01.05.2013 Views

De Potbeek, een mysterieuze vaarweg langs Markelo - Historisch ...

De Potbeek, een mysterieuze vaarweg langs Markelo - Historisch ...

De Potbeek, een mysterieuze vaarweg langs Markelo - Historisch ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Ir. O.M. van der Schrier<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> <strong>mysterieuze</strong> <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong><br />

<strong>Markelo</strong><br />

Inleiding<br />

In 1639 besloten Ridderschap en Steden van Overijssel tot het laten maken van<br />

<strong>een</strong> kaart van Overijssel. <strong>De</strong> betreffende kaart van Nicolaas ten Have was in<br />

1647 gereed om gedrukt te worden en in het voorjaar van 1648' kwamen de<br />

eerste exemplaren onder de drukpersen vandaan. Op deze kaart staan uiteraard<br />

de voor ons verhaal belangrijkste wegen en <strong>vaarweg</strong>en afgebeeld. Daarbij richten<br />

we onze blikken op het gebied ten oosten van <strong>De</strong>venter en volgen het golvende<br />

lijntje, dat de Schipbeek weergeeft. Dan springt in het oog <strong>een</strong> S·vormige<br />

waterloop zonder kronkels noordwaarts <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong>, die de Schipbeek met<br />

de Regge verbindt (afb. r). Het moet welhaast <strong>een</strong> <strong>vaarweg</strong> zijn geweest. Ons<br />

vermoeden is bovendien, dat die <strong>vaarweg</strong> op verzoek van <strong>De</strong>venter aan de kaart<br />

is toegevoegd. Zoals nog zal blijken moet dat dan vóór 1644 zijn gebeurd.<br />

In zijn in 1935 gepubliceerde artikelover de Schipbeek werd door G.J. Doornink/<br />

weliswaar deze waterloop, die het onderwerp van onze verhandeling is,<br />

vermeld met als jaartal van ontstaan r630, maar bij hem bleef zij naamloos. Hij<br />

Afb.1<br />

Gedeelte van de kaart van Ten Have, 1648.<br />

OHB 11ge stuk 2004 <strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> myster;,euze <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> 93


had het over <strong>een</strong> verbinding, waarmee hij ongetwijfeld <strong>een</strong> vaarverbinding<br />

bedoelde. Op alle van de Ten Have-kaart afgeleide uitgaven komt meer dan <strong>een</strong><br />

eeuw lang die waterloop voor. <strong>De</strong> laatste in die reeks is vermoedelijk die versie,<br />

welke is afgebeeld in de Reise- en zakatlas, uitgegeven door Jan Christiaan Sepp,<br />

boekverkoper, in I773 te Amsterdam. <strong>De</strong> beroemde waterstaatkundigen Staring<br />

en Stieltjes" schreven in 1848 over de Holtdijksbeek van <strong>Markelo</strong> naar de<br />

Regge en de Beusberger waterleiding van <strong>Markelo</strong> naar de Schipbeek: 'Op vele<br />

kaarten zijn zelfs, verkeerdelijk, deze beide beken zamenhangend voorgesteld,<br />

als of die ene verbinding tussen Schipbeek en Regge vormden'. Zij waterpasten<br />

de Holtdijksbeek vanaf de mond en vonden over 3800 meter <strong>een</strong> verval van de<br />

bodem van 1,74 meter of 0,46 meter per kilometer. G<strong>een</strong> wonder dat zij niet in<br />

<strong>een</strong> vaarfunctie geloofden. Op de latere nauwkeurige topografische kaarten<br />

komt de waterloop steeds als <strong>een</strong> doorgaande waterloop voor, totdat <strong>een</strong> deel<br />

daarvan kwam te liggen in <strong>een</strong> uitbreidingswijk van <strong>Markelo</strong> en gedeelten van<br />

de waterloop werden gerioleerd.<br />

Een en ander overziende werd onze nieuwsgierigheid gewekt: vóór 1630<br />

bestonden er al twee verbindingen tussen de Schipbeek en de Regge, waarom<br />

is er dan <strong>een</strong> derde verbinding bij gekomen? Had deze waterweg <strong>een</strong> vaarfunctie<br />

? En zo ja, waarom is men er mee gestopt en wanneer? Alvorens aan de<br />

beantwoording van die vragen te beginnen, is het zinvol eerst die twee oudere<br />

verbindingen te beschouwen.<br />

<strong>De</strong> oudste verbindingen<br />

<strong>De</strong> oostelijke verbinding, de Molenbeek, oorspronkelijk de enige voortzetting<br />

van de Buurserbeek, loopt <strong>langs</strong> de Hallermolen in de gem<strong>een</strong>te Diepenheim.<br />

<strong>De</strong> middelste, de Regge, loopt door Diepenheim en na de Molenbeek te hebben<br />

opgenomen, <strong>langs</strong> Goor. <strong>De</strong> geschiedenis van de oudste vaarverbindingen kan<br />

als volgt worden samengevat: op instigatie vanuit de stad <strong>De</strong>venter is <strong>een</strong><br />

bestaande beek bevaarbaar gemaakt, hoofdzakelijk voor het transport van turf.<br />

Al vroeg, in 1402, is deze beek, de Schipbeek, verbonden met de bovenloop van<br />

de Regge om vanuit dat riviertje de vaalweg te voeden. <strong>De</strong>ze voeding was ook<br />

van belang voor de Schipbeek als gracht <strong>langs</strong> de landweer tussen <strong>De</strong>venter en<br />

Holten en voor het zonodig blank zetten van <strong>een</strong> waterlinie <strong>langs</strong> de landweer."<br />

Dat aftappen van de Regge gebeurde nogal drastisch, door het riviertje af te<br />

dammen en al haar water door de Schipbeek te leiden. <strong>De</strong> Regge werd in die<br />

tijd vooral gevoed door de Koningsbeek, waar<strong>langs</strong> ooit watermolens stonden.<br />

Die Koningsbeek kreeg op haar beurt haar water van de Berkel. Na <strong>een</strong> doorgraving<br />

bij Borculo (vóór 1550) ging veel water van de Berkel richting Zutphen<br />

en kwam er in het vervolg maar weinig naar de Regge. Watermolens te Borculo<br />

vervingen die aan de Koningsbeek."<br />

Al in 1452 reisden acht <strong>De</strong>venter raadsleden met enige burgers naar Diepenheim<br />

om de molen aldaar in ogenschouw te nemen en te bezien 'aft nutte were<br />

die graft vandair to <strong>De</strong>venter te leiden'." Misschien was kort tevoren de doorgraving<br />

van de Berkel naar Borculo tot stand gekomen en was dat de aanleiding<br />

voor de reis, want <strong>een</strong> dergelijke ingreep bleef niet zonder gevolgen. Zonder<br />

voeding van de Schipbeek met water vanuit de Berkel of vanuit de Buurserbeek<br />

94 O.M. van der Schrier


is <strong>een</strong> scheepvaartverbinding tussen <strong>De</strong>venter en Twente niet mogelijk.<br />

Uiteraard is voor <strong>een</strong> <strong>vaarweg</strong> van Westervlier naar Goor ook <strong>een</strong> sluis nodig in<br />

de dam in de Regge. Die dam werd ook wel 'houw' of 'heeuw' genoemd. <strong>De</strong><br />

sluis is gebouwd, maar het is helaas niet bekend wanneer dat is gebeurd. In<br />

ieder geval bestond de scheepvaartverbinding tussen <strong>De</strong>venter en Twente al<br />

vóór 1547. 7 In dat jaar werd door toedoen van de stad <strong>De</strong>venter te Hellendoorn<br />

de scheepvaart op de Regge geblokkeerd, om de concurrentie vanuit Zwolle te<br />

weren, welke obstructie overigens niet lang stand hield. Aan de bouw van de<br />

sluis bij Westerflier moet zijn voorafgegaan het graven van <strong>een</strong> watertoevoer<br />

tussen de Buurserbeek en de Schipbeek. Dit was nodig om het grote verlies aan<br />

water vanuit de Achterhoek te compenseren, nu de Berkel was omgeleid. In de<br />

I8e en de Ige eeuwen vermoedelijk al eerder had de sluis bij Westervlier twee<br />

schutkolken: <strong>een</strong> zogenaamde dubbele sluis met drie paar deuren. Bovendien<br />

stonden er in de Regge schutten of schotten te Diepenheim en te Goor. Zij<br />

dienden om het water op peil te houden. <strong>De</strong> dubbele sluis had voorzieningen<br />

om de <strong>vaarweg</strong> tijdens het varen van extra water te voorzien, het zogenaamde<br />

nastromen. Natuurlijk wilden de lage gebieden <strong>langs</strong> de Schipbeek g<strong>een</strong> overlast<br />

van het water van de Buurserbeek en moest de watermolen, de Haller, ook<br />

in de zomer altijd voldoende water houden. Het aftappen van het water voor de<br />

Schipbeek moet wel haast van meet af aan regelbaar gemaakt zijn door middel<br />

van <strong>een</strong> stuw, vermoedelijk <strong>een</strong> schotbalkkering. Bij octrooi van 17 maart 1576<br />

kreeg <strong>De</strong>venter van koning Philips II toestemming voor het wijder maken en<br />

het verdiepen van de Schipbeek en het leggen van schouw daarop. Dat recht<br />

reikte twee à drie kilometer verder dan de Regge, namelijk tot de Aalsheuvel of<br />

de Nije Essche. Dat was het punt later bekend als de Schipbekerhuizen, gelegen<br />

aan de weg van Diepenheim naar Borculo, maar het kan ook het punt zo'n<br />

900 meter hogerop zijn geweest, ter plaatse van de enige decennia later<br />

gebouwde sluis (afb. 2). Bovenstrooms van dit punt was de beek niet bevaarbaar.<br />

In I6n of 1612 werd de Schipbeek - dat wil zeggen: het bevaarbare deel<br />

van de beek - naar het oosten verlengd tot aan de Markveldse molen. <strong>De</strong> beek<br />

werd verwijd en verdiept en ter weerszijden van dijken voorzien tot aan de oorspronkelijke<br />

waterscheiding met de Buurserbeek. Tevens moet toen de door<br />

ons veronderstelde stuw zijn opgeruimd. Daarvoor in de plaats kwam <strong>een</strong> sluis,<br />

later de Oude Sluis genoemd, <strong>een</strong> kering met <strong>een</strong> enkel stel deuren. Merkwaardig<br />

is dat de deskundige over oude <strong>vaarweg</strong>en, de heer G.J. Schutten, in navolging<br />

van <strong>een</strong> oudere publicatie van A. Bos, aanneemt dat de verbinding tussen<br />

de Buurserbeek (oude naam: Markveldse beek of Molenbeek] en de Schipbeek<br />

pas in I6n tot stand is gekomen. In de door Bos" aangehaalde teksten uit die<br />

tijd staat echter niets over het graven van <strong>een</strong> nieuw stuk vaart. We kunnen<br />

daarin wel lezen, dat <strong>een</strong> beek 'aufgereumett unnd nauigabel gemacht werde'<br />

en elders 'dat int nyer vlier die becke [<strong>een</strong> nieuw geplande maar niet uitgevoerde<br />

vaart] tho leiden si in die mollen becke und die olde becke weder opgerumpt<br />

und van malkanderen gedicket'. Ook weten we, dat boeren uit Diepenheim<br />

en Goor in 1630 de sluis in de Schipbeek vernielden en de dam ervoor<br />

weghaalden. Dit leidde tot <strong>een</strong> protestbrief in hetzelfde jaar van de bewoners<br />

van GeIselaar, waarin onder meer gesteld wordt, dat op kosten van '<strong>De</strong>venter<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> <strong>mysterieuze</strong> <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> 95


Afb.2<br />

<strong>De</strong> sluizen in de Schipbeek en de Regge.<br />

<strong>een</strong>e nieuwe grafte an die Schipbeke hen op, nae Merckvelt is gegraven, und<br />

gemaecket geworden.' Maar met het woord 'nieuwe' wordt mijns inziens de<br />

bevaarbaarmaking bedoeld. <strong>De</strong> boeren van GeIselaar en Stokkum hadden volgens<br />

die briefhet recht om bij hoog water omtrent St. Peter [25 maart] de beek<br />

achter de sluis af te dammen, 'gelijck oock voor unde nae is geschiet'. Voor en<br />

na betekent 'van ouds' en suggereert <strong>een</strong> gebruik, dat al bestond vóór de bouw<br />

van de (oude) sluis omstreeks 16II. Wat men er ook van denken moge, het is<br />

onvoorstelbaar dat in de zestiende eeuw op de Schipbeek van Schipbekerhuizen<br />

naar <strong>De</strong>venter én op de Regge van Westervlier naar Goor is gevaren zonder<br />

dat er aanvoer van water vanuit de Buurserbeek kwam. <strong>De</strong> protestbriefhad sucees<br />

want in 16319 werd ongeveer 2,5 km stroomopwaarts van de herstelde sluis,<br />

<strong>een</strong> nieuwe sluis gebouwd, ook met <strong>een</strong> enkel stel puntdeuren. Het ging om<br />

het tegenhouden van het water van de Buurserbeek buiten het vaarseizoen<br />

(25 rnaart-zr november'P). <strong>De</strong> sluizen werden bij het begin van het vaarseizoen<br />

met geweld tegen het opgestuwde water open getrokken." Ook in de zomer<br />

gingen zij af en toe open voor het doorlaten van vlotten en schuiten.<br />

In het betreffende archiefstuk wordt de nieuwe sluis <strong>een</strong> overval genoemd. Dat<br />

houdt in, dat er dus bij <strong>een</strong> zomervloed water overh<strong>een</strong> liep. Uiteindelijk kon<br />

omstreeks 1663 na veel gegraaf worden gevaren tot aan de Haarmolen bij de<br />

rijksgrens. Daarvan is echter maar kort gebruik gemaakt.<br />

<strong>De</strong> stadsregering van <strong>De</strong>venter was in 1629 niet tevreden met de kwaliteit van<br />

de <strong>vaarweg</strong> over de Regge via Diepenheim en Goor, <strong>een</strong> <strong>vaarweg</strong> waarover zij<br />

niets te zeggen had. Men dacht <strong>een</strong> oplossing gevonden te hebben door te<br />

besluiten om <strong>een</strong> nieuwe vaarverbinding te laten graven volgens <strong>een</strong> nieuw<br />

tracé, namelijk <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong>. Een <strong>vaarweg</strong> die veel vragen oproept, te beginnen<br />

bij de betekenis van de naam.<br />

96 O.M. van der Schrier


<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong><br />

<strong>De</strong> nieuw gegraven <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> heette in het verleden soms geheel of<br />

gedeeltelijk <strong>Potbeek</strong>. <strong>De</strong> verwarring in de literatuur daarover is enorm. Van der<br />

Aa's Aardrijkskundig woordenboek" geeft onder Holtdijksbeek: 'Zij begint aan de<br />

Regge bij Goor, en loopt door <strong>Markelo</strong> naar de Schipbeek. Haar zuidelijk<br />

gedeelte draagt de naam van Beusberger-waterleiding en <strong>Potbeek</strong>'. Onder <strong>Potbeek</strong><br />

wordt vermeldt dat dit Twentse riviertje de Regge en de Schipbeek verenigt.<br />

In <strong>een</strong> Memorie van I juli I76913 stelde de bouwkundige W. Grevesteijn voor<br />

<strong>een</strong> nieuwe sluis te bouwen in de Regge (afb. 3), vlakbij en benedenstrooms van<br />

de mond van de Holtdijksbeek. Hij schreef daarover: '<strong>De</strong> oude Ziel bij de Heekerense<br />

windmolen is sedert 30 à 40 jaar in verval geweest en voor tien jaren<br />

~.-.~., ..~..<br />

v<strong>een</strong> ~ ·• •..<br />

•<br />

···.IJ.4 ........J<br />

Afb.3<br />

<strong>De</strong> door Grevesteijn geplande valschut. 1769.<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> <strong>mysterieuze</strong> vaanveg <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> 97


afgebroken, dog waarvan nog enkele palen zijn blijven staan, en thans legt daar<br />

<strong>een</strong> wipvonder. <strong>De</strong> nieuw te leggen Zijl 'schut mede het water van de oude<br />

beke, die <strong>langs</strong> Scharpenzeel [havezate] loopt, even voor 't Erve Sprokreve de<br />

beke van Stoevelaar [havezate] komende, uitschiet, dit is die mede door Herike<br />

loopt, en aldaar de Potbeke genaamd word, en komt mede van Markel, alwaar<br />

gesegt word dat deselve wel met schuiten bevaren is, schoon thans <strong>een</strong> kleine<br />

gruppe'. Die opmerking over het varen met schuiten moet ons inziens wel met<br />

<strong>een</strong> korrel zout worden genomen, evenals de daar op volgende passage. Van<br />

<strong>een</strong> boer, wonend vlakbij de bebouwde kom van <strong>Markelo</strong>, vernamen wij, dat er<br />

ooit op de Beusberger waterleiding is gevaren, aangezien zijn vader de planken<br />

van <strong>een</strong> schuit, afkomstig van <strong>een</strong> erf vlakbij de Beusberger waterleiding, had<br />

gebruikt voor zijn schuur.<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong> zou naar het scheepstype met de naam pot kunnen heten, zoals er<br />

<strong>een</strong> Potlee bestaat, <strong>een</strong> zijtak aan de rechter zijde van de Regge ongeveer drie<br />

kilometer benedenstrooms van de <strong>Potbeek</strong> of Holtdijkse beek. <strong>De</strong> pot is <strong>een</strong><br />

voorloper van de zomp, <strong>een</strong> platboomd vaartuig, waarmee vracht over de Regge<br />

werd getransporteerd. Een andere, zeer plausibele verklaring zou de vernoeming<br />

kunnen zijn naar de herberg de Pot. Op <strong>een</strong> kaart uit 165614staat bij het<br />

punt waar de <strong>Potbeek</strong> uitkomt op de Schipbeek: 'beke na die Potbrugge'. <strong>De</strong>ze<br />

herberg <strong>De</strong> Pot ligt, volgens de huidige eigenaar, al vanaf 1583bij <strong>Markelo</strong> niet<br />

ver van de plaats waar de oude postweg van <strong>De</strong>venter naar Oldenzaal het dal<br />

kruist en waar ongeveer de waterscheiding ligt tussen de stroomgebieden van<br />

de Regge en de Schipbeek (afb. 4). Het is dus <strong>een</strong> strategische plaats, zeker<br />

voor <strong>een</strong> kroeg. <strong>De</strong> Pot ligt in het waterschap Regge en Dinkel.<br />

In het boek Varen waar g<strong>een</strong> water is kan men lezen, dat de <strong>vaarweg</strong> vanafWestervlier<br />

naar Goor behalve met de Heeuwbeek of de Regge ook met de <strong>Potbeek</strong><br />

werd aangeduid. <strong>De</strong>ze naamsverwarring kan verklaard worden, als we weten dat<br />

er in 172715zandplaten in de <strong>Potbeek</strong> werden opgeruimd en er op 10 maart 1753 16<br />

door Almelose schippers over verzandingen in de <strong>Potbeek</strong> werd geklaagd. Door<br />

de toenemende onbevaarbaarheid van de <strong>Potbeek</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> kan in de I8e<br />

eeuw de naam <strong>Potbeek</strong> in gebruik zijn geraakt voor de <strong>vaarweg</strong> vanafWestervlier.<br />

<strong>De</strong> aanleg van de <strong>Potbeek</strong><br />

Een akte van 13 oktober 162917 van de stad <strong>De</strong>venter handelt over het plan om<br />

onder leiding van Nicolaas Geelkercken <strong>een</strong> grifte te doen graven. Geelkercken<br />

was <strong>een</strong> landmeter, die we kennen door zijn kaart van Gelderland. <strong>De</strong> stad<br />

<strong>De</strong>venter verzocht in het bewuste archiefstuk alle magistraten en richters van het<br />

land van Twente om, tegen betaling, 'opt spoedichste' voor het benodigde werkvolk<br />

te zorgen. Zeker is het stadje Goor ook om <strong>een</strong> financiële bijdrage gevraagd,<br />

want er is <strong>een</strong> brief, waarin Goor omstandig uit<strong>een</strong>zet wat het stadsbestuur en de<br />

burgers allemaal hebben gedaan aan het verbeteren en bekaden van hun beek [=<br />

de Regge] vanaf de Goorse sluis tot aan de Zeldammer beek [= de PotIee].<br />

Op 23 juli 1630 was de vaart blijkbaar gereed en vond er <strong>een</strong> inspeetie plaats.<br />

Grote delen bleken echter onvoldoende diep te zijn. Er was zelfs <strong>een</strong> vak, waar<br />

de uitkomende grond te dicht op de oever was gelegd. In het verslag hierover<br />

wordt even<strong>een</strong>s 'de Pott' genoemd. Belangwekkend is de mededeling dat bij<br />

98 D.M. van der Schrier


Stokkumer broek<br />

Afb.4<br />

<strong>De</strong> waterpassing in 1632.<br />

-' . ';.'<br />

..,.~. -.•....,<br />

r potbeek<br />

.<br />

.-.'<br />

<strong>De</strong> Potbees: <strong>een</strong> mystedeuze <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> 99<br />

.,.<br />

"


Boesbarch [= Beusbergen] over '<strong>een</strong> vijrdill uhr gaens witt sandtt und wellstandtt<br />

is', dat wil zeggen dat er over ongeveer <strong>een</strong> kilometer lengte kwel is<br />

waargenomen met aanvoer van wit zand. Volgens het verslag lag ter weerszijden<br />

daarvan v<strong>een</strong>grond en moet het zand dus onder het v<strong>een</strong> vandaan zijn<br />

gekomen. <strong>De</strong> vaart zelf wordt in dit stuk zowel 'becke' als wetering genoemd.<br />

Na de eonstateringen van de onvolkomenheden is men weer aan het werk getogen.<br />

Op II oktober 1630 waren die werkzaamheden aanbesteed" en op 16 oktober<br />

1630 ontving de landmeter, de directeur van het werk, dertig gulden 14 stuiver.<br />

Erg vlot verliepen de werkzaamheden niet, want er is ook in 1631 en 1632<br />

aan gewerkt. In 1631 schreef de schout van het 'kerspelken' Holten, waarom hij<br />

niet heeft willen meewerken aan het inzetten van ingezetenen aan het graven<br />

van de nieuwe gracht tussen Goor en <strong>Markelo</strong>. <strong>De</strong> omstandigheden lieten het<br />

niet toe: de boekweit moest nog worden geoogst en de turf was door de vele<br />

regen op het v<strong>een</strong> blijven staan. Ook waren er voortdurend onverwachte doortochten<br />

en inkwartiering van ruiters en soldaten. Hij verzocht derhalve voortaan<br />

'onse schamele kerspelken niet meer toe beswaren als ander nabure kerspelen',<br />

die er volgens hem beter aan toe waren.<br />

Op 9 oktober 1632 bezichtigden enige heren van de <strong>De</strong>venter magistraat en<br />

<strong>een</strong> landmeter de 'Marckelsehn Schipbecke' 'nu nijer gemaickt'. <strong>De</strong> naam is<br />

verwarrend omdat de Schipbeek in het kerspel <strong>Markelo</strong> ook zo wordt aangeduid.<br />

Het verslag van die bezichtiging is <strong>een</strong> verslag van waterpassingen, die<br />

waarschijnlijk tijdens de bezichtiging zijn verricht; het trekken van conclusies<br />

daaruit wordt daardoor aan ons overgelaten.<br />

<strong>De</strong> waterpassing<br />

<strong>De</strong> vaart wordt in het rapport aangeduid met wetering. Omdat na het meten<br />

van zes vakken met <strong>een</strong> nieuwe nummering is begonnen, gaat het hier kennelijk<br />

om twee waterpassingen. Beide waterpassingen eindigen hoger dan het<br />

beginpunt. Vermoedelijk zijn all<strong>een</strong> twee gedeelten gewaterpast, daar waar<br />

g<strong>een</strong> of te weinig water stond.<br />

Als maat is de trede gebruikt; één keer is in plaats van 'treden' het woord 'passen'<br />

genoteerd. Zoals later nog zal blijken, kan voor de lengte van <strong>een</strong> trede 0,9<br />

meter worden aangehouden. <strong>De</strong> lengte van de gemarkeerde vakken varieert<br />

tussen 92 en 230 treden. Bij de hoogteverschillen is vermoedelijk de Rijnlandse<br />

voet gebruikt (31A cm) met 12 duimen per voet.<br />

<strong>De</strong> eerste waterpassing begon bij Gelekinck. Waarschijnlijk is dat de boerderij<br />

Gelkink vlakbij <strong>Markelo</strong> (afb. 4), die voorkomt op <strong>een</strong> kadastrale minuutplan uit<br />

1825.19In ieder geval wordt hiermee niet bedoeld Gelkenstein of Gelekenst<strong>een</strong><br />

aan de Schipbeek. <strong>De</strong> boerderij ligt bij de brug ten zuidoosten van <strong>Markelo</strong>, <strong>een</strong><br />

praktisch beginpunt van de waterpassing. <strong>De</strong>ze waterpassing heeft <strong>een</strong> lengte<br />

van 920 treden of 828 meter en geeft eerst <strong>een</strong> stijging over 810 treden of 729<br />

meter van maar liefst 3 voet 7 duim (= 1,13meter) en daarna <strong>een</strong> daling over IlO<br />

treden of 99 meter van I voet I duim (= 34 cm). <strong>De</strong> tweede waterpassing is lang<br />

51Itreden of 460 m en stijgt over 324 m 2 voet 7 duim (= 81 cm) en daalt daarna<br />

over 136 m 2,75 duim (= 7 cm). <strong>De</strong>ze waterpassing begint tegenover het 'pottshuisken'<br />

en eindigt bij de brug, vanwaar afhet water 'nha Goer tho loptt'. Er is<br />

100 D.M. van der Schrier


vanaf de brug nog <strong>een</strong> vak gewaterpast met <strong>een</strong> daling van I,S duim. Ter vergelijking:<br />

<strong>een</strong> beladen pot heeft <strong>een</strong> diepgang van ongeveer 6 duim." Genoteerd werd<br />

in dit rapport: 'Op verscheidene plaatsen drijft de regen ...[onleesbaar] in de wetering.'<br />

<strong>De</strong> taluds waren dus kennelijk nog niet of nog onvoldoende begroeid. Het<br />

lijkt erop, dat de vaart vanuit de Schipbeek is gegraven totdat het bij de hoogten<br />

van <strong>Markelo</strong> niet meer lukte de vaart diep genoeg te krijgen. <strong>De</strong> genoemde brug<br />

is die in de latere postweg van <strong>De</strong>venter via Goor naar Oldenzaal. <strong>De</strong> afstand tussen<br />

<strong>De</strong> Pot en de brug, <strong>langs</strong> de waterloop gemeten, is op de topografische kaart<br />

ca. 450 meter. <strong>De</strong> trede zal daarom ca. 0.9 meter hebben bedragen. Een passage<br />

in het rapport, die iets zegt over de hoogte van de brug, vermeldt dat de landmeter<br />

zijn derde 'stoxken' 'onder die brugge' heeft geplaatst. Dat wijst ons inziens op<br />

<strong>een</strong> niet al te hoog gelegen vaste brug, waar <strong>een</strong> pot ail<strong>een</strong> maar met gestreken<br />

mast kan passeren. Verder werd er genoteerd: 'Bij de brug ligt <strong>een</strong> hout lang<br />

ongeveer 14 voet'. Misschien is dat hout gebruikt voor de controle van de breedte<br />

van de vaart op de waterlijn. <strong>De</strong> breedte van 6 à 7 voet voor <strong>een</strong> pot kan kloppen<br />

met <strong>een</strong> dergelijke vaartbreedte. Twee potten kunnen elkaar dan net passeren. <strong>De</strong><br />

waterpassingen geven flinke stijgingen en dalingen te zien, waaruit we concluderen<br />

dat zij g<strong>een</strong> betrekking hadden op het verloop van de waterstand. Het zal om<br />

het verloop van de bodem zijn gegaan. Vermoedelijk lagen er nabij de waterscheiding<br />

twee hoogten in de vaart waarover water stroomde vanuit het tussenliggende,<br />

het hoogste kanaalvak. Dit kan het geval geweest zijn, want tussen de<br />

gewaterpaste vakken is <strong>een</strong> hiaat van ongeveer lIOO meter. <strong>De</strong> waterpassingen<br />

duiden op onbevaarbaarheid van de vaart. Ondanks de negatieve uitkomst van<br />

het rapport moeten de <strong>De</strong>venternaren de moed niet met<strong>een</strong> hebben verloren. In<br />

het volgende jaar 1633 vernielden enige inwoners van Stokkum de sluis bij Westervlier,<br />

wat <strong>een</strong> stimulans kan zijn geweest om vol te houden. Maar helaas, over<br />

eventuele aanvullende werken is in de archieven niets te vinden.<br />

<strong>De</strong> aanleg en de mislukking van de <strong>Potbeek</strong><br />

In <strong>een</strong> dikke stapel archiefstukken, die aan het stadsbestuur van Zwolle in september<br />

1750 werd toegezonden door hun collega's van <strong>De</strong>venter," is het <strong>een</strong> en<br />

ander te vinden over onze schipvaart. Het dossier draagt de volgende titel:<br />

'Memorie of <strong>De</strong>ductie van de petitien en het recht van de Magistraat der Stad<br />

van <strong>De</strong>venter met alle den aankleve van dien, <strong>De</strong>ducenten ter <strong>een</strong>re tegen de<br />

Stad van Zwol Medededucenten ter anderen sijde' en geeft daarmee aan, dat er<br />

<strong>een</strong> juridisch geschil tussen beide steden woedde. Aan de hand van <strong>een</strong> hele<br />

rits argumenten moest de lezer van het gelijk van de stad <strong>De</strong>venter overtuigd<br />

raken. Een citaat uit verdedigingspunt nr. 59 laat ons weten: 'dat de Stad<br />

[<strong>De</strong>venter] in 't Jaar van 1630 heeft doen graven <strong>een</strong> Nieuwe Grifte of Beek uit<br />

de Schipbeek in het Markeische Broek, langes Markel na Goor'. <strong>De</strong>ze grifte,<br />

'gaande langes Gelkenstein en Markel', zou op <strong>een</strong> bijgevoegde kaart te zien<br />

zijn. Helaas treffen we deze kaart niet aan bij het stuk en kon niet meer in de<br />

archieven worden getraceerd. Echter op <strong>een</strong> andere kaart, uit 1656, staat de<br />

Geliken-st<strong>een</strong> als grenspaal aangegeven aan de Schipbeek ca. 300 meter benedenstrooms<br />

van de uitmonding van de 'beke na die Potbrugge'. Verder lezen<br />

we in punt nr. 63: 'Dog welke Grift verlaten is, wanneer door de gedurige ver-<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> <strong>mysterieuze</strong> va,anveg <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> lOI


soeken en instantien der Steden Diepenheim en Goor, en der aldaar wonende<br />

Heeren Eedelen de vaart wederom langes Diepenheim gebragt is geworden'.<br />

Ook de mededeling onder punt nr. 64 vinden we verhelderend: '..., hoewel het<br />

veel beter en voordeliger was geweest sig bij de eerste onderneming te houden'.<br />

<strong>De</strong> nieuw gegraven verbinding is dus van meet af aan als <strong>vaarweg</strong> bedoeld,<br />

maar men kan zich afvragen of de tegenwerking van Diepenheim en Goor als<br />

de echte oorzaak van de mislukking moet worden gezien; het meest makkelijke<br />

is immers om de schuld bij <strong>een</strong> ander te leggen.<br />

<strong>De</strong> waarheid is echter te vinden in <strong>een</strong> pleitnota over tolkwesties van <strong>een</strong> Diepenheims<br />

advocaat in r766.22 Daaruit maken we op, dat <strong>De</strong>venter er blijkbaar<br />

vóór r630 voor zorgde, dat het door Diepenheim ingestelde tolgeld voor de<br />

scheepvaart niet werd betaald. Het gevolg was dat de vaart gestremd werd en in<br />

r630, r63r en r632 <strong>een</strong> andere doorvaart bij de Pot naar Goor is gemaakt.<br />

<strong>De</strong>venter erkende feitelijk daarmee het recht van Diepenheim om tol te heffen.<br />

In die nota staat echter niets over eventuele verbeteringswerken aan die nieuwe<br />

vaart na r632. Dat deze tolkwestie de echte oorzaak van de aanleg van de <strong>Potbeek</strong><br />

is geweest, lezen we in de over<strong>een</strong>komst, gesloten in r644 tussen de<br />

stadsbesturen van <strong>De</strong>venter en Diepenheim, over onder meer de afkoop van de<br />

Diepenheimse tol door <strong>De</strong>venter. <strong>De</strong> over<strong>een</strong>komst werd ondertekend door<br />

vertegenwoordigers van beide stadsbesturen en werd, blijkens <strong>een</strong> toevoeging,<br />

ook daadwerkelijk uitgevoerd.<br />

Het einde van de <strong>Potbeek</strong> als <strong>vaarweg</strong><br />

Uit de betreffende over<strong>een</strong>komst van 29 aug. r64423 blijkt dat <strong>De</strong>venter het<br />

betalen van tol in het verleden had 'verweigert' [= verboden], met als gevolg verwaarlozing<br />

en het onbevaarbaar worden van de <strong>vaarweg</strong> 'enige jaren herwaarts'.<br />

<strong>De</strong> afkoopsom bedroeg 350 Carolus gulden. Voorts beloofde <strong>De</strong>venter<br />

niet all<strong>een</strong> de <strong>vaarweg</strong> te herstellen, maar ook te zorgen voor het maken en<br />

onderhouden van de twee bruggen binnen Diepenheim. Het stadje Diepenheim<br />

op zijn beurt zou <strong>een</strong> gedeelte van de <strong>vaarweg</strong> onderhouden. Over de <strong>Potbeek</strong><br />

staat in de over<strong>een</strong>komst niets te lezen. Bij deze over<strong>een</strong>komst is als bijlage<br />

<strong>een</strong> stuk uit 1628 gevoegd over de toltarieven te Diepenheim. Kennelijk is<br />

hiervan gebruik gemaakt bij de berekening van de afkoopsom. Hoogstwaarschijnlijk<br />

is dit stuk het begin van de tolkwestie geweest en de belangrijkste<br />

grond van het besluit van <strong>De</strong>venter van r629 tot het maken van <strong>een</strong> nieuwe<br />

<strong>vaarweg</strong>. Uit het feit dat <strong>De</strong>venter in r644 weer veel geld ging steken in de oude<br />

<strong>vaarweg</strong> via Diepenheim moeten we concluderen, dat <strong>De</strong>venter toen niet meer<br />

geloofde in <strong>een</strong> goed bevaarbare route <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong>.<br />

Mysterieuze onderbrekingen<br />

Op de kaart van Ten Have uit 1648 is de <strong>Potbeek</strong> op vier plaatsen onderbroken<br />

zonder dat daar aansluitende wegen zijn getekend. Het zou dan kunnen gaan<br />

om bruggetjes of om sluizen. Daarbij moet dan gedacht worden aan de meest<br />

<strong>een</strong>voudige vorm, valschutten of valschotten, <strong>een</strong> primitieve vorm van hefdeuren.<br />

Op deze kaart komen op zes andere plaatsen dergelijke onderbrekingen<br />

voor. Van vijf van die zes plaatsen staat vast dat het om <strong>een</strong> sluis of schot gaat<br />

IOZ O.M. van der Schrier


namelijk: in de Schipbeek ter plaatse van de Nieuwe Sluis; in de bovenmond<br />

van de Bolksbeek is dat de Avinksluis; in de Buurserbeek gaat het om <strong>een</strong> schut<br />

naast de Oostendorpse molen; in dezelfde beek vervolgens <strong>een</strong> schut naast de<br />

molen bij Haaksbergen en ten slotte de keersluis in de Hoendemesterbeek ter<br />

plaatse van de IJ sseldijk tegenover Zutphen. Hiermee is het aannemelijk dat de<br />

onderbrekingen in de <strong>Potbeek</strong> op Ten Haves kaart schutten of sluizen voorstellen.<br />

In dat geval zijn bovendien de schutten in de <strong>Potbeek</strong> ook logisch over de<br />

vaart verdeeld. er van uitgaande. dat er bij de bruggen ook schutten stonden.<br />

Op twee plaatsen ter weerszijden van <strong>Markelo</strong> kruisen meerdere wegen de <strong>Potbeek</strong>.<br />

Kennelijk ging het oorspronkelijk om voorden (doorwaadbare plaatsen)<br />

door het drassige dal. waar de wegen zich op concentreerden. <strong>De</strong> weg aan de<br />

oostzijde van het dal van de Beusberger waterleiding heet niet zomaar Voordesdijk.<br />

Die zeven schutten leveren acht vakken op. vijf<strong>langs</strong> de Holtdijkse beek.<br />

twee <strong>langs</strong> de Beusberger waterleiding en tenslotte nog het hoogste vak te <strong>Markelo</strong>.<br />

Op de topografische kaart staan de volgende maaiveldhoogten: Enkelaarsbrug<br />

11.6; Daalwijk 13.5; Elzen 11.8; Oude beek lO.6. Hieruit volgt dat het maaiveld<br />

zou kunnen zijn gestegen van de Schipbeek van circa 12 meter tot circa<br />

13.5 meter bij <strong>Markelo</strong> en vervolgens gedaald tot ongeveer lO.5 bij de Regge.<br />

Ergo. de Schipbeek ligt zo'n 1.5 m hoger dan de Regge. Een stijging van ongeveer<br />

1.5 m over twee vakken en <strong>een</strong> daling van zowat 3 m over vijf vakken geeft<br />

vertrouwen in de hypothese van de schutten. Er is nóg <strong>een</strong> vertrouwen schenkend<br />

punt. Toevallig ligt het maaiveld bij Westervlier ook op circa 13.5 m. <strong>De</strong><br />

dubbele sluis zou volgens de heer G.J. Schutten <strong>een</strong> verval hebben gehad van<br />

circa 2 meter. Een verval van 1.5 meter lijkt ons waarschijnlijker. Er was <strong>een</strong> valschut<br />

te Diepenheim en <strong>een</strong> valschut te Goor. vermoedelijk bij de windmolen<br />

van Hekeren." Voor de resterende 1.5 meter stonden dus twee vakken ter<br />

beschikking over<strong>een</strong>komstig de <strong>Potbeek</strong> tussen de Schipbeek en <strong>Markelo</strong>. Aangezien<br />

over het plaatsen van schutten in de <strong>Potbeek</strong> niets is overgeleverd gaat<br />

het kennelijk om <strong>een</strong> niet uitgevoerd plan.<br />

Met het bouwen van schutten werd het ontbreken van <strong>een</strong> goede watervoorziening<br />

van de <strong>Potbeek</strong> niet opgelost. Weliswaar had de <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong><br />

profijt van relatief veel kwelwater. maar daar tegenover stonden onstabiele<br />

oevers. waardoor het op diepte houden van de vaart veel jaarlijks onderhoud<br />

zou hebben gevergd. En dan was er het probleem van het varen. immers de<br />

<strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> Diepenheim had drie 'sluizen', die <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> zou er ten<br />

minste zeven nodig hebben! Dat lijkt ons onvoorstelbaar. Het kan zijn dat er.<br />

ondanks de afwezigheid van sluizen. misschien tussen 1632 en 1644 nog wel is<br />

gevaren. Vaak zal het, vooral bij <strong>Markelo</strong>. meer slepen dan varen zijn geweest.<br />

Soms ging de schipper te water om zijn boot door tillen en trekken over <strong>een</strong><br />

ondiepte te halen. Misschien kwamen er paarden bij te pas. Ons is verteld dat<br />

te Zeldam de schippers potschuvers werden genoemd. Volgens het woordenboek<br />

van Verdam is <strong>een</strong> potschuver hij die <strong>een</strong> pot boomt. Hiervoor hebben we<br />

al gezien, dat met <strong>een</strong> pot <strong>een</strong> <strong>een</strong>mans-scheepje bedoeld wordt. Men voer vermoedelijk<br />

ook hier, zoals elders, in konvooi om elkaar te kunnen helpen. Het<br />

kan haast niet anders of er moeten vanwege het gebrek aan water afspraken<br />

over <strong>een</strong>richtingsverkeer op de <strong>Potbeek</strong> hebben bestaan.<br />

<strong>De</strong> <strong>Potbeek</strong>, <strong>een</strong> mysterie"ze <strong>vaarweg</strong> <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong> 103


Het mysterie blijft<br />

Het staat vast dat <strong>De</strong>venter in de jaren r630, r63r en r632 <strong>een</strong> nieuwe <strong>vaarweg</strong>,<br />

de <strong>Potbeek</strong>, heeft aangelegd van de Schipbeek naar de Regge <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong>. <strong>De</strong><br />

belangrijkste reden van de aanleg was het heffen van tolgeld door Diepenheim<br />

op de <strong>vaarweg</strong> aldaar. Hoewel het nergens zo staat, is de <strong>Potbeek</strong> mislukt,<br />

omdat het niet mogelijk bleek de hoogte bij <strong>Markelo</strong> voldoende diep te ontgraven.<br />

In r644 kocht <strong>De</strong>venter de Diepenheimse tol af en ging deze stad over tot<br />

herstel van de oude <strong>vaarweg</strong>. Ongetwijfeld betekende dit het einde van het<br />

varen <strong>langs</strong> <strong>Markelo</strong>. Tot zover lijkt het ons helemaal g<strong>een</strong> mysterie te zijn,<br />

ware het niet dat in r648 de mislukte <strong>vaarweg</strong> in volle glorie versch<strong>een</strong> op de<br />

toen gedrukte kaart van Nicolaas ten Have. Op die kaart zijn bovendien onderbrekingen<br />

in die <strong>vaarweg</strong> aangegeven, waarmee ons inziens schutten zijn<br />

bedoeld. Die conclusie berust op vergelijking met andere onderbrekingen in<br />

<strong>vaarweg</strong>en op die kaart. Ofschoon de verdediging van de <strong>De</strong>venter belangen die<br />

stad noodzaakte <strong>een</strong> vaart te graven, is het jammer dat we niet weten of er ooit<br />

scheepvaart van enig belang op de <strong>Potbeek</strong> is geweest. En dus blijft onduidelijk<br />

of de vaart van meet af aan <strong>een</strong> totale mislukking was.<br />

Noten<br />

1 J.CH. de Groot, 'Overijssels 'landtafereel' van de zeventiende eeuw', in: Overijselse <strong>Historisch</strong>e<br />

Bijdragen (OHB) 105 (1990), p. 63 en 69.<br />

2 G.J. Doornink, 'Uit de geschiedenis van de Schipbeek', in: Verslagen en mededeelingen van<br />

de Ver<strong>een</strong>iging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis 51 (1935), p. 71.<br />

3 W. Staring en T.J. Stieltjes, <strong>De</strong> Overijsselsche wateren (Zwolle1848), p.122.<br />

4 D.M. van der Schrier, '<strong>De</strong> Holterdijk', in: OHB 112 (1997), pp. 35-36.<br />

5 H. Hagens, Molens Mulders Meesters (Hengelo 1979), pp. 61,120 en 122.<br />

6 Doornink, a.w., p. 72.<br />

7 G.J. Schutten, Varen waar g<strong>een</strong> water is (Hengelo 1981), p. 33.<br />

8 A. Bos, '<strong>De</strong> Oude Regge', in: <strong>De</strong> Navorscher 87(1938), pp. 115-120.<br />

9 Doornink, a.w., p. 75; Schutten, a.w. p. 36.<br />

10 W. Staring en T.J. Stieltjes, <strong>De</strong> scheepvaart in Salland en Twenthe (Zwolle 1847), p. 27, is deze<br />

periode: 23 maart-11 november.<br />

11 Staring en Stieltjes, <strong>De</strong> scheepvaart in Salland en Twenthe, p. 26; <strong>De</strong> Overijsselsche wateren,<br />

p.406.<br />

12 A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden (Gorinchem 1839-1851).<br />

13 <strong>Historisch</strong> Centrum Overijssel (HCO), Oude stadsarchiefvan Zwolle, inv.nr. AAZ01-9510.<br />

14 Staring en Stieltjes, <strong>De</strong> Overijsselsche wateren, p. 46.<br />

15 Schutten, a.w. pp. 33 en 34.<br />

16 Schutten, mededeling van hem, ontl<strong>een</strong>d aan het <strong>De</strong>venter Gem<strong>een</strong>tearchief.<br />

17 <strong>De</strong>venter, Gem<strong>een</strong>tearchief <strong>De</strong>venter, Inventaris van het <strong>De</strong>venter-archief (<strong>De</strong>venter 1870),<br />

inv.nr. 1130 (nu lijst 195 nr. 53).<br />

18 HCO, Collectie kleine aanwinsten Rijksarchief in OverijsseI1882-1, blz. 89.<br />

19 Kadastraal Minuutplan gem<strong>een</strong>te <strong>Markelo</strong> uit 1825, sectie E West Stokkum blad 1.<br />

20 Staring en Stieltjes, <strong>De</strong> scheepvaart in Salland en Twenthe, p. 27.<br />

21 HCa, Oude stadsarchief van Zwolle, inv.nr. AAZ01- 5906.<br />

22 HCa, Statenarchief (lnv. Ter Kuile), inv.nr. 4635.<br />

23 <strong>De</strong>venter, Gem<strong>een</strong>tearchief <strong>De</strong>venter, A. lindner, Inventaris van de archiefbescheiden<br />

betreffende de bemoeienissen van de stad <strong>De</strong>venter met de Markelse Schipbeek 1571-ca.<br />

1850 (<strong>De</strong>venter 1987) (typoscript), inv.nr. 11.<br />

24 Schutten, a.w., kaarten op pp. 34 en 116.<br />

I04 D.M. van der Schrier

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!