VIESMANN - Viessmann

VIESMANN 

Ontwerphandleiding 

Ontwerpadviezen en bedrijfsinstructies voor verwarmingsen 

CV-ketels tot 110 ºC conform 

EN 12828 resp. tot 120 ºC conform EN 12953 

VITOMAX 100-LW type M148, M155 

VITOMAX 200-LW type M241 

VITOMAX 200-WS type M250 

VITOMAX 300-LT type M343 

5819 427 NL 4/2008 

Olie-/gasketel 

0,65 tot 19,50 MW

Inhoudsopgave 

Inhoudsopgave 

1. Vitomax 100-LW, type M155, 0,65 

tot 2,0 MW 


tot 6,0 MW 


tot 19,5 MW 

4. Vitomax 200-WS, type M250, 1,75 

tot 11,63 MW 

5. Vitomax 300-LT, type M343, 1,86 

tot 5,9 MW 

1. 1 Productbeschrijving . ................................................ 4 

1. 2Bedrijfsvoorwaarden................................................. 4 








5. 2 Werkingsvoorwaarden met Vitotronic-ketelcircuitregelingen . . . ............. 8 

6. Vitotrans 300 6. 1 Productbeschrijving . ................................................ 9 

6. 2 Technische gegevens ................................................ 11 

7. Ontwerphandleiding 7. 1Levering,verplaatsingenopstelling .................................... 14 

&Levering.......................................................... 14 

&Verplaatsingenopstelling........................................... 14 

&Installatieruimte ................................................... 14 

&Belastbareketelafdekking........................................... 15 

7. 2Configuratievandeinstallatie ......................................... 15 

&Aanvoertemperaturen .............................................. 15 

&Veiligheidstemperaturen ............................................ 15 

&Keuze van het nominale vermogen .................................... 15 

&Eisenaanverwarmingsbelasting...................................... 15 

&Pompgestuurde drukregelsystemen . . . ................................ 15 

7. 3Hydraulischeintegratie............................................... 16 

&Verwarmingsaansluitingen. . . ........................................ 16 

&Ketelcircuit- en bijmengpompen . . .................................... 16 

&Installatievoorbeelden . . ............................................ 16 

7. 4 Veiligheidstechnische uitrusting . . . .................................... 16 

&Algemene aanwijzingen . ............................................ 17 

&Keuzetabel voor veiligheidstechnische accessoires . ..................... 17 

7. 5 Brandstoffen . . . .................................................... 18 

7. 6 Brander . . . ........................................................ 18 

&Geschikte brander . ................................................ 18 

&Montage van de brander ............................................ 19 

&Afstelling van de brander ............................................ 19 

7. 7Rookgasgeleiding................................................... 20 

&Eisen volgens de stookverordening . . . ................................ 20 

&Configuratievanderookgasinstallatie................................. 20 

7. 8 Geluiddemping . .................................................... 20 

&Luchtgeluidsisolatie................................................ 21 

&Contactgeluidisolatie............................................... 21 

&Accessoires voor geluiddemping. . .................................... 21 

7. 9Richtwaardenvoordewaterkwaliteit ................................... 21 

&Verwarmingsinstallaties met bedrijfstemperaturen tot 100 ºC volgens voorschrift 

(VDI 2035) . . ................................................ 21 

&Verwarmingsinstallaties met toegelaten aanvoertemperaturen boven 100 ºC . 22 

&Vermijding van schade door corrosie aan waterzijde. ..................... 22 

7.10Rookgas-/water-warmtewisselaarVitotrans300 .......................... 23 

&Naschakeling van een Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar voor 

rendementsverhoging . . ............................................ 23 

&Energiebesparing door gebruik van Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar............................................................ 

23 

&Berekening van de mogelijke energiebesparing . . . . ..................... 24 

&Hydraulischeintegratie ............................................. 24 

&Condenswater en neutralisatie . . . .................................... 24 

&Opstelling neutralisatie-inrichting . .................................... 25 

8. Regelingen 8. 1 Overzicht ketelcircuitregelingen en schakelkasten . . . ..................... 25 

&Installatiesmet1ketel.............................................. 26 

&Installatiesmetmeerdereketels...................................... 27 

&Schakelpunten .................................................... 28 

2 VIESMANN Olie-/gasketel 

5819 427 NL

5819 427 NL 

Inhoudsopgave (vervolg) 

8. 2 Componenten bij levering. ............................................ 29 

&Toewijzingbijderegelingstypes ...................................... 29 

&Keteltemperatuursensor ............................................ 29 

&Boilertemperatuursensor............................................ 29 

&Buitentemperatuursensor ........................................... 29 

8. 3 Vitotronic 100, type GC1, bestelnr. 7248 083 . ............................ 30 

&Technische gegevens. . . ............................................ 30 

&Leveringsomvang.................................................. 31 

&Gecertificeerdekwaliteit............................................. 31 

8. 4 Vitotronic 200, type GW1, bestelnr. 7248 084. ............................ 31 


&Bijlevering........................................................ 33 


8. 5 Vitotronic 300-K, type MW1, bestelnr. 7248 233. . . . . . ..................... 33 


&Leveringsomvang.................................................. 35 


8. 6 Regelingsaccessoires. ............................................... 36 

&Toewijzing accessoires tot regelingstype . . . ............................ 36 

&Uitbreidingsset voor een verwarmingscircuit met mengklep . . . ............. 36 

&Mengklepmotor voor flensmengklep . . . ................................ 37 

&Stekker sÖ. ....................................................... 37 

&Stekker gS. ....................................................... 37 

&Stekkervoorsensoren.............................................. 37 

&Klemtemperatuursensor............................................. 37 

&Dompeltemperatuursensor .......................................... 38 

&Dompeltemperatuurregelaar......................................... 38 

&Klemtemperatuurregelaar . . . ........................................ 38 

&OpmerkingvoorVitotrol200en300................................... 39 

&Vitotrol200 ....................................................... 39 

&Vitotrol300 ....................................................... 39 

&Ruimtetemperatuursensor........................................... 40 

&Rookgastemperatuursensor ......................................... 40 

&Externe aansturing . ................................................ 41 

&Stekkeradapter voor externe veiligheidsinrichtingen. ..................... 41 

&Functie-uitbreiding 0–10V........................................... 41 

&Functies in combinatie met functie-uitbreiding 0 – 10V(accessoires)........ 42 

&Boilertemperatuursensor............................................ 43 

&Dompelhuls....................................................... 43 

&Hulprelais ........................................................ 43 

&Contrastekkers fA en lÖ. ........................................... 43 

&Communicatiemodule LON . . ........................................ 43 

&LON-verbindingskabel voor gegevensuitwisseling van de regelingen . . . ..... 44 

&Verlenging van de verbindingskabel . . . ................................ 44 

&Afsluitweerstand(2stuks)........................................... 44 

8. 7 Locatie aansluitingen ................................................ 44 

&Extra functies voor installaties met een ketel met Vitotronic 200, type GW1 . . . 44 

&Extra functies voor installaties met meerdere ketels met Vitotronic 300-K en 

Vitotronic 100, type GC1 via LON . .................................... 45 

&Aansluiting van lokale regelingen op de Vitotronic 100, type GC1 bij installatiesmet1ketel 

.................................................... 46 

&Schakeling ketelvolgorde met lokale cascaderegeling — Aansluitingen op de 

Vitotronic 100, type GC1 ............................................ 48 

&Bijschakeling van lokale regelapparaten via LON . . . ..................... 49 

9. Bijlage 9. 1 Belangrijke veiligheidsvoorschriften en bepalingen . . . ..................... 50 

&Algemene informatie over lage druk verwarmingsketels met veiligheidstemperaturentot110ºC 

.................................................. 50 

&Vlambekerconfiguratie.............................................. 50 

&Vlambeker-temperatuurbewaking(FTÜ) ............................... 50 

&Gasinstallatie ..................................................... 51 

&Leidingaansluitingen . . . ............................................ 51 

&Elektrischeinstallatie............................................... 51 

&Bedieningshandleiding. . ............................................ 51 

&Rookgasinstallatie ................................................. 51 

&Controle in de bouwtechnische keuringsprocedure. . ..................... 51 

10. Index ........................................................................ 52 

Olie-/gasketel VIESMANN 3

1 

Vitomax 100-LW, type M155, 0,65 tot 2,0 MW 

1.1 Productbeschrijving 


Verwarmingsketel met omkeervuurhaard 

Voor gebruik met verhoogde ketelwatertemperatuur 

verwarmingsketel conform TRD 702 voor toegel. aanvoertemperatuur 

(= veiligheidstemperatuur) tot 110 resp. 120 ºC 

Toegestane werkdruk: 8 bar 

& CE-markering: 

– voor toegel. aanvoertemperaturen (= veiligheidstemperaturen) 

tot 110 ºC conform Richtlijn inzake gastoestellen 

90/396/EWG 

of 


tot 120 ºC conform Richtlijn inzake drukapparatuur 

97/23/EG 

& Zuinig qua energieverbruik, 

Ketelrendement: 91,5 %. 

& Verwarmingsketel met omkeervuurhaard en lage belasting vuurhaard 

(≤ 1,2 MW/m 3 ) – milieuvriendelijke verbranding met lage 

uitstoot van stikstofoxide. 

1.2 Bedrijfsvoorwaarden 

& Geen minimum debiet van verwarmingswater nodig – brede 

waterwanden en grote waterinhoud zorgen voor een goede 

interne circulatie en betrouwbare warmteafvoer – eenvoudige 

hydraulische integratie. 

& Geen extra aanvoertussenstuk nodig, de aansluitingen voor de 

uitrusting voor 110 ºC veiligheidstemperatuur bevinden zich aan 

de verwarmingsketel. 

& Lage weerstand aan rookgaszijde door convectieverwarmingsvlak 

met ruim bemeten verwarmingsbuizen. 

& Zeer servicevriendelijk door watergekoelde keerkasten zonder 

inwendige bemetseling en grote reinigingsdeur. 

& Geringe stralingsverliezen door 100 mm verbindingsisolatie en 

watergekoelde voorwand. 

& Belastbare afdekking aan de bovenzijde van de ketel behoort 

tot de leveringsomvang – vergemakkelijkt montage en onderhoud 

en beschermt isolatie tegen beschadiging. 

Vereisten 

1. Debiet verwarmingswater Geen 

2. Ketelretourtemperatuur (min. waarde) – Oliewerking 50 ºC 

– Gaswerking 55 ºC 

3. Laagste ketelwatertemperatuur ≥ 70 ºC 

4. Tweetraps brander Geen 

5. Modulerende brander Geen 

6. Verlaagde werking Installaties met één ketel en hoofdketel van installaties met meerdere 

ketels 

– Werking op laagste ketelwatertemperatuur 

Volgende ketels van installaties met meerdere ketels 

– worden uitgeschakeld 

7. Weekendverlaging Zoals verlaagde werking 

Opmerking 

Eisen aan de waterkwaliteit zie pagina 21. 


5819 427 NL

5819 427 NL 






(= veiligheidstemperatuur) tot 110 ºC 

Toegestane werkdruk: 6 en 10 bar 

& CE-markering conform Richtlijn inzake gastoestellen 

90/396/EWG 

& Ketelrendement: 91,5 %. 

& Verwarmingsketel met omkeervuurhaard en lage belasting van 

de verwarmingsoppervlakken – schone verbranding met lage 

uitstoot van stikstofoxide. 






& Optioneel wordt een aanvoertussenstuk voor de aansluiting van 

specifieke uitrustingen voor de installatie aangeboden. 



& Zeer servicevriendelijk daar ketel zonder inwendige bemetseling 

en grote reinigingsdeur. 

& Geringe stralingsverliezen door 100 mm verbindingsisolatie. 

& Belastbare afdekking aan de bovenzijde van de verwarmingsketel 

behoort tot de leveringsomvang – vergemakkelijkt montage 

en onderhoud en beschermt isolatie tegen beschadiging. 

Vereisten 








ketels 





Opmerking 


Olie-/gasketel VIESMANN 5 

2

3 




Drietreksketel 



(= veiligheidstemperatuur) tot 110 resp. 120 ºC 

Toegelaten werkdruk 6 en 10 bar 




90/396/EWG 

of 



97/23/EG (slechts tot 16,5 MW) 

& Verhoging van het verwarmingsvermogen/de stoomproductie 

met vuurhaardtemperatuurbewaking conform EN 12953 mogelijk. 

In Duitsland moet de werking van de verwarmingsketel conform 

BetrSichV worden gegarandeerd. 

& Drietreksketel met lage belasting van de vuurhaard ( 

≤ 1,3 MW/m 3 ) – schone verbranding met lage stikstofoxide-uitstoot. 


& Spaarzaam in energieverbruik door lage rookgastemperatuur, 

120 mm samengestelde isolatie en watergekoelde voorwand. 

Ketelrendement: 92 %. 

& Verbetering van het normrendement tot 12 % door condensatiebenutting 

met rookgas-/waterwarmtewisselaar Vitotrans 300 

van roestvast staal (slechts tot 6600 kW). 





& Bij een veiligheidstemperatuur tot 110 °C geen extra aanvoertussenstuk 

nodig, de voor de uitrusting benodigde aansluitingen 

bevinden zich op de verwarmingsketel. 



& Groot servicegemak door watergekoelde geleiding zonder 

bemetseling en grote reinigingsdeuren 



en onderhoud. 

& Op verzoek kan de Vitomax 200-LW van afzonderlijke thermostaten 

of van de ketelcircuitregeling Vitotronic worden voorzien. 

& De schakelkast Vitocontrol maakt aansturing van alle ketelspecifieke 

regel- en stuurinrichtingen mogelijk. 

Vereisten 








ketels 





Opmerking 



5819 427 NL

5819 427 NL 

Vitomax 200-WS, type M250, 1,75 tot 11,63 MW 



Drietreksketel 


verwarmingsketels voor toeg. aanvoertemperaturen (= veiligheidstemperaturen) 

tot 110 °C 

Toegestane werkdruk: 3 bar 

& CE-markering conform Richtlijn inzake gastoestellen 

90/396/EWG 

& Zuinig qua energieverbruik. 

Ketelrendement: 94 %. 

& Drietreksketel met uiterst lage belasting van de vuurhaard 

(≤ 1,0 MW/m 3 ) – schone verbranding met lage stikstofoxide-uitstoot. 





& Geen extra aanvoertussenstuk nodig, de aansluitingen voor de 

uitrusting voor 110 ºC veiligheidstemperatuur bevinden zich aan 

de verwarmingsketel. 




& Bijkomende circulatieleiding in het onderste ketelbereik (shuntbuis) 

dient voor de interne circulatie van het ketelwater en voor 

een optimale warmteopslag in de verwarmingsketel. 

& Grote betrouwbaarheid en een lange gebruiksduur door brede 

waterwanden en een grote waterinhoud met een goede interne 

circulatie en een veilige overdracht van de warmte. 

& Groot servicegemak door watergekoelde geleiding zonder 

bemetseling en een grote reinigingsdeur - dat vermindert de 

onderhoudskosten. 



en onderhoud en beschermt isolatie tegen beschadiging. 

& Geringe stralingsverliezen door 100 mm verbindingsisolatie en 

watergekoelde voorwand. 

& De schakelkast Vitocontrol maakt aansturing van alle ketelspecifieke 

regel- en stuurinrichtingen mogelijk. 

& Condensatiebenutting door combinatie met rookgas-/waterwarmtewisselaar 

Vitotrans 300 uit roestvast staal. 

Vereisten 


2. Ketelretourtemperatuur (min. waarde) 65 °C 

3. Laagste ketelwatertemperatuur 75 ºC 




ketels 





Opmerking 



4

5 

Vitomax 300-LT, type M343, 1,86 tot 5,9 MW 


Laagtemperatuur-verwarmingsketel op olie/gas 

Drietreksketel met meerschalige verwarmingsoppervlakken 

Voor gebruik met glijdende verlaagde ketelwatertemperatuur 

Toegelaten aanvoertemperatuur (= veiligheidstemperatuur) tot 

110 resp. 120 ºC 

Toegelaten werkdruk 6 bar 




90/396/EWG 

of 



97/23/EG 

& Hoge werkingsveiligheid en lange gebruiksduur door meerschalige 

convectieoppervlakken van duplexbuizen. 

& Lage minimumretourtemperaturen van 38 °C bij oliestook en 

45 °C bij gasstook. 

& Zuinig in energieverbruik door glijdende, verlaagde ketelwatertemperaturen. 

Normrendement: 96 % (Hi). 

& Verbetering van het normrendement tot 10 % door condensatiebenutting 

met rookgas-/waterwarmtewisselaar Vitotrans 300 

van roestvast staal. 

5.2 Werkingsvoorwaarden met Vitotronic-ketelcircuitregelingen 

& Drietreksketel met lage belasting van de vuurhaard ( 

≤ 1,2 MW/m 3 ) – schone verbranding met lage stikstofoxide-uitstoot. 





& Bij een veiligheidstemperatuur tot 110 °C geen extra aanvoertussenstuk 

nodig, de voor de uitrusting benodigde aansluitingen 

bevinden zich op de verwarmingsketel. 



& Zeer servicevriendelijk door grote reinigingsdeur. 



en onderhoud. 

& Geringe uitstralingsverliezen door 120 mm gekoppelde isolatie 

en watergekoelde voorste en achterste keerkamer. Ook de 

rookgasverzamelkast is geïsoleerd. 

& Economische en betrouwbare werking van de verwarmingsinstallatie 

door communicatief, digitaal regelingssysteem 

Vitotronic. Gestandaardiseerde LON maakt de complete integratie 

in gebouwen-managementsystemen mogelijk. 

Vereisten 

Werking met branderbelasting ≥ 60 % < 60 % 


2. Ketelretourtemperatuur (min. waarde) – Oliewerking 38 ºC – Oliewerking53ºC 

– Gaswerking 45 ºC – Gaswerking 53 ºC 

3. Laagste ketelwatertemperatuur – Oliewerking 50 ºC – Oliewerking60ºC 

– Gaswerking 60 ºC – Gaswerking 65 ºC 

4. Tweetraps brander 1. trap 60 % van het nom. vermogen Geen minimumbelasting vereist 

5. Modulerende brander Geen Geen minimumbelasting vereist 

6. Verlaagde werking Installaties met één ketel en hoofdketel van installaties met meerdere ketels 





Opmerking 



5819 427 NL

5819 427 NL 

Vitotrans 300 


De voordelen op een rij 

& Grote betrouwbaarheid en lange levensduur door corrosiebestendig 

roestvast staal. Roestvast staal 1.4571 is geschikt voor 

de werking met gas en een kortstondige werking met olie bij 

combinatiestook, roestvast staal 1.4539 voor de constante werking 

met olie voor condensatiebenutting. 

& Compacte constructie - plaatsbesparend direct achter de verwarmingsketel 

op te stellen. 

& Gemakkelijke hydraulische integratie - naar keuze kunnen het 

totale debiet of voor de optimalisering van de condensatiebenutting 

een deel van de waterhoeveelheid via Vitotrans 300 worden 

geleid. 

A Reinigingsopening 

B Inox-Tubal verwarmingsoppervlak van roestvast staal 

C Isolatie 

D Verwarmingswaterretour (intrede) 

& Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar met Inox-Tubal 

verwarmingsoppervlak tot 6600 kW. 

& Verticaal geplaatst Inox-Tubal verwarmingsoppervlak voor een 

grote betrouwbaarheid en een lange levensduur. 

& Effectieve warmteoverdracht en intensieve condensatie. 

& Op de Vitotrans 300 rookgas-/waterwarmtewisselaar afgestemde 

neutralisaite-inrichtingen leverbaar. 

Bij levering 

Warmtewisselaar-basislichaam met aangebouwde onderste 

rookgasverzamelkast en aangebouwde voet. 

Tegenflenzen zitten op de aansluitingen vastgeschroefd. 


6

6 

Vitotrans 300 (vervolg) 

2 Kratten met isolatie 

1 Krat met bovenste rookgasverzamelkast 

1 Krat met rookgasovergang 

1 Doos met manchet 


5819 427 NL

5819 427 NL 


6.2 Technische gegevens 

Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar voor: 

– Vitomax 200-LW 

Met 2,1 tot 6,6 MW nom. vermogen. 

– Vitomax 300-LT 


– Vitomax 100-LW 


Technische gegevens op aanvraag. 

Nom. vermogen verwarmingsketel 

– Vitomax 200-LW MW 2,1 2,6 3,2 3,9 4,5 5,3 6,6 


geschikte Vitotrans 300 

voor 6 bar 

MW 1,86 2,3 2,9 3,5 4,1 4,7 5,9 

– Gaswerking Best.nr. Z000 744 Z000 745 Z000 746 Z000 747 Z000 748 Z000 749 Z000 750 

– Oliestook Best.nr. Z000 758 Z000 759 Z000 760 Z000 761 Z000 762 Z000 763 Z000 764 

Toegel. bedrijfsdruk bar 6 6 6 6 6 6 6 

Toegel. aanvoertemperatuur (veiligheidstemperatuur) 

°C 120 120 120 120 120 120 120 

Gewicht warmtewisselaar kg 610 610 830 830 950 950 1150 

Totaal gewicht 

Warmtewisselaar met isolatie 

geschikte Vitotrans 300 

voor 10 bar 

kg 690 690 920 920 1050 1050 1270 

– Gaswerking Best.nr. Z000 751 Z000 752 Z000 753 Z000 754 Z000 755 Z000 756 Z000 757 

– Oliestook Best.nr. Z000 765 Z000 766 Z000 767 Z000 768 Z000 769 Z000 770 Z000 771 

Toegel. bedrijfsdruk bar 10 10 10 10 10 10 10 

Toegel. aanvoertemperatuur (veiligheidstemperatuur) 

°C 110 110 110 110 110 110 110 

Gewicht warmtewisselaar kg 660 660 880 880 1000 1000 1200 

Totaal gewicht 

Warmtewisselaar met isolatie 

Nominaal vermogensbereik van de 

Vitotrans 300 

kg 740 740 970 970 1100 1100 1320 

– Gaswerking van kW 177 219 276 333 390 447 561 

tot kW 200 248 305 371 428 504 628 

– Oliestook van kW 121 150 189 228 267 306 384 

tot kW 137 170 209 254 293 345 430 

Product-identificatienummer Vitotrans 300 in combinatie 

met verwarmingsketel als HR-eenheid: 

– Vitomax 200-LW CE-0085 BQ 0420 


Weerstand rookgaszijde* 

CE-0085 BQ 0421 

1 

– Vitomax 200–LW Pa 150 200 200 250 250 350 550 

mbar 1,5 2,0 2,0 2,5 2,5 3,5 5,5 

– Vitomax 300–LT Pa 100 150 150 200 200 250 500 

mbar 1,0 1,5 1,5 2,0 2,0 2,5 5,0 

Rookgashoeveelheid van kg/h 3070 3795 4785 5775 6765 7755 9730 

Totale afmetingen 

tot kg/h 3510 4340 5340 6510 7510 8850 11000 

Totale lengte (maat g) mm 1320 1450 1550 1650 

Totale breedte met tegenflenzen mm 1280 1430 1520 1720 

Totale hoogte (maat a) 

Plaatsingsafmetingen 

mm 2600 2810 3010 3210 

Lengte mm 1239 1356 1444 1602 

Breedte (maat k) zonder tegenflens mm 1170 1310 1390 1570 

Hoogte (maat b) 

Inhoud 

mm 2509 2719 2923 3124 

Verwarmingswater l 430 500 630 750 

Rookgas m 3 

Aansluitingen 

0,661 1,040 1,402 1,876 

Verwarmingswateraanvoer en -retour PN 16 DN 150 200 200 250 

Condenswaterafvoer R 1¼ 1¼ 1¼ 1¼ 

Rookgasaansluiting NW 500 600 700 800 

*1 

Weerstand rookgaszijde bij nominaal vermogen. De brander moet de weerstand aan rookgaszijde van de verwarmingsketel, van de 

Vitotrans 300 en van de rookgasleiding overwinnen. 


6

6 


Maattabellen 

Best.nr. Z000 744 Z000 745 Z000 746 Z000 747 Z000 748 Z000 749 Z000 750 

Z000 751 Z000 752 Z000 753 Z000 754 Z000 755 Z000 756 Z000 757 

Z000 758 Z000 759 Z000 760 Z000 761 Z000 762 Z000 763 Z000 764 

Z000 765 Z000 766 Z000 767 Z000 768 Z000 769 Z000 770 Z000 771 

a mm 2600 2600 2810 2810 3010 3045 3250 

b mm 2509 2509 2719 2719 2923 2968 3164 

c mm 2260 2260 2420 2420 2575 2610 2765 

d mm zie gegevensblad verwarmingsketel 

e mm 550 580 660 660 710 740 815 

f mm 131 131 132 132 135 135 133 

g mm 1320 1320 1450 1450 1550 1550 1650 

h mm 438 438 491 491 546 546 597 

i mm 791 791 920 920 1024 1024 1149 

k mm 1170 1170 1310 1310 1390 1390 1570 

l mm 1883 1883 1966 1966 2070 2070 2145 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Doorstroomweerstand verwarmingswaterzijde 

Bestelnr. Z000 744 tot Z000 771 

Vermogensgegevens 

Vitotrans 300 gasstook 

A Rookgasintredetemperatuur 200 °C 

B Rookgasintredetemperatuur 180 °C 

Omrekening van de vermogensgegevens 

De vermogensgegevens van de Vitotrans 300 rookgas-/waterwarmtewisselaar 

hebben betrekking op een rookgasintredetemperatuur 

van 200 °C en een verwarmingswaterintredetemperatuur 

in de warmtewisselaar van 40 °C. 

Bij afwijkende omstandigheden kan het vermogen door vermenigvuldiging 

van het aangegeven nominaal vermogen met de omrekeningsfactor 

die uit het diagram kan worden afgeleid, worden 

uitgerekend. 

Best.nr. Karakteristiek 

Z000 744 en Z000 745 H 

Z000 751 en Z000 752 

Z000 758 en Z000 759 

Z000 765 en Z000 766 

Z000 746 tot Z000 749 K 

Z000 753 tot Z000 756 

Z000 760 tot Z000 763 

Z000 767 tot Z000 770 

Z002 750 L 

Z000 757 

Z000 764 

Z000 771 

Gecertificeerde kwaliteit 

CE-markering in overeenstemming met bestaande EG-richtlijnen 

bij toegel. aanvoertemperatuur (veiligheidstemperatuur) 

tot 110 °C conform EN 12828. 


6

7 

Ontwerphandleiding 

7.1 Levering, verplaatsing en opstelling 

Levering 

Levering op aanvraag (afladen door installateur). 

Wij leveren met kranen tot op de bouwplaats. 

Voor het afladen van verwarmingsketels waarvan het transportgewicht 

meer dan 10 t bedraagt, is een speciale kraan nodig. 

Verplaatsing en opstelling 

Verwarmingsketels en rookgas-/water-warmtewisselaars hebben 

een voldoende aantal ogen waarop hefwerktuigen kunnen worden 

aangeslagen. De voetrails in lengterichting vereenvoudigen de 

verplaatsing. 

Verplaatsing en opstelling op voorbereide fundamenten kan op 

verzoek, tegen kosten, door onze vakmensen plaatsvinden. 

De verwarmingsketels staan op voetrails in lengterichting. Ze kunnen 

zonder speciaal fundament op beton worden geplaatst. Daarbij 

moet de hoogte van de brander in acht worden genomen. 

Installatieruimte 

Algemene eisen aan de installatieruimte 

& Geen luchtverontreiniging door halogeenkoolwaterstoffen (deze 

bevinden zich bijv. in sprays, verven, oplosmiddelen en reinigingsproducten) 

& Geen buitengewone stofneerslag 

& Geen hoge luchtvochtigheid 

& Vorstvrij en goed geventileerd 

De verwarmingsketels en de Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaars 

mogen in ruimten waar luchtverontreiniging door 

halogeen-koolwaterstoffen mogelijk is, slechts worden geplaatst 

als voldoende maatregelen worden getroffen voor de buitenluchtaanzuiging. 

De garantie vervalt als de ketel beschadigd raakt doordat bovenstaande 

aanwijzingen niet worden opgevolgd. 

Bij twijfel contact met ons opnemen. 

Verbrandingsluchttoevoer 

Voor open stookinrichtingen met een totaal nominaal vermogen 

van meer dan 35 kW is de verbrandingsluchttoevoer gewaarborgd 

als de stookinrichtingen in ruimten zijn opgesteld die een opening 

of leiding naar de buitenlucht hebben. 

De doorsnede van de opening moet bij 35 kW nominaal vermogen 

min. 150 cm 2 bedragen. Voor elke kW nominaal vermogen die 

boven 35 kW ligt, moet de opening met 2 cm 2 worden vergroot. 

Leidingen moeten stromingstechnisch equivalent bemeten zijn. 

De vereiste doorsnede mag over hoogstens 2 openingen of leidingen 

zijn verdeeld. 

Voor reiniging van de stookruimte is het echter zinvol de verwarmingsketel 

op een sokkel te plaatsen. 

Zie voor geadviseerde minimumafstanden tot de wanden voor 

montage- en onderhoudswerkzaamheden het gegevensblad van 

de betreffende verwarmingsketel. 

Als geluiddemping nodig is, kunnen de verwarmingsketels op trillingsdempers 

worden geplaatst. 

Σ²n = som van alle nom. vermogens in kW 

Verbrandingsluchtopeningen en -leidingen mogen niet worden 

afgesloten of dichtgezet als niet door speciale veiligheidsinrichtingen 

is gewaarborgd dat de stookinrichtingen uitsluitend bij geopende 

afsluiting kunnen werken. De vereiste doorsnede mag door 

het afsluitmiddel of door roosters niet worden verkleind. 

Noodschakelaar 

Brander, transportinrichtingen en regelingen voor brandstof naar 

de stookinrichtingen moeten met een schakelaar buiten de installatieruimte 

(noodschakelaar) te allen tijde kunnen worden uitgeschakeld. 

Scheepsverwarming 

Als verwarmingsketels voor de verwarming van schepen worden 

gebruikt, moeten de volgende bijzonderheden in acht worden 

genomen: 

& Op schepen zijn de ingebouwde producten aan enorme belastingen 

blootgesteld. 

& Bijzondere eisen van de verzekeringsmaatschappijen – 

scheepsclassificatiemaatschappijen – moeten in acht worden 

genomen 

& Niet voor alle doeleinden kunnen onze verwarmingsketels worden 

gebruikt. 

Gelieve daarom voor de uitvoering contact op te nemen met de 

verantwoordelijke verkoopsadviseur om details te bespreken. 


5819 427 NL

5819 427 NL 

Ontwerphandleiding (vervolg) 

Belastbare ketelafdekking 

Vitomax worden met een gemonteerde belastbare ketelafdekking 

geleverd. 

Desgewenst kunnen speciaal geproduceerde ketelbordes en ladders 

in overeenstemming worden geleverd. 

7.2 Configuratie van de installatie 

Aanvoertemperaturen 

Om de verdelingsverliezen te beperken, adviseren wij de warmteverdelingsinstallatie 

en de tapwateropwarming op max. 70 ºC 

(aanvoertemperatuur) in te stellen. 

Veiligheidstemperaturen 

De verwarmingsketels van Viessmann voldoen aan EN 303 en 

DIN 4702 en zijn CE-gemarkeerd. Ze kunnen worden ingezet in 

gesloten verwarmingsinstallaties conform EN 12828. 

& Toegel. aanvoertemperatuur (=veiligheidstemperaturen): 

tot 110 ºC 

Volgens EN 12953: tot 120 ºC 

Keuze van het nominale vermogen 

Verwarmingsketel volgens de benodigde verwarming selecteren. 

Het rendement van laagtemperatuurketels en HR-ketels is over 

een groot gedeelte van de ketelbelasting stabiel. 

Eisen aan verwarmingsbelasting 

Met de weersafhankelijke regelingen wordt voor berekening van 

de verwarmingsbelasting voldaan aan de eisen van EN 12831. 

Om de opwarmbelasting te reduceren wordt de nachtverlaging bij 

lage buitentemperaturen verminderd. Om de opwarmtijd na een 

verlagingperiode te verminderen, wordt gedurende een bepaalde 

tijd de aanvoertemperatuur verhoogd. 

Pompgestuurde drukregelsystemen 

In verwarmingsinstallaties met automatische en vooral pompgestuurde 

drukregelsystemen met geïntegreerde ontgassing, is voor 

elke verwarmingsketel een membraanexpansievat voor afzonderlijke 

beveiliging voorgeschreven. 

Ketelvermogen 

Membraandrukexpansievat 

in MW 

Inhoud in liter 

tot 1 140 

tot 2 300 

tot 5 800 

tot 10 1600 

Bij de verwarmingsketels met meegeleverde ketelcircuitregeling 

is de max. ketelwatertemperatuur begrensd tot 85 ºC. Voor verhoging 

van de aanvoertemperatuur kan de temperatuurregelaar worden 

omgezet. 

& Max. bereikbare aanvoertemperatuur: 

ca. 15 K onder de veiligheidstemperatuur 

& Veiligheidstemperatuurbegrenzer van de ketelcircuitregeling: 

Leveringstoestand 110 ºC 

Om te zetten op 100 °C 

Daarom mag bij laagtemperatuurketels, HR-ketels en installaties 

met meerdere ketels het vermogen groter zijn dan de berekende 

verwarmingsbelasting van het gebouw. 

Daarmee worden de frequentie en de hoogte van de drukschommelingen 

verminderd. Dit draagt aanzienlijk bij tot verhoging van 

de bedrijfsveiligheid en levensduur van de installatie. 

Als dit niet wordt gerespecteerd, kan schade aan de verwarmingsketel 

of andere installatiecomponenten ontstaan. 

Verder moet erop worden gelet dat uitsluitend corrosietechnisch 

gesloten pompgestuurde drukregelsystemen worden gebruikt, die 

beschermd zijn tegen indringing van zuurstof in het verwarmingswater. 

Anders kan door zuurstofcorrosie schade in de installatie 

ontstaan. 

Pompgestuurde drukregelsystemen met atmosferische ontgassing 

door cyclische drukontlasting realiseren weliswaar achteraf 

een centrale ontluchting van de verwarmingsinstallatie, maar verwijderen 

geen zuurstof in de zin van corrosiebescherming volgens 

VDI 2035 blad 2. 


7

7 


7.3 Hydraulische integratie 

Verwarmingsaansluitingen 

Bestaande installaties 

Voordat de verwarmingsketel op een bestaande verwarmingsinstallatie 

wordt aangesloten, moet de verwarmingsinstallatie grondig 

worden gespoeld om vuil en slik te verwijderen. 

Vuil en slik zetten zich anders in de verwarmingsketel af en kunnen 

tot plaatselijke oververhitting, geruis en corrosie leiden. Voor 

ketelschade die hierdoor ontstaat, geldt geen garantie. Eventueel 

moeten vuilvangers worden ingebouwd. 

Aansluitingen aan verwarmingswaterzijde 

Alle warmteverbruikers resp. verwarmingscircuits moeten aan de 

aanvoer- en retouraansluiting worden aangesloten. Geen aansluiting 

aan veiligheidsaanvoer of andere aansluitingen. 

Wij adviseren in de aanvoer- en retourleidingen afsluitorganen te 

monteren zodat bij werkzaamheden aan de verwarmingsketel 

resp. aan de verwarmingscircuits niet het water uit de volledige 

installatie moet worden afgetapt. 

Ketelcircuit- en bijmengpompen 

Vitomax-verwarmingsketels hebben geen ketelcircuitpompen 

nodig voor de dwingende doorstroming. 

Voor meer informatie zie installatievoorbeelden. 

Voor de verwarmingsketels resp. de gevallen waarbij een retourtemperatuurverhoging 

nodig is, heeft het gebruik van een bijmengpomp 

zijn waarde bewezen. Bij de Vitomaxverwarmingsketels 

is omwille van de grote waterinhoud en de 

geringe interne weerstanden aan verwarmingswaterzijde alleen 

een pomp voor de retourtemperatuurverhoging (bijmengpomp) 

nodig, die voor ca. 30 % van het pompdebiet moet worden ingesteld. 

De bijmengpomp werkt alleen , als de temperatuur lager ligt dan 

de minimum retourtemperatuur. 

Installatievoorbeelden 

Zie afzonderlijke ontwerphandleiding. 

7.4 Veiligheidstechnische uitrusting 

EN 12828 geldt voor het ontwerp van warmwater-verwarmingsinstallaties 

met veiligheidstemperaturen tot max. 110 ºC. 

Voor 120 ºC in waterverwarmingsinstallaties moet EN 12953 in 

acht worden genomen. 

Verwarmingscircuits 

Voor verwarmingscircuits met kunststofbuizen adviseren wij het 

gebruik van diffusiedichte buizen om indiffunderen van zuurstof 

door de buiswanden te verhinderen. In verwarmingsinstallaties 

met kunststofbuizen die zuurstof doorlaten moet een systeemscheiding 

worden aangebracht. Hiervoor leveren wij aparte warmtewisselaars. 

Vloerverwarmingen en verwarmingscircuits met een zeer grote 

waterinhoud moeten ook bij laag- en dieptetemperatuurketels via 

mengkleppen worden aangesloten en via de Vitotronic 300 (type 

GW2), Vitotronic 300-K of met afzonderlijke regelingen, bijv. 

Vitotronic 200-H worden geregeld. 

Eenvoudige montage 

Vitomax-verwarmingsketels hebben bij veiligheidstemperaturen 

tot 110 ºC geen aanvoertussenstuk voor de montage van de veiligheidstechnische 

inrichtingen nodig. 

De voor de uitrusting benodigde aansluitingen, bijv. waterniveaubegrenzer 

of drukbegrenzer bevinden zich aan de verwarmingsketel. 

Daaruit resulterende voordelen: 

& Kleinere pomp, d.w.z. lagere investeringskosten 

& Geringere stroomopname van de pomp 

& Minder looptijden van de bijmengpomp 

& Lagere stroomkosten 

Aanwijzing voor CV-pompen 

CV-pompen in verwarmingsinstallaties met een nom. vermogen 

van > 25 kW moeten zo zijn uitgerust of ontworpen dat de elektrische 

vermogensopname automatisch in minstens drie trappen 

wordt aangepast aan de pompbehoefte die wordt bepaald door de 

werking, mits veiligheidstechnische belangen van de verwarmingsketel 

dat niet in de weg staan. 


5819 427 NL

5819 427 NL 


De norm stelt veiligheidstechnische eisen aan ketels en ketelinstallaties. 

Veiligheidstechnische uitrusting volgens EN 12828 Vereiste veiligheidsinrichtingen 

ADG Gesloten expansievat 

AV1 Afsluitklep 

AV2 Afsluitklep (tegen onbedoeld sluiten beveiligd, bijv. kapventiel) 

E Aftap 

EST Ontlastpot 

MA Drukindicatietoestel 

SDB1 Veiligheidsdrukbegrenzer max. 

SDB2 Veiligheidsdrukbegrenzer min. 

SIV Veiligheidsklep 

SL Veiligheidsuitzettingsleiding 

STB Veiligheidstemperatuurbegrenzer 

TH Thermometer 

TR Temperatuurregelaar 

WB Waterniveaubegrenzer 

Overige legenda 

HK Verwarmingscircuit 

HKP CV-pomp 

HR Verwarmingswaterretour 

HV Verwarmingswateraanvoer 

Algemene aanwijzingen 

Beveiliging tegen watergebrek 

Volgens EN 12828 moeten verwarmingsketels met een laagwaterstandbeveiliging 

(waterniveaubegrenzer) worden uitgerust. Door 

tests is aangetoond dat bij een eventueel optredend gebrek aan 

water als gevolg van lekkage aan de verwarmingsinstallatie en 

gelijktijdige werking van de brander, zonder bijkomende maatregelen 

uitschakeling van de brander plaatsvindt voordat ontoelaatbare 

verwarming van de verwarmingsketel en de 

rookgasinstallatie intreedt. 

Maximale drukbegrenzing 

Vereist voor elke verwarmingsketel in een installatie als het nominale 

vermogen van de ketel > 300 kW bedraagt. 

De verwarmingsketels hebben daarvoor een sok R½ aan de 

bovenkant van de ketel. 

Minimale drukbegrenzing 

Geadviseerd bij aanvoertemperaturen van meer dan 100 ºC en bij 

installaties met meerdere ketels eenmaal per installatie. 

Veiligheidsklep 

De verwarmingsketels moeten volgens EN 12828 met een voor 

het type goedgekeurde veiligheidsklep worden uitgerust. Die moet 

volgens de TRD 721 met ”D/G/H” voor alle andere werkingsvoorwaarden 

worden gekenmerkt: 

Keuzetabel voor veiligheidstechnische accessoires 

De tabel toont welke veiligheidstechnische accessoires volgens 

EN 12828 voor de verwarmingsketel vereist zijn. 

X vereist 

— niet vereist 

De verbindingsleiding tussen verwarmingsketel en veiligheidsklep 

mag niet afsluitbaar zijn. Hierin mogen geen pompen, armaturen 

of vernauwingen aanwezig zijn. 

Ontlastpot 

Bij verwarmingsketels van meer dan 300 kW moet in de directe 

nabijheid van de veiligheidsklep een ontlastpot met afblaas- en 

afvoerleiding worden geïnstalleerd. De afblaasleiding moet in de 

buitenlucht uitmonden. Uittredende stoom mag niemand in gevaar 

brengen. 

De afblaasleiding van de veiligheidsklep moet zodanig zijn uitgevoerd 

dat geen drukverhoging mogelijk is. De monding van de 

afvoerleiding voor water moet zodanig zijn aangebracht dat uit de 

veiligheidsklep ontsnappend water zonder gevaar en observeerbaar 

wordt afgevoerd. 

Vervangingsmaatregel 

Alleen als een tweede veiligheidstemperatuurbegrenzer en een 

tweede maximaalpressostaat worden gemonteerd, kan van de 

ontlastpot en de afblaasleiding worden afgezien. 


7

7 


Nominaal vermogen van de verwarmingsketel > 300 kW 

Veiligheidstemperatuur 

110 ºC 

Veiligheidstemperatuurbegrenzer in leveringsomvang van de ketelcircuitregeling, bij levering op 110 ºC ingesteld 

Temperatuurregelaar 

x 

Leveringsomvang van de ketelcircuitregeling 

Ketelthermometer 

x 

Leveringsomvang van de ketelcircuitregeling 

Drukindicatietoestel x 

Manometer (als afzonderlijk accessoires) 

of 

als onderdeel van de maximaalpressostaat resp. van de kleinverdeler (slechts tot 200 kW) 

Veiligheidsklep 

x 

Een veiligheidsklep van 3 bar is onderdeel van de kleinverdeler (inzetbaar tot 200 kW) 

Waterniveaubegrenzer 

x 

als laagwaterstandbeveiliging 

Maximaalpressostaat x 

Minimaalpressostaat 

x 

Aan te raden bij aanvoertemperaturen van meer dan 100 °C. Bij installaties met meerdere ketels een keer per installatie. 

Armaturenblok met accessoires (met manometer, beveiligde afsluitklep, aftap en twee aansluitingen voor meer vei- x 

ligheidsdrukbegrenzers) 

Naar keuze, accessoires volgens EN 12828 voor de montage van de veiligheidsdrukbegrenzer. 

Ontlastpot X 

of 

Conform EN 12828 is de vervangingsmaatregelniet nodig, als bijkomend een veiligheidstemperatuurbegrenzer en een 

veiligheidsdrukbegrenzer (maximaalpressostaat) worden gemonteerd. 

Veiligheidstemperatuurbegrenzer 

X 

(extra) 

Veiligheidsdrukbegrenzer (maximaalpressostaat) 

X 

(extra) 

Opmerking 

Bij een veiligheidstemperatuur van 120 ºC moet de verwarmingsketel 

volgens de bedrijfsbeveiligingverordening worden bewaakt. 

Onderdelen met veiligheidsfunctie moeten dan de volgende 

eigenschappen hebben: storingsvrij gedrag, redundantie, diversiteit, 

met zelfcontrole. Accessoire-pakket voor 120 ºC veiligheidstemperatuur 

is leverbaar. Meer informatie in EN 12953. 

7.5 Brandstoffen 

Vitomax-verwarmingsketels zijn voor de verbranding van de volgende 

brandstoffen geschikt: 

& Olie EL volgens DIN 51 603 

& aardgas, stadsgas en vloeibaar gas. 

& Biogas en zuiveringsgas: 

De werking met biogas/zuiveringsgas is eventueel mogelijk. 

Omdat die gassen normaal zwavelverbindingen (waarvan de 

samenstelling sterk kan schommelen) en andere agressieve 

gassen bevatten, gelden bijzondere werkingsvoorwaarden. 

7.6 Brander 

Geschikte brander 

Ventilatorbrander op olie 

De brander moet volgens EN 267 zijn getest en gemarkeerd. 

Ventilatorbrander op gas 

De brander moet getest zijn volgens EN 676 en moet overeenkomstig 

richtlijn 90/396/EEG de CE-markering hebben. 

– Het gas moet vrij zijn van halogeen-gechloreerde koolwaterstof. 

– De min. retourtemperatuur moet in alle bedrijfstoestanden 

boven 65 ºC liggen. Daarvoor is de montage van een effectieve 

retourtemperatuurverhoging nodig 

– De verwarmingsketel moet voortdurend bedrijfsklaar zijn, 

nacht- of weekenduitschakelingen zijn niet toegelaten. 

– Omdat biogas vaak verontreinigd is, kunnen de onderhoudscycli 

korter zijn. De verwarmingsketel moet regelmatig worden 

gereinigd en onderhouden. 

& Overige brandstoffen op aanvraag. 

Unit brander 

Afhankelijk van keteltype en brandstof evenals van de vereiste 

emissiewaarden zijn passende ketel-brander-units verkrijgbaar. 

Concrete gegevens op aanvraag. 

Toepassingsgebied 

De verwarmingsketels werken met overdruk in de vuurhaard. Er 

moet een brander worden gebruikt die geschikt is voor de betreffende 

weerstand aan rookgaszijde (zie gegevensblad van de 

betreffende verwarmingsketel). 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Bij gebruik van de Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaars 

moeten de bijkomende weerstanden van die toestellen in 


Het materiaal van de branderkop moet geschikt zijn voor bedrijfstemperaturen 

tot minstens 500 °C. 

Montage van de brander 

Vitomax 100-LW 

Branderuitvoeringen 

Er kunnen meertraps of traploze (modulerende) branders worden 

gebruikt. 

Type M155 

Nominaal vermogen kW 650 1000 1400 2000 

Vlambekeropening max. Ø mm 380 410 410 434 

Minimale vlambekerlengte mm 265 280 295 320 

Type M148 

Nominaal vermogen kW 2300 2900 3500 4200 5000 6000 

Vlambekeropening max. Ø mm 420 420 530 530 530 600 

Minimale vlambekerlengte mm 335 360 400 400 430 480 

Zie gegevensblad voor meer afmetingen. Branderbevestiging: 

branderplaat, aan de ketelflens geschroefd. 

Vitomax 200-LW en Vitomax 200-WS 

Nominaal vermogen Vitomax 200-LW kW 2100 2600 3200 3900 4500 5300 6600 

Vitomax 200-WS kW 1745 2325 2905 3490 4650 5815 6975 

Vlambekeropening max. Vitomax 200-LW Ø mm 408 408 508 508 508 508 580 

Vitomax 200-WS Ø mm 434 534 534 534 602 602 602 

Minimale vlambekerlengte Vitomax 200-LW mm 381 381 381 381 381 381 381 

Vitomax 200-WS mm 270 

Nominaal vermogen Vitomax 200-LW kW 7800 9300 11200 13800 15000 16500 19500 

Vitomax 200-WS kW 8140 9300 11630 – – – – 

Vlambekeropening max. Vitomax 200-LW Ø mm 602 602 782 782 782 920 1010 

Vitomax 200-WS Ø mm 602 710 710 – – – – 

Minimale vlambekerlengte Vitomax 200-LW mm 381 381 381 381 381 360 360 

Vitomax 200-WS mm 270 – – – – 


branderplaat, aan de verwarmingsketel geschroefd. 

Vitomax 300-LT 

Nominaal vermogen kW 1860 2300 2900 3500 4100 4700 5900 

Vlambekeropening max. Ø mm 410 410 520 520 520 520 590 

Minimale vlambekerlengte mm 265 265 265 265 265 265 270 


branderplaat, aan de verwarmingsketel geschroefd. 

Afstelling van de brander 

Het grootste olie- resp. gasdebiet van de brander moet zodanig 

worden ingesteld, dat het aangegeven maximaal vermogen van 

de verwarmingsketel niet wordt overschreden. Bij meertraps en 

modulerende branders in acht nemen dat de rookgasinstallatie 

geschikt moet zijn voor de lage rookgastemperaturen die bij deellastwerking 

voorkomen. 

Bij werking van de Vitoplex-verwarmingsketel, de 

Vitomax 200-LW en de Vitomax 300-LT met Vitotronic-regelingen 

moeten de minimale vermogens die in de overeenkomstige 

bedrijfsvoorwaarden zijn aangegeven, worden gerespecteerd. 


7

7 


7.7 Rookgasgeleiding 

Eisen volgens de stookverordening 

De bouw- en stookverordeningen van de deelstaten moeten in 


& Rookgasinstallaties moeten qua binnendiameter en hoogte en 

indien nodig ook qua warmtegeleidingweerstand en intern 

oppervlak zo zijn bemeten dat de rookgassen in alle bedrijfssituaties 

volgens de voorschriften naar de buitenlucht worden 

geleid en ten opzichte van ruimtes geen gevaarlijke overdruk 

kunnen ontwikkelen. 

& De rookgassen van stookinrichtingen voor vloeibare en gasvormige 

brandstoffen kunnen in schoorstenen of rookgasleidingen 

worden geleid. 

& Rookgasleidingen van gebouwen moeten ten opzichte van 

ramen een afstand van min. 20 cm hebben. 

& Afstanden ten opzichte van mondingen van schoorstenen en 

rookgasleidingen: 

– Ze moeten minstens 40 cm boven de nok uitsteken 

of 

Min. 1 m afstand tegenover het dakoppervlak 

– Min. 1 m boven dakopbouwen en openingen van ruimtes voor 

zover de afstand tot de schoorstenen en rookgasleidingen 

minder dan 1,5 m bedraagt. 

– Min. 1 m boven onbeschermde bouwelementen van brandbaar 

materiaal, uitgezonderd dakbedekkingen, of min. 1,5 m 

hier vandaan. 

– Indien gevaar of zware belasting valt te vrezen, kunnen afwijkend 

hiervan verderstrekkende eisen worden gesteld. 

& Stookinstallaties met een belasting van 1 Megawatt of meer: 

De uittredeopening van de rookgassen moet min. 3 m boven de 

hoogste kant van de daknok uitsteken en min. 10 m boven het 

maaiveld liggen. 

Vraag advies van een erkende installateur. 

Configuratie van de rookgasinstallatie 

De bepaling van de doorsneden van de rookgasinstallatie is basis 

en voorwaarde voor de correcte werking van iedere rookgasinstallatie. 

Met de volgende doorsnedendiagrammen kan de doorsnede 

van de rookgasinstallatie afhankelijk van het nominaal vermogen 

en de effectieve hoogte van de rookgasinstallatie worden 

bepaald. Bij de berekening van de doorsnedendiagrammen werd 

met de EN 13384 rekening gehouden. 

Uitgangswaarden: 

& Rookgastemperatuur aan het keteleinde 140 tot 190 ºC en 

omgevingsluchttemperatuur + 15 ºC. Hogere rookgastemperaturen 

verbeteren de pompdruk in het algemeen slechts weinig. 

& Effectieve hoogte van de rookgasinstallatie gelijk aan hoogteverschil 

tussen keteluitgang en monding. 

7.8 Geluiddemping 

De in verwarmingsinstallaties gebruikte brander-/ketelsystemen, 

circulatiepompen en andere aggregaten veroorzaken geluid. Dit 

wordt van de installatieruimte via vloer, plafond en wanden naar 

aangrenzende ruimtes en via de rookgasinstallatie, evenals luchttoevoer- 

en luchtafvoeropeningen naar andere ruimtes en naar 

buiten geleid. 

& Stookinstallaties met een belasting > 20 MW: 

Regionale vereisten kunnen bij de arbeidsinspectie worden 

aangevraagd. 

& Bij een dakhelling van minder dan 20 graden moet de hoogte 

van de uittredeopening worden gerelateerd aan een fictieve 

daknok . De hoogte van de fictieve daknok moet op basis van 

een dakhelling van 20 graden worden berekend. 

Als x < 1,5 m, dan a ≥ 1,0 m 

& Lengte van het verbindingsstuk max. ¼ van de effectieve 

hoogte van de rookgasinstallatie, echter niet meer dan 7 m. 

Dezelfde doorsnede van verbindingsstuk en rookgasinstallatie. 

& Weerstand Σζ voor keerkast, aansluiting, vormen snelheidswijzigingen 

gelijk aan 2,2 (diagrammen volgens Schiedel) resp. 

2,5 (diagrammen volgens Plewa). 

& De weerstand Σζ = 2,2 dekt bijv. het verlies van een verbindingsstuk 

met een aansluiting onder 10º en twee bochten van 

90º en een evt. benodigde snelheidsverhoging bij bijzonder 

grote keteluitgang. 

& Het is aan te raden de rookgassen onder 45º in de rookgasinstallatie 

af te voeren. 

Daar kan het als storend worden ervaren. Om dit te vermijden 

kunnen extra geluiddempende maatregelen worden genomen die 

al bij het ontwerp moeten worden gerespecteerd. Maatregelen die 

naderhand worden genomen om het geluid te verminderen zijn 

vaak slechts met veel moeite en hoge kosten te realiseren. 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Luchtgeluidsisolatie 

Moderne branders beschikken vaak over geluiddempende kappen 

resp. geluiddempende luchtaanzuigingen. Bij hoge geluiddempende 

eisen kunnen extra geluiddempende kappen worden 

gebruikt. Deze maatregel kan tegen geringe kosten ook naderhand 

worden genomen. 

Geluiddempende kappen worden voor verschillende geluidsreducties 

aangeboden en worden gewoonlijk overeenkomstig de 

installatie (type verwarmingsketel, brandstoftoevoer, bouwkundige 

situatie) ontworpen en gemaakt. 

Bij grotere installaties kan het nodig zijn de aanzuiglucht in een 

geluiddempend kanaal te leiden om storende geluiden buiten het 

gebouw te vermijden. 

Contactgeluidisolatie 

Een onderstel onder de verwarmingsketel die contactgeluid isoleert, 

is een goedkope en effectieve maatregel om trillingen te isoleren. 

Daarvoor worden geluidsabsorberende stelvoetjes die in 

het basisframe van de verwarmingsketel worden geschroefd, en 

voor verwarmingsketels met een groter vermogen langsisolatiebeugels 

uit veerelementen van roestvast staal aangeboden. 

Bij de dimensionering van zo'n onderstel moet het totale bedrijfsgewicht 

van de ketelinstallatie in acht worden genomen. Bij het 

gebruik van langsisolatiebeugels moet voor een effen steunpuntoppervlak 

worden gezorgd. 

Accessoires voor geluiddemping 

Viessmann levert voor de Vitomax-verwarmingsketels geluidsabsorberende 

trillingsdempers als accessoire voor geluiddemping: 

7.9 Richtwaarden voor de waterkwaliteit 

De levensduur van elke verwarmingsketel en van de gehele verwarmingsinstallatie 

wordt beïnvloed door de eigenschappen van 

het water. 

De kosten van waterbehandeling zijn in ieder geval lager dan 

reparatie van schade aan de verwarmingsinstallatie. 

Geluiddempers voor rookgas zijn meestal alleen bij hoge eisen 

van geluiddemping vereist. Op basis van de complexiteit bij het 

ontstaan en de voortplanting van vlamgeluid, de samenwerking 

van brander, verwarmingsketel en rookgasinstallatie evenals de 

werkwijze (rookgasinstallatie met overdruk of onderdruk) is zeer 

moeilijk voorspelbaar of een geluiddemper voor de rookgassen 

nodig is. 

Voor de beoordeling van de geluidsemissie in de buurt moet 

daarom bij de monding van de rookgasinstallatie het geluidsniveau 

worden gemeten. Als eventueel geluiddemping van de rookgassen 

nodig is, moet hiermee al tijdens het ontwerp rekening 

mee worden gehouden. Belangrijk hierbij is dat achter de ketel 

voorzien wordt in voldoende ruimte voor de geluiddemper. De 

weerstand van de geluiddemper voor rookgas is nodig voor de 

berekening van de rookgasinstallatie volgens EN 13384. 

Vooral bij dakverwarmingscentrales is een effectieve demping van 

contactgeluid belangrijk. Voor de akoestische scheiding van de 

stookinrichtingen van het gebouw kunnen compensatoren worden 

gebruikt. 

Deze moeten zo dicht mogelijk bij de verwarmingsketel in de ketelaanvoer-, 

ketelretour- en veiligheidsleiding worden gemonteerd. 

Wanneer steunen of ophangingen worden gebruikt, moeten deze 

eveneens geluidstechnisch van het gebouw worden gescheiden. 

Onze garantie is niet van toepassing als niet aan de hierna 

genoemde vereisten wordt voldaan. De garantie geldt niet voor 

schade als gevolg van corrosie en ketelsteen. 

Hierna zijn de belangrijke eisen aan de waterkwaliteit samengevat. 

Voor het vullen kan bij Viessmann een chemische waterbehandeling 

worden besteld. 

Verwarmingsinstallaties met bedrijfstemperaturen tot 100 ºC volgens voorschrift (VDI 2035) 

Er moet worden voorkomen dat zich veel ketelsteen (calciumcarbonaat) 

op het verwarmingsoppervlak vormt. Voor verwarmingsinstallaties 

met bedrijfstemperaturen tot 100 °C geldt de VDIrichtlijn 

2035 blad 1 ”Voorkomen van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties 

- kalksteenvorming in tapwater- en warmwaterverwarmingsinstallaties” 

met de volgende richtwaarden (zie ook 

de betreffende verklaringen in de originele tekst van de richtlijn): 

Totaal verwarmingsvermogen in kW Som van aardalkaliën mol/m 3 

Totale hardheid in °dH 

> 600 < 0,02 < 0,11 

Bij de richtwaarden wordt van de volgende voorwaarden uitgegaan: 

& De som van de totale hoeveelheid vulwater en toegevoegd 

water tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt niet 

het drievoudige van de waterinhoud van de verwarmingsinstallatie. 

& Het specifieke installatievolume is minder dan 20 liter/kW vermogen. 

Bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het 

vermogen van de kleinste ketel worden ingezet. 

& Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie aan de waterzijde 

volgens VDI 2035 blad 2 zijn genomen. 


7

7 


Bij verwarmingsinstallaties met de volgende gegevens moeten 

het vulwater en toegevoegde water worden onthard: 

& De som van de aardalkaliën van het vulwater en toegevoegde 

water ligt boven de richtwaarde. 

& Grotere hoeveelheden vulwater en toegevoegd water zijn te 

verwachten. 

Bij het ontwerp op het volgende letten: 

& Per gedeelte moeten afsluitkleppen worden gemonteerd. Daarmee 

wordt vermeden dat bij elke reparatie of elke uitbreiding 

van de installatie al het verwarmingswater moet worden afgetapt. 

& Voor de registratie van de hoeveelheid vulwater en toegevoegd 

water moet een watermeter worden gemonteerd. De ingevulde 

waterhoeveelheden en de waterhardheid moeten in de servicehandleidingen 

van de verwarmingsketel worden genoteerd. 

Bedrijfsinstructies: 

& De inbedrijfstelling van een installatie moet trapsgewijs, beginnend 

met het geringste vermogen van de ketel, bij een hoog 

verwarmingswaterdebiet plaatsvinden. Daarmee wordt plaatselijke 

concentratie van kalkafzetting op het verwarmingsoppervlak 

van de warmtegenerator voorkomen. 

& Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden moeten alleen de 

absoluut noodzakelijke netdelen afgetapt worden. 

Verwarmingsinstallaties met toegelaten aanvoertemperaturen boven 100 ºC 

Werking op zoutarm circulatiewater 

Als vulwater en toegevoegd water komt uitsluitend zoutarm water, 

zoals ontzout water, permeaat of condensaat in aanmerking. 

Bij systemen met mengcondensatie is meestal zoutarm water 

aanwezig als geen ketelwater voor de alkalisering wordt teruggevoerd. 

& Als aan de waterzijde maatregelen nodig zijn, moet al bij de 

eerste vulling van de verwarmingsinstallatie de inbedrijfstelling 

met behandeld water plaatsvinden. Dat geldt ook voor elke 

nieuwe vulling bijv. na reparaties of uitbreiding van de installatie 

en voor al het toegevoegde water. 

& Filters, vuilvangers of andere vuil- of slibinrichtingen in het verwarmingswatercircuit 

moeten na de eerste of een nieuwe installatie 

vaker, later naar behoefte afhankelijk van de 

waterbehandeling (bijv. hardheid), worden gecontroleerd, gereinigd 

en gebruikt. 

Bij het respecteren van deze aanwijzingen wordt de vorming van 

kalkafzettingen op het verwarmingsoppervlak geminimaliseerd. 

Als door het niet respecteren van de VDI-richtlijn 2035 schadelijke 

kalkafzettingen zijn ontstaan, is een beperkte levensduur van de 

ingebouwde verwarmingsapparaten in de meeste gevallen al 

begonnen. Het verwijderen van de kalkafzettingen kan een optie 

zijn voor een deugdelijke werking. Die maatregel moet door de 

Viessmann Industrieservice of door een vakkundig bedrijf worden 

uitgevoerd. De verwarmingsinstallatie moet voor het opnieuw in 

bedrijf stellen op schade worden onderzocht. Om het opnieuw vormen 

van overmatig veel kalksteen te voorkomen moeten de foutieve 

bedrijfsparameters absoluut worden gecorrigeerd. 

Werking op zouthoudend water 

Als vul- of toegevoegd water moet zoveel mogelijk water met een 

laag zoutgehalte worden gebruikt dat ten minste van aardalkaliën 

is ontdaan (onthard). 

zoutarm zouthoudend 

El. geleidbaarheid bij 25 ºC μS/cm 10 tot 30 > 30 tot 100 > 100 tot 1.500 

Algemene eisen helder zonder sedimen- helder zonder sedimen- helder zonder sedimentententen 

pH-waarde bij 25 ºC 9 - 10 9 - 10,5 9 - 10,5 

volgens tapwaterverordening/verordening 

tapwaterbehandeling 

≤ 9,5 ≤ 9,5 ≤ 9,5 

Zuurstof (O2) 

(waarden bij permanente werking duidelijk 

lager) 

mg/liter < 0,1 < 0,05 < 0,02* 1 

Aardalkaliën (Ca + Mg) mmol/liter < 0,02 < 0,02 < 0,02 

Fosfaat (PO4) mg/liter < 5 < 10 < 15 

volgens tapwaterverordening/verordening 

tapwaterbehandeling 

mg/liter ≤ 7 ≤ 7 ≤ 7 

Voor Viessmann verwarmingsketels 

Bij gebruik van zuurstofbindmiddelen: 

mg/liter < 2,5 < 5 < 15 

natriumsulfiet (Na2SO3) (Bij gebruik van andere geschikte producten 

moet rekening worden gehouden met de 

betreffende richtlijnen van de leverancier.) 

mg/liter – –

5819 427 NL 


De druk moet overal in de verwarmingsinstallatie, ook aan de 

zuigzijde van de pomp, en bij elke bedrijfssituatie boven de druk 

van de plaatselijke atmosfeer liggen. 

De voordruk van het membraanexpansievat moet minstens bij het 

jaarlijkse onderhoud worden gecontroleerd. Voor drukregelsystemen 

en corrosie zie ook hoofdstuk ”Algemene ontwerpinstructies 

”. 

Het gebruik van gasdoorlatende onderdelen, bijv. niet diffusiedichte 

kunststofleidingen in vloerverwarmingen moet worden vermeden. 

Als ze toch worden gebruikt, moet in een 

systeemscheiding worden voorzien. Deze moet het door de kunststofbuizen 

stromende water door een warmtewisselaar van corrosiebestendig 

materiaal van de andere verwarmingscircuits – bijv. 

vandeCV-ketel– worden gescheiden. 

Bij een corrosietechnisch gesloten warmwaterverwarmingsinstallatie 

die aan voornoemde punten voldoet, zijn extra beschermende 

maatregelen tegen corrosie niet nodig. 

7.10 Rookgas-/water-warmtewisselaar Vitotrans 300 

Als er toch gevaar van binnendringen van zuurstof bestaat, moeten 

extra beschermmaatregelen worden genomen, bijv. door zuurstofbindmiddel 

natriumsulfiet (5 - 10 mg/liter) toe te voegen. De 

pH-waarde van het verwarmingswater moet 8,2 - 9,5 bedragen. 

Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden afwijkende 

voorwaarden. 

Als chemicaliën tegen corrosie worden gebruikt, adviseren wij een 

verklaring van geen bezwaar voor het ketelmateriaal en het materiaal 

van de overige onderdelen van de verwarmingsinstallatie 

door de producent van de chemicaliën te laten afgeven. 

Bij vragen over de waterbehandeling kunt u zich tot de betreffende 

firma's wenden. 

Meer gedetailleerde informatie staat in de VDI-richtlijn 2035-2 en 

EN 14868. 

Naschakeling van een Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar voor rendementsverhoging 

Het naschakelen van een Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar 

bij een verwarmingsketel geeft een duidelijke verhoging 

van het rendement. Door condensatie van de rookgassen in de 

warmtewisselaar wordt de verwarmingsketel volgens de vereisten 

van de rendementsrichtlijn 92/42/EEG een HR-ketel. 

& Bij gasgestookte verwarmingsketels bedraagt de rendementsverhoging 

max. 12 %. 

& Bij werking op olie wordt op basis van het geringere watergehalte 

en de lage dauwpunttemperatuur ten opzichte van gas 

een rendementsverhoging van max. 6 % bereikt. 

De Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar is zo ontworpen 

dat deze ook op een bestaande installatie kan worden aangesloten. 

Vitotrans 300 voor oliestook 

Voor de permanente of langere werking op olie is de Vitotrans 300 

rookgas-/water-warmtewisselaar op plaatsen waar contact is met 

rookgas leverbaar met het hoogwaardige roestvast staal RVS 

904L. 

Energiebesparing door gebruik van Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar 

De rendementsverhoging en daarmee de energiebesparing ten 

opzichte van installaties zonder rookgas-/water-warmtewisselaar 

wordt aanzienlijk bepaald door de temperatuur van het retourwater 

dat door de warmtewisselaar stroomt. 

De retourtemperaturen worden door het ontwerp van de installatie 

bepaald en nemen bij stijgende buitentemperatuur af. Voor verwarmingssystemen 

met ontwerptemperaturen van 75/60 ºC en 

40/30 ºC is het verloop van de retourtemperatuur in relatie tot de 

buitentemperatuur in het diagram op pagina 24 weergegeven. 

Ontwerptemperatuur verwarmingssysteem 

Rendementsverhoging 

door Vitotrans 300 met Vitomax 200 en 

Vitomax 300 

90/70 ºC 6,0 % 7,0 % 

75/60 ºC 9,0 % 10,0 % 

60/50 ºC 10,0 % 11,0 % 

40/30 ºC 11,5 % 12,5 % 

Het totale rendement van de HR-eenheid bestaande uit gasgestookte 

verwarmingsketel en Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar 

resulteert uit de optelling van het ketelrendement en 

de voor de betreffende systeemtemperatuur bepaalde rendementsverhoging 

van de warmtewisselaar. 

Voorbeeld: 

Rendement Vitoplex 300 = 96 % 

Rendementsverhoging Vitotrans 300 bij 75/60 ºC = 9 % geeft een 

totaal rendement van de HR-eenheid van 96 % + 9 % = 105 %. 

De rendementsverhoging die door het naschakelen van een rookgas-/water-warmtewisselaar 

wordt bereikt, is voor verschillende 

temperaturen van verwarmingssystemen in de tabel hierna weergegeven. 

De mogelijke rendementsverhoging is gebaseerd op het 

glijdende verloop van de retourtemperatuur in relatie tot de buitentemperatuur. 

De verschillende rendementsverhogingen resulteren 

uit de verschillende rookgastemperaturen van de voorgeschakelde 

verwarmingsketels 

Rendementsverhoging 

door Vitotrans 300 met Vitomax 100 


7

7 


A Aanvoertemperatuur bij verwarmingssysteem 75/60 ºC 

B Retourtemperatuur bij verwarmingssysteem 75/60 ºC 

Berekening van de mogelijke energiebesparing 

& Jaarcapaciteit Q a van een ketelinstallatie met ² k = 460 kW en 

1650 uur max. capaciteit (ba) per jaar: 

& Jaarverbruik B N van aardgas LL (stookwaarde H u = 

8,83 kWh/m 3 ) bij gebruik van een laagtemperatuurketel 

Vitoplex 300 met een rendement van η N =96%: 

& Rendementsverhoging ηAWT door het naschakelen van een 

Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar. De ontwerptemperatuur 

van het verwarmingssysteem dat via de warmtewisselaar 

werkt, is 75/60 ºC. 

ηAWT = 9 % (volgens tabel op pagina 23) 

η tot = η N + η AWT = 96 % + 9 % = 105 % 

Hydraulische integratie 

Via Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar kan de totale 

verwarmingswaterhoeveelheid, met betrekking tot het overeenkomstige 

nominale vermogen van de verwarmingsketel en een 

temperatuurverschil van min. 20 K, worden gevoerd. 

Condenswater en neutralisatie 

Oliestook 

Condenswater van deze installaties moet worden geneutraliseerd. 

Bovendien moet voor de neutraliseringinstallaties voor gasgestookte 

verwarmingsketels een koolfilter worden gebruikt. 

C Aanvoertemperatuur bij verwarmingssysteem 40/30 ºC 

D Retourtemperatuur bij verwarmingssysteem 40/30 ºC 

& Jaarverbruik B B van aardgas LL (stookwaarde H u = 

8,83 kWh/m 3 ) bij gebruik van een Vitoplex 300 met nageschakelde 

Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar: 

& Besparing van aardgas LL in m 3 /a : 

& Procentuele besparing: 

Door het gebruik van een nageschakelde Vitotrans 300 rookgas-/ 

water-warmtewisselaar kan ca. 8,5 % brandstof worden bespaard. 

Bij de modernisering van verouderde ketelinstallaties met een 

laag rendement worden aanzienlijke besparingen bereikt. 

Als slechts een gedeeltelijk debiet via de Vitotrans 300 wordt 

gevoerd, om bijv. een verwarmingscircuit met lage retourtemperaturen 

te gebruiken, moet het nominaal debiet zo worden gekozen 

dat de temperatuurspreiding in de Vitotrans 300 met betrekking tot 

het bovenste vermogen max. 10 K bedraagt. 

Neutraliseringinrichtingen 

Voor de HR-eenheden bestaande uit Viessmann Vitomax verwarmingsketels 

en nageschakelde Viessmann Vitotrans 300 rookgas-/water-warmtewisselaar 

zijn afgestemde 

neutraliseringinrichtingen leverbaar: 5819 


427 NL

5819 427 NL 


& Neutraliseringinstallatie met granulaat en hevelpomp evenals 

vulindicatie voor granulaat voor gasgestookte verwarmingsketel 

tot 1000 kW met Vitotrans 300 

& Neutraliseringinstallatie met vloeistof voor gasgestookte verwarmingsketel 

vanaf 1120 kW met Vitotrans 300 

& Neutraliseringinstallaties voor oliegestookte verwarmingsketel 

met Vitotrans 300. 

Opstelling neutralisatie-inrichting 

Bij opstelling van de volledige verwarmingsinstallatie op dezelfde 

hoogte wordt het condensaat in de warmtegenerator, de rookgas-/ 

water-warmtewisselaar of de rookgasinstallatie tot op de hoogte 

van de toevoeraansluiting van de neutralisatie-inrichting opgestuwd. 

Regelingen 

8.1 Overzicht ketelcircuitregelingen en schakelkasten 

Bij de Viessmann verwarmingsketels kan als accessoire een 

ketelcircuitregeling worden geleverd die speciaal op de verwarmingsketel 

is afgestemd. Op die manier kan de benodigde 

onderste ketelwatertemperatuur worden aangehouden. 

De bescherming van de ketel wordt gegarandeerd door: 

& aansturing van een bijmengpomp 

& debietvermindering van de verwarmingscircuits 

& constante retourtemperatuurregeling 

Technische gegevens van de neutraliseringinrichtingen resp. - 

installaties en accessoires zie gegevensblad ”Accessoires voor 

verwarmingsketels”. 

Als het condensaat volledig wegloopt, moet de neutralisatieinrichting 

dieper worden opgesteld. 

Schakelkasten Vitocontrol met weersafhankelijke regeling 

Vitotronic 300-K, type MW1S)voor 1 tot 4 verwarmingsketels en 2 

verwarmingscircuits met mengklep en overige Vitotronic 200-H, 

type HK1S of HK3S voor 1 resp. max. 3 verwarmingscircuits met 

mengklep kunnen voor alle Vitomax worden geleverd. 


8

8 

Regelingen (vervolg) 

Installaties met 1 ketel 

Vitotronic 100, type GC1 

Vitotronic 200, type GW1 

Elektronische ketelcircuitregeling 

& Voor verhoogde ketelwatertemperatuur 

of 

weersafhankelijke werking in combinatie met een schakelkast 

Vitocontrol en ingebouwde verwarmingscircuitregeling 

Vitotronic 200-H, type HK1S/HK3S (zie aparte gegevensblad) 

of 

weersafhankelijke werking in combinatie met externe regeling 

& Voor tweetraps of modulerende brander, indien aanwezig 

& Met boilertemperatuurregeling 

of 

regeling van een boilerlaadsysteem met menggroep (alleen als 

alternatief voor de regeling van een constante retourtemperatuurverhoging 

met geregelde 3-weg klep mogelijk) 

& Met beschermende functies voor de ketel afhankelijk van uitvoering: 

– Therm-Control 

– Bijmengpomp 

– Regeling van een constante retourtemperatuurverhoging met 

geregelde 3-weg klep (alleen als alternatief voor de regeling 

van een boilelaadsysteem met menggroep mogelijk) 

& Met geïntegreerd diagnosesysteem 

& Via functie-uitbreiding (accessoire): 

instelling van extra gewenste ketelwatertemperatuur via een 0 - 

10 V-ingang 

& Via externe contacten: 

– Vraag met instelling van de gewenste aanvoertemperatuur 

– Inschakelen 1. en 2. brandertrap 

– Omschakeling getrapte/modulerende werking 

& Communicatie mogelijk via LON (communicatiemodule LON 

moet apart worden besteld) 

Volgens de verordening voor energiebesparing moet een weersafhankelijke 

of ruimtegestuurde regeling met tijdprogramma voor 

verlaagde werking worden bijgeschakeld. 

Weersafhankelijke, digitale ketelcircuitregeling 

& Voor installaties met één ketel 


& Met schakelklok met dag- en weekprogramma 

& Met bedieningseenheid en ondersteuning in volle tekst 

& Met gescheiden instelbare periodes 


of 






– Bijmengpomp 

– Regeling van een constante retourtemperatuurverhoging met 




& Functie-uitbreiding voor de instelling van de gewenste ketelwatertemperatuur 

via een 0 - 10 V-ingang aansluitbaar (accessoires). 


– Werkingsprogramma-omschakeling 

– Vraag met instelling van de gewenste aanvoertemperatuur 

– Branderblokkering 

– Omschakeling getrapte/modulerende werking 

& Communicatie mogelijk via LON (communicatiemodule LON 



5819 427 NL

5819 427 NL 


Installaties met meerdere ketels 

Elke verwarmingsketel van een installatie met meerdere ketels 

moet met een Vitotronic 100 (type GC1) zijn uitgerust. De 

Vitotronic 300-K (type MW1) wordt bij elke verwarmingsketel geleverd 

(zie prijslijst) en moet afzonderlijk worden gemonteerd. 

In de Vitotronic 100 moet de communicatiemodule LON worden 

ingebouwd. Zie prijslijst. 

Bij installaties met meerdere ketels en externe regeling moet lastafhankelijke 

brander- en ketelschakeling, evenals de boilertemperatuurregeling, 

door de bovenliggende (externe) regeling 

plaatsvinden. 

Vitotronic 100, type GC1 

Elektronische ketelcircuitregeling 

& Voor elke verwarmingsketel van een meerketelinstallatie met 

Vitotronic 300-K, type MW1 (Viessmann cascaderegeling, wordt 

bij een verwarmingsketel geleverd) 

of 

voor elke verwarmingsketel van een meerketelinstallatie 

– met schakelkast Vitocontrol en ingebouwde weersafhankelijke 

cascaderegeling Vitotronic 300-K, type MW1S, 

of 

– met externe weersafhankelijke cascaderegeling met boilertemperatuurregeling 




– bijmengpomp 

– regeling van een constante retourtemperatuurverhoging met 

geregelde 3-weg klep 


& Communicatie mogelijk via LON (communicatiemodule LON en 

verbindingskabel voor gegevensuitwisseling van de regelingen 

worden meegeleverd) 

& Bij werking met Vitotronic 300-K via externe contacten: 

– verwarmingsketel blokkeren 

– verwarmingsketel in de ketelvolgorde als laatste inschakelen 

& Bij werking met externe weersafhankelijke cascaderegeling: 

– via 0 – 10 V-ingang van de functie-uitbreiding (accessoire): 

instelling van een extra gewenste ketelwatertemperatuur 

en 

ketelvrijgave 

of 

– via externe contacten: 

ketelvrijgave 

en 

schakelen van de brandertrappen 

of 

– communicatie mogelijk via LON (communicatiemodule LON 



8

8 


Vitotronic 300-K, type MW1 

Schakelpunten 

Weersafhankelijke, digitale cascade- en verwarmingscircuitregeling: 

& Type MW1S: voor inbouw in schakelkasten (zie afzonderlijk 

gegevensblad). 

& Voor installatie met meerdere ketels 

& Met ketelvolgstrategie 

& Voor max. twee verwarmingscircuits met mengklep (via LON 

kunnen nog eens 32 verwarmingscircuitregelingen 

Vitotronic 200-H worden aangesloten). 

Voor elk verwarmingscircuit met mengklep is een uitbreidingsset 

(accessoire) nodig. 

& In combinatie met Vitotronic 100, type GC1: 

voor tweetraps of modulerende brander, indien aanwezig 


of 




& Met beschermende functies voor de ketel afhankelijk van uitvoering 

installatie: 

– verdelerpomp 

of 

– bijmengpomp 

of 



van een boilerlaadsysteem met menggroep mogelijk) 


& Bedieningseenheid met ondersteuning in volle tekst 


– werkingsprogramma-omschakeling 

– vraag met instelling van de gewenste aanvoertemperatuur 

– branderblokkering 

– mengklep ”Open” of ”Dicht” 

& Communicatie mogelijk via LON (communicatiemodule LON en 

afsluitweerstanden behoren tot leveringsomvang) 

A Instelmogelijkheden van de veiligheidstemperatuurbegrenzer 

van de Vitotronic ketelcircuitregeling (bij levering 110 ºC) 

B Instelmogelijkheden van de temperatuurregelaar van de 

Vitotronic ketelcircuitregeling (bij levering 95 ºC) 

C Onderste ketelwatertemperatuur (zie bedrijfsvoorwaarden 

pagina 4 tot 8) 

D Brander inschakelpunten 

E Brander uitschakelpunten 

F Ingestelde stooklijn 

G Ingestelde maximale ketelwatertemperatuur 


5819 427 NL

5819 427 NL 


8.2 Componenten bij levering 

Toewijzing bij de regelingstypes 

Vitotronic 100 200 300-K 

Type 

Componenten 

GC1 GW1 MW1 MW1S 

Keteltemperatuursensor x x 

Boilertemperatuursensor x x 

Buitentemperatuursensor x x 

Klemtemperatuursensor (zie accessoires) x 

Communicatiemodule LON (zie accessoires) 

x x x 

Opmerking 

voor Vitotronic 100, type GC1 alleen bij 

installaties met meerdere ketels 

LON-verbindingskabel (zie accessoires) x x 

Afsluitweerstand (zie accessoires) x x 

Keteltemperatuursensor 

Boilertemperatuursensor 

Buitentemperatuursensor 

Montageplaats: 

& Noordelijke of noordwestelijke wand van het gebouw 

& 2 tot 2,5 m boven de grond, bij meerdere etages ongeveer op de 

bovenste helft van de tweede etage 

Aansluiting: 

& 2-aderige kabel, kabellengte maximaal 35 m bij een kabeldiameter 

van 1,5 mm 2 koper. 

& Kabel mag niet samen met 230/400-V-kabels aangelegd wor- 

den 

Technische gegevens 

Kabellengte 3,7 m, stekkerklaar 

Beschermingsgraad IP 32 conform EN 60529, 

door opbouw/inbouw te 

garanderen 

Toegest. omgevingstemperatuur 

– tijdens werking 0 tot +130 °C 

– bij opslag en transport -20 tot +70 °C 



Beschermingsgraad IP 32 volgens EN 60529, 


garanderen 



– bij opslag en transport ‐20 tot +70 °C 


8

8 



Beschermingsgraad IP 43 volgens EN 60529 


garanderen 

8.3 Vitotronic 100, type GC1, bestelnr. 7248 083 


Opbouw 

De regeling bestaat uit basisapparaat, elektronicamodules en 

bedieningseenheid. 

Basisapparaat: 

& Netschakelaar 

& TÜV-toets 

& Service-testschakelaar 

& Optolink laptop-poort 

& Temperatuurregelaar 

DIN TR 77703 

of 

DIN TR 96803 

& Veiligheidstemperatuurbegrenzer 

DIN STB 116904 

of 

DIN STB 98103 

& Werkings- en storingsindicatie 

& Stekkeraansluitruimte 

– aansluiting externe apparaten via systeemstekker 

– aansluiting van draaistroomverbruikers via extra vermogensrelais 

Bedieningseenheid: 

& Weergave van de temperaturen en storingsmeldingen 

& Coderingen via display van de bedieningseenheid 

& Knoppen: 

– programmakeuze 

– ketelwater- en tapwatertemperatuur 

Functies 

& Regeling van de ketelwatertemperatuur (= installatie-aanvoertemperatuur) 

op de ingestelde waarde 

& Elektronische maximum en minimum temperatuurbegrenzing 

& Pomp-blokkeerbeveiliging 

& Geïntegreerd diagnosesysteem 

& Rookgastemperatuurbewaking in combinatie met rookgastemperatuursensor 

& Onderhoudsindicatie 

& Alleen bij installaties met één ketel: 

– adaptieve boilertemperatuurregeling met voorrangsschakeling 

(CV-pomp uit) 

– extra functie voor de tapwaterverwarming (kortstondig verwarmen 

naar een hogere temperatuur) 

– regeling van een boilerlaadsysteem met menggroep (alleen 

als alternatief voor de regeling van een constante retourtemperatuurverhoging 


& Aansluiting externe storingsmeldinrichting mogelijk 


ketel/installatie: 

– opstartschakeling Therm-Control 

– regeling van een bijmengpomp 




Toegestane omgevingstemperatuur bij 

werking, opslag en transport -40 tot +70 °C 

Regelkarakteristiek 

& P-gedrag met tweepuntsuitgang bij werking met getrapte bran- 

der 

PI-gedrag met driepuntsuitgang bij modulerende branders, 

indien aanwezig 

& Temperatuurregelaar voor de begrenzing van de max. ketelwatertemperatuur: 

95 °C, om te zetten op 100 °C 

& Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer: 

110 °C, om te zetten op 100 °C 

& Instelbereik van de gewenste ketelwatertemperatuur: 

20 tot max. 100 ºC (laagste schakelpunt afhankelijk van de verwarmingsketel/ketelcodeerstekker) 

& Instelbereik van de gewenste tapwatertemperatuur: 

10 tot 60 °C, om te zetten op 10 tot 95 °C 

Ketelcodeerstekker 

Voor aanpassing aan de verwarmingsketel (meegeleverd met de 

verwarmingsketel). 

Instelling van de werkingsprogramma's 

Bij alle werkingsprogramma's is de vorstbescherming van de verwarmingsketel 

en de warmwaterboiler actief. 

Met de programmakeuzeknoppen kunnen de volgende werkingsprogramma's 

worden ingesteld: 

& Bij installaties met één ketel 

– verwarmen en warm water 

– alleen warm water 

– uitschakelwerking 

& Bij meerketelinstallaties 

– verwarmen en warm water 

– uitschakelwerking 

Zomerwerking 

(alleen bij installaties met één ketel; ”Alleen warm water”) 

De brander wordt alleen ingeschakeld als de warmwaterboiler 

moet worden verwarmd (geschakeld door de boilertemperatuurregeling). 

De voor de betreffende verwarmingsketel benodigde minimale 

ketelwatertemperatuur wordt aangehouden. 

Externe vraag 

(in combinatie met externe regelingen) 

& Ketelvrijgave/smoorklepsturing 

& Inschakelen 1. brandertrap 

& Inschakelen 1. en 2. brandertrap 

Voor elke vraag is een spanningsloos contact nodig. 


Nom. spanning 230 V ~ 

Nom. frequentie 50 Hz 

Nom. stroomsterkte 2 x 6 A 

Opg. vermogen 10 W 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Beschermingsklasse I 

Beschermingsgraad IP 20 D volgens EN 

60529 

door opbouw/inbouw 

te waarborgen 

Werkwijze type 1B volgens 

EN 60 730-1 



gebruik in woningen 

en verwarmde ruimtes 

(normale omgevingsvoorwaarden) 


Leveringsomvang 

& Keteltemperatuursensor 

& 1 zak met technische documentatie 

& Alleen bij meerketelinstallaties: 

– communicatiemodule LON en de verbindingskabel voor de 

gegevensuitwisseling van de regelingen 


VDE-goedkeuring in combinatie met Viessmann verwarmingsketels. 

8.4 Vitotronic 200, type GW1, bestelnr. 7248 084 


Opbouw 

De regeling bestaat uit basisapparaat, elektronicamodules en 

bedieningseenheid. 



& TÜV-toets 



& Temperatuurregelaar 

DIN TR 77703 

of 

DIN TR 96803 

& Veiligheidstemperatuurbegrenzer 

DIN STB 116904 

of 

DIN STB 98103 



Nominale belasting van de relaisuitgangen 

sÖ Schakeluitgang 4(2) A, 230 V~ 

sA Boilerlaadpomp voor de boilerverwarming 

4(2) A, 230 V~ 

sL Bijmengpomp 

of 

ketelcircuitpomp 

4(2) A, 230 V~ 

gÖ Verzamelstoringsgmelding 4(2) A, 230 V~ 

gS Smoorklep 

of 

mengklepmotor constante retourtemperatuurregeling 

of 

motor 3-weg mengklep boilerlaadsysteem 

0,2(0,1) A, 230 V~ 

Totaal sÖ, sA, sL, gÖ, gS max. 6 A, 230 V~ 

fA Brander 4(2) A, 230 V~ 

lÖ Brander, 2-traps 1(0,5) A, 230 V~ 

lÖ Brander, modulerend, indien aanwezig 

0,2(0,1) A, 230 V~ 

Verwarmingsinstallatie met warmwaterboiler 

Alleen voor installaties met één ketel apart bestellen: 

& Voor de boilertemperatuurregeling boilertemperatuursensor en 

boilerlaadpomp met terugslagklep 

of 

& Boilerlaadsysteem HydroTap met menggroep en boilertemperatuursensor 

Communicatie 

Om communicatie met andere regelingen mogelijk te maken, bijv. 

met Vitotronic 200-H, is de communicatiemodule LON (accessoire) 

vereist. 




& Met digitale schakelklok 

& Verlicht display en ondersteuning in volle tekst 

& Instelling en indicatie van temperaturen en coderingen 

& Indicatie van storingsmeldingen 

& Alle instellingen en de belangrijkste coderingen in tekstweer- 

gave 

& Draaiknop voor de temperatuur bij normale werking 

& Knoppen: 

– temperatuur bij verlaagde werking 


– vakantieprogramma 

– party- en spaarwerking 


8

8 


– tapwatertemperatuur 

– stooklijn voor ketelwatertemperatuur (= installatieaanvoertemperatuur) 

– tijd/datum 

Functies 

& Weersafhankelijke regeling van de ketelwatertemperatuur 

(= installatieaanvoertemperatuur) 


& Uitschakeling van CV-pompen en brander naar behoefte (niet 

bij branders op verwarmingsketels met onderste begrenzing 

van de ketelwatertemperatuur) 

& Instelling van een variabele stookgrens 



& Rookgastemperatuurbewaking in combinatie met rookgastemperatuursensor 

& Onderhoudsindicatie 

& Adaptieve boilertemperatuurregeling met voorrangsschakeling 

(CV-pomp uit) 

& Extra functie voor de tapwaterverwarming (kortstondig verwarmen 


& Regeling van een boilerlaadsysteem met menggroep (alleen als 



& Aansluiting externe storingsmeldinrichting mogelijk 

& Met beschermende functies voor de ketel afhankelijk van uit- 

voering: 

– opstartschakeling Therm-Control 





Volgens EN 12831 wordt voldaan aan de eisen voor de berekening 

van de warmtebelasting. Voor vermindering van het opwarmvermogen 

wordt bij lage buitentemperaturen de verlaagde 

ruimtetemperatuur verhoogd. Om de opwarmtijd na een verlagingsperiode 

te verminderen, wordt gedurende een bepaalde tijd 

de aanvoertemperatuur verhoogd. 

Voor extra energiebesparing moet de temperatuurregeling per 

ruimte, bijv. met thermostaatkranen plaatsvinden. 


& P-gedrag met tweepuntsuitgang bij werking met getrapte brander 

PI-gedrag met driepuntsuitgang bij werking met modulerende 

brander, indien aanwezig 

& Temperatuurregelaar voor de begrenzing van de max. ketelwatertemperatuur: 

95°C, om te zetten op 100°C 

& Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer: 

110°C, om te zetten op 100°C 

& Instelgebied van de stooklijn: 

– steilheid: 0,2 tot 3,5 

– niveau: −13 tot 40 K 

– max. begrenzing: 20 tot 130 °C 

– min. begrenzing: 1 tot 127 °C 

& Instelbereik van de gewenste tapwatertemperatuur: 

10 tot 60°C, om te zetten op 10 tot 95°C 

Ketelcodeerstekker 

Voor aanpassing aan de verwarmingsketel (meegeleverd met de 

verwarmingsketel). 

Schakelklok 

Digitale schakelklok 

& Dag- en weekprogramma, jaarkalender 

& Automatische omschakeling van zomer-/wintertijd 

& Automatische functie voor tapwaterverwarming en tapwatercirculatiepomp 

& Tijd, weekdag en standaard schakeltijden voor de ruimteverwarming, 

de tapwaterverwarming en de tapwatercirculatiepomp zijn 

in de fabriek ingesteld 

& Schakeltijden individueel programmeerbaar, max. vier periodes 

per dag 

Kortste schakelinterval: 10 min 

Loopreserve: 5 jaar 


Voor alle werkingsprogramma's is de vorstbeveiliging (zie vorstbeschermingsfunctie) 

van de verwarmingsinstallatie actief. 



& Verwarmen en warm water 

& Alleen warm water 

& Uitschakelwerking 

Externe omschakeling werkingsprogramma is mogelijk. 

Vorstbeschermingsfunctie 

& De vorstbeschermingsfunctie wordt ingeschakeld als de buitentemperatuur 

tot onder de ca. +1 °C daalt, d.w.z. de CV-pomp 

wordt ingeschakeld en het ketelwater op een laagste temperatuur 

gehouden (zie hoofdstuk ”Bedrijfsvoorwaarden met 

Vitotronic-ketelcircuitregelingen”). 

& ”Uitschakelwerking”: 

Bij een hogere buitentemperatuur dan ca. +3 °C wordt de vorstbeschermingsfunctie 

uitgeschakeld, d.w.z. de CV-pomp en 

brander worden uitgeschakeld. 

& ”Verwarmen en warm water” 

De vorstbeschermingsfunctie wordt uitgeschakeld als de buitentemperatuur 

ca. +3 °C overschrijdt, d.w.z. de CV-pomp wordt 

uitgeschakeld en de voor de betreffende verwarmingsketel vereiste 

laagste ketelwatertemperatuur wordt aangehouden (zie 

hoofdstuk ”Bedrijfsvoorwaarden met Vitotronic-ketelcircuitregelingen”). 

Zomerwerking 

(”Alleen warmwater”) 





Instelling stooklijn (steilheid en niveau) 

De Vitotronic 200 regelt weersafhankelijk de ketelwatertemperatuur 

(= installatieaanvoertemperatuur). 

De noodzakelijke aanvoertemperatuur voor het bereiken van een 

bepaalde ruimtetemperatuur is afhankelijk van de verwarmingsinstallatie 

en de isolatie van het te verwarmen gebouw. 

Met het instellen van de stooklijn wordt de ketelwatertemperatuur 

aan deze omstandigheden aangepast. 

De ketelwatertemperatuur wordt door de temperatuurregelaar en 

de elektronische maximum temperatuurbegrenzing naar boven 

begrensd. 


5819 427 NL

5819 427 NL 





Nom. stroomsterkte 2 x 6 A 




60529 


te waarborgen 


EN 60 730-1 

Bij levering 

& Bedieningseenheid 

& Buitentemperatuursensor 

& Keteltemperatuursensor 

& Boilertemperatuursensor 

& Zak met technische documentatie 


VDE-toelating in combinatie met Viessmann verwarmingsketels 

8.5 Vitotronic 300-K, type MW1, bestelnr. 7248 233 


Opbouw 

De regeling bestaat uit een basistoestel, elektronicamodules en 

een bedieningseenheid. 






– bij opslag en transport 


-20 tot +65 °C 

sÖ CV-pompen 

of 

primaire pomp boilerlaadsysteem 

circulatiepomp 

of 

rookgas-/water-warmtewisselaar 

of 

schakeluitgang 4(2) A, 230 V~ 

sA Circulatiepomp voor de boilerverwarming 

4(2) A, 230 V~ 

sK Tapwatercirculatiepomp 4(2) A, 230 V~ 

sL Bijmengpomp 4(2) A, 230 V~ 

gÖ Verzamelstoringsgmelding 4(2) A, 230 V~ 

gS Mengklepmotor permanente 

retourtemperatuurregeling 

of 


0,2(0,1) A, 230 V~ 

Totaal sÖ, sA, sK, sL, gÖ, gS max. 6 A, 230 V~ 

fA Brander 4(2) A, 230 V~ 

lÖ Brander, 2-traps 1(0,5) A,, 230 V~ 

lÖ Brander, modulerend, indien aanwezig 

0,2(0,1) A, 230 V~ 


Apart bestellen: 

& Voor de boilertemperatuurregeling de circulatiepomp met terugslagklep 

of 

& Boilerlaadsysteem HydroTap met menggroep 

Communicatie 

Voor de communicatie met andere regelingen is de communicatiemodule 

LON (accessoire) nodig. 








8

8 



– de stekkers worden rechtstreeks op de voorkant van de geopende 

regeling aangesloten. 



& Met digitale schakelklok 

& Verlicht display en ondersteuning in volle tekst 

& Instelling en indicatie van temperaturen en coderingen 

& Indicatie van storingsmeldingen 

& Draaiknop voor de temperatuur bij normale werking 

& Knoppen: 

– temperatuur bij verlaagde werking 


– vakantieprogramma 

– party- en spaarwerking 

– tapwatertemperatuur 

– stooklijnen voor installatie-aanvoertemperatuur en aanvoertemperatuur 

van de verwarmingscircuits met mengklep 

– selectie verwarmingscircuit 

– tijd/datum 

Functies 

& Weersafhankelijke regeling van de installatie-aanvoertemperatuur 

van een meerketelinstallatie met max. vier verwarmingsketels 

en Vitotronic 100, type GC1, (glijdend verlaagd) en de 

aanvoertemperatuur van de verwarmingscircuits met mengklep 

& Aansturing van de verwarmingsketels volgens een willekeurige 

ketelvolgstrategie door sturing van de Vitotronic 100, type GC1 


& Uitschakeling CV-pompen naar behoefte 

& Instelling van een variabele stookgrens 


& Verzamelstoringsgmelding 


& Adaptieve boilertemperatuurregeling met voorrangsschakeling 

(CV-pomp uit, mengklep dicht) 

& Extra functie voor de tapwaterverwarming (kortstondig verwarmen 


& Regeling van een boilerlaadsysteem met menggroep (alleen als 



& Estrikdroging bij vloerverwarming 


installatie: 

– regeling van een verdelerpomp 

of 


of 




Volgens EN 12831 wordt voldaan aan de eisen voor de berekening 

van de warmtebelasting. Voor vermindering van het opwarmvermogen 

wordt bij lage buitentemperaturen de verlaagde 

ruimtetemperatuur verhoogd. Om de opwarmtijd na een verlagingsperiode 

te verminderen, wordt gedurende een bepaalde tijd 

de aanvoertemperatuur verhoogd. 

Voor extra energiebesparing moet de temperatuurregeling per 

ruimte, bijv. met thermostaatkranen plaatsvinden. 


& PI-gedrag met driepuntsuitgang 

& Instelgebied van de stooklijnen: 

– steilheid: 0,2 tot 3,5 

– niveau: -13 tot 40 K 

– max. begrenzing: 20 tot 130 °C 

– min. begrenzing: 1 tot 127 °C 

– temperatuurverschil voor de verwarmingscircuits met mengklep: 

0 tot 40 K 

& Instelgebied van de gewenste tapwatertemperatuur: 

10 tot 60 °C, om te zetten op 10 tot 95 °C 

Schakelklok 

Digitale schakelklok 

& Dag- en weekprogramma, jaarkalender 

& Automatische omschakeling van zomer-/wintertijd 

& Automatische functie voor tapwaterverwarming en tapwatercirculatiepomp 

& Tijd, weekdag en standaard schakeltijden voor de ruimteverwarming, 

de tapwaterverwarming en de tapwatercirculatiepomp zijn 

in de fabriek ingesteld 

& Schakeltijden individueel programmeerbaar, max. vier periodes 

per dag 

Kortste schakelinterval: 10 min 

Loopreserve: 5 jaar 


Voor alle werkingsprogramma's is de vorstbeveiliging (zie vorstbeschermingsfunctie) 

van de verwarmingsinstallatie actief. 



& verwarmen en warm water 

& alleen warm water 

& uitschakelwerking 

Externe werkingsprogramma-omschakeling voor alle verwarmingscircuits 

gemeenschappelijk of voor geselecteerde verwarmingscircuits 

mogelijk. 

Vorstbeschermingsfunctie 

& De vorstbeschermingsfunctie wordt ingeschakeld als de buitentemperatuur 

daalt onder ca. +1 °C, d.w.z. de CV-pompen worden 

ingeschakeld en de aanvoertemperatuur wordt op min. 10 

°C gehouden. 

& Bij een hogere buitentemperatuur dan ca. +3 °C wordt de vorstbeschermingsfunctie 

uitgeschakeld, d.w.z. de CV-pompen 

worden uitgeschakeld. 

Zomerwerking 

(”Alleen warmwater”) 





Instelling stooklijn (steilheid en niveau) 

De Vitotronic regelt weersafhankelijk de installatie-aanvoertemperatuur 

en de aanvoertemperatuur van de verwarmingscircuits met 

mengklep. Daarbij wordt de installatie-aanvoertemperatuur automatisch 

0 tot 40 K (bij levering 8 K) hoger geregeld dan de 

hoogste momenteel benodigde gewenste aanvoertemperatuur 

van de verwarmingscircuits met mengklep. 

De noodzakelijke aanvoertemperatuur voor het bereiken van een 

bepaalde ruimtetemperatuur is afhankelijk van de verwarmingsinstallatie 

en de isolatie van het te verwarmen gebouw. 

Met de instelling van de stooklijnen worden de installatie-aanvoertemperatuur 

en de aanvoertemperatuur van de verwarmingscircuits 

met mengklep aan deze omstandigheden aangepast. 

De aanvoertemperatuur van de verwarmingscircuits met mengklep 

is door de temperatuurregelaar en de elektronische maximum 

temperatuurbegrenzing van de Vitotronic 100, type GC1 naar 

boven begrensd. 


5819 427 NL

5819 427 NL 





Nom. stroomsterkte 6 A 




60529 


te waarborgen 


EN 60 730-1 







Leveringsomvang 

& Bedieningseenheid 

& Communicatiemodule LON met 2 afsluitweerstanden 

& Buitentemperatuursensor 

& Aanvoertemperatuursensor 

& Boilertemperatuursensor 

& Console 

& Zak met technische documentatie 

De regeling wordt bij een verwarmingsketel van de meerketelinstallatie 

geleverd (zie prijslijst) en met een console aan de wand 

of aan de zijkant op een verwarmingsketel gemonteerd. 


VDE-goedkeuring in combinatie met Viessmann verwarmingsketels. 


sÖ CV-pompen 

of 

warmtewisselaarset 

of 

schakeluitgang 4(2) A 230 V~ 

sA Boilerlaadpomp voor de boilerverwarming 

4(2) A 230 V~ 

sK Tapwatercirculatiepomp 4(2) A 230 V~ 

sL Bijmengpomp 4(2) A 230 V~ 

gÖ Verzamelstoringsgmelding 4(2) A 230 V~ 

gS Mengklepmotor 

of 

mengklepmotor permanente 

retourtemperatuurregeling 

of 


0,2(0,1) A 230 V~ 

Totaal 6 A 230 V~ 

Afmetingen 

A Vitotronic 300-K 

B Console 


Apart bestellen: 

& Voor de boilertemperatuurregeling de boilerlaadpomp met 

terugslagklep 

of 

& Boilerlaadsysteem HydroTap met menggroep 

Verwarmingsinstallatie met verwarmingscircuit en 

mengklep 

Voor elk verwarmingscircuit met mengklep is een uitbreidingsset 

(accessoires) nodig. 


8

8 


8.6 Regelingsaccessoires 

Toewijzing accessoires tot regelingstype 

Installatie met 1 ketel Installatie met meerdere ketels 

Vitotronic 100 200 300-K 100 

Type GC1 GW1 MW1 GC1 

Accessoires 

Uitbreidingsset voor een verwarmingscircuit met mengklep X 

Mengklepmotor voor flensmengklep X 

Stekker sÖ X X X X 

Stekker gS X X X X 

Stekker voor sensoren X X X X 

Klemtemperatuursensor X X X X 

Dompeltemperatuursensor X X X X 

Dompeltemperatuurregelaar X 

Klemtemperatuurregelaar X 

Vitotrol 200 X X 

Vitotrol 300 X X 

Ruimtetemperatuursensor X 

Behuizing voor ruimtetemperatuursensor X 

Rookgastemperatuursensor X X X 

Boilertemperatuursensor X 

Dompelhuls X X 

Draadloze tijdmodule X X 

Stekkeradapter voor externe veiligheidsinrichtingen X X X 

Functie-uitbreiding 0–10 V X X X 

Hulprelais X X X X 

Contrastekkers fA en lÖ X X X 

Communicatiemodule LON X X 

LON-verbindingskabel X X X 

LON-koppeling X X X X 

LON-verbindingsstekker X X X X 

LON-aansluitdoos X X X X 

Afsluitweerstand X X 

Uitbreidingsset voor een verwarmingscircuit met mengklep 

Bestelnr. 7450 650 

Onderdelen: 

& Mengklepmotor met aansluitkabel 

& Stekkers voor CV‐pomp en aanvoertemperatuursensor (klemtemperatuursensor) 

De mengklepmotor wordt direct op de Viessmann mengklep 

DN 20 tot 50 en R ½ tot 1¼ gemonteerd. 

Mengklepmotor 



Nom. spanning 230 V~ 



Beschermingsklasse II 



garanderen 




Draaimoment 3 Nm 

Looptijd voor 90 ° ∢ 120 s 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Aanvoertemperatuursensor (klemtemperatuursensor) Technische gegevens 

Mengklepmotor voor flensmengklep 

& Bestelnr. 9522 487 

DN 40 en 50, zonder systeemstekker en aansluitkabel 

& Bestelnr. Z004344 

DN 65 tot 100, zonder systeemstekker en aansluitkabel 

Stekker sÖ 


voor CV-pomp 

Stekker gS 


voor mengklepmotor 

Stekker voor sensoren 


Klemtemperatuursensor 


Voor het registreren van de aanvoer- en retourtemperatuur. 




garanderen 




Technische gegevens zie gegevensblad ”Mengkleppen em mengklepmotoren”. 





garanderen 





8

8 


Dompeltemperatuursensor 


Voor het registreren van de aanvoer‐ of retourtemperatuur. 

Dompeltemperatuurregelaar 


Als temperatuurbewaker voor de maximum temperatuurbegrenzing 

van de vloerverwarming te gebruiken. 

De temperatuurbewaker wordt in de verwarmingsaanvoer gemonteerd 

en schakelt de CV-pomp bij een te hoge aanvoertemperatuur 

uit. 

Klemtemperatuurregelaar 


Als temperatuurbewaker voor maximum temperatuurbegrenzing 

van de vloerverwarming (alleen in combinatie met metalen buizen) 

te gebruiken. 

De temperatuurbewaker wordt in de verwarmingsaanvoer gemonteerd 

en schakelt de CV-pomp bij een te hoge aanvoertemperatuur 

uit. 





garanderen 






Instelbereik 30 tot 80 °C 

Schakelverschil max. 11 K 

Schakelvermogen 6(1,5) A 250 V~ 

Instelschaal in de behuizing 

Dompelhuls van roestvast staal R ½ x 200 mm 

DIN reg. nr. DIN TR 116807 

of 

DIN TR 96803 

of 

DIN TR 110302 



Instelbereik 30 tot 80 °C 

Schakelverschil max. 14 K 

Schakelvermogen 6(1,5) A 250V~ 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Instelschaal in de behuizing 

DIN reg. nr. DIN TR 116807 

of 

DIN TR 96803 

of 

DIN TR 110302 

Opmerking voor Vitotrol 200 en 300 

Voor elk verwarmingscircuit van een verwarmingsinstallatie kan 

een Vitotrol 200 of een Vitotrol 300 worden ingezet. 

Vitotrol 200 


KM-BUS-deelnemer. 

Met de afstandsbediening Vitotrol 200 kan vanuit een willekeurige 

ruimte een werkingsprogramma en de gewenste kamertemperatuur 

(bij normale werking) voor één verwarmingscircuit worden 

ingesteld. 

De Vitotrol 200 beschikt over verlichte keuzeschakelaars van het 

werkingsprogramma en een party- en spaartoets. 

Met de storingsindicatie worden storingen op de regeling weergegeven. 

WS-functie: 

Montage op een willekeurige locatie in het gebouw. 

RS-functie: 

Montage in het belangrijkste woonverblijf aan een binnenmuur 

tegenover radiatoren. Niet monteren in wandmeubels of nissen, in 

de buurt van deuren of warmtebronnen (bijv. direct zonlicht, 

schoorsteen, televisie enz.). 

De ingebouwde kamertemperatuursensor registreert de kamertemperatuur 

en corrigeert evt. de benodigde aanvoertemperatuur 

en zorgt voor een snelle opwarming in het begin (indien gecodeerd). 

Aansluiting: 

& 2-aderige kabel, kabellengte max. 50 m (ook bij aansluiting van 

meerdere afstandsbedieningen) 


den 

& Laagspanningsstekker behoort tot leveringsomvang 

Vitotrol 300 


KM-BUS-deelnemer. 

De afstandsbediening Vitotrol 300 stelt voor een verwarmingscircuit 

de gewenste kamertemperatuur in bij normale en verlaagde 

werking, het werkingsprogramma en de schakeltijden voor de 

kamerverwarming, de tapwaterverwarming en de tapwatercirculatiepomp. 

De Vitotrol 300 beschikt over een verlicht display en verlichte keuzeschakelaars 

van het werkingsprogramma, een party- en spaartoets, 

omschakeling van zomer-/wintertijd, toetsen voor 

vakantieprogramma, dag en tijd. 

WS-functie: 

Montage op een willekeurige locatie in het gebouw. 

RS-functie: 

Montage in het belangrijkste woonverblijf aan een binnenmuur 

tegenover radiatoren. Niet monteren in wandmeubels of nissen, in 

de buurt van deuren of warmtebronnen (bijv. direct zonlicht, 

schoorsteen, televisie enz.). 


Voeding via KM-BUS 

Opgenomen vermogen 0,2 W 

Veiligheidsklasse III 



waarborgen 

Toegelaten omgevingstemperatuur 

– bij werking 0 tot +40 °C 

– bij opslag en transport −20 tot +65 °C 

Instelgebied van de gewenste kamertemperatuur 

10 tot 30 °C 

om te zetten op 

3 tot 23 °C of 

17 tot 37 °C 

De instelling van de gewenste kamertemperatuur bij verlaagde 

werking geschiedt door middel van de regeling. 

De ingebouwde kamertemperatuursensor registreert de kamertemperatuur 

en corrigeert evt. de benodigde aanvoertemperatuur 

en zorgt voor een snelle opwarming in het begin (indien gecodeerd). 

Aansluiting: 

& 2-aderige kabel, kabellengte max. 50 m (ook bij aansluiting van 

meerdere afstandsbedieningen) 


den 

& Laagspanningsstekker behoort tot leveringsomvang 


8

8 



Voeding via KM-BUS 

Ruimtetemperatuursensor 


Afzonderlijke ruimtetemperatuursensor als uitbreiding voor de 

Vitotrol 200 en 300; te gebruiken als de Vitotrol 200 of 300 niet in 

het hoofdverblijf of niet op een geschikte plaats voor de registratie 

en instelling van de temperatuur kan worden aangebracht. 

Aanbrengen in het hoofdverblijf op een binnenwand tegenover de 

radiatoren. Niet monteren in wandmeubels of nissen, in de buurt 

van deuren of warmtebronnen (bijv. direct zonlicht, schoorsteen, 

televisie enz.). 

De ruimtetemperatuursensor wordt op de Vitotrol 200 of 300 aangesloten. 

Aansluiting: 

& 2-aderige kabel met een kabeldoorsnede van 1,5 mm 2 koper 

& Kabellengte vanaf afstandsbediening max. 30 m 


den 

Rookgastemperatuursensor 


Voor het opvragen van de rookgastemperatuur, rookgastemperatuurbewaking 

en onderhoudsindicatie bij overschrijden van een 

instelbare temperatuur. 

Met schroefdraadconus. 

Aanbrengen op de rookgasbuis. De afstand moet ca. 1,5 maal 

rookgasbuisdiameter vanaf de achterkant van de ketel in de richting 

van de schoorsteen bedragen. 

& HR-ketel met concentrisch systeem Viessmann: 

De coaxiale buis met houder voor de rookgastemperatuursensor 

moet worden meebesteld. 

& HR-ketel met rookgasleiding (installateur): 

De voor de inbouw in de rookgasleiding benodigde opening 

moet door de installateur zijn gepland en gecontroleerd. De 

rookgastemperatuursensor moet in een dompelhuls van roestvast 

staal (van installateur) worden ingebouwd. 

Opgenomen vermogen 0,5 W 




waarborgen 




Instelgebied van de gewenste kamertemperatuur 

– bij normale werking 10 tot 30 °C 

om te zetten op 

3 tot 23 °C of 

17 tot 37 °C 

– bij verlaagde werking 3 tot 37 °C 





waarborgen 






Beschermingsgraad IP 60 conform EN 60529, 

te waarborgen door 

opbouw/inbouw 





5819 427 NL

5819 427 NL 


Externe aansturing 


Voor ontvangst van de tijdsignaalzender DCF 77 (locatie: Mainflingen 

bij Frankfurt/Main). 

Tijd en datum worden precies afgesteld op het kloksignaal. 

Aanbrengen op een buitenwand, in de richting van de zender. De 

ontvangstkwaliteit kan door metaalhoudend bouwmateriaal, bijv. 

gewapend beton, aangrenzende gebouwen en elektromagnetische 

storingsbronnen, bijv. hoogspannings- en bovenleidingen 

worden beïnvloed. 

Aansluiting: 

& 2-aderige kabel, kabellengte max. 35 m bij een kabeldoorsnede 

van 1,5 mm 2 koper 

& Kabel mag niet samen met 230/400Vkabels aangelegd worden 

Stekkeradapter voor externe veiligheidsinrichtingen 


Met kabels (3,0 m lang) en stekkers aVG en aBÖ. 

Er kunnen maximaal 4 extra veiligheidsinrichtingen aangesloten 

worden: 

& Laagwaterstandbeveiliging 

& Minimaalpressostaat 

& Maximaalpressostaat 

& Extra veiligheidstemperatuurbegrenzer 

De stekkeradapter maakt storingsindicatie mogelijk (volle tekst) in 

de bijbehorende regeling. 

Overige bijschakelingen: 

& Externe uitschakeling branderregeling 

& Externe brandervraag (1. trap) 

& 3 externe storingsmeldingen (bijv. pomp, spanningsvrije contacten) 

Functie-uitbreiding 0–10 V 


KM-BUS-deelnemer 

Met kabels en stekker fÖ en aVG. 


Beschermingsgraad IP 20D volgens EN 

60529, door opbouw/ 

inbouw te garanderen 








Nom. belasting van de relaisuitgang 4(2) A 230 V~ 



waarborgen 





8

8 


Functies in combinatie met functie-uitbreiding 0 – 10 V (accessoires) 

Functies 

Vitotronic 

100 200 300-K 200-H 

0 – 10-V-ingang aVF 

Instelling van een extra gewenste ketelwatertemperatuur 

en 

x x x – 

Ketelvrijgave in installaties met meerdere ketels 

SchakeluitgangaBJ (spanningsloos contact) 

x – – – 

Nachtcontact (signalering van de verlaagde werking en het schakelen van 

de CV-pomp op een lager toerental) 

of 

– x x x 

Schakelen van een toevoerpomp – – – x 

Functie-uitbreiding in installaties met een ketel 

Instelling extra gewenste waarde (0 - 10 V-ingang aVF) 

Ketelcircuitregeling Functie 

Vitotronic 200 

Aanvraag uit de regelwerking van de Vitotronic 

of 

0 – 10 V-bijschakeling zorgt voor extra gewenste waarde 

Vitotronic 100 (codering ”01:1”) 

Functie-uitbreiding in installaties met meerdere ketels 

Instelling extra gewenste waarde (0 - 10 V-ingang aVF) 

Ketelcircuitregeling Functie 


Aanvraag uit de regelwerking van de Vitotronic 

en 

0 – 10 V-bijschakeling zorgt voor extra gewenste waarde 

Vitotronic 300-K 

Functie-uitbreiding aan Vitotronic 300-K aansluiten 

Meerketelinstallatie met cascade van derden 

Vitotronic 100 (codering ”01:3”) 

Ketelcircuitregeling via 0 - 10-V-bijschakeling 

met vrijgave via 0 – 10 V-signaal 

0tot1V 

Functie-uitbreiding aan Vitotronic 100 aansluiten 

– Verwarmingsketel geblokkeerd 

– Smoorklep dicht 

– Ketelcircuit- resp. bijmengpomp uit 

1 tot 10 V 

– Temperatuurinstelling voor verwarmingsketel 

– Verwarmingsketel vrijgegeven, wordt op minimumtemperatuur 

gehouden 

– Smoorklep open 

– Ketelcircuit- resp. bijmengpomp vrijgegeven 


met 0 - 10 V-signaal en vrijgave via schakeluitgang aVH 

Functie-uitbreiding aan Vitotronic 100 aansluiten 

Opmerking 

Bij de hoofdketel moet de spanning meer dan 1 V zijn. 

Verwarmingsketel is vrijgegeven, de minimumtemperatuur wordt 

aangehouden 

1 - 10 V extra temperatuurinstelling 

Opmerking 

Bij de hoofdketel moet het contact permanent gesloten zijn. 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Boilertemperatuursensor 

Bestelnr. 7450 633 Technische gegevens 

Dompelhuls 


R ½ x 200 mm 

Voor boilertemperatuursensor, bij Viesmann warmwaterboilers 

meegeleverd. 

Hulprelais 


Met 4 verbreekcontacten en 4 maakcontacten. 

Contrastekkers fA en lÖ 


Nodig bij brander van derden zonder contrastekkers. 

Communicatiemodule LON 


(alleen bij installaties met één ketel) 

Elektronische printplaat voor de gegevensuitwisseling met verwarmingscircuitregelingen 

Vitotronic 200-H, Vitocom 300 en voor 

aansluiting op bovenliggende gebouw-managementsystemen. 




garanderen 





Spoelspanning 230 V~/50 Hz 

Nom. stroom (I th) 16 A 

Verbindingskabels zie hoofdstuk ”Vitocom”. 


8

8 


LON-verbindingskabel voor gegevensuitwisseling van de regelingen 

Bestelnr. 7143 495 Kabellengte 7 m, stekkerklaar. 

Verlenging van de verbindingskabel 

& Geïnstalleerde afstand 7 tot 14 m: 

– 2 verbindingskabels (7,0 m lang) 


– 1 LON-koppeling RJ45 


& Geïnstalleerde afstand 14 tot 900 m met verbindingsstekkers: 

– 2 LON-verbindingsstekkers 


– 2-aderige kabel, CAT5, afgeschermd of JY(St) Y 2 x 2 x 0,8 

van installateur 

& Geïnstalleerde afstand 14 tot 900 m met aansluitdozen: 

Afsluitweerstand (2 stuks) 


Voor afsluiting van de LON-BUS op de eerste en laatste regeling. 

8.7 Locatie aansluitingen 

Extra functies voor installaties met een ketel met Vitotronic 200, type GW1 

Stekker aVD 

A Externe werkingsprogramma-omschakeling 

B Extern afsluiten 

A en B zijn spanningsloze contacten. 

Externe werkingsprogramma-omschakeling 

Door het contact A te sluiten kan het manueel geselecteerde 

werkingsprogramma worden gewijzigd. 

In codeeradres ”91” kan de externe werkingsprogramma-omschakeling 

aan de verwarmingscircuits worden toegewezen. 

– 2 verbindingskabels (7,0 m lang) 


– 2-aderige kabel, CAT5, afgeschermd of JY(St) Y 2 x 2 x 0,8 

van installateur 

– 2 LON-aansluitdozen RJ45, CAT6 


Werkingsprogramma's 

Symbool Betekenis 

9 Ruimteverwarming uit en warm water uit 

w Ruimteverwarming uit en warm water aan 

rw Ruimteverwarming aan en warm water aan 

Afhankelijk van de instelling in codeeradres ”d5” kan vanuit de 

drie manueel instelbare werkingsprogramma's 9, w, rw (contact 

open) ofwel naar 9 ofwel naar rw worden omgeschakeld 

(contact gesloten). 

Extern blokkeren 

Door sluiten van het contact B vindt geen regeluitschakeling van 

de brander plaats. 

In codeeradres ”99” wordt ingesteld op welke verwarmingscircuits 

de functie extern blokkeren werkt. 

Opmerking 

Tijdens de regeluitschakeling is er geen vorstbescherming van de 

betreffende verwarmingsketel resp. het verwarmingscircuit. Er 

wordt geen onderste ketelwatertemperatuur resp. aanvoertemperatuur 

aangehouden. 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Stekker aVH 

A Extern omschakelen getrapte/modulerende brander 

B Externe vraag 


Externe vraag 

Door sluiten van het contact B wordt de brander van de verwarmingsketel 

lastafhankelijk ingeschakeld. 

De begrenzing van ketelwatertemperatuur vindt plaats via de 

ingestelde max. ketelwatertemperatuur resp. via de mechanische 

temperatuurregelaar. 

Bij codeeradres ”9b” wordt de gewenste waarde ingesteld. 

Extern omschakelen getrapte/modulerende brander 

& Contact A open: 

modulerende werking 

& Contact A gesloten: 

tweetraps werking 

Codeeradres ”02” overeenkomstig instellen. 

Extra functies voor installaties met meerdere ketels met Vitotronic 300-K en Vitotronic 100, type GC1 

via LON 

Stekker aVD en aVH op Vitotronic 300-K 

A Externe werkingsprogramma-omschakeling/Mengklep ”Open” 

B Extern blokkeren/Mengklep ”Dicht” 

C Externe vraag 

A, B en C zijn spanningsloze contacten. 

Externe werkingsprogramma-omschakeling/Mengklep 

”Open” 

Door sluiten van het contact A kan het handmatig gekozen werkingsprogramma 

worden gewijzigd of de aangesloten mengkleppen 

worden geopend. 

Bij coderadres ”9A” kan de externe functie Mengklep ”Open” aan 

de verwarmingscircuits worden toegekend. 

Bij codeeradres ”91” kan de externe werkingsprogrammaomschakeling 

aan de verwarmingscircuits worden toegekend. 

Werkingsprogramma's 

Symbool Betekenis 

9 Ruimteverwarming uit en warm water uit 

w Ruimteverwarming uit en warm water aan 

rw Ruimteverwarming aan en warm water aan 

Afhankelijk van de instelling bij codeeradres ”d5” kaninalledrie 

handmatig instelbare werkingsprogramma's 9, w, rw (contact 

open) naar 9 of naar rw worden omgeschakeld (contact gesloten). 

Extern blokkeren/Mengklep ”Dicht” 

Sluiten van het contact B veroorzaakt regeluitschakeling van de 

brander resp. sluiten van de mengklep. 

Bij codeeradres ”99” wordt ingesteld op welke verwarmingscircuits 

de functie extern blokkeren resp. mengklep ”Dicht” werkt. 

Opmerking 

Tijdens de regeluitschakeling resp. mengklep ”Dicht” is er geen 

vorstbescherming voor de betreffende verwarmingsketel resp. 

verwarmingscircuits. Er wordt geen laagste ketelwatertemperatuur 

resp.aanvoertemperatuur aangehouden. 

Externe vraag 

Door sluiten van het contact C wordt de brander van de verwarmingsketel(s) 





Bij codeeradres ”9b” wordt de gewenste waarde ingesteld. 


8

8 


Stekker aVD op Vitotronic 100, type GC1 

A Verwarmingsketel blokkeren 

B Verwarmingsketel in de ketelvolgorde als laatste inschakelen 


Verwarmingsketel blokkeren 

& Contact A gesloten: 

De verwarmingsketel is geblokkeerd en wordt uit de ketelvolgorde 

genomen, d.w.z. smoorklep resp. 3-weg-mengklep voor de 

constante retourtemperatuurregeling wordt gesloten, bijmengof 

ketelcircuitpomp wordt uitgeschakeld. De warmtevoorziening 

moet door de overige verwarmingsketels plaatsvinden. 

Opmerking 

Wanneer alle verwarmingsketels geblokkeerd zijn of geen overige 

verwarmingsketels beschikbaar zijn, is er geen vorstbescherming 

voor de verwarmingsinstallatie. 

& Contact A geopend: 

De verwarmingsketel wordt weer in de actuele ketelvolgorde 

geplaatst. 

Verwarmingsketel in de ketelvolgorde als laatste 

inschakelen 

& Contact B gesloten: 

Verwarmingsketel wordt in de ketelvolgorde als laatste ingeschakeld. 

De overige verwarmingsketels nemen de warmtevoorziening 

van de verwarmingsinstallatie over. 

Wanneer de capaciteit van de overige verwarmingsketel onvoldoende 

is, wordt de verwarmingsketel ingeschakeld. 

& Contact B geopend: 

De verwarmingsketel wordt weer in de actuele ketelvolgorde 

geplaatst. 

Aansluiting van lokale regelingen op de Vitotronic 100, type GC1 bij installaties met 1 ketel 

Werking met tweetraps brander 

A 1. brandertrap ”Aan” 

B 2. brandertrap ”Aan” 

C Extern lastafhankelijk inschakelen 

A, B en C zijn spanningsloze contacten van de bovenliggende 

regeling. 

Externe branderinschakeling – 1. brandertrap 

Contact op klemmen ”1” en ”2” vandestekkeraVD 

& Contact gesloten: 

De 1. brandertrap wordt ingeschakeld. 

De 2. brandertrap wordt alleen voor handhaving van de minimumtemperatuur 

ingeschakeld. 

De ketelwatertemperatuur wordt door de elektronische begrenzing 

van de maximumtemperatuur (zie servicehandleiding 

Vitotronic 100) begrensd als deze onder de mechanische temperatuurregelaar 

”R” is ingesteld. 

& Contact geopend: 

De 1. brandertrap wordt uitgeschakeld. 

Externe branderinschakeling - 1. en 2. brandertrap 



Beide brandertrappen worden ingeschakeld. 


van de maximumtemperatuur begrensd als deze onder de 

mechanische temperatuurregelaar ”R” is ingesteld. 

De 2. brandertrap wordt 2 K eerder uitgeschakeld. 


De 1. en 2. brandertrap worden uitgeschakeld. 

Extern lastafhankelijk inschakelen 

Met het sluiten van het spanningsloze contact tussen de klemmen 

”2” en ”3” op de steekverbinding aVH wordt de brander van de verwarmingsketel 


De verwarmingsketel werkt constant op de ingestelde gewenste 

temperatuur. 




De gewenste waarde wordt via de codering ”9b” ingesteld. 


5819 427 NL

5819 427 NL 


Instellingen op de Vitotronic 100 

& Codering ”01:1” (bij levering) 

& De ketelwatertemperatuur moet op de laagste waarde (zie 

bedrijfsvoorwaarden, pagina 4 tot 8) worden ingesteld. 

De verwarmingsketel wordt op de vereiste minimumtemperatuur 

(zie bedrijfsvoorwaarden, pagina 4 tot 8) gehouden. 

& De boilertemperatuurregeling wordt geactiveerd als de boilertemperatuursensor 

wordt aangesloten. 

& De instellingen van de veiligheidstemperatuurbegrenzer en de 

overige instellingen zijn van de uitrusting van de installatie met 

de veiligheidstechnische inrichtingen volgens EN 12828 of 

EN 12953 afhankelijk. 


110 °C 100 °C 

Temperatuurregelaar 100 °C 87 °C 

Codeeradres ”06” voor elektronische 

maximale temperatuurbegrenzing 

(Vitotronic 100) 

95 °C 85 °C 

Maximumtemperatuur van de 

lokale regeling 

90 °C 80 °C 

Opmerking 

Een veiligheidstemperatuur van 120 °C (EN12953) is alleen met 

een extra STB met zelfcontrole toegelaten. Accessoire-pakket 

voor veiligheidstemperatuur 120 ºC zie Viessmann prijslijst. 

Bedrijf met modulerende brander 

A Stekker naar de regeling 

B 1. brandertrap (basisbelasting) ”Aan” 

C Brandervermogen verlagen (modulatieregelaar) 

D Brandervermogen verhogen (modulatieregelaar) 

E Stekker naar de brander 

Kleurenlegende volgens DIN IEC 60757 

BK zwart 

BN bruin 

BU blauw 





De modulatie (vollast) wordt alleen voor handhaving van de 

minimumtemperatuur ingeschakeld. 







Aansluiting modulerende brander: 

& 1. brandertrap fA van Vitotronic 100 

& Stekker lÖ van Vitotronic 100 via modulatieregelaar (lokaal) 

naar de stekker lÖ op de brander. 

& Op de bovenliggende regeling met modulatieregelaar de minimumtemperaturen 

5 K boven de laagste ketelwatertemperatuur 

van de verwarmingsketel, zie bedrijfsvoorwaarden, instellen. 


& Codering ”01:1” (bij levering) 

& De ketelwatertemperatuur moet op de laagste waarde (zie 

bedrijfsvoorwaarden, pagina 4 tot 8) worden ingesteld. 

De verwarmingsketel wordt op de vereiste minimumtemperatuur 

(zie bedrijfsvoorwaarden, pagina 4 tot 8) gehouden. 

& De boilertemperatuurregeling wordt geactiveerd als de boilertemperatuursensor 

wordt aangesloten. 

& De instellingen van de veiligheidstemperatuurbegrenzer en de 

overige instellingen zijn van de uitrusting van de installatie met 

de veiligheidstechnische inrichtingen volgens EN 12828 of 

EN 12953 afhankelijk. 


110 °C 100 °C 





95 °C 85 °C 

Maximumtemperatuur van de 

lokale regeling 

90 °C 80 °C 

Opmerking 





8

8 


Schakeling ketelvolgorde met lokale cascaderegeling — Aansluitingen op de Vitotronic 100, type GC1 

Werking met tweetraps brander 

A 1. brandertrap ”Aan” 

B 2. brandertrap ”Aan” 

C Ketelvrijgave 

Smoorklep ”Open” of ”Dicht” 

A, B en C zijn spanningsloze contacten van de bovenliggende 

regeling. 

Bij aansluiting van een externe regeling zijn de aansluitingen op 

stekkers aVD en aVH nodig. De boilertemperatuurregeling en de 

lastafhankelijke cascadeschakeling moeten via de externe regeling 

plaatsvinden. 

Opmerking 

Bij installaties met meerdere ketels is het contact ketelvrijgave 

beslist vereist. 






De 2. brandertrap wordt alleen voor handhaving van de minimumtemperatuur 

ingeschakeld. 







Externe branderinschakeling - 1. en 2. brandertrap 



Beide brandertrappen worden ingeschakeld. 


van de maximumtemperatuur begrensd als deze onder de 

mechanische temperatuurregelaar ”R” is ingesteld. 

De 2. brandertrap wordt 2 K eerder uitgeschakeld. 


De 1. en 2. brandertrap worden uitgeschakeld. 

Ketelvrijgave, smoorklep 

Contact op klemmen ”2” en ”3” vandestekkeraVH 


Eerst wordt de voorwarmfunctie voor volgketels geactiveerd. 

Na afloop van de voorwarmfunctie wordt de minimumtemperatuur 

van de verwarmingsketel aangehouden en kunnen de brandertrappen 

extern worden geschakeld. 


De smoorklep wordt na ca. 5 min gesloten. 

Extern inschakelen van de brandertrappen is niet mogelijk, er 

wordt geen minimumtemperatuur aangehouden. 


Codering ”01:3”. 

De instellingen van de veiligheidstemperatuurbegrenzer en de 

overige instellingen zijn van de uitrusting van de installatie met de 

veiligheidstechnische inrichtingen volgens EN 12828 of EN 12953 

afhankelijk. 

Veiligheidstemperatuurbegrenzer 110 °C 100 °C 





95 °C 85 °C 

Maximumtemperatuur van de lokale 

regeling 

90 °C 80 °C 

Opmerking 





5819 427 NL

5819 427 NL 


Bedrijf met modulerende brander 

A Stekker naar de regeling 

B Ketelvrijgave 

Smoorklep ”Open” of ”Dicht” 

C 1. brandertrap (basisbelasting) ”Aan” 

D Brandervermogen verlagen (modulatieregelaar) 

E Brandervermogen verhogen (modulatieregelaar) 

F Stekker naar de brander 

Kleurenlegende volgens DIN IEC 60757 

BK zwart 

BN bruin 

BU blauw 

Bij aansluiting van een externe regeling zijn de aansluitingen op 

stekkers aVD en aVH nodig. De boilertemperatuurregeling en de 

lastafhankelijke cascadeschakeling moeten via de externe regeling 

plaatsvinden. 

Opmerking 

Bij installaties met meerdere ketels is het contact ketelvrijgave 

beslist vereist. 


Bijschakeling van lokale regelapparaten via LON 

De Vitotronic-regelingen beschikken over een open, gestandaardiseerde 

poort ”LON” (Local Operating Network). 

Dit universeel inzetbare, decentrale netwerk voor automatisering 

in gebouwen maakt behalve de communicatie van de Vitotronicregelingen 

onderling de bijschakeling van lokale systemen en 

apparaten van derden mogelijk. 





De modulatie (vollast) wordt alleen voor handhaving van de 

minimumtemperatuur ingeschakeld. 







Aansluiting modulerende brander: 

& 1. brandertrap fA van Vitotronic 100 

& Stekker lÖ van Vitotronic 100 via modulatieregelaar (lokaal) 

naar de stekker lÖ op de brander. 

& Op de bovenliggende regeling met modulatieregelaar de minimumtemperaturen 

5 K boven de laagste ketelwatertemperatuur 

van de verwarmingsketel, zie bedrijfsvoorwaarden, instellen. 

Ketelvrijgave, smoorklep 

Contact op klemmen ”2” en ”3” vandestekkeraVH 


Eerst wordt de voorwarmfunctie voor volgketels geactiveerd. 

Na afloop van de voorwarmfunctie wordt de minimumtemperatuur 

van de verwarmingsketel aangehouden en kunnen de brandertrappen 

extern worden geschakeld. 


De smoorklep wordt na ca. 5 min gesloten. 

Extern inschakelen van de brandertrappen is niet mogelijk, er 

wordt geen minimumtemperatuur aangehouden. 


Codering ”01:3”. 

De instellingen van de veiligheidstemperatuurbegrenzer en de 

overige instellingen zijn van de uitrusting van de installatie met de 

veiligheidstechnische inrichtingen volgens EN 12828 of EN 12953 

afhankelijk. 

Veiligheidstemperatuurbegrenzer 110 °C 100 °C 





95 °C 85 °C 

Maximumtemperatuur van de lokale 

regeling 

90 °C 80 °C 

Opmerking 




Zo kunnen bijv. regelingen voor afzonderlijke ruimtes of gebouwbeheersystemen 

direct op Vitotronic-regelingen worden aangesloten. 

Wijzigingen, uitbreidingen en onderhoudswerkzaamheden zijn 

altijd tijdens bedrijf mogelijk. 


8

9 

Bijlage 

9.1 Belangrijke veiligheidsvoorschriften en bepalingen 

Algemene informatie over lage druk verwarmingsketels met veiligheidstemperaturen tot 110 ºC 

Het druktoestel (verwarmingsketel) is volgens TRD 702 gebouwd 

en moet volgens die richtlijn worden uitgerust. De in deze richtlijn 

genoemde bedrijfsvoorwaarden 677 moeten in acht worden genomen. 

Met betrekking tot de voorziene nominale vermogens en de 

verwarmingstechnische vereisten komt hij afhankelijk van het 

type overeen met: 

& DIN 4702 resp. EN 303 

& EN 297 

& EN 483 

& EN 677 

(zie informatie op het typeplaatje en in de bijgevoegde documentatie). 

Bij de installatie en inbedrijfstelling van deze verwarmingsketel 

moeten behalve de lokale bouwvoorschriften en 

voorschriften voor stookinstallaties nog de volgende normen, 

regels en richtlijnen in acht worden genomen: 

& DIN 4753: Waterverwarmingsinstallaties voor tap- en bedrijfs- 

water 

& EN 12828: Verwarmingssystemen in gebouwen - ontwerp van 

warmwater-verwarmingsinstallaties. 

& EN 13384: Rookgasinstallaties - warmte- en stromingstechnische 

berekeningen 

& TRD 702: Uitrusting van stoomketelinstallaties met verwarmingsketels 

van de groep II 

Vlambekerconfiguratie 

Bij toepassing van EN 12953 of TRD met de daarvoor geldende 

Verbändevereinbarung kan het stookvermogen / dampvermogen 

ca. 1/3 tegenover de Verbändevereinbarung 94/1 worden verhoogd. 

Daarbij moet worden rekening gehouden met materiaaldikte, 

binnendiameter en brandstof bij de vlambekerconfiguratie. 

& Bovendien EN 12953 in acht nemen bij: 

– Lage druk verwarmingsketels met veiligheidstemperaturen > 

110 tot 120 ºC. 

& EN 12953-1: Grootwaterruimteketel – algemeen. 

& EN 12953-6: Grootwaterruimteketel – eisen aan de uitrusting. 

& EN 12953-7: Grootwaterruimteketel – eisen aan stookinstallaties 

voor vloeibare en gasvormige brandstoffen voor de verwarmingsketel 

& EN 12953-8: Grootwaterruimteketel – eisen aan veiligheidskleppen 

& EN 12953-10: Grootwaterruimteketel – eisen aan voedings- en 

ketelwater 

Gebruik van oliestook 

& DIN 4755: Oliestookinstallaties. 

& DIN 4787-1: Olieverstuivingsbrander (meer dan 100 kg/h 

debiet). 

& DIN 51603-1: Vloeibare brandstoffen; olie EL, minimumeisen. 

& EN 230: Olieverstuivingsbrander in monoblokuitvoering – 

inrichtingen voor de veiligheid, de bewaking en de regeling 

evenals beveiligingstijden. 

& EN 267: Oliebrander met ventilator. 

Gebruik van gasstook 

& EN 298: Branderautomaten voor gasbranders en gastoestellen 

met en zonder ventilator. 

& EN 676: Gasbrander met ventilator. 

Als compenserende maatregel om het vermogen eventueel te verhogen 

wordt in DIN 12953-3 en de daarvoor geldige Verbändevereinbarung 

een temperatuurbewaking van de vlambeker vereist. 

Confrontatie van de voorschriften 

Voorschriften TRD met Verbändevereinbarung 94/1 volgens EN 12953 

of 

TRD met Verbändevereinbarung 2003/1 

Max. vermogen 

Oliestook 10,5 MW 14,0 MW 

Gasstook 13,65 MW 18,2 MW 

Materiaal HII P265GH 

(max. 8 MW oliestook, max. 10,4 MW gasstook) 

17Mn4 P295GH 

Max. nominale wanddikte 20 mm 22 mm 

Vlambeker-temperatuurbewaking (FTÜ) 

In EN 12953 deel 3 / punt 5.4 wordt op nationale voorschriften 

gewezen, dat voor ketels afhankelijk van de binnendiameter van 

de vlambeker en van het stookvermogen een temperatuurmeetsysteem 

( = vlambeker-temperatuurbewaking) nodig kan zijn. 

FTÜ nodig: 

& bij binnendiameter vlambeker 

> 1.400 mm 

en/of 

& bij stookvermogen 

> 12 000 kW (oliestook) 

> 15 600 kW (gasstook) 

Indien geen van de genoemde criteria het gebruik van een FTÜ 

nodig maakt, moet toch bij ketels met een toegelaten werkdruk 

van 22 bar resp. 25 bar met Viessmann overleg worden gepleegd. 


5819 427 NL

5819 427 NL 

Bijlage (vervolg) 

Gasinstallatie 

De gasinstallatie moet volgens de technische aansluitvoorwaarden 

van de gasmaatschappij door de installateur worden uitgevoerd. 

De installatie moet overeenkomstig de genoemde 

voorwaarden worden gebruikt. 

Leidingaansluitingen 

De leidingaansluitingen op de verwarmingsketel moet zonder 

belasting en spanning worden uitgevoerd. 

Elektrische installatie 

De elektrische aansluiting en de elektrische installatie moeten volgens 

de NEN-bepalingen en de technische aansluitvoorwaarden 

van de elektriciteitsmaatschappij worden uitgevoerd. 

Bedieningshandleiding 

De installateur van de installatie moet volgens EN 12828, hoofdstuk 

5 en EN 12170/12171 een bedieningshandleiding voor de 

gehele installatie beschikbaar stellen. 

Rookgasinstallatie 

Voor HR-ketels moeten bouwtechnisch goedgekeurde rookgasleidingen 

worden gebruikt. 

Controle in de bouwtechnische keuringsprocedure 

In de bouwtechnische keuringsprocedure worden condenserende 

HR-stookinstallaties door de erkende instantie met inachtneming 

van de bouwtechnische voorschriften en de te respecteren algemeen 

erkende technische regels gekeurd. 

Tot de bouwtechnische voorschriften behoren de bouwverordeningen, 

uitvoeringsbesluiten resp. stookverordeningen en de algemene 

bouwtechnische goedkeuring en toestemming van de 

hoogste bouwtoezichthoudende instantie in het afzonderlijke 

geval. 


9

9 

Index (vervolg) 

A 

Aansluiting modulerende brander ................................ 47, 49 

Aanvoertemperatuur ........................................... 4-8, 15, 22 

Accessories voor geluiddemping ...................................... 21 

Afstanden .................................................................... 20 

Afstanden ten opzichte van mondingen van schoorstenen ...... 20 

Afstanden ten opzichte van rookgasleidingen ...................... 20 

B 

Bedrijfsvoorwaarden ..................................................... 4-7 

Beveiliging tegen watergebrek ......................................... 17 

Bijmengpomp ............................................................... 16 

Blokkeren extern ....................................................... 44-45 

Bouwtechnische keuringsprocedure .................................. 51 

Brander ...................................................................... 18 

Brandstoffen ................................................................ 18 

Buitentemperatuursensor ................................................ 29 

C 

Cascade van derden ...................................................... 42 

Chemicaliën tegen corrosie ............................................. 23 

Configuratie ............................................................ 15, 20 

Contactgeluidisolatie ..................................................... 21 

Corrosie ...................................................................... 22 

Corrosie aan waterzijde .................................................. 22 

CV-pomp ..................................................................... 16 

D 

Dompeltemperatuurregelaar ............................................ 38 

E 

Eisen aan de installatieruimte .......................................... 14 

Eisen volgens de stookverordening ................................... 20 

Energiebesparing ..................................................... 32, 34 

Expansievat ............................................................ 15, 22 

Extern blokkeren ....................................................... 44-45 

Extern lastafhankelijk inschakelen ................................ 45-46 

Extern omschakelen getrapte/modulerende brander .............. 45 

Externe branderinschakeling ....................................... 46-49 

Externe vraag ............................................................... 45 

Externe werkingsprogramma-omschakeling .................... 44-45 

Extra functies ........................................................... 44-45 

F 

Functie-uitbreiding .................................................... 41-42 

G 

Geluiddemping ............................................................. 20 

getrapte/modulerende brander ......................................... 45 

Gewenste ketelwatertemperatuur ..................................... 42 

H 

Halogeenkoolwaterstoffen ............................................... 14 

I 

Inschakelen lastafhankelijk ......................................... 45-46 

Installatie met 1 ketel ..................................................... 46 

Installatieruimte ............................................................ 14 

Installaties met 1 ketel .................................................... 26 

Installaties met meerdere ketels ....................................... 27 

Instelling extra gewenste waarde ...................................... 42 

Instelling van een extra gewenste ketelwatertemperatuur ....... 42 

K 

Ketelafdekking ............................................................. 15 

Ketelcircuitpomp ........................................................... 16 

Ketelcircuitregelingen .................................................... 25 

Ketelrendement ........................................................... 4-7 

Ketelthermometer ......................................................... 18 

Ketelvolgorde ............................................................... 46 

Ketelvrijgave ............................................................ 48-49 

Ketelvrijgave in installatie met meerdere ketels .................... 42 

Klemtemperatuurregelaar ............................................... 38 

L 

Laagste ketelwatertemperatuur ....................................... 4-8 

Levering ..................................................................... 14 

Lokale regeling ........................................................ 46, 48 

Luchtgeluidsisolatie ....................................................... 21 

M 

Maatregelen tegen corrosie ............................................. 23 

Maximaalpressostaat ..................................................... 18 

Maximale drukbegrenzing ............................................... 17 

Meerketelinstallatie ....................................................... 48 

Membraanexpansievat ................................................... 22 

Mengklep open ......................................................... 44-45 

Minimale drukbegrenzing ................................................ 17 

Modulerende brander ................................................ 47, 49 

N 

Nachtcontact ................................................................ 42 

Noodschakelaar ........................................................... 14 

Normrendement .............................................................. 8 

O 

Ontlastpot ............................................................... 17-18 

Opstelling .................................................................... 14 

P 

Pompgestuurde drukregelsystemen .................................. 15 

R 

Regelingen .................................................................. 25 

Rendementsverhoging ................................................... 23 

Richtlijn inzake drukapparatuur ................................... 4, 6, 8 

Richtlijn inzake gastoestellen ...................................... 4, 6, 8 

Ruimtetemperatuursensor ............................................... 40 

S 

Schakelen van een toevoerpomp ...................................... 42 

Schakelkasten .............................................................. 25 

Schakelklok ............................................................ 32, 34 

Schakelpunten ............................................................. 28 

Schakeluitgang ............................................................. 42 

Smoorklep ............................................................... 48-49 

Stekker aVD ............................................................. 44-46 

Stookverordening .......................................................... 20 

Storingsmeldingen extern ............................................... 41 

T 

Technische gegevens, Vitotrans 300 .................................. 11 

Temperatuurregelaar ..................................................... 18 

& dompeltemperatuur ..................................................... 38 

& klemtemperatuur ........................................................ 38 

Temperatuursensor 

& Buitentemperatuur ...................................................... 29 

& Ruimtetemperatuur ..................................................... 40 

Tweetraps brander ................................................... 46, 48 


5819 427 NL

5819 427 NL 

Index (vervolg) 

V 

Veiligheidsdrukbegrenzer ............................................... 18 

Veiligheidstechnische uitrusting ....................................... 16 

Veiligheidstemperatuur .............................................. 15, 18 

Veiligheidstemperatuurbegrenzer ..................................... 18 

Verbrandingslucht ......................................................... 14 

Verplaatsing ................................................................ 14 

Verwarmingsaansluitingen .............................................. 16 

Verwarmingsketel blokkeren ............................................ 46 

Vitotrol 

& 200 ......................................................................... 39 

& 300 ......................................................................... 39 

W 

Waterbehandeling ......................................................... 23 

Waterkwaliteit, richtwaarden voor de ................................. 21 

Werkingsprogramma-omschakeling .............................. 44-45 

Werkingsvoorwaarden ...................................................... 8 

Z 

Zoutarm water .............................................................. 22 

Zouthoudend water ........................................................ 22 


9


5819 427 NL

5819 427 NL 

Olie-/gasketel VIESMANN 55

Technische wijzigingen voorbehouden. 

427 NLGedrukt op milieuvriendelijk, 

chloorvrij gebleekt papier 

Viessmann Nederland B.V. 

Postbus 322 

2900 AH Capelle a/d IJssel 

Tel. : 010-458 44 44 

Fax : 010-458 70 72 

e-mail : info@viessmann.nl 

www.viessmann.com5819 56 VIESMANN Olie-/gasketel

VIESMANN - Viessmann

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

Delete template?

Save as template?