Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...
Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...
Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
108<br />
schijnlijk samen met de omstandigheid dat gedurende lange tijd het imago meer<br />
werd bepaald door bouwkunst, met een zekere dominantie van estheti sche en<br />
intuïtieve momenten, dan door een wetenschappelijk gefundeerde bouwkunde.<br />
Wel is het zo dat dit bij architectuur een veel sterkere rol speelde dan bij andere<br />
afstudeerrichtin gen zo<strong>als</strong> stedebouw en (later) volkshuisvesting. Tot in de jaren<br />
zestig nam de Delftse School een dominante positie in. Bij deze stroming ontbrak<br />
eenvoudig de habitus om wetenschap pelijk onderzoek op bouwkundig<br />
terrein te entameren. Sterker nog: sommige ontwerphoogleraren beschouwden<br />
zichzelf niet <strong>als</strong> wetenschapper en gaven daar bij afstudeerprojecten weleens<br />
onverbloemd blijk van.<br />
Daarnaast was er nog iets merkwaardigs aan de hand: hooglera ren kregen aanstellingen<br />
in voltijd, maar waren niet meer dan in deeltijd voor de faculteit<br />
werkzaam. Men ging er namelijk van uit dat zij onderzoek verrichtten op hun<br />
eigen bureau. “Het archi tectenbureau <strong>als</strong> onderzoekslaboratorium”, zo<strong>als</strong> Priemus<br />
(1991) spottend opmerkte. Deze praktijk werd gedurende lange tijd nagevolgd<br />
door vele tot de wetenschappelijke staf beho rende bouwkundigen.<br />
Hoe dit ook zij, vanuit de stedebouwhoek werden de eerste initiatieven ontplooid<br />
om het onderzoek aan de faculteit een eigen plaats en een duidelijk gezicht te<br />
geven. Hier moet in de eerste plaats de naam van prof.ir. Th.K.van Lohuizen<br />
worden genoemd. Van 1946 tot zijn overlijden in 1956 was hij buiten gewoon<br />
hoogleraar in het stedebouwkundig onderzoek. In zijn oratie (1948) beklemtoonde<br />
hij de gebondenheid van het onder zoek aan het stedebouwkundig plan en<br />
de noodzaak van eenheid van ontwerpers en onderzoekers in het stedebouwkundig<br />
werk. Wezenlijk was voor hem dat onderzoek niet alleen moest worden gedaan ter<br />
wille van het inzicht, maar met een zeer concreet doel: gericht op het plan.<br />
LABORATORIUM VOOR STEDEBOUWKUNDIG ONDERZOEK<br />
Deze gedachten zullen hem zeker hebben geïnspireerd bij zijn streven om te<br />
komen tot, zo<strong>als</strong> hij het eerst noemde, een “labo ratorium voor stedebouwkundig<br />
onderzoek”. Het duurde echter nog vele jaren, voordat het zover was en Van<br />
Lohuizen heeft het ook niet meer mogen meemaken.<br />
Nadat drs.C.S. Kruijt, hoofd van de afdeling Onderzoek van de Rijksdienst voor<br />
het Nationale Plan, in 1957 aantrad <strong>als</strong> opvolger van Van Lohuizen, kwam er<br />
vaart in de zaak. Mede onder invloed van Kruijt - die <strong>als</strong> sociale wetenschapper<br />
de nogal grote stap maakte van een beleidsdienst naar een faculteit die wetenschapsbeoefening<br />
bepaald niet hoog in het vaandel had staan! – kwamen er niet<br />
alleen aanpassingen aan het onderzoekprogramma maar ook veranderingen in<br />
de disciplinaire samenstelling, de wijze van fi nanciering en de beheersstructuur<br />
van het beoogde instituut. Kruijt zou zelf de leiding krijgen, terwijl hoogleraren<br />
van Bouwkunde én Weg- en Water bouwkunde (het latere Civiele Techniek) in<br />
de beheerscom missie zitting zouden nemen.