Community policing - VU-DARE Home - Vrije Universiteit Amsterdam

Bijlage 6 Criminogene factoren
buurtcombinaties
Tabel 17 is gebaseerd op het onderzoek naar criminogene factoren van Boutellier,
Scholte en Heijnen uit 2008. In 2008 ontwikkelden zij een criminogeniteitsmonitor
voor Amsterdam en verzamelden op basis van wetenschappelijke inzichten een
grote hoeveelheid risicofactoren. Door deze vervolgens statistisch te testen op samenhang
met probleemgedrag uit de onveiligheidsindex, werden uiteindelijk negentien
risicofactoren 63 geselecteerd, waarmee per stadsdeel en buurtcombinatie een criminogeniteitsbeeld
gemaakt werd (Boutellier et al., 2008: 10). Een drietal risicofactoren
werd niet in deze berekening betrokken, omdat de cijfers niet op buurtcombinatieniveau
beschikbaar waren, namelijk prevalentie drugsverslaafden, schoollozen en laagopgeleide
ouders (Boutellier et al., 2008: 24-26). Tabel 17 geeft per buurtcombinatie
een overzicht van uitsluitend de criminogene factoren die beduidend meer aanwezig
(vanaf index 125) waren dan in de Amsterdam gemiddeld (index 100), waarbij index
125 staat voor index 125-175, index 175 staat voor index 175-225, enz.
63 De risicofactoren uit de criminogeniteitsmonitor zijn: mannen, adolescenten en jongvolwassenen, nietwesterse
allochtonen, minderjarige criminelen, capaciteitsbeperkingen, dragen van slag- en steekwapens,
vuurwapenbezit, drugsverslaafden, scheidingen, eenoudergezinnen, laagopgeleide ouders, gebrek aan betrokkenheid
bij school, schoollozen, werkloosheid, armoede, krappe behuizing, fysieke verloedering van de
woonomgeving, gebrek aan lokale organisatie en cohesie en verkrijgbaarheid van softdrugs (Boutellier et al.,
2008).
371