Zozolala 180

Het afscheidsnummer van Zozolala. Bevat naast de gebruikelijke rubrieken artikelen over 30 jaar Zozolala, Jiro Taniguchi, Kazu Kibuishi, Guy Delisle, David Mazzucchelli's strip Asterios Polyp, interviews met Doug TenNapel, Ivan Adriaenssens en Dave Cooper en een strip van Guy Delisle. Het afscheidsnummer van Zozolala. Bevat naast de gebruikelijke rubrieken artikelen over 30 jaar Zozolala, Jiro Taniguchi, Kazu Kibuishi, Guy Delisle, David Mazzucchelli's strip Asterios Polyp, interviews met Doug TenNapel, Ivan Adriaenssens en Dave Cooper en een strip van Guy Delisle.

GRATIS TWEEMAANDELIJKS ONAFHANKELIJK STRIPINFORMATIEBLAD<br />

OKTOBER / NOVEMBER / DECEMBER 2011 <strong>180</strong><br />

30 jaar <strong>Zozolala</strong>,<br />

Ivan Adriaenssens, Guy Delisle,<br />

Dave Cooper, Kazu Kibuishi,<br />

Asterios Polyp, Jirô Taniguchi,<br />

Doug TenNapel


<strong>Zozolala</strong> winkels<br />

ZozoLala is een onafhankelijk<br />

stripinformatieblad,<br />

uitgegeven door Stichting<br />

Zet.El, dat tweemaandelijks<br />

verschijnt. ZozoLala is gratis<br />

voor de klanten van nevenstaande<br />

stripwinkels.<br />

Alkmaar<br />

Bookers & strippers<br />

Boterstraat 20 - 22<br />

1811 HP / 072 - 512 19 16<br />

www.bookers-strippers.nl<br />

Amsterdam<br />

Fantasia<br />

Gelderlandplein 203<br />

1082 LW / 020 - 64 27 888<br />

www.stripwinkelfantasia.nl<br />

Gojoker<br />

Zeedijk 31a<br />

1012 AP / 020 - 620 50 78<br />

Nou moe!?!<br />

Lindenstraat 1<br />

1015 KV / 020 - 693 63 45<br />

Snoek<br />

Linnaeusstraat 205<br />

1093 EN / 020 - 46 88 109<br />

Antwerpen<br />

Mekanik strip<br />

St. Jacobsmarkt 73<br />

2000 / 03 - 234 23 47<br />

www.mekanik-strip.be<br />

Arnhem<br />

Koningstraat 43<br />

6811 DH / 026 - 442 09 09<br />

www.denoormanstrips.nl<br />

Assen<br />

Plok. Strips en eh…<br />

dinges!<br />

Groningerstraat 71<br />

9401 BJ / 0592 - 31 32 92<br />

www.plok-strips.nl<br />

Beverwijk<br />

•<br />

De stripgek<br />

Begijnenstraat 25a<br />

1941 BR<br />

www.stripgek.nl<br />

Voorplaat<br />

De zwanezang van ZozoLala<br />

door Ben Vranken.<br />

Brugge<br />

Katelijnestraat 42<br />

8000 / 050 - 33 71 12<br />

www.striepclub.be<br />

Delft<br />

Bul Super<br />

Breestraat 18 - 22<br />

2611 RG / 015 - 21 26 097<br />

www.bulsuper.nl<br />

Den haag<br />

Aelix strips en comics<br />

Chasséstraat 71<br />

2518 RW / 070 - 365 07 38<br />

www.aelix.nl<br />

Barelli<br />

Zoutmanstraat 80<br />

2518 GT / 070 - 365 30 70<br />

www.stripwinkelbarelli.nl<br />

Walk In<br />

Herengracht 11<br />

2511 EG / 070 - 36 46 336<br />

www.walkin.nl<br />

Dordrecht<br />

Scheffersplein 1<br />

3311 EJ / 078 - 614 20 12<br />

www.stripwinkel-sjors.nl<br />

Eindhoven<br />

Enschede<br />

De strip-aap<br />

Javastraat 22<br />

7512 ZJ / 053 - 430 52 61<br />

www.stripaap.nl<br />

Goes<br />

Het paard van Troje<br />

Langevorststraat 2<br />

4461 JP / 0113 - 21 46 91<br />

www.paardvantroje.nl<br />

Groningen<br />

Akim<br />

Ulgersmaweg 14<br />

9731 BS / 050 - 54 99 698<br />

www.akim.nl<br />

Colofon<br />

Redactie<br />

Jef Nieuwenhuis, Hans Pols,<br />

Hans van Soest en Gerard<br />

Zeegers<br />

Vormgeving & opmaak<br />

Sigge Stegeman, Rogier van<br />

Neerven, Richard Bos en Frank<br />

Boesveld<br />

Haarlem<br />

Het Avontuur<br />

Gedempte Oude Gracht 72<br />

2011 GT / 023 - 54 27 124<br />

www.stripzaak.nl<br />

Hasselt<br />

Wonderland<br />

Paardsdemerstraat 17<br />

3500 / 011 - 22 82 00<br />

Hoorn<br />

Het gele teken<br />

Grote Oost 35<br />

1621 BR / 0229 - 21 86 23<br />

www.hetgeleteken.nl<br />

Internet<br />

Kampen<br />

De fantast<br />

Burgwalstraat 7<br />

8261 HJ / 038 - 332 03 25<br />

www.de-fantast.nl<br />

Koog aan de Zaan<br />

De 9 e kunst<br />

Zuideinde 7a<br />

1541 CA / 06 - 1533 4667<br />

stripboekhandelde9ekunst.nl<br />

kortrijk<br />

De boekenwolf<br />

Meensesteenweg 18<br />

8500 / 056 - 35 44 98<br />

www.boekenwolf.be<br />

Leiden<br />

Dumpie<br />

Nieuwe Rijn 18<br />

2312 JC / 071 - 512 64 04<br />

www.stripwinkeldumpie.nl<br />

Leuven<br />

Gobelijn<br />

Mechelsestraat 35<br />

3000 / 016 - 23 55 86<br />

www.gobelijn.be<br />

Mechelen<br />

Comic strips<br />

Hoogstraat 11<br />

2800 / 0474 - 49 06 25<br />

www.comic-strips.com<br />

Vaste medewerkers<br />

Toon Dohmen, Peter de Wit,<br />

Mark Horemans en Roel Daenen<br />

Dit keer werkten mee<br />

Vlerk, Lamelos, Doug TenNapel,<br />

Kazu Kibuishi, Ivan Adriaenssens,<br />

David Cooper en Guy Delisle<br />

Druk & Afwerking<br />

Drukkerij Wilco – Amersfoort<br />

De stripkever<br />

Bruulcenter, Bruul 79<br />

2800 / 015 - 21 76 05<br />

www.stripkever.be<br />

Middelburg<br />

Perron 2<br />

Sint Janstraat 9-c<br />

4331 KA / 0118 - 61 41 84<br />

Nijmegen<br />

Houtstraat 59 - 61<br />

6511 JM / 024 - 36 08 181<br />

www.senorhernandez.com<br />

Rotterdam<br />

Donner boeken<br />

Lijnbaan 150<br />

3012 ER / 010 - 413 20 70<br />

www.donner.nl<br />

Yendor<br />

Korte Hoogstraat 16<br />

3011 GL / 010 - 433 17 10<br />

www.yendor.nl<br />

Schiedam<br />

’t Centrum<br />

Korte Singelstraat 20a<br />

3112 GB / 010 - 426 25 84<br />

Tilburg<br />

De stripfanaat<br />

Piusstraat 36<br />

5038 WT / 013 - 58 00 107<br />

www.stripfanaat.net<br />

Turnhout<br />

Tistjen Dop<br />

Paterstraat 96<br />

2300 / 014 - 42 88 29<br />

www.tistjendop.be<br />

Utrecht<br />

Piet Snot<br />

Vismarkt 3<br />

3511 KR / 030 - 231 84 72<br />

www.pietsnot.nl<br />

Strip en lektuurshop<br />

Oude Gracht 194<br />

3511 NR / 030 - 233 43 57<br />

www.stripart.nl<br />

Zwolle<br />

De boekenhalte<br />

Assendorperstraat 103<br />

8012 DH / 038 - 422 10 77<br />

www.boekenhalte.nl<br />

Distributie<br />

Pinceel Stripverspreiding Leuven<br />

(B), Van Ditmar Amsterdam (NL)<br />

Redactieadres<br />

Postbus 344, 3720 AH Bilthoven,<br />

Nederland<br />

Internet<br />

www.zozolala.com<br />

redactie@zozolala.com<br />

In Memoriam<br />

ZozoLala<br />

(1982-2011)<br />

Dertig jaar blaadjes maken.<br />

Dertig jaar ruziën om een<br />

nieuw nummer van de<br />

grond te krijgen. Dertig jaar<br />

oeverloos discussiëren over<br />

de essentie van een goed<br />

beeldverhaal. Dertig jaar<br />

verwaarloosde partners,<br />

vriendinnen en kinderen.<br />

Dertig jaar verbroken relaties.<br />

Dertig jaar juichen als<br />

een van ons weer baanloos<br />

was, zodat hij of zij meer tijd<br />

over had voor ZozoLala.<br />

Dertig jaar vergaderen op<br />

zolderkamertjes met shag,<br />

thee en kaakjes. Dertig jaar<br />

weigeren ons te laten inpakken<br />

door uitgevers met hun<br />

mooie praatjes. Dertig jaar<br />

eigenwijs onze neus ophalen<br />

voor modegrillen en<br />

hypes. Dertig jaar nachten<br />

doorhalen als de deadline<br />

weer overschreden was.<br />

Dertig jaar bijten op een<br />

houtje. Dertig jaar trots zijn<br />

om het zonder subsidie te<br />

kunnen. Dertig jaar lang op<br />

en neer fietsen naar de<br />

copyshop, facturen printen<br />

en doosjes plakken. Dertig<br />

jaar zoveel enthousiaste<br />

medewerkers ontmoet die<br />

ons belangeloos hielpen om<br />

elke twee maanden weer<br />

een interessant tijdschrift te<br />

maken. Dertig jaar lang<br />

geleerd dat winkeliers heel<br />

aardige mensen zijn die<br />

accepteerden dat we hun<br />

verkoopwaar soms tot op de<br />

grond toe afbrandden.<br />

Dertig jaar lang lief en leed<br />

gedeeld met elkaar.<br />

Maar nu is het verhaal uit.<br />

Dertig jaar lang hebben we<br />

het heel graag gedaan.<br />

Iedereen die ons daarbij<br />

geholpen heeft, een welgemeend<br />

dankjewel!<br />

De redactie<br />

Oplage<br />

6.000 exemplaren.<br />

issn<br />

1382 8630<br />

Copyright 2011,<br />

Stichting Zet.El<br />

Overname van artikelen, strips<br />

of illustraties enkel in overleg<br />

met de uitgever.


In de vorige editie kondigden we het al aan en nu is het laatste nummer van<br />

ZozoLala echt een feit. Na <strong>180</strong> nummers stripgeschiedenis te hebben opgete-<br />

kend, geeft de redactie van ’Sneerlands kritischte stripinfoblad’ (zoals het zo<br />

mooi heette op de achterflap van de eerste ZozoLala-klassiekbundel) er de brui<br />

aan. In dertig jaar tijd groeide het blad uit van een studentikoos stencilblaadje<br />

tot het grootste stripinformatieblad van de Lage Landen, met in de hoogtijda-<br />

gen een oplage van meer dan achtduizend exemplaren. Voor één keer, want<br />

nu kan het nog, blikken we terug op onszelf.<br />

Altijd maar weer ruim aandacht voor marginale uitgaven. Nooit eens<br />

een leuk stukje over de nieuwe Blauwbloezen of Suske en Wiske en altijd<br />

weer negatief over bloederige fantasystrips of inwisselbare spionagestrips.<br />

We hebben het de mensen die ZozoLala al die jaren mogelijk<br />

maakten, niet altijd makkelijk gemaakt. Het waren de winkeliers die<br />

ons al die tijd steunden door tegen kostprijs minimaal honderd exemplaren<br />

af te nemen en gratis uit te delen. Slechts sporadisch kwam er<br />

een klacht over de soms venijnige artikelen, die hun klanten niet altijd<br />

aanspoorden naar de winkel te rennen – behalve als er eens een nieuwe<br />

Baudoin of Andreas uit was. Ondanks die spanning tussen sponsoring<br />

door winkels en het enthousiasme van liefhebbers die elke twee maanden<br />

pro deo een nummer vulden met eigenzinnige stripjournalistiek<br />

en zich niet tot ‘leuke stukjes’ lieten dwingen, hebben ZozoLala en de<br />

winkeliers het lang met elkaar volgehouden. Daardoor konden hele<br />

generaties striplezers worden geïnformeerd over strips die boven het<br />

maaiveld uitsteken.<br />

Het omslag en wat kopij van een Stripinfo, de voorloper van ZozoLala<br />

Stripinfo<br />

De nieuwe generatie lezers zal het verhaal over ‘hoe het allemaal<br />

begon’ niet kennen, maar trouwe lezers die het de hele rit hebben<br />

volgehouden – en inmiddels al in de vijftig zijn – kunnen zich<br />

misschien de eerste gestencilde blaadjes nog herinneren. Volgens<br />

Ina Volmer van Stripwinkel de Noorman in Arnhem, bestaan<br />

die lezers echt: „Sommige klanten die onze winkel al vanaf het<br />

begin in 1982 bezoeken, komen tegenwoordig met hun kinderen<br />

en vragen nog altijd naar de ZozoLala.” Volmer begrijpt waarom<br />

ZozoLala verdwijnt, maar blij is ze er niet mee. „Ik zie wel dat het<br />

blad niet altijd meer zo verrassend is. Toch zullen veel klanten<br />

het echt missen. ZozoLala is een instituut en voegt veel toe,<br />

omdat het zo anders is dan andere informatiebronnen. Straks<br />

is er niets meer wat de diepte ingaat, dus ik hoop echt dat jullie<br />

doorgaan met een site.”<br />

Volmer is betrokken bij de oprichting van ZozoLala in Nijmegen<br />

en vertelt over hoe het begin jaren ’80 allemaal begon in de toen<br />

nog Nijmeegse Noorman: „Er waren rond 1980 nog niet zo gek<br />

veel stripwinkels in Nederland. Op het gebied van stripinformatie<br />

was er bijna niets, er was ook nog geen internet. Eric Steffens<br />

runde de Noorman in Nijmegen en wilde de klanten graag<br />

informeren over nieuwe titels. Dat werd een eenvoudig stenciltje<br />

met te verschijnen titels erop en soms wat kort commentaar. Het<br />

stelde ook niet zo gek veel voor, omdat er gewoon maar weinig<br />

uitkwam, zeker vergeleken met nu. Als er in een week een nieuwe<br />

Blueberry én een nieuwe Lucky Luke uitkwam, was dat al heel<br />

wat.”<br />

Al snel wordt de Stripinfo, zoals het stenciltje aanvankelijk<br />

heette, uitgebouwd. Per week staat aangekondigd welke strips er<br />

Een laatste overpeinzing van Vlerk


De ‚StripVoorspelling’ en rechtsonder nog een stukje ‚PrullenBak’ in de Stripinfo<br />

zouden gaan verschijnen. Als de jonge student Peter<br />

Kuipers de winkel binnenloopt en gevraagd wordt<br />

naar zijn mening over het blaadje, antwoordt hij met<br />

de inmiddels legendarische woorden: ‘Een beetje zozolala’.<br />

Een nieuwe naam is geboren en Kuipers mag<br />

aanschuiven om de vormgeving naar een hoger plan te<br />

brengen. Ook medestudent Mat Schifferstein schuift<br />

aan. In januari 1982 verschijnt zo de eerste echte editie<br />

van het tijdschrift ZozoLala.<br />

Trillende vloeren<br />

In de begintijd van ZozoLala begint Steffens nog een<br />

Noorman in Tilburg en start Volmer een Noorman in<br />

Arnhem. In die drie winkels wordt het blad aanvankelijk<br />

verspreid. Schifferstein en Kuipers vullen de<br />

StripVoorspelling aan met artikelen en recensies. Ina kijkt met veel<br />

plezier terug op die tijd: „Het was allemaal behoorlijk hectisch. Ik<br />

was net een winkel begonnen en moest hard werken. Ondertussen<br />

was het leuk om een soort vliegende keep voor het blad te spelen.<br />

Ik herinner me dat ik bij een interview met Prutswerk een ZozoLala<br />

T-shirt aantrok en op m’n kop ging staan voor de foto met de<br />

auteurs.” Het geeft aan dat het blad aanvankelijk minder serieus was<br />

dan mensen nu misschien denken. Maar dat neemt niet weg dat<br />

vooral Mat Schifferstein de ambitie had de ZozoLala naar een hoger<br />

plan te tillen. Schifferstein is nieuwsgierig naar vernieuwers en pioniers.<br />

Al bij het vijfde nummer wordt besloten om het tijdschrift aan<br />

te bieden bij andere winkels. Het wordt een doorslaand succes. Iets<br />

meer dan een jaar later zijn er 29 winkels die ZozoLala verspreiden<br />

en is de oplage gestegen tot 6.500 exemplaren.<br />

Met weemoed denkt Schifferstein terug aan die tijd.<br />

Schifferstein: „De hele redactie studeerde in Nijmegen en het blad<br />

werd in elkaar gezet in het gebouw van studentenvereniging/discotheek<br />

Diogenes. Daar vergaderden we, kletsten we over strips, werkten<br />

we tot diep in de nacht door aan het blad en gingen we daarna<br />

naar het café.” Alles gebeurde nog op de typemachine. Vooral de<br />

StripVoorspelling, volgens Schifferstein ‘de basis van het blad’, kostte<br />

in het pre-internettijdperk veel tijd. „We moesten bij de uitgevers<br />

zeuren om informatie en op het laatste moment er nog eens achteraan<br />

bellen. We deden enorm veel moeite om het overzicht van te<br />

verschijnen boeken compleet te krijgen. Dat is tegenwoordig natuurlijk<br />

achterhaald door internet.”<br />

Niet alleen het vergaderen, ook de vormgeving vond plaats<br />

in de rokerige lokalen van Diogenes. Om ervoor te zorgen dat er<br />

in het hele blad gebruik gemaakt werd van hetzelfde lettertype,<br />

werden alle teksten getypt op de elektrische typemachine die bij de<br />

studentenvereniging stond opgesteld. Medewerkers losten elkaar<br />

af met het typen van kopij. Koud waren de teksten de typemachine<br />

uitgerold, of ze werden uitgeknipt en opgeplakt op twee aan<br />

elkaar geplakte A3-kopieën, met daarop het stramien getekend.<br />

Het inpassen van illustraties en tussendoor gecorrigeerde teksten<br />

en het precies kloppend proberen te krijgen van de pagina’s op<br />

deze onnauwkeurige stramienvellen, zorgden soms voor eindeloos<br />

pas- en meetwerk. Gedreven door perfectionisme kon de vormgeving<br />

zo soms weken in beslag nemen, waarbij de vormgevers niet<br />

zelden nachtwerk verrichtten. Tijdens dansavonden van Diogenes<br />

ging dit zelfs gepaard met trillend parket onder de voeten, door<br />

de beukende bassen in het onderliggende café. In die vroege jaren<br />

’80 is de blauwdruk gevormd voor het blad: onbekende, soms nog<br />

onvertaalde strips onder de aandacht brengen, werk van veelbelovende<br />

amateurs tonen en populaire series op een serieuze,<br />

niet-fanclubachtige manier bespreken. Schifferstein over het begin:<br />

„Het kritische kwam er al snel in. Je sprokkelt overal naar nieuwe<br />

artikelen en kijkt wat er wordt aangeboden. Ik heb zelf moeite met<br />

oppervlakkige strips en wil het liefst over dingen schrijven die me<br />

aanspreken. Daar komen andere mensen op af die dat leuk vinden<br />

en zo werd het een echte studentenclub.” Hij werd soms jaren later<br />

nog door lezers aangesproken die zich stoorden aan iets dat hij had<br />

geschreven.<br />

De kritische toon van het blad kan ook niet los worden gezien<br />

van het tijdsgewricht. Concurrent Stripschrift werd door de studentikoze<br />

hemelbestormers van ZozoLala gezien als een ingeslapen/volkomen<br />

comateus tijdschrift, omdat het destijds maar blééf schrijven<br />

over vergrijsde Nederlandse instituten als Toonder en Kresse.<br />

ZozoLala wilde voorop lopen. ZozoLala had lak aan de gevestigde<br />

orde. Nijmegen was in die jaren het centrum van krakersrellen. Ook<br />

ZozoLala wilde een omwenteling in de stripwereld bewerkstelligen.<br />

De redacteuren beschikten over een eigenwijs doe-het-zelf-ethos.<br />

Er werd niet voor het geld gewerkt, maar voor de lol. En dan deed<br />

je dus gewoon wat je zelf wilde, zodat er na enige tijd ook weer<br />

doodleuk over Kresse werd geschreven. Van het imago van linksig<br />

actieblaadje zijn we echter nooit helemaal afgekomen.<br />

ZozoLala groeit<br />

Mat Schifferstein startte samen met Peter Kuipers onder de vlag<br />

van Stichting Zet.El ook uitgeverij Zet.El. Die was verantwoordelijk<br />

voor de eerste boekuitgaven in de Zeer Luxe Reeks, zoals Cromwell<br />

Stone van Andreas, Lichtspel van Muñoz en Sampayo en De overlevende<br />

van Krigstein. „Ik schreef altijd over Franse boeken die<br />

eigenlijk zouden moeten worden uitgegeven, maar bedacht toen<br />

opeens dat we dat natuurlijk ook zelf konden doen. Dat resulteerde<br />

in de mooiste serie die ik ooit heb uitgegeven. Eind jaren ’80 stopten<br />

Peter en ik met het blad en begonnen we uitgeverij Sherpa. We<br />

Ina Volmer en Willem Ouwerkerk getooid in een <strong>Zozolala</strong> T-shirt, destijds te koop voor ƒ 15,00


waren later wel verbaasd dat er nog zo veel goede<br />

mensen bijkwamen om het blad voort te zetten.<br />

Het hangt of staat allemaal met enthousiasme en<br />

ik snap ook goed dat jullie er nu mee stoppen. Ik<br />

stopte destijds met ZozoLala omdat ik echt helemaal<br />

uitgeschreven was over strips.”<br />

De nieuwe redactieleden kwamen voor een<br />

groot deel uit andere steden dan Nijmegen. De<br />

basis begon zich te verschuiven richting Arnhem.<br />

„Het begon uit elkaar te vallen en het was minder<br />

een gezellige studentenclub. Vaak moesten twee<br />

mensen de kar trekken en daar heb je op een<br />

gegeven moment geen zin meer in.”<br />

Uitgeverij Zet.El is altijd doorgegaan met het<br />

incidenteel uitgeven van boeken. Niet omdat<br />

we een grote uitgeverij wilden worden, maar<br />

omdat we boeken tegenkwamen die anders niet<br />

zouden worden vertaald, of van Nederlandse<br />

auteurs die anders misschien wel erg lang hadden<br />

moeten wachten op een boekuitgave: In de<br />

val, Jeanette van Berend Vonk, Mama van Gnoe,<br />

Net echt van Lewis Trondheim, Kustbewoners van<br />

Benno Vranken, Tot ziens, Deleuze van Martin<br />

tom Dieck en Jens Balzer, Wat Fred niet wist van<br />

Milan Hulsing en Bonk van Olle Berg. Stuk voor<br />

stuk boeken die moeite hadden een Nederlandse<br />

uitgever te vinden, maar zeker niet door gebrek<br />

aan kwaliteit.<br />

Avonturen in Arnhem<br />

Na het afscheid van de medewerkers van het<br />

eerste uur, verhuist de redactie naar Arnhem,<br />

waar boven stripwinkel De Noorman een heus<br />

redactielokaal wordt ingericht. Niet langer is het<br />

tijdens redactievergaderingen een zoete inval,<br />

die daardoor steeds gestructureerder verlopen.<br />

Al snel vormt zich een nieuwe kernredactie, die<br />

ZozoLala enthousiast de jaren ’90 in wil helpen.<br />

De beukende bassen van de beginperiode maken<br />

plaats voor een kritisch en onafhankelijk tijdschrift<br />

met een duidelijk gezicht.<br />

Het stokje wordt na het vertrek van<br />

Schifferstein en Kuipers overgenomen door<br />

onder anderen Carl Bieker. Hij ziet ZozoLala nog<br />

altijd als ‘zijn kindje’ en vindt het vreselijk jammer<br />

dat het stopt. Hij spelt het blad naar eigen<br />

zeggen nog altijd van A tot Z. De vrijheid van<br />

de doe-het-zelfgedachte maakt hem nog altijd<br />

enthousiast: „Ik vond het destijds leuk om over<br />

alles te schrijven wat ik wilde. Lekker veel vrijheid,<br />

leuke mensen om mee samen te werken<br />

en nachtenlang doorhalen op de typemachine,<br />

gewapend met een flesje typex.”<br />

En gezwoegd werd er. De vormgeving ging<br />

nog steeds met de hand. Stukjes losknippen en<br />

op grote stramienvellen plakken. Snel op de fiets<br />

naar de drukker met een stripalbum voor het<br />

laten rasteren van afbeeldingen, om die plaatjes<br />

vervolgens tussen de teksten te plakken. En<br />

als het niet klopte, moest alles weer opnieuw.<br />

Inmiddels was de typemachine vervangen door<br />

WordPerfect 5.1. Dat maakte het aanleveren,<br />

corrigeren en uitdraaien van teksten weliswaar<br />

gemakkelijker, maar er waren vele fietstochtjes<br />

naar de copyshop nodig voor het opnieuw printen<br />

van gecorrigeerde teksten. Bij thuiskomst<br />

bleek er altijd wel weer een typefout over het<br />

hoofd gezien, waarna de tocht weer moest worden<br />

overgedaan. Wie geen computer had, kon<br />

achter de computer van de stichting kruipen.<br />

Dit antieke raspaardje bevond zich in het redactielokaaltje<br />

boven stripwinkel De Noorman. Je<br />

kon er alleen bij tijdens winkeltijden. Zo raakte<br />

redacteur Sigge Stegeman op een zaterdagavond ingesloten, omdat hij<br />

tot na sluitingstijd doorging. Na een zoektocht van collega-redacteur<br />

Mike Leenders werd eigenaresse Ina Volmer in de kroeg gevonden en<br />

werd hij bevrijd. Het vertrek boven de winkel diende overigens vooral<br />

als opslagplaats. De redactievergaderingen vonden plaats bij redacteuren<br />

thuis. De vormgeving voltrok zich deels in drukkerij SSN Nijmegen<br />

en ook deels thuis, waar onder het genot van een jointje en de lokale<br />

kraakzender Radio Rataplan boven een omgekeerde tl-bak de offsetfilms<br />

van het blad werden geretoucheerd.<br />

ZozoLala wordt volwassen<br />

Medio jaren ’90 krijgt het blad een nadrukkelijker journalistieke benadering.<br />

Mike Leenders en Carl Bieker doen een stap terug en een nieuwe<br />

redactie treedt aan. De nieuwswaarde van onderwerpen komt centraal<br />

te staan. Het fanachtige gaat er definitief vanaf. De inzet wordt een volwaardig<br />

journalistiek product af te leveren. De stripwereld verzakelijkt<br />

en dat geldt ook voor ZozoLala. De tijden van typelinten en typex zijn<br />

voorgoed voorbij. Met de komst van Hans van Soest doet de eerste professionele<br />

(aanvankelijk leerling-)journalist zijn intrede in de redactie.<br />

Dankzij de opkomst van e-mail, internet en digitale opmaaktechnieken<br />

kost de opmaak minder tijd. Redacteur Jef Nieuwenhuis haalt zijn<br />

zoon Xander over om het blad te gaan opmaken in QuarkXpress. Later<br />

wordt dat InDesign. Door de digitalisering heeft de redactie definitief<br />

geen eigen lokaal meer nodig. Woonden de<br />

redactieleden<br />

vroeger nog<br />

bij elkaar<br />

in de buurt,<br />

inmiddels is<br />

dat verspreid<br />

over heel<br />

Nederland.<br />

De aanvoer<br />

van kopij en<br />

illustraties<br />

gebeurt digitaal<br />

en de redactie<br />

komt alleen<br />

nog samen met<br />

vergaderingen.<br />

Buitenlandse<br />

medewerkers,<br />

zoals Roel<br />

Daenen, kunnen<br />

ineens<br />

probleemloos<br />

(virtueel)<br />

aanschuiven.<br />

Het zorgt ook voor<br />

een kortere periode<br />

tussen eindredactie<br />

en verschijning en<br />

dat maakt ZozoLala<br />

actueler dan ooit.<br />

Als er een bijzondere<br />

strip van Vittorio Giardino over Praag onder de communisten<br />

verschijnt, brengt ZozoLala diezelfde maand een omslagverhaal.<br />

Redactieleden vergroeien in de loop van de jaren met de stripcultuur: Toon<br />

Dohmen wordt professioneel boekvertaler, Gerard Zeegers is een tijd striprecensent<br />

bij NRC Handelsblad. ZozoLala probeert altijd zo actueel mogelijk te<br />

zijn. Bij de overgang naar het nieuwe millennium brengt ZozoLala een omslag-<br />

De enige echte, onvervalste, authentieke, roemruchte ZozoLala nr. 1<br />

verhaal over Comix 2000, nog voordat de vuistdikke tekstloze stripbundel goed<br />

en wel in de winkels ligt. Interviews met auteurs als Marjane Satrapi verschijnen<br />

tegelijk met de publicatie van hun debuutalbums.<br />

Het redactieteam kent de afgelopen zeventien jaar nog wel mutaties (zo verdwijnt<br />

Paul van Gremberghen, komt Hans Pols erbij en keert Sigge Stegeman<br />

na enkele jaren afwezigheid terug), maar bestaat voor het merendeel uit<br />

doorzetters, oude rotten en niet weg te branden types. Een nieuwe fase begint.<br />

Vergeleken met de tijd waarin het blad zijn eerste voorzichtige edities prijs gaf,<br />

is het striplandschap al behoorlijk veranderd. In het laatste decennium van


Ook Boris ‚Lamelos’ Peeters wilde zijn sentimenten met ons delen<br />

de vorige eeuw werd ZozoLala volwassen in de bloeitijd van de<br />

Nederlandse en Europese stripcultuur. Aan het blad was dat goed<br />

af te zien. Het oogde professioneler, het werd dikker en de oplage<br />

groeide. Maar de recessie in stripland dient zich aan. Ondanks<br />

het enthousiasme van veel striplezers, is de strip de status van<br />

subcultuur nog altijd niet ontstegen. Met het ouder worden van<br />

de stripliefhebbers, haken sommige van hen af en blijkt er niet<br />

voldoende nieuwe aanwas om de stijgende lijn voort te zetten. De<br />

stripmarkt ziet dalende cijfers en reageert voorspelbaar: risicovolle<br />

uitgaven worden geschrapt, populaire uitgaven blijven over<br />

en een verschraling is onvermijdelijk. Uitgeverij Casterman, tot<br />

dan toe een begrip voor de liefhebber van de betere strip, stopt<br />

met haar Wordt Vervolgd Romans en Novellen en draait ook het<br />

gelijknamige tijdschrift, wegens tegenvallende verkoopcijfers, de<br />

nek om.<br />

Met de neus op het nieuws<br />

Gelukkig heeft dit ook positieve gevolgen. Uitgaven in eigen<br />

beheer schieten als paddenstoelen uit de grond. Daartussen ook<br />

veel experimentele uitgaven van kunstenaars en andere passanten<br />

die uitbundig proeven van het medium. Ook de import<br />

neemt toe. Van Amerikaanse strips, maar ook van die uit andere<br />

windstreken, zoals Oost-Europa, Scandinavië en Zuidoost-Azië.<br />

Ontwikkelingen die door ZozoLala niet alleen gesignaleerd, maar<br />

ook omarmd worden. In nummer 77 spreekt de redactie de verwachting<br />

uit dat de Nederlandse stripwereld een nieuwe bloeiperiode<br />

staat te wachten en dat ZozoLala eigenwijs en nieuwsgierig<br />

vooraan wil staan. Het idee om nieuw talent tekstueel én visueel<br />

een podium te bieden, leidt tot een reeks van 62 bijdragen die<br />

meerdere lichtingen nieuwkomers voor het voetlicht haalt, onder<br />

de rubrieksnaam Acacialaan (motto: ‘in elke stad vind je er wel<br />

een’). Op de linkerpagina wordt de debutant geïnterviewd. De<br />

rechterpagina mag hij of zij vullen met een voor de gelegenheid<br />

gemaakte strip. Daar zitten namen bij die later klinkend zullen<br />

worden: Maaike Hartjes, Barbara Stok, Berend Vonk en Matthias<br />

Giesen. Anderen – hoe veelbelovend en getalenteerd ook – lijken<br />

in de vergetelheid te zijn verdwenen: Koen Hottentot, Naam, Ulli<br />

Bürer.<br />

Ook de opkomst van de nieuwe Vlaamse golf gaat niet aan de<br />

rubriek voorbij. Met de opkomst van de stripopleiding<br />

daar, wordt een (uit Nederlands perspectief) jaloersmakende<br />

hausse aan extreem talentvolle auteurs op de<br />

wereld losgelaten: Nix, Kim Duchateau en Lode Devroe,<br />

om er maar een paar te noemen.<br />

Inmiddels is het beeldverhaal verder geëvolueerd tot<br />

een volwaardige kunstvorm. Het min of meer logische<br />

gevolg is dat er een driedeling ontstaat. Enerzijds is<br />

er de ‘literaire’ stripcultuur met talloze bekende en<br />

vernieuwende Europese en Amerikaanse auteurs.<br />

Daarnaast is er nadrukkelijk een middenklasse van<br />

commerciële, overwegend seriële stripproducten.<br />

En er ontwikkelt zich steeds nadrukkelijker een<br />

‘a-commerciële’ stripcultuur van enthousiaste beginners,<br />

jongens van de subcultuur en melige avantgardisten.<br />

De aandacht van de ZozoLala-redactie<br />

richt zich vooral op nieuwswaardige en artistiek<br />

interessante uitersten.<br />

Met dank aan de medewerkers<br />

Hoewel ZozoLala voor een blad over een<br />

grafische kunstvorm opvallend veel tekst in<br />

haar pagina’s stopte, waren het vooral de vaste<br />

stripbijdragen die het blad stilzwijgend smoel<br />

gaven. Edmond Spierts (Hedmonster/Inktvis<br />

Prutduktie/Vlerk) zorgt voor prachtige illustraties<br />

in de rubriek PrikBord. Met ingang van nummer<br />

69 geven Anton Damen en de Jeroen Bosch<br />

onder de Nederlandse stripmakers, Marq van Broekhoven, hun<br />

kijk op de stripverzamelaar in de strip De Collectioneur. Al een<br />

flink aantal nummers zijn op dat moment de belevenissen van<br />

de Pinguïns van Bert van der Meij vast onderdeel van het blad.<br />

Vanaf ZozoLala 82 voorziet Maaike Hartjes in haar typerende<br />

priegelstijl de redactionelen van beeld. Met gejuich omarmt de<br />

redactie het aanbod van Peter de Wit om vanaf ZozoLala 102 de<br />

strip Intussen op de redactie te maken. Vanaf ZozoLala 113 zal ook<br />

Mark Horemans/Rayman zijn intrigerende bijdragen leveren.<br />

Aanvankelijk is het de komische strip Maxomatozus, later het<br />

intrigerende Onomatopeia. Alsof het niet genoeg is, bezorgen<br />

vanaf ZozoLala 130 ook de anarchisten van het stripcollectief<br />

Lamelos de opmakers enige tijd het nodige puzzelwerk.<br />

Bert van der Meijs anarchistische pinguïns hadden<br />

regelmatig moeite met de beperking van het<br />

stripkader. Nadat de redactie een al eerder gepubliceerde<br />

Pinguïn-grap had afgewezen, was de boot<br />

aan. De nimmer om een grafisch antwoord verlegen<br />

Katwijker leverde voor het daarop volgend nummer<br />

79 gags aan waarin de eigenwijze poolkippen<br />

advertenties bekladden, tegen het colofon pisten en<br />

de StripVoorspelling saboteerden. In het redactioneel<br />

van ZozoLala 80 werd Van der Meij daarop krachtig<br />

de deur gewezen. Hoe dat ging, konden de nietsvermoedende<br />

lezers in de rubriek Het Laatste Oordeel<br />

zien: daar werden zij verrast door de aanblik van<br />

met de vliegenmepper platgeslagen pinguïnlijkjes.<br />

De climax van de strijd volgde in het daaropvolgende<br />

nummer: als wraak hadden de pinguïns de laatste<br />

pagina bij het stripgedeelte afgescheurd. Daarvoor<br />

stond de redactie samen met Van der Meij bij de<br />

drukker de totale (!) oplage keurig met malletjes<br />

langs de gewenste lijnen af te scheuren. Achtduizend<br />

nummertjes gingen er van ’s ochtends vroeg tot ’s<br />

avonds laat door onze handen. Alles voor de lezers.<br />

Nog meer voor de voorpret. Lol, dacht we. Maar<br />

het kwam de redactie op geschrokken reacties van<br />

winkeliers en abonnees te staan. Zij dachten met een<br />

productiefout te maken te hebben en stuurden hun<br />

nummers massaal terug.


De laatste jaren<br />

In juli 1998 verscheen tijdens de Stripdagen<br />

Haarlem het honderdste nummer. Daar<br />

moesten we wel een béétje voor sjoemelen.<br />

Het was ook te mooi om waar te zijn: de<br />

moeder van onze jubileumnummers tegelijk<br />

met het meest prestigieuze stripfestival van<br />

de Lage Landen. Omdat we van vals spelen<br />

echter geen seconde minder slapen, besloten<br />

we van ZozoLala 99 de catalogus voor onze<br />

Haarlemse Acacialaan-expositie te maken.<br />

Niet alle lezers namen ons dat in dank af. In<br />

sommige stripliefhebbers schuilt vlak onder<br />

het oppervlak of diep van binnen een neurotische<br />

verzamelaar.<br />

De redactie heeft altijd een haat-liefdeverhouding<br />

gehad met stripbeurzen. De laatste<br />

uren van de zondagmiddag zijn een vergeten<br />

hel van Dante. In den beginne rukte de redactie<br />

nog massaal uit. Breda was vaste prik.<br />

Na verloop van tijd werden de redactionele<br />

teksten over het onderwerp grimmiger en<br />

het animo om twee dagen achter de kraam<br />

te staan vertoonde slijtage. De pretentieuze<br />

(in de goede zin van het woord) Stripdagen<br />

Haarlem zorgde voor nieuw elan en aangename<br />

opwinding en ook Turnhout deed onze<br />

verkilde striphart goed, maar Houten deed<br />

ons definitief de das om. In het redactioneel<br />

viel de term ‘strontvervelend’. Zoals veel<br />

andere standhouders hield ZozoLala<br />

de beursvloer voor gezien. De<br />

metaalmoeheid deed<br />

zich langzamerhand<br />

voelen.<br />

Waar de redactieleden<br />

jarenlang<br />

elkaars teksten<br />

tot op de laatste<br />

komma minstens zo<br />

kritisch fileerden<br />

als de strips<br />

Zomaar twee jubileumnummers<br />

waarover de bijdragen gingen, nam het animo daarvoor<br />

merkbaar af. Steeds vaker had niet meer de hele redactie<br />

tijd om naast echte banen en privéleven een bijdrage te<br />

leveren aan het blad, wat de druk op anderen weer enorm<br />

vergrootte. Want het maken van een blad bestaat niet<br />

alleen uit stukjes schrijven en layouten, maar ook uit<br />

strontvervelende administratieve werkzaamheden en het<br />

elke twee maanden in de enveloppen stoppen van vele<br />

honderden nummers die op het postkantoor verstuurd<br />

worden naar de abonnees. Het werd – de hand in eigen<br />

boezem – tijd om er een punt achter te zetten.<br />

Daar liggen overigens meerdere redenen aan ten<br />

grondslag. De lange jaren met te weinig tijd voor gezin en<br />

privéleven beginnen hun tol te eisen. Maar ook de concurrentie<br />

van onder andere internet begint te tellen. Het<br />

voorhoedegevecht dat ZozoLala altijd heeft willen voeren,<br />

wordt nu door anderen geleverd die niet vastzitten aan<br />

een verschijningsdatum van eens in de twee maanden,<br />

waardoor het voor ZozoLala in de snel veranderende<br />

stripwereld lastig is om nog als eerste een ontwikkeling te<br />

signaleren. Iets waaraan het blad altijd zijn bestaansrecht<br />

heeft ontleend. Dat probleem is nijpender geworden, nu<br />

uitgevers het aantal uitgaven opschroeven om zo omzet<br />

te blijven draaien. Dat valt ongeveer samen met de toegenomen<br />

interesse voor strip in de reguliere media en het<br />

toenemende aantal strips dat literaire uitgevers onder de<br />

ronkende term graphic novel uitbrengen. Kon ZozoLala<br />

voorheen nog aan alle interessante titels aandacht geven,<br />

steeds vaker moeten er gedwongen keuzes worden<br />

gemaakt, waardoor het lastiger is om relevant te blijven.<br />

En tot slot is er de crisis bij de stripspeciaalzaken, waarvan<br />

er steeds meer de afgelopen jaren de kosten moesten<br />

drukken, of zelfs de deuren moesten sluiten. Het wegvallen<br />

van inkomsten in combinatie met de oplopende kosten<br />

voor druk en distributie van ZozoLala maakte dat ons<br />

vrijwilligerswerk ook een stuk minder leuk werd.<br />

Vlammen<br />

Wie onderdeel uitmaakt van een subcultuur, kan natuurlijk<br />

nooit zijn eigen rol of invloed bepalen. We hebben in<br />

de carrière van verschillende stripmakers een rol<br />

gespeeld, maar die waren er zonder ons vast ook<br />

wel gekomen. Toch hebben we dapper ons steentje<br />

willen bijdragen. Door aandacht te besteden aan<br />

stripmakers die volgens ons het verschil maken, hebben<br />

we ongetwijfeld hun vermogen en moed vergroot<br />

om in altijd voorkomende moeilijke tijden door te pakken.<br />

Soms hebben we door boekpublicaties stripmakers<br />

voor het voetlicht gebracht waarna ze bij andere uitgevers<br />

terecht konden. Vaak hebben we de striphorizon van<br />

lezers helpen verbreden. Jullie waardering voor ons blad<br />

blijkt alleen al uit het feit, dat velen van jullie nog altijd<br />

weten met welke ZozoLala het voor<br />

jullie allemaal begon. Alleen dat is al<br />

voldoende loon naar werken. ZozoLala<br />

kon om drie redenen zo lang bestaan:<br />

we hebben er meestal veel schik in<br />

gehad, de winkeliers hebben ons al die<br />

tijd gesteund door het blad gratis weg<br />

te geven en jullie hebben al die tijd<br />

naar onze laatste editie gevraagd en<br />

het blad gelezen. We hebben het zeer<br />

gewaardeerd. Vandaar dat we met dit<br />

laatste nummer nog één keer willen<br />

vlammen met interviews en analyses:<br />

tot de laatste snik. ×


The summit of the gods<br />

Jiro Taniguchi (1947) is een van de eerste Japanse stripmakers<br />

waarvan, lang voordat de mangagolf Europa overspoelt, regelmatig<br />

werk wordt vertaald in het Frans. Als Casterman eind<br />

jaren ’90 een serie manga op de Franse markt brengt is één van<br />

de eerste titels L’homme qui marche, een prachtig, bijna tekstloos<br />

verhaal. Taniguchi’s werk slaat vrijwel meteen aan en er<br />

verschijnen meer titels: Le journal de mon père (Het dagboek van<br />

mijn vader), L’orme du Caucase en Quartier lointain. Voor deze<br />

laatste titel, in het Nederlands verschenen als Herinneringen<br />

ontvangt hij, uitzonderlijk voor een Japanner, in 2003 op het<br />

festival van Angoulême de Alph’art voor het beste scenario.<br />

In 2011 komt de Franse verfilming van Quartier lointain in de<br />

bioscopen. De stripromans van Taniguchi staan aan de basis<br />

van een collectie graphic novels (Ecritures) die Casterman sinds<br />

een jaar of acht uitbrengt. In de zelfde uitvoering verschijnt het<br />

mooiste werk van Taniguchi tegenwoordig ook in Nederlandse<br />

vertaling.<br />

Een verklaring voor het Europese succes van Taniguchi is<br />

dat zijn strips veel meer gemeen hebben met Europese dan<br />

met Japanse strips. Veel elementen die wij associëren met<br />

manga, zoals grote ogen, actielijntjes en kreten in Japanse<br />

tekens, ontbreken in zijn werk of zijn minder nadrukkelijk aanwezig.<br />

Zijn Europese invloeden heeft Taniguchi in interviews<br />

8<br />

Jiro Taniguchi is een van de belangrijkste Japanse stripma-<br />

kers van het moment. Zijn beste werk vindt weerklank tot<br />

ver buiten de Japanse grenzen en sinds 2007 verschijnt het<br />

ook in Nederlandse vertaling, waarbij geheel nieuw werk<br />

wordt afgewisseld met oudere strips. Ze lijken in niets op de<br />

gemiddelde manga die uit Japan komt. Hoogste tijd voor een<br />

nadere kennismaking met ‘zen-tekenaar’ Taniguchi.<br />

door Hans Pols<br />

zelf regelmatig aangehaald: „In de jaren ’70 ontdekte ik in<br />

een importzaak Les dossiers du fantastique, een album van de<br />

Spanjaard Florenci Clavé (1936-1998, red.). Ik voelde mij meteen<br />

aangetrokken door Clavés tekenstijl, realisme, manier van weergeven<br />

van de personages en de rijkdom aan details in de achtergronden,<br />

iets wat in Japanse strips uit die tijd onvoorstelbaar<br />

was. Ik was onder de indruk van zijn tekentalent. Later ontdekte<br />

ik nog talloze andere Franse stripmakers, van wie vooral<br />

Jean Giraud met Blueberry een grote indruk op mij maakte.<br />

Nog weer later ontdekte ik tijdschriften als Pilote, Métal hurlant<br />

en (A suivre). In Japanse strips staat de actie centraal, terwijl<br />

in Europese strips het grafische element bepalend is voor de<br />

manier van vertellen.”<br />

Later verklaart hij in het voorwoord van De magische<br />

berg: „Ik ontdekte gevarieerde stijlen, erg persoonlijk voor<br />

elke auteur, die een grote kracht gaven aan het verhaal en de<br />

beschrijving van intieme gevoelens, wat me bijzonder inspireerde.<br />

Ik begreep de dialogen niet, maar alleen al door de beelden<br />

schepte ik een enorm genot in het ‘lezen’ van deze strips.”<br />

Die ontdekking heeft Taniguchi’s werk blijvend beïnvloed. Het<br />

is onmiskenbaar Japans, maar onderscheidt zich door het ontbreken<br />

van typische manga-clichés en de nadruk die ligt op het<br />

vertellen van een verhaal in beelden.


L’homme qui marche<br />

Alledaagse gebeurtenissen<br />

Maar er is ook een andere verklaring voor Taniguchi’s succes.<br />

De meeste boeken die van hem vertaald zijn, zijn heel persoonlijke<br />

verhalen die uitgaan van alledaagse gebeurtenissen. Voor<br />

veel lezers zijn die heel herkenbaar. Er zijn maar weinig stripmakers<br />

die met hun werk zo dicht bij het leven van hun lezers<br />

blijven.<br />

Jiro Taniguchi begint zijn carrière als striptekenaar halverwege<br />

de jaren ’60 als assistent van Kyuta Ishikawa. Hier leert<br />

hij onder andere het tekenen van wilde dieren. Hij debuteert als<br />

zelfstandige stripmaker in 1971 in het tijdschrift Young comics.<br />

Een bijzonder vruchtbare periode vangt aan als hij tekstschrijver<br />

Sekikawa ontmoet, met wie hij een serie hard-boiled detectives<br />

maakt en The times of Botchan. De verhalen uit die tijd<br />

hebben nog weinig weg van de intieme en persoonlijke verhalen,<br />

waarmee Taniguchi later in Europa en de Verenigde Staten<br />

naam zal maken. Daarmee begint hij in de jaren ’90. Maar hij<br />

blijft ook het meer avontuurlijke genre trouw met bijvoorbeeld<br />

de thriller The quest for the missing girl en het bergbeklimmersepos<br />

The summit of the gods. De stripbundel The ice wanderer geeft<br />

een mooi beeld van de breedte van Taniguchi’s oeuvre, met<br />

enerzijds het tedere Kaiyose-jima en anderzijds natuurdrama’s<br />

zoals The ice wanderer en White wilderness.<br />

In 1992 verschijnt bij Kodansha Aruku hito (L’homme qui<br />

marche). Dit is nog altijd het hoogtepunt in het toch al indrukwekkende<br />

oeuvre van Jiro Taniguchi. L’homme qui marche is een<br />

boek met weinig tekst en een minimum aan plot, waarin we een<br />

man volgen op zijn wandelingen. De alledaagse gebeurtenissen<br />

die hij op zijn weg tegenkomt, worden ware belevenissen<br />

in de gedetailleerde tekeningen van Taniguchi die daarmee eer<br />

bewijst aan de schoonheid van het leven. Het boek betekent<br />

een keerpunt in de carrière van Jiro Taniguchi: vanaf dat<br />

moment zal hij vaker zelf zijn verhalen schrijven en ontwikkelt<br />

hij voor zijn stripromans een soberder stijl met minder arceringen<br />

en meer gebaseerd op de klare lijn. In L’homme qui marche<br />

voert Taniguchi voor het eerst zijn alter ego op: een doorsnee<br />

man van middelbare leeftijd die in dit geval dagelijks een wandeling<br />

maakt waarbij we door zijn ogen kijken en ons met hem<br />

verwonderen over de alledaagse dingen die hij ziet. De korte<br />

hoofdstukken zijn stuk voor stuk kleine meditaties, waarin hij<br />

ons leert om op een andere manier te kijken naar de omgeving<br />

en de kleine dingen die dagelijks om ons heen gebeuren.<br />

„Ik heb de indruk dat van al de dagelijkse bezigheden van<br />

menselijke wezens, rondstappen het meest natuurlijke is,” aldus<br />

Taniguchi. „Ik denk dat de snelheid van het wandelen overeenstemt<br />

met de meest natuurlijke verplaatsing van de mens.<br />

Maar wandelen vereist een zekere ontvankelijkheid. En het is<br />

ook belangrijk af en toe te stoppen. Door traag te wandelen,<br />

kun je zaken ontdekken die je tot dan toe ontgingen. Het zijn<br />

allicht details of kleine gebeurtenissen, maar je voelt je er rijker<br />

door. En als ik me laat meeslepen door mijn enthousiasme,<br />

zou ik zelfs zeggen dat je soms voor zaken komt te staan die je<br />

het plezier om te leven laten voelen. Je kunt nieuwe gevoelens<br />

ervaren bij het zien van gras of stenen langs een pad. Wandelen<br />

biedt toegang tot nieuwe sensaties en gevoelens.” Het poëtische<br />

boek zonder grote gebeurtenissen waarin hij zijn kijk<br />

op het leven reflecteert, bezorgt Taniguchi de reputatie van<br />

zen-tekenaar.<br />

Bij zijn actieverhalen werkt Taniguchi meestal op scenario<br />

van anderen. Wanneer hij zelf een verhaal schrijft, is actie<br />

daarin zo goed als afwezig. „Je kunt manga maken zonder<br />

per se slechteriken ten tonele te voeren of tegen vijanden te<br />

vechten. Als ik zin heb verhalen te vertellen op basis van kleine<br />

dingen in het dagelijks leven, is dat omdat ik belang hecht aan<br />

evenwicht, de onzekerheden die mensen dagelijks beleven, onze<br />

diepere gevoelens in relatie tot anderen. Bovendien boeit het<br />

me die gevoelens zo natuurlijk mogelijk weer te geven. Als je<br />

er dieper op ingaat, kan een verhaal opduiken uit de kleinste,<br />

meest banale gebeurtenissen van elke dag. Op basis van die<br />

kleine ogenblikken creëer dat ik mijn manga.”<br />

9


Herinneringen<br />

L’homme qui marche wordt gevolgd door Het dagboek van mijn<br />

vader. Daarin reist de hoofdpersoon naar het stadje Tottori om<br />

er de begrafenis van zijn vader bij te wonen. Yoichi Yamashita<br />

heeft de band met zijn vader jaren geleden verbroken. Tot zijn<br />

verrassing wordt hij met warmte ontvangen door zijn familie,<br />

die zich heeft verzameld voor de dodenwake. Er worden herinneringen<br />

opgehaald en in de twaalf hoofdstukken die het boek<br />

telt, schetsen de aanwezigen een beeld van Yoichi’s vader. Yoichi<br />

ziet zich hierdoor gedwongen om zijn beeld van zijn vader bij te<br />

stellen en begint te twijfelen of de breuk met zijn vader wel een<br />

juiste beslissing is geweest. Het dagboek van mijn vader is stevige<br />

kost. Een intens en sober verteld verhaal dat zich moeilijk in<br />

een keer laat uitlezen. Taniguchi dwingt je als lezer bijna om<br />

na elk hoofdstuk stil te staan bij de relatie die je zelf hebt met<br />

je ouders. Taniguchi schetst in dit boek een mooi beeld van het<br />

naoorlogse Japan, maar hij roert ook een tijdloos thema aan.<br />

Zoals blijkt uit het nawoord uit 1994 is Taniguchi dan nog niet<br />

zo zeker van zijn kwaliteiten als maker van grafische romans.<br />

„Door de jaren heen leert men zijn wortels waarderen. Pas toen<br />

ik de leeftijd bereikte die mijn ouders destijds hadden, werd<br />

ik voor het eerst ontroerd door hun manier van leven. Ik ben<br />

echter niet zeker dat het middel dat ik gekozen heb om dit uit<br />

te drukken, de strip, in staat is om het buitengewoon abstracte,<br />

innerlijke drama, namelijk de wrok van een zoon tegenover<br />

zijn vader die al sinds zijn jeugd duurt, perfect weer te geven.”<br />

Taniguchi onderschat zichzelf.<br />

Taniguchi’s verhalen bevatten autobiografische elementen,<br />

maar beschrijven lang niet altijd echt een episode uit zijn leven.<br />

Het dagboek van mijn vader is, ondanks de suggestie die de<br />

titel wekt, minder autobiografisch dan Herinneringen uit 1997.<br />

Taniguchi’s populairste boek gaat over een zakenman die aan<br />

het einde van een werkdag en met een kater per abuis de verkeerde<br />

trein neemt. Hij komt niet thuis bij vrouw en kinderen<br />

terecht in Tokio, maar in zijn geboorteplaats. Hij besluit er het<br />

graf van zijn moeder te bezoeken. Op het kerkhof gebeurt er<br />

iets vreemds. De man verandert in een veertienjarige jongen<br />

en is weer terug in 1963. Voor zijn familie ziet hij er ook zo uit,<br />

L’homme qui marche<br />

10<br />

maar innerlijk is hij niet veranderd. Hij kent de toekomst, hij<br />

weet dat zijn vader zal weglopen en langzaamaan vraagt hij zich<br />

af of hij misschien die toekomst kan veranderen. In een aantal<br />

opzichten is hij anders dan hij oorspronkelijk was in 1963: hij is<br />

een kei in sport, de beste leerling van de klas en razend populair<br />

bij de meisjes. Herinneringen is een prachtige strip. Vanaf<br />

de eerste pagina weet Taniguchi je mee te slepen in dit op zijn<br />

eigen leven gebaseerde verhaal. Hij slaagt er steeds beter in om<br />

zijn doel – het vertellen van een boeiend verhaal – uitgaande<br />

van kleine, alledaagse gebeurtenissen te realiseren. „Als ik verhalen<br />

teken over Japanse families, zoals in Het dagboek van mijn<br />

vader, houd ik de structuur van het verhaal heel eenvoudig. Dan<br />

probeer ik, bijvoorbeeld bij de weergave van de emoties van de<br />

personages, elke vorm van overdrijving te vermijden. Ik kies<br />

bewust voor een ingehouden weergave van emoties. Ik probeer<br />

het alledaagse leven zo realistisch mogelijk weer te geven en de<br />

verhalen zo naturel mogelijk te vertellen. Als je minder uitbundige<br />

emoties overtuigend wilt vertolken, zul je ze ook ingetogen<br />

moeten tekenen. Dan moet je vertrouwen op subtiele gezichtsuitdrukkingen<br />

om die emoties over te brengen.”<br />

Terwijl Taniguchi verder werkt aan zijn serie grafische<br />

romans, werkt hij van 1987 tot 1997 ook samen met Sekikawa<br />

aan The times of Botchan. Daarin beschrijft hij een periode uit<br />

de Japanse geschiedenis, de Meijiperiode van 1868 tot 1912.<br />

Taniguchi en Sekikawa baseerden zich voor deze lange strip<br />

op de roman Botchan van Natsume Soseki (1867-1916). Het is<br />

echter geen rechttoe rechtaan verstripping van de roman. De<br />

stripmakers kruipen in de huid van de schrijver en proberen te<br />

reconstrueren hoe hij tot het schrijven van zijn roman kwam.<br />

Ze schilderen Soseki af als een wat neurotische, drankzuchtige<br />

man die behoort tot de elite van een traditioneel land dat veranderde<br />

in een modern industrieland. Taniguchi’s weergave van<br />

dagelijkse handelingen en emoties is perfect, zoals we inmiddels<br />

van hem gewend zijn. Helder en met veel oog voor detail<br />

brengt hij de Meijiperiode tot leven. Hij heeft zich uitermate<br />

goed gedocumenteerd, maar had dat best iets minder mogen<br />

laten blijken. Schrijver Soseki wordt op de voet gevolgd, maar<br />

andere personages komen nauwelijks tot leven. Regelmatig


laten de stripmakers de verhaallijn los voor wéér een uitgebreide<br />

beschrijving van het leven in die tijd, of een ontmoeting met<br />

een historisch personage. Niet dat The times of Botchan hierdoor<br />

saai is, maar door deze overvloed aan historische details komt<br />

de strip nooit echt tot leven.<br />

Berglandschappen<br />

The times of Botcham is niet de enige strip die Taniguchi baseert<br />

op een roman. Hij werkt al jaren aan The summit of the gods,<br />

gebaseerd op een roman van Yumemakura Baku. Hoofdpersoon<br />

is Habu, een kreupele man die zichzelf wil bewijzen dat hij<br />

ondanks zijn handicap alles aankan. Hij dwingt zichzelf te gaan<br />

bergbeklimmen. Hij gaat op zoek naar steeds grotere uitdagingen.<br />

Zijn doorzettingsvermogen maakt van hem een geliefde<br />

en beroemde man. Maar Japan is hem niet groot genoeg. Hij<br />

droomt ervan om als eerste Japanner tot de groten uit de<br />

geschiedenis van het bergbeklimmen te gaan horen.<br />

Habu is geen sympathiek personage. Hij heeft nauwelijks<br />

oog voor zijn medemensen behalve als zij hem kunnen helpen<br />

bij het bereiken van zijn doel. De verteller van zijn verhaal,<br />

Fukamachi, kan gelukkig op meer sympathie rekenen van<br />

de lezer. Taniguchi’s tekeningen van berglandschappen zijn<br />

adembenemend. Ze zijn duidelijk met veel liefde voor deze<br />

ruige natuur getekend. Je kunt bijna stellen dat niet Habu en<br />

Fukamachi de ware hoofdpersonen zijn van The summit of the<br />

gods, maar de bergen zelf.<br />

Berglandschappen spelen overigens opvallend vaak een rol in<br />

de boeken van Taniguchi, bijvoorbeeld in The quest for the missing<br />

girl en De magische berg. Deze liefde voor berglandschappen<br />

en hun wilde natuur is een erfenis uit Taniguchi’s jeugd, die hij<br />

doorbracht in Tottori.<br />

The quest for the missing girl is een detectiveverhaal waarin<br />

bergbeklimmen een belangrijke rol speelt. Een paar dagen<br />

nadat Takesho Shiga het aanbod van een vriend heeft afgeslagen<br />

om mee te gaan op een klimtocht, krijgt hij te horen dat<br />

deze vriend de tocht niet heeft overleefd. Hij voelt zich schuldig<br />

en belooft plechtig om voor de weduwe en de dochter van zijn<br />

vriend te zorgen. Het verhaal begint als Shiga een telefoontje<br />

krijgt van de weduwe die hem vertelt dat haar dochter Megumi<br />

zoek is. Op zoek naar het meisje belandt hij in een schimmige<br />

wereld van bars en nachtclubs met weggelopen kinderen en<br />

volwassenen die op zoek zijn naar jong gezelschap. Beetje bij<br />

The Quest for the Missing Girl<br />

beetje ontdekt hij meer over het lot van Megumi en aan het<br />

einde van zijn speurtocht heeft hij al zijn vaardigheden als<br />

bergbeklimmer nodig om Megumi te bevrijden. The quest for the<br />

missing girl is opgebouwd als een thriller, waarbij de lezer samen<br />

met de hoofdpersoon de stukjes bij elkaar puzzelt. Taniguchi<br />

vertelt het verhaal niet lineair. In flashbacks komen we meer te<br />

weten over de hoofdpersonen. Maar The quest for the missing girl<br />

is niet alleen spannend, het is ook een verhaal over schuldgevoel<br />

en boetedoening en het overbruggen van afstanden, letterlijk<br />

zoals bij het bergbeklimmen, dat in feite symbolisch is voor<br />

het wegnemen van de obstakels die iemands ware gevoelens<br />

voor een ander onthullen.<br />

De meest recente vertaling van een van Taniguchi’s strips<br />

is Een stralende hemel uit 2005. Het verhaal heeft net als<br />

Herinneringen een beetje een vreemd uitgangspunt. In dit geval<br />

begint het verhaal met een ongeluk, waarbij de bestuurder<br />

van een truck, Kubota, de jonge motorrijder Takuya aanrijdt.<br />

Beiden belanden zwaar gewond in het ziekenhuis en alleen de<br />

jongen overleeft het. Maar als hij uit zijn coma ontwaakt, blijkt<br />

dat de geest van de man die hem heeft aangereden nog in zijn<br />

lichaam voort bestaat. Veel te laat, pas na zijn dood, beseft<br />

Kubota dat hij altijd veel te hard heeft gewerkt en daarbij zijn<br />

gezin verwaarloosde. Pas als hij zijn vrouw en kinderen om vergiffenis<br />

daarvoor heeft gevraagd, kan zijn geest rust vinden. En<br />

daarvoor gebruikt hij het lichaam van de jongen. Takuya komt<br />

in een moeilijke situatie terecht. Langzaam krijgt Takuya zijn<br />

eigen geheugen terug, maar de geest van Kubota wil naar zijn<br />

gezin toe om te vertellen dat hij van hen houdt. Takuya gaat<br />

op zoek naar het gezin van Kubota om die boodschap over te<br />

brengen.<br />

Taniguchi’s tekeningen zijn op het eerste gezicht wat stijfjes,<br />

maar bij nadere beschouwing zitten ze heel knap in elkaar. Een<br />

van zijn sterke kanten, het weergeven van emoties in gezichtsuitdrukkingen<br />

komt in dit emotionele verhaal goed naar voren.<br />

Ook het verhaal is complexer en rijker dan het oppervlakkig<br />

beschouwd lijkt. Takuya wordt zich er in dit boek dankzij zijn<br />

eigen herinneringen en die van Kubota van bewust, wat er echt<br />

toe doet in het leven.<br />

Europees avontuur<br />

Nadat er al verschillende strips van hem zijn vertaald in het<br />

Frans, gaat een wens van Taniguchi in vervulling. Hij krijgt de<br />

kans om voor Casterman twee stripalbums<br />

te maken op de Europese manier,<br />

dus op groot formaat en met een harde<br />

kaft. Hij reageert enthousiast.<br />

De magische berg speelt zich af in<br />

het jaar 1967. Als decor kiest Taniguchi<br />

opnieuw voor Tottori, waar hij opgroeide.<br />

Hoofdpersoon Ken-Ichi is elf jaar oud.<br />

Hij woont samen met zijn zusje Sakiko<br />

bij zijn grootouders. Zijn vader leeft<br />

niet meer en zijn moeder moet vanwege<br />

een ernstige ziekte worden opgenomen<br />

in het ziekenhuis. Het gezinnetje leeft<br />

in een dorp dicht bij een enorme rots.<br />

Voor Ken-Ichi en zijn vriendjes is het een<br />

magische berg, een kasteel met mysterieuze<br />

tunnels en een wonderlijke bron. De<br />

jongetjes spelen er vaak, maar ze durven<br />

nooit meer dan een paar passen in de<br />

tunnels te zetten uit angst voor kinderetende<br />

heksen en andere gruwelen.<br />

11


Op een dag, als al zijn vriendjes met hun familie op vakantie<br />

zijn, wandelt Ken-Ichi alleen door de straten van het dorp en<br />

belandt hij in het folkloremuseum. Hier maakt een reuzensalamander<br />

contact met hem. Als Ken-Ichi hem helpt te ontsnappen<br />

en het beest terugbrengt naar de magische berg, zal de<br />

salamander zijn grootste wens vervullen. Ken-Ichi’s grootste<br />

wens is natuurlijk dat zijn moeder blijft leven. Hij bevrijdt de<br />

salamander en ondanks zijn angst voor wat zich daar bevindt,<br />

gaat hij met de salamander en zijn zusje de tunnels in van de<br />

magische berg.<br />

De magische berg is een compact verhaal van ruim zeventig<br />

pagina’s, waarin de belangrijkste thema’s uit bijna al Taniguchi’s<br />

sterk naar voren komen: de liefde voor de natuur, voor het<br />

leven en het koesteren van het kind in jezelf: een kind dat zich<br />

nog kan verwonderen en leeft met een zuiver hart.<br />

Na De magische berg verschijnt De wandelaar. De wandelaar<br />

heeft opnieuw alles wat Taniguchi’s strips zo de moeite waard<br />

maakt: gedetailleerd weergegeven decors, sterk getroffen<br />

gelaatsuitdrukkingen, liefde voor de natuur, warme menselijkheid…<br />

Hoofdpersoon is Uenohara, een veertiger die zijn marketingbedrijfje<br />

redelijk succesvol draaiende weet te houden. Als hij<br />

op een dag een bus mist, besluit hij om naar huis te gaan lopen.<br />

Zo ontdekt hij de vreugde van het wandelen en het wordt bijna<br />

een verslaving voor hem. Al wandelend leert hij de wereld om<br />

hem heen op een andere manier te zien en te waarderen. Maar<br />

hij vindt ook de rust om te reflecteren op zijn eigen leven,<br />

zijn jeugd, zijn vroegere idealen en wat daarvan is geworden.<br />

Dit boek beschrijft acht wandelingen, de dingen die Uenohara<br />

daarbij ziet, de mensen die hij ontmoet en de herinneringen die<br />

een plaats krijgen in zijn leven. Daardoor is het gelukkig geen<br />

herhalingsoefening geworden, maar eerder een verdieping van<br />

de thematiek die Taniguchi eerder in L’homme qui marche heeft<br />

uitgewerkt.<br />

In 2006 maakt Taniguchi zijn meest autobiografische verhaal:<br />

Een dierentuin in de winter gebaseerd op zijn eerste jaren<br />

als striptekenaar en de mangawereld in de jaren ’60. Het is<br />

1966 en Hamaguchi werkt bij een textielhandelaar. Hij hoopt<br />

ooit ontwerper te worden, maar mag zich vooral bezighouden<br />

met het chaperonneren van de dochter van zijn baas. Hij zegt<br />

zijn baan op en vertrekt naar Tokio om daar te gaan werken als<br />

assistent van de beroemde mangaka Shiro Kondo. Het is aardig<br />

Een dierentuin in de winter<br />

12<br />

om Een dierentuin in de winter te vergelijken met A drifting<br />

life van Yoshihiro Tatsumi. Ook Tatsumi maakte een strip<br />

over zijn beginjaren als striptekenaar. Daar zit wel twintig jaar<br />

tussen. Terwijl Tatsumi zichzelf neerzet als een jonge idealist<br />

die de Japanse strip wil vernieuwen, is Taniguchi’s alter ego<br />

Hamaguchi meer een levensgenieter die geniet van zijn jeugd<br />

in het artistieke milieu en het uitgaansleven van Tokio in die<br />

jaren.<br />

De wijsheid kwam bij Taniguchi met de jaren, zullen we maar<br />

zeggen. In zijn grafische romans wil Taniguchi met zijn lezers<br />

delen wat hij heeft geleerd door terug te kijken op zijn eigen<br />

jeugd. Hij gelooft dat voor wie bewust leeft, geen dag het zelfde<br />

is. Er gebeurt elke dag iets waarover je je kunt verwonderen.<br />

Maar hij is ook een levensgenieter gebleven, die met veel liefde<br />

voor de mens en de natuur zijn beroep uitoefent. Als je ervoor<br />

open staat, weet Taniguchi je er steeds opnieuw van te doordringen<br />

hoe mooi de wereld is en dat het leven de moeite waard<br />

is om te leven. Zijn werk zet je aan het denken, soms lopen de<br />

emoties hoog op, maar steeds opnieuw ben je na het lezen van<br />

zijn boeken net iets gelukkiger dan daarvoor. ×<br />

The Walking Man<br />

Selectieve bibliografie<br />

The Walking Man – Fanfare / Ponent mon 2004<br />

The Times of Botchan – Fanfare / Ponent mon<br />

(4 delen sinds 2005, serie nog niet compleet)<br />

De magische berg – Casterman 2007<br />

The Ice Wanderer and Other Stories – Fanfare Ponent mon 2007<br />

The Quest for the Missing Girl – Fanfare Ponent mon 2008<br />

De wandelaar – Casterman 2008<br />

Herinneringen 1 en 2 – Casterman 2009<br />

Een dierentuin in de winter – Casterman 2009<br />

The Summit of the Gods – Fanfare / Ponent mon (3 delen sinds<br />

2009, serie nog niet compleet)<br />

De tedere jaren 1 en 2 – Casterman 2010 / 2011<br />

Mijn jaar 1: Lente – Dargaud 2010 (serie nog niet compleet)<br />

Het dagboek van mijn vader – Casterman 2011<br />

Een stralende hemel – Casterman 2011


Mummies in het<br />

hiernamaals & een T-rex<br />

als huisdier<br />

Alle zwart-wit illustraties zijn afkomstig uit Tommysaurus<br />

Rex, de ingekleurde illustraties komen uit Geestenburg<br />

In 1994 krijgt visual artist Doug TenNapel de kans om Earthworm<br />

Jim, een door hem verzonnen personage, uit te werken tot een compu-<br />

terspel. Twee jaar later volgt The Neverhood, een avonturenspel dat in<br />

zijn geheel bestaat uit klei-animaties. Door de geweldige sfeer, humor<br />

en ongebreidelde fantasie wordt het binnen de kortste keren een cul-<br />

thit. Met een aantal elementen uit The Neverhood in het achterhoofd<br />

maakt TenNapel vervolgens Gear, zijn eerste stripalbum. Hij is gelijk<br />

verknocht aan het medium en brengt sindsdien met de regelmaat van de klok nieu-<br />

we albums uit. In Nederland bleef zijn werk nagenoeg onopgemerkt, totdat uitgeverij<br />

Silvester deze zomer met een uitgave van Geestenburg op de proppen kwam en<br />

Tommysaurus Rex alvast aankondigde.<br />

door Sigge Stegeman<br />

HET UNIEKE UNIVERSUM<br />

VAN DOUG TENNAPEL<br />

Behalve met strips en computerspellen hield TenNapel (1967) zich de afgelopen jaren ook<br />

bezig met het maken van kinderboeken, (animatie)films, tekenfilmseries en muziek. Toch is de<br />

strip het medium dat hij, naar eigen zeggen, het meeste lief heeft. Omdat hij er het meeste<br />

plezier aan beleeft, strips geen groot budget vragen, hij ze in zijn eentje kan maken en omdat<br />

ze hem zoveel vrijheid bieden. Tien albums heeft hij tot nu toe gemaakt en zijn elfde – de<br />

gedrukte variant van Ratfist, zijn eerste internetstrip – ligt inmiddels bij de drukker. Op de<br />

vraag hoe hij zichzelf zou willen omschrijven, antwoordt hij „Ik ben een verhalenverteller.” En<br />

dat treft, want daar blinkt hij in uit.<br />

Wie voor het eerst een verhaal van Doug TenNapel leest, zal zich verbazen over het gemak<br />

waarmee de meest onwaarschijnlijke thema’s door elkaar worden gehusseld, zonder dat je als<br />

lezer het gevoel krijgt dat het teveel wordt. Vraatzuchtige dinosaurussen als huisdier, insectoïde<br />

monsters uit andere dimensies, muterende dieren en reusachtige robots… ergens halverwege<br />

het verhaal overvalt je altijd weer dat moment, waarop je beseft iets volstrekt unieks te lezen.<br />

13


Waar komt zijn fascinatie voor dit soort<br />

buitenissige thema’s vandaan?<br />

„Stel je die vraag nou serieus?! Dat<br />

zijn toch de dingen waarom tekenaars<br />

strips maken! Ik ben gek op robots,<br />

aliens, amfibieën, insecten, monsters,<br />

geesten, magie… Het zijn symbolen<br />

van al die wonderen waar de mens zich<br />

altijd het hoofd over heeft gebroken.<br />

Met dergelijke onderwerpen komen de<br />

verhalen vanzelf. Ik zou wel gek zijn om<br />

er geen gebruik van te maken! Ik ben<br />

trouwens een enorme fan van biologie<br />

en herpetologie (studie van reptielen en<br />

amfibieën, red.) Ik heb mijn eigen aquarium<br />

met salamanders en probeer het de diertjes naar de zin te<br />

maken in de hoop dat ze zich zullen voortplanten.”<br />

TenNapels grootste wapens in het vermaken van de lezer, zijn de<br />

snelheid en humor in zijn verhalen. Dankzij zijn tekenwerk komen<br />

deze goed tot hun recht. Zijn timing en expressies zijn nagenoeg<br />

perfect. Maar TenNapel is geen platte moppentapper. Zijn verhalen<br />

zijn behalve grappig en verrassend ook spannend en bevatten<br />

altijd een zekere boodschap. Want TenNapel wil niet alleen vermaken,<br />

hij wil ook graag zijn kijk op de wereld delen met zijn publiek.<br />

Geestenburg bevat bijvoorbeeld allerlei allegorische elementen. Wie<br />

het blog van TenNapel leest, merkt dat hij zich druk maakt over veel<br />

meer onderwerpen dan die in zijn verhalen. Het roept de vraag op,<br />

of hij nooit de behoefte heeft gevoeld om ook eens een serieus<br />

album te maken.<br />

„Ik overweeg het wel eens, maar ik vraag me af wie dat zou<br />

willen lezen. Ik merk nu al dat als ik een keer de diepte in ga, de<br />

hele stripwereld over me heen valt. Ik ben christen. Dat is onderdeel<br />

van wie ik ben. Het vormt een drijfveer voor de verhalen<br />

die ik vertel en de manier waarop ik dat doe. Ik vind het niet<br />

noodzakelijk om mijn geloof letterlijk aan te halen om er van te<br />

getuigen. Mijn overtuiging begon immers niet in de kerk, maar<br />

in een rivierbedding, toen ik als jongetje mijn handen in de modder<br />

stak en voor het eerst een salamander mocht aanschouwen.<br />

Het is dát geloof, die verwondering dat onderdeel uitmaakt van<br />

mijn verhalen.<br />

Toen in 2003 Creature Tech uitkwam (TenNapels tweede album<br />

en zijn doorbraak in de Verenigde Staten, red.) werd het door sommige<br />

mensen afgeschilderd als een fundamentalistisch pamflet.<br />

Alle stripforums stonden er bol van en al snel trok de aanwezigheid<br />

van christelijke thema’s in mijn werk een scheidslijn tussen<br />

mensen die open staan voor andere meningen en mensen die<br />

dat niet doen. Het verbaasde me overigens niet, zo werkt het<br />

nou eenmaal bij sommige mensen. Wat me wel verraste, was het<br />

aantal niet-christelijke lezers dat Creature Tech geweldig vond.<br />

Dat bleken er heel veel te zijn. Het laat zien dat, als je niet op een<br />

heksenjacht uit bent, er nog heel wat te genieten valt.”<br />

14<br />

Van alle verhalen die TenNapel tot nu toe maakte, bevat Creature Tech<br />

inderdaad de meest expliciete verwijzingen naar de christelijke leer.<br />

In de verhalen die daarop volgden, waren dergelijke verwijzingen niet<br />

alleen minder zichtbaar, maar vaak zelfs<br />

volledig afwezig. Blijkbaar heeft hij zich de<br />

kritiek toch aangetrokken.<br />

„Ik heb niet de intentie om mijn publiek van mij te vervreemden.<br />

Lezers moeten zich niet knarsentandend door mijn verhalen<br />

heen worstelen. Ik maak het liefst strips die lezers doen verzuchten<br />

dat ze ze met plezier gelezen hebben. Dat is ook de reden<br />

waarom ik mijn verhalen tegenwoordig laat inkleuren. Ik ben<br />

een liefhebber van zwart-wit. Naar mijn mening heeft een goede<br />

tekening eigenlijk geen kleur nodig. Maar met kleurenalbums<br />

bereik je nu eenmaal een groter en breder publiek. Je kunt met<br />

kleur ook een hoop sfeer toevoegen, die je niet kunt bereiken met<br />

louter zwart-wit. Daarom zou ik ook graag mijn oude verhalen in<br />

kleur laten herdrukken. Ik zie Iron West al voor me in sepiatinten,<br />

als een echte roestige, stoffige western. Alleen Black Cherry zou ik<br />

graag zwart-wit laten.<br />

Ik denk dat ik ooit nog wel eens verhalen zal schrijven voor<br />

een ander publiek. Ik heb ideeën voor verhalen zonder fantasyelementen,<br />

die wat serieuzer zijn – al denk ik dat elk genre wel<br />

wat humor kan gebruiken. Wie weet, maak ik ooit nog wel eens<br />

een romantische komedie.”<br />

De christelijke thematiek, voor zover die aanwezig is, stoort niet.<br />

Sterker nog, vaak zitten TenNapels verhalen zo volgepakt met fantastische<br />

en seculiere elementen, dat je je afvraagt of niet juist religieuze<br />

lezers er aanstoot<br />

aan zullen nemen.


Geestenburg gaat bijvoorbeeld over een jongetje dat per toeval terecht<br />

komt in een voorportaal van het hiernamaals. In deze wereld lopen<br />

niet alleen overledenen rond, maar ook mummies, skeletten en insectachtige<br />

monsters. Er vind een machtsstrijd plaats en een zekere Joe<br />

leidt het verzet. Joe doet sterk denken aan Jezus, ook al heeft hij een<br />

zwarte huidskleur en is hij zeker niet almachtig. In de webcomic Ratfist<br />

schuurt het nog duidelijker. Daarin verzucht de hoofdpersoon op zeker<br />

moment: ‘Waarom blijkt God uiteindelijk toch altijd aan de kant van<br />

de Duivel te staan?’ Een uitspraak die je niet direct verwacht van een<br />

christelijke auteur.<br />

„Ik wordt elke dag met religieuze vragen geconfronteerd:<br />

waarom zijn we hier? Wat is de aard van God, de mens en de<br />

natuur? Wat zou een christen doen als hij een weerwolf was? Dat<br />

zijn vragen die mij bezighouden. Die moet je niet wegstoppen,<br />

daar moet je verhalen over maken! Ik vind het veel interessanter<br />

om te weten wat Spider-Man vindt van scientology, dan wat hij<br />

vindt van Doctor Octopus!<br />

Het feit dat je niet verwacht dat christelijke auteurs zich met<br />

dergelijke onderwerpen bezighouden,<br />

zegt iets over het christendom vandaag de dag. Het zal je<br />

nog verbazen als je eens wist welke auteurs er allemaal christelijk<br />

zijn. Maar ik ben bang dat veel van hen een nogal bloedeloze<br />

vorm van geloof aanhangen. Een soort atheïsme met een kruis<br />

erop geplakt. Of ze zijn wel degelijk overtuigd, maar vinden<br />

dat hun geloof iets persoonlijks is dat ze niet openbaar moeten<br />

maken. Als je het mij vraagt, doen ze zichzelf en hun publiek te<br />

kort. Ik denk overigens dat de fantasy-elementen in mijn verhalen<br />

uitstekend passen bij dat christelijke gedachtegoed. Ik geloof<br />

immers in een entiteit die mensen uit de dood doet herrijzen.<br />

Dus personages als Sauron, Harry Potter en de Witte Heks sluiten<br />

prima aan bij mijn geloof in het immateriële.<br />

Geloof me, ik ben geen voorbeeldig christen. Ik ben een<br />

schoffie. Maar Christus zit in me, bij alles wat ik doe en dus ook<br />

bij het maken van strips. Het is niet logisch hem daar niet bij te<br />

betrekken, uit angst mensen voor het hoofd te stoten. Als ik Bone<br />

lees, zie ik de Oosterse levensovertuiging van Jeff Smith. Als ik<br />

Calvin & Hobbes lees, zie ik het liberale gedachtegoed van Bill<br />

Watterson. Wie mijn verhalen leest, vindt daarin mijn christelijke<br />

overtuiging.”<br />

Die opmerking in Ratfist, over hoe God altijd aan de kant van<br />

de Duivel blijkt te staan, heeft overigens wel een paar boze reacties<br />

opgeleverd van christelijke lezers. Ik wilde duidelijk maken<br />

hoe de mens slachtoffer is van zijn eigen godsbeeld. We construeren<br />

onze eigen god en zijn geschokt als blijkt dat hij soms aan<br />

andermans zijde staat. Je hoort wel eens zeggen: ‘Ik kan geen<br />

god volgen, die zoveel ellende in de wereld toestaat.’ Ik kan dat<br />

wel, als vaststaat dat die god bestaat. Ik ben niet geïnteresseerd<br />

in een god die het product is van de tijdgeest, één ware god volstaat<br />

voor mij. Die zin in Ratfist is niet alleen grappig bedoeld,<br />

hij zet ook de wereld van de hoofdpersoon op zijn kop. Hij heeft<br />

dus een duidelijke functie. Het zou toch verschrikkelijk zijn als ik<br />

zo’n zin weg zou laten om mensen niet voor het hoofd te stoten?<br />

Ongeacht of ze nou atheïst of christen zijn.”<br />

TenNapel neemt gedurende het interview geen blad voor de mond<br />

en lucht graag zijn hart. Net zoals ook zijn blog getuigd van een uitgesproken<br />

mening en een sterke eigen wil. Het is een opvallend contrast<br />

met de twijfelende, stuntelende mannen die hij regelmatig naar voren<br />

schuift als hoofdpersoon.<br />

„Ik schrijf graag over conflicten. Als het verhaal begint, moeten<br />

mijn personages in een bepaalde innerlijke strijd verwikkeld<br />

zijn. Aan het eind zullen ze iets bereikt of ontdekt hebben, waardoor<br />

hun overtuiging en wilskracht gesterkt is. Tegen die tijd<br />

lijken ze meer op mij.”<br />

Ratfist is zojuist voltooid. Het is<br />

TenNapels eerste webcomic en<br />

beslaat gelijk 150 (gratis online te<br />

lezen) pagina’s in full colour. Beviel<br />

het?<br />

„Webcomics zijn een uitstekend<br />

medium om mijn verhalen<br />

aan de man te brengen. Ik had<br />

bovendien veel meer plezier tijdens<br />

het maken van Ratfist dan<br />

ik van tevoren had verwacht. Ik<br />

wilde gelijk een tweede maken,<br />

genaamd Big Foot for Hire, maar<br />

het kwam niet uit qua geld en tijd.<br />

Maar in de toekomst zal ik zeker<br />

nog eens een webcomic maken.”<br />

Een bijzondere plek in het oeuvre<br />

van Doug TenNapel wordt ingenomen<br />

door het computerspel The Neverhood. Het was een uniek<br />

avonturenspel, want geheel gemaakt met klei-animaties. De humor, de<br />

muziek en de prachtige animaties maakten het tot een cult-klassieker.<br />

Meer dan vijftien jaar later kun je nog altijd YouTube filmpjes en zelfs<br />

hele websites vinden, gewijd aan The Neverhood.<br />

„The Neverhood is nog altijd mijn grootste trots. Die wereld is<br />

tijdloos en zal daarom ook de tand des tijds doorstaan, daar ben<br />

ik van overtuigd. Niet dat iemand het spel over honderd jaar nog<br />

kent, maar mochten ze het tegen die tijd nog eens bekijken, dan<br />

zal het niet aan waarde en betekenis hebben ingeboet. Ik heb<br />

maar weinig werk gemaakt waar ik dat van durf te zeggen. Die<br />

aanhoudende populariteit is het bewijs dat je als kunstenaar iets<br />

goed hebt gedaan, dat je iets waarachtigs hebt gemaakt. In zekere<br />

zin zou ik willen dat al mijn werk zo relevant kon zijn.<br />

Ik zou erg graag weer eens teruggaan naar die wereld. Sterker<br />

nog, het hele oorspronkelijke team zou graag een versie maken<br />

voor hedendaagse computers en telefoons, voor een nieuwe<br />

generatie spelers. Eén van de oorspronkelijke programmeurs<br />

wil de leiding voor het project wel op zich nemen. Maar praten<br />

over spellen en het verzinnen van goede ideeën is iets heel<br />

anders dan het samenstellen van een team, het opzetten van een<br />

bedrijf, het lospeuteren van een budget en het opstellen van een<br />

bedrijfsmodel. Als we het doen, moet het wel lonend zijn voor<br />

alle betrokkenen.” ×<br />

Doug TenNapel heeft een eigen website: tennapel.com. Ratfist ook: ratfist.com.<br />

15


In Amerika is Kazu Kibuishi voor veel stripliefhebbers het<br />

boegbeeld van een nieuwe generatie tekentalent, maar hier<br />

in Nederland hebben nog maar weinig mensen van hem<br />

gehoord. Scott McCloud, auteur van Understanding Comics,<br />

vindt zijn tekenkunst zó bewonderenswaardig, dat zijn<br />

handen pijn gaan doen als hij er naar kijkt. Kazu lijkt er<br />

zelf niet onder te lijden en legt net de laatste hand aan het<br />

vierde deel van Amulet. Een fantasy-epos waarvan elk deel<br />

minstens 200 van die pijnlijk mooie pagina’s telt. In<br />

Nederland is het eerste deel van Amulet vorig jaar versche-<br />

nen bij uitgeverij Silvester.<br />

door Hjalmar Haagsman<br />

De in Tokio geboren Kazu Kibuishi (1978) vertrok naar de Verenigde<br />

Staten om filmtechnieken te studeren aan de universiteit van Santa<br />

Barbara, maar kwam er na een korte carrière als reclamefilmmaker<br />

achter dat hij liever strips maakte. Hij brak door met zijn webcomic<br />

Copper. Kibuishi is getrouwd met illustratrice Amy Kim Ganter, heeft<br />

een dochtertje en werkt nu aan verschillende tekenprojecten tegelijk.<br />

Toch gaat hij niet gebukt onder de grote hoeveelheden werk. „Ik mag<br />

zelf kiezen wat ik maak, mag de verhalen vertellen die ik belangrijk vind<br />

en dat alles volgens mijn eigen werkschema. Het is moeilijk om niet<br />

gemotiveerd aan het werk te blijven! Sinds mijn dochter Juni geboren<br />

is, werk ik wat minder in de studio. Daardoor probeer ik sneller en harder<br />

te werken om de verloren tijd goed te maken.”<br />

Amulet<br />

Amulet gaat over Emily, haar broertje Navin en hun moeder, die<br />

hun vader verliezen bij een auto-ongeluk. Ze vinden een amulet in<br />

Copper<br />

16<br />

het huis van hun verdwenen opa en komen daarmee in een andere,<br />

ondergrondse wereld terecht. Deze wereld zit vol pratende dieren,<br />

huizenhoge robots, kwaadaardige elfen en betoverende uitzichten. De<br />

amulet blijkt een machtig voorwerp te zijn, die voorheen door hun opa<br />

bewaakt werd. Het is aan Emily en haar familie om deze taak over te<br />

nemen en – als het even kan – een weg naar huis te vinden.<br />

Het verhaal zit vol kleine details, kleurrijke figuren en opzwepende<br />

actiescènes. De vraag is waar hij de inspiratie vandaan haalt. „Ik ben<br />

altijd enorm geïnspireerd geweest door de films van Hayao Miyazaki<br />

(Spirited Away, Ponyo, red.) en de strips van Jeff Smith (Bone, red.),<br />

maar de meeste elementen in mijn verhalen zijn geïnspireerd door<br />

mijn eigen leven. Veel van de fantasy-elementen zijn metaforen voor<br />

alledaagse ervaringen. De reis van Emily en Navin is nauw verbonden


met mijn eigen levenswandel. In<br />

Amulet worden de twee kinderen<br />

min of meer gedwongen om<br />

volwassen verantwoordelijkheden<br />

op zich te nemen. Ook mijn broer<br />

en ik moesten een stuk sneller<br />

volwassen worden dan we hadden<br />

verwacht. We hebben gelukkig niet<br />

met monsters hoeven vechten,<br />

maar vrijwel direct na onze studies<br />

werden wij de voornaamste<br />

broodwinners van de familie en<br />

gaven we financiële steun aan onze<br />

ouders en zusjes. Het was voor<br />

ons een bijzondere ervaring en<br />

die wilde ik graag delen met een<br />

groter publiek.”<br />

Dat wil echter niet zeggen dat<br />

het hele verhaal van tevoren in<br />

detail is uitgedacht. „De rode draad in het verhaal werk ik van tevoren<br />

helemaal uit, omdat ik anders niet snel genoeg kan doorwerken als<br />

ik eenmaal aan het tekenen ben. Maar wanneer ik met een specifieke<br />

scène bezig ben en in detail dialoog en tekeningen uitwerk, kan er<br />

nog van alles gebeuren. Zo merkte ik tijdens het verhaal dat Emily<br />

een tegenstander nodig had die zich op haar niveau bevond. De<br />

Elfenkoning (de grote boosdoener, red.) is een soort natuurkracht,<br />

die staat te ver van haar af. Dus ging ik op zoek naar een vijand die<br />

meer een soort tegenpool is van Emily. Iemand die in veel opzichten<br />

hetzelfde is als zij, maar andere keuzes gemaakt heeft in zijn leven. Een<br />

groot deel van het vierde boek is gewijd aan die figuur.”<br />

Flight<br />

Behalve stripmaker is Kibuishi ook de samensteller van de serie Flight,<br />

een periodieke bloemlezing waarin verschillende aanstormende<br />

en gevestigde talenten korte verhalen publiceren. Flight is in 2004<br />

begonnen als de collectieve wens van een<br />

groep jonge tekenaars om een podium te creëren<br />

voor nieuw talent. Onder hoofdredactie van<br />

Kazu verzamelden ze verhalen die eenzelfde<br />

sfeer uitademden, toegankelijk getekend waren<br />

en zonder uitzondering van hoge kwaliteit.<br />

Kibuishi voorzag het geheel tenslotte van een<br />

omslag. Flight werd – in tegenstelling tot de<br />

meeste andere bloemlezingen – een groot succes.<br />

Het liet zien waar eenvoudige stripverhalen<br />

toe in staat waren.<br />

De artiesten<br />

voor Flight<br />

zijn voornamelijk<br />

gekozen door Kazu Kibuishi. „Het<br />

zijn meestal vlotte verhalenvertellers,<br />

met sterke ontwerp- en tekenvaardigheden.<br />

Voor nieuwe bijdragen<br />

zoek ik vooral naar auteurs wier werk<br />

het zelfde gevoel uitdraagt als de<br />

verhalen die al eerder in Flight gepubliceerd<br />

zijn. De auteurs krijgen allemaal<br />

volledige vrijheid. En omdat de<br />

meeste tekenaars twintigers zijn, zijn<br />

de meeste verhalen gericht op hun<br />

eigen belevingswereld. De meeste<br />

verhalen worden oorspronkelijk voor<br />

Flight gemaakt, maar er zijn ook uitzonderingen,<br />

zoals Doug TenNapels<br />

Solomon Fix. Ik ben op alle artiesten<br />

even trots, maar Michael Gagnés Saga of Rex<br />

dat zojuist in gebundelde vorm is verschenen<br />

en Jason Caffoes verhaal Sentinels zijn toch<br />

wel mijn favorieten.”<br />

Nieuwe paden<br />

Nu, na het achtste deel van Flight, is het tijd<br />

voor wat anders. „Toen we begonnen, waren<br />

getekende verhalen zoals wij die maakten<br />

nog zeldzaam, maar nu zie je het steeds meer.<br />

Ik was laatst bij een lezing van Moebius – een<br />

van mijn favoriete artiesten – en daar sprak<br />

hij over Métal Hurlant, een van mijn grootste<br />

inspiratiebronnen voor Flight. Moebius wees<br />

erop dat een revolutie nooit routine mag worden<br />

en dat Métal Hurlant daarom uiteindelijk<br />

ten onder is gegaan. Ook Flight voelt na acht<br />

jaar als routine. Dit is dan ook het laatste deel<br />

in deze vorm. We zijn nog steeds even gemotiveerd<br />

om jonge, getalenteerde creatievellingen een podium te geven<br />

voor hun persoonlijke verhaal, maar het is tijd om Flight in een nieuwe<br />

richting te sturen.”<br />

En wat die richting dan mag zijn? „Ik ben nu met verschillende<br />

Flight-achtige projecten bezig. Een daarvan is een nieuwe serie<br />

genaamd Explorer, in de geest van Flight. Het gaat een andere richting<br />

op dan Flight Explorer (Een editie van Flight, gericht op kinderen, red.)<br />

en elk nummer zal een centraal thema hebben. De eerste zal volgend<br />

jaar worden uitgegeven door Abrams ComicArts en het thema is The<br />

Mystery Boxes.”<br />

Heeft de volgende fase van Flight misschien iets te maken met de<br />

groeiende markt voor comics op de iPad? „Digitaal lezen is een kwestie<br />

van voorkeur. Als ik praat op scholen zie ik dat kinderen steeds meer<br />

lezen op digitale apparaten, dus denk ik dat we in de toekomst een stuk<br />

meer van schermen zullen lezen dan van papier. Momenteel zijn we ook<br />

bezig met een project voor de iPad waar ik heel enthousiast over ben,<br />

maar daar moet ik ook nog even mijn mond over houden.”<br />

Is de digitalisering een goede zaak? „Ik denk dat het zowel een<br />

zegen is als een vloek. Hoewel de markt zo veel toegankelijker wordt<br />

voor de consument, wordt deze ook veel toegankelijker voor de<br />

artiest. Dat is niet altijd een voordeel. De uitgever als toezichthouder<br />

op de kwaliteit mist nog in de digitale wereld. Dat leidt tot een hoop<br />

op angst gebaseerde beslissingen. Dat is jammer en ik hoop dan ook<br />

dat het stof van de digitale revolutie snel neerdaalt, zodat we kunnen<br />

zien hoe het landschap eruit ziet. Het mooie is wel dat wij, als artiesten,<br />

een grote vinger in de pap hebben bij het vormen van dit nieuwe<br />

digitale landschap.” ×<br />

De website van Kazu Kibuishi: www.boltcity.com<br />

17


In Vlaanderen zijn de voorbereidingen van de honderdste<br />

herdenking van het begin van de Eerste Wereldoorlog geruis-<br />

loos van start gegaan. In augustus 2014 wordt uitgebreid<br />

stilgestaan bij het conflict dat de wereld voorgoed en ingrij-<br />

pend zou veranderen. Niet voor niets liet de invloedrijke<br />

Britse historicus Eric Hobsbawm de 20ste eeuw pas beginnen<br />

in 1914. Tekenaar-scenarist-alleskunner Ivan Adriaenssens<br />

publiceerde eind september Afspraak in Nieuwpoort, waarin<br />

de lezer drie doodgewone soldaten (een Belg, een Brit en een<br />

Fransman) volgt in de loop van deze Grote Geschiedenis.<br />

door Roel Daenen<br />

Vanwaar je interesse in de Eerste Wereldoorlog?<br />

„Ik interesseer me voor geschiedenis in het algemeen. Elk jaar<br />

heb ik wel een andere fascinatie. De prehistorie, Egypte, de<br />

Middeleeuwen, gotische kathedralen, de Slag bij Oudenaarde<br />

van 1708… Toen ik in op school mijn leraar geschiedenis hoorde<br />

praten over Karel Cogge en de onderwaterzetting, dacht ik: ik<br />

moet me eens verdiepen in die Eerste Wereldoorlog die zich in<br />

de Westhoek heeft afgespeeld. Toen ik het oorlogsdagboek van<br />

Odon van Pevenaege ontdekte, ging die hele periode voor mij<br />

open. En ze zal zich niet meer sluiten. Die Eerste Wereldoorlog<br />

heeft zoveel facetten, dat ik er altijd nieuwe dingen in zal vinden.<br />

Momenteel sluit ik zelfs af voor alle info over de Eerste<br />

Wereldoorlog, of ik raak daar ook nog door geïnspireerd. En een<br />

dag duurt maar 24 uur.”<br />

Je maakte een eigen bewerking van dat boek: Odon, oorlogsdagboek<br />

van een IJzerfrontsoldaat.<br />

„Ja en ik bleef na Odon zin houden om strips over de Eerste<br />

Wereldoorlog te maken. Odon had ik gepland als een stip van<br />

120 pagina’s, maar er zijn uiteindelijk maar 50 prenten in het<br />

boek opgenomen. En intussen had ik dus nieuwe verhalen<br />

gevonden. Het oorlogsdagboek van onderluitenant Raoul<br />

18<br />

Snoeck – een van de drie hoofdpersonen in<br />

Afspraak in Nieuwpoort – was ook een verstripping<br />

waard. Ik heb er dus fragmenten uit gehaald.<br />

Hij was in tegenstelling tot Odon van Pevenaege<br />

in Nieuwpoort geweest, en ik moest niet ver<br />

zoeken naar andere verhalen van soldaten die<br />

in Nieuwpoort hadden gevochten. De gemeente<br />

Nieuwpoort heeft me volledig gesteund in het<br />

project. Het archief beschikt over een schat aan<br />

authentieke foto’s uit die periode. Dat resulteerde<br />

in de opvolger van Odon: het fotoboek van Maurice<br />

Braet, een geniesoldaat die een fotoverslag van zijn<br />

leven aan het front bijhield. Dat boek heb ik tegelijkertijd<br />

gemaakt met Afspraak In Nieuwpoort . Dat<br />

was even druk, maar de twee projecten vulden elkaar<br />

natuurlijk aan.”<br />

Wie als striptekenaar iets met dit thema<br />

doet, wordt altijd vergeleken met Tardi en diens<br />

Loopgravenoorlog en De Grote Slachting.<br />

„Tardi heeft met zijn Loopgravenoorlog natuurlijk<br />

één van de belangrijkste strips ooit getekend.<br />

De Grote Slachting vind ik meer een appendix<br />

aan het monument dat Loopgravenoorlog is.<br />

Ik heb de indruk dat hij evenmin kan stoppen<br />

met de Eerste Wereldoorlog. (lacht)<br />

Iedereen die een strip maakt over de Eerste<br />

Wereldoorlog zal vergeleken worden met<br />

Tardi, zoals elke stripmaker die iets doet met<br />

de Holocaust, zal worden vergeleken met<br />

Maus van Art Spiegelman. Om die ijkpunten<br />

kun je niet heen. Ik heb gelukkig een compleet<br />

andere tekenstijl dan Tardi. Maar de<br />

brede prenten, die heb ik toch niet kunnen<br />

vermijden. Die geven je als lezer een beeld<br />

van het slachtveld, dat je met vierkante hokjes<br />

nooit kan krijgen. Dus gebruik ik, net als<br />

Tardi eigenlijk, veel paginabrede kaders met<br />

veel decor, om de sfeer en de verwoestingen<br />

te kunnen tonen.”<br />

De herinnering aan de Eerste Wereldoorlog is een speeltuin<br />

voor historici. Eigen aan de historiografie is dat feiten en<br />

fictie strikt gescheiden worden. Hoe heb je je voorbereid?


„Aan de ene kant kan en mag je de oorlogshandelingen<br />

niet verzinnen, dus moet je je<br />

aan foto’s en historische feiten houden. Aan<br />

de andere kant liggen de verhalen niet voor<br />

het oprapen. Deze oorlog is immers bijna<br />

honderd jaar geleden van start gegaan en<br />

levende getuigen zijn er niet meer. Dus is<br />

het interessant om een verhaal te verzinnen<br />

met historische feiten als basis. De lezer<br />

gaat daar wel in mee, zeker als achterin het<br />

boek verduidelijkt wordt wat echt is en wat<br />

verzonnen. Afspraak in Nieuwpoort bestaat<br />

uit drie verhalen van drie soldaten, een<br />

Belg, een Fransman en een Brit. Die hebben<br />

elkaar nooit ontmoet, maar hebben<br />

wel op een paar meter afstand van elkaar<br />

gevochten. Dus begin ik met de vraag: wat<br />

als ze elkaar wel zouden ontmoeten? En<br />

wat als ze afspreken om<br />

elkaar tien jaar later weer<br />

te zien? Dan ontstaat<br />

meteen een spanningsboog<br />

– om een lelijk woord te<br />

gebruiken – waarbij je<br />

je als lezer afvraagt: wie van de drie zal het<br />

overleven? Ondanks mijn fictieverhaal heb ik<br />

ervoor gezorgd dat alle data, alle decors, alle<br />

feiten kloppen. Zo had ik Ieper op een bepaald<br />

moment té verwoest getekend, in december<br />

1914. Terwijl ik begin november wou tonen.<br />

Gelukkig zijn er specialisten in het In Flanders<br />

Fields Museum van Ieper die daar alles van<br />

weten, en bij wie ik te rade kon gaan. Dat was<br />

trouwens een deel van de aantrekkingskracht<br />

van dit project. Als je het er niet voor over<br />

hebt om zo diep te graven en zo perfectionistisch<br />

te werk te gaan, moet je sciencefiction<br />

gaan tekenen. (lacht)”<br />

Hoe realistisch was het dat drie doodgewone soldaten<br />

elkaar zouden tegenkomen en begrijpen?<br />

„Behoorlijk realistisch, al waren er eind oktober<br />

1914 niet veel Britten in Ramskapelle. Er<br />

waren wel Belgen (2e Linie) en Fransen (Fusiliers<br />

Marins). Maar ik wilde een verhaal maken over de<br />

broederschap onder de soldaten, over de nationaliteiten<br />

heen. Het taalprobleem hoeft in het echt<br />

geen probleem te zijn geweest tussen mijn drie<br />

soldaten. Hulme heeft voor de oorlog les gegeven<br />

in Brussel, en in Gent werd er bij Raoul Snoeck op<br />

school Frans gesproken. Dus ze elkaar echt hadden<br />

ontmoet, dan was Frans de voertaal geweest.”<br />

In je verhaal komt nauwelijks kleur voor.<br />

Vanwaar die keuze?<br />

„De Eerste Wereldoorlog staat in ons collectief<br />

geheugen gebrand in zwart-wit, omdat het de eerste<br />

gefotografeerde en gefilmde oorlog was, in een tijd<br />

dat er nog bijna geen kleurfotografie bestond. Dus<br />

koos ik voor zwart-wit tekeningen, met grijswaarden.<br />

En eerlijk gezegd ook omdat het kleuren van alle<br />

uniformen en hun details een hel zou zijn geweest.<br />

(grijnst) Maar ik wou net iets meer sfeer in het zwart-wit,<br />

en dus heb ik er blauwgrijs van gemaakt voor de historische<br />

scènes en lichtblauw in de latere scènes anno 1974. En voor het<br />

shockeffect: rood voor het<br />

bloed en orangjegeel voor het<br />

(al dan niet geweer-) vuur en<br />

de ontploffingen. Ondanks het<br />

spaarzame kleurgebruik moest<br />

het boek daardoor toch in dure<br />

vierkleurendruk verschijnen.<br />

Gelukkig heb ik een erg meedenkende<br />

uitgever.”<br />

Vanwaar de uitgave in drie<br />

talen?<br />

„Dat lag voor de hand, omdat<br />

de hoofdpersonen een Belg,<br />

een Fransman en een Brit zijn.<br />

De Fransen en de Britten zijn<br />

overigens nog meer dan de<br />

Belgen begaan met de Eerste<br />

wereldoorlog, zodat een vertaling<br />

een goeie zet leek. Opnieuw, met<br />

dank aan mijn uitgever voor het<br />

vertrouwen, die met Afspraak in<br />

Nieuwpoort zijn eerste stripboek<br />

uitgeeft.”<br />

Je geeft ook (veel) lezingen. Waarom?<br />

„Als je lezingen geeft, kom je in contact met je lezers en komen<br />

na afloop de verhalen gewoon op je af. Mensen komen vragen<br />

stellen, verhalen vertellen, en soms zelfs hele dagboeken aanbrengen.<br />

Het stopt dus nooit. Tot nu toe waren dat lezingen<br />

over Odon, maar nu kan ik dus ook vertellen over Maurice<br />

Braet en Nieuwpoort, of over hoe ik die historische strip heb<br />

aangepakt. Regelmatig sta ik in scholen om over de Eerste<br />

Wereldoorlog te praten, met een bijna eindeloos archief aan<br />

foto‘s en tekeningen die ik achter mij projecteer.”<br />

Ben je niet eerder een scenarist die ook tekent?<br />

„Ik heb 45 stripscenario’s geschreven. Een dozijn ervan heb ik<br />

ook voorzien van kleur en decor. Maar Afspraak in Nieuwpoort<br />

is pas mijn tweede als tekenaar-scenarist. En het was best vermoeiend.<br />

Door steeds meer informatie en inspiratie te zoeken<br />

en te vinden, ging het scenario van 60 naar 120 bladzijden. Ik<br />

ga eerst enkele commerciële opdrachten doen, voordat ik weer<br />

aan zoiets groots begin. Ik heb aan de ene kant de smaak te<br />

pakken om alles zelf te doen, aan de andere kant blijft het leuk<br />

om met andere tekenaars nieuwe dingen op te starten. In feite<br />

schrijf ik filmscenario‘s, die strips worden omdat ze als film te<br />

duur uitvallen. Maar gelukkig lukken de filmplannen momenteel<br />

aardig. Ik schrijf en regisseer momenteel een animatiereeks<br />

en werk aan een documentaire over de Eerste Wereldoorlog.<br />

Ik hoop dat ik met deze historische strip een breed publiek<br />

aanspreekt. Striplezers en militariafans, maar ook mensen<br />

die nog niet zoveel weten over de Eerste Wereldoorlog en<br />

zich dankzij deze strip toch bewust worden van de storm van<br />

zwavel en metaal die over de Westhoek en het hele Westfront<br />

natuurlijk heeft geraasd tussen 1914 en 1918. Wie in België,<br />

Engeland, Duitsland en Frankrijk even gaat graven in zijn familiegeschiedenis,<br />

zal merken dat hij minstens één oud-strijder in<br />

zijn familie heeft. Die zoektocht is de moeite waard en er zijn<br />

genoeg instanties als musea, heemkundige kringen en goeie<br />

boeken om je daarbij te helpen. Verrassingen en kippenvel<br />

verzekerd.” ×<br />

Afspraak in Nieuwpoort is uitgegeven bij Lannoo en kost € 19,95. Meer informatie<br />

over Ivan Adriaenssens werk is te vinden op www.ivanpetrus.com.<br />

19


Met Kreukel is het merendeel van de strips van Canadees<br />

Dave Cooper (1967) nu vertaald in het Nederlands. Net als het<br />

eerdere Loeder en Dan & Larry in ‘Niet doen’ is ook Kreukel<br />

weer een haast psychedelische leeservaring vol verwrongen<br />

personages en bizarre verhaalwendingen. De man achter dat<br />

bizarre universum lijkt te zijn blijven hangen in een LSD-trip.<br />

door Hans van Soest<br />

20<br />

Links: Kreukel. Boven: Dan & Larry.<br />

In zowel Kreukel als Loeder zijn de mannen treurige<br />

mislukkelingen.<br />

„Tja, ik denk dat ik het idee nu eenmaal leuk vind dat mannen<br />

hun verdiende loon krijgen. Diep van binnen zijn mannen varkens.<br />

Ik beleef er veel plezier aan om op een melodramatische<br />

manier te spelen met dat cliché. Ik geef de meeste van mijn<br />

mannelijke hoofdpersonen al mijn droevigste, zwakste eigenschappen<br />

en zorg daarna dat ze er voor gestraft te worden. Dat<br />

is lol! Ha ha!”<br />

Tegelijk zijn de vrouwen in je strips ook niet bepaald fijne<br />

mensen: het zijn onverzadigbare machtswellustelingen.<br />

Krijg je daar veel commentaar op?<br />

„Nee, verbazend genoeg krijg ik nooit boze reacties. Maar ik<br />

denk dat ik wel begrijp hoe dat komt. Mensen die mijn strips<br />

doorbladeren, voelen intuïtief aan of het hen aanspreekt of<br />

niet. Mijn werk oogt voor het grote publiek behoorlijk alternatief.<br />

Mijn tekeningen zijn niet wat je noemt ‘doorsnee’. Dus<br />

mensen die aanstoot nemen aan mijn verhalen, lezen het bij


voorbaat al niet. Alleen mensen die er<br />

wel van houden, nemen het mee uit de<br />

winkel. Daar voel ik me erg prettig bij.”<br />

In al je werk wemelt het van de<br />

lelijke mensen. Wat fascineert je<br />

daar zo aan?<br />

„Ik ben net zo dol op lelijkheid als op<br />

schoonheid. Ik krijg een kick van het<br />

creëren van contrasten: schattig en<br />

lelijk, onschuldig en zondig, natuurlijk<br />

en synthetisch. In mijn landschappen<br />

wil ik dat realisme en fantasie hand<br />

in hand gaan. Het moet op een prettige<br />

manier verwarrend zijn voor het<br />

publiek. Maar waar het om de personages<br />

gaat – en dat is misschien grappig<br />

– heb ik niet het zelfde schoonheidsideaal<br />

als anderen. Vrouwen die<br />

afwijken van het modepatroon, dat<br />

zijn de vrouwen die mij begeesteren. Ik<br />

kan absoluut niet opgewonden raken<br />

van die perfecte vrouwen waar andere<br />

tekenaars bij staan te kwijlen. Zo saai.”<br />

Dan & Larry gaat over een ongezonde<br />

relatie tussen een oudere<br />

man en een adolescent. Klopt het<br />

dat je dat boek hebt gebaseerd<br />

op je eigen ervaringen met Barry<br />

Blair, een tekenaar waar je als jongen<br />

in de leer ging?<br />

„Enkele vreemde en onaangename<br />

herinneringen aan die periode waren<br />

inderdaad de aanleiding om dat boek te<br />

maken. Maar die herinneringen waren<br />

hooguit de basis voor het verhaal, de<br />

rest is volledig fictief. Ik wil niet te<br />

veel uitweiden over wat er allemaal op<br />

de studio gebeurde. Maar het was een<br />

weirde periode. Ik heb die herinneringen<br />

een plek gegeven door ze in te bedden in<br />

een volkomen surrealistisch universum<br />

dat ik er omheen heb gebouwd. Het<br />

eindresultaat leest voor mij als een soort<br />

droomdagboek van die tijd. Het is daardoor<br />

denk ik mijn meest persoonlijke<br />

boek geworden, maar voor wie de achtergrond<br />

niet kent, is het hoogstwaarschijnlijk<br />

een volkomen bizarre novelle.<br />

Veel van mijn beste verhalen ontstaan<br />

overigens zo. Als een zaadje plant<br />

ik een echte, persoonlijke herinnering in<br />

de grond. Ik wil geen expliciet autobiografische<br />

verhalen maken. Soms wordt<br />

de herinnering in het eindresultaat<br />

volledig overschaduwd door de enorme<br />

woekerende plant die er uit het zaadje<br />

is gegroeid. Die plant lijkt dan in niets<br />

meer op waar het ooit mee begon.”<br />

Heb je het vak bij Blair geleerd?<br />

„Ik ben min of meer autodidact. Als<br />

kind zat ik voortdurend te tekenen.<br />

Op de middelbare school volgde ik een<br />

Loeder<br />

In het Nederlands zijn drie boeken van Dave<br />

Cooper verschenen, alledrie bij uitgeverij Xtra.<br />

Ripple uit 2003 werd vier jaar later vertaald<br />

als Loeder. De oorspronkelijke titel dekt wellicht<br />

iets beter de lading. Het boek gaat over<br />

de obsessieve liefde van een illustrator voor<br />

zijn model Tina, een meisje met overgewicht.<br />

Haar vetrollen winden hoofdpersoon Martin<br />

DeSerres enorm op. De schuchtere Tina neemt<br />

al snel de leiding in hun relatie en ontpopt zich<br />

als een nukkig kreng. Wie een kijkje neemt op<br />

de website van Cooper, zal aan de foto’s zien<br />

dat de auteur zelf ook graag met zwaarlijvige<br />

modellen werkt voor zijn schilderijen.<br />

Dan & Larry in ‘Niet doen’ is een soms misselijkmakende<br />

parabel over de greep van een leermeester<br />

op zijn leerling. De eend Dan werkt als<br />

assistent voor de tekenaar van sciencefictionstrips<br />

Larry, een seksueel geperverteerde robot<br />

met een menselijk hoofd. De nog jonge Dan<br />

weet zich niet goed houding te geven als Larry<br />

hem avances maakt. Dat Dan symbool staat voor<br />

Dave Cooper zelf en Larry voor zijn vroegere<br />

leermeester Barry Blair, is geen geheim.<br />

Blair (1954-2010) was een Canadese stripmaker<br />

die redelijk succes had met pulpreeksen als<br />

Elflord en Samurai. Hij richtte een eigen uitgeverijtje<br />

op, waar Cooper zijn eerste baantje<br />

had als inkter. Blair zou later nog meewerken<br />

aan de populaire Elfquest-serie van Wendy en<br />

Richard Pini. Met zijn partner Colin Walbrige<br />

maakte hij nog veel erotisch werk.<br />

Het deze zomer verschenen Kreukel is alles<br />

behalve autobiografisch. Het is een satirisch verhaal<br />

over de strijd tussen de seksen. Lesbische<br />

feministen nemen de wereldheerschappij<br />

over met behulp van buitenaardse wezens. De<br />

macho’s moeten het ontgelden, alleen de zachtaardige<br />

Kneukel wordt gespaard om de nieuwe<br />

heersers van nakomelingen te voorzien.<br />

Dave Coopers website: www.davegraphics.com<br />

Wie geïnteresseerd is in het werk van Barry Blair:<br />

www.blairdotcomix.co.uk<br />

aantal kunstvakken, maar het was zo’n<br />

fuck-up dat ik er niets van opstak. Toen<br />

ben ik gestopt met school en heb me een<br />

tijdje fulltime met strips bezig gehouden.<br />

Ik was nog maar een tiener en ging aan de<br />

slag voor Aircel comics, een lokale uitgeverij<br />

van onder andere sciencefiction-strips<br />

die was opgericht door Blair. Ik heb er veel<br />

van Blairs strips geïnkt. Ik heb zo’n tien<br />

jaar aan de weg getimmerd. Mijn vrouw<br />

Julie en ik waren arm als kerkratten in<br />

die periode, maar het was wel een gelukkige<br />

tijd. Ik bleef gewoon proberen en<br />

proberen, zonder enig succes. Jaar na jaar.<br />

Ik was als een gestoord kind dat telkens<br />

weer van zijn fietsje viel, maar telkens<br />

weer opstapte om er ook steeds weer<br />

vanaf te kletteren. Ik heb nog een tijdje in<br />

een band gespeeld, maar naar verloop van<br />

tijd begon de schoorsteen eindelijk wat te<br />

trekken. Het was een lange klim omhoog.”<br />

Je eerste eigen album Suckle uit 1997<br />

werd anders direct genomineerd voor<br />

een Harvey Award.<br />

„Maar toen was ik dus al dertig! Die<br />

nominatie had ook niet bepaald een grote<br />

impact op mijn carrière. Hartstikke leuk,<br />

zo’n pluim op je hoed, maar ik heb er<br />

geen album meer door verkocht. Het type<br />

underground-strips dat ik maak, heeft hoe<br />

dan ook maar een kleine schare liefhebbers,<br />

hoe veel prijzen je er ook voor krijgt.<br />

Ik ben geen Daniel Clowes of Chris Ware<br />

die door de aandacht voor hun werk<br />

ineens door een groot publiek worden<br />

opgepikt. De strips die ik maak, zullen<br />

altijd marginaal blijven, denk ik.”<br />

Waarom wilde je zo graag strips maken?<br />

„Het was min of meer toeval dat ik<br />

bevriend raakte met Barry Blair. Ik besloot<br />

toen te doen wat hij ook deed. Als kind las<br />

ik graag strips, maar ik was er nooit echt<br />

door geobsedeerd of zo. Dat gebeurde later<br />

pas. Toen kwam ik in aanraking met de<br />

alternatieve, underground comic scene. Alles<br />

wat ik tot dan toe had gedaan en geleerd,<br />

kon ik ineens kanaliseren in iets wat er<br />

toe deed. Het was niet langer zomaar een<br />

ambacht of een baantje, het werd een<br />

manier om me te uiten.”<br />

Stelde de undergroundscene in Canada<br />

wat voor in de jaren ’80?<br />

„Begin jaren ’90 kwam uitgeverij Drawn &<br />

Quarterly, maar dat was het wel zo’n beetje.<br />

Ik vond het werk van Chester Brown<br />

en Joe Matt heel goed, maar ik richtte me<br />

vooral op Frankrijk en Japan. Daar haalde<br />

ik mijn inspiratie vandaan. Ik heb me<br />

nooit in de eerste plaats Canadees gevoeld,<br />

maar wereldburger. Tekenaars zijn een<br />

soort aparte nationaliteit: we zijn allemaal<br />

min of meer broers en zussen.”<br />

21


Dan & Larry<br />

Je stijl is volkomen uniek. Had je voorbeelden<br />

toen je begon met strips maken?<br />

„Tomi Ungerer (een Franse illustrator, geboren in<br />

1931, bekend van erotisch werk, politieke cartoons<br />

en kinderboeken, red.) had de grootste, meest<br />

onuitwisbare invloed op me, denk ik. En natuurlijk<br />

mijn vriend Patrick McEown, die ik al ken sinds<br />

me twaalfde en die ook bij Aircel Comics werkte.<br />

Zoals voor heel veel tekenaars geldt, hebben vooral<br />

de auteurs die ik als kind las me grafisch het meest<br />

beïnvloed. Tekenaars als Moebius, Sergio Aragones,<br />

Vaughn Bodé, Robert Crumb en Dr. Seuss.”<br />

Je werk roept een onbehaaglijk gevoel op bij de<br />

lezer, is dat ook je bedoeling?<br />

„Wat ik vooral nastreef, is dat mijn publiek verrast<br />

wordt en gedesoriënteerd achterblijft. Het<br />

Loeder<br />

22<br />

belangrijkste doel toen<br />

ik strips voor mezelf<br />

ging maken, was vooral<br />

niet datgene doen<br />

Kreukel<br />

wat anderen van me<br />

verwachtten. Als ik merkte dat het verhaal op een bepaald punt rechtsaf<br />

sloeg, dan haastte ik me om het toch naar links te laten afbuigen. Ik maak<br />

tegenwoordig niet veel strips meer, maar in de schilderijen die ik nu maak,<br />

doe ik hetzelfde. Het moet vooral interessant blijven voor mezelf. En als de<br />

lezer of aanschouwer van mijn werk dat ook vindt, dan is dat geweldig!”<br />

Je maakt inderdaad niet alleen strips, maar ook schilderijen, illustraties<br />

en tekenfilms…<br />

„Ja, vier verschillende kunstvormen. Maar ik zie ze niet als vier verschillende<br />

dingen die thuis allemaal in een apart doosje in de kast staan. Voor<br />

mij zijn het vier ingrediënten uit dezelfde kookpot. Om mezelf prettig te<br />

voelen, moet ik alle vier de takken van sport beoefenen. Toen ik jonger was,<br />

heb ik me jarenlang afgevraagd: wat wil ik nou<br />

worden, kunstschilder of striptekenaar? Die vraag<br />

stel ik me nooit meer. Elk van deze bezigheden<br />

is voor mij soms het meest opwindende van de<br />

wereld en soms het meest saaie waar ik op moet<br />

zwoegen. Zo zal het altijd blijven. Afhankelijk van<br />

wat me op dat moment interesseert, zal ik altijd<br />

heen en weer tussen de verschillende genres blijven<br />

springen. Zo heb ik net een lange periode achter<br />

de rug waarin schilderen me dood verveelde,<br />

maar nu vind ik het weer echt spannend. Ik kan<br />

niet wachten om nieuwe dingen te proberen, om<br />

te experimenteren en te groeien. En ik ben supergeïnteresseerd<br />

in animatie. Ik werk momenteel<br />

aan vijf tekenfilmprojecten tegelijk. Het enige echt<br />

frustrerende aan animatie is dat het altijd eeuwig<br />

lijkt te duren voordat het af is. Je moet er echt<br />

heel veel geduld voor hebben. Maar dat geeft niet,<br />

ik heb geleerd geduldig te zijn. Uiteindelijk is het<br />

allemaal het wachten waard.”<br />

Je komt over als een enorm opgeruimde<br />

man. Waarom is je werk dan zo groezelig en<br />

nihilistisch?<br />

„Hmm, tja, geef daar maar eens antwoord op. Ik<br />

ben echt een vrolijk persoon. Maar iedereen heeft<br />

meerdere kanten. Er broeit vanalles onder de<br />

oppervlakte dat het daglicht niet kan verdragen.<br />

Ik voel me gezegend dat ik die donkere stemmingen<br />

en impulsen kan uiten en er mijn brood mee<br />

kan verdienen. Ik kan me niet voorstellen hoe<br />

ongelukkig ik zou zijn als al mijn rare ideeën binnen<br />

in me hadden moeten dooretteren. Ik denk<br />

dat ik dan van binnenuit was gaan rotten.” ×


De Canadese animatiefilmer en stripmaker Guy Delisle pio-<br />

niert al sinds begin deze eeuw met getekende reisdocumentai-<br />

res. Dit najaar verschijnt het vierde reisboek van zijn hand:<br />

een stripreportage over het dagelijks leven in Jeruzalem. Valt<br />

de auteur van Shenzhen, Pyongyang en Birma in herhaling?<br />

Of vertoont zijn werk juist een boeiende ontwikkeling? Een<br />

essay over zijn werk tot nu toe.<br />

door Toon Dohmen<br />

Soms kun je je oordeel over een boek niet loszien van het<br />

moment waarop je het voor het eerst hebt gelezen. Dat geldt<br />

wat mij betreft voor het werk van Guy Delisle (1966). Ik leerde<br />

het eind jaren negentig kennen toen de eerste afleveringen van<br />

Shenzhen verschenen in het Franse stripblad Lapin, waarin destijds<br />

Lewis Trondheim, David B. en andere auteurs van uitgeverij<br />

L’Association de Europese strip een welgemikte schop onder<br />

z’n hol gaven. Wat nou, voorpublicaties van kakelbonte gags of<br />

avonturenverhalen die later in standaardalbums van 48 pagina’s<br />

worden uitgegeven? In Lapin mochten stripmakers vertellen<br />

wat ze wilden, hoe ze dat wilden, zo lang als ze dat wilden – het<br />

geld voor vierkleurendruk staken de makers van Lapin liever<br />

in de omvang van het blad, dat daardoor eerder oogde als een<br />

kloek boek dan als een ontoegankelijk undergroundblaadje.<br />

Wat me van die eerste platen van Shenzhen in Lapin vooral<br />

bijstaat, zijn de paginagrote tekeningen van gebouwen in de<br />

Zuidoost-Chinese industriestad: even massief als flodderig<br />

ogende betonconstructies die eerder ontleend leken aan een<br />

Spraakverwarring<br />

De reisstrips Shenzhen en Pyongyang zijn<br />

het resultaat van buitenlandse klussen van<br />

Guy Delisle. Als freelance animatiefilmer<br />

moet de tekenaar in Azië toezien op de werkzaamheden<br />

van goedkope lokale animatiestudio’s,<br />

waar onder andere tv-bewerkingen<br />

van de strip Papyrus worden gemaakt. Dat<br />

levert tal van vermakelijke en minder ver-<br />

makelijke spraakverwarringen op, omdat<br />

Delisle Chinees noch Koreaans spreekt. Ook<br />

het Birmees is Delisle niet machtig wanneer<br />

hij voor twee jaar naar de Birmese hoofdstad<br />

Rangoon gaat, waar zijn vrouw voor<br />

de Franse tak van Artsen zonder Grenzen<br />

naartoe wordt uitgezonden. De stripmaker<br />

maakt er geen geheim van dat hij met de<br />

meeste van zijn bronnen ter plaatse niet kon<br />

droom dan aan de werkelijkheid. Zelfs in het grillige Lapin<br />

sprongen die paginagrote stadstekeningen in vetkrijt eruit. Ze<br />

gaven een onwerkelijke draai aan de luchtige, alledaagse, soms<br />

bizarre observaties van Guy Delisle in het razendsnel veranderende<br />

postcommunistische China. Alsof je tijdens het lezen van<br />

Deslisles lotgevallen als expat in Shenzhen maar beter af en toe<br />

even in je arm kon knijpen.<br />

Platgetreden paden<br />

Toen Shenzhen elf jaar geleden in het Frans in boekvorm uitkwam,<br />

was de strip voor mij een kleine openbaring. De licht<br />

onwerkelijke reisreportages uit Lapin bleken een origineel, knap<br />

verteld en vaak erg onderhoudend stripboek op te leveren. Een<br />

bijzonder inkijkje in booming China. Toen drie jaar later met<br />

Pyongyang de opvolger van Shenzhen in de Franse boekwinkels<br />

verscheen, waren mijn verwachtingen hooggespannen. Wat<br />

zou Delisle te melden hebben over de hoofdstad van het meest<br />

naar binnen gekeerde land ter wereld? Weinig bijzonders,<br />

helaas. Afgezien van een vermakelijke openingsscène waarin<br />

de stripmaker aan een Noord-Koreaanse douanier uitlegt dat<br />

hij George Orwells 1984 heus alleen in zijn reisbagage heeft<br />

zitten omdat hij nu eenmaal zo graag klassieke fictie leest,<br />

biedt Pyongyang vooral een herhaling van zetten.<br />

Opnieuw wisselt Delisle korte observaties<br />

tijdens zijn verblijf in de Noord-Koreaanse<br />

hoofdstad af met paginagrote stadsbeelden.<br />

En opnieuw kon ik mijn oordeel over het<br />

boek niet loszien van mijn persoonlijke<br />

ervaring. Een tijdje daarvoor had ik op<br />

de Britse televisie een aflevering gezien<br />

van Holidays in the Axis of Evil, een serie<br />

reisreportages over landen waar George<br />

Bush junior ’s nachts van wakker lag. En<br />

wat bleek? Beide reportages leken verdacht<br />

veel op elkaar. Net als Guy Delisle waren de Pyongyang<br />

spreken. Sterker nog, hij voert in Shenzhen<br />

een Amerikaanse zakenman op die de lokale<br />

taal wel machtig is: ,,Ach, als je geen Chinees<br />

spreekt, begrijp je de mensen hier misschien<br />

niet… Maar als je de taal wel spreekt, wil dat<br />

nog niet zeggen dat je ze wél begrijpt…”<br />

23


programmamakers opgezadeld<br />

met een Noord-Koreaanse ‘gids’<br />

die geen moment van hun zijde<br />

week. Net als Delisle moesten<br />

zij verplicht bloemen leggen<br />

aan de voet van het metershoge<br />

standbeeld van Kim Il-Sung, de<br />

grondlegger van de stalinistische<br />

dictatuur. En net als Delisle<br />

brachten zij een bezoek aan het<br />

krankzinnige museum waarin alle staatsgeschenken liggen<br />

uitgestald die de ‘Grote Leider’ van het Noord-Koreaanse proletariaat<br />

door de decennia heen in ontvangst heeft genomen.<br />

De inhoud van Delisles lijvige stripdocumentaire bleek te kunnen<br />

worden teruggebracht tot een halfuurtje televisie op de<br />

dinsdagavond. Wat oogde als een ambitieuze stripdocumentaire<br />

leek opeens een weinig opwindende reis langs platgetreden<br />

Noord-Koreaanse paden. De belofte van Shenzhen werd wat<br />

mij betreft niet ingelost. Toen ik weer drie jaar later Birma de<br />

opvolger van Pyongyang in handen kreeg, stond ik niet gelijk te<br />

trappelen om Delisles nieuwste reisboek open te slaan. Dat heb<br />

ik nu pas gedaan, ter gelegenheid van het verschijnen van deze<br />

laatste ZozoLala, nu Delisles getekende reisreportages inmiddels<br />

allemaal in vertaling zijn verschenen. Nu pas kan ik het<br />

werk van het veelbelovende talent uit de Lapin van eind jaren<br />

negentig op waarde schatten.<br />

24<br />

Achterstevoren<br />

Bijna tien jaar heeft het geduurd<br />

voordat het Nederlandstalige<br />

publiek kon kennismaken met<br />

de reisstrips van Guy Delisle.<br />

In het Frans verschenen zijn<br />

boeken Shenzhen, Pyongyang<br />

en Chroniques birmanes respectievelijk<br />

in 2000, 2003 en 2007.<br />

Pas acht jaar na het verschijnen<br />

van Shenzhen durfde een<br />

Nederlandse uitgever een vertaling<br />

van Birma aan. Daardoor<br />

leerden niet-francofonen<br />

Deslisles reisstrips in omgekeerde<br />

volgorde kennen: pas<br />

in 2009 verscheen de vertaling<br />

van Pyongyang en pas in 2011<br />

die van Shenzhen. Sommige<br />

Nederlandse en Vlaamse lezers<br />

hebben daardoor de indruk dat<br />

Guy Delisle steeds compacter<br />

en grilliger is gaan werken, terwijl<br />

juist het omgekeerde het<br />

geval is: zijn reisstrips zijn met<br />

de jaren juist steeds meer uitgesponnen<br />

geworden, met minder<br />

prikkelende losse eindjes. Dit<br />

najaar verschijnt in het Frans een<br />

nieuw reisverslag van Delisle,<br />

Chroniques de Jérusalem. De<br />

Nederlandse vertaling Jeruzalem<br />

volgt in het voorjaar van 2012<br />

bij uitgeverij Oog & Blik. Delisles<br />

blog biedt alvast een eerste<br />

indruk: Guydelisle.com/blog.<br />

Shenzhen<br />

Ansichtkaarten<br />

En wat blijkt? Met de jaren weet Guy Delisle beter wat hij wil.<br />

Birma maakt een veel evenwichtiger indruk dan Shenzhen.<br />

Maar wat de stripmaker zelf als zijn grote kracht ziet, is voor<br />

mij juist wat zijn werk minder aantrekkelijk maakt. Delisle<br />

geeft graag toe aan wat je de autobiografische verleiding zou<br />

kunnen noemen. Hij wil optekenen wat hij persoonlijk heeft<br />

meegemaakt in oorden waar de gemiddelde westerse lezer niet<br />

snel zal belanden. En hij wil zijn ervaringen zo vlot mogelijk<br />

vertellen. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar nog altijd heb<br />

ik moeite Pyongyang en Birma uit te lezen. Nadeel van de autobiografische<br />

verleiding is dat de stripmaker zijn persoonlijke<br />

belevenissen (waargebeurd-want-ik-heb-het-zélf-meegemaaktlees-maar!)<br />

in chronologische volgorde presenteert. De hoofdpersoon<br />

annex verteller komt ergens in een exotisch oord aan,<br />

hij leert zijn omgeving kennen, hij verbaast zich over de lokale


eigenaardigheden en hij stapt weer op het vliegtuig. Einde<br />

verhaal. In interviews zegt Guy Delisle bij herhaling dat hij zijn<br />

reisstrips eigenlijk als een soort grote ansichtkaarten ziet. Op<br />

zich is dat natuurlijk helemaal geen gekke vergelijking. Met<br />

zijn ansichtkaarten in stripvorm schetst de<br />

Canadese tekenaar een veelzijdig en overtuigend<br />

beeld van het verre buitenland. Maar<br />

waar je een ansichtkaart van een vriend of<br />

vriendin met aandacht leest omdat je op die<br />

persoon gesteld bent, heb je als lezer van<br />

Deslisles berichten uit den vreemde niet bij<br />

voorbaat belangstelling voor de reizende<br />

hoofdpersoon. Als lezer ben je niet meteen<br />

benieuwd wat hij van dag tot dag meemaakt.<br />

Dan is een dwingende verhaalopbouw nodig<br />

om bij het wel en wee van de getekende onbekende<br />

betrokken te blijven.<br />

Marathon<br />

Het rare is dat Guy Delisle losse anekdotes<br />

vaak raak op papier weet te zetten. Onvergetelijk is<br />

bijvoorbeeld zijn relaas in Shenzhen over de Chinese<br />

hotelbediende die erop staat om voor hem op de liftknop te<br />

drukken – en steeds sneller gaat drukken naarmate de lift<br />

langer op zich laat wachten alsof het lange wachten anders háár<br />

schuld is. Het is een sketch waar de mannen van Monty Python<br />

zich absoluut niet voor zouden hebben geschaamd, grappig<br />

en effectief op één enkele pagina neergezet. Maar natuurlijk<br />

halen niet al Delisles persoonlijke ervaringen dat niveau. De<br />

ene belevenis is grappiger of boeiender dan de ander. En omdat<br />

een reisstrip van Delisle algauw een slordige tweehonderd<br />

pagina’s beslaat (Birma telt zelfs bijna driehonderd pagina’s),<br />

blijft de aaneenschakeling van anekdotes niet altijd evenzeer<br />

boeien. Noem het de valkuil van de autobiografische verleiding:<br />

ik heb het zelf meegemaakt en dus is het razend interessant.<br />

Als lezer bekruipt je dan vroeg of laat het gevoel dat je een<br />

marathon langs anekdotes van wisselende kwaliteit moet<br />

lopen: een afmattende ervaring. Deslisle lijkt zich hier trouwens<br />

van bewust. De lezer hoeft van hem nadrukkelijk geen<br />

topprestatie te leveren, want hij presenteert zijn marathon met<br />

indrukwekkende vindingrijkheid als een aaneenschakeling van<br />

korte sprintjes. Op dat punt toont hij wat mij betreft zijn grote<br />

kwaliteit als stripmaker.<br />

Storyboards<br />

Als animatiefilmer is Guy Delisle het gewend om storyboards te<br />

tekenen: een visuele samenvatting van hoe de film er van begin<br />

tot eind uit moet gaan zien.<br />

Zo’n storyboard toont een<br />

functionele opeenvolging van<br />

gelijkvormige plaatjes waarop<br />

te zien is wat er in bewegend<br />

beeld uiteindelijk te beleven<br />

zal zijn. Op dat principe heeft<br />

Guy Delisle aan het begin van<br />

zijn carrière twee vermakelijke,<br />

tekstloze stripboeken gebaseerd:<br />

de een gewijd aan het<br />

verschijnsel Vrouw (Aline et les<br />

autres) en de ander aan het niet<br />

minder komische verschijnsel<br />

Man (Albert et les autres).<br />

In deze strips portretteert de<br />

tekenaar zesentwintig representanten<br />

van de betreffende<br />

Birma<br />

sekse (de vrouw van Aline tot Zoé en de man van Albert tot<br />

Zoltan). Voor zijn portretten gebruikt de stripmaker, trouw<br />

aan zijn verleden als animatiefilmer, telkens plaatjes van<br />

dezelfde omvang. Maar in zijn reisboeken pakt de maker van<br />

Shenzhen, Pyongyang en Birma het bewust anders aan.<br />

Zijn reiservaringen presenteert hij nadrukkelijk<br />

in stripvorm, met de bijbehorende beeldtaal,<br />

niet als storyboards. En dus speelt hij in zijn<br />

reisstrips naar hartelust met het beeldritme<br />

van zijn getekende verhalen. Bijna geen<br />

pagina in zijn getekende reisboeken kent<br />

dezelfde opbouw. Nu eens tekent de stripmaker<br />

drie grote plaatjes onder elkaar<br />

(als hij in Shenzhen bijvoorbeeld languit<br />

op bed ligt), dan weer wisselt hij grote en<br />

kleine plaatjes op de pagina af. Of hij last,<br />

zoals in Pyongyang, zomaar een visueel spelletje<br />

in: wie kan in een rij moedige Noord-Koreaanse<br />

revolutionairen de imperialistische spion herkennen?<br />

Vrolijk gepresenteerd, als in een willekeurig<br />

kindertijdschrift: „Weet jij het antwoord?” Delisle is een<br />

meester in het swingend presenteren van zijn verhalen. Met<br />

zijn inventieve visuele versnellingen en vertragingen weet hij<br />

zijn anekdotische marathons flink wat vaart mee te geven. Het<br />

omslaan van de bladzijde is bij Shenzhen, Pyongyang en Birma<br />

het probleem niet. Het blijven omslaan van de bladzijde, het<br />

doorbijten halverwege de marathon, dat is een ander verhaal.<br />

Vreemdeling<br />

Een verleidelijk visueel ritme is voor Guy Delisle, zoals voor al<br />

zijn stripmakende collega’s, dus het halve werk. Wat dat betreft<br />

laat hij weinig middelen onbenut. Daarnaast kan hij natuurlijk,<br />

zoals elke verhalenverteller, vertrouwen op de kracht van wat<br />

hij te vertellen heeft. Hij kan zijn lezers voorhouden: het verhaal<br />

dat je gaat lezen, is de moeite waard omdat de getekende<br />

hoofdpersoon iets gaat meemaken wat<br />

je nog nooit hebt gehoord. Op dat<br />

punt vind ik Delisle als verteller<br />

helaas minder overtuigend. Dat is<br />

het best duidelijk te maken aan<br />

de hand van een van de meest<br />

treffende pagina’s uit Shenzhen:<br />

een paginagrote tekening van<br />

onze trouwe autobiografische<br />

hoofdpersoon. Delisle zet zichzelf<br />

daar neer als een laat-twintigsteeeuwse<br />

belichaming van Kuifje. In<br />

25


navolging van Hergés klassieker Kuifje en de blauwe lotus loopt<br />

Delisle in plusfour tussen de Chinezen rond. Naast hem loopt<br />

een aandoenlijk wit hondje. De stripmaker als vreemdeling<br />

in een vreemd land. Zo tekent Guy Delisle zichzelf ook: een<br />

ovaal met een driehoek als neus, twee zwarte stippen als ogen,<br />

een miniem zwart kuifje. Kuifje is als stripfiguur beroemd – of<br />

berucht – omdat hij zich zo voorbeeldig gedraagt als een neutrale<br />

kapstok voor<br />

Hergés verhalen.<br />

Kuifje heeft geen uitgesproken<br />

karakter,<br />

hij volgt slechts zijn<br />

neus voor het avontuur.<br />

Aan het einde<br />

van zijn verhalen<br />

steekt zijn belevingswereld<br />

nog precies<br />

zo in elkaar als toen<br />

hij aan zijn avontuur<br />

begon (met Kuifje in<br />

Tibet als mogelijke<br />

uitzondering). Zo<br />

kleurloos voert<br />

Deslisle zichzelf ook<br />

op. Hij stelt zichzelf<br />

als getekende<br />

‘stripreporter’ geheel<br />

ten dienste van het<br />

kleur geven aan zijn<br />

omgeving.<br />

Coulissen<br />

Voor Hergé was Kuifje en de blauwe lotus in 1934 een keerpunt,<br />

omdat hij zich voor dit verhaal voor het eerst grondig documenteerde.<br />

Niet dat de Belgische stripmaker de pakketboot naar<br />

China nam, maar hij zocht wel contact met Tchang Tchong-jen,<br />

destijds student aan de Brusselse kunstacademie, om de jonge<br />

Chinees uit te horen over het leven en de gewoonten in zijn<br />

vaderland. Guy Delisle treedt in de voetsporen van zijn voorbeeld<br />

in een tijd waarin het wél mogelijk is om snel naar China<br />

te reizen – Delisle mocht er op kosten van zijn opdrachtgever<br />

zelfs maandenlang verblijven. Toch kiest de Canadese stripmaker<br />

ervoor zichzelf af te beelden als Hergés gekuifde reporter.<br />

Het illustreert de afstand die hij houdt tot het land dat hij<br />

bezoekt. Delisle stelt zich niet op als een zelfbewuste documentairemaker,<br />

maar informeert zijn lezer slechts over wat hij zelf<br />

zoal doet en om zich heen ziet. Hij spreekt de taal niet, hij gaat<br />

niet gericht op onderzoek uit, maar beperkt zich tot toeristische<br />

uitstapjes. En als hij zich over zijn gastland heeft ingelezen,<br />

weet hij dat goed geheim te houden. Aan bronvermelding<br />

doet de stripreporter niet. Hij is de gekuifde spil van zijn eigen<br />

verhaal en dat wringt met de gebieden die hij aandoet: stuk<br />

voor stuk autoritair geleide staten met een mensenrechtenreputatie<br />

van de ergste soort. Heel af en toe biedt de stripreporter<br />

een vluchtige blik achter de coulissen van de terreur. Dan stipt<br />

hij bijvoorbeeld op één plaatje het grote aantal doodstraffen in<br />

de Volksrepubliek aan. Of hij loopt met zijn zoon in de kinderwagen<br />

zogenaamd toevallig langs de woning waarin de Birmese<br />

oppositieleider Aung San Suu Kyi huisarrest heeft. Maar verder<br />

zwijgt hij, alsof het verder zijn zaak niet is. Hij wil beschrijven<br />

wat hij zelf ziet, getuigen, niet analyseren. Met morele dilemma’s<br />

wil de stripreporter zijn publiek niet vermoeien.<br />

Vooruit<br />

Als reisreportages schieten Shenzhen, Pyongyang en Birma<br />

26<br />

Pyongyang<br />

daarom tekort. De verontrustende landen waar Guy Delisle<br />

heen trekt, vragen om een serieuzer, gedegener aanpak. Daar<br />

kun je niet zomaar in navolging van Kuifje onbevangen wat om<br />

je heen gaan kijken. Dan mis je de kern van wat er in China,<br />

Noord-Korea en Birma speelt. Guy Delisle ziet dat anders. Hij<br />

wil zijn lezers liever vermaken dan ze met harde feiten om de<br />

oren te slaan. Juist door luchtig en ogenschijnlijk onbevoordeeld<br />

om zich heen te blikken,<br />

laat hij zijn lezers liever hun eigen<br />

conclusies trekken. In Birma doet<br />

hij dat gestroomlijnder dan ooit.<br />

De paginagrote stadstekeningen<br />

verruilt Delisle voor langere, meer<br />

uitgesponnen striphoofdstukken.<br />

De stripmaker werpt zich nadrukkelijker<br />

op als verteller, met een gelijkmatiger<br />

beeldritme dan in Shenzhen.<br />

Hij tekent in Birma meer dan ooit<br />

om het oog van de lezer vooruit te<br />

helpen: vlug, vlug, op naar het volgende<br />

plaatje. Het doet mij echter<br />

terugverlangen naar de paginagrote<br />

stadsbeelden uit Shenzhen. Die<br />

verleenden de Chinese werkelijkheid<br />

een suggestief, onwerkelijk tintje:<br />

de schurende impressies van een<br />

foto-essay naast de dynamiek van<br />

de conventionele stripvertelling. In<br />

tien jaar tijd is de stripreporter Guy<br />

Delisle steeds harder gaan rennen.<br />

Zijn boeken verkopen naar eigen<br />

zeggen in Frankrijk en de Verenigde<br />

Staten inmiddels bijna net zo goed als die van<br />

Marjane Satrapi. Het is de stripmaker<br />

van harte gegund. Maar<br />

van mij mag de razende<br />

stripreporter wel weer<br />

wat vaker stilstaan. Even<br />

pas op de plaats maken.<br />

Net als destijds in<br />

Shenzhen. Vaker omzien<br />

in verwondering. ×<br />

Wordt vervolgd<br />

Op de volgende pagina’s staat een vertaling van Guy<br />

Delisles stripessay over het werk van José Muñoz, een<br />

soort stripofiele reisstrip, die oorspronkelijk verscheen<br />

in Lapin 34 (2004) en werd herdrukt in de bundel<br />

Comment ne rien faire (Les Éditions de la Pastèque,<br />

2002). Overgenomen met vriendelijke toestemming<br />

van de auteur: Guydelisle.com.<br />

Literatuur<br />

Chroniques de Jérusalem de Guy Delisle: documents de travail. Nicolas<br />

Clément (Focus.levif.be, 2011)<br />

Albert et les autres. Guy Delisle (L’Association, 2001)<br />

Aline et les autres. Guy Delisle (L’Association, 1999)<br />

Shenzhen. Guy Delisle (L’Association, 2000/Oog & Blik, 2011)<br />

Pyongyang. Guy Delisle (L’Association, 2003/Oog & Blik, 2009)<br />

Chroniques birmanes. Guy Delisle (Delcourt, 2007/Oog & Blik, 2008)<br />

Interview Guy Delisle. Brian Heater (Thedailycrosshatch.com, 2009)<br />

De wereld van Hergé. Benoît Peeters (Casterman, 1993, herz. dr.)<br />

Onze man in Birma, Guy Delisle. Hans van Soest (ZozoLala 160, 2007)<br />

Dictatuur in stripvorm. Ward Wijndelts (Nrcboeken.nl, 2008)


Na jaren ploeteren rondde David Mazzucchelli in 2009 dan eindelijk zijn eerste eigen<br />

striproman af: Asterios Polyp, die dit jaar ook in het Nederlands werd vertaald. Het<br />

album is een bouwwerk geworden waarin, naar de architectonische principes van de<br />

hoofdpersoon, elk detail betekenis moet hebben.<br />

door Hans van Soest<br />

Geen enkel detail ontsnapte aan het oog van David<br />

Mazzucchelli toen hij zijn magnum opus Asterios Polyp construeerde.<br />

Zelf de vormgeving van het album niet, dat direct opvalt<br />

door de bijzondere kaft. Die is exact in twee helften verdeeld:<br />

half verhard, half zacht karton. Daarmee geeft Mazzucchelli de<br />

lezer al voordat die het boek heeft opengeslagen een inkijkje in<br />

de persoonlijkheid van zijn hoofdpersoon: die is gespleten.<br />

Protagonist Asterios Polyp is een leraar architectuur van<br />

middelbare leeftijd die binnen zijn beroepsgroep weliswaar<br />

hoog aanzien geniet, maar geen van zijn ontwerpen is ooit<br />

gebouwd. Het is een steile, zelfingenomen man, op het eerste<br />

gezicht vrij eendimensionaal. Maar dat beeld laat Mazzucchelli<br />

al snel kantelen: Asterios heeft wel degelijk meer dimensies.<br />

Of zoals de choreograaf Willy halverwege het boek zal zeggen:<br />

„Jij doet me denken aan het volmaakte<br />

archetype van de mythe<br />

der tegenstellingen.”<br />

Mazzucchelli heeft zijn hoofdpersoon<br />

dan ook niet voor niets<br />

Asterios genoemd. Asterios is een<br />

naam die in de Griekse mythologie<br />

voorkomt voor de minotaurus,<br />

half mens half stier. Ook<br />

in de hoofdpersoon van Asterios<br />

Polyp schuilen twee personages.<br />

De geest van zijn doodgeboren<br />

tweelingbroer, Ignazio, sleept hij<br />

zijn hele leven al met zich mee.<br />

Zijn achternaam Polyp is<br />

ook niet zonder betekenis.<br />

Toen Asterios’ grootvader naar<br />

de Verenigde Staten kwam, werd de tweede helft van de<br />

achternaam weggelaten door een immigratieambtenaar. De<br />

naam van de hoofdpersoon verwijst daarmee naar wie hij van<br />

binnen is: een incomplete man. Lang heeft hij zich in balans<br />

weten te houden door de rol te spelen, die van de zelfverzekerde<br />

snob. Maar wanneer zijn huis afbrandt en de basis<br />

onder hem wegvalt, doolt hij rond, de schim van zijn nooit<br />

geboren tweelingbroer volgt hem letterlijk op de voet door de<br />

straten van New York.<br />

Het verhaal<br />

Een kloeke 1228 gram weegt Asterios Polyp. Maar hoewel het<br />

344 pagina’s tellende boek een dikke pil is, laat het verhaal<br />

zich vrij kort samenvatten. Het wordt verteld door de geest<br />

van Ignazio, die als alwetende verteller precies weet wat er in<br />

het hoofd van zijn tweelingbroer omgaat. Het boek begint op<br />

een punt in Asterios’ leven waarin alles mis gaat: zijn kamer<br />

ligt bezaaid met dwangbevelen. Onverzorgd ligt hij op bed,<br />

ogenschijnlijk een pornofilm te kijken, wanneer er een bliksemschicht<br />

inslaat in zijn appartementencomplex en er brand<br />

uitbreekt. Asterios heeft nog net tijd om drie kleine dingen<br />

mee te nemen en hij gaat op weg. Verregend en berooid komt<br />

hij aan in een dorp, waar hij gaat werken in de garage van<br />

de zachtaardige lobbes Stiff. Hij huurt een kamer bij Stiff en<br />

diens ravissante vrouw Ursula. In flashbacks wordt het<br />

verleden van Asterios uit de doeken gedaan en vertelt<br />

Ignazio over zijn relatie met Hana. Hana is in alles<br />

Asterios’ tegenpool en langzaam zie je de relatie kapot<br />

gaan. Bij Stiff en Ursula leert de verwaande architectuurdocent<br />

echter een belangrijke les. Voor het eerst<br />

in zijn leven bouwt hij iets en nadat Asterios een oog<br />

verliest, moet hij weer letterlijk opnieuw leren focussen<br />

in zijn leven. En aan het eind (attentie: plotspoiler!)<br />

keert Asterios terug bij Hana.<br />

Mazzucchelli heeft een ingenieuze constructie verzonnen<br />

om het verhaal te vertellen. Elk detail in het<br />

album krijgt enkele pagina’s verderop ineens betekenis.<br />

Zo blijkt Asterios helemaal geen pornofilm te hebben<br />

liggen kijken, maar een videoverslag van zijn eerste<br />

etentje met Hana.<br />

Wanneer hij naar zijn brandende huis kijkt, verzucht<br />

hij: „Niet nog een keer.” Later wordt duidelijk dat hij niet voor<br />

het eerst alles is kwijtgeraakt. Eerder verloor hij al zijn thuis<br />

toen Hana hem verliet.<br />

En de drie voorwerpen die Asterios argeloos lijkt mee te<br />

grissen, zijn herinneringen aan zijn vader (de aansteker) en<br />

zijn jeugd (het horloge). Hij geeft ze later weg, waarmee hij<br />

zijn verleden symbolisch achter zich laat. Alleen het Zwitserse<br />

zakmes dat hij ooit vond tijdens een wandeling met Hana aan<br />

het strand, houdt hij bij zich.<br />

35


Form follows function<br />

De figuur Asterios Polyp is een volgeling van het functionalisme<br />

of modernisme, waarvan door hem bewonderde architecten als<br />

Frank Lloyd Wright en Louis Sullivan de bekendste exponenten<br />

waren. Hun theorie over bouwen vatten ze samen als: form follows<br />

function, iets wat Asterios ook te pas en te onpas herhaalt.<br />

Het betekent zoiets als: het ontwerp van een gebouw of een<br />

voorwerp is ondergeschikt aan waar het voor dient. Dus niet te<br />

veel tierelantijntjes om een mooi gebouw te maken, het moet<br />

vooral functioneel zijn. Het liefst zie je aan het uiterlijk al waar<br />

iets voor dient. Het resultaat zijn meestal kale, tot de essentie<br />

teruggebrachte ontwerpen.<br />

Dat principe heeft Mazzucchelli ook toegepast in de manier<br />

waarop hij Asterios Polyp maakte. Zowel het ontwerp van het<br />

boek (de symbolisch in tweeën gedeelde kaft) als de vormgeving<br />

(de tekenstijl) zegt iets over de inhoud. Volgens de verteller<br />

Ignazio is de werkelijkheid zoals we die waarnemen een aanvulling<br />

op het eigen ik. Elk personage is door de stripmakers dan<br />

ook in een ander stijl weergegeven, al naar gelang hun rol in<br />

de scène. Wanneer Asterios en Hana elkaar ontmoeten, tekent<br />

Mazzucchelli Asterios als een mathematische figuur, opgebouwd<br />

uit cilinders en andere geometrische vlakken. Hana daarentegen<br />

bouwt hij op uit krasserige lijnen zonder duidelijke contour.<br />

Daarna gaan de vormen in elkaar op. Maar wanneer de twee zich<br />

van elkaar verwijderen, vallen ze weer terug in hun oude vorm.<br />

Ook in andere opzichten staat de tekenstijl in dienst van<br />

het verhaal. De ogenschijnlijk gevoelloze Asterios wordt vrijwel<br />

alleen in profiel weergegeven, met enkele strakke lijnen. Aan de<br />

gevoelige Hana is echter alles rond en amorf. Zij wordt vaker en<br />

36<br />

face getekend, om haar gelaatsuitdrukkingen goed weer te geven.<br />

Mazzucchelli voert de bouwkundige theorie zelfs door in zijn<br />

tekstballonnen: voor elk personage kiest hij een ander lettertype.<br />

Voor Asterios strakke letters, voor Hana een bijna handgeschreven<br />

handschrift voor het kind van Stiff en Ursula een<br />

kinderlijk handschrift met grotere spaties en voor de zweverige<br />

Ursula een fantasierijker lettertype.<br />

Kleur<br />

Ook aan de inkleuring heeft Mazzucchelli een symbolische<br />

betekenis meegegeven. Vrijwel het hele boek is opgemaakt in<br />

de drie primaire kleuren van het drukkerspalet: cyaan (blauw),<br />

magenta (roze) en geel. Cyaan staat voor de gevoelloze, rationele<br />

wereld van Asterios; magenta voor de gevoelige, aardse<br />

wereld van Hana. Wanneer zij verliefd worden, mengen de<br />

kleuren zich. Zolang ze bij elkaar zijn, is hun directe leefomgeving<br />

uit deze twee kleuren opgebouwd. Zo is ook het atelier van<br />

Hana roze, evenals de wereld van haar en haar kunstzinnige<br />

vrienden. Des te opvallender is het daarom dat als Hana en<br />

Asterios samen zijn, de kleur cyaan altijd overheerst.<br />

Daarmee is in één oogopslag duidelijk dat Asterios domineert.<br />

Ook bij hen in huis.<br />

Ook als ze op bezoek gaan bij Asterios’ ouders, is het huis<br />

voornamelijk magenta van kleur. Vader is hulpbehoevend en<br />

moeder cijfert zich voor hem weg. Ze merkt zelfs niet eens dat<br />

ze zelf dodelijk ziek is, zo blijkt later. Enkel de kamer waarin<br />

vader verblijft, is cyaan.<br />

Geel is de kleur van de buitenwereld. Als Asterios er op uittrekt,<br />

is het dan ook veelzeggend dat er geen cyaan meer te zien<br />

is, maar dat de gele kleur overheerst. Asterios heeft zijn ego<br />

losgelaten. Hij projecteert zijn mening niet langer op de wereld,<br />

maar staat open voor die wereld en probeert te leren.<br />

De drie kleuren staan redelijk naast elkaar, gedurende het<br />

verhaal. Ze komen voor in velerlei tinten, maar echt mengen<br />

doen ze nauwelijks. Dat gebeurt pas aan het einde van het<br />

boek, wanneer Asterios en Hana weer een manier hebben<br />

gevonden om samen gelukkig te zijn. Pas dan komen er ineens<br />

meer kleurschakeringen in de pagina’s.<br />

Tot slot komt er nog één kleur voor in het boek: paars. Een<br />

mengvorm van cyaan en magenta. Het lijkt de kleur van het<br />

noodlot. Paars wordt gebruikt voor de scène waarin Asterios na<br />

de brand in een identiteitscrisis het trappenhuis afdaalt. Tegen<br />

het einde van het verhaal komt de kleur weer terug als Asterios<br />

afdaalt naar de onderwereld. Hij en Hana spelen dan hun eigen<br />

versie van het Orpheus-toneelstuk. Die scène is een vreemd<br />

intermezzo in het boek. Mazzucchelli heeft niets voor of na<br />

deze scène geplaatst, waardoor het onduidelijk is of het hier<br />

gaat om een nachtmerrie van Asterios of om een commentaar<br />

op het verhaal. Het doet denken aan het intermezzo in een<br />

Grieks drama, waarin het koor bezingt hoe de hoofdpersonen<br />

hun noodlot niet kunnen ontlopen. Het lijkt hoe dan ook de<br />

bittere waarheid in een metaforisch jasje, zonder enige kleuring<br />

door het perspectief van welk personage dan ook.<br />

Thematiek<br />

Asterios Polyp is in de kern een boek over relaties. Lang is<br />

Asterios niet bij machte Hana echt te respecteren om wie ze is.<br />

Daarvoor zit hij nog te zeer met zichzelf in de knoop. Pas wanneer<br />

hij met zichzelf in evenwicht is gekomen, staat hij open<br />

voor een echte relatie. Een verhouding waarin de onderlinge<br />

verschillen elkaar niet in de weg staan, maar waarin liefde, vertrouwen<br />

en respect met elkaar in evenwicht zijn.<br />

Mazzucchelli geeft dat weer in de manier waarop de twee<br />

met elkaar praten. Aan het begin van hun relatie praat Asterios<br />

voortdurend in de plaats van Hana. Telkens als zij wat wil


vertellen, valt hij haar in de<br />

rede. Ook als ze in gezelschap<br />

zijn van anderen. ,,Zou jij ooit<br />

een gesprek kunnen voeren<br />

dat niet over jou gaat?”,<br />

bijt Hana hem toe vlak<br />

voor de relatiebreuk.<br />

Ze heeft het gevoel dat<br />

ze in de relatie wordt<br />

verstikt, zoals in een van<br />

haar dromen. Pas aan<br />

het eind, wanneer<br />

Asterios zijn loutering<br />

heeft ondergaan, spreken<br />

ze als gelijken met elkaar<br />

en vullen de dialogen elkaar aan.<br />

Mazzucchelli laat de tekstballonnetjes<br />

zo in elkaar verstrengelen, dat op een<br />

gegeven moment zelfs niet meer duidelijk is wie wat precies<br />

zegt. Voor het eerst vormen Asterios en Hana een eenheid.<br />

Asterios heeft daar een lange weg voor moeten afleggen. Bij<br />

Stiff en Ursula, die net als hij en Hana totale tegenpolen zijn,<br />

leert hij dat dat een gezonde relatie niet in de weg hoeft te<br />

staan. Dat houden van genoeg is.<br />

Motieven<br />

Zoals in elk bouwwerk, hoe eenvoudig ook, laat ook Mazzuccheli<br />

in zijn boek de nodige motieven terugkeren. Gaat het in de<br />

architectuur om vormen als ronde bogen of driehoeken die in<br />

een bouwkundig ontwerp telkens terugkeren, in Asterios Polyp<br />

gaat het om scènes die licht gewijzigde vorm worden herhaald.<br />

Een van de meest subtiele motieven is de scène waarin<br />

Asterios college geeft over de Twin Towers in New York. Een<br />

ontwerp waar hij zo dol op is, juist omdat het maar twee kale<br />

rechthoekige kubussen waren. „Snappen jullie het niet? Het<br />

briljante is juist dat het er twee zijn.” Hana doceert beeldhouwen.<br />

Ook zij geeft les aan de hand van de twee rechthoeken.<br />

Alleen leert zij haar leerlingen dat het drie vlakken zijn. De<br />

ruimte tussen de twee rechthoeken in hoort volgens haar evengoed<br />

bij het ontwerp. Het is symbolisch voor hoe verschillend<br />

de twee geliefden tegen de werkelijkheid aankijken.<br />

Zo wemelt het van de veelzeggende herhalingen in het verhaal,<br />

dat zowel begint (bliksem) als eindigt (een asteroïde) met<br />

rampspoed vanuit de lucht. Rampspoed die bovendien halverwege<br />

is aangekondigd door een halvegare in de kroeg die noch door<br />

Asterios noch door de lezer aanvankelijk serieus wordt genomen.<br />

Andere terugkerende motieven zijn de almaar terugkerende<br />

verwijzingen naar de Griekse oudheid: naar de architectonische<br />

theorieën van Plato en naar verhalen uit de mythologie.<br />

De Amerikaan David Mazzucchelli (1960) begint<br />

zijn carrière begin jaren ’80 in de superheldenstrips.<br />

Hij werkt aan Daredevil en samen met Frank<br />

Miller maakt hij het veel bekroonde Daredevil:<br />

Born Again en Batman: Year one. Daarna slaat<br />

hij een meer persoonlijke weg in en begint te<br />

illustreren voor onder ander The New Yorker en<br />

korte strips te tekenen voor zijn eigen blad Rubber<br />

Blanket. Samen met Paul Karasik verstript hij op<br />

ingenieuze wijze Broze stad, de ideeënroman van<br />

Paul Auster. Zie ZozoLala 146 voor een nadere<br />

analyse.<br />

Mazzucchelli gaat les geven aan de Rhode Island<br />

School of Design en School of Visual Arts in New<br />

York. Daar leert hij zijn leerlingen dat alles een<br />

functie moet hebben in hun strips. Een leerling als<br />

Dash Shaw drijft hij tot waanzin door hem onder<br />

de neus te wrijven dat zijn experimenten don’t<br />

make any sense.<br />

In zoverre lijkt Mazzucchelli wel een beetje op<br />

de figuur Asterios Polyp, die de zelfde theorie<br />

aanhangt dat de vorm altijd in dienst moet staan<br />

van de inhoud. Of zijn boek daarmee ook deels<br />

autobiografisch is, is echter een slag in de lucht.<br />

Mazzucchelli weigert vrijwel elk interview en wil<br />

al helemaal niet ingaan op de achtergronden van<br />

Asterios Polyp.<br />

„Strips zijn vooral visueel, de kracht en het genoe-<br />

Niet voor niets stamt Asterios af van Griekse immigranten.<br />

Zo woont hij in Ithaca (het eiland van Odysseus) en gaat<br />

Hana samenwerken met de choreograaf Willy, die als bijnaam<br />

Chimaera heeft (een Grieks mythologisch wezen dat slecht<br />

nieuws aankondigde). Ook de komst van Willy betekent slecht<br />

nieuws. Zijn vervelende seksuele toespelingen en vooral<br />

Asterios’ gebrek aan reactie daarop, zijn directe aanleiding tot<br />

de breuk tussen de twee geliefden.<br />

En in de sleutelscène in het boek daalt Asterios als een<br />

moderne Orpheus de onderwereld in om daar zijn geliefde<br />

Euridice/Hana te verliezen omdat hij eigenwijs is.<br />

Tot slot keert de afwezige vriend telkens als motief terug<br />

in het boek. Asterios heeft zijn hele leven al het gevoel dat hij<br />

iets of iemand mist, doordat Ignazio voortijdig is overleden.<br />

Ignazio’s gestalte loopt in het begin van het album achter<br />

Asterios aan. In zijn dromen keert Ignazio telkens terug.<br />

Wanneer Asterios later in het verhaal in de auto zit met Ursula<br />

en haar zoontje Jackson, blijkt het jongetje een denkbeeldig<br />

vriendje te hebben waar hij steeds mee speelt. Asterios verzinkt<br />

in gedachten. „Heb je broers of zussen,” vraagt Ursula hem.<br />

„Nee,” antwoordt Asterios, waarna de gestalte van Ignazio<br />

weer in de ruit opduikt. In zijn dromen praat hij met zijn dode<br />

tweelingbroer. Pas als hij in de laatste droom in opstand komt<br />

tegen zijn ‘andere helft’ en Ignazio neerslaat, kan Asterios zijn<br />

identiteitscrisis overwinnen en weet hij wat hem te doen staat:<br />

terug naar Hana.<br />

Die constructie van verschillende elementen, maakt Asterios<br />

Polyp tot een soort architectonisch bouwwerk in stripvorm<br />

dat zelfs na meermaals herlezen nog niet al zijn geheimen<br />

prijsgeeft. ×<br />

gen in het lezen ervan zit hem in de plaatjes,” zei<br />

Mazzucchelli ooit, die een hekel heeft aan strips<br />

waarin de tekeningen louter illustraties zijn bij de<br />

tekst. „Een goed plaatje moet meer uitdrukken dan<br />

louter het verhaal.” Voor elk project hanteert hij<br />

dan ook een andere tekenstijl. „Ik heb niet zozeer<br />

een eigen handschrift. Ik probeer elke keer weer de<br />

ideeën die in mijn hoofd zitten zo goed mogelijk te<br />

visualiseren.”<br />

Asterios Polyp (David Mazzucchelli); uitgeverij<br />

Oog&Blik/De Bezige Bij; kleur; harde kaft; 344 p.;<br />

€ 39,90<br />

37


Prikbord<br />

Stassen<br />

Het is alweer een hele tijd geleden dat De kinderen<br />

verscheen. Is Jean-Philippe Stassen<br />

verloren voor de stripwereld? Dat blijkt hard<br />

mee te vallen. Momenteel werkt de tekenaar<br />

van Brieven uit de bar en Deogratias aan een<br />

38<br />

In Memoriam<br />

Minck Oosterveer (1961-2011)<br />

Minck Oosterveer stond op het punt door te<br />

breken in de Verenigde Staten, toen hij op<br />

17 september door een verkeersongeval om<br />

het leven kwam. Duizendpoot Oosterveer<br />

was een van de weinig realistische striptekenaars<br />

die Nederland nog rijk was. Toch<br />

brak hij door bij het grote publiek door<br />

humoristisch werk, waaronder de detectivestrip<br />

Philip J. Bogaard samen met Willem<br />

Ritstier en Kor Selet en Dirk Twaar in Eppo<br />

Wordt Vervolgd, op tekst van Jan Schrijver.<br />

Daarvoor had hij al het album Kronieken van<br />

de Platte Aarde: Xorque de Vrijgeborene<br />

op zijn naam staan. Met Ritstier, met wie hij<br />

voor het eerst samenwerkte voor het blad<br />

Yèch begin jaren ’80, maakte hij zijn meeste<br />

strips: Claudia Brücken voor weekblad<br />

Kuifje, de krantenstrips Jack Pott (Algemeen<br />

Dagblad), Zodiac en Nicky Saxx (beide<br />

voor De Telegraaf), Rick Rolluik voor Suske<br />

en Wiske Weekblad en Trunk voor Myx om<br />

er maar een paar te noemen. Van recenter<br />

datum waren de western Ronson Inc. en<br />

de spin-off van Storm: De banneling van<br />

Thoem, allebei voor Eppo.<br />

Oosterveer beheerste vele stijlen. Hij tekende<br />

net zo makkelijk strips van Tom & Jerry als<br />

Rode Oortjes-gags. De laatste jaren probeerde<br />

hij voet aan de grond te krijgen in<br />

de Verenigde Staten. Dat leek te gaan lukken.<br />

Na een eerste succes met de culthit<br />

Unknown, op scenario van Mark Waid, kreeg<br />

hij aanbiedingen van uitgeverij Boom voor<br />

Zombie Tales en uitgeverij Marvel voor de<br />

series Ruse en Spider-Man. Oosterveer is vijftig<br />

jaar oud geworden.<br />

hedendaagse bewerking van Robert Louis<br />

Stevensons Schateiland, op scenario van de<br />

Franse cultuurhistoricus Sylvain Venayre,<br />

van wie hij in 2006 al een becommentarieerde<br />

Franse editie van Joseph Conrads Heart of<br />

Darkness illustreerde. Te verschijnen in 2012<br />

bij uitgeverij Futuropolis. TD<br />

Amerikaanse prijzen<br />

De afgelopen zomer zijn de belangrijkste<br />

Amerikaanse stripprijzen weer uitgereikt: de<br />

Eisner Awards op het jaarlijkse stripfestival<br />

van San Diego en de Harvey Awards op het<br />

festival van Baltimore. Als beste graphic novel<br />

werd in San Diego dit keer gekozen voor twee<br />

winnaars: Return of the Dapper Men van Jim<br />

McCann en Janet Lee en Wilson van Daniel<br />

Clowes. In Baltimore ging David Mazzucchelli<br />

met die prijs aan de haal voor zijn inmiddels<br />

ook in het Nederlands vertaalde Asterios Polyp.<br />

De prijzen voor de beste buitenlandse albums<br />

In Memoriam<br />

Gilles Chaillet (1946-2011)<br />

Gilles Chaillet was een alleskunner. Voordat<br />

hij doorbrak met zijn eigen series, werkte hij<br />

als inkleurder aan Dargaud-reeksen als Olivier<br />

Blunder en Blueberry en als illustrator aan<br />

allerlei Asterix-merchandise. Ook rondde hij<br />

het Roodbaard-album De Helleschuit af toen<br />

Victor Hubinon vlak voor het einde ziek werd.<br />

In 1976 vroeg Jacques Martin hem zijn serie<br />

Lefranc over te nemen. Hij zou twintig jaar<br />

aan die serie blijven werken en tekende als<br />

assistent van Martin ook mee aan andere projecten<br />

als De reizen van Alex. Begin jaren ’80<br />

begon hij in stripblad Kuifje zijn eigen reeks:<br />

Vasco, waarvan vorig jaar het 22ste deel verscheen.<br />

Het tekenwerk had hij kort daarvoor<br />

overgedragen aan Frédéric Toublanc. Latere<br />

series van Chaillet waren nog De laatste profetie,<br />

Tombelaine op scenario van Bernard<br />

Capo en Vinci op tekst van Didier Convard.<br />

Zelf schreef Chaillet ook scenario’s voor<br />

anderen, zoals De schilden van Mars voor<br />

Christian Gine en Intox voor Olivier Mangin.<br />

gingen naar de Engelse vertalingen van Tardi’s<br />

Loopgravenoorlog en 20th Century Boys<br />

van Naoki Urasawa (Eisner Awards) en het<br />

achtergrondboek The Art of Osamu Tezuka:<br />

God of Manga van Helen McCarthy (Harvey<br />

Award). Debuutprijzen waren er voor Rob<br />

Guillory met Chew (Harvey) en American<br />

Vampire van Scott Snyder, Stephen King en<br />

Rafael Albuquerque (Eisner). Verder kreeg<br />

Daytripper van Gabriel Bá en Fabio Moon<br />

(zie ZozoLala 177) nog een Eisner Award<br />

voor beste afgeronde reeks en PVP van<br />

Scott Kurtz een Harvey Award voor beste<br />

webcomic (zie Pvponline.com). Voor een<br />

uitputtend overzicht, zie: Comic-con.org<br />

en Harveyawards.org. HvS<br />

Asterix<br />

Voor die enkeling die het nog niet gehoord<br />

heeft: de inmiddels hoogbejaarde Albert<br />

Uderzo (84) heeft zijn succesreeks Asterix overgedragen<br />

aan een nieuw duo. Voortaan wordt<br />

het tekenwerk verzorgd door Uderzo’s assistent<br />

Frédéric Mebarki en als scenarist is de jonge<br />

Fransman Jean-Yves Ferri aangezocht. De<br />

twee werken al aan een nieuw album dat volgend<br />

jaar zou moeten verschijnen. Ferri is bij<br />

ons alleen bekend als scenarist van Terug op<br />

aarde, met tekeningen van Manu Larcenet. In<br />

het Frans tekende hij zelf onder andere satirische<br />

strips voor Fluide Glacial. In 2009 maakten<br />

Uderzo en de erven van Asterix-bedenker René<br />

Gosciny al bekend dat zij de uitgeefrechten<br />

van de strip aan uitgeverij Hachette hadden<br />

In Memoriam<br />

Jean Tabary (1930-2011)<br />

Toen Jean Tabary in 1962 een strip begon<br />

met scenarist René Goscinny, draaide<br />

die nog rond de sullige kalief Haroen el-<br />

Poessah. Al snel werd die echter van het<br />

eerste plan verdreven door een bijfiguur uit<br />

de verhalen, de machtsbeluste grootvizier<br />

Iznogoedh. De strip werd een groot succes<br />

en verscheen na een aantal jaar ook in<br />

het destijds razend populaire Pilote. Zijn<br />

gevleugelde uitspraak ‘Ik wil kalief worden<br />

in plaats van de kalief’, werd een staande<br />

uitdrukking in Frankrijk. Hoewel er in<br />

het Nederlands maar een beperkt aantal<br />

albums van de reeks is verschenen (negen<br />

bij uitgeverij Dargaud en zijn Nederlandse<br />

voorlopers en vier bij Arboris), was de strip<br />

in eigen land een enorm succes. Daar gingen<br />

er miljoenen exemplaren over de toonbank.<br />

Reden waarom Tabary de reeks na de<br />

dood van Goscinny in 1977 ook zelfstandig<br />

voortzette: 28 albums zijn er verschenen.<br />

Tabary en Goscinny hadden elkaar eind<br />

jaren ’50 ontmoet op de redactie van het<br />

blad Vaillant (het latere Pif). Tabary maakte<br />

daarvoor onder andere de strip Totoche, die<br />

al na een paar jaar een eigen pocketreeks<br />

kreeg en die hij tot 1976 zou blijven maken.<br />

Twee personages uit die strip kregen ook<br />

een eigen serie, die onder de naam Jantje<br />

en Carina ook in het Nederlands werd uitgebracht<br />

door uitgeverij Dupuis.


verkocht, inclusief het recht om de reeks na<br />

Uderzo’s dood voort te zetten. HvS<br />

Por dios<br />

Na een jaar is het alweer gedaan met het tijdschrift<br />

Por Dios. Na twaalf nummers bleek er te weinig<br />

publiek voor de oude verhalen die fans veelal<br />

al in album hadden. Een jonger publiek werd<br />

amper aangeboord met herdrukken van albumvullende<br />

verhalen van Storm, Franka of January<br />

Jones. Uitgeverij Don Lawrence Collection<br />

In Memoriam<br />

Albert Weinberg (1922-2011)<br />

Twee jaar geleden zat de hoogbejaarde<br />

Albert Weinberg nog te signeren tijdens<br />

de stripbeurs in Arnhem, verguld met alle<br />

aandacht nadat hij toch al zolang niets meer<br />

getekend had. Op 29 september overleed hij<br />

op 89-jarige leeftijd. Na zijn studie rechten<br />

begon hij als assistent van Victor Hubinon,<br />

voor wie hij decors tekende in series als Buck<br />

Danny. Ook werkte hij als assistent voor<br />

Edgar P. Jacobs. Na een paar jaar wordt hij<br />

door weekblad Kuifje gevraagd een eigen<br />

pilotenstrip te maken om de strijd aan te<br />

kunnen gaan met het populaire Buck Danny<br />

uit concurrent Robbedoes. Dat wordt Dan<br />

Cooper. Meer dan veertig albums zullen<br />

daarvan verschijnen, vertaald in vijftien talen.<br />

Weinberg stapt eind jaren ’70 met zijn reeks<br />

over naar concurrent Wham!, waarvoor hij<br />

ook de serie Barracuda opzet. Vlak voor zijn<br />

dood had Weinberg besloten nog een laatste<br />

Dan Cooper-album te maken, maar dat is<br />

niet meer gelukt.<br />

heeft nog wel plannen om de oude strips uit<br />

de archieven van ter ziele gegane uitgeverijen<br />

als De Geïllustreerde Pers, De Spaarnestad,<br />

Oberon en Big Balloon te ontsluiten, maar<br />

niet meer in tijdschriftvorm. HvS<br />

In Memoriam<br />

Francesco Solano López (1928–2011)<br />

Van de Argentijn Fransesco Solano López<br />

is maar één album in het Nederlands<br />

vertaald. Het is een deel uit zijn sf-epos<br />

Slot Barr, dat hij met scenarist Ricardo<br />

Barreiro maakte. Het verscheen onder de<br />

titel Amazones uit de ruimte in 1981 bij<br />

uitgeverij Michel Deligne. Het oeuvre van<br />

Solano López is echter vele malen uitgebreider:<br />

tientallen detective-, horror en<br />

seksstrips (Young Witches) heeft hij op<br />

zijn naam staan. Zijn grootste verdienste<br />

was echter het oprichten van uitgeverij<br />

Frontera, samen met schrijver Hector<br />

Oesterheld. Bij die uitgever kon de jonge<br />

Hugo Pratt onder andere zijn Ernie Pikeverhalen<br />

kwijt. Ook startte het team het<br />

tijdschrift Hora Cero dat een podium<br />

bood aan jonge tekenaars als José Muñoz.<br />

Samen met Oesterheld begon hij in 1957<br />

de sf-strip El Eternauta, die in Argentinië<br />

een enorme populariteit genoot. Voor de<br />

impact die deze strip had op de ontwikkeling<br />

van de Argentijnse strip, zie ook het<br />

interview met Carlos Nine in ons vorige<br />

nummer. Op latere leeftijd maakte Solano<br />

López samen met zijn zoon Gabriel nog<br />

de strip Ana die in 1991 bij uitgeverij<br />

Fantagraphics verscheen.<br />

In Memoriam<br />

Daniel Hulet (1945-2011)<br />

Prikbord<br />

Daniel Hulet was voor mensen die zijn<br />

albums globaal doorbladerden een kloon<br />

van Hermann en daarmee niet interessant.<br />

Daarmee wordt zijn werk onrecht<br />

aangedaan. De op 9 september jongstleden<br />

Hulet had een hang naar het occulte<br />

en zwaarmoedige en dat gaf zijn strips<br />

een dramatische lading die ze – ondanks<br />

de soms warrige scenario’s – zeer de<br />

moeite van het lezen waard maakten.<br />

Begin jaren ’80 brak hij door met de<br />

avonturenserie Farao op scenario van<br />

André-Paul Dûchateau en later de historische<br />

oorlogsstrip De paden van de<br />

roem met Jean Bucquoy, verhalen die<br />

allemaal een magisch-realistisch tintje<br />

hadden. Dat gold niet voor het broodwerk<br />

dat nodig was om de schoorsteen te<br />

laten roken, zoals de avonturenstrip Chris<br />

Melville of albums in de concept-reeksen<br />

Levenslijnen en De Fleury-Nadals, allemaal<br />

op scenario van anderen. Maar<br />

wel wanneer hij de boel helemaal in<br />

eigen hand hield, zoals de horrorseries<br />

Tochten doorheen een zonderling hoofd,<br />

Macabere sfeer, Immondys en Extra-<br />

Muros, die hij allemaal ook zelf schreef.<br />

Stuk voor stuk verhalen waarin hij zijn<br />

kunnen etaleerde en die een beklijvend,<br />

naknagend gevoel bij de lezer wisten op<br />

te roepen.<br />

39


Laatste Oordeel<br />

40<br />

Gothic western van Dumontheuil<br />

is een aanrader<br />

Big Foot 1 e ballade: Magic Child (Nicolas<br />

Dumontheuil) Uitg. Oog&Blik/De Bezige Bij;80 pl; kleur;<br />

harde kaft; € 18,90<br />

Of de titel Big Foot te maken heeft met het<br />

denigrerende etiket dat in de VS wordt gebruikt<br />

voor humorstrips (vergelijkbaar met ‘BD gros nez’ in Frankrijk) wordt<br />

in het midden gelaten. Big Foot is wel een humoristisch bedoelde<br />

western, losjes gebaseerd op een boek van Richard Brautigan: The<br />

Hawkline Monster: A Gothic Western. Hoofdpersonen zijn de slunge-<br />

lige revolverhelden Ned en Zeb. Ned is een gevoelige weesjongen, die<br />

tussen de vuurgevechten in op zoek is naar de geborgenheid van een<br />

familie. Daarom adopteert hij onderweg een oude man die aan de strop<br />

hangt. Hij voorziet hem van nieuwe kleren, een geweer en trakteert<br />

hem op het bordeel. De neger Zeb is zijn kompaan, hij hangt in zijn vrije<br />

tijd vooral rond in datzelfde bordeel. Net als Graaf Tel uit Sesamstraat<br />

telt Zeb de hele dag alles wat hij tegenkomt.<br />

Het jaar is 1905, de verovering van het westen is voltooid, nu rukt<br />

de beschaving op. Dat betekent dat men revolverhelden inhuurt voor<br />

Feel bad strip<br />

Eerlijke lui deel één (Durieux & Gibrat) Uitg. Dupuis;<br />

64 pl.; kleur; harde kaft; € 14,95<br />

Voordat Jean-Pierre Gibrat succes kreeg als<br />

maker van strips die zich in het nabije verleden<br />

afspelen (Mattéo, Het uitstel, Elke raaf pikt),<br />

maakte hij een aantal spottende verhalen met<br />

alledaagse gebeurtenissen als uitgangspunt.<br />

Daarna sloeg hij zoals gezegd een andere weg in. Met Eerlijke lui keert<br />

hij weer even terug naar die begintijd van zijn carrière, weliswaar alleen<br />

als scenarist.<br />

Philippe heeft altijd een eenvoudig, maar eerlijk leven geleid en<br />

daar hard voor gewerkt. Maar zijn leven stort volledig in, wanneer hij<br />

te horen krijgt dat hij is ontslagen. En dat nog wel op het moment dat<br />

hij net met zijn uiteengevallen gezin zijn drieënvijftigste verjaardag<br />

viert. Philippe raakt alles kwijt, zelfs het dak boven<br />

zijn hoofd. Hij verwaarloost zichzelf en begint stevig te drinken.<br />

Gelukkig heeft hij een goede vriend, een arts, die hem<br />

door dik en dun trouw blijft en bij wie hij onderdak vindt.<br />

Geleidelijk aan krabbelt hij weer overeind en komt tot het<br />

besef dat eerlijke lui zeldzaam zijn en dat je met die eerlijkheid<br />

niet ver komt.<br />

Gibrat en tekenaar Christian Durieux vertellen het verhaal<br />

met een soort sarcastisch leedvermaak. Philippe is<br />

het smerige werk. Ook Magic Child, een aantrekkelijke squaw. Zij huurt<br />

Ned en Zeb in voor een klus. Eerst duikt ze bij Zeb in de tobbe, dan legt<br />

ze uit dat ze op zoek moeten naar haar zuster. Raadselachtig voegt ze<br />

er nog aan toe dat hen ‘een gothic toekomst wacht’. Dat is nog eens iets<br />

anders dan een veedief neerknallen.<br />

Big Foot lijkt van de hak op de tak te springen door de korte hoofdstukken<br />

waarin het is opgedeeld. Ogenschijnlijk worden telkens nieuwe,<br />

irrelevante zijwegen ingeslagen, maar uiteindelijk brengt auteur Nicolas<br />

Dumontheuil alles toch bij elkaar. Je moet als lezer geen rechttoerechtaan<br />

verhaal verwachten, maar als je welwillend mee hobbelt,<br />

wordt je geduld beloond. Dumontheuil is namelijk een goede verteller<br />

en combineert grove, racistische humor die op het randje balanceert<br />

(een hoofdstuk heet ‘die verdomde negers’) met platte, maar grappige<br />

seksscènes (‘We<br />

kunnen het<br />

beste snel gaan<br />

neuken als we<br />

morgen vroeg<br />

willen opstaan’).<br />

De verhaallijn<br />

is door de<br />

losse hoofdstukken<br />

wat<br />

rommelig,<br />

maar loopt<br />

goed door. Ze<br />

bevat genoeg<br />

elementen om<br />

Magic Childs<br />

voorspelling over een gothic toekomst uit te laten komen en zit vol<br />

leuke knipogen, zoals een zwaar vloekende sheriff die op John Wayne<br />

lijkt. Dumontheuils eerste Nederlandstalige boek (in 1996 won hij al de<br />

prijs voor beste album op het festival van Angoulême voor Qui a tué<br />

l’ídiot?) is meteen een vette aanrader. Origineel verteld, grappig en<br />

getekend in een stijl die herkenbaar is, zonder dat je precies de vinger<br />

erop kunt leggen op wie het nu het meest lijkt. Blutch, Blain, Sfar of is<br />

het toch meer Pedrosa? Echt uniek ziet het er niet uit, maar het werkt<br />

goed, zeker met de bruinige inkleuring. Gerard Zeegers<br />

eigenlijk de enige in deze geschiedenis die deugt, met als gevolg dat<br />

hij degene is die de klappen (vaak letterlijk) te incasseren krijgt. Maar<br />

ongeveer halverwege dit boek krijgt het verhaal een wending.<br />

Durieux is een tekenaar die net zo makkelijk een realistische<br />

(Mobilis met Andreas) als een humoristische (Oscar met Lapière) tekenstijl<br />

aanmeet. In Eerlijke lui is hij goed op dreef als humorist. Zijn losse<br />

stijl (die onder andere doet denken aan die van Jean-Claude Denis) sluit<br />

mooi aan bij het lichtvoetige en met een bijtende humor vertelde scenario<br />

van Gibrat. Voor wie hem alleen kent van zijn eerder genoemde<br />

historische strips, zal het een verrassing zijn om deze kant van hem te<br />

ontdekken.<br />

Een vertaling van Eerlijke lui werd al eerder aangekondigd, maar<br />

werd door de uitgever uitgesteld om de twee delen korter na elkaar uit<br />

te kunnen brengen. Gelukkig hoeven we dus niet al te lang te wachten<br />

om er achter te komen welke verrassende plotwendingen Gibrat nog<br />

voor ons in petto heeft. Hans Pols


Onleesbaar voor oningewijden<br />

Batman: Hush (Jeph Loeb & Jim Lee) Uitg. De<br />

Vliegende Hollander; 320 p.; kleur; pocket; € 22,50<br />

Hush was een twaalfdelige verhaallijn in de<br />

maandelijkse Batman-comicserie die in 2004<br />

enorm succesvol was in de Verenigde Staten. De<br />

bundel was eveneens een verkoopsucces, wat<br />

de enige verklaring kan zijn waarom zoveel jaar<br />

na dato alsnog een Nederlandse vertaling volgt. Want in tegenstelling<br />

tot klassiekers als The Dark Knight Returns, The Killing Joke, Arkham<br />

Asylum of Batman: Year One is Hush artistiek gezien geen vernieuwend<br />

Batman-boek. Onderhoudend is het echter wel.<br />

Scenarist Jeph Loeb had al de nodige Batman-verhalen op zijn<br />

naam staan toen hij aan Hush begon. In dit verhaal wordt Batman meegesleept<br />

in een complot waarin zo’n beetje al zijn oude tegenstanders<br />

betrokken zijn. Zij blijken zelf echter ook slechts als pionnen te worden<br />

gebruikt door een geheimzinnige man met een gemummificeerd hoofd<br />

die achter de schermen aan alle touwtjes trekt. Een van hen, Catwoman,<br />

zint het niet dat er een spelletje met haar wordt gespeeld en ze besluit<br />

een verbond aan te gaan met Batman. Samen binden ze de strijd aan,<br />

ze worden verliefd en Batman besluit haar in vertrouwen te nemen over<br />

zijn ware identiteit.<br />

Hush is bovenal een vehikel geworden dat Loeb gebruikt om het<br />

hele Batman-universum de revue te laten passeren. Alle belangrijke<br />

gebeurtenissen uit de decennia daarvoor passeren in flashbacks de<br />

revue: de moord op zijn ouders waarna de jonge Bruce Wayne besluit<br />

het kwaad te gaan bestrijden, de vondst van de vleermuisgrot, de drie<br />

Robins die hem in de loop der jaren terzijde stonden, de moord op de<br />

tweede Robin (Jason Todd) en de aanslag op de dochter van politiecommissaris<br />

James Gordon (Barbara) die eerst als Batgirl en na de aanslag<br />

als Oracle verlamd vanachter de computer Batman terzijde staat.<br />

Ook alle belangrijke tegenstanders komen langs: Two-Face (Harvey<br />

Dent), Penguin, Riddler, Scarecrow, The Joker, Harley Quinn, Ra’s al Ghul<br />

(bij wiens dochter Talia Batman in de latere comics nog eens een zoon<br />

Sublieme literaire thriller<br />

Black Page (Meyer/Lapière/Giroud) Uitg. Blloan; 104<br />

pl.; kleur; harde kaft; € 17,95<br />

Kunstenaars die elke vorm van publiciteit schuwen<br />

spreken tot de verbeelding. Denk maar<br />

aan de schrijver J.D. Salinger, die wereldroem<br />

vergaarde met The Catcher in the Rye maar<br />

weigerde om zich in het openbaar<br />

te laten zien of te laten interviewen<br />

en dit tot aan zijn dood volhield. Op<br />

dit gegeven baseerden twee van de<br />

succesvolste stripscenaristen van<br />

het moment, Giroud en Lapière, een<br />

thriller: Black Page.<br />

De schrijver heet in dit geval<br />

Carson McNeal. Zijn werk wordt<br />

wereldwijd vertaald en verfilmd,<br />

maar niemand weet wie hij echt is.<br />

Een jonge, aantrekkelijke journaliste,<br />

Kerry Stevens, heeft zich voorgenomen<br />

om de identiteit van McNeal<br />

te onthullen. Ze slaagt erin om de<br />

eerste pagina’s te bemachtigen van<br />

McNeals nieuwe roman, een boek<br />

over een Palestijnse vrouw, Afia. Zij<br />

heeft haar hele familie uitgemoord<br />

Laatste Oordeel<br />

zal verwekken, maar dat terzijde) en Poison Ivy om er slechts enkelen te<br />

noemen. Hoewel ze allemaal maar kort ten tonele verschijnen en ook<br />

de flashbacks allemaal maar kort duren, staat de enorme hoeveelheid<br />

ervan de leesbaarheid behoorlijk in de weg.<br />

Ook het enthousiasme van tekenaar Jim Lee (vooral bekend van<br />

Wildcats en X-Men) is allemaal iets te veel van het goede. Aan het<br />

begin van het verhaal tekent hij Bruce Wayne’s oude vriend Thomas<br />

Elliot met zó’n vileine grijns op zijn gezicht, dat het zelfs voor een kleuter<br />

van twee al duidelijk<br />

is dat hij de kwade genius<br />

is achter alle malheur<br />

die Batman overkomt.<br />

Dat haalt al snel veel<br />

spanning uit het verhaal.<br />

Gelukkig weet Loeb aan<br />

het eind van deze dikke<br />

pil toch nog een leuke<br />

twist aan het verhaal te<br />

geven als blijkt dat ook<br />

Elliot werd gebruikt door<br />

een andere schurk.<br />

Hush is zeker geen<br />

slechte strip. In de diarree<br />

aan superheldencomics<br />

die maandelijks<br />

over de VS wordt uitgestort,<br />

waren de twaalf deeltjes Hush bovengemiddeld goed: er zit<br />

een kop en een staart aan, de personages hebben allemaal keurig een<br />

beweegreden voor hun handelen en de pagina’s ogen ondanks de veelheid<br />

aan dialogen nergens saai. Maar voor wie het Batman-universum<br />

slechts zijdelings kent, is Hush helaas een onleesbaar boek geworden.<br />

Zo is de sleutel tot de oplossing van het mysterie, Batmans gebochelde<br />

hulpje Harold Allnut, een personage dat begin jaren ’90 slechts enkele<br />

keren in de nooit vertaalde Batman-strips is opgevoerd. Dat maakt het<br />

allemaal behoorlijk onbegrijpelijk voor de leek. Overdaad schaadt, blijkt<br />

maar weer eens. Hans van Soest<br />

zien worden. Kerry Stevens slaagt er met een list in om een man te<br />

benaderen die Carson McNeal zou kunnen zijn en er ontstaat zelfs een<br />

verhouding tussen hen.<br />

Het verhaal van Kerry’s speurtocht naar de schrijver wordt afgewisseld<br />

met fragmenten uit Carsons roman in wording, waarbij tekenaar<br />

Ralph Meyer (bekend van de thriller Hard tegen hard) steeds van<br />

tekenstijl wisselt. Het verhaal van Kerry is weergegeven in losse pentekeningen<br />

en dat van Afia is geschilderd. Geleidelijk aan gaan de verhalen<br />

steeds meer parallel lopen en het moment dat ze elkaar kruisen lijkt<br />

onvermijdelijk. Meyer illustreert<br />

dat door de twee stijlen die<br />

tot dan toe keurig afgebakend<br />

waren, per pagina in elkaar<br />

over te laten vloeien. Een mooie<br />

vondst.<br />

Giroud en Lapière hebben<br />

een sublieme plot uitgedacht,<br />

door Ralph Meyer uitstekend<br />

in beeld gebracht, met een<br />

verrassend einde. Black Page<br />

is een spannend boek, maar<br />

de sterk uitgewerkte personages,<br />

de politieke dimensie<br />

en de gelaagdheid van het<br />

en verhaal maken Black Page<br />

tot een album dat het thrillergenre<br />

overstijgt. Een literaire<br />

stripthriller! Hans Pols<br />

41


Laatste Oordeel<br />

42<br />

Levensecht liefdesverhaal<br />

Vijfduizend kilometer per seconde (Manuele<br />

Fior) Uitg. Blloan; 144 pl.; kleur; paperback; € 19,95<br />

In de handen van een vaardige stripmaker<br />

kunnen zelfs de meest alledaagse gebeurtenissen<br />

een mooi verhaal opleveren. Zo iemand is<br />

Manuele Fior. Deze jonge Italiaanse stripmaker<br />

heeft al diverse tijdschriftenpublicaties op<br />

zijn naam staan en de niet vertaalde graphic novel Icarus, maar met<br />

Vijfduizend kilometer per seconde brak hij definitief door. Met deze<br />

bij de gerenommeerde<br />

Zwitserse uitgever<br />

Atrabile verschenen<br />

graphic novel veroverde<br />

hij de harten van lezers<br />

en kritiek. Het leverde<br />

hem in Angoulême<br />

bovendien de prijs voor<br />

het beste album van<br />

2011 op. Hij dankt deze<br />

bekroning zeker niet in<br />

de laatste plaats aan de<br />

fraai geaquarelleerde<br />

pagina’s met bij elke<br />

scène een passende mix<br />

van kleuren. Vijfduizend<br />

kilometer per seconde<br />

vertelt het liefdesverhaal<br />

van Piero en Lucia. Fior<br />

vertelt hun verhaal niet<br />

chronologisch, maar<br />

Een verkwistende losbol als vader<br />

De zoon van Rembrandt (Robin) Uitg. Blloan; 300 pl.; zwart-wit; paperback; €<br />

19,95<br />

Behalve over zijn werk is er ook al veel over<br />

Rembrandt Harmenszoon van Rijn zelf geschreven.<br />

De beroemde schilder had een turbulent<br />

liefdesleven, waarin drie vrouwen de hoofdrol<br />

speelden en hij gaf (soms veel) meer geld uit<br />

dan er binnen kwam.<br />

Stof genoeg voor de vele romans die er<br />

over hem gemaakt zijn. Robin kiest voor een<br />

originele invalshoek. Hij beschrijft een periode<br />

van ongeveer twintig jaar in het leven van Rembrandt, zoals dat wordt<br />

gezien en verteld door zijn zoon Titus. Titus wordt in 1641 geboren als<br />

zoon van Rembrandt en Saskia van Uylenburgh. Niet veel later sterft<br />

zij. Al op jonge leeftijd is Titus er getuige van dat zijn vader een relatie<br />

begint met Geertje Dirckx, de vrouw die de schilder in huis heeft genomen<br />

om voor hem te zorgen. Na een ruzie met zijn maîtresse komt<br />

er weer een andere vrouw in huis: het jonge dienstmeisje Hendrickje<br />

Stoffels.<br />

Titus is pas acht jaar als zijn vader een verhouding begint met<br />

Hendrickje. Zijn levenswandel brengt Rembrandt in opspraak bij de<br />

kerkenraad en Hendrickje wordt geëxcommuniceerd. Bovendien raakt<br />

Rembrandt steeds dieper in de financiële problemen.<br />

De zoon van Rembrandt had een loodzwaar drama kunnen worden<br />

over een weeskind met een verkwistende losbol als vader, maar<br />

dat is het niet. Robin laat ons meekijken door de ogen van een kind<br />

in een voor die tijd ongebruikelijk huishouden. Hij verwondert zich<br />

erover dat andere mensen dat raar vinden en hem en zijn vader erom<br />

met sprongen in de tijd. Als het verhaal begint, zijn Piero en zijn beste<br />

vriend Nicola er in hun zomervakantie getuige van dat er een nieuw<br />

meisje bij hen in de buurt komt wonen. De twee pubers, die hun dagen<br />

doorbrengen met aan het strand liggen en scooter rijden, fantaseren<br />

over wie haar zal weten veroveren. De vraag wat er verder die zomer<br />

gebeurt, blijft nog even onbeantwoord, maar dat hun wegen zich scheiden,<br />

wordt al snel duidelijk. We zien Lucia terug in Noorwegen, waar ze<br />

vier maanden bij een gastgezin logeert. Piero gaat studeren en wordt<br />

archeoloog. Beiden hebben een aantal keuzes gemaakt in de liefde en<br />

in hun leven, maar waren het wel de juiste?<br />

Fior vertelt een eenvoudig verhaal, dat door zijn thematiek voor<br />

veel lezers herkenbaar zal zijn en werkt dat op schitterende wijze uit. De<br />

personages zijn levensecht, de emoties herkenbaar en dat allemaal heel<br />

mooi in beeld gebracht. Indrukwekkend. Hans Pols<br />

mijden. Maar Titus is ook een kind dat speelt, ruziemaakt, voor het<br />

eerst verliefd wordt en dat alles tegen het decor van de Gouden Eeuw.<br />

Er zit heel veel humor in dit verhaal, niet alleen in de teksten, maar<br />

ook in de tekeningen die veel vaart hebben. In de handen van Robin<br />

is Titus een soort Kleine Nicolaas van de Gouden Eeuw geworden. Het<br />

verhaal wordt verteld met het zelfde soort subtiele humor dat ook de<br />

verhaaltjes van Goscinny kenmerkt. De vergelijking wordt nog versterkt<br />

door de stijl waarin het boek is getekend en die aan Sempé doet<br />

denken. Het werkt. Zonder gebruik te maken van kaders zet Robin met<br />

zwierige penlijnen pagina’s neer die leven. Het sterke tekenwerk en het<br />

goed vertelde verhaal maken van De zoon van Rembrandt een genoegen<br />

om te lezen. Hans Pols


Vermakelijke puzzel voor<br />

Marvel-fans<br />

Marvel 1602 (Andy Kubert & Neil Gaiman) Uitg. Nona<br />

Arte; 208 pl.; kleur; slappe kaft; € 19,90<br />

Engelsman Neil Gaiman is met zijn fantasyboeken<br />

(waaronder de verfilmde Coraline en<br />

Stardust) en stripscenario’s (Sandman, Ruis,<br />

Black Orchid) een van de meest bejubelde<br />

schrijvers van de afgelopen twintig jaar. In 2003 schreef<br />

hij voor comic-uitgeverij Marvel een achtdeling mini-serie<br />

onder de titel Marvel 1602, waarvan de bundel nu in het<br />

Nederlands is vertaald.<br />

Voor de lezer zonder enige achtergrondkennis vertelt<br />

Marvel 1602 het verhaal van de Engelse koningin Elizabeth<br />

die zich aan het begin van de 17e eeuw staande moet zien<br />

te houden tegen de intriges van onder andere de Schotse<br />

koning James I, de Spaanse inquisitie en ene graaf Otto<br />

von Doom. In haar koninkrijk groeit de haat tegen hekserij<br />

en mensen met bovennatuurlijke eigenschappen met de<br />

dag, zeker nu het al een tijd lang vreemd weer is en mensen<br />

daarin een voorbode zien van de Dag des Oordeels.<br />

Elizabeth krijgt bezoek van Virginia Dare, het eerste kind<br />

van Engelse kolonisten dat in het dan nog jonge Amerika<br />

geboren is. Dare blijkt eveneens te beschikken over bovennatuurlijke<br />

gaven. Wanneer Elizabeth wordt vermoord,<br />

breekt een strijd los waarin iedereen die anders is moet<br />

vrezen voor zijn leven.<br />

Maar wat Marvel 1602 zo leuk maakt, is niet het fantasy-verhaal<br />

dat Gaiman geweven heeft rond de historische<br />

figuren Elizabeth, James I en Virginia Dare. Wel de bijfiguren.<br />

Iedereen die wel eens Amerikaanse comics leest,<br />

herkent de Marvel-karakters. Zo is Elizabeths rechterhand Nicolas Fury<br />

natuurlijk Nick Fury, geheim agent van S.H.I.E.L.D., is Elizabeths lijfarts<br />

Doctor Strange en haar vijand Doctor Doom uit het fictieve Marvelland<br />

Latveria. De heksen uit die tijd zijn niets minder dan de mutanten<br />

en superhelden uit het Marvel-cultuurgoed. De heksenschool<br />

staat onder leiding van ene Carlos Javier (Charles Xavier uit X-Men),<br />

wiens leerlingen de oorspronkelijke eerste vijf X-Men zijn: Beast, Jean<br />

Grey, Iceman, Archangel en Cyclops.<br />

Gaiman verplaatste het volledige Marvel-universum naar het<br />

Hoe leeg is mijn nest<br />

Het lege nest (Peter de Wit) Uitg. De Harmonie; 95 pl.;<br />

zwart-wit; slappe kaft;<br />

Ook aan een stripmaker gaan de jaren niet<br />

ongemerkt voorbij. Het kroost van vader Peter de Wit groeit op en<br />

verlaat het ouderlijk huis. En vader De Wit overziet de woning en het<br />

was verlaten en leeg. Daarop slaat het lege-nest-gevoel toe.<br />

In de grafische novelle, zoals de uitgever het smaakvol aan de<br />

man brengt, doet De Wit verslag van de periode waarin hij weer met<br />

zichzelf en de veranderde omstandigheden in het reine probeert te<br />

komen. In nauwe samenwerking met zijn grafische telg Sigmund probeert<br />

zijn grafische alter ego Ben de warboel van gevoelens waarmee<br />

hij worstelt, te ontrafelen.<br />

De stripmaker is daarbij zijn gebruikelijke tekenstijl trouw gebleven.<br />

Dat geeft de nodige lichtheid die het verhaal nodig heeft om<br />

leesbaar te blijven. De twee lopen onrustig in en uit het cafetaria om<br />

enige variatie in het decor aan te kunnen brengen. Kortom: er is over<br />

de vormgeving goed nagedacht. Dat is maar goed ook, want vaders<br />

met het lege-nest-gevoel zijn natuurlijk niet het meest sprankelende<br />

gezelschap.<br />

Laatste Oordeel<br />

begin van de 17e eeuw en past de personages aan de tijd aan. Zo is<br />

Daredevil nu de blinde troubadour Matthew Murdoch, is de jonge<br />

Peter Parquagh (Spider-Man) het hulpje van Fury, is Xaviers tegenstander<br />

Magneto nu de grootinquisiteur die met zijn kinderen<br />

Quicksilver en Scarlet Witch gelooft dat zij hun bovennatuurlijke<br />

krachten van God hebben gekregen en heeft koning James en hulpje<br />

genaamd David Banner (Hulk). Ook de Fantastic Four, Thor en Captain<br />

America worden nog in het verhaal geweven, waardoor het omslaan<br />

van elke bladzijde weer een glimlach van herkenning oproept. Voor<br />

wie de Marvel-strips niet kent, is het verhaal gewoon te volgen. Wel is<br />

Marvel 1602 zonder die kennis een stuk minder leuk.<br />

Dat alles is in beeld gebracht door Andy Kubert, zoon van<br />

comics-legende Joe Kubert. De inkleuring is voorzien van een<br />

lichte arcering, waardoor elk plaatje doet denken aan een oude<br />

gravure. Marvel 1602 is artistiek weliswaar geen baanbrekende<br />

strip, maar door de originele setting die Gaiman heeft gekozen<br />

wel een van de allerleukste superheldencomics van de afgelopen<br />

tien jaar. Aanstekelijk divertissement. Hans van Soest<br />

Peter de Wit komt regelmatig met goede oplossingen. De ‘novelle’<br />

leest goed door en vooral in de drukkere plaatjes toont De Wit dat hij<br />

een goede beeldcomponist is. Het enige jammere is, dat je als lezer<br />

aan het eind niet goed weet wat je gelezen hebt: een autobiografische<br />

inkijkje of een verhandeling over het lege-nest-gevoel. Praktisch<br />

elk plaatje bevat tekst en dat gaat ten koste van de sfeer van verlies<br />

en eenzaamheid die de hoofdpersoon zegt te voelen. Opvallend dat<br />

een grafisch zo getalenteerd stripmaker niet meer voor de ‘stille’ plaatjes<br />

heeft gekozen. Jef Nieuwenhuis<br />

43


Laatste Oordeel<br />

44<br />

Ergens gaat het fout<br />

Voor het rijk (Merwan & Vivès) Uitg. Ballon Media;<br />

174 pl.; kleur; harde kaft; € 29,95<br />

Zoals jullie weten, worden inhoudelijke pretenties<br />

door de mannen van ZozoLala gewoonlijk<br />

met welwillende gejoel verwelkomd. Het<br />

initiatief van Ballon Media om onder het label<br />

Blloan het betere stripwerk te verspreiden, werd dan ook met belangstelling<br />

gevolgd. Een van de titels onder Blloan-paraplu is Voor het<br />

rijk van Merwan en Bastien Vivès die vrij ongebruikelijk beiden voor<br />

zowel het scenario als de tekeningen verantwoordelijk zijn.<br />

Het verhaal gaat over een niet nader aangeduid wereldrijk dat<br />

enige overeenkomst vertoond met het Romeinse Rijk. Een klein gezelschap<br />

legerveteranen krijgt de opdracht om aan het einde van de<br />

wereld te zoeken naar verdwenen beschavingen en die op kaart vast<br />

te leggen. Hun route wordt bepaald door opdrachten van de keizer<br />

die hen regelmatig via vogels bereiken.<br />

Het scenario is degelijk en kent een goede spanningsboog. Met<br />

het vorderen van de reis verslapt de discipline en de soldaten worden<br />

gewone mannen. De finale is sterk en beklemtoont het onzinnige<br />

Craig Thompson is volwassen<br />

geworden<br />

Habibi (Craig Thompson) Uitg. Oog&Blik/De Bezige Bij;<br />

665 pl.; zwart-wit; slappe kaft; € 34,90<br />

Een deken van sneeuw was misschien wel het<br />

meest gehypete boek van de afgelopen tien<br />

jaar. Auteur Craig Thompson bewees weliswaar<br />

te kunnen tekenen met die vuistdikke pil over hoe de auteur zich ontworstelde<br />

aan het streng-kerkelijke milieu waarin hij opgroeide en<br />

zijn eerste grote liefde. En ook bewees hij een vaardig verteller te zijn.<br />

Maar wat hij te vertellen had, ontsteeg<br />

niet de gemiddelde, autobiografische<br />

adolescentenroman. Uiteindelijk beklijfde<br />

Een deken van sneeuw daardoor niet.<br />

Met zijn nieuwe strip Habibi bewijst de<br />

Amerikaan te zijn gegroeid als stripmaker.<br />

Jaren werkte Thompson aan deze vertelling<br />

over de Arabische vrouw Dodola<br />

die zich als kind ontfermt over het nog<br />

veel jongere jongetje Zem. Op de vlucht<br />

voor slavenhandelaars verschuilen ze zich<br />

in een gestrande boot in de woestijn. Als<br />

ze ouder worden, worstelt Zem met zijn<br />

seksuele gevoelens voor haar. Om aan<br />

eten te komen, prostitueert Dodola zich<br />

bij langstrekkende karavanen. Als Zem<br />

daar achter komt, voelt hij zich gekrenkt<br />

en schuldig. Hij probeert zelf eten te verdienen<br />

in een stadje verderop. Bij thuiskomst<br />

blijkt Dodola verdwenen. Zij is ontvoerd<br />

en terecht gekomen in de harem<br />

van de sultan; hij sluit zich van ellende<br />

aan bij een groep hijra’s en laat uit schuldgevoel<br />

zijn mannelijkheid afsnijden. Als<br />

eunuch vindt hij zijn grote liefde echter<br />

weer terug.<br />

Habibi is een verhaal over liefde en<br />

opoffering. Thompson plaatst zijn hoofdpersonen<br />

in een vreemd universum.<br />

van hun missie. Kortom; het scenario deugt. Maar strip is in de eerste<br />

plaats een grafische uitingsvorm. Hoe zeer tekst en beeld ook<br />

met elkaar verweven zijn, de platen zijn het vehikel. Tekentechnische<br />

vaardigheid is dan ook van groot belang in het vertellen van het verhaal.<br />

Dat betekent niet dat alles volmaakt, natuurgetrouw of spectaculair<br />

moet zijn, maar elke vormgeving moet gebaseerd zijn op een<br />

bewuste keuze. Het lijkt alsof bij Voor het rijk de verkeerde keuzes<br />

zijn gemaakt. De platen zien er vreselijk uit. Het verhaal neemt de<br />

lezer nog wel een tijd op sleeptouw, maar de tekeningen gaan steeds<br />

meer tegenstaan. Ook de modderige inkleuring die veel details verdoezelt,<br />

draagt niet bij aan het kijkplezier. Gelukkig is het album niet<br />

representatief voor het verdere werk dat onder het label Blloan verschijnt.<br />

Jef Nieuwenhuis<br />

Als ze nog klein zijn, lijkt het verhaal zich af te spelen in de sprookjesachtige<br />

wereld uit de verhalen van 1000 en 1 nacht. Naarmate ze<br />

ouder worden en hun negatieve ervaringen toenemen, dringen er<br />

echter steeds meer onromantische, moderne zaken hun wereld binnen.<br />

Dodola wordt verkracht door een man met een zonnebril. En als<br />

ze ontsnappen aan de slavenhandelaars, drijven er oude autobanden<br />

en vaten chemisch afval in het riool. Tegen het eind van het album<br />

maken de Perzische paleizen plaats voor stuwdammen en wolkenkrabbers<br />

met spiegelramen. Thompson doet dat in een zwierige<br />

tekenstijl die hij moeiteloos vermengt met Arabische kalligrafie. Hij<br />

speelt met pagina-opmaak, kaders en symbolen. Het maakt Habibi op<br />

de eerste plaats tot een visueel feest.<br />

Maar Thompson heeft met dit boek meer<br />

willen doen dan zijn publiek verbluffen met<br />

zijn grafische talent. Zijn vorige project, het<br />

reisdagboek Carnet de voyage, bracht hem<br />

onder andere in Marokko. Daar werd hij<br />

gegrepen door wat hij zag. In Habibi wemelt<br />

het van de waterpijpen, Moorse bogen, fezzen,<br />

djinns en dromedarissen. Zijn liefde voor<br />

de Arabische cultuur onderstreept Thompson<br />

door het liefdesverhaal van Dodola en Zem te<br />

doorspekken met intermezzo’s waarin Dodola<br />

verhalen vertelt uit de koran en de bijbel.<br />

Thompson maakt zich zorgen over de groeiende<br />

tegenstelling tussen het Westen en de<br />

islamitische wereld. Hij probeert begrip te<br />

kweken voor de islam door te tonen dat die<br />

in de zelfde cultuur wortelt als het christendom.<br />

Ook is het boek een aanklacht tegen<br />

de opkomende consumptiemaatschappij,<br />

waarin zelfs water handelswaar is geworden<br />

en waardoor de oude cultuur steeds meer<br />

wordt verdreven. Het lijkt wat veel van het<br />

goede, maar Thompson mengt het allemaal<br />

tot een coherent geheel. Zijn maatschappijkritiek<br />

klinkt hooguit door in de details en<br />

ligt er nergens bovenop, waardoor Habibi<br />

ondanks het enorme aantal pagina’s leest<br />

als een trein. Een knap geconstrueerd epos<br />

waarmee Thompson aantoont als stripmaker<br />

een boodschap te hebben. Hans van Soest


Zeker Lezen<br />

Herdruk van hoogtepunt uit<br />

Tardi’s oeuvre<br />

Vaarwel Morgendauw (Jacques Tardi) Uitg.<br />

Casterman; 62 p.; kleur; harde kaft; € 15,00<br />

Alle elementen van Tardi’s even bizarre als<br />

briljante universum komen samen in de verhalen<br />

Vaarwel Morgendauw en Het gebroken<br />

geweertje, die al sinds jaar en dag samen<br />

in één band worden uitgegeven. Zo ook in de heruitgave van dit<br />

album, dat altijd was opgenomen in de reeks Isabelle Avondrood,<br />

maar dat daar eigenlijk los van staat, ook al is hoofdpersoon Sander<br />

Morgendauw ook een personage in de Avondrood-verhalen.<br />

Vaarwel Morgendauw maakte Tardi eind jaren ’70. De hoofdpersoon<br />

wordt thuis bezocht door een zonderling kereltje dat<br />

hem een ‘buitengewoon voorstel’ doet. Voordat hij goed en wel is<br />

Ontroerend debuut over gecompliceerde<br />

vriendschap<br />

Blauw is een warme kleur (Julie Maroh) Uitg.<br />

Glénat; 156 pl.; kleur; harde kaft; € 19,95<br />

Het kan een hele schok geven als je ontdekt<br />

dat je anders bent dan anderen. Het overkomt<br />

de vijftienjarige Clémentine in Blauw is een<br />

warme kleur. Ze heeft net haar eerste vriendje<br />

als ze op straat een meisje tegenkomt met blauw haar. De gevoelens<br />

die dat bij haar oproept, zijn volkomen nieuw en verwarrend en ze<br />

kan het meisje niet meer uit haar gedachten zetten. Ze praat erover<br />

met Valentin, een homoseksuele schoolvriend.<br />

Valentin neemt haar mee naar een homobar en daar is het meisje<br />

met het blauwe haar ook. Ze raken met elkaar aan de praat en blijven<br />

elkaar na die eerste ontmoeting zien. Hun vriendschap is gecompliceerd.<br />

Emma, het meisje met het blauwe haar, heeft een relatie met<br />

een andere vrouw en is ervan overtuigd dat Clémentine op mannen<br />

valt. Clémentine is op haar beurt verliefd op Emma, wil niets liever dan<br />

altijd bij haar zijn, maar durft niet toe te geven aan haar gevoelens.<br />

Blauw is een warme kleur is het indrukwekkende debuut van de<br />

jonge Julie Maroh. Zij heeft gekozen voor een spaarzaam gebruik van<br />

kleur, waarbij uiteraard vooral de kleur blauw eruit springt en contrasteert<br />

met de grauwheid van Clémentines dagelijkse bestaan. Marohs<br />

Laatste Oordeel<br />

uitgesproken, wordt hij echter neergeschoten door een onbekende.<br />

Nog net kan hij wat woorden stamelen: ‘Istanboel’ en ‘stralende toekomst’.<br />

Morgendauw gaat op pad en belandt in een kolderiek avontuur<br />

vol bizarre, spookachtige personages, dat hem uiteindelijk in een<br />

stad van gietijzer midden in de Afghaanse woestijn brengt.<br />

Dit verhaal bundelt in een notendop alle thema’s die de dan nog<br />

jonge Tardi groot zouden maken: pastiche op de 19de eeuwse feuilletons,<br />

humor, avontuur, groteske personages en een aanklacht tegen<br />

de oorlog en het kapitaal. Tardi zet het allemaal op papier in vette,<br />

slordige tekeningen, waarin alles ondergeschikt is aan de sfeer. Net<br />

als het scenario lijkt ook de grafische uitvoering ter plekke geïmproviseerd,<br />

een handelsmerk van Tardi in die periode van zijn carrière.<br />

Het gebroken geweertje is een van Tardi’s eerste strips en stamt<br />

uit 1974. Zijn tekenstijl is nog wat gedetailleerder, zijn lijnvoering<br />

dunner. In dit korte verhaal speelt Morgendauw ook een hoofdrol.<br />

Gek geworden van het krankzinnige geweld in de loopgraven van<br />

de Eerste Wereldoorlog, loopt hij verdwaasd rond en raakt zwaar<br />

gewond. Als hij bijkomt, bevindt hij zich in een kerkje waar Franse<br />

en Duitse deserteurs zich schuil houden totdat de oorlog is afgelopen.<br />

Hun vredelievende gemeenschap kan<br />

zich echter niet afsluiten voor de boze buitenwereld.<br />

Het verhaal bleek achteraf een vingeroefening<br />

voor albums als Het ware verhaal van<br />

de onbekende soldaat, Loopgravenoorlog,<br />

Soldaat Varlot en De grote slachting.<br />

Net als Het gedrocht en de guillotine<br />

is Vaarwel Morgendauw/Het gebroken<br />

geweertje een bundel met kort, oud werk<br />

die Tardi zelf aan elkaar praat. Maar in<br />

tegenstelling tot dat boek hangen de losse<br />

verhalen hier niet als los zand aan elkaar.<br />

Voor fans van Tardi’s werk is deze bundel een<br />

onmisbare aanvulling op hun collectie, voor<br />

wie Tardi’s werk nog niet kent is het een toegankelijke<br />

kennismaking tot een magistraal<br />

oeuvre. Hans van Soest<br />

tekenstijl refereert, vooral in de manier waarop zij gezichten tekent,<br />

aan het werk van Régis Loisel (Magasin general) en Frank Pé (Zoo),<br />

maar verder heeft ze voor een debutant nu al een onmiskenbaar<br />

eigen stijl. Het ontroerende liefdesverhaal wordt verteld aan de hand<br />

van Clémentines dagboek. Door voor deze vorm van vertellen te kiezen,<br />

weet Maroh goed invoelbaar te maken hoe een jonge vrouw de<br />

ontdekking van haar homoseksualiteit en haar eerste, problematische<br />

relatie ervaart. Dat Blauw is een warme kleur een dramatisch verhaal<br />

is, wordt al op de eerste pagina’s duidelijk. Er zullen maar weinig<br />

lezers van dit boek zijn die tot de laatste pagina de ogen droog weten<br />

te houden. Hans Pols<br />

45


Laatste Oordeel<br />

46<br />

Schrijvende muis<br />

Dromen & muizenissen (Dillies) Uitg. Blloan; 80 pl.;<br />

kleur; harde kaft; € 16,95<br />

Renaud Dillies debuteerde als stripmaker in<br />

2003 met Betty Blues, een verhaal over een<br />

trompet spelende eend, en won er meteen een<br />

prijs mee in Angoulême. Sindsdien verschijnen<br />

er regelmatig<br />

nieuwe, humoristische strips van zijn<br />

hand. Dromen & muizenissen is daarvan<br />

de eerste vertaling. Met Dromen & muizenissen<br />

sluit Dillies aan bij een traditie<br />

die zo ongeveer even oud is als het stripverhaal:<br />

de dierenstrip. Het klinkt misschien<br />

wat paradoxaal, maar mits goed<br />

gemaakt is een dierenstrip een prachtige<br />

manier om iets te zeggen over mensen.<br />

(Zie voor een uitgebreid overzicht Joost<br />

Pollmanns Een boktor met gesteven<br />

kraagje.)<br />

Evens lost hoge verwachtingen in<br />

De Liefhebbers (Brecht Evens) Uitg. Oogachtend;<br />

216 p.; kleur; slappe kaft; € 26,00<br />

Brecht Evens behoort samen met Randall.C en<br />

Olivier Schrauwen tot de top van de hedendaagse<br />

Vlaamse avant-garde. In zijn nog jonge<br />

carrière (Evens is pas 25) sloeg hij met elk<br />

nieuw album een ander pad in. Zijn debuut Een boodschap uit de<br />

ruimte was nog een traditioneel stripalbum, de opvolgers Vincent en<br />

Nachtdieren waren dat al niet meer. Met Ergens waar je niet wil zijn<br />

gooide hij definitief alle traditionele stripconventies overboord: geen<br />

kaders meer, geen geïnkte tekeningen, maar bonte collages van in ecoline<br />

gemaakte tekeningen die weliswaar de logische leesrichting aanhielden,<br />

maar verder speelden met de fantasie van de lezer. Het album<br />

werd een succes en vertalingen in het Frans, Duits, Engels, Spaans en<br />

Koreaans volgden. Met zijn nieuweling<br />

De liefhebbers vervolgt hij de<br />

weg die hij met Ergens waar je niet<br />

wil zijn is opgegaan.<br />

De liefhebbers gaat over de<br />

snobistische kunstenaar Pieterjan<br />

die wordt uitgenodigd voor een<br />

regionaal kunstfestival in het dorpje<br />

Beerpoele. Daar aangekomen blijkt<br />

de organisatie te bestaan uit een<br />

allegaartje van goedwillende en<br />

enthousiaste amateurs die het<br />

gewoon leuk vinden wat aan te<br />

klooien in hun vrije tijd. De amateurs<br />

uit Beerpoele kijken erg op<br />

tegen de professionele Pieterjan.<br />

Maar uiteindelijk is het de verzuurde<br />

Pieterjan die van de optimistische<br />

dorpelingen leert dat het<br />

vooral belangrijk is dat je lol hebt in<br />

wat je doet.<br />

Evens dikt de clichés over stad<br />

en platteland flink aan in zijn verhaal.<br />

De karakters van de diverse<br />

kunstenaars zijn wat stereotiep,<br />

In dit geval is de hoofdpersoon,<br />

en gezien de titel zal dat niemand<br />

verbazen, een muis. Charlie, zoals<br />

de muis heet, woont alleen en verslijt<br />

als schrijver stapels papier. Op<br />

een dag krijgt hij bezoek van een<br />

vogeltje dat zich voorstelt als meneer<br />

Eenzaamheid en aankondigt dat<br />

hij elke keer zal opduiken wanneer<br />

Charlie zich eenzaam<br />

voelt. Het is een van de leukste karakters in dit verhaal<br />

waarvan iedere pagina een nieuwe verrassing is. Dillies<br />

hanteert een speelse, lichtvoetige manier van vertellen,<br />

speelt met de kaders en brengt met slim gebruik van lijn en<br />

kleur zijn dieren tot leven. Zo ontwikkelt zich een verhaal<br />

over de dagelijkse belevenissen van Charlie de muis ten<br />

tijde van het carnaval. En juist dan, als iedereen feestviert,<br />

valt het niet mee om alleen te zijn. Dromen & muizenissen<br />

is niet alleen een leuk verhaal. De thematiek zal voor veel<br />

mensen herkenbaar zijn: Alleen zijn valt niet altijd te verkiezen<br />

boven het hebben van gezelschap, maar je kunt ook<br />

van de eenzaamheid houden. Hans Pols<br />

maar wel efficiënt. Als lezer heb je onmiddellijk sympathie voor de wat<br />

onkundige dorpelingen. Evens vertelt hun verhaal met schwung en<br />

de nodige kolderieke verwikkelingen om de vaart er in te houden. Net<br />

als in Ergens waar je niet wil zijn gebruikt hij geen kaders, wisselt hij<br />

voortdurend van pagina-layout en geeft hij elk personage een eigen<br />

kleur met bijbehorende tekst mee. Het werkt allemaal wonderwel.<br />

De liefhebbers is dan ook een waardige opvolger van het gelauwerde<br />

Ergens waar je niet wil zijn. Wie van dat boek genoten heeft,<br />

zal dat ook doen van De liefhebbers. Maar Evens moet zichzelf wel<br />

blijven uitdagen. Hoe vernieuwend ook, ook zijn grensverleggende<br />

manier van strips maken kan een maniertje worden als hij er te lang<br />

mee doorgaat. Hopelijk verlegt hij in een volgend project zijn grenzen<br />

weer wat verder. Tot die tijd biedt De liefhebbers meer dan voldoende<br />

verpozing om het wachten te vergemakkelijken. Het gemak waarmee<br />

Evens de hoge verwachtingen inlost, biedt meer dan genoeg hoop<br />

voor de toekomst. Hans van Soest


Dit overzicht van te verschijnen strips is<br />

gebaseerd op door de uitgevers aangeleverde<br />

informatie. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee<br />

het wordt samengesteld, komt het regelmatig<br />

voor dat de boeken in werkelijkheid pas<br />

later verschijnen. Houd voor de meest actuele<br />

informatie de webstekken van de uitgeverijen<br />

in de gaten. Achter elk album staan de prijs<br />

(in euro’s) en de uitvoering (slappe kaft/harde<br />

kaft) vermeld. Het cursieve commentaar is van<br />

de ZozoLala-redactie.<br />

Te verschijnen in oktober,<br />

november en december 2011<br />

Arcadia — www.arcadiastrips.be<br />

Arkel 5: De reizigers van de keerzijde<br />

(Hardy/Desberg) 19,90; hk.; dec. Het langverwachte<br />

vervolg op Estel uit 1986!<br />

Ballon — www.ballonmedia.com<br />

Assassin’s creed 2: Aquilus (Defali/Corbeyran)<br />

8,95/13,95; sk./hk.; okt.<br />

Assassin’s creed 3: Accipiter (Defali/<br />

Corbeyran) 8,95/13,95; sk./hk.; dec.<br />

Dance academy 5 (Béka/Crip) 5,95; sk.; okt.<br />

Dommeltje 2: Malle hond (Rodrigue/<br />

Blondeau) 5,95; sk.; nov. Het eerste deel was<br />

een tranendal.<br />

Flikken 2: Code 17 houdt geen steek<br />

(Vincent/Zaki) 5,95; sk.; okt.<br />

Jommeke 256: De blauwe wenssteen<br />

(Delzenne) 4,95; sk.; okt.<br />

Jommeke 257: Tobias Snuffel (Delzenne)<br />

4,95; sk.; dec.<br />

Kid Paddle 12: Panik room (Midam) 5,95; sk.;<br />

okt.<br />

Kid Paddle – Monster (Midam) 13,95; hk.; nov.<br />

Sisters 4: Fantasticola (William/Cazenove)<br />

5,95; sk.; okt. Een van de leukste meidenstrips<br />

van het moment.<br />

Blloan — www.blloan.com<br />

Green manor (Bodart/Vehlmann) 29,95; hk.;<br />

nov. Mooi vormgegeven integrale herdruk van<br />

deze cultstrip.<br />

Jazz Maynard (Roger/Roule) 29,95; hk.; nov.<br />

Thriller van Spaanse bodem over een trompettist<br />

die in Barcelona met diefstal in leven moet<br />

zien te blijven. De eerste drie delen van de reeks<br />

zijn in dit boek gebundeld.<br />

Parker 1: De jager (Cooke/Starke) 19,95; hk.;<br />

nov. Harde thriller over de New Yorkse onderwereld<br />

van de hand van thrillerschrijver Donald<br />

Westlake. Virtuoos in beeld gebracht door<br />

Darwyn Cooke, die voor dit boek in 2010 een<br />

Eisner Award kreeg.<br />

Casterman — www.casterman.com<br />

Alex 30: Het complot van Baäl (Simon/Lafon)<br />

6,50; sk.; nov.<br />

Kaamelott 6: Het strijdperk van de magiërs<br />

(Dupré/Astier) 6,50; sk.; dec.<br />

Magasin general 7: Charleston (Loisel/Tripp)<br />

14,95; hk.; dec.<br />

MX-22 5: Het graf van Paulus (Frisco/Bartoll)<br />

6,50; sk.; nov.<br />

Oorlog en liefde 5: Het verzet (Beuriot/<br />

Richelle) 14,50; hk.; nov.<br />

Catullus — www.catullus.nl<br />

Fokke & Sukke: Het afzien van 2011 (Van Tol/<br />

Reid/Geleijnse) 9,95; sk.; nov. Cartoons.<br />

Daedalus — www.uitgeverijdaedalus.be<br />

Carthago Adventures 1: Bluff Creek (Jaouen<br />

Bec) nov.<br />

Durandal 2: Het mark Bretagne (Jarry/<br />

Lemercier) 16,95; hk.; nov.<br />

Jeronimus 3 (Dabitch/Pendanx) 24,95; hk.; dec.<br />

Legende 5: Hoogvlaktes (Swolfs) 17,95; hk.;<br />

dec.<br />

Metronom 2 (Grün/Corbeyran) 16,85; hk.; nov.<br />

Moeder oorlog 2: Tweede aanklacht (Maël/<br />

Kris) 16,95; hk.; nov.<br />

Nosferatu 1: Si vis pacem (Peru/Martinu)<br />

16,95; hk.; dec.<br />

De onthoofde arenden bundel 7 (Pierret/<br />

Kraehn) 15,95; hk.; dec.<br />

De ouden 1: De Inktvis-god (Vukic/Laine)<br />

16,95; hk.; dec.<br />

De rattenvanger van Hamelen (Houot) 16,95;<br />

hk.; dec.<br />

Gil St. André 1: een vreemde verdwijning<br />

(Kraehn) 6,95; sk.; nov.<br />

Gil St. André 2: Het verborgen gelaat<br />

(Kraehn) 6,95; sk.; nov.<br />

Gil St. André 3: Op de vlucht (Kraehn) 6,95;<br />

sk.; nov. Hervatting van de reeks die oorspronkelijk<br />

onder de titel Spoorloos bij Arboris verscheen.<br />

De eerste cyclus verschijnt ook als box<br />

met vijf hardcovers (€ 99,95).<br />

Zij 1: De scherf van Anemartas (Chouraqui/<br />

Aja) 16,95; hk.; nov.<br />

Dargaud — www.dargaud.com<br />

Adelaars van Rome 3 (Marini) 8,95; sk.; nov.<br />

Antares 4 (Leo) 6,95; sk.; dec.<br />

Barracuda 2: Littekens (Jeremy/Dufaux) 6,95;<br />

sk.; dec.<br />

Betelgeuze integraal (Leo) 29,95; hk.; dec.<br />

Bollie en Billie 30: Enteren!


Stripvoorspelling<br />

Haas 3: Biechtvader (De Heij) sk.; dec.<br />

De Vries 1: Pro Justitia (Van Oppen/Algera)<br />

nov.<br />

Dupuis — www.dupuis.com<br />

Alter ego 2: Noah (Efa.Erbetta/Lapiere/<br />

Renders) 6,95; sk.; nov.<br />

Ralph Azam 2: De dood aan het begin van<br />

de weg (Trondheim) 6,95; sk.; nov.<br />

De avonturen van Kid Lucky 1: De<br />

Niet aangekondigd toch<br />

verschenen<br />

1348 (Ruijters) Le Dernier Cri; 15,00. Europa in<br />

de greep van de pest: Troglo.home.xs4all.nl.<br />

Tevens verscheen bij Marcel Ruijters in eigen<br />

beheer: Bestiarium (€ 12).<br />

Adios muchachos (Bacilieri/Matz/Chavarria)<br />

Casterman; 18,00; sk.<br />

Airborne 44 3: Omaha Beach (Jarbinet)<br />

Casterman; 12,50; hk. Dit keer richt Jarbinet<br />

zijn pijlen op de landing in Normandië.<br />

Airborne 44: integraal 1 (Jarbinet)<br />

Casterman; 20,00; hk.<br />

Alamo 1: In de frontlinie (Perovic/Dobbs)<br />

Daedalus; 16,95; hk.<br />

Albert & co 4: De koning spreekt (Cambré)<br />

Glénat; 6,95; sk.<br />

Alchemie 1: De vuurproef (Nolane/Roman)<br />

Daedalus; 16,95; hk.<br />

Amsterdam (Van den Boogaard) Oog & Blik/<br />

De Bezige Bij; 24,90; sk. Liefdesverklaring<br />

van de tekenaar van Sjef van Oekel aan zijn<br />

woonplaats.<br />

Caroline Baldwin 15: De schaduw van de<br />

uil (Taymans) Casterman; 6,50; sk.<br />

Berserk 16 (Miura) Glénat; 7,50; sk.<br />

Black Crow 3 (Delitte) Glénat; 14,50; hk.<br />

De Blauwbloezen 55: Mijn broer de indiaan<br />

(Lambil/Cauvin) Dupuis; 6,50; sk.<br />

Boes 1 en 2 (Wilms/Raymaekers) Nona Arte;<br />

9,90; sk.<br />

Brom & vlieg 1 en 2 (De Haan) Sandradehaan.<br />

nl; 7,00; sk.<br />

Claudia, de vampierridder 4: Het teken van<br />

het beest (Mills/Tacito) Prestige; 7,50; sk.<br />

Cordelia 12: Het vieze dozijn van Cordelia<br />

(Ilah) Oogachtend; 9,50; sk.<br />

Delenda est belladonna (Mugo)<br />

Oogachtend; 24,99; hk.<br />

Diamanten 4 (kolle/Bartoll) Glénat; 11,50; hk.<br />

Duisternis 2: Tifenn (Bec/Iko) Daedalus; 16,95;<br />

hk.<br />

Eerlijke lui 1 (Durieux/Gibrat) Dupuis; 14,95; hk.<br />

Tragikomisch tweeluik over een man die na<br />

zijn ontslag zijn leven in duigen ziet vallen.<br />

Geschreven door de maker van Het uitstel en<br />

Mattéo.<br />

Fell 1: Welkom in Snowtown (Ellis/<br />

Templesmith) Nona Arte; 16,90; hk.<br />

Flikkerzicht 9: Pure lust (Bouden) Nouga;<br />

9,95; sk.<br />

Het grote taartenboek (Tjong-Khing)<br />

Lannoo; 24,95; hk. Bundel van Thé Tjong-<br />

Khings feestelijke tekstloze kinderstrips.<br />

48<br />

leerling-cowboy (Achdé) 6,50; sk.; dec.<br />

De laatste bronst (Servais) 15,95; hk.; dec.<br />

Check: Jc-servais.com.<br />

Mooie navels 5: Een duivels duo (Delaf/<br />

Dubuc) 5,95; sk.; dec.<br />

De psy 18: Cool!


Charles) 14,50; hk.; dec.<br />

De grote dode 3 (Loisel/Djian/Mallié) 15,50;<br />

hk.; nov.<br />

Hoshin Engi 11 (Fujisaki) 7,50; sk.; dec.<br />

Levenslijnen 12: De gevangenis (Sicomoro/<br />

Richaud/Giroud) 14,50; hk.; nov.<br />

Levenslijnen 13: De wraak (Pellejero/Makyo/<br />

Giroud) 14,50; hk.; nov.<br />

Reiziger 13: Omega (Guarnido/Boisserie/<br />

Stalner) 14,50; hk.; nov. Het sluitstuk van deze<br />

reeks.<br />

Rurouni Kenshin 11 (Watsuki) 7,50; pbk.; dec.<br />

Sasmira 2: De valse noot (Vicomte/Pelet)<br />

15,50; hk.; dec. Het eerste deel van dit tweeluik<br />

verscheen in 1998, oogstte veel lof en deed lezers<br />

reikhalzend uitkijken naar het slotdeel. Maar<br />

het bleef stil. In 2008 verscheen een herdruk,<br />

met het bericht dat deel 2 spoedig zou volgen.<br />

Dat ‘spoedig’ kon je vergeten, maar met een<br />

andere tekenaar lijkt het vervolg nu daadwerkelijk<br />

te verschijnen.<br />

Sjanghai 2: De beloftes van de dageraad<br />

(Mariolle/Tisseron) 15,50; hk.; nov.<br />

De Harmonie — www.deharmonie.nl<br />

Café ’t Wereldje (Zak) 9,90; pbk.; nov.<br />

The holy Kama!


Stripvoorspelling<br />

Vess: Greenmanpress.com.<br />

Drakenbloed 5: Goeie oude Louis!


Supergods. What Masked Vigilantes,<br />

Miraculous Mutants, and a Sun God<br />

from Smallville Can Teach Us About<br />

Being Human (Morrison) Spiegel & Grau;<br />

$ 28.00; hk. Essay over de superheld als moder-<br />

Peter de Wit<br />

ne mythe door de scenarist kijkt in het van o.a. Doom<br />

Patrol, The Invisibles Redactiestripje en All-Star Superman.<br />

op een licht<br />

SVK (Brooker/Ellis) Berglondon.com/pro-<br />

kritische en<br />

ducts/svk; £ 25.00; humoristische sk. Conceptuele thriller<br />

van de makers van wijze Lazarus naar deChurchyard<br />

en<br />

ontwikkelingen<br />

Transmetropolitan binnen – alleen de leesbaar met bijgeleverde<br />

‘onzichtbare stripwereld. inkt’-lezer (wel zo handig in<br />

deze bange e-boektijden).<br />

Mark Twains Autobiography 1910-2010<br />

(Kupperman) Fantagraphics; $ 19.99; hk.<br />

9 789061 697930<br />

Fictieve avonturen van de legendarische<br />

Amerikaanse schrijver (1835-1910) in de 20e<br />

eeuw.<br />

Two Generals (Chantler) Emblem Ed.; $ 19.99;<br />

sk. Psychologische WO II-strip: Scottchantler.<br />

com.<br />

Yiddishkeit. Jewish Vernacular & the New<br />

Land (Diversen/Pekar) Abrams ComicArts;<br />

$ 29.95; hk. Ode aan de Jiddisje taal en cultuur.<br />

Zwanezang van Harvey Pekar (1939-2010), o.a.<br />

getekend door Peter Kuper en Spain Rodriguez.<br />

cover Redactiestripje_cover redactiestripje 10-07-11 10:56 Pagina 1<br />

€ 7,50<br />

Het Redactiestripje ontstond in 1980 in Eppo<br />

en wordt sinds 1999 in het stripinformatieblad<br />

ZozoLala gepubliceerd.<br />

ISBN 978-90-72093-00-4<br />

ADVERTENTIE<br />

NU IN DE WINKEL<br />

HET PETER DE WIT REDACTIESTRIPJE UIT ZOZOLALA<br />

Het Peter de Wit<br />

redactiestripje<br />

uit ZozoLala<br />

Stripvoorspelling<br />

De 46 beste redactiegrappen uit 12 jaar <strong>Zozolala</strong><br />

De pers over Peter de Wit:<br />

“Godverdomme, ziek van jaloezie word ik altijd als ik het briljante<br />

werk van Peter de Wit onder ogen krijg”<br />

“Die humor! Die humor!”<br />

“Nou ja, je kunt het altijd nog cadeau doen aan een ander.”<br />

51

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!