Community policing - VU-DARE Home - Vrije Universiteit Amsterdam

Verbetervoorstellen buurtregisseurs
12 Laagdrempeligheid en burgerbetrokkenheid
– Buurtregisseurs pleiten ervoor de keuze om de beslissing nieuwe taken al dan niet
uit te voeren over te laten aan de discretie van lokale wijkteamchefs en buurtregisseurs
gezamenlijk.
– Een wekelijks overzicht van het ‘STIP’ van relevante buurtmeldingen en incidenten
voor de buurtregisseurs, zodat zij niet steeds zelf veel tijd kwijt zijn aan het
scannen van systemen.
– Buurtregisseurs structureel contact laten leggen met jongeren in de laatste groepen
van de basisschool, zodat zij de jeugd kunnen bereiken op een leeftijd waarin zij
daar nog open voor staan.
– Spijbelgegevens over een hele groep zestien- en zeventienjarigen in het kader
van het registreren van jeugdgroepen niet aan de buurtregisseur opdragen, maar
centraal laten opvragen en registreren bij de betrokken leerplichtambtenaren en
school directies.
– Voor het tegengaan van polarisatie tussen allochtone nieuwkomers en de autochtone
oorspronkelijke bewoners en onbegrip over en weer tussen jong, veelal allochtoon
en oud, veelal autochtoon, ontmoetingscentra realiseren waarin bijvoorbeeld
de Marokkaanse gemeenschap kennis zou kunnen nemen van de geschiedenis van
de buurt en Nederlanders over de Marokkaanse cultuur.
– Gemengde ploegen van collegae van diverse disciplines binnen het wijkteam, zodat
de buurtregisseur een groep heeft met wie hij meer informeel en intensiever zijn
kennis kan delen en die daardoor in hun werk meer betrokken raken bij het wel en
wee van hun buurt. Op die manier ontstaat meer gedeelde verantwoordelijkheid
voor de buurt. 58
– Verkorten van de initiële opleiding voor buurtregisseurs en deze vervangen door
een meer structurele voortdurende bijscholing, door een actueler en meer op de
veranderde samenleving toegespitst cursusaanbod.
– Een betere terugkoppeling in het algemeen van de politie naar burgers over door
haar geboekte resultaten.
– Een efficiënter organisatie van buurtregie, namelijk reductie van het aantal buurtregiebuurten
door gelijkstelling aan gemeentelijke buurten, realiseren van een betere
matching tussen buurt en buurtregisseur en het samenstellen van een flexibel
inzetbare groep buurtregisseurs om in te zetten waar en wanneer nodig.
58 Overigens werden in het verleden voor de wijkagenten oude stijl in den lande ook al soortgelijke systemen
bedacht. Meerdere kleine korpsen kenden bijvoorbeeld het ‘peetvadersysteem’ waarin de wijkagent werd
gekoppeld aan een noodhulpgroep werkzaam in een bepaalde wijk. Dit leverde meer afstemming wat betreft
werkwijze, betere informatieoverdracht op een soepele informele wijze en een grotere bekendheid van de
noodhulpcollega’s bij de betrokken wijk (Bastiaenen et al., 1981: 28).
319