Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...

Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ... Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...

01.05.2013 Views

38 mevrouw Ribbius Peletier, een zich onafhankelijk bewegende politica, ondersteunde de initiatieven van G.J. van den Berg, de latere hoogleraar planologie aan de Universiteit van Groningen, die nu gepensioneerd is. Van den Berg was toen hoofd van de afdeling Onderzoek van de Provinciale Planologische Dienst. Ik was een van zijn medewerkers. Hij had zich binnen deze dienst ruimte weten te verwerven om het Streekplan Noord Kennemerland vanuit sociaal wetenschappelijke gezichtspunt aan te pakken. Dat het hoofd van de Planologische Dienst, toen nog ressorterend onder de Provinciale Waterstaat, ir. P.K. van Meurs, nog voor enkele jaren opdrachten tot ander planologisch werk in portefeuille had, zal daaraan niet vreemd zijn geweest. Immers in die jaren was een sociaal wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan een planologische dienst in de ogen van de plannen ontwerpende ingenieurs niet veel meer dan een hulpje, een ‘rekenbol’, die op aanvraag cijfers leverde over inwonertallen en dergelijke, nu en in de toekomst. Van den Berg hanteerde een andere fi losofi e. Voor hem was de bevolking van de provincie Noord-Holland, in casu die van het streekplangebied, het uitgangspunt voor zijn werk. Die bevolking heeft de onderzoeker nodig om op wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde wijze, het toekomstperspectief van deze bevolking te verkennen en onder woorden te brengen, zodanig dat zowel politiek als ontwerp-technisch een raamwerk voor de toekomstige ontwikkeling van het plangebied ontstaat. Daarom kan de voorbereiding van - in dit geval - een streekplan niet uitsluitend technisch binnen de ambtelijke dienst of uitsluitend langs politieke weg geschieden, maar dienen de voorbereiders ook de bevolking bij het ontstaan en de planontwikkeling te betrekken.

Deze fi losofi e is bepalend geweest bij het opstellen van het streekplan Noord- Kennemerland en is bij mijn weten daarin uniek gebleven. Zonder twijfel zijn latere plannen, zoals het eerste streekplan Twente, erdoor beïnvloed. Het is echter ook waar, dat latere ontwikkelingen de in Noord-Kennemerland beproefde werkwijze hebben uitgehold en de positie van de sociaal wetenschappelijke onderzoeker in de ruimtelijke ordening hebben verzwakt. De moderne onderzoeker is immers (mede) beleidsvormer geworden, zonder dat zijn of haar inzichten noodzakelijkerwijs zijn gegrondvest op de inhoudelijke kwaliteiten van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek. BRANDKAST Kon het onderzoek ten behoeve van het onderhavige streekplan de toets van ‘onderzoek als inspraak’ wel doorstaan? Het antwoord daarop is zonder twijfel bevestigend. Immers het onderzoek ging duidelijk vooraf aan de ontwerpfase en verwierf zich een eigen onafhankelijke plaats in de planvoorbereiding. Hoe dat ook kan, verhaalt het volgende voorbeeld. Het speelt in Zweden bij de gemeentelijke herindeling. De (sociaal)-geografi sche afdeling van de Universiteit van Lund onder leiding van professor Hägerstrand onderzocht de lokale en regionale samenhangen in het land en vertaalde de uitkomsten in een programma van eisen waaraan een toekomstige indeling in gemeenten zou moeten voldoen. De onderzoekers vertaalden dit programma in een kaart met nieuwe gemeentegrenzen, die echter in de brandkast werd opgeborgen. Vervolgens is over dit programma van eisen eerst parlementaire goedkeuring gevraagd en verkregen. “Toen aldus de volksvertegenwoordiging had gesproken, werd de bijbehorende kaart te voorschijn gehaald en kon in de kortste keren aan de opdracht worden voldaan,” zo vertelde Hägerstrand bij mijn bezoek aan zijn instituut. De strekking van dit voorbeeld is niet, dat onderzoek zou moeten leiden tot geheime uitkomsten, maar wel dat onderzoek aan het ontwerpen van een nieuwe situatie vooraf dient te gaan en zou moeten resulteren in een programma van eisen, dat eerst aan de betreffende organen van parlementaire democratie wordt voorgelegd, alvorens er een beleidsontwerp wordt gemaakt. Er doet zich dan niet de misstand voor, dat binnenskamers de nieuwe planologische situatie tot en met het publiceren van het in kaart gebrachte ontwerpbeleid geheel en al is voorbereid, zodanig dat de gekozen vertegenwoordigers wel van heel goeden huize moeten komen om nog iets aan het plan gewijzigd te krijgen. Immers alle betrokkenen, van onderzoekers en ontwerpers tot en met verantwoordelijke politici, hebben zich dan al in vaak moeizame, tijdrovende en 39

Deze fi losofi e is bepalend geweest bij het opstellen van het streekplan Noord-<br />

Kennemerland en is bij mijn weten daarin uniek gebleven. Zonder twijfel zijn<br />

latere plannen, zo<strong>als</strong> het eerste streekplan Twente, erdoor beïnvloed. Het is echter<br />

ook waar, dat latere ontwikkelingen de in Noord-Kennemerland beproefde werkwijze<br />

hebben uitgehold en de positie van de sociaal wetenschappelijke onderzoeker<br />

in de ruimtelijke ordening hebben verzwakt.<br />

De moderne onderzoeker is immers (mede) beleidsvormer geworden, zonder dat zijn<br />

of haar inzichten noodzakelijkerwijs zijn gegrondvest op de inhoudelijke kwaliteiten<br />

van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek.<br />

BRANDKAST<br />

Kon het onderzoek ten behoeve van het onderhavige streekplan de toets van<br />

‘onderzoek <strong>als</strong> inspraak’ wel doorstaan?<br />

Het antwoord daarop is zonder twijfel bevestigend. Immers het onderzoek ging<br />

duidelijk vooraf aan de ontwerpfase en verwierf zich een eigen onafhankelijke<br />

plaats in de planvoorbereiding. Hoe dat ook kan, verhaalt het volgende voorbeeld.<br />

Het speelt in Zweden bij de gemeentelijke herindeling. De (sociaal)-geografi sche<br />

afdeling van de Universiteit van Lund onder leiding van professor Hägerstrand<br />

onderzocht de lokale en regionale samenhangen in het land en vertaalde de<br />

uitkomsten in een programma van eisen waaraan een toekomstige indeling in<br />

gemeenten zou moeten voldoen. De onderzoekers vertaalden dit programma in<br />

een kaart met nieuwe gemeentegrenzen, die echter in de brandkast werd opgeborgen.<br />

Vervolgens is over dit programma van eisen eerst parlementaire goedkeuring<br />

gevraagd en verkregen. “Toen aldus de volksvertegenwoordiging had gesproken,<br />

werd de bijbehorende kaart te voorschijn gehaald en kon in de kortste keren aan<br />

de opdracht worden voldaan,” zo vertelde Hägerstrand bij mijn bezoek aan zijn<br />

instituut.<br />

De strekking van dit voorbeeld is niet, dat onderzoek zou moeten leiden tot<br />

geheime uitkomsten, maar wel dat onderzoek aan het ontwerpen van een nieuwe<br />

situatie vooraf dient te gaan en zou moeten resulteren in een programma van<br />

eisen, dat eerst aan de betreffende organen van parlementaire democratie wordt<br />

voorgelegd, alvorens er een beleidsontwerp wordt gemaakt.<br />

Er doet zich dan niet de misstand voor, dat binnenskamers de nieuwe planologische<br />

situatie tot en met het publiceren van het in kaart gebrachte ontwerpbeleid<br />

geheel en al is voorbereid, zodanig dat de gekozen vertegenwoordigers wel<br />

van heel goeden huize moeten komen om nog iets aan het plan gewijzigd te<br />

krijgen. Immers alle betrokkenen, van onderzoekers en ontwerpers tot en met<br />

verantwoordelijke politici, hebben zich dan al in vaak moeizame, tijdrovende en<br />

39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!