Onder ambtenaren - Jeronimus van Pelt
Onder ambtenaren - Jeronimus van Pelt
Onder ambtenaren - Jeronimus van Pelt
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De rest <strong>van</strong> de dag beweegt hij mee op de agenda’s <strong>van</strong> de twee bewindspersonen en de secretaris-generaal:<br />
bezoek ophalen en zorgen dat gasten zich welkom voelen, een klopje op de deur geven op het moment dat een<br />
overleg volgens de agenda aan beëindiging toe is, samen met de dames <strong>van</strong> de pantry de lunch verzorgen en soms<br />
ook een avondmaal. Op rustigere momenten helpt hij ook een handje bij het verwerken <strong>van</strong> de stukkenstroom.<br />
Blijven de politieke en ambtelijke top tot laat in huis, dan heeft Lesterhuis een lange werkdag. Want een golden rule<br />
voor de kamerbewaarder is dat hij komt voordat zij er zijn, en pas vertrekt nadat zij het pand hebben verlaten.<br />
Tenzij ze tegen hem zeggen dat het goed is als hij wat eerder naar huis gaat. “Het is ontzettend leuk werk om te<br />
doen. Enerzijds zou ik het best leuk vinden om het vijf dagen te doen. Maar steeds dergelijk lange dagen maken is<br />
te veel.” Dus zijn het er drie. De andere twee dagen versterkt hij het team als secretarieel medewerker. “De<br />
combinatie maakt het werk ook levendiger, het maakt dat ik met iedereen contact heb.” Daar gaat het hem om.<br />
Voor de minister!<br />
Contact met anderen is voor Lesterhuis essentieel. Om het werk te kunnen doen, maar ook om als werknemer<br />
een beetje gelukkig te zijn. “De collega’s <strong>van</strong> de Servicedesk, de beveiligers, de secretaresses, en de dames <strong>van</strong><br />
de pantry heb ik hard nodig in mijn werk als kamerbewaarder.” Het liefst gaat hij even langs, als hij zaken heeft<br />
te regelen. Als dat niet lukt, pakt hij de telefoon. “Vanuit mijn rol moet ik wel eens op het laatste moment een<br />
zaal reserveren. Dan is het wel zo netjes als je laat weten waarom het nodig is. Bovendien: als ik het digitaal<br />
doe, kan het gebeuren dat het mis gaat omdat een zaal dan is gereserveerd.” Het komt toch regelmatig voor<br />
dat hij een gezelschap uit een vergaderruimte moet zien te krijgen voor een overleg <strong>van</strong> de minister. Zijn<br />
waarom? “Het is voor de minister! Als het nodig is, moeten anderen dan even wijken.” Dat doet hij liever met<br />
warmte, dan via de minder persoonlijke digitale communicatie. “Ik kan dit werk niet alleen doen.”<br />
Naast de bewoners <strong>van</strong> de derde ziet Lesterhuis ook de andere bewoners <strong>van</strong> het pand regelmatig de gang<br />
betreden. Voor een overleg, omdat een directeur of voorlichter één <strong>van</strong> de secretaresses belt met het verzoek<br />
of de bewindspersoon vijf minuten heeft voor een spoedoverlegje of even ruggespraak, om stukken na te<br />
brengen… “Jongere <strong>ambtenaren</strong> willen nog wel eens met opgeheven hoofd en vol trots langslopen: ik moet bij<br />
de minister zijn. Soms hebben ze een beker met koffie <strong>van</strong> buiten bij zich. Een papieren beker. Dan zeg ik:<br />
‘Weg met die beker’. Je hebt ook mensen die jou niet zien staan, die niet groeten en meteen gaan zitten.” De<br />
directeuren-generaal hebben dat helemaal niet, bedenkt hij zich. “Dat vind ik typerend voor dit ministerie. De<br />
DG’s zijn ontzettend leuke mensen die totaal niet bezig zijn met belangrijkheid of status. Zij lijken losser te<br />
zijn dan veel <strong>ambtenaren</strong> om hen heen.”<br />
En dan zijn er natuurlijk de gasten. Leuk vindt hij ze, de Commissarissen <strong>van</strong> de Koningin en de burgemees-<br />
22 23<br />
ters. Vriendelijke mensen vaak. “Soms zie je ze de avond ervoor op televisie, en dan zie ik ze de volgende dag in<br />
mijn zitje. Hij herinnert zich ook hoe juist mr. Pieter <strong>van</strong> Vollenhoven het initiatief nam om een enigszins<br />
onrustige beveiligingscollega te kalmeren met een joviale grap. Of bijzondere en drukke periodes, zoals de tijd<br />
waarin staatssecretaris Ank Bijleveld in het licht <strong>van</strong> ’10-'10-'10 de nieuwe Koninkrijksrelaties voor elkaar aan<br />
het onderhandelen was. “De Antilliaanse delegaties wilden wel eens uit meer mensen bestaan dan vooraf was<br />
aangekondigd. Zodra ik dat merkte, vroeg ik de beveiliging om ze in te schrijven en naar boven te sturen. Dan<br />
ving ik ze bij de lift op.” Lesterhuis merkt het wanneer een overleg met genoegen of juist in een gespannen<br />
sfeer wordt gevoerd. Maar mocht er iets zijn, dan gaat het hem niet aan en sluit hij de oren.<br />
Zijn de bewindspersonen je dankbaar voor wat je doet?<br />
“Ik ga er<strong>van</strong> uit dat ze tevreden zijn, dankbaar vind ik een groot woord. Maar ik denk dat ministers en<br />
staatssecretarissen het wel prettig vinden dat ze kunnen zijn hoe ze willen zijn. Zij doen zwaar werk en staan<br />
soms onder hoge druk. Ik heb wel eens gasten in een aparte kamer laten wachten omdat een minister even de<br />
ruimte nodig had om te mopperen en weer tot zichzelf te komen.”<br />
Lesterhuis vindt het wel mooi, het protocollaire aan zijn werk. “Hij streeft een hoog niveau <strong>van</strong> dienstverlening<br />
na”, zegt directeur Wolthuis. Voor hij in 2002 bij het ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en<br />
Koninkrijksrelaties begon, werkte hij als hofmeester voor het ministerie <strong>van</strong> Defensie. Een militaire functie,<br />
waarbij je kunt worden ingezet als kok, slager of kelner. En toen in 1985 het toenmalige kabinet op een verhit<br />
Binnenhof het besluit moest nemen over de plaatsing <strong>van</strong> kruisrakketen, was Lesterhuis degene die de<br />
stukken bracht. De Bestuursondersteuning heette daar ook geen Bestuursondersteuning, noch BSG, maar<br />
Kabinet <strong>van</strong> de Minister. Zo. Traditie is hem daar met de paplepel ingegoten. Met veel plezier vervult hij dan<br />
ook zijn nevenfunctie als lakei. In 2012 is hij nog met de majesteit op werkbezoek in Luxemburg geweest. “Ik<br />
krijg dan een telefoontje: ‘We gaan naar Luxemburg, ga je mee?’ Ik neem hier dan vrij. Verder hoef ik<br />
he-le-maal niets te doen aan de voorbereidingen. Zelfs mijn koffer wordt voor me gepakt. Op de dag <strong>van</strong><br />
vertrek ga ik naar het Paleis Noordeinde en krijg daar een draaiboek. Dan weet ik precies hoe laat ik waar moet<br />
staan. Daar ben ik heel serieus. Dat kan ik hier ook zijn, maar je moet ook wel nu en dan een lolletje kunnen<br />
maken. Mensen zien mij hier als iemand die vrolijk zingend over de gang gaat.”<br />
Het is die combinatie, zegt hij, die het werken in de toren voor hem al die jaren zo genoeglijk maakte: oog<br />
voor traditie, mét kwinkslag. En de openheid die daarvoor nodig is. “Hier kan ik de mensen gastvrij ont<strong>van</strong>gen,<br />
alle deuren staan in principe open. Ik kan hier contact maken met mensen”. Hoe dat in de toekomst moet<br />
gaan … “Dit gebouw is wel erg stoffig aan het worden. En ik mis de bloemen. Bloemen staan voor sfeer, voor