Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf

Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf

tgrootgedelf.be
from tgrootgedelf.be More from this publisher
01.05.2013 Views

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart - 2009-2010 - Laurens Serruys Handelsingenieur Promotor : Prof. dr. Marc Lambrecht Werkleider: Pieter Colen

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN<br />

KATHOLIEKE<br />

UNIVERSITEIT<br />

LEUVEN<br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

- 2009-2010 -<br />

<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

Handelsingenieur<br />

Promotor : Prof. dr. Marc Lambrecht<br />

Werkleider: Pieter Colen


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

Handelsingenieur<br />

Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven<br />

In deze masterproef zal getracht worden inzicht te geven in de hedendaagse situatie van de Belgische<br />

binnenvaart. Het is een beschrijvend onderzoek van een transportsector die een grote economische rol<br />

kan betekenen voor het Belgische bedrijfsleven. Hierbij zal inleidend gekeken worden naar de huidige<br />

status van de binnenvaart als transportmodus, alsook naar haar toekomst en de voordelen die ze kan<br />

bieden ten opzichte van alternatieve transportwijzen. Daarna wordt gefocust op vijf cruciale proble-<br />

men waar de binnenvaart vandaag mee te kampen heeft en die haar verdere groei kunnen hypotheke-<br />

ren. Een groot deel hiervan zijn van infrastructurele aard, maar er wordt ook verder gekeken naar<br />

meer diepliggende problemen zoals de lage aantrekkelijkheid van werk in deze sector.<br />

Het eigenlijke doel van dit werk is om naast een beschrijving van de problemen ook aan te tonen<br />

waar en hoe de binnenvaart in België juist kan gestimuleerd worden. Daarvoor wordt er bij de behan-<br />

deling van de problemen ook een bespreking gegeven van al dan niet reeds geplande projecten die<br />

trachten deze transportsector te optimaliseren. Bij deze bespreking zullen die initiatieven die inspelen<br />

op de groei van de Belgische zeehavens het meest in detail uitgewerkt worden. Deze havens zijn im-<br />

mers de logistieke poorten van het binnenvaartnetwerk waardoor de groeikansen van dit complete net<br />

in feite afhankelijk zijn van de toevoer uit deze havens. Daarom dat er vooral nadruk zal gelegd wor-<br />

den op de Vlaamse kant van de binnenvaart.<br />

In de laatste secties tenslotte zullen twee van deze projecten onderworpen worden aan een eco-<br />

nomische studie waarbij hun haalbaarheid en zowel financiële als ruimtelijke impact zullen worden<br />

bestudeerd. Beide projecten hebben namelijk tot doel de bereikbaarheid van goederen uit zeehavens<br />

met het binnenvaartnetwerk te vergroten en wegens hun grootte worden ze geacht een belangrijke<br />

groeikans te vormen voor de gehele Belgische binnenvaart.<br />

1. Inleiding<br />

Door de aanwezigheid van het fijnmazige binnenvaartnetwerk vormen zee- en binnenvaart al eeuwen-<br />

lang een grote competitieve troef voor België. In de Middeleeuwen was het ook dankzij dit waterwe-<br />

gennet dat Vlaanderen een van de welvarendste regio’s ter wereld werd. Maar door de opkomst van<br />

het weg- en spoorvervoer, die transport aanboden aan hogere snelheden en dat aan steeds lagere kos-<br />

1


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

ten, kwam de focus hoe langer hoe meer op deze transportmoduli te liggen. Een belangrijk gevolg<br />

hiervan was dat binnenvaart vaak benadeeld werd in het investeringsbeleid.<br />

De steeds stijgende goederentrafiek echter begon na verloop van tijd grote druk te zetten op zo-<br />

wel weg- als spoorvervoer, met verkeerscongesties tot gevolg. Het werd dan ook duidelijk dat er drin-<br />

gend nood was aan de uitbouw van een alternatieve vervoersmogelijkheid om aan deze stijgende tra-<br />

fiek te beantwoorden, en de interesse in de binnenvaart kende opnieuw een heropleving. Deze ont-<br />

wikkeling kan duidelijk worden vastgesteld in de statistieken van Promotie Binnenvaart Vlaanderen<br />

VZW, voorgesteld in figuur 1.<br />

Figuur 1 Evolutie van de binnenvaart in tonkilometer<br />

Maar door toedoen van de eerdere desinteresse is de binnenvaart momenteel niet aangepast aan de<br />

hoge eisen die haar worden gesteld. Deze problemen zijn grotendeels van infrastructurele aard, waar-<br />

onder onvoldoende breedte en diepgang van kanalen, te lage bruggen en ontoereikende capaciteit van<br />

sluizen. Maar ook de lage aantrekkelijkheid voor werkzoekenden en onderbenutting van bepaalde<br />

kleinere kanalen spelen in op de beperkte rol die de binnenvaart momenteel maar kan betekenen. De<br />

behoefte aan een verbetering van deze situatie stelt zich dan ook dringend op.<br />

2


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Het uitspelen van het aanwezige waterwegennet kan dus een rol spelen om de toenemende goe-<br />

derenstromen en bijhorende verkeerscongesties op te vangen. Voor veel bedrijven en industrieterrei-<br />

nen gelegen aan een kanaal kan de binnenvaart immers een betrouwbare bron van transport beteke-<br />

nen, daar files en vertragingen op kanalen momenteel nagenoeg onbestaande zijn. Maar zoals verder<br />

zal gezien worden heeft de binnenvaart ook nog andere troeven te bieden zoals haar geringe impact op<br />

het milieu. In het licht van de huidige publieke en politieke aandacht voor natuur en klimaat vergroot<br />

dit haar aantrekkelijkheid als alternatieve transportmodus.<br />

2. Probleemstelling en literatuuroverzicht<br />

2.1 Probleem en terminologie<br />

2.1.1 Probleemstelling<br />

Omdat het Belgische binnenvaartnetwerk met haar natuurlijke rivieren en gegraven kanalen zeer ruim<br />

en fijnmazig is, kan het onduidelijk zijn om te zien waar nu precies de knelpunten en de groeimoge-<br />

lijkheden zich bevinden. Het doel van dit werk is daarom een overzicht te geven van de belangrijkste<br />

beperkingen waardoor de binnenvaart vooralsnog altijd door velen niet gezien wordt als primaire<br />

transportmodus.<br />

De bijdrage van dit werk zal echter niet stoppen bij een overzicht van de problemen. Er zal daar-<br />

bij immers nog een beschrijving worden gegeven van enkele initiatieven die de opwaardering van de<br />

binnenvaart in het transportnet beogen. Hier zullen die projecten die mikken op de verbindingen tus-<br />

sen zeehavens en hinterland uitvoeriger behandeld worden. De reden hiertoe is dat de trafiek op het<br />

net immers voor een groot deel afhankelijk is van aan- en afvoer vanuit deze havens. Uitbreidingen in<br />

het binnenland zijn hierdoor dus pas nuttig wanneer invoer vanuit de havens op een vlotte manier kan<br />

verlopen.<br />

Twee van deze havengerelateerde projecten die wegens hun dimensie geacht worden een grote<br />

impact te hebben op de Belgische binnenvaart zullen uiteindelijk meer in detail uitgewerkt worden.<br />

Het eerste project (Seine-Schelde) dat aan bod zal komen is goedgekeurd door de overheid en de wer-<br />

ken zijn reeds gestart. De studie omtrent dit plan zal zich daarom hoofdzakelijk beperken tot haar fi-<br />

nanciële kost en economische impact op de omgeving. Desalniettemin wordt een kritische reflectie<br />

van het project geïntegreerd in de studie, waarbij het projectplan wordt geplaatst in de internationale<br />

context. Het tweede project tenslotte, Seine-Schelde West, is na lang onderzoek nog steeds niet goed-<br />

gekeurd. Hier zal dan ook onderzocht worden als dit project zowel haalbaar als wenselijk is op maat-<br />

schappelijk en economisch vlak.<br />

3


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

2.1.2 Terminologie<br />

Een belangrijke term die bij de bespreking van watertransport regelmatig zal terugkomen is de tonki-<br />

lometer. Dit is een hoeveelheidmaat die wordt gebruikt bij vervoersdata en betreft het aantal ton dat<br />

over een bepaald aantal kilometer wordt getransporteerd. Eén tonkilometer is het transport van 1 ton<br />

over 1 kilometer, terwijl het vervoeren van 10 ton over 100 kilometer duizend tonkilometer bedraagt<br />

Ook de TEU zal in deze studie een veelvoorkomende eenheid zijn. Een TEU staat gelijk aan een<br />

twintig-voet container (Twenty feet Equivalent Unit), en vormt de eenheid wanneer gesproken wordt<br />

over containervaart. Vaak worden andere goederenhoeveelheden ook in TEU omgerekend om een-<br />

zelfde eenheid te verkrijgen.<br />

Vermelding zal ook gemaakt worden van de Tweede Algemene Waterpassing (TAW). Deze<br />

wordt gebruikt om het waterpeil van kanalen weer te geven. Ter voorbeeld: 1 TAW is een waterpeil<br />

van 1 meter boven de zeespiegel bij laag water.<br />

Daarnaast zullen ook de CEMT klassen van schepen terugkomen. Dit zijn verschillende dimen-<br />

sies, vastgelegd door de Europese transportministers tijdens de Conférence Européenne des Ministres<br />

de Transport (CEMT), om de Europese binnenschepen te klasseren volgens hun grootte en capaciteit.<br />

Deze gaan van klasse 0 (kleine vaartuigen) tot klasse VII (duwvaart). Ook kanalen kregen een van<br />

deze klassen toegewezen om aan te geven welk type schepen ze aankunnen. Tabellen 1 en 2 geven<br />

hieronder de CEMT klassen voor schepen en Belgische kanalen weer volgens Promotie Binnenvaart<br />

Vlaanderen.<br />

Tabel 1 CEMT klassen van schepen<br />

Klasse Lengte<br />

(m)<br />

I 38,50<br />

II 50-55<br />

III 67-80<br />

IV 80-85<br />

Breedte<br />

(m)<br />

Diepgang<br />

(m)<br />

Hoogte<br />

(m)<br />

Laadvermogen<br />

(ton)<br />

5,05 1,8-2,2 4 250-400<br />

6,6 2,5 4-5 400-650<br />

8,2 2,5 4-5 650-1000<br />

9,5 2,5 5,25-7 1000-1500<br />

4


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Va 95-110<br />

Vb 172-185<br />

VIa 95-110<br />

VIb 185-195<br />

VIc 193-200<br />

VII 195-285<br />

Tabel 2 CEMT van Vlaamse kanalen<br />

11,4 2,5-4,5 5,25-7 1500-3000<br />

11,4 2,5-4,5 9,1 3200<br />

22,8 2,5-4,5 7-9,1 3200-6000<br />

22,8 2,5-4,5 7-9,1 6400-12000<br />

34,2 2,5-4,5 9,1 9600-18000<br />

34,2 2,5-4,5 9,1 14.500-27.000<br />

Waterweg Klasse<br />

Albertkanaal VI<br />

Kanaal Dessel-Schoten II<br />

Kanaal Bocholt-Herentals II<br />

Kanaal Dessel-Kwaadmechelen IV<br />

Kanaal naar Beverlo II<br />

Beneden-Zeeschelde VI<br />

Boven-Zeeschelde IV tot VI<br />

Schelde-Rijnverbinding VI<br />

Zeekanaal Brussel-Schelde VI<br />

Kanaal Brussel-Charleroi IV<br />

Kanaal Leuven-Dijle II<br />

Beneden-Dijle IV<br />

Netekanaal en Beneden-Nete IV<br />

Rupel V<br />

Dender I tot II<br />

Kanaal Gent-Terneuzen VI<br />

5


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Gentse ringvaart V<br />

Bovenschelde IV tot V<br />

Kanaal Bossuit-Kortrijk IV<br />

Leie I tot V<br />

Kanaal Roeselare-Leie V<br />

Afleidingskanaal van de Leie V<br />

Kanaal Gent-Bruge-Oostende IV tot V<br />

Boudewijnkanaal VI<br />

Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke I<br />

Lokanaal I<br />

Ijzer I<br />

Kanaal Ieper-Ijzer I<br />

Kanaal Passendale-Nieuwpoort I<br />

Tenslotte is het vermeldenswaardig dat het beheer van de Vlaamse waterwegen verdeeld wordt over<br />

twee instanties: Waterwegen & Zeekanaal NV (WenZ) en NV De Scheepvaart (DS). DS voert het<br />

beheer uit over het Albertkanaal en de Kempense kanalen, terwijl WenZ instaat voor de overige<br />

Vlaamse waterwegen. Deze beheerders zijn verantwoordelijk voor zowel het onderhoud als het uit-<br />

voeren van verbeteringsinitiatieven op de waterwegen onder hun beheer.<br />

2.2 Literatuuroverzicht<br />

Een belangrijk deel van de literatuur omtrent de problematiek van de binnenvaart is te vinden in over-<br />

heidspublicaties waarin acties en voornemens ter verbetering gepland staan. De bevoegdheid van een<br />

waterweg ligt finaal immers bij de overheid van de desbetreffende regio, zodat aanpassingen aan het<br />

transportnet slechts kunnen uitgevoerd worden na goedkeuring van de staat. Deze publicaties vormen<br />

zodoende de basis van verbeteringsinitiatieven voor deze sector en zijn van uitermate belang bij dit<br />

werk.<br />

Op Europees niveau is er een geïntegreerd Europees actieplan voor de binnenvaart, het zoge-<br />

naamde Naiades actieplan (Navigation And Inland Waterway Action and Development in Europe)<br />

dat gelanceerd werd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Dit plan richt zich op<br />

verschillende strategische doelen om de verdere ontwikkeling en uitbreiding van de Europese binnen-<br />

vaart te bevorderen. Er worden concrete acties voorgesteld die verder zullen uitgewerkt worden in<br />

samenwerking met de lidstaten. Dit plan zal in deze tekst meermaals aan bod komen.<br />

6


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Daarnaast zijn er ook publicaties van de Vlaamse overheid die handelen over de binnenvaart. In<br />

het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), raadpleegbaar via het ministerie van de Vlaamse<br />

Gemeenschap, wordt gefocust op de waterwegen die deel uitmaken van het hoofdwaterwegennet aan-<br />

gezien deze over een economische rol beschikken. Het Structuurplan beoogt deze te versterken via de<br />

wegwerking van knelpunten zoals de slechte hinterlandomsluiting van zeehavens en de beperkte wa-<br />

terwegcapaciteit. Daarnaast is er nog het secundaire net welke vooral een toeristisch-recreatieve func-<br />

tie vervult, maar evenzeer een beperkte binnenvaartfunctie heeft.<br />

Ook het Vlaamse regeerakkoord op haar beurt besteedt een speciale aandacht aan de binnen-<br />

vaart. Ze engageert zich namelijk te investeren in de mobiliteit van de Vlaamse waterwegen wat een<br />

betere ontsluiting van economische poorten en een lagere verkeerscongestie tot doel heeft. Daarnaast<br />

stelt ze ook het ecologische aspect van de waterwegen voorop en plant ze het Decreet Integraal Wa-<br />

terbeleid (zie verder) uit te voeren. Dit gehele regeerakkoord is net zoals het RSV terug te vinden via<br />

het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

De Ministeriële beleidsnota Openbare Werken vervolgens stelt enkele concrete projecten voor<br />

die een capaciteitsverhoging van de waterwegen, en een betere hinterlandomsluiting alsook werking<br />

van de zeehavens beoogt. Daarnaast wil ze ook een uitbouw van hoogtechnologische transportsyste-<br />

men, een planmatig onderhoud van de transportinfrastructuur en een stimulatie van het watertransport<br />

bereiken. Bijzondere melding wordt gemaakt van het project Seine-Schelde dat een methode aanbiedt<br />

om een aanzienlijk deel van de capaciteitsverhoging te verwezenlijken. Voor concrete informatie om-<br />

trent deze beleidsnota wordt verwezen naar de dienst Mobiliteit en Openbare Werken Vlaanderen.<br />

Het laatste document uitgegeven door de Vlaamse overheid is uiteindelijk het Decreet Integraal<br />

Waterbeleid, welke de contouren vastlegt volgens de Europese kaderrichtlijn Water waarbinnen de<br />

geplande watergebonden projecten moeten plaatsvinden. Het vestigt aandacht op aspecten van de om-<br />

geving en ijvert voor duurzaamheid. Gedetailleerde gegevens hierover zijn terug te vinden op de site<br />

van het Vlaamse Leefmilieubeleid.<br />

Naast deze publicaties van de Vlaamse overheid waren er echter nog andere documenten die een<br />

belangrijke meerwaarde boden voor dit werk, zoals de Logistieke Poortstudies van het Vlaams Insti-<br />

tuut voor de Logistiek (VIL). In deze studies wordt per Vlaamse provincie een omschrijving gegeven<br />

van de aanwezige logistieke (binnenvaart)netwerken en poorten, alsook hun problemen. Daarbij wor-<br />

den bovendien regio’s aangeduid die reeds een logistieke rol vervullen, maar die nog potentieel tonen<br />

om deze verder uit te breiden mits enkele ingrepen.<br />

Tenslotte komen enkele studies aan bod welke uitgegeven werden door Waterwegen en Zeeka-<br />

naal NV. Deze studies onderzoeken de economische en financiële implicaties van zowel het Seine-<br />

Schelde als het Seine-Schelde West project, en zullen de basis vormen van hun behandeling in deze<br />

tekst.<br />

7


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

3. Methodologie<br />

Voor de algemene opzet van deze studie werd vooreerst te rade gegaan bij het VIL. Hier werd inlei-<br />

dend inzicht gegeven over de algemene problematiek van de binnenvaart. Alsook werden hier de Lo-<br />

gistieke Poortstudies ter beschikking gesteld waarin logistieke groeipotentiëlen van de Vlaamse pro-<br />

vincies worden beschreven. Additionele informatie omtrent de rol van de overheid en haar logistieke<br />

initiatieven werd vervolgens verstrekt bij WenZ.<br />

Daarnaast bleek het internet een grote bron te zijn voor verdere informatie. Vooral sites van de<br />

overheid en waterwegbeheerders verschaften veel informatie omtrent vervoersstatistieken, projecten<br />

en algemene karakteristieken van de binnenvaart.<br />

Voor meer diepgaande informatie over zowel het Seine-Schelde en Seine-Schelde West project,<br />

als over uitbreidingsinitiatieven op het Albertkanaal werd contact opgenomen met de desbetreffende<br />

projectleiders, alsook met de verschillende zeehavens. De informatie en studies die door deze ter be-<br />

schikking werden gesteld vormen in deze tekst de basis voor de behandeling van deze projecten.<br />

De informatie van deze verschillende bronnen wordt in deze tekst bij elkaar gebracht en samen-<br />

gevat, om zo niet alleen te komen tot een compleet overzicht van de huidige status van de binnenvaart<br />

met de problemen die haar kenmerken, maar ook om een toekomstig beeld te schetsen van deze trans-<br />

portsector. Bij dit laatste spelen naast de groeiverwachtingen ook de verbeteringsmaatregelen die deze<br />

groei versterken een grote rol.<br />

4. De binnenvaart in beeld<br />

4.1 Trends en groeimogelijkheden<br />

4.1.1 Huidige trends<br />

Het belang van binnenvaart in België is het laatste decennium voelbaar toegenomen en een gestage<br />

groei in vervoerde tonnage was hiervan het gevolg. Aan deze groei kwam onlangs echter een einde,<br />

zoals kan worden afgelezen uit de maandstatistieken van Statbel. Volgens deze statistieken steeg de<br />

vervoerde tonnage in de binnenvaart met een indrukwekkende snelheid tot en met oktober 2008, maar<br />

vanaf toen werd een eerder neerwaartse trend ingezet. De evolutie in tonkilometer geeft een overzich-<br />

telijker beeld en toont ook dat er vanaf november 2008 een zekere daling merkbaar is. De grootste<br />

oorzaak van deze daling is te vinden in de economische crisis die de binnenvaart in het bijzonder sterk<br />

heeft getroffen.<br />

8


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Vóór de crisis was de binnenvaart een van de sterkst groeiende vervoerssectoren in België, met<br />

cijfers van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die spreken van een groei van 39% tus-<br />

sen 1999 en 2006 in tonkilometer, en zelfs 50% wanneer gesproken wordt over totale vervoerde ton-<br />

nage. Ook het aandeel in de nationale vervoersstatistieken van Statbel was aanzienlijk: in 2007 werd<br />

14% van het totale aantal tonkilometer in België verzorgd door de binnenvaart. Uitgedrukt in ver-<br />

voerde tonnage klimt dit cijfer zelfs tot 20% van het totaal.<br />

Maar sinds de crisis begon de evolutie in vervoerde tonnage en tonkilometer een dalende trend te<br />

vertonen. In 2008 reeds daalde de vervoerde hoeveelheid al met ongeveer 4 miljoen ton in vergelij-<br />

king met 2007 en het aantal tonkilometer daalde met iets meer dan 250 miljoen eenheden. Voor 2009<br />

zijn reeds cijfers bekend voor de waterwegen die beheerd worden door Waterwegen en Zeekanaal<br />

NV. Volgens hun statistieken is de trafiek in Vlaanderen in 2009 met ongeveer 12,9% gedaald. <strong>Groot</strong>-<br />

ste oorzaak van deze daling is de verlaagde maritieme overslag in de havens van Gent en Antwerpen<br />

wegens de crisis.<br />

Concrete sectorinformatie over de binnenvaart wordt vervolgens verschaft door het Departement<br />

Werk en Sociale Economie, waaruit blijkt dat in er 2008 welgeteld 595 werknemers actief waren in de<br />

Vlaamse binnenvaart. Daarmee is deze sector wel één van de kleinste transportsectoren met niet meer<br />

dan 0,03% van de totale werkgelegenheid, maar ook is te zien dat er een stevige groei in tewerkstel-<br />

ling was in vergelijking met 2006: de groei bedroeg namelijk 11,6%. Wanneer men dit vergelijkt met<br />

een globale werkgelegenheidsgroei van 1,5% in heel Vlaanderen kan men constateren dat de binnen-<br />

vaart één van de sterkst groeiende segmenten vormt.<br />

4.1.2 Trendverwachtingen<br />

Verschillende instanties hebben reeds onderzocht hoe het goederenvervoer zal evolueren, en allen<br />

berichten ze over een verwachte stijging over de komende jaren heen. Onderzoek van de Europese<br />

Commissie in het kader van het Naiades programma toonde bijvoorbeeld aan dat het totale goederen-<br />

vervoer in haar regio zal stijgen met een derde tot 2015. Het Federaal Planbureau op haar beurt voor-<br />

ziet ook een groei in goederentrafiek. In haar cijfers is er sprake van een groei van 60% tussen 2005<br />

en 2030. Naast deze globale stijging geeft ze ook het belang weer van de verschillende vervoersmodi<br />

in België. Het valt op dat een verschuiving zal optreden van wegvervoer, dat in belang daalt van 75%<br />

naar 70%, naar spoor en binnenvaart die respectievelijk stijgen naar 15% en 14%. Wegvervoer blijft<br />

dus de dominante vervoersmodus, maar haar belang zal afzwakken.<br />

In dit rapport is ook een technische variant bijgesloten die het effect op de transportsector meet<br />

van een lagere economische groei vanaf 2009. De resultaten hiervan zijn een verschuiving tegen 2030<br />

van spoorvervoer en binnenvaart terug naar de weg, en een daling van 20,2% in het aantal tonkilome-<br />

ter in vergelijking met het referentiescenario.<br />

9


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Veel cijfers omtrent de impact van de economische crisis op de binnenvaartsector zijn evenwel<br />

niet voorhanden, maar volgens het Nederlandse kennisinstituut NEA is het aanneembaar dat de crisis<br />

de binnenvaartsector nog enkele jaren in haar ban zal houden wegens de grote overcapaciteit in Ne-<br />

derland en België. De afgelopen jaren werd er namelijk volop geïnvesteerd in de bouw van nieuwe<br />

schepen en uit cijfers van Piet Depuydt, financieel redacteur bij NRC Handelsblad, blijkt dat er hier-<br />

van in de periode 2000 tot 2005 ongeveer 800 nieuwe zijn bijgekomen in de West-Europese binnen-<br />

vaart, waarvan het grootste deel zich in Nederland, Duitsland en België bevindt. De belangrijkste re-<br />

denen voor deze grote nieuwbouw waren de hoge vraag naar binnenvaartschepen door de toenmalige<br />

toenemende trafiek, en de prijs van nieuwbouwschepen die sinds eind jaren 1990 met ongeveer 10%<br />

per jaar aanhoudend steeg. Door die prijsstijging kon veel geld verdiend worden met de verkoop van<br />

nieuwbouwschepen wat na verloop van tijd zorgde voor sterke speculatie.<br />

Mede dankzij deze overcapaciteit wordt aangenomen dat de crisis in de binnenvaart nog enkele<br />

jaren zal aanhouden, waardoor eerdere groeiverwachtingen niet zullen ingelost worden. Eenmaal de<br />

crisis echter zal gepasseerd zijn wordt wel aangenomen dat de situatie zich langzaamaan zal herpak-<br />

ken. Volgens NEA kan dit gebeuren rond 2014. De grootste moeilijkheden in dit verband liggen voor-<br />

al in de sector van grotere schepen, waar er in de komende jaren nog 165 stuks en 50 duwbakken bij-<br />

komen.<br />

4.1.3 Troeven van de binnenvaart<br />

Er zijn verschillende redenen waarom de binnenvaart een belangrijkere rol zou verdienen in het goe-<br />

derenvervoer van België. Allereerst is er de gunstige ligging in de drukbevaren range Hamburg – Le<br />

Havre die zeer goede kansen voor de binnenvaart biedt. België is niet alleen verbonden via de bin-<br />

nenwateren met haar buurlanden (en zo met de rest van Europa), deze buurlanden zijn zelf ook nog<br />

eens zeer bedrijvig in watergebonden trafiek. Cijfers in deze context van de Nationale Bank van Bel-<br />

gië spreken van een aandeel van 15,1% van de totale wereldtrafiek in de 10 havens van deze range in<br />

2002.<br />

Daarnaast is er ook nog het nationaal vlak, waar een fijnmazig net van rivieren en kanalen aan-<br />

wezig is dat geschikt is voor transport. Vlaanderen alleen telt bijvoorbeeld al 1078 km waterweg dat<br />

bruikbaar is voor beroepsvaart.<br />

De binnenvaart is tevens een milieuvriendelijk alternatief. In de context van vervuiling door<br />

transport wordt er vaak gekeken naar vier soorten vervuilende gassen: stikstofoxide (NOx), zwaveldi-<br />

oxide (SO2), koolstofdioxide (CO2) en PM (“fijn stof”). Een studie van de Vlaamse Instelling voor<br />

Technologisch Onderzoek (VITO), beschikbaar gesteld door Promotie Binnenvaart Vlaanderen, toont<br />

aan dat de uitstoot van NOx in de binnenvaart iets lager ligt dan bij een vlot rijdende vrachtwagen, en<br />

zelfs maar de helft bedraagt in vergelijking met een vrachtwagen die vaststaat in een file. Voor SO2 is<br />

10


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

het beeld ietwat minder rooskleurig: hier scoort de binnenvaart het slechtst in vergelijking met haar<br />

concurrenten, maar toch zijn de externe kosten hier nog verwaarloosbaar. Wanneer men daarentegen<br />

kijkt naar CO2 ligt dit beeld weer beduidend beter: een binnenschip stoot half zo veel CO2 uit als een<br />

dieseltrein en tot vier à zes keer zo weinig als een vrachtwagen. De grootste oorzaak van schade voor<br />

de omgeving bij de binnenvaart ligt echter bij de uitstoot van fijn stof. Maar de studie toont aan dat<br />

ondanks het feit dat deze nog steeds zorgt voor de grootste externe kosten, ze toch sterk lager ligt dan<br />

bij vrachtwagens, en daarenboven de laatste jaren fors gedaald is.<br />

Daarnaast is de binnenvaart ook nog eens meer ecologisch door haar lager verbruik van brand-<br />

stof: met 5 liter brandstof kan een binnenschip namelijk een ton goederen vervoeren over een afstand<br />

van 500 km terwijl een trein daarmee slechts 333 km ver raakt, een vrachtwagen 100 km en een vlieg-<br />

tuig nauwelijks 6,6 km.<br />

Men kan daarenboven nog vermelden dat de veiligheid van waterwegtransport hoger ligt dan bij<br />

andere vormen van transport. Redenen hiervoor zijn de hoge veiligheidsvoorschriften waar schepen<br />

aan moeten voldoen, de hoge trainingen van binnenschippers en het feit dat het goederen- en perso-<br />

nenvervoer op de waterweg gescheiden verloopt.<br />

In haar besluit stelt het VITO dan ook vast dat de totale externe kosten van milieu, congesties en<br />

ongevallen bij de binnenvaart ongeveer 7 keer lager liggen dan bij het wegverkeer.<br />

Naast deze troeven vormt haar lagere kost ook een voordeel voor de binnenvaart. Omdat de in-<br />

frastructuur van waterwegen namelijk intensiever gebruikt wordt dan bij wegvervoer of spoorvervoer<br />

ligt de kost lager. Er werd berekend dat er per kilometer infrastructuur ongeveer 3,5 miljoen ton ver-<br />

voerd kan worden via waterwegen, waar dit slechts 2,5 miljoen ton is in het geval van spoorwegen en<br />

1,5 bij gewone wegen. Daarbovenop komt het feit dat er per schip veel meer kan vervoerd worden dan<br />

via een vrachtwagen, wat schaalvoordelen kan opleveren: één binnenschip van 1500 ton kan immers<br />

70 vrachtwagens van de weg halen.<br />

Ook snelheid speelt een rol in dit verhaal: waar vrachtwagens en treinen sneller op locatie kun-<br />

nen raken, verslaat de binnenvaart deze wanneer men de getransporteerde hoeveelheid in relatie<br />

brengt met de snelheid: geen enkel ander transportmiddel kan grote hoeveelheden zo snel vervoeren<br />

als de binnenvaart. Bovendien is deze laatste ook betrouwbaarder daar congestie op waterwegen vrij-<br />

wel verwaarloosbaar is in vergelijking met deze op wegen.<br />

Een laatste, maar zeker niet te vergeten troef tenslotte is de innovatie. Er wordt namelijk volop<br />

geïnvesteerd in nieuwe motoren en brandstoffen die milieuvriendelijker zijn. Daarnaast worden sche-<br />

pen steeds groter zodat kleinere en verouderde modellen uit de vaart kunnen worden gehaald.<br />

Ook innovaties in informatietechnologie staan niet stil, met meer dienstverleningen die elektro-<br />

nisch gebeuren wat de bediening efficiënter en gebruiksvriendelijker maakt. Een bekend hulpmiddel<br />

11


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

hierbij is het River Information System (RIS) dat het verkeers- en vervoersmanagement op waterwe-<br />

gen vergemakkelijkt.<br />

4.2 Situatieschets van problemen in de binnenvaart<br />

4.2.1 Beperkte binnenvaartomsluiting van zeehavens<br />

België telt vier grote zeehavens: deze van Antwerpen, Gent, Oostende en Zeebrugge. De Vlaamse<br />

Havencommissie berichtte in 2007 dat deze havens een totale toegevoegde waarde van bijna 29,7 mil-<br />

jard euro hadden met een gemiddelde jaarlijkse groei van 6,8% gedurende de periode 2002-2007, en<br />

een totale directe en indirecte werkgelegenheid van 274.476 voltijds equivalenten. Hun belang voor<br />

de binnenvaart is duidelijk: ze zijn de poorten tot het netwerk via dewelke grote transportstromen toe-<br />

gang krijgen tot het hinterlandnetwerk. Maar zoals besproken zal worden hebben deze verbindingen<br />

vaak nog te maken met beperkingen die de groeikansen van het net in de weg staan.<br />

Ter verduidelijking geeft figuur 2 hierbij een kaart van alle waterwegen op Vlaams grondgebied.<br />

4.2.1.1 Momentopname van de havengerelateerde binnenvaart<br />

De binnenvaartverbinding van de haven van Antwerpen wordt verzorgd door verschillende grote ka-<br />

nalen, waaronder het Albertkanaal die de verbinding voorziet met de industrie en bedrijventerreinen<br />

in Limburg en Luik. Daarnaast zijn er ook het Zeekanaal, voor de verbinding met de haven van Brus-<br />

sel en het Centrumkanaal in Wallonië, en de Schelde-Rijnverbinding, die de haven in contact stelt met<br />

de Rijn en Rotterdam. Tenslotte is er nog de Schelde die in het noorden de verbinding met Nederland<br />

verzorgt (de Zeeschelde), en in het zuiden contact maakt met Gent en Noord-Frankrijk (Boven-<br />

Zeeschelde).<br />

Binnenvaart biedt dus een goede ontsluiting, wat ook blijkt uit cijfers van het masterplan van de<br />

Antwerpse haven welke spreken over een transport van 85 miljoen ton via de binnenvaart in 2006.<br />

De haven van Gent op haar beurt staat in directe verbinding met Nederland via het kanaal Gent-<br />

Terneuzen, met Antwerpen via de Boven-Zeeschelde, met Oostende via het kanaal Gent-Oostende en<br />

uiteindelijk met Frankrijk via de Leie en de Bovenschelde. Deze haven is naast een zeehaven dus ook<br />

belangrijke binnenhaven en in haar jaaroverzicht wordt gesproken over een totale overslag van 16,4<br />

miljoen ton goederen over de binnenwateren in 2009. Momenteel is vooral het Mercatordok belang-<br />

rijk voor de binnenvaart met haar Mercatordok Multimodal Terminal waar veel automotive activitei-<br />

ten worden uitgevoerd.<br />

12


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Figuur 2 Vlaamse Waterwegen<br />

13


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De havens van Oostende en Zeebrugge tenslotte worden via dezelfde manier ontsloten: binnenvaart<br />

vanuit deze havens moet vooreerst naar Brugge gaan en daar de ringvaart volgen om vervolgens in het<br />

kanaal Gent-Oostende uit te monden en door te stromen naar het binnenland.<br />

Zoals zal gezien worden kampt deze verbinding met verschillende beperkingen, waardoor de<br />

binnenvaart slechts een klein deel van het haventransport kan verwerken. Cijfers van de Oostendse<br />

haven uit 2008 berichten bijvoorbeeld dat slechts 0,42% van het maritiem transport (zijnde 35.247<br />

ton) verscheept werd via de binnenvaart, welke in totaal189.033 ton behandelde. Een gelijkaardige<br />

trend is zichtbaar in de haven van Zeebrugge waar uit het jaarverslag van 2008 blijkt dat slechts 0,8%<br />

(of 338.000 ton) van de goederen aangevoerd over zee werden verscheept via de binnenvaart. De tota-<br />

le binnenvaartgerelateerde trafiek ligt in deze haven op 846.187 ton.<br />

4.2.1.2 Problemen<br />

De haven van Antwerpen is reeds ontsloten met haar omliggende regio’s via verscheidene kanalen<br />

met grote capaciteiten, maar toch zijn er nog problemen bij deze ontsluiting. Het Albertkanaal ver-<br />

toont namelijk serieuze knelpunten die de binnenvaart belemmeren, en drie sluizen die binnenschepen<br />

toegang verlenen tot de haven van Antwerpen zijn niet aangepast aan de grote transportvraag. Het<br />

gaat om de Van Cauwelaertsluis, de Royerssluis en de Kattendijksluis, welke al vele decennia in ge-<br />

bruik zijn. Vernieuwing van deze sluizen werd uitgezet in het Masterplan Mobiliteit Antwerpen in<br />

samenwerking met NV De Scheepvaart. De Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel verzorgt hierbij<br />

de financiering. Deze vernieuwingswerken zullen de doorvoer van binnenvaart tussen de Schelde en<br />

de binnenvaartterminals, en tussen de haven en het Albertkanaal verder optimaliseren. Concreet zijn<br />

de werken aan de Van Cauwelaertsluis en aan de Kattendijksluis respectievelijk gestart in 2008 en<br />

2009, en beide zouden moeten klaar zijn tegen januari 2011. De werken aan de Royerssluis tenslotte<br />

staan gepland tussen 2014 en 2017.<br />

Wegens de omvang en de ernst van de knelpunten en bijhorende verbeteringswerken op het Al-<br />

bertkanaal zullen deze apart in sectie 4.2.3 behandeld worden. Bijkomende reden hiertoe is dat het in<br />

feite een concreet project vormt dat tot doel heeft de binnenvaartontsluiting van de Antwerpse haven<br />

te optimaliseren. Wegens de klemtoon die in deze tekst wordt gelegd op havengerelateerde projecten<br />

werd besloten hier een aparte sectie aan te wijden.<br />

Ook de haven van Gent is reeds goed bereikbaar via de binnenvaart, maar toch zijn er nog pro-<br />

jecten in het verschiet die deze binnenvaartontsluiting zullen verbeteren. Het gaat hier om het Seine-<br />

Schelde en Seine-Schelde West project. Een groot probleem hierbij is dat de huidige binnenvaartca-<br />

paciteit van de Gentse haven niet in staat is om de bijkomende trafiek gecreëerd door deze projecten<br />

14


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

aan te kunnen. De havenautoriteiten voorzagen dit probleem echter en de Gentse havenschepen meldt<br />

dat er plannen in de maak zijn voor enkele extra binnenvaartkaaien aan het Kluizendok.<br />

Daarnaast zou de ontsluiting nog verbeterd kunnen worden door een opwaardering van de Bo-<br />

venschelde, tussen Gent en Noord-Frankrijk, en van de Dender, waar momenteel nog capaciteit over<br />

is voor eventuele verdere uitbreiding (zie ook sectie 4.2.2 met betrekking tot de Dender).<br />

De grootste ontsluitingsproblemen voor de binnenvaart bevinden zich echter bij de havens van<br />

Oostende en Zeebrugge. Hier vormen zowel de doortocht langs de Brugse ringvaart als het kanaal<br />

Gent-Oostende voor capaciteitsbeperkingen. Op de Brugse ringvaart dienen namelijk enkele beweeg-<br />

bare bruggen te worden gekruist, wat vertraging veroorzaakt voor zowel binnenvaart als wegverkeer,<br />

en op het kanaal Gent-Oostende vervolgens bevinden zich enkele smalle en ondiepe stukken vaarweg.<br />

Door deze beperkingen zijn schepen van CEMT klasse IV, die hier normaal gezien kunnen varen, ge-<br />

noodzaakt om met onvolledige lading te varen, en dit aan lage snelheden.<br />

De gevolgen van deze knelpunten waren reeds duidelijk in vorige sectie, waar de beperkte aande-<br />

len van de binnenvaart in de kusthavens werd besproken. Door deze consequenties werden er op het<br />

vervolgcongres Haven- en Regio-ontsluiting enkele verbeteringsinitiatieven voorgesteld. Een korte<br />

termijnoplossing zou kunnen bestaan uit een verbetering van de passage door Brugge via de uitbrei-<br />

ding van de bedieningstijden van de bruggen, het stimuleren van nachtelijke doorvaarten en betere<br />

informatie voor het wegverkeer. Een groot probleem echter hier is de culturele waarde van de Brugse<br />

binnenstad, waardoor grote uitbreidingswerken moeilijk liggen.<br />

Wanneer men echter kijkt naar de vooruitzichten van de Zeebrugse haven, dan ziet men dat er<br />

nood is aan een meer duurzame oplossing. Cijfers van de haven spreken namelijk van een stijging in<br />

trafiek van 2,2 miljoen TEU in 2008 naar 5 miljoen TEU tegen 2030.<br />

Een oplossing die hiervoor vaak wordt aangehaald bestaat uit estuaire vaart. Dit is transport via<br />

een beperkt stuk van de kuststrook (over zee dus) met versterkte binnenschepen. Op 15 juli 2005 werd<br />

een principieel akkoord gegeven voor subsidiëring van dit project door de Vlaamse regering, en in<br />

2006 werd uiteindelijk een bedrag van 6,2 miljoen euro vrijgemaakt voor de bouw van de schepen en<br />

voor een degressieve exploitatiesubsidie. Sinds 2008 zijn er drie van deze estuaire vaartuigen die de<br />

verbinding verzorgen tussen Zeebrugge en Vlissingen: de Amberes, de Deseo en de Tripoli, samen<br />

goed voor 940 TEU per trip en 250.000 à 300.000 TEU op jaarbasis. De Amberes vaart voornamelijk<br />

tussen Zeebrugge en het Albertkanaal terwijl de Deseo en de Tripoli op hun beurt de verbinding tus-<br />

sen Zeebrugge en het Rijnbekken maken.<br />

Bijkomende ongesubsidieerde schepen kunnen bijgebouwd worden op privé-initiatief mocht blij-<br />

ken dat er vraag is om goederen via deze transportmodus te vervoeren.<br />

15


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Het is wel duidelijk dat deze transportmodus alleen niet in staat zal zijn om de verwachte groei<br />

op te vangen. Enkel in samenwerking met de uitbreiding van andere transportmodi zou deze een blij-<br />

vende oplossing kunnen bieden.<br />

Een mogelijke uitkomst hiervoor wordt aangereikt door het Seine-Schelde West project. Dit plan<br />

voorziet namelijk een compleet nieuwe binnenvaartverbinding tussen beide kusthavens en het achter-<br />

land, waardoor de modus binnenvaart sterk zou worden uitgebreid. Dit project komt uitvoerig aan bod<br />

in een sectie 6.<br />

4.2.2 Beperkte capaciteit en overslagmogelijkheden<br />

In dit deel wordt gekeken naar wellicht één van de meest cruciale problemen op het binnenvaartnet,<br />

namelijk haar infrastructurele achterstand waardoor deze vervoersmodus niet aangepast is aan de hoge<br />

transportvraag. De ernst hiervan werd reeds onderkend en de Beleidsnota Openbare werken stelt en-<br />

kele doelstellingen ter verbetering waaronder het uitbreiden, vrijwaren en onderhouden van de capaci-<br />

teit op de waterwegen, en het stimuleren van het watertransport. Dit dient vooral te worden bereikt via<br />

investeringen in overslagmogelijkheden zoals overslagterminals en kaaimuren.<br />

Deze laatste zijn plaatsen aan de oever van een rivier waar boten gelost en geladen kunnen wor-<br />

den, en dus zo een belangrijk basiselement vormen van binnenvaartsector. Om de bouw van deze mu-<br />

ren te bevorderen heeft de Vlaamse overheid een speciaal Kaaimurenprogramma opgericht. Reden<br />

hiervoor is dat deze muren zeer duur zijn in aanleg (een investering die vaak pas na vele jaren is te-<br />

ruggewonnen), maar wel broodnodig om de binnenvaart te bevorderen. Het programma houdt een<br />

publiek-private samenwerking (PPS) in waarbij de overheid tot maximaal 80% van de kost van de<br />

kaaimuren op zich neemt. De privéonderneming betaalt de overige 20% en de nodige installaties om<br />

overslag inderdaad mogelijk te maken (zoals laad- en loskranen). De waterwegbeheerder blijft in dat<br />

opzicht de feitelijke eigenaar van de kaaimuren. Deze financiering wordt enkel toegekend aan projec-<br />

ten die geacht worden een zekere rendabiliteit te hebben. Hierbij wordt een bepaalde overslaggarantie<br />

gegeven door de privéonderneming voor de komende 10 jaar, en als deze niet gehaald wordt dient de<br />

overheidssteun terugbetaald te worden. Dit programma startte in 1998 en tegen 2008 waren er volgens<br />

de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie reeds 63 projecten in werking, 13 in uit-<br />

voering en 45 in bespreking. Deze projecten hadden daarbij een gemiddelde kostprijs voor de regering<br />

van 0,56 miljoen euro, aldus de Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen.<br />

In wat volgt wordt per provincie vooreerst een ruwe schets gegeven van de aanwezige infrastruc-<br />

tuur, zoals waterwegen en overslagmogelijkheden. Voor gedetailleerde informatie met betrekking tot<br />

de capaciteit van waterwegen wordt terug verwezen naar tabel 2.<br />

Nadien is het de bedoeling om, waar aanwezig, de problemen op het binnenvaartnetwerk te situe-<br />

ren. Daar de problemen van de havens reeds in sectie 4.2.1 besproken werden wordt hier gefocust op<br />

16


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

de knelpunten binnen het netwerk zelf. Uiteraard zullen vooral problemen in gebieden met veel logis-<br />

tieke activiteiten een grote impact hebben. Om die reden werd uitgegaan van de Logistieke Poortstu-<br />

dies van het VIL: deze duiden namelijk per Vlaamse provincie enkele clusters aan waar de voornaam-<br />

ste logistieke activiteiten geconcentreerd zijn. Dit zijn hotspots die naast hun huidig logistiek belang<br />

ook nog potentieel tonen om dit in de toekomst verder uit te spelen, mits enkele ingrepen. Doordat de<br />

belangrijkste logistieke activiteiten van de provincies zich telkens in deze clusters bevinden zullen<br />

deze de basis vormen voor de aanduiding van de problemen op het netwerk. Daarbij zullen ook moge-<br />

lijke initiatieven aangehaald worden die deze knelpunten kunnen wegwerken.<br />

Figuur 3 geeft een overzicht van de hotspots die door het VIL werden onderscheiden in Vlaande-<br />

ren. Alleen deze waar binnenvaartactiviteiten aanwezig zijn zullen in deze tekst worden belicht.<br />

4.2.2.1 West-Vlaanderen<br />

Deze provincie heeft een uitgebreid binnenvaartnetwerk op haar grondgebied voorhanden, met grote<br />

waterwegen zoals de Leie, de Bovenschelde, het kanaal Gent-Oostende en het Boudewijnkanaal.<br />

Daarnaast omvat ze nog enkele kleinere waterlopen met enig belang zoals het kanaal Roeselare-Leie<br />

en het kanaal Bossuit-Kortrijk.<br />

Qua grote overslagplaatsen is West-Vlaanderen allerminst onbelangrijk. Twee van de vier zeeha-<br />

vens bevinden zich immers in deze provincie, alsook de haven van Roeselare. Daarbij bevinden zich<br />

nog eens twee multimodale terminals in deze provincie, namelijk de River Terminal Wielsbeke aan de<br />

Leie, en de containerterminal van Avelgem langsheen de Schelde. Deze zorgen voor een belangrijke<br />

mogelijkheid tot overslag op de twee belangrijkste rivieren van deze provincie. In de River Terminal<br />

Wielsbeke (beheerd door Katoen Natie) is er bijvoorbeeld een kade van 255 meter en een capaciteit<br />

van 10 hectare beschikbaar wat in 2009 voor de behandeling van 60.000 ton bulkgoederen en een<br />

overslag van 7000 TEU zorgde. Ze richt zich vooral op de West-Vlaamse industrie en vervoert bij-<br />

voorbeeld textiel, graan en olie naar Antwerpen. In oktober van datzelfde jaar werd de behandeling<br />

van containers evenwel voorlopig stopgezet, omwille van de crisis en de zware subsidies die naar<br />

spoorterminals gaan waardoor spoorvervoer aantrekkelijker werd.<br />

De containerterminal in Avelgem op haar beurt heeft een grondgebied van 1,5 hectare, maar de<br />

totale overslag is hier moeilijk voor te stellen daar geen concrete cijfers worden vrijgegeven. Er wordt<br />

hier vooral gericht op de Noord-Franse en Waalse markt. De toelevering verloopt volledig via Rotter-<br />

dam, terwijl de afvoer voor 80% via Rotterdam en voor 20% via Antwerpen gebeurt.<br />

17


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Figuur 3 Logistieke clusters in Vlaanderen<br />

18


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Mede door deze overslagmogelijkheden worden in West-Vlaanderen twee grote binnenlandse<br />

clusters met logistieke groeipotentiëlen onderscheiden waarbij de binnenvaart een rol te spelen heeft:<br />

namelijk de industriële cluster centrum, rond Roeselare, Aardooie en Izegem, en de industriële cluster<br />

zuid, bij Kortrijk, Menen en Wevelgem. Deze twee clusters hebben beide een redelijk sterk industrieel<br />

karakter met de productie van voedsel, metaal en textiel.<br />

De industriële cluster centrum wordt ontsloten door het kanaal Roeselare-Leie, welke uitmondt<br />

in de haven van Roeselare. Deze haven is momenteel slechts bereikbaar voor schepen tot 600 ton,<br />

waardoor de meeste ondernemingen zich vestigden verderop in het kanaal aangezien deze bereikbaar<br />

is voor schepen tot 1350 ton. Het logistiek belang van dit gebied blijkt uit cijfers van de gemeenteraad<br />

van Roeselare die vertellen over een transport van ongeveer 3.64 miljoen ton goederen over dit kanaal<br />

in 2008. Dit betekende een groei van ongeveer een half miljoen ton sinds 2004. Een probleem echter<br />

is het nijpend tekort aan bedrijfsruimte en overslagmogelijkheden. Plannen werden daarvoor gemaakt<br />

om enkele bedrijventerreinen uit te breiden en een multimodale terminal te bouwen die in contact zal<br />

staan met de A17. Een ander probleem wordt gevormd door de lage Dorpsbrug in Ingelmunster die<br />

ervoor zorgt dat schepen op het kanaal Roeselare-Leie niet volledig beladen kunnen varen. Concrete<br />

plannen ter verbetering van dit probleem zijn er thans nog niet gemaakt.<br />

De industriële cluster zuid op haar beurt wordt doorsneden door de Leie, en het is deze rivier<br />

die het grote probleem vormt in deze regio. De Leie vormt namelijk een deel van de binnenlandver-<br />

binding tussen de Noord-Europese havens, en cijfers van deze havens spreken van een groter te ver-<br />

werken transport in de nabije toekomst. De huidige Leie, met onder andere haar problematische door-<br />

tocht te Kortrijk is hiervoor echter niet aangepast, en kan uiteindelijk een belemmering blijken te<br />

vormen voor deze stijgende transit. Hier tracht het Seine-Schelde project aan te verhelpen door een<br />

capaciteitsuitbreiding op dit traject te volbrengen, zoals zal gezien worden in sectie 5.<br />

De Logistieke Poortstudie erkent tenslotte nog een “runner-up” cluster: Wielsbeke en enkele om-<br />

liggende gemeenten. Deze zijn voorwaardelijk kansrijk om de overige clusters van West-Vlaanderen<br />

te versterken via de Leie wanneer het Seine-Schelde project is uitgevoerd. De River Terminal Wiels-<br />

beke vormt hier uiteraard een grote overslagspeler.<br />

4.2.2.2 Oost-Vlaanderen<br />

Verscheidene grote waterlopen doorkruisen deze provincie: het kanaal Gent-Terneuzen, de Leie, de<br />

Bovenschelde, het kanaal Gent-Oostende, de Boven-Zeeschelde en de Dender. Deze zorgen voor een<br />

directe verbinding met zowel de kusthavens en de haven van Antwerpen, als met belangrijke havens<br />

in Nederland en Frankrijk.<br />

De belangrijke overslagplaatsen in deze provincie zijn voornamelijk de overslagdokken in de<br />

Gentse haven. Verder wordt gebruik gemaakt van terminals in naburige provincies.<br />

19


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De Logistieke Poortstudies van het VIL identificeerden ook hier enkele logistieke clusters die<br />

thans geen echte infrastructurele problemen hebben maar toch reële groeimogelijkheden vertonen.<br />

Om deze groei echter te bewerkstelligen zal vaak een capaciteitsuitbreiding noodzakelijk zijn.<br />

De eerste hotspot is het gebied rond Aalst aan de Dender. Deze regio herbergt voornamelijk<br />

kleine, gemengde terreinen met regionale focus, maar ook enkele internationale bedrijven. Een studie<br />

van de VUB, beschikbaar gesteld door Streekplatform Zuid-Oost-Vlaanderen, toonde aan dat de lo-<br />

gistieke activiteiten in deze regio in staat zouden kunnen zijn te groeien wanneer de Dender zou op-<br />

gewaardeerd worden. Ook zou de bouw van een overslagterminal te Aalst een extra stimulans vormen<br />

voor binnenvaartgerelateerde trafiek.<br />

Een tweede cluster wordt gevormd door de regio rond Aalter aan het kanaal Gent-Oostende. De<br />

logistiek in deze omgeving zou zich in de toekomst kunnen oriënteren op de voedingswarencluster uit<br />

het Meetjesland, zowel in bulk als in containers, maar daarvoor is er nood aan een overslagterminal.<br />

Hiervoor heeft Waterwegen en Zeekanaal NV echter al plannen gemaakt waarbij het bedrijventerrein<br />

Woestijne als locatie werd gekozen.<br />

De derde cluster bevindt zich in de regio Gent-Zuid rond de gemeentes Sint-Denijs-Westrem en<br />

Wetteren aan de samenvloeiing van de Bovenschelde en de Boven-Zeeschelde. Dit gebied ligt in het<br />

directe achterland van de haven van Gent en bevat kantoorzones, alsook industrie en logistieke activi-<br />

teiten. De logistieke kansen van deze regio worden momenteel nog niet optimaal benut en een belang-<br />

rijke verbetering van dit probleem zou kunnen bestaan uit de ontwikkeling van het nieuwe bedrijven-<br />

terrein Eilandje aan de Ringvaart.<br />

Een laatste cluster bevindt zich tenslotte in de Leieruimte rond Deinze welke aansluit bij de<br />

West-Vlaamse industriële hotspot langsheen de E17. Haar logistieke activiteiten worden reeds goed<br />

benut maar een terminalontsluiting (eventueel via het nabijgelegen Wielsbeke) kan dit nog versterken.<br />

Dit kan zeker van belang zijn daar de trafiek op de Leie met het vervolledigen van het Seine-Schelde<br />

project zal toenemen.<br />

4.2.2.3 Antwerpen<br />

Antwerpen is voorzien van verschillende grote waterlopen die deze provincie een draaischijf maken<br />

van internationaal belang. Vooreerst is er de Schelde die van Nederland, via deze provincie naar Gent<br />

loopt en onderverdeeld wordt in de Beneden-Zeeschelde en Boven-Zeeschelde. Alsook de Schelde-<br />

Rijnverbinding, het Albertkanaal en het Zeekanaal bevinden zich in deze regio. Tenslotte zijn er nog<br />

enkele kleinere rivieren die de ontsluiting van het stroomgebied van de Schelde aanvullen, namelijk<br />

de Rupel, het kanaal Leuven-Dijle, de Nete en de Kempense kanalen.<br />

Naast belangrijke binnenwateren telt Antwerpen ook nog een aantal overslagplaatsen, waarvan<br />

de haven van Antwerpen uiteraard de grootste is. Deze haven telt verschillende binnenvaarterminals<br />

20


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

zoals de Manuport Container Terminal aan het Kanaaldok die in 2006 ongeveer 87.000 TEU behan-<br />

delde. Naast de haven vormt de Water container Terminal in Meerhout de belangrijkste overslagter-<br />

minal. Dankzij haar ligging aan het Albertkanaal behandelde deze in 2007 namelijk meer dan 200.000<br />

TEU. Die ligging maakt haar aantrekkelijk doordat het haar in contact stelt met de havens van Ant-<br />

werpen en Rotterdam, en omdat het de mogelijkheid schept de terminal te bereiken met grote schepen.<br />

Daarnaast zijn er nog de Trimodale Container Terminal (TCT) in Willebroek aan het Zeekanaal,<br />

met in 2006 een overslag van 93.000 TEU, en de Gosselin Container Terminal in Schoten langs het<br />

Albertkanaal, met een overslag van meer dan 50.000 TEU per jaar.<br />

Tenslotte wordt er bijkomend nog gewerkt aan een extra terminal in Grobbendonk langs het Al-<br />

bertkanaal, de zogenaamde Antwerp East Port.<br />

Rekening houdend met deze overslagmogelijkheden werden in deze provincie uiteindelijk twee<br />

grote clusters opgetekend. De eerste betreft de gemeente Turnhout, welke ligt aan de Kempense ka-<br />

nalen en zo in contact staat met Antwerpen en het Albertkanaal. Logistieke activiteiten kunnen hier<br />

uitgebreid worden wegens de beschikbaarheid van terreinen, maar de Kempense kanalen worden ech-<br />

ter gekarakteriseerd door verschillende capaciteitsbeperkingen waardoor deze cluster in haar groei<br />

beperkt wordt. Verschillende projecten werden hiervoor reeds gepland en worden besproken in de<br />

sectie omtrent de provincie Limburg.<br />

Daarnaast is er nog het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA), dat zich uitstrekt over ver-<br />

schillende gemeentes rond het Albertkanaal. Wegens haar belang wordt deze cluster uitgebreid be-<br />

handeld in sectie 4.2.3.<br />

4.2.2.4 Vlaams-Brabant<br />

Vlaams-Brabant is slechts een kleine provincie zonder logistieke poorten, maar toch omvat ze enkele<br />

grote waterwegen zoals het Zeekanaal Brussel-Schelde en in het verlengde hiervan het kanaal Brus-<br />

sel-Charleroi. Ook het kleinere kanaal Leuven-Dijle bevindt zich in deze provincie.<br />

Daarnaast zijn er in deze regio enkele binnenvaartterminals te identificeren, zoals de trimodaal<br />

ontsloten haven van Brussel die in directe verbinding staat met de haven van Antwerpen en het Cen-<br />

trumkanaal in Wallonië. De containerterminal in deze haven bewijst het belang van Brussel als bin-<br />

nenhaven met een behandeling in 2008 volgens haar officiële cijfers van bijna 18.000 TEU.<br />

Daarnaast zijn nog twee bimodaal ontsloten, watergebonden terminals: de Cargovil Container<br />

Terminal(CCT) in Grimbergen-Vilvoorde aan het Zeekanaal, die in 2006 ongeveer 23.000 TEU over-<br />

sloeg, en de Batop Containerterminal in Herent aan het kanaal Leuven-Dijle die 8000 TEU behandel-<br />

de in datzelfde jaar voor het bedrijf Cargill.<br />

Tenslotte staat er nog een bijkomende bimodale terminal gepland in Wilsele langs het kanaal<br />

Leuven-Dijle die normaal enkel in dienst zal staan voor de afvoer van huishoudelijk afval.<br />

21


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Via bovenvermelde terminals duiden Logistieke Poortstudies van het VIL in deze provincies vier<br />

clusters aan die verbonden zijn met het binnenvaartnetwerk, elk echter met maar een laag belang. De<br />

eerste cluster ligt ten noorden van Brussel en is de A12-E19 multimodale corridor rond de gemeen-<br />

tes Grimbergen, Londerzeel en Meise. Deze is ontsloten via het Zeekanaal maar beschikt momenteel<br />

niet over een terminal. Ze kan hier echter aan tegemoetkomen door gebruik te maken van nabijgele-<br />

gen terminals zoals de CCT, TCT en de terminal in Muizen.<br />

Daarnaast vormen de hoogtes van de bruggen over het Zeekanaal een groot probleem in het<br />

Brussels Gewest. Op enkele locaties is het momenteel namelijk nog niet mogelijk met twee lagen con-<br />

tainers te varen. Voor deze reden zijn er plannen, uitgaande van Brussels minister van Openbare Wer-<br />

ken Grouwels, om enkele bruggen te verhogen tot een minimale doorvaarthoogte van 5,25 meter. La-<br />

ter echter kan de grotere vraag naar goederen de nood tot het stapelen van drie lagen containers nood-<br />

zakelijk maken, en in dat geval zullen de bruggen nog eens moeten verhoogd worden tot 7,00 meter.<br />

Dit zal hoe dan ook nog voor problemen zorgen.<br />

Een tweede cluster is de luchthavenregio bij de gemeentes Vilvoorde en Zaventem. Deze ligt<br />

aan het Zeekanaal (met haar vermelde problemen) en heeft de bimodale CCT op haar grondgebied<br />

liggen voor overslag. De binnenvaart is hier afhankelijk van de aanvoer via de luchthaven, en speelt<br />

slechts een secundaire rol.<br />

Tenslotte zijn er nog de kleine E19 Zuid corridor aan het kanaal Brussel-Charleroi, weliswaar<br />

zonder overslagterminal, en de cluster Leuven, aan het kanaal Leuven-Dijle, die kan beschikken over<br />

de terminal in Herent en in de toekomst ook over één in Wilsele.<br />

4.2.2.5 Limburg<br />

Het belangrijkste kanaal in deze provincie is uiteraard het Albertkanaal, dewelke in het westen ver-<br />

bonden is met Antwerpen, Rotterdam en de Rijn, en in het oosten met Luik, de Maas, en het Juliana-<br />

kanaal. Daarnaast beschikt de provincie nog over de Kempense kanalen. Ondanks hun lage capaciteit<br />

heeft de synergie tussen deze kanalen en het Albertkanaal er volgens NV De Scheepvaart evenwel<br />

voor gezorgd dat dit netwerk veel in belang is toegenomen en in 2008 een trafiek opleverde van<br />

39.593.180 ton.<br />

Daar geen havens aanwezig zijn in deze provincie bevinden de belangrijkste overslagmogelijk-<br />

heden in deze provincie zich op de bedrijventerreinen langsheen het Albertkanaal.<br />

In deze provincie worden vervolgens opnieuw enkele clusters aangeduid die ontsloten worden<br />

via de binnenwateren. De eerste twee, beide langs het Albertkanaal, zijn de clusters Limburg-West,<br />

rond Lummen, Beringen en Tessenderlo, en Midden-Limburg, met Genk, Opglabbeek en Bilzen.<br />

Daarnaast zijn er nog Limburg-Noord, langsheen het Kanaal Bocholt-Herentals rond de steden<br />

Lommel, Overpelt en Mol, en Limburg-Oost, langs het Albertkanaal en de Zuid-Willemsvaart.<br />

22


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Groeimogelijkheden van deze clusters worden beperkt door knelpunten op zowel het Albertka-<br />

naal (zie sectie 4.2.3) als de Kempense kanalen.<br />

Het gebruik van deze laatste waterwegen wordt momenteel beperkt door twee grote redenen: de<br />

lage capaciteit van de kanalen zelf (slechts CEMT klasse II) en de beperkende invloed van kunstwer-<br />

ken (zoals bruggen en sluizen). Daarenboven geeft men ook aan dat er te weinig overslagmogelijkhe-<br />

den aanwezig zijn, wat maakt dat watergebonden activiteiten beperkt blijven.<br />

Deze problemen werden erkend door de beheerder van deze waterwegen (NV de Scheepvaart) en<br />

verscheidene steunmaatregelen zijn genomen of liggen nog onder studie. Eén hiervan is de verdere<br />

uitdieping van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten in 2011 van een maximale diepgang van 1,90 naar<br />

2,10 meter, wat tot een betere bevaarbaarheid en dus benutting van dit kanaal zal leiden. Daarnaast<br />

werden op hetzelfde kanaal, via het Kaaimurenprogramma enkele bijkomende aanlegplaatsen ge-<br />

bouwd door dezelfde waterwegbeheerder, en werd de bediening van de sluizen gemechaniseerd wat<br />

leidde tot vlottere doorvoertijden voor binnenvaartschepen. Ook werd in het strategisch beleidsplan<br />

voor dit kanaal door NV De Scheepvaart duidelijk tot doel gesteld de binnenvaart aan te moedigen en<br />

te versterken door onder andere terreinen vrij te houden voor watergebonden activiteiten.<br />

Evenzeer zijn er plannen voor een ingrijpende capaciteitsverbetering op het kanaal Bocholt-<br />

Herentals, want een groot probleem hier is de beperkende impact van sluizencomplexen 1 tot en met<br />

3. Deze sluizen laten momenteel namelijk slechts schepen van 600 ton door, terwijl 1350 ton de nor-<br />

male Europese tonnenmaat is. Dit vormt problemen aangezien dit kanaal in contact staat met het Al-<br />

bertkanaal via het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen dat een capaciteit van 1350 ton heeft. Er is daarom<br />

sprake om deze drie complexen van 600 ton te vervangen door één complex van 1350 ton. Ook werd<br />

er op dit kanaal een nieuwe kaaimuur aangelegd om extra overslagcapaciteit te bezorgen.<br />

4.2.3 Het Albertkanaal<br />

4.2.3.1 Vrijwaren van capaciteit<br />

Zoals reeds aangegeven is het Albertkanaal niet alleen een belangrijke transportader van de Antwerp-<br />

se haven, ze is daarenboven een van de grootste en drukst bevaren kanalen op het Belgisch grondge-<br />

bied, waarbij nog toenemende groei wordt verwacht. Dit kanaal wordt evenwel gekenmerkt door ver-<br />

schillende capaciteitsbeperkingen die de vlotte doorstroom van stijgende trafiek in de weg kan staan.<br />

Mocht men willen anticiperen op dit groter transport, dan zullen capaciteitsuitbreidingen noodzakelijk<br />

zijn.<br />

Het belang hiervan werd ingezien en enkele projecten ter uitbreiding werden opgesteld. Deze<br />

uitbreidingen zullen plaatsvinden in twee aparte delen van het kanaal: het vak Wijnegem-Antwerpen,<br />

en het deel opwaarts het sluizencomplex te Wijnegem.<br />

23


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De geplande werken in het vak Wijnegem-Antwerpen vooreerst gaan uit van het Masterplan Mo-<br />

biliteit Antwerpen in samenwerking met NV De Scheepvaart, en betreffen de verhoging van 7 brug-<br />

gen en de verbreding van het kanaal onder deze bruggen. De financiering van deze projecten wordt<br />

gedaan via de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel.<br />

De nieuwe hoogtes en breedtes zullen zorgen voor een vrije doorvaarthoogte van 9,10 meter en<br />

een doorvaartbreedte van 63 meter. Zo kunnen schepen met containers gestapeld in vier lagen onder<br />

de bruggen varen, en kunnen ze elkaar daarenboven kruisen onder deze bruggen.<br />

In het vak bij Wijnegem is er daarenboven in december 2009 ook begonnen met de aanleg van<br />

een wachthaven en de renovatie van de oeververdediging. De aanleg van de wachthaven heeft tot doel<br />

dat de schepen die in deze smalle strook wachten op nieuwe taken het overige verkeer niet hinderen.<br />

De renovatie van de oeververdediging aan de linkeroever moet gebeuren opdat men het kanaal verder<br />

zou kunnen verdiepen en om de veiligheid van uitvarende schepen te verhogen. Later zou er ook aan<br />

de rechteroever een oeververdediging komen.<br />

Opwaarts het sluizencomplex van Wijnegem vervolgens staan ook enkele projecten van NV De<br />

Scheepvaart op het programma, waaronder opnieuw de verhoging van bruggen tot 9,10 meter. Enkele<br />

bruggen werden reeds afgewerkt, maar op lange termijn (circa 2016) is het de bedoeling dat alle 60<br />

bruggen op het Vlaams gedeelte van het Albertkanaal 9,10 meter hoog zouden zijn.<br />

Ook gaan er stemmen op om de capaciteit van enkele sluizen in het deel opwaarts Wijnegem uit<br />

te breiden. Allereerst is er het sluizencomplex van Wijnegem zelf, waar momenteel een studie wordt<br />

uitgevoerd over de eventuele bouw van een vierde sluis. Ook wordt er gekeken om de capaciteit van<br />

de sluizen in Olen en Ham te verhogen. Deze zijn echter nog het onderwerp van verdere politieke be-<br />

slissingen.<br />

Al deze werken verhogen dus de capaciteit van het Albertkanaal, en zorgen zo voor een stijging<br />

van haar aantrekkelijkheid als logistiek netwerk, wat van belang zal zijn voor de logistieke cluster in<br />

dit gebied: het ENA.<br />

4.2.3.2 ENA<br />

Na de concrete projecten ter verbetering van de capaciteit op het Albertkanaal moet nog speciale ver-<br />

melding gemaakt worden van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) dat tracht een bijkomen-<br />

de stimulans te bieden voor de benutting van dit kanaal. Dit project staat in feite los van de capaci-<br />

teitsuitbreidingen, maar het is duidelijk dat een verbeterd Albertkanaal ruimere kansen zal bieden<br />

voor het ENA.<br />

Het ENA bestaat uit 25 gemeentes langsheen het Albertkanaal in de provincies Antwerpen en<br />

Limburg. Uitgaande van de Vlaamse overheid is het globale doel van het ENA het bedrijfsgebeuren<br />

en de logistieke activiteiten langsheen het Albertkanaal te optimaliseren. Daarbij speelt de binnenvaart<br />

24


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

uiteraard een belangrijk rol, en klemtoon zal gelegd worden op het gebruik van de waterweg in de<br />

transportketen. De reden waarom deze gemeentes samen in een netwerk werden verenigd komt vanuit<br />

het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat wijst op het belang om regio’s langsheen het Albertka-<br />

naal als een groot netwerk te beschouwen en inspanningen in dit gebied te coördineren vanuit gewes-<br />

telijk niveau.<br />

Momenteel wordt het gebied rond het ENA vooral gekenmerkt door industrie, maar er zijn ook<br />

belangrijke logistieke centra zoals de WCT in Meerhout, de Gosselin Container Terminal in Schoten,<br />

en de nieuwe Antwerp East Port in Grobbendonk. Het ENA is dan ook multimodaal ontsloten via<br />

weg, spoor en water, wat belangrijke voordelen biedt voor bedrijven in deze regio. Momenteel wordt<br />

al gebruik gemaakt van het Albertkanaal voor het transport van delfstoffen, bouwmaterialen, brand-<br />

stoffen en in de toekomst ook meer containers. Bedrijven geven daarenboven aan dat betrouwbaarheid<br />

in transport steeds belangrijker wordt in vergelijking met transporttijd, wat vervoer via de waterweg<br />

interessant maakt wegens haar lage congestieproblemen. Bedrijven kijken dan ook vaker hoe ze hun<br />

transport kunnen regelen via het Albertkanaal.<br />

Concreet doelt het actieplan van het ENA op een optimalisatie van het bedrijfsgebeuren in haar<br />

totale omslaggebied. Vooreerst staat de benutting van reeds bestaande bedrijventerreinen op het pro-<br />

gramma. Dit zal men trachten te verbeteren via een betere structurering en grondgebruik, en door de<br />

aanmoediging tot het gebruik van alternatieve vervoersmodi. Een tweede actie is het bestemmen van<br />

nieuwe bedrijventerreinen om optimaal gebruik te maken van deze regio met haar vele logistieke<br />

troeven. Tenslotte wordt ook werk gemaakt van een betere vervoersontsluiting van alle bedrijventer-<br />

reinen, opdat ze de aanwezige transportinfrastructuur optimaal kunnen benutten.<br />

Het ENA is dus een lokaal programma dat tracht de logistieke activiteiten in haar regio, waar<br />

reeds veel transport plaatsvindt, te bundelen in een multimodaal logistiek netwerk. Voordelen hiervan<br />

zijn de lagere kosten die bekomen worden door een efficiënter goederentransport en door de shift naar<br />

alternatieve, voordeligere vervoersmodi zoals de binnenvaart.<br />

4.2.4 Lage aantrekkelijkheid van werk in de binnenvaart<br />

Deze deelsectie behandelt een probleem van niet-infrastructurele aard, namelijk het feit dat slechts<br />

weinig mensen zich geroepen voelen om een carrière te beginnen in deze sector. Echter, door de aan-<br />

houdende productie van nieuwe schepen, de toenemende omvang van de schepen en de intrede van<br />

nieuwe technologieën is er juist sprake van een stijgende vraag naar werkkrachten. De Marktobserva-<br />

tie Binnenvaart 2009-I van de Centrale Commissie voor de Binnenvaart onderzocht de arbeidsmarkt<br />

van de binnenvaart en kwam tot de conclusie dat er wel een werkgelegenheidsdaling is bij kleine zelf-<br />

standige binnenvaartondernemingen, maar dat deze daling ruimschoots gecompenseerd wordt door de<br />

stijgende vraag bij grote ondernemingen. Daarnaast zullen wegens de leeftijdsstructuur op korte ter-<br />

25


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

mijn veel binnenvaartwerknemers op pensioen gaan terwijl deze uitstroom momenteel niet kan tegen-<br />

gegaan worden door een evenredige instroom doordat te weinig mensen kiezen voor een binnenvaart-<br />

opleiding. De aantrek van werknemers uit Oost-Europa en zelfs derde landen zal binnenkort noodza-<br />

kelijk blijken te zijn.<br />

Redenen voor deze lage interesse komen doordat veel mensen het werk in de binnenvaart ervaren<br />

als oncomfortabel en zelfs gevaarlijk, maar ook omdat de sector weinig groeimogelijkheden biedt.<br />

Door de huidige, en zeker ook toekomstige ernst die dit probleem heeft werden er reeds voorstel-<br />

len gedaan die beogen er iets aan te doen. Het Naiades programma bijvoorbeeld stelt het bevorderen<br />

van de tewerkstelling als één van haar vijf topprioriteiten. Hogere tewerkstelling zou enerzijds beko-<br />

men moeten worden door de aantrek van extra werknemers via onder andere de verbetering van de<br />

arbeids- en sociale omstandigheden en een ruimere bekendmaking van de carrièremogelijkheden. An-<br />

derzijds moet er ook geïnvesteerd worden in menselijk kapitaal via het bevorderen van de binnen-<br />

vaartopleidingen. Deze opleidingen moeten namelijk aangepast worden aan de huidige eisen die men<br />

stelt in de logistieke sector, en het aspect van de binnenvaart dient meer aan bod te komen in de ver-<br />

schillende studierichtingen. Ook levenslang leren dient te worden aangemoedigd via het Life Long<br />

Learning Programme van de Europese Unie.<br />

Deze Europese doelstellingen werden vertaald naar het Vlaams en federaal niveau waar enkele<br />

concrete acties werden voorgesteld. Op Vlaams niveau zouden de voorstellen uitgevoerd worden via<br />

het verruimen van de opleidingsmogelijkheden (door het aanpassen van de huidige leerplannen en het<br />

stimuleren van volwassenenonderwijs), en het informeren van het publiek via promotiecampagnes<br />

over het onderwijsaanbod. Op het federaal niveau wordt er gepleit voor de federale erkenning van het<br />

K.T.A. Zwijndrecht-Cenflumarin, de Vlaamse school voor binnenvaartopleidingen.<br />

Daarnaast wordt de kwestie op Vlaams niveau ook nog apart aangepakt in het Flanders Inland<br />

Shipping Network (FISN). Dit programma stelt voor de instroom te stimuleren via het doen samen-<br />

werken van opleidingscentra onderling en met binnenvaartondernemers. Maar daarnaast erkent ze ook<br />

de problemen die nieuwe zelfstandige ondernemers ervaren bij het toetreden tot de markt, waaronder<br />

talloze praktische drempels (zoals de toenemende kwaliteitseisen voor ondernemerschapmanage-<br />

ment), alsook de financiële kost. Voor beide soorten drempels plant het FISN onderzoek naar manie-<br />

ren waarop deze kunnen verlaagd worden.<br />

Die praktische drempels houden voornamelijk de zakelijke problemen in die elke nieuwe onder-<br />

neming ontmoet bij haar oprichting. Daarenboven komen echter ook nog een set regels die eigen zijn<br />

aan de binnenvaart, en vervat zitten in de Europese richtlijn 87/540/EEG en haar overeenkomstige<br />

regionale bepalingen.<br />

De financiële drempel is evenwel vaak nog het grootste probleem dat zich stelt bij de oprichting<br />

van een nieuw binnenvaartspeler. De benodigde schepen zijn immers niet goedkoop, en daar er reeds<br />

26


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

sprake is van overcapaciteit zijn banken niet geneigd om veel leningen te verstrekken, zeker niet ten<br />

tijde van economische crisis. Een initiatief in deze context is de financiering voor kleine schepen van-<br />

uit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen. Dit wordt besproken in volgende sectie. Daarnaast ver-<br />

schaft de Vlaamse regering nog tal van andere steunmaatregelen voor de binnenvaart, samengevat in<br />

het programma Inland Waterway Transport Funding, zoals subsidies voor ecologische motoren, steun<br />

voor gebruik van containervaart en afvalvervoer, en de Publiek Private Samenwerkingsverbanden<br />

waarmee kaaimuren kunnen gebouwd worden.<br />

4.2.5 Lage benutting van kleine kanalen<br />

In deze laatste deelsectie wordt gekeken naar een probleem dat vaak over het hoofd wordt gezien.<br />

Men focust namelijk graag op grote kanalen daar deze bevaarbaar zijn via grote schepen die zo<br />

schaalvoordelen behalen. Maar Vlaanderen telt naast deze grote kanalen nog een heel bevaarbaar se-<br />

cundair net van kleinere rivieren dat in feite een aanvulling vormt voor het hoofdwaterwegennet.<br />

Het nut van dit secundaire net wordt erkend op Europees en Vlaams niveau, en zowel in het Nai-<br />

ades programma als in de Vlaamse Beleidsnota Openbare Werken wordt voorzien in het onderhoud<br />

en de stimulatie van binnenvaart op deze rivieren.<br />

Een goed voorbeeld van het belang van de kleinere kanalen werd gegeven in de sectie omtrent de<br />

Kempense Kanalen: het Vlaams gewest en andere spelers zagen namelijk de troeven van deze kanalen<br />

in en verschillende projecten werden gepland en uitgevoerd om de capaciteit en efficiëntie van dit<br />

netwerk te verbeteren.<br />

Speciale nadruk van de Vlaamse regering op deze problematiek wordt daarnaast ook gelegd in<br />

het FISN, waar de betere benutting van kleinere kanalen (tot CEMT klasse IV) één van de zes strate-<br />

gische doelstellingen vormt. Naast onderhoud is het de bedoeling het gebruik van deze waterwegen te<br />

stimuleren via in te werken op het tekort aan kleinere schepen. Het is een feit dat er momenteel een<br />

nijpend tekort is aan kleinere schepen, daar banken meer bereid zijn om leningen te verschaffen voor<br />

de bouw van grotere schepen omdat deze geacht worden een beter rendement te kunnen bereiken. Een<br />

oplossing hiervoor wordt gereikt vanuit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), in samen-<br />

werking met de Vlaamse waterwegbeheerders. De PMV kan namelijk de financiering van projecten<br />

met een goed businessplan vergemakkelijken. Het is in feite een samenwerkingsverband waar de<br />

PMV samen met de aanvrager een business case realiseren waarbij de partner haar eigenheid behoudt.<br />

De aangereikte financiering kan dienen voor zowel nieuwbouw als vernieuwbouw van schepen tot<br />

klasse IV.<br />

Een ander project, voorgesteld door het FISN, is het project Waterslag dat wordt uitgewerkt door<br />

het Zuid-Nederlandse platform Incodelta en de Vlaamse waterwegbeheerders. Het projectplan houdt<br />

de toevoeging in van een duwbak aan een klein binnenvaartschip, waardoor de capaciteit van kleine<br />

27


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

binnenschepen verdubbeld wordt. De voordelen hiervan beginnen bij de lagere vervoerstarieven door<br />

de hogere belading per vaart, wat zal kunnen leiden tot een stimulatie van het gebruik van de binnen-<br />

vaart. Daarenboven zorgt deze stimulans voor een sterkere link tussen de invoerhavens en het hinter-<br />

land. Tenslotte zijn er nog de reeds opgesomde voordelen eigen aan de binnenvaart die een grotere rol<br />

zullen spelen dankzij deze stimulans.<br />

Dit project is bedoeld om op korte termijn de binnenvaart op het secundaire net te verbeteren in<br />

Vlaanderen en Nederland, maar op langere termijn is het voorzien dat ook andere landen met kleine<br />

kanalen zullen kunnen profiteren van dit project.<br />

5. Seine-Schelde<br />

5.1 Probleemsituering en doel<br />

De havens van West-Europa vormen al jaren lang de belangrijkste toegangsweg voor maritieme goe-<br />

deren tot de Europese afzetmarkt. Vooral het belang van de havens in de range Hamburg - Le Havre,<br />

waar de vier Belgische zeehavens deel van uitmaken, dient hier te worden belicht. Hier werd in 2002<br />

immers 15,1% van de totale wereldtrafiek behandeld en uit cijfers blijkt ook dat deze nog aan het toe-<br />

nemen is. De Nederlandse havenraad toonde bijvoorbeeld aan dat de trafiek in de periode 2001-2007<br />

groeide met wel 30%, en met de verwachte stijgende wereldhandel zal deze range wellicht niet aan<br />

belang moeten inboeten de komende jaren. Een vertraagde groei wegens de crisis wordt wel verwacht.<br />

De stijgende trafiek in deze regio gaf de laatste jaren aanleiding tot grote noord-zuidstromen op<br />

de transportwegen van het Europese binnenland. Door de goede aansluitingen met de havens werden<br />

vooral weg en spoor gebruikt om deze stijgende stromen te verwerken, maar steeds meer werd men<br />

gewaar van de negatieve gevolgen hiervan. Stijgende ongevallencijfers en verkeerscongesties, met<br />

verhoogde levertijden en -onzekerheid werden een alledaags beeld. Stemmen gingen daarom op om te<br />

zoeken naar een alternatief om de stijgende trafiek van de West-Europese zeehavens te helpen door-<br />

stromen naar het binnenland en de binnenvaart leek een evidente keuze.<br />

Deze nood hiertoe, alsook de voordelen van een shift naar alternatieve vervoersmodi werden bei-<br />

de erkend door de Europese Commissie. Daarenboven werd ook geacht dat de vorming van een dege-<br />

lijk transportnetwerk over haar complete grondgebied de eenmaking van een sterk Europa zou verge-<br />

makkelijken. Als oplossing werd daardoor het TEN-T programma opgesteld (Trans-European Trans-<br />

port Network), een plan voor de uitbouw van een uitgebreid Europees transportnetwerk, waarin het<br />

Seine-Schelde project werd vastgelegd als één van de dertig prioritaire projecten. Ze werd ook voor-<br />

opgesteld in de Beleidsnota Openbare Werken onder het doel van wegwerken van capaciteitsbeper-<br />

28


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

kende knelpunten op het waterwegennet, en in 2006 werd ze tenslotte opgenomen in het Naiades pro-<br />

gramma.<br />

Het feitelijke doel van dit Seine-Schelde project nu is aanleiding te geven tot een trans-Europees<br />

netwerk van waterwegen, bevaarbaar voor grote schepen tot 4400 ton, dat zich uitstrekt van het Ka-<br />

naal tot aan de Zwarte Zee. Hierin zullen grote havens met elkaar worden verbonden en hun binnen-<br />

vaartverbindingen met het achterland zullen worden geoptimaliseerd, waardoor stijgende maritieme<br />

trafieken vlotter kunnen doordringen landinwaarts.<br />

Meer specifiek zal het Seine-Schelde project een verbeterde binnenvaartverbinding vormen via<br />

een nieuw kanaal in Noord-Frankrijk tussen Compiègne en Cambrai (Seine-Nord), langsheen de Leie<br />

en het kanaal Gent-Terneuzen in België, tot aan de Rijn in Nederland waar schepen kunnen doorsto-<br />

ten tot in Oost-Europa. Het resultaat van dit project zal zijn dat de havens van Noordwest- Europa<br />

beter in contact zullen liggen met elkaar en met de grote intra-Europese afzetmarkten.<br />

5.2 Het Vlaams project<br />

Het Vlaamse deel van het Seine-Schelde project beslaat twee grote gebieden waarvan het creëren van<br />

de verbeterde binnenvaartverbinding tussen Frankrijk en Nederland het eigenlijke doel vormt. Daar-<br />

naast is er echter nog het luik rivierherstel dat het herstel of de versterking beoogt van de structuren en<br />

processen die bijdragen tot het dynamisch evenwicht binnen het rivierecosysteem van de Leievallei.<br />

In wat volgt wordt van beide delen een korte beschrijving gegeven, te beginnen met de binnen-<br />

vaartverbinding, welke start aan de Leie in Deûlémont, en doorstroomt tot het kanaal Gent-<br />

Terneuzen om zo uit te monden in Nederland. Dit tracé bestaat feitelijk uit vijf grote delen, afhanke-<br />

lijk van de rivier die wordt gevolgd. Er wordt begonnen aan de Franse grens en via de Leie gaat men<br />

door tot in Deinze, waar het plan doorloopt langsheen het afleidingskanaal tot aan de kruising met het<br />

kanaal Gent-Oostende. Vervolgens wordt dit laatste kanaal doorlopen tot aan het noordervak van de<br />

Gentse ringvaart, welke dan gevolgd wordt om uiteindelijk uit te monden in het kanaal Gent-<br />

Terneuzen. Van daaruit wordt tenslotte doorgestoten tot aan de Rijn in Nederland, vanwaar gemakke-<br />

lijk kan doorgevaren worden tot in Oost-Europa.<br />

Het Seine-Schelde project bestaat er nu in om op dit traject ingrepen uit te voeren waardoor uit-<br />

eindelijk een gewenst vaarprofiel zal bereikt worden met hogere capaciteit dan het huidige. De exacte<br />

uitwerking hiervan zal echter afhangen van de economische studie, waar zal beslist worden welk<br />

vaarprofiel het gunstigst zal uitvallen. In sectie 5.4 zal hierover meer uitleg kunnen gegeven worden.<br />

In onderstaande figuur 4 wordt dit tracé weergegeven door Waterwegen en Zeekanaal NV. Het is<br />

deze waterwegbeheerder die de ingrepen uitgaande van Europees initiatief ter plaatste zal uitwerken.<br />

In de figuur is het trouwens opmerkelijk dat het vijfde deel van het tracé, het kanaal Gent-Terneuzen,<br />

29


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

niet wordt belicht. De reden hiertoe is dat dit kanaal reeds van CEMT klasse VI is, en daardoor geen<br />

aanpassingen meer vereist.<br />

Figuur 4 Seine-Schelde tracé<br />

Het tweede deel van het Seine-Schelde project, het luik rivierherstel, beperkt haar doelgebied tot de<br />

Leievallei tussen Wervik en Deinze. De Leie hier was oorspronkelijk een natuurlijke rivier, maar<br />

werd de voorbije decennia echter op gestage wijze omgevormd tot een kanaal geschikt voor binnen-<br />

vaart. Daardoor heeft de huidige toestand totaal het gevoel verloren met de natuurlijke situatie van<br />

weleer. De werken aan de nieuwe binnenvaartverbinding binnen het Seine-Schelde project bieden dan<br />

ook de geschikte kans om zoveel mogelijk deze oorspronkelijke toestand te herstellen. Daar een vol-<br />

ledige terugkeer echter onmogelijk is doordat dit ongunstig zou zijn voor de binnenvaart, werd geop-<br />

teerd om zoveel mogelijk de natuurlijke abiotische toestand van de rivier en haar omgeving te herstel-<br />

len zonder het nut van het kanaal als binnenvaartverbinding te beperken.<br />

Doelstellingen van dit plan zijn het verhogen van de natuurlijke samenhang en kwaliteit van het<br />

ecologische systeem, alsook het versterken van de relatie tussen de gekanaliseerde en de natuurlijke<br />

30


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Leie. Concrete acties voor het rivierherstel situeren zich in ecologie, landbouw, recreatie, en enkele<br />

aanverwante projecten uitgaande van regionale organisaties.<br />

5.3 Projectstudie<br />

Het volgende onderzoek is gebaseerd op documenten, beschikbaar gesteld door ir. Willem Van<br />

Crombrugge, projectleider van Seine-Schelde.<br />

Deze studie zal trachten aan te tonen dat het Seine-Schelde project inderdaad een haalbaar project<br />

is, waarbij de kosten meer dan gecompenseerd worden door de baten. Daarbij worden vier verschil-<br />

lende projectalternatieven uitgebreid tegen elkaar afgewogen op basis van zowel monetaire als niet-<br />

monetaire kenmerken, en uiteindelijk zal een beslissing geveld worden omtrent de meest haalbare<br />

vormgeving van het project.<br />

Allereerst worden de basiselementen van de studie vastgelegd in een inleidend onderzoek, begin-<br />

nend met de situering van vier verschillende uitvoeringsalternatieven waartussen uiteindelijk zal moe-<br />

ten gekozen worden. Daarna wordt geschetst waaruit de projectkosten zullen bestaan en wordt een<br />

verwachte trafiekprognose opgesteld die een basis zal vormen voor de latere studies.<br />

Na dit inleidend onderzoek komen een kostenbaten analyse en een macro-economische impact-<br />

studie aan bod, die beide reeds een individuele vergelijking zullen presenteren van de vier mogelijk-<br />

heden. Tenslotte worden alle voorgaande data ingevoerd in een eclectische multi-criteria analyse,<br />

waar alles tegen elkaar zal worden afgewogen. Zo zal uiteindelijk een keuze kunnen geveld worden<br />

omtrent het meest gewenste alternatief.<br />

5.3.1 Inleidend onderzoek<br />

Het was de werkgroep Profiel en Oevers die vier alternatieven vooropstelde die zouden kunnen ge-<br />

bruikt worden om de verbinding Seine-Schelde te kunnen volbrengen. Het eerste hiervan laat twee-<br />

richtingsverkeer toe voor schepen van klasse Vb, met volwaardige diepgang van 4,00 meter en een<br />

breedte aan de waterlijn van 58,20 meter. Dit vereist echter de grootste uitdieping van alle alternatie-<br />

ven aangezien er een waterdiepte van 5,20 meter moet zijn. Alternatief 2 laat slechts een diepgang van<br />

3,50 meter toe. De vereiste waterdiepte bedraagt hier 4,50 meter. Alternatief 3 is de meest beperkende<br />

versie: hier is slechts eenrichtingsverkeer mogelijk voor klasse Vb doordat de huidige breedte niet<br />

wordt veranderd. In dit alternatief is de aanleg van passeerstroken wel noodzakelijk Alternatief 4 ten-<br />

slotte sluit aan bij het nieuwe Franse kanaal (Seine-Nord) en behelst een breedte aan de waterlijn van<br />

61,00 meter en tweerichtingsverkeer voor klasse Vb, maar dit slechts met een toegelaten diepgang van<br />

3,00 meter. Detailinformatie omtrent de verschillende alternatieven is te vinden in tabel 3, afkomstig<br />

van de Nota Kostenbegroting van de Seine-Schelde studie van WenZ NV.<br />

31


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Tabel 3 Seine-Schelde alternatieven<br />

Huidig Alt. 1 Alt. 2 Alt. 3 Alt.4<br />

Waterdiepte 3,50 5,2 4,5 4,5 4,5<br />

Breedte aan wateroppervlak<br />

50,70 58,20 57,00 50,70 61,00<br />

Breedte aan bodem 28,00 27,00 30,00 25,00 34,00<br />

Taluds 2:5 en 1:3 1:3 1:3 2:5 en 1:3 1:3<br />

Diepgang klasse IV 2,50 3,00 3,00 3,00 3,00<br />

Diepgang Klasse Vb 4,00 3,50 3,50 3,00<br />

Mogelijke scheepvaart<br />

Klasse Vb<br />

2-richtings 2-richtings 1-richtings 2-richtings<br />

De kosten van deze verschillende alternatieven vervolgens worden opgedeeld in twee grote delen: de<br />

kosten voor de aanleg van de binnenvaartverbinding en voor het luik rivierherstel. Voor de binnen-<br />

vaartverbinding ten eerste werden de aanlegkosten verdeeld over volgende werken:<br />

- de verbreding en verdieping van de kanalen: het afgraven van grond, alsook het transport en de ver-<br />

werking hiervan.<br />

- de aanleg van passeerstroken (enkel voor alternatief 3).<br />

- de oeverherinrichting bij verbreding.<br />

- aanpassingen aan bruggen: de verhoging of heraanleg van bruggen opdat een doorvaarthoogte en –<br />

breedte van respectievelijk 7,00 en 35,00 meter zouden bekomen worden.<br />

- het herbouwen van sluizen: twee sluizen zullen wegens hun beperkte capaciteit herbouwd worden.<br />

- de verplaatsing van nutsleidingen en heraanleg van jaagpaden en wegenis bij verbreding.<br />

- de onteigening van gronden en het aanpassen van lozingsconstructies bij verbreding.<br />

De totale kosten van de binnenvaartverbinding zoals bekomen uit de studie van WenZ NV worden<br />

samengevat in tabel 4. Hier is duidelijk dat alternatief 3 de laagste investeringskosten heeft wegens<br />

haar beperkte verbredingswerken. Het verschil tussen de minimale en maximale kosten komt doordat<br />

schattingen nodig waren voor de kost van verwerking van afgegraven grond.<br />

Tabel 4 Projectkosten<br />

Minimum totaal<br />

(EUR)<br />

Maximum totaal<br />

(EUR)<br />

Gemiddeld totaal<br />

(EUR)<br />

Alt. 1 Alt. 2 Alt. 3 Alt. 4<br />

353.308.449 288.715.936 176.669.122 321.760.403<br />

446.285.609 353.222.832 213.031.107 401.959.419<br />

399.797.029 320.969.384 194.850.114 361.859.911<br />

32


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De kosten van het luik rivierherstel op hun beurt worden onderverdeeld over volgende ingrepen:<br />

- het aansluiten van meanders: meanders van de oorspronkelijke Leie die werden afgesneden bij de<br />

kanalisering dienen heraangesloten te worden.<br />

- het verbreden van de waterweg: waar de gekanaliseerde Leie nauw aansluit bij de historische loop<br />

dient deze te worden verbreed en de oorspronkelijke meanders moeten worden geaccentueerd.<br />

- het afgraven van dijken: dijken zonder waterkerende functie worden afgegraven.<br />

- de aanleg natuurvriendelijke oevers: bij alternatief 3 komen daarenboven oeververstevigingen en de<br />

verplaatsing van nutsleidingen bij te pas (dit ook voor andere alternatieven, maar werden reeds<br />

voorzien bij de binnenvaartverbinding).<br />

- aanleg van vispassages: ter hoogte van sluizen die een knelpunt voor vismigratie vormen zullen vis-<br />

passages aangelegd worden.<br />

De totale kostprijs van deze werken, gebaseerd op de kostenbegroting van WenZ, is terug te vinden in<br />

tabel 5.<br />

Tabel 5 Kosten rivierherstel<br />

Alternatief 1,2,4 Alternatief 3<br />

(EUR)<br />

(EUR)<br />

TOTAAL:<br />

TOTAAL (indien gedempte kanalen slechts voor 20%<br />

69.118.742 92.588.742<br />

worden afgegraven): 62.197.910 85.667.910<br />

Tenslotte wordt een prognose gemaakt welk bijkomend verkeer het project zal induceren eenmaal de<br />

uitbreidingen volbracht zijn. Deze wordt daarbij vergeleken met het referentiealternatief. Dit laatste is<br />

de huidige situatie van de vaarweg waar wel verondersteld wordt dat werken die reeds in uitvoering<br />

zijn zullen worden afgewerkt. Ter informatie wordt via de Leie nu jaarlijks ongeveer 6,7 miljoen ton<br />

goederen vervoerd met 22.000 vrachtschepen.<br />

De verwachte toekomstige autonome trafiek van het referentiealternatief vooreerst gaat uit van<br />

een ongewijzigde industriële productie in België die jaarlijks met 1,37% stijgt en voor een evenredige<br />

stijging op het tracé zorgt. Daarnaast zijn er enkele maatregelen die de Leietrafiek kunnen doen uit-<br />

stijgen boven het Belgische gemiddelde zoals de bouw van twee nieuwe containerterminals, de bouw<br />

van extra kaaimuren, en een stimulans in watergebonden afvaltransport. In totaal zou de autonome<br />

trafiek zo 10,7 miljoen ton bedragen in 2025.<br />

Daarnaast komt nog het projectgeïnduceerde vervoer, welke groter is wegens twee belangrijke<br />

oorzaken. Ten eerste is er de kostendaling door schaalvergroting: wegens de ruimere capaciteit zullen<br />

immers grotere schepen kunnen gebruikt worden, die door schaaleffecten een lagere kost per tonkilo-<br />

meter hebben. De tweede reden is het effect van de nieuwe routekeuze die menig schipper zal kiezen.<br />

Veel trafiek van en naar Noord-Frankrijk verloopt momenteel namelijk via de Bovenschelde, maar<br />

33


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

eenmaal het project zal verwezenlijkt zijn zullen velen opteren voor deze vernieuwde route aangezien<br />

ze korter is. In totaal wordt verwacht dat met het project in 2025 ongeveer 13,6 miljoen ton zal ver-<br />

voerd worden over het tracé.<br />

5.3.2 Maatschappelijke kostenbaten analyse (MKBA)<br />

Deze studie presenteert een vergelijking van de vier alternatieven op basis van hun monetaire kosten<br />

en maatschappelijke baten.<br />

De kosten van het project bevatten enerzijds de aanlegkosten en anderzijds onderhoudskosten,<br />

waarvan wordt aangenomen dat ze 10% van de aanlegkosten bedragen.<br />

De baten daarnaast omvatten:<br />

- baten door schaalvergroting.<br />

- baten door capaciteitsverhoging: de kostendaling van deze schaalvergroting zal extra trafiek induce-<br />

ren op deze waterweg die ook zal genieten van de kostendaling.<br />

- baten door lagere emissies wegens de lagere uitstoot van watertransport.<br />

- negatieve baten door tijdsverlies tijdens kruising bij eenrichtingsverkeer (enkel voor alternatief 3).<br />

- baten door vlottere route.<br />

- baten door hogere veiligheid: er zal een shift zijn van wegverkeer naar het veiliger binnenvaarttrans-<br />

port en het aantal schepen zal dalen waardoor de kans op ongelukken afneemt.<br />

- baten door congestiereductie op de weg.<br />

Uiteindelijk wordt er nog een restwaarde aangerekend omdat aangenomen wordt dat het project nog<br />

een waarde van 35% zal hebben na afloop van de werken in.<br />

De resultaten van deze MKBA, gebaseerd op het actualisatierapport van WenZ NV, worden<br />

weergegeven in tabel 6.<br />

Kosten<br />

Tabel 6 Resultaten MKBA<br />

Alternatief 1 Alternatief 2 Alternatief 3 Alternatief 4<br />

Aanlegkosten 226 182 110 205<br />

Onderhoudskosten 23 18 11 20<br />

Totale kosten 249 200 121 225<br />

Baten schaalvergroting 20 19 17 14<br />

Baten capaciteitsuitbreiding 74 74 74 73<br />

Routekeuze effect 2 2 2 2<br />

Verkeersveiligheidsbaten 5 5 5 5<br />

Emissiebaten 56 56 56 56<br />

34


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Congestiebaten 11 11 11 11<br />

Totale baten 168 167 162 161<br />

Saldo (excl. restwaarde) - 81 - 33 42 - 64<br />

Baten/kosten ratio 0,67 0,83 1,35 0,72<br />

Opbrengstratio - 0,36 - 0,18 0,38 -0,31<br />

Restwaarde 18 15 9 16<br />

Saldo (incl. restwaarde) - 63 - 19 50 - 48<br />

Baten/kosten ratio (incl. restwaarde) 0,73 0,90 1,45 0,77<br />

Opbrengstratio - 0,28 - 0,10 0,45 - 0,23<br />

Uit dit resultaat blijkt duidelijk dat alternatief 3 het beste scoort. Het is immers het enige alternatief<br />

waarbij de baten groter zijn dan de kosten.<br />

5.3.3 Macro-economische impactstudie (MEIS)<br />

Deze deelstudie focust op de macro-economische impact van het Seine-Schelde project. Dit houdt de<br />

invloed in op omzet, toegevoegde waarde en tewerkstelling in de transportsector, alsook de terugvloei<br />

naar de overheid onder de vorm van belastingen. Hier worden alleen de blijvende effecten in rekening<br />

gebracht die een impact hebben in België. Werkgelegenheidsbaten bij de aanleg worden dus niet<br />

meegerekend daar deze tijdelijk zijn, en voordelen van het project voor buurlanden vallen hier ook<br />

buiten.<br />

De directe macro-economische effecten van het project omvatten de grotere trafiek op het tracé<br />

en de evenredige trafiekverlaging bij het wegverkeer. Het netto-effect op de economie hiervan zal<br />

negatief zijn doordat de omzet bij de binnenvaart een daling zal kennen wegens de kostendalingen.<br />

Hierdoor zorgt een shift van weg naar water voor een algemene omzetdaling. Daarenboven zullen ook<br />

de totale tewerkstelling en toegevoegde waarde lager uitvallen doordat minder werkkrachten nodig<br />

zijn bij watertransport en doordat de toegevoegde waarde een kleiner deel van de omzet vertegen-<br />

woordigt in de binnenvaart.<br />

De effecten stroomopwaarts op hun beurt behelzen de indirecte effecten van een groter gebruik<br />

van waterwegtransport op toeleverende sectoren zoals de brandstofsector. Een toename van de bin-<br />

nenvaart heeft immers een groot indirect effect op de ondersteunende sector, waardoor een redelijk<br />

deel van het verlies aan toegevoegde waarde en tewerkstelling bij het wegverkeer gecompenseerd<br />

wordt.<br />

De effecten op stroomafwaartse sectoren op hun beurt houden de positieve effecten in van de<br />

prijsdaling van het transport. De afnemende sectoren zullen immers kunnen meeprofiteren van het<br />

goedkopere transport, wat voor hen een omzetstijging betekent.<br />

35


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Ook de terugvloei naar de overheid kan naast de impact op de omzet, toegevoegde waarde en<br />

tewerkstelling gebruikt worden om de macro-economische impact van het project te beoordelen. Deze<br />

terugvloei bestaat uit inkomsten via vennootschapsbelasting en fiscale opbrengsten uit tewerkstelling.<br />

Beide inkomstenposten kennen een daling door het Seine-Schelde project wegens de lagere omzet en<br />

tewerkstelling.<br />

Tenslotte is er nog de bijdrage tot de werking van de interne markt. De markt poogt de con-<br />

currentie namelijk te doen stijgen binnen Europa door het openen van grenzen. Het Seine-Schelde<br />

project draagt hiertoe bij en het is vooral het Noord-Europese havennetwerk dat hierbij gebaat is. De<br />

verhoogde hinterlandverbindingen en grotere concurrentiedruk op binnenvaarders betekenen een<br />

voordeel voor de havens die gebruik maken van dit binnenvaartnetwerk.<br />

In conclusie kan gesteld worden dat het Seine-Schelde project een negatieve invloed zal hebben<br />

op de totale omzet van de transportsector, alsook haar toegevoegde waarde en tewerkstelling. Als ge-<br />

volg hiervan zal de overheid geconfronteerd worden met een daling van belastinginkomsten uit deze<br />

sector. Tabel 7, opgesteld door IDEA Consult in opdracht van WenZ NV, geeft schattingen weer van<br />

de impact van het project op de genoemde factoren.<br />

Tabel 7 Resultaten MEIS<br />

Omzet<br />

(in mio €)<br />

Toegevoegde<br />

waarde (in mio €)<br />

Tewerkstelling in<br />

# arbeidsplaatsen<br />

2003 0,00 0,00 0,0 0,00<br />

Terugvloei<br />

(in mio €)<br />

2010 - 0,52 - 0,31 - 3,1 - 0,08<br />

2015 - 6,66 - 3,80 - 38,3 - 0,97<br />

2020 - 12,60 - 7,09 - 70,8 - 1,79<br />

2025 - 18,12 - 10,10 - 100,3 - 2,55<br />

Deze schijnbaar negatieve effecten van het project op de Belgische economie dienen echter nog aan-<br />

gevuld te worden met de positieve effecten op de stroomafwaartse sectoren en de werking van de in-<br />

terne markt. Daar deze moeilijk te becijferen zijn werden deze hier buitengelaten.<br />

5.3.4 Samenvatting: eclectische multi-criteria analyse<br />

Deze deelstudie voegt alle vorige studies samen om vervolgens de vier verschillende alternatieven te<br />

rangschikken naargelang hun algemene impact. Ook milieueffecten zullen hierbij betrokken worden.<br />

Vooreerst worden de alternatieven beoordeeld op de kwantitatieve criteria. Deel hiervan is de<br />

bovenvermelde MKBA en de toegevoegde waarde, tewerkstelling en terugvloei naar de overheid uit<br />

de MEIS. Het derde alternatief komt hier als beste naar voren.<br />

36


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

De kwalitatieve criteria op hun beurt behelzen die beslissingsparameters waar geen duidelijk<br />

getal aan kan gegeven worden. Allereerst is er het effect op de stroomafwaartse sectoren uit voor-<br />

gaande MEIS. Dit uit zich in een hogere tewerkstelling en terugvloei naar de overheid in de vorm van<br />

fiscale inkomsten. Alternatief 1 zorgt hier voor de grootste baten. De impact van het project op haar<br />

omgeving speelt ook een rol. Hier scoort het derde alternatief wegens haar beperkte ingrepen het best.<br />

Omwille van dezelfde reden is ook haar impact op de fauna en flora het laagst. De reductie in geluids-<br />

hinder is dan weer gelijk voor alle alternatieven, doordat allen eenzelfde hoeveelheid wegverkeer<br />

weet te vervangen. Zo ook voor recreatie, doordat in alle opties ongeveer evenveel goederentrafiek op<br />

het traject zal zijn. De reductie van ongevallen in de binnenvaart vervolgens ligt het best bij het vierde<br />

alternatief, wegens de grote veiligheidsmarges die hier genomen worden. Het laatste criteria tenslotte<br />

is de totstandkoming van de interne markt, waar alternatief 1 als beste eindigt.<br />

Het resultaat van deze studie wordt weergegeven in figuur 5, opgesteld door Belconsulting NV in<br />

opdracht van WenZ NV.<br />

Alt 1<br />

Alt 2<br />

Alt 3<br />

Alt 4<br />

Figuur 5 Resultaat multi-criteria analyse<br />

0,216<br />

0,233<br />

0,222<br />

0,329<br />

Het blijkt duidelijk uit deze figuur dat het derde alternatief als beste naar voren komt. Vooral op mo-<br />

netaire waarden scoort deze oplossing sterk, zo ook voor milieu- en sociale effecten.<br />

5.4 Uitwerking van het project<br />

Uit voorgaande studies is duidelijk gebleken dat een verbeterde binnenvaartverbinding tussen de Sei-<br />

ne en de Schelde gunstige effecten te bieden heeft en dat bij de uitwerking ervan het derde alternatief<br />

als voordeligst zal uitkomen. Er werd dan ook geopteerd voor dit alternatief en in maart 2010 werd<br />

officieel begonnen aan de werkzaamheden.<br />

Zoals vermeld zal dit alternatief tweerichtingsverkeer mogelijk maken voor schepen van klasse<br />

IV en eenrichtingsverkeer voor klasse Vb. Voor de schepen van deze laatste klasse zal er daarboven<br />

een diepgangbeperking zijn tot 3,50 meter, wat betekent dat ze niet helemaal beladen kunnen zijn.<br />

Hiervoor zal er op het gehele traject een waterdiepte nodig zijn van 4,50 meter, een bodembreedte van<br />

37


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

24,75 meter en een oppervlaktebreedte van 50,70 meter. Daarbij zullen alle bruggen een vrije door-<br />

vaarthoogte en –breedte moeten hebben van respectievelijk 7,00 en 35,00 meter.<br />

Concreet zullen hiervoor de meeste werken op de Leie gebeuren, waar namelijk een verdieping<br />

van 1 meter moet gebeuren over de hele lengte, enkele bochtverbredingen en de aanleg van acht pas-<br />

seerstroken. Op het afleidingskanaal daarentegen zullen alleen enkele bochtverbredingen nodig zijn<br />

daar dit kanaal al de nodige diepgang bezit. Het kanaal Gent-Oostende op haar beurt is reeds volledig<br />

aangepast voor klasse V schepen dus verdere werken zijn hier dus niet nodig. Op het noordervak van<br />

de Gentse ringvaart tenslotte dienen vooral kaaimuren aangelegd te worden opdat de aanwezige indu-<br />

strie in staat zou zijn te profiteren van de verbeterde binnenvaartverbinding. Daarbij komen dan nog<br />

de aanpassingen aan negen bruggen (twee verhogingen en zeven nieuwe constructies), de bouw van<br />

twee nieuwe sluizen en het deelproject rivierherstel op de Leievallei.<br />

Het verloop van het project zal gaan van noord naar zuid, waarbij eerst begonnen wordt aan de<br />

werken in het noordervak om uiteindelijk te eindigen in Deûlémont. Hierbij zullen de aanpassingen<br />

aan bruggen en sluizen samenlopen met werken aan de plaatselijke vaarweg.<br />

Het totale Seine-Schelde plan houdt eigenlijk de uitvoering in van 48 aparte projecten. De eerste<br />

hiervan zijn de voorbereidende studies en werden hierboven beschreven. Na goedkeuring van de<br />

voortgebrachte resultaten werden in 2006 de eerste projecten van het luik rivierherstel reeds aangevat,<br />

alsook enkele voorbereidingen voor de binnenvaartverbinding. De feitelijke werken zijn zoals ver-<br />

meld begonnen in maart 2010 en het uiteindelijke plan is om de verbeterde rivierverbinding af te wer-<br />

ken tegen 2021 en het luik rivierherstel tegen 2025.<br />

Voor de financiering van het project kan gerekend worden op subsidiëring vanuit Europa, daar<br />

het eigenlijke initiatief van het Seine-Schelde project uitgaat van de Europese Commissie. Deze sub-<br />

sidie bedraagt alvast 46 miljoen euro voor de periode 2009-2013 terwijl voor de periode 2014-2020<br />

nog een nieuwe subsidieovereenkomst moet geregeld worden. De resterende financiering, zo’n 240<br />

miljoen euro, wordt tenslotte verzorgd via WenZ NV.<br />

5.5 Persoonlijke kritische kijk op Seine-Schelde<br />

Tot nu toe werd slechts het nut van Seine-Schelde binnen de Vlaamse landsgrenzen beoordeeld. Het<br />

feit echter dat dit Vlaams stuk maar een deel vormt van een groter internationaal project, noopt ons tot<br />

de conclusie dat er ook moet gekeken worden over de grenzen heen, naar grote geheel. Na onderzoek<br />

kwamen verbazend genoeg, daar het Vlaamse Seine-Schelde project in principe positief oogde, toch<br />

enkele zware kritieken te boven op internationaal vlak. In wat volgt zullen enkele van deze bemerkin-<br />

gen aan bod komen, en zal een redelijk veranderd beeld tot uiting gebracht worden.<br />

38


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Het eerste belangrijke punt hierbij betreft het Franse Seine-Nord project (het graven van een<br />

nieuw kanaal tussen Compiègne en Cambrai). Het probleem dat zich hier situeert is namelijk dat de<br />

vorderingen aan dit nieuwe kanaal momenteel geblokkeerd zijn. Er zouden grote moeilijkheden zijn<br />

omtrent de financiering, en de werken liepen reeds grote vertragingen op. De kwestie hier is dat zon-<br />

der goede doorstroommogelijkheid naar Frankrijk, het Vlaamse Seine-Schelde deel redelijk nutteloos<br />

is. Vlaanderen zelf gaat wel kunnen beschikken over een goede binnenvaartweg, maar deze zal ruw-<br />

weg gezegd eindigen aan de Franse grens, wegens de huidige beperkte waterwegen aldaar.<br />

De problemen met Seine-Nord stoppen echter daar niet, want ook al zou dit kanaal er komen, dan<br />

nog zal de capaciteit van de Franse waterwegen nog steeds lager zal zijn dan deze van het Vlaamse<br />

luik. De maximale diepgang voor schepen zal er immers beperkt zijn tot slechts 3,00 meter terwijl<br />

schepen in Vlaanderen tot 3,50 meter diepgang kunnen hebben. Schepen die vanuit Vlaanderen zullen<br />

willen doorvaren tot in Frankrijk gaan zodoende hun belading grondig dienen te beperken om deze<br />

halve meter te kunnen vrijmaken.<br />

Die trafiek zal daarbovenop nog eens geconfronteerd worden met een vrije doorvaarthoogte on-<br />

der de Franse bruggen van amper 5,25 meter wanneer zij naar Frankrijk willen doorstoten. Dit bete-<br />

kent dat schepen slechts met twee lagen containers zullen kunnen varen, waar op Vlaams grondgebied<br />

gerust drie lagen mogelijk zijn.<br />

Deze beide begrenzingen maken dat binnenschepen die vanuit Vlaanderen naar Frankrijk willen<br />

doorreizen aan grote beperkingen zullen moeten voldoen, wat ervoor zorgt dat de kost per tonkilome-<br />

ter grondig zal stijgen. Dit zal tenslotte leiden tot een situatie in de transportsector waar binnenvaart-<br />

vervoer naar Frankrijk minder competitief zal zijn in vergelijking met andere transportmodi.<br />

Daarbovenop wordt het doel van een betere ontsluiting van zeehavens vooral toegepast in Frank-<br />

rijk en Nederland, waar Duinkerke en Rotterdam in direct contact liggen met het nieuwe tracé. In<br />

Vlaanderen echter zullen de grootste havens (Antwerpen en Zeebrugge) slechts in indirect contact<br />

staan ermee. In Frankrijk zal het Europese geld (circa 350 miljoen euro) zelfs gespendeerd worden<br />

aan een nieuw kanaal dat de toegang tot de haven van Duinkerke zal versterken, en dit ten nadele van<br />

de Vlaamse zeehavens. In dat opzicht zullen het uiteindelijk dus onze buurlanden zijn die het meest<br />

van de gunstige effecten van het project zullen kunnen genieten, terwijl wij slechts een eerder matige<br />

verbetering zullen ondervinden, en dat aan een hoge kostprijs.<br />

5.6 Besluit<br />

Het Seine-Schelde project belooft zonder meer een groeikans te betekenen voor het transport door-<br />

heen West-Europa. Wanneer de nieuwe binnenvaartverbinding er is zullen niet alleen huidige binnen-<br />

vaarttrafieken gebaat zijn bij de betere connectie, maar trafieken die momenteel nog de weg belasten<br />

39


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

zullen tevens ook gebruik kunnen maken van deze alternatieve verbindingswijze. Gevolgen hiervan<br />

zullen vlottere doorvaarttijden zijn, alsook een verlaagde wegcongestie en milieubelasting. Deze grote<br />

voordelen zullen in Vlaanderen vooral ten gunste komen van de haven van Gent en logistieke clusters<br />

die gelegen zijn in het projectgebied. Terugblikkend op sectie 4.2.2 kan gezien worden dat deze de<br />

regio’s rond Wielsbeke, Kortrijk en Deinze zijn.<br />

De kritieken die bij het onderzoek te boven kwamen worden evenwel best niet te licht opgevat<br />

aangezien ze immers een grens zullen stellen aan de mogelijke groei van de binnenvaart teweegge-<br />

bracht door het project. In de trafiekprognoses werd wel degelijk rekening gehouden met deze facto-<br />

ren en inderdaad kan verwacht worden dat de capaciteitsuitbreiding een kostendaling en bijhorende<br />

trafiekstijging zal teweeg brengen ondanks de limieten. De vermelde kosten en baten veranderen dus<br />

niet, maar besluitend kan toch gesteld worden dat de binnenvaart in België, zelfs met een groot pro-<br />

ject als dit, nog steeds niet de optimale kansen zal krijgen om te groeien tot één van de belangrijkste<br />

transportmodi. Pas wanneer goede contactpunten zullen gemaakt worden met buurlanden, via dewelke<br />

een vlotte internationale doorstroom voor binnenschepen mogelijk wordt, zal de binnenvaart competi-<br />

tief interessant worden in vergelijking met andere transportmodi.<br />

6. Seine-Schelde West (SSW)<br />

6.1 Probleem en doelstelling<br />

Zoals vermeld stevent de Zeebrugse haven af op een forse trafiekstijging tijdens de komende jaren.<br />

De aantrek van deze trafiek heeft weliswaar pas zin wanneer deze verder kan vervoerd worden naar<br />

binnenlandse afzetmarkten via goede transportontsluitingen met weg, spoor en waterweg. Het Ruim-<br />

telijk Structuurplan Vlaanderen stelde daarvoor de ontsluiting der kusthavens als één van haar priori-<br />

teiten en verschillende projecten ter verbetering, inspelend op de verwachte groei, werden besloten.<br />

Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van de AX verbinding, die de N31 tegen 2015 zal verbinden met<br />

de N49 te Westkapelle, uitbreidingen aan het spoorwegstelsel, en estuaire vaart. Daarnaast werd er<br />

ook gekeken als de binnenvaart nog een bijkomende rol kon spelen bij deze ontsluiting.<br />

De huidige verbinding via deze transportwijze is vooralsnog echter niet goed geïntegreerd in het<br />

achterlandtransport van de twee kusthavens wegens verschillende knelpunten op het traject. Vooral de<br />

onoverkomelijke problemen op de Brugse ringvaart, waar uitbreidingswerken moeilijk zijn wegens de<br />

historische omgeving, zorgden ervoor dat men al ettelijke jaren nadenkt over een nieuwe waterweg-<br />

verbinding tussen de havens en het achterland. Dit idee kreeg uiteindelijk vaste grond toen bleek dat<br />

er een verbeterde binnenvaartverbinding ging komen tussen Frankrijk en Nederland (het Seine-<br />

40


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Schelde project). Er werd namelijk geredeneerd dat het gunstig kon zijn om ook de kusthavens te la-<br />

ten aansluiten op dit verbeterde binnenvaartnetwerk.<br />

Concreet gezien stelde men een project op dat beoogt een nieuwe binnenvaartontsluiting te cr<br />

ëren voor de Belgische kusthavens, en deze te verbinden met het Seine-Schelde traject opdat de<br />

havens meteen in direct contact zouden staan met de grote Europese waterwegen. Hierdoor kreeg het<br />

de naam “Seine-Schelde West”. In figuur 6 hieronder, ter beschikking gesteld door WenZ NV worden<br />

zowel het Seine-Schelde project van sectie 5 aangeduid (het rode tracé) als de westelijke vertakking<br />

hiervan: Seine-Schelde West (in het groen).<br />

Figuur 6 Seine-Schelde West<br />

41


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

6.2 Het project<br />

Algemeen houdt het SSW project de aanleg in van een nieuwe binnenvaartverbinding tussen Zee-<br />

brugge en Schipdonk, alwaar aangesloten wordt bij het Seine-Schelde tracé. Het gevolgde kanaal is<br />

het afleidingskanaal van de Leie. In praktijk zou eenrichtingsverkeer mogelijk zijn voor schepen van<br />

klasse Vb met kruisingsplaatsen, en een doorvaarthoogte van 7,00 meter.<br />

Net zoals bij het Seine-Schelde project werden ook hier verschillende alternatieven voorgesteld<br />

voor de invulling van het project. Deze alternatieven handelen over het traject zelf en over de aanslui-<br />

ting met de Zeebrugse haven. Voor deze aansluiting vooreerst kan geopteerd worden voor een verbin-<br />

ding met het Boudewijnkanaal (variant A), een aansluiting met het Zuidelijke Insteekdok (variant B)<br />

of een doortrekking van het afleidingskanaal tot aan de Zeebrugse voorhaven (variant C). Voor het<br />

traject zelf kan dan gekozen worden tussen een samenvoeging van het afleidingskanaal en het Leo-<br />

poldkanaal met een waterhoogte van 1,50 of 3,50 meter (respectievelijk alternatieven 1 en 2) of een<br />

verbreding van alleen het afleidingskanaal (zonder betrekking van het Leopoldkanaal) met een diep-<br />

gang van 5,60 meter tussen Schipdonk en Balgerhoeke en 3,50 meter voor de rest van het tracé (alter-<br />

natief 3). Figuur 7, opgesteld door International Marine and Dredging Consultants, geeft een beeld<br />

van het project wanneer zou gekozen worden voor variant A.<br />

Figuur 7 Seine-Schelde West (variant A)<br />

42


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Studies omtrent het SSW project werden ondernomen, en een complete haalbaarheidsstudie werd af-<br />

gerond in 2008. Een bespreking hiervan zal plaatsvinden in volgende sectie. Daarbij moet vermeld<br />

worden dat, zelfs bij bewezen haalbaarheid, een regeringsbesluit omtrent de effectieve uitvoering pas<br />

kan gemaakt worden nadat het projectplan wordt goedgekeurd op basis van een plan-<br />

milieueffectrapport (plan-MER). Dit rapport analyseert de impact van het plan op de plaatselijke om-<br />

geving en onderzoekt de mogelijke alternatieven. Pas wanneer het project een goede oplossing voor<br />

het probleem blijkt te bieden, kan goedkeuring verschaft worden.<br />

Het bereiken van deze beslissing verloopt echter niet eenvoudig omwille van verschillende rede-<br />

nen. Vooreerst werd het eerste plan-MER afgewerkt en ingediend, maar het controleorgaan keurde<br />

deze af wegens technische redenen. Daarenboven is het gehele project gewikkeld in zware protesten<br />

van buurtbewoners. In wat volgt zal daarom rekening worden gehouden met alle aspecten van het on-<br />

derzoek: sectie 6.3 vooreerst bespreekt de studies omtrent de technische en economische haalbaarheid<br />

van het project, zoals opgesteld door WenZ NV. Rond dit onderzoek is echter wat controverse ont-<br />

staan, en geuite kritieken hierop zullen daardoor ook in dit deel aan bod komen. Sectie 6.4 vervolgens<br />

bekijkt de impact van het project op haar omgeving, en in onderdeel 6.5 komt tenslotte een onderzoek<br />

aan bod van mogelijke alternatieven voor het project.<br />

6.3 Haalbaarheidsstudie<br />

6.3.1 Technische haalbaarheid<br />

In het eerste deel van de haalbaarheidsstudie worden de 3 alternatieven samen met de 3 aansluitings-<br />

varianten bekeken, en wordt bestudeerd welke combinatie op technisch vlak het meest haalbaar zou<br />

zijn. Deze studie onderzoekt in feite welke combinatie zowel de financiële als de ruimtelijke impact<br />

optimaliseert. Deze gevolgen worden hier weliswaar slechts rudimentair bestudeerd aangezien gron-<br />

diger onderzoek in latere deelstudies aan bod komt. Het doel hier is om de meest haalbare combinatie<br />

aan te reiken welke in latere studies verder kan bestudeerd worden.<br />

De keuze tussen de trajectalternatieven vooreerst verliep eerder vlot gezien het grote verschil tus-<br />

sen enerzijds alternatieven 1 en 2, en anderzijds alternatief 3. Wegens de afwijkingen tussen het Leo-<br />

poldkanaal en het afleidingskanaal bleek het beste te zijn deze gescheiden te houden. Daarenboven<br />

werd duidelijk dat het waterpeil op het verbrede afleidingskanaal liefst zo veel mogelijk aansluit bij<br />

het huidige peil, daar op die manier zowel de ecologische effecten als het grondverzet zouden worden<br />

geminimaliseerd, en dus ook de kostprijs. Zo werd besloten dat het derde alternatief het meest haal-<br />

baar is, en bijkomende maatregelen werden gevonden om ongunstige neveneffecten te minimaliseren.<br />

Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van bakprofielen in woonkernen, de inplanting van beweegbare<br />

bruggen en boscompensaties.<br />

43


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Bij de aansluiting op de Zeebrugse achterhaven vervolgens kunnen zich wel uitvoeringsproble-<br />

men voordoen. Door de aanwezigheid namelijk van de toekomstige AX-verbinding en spoorweg- en<br />

leidinginfrastructuren ligt een directe aansluiting op de haven moeilijk. De nieuwe binnenvaartverbin-<br />

ding zou namelijk deze infrastructuren moeten kruisen. Dit speelt een rol in de beoordeling van vari-<br />

anten B en C. Variant A echter zou parallel lopen met deze infrastructuren en aansluiten met het Bou-<br />

dewijnkanaal, waardoor die problemen zouden vermeden worden.<br />

Als besluit van deze deelstudie kwam daarom een combinatie van alternatief 3 met variant A als<br />

beste uit de bus. Dit plan minimaliseert immers niet alleen als beste de negatieve effecten, het blijft<br />

daarenboven binnen de reservatiezone van het project en het heeft de laagste kostprijs. Concreet ge-<br />

zien zou het kanaal in deze combinatie een breedte aan de waterlijn hebben van 52,00 meter en een<br />

waterpeil van 5,60 TAW tussen Schipdonk en Balgerhoeke, waar een sluis wordt voorzien, en 3,50<br />

TAW (zoals het huidige peil) op de rest van het traject. Finaal wordt een verbindingskanaal gegraven<br />

tussen het afleidingskanaal en het Boudewijnkanaal met een sluis in Dudzele.<br />

6.3.2 Economische haalbaarheid<br />

In dit deel van de haalbaarheidsstudie wordt gefocust op de economische aspecten van het project. Er<br />

wordt gestart met een studie omtrent de verwachte trafiek die het project zal teweegbrengen. Vervol-<br />

gens wordt een MKBA opgesteld, waarbij net zoals bij Seine-Schelde alle kosten en baten systema-<br />

tisch tegen elkaar worden afgewogen om te zien als het project voordelen biedt voor de maatschappij.<br />

De laatste deelsectie tenslotte bespreekt enkele kritieken, komende uit verschillende hoeken, op deze<br />

economische studie.<br />

Trafiekprognose<br />

Een project als dit is pas nuttig wanneer het voldoende verkeer zal weten aan te trekken. Deze studie<br />

vergelijkt daarvoor in het gebied tussen Zeebrugge, Oostende en Gent de trafiekprognoses van de au-<br />

tonome trafiek zonder project met de prognoses wanneer het SSW project wel zou uitgevoerd worden.<br />

Daarenboven maakt ze ook het onderscheid tussen een scenario met hoge en lage groei, waarbij de<br />

eerste een voortzetting is van groeivoeten vóór de crisis, terwijl de tweede een economische afvlak-<br />

king voorstelt. In deze studie wordt geacht dat het project afgewerkt wordt in 2020 en de onderzoeks-<br />

horizon is 2030.<br />

De autonome trafiek behelst de trafieken vanuit Zeebrugge en Oostende, alsook niet-<br />

havengebonden watertrafieken in de regio. In Zeebrugge vervoert de binnenvaart vooral Lo/Lo (Lift-<br />

on/Lift-off, ofwel containers die via kranen van schepen worden geladen), maar ook droge bulk (zoals<br />

bouwmaterialen), natte bulk (voornamelijk brandstoffen) en stukgoed (cellulose). In Oostende is de<br />

binnenvaarttrafiek een stuk lager doordat deze haven vooral Ro/Ro trafiek heeft (Roll-on/Roll-off,<br />

44


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

ofwel goederen die op het schip worden gereden, zoals auto’s), hetgeen niet getransporteerd wordt via<br />

binnenschepen. Ook veel containers worden in deze haven behandeld, maar deze maken eveneens<br />

geen gebruik van de binnenvaart wegens infrastructurele knelpunten op het kanaal Brugge-Oostende.<br />

De goederen die de binnenvaart voornamelijk afhandelt in deze haven betreffen bulkgoederen. Daar-<br />

naast wordt er ook rekening gehouden met de komst van het bedrijventerrein Plassendale dat voor<br />

extra trafiek zal zorgen in de Oostende. Tenslotte zijn er de niet-havengebonden trafieken welke gro-<br />

tendeels ontstaan via kaaimuren en bestaande bedrijventerreinen.<br />

De uiteindelijk bekomen autonome binnenvaarttrafiek in het projectgebied wordt geacht tot het<br />

jaar 2030 te stijgen tot ergens tussen 1.924.393 en 2.177.085 ton, afhankelijk van de globale trans-<br />

portgroei.<br />

De studie omtrent de projectgeïnduceerde trafiek begint bij Zeebrugge. De totale vervoerde<br />

Lo/Lo tonnage via de binnenvaart in deze haven wordt berekend via de mogelijkheid om deze goede-<br />

ren met de binnenvaart te transporteren naar verschillende locaties. De studie wijst uit dat met het<br />

SSW project in totaal 26,075% van die trafiek zal kunnen behandeld worden via binnenschepen.<br />

Daarenboven zijn er ook aanloopeffecten mogelijk aangezien bepaald maritiem Lo/Lo verkeer zal<br />

aangetrokken worden door de betere binnenvaartverbinding van Zeebrugge. Dit heeft de haven vooral<br />

te danken aan haar centrale ligging in West-Europa.<br />

De nieuwe binnenvaartverbinding zou daarenboven ook autovervoer via binnenschepen aantrek-<br />

ken. Momenteel wordt dit in Zeebrugge enkel gedaan via estuaire vaart, maar met de SSW verbinding<br />

wordt geacht dat enkele auto-vaartuigen zullen ingezet kunnen worden om transport via de binnen-<br />

vaart naar de Rijndelta te verzorgen.<br />

Tenslotte wordt ook verwacht dat de betere binnenvaartverbinding een bijkomende rol zal spelen<br />

in het transport van stukgoed en bulkgoederen. Hiervoor werd gebaseerd op data uit de havens van<br />

Antwerpen en Rotterdam, welke aangeven dat een verbeterde waterwegverbinding voor deze goede-<br />

ren een transportshift kan teweegbrengen van weg naar binnenvaart.<br />

In de haven van Oostende daarnaast blijft de binnenvaart vooral afhankelijk van droge en vloei-<br />

bare bulkgoederen, daar gemeend wordt dat containertrafiek nog steeds geen gebruik zal maken van<br />

de binnenvaart wegens de blijvende knelpunten op het kanaal Brugge-Oostende. De Oostendse trafiek<br />

over het SSW tracé zal daarom gewoon de verwacht stijgende maritieme bulktrafiek volgen.<br />

Nieuwe niet-havengebonden trafieken zouden ook kunnen ontstaan door het SSW project, maar<br />

door hun geringe aandeel en relatieve onzekerheid worden deze hier niet becijferd.<br />

In totaal zouden er met het SSW project in 2030 tussen 5.957.844 en 9.827.598 ton goederen<br />

verscheept worden via de binnenvaart terwijl haar aandeel zou stijgen van 2% naar 8-9% in de trafie-<br />

ken van Zeebrugge en verdubbelen naar 1% in Oostende.<br />

45


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Maatschappelijke kostenbaten analyse (MKBA)<br />

Deze deelstudie beoordeelt de algemene economische haalbaarheid van het project via een afweging<br />

van haar kosten en baten, gebaseerd op de voorgaande trafiekprognoses. Hierbij wordt zowel gekeken<br />

naar de resultaten op internationaal/Europees niveau, als op binnenlands niveau.<br />

De directe baten van het project beginnen bij de transportbaten. De nieuwe binnenvaartverbin-<br />

ding maakt het namelijk mogelijk voor grotere schepen om de Vlaamse kusthavens sneller te bereiken<br />

met een lagere kost per tonkilometer als resultaat.<br />

Een tweede directe baat bestaat uit de extra havenontvangsten die gecreëerd worden via additio-<br />

nele maritieme trafieken. Er dient meegedeeld te worden dat dit slechts een baat is op nationaal vlak<br />

daar ze op Europees niveau gecompenseerd wordt door het verlies aan trafiek in andere havens.<br />

Een derde baat vervolgens zijn de netwerkeffecten. De betere binnenvaartontsluiting zal immers<br />

transport halen van andere infrastructuren en zo dalingen teweeg brengen in congestie, onderhouds-<br />

werken en gederfde belastingsinkomsten (negatieve baten). Er zijn daarenboven ook effecten op krui-<br />

send verkeer, aangezien de beweegbare bruggen over de Brugse ringvaart minder vaak in actie zullen<br />

moeten treden wat het wegverkeer ten goede komt.<br />

Een tweede deel van de baten vervolgens zijn de externe effecten van het project, namelijk de<br />

kostendaling door de modal shift naar binnenvaart. Deze houden de val in van luchtvervuiling, ge-<br />

luidsoverlast en aantal ongevallen bij weg- en spoorverkeer. Ook zijn er positieve effecten merkbaar<br />

op de waterhuishouding doordat het SSW project het waterpeil rond Gent zou verlagen en zo de kans<br />

op overstromingen doet afnemen.<br />

De indirecte effecten tenslotte houden de werkgelegenheidsbaten in door de extra maritieme tra-<br />

fieken in de kusthavens (wederom alleen een baat op nationaal niveau) en de negatieve werkgelegen-<br />

heidsbaten door de shift van wegverkeer naar de binnenvaart, waar minder werkkrachten nodig zijn.<br />

Enige notie dient gemaakt te worden van het feit dat sommige bedrijven zich eventueel zouden<br />

kunnen vestigen in het projectgebied door de verbeterde binnenvaartontsluiting en zo een extra baat<br />

zouden betekenen. Doordat het echter niet wenselijk wordt geacht over te gaan tot lintbebouwing in<br />

dit gebied werd deze niet gerekend bij de baten.<br />

De kosten van het project op hun beurt beginnen bij de negatieve kosten van uitbreidingswerken<br />

op het kanaal Gent-Oostende. Deze werken zullen immers niet moeten volbracht worden wegens de<br />

alternatieve verbinding via het afleidingskanaal en representeren dus een negatieve kost, ofwel een<br />

positieve baat.<br />

Daarnaast zijn er natuurlijk nog de aanlegkosten van de SSW verbinding met inbegrip van onder<br />

andere 16 bruggen en 2 sluizen.<br />

Daarenboven zijn er ook beheers-, onderhouds- en exploitatiekosten. Deze worden de eerste ne-<br />

gen jaar geschat op 0,75% van de investeringskosten, en 1,50% in de daaropvolgende jaren.<br />

46


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Tenslotte zijn er nog de kosten voor grondinname en de werkgelegenheidsbaten: deze laatste zijn<br />

negatieve kosten ter waarde van 0,0994€ per gespendeerde euro omwille van de gecreëerde werkgele-<br />

genheid tijdens zowel aanleg als exploitatie van het project.<br />

Uit het resultaat van deze studie blijkt uiteindelijk dat het derde alternatief de beste kostenbaten<br />

ratio kan voorleggen. Op internationaal niveau scoort dit alternatief het beste bij zowel hoge als lage<br />

groei. Een gevoeligheidsanalyse, waarbij verondersteld wordt dat de kosten met 20% zouden stijgen,<br />

duidt evenwel aan dat alle alternatieven negatief scoren bij lage groei. Het Europees standpunt toont<br />

gelijkaardige scores, maar op nationaal niveau is er slechts een positief resultaat wanneer er hoge<br />

groei is en geopteerd wordt voor alternatief 3. In alle andere gevallen zou het dus best zijn het project<br />

niet uit te voeren.<br />

Het verschil tussen deze niveaus is dat, terwijl de kosten telkens dezelfde zijn, de baten slechts<br />

kunnen doorgerekend worden in functie van het betrokken gebied. Daardoor lijken de kosten op Bel-<br />

gisch vlak veel hoger te liggen met het slechter resultaat van dien.<br />

Besluitend kan gesteld worden dat het resultaat afhangt van het perspectief waarvoor men op-<br />

teert. De MKBA zelf besluit dat men het internationale standpunt dient in te nemen, aangezien het<br />

project grensoverschrijdende goederenstromen dient. In dat opzicht zouden combinaties 3A en 3B het<br />

gunstigst uitkomen.<br />

6.3.3Kritiek<br />

De eerste bezwaren bij de haalbaarheidsstudies komen vanuit de Bond Beter Leefmilieu (BBL) en<br />

betreffen de trafiekprognose. Volgens de BBL wordt in deze studie te weinig rekening gehouden met<br />

de concurrentie van andere vervoersmodi. De aanleg van de nieuwe AX verbinding bijvoorbeeld<br />

wordt niet meegerekend bij de verwachte shift van weg naar binnenvaart. Er kan echter wel aangeno-<br />

men worden dat deze de shift zal verkleinen. Daarnaast wordt ook aangegeven dat de binnenvaart<br />

40% van de trafiek naar Noord-Frankrijk op zich zal nemen. Dit is echter in tegenspraak tot de bevin-<br />

dingen van de zevende klankbordgroepvergadering van de SSW studie. Hier wordt gemeld dat con-<br />

tainertransport naar Noord-Frankrijk niet rendabel zal zijn wegens de te lage doorvaarthoogte van<br />

5,25 meter op de Franse waterwegen. Tenslotte worden volgens de BBL ook de aanloopeffecten van<br />

Lo/Lo trafieken en de groei in vloeibare bulkgoederen zeer ruim ingeschat zonder echte onderbou-<br />

wing.<br />

Een groot probleem bij de studie blijkt te zijn dat de vergelijking tussen de kostprijs van de bin-<br />

nenvaart en die van overige transportmodi in deze studie buiten beschouwing wordt gelaten. Een lage-<br />

re kostprijs is nochtans één van de primaire redenen waarom men tot de shift naar binnenvaart zou<br />

overgaan. Hierdoor komt de studie nogal aparte resultaten uit, zoals de bewering dat binnenvaart 40%<br />

van de trafiek naar Roeselare zal verzorgen, terwijl deze via de weg toch vlugger te bereiken is.<br />

47


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Er blijkt dus een overschatting van de trafiekstromen teweeggebracht door het SSW project,<br />

waardoor de MKBA, welke gebaseerd werd op deze trafiekprognose, rooskleuriger voorgesteld wordt<br />

dan ze eigenlijk is. Daarenboven dient vermeld te worden dat er zich sinds deze prognose een econo-<br />

mische crisis heeft voorgedaan waardoor het hoge groei scenario grotendeels fantasie werd.<br />

Bij de MKBA zelf worden bovendien ook enkele kritieken geuit, met name door professor dr.<br />

Frank Naert van de UGent. Uit zijn studie blijkt dat er verschillende kostenposten buiten beschouwing<br />

werden gelaten, waaronder het wegvoeren en opslaan van grondverzet, de verbindingswegen naar en<br />

de vernieuwing van enkele bruggen en de aanleg van passeerstroken. Daarnaast wordt ook geen reke-<br />

ning gehouden met de meeste kosten om verzilting tegen te gaan, ook al wordt voorspeld dat deze zal<br />

optreden wanneer het project wordt uitgevoerd (zie sectie 6.4). Daarbovenop wordt er ook niet geke-<br />

ken naar de kosten van schade aan natuur- en woongebieden. Deze zijn weliswaar moeilijk te schat-<br />

ten, maar een zekere vermelding is op haar plaats. Aan de kant van de baten vervolgens kunnen werk-<br />

gelegenheidsbaten volgens dr. Naert slechts meegerekend worden indien ze werklozen aan werk hel-<br />

pen. In de huidige conjunctuur is er juist een redelijke vraag naar werkkrachten, zodat de extra werk-<br />

gelegenheid teweeggebracht door het project niet volledig als baat kan aanzien worden. Tenslotte<br />

wordt ook gepleit om bij de beoordeling het nationale standpunt in acht te nemen, daar dit een Vlaams<br />

project is dat gefinancierd wordt met Vlaams geld. Hierdoor zullen de baten wederom lager liggen.<br />

In conclusie, als men rekening houdt met deze kritieken zullen de kosten hoger liggen en de ba-<br />

ten lager. Daarbovenop zal de trafiek wellicht ook nog eens lager zal liggen dan voorspeld in de tra-<br />

fiekprognose. Men kan daardoor niet anders dan concluderen dat de economische studie veel positie-<br />

ver oogt dan ze in feite is. Vooral wanneer men op Vlaams niveau kijkt ziet men dat geen enkele netto<br />

actuele waarde nog positief kan uitvallen, en dus haalbaar is in economisch opzicht.<br />

6.4 Impact op de omgeving<br />

Een argument dat vaak wordt aangehaald bij protest tegen SSW gaat over de impact op de omliggen-<br />

de dorpskernen. De benodigde grond bij het derde alternatief zal weliswaar kleiner uitvallen dan de<br />

gereserveerde oppervlakte en de effecten van doorvaart doorheen woonkernen kunnen geminimali-<br />

seerd worden via bakprofielen die de kanaalbreedte beperken tot 35,00m. Daarnaast wordt geopteerd<br />

voor beweegbare bruggen, welke minder hoog moeten zijn, en boscompensaties. Ook wordt geargu-<br />

menteerd dat de werken aan het project een ideale gelegenheid vormen om de ruimtelijke kwaliteit<br />

van enkele woonkernen te verbeteren. Er wordt dus moeite gedaan om de impact voor de omwonen-<br />

den zoveel mogelijk te beperken, maar het is duidelijk dat deze hoe dan ook zullen te maken krijgen<br />

met veranderingen in hun omgeving. Dit is een onvermijdelijk feit bij werken van zo’n dimensie.<br />

48


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Er zijn echter andere problemen waarvan de negatieve gevolgen voor minder interpretatie vatbaar<br />

zijn. Deze betreffen de impact van het project op de beschikbaarheid van zoet water in het systeem en<br />

de daarmee verbonden verzilting. Deze laatste is het fenomeen waarbij zout doordringt tot in de bo-<br />

dem, en zo schade berokkent aan landbouwgewassen en de veestapel. Volgens de haven van Zee-<br />

brugge zal het SSW project inderdaad zorgen voor een zoutlong tot aan Balgerhoeke wanneer geen<br />

maatregelen worden genomen. Er wordt echter gedacht aan een speciale sluis in het verbindingska-<br />

naal tussen het Boudewijnkanaal en het afleidingskanaal, welke de zoutinstroom zou weten te beper-<br />

ken tot maximum 10%. Zo zou een kleine verzilting optreden tot in Moerkerke waar de grond van<br />

nature al redelijk zout is. Daarnaast kan de impact ook nog beperkt worden via drainagegrachten en<br />

kanaalafdichtingen. Tenslotte wordt ook aangegeven dat met een constant bovendebiet van 0,50m³/s<br />

de verzilting grotendeels teruggedrongen zal worden tot het verbindingskanaal.<br />

Dit brengt de discussie bij het tweede probleem: de beschikbaarheid van zoet water in het sys-<br />

teem. Het water op Vlaamse bodem komt grotendeels vanuit het Franse Scheldebekken. De grote<br />

kwestie hierbij is dat er de laatste eeuwen veel kanalen zijn bijgekomen, waardoor de druk op dit bek-<br />

ken steeds meer toenam. Daardoor is er een grote vrees dat men afstevent op een tekort aan zoet wa-<br />

ter. Dit kan landbouwschade, verzilting en watertekorten voor industrie en steden tot gevolg hebben.<br />

Het verbreden van het afleidingskanaal zou een bijkomende druk zetten op dit systeem, maar volgens<br />

de Zeebrugse haven zijn de effecten hiervan grotendeels in te perken. Er zou namelijk slechts een de-<br />

biet nodig zijn van 0,55m³/s ’s winters en 0,70m³/s in de zomer. Dit laatste debiet is te halen door 10<br />

cm te bufferen op het <strong>Groot</strong> Pand te Gent en het afleidingskanaal. Als gevolg van deze lage benodigde<br />

debieten zou het SSW project geen extra druk moeten uitoefenen op het systeem.<br />

De heer Patrick Meire, hoofd van het Ecosystem Management Research Group van de Universi-<br />

teit Antwerpen schetst echter een ander beeld. Hij stelt dat het huidige systeem al geregeld tekorten<br />

toont. België is bijvoorbeeld via een overeenkomst met Nederland verplicht 13m³/s te leveren aan het<br />

kanaal Gent-Terneuzen. Reeds in 2003 en 2004 werd dit debiet meerdere malen niet gehaald wegens<br />

tekorten. Ook in het Vlaamse deel van de Schelde en op het kanaal Gent-Brugge bereikten de debieten<br />

al historische laagtes met negatieve gevolgen voor fauna en flora. Het afleidingskanaal op haar beurt<br />

volgt dezelfde trend: gemiddeld gezien haalt het haar normale debiet, maar de fluctuaties zijn zo groot<br />

dat deze een stuk lager ligt gedurende een redelijk aantal dagen per jaar. Kortom: in de huidige situa-<br />

tie is er reeds vaak een tekort aan zoet water, met gevolgen zoals aantasting aan natuur en verzilting.<br />

De watervraag, zoals aangegeven door de haven van Zeebrugge, geeft volgens dhr. Meire boven-<br />

dien slechts de gemiddelde waarden. Rekening houdend met fluctuaties in waterstanden, en met het<br />

benodigde water voor versassingen komt men uiteindelijk tot een watervraag van 2,5m³/s. Ook het<br />

bufferen en terugpompen van water voor droge periodes stelt hij in vraag, waardoor besluitend een<br />

49


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

zelfs nog eerder conservatieve watervraag wordt verkregen van 30m³/s. De plan-MER geeft reeds aan<br />

dat dit gedurende 10 dagen per jaar niet gehaald wordt.<br />

Ook voor verzilting schetst dhr. Meire geen al te positief beeld: zelfs met een speciale sluis zal<br />

het zout hoe dan ook doorstoten landinwaarts doordat het kanaal te weinig stroming zal hebben om<br />

het tegen te gaan. Dit fenomeen zal nog eens versterkt worden bij een laag debiet.<br />

Een speciaal punt wordt tenslotte gemaakt over de nieuwe zeesluis in Terneuzen en de klimaats-<br />

wijziging, welke beide niet worden meegerekend bij het onderzoek omtrent SSW. De klimaatswijzi-<br />

ging vooreerst zorgt niet alleen voor een stijging van de temperaturen waardoor een groot deel zoet<br />

water zal verdampen, maar ook voor een stijging van de zeespiegel waardoor juist meer zoet water<br />

nodig is om het zout terug te dringen. De nieuwe zeesluis op haar beurt zal deze zoetwatervraag daar-<br />

bovenop nog verder doen toenemen. Een zelfde punt kan gemaakt worden omtrent de kanaaluitbrei-<br />

ding in Noord-Frankrijk welke ook meer zoet water zal nodig hebben.<br />

Besluitend stelt dhr. Meire dat het SSW project geen goede oplossing biedt zolang niet beant-<br />

woord wordt aan de waterkwestie. Hij pleit er dan ook voor de huidige waternoden gronding in kaart<br />

te brengen, de waterwegen “climate proof“ te maken via het opvangen van water voor droge periodes<br />

en keuzes te maken omtrent prioritair watergebruik. Daarnaast kan België eventueel ook een traktaat<br />

aangaan met Frankrijk waarin de levering van een bepaalde hoeveelheid zoet water wordt gegaran-<br />

deerd.<br />

6.5 Alternatieven<br />

In vorige secties kwam naar voren dat het SSW project aan heel wat kritiek onderworpen is. Nochtans<br />

is het cruciaal dat er iets veranderd aan de huidige situatie van de Vlaamse kusthavens. Zoals vermeld<br />

verwacht de Zeebrugse haven immers een groei van 2 naar 5,6 miljoen TEU tegen 2030, maar haar<br />

huidige ontsluiting is te beperkt om deze trafiek efficiënt te laten doorstromen tot in het binnenland.<br />

Het SSW project zou hieraan tegemoet kunnen komen, maar tegenstanders argumenteren echter dat<br />

deze groei in Zeebrugge volledig is op te vangen via een uitbreiding van bestaande ontsluitingswijzen.<br />

In deze sectie zal daarom onderzocht worden als er een mix bestaat van vervoersmodi die deze ver-<br />

wachte trafiek kunnen opvangen, zonder dat een nieuwe binnenvaartverbinding dient te worden ge-<br />

creëerd. Hiervoor zal vooral gericht worden op de haven van Zeebrugge, welke momenteel ontsloten<br />

wordt via weg, spoor, kust- en binnenvaart.<br />

6.5.1 Weg<br />

Deze transportmodus zal geoptimaliseerd worden via de nieuwe AX verbinding. Dit betreft evenwel<br />

geen capaciteitsuitbreiding maar eerder een geoptimaliseerde verbinding tussen de haven en de E40,<br />

50


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

A17 en N49. In totaal zal zo jaarlijks 1,3 miljoen TEU vervoerd kunnen worden. Deze modus zal ze-<br />

ker een blijvend belangrijke rol spelen voor de haven wegens haar snelheid en gemakkelijke verbin-<br />

ding met nabijgelegen locaties. Er wordt daarom geschat dat ook in de toekomst een aanzienlijk deel<br />

van de trafiek zal blijven kiezen voor deze modus. Nadelig is wel dat de weg niet milieuvriendelijk is<br />

en momenteel reeds lijdt onder congestie. Een hoge extra trafiek vanuit de haven zal de situatie alleen<br />

maar erger maken.<br />

6.5.2 Binnenvaart<br />

Wegens de knelpunten op de verbinding van deze modus is haar rol momenteel klein en kan verwacht<br />

worden dat deze klein zal blijven. Stemmen gaan evenwel op om deze as toch te optimaliseren tot een<br />

volwaardig traject voor schepen van 1350 ton. De knelpunten op de Brugse ringvaart zullen echter<br />

een blijvend probleem vormen.<br />

6.5.3 Kustvaart<br />

Met kustvaart wordt gedoeld op transport vanuit de haven van Zeebrugge met kleine zeewaardige<br />

schepen naar nabijgelegen bestemmingen. Maritiem transport dat binnenkomt en meteen weer ver-<br />

trekt via grote zeeschepen (de “transhipment”) wordt hier niet meegerekend. Deze heeft immers geen<br />

hinterlandbestemming. De kustvaart die van belang is hier gebeurt via kruiplijncoasters, short-<br />

seaschepen en estuaire vaart. Zoals vermeld zijn er momenteel drie gesubsidieerde estuaire vaartuigen<br />

in gebruik en een vierde (ongesubsidieerd) is in aanbouw. Deze schepen worden gebouwd op privé-<br />

initiatief, en mocht de vraag hoog zijn kunnen er bijgebouwd worden in een tijdspanne die kleiner is<br />

dan deze van het SSW project. Minister Crevits bevestigde reeds eerder dat veertien van deze schepen<br />

jaarlijks 790.000 TEU zouden kunnen vervoeren.<br />

Voordeel van kustvaart is dat ze net zoals binnenvaart milieuvriendelijker is dan weg- en spoor-<br />

vervoer, maar in tegenstelling tot de binnenvaart leidt ze niet tot verzilting. Daarenboven kan ze via<br />

de Westerschelde vlot doorstoten tot Antwerpen, het Albertkanaal, Rotterdam en de Rijn. In de toe-<br />

komst komt daar bij dat ze ook gebruik zal kunnen maken van de zuidelijke Seine-Schelde verbin-<br />

ding. De binnenvaart daarentegen wordt gehinderd door wachttijden wanneer een sluis moet gepas-<br />

seerd worden. Op het SSW tracé bijvoorbeeld zouden vijf sluizen moeten gekruist worden, wat maakt<br />

dat veel regio’s vlugger bereikbaar zijn via estuaire vaart. Per estuair vaarschip kan bovendien ook<br />

meer vervoerd worden dan via binnenschepen.<br />

Daartegenover staat wel dat de kosten voor estuaire vaart hoger liggen waardoor vooral ingezet<br />

moet worden op grote ritten opdat deze meerkost zou terugverdiend worden. Daarbij is er momenteel<br />

ook een tekort aan geschoold estuair personeel. Tenslotte zijn deze schepen wegens hun grootte nutte-<br />

51


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

loos op kleine kanalen, en veel bruggen op het Albertkanaal zijn nog te laag om vier lagen containers<br />

te transporteren, wat in principe wel mogelijk is via deze schepen.<br />

6.5.4 Spoor<br />

Tenslotte is er het transport via spoorwegen. Infrabel lanceerde de laatste jaren verschillende projec-<br />

ten om de spoorcapaciteit van de Zeebrugse haven uit te breiden. In totaal wordt er voor bijna 0,7 mil-<br />

jard euro geïnvesteerd in en rond Zeebrugge, met als resultaten een toename van de sporen in het ach-<br />

terland, alsook een grotere capaciteit en betere spoorverbinding in de haven zelf. Concreet wordt het<br />

spoorwegstelsel in de haven uitgebreid en geoptimaliseerd, en komt er een derde spoor tussen Dudze-<br />

le en Brugge en een verdubbeling van de twee sporen tussen Brugge en Gent. Dit alles geeft volgens<br />

het strategisch plan een verdubbeling van de capaciteit waardoor tegen 2018 jaarlijks 1,5 miljoen TEU<br />

zou kunnen afgevoerd worden. Insiders voorspellen echter dat de maximumcapaciteit vele malen ho-<br />

ger kan liggen. De haven van Antwerpen bijvoorbeeld vervoert jaarlijks wel 2,27 miljoen TEU via<br />

slechts twee sporen. Volgens Infrabel is het probleem de haven zelf: de interne spoorcapaciteit en –<br />

verbindingen zijn niet aangepast aan een hogere trafiek. De geplande werken in de haven dienen hier<br />

echter aan te beantwoorden waardoor de toekomstige capaciteit volgens conservatieve schattingen<br />

zeker 2,35 miljoen TEU zal bedragen.<br />

De voordelen van het spoor beginnen bij het feit dat ze milieuvriendelijker is dan het wegver-<br />

keer, maar toch minder goed scoort dan de binnenvaart. Daarenboven is er in België een fijnmazig<br />

spoornet aanwezig: goederen vanuit Zeebrugge kunnen getransporteerd worden naar Brugge en daar<br />

zuidelijk gaan richting Kortrijk of westelijk naar Gent, Antwerpen en Brussel. Ook zal de liberalise-<br />

ring van het spoorvervoer ervoor zorgen dat prijzen zullen kunnen concurreren met die van het weg-<br />

vervoer. Tenslotte is er de grote capaciteitsuitbreiding welke reeds vastligt in het investeringsbeleid<br />

van de spoorwegen en dus geen nieuwe investeringen vereist.<br />

Nadelig aan het spoor is het feit dat goederen slechts tot die bestemmingen raken waar voorzie-<br />

ningen zijn om treinen te laden of te lossen. Dit maakt dat ze niet zo flexibel is als binnenvaart. Daar-<br />

bij kunnen spoorwegen geen 24/24u gebruikt worden wegens de geluidsoverlast. Tenslotte gebeuren<br />

werken aan het spoorwegstelsel aan een traag tempo wegens het Vlaamse vergunningsbeleid en het<br />

feit dat uitbreidingswerken vooreerst een hele resem studies moeten doorlopen.<br />

6.5.5 Conclusie: alternatieve oplossing<br />

Ter verduidelijking: de reden van deze studie was de verwachte trafiekstijging tot 5.600.000 TEU,<br />

maar wat houdt deze precies in? Specifiek omvat deze voorspelling zowel Ro/Ro als Lo/Lo trafiek.<br />

Ro/Ro wordt echter niet behandeld in de binnenvaart wegens het feit dat dit efficiënter kan via de we-<br />

gen, het spoor en estuaire vaart. Deze kan daardoor in het onderzoek naar SSW eigenlijk geen rol spe-<br />

52


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

len. Vanuit de jaarrekening van de Zeebrugse haven uit 2008 staat dat dit aandeel ongeveer 30% van<br />

het totaal bedraagt. Van de resterende trafiek dient de transhipment ook nog eens in mindering ge-<br />

bracht te worden, daar deze geen hinterlandbestemming tot doel heeft en dus geen contact heeft met<br />

binnenvaart. Uit cijfers blijkt dat transhipment ongeveer 23% van de Lo/Lo bedraagt. In totaal blijft er<br />

van de 5.600.000 TEU zo nog 3.018.400 TEU over die kan gebruik maken van de binnenvaart en dus<br />

een rol speelt in de beoordeling van het SSW project.<br />

Volgens de haven zijn de belangrijkste bestemmingen voor deze goederen België, Nederland,<br />

Duitsland en Frankrijk. Via het SSW tracé zouden binnenschepen kunnen doorvaren richting binnen-<br />

land, Nederland en Duitsland, maar voor deze bestemmingen echter geschiedt estuaire vaart niet al-<br />

leen sneller, maar er kan ook meer getransporteerd worden per rit. Daarnaast zijn er nog het spoor en<br />

de weg die een snel transport aanbieden, en de huidige binnenvaartverbinding. Voor Franse reisdoelen<br />

tenslotte biedt het SSW project geen verbetering wegens de lage Franse doorvaarthoogtes wat maakt<br />

dat men hiervoor, zelfs bij uitvoering van SSW, alternatieven moet vinden.<br />

De vraag is nu: beschikken de vermelde transportmodi over genoeg capaciteit om de trafiek te<br />

behandelen zonder SSW? Zoals gezien kan estuaire vaart via uitbreidingen een capaciteit van 790.000<br />

TEU verkrijgen terwijl het spoor minstens 2.350.000 TEU zal aankunnen. In totaal kan zo door deze<br />

twee transportmodi alleen al 3.140.000 TEU behandeld worden, wat meer is dan de voorspelde<br />

3.018.400 TEU. Wanneer men daarnaast rekening houdt dat nog een deel via het huidige binnenvaart-<br />

tracé kan getransporteerd worden, en dat een redelijk deel blijvend zal gebruik maken van de weg,<br />

dan blijkt dat de verwachte trafiek wel degelijk kan opgevangen worden zonder het afleidingskanaal<br />

te hoeven verbreden.<br />

Ook professor dr. Georges Allaert van de UGent kwam tot deze conclusie: volgens hem zou de<br />

maatschappij het best gebaat zijn met een ontsluiting van Zeebrugge via een mix van estuaire vaart,<br />

spoor en de huidige binnenvaartverbinding. Hiervoor dienen uiteraard de geplande uitbreidingen uit-<br />

gevoerd te worden en moet het binnenvaarttracé opgewaardeerd worden tot een 1350 ton traject. Extra<br />

onderzoek dient wel nog gedaan te worden naar de totale kostprijs, maar hij besluit dat deze mix<br />

goedkoper zou uitvallen dan het SSW project.<br />

6.6 Besluit<br />

Als conclusie van deze studie blijkt dat het SSW project redelijk wat nadelen bevat: niet alleen zijn de<br />

baten slechts beperkt voor Vlaanderen, haar kostprijs zal daarenboven hoger uitvallen dan voorzien en<br />

het milieu kan eronder lijden. Het moet echter duidelijk zijn dat als de haven bijkomende trafiek wil<br />

kunnen verwerken, er iets zal moeten gebeuren aan haar ontsluiting. Het SSW project bood hier in-<br />

derdaad een gedeeltelijk antwoord voor, maar wegens haar nadelen kan toch best gekeken naar een<br />

53


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

alternatieve oplossing. Binnenvaarttransport en wegverkeer kunnen helpen, maar wegens de nadelen<br />

(knelpunten en milieuonvriendelijkheid) is hun potentie slechts beperkt. Het zijn daarom vooral estu-<br />

aire vaart en spoortransport die een uitkomst aanbieden. Deze zijn evenwel niet zo flexibel als bin-<br />

nenvaart, maar hun grotere snelheden en capaciteiten maken hen tot een meer geloofwaardige oplos-<br />

sing voor het Zeebrugse ontsluitingsprobleem.<br />

7. Conclusie<br />

Het doel van dit werk was een beeld te geven van de huidige situatie van de binnenvaart in België en<br />

aan te tonen dat het de moeite loont om in deze transportmodus te investeren. Ze biedt namelijk een<br />

duurzame en milieuvriendelijke oplossing voor zowel het congestieprobleem als de onveiligheid op<br />

wegen, en kende daardoor de laatste jaren een grote bloei. Door dit groeiend gebruik echter werd dui-<br />

delijk dat deze sector, ondanks haar voordelen, vandaag nog te lijden heeft onder verschillende pro-<br />

blemen die haar verdere groei hypothekeren.<br />

Deze problemen omvatten niet alleen missing links op het netwerk, maar ook financiële en socia-<br />

le drempels, waardoor niet ten volle kan geprofiteerd worden van alle voordelen van het binnen-<br />

vaartransport. Overheden werden zich evenwel bewust van deze belemmeringen en zetten verschil-<br />

lende projecten op touw die beogen de mogelijkheden van deze sector optimaal uit te spelen. Vooral<br />

grote projecten die capaciteitsuitbreidingen beogen op het netwerk worden vaak aangehaald, maar er<br />

dient vermeld te worden dat ook kleinere projecten, zoals de financiële steun voor startende binnen-<br />

vaartondernemers en verbeterde binnenvaartopleidingen, van groot belang kunnen zijn voor de toe-<br />

komst van deze transportsector. Er wordt dus goed werk verricht om de binnenvaart een volwaardig<br />

lid te maken van de transportsector, maar wegens het feit dat deze projecten vaak van serieuze om-<br />

vang zijn, kan het nog een tijd duren vooraleer men zover raakt.<br />

Twee grote projecten werden in deze tekst onderworpen aan een kritische bespreking. Redenen<br />

tot keuze van deze projecten waren het feit dat ze trachten de ontsluiting van kusthavens te verbeteren<br />

en zo het binnenvaartnet toegankelijker maken, en omdat geacht werd dat ze wegens hun grootte een<br />

belangrijke impact zouden hebben op de binnenvaartgroei.<br />

Bij de beoordeling van de Seine-Schelde studie werd voornamelijk beschrijvend gebleven aange-<br />

zien dit project toch al in actie is getreden, maar desalniettemin kwamen verschillende kritieken te<br />

boven die de goede bedoelingen van het project wat limiteerden. Deze kritieken noopten ons te con-<br />

cluderen dat, doch het project goede kansen oplevert voor logistieke clusters in Vlaanderen, deze be-<br />

perkt zullen blijven wegens de slechte verbinding in het zuiden. Daarenboven gaan het vooral Frank-<br />

rijk en Nederland zijn die zullen kunnen profiteren van het project, en dit deels ten koste van België.<br />

54


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Omtrent de studies van het SSW project vervolgens werd ook kritisch geoordeeld, vooral omdat<br />

dit project nog slechts in haar studiefase staat. Hieruit kwam men tot de conclusie dat situaties vaak<br />

gunstig worden voorgesteld, terwijl de feiten anders kunnen liggen. Het besluit hierover is dan ook dat<br />

wegens de vermelde kritieken op het project best verder onderzoek wordt verricht naar alternatieve<br />

ontsluitingsmogelijkheden, en daarenboven in te zetten om een alternatieve oplossing te optimalise-<br />

ren. Er wordt hier dan bijvoorbeeld ook gepleit voor een versnelde verhoging van de bruggen op het<br />

Albertkanaal, opdat estuaire vaarschepen volledig bevaren kunnen doorstoten overheen dit kanaal.<br />

Ook een versnelde uitbreiding van het spoorwegennet en eventueel het financieel aantrekkelijker ma-<br />

ken van estuaire vaart (via nieuwe subsidies) kunnen hierbij helpen.<br />

Finaal kan gesteld worden dat binnenvaart inderdaad een zeer goede bron van alternatief trans-<br />

port kan zijn, maar men moet blijvend in acht houden dat ze vaak een grote impact heeft op haar om-<br />

geving. België is reeds een zeer drukbevolkt gebied met een kwetsbaar milieu, wat maakt dat grote<br />

uitbreidingsprojecten soms moeilijk liggen. Nochtans kunnen kleine ingrepen al een groot verschil<br />

maken. We pleiten er dan ook vooral voor de bestaande structuur te optimaliseren, zoals de toegang<br />

tot het Albertkanaal en kleinere waterwegen, en grote uitbreidingsprojecten alleen op touw te zetten<br />

wanneer aangetoond kan worden dat de maatschappij erbij zal gebaat zijn.<br />

Dankwoord<br />

Mijn dankwoord gaat allereerst uit naar mijn ouders die me de hele tijd gesteund hebben doorheen dit<br />

jaar. Ook mijn promotor, professor Marc Lambrecht en werkleider Pieter Colen wil ik speciaal be-<br />

danken voor hun constante beschikbaarheid en hulp.<br />

Voor bijdragen tot dit werk dank ik graag dhr. Patrick Van Cauwenberghe van de haven van<br />

Zeebrugge voor de tijd die hij voor mij vrijmaakte en de documenten die hij mij verschafte, alsook<br />

dhr. Jan Allaert van de Oostendse haven. Van Waterwegen en Zeekanaal NV daarna gaat mijn grote<br />

dank allereerst uit naar dhr. Jan Cosyn en dhr. Willy Robijns omdat zij me zeer vriendelijk te woord<br />

stonden en me goed op weg hielpen. Ook dhr. Willem Van Crombrugge, projectleider van zowel Sei-<br />

ne-Schelde als Seine-Schelde West wil ik zeer hartelijk bedanken voor zijn hulp. De gedetailleerde<br />

informatie die hij me zeer vriendelijk ter beschikking stelde was onontbeerlijk bij dit werk. Zo ook<br />

dhr. Peter Agotha van NV De Scheepvaart en projectleider van de uitbreidingswerken over het Al-<br />

bertkanaal, voor de handige uitleg over de projecten onder zijn gezag.<br />

Voor specifieke informatie omtrent SSW dank ik bovendien graag dhr. Eddy Van de Walle van<br />

Infrabel voor de informatie omtrent de spoorprojecten in en rond Zeebrugge en natuurlijk dhr. Stefaan<br />

Declercq en dhr. Guy Plasschaert van ’t <strong>Groot</strong> <strong>Gedelf</strong>. De technische informatie omtrent het SSW<br />

project die zij me bezorgden bleken van verrassend grote meerwaarde te zijn voor dit werk.<br />

55


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Tenslotte gaat mijn speciale dank uit naar dhr. Steve Sel van het Vlaams Instituut voor de Logis-<br />

tiek VZW, die me van in het begin zeer goed heeft gesteund en geholpen waar hij maar kon.<br />

Bibliografie<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2006. Mededeling van de Commissie betreffende het<br />

bevorderen van de binnenvaart “Naiades”.<br />

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2006:0006:FIN:NL:PDF<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2004. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.<br />

http://rsv.vlaanderen.be/web/nl/overRsv/downloads.html<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2009. De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig<br />

Vlaanderen in beslissende tijden.<br />

http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247734278469&pagename=Info<br />

lijn%2FView<br />

Dienst Mobiliteit en Openbare Werken Vlaanderen, 2004. Beleidsnota Openbare Werken 2004-2009<br />

http://www.mobielvlaanderen.be/pdf/beleidsnota-brieven/beleidsnota_Openbare_Werken.pdf<br />

Vlaamse Leefmilieubeleid, 2003. Decreet betreffende het integraal waterbeleid.<br />

http://www.ciwvlaanderen.be/wetgeving/vlaamse-wetgeving-1/Decreet%20IWB%20def.pdf<br />

Statbel, 2009. Vervoer, Maandstatistieken.<br />

http://statbel.fgov.be/nl/binaries/NL-Vervoer%2006-%202009_tcm325-74891.pdf<br />

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. 2006. Statistieken Belgische Binnenvaart. Geraad-<br />

pleegd op 30 augustus, 2009,<br />

http://www.mobilit.fgov.be/nl/index.htm<br />

Schuttevaer.nl. 2010. Binnenvaart vervoert in Vlaanderen 13 procent minder. Geraadpleegd op 5 fe-<br />

bruari 2010,<br />

http://www.schuttevaer.nl/nieuws/actueel/nid13134-binnenvaart-vervoert-in-vlaanderen-dertien-<br />

procent-minder.html<br />

Departement Werk en Sociale Economie, 2008. Sectorfoto Binnenscheepvaart 2008.<br />

http://www.werk.be/assets/werk.be/cijfers-en-<br />

onderzoek/cijfers/sectoren/sectorfotos/sectorfoto_binnenscheepvaart_tag.pdf?SMSESSION=NO<br />

Federaal Planbureau, 2009. Langetermijnvooruitzichten voor transport in België: Referentiescenario.<br />

http://www.plan.be/press/Press_det.php?lang=nl&TM=30&KeyPub=812<br />

Nationale Bank van België, 2004. Economisch Belang van de Vlaamse Zeehavens: Verslag 2002.<br />

http://www.nbb.be/doc/ts/publications/WP/WP56Nl.pdf<br />

Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2004. Milieuprestaties van de Binnenvaart in Vlaanderen.<br />

56


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

http://www.binnenvaart.be/nl/downloads/documents/VITO%20Milieuprestaties%20samenvattin<br />

g%20versie%205.pdf<br />

Vlaamse Havencommissie, 2008. Jaaroverzicht Vlaamse havens 2008?<br />

http://www.serv.be/uitgaven/1550.pdf<br />

Haven van Gent. 2009 Jaaroverzicht Haven van Gent. Geraadpleegd op 6 februari 2010,<br />

http://www.portofghent.be/NL/index.php?option=com_content&task=view&id=95&Itemid=51<br />

Port Authority Zeebrugge, 2008. Jaarverslag 2008<br />

Masterplan Mobiliteit Antwerpen. 2008. De Antwerpse Toegangspoorten. Geraadpleegd op 13 fe-<br />

bruari 2010,<br />

http://www.antwerken.be/projecten/sluizen_algemeen/sluizenoverzicht.aspx<br />

Masterplan Mobiliteit Antwerpen. 2008. Documentatie Antwerpse Projecten. Geraadpleegd op 13<br />

februari 2010,<br />

http://www.antwerken.be/projecten/albertkanaal/documentatie.aspx<br />

Havenschepen van Gent. 2010. Cijfers van de Gentse haven voor 2009,<br />

http://www.christophepeeters.be/file.php?txt=1&ID=3517<br />

Havenbestuur Zeebrugge MBZ nv. 2008. Zeebrugse haven evenaart volume 2007. Geraadpleegd op<br />

14 september 2009,<br />

http://www.zeebruggeport.be/N/jaarresultaten2008.pdf<br />

Havenbestuur Zeebrugge MBZ nv, 2008. Seine-Schelde-West: omdat Zeebrugse haven en regio een<br />

binnenvaartontsluiting nodig hebben.<br />

http://www.zeebruggeport.be/E/Seine-Schelde-West.pdf<br />

Gemeenteraad Roeselare. 2009. Beperkingen kanaal Roeselare-Leie spelen bedrijven parten. Geraad-<br />

pleegd op 1 december 2009,<br />

http://users.telenet.be/bartdewitte/Persmededelingen2009/Persmededelingen2009-<br />

beperkingenkanaalroeselareleiespelenbedrijvenparten.htm<br />

Streekplatform Zuid-Oost-Vlaanderen, 2005. Economisch nut van de Dender.<br />

http://www.streekoverlegzov.be/pdf/EINDRAPPORT_DenderRevCMMD.pdf<br />

Waterwegen en Zeekanaal NV. Industrieterreinen Woesteine-Aalter. Geraadpleegd op 6 februari<br />

2010,<br />

http://www.wenz.be/Terreinen_Gebouwen/Industrieterreinen/aalter.html<br />

CDenV.be, 2009. Kris Peeters geeft spadesteek voor containterminal op het Albertkanaal. Geraad-<br />

pleegd op 5 september 2010,<br />

http://www.cdenv.be/actua/nieuws/kris-peeters-geeft-spadesteek-voor-containerterminal-op-het-<br />

albertkanaal<br />

Flanders Smart Hub, 2009. Logistech Vlaams-Brabant Swot-Analyse.<br />

57


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

http://www.flanderssmarthub.be/images/uploads/091002_-_FSH_-_SWOT_Logistech_-<br />

_WEBSITE.pdf<br />

NV De Scheepvaart, 2009. Jaarverslag 2008.<br />

http://www.descheepvaart.be/images/dbimages/docs/jaarverslag2009.pdf<br />

Vlacoro, 2007. Advies Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening.<br />

http://www.vlacoro.be/docs/advies%20rup%20Albertkanaal%20Wijnegem%2029-5-07.pdf<br />

NV De Scheepvaart, 2008. RECOC Limburg: Themavergadering Mobiliteit.<br />

http://www.ersvlimburg.be/upload/40157148/downloads/2008-09-<br />

30_doc._205_presentatie_de_scheepvaart.pdf<br />

RSDelta.eu, 2008. Albertkanaal,<br />

http://www.rsdelta.eu/nl/UserFiles/Documenten/Leefmilieu/Landschap/5_P90930%20bruggen%<br />

20AK.pdf<br />

Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2009. Binnenvaart<br />

http://www.binnenvaart.be/nl/nieuws/documents/Binnenvaart43_juni2009.pdf<br />

Economisch Netwerk Albertkanaal. 2009. ENA,<br />

http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/planningsprocessen/plpr_ec/ena/ena.html<br />

Centrale Commissie voor de Binnenvaart, 2009. Europese Binnenvaart: Marktobservatie.<br />

http://www.ccr-zkr.org/Files/om/om09I_nl.pdf<br />

Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, 2009. Gedachtewisseling in de Commissie<br />

voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie over "Naiades, actieplan ter bevordering van de<br />

binnenvaart", in het kader van de bespreking van de "Vlaamse vinger aan de Europese Pols”.<br />

Geraadpleegd op 26 augustus 2009,<br />

http://www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/diensteuropa/beleidsdomein/vervoer/binnenvaart/<br />

binnenvaart.html<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2009. A Single Umbrella for Education and Training<br />

Programmes. Geraadpleegd op 15 februari 2010,<br />

http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-programme/doc78_en.htm<br />

Directorate-General for Energy and Transport, 2008. Inland Waterway Transport Funding.<br />

http://www.binnenvaart.be/nl/downloads/documents/funding%20handbook.pdf<br />

Waterslag.org. ECSWA Waterslag. Geraadpleegd op 5 februari 2010,<br />

http://www.waterslag.org/nl/downloads/Executive_Summary_waterslag_fase4.pdf<br />

Buck Consultants International, 2007. Waterslag: Onderzoek naar de Regionaal-Economische Meer-<br />

waarde.<br />

http://www.waterslag.org/nl/downloads/Executive_Summary_waterslag_fase4.pdf<br />

Havenraad.nl. 2008. Range Hamburg-Le Havre. Geraadpleegd op 19 februari 2010,<br />

58


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

http://www.havenraad.nl/images/HLH2001_2007v2_tcm226-215613.pdf<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2009. 30 Priority Axes. Geraadpleegd op 27 februari<br />

2010,<br />

http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/maps/30_priority_axes_en.htm<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2001. White paper: European Transport Policy for<br />

2001: Time to Decide.<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2004. Lanngetermijnvisie voor het Vlaamse Zeehavenbe-<br />

leid. RA-8038-743-15-40<br />

Vlaams Instituut voor de Logistiek, 2008. Extended Gateway Vlaanderen. Logistieke Poort West-<br />

Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg. VIL-series 008.005.<br />

Bureau Voorlichting Binnenvaart, 2006. De Maatschappelijke Betekenis van het Goederenvervoer en<br />

de Binnenvaart 2004-2005.<br />

Amez, B. 2007 Ruimtelijke Economische Analyse van de overslagmogelijkheden langsheen binnen-<br />

vaart in Vlaanderen. Universiteit Gent, faculteit Economie en Bedrijfskunde.<br />

Verenigde Naties, Economic Commission for Europe, Inland Transport Commission. 2008. Trans-<br />

portsituatie in België/2007.<br />

Depuydt, P. 2008. Varkenscyclus dreigt in de scheepsbouw. Kennisinstituut NEA, Nederland.<br />

http://www.nea.nl/_resources/content/963/varkenscyclus.pdf<br />

Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. Alle Kansen voor de Scheepvaart. Waterwegen binnen het<br />

Masterplan.<br />

Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. Masterplan Mobiliteit Antwerpen.<br />

Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel, 2008. Infodossier Projecten Noordoost Antwerpen.<br />

NV De Scheepvaart. De Verhoging van de Bruggen Over het Albertkanaal en de Verbreding van het<br />

Vak Wijnegem-Antwerpen.<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2008. Marktobservatie voor de Europese Binnenvaart.<br />

Belconsulting NV in opdracht van Waterwegen en Zeekanaal NV, 2003. Actualisatie Seine-<br />

Scheldestudie voor het traject Grensleie – Kanaal Gent-Terneuzen.<br />

Belconsulting NV in opdracht van Waterwegen en Zeekanaal NV, 2005. Vervolgstudie Seine-Schelde.<br />

Geïntegreerd Strategisch Plan.<br />

T<strong>Groot</strong><strong>Gedelf</strong>.be. 2007. Technische informatie. Geraadpleegd op 9 maart, 2010.<br />

http://www.tgrootgedelf.be/pageread.php?id=14<br />

Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Verslag Zevende Klankbordgroep Seine-Schelde West.<br />

Naert, F. 2008. De MKBA Seine-Schelde West: Een analyse van de analyse. Universiteit Gent.<br />

Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Haalbaarheidsstudie Seine-Schelde West: Traffiekprognose,<br />

Maatschappelijke Kostenbaten Analyse, Financiering. 8101-519-128-03.<br />

59


<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />

De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />

Promotor: Marc Lambrecht<br />

Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Seine-Schelde West: Resultaten van de Haalbaarheidsstu-<br />

die.D/2008/3241/255.<br />

NEA. 2009.: “Crisis is van lange duur”. Geraadpleegd op 8 februari, 2010,<br />

http://www.schuttevaer.nl/nieuws/actueel/nid12107-nea-crisis-is-van-lange-duur.html<br />

Nea.nl. 2009. Effecten crisis binnenvaart. Geraadpleegd op 8 februari, 2010,<br />

http://www.nea.nl/index.cfm/16,1036,117,html<br />

VlaamsParlement.be, 2008. Vraag om uitleg over de uitbouw van kaaimuren in het hinterland, ge-<br />

raadpleegd op 7 november, 2009,<br />

http://jsp.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/521107.html<br />

Sociaaleconomische raad van Vlaanderen, 2007. Inforapport alternatieve financiering, overzicht en<br />

analyse van de verschillende programma’s, inforapport in aanvulling op het evaluatierapport<br />

over de begroting 2007, stand van zaken 2007.<br />

http://www.serv.be/uitgaven/1098.pdf<br />

Macharis, C. 2008. Watercontainerterminal WCT-Meerhout Vrije Universiteit Brussel.<br />

http://www.rsdelta.eu/en/UserFiles/File/RSD-Deltadag2008/d.namiddagdeel1DD031208.pdf<br />

DeLloyd.be. 2007. Volumegroei noopt TCT tot verdere uitbreiding terminal. Geraadpleegd op 5 ok-<br />

tober, 2009,<br />

http://www.delloyd.be/nieuws/id18931-<br />

Volumegroei_noopt_TCT_tot_verdere_uitbreiding_terminal.html<br />

Wijzers.be. 2009. Gosselin Containerterminal valt in de prijzen! Geraadpleegd op 8 oktober, 2009,<br />

http://www.wijzers.be/2009/03/gosselin-container-terminal-valt-in-de-prijzen/<br />

NiewsbladTransport.nl. 2007. Meer lege containers naar Antwerpen. Geraadpleegd op 8 oktober,<br />

2009,<br />

http://www.nieuwsbladtransport.nl/nieuws/id18106-Meer_lege_containers_naar_Antwerpen.html<br />

HildeCrevits.be. 2009. Kanaal wordt dieper in 2010-2011. Geraadpleegd op 19 februari, 2010,<br />

http://www.hildecrevits.be/nieuw/04pers/persDetail.php?id=1471<br />

NV De Scheepvaart en Provincie Antwerpen, 2009. Strategisch Beleidsplan voor het Kanaal Dessel-<br />

Turnhout-Schoten.<br />

http://www.provant.be/binaries/Strategisch%20beleidsplan%20kanaal%20DTS%2020090206_tc<br />

m7-89451.pdf<br />

Brigitte Grouwels. 2009. ‘Betere Bereikbaarheid in ons Voordeel’. Geraadpleegd op 17 november,<br />

2009,<br />

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=TO29MTU4<br />

60

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!