten hunnen<br />

nadeele, fchynen meest ontftaan te zyn, uit<br />

het gene Slatius en Jan Blanfaart, in de gevangenis,<br />

tegen hen fchreeven : meenende zy beide,<br />

door 't befchuldigen hunner medebroederen<br />

, hun leeven te zullen redden. Doch toen<br />

de uitkomst hun leerde, dat deeze waan ydel<br />

was, herriepen ze, 'tgene ze, ten nadeele der<br />

Remonftranten, hadden ingefteld (V).<br />

HetHofwas,midlerwyl, bezig met de Regts- G^oenepleeging<br />

over alle deeze gevangenen. De Heer vc;tl<br />

van Groeneveld, terftond, beJeeden hebbende,<br />

(


474 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1623. 't gene hy van den aanflag wist, werdt niet ge-<br />

• pynigd, gelyk van Dyk en Koorenwinder. De<br />

verwee- Vrouw Weduwe van Oldenbarneveld befloot,<br />

Ook va m<br />

deezen ftaat der zaaken, verzeld van de<br />

Dyk en Vrouwe van Groeneveld en zyn Zoontje, ver-<br />

Kooren- giffenis voor hem te verzoeken by den Prinfe,<br />

winder, die den fmeekenden beleefdelyk bejegende $<br />

doch genoeg te verftaan gaf, dat 'er geene genade<br />

te hoopen ware. 't Regt ging dan zynen<br />

gang. Hy, van Dyk en Koorenwinder werden ,<br />

als fchuldig aan de misdaad van gekwetfte<br />

hoogheid, ten zwaarde verweezen, met verbeurdverklaaring<br />

hunner goederen. Op den<br />

agtentwintigften van Lentemaand, werdt hun<br />

de dood aangezeid. Men fchikte hun ook eenige<br />

Predikanten toe, welken zy goed gehoor<br />

gaven, met betooning van groot berouw over<br />

hunne zonden. De Moeder, Vrouw en 't<br />

Zoontje van Groeneveld werden, des nagts, by<br />

hem toegelaaten, om 't jongfte affcheid te neemen.<br />

Ook werdt van Dyk van zyne Dogter<br />

Groene- bezogt. Des anderendaags, omtrent tien uuren ,<br />

veld gaat tradt de Heer van Groeneveld, ten volle gerustig<br />

ter kleed, met den hoed op 't hoofd, den mantel<br />

d o o d<br />

* aan, en 't rapier op zyde, zonder gebonden<br />

of gehouden te worden, van de Poort naar 't<br />

Hof, zig eerbiediglyk buigende voor de menigte<br />

luiden van aanzien, die, uit de venfters van<br />

'tHof, naar hem zagen, en waaronder hy vermoedde,<br />

dat Prins Maurits zyn mogt. Onder 't<br />

leezen van 't vonnis, toonde hy zig zeer kloekmoedig,<br />

en ging voorts rustig ter dood, zelf<br />

zynen mantel en rapier afleggende: ook zyne<br />

kraag en ponjetten op de grond werpende,<br />

en zyn wambuis ontkaoopende. Zyn boven-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 475<br />

lyf daarna, met hulp van zynen Kamerdienaar, 1623.<br />

ontbloot hebbende, ging hy naar 't zand, mets .<br />

fpreekende tot het volk, dan deeze weinige<br />

woorden, Wraakgierigheid en kwaade raad<br />

hebben my hiertoe gebragt. Heb ik iemant misdaan;<br />

ik bid om Christus wil vergeeft het my.<br />

Zyn gebed zullende doen, knielde hy, niet naar<br />

de Plaats, gelykgemeenlykgefchiedt, maar naar<br />

denKneuterdyk, ziende naar zyns Vaders huis.<br />

Toen hy 't mutsje voor de oogen trok, hoorde<br />

menhem zeggen ,OGod, wat man ben ik geweest<br />

, en wat ben ik nu.' waarop, hy, zyne handen<br />

famenflaande, nog voegde Patiëntie! en<br />

naauwlyks was 'er dit woord uit, of de Scherpregter<br />

lloeg hem, met den eerften flag, het<br />

hoofd van 't lighaam. Zyn Dienaar beftelpte<br />

het bloed met zand, bedekte het lighaam met<br />

den mantel, en trok het aan de eene zyde van<br />

't fchavot. Toen werden Koorenwinder en Einde<br />

van Dyk, wel vast gebonden, en de laatftegeflooten<br />

aan een' dienaar, de een na den an- d e r e n<br />

deren, gehaald. In 't gene zy tegen'tvolk zei- v a nDyk.<br />

den bleek, dat zy zig fchuldig erkenden, en<br />

vergiffenis begeerden. Vier van de Piftoolen,<br />

die van Dyk tot den aanflag uitgedeeld hadt,<br />

werden, voor zyne oogen, op een blok, aan<br />

Hukken geflaagen. De" lighaamen van beide<br />

werden, na 't onthalzen, gevierendeeld, de<br />

hoofden op ftaaken gezet. Maar 't Lyk van<br />

Groeneveld werdt in een zwart kleed gewonden,<br />

door vier Staatenboden, gevolgd van zynen<br />

dienaar, die de afgelegde kleederen droeg,<br />

t'zynen huize gebragt, en, den volgenden nagt,<br />

in zyn Vaders graf, begraaven. Niemant van<br />

hun, die om den aanflag tegen den Prinfe lee-<br />

den,


476 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

1Ö23. den, werdt meer beklaagd dan de Heer van<br />

Groeneveld, die de minfte fchuld hadt, en, om<br />

zyne goedaartigheid, by veelen, bemind was Q>j.<br />

Slatius, Slatius, de twee Blanfaarts en Parthy zaten<br />

de Bian- tot den vierden van Bloeimaand j toen hun de<br />

faartsen ,jood aangezeid werdt, zo onverwagt, dat zy<br />

e e n e<br />

worden g andere rekening maakten, of zy zouden ,<br />

onthalsd, eerstdaags, geflaakt geworden zyn, waanende<br />

de twee Blanfaarts en Parthy, dat het voorneemen<br />

, welk zy zeiden gehad te hebben, om den<br />

aanflag te ontdekken, voor de ontdekking zelve<br />

genomen zou worden, en Slatius en Jan Blanfaart<br />

in 't byzonder, dat hun fchryven en fpreeken<br />

tegen de Remonftranten hen van de dood<br />

bevryden zou. Men zondt hun ook eenige Predikanten<br />

toe; doch zy gaven 'er weinig gehoor<br />

Slatius aan. Slatius bejegende hen fchamperlyk en<br />

gedrag in trots, zeggende, dat hy de dingen, die zyhem<br />

zyn ui- zeggen wilden, zelf wel wist, en geduurig zoet<br />

a e<br />

' kende te twisten, over de Leer der Predestinatie.<br />

Ook verfcheen hy, des anderendaags, op<br />

de Rol, om zyn vonnis te hooren, met een<br />

grimmig gelaat. Onder 't leezen, hoorde men<br />

hem, dikwils, zeggen, dat h niet waar; dat heb<br />

ik niet, of zo niet bekend, 't Is geen regt, maar geweld<br />

en diergelyke woorden meer. Ook zeide<br />

hy, dat Geesteranus en Velfius niet geweeten<br />

hadden van den aanflag. Zyn Boekje, Klaarlichtende<br />

Fakkel genaamd, werdt,na 't leezen van<br />

't vonnis, voor zyne oogen, verfcheurd. Jan<br />

Blanfaart fprak niet een enkel woord op zyn<br />

vonnis. Abraham mompelde alleenlyk iet, binnens<br />

monds. Maar Willem Parchy, die dronken<br />

(_h} BIIANÜT IV. Les', Uf 1044-1052.


XL. BOF K. H I S T O R I E . 477<br />

ken op de rollekwam, viel den Griffier dik- KI23.<br />

wils in, roepende dat hy onwaarheid las, en •<br />

beweerendc, dat sy voorgehad hadden, den toeleg<br />

te openbaaren. Alle vier werden zy verklaard<br />

d? misdaad van gekwetfte hoogheid begaan<br />

te hebben, en hierom ten zwaarde verweezen<br />

, met verbeurdverklaaring hunner goederen.<br />

Slatius, aan twee dienaars vastgemaakt,<br />

werdt eerst naar 't fchavot gebragt, derwaards<br />

treedende, met groote onvertfaagdheid. Zig<br />

naar 't volk keerende, zeide hy, Eerlyke vroosne<br />

burgers, hier ziet gy dien Henricus Slatius,<br />

naar wiens bloed men zo lang gedorst heeft, met<br />

meer andere woorden, meest tot zynen roem en<br />

verontfchuldiging (trekkende. Den Predikant,<br />

die voor hem bidden wilde, wees hy af, zeggende,<br />

zelf te zullen bidden: hoewel men niet kon<br />

merken, dat hy't deedt. Geknield zynde, en<br />

de handen een weinig om hoog houdende,<br />

floeg hem de Scherpregter, met het hoofd, de<br />

regterhand geheel, en de linker byna af. jan De drie<br />

en Abraham Blanfaart en Willem Parthy wer- anderen<br />

den vervolgens onthalsd. Alle drie betuigden<br />

ze, voor 't volk, niet van zins geweest te z i n s g' e_<br />

zyn, den Prins om te brengen; maar den aan- weestte<br />

flag te ontdekken, en van Dyk te bedriegen, zy" ^ en<br />

Parthy, heel of half dronken, gebruikte meer ^J dg|. t e<br />

woorden dan de drie anderen. Zyn lighaam en k e r u<br />

die der twee Blanfaarts werden begraaven : dat<br />

van Slatius op een rad gelegd, en 't hoofd, op<br />

een ftaak, daar boven gezet, digt by de galge,<br />

buiten den Haage. Zyne Weduwe haalde egter,<br />

op eenen nagt, zyn lighaam en die van haaren<br />

Zwager en Koorenwinder van de raden, en<br />

begroef ze by de Geestbrugge, van waar ze, vier<br />

da-


478 VADERLANDSCHE XL.BOEK.<br />

1623. dagen laater, in 'tfpitten, gevonden zynde,<br />

wederom naar 't galgeveld gebragt, doch ten<br />

tweedemaale weggehaald, en te Warmond, in<br />

zekere boomgaard, begraaven werden, zonder<br />

ooit gevonden te worden (V). Op den laatften<br />

van Bloeimaand, hieldt men, door alle<br />

de Gewesten, eenen plegtigen dankdag over<br />

't ontdekken der abominable, barbarïfche Con-<br />

Eenige fpiratie tegen den Prinfe (V). Den eenentwinandere<br />

tigften van Zomermaand, werden de drie Leidmcde<br />

T fche gevangenen, Jan Pieterszoon Lyndraayer,<br />

wordS 11 Samuel<br />

de Plekker en Gerrit Korneliszoon<br />

ter dood Kleermaaker, ver weezen , om onthalsd te<br />

geiiragt. worden: en 't vonnis werdt, ten zelfden dage ,<br />

aan hun uitgevoerd. Zy hadden alleenlyk beleeden,<br />

uit de Blanfaarts, iet verftaan te hebben<br />

van het voorneemen tegen den Prinfe; 't<br />

welk zy voor zottenklap gehouden, of verfoeid<br />

en veroordeeld hadden, verklaarende daarmede<br />

niet te doen te willen hebben. Ook hadt<br />

men hun gezeid, dat Prins Henrik kennis hadt<br />

van den toeleg, 't Verzwygen van dit alles<br />

werdt voor misdaad van gekwetfte hoogheid<br />

verklaard by 't Geregt van Leiden (Y), en kostte<br />

hun 't leeven (ƒ). Klaas Michielszoon Bontebal,<br />

gewezen Sekretaris van Zevenhuizen,<br />

ontving gelyk vonnis van Schepenen en Mannen<br />

van Schieland, welk, op den derden van<br />

Hooimaand, te Rotterdam, aan hem uitgevoerd<br />

werdt. Hy hadt, zwaar gedreigd en ge-<br />

py-<br />

f'O BRANDT IV. Deel, bl. 1075-icR--<br />

(d~) ISAUDAR-T. Memor. XV. Hoek, bl. 98.<br />

'O Sentent. van J. 1'. Lyndraeyer, 0. de Plecker«« ü. Cor»<br />

iclisz. Cleermaeclver gedr. te Leyden 1623.<br />

C f) BRANDT IV.Deel, bl. 1110-1116.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 479<br />

pynigd zynde (g), bekend van den aanflag te- i$ 23.<br />

gen den Prinfe en de voorgenomen' verande-.<br />

ring der Regeeringe kennis gehad, en tweeduizend<br />

guldens tot het uitvoeren van den zeiven<br />

verfchaft te hebben. Zyn lighaam werdt<br />

heimelyk begraaven (Ji). Hy wasdelaatftevan<br />

de vyftien, die, om 't kwaad voorneemen tegen<br />

zyne Doorlugtigheid, ter dood gebragt werden.<br />

Eenige anderen, die deel of kennis aan<br />

den toeleg gehad, of geld tot den zeiven gefchooten<br />

hadden, werden niet gemoeid: 't zy<br />

dat zy ten Lande uit gevlugt waren, of zig,<br />

binnens Lands, fchuil hielden, en niet fterk gezogt<br />

werden. De Remonftranten hebben niet<br />

konnen ontkennen, dat eenigen uit hunne broederfchap<br />

deel gehad hebben aan deezen aanflag;<br />

doch men heeft, tot hunne verdediging,<br />

aangemerkt, dat de ontdekldng ook dooreenigen<br />

uit hunne broederfchap gefchied is. De<br />

vier Matroozen, die den toeleg uitbragten, waren<br />

Remonftrantschgezind. De algemeene Staa- Loon der<br />

ten fchonken elk hunner zeshonderd guldens, ontdek-<br />

en een gaadje van vyftien guldens ter maand,<br />

k e r e n<br />

met verder voorfchryvens aan de Koïlegien ter ^fa?<br />

Admiraliteit, dat men ze, voor anderen,vorderen<br />

zou, tot de eerst openvallende Scheepsampten,<br />

waartoe zy bekwaam mogten zyn.<br />

De Prins gaf ieder, daarenboven, een' gouden<br />

penning met zyn beeldtenis en xvapen,<br />

ter waarde van tagtig guldens, nevens een<br />

verzilverd rapier («').<br />

(g~) B. DWINOLO Verantw. 1. Deel, bl. 142, tr>6.<br />

(ft) Sentent. van Gaas Mich. Bontebal gedr. teRoitcri. 1C23.<br />

O ) BRANDT IV. Deel, bl. 941. Zit BAUDART. Memor. XV,<br />

Intik y bl. 27-73.<br />

De


48o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

1623. De oorlog te lande werdt, dit jaar, van wederzyde,<br />

flaauwlyk gevoerd, 't Beleg van Ber-<br />

XXIII. gen op Zoom hadt den vyand, en 't ontzet<br />

Hertog deezen Staat zo veel gelds gekost(T), dat bei-<br />

tTaaii van de de P ar<br />

ty en<br />

tyd behoefden, om een weinig<br />

Bruns- op hun verhaal te komen. Ook hadden de Staawyk<br />

ten den last der Mansfeldfche troepen nog op<br />

wordt ge- ^n hals. Daarenboven, verfchaften ze Hertoüaagen.<br />

^ Christiaan van Brunswyk, die, van zyne<br />

wonde genezen zynde, verreisd was naar Oostfriesland<br />

, daar 't overfchot zyner benden lag ,<br />

eenigen onderfland in geld, met welken hy<br />

zyne benden verfterkte, dezelven, in Bloeimaand,<br />

voerende, door Turingen opwaards.<br />

Doch de Graaf van Tilly, die last hadt om op<br />

hem te pasfen, dwong hemterugtekeeren, en<br />

volgde hem op de hielen. In Oogstmaand eerst,<br />

raakten de beide Legers flaags by Stadloon.<br />

Hertog Christiaan kreeg de nederlaag (/), en<br />

werdt genoodzaakt, met zyn meeste volk, de<br />

wyk te neemen naar Breêvoort. Daarna, voegde<br />

hy zig wederom by Mansfeld in Oostfriesland<br />

(m). Men hadt hem, van wege deezen<br />

Staat, zes tonnen fchats toegeftaan, waarvoor<br />

hy beloofde zyn Leger, welk hy op vierentwintigduizend<br />

man begrootte, den tyd van<br />

drie maanden, in hunnen dienst, te zullen<br />

houden («).<br />

XXIV.<br />

Handeling<br />

van<br />

Ondertusfchen hadt de Koning van Groor-<br />

Britanje, in de Lente deezes jaars, te Brusfel,<br />

e e n Verdrae: getroffen met de Infante Izabel-<br />

Jakob<br />

ö 53<br />

l e ><br />

C O I'olez Memoir. de Fred. Uenri p. irt.<br />

(/') Memoir. de Freder. Hcnri. p. iU.<br />

C"t) AITZÜMA I. Ceel, bl. 230.<br />

(tj Refol. IloU 1, 5 Aug. 21 Otlob. 1023. W. 34,So,J4fl.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 481<br />

le, die volmagt hadt van Keizer Ferdinand. 1623.<br />

Volgens een der voorwaarden van het zelve,<br />

moest de belegerde Stad Frankendaal in de Ne- den I te<br />

der-Palts der Infante in handen gefteld wor- Brusfel<br />

*<br />

den, om ze te bewaaren, tot dat 'sKonings<br />

Schoonzoon, met den Keizer, verzoend zou<br />

zyn (V). Wat laater, ontwierp men ook een<br />

Beftand van vyftien maanden, tusfchen Koning<br />

Jakob en de Infante, welk, zo wel als het<br />

voorig Verdrag, opzigt zou hebben op de Palts<br />

Doch ik meen niet, dat het voltrokken<br />

werdt (q~) ; fchoon fommigen zulks verfraaien<br />

(V). Koning Jakob deedt nog weinig of niets<br />

ten behoeve zyns Schoonzoons; maar kort hierna<br />

viel 'er iet voor, welk hem van gedrag deedt<br />

veranderen. Wy zullen 'er, op 't volgende jaar,<br />

kortelyk, van gewaagen moeten.<br />

Ferdinand de II, zyne zaaken, in Boheeme 'sKeizers<br />

en in de Palts, naar wensch, hebbende zien ge d\ s z<br />

n '<br />

n a<br />

lukken, was egter niet zonder kommer, dat de | t aa"<br />

hem, uit de Vereenigde Gewesten, eenig na- ten,<br />

deel mogt worden toegebragt. Hy zondt, waarfchynlyk,<br />

hierom, Joan Baptist Grammaye, in<br />

Herfstmaand, herwaards, met last om van verfcheiden'<br />

punten te handelen. Doch alzo, in<br />

eenigen deezer punten, onderfteld werdt, dat<br />

de Vereenigde Staaten onderhoorig waren aan<br />

'tKeizerryk, en de Keizer, in zynen Geloofsbrief,<br />

de Staaten zyne en des Ryks getrouwen en<br />

beminden noemde, vondt men, hier, niet geraaden,<br />

den Keizerlyken Gemagtigden openbaar<br />

ge-<br />

Co) A&. Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 48» 55.<br />

(p~) Act Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 57.<br />

' ({5 AITZEMA I. Deel, tl. 2^.<br />

C/5 RAPIN Tom. VII. p. 202.<br />

X. DEEL. Hh


482 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />

1623. gehoor te verkenen, veel min, in nadere onr—-<br />

derhandeling met hem te treeden (s). De Keizerlyke<br />

Brieven werden niet aangenomen, en<br />

Grammaye, wiens komst reeds eenige agterdogt<br />

verwekt hadt by 't gemeen, onder welk<br />

verfpreid was, dat hy van vrede met Spanje<br />

kwam handelen, werdt, fpoedig dochbeleefdelyk,<br />

afgevaardigd (f).<br />

XXV. In den Herfst deezes jaars, ontving men<br />

Klagten hier gezanten van Hamburg en van Breemen.<br />

van Ham- eerften klaagden over de Staatfche Kaapers,<br />

fyl%_ en<br />

die hunne fchepen, in volle zee, deeden ftry-<br />

men." ken, en, op het minfte kwaad vermoeden,<br />

opbragten. Men antwoordde hun, dat men last<br />

geeven zou, om alle Hamburger fchepen, die<br />

behoorlyke zeebrieven toonen konden, vry te<br />

laaten vaaren. De Breemer gezanten verzogten<br />

opening van de Wezer, die de Staaten,<br />

om den Keizerfchen en Spaanfchen den toevoer<br />

te belemmeren, met Oorlogsfchepen, geflooten<br />

hielden. , Ook klaagden ze over den<br />

Graave van Oldenburg, die een' nieuwen Tol<br />

gelegd hadt op deezen ftroom. Men zeide, op<br />

't eerfte, dat de Wezer niet geflooten gehouden<br />

werdt, om de vryheden van Breemen te<br />

krenken; maar om den vyanden van deezen<br />

Staat afbreuk te doen; en op het andere, dat<br />

men den Graave van Oldenburg vermaanen<br />

zou, om den tol, dien hy opgeregt hadt, wederom<br />

af te fchaffen. Ook fchreef men hem ,<br />

hierover, ernftelyk. Hy zondt, daarentegen,<br />

Gemagtigden herwaards, om zyn regt tot deezen<br />

tol te verdedigen. Voorts klaagde hy o-<br />

CO Refol. Holl. 30 Sept. 1C23. bl. 13a.<br />

(O AiTZKWA 1. Deel, bl. 216-222.<br />

ver


XL.BOÊIÉ. HISTORIE. 483<br />

ver Mansfeld, die zig van het Slot Kniphui- i


484 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

16*23. rigtingen der Vloote onder Willekens zul*<br />

len wy, hierna, verllag doen.<br />

xxvr. In Friesland, was, federt eenigen tyd, ge-<br />

Gefchil" fchil gereezen, onder de Leden der hooge Rein<br />

Fries- geeringe. De drie Goën, Oostergo, Westergo<br />

e n<br />

d^d"" ^ e<br />

Zeven wolden, die de Floreenen, in Hol-<br />

Leden<br />

l a n c<br />

* Verpondingen genoemd, betaalden , oor­<br />

der hoo- deelden, dat zy te veel droegen in de gemeege<br />

Re- n e lasten. De Steden, het vierde Lid der hoogeenn-<br />

g e R eg eeringe, bragten hiertegen in, dat zy<br />

ee<br />

" 't grootfte deel der belastingen op de verteeringe<br />

betaalden. De Gemagtigden der drie Leden<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge klaagr<br />

den hunnen Hoogmogendheden,over de Steden;<br />

doch hadden last noch lust, om 't gefchil aan<br />

derzelver uitfpraak te onderwerpen, gelyk hun<br />

geraaden werdt. Men fchreef egter aan de Steden<br />

, om haare Gemagtigden ook naar den Haage<br />

te zenden. Doch eer deezen hiertoe kwamen,<br />

zogten zy eenige verandering te maaken<br />

, in de wyze van 't beftellen der Wethouderen.<br />

Tot hiertoe, ftondt de Magiftraatsbeftelling,<br />

in alle de Steden, behalve Leeuwaarden<br />

en Franeker, aan den Stadhouder en aan<br />

den Hove des Landfchaps; welk Hof uit twaalf<br />

Raaden beftondt, drie van elk Lid, en derhalve<br />

niet meer dan drie uit de Steden. Hieruit<br />

ontftondt, dat de negen Raaden, uit de<br />

drie andere Leden aangefteld, altoos de meerderheid<br />

hebbende, de gefchillen over de belastingen<br />

, naar 't oordeel der Steden, te zeer<br />

in derzelver nadeel beflisten. Ook wisten ze<br />

Wethouders in de Steden te kiezen , die te<br />

zeer van hun afhingen, en hierom, dagtmen,<br />

niet vry genoeg, voor 't belang der Stede»,<br />

ftem»


XL. BOEK. H I S T O R I E . 485<br />

ftemmen durfden. Om deeze zwaarigheden 1623.<br />

te voorkomen, hadden te Steden, in 't voor<br />

leeden jaar, bellooten, de benoeming der jaarlykfche<br />

Wethouderen niet meer te zenden aan<br />

den Stadhouder en 't Hof; maar aan den Stadhouder<br />

, den drie afgevaardigden Staaten uit • '<br />

de Steden, en den drie Raaden, die, vanwege<br />

de Steden, in den Hove zaten ; zig grondende,<br />

op het Berigtichrift voor 't Hof, waarby beraamd<br />

was, dat de tegenwoordige voet van 't<br />

beftellen der Wet gevolgd zou worden, tot<br />

dat, daarin, by de Steden, andere fchikking<br />

zou worden gemaakt. Maar 't Hof, of de negen<br />

Raaden kantten zig tegen dit befluit der<br />

Steden , verdedigende het tegenwoordig gebruik<br />

, in een Vertoog, welk op de Landfchaps<br />

Vergadering ingeleverd werdt. De<br />

Staaten des Landfchaps of de meerderheid derzelven<br />

viel den Hove toe, verbiedende, in<br />

den aanvang deezes jaars, het invoeren der<br />

nieuwigheid, door de Steden beraamd. De<br />

Wet werdt dan befteld op den ouden voet,<br />

zonder dat ergens eenige tegenftand van belang<br />

gefchiedde, alzo men verfcheiden' dienende<br />

Wethouders, door hoop om aan te blyven,<br />

of vrees van te zullen verlaaten worden,<br />

wankelmoedig gemaakt hadt. De twist overde<br />

belastingen werdt dus niet weggenomen; maar<br />

flegts gedempt voor eene poos fjy).<br />

Omtrent deezen tyd, werden ontdekt eeni- XXVII.<br />

ge aanflagen des vyands, om de Stad Amfter- Aanfladam,<br />

aan verfcheiden' oorden, en vooral ook ^mite<br />

de fchepen, voor de Stad leggende, in den dam in<br />

brand brand ts<br />

Cy~) AITZEMA I. Deel, II. 211-214.<br />

Hh 3


486* VADERLAND SCHE XL. BOEK.<br />

1623. brand te fteeken: wélke ontdekking aanlei-<br />

• ding gaf, tot het naauwer bewaaken der<br />

fteeken. Waaien, in welken de fchepen leggen (z).<br />

Duurte De duurte van 't Koorn, ten deezen tyde»<br />

derGraa- gaf gelegenheid, dat deeze Stad veel inkogt<br />

nen<br />

* voor de armen: *t welk fommige Koornkoopers<br />

deedt befluiten, hunne graanen minder<br />

dan de markt was te verkoopen aan de Stad<br />

en aan de Godshuizen in dezelve. De prys<br />

der Rogge liep tot op tweehonderd goudguldens<br />

; doch terwyl 't ys nog in 't water<br />

lag, kwamen 'er veele fchepen aan uit de<br />

Oostzee; waardoor de graanen, in'cvolgende<br />

voorjaar, merkelyk daalden (a).<br />

Streniie De vorst was, deezen winter, ftreng boven<br />

vorst en maaté: waarop, in Louwmaand des volgenhoog<br />

wa. fen jaars, eene doorbraak volgde in den Lek-<br />

t e t<br />

ió24<br />

d v k<br />

» e e n e<br />

a l v e m<br />

k<br />

^<br />

b o v e n d e<br />

Vaart, veroor-<br />

zaakt door yskropping en hoog opperwater.<br />

Al wat noordwaards en noordwestwaards in 't<br />

Stigt en in Holland lag, liep toen onder, tot<br />

Amftelland toe. In de Stad Amfterdam, ftondt<br />

het buiten- en binnenwater even hoog (b~). Van<br />

deeze harde vorst bediende zig de vyand.<br />

Inval in Graaf Henrik van den Berge deedt, in SprokdeVeiu-<br />

kelmaand, eenen inval in de Veluwe. Ook<br />

we. vielen de bezettingen van Lingen, Grol en 01denzeel<br />

in de Groninger Ommelanden. Het<br />

vlugten uit de Dorpen, die niet onder brandfchatting<br />

zaten, werdt algemeen. Doch de vinnige<br />

koude veroorzaakte ook den vyand veel<br />

ongemaks. Den eenentwintigften, floeg het<br />

aan<br />

fz) WASSENAAR VI. Deel, ƒ. 62.<br />

\a) WASSENAAR. VI. Deel,/. 35» Verf.<br />

CI>) AITZEMA 1. Deel, ft. 260.


XL. BOSK. H I S T O R I E . 487<br />

dan 't dpoijen; 't welk hem noodzaakte de Ve- 1^54.<br />

luwe te verlaaten. Om den voorttogt van den •<br />

Graave van den Berge naar Holland te voorkomen,<br />

hadt Prins Maurits zig, in perfoon,<br />

haar Utrecht begeven, en orde gefteld op het<br />

openbyten der Rivieren, tot aan den zeekant<br />

toe. In 't aftrekken, vertoonde de vyand zig<br />

voor Arnhem; doch alleen om te doen zien,,<br />

dat hy meester van 't veld was \ want hy ondernam<br />

geene belegering (V). In Oogstmaand Bred.<br />

ü e K g e i<br />

daarna, floeg Spinola 't beleg voor Breda, al- *<br />

waar Prins Henrik, in Slagtmaand laatstleeden,<br />

eene muitery onder de bezetting geftiid hadt<br />

(d). 't Beleg duurde meer dan negen maanden.<br />

Wy zullen den uitflag van het zelve, in<br />

*t volgende Boek, vernaaien. Doch ter gelegenheid<br />

der gemelde muiterye, die, inzonderheid,<br />

door de Engelfche troepen, aangevangen<br />

was, viel 'er een gefprek voor, tusfchen<br />

Prins Maurits en den Engelfchen Gezant,<br />

Dudlei Karleton, welk wy waardig agten,<br />

uit de eigen' brieven van den laatften,<br />

kortelyk, te boek te ftellen.<br />

't Gefprek viel Voor, in den lusthof van den Gefprek<br />

Prinfe, en liep, eerst, over de fchaarsheidvan<br />

penningen in den Staat, en over de middelen, Maurits<br />

om't Krygsvolk beter te voldoen, waarin, zo de en den<br />

Prins oordeelde, van de Engelfche zyde, wei- Engelnig<br />

hulp te wagten zou zyn, zo lang men met gJJ^<br />

Spanje in onderhandeling bleeve. Terwyl Kar- Karleton.<br />

leton hierop zyne aanmerkingen maakte, vraagde<br />

de Prins, onverhoeds, hoe ftaat het met uw<br />

Hu-<br />

' (O Memoir. de Fred. Henri p. 20-22. AITZEMA I. JDtil,<br />

iL 2(19-271.<br />

(«n AITZEMA I. ütcl, bl. 271.<br />

Hh 4


488 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

KW- Huwelyk? ziende op de handeling over een<br />

Huwelyk, tusfchen den Prins van Wales en<br />

de Infante van Spanje. Karleton hernam, dat<br />

deeze handeling ftil ftondt, om dat men over<br />

het te rug geeven van de Palts niet eens kon<br />

worden. Hy voegde 'er by „ dat de Staaten<br />

„ hiertoe 't hunne behoorden by te brengen,<br />

„ en, door het onderfteunen der Koninginne<br />

„ van Boheeme, de gunst van zynen meester,<br />

w haaren Vader, te herwinnen." Maurits nam<br />

hieruit gelegenheid, om te klaagen over de<br />

vervreemding, die tusfchen Groot-Britanje en<br />

deezen Staat, ter oorzaake der handelinge met<br />

Spanje , ontftaan was. Maar Karleton, om<br />

hem niet fchuldig te blyven, dreef „ dat de<br />

?j vervreemding van der Staaten zyde begon-<br />

„ nen was: eerst, door Barneveld en zyne Ar-<br />

„ miniaanen, die nieuwe verbindtenisfen met<br />

de Hanze - Steden te wege gebragt hadden,<br />

„ zonder 'er den Koning, zynen meester, ken-^<br />

nis van te geeven; daarna, door de trotfe<br />

„ en ftraffe wyze van handelen, welke men<br />

5, omtrent zyne Majefteit gebruikt hadt; en 9<br />

„ eindelyk , door het belemmeren van den<br />

„ Koophandel der Engelfchen, in Oostindie<br />

„ en elders : alles , onaangezien de verplig-<br />

„ ting, welke men aan zyne Majefteit hadt,<br />

„ wegens 't bewerken van 'tBeftand, het herleveren<br />

der verpande Steden, het deel nee-<br />

„ men in de jongfte binnenlandfche gefchil-<br />

„ len, het bemiddelen der Oostindifche twis-<br />

„ ten, en het verdraagen van veelerlei gen<br />

weldenaaryen op zee, zonder 'er wraak van<br />

„ te neemen." Voorts ontkende hy niet „ dat<br />

ö de Koning, dus behandeld door de Staaten,<br />

„ het


XL. BOEK. H I S T O R I E . 489<br />

„ het oor hadt begonnen te leenen aan de 1634.<br />

„ voorflagen, welken hem, door Spanje, ge- -<br />

0 daan waren; doch alzo de handel met het<br />

„ Spaanfche Hof nu ftil ftondt, zou men, gaf<br />

„ hy voor, 'sKonings gunst, ligtelyk, her-<br />

„ winnen konnen, zo men hem verzekering<br />

„ gave van vriendelyker behandeling voor het<br />

„ toekomende." ] )e Prins hervatte hierop,<br />

„ dat een Vorst, die der Staaten zyde hieldt<br />

„ tegen Spanje, op derzelver duurzaame<br />

5? vriendfchap vasten ftaat maaken kon j en<br />

„ zo de Koning zulk een befluit nam, zouden<br />

n zy goed en bloed voor hem ten beste hehben."<br />

Maar Karleton antwoordde „ dat<br />

„ men, om zyne Majefteit gerust te ftellen,<br />

„ iets meer dan bioote woordengeeven moest.<br />

„ Dat hem niet onbekend was, hoe dikwils<br />

„ Juffrouw Serklaas" eene oude Haagfche<br />

Vrouw, die men de Koppelaar fier van't Beftand<br />

noemde „ over en weder reisde, om vooifla-<br />

„ gen te doen tot Beftand of tot Vrede; dat<br />

„ de afgelegenfte Gewesten fterk luisterden<br />

„ naar deeze voorflagen, en dat men, veel-<br />

„ ligt, haast befluiten zou, den last des krygs<br />

„ van zynen eigen op 's Konings hals te fchui-<br />

„ ven: waarom het, misfchien, meest geraa-<br />

„ den zou zyn, een Verbond te fluiten van<br />

„ onderlinge befcherminge." De Prins erkende<br />

„ dat de genoemde Vrouw en anderen,<br />

„ meermaalen, met zulke voorflagen, her-<br />

„ waards gekomen waren; doch hy hadtze,<br />

„ zeide hy, altoos by zig gehouden, zonder-<br />

„ ze den Staaten der byzondere Gewesten<br />

„ over te leveren." Hy voegde 'er by „ dat<br />

„ hem, onlangs, van Brusfel gemeld was, dat<br />

Hh 5 » Spi-


490 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ïtf2


XL. BOEK. H I S T O R I E . 491<br />

Ook was dit fchryven, naar 't fchynt, onder 1624.<br />

anderen, oorzaak, dat 'er, kort hierna, een —<br />

Verbond tusfchen Groot Brittanje en deezen<br />

Staat getroffen werdt; gelyk wy, terftond,<br />

zien zullen.<br />

De Staaten van Holland waren, dit voorjaar<br />

, bezig met uitvinden van nieuwe middelen,<br />

tot het vervullen der lasten van oorloge. •<br />

Prins Maurits, oordeelende, dat zy, hierin,<br />

te traag waren, verfcheen, een en andermaal,<br />

in hunne Vergadering, hen op 't ernftigst vermaanende,<br />

niet te fcheiden, zonder in de noodige<br />

middelen te hebben voorzien (ƒ) : waartoe<br />

zy ook eindelyk beflooten.<br />

Na dat Frankendaal der Infante Izabelle in XXVHI.<br />

handen was gefteld, was de gantfche Palts Ko- Handening<br />

Fredrik ontweldigd. De Opper-Palts was, JjgJ^j,<br />

reeds in 't voorleeden jaar, aan den Hertoge den'Movan<br />

Beyeren opgedraagen, door den Keizer, gendhenevens<br />

de waardigheid van Keurvorst(g). De den-,<br />

Vereenigde Gewesten waren alleen niet in<br />

ftaat, om Fredrik in de verlooren' waardigheid<br />

en goederen te herftellen. Zy hadden<br />

Frankryk, Deenemarke, Zweeden, en de Hanze<br />

Steden, al voor eenigen tyd, vermaand,<br />

om hiertoe de hand te leenen, of om den Staaten<br />

tegen de Spaanfchen by te ftaan, 't welk<br />

ook, door het onderfteunen van Koning Fredrik,<br />

kon gefchieden. Doch deeze Ryken en<br />

Steden toonden hiertoe kleine genegenheid.<br />

Deenemarke wilde zig niet in nieuwen last<br />

fteeken, zonder eerst te zien wat anderen deeden.<br />

Zweeden lag met Poolen over hoop, en<br />

(ƒ) Refol. Holl. 12,23 Maart 2, 2f> April 1624. bl. 18 .25,3 3»43><br />

ez<br />

Ce) fo'<br />

D U<br />

MONT Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 41S.<br />

de


492 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1Ö24. de Hanze-Steden begreepen, dat het Verbond<br />

! van onderlinge befcherming, met de Staaten<br />

gemaakt, alleen op Zweeden zag. De Koning<br />

van Frankryk hadt, in zyn eigen Ryk, de handen<br />

vol werks, en fcheen den Hertoge van<br />

Beyeren ten hoogfte genegen (fi). Koning Jal>yzon-<br />

kob de I. was, derhalve, de eenigfte, die,<br />

fer\yk, door 't belang zyns Schoonzoons, tot. hiertoe<br />

a a u w l<br />

kribden 'fl yk van hembehertigd (i), behoordebe-<br />

I. woogen te,worden, om de Staaten en daardoor<br />

ook hem. re onderfteunen. Men hadt hem,<br />

van hier, een buitengewoon Gezantfchap toegefchikt,<br />

om hem over te haaien tot het aanneemen<br />

der wapenen (A). Doch zyn ouderdom<br />

en vreedzaamheid en bovenal de meergemelde<br />

Huwelykshandeling, tusfchen zynen Zoon<br />

Karei en eene Zuster van Spanje, hadden hem,<br />

tot hiertoe, verhinderd, een hertig befluit te<br />

neemen. Zo zeer helde hy over de Spaanfche<br />

• zyde,dat hy de Vereenigde Staaten, in'tvoorleeden<br />

jaar, durfde vergen, Willem van Opho^<br />

ven, Prioor der Predikmonniken te Antwerpen,<br />

die, wegens een' aanflag, om Heusden, door verraad<br />

, aan de Spaanfche zyde te brengen, in hegtenis<br />

zat, op vrye voeten te ftellen: waarop hem<br />

egter weigerend antwoord gegeven was , hoewel<br />

Ophoven, naderhand, werdt uitgewisfeld,<br />

tegen eenen Bevelhebber van Yzendyke, die,<br />

diergelyken aanflag op Grevelingen geimeed<br />

hebbende, in 't net gelokt was (/). Maar in den<br />

aanvang deezes jaars, was'er iet voorgevallen,<br />

welk<br />

r*A) AITZEMA T. Deel, bl. f6ft.<br />

(/ ) See. the Cabult or Myfteries nf Srste P. T. *. a.ii, 146.<br />

Ck Sccr. Inltr .Ier AinbaslUd. hyfyrz MJ\ I. Red, U. 193*.<br />

(O AirzEMA I. Deel, bl. 228, T.RANUI IV. Deel, bl. 1101.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 493<br />

welk den Koning van gedagten deedt verande- j ^ . .<br />

ren. De Huwelykshandeling, nu op 't punt van ><br />

ten einde gebragt te worden, was ploti'elyk afgebroken,<br />

zonder dat 'er de eigenlyke oorzaak<br />

ooit klaarlyk van gebleeken is; hoewel fommigen<br />

vermoeden, dat 'er de Vereenigde btaar<br />

ten onder geroeid hebben (m). Koning Jakob<br />

heeft, naderhand, verklaard, dat het wedergeeven<br />

van de Palts een der voorwaarden van<br />

het Huwelyk zou geweest zyn ; dat Filips de<br />

IV. deeze voorwaarde niet hadt willen naarkornen,<br />

en dat de onderhandeling hierop afgebroken<br />

was (»). Wat 'er van zy; de Staaten,<br />

Karleton, door Prinfe Maurits, eerst nader gepolst<br />

hebbende (V), namen 'er aanleiding uit,<br />

om Francois van Aarfens, Heer van Sommelsdyk<br />

en de Plaate, en Albrecht Joachimi, Ridder,<br />

Heer van Oostende en Odekenskerke, in Sprokkelmaand<br />

, naar Engeland te zenden : die, nevens<br />

Noël van Karon , gewoonlyken gezant<br />

der algemeene Staaten, op den vyfden van Zomermaand,<br />

te Londen, een Verbond flooten Verbond<br />

1 1<br />

voor den tyd van twee jaaren ten minfte, j^® "<br />

ftrekkende tot verzekerdheid der wederzyd- beicherfche<br />

Ryken en Staaten, en om 's Konings m'ngmet<br />

Schoonzoon, den Keurvorst Paltsgraave, in Grootdeszelfs<br />

waardigheden en goederen , te doen Britnn<br />

i e<br />

«<br />

herftellen. De Koning ftondt, by het zelve,<br />

den Staaten toe „ het ligten van zesduizend<br />

L man in zyne Koningkryken, die, binnen zes<br />

jg weeken, herwaards gevoerd, en door den<br />

„Ko-<br />

(m) RAPW Tom. VII. p. 211, 225.<br />

C ») örief van Koning Jakol» I. by AITZEMA I. Deel, bl. 254.<br />

(8 zyne Aanfpr. bl. 272.<br />

Oj D. CARLETONS Letters in the Cabala P. I. p. 180.


494 VADËRLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1624. n Koning betaald zouden worden, mids hem<br />

n de Staaten, na .'t einde des oorlogs, 't zy<br />

„ door eene Vrede of door een lang Beftand,<br />

„ de uitgefchooten' penningen voldeeden. De<br />

„ Staaten verbonden zig , daarentegen, den<br />

„ Koning, in geval men hem, inzyneRyken,<br />

w den oorlog aandeedt, met vierduizend man,<br />

te zullen onderfteunen, te betaalen, door de<br />

„ Staaten, die hun verfchot, ook na 't einde<br />

n des krygs, van den Koning te rug zouden<br />

„ bekomen (p)." In gevolge van dit Verbond ,<br />

werden, eerlang, zesduizend man herwaards<br />

ingefcheept.. De Koning deedt ook twaalfduizend<br />

man werven, die onder den Graave van<br />

Mansfeld dienen zouden, om de Palts te herwinnen.<br />

Mansfeld zelf was in Engeland gekomen,<br />

om deeze werving te bevorderen. Men<br />

verzogt den doortogt voor deeze troepen aar»<br />

den Koning van Frankryk, die dubbelzinnig<br />

antwoord gaf.. 1 Men keerde zig toen tot de Infante<br />

lzabelle, die rondelyk verklaarde, dat<br />

zy geene magt hadt, om doortogt naar het<br />

Duitfche Ryk te verleenen. Mansfeld ging<br />

egter fcheep; doch voor Calais genaderd, wilde<br />

men hem niet aan land laaten komen, met<br />

zyn volk. Hy wendde dan den fteven naar<br />

Zeeland, daar hy dezelfde zwaarigheden ontmoette.<br />

De Zeeuwen verklaarden, geenen leeftogt<br />

te hebben, voor zo veel manfchap. Men<br />

zondt naar Londen en naar den Haage, om de<br />

zwaarigheden weg te neemen. Ondertusfchen<br />

ftierf het volk, door ongemak, op de fchepen,<br />

in grooten getale. Men meent, dat 'er<br />

ip > Zie AITZEMA I. Deel, U. 278.<br />

fiegts


XL. BeEK. HISTORIE. 495<br />

llegts een derde van overgebleeven was, toen 1624,<br />

men ze, eindelyk, aan land liet komen, daar —,<br />

zy nog meest verliepen, of onder de zesduizend<br />

man, te vooren geworven, geileken werden;<br />

zo dat 'er, van dit tweede Leger, niets<br />

in wezen bleef Qf). Koning Jakob was, nogtans<br />

, zo ver vervreemd van eenige nadere verbindtenis<br />

met Spanje, dat hy, kort na 'tafbreeken<br />

der Huwelykshandelinge te Madrid,<br />

over een Huwelyk tusfchen Prins Karei, zynen<br />

Zoon, en eene Zuster des Konings van Frankryk,<br />

in onderhandeling tradt, welk, in 't volgende<br />

jaar, voltrokken werdt (V).<br />

Terwyl de Staaten met Koning Jakob han- XXIX.<br />

delden, hadden ze ook een buitengewoon Ge* Verboil<<br />

*<br />

zantfchap, beftaandeuit Henrik van £j/è«,Raad dérlingê<br />

in den Hove van Gelder en Zutfen, Nikolaas befchervan<br />

Boekhorst, Heer van Noordwyk, en Adriaan mi»g met<br />

Pauw, Ridder, Heer van Heemitede, naar (1<br />

. enK<br />

°-<br />

Frankryk gezonden. Die van Zeeland hadden Frank" 0<br />

'er gaarne eenen Zeeuw onder gehad, gelyk te ryk.<br />

vooren wel gefchied was (/). Doch men hadt<br />

niet geraaden gevonden, hun hier in te wille<br />

te zyn. De Vereenigde Staaten zagen klaarïyk,<br />

dat zy, zonder 't vernieuwen der voorige<br />

verbindtenisfen met Frankryk en Groot-Britanje,<br />

den Spaanfchen, te lande, geene genoegzaame<br />

afbreuk konden doen, en flegts<br />

verweerenderwyze konden oorloogen; waarom<br />

zy geraaden vonden, Frankryk aan te zoeken<br />

, om onderftand (V). De gelegenheid was<br />

hun<br />

f RAPIN Trim. VII. p. 241, 253.<br />

r r) KAPIN2W. VII. p.227, 246. AITZEMAI.ZW,W. 295,429.<br />

O') Misfive der Staat, van Zeeland aan zyne Excel), in


495 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ttfe^.. hun thans gunftig. Da Huwelyleshandeling met<br />

——- Groot-Britanje was begonnen. Lodewyk de<br />

XIII. hadt, daarenboven, tot zekere onderneeming<br />

van gewigt, eene Vloot noodig, welke de<br />

Staaten hem zouden konnen verfchaffen. De<br />

handeling hadt dan eenen gewenschten uitflag.<br />

Den tienden van Zomermaand, flooten de buitengewoone<br />

gezanten, nevens Gideon van Boetfelaar<br />

en Asperen, Vryheer van Langerak, der<br />

Staaten gewoonlyken gezant, een Verdrag met<br />

den Koning, waarby hy beloofde „ hun, in<br />

5, die jaar, twaalf honderdduizend, en in ieder<br />

,5 der twee volgende jaaren, een millioen pon-<br />

55 den op te fchieten, welke penningen zy hem,<br />

55 drie jaaren na het treffen van Vrede of Be-<br />

,5 ftand, wederom voldoen zouden. Ook be-<br />

,5 loofden zy geene Vrede of Beltand te zullen<br />

5, maaken, zonder den raad cn tusfehenkomst<br />

,5 zyner Majefteit. Voorts, zouden zydenKo-<br />

„ ning, op zyne begeerte, eenige Oorlogs-<br />

5, fchepen verhuuren of verkoopen, cn hem,<br />

55 zo hy in oorlog raaken mogt, met de helft<br />

,5 der opgemelde fomme, of met manfchap en<br />

5, fchepen naar evenredigheid, onderlteunen;<br />

5, indien zy zeiven vrede hadden , of indien de<br />

55 veiligheid van hunnen Staat zulks konde ge-<br />

55 doogen." De Koning hadt begeerd, dat zyne<br />

bewilliging vereischt werdt, tot het fluiten<br />

van Vrede of Beftand door de Staaten. Doch<br />

hunne Gezanten wisten dit zynen Gemagtigden<br />

te ontleggen. By een afzonderlyk punt, werdt<br />

beraamd, dat de onderdaanen des Konings,<br />

Krygsluiden en anderen, den Roomfchen Godsdienst<br />

zouden mogen bywoonen, in 't Huis van<br />

*s Konings Gezant in den Haage , doch dat<br />

zulks


XL.BÖEfa H I S T O R I E . 497<br />

zulks geeneri onderzaaten der Vereenigde St aa- 1614Ï'<br />

ten zou vryftaan («). Men handelde ,Nvyders, »<br />

over verfcheiden' byzondere zaaken , den<br />

Koophandel en Zeevaart aangaande, zonder<br />

iets te fluiten (p).<br />

Prins Maurits bevondt zig , in 't najaar, in xxx'<br />

't Land van Kleeve, met het Staatfche Leger. Prins :<br />

M a u r i<br />

Hy nam hier Gennep wederom in. OokKlee- «<br />

ve , by verdrag (w). Doch 't voortzetten der SgSlfc<br />

Belegeringe van Breda, door den Markgraa- ontzetve<br />

Spinola, deedt hem, eindelyk, befluiten, ten.<br />

te rug te keeren, om de Stad, waarvoor hy,<br />

in den beginne, weinig vrees getoond hadt,<br />

ware 't mogelyk, te ontzetten. Doch hy kwam<br />

te laat, om eene voordeelige post in te neemen,<br />

by Oosterhout, alwaar Spinola zig * voor<br />

hem, gelegerd hadt, met een gedeelte van zyn<br />

volk. Prins Maurits lag niet verre van hier,<br />

zonder egter iet tegen den Markgraave te 011derneemen.<br />

Heimelyk, loerde hy, ondertus- Aanflag<br />

fchen, op Antwerpen, zendende derwaards<br />

op Ant-<br />

w o r c t ï<br />

duizend knegten en tweehonderd Ruiters, die P '<br />

zig, onderweg,als Spaanfchen, uitgeftreeken<br />

hadden, om de boeren te misleiden. Zy beklommen<br />

de Stad , by nagt; doch werden ontdekt<br />

en afgeweezen. De Prins was zeer verdrietig,<br />

over 't mislukken deezes aanflags.- Hy<br />

brak, niet lang hierna, op met zyn Leger; dat,<br />

toen, in tweehoopen, verdeeld, en, onder Fredrik<br />

Henrik en Ernst Kafimir, in de Langeftraaten<br />

teRoozendaal, gelegd werdt (x), om<br />

den<br />

C«; Art. particulier du Traité. M. S.<br />

Cv) Traité entre la France & les Prov. Unies UI. S 7Ü<br />

ook AITZEMA I. jJsely W < 2j; 4 enz. 351 enz.<br />

(w) Memoir. de Fr-der. Henri p. 25.<br />

C-O Memoir. de Freder. Henri p. s8.<br />

Ui DEEL. Ii


1624.<br />

XXXI<br />

Prins<br />

Maurits<br />

wordt<br />

ziek.<br />

1625.<br />

Hv<br />

dringt<br />

zynen<br />

Broeder<br />

tot het<br />

Huwelyk<br />

met de<br />

Graavinne<br />

van<br />

Solins.<br />

498 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

den toevoer naar 't Leger voor Breda te beletten.<br />

Prins Maurits keerde, ziekelyk, naar<br />

den Haage, daar hy, den agttienden van Slagtmaand,<br />

aankwam (jy).<br />

Hy fukkelde den gantfchen Winter, aan<br />

eene verftopping in den Lever (2), die, naar<br />

fommiger oordeel, uit verdriet over 't beleg<br />

van Breda en over andere voorvallen ontftaan<br />

was O). Zyne zwakheid nam toe, tegen den<br />

- aanvang der Lente. Nogtans liet hy niet na ,<br />

zig geduurig bezig te houden met het overleggen<br />

en regelen der gewigtigfte zaaken van<br />

Staat en van oorloge. Ook riedt (f) of drong<br />

hy, op zyn ziekbedde, zynen Broeder, Fredrik<br />

Henrik, tot net aangaan van een ruwer/* mei.<br />

Amelia, Dogter van JoanAlbert, Graave van<br />

Solms, die, in 't gezelfchap der Koninginne<br />

van Boheeme, in Holland gekomen was (V).<br />

Het Huwelyk werdt, zeer haastig, in 't begin<br />

van Grasmaand, voltrokken (d): hebbende de<br />

Gekommitteerde Raaden den ondertrouwden<br />

ontflag van de gewoone Huwelyks geboden<br />

verleend : welk, naderhand, door de Staaten,<br />

ten overvloede, bekragtigd werdt (e). Prins<br />

Henrik hadt, zo men verzekert, kleine genegenheid<br />

getoond tot deeze verbintenis. Maar<br />

Prins Maurits was 'er zeer op gezet geweest.<br />

Doch of hy,om zynen Broeder te beweegen,<br />

gedreigd zou hebben, zo hy 't weigerde, zelf<br />

fy) AITZEMA I. Heil, tl. 332, 333, 334» 335. 37^» 357-<br />

Cz) WASSENAAR. IX. Deel, f. 37'<br />

Ca') AUBERY Memoir. p 320.<br />

(b) Memoir. de Freder. Henri ƒ>. ZO.<br />

Cc) AUBERY Memoir. p. 3: *•<br />

\ d) ]. COMMELYN Freder. Henrik p. 7.<br />

Ce) Refol. Holl. 16 April 1625. 52.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 499<br />

zekere adelyke Jongkvrouwe, by welke hy ee- 1615.<br />

nige natuurlyke kinderen hadt, te zullen trou<br />

wen; waardoor deeze kinderen gewettigd, en<br />

Prins Henrik van zyns Broeders erfenis verftekenzou<br />

zyn geweest, zou ik niet durven bevestigen.<br />

Prins Maurits leefde nog geene driejHyftoft.<br />

weeken, na 't voltrekken van zyns Broeders<br />

Huwelyk, ftervende, op het Hof in den Haage,<br />

den drieëntwintigften van Grasmaand (ƒ>,<br />

in 't agtenvyftigfte jaar zyns ouderdoms, en<br />

in 't eenenveertigfte van zyn bewind over de<br />

Vereenigde Gewesten (g). 't Lighaam werdt,<br />

terftond, geopend. Men vondt 'er geene tekens<br />

van vergif in. Doch in den Lever werdt<br />

een hard gezwel ontdekt, welk gehouden werdt<br />

voor de naaste oorzaak van 's Prinfen dood (Ji).<br />

De Predikant Joannes Bogerman, gewezen<br />

Voorzitter op de Dordrechtfche Sinode, die<br />

den Prins, op zyn doodbedde, meermaalen,<br />

bezogt hadt, en een Verhaal van zyn affterven<br />

in 't licht gaf, getuigt, dat hy, met berouw<br />

over zyne zonden, met een voorneemen ter<br />

verbeteringe, en met hoop op vergeevinge,<br />

gevestigd alleen op de verdienften des Heilands,<br />

overleeden is. Hy was nimmer gehuwd Zyne "nageweest;<br />

doch liet, by ZV. van Mechelen, ge- njyke<br />

fprooten uit adelyken ftamme in Brabant, ver- r e n > "<br />

fcheiden' natuurlyke kinderen na: waarvan de<br />

twee oudfte Zoonen, Willem en Lodewyk, zig<br />

meest vermaard gemaakt hebben. Prins Mau- Inhoud<br />

rits hadt, eerst op den dertienden van Gras- van zymaand,<br />

tien dagen voor zyn overlyden, zy- j ^ ^ 1<br />

"<br />

(f) Refol. Holl. 2* April 1625. bl. 56.<br />

(a) WASSENAAR IX. Deel, f. 37 v"f.<br />

C/O Refol. Holl. 24, 26 April 1625. bl. 57, 50.<br />

li 1<br />

nen W i U


£oc VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

da^e eiiff lus ds<br />

A Jonge, en dien, ten zelfden<br />

l h a n d l b7d f ë be<br />

^gtigd (.;. Hy ftelde,<br />

f V<br />

t 0 E b e t e r<br />

T », behoudenis der<br />

„ waardigheid en luister van zyn Huis, zy-<br />

„ nen Broeder, Fredrik Henrik, tot zynen<br />

» eenigen erfgenaam aan, en by mangel van<br />

» hem, en van deszelven wettige mannelyke<br />

» kinderen en nakomelingen, zynen Neef,<br />

o ümst Kafimir, en deszelven wettige man-<br />

» nelyke kinderen en nakomelingen. Aan zvne<br />

Zuster de Prinfesfe van Portugal, of<br />

„derzelver kinderen, maakte hy zevendui-<br />

» zend vyf honderd ponden 's jaars, losbaar<br />

tegen den penning twintig: aan haare twee<br />

„ Zoonen, Emmanuel en Christoffel, ieder<br />

„ tweeduizend guldens 's jaars, insgelyks,<br />

» osbaar tegen den penning twintig; en aan<br />

» haare Dogters, elk duizend guldens 's jaars,<br />

„ losbaar als boven; mids beide Zoonen en<br />

„ Dogters, op 's Prinfen overlyden, nog in<br />

» leeven waren; doch deeze Renten moesten<br />

„ van den eerstftervenden op den langstlee-<br />

„ venden deezer Zoonen en Dogteren en der-<br />

„ zeiver wettige kinderen en nakomelingen<br />

„ verfteryen, en na 'toverlvden van den langst-<br />

„ eevenden, wederom aan de erfgenaamen<br />

„ komen, Aan zynen natuurlykenZoon, Wil-<br />

„ lem, maakte hy zyne Heerlykheid van de<br />

„ Lek, met het regt tot de Visfeherye in de<br />

IVÏcr-<br />

(O I" de Rejolutiai van Holland 3 May 162's' bl 66.<br />

wordt gewaad vau een Tes.ame.it va„ Apiil 1621. en<br />

van een Codicil van den vyfden April 1625: 'twelk ik,<br />

met de dagtekening van ha Testament in AITZEMA , niet<br />

weet over een te breugeu.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 501<br />

„ Merwe, en aan zynen tweeden natuurlyken 1625.<br />

„ Zoon, Lodewyk, de Heerlykheden van Por<br />

„ lanen , Monfter en Monfter-Ambagt, als<br />

„ Poeldyk, ter Heide, en Half Loosduinen;<br />

n waarby hy nog eene erfelyke Rente van<br />

n vyfduizend guldens 's jaars , voor ieder,<br />

„ voegde. Doch deeze Heerlykheden en Renr<br />

'A ten moesten ook van den eenen op den anr<br />

„ deren Zoon of derzelver kinderen en nakomelingen<br />

verfterven, en, by mangel derzelw<br />

ven, aan de erfgenaamen des Prinfen ko-<br />

„ men. Aan Juffrouwe van Mechelen, Moeder<br />

„ deezer twee Zoonen, maakte hy eene Lyf-<br />

„ rente van vierduizendtweehonderd guldens<br />

„ 's jaars (*')." By een afzonderlyk Codicil,<br />

befprak de Prins zmvyf Bastaarden, gelyk hy<br />

ze noemt, vierduizend guldens 's jaars aan eenen<br />

Zoon, drieduizend aan eenen anderen, en<br />

aan drie Dogters, tweeduizend guldens 'sjaars<br />

ieder. Het Lyk zyner Doorlugtigheid werdt,<br />

volgens zyne begeerte, in 't graf zyns Vaders,<br />

te Delft, bygezet: 't welk, op den zestienden<br />

van Herfstmaand, gefchiedde (k). Te Leiden<br />

werdt, ten zelfden dage, eene Lykrede gedaan<br />

, ter zyner eere; doch buiten kosten van<br />

den Lande (1).<br />

Zodanig was de uitgang van Maurits, Prin- xxxir.<br />

fe van Oranje, den eerften Stadhouder onder Zyne ge,<br />

de Staatfche Regeeringe, want zyn Heer Va- aa<br />

'<br />

a a te<br />

r t" 5<br />

der, gelyk by eene andere gelegenheid ge- deugden<br />

toond is Cm), bekleedde hooger waardigheid, eü pe-<br />

(i~) Zie AITZEMA I. Deel, bl. 453.<br />

f'fj Nutui. Zeel. 27 Oao'i. 1625. bl. 3,9.4, AITZEMA L Deel,<br />

(..'j Refol. H'.iH. ir Se:>i. 1625. bl. ip8, loi).<br />

ha) VIII. Deel, bl. 335.<br />

Ii 3<br />

na breken.


502 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1025. na 't ontftaan van den oorlog,en na 't afzweeren<br />

des Konings van Spanje, en heeft nimmer,<br />

gelyk de Zoon, last als Stadhouder gehad<br />

van de Staaten. Maurits werdt in 'tge^<br />

meen gehouden voor eenen der grootfte Krygsluiden<br />

zyner eeuwe Qi). 't Ontbrak hem zeldzaam<br />

aan voorzigrigheid of moed. Hy heeft<br />

de Krygskonst gebragt tot hooger' trapvan<br />

volkomenheid, dan iemant, voor zynen tyd,<br />

hadt konnen doen (0); en, vooral voor de<br />

tyden van 't Beftand, veel toegebragt, .tot bevestiging<br />

van den Staat. Na 't uitgaan van 't<br />

Beftand , gedoogde de vervallen ftaat van<br />

's Lands geldmiddelen niet, dat men den vyand,<br />

met zo veel gewelds als in vroeger' tyd, te<br />

keer ging; waarom Maurits weinige of geene<br />

gelegenheid hadt, om zyne Krygszugt, die<br />

veelligt ook afnam met de jaaren, te voldoen.<br />

Ook was men nu zo naauw niet verbonden met<br />

Frankryk en Engeland, als te vooren. Waarby,<br />

mogelyk, nog gekomen is, datzy, die, door<br />

's Prinfen beleid, na de verandering des jaars<br />

1618, in 't bewind der hooge Regeeringe, gekomen<br />

waren, voor den aanwas van 's Prinfen<br />

gezag vreesden, en hierom zo fterk niet voor<br />

den oorlog yverden: 't welk Maurits niet dan<br />

onaangenaam heeft konnen zyn. De flegte<br />

uitflag der zaaken van Boheeme en de Palts<br />

heeft hem ook geweldig gefpeeten. Hier lloeg<br />

'tBeleg van Breda toe, welk hy nietofnaauwfyks<br />

zag te doen opbreeken. Alle welke redenen<br />

hem, in den laatften tyd zyns leevens,<br />

zeer<br />

C«) Negotiat. Je JEANN. Tom. II. p.31 i. Tom. IV.p. 297. Zie ook<br />

Aegetiiijrenislen van vrcmd 11, Ay BEEMSK.Batav. Are. W.317,318.<br />

C


XL. BOEK. H I S T O R I E . 5°3<br />

zeer gemelyk en verdrietig maakten: 'twelk 1623.<br />

gelegenheid gaf, om te verfpreiden, dat hy<br />

van verdriet geftorven was. Toen hy m de<br />

kragt zyns leevens was, was hy zeer fterk en<br />

onvermoeid. Voorts, grooter van geftalte dan<br />

hv fcheen, alzo hy zeer zwaarlyvig was. Hy<br />

hadt een bloozend weezen, en droeg eenen<br />

breeden blonden baard. Een zyner gehefdfte<br />

uitfpanningen was het Schaakfpel, daar<br />

hv zie, als hy niet te velde was, en vooralten<br />

tvde van 't Beftand, dikwils mede vermaakte.<br />

Ih de verkeering, was hy guller en openhertiger<br />

(p), maar ook driftiger en oploopender<br />

dan zyn Vader. De aanzienlyke ftaatigheid<br />

zvns hofs wist hy, naar 't getuigenis van zulken,<br />

die hem gekend hebben, befcheidelyk,<br />

met zuinigheid te paaren Hy fchiep, fomtyds<br />

, vermaak in boerten. Wiskonftenaars en<br />

fchrandere Vestingbouwers waren by hem in<br />

hooge agtinge (V). De Ampten, die in zyne<br />

Heerlykheden openvielen, gaf hy gemeenlyk<br />

aan zyne Huisgenooten, zonder zig met dezelven<br />

vrienden te willen maaken onder de<br />

Regenten der Steden, gelyk eenigen zyner<br />

opvolgeren gedaan hebben (V)- Eenigen befchryven<br />

hem, als agterdogtig van aart (*):<br />

't welk egter meest fchynt ontftaan te zyn,<br />

uit het gene hy zig, nu en dan, van Oldenbarneveld<br />

ontvallen liet, dien hy van ongeoorloofden<br />

handel met den Spanjaard fcheen verdagt<br />

te houden. Ook meent men, dat hy zig,<br />

° fom-<br />

O) Negotiat. de JEANNIN Tom. III. p. Ii4- Tom. IV. p. 99.<br />

(q~) HOOFTS niieven A T<br />

. III. bl. 7.<br />

Cr) AUBERY Memor. p. 269-284.<br />

Cs) AITZEMA I. Deel. bl. 455-<br />

(t) NeïOtiat. de JÏANNIN Tom. I. f. 2".


504 VADERL. MIST. XL. BOEK.'<br />

i6> 5. fomtyds, niet gemeenzaam genoeg gedroeg<br />

" ' ( u<br />

\ D c<br />

Mdent Jeannin noemt hem f in z v?<br />

«e Brieven dikwils, een wys en eerlyk man,<br />

d e t gene hem, m zynen perfoon, aanging'<br />

niet dan door zagte middelen, zogt fy). Doch<br />

t gebeurde in de jaaren ,«* en 1610 heeft<br />

veelen zyner tydgenooten en de meesten zyner<br />

naKomehngen anders van hem doen oordeelen.<br />

De dood van Oldenbarneveld, die<br />

men den Prinfe weet, verwekte, terftond na<br />

dat ze was voorgevallen, groot misnoegen onder<br />

veelen («O, en werdt, in 'tgemeen , voor<br />

te geweldig een middel tot bevordering van<br />

s rinten g e z a g aangezien. De nakomelingen<br />

hebben er niet gunftiger van geoordeeld (x):<br />

en de roem, door Maurits, in den oorlog,<br />

verworven , is, in hun oog, naauwlyks, in<br />

ftaat geweest, om de fchande, behaald, door<br />

zo itreng een vonnis, over 'sLands ouden<br />

•Dienaar, eemgszins, op te weegen.<br />

C«0 Negotjüt. de JÏANNZN Tom. Hf. p.<br />

f>) Ncgotiat. de JEANNIN Tom. IV. p. igfi.<br />

BE-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!