Productcatalogus 2009/2010 - Ecom instruments

ATEX (Atmosphere Explosive)
Richtlijn 94/9/EG
Gelijkschakeling van de wetgeving van de lidstaten inzake
het bedoeld gebruik van apparatuur en beveiligingssystemen
voor gebruik in bereiken met mogelijk explosiegevaar.
Nieuw ATEX 02 (ATEX 100a)
Richtlijn 1999/92/EG
Minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming
en de veiligheid van werknemers die in
een explosieve omgeving gevaar kunnen lopen.
Nieuw ATEX 1 (ATEX 118a)
Voorbeelden kenmerken:
Gebruik in gasomgevingen: Gebruik in stofomgevingen: Gebruik in mijnbouw:
II 1 G EEx ia IIC T4 II 2 D T90°C IP64 I M2 EEx ia I
Temperatuurklassen:
Maximumtemperatuur van een oppervlak bij een apparaatstoring
(bij normaal gebruik en beveiliging „n“) dat in aanraking kan
komen met gas. (Moet niet worden gebruikt in geval van een
Ex-aanduiding voor stofexplosies.)
T1 = 0°C
T2 = 00°C
T = 200°C
T = 1 °C
T = 100°C
T = 8 °C
Explosiegroepen
(Gegevens alleen voor apparaten voor het Ex-bereik Gas)
I = Methaan (Mijnbouw)
IIA = Propaan
IIB = Ethyleen
IIC = gevaarlijkste groep (.b.v. Waterstof)
Apparaatgroep
I = Mijnbouw
II = Alle andere
explosiegevoelige gebieden
Apparaatcategorie
1 = te gebruiken in zone 0 resp. 20
2 = te gebruiken in zone 1 resp. 21
3 = te gebruiken in zone 2 resp. 22
M1= Mijnbouw
(verder gebruik bij gasexplosie mogelijk)
M2= Mijnbouw
(moet bij gasexplosie uitgeschakeld worden)
Omgeving
G = Gas
D = Stof (Dust)
(Mijnbouw geen gegevens)
Explosiebeveiligingen:
o = onderdompeling in olie
p = overdrukbeveiliging
q = kwartszandvulling
d = drukvast omhulsel
e = verbeterde beveiliging
ia = intrinsieke veiligheid (toegestaan bij zone 0*)
*afhankelijk van apparaatcategorie
ib = intrinsieke veiligheid (voldoende voor zone 1 (en 2))
ma = ingieten met gietmassa (voor zone 0*)
mb = (voldoende voor zone 1 (en 2))
s = speciale beveiliging
n = normaal gebruik onder normale
omstandigheden (alleen voor zone 2)
nA = niet vonkend
nC = constructieve beveiliging
nR = beperkt ademende behuizing
nL = energiebegrensd
nZ = overdrukbeveiliging
op = optische straling (is, pr, sh)
tD = bescherming door behuizing (stof)
pD = overdrukbeveiliging (stof)
iaD = intrinsieke veiligheid (stof)
(gebruik in zone 20, 21, 22*)
ibD = intrinsieke veiligheid (stof)
(gebruik in zone 21, 22*)
mD = ingieten met gietmassa (stof)
IP-code
(Gegevens alleen voor apparaten voor het Ex-bereik Stof)
Cijfer 1 Beveiliging tegen aanraking en indringing van
vreemde lichamen:
= Beveiliging tegen ophoping van stof
= Beveiliging tegen indringen van stof
Cijfer 2 Beveiliging tegen water
Beveiliging tegen:
0 = (geen beveiliging)
1 = Loodrecht vallend druipwater
2 = Druipwater op materieel met 1 ° helling
= Spatwater
= Sproeiwater
= Spuitwater
= Krachtig spuitwater
= Tijdelijke onderdompeling
8 = Blijvende onderdompeling
II 1 G Ex ia IIC T4
II 2 D Ex td A21 T90° IP64
Max. oppervlaktetemperatuur
(Gegevens voor apparaten voor het
Ex-bereik Stofzelden ook in gas-Exaanduiding
gebruikt.)
Max. temperatuur van een oppervlakte in
geval van apparaatfout (normaal bedrijf bij
Cat. -apparaten) waarmee de Ex-atmosfeer
in aanraking kan komen.
Beoordeling door de gebruiker:
a.) Grenstemperatuur 1= 2/ van de minimumontstekingstemperatuur
van het aanwezige stof.
b.) Grenstemperatuur 2= minimumgloeitemperatuur
van het aanwezige stof minus k (geldt voor
laagdikten tot mm)
De lagere waarde van de temperatuurgrenzen
moet boven de aangegeven
maximale oppervlaktemperatuur van het
apparaat liggen.
Zone
Procedure ter bepaling van de
dichtheid van de behuizing (A of B)